University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week...

77
University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers Hoeksma, Jacoba IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below. Document Version Publisher's PDF, also known as Version of record Publication date: 2012 Link to publication in University of Groningen/UMCG research database Citation for published version (APA): Hoeksma, J. (2012). Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers: Een onderzoek naar de arbeidsfactoren die in relatie staan met de psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers en de invloed daarbij van werken op een grote of kleine ambulancepost. s.n. Copyright Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Take-down policy If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim. Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum. Download date: 23-03-2021

Transcript of University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week...

Page 1: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

University of Groningen

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkersHoeksma, Jacoba

IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite fromit. Please check the document version below.

Document VersionPublisher's PDF, also known as Version of record

Publication date:2012

Link to publication in University of Groningen/UMCG research database

Citation for published version (APA):Hoeksma, J. (2012). Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers: Een onderzoek naar dearbeidsfactoren die in relatie staan met de psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers ende invloed daarbij van werken op een grote of kleine ambulancepost. s.n.

CopyrightOther than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of theauthor(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Take-down policyIf you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediatelyand investigate your claim.

Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons thenumber of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.

Download date: 23-03-2021

Page 2: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

 

 

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers 

Een onderzoek naar de arbeidsfactoren die in relatie staan met de 

psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers en de invloed 

daarbij van werken op een grote of kleine ambulancepost. 

          

         Rijksuniversiteit Groningen  Faculteit der Gedrag‐ en Maatschappijwetenschappen  Vakgroep Sociologie   Wetenschapswinkel  Geneeskunde & Volksgezondheid  Universitair Medisch Centrum Groningen   Eerste begeleider: Dr. J. Tuinstra  Referent: Dr. D. van Tol  Jacoba Hoeksma, S2068184 Augustus, 2012 

Page 3: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    2 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Colofon 

Vraagnummer:    GV 32/2011/D 

Titel:   Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers 

Auteur:     Jacoba Hoeksma  

ECTs:       18 

Begeleider:     Dr. J. Tuinstra, afdeling Gezondheidswetenschappen – Wetenschapswinkel 

      Geneeskunde & Volksgezondheid; Toegepast Gezondheidsonderzoek, UMCG 

Referent:     Dr. D.G. van Tol, Universitair docent, Rijksuniversiteit Groningen/ Faculteit

      Medische Wetenschappen, Sociologie 

Vraagindiener:    UMCG Ambulancezorg, Tynaarlo  

Uitgave:     Wetenschapswinkel Geneeskunde & Volksgezondheid, UMCG  

Adres:       Hanzeplein 1, 9713 GZ Groningen 

Telefoon:     050‐ 3639080 

Email:       [email protected] 

Datum:     augustus, 2012 

Page 4: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    3 

Woord vooraf 

Voor u ligt een scriptie waarin verslag wordt gedaan van een onderzoek naar de psychosociale 

arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers en daarbij het verschil tussen kleine en grote 

ambulanceposten. Deze scriptie is geschreven als afronding van mijn studie Sociologie aan de 

Rijksuniversiteit Groningen. Het afgelopen half jaar heeft in het teken gestaan van afstuderen.  Deze 

periode is leuk en leerzaam geweest, als was het soms een ware zoektocht was naar de juiste 

informatie, kennis en gegevens voor het schrijven van deze scriptie. Uiteindelijk mag het 

eindresultaat er zijn en ben ik er trots op. Achter mijn bureau bij de Wetenschapswinkel 

Geneeskunde en Volksgezondheid van Universitair Medisch Centrum Groningen heb ik veel tijd 

doorgebracht, het was een fijne werkplek en een ‘helpende hand’ was gelukkig altijd in de buurt. 

Graag wil ik van de gelegenheid gebruik maken om deze ‘helpende handen’ te bedanken, want 

zonder deze personen had ik dit resultaat niet kunnen bereiken.  

  Allereerst gaat mijn dank uit naar Jolanda Tuinstra voor haar fanatieke begeleiding. Ik 

kon altijd rekenen op de juiste feedback en advies. Ten tweede gaat mijn dank uit naar Vera Verhage, 

zij was naast Jolanda mijn ‘extra’ begeleider en heeft mij voorzien van vele praktische tips. Ten derde 

wil ik Donald van Tol bedanken dat hij tijd voor mij heeft willen vrijmaken, om als referent een 

kritische blik te werpen op mijn scriptie. Ook wil ik promovendus Thomas Kowalewski  bedanken, hij 

heeft mij nuttige tips gegeven over het toepassen van het theoretische onderzoeksmodel in deze 

scriptie. Als laatste wil ik nog graag mijn ‘kantoorgenootjes’ bedanken voor het motiverende effect 

van hun aanwezigheid en mijn ouders en vrienden, omdat zij mij tijdens deze afstudeerperiode altijd 

ondersteund hebben.  

Uiteraard was mijn scriptie niet tot stand gekomen, als UMCG Ambulancezorg geen 

onderzoeksvraag had voorgelegd aan Toegepast Gezondheidsonderzoek en de Wetenschapswinkel 

Volksgezondheid en Geneeskunde. Daarom wil ik Harriëtte Holt en alle overige 

ambulancemedewerkers van UMCG Ambulancezorg bedanken voor hun volledige meewerking. Ik 

vond het erg leuk om een kijkje in de keuken te mogen nemen bij deze uitdagende organisatie. Ik heb 

veel bewondering gekregen voor alle ruim 4.000 ambulancemedewerkers in Nederland, die 24 uur 

per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek 

‘Verhalen uit de ambulancezorg’ van Middelbeek (2009) heb ik me gerealiseerd dat 

ambulancemedewerkers vaak als één van de eersten ter plekke zijn bij een ongeval en vaak worden 

geconfronteerd met lief en leed, hoogoplopende emoties, paniek en soms bizarre situaties 

(Middelbeek, 2009).  

 

Jacoba Hoeksma – Groningen, augustus 2012 

Page 5: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    4 

Inhoudsopgave 

 Samenvatting 7

1. Inleiding 8

  1.1 Aanleiding van het onderzoek  8

  1.2 Probleemstelling en onderzoeksvragen  9

  1.3 Maatschappelijke relevantie  10

  1.4 Wetenschappelijke relevantie   11

    1.5 Leeswijzer   12

2. Theoretisch kader   13

  2.1  Psychosociale arbeidsbelasting  13

  2.2 Job‐ Demand‐ Control – Support Model van Karasek   14

    2.2.1 De keuze voor het Job‐Demand‐Control‐Support Model van Karasek  14

  2.2.2 Het Job‐Demand‐Control‐Support Model en haar drie       arbeidsfactoren 

15

  2.3 Taakeisen 17

  2.4 Het belang van regelmogelijkheden 18

2.5 Het belang van sociale steun 20

2.6 De compenserende arbeidsfactoren regelmogelijkheden en sociale steun  21

2.7 Organisatie‐grootte  22

2.8 Conclusie   24

3. Methode   26

  3.1 Meetinstrument en operationalisatie 26

    3.1.1 De uitkomstmaat psychosociale arbeidsbelasting  26

    3.1.2 De arbeidsfactor taakeisen  27

    3.1.3 De arbeidsfactor regelmogelijkheden   27

    3.1.4 De arbeidsfactor sociale steun   27

Page 6: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    5 

    3.1.5 De arbeidsfactor organisatie‐grootte  28

    3.1.6 De controlevariabelengeslacht en leeftijd  28

  3.2 Wervingsprocedure   28

  3.3 Respons en samenstelling onderzoeksgroep  28

  3.4 Data verwerking   30

  3.5 Analyse opzet  30

    3.5.1 Beschrijvende analyses 31

    3.5.2 Multivariate analyse  32

  3.6  Aanvullende diepte‐interviews  32

   

4. Resultaten   34

  4.1 Beschrijvende analyses  34

    4.1.1 Verschil tussen mannen en vrouwen   35

    4.1.2 Verschil tussen leeftijdsgroepen   35

    4.1.3 Verschil tussen kleine en grote ambulanceposten 38

  4.2 Correlaties  40

  4.3 Regressieanalyse van de hoofdeffecten  40

  4.4 Moderator analyses  42

  4.5 Mediator analyses  42

 

5. Discussie en conclusie  44

  5.1 Beantwoording van de onderzoeksvragen en probleemstelling  44

    5.1.1 De invloed van de arbeidsfactoren op de psychosociale arbeidsbelasting  44

    5.1.2 Verschil in psychosociale arbeidsbelasting tussen kleine en grote                ambulanceposten   

47

    5.1.3 De invloed van postgrootte op de relatie tussen arbeidsfactoren en                   psychosociale arbeidsbelasting  

48

    5.1.4 Beantwoording probleemstelling   49

  5.2 Kanttekeningen en aanbevelingen voor vervolgonderzoek  50

  5.3 Aanbevelingen voor UMCG Ambulancezorg   52

Page 7: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    6 

 

Literatuurlijst  55

 

Bijlage 1: Items die zijn meegenomen in het onderzoek   62

Bijlage 2: Gemiddelde scores voor mannen en vrouwen op de relevante variabelen  66

Bijlage 3: Moderator analyses van de arbeidsfactor regelmogelijkheden 67

Bijlage 4: Moderator analyses voor de arbeidsfactor Sociale steun 69

Bijlage 5: Assumpties multipele regressieanalyse  71

Page 8: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    7 

Jacoba Hoeksma, S2068184 

Titel: Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers  

Een onderzoek naar de arbeidsfactoren die in relatie staan met de psychosociale arbeidsbelasting 

van ambulancemedewerkers en de invloed daarbij van werken op een grote of kleine 

ambulancepost.   

 

Samenvatting  

Het huidige onderzoek richt zich op de vraag welke arbeidsfactoren (taakeisen, regelmogelijkheden 

en sociale steun)uit het Job‐Demand‐Control‐Support Model (Karasek & Theorell, 1990) in relatie 

staan met de psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers. Ook de arbeidsfactor 

organisatie‐grootte wordt toegevoegd als arbeidsfactor in dit onderzoek. Op basis van 

praktijkervaringen en literatuur is er reden om ook deze arbeidfactor te betrekken.  

Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van secundaire data. Van 25 november 2011 tot en 

met 2 januari 2012 zijn onder de ambulancemedewerkers van UMCG Ambulancezorg digitale 

vragenlijsten afgenomen. Het betrof de Vragenlijst Beleving en Beoordeling van Arbeid (Van 

Veldhoven et al., 2002). De vragenlijst is door 155 ambulancemedewerkers volledig ingevuld. De data 

zijn geanalyseerd met behulp van beschrijvende analyses en multivariate regressieanalyse. Aan de 

hand van de multivariate regressieanalyse is antwoord gegeven op de vooraf geformuleerde 

hypothesen.  

  De resultaten uit dit onderzoek laten zien dat de arbeidsfactoren taakeisen en organisatie‐

grootte direct in verband staan met de psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers. 

Dit betekent dat toenemende taakeisen samenhangen met een toenemende psychosociale 

arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers. Dit betekent ook dat ambulancemedewerkers die 

werkzaam zijn op een grote ambulancepost meer psychosociale arbeidsbelasting ervaren dan 

ambulancemedewerkers die werkzaam zijn op een kleine ambulancepost. Voor de overige 

arbeidsfactoren; regelmogelijkheden en sociale steun, is geen verband gevonden met psychosociale 

arbeidsbelasting. Op basis van deze bevindingen zijn aanbevelingen opgesteld voor vervolgonderzoek 

en voor de praktijk. 

Page 9: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    8 

Hoofdstuk 1 – Inleiding  

In dit hoofdstuk wordt de aanleiding van het onderzoek toegelicht. Aan de hand daarvan zal de 

probleemstelling duidelijk worden en de daarbij horende onderzoeksvragen (paragraaf 1.1). Daarna 

zal de maatschappelijke (paragraaf 1.2) en wetenschappelijke relevantie (paragraaf 1.3) van het 

onderzoek worden toegelicht. Tot slot zal de leeswijzer aangeven hoe de opzet van dit onderzoek er 

verder uit ziet (paragraaf 1.4).  

 

1.1 Aanleiding van het onderzoek 

Sinds een aantal jaren signaleren managementteams van verschillende ambulanceorganisaties dat de 

belasting voor ambulancemedewerkers groter wordt door (interne‐) organisatorische veranderingen 

(UMCG Ambulancezorg, 2010). Ambulancemedewerkers krijgen steeds meer verantwoordelijkheden 

en er wordt een hogere mate van flexibiliteit verwacht. Niet iedere ambulancemedewerkers kan met 

deze toename van werkdruk omgaan, een gevolg kan zijn dat de arbeidsbelasting toeneemt 

waardoor er lichamelijke of psychische klachten kunnen ontstaan (De Jonge, 2007, 2008).   

Landelijke protocollen binnen de ambulancezorg worden geleidelijk strakker en 

medewerkers moeten zich meer verantwoorden. Die verantwoording heeft vooral te maken met het 

invullen van verschillende formulieren en de uitgebreide registratiesystemen na afloop van het 

vervoeren en behandelen van een patiënt (Ambulancezorg Nederland, 2011). Daarnaast wordt de 

bekwaamheid van de ambulancemedewerker regelmatig getoetst. Enkel hulpverlening bieden aan 

patiënten is niet meer voldoende, de taakeisen van ambulancemedewerkers zijn breder dan dat 

(Middelbeek, 2009). De hulpverlening die ambulancemedewerkers bieden aan patiënten kan zwaar 

zijn. Regelmatig krijgen medewerkers tijdens spoedritten te maken met een ernstig ongeval, zoals 

een verkeersongeval of een ongeval waarbij kinderen zijn betrokken (Ambulancezorg Nederland, 

2011). Volgens de media is er de afgelopen jaren sprake van een geweldstoename tegen 

hulpverleners (NOS.nl, 2012).  Er is kans dat ambulancemedewerkers in aanraking komen met 

geweld en agressie. Onder andere door deze angst kan hulpverlening bieden emotioneel erg 

belastend zijn en kan een grote psychische impact hebben op de medewerkers (Van der Ploeg & 

Kleber, 2003). 

  Door (interne‐) organisatorische veranderingen, maar ook door externe veranderingen zoals 

een toename van geweld door omstanders of patiënten, kan de psychosociale arbeidsbelasting bij 

sommige ambulancemedewerkers oplopen. Gevolgen van een te hoge belasting zijn vaak 

stressklachten, een hoge herstelbehoefte en uiteindelijk een afname van de werktevredenheid, het 

welzijn en de gezondheid van medewerkers (Gaillard, 2002). Voor organisaties is het daarom van 

belang dat medewerkers zich op hun gemak voelen en plezier hebben in het werk, zodat 

Page 10: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    9 

stressklachten en gezondheidsproblemen (langer) uitblijven. Ambulancezorg Nederland (2011) geeft 

aan dat ambulancemedewerkers behoren tot een zeer professionele beroepsgroep, waarbij de 

medewerkers de succesfactor zijn van een organisatie. Ongeveer 88% van alle medewerkers zijn 

werkzaam in het primaire proces hulpverlening1.  

  De organisatie UMCG Ambulancezorg maakt deel uit van de overkoepelende 

sectororganisatie Ambulancezorg Nederland. De medewerkers van UMCG Ambulancezorg bieden in 

en rondom de regio Drenthe en Friesland hulpverlening aan patiënten. UMCG Ambulancezorg heeft 

in 2010 een laag ‘overall’ verzuimcijfer van 2,5 % binnen de gehele organisatie. Het landelijke 

ziekteverzuimpercentage ligt op 4,8% in 2010 (Ambulancezorg Nederland, 2011). Verschillende 

bronnen uit de literatuur (Lu, 1999; Page & Vella‐ Brodrick, 2009; Price & Mueller, 1981) geven aan 

dat ziekteverzuim een goede maatstaf kan zijn voor het welzijn en de tevredenheid van medewerkers 

binnen een organisatie. Kijkend naar het verzuimcijfer van UMCG Ambulancezorg, kan dit duiden op 

een algemene tevredenheid over het werk en de werkomgeving van de medewerkers. Het 

verzuimcijfer van UMCG Ambulancezorg is echter niet bij alle ambulanceposten gelijk. Het 

management van UMCG Ambulancezorg signaleert onder andere verschillen op het terrein van 

‘functioneren’ tussen medewerkers die werkzaam zijn op kleine ambulanceposten (met maximaal 8 

medewerkers en één of twee ambulance auto’s) en grote ambulanceposten (met maximaal 17 

medewerkers en met meerdere ambulance auto’s). Vanuit de literatuur (Beer, 1964; Talacchi, 1960) 

blijkt dat de grootte van de organisatie, afdeling of in dit geval ambulancepost invloed kan hebben op 

de mate van belasting van de medewerkers. Het management van UMCG Ambulancezorg vermoedt 

dat deze verschillen te maken hebben met de betrokkenheid van medewerkers met de interne 

organisatie en de intercollegiale betrokkenheid. Tevens vermoedt het management dat er mogelijk 

een spanningsveld is tussen de belasting van het werk en de maximale belastbaarheid van de 

medewerkers (Toegepast Gezondheidsonderzoek, 2011). Hiermee wordt bedoeld dat het vermogen 

van medewerkers om aan alle taakeisen te voldoen steeds lastiger wordt, waardoor de werkdruk kan 

toenemen en de werktevredenheid kan afnemen (Schaufeli & Bakker, 2003). Wanneer de algehele 

psychosociale arbeidsbelasting toeneemt, zoals het management van UMCG Ambulancezorg 

vermoedt, is het mogelijk dat er op korte of lange termijn problemen kunnen ontstaan bij het 

functioneren en de gezondheid van de ambulancemedewerkers (De Jonge, 2007).  

 

1.2 Probleemstelling en onderzoeksvragen 

In de aanleiding hierboven wordt beschreven dat er wellicht een toename van psychosociale 

arbeidsbelasting onder ambulancemedewerkers is. Het doel van dit onderzoek is te achterhalen in 

1 Werkzaam in het primaire proces van hulpverlening: Medewerkers die werkzaam zijn bij de meldkamer, ambulanceverpleegkundigen en ambulancechauffeurs (Ambulancezorg Nederland, 2011).

Page 11: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    10 

welke mate er sprake is van psychosociale arbeidsbelasting en of er verschil is tussen de 

psychosociale arbeidsbelasting van medewerkers die werkzaam zijn op een grote of op een kleine 

ambulancepost. De probleemstelling van het onderzoek luidt als volgt:  

‘Welke arbeidsfactoren zijn van invloed op de psychosociale arbeidsbelasting van de UMCG 

ambulancemedewerkers en wat is de rol van het werken op een grote of kleine  ambulancepost van 

UMCG Ambulancezorg hierin?’ 

 

Bijhorende onderzoeksvragen: 

1. Welke arbeidsfactoren zijn van invloed op de psychosociale arbeidsbelasting van de UMCG 

  ambulancemedewerkers? 

2. In hoeverre is er verschil in psychosociale arbeidsbelasting van de UMCG 

  ambulancemedewerkers tussen grote en kleine ambulanceposten? 

3. Welke invloed heeft de grootte van de ambulancepost op de relatie tussen de 

  arbeidsfactoren en de mate van psychosociale arbeidsbelasting van UMCG ambulance 

  medewerkers? 

1.3 Maatschappelijke relevantie van de studie  

Door inzicht te krijgen in de factoren die bepalend zijn voor de mate van psychosociale 

arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers, wordt duidelijk wat het werk plezierig of juist 

onplezierig maakt. Aan de hand van deze inzichten kan UMCG Ambulancezorg eventueel haar 

personeelsbeleid aanpassen. Bij een toename van taakeisen, werkstress, geweld of agressie wordt 

het werk onplezierig en kunnen er gezondheidsproblemen ontstaan bij ambulancemedewerkers  

(Evenblij, 2004). Hierdoor is het mogelijk dat verzuimcijfers en ook de verloopcijfers binnen de 

organisatie stijgen (Boomsma, 2001; McFlarlane Shore & Martin, 1989). UMCG Ambulancezorg en 

vooral ook andere zorg‐ en welzijnsinstellingen zien graag dat medewerkers langere tijd in goede 

gezondheid blijven werken. Medewerkers met een lage psychosociale arbeidsbelasting die plezier 

hebben in het werk, kunnen voordeel opleveren voor de organisatie (De Jonge, 2007, 2008). Uit 

onderzoek is gebleken dat de organisatie kosten bespaart wanneer het welzijn van de medewerkers 

hoog is (Boomsma, 2001; Evenblij, 2004). Verklaringen hiervoor zijn dat medewerkers minder snel 

van baan veranderen, minder vaak ziek zijn, een hogere werkdruk aan kunnen en productiever zijn 

waardoor de zorgkosten van het personeel laag blijven (Evenblij, 2004).   

De kwaliteit van zorgverlening aan de patiënten blijft op peil wanneer zorg‐medewerkers 

tevreden zijn en weinig klachten hebben over de desbetreffende zorginstelling (De Jonge, 2007, 

2008). Relevant is daarom dat plezier in het werk behouden blijft en dat medewerkers een bepaalde 

Page 12: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    11 

mate van vrijheid hebben bij het uitvoeren van hun werkzaamheden (De Jonge, 2007). De Jonge 

(2007, 2008) benadrukt bovendien dat de organisatie ervoor moet waken dat medewerkers niet 

geconfronteerd worden met geweld of pesterijen door patiënten of collega’s, wat de psychosociale 

arbeidsbelasting onnodig doet toenemen en het welzijn doet afnemen.  

  Begin januari 2012 is er een landelijke campagne van Sire gestart, genaamd; ‘Handen af van 

onze hulpverleners’. In deze periode is ook de film ‘Doodslag’ in première gegaan. Een film van Theo 

Maassen over een ambulancechauffeur die te maken krijgt met geweld en negatief gedrag van 

patiënten en omstanders (Doodslag de film, 2011). In de media wordt de suggestie gewekt dat 

geweld tegen ambulancemedewerkers de afgelopen jaren is gestegen. Uitgaand van het 

sociologische idee ‘What is perceived as real, is real in it’s consequences‘ (Thomas & Thomas, 1928), 

kan alleen de suggestie van geweldstoename al gevolgen hebben voor de ervaren psychosociale 

arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers. UMCG Ambulancezorg (2010) ziet niet direct stijging 

van geweld de afgelopen jaren, maar de kans op geweld kan wel een gevoel van angst opwekken 

onder de ambulancemedewerkers. Dit gevoel van angst en ook andere arbeidsfactoren kunnen van 

invloed zijn op de psychosociale arbeidsbelasting van de ambulancemedewerkers (De Jonge, 

2007,2008).  Dit huidige onderzoek kan inzicht geven in welke arbeidsfactoren van invloed zijn op de 

psychosociale arbeidsbelasting van (zorg‐)medewerkers. Aan de hand hiervan kunnen managers 

handvaten geboden worden om knelpunten in het werk op te sporen en te verbeteren (De Jonge & 

Van der Linden, 2006).  

 

1.4 Wetenschappelijke relevantie van de studie 

In Nederland is nog weinig onderzoek gedaan binnen de ambulancezorg. Enkele jaren geleden is er 

onderzoek gedaan naar de oorzaken van de stijging van de Eerste‐Hulp Ter Plaatse‐ritten binnen de 

ambulancezorg (Bakker, Verhage, Dijkstra, Oostijen & Bouma, 2010). Dit onderzoek heeft vooral 

betrekking op het werkproces binnen de ambulancezorg. Verder is in Nederland onderzoek gedaan 

naar acute en chronische stressoren onder ambulancepersoneel (Van der Ploeg & Kleber, 2003). De 

psychosociale arbeidsbelasting is nog niet eerder gemeten onder ambulancemedewerkers in 

Nederland. Tot op heden is er internationaal ook weinig literatuur met betrekking tot psychosociale 

arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers beschikbaar. Een onderzoek in Zweden onder 

ambulancemedewerkers heeft wel naar psychosociale factoren gekeken alleen dan in relatie tot 

gezondheidsproblemen (Aasa, Brulin, Angquist & Barnekow‐Bergkvist, 2005). Verder is bekend dat de 

werktevredenheid van ambulancemedewerkers in Noorwegen is onderzocht (Sterud, Hem, Lau & 

Ekeberg, 2011).  

  In de wetenschappelijke literatuur is psychosociale arbeidsbelasting een begrip in opkomst 

en tot voor kort nog niet veel toegepast. Het begrip is breder dan begrippen als werkstress en 

Page 13: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    12 

werkdruk, wat wel afgeleiden zijn van psychosociale arbeidsbelasting (Stichting van de Arbeid, 2006). 

Naar deze afgeleiden is wel veel onderzoek verricht, vaak aan de hand van werkstressmodellen. Een 

solide en veel gebruikt  werkstressmodel is het Job‐Demand‐Control‐Support Model van Karasek 

(1979; Karasek & Theorell, 1990), wat ook bij dit onderzoek als raamwerk zal dienen. Vernieuwend 

aan het huidige onderzoek is dat het Job‐Demand‐Control‐Support Model wordt uitgebreid met een 

voor het huidige onderzoek centraal concept: de organisatie‐grootte. Organisatie‐grootte is nog niet 

eerder in combinatie met het Job‐Demand‐Control‐Support Model onderzocht. Opmerkelijk, omdat 

vanuit de literatuur (Beer, 1964; Talacchi, 1960) blijkt dat organisatie‐grootte tevens een grote 

invloed kan hebben op de mate van belasting van medewerkers. Zoals in de inleiding is aangegeven 

zijn ook vanuit de praktijk verschillen opgemerkt tussen kleine afdelingen en grote afdelingen, 

waarbij dezelfde taakeisen gehanteerd worden (Baron & Kreps, 1999). Organisatie‐grootte kan naast 

de arbeidsfactoren uit het Job‐Demand‐Control‐Support Model wellicht ook invloed hebben op 

psychosociale arbeidsbelasting en wordt daarom betrokken in dit onderzoek.  

  Dit onderzoek kan ten eerste leiden tot nieuwe uitkomsten en resultaten op het gebied van 

ambulancezorg en het welzijn van haar medewerkers. Ten tweede voegt het huidige onderzoek een 

element toe aan een bestaande theorie doordat psychosociale arbeidsbelasting in combinatie met 

organisatie‐grootte wordt onderzocht. Tevens kan het onderzoek een toevoeging zijn aan de al 

bestaande literatuur over psychosociale arbeidsbelasting en afgeleide begrippen als; werkdruk, 

werkstress en werktevredenheid van medewerkers. Ten slotte kunnen de uitkomsten van dit 

onderzoek nuttig zijn voor vergelijkbare beroepsgroepen als de ambulancezorg, zoals politie, 

brandweer, (trauma‐)artsen, verplegers en andere medewerkers in de zorg (Brough, 2005; Evenblij, 

2004).  

 

1.5 Leeswijzer 

Het rapport is als volgt opgezet. In hoofdstuk 2 wordt het theoretisch kader van het onderzoek 

beschreven. Allereerst wordt hier het begrip psychosociale arbeidsbelasting toegelicht. Vervolgens 

wordt het toegepaste Job‐Demand‐Control‐Support Model van Karasek (Karasek & Theorell, 1990) 

beschreven. De belangrijkste begrippen van het model worden uiteengezet aan de hand van 

bestaande literatuur, waaruit ook de hypothesen voortvloeien. In hoofdstuk 3 wordt aangegeven hoe 

de data zijn verzameld en hoe de analyses zijn uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek worden 

in hoofdstuk 4 gepresenteerd. In hoofdstuk 5 wordt de conclusie en discussie van het onderzoek 

besproken. De deelvragen en uiteindelijk de probleemstelling worden in dit laatste hoofdstuk 

beantwoord.  

Page 14: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    13 

Hoofdstuk 2 – Theoretisch kader 

In dit hoofdstuk wordt aan de hand van een theoretisch model; het Job‐Demand‐Control‐Support 

Model van Karasek (Karasek & Theorell, 1990), beschreven hoe de psychosociale arbeidsbelasting 

van ambulancemedewerkers kan worden gemeten. Allereerst wordt het begrip psychosociale 

arbeidsbelasting uitgelegd en wordt duidelijk hoe het begrip wordt toegepast in dit onderzoek 

(paragraaf 2.1). Vervolgens wordt het theoretisch model toegelicht (paragraaf 2.2). Daarna komen de 

belangrijkste begrippen uit het model aan bod. Bij de begrippen worden voorbeelden uit de praktijk 

gegeven, waarna wordt ingegaan op de bestaande literatuur. Uiteindelijk worden de hypothesen 

geformuleerd op basis van de bestaande literatuur (paragraaf 2.3 tot en met paragraaf 2.5).  

 

2.1 Psychosociale arbeidsbelasting 

Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (2009; TNO, 2010) omschrijft psychosociale 

arbeidsbelasting als, oorzakelijke factoren in de arbeidssituatie die stress teweeg kunnen brengen. Bij 

psychosociale arbeidsbelasting gaat het om eventuele lichamelijke en psychische klachten die 

veroorzaakt kunnen worden door het werk. Een hoge psychosociale arbeidsbelasting wordt 

gekenmerkt door een hoge werkdruk en een hoge herstelbehoefte na een dag werken. Stichting van 

de Arbeid (2006) geeft aan dat werktempo en omgang met collega’s of cliënten/patiënten invloed 

kan hebben op het functioneren en de herstelbehoefte van de medewerkers. Deze invloed kan 

groter worden wanneer er tijdens het werk sprake is van bijvoorbeeld geweld, discriminatie of werke 

onder tijdsdruk zonder hulp van collega’s (De Jonge, 2007, 2008). Ook ambulancemedewerkers 

kunnen te maken krijgen met psychosociale arbeidsbelasting, zij krijgen regelmatig te maken met 

een disbalans tussen de taakeisen ofwel de hoeveelheid werk en het werk wat zij op dat moment aan 

kunnen. Redenen hiervoor zijn, dat ambulancemedewerkers vaker dan bijvoorbeeld 

kantoormedewerkers, te maken krijgen met moeilijke omgangssituaties met patiënten en hun 

familie, emotionele belasting, pijn en dood, weinig vrije tijd en nachtdiensten (Bosi, Luz, Griep, 

Gollner & Tavares, 2010). Wanneer er sprake is van disbalans wordt de herstelbehoefte groter en 

neemt de psychosociale arbeidsbelasting van de ambulancemedewerker toe (De Jonge, 2007, 2008). 

Ambulanceorganisaties willen stressvolle werksituaties, waarbij de psychosociale arbeidsbelasting 

toeneemt vermijden. Een vereiste van een ambulancemedewerker is dat hij of zij fit en scherp 

genoeg is voor het maken van de juiste beslissingen en het correct uitvoeren van de werkzaamheden 

(Ambulancezorg Nederland, 2011; Gaillard, 2002).  

De ambulancezorg is door de jaren heen langzamerhand omgevormd naar een geavanceerde 

vorm van medische zorg. Binnen deze sector wordt dan ook veel van het mentale vermogen van de 

Page 15: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    14 

ambulancemedewerkers gevraagd (Ambulancezorg Nederland, 2011). De complexiteit van de 

taakeisen is groot binnen de ambulancezorg waardoor de psychosociale arbeidsbelasting als hoog 

kan worden ervaren door ambulancemedewerkers, maar ook bij andere beroepsgroepen kan dit het 

geval zijn zo blijkt uit verschillende bronnen (Boomsma, 2001; De Jonge,2007; Evenblij, 2004; 

Freeborn, 2000). Verklaringen voor de hoge psychosociale arbeidsbelasting bij de verschillende 

beroepsgroepen zijn: de snel toegenomen technologische veranderingen, het hogere werktempo dat 

wordt verwacht en de toename van werktaken per medewerker (Boomsma, 2001; De Jonge, 2007; 

Gaillard, 2002). Een onderzoek onder ambulancepersoneel in Zweden toont aan dat vooral 

arbeidsfactoren als, gebrek aan steun en een slechte communicatie met leiding en collega’s in 

verband staan met het moeilijk herstellen van een werkdag met hoge taakeisen. Als gevolg van de 

hoge herstelbehoefte kregen ambulancemedewerkers uiteindelijk gezondheidsproblemen als 

vermoeidheid, burn‐out en posttraumatische‐stressreacties (Aasa et al., 2005). De arbeidsfactoren 

die chronisch aanwezig zijn hebben vaak meer invloed op de herstelbehoefte van 

ambulancemedewerkers dan tijdelijke fysieke factoren zoals, zwaar tillen of adequaat handelen bij 

een ernstig ongeval. Vaak wordt gedacht dat vooral onverwachte traumatische gebeurtenissen de 

grootste veroorzakers zijn van de belasting die wordt ervaren door ambulancemedewerkers, maar 

dit is niet altijd het geval geeft Evenblij (2004) aan. Gebrekkige communicatie, tijdsdruk, lichamelijke 

belasting en verplichtingen tegenover patiënten en de organisatie kunnen grote chronische 

stressfactoren zijn (Evenblij, 2004).  

Schaufeli en Bakker (2003) geven aan dat de hoeveelheid psychosociale arbeidsbelasting te 

maken heeft met de mate van regelruimte, sociale steun en overige emotionele aspecten van het 

werk. Zij tonen in meerdere onderzoeken aan dat de mate van psychosociale arbeidsbelasting 

bepaald wordt door in hoeverre de regelmogelijkheden en sociale steun de taakeisen van de 

medewerker compenseren. De mate van compensatie van deze aanwezige ‘hulpbronnen’ bepaalt 

uiteindelijk de psychosociale arbeidsbelasting die iemand ervaart van de taakeisen (Karasek & 

Theorell, 1990).  

   

2.2 Job‐Demand‐Control‐Support  Model van Karasek  

2.2.1 De keuze voor het Job‐Demand‐Control‐Support model van Karasek 

Voor analyse naar de factoren die van invloed kunnen zijn op de psychosociale arbeidsbelasting van 

ambulancemedewerkers, kunnen verschillende modellen behulpzaam zijn. Een tweetal eenvoudige 

modellen die zich bezighouden met het verklaren van arbeidsbelasting zijn, het model Belasting – 

Belastbaarheid (Van Dijk, Van Dormolen, Kompier & Meijman, 1990) en het Vitamine model (Warr, 

1987). Beide modellen richten zich echter nog teveel op het individu en vooral bij het Vitaminemodel 

Page 16: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    15 

wordt niet concreet ingegaan op de arbeidsfactoren die stress teweeg kunnen brengen (Bakker, 

Dijkstra & Van der Klink, 2010). Het Job‐Demand‐Control‐Support Model van Karasek (Karasek & 

Theorell, 1990) gaat wel in op de stressmakende factoren. Dit model is een uitgangspunt geweest 

voor weer andere modellen zoals het Effort‐reward model van Siegrist (1996) en, het Job demand‐

resources en WEB model van Schaufeli en Bakker (Bakker, Demerouti, Taris, Schaufeli & Schreurs, 

2003). Het Job‐Demand‐Control Model (Karasek, 1990) legt de nadruk op stressoren afkomstig uit de 

arbeidsorganisatie, en mindere mate op de individuele eigenschappen van de medewerkers (Bakker 

et al., 2010). Het Job‐Demand‐Control‐Support Model (Karasek & Theorell, 1990) vormt de basis voor 

het huidige onderzoek, omdat deze goed aansluit bij de opgestelde probleemstelling en 

onderzoeksvragen. Het model is in 1979 ontwikkeld door Robert Karasek (Bakker et al., 2010) en is 

een complex maar veel toegepast werkstressmodel. In 1990 heeft Karasek samen met Theorell zijn 

oorspronkelijke model verfijnd door ook het aspect ‘sociale steun’ toe te voegen, wat heeft geleid tot 

het Job‐Demand‐Control‐Support Model (Karasek & Theorell, 1990; Van Yperen & Snijders, 2000).  

 

2.2.2 Het Job‐Demand‐Control‐Support Model en de drie arbeidsfactoren 

Karasek & Theorell (1990) benadrukken in het model drie psychosociale werkkenmerken, ook wel 

arbeidsfactoren genoemd: (1) taakeisen, (2) regelmogelijkheden en (3) sociale steun. Deze 

arbeidsfactoren zijn van belang voor de mate van welbevinden en gezondheid van de medewerker.  

  Bij de taakeisen (Job Demands), kan gedacht worden aan het werktempo, werkhoeveelheid, 

de emotionele belasting en lichamelijke inspanning van het werk. Taakeisen kunnen beschouwd 

worden als de stressoren die aanwezig zijn in de omgeving van de werknemer. Hoe hoger de 

taakeisen, hoe hoger de herstelbehoefte en hoe meer stress er kan ontstaan bij de medewerker 

(Evenblij,2004). Bij de regelmogelijkheden (Job Control) gaat het om de mate van vrijheid die een 

medewerker heeft om zijn/haar eigen werk te sturen en eigen beslissingen te nemen. De inspraak en 

zelfstandigheid die een medewerker heeft om zijn of haar taakeisen te vervullen zijn hierbij van 

belang (De Jong, 2007,2008; Karasek & Theorell, 1990). Sociale steun (Job Support) omvat de steun 

en aandacht die een medewerker krijgt van zijn of haar collega’s en leiding. Het krijgen van erkenning 

en het ontvangen van complimenten, maar ook het krijgen van de juiste informatie draagt bij aan het 

ervaren van sociale steun. De regelmogelijkheden en de sociale steun kunnen de stressoren in het 

werk, die veroorzaakt worden door de taakeisen, compenseren en de psychosociale arbeidsbelasting 

doen afnemen (Johnson & Hall, 1988; Karasek & Theorell, 1990). Mochten de regelmogelijkheden 

laag zijn en er is weinig sociale steun aanwezig, dan worden de stressoren heftiger en kan dit leiden 

tot een grote herstelbehoefte, stress of zelfs een burn‐out (Evenblij, 2004).  

  Het Demand‐ Control – Support Model (Figuur 1) is verdeeld in vier boxen, waarbij de 

taakeisen afgezet worden tegen de regelmogelijkheden en de sociale steun, allen kunnen hoog of 

Page 17: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    16 

laag zijn. De boxen staan voor vier mogelijke situaties die zich kunnen voordoen op het werk (Bakker 

et al., 2010). De eerste werksituatie (box 1) die wordt beschreven, kan leiden tot werkdruk of stress. 

Wanneer de taakeisen hoog zijn en er weinig regelmogelijkheden en sociale steun is, kan het werk als 

‘slopend’ worden ervaren en is de herstelbehoefte groot volgens het model. De psychosociale 

arbeidsbelasting is in deze werksituatie hoog en het werk kan als onplezierig of zwaar worden 

ervaren (Bakker et al., 2010).  

  De tweede werksituatie (box 2) leidt juist niet tot werkdruk of stress, in tegendeel, de 

psychosociale arbeidsbelasting is hier laag. Volgens het model ziet de medewerker het werk als een 

uitdaging wanneer de taakeisen hoog zijn en er veel regelmogelijkheden en sociale steun is. Er is in 

deze situatie ruimte voor persoonlijke groei en er zijn leermogelijkheden voor de medewerker.  

Voorbeelden hiervan kunnen zijn het volgen van cursussen of medewerkers die zich gaan 

specialiseren of promotie maken (De Jonge, 2007, 2008; Karasek & Theorell, 1990). De medewerker 

kan door het ‘actieve werk’ een hogere belasting aan en heeft plezier in zijn of haar stimulerende 

baan. Karasek (1979) geeft hiermee aan dat hoge taakeisen niet noodzakelijk slecht hoeven te zijn 

zoals weleens wordt gedacht. De psychosociale arbeidsbelasting is immers laag doordat de hoge 

taakeisen gecompenseerd worden door de aanwezigheid van regelmogelijkheden en veel sociale 

steun.  

De derde en vierde werksituatie leiden beide niet tot werkdruk of stress en ook niet tot 

plezierig werken. De derde werksituatie (box 3) heeft betrekking op ‘betekenisloos werk’, werk met 

weinig uitdaging. De vierde werksituatie (box 4) betreft ‘passief werk’, de werkzaamheden zijn vooraf 

vast gesteld, waardoor medewerkers vaak een afwachtende houding aannemen.  

Page 18: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    17 

 

Figuur 1: Job‐Demand‐Control‐Support Model van Karasek (Karasek & Theorell, 1990) 

 

Het Job‐Demand‐Control‐Support Model is hierboven toegelicht. De arbeidsfactoren van het model 

(taakeisen, regelmogelijkheden en sociale steun) komen hieronder afzonderlijk aan bod. Uiteindelijk 

zal de beschouwing van eerdere literatuur per arbeidsfactor leiden tot hypothesen.  

 

2.3 Taakeisen 

De arbeidsfactor taakeisen (Job Demands) is een belangrijke factor uit het Job‐Demand‐Control‐

Support Model (Karasek & Theorell, 1990). Ieder beroep kent bepaalde taakeisen die medewerkers 

moeten uitvoeren. Om de taakeisen in de ambulancezorg inzichtelijk te maken, wordt eerst de 

definitie van ambulancezorg gegeven. Volgens Ambulancezorg Nederland (2011) is ambulancezorg: 

‘Zorg die beroepsmatig wordt verleend om een patiënt binnen het kader van zijn doening of letsel 

hulp te verlenen en waar nodig adequaat te vervoeren met inachtneming van datgene wat op grond 

van algemeen beschikbare medische en verpleegkundige kennis vereist is, dan wel de patiënt te 

verwijzen naar een andere zorg verlener.’ De taakeisen die hier genoemd worden zijn: medische 

hulpverlening, zorg, vervoeren en verwijzen van patiënten naar ander zorgverleners. Dit zijn primaire 

taakeisen van ambulancemedewerkers. Secundaire taakeisen van ambulancemedewerkers kunnen 

zijn: cursussen volgen, onderhoud aan de ambulanceauto, de ambulancepost schoonhouden en 

Page 19: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    18 

nevenactiviteiten uitvoeren, zoals bijvoorbeeld deelnemen in een projectgroep patiëntveiligheid. 

Deze secundaire taakeisen zijn bijkomstigheden, de primaire taakeisen worden getoetst en hierbij 

moet worden voldaan aan de verwachtingen en eisen vanuit de organisatie (Ambulancezorg 

Nederland, 2011).  

De eisen vanuit de organisatie zijn aan veranderingen onderhevig waardoor het voor 

ambulancemedewerkers steeds moeilijker wordt om aan alle verwachtingen van de organisatie te 

voldoen. Een voorbeeld hiervan is het verkorten van de responstijd van ambulanceritten, waarbij de 

streefnorm op dit moment op 15 minuten staat. Het continue aanpassen van deze eisen en 

verwachtingen kan stress met zich meebrengen (Bakker et al., 2010).  

  De taakeisen binnen de dienstensector, waaronder ambulancezorg, verschillen met de 

taakeisen van beroepen in de industriesector (Evenblij, 2004). Medewerkers werkzaam in de 

dienstensector hebben vaak te maken met een patiënt of cliënt, terwijl medewerkers die werkzaam 

zijn in de industrie alleen te maken hebben met ‘voorwerpen’ of ‘dingen’. Uit de Nationale Enquête 

Arbeidsomstandigheden (TNO, 2010) is een top drie van sectoren naar voren gekomen die een hoge 

werkdruk ervaren. Deze sectoren hebben allen te maken met hoge taakeisen. De onderwijssector 

staat bovenaan, 38% van de medewerkers vindt dat zij onder grote tijdsdruk moeten werken. De 

gezondheids‐ en welzijnszorg, waaronder ook de ambulancezorg valt, staat op nummer twee. Binnen 

deze sector ervaart 33% van de medewerkers werkdruk. Openbaar bestuur neemt de derde plaats in 

met 30%. Deze sectoren zijn vrijwel allemaal gericht op de dienstensector (TNO, 2010). Onderzoek 

wijst uit dat werken met cliënten, patiënten en collega’s complexere taken vereist dan werken met 

machines of voorwerpen (Evenblij, 2004). Hoe hoger of hoe complexer de taakeisen zijn, hoe groter 

de werkdruk en de herstelbehoefte van de medewerker. Naar aanleiding van de literatuur (De Jonge, 

2008; Evenblij, 2004; TNO, 2010), en het Job‐Demand‐Control‐Support Model (Karasek, 1979) is de 

volgende hypothese opgesteld;   

 

Hypothese 1: Hoe meer taakeisen, hoe hoger de psychosociale arbeidsbelasting van 

ambulancemedewerkers.  

 

2.4 Het belang van regelmogelijkheden  

Regelmogelijkheden ofwel de mate van autonomie in het werk kan worden omschreven als de 

controle die een medewerker heeft over zijn of haar taken en gedrag (Psychisch & Werk, 2012). 

Ambulancemedewerkers hebben vaak meer regelmogelijkheden en autonomie in vergelijking met 

medewerkers in de industrie, die bijvoorbeeld dagelijks aan de lopende band zitten (Evenblij, 2004). 

Een ambulanceverpleegkundige en ‐chauffeur gaan altijd zelfstandig naar een incident. Bij het 

behandelen van een patiënt zijn alleen zij verantwoordelijk: de eigen beslissingsruimte is hierdoor 

Page 20: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    19 

groot. Wel moeten ambulancemedewerkers handelen via protocollen, wanneer zij de protocollen 

niet volgen kunnen zij hierop worden aangesproken door de leiding. De protocollen kunnen de 

zelfstandigheid van de ambulancemedewerkers daardoor enigszins beperken. Wanneer er een 

ernstig incident heeft plaatsgevonden worden de ambulancemedewerkers benaderd door de leiding 

(UMCG Ambulancezorg, 2010). Een gesprek met een leidinggevende kan steun geven, maar kan ook 

als bedreigend worden ervaren door ambulancemedewerkers. Alexander en Klein (2001) geven aan 

dat het bespreken van een incident met leiding soms moeilijk kan zijn. Medewerkers willen niet het 

risico lopen te worden aangesproken op bepaalde (eventueel verkeerde) handelingen, want dit kan 

hun toekomstige carrièremogelijkheden in de weg staan. Ondanks dat de regelmogelijkheden van 

ambulancemedewerkers objectief groot zijn, subjectief kunnen de regelmogelijkheden nog wel als 

laag worden ervaren, doordat de leiding medewerkers kan aanspreken op uitgevoerde handelingen 

(De Jonge, 2007; Evenblij, 2004).  

  Uit een onderzoek onder verpleegkundigen en verzorgers is naar voren gekomen dat de mate 

van regelmogelijkheden direct in verband staat met de werktevredenheid (Tummers, Van Merode & 

Landeweerd, 2002). Tevens blijkt dat hoge regelmogelijkheden bij verplegenden in het ziekenhuis 

bijdraagt aan de intrinsieke werkmotivatie (Tummers et al., 2002). Het zelf mogen handelen en 

belangrijke besluiten mogen nemen in kritieke situaties draagt bij aan de tevredenheid en motivatie 

van deze verpleegkundigen. Deze beroepsgroep vertoont overeenkomsten met de werkzaamheden 

ofwel taakeisen van ambulancemedewerkers, waardoor voor de ambulancemedewerkers 

grotendeels dezelfde uitkomst wordt verwacht. 

  De mate van regelmogelijkheid is van belang bij het uitvoeren van de taakeisen, zo blijkt uit 

de algemene literatuur (Bültmann, Kant, Van den Brandt & Kasl, 2002; De Jonge, 2007; Mol en De 

Vries, 2009). Uit een onderzoek van Bültmann en anderen (2002) komt naar voren dat bij weinig 

regelmogelijkheden in het werk, de medewerker tot 1,8 keer zoveel kans loopt op het ontwikkelen 

van psychische (vermoeidheids‐) klachten. Tevens is de herstelbehoefte na een dag werken groter, 

wanneer de regelmogelijkheden klein zijn. Dit is te verklaren doordat de medewerkers niet kunnen 

rusten wanneer zij dat willen, er moet constant worden voldaan aan de eisen van de organisatie (De 

Jonge, 2007, 2008). Ook ziekteverzuim staat in verband met de mate van vrijheid en zelfstandigheid 

in het werk: hoe minder de autonomie, hoe hoger het verzuim (Mol & de Vries, 2009). Naar 

aanleiding van de literatuur is de volgende hypothese opgesteld:  

 

Hypothese 2: Hoe minder de regelmogelijkheden, hoe hoger de psychosociale arbeidsbelasting van 

ambulancemedewerkers.  

2.5 Het belang van sociale steun 

Binnen de werkomgeving ontvangen medewerkers sociale steun van het management, leiding en 

Page 21: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    20 

collega’s, kortom, de werkrelaties. Savelkoul & Van Sonderen (2011) geven aan dat sociale steun 

bestaat uit interacties (wisselwerkingen) tussen mensen die tegemoet komen aan sociale 

basisbehoeften (zoals affectie, goedkeuring, erbij horen en veiligheid) van de ontvanger. 

Voorbeelden van deze interacties zijn complimenten, werkadvies of steun bij ziekte. Voor 

ambulancemedewerkers is sociale steun een belangrijke arbeidsfactor, regelmatig krijgen zij te 

maken met ernstige incidenten (Alexander & Klein, 2001; James & Wright, 1991). Na afloop van een 

incident kan sociale steun helpen bij het verwerkingsproces. Praten met collega’s, leiding of het BOT‐

Team2 kan steun geven aan ambulancemedewerkers (UMCG Ambulancezorg, 2010; Taylor & Frazer, 

1982).  

  Uit een onderzoek (Alexander & Klein, 2001) onder ambulance personeel in Engeland is naar 

voren gekomen dat de ambulancemedewerkers daar vooral gesteund worden door naaste collega’s 

en minder door leidinggevenden. Dit was te verklaren doordat leidinggevenden niet altijd aanwezig 

waren op de post en de naaste collega’s wel (Alexander & Klein, 2001). Bij vergelijkbare 

beroepsgroepen zoals politieagenten en verplegenden bleek ook dat zij liever steun zoeken bij naaste 

collega’s (Tummers et al., 2002; Brough, 2005). Robinson (1995) toonde aan dat sociale steun een 

positieve invloed heeft op de hersteltijd van de ambulancemedewerkers na afloop van een 

ambulancerit, waardoor zij daarna weer sneller aan het werk kunnen (Alexander & Klein, 2001: 

Sterud et al., 2011).  

  In de algemene literatuur wordt sociale steun voornamelijk gemeten in onderzoeken die 

betrekking hebben op de gezondheid, ziekte en welbevinden. De mate van sociale steun wordt in de 

onderzoeken telkens anders gemeten. Door deze verschillende metingen zijn de resultaten lastig te 

vergelijken, maar de uitkomsten komen wel deels overeen (Savelkoul & Sonderen, 2011; Savelkoul & 

Verweij, 2008; Van Sonderen & Ormel, 1997). De overeenkomstige uitkomsten van de verschillende 

onderzoeken (De Jonge, 2007; Page & Vella‐Brodrick, 2009; Van Daalen, 2008) geven aan dat sociale 

steun op de werkvloer invloed heeft op het ziekteverzuim van medewerkers. Medewerkers hebben 

vaak een betere gezondheid als zij veel steun krijgen van andere medewerkers bij hun 

werkzaamheden. Uit gegevens van het CBS, gebruikt bij het onderzoek van Mol en De Vries (2009) 

blijkt dat medewerkers die zich weinig gesteund voelen door collega’s bijna tweemaal zo vaak 

verzuimen als medewerkers die wel veel steun krijgen. Geconcludeerd kan worden dat uit deze 

eerdere onderzoeksresultaten blijkt dat de mate van sociale steun op de werkvloer wel degelijk 

invloed kan hebben op het welzijn van de medewerker. Sociale steun zorgt ervoor dat de alledaagse 

stress dragelijker wordt en de psychosociale arbeidsbelasting minder (Alexander & Klein, 2001). Naar 

aanleiding van de literatuur is de volgende hypothese opgesteld:  

2 BOT‐Team: Bedrijfs Opvang Team bestaat uit ambulancemedewerkers die een bijscholing hebben gedaan om collega’s te kunnen opvangen na afloop van een mogelijk traumatische gebeurtenis (UMCG Ambulancezorg, 2010).

Page 22: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    21 

 

Hypothese 3: Hoe minder sociale steun, hoe hoger de psychosociale arbeidsbelasting van 

ambulancemedewerkers.  

 

2.6 De compenserende arbeidsfactoren regelmogelijkheden en sociale steun 

Het Job‐Demand‐Control‐Support Model van Karasek (Karasek & Theorell, 1990) geeft aan dat de 

mate van psychosociale arbeidsbelasting bepaald wordt door in hoeverre de hulpbronnen; 

regelmogelijkheden en sociale steun, de taakeisen verzwakken of versterken. Er kan een actieve 

werksituatie ontstaan wanneer de hulpbronnen de taakeisen verzwakken (zie box 2 van Figuur 1), 

maar er kan ook een slopende werksituatie ontstaan wanneer de hulpbronnen de taakeisen 

versterken (zie box 1 van Figuur 1) (De Jonge, 2007; Karasek, 1979). De mate van ‘compensatie’ van 

deze aanwezige hulpbronnen bepaalt de herstelbehoefte van de medewerker, ofwel de 

psychosociale arbeidsbelasting van het werk. Gebaseerd op het theoretisch model zijn de volgende 

hypothesen opgesteld: 

 

Hypothese 4a: Weinig regelmogelijkheden versterkt de negatieve relatie tussen taakeisen en 

psychosociale arbeidsbelasting.  

 

Hypothese 4b: Weinig sociale steun versterkt de negatieve relatie tussen taakeisen en psychosociale 

arbeidsbelasting.  

 

 

 

 

Figuur 2: Hypothese 4a en 4b in model  

 

Regelmogelijkheden 

Psychosociale  arbeidsbelasting 

Sociale steun 

Taakeisen  

Page 23: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    22 

2.7 Organisatie‐grootte 

Het aantal medewerkers verschilt tussen grote en kleine ambulanceposten. Bij een kleine post zijn 2 

tot 8 medewerkers deeltijd aanwezig, 24‐uur is er altijd één chauffeur en één verpleegkundige 

aanwezig. Bij een grote post zijn 24‐ uur altijd 2 chauffeurs en 2 verpleegkundigen aanwezig, in 

deeltijd zijn hier maximaal 17 medewerkers aanwezig. Grote posten hebben ook vaak kantoorruimte 

voor leidinggevenden en overige medewerkers van het management. Objectief is het verschil tussen 

grote en kleine ambulanceposten wellicht weinig (een maximaal verschil van 15 medewerkers) maar 

subjectief kan er zeker een verschil worden ervaren door de ambulancemedewerkers voor wat 

betreft de werkstructuur (UMCG Ambulancezorg, 2010). De grootte van een organisatie, afdeling of 

in dit geval ambulancepost wordt niet meegenomen als arbeidsfactor in het Job‐Demand‐Control‐

Support Model van Karasek (Karasek & Theorell, 1990). Maar uit eerdere onderzoeken blijkt dat deze 

arbeidsfactor ook invloed kan hebben op de psychosociale arbeidsbelasting. De afgelopen decennia’s 

is er veel literatuur verschenen over de invloed van organisatie‐grootte op medewerkers. Vooral in 

de jaren ’60 toen de industrie in volle gang was, werd er veel gewerkt in teams en ploegendiensten 

binnen grote organisaties (Beer, 1964). Het is niet opmerkelijk dat er in deze tijd veel onderzoek is 

gedaan naar de productiviteit van medewerkers, teamgrootte en werktevredenheid (Beer, 1964; 

Talacchi, 1960). In dit onderzoek wordt de arbeidsfactor organisatie‐grootte meegenomen omdat 

zowel uit de praktijk (UMCG Ambulancezorg, 2010) als uit de literatuur blijkt dat deze factor mogelijk 

ook invloed kan hebben op de psychosociale arbeidsbelasting.  

  Er is geen specifieke literatuur te vinden over ambulancemedewerkers en postgrootte. Wel is 

er literatuur beschikbaar van vergelijkbare beroepsgroepen die in vergelijkbare organisatiegroottes 

functioneren. Rai (2012) onderzocht de ‘organizational commitment’ van verpleegkundigen in 

verpleegtehuizen en nam ook de rol van afdelingsgrootte hierin mee. Binnen deze organisatie bleek 

dat hoe groter de afdeling, met hoe meer bedden en dus patiënten, hoe minder de verpleegkundigen 

zich betrokken voelden met de organisatie. De reden hiervoor was dat de grotere afdelingen (met 

ongeveer 10 verpleegkundigen) onpersoonlijker en meer bureaucratisch waren dan de kleinere 

afdelingen (met ongeveer 3 verpleegkundigen) binnen verpleegtehuizen (Greve & Fuijwara‐Greve, 

2003; Rai, 2012). Ook de werktevredenheid en het welzijn van politieagenten blijkt hoger wanneer zij 

functioneren binnen kleine afdelingen (Dantzker, 1997; Julseth, Ruiz & Hummer, 2011). De 

voldoening in het werk was groter bij de afdelingen met minder medewerkers. Een verklaring voor 

deze voldoening was dat het mogelijk een gevolg was van de minder hiërarchische structuur bij de 

kleine afdelingen, er heerste meer saamhorigheid en een minder gestructureerd milieu (Dantzker, 

1997).  

  Uit de algemene literatuur over organisatie‐grootte is bekend geworden dat de grootte van 

een organisatie of afdeling invloed kan hebben op de werksfeer, werktevredenheid, verzuim en 

Page 24: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    23 

verloop van de medewerkers (Beer, 1964; Talacchi, 1960). In deze algemene literatuur is er 

voornamelijk onderzoek gedaan naar organisaties met 100 tot 1700 medewerkers, waarbij het 

verschil tussen kleine en grote organisaties of afdelingen nog groter is dan bij dit huidige onderzoek 

(Talacchi, 1960). Met ‘grootte’ wordt dan ook meestal het aantal medewerkers bedoeld dat 

werkzaam is in een bepaalde organisatie of op een bepaalde afdeling binnen één organisatie (Beer, 

1964). Basis theorieën geven aan dat een toename van omvang van een organisatie leidt tot meer 

verdeling in arbeid en in rangen, wat beide kan leiden tot een lagere werktevredenheid en een lager 

welzijn van de medewerker (Talacchi, 1960). Medewerkers met dezelfde functie en taakeisen, maar 

die werkzaam zijn bij verschillende organisaties kunnen een verschil in werkdruk en herstelbehoefte 

ervaren doordat de grootte van de organisatie verschilt. Kleine organisaties kennen vaak simpelere 

sociale structuren wat maakt dat de regelmogelijkheden voor een werknemer groter zijn. Bij grote 

organisaties zijn de werkzaamheden minder variërend en ook de regelmogelijkheden zijn hier 

beperkter, iedereen vervult zijn eigen functie (Indik, 1965; Talacchi, 1960). Leidinggevenden binnen 

een grote organisatie zijn meer op de voorgrond aanwezig, zij sturen en controleren de medewerkers 

meer dan bij kleinere organisaties (Evenblij, 2004). Dit alles maakt dat de werknemer in een kleinere 

organisatie zich vrijer kan voelen om zijn eigen tijd in te vullen (Kovach, 1977; Porter & Lawler, 1964). 

Ook is bekend dat medewerkers in kleine organisaties nauwer samenwerken (Indik, 1965), dit zorgt 

voor een hechtere relatie en meer sociale steun tussen medewerkers (Indik, 1965; Kovach, 1977). 

Kortom, eerder onderzoek duidt erop dat werken in een kleinere organisatie of afdeling het welzijn 

van de medewerker ten goede komt. De medewerker zou meer betrokkenheid en minder werkdruk 

ervaren bij een kleinere organisatie. Op basis van de literatuur over vergelijkbare beroepsgroepen, 

met vergelijkbare organisatie of afdelingsgrootte, is de volgende hypothese opgesteld: 

 

Hypothese 5: Werken op een kleine ambulancepost hangt samen met een lage psychosociale 

arbeidsbelasting en werken op een grote ambulancepost hangt samen met een hoge psychosociale 

arbeidsbelasting.  

 

Om de arbeidsfactor organisatie‐grootte te betrekken in het theoretisch model zijn er nog 3 

hypotheses opgesteld: 

 

Hypothese 5a: De taakeisen op een kleine post en op een grote ambulancepost zijn gelijk, wat 

verklaard dat de psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers op basis van deze 

arbeidsfactor even hoog is op een kleine post als op een grote ambulancepost.  

 

Page 25: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    24 

Hypothese 5b: De regelmogelijkheden zijn groter op een kleine post dan op een grote ambulancepost, 

wat verklaard dat de psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers op een kleine post 

lager is dan op een grote ambulancepost.  

 

Hypothese 5c: De sociale steun is groter op een kleine post dan op een grote ambulancepost, wat 

verklaard dat de psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers op een kleine post lager 

is dan op een grote ambulancepost.  

 

 

 

 

 

Figuur 3: Hypotheses 5a,5b en 5c in model 

   

2.8 Conclusie  

Vanuit de literatuur komen vier arbeidsfactoren naar voren die van invloed kunnen zijn op de 

psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers. Dit zijn de arbeidsfactoren: taakeisen, 

regelmogelijkheden, sociale steun en organisatie‐grootte. Deze bovengenoemde factoren dienen 

meegenomen te worden in het conceptueel onderzoeksmodel dat is opgesteld aan de hand van het 

Job‐Demand‐Control‐Support Model (Karasek & Theorell, 1990). Het conceptuele onderzoeksmodel 

weergegeven in Figuur 4 geeft aan uit welke concepten de vier arbeidsfactoren van dit onderzoek 

zijn opgebouwd en hoe deze in verband staan met elkaar en met de uitkomstmaat psychosociale 

arbeidsbelasting. In bijlage 1 is te zien uit welke vragen de afzonderlijke concepten exact zijn 

opgebouwd.  

Organisatie‐grootte 

Regelmogelijkheden 

Taakeisen

Psychosociale arbeidsbelasting 

Sociale steun

Page 26: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    25 

H1 

H3

H2 

H5a 

 

 

 

                          

 

Figuur 4: Conceptueel onderzoeksmodel 

 

 

H5

H5a Uitkomstmaatpsychosociale 

arbeidsbelasting ‐ Herstelbehoefte 

Arbeidsfactortaakeisen 

‐ Werktempo 

Arbeidsfactorregelmogelijkheden ‐ Afwisseling in 

het werk  

‐ Inspraak  

Arbeidsfactorsociale steun 

‐ Relatie met 

collega’s  

‐ Relatie met 

directe leiding 

Arbeidsfactor organisatie‐grootte ‐ Grote/ kleine 

ambulanceposten 

Controlevariabelen

‐ Geslacht  

‐ Leeftijd  

H4a  H4b

H5b 

H5c 

H1

H2

H3 

Page 27: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    26 

Hoofdstuk 3 – Methode

Dit hoofdstuk betreft de opzet van het onderzoek. Allereerst wordt het meetinstrument en  

operationalisatie van de gebruikte concepten ofwel variabelen toegelicht (paragraaf 3.1). Daarna 

wordt de wervingsprocedure beschreven (paragraaf 3.2), gevolgd door een beschrijving van de 

respons en samenstelling van de onderzoeksgroep (paragraaf 3.3). Paragraaf 3.4 geeft aan hoe de 

data zijn verwerkt en tot slot wordt in de laatste paragraaf de analyse opzet toegelicht (paragraaf 

3.5).  

  

3.1 Meetinstrument en operationalisatie  

De concepten ofwel variabelen die zijn meegenomen in het onderzoek (te zien in Figuur 4) zijn veelal 

opgebouwd uit schalen afkomstig uit de Vragenlijst Beleving en Beoordeling van Arbeid, afgekort 

VBBA (Van Veldhoven, Meijman, Broersen & Fortuin, 2002). Van Veldhoven en Meijman (1994) 

hebben de VBBA ontwikkeld aan de hand van 50 bestaande meetinstrumenten op het gebied van 

psychosociale arbeidsbelasting en werkstress. De handleiding van de VBBA bood uitkomst voor het 

berekenen van de schaalscores per schaal. Er hoeft voor deze schalen geen factoranalyse te worden 

uitgevoerd bij dit onderzoek. Alle samengestelde schalen zijn aan de hand van eerdere onderzoeken 

getoetst op betrouwbaarheid en validiteit (Van Veldhoven et al., 2002).  

 

3.1.1. De uitkomstmaat psychosociale arbeidsbelasting  

De uitkomstmaat in dit onderzoek is psychosociale arbeidsbelasting. Deze uitkomstmaat wordt in dit 

onderzoek gemeten aan de hand van de afhankelijke variabele herstelbehoefte. Uit verschillende 

onderzoeken komt naar voren dat de mate van herstelbehoefte kan worden gezien als een 

belangrijke maat voor de gevolgen van psychosociale arbeidsbelasting op korte termijn (Schaufeli & 

Bakker, 2003; Van Veldhoven & Broersen, 1999; Van Veldhoven et al.,2002). 

  Herstelbehoefte wordt gemeten door de schaal herstelbehoefte uit de Vragenlijst Beleving en 

Beoordeling van Arbeid (Van Veldhoven et al., 2002). De schaal bestaat uit 10 items in de vorm van 

stellingen. Deze stellingen gaan in op de gemoedstoestand van de medewerker nadat deze een dag 

aan het werk is geweest. Aan bod komen onderwerpen zoals: ‘het moeilijk ontspannen na een dag 

werken’, ‘een uitgeput gevoel hebben’, ‘moeite met concentreren in vrije uren’ en ‘weinig 

belangstelling opbrengen voor anderen’. Deze stellingen kunnen beantwoord worden met ‘ja’ of 

‘nee’. De stellingen zijn in verschillende richtingen gevraagd, zowel positief als negatief. Alle 

stellingen zijn vervolgens in dezelfde richting gecodeerd.   

 

Page 28: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    27 

3.1.2. De arbeidsfactor taakeisen  

De arbeidsfactor taakeisen is een onafhankelijke variabele en wordt gemeten door de schaal 

werktempo afkomstig uit de Vragenlijst Beleving en Beoordeling van Arbeid (Van Veldhoven et al., 

2002). De vragen waaruit de schaal is opgebouwd sluiten goed aan bij de betekenis die aan de term 

taakeisen wordt gegeven door Karasek (1979; Van Yperen & Snijders, 2000). 

  De schaal bestaat uit 11 items. Deze items betreffen onderwerpen zoals: ‘snelheid van 

werken’, ‘veel werk’, ‘tijdsdruk’, ‘haasten’, ‘werken met gemak’, ‘achterstand in werkzaamheden’, 

‘weinig werk’, ‘problemen met werktempo of werkdruk’ en ‘kalmer aan willen doen’.   

  De schaal betreft vragen die te beantwoorden zijn met 4 antwoordmogelijkheden: altijd, 

vaak, soms of nooit.  

 

3.1.3. De arbeidsfactor regelmogelijkheden 

De arbeidsfactor regelmogelijkheden is een onafhankelijke variabele en wordt gemeten door twee 

schalen afkomstig uit de Vragenlijst Beleving en Beoordeling van Arbeid (Van Veldhoven et al., 2002): 

(1) zelfstandigheid in het werk en (2) inspraak. De eerste schaal zelfstandigheid in het werk bestaat 

uit 11 items met onderwerpen zoals: ‘veel vrijheid’, ‘invloed op de planning of werktempo’, ‘zelf 

bepalen hoe het werk uit te voeren’, ‘kan het werk onderbroken worden’, ‘zelf de volgorde van 

werkzaamheden bepalen’, ‘meebeslissen over deadline’, ‘werk zelf indelen’ en ‘zelf de inhoud van 

werkzaamheden bepalen’.  

  De tweede schaal inspraak bestaat uit 8 items met onderwerpen zoals: ‘met directe leiding 

praten over problemen’, ‘veel te zeggen over wat er gebeurd op de werkplek’, ‘meebeslissen’, ‘met 

directe leiding overleggen’, ‘invloed op beslissingen en invloed op verdeling werk aan collega’s’. 

  Vergelijkbaar met de vorige arbeidsfactor taakeisen is ook deze factor geconstrueerd uit 

schalen waarbij elk item beantwoord kan worden met 4 antwoordmogelijkheden: altijd, vaak, soms, 

nooit.  

 

3.1.4. De arbeidsfactor sociale steun  

De arbeidsfactor sociale steun is een onafhankelijke variabele en wordt gemeten door twee schalen 

afkomstig uit de Vragenlijst Beleving en Beoordeling van Arbeid (Van Veldhoven et al., 2002): (1) 

relatie met collega’s en (2) relatie met directe leiding. Beide schalen bestaan elk uit 9 items met 

onderwerpen zoals; ‘om hulp vragen’, ‘verstandhouding’, ‘conflicten’, ‘waardering’, ‘agressie’, 

‘vriendelijkheid’, ‘prettige sfeer’, ‘vervelende gebeurtenissen’. Bij de eerste schaal hebben de vragen 

betrekking op de collega’s van de ambulancemedewerkers en bij de tweede schaal op de directe 

leiding van de ambulancemedewerkers. Ook bij deze arbeidsfactor, geconstrueerd uit twee schalen, 

Page 29: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    28 

kunnen alle items beantwoord worden aan de hand van 4 antwoordmogelijkheden: altijd, vaak, 

soms, nooit.   

 

3.1.5. De arbeidsfactor organisatie‐grootte 

De arbeidsfactor organisatie‐grootte is een onafhankelijke variabele en wordt gemeten door één 

vraag. Het betreft de vraag: ‘Op welke categorie ambulancepost bent u werkzaam?’. 

Antwoordmogelijkheden bij deze vraag zijn; ‘groot: Assen, Emmen, Leeuwarden of Sneek’, ‘klein: 

Annen, Beilen, Borger, Coevorden, Dwingeloo, Emmen Noord, Klazienaveen, Meppel, Roden, 

Hoogeveen, Tynaarloo, Buitenpost, Koudum of de Waddeneilanden’ en ‘overig: bijvoorbeeld de 

meldkamer of het hoofdkantoor’.  

 

3.1.6. De controle‐variabelen geslacht en leeftijd  

De variabelen geslacht en leeftijd worden meegenomen ter controle. Wanneer blijkt dat deze twee 

variabelen een grote invloed hebben op de uitkomstmaat, kan hier rekening mee worden gehouden 

tijdens de analyses. De variabelen bestaan ieder uit één vraag. Bij de variabele geslacht betreft het 

de vraag: ‘Wat is uw geslacht?’. De twee antwoordmogelijkheden zijn: (1) man en (2) vrouw. Bij de 

variabele leeftijd betreft het de vraag: ‘Wat is uw leeftijd?’. Antwoordmogelijkheden bij deze vraag 

zijn: (1) Jonger dan 25, (2) 25 tot en met 34, (3) 35 tot en met 44, (4) 45 tot en met 55 en (5) ouder 

dan 55.  

 

3.2 Wervingsprocedure    

Voor de beantwoording van de onderzoeksvragen en de probleemstelling is gebruik gemaakt van 

secundaire data3. De secundaire data zijn verkregen via het Universitair Medisch Centrum Groningen, 

afdeling Toegepast Gezondheidsonderzoek (TGO), waar het dit huidige onderzoek een 

deelonderzoek van is. Onder alle medewerkers van UMCG Ambulancezorg, is via e‐mail, een digitale 

vragenlijst verspreid. De vragenlijst is anoniem ingevuld, om de privacy van de medewerkers te 

waarborgen. Herinneringen zijn door anonimiteit niet gericht verstuurd. Er is per e‐mail een 

herinnering naar alle medewerkers gestuurd en er is een algemene herinnering op intranet van 

UMCG Ambulancezorg geplaatst.  

 

3.3 Respons en samenstelling onderzoeksgroep 

De vragenlijsten zijn door de medewerkers ingevuld in de periode van 25 november 2011 tot en met 

2 januari 2012. In totaal hebben 183 medewerkers van UMCG Ambulancezorg de digitale vragenlijst 

3 Secundaire‐ data: Voor dit onderzoek zijn bestaande data gebruikt die reeds verzameld was voor een soort gelijk onderzoek.  

Page 30: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    29 

geopend, van de in totaal 278 benaderde medewerkers. Van de 183 medewerkers hebben 158 

medewerkers de vragenlijst ook werkelijk ingevuld (totale respons‐rate is 86%). Daarna zijn er nog 

n=3 respondenten afgevallen, omdat deze de vragenlijst onvolledig hebben ingevuld. Figuur 5 geeft 

schematisch het proces van de respons weer.  

 

   

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Figuur 5: Stroomschema en respons 

 

De uiteindelijke samenstelling van de onderzoeksgroep (N=155) is weergegeven in Tabel 1. In de 

tabel komt naar voren dat 73,5% van de respondenten man is en 26,5% vrouw. Ruim 80% van de 

respondenten heeft een leeftijd tussen de 35 en 55 jaar. Om de representativiteit van de 

onderzoeksgroep te bepalen is er ook gekeken naar de verdeling van alle ambulancemedewerkers in 

Nederland. In Tabel 1 is te zien dat de percentages van de steekproef grotendeels overeen komen 

met de percentages van het totale aantal ambulancemedewerkers in Nederland in 2010. Kortom, de 

steekproef is representatief aan de gehele onderzoekspopulatie (Ambulancezorg Nederland, 2011). 

 

278 medewerkers benaderd die werkzaam zijn in het primaire proces ambulancezorg 

Uiteindelijke onderzoeksgroep  (N) = 155 

183 medewerkers vragenlijst geopend 

25 medewerkers vragenlijst alleenmaar geopend, niet ingevuld 

158 medewerkers vragenlijst ingevuld  

3 medewerkers vragenlijst onvolledig ingevuld 

323 medewerkers werkzaam bij de organisatie 

45 medewerkers behoren niet tot de onderzoeksgroep vervullen een management functie of zijn werkzaam op de meldkamer, kantoor. 

Page 31: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    30 

Tabel 1: Samenstelling van de onderzoeksgroep (N=155) en totaal aantal ambulancemedewerker in 

Nederland 2010 (N= 5209). 

 

Variabele  % onderzoeksgroep  % totaal aantal ambulancemedewerkers in Nederland 2010 *  

Geslacht 

Man  73,5%  71,7%

  Vrouw  26,5%  28,3%

Leeftijd  

Jonger dan 25 jaar  0,0% 0,9% 

25 tot en met 34 jaar  11,6%  17,6%

  35 tot en met 44 jaar  36,8%  36,3%  

45 tot en met 54 jaar  43,9%  35,9%

Ouder dan 55 jaar  7,7%  9,3%

* Ambulancezorg Nederland, 2011 

 

3.4 Data verwerking  

De verzamelde ‘ruwe’ data uit de vragenlijst zijn verwerkt in SPSS 18.0. Allereerst zijn de ‘ruwe’ data 

gehercodeerd zodat alle items in dezelfde score richting zijn. Ten tweede is gekeken of de 

respondentengroep de vragenlijst volledig heeft ingevuld. Slechts drie respondenten hadden de 

vragenlijst niet volledig ingevuld en zijn uit het data bestand verwijderd (zie Figuur 5). Ten derde zijn 

er gestandaardiseerde schaalscores berekend, zoals gebruikelijk bij de VBBA (Van Veldhoven et al., 

2002). Op deze manier wordt per schaal een score tussen de 0 en 100 berekend, waarbij voor alle 

schalen geldt: hoe hoger de score hoe ongunstiger de situatie. De berekeningsformules voor de 

schalen zijn beschreven in de VBBA‐handleiding (Van Veldhoven et al., 2002).  Ten vierde is de 

variabele organisatie‐grootte gehercodeerd tot een item met twee antwoordmogelijkheden: grote 

post met score 0 en kleine post met score 1. De derde antwoordmogelijkheid ‘overig’ is vervallen, 

hierdoor zijn 10 respondenten verwijderd uit het databestand (zie Figuur 5). Tot slot zijn de 

Cronbach’s alpha berekend van elke schaal (zie Tabel 4.1). 

 

3.5 Analyse opzet 

Voorafgaand aan de analyses zijn de residuen van de variabelen gecontroleerd op de assumpties 

zoals multicollineariteit, normaliteit, lineraliteit en homoscedasticiteit (zie bijlage 5). Wanneer aan 

deze assumpties wordt voldaan zijn de data geschikt voor analyse. Voor de afhankelijke variabele 

Page 32: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    31 

herstelbehoefte is een lichte afwijking van lineariteit en normaliteit gevonden, dit wordt veroorzaakt 

doordat de variabele rechtsscheef verdeeld blijkt te zijn. Veel respondenten hebben aangegeven 

geen herstelbehoefte te ervaren, wat de score 0 oplevert en een positieve scheefheid veroorzaakt 

(Miles & Shevlin, 2001). Deze positieve scheefheid heeft nauwelijks consequenties voor de uit te 

voeren analyses met de desbetreffende variabelen (Miles & Shevlin, 2001). De onafhankelijke 

variabelen zijn allemaal normaal verdeeld. Vervolgens konden 6 respondenten bij een aantal 

variabelen als uitbijter worden gezien. De gemiddelden en standaarddeviaties van de variabelen zijn 

opnieuw berekend zonder deze uitbijters, dit bracht geen relevante verandering. Uiteindelijk zijn de 

uitbijters niet verwijderd uit de dataset en is deze hetzelfde gebleven.  

 

3.5.1 Beschrijvende analyses 

Eerst wordt een beschrijving gegeven van de relevante variabelen in dit onderzoek. Allereerst wordt 

het verschil in geslacht, leeftijd en postgrootte per variabele onderzocht. Het verschil in geslacht en 

leeftijd is getoetst met een t‐toets voor groepen. Het verschil in de leeftijdsgroepen is getoetst aan 

de hand van een ANOVA. Ter controle is aan de hand een kruistabel gekeken of de variabelen leeftijd 

en geslacht ook invloed hebben op de variabele postgrootte, dit bleek niet het geval. Aan de hand 

van de t‐toetsen en ANOVA wordt in de resultaten paragraaf, per variabele de Effect size (ES) en de 

P‐waarde gegeven. De Effect size geeft aan of er sprake is van een relevant verschil tussen twee 

gemiddelden (Cohen, 1992). De reden dat hier naar wordt gekeken is, dat bij een voldoende grote 

respondentengroep een statistische vergelijking eerder significantie kan vertonen. Rapportage van 

alleen de p‐waarde bij het verschil tussen twee gemiddelden kan misleidend zijn (Cohen, 1992). 

Bijvoorbeeld een Pearson correlatiecoëfficiënt van 0,1 zal sterk significant zijn wanneer de 

steekproef ruim 1000 respondenten heeft. De Effect size kan hierbij uitkomst bieden omdat hier wel 

rekening wordt gehouden met de groepsgrootte van de steekproef. Er is sprake van een relevant 

verschil tussen twee gemiddelden als de Effect size groter is dan 0,5 (Cohen, 1992).  De Effect size 

kan berekend worden door de twee gemiddelden van elkaar af te trekken en te delen door de 

gemiddelde standaard deviatie van de twee groepen (d= (m₁ ‐ m₂)/SD). 

Ten tweede is gekeken hoe de onafhankelijke variabelen univariaat samenhangen met de 

uitkomstmaat psychosociale arbeidsbelasting. De correlatie coëfficiënten geven een indicatie voor 

mogelijke relevante en/of significantie resultaten. Tevens wordt de richting van eventuele verbanden 

duidelijk (positief of negatief). Bij het toetsen van de correlaties geldt ook dat er eerst wordt gekeken 

naar de relevantie en vervolgens naar de statistische significantie van het verband. Bij de 

correlatiecoëfficiënten wordt een correlatie groter dan 0,3 (ES = r = 0,3) als een relevant verband 

beschouwd tussen twee variabelen (Cohen, 1992). Vervolgens wordt er voor de statistische 

significantie gekeken naar de p‐waarde.  

Page 33: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    32 

3.5.2 Multivariate analyse 

Na de beschrijvende analyses zijn alle variabelen vooraf aan de multivariate analyse 

gestandaardiseerd, in verband met interactie‐effecten. Zonder standaardisatie van de variabelen zijn 

de moderator analyses niet correct. De tabellen bevatten na standaardisatie alleen b‐gewichten, die 

tevens overeenkomen met de bètagewichten veelal worden gegeven (Moore, McCabe & Craig, 

2009).  

  Om het gehele onderzoeksmodel te toetsen aan de hand van multipele regressie, wordt als 

eerste stap de controlevariabelen geanalyseerd. In de vervolgde stap worden de overige 

onafhankelijke variabelen toegevoegd aan de regressieanalyse (Field, 2009). Aan de hand van de P‐ 

waarden kan worden aangetoond welke onafhankelijke variabelen een significant deel van de 

afhankelijke variabele herstelbehoefte kunnen verklaren (Moore, McCabe & Craig, 2009).  

  Nadat het gehele onderzoeksmodel is getoetst wordt onderzocht of er sprake is van een 

moderator effect en/of een mediator effect. Bij het toetsen van een mediator effect moet er eerst 

worden gekeken of er directe verbanden aanwezig zijn tussen de desbetreffende variabelen. 

Wanneer deze directe verbanden aanwezig zijn kan worden getoetst in hoeverre er sprake is van een 

mediator effect. Een mediator effect kan in dit geval, het directe verband tussen organisatie‐ grootte 

en herstelbehoefte wellicht versterken, verzwakken of wegnemen (Frazier, Tix & Barron, 2004). Alle 

analyses in dit gedeelte worden uitgevoerd aan de hand van multipele regressie.  

  Bij de multivariate analyse wordt alleen gekeken naar de P‐waarde ofwel, de statistische 

significantie en niet naar de relevantie van de uitkomsten. De reden hiervoor is dat vooral bij een 

moderator en mediator effect de relevantie te vaak laag is. Alleen bij een steekproef met meer dan 

500 respondenten is hiervoor voldoende power om iets te zeggen over de relevantie (Frazier, Tix & 

Barron, 2004), de steekproef van dit onderzoek bestaat uit 155 respondenten. Waar bij de 

beschrijvende statistiek de nadruk vooral ligt op de relevantie van de resultaten, ligt bij de 

multivariate analyse de nadruk op de statistisch significante resultaten.  

 

3.6. Aanvullende diepte‐ interviews 

Gedurende het onderzoek worden er naast het analyseren van de secundaire data, interviews 

gehouden met verschillende ambulancemedewerkers en leidinggevenden. Het doel van deze 

interviews is om nog beter inzicht te krijgen in hoe de arbeidsfactoren uit de vragenlijst zich 

verhouden met de praktijk. Aan de hand van de arbeidsfactoren (psychosociale taakeisen, 

regelmogelijkheden, sociale steun en organisatiegrootte) is er een lijst met een aantal open vragen 

gemaakt voor de interviews. De vragen dienen als rode draad van het interview, waardoor het een 

half open interview wordt (semigestructureerd). De in totaal 6 ambulancemedewerkers en 2 

leidinggevenden die zijn geïnterviewd hebben hiervoor eerst toestemming gegeven. De verkregen 

Page 34: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    33 

gegevens uit de interviews dienen als achtergrond informatie voor dit onderzoek. Door affiniteit met 

de praktijk kunnen in dit onderzoek specifiekere uitspraken gedaan worden over de ambulancezorg. 

Tijdens de discussie en conclusie kunnen de interviews naast de bestaande literatuur, als toevoeging 

dienen om de resultaten zo goed mogelijk te verklaren en te onderbouwen.  

 

 

 

 

 

 

 

 

Page 35: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    34 

Hoofdstuk 4 – Resultaten  

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd. In paragraaf 4.1 wordt 

gekeken naar de verschillen in geslacht, leeftijd en postgrootte per variabele (paragraaf 4.1). 

Vervolgens worden de correlaties, ofwel de samenhangen van de onafhankelijke variabelen met de 

afhankelijke variabele gegeven (paragraaf 4.2). Aan de hand van multivariate analyse wordt 

vervolgens gekeken welke variabelen een statistisch significant deel van de afhankelijke variabele 

herstelbehoefte verklaren (paragraaf 4.3). In paragraaf 4.4 wordt een moderator analyse uitgevoerd 

en in paragraaf 4.5 een mediator analyse.  

 

4.1 Beschrijvende analyses 

In Tabel 4.1 zijn de basiskenmerken van elke variabele te zien. Wanneer wordt gekeken naar de 

basiskenmerken van elke variabele blijkt dat ambulancemedewerkers relatief hoger scoren op de 

arbeidsfactor regelmogelijkheden dan op de overige arbeidsfactoren. Zelfstandigheid (M= 62,35) en 

inspraak (M=60,30) hebben beide hoge schaalscores .  

  Verder laat Tabel 4.1 zien dat de uitkomstmaat psychosociale arbeidsbelasting gemiddeld 

een relatief lage score heeft. De gemiddelde herstelbehoefte is 11,10. Aan de spreiding tussen 

minimale en maximale waarde is te zien dat ambulancemedewerkers grote verschillen in 

herstelbehoefte ervaren. Ook de standaarddeviatie is hier relatief groot.  

 

Page 36: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    35 

Tabel 4.1: Beschrijving van de relevante variabelen: gemiddelde (standaarddeviatie), minimum‐ en maximumwaarde, en Cronbach’s alpha (N=155).   

Arbeidsfactor met bijhorende variabelen  (aantal items; codering) 

Gemiddelde (standaarddeviatie) 

Minimum  Maximum   ReliabilityCronbach’s alpha 

Taakeisen:   Werktempo  (11 items; laag – hoog)  

23,25 (9,24)  0  54,55  0,738 

Regelmogelijkheden:    Zelfstandigheid in het werk (11 items; voldoende – onvoldoende)   

62,35 (15,18)  0  90,91  0,845 

Inspraak  (8 items; voldoende‐ onvoldoende)  

60,30 (17,65) 0 100 0,867 

Sociale steun:         Relatie met collega’s  (9 items; voldoende‐ onvoldoende)  

17,78 (12,93) 0 66,67 0,840 

Relatie met directe leiding  (9 items; voldoende‐ onvoldoende)  

22,29 (15,42)  0  74,07  0,879 

Psychosociale arbeidsbelasting:         Herstelbehoefte  (10 items; laag‐ hoog) 

11,10 (17,53)  0  100  0,764 

 

4.1.1. Verschil tussen mannen en vrouwen  

In bijlage 2 worden de gemiddelde scores op de relevante variabelen gegeven voor mannen en voor 

vrouwen. Daaruit blijkt dat er weinig verschil is in de onderzochte variabelen tussen mannelijke en 

vrouwelijke ambulancemedewerkers. Er blijken geen relevante (ES>0,5) en geen statistisch 

significante (*P< 0,05) verschillen te zijn wat betreft de psychosociale arbeidsbelasting en de overige 

arbeidsfactoren tussen mannen en vrouwen. 

 

4.1.2 Verschil tussen leeftijdsgroepen  

In Tabel 4.2 is de verdeling van de respondentengroep te zien over de leeftijdsgroepen. 

Respondenten uit de leeftijdsgroep 35 jaar tot en met 44 jaar vertonen een relevant (ES> 0,5) en 

statistisch significant (p< 0,05) verschil in herstelbehoefte, vergeleken met respondenten uit de 

leeftijdsgroep 55 jaar en ouder. De gemiddelde psychosociale arbeidsbelasting is bij respondenten 

van 35 tot 44 jaar het laagst (M=7,89) en bij respondenten van 55 jaar of ouder het hoogst (M= 

20,83).  

  De leeftijdsgroep 25 tot en met 34 jaar vertoont een relevant verschil (ES> 0,05) met de 

leeftijdsgroep 35 tot en met 44 jaar wat betreft werktempo en de relatie met collega’s. Het 

Page 37: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    36 

gemiddelde werktempo wat respondenten van 25 tot 34 jaar ervaren is het hoogst (M=26,26) en bij 

de respondenten van 35 tot 44 jaar het laagst (M=21,69). De relatie met collega’s wordt door 

respondenten van 25 tot 34 jaar als het meest slecht ervaren (M=22,22) en bij respondenten van 35 

tot 44 jaar als beste (M=16,31).  

Tot slot vertonen respondenten uit de leeftijdsgroep 45 tot en met 55 jaar een relevant 

verschil (ES> 0,05) met de leeftijdsgroep 55 jaar of ouder wat betreft relatie met directe leiding. De 

leeftijdsgroep 55 jaar of ouder ervaart gemiddeld de beste relatie met directe leiding (M=16,36) en 

de leeftijdsgroep 45 tot 55 jaar de slechtste (M= 24,29) van alle leeftijdsgroepen.  

Page 38: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Tabel 4.2: Beschrijving van de relevantie variabelen: gemiddelde (standaarddeviatie) en minimum‐ en maximumwaarde, uitgesplitst naar leeftijdsgroepen* 

¹  relevant verschil (ES>0,5) tussen de leeftijdsgroep 25‐34 jaar met de leeftijdsgroep 35‐44 jaar ²  relevant verschil (ES>0,5) tussen de leeftijdsgroep 45‐55 jaar met de leeftijdsgroep 55 jaar en ouder ³  relevant verschil (ES>0,5) en tevens statistisch significant verschil (p<0,05) tussen de leeftijdsgroep 35‐44 jaar met de leeftijdsgroep 55 jaar en ouder * tweezijdige toets; N totaal is 155 

  25‐34 jaar (N=18)   35‐44 jaar (N=57)   45‐55 jaar (N=68)  55 jaar en ouder (N=12) Arbeidsfactor met bijhorende variabelen 

Gemiddelde  (SD) 

Min‐Max Gemiddelde (SD)  

Min‐Max  Gemiddelde (SD)  

Min‐Max Gemiddelde(SD) 

Min‐Max 

Taakeisen:   Werktempo  (laag‐hoog)  

26,26 ¹ (9,12) 

6,06‐42,42 21,69(6,82) 

6,06‐36,36 23,52(10,41) 

0,00‐54,55 24,50(11,87) 

3,03‐51,52 

Regelmogelijkheden:    Zelfstandigheid in het werk (veel‐weinig)  

61,11 (14,89) 

27,27‐81,82 65,02 (14,53) 

0,00‐87,88 60,25(16,30) 

24,24‐90,91 63,38 (10,00) 

42,42‐81,82 

Inspraak  (veel‐weinig)  

60,19 (14,38) 

25,00‐87,50  59,65  (18,97) 

0,00‐100,00  61,52 (17,80) 

20,83‐95,83  59,60 (16,04) 

25,00‐79,17 

Sociale steun:                 Relatie met collega’s  (goed‐slecht)  

22,22 ¹ (9,92) 

3,70‐44,44  16,31 (12,10) 

0,00‐44,44  17,92 (14,32) 

0,00‐66,67  17,28 (12,27) 

3,70‐51,85 

Relatie met directe leiding  (goed‐slecht)  

23,05 (7,99) 

7,41‐33,33  20,92 (14,30) 

0,00‐62,96  24,29 ² (18,21) 

0,00‐74,07  16,36 (9,92) 

0,00‐29,63 

Psychosociale arbeidsbelasting:                 Herstelbehoefte  (laag – hoog)   

15,00 (14,25) 

0,00‐50,00  7,89 ³ (12,92) 

0,00‐60,00  11,03 (18,54) 

0,00‐80,00  20,83 (29,38) 

0,00‐100,00 

Page 39: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

4.1.3 Verschil tussen kleine en grote ambulanceposten  

In Tabel 4.3 worden de gemiddelde scores op de relevante variabelen gegeven voor grote en kleine 

ambulanceposten. Voor de meeste variabelen zijn er geen verschillen tussen grote en kleine 

ambulanceposten. Er zijn geen relevante (ES> 0,5), maar wel enkele statistisch significante (P< 0,01) 

verschillen tussen grote en kleine posten.  

  Een verschil bestaat voor inspraak, onderdeel van de arbeidsfactor regelmogelijkheden. Op 

een kleine post (M=63,71) ervaren medewerkers gemiddeld minder inspraak dan op een grote post 

(M=56,04). Verder is er een verschil te zien voor relatie met directe leiding, onderdeel van de 

arbeidsfactor sociale steun. De relatie met de directe leiding op een kleine post (M=23,24 ) is 

gemiddeld minder dan op een grote post (M=18,63).

Page 40: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Tabel 4.3: Beschrijving van de relevante variabelen: gemiddelde (standaarddeviatie) en minimum‐ en maximumwaarde, uitgesplitst naar post grootte. 

**statistisch significant bij p< 0,01; tweezijdige toets; N totaal is 155.

  Grote post (N=69)  Kleine post (N=86) Arbeidsfactor met bijhorende variabelen  Gemiddelde  

(standaarddeviatie) Min‐Max  Gemiddelde  

(standaarddeviatie)  Min‐Max   Effect size   P‐waarde  

Taakeisen:             Werktempo  (laag‐hoog)  

22,84 (9,84)  0‐51,52  23,57 (8,78)  3,03‐54,55  ‐0,08  0,624 

Regelmogelijkheden:              Zelfstandigheid in het werk (veel‐weinig)  

59,99 (16,51)  0‐54,85  64,24 (13,83)  24,24‐90,91  ‐0,28  0,084 

Inspraak  (veel‐weinig)  

56,04 (18,13)  0‐100  63,71 (16,59)  25‐95,83  ‐0,44  0,007** 

Sociale steun:             Relatie met collega’s  (goed‐slecht)  

18,14 (13,51)  0‐66,67  17,49 (12,52)  0‐51,85  0,05  0,754 

Relatie met directe leiding  (goed‐slecht)  

18,63 (14,20)  0‐62,96  23,24 (15,81)  0‐74,07  ‐0,30  0,008** 

Psychosociale arbeidsbelasting: Herstelbehoefte  (laag – hoog)   

13,19 (18,90) 0‐100 9,42 (16,26) 0‐80 0,22 0,184

Page 41: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

4.2 Correlaties 

Tabel 4.4 geeft de correlaties weer tussen de onafhankelijke variabelen met de afhankelijke variabele 

herstelbehoefte. Aan de hand van de correlaties kan worden gekeken welke onafhankelijke 

variabelen univariaat samenhangen met herstelbehoefte.  

   

Tabel 4.4: Product‐momentcorrelaties van alle variabelen die zijn opgenomen in het onderzoeksmodel*  

Psychosociale arbeidsbelasting  

Taakeisen  Regelmogelijkheden Sociale steun

  Werktempo (laag‐hoog) 

Zelfstandigheid in het werk (veel‐weinig) 

Inspraak (veel‐weinig) 

Relatie met collega’s  (goed‐slecht) 

Relatie met directe leiding (goed‐slecht) 

Herstelbehoefte (laag‐hoog) 

 0,405 ¹  

 0,096  

 0,052  

 0,163 ²  

 0,156 ²  

¹  correlatie is relevant (ES = r > 0,3) en statistisch significant  (p< 0,01) ²  correlatie is statistisch significant (p<0,05) * tweezijdige toets; N is 155  

In tabel 4.4 is te zien dat herstelbehoefte een relevant  (r>0.3) verband vertoont met werktempo (r= 

0,405). Dit verband is tevens statistisch significant (p< 0,01). De samenhang is positief, hogere 

taakeisen hangen samen met hogere herstelbehoefte. Daarnaast hangt herstelbehoefte statistisch 

significant (p < 0,05) samen met de variabelen relatie met collega’s en relatie met directe leiding. 

Deze samenhangen houden in dat wanneer de relatie met collega’s (r= 0,163) en met de directe 

leiding (r=0,156) slechter is, de herstelbehoefte hoger is.  

   

4.3 Multivariate analyse van de hoofdeffecten 

Nu de beschrijvende analyses hebben plaatsgevonden wordt het gehele onderzoeksmodel (zie Figuur 

5) getoetst met multiple regressieanalyse. Tabel 4.5 laat de resultaten zien van de multipele 

regressieanalyse met alle relevante variabelen uit dit onderzoek.  

 

 

Page 42: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    41 

Tabel 4.5 Resultaten van een stapsgewijze regressieanalyse met herstelbehoefte als afhankelijke variabele en met de controlevariabelengeslacht en leeftijd   

  Model 1  Model 2 

  b  t  b  t 

Controlevariabelen:         Geslacht  (1=man, 2= vrouw)  

0,078  0,963  0,062  0,831 

Leeftijd   0,080  0,989 0,106 1,429

Taakeisen:   Werktempo  (laag – hoog)  

    0,392  4,967** 

Regelmogelijkheden:         Zelfstandigheid in het werk  (veel‐ weinig)  

  0,132 1,556

Inspraak  (veel‐weinig) 

  ‐ 0,042 ‐ 0,427

Sociale steun:         Relatie met collega’s  (goed‐slecht)  

    ‐ 0,009  ‐ 0,104 

Relatie met directe leiding  (goed‐slecht) 

    0,110  1,104 

Organisatie‐grootte:         Organisatie‐grootte (grote post‐ kleine post) 

    ‐ 0,163  ‐ 2,119* 

R² (adj)  ‐0,002  0,172 F     4,990** 

** statistisch significant bij p< 0,01; * statistisch significant bij p< 0,05; eenzijdige toets; N totaal is 155.  De multipele regressieanalyse (Tabel 4.5) wijst uit dat de controlevariabelen in Model 1 geen invloed 

hebben op de verklaarde variantie in herstelbehoefte (R² adjusted = 0,002). Model 2 is wel een 

statistisch significant model (F=4,990; p< 0,01). Het model verklaart 17,2 % van de variantie in de 

afhankelijke variabele herstelbehoefte (R² adjusted = 0,172).  

  In het model blijken twee variabelen significant. Ten eerste heeft de onafhankelijke variabele 

werktempo heeft hierbij een statistisch significante invloed op de afhankelijke variabele 

herstelbehoefte (b= 0,392; p<0,01). Dit houdt in dat wanneer het werktempo toeneemt, de 

herstelbehoefte toeneemt. Ten tweede heeft de onafhankelijke variabele organisatie‐grootte een 

statistisch significante invloed op de afhankelijke variabele herstelbehoefte (b= ‐ 0,163; p<0,05). In dit 

geval houdt dat in dat bij een kleine ambulancepost de herstelbehoefte lager is dan op een grote 

Page 43: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    42 

ambulancepost. De overige onafhankelijke variabelen in het model verklaren geen significant deel 

van de afhankelijke variabele herstelbehoefte.  

 

4.4 Moderator analyses  

Vanuit de theorie wordt verwacht dat wanneer ambulancemedewerkers weinig zelfstandigheid in 

het werk en weinig inspraak ervaren, de relatie tussen werktempo en herstelbehoefte steker zal 

worden. Uit de analyses (te zien in bijlage 3) blijkt dat er geen sprake is van een versterkend 

modererende invloed van zelfstandigheid in het werk (Tabel 1) en van inspraak (Tabel 2). Er blijken 

geen interactie‐effecten te bestaan.   

  Vanuit de theorie wordt ook verwacht dat wanneer ambulancemedewerkers een slechte 

relatie met collega’s en met directe leiding ervaren, de relatie tussen werktempo en herstelbehoefte 

sterker zal worden. De resultaten laten zien dat er geen sprake is van een versterkende modererende 

invloed van relatie met collega’s (Tabel 1 in bijlage 4) en van relatie met directe leiding (Tabel 2 in 

bijlage 4). Er blijken geen interactie‐effect te bestaan.  

 

4.5 Mediator analyses  

Aan de hand van de literatuur is voorspeld dat organisatie‐grootte via de arbeidsfactoren taakeisen, 

regelmogelijkheden en sociale steun invloed kan hebben op de herstelbehoefte van de 

ambulancemedewerkers.  De multiple regressieanalyse (Tabel 4.5) liet een statistisch significant 

verband zien tussen organisatie‐grootte en herstelbehoefte (b= ‐ 0,163; p<0,05). Hiermee wordt het 

hoofdverband van de mediator analyse ondersteund. De resultaten in Tabel 4.5 laten ook zien dat 

alleen de arbeidsfactor taakeisen een statistisch significant verband heeft met herstelbehoefte.  

 Het is mogelijk dat taakeisen als mediator dient. Deze arbeidsfactor kan het directe verband 

tussen organisatie‐grootte en de uitkomstmaat psychosociale arbeidsbelasting versterken, 

verzwakken of geheel doen wegnemen. In tabel 4.6 is de mediator analyse te zien met de variabele 

werktempo als mediator.  

 

Page 44: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Tabel 4.6: Lineaire regressie van organisatie‐grootte op herstelbehoefte, met werktempo als mediator, onder controle voor geslacht en leeftijd ¹ 

** Statistisch significant bij p< 0,01; eenzijdige toets; N totaal is 155 ᵃ afhankelijke variabele is herstelbehoefte  ᵇ afhankelijke variabele is organisatie‐grootte ¹  Model 1 is gelijk aan Tabel 4.4 en is daarom in deze tabel weggelaten.  

In Tabel 4.6 is bij Model 3ᵇ te zien dat er geen statistisch significant verband is tussen organisatie‐

grootte en werktempo. Doordat dit verband niet aanwezig is, heeft het toetsen van het mediator 

effect geen zin (anders Model 4ᵃ). Er is geen sprake van een mediator effect, het directe verband 

tussen organisatie‐grootte wordt niet verzwakt of weggenomen door werktempo.  

 

 

  Model 2ᵃ Model 3ᵇ

  b  t  b  t 

Controlevariabelen:         Geslacht  (1=man, 2= vrouw)  

0,070  0,922  ‐ 0,046  ‐ 0,579 

Leeftijd    

0,089  1,186  0,108  1,357 

Regelmogelijkheden:   Zelfstandigheid in het werk (veel‐weinig)   

0,126  1,460  0,042  0,459 

Inspraak  (veel – weinig)   

‐ 0,060 ‐ 0,596 0,106  1,000

Sociale steun:         Relatie met collega’s  (goed‐slecht)  

0,009 0,108 ‐ 0,144  ‐ 1,225

Relatie met directe leiding  (goed‐slecht)  

0,080  0,805  0,182  1,721 

Taakeisen:         Werktempo (laag‐hoog)  

0,385  4,827**  0,042  0,459 

R² (adj)  0,152 0,045 F   4,944**  2,031 

Page 45: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    44 

 Hoofdstuk 5 – Conclusie en Discussie 

In dit laatste hoofdstuk van de scriptie worden de conclusies van het onderzoek gegeven. Centraal 

staat de vraag wat de invloed is van arbeidsfactoren op de psychosociale arbeidsbelasting van 

ambulancemedewerkers en wat de rol van het werken op een grote of kleine ambulancepost hierin 

is. In paragraaf 5.1 wordt antwoord gegeven op de onderzoeksvragen en de probleemstelling op 

basis van de eerder geformuleerde hypothesen. Daarna volgen in paragraaf 5.2 de kanttekeningen 

van het onderzoek en worden er suggesties gedaan voor vervolgonderzoek. Tot slot worden in 

paragraaf 5.3 aanbevelingen gedaan voor de praktijk.  

 

5.1 Beantwoording van de onderzoeksvragen en probleemstelling  

Vanuit de theorie zijn er een vijftal hypothesen naar voren gekomen die zijn opgesteld met behulp 

van Job‐Demand‐Control‐Support Model van Karasek (Karasek & Theorell, 1990). Per 

onderzoeksvraag wordt gekeken welke hierbij horende hypothesen worden ondersteund aan de 

hand van dit onderzoek. Voor beantwoording van de onderzoeksvragen zullen de resultaten worden 

toegelicht en wordt er teruggekoppeld naar bevindingen uit de literatuur.  

 

5.1.1 De invloed van de arbeidsfactoren op de psychosociale arbeidsbelasting 

De eerste onderzoeksvraag luidt: ‘Welke arbeidsfactoren zijn van invloed op de psychosociale 

arbeidsbelasting van de UMCG ambulancemedewerkers?’. Deze onderzoeksvraag is beantwoord 

voor de drie arbeidsfactoren: taakeisen, regelmogelijkheden en sociale steun. Hieronder worden de 

conclusies weergegeven. 

 

In het onderzoek wordt samenhang gevonden tussen werktempo en herstelbehoefte. Dit betekent: 

hoe meer taakeisen, hoe hoger de psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers. 

Hypothese 1 wordt op basis van dit onderzoek ondersteund.  

De uitkomst van deze hypothese komt overeen met bevindingen uit eerdere onderzoeken 

die gebruik hebben gemaakt van het Job‐Demand‐Control‐Support Model (Bakker et al., 2007; 

Evenblij, 2004; Hakanen et al., 2005; De Jonge, 2008). Het theoretisch model geeft aan dat taakeisen 

kunnen worden beschouwd als stressoren die aanwezig zijn in de omgeving van de werknemer 

(Evenblij, 2004; de Jonge, 2008; Karasek & Theorell, 1990). ‘Taakeisen zijn werkzaamheden die 

gedaan moeten worden en inspanning vereisen, veelal in een bepaald tijdsbestek’, aldus De Jonge 

(2008). Wanneer ambulancemedewerkers een hoog werktempo ervaren, doordat zij bijvoorbeeld 

aan veel patiënten hulpverlening bieden op een dag, is het een logisch gevolg dat 

ambulancemedewerkers na een werkdag een hogere herstelbehoefte ervaren. 

Page 46: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    45 

Ambulancemedewerkers hebben vooraf aan hun werkdag weinig zicht op de hoeveelheid werk die zij 

op een dag moeten verrichten. De schommeling tussen rustige en hectische perioden verhoogd de 

herstelbehoefte (Evenblij, 2004; Tummers et al., 2002).  

 

In het onderzoek wordt geen bijdrage gevonden van zelfstandigheid in het werk en inspraak op de 

herstelbehoefte. Dit betekent: de regelmogelijkheden hebben geen invloed op de psychosociale 

arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers.   

In het onderzoek wordt ook geen bijdrage gevonden van relatie met collega’s en relatie met 

directe leiding op de herstelbehoefte. Dit betekent: sociale steun heeft geen invloed op de 

psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers. Hypothesen 2 en 3 worden op basis van 

dit onderzoek niet ondersteund.  

Vanuit de algemene literatuur werd verwacht dat veel regelmogelijkheden en sociale steun 

de psychosociale arbeidsbelasting van medewerkers doet afnemen (Mol & de Vries, 2009; Tummers 

et al., 2002). Aangegeven werd dat sociale steun ook een positieve invloed kan hebben op de 

hersteltijd van ambulancemedewerkers na een ambulancerit (Alexander & Klein, 2001; Brough, 

2005).  

Een mogelijke verklaring dat de twee hypothesen niet worden ondersteund in dit onderzoek, 

kan zijn doordat eerdere onderzoeken die gebruik hebben gemaakt van het Job‐Demand‐Control‐

Support Model voornamelijk gekeken hebben naar het moderator effect van regelmogelijkheden 

en/of sociale steun (Bakker et al., 2005; Johnson & Hall, 1988; Karasek & Thoerell, 1990; Karasek, 

1979). Het Job‐Demand‐Control‐Support Model gaat niet uit van een direct verband. Voorgaande 

onderzoeken geven aan dat veel regelmogelijkheden en veel sociale steun, de stressoren in het werk, 

die veroorzaakt worden door de taakeisen, kunnen neutraliseren en de psychosociale 

arbeidsbelasting kan doen afnemen (Johnson & Hall, 1988).  

Een andere mogelijke verklaring dat de twee hypothesen niet worden ondersteund in dit 

onderzoek, kan zijn doordat de herstelbehoefte van de UMCG ambulancemedewerkers gemiddeld 

relatief laag is. Door een lage uitkomstmaat is er minder kans op samenhang en kunnen directe 

verbanden uitblijven zoals bij dit onderzoek het geval kan zijn tussen regelmogelijkheden en sociale 

steun met psychosociale arbeidsbelasting.  

 

Zoals hierboven is aangegeven wordt bij het Job‐Demand‐Control‐Support Model (Bakker et al., 

2005; Johnson & Hall, 1988; Karasek & Thoerell, 1990; Karasek, 1979) uitgegaan van een moderator 

effect van regelmogelijkheden en van sociale steun. Bij dit onderzoek is tevens het moderator effect 

getoetst.  

Page 47: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    46 

In het huidige onderzoek worden echter geen moderator effecten gevonden van 

regelmogelijkheden en van sociale steun. Dit betekent: weinig regelmogelijkheden en weinig sociale 

steun versterken beide niet de negatieve relatie tussen taakeisen en psychosociale arbeidsbelasting. 

Hypothese 4a en 4b worden op basis van dit onderzoek niet ondersteund.  

De uitkomst van deze twee hypothesen komt niet geheel overeen met eerdere onderzoeken 

(Bakker et al., 2005; De Jonge, 2007; Karasek & Thoerell, 1990; Karasek, 1979). Onderzoeken van 

Bakker en anderen (2005, 2007, 2010) hebben meerdere malen een moderator effect van 

regelmogelijkheden en sociale steun aangetoond. Een mogelijke verklaring dat de hypothesen niet 

worden ondersteund kan zijn doordat de onderzoeksgroep van dit onderzoek verschilt van 

onderzoeksgroepen van eerdere onderzoeken. Zoals eerder aangegeven ervaren de 

ambulancemedewerkers van het huidige onderzoek relatief weinig herstelbehoefte, wat kan duiden 

op een hoge werktevredenheid bij deze onderzoeksgroep. De aan‐ of afwezigheid van 

regelmogelijkheden en sociale steun heeft op deze manier weinig invloed op de lage psychosociale 

arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers.  

Uit de literatuur en uit de praktijk blijkt dat ambulancemedewerkers meestal bewust hebben 

gekozen voor de ambulancezorg (Alexander & Klein, 2001; Ambulancezorg Nederland, 2011; Sterud 

et al., 2011).  Wrzesniewski, McCauley, Rozin en Schwartz (1997) geven aan dat wanneer 

medewerkers hun werk als roeping zien, de werktevredenheid vaak hoger ligt dan bij medewerkers 

die hun werk alleen uitvoeren voor een financiële beloning of carrière. Vanuit de praktijk blijkt dat de 

meeste ambulancemedewerkers niet uit noodzaak voor de ambulancezorg hebben gekozen. 

Wanneer ambulancemedewerkers te maken krijgen met traumatische gebeurtenissen kan de 

werkdruk toenemen, maar dit zijn ook de momenten waarin de ambulancemedewerkers hun kennis 

en kunde kwijt kunnen. Dit zorgt ervoor dat ambulancemedewerkers de ambulancezorg als een 

uitdaging blijven zien.  

Bij een onderzoek van Van Yperen en Snijders (2000) is ook de psychosociale arbeidsbelasting 

gemeten en is er gebruik gemaakt van schalen afkomstig uit de VBBA (Van Veldhoven et al., 2002). 

De onderzoek groep bestond uit bankiers van de nationale bank, hiervoor werd grotendeels wel 

ondersteuning gevonden voor het Job‐Demand‐Control‐Support Model. Verondersteld kan worden 

dat bankiers hun werk uitvoeren voor een carrière en het werk minder zien als roeping zoals 

ambulancemedewerkers dit zien (Wrzesniewski et al., 1997). Veel regelmogelijkheden en sociale 

steun compenseren de taakeisen van de bankiers, waar door de psychosociale arbeidsbelasting bij 

deze onderzoeksgroep afneemt.  

 

Page 48: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    47 

Op basis van de eerste vier getoetste hypothesen kan geconcludeerd worden dat alleen de 

arbeidsfactor taakeisen direct invloed heeft op de psychosociale arbeidsbelasting van 

ambulancemedewerkers.  

 

5.1.2 Verschil in psychosociale arbeidsbelasting tussen kleine en grote ambulanceposten 

De tweede onderzoeksvraag luidt: ‘In hoeverre is er verschil in psychosociale arbeidsbelasting van de 

UMCG ambulancemedewerkers tussen grote en kleine ambulanceposten?’ Deze onderzoeksvraag is 

beantwoord voor de arbeidsfactor organisatie‐grootte. Hieronder wordt de conclusie weergegeven.  

 

In het huidige onderzoek bestaat een samenhang tussen organisatie‐grootte en herstelbehoefte. Dit 

betekent: werken op een kleine ambulancepost hangt samen met een lagere psychosociale 

arbeidsbelasting in vergelijking met werken op een grote ambulancepost, die samenhangt met een 

hogere psychosociale arbeidsbelasting. Hypothese 5 wordt op basis van dit onderzoek ondersteund.  

Aan de hand van algemene literatuur over organisatie‐grootte zijn soortgelijke samenhangen 

gevonden (Beer, 1964; Rai, 2011; Talacchi, 1960). Naar voren komt dat een toename van omvang van 

een organisatie of afdeling een negatieve invloed kan hebben op de werksfeer, werktevredenheid en 

verzuim of verloop van de medewerkers (Talacchi, 1960). Aangegeven is dat grotere organisaties 

complexer zijn: medewerkers binnen grotere organisaties houden minder rekening met elkaar en 

willen minder taken van elkaar overnemen (Indik, 1965; Van Riel, 2003). Ambulanceorganisaties 

kennen echter geen ambulanceposten met meer dan bijvoorbeeld 500 medewerkers, waar de 

algemene literatuur naar verwijst (Talacchi, 1960). De verschillen tussen kleine en grote 

ambulanceposten zijn objectief klein maar subjectief wordt er door de ambulancemedewerkers wel 

degelijk een verschil ervaren zo blijkt uit de praktijk (UMCG Ambulancezorg, 2010). Literatuur over 

vergelijkbare beroepsgroepen, met vergelijkbare organisatiegroottes, geeft een beter beeld van het 

verschil tussen afdeling/postgrootte. Bij deze literatuur wordt aangegeven dat het op grotere 

organisaties of afdelingen vaak drukker is doordat er meer mensen aanwezig zijn, ook de rust tijdens 

pauzes kan hierdoor minder zijn (Dantzker, 1997; Julseth et al., 2011; Rai, 2011). Deze verklaring 

geldt wellicht ook voor ambulancemedewerkers, zo blijkt uit de praktijk. Ambulancemedewerkers 

werkzaam op grote ambulanceposten hebben veelal te maken met een groter ritaanbod, hierdoor 

rijden meerdere ambulanceauto’s af en aan, dan bij kleine ambulanceposten met maar één of twee 

ambulanceauto’s. Na een melding van bijvoorbeeld een traumatisch ongeval hebben 

ambulancemedewerkers vaak hersteltijd nodig. Het is mogelijk dat op een grote post deze hersteltijd 

wordt verkort doordat er veel in‐ en uitloop van andere medewerkers is, of doordat er direct weer 

een nieuwe melding is, dit alles kan zorgen voor onrust. Op kleine ambulanceposten heerst er meer 

een ‘huiskamer’ gevoel, zo geven ambulancemedewerkers aan. Leiding is vaak niet aanwezig op 

Page 49: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    48 

kleine ambulanceposten en ambulancemedewerkers hoeven met minder collega’s rekening te 

houden tijdens de rust momenten.  

 

Op basis van de getoetste hypothese 5 blijkt dat er een verschil is tussen kleine en grote 

ambulanceposten. Bij grote ambulanceposten is de psychosociale arbeidsbelasting hoger dan bij 

kleine ambulanceposten.  

 

5.1.3 De invloed van postgrootte op de relatie tussen arbeidsfactoren en psychosociale 

arbeidsbelasting 

De derde onderzoeksvraag luidt: ‘Welke invloed heeft de grootte van de ambulancepost op de relatie 

tussen de arbeidsfactoren en de mate van psychosociale arbeidsbelasting van UMCG ambulance 

medewerkers?’ Deze onderzoeksvraag is beantwoord voor drie arbeidsfactoren: taakeisen, 

regelmogelijkheden en sociale steun. Hieronder worden de conclusies weergegeven.  

 

In het onderzoek wordt geen mediator effect aangetoond van werktempo. Dit betekent dat 

postgrootte geen invloed uitoefent op de relatie tussen taakeisen en psychosociale arbeidsbelasting. 

Hypothese 5a wordt op basis van dit onderzoek ondersteund, vanuit het theoretisch model werd 

verwacht dat de grote van de ambulancepost geen invloed heeft op de taakeisen van 

ambulancemedewerkers die werkzaam zijn op de verschillende posten. Ambulancemedewerkers van 

de verschillende posten leveren naar verwachting allemaal dezelfde ambulancezorg omdat zij 

dezelfde functie‐eisen hebben (Alexander & Klein, 2001).  

In het onderzoek wordt ook geen mediator effect aangetoond van zelfstandigheid in het werk 

en van inspraak. Dit betekent dat postgrootte geen invloed uitoefent op de relatie tussen 

regelmogelijkheden en psychosociale arbeidsbelasting. Tevens wordt in het onderzoek geen 

mediator effect aangetoond van relatie met collega’s en relatie met directe leiding. Dit betekent dat 

postgrootte ook geen invloed uitoefent op de relatie tussen sociale steun en psychosociale 

arbeidsbelasting. Hypothese 5b en 5c worden op basis van dit onderzoek niet ondersteund, vanuit de 

het theoretisch model werd verwacht dat op grote posten de regelmogelijkheden en sociale steun 

minder aanwezig is, dan op kleine ambulanceposten.  

Het directe verband dat in het huidige onderzoek is aangetoond tussen organisatie‐grootte 

en psychosociale arbeidsbelasting, kan niet worden verklaard aan de hand van de arbeidsfactoren 

taakeisen, regelmogelijkheden en sociale steun die afkomstig zijn uit het Job‐Demand‐Control‐ 

Support Model (Karasek & Theorell, 1990). Het verschil in psychosociale arbeidsbelasting op de 

verschillende posten kan wellicht worden veroorzaakt door andere factoren (bijvoorbeeld 

organisatiecultuur, diensttijdregeling en emotionele belasting). Dit kan een mogelijke verklaring zijn 

Page 50: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    49 

waarom er geen ondersteuning voor deze drie hypothesen is gevonden. In de praktijk geven 

ambulancemedewerkers aan dat er mogelijk verschillen in de werksfeer of ook wel de 

organisatiecultuur bestaan op de verschillende ambulanceposten. Elke ambulancepost heeft zijn 

eigen team ambulancemedewerkers en kent een eigen stelsel van normen en waarden (Heijnsdijk, 

2004). Het verschil in psychosociale arbeidsbelasting op grote en kleine posten kan veroorzaakt 

worden door het verschil in de manier waarop medewerkers met elkaar omgaan, de doelen die 

gezamenlijk worden nagestreefd of de waarden die worden gedeeld op een post (Heijnsdijk, 2004). 

Het ‘ambulancewerk’ kan gelijk zijn op de verschillende ambulanceposten maar de werkomgeving is 

wellicht anders door de verschillende culturen die er heersen. Er kan bijvoorbeeld een spanningsveld 

ontstaan op de desbetreffende post, wanneer een ambulancemedewerker niet aan de 

verwachtingen van de organisatiecultuur voldoet (Heijnsdijk, 2004). Uit onderzoek is bekend dat niet 

alleen traumatische gebeurtenissen de psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers 

kan verhogen, evengoed verhogen de kleine, chronische irritaties de psychosociale arbeidsbelasting 

(Evenblij, 2004). Praktijkvoorbeelden waardoor irritaties kunnen ontstaan zijn het niet gezamenlijk 

wassen van de ambulance auto, schoonhouden van de ambulancepost en napraten over een ernstig 

ongeval (UMCG Ambulancezorg, 2010).  

 

Op basis van de getoetste hypothesen 5a , 5b en 5c wordt duidelijk dat de grootte van de 

ambulancepost geen invloed heeft op de relatie tussen de arbeidsfactoren en de mate van 

psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers.  

 

5.1.4 Beantwoording probleemstelling  

Alleen de arbeidsfactoren taakeisen en organisatie‐grootte blijken directe voorspellers te zijn in dit 

onderzoek, voor de mate van psychosociale arbeidsbelasting die wordt ervaren door 

ambulancemedewerkers. De andere arbeidsfactoren: regelmogelijkheden en sociale steun 

voorspellen de mate van psychosociale arbeidsbelasting niet in dit onderzoek. Tevens versterken of 

verzwakken regelmogelijkheden en sociale steun het directe verband tussen taakeisen en 

psychosociale arbeidbelasting niet in dit onderzoek.  

Medewerkers werkzaam op een grote ambulancepost ervaren een hogere psychosociale 

arbeidsbelasting dan medewerkers werkzaam op een kleine ambulancepost. Dit verschil in 

psychosociale arbeidsbelasting kan echter niet verklaard worden door de arbeidsfactoren die zijn 

opgenomen in dit onderzoek.  

 

 

 

Page 51: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    50 

5.2 Kanttekeningen en aanbevelingen voor vervolgonderzoek 

Het onderzoek heeft tot duidelijke resultaten geleid, wel zijn er nog enkele kanttekeningen die 

kunnen worden geplaatst bij dit onderzoek.  

 

De eerste kanttekening heeft betrekking op de arbeidsfactoren uit het theoretisch onderzoekmodel 

van dit onderzoek. De arbeidsfactoren die van invloed zijn op de psychosociale arbeidsbelasting zijn 

geïdentificeerd aan de hand van het Job‐Demand‐Control‐Support Model. Het model is door de 

duidelijke stellingnames uitgangspunt geweest voor veel wetenschappelijk onderzoek en heeft grote 

invloed gehad in zowel de arbeids‐ en organisatiepsychologie en sociologie. De duidelijk 

stellingnames van het model kan als een sterkte worden gezien maar kan ook beschouwd worden als 

een zwakte. De complexe realiteit van het werken in een organisatie is aan de hand van het 

theoretisch model in dit onderzoek gereduceerd tot slechts enkele aspecten (Houtman & Smulders, 

2003; de Jonge, 2008; Schaufeli & Bakker, 2007). Deze beperking van het Job‐Demand‐Control‐

Support Model en ook dat van andere modellen als het Vitamine Model (Warr, 1987) en het Effort‐

reward model (Siegrist, 1996) zijn de afgelopen jaren door meerdere onderzoekers benadrukt (De 

Jonge et al., 1999). De psychosociale arbeidsbelasting, werkstress, gezondheid en de prestaties van 

medewerkers wordt door meer factoren bepaald dan alleen de arbeidsfactoren uit bijvoorbeeld het 

Job‐Demand‐Control‐Support Model. Bijvoorbeeld diensttijdregeling (denk aan nachtdiensten), 

ingrijpende gebeurtenissen op het werk, thuissituatie, toekomst onzekerheid  en zoals eerder 

genoemd de organisatiecultuur zijn factoren die ook invloed kunnen uitoefenen op de psychosociale 

arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers (Bosi et al., 2010; De Jonge, 2008; Evenblij, 2004).  

Bovengenoemde kanttekening roept de vraag op of het Job‐Demand‐Control‐Support Model 

wel het juiste model is geweest om de psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers 

in kaart te brengen? Het kan een mogelijke verklaring zijn waarom een deel van de hypothesen in het 

huidige onderzoek niet wordt ondersteund. Bakker en Demerouti (2006) geven aan dat het Job‐

Demand‐Control‐Support Model niet precies passend is voor iedere beroepsgroep. Specifieke 

beroepsgroepen (zoals artsen, verpleegkundigen) hebben functie‐eisen die bij andere 

beroepsgroepen afwezig zijn. Ambulancemedewerkers hebben, anders dan medewerkers in 

bijvoorbeeld een supermarkt, geregeld te maken met machteloosheid bij ziekte en dood van 

patiënten (Evenblij, 2004). Het werktempo van een ambulancemedewerker kan plotseling wisselen 

van nul naar zeer actief bij een spoedmelding, er moet zelfstandig gehandeld worden bij ernstig 

gewonde patiënten en de emotionele reactie na afloop van een melding kan heftig zijn (Alexander & 

Klein, 2001; Ambulancezorg Nederland, 2011; Evenblij 2004). Deze voorbeelden geven een kleine 

indicatie dat ook ambulancezorg behoort tot deze specifieke beroepsgroepen. Het Job‐Demand‐

Control‐Support Model houdt weinig rekening met deze specifieke functie‐eisen.    

Page 52: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    51 

De tweede kanttekening sluit aan bij de eerste kanttekening en heeft betrekking op de selectie die is 

gemaakt uit de verschillende schalen van de Vragenlijst Beleving en Beoordeling van Arbeid (Van 

Veldhoven et al., 2002). In de handleiding van de VBBA (Van Veldhoven et al., 2002) wordt 

aangegeven dat de arbeidsfactoren uit het Job‐Demand‐Control‐Support Model geoperationaliseerd 

kunnen worden aan de hand van de VBBA‐schalen. Dat een deel van de hypothesen niet wordt 

ondersteund in dit onderzoek kan veroorzaakt zijn door de keuze die gemaakt is tussen de 

verschillende VBBA‐schalen. In de VBBA‐ Handleiding is aangegeven dat er meerdere schalen passen 

onder de arbeidsfactor taakeisen en onder de uitkomst‐ maat psychosociale arbeidsbelasting (Van 

Veldhoven et al., 2002). Bij dit onderzoek is gekozen voor de schaal werktempo om taakeisen te 

meten en voor de schaal herstelbehoefte om psychosociale arbeidsbelasting te meten, deze schalen 

zijn op basis van literatuur en eerdere onderzoeken gekozen (Van Veldhoven & Broersen, 1999; Van 

Yperen en Snijders, 1999). Zo is het denkbaar dat bij dit onderzoek de VBBA‐ schaal ‘Emotionele 

belasting’ wellicht beter had gepast bij de arbeidsfactor taakeisen dan de VBBA‐ schaal ‘Werktempo’ 

die gebruikt is voor dit onderzoek. Zoals eerder aangegeven krijgen ambulancemedewerkers 

regelmatig te maken met traumatische gebeurtenissen, de emotionele belasting kan meer invloed 

hebben op de uiteindelijke psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers dan het 

werktempo.  

 

Zowel voor de eerste als de tweede kanttekening kan bij vervolgonderzoek wellicht beter de 

aanbeveling van Bakker en Demerouti (2007) worden opgevolgd, door het onderzoek op te delen in 

twee fasen: een kwalitatieve fase en een kwantitatieve fase. In de kwalitatieve fase kan aan de hand 

van exploratieve interviews onderzocht worden wat de positieve en negatieve factoren van het werk 

zijn. Voor de onderzoeker met de kwantitatieve fase van start gaat, beschikt hij/zij al over bepaalde 

voorkennis van welke aspecten in het werk mogelijk invloed kunnen hebben op de psychosociale 

arbeidsbelasting van medewerkers. Met deze voorkennis van de onderzoeker kan hij/zij een 

overwogen keuze maken voor goed passende variabelen aan de hand van een goed passend 

theoretisch model (Bakker & Demerouti, 2007).  

Een aanbeveling voor een geschikt theoretisch model bij deze beroepsgroep is het recent 

ontwikkelde Demand‐ Induced‐ Strain Compensation Model (De Jonge & Dormann, 2003). Dit model 

is een verdere uitwerking van het Job‐Demand‐Control‐Support Model van Karasek (Karasek & 

Theorell, 1990) en is vooral geschikt voor organisaties in de dienstensector, waarbij het werken met 

patiënten en cliënten belangrijk is (De Jonge, 2006).  

 

Een derde kanttekening van het huidige onderzoek is de manier van dataverzameling. Bij dit 

onderzoek is er gebruik is gemaakt van secundaire data‐analyse. De data voor dit onderzoek zijn 

Page 53: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    52 

verzameld door Toegepast Gezondheidsonderzoek aan de hand van een gevalideerde vragenlijst, de 

Vragenlijst Beleving en Beoordeling van Arbeid (Van Veldhoven et al., 2002). Bij veel onderzoeken 

wordt het gebruiken van secundaire‐data als een zwakte gezien, omdat mogelijke concepten kunnen 

missen in de gegevensverzameling, die volgens het theoretisch onderzoeksmodel wel relevant zijn 

(Miles & Shevlin, 2001). Bij dit onderzoek is dit niet aan de orde, de arbeidsfactoren uit het Job‐

Demand‐Control Model kunnen prima geoperationaliseerd worden aan de hand van de VBBA‐

schalen, wat de keuze voor het gebruiken van de VBBA ondersteund. Overige positieve punten van 

de secundaire‐data is dat de onderzoekgroep representatief is aan de gehele onderzoekspopulatie, 

alle ambulancemedewerkers van Nederland. De persoonskenmerken (leeftijd, geslacht) van de 

onderzoeksgroep zijn bijna identiek aan die van de onderzoekspopulatie (Ambulancezorg Nederland, 

2011). Ook bevatte de onderzoeksgroep erg weinig missende waarden wat nogmaals de 

representativiteit ten goede komt.  

  Een zwakte punt van de data is dat deze alleen gebaseerd is op zelfrapportages en enkel het 

vaste gegeven ‘post‐grootte’. De ambulancemedewerkers hebben zelf hun mening gegeven over de 

mate waarin zij de aanwezigheid van de arbeidsfactoren ervaren tijdens het werk, dit zijn subjectieve 

waarnemingen. Er is in dit onderzoek geen gebruik gemaakt van objectieve gegevens zoals, 

ziekteverzuimcijfers of werknemersprestatiecijfers van de organisatie (Demerouti, Bakker, 

Nachreiner & Schaufeli, 2001). Enkel is bekend of een ambulancemedewerker werkzaam is op een 

grote of kleine ambulancepost.  

  Veel onderzoeken die gebruik maken van het Job‐Demand‐Control‐Support Model zijn alleen 

gebaseerd op zelfrapportages. Het onderzoek van Demerouti en anderen (2001) is tot op heden één 

van de enige onderzoeken dat naast zelfrapportage ook gebruik heeft gemaakt van objectieve 

gegevens, zoals ziekteverzuimcijfers, verloopcijfers, klanttevredenheid en werknemersprestaties. In 

het onderzoek werd consistent bewijs gevonden voor Job‐Demand‐Control‐Support Model, maar ook 

andere onderzoeken met alleen zelfrapportage vonden veelal bewijs (Bakker & Demerouti, 2007; 

Karasek & Theorell, 1990). Het is de vraag of aan de hand van meer objectieve gegevens de 

hypothesen van dit onderzoek wel worden ondersteund, vervolgonderzoek kan dit wellicht uitwijzen. 

Echter moet worden gerealiseerd dat de subjectieve waarnemingen aangeven in welke mate er 

belasting wordt ervaren door ambulancemedewerkers. Uiteindelijk zorgt de ervaren belasting voor 

bijvoorbeeld werkstress of anderzijds werktevredenheid, objectieve waarnemingen kunnen dit 

minder verklaren (Schaufeli & Bakker, 2003).  

   

5.3 Aanbevelingen voor UMCG Ambulancezorg 

De resultaten van het huidige onderzoek zijn gerelateerd aan de ambulancemedewerkers van UMCG 

Ambulancezorg. In dit onderzoek kwam naar voren dat de psychosociale arbeidsbelasting van de 

Page 54: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    53 

UMCG ambulancemedewerkers  voor een deel afhankelijk is van de taakeisen die de UMCG 

Ambulancemedewerkers uitvoeren. Tevens laten de resultaten zien dat de psychosociale 

arbeidsbelasting van de UMCG ambulancemedewerkers hoger is wanneer deze op een grote 

ambulancepost werkzaam zijn. Uit de beschrijvende analyses van dit onderzoek komt naar voren dat 

de UMCG ambulancemedewerkers van 55 jaar of ouder de hoogste psychosociale arbeidsbelasting 

ervaren. Gemiddeld scoren de UMCG ambulancemedewerkers bij de beschrijvende analyses 

gemiddeld relatief laag op de psychosociale arbeidsbelasting, wat kan duiden op een hoge 

werktevredenheid binnen de gehele organisatie (Alexander & Klein, 2001; Sterud et al., 2011; 

Wrzesniewski et al.,1997). Deze resultaten in acht nemende, kan UMCG Ambulancezorg wellicht haar 

beleid hierop aanpassen om een toenemende psychosociale arbeidsbelasting van de UMCG 

ambulancemedewerkers in de toekomst te voorkomen waardoor de ambulancemedewerkers langer 

inzetbaar blijven voor de organisatie.  

Waardoor er verschil in psychosociale arbeidsbelasting op kleine en grote posten is kan niet 

worden aangetoond in dit onderzoek. Het advies aan UMCG Ambulancezorg is om meer inzicht te 

krijgen in de mogelijke factoren die het verband kunnen verklaren tussen een hogere psychosociale 

arbeidsbelasting op grote ambulanceposten en op een lagere psychosociale arbeidsbelasting op 

kleine ambulanceposten. Dit inzicht kan waardevol zijn voor de organisatie. Wellicht is het in de 

toekomst nodig om de organisatie structuur aan te passen, vervolgonderzoek kan dit uitwijzen.  

 

Voor meer achtergrondinformatie bij het huidige onderzoek zijn ook interviews afgenomen binnen 

UMCG Ambulancezorg. De onderwerpen van de interviews hadden, net als de vragenlijst, betrekking 

op het Job‐Demand‐Control‐Support Model van Karasek (Karasek & Theorell, 1990). Onderwerpen 

die aan bod kwamen waren onder andere: postgrootte, sociale steun en regelmogelijkheden.  

De samenhang tussen grote ambulanceposten en een hogere herstelbehoefte werd in de 

interviews door de UMCG Ambulancemedewerkers bevestigd. UMCG ambulancemedewerkers die 

gewend zijn om op een kleine ambulancepost te werken, vinden het fysiek zwaarder wanneer zij een 

dienst meedraaien op een grote post. Een aanbeveling kan zijn wanneer UMCG 

ambulancemedewerkers (tijdelijk) kampen met stress, die wellicht kunnen worden overgeplaatst 

naar een kleinere ambulancepost met een lager ritaanbod en minder collega’s. Op deze manier kan 

wellicht de psychosociale arbeidsbelasting afnemen.  

 

Er is in dit onderzoek geen directe samenhang gevonden tussen weinig sociale steun en een hogere 

herstelbehoefte. Wel geven ambulancemedewerkers aan sociale steun erg belangrijk te vinden. Er 

wordt veel waarde gehecht aan gesprekken met collega’s na afloop van een traumatische 

gebeurtenis. Sociale steun van de leiding is voldoende aanwezig op de grote posten. Op de kleine 

Page 55: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    54 

posten is er minder contact met leidinggevenden waardoor de sociale steun van leiding hier minder 

wordt ervaren. Dit blijkt ook uit de beschrijvende analyses van dit onderzoek, UMCG 

ambulancemedewerkers ervaren op kleine ambulanceposten minder inspraak en contact met 

leiding. UMCG ambulancemedewerkers geven aan dat ze het belangrijk vinden dat leiding regelmatig 

ook de kleine ambulanceposten bezoekt. Veel opmerkingen worden niet telefonisch of via e‐mail 

gemaakt aan de leiding, maar wel als leiding aanwezig is op de ambulancepost en een gesprek aan 

gaat met de medewerkers. Een advies aan UMCG Ambulancezorg is dat leiding regelmatig 

complimenten geeft of luistert naar de kennis en ideeën van ambulancemedewerkers. 

Ambulancemedewerkers geven aan dat zij dit zouden waarderen. Met dit advies wordt bedoeld dat 

leiding ook positieve informatie terug kan koppelen naar de ambulancemedewerkers, vaak wordt 

alleen de negatieve informatie teruggekoppeld. Bakker en Demerouti (2007) geven aan dat de 

motivatie van medewerkers wordt verhoogd wanneer zij beloond worden door de leiding voor goed 

geleverde prestaties. Sociale steun creëren is tevens een eenvoudig maar functioneel middel voor de 

leiding om bepaalde werkdoelen te bereiken (Bakker & Demerouti, 2006).  

 

Er is in dit onderzoek ook geen directe samenhang gevonden tussen weinig regelmogelijkheden en 

een hogere herstelbehoefte. Over het algemeen geven UMCG ambulancemedewerkers aan tevreden 

te zijn met de regelmogelijkheden waarover zij beschikken. Een opmerking die enkele 

ambulancemedewerkers maken is dat er nog meer bottum‐up gewerkt kan worden binnen UMCG 

Ambulancezorg. Het hoofdkantoor regelt soms te veel (nieuwe) faciliteiten voor de ambulanceposten 

zelf, maar ambulancemedewerkers willen ook input geven. Medewerkers hebben soms het gevoel 

dat er pas achteraf gecommuniceerd wordt wanneer veranderingen al zijn besloten. Een advies aan 

UMCG Ambulancezorg kan zijn om regelmatig ambulancemedewerkers uit te nodigen bij 

management vergaderingen, zodat de medewerkers ook inspraak hebben.  

 

 

 

 

 

 

   

 

 

Page 56: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    55 

Literatuurlijst 

Aasa, U., Brulin, C., Angquist, K. A., & Barnekow‐Bergkvist, M. (2005). Work‐related psychosocial 

factors, worry about work conditions and health complaints among female and male ambulance 

personnel. Scandinavian Journal of Caring Sciences, 19 (3), 251‐258.  

Alexander, D.A., & Klein, S. (2001). Ambulance personnel and critical incidents: Impact of accident 

and emergency work on mental health and emotional well‐being. The British Journal of Psychiatry 

178, 76‐81.  

Ambulancezorg Nederland. (2011). Ambulances in‐zicht 2010. Tiel: Stimio Communicatie & 

Presentatie.  

Bakker, A. B., & Demerouti, E. (2007). The job demands‐resources model: state of the art. Journal of 

Managerial Psychology, 22 (3), 309‐328.  

Bakker, A. B., Demerouti, E., Taris, T., Schaufeli, W. B., & Schreurs, P. A. (2003). A multi‐group analysis 

of the job‐demands‐resources model in four home care organizations. International Journal of Stress 

Management, 10, 16‐38. 

Bakker, A. B., Hakanen, J. J., Demerouti, E., & Xanthopoulou, D. (2007). Job resources boost work 

engagement, particularly when job demands are high. Journal of Educational Psychology, 99 (2), 274‐

284.  

Bakker, R. H., Dijkstra, G. J., & Klink, J. J. L. van der. (2010). Stressmanagement: een zoektocht naar 

bruggen tussen wetenschap en praktijk. Groningen: TGO.  

Bakker, R. H., Verhage, V., Dijkstra, G. J., Oostijen, J., & Bouma, J. (2010). Eerste hulp ter plaatse‐ritten 

en spoedzorg. Eindrapportage van een onderzoek naar oorzaken van de stijging van het aantal eerste 

hulp ter plaatse‐ritten en het toegenomen beroep op spoedzorg. Groningen: TGO.  

Baron, J.N., & Kreps, D.M. (1999). Strategic human resources. Frameworks of general managers. 

Hoboken: Wiley.  

Beer, M. (1964). Organizational size and job satisfaction. The Academy of Management Journal, 7 (1), 

34‐44.   

Boomsma, S. (2001). De waarde van tevreden medewerkers: meten en verbeteren van 

personeelstevredenheid. Leiden: Hilarius Publicaties.  

Page 57: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    56 

Bosi, T.S., Luz, M.A., Griep, R.H., Gollner, R. C., & Tavares, J.P. (2010). Working conditions of nurses: 

evaluation based on the demand‐control model. Acta Paulista De Enfermagem, 23(6), 811‐817. 

Brough, P. (2005). A comparative investigation of the predictors of work‐related psychological well‐

being within police, fire and ambulance workers. New Zealand Journal of Psychology, 34 (2), 127‐134. 

Bültmann, U., Kant, I.J., Brandt, P.A. van den, & Kasl, S.V. (2002). Psychosocial work characteristics as 

risk factors for the onset of fatigue and psychological distress: prospective results from the 

Maastricht Cohort Study. Psychological Medicine. 32 (2), 333‐345. 

Cohen, J. (1992). A power primer. Psychological Bulletin 112 (1), 155‐159. 

Daalen, G. van. (2008). Social support, does it make a difference? Examining the relationship between 

social support, work‐family conflict and well‐being. (Proefschrift). Tilburg: Universiteit van Tilburg. 

Dantzker, M. L. (1997). Police officer job satisfaction: does agency size make a difference? Criminal 

Justice Policy Review 8, 309–322. 

Dijk, F. J. H. van, Dormolen, M. van, Kompier, M. A. J., & Meijman, T. F. (1990). Herwaardering model 

belasting‐belastbaarheid. Tijdschrift voor Sociale Gezondheidszorg, 68, 3‐10.  

Doodslag de film. (2011). Theo Maassen in de nieuwe film Doodslag. Doodslag de film.  

http://www.doodslagdefilm.nl/2011/11/22/nieuws‐1/ 

Geraadpleegd op 28 maart 2012.  

Evenblij, M. (2004). Een balans uit evenwicht. Resultaten van het onderzoeksprogramma psychische 

vermoeidheid in de arbeidssituatie. Houten: Bohn Stafleu Van Logum. 

Frazier, P. A., Tix, A. P., & Barron, E. B. (2004). Testing moderator and mediator effects in counselling 

psychology research. Journal of Counseling Psychology, 51(1), 115‐134.  

Field, A. (2009). Discovering statistics using SPSS. Londen: SAGE Publications. 

Freeborn, D. K. (2000). Satisfaction, commitment, and psychological well‐being among HMO 

physicians. Permanente, 2, 22‐30.   

Gaillard, A. (2002). Stress, productiviteit en gezondheid. Den Haag: SDU Uitgevers B.V. 

Greve, H. R., & Fujiwara‐Greve, T. (2003). Job search with organizational size as a signal. Social 

Forces, 82 (2), 643–669. 

Page 58: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    57 

Hakanen, J. J., Bakker, A. B., & Demerouti, E. (2005). How dentists cope with their job demands and 

stay engaged: the moderating role of job resourses. European Journal of Oral Sciences, 113, 479‐485. 

Heijnsdijk, J. (2004). Vitale organisaties. Integratie van organisatie‐ en informatiekunde. 

Groningen/Houten: Wolters‐ Noordhof bv 

Houtman, I., & Smulders, P. (2003). De praktische (ir)relevantie van het job‐ demand‐ control‐ model. 

Gedrag en Organisatie, 16, 259‐265.   

Indik, B. P. (1965). Organization size and member participation: some empirical tests of alternative 

explanations. Human Relations 18, 339‐350.  

James, A. C., & Wright, P. L. (1991). Occupational stress in the ambulance service. Journal Of 

Managerial Psychology, 6 (3), 13.  

Johnson, J. V., & Hall, E. M. (1988). Job strain, work place social support, and cardiovascular disease: 

a cross‐sectional study of a random sample of Swedisch working population. American Journal of 

Public Health, 78 (10), 1336‐1342.    

Jonge, J. de. (2007). De ideale match. Processen van zelfregulatie in arbeid. (Intreerede) Eindhoven: 

Technische Universiteit Eindhoven, Faculteit Technologie en Management.  

Jonge, J. de (2008). Naar een optimale match. Processen van zelfregulatie bij arbeid. De Psycholoog, 

43, 273‐281.  

Jonge, J. de, & Dormann, C. (2003). The DISC model: demand‐induced strain compensation 

mechanisms in job stress. In M. F. Dollard, A. H. Winefield, & H. R. Winefield (Eds.), Occupationall 

stress in the service of professions (pp. 43‐74). Londen: Taylor and Francis.  

Jonge, J. de, & Linden, S. van der. (2006). Balans tussen werkeisen en hulpbronnen. Gezond en 

gemotiveerd aan het werk. NSvP Journaal, 4‐6.  

Jonge, J. de, Mulder, M. J. G. P., & Nijhuis, F. J. N. (1999). The incorporation of different demand 

concepts in the job demand‐control model: effects on health care professionals. Social Science 

Medicine, 48, 1149‐1160.  

Julseth, J., Ruiz, J., & Hummer, D. (2011). Municipal police officer job satisfaction in Pennsylvania: a 

study of organisational development in small police departments. International Journal of Police 

Science & Management, 13 (3), 243‐254.  

Page 59: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    58 

Karasek, R.A. (1979). Job demands, job decisions latitude, and mental strain: implications for job 

redesign. Administrative Science Quarterly, 24, 285‐308.  

Karasek, R. A., & Theorell, T. (1990). Healthy work: stress, productivity, and the reconstruction of 

working life. New York: Basic Books.  

Kovach, K.A. (1977). Organization size, job satisfaction, absenteeism, and turnover. Washington DC: 

University Press of America.  

Lu, L. (1999). Work motivation, job stress and employees’ well‐being. Journal of Applied 

Management Studies 8 (1), 61.  

McFarlane Shore, L., & Martin, H.J. (1989): Job satisfaction and organizational commitment in 

relation to work performance and turnover intentions. Human Relations 42 (7). 625‐638.  

Middelbeek, M. (2009). Verhalen uit de Ambulance. Baarn: Uitgeverij Marmer.  

Miles, J., & Shevlin, M. (2001). Applying regression and correlation. A guide for students and 

researchers. London: Sage Publications Ltd.  

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. (2009). Psychosociale belasting op het werk. Den 

Haag: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.  

Mol, M., & Vries, J. de. (2009). Ziekteverzuim het laagst bij werknemers met een hoge mate van 

autonomie en veel steun van collega’s en leidinggevenden. Sociaal economische trends, 2e kwartaal. 

Utrecht: Centraal Bureau voor de Statistiek.  

Moore, D. S., McCabe, G. P., & Craig, B. (2009). Introduction to the practice of statistics (6th ed.). 

America: W. H. Freeman and Company.  

NOS.nl. (2012). Meer geweld tegen hulpverleners. NOS binnenlands nieuws.  

http://nos.nl/artikel/326914‐meer‐geweld‐tegen‐hulpverleners.html 

Geraadpleegd op 28 maart 2012.  

 

Page, K.M., & Vella‐Brodrick, D.A. (2009). The ‘what’, ‘why’ and ‘how’ of employee wellbeing: a new 

model. Social Indicators Research, 90, 441–458. 

Ploeg, E. van der, & Kleber, R. J. (2003). Acute and chronic job stressors among ambulance personnel: 

predictors of health symptoms. Occupational and Environmental Medicine, 60, 40‐46.  

Page 60: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    59 

Porter, L. W., & Lawler, E. E. (1964). The effects of “tall” versus “flat” organizations structures on 

managerial job satisfaction. Personal Psychology, 17 (2), 135‐148.  

 

Price, J. L., & Mueller, C.W. (1981). A causal model of turnover for nurses. The Academy of 

Management Journal, 24 (3), 543‐565.  

 

Psychisch en werk. (2012). Regelmogelijkheden. Psychisch en werk. 

http://www.psychischenwerk.nl/pw/topic.php?id=70 .  

Geraadpleegd op 7 maart 2012.   

Rai, G. S. (2012). Organizational commitment among long‐term care staff. Administration in Social 

Work, 36 (1), 53‐66.  

Riel, C. B. M. van. (2003). Indentiteit en imago: recente inzichten in corporate communicaton. Den 

Haag: Academic Service.  

Robinson, R. (1995). Follow‐up study of health and stress in ambulance services, Victoria 1993. 

Australian Journal of Emergency Care, 2 (4), 12‐16. 

Savelkoul, M. & Verweij, A. (2008). Preventie gericht op sociale steun samengevat. In: 

Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 

http://www.nationaalkompas.nl. Nationaal Kompas Volksgezondheid\Preventie\Gericht op 

gezondheidsdeterminanten\Preventie op omgeving\Sociale steun.  

Geraadpleegd op 5 maart 2012.  

Savelkoul, M. & Sonderen, F.L.P. van. (2011). Wat is sociale steun?  In: volkgezondheid Toekomst 

Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, http://www.nationaalkompas.nl. 

Nationaal Kompas Volksgezondheid\Gezondheidsdeterminanten\Omgeving\Sociale 

leefomgeving\Sociale steun.  

Geraadpleegd op 5 maart 2012. 

Schaufeli, W. & Bakker, A. (2003). De psychologie van arbeid en gezondheid. Houten: Bohn Stafleu 

Van Loghum. 

Siegrist, J. (1996). Adverse health effects of high effort‐ low reward conditions at work. Journal of 

Health Psychology, 1, 27‐43.  

Page 61: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    60 

Sonderen, E. van, & Ormel, J. (1997). Het meten van aspecten van sociale steun en hun relatie met 

welbevinden: Een onderzoek naar de bruikbaarheid van de SSL‐I en de SSL‐D. Gedrag en Gezondheid: 

Tijdschrift voor Psychologie en Gezondheid, 25, 190‐200.  

Sterud,T., Hem, E., Lau, B., & Ekeberg, O. (2011). A comparison of general and ambulance specific 

stressors: predictors of job statisfaction and health problems in a nationwide one‐year follow‐up 

study of Norwegian ambulance personnel. Journal of Occupational Medicine and Toxicology 6  (10), 

1‐9. 

Stichting van de Arbeid. (2006). Druk werk?!: Omgaan met werkdruk en stress. Den Haag: SER.  

Talacchi, S. (1960). Organization size, individual attitudes and behavior: An empirical study. 

Administrative Science Quarterly, 5 (3 ), 398‐420. 

Taylor, A.J.W., & Frazer, A. G. (1982). The stress of post disaster body handling and victim 

identification work. Journal of Human Stress, 8 (4), 4‐12.  

Thomas, W. I., & Thomas, D.S. (1928). The child in America: behavior problems and programs. New 

York: Alfred A. Knopf.  

TNO. (2010). NEA 2010.Vinger aan de pols van werkend Nederland. Hoofddorp: TNO.  

Toegepast Gezondheidsonderzoek. (2011). Aangepast onderzoeksvoorstel UMCG Ambulancezorg 20‐

09‐2011. (Intern Rapport). Groningen: Toegepast Gezondheidsonderzoek.  

Tummers, G.E.R., Merode, G.G. van, & Landeweerd, J.A. (2002). Organisatie, werk en werkreacties in 

de verpleging en verzorging. Over Werk, Tijdschrift van het Steunpunt WAV, 151‐155.   

UMCG Ambulancezorg. (2010). Jaarverslag 2010. (Jaarverslag).Tynaarlo: UMCH Ambulancezorg.  

Veldhoven, M. van, & Broersen, J.P.J. (1999). Psychische vermoeidheid in de arbeidssituatie. Een 

verkenning op basis van gegevens verzameld door arbodiensten. Gedrag en Organisatie, 12 (6), 347‐

363.  

Veldhoven, M. van, & Meijman, T.F. (1994). Het meten van psychosociale arbeidsbelasting met een 

vragenlijst: De vragenlijst beleving en beoordeling van de arbeid (VBBA). Amsterdam: NIA.  

Veldhoven, M. van, Meijman, T. F., Broersen, J. P. J., & Fortuin, R. J. (2002). Handleiding VBBA.  

Amsterdam: SKB Vragenlijst Service.  

Vingerhoets, A. (2001). Assessment in behavioral medicine. New York: Brunner – Routledge. 

Page 62: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    61 

Warr, P. B. (1987). Work umemployment and mental health. Oxford: Oxford University Press.  

Wrzesniewski, A., McCauley, C., Rozin, P., & Schwartz, B. (1997). Jobs, careers, and callings: people’s 

relations to their work. Journal of research in personality, 31, 21‐33.   

Yperen, N. W. van, & Snijders, A. B. (2000). A multilevel analysis of the demand‐control model: is 

stress at work determined by factors at the group level or the individual level? Journal of 

Occupational Health Psychology, 5 (1), 182‐190. 

Zorg en welzijn. (2009). Groot personeelstekort zorg verwacht in 2025. Zorg en Welzijn. 

http://www.zorgwelzijn.nl/web/Actueel/Nieuws/Groot‐personeelstekort‐zorg‐verwacht‐in‐

2025.htm.  

Geraadpleegd op 28 maart 2012.  

Page 63: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    62 

Bijlage 1‐ Items die zijn meegenomen in het onderzoek  

 

De arbeidsfactor taakeisen gemeten aan de hand van de onafhankelijke variabele werktempo. Deze 

variabele betreft de schaal werktempo uit de Vragenlijst Beleving en Beoordeling van Arbeid (Van 

Veldhoven et al., 2002) en bestaat uit 11 items.  

 

Werktempo   Altijd  Vaak  Soms   Nooit 

Moet u erg snel werken?     

Heeft u te veel werk te doen?     

Moet u extra hard werken om iets af te krijgen?    

Werkt u onder tijdsdruk?     

Moet u zich haasten?     

Kunt u op uw werk op uw gemak doen?     

Heeft u te maken met een achterstand in uw werkzaamheden?    

Heeft u te weinig werk?    

Heeft u problemen met het werktempo?    

Heeft u problemen met de werkdruk?     

Zou u het kalmer aan willen doen in uw werk?    

 

De arbeidsfactor regelmogelijkheden is gemeten aan de hand van twee onafhankelijke variabelen: 

zelfstandigheid in het werk en inspraak. De onafhankelijke variabele zelfstandigheid in het werk 

betreft een schaal met 11 items uit de Vragenlijst Beleving en Beoordeling van Arbeid (Van 

Veldhoven et al., 2002). De onafhankelijke variabele inspraak betreft een schaal met 8 items uit de 

Vragenlijst Beleving en Beoordeling van Arbeid (Van Veldhoven et al., 2002). 

Page 64: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    63 

 

Zelfstandigheid in het werk   Altijd  Vaak  Soms   Nooit 

Heeft u vrijheid bij het uitvoeren van uw werkzaamheden?    

Heeft u invloed op de planning van uw werkzaamheden?    

Heeft u invloed op het werktempo?     

Kunt u zelf bepalen hoe u uw werk uitvoert?    

Kunt u uw werk onderbreken als u dat nodig vindt?    

Kunt u zelf de volgorde van uw werkzaamheden bepalen?    

Kunt u meebeslissen over het tijdstip waarop iets af moet zijn?    

Kunt u zelf bepalen hoeveel tijd u aan een bepaalde activiteit besteed? 

   

Lost u problemen in uw werkzaamheden zelf op?    

Kunt u uw werk zelf indelen?      

Kunt u zelf de inhoud van uw werkzaamheden bepalen?    

 

Inspraak   Altijd  Vaak  Soms   Nooit 

Kunt u met uw directe leiding praten over problemen op het werk? 

   

Heeft u veel te zeggen over wat er gebeurt op uw werkplek?    

Kunt u meebeslissen over dingen die met uw werk te maken hebben? 

   

Kunt u met uw directe leiding voldoende overleggen over uw werk? 

   

Kunt u meebepalen wat wel en wat niet tot uw taak behoort?    

Kunt u meebeslissen over de aard van uw werkzaamheden?    

Heeft u rechtstreeks invloed op beslissingen van uw afdeling/bedrijf? 

   

Heeft u invloed op de verdeling van het werk over u en uw collega’s?  

   

 

De arbeidsfactor sociale steun is gemeten aan de hand van twee onafhankelijke variabelen: relatie 

met collega’s en relatie met directe leiding. Beide onafhankelijke variabelen betreffen een schaal met 

9 items uit de Vragenlijst Beleving en Beoordeling van Arbeid (Van Veldhoven et al., 2002).  

Page 65: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    64 

 

Relatie met collega’s   Altijd  Vaak  Soms   Nooit 

Kunt u op uw collega’s rekenen wanneer u het in het werk wat moeilijk krijgt?  

   

Kunt u als dat nodig is uw collega’s om hulp vragen?    

Is uw verstandhouding met uw collega’s goed?    

Heeft u conflicten met uw collega’s?      

Voelt u zich in uw werk gewaardeerd door uw collega’s?    

Heeft u te maken met agressie vanuit uw collega’s?    

Zijn uw collega’s vriendelijk tegen u?     

Heerst er tussen u en uw collega’s een prettige sfeer?    

Doen zich tussen u en uw collega’s vervelende gebeurtenissen voor?  

   

 

Relatie met directe leiding  Altijd  Vaak  Soms   Nooit 

Kunt u op uw directe leiding rekenen wanneer u het in het werk wat moeilijk krijgt? 

   

Kunt u als dat nodig is uw directe leiding om hulp vragen?    

Is uw verstandhouding met uw directe leiding goed?    

Heeft u conflicten met uw directe leiding?    

Voelt u zich in uw werk gewaardeerd door uw directe leiding?    

Heeft u te maken met agressie vanuit uw directe leiding?    

Is uw directe leiding vriendelijk tegen u?    

Heerst er tussen u en uw directe leiding een prettige sfeer?    

Doen zich tussen u en uw directe leiding vervelende gebeurtenissen voor? 

   

 

De arbeidsfactor organisatie‐grootte is gemeten aan de hand van één vraag. Deze vraag is 

samengesteld door Toegepast Gezondheidsonderzoek (2010).  

 

Organisatie‐grootte   

Op welke catagorie ambulancepost bent u werkzaam?  

Groot (Assen, Emmen, Leeuwarden, Sneek) 

Klein (Annen, Beilen, Borgerm, Coevorden, Dwingeloo, Emmen Noord, Klazienaveen, Meppel, Roden, Hoogeveen, Tynaarloo, Buitepost, Koudum, Waddeneilanden) 

Overig(bijvoorbeeld de meldkamer of het hoofdkantoor) 

 

 

 

Page 66: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    65 

De uitkomstmaat psychosociale arbeidsbelasting is gemeten aan de hand van de afhankelijke 

variabelen herstelbehoefte. Deze afhankelijke variabele betreft de schaal herstelbehoefte uit de 

Vragenlijst Beleving en Beoordeling van Arbeid (Van Veldhoven et al., 2002) en bestaat uit 9 items.  

 

Herstelbehoefte  Ja Nee

Ik vindt het moeilijk te ontspannen aan het eind van een werkdag. 

Aan het eind van een werkdag ben ik echt helemaal op. 

Mijn baan maakt dat ik me aan het eind van een werkdag nogal uitgeput voel.  

Na het avondeten voel ik me meestal nog vrij fit.

Ik kom meestal pas op de tweede vrijdag tot rust. 

Het kost mij moeite om me te concentreren in mijn vrije uren na het werk.  

Ik kan weinig belangstelling opbrengen voor andere mensen wanneer ik zelf net thuis ben gekomen.  

Het komst mij over het algemeen meer dan een uur voordat ik helemaal hersteld ben na mijn werk. 

Het komt vaak voor dat ik na een werkdag door vermoeidheid niet meer toekom aan andere bezigheden.  

 

De controlevariabelen geslacht en leeftijd bestaan ieder uit één vraag. Deze vragen zijn samengesteld 

door Toegepast Gezondheidsonderzoek (2010).  

 

 

 

 

Geslacht  

Wat is uw geslacht?  Man Vrouw

Leeftijd    

Wat is uw leeftijd?  Jonger dan 

25 jaar 

25 tot en met 

34 jaar  

35 tot en 

met 44 jaar 

45 tot en 

met 55 jaar  

Ouder dan 

55 jaar 

Page 67: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Bijlage 2 – Gemiddelde scores voor mannen en vrouwen op de relevante variabelen  

 

Tabel 1: Beschrijving van de relevante variabelen: gemiddelde (standaarddeviatie) en minimum‐ en maximumwaarde, uitgesplitst naar geslacht. 

* statistisch significant bij p< 0,05; tweezijdige toets; N totaal is 155

   Man (N=114)   Vrouw (N=41)      Arbeidsfactor met bijhorende variabelen  Gemiddelde  

(standaarddeviatie) Min‐Max  Gemiddelde  

(standaarddeviatie)  Min‐Max   Effect size   P‐waarde  

Taakeisen:             Werktempo  (laag‐hoog)  

22,94 (9,08)  0‐54,55  24,09 (9,75)  6,06‐48,48  ‐0,12  0,494 

Regelmogelijkheden:              Zelfstandigheid in het werk (veel‐weinig)  

63,05 (14,85)  24,24‐90,91  60,38 (16,08)  0‐84,85  0,18  0,336 

Inspraak  (veel‐weinig)  

60,60 (18,52)  20,83‐100  59,45 (15,17)  0‐79,17  0,07  0,722 

Sociale steun: Relatie met collega’s  (goed‐slecht)  

17,09 (13,06)  0‐66,67  19,70 (12,52)  0‐51,85  ‐0,20  0,270 

Relatie met directe leiding  (goed‐slecht)  

22,87 (16,26) 0‐74,07 20,69 (12,86) 0‐51,85 0,14 0,438

Psychosociale arbeidsbelasting:             Herstelbehoefte  (laag – hoog)   

10,35 (19,05) 0‐100 13,17 (12,34) 0‐50 ‐0,16 0,379

Page 68: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Bijlage 3 – Moderator analyses van de arbeidsfactor regelmogelijkheden  

 

Tabel 1. Resultaten van een stapsgewijze regressieanalyse met herstelbehoefte als afhankelijke 

variabele en het interactie‐effect van werktempo en zelfstandigheid in het werk als onafhankelijke 

variabele, met controlevariabelengeslacht en leeftijd ¹ 

 ** Statistisch significant bij p< 0,01; eenzijdige toets; N totaal is 155. ¹  Model 1 is gelijk aan Tabel 4.4 en is daarom in deze tabel weggelaten. 

  Model 2  Model 3  Model 4 

  b  t  b  t  b  t 

Geslacht  (1=man, 2= vrouw)  

0,056  0,748 0,065 0,874 0,069  0,933

Leeftijd    

0,080  1,076  0,087  1,168  0,082  1,117 

Werktempo  (laag – hoog)   

0,403  5,431**  0,404  5,481**  0,420  5.669**

Zelfstandigheid in het werk  (veel – weinig)   

    0,114  1,537  0,133  1,776 

Werktempo * Zelfstandigheid in het werk  

        0,118  1,575 

R² (adj)  0,157  0,164  0,172 F   10,526**  8,556**  7,409** 

Page 69: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    68 

Tabel 2. Resultaten van een stapsgewijze regressie‐analyse met herstelbehoefte als afhankelijke variabele en het interactie‐effect van werktempo en inspraak als onafhankelijke variabele, met controlevariabelengeslacht en leeftijd ¹  

** statistisch significant bij p< 0,01; eenzijdige toets ; N totaal is 155.  ¹  Model 1 is gelijk aan Tabel 4.4 en is daarom in deze tabel weggelaten   

  Model 2  Model 3  Model 4 

  b  t b t b  t

Geslacht  (1=man, 2= vrouw)  

0,056  0,748  0,057  0,765  0,057  0,762 

Leeftijd    

0,080  1,076  0,080  1,077  0,081  1,069 

Werktempo  (laag – hoog)   

0,403  5,431**  0,401  5,403**  0,401  5.385**

Inspraak  (veel – weinig)   

  0,045 0,611 0,046  0,610

Werktempo * Inspraak  

        0,003  0,041 

R² (adj)  0,157  0,153 0,147 F   10,526**  7,955**  6,322** 

Page 70: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    69 

Bijlage 4 – Moderator analyses voor de arbeidsfactor sociale steun  

 

Tabel 1: Resultaten van een stapsgewijze regressieanalyse met herstelbehoefte als afhankelijke 

variabele en het interactie‐effect van werktempo en relatie met collega’s als onafhankelijke variabele, 

met controlevariabelengeslacht en leeftijd ¹ 

** statistisch significant bij p< 0,01; eenzijdige toets; N totaal is 155 ¹  Model 1 is gelijk aan Tabel 4.4 en is daarom in deze tabel weggelaten 

  Model 2  Model 3  Model 4 

  b  t  b  t  b  t 

Geslacht  (1=man, 2= vrouw)  

0,056  0,748 0,054 0,723 0,056  0,749

Leeftijd    

0,080  1,076  0,081  1,086  0,085  1,139 

Werktempo  (laag – hoog)   

0,403  5,431**  0,394  4,971**  0,423  5,037**

Relatie met collega’s  (goed‐slecht)   

    0,024  0,301  0,005  0,057 

Werktempo * Relatie met collega’s  

        ‐ 0,083  ‐ 1,043 

R² (adj)  0,157  0,151  0,152 F   10,526**  7,870**  6,517** 

Page 71: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    70 

Tabel 2: Resultaten van een stapsgewijze regressieanalyse met herstelbehoefte als afhankelijke 

variabele en het interactie‐effect van werktempo en relatie met directe leiding als onafhankelijke 

variabele, met controlevariabelengeslacht en leeftijd ¹ 

** statistisch significant bij p< 0,01; eenzijdige toets; N totaal is 155 ¹  Model 1 is gelijk aan Tabel 4.4 en is daarom in deze tabel weggelaten 

  Model 2 Model 3 Model 4 

  b  t  b  t  b  t 

Geslacht  (1=man, 2= vrouw)  

0,056  0,748  0,062  0,826  0,060  0,807 

Leeftijd    

0,080  1,076  0,081  1,093  0,087  1,168 

Werktempo  (laag – hoog)   

0,403  5,431** 0,385 5,704** 0,360  4,632**

Relatie met directe leiding  (goed‐slecht)   

    0,078  1,029  0,078  1,026 

Werktempo * Relatie met directe leiding  

        0,109  1,429 

R² (adj)  0,157  0,157 0,163 F   10,526**  8,163**  6,984** 

Page 72: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    71 

Bijlage 5 – Assumpties multipele regressie  

Voor dat er multipele regressie kan worden uitgevoerd moet eerst worden gekeken of de data 

voldoet aan bepaalde assumpties (Moore, McCabe & Craig, 2009). Voor dit onderzoek wordt er 

gekeken naar vijf assumpties: 

‐ multicollineariteit 

‐ onafhankelijke waarnemingen  

‐ lineair verband  

‐ constante variantie (homoscedasticiteit)  

‐ normale verdeling van de residuen 

 

Multicollineariteit  

Als eerste is naar de mate van multicollineariteit gekeken van het onderzoeksmodel. Wanneer alle 

Tolerance waarden dichter bij 1 liggen dan bij 0, duidt dit op een redelijk lage onderlinge correlatie 

van de onafhankelijke variabelen (Miles & Shevlin, 2001; Moore, McCabe & Craig, 2009).  Zoals te 

zien in figuur 1 is de laagste Tolerance waarde 0,533 (relatie met directe leiding). Vooral werktempo 

en de mate van zelfstandigheid in het werk zijn in lage mate te voorspellen door de andere 

onafhankelijke variabelen, zij hebben een Tolerance waarde dicht bij 1.  

Een VIF waarde hoger dan 2 duidt pas op multicollineariteit, in dit model is hier geen sprake 

van (Miles & Shevlin, 2001; Moore, McCabe & Craig, 2009). Ook bij de VIF waarden is te zien dat 

werktempo en de mate van zelfstandigheid in het werk weinig samen hangen met andere 

onafhankelijke variabelen, de VIF waarden van deze twee variabelen ligt ver onder de 2.  

Bij de variabelen geslacht, leeftijd en postgrootte gaat het om vaste gegevens van de 

respondenten. Deze variabelen zijn in groepen ingedeeld, dit betekent dat het geen interval 

variabelen zijn. De Tolarance waarde is bij deze variabelen hoog omdat deze variabelen niet of zeer 

moeilijk te voorspellen zijn uit de andere onafhankelijke variabelen. De VIF waarde is bij deze 

variabelen dan juist weer laag, wat ook aangeeft dat de variabelen weinig correleren met de andere 

onafhankelijke variabelen. 

Page 73: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    72 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Figuur 1: Tolarance en VIF waarden van alle variabelen die zijn meegenomen in het onderzoek, met 

herstelbehoefte als onafhankelijke variabele.  

 

Onafhankelijke waarnemingen  

Bij onafhankelijke waarnemingen is het van belang dat er geen samenhang is tussen de 

respondenten. De respondenten moeten dus onafhankelijk van elkaar worden getrokken. In deze 

studie zijn alle medewerkers van de desbetreffende organisatie individueel via de e‐mail benaderd. 

Respondenten die de vragenlijst uiteindelijk volledig hebben ingevuld zijn dus niet select gekozen 

voor dit onderzoek. De kans dat een respondent de vragenlijst invulde, was niet afhankelijk van het 

feit dat een andere respondent de vragenlijst ook invulde (zoals bijvoorbeeld bij huishoudens 

meerdere gezinsleden worden benaderd). Het onderzoeksmodel lijkt daarom aan de assumptie 

onafhankelijke waarnemingen te voldoen. 

 

Lineariteit  

Voor de assumptie lineariteit is het belangrijk om naar de steekproefresiduen te kijken met behulp 

van een scatterplot. Het verwachte gemiddelde van de residuen moet ongeveer gelijk zijn aan nul bij 

de onafhankelijke variabelen. In figuur 2 is de residuen plot te zien. De residuen zijn hier tegen de 

afhankelijke variabele herstelbehoefte afgezet.  

  Er is te zien dat er ongeveer 6 afwijkingen zijn van de nullijn (de residuen die boven de  

waarde 2 uitkomen). Dit betekent een lichte schending van de assumptie, het zijn geen grote 

afwijkingen en hierdoor is de schending niet ernstig. Deze lichte schending van deze assumptie komt 

bij de volgende nog uitgebreider aan bod.  

Coefficientsa

Model

Collinearity Statistics

Tolerance VIF

1 Werktempo ,704 1,421

Zelfstandigheid in het werk ,732 1,367

Inspraak ,546 1,833

Relatie met collega’s ,692 1,445

Relatie met directe leiding ,533 1,875

Categorie ambulancepost ,898 1,114

Geslacht ,960 1,042

Leeftijd ,965 1,037

a. Dependent Variable: Herstelbehoefte

Page 74: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    73 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Figuur 2: Scatterplot van alle variabelen die zijn meegenomen in het onderzoek, met herstelbehoefte 

als afhankelijke variabele.  

 

Constante variantie  

De variantie van de residuen moet voor deze assumptie constant zijn (Moore, McCabe & Craig, 

2009), hiervoor wordt weer gekeken naar de residuenplot in figuur 3. Er moet sprake zijn van een 

willekeurige puntenwolk, de wolk moet vrij zijn van systematische afwijkingen in de spreiding rond 

de nullijn (Moore, McCabe & Craig, 2009). Bij de assumptie voor lineariteit was er sprake van een 

lichte schending door de afwijkende punten rechtsboven in het figuur. Op de afwijkende punten na 

lijkt de punten wolk willekeurig.  

  De afwijkende punten zijn opgespoord in de dataset. Van alle variabelen is een boxplot 

gemaakt. De zes respondenten kwamen bij meerdere variabelen steeds terug als uitbijters. Er is geen 

duidelijke oorzaak waarom deze respondenten afwijkend scoren, gesuggereerd kan worden dat deze 

respondenten de vragenlijst overdreven hebben ingevuld (Miles & Shevlin, 2001). Om de invloed van 

deze 6 afwijkende respondenten te onderzoeken zijn de gemiddelden en standaarddeviaties van de 

alle variabelen opnieuw berekend zonder deze uitbijters, dit bracht geen relevante verandering. Dat 

betekend dat de 6 afwijkende respondenten geen invloed hebben op de resultaten en dat de analyse 

wordt uitgevoerd inclusief deze uitbijters.  

  Ook is in de scatterplot te zien dat er minder residuen onder dan boven de nullijn liggen, hier 

zal bij de volgende assumptie dieper op in worden gegaan. Uiteindelijk is er een lichte schending van 

Page 75: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    74 

deze assumptie, maar het is duidelijk geworden dat deze geen invloed heeft op uit te voeren 

analyses.  

 

Normaliteit  

Om te zien of de residuen van de afhankelijke variabele normaal verdeeld zijn kan er worden 

gekeken naar een histogram (Figuur 3) en naar een P‐P plot (normal probality plot) te zien in Figuur 

4.  In figuur 3 is te zien dat de residuen niet geheel normaal verdeeld zijn. De verdeling is enigszins 

gepiekt en rechtsscheef. Hetzelfde is te zien in de P‐P plot, waar de lijn enigszins afwijkt van de 

middellijn. Wanneer volledig aan deze assumptie wordt voldaan, dan liggen de punten in de P‐P plot 

op een rechte lijn (Moore, McCabe & Craig, 2009), geen normale verdeling kan ontstaan door 

uitbijters en/of door scheefheid.  Dit onderzoek heeft ook te maken met uitbijters en er is sprake van 

positieve scheefheid (Miles & Shevlin, 2001). Aan de hand van de assumptie van constante variantie 

is al bekend dat de uitbijters geen invloed uitoefenen op de analyses. Deze positieve scheefheid is 

veroorzaakt doordat veel respondenten hebben aangegeven geen herstelbehoefte te hebben, wat 

vaak de laagste score 0 oplevert.  Alleen de afhankelijke variabele is rechtsscheef verdeeld, de 

overige onafhankelijke variabelen zijn geheel normaal verdeeld. De P‐P plot’s en de puntenwolken 

van alle onafhankelijke variabelen zijn gecontroleerd en voldoen aan de assumptie normaliteit.  

  Scheefheid heeft gewoonlijk geen of nauwelijks consequenties voor de uit te voeren analyses 

met de desbetreffende variabele (Miles & Shevlin, 2001). Ook deze assumptie wordt licht 

geschonden, maar heeft verder geen grote invloed op de analyses.  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Figuur 3: P‐P plot van de afhankelijke variabele 

herstelbehoefte.  

Page 76: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de

Psychosociale arbeidsbelasting van ambulancemedewerkers    75 

 

Figuur 4: Histogram van de afhankelijke 

variabele herstelbehoefte. 

Page 77: University of Groningen Psychosociale arbeidsbelasting van ...€¦ · per dag en 7 dagen per week hulp verlenen. Door dit onderzoek, de meeloopdagen en het boek ‘Verhalen uit de