Untitled...

191
De overwintering der Hollanders op Nova Zembl a Hendrik Tollens editie G.W. Huygens bron Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla (ed. G.W. Huygens). Martinus Nijhoff, Den Haag 1981 (3de druk) Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/toll003gwhu01_01/colofon.htm

Transcript of Untitled...

Page 1: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

De overwintering der Hollanders op NovaZembla

Hendrik Tollens

editie G.W. Huygens

bronHendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla (ed. G.W. Huygens).

MartinusNijhoff, Den Haag 1981 (3de druk)

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/toll003gwhu01_01/colofon.htm

© 2004 dbnl

Page 2: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

5

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

[Bij de drukken]

Bij de tweede druk

Toen ik in 1964 de inleiding tot de Overwintering verzorgde, stond mij zoveel ongebruikt of weinig gebruikt materiaal over de totstandkoming van het werk ten dienste, dat ik mij in hoofdzaak beperkte tot een ‘ouderwetse’ historische benadering. Voor een zo ouderwets dichtwerk leek dit mij niet onredelijk, hoewel de woorden‘structuur’ en ‘structureel’ ook toen reeds lang tot de modetermen behoorden. Sindsdien verschenen vrijwel gelijktijdig de hierna te noemen studies van Asselbergs en Geerars, waarin - met uiteenlopende resultaten - op de bouw van het werk werd ingegaan. Met dankbaarheid (waarvan zij helaas geen kennis meer kunnen nemen) heb ik hiervan een bescheiden gebruik gemaakt voor een uitbreiding van de inleiding. Bovendien verscheen in 1972 dan eindelijk mijn in de eerste druk aangekondigde biografie ‘Hendrik Tollens, de dichter van de burgerij’ als deel 12 van de grote Roterodamum-reeks. Nieuw materiaal, daarin verwerkt, heb ik bij deze herziening eveneens kunnen gebruiken.

Rotterdam, oktober 1976. G.W.H.

Bij de derde druk

Behoudens enige verbeteringen van ondergeschikte aard is deze druk gelijk aan de vorige.

Den Haag, april 1981G.W.H.

Page 3: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

6

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Tollens omstreeks 1820. Portret uit De Nederlandsche Muzenalmanak 1821

Page 4: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

7

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Inleiding

I

De naam Tollens is in onze cultuurgeschiedenis een begrip geworden voor de huiselijke en chauvinistische geest, die de eerste helft van onze 19de eeuw kenmerkte. Omdat de Rotterdammer in zekere zin een naam gegeven heeft aan een tijdvak blijft hij de belangstelling waard, ongeacht de esthetische hoedanigheid van zijn poëzie. Als typisch volksdichter heeft hij gestalte weten te geven aan de al te algemene gedachten, gevoelens en idealen der natie, en ook tijdgenoten van hoge intellectuele en artistieke ontwikkeling waardeerden zijn werk zeer. Bij zijn leven is de dichterlijke verfhandelaar door de gehele natie mateloos vereerd; van de drie Oranjevorsten af tot de ‘dankbare armen’ toe, allen waren zij vervuld van lof voor ‘vader’ of ‘ridder’ Tollens. Zijn onsterfelijkheid stond vast. Doch niet lang na zijn dood en na het verrijzen van zijn standbeeld (dat er nog net op tijd kwam!) hield Busken Huet 1 gericht over zijn werk, en wel op zo afdoende wijze, dat de tachtigers het niet meer behoefden over te doen. Sedertdien heeft niemand meer in ernst een lans voor hem gebroken.

Tot tweemaal toe is hij dus het slachtoffer geworden van de literaire smaak. Bijzijn leven werd hij bewonderd, daarna belachelijk gemaakt. Dit laatste heeft hij niet verdiend: hij wist wel degelijk, dat zijn werk niet heel veel te betekenen had, doch tegen de stroom van toejuichingen kon hij niet op. Omdat hij bovendien als mens een heel sympathieke figuur geweest is, doet het een beetje triest aan dat zijn naam ridicule associaties opwekt. In zoverre is er toch nog plaats voor een beperkt eerherstel.

1 Litterarische fantasiën en kritieken VI blz. 97 e.v.

Page 5: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

8

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Zijn cultuurhistorische betekenis en zijn vroegere reputatie maken het verantwoord, dat men althans een gedeelte van zijn werk kent. Enkele korte gedichten zijn gemeengoed gebleven omdat ze, zij het wat tendentieus, in de meeste representatieve bloemlezingen zijn opgenomen: ‘Op de eerste tand van mijn jongstgeboren zoontje’,‘Volkslied’, en ‘Winteravondliedje’ tonen hem als huiselijk, vaderlands enfilantropisch volksdichter.

Naast deze algemeen toegankelijke versjes dienen enkele grotere stukken een meer blijvende bekendheid te hebben. In de eerste plaats is er zijn populairste werk, waarvan de volledige titel luidt ‘Tafereel van de overwintering der Hollanders op Nova Zembla in de jaren 1596 en 1597’, en dat hem volgens zijn tijdgenoten een blijvende plaats naast zo niet boven de groten der wereldliteratuur verzekerde. Het wordt in deze uitgave gevolgd door ‘Avondmijmering’, zijn meest persoonlijke gedicht. Dit werd in zijn eigen dagen veel minder nadrukkelijk geprezen, doch in onze ogen steekt het boven zijn meeste schrifturen uit. Het is de erkenning van zijn falen.

Samen met bovengenoemde kleinere gedichten behoren ze bekend te zijn aan ieder, die zich althans enig idee van Tollens wil vormen. Een vergelijking van de tekstvarianten werpt bovendien licht op de werkwijze van de dichter en ook op zijn onzekerheid, waaraan zijn inzicht in de beperktheid zijner vermogens niet vreemd was. Dit ter rechtvaardiging van deze uitgave.

II

Hendrik Tollens werd op 24 september 1780 geboren in het ambacht Cool, juist buiten de stadswallen van Rotterdam 1. Hij was bestemd voor het kwasten- en verfbedrijf, dat door zijn uit Vlaanderen afkomstige grootvader was gesticht en door zijn vader tot bloei gebracht. Toen hij omstreeks zijn veertiende jaar de kostschool te Elten bezocht, ontwaakte zijn wel degelijk echte liefde voor de poëzie. Wel voelde hij het gemis aan een wetenschappelijke vorming, doch hij wilde en zou een groot dichter worden. Nadat hij in 1795 bij zijn vader aan het werk gezet was, beproefde hij het in zijn vrije

1 Nadere bijzonderheden over Tollens' leven alsmede de bronnen hiervan vindt men in mijn biografie ‘Hendrik Tollens, de dichter van de burgerij’, verschenen als nummer 12 in de Roterodamum-reeks, Rotterdam/Den Haag 1972, (hierna aan te duiden als ‘biografie’).

Page 6: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

9

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

tijd met allerlei genres: Bataafse strijdliederen, kluchten, klassieke en burgerlijke drama's, Feithiaanse poëzie, herdersliedjes, berijmde anekdotes, prozaverhalen etc. Binnen enkele jaren kwamen talloze boekdelen en blaadjes van de geduldige persen, vertalingen en ‘oorspronkelijk’ werk. Zijn literaire mentor was in die dagen de Amsterdammer P.J. Uylenbroek, van wie hij leerde dat er regels bestonden voor taal en dichtkunst. Later heeft hij dit jeugdwerk verloochend op grond van zijn vroegere onbedrevenheid, gebrek aan ontwikkeling en (maar dat vermeldde hij niet) van het losbandig karakter dat zijn erotische liedjes vertoonden. Sommige hiervan zijn zeker niet minder van kwaliteit dan de huiselijke stukjes die hij schreef, toen hij een gezeten burger was1.In 1800 trotseerde de negentienjarige zijn ouders door een huwelijk met de dochtervan de toneelspeler Simon Rivier; het leek een onbezonnen daad, maar het werd een zeer gelukkige verbintenis. Daarna wijdde hij zijn aandacht voornamelijk aan de verf en aan zijn groeiend gezin. De eens zo geadoreerde poëzie werd vrijetijdsbesteding.‘Ik ben verwkooper, en maak, terwijl een ander zijn kaartje speelt, nu en dan 's avonds een versje voor uitspanning’, schreef hij in maart 1821 aan Immerzeel2. De dichter was toen reeds lang bij de burgers ingelijfd.

Te Rotterdam trad hij gaarne en met succes temidden van zijn kleinerekunstbroeders (Cornelis van der Pot, Thomas Kaas, Gerrit Manheer, PieterOvergaauw, Nicolaas van der Hulst, Jan Scharp e.a.) op in genootschappen als‘Verscheidenheid en overeenstemming’ of de plaatselijke afdeling van de hierna te noemen ‘Hollandsche Maatschappij’. Toen in de Werken hiervan zijn dichtstukken verschenen, groeide zijn nationale roem. Maar het gedichtje ‘Aan een gevallen meisje’ riep de sentimenten eerst goed wakker.

In de grote steden werd hij spoedig een populair genootschapslezer. Hij gold er als de evenknie of de meerdere van Loots, Helmers en Van Hall, ja, nauwelijks als de mindere van Bilderdijk! Het in 1817 bekroonde Volkslied (Wien Neerlands bloed) en de Overwintering

1 Een bloemlezing hieruit met inleiding verzorgde ik onder de titel Minnezangen en idyllen,Antwerpen-Amsterdam 1980.

2 De brieven van Tollens aan Immerzeel zijn geciteerd naar het origineel in de handschriften-verzameling der K.B. (133 C. 11).

Page 7: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

10

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

van twee jaar later waren hoogtepunten in de roemrijke carrière van een dichter, die de veertig nog niet bereikt had.

Hij werkte hard en werd een vermogend man; hij werd bewierookt en geridderd. Maar toen hij in 1822 na jaren zijn geliefd Elten terugzag, dacht hij aan zijn hooggestemde jongelingsdromen van een groot dichterschap; het was alles bijeen toch een teleurstelling geworden. Niet lang daarna schreef hij ‘Avondmijmering’, de belijdenis hiervan.

Deze jaren brachten een kentering in het leven van de man, wie schijnbaar zo veel had meegezeten. Zijn overgang van de rooms-katholieke naar de remonstrantse kerk in 1827 is er een symptoom van. Zijn verfbedrijf gaat hem steeds meer tegenstaan, zijn eigen zoons laat hij liever studeren; alleen zijn zoon Piet zal hem in de zaken opvolgen. Wanneer nu in 1838 deze zoon kort na diens moeder sterft, trekt de vader zich steeds meer terug. Het dichten vlot niet meer zo, al geeft hij nu en dan wat uit, en dat vooral voor filantropische doeleinden. Wanneer dan nog zijn zoon Koos aan alcoholisme te gronde gaat1, durft de oude Tollens zich nauwelijks meer in het openbaar te vertonen. In 1846 vestigt hij zich op het buiten Ottoburg te Rijswijk; in de zo geliefkoosde natuur slijt hij zijn laatste jaren. Hij sterft op 21 oktober 1856.

Maar gedurende zijn levensavond blijkt toch, dat de natie hem niet vergeten is:zijn zeventigste verjaardag lijkt een nationaal feest. Tot op het allerlaatste herziet hij in die tijd zijn werk, dat in een definitieve editie van twaalf deeltjes verschijnt, ofschoon hij dit eigenlijk veel te veel vindt. Vaak ziet hij terug op de afgelegde levensbaan en ondanks het vele leed, dat hij als bejaard man te dragen kreeg, blijft hij dankbaar gestemd voor het vele goede, dat het leven hem toch gegeven heeft. Maar tot het maken van een nieuwe ‘Avondmijmering’ was hij niet meer in staat.

III

Elders2 heb ik betoogd, dat men een belangrijk deel der poëzie van Tollens, Bilderdijk, Helmers en verdere tijdgenoten niet los kan

1 Hierover mijn voor de Maatsch. der Ned. Lett. gehouden voordracht ‘Een onbekend hoofdstuk uit het leven van Tollens’, gedrukt in Rotterdams Jaarboekje 1964, blz. 160 e.v.

2 Hendrik Tollens, de dichter en de burger’. In: Rotterdams Jaarboekje 1956, blz. 193 e.v.; voorts in de N.R.C. van 20 oktober 1956 (herdrukt in Rotterdams Accent 1961, blz. 31 e.v.), en in mijn biografie van 1972.

Page 8: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

11

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

denken van de toenmalige maatschappijen; voor veel proza van redenaars als Van der Palm en Scheltema geldt dit ook. De literaire voortbrengselen met het - niet als zodanig herkende - retorische pathos waren vóór alles berekend op mondelinge voordracht. Lof- en lierzangen, feest- en lijkredes werden als evenzovele symfonieën van woordklanken over de bijeengekomen toehoorders uitgestort en als zodanig genoten. Dank zij de boekuitgaven kon men het genotene later nog eens op zijn gemak nalezen.

Verscheidene tijdgenoten hebben getuigd hoe bezielend de voordracht was, waarop de Rotterdammer met de fonkelende ogen en de donkere haren hen in zijn goede jaren vergastte. Gelukkig maar, want Tollens placht zich vooraf geducht te oefenen. Bij het lezen van zijn lier- en andere zangen horen we als het ware, hoe hij de muren van de zalen der genootschappen deed dreunen. Thuis deed hij het wat kalmer aan, hoewel het doorbreken van de eerste tand bij zijn zoontje en naamgenoot ook daar de wanden in beweging bracht.

In mijn Tollensbiografie heb ik zo'n vergadering van de Hollandsche Maatschappij in 1807 uitvoerig beschreven aan de hand van de stukken1. Tollens, die wegens ziekte van voorzitter Scharp diens plaats moest innemen, deed zelfs het huishoudelijk gedeelte op rijm af, en niet zonder humor, getuige b.v. het dankwoord aan de penningmeester na de afgelegde verantwoording over de geldmiddelen:

Vlecht hem lauw'ren, kunstgenooten!Lauw'ren van het best gewas,

Hem, die de eer der kunst doet bloeijen, Bloeijen door een rijke kas.

Dichters! plukt hem bloesemtwijgen, Vlecht festoenen, rijk in glans:

Hij toch ruilt uw bladen-lovers Voor een gouden zegekrans.

Hem met dank en lof geprezen,'t Sieraad van ons kunstgebouw!

En de naneef moog' het lezen,Hoe gij billijk werd geprezen,

Penningmeester Overgaauw!

1 Aldaar, blz. 121-127.

Page 9: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

12

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Na afloop verenigde men zich aan het feestmaal, waar men elkander toedronk op rijm. Het was een onschuldige en gemoedelijke zaak, waarbij men het decorum wist te bewaren. Heel veel andere ontspanning had men trouwens niet, en de tijden werden steeds duisterder.

Dit nu is het tweede punt dat, na het declamatorische karakter der genootschapspoëzie, de aandacht vraagt. Het opgewonden nationalisme van die jaren was een duidelijke reactie op de tijdsomstandigheden; werken als ‘De Hollandsche natie’ van Helmers zijn als zodanig bekend. Van laatstgenoemde dichter bestaat er ook een opgewonden ‘Lof der zeevaart’, waarin Tromp en De Ruyter als vanouds het geschut doen dreunen. Wie het leest dient te bedenken, dat Helmers het voordroeg in de Hollandsche Maatschappij als een reactie op het decreet van Fontainebleau, waardoor o.m. het toezicht op het continentaal stelsel zou worden verscherpt1.

Zowel de nationale vernedering van de Franse tijd als de chauvinistischezelfgenoegzaamheid van de restauratieperiode, toen men op adem moest komen en daar lang voor nodig had, richtten de blik naar het grootse doch geïdealiseerde verleden. De heersende stroming van de romantiek, die er trouwens mee in verband stond, versterkte deze neiging tot vlucht uit het alledaagse. Nu was Tollens' geestelijk leven sterker beheerst door Voltaire en de 18de-eeuwse verlichting dan door de romantiek, maar zelfs deze burger betaalde zijn tol aan de tijd.

We moeten dus de omstandigheden goed voor ogen houden om het pathos te begrijpen, waarmee de nationale heldengalerij geëxposeerd werd. Tollens, die lang niet de enige vaderlandse lofzanger was, had heel wat roem geoogst met dichtstukken als ‘Hugo de Groot’ (1804), ‘De dood van Egmond en Hoorne’ (1806), ‘Willem de Eerste’ (1807), de lierzang ‘Zegezang na de overwinning bij Nieuwpoort’ (1808),de romancen ‘Jan van Schaffelaar’ (1807), ‘Albrecht Beiling’ (1809), ‘Kenau Hasselaar’ (1811), ‘Herman de Ruiter’ (1812) en ‘Het turfschip van Breda’ (1813). Met uitzondering van het gedicht over Grotius werden ze in de drie delen Gedichten (1808-1815) opgenomen en aldus verspreid. De onderwerpen, schoon lang niet onbekend, waren nog niet zo afgezaagd als ze een halve eeuw later

1 L.H.J. Lamberts Hurrelbrinck, Beknopt overzicht der geschiedenis van de HollandscheMaatschappij van fraaie Kunsten en Wetenschappen 1800-1900 blz. 16 e.v.

Page 10: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

13

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

zouden zijn. Wel had de 18de eeuw het vaderlandse drama en heldenepos gekend, maar Tollens goot de vaderlandse stof in de vorm van de romance en andere genres, die met het sentiment der vroege romantiek geladen werden.

Wanneer hij en zijn vrienden niet eigener beweging de geschiedenis overhoop haalden, dan werden zij eenvoudig uitgedaagd door jaarboekredacties die een romance bij een plaatje nodig hadden, of door de maatschappijen die prijsvragen uitschreven. Tot deze laatste behoorde de reeds genoemde ‘Hollandsche Maatschappij van fraaije kunsten en wetenschappen’, een reorganisatie anno 1806 van de ‘Bataafsche Maatschappij voor taal- en dichtkunde’. Deze was in 1800 tot stand gekomen als een fusie van ‘Kunst wordt door arbeid verkreegen’ (Leiden), ‘Studium scientiarum genetrix’ (Rotterdam) en ‘Wij streven naar volmaaktheid’ (Amsterdam); dit werden plaatselijke afdelingen waarbij zich in 1815 het Haagse ‘Kunstliefde spaart geen vlijt’ aansloot (en in 1850 nog het genootschap ‘Diversa sed una’ uit Dordrecht)1. In de tweede eeuwhelft atrofieerden de afdelingen; slechts de Amsterdamse wist haar bestaan te rekken tot het jaar 1901.

De Maatschappij verheugde zich echter de eerste decennia der 19de eeuw in eengrote bloei; de totstandkoming van de grammatica van Weiland, de spelling van Siegenbeek en de historische poëziebloemlezing van Jeronimo de Vries was van dit genootschap uitgegaan. Ook Tollens oogstte er zijn grootste roem. Met Loots wedijverde hij als aankomend poëet in 1804 en 1806, respectievelijk met de onderwerpen ‘Hugo de Groot’ en ‘De dood van Egmond en Hoorne’. Moest hij in het eerste geval met de zilveren medaille genoegen nemen, de tweede maal was hij het die het goud verwierf.

Zo'n prijsvraag werd op de algemene vergadering (d.i. de landelijke jaarvergadering) uitgeschreven. Binnen een bepaalde termijn moest men onder motto inzenden; het werk was uiteraard door een vreemde hand gecopieerd. Een bijgevoegd verzegeld briefje bevatte de naam van de maker. Wanneer nu de beoordelaars tot een beslissing gekomen waren, werd dit aan het bestuur medegedeeld. Op de vol-

1 T.a.p. 9 e.v., 18, 28; J. de Bosch Kemper, Redevoering bij gelegenheid van het vijftigjarig feest van de Holl. Maatschappij blz. 5 e.v. Biografie blz. 78 e.v.

Page 11: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

14

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

gende jaarvergadering werd het naambriefje van de bekroonde(n) geopend, de overige werden vernietigd. Weer een jaar later werden de penningen uitgereikt, terwijl de bekroonde stukken doorgaans in de Werken werden afgedrukt.

Aldus was de gang van zaken.

IV

Een bijzondere omstandigheid maakt het mogelijk, het ontstaan van de Overwintering te reconstrueren. De Rotterdamse jurist mr. Adriaan Bogaers (1795-1870) was niet alleen een dichterlijk navolger, maar bovenal een groot vriend van Tollens, die hij kennelijk als een genie beschouwde. Hij verzamelde alles van hem, en na 1856 ook het materiaal om een biografie te schrijven. Helaas heeft hij dit plan niet volvoerd, want toen de predikant en veelschrijver Schotel zich opmaakte om hetzelfde te doen, trok Bogaers zich bescheiden terug; hij gaf Schotel inzage van zijn bouwstoffen en gunde deze de eer om (het zelfs voor 1860 bijzonder slechte boek) Tollens en zijn tijd in elkaar te flansen1. Bogaers heeft diverse stukken uitermate nauwkeurig en met eerbied gecopieerd; bovendien heeft hij authentieke documenten verzameld en keurig geordend. Dit alles berust thans in de handschriftenafdeling van de Koninklijke Bibliotheek.

Een waar museumstuk hieruit is een dik plakboek, met gouden opdruk, waarinallerlei met betrekking tot de Overwintering is bijeengebracht: het handschrift, convocaties en notulen van de Maatschappij, de rapporten der beoordelaars in afschrift en in origineel, de eerste druk, etc2. In de achterste helft van het boek zijn de bladen dicht geplakt en in het midden uitgesneden; als een werkelijk kostbaar kleinood bevindt zich daarin een exemplaar van De Veer's Seylagien , met de door Bogaers geschreven mededeling:

‘Deze eerste en zeer zeldzame druk van het Journaal, door Gerrit de Veer gehoudenvan de Overwintering der Hollanders op Nova Zembla, 1596-1597, is door mij gekocht ter auctie van de Boek-

1 Vg.l. J. van Vloten, ‘Tollens en zijn ongeroepen levensbeschrijver’. Ned. Spect. 22 september1860.

2 K.B. 76 D 6. Hieraan zijn de volgende gegevens ontleend, tenzij anders is vermeld.

Page 12: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

15

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

handelaren J. van Baerle en Zonen te Rotterdam den 18en December 1862, en kost mij met het opgeld ƒ44.-’

Hetgeen voor die tijd niet weinig was, doch Bogaers was vermogend. Zijn album nu levert, tezamen met enkele stukken uit andere verzamelingen, de stof voor de geschiedenis van het populaire dichtwerk.

Het was op de algemene vergadering van 12 september 1818, dat de Hollandsche Maatschappij een gouden erepenning uitloofde voor een dichterlijk tafereel van de overwintering der Hollanders op Nova Zembla. Het voorstel schijnt van de afdeling Rotterdam te zijn uitgegaan1, zodat voorzitter Tollens er ernstig van verdacht moet worden, zelf op het idee te zijn gekomen. Terwijl hij nu een goed jaar tevoren nog aan Loots geschreven had, door drukke werkzaamheden geen tijd voor de Muzen meer te kunnen vinden, moeten we aannemen dat hierin verbetering gekomen was, want begin 1819 was hij druk bezig en op de 3de april schreef hij doodleuk aan zijn kunstvriend en uitgever Immerzeel:

‘Amice! Ik heb nu ook uwen wederkeerigen dienst noodig, om eens mijne poezijte castigeeren. Voor zeer korten tijd de geschiedenis der Nederlandsche zeetogten lezende, trof bijzonder mijne aandacht de mislukte reize van Heemskerk, langs de Noordkaap om, naar het Oosten, en ik herinnerde mij daarbij dat op de laatste vergadering der Holl. Maatschappij de overwintering der Hollanders op Nova Zembla, het gevolg der mislukte reize, als prijsstof voor een dichtstuk was uitgeschreven. Ik weet niet welk een daemon mij den lust inblies, om nog eens op mijn' ouden dag in den kampstrijd te treden; misschien verlokte het mij, dat het onderwerp zich tot de beschrijvende poezij, waarvan wij zoo weinig in onze taal bezitten, prêteerde. (Schilderende poezij zou het genoemd geweest zijn, indien de dooper der dichtsoorten geen prozaïsche theorist geweest was). Het stuk is nu eenmaal klaar, en ik wil het dus inzenden. Maar het is vlugger dan ik gewend ben afgerijmd, en het is mij nog niet vreemd genoeg geworden, om het met onpartijdige oogen te kunnen corrigeeren. Ook zien er vier

1 L.H.J. Lamberts Hurrelbrinck, Beknopt overzicht der geschiedenis van de Holl. Maatsch. van fraaie Kunsten en Wetenschappen 1800-1900, blz. 18.

Page 13: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

16

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

meer dan twee. Doe mij dus het plaisier van het te lezen, met de pen in de hand en een stukje papier naast u, waarop gij het in het oog loopend gebrekkige aanteekent, en, zoo u te gelijk eene verbetering invalt, die er bij schrijft. Het spreekt van zelve dat het onder ons moet blijven’.

Het was dus wel toevallig, dat hij juist over de zeetochten las en zich daarbij de prijsvraag herinnerde - te toevallig om aannemelijk te zijn voor een achtendertigjarige, die op zijn ‘oude dag’ nog wil meedingen naar een prijs. Concurrentie was er niet veel: slechts twee inzendingen kwamen binnen waarvan er één heel slecht was1. Tollens had zijn werk ingezonden onder een motto van Falconer:

With living colours give my verse to glow: The sad memorial of a tale of woe.

Zijn concurrent (later bleek, dat het Withuys was), die de slotregel van Tollens' inzending nog niet kende, koos een soortgelijke zinspreuk van Helmers:

Ja 't poogen zelf is grootsch in 't Worstelperk der Eer.

Omdat de adviezen der commissie van beoordeling bewaard zijn, is het verantwoord, ze samen te vatten: we leren eruit wat de professoren en andere kunstkenners ervan dachten.

J.H. van der Palm schreef kort en bondig, dat het eerste stuk genoegzame verdiensten had om de gouden ereprijs weg te dragen; het andere achtte hij te duister, te weinig eenvoudig, te brommend en te woordenrijk om in aanmerking te komen. Bekend geworden is het oordeel van de geestige hoogleraar Borger: ‘Het vers in folio, beginnende met de aanroeping van Helmers' ‘ten stoel des lichts gezeten’ is wind in folio. Bij de spreuk, waarmede het stuk onderteekend is, dat ook het poogen grootsch is, dachten wij onwillekeurig aan Icarus, die aan het poogen gecrepeerd is. De Schrijver heeft met volle teugen uit den zwijmelkelk van het Verhevene gedronken.

1 Uit een brief van Tollens aan Immerzeel (okt. 1819): ‘De wedstrijd om den eereprijs der Maatschappij was ditmaal niet moeijelijk. Ik had slechts eenen mededinger, en wel zoo danige, dien men met een knip voor de neus kon in 't zand gooijen’.

Page 14: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

17

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Bij het lezen van dit vers gierde ons de wind van Nova Zembla door het haar, en wij rilden van de koude. Het is al weder een blijk, dat men, met de uiterste armoede aan vernuft, verheven kan zijn.

Van een geheel ander allooi is het vers in Quarto. Voortreffelijke poezij in de daad! Wij moeten echter twee aanmerkingen maken. Vooreerst komt het ons voor, dat het Vers er bij zou gewonnen hebben, zoo er wat meer variatie in de caesuur, en wat minder Beeren in waren. Onze tweede aanmerking is slechts voorwaardelijk. Was het de wil der Maatschappij, dat de dichter zich strengelijk aan de waarheid zou houden, zoodat er voor hem, als dichter, niets te doen stond, dan alleen het factum dichterlijk uittedrukken, dan is er, naar ons oordeel, aan dien eisch in alle opzigte, voldaan. Maar liet de Maatschappij, bij het uitschrijven dezer vraag, speling over voor fictie en episoden, dan wenschten wij gaarne, dat de schrijver wat meer van deze vergunning gebruik had gemaakt, en zich aan den trant van Van Haren en zijne Geuzen, had gehouden. Maar de Maatschappij heeft zich daaromtrent niet verklaard, en kan derhalve om deze reden aan den Dichter de gouden erepenning niet ontzegd worden, dien wij hem gaarne toewijzen.’

Hoewel later is geschreven, dat Tollens het goud met eenparigheid van stemmen verwierf, kan ik uit het advies van mr. J. Fabius slechts lezen, dat hij de inzending niet waardig keurde om met de gouden erepenning te worden bekroond en dat nummer2 niet genoegzame verdiensten bezat om zelfs voor het zilver in aanmerking te komen. Het woordje ‘niet’ is moeilijk als zodanig te ontcijferen, maar uit de kopie van Bogaers blijkt dat deze het ook zo heeft gelezen.

Mr. R.H. Arntzenius toonde zich, ondanks gebleken verdiensten, ook niet te spreken over de valse verhevenheid van de kennelijk nog jonge tweede inzender, maar nummer1 vond hij heel wat beter: de dichter is een schilder met woorden die zijn voorwerpen in het bevalligste licht uit een zuiver oogpunt beschouwt en zijn beelden duidelijk en zichtbaar voorstelt; hij verdient het goud.

Zeer uitvoerig is de beoordelaar H. van Royen; ook hij heeft lof voor het beeldend vermogen van Tollens, wiens werk meer eenheid vertoont dan het brokkeliger stuk nummer 2, aan wie hij toch nog zilver zou willen toekennen. Terloops merkt hij op, dat Heemskerk

Page 15: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

18

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

en zijn makkers de verovering van Grol nog niet vernomen konden hebben. Tollens heeft de fout bij de druk hersteld1.

Het zesde lid, mr. A.S.J. Bake, achtte het verschil zo opmerkelijk dat hij nietaarzelde, maar de Dordtenaar J. Kisselius was wat strenger: bij alle keurigheid in schildering en wat dies meer zij vond hij, dat de verhalende toon wel eens afbreuk deed aan het gevoel; ook had hij wat meer kracht en stoutheid verwacht. De dichter scheen het behaaglijke boven het verrukkelijke te verkiezen, het onderhoudende boven het aandoenlijke, zodat hij liever met zilver beloond moest worden.

Het werd dus goud. Rotterdam was in 1819 aan de beurt om de algemene vergadering te ontvangen en had diensvolgens dat jaar het presidium. Op de bestuursvergadering van 10 september kon voorzitter Tollens dus reeds het gunstige advies vernemen dat daar werd uitgebracht2.

De jaarvergadering werd door onze dichter op zaterdag 11 september om halftwaalf geopend in het Badhuis aan de Boompjes, en Tollens liet zijn welkomstwoord volgen door een gloednieuw gedicht, ‘Hendrik van Brederode’. Er was een hele agenda, maar de punten met betrekking tot de diverse prijsvragen konden snel worden afgehandeld, want in het algemeen bleek er niet of onvoldoende gereageerd te zijn.

De vraag of het maken van nieuwe wetboeken in de landstaal een voordeel dan wel een nadeel zou zijn voor de beoefening van de rechtswetenschap, bleek twee inzendingen te hebben opgeleverd, die beide onvoldoende werden geacht. Een uitgeschreven prijsvraag voor een betoog over de hogere oudheid en grotere oorspronkelijkheid van het Nederlands boven de andere Teutoonse talen was helemaal onbeantwoord gebleven, wat niet te verwonderen is. Vijf mededingers hadden zich gewaagd aan een lofrede op Frederik Hendrik, maar zelfs dit leverde geen prijs op. Restte dus nog de overwintering; hier had althans één der twee inzenders raak geschoten en, zo lezen we in de notulen (‘programma’) van de vergadering, ‘bij het openen

1 Vers 466; Grol werd veranderd in Hulst.2 Volgens een notulenboek van de Holl. Maatsch. (U.B., Amsterdam).

Page 16: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

19

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Eerste bladzijde van het handschrift, zoals dit werd ingezonden aan de Hollandse Maatschappij (Hs. K.B.)

Page 17: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

20

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Illustratie uit de oorspronkelijke druk van De Veer

Page 18: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

21

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

van het Naambriefje, behoorende tot het bekroonde Dichtstuk, bleek daarvan Vervaardiger te zijn, de Heer H. Tollens, C.Z. te Rotterdam, Voorzitter der Maatschappij; welke bij monde van den Hoogleeraar Van der Palm, en onder algemeene toejuiching der Vergadering, met deze bekrooning is geluk gewenscht.’

Om de geschiedenis van de prijskamp af te ronden: eenjaar later, op 30 september1820, nam Tollens te Amsterdam de gouden penning in ontvangst uit de handen van de voorzitter H.H. Klijn, die deze vergadering geopend had met een dichtstuk ‘De overwinning van Den Briel’.

Voor jonge Withuys, die reeds toen een hoge dunk van zichzelf had, schijnt het een grote slag geweest te zijn - men heeft getuigd, dat hij het Tollens nooit heeft kunnen vergeven1. Want ook toen heerste er afgunst in letterkundige kringen. En als een Tollens zich in het strijdperk waagde, dan konden de anderen wel inpakken. Toch werd de dichter Withuys later een groot bewonderaar van de meester; hij was het, die na de dood van de dichter de tekst schreef voor de Tollensavond in Den Haag op 24 november 1856, met de vaak aangehaalde woorden:

Nu mogen arm en rijk, naar lust van 't hart hem eeren, Die grooter dan Petrarca is!2

Zo heeft Withuys achteraf wraak genomen zonder zich hiervan bewust te zijn.

V

Mogen we biograaf Schotel geloven, dan hoorde men gedurende de winter van 1816 (hij bedoelde 1819) in de beschaafde kringen onzer voornaamste steden met buitengewone geestdrift spreken over een door Tollens vervaardigd en in verschillende maatschappijen voorgedragen gedicht, zo schoon, zo natuurlijk, zo treffend als nimmer van een vaderlands spreekgestoelte was gehoord3. Slechts enkelen her-

1 Conviva, Het Servetje, Leiden, 1878, blz. 31.2 G.D.J. Schotel, Tollens en zijn tijd, blz. 365.3 T.a.p. 86.

Page 19: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

22

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

innerden zich onder het voorlezen, bij Bor en Van Meteren iets van de gebeurtenis te hebben gelezen, doch voor de meesten was zij geheel nieuw.

Indien deze veertig jaar later door een jongere neergeschreven mededeling juist is - doch het lijkt wat overdreven - dan is hierin een bijkomstige oorzaak van het succes gelegen. In elk geval heeft Tollens de geschiedenis voorgoed populair gemaakt, en zijn dichtwerk sloep in; volgens Schotel was het een stuk welks wedergade in geen taal der wereld bestond - een gedurfde uitspraak.

Voordat het in druk verscheen kreeg dus het publiek in de maatschappijen de primeur. Nu had Tollens in het Amsterdamse Felix wegens tijdsgebrek een spreekbeurt moeten afzeggen, doch hij zou vervangen worden door zijn vriend Loots, aan wie hij (18 oktober 1819) geschreven had:

‘Het is geen poëzij, zoo als gij die mogelijk zoudt verwachten. Men vroeg een tafereel van beschrijvende of liever schilderende poëzij, en dat heb ik gepoogd te geven. Het is eene dichtsoort waarvan weinig voorbeelden bij onze dichters zijn. Schitterende beelden en vergelijkingen kwamen hier allerminst te pas en eenvoudigheid was hier de hoofdzakelijke vereischten. Naar het oordeel van alle de adviseurs ben ik daarin gelukkig geslaagd, maar allen hebben nog eene beschrijving der schitterende natuurtafreelen van het Noorden verlangd, en overtuigd van de juistheid der reflexie, zal ik deze maken en er invlechten, zoo als zeer gemaklijk kan geschieden. Maar deze hebt gij voor de voorlezing niet noodig, dewijl het reeds volle lang voor een spreekbeurt is; integendeel, het kan nog zoo het u te uitgebreid is, verkort worden, door hier of daar een brok weg te laten, hetgeen ik aan uwe keuze vertrouw’1.

De ingezonden tekst was dus vatbaar voor uitbreiding zowel als inkrimping! Indeze uitgave vindt men aangegeven, welke delen Tollens voor de druk heeft ingelast en wat hij schrapte.

Van belang voor de kennis van het verdere verloop is ook de brief, die de dichter aan Loots schreef op 11 december, toen de voordracht al achter de rug was:

1 Brieven van Tollens aan Loots, in Handschriftenafdeling der K.B., 72 D 57.

Page 20: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

23

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

‘Niet alleen door u zelven weet ik dat mijn vers te A'dam bijval gevonden heeft, en kan ik daaruit afleiden dat gij het zeer fraai moet hebben gereciteerd; - niet alleen weet ik dit uit berigten van Westerman1, Bruyn2 en anderen, maar zelfs in meer dan een postscriptum, in negotiebrieven aan mijne firma, staan lofspraken op uw heerelijk recit. Ik ben U dus driedubbelen dank schuldig, voor de waarde die uwe voorlezing mijn tafreel heeft bijgezet, en weet naauwlijks wie het in de Hollandsche Maatschappij zal hebben durven wagen om U daar in op te volgen.

Ook zijn mij reflexies van den Amstel, schoon onder duizende lofspraken,toegewaaid. Over sommigen heb ik hartelijk moeten lagchen. Bij anderen heb ik weder opgemerkt, hoe gemaklijk het valt te critiseeren en hoe moeijelijk voort te brengen. Sommigen proponeerden verandering van dat geen, wat ik het schoonste of het beste vind. Een derzelve hield in dat mijn dichtstuk eigenlijk geen dichtstuk is, omdat het geen verdicht stuk is. Maar dit alles kittelt mij, want ik heb meermalen opgemerkt dat men weinig reflexie maakt op hetgeen niet deugt, maar zeer veel op hetgeen goed is. Dit onder vier oogen, want die wat kouder bloed dan dichterlijk bloed heeft, zou dit aan verwaandheid en zelfsverheffing toeschrijven. Ondertusschen, vriend! zal het stuk nog vrij wat verandering voor de uitgave ondergaan, en hier en daar een belangrijke uitbreiding. Ik wacht daarvoor ook uwe mij beloofde bedenkingen’.

De voordracht in Felix Meritis kreeg een anonieme recensie in een te Amsterdam verschijnend blaadje, De oude van den Binnen-Amstel (no. 51). Een exemplaar hiervan bevindt zich in het genoemde album van Bogaers. Het was voor de auteur een uitgemaakte zaak dat het eregoud zelden beter werd besteed: de Overwintering is buiten alle tegenspraak, aldus het blad, een meesterstuk van beschrijvende schilderende dichtkunst, dat met het beste in onze en elke andere taal kan wedijveren. Hoogstwaarschijnlijk zal het een blijvende plaats onder onze klassieke werken verkrijgen en misschien wel, gelijk andere voortreffelijke voortbrengselen van deze ridder zonder blaam, in de

1 Maarten Westerman (1775-1852), toneelspeler, dichter en boekhandelaar; jeugdvriend vanTollens.

2 Jacob van Oosterwijk Bruyn (1794-1874), makelaar en humoristisch dichter; eveneens vriend van Tollens.

Page 21: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

24

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

opwakkerende zucht onzer zuidelijke landgenoten voor Hollandse waar, eenmaal gelegenheid vinden om, na in het Frans te zijn overgebracht, de minachting der vreemdelingen voor onze hun onbekende letterkunde te beschamen en op te heffen.

Een belangwekkende uitspraak in verband met de chauvinistische geest van de tijd en het latente gevoel van onbehagen, omdat de Nederlandse cultuur toch niet door de vreemdeling als gelijkwaardig werd beschouwd; belangwekkend ook nog met betrekking tot het onmiskenbaar verlangen naar Nederlandse geestesprodukten in de zuidelijke provincies vóór de afscheiding. Maar de onbekende criticus heeft ook heel wat aanmerkingen, en deze hebben voornamelijk betrekking op de historische achtergrond van het gedicht.

De schrijver blijkt in dit opzicht inderdaad goed onderlegd. Zo wijst hij erop, dat de dichter kennelijk onbekend is met de scheepsrangen. Barents was stuurman, Heemskerck eerste oppercommies, die belast was met het toezicht op de mensen en de zaken aan boord. De twist met De Rijp was er een tussen stuurlieden. Het eigenlijke hoofd was Barents1, wat bij Tollens niet uitkomt. Hier wordt er reeds op gewezen, dat de stuurman gedurende de terugreis stierf; ook maakte Tollens ten onrechte de winternacht te donker, terwijl het onwaar was dat de manschappen toen steeds binnen bleven: Barents deed o.a. belangrijke meteorologische waarnemingen.

Tollens heeft wel iets verbeterd en ingevoegd, maar van een grondige wijzigingkwam niets, zodat het werk een verkeerde historische voorstelling bleef geven; en het is deze voorstelling, die het traditionele beeld van de overwintering blijvend heeft beïnvloed. Men ziet waartoe populariteit van een gedicht kan leiden.

VI

Toen Busken Huet in 1874 zijn grote verhandeling over Tollens publiceerde, noemde hij daarin als bron voor de Overwintering het in vergetelheid geraakte dagboek van De Veer, hetzelfde werk dat

1 Deze opvatting wordt van zeer deskundige zijde bevestigd, vg.l. S.P. l' Honoré Naber in zijn inleiding tot De Veer, uitgave van de Linschoten-Vereniging: Reizen van Willem Barents enz. tweede deel blz. XXXIX, 's-Gravenhage 1917; volgens l'Honoré Naber stond Barents zelfs aan het hoofd van beide schepen.

Page 22: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

25

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Bogaers twaalf jaar tevoren voor goed geld op een veiling had gekocht om het aan zijn verzameling Tollensiana toe te voegen. Sedert wordt algemeen vermeld, dat Tollens zijn stof aan de Seylagien van Gerrit de Veer ontleende, een opvatting die ik in 1956 nog als vanzelfsprekend overnam1.

Bij nadere bestudering lijkt het me steeds onwaarschijnlijker, dat de dichter hetjournaal zelf gekend heeft. Om te beginnen komt het niet voor in de veilingscatalogus van zijn bibliotheek, die zijn nagelaten betrekkingen kort na zijn dood wel heel rigoreus onder de hamer lieten brengen. Bedenkelijker is het dat de naam van De Veer, die zichzelf toch waarachtig niet wegcijferde, in het hele dichtstuk niet te vinden is, en evenmin in de brieven en documenten van en over Tollens en diens Overwintering. Ook Schotel noemt hem niet.

Volgens Schotel konden de toehoorders in 1819 zich het verhaal misschien nog uit Bor of Van Meteren herinneren. Doch geen van beide oude historici heeft zich aan de fouten van Tollens schuldig gemaakt, aperte onjuistheden die een studie van een uitvoerig relaas als dat van De Veer onwaarschijnlijk maken.

Dat tegenwind het uitzeilen aanvankelijk belette (55 e.v.) is historisch juist (v.g.l. De Veer, 16 mei), doch men vertrok van Vlieland, niet van Tessel. De in vers 71 e.v. beschreven stormvlagen, die reeds bij het begin de schepen teisterden en in verschillende koers sloegen, leverden plastische beschrijvingen op met aardige vondsten als ‘De dood steekt de armen uit de golven naar u op’, maar De Veer vermeldt niets hiervan. Wel, dat de stuurlieden bij enkele gelegenheden hooglopende ruzie kregen, zodat Jan Cornelisz. Rijp op 1 juli besloot, een eigen koers te volgen. Toen men hem na de overwintering terugvond, was hij al een keer in patria geweest. Tollens heeft hier wel een heel andere voorstelling van gegeven, om nog te zwijgen van het aandoenlijke weerzienstafereel (691 e.v., Dagboek 29 en 30 augustus 1597).

In Tollens' voorstelling paste de eensgezindheid beter; men hield elkaar voor verloren, stortte tranen en reisde verder. Op Nova-Zembla aangekomen brachten de mannen volgens de dichter de eerste nacht

1 Rotterdams accent 1961, blz. 35.

Page 23: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

26

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

door in de open lucht op de koude grond - een vermetele onderneming. Tot overmaat van ramp naderde een ijsbeer om een der mannen mee te sleuren. Deze wonderlijke overnachting - voordat de hut gereed was sliep men steeds aan boord - en het bloederige drama heeft de dichter er zelf bij verzonnen. Wellicht herinnerde hij zich vaag, iets omtrent het doden van enkele mannen door een ijsbeer gelezen te hebben; dit was gedurende de reis van 1595 op Stateneiland geschied. Men vindt in de tweede‘seylagie’ (6 sept. '95) het verhaal ‘van een eiselijcken fellen Beyr, die twee menschen vernielde’, hetgeen overigens niet bewijst dat Tollens de authentieke tekst zelf gelezen heeft. Gedurende de derde expeditie hadden de beren meer reden om zich over de wreedheid van de mensen te beklagen dan omgekeerd. Maar de gruwelscène met de ijsbeer voldeed de dichter zo goed, dat hij in vers 351 e.v. nogmaals enkele slachtoffers maakte, en ook op de terugweg (664).

Toen Tollens eenmaal op dreef was, keek hij niet op een paar doden. De werkelijkheid was anders. Alles bijeen (men zou het uit het dichtwerk niet opmaken) waren er 17 man aan boord; twee daarvan stierven op Nova-Zembla, n.l. de timmerman (23 sept. '96, gedurende de bouwwerkzaamheden) en iemand die reeds maanden ziek was (27 jan. '97). Op de terugreis stierven er nog drie, onder wie Willem Barents, die in het gedicht zijn einde in de hut vindt. Tollens laat in vers 582 gedurende die periode nog menigeen naast Barents op de baar zijgen; bij wijze van spreken natuurlijk, want een baar was er evenmin als een hangmat (298): de mannen sliepen in kooien. Gedurende de terugtocht laten er nog verschillenden het leven - op een sneeuwhoop of als prooi van een ijsbeer.

Het timmeren van het huis is nogal vrij behandeld. De Veer vermeldt dat men op twee mijlen afstands een grote hoeveelheid aangespoelde stammen ontdekte; deze werden aangesleept en tot bouwmateriaal verwerkt, terwijl men alleen voor de afwerking planken van het tussendek sloopte. Tollens noemt de stammen wel (263 e.v.), doch als men hem wil geloven ging het schip er grotendeels aan om in een hut te worden herschapen (men vergelijke hierna de voorstelling van Helmers, blz. 32).

Gedurende de overwintering zelf leden de mannen geen al te grote

Page 24: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

27

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

ontberingen wat het voedsel betreft. Vrijwel alle scheepsvictualiën hadden zij tot hun beschikking, en de gevangen beren en poolvossen leverden de rest. Men heeft erop gewezen, dat slechts enkelen van een bevroren poolvos aten, zodat de nood niet overdreven hoog was1. De opgestelde vossevallen vindt men op de illustraties in De Veers werk buiten de hut afgebeeld; de voorstelling van Tollens lijkt er niet op2. Natuurlijk zijn er wel zaken op rantsoen gesteld, maar Tollens maakt er een volslagen hongersnood van, waarbij zelfs de korrels zout nageteld worden. Hoewel zij voor de terugtocht het broodrestant in de boot laadden (618), hadden zij tevoren (574) voor een lege tafel moeten zitten, en reeds werden de dobbelstenen gereedgezet (waren die niet onder bereik?) waarmee geloot zou worden wie als eerste tot voedsel der anderen zou strekken. Gelukkig brak toen juist de zon door, zodat men van dit opzet kon afzien. Een romantisch staaltje, maar weer volkomen onhistorisch.

Er is veel meer. Nadrukkelijk wordt bij De Veer en ook bij Bor vermeld, dat demeeste mannen die meegingen ongehuwd waren: ‘nemende soo veel onghehoude persoonen alsse eenichsins mochten, om te minder deur den treck tot wijf ende kinderen, int werk te vertsagen, oft van de reyse afgetogen te worden’3. Het waren kennelijk ruwe vrijgezellen, avonturiers wie het weinig kon schelen: het keiharde mensentype van die tijd, waarop Tollens weinig kijk had; het romantisch sentiment van de 19de eeuw vereiste jammerklachten over vrouw en kind die achtergelaten waren.

De bij De Veer voorkomende vermelding van Driekoningen, Lichtmis enVastenavond, en dit was iets dat Tollens kon weten, duidt meer op katholieken dan op zangers van Datheens psalmen, die zo plechtig klonken. Het katholieke element van onze bevolking was toen trouwens heel wat groter dan de populaire geschiedschrijving uit de dagen van Tollens zou doen vermoeden.

Dit zijn details, zoals er uiteraard ook heel wat details zijn, waarin

1 Reiken van Willem Barents enz. verhaald door Gerrit de Veer, uitgegeven door S.P. l'HonoréNaber, eerste deel blz. 93 (Werken Linschoten-Vereniging XIV 's-Gravenhage 1917).

2 De illustraties in de editie van 1843 (houtsneden van Henry Brown naar tekeningen van J.H.J. van den Bergh) vertonen geen gelijkenis met de platen bij De Veer, die dus kennelijk niet tot voorbeeld gestrekt hebben. Ook dit pleit tegen de bekendheid van Tollens met het werk.

3 Reizen enz. I, blz. 46; bij Bor vrijwel woordelijk dezelfde tekst.

Page 25: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

28

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

de Overwintering met De Veer overeenstemt, b.v. de kolendampvergiftiging, het vieren van een feestavond, het verschijnen der vossen zodra de beren zich hebben teruggetrokken, enz. enz. Tollens behandelt de zaken toch wel vager, en bovendien mag men niet vergeten dat alle hem bekende bronnen direct of indirect op het werk van De Veer teruggaan.

Maar bij Tollens is de stof inderdaad erg vervaagd. De Veer was een voortreffelijk scribent; op zakelijke en laconieke wijze, zelfs lang niet zonder humor, heeft hij een verslag uitgebracht, dat we nog steeds geboeid lezen. De heldere wijze waarop hij (kennelijk na de reis) de redactie verzorgde, geeft van de onderneming zo'n duidelijke voorstelling dat Tollens nog wel met wat anders voor de dag zou zijn gekomen als hij het werk had gekend. De Veer was stellig een man van ontwikkeling en men heeft berekend, dat hij nog heel jong geweest moet zijn toen hij de tocht meemaakte. Te Winkels vermelding dat hij scheepsarts zou zijn geweest moet onjuist zijn.

Hoe kwam Tollens aan zijn stof? Aan Immerzeel schreef hij, gelijk wij zagen, dat hij de geschiedenis van de zeetochten herlas - een vage aanduiding. En al het bestaande, we weten het, ging op De Veer terug, b.v. het door Huet genoemde ‘Begin ende voortgangh’, dat in 1646 verscheen. Recenter was een anoniem werk‘Nederlandsche reizen tot bevordering van den koophandel’ (Amsterdam-Harlingen1784), terwijl zeer populair geweest moet zijn een uit het Duits vertaald boek‘Reisbeschrijvingen voor de jeugd’ van J.H. Campe (Amsterdam 1786)1. Deze en andere werken bevatten de geschiedenis van de overwintering.

Op een of andere wijze kende Tollens het verhaal, zoals hij heel wat historische anekdotes e.d. kende. Met betrekking tot het vermaarde turfschip van Breda heeft prof. Asselbergs na bestudering van deze geschiedenis reeds opgemerkt, dat de dichterlijke bewerking van Tollens veeleer teruggaat op vage noties dan op een werkelijke studie van de bronnen2. Dit lijkt me de spijker op de kop geslagen, en

1 Reizen deel II, blz. 313. In dit deel een complete bibliografie.2 ‘Het turfschip van Breda als poëtisch motief’. Jaarboek van de Geschied- en

Oudheidkundige Kring van Breda ‘De Oranjeboom’ X, jaargang 1957, blz. 42, 43. Herdrukt in Nijmeegse Colleges, Zwolle 1967, blz. 113 e.v.

Page 26: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

29

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

het geldt ook voor de Overwintering. Als belangstellend leek las Tollens nogal wat over geschiedenis, maar van een studie is geen sprake. Wanneer hij ergens door getroffen was, dan zorgde zijn dichterlijke fantasie wel voor de rest; met de historische werkelijkheid nam hij het zo nauw niet.

Zijn concurrent Withuys kende het oude dagboek van De Veer wel degelijk; een waarborg voor goede poëzie bleek het niet. Bogaers heeft kans gezien, ook een afschrift van deze inzending aan zijn collectie toe te voegen; het berust in hetzelfde boekwerk. Het is bijzonder retorisch; na een inzet van acht verzen (‘Ik zing de Tweespalt niet der Grooten noch hun strijden’) volgt de aanroep:

O Helmers! thans omhoog ten stoel van licht verheven, Ach waar m'een kleine vonk van 't heilig vuur gegeven, Dat in uw boezem glom, wanneer uw GodenzangDe voorgeslachten loofde, ontworsteld aan den Dwang (enz.)

Ook zijn zangster (een blos bedekt haar wangen) zal zich in het strijdperk wagen een meedingen naar het ‘loof’:

De Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, Uw invloed zal mijn Jeugd met eer genoeg doen pronken.

Het eerste is gebeurd, tot verdriet van Withuys. Hij had er zijn best op gedaan, en moeten constateren hoe een minder gedocumenteerd dichtstuk de lauwer won; daar kon ook Helmers op zijn stoel van licht niets meer aan veranderen. Dat Withuys de auteur van de Seylagien kende, blijkt b.v. uit:

Waarom vergeet ik hier, U! wakkere de Veer!Ook U, U zij mijn lied, mijn stamelzang gezongen ...

Een aardig detail bij de bouw van de hut:

De koude intusschen stijgt, terwijl men werkt en past, De spijker kleeft en vriest reeds aan de lippen vast, Scheurt vel en vlies en laat het vleesch ontbloot en open.

Page 27: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

30

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Vergelijk de aantekening van 27 september 1596:

Den 27. waydet wederom hardt uyten n.o. ende vroor so gheweldich, dat als wy een spijcker inden mondt namen (alsmen int timmeren wel ghewoon is te doen) so bleeft vel daer aen hanghen alsmen die wedert uyten mondt namen, datter tbloedt nae volghde.

Onder de titel Willem Barentz heeft Withuys in 1860 het in portefeuille gehouden dichtstuk geheel omgewerkt, doch het bleef ongepubliceerd. D. Bax, die het te Amsterdam berustende handschrift van de nieuwe bewerking heeft gelezen, constateerde dat veel retoriek verdwenen was: het werd het berijmde prozaverhaal van de Veer1.

VII

Inderdaad, de historische kennis van Tollens was die van een belangstellende leek, en zijn inzicht was navenant. Ook op geschiedkundig terrein moet hij het gemis aan een degelijke opleiding gevoeld hebben; hij zorgde er wel voor, zich niet geleerder voor te doen dan hij was. Vandaar dat hij zich zo mogelijk tot algemeenheden beperkte en niet te zeer in details afdaalde. Men mag het b.v. nauwelijks een anachronisme noemen, wanneer hij in de aanhef de tochten van Barents, De Houtman en Van Noort in één adem noemt: het was een ruime tijdsbepaling voor de diverse ondernemingen van de jaren vóór de V.O.C.

Niet De Veer was zijn inspiratie, doch Jan Frederik Helmers, die in 1812 veel eer had ingelegd met ‘De Hollandsche natie’. Zijn toon klonk nog bezielder dan die van Tollens, zijn fantasie had een hoger vlucht genomen, wat hem evenwel tot heel wat ondoordachter beelden had verleid. Ook hij had, zij het heel summier, de overwintering behandeld toen hij in de vierde zang Hollands daden ter zee bezong. Het is bijzonder waarschijnlijk, dat het hele overwinterings-idee van Tollens teruggaat op het dichtstuk van Helmers, dat bij het uitschrijven van de prijsvraag nog geen zes jaar oud was, en dat overal een enorme indruk gemaakt had. De bewuste passage luidt (enigszins bekort):

1 D. Bax, ‘Vier overwinteringen op Nova Zembla’, Nieuwe Taalgids 1939, blz. 6.

Page 28: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

31

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Verlaat, o Zangster! thans het gloeijend zonnespoor,Een dring met Neêrlands lof tot aan de Noordpool door1

Vergeefs hebt ge, o Natuur! met nevlen, mist en stormen, Met vlottende Alpen, die uit eeuwig ijs zich vormen,Het hartverstijvend oord der Noordpool digt omzet; Vergeefs! ook eenmaal gaf dáár Nederland de wet.2

....................................'t Is alles vruchteloos! Ja, Neêrlands heldenschaarBraveert en koude, en nacht, en ijs, en stormgevaar;Langs Nova Zembla's kust wendt Barendsz zijnen steven3. Hij wil langs 't kille Noord naar 't brandend Oosten streven;4

Hij boort door 't krakend ijs, door zeeën, nooit doorzocht,Maar onherroeplijk stuit Natuur zijn' verdren togt;Doch zoo dit pad bestond, het waar' door hem gevonden,5

En Neêrland had, door 't Noord, Europe aan 't Oost verbonden6

Dring verder door, mijn geest! dring tot de Noordpool voort, Volg Barendsz, die voor 't laatst door storm en nevlen boort. Nu ziet hij bergen ijs verschriklijk zamenhorten,7

Dan, door elkaar verdelgd, in brokken nederstorten:Van 't land grimt de ijsbeer hem met hongerigen muil En brandende oogen aan; der wolven naar gehuil Verliest zich in 't geschreeuw van gier en adelaren;De walrus geeselt met zijn staart de Noorderbaren; De kiel stoot op het ijs, als op een vaste klip,Eene onafzienbre schots omringt het ranke schip;De kiel ligt vast in 't ijs,8 het kroost van honderd winters, Zij rijst, zij klemt, en kraakt, en barst in duizend splinters Ach! 't volk kermt nu op 't ijs, daar 't alle hoop verliest, Daar de adem van den mond tot scherpe kegels vriest;9

Ach! zullen zij nooit weêr, in sneeuw en nacht verloren,

1 Vg.l. Overwintering vers 51 e.v.2 Vg.l. 60.3 Vg.l. 67.4 Vg.l. 22.5 Vg.l. 25 en 26.6 Vg.l. 25 en 26.7 Vg.l. 147 e.v.8 Vg.l. 126, 150 e.v.9 Vg.l. 362.

Page 29: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

32

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Hun gaden wederzien, hun lieve kindren hooren? Elk barst in wanhoop uit, vloekt zijn' geboortedag! Maar Barendsz taal verzacht en lenigt dit geklag:1

Het wrak van 't schip biedt elk een luttel hout en spijzen,En 't bijgelegen land ziet ras een hutje rijzen,Dat, op de sneeuw gebouwd, en hoog door sneeuw gedekt,'t Ellendig scheepsvolk tot een ranke woning strekt.

Ach! nu onttrekt de zon zich die gedoemde stranden,Een nacht, zes maanden lang, daalt op dees Noorderlanden; Verkwijnend loost elkeen de bangste zieleklagt,En niets breekt de eenzaamheid van d'eeuwig langen nacht,2

Dan 't grommen van den beer, en 't huilen van de wolven, En 't scheuren van het ijs, en 't klotsen van de golven;'t Vuur geeft geen warmte meer, het geestrijk vocht wordt steen;3

Het bloed kruipt traag en mat door 't stervend ligchaam heen. In 't eind zien ze aan de kim weêr d'eersten lichtstraal gloren, De maan verlaat dit oord, de dag wordt weêr geboren;Bij 't rijzen van de zon wordt ieders moed vergroot, Uit spaanders van de hut bouwt nu het volk een boot....................................De hoop ontvlugt hunn' geest, de wanhoop sluipt in 't harte,4

Elk wenscht slechts om den dood, als 't einde van zijn smarte,5

En Barendsz, in wien 't volk een hoofd en leidsman derft, Kwijnt weg,6 stort magtloos neêr, denkt aan zijn gade en sterft.

Ach! 't was u niet vergund, in Nederlands landouwen,o Held! uw kindren noch uw teedre ga te aanschouwen! Die ga, die daaglijks aan het strand verlangend zat,En dáár, met vorschend oog, om uw terugkomst bad; Het hartverplettrend nieuws is zij gedoemd te hooren, Dat ge onder schotsen ijs gingt door gebrek verloren;

1 Vg.l. 229-230; 313 en 314.2 Vg.l. 377.3 Vg.l. 367.4 Vg.l. 579.5 V.gl. 586.6 Vg.l. 546.

Page 30: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

33

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Dat slechts een luttel sneeuw uw heldenlijk bewaart: Zij hoort het, stort ter neêr, en is niet meer op aard'. Het overschot des volks mag 't eindelijk gelukken,Verzwakt en uitgeteerd, der Vaadren grond te drukken;1

't Meldt dáár het einde van dien schrikkelijken togt, Helaas! door Barendsz dood zoo vreeslijk duur gekocht.

De nagalm van deze verzen vinden we bij Tollens terug, en ook de woordkeus. In dezelfde zang vinden we passages als ‘Nu rijst de blijde dag’, ‘Nu zien zij uit de zee vier schepen strandwaarts streven’, ‘Nu rijst het uur’, enz. Ze hebben kennelijk in Tollens' brein nagespookt, evenals andere plaatsen uit dit onderdeel:

Daar heerscht de Nevelvorst, die, reeds sinds Gama's dagen ... En toont welhaast haar vlag aan d'Oosterindiaan ...Lok, Zangster! thans een toon van weemoed op uw luit ... Juicht! juicht, verdrukten! heft, verheft blijmoedig 't hoofd ... Maar Neêrlands kroost dingt ook naar edeler laurieren ... Door Magellanes straat de Zuidzee ingevaren ...Nu stroomt des aardrijks schat, de geur van 't Morgenland,'t Ivoor van 't Kreeftgestarnt' naar Hollands nijvrig strand ... Ja, Holland ligt niet meer in diep moeras bedolven ...

Vergeefs had Withuys de schim van Helmers aangeroepen; deze had de concurrent, zijn oude makker Tollens geholpen, tot in historische fouten toe. Toch was er van eigenlijk plagiaat weinig sprake: Tollens zal wel volkomen onbewust de Helmeriaanse klanken hebben opgeschreven, en ook in verheven klinkende alexandrijnen.

Het alom bekende en geroemde werk van Helmers was in een nationale depressieperiode ontstaan. In 1818 lag deze tijd nog vers in het geheugen. De rust en de vrede waren weergekeerd, maar de gedachte aan het oude heldenkroost was niet verdwenen; nog altijd was het pure romantiek - met een burgerlijk cachet.

1 Vg.l. 184.

Page 31: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

34

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Het opmerkelijkste van Tollens' Overwintering - en ook hiervan vindt men het voorbeeld bij Helmers - is dat de gehele onderneming schijnt te zijn opgezet uit chauvinistische overwegingen. Het is waar, dat de generaliteit een redelijke premie had uitgeloofd voor het vinden van een noordelijke doorvaart. Na twee mislukte reizen bleek slechts Amsterdam bereid, er nog twee schepen aan te wagen. Tollens denkt aan premie noch gewin, alleen aan de roem en de eer. Hij laat (20 e.v.) Heemskerk (niet Barents, laat staan Plancius!) het hele plan uitbroeden opdat...... Neerlands vlag n.b. aan Europa de doortocht zou wijzen. Bij het vertrek schijnt de halve natie naar Tessel (!) gestroomd om de expeditie na te wuiven; het lijkt een hedendaagse sportmanifestatie. Heel Nederland zendt zijn wens ten hemel en is opgetogen omdat de mannen ‘voor hare eer’ ten kamp zijn gevlogen om, zo lezen we, ‘een lauwer meerder aan haar lauwerkroon te zien’. Dit doet verdacht veel denken aan een prijsvraag van de Hollandsche Maatschappij van fraaije kunsten.

Rijp meent dat zijn makkers verloren zijn, dat zij ‘voor lauwren leed’ hebben gewonnen. Hij kiest de wijste partij om althans zichzelf en zijn schepelingen nog voor Nederland te sparen (97, 98). Een verschrikkelijk lot is het gevolg van de tocht,‘voor Neerlands roem bestaan’ (558). Het loon blijft niet uit, en aan het einde vernemen we dat het welkom hen inhaalt. Men moet vooral bij De Veer lezen, hoe de reeds lang opgegeven mannen binnenkwamen, over land in hun zonderlinge kledij naar Amsterdam reisden, van hun wedervaren vertelden ‘ende zijn daer nae elck nae huys ghegaen die daer thuys hoorden, maer die daer niet thuys hoorden zijn in een herberghe ghestelt sommighe daghen, tot dat wy ons geldt ontfanghen hebben, daer na is elck zijns weeghs ghereyst.’ En nu Tollens:

't Erkentlijk vaderland, door liefde en vreugd gedreven, Neemt weer zijn kindren op, die uit den dood herleven; Vergeldt hen, juicht hen toe, strooit lauwren voor hen heen, En rekent d' uitslag niet, maar telt het doel alleen.

Het erkentelijke vaderland werd echter geleid door ware realisten of vervroegde existentialisten, wie het niet om de goede intenties maar

Page 32: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

35

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

juist om het resultaat te doen was. Niets werd de mannen vergolden: zij kregen hun geld (voor een geslaagde onderneming was meer bedongen dan voor een mislukte) en konden huns weegs gaan. De weduwe Barents, met wie Helmers althans zoveel mededogen had dat hij haar levenloos liet neerzijgen, moest bij de Staten van Holland aankloppen om ondersteuning voor zich en haar vijf kinderen1. Volgens een resolutie van 17 maart 1598 werd dit verzoek geweigerd. Waar zou het ook heen moeten!

Dit nu paste niet in Tollens' opzet. Hij heeft het trouwens niet geweten, menontdekte het veel later. Maar dit was nu precies iets, dat helemaal niet in zijn lijn lag, behulpzaam en menslievend als hij was. Het bewijst slechts dat hij op het mensentype van de 16de eeuw helemaal geen vat had. Zo kon hij van hen kampioenen maken voor de eer van een natie die nog ternauwernood bestond, hen tranen laten schreien alsof ze in de tranenrijke 19de eeuw leefden, en hen laten weeklagen over een denkbeeldig achtergelaten gezin, een roerend tafereeltje met de bekende slotwoorden:

Hier houdt de spreker stil: hij snikt; hij kan niet meer.

Weer een van die plaatsen, die de populariteit van gevleugelde woorden bewaard hebben, zij het in ironische zin. Ook hier heeft de in de stoel van licht gezeten Helmers hem trouwens parten gespeeld. Wanneer in de derde zang van diens ‘Socrates’ de wijsgeer vóór zijn dood bezoek krijgt van zijn gade - die wijselijk niet als Xantippe is aangeduid maar wel ‘haar jongsten zoon in haren arm bekneld’ houdt - dan eindigt de passage met de woorden:

Vaar wel, mijn echtgenoot! helaas! ik kan niet meer.

Enkele bladzijden verder houdt zij nog een monoloog, met als slot:

‘Ik volg u tot in 't graf’. Zij zwijgt, zij kan niet meer, En valt, beroofd van kracht, op 't doode ligchaam neêr.

Zo ongeveer als de weduwe Barents. Maar het is genoeg, men ziet hoe vaak de teksten van Helmers Tollens door het hoofd gespookt moeten hebben, en waar we zijn voorbeeld moeten zoeken.

1 Reizen enz., tweede deel blz. XXXIII noot 2 (l' Honoré Naber).

Page 33: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

36

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Nu was Tollens in zijn stijl toch wel heel wat eenvoudiger, en deze eenvoud vooral heeft zijn tijdgenoten bekoord. We hebben nu wel gezien dat zijn gaven beperkt waren en dat hij zijn krachten niet overspande. Maar juist hierdoor had zijn taal die betrekkelijke echtheid, die zo'n weerklank vond, en de nauwgezetheid waarmee hij alles in latere drukken bijwerkte, deed de rest.

Van de Overwintering heeft men vooral de aanschouwelijkheid geroemd, en niet ten onrechte. De dichter is er zonder twijfel in geslaagd, een reeks taferelen te schilderen die men onmiddellijk voor zich zag, en hij deed dit boeiend. Ondanks alle gebreken was hij in staat, een episch gedicht te schrijven waar niet zelden kracht van uitging. De beschrijvingen van de barre natuur, van de ijsgang, van het moeizaam vooruitkomen der schepen waren in hun soort werkelijk niet slecht; ook de constructie van het huis schijnt kundig behandeld, met de vereiste vaktermen en al. Het mag dan al zonderling aandoen dat Barents zijn mannen in toespraken inlicht over zaken die zij als zeelieden behoorden te weten, voor de toehoorders verduidelijkte dit de situatie aanzienlijk. Het is zeker een verdienste dat Tollens zijn publiek op een zo al niet heel dichterlijke, dan toch heldere wijze1 in de juiste sfeer wist te brengen; het scheen wel alsof hij het eeuwenheugend ijs zelf had aanschouwd.

Zeker had hij strenge winters meegemaakt; de Wijnhaven voor zijn huis lag dandicht, de Blaak, de Binnenrotte, en als het heel streng vroor ook de Maas. Dit kon vervelend zijn, want met de verscheping van de vaten met verf moest soms heel lang gewacht worden. Maar thuis was het veilig en warm, en ook in de zalen van de genootschappen was het behaaglijk door de grote kachels. Alles bijeen was het leven nog zo kwaad niet. De oude tijden waren weerom gekeerd, naar de voorspelling van Gijsbert Karel; men leefde in de beste aller werelden, zeker in de beste aller naties, en men ledigde het glas op het welzijn van de beste aller koningen, als kinderen van zijn huisgezin. Het vaderland had men oprecht lief.

1 In verband hiermee heb ik gemeend de verklarende aantekeningen tot een minimum te kunnen beperken.

Page 34: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

37

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Illustratie uit de prachteditie van 1843. Hoewel de voorstelling overeenkomt met die van de vorige illustratie, is er weinig gelijkenis. Ook dit pleit tegen de bekendheid van Tollens met het werk van De Veer (zie pag. 27, noot 2)

Page 35: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

38

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

En toch! Zou er niet een latent heimwee bestaan hebben naar die avontuurlijker eeuwen, al kon men daar niet zonder afgrijzen aan denken? De romantiek leverde zoveel helden en grootse daden aan het papier, aan het doek, dat we dit wel moeten aannemen. En ook in de welgestelde verfhandelaar met zijn poëtische liefhebberijen moet toch nog wel iets geleefd hebben van het vurige jongmens dat hij eens was, van de enthousiaste jongeling die Bataafse strijdliederen maakte voor de schutterij van Cool! Of van de eigenzinnige rebelse knaap, die op zijn 19de jaar zijn ouders en het vooroordeel tartte, en met het meisje waar hij zijn zinnen op gezet had naar Walcheren trok om daar in het huwelijk te treden! Sedert was hij bij de burgers ingelijfd, maar of hij zich daar altijd even prettig gevoeld heeft?

‘Avondmijmering’ zou het antwoord geven; voorlopig schiep hij de Overwintering. Ondanks de klassieke alexandrijnvorm en een onmiskenbare verstandelijkheid werd het een stukje vaderlandse romantiek, een beeld van de kloeke, zelfverloochenende en door chauvinistische idealen bezielde voorouders .... zoals hij zich die voorstelde. Het werk sloeg in, het werd geciteerd en gereciteerd, sommigen kenden het vrijwel van buiten, een aantal plaatsen werden spreekwoordelijk.

De Overwintering is een beminnelijk stukje nationaal bezit geworden, zoals in andere trant de Camera dat is. Het beeldt niet de 16de eeuw uit, maar de 19de, die eeuw van huiselijkheid en latente romantiek, van het mensentype dat zo ongecompliceerd lijkt met zijn rustige maatschappijen en zijn muzenalmanakken, en dat zich toch niet zo gemakkelijk laat begrijpen.

VIII

Voorheen had Tollens dus zijn vaderlandse stoffen gepresenteerd in de klassieke vorm van de strofische lierzang om over te schakelen naar het genre dat met de romantiek was opgekomen, de romance. Het merkwaardige is, dat hij voor zijn Overwintering terugschakelde op een meer klassieke vorm: zoals C.M. Geerars onomstotelijk heeft aangetoond koos de dichter die van het (klein) heldendicht.1

1 C.M. Geerars, Het epyllion en de structuur van Tollens' Overwintering op Nova Zembla, Nieuwe Taalgids 1967, blz. 361 e.v.

Page 36: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

39

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Bij het uitschrijven van de prijsvraag had men een tafereel van beschrijvende poëzie gewenst, een formulering die Tollens wat prozaïsch vond: ‘Schilderende poëzie zou het genoemd geweest zijn, indien de dooper van de dichtsoorten niet een prozaïsch theorist geweest was.’ Hij noemt deze doper niet nader, maar prof. Asselbergs1 hield het op de eens gezaghebbende Hugo Blair, wiens handboek ‘Lessen over de redekunst en fraaie letteren’, vertaald door Herman Bosscha, in 1804 was uitgekomen in een tweede verbeterde druk. Het is inderdaad niet onmogelijk dat Tollens dit werk op het oog had, waarin ook gewag werd gemaakt van beschrijvende poëzie, hoewel de auteur deze als afzonderlijk genre betrekkelijk zeldzaam achtte.2 Overigens had Blair beschrijving en schildering als de ‘proefsteen’ van dichterlijke verbeeldingskracht beschouwd, en als kenmerkende eigenschappen van het beschrijvende dichtwerk genoemd: helderheid en nauwkeurigheid van voorstelling, gepastheid van de taal bij het onderwerp, beknoptheid en eenvoud van stijl alsmede het gebruik van welgekozen epitheta. Aan deze vereisten had Tollens zich kennelijk gehouden toen hij zijn Overwintering ontwierp.

En ook aan die van het heldendicht. Nu lijkt het me weinig zinvol, daarbij metGeerars het ‘klein heldendicht’ (epyllion) als een op zichzelf staand genre te beschouwen: door onze dichters is het bij mijn weten nooit als zodanig genoemd, en W.A.P. Smit bevestigt dat het in de Renaissancistisch-klassicistische poëtica niet voorkomt, en door de dichters van die tijd niet bewust werd beoefend.3

Onbewust blijkbaar wel, want Geerars noemt als voorbeeld Vondels Verovering van Grol alsmede enkele gedichten van Schermer en Rotgans.

Tollens nu heeft genoemd dichtstuk van Vondel bewonderd als een typischheldendicht (zonder meer). Hij droeg het als zodanig gedeeltelijk voor, toen hij voor de leden van de Rotterdamse afdeling op 28 april 1808 een samenvattende voordracht hield over de verschillende dichtsoorten. Hij begon zijn lezing met het ‘vaderlandsche heldendicht’ waarvan onze taal zo menig voorbeeld rijk was; een der oudste en uitmuntendste kwam hem voor de geest: de Verovering van Grol.

1 W.J.M.A. Asselbergs, Tussen Vosmaer en Tollens, Mededelingen Kon. Ned. Academie, Amsterdam 1968, blz. 3 e.v.

2 T.a.p. 9.3 Nieuwe Taalgids 1973, blz. 4.

Page 37: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

40

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

‘Verbeeldt u’, aldus de lezer, ‘prins Frederik Hendrik ter ruste, wien de schim van zijnen grooten vader, Willem den eersten, in den droom verschijnt en hem aanspoort tot die heldendaad, welke hij vervolgens zoo glorierijk in het veroveren van Grol deed blijken.’1 Hiermee was het heldendicht blijkbaar voldoende toegelicht; de voordracht uit genoemd werk volgde, waarna diverse andere genres op soortgelijke wijze behandeld werden. Voor de Rotterdamse toehoorders zal het wel hebben volstaan - Tollens was geen geleerd theoreticus en het was hem om de voordracht van de teksten zelf te doen. In dit verband is het alleen van belang dat hij de Verovering als een heldendicht beschouwde.

Met een beroep op de voor de klassicistische kunstvormen nog altijd gezaghebbende

René Bray2 heeft Geerars de regels daarvan uiteengezet, en die gelden dan tevens voor de (ook door Bray niet als zodanig behandelde) variant van omstreeks 700 regels, het epyllion. Kort samengevat komen ze hierop neer: na de propositio of aanduiding van het verheven onderwerp en de invocatio of aanroeping van de muze volgt de eigenlijke narratio, de vertelling, die ter afwisseling enkele uitweidende‘episodes’ mag bevatten maar tevens een duidelijke eenheid moet vertonen; in de geest van het klassieke treurspel eindigt het epos met een wending of peripeteia en een ontknoping.

Inderdaad blijkt Tollens verrassend goed op de hoogte van een en ander te zijn geweest. Niet voor niets had hij zich, kort voordat genoemd werk van Blair verscheen, in de klassieke school van Uylenbroek gevormd, en als lid van de Hollandsche Maatschappij zal hij daarna veel opgestoken hebben van geleerder genoten als Siegenbeek, Jeronimo de Vries, Bilderdijk en vooral Kinker.3

Menigmaal maakte hij zelfs deel uit van jury's om hun theoretische inzendingen te beoordelen! Hoe dit alles zij, de autodidact Tollens dichtte niet in het wilde weg maar hield zich aan de regels. Het schrappen en inlassen na de voltooiing van de Overwintering tastten, naar uit deze tekstuitgave kan blijken, de opzet niet aan.

1 Biografie, blz. 130, 131. Tekst van de lezing in handschr. K.B. 70 F 59.2 La formation de la doctrine classique en France, Paris 1927 (G. gebruikte de herdruk van

1957, blz. 336 e.v.).3 De voorrede van Kinkers Gedichten deel III (1821) handelde over het heldendicht; Tollens

zal zijn denkbeelden daaromtrent zeker hebben gekend: hij was een vrij trouw genootschapsbezoeker en had in die jaren veel contact met de Amsterdammers en Leidenaren.

Page 38: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

41

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

De geledingen van het werk heeft hij duidelijk door interlinies aangegeven, en wel na de versregels 50, 54, 126, 166, 250, 282, 302, 338, 370, 490, 542, 566, 626 en630. De eerste 50 regels bevatten de tijd- en plaatsbepalende inleiding met de opzet van het plan, de aanroep van de muze vindt plaats in de regels 51-55, waarop de eigenlijke narratio volgt, de taferelen van de overwintering; deze bereikt in regel 567 een climax wanneer na de dood van Barents de nood het hoogst gestegen is. Maar dan is ook de redding nabij: de zon breekt door en de terugkeer is mogelijk geworden- waarin een peripeteia1 mag worden gezien. Nadat de dichter het ongastvrije eiland nog in vier versregels vervloekt heeft (627-631) eindigt het gedicht met een betrekkelijk gelukkige ontknoping, die we inderdaad een exitus felix kunnen noemen mits we niet de uitslag maar het doel voor ogen houden.

In de eigenlijke narratio zijn dan de volgende taferelen te onderscheiden:a. De afdwaling van Barents door de storm en het vastlopen in het ijs (56-127).

b. Beschadiging van het schip en landing (127-167).c. Beschrijving van het eiland en overnachting (167-251).d. Het werken aan het huis (251-283).e. De voltooiing hiervan (283-303).f. De ijsberen (303-339).g. De toenemende kou (339-371).h. De poolnacht in de hut (371-491).i. Toenemende ontberingen (491-543).j. De dood van Barents (543-567).Het daarop volgende gedeelte (567-627) met het hoogtepunt van de ellende bevat dus tevens de peripeteia, waarna bovengenoemde afsluiting volgt.

Dat Tollens de regels van het heldendicht vrij nauwkeurig in acht nam blijkt uit het artikel van Geerars, waarnaar ik voor verdere details verwijs. Ik wil hier slechts de aandacht vestigen op het voorkomen van enkele toespraken en op onderbrekende uitroepen van de dichter zelf

1 Het lijkt mij niet noodzakelijk, met Geerars te spreken van een dubbele peripeteia n.a.v. het weerzien van Rijp.

Page 39: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

42

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

tot zijn sujetten (waardoor Tollens zijn geliefde imperatieven kon toepassen). Ze behoren evenzeer tot deze heldenvorm als de zogenaamde episoden of afwisselende neventhema's die de vertelling even onderbreken en door tegenstellingen verlevendigen. De dichter heeft ze door inspringende alinea's aangegeven bij de regels 435, 443, 455, 471, 510 en 522.

Vrijwel dezelfde geledingen van het gedicht behandelde Asselbergs in zijn studie over de bouw van de Overwintering, maar hij ging verder. Terwijl de opzet van het heldendicht hem ontging, zag hij het gehele werk opgebouwd uit vierregelige balladenstrofen: 177 stuks, hetgeen nooit opgemerkt zou zijn doordat de balladetechniek z.i. eerst begon bij regel 11, dus na tien regels inleiding volgens de wet van het vaderlandse eerdicht. Zo zag hij de overwintering als een strofisch gedicht waarin de alexandrijnen zich zouden voegen naar de voorschriften van de romance. Een verdere geleding van de onderdelen zou dan bewijzen dat deze een zeer regelmatige opbouw vertonen in de verhouding der strofen.

Tegen dit laatste verzet zich m.i. reeds het vrij grote aantal latere inlassingen, en hoewel het verleidelijk is, met Asselbergs aan te nemen dat Tollens met de eigendunkelijkheid van een waarachtige, zij het dan geen grote dichter, door het patroon van het verleden heenbrak, is de romancetheorie moeilijk in overeenstemming te brengen met de onmiskenbare bouw van het klassieke heldendicht, en even moeilijk met de eerbied die onze autodidact koesterde voor de autoriteiten: in dit opzicht evenaarde hij Vondel. Indien hij strofen had bedoeld zou hij dit zeker door interlinies hebben aangegeven. Bovendien vormt de romance een eenheid van beperkte omvang.

Maar prof. Asselbergs was tevens de dichter Anton van Duinkerken, en als zodanig heeft hij goed naar de dichter Tollens geluisterd. Deze had de vierregelige strofe zo vaak toegepast dat het bijna een tweede natuur geworden was, want de meeste groepen alexandrijnen maken inderdaad een strofische indruk. Enjambementen komen sporadisch voor, en dan alleen in de oneven regels. Een zekere evenwichtigheid in de bouw van de onderdelen is inderdaad aanwezig, maar het vooropgezette strofische bouwplan lijkt me al te vernuftig.

Page 40: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

43

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

We houden het dus op het heldendicht; deze opzet had tevens de waardige heldentoon waarin het gesteld is tot consequentie, terwijl epitheta ornantia (‘wakker Volk’, ‘de kloeke Rijp’, ‘de schrandere Barents’), vergelijkingen, rethorische figuren en andere overbekende tropen en klankeffecten het verhaal opsieren naar de eis. Anderzijds was betrekkelijke eenvoud in de uiteenzetting geboden. Graag bezigde de dichter de anafoor, en bijzondere voorliefde had hij daarbij voor het aanvangswoordje ‘reeds’. Dat een schip voor de afwisseling een kiel of bodem heet, behoort tot zijn stereotiep taalgebruik.

Dit alles, gevoegd bij het declamatorisch karakter, maakt dat het aantal gemeenplaatsen niet gering is, maar dat werd in die dagen nauwelijks opgemerkt. De zogenaamde dichterlijke taal was toen onuitroeibaar, en eerst tegen het einde van de 19de eeuw werd de aanval met volle kracht ingezet. Maar toen had het kwaad een zo grote omvang aangenomen dat iedereen het moest merken. Tollens en zijn meeste tijdgenoten hebben de gemeenplaats niet als zodanig aangevoeld. En onze Rotterdammer was in deze nog sober, vergeleken bij wat zijn kunstvrienden presteerden.

Maar het heldendicht raakte uit de tijd, want het klassicisme was voorbij. Tollens, die het vijftien jaar tevoren nog met het Voltairiaanse drama had geprobeerd en voor het klassicisme zekere eerbied had behouden, sloot met zijn Overwintering eigenlijk een tijdvak af, en voor zijn doen op waardige wijze: niet voor niets sloeg het werk aan.

IX

De uitgave werd voor de dichter aanvankelijk een bron van narigheid. Een voorwaarde bij de prijsuitloving was dat de Hollandsche Maatschappij eigenaresse zou zijn van het kopijrecht, voorzover het althans opneming in de Werken betrof; wat de dichter er verder mee zou doen kon nader worden bekeken. De Maatschappij had een contract met de Leidse uitgever Du Mortier, die tegen een bepaald bedrag de Werken liet drukken; afzonderlijke uitgave van de stukken was hier echter niet bij inbegrepen, tenzij de Maatschappij en de bekroonde dichter toestemming daartoe verleenden. Nu had Tollens goedgevonden dat Du Mortier het dichtstuk afzonderlijk zou laten drukken

Page 41: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

44

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

voor schoolgebruik, en op haar beurt had de Hollandsche Maatschappij verlof gegeven dat de dichter het werk zou opnemen in een nieuwe bundel, die hij samenstelde en bij Immerzeel te Rotterdam zou laten verschijnen, de Nieuwe Gedichten. Dom genoeg vergat hij daarbij, gewag te maken van zijn toestemming voor de schooleditie van Du Mortier.

Het eerste deel van Nieuwe Gedichten verscheen in 1821. Niet lang daarna kreeg Tollens hooglopende ruzie met zijn uitgever.1 Deze had juist met veel reclame, iets waar Tollens op zichzelf helemaal niet op gesteld was, de vierde druk der Gedichten als tweedelige volkseditie aangekondigd (verschenen in 1822), en nu wilde hij ook het uit het fonds van Uylenbroek overgenomen jeugdbundeltje vertaalde Franse poëzie herdrukken, een bundeltje waarvoor Tollens zich meende te moeten generen. Om het nog erger te maken wilde Immerzeel het portret van de dichter ook afzonderlijk in de handel brengen. Dit was te veel. Tollens nam de bevriende advocaat mr. A. Siewertz van Reesema - ook weer een Rotterdamse dichter van de zoveelste rang, en lid van de Hollandsche Maatschappij - in de arm, betwistte Immerzeel het kopijrecht op het jeugdbundeltje en wenste geen letter meer aan deze uitgever te leveren, ook niet voor de Muzenalmanak.

Onder die omstandigheden kwam de voortvarende Leidse uitgever met deaankondiging van de afzonderlijke schooluitgave. Er dreigde een proces van te komen.2 Tollens, die in zijn naïveteit geloofde dat dit een kwestie tussen uitgevers onderling was, vond de zaak toch onaangenaam. Van Reesema schijnt hem aan het verstand gebracht te hebben, dat noch de Maatschappij noch Du Mortier iets met Immerzeel te maken hadden, en dat de dichter voor schadeloosstelling kon worden aangesproken.

Maar de Rotterdamse uitgever, die veel aan Tollens' werk verdiend had, draaidebij en via een advocaat kwam het tot een schikking. Zo komt het, dat van de Overwintering afzonderlijke Leidse edities bestaan naast die in Nieuwe Gedichten I.

1 Biografie blz. 175 e.v.2 De brieven hierover aan Van Reesema e.a. zijn gecopieerd door Bogaers; K.B. in 70 F 57.

Page 42: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

45

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Gedurende het leven van Tollens zijn er verscheidene drukken van het werk uitgekomen, en hij heeft niet geschroomd er iedere keer de schaaf over te halen. Reeds voor de eerste uitgave, die in de Werken, herzag hij zijn tekst, en nogal grondig. Uit de hiervoor aangehaalde brief aan Loots bleek b.v., dat hij de zaak met enkele passages wilde uitbreiden; dit is geschied. De kritiek van ‘De oude aan denBinnen-Amstel’ had haar uitwerking niet gemist, maar de dichter heeft niet de moed kunnen opbrengen, alles om te werken; hij heeft zich bepaald tot herstelwerkzaamheden binnen bepaalde grenzen.

Zo zijn de verzen 31-35 kennelijk een poging om aan ‘Barents zelf’ wat meer reliëf te geven, nadat Tollens vernomen had dat deze toch eigenlijk de grote man geweest was. Dezelfde criticus had hem verweten, dat hij de poolnacht al te donker gehouden had: met de verzen 383-391 bracht hij wat maneschijn in de duisternis, hetgeen door Barents werd onderstreept met een verlenging van zijn voor ervaren zeelui toch al overbodige toespraak (399-407). In de verzen 593-597 heeft, bij het doorbrekend daglicht, de maan haar werk gedaan en kan dus gaan.

Aan de aanvraag naar typische natuurverschijnselen heeft de dichter voldaan in471-507: de beschrijving van het Noorderlicht, waar Busken Huet eens over opmerkte dat het aan een vuurwerk op de Maas deed denken; het woord ‘vuurwerk’ komt er trouwens in voor. De verzen 635-663 schilderen de woeste ijsgang waardoor de mannen bedreigd worden als ze in hun boot (in werkelijkheid een boot en een kleinere sloep of ‘bock’) het barre eiland verlaten hebben, benevens enkele visioenen. Voorts zijn er nog enkele minder belangrijke invoegingen en een tweetal bekortingen. De compositie is er niet door geschaad, omdat het schilderen van enkele taferelen de opzet was.

Afgezien van deze aanvullingen en schrappingen vertoont de eerste druk verscheidene kleinere of grotere veranderingen, die men in deze uitgave vermeld vindt. Waar de lezing van het handschrift niet genoemd wordt, is deze gelijk aan die van de uitgave in de Werken. Vergelijkt men echter deze uitgave met de definitieve tekst, dan zijn de verschillen frappant. Oorspronkelijk lag het in mijn bedoeling, de afwijkende teksten van de eerste uitgave als varianten op te nemen, doch toen ik ook de tussenliggende uitgaven raadpleegde werd ik

Page 43: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

46

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

getroffen door zo'n bonte reeks van nieuwe veranderingen, ongedaanmakingen enz., dat ik niet kon nalaten de arbeid aanzienlijk uit te breiden. Het spreekt vanzelf dat dit nauwelijks wordt gerechtvaardigd door de literaire kwaliteiten van het gedicht, maar tenslotte is de literair-historische betekenis van Tollens van dien aard, dat dit althans éénmaal moest gebeuren.

Om de ingewikkelde variantenverzameling niet volstrekt onontwarbaar te maken zijn de leestekenverschillen niet in dit onderzoek betrokken; ook in dit opzicht heeft de dichter zich niet aan zijn eerste tekst gehouden: soms wordt een komma veranderd in een puntkomma, soms verschijnt of verdwijnt ergens een gedachtestreep. Gelukkig doet zich dit niet al te vaak voor. Ook aan bepaalde spellingseigenaardigheden ben ik voorbijgegaan; in zijn definitieve tekst blijkt Tollens b.v. gebroken te hebben met het samentrekkingstekentje dat hij, evenals zijn tijdgenoten, voorheen plaatste in woorden als weêr en Neêrland.

De tekst in Nieuwe Gedichten I (1821) verschilt slechts weinig van die in de Werken. De schooluitgave van 1822, onder de titel ‘Tafereel’ enz. verschenen, heb ik niet systematisch onderzocht, evenmin als de tweede druk hiervan (1824): uit een oppervlakkig onderzoek kreeg ik de indruk dat ze vrijwel gelijk zijn aan de tekst in de Werken; de veranderingen uit de tekst van Nieuwe Gedichten vindt men hierin niet terug.

In 1828 bracht de inmiddels te 's-Gravenhage gevestigde Immerzeel, tegelijk met een tweede deel der Nieuwe Gedichten, een herdruk van deel I; in de Overwintering blijken dan weer een aantal kleinigheden veranderd te zijn. Nog verder ging Tollens voor de derde druk van het Leidse uitgaafje, die van 1833; een vierde druk (1840) blijkt wederom enkele veranderingen te hebben ondergaan. Alles bijeen was er nu al heel wat aan gedaan.

Het bleef niet onopgemerkt. De bekende Vlaming J.B. Davids beklaagde er zich over dat hij verscheidene plaatsen van het dichtwerk (dat hij gelijk vele anderen nagenoeg van buiten kende) niet meer terugvond, en dat hij de veranderingen lang niet allemaal verbeterin-

Page 44: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

47

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

gen vond1. Hoe dit zij, toen G.T.N. Suringar te Leeuwarden, die intussen Tollens' nieuwe uitgever geworden was, in 1843 een grote geïllustreerde prachteditie van het gedicht uitbracht, had Tollens de hele zaak nog eens op de helling genomen2. Wel maakte hij, waarschijnlijk na de kritiek van Davids, enkele vroegere wijzigingen ongedaan, maar het aantal nieuwe was zo groot, dat het werk wederom velen vreemd in de oren geklonken moet hebben. Deze editie draagt op het titelblad voor het eerst de officiële naam ‘De overwintering der Hollanders op Nova-Zembla in de jaren1596 en 1597’, hoewel de oude benaming van de destijds uitgeschreven prijsvraagals voortitel voorkomt, evenals trouwens in Nieuwe Gedichten.

De definitieve tekst van 1856, die uit de derde druk van Nieuwe Gedichten I, blijkt in een aantal gevallen nogmaals naar oudere lezingen te zijn teruggekeerd, doch Tollens zou Tollens niet geweest zijn als hij weer niet met nieuwe vondsten gekomen was. Na 1856 zijn geen wijzigingen meer aangebracht: in dat jaar stierf de dichter. Doch tussen 1843 en '56 kwamen er nog twee drukken van de schooluitgave. De vijfde van 1851 (de laatste die Du Mortier uitgaf) was eenvoudig een herdruk van de vierde (1840), dus zonder de veranderingen van 1843; deze aangelegenheid zal dus buiten de dichter zijn omgegaan. De zesde, in 1855 bij Suringar verschenen, is gelijk aan de definitieve editie van '56, naar een oppervlakkig onderzoek mij leerde. Dit boekje is, kennelijk als eindredactie, opgenomen in het genoemde album van Bogaers.

Een overzicht van de verschillende uitgaven, door mij voor de varianten gebruikt, vindt men hierna afgedrukt voor de tekst zelf. Over de varianten, die nauwelijks commentaar behoeven, slechts enkele opmerkingen.

Hoewel het spontane karakter van een dichtwerk bij herhaalde wijzigingen verloren gaat, verdraagt een episch werk zulke verbete-

1 Schotel blz. 95; Prudens van Duyse, Tollens herdacht in België, Antwerpen 1857, blz. 18.2 Eigenlijk was deze editie in 1840 opgezet door de in dat jaar gestichte Nederlandsche

Maatschappij van Schoone Kunsten, die ook het plaatwerk De Nederlanden uitbracht. De Overwintering werd in 1841 gezet, de bladen gedrukt, en daarop ging de Maatschappij failliet. Suringer kocht na veel moeite de Overwintering uit de boedel om het werk in 1843 uit te brengen. Hierover mijn biografie blz. 239.

Page 45: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

48

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

ringen nog het best. En in het algemeen lijken het mij wel degelijk verbeteringen. Soms zijn ze van verstechnische, dan weer van grammaticale aard, doch meestal betreffen zij de woordkeus.

Zo zijn er veranderingen aangebracht waardoor een lettergreep wat meer accent krijgt. Een enkele maal wordt een al te eentonige polysyndeton ietwat gematigd, hoewel het woordje ‘en’ nog veel te vaak voorkomt. Ook vermindert de dichter soms een te lange reeks monosyllaben. In andere gevallen heeft hij er aperte taalfouten uitgehaald: ‘gestollen’ i.p.v. ‘gestolde’ (223) b.v., en dat nog wel in de laatste correctie. In de druk van 1843 blijkt de datiefvorm ‘hun’ verscheidene malen door‘hen’ vervangen, doch dit heeft hij in zijn laatste herziening hersteld - een schoolmeesterij waaraan toen meer waarde gehecht werd dan thans.

Al zijn er in het werk nog verkeerd gebruikte woorden overgebleven, de dichter heeft er in de loop der jaren verscheidene verbeterd. Hij zag in, dat er van‘samenspannen’ (27) geen sprake kon zijn, evenmin als van het ‘rafelen’ der zeilen (75) of van vluchten in de verzen 67 en 156. Dat ‘afgeweken’ stranden (76, 704), de omgekeerde wereld vertegenwoordigen, is de dichter ook opgevallen, al moest dit in het tweede geval nog tot 1828 duren. Een overdrijving als ‘eeuwig’ (171) verbeterde hij in ‘altoos’. Zuiverder is de voorstelling, dat voor de afvaart vele bootjes langs de wal kruisten (38): aanvankelijk roeiden ze af van wal. Deze verbetering komt pas in de laatste druk voor.

Terwijl er passages zijn, die de dichter blijvend voldeden (433-457), komen er andere voor die hem herhaaldelijk moeite hebben opgeleverd (151-155 b.v., of 281). Het minst wilden de regels 337-338 hem gelukken. In deze verzen trachtte hij uit te drukken, dat de mannen, na het doden van een gevaarlijke beer, mutsen maakten van de huid en dat zij het dragen daarvan als een ware triomf beschouwden. Niet minder dan zes teksten bleken onbevredigend. Die van het handschrift was eenvoudig maar ondichterlijk. Daarna werd de lezing welluidender maar tevens retorisch: zo laat hij de mannen nog in zijn tekst van 1833 de mutsen om het hoofd slingeren. In de eerste druk der Nieuwe Gedichten vervaardigde men mutsen en karpoetsen, daarna bemerkte Tollens de tautologie en werden het alleen kar-

Page 46: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

49

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

poetsen, doch in 1840 liet hij het archaïstische woord vallen om tot groter eenvoud en begrijpelijkheid terug te keren. De laatste verandering is van 1843; welluidend maar nog steeds niet mooi. Toen bleek Tollens voldaan: in zijn laatste uitgave deed hij er althans niets meer aan.

Niet zelden, de lezer kan het nagaan, keerde hij tot vroegere versies terug. Vooral in de prachteditie van 1843 was hij naar zijn smaak te ver gegaan (75, 94, 203, 218,366 e.v.a.). In andere gevallen bleef hij aarzelen.

Doch deze inleiding is geen stilistische of verstechnische studie; de lezer kan desgewenst de gevallen zelf bestuderen en overwegen. Het staat intussen vast, dat Tollens naar vermogen geprobeerd heeft, zijn tekst zo zuiver en aanschouwelijk mogelijk te maken, en dat hij zich meer dan eens onvoldaan toonde over het resultaat. Hij vroeg meermalen anderen om raad. Bovendien placht hij, naar de brieven aan Immerzeel aantonen, zijn teksten ter inzage te sturen aan de autoriteit bij uitnemendheid: prof. Matthijs Siegenbeek, bij wie hij voor taal en spelling zeker terecht kon. In zijn niet voor publikatie bestemde brieven maakte hij er soms maar wat van, vooral in zijn jeugd. Het was werkelijk niet voor niets, dat hij over een gebrekkige scholing klaagde. Uit al deze dingen zien we bovendien, hoe weinig zeker hij van zijn zaak was. Toch moeten we hier en daar rekening houden met de mogelijkheid, dat hij in de kopij voor een bepaalde druk vroeger gemaakte correcties over het hoofd heeft gezien.

X

Over de enthousiaste ontvangst van het werk wil ik hier niet uitweiden; men vindt er genoeg over in de biografie van Schotel, die geen gelegenheid voorbij laat gaan om autoriteiten aan te voeren waar het mogelijk is, de roem van zijn held te vergroten. De daar genoemde brief van gouverneur-generaal Van der Capellen heb ik in originali onder ogen gehad: deze hoge gezagsdrager las het dichtwerk aan zijn vrouw voor doch moest de lezing van aandoening staken1.

1 Brief Van der Capellen-Tollens, Kon. Bibl. 70 F 57.

Page 47: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

50

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

De tijdgenoten twijfelden niet, en de latere bekendheid van het gedicht blijkt uit de vele drukken van de afzonderlijke uitgave, die na Tollens' dood verschenen. Tot dusver was ik niet in staat, alle drukken van de Overwintering op te sporen; in verschillende gevallen gaven Brinkman's catalogus en het Nieuwsblad voor den Boekhandel zelfs geen aanwijzingen.

We zagen reeds, dat bij Tollens' leven van de afzonderlijke uitgave (buiten de prachteditie van 1843) drukken verschenen in 1822, 1824, 1833, 1840, 1851 en 1855. Zes drukken dus, waarvan de laatste bij Suringar. De zevende tot en met de elfde zijn van 1860, 1863, 1868, 1873 en 1878. Het wijst op een duurzame belangstelling of een duurzaam schoolgebruik, doch de interesse schijnt niet merkbaar beïnvloed te zijn door de tocht van kapitein Carlsen, die in 1871 de resten van het huis en diverse voorwerpen, waaronder het ‘cedelken’ van Barents, terugvond.

Als laatste druk in deze serie (van tussenliggende vond ik nergens melding gemaakt) wordt de 14de genoemd, die in 1912 verscheen bij D. Bolle te Rotterdam- waarmee het werk naar zijn stad van herkomst was teruggekeerd. In 1939 verzorgde prof. dr. C.G.N. de Vooys een uitgaafje voor de Wereldbibliotheek, dat op zichzelf staat.

Voorts worden er uitgaven te Kaapstad genoemd (1849, 1850), en te Gent (1878);het zijn kennelijk nadrukken, die ik niet heb kunnen raadplegen.

Een vertaling in het Frans verscheen te Brussel in 1828 (door August Clavareau); een Duitse (van F.M. Duttenhofer) te Stuttgart in 1850, een Friese (van H.G. van der Veen) te Leeuwarden in 1861. In het Engels werd het gedicht tweemaal vertaald: eerst door ‘Anglo-Saxon’ (Leeuwarden 1860), later door Daniel van Pelt (New-York1884). We zien er althans uit, dat men ook in taalgebieden met zoveel betere literaturen nog wel afzetmogelijkheden gezien heeft voor de zo oer-Hollandse volksdichter.

Ten slotte nog enkele curiosa. Op 4 december 1850, dus kort na en waarschijnlijk in verband met de zeventigste verjaardag van Tollens, werd de Overwintering in Felix Meritis voorgedragen door het lid

Page 48: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

51

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

A.J. van Santbergen, maar ‘doorvlochten’ met koren, uitgevoerd door de zangvereniging Felix Meritis (waaronder enkele soli) en begeleid door piano à 4 mains. De tekst is gedrukt, en wel volgens de uitgave van 1843. Als inleiding zong men het eerste couplet van het ‘Wien Neêrlands bloed’, waarna de declamatie volgde, telkens door zang onderbroken. In totaal zijn er 18 zangnummers. Voor de tekst hiervan heeft niemand getekend, doch de heer A.H. Büchler, die het muzikale arrangement op zijn geweten had, was voor de melodieën bij een veelsoortig gezelschap aan het plunderen gegaan: Haydn, Mozart, Beethoven, Grétry, Méhul e.a.; ook bij heel modernen als Schumann en Mendelssohn en zelfs bij de Nederlander David Koning. Afwisseling was er dus genoeg.

In 1880 volgde men een andere stijl. Ter gelegenheid van de honderdste geboortedag van Tollens werd op 24 september in het Paleis voor Volksvlijt, na de uitvoering van een compositie van Joh. M. Coenen, een reeks taferelen van de Overwintering vertoond in optisch decoratief: 1. het schip in 't ijs beklemd; 2. de ondergaande zon; 3. de berenjacht (bij maanlicht); 4. de opkomende zon; 5. de redding. De opbrengst, die ƒ500 bedroeg, kwam ten goede aan het Tollensfonds. Dit was dan in de tijd toen Perk en Kloos reeds van zich hadden doen horen.

In 1907 publiceerde Taco H. de Beer een reeks aantekeningen bij het dichtwerk (dat echter niet herdrukt werd) in Noord en Zuid. Over de kunstwaarde werd niets gezegd, het ging nu om een stukje literatuur. De toelichtingen van De Beer openen weinig nieuwe gezichtspunten; zij waren kennelijk bestemd voor studerenden die zich voor een akte moesten bekwamen, en ze zijn dan ook vrij schools. De roem van Tollens was toen reeds lang vergaan, er werd slechts geconstateerd dat het een populair gedicht was en naast vele gebreken bepaalde verdiensten had.

Doch of men het nu voor zijn genoegen dan wel voor een examen las, het was bekend. Zelfs nu nog hebben ouderen horen gewagen van de tijd, dat menigeen hele stukken van buiten kende. Het is niet eens uitgesloten, dat de betrekkelijke populariteit zo lang geduurd heeft, omdat onze literatuur niet heel rijk is aan redelijke epische poëzie.

Page 49: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

52

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

XI

Over het ontstaan van Avondmijmering kan lang niet zo veel vastgesteld worden. Het gedicht moet geschreven zijn in of omstreeks 1823: de dichter laat zijn gedachten dertig jaar teruggaan, en hij ziet zich als dertienjarige knaap in het Kleefse, n.l. te Elten waar hij de kostschool had bezocht.

Avondmijmering verscheen in het tweede deel van de bundel Nieuwe Gedichten. Het handschrift van deze bundel, voorzover het althans de niet eerder gepubliceerde gedichten betreft, bevindt zich in de Koninklijke Bibliotheek, wederom in de nalatenschap van Bogaers1. Het behoeft nauwelijks vermelding, dat ook deze documenten weer in een keurige band gebonden zijn; bovendien is het exemplaar gelegd in een boekvormige doos, uniform met de banden der overige Tollensiana van Bogaers. De tekst van het handschrift is gelijk met die van de bundel, welke laatste niet eerder dan in 1856 voor de tweede maal gedrukt werd. De hierna volgende tekst is die van de tweede druk, dus van 1856; uit de varianten blijkt, dat Tollens er maar heel weinig aan heeft veranderd. Wel een verschil met de Overwintering! Daar het onaannemelijk is dat hij weinig waarde aan het gedicht hechtte, moeten we aannemen dat deze lyrische gemoeds-uitstorting gedaan is in een vorm die hem voldeed.

In de diverse bewaarde brieven vond ik tot dusver geen enkele toespeling op hetgedicht, en tijdens het leven van Tollens is het weinig geprezen. De meesten zullen het gewaardeerd hebben zoals zij alles van Tollens waardeerden, zonder het als een opvallend stuk te beschouwen.2

Een jaar nadat Nieuwe Gedichten II (1828) van de persen was, verscheen er in hetRotterdamse periodiek ‘De vriend der waarheid’ een anonieme bespreking, die zelfs in brochurevorm herdrukt werd, en die kennelijk het doel had om de dichterroem van Tollens wel niet totaal te vernietigen, maar dan toch tot bescheidener proporties terug te brengen; hierin komt Avondmijmering er slecht af. De auteur was Tollens' jongere stadgenoot Adriaan van der Hoop, een veelbelovend

1 K.B. 70 F 54.2 Naar ik meen was Busken Huet de eerste, die er (in genoemd artikel) uitvoerige aandacht

aan besteedde.

Page 50: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

53

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

romanticus, eerzuchtig en naijverig. Van der Hoop noemt Avondmijmering een versje, enigszins in de trant van het gedicht ‘Die Kinderjahre’ van Matthisson, maar veel minder fraai. Er komen z.i. veel onbetekenende en naïeve coupletten in voor, en wie kon het nu schelen of de heer Tollens dertig jaar geleden goed krijgertje kon spelen? Enzovoorts. Dat krijgertje spelen is een interpretatie van de criticus. Wel zag deze aardige coupletten, maar het gedicht moest de helft kleiner zijn, en er moest niet zo gescholden worden op de beurs en het kantoor!

Zo ongeveer luidde het oordeel van Van der Hoop, die als scherpslijper te boek stond; zijn laatste opmerking kan zijn ingegeven door de overweging, dat de zakenman Tollens waarachtig geen reden tot klagen had. Maar goed, anderen vonden het gedicht mooi, doch het is typerend voor de heersende literaire smaak dat er over het meest persoonlijke werkstuk van de dichter helemaal niet geroepen werd. Wat Van der Hoop betreft, deze gaf blijk dat hij de essentie van het gedicht totaal niet begrepen had. Het genoemde ‘Die Kinderjahre’ van Matthisson1, waarin ritme en metrum even sterk samenvallen als bij Tollens, heeft er als weemoedige jeugdherinnering wel iets mee gemeen en toont in enkele stereotiepe beelden nog een kleine gelijkenis, maar daar is alles mee gezegd.

Tollens heeft in Avondmijmering kort na zijn veertigste jaar2 ronduit beleden dat hij gefaald heeft. Gefaald als dichter. In de aanhef gewaagt hij van de oude gloriedorst, de zucht naar dichterlijke roem, die hij soms weer in zich voelt opkomen.

Was het dan nog niet genoeg?De weinig ontwikkelde burgerjongen uit het ambacht buiten Rotterdam, die zo

graag een beroemd dichter wilde worden, had over alle concurrenten gezegevierd zodra hij zich in het dichterlijke strijdperk waagde - nog juist weer in verband met het gewaande eeuwfeest van de uitvinding van de boekdrukkunst. Met zeer- en

1 Friedrich von Matthisson (1761-1831), Duits dichter van welluidende, weemoedige lyriek die aan scherpe kritiek van de jongere romantici blootstond en nogal in vergetelheid geraakte, met uitzondering van het lied ‘Adelaïde’, waarvoor Beethoven de bekende melodie schreef.

2 Niet kort voordat hij stierf, zoals Anton van Duinkerken schreef (Beeldenspel van Nederlandse dichters, Utrecht/Antwerpen 1957, blz. 166).

Page 51: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

54

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

hooggeleerde heren ging hij op voet van gelijkheid om: Van der Palm, Kinker, Borger, Van Hall; een Willem de Clercq klopte hij gemoedelijk op de schouder met de woorden: ‘Je bent toch een rare vent!’ Hij was lid van het Instituut, van talrijke maatschappijen en genootschappen; hij was aan het hof ontvangen, correspondeerde met ministers en de gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, hij had het volkslied gedicht en hij was ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw.

In de literaire wereld hield men terdege rekening met hem. Zijn Gedichten beleefden een vierde druk in een volkseditie van tienduizend exemplaren, op zichzelf een novum. Het was allemaal meer dan hij ooit had durven dromen, en toch was het hem niet naar het hoofd gestegen. Wat hij zich als kostschooljongen te Elten had voorgesteld, dat was nog heel wat anders dan wat zijn ‘laaggestemde luit’ ten gehore had gebracht. Vaderlandse daden had hij op maat en rijm gezet, een liedje had hij gezongen voor zijn dierbaar gezin, en wat was het dan nog?

Hij heeft het niet meer beleefd, dat hij groter dan Petrarca genoemd werd, maar wanneer we in de bewaard gebleven brieven van tijdgenoten aan hem lezen hoe hij tijdens zijn leven bewierookt werd, dan verdient Avondmijmering - dat toch waarachtig geen hoogtepunt in de Nederlandse poëzie mag heten - onze blijvende bewondering. We gaan inzien dat die altijd weer herhaalde verontschuldigingen in de voorberichten tot zijn bundels geen uiting zijn van valse doch van echte bescheidenheid. Het is waar, over recensies kon hij zich geducht opwinden, want hij was opvliegend van karakter en als publicist uiteraard niet vrij van zekere ijdelheid. Maar op het oordeel van de nakomelingschap was hij heel niet gerust.

In 1822 had hij zich eindelijk een uitstapje naar Elten1 veroorloofd. Hij stelde er zich veel van voor en werd niet teleurgesteld. Het kan niet anders of hij moet aan zijn hooggestemde jongelingsdromen teruggedacht hebben. En dan te bedenken, hoe weinig vrijheid hij als volwassene genoot, hoe moeilijk het geweest was, zelfs voor een welgesteld zakenman, om er eens even uit te breken!

1 Biografie, blz. 177 e.v., ook voor het volgende.

Page 52: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

55

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Dan kwamen er tegenslagen. Zijn veelbelovende oudste zoon Karel stierf in 1822 te Batavia. In hetzelfde jaar kreeg hij, zoals wij zagen, hooglopende ruzie met Immerzeel, en in 1823 raakte hij gebrouilleerd met een andere zeer vertrouwde vriend, met Loots. Deze had de voortdurende successen van Tollens niet kunnen verkroppen en was bij gelegenheid van de Costerherdenking onaangenaam geworden: wederom was hij in een prijskamp om een lofdicht verslagen. Beide ruzies werden bijgelegd, maar zij hadden Tollens aangegrepen. Daar kwam bij, dat hij de veertig gepasseerd was. Hij had weerklank gevonden, maar er trad verstarring in. De komende jaren zouden inderdaad bewijzen dat zijn genres door de jeugd minder gewaardeerd werden. Van der Hoop stond wat dat betreft niet helemaal alleen. En in het buitenland kwam een literatuur op, waar hij kennelijk vreemd tegenover stond.

Feith stierf in 1824, Bilderdijk werd oud, de Muzenalmanak bracht werk van de tweede en lagere rang, Da Costa keerde zich zo fel tegen de liberale geest der eeuw, dat de verlichte Tollens er de schrik van kreeg. Hij bleef met ‘De verovering van Damiate’ en de ‘Feestzang op de boekdrukkunst’ in de vertrouwde sfeer, maar zou hij niet aangevoeld hebben dat het tij keerde? Nieuwe bundels kwamen moeizaam tot stand. Wanneer we thans zien, hoe betrekkelijk pover zijn latere produkten waren, dan krijgen we wel de indruk dat Tollens reden tot ongerustheid had.

En zo mijmerde hij bij avond over het verleden. Hij zag zich terug als kind te Amsterdam, waar hij bij een oom werd opgevoed - de reden hiervan is tot dusver niet gebleken - en als knaap die te Elten zijn mooiste tijd had beleefd. In deze schone omgeving ontwaakte zijn liefde tot de kunst, en deze zou hem bijblijven toen hij zijn plaats in het verfbedrijf moest innemen. Het heeft hem strijd gekost, vooral omdat zijn ouders niet veel begrepen van de in 1795 teruggekeerde jongeling. Na kantoortijd vluchtte hij zijn ‘boekcel’ in om te lezen en te oefenen. Het moet precies zo gebeurd zijn: het omvangrijke jeugdwerk bewijst genoeg. Hij wilde volhouden, want het was geen kleinigheid wat hij nastreefde: de rang van een Tasso, een Vergilius. Hij zag 's lands historieveer zijn naam inschrijven in het geschied-

Page 53: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

56

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

boek. Hetgeen ook gebeurd is, doch helaas in andere zin dan hij had gedroomd.

Kunst, waar bleef uw rein genot? Roem, waar groent uw krans?

En dat na zoveel bekroningen! Hij doorzag de waarde hiervan maar al te goed. En daarom vroeg hij zich af, of hij niet te hoog had willen vliegen en daardoor machteloos als een Icarus dreigde neer te storten, met verschroeide vleugels. Dit is bepaald geen zelfingenomenheid na behaalde successen. Maar toch, zijn roeping tot de kunst was echt en blijvend:

'k Voelde in 't hart de zanggodin: Ik gevoel haar nog!

Dan zet hij zich zwoegend in zijn verfbedrijf: beuzelend, rekenend, wikkend en wegend brengt hij zijn dagen door, verslijt hij zijn geestkracht. Zo zag hij zich, toen hij na zijn glorie tot zichzelf kwam, 's avonds in het studeervertrek van het grote huis aan de Wijnhaven, of nog liever in zijn buitenverblijfje aan de Wafellaan, met het uitzicht op de landerijen van Crooswijk en Hillegersberg. In het grote koopmanshuis had hij dagelijks gelegenheid, naar de beide door Van der Koogh vervaardigde schilderijen van Elten te kijken: zijn jeugddroom.

Stellen we hiertegenover een brief aan Immerzeel uit 1819, toen de uitgever een nieuwe bundel ter perse wilde leggen - iets wat ondanks de weigering twee jaar later (Nieuwe Gedichten I) toch zou gebeuren:

....‘ik kan mij tot geen verzenmaken verbinden. Mijne talrijke en Goddank! niet verminderende beroepsbezigheden houden mij van ochtend tot avond aan den kantoorlessenaar, en ik heb het onherroepelijk besluit genomen en tot heden volgehouden, om, ter gunste van mijne liefhebberij, geen stuiver in mijne zaken te verzuimen. Ik heb tot nog toe, bij mijne meer of mindere dichterlijke eer, ook die van punctueel naauwkeurig en ijverig in mijne brood-winning te zijn, en daardoor alleen heb ik het zoo verre gebragt, dat ik alle mijne concurrenten hier ter stede thans op een' merkelijken

Page 54: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

57

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

afstand achter laat. Deze eer is mij bijna nog liever dan de dichterlijke, en misschien wordt de laatste door de eerste merkelijk verhoogt. Het verzenmaken is voor mij niets, volstrekt niets anders, dan uitspanning, en ook alle mijne uitspanningsuren kan ik er op verre na niet aan wijden. Behalve menigvuldige betrekkingen, die mij alle opoffering van tijd kosten, ben ik ook, als ieder ander, aan mijn huisgezin den zoeten pligt der verkeering schuldig, en het hindert mij dikwijls genoeg, dat, als ik 's avonds wat later mijn kantoor sluit, mijne vrouw mij verbiedt de drie jongsten reeds slapenden kleinen wakker te maken, om nog eens met hen over den grond te buitelen.’

Dit was 3 december 1819. Nu nog even terug naar 1815, toen hij een soortgelijk tafereel had bezongen in ‘Tehuiskomst’, een voor zijn doen nogal geslaagd kijkje in zijn gezin (met een minder lastige gade), merkwaardig genoeg in dezelfde strofebouw als Avondmijmering. Het is een jong-Hollands binnenhuisje, vol vaderlijk geluksgevoel. Ook dan denkt hij, als hij ‘los en vlug langs de luitsnaar strijk(t)’ terug aan zijn jeugd, zijn afkeer van het kantoor en zijn voorkeur voor de muzen; door geen doel werd hij getrokken dan ‘de schim der eer’, maar hij heeft afstand gedaan:

Want nu lokt geen valsche pronk, Nu geen schim mij meer,

Nu mij 't lot aan liefde schonkWat ik mis aan eer.

Welnu, hij had gekozen, hij scheen tevreden, maar in 1823 getuigde hij van de bittere nasmaak; zelfs zo'n solide vaderlander als Tollens was niet vrij van de gespletenheid, waar de psychologie van onze eeuw zo graag mee werkt. De gaven der natuur waren aan hem niet besteed geweest, hij kon nog slechts dromen van Elten.

Aan zijn drukke werkzaamheden en aan zijn geringe scholing weet hij zijn mislukking. Bij meer vrije tijd en een meer wetenschappelijke vorming zou hij zeker verder gekomen zijn, maar aan de andere kant kunnen we, achteraf, gerust vaststellen dat hij, al zijn roeping en goede wil ten spijt, een minor poet was.

Het lot heeft gewild dat hij als dichter der burgerij, als volksdichter

Page 55: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

58

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

zijn roem zou behalen; hij werd de dichterlijke stem van het tijdvak van Willem I. Zo zou hij de geschiedenis ingaan, en omdat het een tijdvak van slappe middelmatigheid was zou zijn roem in het tegendeel omslaan. Het is te veel gezegd, dat hij dit voorvoeld moet hebben. Maar het blijft een punt in zijn voordeel dat hij, op het toppunt van zijn roem aangeland, eigenlijk diep teleurgesteld was over het bereikte. Daarom dient, naast de hem typerende Overwintering en de kleine huiselijke liedjes, het gedicht Avondmijmering bekend te blijven. Het bewijst niet dat hij een groot dichter was, maar wel dat men van hem ten onrechte de zelfverzekerde risé van een periode gemaakt heeft.

Page 56: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

59

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Tafereel van de overwintering der Hollanders op Nova ZemblaIN DE JAREN 1596 EN 1597

Met den gouden eereprijs der Hollandsche Maatschappij van fraaije Kunsten enWetenschappen in den jare 1819 bekroond.

Page 57: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

61

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

With living colours give my verse to glow: The sad memorial of a tale of woe!

Falconer.

Page 58: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

62

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Verantwoording

De tekst is overgenomen uit Nieuwe Gedichten I, derde druk (Leeuwarden 1856), de laatste door Tollens zelf bezorgde uitgave.

De varianten zijn ontleend aan:

H.

W.

N1. N2. N. T3.

T4. T. O.

Handschrift, aanwezig in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage (76 D 6), zoals Tollens dit in 1819 liet copiëren en inzond naar de Hollandsche Maatschappij van fraaije kunsten en wetenschappen. Werken der Hollandsche Maatschappij van fraaije kunsten en wetenschappen vijfde deel, eerste stuk. Leiden, 1820. (N.B. De complete vijfde bundel draagt het jaartal 1822).Nieuwe Gedichten van H Tollens, Cz. Eerste deel, Rotterdam 1821. idem, tweede druk. 's-Gravenhage 1828.idem, eerste en tweede druk.Tafereel van de overwintering der Hollanders op Nova Zembla in de jaren 1596 en 1597, uitgegeven door de Hollandsche Maatschappij etc., derde druk. Leiden 1833.idem, vierde druk. Leiden 1840. idem, derde en vierde druk.De overwintering der Hollanders op Nova Zembla in de jaren 1596 en1597. Gedicht van Tollens met houtsneden van Henry Brown. Leeuwarden1843.Voor de overige drukken zie men Inleiding, hoofdstuk IX en X.

Tenzij anders is vermeld is de tekst van het handschrift (H.) gelijk aan die der Werken van de Hollandsche Maatschappij (W.).

Page 59: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

63

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

De Overwintering der Hollanders op Nova Zembla

in de jaren 1596 en 1597

Nog hield het schriklijk pleit van dwang en vrijheid aan; Nog droeg der vaadren erf de Spaansche legervaanEn dronk om strijd het bloed van landzaat en van vreemden; De kneuzende oorlogsvracht beploegde Vlaandrens beemden,

5 En Neerlands weeke grond hijgde onder 't wigt van wee.Toch hield haar vlag zich op, en dekte land en zee, En woei in eere rond en de overwinning tegen.7

Kastielje kromp terug voor Maurits heldendegen,En de Ooster-indiaan, op Javaas kust begroet,

10 Bevrachtte Neerlands vloot met 's werelds overvloed.10

Europa zag, verbaasd, het rijzend wonder wassen, - Het ongekend kleinood, verscholen in moerassen,Uit wier en dras geweld; - dat, onbevlekt en schoon,13

Welhaast als keurgesteent' zou vonklen aan haar kroon.15 Reeds wendde Houtmans kiel, in Gamaas1 wed gedreven,

Door 't zog des Portugees, naar Bantams reê den steven; Reeds grijpt Van Noord het roer, en stuurt zijn ranke vloot Door Magellanes straat en om den wereldkloot.Een ander stout bedrijf vangt Heemskerk aan te wagen!

20 Hij waakt zijn nachten door, doormijmert gansche dagen,

7 woei W.N.T. waaide10 vloot W.N.T.3 boôm13 onbevlekt W. ongevlekt1 In het spoor (eigenlijk water) van Vasco da Gama (1498).

Page 60: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

64

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Doorkruist den aardbol, meet de zeeën, smelt ze in één: Hij wil door 't ijzig Noord naar 't zengend Oosten heen. Langs Nova Zemblaas kust, in storm en sneeuw verloren, Wil hij naar China voort, en d'Indus op gaan sporen;

25 En, zoo dit pad besta door 't eeuwenheugend ijs,Hij wil dat Neerlands vlag Euroop den doortogt wijz'. De kloeke Rijp wil meê en doodsgevaren tarten:27

Twee bodems zijn genoeg en onverschrokken harten!28

Het stout besluit staat vast en stap aan stap gaat voort:29

30 Twee bodems zijn gereed, met wakker volk aan boord.De schrandre Barends zelf zal Heemskerks roer bestieren:31-35

Hij, rustig in 't gevaar, wat stormen om hem gieren, Hij, grijs in kennis, jong in ijver, vast van ziel,En zeeman in het hart, staat zeilreê op de kiel.

35 Zij smachten naar het uur, waarop zij henen snellen:Het slaat: de kust stroomt vol en Tessels oevers zwellen;36

De palen zijn bevolkt, en booten zonder tal37

Zijn op- en volgepropt, en kruisen langs den wal.38

't Vaarwel en 't afscheid joelt en schatert langs de stranden;40 De mutsen zwieren rond in de opgestoken handen;

De doeken zwaaijen; groet en handkus, 't luid hoezeeVerzelt hun uittogt langs de duinen en de reê.42

Heel Neerland zendt haar wensch ten hemel. OpgetogenZiet zij haar kindren voor hare eer ten kamp gevlogen,

45 't Gevaar verachten, 't lot braveren, om, misschien,45

Een lauwer meerder aan haar lauwerkroon te zien.'t Vangt aan, het kloek bedrijf, waar 't nakroost van zal spreken;

27 W.N.T. De kloeke Rijp wil mee en met hem zamenspannen; O. en nood en weerstand tarten28 W.N.T. Twee bodems zijn genoeg en luttel wakkre mannen!29 W.N.T.3 Het trotsch besluit staat vast, het stout bedrijf gaat voort; T4 Het onversaagd

besluit gaat zonder wanklen voort; O. Het eens beraamd ontwerp gaat zonder wanklen voort

31-35 ontbreken in H.36 W.N.1 Texels duinen; N2 T.O. Tessels duinen37 T4.O. Het paalwerk is38 W.N.T.O. en roeijen af van wal42 W.N.1 op het water - langs de reê; N2. langs de golven en de reê; T.O. langs het water en de

reê45 't Gevaar verachten W.N.T. Den weêrstand tarten

Page 61: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

65

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Men windt de kabels, hijscht de zeilen, wacht het teeken ...'t Verschijnt: de lont strijkt neer, het knappend kruid ontbrandt,

50 En 't losgedonderd schot wenscht heil aan 't vaderland.

Zet, zangster! zet dien togt op de aangeslagen snaren: Volg Neerlands wimpel na langs de ongemeten baren; Bezing het waagstuk, maal den uitslag, roer en streel, En vall' u 't loon der kunst, een enkle traan, ten deel!

55 't Was of natuur verbood, den toeleg door te drijven: Zij wijst de schepen af, die wrevlig binnen blijven;56

Uit deernis met de ramp, die 't opzet kosten zou,Geeft zij den tegenwind voor de afgebeden kou.58

Maar, vruchtloos is haar wenk op voogd en scheepsgezellen:60 't Was Neerland niet meer vreemd, natuur de wet te stellen!

Bij 't opgekomen tij, met ongeduld verwacht, Doorsnijden zij den vloed en glippen uit haar magt; Zij zetten zeil bij zeil, en zijn op zee verdwenen,En houden Noordwaarts aan, naar Hitlands banken henen.

65 Gelijk het vlugtend wild, ontkomen langs het veld, Zoo reppen zij zich voort, de teugels uitgesneld.Helaas! Waar ijlt gij heen, verdoolden? wendt den steven,67

Keert weer, naar de oevers weer, voor 't gapend graf begeven!68

Ziet, ziet! uw wimpel, die zich uitstrekt in de lucht,70 Wijst u naar 't land terug, dat gij te roekloos vlugt;70

Het grimmig Noorden, dat gij opzoekt, stuwt zijn vlagen71

Uw kielen tegen, in de worstling lek geslagen;Uw bodems barsten, tuig en stengen1 storten neer; De masten zwiepen met de zeilen heen en weer;

75 De doeken scheuren; 't roer ontwringt zich aan uw handen ...75

56 schepen H. kielen58 den W.N.T. hun H. haar67 ijlt W.N.T. vlugt68 oevers W.N.T. oorden70 W.N.T. Wijst u naar de oevers weêr71 stuwt W.N.T. zendt1 verlengstukken der masten.

75 scheuren O. raaflen

Page 62: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

66

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Keert weer, verdoolden! keert, en zoekt de ontweken stranden!76

De dood steekt de armen uit de golven naar u op ....! Vergeefs! hun moed houdt stand, al stijgt hun nood ten top;78

Zij slingren verder, trots de vlagen, trots de vloeden. -80 Maar, de onverbeden storm verdubbelt zich in 't woeden,

Verzaamt zijn krachten, loeit van gramschap, buldert aan, En grijpt de kielen vast, die tergend hem weerstaan:Hij bonst ze tegen een, dat romp en opstal1 kraken,83

Ploft ze in den afgrond neer, die ze opvangt in de kaken;85 Zweept ze, als in warling, uit den draaikolk weer omhoog,

En werpt ze van elkaar - elkandren uit het oog.Waarheen? waar doolt gij heen, gescheiden reisgezellen! Wat kruist gij d'omtrek rond, om weer tot een te snellen? Wat blikt gij d'afstand door, langs elke windstreek heen?

90 Gij ziet het kokend schuim en 't vliegend zwerk alleen.‘Ja!’ roept de wakkre Rijp, voor 't eerst van schrik verschoten:‘'t Is uit! gij vondt uw graf, rampzaalge togtgenooten! Gij zijt uw Heemskerk kwijt, o Neerland! Al te wreed Bezuurt gij 't jongst vaarwel en wint voor lauwren leed. -94

95 Komt, makkers! gindsche kust zet ons een wijkplaats open:'t Ontredderd schip hersteld en derwaarts ingeloopen! Besparen wij voor 't minst, bij 't nooit vergoed gemis, Wat Neerland in onszelv' nog niet ontnomen is.’Hij sprak; zij snellen voort en wisschen zwijgend de oogen. -

100 ‘Nu is mijn laatste hoop (barst Heemskerk uit) vervlogen:100

Zoo ver ik reik en staar, waarheen ik wende of keer,101

Ik zie van Rijp geen spoor, geen mast of wimpel meer: Mijn vrienden! 't is gedaan: de zee verzwolg hen allen! - Neen, veeg den traan niet weg, die uit uw oog wil vallen:

76 H. naar de afgeweken stranden78 hun nood H.O. de nood1 masten en want.

83 romp H. hol94 wint O. oogst

100 W.N.T.3. ‘Helaas!’ snikt (N2.T3. barst) Heemskerk uit: ‘mijn hoop is gansch vervlogen101 reik W.N.T.3. zoek

Page 63: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

67

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

105 Niet laffer is de held, die menschlijk is van aard:Weent, mannen! - Broeders, rust: gij zijt die tranen waard! - Maar, makkers! beurt het hoofd uit d'aandrang der ellenden: Ziet waar de storm ons sloeg, in 't eindlijk gunstig wenden!108

Wij zijn de Noordkaap langs, en zien het ijs alreê,110 Dat opkruit voor den boeg en omdrijft door de zee!

Wij zijn het pad nabij, ontsloten door niet eenen!Komt! naar het Oosten! door de schotsen! opwaarts henen! De zege wacht ons! viert de schoten! Kindren, moed!’Zijn onverschrokken taal zet aller ziel in gloed.

115 Zij grijpen d'arbeid aan met veerkracht in de spieren,115

En slaan de reven1 weg en gaan de schoten2 vieren, En vliegen voorwaarts, schel en korsten stuk en door. De hagel klettert neer, de sneeuwjagt stuift hun voor;118

Een mist omvangt hen; de ijzel kleeft zich aan hun lompen:120 Zij woelen voorwaarts, door de schotsen, door de klompen.120

De kegels stollen aan den wimpel en den mast;De voeten vriezen in het glibbrig gangboord vast;Het roer beweegt niet, touw en tuig wil heen noch weder:123

Zij worstlen voorwaarts; rijzen beurtlings, plompen neder,125 Slaan loef- en lijwaarts om, aan duizend nooden prijs,

En dringen voort, en voort - en schieten vast in 't ijs.126

Waar zijn zij? 't graauwe zwerk hangt loodzwaar naar beneden: Hier zit natuur in rouw, den doodstooi om de leden;'t Is alles leeg, en stil, en onbezield, en naar.

130 Alleen een enkle meeuw vliegt hongrig hier en daar; Alleen een enkle klip, nog uit de sneeuw geheven, Vertoont een valen den, die loover heeft noch leven; Alleen een zware klomp, die door de scherven kruit,133

108 W.N.T.3. in 't gunstig ommewenden115 W. met ingespannen spieren; H.N.T. met krachtgegeven spieren

1 stroken in het zeil.2 touwen aan het zeil.

118 hun O. hen120 woelen W.N.T. zeilen O. worstlen123 W.N.1. touw noch tuig wil heen of weder126 dringen W.N.T. woelen133 zware H. breede; door W.N.T.O. op

Page 64: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

68

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Geeft in dit zwijgend graf een donderdof geluid:134

135 Verschriklijk dreunt die toon het siddrend volk in de ooren!'t Gevreesd gevaarte naakt, dat ze in de verte hooren; Het naakt; - verdelgend en verbreedend giert het aan,137

En spat de brokken weg, die 't in zijn loop weerstaan;138

Ontzettend is zijn kracht, zijn razen en zijn rollen;140 't Sleept schuim en golven meê, die om zijn korsten stollen;

Het stuift den rukwind voor, die 't najaagt wat hij kan,En alles davert, bonst en klotst en kookt er van.142

Het naakt; - en ieder knielt en stort zijn jongste bede ...139-143 143

Het schaaft de kiel voorbij, maar neemt de spaanders mede144

145 En tuimelt verder heen, tot uit het oor en 't oog.Doch schriklijk slaat de zee en 't splijtend ijs omhoog;146

't Woelt alles, alles werkt, het water en de schotsen:147

Zij klemmen 't schip tot een, in 't horten en het botsen,148

En slaan met schok op schok en ratelend gerucht,149

150 Den spiegel in het ijs, den steven in de lucht.'t Barst alles; alles scheurt en wordt aan stuk gewrongen.151

De bootsliên storten neer, in 't schokken zaamgedrongen,152

En grijpen takel, blok en kabeltouw en koord,153

En warlen uit elkaar en slingren over boord.154

134 donderdof H. donderdof; W. donderhol137 giert H. rolt138 H. En sleept de brokken voort142 W.N.T. En alles bonst, en dreunt, en klotst, en scheurt er van

139-143 ontbreken in H.143 H. alles knielt144 de kiel H. het schip; O. Maar 't schaaft de kiel voorbij en neemt de spaanders mede146 Doch schriklijk T. Verschriklijk; O. Doch vreeslijk; H. Doch schriklijk spat het schuim van

uit zijn korst omhoog147 alles werkt O. door elkaar148 schip H. wrak; O. Zij klemmen 't vaartuig vast; W.N.T. in 't vreeslijk tegenbotsen149 W.N.T.O. En slaan in eenen schok, met daverend (O. ratelend) gerucht151 W.N.1. 't Kraakt alles, alles barst en ligt uit een gewrongen

N2.T. 't Kraakt alles, alles barst en ligt aan stuk gewrongen152 N2. T.O. Het bootsvolk pakt op een153 H. grijpen riem en reep en takel vast en koord; W. En vatten riem en reep en grijpen lijn en

koord; N1. En grijpen takel, blok en laddertouw en koord; N2.T.O. En grijpt naar takel, blok en laddertouw en koord

154 warlen W.N.1. woelen N2.T.3. woelt zich T4. wart zich O. warrelt; slingren H. wentlenN2.T.O. slingert

Page 65: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

69

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

155 De schrik hecht wieken aan hun voeten, aan hun leden; Zij vliegen over 't ijs, door niemand nog betreden;156

Zij waden door de sneeuw, die nog geen voetzool droeg,En weten niet waarheen noch waar de schrik hen joeg. o Heul in zoo veel ramp, met luide vreugd vernomen!

160 Ginds steekt een landtong uit! zij naadren haar! zij komen!Als aan den dood ontsneld, die op hun hielen jaagt, Verdubblen zij hun vlugt, nu ginds een wijkplaats daagt.162

Langs rotsen, torenhoog, en lijnregt opgespleten,Ontsluiten zij hun pad door de ingescheurde reten;

165 Genaken, ijlen aan, beklimmen rots en zoom,En Nova Zemblaas kust draagt menschen op haar boôm.

Hier heeft de wintervorst zijn zetel opgeslagen; Hier is zijn erf, zijn rijk! hier zijn geen lentedagen.'t Van ver genaderd licht, dat door den nevel schiet,

170 Moog lekken aan de sneeuw, maar deert den ijsklomp niet.Een altoos graauwe lucht weegt drukkende op de stranden;171

Hier houdt geen sterv'ling 't uit; hier komt geen Noorman landen; Geen andre plek op aard, hoe karig ook bedeeld,Is zoo ellendig naakt, zoo arm aan groei en teelt.

175 Hier is de grond versteend, om nimmermeer te ontdooijen;171-175

't Zijn vlokken, anders niet, wat hier de wolken strooijen; Het doodlijk wit alleen, dat op den omtrek kleeft,Is 't onverwisseld kleed, dat hier de schepping heeft.'t Zijn klippen van rondom, zoo ver de blikken snellen,

180 't Zijn rotsen louter ijs, die topzwaar overhellen;180

Die, van den vloed geknaagd en door den wind gekraakt,181

Den dood bedreigen aan den eerste, die hen naakt.182

Zie daar, 't ongastvrij oord, van 't menschdom afgesloten,

156 vliegen T4.O. vlugten162 ginds W.N.T.O. hun171 altoos W.N.T. eeuwig; drukkende O. drukkend

171-175 ontbreken in H.180 topzwaar W.N.T. aaklig O. dreigend181 geknaagd W.N.1. doorknaagd N2. geknaagd T.O. doorknaagd182 eerste W.N.1. eersten

Page 66: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

70

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Den boôm, dien Heemskerk drukt, met al zijn togtgenooten;185 Den onbetreden grond, waarop hij bidt en knielt,185

En de Almagt vurig dankt, die al zijn volk behield. Hij rijst, omarmt hen in vervoering; slaat zijn oogen d'Onmeetbren afstand door, zoo ver zij reiken mogen, En - siddert. Alles beeft bij d'aanblik op dit oord.

190 Nogtans de nacht daalt neer en drijft hen verder voort,En jaagt hen landwaarts in, opdat ze aan schuilplaats komen ... Maar nergens staat een hut, maar nergens groeijen boomen.De naakte grond-alleen, in 't hart verstaald en stijf, Biedt hun een rustbed aan voor 't afgetobde lijf.

195 Bij elken verdren tred klopt ieders boezem banger.Geen enkle star breekt door: zij zien elkaar niet langer; Hun knieën knikken; de een na d'ander zijgt ter neer,197

Zij zijgen allen; wenden 't ligchaam heen en weer,198

Verschikken 't magtloos hoofd, dat ze op de handen strekken,200 En laten door de sneeuw, die nederstuift, zich dekken.

Helaas, de slaap is kort, die 't matte lijf bekruipt!Ginds snuffelt de ijsbeer rond, die telkens nader sluipt,En vreemden roofbuit riekt, en vlamt in de ingewanden.203

Hij naakt, ontdekt zijn prooi, strekt nagels uit en tanden,205 En grijpt een hunner met de klaauwen en den muil205

Van 't harde leger weg en sleurt hem naar zijn kuil.206

Zij rillen wakker, grijpen, duislend en verschrokken,207

In 't wild: de nacht is ruw, de maan is digt betrokken ...208

Zij zoeken tastend om naar 't kermen van 't gerucht ...210 Maar spoedig zwijgt het stil en eindigt in een zucht.

Nu scholen ze in een kring en hand aan hand te zamen,211

185 onbetreden W.N.T.O. onbezochten197 zijgt W. zinkt198 zijgen W. zinken203 O. met hongrende ingewanden205 W.N.T. En kiest zijn offer; grijpt het aan met klaauw en muil206 W.N.T. En scheurt (N2. sleurt) een hunner uit hun midden naar zijn kuil207 rillen H. schrikken; verschrokken H. opgevlogen; duislend W.N.1. duislig

N2.T.O. Zij rillen uit den slaap, als van een droom verschrokken,208 H. de nacht is zwart, zij zien geen hand voor d'oogen

N2.T.O. En staren rond: de nacht is ruw, de maan betrokken ....211 W.N.T. Nu scholen zij bijeen en scharen zich te zamen,

Page 67: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

71

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

En monstren man voor man, bij 't noemen van de namen,212

En missen eenen. De angst valt doodskil op hen neer. Zij leggen 't matte hoofd op d'ijzren grond niet weer.

215 Maar staan en waken; âmen naauwlijks; luistren, zwijgen.Nog is de morgen ver, waarnaar zij angstig hijgen;De lange nacht is traag, en sleept zich langs zijn baanEn rekt zijn uren uit. Zij tintlen daar zij staan;218

De kou bevangt hen, maar zij roeren noch bewegen.220 Toch eindlijk glimt een straal in 't ver verschiet hun tegen;220

De lucht wordt dunner, 't graauw is bleeker, 't licht komt door ...221

Zij zien hun makkers lot in 't langsgesleurde spoor:'t Gestolde bloed liet in de sneeuw zijn vlekken steken!223

Zij huivren bij 't gezigt en rillen en verbleeken,224

225 En vlieden rugwaarts naar het strand, dat hen ontving.Zij zien 't gebrijzeld schip, dat in het ijs verging;226

Zij zien de onmeetbre zee, ter halver weg bevrozen, En staren op het land, dat zij ter schuilplaats kozen!228

De wanhoop viert zich bot in uitgelaten smart. -229

230 Maar Barends blijft bedaard en spreekt hun moed in 't hart:230

‘Ja, mannen! 't lot is bang: men denk' hier aan geen keeren; Elk volgend ochtenduur zal nog den nood vermeeren;232

De winter is nabij: God weet hoe streng, hoe koud! ...Maar de Almagt ziet ons aan, waar ons geen mensch aanschouwt.

235 Komt, in die hoop getroost, de hand aan 't werk geslagen!Den leeftogt, die ons rest, het scheepshol uitgedragen: God geve, dat hij strekk' tot ons een uitkomst wacht! De boot van 't ijs gesleept en hier aan wal gebragt:

212 W.N.T. En roepen allen op, bij 't noemen van de namen,218 tintlen O. trillen220 hun O. hen221 dunner W.N.1. dunder; H. Het zwart is dunder, 't graauw wordt bleeker223 gestolde W.N.T.O. gestollen; vlekken H. speten224 rillen T.O. siddren226 gebrijzeld H. verbrijzeld228 ter O. tot229 H. De wanhoop dringt den moed uit aller zielen voort; W.T.O. De wanhoop geeft zich

lucht; N. De wanhoop viert zich bot230 H. en neemt in 't eind het woord232 W.N.1. Elk oogenblik, dat naakt; N2. Elk naadrend oogenblik T. Elk volgend oogenblik

Page 68: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

72

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

God geev', dat ze eenmaal ons te stâ zal mogen komen!239

240 Geweer en kruid verzaamd; de zeilen afgenomen; De takels ingehaald; wat redbaar is gered,241

En van 't gesloopte wrak een woning opgezet!Aan 't werk! de nood wil spoed! komt, makkers, 't geldt ons leven!’243

Hij dringt zich voor hen uit, en gaat hun 't voorbeeld geven,245 En rept zich over 't ijs en wuift hen op zijn spoor.

't IJlt alles weer naar boord en stuift elkandren voor,246

En vindt de kiel ontbloot en op een klip geschoven,Maar klimt van ondren aan en klautert voort naar boven,248

En de opgegrepen bijl, in aller vuisten vast,249

250 Scheert want en takel weg en drilt in spriet en mast.250

't Was schriklijk ruw en koud: de scherpe hagels vlogen; De losgewaaide sneeuw stuift warlend in hunne oogen252

En vriest hun vast aan 't lijf. De kiel wiegt heen en weer.253

Zij hijgen van den storm en rusten keer op keer,255 En halen vrouw en kind voor de afgedwaalde zinnen;

Maar 't nijpen van de kou doet d'arbeid weer beginnen.256

Dees zeulen leeftogt aan en rollen fust1 van boord;257

Die slepen balen weg of trekken kisten voort;258

Hier draagt men 't huisraad op en gaart geweer en wapen;259

239 O. God geve, dat ze ons eens te stâ zal mogen komen!241 W.N.1. Houweel en bijl gezocht, en wat men kan gered; N2.T. Houweel en bijl gezocht, wat

redbaar is gered243 't geldt ons leven W.N.1 redt uw leven246 W.N.1. 't Vliegt alles heen naar boord; N2.T. 't Vliegt alles weer naar boord248 aan W.N.T. op249 W.N.T. En kruipt de gaten door, en grijpt de handbijl vast250 W.N.T. En de eerste slag valt (H. klieft) neêr in d'opgespleten (N2. ingekloofden) mast252 W.N.T. stuift rondom hun in de oogen253 hun O. hen; W.N.1. En vriest aan 't ligchaam vast256 nijpen W.N.T.3. geeslen T4.O. zweepen

1 vaten.257 W.N.T.O. Dees draagt den leeftogt uit en rolt het (H. de) fust van boord,258 W.N.T.O. Of (O. Die) zeult de balen weg, of sleept de kisten voort;259 W.N.T.O. Die brengt het (O. Hier brengt men 't) huisraad op, of gadert (O. zamelt) kruid en

wapen;

Page 69: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

73

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

260 Ginds pakt men korven vol met wat men zaam mag rapen.260

Weer andren schuren over 't ijs de boot naar land.261

Dees timmren sleden, die zij schuiven langs het strand,262

En dolen mijlen ver, en halen stam en boomen,In 't water neergewaaid, van elders afgekomen,264

265 En hier in 't ijs geklemd met wortelstruik en al.265

Zij staaplen reis op reis hun lading op den wal,266

En trekken heen en weer en tassen hoop op hoopenBij de afbraak van het schip, dat ginds hun makkers slopen. De spaanders vliegen van den scheepsromp wijd en zijd;269

270 De voorraad meerdert, en verdubbelt nog de vlijt;De bange nacht-alleen dwingt d'arbeid weer te staken.271

Zij slapen in het hol en staan om beurt te waken,En reppen weer de bijl, als de eerste schemer gloort: Zoo gaat het dag aan dag in zuren arbeid voort.

275 Het schip kort in, de bouwstof groeit; de sleden snellen; Het strand ligt opgehoopt van 't slopen en het vellen;276

De laatste toevoer is ontladen en vergaard. -Nu vat men schop en spa, en schept de sneeuw van de aard, En bakent d'omtrek af, waarin men 't huis zal bouwen,

280 En rekent na, en meet. De lijn wordt uitgehouën,De sliet1 wordt aangebragt; de slegel2 rijst en raakt,281

En de eerste spar3 breekt in, dat strand en ijskorst kraakt.282

Nu klinkt de hamerslag, dat rots en reê 't herhalen;De zaagtand snijdt het hout; de dissel4 punt de palen;284

260 W.N.T.O. Of (N2.O. En) pakt de korven vol met wat hij (O. men) zaam mag rapen;261 O. langs het ijs262 W.N.T. Dees timmren sleden vast, en schuiven voort langs strand264 van elders H. en elders265 geklemd T.O. gekneld266 W.N.T. Zij keeren met hun vracht en staaplen ze op den wal269 W.N.T. De spaanders vliegen van den romp af, wijd en zijd271 bange H. donkre; O. Alleen de bange nacht276 W.N.T.O. Het strand is vol gehoopt (O. gepropt)

1 stam, blok.2 houten hamer (ook: slegge, zie variant).

281 W.N.T. De paal wordt aangebragt, de slegge2 rijst en raakt O. De sliet wordt aangebragt; de slegge rijst en raakt

3 paal.282 spar W.N.T. sliet

4 soort bijl.284 W.N.T.O. Nu snijdt de zaag door 't hout

Page 70: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

74

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

285 De stijlen rijzen in de rondte lijnregt op;De spanning glooit er bovenover, top aan top;286

De bindten hechten en vereenen 't rank gevaarte:'t Groeit uit hun handen aan en wint in kracht en zwaarte; Het snerpen van de kou, die telkens feller woedt,289

290 Jaagt vuist en hamer voort met dubble drift en spoed.'t Geraas vermengt zich met het huilen van de vlagen: Zoo gaat het dag aan dag met onverpoosde slagen.De planken klimmen langs de stijlen uit den grond;293

De vlugge teerkwast breeuwt1 en zoekt naar naden rond;294

295 De scheepsplecht rijst omhoog, om 't open dak te sluiten; Een sneeuwen meiboom steekt bevrozen zich naar buiten;296

Een bodemlooze ton bedekt de ruwe schouw;297

De hangmat slingert aan de balken van 't gebouw; De zeilen dubblen en behangen 't hout met linnen;

300 Men draagt de bulsters2 in en kist en korven binnen;300

Verdeelt en rangschikt bank en huisraad langs den wand,301

En 't schip staat in een hut herschapen op het land.

Maar, naauw was de eerste nacht in 't nieuw verblijf gesleten, Naauw kwam de trage dag, zijn tijd al meer vergeten,304

305 Met loomer schreden aan, of bij den eersten blik305

Stolt hun het bloed om 't hart van onverwachten schrik. Een aantal beeren, van den honger opgestooten, Belegert hen in 't huis en houdt hen omgesloten,308

En rekt zich, snuivend langs de planken, regt-op uit.

286 W.N.T. De sparren sluiten zich van boven top aan top289 kou T4 O. vorst293 O. De planken scharen langs de stijlen zich op een

1 maakt de naden dicht.294 W.N.T. De teerkwast wrijft en zoekt naar reet en naden rond

O. De teerkwast wrijft en breeuwt langs al de naden heen296 H. De ruwe schoorsteen heft in 't midden zich naar buiten297 H. De wimpel waait van 't huis aan 't opgeheeschen touw

2 strozakken.300 de bulsters H. den leeftogt301 W.N.1. Men plaatst en rangschikt bank en huisraad langs den wand304 trage N2. later; zijn tijd al meer H. zijn tijd en uur, N.T.O. zijn uur en tijd305 loomer N. trager; aan W.N.T.O. weêr308 omgesloten T4. ingesloten

Page 71: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

75

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

310 Zij lekken zich den muil en hunkren naar den buit.310

Het volk is raadloos en dringt siddrend zich te zamen, Maar spoort geen uitkomst op in 't wikken en beramen,312

En spelt in 't naadrend uur zich d'ijsselijksten dood.Doch Barends blijft bedaard in d'aangedrongen nood:314

315 ‘Komt!’ roept hij, ‘makkers, komt! den vijand aangevallen, Verdreven of vernield! bestreden met ons allen!Wij hebben kruid en lood en jagtroer en geweer:Komt! stijgen wij op het dak en schieten wij hem neer!’Hij zegt, en geeft zich op, en breekt de planken open,

320 En alles klimt hem na, langs spar en bind gekropen,320

En schrijdt zich om de nok of zit den schoorsteen rond.321

't Gedierte grimt hen aan en schuimbekt van den grond,322

En spant de klaauwen uit met uitgehongerd smachten ...Daar brandt het eerste schot hun schriklijk door de vachten;324

325 Een tweede knalt, een derde volgt; het vuur en 't kruidJaagt schroot en kogel uit de tromp hun in de huid,En 't vliegend lood vermaalt hun schenkels en hun schoften. Zij vlugten in der ijl en stromplen naar hun kroften,Van de ongekende pijn en 't vlijmend wee verwoed;

330 Maar 't meerendeel stort neer en stuiptrekt in zijn bloed.Nu ijlt het volk omlaag en komt naar buiten snellen,331

En maakt de monsters af, en stroopt de ruige vellenVan 't log en rookend vlees, en warmt zich aan den damp, En gaart het smeer en 't vet tot brandstof voor de lamp.

335 Zij spannen hier en ginds, aan staken en aan bogen, De vochte huiden uit, om in den wind te droogen,336

310 W.N.T.3. En brult en watertandt en reikhalst naar den buit; T4. Zij lekken zich den muil en reiken naar den buit

312 Maar W.N.1.T3. En; T4. En spoort geen redding op314 Doch W.N.T. Maar320 W.N.T3.O. En alles snelt (O. klimt) hem na, langs bind en wand gekropen; T4. En alles

snelt hem na, langs spar en bind gekropen.321 of zit W.N.T. en zit322 hen W.N. hun324 hun W.N.T.O. hen331 ijlt W.N.T3. schiet336 W.N.T.O. om ze in den wind te droogen (het ontbreken van ‘ze’ in de definitieve tekst uit

Nieuwe Gedichten3 van 1856 berust waarschijnlijk op een drukfout).

Page 72: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

76

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

En als een lauwerkrans, op 't veld van eer gemaaid, Siert hen de bonte muts, van 't ruige leer genaaid.337-338

Maar langer duurt de nacht en graauwer zijn de dagen,338-339 339

340 En flaauwer wordt het licht en ruwer nog de vlagen;340

De telkens feller kou, die doordringt tot den haard, Kort ras de brandstof in, bij 't bouwen uitgespaard.342

Zij tijgen weer aan 't werk, en schuiven weer de sledenDen barren oever langs, met pelzen om de leden,344

345 En zoeken, uren wijd, naar drijfhout langs de zee, En hakken 't uit het ijs, en zeulen 't op de sleê.Soms is de dag voorbij, en reeds de nacht aan 't dalen -347

337-338 H. En naaijen mutsen van de riemen aan elkaâr,En zetten ze op het hoofd, als lauwren om het haar! W. En naaijen bij het vuur zich mutsen van het bont, En slingren ze om het hoofd als zegeteeknen rond! N1 En naaijen mutsen en karpoetsen1

1 bonten mutsen.van het bont.En slingren ze om het hoofd als zegeteeknen rond! N2. En naaijen bij het vuur karpoetsen van het bont, En slingren ze om het hoofd als zegelauwren rond!T3. En naaijen zich bij 't vuur karpoetsen van het bont, En slingren ze om het hoofd als zegeteeknen rond!T4. En als een lauwerkrans, geplukt op 't veld van eer, Siert hen de bonte muts, genaaid van 't ruige leer.

338-339 Tussen deze versregels heeft H. de volgende, voor de druk geschrapte passage:

Nu met den nood bekend, zoo zorglijk nog ontkomen, Omheinen zij 't gebouw met takken en met boomen, Versparren d'omtrek, graven kuilen, werpen rijsEn stroo er over, met een schel van sneeuw en ijs.Een hunner houdt de wacht, terwijl zijn makkers slapen, En daagt, bij 't minst gerucht, de manschap op de wapen, En geeft een schot voor sein. Zij spitsen geest en zinOp hinderlaag en list. De nood geeft vonden in.'t Verhongerd monster wijkt, of vindt den dood bij 't naken, En laat hun vacht en vet. de snaphaanschoten kraken;De kuilen vangen buit; het roofdier stort ten val; En 't volk zit in de hut verschanst als in een wal.

339 duurt W.N.T. heerst340 flaauwer W.N1. doffer N2 flaauwer T.O. bleeker342 ras H.T.O. reeds344 H. Den naakten oever langs met uitgestrekte leden; W.N.1. Den oever langs, de ruwe pelzen

om de leden347 en reeds T4 alreeds

Page 73: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

77

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Gedurig voor zijn tijd, - eer dat ze 't huis weer halen;348

Dan dolen ze om en rond, met telkens schuwer tred,350 Tot dat zij 't lamplicht zien, als baken uitgezet.

Soms schiet een ijsbeer toe, voor dat zij 't jagtroer grepen, En valt den achterste aan, het nekbeen ingenepen,En sleept hem mede, dunt de manschap, en verhaalt353

Hun krijgskunst op zijn prooi, die 't met den dood betaalt.355 Soms doen de mist, de sneeuw, de stormen, die er jagen,

Hen bibbren van de kou, bij 't hakken en het zagen,356

En dringen door in 't bloed, en vriezen 't ligchaam stijf,En stollen elken damp en 't kille zweet aan 't lijf.Dan baat er bont noch wol, hoe dik en digt zij 't knoopen;

360 Dan zwelt het duislig hoofd, het strakke vel springt open, En de adem uit de long, die zich met pijn ontlast,Zet zich tot ijs en rijp aan baard en lippen vast;Dan vlugt het volk in huis, en sluit de ruwe deuren,363

Schuift klep en luiken digt, stopt lompen in de scheuren,364

365 En hoopt het haardvuur op, of klimt de hangmat in, En wentelt zich in 't bont, maar tintelt niet te min.366

De heete moutwijn stremt, in spijt van al het stoken;367

De wanden zijn berijpt, al zien ze zwart van 't rooken; En de ingedragen sneeuw, die aan hun hoosblok1 zit,

370 Valt op de vuurplaat af, maar blijft er droog en wit.

Nog kouder wordt de lucht, nog guurder zijn de nachten;371

Nog korter blijft de dag, die langer zich laat wachten;372

348 H. Die steeds de komst vervroegt353 W.N. Een sleurt (N2. sleept) hem meê, en dunt de manschap T.O. En sleurt hem mede, dunt

de manschap356 Hun bibbren W.N.T. Hen bibbren O. Hen klappren363 vlugt W.N.T.O. ijlt364 W.N. En haalt de luiken digt, en stopt de minste scheuren

T3. Schuift klep en luiken digt, en stopt de minste scheuren T4. Schuift al de kleppen digt, stopt lompen in de scheuren

366 tintelt O. bibbert367 W.N.T.O. hoe fel en sterk zij stoken

1 klomp(en).371 guurder H. ruwer372 W.N.T. Nog vroeger wijkt de dag

Page 74: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

78

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

En 't altoos trager licht daalt telkens sneller neer ...373

Maar eindlijk zinkt het weg en rijst op nieuw niet weer.374

375 Het volk ziet angstig rond; de lamp heeft uitgeschenen, Een tweede pit verteert ... 't is duister om hen henen,'t Is buiten enkel nacht. Zij zitten stil en stom377

En zien elkandren aan ... de dag komt niet weerom.378

't Is of de wijde hut, haar grondvest ingeschoten,380 Verkeerd is in een graf, van rondom digt gesloten;

't Is of natuur bezwijmt en, stervende in d'orkaan, Weer tot een bajert1 is ontbonden en vergaan.382

Doch als de nevel scheurt, van rondom zaamgetrokken,Als weer de jagtsneeuw dunt, zoo digtgezaaid van vlokken,

385 Schijnt de opgestegen maan, met regtgeschoten blik, Van uit haar toppunt neer op dit verblijf van schrik.Geen morgen drijft haar weg, geen middag dooft haar luister; Zij houdt haar zetel in en dringt zich door het duister,En worstelt met den damp, in onbeslisten strijd:

390 Maar de uitgebluschte zon blijft licht en leven kwijt.De schrandre Barends zucht: ‘Ja,’ zegt hij, ‘lotgezellen!383-391

Ik heb dien slag gevreesd - sinds lang hem aan zien snellen:392

‘'t Verschijnsel, dat u treft, en aller ziel vervaart,Is de eigenschap der Pool, aan deze grens van de aard.

395 Ja, lang nog, maanden lang, zal deze nacht nog duren!395

Wie weet hoe streng hij nijpt! hoe vele kruipende uren!

373 W.N.T. Nog loomer (T4. trager) klimt het licht en daalt te rasser (N.T. sneller) nêer374 rijst W.N.1. komt377 enkel nacht H. even graauw378 elkandren O. elkander

1 chaos.382 is ontbonden en vergaan H. keert, gesloopt met zon en maan

383-391 ontbreken in H.392 u treft W.N.1 ons naakt; aller ziel vervaart H. dat ons leed verzwaart395 zal H. kan

Page 75: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

79

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Hoe ver het licht nog deinst, eer 't aanbreekt in 't verschiet! ...397

God weet het, Hij-alleen, wie onzer 't wederziet.Doch, schent zijn magt niet aan door raadloos jammerklagen:

400 Geeft in zijn handen 't op: van daar kan redding dagen!Ziet! de opgekomen maan, die neerblikt op ons leed, Tuigt u zijn liefde, die ook hier ons niet vergeet. Weldadig zal dat licht ons treurig pad bestralen,De nevelklompen door, die om deez' uithoek dwalen;

405 't Zal ons verzellen en getrouw zijn in 't gevaar,Tot weer de zon ontwaakt en weer de hoop met haar’.Hij zweeg, en alles zweeg en zat in rouw verzonken,399-407

Of zag weemoedig neer in de opgestookte vonken,408

En drong een traan terug, die opwelde in het oog,409

410 Of slaakte een diepen zucht, die naar hun haardsteê vloog.Zij zien de toekomst in, en siddren die te kennen,En uur aan uur vervliegt, eer ze aan het schrikbeeld wennen. Toch eischt de hooger nood beleid en zorg te meer:Zij zien den leeftogt na, herzien hem keer op keer;

415 Bepeinzen voor hoe lang, bereeknen voor hoe velen, En stellen vast rantsoen, om daaglijks uit te deelen. De brand wordt afgepast bij luttel tal en maat;De dunne pit gesplitst, eer ze in de lamppijp gaat; De korlen zout geteld en 't zuivel voorgemeten:

420 Zoo wordt hun nood gerekt en 't harde brood gegeten.Maar de eensgezindheid blijft, al dringt zich de armoê in;421

Een onbevolen tucht regeert het gansch gezin,En zuinigheid houdt huis, naar Hollands oude zeden:Geen kruimel wordt verspild, geen spaander wordt vertreden.

425 Des feestdaags, anders niet, wordt uit het zilte nat425

Het bruine vlees gescheurd, dat vastvroor in het vat;Dan dekt de ketel 't vuur, waar zij zich rond om scharen,

397 aanbreekt W.N.T.O. opklimt399-407 ontbreken in H.

408 Of W.N.T. En; weemoedig H. verslagen409 En W.N.T. Of421 Maar O. Doch425 zilte H. ziltig

Page 76: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

80

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

En hunkren naar den disch, en in den wasem staren. Maar, eerst den dag gevierd en God den Heer geloofd!

430 Zij slaan den bijbel op, ontblooten allen 't hoofd;Een hunner, beurt om beurt, met eerbied opgerezen,431

Staat uit Gods heilig woord een roerend stuk te lezen;432

Of aller ziel en zang smelt luidkeels zich ineen, En Nova Zembla hoort de psalmen van Datheen.

435 Doch 's avonds dringt de vreugd door al de zorg naar binnen; Dan bannen zij 't verdriet, verzetten zich de zinnen;Ontdooijen zich den wijn, en grijpen naar de kruik,En klinken met den kroes, naar vaderlandsch gebruik. Dan wordt een voller teug, met milder hand geschonken,

440 Voor minnares en maag, voor vrouw en kind gedronken; En mengt zich ook een traan met d'ingegoten wijn,Dat doet hun harten goed, rampzaalgen als ze zijn!

Een hunner hijgt naar lucht: zijn makkers moeten 't weten, Hoe lief zijn vrouw hem heeft, hoe al zijn kindren heeten;

445 Hoe bang hem 't scheiden valt, bij elk vertrek naar boord, Als ze in zijn armen hangt en in haar tranen smoort;Hoe de oudste knaap hem lijkt, en, schoon pas zeven jaren, Reeds plaagt, bij elke reis, om met hem meê te varen,En hoe zijn droeve vrouw, terwijl de jongen smeekt,

450 Den lach geen meester is, die door haar tranen breekt; Hoe bij het laatst vaarwel, zoo zuur hun opgebroken,De zuigling aan haar borst, met de armpjes uitgestoken, Hem nareikte om een kus en toeriep honderd keer ... Hier houdt de spreker stil: hij snikt; hij kan niet meer.

455 Een ander, minder week, en niet zoo ligt aan 't weenen, Schudt midderwijl de kaart of rammelt met de steenen,

431 met eerbied O. eerbiedig432 W.N.1. Staat uit Gods heilig woord een hoofdstuk voor te lezen

Page 77: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

81

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

En daagt de makkers aan 't verkeerbord1 om zich heen:457

Het lokaas trekt hen aan: zij komen een voor een458

Al nader; zitten neer en legen, zonder sparen,459

460 Den vollen buidel, dien zij nutloos toch bewaren.460

Een derde breit of knoopt, en houdt zijn plaats bij 't vuur,461

En denkt zijn reizen na, en 's levens zoet en zuur,Maar drijft zijn mijmring weg en blijft op God vertrouwen,463

En heft zijn landslied aan, 't Wilhelmus van Nassouwen,2

465 Of zingt van Maurits moed, en hoe zijn krijgsbeleidBreda door list verwint en Hulst3 door dapperheid.466

Zoo komt men d'avond door, zoo wislen zich de weken,Maar de eigen nacht houdt aan, hoe menigmaal verstreken,468

En geeft zijn beurt niet op. Zij zien des ochtends rond,470 Maar altoos d'eigen nacht in elken morgenstond. -470

Soms schiet een wondre glans, een digte vloed van stralen,471

Zich spieglend in de sneeuw, langs klippen en langs dalen,472

Als uit de diepte voort, en gloeit hen in 't gezigt,473

En voert hun geest omhoog: het is het Noorderlicht.474

475 Nu zien zij 't huivrende aan, en bloedrood opwaarts klimmen475

En spellen wee; - dan danst en speelt het aan de kimmen,476

1 Triktrakspel.457 om zich heen W.N.T. aan zijn zij458 zij komen een voor een W.N.T. zij schuiven naderbij459 W.N.T. En wagen kans aan kans (T4. eens een kans), een strooijen zonder sparen460 W.N.T. Den vollen buidel leêg, dien zij vergeefs bewaren461 bij 't vuur H. aan 't vuur463 zijn T4. de

2 Een anachronisme: het begrip ‘landslied’ = volkslied was bij de jonge natie nog onbekend.3 Zie inleiding, blz. 18.

466 Hulst H. Grol (Zie Inleiding)468 hoe menig maal H. hoe dikwijls reeds470 H. Maar telkens zwarter nacht471 schiet N1. kleurt472 W.N. Die spieglen op de sneeuw, de klippen en de dalen (N2. langs klippen en langs dalen).473 Als O. Van; W.N.1. En stroomt den hemel langs N2.T. kleurt den hemel rood474 O. En stemt hen tot ontzag475 huivrende W.N.T. siddrend476 En T4. Zij; O. Als bragt het wee

Page 78: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

82

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

En schept hun vreugde in 't hart, zoo min aan vreugd gewoon!477

Maar meestal blinkt dat licht verblindend grootsch en schoon.478

Nu daagt het heerlijk op, in cirkelronde kringen480 En regenbogen, die zich vormen en verdringen,

Waaruit een tintlend vuur, van alle verw en gloed,In zuilen afstroomt, schuimt, en d'omtrek vonklen doet.482

Dan zijn het bergen gouds, die bliksemflitsen schieten, Of solferzeeën, die haar springvloed overgieten,

485 Of kolken louter licht, waaruit een laaije brandVan vlammend purper stijgt en borlend diamant.Dan knapt en kraakt het, spat in sprankels heen en weder, En sist als pulver; zijgt in vonken lijnregt neder; Vernieuwt zijn glans, hervat zijn luister; vlamt en vliedt,

490 En biddend zinkt hij neer, die 't prachtig vuurwerk ziet.

Nog traden ze uit de hut om 't wonder aan te schouwen, De starren gâ te slaan, de leden rap te houên,En brand te sprokklen, in den maanschijn, langs het meir: Maar eindlijk, 't is te koud: geen hunner waagt het weer.

495 De nevel stolt en vriest tot hagelgruis te zamen;495

De lucht wordt ijs, 't is niets dan ijzel wat zij âmen;496

Het lenig leer versteent, het zachte vilt verstijft: Geen neergeslagen kwik, die feller koude schrijft!Reeds staat de scheepsklok stil, verlamd van radertanden;

500 Reeds keert men 't zandglas om, gewrocht van Barends handen,500

Opdat het slepend uur, al trager dan het plagt, Niet tweemaal zij geteld in d'eindeloozen nacht.Reeds wordt de lamp gespaard, vergeten aan te steken, Opdat men de olie rekk', die eerlang zal ontbreken:

505 Dan zit het volk bedrukt, stilzwijgende om den haard,En hoort den stormwind aan, die door den schoorsteen vaart.

477 hun O. hen478 verblindend O. ontzettend482 d'omtrek W.N.T. alles495 W.N.1. De hagel wondt, de nevel vriest tot kegels zamen;496 W.N.1. De lucht wordt ijs, en enkel ijzel wat zij âmen;500 van T.O. door

Page 79: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

83

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

De jagtsneeuw drijft terug, wie de oogen slaat naar buiten,471-507 507

En stuift de luiken digt, zoo ras zij ze opensluiten,En grendelt ze in de hut, verduft en vuns van lucht. -

510 Nu zit de beer in 't hol en is de kou ontvlugt:Nu komt de vos in plaats, en snuffelt langs de wanden511

Der woning rond, en knaagt de planken met de tanden,512

En knabbelt door het dak, gedurig meerder stout. Maar 't afgerigte volk steekt stroppen door het hout,

515 En hangt er lokaas in, en haalt ze toe van binnen,515

En discht het wildbraad op, dat ze in de strikken winnen.516

Die toevoer komt hun wél, terwijl de leeftogt kort.Maar ook de brand raakt op, hoe kouder 't buiten wordt; Het hout slinkt weg; een handvol steenkool, die hun restte,

520 Nog voor het laatst bespaard, viel nu den haard ten beste, En werd tot asch verteerd, tot enkel stof verstookt. -521

Eens had men, s' avonds laat, het vuur in gloed gepookt,De sintels opgeschept, den schoorsteen digt geschoven,523

Om zich in 't bed eens regt te koestren en te stoven:524

525 Nu klimmen ze in de kooi, en strekken 't lijf ter neer, En hebben 't warm en wel en bibbren nu niet meer.526

Maar de adem wordt benaauwd, de polsslag gaat verloren;527

Beneveld klopt het hoofd; zij hijgen om te smoren,528

En flaauwen weg in zwijm, van droppels doodzweet nat.530 Een hunner, nog bij tijds, springt duislig uit zijn mat,

En bonst de luiken stuk en rukt de haardklep open,531

En laat den togt in huis, terwijl de wanden dropen.

471-507 ontbreken in H.507 De jagtsneeuw drijft H. De hagel jaagt511 langs de wanden W.N.1 om de randen512 Der T. De; W.N.1. Der woning rond, en knaagt de planken langs de wanden (H. met de

tanden)515 W. En hangt het aas er in N.T. En hangt er lokaas in O. Met lokaas midden in516 discht W.N.T.O. dist521 W.N.T.O. tot stof allengs verstookt523 sintels N2.T.O. sindels524 W.N.T. Om eens in 't bed zich regt te koestren en te stoven526 bibbren W.N.T. tintlen527 benaauwd T4.O. beklemd528 om te smoren W.N.T. of ze smoren531 haardklep H. handklep

Page 80: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

84

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

De kou stuift in, en stolt den wasem weer tot ijs,En kruipt de kooijen rond en vriest de tijken1 grijs,534

535 En schudt de manschap op, in doodslaap weggezonken.'t Bedwelmde volk ontwaakt, vermoeid en zwijmeldronken, En suizelt, maar bekomt; het ademt diep en zwaar,537

Doch haalt weer lucht in 't hart. Zij huivren van 't gevaar,538

Van 't nog ontkomen graf; en loven 't Alvermogen,540 Wiens wondre hand zich heeft ontsluijerd voor hunne oogen,

En door de koude zelf, die hier verderft en doodt,De sprank weer heeft ontvlamd, die 't leven overschoot.542

Maar naauw 't gevaar ontsnapt, dat hen had aangevallen,543

Genaakt een nieuwe slag, die neerploft op hen allen:545 Hun toevlugt in den nood en aller vriend en raad,

De wakkre Barends, kwijnt: zijn treurig sterfuur slaat. Reeds had zijn zwakke hand, met mat en moeilijk beven, Een rol papier gevuld en met hun ramp beschreven,En 't ongesierd verhaal van hun mislukten togt

550 In ronden stijl gesteld, zoo kort en goed hij 't mogt.550

Nu wenkt hij Heemskerk, vat zijn handen, poogt te spreken,551

En reikt hem 't opstel toe, - maar blijft in snikken steken,552

En wijst hem spraakloos ginds de plaats aan - ginds omhoog,553

Waaraan hij 't hechten moet, - waaraan men 't vinden moog',555 Opdat de naneef weet', zoo ooit, in later jaren,

Een schip het eiland naakte en weer mogt huiswaarts varen, Wat bang en aaklig lot, te schriklijk ondergaan,De vrucht was van een togt, voor Neerlands roem bestaan. Nu gaârt hij al zijn kracht, en bidt met brekende oogen,

560 Wie hunner 't wee ontkoom', wie ooit zou keeren mogen,

1 tijk: stof voor beddegoed; hier deken.534 rond O. langs537 W.N.T.O. En suizelt en bekomt, en ademt luid en zwaar538 Doch W.N.T.O. En542 W.N.T.3. De flaauwe vonk ontvlamd; T4. De sprankel heeft ontvlamd543 ontsnapt H. ontrukt550 O. Van dag tot dag geboekt551 vat W.N.T. grijpt552 W.N.T. Maar stamelt klanken uit, of blijft in snikken steken553 W.N.T. En reikt hen 't opstel toe, en wijst de plaats omhoog

Page 81: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

85

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Dat hij zijn weduw groet', dat hij zijn dierbaar kroostDes vaders zegen breng' en als een Christen troost';Dat hij hun allen zegg', hoe teeder hem, in 't sterven,563

Het brekend harte sloeg voor die zijn hart moest derven;564

565 Maar dat de hoop op God, die tot ons best besluit ...Hij knikte 't laatst vaarwel, en blies den adem uit.566

Nu was de ramp ten top, de ellende 't hoogst gestegen:567

Daar lag hun raadsman neer! zijn kille lippen zwegen! Geen enkel woord van troost, dien hij zoo dikwijls sprak,

570 Ontging zijn bleeken mond, nu alle troost ontbrak.Weemoedig zien zij neer, het oog op 't lijk geslagen,En vinden minder heul, hoe meer hun jammren vragen. Reeds roept de koude haard om toevoer voor het vuur; Reeds blijft de tafel leeg, al slaat het etensuur;

575 Reeds is het vat verstookt, waarin zij 't vleesch bewaarden.Nog brak geen morgen aan, hoe ver en lang zij staarden;576

Nog bleef het rondom nacht. De ellende groeit, de vreesVerdubbelt met den nood, die elken morgen rees.578

De hoop heeft uit; de wanhoop klimt; de dorre handen580 Slaan wringend zich ineen; de kaken klappertanden;

De kou en de armoê slopen 't ligchaam met elkaar. Reeds zinkt er meer dan een naast Barends op de baar. Reeds is het uur nabij, en 't uitzigt doet hen beven,Dat een (wie zal het zijn?) al de andren overleven -

585 En eenzaam worstlen zal met nog geduchter nood ...Zij strekken de armen uit en bidden om den dood.Reeds wordt het opzet rijp, o gruwel! reeds besloten,583-587

In 't uiterst van 't gebrek om 't veege lijf te loten!588

563 hun W.N.T.O. hen564 brekend W.N. hijgend (T. brekend) O. flaauwend566 H. Hier knikt hij567 W.N.T.O. Nu was de nood ten top, de ramp het (O. de ellende 't) hoogst gestegen576 Nog brak geen scheemring door578 met den nood, die O. in 't gevaar, dat

583-587 ontbreken in H.588 W.N.T. Bij 't klimmen van 't gebrek

Page 82: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

86

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Reeds stond de kroes gereed, die eerlang rond zou gaan ...589

590 God dank! daar gaat een vonk van 't sluimrend daglicht aan!590

Zij zien het, twijflen, rukken 't valluik heftig neder,En staren .... Ja, God dank! de morgen schemert weder, De maan verbleekt, de starren deinzen! Heller glans Verlicht de klippen, kleurt de kimmen, stijgt ten trans,594

595 En dunt de neevlen, luwt de koude en sust de vlagen.595

De zon ging op! het uur der uitkomst heeft geslagen!596

De nacht verdwijnt, schoon nog onwillig, loom van tred.593-597

Zij barsten juichend uit, en staamlen hun gebed,598

En ijlen naar de deur, en wringen ze uit de naven ...600 Maar vinden 't gansche huis in digte sneeuw begraven,

Bedolven tot de nok, versperd aan elken kant,601

Zij nemen kort besluit, de schepspade in de hand,En oopnen zich een weg, zoo snel hun krachten 't gunnen,603

En woelen door den klomp en slechten wat zij kunnen.604

605 Zij winnen voet voor voet, in 't baaknen van het pad, En talen naar geen rust, al hangen de armen mat,606

Al steent het krommend lijf en draagt zich naauwlijks zelven;607

Zij moeten thans hun graf - of zich een uitkomst delven!'t Verschilt niet, of gebrek of arbeid doe vergaan!609

610 Het uiterst nog beproefd! Zij houden moedig aan,610

En naken uur aan uur het doel, waarop zij hopen,

589 H. Reeds wordt de kroes geschud en de eerste worp gedaan590 sluimrend O. rijzend; H. daar breekt een straal van 't scheemrend daglicht aan594 stijgt ten trans W.N.1. Tooit den trans

N2.T3. Vloeit langs de kimmen heen, verheft zich aan den transT4. O.Vloeit langzaam uit de kim, verheft zich naar den trans

595 En dunt N2.T.O. Verdunt; luwt W.N.1. stilt; en sust T4. sust596 W.N.T.O. De zon ontwaakt!

593-597 ontbreken in H.598 H. Zij zinken dankend neêr601 versperd aan W.N.T. bedekt langs O. verspard aan603 gunnen H. mogen604 H. En houden 't licht der hoop, hoe flaauw het blink', in de oogen606 talen naar geen rust H. houden d'arbeid vol607 krommend W.N.T. hijgend609 't Verschilt niet, of W.N. Wat scheelt het of; H. 't Zegt niets of de arbeid of gebrek hen

doe vergaan!610 nog N2. dan; T4. De laatste kans beproefd!

Page 83: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

87

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

De boot, hun laatste heul. Het pad er heen gaat open!612

Zij vinden 't rank gevaart', waaraan hun uitzigt hing, En wentlen 't uit de sneeuw, waarin het half verging;

615 Zij boeijen 't vaartuig op; herstellen en kalfaten,En breken af van 't huis, wat aan de schuit mag baten, En reppen weer de vuist, hoe uitgeput van kracht.617

Zij brengen 't luttel broods (helaas, te ligt een vracht!)In de opgetuigde sloep, die ze op de schotsen strijken,

620 En zeggen 't huis vaarwel; begraven nog hun lijken ...Neen! de ijzerharde grond vergunt hier zelfs geen graf: Zij werpen ze in een kloof, een diepe rotskloof af,En spreiden er van sneeuw een doodskleed over henen. Nog dikwijls zien zij om, herdenken hen en weenen;

625 Bezorgen Barends schrift in d'aangewezen top, En geven zich aan God en aan de golven op.

Vaarwel, rampzalig oord, misdeeld van elken zegen! Geen voet betreê uw boôm, geen adem waai u tegen! Blijf onbezocht en woest en afgescheurd van de aard ...

630 Vaarwel, ongastvrij oord, door Heemskerks ramp vermaard!

De bange togt ving aan, van de ongehoordste ellenden, Van nood en dood verzeld. Onzeker waar zij 't wenden, Onwis van elke streek, en pad noch afstand wijs, Vervoeren zij hun boot langs 't onafmeetbaar ijs.

635 Wat schouwspel staren ze aan! wat onafzienbre rotsenEn woestenijen langs van opgeschoven schotsen! Wat schrikkelijk geknars, geratel en gekraak

612 gaat H. is617 O. En reppen arm en vuist

Tussen 628 en 629 heeft H. de volgende, in de drukken niet voorkomende verzen:

De scheepling, die een kust, een wijk zoekt in den nood, Vliê voor uw klippen weg, als voor nog wisser dood. Bedrieglijk als een graf, hem voor den voet gedolven, Zwelgt gij den vlugtende in, ontkomen aan de golven.

Page 84: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

88

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Van hortend ijs op ijs, verdooft gehoor en spraak! Gevaarten schaven langs elkander, kruijen, vijslen

640 En staaplen zich opeen, of botsen en verbrijslen,En plompen peilloos diep in 't holst der kolken neer, En borlen elders op, en brijslen elders weer.Wat warklomp der natuur! wat bergen en wat dalen, Gebrokkeld en vermengd, die langs den afgrond dwalen!

645 Wat ordeloos gewoel, dat rondom gonst en druischt, Waar rob en walrus, haai en waterdog in huist!Ginds houdt die bajert op; ginds klimmen vergezigten Van zuilen uit de zee, en trotsche praalgestichten; Paleizen, hoven, kerk en toren, vest en wal

650 Staan op den vloed gebouwd uit onverwrikt kristal.650

Verbeelding put zich uit in duizend schilderingen:Daar hevelt Katwijks duin, ginds glinstert Scheveningen;Hier schittert Utrechts dom, daar schemert Haarlems trans,653

Ginds is het de IJstad zelf met elke poort en schans!655 Verbazend grootsch tooneel, hoe schriklijk voor hen allen,

Die schuren met hun boot langs de ondoordringbre wallen, Die dolende, in hun angst, waar 't goed geluk hen leidt, Rondtasten naar een pad in deze onmeetlijkheid!Geen loods berigt hun 't spoor naar onbevrozen kusten;

660 Geen baken wenkt hen aan; geen luwte, waar zij rusten.'t Is of geheel natuur, ontledigd en ontzield,Zich tot een ijsklomp stremde en enkel hen behield.Nog menig blijft er na, en op een sneeuwhoop sterven,635-663

Of wordt des roofdiers prooi. Na dag en nacht te zwerven,664

665 Na nooden zonder tal en angsten zonder maat, Bruist de open zee hen aan, die hol en aaklig staat. Toch steken zij haar in en geven aan de barenHun ranken bodem prijs, onkundig waar zij varen, En zwalpen om en rond en voor- en rugwaarts heen:

670 Zoo gaat het dag en nacht en weken lang aan een.

650 onverwrikt O. schittrend wit653 T.O. Hier schemert Utrechts dom, daar heft zich Haarlems trans;

635-663 ontbreken in H.664 W.N.1. En valt den beer ten prooi

Page 85: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

89

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Elke ochtend, die verrijst, doet weer de hoop ontwaken, Elke avond dreigt den dood. De rotsen, die zij naken, Zijn onbewoond en dor. Toch stijgen ze op den top,En zoeken lepelblad en mos en eijers op,674

675 En dobbren voort en worstlen verder en verdwalen675

De witte zee in 't hart; bedolven duizend malen, Verrezen duizend keer. De golfslag drijft hen voort677

Naar Laplands oever, dien zij naadren. De ochtend gloort,De dag is helder, damp noch nevel dekt de stroomen:

680 Zij zien in 't rond ... zij gillen 't uit! ... zij zien de zoomen!Zij zien een mast, een schip, dat zeilreê ligt aan 't strand; Zij zien een vlag ... o God! de vlag van 't vaderland! ... De blijdschap schokt hen, overstelpt hen! roer en spanen Besterven in hun vuist; hun oog schiet vol van tranen!

685 Zij zien hun wimpel weer, hun leus langs elke zee,Aan gindsche steng gehecht, misschien op Tessels reê! ...686

Zij roeijen nader, half verbijsterd, half verzonkenIn gissing; roepen luid en juichen vreugdedronken,688

En komen 't schip op zij, en grijpen lijn en koord,690 En palmen zich omhoog en zetten voet aan boord ...

o Wonder, nooit gedacht! en vreugd na zoo veel smarte! Daar ketent Rijp zijn makker Heemskerk weer aan 't harte!'t Is Rijp, zijn makker zelf - bij d'aanvang van den togtGesmeten op dit strand - die hier een schuilplaats zocht,

695 En, nu de winter week en wegdreef van de baren,'t Herstelde zeil ontrolt om huiswaarts heen te varen,En Heemskerks dood te gaan vermelden aan den Staat -697

't Is Rijp, wiens kloppend hart aan Heemskerks harte slaat! De ontzetting en de vreugd verwarren luid hun kreten;

700 't Gejuil doorkruist de lucht; de ellenden zijn vergeten!

674 zoeken O. garen; H. En garen 't lepelblad, het kruipend mos er op; W.N.1. En zoeken eijers, mos en lepelblad er op

675 voort O. weg; W.N.T. En dobbren verder; worstlen, slingren en verdwalen677 drijft H. spoelt686 W.N.1. welligt op Texels reê688 W.N.T. In droom en gissing; roepen, juichen, vreugdedronken,697 W.N.T.3. En Heemskerks wissen dood te melden aan den Staat,

Page 86: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

90

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Matroos en scheepsvoogd, vriend en vreemde, knaap en manOmarmen zich door een, zoo teêr de blijdschap kan.Zij winden de ankers op met dubbel rappe handen;699-703

Zij vliegen voor den wind naar de aangebeden stranden;704

705 Het deerniswaard verhaal van zoo veel maanden leeds705

Kort hun de t'huisreis op. De duinen blaauwen reeds, De wal komt nader; 't land verrijst met dom en toren;Het dek is vol; het woelend bootsvolk dringt naar voren; Het anker valt; de sloep snelt heen; zij roeijen aan,

710 En kussen 't heilig strand, tot snikkens aangedaan.Verbaasd ontvangt de reê de dierbre zwervelingen;712

Het welkom haalt hen in, waar heen hun schreden dringen;'t Gewoel omsingelt en vertraagt hen. Jong en oudSchalt hun volharding uit en 't wonderbaar behoud.

715 't Erkentlijk vaderland, door liefde en vreugd gedreven,711-715

Neemt weer zijn kindren op, die uit den dood herleven;716

Vergeldt hen, juicht hen toe, strooit lauwren voor hen heen,717

En rekent d'uitslag niet, maar telt het doel alleen.

699-703 ontbreken in H.704 aangebeden W.N.1. afgeweken705 zoo veel W.N.T.3. achttien712 waar heen W.N.1.T. zoo ver

711-715 ontbreken in H.716 H. Haalt weêr zijn kindren in717 juicht hen W.N.1.T. juicht hun; Vergeldt hen H. Verwelkomt Aan het einde vindt men in

H. en W. de spreuk:

Wy vliegen hier, zoo d'ouden razen, Op geene vliegende Pegazen:De waarheid hoeft geen logendicht.

Vondel

Page 87: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

91

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Eerste bladzijde van het handschrift van Avondmijmering (K.B.)

Page 88: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

92

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Verantwoording

De tekst is ontleend aan de uitgave in Nieuwe Gedichten II, tweede druk (Leeuwarden1856), blz. 40-59.

De varianten zijn ontleend aan de eerste druk van ditzelfde werk ('s-Gravenhage1828), waarin de tekst van Avondmijmering gelijkluidend is met het handschrift(Koninklijke Bibliotheek, 's-Gravenhage onder 70 F 54).

Page 89: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

93

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Avondmijmering

Page 90: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

94

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Avondmijmering

Somtijds zinkt mij 't hoofd ter neerOp de ontgloeide borst,

En de dorst verheft zich weer, De oude gloriedorst.

Somtijds, in mijn dier gezin,'s Avonds aan mijn haard,

Haal ik weer de droomen in,Reeds zoo vaak verjaard.

Dertig jaren dring ik door, Drijf ik uit mijn oog,

En herroep den tijd er voor, Die zoo ver vervloog.

'k Zeg weer 't woelig IJ vaarwel, Waar mijn kindschheid bleef;

Knaap, die dertien jaren tel, Groet ik 't heerlijk Kleef.

't Needrig Elten neemt mij op, Dat daar lagchend ligt,

Aan dien schoonen heuveltop, Met dat aadlijk sticht*.

* Klooster.

Page 91: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

95

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Uren staar ik heen en weerVan het kostschool-plat;

Berg en dalen op en neer,Niet van staren zat.

'k Zie, verbaasd, die beemden rond, Dat mij vreemd tooneel,

Dien geruiten heuvelgrond, Wit en groen en geel.

Of de dorpsbuurt omgegaan,'t Leerboek in de hand,

Blijf ik bij de linde1 staan,Op de markt geplant:

En gevogelt', jong en graag, Vlugt van alle pluim,

Lok ik uit het loof omlaagMet mijn tweebak-kruim*.

Of langs kerk en pastorijDool ik rond, en lees;

Ril het knekelhuis voorbij, En zie om van vrees.

En bij 't kruisbeeld, doodsch en bleek, In die breede nis,

Maakt mij 't roerend bijschrift week, Dat zoo zinrijk is.

Of des feestdaags, ieder vóór, Vlugst van al ter been,

Baan ik, wie mij volgt, een spoorNaar den bergtop heen.

1 bij de linde - aan de linde* tweebak = beschuit.

Page 92: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

96

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Niet langs 't afgebakend1 padStijg ik naar de kruin,

Maar aan tak en struik gevat,Dwars door gruis en puin.

Voorwaarts, over hei en mos, Kluit en keizels op,

Holen langs van das en vos, Woel ik naar den top.

Of ik kies een rustplaats uit, Waar een heester wast,

Waar een wel naar boven spuit, En in 't keizand plast.

En met oog en ziel en zinWijd en zijd verstrooid,

Adem ik de schoonheid in,Die de schepping tooit.

Diep en onbestemd2 gevoel, Maar mij innig zoet,

Klopt, met nog verholen3 doel, Tintelt door mijn bloed.

En tot schreijens aangedaan, Eng en week gekneed,

Beeft er langs mijn wang een traan, Eer ik zelf het weet.

En verdoold4 in mijmerij, Dweep en droom ik voort,

Tot de kerkklok van de abtdijMij in 't mijmren5 stoort.

1 afgebakend afgetreden2 Diep en onbestemd gevoel En een nieuw en vreemd gevoel3 met nog verholen doel nog onbestemd in doel4 verdoold verdiept5 Mij in 't mijmren Me in mijn mijmer

Page 93: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

97

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Blijde tijd, zoo ver gevlugt, En zoo vaak beklaagd,

Die mijn eerst ontwaakte zuchtVoor wat schoon is, zaagt:

Die een hooger aandrift schonktAan mijn kindsche ziel,

En de dichtsprank hebt ontvonkt, Die er nederviel:

Blijde tijd, zoo vaak herdacht!Blijf me duurzaam bij;

Zoete droom, zoo menig nacht!Naak mijn sponde vrij. -

Diep bewogen, heerlijk oord, Mij het schoonst op aard!

Toog1 ik uit uw beemden voortWeer naar huis en haard;

En beklemder elken pas, En van weemoed stom,

Zag2 ik door het reiskoetsglasHonderdwerven om.

Schoone heuvel, vreedzaam dal, Vriend en medgezel,Leeftijd, die niet keeren zal! Vaart voor altoos wel! -

Wees gegroet, gij vaderstad, Waar de koopgod tiert,

Bodem, door de Maas bespat, Dien ik vreemdling wierd!

1 Toog tijg2 Zag zie

Page 94: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

98

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Wees gegroet, geliefde kring!Neem den zwerver weer,

Huis, dat ik als kind ontging, Waar ik jongling keer!

Neem hem aan, als zoon hem aan, Schoon hem 't harte trekt,Schoon zijn wenschen, dolen gaan,

Waar zijn pad niet strekt.

Ziet, ik breng een bruisend bloed, Een ontvonkten zin,

Ouders, die mij welkom groet!U ter huisdeur in.

Heimlijk smeult een vreemde dorst, Dien gij stilt noch lescht,

Ouders, in des jonglings borst, Die ge aan de uwe prest.

Ziet, hij slaat een weigrend oog, Waar zijn dagtaak wacht;

Vurig blikt bij, ver en hoog, Waar zijn droombeeld lacht.

Zang en vrijheid, zucht voor 't schoon', Is zijn gansch gevoel;

Dichterlof en lauwerkroonIs zijn eenigst doel.

Niet op 't enge koopkantoorAâmt hij in zijn lucht; Naar Minervaas tempelkoor Hijgt

zijn diepste zucht.

Page 95: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

99

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

o, Geeft toe! hij smeekt u 't af!Dwingt zijn aard niet wreed;

Maakt de gift hem niet ter straf,Die natuur hem deed.

Nacht en dag en vroeg en spâPrangt hem de eigen gloed,

Fluistert hem de lokstem na, En ontvonkt1 zijn bloed.

Ziet, hij doet zichzelv' geweld, Uit besef en pligt,

Maar de oproerige ader zweltEn zijn weerstand zwicht.

Hij bestraft, bestrijdt natuurEn betemt zijn lust,

Maar te meer ontvlamt het vuur, Hoe hij 't meerder bluscht.

Ja, nog staat hij klaar mij voor, Die gestreden strijd;

Jaren afstands dring ik door, En herleef dien tijd:

'k Zit, de hand om 't hoofd gevat, Dat zich mijmrend boog,

Treurig voor het cijferblad, Met een traan in 't oog.

'k Zie rondom mij, keer op keer, Met bedwongen pijn,

En gevoel mij meer en meerWaar ik minst moest zijn.

1 ontvonkt - ontsteekt

Page 96: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

100

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Hijgend zie ik telkens uitOf nog 't uur niet naakt,

Dat mijn kerker opensluit En mijn kluister slaakt:

En bij 't slaan van d'eersten slag, Naauwlijks half gehoord,

IJl ik, wat ik ijlen mag,Van mijn pijnbank voort;

En mijn boekcel ingevlugt Met mijn diepe smart,

Geef ik in gezangen luchtAan mijn schreijend hart.

En, in spijt van leed en lot, Weer op eens ontgloeid,

Laaf ik me aan het kunstgenot, Dat me in de aadren vloeit.

Met verrukte ziel en zin1, Los van boei en dwang,

Drijf ik hooger sferen inOp mijn lagen zang;

Drijf op wieken, zwak en teer, Boven stof en slijk,

En gedenk mijn lot niet meer, Maar2 ben vrij en rijk!

En ik zweer de schoonste kunst, Voor haar troost in rouw,

Voor haar wondre hemelgunst, Onverbreekbre trouw;

1 Met verrukte ziel en zin - En vervoerd, verrukt van zin2 Maar - En

Page 97: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

101

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Zweer, dat elk ontwoekerd1 uurAan2 den dierbren tijd,

Als een vrijbuit op Merkuur, Haar zal zijn gewijd;

Zweer, wat gids en baak ik mis, Waar mijn eerzucht streeft,

Dat de krans eens mijner is, Dien de dichtkunst weeft!

Zweer .... Ja, duidlijk heugt het mij, Waar ik d'aanblik sloeg,

Hoe ik ieder perk voorbij, Elken eerprijs vroeg.

Zwak en mat nog steeg mijn toon, Zonder kracht of zwier,

Eenmaal zou hij, stout en schoon, Stroomen van mijn lier.

Onbekend nog klonk mijn naamIn des landzaats oor,

Luidkeels drong hem eens de faamTot den vreemdling door.

Wat al lauwren lachten me aanIn het schoon verschiet!

Wat al harten deed ik slaan Door mijn roerend lied!

Siddrend staarde 't juichend volkOp 't ontrold tafreel, Als

ik Melpomenes* dolkZwaaide op 't hoog tooneel.

1 ontwoekerd - gewoekerd2 Aan - Van* Melpomene: muze van het treurspel.

Page 98: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

102

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Zuchtend stortte 't ijskoud hartZich verteederd uit,

Als een zoete minnesmartKirde van mijn luit.

Zwaard en veldleus dreigde en blonkIn des krijgers hand,

Als mijn gloeijend lierdicht klonk, Klonk voor 't vaderland.

Mij uw kunstroem, mij uw rang, Tasso en Virgiel!

Stortte ik in den heldenzangHeel mijn volle ziel.

Neen, geen krans, hoe rijk en schoon, Die den dichter siert,

Rang noch roem noch lauwerkroon, Die mijn prijs niet wierd!

Eenmaal schreef voor 't nageslacht's Lands historieveêr

Mijnen naam, met dank herdacht, In 't geschiedboek neer.

Schittrend uitzigt! blinkend lot!Waar toch vlood uw glans? Kunst,

waar bleef uw rein genot?Roem, waar groent uw krans?

Of bedroog een ijdle waanMijn verrukt gemoed?

Waagde ik de oogen op te slaanNaar te hel een gloed?

Page 99: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

103

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Plofte ik, schacht en wiek verschroeid, In mijn onmacht neer?

Was mijn voet niet aangeschoeidVoor het pad der eer?

Neen, mij gloeiden ziel en zinVan geen wuft bedrog;

'k Voelde in 't hart de zanggodin: Ik gevoel haar nog!

'k Voelde, ontrukt1 aan boei en band, Waar mij 't lot in sloot,

Me aan een hooger sfeer verwant, En het stof te groot;

'k Voelde, in geestdrift opgesneld, Al den moed ontwaakt,

Al de kracht in 't hart geweld, Die den dichter maakt.

Heerlijk voorregt! schoon verschiet, Dat in rook verdween!

Zege van 't onsterflijk lied, Als een droom daarheen!

Ben ik 't, hemel! ben ik 't wel, Wien het hart zoo sloeg,

Wien het bloed zoo bruisend snel - Wien de pols zoo joeg?

Ik, die Neerland toonen zou, Wat natuur vermogt,

Die, genoeg als voedstervrouw, Mij tot dichter wrocht:

1 ontrukt - ontvoerd

Page 100: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

104

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Die geen kweekling* noodig hadVan Minervaas schoot, Maar ook mij het lauwerpad, Haar

ten spijt, ontsloot.

Ben ik 't, hemel! ik dat? ik, Die in slaafsch bedrijf

Beuzel, reken, weeg en wik,Zwoeg, en zwoegen blijf?

Die op 't vunze koopkantoor, Rang en roeping kwijt,

Heel het kostbaar leven door, Geest en kracht verslijt?

Ben ik 't, hemel! En, zoo ja, (Staat mij 't vragen vrij)

Is de plaats waarop ik sta, Dan1 een plaats voor mij?

Was 't een weldaad, zonder doel, Uw geschenk, natuur?

Was om niet dat diep gevoel, Dat inwendig vuur?

Werd dat zaad uit hooger sfeerDan onnut verspild?

Viel het om te sterven neer, Weggestrooid in 't wild?

Waarom bleeft gij ongeplukt, Nu verdord en dood,

Lauwren, die mij nog verrukt, Die voor mij ontsproot!

* Kweekling van Minervaas schoot = academisch gevormde1 Dan -Wel

Page 101: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

105

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Siert ook - hult een enkel bladMijn reeds grauwend hoofd:

Krans van lauwren, zijt gij dat,Die mij waart beloofd?

Neur ik ook ter vlugt een lied, Waar men 't hart in hoort:

Neen, dat zijt gij, zangen, niet,Mij in 't hart gesmoord!

o, Wie vrouw en kindren mint, Hem als 't leven dier,

Stemt zoo ligt voor vrouw en kindDe eens gesnaarde lier;

En wiens boezem klopt en zweltBij een eedle daad,

Zet, waar 't eigen glorie geldt, Haar zoo ligt op maat:

Wat nog meer - wat anders nogWrocht mijn dichtgeest uit?

Dát zijn al uw noten toch,Laaggestemde luit!

Daartoe was die hooger drift, Dat ondoofbaar vuur,

Dat gevoel, te rijk een gift, Mij verkwist, natuur!

Daartoe, schoone heuveltop, Met mijn jeugd vertrouwd!

Zwol mij 't hart te bruisend op, Steeg mijn geest te stout.

Page 102: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

106

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

Daartoe, nietig cijferblad, Mijn beschoren deel!

Schreide ik u te dikwijls nat, Haatte ik u te veel.

Daartoe ... Och, zoo dwaal ik voort, Voort van jaar op jaar,

Tot uw heuvel, heerlijk oord!En terug van daar:

Voort, van haard en huisgezin, Jeugd en kindschheid door,

En van daar de baan weer in1, Die mij 't lot beschoor.

En een zucht, mijn hart ontsneld, Een gesmoord verwijt,

En een traan, mijn oog ontweldTuigt mijn diepe spijt.

Diep gevoel ik, innig diep, Met verbeten klagt,

Naar wat doel natuur mij riep - Waar mij 't lot toe bragt.

'k Meet den afstand telkens na, De onafzienbre baan,

Van de plek, waarop ik sta2, En had moeten staan.

'k Maal verrukt mij 't schittrend pad, Naar wiens top ik steeg,

Had natuur de keus gehad, Die het lot verkreeg.

1 En van daar de baan weer in - En opnieuw de loopbaan in2 Van de plek, waarop ik sta - Tusschen beide waar ik sta

Page 103: Untitled [rietlanden-literatuur.weebly.com]rietlanden-literatuur.weebly.com/uploads/2/6/8/0/...op_no…  · Web viewDe Lauwer word' dan vrij aan stouter Bard geschonken, ... Mozart,

107

Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla

En zoo dool ik d'avond door, Huis en leefkring uit,

Tot ik weer den klokslag hoor, Die te rusten luidt;

Tot ik, mat van mijmerij, Afgewaakt en loom,

't Hoofd tot sluimren nedervlij, En van Elten droom.