VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

1

Transcript of VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

Page 1: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

HA

VO

-VW

O-G

YM BO

VEN

BOU

WV

AK

BO

EK

NE

DE

RLA

ND

S

27/01/17 10:41

Page 2: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

havo-vwo-gymnasium

Nederlands voor de bovenbouw

VAKBOEK

01_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_VW.indd 1 30/01/17 16:48

Page 3: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

01_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_VW.indd 2 30/01/17 16:48

Page 4: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

Dit Vakboek Nederlands maakt onderdeel uit van Talent, de methode Nederlands voor de bovenbouw havo/vwo. Hierin vind je alle theorie die je nodig hebt voor Nederlands. Voor nu, maar ook voor in de toekomst. Als je straks studeert en je afvraagt hoe je een presentatie opbouwt of als je nog eens wilt nakijken hoe je het beste feedback geeft. Je vindt het allemaal terug in dit Vakboek.

Dit Vakboek vormt een beknopte samenvatting van de theorie voor het vak Nederlands. Het start met alle tekstdoelen, tekstsoorten en tekstvormen. Daarna behandelen we de strategieën die je helpen om deze teksten te produceren of juist te begrijpen. Argumenteren en formuleren vormen de basis voor de inhoud en stijl van een tekst. Ook daarvoor geven we je de benodigde theorie en handige tips. Taalverzorging maakt het ten slotte af: de regels voor spelling, grammatica, interpunctie en stijlkwesties hebben we voor je op een rij gezet. Ook het eindexamen vergeten we natuurlijk niet: in het laatste hoofdstuk van dit boek vind je alles wat je moet weten voor het examen.

Elke paragraaf in dit Vakboek is als volgt opgebouwd:• korte samenvatting;• kernachtige uitleg en waar zinvol voorzien van schema’s, tips en checklists;• voorbeelden bij de theorie, voorzien van arceringen die de voorbeelden

verduidelijken.

Het Vakboek is onderdeel van de methode Talent bovenbouw havo/vwo. Met actuele teksten en opdrachten (online en op papier) die continu worden geactualiseerd, verwerk je de theorie uit het Vakboek. Per tekst zijn de verwijzingen naar de theorie opgenomen.

We wensen je veel succes met het werken met Talent!

Uitgever en auteurs van Talent

3

VOORWOORD

01_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_VW.indd 3 30/01/17 16:48

Page 5: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

Communicatie

1 Communicatie en taalvaardigheid 101.1 Het communicatiemodel 10

1.2 Vormen van communicatie 11

1.3 Afstemmen op je publiek 12

1.4 Feedback in communicatie 13

1.5 Communicatie en het Vakboek Nederlands 14

Teksten

2 Tekstdoelen en tekstsoorten 18

2.1 Tekstdoelen 18

2.2 Tekstsoort: de uiteenzetting 22

2.3 Tekstsoort: het betoog 25

2.4 Tekstsoort: de beschouwing 27

3 Tekstvormen geschreven taal 31

3.1 Het nieuwsbericht 31

3.2 Het populairwetenschappelijk artikel 32

3.3 Het verslag 35

3.4 Het werkstuk 39

3.5 De column 41

3.6 Het essay 43

3.7 De recensie 44

3.8 Het achtergrondartikel 46

3.9 De zakelijke brief 46

3.10 De klachtenbrief 50

3.11 De schriftelijke sollicitatie en motivatiebrief 52

3.12 De ingezonden brief 55

3.13 Online teksten 58

3.14 Weblog of blog 59

3.15 Wiki 59

4 Tekstvormen gesproken taal 61

4.1 Presentaties 61

4.2 De speech 63

4.3 De elevatorpitch 63

4.4 Het interview 64

4.5 Het onderhandelingsgesprek 65

4.6 Het sollicitatie/motivatiegesprek 66

4.7 De discussie 68

4.8 Het debat 70

4.9 Online gespreksvormen: vlog en podcast 73

4 INHOUD

01_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_VW.indd 4 30/01/17 16:48

Page 6: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

5 Tekststructuur 745.1 Titel en tussenkopjes 74

5.2 Alinea’s en kernzinnen 75

5.3 Structuuraanduiders (inspringen en witregels) 76

5.4 De inleiding 77

5.5 De kern 79

5.6 Het slot 80

5.7 Hoofdgedachte, onderwerp en deelonderwerp 81

5.8 Hoofdzaken en bijzaken 81

5.9 Vaste tekststructuren en vaste vragen 82

5.10 Functies van tekstgedeelten 84

5.11 Tekstverbanden en signaalwoorden 86

Strategieën

6 Leesstrategieën 90

6.1 Verkennend lezen 91

6.2 Nauwkeurig lezen 91

6.3 Woordraadstrategieën 92

6.4 Griekse en Latijnse woorddelen 92

6.5 Studerend lezen en samenvatten 93

6.6 Zoekend lezen 95

6.7 Kritisch lezen 95

7 Schrijfstrategieën 98

7.1 Voorbereiding bij schrijven 98

7.2 Een schrijfplan maken 99

7.3 Van schrijfplan naar tekst 100

7.4 Vastzitten en loskomen 101

7.5 Verzorgd schrijven 102

7.6 Feedback vragen, geven en herschrijven 102

8 Kijk-, spreek- en luisterstrategieën 104

8.1 Voorbereiding bij spreken 104

8.2 Een spreekplan maken 105

8.3 Van spreekplan naar presentatie 106

8.4 Stemgebruik en lichaamstaal 107

8.5 Presentatiemiddelen 108

8.6 Vragen beantwoorden 109

8.7 Gericht luisteren en vragen stellen 110

8.8 Aantekeningen maken 111

8.9 Observeren, feedback geven en krijgen 112

5

01_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_VW.indd 5 30/01/17 16:48

Page 7: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

9 Documenteren en informatievaardigheden 115

9.1 Onderwerp, onderzoeksvraag en deelvragen 115

9.2 Zoekstrategieën online 116

9.3 Bronnen beoordelen 118

9.4 Informatie selecteren 119

9.5 Synthese: informatie samenvoegen 120

9.6 Bronvermeldingen 120

Inhoud en stijl

10 Argumenteren 124

10.1 Standpunt, argumenten en argumentatie 124

10.2 Objectieve en subjectieve argumenten 125

10.3 Soorten argumenten 126

10.4 Aanvaardbaarheid van argumentatie 129

10.5 Argumentatiestructuur 130

10.6 Drogredenen 133

11 Formuleren 135

11.1 Begrijpelijk formuleren 135

11.2 Concreet formuleren 137

11.3 Bondig formuleren 138

11.4 Toonzetting 139

11.5 Aantrekkelijk formuleren 140

12 Retorica 142

12.1 Aantrekkelijk spreken 142

12.2 Retorica in vogelvlucht 143

12.3 Retorische middelen 144

Taalverzorging

13 Spelling 148

13.1 Werkwoordspelling 148

13.2 Hoofdletters 151

13.3 Los of aan elkaar schrijven 153

13.4 Tussen-n en tussen-s 154

13.5 Koppelteken 155

13.6 Weglatings- en afbrekingsstreepje 157

13.7 Trema 158

13.8 Apostrof 158

13.9 Meervoud 159

6 INHOUD

01_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_VW.indd 6 30/01/17 16:48

Page 8: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

13.10 Accenten 161

13.11 Verkleinwoorden 162

13.12 Afkortingen 163

14 Leestekens 165

14.1 De komma 165

14.2 De dubbele punt 166

14.3 Het vraagteken 166

14.4 Aanhalingstekens 167

14.5 De punt 168

14.6 De puntkomma 168

14.7 Het uitroepteken 168

14.8 Haakjes 169

14.9 Aandachtstreepjes 169

15 Grammatica 170

15.1 Taalkundig ontleden: woordsoorten 170

15.2 Redekundig ontleden: zinsdelen 175

15.3 De samengestelde zin 178

16 Stijlkwesties 181

16.1 Stijlkwesties op woordniveau 181

16.2 Stijlkwesties op zinsniveau 188

Examen

17 Examen doen 198

17.1 Het Centraal Examen Nederlands 198

17.2 Soorten examenvragen 200

17.3 Leerstof van examenvragen 204

17.4 Nuttige woorden uit examenvragen 208

Register 210

Colofon 215

7

01_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_VW.indd 7 30/01/17 16:48

Page 9: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

02_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod1.indd 8 27/01/17 10:05

Page 10: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

COMMUNICATIE

We communiceren de hele dag: via internet, telefoon, televisie, kranten en natuurlijk ook via persoonlijk contact. In deze module laten we je zien hoe communicatie werkt, welke vormen van communicatie er zijn en hoe je communicatie kunt afstemmen op je publiek.

02_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod1.indd 9 27/01/17 10:05

Page 11: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

10 COMMUNICATIE

1 COMMUNICATIE EN TAAL- VAARDIGHEID

We communiceren de hele dag: via internet, telefoon, televisie, kranten en natuurlijk ook via persoonlijk contact. Soms gaat communicatie goed en soms mislukt commu-nicatie. In dit hoofdstuk laten we je zien hoe communicatie werkt, welke vormen van communicatie er zijn en hoe je je boodschap kunt afstemmen op je publiek.

1.1 Het communicatiemodel

Ook al zijn er veel verschillende vormen van communicatie, allemaal werken ze volgens hetzelfde principe: een zender (spreker, schrijver) stuurt een boodschap naar een ont-vanger (kijker, luisteraar, lezer) via een kanaal. Dit noemen we het communicatiemodel.

Communicatie is het proces waarbij ten minste twee mensen signalen uitwisselen. In elk communicatieproces onderscheiden we vijf elementen:– Zender: de persoon die iets zegt, schrijft, doet;– Boodschap: de signalen, woorden of gebaren die de zender uit;– Ontvanger: de persoon bij wie de boodschap aankomt;– Kanaal: het medium dat ingezet wordt om de boodschap over te brengen, bijvoor-

beeld een brief, de krant, de televisie, een gesprek;– Feedback: de reactie van de ontvanger op de boodschap, in woorden of gebaren.

Elke communicatie vindt plaats in een bepaalde situatie. Houd rekening met de situa-tie. In een sollicitatiegesprek gebruik je bijvoorbeeld andere woorden dan wanneer je met je vrienden praat.

In schema:

In het schema zie je dat de zender een boodschap heeft, die hij op een bepaalde ma-nier wil delen. Hij kan het bijvoorbeeld opschrijven, mondeling overbrengen, een video maken of het op internet zetten. Hij denkt na over zijn ontvanger(s): medeleerlingen, volwassenen. De ontvanger reageert vaak. Hij schrijft terug of reageert online. In een gesprek zie je direct hoe jouw boodschap overkomt. Dit noem je de feedback.

zender boodschap ontvanger

feedback

kanaal

02_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod1.indd 10 27/01/17 10:05

Page 12: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

11

CO

MM

UN

ICA

TIE

COMMUNICATIE EN TAALVAARDIGHEID

In het communicatieproces kan soms iets mis gaan. Je begrijpt de zender niet, de bood-schap is indirect of jij zit op een ander kanaal. Dit heet ruis.

Om tot effectieve communicatie te komen, is het belangrijk om het doel van je com-municatie vast te stellen: waarom wil je communiceren? Wat wil je bereiken? Wil je iets uitleggen, gevoelens delen, iemand overtuigen, iemand laten nadenken of iemand iets laten doen? Als je je doel helder voor ogen hebt, kun je de juiste keuzes maken ten aanzien van de vijf elementen van het communicatiemodel.

Binnen de communicatie worden drie niveaus van communicatiedoelstellingen onder-scheiden: – Kennis: je wilt mensen informeren over iets. Je wilt ze uitleggen hoe een bepaald

product werkt, je wilt ze vertellen hoe iets ontstaan is, wat een probleem is, welke oorzaken er zijn en wat de oplossing is. Het gaat om kennisoverdracht.

– Houding: je wilt mensen anders laten denken. Je wilt hun houding ten opzichte van een product, situatie, project veranderen. Dat kan verschillende kanten op gaan: je wilt dat ze positiever, neutraal of juist negatiever gaan denken.

– Gedrag: je wilt dat mensen in actie komen. Je wilt bijvoorbeeld dat ze je product gaan kopen, dat ze lid worden van een bepaalde groep, dat ze geld doneren aan een goed doel. Het gaat een stap verder dan houding: het gaat niet alleen om anders denken, maar ook om iets doen.

Per situatie zal de communicatie zich op een ander niveau concentreren: kent de ont-vanger een product nog niet, dan zal de communicatie in eerste instantie gericht zijn op kennisoverdracht. Kent de ontvanger het product inmiddels, dan is het belangrijker dat hij er positief over gaat denken. En denkt hij er eenmaal positief over, dan zal de focus van de communicatie eerder gericht zijn op gedrag: overgaan tot aanschaf van het product.

02_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod1.indd 11 27/01/17 10:05

Page 13: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

12 COMMUNICATIE

1.2 Vormen van communicatie

Er zijn verschillende vormen van communicatie, verbaal en non-verbaal. Bij verbale communicatie kun je nog onderscheid maken tussen mondelinge, schriftelijke en visuele communicatie.

Verbale communicatie is communicatie in de vorm van woorden. Dit kan zowel geschre-ven als gesproken taal zijn. Non-verbale communicatie zijn de signalen die je geeft zonder te spreken: lichaamshouding, gebaren, kleding, stem, intonatie, enzovoort. Je non-verbale communicatie kan veel invloed hebben op hoe je boodschap overkomt. Geef je een betoog met een onzekere houding, dan zul je minder overtuigend overkomen.

Bij verbale communicatie onderscheiden we drie vormen:– Mondelinge communicatie: gesproken taal. Het voordeel van mondelinge commu-

nicatie is dat je direct ziet wat het effect van je communicatie is op de ontvanger(s). Het nadeel is dat je minder makkelijk een grote groep mensen bereikt.

– Schriftelijke communicatie: geschreven taal. Het voordeel van geschreven taal is dat je een grotere groep mensen kunt bereiken, maar het nadeel is dat je niet direct ziet hoe de boodschap overkomt. Je kunt dus niet direct bijstellen. Dat doe je pas aan de hand van de feedback die je krijgt.

– Visuele communicatie is communicatie in de vorm van beelden, illustraties en info-graphics.

Als je gaat communiceren, weeg dan goed af welke vorm van communicatie het beste past bij je doel en je publiek.

Online communicatieInternet heeft gezorgd voor nieuwe tekstvormen en voor snelle, directe communicatie. Je schrijft iets, krijgt meteen reactie en past je boodschap aan. Je hebt nieuwe vaar-digheden en strategieën nodig om op deze manier te communiceren. Voorbeelden van die nieuwe of aangepaste vaardigheden zijn: goed en snel bronnen kunnen zoeken en vinden, onlinebronnen kunnen beoordelen op kwaliteit (deugt deze bron?) en op bruikbaarheid (heb ik er wat aan?). Aan deze nieuwe vormen van communiceren en de vaardigheden die daarbij horen, besteden we uiteraard aandacht in dit Vakboek.

02_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod1.indd 12 27/01/17 10:05

Page 14: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

13COMMUNICATIE EN TAALVAARDIGHEID

CO

MM

UN

ICA

TIE

1.3 Afstemmen op je publiek

Als je bij een bepaald publiek in de smaak wilt vallen, zul je een tekst moeten opstellen die aanspreekt. Bepaal wat voor soort publiek je hebt en pas je boodschap hierop aan.

De onderstaande punten helpen je bij het in kaart brengen van je publiek:

publiek vaststellen

leeftijd (en opleidingsniveau) van je publiek

Gaat het om kinderen, jongeren van je eigen leeftijd, mensen die ouder zijn dan jij? Is je publiek hoog- of laagopgeleid? Dit bepaalt vooral de moeilijkheidsgraad en de toon van je tekst.

interesses van je publiek Als je weet wat je publiek interesseert, kun je het boeien. Het helpt om een aansprekende anekdote te vertellen of een korte video van een bekend iemand te laten zien.

belang van je informatie voor je publiek

Hebben je lezers iets aan jouw verhaal? Komt er informatie in te staan die nieuw voor hen is en die ze nodig hebben? Zo nee, zoek dan naar aspecten van het onderwerp die voor je publiek wél waarde hebben. Anders gaan ze je tekst niet lezen.

mate van voorkennis van je publiek

Wat weet je publiek al? Als je kunt vaststellen dat je publiek nog helemaal niets over het onderwerp weet, moet je het onderwerp eerst goed introduceren. Een uitvoerige introductie is echter overbodig als je publiek al veel over het onderwerp gelezen of gehoord heeft.

standpunt van je publiek ten aanzien van het onderwerp

Ken je het standpunt van je publiek? Dan kun je daar met argu-menten op inspelen.

leesmoment Vraag je af wanneer en in welke omstandigheden je publiek de tekst leest of hoort. Als dat ‘s avonds op de bank is, mag het niveau van de tekst best lager liggen dan als dat op school of op het werk is.

Als je je publiek hebt vastgesteld, kun je bepalen hoe je je communicatieboodschap gaat inrichten. De volgende vragen zijn daarbij van belang:• Welk onderwerp kies ik? Zorg dat je tekst iets nieuws brengt voor je publiek.• Welk taalgebruik kies ik? Pas je taalgebruik aan je publiek aan. Als je je tot deskundigen richt, gebruik dan vak-

taal, maar spreek je voor leerlingen van de eerste klas gebruik dan eenvoudiger taal.• Welke toon kies ik? Als je een mail schrijft aan een vriendin gebruik je een andere toon dan als je een mail

schrijft aan de directeur van je school. In een mail aan de directeur ben je formeler.• Welke kanaal / plaats van publicatie gebruik ik? Bedenk hoe je je doel en je doelgroep het beste kunt bereiken. Stem je kanaal

daarop af. Kies je voor een nieuwsbericht op de website van je school of stuur je alle leerlingen een mail? Plaats je een artikel in de Telegraaf of kies je voor NRC?

02_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod1.indd 13 27/01/17 10:05

Page 15: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

14 COMMUNICATIE

1.4 Feedback in communicatie

Communicatie is een tweeweg-proces. Jij zegt wat en de ontvanger begrijpt het (of niet) en geeft feedback. Die feedback kun je gebruiken om je communicatie te verbe-teren.

Je kunt ook zelf vragen om feedback: – Komt mijn boodschap over?– Is het boeiend of interessant?– Is mijn publiek het met mij eens?– Gebruik feedback actief. Daar wordt je communicatie beter van.

Feedback gevenFeedback geven is vooral opbouwende kritiek geven. Feedback geef je in vier stappen: 1 Begin met een observatie, zeg op een neutrale manier wat je hebt waargenomen:

‘Je stond tijdens de voordracht met je handen in je zakken.’ 2 Vertel welke indruk dit op je maakt en geef er zo betekenis aan:

‘Dat kwam onverschillig over.’3 Check of de spreker dit herkent:

‘Herken je dat?’4 Eventueel: geef advies voor alternatief gedrag:

‘Ik zou je aanraden volgende keer je handen uit je zakken te halen.’

Zie paragraaf 8.9 voor meer informatie over observeren, feedback geven en krijgen.

1.5 Communicatie en het Vakboek Nederlands

Een goede taalvaardigheid is essentieel voor effectieve communicatie. Bij het school-vak Nederlands ontwikkel je je taalvaardigheid in de Nederlandse taal: lezen, schrij-ven, kijken/luisteren en spreken. Het is niet alleen van belang hoe je leest, schrijft, spreekt of luistert, maar ook met welk doel, in welke vorm en met welke stijl. In dit Vakboek vind je alle theorie die nodig is om je taalvaardigheid verder te ontwikkelen.

De opbouw van het Vakboek:• Teksten

Of je nu schrijft, spreekt, leest, bij Nederlands, Engels, biologie of economie…. Er komen altijd teksten aan te pas. Talent leert je kritisch omgaan met verschillende soorten teksten, tekstdoelen en tekstvormen. In de eerste hoofdstukken van dit Vakboek zetten we de tekstdoelen, tekstsoorten en tekstvormen voor geschreven en gesproken taal op een rij.

02_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod1.indd 14 27/01/17 10:05

Page 16: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

15COMMUNICATIE EN TAALVAARDIGHEID

CO

MM

UN

ICA

TIE

• Strategieën Het is van belang dat je jouw vaardigheden in lezen, schrijven, spreken en luisteren vergroot. Strategieën kunnen hierbij helpen. De strategieën die je in de onderbouw hebt aangeleerd, belichten we nogmaals en we vullen ze aan met andere essenti-ele strategieën om je taalvaardigheid te vergroten. Deze vind je onder het tabblad Strategieën.

• Inhoud en stijl Geen tekst zonder inhoud. De inhoud en stijl van je tekst kan je boodschap maken of kraken. Hoe argumenteer je? Hoe maak je gebruik van bronnen en hoe documenteer je? Hoe zorg je voor een aantrekkelijke toon? Informatie hierover vind je onder het tabblad Inhoud en Stijl.

• Taalverzorging Zijn spelling en interpunctie in orde? En hoe zit het ook weer met die lastige stijl-

kwesties? Bij het tabblad Taalverzorging vind je alle informatie om foutloos Neder-lands te kunnen schrijven.

• Examen In je laatste jaren op school draait het ook om het Centraal Schriftelijk Eindexamen.

Dat wil je natuurlijk zo goed mogelijk maken. Wat is de examenstof? Welke vragen worden er gesteld? Wat zijn nuttige woorden om te kennen voor het eindexamen? In dit Vakboek helpen we je op weg met de voorbereiding van je examen.

02_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod1.indd 15 27/01/17 10:05

Page 17: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 16 27/01/17 12:13

Page 18: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN

Een nieuwsbericht, een essay, een recensie of een presentatie: allemaal vormen van geschreven en gesproken taal. In deze module behandelen we de meest voorkomende tekstvormen. We staan stil bij de tekstdoelen en tekstsoorten die van belang zijn voor het schoolvak Nederlands. We gaan in op de opbouw en stijl per tekstvorm. Ook de vaste structuur en structuurelementen van teksten komen aan bod.

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 17 27/01/17 12:13

Page 19: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

18 TEKSTEN18 TEKSTEN

2 TEKSTDOELEN EN TEKSTSOORTEN

Schrijvers en sprekers schrijven een tekst omdat ze iets willen bereiken. Dat is het tekstdoel. Bij ieder tekstdoel hoort een tekstsoort. In dit hoofdstuk maak je kennis met de belangrijkste tekstdoelen en tekstsoorten.

2.1 Tekstdoelen

Als je een tekst schrijft, bepaal je voor welk publiek je de tekst maakt en welk doel je hebt. Ook als je een tekst leest of naar een presentatie luistert, vraag je je af wat het tekstdoel van de schrijver of spreker is. Er zijn zes tekstdoelen: informeren, uiteen-zetten, beschouwen, overtuigen, activeren en amuseren.

Tekstdoel: informeren Met het tekstdoel informeren wil je de lezer of luisteraar iets nieuws vertellen of je wilt verslag doen van een gebeurtenis of onderzoek. Informeren betekent informatie geven, je blijft objectief en je houdt je aan de feiten. Voorbeelden van informatieve teksten zijn nieuwsberichten en verslagen.

VOORBEELD HET BEGIN VAN EEN INFORMATIEVE TEKST

Aantal dodelijk verongelukte fietsers vorig jaar fors gestegen

Vooral ouderen en kinderen lopen veel risico in het verkeer. VVN wil verplichte verkeersles op de middelbare school.

De kwetsbaren in het verkeer zijn de dupe van de alom gewenste doorstroming. Dat concluderen Veilig Verkeer Nederland en de Fietsersbond op basis van de cijfers die het Centraal Bureau voor de Statistiek gisteren bekendmaakte. Fietsende ouderen en kinderen lopen grote risico’s in het verkeer.Bron: Trouw

Tekstdoel: uiteenzetten Uiteenzetten is een vorm van informeren, maar specifiek gericht op iets uitleggen. Net als een informerende tekst geef je in een uiteenzettende tekst objectieve informatie. Je kunt een overzicht geven van verschillende mogelijkheden (bijvoorbeeld oplossingen) of een ontwikkeling in de tijd schetsen. Voorbeelden van uiteenzettingen zijn teksten in een schoolboek of encyclopedie en tijdschriftartikelen met achtergrondinformatie.

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 18 27/01/17 09:52

Page 20: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN 19

TEKSTEN

19

VOORBEELD EEN KORTE UITEENZETTENDE TEKST

WeblogOnline logboek, ingekort tot blog, waarop de tekst al dan niet wordt aangevuld met foto’s, videofilmpjes, muziek of een combinatie hiervan. De auteur wordt blogger genoemd. Men zet er dagelijkse wederwaardigheden op, maar ook belangrijke gebeurtenissen waarvan men getuige is. Bijdragen verschijnen in omgekeerde volgorde: het nieuwste bericht het eerst. Het is een snelle manier om nieuws te verspreiden. Beleidsmakers gebruiken dit communicatiemiddel om hun beleid te presenteren of zo nodig te verdedigen. Op veel weblogs kunnen bezoekers al of niet anoniem een reactie achterlaten. Bron: www.cultureelwoordenboek.nl

Tekstdoel: beschouwen Een beschouwende tekst belicht een probleem van verschillende kanten en zet je aan het denken. De schrijver analyseert een probleem, zodat je als lezer of luisteraar zelf je mening kunt vormen. Een beschouwing is overwegend objectief. Voorbeelden van beschouwingen zijn redactionele commentaren en recensies.

VOORBEELD BEGIN VAN EEN BESCHOUWENDE TEKST

Game-sector was luchtkasteelGame over? De prestaties en omzetten in de Nederlandse game-industrie blijken ja-renlang te zijn opgeklopt – voornamelijk door de branche zelf. In werkelijkheid is de omvang van deze bedrijfstak eenvijfde tot eenzesde van wat in de publiciteit werd gebracht, zo concludeerde deze krant. Dat is niet alleen teleurstellend, het is ook laakbaar. Subsidies zijn verstrekt op basis van een omvang en groei die er niet blijkt te zijn. Jonge mensen zijn opgeleid voor een baan die niet bestaat. Jaarlijks komen er 1.600 leerlingen van de verschillende opleidingen, terwijl er maar zestig banen zijn. De vraag is gerechtvaardigd of de bedrijfstak hier de enige schuldige is. Ook beleidsmakers laten zich kennelijk makkelijk meeslepen door de waan van de dag, zeker als het een tot de verbeelding sprekende activiteit betreft.Bron: www.nrc.nl, redactioneel commentaar

Tekstdoel: overtuigen In een overtuigende of betogende tekst probeer je de lezer of luisteraar over te halen om het eens te zijn met jouw standpunt. Om iemand te overtuigen schrijf je een betoog waarin je iedere stap onderbouwt met aansprekende argumenten. Je denkt ook na over de vraag wat er tegen jouw argumenten ingebracht kan worden. Dat zijn tegenargumen-ten. Die noem je ook en je weerlegt ze meteen, zodat je de lezer of luisteraar een stapje voor bent. Een overtuigende tekst of een betoog is dus subjectief: de mening van de schrijver of spreker staat centraal. Voorbeelden van een betoog zijn de ingezonden brief en de column.

TEKSTDOELEN EN TEKSTSOORTEN

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 19 27/01/17 12:13

Page 21: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

20 TEKSTEN

VOORBEELD BETOGENDE TEKST

Absurd dat journalisten de cel in moetenHet is absurd dat twee journalisten van De Telegraaf in de gevangenis zijn gegooid omdat ze hun bronnen niet willen prijsgeven. Ze willen niet zeggen wie hen heeft getipt dat geheime stukken van de inlichtingendienst AIVD in het criminele circuit rondslingeren. Dat ze zwijgen is begrijpelijk aangezien anders tipgevers en klok-kenluiders geen informatie meer verstrekken. Uiteraard staan journalisten niet boven de wet, maar in een democratie moeten ze wel hun werk kunnen doen. In dit geval zou de geheime dienst AIVD de jour-nalisten dankbaar moeten zijn. Want de AIVD wist niet eens dat de dienst lek was en dat geheime stukken op straat lagen. Dat wist de AIVD pas na publicatie in De Telegraaf. Bovendien heeft De Telegraaf terughoudend over de geheime stukken bericht. Staatsgeheimen zijn niet openbaar gemaakt. Nog in het weekeinde van de publi-catie complimenteerde de minister van Justitie de krant met de wijze waarop het nieuws was gebracht. Desondanks hebben het Openbaar Ministerie en de AIVD bei-de journalisten sinds de publicatie geïntimideerd door ze als verdachte te bestem-pelen, DNA-materiaal af te nemen, langdurig af te luisteren en toe te staan dat ze op verzoek van een advocaat van een verdachte worden gegijzeld tot ze hun bronnen prijsgeven. Als dit de enige manier is voor een geheime dienst om een lek in de eigen orga-nisatie op te sporen, is die geheime dienst geen knip voor de neus waard.Laat ze eerst haar eigen medewerkers ondervragen en desnoods gijzelen. Het lek zit immers bij de AIVD. De journalisten van De Telegraaf hebben slechts hun werk gedaan.Bron: Arendo Joustra, Elsevier

Tekstdoel: activeren In een activerende tekst wil je niet alleen overtuigen, maar je wilt ook tot actie aanzet-ten. De lezer of luisteraar moet iets gaan doen. Net als een betoog is een activerende tekst subjectief. Je wilt je lezer of luisteraar overtuigen dat wat jij zegt waar is en de moeite waard is om voor in actie te komen. Je wilt hen bijvoorbeeld oproepen om te gaan demonsteren of om een product of dienst te kopen. Voorbeelden van activerende teksten zijn advertenties en sollicitatiebrieven.

VOORBEELD ACTIVERENDE TEKST

Ready2HelpReady2Help is een netwerk van mensen die bereid zijn te helpen als dat nodig is. Op dit moment wordt Ready2Help op veel plekken in Nederland ingezet voor de hulp aan vluchtelingen. We zijn hard op zoek naar extra Ready2Helpers die kunnen helpen bij de hulp aan vluchtelingen.

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 20 27/01/17 09:52

Page 22: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN

TEKSTEN 2121TEKSTDOELEN EN TEKSTSOORTEN

Welke hulp we exact nodig hebben verschilt per regio. We kunnen je vragen om te helpen met het sorteren en inpakken van spullen in één van onze Welkom Winkels, te ondersteunen bij de eerste opvang van vluchtelingen, het neerzetten van bedden of specifieker: als je Arabisch spreekt of als je EHBO-vaardigheden hebt.

Help ook nu het zo hard nodig is. Meld je aan voor Ready2Help. Iedereen van 18 jaar en ouder, woonachtig in Nederland en in het bezit van een mobiele telefoon kan zich aanmelden.Bron: www.rodekruis.nl

Tekstdoel: amuseren In een amuserende tekst wil je de lezers en luisteraars vooral vermaken. Het verhaal dat je vertelt, hoeft niet echt gebeurd te zijn. Je wilt de lezer vooral laten genieten. Je kunt bijvoorbeeld op een grappige manier vertellen over je eigen ervaringen of over trends die je hebt opgemerkt. Ironie, hyperbool en andere stijlmiddelen kun je gebruiken om je doel te bereiken. Voorbeelden van amuserende teksten zijn anekdotes, stripverhalen, romans en columns.

VOORBEELD AMUSERENDE TEKST

PittigEen van mijn vroegste taalobsessies ging over het woord ‘heet’. Was het eten, dat ik in mijn mond gestopt kreeg heet in de zin van dat het nog kon afkoelen? Of was het heet omdat er veel peper in zat? Als er duidelijkheid moest komen, dan kwam het woord ‘pittig’ om de hoek kijken. ‘Pittig’ klinkt inmiddels in mijn oren een beetje truttig. Ik zie een in beige ge-huld stel voor me dat per ongeluk in een Thais restaurant is terechtgekomen. ‘Niet te pittig, alstublieft,’ zeggen ze. En dan krijgen ze dat ene met die cashewnoten. (De moderne mens vindt eten niet meer te pittig. En als iets wel te pittig is, dan is het ‘spicy’ of ‘hot’.) Pittig wordt natuurlijk breder gebruikt, zoals in deze zin: ‘Ik heb het schuurtje helemaal opnieuw geschilderd. Nou, daar heb ik nog een pittige klus aan gehad.’ Maar pittig kan ook iets positiefs betekenen: ‘Magda is een pittig vrouwtje, zoals ze die hele voetbalkantine in haar eentje bestiert.’ Of: ‘Jaaa, die Katinka, dat vind ik wel een pittig ding.’ De laatste tijd hoor ik ‘pittig’ echter ook vaak in combinatie met anekdotes rondom de zwaarte des levens. ‘Ik had een romantisch weekendje weg gepland, maar ergens halverwege liet Rogier weten dat hij het niet meer zag zitten. Dat was dus nogal, ehm, pittig.’ Ouders van kleine kinderen vinden ook veel pittig: ‘Nou ja, we hebben het eerste jaar overleefd, zullen we maar zeggen, maar het was wel héél pittig.’ Je kunt afschuwelijke dingen pittig noemen als je wilt proberen het niet al te dramatisch te maken. De toehoorder moet er tenslotte ook nog wat mee. Als je in

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 21 27/01/17 09:52

Page 23: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

22 TEKSTEN

een gesprek meteen zegt: ‘Het was het meest verschrikkelijke weekend uit mijn hele leven,’ ontneem je de ander de mogelijkheid om te zeggen: ‘Hé, maar ik wilde het eigenlijk even kort houden, want ik moet nog naar de Hema.’ Dat mensen ‘pittig’ zeggen doen ze om elkaar naar de Hema te kunnen laten gaan, en dat is dus alleen maar sympathiek.Bron: Pauline Cornelisse, www.nrc.nl

Tekstdoelen combineren Je kunt in een tekst ook tekstdoelen combineren. In een betoog gebruik je vaak veel fei-ten en uitleg. Zo’n tekst kun je dan typeren als een betogende tekst met uiteenzettende elementen. In een tekst met verschillende doelen is één van de doelen het hoofddoel. Dat hoofddoel vind je als je je afvraagt wat de schrijver of spreker vooral wil bereiken.

Overzicht tekstdoelen, tekstsoorten en tekstvormen

tekstdoel de schrijver/spreker wil … tekstsoort tekstvorm

informeren de lezer/luisteraar gegevens verstrekken of verslag doen van een gebeurtenis.

informatieve tekst nieuwsbericht, verslag

uiteenzetten de lezer/luisteraar uitleggen hoe iets in elkaar zit of werkt.

uiteenzetting tekst in schoolboek, achtergrondartikel

beschouwen de lezer/luisteraar ergens over na laten denken door diverse kanten te laten zien.

beschouwing redactioneel commen-taar, recensie

overtuigen de lezer/luisteraar met behulp van argumenten zijn standpunt laten overnemen.

betoog ingezonden brief, column

activeren de lezer/luisteraar overhalen iets te gaan doen, in actie te komen.

activerende tekst advertentie, sollicita-tiebrief

amuseren de lezer/luisteraar vermaken amuserende tekst anekdote, stripver-haal, roman

2.2 Tekstsoort: de uiteenzetting

Een uiteenzetting is een informatieve tekst waarin je iets uitlegt, beschrijft, verklaart of meedeelt. Als je een uiteenzetting schrijft, blijf je objectief. Je geeft geen eigen mening.

Je informeert de lezer/luisteraar over een onderwerp of een situatie. Je legt uit hoe gegevens met elkaar samenhangen of hoe iets werkt of je geeft verklaringen en oplos-singen. Neem voor je uiteenzetting de tijd om je goed te documenteren. Zie hoofdstuk 9 voor meer informatie over documenteren.

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 22 27/01/17 09:52

Page 24: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN

TEKSTEN 23

StijlEen uiteenzetting schrijf je in zakelijke stijl. Je blijft onpartijdig en neutraal, maar je geeft wel voldoende voorbeelden. Je wilt immers dat je publiek je begrijpt en je verhaal geïnteresseerd blijft volgen. Wissel korte zinnen af met langere. Vraag je telkens af wat je publiek al weet en wat niet.

OpbouwBouw je uiteenzetting stapsgewijs op. Zorg ervoor dat je publiek de grote lijn van je tekst en de samenhang van de onderdelen goed kan volgen. Gebruik hiervoor een van de vaste tekststructuren. Heel geschikt voor de uiteenzetting zijn bijvoorbeeld de inde-lingsstructuur, de verklaringsstructuur en de tijdsstructuur.• inleiding

Zorg voor een aantrekkelijke inleiding. Begin met een voorbeeld of anekdote. Zie paragraaf 5.4 voor meer informatie over de inleiding.

• kernVerdeel de kern in alinea’s. Plaats de kernzin van een alinea bij voorkeur vooraan of achteraan. Zie paragraaf 5.5 voor meer informatie over de kern.

• slotSluit de uiteenzetting op een logische manier af. Vat in het slot de belangrijkste za-ken samen of trek een conclusie. Zie paragraaf 5.6 voor meer informatie over het slot.

indelingsstructuur

inleiding Wat is het onderwerp van de uiteenzetting?Bijvoorbeeld: lichaamsbeweging en obesitas

middenstuk Welke aspecten van het onderwerp worden achtereenvolgens behandeld?

slot Wat is, samengevat, het belangrijkste?

verklaringsstructuur

inleiding Welk verschijnsel vraagt om een verklaring?Bijvoorbeeld: het ontstaan van het noorderlicht

middenstuk Welke kenmerken heeft het verschijnsel?Welke verklaringen/oorzaken/redenen zijn ervoor te geven?

slot Welke verklaring ligt het meest voor de hand?

tijdsstructuur

inleiding Wat is het onderwerp of verschijnsel?Bijvoorbeeld: de ontwikkelingen in het onderwijs

middenstuk Hoe was dit in het verleden?Hoe is dit in het heden?

slot Welke conclusie kun je uit deze ontwikkeling trekken? Welke ontwikkeling kun je in de toekomst verwachten?

23TEKSTDOELEN EN TEKSTSOORTEN

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 23 30/01/17 14:02

Page 25: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

24 TEKSTEN

Tips

• Gebruik tussenkopjes om deelonderwerpen aan te duiden. Ze breken een lange tekst en trekken de aandacht. Zo maak je een tekst overzichtelijk.

• Plaats bij de tekst beeldmateriaal om aspecten te verduidelijken. Kies enkele functionele illustraties die iets aan de tekst toevoegen.

• Je kunt meningen van anderen in een uiteenzetting opnemen. Geef deze correct weer.

VOORBEELD VAN HET BEGIN VAN EEN UITEENZETTING

AltruïsmeJaarlijks zijn er ongeveer 400 mensen die, terwijl ze nog leven, een nier doneren aan iemand met een nieraandoening. De meeste mensen geven deze nier aan een familielid. Alsof dat nog niet indrukwekkend genoeg is, geeft een fractie van deze 400 mensen zijn nier aan een onbekende. Er bestaat dus geen band tussen de donor en de ontvanger. Er zijn absoluut geen baten voor de donor; de kans dat de ontvanger de donor ooit kan belonen, is nihil. En toch gebeurt het.

Deze vormen van onbaatzuchtig gedrag, ook wel altruïsme genoemd, fascineren wetenschappers al eeuwenlang.

Verreweg de meeste verklaringen voor altruïsme zijn afkomstig uit de evolutio-naire wetenschap. Evolutionair gedragsbiologen benadrukken in hun theorie dat het onbaatzuchtig helpen van anderen, iemand voordeel biedt om zijn genen door te geven. Genen doorgeven kan middels eigen voortplanting, maar het kan ook middels het vergroten van de overlevingskansen van familieleden. Mensen delen immers flink wat genen met hun familieleden, en dan met name met de ouders, broers, zussen en kinderen. Jezelf opofferen voor je familie vergroot dus de kans dat jij je genen doorgeeft.

We zien dit verschijnsel ook bij andere diersoorten. Stokstaartjes bijvoorbeeld zit-ten op de uitkijk om te waken voor roofdieren. Zodra ze gevaar bemerken, gaan ze fluiten. De andere leden van de stokstaartjesfamilie vluchten dan weg in hun holle-tjes. Het fluitende stokstaartje zelf wordt echter vaak gezien door het roofdier, en heeft een aanmerkelijke kans dit met zijn leven te moeten bekopen. Toch vergroot dit de kans dat zijn genen worden doorgegeven, namelijk door zijn familie.Bron: naar www.rug.nl ToelichtingDe geel gemarkeerde tekstgedeelten maken de structuur van de tekst duidelijk: eerst een voorbeeld, gevolgd door een begripsomschrijving; dan verklaringen van gedrag bij mensen en een vergelijking met andere diersoorten.

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 24 27/01/17 09:52

Page 26: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN 25

TEKSTEN

2.3 Tekstsoort: het betoog

Een betoog is een overtuigende tekst. In een betoog leg je je standpunt uit met argu-menten. Je wilt dat anderen dat standpunt overnemen. Een betoog is dus subjectief.

Met een betoog probeer je de lezer of luisteraar van jouw standpunt te overtuigen. Jouw mening staat centraal en die onderbouw je met steekhoudende argumenten. Houd ook alvast vast rekening met argumenten die tegen je standpunt kunnen worden ingebracht en probeer die te ontkrachten.

Bereid je betoog goed voor. Verdiep je in de standpunten en argumenten van de tegen-partij en verzamel achtergrondinformatie. Het is belangrijk je goed te documenteren. Zie hoofdstuk 9 voor meer informatie over documenteren.

StijlEen betoog schrijf je in een persoonlijke stijl. Er is ruimte voor emotie en je kunt reto-rische middelen gebruiken zoals de hyperbool, ironie en de retorische vraag. Soms zijn betogen provocerend en polemisch: je daagt je tegenstander uit. Je kunt ervoor kiezen felle en ongenuanceerde woorden te gebruiken en tegenstellingen uit te vergroten, maar houd wel je doel voor ogen: overtuigen. Gebruik dus argumenten en informatie die je standpunt sterker maken.

OpbouwAls schrijver van een betoog neem je de lezer of luisteraar stap voor stap mee in je ar-gumentatie. Zorg voor een logische volgorde en samenhang van je argumenten. Je kunt hiervoor gebruikmaken van een vaste tekststructuur. De stelling-argumentenstructuur en de voordelen-nadelenstructuur zijn hiervoor heel geschikt.• inleiding

Zorg voor een aantrekkelijke inleiding. Begin bijvoorbeeld met een verrassende stel-ling die je standpunt meteen duidelijk maakt. Of vertel eerst een anekdote, gevolgd door de stelling. Zie paragraaf 5.4 voor meer informatie over de inleiding.

• kernVerdeel de kern in alinea’s. Gebruik voor elk argument een aparte alinea. Werk elk argument uit.

• slotSluit je betoog op een logische manier af. Vaak trek je in het slot een conclusie waar-in je teruggrijpt op het standpunt van de inleiding.

25TEKSTDOELEN EN TEKSTSOORTEN

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 25 30/01/17 14:02

Page 27: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

26 TEKSTEN

voordelen-nadelenstructuur

inleiding Wat is het onderwerp van het betoog?Bijvoorbeeld: e-learning

middenstuk Wat zijn de voordelen?Wat zijn de nadelen?

slot Wat weegt het zwaarst?Wat is de eindconclusie?

stelling-argumentenstructuur

inleiding Wat is het standpunt van de schrijver?Bijvoorbeeld: Er moet een internettaks komen om kranten te helpen.

middenstuk Welke argumenten voor de stelling worden gegeven?Welke argumenten tegen de stelling worden gegeven?Welke tegenargumenten worden genoemd en weerlegd?

slot Wat is de conclusie?

Tips

• Gebruik tussenkopjes. Dat geeft structuur, bijvoorbeeld bij de overgang van jouw argumenten naar tegenargumenten en de weerlegging. Je kunt er ook aandacht mee trekken.

• Kies beeldmateriaal dat je standpunt ondersteunt of dat de aandacht vasthoudt. Met expressief beeldmateriaal (aangrijpende foto’s, cartoons) kun je je publiek raken.

• Schrijf een afwisselende tekst die je lezer of luisteraar boeit. Houd rekening met de mening van anderen. Toon aan dat jouw argumenten zwaarder wegen dan de mogelijke tegenargumenten.

VOORBEELD BETOOG

De drammerige stijl van behartiger van dierenbelangenDe factcheckers van deze krant concludeerden afgelopen dinsdag dat er een aantoon-baar verband is tussen dierenmishandeling en huiselijk geweld. Dat had ik met mijn gezonde verstand ook zonder cijfermatige onderbouwing wel geloofd. Natuurlijk geef je de hond een rotschop wanneer je met je dronken harses van de bank opstaat om je wijf een hengst te geven en je jengelend kroost op te sluiten in het kolenhok. Maar voor Marianne Thieme, de fractievoorzitter van de Partij voor de Dieren, was het groot nieuws. Het was niets minder dan een geschenk uit de hemel. Want de VVD wil de dierenpolitie opheffen. En nu had Thieme een nieuw argument. Ze was zo opgewonden dat ze het in een opiniestuk in deze krant van gisteren welge-teld zes keer herhaalde:1 ‘Via meldingen over dieren komt de politie veel andere delicten op het spoor.’2 ‘nrc.next stelde vast dat er een duidelijk verband is tussen dierenmishandeling

en huiselijk geweld.’

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 26 27/01/17 09:52

Page 28: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN

TEKSTEN 27TEKSTEN 27

3 ‘En dat terwijl uit onderzoek blijkt dat geweldsplegers in veel gevallen begon-nen zijn met het mishandelen van dieren.’

4 ‘Dierenmishandeling is vaak een signaal voor andere misstanden.’5 ‘Uit onderzoek blijkt dat er bij een derde van het aantal geconstateerde gevallen

van dierenmishandeling sprake is van huiselijk geweld.’6 ‘Vergroten van het bewustzijn over het verband tussen huiselijk geweld en

dierenmishandeling.’

Je vraagt je af waar iemand zo dwingend en gedurfd heeft leren schrijven, met grootse inzet van de stijlfiguur repetitio zonder zich te bekommeren om het principe van variatio. En dan te bedenken dat de redacteur van de opiniepagina er hoogstwaarschijnlijk de helft van alle herhalingen uitgehaald heeft. Dat stoort me wel vaker aan behartigers van de belangen van dieren. Ze hebben een nogal drammerige stijl. Aan de dieren mag je niet komen. De dieren zijn be-langrijk. De dieren zijn de kwetsbaarste wezens in onze samenleving. De dieren, de dieren. Alsof de mensen het allemaal zo makkelijk hebben. En dat terwijl de dierenpolitie in vele opzichten een problematisch concept is. Een dier zelf kan geen aangifte doen. Dus wie bepaalt voor hem dat er sprake is van een misstand? Volgens mij vindt geen enkele hond het leuk om zijn leven te slijten aan een halsband in een stad en op een flatje. Maar dat mag, zolang de buurman maar niet belt dat hij te mager is. Te dik mag wel. Het zijn allemaal volslagen willekeurige mensennormen die wij aan de dieren opleggen. En voor welke dieren geldt het ei-genlijk? Alleen voor de aaibare dieren. Volgens mij moet je consequent zijn en moet de dierenpolitie ook met groot vertoon uitrukken wanneer iemand ’s nachts als een beul muggen staat af te slachten met een opgerolde krant. En waarom sturen we de dierenpolitie eigenlijk niet af op de megastallen en de kuikenversnipperaars?Bron: Ilja Leonard Pfeiffer, www.nrc.nl/next

2.4 Tekstsoort: de beschouwing

Een beschouwing is een tekst waarin je interpretaties, verklaringen en meningen beschrijft, zodat je lezer of luisteraar zich een mening kan vormen. In je beschou-wing kun je argumenten voor en tegen een standpunt behandelen, maar je blijft zelf grotendeels objectief.

Met een beschouwende tekst of beschouwing wil je de lezer of luisteraar over een kwes-tie te laten nadenken, zodat hij of zij zich een mening kan vormen. Opiniëren noem je dat ook wel. Omdat je als schrijver van een beschouwing een onderwerp van verschil-lende kanten belicht, is het verstandig je goed te documenteren. Zie hoofdstuk 9 voor meer informatie over documenteren.

27TEKSTDOELEN EN TEKSTSOORTEN

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 27 27/01/17 09:52

Page 29: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

StijlDe stijl van een beschouwing is overwegend zakelijk en beschrijvend. Je geeft bijvoor-beeld meningen en argumenten van meerdere deskundigen weer. Of je zet mogelijke oorzaken, gevolgen of oplossingen naast elkaar. Als een van de meningen je eigen mening is, mag je iets persoonlijker worden. Ook je eigen mening blijft echter altijd een van de mogelijke meningen. Een beschouwing is per definitie genuanceerd.

OpbouwGeef je beschouwing een heldere en logische structuur. Gebruik de vaste tekststructu-ren voor een beschouwing: de probleem-oplossingsstructuur, de vraag-antwoordstruc-tuur en de verklaringsstructuur.• inleiding

De inleiding van een beschouwing bestaat vaak uit meerdere alinea’s. Aan het eind van zo’n inleiding kun je een vraag stellen waarop meerdere antwoorden mogelijk zijn. Die behandel je in de kern. Zie paragraaf 5.4 voor meer informatie over de inleiding.

• kernVerdeel de kern in alinea’s. Zet elke nieuwe verklaring, oplossing of opinie in een alinea. Zie paragraaf 5.5 voor meer informatie over de kern.

• slotSluit af met een open einde: er zijn meerdere verklaringen, antwoorden of oplossin-gen mogelijk.

probleem-oplossingsstructuur

inleiding Wat is het probleem?Bijvoorbeeld: de toename van het autoverkeer

middenstuk Waarom is dat een probleem? Wat zijn de gevolgen?Wat zijn de oorzaken van het probleem?Welke oplossingen zijn er voor het probleem?

slot Wat is de beste oplossing?

vraag-antwoordstructuur

inleiding Wat is de centrale vraag?Bijvoorbeeld: In welke maatschappelijke problemen zijn jongeren geïnteresseerd?

middenstuk Welke antwoorden zijn er op die vraag?

slot Wat is de conclusie of samenvatting?

verklaringsstructuur

inleiding Welk verschijnsel vraagt om een verklaring?Bijvoorbeeld: het ontstaan van het noorderlicht

middenstuk Welke kenmerken heeft het verschijnsel?Welke verklaringen/oorzaken/redenen zijn ervoor te geven?

slot Wat is het de hoofdgedachte van de beschouwing kort samengevat?

28 TEKSTEN

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 28 27/01/17 09:52

Page 30: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN

29

Tips

• Gebruik tussenkopjes om deelonderwerpen aan te duiden. Gebruik de termen voor de vaste tekststructuren, of synoniemen daarvan. Bijvoorbeeld: voordelen, nadelen, verklaringen, oplossing.

• Zorg voor veelzijdig en passend beeldmateriaal, dat je onderwerp van alle kanten belicht.

• Schets alternatieve mogelijkheden en opvattingen. Je lezer of luisteraar moet wat te kiezen hebben.

VOORBEELD BESCHOUWENDE TEKST

Nieuwe schoonheidsidealen: mooi zijn mag, lijden hoeft niet

Op gruwelberichten over dramatisch misgelopen cosmetische ingrepen wordt geschokt gereageerd. Hatelijkheid treft daarentegen de sterren uit de entertain-mentsindustrie en politiek, met hun frozen faces, hun haartransplantaties of hun monstrueus opgespoten lippen en moesappelwangen. Schok noch leedvermaak leidt echter tot terughoudendheid. Schoonheidsidealen zijn er altijd geweest, maar niet eerder waren ze zo algemeen bereikbaar als nu. Velen moeten er niet aan denken, maar anderzijds kijkt niemand meer op van een medisch-cosmetische behandeling.In het Erasmus Medisch Centrum wordt daarom binnen afzienbare tijd begonnen met een officiële opleiding voor cosmetische dermatologie. Andere academische ziekenhuizen reageerden koeltjes. Moet zo’n botoxprofessional annex facelifter nu echt met overheidsgeld worden opgeleid? Medische zorg is niet bedoeld voor verfraaiing. Maar dermatologen verwijderen al moedervlekken en wratten – zoiets kan noodzaak zijn, maar ook dan wint het uiterlijk erbij, en het zelfvertrouwen. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld ooglidcorrecties en maagverkleiningen.Ziekenhuisartsen krijgen nu veel ellende te verhelpen die cosmetische kwakzalvers veroorzaken. Alleen daarom al zou het beroep cosmetisch arts beschermd moeten zijn, maar zolang dat nog niet het geval is, is een officiële opleiding alleen al belang-rijk met het oog op preventie van calamiteiten.Bovendien, de betrouwbare cosmetische ziekenhuisbehandeling wordt zelf afgere-kend, want die valt niet onder de zorgverzekering. Het genezen van de slachtoffers kost gemeenschapsgeld.Komt er nu een opleiding annex ziekenhuisafdeling voor modegrillen? Ja. En het is kortzichtig om dat te veroordelen. Erkenning van een realiteit is verstandiger. Het cosmetisch-medische specialisme zal meegroeien met de wensen van het publiek. Veroudering geldt sinds jaar en dag als de grootste bedreiging. Maar verder? Marilyn Monroe gaat door voor de grootste schoonheid aller tijden, maar geen Hollywood-actrice kan zich dezer dagen nog haar maten veroorloven. Was James Bond in de jaren zestig gezegend met zijn borsthaar, voor de actieheld van nu is het

29TEKSTDOELEN EN TEKSTSOORTEN

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 29 27/01/17 09:52

Page 31: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

30 TEKSTENTEKSTEN

een vloek, die scheert en lasert.Wie ongelukkig is met zijn uiterlijk, staat het vrij gebruik te .maken van de moge-lijkheid daar verandering in te brengen. Dan past geen moralisme en dan schaden de valse beloften van de beunhaas. Dan ligt praktische zorgverlening voor de hand. Op basis van serieuze expertise en ondersteund door integriteit en zorgplicht waar elke arts zich toe heeft verbonden.Bron: www.nrc.nl, redactioneel commentaar ToelichtingDit redactioneel commentaar zet ons aan het denken over de algemene publieke reactie op cosmetische chirurgie. De meesten van ons vinden dat dit niet binnen de reguliere gezondheidszorg past. De krant vindt dat kortzichtig en geeft argumenten waarom een afdeling cosmetische dermatologie in een ziekenhuis te verdedigen is.

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 30 27/01/17 09:52

Page 32: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN 31TEKSTEN

TEKSTEN

Uiteenzettingen, betogen en beschouwingen; dat is de indeling in tekstsoorten die je bij het vak Nederlands leert. Maar je hoeft de krant maar door te bladeren om te zien dat die indeling erg globaal is. Je ziet nieuwsberichten, achtergrondartikelen, columns, cartoons. Deze specifieke omschrijving van teksten noemen we de tekstvormen. In dit hoofdstuk maak je kennis met de meest voorkomende tekstvormen voor geschreven taal, zowel offline als online.

3.1 Het nieuwsbericht In een nieuwsbericht geef je feiten die bij het publiek nog onbekend zijn. Een nieuws-bericht is een informatieve tekst.

Als je snel op de hoogte wilt zijn van recente gebeurtenissen of ontwikkelingen, lees je nieuwsberichten. Een nieuwsbericht kan je belangstelling over een onderwerp wekken, zodat je op zoek gaat naar achtergrondinformatie.

StijlEen nieuwsbericht moet duidelijk en begrijpelijk zijn en tegelijkertijd zoveel mogelijk informatie bevatten. Het heeft dus een heldere, beknopte stijl. Een nieuwsbericht is neutraal geformuleerd.

OpbouwEen nieuwsbericht is kort en bevat maar enkele alinea’s. Een goed nieuwsbericht is oprolbaar: het begint met de belangrijkste informatie en eindigt met het minst belangrijke.

opbouw toelichting

titel / kop Bedenk een titel die de lading van het bericht dekt en uitnodigt tot lezen.

lead / eerste alinea Geef een kernachtige samenvatting in één of twee zinnen, vaak vetge-drukt.

overige alinea’s Werk het nieuwsbericht verder uit. Behandel de 5W1H-vragen:– Wat is er gebeurd? Wat blijkt uit onderzoek?– Wie waren erbij betrokken?– Waar?– Wanneer?– Waarom?– Hoe?

3 TEKSTVORMEN GESCHREVEN TAAL

TEKSTEN

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 31 30/01/17 14:02

Page 33: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

32 TEKSTEN

VOORBEELD NIEUWSBERICHT

Ruime meerderheid Nederlanders roddelt over burenMeer dan de helft van de Nederlanders roddelt wel eens over hun buurman of buurvrouw. Onderwerpen waar het meest over wordt gesproken zijn asociaal gedrag van de buren, overlast en de onderhoudsstaat van de woning of tuin van de betreffende buur.Dat blijkt uit onderzoek van Stichting Buurlink en onderzoeksbureau Panelwizard onder 1.000 Nederlanders. Nederlanders voelen zich niet schuldig over het rodde-len. Slechts één op de tien ondervraagden heeft spijt van zijn roddelgedrag.Vrouwen roddelen vaker over hun buurtgenoten dan mannen. Bijna 60 procent van de vrouwen geeft aan wel eens te smoezen over hun buurman of buurvrouw. Bij mannen ligt dit percentage op 50 procent. Daarnaast kletsen vrouwen vaker over het (slechte) gedrag van hun buurkinderen dan mannen.

Per provincieDe inwoners van Zeeland roddelen het minst. Maar liefst 85 procent van de Zeeu-wen geeft aan nooit te smoezen over hun buren. Het percentage roddelaars is het hoogst in Utrecht (63 procent) en Zuid-Holland (58 procent). Utrechters roddelen niet alleen over asociaal gedrag en overlast, maar ook vaak over de (vermeende) relatieproblemen van hun buren.Bron: www.nu.nl ToelichtingIn de lead staat de kern van het nieuwsbericht. Omdat de tekst als nieuwsbericht gepresenteerd wordt, kun je afleiden dat het om recent onderzoek gaat. In dit korte nieuwsbericht wordt niet vermeld waarom het onderzoek plaatsvond.

3.2 Het populairwetenschappelijk artikel In een populairwetenschappelijk artikel leg je wetenschappelijke kennis uit voor een breed publiek. Je beschrijft de laatste wetenschappelijke ontdekkingen in begrijpelij-ke, niet-wetenschappelijke taal.

Populairwetenschappelijke artikelen kun je vinden in speciale wetenschapsbijlagen van kranten, in tijdschriften over wetenschap en techniek en op allerlei internetsites. De arti-kelen in deze media zijn zo geschreven dat ze voor een groot publiek toegankelijk zijn.Wetenschappelijke artikelen vind je in wetenschappelijke vakbladen. Wetenschappers (bijvoorbeeld artsen, professoren, ingenieurs) schrijven deze artikelen voor vakgeno-ten, maar ook wetenschapsjournalisten lezen vakbladen. Zij maken er een populair-wetenschappelijk artikel voor een groter publiek van. Dit soort artikelen kun je goed

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 32 27/01/17 09:52

Page 34: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN

33

gebruiken als je een schrijf- of spreekopdracht voorbereidt. Ook voor je profielwerkstuk zijn ze zeer informatief.

StijlEen populairwetenschappelijk artikel geeft uitleg over een onderwerp. Daarom is zo’n artikel geschreven in een zakelijke, neutrale stijl. Aansprekende voorbeelden helpen om een ingewikkeld onderwerp begrijpelijk maken. De schrijver gebruikt wel vaktermen, maar legt die uit in begrijpelijke taal.

OpbouwEen populairwetenschappelijk artikel vraagt om een heldere opbouw met tussenkopjes. Bij de tekst staat meestal beeldmateriaal dat het onderwerp verduidelijkt.

opbouw toelichting

inleiding Geef in de inleiding een of meer voorbeelden of vertel een anekdote.

kern Geef in de kern verklaringen en oplossingen of beantwoord vragen. Veel-voorkomende tekststructuren zijn: indelingsstructuur, verklaringsstructuur, probleem-oplossingsstructuur, onderzoekstructuur en vraag-antwoord-structuur.

slot Geef in het slot een samenvatting, conclusie, toekomstverwachting of aanbeveling.

Tip

Gebruik aansprekende, alledaagse voorbeelden om een complex onderwerp begrijpelijk te maken.

VOORBEELD POPULAIRWETENSCHAPPELIJK ARTIKEL

Hebben vrouwen koudere voeten?Lucas Brouwers

(1) Elke avond is het raak. Zodra het licht uitgaat schuiven er twee ijsklompjes van de ene naar de andere kant van het bed. „Mogen mijn voeten heel eventjes bij jou?”

Vrouwenslaapzakken(2) De koude handen en voeten van vrouwen zijn een bekend en vaak beklaagd verschijnsel. Kruiken, sokken en warme mannenvoeten worden ingezet om de kou te verdrijven. Kampeerwinkels verkopen zelfs vrouwenslaapzakken, met meer dons aan het voeteneinde. De koude vrouwenvoet is geen marketingtruc. Vrouwenvoeten zijn echt vaak koud. En vrouwen hebben er last van. Dat bleek onder meer uit een enquête onder 2.800 bewoners van Basel, van wie er 1.810 reageerden. 31,1 pro-cent van de vrouwen klaagde over koude extremiteiten (handen en voeten), tegen-over 6,9 procent van de mannen. Jonge slanke vrouwen hebben de koudste voeten.

TEKSTVORMEN GESCHREVEN TAAL

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 33 27/01/17 09:52

Page 35: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

34 TEKSTEN

Handtemperatuur(3) Van de vrouwenhanden is gemeten dat zij écht kouder zijn. In het artikel Cold hands, warm heart schreven Amerikaanse artsen in 1998 in The Lancet dat de gemiddelde handtemperatuur van vrouwen anderhalve graad lager is dan bij man-nen. Het ging alleen om die extremiteiten: de lichaamstemperatuur (gemeten in het oor) verschilde niet tussen de mannen en vrouwen.

Warmteregelaars(4) Waarom treft de kou vooral vrouwen? Daar hebben fysiologen verschillen-de verklaringen voor bedacht. De belangrijkste is dat bloedvaten van vrouwen zich sneller vernauwen bij kou. Handen en voeten zijn warmteregelaars van het lichaam, door hun uitstekende positie en relatief grote oppervlak. Bij kou vernau-wen de bloedvaten in handen en voeten zich. Dat vertraagt de bloeddoorstroming waardoor er minder warmte verloren gaat. Het lichaam blijft daardoor op tempera-tuur, maar de handen en voeten koelen af.

Oestrogeen(5) Die vaatvernauwing is moleculair aangetoond. Bij vrouwen zijn de eiwitrecep-toren die de vernauwing van bloedvaten aansturen gevoeliger voor kou. Slovenen hebben dat getest door die receptoren lam te leggen met een injectie van yohimbi-ne. Bij mannen had het middel geen effect op vaatvernauwing, maar bij vrouwen vertraagde de reactie op kou. Het vrouwenhormoon oestrogeen zou de receptoren zo kougevoelig maken.

Dode vingers(6) Dat de vaten van vrouwen sneller samentrekken blijkt ook uit het feit dat vrou-wen vaker ‘dode vingers’ hebben. Dode vingers zijn een overdreven reactie op kou, waarbij de vaten zich zo sterk vernauwen dat vingers nauwelijks bloed krijgen en wit kleuren. Medici noemen dit het fenomeen van Raynaud.

Een probleem in bed(7) Koude voeten met nauwe vaten zijn een probleem in bed: mensen met kou-de voeten slapen slechter in. Volgens de Zwitserse slaapbiologen Kurt Kräuchi (Kräuchi deed ook die enquête in Basel) en Anna Wirz-Justice is een verwijding van de vaten juist het signaal voor het lichaam dat het tijd is om te gaan slapen. ’s Avonds, voordat we gaan slapen, verwijden de bloedvaten in handen en voeten zich, om het lichaam ‘s nachts af te laten koelen.

Warme kruik(8) Dat is ook de reden dat activiteiten waarbij bloedvaten zich verwijden een sla-perig gevoel stimuleren, denkt het Zwitserse tweetal. Denk aan een warm voeten-bad, warme drank, een goede maaltijd, een warme kruik aan de voeten of seks.IJs eten voor het slapen gaan is daarom juist een slecht idee. De plotselinge kou maakt mensen alert en zorgt ervoor dat de vaten van het lichaam zich vernauwen.

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 34 27/01/17 09:52

Page 36: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN

35

De koude vrouwenvoeten, met vernauwde vaten, hebben hetzelfde effect als ijs: ze belemmeren de slaap.

(9) Geen wonder dat de koude slaapster haar voeten zo graag wil warmen aan de warmere bedgenoot. Ik laat haar maar.Bron: www.nrc.nl ToelichtingDeze tekst begint met een anekdote (alinea 1) en is uitgewerkt volgens een verklaringsstructuur. De schrijver verwijst naar een onderzoek uit The Lancet en geeft de precieze onderzoeksvraag in alinea 3. Vervolgens werkt hij de belangrijkste reden voor koude handen en voeten bij vrouwen verder uit in de kern van het artikel (alinea 4-7). In de alinea 8 doet de schrijver een aantal aanbevelingen. In de laatste alinea (9) verwijst hij naar de anekdote in de inleiding. Zo is de tekst mooi rond.

3.3 Het verslagIn een verslag beschrijf je een gebeurtenis, activiteit of onderzoek nauwkeurig. Soms leg je in een verslag ook verantwoording af over wat je hebt gedaan en welke keuzes je hebt gemaakt.

Je maakt een verslag met de bedoeling dat jijzelf en je lezers of luisteraars achteraf kunnen beschikken over de feiten van een gebeurtenis of een onderzoek. Dat betekent dat je zorgvuldig te werk gaat en je houdt aan de feiten.

StijlHet verslag is in de regel zakelijk en objectief. Je geeft relevante feiten, zodat de lezer of luisteraar zich een voorstelling kan maken van dat wat er gebeurd is.

OpbouwBouw je verslag overzichtelijk op, zodat je een goed document hebt om later dingen in op te zoeken.

opbouw toelichting

inleiding Beantwoord de vijf w’s.

kern Beschrijf de gebeurtenissen in chronologische volgorde.

slot Geef een samenvatting, conclusie of beschrijving van het resultaat.

Analyserend verslagJe kunt ook een analyserend verslag schrijven. Daarin beschrijf je de gebeurtenissen, maar maak je ook kritische of beschouwende opmerkingen. Het is een subjectief ver-

TEKSTVORMEN GESCHREVEN TAAL

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 35 27/01/17 09:52

Page 37: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

36 TEKSTEN

slag. Daarom schrijf je analyserende verslagen op persoonlijke titel.De stijl van een analyserend verslag pas je aan, want het is persoonlijk. Vaak zie je in zulke verslagen ironisch, suggestief en beeldend taalgebruik.De opbouw van zo’n verslag is identiek aan die van een regulier verslag.

Enkele voorbeelden:– een beschouwend verslag van een bezoek aan de krottenwijken van New Delhi– een kritisch verslag over (de aanpak van) het smogprobleem in China– een impressie van een enerverende reis door het Amazone-gebied in Zuid-Amerika

VOORBEELD ANALYSEREND VERSLAG

De lichtjes van DickisoniDe Verenigde Naties willen vóór 2031 hebben afgerekend met extreme armoede. Jour-nalist Dick Wittenberg leerde tien jaar geleden in Dickisoni, een gehucht in Malawi, wat armoede is. Hij keert terug naar het dorp. Is de armoede daar al uitgeroeid?

‘Hier draagt niemand een bril. Niet de negenjarige Jona voor wie de letters in het schoolboek steeds te klein zijn. Niet het dorpshoofd dat toch niet kan lezen. Niet de dansende oude vrouw die de wereld door een waas van tranen ziet. Waar zouden ze een bril moeten halen? In de slaperige hoofdstad waar maar acht van de dorpelingen ooit geweest zijn? Wie betaalt dat als er niet eens geld is voor zout of zeep?’

Zo begon tien jaar geleden mijn reportage in het maandblad M van NRC Handels-blad. Het was een verhaal over alledaagse armoede in Dickisoni, een doorsnee dorp in Malawi. Over het naakte bestaan op de rand van de afgrond, zoals ruim een miljard mensen dat nog steeds ondergaan. We bivakkeerden enkele weken in Dickisoni, fotograaf Jan Banning en ik. Hij maakte portretten van de vijfenveertig gezinnen in hun kale huizen. Zo zag je Afrikaanse boeren anders nooit. Binnenskamers. Ernstig naar de camera kijkend. Waardig. Omringd door hun schaarse bezit. En ik ontdekte dat armoede zoveel meer was dan gebrek aan geld. De essentie van existentiële armoede? Slapen op de grond, gewikkeld in een doek of deken. Niet genoeg te eten hebben. Twee stellen kleding bezitten of minder, versleten, verwassen, gescheurd. Geen basisbenodigdheden kunnen kopen, zoals zout, luci-fers, kookolie en zeep. Geen toegang hebben tot voorzieningen, zoals onderwijs en gezondheidszorg. Van de hand in de tand leven, dag na dag, geen enkele keus. ‘Het gezicht van de armoede’ was de kop boven onze reportage. Een groot aantal lezers toonde zich diep geraakt. Er kwamen meer dan zeshonderd reacties. Er ontstond spontaan een inzamelingsactie. Er vormde zich een heuse hulporgani-satie: de Vrienden van Dickisoni. Ik werd hulpverlener tegen wil en dank.Vijf jaar lang kreeg Dickisoni financiële steun om aan de armoede te ontsnappen. Dat gebeurde in de vorm van maïsmeel, kunstmest, zaden, trappompen en een landbouwkundig adviseur, precies zoals de boeren vroegen. Alle gezinnen ontvin-

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 36 27/01/17 09:52

Page 38: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN

37

gen hetzelfde. Er mocht geen verdeeldheid ontstaan. Sinds 2005 verbleef ik regelmatig in Dickisoni. Ik voel me innig met de be-woners verbonden. Ze voelen als verre familie. Maar mijn laatste bezoek dateert alweer van vijf jaar geleden. Ik keer terug naar Dickisoni, opnieuw met fotograaf Jan Banning. Is de armoede in Dickisoni al gehalveerd? We reizen van de hoofdstad Lilongwe naar Dickisoni, een afstand van nog geen tachtig kilometer. We zijn tweeënhalf uur onderweg. We rijden dezelfde route als tien jaar geleden, eerst over de asfaltweg naar Namitete, dan over zandwegen die steeds ruller worden. In het regenseizoen zijn ze onbegaanbaar. We zijn in gezelschap van Willem Kerkhof en Epifano Chifumbi, net zoals toen. Willem is een witte pater met Brabantse tongval die al sinds 1970 in Malawi werkt. Chifumbi is een Malawische pastoraal werker. Zonder Chifumbi beginnen we niets in het dorp. Hij regelt. Hij vertaalt. De dorpsbewoners beschouwen hem als een van hen.(…)Bron: Dick Wittenberg, NRC Handelsblad

ToelichtingDit is het begin van een analyserend verslag. Enkele persoonlijke opmerkingen van de schrijver zijn geel gemarkeerd.

Het interviewverslag Als je een interview hebt afgenomen, is het goed om de informatie uit dit interview vast te leggen. Dit kun je op twee manieren doen: – Een letterlijk interviewverslag: de vragen en de antwoorden geef je zo letterlijk

mogelijk weer. Om wille van de leesbaarheid kort je passages in en laat je onbelangrijke details weg. De antwoorden zet je in de directe rede: het zijn citaten. Zie paragraaf 14.4 voor meer informatie over het gebruik van de directe rede. Voor deze verslagvorm is het raadzaam om het interview op te nemen.

– Een samenvattend interviewverslag: je laat de vragen weg, vat de antwoorden ge-deeltelijk in eigen woorden samen en wisselt ze af met letterlijke uitspraken van de geïnterviewde.

Voor deze verslagvorm kun je je aantekeningen gebruiken en wat je je herinnert van het gesprek.

Leid in beide gevallen je interviewverslag in met informatie over de geïnterviewde en het onderwerp.

TEKSTVORMEN GESCHREVEN TAAL

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 37 27/01/17 09:52

Page 39: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

38 TEKSTEN

Tip

Voorkom dat je steeds de werkwoorden zeggen of vertellen in een interviewverslag gebruikt:• Varieer de spreekwerkwoorden met vervolgen, aanduiden, toelichten, vinden. • Gebruik ook interpretatiewerkwoorden, als mompelen, fluisteren, benadrukken. Ze

geven een bepaalde lading aan een uitspraak.• Gebruik werkwoorden die een handeling aanduiden, zoals knikken, schateren,

knipogen. Je maakt het interviewverslag hiermee persoonlijker.

Wacht niet te lang met het uitwerken van het interview. Als het gesprek nog vers in je hoofd zit, gaat het uitschrijven veel gemakkelijker. Vaak herinner je je nog kleine details die het verslag verlevendigen.

Soms wil de geïnterviewde het verslag eerst lezen voor je het publiceert of inlevert. Stem daar altijd mee in. Houd er wel rekening mee dat dit tijd kost en dat je mogelijk nog een en ander moet aanpassen in je verslag. Voordeel is wel dat je zeker weet dat je interview inhoudelijk helemaal klopt.

VOORBEELD INTERVIEWVERSLAG (FRAGMENT)

“Ik mis complete controle”Als topsporter had Mark Tuitert geen ruimte voor twijfel of afleiding. Nu wel helaas, zegt hij bij een uitsmijter. „Ik voel me weer zoals toen ik 17, 18 was.” Door Rinskje Koelewijn

Bijna twee jaar is Mark Tuitert (35) nu schaatser-af. In 2014, direct na de Olym-pische Spelen in Sotchi, stopte hij ermee. Eén gouden Olympische medaille op zak, gewonnen op de 1.500 meter bij de Olympische Spelen daarvóór. Volgende week begint in Berlijn het WK schaatsen. Misschien gaat hij erheen, misschien niet. „Ik weet hoe het eraan toegaat op zo’n WK. Het is leuk hoor, maar ...” Maar? Hij heeft an-dere dingen aan zijn hoofd. Mark Tuitert is nu ex-topsporter en daar hoort een heel ander leven bij. Wat voor leven dat zal worden, dat moet hij nog bedenken. „Ik voel me weer zoals toen ik 17, 18 jaar was en voor de keuze stond wat ik worden zou.”

Een lunchafspraak met hem maken is niet eenvoudig – zijn agenda zit bomvol, zegt Helen Tuitert, zijn echtgenote die zijn afspraken regelt. We spreken af in het dorp waar hij tegenwoordig woont, Hoogmade. Hij komt het plaatselijke restaurant binnen met in allebei zijn handen een instap-skeeler. Zelf geïmporteerd uit Cardiff, Californië. Hij klikt er eentje aan zijn linkervoet. „Klik, klak en hij zit vast,” zegt hij en balanceert behendig op één voet. Hij probeert de skeelers nu in heel Europa in de winkels te krijgen. Als het meezit, is hij straks ondernemer.

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 38 27/01/17 09:52

Page 40: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN

39

Nu is Mark Tuitert commercieel directeur bij schaatskoepel iSkate. Hij schrijft columns en blogs, hij heeft met zijn Sportmonoloog in de theaters gestaan, hij geeft presentaties en hij is in te huren als spreker voor bedrijven. Daar vertelt hij over zijn carrière. Over zijn „angsten, onzekerheden, passie en pijn”. Over „de hobbels en obstakels, nukken en grillen” . Over alles wat ertoe heeft bijgedragen dat hij werd wat hij wilde worden: een winnaar.

Wat is dat toch, vraag ik, die fascinatie van managers voor topsporters? Je zou toch denken dat het succes van één individu, de schaatser, weinig overeenkomsten heeft met het succes van een bedrijf, een collectief. „Ik hou ze een spiegel voor”, zegt hij. „Sport is een metafoor. Ik laat ze een wereld zien waarin geen grijs bestaat, maar alleen zwart en wit.” In een bedrijf, zegt hij, kun je je verstoppen. „Voor de anderen en voor jezelf.” Maar een schaatser is naakt als hij – in z’n eentje en in een „con-doompak” – zijn werk moet doen in een vol stadion met draaiende camera’s. „Ik heb een geluidsfragment... Weet je wat het verschil is tussen de tiende plaats en een gouden medaille?” Hij knipt met zijn vingers. „Knip. Dat is het. Je hóórt het niet eens. Maar het is een wereld van verschil.”Bron: www.nrc.nl ToelichtingDit is een voorbeeld van een samenvattend interviewverslag. Vragen zijn veelal weg-gelaten, antwoorden samengevat en afgewisseld met letterlijke uitspraken van de geïnterviewde. De persoon van de geïnterviewde komt sterk naar voren: in zijn woord-gebruik, de stiltes die hij laat vallen, de beschrijvingen van de dingen die hij doet terwijl hij spreekt. Maar ook de moeite die het gekost heeft om het interview te plannen zegt iets over de geïnterviewde.

3.4 Het werkstuk

Een werkstuk is een schriftelijk verslag van een onderzoek dat je zelf hebt uitgevoerd. Tijdens het onderzoek heb je je grondig verdiept in een onderwerp.

Tijdens je opleiding of studie maak je regelmatig een werkstuk. Soms krijg je het onderwerp voor zo’n werkstuk, maar vaak kies je zelf een onderwerp. Je zoekt informatie over het onderwerp, bestudeert die en stelt er vragen bij die je ook beantwoordt. Het is belangrijk dat je dat systematisch aanpakt. Maak een plan en houd je daaraan. Dan blijft de werklast overzichtelijk en houd je plezier in het werk.

StijlIn een werkstuk wil je informatie geven of verslag doen van onderzoek. Daarom schrijf je in een zakelijke, neutrale stijl. Met aansprekende voorbeelden houd je de aandacht van je lezers vast. Die voorbeelden kun je ook goed gebruiken als je een presentatie van je werkstuk moet houden.

TEKSTVORMEN GESCHREVEN TAAL

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 39 27/01/17 09:52

Page 41: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

40 TEKSTEN

Formuleer in heldere en begrijpelijke zinnen. Gebruik alleen vaktermen als je ze goed kunt uitleggen.

OpbouwEen werkstuk bevat de volgende onderdelen:

opbouw toelichting

omslag Neem titel, eigen naam, opleiding, naam van de begeleidende docent, plaats en datum op.

voorwoord Omschrijf je motivatie, evalueer eventueel de samenwerking met een medeleerling en bedank degenen die hebben meegewerkt.

inhoudsopgave Neem de hoofdstukken en paragrafen met pagina-aanduidingen op.

inleiding Beschrijf je onderzoeksvraag en je werkwijze/aanpak.

hoofdstukken en paragrafen

Werk je onderzoek uit, beschrijf de resultaten die je gevonden hebt.

conclusie of samenvatting

Geef antwoord op de onderzoeksvraag en vermeld eventueel aanbevelingen of een toekomstverwachting.

bronnenlijst Vermeld alle bronnen die je gebruikt hebt in alfabetisch volgorde. Zorg dat je compleet bent.

bijlagen Voeg eventueel bijlagen toe, zoals artikelen en (eigen) onderzoeksverslagen

Samenvatting of conclusieHet deel van je werkstuk dat het meest gelezen wordt, is de samenvatting of de conclu-sie. In dit deel geef je de resultaten van je onderzoek weer. Je kunt daarbij onderscheid maken tussen kwantitatieve resultaten en kwalitatieve resultaten.– Kwantitatieve resultaten zijn cijfers uit enquêtes en marktonderzoek die je kunt

weergeven in een grafiek of infographic.– Kwalitatieve resultaten zijn gegevens die je beschrijft in woorden. Je trekt zelf conclu-

sies uit bijvoorbeeld discussies, interviews of schriftelijke bronnen.

Aanpak Als je een werkstuk gaat schrijven pak je dat systematisch aan.• onderwerp

Kies een onderwerp dat je echt interessant vindt. Op internet of in de bibliotheek kun je ideeën opdoen. Docenten, ouders of medeleerlingen kunnen ook helpen om ideeën te krijgen.

• onderzoeksvraagFormuleer een centrale onderzoeksvraag. Bijvoorbeeld: Hoe kunnen organisaties zich beschermen tegen cyberaanvallen?

• deelvragenStel deelvragen, die samen antwoord geven op delen van de hoofdvraag. Maak daarbij gebruik van de vaste vragen. Bijvoorbeeld: Wat zijn cyberaanvallen? Wie zijn erbij betrokken?

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 40 27/01/17 09:52

Page 42: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN

4141

• bronnenZoek goede, betrouwbare bronnen, zoals wetenschappelijke artikelen en documen-taires.

• eigen onderzoekDoe ook eigen onderzoek met een enquête of interview of doe een experiment. Verwerk de gegevens van dat onderzoek in je werkstuk.

• planningMaak een planning. Hoeveel tijd heb je? Wat moet er allemaal gebeuren? Wanneer ga je wat doen? Wanneer overleg je met je begeleider?

Tips

• Baken je onderwerp goed af, maak het niet te groot. Te breed is: de digitale wereld. Specifieker is: cyberaanvallen.

• Vraag je steeds kritisch af wat er wel en wat er niet binnen je onderwerp valt.• Houd tijdens het werk een lijst met bronvermeldingen bij.

VOORBEELDEN VAN VRAGEN VOOR EEN WERKSTUK

Je kiest een onderwerp dat valt binnen het thema de sociale functie van sport. Er zijn tegenwoordig veel forums waar sporters elkaar ontmoeten doordat ze een pas-sie delen voor dezelfde sport. Het lijkt je interessant deze forums te onderzoeken. Deelvragen die je kunt stellen, zijn:– Waarom nemen sporters aan deze forums deel? – Zijn de forums goed omdat de deelnemers elkaar stimuleren en ervaringen uit-

wisselen die leiden tot verder contact? – Zijn er ook nadelen aan verbonden?

3.5 De column Een column is een korte, prikkelende, persoonlijke beschouwing, die bedoeld is om te amuseren en tegelijkertijd een mening te geven.

Een column staat in een krant of als blog op het internet of als gesproken column op de radio of podcast. Columns schrijf je om je eigen ideeën en mening te verspreiden onder een groep lezers en luisteraars. Lengte en inhoudEen column is een korte tekst. Zo’n stukje stond vroeger afgedrukt op een kolom in de krant, vandaar de naam. Daar konden zo’n 750 (halve kolom) tot 1500 woorden (hele kolom) op.Een column moet niet alleen kort en goed geschreven zijn, maar ook een onverwachte, verrassende invalshoek hebben. Het liefst ook enigszins tegendraads. Een goede column doét iets met je, strijkt je soms tegen de haren in, in ieder geval raakt hij je.

TEKSTVORMEN GESCHREVEN TAAL

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 41 30/01/17 16:37

Page 43: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

42 TEKSTEN

Stijl en opbouw• Maak een column zo persoonlijk mogelijk

De kern van de column is je eigen, goed geformuleerde mening. Een column is daarom ook altijd ondertekend met de naam van de auteur.

• Begin met een prikkelende vraagColumns die over van alles gaan, gaan over niets. Maak daarom een scherpe keuze en begin met een prikkelende vraag.

• Gebruik een uitdagende, spitse stijlGeef in een column op originele, onverwachte manier je mening. Kies een spitse en uitdagende stijl en verras je lezer of luisteraar, dan blijft hij geboeid.

• Werk eerst het grondidee van je column uitEen column is vaak onderdeel van een reeks, op dezelfde plek in de krant, in een weekblad of op een blog. Denk dus eerst na over je grondidee. Waar wil je vooral over schrijven? Wie ben jij als auteur?

• Gebruik minimale middelen om het maximale te bereikenRoep zoveel mogelijk ideeën, beelden en associaties op met zo weinig mogelijk woorden.

Tips

• Gebruik originele woorden en zinnen.• Schrijf actief en in de tegenwoordige tijd.

VOORBEELD COLUMN

Wordt aan gewerktIn verlaten uithoekjes van het internet zie je ze soms nog: de under constructi-on-waarschuwingen. Meestal begeleid door een plaatje van een wegblokkering, een gretig gravende shovel of het verkeersbord van de man met de schep. ‘Deze site is nog niet helemaal af, hoor!’ In de beginjaren van het web was het een vaste gewoonte. Was je site nog niet helemaal klaar dan plaatste je bovenaan de pagina het icoon van een bouwvakkers-helm of een knipperlicht. ‘Aan deze site wordt nog gewerkt’, in blingblingtypografie eronder, en het publiek wist, ja, wat wist het surfende publiek eigenlijk? Dat de site nog niet helemaal klaar was. Tja.Een paar jaar later bleek die boodschap volstrekt onnodig omdat iedereen wist dat websites altijd onaf zijn, altijd in ontwikkeling, altijd op weg om iets te worden. Kom je nu een in aanbouwteken tegen dan weet je zeker: hier wordt niet meer gewerkt. Deze site is dood. Al heel lang.Bron: Wachtland van Louis Stiller en Jabik de Vries

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 42 27/01/17 09:52

Page 44: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN

TEKSTEN 4343

3.6 Het essay Een essay is een tekst waarin je een persoonlijke zoektocht onderneemt naar een on-derwerp dat je bezighoudt. In een essay probeer je een lezer te verleiden met originele gedachten en ideeën, een boeiende manier van redeneren en een sterke stijl.

Twee soorten essays: persoonlijk en wetenschappelijkEr zijn twee soorten essays. De eerste soort is het persoonlijke essay waarmee je lezers op een heel eigen, oorspronkelijke manier probeert te prikkelen. Deze vorm vind je terug in veel journalistieke columns, literaire tijdschriften en boeken.De tweede soort is de wat strengere, wetenschappelijke versie die we onder andere terugvinden in het opstel, de scriptie en het wetenschappelijke proefschrift. Deze vorm kent een veel strakkere structuur, met een inleiding, een vaste opbouw en een duidelijke conclusie. Opbouw persoonlijke essayHet persoonlijke essay is een literaire tekstvorm waarin je een gedachte, een idee of een mening uitwerkt. Anders dan bij verhalen, romans en gedichten verzin je niets, maar ga je uit van de werkelijkheid. Je test je gedachten, zorgen en ideeën met behulp van voorbeelden uit de werkelijkheid: uit kranten, boeken en uit de geschiedenis, uit boeken en films, maar vooral uit je eigen ervaringen, verhalen en ideeën.Probeer met dit materiaal een eigen gedachtegang te ontwikkelen. Waar brengen jouw zorgen en ideeën je naartoe? Wat is het idee dat ontstaat? Hoe kun je je idee omschrijven en je verhaal onderbouwen?

Opbouw wetenschappelijke essayBij een schoolopstel of bij andere wetenschappelijke essayvormen ben je meer gebonden aan regels. In de inleiding stel je je beginvraag of formuleer je een hypothese (een stelling) en geef je aan wat je wilt onderzoeken. In het middendeel vertel je wat je bij dat onderzoek hebt gevonden en wat je is opgevallen. In de conclusie vel je uiteindelijk je oordeel. En als je citeert, geef je in voetnoten precies aan waar de teksten vandaan komen.

StijlIn een essay zie je de lezer als een gesprekspartner. Je hoeft hem niet te overdonderen met argumenten en ook niet per se een mening op te dringen. Je wilt hem vooral deelgenoot maken van je gedachten en ideeën en uitnodigen om mee te denken.Gebruik een eigen stijl en eigen voorbeelden. Zeker bij het persoonlijke essay is het van groot belang dat je een eigen stijl probeert te vinden en je ideeën en voorbeelden uit je eigen leven en ervaringen haalt. Bij wetenschappelijke essays (schoolopstel) is dat minder van belang.

TEKSTVORMEN GESCHREVEN TAAL

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 43 27/01/17 09:52

Page 45: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

44 TEKSTEN

Tips

• Begin met een originele vraag of een hypothese: In welke omstandigheden is liegen geoorloofd? Zou je zonder muziek kunnen leven? Kunnen computers denken?

• Wees origineel in je taalgebruik.• Formuleer duidelijk en kernachtig.

VOORBEELD PERSOONLIJK ESSAY (FRAGMENT)

Edgar Allan Poe over muziekWanneer muziek ons tot tranen raakt – vaak zonder duidelijke aanleiding – dan huilen we niet vanwege een ‘overmaat aan plezier’ maar omdat er een ongeduldig soort oud verdriet wordt opgewekt waarvan wij, gewone stervelingen, de bovenna-tuurlijke gevoelens niet helemaal kunnen verstouwen omdat muziek ons alleen een tijdelijke, schilderachtige en vage indruk schenkt.Bron: Edgar Allan Poe, Music

3.7 De recensie In een recensie bespreek je een kunstuiting, zoals een boek of theatervoorstelling. Een recensie is altijd subjectief.

Mensen lezen recensies om erachter te komen of een bepaalde film of een nieuw boek de moeite waard is. Recensies vind je in (online) kranten en tijdschriften of op blogs. Soms bevatten recensies een rapportcijfer of sterren om in één blik een totaaloordeel te laten zien. Met name op internetsites zie je dat vaak.

CriteriaOok al zijn recensies altijd subjectief, je kunt ze wel kritisch lezen en erop letten of de schrijver steekhoudende argumenten gebruikt om tot een oordeel te komen.

Recensies van boeken, toneelstukken en films zijn meestal gebaseerd op een aantal bekende criteria of beoordelingspunten. Sommige van die criteria zijn ook toepasbaar op bijvoorbeeld muziekuitvoeringen of videogames.

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 44 27/01/17 09:52

Page 46: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN

4545

criterium toelichting

structuurcriterium Het gaat in op de vraag of de opbouw goed is.

expressiviteitcriterium Het gaat in op de mate waarin het werk inzicht geeft in de persoonlijk-heid, de bedoelingen of de emoties van de schrijver.

realiteitscriterium Het gaat in op de vraag of het werk een getrouw beeld geeft van de werkelijkheid.

cognitief criterium Het gaat in op de vraag of het werk nieuwe inzichten oplevert en kennis verrijkt.

emotief criterium Het stelt de vraag of de lezer zich kan identificeren met het werk.

vernieuwingscriterium Het stelt de vraag of het werk origineel is.

moreel criterium Het onderzoekt de opvattingen van de schrijver ten aanzien van goed en kwaad.

StijlJe schrijft een recensie voor een breed publiek. Probeer daarom je tekst prettig leesbaar te maken. Haal concrete voorbeelden aan uit het werk dat je gaat bespreken en schrijf in een persoonlijke stijl. Retorische middelen en stijlmiddelen maken je tekst levendiger.

OpbouwRecensies hebben doorgaans een duidelijke indeling in vieren:• beschrijving

Eerst beschrijven recensenten het werk waarover ze oordelen: Hoe luidt de titel? Wie is de maker? Waar gaat het over? Dit gedeelte kan ook in een kort tekstje onder of boven de recensie staan.

• vergelijkingVaak vergelijkt de recensent vervolgens het nieuwe werk met eerder verschenen werk, of dat van andere kunstenaars. Zijn er overeenkomsten of verschillen?

• analyse en interpretatieDe recensent analyseert en interpreteert het werk. Hij legt uit hoe het in elkaar zit en wat het betekent. Bij films en boeken behandelen recensenten doorgaans de struc-tuur en thematiek van het werk.

• evaluatie en eindoordeelDan volgt een evaluatie aan de hand van een aantal van de beschreven criteria. De recensent geeft ook zijn eindoordeel. Hij probeert daarmee de lezer in positieve of negatieve zin te beïnvloeden.

Met de volgorde van de vier delen kun je als recensent spelen. Je kunt bijvoorbeeld be-ginnen met je eindoordeel en dit later beargumenteren. Ook kunnen analyse, interpre-tatie en evaluatie door elkaar lopen. Omdat de recensie vaak betogend of beschouwend is, kun je gebruikmaken van die vaste tekststructuren die bij deze tekstdoelen passen.Zie paragraaf 2.3 en 2.4 voor meer informatie over deze tekststructuren.

TEKSTVORMEN GESCHREVEN TAAL

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 45 27/01/17 09:52

Page 47: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

46 TEKSTEN

3.8 Het achtergrondartikel

In een achtergrondartikel bespreek je de achtergronden van een nieuwsbericht. De kern van een achtergrondartikel is niet wat er gebeurd is, maar hoe en waarom het gebeurd is en wat de gevolgen zijn.

Een achtergrondartikel geeft informatie en inzicht waarmee lezers een nieuwsbe-richt beter kunnen begrijpen. Je plaatst een gebeurtenis in een historische context, je interviewt betrokkenen of experts of je onderbouwt een nieuwsbericht met cijfers of wetenschappelijke onderzoek.

StijlEen achtergrondartikel is geschreven in een zakelijke, neutrale stijl. Aansprekende voorbeelden helpen om een ingewikkeld onderwerp begrijpelijk maken. De schrijver gebruikt wel vaktermen, maar legt die uit in begrijpelijke taal.

OpbouwEen achtergrondartikel vraagt om een heldere opbouw, waarbij je tussenkopjes gebruikt.

opbouw toelichting

Inleiding Schets in de inleiding eerst een anekdote of situatie waarmee je de aan-dacht van de lezer trekt. Maak direct daarna duidelijk waar het artikel over gaat (de kernvraag) en waarom dit actueel is.

Kern Geef in de kern verklaringen en oplossingen of beantwoord vragen. Veel voorkomende tekststructuren zijn: verklaringsstructuur, probleem- oplossingsstructuur, onderzoekstructuur en vraag-antwoordstructuur.

Slot Geef in het slot een samenvatting, conclusie, toekomstverwachting of aanbeveling uitspreekt.

Tip

Een achtergrondartikel kan verschillende invalshoeken hebben, maar beperk je tot één invalshoek per artikel. Formuleer dus voordat je gaat schrijven één kernvraag waar je in je artikel antwoord op gaat geven.

3.9 De zakelijke brief

Een zakelijke brief schrijf je vooral aan bedrijven en instellingen. De toon van de brief is formeel. De zakelijke brief heeft een voorgeschreven indeling en opbouw. Een zakelijke brief schrijf je bijvoorbeeld als je informatie wilt geven of als je formele afspraken wilt maken. Als je een zakelijke brief ondertekent, krijgt die rechtsgeldigheid.

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 46 27/01/17 09:52

Page 48: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN

47

Officiële bezwaarschriften en klachten kun je meestal beter (aangetekend) per brief in-dienen. Hoewel solliciteren tegenwoordig veel per e-mail gebeurt, vragen toch nog veel organisaties je om een brief met je motivatie te schrijven.

StijlEen zakelijke brief is bij voorkeur beknopt geformuleerd. Je vermeldt wat noodzakelijk is en beperkt je tot de hoofdzaken. Een zakelijke brief schrijf je altijd in een formele toon. Je mag zeggen dat je boos bent, maar je blijft toch beleefd en zakelijk. Je mag ook best je enthousiasme laten blijken in een sollicitatiebrief bijvoorbeeld, maar ook dan kies je toch neutrale woorden: een baan lijkt je ‘uitdagend’ of ‘boeiend’, niet ‘hartstikke leuk’ of ‘supergaaf’.

OpbouwEen zakelijke brief heeft een vaste, formele indeling. De onderdelen staan altijd op dezelfde plaats en zijn gescheiden door witregels. Het ‘Amerikaanse briefmodel’ is het meest gangbaar. In dit model staan alle onderdelen aan de linkerkant.

Verzorging zakelijke briefDe verzorging van de brief moet uiteraard perfect zijn.– Zorg voor een nette print zonder stijl- en spelfouten. Vouw die één keer of twee keer

in de breedte.– Schrijf de naam en het adres op de envelop ook netjes. Maak geen fouten in de

adressering en kijk altijd even na of je de namen goed gespeld hebt.– Probeer je brief op één pagina te krijgen. Als dat niet lukt, zet dan de hele laatste

alinea en de ondertekening op een nieuw blad. De achterkant van een zakelijke brief blijft altijd onbeschreven.

– Bewaar een digitale kopie van je brief.

Brief per e-mail Veel zakelijke brieven kun je ook per e-mail versturen. De zakelijke e-mail is wat betreft opbouw, verzorging, stijl en spelling hetzelfde als de zakelijke brief. De indeling is iets anders. De betreftregel kun je weglaten, want het onderwerp zet je in de onderwerpre-gel. Ook het adres van de geadresseerde hoef je niet in de e-mail te vermelden. Vul de onderwerpregel altijd in, want dan is de kans groter dat je bericht wordt gelezen. Boven-dien komen berichten zonder onderwerp vaak niet door de virusscanner.

Als je een traditionele zakelijke brief (klachtenbrief of sollicitatiebrief) per e-mail wilt versturen, voeg die brief dan toe als bijlage. Ook je cv kun je als aparte bijlage meestu-ren. Verwijs in de e-mail dan naar die bijlagen. Vraag ook om een ontvangstbevestiging.Soms moet een zakelijke brief voorzien zijn van een echte handtekening. In dat geval kun je de brief beter per post versturen.

Om te (laten) controleren of je zakelijke brief of e-mail aan alle eisen voldoet, print je hem even. Op papier zie je vaak meer fouten dan op een beeldscherm.

TEKSTVORMEN GESCHREVEN TAAL

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 47 27/01/17 09:52

Page 49: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

48 TEKSTEN

Hieronder zie je een schema van de opbouw van een zakelijke brief en een voorbeeld-brief.

opbouw toelichting

naam en adres van de afzender

Schrijf je eigen naam, adres, telefoonnummer en e-mailadres. Schrijf de plaatsnaam in hoofdletters.

plaatsnaam en datum

Schrijf de plaatsnaam voluit, gevolgd door een komma, de dag, de maand (in letters) en het jaar (voluit).

naam en adres van de geadresseerde

Als je aan een bedrijf of instelling schrijft, noem dan altijd de persoon of afdeling. Gebruik daarbij de afkorting t.a.v. (ter attentie van). Schrijf het adres ook zo op de enveloppe.

betreftregelbetreft:

Geef kort het onderwerp van je brief. Begin het woord na de dubbele punt met een kleine letter.

aanhef Spreek de geadresseerde aan met alleen de achternaam (als deze bekend is), gevolgd door een komma.

inleiding Noem de aanleiding voor het schrijven van de brief en het doel. Begin de eerste alinea niet met ‘ik’.

kern Werk de aanleiding uit. Geef een toelichting of noem je argumenten. Ge-bruik voor elk deelonderwerp een nieuwe alinea.

slot Herhaal nog eens het doel van de brief. Sluit af met een zin waarin je jouw verwachting voor de toekomst uitspreekt. Je hoopt bijvoorbeeld dat je de ontvanger van de brief voldoende hebt geïnformeerd, of je zegt dat je je verheugt op de reactie van de ontvanger.

slotgroet Kies voor een zakelijke afsluiting: Hoogachtend,Minder formeel is: Met vriendelijke groet,Hier staat altijd een komma achter.

handtekening en naam van de ondertekenaar

Plaats twee witregels onder de brief en typ daaronder je naam met eventu-eel je functie, als je namens een bedrijf of instelling schrijft.Zet op de witregels met pen je handtekening.Een officiële brief die als bijlage van een e-mail verzonden wordt, mag je digitaal ondertekenen.

bijlagen Vermeld de bijlagen onder aan de brief.Nummer ze als het er meer zijn.

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 48 27/01/17 09:52

Page 50: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN

49

VOORBEELD INDELING ZAKELIJKE BRIEF

Stanley OverbeekDa Vinciplein 2381257 AZ ALKMAAR06-12345678

Alkmaar, 31 mei 2016

NCR Handelsbladt.a.v. de redactie van [email protected] 206731001 NR AMSTERDAM

Betreft: aanvraag opleidingsfolders Hogeschool Amsterdam

(De naam is bekend.)Geachte heer De Wit,Geachte mevrouw Ter Borgh,(Schrijf voorvoegsels als de en ter in achternamen met een hoofdletter.)

(De naam is onbekend.)Geachte mevrouw/heer,Geachte heer/mevrouw,

(Je richt je tot de leiding van een instelling of bedrijf.)Geacht bestuur,Geachte directie,

inleidingkernslotHoogachtendofMet vriendelijke groeten,

handtekening

Noah van LeeuwenofNoah van LeeuwenVoorzitter van de ondernemingsraad Landstede Groep

Bijlage 1: kopie van paspoort

TEKSTVORMEN GESCHREVEN TAAL

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 49 27/01/17 09:52

Page 51: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

50 TEKSTEN

3.10 De klachtenbrief

Een klachtenbrief is een zakelijke brief waarin je je klacht met argumenten naar voren brengt. Je richt je brief aan de leverancier van een product of dienst met het doel hem te overtuigen je klacht serieus te nemen en met een oplossing te komen.

Neem de moeite je klachtenbrief zorgvuldig te schrijven. Dat verhoogt de kans dat je klacht serieus wordt genomen en netjes wordt afgehandeld. Op internetsites als www.consuwijzer.nl en www.radartv.nl vind je allerlei voorbeeldbrieven.Hoewel veel bedrijven en instellingen online klachtenformulieren hebben, is het in veel gevallen beter om een officiële klachtenbrief (aangetekend) per post te versturen. Zeker als je in een conflict verwikkeld bent geraakt. Die brief kun je bewaren en als je hem aangetekend verstuurt, kun je bewijzen dat hij verzonden is.

StijlFormuleer je brief in een zakelijke stijl. Breng je klacht duidelijk en beknopt onder woorden, maar blijf in je woordkeus respectvol. Besteed, net als bij andere zakelijke brieven, veel aandacht aan de verzorging van de klachtenbrief.

Opbouw

opbouw toelichting

inleiding Omschrijf duidelijk je klacht en relevante gegevens van het product of de dienst en de data.

kern Licht je klacht verder toe. Gebruik voor elk deelonderwerp een aparte alinea. Voeg argumenten toe om je klacht te onderbouwen (eerdere klachten of reparaties, afspraken, contractbepalingen).

slot Noteer welke oplossing je ziet of op welke termijn de klacht verholpen zou moeten zijn. Vraag om een ontvangstbevestiging en zeg dat je hoopt op een spoedige reactie.

bijlagen Voeg belangrijke stukken bij als de offerte, eerdere e-mailwisselingen, jouw over-eenkomst of een contract.

Tips

• Bewaar zelf een (digitale) kopie van je klachtenbrief en van de bijlagen.• Voor de klachten die je via e-mail afhandelt, gelden dezelfde regels wat betreft

opbouw, verzorging en stijl als bij papieren post. Zie paragraaf 3.8 voor meer informatie over de e-mail.

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 50 27/01/17 09:52

Page 52: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN

51

VOORBEELD KLACHTENBRIEF

Yulia VersteegheBagijnenstraat 188291 KL DEVENTER

Deventer, 28 juli 2016

Buitenzorg vakantiest.a.v. de afdeling klachtenbehandelingKolkmansweg 888043 JR DEVENTER

Betreft: klacht over vakantiehuisje

Geachte heer/mevrouw,

Vanaf 17 juli tot 25 juli jl. heb ik via uw organisatie een vakantiehuisje in Vielsalm (Ar-dennen) gehuurd voor een bedrag van € 430 (inclusief eindschoonmaak). Het huisje voldeed niet aan wat wij hadden kunnen verwachten op grond van de catalogus.

Het huis bleek allesbehalve grondig schoongemaakt. Het was er vies en stoffig en het rook muf. Onder de bedden vonden we etensresten en wikkels van snoepgoed.

Het huisje was inderdaad ‘vrijstaand’, maar lag wel pal naast de sanitaire voor-zieningen van de bungalowtenten, wat voor nogal wat overlast zorgde. En van de beloofde Wifi-ontvangst was meestal geen sprake.

Natuurlijk heb ik een en ander direct gemeld bij de beheerder ter plaatse, maar die verwees ons direct naar u, als ‘verantwoordelijke reisorganisatie’.

Mijns inziens zijn onze verwachtingen geenszins waargemaakt. Door de overlast en het extra schoonmaakwerk hebben wij volstrekt onvoldoende van onze vakantie kunnen genieten. Wij vragen van u dan ook een schadevergoeding van € 200.

Uw reactie zie ik graag binnen een maand tegemoet. Ik ga ervan uit dat u bereid zult zijn mijn klacht op een correcte manier af te handelen.

Hoogachtend,

Yulia Versteeghe

Bijlagen: - foto’s van de situatie bij aankomst- kopie van de huurovereenkomst

TEKSTVORMEN GESCHREVEN TAAL

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 51 27/01/17 09:52

Page 53: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

52 TEKSTEN

3.11 De schriftelijke sollicitatie en motivatiebrief Een sollicitatiebrief is een zakelijke brief die je schrijft met de bedoeling uitgenodigd te worden voor een sollicitatiegesprek. Een sollicitatiebrief schrijf je meestal naar aanleiding van een advertentie.

Je richt je brief aan de persoon of afdeling van het bedrijf of de organisatie die in die ad-vertentie wordt genoemd. Het doel van een sollicitatiebrief is de lezer(s) zover te krijgen dat je wordt uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek. Zo’n brief is dus altijd activerend. Als je een sollicitatiebrief gaat schrijven, bereid je dan goed voor en neem de tijd. Het is heel belangrijk dat je zorgvuldig schrijft en probeert de juiste toon te treffen voor deze functie.

VoorbereidingAls je gaat solliciteren, wil je mensen bij een organisatie overhalen om jou aan te nemen. Daarvoor moet je jezelf goed presenteren. Laat vaardigheden en eigenschappen van jezelf zien die belangrijk zijn voor de baan en die passen bij de organisatie. Maar hoe weet je nu welke dat zijn?• inhoud van de baan

Bestudeer de advertentie. Probeer een goed beeld te krijgen van het bedrijf of de instelling waarbij je solliciteert. Wat zijn de doelstelling en visie van de organisatie? Wat is de taakomschrijving van de baan? Wat zijn de functie-eisen?

• aanvullende informatie inwinnenAls de advertentie je niet genoeg informatie geeft, kijk dan op de website van de organisatie of praat met mensen die de organisatie of de bedrijfstak kennen. Vaak staat in de advertentie de naam van iemand bij wie je telefonisch informatie kunt inwinnen. Aarzel niet om te bellen. Bereid je vragen voor (op papier) en houd een pen bij de hand, zodat je aantekeningen kunt maken. Een telefoontje kan ervoor zorgen dat je een veel betere brief schrijft.

• motivatie voor de baanDenk goed na over je motivatie. Waarom wil je juist in deze organisatie werken? Waarom wil je de baan zo graag?

Stijl en verzorgingEen goede sollicitatiebrief is prettig leesbaar en beknopt, maar bevat toch alle punten om je goed te presenteren. Bij de voorbereiding van de brief heb je de website van het bedrijf bekeken. Pas je taalgebruik en toon aan bij wat je daar gelezen hebt.

Tips

• Benadruk je sterke punten zonder te overdrijven. Vermijd clichés.• Begin de zinnen niet te vaak met ‘ik’.• Houd de toon van je brief neutraal en zakelijk, maar laat wel merken dat je

enthousiast bent.• Vraag altijd iemand je brief kritisch te controleren op spel- en stijlfouten.

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 52 27/01/17 09:52

Page 54: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN

53

OpbouwVoor een sollicitatiebrief gelden de conventies van het Amerikaanse briefmodel (zie paragraaf 3.9). Vermeld in de betreftregel het vacaturenummer als dat in de advertentie is vermeld. Bouw de brief als volgt op:

opbouw toelichting

inleiding Geef aan:– wat de aanleiding is om te solliciteren (advertentie en bron (krant of tijdschrift) en

datum van verschijnen); – op welke functie je solliciteert.

kern Licht toe:– waarom je solliciteert;– waarom je denkt dat je geschikt bent voor de aangeboden functie (opleiding,

ervaring, interesse);– waarom je voldoet aan de functie-eisen.

slot Verwijs voor je verdere gegevens naar je curriculum vitae.Geef aan dat je je sollicitatie graag toe wilt lichten in een gesprek.

Tips

• Zorg voor een heldere alineaverdeling.• Controleer zorgvuldig alle gegevens.• Stuur de bijlagen mee: curriculum vitae (afgekort: cv), diploma’s of certificaten.• Bewaar altijd een (digitale) kopie van je sollicitatiebrief en de bijlagen.

Open sollicitatieIn een open sollicitatiebrief solliciteer je bij een bedrijf waar je graag wilt werken hoewel het bedrijf geen advertentie heeft geplaatst. Een open sollicitatie doe je na een gedegen voorbereiding. Vooral telefonisch informatie inwinnen is erg belangrijk. Pro-beer te weten te komen welke functies er in het bedrijf zijn en aan wie je de sollicitatie kunt richten.In je brief noem je de persoon die je attent heeft gemaakt op dit bedrijf en je formu-leert zorgvuldig waarom je graag bij dit bedrijf wilt werken. Je kunt de opbouw van de sollicitatiebrief aanhouden. Vraag altijd of je in elk geval op gesprek mag komen. Als je geen reactie krijgt, bel dan na een paar dagen nog eens om je brief onder de aandacht te brengen.

Motivatiebrief Bij het aanmelden voor een studie, een stageplaats of beurs, hoort soms een motivatiebrief. Dat is een persoonlijk verhaal dat een selectiecommissie moet overtuigen van jouw kwaliteiten en motivatie voor een opleiding of stageplaats. Vaak is de lengte van de brief gegeven, bijvoorbeeld vijfhonderd tot zevenhonderd woorden.Je moet je in de brief onderscheiden van andere briefschrijvers. Je schrijfstijl mag persoonlijker zijn dan in een sollicitatiebrief, maar de toon blijft respectvol en zakelijk.

TEKSTVORMEN GESCHREVEN TAAL

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 53 27/01/17 09:52

Page 55: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

54 TEKSTEN

Laat echter wel zien dat je weet wat de opleiding inhoudt, dat je daar enthousiast over bent en dat die zeer geschikt voor jou is. Zorg dat je oprecht klinkt. Je kunt de opbouw van de sollicitatiebrief aanhouden. Solliciteren per e-mail Steeds vaker kun je sollicitatiebrieven en cv’s per e-mail versturen. Als je dat doet, stuur dan zowel je brief als je cv als bijlage, zodat de opmaak behouden blijft. Schrijf in de e-mail zelf alleen kort naar welke functie je solliciteert, verwijs naar de bijlagen en vraag om een ontvangstbevestiging.

Geef de bijgevoegde documenten een onderscheidende naam, bijvoorbeeld sollicitatiebrief_achternaam of cv_achternaam. In de onderwerpregel van de mail vermeld je de vacature én je naam.

Curriculum vitae In je curriculum vitae (letterlijk: levensloop) zet je je persoonlijke gegevens, opleiding en ervaring op een rij. Een werkgever kijkt vaak eerst naar je cv om te bepalen of je de juiste kwalificaties hebt voor de functie. Zorg er daarom voor dat je cv er verzorgd en overzichtelijk uitziet, zowel wat betreft inhoud als vormgeving. Vermeld je opleidingen en werkervaring in chronologische volgorde.

opbouw toelichting

persoonlijke gegevens naam, adres, telefoon, e-mailadres, geboortedatum, geboorteplaats, burgerlijke staat, nationaliteit

opleiding – de opleiding waar je nu mee bezig bent– alle opleidingen die je met een diploma hebt afgerond– cursussen die relevant zijn voor de functie

werkervaring – de baan waar je nu mee bezig bent– alle werkervaring die je eerder hebt opgedaan: banen, stages en

vrijwilligerswerk

overige informatie – talenkennis – rijbewijs– nevenactiviteiten zoals een serieuze hobby of sport waar je veel tijd

insteekt of een bijzondere hobby die iets laat zien over wie je bent (Deze categorie kun je ook weglaten als het niet relevant is.)

referenten mensen die je willen aanbevelen, docent, werkgever

Tips

• Vraag je referenten van tevoren of je hun naam mag noemen in je sollicitatiebrief.• Maak je cv mooi op. Hij mag best een beetje opvallen.• Laat ook je cv nog even door iemand nalezen op typfouten.

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 54 27/01/17 09:52

Page 56: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN

55

VOORBEELD CV

Curriculum vitaePersoonlijke gegevensNaam: VermeerVoornaam: IndraAdres: Noorderhaven 33 9714 VE GroningenTelefoon: 050-368 6144E-mail: [email protected] Geboortedatum: 17 juli 1992Geboorteplaats: GroningenBurgerlijke staat: ongehuwdNationaliteit Nederlandse Opleiding2004-2010 Havo op het Parcival College in Groningen, Profiel: Na-

tuur & Gezondheid2010-2014 Biologie en medisch laboratoriumonderzoek aan de

Hogeschool Utrecht2011-heden Cursus Engels voor gevorderden, TaalTalent Utrecht

Ervaring2008-2009 Activiteitenbegeleider Camping Lauwersoog2011-2012 Stage bij Ducares in Utrecht (laboratoriumwerk)

ReferentiesMevrouw C. van Ooijen, decaan Parcival College in Groningen, telefoon: 050-659 8322De heer J. Nahoy, stagebegeleider bij Ducares, telefoon: 030-248 3007

3.12 De ingezonden brief

Ingezonden brieven staan in kranten en tijdschriften. In deze brieven reageren lezers op een publicatie, een actueel onderwerp of een andere ingezonden brief. Ze zijn bijna altijd betogend van karakter.

Een ingezonden brief schrijven is een manier om deel te nemen aan maatschappelijke discussies. Tegelijkertijd is het een beproefd middel om eens flink je gal te spuwen. Reacties van jonge mensen worden vaak gewaardeerd, omdat zij een frisse kijk hebben op de maatschappelijke ontwikkelingen.

TEKSTVORMEN GESCHREVEN TAAL

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 55 27/01/17 09:52

Page 57: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

56 TEKSTEN

StijlIngezonden brieven met een betogend karakter schrijf je in persoonlijke en licht onge-nuanceerde stijl. Je kunt volop retorische middelen gebruiken. Een ingezonden brief die alleen extra informatie geeft bij een actueel onderwerp schrijf je in een zakelijke stijl. Houd er rekening mee dat de krant of het tijdschrift je ingezonden brief redigeert of zelfs inkort.

OpbouwDe ingezonden brief ziet eruit als een artikel. Je schrijft hem als een betogende of beschouwende tekst. Bij het analyseren en schrijven van ingezonden brieven kun je de vaste tekststructuren gebruiken.

opbouw toelichting

inleiding Verwijs expliciet naar de bron of de uitspraken waarop je reageert.

kern Beschrijf wat je reactie is. Geef argumenten voor je mening.

slot Trek je conclusie.Sluit af met je naam en woonplaats. (Anonieme brieven worden niet geplaatst.)

Tips

• Formuleer kort en kernachtig.• Geef niet alleen aan wat niet goed is, maar kom ook met een alternatief.

VOORBEELD INGEZONDEN BRIEF MET UITGEWERKTE ARGUMENTATIE

Vergelijk mijn gondel niet met een bierfiets‘Amsterdam wordt het Venetië van het noorden’, schreef Martijn Meijer afgelopen maandag in NRC Next. De binnenstad wordt een pretpark, meent hij. En het boeg-beeld van die verpretparkisering is een Venetiaanse gondel die door de grachten vaart, met een vrouw achterop. Die vrouw, dat ben ik. Die gondel is mijn gondel. ‘Een lukraak ingelijfd element uit een andere cultuur, zonder verband met de bestaande stadscultuur,’ aldus Mar-tijn Meijer. Op mijn 28ste ben ik voor mijn opleiding aan het hout- en meubileringscollege naar Venetië gegaan. Vier maanden heb ik op de meest traditionele gondelwerf verbleven om de kunst van de gondelbouw te bestuderen. Vervolgens heb ik, als afstudeerproject, mijn gondel gebouwd en ben ik teruggegaan naar Venetië om te leren roeien. Ik wilde de verhalen over de evolutie van de gondel vertellen, vooral aan gasten die in mijn gondel door een stad zouden varen die veel overeenkomsten met Vene-tië vertoont. In 1999 ontving ik de startgeldprijs voor het beste idee voor de stad. De jury bestond uit Amsterdammers.

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 56 27/01/17 09:52

Page 58: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

57

TEKSTEN

Inmiddels vaar ik al vijftien jaar op de grachten, in de zomer gemiddeld één à twee keer per week. Net genoeg om de gondel te kunnen onderhouden. Meneer Meijer heeft me onlangs voor het eerst gezien. Dat zegt wellicht iets over de mate waarin gondels de binnenstad ‘overwoekeren’. Overigens is deze informatie heel makkelijk te vinden, op Google. Dat had meneer Meijer kunnen doen, voor hij zonder onderscheid gondels en bierfietsen op een hoop gooide. Nog iets meer speurwerk leert dat mijn gondel niet de eerste is in Amsterdam. In 1884 maakte het Algemeen Handelsblad melding van een ‘heusche gondel met een heusche Italiaanse bemanning’, gelegen bij het Amstel hotel. In 1955 voer een gondel elke avond het Lido voorbij, met een strijkje erop. In het stadsarchief van Amsterdam bevindt zich een prachtige foto van Jacob Olie met daarop een gondel, op de Binnen Amstel. De afgelopen vijftien jaar heb ik het steeds drukker zien worden op het water. Niet met ‘uitwassen uit andere culturen’, zoals Martijn Meijer schrijft, maar met allerlei inheemse vaartuigen. Die soms zijn gevuld met schreeuwende mensen. Nederlandse mensen. Ik zou bijna durven zeggen: Amsterdammers. Sowieso hebben veel meer Amsterdammers dan voorheen een eigen bootje. Misschien verklaart dat de drukte op het water? Het wordt steeds luider en voller in de stad. Het debat over de bierfiets is in volle gang. Ik zie mezelf niet graag bij deze uitingen van ondernemerszin geplaatst. Ik vaar niet met mijn gondel omdat ik er goed aan verdien. De vergunning die mij dit jaar is opgedrongen, wil ik niet eens. Ik vaar omdat het mooie momenten oplevert. Met meestal twee, soms vier mensen aan boord. Omdat de inzittenden onze stad zien vanaf het water. Zonder het geluid van een motor. Er komt geen tweede of derde gondel want ik ben geen ondernemer. Ik vind het leuk om zelf te varen. Ik begrijp de angst van meneer Meijer. Globalisering leidt tot vragen over de ei-gen identiteit en hoewel Meijer niet goed kan benoemen wat die identiteit is, weet hij wel precies wat er niet thuis hoort in een stad als Amsterdam. Toch hebben vreemde culturen zich altijd vermengd in Amsterdam. Is dat niet ook een deel van de identiteit van deze stad? Hoor je ooit iemand klagen over de hoeveelheid en diversiteit aan eetgelegenheden met buitenlands eten op het menu? Willen we allemaal nog in een DAF rijden? Het is mij niet duidelijk waarom Martijn Meijer mijn gondel vergelijkt met bierfietsen en segways. Gaat het nu om het verwisselen van dragers van culturele informatie of gaat het om overlast door drukte en lawaai? Ook in dat laatste geval voel ik me niet aangesproken. De gondel veroorzaakt geen geluidsoverlast, geen drukte, geen uitlaatgassen. Misschien is het moeilijk om naar te kijken. Dan moet meneer Meijer maar even zijn ogen dicht doen. Wel oppassen dat u intussen niet door een bierfiets wordt overreden!Tirza Mol is gondelier in Amsterdam.Bron: Tirza Mol, NRC Handelsblad

TEKSTVORMEN GESCHREVEN TAAL

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 57 30/01/17 14:28

Page 59: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

58 TEKSTEN

ToelichtingLet op de verwijzingen in de inleidende alinea. Daarin vat de schrijfster, Tirza Mol, ook het standpunt van Martijn Meijer kernachtig samen. Vervolgens maakt de schrijfster aan de hand van citaten uit het artikel van Meijer duidelijk waarom ze het niet met hem eens is.

3.13 Online teksten

Er zijn allerlei nieuwe tekstvormen op internet. Ze hebben vaak geen lineaire structuur met een inleiding, kern en slot, maar het zijn hyperteksten waarbij jij als lezer je eigen pad moet zoeken.

Onlineteksten zijn groepen teksten die naar elkaar verwijzen met hyperlinks. Kenmer-ken van onlineteksten zijn:• dynamische inhoud

De inhoud van online teksten is dynamisch. Je kunt een tekst elke dag veranderen. De inhoud is niet meer statisch.

• kwaliteitDe kwaliteit verschilt erg. Er zijn heel slechte en heel goede teksten. Iedereen publi-ceert en er is geen redactie van internet.

• multimediaalOnline teksten zijn vaak multimediaal. Ze bestaan dan uit een combinatie van tekst, video’s, infogrammen en animaties. Je hebt meer mogelijkheden om je informatie vorm te geven.

• tweewegverkeerBij online teksten is er interactie mogelijk tussen de schrijver en de lezer. Je schrijft iets op internet en je krijgt een reactie.

• samenwerken en samen lerenInternet biedt veel mogelijkheden om online samen te werken en te leren. Als je met meerdere mensen aan een project werkt is het vaak handig om tekstvormen te kiezen waarmee je kunt samenwerken. Je kunt ook samenwerken met mensen buiten school, met experts bijvoorbeeld.

Tips

• Stem de vorm zorgvuldig af op de boodschap die je hebt. Sommige informatie komt goed over in een video, andere beter in een tekst of infogram.

• Bekijk de online informatie kritisch. Wie heeft de informatie geschreven? Is het betrouwbaar? Zie paragraaf 9.3 voor meer informatie over het beoordelen van bronnen.

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 58 27/01/17 09:52

Page 60: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN

59

3.14 Weblog of blog Een weblog of blog is een tekst waarop je meteen commentaar kunt geven, waar-door de schrijver rechtstreeks in contact staat met zijn lezer. Het lijkt op een online dagboek. Meestal staat het laatste blogbericht bovenaan, je leest dus omgekeerd chronologisch.

Je kunt op een blog ook werken met tags of labels. Daarmee geef je aan waar je blogbe-richt vooral over gaat. De lezer kan later alle blogs met dezelfde tags verzamelen en in een keer lezen.

Er zijn heel veel blogs rond een hobby of specialisatie, bijvoorbeeld modeblogs, maar steeds meer mensen gebruiken ze ook voor hun werk of opleiding. Als je onderzoeker bent of een studie doet, kun je met een blog communiceren met mensen die met hetzelfde onderzoek bezig zijn. Je kunt elkaar eenvoudig feedback vragen. Ook kranten en tijdschriften gebruiken blogs om rond een bepaald onderwerp continue informatie te geven, die ze nog niet in een artikel hebben staan.

Tip

Gebruik een standaardprogramma voor het maken van een blog: Google of Wordpress.

3.15 Wiki

Een wiki is een zich steeds uitbreidende website waar mensen samen informatie verzamelen. Met een wiki kun je snel en gemakkelijk informatie delen en samenwerken.

Een bekende wiki is Wikipedia, tegenwoordig de meest gebruikte encyclopedie. Je kunt de wiki ook gebruiken om de resultaten van een onderzoek weer te geven. Een wiki kan een eindproduct zijn (Dit hebben we gevonden in ons onderzoek...), maar ook een plek om samen te werken.

Tips

• Een wiki hoef je niet in één keer compleet te schrijven. Vul hem geleidelijk aan totdat hij klaar is.

• Nodig iemand die veel van het onderwerp weet uit om informatie toe te voegen.• Wikispaces.com is een handige tool om snel een wiki te maken.

TEKSTVORMEN GESCHREVEN TAAL

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 59 30/01/17 14:02

Page 61: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

60 TEKSTEN60 TEKSTEN

VOORBEELD WIKI

Wikipedia is een internetencyclopedie, die wereldwijd door een groot aantal auteurs op vrijwillige basis wordt geschreven. De inhoud moet te controleren zijn en mag geen onrecht doen aan derden, maar verder geldt het principe van de vrije kennis. De naam Wikipedia is een samentrekking van wiki, wat in het Hawaiiaans snel betekent, en encyclopedia. De website is onderdeel van de Wikimedia Foun-dation, een in de Verenigde Statengevestigde organisatie zonder winstoogmerk. Onder de paraplu van de Wikimedia Foundation bevinden zich diverse meertali-ge projecten waarvan Wikipedia het oudste en bekendste is. In alle veelvoorko-mende talen is er een Wikipedia.Wikipedia werd in 2001 opgericht door de Amerikaanse ondernemer Jimmy Wales, samen met zijn medewerker Larry Sanger. In 2003 droeg Wales zijn rechten op de naam Wikipedia, de website zelf en de servers waarop deze draaide over aan de Wikimedia Foundation, een stichting die hij oprichtte om het behoud en de verdere ontwikkeling van Wikipedia langdurig mogelijk te maken. De stichting leeft bijna uitsluitend van donaties en heeft ongeveer honderdvijftig betaalde medewerkers. Wikipedia zelf wordt echter door vrijwilligers beheerd en geschreven.De artikelen op Wikipedia worden geacht een neutraal standpunt uit te dragen. Wikipedia is in principe door iedereen te bewerken. Dat is ook een van de redenen dat Wikipedia geen garantie voor de juistheid en evenwichtige kwaliteit van de informatie kan geven. Daarnaast is, door het open karakter van het project, de kans op vandalisme altijd aanwezig.Bron: www.wikipedia.nl

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 60 27/01/17 09:52

Page 62: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN 61

TEKSTEN

TEKSTEN

4 TEKSTVORMEN GESPROKEN TAAL

Ook in gesproken taal onderscheiden we allerlei tekstvormen. Grofweg maken we een indeling in monologen, dialogen en groepsgesprekken. In dit hoofdstuk maak je kennis met de meest voorkomende tekstvormen voor gesproken taal, zowel offline als online. Bij elke vorm staan we ook stil bij het doel dat je met deze tekstvorm kunt bereiken.

4.1 Presentaties

Een presentatie is een tekst die je uitspreekt voor een publiek. Bedenk van tevoren goed wie je publiek is en wat je wilt bereiken. Op basis daarvan bepaal je het soort presentatie dat je geeft.

Wil je het publiek er bijvoorbeeld van overtuigen dat er op school veel meer moet wor-den gedaan tegen cyberpesten, dan houd je een betoog waarin je probeert je publiek te overtuigen. Spreek je op de bruiloft van je zus, dan vertel je een grappig verhaal en is je doel amuseren. Gebruik bij het bepalen van het soort presentatie dat je wilt geven het volgende overzicht:

overzicht spreekdoelen en soorten presentaties

spreekdoel Je wilt … soort presentatie bijvoorbeeld:

informeren luisteraars gegevens verstrek-ken of verslag doen van een gebeurtenis.

informatieve presentatie

verslag doen van een stage

instructie geven

luisteraars vertellen hoe ze iets moeten doen (uitvoeren).

instructieve presentatie (instructie)

instructie geven over hoe je een filmpje in een blog kunt embedden

uiteenzetten luisteraars uitleggen hoe iets in elkaar zit of werkt.

uiteenzettende presentatie (uit-eenzetting)

uitleggen wat autisme precies is

beschouwen luisteraars laten nadenken over een onderwerp door er verschil-lende kanten van te laten zien.

beschouwende presentatie (beschouwing)

verschillende meningen over gedragsverandering presenteren

overtuigen luisteraars met behulp van argumenten je standpunt laten overnemen.

betogende pre-sentatie (betoog)

proberen aan te tonen dat er niet op cultuur voor jongeren bezuinigd moet worden

activeren luisteraars overhalen iets te gaan doen, in actie te komen.

activerende presentatie

leerlingen oproepen mee te doen met de debatclub van je school

amuseren luisteraars vermaken, aan het lachen maken, bijdragen aan de goede sfeer.

amuserende presentatie

een anekdote vertellen, spreken op een feest of afscheidsreceptie

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 61 27/01/17 09:52

Page 63: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

Spreekdoelen combinerenIn een presentatie heb je vaak verschillende spreekdoelen. Je kunt bij het presenteren van je profielwerkstuk bijvoorbeeld veel uitleg geven die je vervolgens gebruikt om je mening te onderbouwen. Een betogende presentatie kan eindigen met een oproep of aansporing.

StijlKies voor je presentatie de stijl die past bij het spreekdoel en het publiek. In een uiteen-zetting gebruik je een zakelijke stijl: je woordkeus is neutraal en onpartijdig. Een sub-jectiever stijl met ironie of persoonlijke opvattingen kun je gebruiken in een betogende, activerende of amuserende presentatie. Wees voorzichtig met vaktaal. Soms heb je die nodig, maar leg dan moeilijke termen duidelijk uit. Vraag je altijd af wat je publiek al weet en bouw daarop verder.

OpbouwAls spreker heb je een voordeel ten opzichte van schrijvers: je hebt direct contact met je publiek. Zorg ervoor dat je vanaf het begin je publiek weet te boeien. Bereid je presentatie goed voor in de vorm van een spreekplan. Zie paragraaf 8.2 voor meer informatie over het maken van een spreekplan. Gebruik de vaste tekststructuren. Zie paragraaf 5.9 voor meer informatie over vaste tekststructuren en vaste vragen.

opbouw toelichting

inleiding Zorg voor een pakkende opening: een anekdote waaruit blijkt dat jijzelf enthousiast bent over het onderwerp, een cartoon of een actuele kwestie.Vertel kort wat je je publiek gaat vertellen.

kern Verdeel je informatie in ‘alinea’s’ en las na elk deelonderwerp een korte pauze in.Herhaal de belangrijke informatie of standpunten af en toe in een andere vorm. Dat helpt het publiek om de kern van je verhaal goed te onthouden.

slot Bedenk een aansprekend slot.Vat de boodschap kernachtig samen.Je kunt ook eindigen met een vraag of slogan waarmee je het publiek uitdaagt om te reageren. Zie paragraaf 5.6 voor meer informatie over manieren om af te sluiten.

Gebruik, als het nodig is, ook de mogelijkheid om af te wijken van je plan, bijvoorbeeld als je ziet dat je publiek niet meer geïnteresseerd is. Improviseren lukt goed als je veel van het onderwerp weet en er enthousiast over bent. Zorg wel dat je je doel voor ogen houdt.

Meer informatie over het voorbereiden en geven van presentaties lees je in hoofdstuk 8.

Tips

• Houd de aandacht van je luisteraars vast door variatie en momenten van ontspanning in te bouwen in je presentatie.

• Gebruik beeldmateriaal om ingewikkelde dingen op een eenvoudige manier uit te leggen.

• Wat je het laatst zegt, onthoudt het publiek het best.

62 TEKSTEN

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 62 27/01/17 09:52

Page 64: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN

4.2 De speech

Een speech is een speciale vorm van een presentatie. In een speech houd je een betoog over een onderwerp waar je een duidelijke mening over hebt. Je bent er hartstochte-lijk voor- of tegenstander van. Met de inzet van retorica en stijlmiddelen verleid je je publiek om naar je te luisteren en breng je je boodschap op een bijzondere manier over.

StijlBij de speech heb je aandacht voor de vorm van je verhaal. Je zet stijlmiddelen of reto-rica in om je verhaal kracht bij te zetten. In hoofdstuk 12, over aantrekkelijk spreken en retorica, vind je tips voor een goede speech.

OpbouwVerras je publiek met een onverwachte opening, zo heb je meteen de aandacht. Voor de opbouw van je speech volg je verder de opbouw van een presentatie. Zie paragraaf 4.1 voor meer informatie over de opbouw van een presentatie en hoofdstuk 8 voor meer informatie over spreekstrategieën.

Tips

• Kleine anekdotes zijn prima, maar houd ze echt kort: twee of drie zinnen.• Sta rustig, zet beide benen stevig op de grond.• Spreek luid, rustig en duidelijk zodat het publiek je kan verstaan, ook achterin.• Je kunt de speech afsluiten met een gezamenlijke toast. Je spreekt een wens,

compliment of een felicitatie uit en heft tegelijkertijd het glas.

4.3 De elevatorpitch

Een (elevator)pitch is een korte presentatie van een idee voor een product, service of project. De naam komt van de tijdsduur waarin je in de lift staat: van ongeveer dertig seconden tot twee minuten.

De elevatorpitch wordt voor veel verschillende doelen gebruikt. Het kan gaan om de verkoop van een product, het zoeken naar werk of om een punt duidelijk te maken in een gesprek. Onmisbaar bij een elevatorpitch is een in het oog springende presentatie met vergelijkingen en voorbeelden.

Een effectieve elevatorpitch geeft antwoord op de volgende vragen:– Wat is het product?– Wat heeft de koper eraan?– Wat maakt dit product uniek?Verder is het belangrijk dat de pitcher rekening houdt met verbale communicatie, non-verbale communicatie en de inhoud van de pitch.

63TEKSTVORMEN GESPROKEN TAAL

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 63 27/01/17 09:52

Page 65: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

4.4 Het interview

Een interview is een vraag- en antwoordgesprek, meestal tussen twee personen. Meestal is de geïnterviewde een deskundige op een onderwerp of vakgebied waar je meer over wilt weten. Soms is de geïnterviewde zelf het onderwerp van gesprek.

Voor het schrijven van een werkstuk of een artikel voor de schoolkrant kan het nodig zijn om iemand te interviewen. Het is een directe manier om meer te weten te komen over een onderwerp of een persoon. Praten met een expert of iemand die je bewondert kan heel verhelderend en inspirerend zijn.

VoorbereidingZorg dat je goed voorbereid het interview ingaat. Bedenk wat je al weet, wat je verder nog wilt weten en wat niet duidelijk voor je is. Voor een geïnterviewde is het prettig om te merken dat je je al in hem/haar of het onderwerp hebt verdiept. De geïnterviewde zal bereid zijn meer te vertellen en zo kom je meer te weten.

Tip

Bedenk een goede inleiding voor je interview bij de geïnterviewde. Een goede inleiding geeft antwoord op de volgende vragen: • Wat is je doel met je interview? • Waarom wil je de geïnterviewde interviewen? • Wat ga je doen met de antwoorden?

Goede interviewvragenFormuleer je interviewvragen voordat je het interview af gaat nemen:– Stel één vraag tegelijk, zodat de geïnterviewde alle vragen die je stelt kan beant-

woorden.– Stel je vragen kort en bondig, zodat het duidelijk is wat je bedoelt.– Stel open vragen, zodat de geïnterviewde veel ruimte krijgt om antwoord te geven.

Vindt u het een goed plan dat de gemeente het zwembad gaat sluiten en waarom wel of niet? ▸ Wat vindt u van het plan dat de gemeente het zwembad gaat sluiten?

Uitvoering van het interviewTijdens het interview moet je verschillende activiteiten tegelijkertijd uitvoeren: – vragen stellen aan de geïnterviewde;– goed luisteren en inspelen op de antwoorden van de geïnterviewde. Is het antwoord

nog niet duidelijk of wil je nog meer weten? Vraag dan door. – aantekeningen maken zodat je na afloop een goed verslag kunt maken.

64 TEKSTEN

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 64 27/01/17 09:52

Page 66: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN

Je kunt tijdens het interview meeschrijven met wat de interviewer vertelt. Risico is dan wel dat je je niet goed kunt concentreren op het gesprek en weinig oogcontact hebt met de geïnterviewde. Het interview opnemen met je telefoon is ook een mogelijkheid. Dan kun je je beter concentreren op het gesprek en je vragen. Vraag hier wel altijd toestem-ming voor aan de geïnterviewde. Let op: het uitwerken van een interview aan de hand van een opname kost je wel veel tijd!

Je kunt een interview ook met zijn tweeën afnemen en de taken verdelen: de een stelt de vragen, de ander schrijft mee. Op die manier is het voor allebei goed te doen. Boven-dien horen twee meer dan één.

Tip

Sommige geïnterviewden geven alleen korte antwoorden, ook al stel je open vragen. Het is dan de kunst om door te vragen. Dat kun je op verschillende manieren doen:• op een vragende toon het antwoord herhalen;• een samenvatting geven in eigen woorden, gevolgd door een vraag;• om extra uitleg vragen;• om voorbeelden vragen.

Zie paragraaf 3.3 voor informatie en schrijftips over het uitwerken van een interview.

4.5 Het onderhandelingsgesprek

Een onderhandeling is een gesprek waarin twee personen of groepen tot een over-eenkomst proberen te komen. Ze doen elkaar voorstellen en tegenvoorstellen, omdat ze er allebei het beste voor zichzelf uit willen halen. Vaak volgt een compromis: beide partijen geven iets toe.

‘Als jij nu even boodschappen doet, dan ruim ik je kamer wel op. Oké, als ik dan wel iets lekkers mag halen.’ Herkenbaar? Bij jou thuis is onderhandelen heel gewoon. Ook in zakelijke gesprekken wordt er onderhandeld, bijvoorbeeld over de prijs van een twee-dehands fiets of de hoogte van een salaris. In de politiek, waar twee of meer partijen moeten samenwerken, is onderhandelen onvermijdelijk.

VoorbereidingHet succes van een onderhandeling zit hem in een goede voorbereiding. Als je goed weet wat de kaders zijn waarbinnen je moet onderhandelen, kun je je tijdens de onder-handeling volledig op het gesprek concentreren. Je wordt niet afgeleid door ‘onzekerhe-den’ of ‘onduidelijkheden’ en bent zo beter in staat het maximale uit de onderhandel-ding te halen. Bedenk je van tevoren dan ook goed:– Wat is je doel? Wat wil je bereiken met je onderhandeling?

65TEKSTVORMEN GESPROKEN TAAL

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 65 27/01/17 09:52

Page 67: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

– Hoe kun je dat doen? Denk na over verschillende opties.– Wat wil de tegenpartij bereiken? Hoe verwacht je dat ze dat gaan doen?– Wat is je ‘wisselgeld’? Dat zijn punten waarop je wel wilt toegeven. Deze zet je in als

je denkt dat het nodig of nuttig is.– Tot hoe ver wil je gaan met je onderhandeling? Wanneer is de bodem voor jou bereikt

en stop je met de onderhandeling?

Tip

Er zijn twee tactieken die je kunt hanteren bij het onderhandelen:• Je wilt de maximale opbrengst voor jezelf zonder rekening te houden met de ander.

Als je eenmalig met iemand onderhandelt en daarna niets meer met deze persoon te maken hebt, kun je deze tactiek inzetten.

• Je wilt tot een compromis komen waar je rekening houdt met de ander en waar je allebei baat bij hebt. Als je langer met een partij gaat samenwerken, is dit een goede basis.

Uitvoering van de onderhandelingEen onderhandeling kent drie fasen:• verkennen: Verken wat de ander wil en vertel wat je zelf wilt. Zorg dat niet alleen de

eisen, maar juist ook de belangen op tafel komen liggen: Waarom wil de ander dat? Wat levert hem dat op? Het belang van de ander kan verschillen van jouw belang.

• overbruggen: Zoek naar gezamenlijke belangen, benoem de verschillen en probeer deze samen te overbruggen door voorstellen te doen en tegenvoorstellen te ontvan-gen in de vorm van als ... dan ...

• besluiten: Kom tot een uitkomst van de onderhandeling. Ga wel of niet akkoord met het definitieve voorstel. Maak verdere afspraken voor het vervolg.

4.6 Het sollicitatie/motivatiegesprek

Een sollicitatiegesprek of motivatiegesprek voer je met je mogelijk toekomstige werkgever. Je vertelt wie je bent, wat je kwaliteiten zijn en vooral: waarom je ergens graag wilt werken. Steeds vaker voer je ook een motivatiegesprek voor een vervolg-opleiding.

Of je nu betaald of onbetaald aan de slag gaat, als stagiair, vrijwilliger, of medewerker, eerst wil jouw werkgever weten wie je bent en of je geschikt bent voor de functie. Ook wil hij of zij graag weten wat je motivatie is om juist bij dit bedrijf of deze instelling aan de slag te willen. Voor jouzelf is een sollicitatiegesprek ook een kans om meer te weten te komen over je werkplek, de werkzaamheden en soms ook je toekomstige collega’s.

VoorbereidingZorg dat je goed voorbereid bent voor je gesprek: – Vorm je een beeld van de werkzaamheden. Wat ga je precies doen? Past het bij je?

66 TEKSTEN

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 66 27/01/17 09:52

Page 68: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN

Waar heb je nog vragen over? Schrijf ze op.– Bekijk de website van de organisatie. Maak een lijstje met vragen die bij je opkomen

en neem dit mee naar het gesprek. – Ga praten met iemand die er al werkt. Die kan je vaak concrete informatie geven over

de organisatie en hoe het eraan toegaat.– Denk na waarom je juist bij deze organisatie wilt werken en noteer dit voor jezelf. Dit

is je motivatie, een belangrijk element in het sollicitatiegesprek.– Bedenk wat je sterke punten zijn die van belang zijn voor het werk. Bedenk er min-

stens drie. Bedenk ook wat je nog niet zo goed denkt te kunnen, wat je nog wilt leren of wat een zwak punt van je is.

– Bedenk hoeveel uur je wilt en kunt werken. Zet voor jezelf op een rij wanneer je wel en niet kunt werken.

Tips

• Zorg dat je de motivatie van buiten kent en spontaan kunt vertellen. Oefen dit van tevoren met iemand met wie je je vertrouwd voelt.

• Maak je motivatie persoonlijk. ‘Omdat het je wel leuk lijkt’ is een motivatie die niet veel zegt. Beter is: ‘Ik vind de sfeer in jullie lunchcafé altijd zo gezellig. De mensen in de bediening doen echt hun best om het klanten naar de zin te maken. Dat doe ik ook graag.’

Uitvoering van het sollicitatiegesprekHet is zover, je gaat op sollicitatiegesprek. Bekijk jezelf even kritisch in de spiegel. Zie je er verzorgd uit? Twijfel je, vraag dan een ouder iemand om advies.

Tips

• Neem je lijstje met vragen mee.• Zorg dat je weet waar je moet zijn en met wie je het gesprek hebt.• Zorg dat je op tijd bent. Tien minuten van tevoren is mooi.• Zet je telefoon op stil. Neem nooit je telefoon op tijdens een sollicitatiegesprek.• Geef bij binnenkomst een hand en stel je voor. Glimlach gerust!• Wacht tot je wordt uitgenodigd om te gaan zitten.

Een sollicitatiegesprek is tweerichtingsverkeer. Je krijgt vragen te beantwoorden, maar je mag ook zelf vragen stellen. Je kunt daarmee wachten tot het eind van het gesprek, maar je kunt ze ook tijdens het gesprek stellen.

Meestal krijg je aan het eind van het gesprek de vraag of je nog vragen hebt. Neem dan gerust even je lijstje door. Heb je geen vragen meer? Je kunt altijd informeren naar de procedure. Hoe gaat het nu verder? Wanneer hoor je of je bent aangenomen? En wan-neer kun je dan beginnen?

67TEKSTVORMEN GESPROKEN TAAL

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 67 27/01/17 09:52

Page 69: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

Tips

• Beantwoord de vragen kort en bondig, maar vertel gerust een kleine anekdote als dat past bij de vraag of als je denkt dat dat een goed beeld van jezelf geeft.

• Benadruk je negatieve punten niet te veel. Noem er één, hooguit twee en alleen als ernaar gevraagd wordt.

• Denk gerust even na als je het antwoord op een vraag niet meteen weet. Heel even wachten met antwoorden maakt sowieso een slimme indruk.

Een gevoelig punt tijdens het sollicitatiegesprek is wat je gaat verdienen. Natuurlijk wil je dat graag weten, maar het kan als onbeleefd ervaren worden als je er te vroeg in het gesprek naar informeert. Als er een tweede sollicitatiegesprek is, bewaar je het praten over geld voor de tweede ronde. Is die er niet, dan kun je er aan het eind van het gesprek naar vragen. Meestal begint je werkgever er zelf over. Dat is voor beide partijen het prettigst.

4.7 De discussie

Een discussie is een gesprek tussen twee of meer partijen, die elkaar van een bepaald standpunt proberen te overtuigen. Tijdens een discussie mag een partij van mening veranderen. Dit in tegenstelling tot een debat waarbij elke partij bij zijn standpunt moet blijven.

Twee veelvoorkomende discussievormen zijn de meningvormende en de probleemop-lossende discussie.

Meningvormende discussieIn een meningvormende discussie verken je de verschillende meningen over een on-derwerp. De deelnemers aan de discussie wisselen hun standpunten uit en onderbou-wen die met argumenten. Ze hoeven het niet eens te worden.

In een meningvormende discussie breng je zelf je mening naar voren, je licht die nader toe en kunt die ook bijstellen als je vindt dat anderen goede argumenten hebben. Het doel van deze discussie is dat je samen een goed beeld krijgt van de problematiek, zodat je daarna kunt nadenken over mogelijke oplossingen of een actieplan kunt op-stellen.

Probleemoplossende discussieEen probleemoplossende discussie leidt tot een concrete oplossing of een actieplan. Je probeert de beste oplossing te vinden voor een probleem dat op meerdere manieren opgelost kan worden. Daarvoor is het belangrijk dat je goed naar elkaar luistert en seri-eus op elkaars standpunten en argumenten ingaat.

68 TEKSTEN

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 68 27/01/17 09:52

Page 70: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN

Formuleer het probleem eerst neutraal en concreet zonder al een oplossing of denkrich-ting aan te geven. Houd het aantal deelnemers beperkt, zodat ieder goed tot zijn recht kan komen. Wijs een voorzitter aan die ervoor zorgt dat de discussie ordelijk verloopt.

Voorbereiding van de discussie Voordat je gaat discussiëren is het belangrijk dat je je goed voorbereid:– Bedenk wat je standpunt is.– Bedenk goede argumenten, bij voorkeur objectieve argumenten. Zie paragraaf 10.2

voor meer informatie over objectieve argumenten.– Zoek eventueel aanvullende informatie op internet om je standpunt te onderbouwen.– Formuleer je standpunt en argumenten helder. Ik vind dat ... omdat ... of Ik ben het

eens met de stelling ... omdat ...

Uitvoering van de discussieEr zijn vier fasen in de discussie te onderscheiden:

fasen van discussie

fase 1Probleem onderzoeken

Bespreek het probleem aan de hand van vragen als:– Wat is de ernst van het probleem?– Voor wie is het een probleem?– Waardoor is het probleem ontstaan?

fase 2Standpunten uitwisselen

Bespreek alle meningen en ideeën die er zijn:– Iedereen geeft om de beurt zijn of haar mening. – Geef nog geen commentaar op wat anderen naar voren brengen.

fase 3Standpunten bespreken

Discussieer over de aangedragen ideeën:– Onderbouw je eigen standpunt met argumenten.– Reageer rustig op kritische opmerkingen van anderen.Kritische vragen die in deze fase aan de orde komen zijn:– Is het idee goed doordacht?– Leidt het idee tot een echte oplossing?– Brengt het idee andere problemen met zich mee?

fase 4Gezamenlijk standpunt formuleren

Aan het eind probeer je tot een gezamenlijk standpunt te komen:– Wat is de beste oplossing?– Zijn er meerdere actiepunten die samen het probleem effectief

aanpakken?Het gezamenlijke standpunt kan ook zijn dat er geen praktische oplossing gevonden wordt. Probeer dan te formuleren wat daarvan de oorzaak is en wat een volgende stap is om uiteindelijk wel tot een oplossing te komen.

Tips

• Laat elkaar uitpraten en luister goed naar elkaar.• Ga inhoudelijk in op elkaars argumenten.

69TEKSTVORMEN GESPROKEN TAAL

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 69 27/01/17 09:52

Page 71: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

Voorzitter van de discussieDe voorzitter heeft tot taak de discussie goed te laten verlopen. Je neemt een neutrale positie in. Je discussieert niet mee, maar je let op de interactie tussen de deelnemers en zorgt ervoor dat de discussie goed verloopt.

De voorzitter probeert een sfeer te creëren waarin iedereen zich kan uitspreken en seri-eus op elkaar reageert. Verdiep je als voorzitter goed in het discussieonderwerp en in je rol. Dan kun je de discussie goed volgen en iedere deelnemer tot zijn recht laten komen.

taken van de voorzitter

introduceert het discussieonderwerp en de probleemstelling;

zorgt ervoor dat de discussie in vier fasen verloopt;

bewaakt de afgesproken tijd (bijvoorbeeld twintig minuten);

zorgt ervoor dat iedereen zijn of haar mening naar voren kan brengen;

stimuleert aarzelende deelnemers en remt anderen juist af;

is gericht op samenwerken (elkaar laten uitspreken, geen persoonlijke aanvallen);

vat het resultaat van de discussie samen.

4.8 Het debatEen debat is een woordenstrijd tussen twee partijen over een stelling. Voor elke partij telt maar één doel: gelijk krijgen door goed te argumenteren en daarmee het debat winnen. Wie de winnaar is, bepaalt de jury. De organisatie en opbouw van een debat zijn strak.

Debatteren is onder scholieren en studenten een populaire ‘sport’ geworden. Vaak vin-den debatten plaats in een wedstrijdvorm met winnaars en verliezers, tactiek en trucs om (bijna) vals te spelen. Niet alleen de inhoud telt, maar ook de presentatie.

RolverdelingIn een debat onderscheiden we twee partijen: een partij voor de stelling (de voorstan-ders) en een partij tegen de stelling (de tegenstanders). Daarnaast is er een debatleider en een jury. Het doel van het debat is om de jury te overtuigen van je gelijk.

Voorbereiding voorstandersOm een tactiek te bepalen beantwoord je met je teamgenoten de zes standaardvragen van het debat:1 Wat is het probleem? Definieer het precies.2 Is het probleem ernstig en structureel?3 Wordt het probleem veroorzaakt door het huidige beleid?4 Biedt het nieuwe beleid een doeltreffende oplossing?

70 TEKSTEN

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 70 27/01/17 09:52

Page 72: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN

5 Is de oplossing uitvoerbaar?6 Wegen de voordelen van het nieuwe beleid op tegen de mogelijke nadelen?

Ga als volgt te werk:– Werk de argumenten uit en onderstreep de argumenten die moeilijk te weerleggen zijn. – Bespreek welke tegenargumenten je kunt verwachten en onderstreep zwakke argu-

menten. – Maak een spreekplan: als je elk argument en elk tegenargument plus de weerlegging

ervan op een kaartje zet, kun je ze gemakkelijk ordenen tijdens het debat. – Oefen je debatbeurt een paar keer ‘droog’, vooral als je debatteren lastig of

spannend vindt.

Tip

Elke spreekbeurt in een debat is een kleine monoloog. Je kunt je debat dus gedeeltelijk voorbereiden zoals je een presentatie voorbereidt.

Voorbereiding tegenstandersDe tegenstanders beantwoorden dezelfde standaardvragen van het debat. Alleen bepalen zij hun tactiek door te beslissen op welk deel van de argumentatie (op welke standaardvragen) ze hun pijlen richten. Met andere woorden: Wat is de zwakste scha-kel? Wat zijn de argumenten tegen? En welke alternatieven zijn er?

Voorbereiding juryDrie of vijf leerlingen vormen de jury. Zij bereiden zich inhoudelijk op het onderwerp voor door de documentatie van de debaters te lezen. Tijdens het debat letten ze op de kwaliteit van de argumentatie en de presentatie.

Uitvoering van het debatIn een debat mogen partijen elkaar niet onderbreken. Een debat is daarom ingedeeld in spreekbeurten in een vaste volgorde met een vaste tijdsduur. De tijdsduur kan per debat verschillen.

Als je spreekt, ga je staan. Eén leerling of de docent bewaakt de tijd. Met een opgesto-ken hand geeft de tijdwaarnemer aan dat de laatste minuut ingaat. Een horizontale, vlakke hand betekent: nog dertig seconden. De laatste tien seconden worden op de vin-gers afgeteld. De spreker mag overigens zijn zin afmaken voordat hij weer gaat zitten. Elk team mag tussen de beurten door één time-out aanvragen van één minuut.

71TEKSTVORMEN GESPROKEN TAAL

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 71 27/01/17 09:52

Page 73: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

Tips

• Let op wat je met timing kunt doen. Precies op het juiste moment een stilte laten vallen, kan heel sterk werken.

• Zorg dat het publiek je sympathiek vindt.• Maak aantekeningen tijdens de beurt van de tegenpartij. Zo kun je gemakkelijker je

weerwoord bepalen. • Je kunt het verband tussen je weerwoord en het bijbehorende argument duidelijk

maken door eerst het argument te herhalen en dan te zeggen hoe jij daarover denkt.

opbouw debat

opzetbeurt voorstanders Breng de stelling naar voren. Beantwoord alle standaardvragen bevestigend en geef hier een goede argumentatie bij.

4 minuten

opzetbeurt tegenstanders Geef tegenargumenten die je in de voorberei-ding bedacht hebt en die ten minste één van de debatvragen onderuithaalt.

4 minuten

verweerbeurt voorstanders Weerleg de tegenargumenten van de tegenstan-ders.Benadruk nogmaals je eigen argumenten. Let op: kom niet met nieuwe argumenten.

2 minuten

verweerbeurt tegenstanders Reageer op de verweerbeurt van de voorstanders. 2 minuten

slotbeurt tegenstanders Vat de tegenargumenten samen en vraag de jury om tegen te stemmen.

1 minuut

slotbeurt voorstanders Vat de belangrijkste argumenten voor de stelling samen en vraag de jury om voor te stemmen.

1 minuut

Na afloop van het debat houdt de jury een kort beraad. Daarna geeft de juryvoorzitter het commentaar op het debat en wijst (eventueel) een winnaar aan. Je wint een debat niet alleen met deugdelijke argumenten en een slimme tactiek, maar ook door je pre-sentatie en humor.

LagerhuisdebatEen speciale vorm van debat is het Lagerhuisdebat. In het Lagerhuisdebat zitten twee teams tegenover elkaar. Vooraf is bepaald dat het ene team voor de stelling is en dat het andere team tegen is. Wie iets wil zeggen, gaat staan en wacht tot hij de beurt krijgt van de debatleider. Een Lagerhuisdebat duurt meestal zo’n tien minuten. Een jury be-paalt na afloop welk team de beste debaters had.

72 TEKSTEN

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 72 27/01/17 09:52

Page 74: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN

4.9 Online gespreksvormen: vlog en podcast

Soms is het handig of leuk om lezen af te wisselen met gesproken woord. In deze para-graaf vind je twee voorbeelden van online gespreksvormen die je gemakkelijk zelf kunt maken: de videoboodschap of vlog en de podcast.

Vlog Het woord vlog is een samentrekking van video en blog. Het is dus eigenlijk een blog maar dan via video. Je geeft informatie over een actueel onderwerp of iets wat je bezig-houdt.

De vlog is de gesproken versie van een blog. Het is dus een tekst waarop je meteen kunt reageren, waardoor er een soort gesprek ontstaat. Je kunt een vlog ook gebruiken bij je schoolwerk. Soms is het een manier die beter past bij het onderwerp waar je mee bezig bent. Voor een werkstuk kun je mensen interviewen of op bezoek gaan op plekken die belangrijke informatie geven voor jouw onderzoek.

Tip

Gebruik een vlog om te oefenen voor een presentatie. Je kunt de vlog zelfs aan iemand sturen en vragen om feedback.

Podcast Een podcast is een geluidsbestand van een nieuwsbericht, een interview of een radio- uitzending.

Het woord podcast is een samentrekking van iPod en broadcast (uitzending). Ver-schillende kranten gebruiken een podcast als alternatief voor een artikel. Er zijn veel plekken waar je je op podcasts kunt abonneren. Ook zijn er veel apps om je te helpen een goede podcast te maken en te publiceren.

Tip

Maak eens een reeks podcasts in plaats van een verslag.

73TEKSTVORMEN GESPROKEN TAAL

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 73 27/01/17 09:52

Page 75: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

74 TEKSTEN

TEKSTEN

5 TEKSTSTRUCTUUR

Een goede tekst is opgedeeld in samenhangende alinea’s en vertoont een heldere op-bouw. De meeste teksten kennen de standaardindeling: inleiding – kern – slot. Tekstelementen als titel, tussenkopjes en witregels gebruik je om de structuur te verhel-deren. Verbindingswoorden maken het verband tussen zinnen, alinea’s en tekstgedeelten duidelijk. In dit hoofdstuk gaan we in op de structuur en structuurelementen van teksten.

5.1 Titel en tussenkopjes Een titel vertelt je iets over het onderwerp van de tekst. Tussenkopjes zeggen iets over de deelonderwerpen.

De titel boven de tekst is het eerste wat je opvalt. Een goede titel heeft twee functies: je trekt er de aandacht van de lezer mee én je verwijst naar het onderwerp van de tekst. Datzelfde geldt voor tussenkopjes.

titels

titel Een duidelijke titel is kort en krachtig. Een titel bestaat uit een onderwerp, een persoonsvorm en een lijdend voorwerp. Bijvoor-beeld: Man bijt hondBegin je titel altijd met een hoofdletter en zet er nooit punt achter.

ondertitel of chapeau (titel boven titel)

Hiermee geef je aanvullende informatie op de titel.Gebruik deze als je een heel pakkende kop hebt bedacht waaruit het onderwerp niet meteen duidelijk is. Spinazieloze tanden bijvoorbeeld heeft de ondertitel Zo maak je een sollicitatievideo wel nodig.

tussenkop Geef met tussenkopjes je deelonderwerpen aan.Gebruik tussenkopjes om de structuur van je tekst te verhelderen, als structuuraanduiders.Maak je tussenkop kort: twee, drie woorden maximaal.Gebruik een tussenkop om aandacht te trekken of de tekst te breken.Plaats een tussenkop op een plek waar de tekst een duidelijke wending neemt.

Tips

• Bedenk een prikkelende titel die vragen oproept.• Gebruik voorzetsels en werkwoorden in je titel. Dus niet Overleg commissie

bestrijding vandalisme, maar Commissie overlegt over bestrijding vandalisme.• Een aansprekende titel bedenk je vaak pas tijdens of na het schrijven. Ga dus eerst

lekker aan het werk, die titel komt vanzelf wel.

TEKSTEN

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 74 27/01/17 09:52

Page 76: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN 75

TEKSTEN

5.2 Alinea’s en kernzinnen

Alinea’s zijn de belangrijkste bouwstenen van een tekst. In een alinea of een samen-hangend groepje alinea’s behandel je een deelonderwerp. De zin met de belangrijk-ste informatie van een alinea heet de kernzin.

In een alinea kun je een kernzin aanwijzen die de belangrijkste informatie bevat. De kernzin staat op een prominente plek in de alinea, meestal aan het begin (eerste of tweede zin), maar ook wel aan het eind. Als een kernzin vooraan staat, weet je als lezer meteen waar je aan toe bent, want de kernzin schept helderheid. In alinea’s die argu-menten of voorbeelden geven, staat de kernzin vaak aan het eind. De kernzin heeft dan de functie van conclusie.

In langere teksten beginnen alinea’s vaak met een overgangszin, die twee alinea’s aan elkaar verbindt. Een paar voorbeelden:– Waar komt die belangstelling voor het Nederlandse landschap in de literatuur eigen- lijk vandaan?– Maar aan het systeem kleven ook enkele bezwaren.– Laten we eerst vaststellen wat nu precies een ‘multiculturele samenleving’ is.

Als een alinea een overgangszin heeft, zet je de kernzin niet helemaal aan het begin, maar direct na de overgangszin.

Tip

Zoek de kernzin in de eerste, tweede of laatste zin van een alinea.

VOORBEELD 1

De voornaamste verdienste van reizen is dat het verbeelding en verwondering vrijmaakt. Zoals bij de eerste ontdekkingsreiziger, de Griek Pytheas, wiens expedi-tie langs de woeste kusten van Noordwest-Europa wordt beschreven door Plinius de Oude: ‘Pytheas verhaalt dat de Gutonen, een Germaans volk, de oevers van een oceaanmonding bewonen genaamd Mentonomon, hun territorium strekkend over een afstand van zesduizend stadia; dat, op een dag zeilen van dit land, zich het eiland Abalus bevindt, op wiens kusten in de lente amber wordt geworpen door de golven, een afscheiding van de zee in tastbare vorm en dat de bewoners dit amber gebruiken als brandstof, en het verkopen aan hun buren, de Teutonen.’Bron: Rutger van der Hoeven, De Groene Amsterdammer ToelichtingDe kernzin van deze alinea is de eerste zin die in de rest van de alinea wordt toegelicht.

TEKSTSTRUCTUUR

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 75 27/01/17 09:52

Page 77: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

76 TEKSTEN

VOORBEELD 2

Stel: je hebt net boodschappen gedaan in een biologische, duurzame supermarkt. Dan kun je daarna wel weer valsspelen bij een spelletje. Of je hebt net gezegd dat je op Obama zou stemmen en dan kies je bij een sollicitatieronde de blanke kandi-daat, ongeacht zijn kwalificaties. Moral licensing noemen psychologen dit verschijnsel: mensen zijn na een goede daad meer geneigd om iets slechts te doen. Ze staan dat zichzelf dan toe, ze geven zichzelf als het ware een ‘morele vergunning’ om iets immoreels te doen.Bron: Ellen de Bruin, nrc.next ToelichtingAlinea 1 bevat alleen voorbeelden. De eerste zin van alinea 2 is de kernzin, want die geeft de belangrijkste informatie.

VOORBEELD 3

In de middeleeuwen hield men er andere opvattingen over entertainment op na dan tegenwoordig. Een aardig tijdverdrijf was bijvoorbeeld, zo schrijft Steven Pinker, om op het dorpsplein een vuurtje te stoken en daarboven een ketting te spannen waaraan een kat werd vastbonden. Door de ketting aan te trekken en dan weer te laten vieren doopte men de kat telkens even in het vuur, totdat hij krijsend en wel in lichterlaaie stond, tot vermaak van de omstanders. Het hele tafereel is ondenkbaar geworden en niemand zal het verdwijnen van dergelijke tradities betreuren, omdat niemand er nog van zou genieten. Dierenmishandeling is allang geen onschuldig volksvermaak meer, maar valt onder het Wetboek van Strafrecht. Het is ontegenzeggelijk beschavingsvooruitgang om empathie niet te laten ophou-den bij de mens, maar ook de dieren in te sluiten.Bron: Beatrijs Ritsema, HP/De Tijd ToelichtingIn bovenstaande alinea is de laatste zin de kernzin. De zin is de conclusie die uit de vergelijking van de middeleeuwen met de huidige tijd wordt getrokken.

5.3 Structuuraanduiders (inspringen en witregels) Je maakt een tekst overzichtelijker door in te springen aan het begin van een regel of door een witregel te plaatsen. Deze typografische middelen zijn structuuraanduiders.

Alineamarkeerders geven je houvast bij het ontdekken van de hoofdstructuur (inleiding, kern en slot) en de deelonderwerpen. Een nieuwe alinea markeer je door op de eerste regel een stukje met de tabtoets in te springen of door een witregel in te voegen. Een witregel is een onbeschreven regel tussen twee alinea’s of twee tekstgedeelten.

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 76 27/01/17 09:52

Page 78: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN

77

Hoe gebruik je structuuraanduiders?

inspringen Je onderbreekt het verhaal even, dat geeft een adempauze. Je laat zien dat er een nieuw deelonderwerp begint of een nieuw argument.

witregel De witregel gebruik je in langere teksten.Je geeft aan dat een aantal deelonderwerpen bij elkaar hoort. In een betoog kun je met een witregel een grote wending aangeven.

andere visuele middelen vetgedrukte eerste alinea: de lead (bij een nieuwsbericht) of de intro (bij een achtergrondartikel)

Tips

• Bekijk per tekst wat de aantrekkelijkste vorm is om de indeling zichtbaar te maken.• Gebruik de vormelementen om de inhoudelijke samenhang sterker te maken.

5.4 De inleiding

In een inleiding trek je de aandacht van de lezer of luisteraar en je maakt meteen dui-delijk waarover de tekst gaat. Met een pakkende inleiding zorg je ervoor dat de lezer of luisteraar geïnteresseerd raakt in het onderwerp en verder wil lezen of luisteren. Een goede opening is essentieel voor het succes van je tekst.

De inleiding van een tekst kan uit één alinea bestaan, maar in een langer artikel bevat de inleiding vaak meerdere alinea’s. De twee belangrijkste functies van de inleiding zijn: be-langstelling wekken én het onderwerp introduceren. Heb je te maken met een lange tekst, dan geef je de inleiding nog een derde functie: aankondigen hoe de tekst is opgebouwd.

functies van de inleiding

belangstelling wekken

Begin met iets dat verrast of boeit:– een grappige anekdote– een of meer voorbeelden– een opmerkelijke stelling die je standpunt meteen duidelijk maakt:

Sportclubs moeten gratis worden voor jongeren– een of meer vragen die je publiek aan het denken zetten– een historische verwijzing, je publiek vraagt zich dan af hoe we daar

nu over denken en is meteen actief– een citaat: Herman Brusselmans zei: ‘Armoede is niet met geld te

koop.’

het onderwerp intro-duceren

Vertel de aanleiding tot het schrijven, bijvoorbeeld een nieuwsfeit of een uitspraak van iemand.Leg kort uit wat het onderwerp inhoudt.Benadruk het belang van het onderwerp. Maak duidelijk welk voordeel de lezer of luisteraar heeft als hij kennis neemt van jouw onderwerp.

opbouw van de tekst aankondigen

Licht toe welke deelonderwerpen je gaat behandelen.

TEKSTSTRUCTUUR

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 77 27/01/17 09:52

Page 79: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

78 TEKSTEN

Tips

• Gebruik eens een retorische vraag: Zijn we in het rijke westen niet allemaal reuze trots op onze welvaart?

• Of gebruik een directe vraag. Dat schudt een ingedut publiek soms wakker: Welke maatregelen kunnen de scholen nemen om het cyberpesten tegen te gaan?

Aandachttrekkers combinerenJe kunt de manieren om de aandacht te trekken goed combineren. Na een anekdote of enkele voorbeelden kun je een probleem formuleren of een opmerkelijke stelling pone-ren. Met een actuele gebeurtenis (de aanleiding tot het schrijven) kun je allerlei vragen oproepen die je in de kern gaat beantwoorden.

VOORBEELD INLEIDING MET ANEKDOTE EN AANLEIDING

Nooit meer stoffen, strijken en stofzuigen(1) ‘Strijk jij?’ We lagen bij het zwembad en de vraag kwam dus enigszins onver-wacht. De vriendin die het vroeg, streek haar kleren en linnengoed niet. Ook haar vriend streek niet. Ze wilde waarschijnlijk weten of ze zich schuldig moest voelen. ‘Nee,’ antwoordde ik. ‘En je moeder?’ ‘Ja, mijn moeder wel.’(2) Zondag is het internationale vrouwendag. We liggen niet meer in de zon bij het zwembad maar staan voor de klas of zitten achter de computer. Maar ik sta nog wel even stil bij de ‘strijk-vraag’. Want gaat het om de tijdsbesteding van een nieuwe generatie zelfbewuste vrouwen, dan lijkt er een merkwaardige ontwikkeling aan de gang te zijn.Bron: Anna Geurts, NRC Handelsblad ToelichtingNa de anekdote in alinea 1, volgt in alinea 2 de aanleiding tot het schrijven (internatio-nale vrouwendag). In de laatste zin wordt het onderwerp geïntroduceerd: een ontwikke-ling in de tijdsbesteding van een nieuw generatie zelfbewuste vrouwen.

VOORBEELD INLEIDING MET VOORBEELDEN, PROBLEEMSCHETS EN VRAGEN

De strijd tegen cybercriminelen(1) Elke dag vliegen de verontrustende berichten je om de oren. Apps uit de app-store zijn onveilig. Een 19-jarige Rotterdammer weet door te dringen tot duizen-den computersystemen. Cybercriminelen verdienen per jaar miljoenen euro’s door met ransomware de computers van bedrijven en de mobiele telefoons van parti-culieren te gijzelen. Het is zelfs al behoorlijk lastig om het netwerkje thuis vrij te houden van virussen en cybertuig.(2) En dat terwijl we nog maar aan het begin staan van wat wel het ‘Internet of Things’ wordt genoemd – een ontwikkeling waarbij steeds meer apparatuur met

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 78 27/01/17 09:52

Page 80: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN

79

het web in verbinding zal staan (zie KIJK 5/2014).(3) Onze auto ‘praat’ straks met de wekker, zodat die weet hoe laat hij moet begin-nen met het voorverwarmen van het voertuig. De koelkast checkt hoeveel melk er nog is en bestelt alvast wat bij voor het weekend. Industriële machines communice-ren zelfstandig met de onderhoudsdienst als een onderdeel aan vervanging toe is.(4) Met elk van die slimme apparaten creëren we een scheurtje in onze verdedi-gingslinie, want elke interactie met de buitenwereld biedt kansen aan hackers om het systeem binnen te komen. Dus welke problemen halen we ons allemaal op de hals? Kunnen we ons tegen hackers beschermen of gaan al die samenwerkende apparaten computercriminelen vrij spel geven?Bron: Kijk ToelichtingNa enkele voorbeelden van cybercriminaliteit (alinea 1), wordt terugverwezen naar een eerder artikel waarin een actuele ontwikkeling wordt genoemd (alinea 2). Deze ontwikkeling (‘Internet of Things’) wordt toegelicht met enkele voorbeelden (alinea 3). Pas in alinea 4 wordt het probleem geschetst, gevolgd door enkele vragen die om een antwoord vragen in de kern van de tekst.

5.5 De kern De kern is het middenstuk van de tekst. Hierin werk je het onderwerp van de tekst uit in verschillende deelonderwerpen.

Belangrijk is een natuurlijke overgang tussen de inleiding en de kern en tussen de kern en het slot. Het moet duidelijk zijn dat er een ander tekstgedeelte begint. Zo’n overgang ontstaat bijvoorbeeld doordat je de inleiding afsluit met een vraag die je in de kern beantwoordt. De overgang naar het slot maak je duidelijk door bijvoorbeeld terug te grijpen naar de inleiding: herhaal de beginvraag of een opmerking uit de inleiding.

Tips

• Veel teksten hebben een vaste opbouw. Kennis van deze structuren helpt je bij het doorgronden van langere teksten. Zie paragraaf 5.9 voor meer informatie over vaste tekststructuren.

• Let op: niet alle teksten eindigen met een slot. Als de laatste alinea van een tekst nog nieuwe informatie toevoegt aan het onderwerp, hoort hij bij de kern. Als de laatste alinea de tekst afrondt, bijvoorbeeld in de vorm van een samenvatting of conclusie, dan is er sprake van een slot.

Andere eisen die aan de kern gesteld worden, hebben vooral te maken met de opbouw in alinea’s en de samenhang tussen alinea’s. Zie paragraaf 5.2 voor meer informatie over alinea's.

TEKSTSTRUCTUUR

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 79 27/01/17 09:52

Page 81: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

80 TEKSTEN

5.6 Het slot

Een goed opgebouwde tekst eindigt met een duidelijke afronding, een slot. Je kiest de afronding die past bij het onderwerp en het tekstdoel. Met een goed slot breng je als schrijver of spreker je boodschap nog eens kernachtig onder woorden, zodat deze blijft hangen.

Een algemene tip die je bij elk slot kunt gebruiken, is terugkeren naar het begin. Verwijs in je slot naar de stelling, vraag, constatering of het voorbeeld uit de inleiding. Zo maak je van de tekst een mooi rond geheel.

manieren om een tekst af te sluiten

samenvatting Vat het voorafgaande kort samen, vooral als de tekst veel informatie bevat.Gebruik deze afsluiting vooral bij uiteenzettingen en beschouwingen.

conclusie Sluit je tekst af met een conclusie.Deze afronding past goed bij een tekst met een stelling-argumentenstructuur (betogen, activerende teksten).

afweging Maak op het eind een afweging. Geef aan wat voor jou het zwaarst weegt. Welke oplossing of welk antwoord heeft jouw voorkeur?Teksten met een voordelen-nadelenstructuur, een probleem-oplossingsstruc-tuur of een vraag-antwoordstructuur kun je goed op deze manier afronden. Als het om donorschap gaat, heeft een puntensysteem mijn voorkeur. In zo’n systeem krijgen mensen die als donor zijn ingeschreven behandelingsvoorrang.

aanbeveling Doe een aanbeveling. Geef een goede raad of een advies.Deze afsluiting past goed bij overtuigende tekst. Het zou een goede zaak zijn als Nederlandse en Vlaamse sprekers op tv stan-daard ondertiteld zouden worden.

oproep Eindig met een oproep. Vraag de lezer of luisteraar iets te gaan doen.Deze afsluiting hoort bij activerende teksten. Maak van filosofie een verplicht schoolvak!

toekomst-verwachting

Beschrijf een toekomstverwachting. Het onderwijs van de toekomst zal zichzelf blijven uitvinden en zichzelf blijven vernieuwen om tegemoet te komen aan de aanhoudende stroom veranderingen op technologisch gebied.

Tips

• Sluit af met een uitsmijter: een opzienbarende uitspraak of een zeer verrassend voorbeeld. Doe dat echter alleen als je er zeker van bent dat het ook echt een goede uitsmijter is.

• Stel aan het eind een retorische vraag. In een betoog kun je hiermee je mening onderstrepen zonder die letterlijk te herhalen.

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 80 27/01/17 09:52

Page 82: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN

81

5.7 Hoofdgedachte, onderwerp en deelonderwerp De hoofdgedachte is het belangrijkste wat er over het onderwerp wordt gezegd, samengevat in één zin. De hoofdgedachte van de tekst wordt uitgewerkt in deelon-derwerpen.

Als je alleen maar het onderwerp van een tekst wilt bepalen, dan lees je de tekst ver-kennend. Vaak weet je na het lezen van de titel en de inleiding al wat het onderwerp is. Het onderwerp formuleer je kort en bondig, in één woord of een woordgroep: Obesitas of De gevolgen van de voedselcrisis.

Wil je echter de hoofdgedachte van een tekst vinden, dan moet je grondiger te werk gaan. De hoofdgedachte is het antwoord op de vraag: Wat is het belangrijkste dat er over het onderwerp wordt gezegd? Dat antwoord vind je door het volgende stappenplan te volgen.

stappenplan hoofdgedachte vinden

stap 1 Bepaal het onderwerp door de tekst verkennend te lezen. Let vooral op de titel en de inleiding.

stap 2 Lees de tekst nauwkeurig.

stap 3 Bestudeer nogmaals de titel, de inleiding en, vooral, het slot.

stap 4 Formuleer in één zin de hoofdgedachte. Wat is het belangrijkste dat de schrijver over het onderwerp beweert? Wat is zijn conclusie?

Tip

Twee teksten met hetzelfde onderwerp kunnen verschillende hoofdgedachtes hebben. Let dus goed op als je teksten ziet over hetzelfde onderwerp.

De hoofdgedachte van een tekst wordt in stapjes uitgewerkt. Deze deelonderwerpen hebben de vorm van een zin, een alinea of van een reeks samenhangende alinea’s. Zo’n groep samenhangende alinea’s noem je een tekstgedeelte.

5.8 Hoofdzaken en bijzaken

De belangrijkste zaken in een tekst zijn de hoofdzaken. Minder belangrijke informatie zoals voorbeelden en extra uitleg, noemen we bijzaken.

Het is belangrijk om de hoofdzaken van een tekst te herkennen. Dan helpt bij het sa-menvatten of leren van een tekst.

TEKSTSTRUCTUUR

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 81 27/01/17 09:52

Page 83: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

82 TEKSTEN

De hoofdzaken van een tekst vind je terug in:– de titel;– de tussenkopjes;– de eerste alinea van de inleiding;– de laatste alinea van het slot;– de kernzinnen van een alinea.

De hoofdzaken van een alinea vind je terug in de kernzin. Uitleg, toelichting, voorbeel-den en details zijn bijzaken.

5.9 Vaste tekststructuren en vaste vragen

Een tekst bouw je op volgens een vast patroon, een vaste tekststructuur. Elke tekst-structuur geeft antwoord op een aantal vaste vragen.

Als je een tekst schrijft, kun je je tekst opbouwen volgens een vaste structuur waarin de grote lijn al vastligt. Kennis van de vaste tekststructuren kan je ook helpen bij het lezen van langere en ingewikkelde teksten. Je ziet dan snel hoe die teksten in elkaar zitten.

Er zijn acht vaste tekststructuren. In de rechterkolom staan de vaste vragen die je kunt gebruiken bij het lezen en schrijven van teksten.

voordelen-nadelenstructuur

inleiding Welk onderwerp ga je behandelen?e-learning

kern Wat zijn de voordelen?Wat zijn de nadelen?

slot Wat weegt het zwaarst?Wat is de eindconclusie?

stelling-argumentenstructuur

inleiding Wat is jouw standpunt?Er moet een internettaks komen om kranten te helpen.

kern Welke argumenten spreken voor dat standpunt?Welke tegenargumenten kun je bedenken en weerleggen?

slot Wat is de conclusie?

indelingsstructuur

inleiding Wat is het onderwerp?lichaamsbeweging en obesitas

kern Welke aspecten van het onderwerp behandel je?

slot Wat is, samengevat, het belangrijkste?

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 82 27/01/17 09:52

Page 84: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN

verklaringsstructuur

inleiding Wat is verschijnsel dat om een verklaring vraagt?het ontstaan van het noorderlicht

kern Welke kenmerken heeft het verschijnsel?Welke verklaringen/oorzaken/redenen kun je ervoor geven?

slot Welke verklaring ligt het meest voor de hand?

probleem-oplossingsstructuur

inleiding Wat is het probleem?de toename van het autoverkeer

kern Waarom is dat een probleem? Wat zijn de gevolgen ervan?Wat zijn de oorzaken van het probleem?Welke oplossingen zijn er voor het probleem?

slot Wat is de beste oplossing?

tijdsstructuur

inleiding Wat is het onderwerp of verschijnsel?de ontwikkelingen in het onderwijs

kern Hoe was dit in het verleden?Hoe is dit in het heden?

slot Welke conclusie kun je trekken uit deze ontwikkeling?Welke ontwikkeling verwacht je in de toekomst?

onderzoekstructuur

inleiding Wat is er precies onderzocht?Hoe duurzaam zijn eetbare insecten?Door wie is het onderzocht?Wat is de doelgroep?

kern Waarom is dat onderzocht?Volgens welke methode is het onderzocht?

slot Wat zijn de resultaten van het onderzoek?Wat zijn de conclusies?

vraag-antwoordstructuur

inleiding Welke vraag staat centraal?In welke maatschappelijke problemen zijn jongeren geïnteresseerd?

kern Welke antwoorden zijn er op de vraag?

slot Wat is je conclusie of samenvatting?

Tekststructuren combinerenJe kunt tekststructuren ook combineren. Om een probleem op te lossen probeer je het vaak eerst te verklaren. Zo combineer je een probleem-oplossingsstructuur met een verklaringsstructuur. De voordelen-nadelenstructuur en de stelling-argumentenstruc-tuur gebruik je allebei vaak om je mening te presenteren én te onderbouwen. Je kunt ze in een betogende tekst ook combineren.

TEKSTSTRUCTUUR 83

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 83 27/01/17 09:52

Page 85: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

84 TEKSTEN

5.10 Functies van tekstgedeelten

Een alinea of een reeks samenhangende alinea’s heeft binnen de tekst een bepaalde functie. Als je de verschillende functies van tekstgedeeltes herkent, begrijp je hoe een tekst is opgebouwd.

Een tekst kan beginnen met een anekdote om je aandacht te trekken, voordat het eigen-lijke onderwerp of de (vraag)stelling aan de orde komt. In de kern wordt het onderwerp uitgewerkt. Er staan verklaringen, oplossingen of argumenten. De tekst sluit af met een conclusie, samenvatting of afweging.

functies van tekstgedeelten de schrijver of spreker …

aanbeveling (advies) geeft een goede raad of een advies.

aanleiding schetst de gebeurtenis die heeft geleid tot het schrijven van de tekst.

aanname veronderstelt iets wat hij nog moet bewijzen (zie ook hypothese, veronderstelling).

afweging vergelijkt argumenten, voor- en nadelen of mogelijke oplossin-gen, gevolgd door een weloverwogen eindoordeel.

anekdote vertelt een kenmerkend of grappig verhaal om een onderwerp of probleem in te leiden.

argument doet een uitspraak ter ondersteuning van een standpunt.

beantwoording geeft een antwoord op een vraag die in een eerder tekstgedeelte is gesteld.

begripsomschrijving geeft een nauwkeurige uitleg of omschrijving van een begrip (zie ook definitie).

beoordeling geeft een positief of negatief oordeel over een (deel)onderwerp.

bewering verkondigt zijn mening (zie ook stelling).

bewijs(voering) probeert met argumenten of een opsomming van feiten de juist-heid van een stelling of theorie aan te tonen.

conclusie doet een uitspraak die logisch voortvloeit uit eerder gevolgde redeneringen.

constatering stelt iets vast of neemt iets waar.

definitie geeft een nauwkeurige uitleg of omschrijving van een begrip (zie ook begripsomschrijving).

doelstelling geeft aan wat het doel is van de tekst of het tekstgedeelte.

gevolgen beschrijft de gevolgen van een verschijnsel of maatregel.

hypothese veronderstelt iets wat hij nog moet bewijzen.(zie ook aanname, veronderstelling)

karakterisering beschrijft de belangrijkste kenmerken van een verschijnsel.

nuancering geeft een verfijning in de uitleg of zwakt een standpunt iets af.

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 84 27/01/17 09:52

Page 86: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN

85

functies van tekstgedeelten de schrijver of spreker …

onderbouwing toont (met argumenten) aan dat een eerder genoemd argument of een stelling juist is.

ontkenning geeft aan dat een feit niet klopt of een bewering niet juist is.

ontkrachting weerlegt een bewering of opvatting (zie ook weerlegging).

oorzaak geeft aan waardoor een bepaald verschijnsel is ontstaan.

oplossing beschrijft de manier waarop een probleem kan worden opgelost.

oproep roept aan het eind van zijn tekst de lezer op iets te doen.

opsomming geeft een opsomming van voorbeelden, argumenten, meningen, verklaringen of verschijnselen.

probleemstelling beschrijft het probleem dat hij gaat bespreken.

reden(geving) legt uit waarom iemand iets doet of vindt.

relativering wijst op het betrekkelijke van iets, zwakt iets af (zie ook nuance-ring).

samenvatting geeft aan het eind van een tekst of tekstgedeelte een korte om-schrijving van de belangrijkste gegevens.

stelling verkondigt zijn mening (zie ook bewering).

tegenargument doet een uitspraak waarmee hij een standpunt ontkracht.

tegenstelling doet een uitspraak (feit of bewering) die tegenover een andere uitspraak staat.

tegenwerping maakt bezwaar tegen een bewering of argumentatie.

theorie beschrijft wetenschappelijke opvattingen over een verschijnsel.

toekomstverwachting schetst zijn kijk op een mogelijke ontwikkeling.

toelichting geeft voorbeelden of nadere uitleg bij een standpunt of theorie.

toepassing geeft een praktische toepassing van een bepaalde theorie.

uitwerking geeft een nadere uitleg bij een stelling, hypothese of theorie met meer voorbeelden of gevolgen.

vergelijking bespreekt de overeenkomsten en/of verschillen van twee situa-ties, voorbeelden of oplossingen.

verklaring legt uit hoe een verschijnsel is ontstaan.

veronderstelling veronderstelt iets wat hij nog moet bewijzen (zie ook aanname, hypothese).

verslag (van onderzoek) vertelt wat er is onderzocht en doet verslag van de resultaten van het onderzoek.

voorbeelden verduidelijkt een bewering of verschijnsel met concrete voorbeelden.

voorbehoud stemt met iets in, als aan een bepaalde voorwaarde is voldaan.

voorwaarde stelt een eis waaraan voldaan moet worden voordat iets anders kan gebeuren.

vraagstelling stelt een vraag, die in de tekst wordt beantwoord.

weerlegging probeert aan te tonen dat een argument onjuist is.

TEKSTSTRUCTUUR

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 85 27/01/17 09:52

Page 87: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

86 TEKSTEN

5.11 Tekstverbanden en signaalwoorden

Signaalwoorden maken het verband tussen zinnen, alinea’s en tekstgedeelten dui-delijk. Met signaalwoorden koppel je zinnen, zinsgedeelten en alinea’s logisch aan elkaar of kondig je de overgang naar een nieuw deelonderwerp aan. Een synoniem voor signaalwoord is verbindingswoord.

Signaalwoorden zorgen ervoor dat je de gedachtegang van de schrijver of spreker goed kunt volgen. Signaalwoorden maken de tekst dus prettig leesbaar. Al uit het signaal-woord zelf kun je het tekstverband opmaken.

SignaalwoordenHieronder volgt een overzicht van de tekstverbanden en de bijbehorende signaalwoor-den. Bij elk tekstverband is een voorbeeld gegeven.

tekstverbanden en signaalwoorden voorbeelden

opsommend verbandten eerste, ten tweede, ten slotte, de eerste, de tweede, een andere, de volgende, vervolgens, en, ook, bovendien, voorts, verder, daarnaast, zowel … als, om te beginnen, tevens, niet alleen … maar ook

Puistjeslijders maken niet alleen gebruik van behandelingen die niet zijn onder-bouwd. Ze smeren van alles op hun ge-zicht: modder, haaienleverextract, verse urine, eikenschors en ga zo maar door.

tegenstellend verbandmaar, echter, daarentegen, doch, toch, in tegen-stelling tot, enerzijds … anderzijds, hier tegenover staat, hoewel, terwijl, aan de ene kant … aan de andere kant, niettemin, desondanks, nochtans, integendeel, evenwel

Het wetenschappelijke artikel rammelde aan alle kanten. De schrijvers kwamen er genadig af met alleen een veroordeling op de website van het tijdschrift, maar dit tast wel hun geloofwaardigheid aan.

temporeel verband (tijdsvolgorde)toen, wanneer, terwijl, intussen, tegelijkertijd, zolang, eerst, daarna, voordat, nadat, totdat, zodra, vroeger, nu, later

Nadat ik naar de tandarts was geweest, begreep ik pas waarom het zo belangrijk is om van tijd tot tijd ook de mond- hygiëniste te bezoeken.

oorzakelijk verband (oorzaak-gevolg)doordat, daardoor, hierdoor, dat komt door, zodat, met als gevolg, te danken aan, te wijten aan, bijge-volg, de oorzaak hiervan

Je moet bij mij niet met klachten over strenge docenten aankomen. Die schor-sing heb je aan je eigen gedrag te wijten.

toelichtend verband (voorbeeld)denk hierbij aan, bijvoorbeeld, zo, dat houdt in, dat wil zeggen, dat is het geval bij, ter illustratie, te denken valt aan, zoals bij, neem nu

De Gezondheidsraadcommissie die de Richtlijnen Goede Voeding opstelt, heeft geen aandacht voor vervelende dingen waar je niet aan dood gaat, zoals consti-patie, tandbederf of jeugdpuistjes.

redengevend / verklarend verbandwant, omdat, immers, namelijk, derhalve, aange-zien, waarom, aangezien, wegens, een verklaring / reden hiervoor is

Aangezien ik uitgeput was van onze trektocht, ben ik al om negen uur onder de wol gekropen.

doel-middelverbandopdat, om te …, daartoe, met de bedoeling, waar-mee, door middel van, via, met behulp van, opdat, waarvoor

We moeten van onze leraar Nederlands vaker een goede krant lezen, opdat we onze woordenschat vergroten.

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 86 27/01/17 09:52

Page 88: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TEKSTEN

87

tekstverbanden en signaalwoorden voorbeelden

vergelijkend verbandalsof, evenals, eveneens, evenzeer, op dezelfde wijze, in vergelijking met, net als, vergeleken met, zoals, soortgelijke

De branden vonden kort na elkaar plaats en kenden een soortgelijk verloop. De recherche vermoedt dat ze het werk zijn van een pyromaan.

voorwaardelijk verbandals, indien, wanneer, mits, op voorwaarde dat, tenzij, behalve wanneer, stel dat, …

Wij verzoeken u dringend tijdig te bellen, indien u verhinderd bent.

concluderend verbanddus, concluderend, de slotsom is, hieruit volgt, dan ook

De resultaten van het onderzoek zijn on-weerlegbaar. We kunnen tot de slotsom komen dat het experiment geslaagd is.

samenvattend verbandsamenvattend, kortom, alles bij elkaar, met andere woorden, om kort te gaan

De een leest dit in een literaire tekst, de ander dat. Kortom, de betekenis van zo’n tekst is persoonsgebonden en cultuuraf-hankelijk.

SignaalzinnenNaast signaalwoorden zijn er ook signaalzinnen die je inzicht geven in de structuur van een tekst. Er zijn aankondigende en terugblikkende signaalzinnen. Je kunt de zinnen ook combineren.

signalen voorbeeldzinnen

aankondigend Waarom zijn jongeren minder gaan lezen? Dat is de hamvraag. Er zijn meer-dere redenen aan te wijzen.De overheid heeft verschillende manieren bedacht om de privacy van de burgers te beperken.

terugblikkend Er zijn dus tenminste drie verklaringen voor het verschijnsel te geven. Eerder noemde ik al enkele oplossingen die niet tot het gewenste resultaat hebben geleid.

terugblikkend en aankondigend

Naast alle genoemde bezwaren tegen het donorsysteem zijn er ook positie-ve kanten te noemen.

ToelichtingDe gemarkeerde woorden zijn in de signaalzinnen de woorden die je attent maken op dat wat al gezegd is of nog gezegd gaat worden.

Tip

In de signaalzinnen komen naast signaalwoorden vaak ook functiewoorden voor: verklaringen, bezwaren en oplossingen. Als je die leest of hoort, weet je dat je moet opletten.

TEKSTSTRUCTUUR

03_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod2.indd 87 27/01/17 09:52

Page 89: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 88 27/01/17 09:49

Page 90: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

STRATEGIEËN

Voor je vervolgopleiding is het van groot belang dat je taalvaardigheid van voldoende niveau is. Je moet veel stof kunnen verwerken, heldere teksten kunnen schrijven, goed aantekeningen kunnen maken. Strategieën voor de basisvaardigheden lezen, schrijven, spreken, kijken en luisteren helpen je daarbij. In deze module zetten we de essentiële strategieën om je taalvaardigheid te vergroten op een rij.

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 89 27/01/17 09:49

Page 91: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

90 STRATEGIEËN

6 LEESSTRATEGIEËN

Leesstrategieën zijn manieren van lezen. Als lezer ben je erop uit om zo efficiënt mogelijk te lezen. De leesstrategie die je kiest, is afhankelijk van je leesdoel: wat wil je bereiken met het lezen van de tekst? In dit hoofdstuk gaan we kort in op de verschillen-de leesstrategieën.

leesstrategie Wat is je leesdoel? Wat is je werkwijze?

verkennend lezen – het onderwerp van de tekst vaststellen

– een globale indruk van de tekst krijgen

– bepalen of je tekst kunt gebruiken voor een spreek- of schrijfopdracht

Je leest en bekijkt globaal:– titel, inleiding, tussenkopjes en

slot;– benadrukte woorden (kleur, vet,

cursief) en illustraties;– schrijver en bronvermelding.

nauwkeurig lezen – de tekst helemaal begrijpen– de belangrijkste informatie

vinden

Je leest de hele tekst en let op:– kernzinnen en tekstopbouw;– verwijs- en signaalwoorden;– betekenis van woorden.

studerend lezen belangrijke informatie onthouden en kunnen toepassen

Je leest de hele tekst en markeert de hoofdzaken.Hoofdzaken werk je uit in een schema, mindmap of samenvatting.

zoekend lezen specifieke informatie in een tekst vinden

Je kijkt de tekst snel door en let op:– benadrukte woorden;– tussenkopjes en kernzinnen.

kritisch lezen de informatie en de argumentatie in een tekst beoordelen

Je vraagt je af:– klopt de informatie?– is de argumentatie logisch?

Leesstrategieën gebruik je meestal in combinatie. Je leest de tekst eerst verkennend. Je weet dan globaal waar de tekst over gaat. Vervolgens lees je de tekst nauwkeurig. Als je een samenvattingsvraag moet beantwoorden, zet je een zoekende of studerende lees-strategie in, maar bij beoordelingsvragen lees je tekstgedeelten kritisch.

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 90 27/01/17 09:49

Page 92: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

STRA

TEGIEËN

TEKSTSTR

UC

TUR

EN

91LEESSTRATEGIEËN

6.1 Verkennend lezen

Je leest verkennend als je een tekst leest om een eerste indruk te krijgen. Je bekijkt de tekst globaal.

Aanpak verkennend lezen– Lees de titel en de eerste en de laatste alinea.– Lees tussenkopjes en vetgedrukte woorden.– Bekijk eventuele afbeeldingen.– Lees de bronvermelding die onder de tekst staat. Stel je jezelf vragen als:– Wat is waarschijnlijk het onderwerp?– Wat voor soort tekst is het? – Met welk doel is de tekst geschreven? – Hoe is de tekst opgebouwd? Is er een duidelijke inleiding of een duidelijk slot?– Wat is de bron van de tekst en wie is de schrijver? 

6.2 Nauwkeurig lezen

Je leest een tekst nauwkeurig als je hem helemaal wilt begrijpen. Dat betekent dat je de hele tekst aandachtig leest of het deel dat je goed wilt begrijpen.

Lees een tekst die je nauwkeurig gaat lezen, eerst verkennend. Je begrijpt een tekst gemakkelijker als je de structuur ervan kent. Richt je vervolgens op de delen die belang-rijk zijn en lees die van het begin tot het eind. Je gebruikt deze strategie als je vragen bij een tekst of tekstgedeelte gaat beantwoorden of als je een geschikte brontekst voor een schrijf- of spreekopdracht hebt gevonden. Bij woorden die je niet begrijpt, volg je de woor-draadstrategieën. Zie paragraaf 6.3 voor meer informatie over woordraadstrategieën.

Aanpak nauwkeurig lezen – Let op de informatie die inleiding en slot geven. – Vraag je af wat het belangrijkste is wat over het onderwerp wordt gezegd. – Lees de gehele tekst.– Stel de betekenis vast van belangrijke moeilijke woorden.– Kijk wat het verband is tussen tekstdelen.

Tip

Markeer tijdens het lezen:• moeilijke woorden;• passages die belangrijke informatie bevatten (onderwerp, kernzinnen,

hoofdgedachte);• signaalwoorden.

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 91 27/01/17 09:49

Page 93: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

92 STRATEGIEËN

6.3 Woordraadstrategieën De betekenis van woorden die je niet kent, kun je vaak achterhalen door woordraad-strategieën toe te passen.

woordraadstrategieën

activeer je voorkennis Ga na wat je al over het onderwerp weet. Vaak snap je de betekenis van bepaalde moeilijke woorden dan toch.

gebruik de context Probeer de betekenis van een moeilijk woord af te leiden uit de context, want soms staat de betekenis van een woord in de tekst uitgelegd. Ook als dat niet gebeurt, snap je meestal uit de omrin-gende tekst wel wat het woord ongeveer betekent.

hak de woorden in delen Probeer de moeilijke woorden te begrijpen door ze in herkenbare stukken te verdelen. Het woord halsstarrig bijvoorbeeld, bevat de onderdelen hals en star. Star is: stijf, strak. In een starre hals zit dus geen beweging. Een halsstarrig iemand is dus een koppig persoon.

vergelijk met bekende woorden

Probeer de woorden te vergelijken met soortgelijke woorden. Een woord als communiqué bijvoorbeeld lijkt veel op communicatie, dus waarschijnlijk heeft het daarmee te maken. Kijk in de context of de vergelijking klopt.

negeer het woord Als het je echt niet lukt om de betekenis van moeilijke woorden te achterhalen, kun je ze negeren. Vaak kun je een tekst ook begrijpen als je niet ieder woord kent.

Mocht je tot de conclusie komen dat een woord echt nodig is om de tekst te begrijpen, dan kun je het opzoeken in een (digitaal) woordenboek. Ook de betekenis van veel spreekwoorden en zegswijzen vind je daarin.

6.4 Griekse en Latijnse woorddelen

Veel woorden bevatten delen uit het Grieks of Latijn. Als je de betekenis van deze woorddelen kent, kun je de betekenis van het woord makkelijker begrijpen en ont-houden.

In het overzicht staan de meest voorkomende Griekse en Latijnse woorddelen op een rij, met de betekenis en een voorbeeld erbij.

woorddeel betekenis voorbeeld

a(n) niet, zonder anarchie

anti- tegen antiautoritair

auto- (van)zelf, eigen autobiografie

bio- leven bio-industrie

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 92 27/01/17 09:49

Page 94: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

93

STRA

TEGIEËN

LEESSTRATEGIEËN

woorddeel betekenis voorbeeld

chroon-, chrono- tijd chronologie

co-, col-, com-, con- samen, met, mee- collaborateur

contra tegen contrarevolutionair

-cratie heerschappij democratie

de- weg-, uit elkaar demonteren

demo- volk demograaf

-fiel houdend van bibliofiel

il-, im-, in-, ir- niet, on- illegaal

inter- tussen intercity

mono- alleen, één monoloog

neo- nieuw neoklassiek

ortho- recht, juist orthodox

-pathie lijden, gevoel apathie

poly- meer, veel polyglot

pro- vooruit progressief

pseudo- vals, onwaar pseudoniem

psycho- geest, ziel psychopaat

-scoop, -scopie kijken, kijker telescoop

sym-, syn- samen sympathie

tele- ver televisie

-theek bewaarplaats mediatheek

trans- over, overheen transmissie

-visie zicht, zien intervisie

ultra- erg, uiterst ultrarechts

6.5 Studerend lezen en samenvatten

Bij studerend lezen lees je met als doel de belangrijkste informatie te onthouden. Een samenvattingsstrategie kan daarbij helpen: je geeft de belangrijkste informatie van de tekst kort weer, zodat je de informatie gemakkelijker kunt onthouden.

Samenvatten is een manier om effectief te studeren en het geeft je zicht op de structuur van een tekst. Dat laatste is ook leerzaam voor het schrijven van je eigen teksten. De structuur herken je bijvoorbeeld aan titels, subkoppen, opsommingen en signaalwoor-den.

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 93 27/01/17 09:49

Page 95: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

94 STRATEGIEËN

Samenvattingsvragen bij tekstbegripBij tekstbegrip krijg je vaak de vraag om een tekstgedeelte of een korte tekst samen te vatten. Bestudeer de vraag dan altijd eerst goed, want er staat vaak in welke punten in ieder geval in je samenvatting moet terugkomen.Neem in je samenvatting alleen de hoofdzaken op. Laat bijzaken zoals voorbeelden weg. Zet iets er één keer in. Je mag een beperkt aantal woorden gebruiken. Als je meer woorden gebruikt, kost dat je punten. Zie paragraaf 5.8 voor meer informatie over hoofd- en bijzaken.Formuleer je samenvatting helder en begrijpelijk. Schrijf in prettig leesbare zinnen die logisch met elkaar samenhangen. Gebruik daarvoor signaalwoorden en andere verbin-dingswoorden.

Een schematische samenvattingIn een schematische samenvatting vat je een tekst samen in een schema, een tabel, mindmap, boomstructuur, of iets dergelijks. Bedenk hoe je het schema indeelt en orden je informatie in categorieën. Het doel van je samenvatting bepaalt de indeling. Een schematische samenvatting voor een toets maak je om de stof te onthouden, maar voor een schrijf- of spreekopdracht zoek je vooral naar argumenten die je ordelijk in een schema zet.Gebruik bij een schematische samenvatting opsommingstekens, pijlen, afkortingen of wiskundige tekens. Zo maak je relaties zichtbaar én bespaar je tijd.

tekens voorbeelden

pijlen → = gevolg of conclusie→ ← = elkaar beïnvloedend → = tegengesteld

wiskundige tekens = is gelijk aan≈ is ongeveer gelijk aan≠ is niet gelijk aan± ongeveer

Tips

• Beperk je tot de hoofdzaken. Ga op zoek naar de kernzinnen.• Maak onderscheid tussen feiten en meningen (en argumenten).• Markeer belangrijke informatie. Je kunt daarbij verschillende kleuren gebruiken.• Gebruik waar mogelijk steekwoorden.• Kijk of je definities tegenkomt. Die geven belangrijke informatie.

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 94 27/01/17 09:49

Page 96: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

95

STRA

TEGIEËN

LEESSTRATEGIEËN

6.6 Zoekend lezen

Bij zoekend lezen lees je niet de hele tekst, maar ga je direct op zoek naar de infor-matie die je nodig hebt.

Soms wil je uit een tekst maar één ding weten. Dan ga je zoekend lezen. Scan de tekst en let op:– opvallende woorden (tussenkopjes, vet- of cursief gedrukt);– de kernzinnen van de alinea’s (vooraan of achteraan).Als je de goede alinea hebt gevonden, lees je die helemaal. Kun je het antwoord op je zoekvraag niet meteen vinden, zoek dan woorden die met je onderwerp te maken heb-ben (synoniemen, verwante begrippen, signaalwoorden).

Tip

Stel dat je argumenten zoekt bij de stelling De vrijheid van meningsuiting moet onbegrensd zijn. Dan zoek je natuurlijk op de woorden vrijheid van meningsuiting. Je kunt echter ook letten op:• signaalwoorden die argumenten aanduiden: omdat, want;• verwante begrippen als mensenrechten of grondwet.

6.7 Kritisch lezen

Bij kritisch lezen beoordeel je of de informatie in een tekst juist en betrouwbaar is. Tijdens het lezen stel je daarom kritische vragen bij de inhoud.

Hoe beoordeel je of de informatie die je krijgt juist is? Stel kritische vragen en onder-zoek of de informatie actueel is en uit een betrouwbare bron komt. Ga na of je te maken hebt met feiten of meningen:– Een feit is alles wat controleerbaar is. Je kunt er niet over van mening verschillen:

het is werkelijk zo of werkelijk zo gebeurd. Je kunt nagaan of het waar is. Een feit is objectief: het is onafhankelijk van meningen van mensen.

– Een mening is wat een persoon ergens van vindt. Er kan over gediscussieerd worden. Een mening kan niet bewezen worden, maar alleen beargumenteerd. Een spreker of schrijver kan uitleggen waarom hij iets vindt. Andere woorden voor mening zijn: standpunt, opinie, oordeel of opvatting. Een mening is subjectief: het gaat om per-soonlijke smaak en voorkeur.

Tip

Het kan voorkomen dat een feit na controle niet waar blijkt te zijn. Controleer dus altijd de feiten in een tekst. Neem ze niet direct voor waar aan.

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 95 27/01/17 09:49

Page 97: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

96 STRATEGIEËN

VOORBEELD FEIT

Het is een feit dat Willem I de eerste koning was van Nederland, want dit is wer-kelijk zo. Het is ook een feit dat Koning Willem Alexander in de Nieuwe Kerk als koning is ingehuldigd, want dit is echt zo gebeurd. Beide feiten kun je controleren.

VOORBEELD MENING

We moeten van Nederland een republiek maken, is een mening. De ene Nederlan-der vindt dat zo, de ander vindt juist dat het koningshuis nooit mag verdwijnen.

Beoordeel een argumentatie en vraag je af of de redenering logisch en aannemelijk is. Als de bron betrouwbaar is en de argumenten en de redenering kloppen, kun je een tekst gebruiken voor elk doel.

Het overzicht van de belangrijkste kritische vragen helpt je bij het beoordelen van arti-kelen. De schuingedrukte woorden zijn positieve kwalificaties.

de auteur en de bron beoordelen

kritische vragen aandachtspunten

Is de schrijver deskundig op dit onderwerp? Let op de functie, opleiding en ervaring van de schrijver. Aanvaard je de schrijver als autoriteit?

Is de schrijver echt onpartijdig? Dus: heeft hij er geen belang bij de gegevens in zijn voordeel te presenteren?

Als de schrijver in dienst is bij een bedrijf of instelling, kán hij er belang bij hebben de gegevens in zijn voordeel te presenteren.

Is de bron waarin de tekst is gepubliceerd betrouwbaar?

Wetenschappelijke artikelen en artikelen uit kwaliteitskranten en opiniebladen of websites van die media zijn betrouwbaarder dan popu-laire kranten, blogs, tijdschriften en propagan-damateriaal.

de informatie beoordelen

kritische vragen aandachtspunten

Zijn de verstrekte gegevens feiten? Zijn ze controleerbaar?

De gegevens zijn controleerbaar als de schrij-ver zijn bronnen noemt.

Is de informatie volledig? Worden er voldoende gegevens verstrekt?

Als er te weinig gegevens in de tekst staan, kun je op grond daarvan geen conclusie trekken.

Zijn de verstrekte gegevens up-to-date (actu-eel)?

Een tekst met verouderde (gedateerde) gege-vens is niet altijd meer bruikbaar.

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 96 27/01/17 09:49

Page 98: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

97

STRA

TEGIEËN

LEESSTRATEGIEËN

de argumentatie beoordelen

kritische vragen aandachtspunten

Onderbouwt de schrijver zijn standpunt met voldoende argumenten?

Een standpunt dat niet of door te weinig argu-menten wordt onderbouwd, overtuigt niet.

Zijn alle argumenten relevant (van belang)? Argumenten die het standpunt niet of onvol-doende ondersteunen, doen afbreuk aan het betoog.

Is de argumentatie consistent (hangt die op een logische manier samen)? Passen stand-punt en argumenten bij elkaar en leiden deze naar de conclusie?

Als je ook andere conclusies kunt trekken of als de argumenten niet op elkaar aansluiten, is de redenering niet overtuigend.

Gebruikt de schrijver voldoende feitelijke argumenten?

Een redenering is niet aannemelijk als deze vooral op vermoedens is gebaseerd.

Zijn de gegeven oorzaken of verklaringen aannemelijk? Leidt de oorzaak noodzakelijk tot het gevolg?

Kun je andere oorzaken of verklaringen beden-ken of is het verband tussen oorzaak en gevolg aannemelijk?

Is de argumentatie genuanceerd (niet eenzij-dig)?

Houdt de schrijver rekening met verschillende kanten van de zaak? Of laat hij voor de hand liggende argumenten weg en ontkracht hij mogelijke tegenargumenten niet?

Zijn de gegeven voorbeelden verhelderend en overtuigend?

Een voorbeeld dat een uitzondering is, over-tuigt niet.

Bij een vergelijking: zijn de twee zaken goed vergelijkbaar?

Als de twee zaken op belangrijke punten ver-schillen, klopt de vergelijking niet.

Is elk argument op zichzelf houdbaar? De schrijver kan ook minder goede of foute argumenten (drogredenen) gebruiken.

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 97 27/01/17 09:49

Page 99: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

98 STRATEGIEËN

Schrijfstrategieën zijn stappen die je zet om een goede tekst te schrijven. Elke schrijf-strategie begint met een goede voorbereiding, gevolgd door een schrijfplan. Pas dan ga je werkelijk schrijven. Een schrijfstrategie komt de inhoud én de structuur van je tekst ten goede.

7.1 Voorbereiding bij schrijven

Als je een tekst gaat schrijven, bereid je je goed voor. Je bepaalt het onderwerp van je tekst en dat baken je eventueel af. Ook stel je je tekstdoel, de geschiktste tekstsoort en je tekstvorm vast.

stappenplan voorbereiding van het schrijven

stap 1 Kies een onderwerp dat je interesseert en dat je publiek zal aanspreken.

stap 2 Brainstorm over het onderwerp en schrijf alle woorden op die je te binnen schieten. Maak een woordveld om het onderwerp te verkennen.

stap 3 Stel topische vragen en breng zo je deelonderwerpen in kaart: Wie? Wat? Waar? Wanneer? Waarom? Hoe?Als het onderwerp te breed is, ga je het inperken. Zie paragraaf 9.1 voor meer infor-matie over het bepalen en afbakenen van het onderwerp.

stap 4 Bepaal tekstdoel, tekstsoort en een tekstvorm die passen bij je onderwerp en je publiek.

stap 5 Ga op zoek naar betrouwbare bronnen, zoals aanvullende informatie, voorbeelden, anekdotes en argumenten en voeg die toe aan je deelonderwerpen. Noteer meteen ook de herkomst van de bronnen. Zie hoofdstuk 9 voor meer informatie over docu-menteren en informatievaardigheden

stap 6 Vat bruikbare informatie samen of zet die in een schema.

stap 7 Formuleer de hoofdgedachte of probleemstelling van je tekst.

Welk type schrijver ben je?Iedere schrijver ontwikkelt al schrijvend een persoonlijke strategie. Het is goed om te weten welk type schrijver je bent. Dat geeft je een idee van je sterke en zwakke kanten als schrijver.

7 SCHRIJFSTRATEGIEËN

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 98 27/01/17 09:49

Page 100: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

99

STRA

TEGIEËN

SCHRIJFSTRATEGIEËN

schrijverstypen

onbewuste schrijver Je begint gewoon ergens. Als je vastloopt, bedenk je een oplossing.Deze strategie kan tot goede producten leiden, omdat je inderdaad al schrijvend vaak goede ideeën krijgt.Als dit je stijl is, is het belangrijk om het product achteraf grondig te (laten) beoordelen.

vlotte schrijver Je besteedt weinig aandacht aan het schrijfproces.Je zet zo snel mogelijk een tekst op papier, want af is af.Het gevaar van deze stijl is dat de tekst oppervlakkig wordt, want je besteedt vaak weinig aandacht aan voorbereiding en verdieping.

precieze schrijver Je neemt veel tijd om een tekst te schrijven. Tijdens het schrijven denk je over elke zin na.Je bent een perfectionist, of in ieder geval heel precies en je wilt het allemaal meteen goed doen.Je loopt het risico dat je je tekst niet op tijd klaar hebt.

gestructureerde schrijver

Je bereidt je tekst goed voor en schrijft volgens een stappenplan.Deze strategie geeft grote kans op een goede tekst.

Tip

Kijk ook naar de schrijfstrategieën van andere typen schrijvers. Een andere strategie brengt je soms op nieuwe ideeën.

7.2 Een schrijfplan maken

Een schrijfplan is een overzicht van de deelonderwerpen in de volgorde waarin je ze in je tekst gaat verwerken. Met een schrijfplan bereid je de structuur van je tekst voor.

Tijdens de voorbereiding heb je je onderwerp goed afgebakend en je deelonderwerpen vastgesteld. In je schrijfplan ga je de deelonderwerpen in de verschillende alinea’s uitwer-ken. Gebruik voor je schrijfplan de vaste tekststructuren en de vragen die daarbij horen. Zie paragraaf 5.9 voor de nadere uitwerking van deze tekststructuren.

Vul nu je schrijfplan in. Bouw dit op zoals het voorbeeld op de volgende pagina.Werk de tekstopbouw uit in de derde kolom. In de vierde kolom geef je de inhoud per alinea in steekwoorden. Neem ook leuke anekdotes en voorbeelden op in je schrijfplan. Dan kun je ze niet vergeten als je aan het schrijven bent.

Tip

De inleiding en het slot kunnen nog meer functies hebben. Zie paragraaf 5.4 en 5.6 voor meer informatie over de verschillende manieren om een tekst in te leiden en af te sluiten.

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 99 27/01/17 09:49

Page 101: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

100 STRATEGIEËN

VOORBEELD VAN EEN SCHRIJFPLAN

onderwerp:hoofdgedachte of probleemstelling:tekstdoel:tekstsoort:publiek: tekststructuur:

alinea hoofdstructuur functie (per deelonderwerp) inhoud in steekwoorden

1 inleiding – belangstelling wekken– onderwerp introduceren

2 kern verklaring 1

3 verklaring 2

4 oplossing 1

5 oplossing 2

6 slot – afweging / conclusie– aanbeveling

Tip

Vraag feedback van een klasgenoot of je docent(e) op een schrijfplan. Je krijgt dan waarschijnlijk goede raad voordat je begint te schrijven. Dat scheelt een hoop werk in de herschrijfronde.

7.3 Van schrijfplan naar tekst

Als je voorbereiding klaar is, ga je schrijven. Formuleer je zinnen zorgvuldig en bouw je tekst logisch op.

In één keer een tekst goed schrijven is lastig. Maak daarom altijd eerst een kladversie. Zie hoofdstuk 5 voor meer informatie over de opbouw van je tekst.

Lees je kladversie één keer goed door. Let daarbij op de opbouw van de tekst, inhoud, formulering, spelling en leestekens. Zie paragraaf 7.5 voor meer informatie over veel-voorkomende taalfouten.

Pas zaken aan die niet logisch zijn. Corrigeer eventuele fouten in spelling, leestekens en zinsbouw. De automatische spellingcontrole is daarbij een goed hulpmiddel, maar lees de tekst ook zelf een keer grondig door, want er zijn fouten die de computer niet opmerkt.

Als je zelf tevreden bent, vraag dan toch iemand om de tekst mee te lezen en feedback te geven.

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 100 27/01/17 09:49

Page 102: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

101

STRA

TEGIEËN

SCHRIJFSTRATEGIEËN

Tips

• Bedenk de titel van je tekst als je kladversie klaar is. Zie paragraaf 5.1 voor tips voor een goede titel.

• Geef de tekst een mooie lay-out met witregels en tussenkopjes. • Voeg beeld toe. Dat maakt je tekst aantrekkelijk voor de lezer.

7.4 Vastzitten en loskomen

Als je bij het schrijven vastloopt, zijn verschillende manieren om weer op gang te ko-men.

Ik heb geen inspiratie. Ik weet echt niet meer wat ik moet schrijven. Elke schrijver heeft wel eens zulke gedachten. Maar er zijn manieren om los te komen, als je vastzit.

probleem oplossingen of wat je kunt proberen

Ik ‘zit vast’. Maak een nieuwe brainstorm of stel topische vragen. Bekijk of er aanknopingspunten bij zitten waarmee je weer verder kunt.Schrap de laatste zin die je hebt geschreven, want het kan best zijn dat die laatste zin voor de blokkade zorgt. Pak je schrijf-plan erbij. Kijk of dat een aanknopingspunt biedt voor een ander vervolg.Laat de tekst even liggen. Ga even iets anders doen. Vaak kijk je daarna met andere ogen naar je tekst en weet je ineens hoe je verder moet. Laat anderen even naar je tekst kijken. Of praat met anderen over je onderwerp. Soms levert dat interessante invalshoeken of ideeën op.Bedenk dat wat je schrijft niet meteen perfect hoeft te zijn. Perfectie is voor de eindversie.

Ik heb te weinig kennis van zaken.

Zoek nog wat extra informatie over het onderwerp waarover je schrijft. Tik enkele trefwoorden op internet in en zoek aanvullend materiaal in de bibliotheek. Of praat met anderen over je onderwerp.

Mijn tekst is geen logisch verhaal.

Kijk nog eens naar de vaste tekststructuren. Misschien moet je tekstdelen verplaatsen.

Ik heb niet veel te melden over dit onderwerp.

Je hebt wellicht het onderwerp iets te veel ingeperkt, waar-door er te weinig overblijft om over te schrijven. Ga terug naar je bronnen en vul je deelonderwerpen aan.

Er is zoveel te zeggen over dit onderwerp; wat moet ik kiezen en waar moet ik beginnen?

Je hebt een te breed onderwerp gekozen met zoveel aspecten, dat je door de bomen het bos niet meer ziet. Baken het onder-werp opnieuw af.

Tip

Als je veel hebt herschreven, kijk dan nog even naar je titel. Dekt die de lading nog?

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 101 27/01/17 09:49

Page 103: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

102 STRATEGIEËN

7.5 Verzorgd schrijven

Corrigeer je tekst op spelling, interpunctie, woordkeus, zinsbouw en stijl voordat je deze aan anderen laat lezen.

Een goed geschreven, foutloze tekst wil je graag lezen en de boodschap van zo’n tekst komt over. Besteed dus veel aandacht aan het verzorgen van je tekst. Ook voordat je iemand vraagt om feedback te geven.

veelvoorkomende taalfouten

spelling Vaak weet je wel wat je lastig vindt en waar je veel fouten mee maakt. Kijk nog even goed naar deze kwesties. Denk bijvoorbeeld aan de -d’s en -t’s in de persoonsvorm.

formulering Probeer helder en duidelijk te formuleren. Lees je zinnen geconcentreerd door en vraag je af of iemand anders kan begrijpen wat er staat.

woordkeus Gebruik de woorden die passen bij de tekstsoort.Let ook goed op verhaspelingen: improvisorisch is bijvoorbeeld een samen-trekking van provisorisch en improviseren. Het is geen Nederlands woord. In een amuserende tekst mag je het natuurlijk wel gebruiken als je het grappig bedoelt.

grammatica Veel grammaticale kwesties kun je leren. Verdiep je er een keer in, zodat je woorden als hun en hen, als en dan goed gebruikt. Dan maak je een goede indruk met de teksten.

Tips

• Op internet staan veel interactieve oefeningen die je helpen bij het verbeteren van je taalgebruik.

• Als je je tekst rustig en kritisch doorleest, kun je er onnodige fouten uit halen. • Vraag een proeflezer om de eindversie van je tekst te corrigeren.

7.6 Feedback vragen, geven en herschrijven

Feedback is commentaar dat je geeft of ontvangt op een tekst of een presentatie. Feedback helpt je om nog eens kritisch te kijken naar wat je hebt gemaakt of gedaan met het doel om het beter te maken.

Laat een uitgewerkte versie van je tekst lezen aan iemand uit je doelgroep en vraag om feedback. Geef deze proeflezer een leesopdracht mee. Bijvoorbeeld: Wil je kritisch kijken naar de argumenten in dit stuk? Kloppen ze? Is de redenering logisch?Tijdens het lezen is de plus-en-minmethode een handig hulpmiddel. In de kantlijn van de tekst zet je plusjes bij de argumenten die je goed vindt en minnetjes bij argumenten die je minder steekhoudend vindt. Deze plussen en minnen zijn vervolgens onderwerp van

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 102 27/01/17 09:49

Page 104: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

103

STRA

TEGIEËN

SCHRIJFSTRATEGIEËN

gesprek. Na dit gesprek kun je feedback verwerken in de definitieve versie van je tekst.Geef een proeflezer niet meer dan één of twee beoordelingspunten mee. Je kunt ver-schillende proeflezers vragen om op verschillende beoordelingspunten te letten. Dan heb je complete feedback.

beoordelingspunten voorbeeldvragen

1 opbouw van de tekst Is de hoofdstructuur helder: inleiding, kern en slot? Trekt de inleiding de aandacht van de lezer en wordt het onderwerp geïntroduceerd? Is de tekst opgebouwd volgens een (of meer) van de vaste tekststructuren? Is er sprake van een duidelijke afronding (conclusie, samen-vatting, aanbeveling)?

2 inhoud Bevat de tekst betrouwbare informatie?Kloppen de argumenten?Bevat elke alinea niet meer dan één deelonderwerp?Is de tekst compleet: wordt het onderwerp voldoende uitge-werkt?

3 formulering Zijn de woorden goed gekozen?Zijn de zinnen goed geformuleerd?Worden de zinnen goed aan elkaar gekoppeld met behulp van verbindingswoorden?Sluiten de formuleringen aan bij de doelgroep?

4 spelling en leestekens

Bevat de tekst spel- en typefouten?Worden de leestekens correct gebruikt?

5 vormgeving Staat er een aansprekende titel boven de tekst?Is er sprake van een heldere alineaverdeling?Is er op de juiste wijze gebruikgemaakt van witregels en tussenkopjes?Past het gekozen lettertype bij het onderwerp?Ziet het geheel er verzorgd uit?

HerschrijvenOp basis van de feedback herschrijf je je tekst. Als je in een zin iets corrigeert, lees dan altijd de hele zin nog een keer goed door. Als je verwijswoorden in die zin tegenkomt, is het zelfs verstandig de hele alinea nog eens te lezen. Verwijswoorden verwijzen immers vaak naar andere zinnen in je tekst en je wilt wel dat ze blijven kloppen. Sla steeds nieuwe versies op van je tekst (01, 02, enzovoort). Zo kun je altijd terug naar een vorige versie als je wilt weten wat je oorspronkelijk had opgeschreven.

Tips

• Neem feedback serieus en neem de kritiek over die je waardevol vindt.• Als je zelf feedback geeft, doe dat dan opbouwend en geef concrete tips voor

verbeteringen.• Print aan het eind de hele tekst en lees die nog een keer rustig door.

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 103 27/01/17 09:49

Page 105: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

104 STRATEGIEËN STRATEGIEËN

8 KIJK-, SPREEK- EN LUISTERSTRATEGIEËN

Spreekstrategieën helpen je bij het voorbereiden en geven van een goede presentatie. In dit hoofdstuk besteden we aandacht aan spreekstrategieën en aan kijk- en luister-strategieën. Goede feedback van je publiek kan je helpen je presentatie te verbeteren.

8.1 Voorbereiding bij spreken

Bereid een presentatie zorgvuldig voor: verdiep je goed in het onderwerp, bepaal je doel, structureer je verhaal en stem het af op je publiek.

Elke presentatie begint met het vaststellen van het onderwerp en het doel, maar ook je publiek is belangrijk. Bedenk goed wie je publiek is en wat hen aan zal spreken: zijn ze geïnteresseerd in het onderwerp? Hebben ze al een mening over het onderwerp? Hoe kun je bij hen je doel bereiken? Als je een antwoord op deze vragen hebt bedacht, kun je de inhoud van je presentatie bepalen. Zie paragraaf 1.3 voor meer informatie over afstemmen op je publiek.

stappenplan voorbereiding van het spreken

stap 1 Bepaal het onderwerp en wat je wilt bereiken met je presentatie. Bedenk daarbij goed wie je publiek is: Zijn ze geïnteresseerd in het onderwerp? Wat weten ze al? Wat vinden zij van het onderwerp?

stap 2 Brainstorm over het onderwerp en schrijf alle woorden op die je te binnen schieten. Maak een woordveld om het onderwerp te verkennen.

stap 3 Stel topische vragen en breng zo je de deelonderwerpen in kaart: Wie? Wat? Waar? Wanneer? Waarom? Hoe?

stap 4 Bepaal het doel van je spreektaak. Stem dit af op je publiek.

stap 5 Ga eventueel op zoek naar betrouwbare bronnen: aanvullende informatie, voorbeel-den, anekdotes en argumenten en voeg die toe aan je deelonderwerpen. Noteer meteen ook de herkomst van de bronnen.

stap 6 Vat bruikbare informatie samen of zet die in een schema.

stap 7 Formuleer de hoofdgedachte of probleemstelling van je presentatie.

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 104 27/01/17 09:49

Page 106: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

105

STRA

TEGIEËN

Tip

Als je spreekt op een plek waar meerdere mensen spreken, verken de situatie dan goed:• Waar spreek je? Hoeveel mensen kun je verwachten?• Hoelang mag je spreken?• Zijn er presentatiemiddelen (smartbord, flipover, …) aanwezig? Kun je deze bedienen?• Op welk tijdstip spreek je? Als je de laatste van een rij sprekers bent, probeer dan

iets extra’s te bedenken om de aandacht van het publiek vast te houden. Vraag bijvoorbeeld naar eigen ervaringen of leg uitdagende stellingen voor.

8.2 Een spreekplan maken

Als je je onderwerp en hoofdgedachte bepaald hebt, maak je een spreekplan. Een spreekplan geeft kort de structuur van je presentatie weer. Tijdens je presentatie kun je deze als houvast gebruiken.

Baseer de opzet op een van de vaste tekststructuren. Zie paragraaf 5.9 voor meer infor-matie over vaste tekststructuren.Geef de inhoud van je presentatie kort weer in steekwoorden. Neem ook leuke anek-dotes en voorbeelden op in je speekplan. Dan kun je ze niet vergeten als je aan het spreken bent.

Bedenk welke vragen je kunt verwachten van je publiek en hoe je die wilt beantwoor-den. Sommige antwoorden kun je al in je verhaal verwerken. Andere kun je goed beant-woorden als ze gesteld worden na afloop van je verhaal.

Als je in een team presenteert of debatteert, denk dan ook na over de verdeling van de inhoud. Wie doet welk onderdeel en wie weerlegt dat lastige tegenargument? Zo verdeel je de werkdruk en doet iedereen waar hij of zij goed in is.

Tips

• Probeer je publiek van tevoren in te schatten. Wat zal hen aanspreken? Welke grappen slaan aan?

• Maak een inschatting van de tegenargumenten die je publiek of andere sprekers kunnen inbrengen. Hoe kun je daar adequaat op reageren? Houd daar rekening mee in je spreekstrategie: de volgorde waarin je feiten, argumenten en tegenargumenten presenteert.

KIJK-, SPREEK- EN LUISTERSTRATEGIEËN

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 105 27/01/17 09:49

Page 107: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

106 STRATEGIEËN

VOORBEELD SPREEKPLAN

onderwerp:hoofdgedachte of probleemstelling:spreekdoel:publiek: datum:tijdsduur:hulpmiddelen/materialen:

hoofdstructuur functie (per deelonderwerp) inhoud in steekwoorden

inleiding – belangstelling wekken– onderwerp introduceren

kern verklaring 1

verklaring 2

oplossing 1

oplossing 2

slot – afweging / conclusie– aanbeveling

vragen beantwoorden

In een powerpoint of Prezi kun je de structuur van je presentatie in kernwoorden laten zien. Het publiek weet dan wat het kan verwachten en voor jou zijn de kernwoorden een extra geheugensteuntje.

Tip

Realiseer je van tevoren dat je bij een discussie, debat of vergadering het verloop niet volledig in de hand hebt. Leg je daarbij neer.

8.3 Van spreekplan naar presentatie

Als je voorbereiding klaar is, ga je oefenen voor je presentatie. Zo maak je jezelf vertrouwd met je verhaal. Gebruik je spreekplan hierbij als uitgangspunt.

Tijdens een presentatie, discussie of debat spreek je niet van papier. Schrijf je tekst dus ook niet uit, maar oefen aan de hand van je spreekplan. Controleer jezelf op onderstaande punten:

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 106 27/01/17 09:49

Page 108: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

107

STRA

TEGIEËN

KIJK-, SPREEK- EN LUISTERSTRATEGIEËN

controlepunten voor een presentatie

tijdsduur Controleer of je binnen de gestelde tijd blijft.

stemgebruik Oefen je stemgebruik: varieer in spreektempo en -volume.Vraag je af wat het best past bij de situatie in de klas.

feedback Oefen voor de spiegel of neem jezelf op met je mobiel en geef jezelf feedback.Vraag iemand om een keer naar je presentatie te luisteren of maak een vlog. Vraag gerichte feedback en sta open voor onverwachte kritiek.

hulpmiddelen Als je een beamer of ander hulpmiddel gebruikt, zorg dan dat je goed weet hoe het werkt. Oefen dit een paar keer.

lichaamstaal Je lichaamstaal is tijdens een presentatie belangrijk. Zorg ervoor dat je jezelf een houding weet te geven. Houd bijvoorbeeld iets vast: een kaartje met de belang-rijkste spreekpunten, een pen of de afstandsbediening van de beamer.

Als je zenuwachtig bent voor een voordracht, discussie of debat helpt het om de situatie zo vertrouwd mogelijk te maken voor jezelf.

Tips

• Gebruik rustige, diepe buikademhaling om je zenuwen onder controle te houden.• Zet een glas water binnen handbereik.• Als je het even niet meer weet, zeg dat dan en neem even pauze. Kijk in je

aantekeningen en begin opnieuw.

8.4 Stemgebruik en lichaamstaal

Bij spreken is niet alleen van belang wát je zegt maar ook hóe je het zegt. Je li-chaamstaal en je stem spelen een belangrijke rol.

Je wilt dat je verhaal goed overkomt bij je publiek. Je stemgebruik en je lichaamstaal kun-nen daarbij helpen, want met een levendige, vlotte presentatie maak je meer indruk.

stemgebruik en lichaamstaal

spreektempo Spreek niet te snel, maar ook niet te langzaam. Ligt je spreektempo hoog, dan voelt het publiek zich opgejaagd en heeft het moeite je verhaal te volgen. Ga je te langzaam, dan ligt verveling op de loer en raakt je publiek afgeleid.Articuleer duidelijk. Als je zelf het gevoel hebt dat je overdrijft, ben je goed verstaanbaar.

intonatie Varieer de intonatie van je stem. Door levendig te spreken, houd je jezelf en je toehoorders bij de les.Spreek sneller en harder als je boosheid of enthousiasme wilt overbrengen.Spreek langzaam en zacht, als je spanning opbouwt of bedachtzaam wilt overkomen.

buikademhaling Oefen de buikademhaling. Je stem klinkt voller als die uit je buik komt. Bovendien belast je dan je stembanden minder.

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 107 27/01/17 09:49

Page 109: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

108 STRATEGIEËN

rustmomenten Las pauzes in, bijvoorbeeld als je op een ander deelonderwerp overstapt of voordat je tot een conclusie komt.

reacties van het publiek

Let tijdens het spreken goed op de reacties van je publiek. Je kunt meestal van de gezichten lezen of je goed te volgen bent.

lichaamstaal Pas je lichaamstaal aan bij je verhaal.Loop rustig heen en weer, zodat je iedereen in je publiek bereikt. Maak gebaren die je verhaal ondersteunen. Tel op je vingers af bij een op-somming of benadruk een belangrijk punt met een armgebaar.Maak oogcontact met het publiek. Dat houdt de aandacht vast en je kunt zien hoe mensen reageren.

8.5 Presentatiemiddelen

Presentatiemiddelen zoals een fimpje, een Powerpoint of een grafiek zetten je ver-haal kracht bij. Er zijn onderwerpen die zich beter laten uitleggen in beeld of geluid dan in gesproken tekst.

Gebruik presentatiemiddelen om je verhaal te ondersteunen. Zorg ervoor dat de infor-matie in je presentatie uitdaagt om meer te willen weten, zonder dat je alles al verklapt. Denk aan een filmpje ter introductie of korte bullets op een sheet, die je als uitgangs-punt voor je verhaal gebruikt.

presentatiemiddelen

dia’s Maak een powerpoint of Prezi.Maak overzichtelijke dia’s met bullets en korte regels.Gebruik een goed leesbaar lettertype.Vertel wat bij de aandachtspunten op de dia’s. Lees ze niet letterlijk voor.

tabel Verduidelijk belangrijke of complexe zaken met tabellen, grafieken, illustraties en foto’s.

video Laat een kort videofragment zien om een onderwerp te verduidelijken.Laat een stukje interview zien als je de mening van een deskundige wilt laten horen.

voorwerp Een voorwerp (boek, kledingstuk, gereedschap) kan illustratief zijn.Laat een voorwerp rondgaan na je presentatie (tijdens leidt je publiek af).

test of quiz Begin met een korte test of kennisquiz. Bijvoorbeeld over de vraag Hoe gestrest ben jij? bij een presentatie over stress bij jongeren.

hand-out Verspreid van tevoren hand-outs met de belangrijkste informatie: een beknopte samenvatting of aanvullende informatie (tabellen, grafieken).

Tip

Controleer of de apparaten en spullen die je nodig hebt, aanwezig zijn en goed werken. Denk aan: laptop, beamer, smartbord, verlengsnoer, usb-stick, stiften, papier, enzovoort.

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 108 27/01/17 09:49

Page 110: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

109

STRA

TEGIEËN

8.6 Vragen beantwoorden

Je publiek kan tijdens op na je presentatie vragen stellen. Zorg dat je de regie houdt en beantwoord elke type vraag op de meest passende manier.

Zo leid je als spreker het stellen van vragen in goede banen:– Herhaal de vraag kort in eigen woorden, zodat iedereen de vraag kan verstaan en jij

weet of je de vraag goed begrepen hebt.– Houd de regie. Jij bepaalt wie er aan de beurt is om een vraag te stellen. Let op dat

iedereen de kans krijgt om zijn vraag te stellen.– Als andere luisteraars in jouw plaats antwoorden: herneem het woord dan en zeg dat

je vragenstellers graag zelf te woord staat.– Zijn er veel vragen? Inventariseer ze eerst en probeer ze in samenhang te beantwoorden.– Als je het antwoord niet weet, zeg dat dan gewoon. Dat is beter dan gokken of fanta-

seren, want dan kom je bij een vervolgvraag nog verder in de problemen.

Tip

Het kan stil blijven na afloop. Er worden geen vragen gesteld. Dit kun je doen om het ijs te breken: • Spreek vooraf met een vriend(in) af dat hij/zij de eerste vraag stelt. • Stel zelf een vraag door je in te leven in het publiek• Help het publiek op weg met stellingen die een reactie uitlokken. Een beschouwing

of een betoog leent zich hier goed voor. Voordeel: je weet ten minste gedeeltelijk welke vragen gesteld gaan worden.

Soorten vragenEr zijn drie soorten vragen die elk een ander soort antwoord vereisen:1 De controlevraag: je wordt gevraagd om te herhalen of te bevestigen wat je gezegd hebt.2 De verhelderingsvraag: de vragensteller heeft behoefte aan aanvullende, nog niet

genoemde feiten of om een nadere uitleg. Nu blijkt hoe goed je thuis bent in het onderwerp.

3 De kritische vraag: de vragensteller zet alternatieve feiten, oplossingen, redeneringen tegenover jouw betoog of beschouwing. Hoe sterk sta je in je schoenen? Hoe goed kun je een standpunt onderbouwen?

Omgaan met lastige vragenJe kunt altijd een lastige vraag krijgen. Hoe ga je hiermee om?– De vraag doet niet ter zake: vertel dat je hier nu niet op in kunt gaan.– De vragensteller stelt geen vraag, maar vertelt een eigen ervaring of gevoel: ga hier

niet inhoudelijk op in, maar bedank de vragensteller voor zijn of haar bijdrage.– Er komt geen einde aan de vraag, of de vragensteller wil met je in debat: onderbreek

de vragensteller en nodig hem of haar vriendelijk uit het gesprek op een ander mo-ment voort te zetten.

KIJK-, SPREEK- EN LUISTERSTRATEGIEËN

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 109 27/01/17 09:49

Page 111: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

110 STRATEGIEËN

Tip

Vragen tijdens je presentatie kunnen je afleiden van de opbouw van je verhaal. Geef bij het begin van je voordracht gerust aan dat jij de vragen liever na afloop beantwoordt.

8.7 Gericht luisteren en vragen stellen

Gericht luisteren is meer dan horen wat er gezegd wordt. Het betekent dat je een ac-tieve luisterhouding aanneemt en je voorbereidt op het onderwerp waarover iemand gaat spreken.

Als luisteraar wil je het verhaal van een spreker kunnen volgen en er ook nog wat van opsteken. Je kunt ook luisteren omdat je een mening wilt vormen over het onderwerp. In al die gevallen luister je actief en concentreer je je goed op het verhaal en de spreker. Je luistert het best als je de volgende strategieën toepast bij het luisteren:

actief of gericht luisteren

luistervragen Bereid je voor op het verhaal en formuleer voor jezelf informatieve luistervragen:– Welke mening heeft de spreker over zijn onderwerp?– Welke argumenten voert hij of zij aan?

actieve luisterhouding Luister actief:– Laat af en toe non-verbaal, zonder woorden, merken dat je

luistert.– Kijk de spreker aan en onderbreek hem niet.

aantekeningen maken Maak aantekeningen van de hoofdpunten.Maak aantekeningen over de antwoorden op jullie vragen.

signalen opmerken Wees alert op signaalwoorden, signaalzinnen en verwijswoorden.Let op andere structuuraanduiders, zoals functiewoorden.Een spreker zal belangrijke woorden nadrukkelijk uitspreken of herhalen.Let op non-verbale signalen als mimiek en armgebaren.

Tip

Kijk en luister goed naar vlotte sprekers. Je kunt veel van ze leren en ‘afkijken’.

Vragen stellenZo stel je als lid van het publiek op de juiste manier je vraag:– Geef met een (hand)gebaar aan dat je een vraag wilt stellen en wacht tot je het

woord krijgt.– Stel je vraag op een zakelijke, vriendelijke toon. Vragen mogen nooit bedoeld zijn om

iemand persoonlijk aan te vallen.– Je vraag moet binnen het kader van het onderwerp vallen.– Laat de spreker uitpraten. Als je niet tevreden bent met het antwoord, beperk je dan

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 110 27/01/17 09:49

Page 112: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

111

STRA

TEGIEËN

tot hooguit één vervolgvraag. Ook andere vragenstellers moeten aan de beurt kun-nen komen.

– Weet jij ook veel van het onderwerp en heb je diverse vragen, opmerkingen en aanvullende ideeën? Schiet dan de spreker aan als de voordracht is afgelopen. Dat is prettiger voor het publiek en de spreker.

8.8 Aantekeningen maken

Als je aantekeningen maakt, noteer je de hoofdzaken van wat er besproken wordt. Aantekeningen maken is een belangrijke studievaardigheid die je ook in je vervolgop-leiding nodig hebt.

Kenmerkend voor aantekeningen is dat ze persoonlijk zijn. Je schrijft alleen op wat jij nodig en nuttig vindt en dat is afhankelijk van je doel en je voorkennis. Wel geldt voor iedereen: hoe moeilijker of bruikbaarder de informatie, hoe gedetailleerder je aanteke-ningen.

Als je aantekeningen maakt, voer je een aantal taken tegelijk uit en meestal in hoog tempo: aandachtig luisteren, kijken, begrijpen, terugbrengen tot de kern én schrijven. Zorg daarom dat je geconcentreerd bent en je niet laat afleiden. Werk je aantekeningen uit tot een compleet verhaal als de informatie nog vers in je hoofd zit.

aantekeningen maken

voorbereiden Bedenk luistervragen. Zie paragraaf 8.7 voor meer informatie over gericht luisteren.Noteer de naam van de spreker en het onderwerp en de datum.Noteer zo mogelijk alvast belangrijke punten die de spreker gaat behandelen.

tijdens het verhaal Let op de opbouwsignalen die de spreker gebruikt. Gebruik telegramstijl, afkortingen, signaalwoorden, opsommings-tekens, pijlen en andere symbolen.Werk met een kolommenschema. Maak een kolom voor de hoofdzaken, een voor de uitwerking en een voor je commentaar en vragen. Of: één kolom voor argumenten en één voor tegenargumenten.Laat voorbeelden weg, tenzij ze je echt helpen de stof te begrijpen.Let op herhalingen. De spreker herhaalt vaak belangrijke dingen, maar in je aantekeningen hoef je die maar één keer te noteren.

na afloop Stel vragen om onderdelen te verhelderen. Zo maak je je aantekenin-gen compleet. Vergelijk je aantekeningen met die van een klasgenoot. Vul ze waar nodig aan.Werk je aantekeningen zo snel mogelijk zorgvuldig uit.

KIJK-, SPREEK- EN LUISTERSTRATEGIEËN

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 111 27/01/17 09:49

Page 113: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

112 STRATEGIEËN

bruikbare symbolen voor het maken van aantekeningen

→ gevolg 1, 2, 3 opsomming

→ ← elkaar beïnvloeden a, b, c opsomming

→ –, –, – opsomming

≈ is ongeveer gelijk aan → tegenstelling

≠ is niet gelijk aan ? nog een vraag over stellen / onduidelijk

> verandert in ! belangrijk

≥ conclusie […] terzijde, eigen commentaar

: verklaring vb voorbeeld

Tip

Probeer de rode draad uit het verhaal te volgen en die vast te houden. Signaalwoorden helpen je daarbij.

8.9 Observeren, feedback geven en krijgen

Observeren is gericht kijken en luisteren. Je let goed op bepaalde punten in een presentatie. Op die punten geef je feedback aan de spreker. De spreker gebruikt de feedback om zijn presentatie te verbeteren.

ObserverenAls je een presentatie gaat observeren, bereid je dat voor. Je maakt een observatiefor-mulier waarin je de punten die je gaat beoordelen vastlegt. Zorg dat je op de hoogte bent van het onderwerp van de presentatie en de opdracht die de spreker eventueel heeft gekregen. Is het een presentatie waarin vooral visies en argumenten aan bod ko-men? (discussie, debat, betogende voordracht) Of kun je vooral uitleg kunt verwachten? (uiteenzetting) Hoe vaker je observeert, hoe beter je in staat zult zijn eerlijk en zakelijk feedback te geven.

Of je nu een presentatie, discussie of debat observeert, je zult grotendeels op dezelfde zaken letten:

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 112 27/01/17 09:49

Page 114: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

113

STRA

TEGIEËN

observeren

Inhoud beoordelen Maak een inschatting van de betrouwbaarheid van de gepresen-teerde gegevens, argumenten en onderzoeken.Beoordeel de volledigheid: Zijn alle hoofdzaken nadrukkelijk besproken? Worden bijzaken niet te veel belicht?Blijkt bij het beantwoorden van vragen dat de spreker veel van het onderwerp weet?

interesse van het publiek Is het duidelijk wat het belang van het onderwerp is?Past de spreker het taalgebruik aan het publiek aan?Spreekt hij of zij duidelijk?Spreekt hij of zij met wisselende intonatie?Is het spreektempo goed?Is de spreker betrokken bij het onderwerp?Heeft de spreker een goed contact met de toehoorders of andere deelnemers?

luisteren tijdens de spreektaak

Luistert de spreker goed naar de vragen uit het publiek?Geeft de spreker adequate antwoorden?Luistert de deelnemer aan het debat goed naar andere debaters?Sluit de bijdrage in het debat aan op wat de anderen ingebracht hebben? Iemand die goed luistert, herhaalt de woorden van anderen, vat samen, legt verbanden en stelt vragen. Zie je dit?

Feedback gevenFeedback geven is vooral opbouwende kritiek geven. Feedback geef je in vier stappen: 1 Begin met een observatie, zeg op een neutrale manier wat je hebt waargenomen:

‘Je stond tijdens de voordracht met je handen in je zakken.’ 2 Vertel welke indruk dit op je maakt en geef er zo betekenis aan:

‘Dat kwam onverschillig over.’3 Check of de spreker dit herkent:

‘Herken je dat?’4 Eventueel: geef advies voor alternatief gedrag:

‘Ik zou je aanraden volgende keer je handen uit je zakken te halen.’

Vermijd je observatie als een waardeoordeel te formuleren: ‘Ik vond het irritant dat je zo onverschillig deed. Waarom zou ik naar je luisteren, als je het zelf niet belangrijk vindt?’ Kritiek die je zo formuleert, komt niet positief over en de luisteraar zal niet graag iets willen doen met wat je hebt gezegd.

Feedback krijgenFeedback krijgen houdt in: goed luisteren en niet in de verdediging gaan. Realiseer je dat de kritiek in een feedbackgesprek betrekking heeft op je presentatie en niet op jou als persoon. Dat maakt het makkelijker om goed te luisteren. Neem de feedback serieus. Als drie mensen zeggen dat ze je uitleg onduidelijk vonden, dan is er echt iets niet in orde. Aan de andere kant hoef je niet alle kritiek klakkeloos aan te nemen. Je kunt het niet zomaar naast je neerleggen, maar je hoeft er niet dezelfde conclusies aan te verbinden.

KIJK-, SPREEK- EN LUISTERSTRATEGIEËN

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 113 27/01/17 09:49

Page 115: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

114 STRATEGIEËN

Als je echt niet goed heb gepresteerd, is het waarschijnlijk heel vervelend om naar de feedback te luisteren. Dat is een extra argument om je presentatie goed voor te berei-den en te oefenen.

Tips

• Begin een feedbackgesprek met te vertellen wat er goed ging.• In een feedbackgesprek mag je ook vragen om nadere uitleg. Wat bedoel je met 'je

mimiek klopte niet met je verhaal'? Kun je daarvan een voorbeeld geven? Hoe zou ik dat een volgende keer anders kunnen doen?

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 114 27/01/17 09:49

Page 116: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

STRA

TEGIEËN

TEKSTSTR

UC

TUR

EN

115

Als je een tekst schrijft of een presentatie gaat houden, heb je achtergrondinformatie nodig. Die informatie kun je in allerlei bronnen vinden: in boeken, bladen, bij experts of online. In dit hoofdstuk leer je strategieën om gericht te zoeken, je goed te documente-ren en de relevantie van je bronnen te bepalen.

9.1 Onderwerp, onderzoeksvraag en deelvragen

Als je een onderwerp hebt gekozen, formuleer je een onderzoeksvraag of probleem-stelling: een concrete vraag waarop je een controleerbaar antwoord kunt geven. Om dat antwoord te vinden ga je informatie zoeken.

Goede informatie kun je vinden als je weet waarnaar je op zoek bent. Daarom is het van belang dat je je onderzoeksvraag concreter maakt met deelvragen. Ga als volgt te werk:

informatie verzamelen

stap 1: brainstormen Schrijf in drie tot vijf minuten alle woorden op die je te binnen schieten over het onderwerp. Je creëert zo een woordveld. Orden de woorden vervolgens in deelonderwerpen.

stap 2: 5W1H-vragen Beantwoord de topische vragen: Wie? Wat? Waar? Wanneer? Waar-om? Hoe?Bekijk kritisch of je het woordveld kunt aanvullen. Je ontdekt zo welke informatie je nog moet opzoeken.

stap 3: globaal zoeken Zoek eventueel globaal naar beschikbare informatie online en offline (bladen, boeken).Maak aantekeningen over de verschillende invalshoeken en deel-vragen die je tegenkomt. Vul je brainstormuitkomsten hiermee aan.

stap 4: deelvragen bepalen

Bepaal nu je deelvragen. Zorg ervoor dat de deelvragen samen de onderzoeksvraag beantwoorden.

VOORBEELD VAN ONDERWERP, ONDERZOEKSVRAAG EN DEELVRAGEN

Stel dat jouw school zegt steeds verschillende meningen te horen over de werking en de gevaren van energiedrankjes en jou vraagt uit te zoeken of ze die drankjes wel of niet moeten toestaan.Dan is het onderwerp Energiedrankjes.Dat is een breed onderwerp dat je concreter wilt maken in een onderzoeksvraag die je ook toepast op de situatie binnen school. Je onderzoeksvraag luidt: Moeten de werking en de gevaren van energiedrankjes reden zijn om leerlingen te verbieden deze drankjes op school te drinken?

STRATEGIEËN

9 DOCUMENTEREN EN INFORMATIEVAARDIGHEDEN

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 115 27/01/17 09:49

Page 117: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

116 STRATEGIEËN

Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet je allerlei andere vragen beantwoor-den, de deelvragen: Wat zijn energiedrankjes? Waarin verschillen ze van andere drankjes? Wat zijn mogelijke voordelen van energiedrankjes? Wat zijn mogelijke nadelen van energiedrankjes? Hebben ze invloed op het gedrag van leerlingen?

9.2 Zoekstrategieën online

Het internet is een grote vergaarbak aan informatie. Om de juiste informatie te vinden moet je goede zoekvragen formuleren, slim gebruikmaken van zoekmachines en zoek-resultaten goed kunnen interpreteren.

Op internet staan verschillende soorten bronnen: websites, blogs, video, radio- en televisie, interviews, podcasts en vodcasts. Al deze bronnen geven informatie die je kunt gebruiken voor je onderzoek. Kies de bron die geschikte informatie geeft over jouw onderwerp.

bron/zoekmachine soort informatie

www.google.nl zoekmachine

www.kadaza.nl overzicht van zoekmachines

youtube.com videozoekmachine

vimeo.com videozoekmachine

flickr.com fotozoekmachine

www.delpher.nl historische media

wikipedia.nl encyclopedie

www.dbnl.nl Digitale Bibliotheek Nederlandse Literatuur

www.kb.nl Koninklijke Bibliotheek, voor leerlingen van het VO van 17 jaar of ouder gratis, anders eenmalige beperkte bijdrage

www.blendle.nl artikelen uit kranten en tijdschriften tegen een lage prijs

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 116 27/01/17 09:49

Page 118: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

117

STRA

TEGIEËN

DOCUMENTEREN EN INFORMATIEVAARDIGHEDEN

Om je weg te vinden in die informatie heb je goede zoekwoorden nodig. Gebruik de volgende stappen om zoekwoorden te bedenken:

stap 1 Splits de hoofdvraag op in kleinere deelvragen.

stap 2 Bedenk woorden die passen bij je onderwerp. Kies ook synoniemen en handige vaktermen.Maak hiervan een lijst, een woordspin of een mindmap.

stap 3 Bedenk welk soort bronnen het relevantst is: artikelen, rapporten, video’s, gesprekken.Waar vind je die bronnen waarschijnlijk?

stap 4 Formuleer nu relevante zoektermen.Wees niet te algemeen en gebruik ten minste twee zoekwoorden samen.Wees kort maar krachtig.

stap 5 Probeer een paar alternatieven uit en kijk wat de beste resultaten oplevert. Doe dit samen en probeer argumenten te bedenken waarom een zoekwoord beter is dan een ander.

Een alternatieve manier is de zogenaamde sneeuwbalmethode. Hiervoor neem je eerst een goede bron (artikel, boek, site) en je kijkt welke bronnen daar in staan. Kies de bronnen die veel voorkomen of bronnen van auteurs die veel genoemd worden. Die zijn blijkbaar belangrijk.Je kunt internet ook gebruiken om een vraag in een forum te stellen of om lid te wor-den van een mailinglist over een bepaald onderwerp. Je krijgt dan waarschijnlijk het antwoord dat je nodig hebt. Controleer wel altijd of het klopt. Verder zijn er allerlei nieuwsgroepen en blogs van mensen die veel over jouw onderwerp schrijven. Abonneer je op die blogs. Ook kan twitter bruikbaar zijn. Je vindt daar experts die je ook een vraag kunt stellen.

Naast online heb je offline natuurlijk ook allerlei bronnen en ingangen, de bibliotheek, je docent, experts aan wie je vragen kunt stellen en papieren boeken, tijdschriften en kranten.

Bij slim zoeken op internet kun je gebruikmaken van zoekcommando’s of zoekoperato-ren. Dit is iets anders dan zoekwoorden. Een paar nuttige zoekcommando’s die gelden bij Google vind je in het schema op de volgende pagina.

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 117 27/01/17 09:49

Page 119: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

118 STRATEGIEËN

actie teken commando beschrijving

uitsluiten - virus -computer Gebruik het minteken om dingen uit te sluiten.Zo typ je virus -computer in als je informatie wilt over ziekten door virussen, maar niet over computervirussen.

precies deze woorden “ ” “domweg gelukkig in de Dapperstraat”

Gebruik aanhalingstekens als je een exacte tekst wilt vinden. Dan vind je alleen informatie waar die zin in zijn geheel en op die wijze voorkomt.

synoniemen OR dyslexie OR woordblind-heid

Zoek dit of dat. Let op: OR moet in hoofdletters. Dit gebruik je als je verwante begrippen zoekt.

je weet een woord niet * wie het * niet eert, is het * niet weerd

Gebruik een sterretje als jokerte-ken voor een onbekende term.

van een bepaalde site site: olympische spelen site:volkskrant.nl

Je krijgt resultaten van bepaal-de sites of domeinen over een bepaald onderwerp.

met een bepaald bestandsformaat

filetype: filetype: pdf spellen Soms wil je alleen bronnen hebben in pdf-formaat of een worddocument (doc) of een powerpoint (ppt).

9.3 Bronnen beoordelen Wanneer je denkt dat een bron interessant kan zijn, lees je hem verkennend. Je vraagt je twee dingen af: Is de bron betrouwbaar? Helpt de bron bij de beantwoording van mijn onderzoeksvraag of de deelvragen?

Op internet staat enorm veel informatie. Er is geen redactie die slechte informatie eruit filtert of de informatie logisch organiseert. Om te bepalen of een website een geschikte en betrouwbare bron is, let je op de autoriteit, de juistheid of objectiviteit, de actualiteit en het ontwerp van de site. Gebruik hiervoor de checklist hiernaast.

Tips

• Als je een site goed genoeg vindt, kun je die voorlopig opslaan bij je favorieten.• Informeer ook eens of er op jouw school of bibliotheek gratis sites beschikbaar zijn.

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 118 27/01/17 09:49

Page 120: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

119

STRA

TEGIEËN

betrouwbaarheid van bronnen

autoriteit • Check de reputatie van de organisatie of de persoon achter een website. Een organisatie met een commercieel belang kan informatie bewerken, zodat het beter aansluit bij hun eigen belang.

• Kijk naar deskundigheid van de organisatie of persoon achter de website. Meestal vind je informatie over deze vraag op de site zelf, bijvoorbeeld onder de knop over deze site of info. De naam en het beroep van de auteur zeggen iets over zijn deskundigheid. Je kunt verder zoeken op zijn naam.

• Kun je contact opnemen met de auteur/verantwoordelijke voor de site? Een auteur die zich beschikbaar stelt voor vragen en reacties, komt be-trouwbaarder over.

objectiviteit of juistheid van de informatie

• Wat is het doel van de website? Zoek objectieve sites zonder winstoog-merk of overtuigende doelen.

• Waar komt de informatie vandaan? Auteurs die hun bronnen noemen, zijn vaak betrouwbaar.

• Naar welke andere websites verwijst de site? Als dat betrouwbare instan-ties zijn, dan geeft dat de gevonden site meer waarde.

• Hoeveel sites verwijzen naar de site die jij gevonden hebt? Op Google Advanced Search, page-specific search, kun je op de zoekbalk de URL van je site intikken.

• Is de site uniek? Vergelijk verschillende sites met elkaar. Waarin onder-scheiden ze zich? Zoek de wetenschappelijkste en origineelste site als bron voor je documentatie.

actualiteit • Is de informatie op de site actueel? Sommige informatie veroudert snel, andere blijft actueel. Bedenk wat jij nodig hebt.

• Wanneer is de pagina voor het laatst bijgewerkt? Sites die hierover geen informatie geven zijn minder betrouwbaar.

ontwerp • Is de site logisch opgezet? Kun je alles gemakkelijk vinden? Staat alle in-formatie die je zoekt duidelijk aangegeven op de startpagina van de site?

• Is de tekst goed geschreven? Slecht geschreven teksten zijn waarschijnlijk ook inhoudelijk ongeschikt.

• Is de site in voor jou begrijpelijk Nederlands geschreven? Een wetenschap-pelijke site met veel vaktaal is betrouwbaar, maar niet geschikt voor jouw onderzoek.

• Werken alle hypertext-links op de site?• Zijn de graphics duidelijk en nuttig?

9.4 Informatie selecteren

Als je een aantal bronnen hebt gekozen, ga je die zoekend lezen. Je neemt een deel-vraag als leesvraag en zoekt naar informatie die antwoord geeft op je vraag.

Vaak staat er veel meer informatie op een site dan van belang is voor jouw onderzoek. Ga per deelvraag op zoek naar antwoorden. Bij online informatie kun je de relevante passages kopiëren naar je eigen document. Bij papieren bronnen kun je de passages aanstrepen of markeren. Leg bij een uitvoerig onderzoek een documentatiemap met relevante documenten aan. Doe daarin prints en/of kopieën van je bronnen, maar ook samenvattingen van boeken en tv-documentaires.

DOCUMENTEREN EN INFORMATIEVAARDIGHEDEN

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 119 27/01/17 09:49

Page 121: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

120 STRATEGIEËN

Tip

Geef meteen bij iedere passage duidelijk aan uit welke bron de passage komt.

9.5 Synthese: informatie samenvoegen

Je gaat nu een tekst maken. Je hebt een structuur bedacht in je schrijf- of spreekplan. Je gebruikt je document met verzamelde antwoorden om je plan aan te vullen met de informatie die je hebt verzameld.

Van deze informatie maak je een lopende tekst. Je gebruikt de vaste tekststructuren.• inleiding Je geeft aan wat de aanleiding was voor het schrijven van deze tekst. Wat is je onder-

zoeksvraag en hoe ga je die beantwoorden?• kern Werk de antwoorden op de deelvragen uit. Doe dit in je eigen woorden en gebruik

goed Nederlands. Je mag wel af en toe een citaat opnemen. Zet die tussen aanha-lingstekens en vermeld van wie het is.

• slot Sluit de tekst af met je conclusie, een samenvatting of een aanbeveling. Vermeld onder de tekst je bronnen.

Tip

Denk aan het gevaar van plagiaat. Je mag informatie niet letterlijk overnemen zonder bronvermelding.

9.6 Bronvermeldingen

In een bronvermelding geef je aan op welke bronnen je je tekst baseert. Het helpt je lezers bij het beoordelen van de betrouwbaarheid van je tekst. Vermeld je bronver-melding onder je tekst of verslag.

Er zijn verschillende manieren om bronnen te vermelden. Een veelgebruikte methode is de stijl van American Psychological Association (APA): • bronvermelding boek achternaam auteur, voorletter(s) (jaar van uitgave). Titel: Eventuele subtitel. Plaats

uitgever: uitgever. • bronvermelding website achternaam auteur, voorletter(s) (publicatiejaar of update). Titel van het document of de website. Geraadpleegd op dag maand jaar, adres website.

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 120 27/01/17 09:49

Page 122: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

121

STRA

TEGIEËN

• artikel uit krant of tijdschrift achternaam auteur, voorletter(s) (publicatiedatum). Titel artikel: Eventuele subtitel.

Naam van tijdschrift of krant, evt. nummer, paginanummer(s). Orden je bronvermelding in alfabetische volgorde.

VOORBEELD BRONVERMELDINGEN

boek:Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? Praktijkboek voor methoden en technieken. Amsterdam: Boom uitgevers.

website:Oden, E. (2016). Slapen op je zij. Dat is goed voor je brein. Geraadpleegd op 21 april 2016. https://www.psychologiemagazine.nl/web/Artikelpagina/Slaap-je-op-je-zij-Dat-is-goed-voor-je-brein.htm.

artikel:Middag, G. (april 2016). Dwalen door Van Dale. De vijftiende editie van de grote Van Dale getest. Onze Taal, 4, p10-11.

Tips

• Staat er bij een bron geen publicatiedatum vermeld? Noteer dan: (zonder datum)• Is de auteur van een bron niet bekend? Vermeld dan de verantwoordelijke

organisatie. Is die ook niet bekend? Zet dan de titel vooraan. • Soms is een bron geschreven door meerdere auteurs. Vermeld er hooguit drie. Zijn

het er meer, vermeld dan de eerste drie gevolgd door e.a. (= en anderen).

DOCUMENTEREN EN INFORMATIEVAARDIGHEDEN

04_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod3.indd 121 27/01/17 09:49

Page 123: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

05_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod4.indd 122 27/01/17 09:42

Page 124: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

INHOUD EN STIJL

Geen tekst zonder inhoud. De inhoud en stijl van je tekst kan je boodschap maken of kraken. Hoe argumenteer je? Hoe maak je gebruik van bronnen en documenteer je? Hoe zorg je voor een aantrekkelijke toon? In deze module gaan we in op documenteren, argumenteren en formuleren. Het zijn de basisstappen om tot een goede inhoud en stijl van je tekst te komen.

05_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod4.indd 123 27/01/17 09:42

Page 125: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

124

INHOUD EN STIJL

Argumenteren doe je de hele dag door. Je maakt ermee duidelijk waarom je iets wilt of vindt. Ook bij het lezen van teksten moet je in staat zijn standpunten en argumenten te herkennen en te benoemen. In dit hoofdstuk gaan we in op soorten argumenten, argu-mentatieschema’s, aanvaardbaarheid van argumentaties en drogredenen.

10.1 Standpunt, argumenten en argumentatie

In een discussie, een debat of een betoog gebruik je argumenten om je standpunt te ondersteunen en je publiek te overtuigen. Een standpunt en argumenten vormen samen een argumentatie of redenering.

Standpunt en argumentenEen standpunt is een uitspraak waarmee je als schrijver of spreker je mening geeft over een onderwerp. Andere woorden voor standpunt zijn: stelling(name), bewering, mening of visie.Een standpunt kan twijfel of tegenspraak oproepen bij de lezer of luisteraar. Daarom onderbouw je je standpunt met argumenten. Met argumenten maak je je standpunt aanvaardbaar: je overtuigt de lezer of luisteraar.

Tegenargument en weerleggingAls je het niet eens bent met het standpunt van een schrijver of spreker, kun je een tegenargument geven waarmee je zijn standpunt probeert te ontkrachten.Als je het argument van de spreker of schrijver zwak vindt, probeer je te bewijzen dat het argument onjuist is. Dat is een weerlegging. Een weerlegging maakt een argument dus minder aanvaardbaar.

ArgumentatieEen argumentatie is het standpunt én het geheel van argumenten dat het standpunt ondersteunt of ontkracht. Ook tegenargumenten en een weerlegging maken dus deel uit van een argumentatie.

VOORBEELD VAN EEN ARGUMENTATIE

Zebratanden door fluoride (1) Afgelopen maand pleitte de Belgische minister van Volksgezondheid voor een verbod op fluoride in tablet- en druppelvorm. Het zou niet helpen tegen tand-bederf. Je kunt er zelfs zebratanden van krijgen.

10 ARGUMENTEREN

05_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod4.indd 124 27/01/17 09:42

Page 126: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

INH

OU

D EN

STIJL

ARGUMENTEREN

(2) Professor dr. K. König, emeritus hoogleraar Preventie en Sociale Tandheel-kunde, is zeer verbaasd over de uitspraken van de Belgische minister. ‘Er wordt al sinds 1930 onderzoek gedaan naar fluoride en de conclusies zijn duidelijk; sinds-dien is het aantal gaatjes met 50% afgenomen. Fluoride is in de gebruikelijke toe-passingsvormen absoluut niet gevaarlijk. Het is niet alleen goed tegen gaatjes, maar ook nuttig tegen onder andere botontkalking. Ik vind het dan ook echt absolute onzin als de vrije verkoop van fluoridentabletten en -druppels zou worden verboden.’Bron: naar Consumentengids

ToelichtingIn de gele arceringen van alinea 1 vind je het standpunt en de argumenten van de Bel-gische minister van volksgezondheid voor een verbod op fluoride in tablet- en druppel-vorm. In alinea 2 weerlegt Professor König argumenten van de minister. Zijn standpunt (zie laatste gearceerde zin) staat dan ook lijnrecht tegenover dat van de minister.

10.2 Objectieve en subjectieve argumenten

Er zijn objectieve en subjectieve argumenten. Objectieve argumenten zijn feitelijk en controleerbaar. Subjectieve argumenten zijn gebaseerd op een (persoonlijke) mening en niet feitelijk of controleerbaar. Ze worden ook wel waarderende argumenten genoemd.

Objectieve argumenten (feitelijke argumenten)Objectieve argumenten zijn controleerbaar: je kunt onderzoeken of aantonen of de gegevens juist zijn. Objectieve argumenten zijn bijvoorbeeld feiten of resultaten uit wetenschappelijk onderzoek. Daarom noemen we ze ook wel feitelijke argumenten. Als je een objectief argument gebruikt, beweer je dat je uitspraak waar, waarschijnlijk of aannemelijk is. Let op: het kan dus zijn dat een objectief argument na controle onwaar blijkt te zijn.

VOORBEELD OBJECTIEVE ARGUMENTEN

Wonen langs de snelwegen is ongezond. (standpunt) Een verhoogde concentratie fijnstof in de lucht kan, samen met een gelijktijdig optredend mengsel van andere luchtverontreiniging, leiden tot een toename van luchtwegklachten, zoals ast-ma-aanvallen, benauwdheid en hoesten. Vooral bij mensen met longaandoeningen, zoals astma en (oudere) mensen met hart- en vaatziekten, kunnen de klachten verergeren. (argumenten)

ToelichtingDe genoemde argumenten zijn controleerbaar. Er is ongetwijfeld onderzoek gedaan naar de luchtverontreiniging bij snelwegen en welke gevolgen dit heeft voor de volksge-zondheid en kwetsbare mensen.

125

05_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod4.indd 125 27/01/17 09:42

Page 127: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

126 INHOUD EN STIJL

Subjectieve argumenten (waarderende argumenten)Subjectieve argumenten zijn niet-feitelijk en gebaseerd op een gevoel of emotie, overtuiging, ervaring, geloof, normen en waarden of vermoedens. Ze worden ook wel waarderende argumenten genoemd. Het zijn uitspraken over wat goed of slecht, mooi of lelijk, waardevol of waardeloos, wenselijk of onwenselijk, gepast of ongepast is. Bij subjectieve argumenten ga je dus niet na of ze waar zijn, maar of je het ermee eens bent.

Objectieve argumenten hebben over het algemeen meer overtuigingskracht dan subjectieve argumenten. Een feit is immers lastiger tegen te spreken dan een mening of gevoel. Toch zijn er onderwerpen waarbij je ook of zelfs vooral subjectieve argumenten kunt gebruiken om te overtuigen. Denk bijvoorbeeld aan een persoonlijke overtuiging of ervaring, wereld- of toekomstvisie of geloofsovertuiging.

Essentieel is dat de argumenten die je gebruikt valide (geldig) zijn. Dat houdt in dat het ar-gument moet kloppen en van belang is voor het standpunt. Een argument heeft immers tot doel het standpunt of de stelling aannemelijker te maken. Verschillende typen argumen-ten helpen je daarbij. Zie paragraaf 10.3 voor meer informatie over soorten argumenten.

VOORBEELD SUBJECTIEVE ARGUMENTEN

Het zou goed zijn als filosofie een schoolvak wordt bij ons op school (standpunt), want je leert er kritisch van nadenken en het is machtig interessant te lezen hoe anderen tegen de wereld en het leven aankijken. (argumenten)

ToelichtingHet argument dat je van filosofie kritisch leert denken zal misschien weinig discussie opleveren, maar niet iedereen zal het even interessant vinden om te weten hoe anderen de wereld en het leven bezien. Dit argument is dus minder valide.

10.3 Soorten argumenten en argumentatie- schema's

Er zijn verschillende soorten argumenten waarmee je een standpunt kunt ondersteu-nen. Je kiest die argumenten waarmee je een mening effectief kunt onderbouwen of weerleggen. Een argumentatieschema geeft de aard aan van het verband tussen een standpunt en een argument.

De meest voorkomende soorten argumenten en argumentatieschema's vind je op de volgende pagina.

05_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod4.indd 126 27/01/17 09:42

Page 128: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

127ARGUMENTEREN

INH

OU

D EN

STIJL

soort argument toelichting voorbeeld

feiten Je voert feiten op om je standpunt te onderbou-wen. Let op: een feitelijke uitspraak is te controleren.

Met een opleiding in de zorg heb je een goede kans op een baan (stand-punt), want er komen steeds meer ouderen in Nederland (argument = feit).

onderzoek Je gebruikt onderzoeks-resultaten als argument. Zo’n argument is krachtig, al kun je wel kritische vra-gen krijgen over de kwali-teit van het onderzoek.

Jongeren zijn te afhankelijk geworden van allerlei soorten media (stand-punt). Per dag besteden zij er maar liefst zeven uur aan, zo blijkt uit onderzoek van de SLO (argument = resultaat onderzoek).

ervaring(empirisch argument)

Je gebruikt eigen ervarin-gen als argument. Let op: een incidentele ervaring overtuigt niet.

Je kunt rond middennacht beter niet in het stadscentrum komen (standpunt). Ik ben daar al meer dan eens lastig gevallen door dronken cafébezoekers (argument).

gevoel of emotie Je baseert je op je eigen gevoel of emotie.

Dat boek is slecht geschreven. Ik kan me er echt helemaal niets bij voorstellen.

geloof(persoonlijke overtuiging)

Je onderbouwt je stand-punt met een argument dat gebaseerd is op je idealen of je levensbe-schouwing.

Laat de dieren niet schieten, teken het burgerinitiatief Stop de hobbyjacht (standpunt).Het is toch ontoelaatbaar dat jaarlijks ruim 1 miljoen dieren doodgeschoten wordt voor de lol van een kleine groep hobbyjagers (argument).

normen en waarden Je beroept je op een alge-meen aanvaarde norm of waarde.

Als je het in een discussie niet met elkaar eens kunt worden, ga je niet direct schelden of slaan. (standpunt) Zo gaan we toch niet met elkaar om? (argument)

vermoedens Je baseert je standpunt op vermoedens. Dit type argument is persoonlij-ker en daardoor minder overtuigend dan een argument op basis van een veronderstelling.

Het is goed dat middelbare scho-len niet meer gebonden zijn aan een verplicht minimum aantal uren (standpunt). Ik denk dat scholen dan beter kunnen inspelen op de indivi-duele behoeften van de leerlingen (argument).

argumentatie op basis van toelichting voorbeeld

oorzaak – gevolg (causa-liteit)

Bij dit type argument geef je een oorzaak of gevolg ter ondersteuning van je standpunt. Het verband tussen oorzaak en gevolg kan waarschijnlijk of juist onwaarschijnlijk zijn.

Het wordt steeds warmer op aarde (standpunt). Dat komt door het broei-kaseffect (oorzaak = argument).

05_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod4.indd 127 27/01/17 09:42

Page 129: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

128 INHOUD EN STIJL

argumentatie op basis van toelichting voorbeeld

kenmerk of eigenschap Je geeft kenmerkende eigen-schappen van een persoon, object of verschijnsel om je standpunt te onderbouwen.Als een kenmerk voor een hele groep geldt, is het aannemelijk dat het ook voor een deel van die groep geldt.

Janna zal deze opdracht wel weer goed gedaan hebben (standpunt). Ze is een perfectionist (argument).

voor- en nadelen Op grond van voor- en/of nadelen van een actie of handeling onderbouw je je (positieve of negatieve) standpunt.

Allereerst, hij heeft voldoende tijd. Ten tweede, hij is slim. Ten slotte, hij heeft een ICT-opleiding. Ik vind hem dus zeer geschikt om het ledenbestand van onze vereniging te digitaliseren.

voorbeeld Je gebruikt voorbeelden om je standpunt te versterken. Let op: een incidenteel (een-malig) voorbeeld overtuigt niet.

De mensensmokkelaars moeten hard worden aangepakt (standpunt). Kijk maar naar die bootvluchtelingen die kapitalen moeten neertellen voor een levensgevaarlijke tocht over zee in een gammel bootje (argument).

vergelijking (op basis van analogie/overeenkomst)

Je vergelijkt zaken of situa-ties die goed met elkaar te vergelijken zijn. Het kan gaan om de overeenkomst, maar ook juist om het verschil.

De maximumsnelheid op de Neder-landse snelwegen kan wel omhoog (standpunt). In Duitsland is die veel hoger en daar stroomt het verkeer sneller door (argument).

gezag of autoriteit Je ondersteunt je standpunt door je te beroepen op iemand die deskundig is op een bepaald vakgebied. Ook een bron kan gezaghebbend zijn.

Natuurlijk mag je het woord epibreren neerleggen bij Scrabble of Wordfeud (standpunt); het staat immers in Van Dale (argument).

VOORBEELD REDENERING OP BASIS VAN OORZAAK-GEVOLG

Smartphone in de klas leidt tot zelfoverschatting(1) De smartphone zit in de klas. Letterlijk. Zo’n 85 procent van de scholen laat leerlingen hun smartphone in de les gebruiken, blijkt uit onderzoek van de NOS. Het gaat er dus al lang niet meer om óf scholieren hun smartphone in de klas moe-ten gebruiken, maar hóe.(2) De smartphone brengt algemene informatie, bijvoorbeeld wanneer de Eerste Wereldoorlog plaatsvond. En hij brengt ‘intieme’ informatie, over de bezigheden van je vrienden. Ten slotte zorgt hij voor grip op je eigen leven; de smartphone is je agenda, wekker, fotoalbum. Er is geen andere technologie die zowel jezelf, je vrien-den als de publieke ruimte ontsluit en die gewoon in je broekzak past.(3) De smartphone doet nog iets bijzonders: hij geeft de suggestie van controle.Verschillende studies, onder meer van Adrian F. Ward, laten zien dat wanneer men-sen een sterk gevoel van controle over informatie hebben, zij de eigen cognitieve vaardigheden systematisch overschatten en het belang van kennis onderschatten.

05_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod4.indd 128 27/01/17 09:42

Page 130: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

INH

OU

D EN

STIJL

129ARGUMENTEREN

Het gebruik van de smartphone maakt dat mensen informatie en kennis als relatief minder belangrijk ervaren, terwijl ze ook denken dat ze zelf slimmer worden – ze weten alles al voor ze het echt weten.(4) Zonder het zelf door te hebben leggen ze de verantwoordelijkheid voor kennis bij hun telefoon. Daarom reageren mensen zo paniekerig als ze even afstand moe-ten doen van hun telefoon. Pakken we die af, dan ontnemen we iemand zijn gevoel van controle. (…)Naar: Jan Bats en Frank Meester, NRC Handelsblad, 11-04-2015

ToelichtingDe redenering is gebaseerd op een oorzaak-gevolg relatie: De smartphone brengt zowel algemene als ‘intieme’ informatie én geeft grip op je leven (alinea 2). Ook geeft het ge-bruik van de smartphone een suggestie van controle (alinea 3). Er worden drie gevolgen genoemd: 1. Mensen overschatten hun eigen cognitieve vaardigheden; 2. Informatie en kennis wordt als relatief minder belangrijk ervaren en 3. De verantwoordelijkheid voor kennis leggen mensen bij hun telefoon.

10.4 Aanvaardbaarheid van argumentatie

Om te bepalen of een argumentatie klopt, kijk je kritisch naar elk gegeven argument en de onderlinge samenhang van alle argumenten. Ook bepaal je of er voldoende argumenten naar voren zijn gebracht om het standpunt aanvaardbaar te maken.

Loop een argumentatie na op de volgende punten:

beoordelingspunt uitleg

relevantie van elk argument Een argument is relevant als het standpunt er aannemelijker van wordt. Drogredenen zijn niet-relevante argumenten. Zie paragraaf 10.6 voor meer informatie over drogredenen.

consistentie van de gehele argumentatie

Een argumentatie is consistent wanneer de geleverde argu-menten onderling op logische wijze samenhangen en elkaar niet tegenspreken.

toereikendheid van de gehele argumentatie

Een argumentatie is toereikend (of voldoende) wanneer de gele-verde argumenten samen een standpunt aanvaardbaar maken.

betrouwbaarheid van de bron Een argument is betrouwbaar wanneer de bron onafhanke-lijk en deskundig is, en geen belang heeft bij de uitspraak (bijvoorbeeld financieel of commercieel).

Volg een argumentatie altijd kritisch. Dit zijn de vragen die je je kunt stellen bij het horen of lezen van een argumentatie:– Zijn er genoeg argumenten die het standpunt van de schrijver ondersteunen?– Zijn alle argumenten relevant (van belang)?

05_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod4.indd 129 30/01/17 14:05

Page 131: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

130 INHOUD EN STIJL

– Is de argumentatie consistent (op een logische manier samenhangend)? Passen standpunt en argumenten bij elkaar en leiden deze naar de conclusie?

– Gebruikt de schrijver voldoende feitelijke argumenten? – Zijn de gegeven oorzaken of verklaringen aannemelijk? Leidt de oorzaak noodzake-

lijk tot het gevolg?– Is de argumentatie genuanceerd (niet eenzijdig)?– Zijn de gegeven voorbeelden verhelderend en overtuigend?– Bij een vergelijking: zijn de twee zaken goed vergelijkbaar?– Is elk argument op zichzelf houdbaar?

10.5 Argumentatiestructuur

Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. Inzicht in de argumenta-tiestructuur van een tekst geeft je houvast bij het analyseren daarvan en helpt je als je zelf argumenteert.

Als je een betoog of discussie voorbereidt, zet je argumentatie dan in een boomstruc-tuur, een argumentatiestructuur. Met een heldere opbouw van je argumenten kun je je publiek overtuigen van je standpunt.Zo maak je een argumentatiestructuur: zet je standpunt bovenaan en laat daaruit de takken naar de argumenten die het standpunt ondersteunen ontspringen.Ook als je het betoog van een ander gaat analyseren, doorzie je de opbouw sneller en beter door zijn betoog in een structuur te plaatsen.

Een argumentatie kent twee basisstructuren:– enkelvoudige argumentatie: één standpunt en één argument.– meervoudige argumentatie: één standpunt en meerdere argumenten. Deze kun je onderverdelen in: • onderschikkende argumentatie: een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten. Dit noemen we ook wel ketenargumentatie. • nevenschikkende argumentatie: twee of meer argumenten ondersteunen geza-

menlijk het standpunt. ▸ afhankelijk: de argumenten zijn samen nodig om het standpunt te ondersteunen; ▸ onafhankelijk: de argumenten vormen elk op zich een zelfstandig argument

voor het standpunt.

05_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod4.indd 130 27/01/17 09:42

Page 132: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

131ARGUMENTEREN

INH

OU

D EN

STIJL

VOORBEELD ONDERSCHIKKENDE ARGUMENTATIE

standpunt

Je kunt beter geen alcohol drinken.

argument

Het is slecht voor je gezondheid.

subargument

Het is slecht voor je lever.

Toelichting Het (hoofd)argument wordt onderbouwd door een (sub)argument.

VOORBEELD ONAFHANKELIJKE NEVENSCHIKKING

standpunt

Je kunt beter geen alcohol drinken. argument 1 argument 2

Het is slecht voor je gezondheid.

Het is gevaarlijk in het verkeer.

ToelichtingHet standpunt wordt onderbouwd door meerdere inhoudelijk los van elkaar geldende

argumenten. De twee argumenten hebben geen relatie met elkaar.

05_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod4.indd 131 27/01/17 09:42

Page 133: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

132 INHOUD EN STIJL

VOORBEELD AFHANKELIJKE NEVENSCHIKKING

standpunt

Heel Nederland heeft last gehad van het slechte weer.

argument 1a argument 1b

ToelichtingDe twee argumenten hebben elkaar nodig. Ze zijn los van elkaar niet toereikend om het

standpunt te claimen. Ze vormen samen eigenlijk pas een geldig argument.

Combinaties van nevenschikking en onderschikking In uitgebreide argumentaties is bijna altijd sprake van nevenschikking en onderschikking.

VOORBEELD COMBINATIE VAN ARGUMENTATIES

standpunt

Je kunt beter geen alcohol drinken.

In Noord-Nederland hadden ze te maken met veel schade door

de harde wind.

argument 1

Het is slecht voor je gezondheid.

argument 2

Het is gevaarlijk in het verkeer.

argument 3a

Met drank op moet je een taxi

nemen.

argument 3

Het is duur.

argument 3b

Een taxi kost meer dan zelf

rijden.

Terwijl Zuid-Nederland met name had te maken met

wateroverlast.

argument 1a

Het is slecht voor je lever.

ToelichtingDe drie hoofdargumenten zijn onafhankelijk nevenschikkend.

Argument 1 wordt met onderschikkend subargument 1a onderbouwd. Argument 3 wordt met twee afhankelijk nevenschikkende subargumenten 3a en 3b onderbouwd.

05_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod4.indd 132 27/01/17 09:42

Page 134: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

133ARGUMENTEREN

INH

OU

D EN

STIJL

10.6 Drogredenen

Drogredenen ontstaan wanneer je een argumentatieschema onjuist gebruikt of een discussieregel overtreedt. Het zijn dus onjuiste argumenten die bewust of onbewust worden gebruikt in een redenering.

In je betoog wil je zoveel mogelijk mensen overtuigen van je gelijk. Zorg er dan voor dat je deugdelijke argumenten gebruikt en geen onjuiste argumenten: drogredenen. Als je een drogreden snel herkent, kun je kritisch zijn op je eigen en andermans redenering. Je reageert adequaat en je versterkt zo je eigen standpunt.

Fouten of trucs Je kunt argumentatiefouten per ongeluk maken als je niet alle consequenties van een argument voldoende hebt doordacht. Je kunt dit soort fouten ook bewust maken, dan zijn het argumentatietrucs. Let maar eens op in artikelen of debatten. Ervaren schrijvers of debaters gebruiken soms argumenten die alleen maar bedoeld zijn om gelijk te krijgen, om de lezer of luisteraar te manipuleren, of om de lachers op de hand te krijgen. Drogredenen Zowel het onjuiste gebruik van argumentaties als het overtreden van de discussiere-gels noem je drogredenen. Drogredenen verzwakken uiteindelijk de validiteit van een argumentatie.

drogreden toelichting voorbeeld

onjuist beroep opoorzaak-gevolg

Je doet alsof A altijd B tot gevolg heeft, maar wellicht zijn er ook andere oorzaken voor dit gevolg. De oorzaak kan wel invloed hebben, maar nooit alleen tot het genoemde gevolg leiden.

Het was veel te onrustig in de klas; daardoor zal ik wel weer een onvoldoende hebben gehaald.

Twee zaken gebeuren na elkaar, maar dat betekent niet dat er ook een oorzakelijk verband is.

Uiteindelijk is hij gezakt op één tiende te kort bij zijn examen aardrijkskunde.

onjuist beroep op kenmerk

Als je aan een bepaald kenmerk of een eigenschap wel betekenis toekent, terwijl je andere relevan-te kenmerken of eigenschappen negeert.

Ze is een geweldige fotograaf want ze maakt altijd haarscherpe foto’s.

onjuist beroep opvoor- en nadelen

Je overdrijft voor- of nadelen, afhankelijk van de uitkomst die je wilt krijgen.

Een hond is een reusachtig trouw huisdier, hij bewaakt je huis en ach, hij blaft wat en moet af en toe uit.

Bij een vals dilemma suggereer je dat je moet kiezen uit twee mogelijkheden die even grote nadelen hebben, terwijl je andere mogelijkheden niet noemt.

Of we laten iedereen die in Europa wil komen wonen toe, of we sluiten onze grenzen voor alle niet-Europeanen.

05_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod4.indd 133 27/01/17 09:42

Page 135: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

134 INHOUD EN STIJL

drogreden toelichting voorbeeld

onjuist beroep opvoorbeeld

Je maakt een overhaaste gene-ralisatie: op grond van één voor-beeld (of te weinig voorbeelden) trek je een conclusie.

Freddy Valk heeft weer een onvol-doende gehaald. Die Valken zijn ook geen studiehoofden.

onjuist beroep opvergelijking

Je maakt een verkeerde verge-lijking: vergeleken personen, zaken, situaties verschillen op belangrijke punten.

Ik vind het gevaarlijk jou alleen te laten beslissen. Kleine kinderen laat je ook niet alleen oversteken.

onjuist beroep opautoriteit

De autoriteit is niet deskundig of is partijdig of anderen stellen zijn/haar autoriteit ter discussie.

Morgen wordt het slecht weer. Mijn opa, die het aan zijn lik-doorns kan voelen, heeft het zelf gezegd.

onjuist beroep optraditie

Je beweert dat dingen zo moeten omdat we ze altijd zo gedaan hebben, zonder af te wegen of dat ook nu de juiste keuze is.

We gaan dit jaar skiën in Frankrijk want dat doen we ieder jaar.

discussieregel de overtreding voorbeeld

persoonlijke aanval Je gaat niet in op de argumen-tatie van een ander, maar op de persoon zelf. Je beschuldigt hem van onkunde, onbetrouwbaarheid of slechte eigenschappen.

Logisch dat je het niet met mij eens bent: jij bent ook zo bekrom-pen in dit soort zaken!

ontduiken van de bewijslast

Je weigert argumenten bij een standpunt te geven. Of je legt de bewijslast bij de tegenpartij, zodat die moet bewijzen dat het standpunt niet klopt.

Ik mag thuiskomen wanneer ik wil. Moet ik daar nog een reden voor geven?

vertekenen van een standpunt

Je geeft het standpunt onjuist weer. Je overdrijft of verkleint het oorspronkelijke standpunt met opzet. Hierdoor reageer je op een standpunt dat net niet gelijk is aan het standpunt dat ter discussie staat.

De variëteit in de visstand neemt af. (standpunt)Och, die paar vissen meer of minder, niemand dit het ziet. (verkleining van standpunt)

bespelen van het publiek

Je probeert het publiek te winnen voor je standpunt door op het gevoel te werken: zielig doen, zaken bespotten, grapjes maken, enzovoort. De inhoud van de argumenten doet eigenlijk niet meer ter zake, alleen het effect.

Hoe kunt u mij een onvoldoende geven? Ik heb zo hard voor de toets geleerd!

cirkelredenering Bij een cirkelredenering is het argument inhoudelijk gezien hetzelfde als het standpunt. Er worden alleen andere woorden gebruikt.

Dit is een saai boek, want ik vind er niks aan.

05_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod4.indd 134 27/01/17 10:52

Page 136: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

INH

OU

D EN

STIJL

135

INHOUD EN STIJL

11 FORMULEREN

Goed formuleren is essentieel om je tekstdoel te bereiken. Teksten die begrijpelijk, concreet en bondig geformuleerd zijn, zijn prettig om te lezen en naar te luisteren. Teksten die zijn afgestemd op de doelgroep, zijn effectiever. De boodschap blijft beter hangen. In dit hoofdstuk behandelen we de belangrijkste uitgangspunten van helder en aantrekkelijk formuleren.

11.1 Begrijpelijk formuleren

Begrijpelijk formuleren betekent dat je publiek begrijpt wat je schrijft of zegt. Je stemt je taalgebruik dus af op je publiek.

Omdat lezers en luisteraars verschillen, is het belangrijk dat je als schrijver of spreker het niveau en de interesses van je publiek kent. Heb je eenmaal een duidelijk beeld van je doelgroep, let dan bij het formuleren op de volgende punten:

Moeilijke woordenGebruik alleen woorden die je doelgroep begrijpt. Zoek synoniemen voor de moeilijke woorden uit je bronnen. Als je als deskundige schrijft of spreekt voor andere deskundi-gen, mag je natuurlijk vaktaal gebruiken. Maar als je je richt tot een algemeen publiek, kies dan eenvoudiger woorden of leg vaktermen goed uit.

Een moeilijk woord kun je vaak vervangen door een eenvoudiger synoniem of een om-schrijving:additioneel ▸ aanvullendformatteren ▸ vormenconform ▸ in overeenstemming met reductie ▸ vermindering

Figuurlijk taalgebruikMet figuurlijk taalgebruik maak je een tekst moeilijker voor de lezers of luisteraars, maar het kan je tekst ook levendiger maken. Houd steeds rekening met je publiek en vraag je af of zij begrijpen wij je wilt zeggen.

Voor figuurlijk taalgebruik bestaan ook synoniemen of omschrijvingen:tegen heug en meug ▸ met tegenzinhet paard van Troje binnenhalen ▸ de vijand in huis halenover één kam scheren ▸ geen onderscheid maken

05_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod4.indd 135 27/01/17 10:52

Page 137: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

136 INHOUD EN STIJL

Dubbele ontkenningOntkennende woorden (niet, niets, geen, zonder, on-, enzovoort) bemoeilijken een snel tekstbegrip, vooral als ze in combinatie voorkomen. Gebruik daarom een positieve formulering (met zo weinig mogelijk ontkennende woorden).

Vergelijk de volgende zinnen maar eens:Wij voelen er niets voor om dat niet te doen. ▸ Wij willen dat toch doen.Ik weet niet of het niet beter is er geen aandacht aan te schenken. ▸ Misschien is het beter er geen aandacht aan te schenken.Zonder uitbreiding is het onmogelijk het plan uit te voeren. ▸ We kunnen het plan alleen uitvoeren als we het uitbreiden.

Afkortingen zonder toelichtingHet gebruik van (weinig gebruikte) afkortingen kan voor je publiek erg verwarrend zijn. Schrijf de afkorting de eerste keer voluit en daarachter de afkorting tussen haakjes, bijvoorbeeld: – College van Bestuur (CvB)– Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV)

Voorzetselclusters vermijdenVoorzetselclusters bestaan uit: een voorzetsel, eventueel een lidwoord, eventueel een bijvoeglijk naamwoord en een zelfstandig naamwoord. Opeenstapeling van voorzetsel-clusters maakt je tekst lastig te begrijpen.

Je kunt een zin met meerdere voorzetselclusters verbeteren door:– de zin te splitsen in kortere zinnen;– twee zelfstandige naamwoorden samen te voegen;– overbodige clusters te schrappen;– een zelfstandig naamwoord te vervangen door een werkwoordsvorm.

Er zijn plannen voor een leuk uitstapje na de vakantie met de hele groep van onze oplei-ding van dit jaar naar Euro Disney bij Parijs voor een bedrag van 125 euro. ▸ Wij gaan dit jaar met de hele opleidingsgroep naar Euro Disney bij Parijs. Dat uitstapje kost 125 euro.

Lange aanloop vermijdenBij zinnen met een lange aanloop moet de lezer of luisteraar eerst een heleboel woor-den tot zich nemen voordat hij bij de kern van de boodschap komt. Het is beter om de kern van de boodschap in het begin van de zin te zetten en de zin eventueel te splitsen. Vanwege de zinderende hitte en de daarmee samenhangende risico’s op een zonne-steek werd de Vierdaagse op de tweede dag afgelast. ▸ De Vierdaagse werd op de tweede dag afgelast. De organisatie vond de risico’s op een zonnesteek vanwege de zinderende hitte te groot.

05_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod4.indd 136 27/01/17 09:42

Page 138: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

137

INH

OU

D EN

STIJL

FORMULEREN

Lange uitloop vermijdenSchrijvers en sprekers die de gewoonte hebben zinnen van achteren uit te breiden, noemen we ‘worstenvullers’. Een zin met zo’n lange uitloop kun je het beste opsplitsen in twee of meer zinnen.

Jongeren zijn zich ervan bewust dat een goed opgebouwd cv hun carrièrekansen vergroot, waardoor ze ook in vakanties steeds vaker kiezen voor een zinvolle invulling, bijvoorbeeld door vrijwilligerswerk te doen, hier of elders in de wereld. ▸ Jongeren zijn zich ervan bewust dat een goed opgebouwd cv hun carrièrekansen vergroot. Daardoor kiezen ze ook in vakanties steeds vaker voor een zinvolle invulling, bijvoorbeeld vrijwilli-gerswerk hier of elders in de wereld.

In hoofdstuk 16 vind je nog een aantal stijlkwesties die het direct begrijpen van een tekst in de weg staan.

11.2 Concreet formuleren

Je tekst is concreet geformuleerd, wanneer je de lezers of luisteraars meteen duidelijk maakt wat je bedoelt.

Geef een eenduidige boodschapZeg duidelijk wat je te zeggen hebt en probeer vragen die bij de lezer of luisteraar opko-men voor te zijn. Als je schrijft dat je een mening geeft, geef daarvoor dan argumenten.

Geef voorbeeldenVoorbeelden zijn vaak verhelderend en herkenbaar, vooral als je uit eigen ervaring kunt spreken. Als je schrijft dat jongerenboeken je aanspreken vanwege hun hedendaagse thema’s, maak dan duidelijk welke thema’s dat zijn. Geef vervolgens voorbeelden uit die boeken die jou raken en leg uit waarom. Zo maak je de tekst ook levendiger.

Gebruik duidelijke woordenZelfstandige naamwoorden en actieve werkwoorden zijn duidelijk. Bijwoorden en opvulwoordjes maken een tekst vager en saaier. Je kunt ze net zo goed weglaten. Voor-beelden van bijwoorden en opvulwoordjes zijn: eigenlijk, geloof ik, denk ik, in principe, en zo, best wel, toch wel, een zekere.Vage woorden komen niet overtuigend over:Ik heb een zekere voorkeur voor de opvatting dat … ▸ Ik ben van mening dat …In principe ben ik het wel met je eens, maar … ▸ Ik vind dat je gelijk hebt, als het gaat om …

Gebruik duidelijke verwijzingenZorg dat je verwijzing altijd naar één ding verwijst. Een vage verwijzing veroorzaakt verwarring. De zin kan dan op twee manieren worden opgevat.

05_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod4.indd 137 27/01/17 09:42

Page 139: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

138 INHOUD EN STIJL

Uit het politierapport blijkt niet wie de circusartiest heeft aangevallen. ▸ Uit het politierapport blijkt niet – wie door de circusartiest is aangevallen. Of:– door wie de circusartiest is aangevallen.

Gebruik actieve zinnenIn een passieve zin gebruik je een vorm van worden of zijn met een voltooid deelwoord. Zo’n zin is vaak omslachtiger en minder concreet dan een actieve zin. Actieve en pas-sieve zinnen noemen we ook wel bedrijvende en lijdende vormen.Er wordt door deskundigen nog steeds gediscussieerd over de vraag welke maatregelen er tegen het nieuwe griepvirus moeten worden genomen. (passieve zin) ▸ Deskundigen zijn het nog niet eens over de maatregelen die het nieuwe griepvirus het beste bestrijden. (actieve zin)

Zie paragraaf 16.2 voor meer informatie over het gebruik van de lijdende vorm.

11.3 Bondig formuleren

Je tekst is bondig geformuleerd, als je woorden die niet per se nodig zijn, weglaat.Omslachtige formuleringen maken een tekst minder aantrekkelijk. Ze leiden de lezers en luisteraars bovendien af van de boodschap. Vermijd onnodige woordherhaling* We hebben de chemische eigenschappen van vetten in de vorige les besproken. Van-daag hebben we het over de gevolgen van het gebruik van vetten. ▸ We hebben de chemische eigenschappen van vetten in de vorige les besproken. Van-daag bespreken we de gevolgen van vetgebruik.

Vermijd overbodige woorden* Na de werkweek wisselen de leerlingen ervaringen uit met elkaar. ▸ Na de werkweek wisselen de leerlingen ervaringen uit.* In een eenmanszaak maak je veel uren, maar het ondernemerschap bevalt me toch prima. ▸ In een eenmanszaak maak je veel uren, maar het ondernemerschap bevalt me prima. Of: … Toch bevalt het ondernemerschap me prima.

Uitdijende woordconstructies vermijden– Woorden die je weg kunt laten omdat ze niets toevoegen zijn er en om. * Ze deden er hun uiterste best voor om op tijd te zijn. ▸ Ze deden hun uiterste best op tijd te zijn.– Vaak kun je hulpwerkwoorden als kunnen, zullen en willen weglaten. Ze maken zinnen onnodig lang en drukken twijfel uit. * In principe schrijft de procedure voor dat het drie weken zal duren voordat … ▸

05_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod4.indd 138 27/01/17 09:42

Page 140: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

139

INH

OU

D EN

STIJL

Volgens de procedure duurt het drie weken voordat … * Als u me belt, kan ik u komen helpen met uw inschrijfformulieren. ▸ Als u me belt, kom ik u helpen met uw inschrijfformulieren.– Woordgroepen kun je dikwijls vervangen door een enkel woord: in de nabijheid van ▸ bij ondanks het feit dat ▸ hoewel gedurende de tijd dat ▸ terwijl

Bondige structuurEen bondige tekststructuur krijg je als je in elke alinea van je tekst een deelonderwerp behandelt. Als je voor internet schrijft, zorg dan dat de tekst op één beeldscherm past. Een internetlezer leest graag een ‘gecompartimenteerde’ tekst en houdt beter overzicht als hij niet hoeft te scrollen.

11.4 Toonzetting

De toonzetting bepaalt hoe je tekst op je publiek overkomt. Behalve dat je een tekst inhoudelijk correct en begrijpelijk formuleert, is het ook belangrijk dat je de juiste toon gebruikt voor jouw publiek. Doe je dat niet, dan voelt het zich ongemakkelijk, beledigd of niet serieus genomen.

Veelvoorkomende toonzettingen zijn:• formele toonzetting Deze toonzetting tref je vaak aan in brieven en officiële stukken. Teksten met een

formele toonzetting scheppen afstand tussen schrijver/spreker en lezer/toehoorder. Dit kan functioneel zijn voor een notaris of een schrijver van een wetenschappelijk rapport.

• neutrale toonzetting Deze toonzetting is voor alle lezers en luisteraars acceptabel. Iedereen voelt zich

aangesproken. Formuleer je tekst ook sekseneutraal. Als je in een tekst zowel man-nen als vrouwen bedoelt, gebruik dan geen mannelijke verwijswoorden, maar kies voor meervoud.

• informele toonzetting Deze toonzetting is het tegenovergestelde van de formele toonzetting. Je gebruikt

woorden die je in een gesprek met vrienden of kennissen gebruikt. Omdat je dichter bij je publiek staat, spreek je het ook aan met je of u.

• modieuze toonzetting Bij deze toonzetting gebruik je eigentijdse taal met veel woorden of afkortingen (aso,

depri) die in de mode zijn of bij een nieuwe trend aansluiten. Bedenk wel dat deze toon niet bij iedereen in de smaak valt. Bovendien is deze taal snel gedateerd.

FORMULEREN

05_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod4.indd 139 27/01/17 09:42

Page 141: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

140 INHOUD EN STIJL

factoren toonzetting voorbeelden van verschillen in toon

tekstdoel en tekstvorm Een informatieve tekst (krantenbericht, uiteenzetting) heeft een neutrale of formele toon.Een betogende of activerende tekst (ingezonden brief, advertentie) wil overhalen en is dus subjectief en activerend van toon.

relatie met je publiek Een berichtje aan een vriend, kennis of familielid is informeel of zelfs modieus. Een brief aan een officiële instantie is formeel van toon.

medium of situatie In een verslag in de schoolkrant schrijf je voor jongeren dus duidelijk, maar modieus, terwijl je in een wetenschappe-lijk tijdschrift een serieuze, neutrale of zelfs formele toon aanslaat.

Tips

• Als je eraan twijfelt of je de juiste toon te pakken hebt, leg je tekst dan eens voor aan iemand die de doelgroep kent.

• Als je neutraal formuleert, vermijd je al te sterke woorden als enorm, gigantisch en geweldig, omdat die irritatie kunnen oproepen bij je publiek. Vermijd ook constructies als natuurlijk is het zo dat of nogal logisch dat. Wat voor jou natuurlijk of logisch is, hoeft dat niet voor anderen te zijn.

11.5 Aantrekkelijk formuleren

Je tekst is aantrekkelijk geformuleerd, als die prettig leesbaar is en het gewenste effect bereikt.

Aantrekkelijk formuleren doe je niet alleen in romans en verhalen. Ook in zakelijke teksten formuleer je zo aantrekkelijk mogelijk. Je schrijft immers een tekst om een tekstdoel bereiken.

Varieer je woordgebruikEen tekst is levendig en prettig leesbaar, als je steeds andere woorden gebruikt.– Als je over een onderwerp schrijft, bedenk dan synoniemen voor de belangrijke woorden en maak je tekst gevarieerd door die te gebruiken.– Vermijd de ‘en-toen-stijl’ bij het vertellen van verhalen en anekdotes. Deze stijl komt

kinderachtig over.– Schrap woorden die overbodig zijn, omdat er sprake is van overlap in betekenis.

Zinsbouw variërenEen tekst wordt levendig en prettig leesbaar wanneer de zinnen ervan steeds anders zijn opgebouwd en variëren in lengte.– Wissel de gangbare woordvolgorde af. Gangbaar is eerst onderwerp, dan persoons-

05_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod4.indd 140 27/01/17 09:42

Page 142: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

141

INH

OU

D EN

STIJL

vorm, dan de rest. Maar eerst bijwoordelijke bepaling, dan persoonsvorm, dan onderwerp, dan de rest kan ook. Ik liep gisteren in de winkelstraat. Of: Gisteren liep ik in de winkelstraat.

– Wissel lange en korte zinnen met elkaar af.– Gebruik nu eens de directe rede en dan weer de indirecte rede. Soms citeer je en

soms parafraseer je: je vertelt in eigen woorden na wat iemand zegt.– Gebruik vraagzinnen ter afwisseling van een reeks mededelende zinnen. Met vraag-

zinnen spreek je het publiek direct aan.

Gebruik de werkwoordstijlEen zin met werkwoorden (werkwoordstijl) leest prettiger dan een zin met veel zelfstan-dige naamwoorden achter elkaar (naamwoordstijl). Probeer waar mogelijk zelfstandige naamwoorden te vervangen door werkwoorden. Die geven de zin meer vaart.

* De wethouder zet zich in voor het behoud van het historische stadsgezicht en de res-tauratie van vervallen grachtenpanden. ▸ De wethouder wil het historische stadsgezicht behouden en de vervallen grachtenpan-den restaureren.

Beeldend schrijvenBij beeldspraak gaat het niet om de letterlijke maar om de figuurlijke betekenis, bijvoorbeeld iemand de wind uit de zeilen nemen. Beeldspraak werkt als de lezers de beelden snappen, als de beeldspraak beknopt is en klopt. Beeldspraak kan storend zijn als er een flauwe woordspeling in zit: In het hypermoderne winkelcentrum kunnen gehandicapten moeilijk uit de voeten.

Tip

Vermijd clichés, afgesleten beeldspraak. Je lezer of luisteraar kent ze en vindt ze niet leuk meer. Denk aan dooddoeners als: het is niet altijd rozengeur en maneschijn of als u links kijkt, ziet u rechts niets.

FORMULEREN

05_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod4.indd 141 27/01/17 09:42

Page 143: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

142 INHOUD EN STIJL

Retorica betekent letterlijk ‘welsprekendheid’, maar het begrip wordt in brede zin toege-past voor effectief spreken en schrijven en de kunst van het overtuigen. In dit hoofdstuk lees je meer over retorica en manieren om je publiek te boeien en te binden.

12.1 Aantrekkelijk spreken

Aantrekkelijk spreken betekent dat je de boodschap afstemt op je publiek en zorgt voor afwisseling in je presentatie.

Spreken voor een publiek is het prettigst als je publiek aandachtig luistert. Zorg daarom dat je verhaal interessant is om naar te luisteren. Weet voor wie je spreekt en maak je verhaal afwisselend. Veel van de regels voor formuleren uit hoofdstuk 11 gelden ook voor spreekvaardigheid.

aantrekkelijk element Hoe bereik je dat?

toon interesse en betrokkenheid

Laat in je stem doorklinken dat enthousiast bent en laat merken dat je gelooft in wat je vertelt.

varieer in woordkeus Wissel woorden af. Gebruik:– synoniemen delinquent en ook criminelen, daders;– omschrijvingen iedereen die een misdaad begaat;– concrete voorbeeldenVermijd stopwoorden als gewoon, best wel, natuurlijk, eigenlijk, ergens.

gebruik beeldspraak en stijlfiguren

Met het gebruik van een antithese, paradox of een retorische vraag houd je de luisteraars alert en nodig je ze uit om mee te denken. In een hyperbool, understatement of woordspeling schuilt vaak een grap.

gebruik je eigen woorden

Kies woorden waarvan je de betekenis goed kent, dan weet je zeker dat je ze op de juiste manier gebruikt.

wees concreet Wees concreet en vermijd vage omschrijvingen als dingen, van die types als …, en zo, en dat gaat dan een hele tijd zo door.Gebruik aansprekende voorbeelden. Daarmee kun je je verhaal duide-lijker maken.

varieer in zinslengte Zinnen van verschillende lengte maken je verhaal prettiger om naar te luisteren.Stel ook af en toe een vraag ter afwisseling van mededelende zinnen.

12 RETORICA

05_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod4.indd 142 27/01/17 09:42

Page 144: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

143

INH

OU

D EN

STIJL

RETORICA

Tips

• Kijk nog even naar de valkuilen van het formuleren in hoofdstuk 11.• Spot of zelfspot is een retorisch middel dat vaak met succes de aandacht trekt.

12.2 Retorica in vogelvlucht

Retorica is de leer of kunst van de welsprekendheid. Retorische middelen kun je inzetten om het publiek te boeien en te overtuigen. Gebruik ze ook om je woorden kracht bij te zetten.

In het oude Griekenland was retorica een belangrijke discipline. Taal is daarbij onmis-baar, want in woorden schep je een beeld van de werkelijkheid, dat je tot op zekere hoogte naar je hand kunt zetten. Een simpel voorbeeld: waar de een zegt dat het glas half leeg is, benadrukt de ander dat het nog half vol is.De Griekse filosoof Aristoteles stelt in zijn boek De kunst van de Retorica uit de 4e eeuw voor Christus dat sprekers de overtuigingsmiddelen moeten kiezen die passen bij het publiek, onderwerp en doel. Een goede retorische uitspraak werkt op drie manieren.• ethos

De spreker wint het vertrouwen van het publiek. Dat kan door het taalgebruik aan te passen aan het publiek of een autoriteit (gezaghebbende bron of persoon) te citeren.

• pathos De spreker speelt in op de emoties van het publiek. Dat kan door sympathie of ver-

ontwaardiging op te roepen. Denk aan wervingscampagnes op tv, waar bijvoorbeeld beelden van vluchtelingen of zielige dieren worden getoond.

• logos De spreker overtuigt het publiek met zinnige argumenten.

De retoricus/spreker overtuigt dus met verstand én met gevoel en houdt bij de selectie van argumenten rekening met de interesses van het publiek. Als je erin slaagt mensen te vermaken of te verbazen, zullen ze minder kritisch zijn. Goebbels wist met retorica/propaganda een heel volk te winnen voor oorlog en massavernietiging. Het woord reto-riek, dat van retorica afgeleid is, heeft tegenwoordig meestal een negatieve betekenis: een manier van spreken waarbij je veel mooie woorden zonder veel inhoud gebruikt.

05_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod4.indd 143 27/01/17 09:42

Page 145: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

144 INHOUD EN STIJL

12.3 Retorische middelen

Retorica is toepasbaar in geschreven teksten en in het gesproken woord. Je kunt reto-rische middelen gebruiken om je overtuiging zo effectief mogelijk over te brengen.

De retorica van het oude Griekenland speelt nog altijd een rol in onze moderne commu-nicatie. In voorlichtingscampagnes van de overheid, advertenties en toespraken van politici kun je retorische beginselen of stijlmiddelen herkennen.

Hieronder vind je een overzicht van veelvoorkomende retorische stijlmiddelen. Gebruik deze middelen met mate. Ze zijn bedoeld om speldenprikjes uit te delen. Een kritisch publiek heeft het snel door als je argumentatietrucs of drogredenen gebruikt.

retorisch middel omschrijving voorbeeld

anafoor Begin een aantal zinnen steeds met dezelfde woorden. Zo leg je nadruk op die woorden.

Niemand weet ervan. Niemand is erbij betrokken. Niemand is schuldig.

anticlimax De elementen van een reeks nemen af in kracht. Je gaat van spannend naar minder spannend. Dit stijlmiddel is het tegenovergestelde van de climax.

Het concert was geweldig, dat wil zeggen mooi, of liever gezegd best aardig.

antithese Door twee tegengestelde begrippen met elkaar te combineren zet je het publiek aan het denken.

Een spreuk is een korte uitspraak die op een lange ervaring berust. (Michiel de Cervantes)

climax De elementen van een reeks nemen in kracht toe. Je werkt toe naar een hoogtepunt.

Niet alleen de vakantiehuisjes aan de voet van de vulkaan, maar ook de dorpjes even verderop, ja zelfs de betrekkelijk ver weg gelegen stadjes, raakten bedolven onder de lavastroom.

drieslag Door iets in drieën te noemen wek je de suggestie van volledigheid. Bovendien is een aantal van drie makkelijker te onthouden.

Het gaat om respect, begrip en vriedelijkheid.Bloed, zweet en tranen.

enumeratio Een opsomming van gegevens kan indruk maken.

De hele familie was present: mijn ou-ders, broers en zussen, ooms, tantes, neven en nichten.

eufemisme Voor zaken die hard of onaangenaam kunnen overkomen, gebruik je ver-zachtende of verhullende woorden.

Onze kater is gisteren geholpen. (= gecastreerd)

hyperbool Een sterke overdrijving. In Nederland groeit wiet tussen de straatstenen en xtc aan de bomen.

ik-boodschap of persoonlijke ervaring

Door vanuit jezelf te spreken, betrek je het publiek bij het onderwerp.

Ik lig wakker van het feit dat jongeren gemiddeld tien glazen bier drinken op een avondje uit.Zelf ben ik ooit het slachtoffer geweest van beroving.

05_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod4.indd 144 27/01/17 09:42

Page 146: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

145

INH

OU

D EN

STIJL

RETORICA

retorisch middel omschrijving voorbeeld

ironie Een milde vorm van spot. Vaak bedoel je het tegenovergestelde van wat je zegt.

Nu maak je wel een heel slimmeopmerking.Fijn dat jij er ook bent. (Als iemand te laat binnenkomt.)

litotes Je gebruikt een ontkenning met als doel het omgekeerde te benadrukken.

Dat is niet slecht. (Dat is heel goed.)Ze konden er niet om lachen. (Ze von-den het heel vervelend.)

metafoor Een vorm van beeldspraak. Je roept een beeld op maar noemt niet de zaak waarmee het vergeleken wordt.

Het schip van de woestijn (= een kameel)

paradox Een schijnbare tegenstelling. Er zijn twee soorten mensen, goede en slechte. De ene soort bestaat niet.

repetitio Je herhaalt hetzelfde woord om het te benadrukken.

Dat is dom, dom, dom en nog eens dom.

retorische vraag Een vraag waarop maar één, door de spreker of schrijver gewenst antwoord past. Zo stimuleer je het publiek met je mee te denken.

Is een goede gezondheid niet het belangrijkste in het leven?

stroman Je introduceert een naamloos persoon die een standpunt naar voren brengt dat je vervolgens kunt ontkrachten.

Iemand zei laatst dat het geen zin heeft je overmatig in te spannen.

suggestieve opmerkingen

Je roept beelden of gedachten op waarmee je je opponent of publiek wilt beïnvloeden.Je kunt ook een zin afbreken om de gedachtegang door het publiek zelf te laten aanvullen.

U hebt een rijke fantasie! Iedereen weet dat de wet op de privacy in ons land gewoon netjes wordt nageleefd.Hij doet zo aardig tegen me delaatste tijd. Hij zal toch niet…

tautologie Je herhaalt een begrip door een syno-niem, een ander woord van dezelfde woordsoort, te gebruiken.

Niet alles is pais en vree.

understatement Uitspraak waarbij je iets opzettelijk zwakker uitdrukt dan het in werkelijk-heid is, vaak met een ironisch effect.

Zij voelde zich een beetje alleen toen haar man haar op kerstavond verliet voor zijn jonge vriendin. (Ze voelde zich erg eenzaam.)

vergelijking Vorm van beeldspraak waarbij je een onderwerp vergelijkt met iets anders.

Als een leeuwin beschermde ze haar kinderen.

woordspeling Een woordgrapje ontstaat als je de verschillende betekenissen van een woord of uitdrukking op geraffineerde wijze combineert. Meestal ontstaat een humoristisch effect.

De duiker is diep gezonken. De kapper kapt ermee.

zelfcorrectie Een opzettelijke verspreking, waarna je meer nadruk kunt geven aan wat je eigenlijk wilt zeggen.

Jullie hebben je plicht gedaan. Nee, veel meer dan je plicht. Jullie hebben moed getoond en doorzettingsvermogen!

05_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod4.indd 145 27/01/17 09:42

Page 147: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 146 30/01/17 16:58

Page 148: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TAALVERZORGING

Wanneer schrijf je voorzetsels los of aan elkaar? Hoe zit het ook alweer met die Engelse werkwoorden? En wanneer gebruik je de tussen-n nou precies? In deze module zetten we de spellingregels voor je op een rij. Ook lastige stijlkwesties en de basisgrammatica komen aan bod.

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 147 30/01/17 16:58

Page 149: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TAALVERZORGING

13 SPELLING

Bij spelling gaat het om foutloos Nederlands schrijven. Hoe zit het ook weer met die Engelse werkwoorden? Wanneer gebruik je precies hoofdletters? En wanneer schrijf je voorzetsels los of aan elkaar? In dit hoofdstuk zetten we de spellingregels kort voor je op een rij. In het volgende hoofdstuk behandelen we de leestekens.

13.1 Werkwoordspelling

Tegenwoordige tijdEen zin in de tegenwoordige tijd gaat over iets dat speelt in het huidige moment.Om een werkwoord in de tegenwoordige tijd (tt) in het enkelvoud te zetten bepaal je eerst de stam van het werkwoord. De stam is de vorm van het werkwoord zonder -en. De ik-vorm moet je soms een beetje aanpassen: lopen – lop – ik loop of rennen – renn – ik ren. Voor de je- en de hij-vorm zet je een -t achter de ik-vorm. In het meervoud gebruik je het hele werkwoord, de infinitief.

fietsen vinden

enkelvoud

ik = ik-vorm ik fiets ik vind

je/jij = ik-vorm + t: jij fietst jij vindt

hij/zij/het = ik-vorm + t: zij fietst zij vindt

meervoud

wij + hele werkwoord wij fietsen wij vinden

jullie + hele werkwoord jullie fietsen jullie vinden

zij + hele werkwoord zij fietsen zij vinden

Tip

Let op: staat je of jij achter de persoonsvorm, dan krijg je alleen de stam, tenminste wanneer je of jij onderwerp is: fiets je, vind je, maar: Vindt je broer dat goed? (want hier is je broer onderwerp).

Verleden tijdEen zin in de verleden tijd gaat over iets dat in het verleden plaatsvond.Sterke werkwoorden zijn werkwoorden die in de verleden tijd (vt) van klank veranderen. De vervoeging van sterke werkwoorden levert meestal geen problemen op: je schrijft op wat je hoort:

148

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 148 30/01/17 16:58

Page 150: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TAA

LVER

ZOR

GIN

G

149SPELLING

infinitief vt enkelvoud

blazen blies

trekken trok

staan stond

worden werd

Tip

Weet je niet of de laatste letter een -d of -t is, maak de werkwoordsvorm dan langer: hij stond – zij stonden. Je hoort dan dat stond eindigt op een -d.

’t Ex-kofschipZwakke werkwoorden krijgen in de verleden tijd -de(n) of -te(n) achter de stam. Gebruik het ezelsbruggetje van ’t ex-kofschip als je niet weet of je een -d of een -t moet gebrui-ken. Kijk naar de laatste letter van de stam. Is dat een medeklinker uit ’t kofschip – x, t, k, s, ch, of p – dan krijgt het werkwoord in de verleden tijd te(n); anders -de(n).

hele werkwoord stam vt

fietsen fiets fietste

schrobben schrob schrobde

verhuizen verhuiz verhuisde

Tip

Let goed op bij werkwoorden als verhuizen en leven. De laatste letter van de stam is een -z (stam: verhuiz) of een -v (stam: lev). De verleden tijd is dus stam + -d: verhuisde en leefde.

Voltooid deelwoordHet voltooid deelwoord (vd) komt altijd voor in combinatie met een persoonsvorm van het hulpwerkwoord worden, hebben of zijn. De meeste voltooid deelwoorden beginnen met ge-, behalve als de infinitief begint met ver-, her-, er-, be- of ont-.

De spelling van het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden is meestal geen pro-bleem. Je schrijft op wat je hoort.

infinitief vt enkelvoud vd

blazen blies geblazen

trekken trok getrokken

zingen zong gezongen

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 149 30/01/17 16:58

Page 151: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

150 TAALVERZORGING

Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden eindigt met een -d of -t. Als je niet weet welke letter het is, maak het woord dan langer. De letter die je hoort is de slotletter van het voltooid deelwoord:ingeburger… – ingeburgerde, dus ingeburgerdgedeel… – gedeelde, dus gedeeld

Je kunt ook het ezelsbruggetje van ’t ex-kofschip gebruiken. Kijk naar de laatste letter van de stam. Is dat een medeklinker uit ’t ex-kofschip, dan krijgt het voltooid deelwoord een -t, anders een -d:

infinitief stam vd

gebeuren gebeur is gebeurd

maken mak heb gemaakt

leven lev hebben geleefd

Engelse werkwoordenOok voor de vervoeging van Engelse werkwoorden kun je het ezelsbruggetje van ’t ex-kofschip gebruiken. Als de laatste letter overeenkomt met een medeklinker in ’t ex-kofschip, dan krijgt de verleden tijd van het werkwoord -te(n) en het voltooid deel-woord -t; anders: -de(n) en -d:

infinitief stam hij-vorm tt hij-vorm vt vd

faxen fax faxt faxte gefaxt

lunchen lunch luncht lunchte geluncht

rugbyen rugby rugbyt rugbyde gerugbyd

– Soms moet je bij de vervoeging van Engelse woorden een e achter de stam laten staan, omdat het woord anders verkeerd wordt uitgesproken:

racen – ik race / hij racet – racete – geracet timen – ik time / hij timet – timede – getimed– Het werkwoord scoren vormt hierop een uitzondering. Daar blijft de -e niet staan,

want hier pas je de ik-vorm op de gebruikelijke manier aan, zodat je het woord goed uitspreekt.

scoren – ik scoor / hij scoort – scoorde – gescoord

Gebiedende wijsDe gebiedende wijs gebruik je als je een gebod of een bevel of een instructie geeft.In de gebiedende wijs schrijf je alleen de ik-vorm van het werkwoord.Word toch eens wakker!Red het milieu!

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 150 30/01/17 16:58

Page 152: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

151

TAA

LVER

ZOR

GIN

G

Tegenwoordig deelwoordHet tegenwoordig deelwoord of onvoltooid deelwoord geeft aan dat een handeling nog niet voltooid is.Schrijf het onvoltooid deelwoord als het hele werkwoord + d(e):Juichend verlieten de supporters het stadion.

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoordEen voltooid deelwoord kan de functie hebben van een bijvoeglijk naamwoord. Dan verbuig je het ook als een bijvoeglijk naamwoord.Een voltooid deelwoord dat je als bijvoeglijk naamwoord gebruikt, krijgt geen verdubbe-ling van de slotmedeklinker, behalve wanneer er een uitspraakprobleem dreigt:de verbrede weghet getinte glasde gewitte muur

Tip

Schrijf een voltooid deelwoord dat je gebruikt als bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk: het verbrede fietspad.

13.2 Hoofdletters

Iedere zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt. Dat geldt voor een volledige zin. Maar er zijn meer plaatsen waar je een hoofdletter moet schrijven of juist niet. In deze paragraaf gaat het over hoofdletters.

ZinsbeginAls een zin met een apostrof begint (bijvoorbeeld bij 's middags), schrijf je de losse letter niet met een hoofdletter. De eerste letter van het volgende woord wordt dan de hoofdletter.

Als je een zin begint met een getal dat je in cijfers schrijft, krijgt het eerste woord geen hoofdletter.365 dagen van het jaar, je krijgt elke dag een nieuwe spreuk op je kalender.

Tip

Vaak kun je vermijden de zin met een cijfer te beginnen door de woordvolgorde te veranderen. Getallen onder de twintig schrijf je bij voorkeur voluit.

Directe redeEen zin in de directe rede die volgt op de dubbele punt, begint met een hoofdletter:De minister-president zei: ‘Nederland staat bij zo’n ramp natuurlijk direct klaar met hulp.’

SPELLING

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 151 30/01/17 16:58

Page 153: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

152

Namen van heilige personen en zakenNamen van heilige personen of zaken krijgen een hoofdletter, ook als ze in samenstel-lingen staan:God, Allah, de Bijbel, Bijbeltaal, de Koran, Koranspreuk, Boeddhabeeld

EigennamenEigennamen krijgen een hoofdletter. Dat kunnen persoonsnamen, aardrijkskundige na-men, zaaknamen of merknamen zijn. In merknamen vind je soms een afwijkend gebruik van hoofdletters.Danny, het Andesgebergte, Moskou, de Efteling, Volkswagen, iPad

Bij persoonsnamen waar geen voornaam of voorletter bij staat, krijgt het eerste voor-voegsel een hoofdletter. Bij achternamen uit andere talen gelden dezelfde regels als bij Nederlandse namen: mevrouw Van den Brink - mevrouw P. van den BrinkMounir el Hasnaoui de heer El Hasnaoui

Het voorvoegsel van de eigen achternaam krijgt altijd een kleine letter als die naam achter de naam van de partner komt te staan:mevrouw Gruiters-van Baal

Woorden die zijn afgeleid van persoonsnamen en samenstellingen met de naam van een uitvinder, ontdekker of naamgever krijgen een kleine letter:victoriaans, calvinistisch, alzheimerpatiënt, kafkaësk, jenaplanschool

Afleidingen van aardrijkskundige namenAfleidingen van aardrijkskundige namen krijgen een hoofdletter:Duits, Engelstalig, de Nederlandse taal, de Zuid-Hollandse dorpen, Amsterdam-Noord

Ook namen van talen en dialecten krijgen een hoofdletter:Spaans, Fries, Nedersaksisch, Brabants, Cockney

Namen van volkenNamen van volken en afleidingen daarvan krijgen een hoofdletter, maar de aanduiding van een ras of geloofsovertuiging krijgen geen hoofdletter.Amerikanen, Basken, Joden, Hongaarse, Friezinjoods, moslim, gereformeerden, indianen, islam, christelijk

FeestdagenNamen van feestdagen krijgen een hoofdletter, maar de afleidingen ervan niet:Koningsdag, maar: koningsdagfeestPasen, maar: paasvakantieMoederdag, maar: moederdagcadeau

TAALVERZORGING

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 152 30/01/17 16:58

Page 154: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

153

TAA

LVER

ZOR

GIN

G

Historische gebeurtenissenNamen van historische gebeurtenissen krijgen een hoofdletter, maar historische perio-des schrijf je met een kleine letter.Tweede Wereldoorlog, Golfoorlog, Hongerwinter, Maagdenhuisbezettingijstijd, prehistorie, middeleeuwen

TitelsTitels van boeken, films, enzovoort beginnen met een hoofdletter:De passievrucht, Titanic, Jeugdjournaal

LettervormwoordenLetterwoorden krijgen een hoofdletter als de vorm van de hoofdletter bedoeld is:T-shirt, L-kamer

Geen hoofdlettersWe schrijven geen hoofdletters bij:– windrichtingen: noorden, westen, zuidoosten Je schrijft wel een hoofdletter als de windrichting onderdeel is van een aardrijkskun-

dige aanduiding: Het rijke Westen of: Amsterdam-Noord– namen van dagen, maanden, seizoenen: maandag, juni, winter– namen van munten: euro, kroon, dollar– eigennamen die soortnamen zijn geworden: cognac, bordeaux, luxaflex– ambten en functies: burgemeester, rector, premier, minister, prinses Amalia Maar we spreken de koning aan als Majesteit.

13.3 Los of aan elkaar schrijven

In het Nederlands schrijf je woorden in principe aan elkaar. Wel of niet aan elkaar schrijven kan een verschil in betekenis opleveren.

SamenstellingenTwee of meer zelfstandige naamwoorden kunnen samen een nieuw woord vormen. Dat noem je een samenstelling. Samenstellingen schrijf je aan elkaar, ook als de delen ervan uit een vreemde taal komen of als het nieuwe woord erg lang wordt:huisdeur, fietspomp, parttime, huisvredebreuk, kortetermijngeheugen, oudpapierhan-del, online, sciencefiction, nietszeggendBij woorden uit een vreemde taal heb je wel enkele uitzonderingen, bijvoorbeeld happy end.

Heb je te maken met een naam die uit meer delen bestaat, dan moet je de spaties die in de naam staan, overnemen:Van Goghtentoonstelling, Anne Frankstraat, Middellandse Zeegebied, Tweede Kamer-voorzitter, Rode Kruispost, 1 aprilgrap

SPELLING

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 153 30/01/17 16:58

Page 155: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

154

VoorzetselsEen voorzetsel dat niet bij een werkwoord hoort, moet je verbinden met het voorzetsel dat eraan voorafgaat of met de bijwoorden er, hier, daar en waar:erin, hierdoor, daarvoor, waartegenovererdoorheen praten, ervandoor gaan, erover nadenkenBij erdoorheen praten hoort heen niet bij praten, want het werkwoord is niet heenpra-ten; bij ervandoor gaan hoort door niet bij gaan, want het gaat niet om het werkwoord doorgaan. Maar het is erover nadenken en niet eroverna denken want na hoort bij denken.

Een voorzetsel moet je met een voorafgaand voorzetsel of bijwoord verbinden, tenzij het bij het volgende zindeel hoort of onderdeel is van een werkwoord:Ik zit achterin.Ik zit achter in de auto. (in hoort bij het volgende zinsdeel: in de auto.)Ik kom hierop uit. (Het werkwoord is uitkomen met een vast voorzetsel op. Het losse voorzetsel op schrijf je aan het bijwoord hier vast, maar het voorzetsel uit dat bij het werkwoord hoort, mag er niet aan vast.)

GetallenEen getal dat je in letters wilt weergeven, moet je aaaneenschrijven: negenentachtig, driehonderd, driehonderdzestig

Uitzonderingen hierop zijn:– na duizend volgt een spatie: vierduizend drie– miljoen en miljard schrijf je altijd los: acht miljoen, dertien miljard– breuken schrijf je met een spatie: twee derde, een vierde

13.4 Tussen-n en tussen-s

De tussen-n en de tussen-s komen voor in samenstellingen, twee of meer samenge-voegde zelfstandige naamwoorden.

Tussen-nEen samenstelling krijgt een tussen-n als het eerste deel van het woord een zelfstandig naamwoord is én als dit zelfstandig naamwoord uitsluitend een meervoud op -n heeft:notendop, erwtensoep, boerenkaas, paardenbloem, pannenkoek, zielenpoot, spinnenweb

TAALVERZORGING

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 154 30/01/17 16:58

Page 156: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

155

TAA

LVER

ZOR

GIN

G

geen tussen-n als voorbeelden

het eerste deel geen meervoud heeft gerstenat, rijstepap, tarwebrood

het eerste deel een meervoud heeft op -s aspergesoep (asperges)douchekop (douches)

het eerste deel zowel een meervoud heeft op een -n als op een -s.

gedachtegang (gedachtes, gedachten)keuzemoment (keuzes, keuzen)

het eerste deel geen zelfstandig naam-woord is

hogeschool, blindedarm (bijvoeglijk naamwoord) huilebalk, dwingeland (werkwoord)

het eerste deel verwijst naar een persoon of zaak waarvan er maar één is

zonnecollectoren, maneschijn

het eerste deel versterkend is en de samen-stelling een bijvoeglijk naamwoord is

beresterk, reuzeleuk

het woord niet meer herkenbaar is als samenstelling

klerelijer, bolleboos, papegaai

Tussen-sJe schrijft in samenstellingen een tussen-s als je die s ook werkelijk hoort:stationsplein, dorpswinkel, vissersboot

Wanneer het tweede deel van de samenstelling met een sisklank begint: s, z, ch, j (de j uitgesproken als sj of zj), kun je de tussen-s moeilijk horen. Vervang dan het tweede deel van de samenstelling door een ander woord dat niet met een sisklank begint. Van station(s)chef maak je bijvoorbeeld stationshal. Je hoort in die andere samenstelling een tussen-s, dus je weet dat je moet schrijven: stationschef.Andere voorbeelden: scheepsjournaal, want: scheepswerf; vissersschuit, want: vissersboot

Enkele samenstellingen kun je op twee manieren spellen:voorbehoedmiddel/voorbehoedsmiddel, geluidhinder/geluidshinderRaadpleeg in geval van twijfel een woordenboek.

13.5 Koppelteken

Een koppelteken is een liggend streepje dat je gebruikt als verbindingsteken tussen de delen van sommige samenstellingen.

KlinkerbotsingPlaats een koppelteken in samenstellingen waarin de laatste klinker van het eerste deel en de eerste klinker van het tweede deel dezelfde zijn of tussen twee klinkers die sa-men een tweeklank vormen zoals ei of ui. Met het koppelteken voorkom je dat klinkers die naast elkaar de uitspraak of het begrip bemoeilijken, botsen:auto-ongeluk, mee-eten, sproei-installatie, massa-artikelvideo-installatie (niet: videoinstallatie), ski-jack (niet: skijack), reclame-invloeden (niet: reclameinvloed)

SPELLING

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 155 30/01/17 16:58

Page 157: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

156

Tip

Tussen klinkers die niet samen één klank vormen, komt er geen koppelteken: autoalarm, politieagent

Gelijke delenPlaats een koppelteken in samenstellingen waarin beide delen gelijkwaardig zijn:minister-president, chef-kok, rooms-katholiek, woon-werkverkeer

Letter, cijfers en symbolenIn samenstellingen met letters, cijfers en symbolen komt een koppelteken:40+-kaas, $-teken, e-mail, e-learning, pay-tv

Woord + naamIn een samenstelling die op een naam eindigt, zet je een koppelteken:het kabinet-Rutte, de commissie-De Boer

VoorvoegselsPlaats achter voorvoegsels als niet, oud, ex. non, adjunct, interim, Sint altijd een kop-pelteken:niet-roker, oud-voetballer, ex-vrouw, non-fictie, adjunct-directeur, interim-manager, Sint-NicolaasAchter andere voorvoegsels komt geen koppelteken, behalve als er klinkerbotsing optreedt.dus: coassistent, antivries, vicepremier, maar: co-existentie, re-integratie

Afleidingen van aardrijkskundige namenIn afleidingen van samengestelde aardrijkskundige namen schrijf je een koppelteken als het hoofdwoord ook een koppelteken heeft:Zuid-Holland, dan ook: Zuid-Hollander, Zuid-Hollandse steden Samenstellingen met afkortingIn samenstellingen met afkortingen schrijf je een koppelteken:ANP-bulletin, hbo-raad, vwo-leerling, sms-taal

Ook na een hoofdletterwoorden schrijf je een koppelteken:OPEC-landen, NAVO-bijeenkomst, NASA-project

Bij een afkorting met kleine letters die als een woord wordt uitgesproken, schrijf je géén koppelteken:havodiploma, aidsvirus, carapatiënt

TAALVERZORGING

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 156 30/01/17 16:58

Page 158: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

157

TAA

LVER

ZOR

GIN

G

VerduidelijkenJe kunt een koppelteken plaatsen als je het woord verkeerd kunt uitspreken:bom-melding in plaats van bommelding;massage-bed of massa-gebed in plaats van massagebed

Vaste woordcombinatiesIn sommige vaste woordcombinaties schrijf je meerdere koppeltekens:huis-tuin-en-keukengebruik, sta-in-de-weg, strijk-en-zet, nek-aan-nekrace

13.6 Weglatings- en afbrekingsstreepje

WeglatingsstreepjeEen weggelaten woorddeel vervang je door een streepje:in- en uitvoer, voor- en nadelen, huisvaders en -moedersHet streepje komt er niet als je een heel woord weglaat:oude en nieuwe schoenen AfbrekingsstreepjeJe breekt een woord af aan het einde van een lettergreep:haas-tig, geluids-hinder, regen-achtig

Let erop dat door het afbreken geen verkeerde uitspraak van het woord ontstaat.niet: pis-tool, maar: pi-stool

Let op de afbreekplaats in de volgende lettercombinaties: roy-aal, leeu-wen, koei-en, meest-al, voort-aan, met-een

Zorg ervoor dat je bij het afbreken geen losse letters krijgt.niet: a-men, niet: radi-o

Voor en na de x tussen klinkers moet je niet afbreken.niet: ex-amen, maar: exa-men

Als je een verkleinwoord afbreekt, krijgt het grondwoord zijn oorspronkelijke vorm terug.cafeetje – café-tje

Tip

Als je twijfelt hoe je een woord afbreekt, zet het woord dan in zijn geheel op de volgende regel.

SPELLING

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 157 30/01/17 16:58

Page 159: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

158

13.7 Trema

Het trema is een leesteken van twee puntjes naast elkaar boven een klinker. Je geeft ermee aan dat daar een nieuwe lettergreep begint.

Een trema gebruik je om uitspraakproblemen te voorkomen. Met een trema maak je duidelijk dat er een nieuwe lettergreep begint:poëzie, reëel, smeuïg, officiële, vacuüm, beëindigen, egoïsme, fantasieën

Als er geen uitspraakverwarring ontstaat, schrijf je geen trema:beantwoord, geolied, officieel, industrieel, dieet, gekopieerd, begroeiing, verfraaiingBij de lettercombinaties ii en iee krijg je dus geen trema.

Op de uitgangen -ien, -eus en -eum, afkomstig uit vreemde talen, komt geen trema:elektricien, opticien, dubieus, luxueus, museum, atheneum

Samengestelde telwoorden krijgen geen koppelteken maar een trema:tweeëntwintig, drieëndertig, drieëntachtigjarig

Andere samenstellingen waarbij sprake is van klinkerbotsing, krijgen een koppelteken. Zie paragraaf 13.5 voor meer informatie over gebruik van het koppelteken.

13.8 Apostrof

Een apostrof is een hoge komma die aangeeft dat je een paar letters of cijfers hebt weggelaten. Je gebruikt de apostrof ook om uitspraakproblemen te voorkomen.

MeervoudWoorden met een meervoud op -s schrijf je soms met ’s.

enkelvoud eindigt op meervoud voorbeeld

-a, -i, -o of -u apostrof + -sAls je bij deze klanken de -s aan het woord vast schrijft, spreek je het woord verkeerd uit.

lama’s, taxi’s, logo’s, accu’s

a, e, o + -y vaste -s essays, playboys, jockeys

medeklinker + -y apostrof + -s baby’s, whisky’s, lady’s

-ee, -é of -e vaste -s dominees, cafés, etages

Franse uitgang, eau of ui vaste s bureaus, cadeaus, etuis

TAALVERZORGING

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 158 30/01/17 16:58

Page 160: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

159

TAA

LVER

ZOR

GIN

G

Tip

Het Nederlandse woord kenau (bazige of dappere vrouw) krijgt een vaste s: kenaus.

BezitsrelatieAls je wilt aangeven dat iets van iemand is (de bezitsrelatie), gebruik je soms een apostrof. Pas hierbij de apostrofregels op dezelfde manier toe als bij het meervoud. Je schrijft dus alleen een apostrof-s als er een uitspraakprobleem ontstaat. In alle andere gevallen schrijf je de -s vast aan het woord:Irma’s boek, Clary’s jas, Franks telefoon, Ariannes broodtrommel, Jan-Jaaps auto, Hed-vigs smartphone, Joliens schrift

Als een woord of naam op een sisklank eindigt, komt er bij de bezitsrelatie alleen een apostrof (zonder s):Kees’ viool, Max’ zaktelefoon, Maurice’ zus, Inez’ vader

VerkleinwoordenStaat er een medeklinker voor de y van het verkleinwoord, schrijf dan apostrof-tje:lolly’tje, baby’tje

Alle andere verkleinwoorden krijgen geen apostrof-tje:opaatje, essaytje, autootje, menuutje

Afleidingen van cijfer- en letterwoordenPlaats een apostrof in afleidingen van cijfer- en letterwoorden:A4’tje, PSV’er, sms’je, sms’en, 55+’er

Letters weglatenLet erop dat de apostrof op de plaats komt van weggelaten letters.Dus: ’s morgens (van: des morgens), z’n (van: zijn), zo’n (van: zo een).

Tip

D e apostrof van een weggelaten letter is een komma naar links, de afsluitendeapostrof ’, niet de openingsapostrof ‘.

13.9 Meervoud

In het Nederlands kun je het zelfstandig naamwoord op verschillende manieren in het meervoud zetten. Bij de meeste zelfstandige naamwoorden zet je in het meervoud -en, -s of -’s achter het woord, soms met een klankverandering glas – glazen.

SPELLING

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 159 30/01/17 16:58

Page 161: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

160

Hieronder vind je de meervouden die een uitzondering vormen op de basisregel.

Twee meervoudenEr zijn zelfstandige naamwoorden met twee meervouden:anekdote – anekdoten, anekdotesgedachte – gedachten, gedachteskeuze – keuzen, keuzes

Woorden uit het Grieks of Latijn kennen ook vaak twee meervouden:basis – bases, basissencrisis – crises, crisissencatalogus – catalogi, catalogussencentrum – centra, centrumsmuseum – musea, museums

Woorden eindigend op -icusVan oorsprong Latijnse woorden die op -icus eindigen, hebben een meervoud op i:medicus – medicicriticus – criticihistoricus – historici

Tip

Let op de uitspraak: de c voor een i spreek je uit als een s

Alleen meervoudSommige woorden komen alleen in het meervoud voor:financiën, media, cosmetica, hersenen

Woorden eindigend op -ieHet meervoud van woorden die in het enkelvoud eindigen op -ie kan op twee manieren worden geschreven.– Als de klemtoon in het enkelvoud op de -ie valt, dan schrijf je het meervoud met -ieën: kopie – kopieën industrie – industrieën melodie – melodieën– Valt de klemtoon niet op de -ie, dan krijg je in het meervoud -iën, dus een e minder: porie – poriën bacterie – bacteriën lelie – leliën

MedeklinkerverdubbelingAls een woord eindigt op -ik, -es of -et krijgt het woord in het meervoud een extra medeklinker. De klemtoon valt dan op de laatste lettergreep:

TAALVERZORGING

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 160 30/01/17 16:58

Page 162: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

161

TAA

LVER

ZOR

GIN

G

ogenblik – ogenblikkenadres – adressenraket – raketten

Woorden op -ik, -es en -et waarbij de klemtoon op de eerste lettergreep valt, krijgen echter geen klinkerverdubbeling:havik – havikenluiwammes – luiwammesenlemmet – lemmeten

MedeklinkerveranderingIn het meervoud verandert de f meestal in een v. wolf – wolvengeloof – geloven

Bij woorden die oorspronkelijk uit het Grieks komen, blijft de f echter staan:paragraaf – paragrafenfilosoof – filosofen

Woorden eindigend op -manSommige woorden die op -man eindigen, hebben als meervoud -lieden of -lui en/of -mannen:zeelieden, kooplui, ambachtslieden

Tip

Bekijk het schema in paragraaf 3.8 voor het meervoud met de apostrof-s.

13.10 Accenten

Accenten zijn tekens die onder of boven een letter in een woord geplaatst worden om de klank of de betekenis van de letter te veranderen.

Accent aiguJe plaatst het accent aigu (streepje voorover) op de letter e in woorden van Franse herkomst:coupé, comité, decolleté.Oorspronkelijk Franse woorden waarmee personen worden aangeduid, kennen twee vormen:– de mannelijke, sekseneutrale vorm: logé, employé, introducé en prostitué;– de vrouwelijke vorm: logee, employee, introducee, prostituee.

Accenttekens worden meestal niet op hoofdletters geplaatst: CAFES WORDEN ROOKVRIJ.

SPELLING

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 161 30/01/17 16:58

Page 163: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

162

Accent graveSommige van oorsprong Franse woorden hebben een accent grave (streepje achterover):crème, scène, barrière.

Accent circonflexeEen accent circonflexe (dakje) schrijf je op de letters e en i in van oorsprong Franse woorden:crêpe, maître, moment suprême

KlemtoontekenAls je een woord of woorddeel wilt benadrukken, gebruik je altijd het accent aigu. Als de klank die je wilt beklemtonen uit twee of meer letters bestaat, beklemtoon je de eerste twee letters:fantástisch, hét idool van de jaren negentiggééf, ééuwig zonde, het móét vandaag af, vóór het zo ver is

UitspraaktekenHet accent aigu gebruik je ook als uitspraakteken: hé (hee), één, privéHet accent grave gebruik je alleen om de juiste uitspraak van de e (kort) aan te geven:hè, blèren

13.11 Verkleinwoorden

Van de meeste zelfstandige naamwoorden kun je een verkleinwoord maken. In de meeste gevallen doe je dit door -je of -tje achter het woord te zetten.

Bij sommige zelfstandige naamwoorden moet je meer doen dan -je of -tje achter het woord zetten om het verkleinwoord te maken.

Woorden eindigend op een enkele klinker

woord eindigt op verkleinwoord voorbeeld

-a, -é, -o of -u(enkele klinker)

verdubbel de klinker opaatje, autootje, parapluutje, cafeetje

sommige woorden die op -e eindigen

-e vervalt, maar in het grondwoord komt er vanwege de uitspraak een klinker bij

parachute – parachuutje, machine – machientje

-i -ie om geen verkeerde uitspraak te krijgen

taxi – taxietje

klinker + -y -tje displaytje

medeklinker + -y apostrof + -tje baby’tje, pony’tje

TAALVERZORGING

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 162 30/01/17 16:58

Page 164: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

163

TAA

LVER

ZOR

GIN

G

Tip

Bij woorden die eindigen op een tweeklank, dus meerdere klinkers, schrijf je -tje achter het woord. Bijvoorbeeld: weitje, bureautje, sneetje

AfkortingenOok bij afkortingen krijg je een apostrof:cv’tje, A4’tje, sms’je

Bijzondere verkleinwoordenDe volgende verkleinwoorden hebben een lastige spelling:circuit – circuitjekarbonade – karbonaadjesouvenir – souvenirtjediner – dinertje

Tip

Raadpleeg een woordenboek als je niet zeker bent van de spelling.

13.12 Afkortingen

Afkortingen gebruik je voor titels, vaste uitdrukkingen, maten, schooltypes, bedrij-ven, enzovoort. Kortom, voor allerlei woorden die vaak gebruikt worden. Er zijn vaste regels voor het maken van een afkorting.

regel voorbeeld

Bij afkortingen die uit meerdere woorden be-staan, komt na elk afgekort woord een punt.

i.v.m., m.a.w., m.b.t.

Soms wordt één woord afgekort met twee letters. a.s. (aanstaande)z.o.z. (zie ommezijde)

Afkortingen van Nederlandstalige academische titels krijgen een kleine letter en een punt.

ir., ing, mr., drs., prof.

Bij internationaal erkende afkortingen voor een-heden, maten, gewichten en chemische elemen-ten komt geen punt.

kWh, cm, kg, H (waterstof)

Afkortingen van wetten en regelingen schrijven we in de regel met hoofdletters en zonder punten.

AOW, WIA, WvS (Wetboek van Strafrecht)

Afkortingen van bekende zaken en begrippen schrijf je met kleine letters en zonder punten.

bh, cd, gsm, pc, tv, wc, aids, vip, cao, btw

Schooltypen krijgen kleine letters. havo, vwo, mbo, pabo

Namen van bedrijven, organisaties of instellingen schrijf je met hoofdletters en zonder punten.

NS, NAVO, KLM, EU, VVD (maar: PvdA, PvdD)

SPELLING

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 163 30/01/17 16:58

Page 165: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

164

Tips

• De titel doctor (voor iemand die een proefschrift heeft geschreven aan de universiteit) kort je af als dr. Een dominee draagt de titel ds. Voor dokter (arts) bestaat geen officiële afkorting.

• De volgende afkortingen schrijf je ook met hoofdletters en zonder punt: NB (nota bene = let wel), PS (post scriptum, mededeling onder aan een brief)

TAALVERZORGING

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 164 30/01/17 16:58

Page 166: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TAA

LVER

ZOR

GIN

G

165TAALVERZORGING

14 LEESTEKENS

Leestekens als komma's, vraagtekens, uitroeptekens, haakjes en dubbele punten hel-pen bij het leesbaar maken van teksten. In dit hoofdstuk behandelen we kort wanneer je welk leesteken gebruikt.

14.1 De komma

Komma’s markeren korte pauzes in een tekst of in een zin die je hoort wanneer een tekst op een natuurlijke manier wordt voorgelezen.

gebruik van de komma voorbeeld

tussen twee persoonsvormen Als je het niet helemaal zeker weet, moet je het niet doen.

vóór of na een aangesproken persoon en een tussenwerpsel

Hoe gaat het met je, Lucas?Jongen, hoe gaat het met je?Welja, dat kan er ook nog wel bijkomen!Ach, dan maak je de toets toch gewoon opnieuw?

tussen de delen van een opsomming, maar nooit voor en

De nieuwe medewerker zorgt voor de coör-dinatie van het werk, ontvangt bezoekers, verwijst door naar instanties, handelt corres-pondentie af en voert telefoongesprekken.

voor en na een bijstelling Mevrouw Brusselers, onze nieuwe lerares Nederlands, fietst elke dag twintig kilometer van huis naar school.

vóór voegwoorden als hoewel, omdat, zodat, opdat, indien, want, maar, aangezien en terwijl.Let op het zinsritme: de komma maakt de opbouw van een (langere) samengestelde zin duidelijk.

Het restaurant werd op last van de brand-weer gesloten, want de inrichting voldeed niet aan de veiligheidsvoorschriften.

voor én na een uitbreidende bijvoeglijke bijzin De jongeren, die meegelopen hebben in de sponsorloop, krijgen een cd.

na een beperkende bijvoeglijke bijzin De jongeren die meegelopen hebben in de sponsorloop, krijgen een cd.

De bijvoeglijke bijzin wordt behandeld in hoofdstuk 15.

Als je een komma plaatst in een zin, let je op het zinsritme: wanneer de zin lang is, las je met een komma een pauze in op het moment dat de zin een wending neemt. De premier zei dat hij over de kwestie nog overleg zou voeren met het kabinet, maar dat er geen beleidsverandering verwacht moest worden.

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 165 30/01/17 16:58

Page 167: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

166 TAALVERZORGING

14.2 De dubbele punt

De dubbele punt schrijf je als twee puntjes boven elkaar. Je gebruikt dit leesteken om aan te kondigen dat er een opsomming, een uitleg, verklaring of een citaat volgt.

gebruik van de dubbele punt voorbeeld

bij een opsomming Mijn vakkenpakket bestaat uit: biologie, economie, Neder-lands, Engels, Duits, Frans en aardrijkskunde.

bij een directe rede Zij riep: ‘Dat is gelogen!’

ter verduidelijking of toelichting In één zin: deze roman is mislukt.Dat betekent: elke dag een uur langer studeren en in de les beter opletten.Betreft: informatie voor profielwerkstuk

bij een verklaring Ik wil de toets graag later maken: donderdag heb ik een voorlichtingsdag van de Universiteit Twente.In deze voorbeeldzin kun je de dubbele punt vervangen door want of omdat.

Na een dubbele punt schrijf je een kleine letter, behalve wanneer:– een woord volgt dat altijd met een hoofdletter geschreven wordt: Mijn vakkenpakket bestaat uit: Nederlands, Engels, enzovoort.– een directe rede volgt: Zij riep: ‘Dat is uitstekend gedaan.’– een opsomming van meerdere zinnen volgt: Enkele controlevragen voordat u op reis gaat: Is het gas afgesloten? Zijn alle elektrische apparaten uitgeschakeld? Hebt u geen bederfelijke etenswaren meer in huis?

14.3 Het vraagteken

Het vraagteken zet je aan het eind van een vraagzin.

Een vraagteken geeft aan dat je stem aan het einde van de vraagzin omhoog gaat:Wat kun je met deze ontspoorde jongeren bereiken?Wie heeft dit boek geschreven?

Je zet geen vraagteken achter een zin waarin je de vraag niet letterlijk, maar indirect stelt. Je stem gaat dan niet omhoog:De vraag is wat je nog met deze ontspoorde jongeren kunt bereiken.De leerlinge vroeg de docent wie dat boek had geschreven.

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 166 30/01/17 16:58

Page 168: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

167

TAA

LVER

ZOR

GIN

G

14.4 Aanhalingstekens

Aanhalingstekens zijn komma’s boven aan de regel. Er zijn dubbele en enkele aanha-lingstekens: “...” en ‘...’. In getypte en gedrukte teksten worden vaak enkele aanha-lingstekens gebruikt.

Aanhalingstekens worden vooral gebruikt om directe rede en citaten aan te geven, maar je kunt er ook een woord op een bijzondere manier mee benadrukken. Je mag dubbele en enkele aanhalingstekens gebruiken. Er bestaat geen duidelijk verschil. In Talent gebruiken we enkele aanhalingstekens. De plaats van de aanhalingstekens is wel belangrijk.

Directe rede en citatenJe gebruikt aanhalingstekens bij een directe rede of citaten. Let op de plaatsing van de leestekens in de voorbeeldzinnen.

plaatsing van de leestekens: voorbeeld

Na aankondigende woorden (hij zei, zij vroeg enzovoort) schrijf je na de dubbele punt een aanhalingsteken en een hoofdletter.

Meneer Peters zei: ‘Ik weet het heel zeker.’

Open je met de aanhaling, dan zet je na de aanhaling een komma.

‘Ik weet het zeker’, zei meneer Peters.

Als je een aangehaalde zin onderbreekt, dan plaats je een komma voor en na de aankondi-gende woorden en begin je het tweede deel met een kleine letter.

‘Omdat ik de lezing saai vond’, zei ze, ‘heb ik de zaal verlaten.’

Plaats geen komma na een aanhaling die ein-digt met een vraagteken of een uitroepteken.

‘Is het waar dat u altijd een schema maakt, voordat u gaat schrijven?’ vroeg de journalist.

Je kunt ook alleen enkele belangrijke woorden aanhalen of geschreven tekst citeren:

De minister-president noemde het voorstel ‘uiterst onverstandig’.Op het verkeersbord stond duidelijk ‘Verboden toegang’.

Tip

Let op dat je géén aanhalingstekens gebruikt als je een gedachte weergeeft:Ik dacht: nou, dat valt best mee.

Bijzondere nadruk– Als je een woord wilt benadrukken, omdat je het bijvoorbeeld zelfbedacht hebt of ironisch gebruikt, plaats je het tussen aanhalingstekens: De inwoners van de Jordaan hebben hun straten opgefleurd met ‘stoepgroente’. Dat was weer een bijzonder ‘geslaagde’ grap van hem.– Je gebruikt ook aanhalingstekens als je een uitspraak doet over het woord zelf: Ik weet echt niet wat het woord ‘premisse’ betekent.

LEESTEKENS

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 167 30/01/17 16:58

Page 169: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

168

14.5 De punt

Aan het einde van een zin zet je een punt.

In een aantal situaties zet je geen punt.– Na een opschrift, titel of datumaanduiding volgt geen punt: Voor de jubilaris Hoofdstuk 1 Dokkum, 7 januari 2016– Als een zin eindigt met een punt van een afkorting, komt er na die afkortingspunt niet ook nog een zinseindepunt. Hij noemde Engeland, Frankrijk, Spanje, Portugal, Zweden, Finland, enz.

14.6 De puntkomma

Een puntkomma schrijf je midden in een zin, wanneer je vindt dat de informatie in de ene zin en die in de andere zin bij elkaar hoort, maar niet zo nadrukkelijk dat je een komma gebruikt. Na de puntkomma begint het volgende deel van de zin met een kleine letter.

Gebruik de puntkomma in de volgende gevallen:– Als er tussen twee hoofdzinnen een nauw verband is. Ga vroeg naar bed voor een belangrijk examen; het is belangrijk om goed uitgerust te zijn. Echte schoonheid zit van binnen; je uiterlijk doet er niet zoveel toe.– Tussen de onderdelen van een opsomming die uit zinnen bestaat: Als je een personeelsuitje organiseert, is het van belang te weten: • hoeveel deelnemers ... zijn; • waar ... uitgaan; • wat een ander... kosten.

14.7 Het uitroepteken

Het uitroepteken gebruik je na een uitroep, een bevel of een korte zin die veel gevoel uitdrukt.

In de volgende zinnen gebruik je een uitroepteken:Jakkes!Had ik maar beter opgelet!Maak dat je wegkomt!

Tip

Schrijf nooit meer dan één uitroepteken. Bij overdadig gebruik van het uitroepteken verliest dit teken zijn waarde.

TAALVERZORGING

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 168 30/01/17 16:58

Page 170: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

169

TAA

LVER

ZOR

GIN

G

14.8 Haakjes

Haakjes gebruik je als je informatie wilt vermelden zonder er al te veel nadruk op te leggen.

In de volgende gevallen gebruik je haakjes:

gebruik haakjes voorbeeld

toevoeging of verklaring Zij woont in Hengelo (Overijssel).Het is belangrijk dat je op een sollicitatie kunt aantonen dat je na je studie (vrijwilligers)werk hebt verricht.

voor een verwijzing Het onderwerp van een zin vind je door te vragen wie + gezegde. (zie hoofdstuk 2)

in de betekenis of Gezocht: bibliothecaris (bibliothecaresse)

ter introductie van een afkorting De kinderbijslag wordt uitgekeerd door de Sociale Verzeke-ringsbank (SVB).

weglaten van tekst (…) ‘Het is gebruikelijk (...) dat over te nemen.’

Tip

Gebruik zo weinig mogelijk haakjes. Je tekst wordt lastig leesbaar bij veel haakjes.

14.9 Aandachtstreepjes

Aandachtstreepjes gebruik je om aandacht te trekken voor een toevoeging.

Je kunt aandachtstreepjes in een zin plaatsen als je een zinsdeel extra aandacht wilt geven. Zet een spatie voor én achter het aandachtstreepje:De voorzieningen in de kantine zijn – in overleg met alle leerlingen – flink uitgebreid.

Tip

Gebruik in een tekst niet te vaak aandachtstreepjes, want dan verliezen ze hun functie en verstoren ze het leesgemak.

LEESTEKENS

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 169 30/01/17 16:58

Page 171: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

170

15 GRAMMATICA

Grammatica gebruik je om te bepalen met welke woordsoort je te maken hebt of wat de functie van een woord of woordgroep in de zin is. Het kan je helpen bij spelling, gebruik van leestekens en formuleren. In dit hoofdstuk behandelen we taalkundig en redekun-dig ontleden, met speciale aandacht voor samengestelde zinnen.

15.1 Taalkundig ontleden: woordsoorten

Bij taalkundig ontleden benoem je alle woorden in een zin afzonderlijk.

Werkwoorden Een werkwoord geeft een handeling, gebeurtenis of toestand weer. Het kenmerk van een werkwoord is dat je er een persoon aan kunt koppelen: ik, jij, hij, zij, Isa, de man. Bij slechts een enkel werkwoord kan dat niet, zoals bij regenen, maar daar kun je het voor zetten: het regent.In het woordenboek vind je altijd het hele werkwoord, ook wel infinitief genoemd. De infinitief eindigt vrijwel altijd op -en, en in een enkel geval alleen op -n (bijvoorbeeld bij het werkwoord zijn).Het werkwoord kent drie tijdsparen:– tegenwoordig/verleden: nu wandel ik – gisteren wandelde ik;– onvoltooid/voltooid: ik wandel – ik heb gewandeld;– niet toekomstig/wel toekomstig: ik wandel – morgen zal ik wandelen.

Soorten werkwoorden De werkwoorden worden verdeeld in drie soorten: – zelfstandige werkwoorden; – koppelwerkwoorden; – hulpwerkwoorden.

Zelfstandige werkwoorden zijn werkwoorden die zelfstandig, zonder hulp van andere (werk)woorden, kunnen voorkomen. Vergelijk Anne fietst en Anne is. In het zinnetje met fietst is geen extra woord nodig om een zin te vormen. In de mededeling Anne is is nog een ander woord nodig, bijvoorbeeld: Anne is ziek of Anne is gekomen.Er staat altijd maar één zelfstandig werkwoord in de zin: Sanne leert de hele dag. Sanne heeft de hele dag geleerd.

Koppelwerkwoorden zijn woorden die een eigenschap, hoedanigheid of beroep koppe-len aan een persoon of een zaak.Er zijn zes veelvoorkomende koppelwerkwoorden. Het gaat om het werkwoord zijn in de

TAALVERZORGING

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 170 30/01/17 17:29

Page 172: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

171

TAA

LVER

ZOR

GIN

G

betekenis ‘een eigenschap hebben’ en variaties op deze betekenis van zijn.zijn De bal is rond.worden Mirte wordt ziek.lijken Manuel lijkt aardig.blijken Dat bleek niet waar te zijn.blijven Hij blijft een rare snoeshaan.schijnen Jonathan schijnt wel aardig te zijn.heten Hij heet de beste drummer van Europa te zijn.dunken Die toets dunkt me niet erg moeilijk.vóórkomen Je gedrag komt me hoogst merkwaardig voor.

Hulpwerkwoorden geven geen handeling aan, maar zij helpen het zelfstandig werkwoord.We onderscheiden twee soorten hulpwerkwoorden:– hulpwerkwoorden van tijd Dit zijn de werkwoorden hebben, zijn en zullen. Het werkwoord zullen is het hulp- werkwoord van de toekomende tijd. Met hebben en zijn kan een voltooide tijd wor- den gevormd: Ik heb gesport en Ik ben opgestaan.– hulpwerkwoorden van de lijdende vorm Dit zijn worden en zijn. Een actieve of bedrijvende zin is: De slager slacht de koe. Deze zin in de lijdende vorm is: De koe wordt door de slager geslacht.

Tip

Je kunt een hulpwerkwoord herkennen doordat je het weg kunt laten zonder dat de betekenis van de zin ingrijpend verandert:Ik ben gisteren laat naar bed gegaan. – Ik ging gisteren laat naar bed.

Zelfstandige naamwoorden en lidwoorden Een zelfstandig naamwoord is een woord dat een persoon, een dier, een object of een begrip aanduidt. Voor een zelfstandig naamwoord kun je altijd een lidwoord zetten:de school, het examen, een studieboek.Twee andere kenmerken van een zelfstandig naamwoord zijn:– je kunt ze bijna altijd in het meervoud zetten;– je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.

Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. Lidwoorden staan altijd voor een zelfstandig naamwoord. De en het zijn bepaalde lidwoorden; een is het onbepaalde lidwoord. Zelf-standige naamwoorden met het zijn onzijdig; de-woorden zijn mannelijk of vrouwelijk.

Soorten zelfstandige naamwoordenZelfstandige naamwoorden worden onderverdeeld in eigennamen en soortnamen. Eigennamen zijn zelfstandige naamwoorden die verwijzen naar iets dat enig is in zijn soort: een persoon, een land, een tijdperk, enzovoort.

GRAMMATICA

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 171 30/01/17 16:58

Page 173: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

172 TAALVERZORGING

Floortje, Nederland, middeleeuwenDe niet-eigennamen verwijzen naar een exemplaar van een soort en zijn dus een soort-naam: mens, dorp, paard, computer, koffiemelk

Bijvoeglijke naamwoorden Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord.Het bijvoeglijk naamwoord staat meestal direct voor het zelfstandig naamwoord: het dikke boek.Als er een koppelwerkwoord in de zin voorkomt, kan het bijvoeglijk naamwoord ook achter of voor het zelfstandig naamwoord staan: Het boek is dik.

Bijwoorden Een bijwoord is een woord dat iets zegt over de hele zin, een werkwoord, een ander bijwoord of een bijvoeglijk naamwoord.Bijwoorden kennen geen verbuiging; ze hebben dus altijd dezelfde vorm.Jan slaapt waarschijnlijk nog niet.Een heel goed verhaal.Het was een heel fijne dag. (hele fijne dag is fout, want een bijwoord heeft altijd dezelf-de vorm!)

De belangrijkste bijwoorden zijn:– bijwoorden van plaats/richting: daar, waarheen, hier, elders, ginds, opzij, rechtsaf– bijwoorden van tijd: gisteren, vandaag, hoelang, wanneer, binnenkort, onlangs– bijwoorden van hoedanigheid: hoe, zo, zachtjes– bijwoorden van modaliteit: waarschijnlijk, misschien, hopelijk, inderdaad, gelukkig

Bijwoorden van modaliteit zeggen iets over het waarheidsgehalte van de mededeling of over de houding van de spreker/schrijver:Het laatste boek van Mulisch was inderdaad fantastisch.Volgend jaar hoef ik gelukkig niet meer naar deze school en kan ik gaan studeren.

Voornaamwoorden Een voornaamwoord is een woord dat voor of in plaats van een zelfstandig naamwoord kan staan. Onze taal kent ruim honderd voornaamwoorden:dit boek, mijn oude huis, (de jongen) hij kwam niet, het huis dat daar stond, welke (boe-ken) heb jij geleend?

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 172 30/01/17 16:58

Page 174: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

173

TAA

LVER

ZOR

GIN

G

Er zijn acht soorten voornaamwoorden:

soort voornaamwoord toelichting voorbeelden

persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een of meer personen:– onderwerpsvorm– voorwerpsvorm

ik, jij/je/u, hij/zij/het, wij, jullie/u, zij/zemij, jou/u, hem/haar/het, ons, jullie/u, hun/hen/ze

bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is mijn, jouw/je/uw, zijn/haar, ons/onze, jullie/je/uw, hun

aanwijzend voornaamwoord wijst iets of iemand aan deze, dit, die, dat, zulke, dergelijke en zo’n

vragend voornaamwoord vraagt naar een persoon of ding wie, wat, welke, wat voor (een)

onbepaald voornaamwoord verwijst naar iets of iemand zon-der die precies aan te duiden

men, iemand, niemand, iedereen, alles, iets, niets, enkele(n), enzovoort

wederkerend voornaamwoord gaat in de infinitief vergezeld van zich, is dus altijd gekoppeld aan een werkwoord: zich vergis-sen, zich inzetten

mij/me, je/u, zich, ons

wederkerig voornaamwoord is er maar één van elkaar

betrekkelijk voornaamwoord verwijst terug naar een woord(groepje) dat ervoor staat.

die, dat, wie, wat, hetgeen, enzovoortGeef me het dikke boek dat daar ligt even aan.

Tips

• Er is verschil tussen Dit boek is van jou (jou is persoonlijk voornaamwoord) en Dit is jouw boek (jouw is bezittelijk voornaamwoord).

• Er zijn maar vier vragende voornaamwoorden. Vraagwoorden zoals waar, wanneer, hoe, hoeveel en waarom zijn bijwoorden.

VoorzetselsEen voorzetsel is een woord dat voor een zelfstandig naamwoord (eventueel met lidwoord) staat en dat de relatie aangeeft tussen het zelfstandig naamwoord en de rest van de zin.Als je voor een zelfstandig naamwoord met lidwoord, zoals het huis/de huizen, een woordje kunt zetten, is het een voorzetsel: in/over/onder het huis, tussen de huizen.Een aparte categorie vormen de voorzetseluitdrukkingen. Dit zijn meestal combinaties van een voorzetsel plus een zelfstandig naamwoord plus een voorzetsel: naar aanlei-ding van, in tegenstelling tot, in het kader van, enzovoort.

GRAMMATICA

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 173 30/01/17 16:58

Page 175: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

174

Voegwoorden Een voegwoord verbindt de afzonderlijke zinnen van een samengestelde zin of twee zinsdelen.Er zijn twee soorten voegwoorden:– Nevenschikkende voegwoorden verbinden twee gelijkwaardige zinnen of zinsdelen. Nevenschikkende voegwoorden zijn: maar, want, doch, noch, dus, en, of. Voor wiskunde heeft ze veel huiswerk, maar voor Engels heeft ze niets. De voegwoorden en en of verbinden ook vaak twee zinsdelen met elkaar: Kies je Frans of Duits?– Onderschikkende voegwoorden verbinden een bijzin aan een hoofdzin: omdat, hoe- wel, dat, omdat, zodat, enzovoort. Ze heeft alle tijd voor haar huiswerk wiskunde, omdat zij voor Engels geen huiswerk heeft.

Vergelijk voor het verschil tussen nevenschikking en onderschikking de volgende zinnen:Jan ging niet naar school, want hij was nog steeds ziek.Jan ging niet naar school, omdat hij nog steeds ziek was.In het eerste geval gaat het om twee gelijkwaardige hoofdzinnen. Als je want weglaat, kun je van de tweede zin gewoon een zelfstandige zin maken zonder dat je de woord-volgorde hoeft te veranderen. In het tweede geval kan dat niet, omdat er sprake is van een hoofdzin en een bijzin. Een bijzin heeft een andere woordvolgorde.

Tip

Het voegwoord of kan ook als onderschikkend voegwoord voorkomen. Hij deed of hij me niet hoorde.

Telwoorden Een telwoord is een woord dat een hoeveelheid of een rangorde aanduidt.Er zijn twee soorten telwoorden:

soorten telwoorden

hoofdtelwoorden geven een hoeveelheid aan:– bepaald– onbepaald

dertien, 133, enzovoort.sommige, alle, voldoende, veel, enzovoort.

rangtelwoorden geven een rangorde aan:– bepaald– onbepaald

de derde plaatsde zoveelste vraag, de laatste dag, de middelste rij

Tussenwerpsel Een tussenwerpsel is een woord dat of een woordgroep die buiten het eigenlijke zinsverband valt. Een tussenwerpsel is vaak een verzuchting of een woord dat een gevoel weergeeft. Het staat altijd tussen komma’s. Uiteraard schrijf je maar één komma als het tussenwerpsel aan het begin of aan het eind van een zin staat.Nou heb ik, jandorie, wéér een lekke band!

TAALVERZORGING

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 174 30/01/17 16:58

Page 176: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

175

TAA

LVER

ZOR

GIN

G

15.2 Redekundig ontleden: zinsdelen

Bij redekundig ontleden benoemen we woorden of woordgroepen die samen een zinsdeel vormen.

Persoonsvorm De persoonsvorm is de vorm van het werkwoord die je van getal (enkelvoud of meervoud) of van tijd (tegenwoordige of verleden) kunt veranderen.Ik loop naar school. – Ik liep naar school.Het woord loop is hier de persoonsvorm.Ik loop naar school – Wij lopen naar school.Het woord loop is hier de persoonsvorm.

Onderwerp Het onderwerp is het zinsdeel dat mee verandert als je de persoonsvorm van enkelvoud naar meervoud verandert of andersom.Het onderwerp in de volgende zin is wil:Ik wil graag bosbessentaart. Want als je ik verandert in wij, verandert wil in willen:Wij willen graag bosbessentaart.

Het onderwerp kun je ook vinden door de vraag te stellen:Wie of Wat + gezegde?Sam en Willem wilden altijd naast elkaar zitten.Wie wilden zitten?Sam en Willem is het onderwerp.

Gezegde Het gezegde bestaat uit alle werkwoorden in een zin.Er zijn twee soorten gezegdes:• werkwoordelijk gezegde, bestaand uit werkwoorden Ik heb hem tien euro gegeven.• naamwoordelijk gezegde, bestaand uit een naamwoordelijk en werkwoordelijk deel: – naamwoordelijk deel: een bijvoeglijk naamwoord, een zelfstandig naamwoord,

enzovoort. – werkwoordelijk deel: in ieder geval een koppelwerkwoord en een of meer andere

werkwoorden. Berend is scholier. Ik word snel zenuwachtig. Mijn oom blijft op de hoogte van het laatste nieuws. Mijn nieuwe fiets bleek een miskoop. Hij lijkt aardig. De docent aardrijkskunde schijnt ziek te zijn. Het komt me hoogst merkwaardig voor.

GRAMMATICA

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 175 30/01/17 16:58

Page 177: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

176

Lijdend voorwerp Het zinsdeel dat de werking van het werkwoord ondergaat, heet het lijdend voorwerp.Het lijdend voorwerp tref je aan bij werkwoorden waar je iets of iemand voor kunt zet-ten. Je vindt het lijdende voorwerp door de vraag te stellen:Wat of Wie + gezegde + onderwerp?Ik heb hem tien euro gegeven.Wat heb ik gegeven?tien euro is het lijdend voorwerp.

In een zin met een naamwoordelijk gezegde kan geen lijdend voorwerp staan. Verwar een lijdend voorwerp niet met het naamwoordelijk deel van het gezegde.Die leraar blijkt een goochelaar.een goochelaar is hier het naamwoordelijk deel van het gezegde en zegt iets over het onderwerp.Die leraar heeft een goochelaar gezien.een goochelaar is hier het lijdend voorwerp, het is iemand anders dan het onderwerp.

Meewerkend voorwerp Het meewerkend voorwerp is het zinsdeel waarin de persoon staat die belang heeft bij de werking van het werkwoord. Het meewerkend voorwerp kun je op twee manieren vinden:– Stel de vraag: Aan/Voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp? Ik heb hem tien euro gegeven. Aan wie heb ik tien euro gegeven? hem is het meewerkend voorwerp.– Je kunt aan of voor voor het zinsdeel zetten of, als deze voorzetsels er al staan, kun je ze weglaten.

Voorzetselvoorwerp Er zijn werkwoorden die een vast voorzetsel bij zich hebben. Het zinsdeel dat begint met een vast voorzetsel, noemen we een voorzetselvoorwerp. Het werkwoord in kwestie heeft in het voorzetselvoorwerp altijd een figuurlijke beteke-nis. Vergelijk:Zij hingen aan zijn lippen. (hangen aan) – De jas hing aan de kapstok.In de tweede zin is hangen letterlijk bedoeld en kun je het voorzetsel vervangen door een ander: op, naast. Het zinsdeel aan de kapstok is een bijwoordelijke bepaling.Andere voorbeelden met een voorzetselvoorwerp:Ik wacht op de trein. (wachten op)Ik geef om mijn vriendin. (geven om)Wij verlangen naar de zomervakantie. (verlangen naar)

TAALVERZORGING

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 176 30/01/17 16:58

Page 178: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

177

TAA

LVER

ZOR

GIN

G

Bijwoordelijke bepaling Een bijwoordelijke bepaling is een zinsdeel dat iets zegt over een werkwoord of over de hele zin. Het is meestal een bijwoord of een voorzetselgroep.De belangrijkste soorten bijwoordelijke bepalingen zijn die van:

plaats Ik slaap in de tent.

tijd Ik was er vorig jaar niet bij.

oorzaak Vanwege de regen bleef hij thuis.

gevolg Tot mijn verdriet kwam hij niet.

middel Met de fiets ben je er zo.

doel Hij deed het alleen om het geld.

toegeving Ondanks de regen gingen we toch.

door-bepaling Hij is door zijn vader uitgescholden.

Tip

Bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op vragen als: waar, wanneer, waardoor, waarmee, hoe, waarom?

Bijvoeglijke bepaling Een bijvoeglijke bepaling is geen zinsdeel, maar een deel ervan. Alleen in een zinsdeel waarin een zelfstandig naamwoord staat, kun je een bijvoeglijke bepaling aantreffen. De bijvoeglijke bepaling zegt altijd iets over een zelfstandig naamwoord, het kernwoord.De bijvoeglijke bepaling kan een bijvoeglijk naamwoord zijn of een voornaamwoord:de oude automijn hondEen bijvoeglijke bepaling kan echter ook uit andere woorden bestaan:de door de leraar niet opgemerkte foutDe bijvoeglijke bepaling kan ook achter het zelfstandig naamwoord staan:de nieuwe fiets van de jarige Sjors

Bijstelling Een bijstelling is een verklarende toevoeging bij een zelfstandig naamwoord. Ook de bijstelling maakt deel uit van een ander zinsdeel. De bijstelling staat altijd tussen komma’s, direct achter dat zelfstandig naamwoord:De heer Balkenende, de toenmalige minister-president, verklaarde dat de procedures correct waren gevolgd.

GRAMMATICA

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 177 30/01/17 16:58

Page 179: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

178

15.3 De samengestelde zin

Een samengestelde zin is een zin die meer dan één persoonsvorm bevat.

Een samengestelde zin bestaat uit twee hoofdzinnen of uit een hoofdzin en bijzin(nen). Twee voorbeelden:1 Ilse ging niet naar school, want zij was ziek.2 Ilse ging niet naar school, omdat zij ziek was.

Zin 1 bevat twee hoofdzinnen verbonden door het voegwoord want. Zin 2 bevat een hoofdzin en een bijzin verbonden door het voegwoord omdat. In een hoofdzin kan er geen zinsdeel staan tussen het onderwerp en de persoonsvorm: Ilse ging, zij was ziek. In een bijzin kan dat wel: Ilse ging, omdat zij ziek was. In een bijzin staat de persoons-vorm vaak helemaal achteraan.

Er zijn twee soorten samengestelde zinnen:– Een samengestelde zin met nevenschikkend verband: dat zijn twee hoofdzinnen of twee bijzinnen die je met een nevenschikkend voegwoord met elkaar verbindt. Zie Voegwoorden op bladzijde 174. Mees kwam, maar Driss liet het afweten. (twee nevengeschikte hoofdzinnen) Mees zei dat Driss niet kwam en dat Maartje ook had afgebeld. (hoofdzin en twee nevengeschikte bijzinnen)– Een samengestelde zin met onderschikkend verband: een samengestelde zin die bestaat uit een hoofdzin en een bijzin. Hiervoor gebruik je onderschikkende voeg- woorden. Zie Voegwoorden op bladzijde 174. Mees zei dat Driss niet kwam.

Bijzinnen Bijzinnen kunnen dezelfde functie hebben als de zinsdelen: onderwerp, gezegde, bijwoordelijke bepaling, enzovoort.Bijzinnen zijn dan uitgebreide zinsdelen. De onderstreepte zinsdelen hieronder zijn het onderwerp van de zin. In het ene geval is het een woordgroep in het andere geval een zin:Jasmina’s plotselinge ziekte veroorzaakte veel opschudding.Dat Jasmina zo plotseling ziek werd, veroorzaakte veel opschudding.

OnderwerpszinIn een onderwerpszin heeft de bijzin de functie van onderwerp.Of Daphne komt, is niet bekend. ▸ Dat is niet bekend.Wie eens steelt, is altijd een dief. ▸ De steler is een dief.

In een zin met een onderwerpszin kunnen de woorden het en dat ook voorkomen als voorlopig onderwerp: Het is niet bekend of Daphne komt. Het voorlopig onderwerp (Het) staat aan het begin van de zin en verwijst naar de onderwerpszin of Daphne komt.

TAALVERZORGING

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 178 30/01/17 16:58

Page 180: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

179

TAA

LVER

ZOR

GIN

G

GezegdezinEen gezegdezin heeft altijd de functie van het naamwoordelijk deel van het gezegde en wordt vaak voorafgegaan door het woordje het.Hij is het die zonder betalen wegliep. ▸ Hij is de dief.Je bent wat je gelezen hebt. ▸ Je bent een belezen mens.

LijdendvoorwerpszinDe lijdendvoorwerpszin heeft de functie van lijdend voorwerp.Ze zei dat hij niet kwam. ▸ Ze zei iets.Ze vroeg of ik kwam. ▸ Ze vroeg iets.

Bij lijdendvoorwerpszinnen kan een voorlopig lijdend voorwerp (het) voorkomen.Ik vind het jammer, dat mijn vriendin niet op mijn feest kan komen.

MeewerkendvoorwerpszinDe meewerkendvoorwerpszin heeft de functie van meewerkend voorwerp.Je moet alleen toegang verlenen aan wie een geldig plaatsbewijs kan laten zien.Je moet alleen hem toegang verlenen.

VoorzetselvoorwerpszinEen voorzetselvoorwerpszin heeft de functie van voorzetselvoorwerp en wordt altijd voorafgegaan door een combinatie van er met een voorzetsel. In de volgende zinnen zijn er … van en erop voorlopig voorzetselvoorwerp:Zij droomt er steeds van dat zij heel beroemd wordt. ▸ Zij droomt steeds van een grote carrière.Hij rekent erop dat ik om half vijf bij hem ben. ▸ Hij rekent op mijn aanwezigheid om half vijf.

Bijvoeglijke bijzinEen bijvoeglijke bijzin hoort – net als een bijvoeglijk naamwoord – bij een zelfstandig naamwoord. De bijzin hoort bij het zelfstandig naamwoord, dat het antecedent is van het betrekkelijk voornaamwoord uit de bijzin. Een bijvoeglijke bijzin maakt altijd deel uit van een ander zinsdeel.

Er zijn twee soorten bijvoeglijke bijzinnen. Vergelijk de volgende voorbeelden:De jongens, die te laat kwamen, moesten een uur nablijven.De jongens die te laat kwamen, moesten een uur nablijven.

In de eerste zin staat – door de komma na jongens – dat alle jongens een uur moesten nablijven. Dit is een uitbreidende bijvoeglijke bijzin. In de tweede zin staat – door de weggelaten komma na jongens – dat slechts een deel van de jongens te laat. Dit is een beperkende bijvoeglijke bijzin.Een uitbreidende bijvoeglijke bijzin begint met een komma, een beperkende bijvoeglij-ke bijzin juist niet.

GRAMMATICA

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 179 30/01/17 16:58

Page 181: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

180

Tips

• Het verschil tussen een uitbreidende en een beperkende bijvoeglijke bijzin kun je bij het hardop lezen horen. Aan een beperkende bijvoeglijke bijzin gaat geen pauze vooraf, aan een uitbreidende bijvoeglijke bijzin wel.• Een extra controlemiddel is dat je een uitbreidende bijvoeglijke bijzin kunt weglaten, terwijl je een beperkende bijvoeglijke bijzin juist niet kunt weglaten omdat je het tekstbegrip erdoor verstoort.

Bijwoordelijke bijzinWanneer je een bijzin niet kunt onderbrengen bij een van de voorgaande mogelijkhe-den, dan is het een bijwoordelijke bijzin. Je kunt voor bijwoordelijke bijzinnen eenzelf-de onderscheid maken als voor de bijwoordelijke bepaling.

bijwoordelijke bijzin van ... voorbeeld (onderstreepte deel is bw-bijzin, in tweede zin bwb)

plaats Waar je nu wuivende graanvelden ziet, beukten vroeger de golven.Daar beukten vroeger de golven.

tijd Terwijl wij zaten te eten, werd er steeds gebeld.Tijdens het eten werd er steeds gebeld.

oorzaak Doordat hij ziek werd, moest hij een jaar overdoen.Door zijn ziekte moest hij een jaar overdoen.

toegeving Ondanks dat het regende, gingen we op pad.Ondanks de regen gingen we op pad.

gevolg De brand heeft het kantoorgebouw ernstig beschadigd, zodat er voorlopig niet gewerkt kan worden.De schade aan het kantoorgebouw heeft dit tot gevolg.

reden Hij zei dat hij de voetganger had geslagen, omdat hij zich aan hem ergerde.Hij had de voetganger daarom geslagen.

voorwaarde Kom morgen even langs, als je extra uitleg nodig hebt.Kom indien nodig even langs.

modaliteit Naar ik hoop, kan ik volgend jaar gaan studeren.Ik kan hopelijk volgend jaar gaan studeren.

doel Er werden noodwoningen gebouwd, zodat de vluchtelingen konden worden opgevangen.Voor de opvang van vluchtelingen werden noodwoningen ge-bouwd.

TAALVERZORGING

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 180 30/01/17 16:58

Page 182: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

TAA

LVER

ZOR

GIN

G

181

TAALVERZORGING

* Een aantal leerlingen kregen straf, maar hun hebben er niets mee te maken. We begrijpen wat de schrijver bedoelt met bovenstaande zin. Hij bevat geen spelfou-ten, maar toch is het geen correct Nederlands. We hebben te maken met veelgemaakte stijlfouten in het Nederlands. In dit hoofdstuk vind je een aantal stijlkwesties en de meest voorkomende stijlfouten uitgelegd. Voor grammaticaal foute zinnen staat een *. Het gedeelte dat fout of twijfelachtig is, is onderstreept.

16.1 Stijlkwesties op woordniveau

Het komt veel voor dat sprekers of schrijvers een woord verkeerd gebruiken. Ze ken-nen de betekenis van het woord dan niet of niet precies genoeg.

Enkele voorbeelden van verkeerd woordgebruik:* Mensen met psychiatrische problemen, zoals faalangst, extreme verlegenheid en

problemen met rouwverwerking, kunnen veel baat hebben bij een serie gesprekken met een psycholoog.

In dit voorbeeld is psychiatrische verkeerd gekozen: psychiatrische problemen hebben betrekking op geestesziekten of ernstige stoornissen als schizofrenie en depressie. De problemen in de voorbeeldzin worden behandeld door een psycholoog en niet door een psychiater. Het woord psychiatrische moet je hier dus vervangen door psychische.

* Mensen met een laag eigenbeeld kiezen steeds vaker voor cosmetische chirurgie.Het woord eigenbeeld bestaat niet. Het juiste woord is zelfbeeld. De schrijver verwart het woord met eigenbelang of eigendunk, maar die woorden hebben heel andere bete-kenissen.

* De onverzoenlijke houding van het bestuur werkte bij de ondernemingsraad als olie op de golven.

De uitdrukking is: olie op het vuur gooien (de emoties doen oplopen).

Tip

Raadpleeg in geval van twijfel over de keuze van een woord of uitdrukking een (online) woordenboek of een taalsite als www.onzetaal.nl.

16 STIJLKWESTIES

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 181 30/01/17 16:58

Page 183: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

182

Contaminaties Een contaminatie is een verhaspeling van twee woorden of uitdrukkingen die qua betekenis op elkaar lijken. Er ontstaat een verkeerd nieuw woord of een verkeerde nieuwe uitdrukking:* De onzin die je me nu opschotelt, heb ik nog nooit eerder gehoord. – opdissen en

voorschotelen* het kost duur – het is duur en het kost veel* hij rookt als een ketting – hij is een kettingroker en hij rookt als een ketter

Verkeerd gekozen voorzetsels Zorg dat je altijd het goede voorzetsel gebruikt. Veel werkwoorden en zelfstandige naam-woorden hebben een vast voorzetsel en in uitdrukkingen staan de voorzetsels ook vast:* Vaak krijgen nabestaanden van slachtoffers bijval van de media in hun protest om het

vonnis. – tegen

fout goed

in vergelijking tot vroeger in vergelijking met vroeger

stilstaan voor de schoonheid van de natuur stilstaan bij de schoonheid van de natuur

de oorzaak voor dit probleem de oorzaak van dit probleem

een parallel trekken naar twee schrijvers een parallel trekken tussen twee schrijvers

gebaat zijn van extra lessen gebaat zijn bij extra lessen

aanmerkingen maken over zijn hinderlijke gedrag

aanmerkingen maken op zijn hinderlijke gedrag

Inconsequent gebruik van werkwoordtijden Als je eenmaal een keuze hebt gemaakt voor de tegenwoordige of verleden tijd, houd je daaraan vast. Stap dus niet opeens over op de verleden tijd in een tekst waarin je eerder de tegenwoordige tijd hebt gebruikt.* Ze lopen op straat en keken vreemd op toen opeens…

Inconsequent gebruik van persoonlijke voornaamwoorden Als je in je tekst eenmaal een persoonlijk voornaamwoord hebt gekozen, blijf dit dan consequent gebruiken, tenzij je doelt op een andere groep.* Als je kijkt naar al die reallife-programma’s zou ik denken dat we onderhand allemaal wel

eens op televisie zijn geweest. Er zijn zoveel van die programma’s dat men zich afvraagt: zijn ze allemaal al aan de beurt geweest en begint men dan weer van voren af aan?

In dit stukje tekst staan veel verschillende persoonlijke voornaamwoorden: je, ik, we, men, ze. Het is niet zo duidelijk wie elke keer bedoeld wordt; de tekst wordt daardoor vaag en leest onprettig. Een alternatief:Als ik kijk naar al die reallife-programma’s vraag ik me wel eens af of iedereen onder-hand op televisie is geweest. En als iedereen al op televisie is geweest, wat doen de makers van die programma’s dan? Beginnen ze dan weer van voren af aan en komen die mensen dan voor de tweede keer op de buis?

TAALVERZORGING

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 182 30/01/17 16:58

Page 184: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

183

TAA

LVER

ZOR

GIN

G

Vage woorden Gebruik duidelijke woorden die herkenbare mensen of zaken aanduiden. Vage woorden maken een tekst saai:* Men was het regeringsbeleid zat.* De meeste mensen gaan dit jaar naar Frankrijk.* De hedendaagse jongere heeft veel geld te besteden.

In deze zinnen worden heel grote groepen mensen aangeduid. Daardoor gaan de perso-nen over wie de tekst gaat, niet leven. Ook een begrip als veel geld is vaag. Je kunt ook schrijven:De kiezers lieten zien dat ze het regeringsbeleid zat waren.Driekwart van de Nederlandse vakantiegangers gaat dit jaar naar Frankrijk.Scholieren met een bijbaantje hebben gemiddeld 45 euro per week te besteden.

Onnodige herhalingen: pleonasmen en tautologieënIn een pleonasme wordt een deel van de betekenis van een woord in een ander woord herhaald. Je zegt iets twee keer zonder dat het een functie heeft.* grote reus* naar het buitenland exporteren* vooraf waarschuwenJe kunt een pleonasme wel gebruiken als een stijlmiddel om iets extra nadruk te geven. Het is dus niet altijd fout. Bijvoorbeeld: De sneeuw in de straat was nog prachtig wit.

Een tautologie is een combinatie van woorden die hetzelfde betekenen. De volledige betekenis van een woord herhaal je met een ander woord.* Zij is niet in staat te kunnen komen. (in staat zijn – kunnen)* Ik ben gedwongen u dit te moeten meedelen. (gedwongen zijn – moeten)Meestal is een tautologie echt fout, maar in bepaalde vaste verbindingen is het een erkende stijlfiguur, zoals in: vast en zeker, wis en waarachtig.

Verwijswoorden Kies je verwijswoorden zorgvuldig. Verwijswoorden zijn namelijk cruciaal voor het begrijpen van je tekst. Voor het gebruik van verwijswoorden geldt een aantal regels:

Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden Mannelijke zelfstandige naamwoorden krijgen: hij/zijn Vrouwelijke zelfstandige naamwoorden krijgen: zij/haar Onzijdige zelfstandige naamwoorden krijgen: het/zijn Welk geslacht heeft een zelfstandig naamwoord? Als uitgangspunt kun je de volgende uitgangspunten hanteren: – Concrete zelfstandige naamwoorden (schoen, tafel, rugzak) zijn meestal mannelijk. – Vrouwelijke zelfstandige naamwoorden eindigen op: -heid, -nis, -ing, -schap, -de, -te,

-ij, -ie, -iek, -ica, -theek, -teit, -tuur, -ture, -suur, -sure, -ide, -ode.

STIJLKWESTIES

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 183 30/01/17 16:58

Page 185: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

184

– Namen van landen en steden zijn onzijdig. (het gezellige Amsterdam, het Leiden van de negentiende eeuw)– Bij persoonsaanduidingen die grammaticaal gezien onzijdig zijn, gaat het natuurlijke geslacht vóór het grammaticale geslacht. (Het meisje vergat haar boek.)

Bijvoorbeeld:De regering heeft haar plannen gepresenteerd.Heeft de bibliotheek haar openingstijden veranderd?

Het persoonlijk voornaamwoord het kan verwijzen naar:– een voorafgaande zin (Jullie hebben je sportief gedragen. ik vond het indrukwekkend.).– een (bij)zin die volgt (Het irriteert me dat hij altijd te laat is.).

Hen/hun Met het gebruik van hen en hun gaat vaak iets fout. Dit zijn de regels:

Gebruik je … voorbeelden

hen na een voorzetsel.als het een lijdend voorwerp is.

Ik vraag het wel aan hen.Ik fotografeer hen.Controle: in lijdende zin verandert hen in zij:Zij worden gefotografeerd.

hun om bezit uit te drukken.als een meewerkend voorwerp en als het vervangbaar is door aan of voor + hen.

Hun auto is beschadigd.Hun werd niets gevraagd.Controle: Hun is vervangbaar door aan hen:Aan hen werd niets gevraagd.

Tip

Hun kan geen onderwerp zijn. * Hun hebben dat gedaan is grammaticaal fout.

Aanwijzende en betrekkelijke voornaamwoorden

aanwijzend voornaamwoord verwijst naar:

de-woord deze/die Die vrouw snoot haar neus.

het-woord dat (enkelvoud) Dat boek wil ik lezen.

meervoud die of deze (meervoud) Die/Deze boeken kan ik iedereen aanraden.

betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar:

mannelijk/vrouwelijk woord die . De man die een bekeuring kreeg

onzijdig woord dat Het kind dat daar loopt.

voorgaande zin wat Ik heb een boek gekregen, wat ik leuk vind.

iets onbepaalds wat Dat is echt het enige wat ik wil.

overtreffende trap wat Dat is het mooiste wat ik ooit gezien heb.

TAALVERZORGING

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 184 31/01/17 17:29

Page 186: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

185

TAA

LVER

ZOR

GIN

G

Bijwoorden

bijwoorden die verwijzen naar: voorbeelden van bijwoorden voorbeeldzin

zinnen of zinsdelen hierover, hierop, waaraan, waarmee, waarvoor, eraan, daarover

Weet jij wat kaartjes voor die wedstrijd kosten? Nee, daarvoor moet je op de website kijken.

dingen en dieren waarmee, waarover, waar-aan

De smartphone waarmee ik bel.

personen aan wie, met wie, voor wie De vriend met wie ik op vakan-tie ga.

Tip

In teksten mag je niet over een witregel heen verwijzen. Verwijs ook niet rechtstreeks naar de titel. * Zoals de titel al aangeeft, ben ik tegen abortus.

Leenwoorden en barbarismen Onze taal kent veel leenwoorden die heel gewoon zijn geworden: trottoir, cadeau, hor-loge, tram, understatement. Sommige woorden en uitdrukkingen zien er heel ‘Neder-lands’ uit, maar komen toch oorspronkelijk uit een andere taal: doorsnee en daadwer-kelijk (uit het Duits); al met al en een glimp opvangen (uit het Engels).

Woorden en uitdrukkingen die letterlijk uit een andere taal zijn vertaald en die als fout worden beschouwd, noem je barbarismen. Germanismen zijn ontleend aan het Duits, anglicismen aan het Engels en gallicismen aan het Frans.

barbarismen voorbeelden

anglicismen * als regel beginnen we om 10.00. (As a rule…)goed is: In de regel...

* frontpagina goed is: voorpagina (frontpage)

* hier mist een spatie. (Here’s missing…)goed is: Hier ontbreekt een spatie.

germanismen * autobaan (Autobahn)goed is: autosnelweg, snelweg

* begeestering (Begeisterung)goed is: enthousiasme

gallicismen * duur kosten (coûter cher)goed is: duur zijn of veel geld kosten

* ik ben akkoord met je voorstel. (Je suis d’accord…)goed is: Ik ga akkoord.

STIJLKWESTIES

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 185 30/01/17 16:58

Page 187: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

186

Tip

Als een woord of uitdrukking helemaal is ingeburgerd, spreek je niet meer van een barbarisme, maar van een leenwoord. Wie zou nu nog weten dat gelijkberechtigd een germanisme is voor gelijkgerechtigd (gelijke rechten hebbend)?

Archaïsmen Woorden die sterk verouderd zijn, noemen we archaïsmen. Ze worden in officiële tek-sten met een formele toonzetting vaak bewust gebruikt. In de regel kun je archaïsmen beter vermijden, want ze maken je tekst gemaakt deftig.

archaïsch modern archaïsch modern

derhalve daarom indien als

bestendigen voortzetten pogen proberen

doch echter reeds al

gaarne graag sedert sinds

Lastige woordparen Hierna volgen woordparen waarvan bekend is dat ze nogal eens tot verwarring leiden.

als / dan De regel is: na een vergrotende trap gebruik je dan en na een vergelijkende trap gebruik je als.

Zij is groter dan ik.Zij is even groot als ik.

Tips

• Gebruik na ander en anders altijd dan: Ik kies toch voor een ander dan jij. Of: Er zit niets anders op dan te vertrekken.

• Gebruik na dan en als altijd ik of hij, nooit mij of hem: Zij is groter dan ik (ben). Niet: Zij is groter dan mij.

met de hulp van / met behulp van Met behulp van gebruik je als het over zaken gaat. Bij mensen en dieren gebruiken we met hulp van. Je zegt dus: Met behulp van een breekijzer kreeg ik de deur open. Met de hulp van mijn broer kreeg ik de deur open. * Als zij met behulp van brigadiers oversteken, komen ze veilig aan de overkant.

te danken aan / te wijten aanJe gebruikt te danken aan als er sprake is van een positief gevolg van een menselijke

TAALVERZORGING

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 186 31/01/17 17:29

Page 188: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

187

TAA

LVER

ZOR

GIN

G

handeling. Bij een negatief gevolg hoort te wijten aan. Onze nederlaag van vorige week is te wijten aan onze gebrekkige tactiek.* Onze nederlaag is te danken aan onze gebrekkige tactiek.Onze overwinning van deze week is te danken aan de grote inzet van alle spelers.

heel / heleAls je het woord heel als versterkend bijwoord gebruikt, mag je het niet verbuigen. Als het een bijvoeglijk naamwoord is wel.* Dat is een hele goede keuze.Dat is een heel goede keuze.Wil je een hele of een halve banaan?

schijnbaar / blijkbaarJe gebruikt schijnbaar als je niet zeker weet of iets inderdaad het geval is. Als je wel zeker weet dat iets het geval is, gebruik je het woord blijkbaar.Schijnbaar moeiteloos haalt Jorien aan een stuk door hoge cijfers.De verdachte kon zich blijkbaar niet verdedigen, want de rechtszaak ging niet door.

omdat / doordat en daarom / daardoorOmdat geeft een reden aan; aan het gevolg is een beslissing voorafgegaan. Doordat geeft een oorzaak aan waarop je geen invloed kunt uitoefenen.Ik ga niet naar de volleybaltraining, omdat ik het proefwerk biologie nog moet leren.* Ik heb het proefwerk biologie niet geleerd doordat ik naar volleybaltraining moest.De auto vloog uit de bocht doordat het plotseling begon te ijzelen.

Voor de bijwoorden daarom en daardoor geldt iets vergelijksbaars. Daarom geeft een reden aan en daardoor een gevolg.Het regent. Daarom trek ik mijn regenbroek aan.Het regent. Daardoor ben ik kletsnat geworden.

tenzij / mitsTenzij betekent: behalve als. Mits betekent: op voorwaarde dat. De uitkomst van de volgende zinnen is hetzelfde, als de vader toestemming geeft.Patrick gaat mee, tenzij hij geen toestemming krijgt van zijn vader.Patrick gaat mee, mits zijn vader hem toestemming geeft.

vergeten zijn / vergeten hebbenVergeten zijn betekent: iets niet meer weten. Vergeten hebben betekent: iets niet ge-daan hebben.Ik ben vergeten hoe de schrijver van het boek Een nacht om te vliegeren heet.Ik heb vergeten mijn boek mee te nemen.* Ik ben vergeten mijn boek mee te nemen De laatste zin is dus fout. Vergeten zijn betekent immers: niet meer weten.

STIJLKWESTIES

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 187 30/01/17 16:58

Page 189: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

188

twijfelen / weifelenTwijfelen betekent: onzeker zijn, niet weten wat je moet doen of welk alternatief je moet kiezen.Ik twijfel eraan of het wel goed is om morgen naar de kroeg te gaan.De politie twijfelt aan de goede bedoelingen van de verdachte.

Weifelen betekent: dubben of je iets wel of niet zult doen (met de bijgedachte: je onge-rust maken over de gevolgen).Jeanine weifelde of zij de trui wel zou kopen omdat ze niet veel geld meer had.

verantwoording / verantwoordelijkheidGebruik verantwoording als je ergens rekenschap van moet afleggen, verklaren waarom je ergens recht op hebt. Verantwoordelijkheid betekent: een verplichting op je nemen.Pien had haar deel van het profielwerkstuk niet gedaan en zij moet daarover verantwoor-ding afleggen aan de leraar en aan haar medeleerlingen.Pien heeft de verantwoordelijkheid om haar deel van het profielwerkstuk te schrijven.

ten slotte / tenslotteGebruik ten slotte als laatste woord in een opsomming, maar gebruik tenslotte in de betekenis van uiteindelijk, per slot van rekening.Ten slotte bespreek ik wat er aan dit probleem valt te doen.Het is tenslotte te gek voor woorden dat de burger moet opdraaien voor de kosten van vandalisme.

hoe lang / hoelang?Hoe lang duidt een afmeting aan en hoelang geeft een tijd aan:Hoe lang is jullie nieuwe tafel?Hoelang hebben jullie nu al verkering?

16.2 Stijlkwesties op zinsniveau

Het komt veel voor dat sprekers of schrijvers een zin beginnen, maar dat zij onder-weg het spoor bijster raken. De zin eindigt anders dan hij begint of je voegt dingen samen die niet samengevoegd mogen worden. Als je het formuleren van zinnen goed beheerst, lukt het je beter om goede teksten te schrijven.

Ontspoorde zinnen Een ontspoorde zin is een zin die grammaticaal anders begint dan hij eindigt.Als je zinnen erg lang maakt, loop je de kans dat sommige deelzinnen grammaticaal gezien niet meer goed aansluiten op het voorafgaande deel:* Omdat we om zeven uur thuis moesten zijn, wilden we nog vlug even in de nieuwste

attractie waar we nog niet in waren geweest omdat we waren de tijd helemaal verge-ten en nu was het bijna te laat.

TAALVERZORGING

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 188 30/01/17 16:58

Page 190: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

189

TAA

LVER

ZOR

GIN

G

Deel de zin op in kortere zinnen:Omdat we om zeven uur thuis moesten zijn, wilden we nog vlug even in de nieuwste attractie waar we nog niet in waren geweest. We waren de tijd helemaal vergeten en nu was het bijna te laat.

Zelfstandige zinnen samenvoegen Voeg zelfstandige zinnen niet samen, maar zet een punt en begin een nieuwe zin.* Er zijn dit jaar 6400 studenten minder begonnen aan een hbo-opleiding, een daling

van 6,6 procent, dat is te wijten aan het studieleenstelsel, menen studentenorganisa-ties en voor sommige jongeren is het nu te duur geworden om door te leren.

Verbetering:Er zijn dit jaar 6400 studenten minder begonnen aan een hbo-opleiding, een daling van 6,6 procent. Dat is te wijten aan het studieleenstelsel, menen studentenorganisaties. Voor sommige jongeren is het nu te duur geworden om door te leren.

Gebruik verbindingswoorden op de juiste manier. Met dat en daardoor kondig je een nieuwe zin aan en met wat en waardoor verbind je twee zinnen met elkaar.De trein had een uur vertraging. Daardoor kwam Emma te laat op school.Het werd de mensen veel te gemakkelijk gemaakt onbeperkt krediet op te nemen, waar-door ze in de problemen kwamen.Ik gebruik nu een robotstofzuiger, wat me veel tijd bespaart.We moeten de procedures voor asielaanvragen bekorten. Dat bevordert de integratie van vluchtelingen.

Incongruentie Je spreekt van incongruentie als het onderwerp en de persoonsvorm niet hetzelfde getal hebben. In de volgende zin verwijst het betrekkelijk voornaamwoord die naar een meervoud: ingrijpende maatregelen. Het onderwerp van de bijzin is dus meervoud, maar de persoonsvorm staat in het enkelvoud:* In het beleidsplan heeft de directie ingrijpende maatregelen opgenomen die het

bedrijf door de economische crisis moet loodsen.In het beleidsplan heeft de directie ingrijpende maatregelen opgenomen die het bedrijf door de economische crisis moeten loodsen.

STIJLKWESTIES

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 189 30/01/17 16:58

Page 191: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

190

Congruentiefouten kunnen verschillende oorzaken hebben:

oorzaken van congruentiefouten voorbeeld

Het onderwerp is meervoud, maar er staan ook enkelvoudsvormen tussen het onderwerp en de persoonsvorm die ten onrechte als onderwerp worden aangezien.

* De berichten over de komst van een nieuw asielzoekers-centrum aan de rand van de gemeente, zorgde voor veel commotie.

De kern van het onderwerp is de berichten. Er moet dus staan: ... zorgden voor veel commotie.

Het zinsdeel dat vooropstaat, wordt ten onrechte voor het onderwerp aangezien.

* De deelnemers worden gevraagd een kleine bijdrage te geven.

De deelnemers is geen onderwerp, maar meewerkend voorwerp: (Aan) de deelnemers wordt gevraagd…

Een woord dat grammaticaal gezien enkelvoud is (zoals aantal, helft, massa) wordt voor een meervouds-woord aangezien.

* Ruim de helft van de 65- tot 75-jarigen maken vrijwel dagelijks gebruik van internet. Maken moet zijn: maakt.

* Op het dancefeest kwamen een massa jongeren af. Kwamen moet zijn: kwam.

* Een aantal leerlingen werden geschorst. Werden moet zijn: werd.

* De bewoners belden de brandweer, die gelukkig meteen arriveerden. Arriveerden moet zijn: arriveerde.

Een meervoudig onderwerp wordt voor een enkelvoudig onderwerp aangezien.

* De Verenigde Staten is een groot land. Is moet zijn: zijn.* De media bericht uitgebreid over het vluchtelingenpro-

bleem. Bericht moet zijn: berichten (want media is het meervoud van medium).

* Drugs kan een grote invloed hebben op je bewustzijn. Kan moet zijn: kunnen.

Tip

Bij een afkorting van een meervoudig onderwerp mag je zowel een enkelvoudige als een meervoudige persoonsvorm gebruiken:De VS heeft/hebben besloten de bombardementen in Syrië op te voeren.Vandaag zet/zetten de NS extra treinen in.

Tangconstructies Als je tussen twee woorden die bij elkaar horen heel veel andere informatie plaatst, noem je dat een tangconstructie. Tangconstructies maken de zin onoverzichtelijk. Gebruik ze daarom niet (te veel).* De medewerker van het bagagedepot acht de kans dat mijn koffer door de chaotische

en korte overstap in Barcelona niet in Amsterdam is aangekomen, groot.Verbetering:De medewerker van het bagagedepot acht de kans groot, dat mijn koffer door de chaoti-sche en korte overstap in Barcelona niet in Amsterdam is aangekomen.

* Nadat ik mijn ontbijt, doorgaans bestaande uit een kom yoghurt met muesli, een kop-je thee en wat onbespoten fruit van de biologische groenteboer, had genuttigd, begaf ik mij naar school.

TAALVERZORGING

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 190 30/01/17 16:58

Page 192: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

191

TAA

LVER

ZOR

GIN

G

Verbetering:Ik nuttigde mijn ontbijt, dat doorgaans bestaat uit een kom yoghurt met muesli, een kopje thee en wat onbespoten fruit van de biologische groenteboer, en begaf mij naar school.

Foutieve samentrekkingen Als je in een zin woorden weglaat in plaats van ze te herhalen, spreek je van een samentrekking.Zij ging eerst naar school en zij ging daarna naar huis.Deze zin kun je samentrekken tot: Zij ging eerst naar school en daarna naar huis.

De regels voor samentrekking zijn:

regels voor samentrekking voorbeeld

Het weggelaten gedeelte moet dezelfde vorm hebben.

* Ik heb een nieuwe dynamo en achterlicht gekocht.Deze samentrekking is fout omdat je het bijvoeglijk naamwoord nieuw voor achterlicht zonder -e schrijft. Goed is: Ik heb een nieuwe dynamo en een nieuw achterlicht gekocht. Of: Ik heb nieuwe kleren en schoenen gekocht.

Het weggelaten gedeelte moet dezelfde betekenis hebben.

* Hij maakte een fout en vervolgens dat hij wegkwam.Deze samentrekking is fout omdat het woord maakte, dat is weg-gelaten in het eerste deel van de zin, een andere betekenis heeft dan in het tweede deel. In het eerste geval betekent maken: (een fout) begaan, in het tweede geval betekent maken: ervoor zorgen (dat je wegkomt).Samentrekken kan wel in de zin: Hij maakte appeltaart en cake.

Het weggelaten zinsdeel moet dezelfde grammaticale functie hebben.

* Die fiets heb ik tweedehands gekocht en bevalt mij goed.Die fiets is in het eerste deel van de zin lijdend voorwerp, terwijl het weggelaten die fiets in de tweede helft van de zin onderwerp is.Samentrekken kan dus wel in de zin: Die fiets heb ik tweedehands gekocht en opgeknapt.

Foutieve samentrekkingen kun je verbeteren door woorden (soms in aangepaste vorm) te herhalen of verwijswoorden te gebruiken:* Eerst zette hij koffie en daarna de televisie aan.Eerst zette hij koffie en daarna zette hij de televisie aan.

* Hij kocht een zeldzaam boek en gravure.Hij kocht een zeldzaam boek en een zeldzame gravure.

* De directeur heeft de cursusleider bedankt en een fles wijn gegeven. De directeur heeft de cursusleider bedankt en hem een fles wijn gegeven.

STIJLKWESTIES

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 191 30/01/17 16:58

Page 193: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

192

Foutieve inversie Inversie is het omdraaien van de meest gebruikelijke woordvolgorde van onderwerp en persoonsvorm. De meest voorkomende volgorde is eerst onderwerp, dan persoonsvorm. Bij inversie heb je eerst persoonsvorm en dan onderwerp.Als je inversie goed toepast, wordt een tekst levendiger:Ik moet morgen de hele middag naar een tennisclinic. Ik heb overmorgen een proefwerk Duits. Ik leer vanavond het proefwerk. (zonder inversie)Morgen moet ik de hele middag naar een tennisclinic. Ik heb overmorgen een proefwerk Duits. Vanavond leer ik het proefwerk. (met inversie)

Inversie komt vaak voor als twee hoofdzinnen aan elkaar gekoppeld zijn met en, want of maar.Goed is de inversie als in de tweede hoofdzin een bepaling uit de eerste hoofdzin kan worden ingevuld.Morgen ga ik naar de tennisclinic en (-) ben ik pas om 16.00 uur thuis. Het zinsdeel morgen dat de inversie in de eerste hoofdzin veroorzaakt, kan ook in de tweede zin op de plaats van het streepje ingevuld worden (morgen ben ik).

Fout is de inversie in:* Morgen ga ik naar de tennisclinic en wil ik het proefwerk Duits vanavond leren.In de tweede hoofdzin is inversie ten onrechte toegepast, want je kunt voor wil ik niet morgen invullen.Wel goed is:Morgen ga ik naar de tennisclinic en vanavond wil ik het proefwerk Duits leren.

Nog twee voorbeelden van foutieve inversie:* De sneeuwval is uitgebleven en konden wij daardoor niet skiën.Je kunt deze zin op twee manieren verbeteren:De sneeuwval is uitgebleven en daardoor konden wij niet skiën. (met inversie)De sneeuwval is uitgebleven en wij konden daardoor niet skiën. (zonder inversie)

* Omdat ik morgen een tennisclinic heb en overmorgen een proefwerk Duits, ik moet vanavond al leren.

Deze samengestelde zin is fout, omdat er in de hoofdzin juist wel inversie moet optre-den: ... moet ik vanavond al leren. Dat komt door de bijzin die vóór de hoofdzin staat. Foutieve beknopte bijzinnen Een beknopte bijzin is een bijzin zonder onderwerp en persoonsvorm. Zo’n bijzin heeft een woordgroep met een voltooid deelwoord, een onvoltooid deelwoord of te + hele werkwoord.Het weggelaten onderwerp van een beknopte bijzin is het onderwerp, het lijdend voor-werp of het meewerkend voorwerp van de hoofdzin.In de volgende zin is het weggelaten onderwerp van de beknopte bijzin Max en Max is ook het onderwerp van de hoofdzin:In gedachten verzonken liep Max over straat.

TAALVERZORGING

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 192 30/01/17 16:58

Page 194: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

193

TAA

LVER

ZOR

GIN

G

In de volgende zin heeft de beknopte bijzin bladerend als weggelaten onderwerp de uitgever, die in de hoofdzin het meewerkend voorwerp is:Bladerend door het boek vielen de uitgever meteen een paar fouten op.

Een foutieve beknopte bijzin is:* In gedachten verzonken werd de hond uitgelaten.De beknopte bijzin is In gedachten verzonken, het weggelaten onderwerp is degene die de hond uitlaat, maar die wordt niet genoemd in de hoofdzin. De zin is daarom fout.Goed is: In gedachten verzonken liet Casper de hond uit.

Een foutieve beknopte bijzin is:* Na een half uur in de oven te hebben gestaan aten zij de pizza op.Hier staat eigenlijk dat zij (de eters) eerst een half uur in de oven hebben gestaan, voor-dat ze de pizza opaten.Goed is: Nadat de pizza een half uur in de oven had gestaan, aten zij die op.

Ook in zakelijke brieven komen vaak foutieve beknopte bijzinnen voor:* Ingesloten zend ik u een kopie van het artikel.* Bijgaand leveren wij u de gevraagde bureauartikelen.In de foute zinnen staat eigenlijk dat de ik ingesloten is en de wij meegeleverd worden.Goed is: Hierbij stuur ik u...Goed is: Hierbij leveren wij...

Tip

Als het weggelaten onderwerp van de beknopte bijzin niet het onderwerp, het lijdend voorwerp of het meewerkend voorwerp van de hoofdzin is, dan is de zin fout.

Lijdende vorm Zinnen in de lijdende vorm herken je aan het gebruik van de hulpwerkwoorden worden of zijn. Lijdende zinnen zijn minder direct en ze lezen minder prettig dan zinnen in de bedrijvende vorm. Je kunt de voorbeeldzin dan ook beter vervangen door een zin in de bedrijvende vorm. De bepaling met door in de lijdende zin wordt het onderwerp van de bedrijvende zin:* Door de docent wordt aangeraden tijdig met het voorbereiden van de presentatie te beginnen.De docent raadt aan tijdig met het voorbereiden van de presentatie te beginnen.

Teksten die veel lijdende vormen bevatten, worden ‘stroef’ en langdradig: je moet ze soms meer dan een keer lezen om ze te begrijpen. Lees de voorbeeldteksten. De twee-de tekst is levendiger en makkelijker te lezen. Er staat nog wel een lijdende vorm in: Hij werd eerst onderzocht. Beperkt gebruik van de lijdende vorm is niet fout en hoeft niet storend te zijn.

STIJLKWESTIES

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 193 30/01/17 16:58

Page 195: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

194

VOORBEELD LIJDENDE VORM

* Mijn broer is gisteren bij een valpartij tijdens de basketbaltraining door zijn enkel gegaan. Hij is door de trainer naar de EHBO-afdeling gebracht. Hij is daar eerst onderzocht en toen werd zijn voet door een verpleegkundige getapet. Door zijn vriend is hij weer thuisgebracht. Tegenwoordig wordt er gezegd dat je weer snel op de verstuikte voet moet lopen.

VOORBEELD BEDRIJVENDE VORM

Gisteren ging mijn broer tijdens de basketbaltraining door zijn enkel. De trainer bracht hem toen naar de EHBO-afdeling van het ziekenhuis. Hij werd eerst onder-zocht. Daarna tapete een verpleegkundige zijn voet in. Zijn vriend bracht hem weer thuis. Tegenwoordig krijg je het advies snel weer op een verstuikte voet te lopen.

Naamwoordstijl In teksten met naamwoordstijl gebruik je veel zelfstandige naamwoorden in plaats van werkwoorden. Als schrijvers heel veel zelfstandige naamwoorden in een zin stoppen, is dat lastig om te lezen. Kijk maar eens naar de zin:* Het dragen van petten en andere hoofddeksels tijdens examens alsmede de medene-ming van mobiele telefoons wordt in verband met controle op fraude door de surveillan-ce als bezwaarlijk ervaren.

Zo’n zin leest makkelijker als er meer werkwoorden in staan:Je mag geen pet of ander hoofddeksel dragen tijdens het examen. Ook mag je geen mobiele telefoons meenemen. Docenten kunnen dan beter controleren of de leerlingen fraude plegen.

Foutieve opsommingen Bij opsommingen ontsporen zinnen nogal eens doordat een deel van de opsomming niet goed aansluit bij het stamgedeelte dat voor de dubbele punt staat.In het voorbeeld hieronder sluit alleen het eerste gedeelte aan op de stam. Het tweede lid van de opsomming begint ten onrechte met dat, dat immers al in de stam staat. In het derde lid is je ten onrechte weggelaten:* Je moet er goed op letten dat:

– je hygiënisch werkt; – dat je geen vloeistoffen morst; – flessen na gebruik weer sluit.

De opsomming is hieronder goed geformuleerd:Je moet er goed op letten dat: – je hygiënisch werkt;

– je geen vloeistoffen morst; – je de flessen na gebruik weer sluit.

TAALVERZORGING

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 194 30/01/17 16:58

Page 196: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

195

TAA

LVER

ZOR

GIN

G

Onvolledige zinnen In onvolledige zinnen is een deel van de zin weggelaten, meestal het onderwerp of de persoonsvorm.Onvolledige zinnen zijn niet altijd fout, bijvoorbeeld in de volgende gevallen:– in noodsituaties: Help! Brand!– in krantenkoppen: Stranden Spanje ernstig vervuild– in mededelingen: Briefjes inleveren op de administratie

Hieronder staat een aantal gevallen waarin het wel fout is om onvolledig te formuleren.

Losse bijzinnenZinnen met voegwoorden zoals omdat, nadat, voordat, hoewel en terwijl komen nooit zelfstandig voor, maar moeten met een komma ervoor aan de hoofdzin gekoppeld worden:* Ik eet geen vlees. Omdat ik de bio-industrie verafschuw.* Ik ben naar de nieuwste James-Bondfilm geweest. Hoewel ik niet van actiefilms houd.Correct is:Ik eet geen vlees, omdat ik de bio-industrie verafschuw.Ik ben naar de nieuwste James-Bondfilm geweest, hoewel ik niet van actiefilms houd.

Hiaten (=ontbrekende woorden)Er zijn situaties waarin woorden onterecht worden weggelaten. * Zij klagen dat ze te weinig hebben geoefend voor die toets.Goed is: Zij klagen erover dat ze te weinig hebben geoefend voor die toets.* Zoals bekend bezoekt Sinterklaas ook dit jaar onze school. Goed is: Zoals bekend is, bezoekt Sinterklaas ook dit jaar onze school.

TelegramstijlAls je onvolledige zinnen maakt waarin je veel woorden weglaat, zoals het onderwerp of de persoonsvorm, noem je dat telegramstijl. Telegramstijl kan handig zijn als je snel iets wilt meedelen, maar gebruik in schrijfproducten en toetsen altijd volledige zinnen. Je kunt je dan zorgvuldiger uitdrukken. Op het examen leidt het gebruik van telegram-stijl tot aftrekpunten. * Ben tegen kernenergie. Altijd al geweest. Slecht voor milieu. Gevaarlijk bovendien.Goed is: Ik ben tegen kernenergie. Dat ben ik altijd al geweest, want kernenergie is slecht voor het milieu en bovendien gevaarlijk.

Zie paragraaf 11.1 voor meer informatie over dubbele ontkenningen.

STIJLKWESTIES

06_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod5.indd 195 30/01/17 16:58

Page 197: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

07_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod6.indd 196 30/01/17 16:53

Page 198: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

EXAMEN

Het examen… Dat wil je natuurlijk zo goed mogelijk maken. Wat is de examenstof? Welke vragen worden er gesteld? Wat zijn nuttige woorden om te kennen voor het eindexamen? In deze module helpen we je op weg met de voorbereiding van je examen.

07_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod6.indd 197 30/01/17 16:53

Page 199: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

198 EXAMEN

17 EXAMEN DOEN

Op het Centraal Examen Nederlands word je beoordeeld op je lees-, formuleer- en argumentatievaardigheden. Over één lange tekst en circa drie kortere teksten worden ongeveer veertig vragen gesteld. In dit hoofdstuk helpen we je op weg met de voorbe-reiding van je Centraal Examen Nederlands. Bereid je examen goed voor. Oefening en training helpt je verder.

17.1 Het Centraal Examen NederlandsHet Centraal Examen Nederlands bevat geen nieuwe leerstof. Alle vragen gaan dus over zaken waarmee je vertrouwd bent. Bepaalde vraagsoorten komen echter vaak voor. Door dit veelvuldig te oefenen, zal het op je examen gemakkelijker gaan. Ook de manier waarop je zo’n examen maakt, kun je goed oefenen.

Wat is de examenstof? Wat zit er wel in en wat niet?Op het Centraal Examen word je beoordeeld op je lees-, formuleer en argumentatievaar-digheden. De onderdelen schrijfvaardigheid, spreekvaardigheid en literatuur komen niet meer aan bod. Dat is allemaal al in het schoolexamen afgehandeld voordat je aan het Centraal Examen begint. Zie paragraaf 17.3 voor meer informatie over de leerstof van examenvragen.

Wat weet ik al van de examenstof?De benodigde lees- en argumentatievaardigheden heb je in voorgaande schooljaren al onder de knie gekregen. Je weet hoe tekstsoorten als uiteenzetting, beschouwing en betoog in elkaar zitten (analyseren), je kunt uitleggen wat er in zo’n tekst wordt bedoeld (interpreteren) en je kunt aangeven of wat er in de tekst staat wel of niet klopt (beoorde-len). Ook kun je de belangrijkste zaken uit een tekst halen (samenvatten).

Hoeveel teksten zitten er in het examen en hoe lang zijn ze?Er is altijd één lange tekst van ongeveer 1500 woorden en er zijn circa drie korte-re teksten die samen ook ongeveer 1500 woorden tellen. Meestal zitten er ook nog fragmenten van andere teksten bij: bijvoorbeeld van een lezer die het niet eens is met de schrijver van de tekst of iemand met een andere of juist vergelijkbare visie op het onderwerp. Deze fragmenten zitten niet in het tekstenboekje, maar staan tussen de vragen in het vragenboekje.

Welke tekstsoorten komen vaak voor?Omdat op het Centraal Examen ook je argumentatievaardigheden worden getoetst, is een overwegend betogende of beschouwende tekst vrijwel altijd aanwezig. Zuivere uiteenzettingen komen minder vaak voor. Meestal bevatten de teksten kenmerken van

07_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod6.indd 198 30/01/17 16:53

Page 200: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

199

EXA

MEN

EXAMEN DOEN

verschillende tekstsoorten. Je moet dan kunnen aangeven wat de belangrijkste tekst-soort is en van welke andere tekstsoort elementen aanwezig zijn.

Hoe deel ik de tijd in?Je hebt 180 minuten de tijd. Hak deze tijd in kleinere stukken door per tekst, per lees-ronde een bepaalde tijd te reserveren. Tekst 1 met de daarbij behorende vragen beslaat iets minder dan de helft van het Centraal Examen. Reserveer daar maximaal 80 minuten voor. Voor de rest van het examen heb je dan nog 100 minuten de tijd.

Welke leesstrategie kan ik gebruiken?Je gebruikt verschillende leesstrategieën. Je leest iedere tekst in drie rondes. Dat lijkt tijdverspilling, maar dat is het niet. Je leest veel efficiënter. In iedere ronde gebruik je een andere leesstrategie. Bij de benodigde tijd voor korte teksten is uitgegaan van drie teksten.

Leesronde 1 (reserveer 3 minuten per tekst)Lees de tekst verkennend: titel, inleiding, slot. Je weet daarna waar de tekst over gaat, wat de tekstsoort is en je hebt dan al een idee over de hoofdgedachte.Leesronde 2 (reserveer 15 minuten voor de lange tekst, 5 minuten per korte tekst)Lees de hele tekst nauwkeurig met het doel om de structuur bloot te leggen. Markeer kern-zinnen en zet een streepje tussen twee alinea’s als je ziet dat daar een nieuw stuk begint. Signaalwoorden en signaalzinnen kunnen je hierbij helpen, dus omcirkel die meteen. Onderstreep ook de namen van de personen die geciteerd of geparafraseerd worden.Leesronde 3 (reserveer 45 minuten voor de lange tekst, 15 minuten per korte tekst)Lees de tekst zoekend, studerend en kritisch aan de hand van de vragen in de gege-ven volgorde. Slechts enkele vragen gaan over de hele tekst. De meeste vragen volgen over het algemeen de tekst van de inleiding naar het slot. Veel vragen gaan over één of meerdere alinea’s van de tekst. Let dus goed op over welke alinea(s) die vraag gaat en uit welke alinea(’s) het antwoord gehaald moet worden.

Wat voor soort vragen worden er gesteld?De vragen over de teksten zijn voor een groot deel ieder jaar van hetzelfde type: de veel-voorkomende vraagsoorten. Dit soort vragen kun je dus goed oefenen. Zie paragraaf 17.2 Soorten examenvragen. Bij iedere vraag op het examen staat het aantal te behalen scorepunten.

Word ik bij het beantwoorden van de vragen beoordeeld op spelling?Bij alle open vragen wordt de spelling beoordeeld. Voor incorrecte formuleringen en on-juist taalgebruik, waaronder spelfouten en formuleerfouten, worden bij alle antwoorden op open vragen scorepunten in mindering gebracht.

Tip

Blijf bij een open vraag zo dicht mogelijk bij de tekst waar je de antwoorden uit haalt. Dan maak je minder spelfouten.

07_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod6.indd 199 30/01/17 16:53

Page 201: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

200 EXAMEN

Wanneer gebruik ik het woordenboek?Gebruik allereerst alle woordraadstrategieën. Pak je woordenboek er dus pas bij als het echt nodig is. Doe dat alleen als het nodig is om antwoord te kunnen geven op de vraag of als je de tekst anders niet begrijpt. Zie paragraaf 17.4 voor meer informatie over nuttige woorden uit examenvragen. Als je die lijst goed leert, hoef je tijdens het examen minder op te zoeken in je woordenboek.

Hoe kan ik goed oefenen voor het examen?– Neem dit hoofdstuk 17 Examen doen grondig door.– Kijk de hoofdstukken 2, 3, 5, 6 en 10 nog eens door en eventueel het onderdeel Taalverzorging (hoofdstuk 12-16).– Maak het hoofdstuk Examentraining in het Jaarkatern of de digitale leeromgeving.– Oefen een hele examenzitting met een oud examen. Hiervoor kun je de examens

vanaf 2015 gebruiken. Op www.examenblad.nl kun je deze oude examens vinden.– Oefen met een half examen. Hiervoor kun je ook de examens van vóór 2015 gebrui-

ken, maar dan alleen tekst 1 en de vragen daarbij. De examens zaten toen anders in elkaar.

17.2 Soorten examenvragen

De vraagsoorten zijn ieder jaar grotendeels hetzelfde.

De teksten waarover de vragen worden gesteld, zijn ieder jaar anders. Ze gaan altijd over onderwerpen van maatschappelijke aard. De vraagsoorten zijn echter grotendeels gelijk. Natuurlijk zijn de vragen toegespitst op de inhoud van de examenteksten, maar als je goed geoefend hebt met de veelvoorkomende vraagsoorten, hoeft de inhoud geen belemmering te zijn om de vragen goed te beantwoorden. Onderstaande vraag-soorten komen in vrijwel ieder examen voor.

MeerkeuzevraagBij meerkeuzevragen is één antwoord het juiste, tenzij anders is aangegeven. Bekijk alle antwoorden. Meestal is één antwoord onzinnig. Dat haal je er meteen tussenuit. Dan zijn er nog een paar antwoorden die gedeeltelijk goed zijn en er is één antwoord dat helemaal goed is.

Tip

Alle antwoorden bij een meerkeuzevraag staan in alfabetische volgorde. Daarom kun je best zes keer hetzelfde antwoord krijgen.

07_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod6.indd 200 30/01/17 16:53

Page 202: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

201

EXA

MEN

EXAMEN DOEN

Functiewoorden kiezenJe moet hier de functies van alinea’s of zinnen bepalen. Je kiest daarbij uit een rijtje functiewoorden. Kijk goed naar de signaalwoorden en kernzinnen in de betreffende alinea’s of zinnen. Daaruit kun je vaak de juiste functiewoorden afleiden. Streep de functiewoorden weg die het onmogelijk kunnen zijn. Je houdt er dan een paar over.

FUNCTIEWOORDEN KIEZEN

Functies van afzonderlijke alinea’s kun je benoemen met begrippen als: definitie, gevolg, hypothese, oorzaak, oplossing, samenvatting, stelling, toelichting, verkla-ring, voorwaarde.– Wat is de functie van alinea 2 binnen het tekstgedeelte dat loopt van alinea 1 tot

en met alinea 5?– Kies voor het antwoord een van de bovengenoemde begrippen.Bron: examen vwo 2015-II

Soort argument of drogreden kiezenDeze vraag heeft ongeveer dezelfde vorm als functiewoorden kiezen. Je moet uit een rijtje argumentsoorten of soorten drogredenen herkennen die in een tekstgedeelte zijn gebruikt. Zie paragraaf 17.3 voor meer informatie over leerstof van examenvragen.

Deeltitels plaatsenIn het begin van het examen komt vaak een vraag naar deeltitels aan bod. Meestal moet je een aantal gegeven deeltitels voorzien van een alineanummer. Hiermee geef je meteen de grove structuur aan van de tekst. Let hierbij speciaal op signaalwoorden en signaalzinnen aan het begin van de alinea’s. Kijk ook of je synoniemen vindt van woorden uit de kopjes.

DEELTITELS PLAATSEN

De tekst ‘Het juk van de vrijheid’ kan door middel van onderstaande kopjes in ach-tereenvolgens vijf delen worden onderverdeeld: deel 1: Wat is vrijheid?deel 2: Vrijheid en individueel belangdeel 3: Vrijheid en verbondenheiddeel 4: Vrijheid en vertrouwendeel 5: Slot– Bij welke alinea begint deel 2, ‘Vrijheid en individueel belang’?– Bij welke alinea begint deel 4, ‘Vrijheid en vertrouwen’?Bron: examen vwo 2015-I

07_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod6.indd 201 30/01/17 16:53

Page 203: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

202 EXAMEN

CiterenAls er in de opdracht staat dat je moet citeren, dan moet je letterlijk iets uit de tekst overschrijven. Citeer niet meer en niet minder dan wordt gevraagd: een woord, een zins-gedeelte (of woordgroep) of een hele zin. Zet altijd de regelnummers achter je citaat, om misverstanden te voorkomen.

CITEREN

In de tekst staat een tegenstelling centraal.– Citeer uit alinea 1 de kernzin die één lid van deze tegenstelling samenvat.Bron: examen vwo 2015-I

Open vragen• Gebruik eigen woorden Op een open vraag geef je antwoord in je eigen woorden. Je mag hier niet citeren,

maar blijf wel dicht bij de tekst: gebruik alle belangrijke woorden en termen die in de tekst staan.

• Herhaal de kernwoorden uit de vraag Begin je antwoord met het herhalen van kernwoorden uit de vraag. Vaak staat er ook

een maximum aantal woorden dat je voor je antwoord mag gebruiken. Tel dan altijd je woorden. Begin pas te tellen ná de herhaling van de vraag.

• Blijf binnen het maximum Overschrijding van het maximum aantal woorden kost je niet alleen punten, maar

ook alles wat je na het maximum aantal woorden nog opschrijft, wordt niet beoor-deeld. Dat telt dus inhoudelijk niet meer mee voor het antwoord.

• Maak je antwoord niet te kort Je antwoord mag dus zeker niet te lang zijn, maar let er ook op dat het niet veel korter

is dan het maximum aantal woorden. Inhoudelijk is je antwoord dan waarschijnlijk niet voldoende.

• Spel en formuleer correct Controleer je antwoord altijd op formulering en spelling, want voor fouten hierin

worden punten in mindering gebracht. Gebruik geen telegramstijl. Als je meerdere onderdelen moet aangeven, nummer ze dan op je antwoordblad en geef er niet meer dan gevraagd.

Tip

Neem kernwoorden uit de vraag over in je antwoord en gebruik signaalwoorden.

07_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod6.indd 202 30/01/17 16:53

Page 204: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

203

EXA

MEN

EXAMEN DOEN

Open vragen over vergelijken van tekstfragmenten met hoofdtekstVaak moet je in een open vraag een tekstfragment vergelijken met de hoofdtekst. Je moet dan de verschillen of juist de overeenkomsten benoemen. Als je de verschillen moet laten zien, geef dan duidelijk aan wat er in de hoofdtekst staat en wat in het fragment.

OPEN VRAAG OVER TEKSTFRAGMENT

Tussen tekst 1 en tekstfragment 1 is er een verschil aan te wijzen als het gaat om de diagnose van psychische problemen.– Wat is in dit opzicht het belangrijkste verschil? Gebruik voor je antwoord niet

meer dan 50 woorden.Bron: examen vwo 2015-II

Samenvatten in een schemaBij vraagvorm samenvatten in een schema zet je een argumentatiestructuur of een re-denering uit een tekstgedeelte in een gegeven schema. Je moet onderdelen als mening, argumenten, subargumenten, tegenargumenten en weerleggingen of andere functio-nele onderdelen in de tekst herkennen en de hoofdzaak daarvan in het schema zetten. Meestal is een aantal onderdelen van het schema al ingevuld.

ORDENEN IN EEN SCHEMA, ARGUMENTATIE

In de tekst ‘Stemmen voor de Tweede Kamer’ wordt een duidelijk standpunt inge-nomen ten aanzien van het uitbrengen van een stem bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer.– Vat de bijbehorende argumentatie in alinea 3 en 4 samen door het onderstaande

schema aan te vullen.

hoofdstandpunt: stemmen zonder zeggenschap over coalitievorming is zinloos/niet goed

argument: tegenargument:

weerlegging: want onderbouwing:

onderbouwing 1: onderbouwing 2:

conclusie: Bron: voorbeeldexamen vwo 2015

dus we moeten kunnen stemmen over coalitievorming

07_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod6.indd 203 30/01/17 16:53

Page 205: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

204 EXAMEN

ORDENEN IN EEN SCHEMA, REDENERING

In alinea 2 en 3 staat een redenering op basis van oorzaak en gevolg.Vat de redenering uit alinea 2 en 3 samen in de vorm van onderstaand schema.

Bron: examen vwo 2015-II

17.3 Leerstof van examenvragen

Het is goed om je geheugen op te frissen voor het Centraal Examen. De leerstof voor het eindexamen wordt in de hoofdstukken 2, 3, 5, 6 en 10 behandeld. Hieronder staat sa-mengevat wat je moet kunnen. Vrijwel alle onderdelen komen aan bod, maar sommige onderdelen krijgen meer of minder aandacht. Dit wisselt per examen.

Je kunt tekstsoort en schrijfdoel aangevenTekstsoorten zijn: uiteenzetting, beschouwing en betoog.Schrijfdoelen zijn: informeren/uiteenzetten, ter overweging aanbieden en overtuigen/tot actie aanzetten. Soms heeft een tekst meer dan één schrijfdoel. Je moet dan het belangrijkste schrijfdoel kunnen aangeven.Vraagsoorten: meerkeuzevraag.

Tip

Tekstsoort en schrijfdoel kun je vaak al afleiden uit de titel, de inleiding en het slot.

TEKSTSOORT EN SCHRIJFDOEL AANGEVEN

Welke uitspraak over de tekst ‘Het juk van de vrijheid’ is juist? A De tekst illustreert de verschillende relaties tussen de begrippen vrijheid, ge-

lijkheid en broederschap, dus is de tekst beschouwend van aard.B De tekst bevat een krachtige oproep om meer vertrouwen te hebben in onbe-

kenden, dus is de tekst activerend van aard.C In de tekst wordt beargumenteerd waarom we vrijheid beter op een andere

manier kunnen beleven, dus is de tekst betogend van aard.D In de tekst worden moderne opvattingen over vrijheid besproken en toegelicht,

dus is de tekst uiteenzettend van aard.Bron: examen vwo 2015-I

oorzaak wonen op een klein eiland

direct gevolg

twee gevolgen van het directe gevolg ––

07_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod6.indd 204 30/01/17 16:53

Page 206: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

EXA

MEN

TEKSTSTR

UC

TUR

EN

205EXAMEN DOEN

Je kunt de hoofdgedachte of hoofdvraag aangevenDe vraag over de hoofdgedachte of de hoofdvraag kan gaan over een aantal alinea’s van de tekst of over de hele tekst. Ook kan het gaan om een impliciete hoofdgedachte of hoofdvraag.Vraagsoorten: open, meerkeuze, citeren.

Tip

De hoofdgedachte staat vaak in het slot van de tekst. De hoofdvraag is vaak in de inlei-ding te vinden. Ook de titel geeft meestal wel een aanwijzing.

Je kunt relaties tussen tekstdelen aangevenAls je relaties tussen tekstdelen kunt aangeven, maak je de structuur van de tekst duidelijk. Kijk goed naar: verwijzingen, oorzaak en gevolg, doel en middel, standpunt, argument en subargument, algemene uitspraak (kernzin) en toelichting daarop.Vraagsoorten: deeltitels plaatsen, kiezen uit functiewoorden, citeren, meerkeuze, orde-nen in een schema, open vragen over tekstfragmenten.

Je kunt aangeven wat de opvattingen en bedoelingen van de schrijver zijnJe moet dikwijls iets expliciet maken wat impliciet in de tekst aanwezig is. Het staat er dan niet letterlijk, maar je moet het afleiden uit de tekst.Vraagsoorten: open, meerkeuze, citeren.

OPVATTINGEN EN BEDOELINGEN VAN DE SCHRIJVER

Welke omschrijving geeft het meest duidelijk weer wat wordt bedoeld met de ‘maatschappelijke randen’ waar mensen terechtkunnen (regels 46-48)? Daarmee wordt bedoeld: A werk dat als ‘ouderwets’ gezien kan worden. B werk dat simpel of routinematig van aard is. C werk dat veelal buitenshuis plaatsvindt. D werk waarin voornamelijk laagopgeleiden terechtkomen. Bron: examen vwo 2015-II

Tip

Zoek in de tekst naar voorbeelden die de schrijver gebruikt om uit te leggen wat hij bedoelt. Of zoek juist naar tegenstellingen. De schrijver legt bijvoorbeeld uit wat hij niet bedoelt. Daaruit kun je dan afleiden wat het wel bedoelt. Ook de woordkeus van de schrijver geeft aanwijzingen, bijvoorbeeld ironisch taalgebruik.

07_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod6.indd 205 30/01/17 16:53

Page 207: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

206 EXAMEN

CITEREN WAARUIT OPVATTING VAN SCHRIJVER BLIJKT

Uit alinea 14 blijkt een specifieke opvatting over het uitspreken van een mening.Citeer uit het tekstgedeelte dat bestaat uit alinea 9, 10 en 11 de zin waaruit het meest duidelijk blijkt wat de auteur volgens de tekst vindt van de hedendaagse opvatting over het uitspreken van een mening.Bron: examen vwo 2014-II

Je kunt standpunten, argumentsoorten en argumentatieschema’s onderscheiden– enkelvoudige, onder- en nevenschikkende argumentaties;– feitelijke en waarderende argumenten (oftewel: objectieve en subjectieve argumenten);– argumentatieschema’s: argumentatie op basis van oorzaak en gevolg, kenmerk of

eigenschap, voor- en nadelen, voorbeelden, vergelijking, autoriteit.Vraagsoorten: citeren, gesloten, ordenen in schema, open.

Je kunt aangeven of een betoog aanvaardbaar is– Zijn er geen drogredenen gebruikt?– Zijn de feitelijke argumenten (objectieve argumenten) aanvaardbaar en controleerbaar?– Zijn de bronnen betrouwbaar?– Zijn de waarderende argumenten (subjectieve argumenten) aanvaardbaar?– Zijn de argumenten relevant?– Is de argumentatie consistent en toereikend?Vraagsoorten: open, citeren, meerkeuze.

DROGREDEN BENOEMEN

‘In de toekomst is een gezond persoon waarschijnlijk iemand wiens erfelijk materi-aal nog niet onderzocht is.’ (tekstfragment 1)Een kritische lezer kan in deze bewering een drogreden zien.Welke van onderstaande drogredenen kan in deze bewering worden gezien?A een cirkelredeneringB een onjuist beroep op causaliteitC het maken van een verkeerde vergelijkingD het overdrijven van de gevolgenBron: examen vwo 2015-II

ARGUMENTATIE BEOORDELEN

Welk bezwaar kan op basis van tekstgegevens worden ingebracht tegen de wijze van argumenteren ten aanzien van de voorstanders van dierenrechten? A De standpunten van de voorstanders worden tegenover elkaar geplaatst; de ene

groep voorstanders wordt uitgespeeld tegen de andere.B Er worden verkeerde autoriteitsargumenten gebruikt; wetenschappers en bio-

logen hebben veel minder pretenties dan wordt gesuggereerd.

07_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod6.indd 206 30/01/17 16:53

Page 208: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

207

EXA

MEN

EXAMEN DOEN

C Er wordt regelmatig direct en indirect op de man gespeeld: de voorstanders worden als kortzichtig, naïef en overgevoelig afgeschilderd.

D Het lezerspubliek wordt door de ironie en de woordgrappen die in de titel en in de tekst worden gemaakt op het verkeerde been gezet.

Bron: examen vwo 2010-II

Tip

Bestudeer alle drogredenen in paragraaf 10.6.

Je kunt een tekst samenvattenEr zijn drie soorten samenvattingsopdrachten:– Een tekst(gedeelte) samenvatten tot de hoofdzaak (open vraag).– De hoofdzaken van een tekstgedeelte ordenen in een schema.– Aangeven wat de beste samenvatting is of wat wel of niet in de samenvatting thuis-

hoort (meerkeuze).

Tip

Soms staat bij een open samenvattingsvraag al genoemd welke onderdelen in de samenvatting moeten staan. Zie de gemarkeerde zin in onderstaand voorbeeld. Neem deze onderdelen dan letterlijk over in je samenvatting. Bij het voorbeeld hieronder: De gewenste situatie is … De manieren om die situatie te bereiken zijn …

TEKSTGEDEELTE SAMENVATTEN

Vat alinea 5 in eigen woorden samen in maximaal 70 woorden. Formuleer daartoe de volgens de tekst gewenste situatie en de manieren om die situatie te bereiken.Bij overschrijding van het maximum aantal woorden vindt puntenaftrek plaats.Bron: examen havo 2015-II

07_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod6.indd 207 30/01/17 16:53

Page 209: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

208 EXAMEN

17.4 Nuttige woorden uit examenvragen

De woorden in deze paragraaf komen vaak voor in de vragen op het Centraal Examen. Kijk ook naar paragraaf 6.4 en naar het hoofdstuk 11 waarin veel van deze woorden worden uitgelegd en toegelicht.

Als je deze lijst doorneemt en de woorden leert die je niet kent, snap je de vragen en de teksten beter. Je hoeft ook minder in je woordenboek op te zoeken tijdens het examen.

Veelvoorkomende woorden uit examenvragen

aanleiding

activeren

afweging

analogie

argument

argumentatie op basis van autoriteit

argumentatie op basis van kenmerk of eigen-

schap

argumentatie op basis van oorzaak en gevolg

argumentatie op basis van vergelijking

argumentatie op basis van voor- en nadelen

argumentatie op basis van voorbeelden

argumentatieschema

bedenking

beschouwing

bespelen van publiek

betoog

bewijs(voering)

bezwaar

cirkelredenering

citeren

conclusie

consistent

constatering

definitie

doelstelling

drogredenen

empirische waarneming

enkelvoudige argumentatie

expliciet

factor

feitelijke uitspraken

functiewoorden

gevoelswaarde

hoofdgedachte

hypothese

impliciet

interpretaties, verklaringen

karakterisering

nevenschikkende argumentatie

nuanceren

onderbouwen, overtuigen

ondergeschikt

onderschikkende argumentatie

ketenargumentatie

oneigenlijk

onjuist beroep op autoriteit

onjuist beroep op een kenmerk- of eigen-

schapsrelatie

onjuist beroep op een oorzaak- gevolgschema

onjuist beroep op een vergelijkingsschema

onjuist beroep op een voor- en nadelenschema

onjuist beroep op een voorbeeldschema

overhaaste generalisatie

ontduiken van bewijslast

ontkenning

ontkrachten

opinie

oplossing

opsomming

overtuigen

paradox

persoonlijke aanval

premisse

probleemstelling

reden

07_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod6.indd 208 30/01/17 16:53

Page 210: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

209

EXA

MEN

EXAMEN DOEN

redenering

relativeren

relevant

retorische vraag

schrijfdoel

standpunt, stelling(name)

strekking

tegenargument

tegenstelling

tegenwerping

ter overweging aanbieden

toelichting

toepassing

uiteenzetting

uitwerking

vals dilemma

vaststellen

vergelijking

verklaring

vertekenen van standpunt

verwijt

voorbeeld

vooronderstelling

vooroordeel

voorwaarde

waarderende uitspraken

weerlegging

07_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_Mod6.indd 209 30/01/17 16:53

Page 211: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

210 REGISTER

REGISTER

Aaanbeveling 80aandachtstreepjes 169aanhalingstekens 167 aanhef 48aanleiding 48aantekeningen 111aanvaardbaarheid 129 aardrijkskundige namen 152, 156accent aigu 161accent circonflexe 162accent grave 162actieve zin 138activeren 20, 22, 52afbrekingsstreepje 157afkortingen 136afweging 80alinea’s 23, 25, 28, 75 als / dan 186amuseren 21, 22anglicismen 185apostrof 158archaïsmen 186argumentatie 124- afhankelijk 130- enkelvoudig 130- nevenschikkend 130- meervoudig 130- onafhankelijk 130- onderschikkend 130argumentatiefouten 133argumentatieschema 126argumentatiestructuur 130 argumentatietrucs 133 argumenten 124- feitelijk 125- objectief 125- subjectief 125- waarderend 125

artikel- achtergrond 46- populairwetenschappelijk 32

B barbarismen 185bedrijvende vorm 193beeldmateriaal 24, 26, 29, 62beeldspraak 141beklemtonen 162belangstelling wekken 77beoordelingspunten 103beschouwen, beschouwing 19, 22, 56betogen, betoog 19, 22, 56betreftregel 48betrouwbaar, betrouwbaarheid 95, 118, 119, 129bezitsrelatie 159bijlagen 48bijstelling 159bijvoeglijk naamwoord 172bijvoeglijke bepaling 177bijwoordelijke bepaling 177bijwoord 172bijzaken 81bijvoeglijke bijzin 179- uitbreidend 179- beperkend 179bijwoordelijke bijzin 181blog 59 bondige tekststructuur 139boodschap 10brainstormen 98, 104, 115brief- ingezonden 55- klachten 50- motivatie 53- sollicitatie 52- zakelijk 47

08_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_NW.indd 210 27/01/17 10:02

Page 212: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

REGISTER 211

bronnen 116, 118buikademhaling 107

Ccijfer- en letterwoorden 159column 41 communicatie 11- non-verbale 12- verbale 12communicatiemodel 10 conclusie 40, 81concreet 137consistent 97, 129contaminatie 182controlevraag 109criterium, criteria 44 - cognitief 45- expressiviteit 45- emotief 45- moreel 45- realiteit 45- structuur 45- vernieuwing 45

Ddaarom / daardoor 187debat 71deelonderwerpen 81deelvragen 115discussie 68 directe rede 151, 167documenteren 115drogredenen 133, 144 dubbele punt 166

Eeffectieve communicatie 11eigennamen 152, 171elevator pitch 63 Engelse werkwoorden 150enkelvoudige argumentatie 130 essay 43 ethos 143

’t ex-fokschaap, zie: ’t ex-kofschip’t ex-kofschip 149

Ffeedback 13, 112feestdagen 152feit 95, 125feitelijke argumenten 125 figuurlijk taalgebruik 135formuleren 135 foutieve samentrekkingen 191functies van tekstgedeelten 84

Ggallicismen 185gebiedende wijs 150germanismen 185getal 154gezegdezin 179

Hhaakjes 169heel / hele 187heilige personen of zaken 152hen / hun 184historische gebeurtenissen 153hoe lang / hoelang 188hoofdgedachte 81hoofdletters 151hoofdtelwoorden 174hoofdzaken 81hoofdzin 178hulpwerkwoorden 171hypertekst 58

Iincongruentie 189infinitief 148informeren 18, 22ingezonden brief 55 inleiding 23, 25, 28, 77interview 64 intonatie 107

08_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_NW.indd 211 27/01/17 10:02

Page 213: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

212 REGISTER

inversie 192

Kkanaal 10kern 23, 25, 28, 79kernzin 75ketenargumentatie 130klachtenbrief 50 kofschip, zie: ’t ex-kofschipkomma 165koppelteken 155koppelwerkwoorden 170kritiek, opbouwend 14, 113kritische vraag 109kwalitatieve resultaten 40kwantitatieve resultaten 40

Llange aanloop 136lange uitloop 137leenwoorden 185interviewverslag 37- letterlijk 37- samenvattend 37letterwoorden 153lichaamstaal 107lidwoorden 171lijdend voorwerp 176lijdende vorm 193lijdendvoorwerpszin 179logos 143luistervragen 110

Mmeervoud 159meervoudige argumentatie 130 meewerkend voorwerp 176meewerkendvoorwerpszin 179mening 24, 26, 95meningvormende discussie 68 met hulp van / met behulp van 186mondelinge communicatie 12motivatiebrief 53

Nnaam en adres 48- van de afzender 48- van de geadresseerde 48naamwoordelijk gezegde 175naamwoordstijl 141, 194namen van volken 152neutrale stijl 23, 31, 33, 39nevenschikkend verband 178nevenschikkend voegwoord 174 nevenschikkende argumentatie 130nieuwsbericht 31

Oobjectief 95objectieve argumenten 125observeren 112omdat / doordat 187onderschikkend verband 178onderschikkend voegwoord 174onderschikkende argumentatie 130 onderwerp introduceren 77onderwerp 12, 81, 175 onderwerpregel 47onderwerpszin 178onderzoeksvraag 40, 115online teksten 58 ontkennende woorden 136ontvanger 10onvoltooid deelwoord 151oordeel 95opbouwende kritiek 13, 113open sollicitatiebrief 53open vraag 202opinie 95opiniëren 27oproep 81opvatting 95overgangszin 76overtuigen 19, 22, 25, 50overtuigingskracht 126

08_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_NW.indd 212 30/01/17 14:10

Page 214: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

213REGISTER

Ppassieve zin 138pathos 143pauzes 108persoonlijke stijl 25 , 42, 43, 56persoonsvorm 175plaatsnaam en datum 48pleonasme 183plus-en-minmethode 102podcast 73populairwetenschappelijk artikel 32presentatie 61 presentatiemiddelen 108probleemoplossende discussie 68probleemstelling 115proeflezer 102punt 168 puntkomma 168

Rrangtelwoorden 174recensie 44 redenering 124, 133retorica 143 retorische middelen 25, 45, 56ruis 10

Ssamengestelde zin 178samenstelling 153, 156- met afkortingen 156schijnbaar / blijkbaar 187schriftelijke communicatie 12schrijfplan 99schrijfstrategie 98sekseneutraal 139signaalwoorden 87signaalzinnen 87 slot 23, 25, 28, 80slotgroet 48sneeuwbalmethode 117sollicitatiebrief 52 soortnaam 172

speech 63 spreekplan 105spreektempo 107stam 148standpunt 95, 124stemgebruik 107stijl- neutraal 23, 31, 33, 39- persoonlijk 25, 42, 43, 56- zakelijk 23, 28, 33, 35, 39, 47, 50 stijlmiddelen 144structuuraanduiders 75subjectief 95subjectieve argumenten 126

Ttaalgebruik 13tangconstructie 190tautologie 183te danken aan / te wijten aan 186tegenargument 26, 124tegenwoordig deelwoord 151tegenwoordige tijd 148tekstbegrip 94tekstdoel 18, 22tekstsoort 18, 22tekststructuur 23, 25, 28, 74, 82tekstverbanden 86 tekstvorm 18, 22telwoord 174ten slotte / tenslotte 188tenzij / mits 187titel 74, 153toon 12toonzetting 139- formele 139- informele 139- neutrale 139- modieuze 139trema 158tussenkopjes 24, 26, 29, 74tussen-n 154tussen-s 155

08_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_NW.indd 213 30/01/17 14:10

Page 215: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

214 REGISTER

tussenwerpsel 174 twijfelen / weifelen 188

Uuiteenzetten, uiteenzetting 18, 22uitroepteken 168uitsmijter 80uitspraakteken 162

Vvalide 126vaste tekststructuren 23, 25 28, 45, 56, 82vaste woordcombinaties 157verantwoording / verantwoordelijkheid 188vergeten zijn / vergeten hebben 187verhelderingsvraag 109verkleinwoord 159, 162verleden tijd 148verslag 35 verwijswoorden 103, 183verzorging van de brief 46vijf w’s, 5W1H 31, 115visuele communicatie 12vlog 73 voegwoorden 147- nevenschikkende 174- onderschikkende 174voltooid deelwoord 149voornaamwoord 172voorvoegsels 155voorzetsel 154, 173voorzetselclusters 136voorzetseluitdrukkingen 173voorzetselvoorwerp 176voorzetselvoorwerpszin 179voorzitter 70vraagteken 166

W waarderende argumenten 126weblog 59

weerlegging 124weggelaten woorddeel 157weglatingsstreepje 157 werkwoorden 170- hulp 170- koppel 171- sterke 148- zelfstandige 170- zwakke 149werkwoordelijk gezegde 175werkwoordspelling 148 werkwoordstijl 141wetenschappelijke artikelen 32woordveld 98, 104, 115

Zzakelijke brief 47zakelijke stijl 23, 28, 33, 35, 39, 47, 50 zelfstandig naamwoord 171zelfstandige werkwoorden 170 zender 10zinsritme 165zoekwoorden 117

08_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_NW.indd 214 30/01/17 14:10

Page 216: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

215COLOFON

Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 j˚ het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 35, zoals gewijzigd bij het besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 auteurswet 1912, dient met de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient met zich tot de uitgever te wenden.

© Malmberg ’s-Hertogenbosch

Ondanks vele inspanningen is het de uitgever misschien niet gelukt alle rechthebbenden te achterhalen. Wie denkt rechthebbende te zijn, kan zich wenden tot de uitgever.

Colofon

OntwerpMalmberg i.s.m. Buro de Kuijper visuele communicatie

UitvoeringBuro de Kuijper visuele communicatie

RedactieModus TekstenBureau SproetJeroen Clemens (H1 en H9)Louis Stiller (H3.5 De column, H3.6 Het essay)John Chantrel (H17 Examen)

IllustratiesBuro de Kuijper visuele communicatie

ISBN 978 94 020 1347 4

Tweede editie, tweede oplage

08_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_NW.indd 215 27/01/17 10:02

Page 217: VAKBOEK BOVENBOUW NEDERLANDS HAVO-VWO-GYM

08_566724_TT_VB_NL_HVG_BB_NW.indd 216 27/01/17 10:02