'U bent mijn Burcht'

9
‘U bent mijn Burcht’ Exegese van Psalm 91: een belijdenispsalm © J.M. Pauw, 2004

description

Exegese van een belijdenispsalm - psalm 91

Transcript of 'U bent mijn Burcht'

Page 1: 'U bent mijn Burcht'

‘U bent mijn Burcht’

Exegese van Psalm 91: een belijdenispsalm

© J.M. Pauw, 2004

Page 2: 'U bent mijn Burcht'

© Michel Pauw Psalm 91 Documentum 16.4 (2003-2004)

1

Psalm 91

Bemoediging voor hen die belijdenis doen

“Lees maar, er staat niet wat er staat!” was de titel die Martinus Nijhoff in 1959 aan een van

zijn dichtbundels gaf. Voor Gods Woord geldt iets soortgelijks. Ik zou de genoemde uitspraak

echter iets willen nuanceren: “Lees maar, er staat méér dan er staat!”

Inleiding

Herken je de ervaring, dat je een bijbelgedeelte vaak hebt gelezen, totdat het opeens voor je

gaat leven? Of is het je tot nog toe zo vergaan, zoals het mij verging tot enkele jaren terug? Ik

las Gods Woord wel, zelfs veel, maar ik begreep er zo weinig van. Nu begrijp ik hoe dat

komt. Natuurlijk in de eerste plaats omdat je als kind minder begrijpt dan een volwassene.

Maar ik denk, dat voor veel volwassenen en voor velen van jullie de Bijbel om een andere

reden nog een zeer gesloten boek is: je leest haar oppervlakkig, je doet geen moeite om te

doorvorsen wat er staat, je bent tevreden met het oplezen van de woorden die je ziet.

Nu ben je dat jezelf misschien helemaal niet bewust, want het is een gewoonte waar velen

mee opgroeien in onze kring: bij het ontwaken, bij het naar bed gaan, na de maaltijden lezen

we ‘even’ een stukje uit de Bijbel. Een goede gewoonte, maar denk, voordat je dat nog eens

gaat doen, eens na over de stelling: “het is beter om vier verzen uit Gods Woord goed te

lezen, dan een heel hoofdstuk gedachteloos”. Doe eens een test bij jezelf: kun je als je klaar

bent met lezen navertellen wát je precies hebt gelezen? Ook als het een moeilijke brief of

profetie betreft? Ik betrap mezelf er nog steeds op, dat ik soms gedachteloos zit te lezen en

velen zal het niet anders vergaan.

In dit artikel zal ik aan de hand van Psalm 91 proberen te laten zien, dat je de Bijbel ook op

een andere, meer vruchtbare wijze kunt lezen.

Sleur of honger?

Er zijn mensen die Gods Woord uit sleur lezen: “omdat dat er nu eenmaal bij hoort,” of

“omdat we dat gewend zijn,” of (nog erger – ik hoorde het kort geleden): “ik wil niet bekeerd

worden, maar misschien gebruikt de Heere dit wel om mij te bekeren”. Alsof de Bijbel een

toverboek is! Lezer, ik hoop niet dat je tot deze categorie mensen behoort. Natuurlijk is Gods

Woord het middel waardoor wij God kunnen leren kennen (2 Tim. 3:15), maar de Heere

belooft Zijn zegen op het aandachtig overdenken van Zijn Woord (Ps. 1:1-2) en Hij belooft

Page 3: 'U bent mijn Burcht'

© Michel Pauw Psalm 91 Documentum 16.4 (2003-2004)

2

Zijn zegen nergens aan mensen die uit sleur uit de Bijbel lezen. Voor hen geldt veelmeer, dat

zij Gods (!) Woord verachten en veronachtzamen! En kan daar zegen op rusten?

Er zijn mensen die Gods Woord lezen, omdat ze haar zien als het ‘brood des levens’, als

geestelijk voedsel. Zij lezen de Bijbel omdat ze honger hebben, omdat ze onderwezen willen

worden. Ik hoop dat je tot deze categorie behoort. Betekent dit dat je alles wat je in de Bijbel

leest, ook werkelijk begrijpt? Nee, dat is niet het geval. Wel is het zo, dat iedereen kan

begrijpen wat tot zaligheid dient. De centrale boodschap van de Schrift is vervat in de ene

Persoon, de Middelaar tussen God en mensen (1 Tim. 2:5). Kennis van Hem is genoeg om een

eeuwigheid over te zingen voor Gods troon.1

Vruchtbaar bijbellezen

Wanneer lees je de Bijbel op een goede manier? Daar heb ik geen klip-en-klaar antwoord op,

want “dé goede manier” bestaat niet. Aan een ongeschoolde man kun je immers veel minder

hoge eisen stellen dan aan een student. De keerzijde van deze opmerking is, dat een student

veelal ook veeleisender is dan ongeschoolde mensen. Deze verschillen maakt het voor mij erg

moeilijk om algemeen over dit onderwerp te schrijven. Ik schrijf dan ook in dit artikel voor

studenten.

Waar het om gaat, is dat wij Gods Woord op een vruchtbare wijze lezen. Dat wij erdoor

gevoed worden. Hoe doen wij dat? Door in de eerste plaats betrokken te zijn bij wat we lezen,

dat wil zeggen door te beseffen dat wat we lezen betrekking heeft op jou en op mij en dat wat

jij leest jou iets te zeggen heeft. Dat leidt vervolgens tot een tweede gedachte, namelijk door

te lezen op een afhankelijke manier. Dat wil zeggen, door ons afhankelijk te weten van de

Heere Die ons immers iets te zeggen heeft! Om deze reden is het dat wij in de derde plaats

behoren te bidden om verlichting met de Heilige Geest om ook bewaard te blijven voor

dwalingen en eigen verzinsels.

Bovenstaande ging om een innerlijke houding bij het bijbellezen. Nu praktisch en concreet:

op welke manier kunnen wij het meeste leren van wat de Bijbel ons te zeggen heeft? Ook

hierop kan ik geen klip-en-klaar antwoord geven. Wat ik wel kan, is je voorstellen om bij het

bijbellezen steeds drie vragen in het achterhoofd te hebben: ‘wat is dat?’, ‘hoe kan dat?’ en

‘waarom is dat zo?’. Deze vragen zullen allereerst alleen maar problemen oproepen, want je

1 Ook al leven we in een tijd van grote verwarring, laat ik mij niet verleiden tot uitgebalanceerde nuanceringen.

Om het met ds. C. Stelwagen te zeggen: “de Gereformeerde Gezindte gaat kapot aan evenwichtigheid!”. Men

neme mijn woorden dan ook serieus en zoals ze er staan: kennis van Christus is ‘kennis van Christus’ en geen

‘valse kennis van Christus’, o.i.d.

Page 4: 'U bent mijn Burcht'

© Michel Pauw Psalm 91 Documentum 16.4 (2003-2004)

3

zult erachter komen dat ze nog geen eens gemakkelijk te beantwoorden zijn. Maar als je

vervolgens gaat proberen om die vragen zelf te gaan beantwoorden, dan zul je zien dat dat

vaak nog lukt ook.

Een preek over psalm 91

Al enige tijd geleden hoorde ik een preek over Psalm 91:9. De tekst luidt:

“Want Gij, HEERE! zijt mijn Toevlucht! Den Allerhoogste hebt gij gesteld tot uw Vertrek.”

Voor de dienst begon, las ik de Schriftlezing door en dacht ik na over vers 9 in het bijzonder.

“Hé, wat vreemd!” dacht ik, “de ene keer ‘Gij’, de andere keer ‘gij’. En dat wel in één adem,

in één zin. Zoals het er nu staat, zijn er twee aangesprokenen. Als je de psalm in zijn geheel

leest, zie je dat er in heel de psalm voortdurend van perspectief gewisseld wordt. Tussen vers

1 en 2, tussen 2 en 3, tussen 8 en 9, in vers 9. En op het laatst (vanaf vers 14) wordt plotseling

in de 3e persoon enkelvoud gesproken in plaats van in de 2

e persoon enkelvoud.

Dit vroeg om een verklaring en ik wachtte de preek af. Toen de preek afgelopen was, had ik

echter nog geen antwoord op mijn vragen en bleef psalm 91 voor mij een gesloten psalm: ik

begreep haar niet. Totdat ik eens ging opschrijven wat er nu eigenlijk gebeurde in deze psalm.

We zullen zien, dat het in deze psalm van zeer groot belang is om er op te letten wie er in

welk vers aan het woord is.

Voor het verder lezen is het raadzaam om de hele psalm ernaast te leggen. Lees hem maar

eens een keer door, vóórdat je verder gaat met dit artikel.

Belofte

De psalm opent in vers 1 met een algemene waarheid:

“Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des

Almachtigen.”

Met dit indrukwekkende parallellisme prijst de psalmdichter zijn God, Die rust geeft aan ieder

die tot Hem komt. Er klinkt diezelfde verademing in door als in Ps. 2. Nu is het intrigerende

van deze psalm, dat deze uitspraak nu eens niet in de eerste plaats geldt voor mensen die

mogen leven vanuit de zekerheid van het geloof. Zoals we zullen zien is deze uitspraak een

verkondiging om mensen juist tot God te brengen.

Page 5: 'U bent mijn Burcht'

© Michel Pauw Psalm 91 Documentum 16.4 (2003-2004)

4

In deze tijd zullen er onder de lezers zijn die dit jaar belijdenis zullen doen of misschien al

hebben gedaan. Ik hoop dat met name zij wat aan deze psalm zullen hebben, een psalm die

hen veel te zeggen heeft!

Aarzeling

Laten we eens kijken wat de verkondiging uit het eerste vers oproept en teweegbrengt. We

lezen in vers 2:

“Ik zal tot den HEERE zeggen: Mijn Toevlucht en mijn Burcht! mijn God, op Welken ik

vertrouw!”

Herken je deze situatie? “Als de Heere mij die genade geeft, zal ik Zijn Naam belijden. Maar

ik vind het nu nog zo moeilijk. Ik durf het nog niet zo goed, maar wel is het mijn grootste

verlangen om Zijn Naam te belijden en om Hem mijn Toevlucht te noemen, mijn Burcht, mijn

hoog Vertrek. Eigenlijk is Hij ook de enige tot Wie ik mijn toevlucht kan nemen, want tot wie

zou ik anders gaan (Joh. 6:68)”.

In vers 2 is ook zo’n iemand aan het woord. Hij heeft de verkondiging uit vers 1 gehoord,

maar durft nog niet vrijmoedig Gods Naam te belijden. Hoe weet ik dat? Door wat er komen

gaat in vers 9. We zullen straks een opmerkelijk verschil zien tussen vers 2 en 9, hoewel er

dezelfde woorden worden gebruikt.

Aarzelend zegt de spreker van vers 2 in antwoord op de verkondiging van Gods belofte, dat

hij de Naam des Heeren zal belijden, dat hij God zijn Toevlucht en zijn Burcht zal noemen.

Maar nu kan hij dat nog niet.

Bemoediging

De psalmdichter zou echter geen prediker zijn als hij de spreker van vers 2 in zijn twijfel laat.

Hij gaat de spreker aanmoedigen en aansporen. Hoe doet hij dat? Door hem erop te wijzen dat

hij er goed aan doet om zijn toevlucht tot God te nemen. Het is alsof hij zegt: ‘Ja, doe dat

toch, want …’

“Want Hij zal u redden

van den strik des vogelvangers,

van de zeer verderfelijke pestilentie.

Hij zal u dekken met Zijn vlerken,

Page 6: 'U bent mijn Burcht'

© Michel Pauw Psalm 91 Documentum 16.4 (2003-2004)

5

en onder Zijn vleugelen zult gij betrouwen;

Zijn waarheid is een rondas en beukelaar.

Gij zult niet vrezen

voor den schrik des nachts,

voor den pijl, die des daags vliegt;

voor de pestilentie, die in de donkerheid wandelt;

voor het verderf, dat op den middag verwoest.

Aan uw zijden zullen er

duizend vallen,

en tien duizend aan uw rechterhand;

Tot u zal het niet genaken.

Alleenlijk zult gij het met uw ogen aanschouwen;

en gij zult de vergelding der goddelozen zien.”

In maar liefst zes verzen wordt de spreker van vers 2 er als het ware toe gedrongen om zijn

toevlucht tot de Heere te nemen. Hij zal geen betere redder en beschermer kunnen wensen! Ik

wil dat de psalmdichter graag nazeggen en deze woorden meegeven aan hen die nu nog staan

vóór hun belijdenis.

Belijdenis

Welke vrucht heeft deze pastorale bewogenheid van de dichter? We lezen dat in vers 9a:

“Want Gíj, HEERE! zijt mijn Toevlucht!”

Kon de persoon in het tweede vers die vrijmoedigheid nog niet opbrengen en sprak hij nog

over zijn belijdenis in de toekomende tijd, nú doet hij voor de tweede keer zijn mond open,

maar dan met meer vrijmoedigheid. Het Hebreeuwse woordje ki (‘want’) kun je ook met ‘ja’

vertalen: “Ja, HEERE, Gíj zijt mijn Toevlucht!” (met de nadruk op ‘Gij’). Tegenover zoveel

goedheid van God, kan hij niet zwijgen. Stelde hij eerst nog zijn belijdenis uit. In vers 9a

komt het daadwerkelijk tot belijden: de Heere is de Enige tot wie hij zich kan wenden voor

verlossing. Denk aan psalm 121: “Mijn hulp is van de HEERE, Die hemel en aarde gemaakt

heeft!” Het was deze diepe belijdenis die de gelovigen van het Oude Testament zo typeert en

waarvan in de Psalmen zo gezongen wordt. Lees maar na: Ps. 46:2, 124:8, 146:5.

Page 7: 'U bent mijn Burcht'

© Michel Pauw Psalm 91 Documentum 16.4 (2003-2004)

6

Belijdenis … en dan …?!

Met blijdschap hoort de psalmdichter de belijdenis aan. Hij zegt dan ook:

“Den Allerhoogste hebt gij gesteld tot uw Vertrek”

Nu is duidelijk, waarom er in dit ene vers 9 een ‘Gij’ en een ‘gij’ voorkomt. Je bent geneigd

elk vers achter elkaar door te lezen, alsof die door één spreker werd uitgesproken. Maar dat is

hier nu juist net niet de bedoeling. Het is het misleidende van het verzensysteem. Psalmen zijn

poëzie, een spel met woorden, met zinnen. Probeer dan ook het poëtische in de Psalmen te

ontdekken, want dan worden veel dingen duidelijk.

De prediker is blij, maar hij gaat verder. Vóór de belijdenis had hij aangespoord tot belijden,

nu bevestigt hij de belijdenis:

“U zal geen kwaad wedervaren,

en geen plaag zal uw tent naderen.

Want Hij zal Zijn engelen van u bevelen,

dat zij u bewaren in al uw wegen.

Zij zullen u op de handen dragen, opdat gij uw voet aan geen steen stoot.

Op den fellen leeuw en de adder zult gij treden,

gij zult den jongen leeuw en den draak vertreden.”

We zien hier wat het antwoord van de prediker is op de belijdenis. Merk op wat een grootse

taal hier gesproken wordt en welk een zegen de belijder hier meekrijgt! Mag ik dit als een

spiegel voorhouden: hoe wordt een belijder van de Naam des Heeren in onze gemeenten

ontvangen? Door de predikant, door de gemeente? Wordt hij/zij ook bemoedigd door de

predikant, toegezongen door de gemeente en omringd door het gebed van predikant en

gemeente?

Page 8: 'U bent mijn Burcht'

© Michel Pauw Psalm 91 Documentum 16.4 (2003-2004)

7

De grootste zegen

Het mooiste komt echter nog. Het is al mooi dat de prediker de vrijmoedigheid heeft om de

belijder zo troostrijk en bevestigend toe te spreken. Mag ik tussen de regels door opmerken,

dat dit de bijbelse lijn is met betrekking tot belijdenis doen?! De belijdenis uit vers 9a komt

uit het hart en daarom kan de prediker de belijder ook zo troostvol en bemoedigend

toespreken. Daarom kan de dichter ook een stapje terug doen om het woord aan God te laten:

“Dewijl hij Mij zeer bemint, spreekt God, zo zal Ik hem uithelpen;

Ik zal hem op een hoogte stellen, want hij kent Mijn Naam.

Hij zal Mij aanroepen, en Ik zal hem verhoren;

in de benauwdheid zal Ik bij hem zijn.

Ik zal er hem uittrekken, en zal hem verheerlijken.

Ik zal hem met langheid der dagen verzadigen,

en Ik zal hem Mijn heil doen zien.”

God laat Zich niet onbetuigd, maar Hij doet de belijder Zijn belofte ervaren. Merk op dat het

nu niet de dichter, maar God Zelf is Die gaat spreken. Gods kinderen zullen Zijn nabijheid

ervaren, al kunnen ze zich soms erg verlaten voelen. Maar de belofte van Gods hulp blijft

overeind staan. Opnieuw de bijbelse lijn: wie Gods Naam belijdt, bemint Hem zeer. En

daarom – staat er immers in vers 14 – zal God hem uithelpen.

Conclusie

Laten we nog eens samenvatten hoe deze psalm in elkaar zit:

vs. 1: algemene uitspraak

vs. 2: wens/verlangen/voornemen van de belijder

vs. 3-8: aansporing en bemoediging door de psalmdichter

vs. 9a: daadwerkelijke belijdenis

vs. 9b-13: bevestiging van de belijdenis door de psalmdichter

vs. 14-16: bevestiging door God.

Page 9: 'U bent mijn Burcht'

© Michel Pauw Psalm 91 Documentum 16.4 (2003-2004)

8

Als we deze psalm nu in het geheel bezien, waar valt dan de nadruk op? Op het centrum van

de psalm en dat is vers 9a2: het belijden van de Naam des HEEREN! Let wel, het accent valt

niet op de aarzeling en de twijfel, maar integendeel juist op de aansporing en de bemoediging.

Epiloog

De pracht en de schoonheid die ik in deze psalm heb ontdekt, wilde ik graag delen. Ik hoop

dat het een beetje is gelukt. Wat ik ook hoop, is dat je hebt gezien hoe je psalmen moet lezen

als poëzie, als spel met woorden. En hoe je kunt putten uit de rijkdom van de Schrift door

eenvoudig de wie-, wat-, hoe- en waarom-vraag te stellen.

Tenslotte hoop ik dat je niet blijft steken bij de esthetische schoonheid van deze psalm en van

de Schrift in het algemeen, maar dat je het zelf ter harte zult nemen als verkondiging aan jouw

adres.

2 Aan vers 9 gaan acht verzen vooraf en als we vers 9b erbij rekenen, volgen er ook acht verzen op. Dus vers 9a

is inderdaad het centrum van deze psalm.