Twentse Taalbank · FAMILIENAMEN lN OVERIJSEL (2) Namen met klein, groot, olde, nije, enz. Ik begin...

16
FAMILIENAMEN lN OVERIJSEL (2) N amen m et klein, groot, olde, nije, enz. Ik begin met het citeren van twee passages uit het overijselse en hetgeldersedeel van het NRF, toevallig in beide gevallen blz. 54 van de inleiding. Dit staat in het over ij selse deel: "Tot slot wil ik nog twee types van familienamen noemen die, ofschoon minder belangrijk dan de namen op -huis en -ink en die met te/ter/ten, stellig ook een bijdrage kunnen leveren tot het naamkundige portret van de provincie Overijsel. Ze zijn nog onvoldoende onderzocht en ik moet hier dus vol- staan met een voorlopig signalement. We hebben bij beide types te ma- ken met woordgroepen van adjectief plus substantief, die ook kunnen samengroeien tot vaste woordkoppelingen. Bij het eerste type is het adjectief klein of groot (dus b.v. Klein Wassink, Groot Blumink), bij het tweede type old (oud) of nij (nieuw). De adjectieven treden dik- wijls, bij het tweede type zelfs meestal, op in verbogen vorm, dus kleine(n), groote(n), olde(n), nije(n), nieuwe(n), en kunnen verschil- lende spellings- en klankgestalten hebben (klijn, kleyn, kleen, ool-, ouwe enz.). Het substantief dat op het adjectief volgt is in verreweg de meeste gevallen een oude boerderijnaam. Wanneer er vroeger bij een boerenbedrijf op de een of andere wijze een verdubbeling, een 'filiaal- vorming' optrad, ontstond de behoefte om de beide gelijknamige boer- derijen b.v. door een toegevoegd adjectief van elkaar te onderscheiden. Toen de boerderijnamen familienamen werden, kreeg de bewoner van de boerderij Klein Wassink de familienaam Klein Wassink en die van Groot Blumink de familienaam Groot Blumink. Het ontstaan en de verspreiding van de boerderijnamen met klein/groot of old/nij is een zaak van his- torisch onderzoek. In een repertorium van moderne familienamen kan alleen een indirecte bijdrage tot dit historisch onderzoek geleverd worden door de vaststelling van de tegenwoordige verspreidingspatronen van de met klein/groot of old/nij gevormde familienamen ••.• Het is op- vallend dat deze twee verspreidingspatronen zo totaal verschillend zijn. 12 Twentse Taalbank

Transcript of Twentse Taalbank · FAMILIENAMEN lN OVERIJSEL (2) Namen met klein, groot, olde, nije, enz. Ik begin...

Page 1: Twentse Taalbank · FAMILIENAMEN lN OVERIJSEL (2) Namen met klein, groot, olde, nije, enz. Ik begin met het citeren van twee passages uit het overijselse en hetgeldersedeel van het

FAMILIENAMEN lN OVERIJSEL (2)

Namen met klein, groot, olde, nije, enz.

Ik begin met het citeren van twee passages uit het overijselse en

hetgeldersedeel van het NRF, toevallig in beide gevallen blz. 54

van de inleiding. Dit staat in het over ij selse deel: "Tot slot wil ik

nog twee types van familienamen noemen die, ofschoon minder belangrijk

dan de namen op -huis en -ink en die met te/ter/ten, stellig ook een

bijdrage kunnen leveren tot het naamkundige portret van de provincie

Overijsel. Ze zijn nog onvoldoende onderzocht en ik moet hier dus vol­

staan met een voorlopig signalement. We hebben bij beide types te ma­

ken met woordgroepen van adjectief plus substantief, die ook kunnen

samengroeien tot vaste woordkoppelingen. Bij het eerste type is het

adjectief klein of groot (dus b.v. Klein Wassink, Groot Blumink), bij

het tweede type old (oud) of nij (nieuw). De adjectieven treden dik­

wijls, bij het tweede type zelfs meestal, op in verbogen vorm, dus

kleine(n), groote(n), olde(n), nije(n), nieuwe(n), en kunnen verschil­

lende spellings- en klankgestalten hebben (klijn, kleyn, kleen, ool-,

ouwe enz.). Het substantief dat op het adjectief volgt is in verreweg

de meeste gevallen een oude boerderijnaam. Wanneer er vroeger bij een

boerenbedrijf op de een of andere wijze een verdubbeling, een 'filiaal­

vorming' optrad, ontstond de behoefte om de beide gelijknamige boer­

derijen b.v. door een toegevoegd adjectief van elkaar te onderscheiden.

Toen de boerderijnamen familienamen werden, kreeg de bewoner van de

boerderij Klein Wassink de familienaam Klein Wassink en die van Groot

Blumink de familienaam Groot Blumink. Het ontstaan en de verspreiding

van de boerderijnamen met klein/groot of old/nij is een zaak van his­

torisch onderzoek. In een repertorium van moderne familienamen kan

alleen een indirecte bijdrage tot dit historisch onderzoek geleverd

worden door de vaststelling van de tegenwoordige verspreidingspatronen

van de met klein/groot of old/nij gevormde familienamen ••.• Het is op­

vallend dat deze twee verspreidingspatronen zo totaal verschillend zijn.

12

Twentse Taalbank

Page 2: Twentse Taalbank · FAMILIENAMEN lN OVERIJSEL (2) Namen met klein, groot, olde, nije, enz. Ik begin met het citeren van twee passages uit het overijselse en hetgeldersedeel van het

Dat van de old/nij - namen vertoont verwantschap met dat van de - huis­

namen : de grootste concentraties bevinden zich in het noordoosten

van Twente, de gemeenten Tubbergen, Denekamp, Weerselo, Oldenzaal en

Losser. Een verspreidingspatroon als dat van de klein/groot - namen

zijn we daarentegen nog niet eerder tegengekomen : hierbij liggen de

topgemeenten in het zuidwesten van de provincie, Diepenveen, Bath­

men en Raalte." Uit de inleiding van het gelderse deel sluit hier -

bij het volgende aan: "De gelderse en overijselse gemeenten met een

relatief hoog percentage klein/groot- namen- dragers lijken samen een

ietwat gebogen zone te vormen, van zuidoost naar noordwest. Wij

hebben de neiging dit merkwaarig gevormde klein/groot - namen-gebied

in samenhang te zien met het 'erachter' gelegen twentse old/nij­

namen-gebied . ..• In het twentse 'kerngebied' onderscheidde men

blijkbaar twee gelijknamige boerderijen van elkaar met 'old' en 'nij',

in de achterhoeks-sallandse 'periferie' met 'groot' en 'klein' . His­

torisch onderzoek zal deze indruk moeten toetsen en ook eventueel

vaststellen welke van beide wijzen van onderscheiding als de oudste

moet gelden. (Een dialectgeograaf is geneigd in een 'kerngebied ' een

'vernieuwing' en in een 'periferie' een 'relictsituatie' te verwach­

ten.)"

Ik heb verschillende redenen om op het in deze twee citaten ge­

zegde terug te komen . Het wemelt erin van de voorzichtigheidsformules

- 'onvoldoende onderzocht', 'voorlopig signalement', 'historisch onder

zoek zal deze indruk moeten toetsen', enz . - en toch is met name in

mijn tweede citaat mijn woordkeus niet voorzichtig genoeg geweest.

Woorden als 'kerngebied' en 'periferie' grijpen vooruit op een expan­

siologische interpretatie en in de laatste, tussen haakjes geplaatste

zin heb ik ook al met zoveel woorden gezegd waar deze interpretatie

op neerkomt: het 'kerngebied', in Twente, zou erop wijzen dat de old /

nij-namen ten opzichte van de klein/groot-namen een 'vernieuwing'

representeren, de achterhoeks-sallandse 'periferie' bewaart daarte­

genover een 'relictsituatie' waarbij de old / nij-namen nog geen kans

hebben gekregen de klein/groot-namen te verdringen. Dat moet allemaal

nog 'getoetst' worden, zeker, maar het is in alle voorlopigheid toch

13

Twentse Taalbank

Page 3: Twentse Taalbank · FAMILIENAMEN lN OVERIJSEL (2) Namen met klein, groot, olde, nije, enz. Ik begin met het citeren van twee passages uit het overijselse en hetgeldersedeel van het

maar alvast gezegd: Hebben de old/nij-namen ook formeel iets in zich

wat op een 'vernieuwing' zou kunnen wijzen? Hebben anderzijds de

klein/groot-namen iets typisch- archaisch aan te bieden? Er wordt niets

over gezegd, er wordt alleen maar een beroep gedaan op de ervaring van

de dialectgeograaf. Dat is echter niet voldoende. Geen criticus heeft

bij mijn weten nog geprotesteerd maar ik protesteer nu zelf tegen de

voorbarigheid van mijn interpretatie.

Er is evenwel nog iets wat mij achteraf is gaan hinderen. In het

eerste citaat is de zin: "De adjectieven treden dikwijls, bij het

tweede type zelfs meestal, op in verbogen vorm", niet bijzonder nauw­

keurig. Men behoeft in de naamregisters de kolommen met Klein, Kleine,

Groot, Groote, Olde, Oude enz. maar vluchtig te overzien om op te mer­

ken dat bij het 'type' old/nij de verbogen vorm weliswaar regel is,

bij het 'type' klein/groot echter veeleer uitzondering. En dit geeft

aanleiding tot de vraag: wat is eigenlijk het wezenlijkste onderscheid

tussen de beide 'types' ? Is dit onderscheid materieel, een zaak van

verschillende 'naamgevingsmotieven ' , of is het formeel: 'adjectief

mét - e' tegenover 'adjectief zónder - e'? Zolang deze vraag niet beant­

woord, of zelfs maa r gesteld is , moet het onvoorzichtig heten om

Klein-, Kleine-, Kleinen- als varianten van het 'type' klein/groot

en bloc te stellen t egenover Old-, Olde-, Olden- als varianten van het

'type' old/nij. Misschien immers zal men Klein- en Old- wel tezamen

moeten brengen onder de noemer 'adjectief zónder - e' en plaatsen tegen­

over Kleine- en Olde- die samen horen bij 'adjectief mét -e' . Dat

klein/groot en old/nij, als materieel-gekenmerkte types behande l d, re­

delijk overtuigende verspreidingspatronen hebben opgeleverd - zie de

kaarten 8 en 9 in NRF VI, 54, kaart 6 in NRF VII I , 54- bewijst nog

niet dat de types ook juist geformuleerd zijn. Enerzijds kan Kl eine­

maar zo betrekkelij k weinig hebben bij te dragen tot het type 'adjec ­

tief mét -e ' - waarin Olde- domineert -, anderzijds kan Old- ook maar

zo'n gering onderdeel vormen van het type 'adjectief zónder -e' -

waarin Klein- domineert -, dat het er praktisch niet veel toe doet of

men Kleine- en Old- op de goede of op de verkeerde hoop deponeert . Het

beeld van een verspreidingspatroon is tenslotte tamelijk globaal, en

14

Twentse Taalbank

Page 4: Twentse Taalbank · FAMILIENAMEN lN OVERIJSEL (2) Namen met klein, groot, olde, nije, enz. Ik begin met het citeren van twee passages uit het overijselse en hetgeldersedeel van het

men kan zich wel een aantal vergissingen en onvoorz i chtigheden ver ­

oor l oven zonder dat het patroon er onherkenbaar door wordt. Hebben we

echter de t ype s jui s ter geformuleerd en onze geografische s tatistiek

d ienovereenkomstig gecorrigeerd, dan ~ s e r a ll e kans dat de ver s pre i ­

dingspatronen nog sprekender zullen worden. Dat e r "twee t ypes van

familienamen" zij n en dat zi j i eder " een bi j drage kunnen l everen t ot

het naamkundige portret van de provinc i e Over ijsel" , i s i e ts dat

ap r i ori we l vaststaat. De j uiste formu l ering van d i e " t wee types" moet

ec hter , verre van e lk aprior i, een zaak zijn van sta t i s t isch expe r i­

ment. Daarom sc hri j f ik nu di t a rtike l. Exper imenteren ka n men be t er

in een ti j dschr i ft doen dan in een documen t ai r ha ndboek .

Mijn we rkhypothese is dan d itmaal: e r zij n naamkund i g te onder­

scheiden ad j ectivisch bepaa l de sameng este l de name n met verbogen én

met onverbogen - of geap ocopee rd - eer s t e l i d. I n welk opz i ch t de

al dan ni e t adj ect i vi sche -e aan de same nges t elde naam een ve r sch il­

lende kr acht en k lank heeft gegeven, is een prob leem dat i k heb la ten

rus ten. ' Naamkundig te onderscheiden' i s een vage u i td r ukk i ng maar i k

wilde , dit keer, wel een beetje vaag b l ijven. Voorzichtigheidshalve

heb ik intussen tot het type 'adjectief mét -e' al l een de namen met

Kleine-, Groote-, Olde-, Oude- enz . gerekend en niet die met Kleinen-,

Grooten-, Olden-, Ouden- enz . Uit een oogpunt van naamgeving kán het

immers verschil gemaakt hebben, -e of -en. De schaarse namen met Hoo­

ge-, Lage- en Jonge-, die de gemeentelij ke percentage s nauwelijks

ergens kunnen beinvloeden, heb ik terwille van het formele principe

wé l meegerekend. Het gaat bij Hooge Venterink en Jonge Poerink immers

om geen ander s oort namen dan Kleine Wiecherink en Olde Bekkink .

Aldus ingeperkt en uitgebreid heeft het type 'adjectief mét - e'

naar mijn berekening in Overijsel de volgende gemeentelijke percen­

tages gehaald; Weerselo 8,07, Tubbergen 6,46, Losser 5,86, Oldenzaal

4,55, Denekamp 4,38, Ootmarsum 3,02; Borne 2,95; Raalte 1,92, Hengelo

1,34, Stad Delden 1,31; Enschede 0,92, Ambt Delden 0,77, Heino 0,77,

Den Ham 0,72, Diepenheim 0,74, Almelo 0,66. Wanneer wij deze geogra­

fische statistiek vergelijken met het beeld van kaart 9 in NRF VI, dan

kunnen wij opmerken dat in Twente de verschillen maar zeer gering zijn

15

Twentse Taalbank

Page 5: Twentse Taalbank · FAMILIENAMEN lN OVERIJSEL (2) Namen met klein, groot, olde, nije, enz. Ik begin met het citeren van twee passages uit het overijselse en hetgeldersedeel van het

16

1. Kleine, Groote enz.

(adjectief mét -e)

-, ' ' \

.) (

I /

.... /

D 0-0.49 I2Ll 0.50 - 0.99 rrm 1 .oo - 1.99 001 2.00 - 2.99 • 3.00 en hoger

Twentse Taalbank

Page 6: Twentse Taalbank · FAMILIENAMEN lN OVERIJSEL (2) Namen met klein, groot, olde, nije, enz. Ik begin met het citeren van twee passages uit het overijselse en hetgeldersedeel van het

Tubbergen, Denekamp, Weerselo, Oldenzaal en Losser hebben er als zesde

'zwarte' gemeente het kleine Ootmarsum- enclave in Denekamp -bij

gekregen. Borne, Hengelo, Stad en Ambt Delden, Enschede, Almelo zijn

allemaal in dezelfde klasse van arcering gebleven. Haaksbergen, Goor,

Rijssen, Wierden en Vriezenveen waren bij de oude formulering van het

type 'wit' en zijn het bij de nieuwe formulering nog. Men ziet hoe

weinig een 'sprekend' kaartbeeld bewijst voor de juistheid van de

formulering! Maar in het zuiden, in de drie naast elkaar liggende ge­

meenten Diepenheim, Markelo en Holten, is het nieuwe beeld toch wel

duidelijk anders geworden: Diepenheim is afgezakt tot de lichtste ar­

cering en Markelo en Holten zijn helemaal 'wit' geworden. Op kaart

9 werd het 'type' old/nij in deze gemeenten dus hoofdzakelijk be­

volkt met dragers van Old-, Oud-, Nij-, Olden-, Ouden-, Nijen-namen .

Er zijn als gevolg van de nieuwe formulering geen Kleine- en Groote­

namen bijgekomen om de opengevallen plaatsen in te nemen. Het zuid­

westen van Salland vormt nu samen met Holten, Markelo, Goor, Rijssen,

Wierden, Vriezenveen èn Hellendoorn - de laatste gemeente is door het

verlies van Nijen Twilhaar, 32 man, beneden het halve procent geko­

men- één groot centraal-overijsels 'wit' blok, krachtig contrasterend

met het nog iets imposanter geworden 'zwarte' blok in het noorden van

Twente. Westelijk van het centrale 'witte' blok liggen dan nog de

sallandse gemeenten Raalte en Heino, de eerste met een zwaarder ge­

worden arcering, de tweede van niet gekomen tot iet dankzij Groote

Beumeren Grote Gansey, allebei goed voor IJ naamdragers. Den Ham

vormt een soort vlotbrug tussen Noord-Twente en Noord-Salland . Als

het 'adjectief mét -e' oud is - en wat kan daar eigenlijk tegen plei­

ten? -kunnen zowel Noord -Twente als Noord-Salland 'relictgebied'

zijn en kan het type in Centraal-Overijsel van het zuiden uit ver­

drongen zijn. Steunt de geografische statistiek van het type 'adjec­

tief zónder -e' misschien ook dit vermoeden?

Dit zijn de percentages van dat type: Diepenveen 4,17, Bathmen

3,60, Holten 3,31 , Markelo 3,10; Raalte 2,36; Diepenheim 1,88, Ommen

1,72, Hellendoorn 1,66, Den Ham 1,52, Haaksbergen 1,27, Wijhe 1,24,

Olst 1,10; Wierden 0,97, Rij ssen 0,92, Deventer 0,81, Heino 0,81,

17

Twentse Taalbank

Page 7: Twentse Taalbank · FAMILIENAMEN lN OVERIJSEL (2) Namen met klein, groot, olde, nije, enz. Ik begin met het citeren van twee passages uit het overijselse en hetgeldersedeel van het

18

Kle in, Groot e n z.

(adjectief zónder -e)

\ \

_./

D 0-0.49 ~ 0.50- 0.99 ITIIl 1.00 - 1 .99 ffm 2.00 - 2.99 • 3.00 en hoger

Twentse Taalbank

Page 8: Twentse Taalbank · FAMILIENAMEN lN OVERIJSEL (2) Namen met klein, groot, olde, nije, enz. Ik begin met het citeren van twee passages uit het overijselse en hetgeldersedeel van het

Ambt Delden 0,80, Stad Delden 0,69, Goor 0,68, Hardenberg 0,62, Borne

0,52 . Bij vergelijking met kaart 8 - klein/groot - in NRF VI consta­

teren we dat de nieuwe formule wel een heel ander beeld heeft opge l e­

verd. Van de 'zwarte' gemeenten zijn alleen Diepenveen en Bathmen

gelijk, maar Raalte is gedaald en Holten en Markelo zijn geklommen.

Het 'zwarte' blok is daardoor echter wel veel sprekender geworden,

vanzelfsprekender ook: het lijkt wel of het door de Schipbeek bepaald

wordt. Diepenheim en Haaksbergen, Ambt Delden, Goor en Borne hebben

alle hun niveau gehandhaafd, de eerste twee op J tot 2%, de laatste

drie op 0,5 tot 1%. Maar afgezien dan nog van Stad Delden, dat de

lichtste arcering heeft gekregen, is verder heel Twente 'wit'! Juist

de 'zwarte' gemeenten van de vorige kaart- Tubbergen, Denekamp, Oot­

marsum, Weerselo, Oldenzaal, Losser - zijn op de kaart van 'adjectief

zónder -e' zo 'wit ' als het maar kan, zonder één twijfelgeval! Omge­

keerd zijn de 'zwarte' gemeenten van deze kaart op die van 'adjectief

mét -e' allemaal 'wit'. Het contrast is compleet en ook, om zo te

zeggen, complementair. Het centraal-overijselse 'witte' blok van de

vorige kaart is op die we nu voor ons hebben vrijwel geheel met arce­

ring gevuld, alleen Vriezenveen blijft 'wit'. In vergelijking met de

classificatie van de klein/groot-kaart, 8, is Wierden echter afge­

daald. Het vormt een overgang naar het 'witte ' Twente, net als Rijs­

sen, Borne en Delden. Al met al maakt het verspreidingspatroon van het

type 'adjectief zónder -e' onmiskenbaar de indruk van een uitbreidings­

gebied. Er lijkt een gerichtheid in te zitten, een expansierichting,

van zuidwest naar noordoost. De percentages dalen in die richting op­

merkelijk geleidelijk: Diepenveen 4,17, Raalte 2,36, Ommen 1,72, Har­

denberg 0,62, Gramsbergen 0,31. Vergelijk daarmee eens Twente: Haaks­

bergen 1,27, Enschede 0,31, Losser 0,19, Denekamp 0,28! Daar is van

expansie geen sprake.

Het is op geen enkele manier te beredeneren dat het type 'adjec­

tief mét -e' een 'vernieuwing' zou moeten zijn. Woordgroepen van ad­

jectief plus substantief zullen toch wel in eerste instantie gevormd

zijn door de samenvoeging van een substantief met een verbógen ad­

jectief. Pas in tweede instantie, en dat is dan wel een 'vernieuwing',

19

Twentse Taalbank

Page 9: Twentse Taalbank · FAMILIENAMEN lN OVERIJSEL (2) Namen met klein, groot, olde, nije, enz. Ik begin met het citeren van twee passages uit het overijselse en hetgeldersedeel van het

zal een ' adjectief zónder - e ' de plaats van het verbogen adjectief

hebben ingenomen. Kl ein is als adjectief een oude ja-stam en heeft

daardoor in de oudere taal - en ook nog in het achterhoeks dat Gallée

in 1895 beschreef - als ónverbogen vorm kleine gehad . Juist de Klein­

namen leveren het leeuwenaandeel van het type 'adjectief zónder -e',

en juist bij die Klein-namen is de 'vernieuwing' het duidelijkst , om­

dat 'zonder -e ' hier niet zo maar 'onverbogen' kan betekenen . Er is

een vermoedelijk analogische apocopering in het spel geweest - de

bijzonderheden daarvan kunnen we in het midden laten - en de naamge­

ving heeft in een bepaalde tijd in een bepaalde streek juist de nieuwe

geapocopeerde vorm gebruikt . In welke tijd en in welke streek? De

vraag naar de tijd moeten we nog onbeantwoord laten, de vraag naar de

streek is eigenlijk al beantwoord door de geografische statistiek : het

land aan de Schipbeek, het zuidoverijselse en vooral Zuidwestsallandse

grensgebied, en natuurlijk , aan de andere kant van de provinciegrens,

het noorden van de Achterhoek . Vandaar moet de 've rnieuwing' wel in

noordoostelijke richting zijn ' uitgestraald ' . Deze interpretatie ver­

klaart de gecombineerde verspreidingspatronen van 'adjectief mét -e'

en 'adjectief zónder -e ' in Overijsel werkelijk volledig en zonder

enige gewrongenheid, en op een afstand en minder volledig ook de ge­

combineerde kaartbeelden van klein/ groot en old/nij, die geacht kunnen

worden in hoofdzaak dezelfde verspreidingspatronen te reflecter en.

Maar we zijn weer wat te voorbarig geweest, we moeten ook nog voor

de Achterhoek de kaart voltekenen volgens de nieuwe formule. Met de

kaart van het type 'adjectief mét -e' zijn we dan wel heel gauw klaar,

want er is maar één achterhoekse gemeente die voor een arcering - van

de lichtste soort - in aanmerking komt : Ruurlo 0,60%. Tussen d i t Ruur­

lo en het overijselse Diepenheim ligt nog Borculo, dat het tot 0,48%

brengt. Alle andere achterhoekse gemeenten blijven beneden de 0,40,

de meeste ver daaronder. Met de kaart van het type 'adjectief zónder

-e' zijn we eigenlij k ook gauw klaar, want die blijkt maar heel weinig

te verschillen van kaart 6, klein/groot, in NRF VIII . ' Zwart' zijn :

Ruurlo 5 , 00, Eibergen 4,59, Vorden 4 , 39, Laren 4,00, Hengelo 3,79,

Groenlo 3,63, Lichtenvoorde 3,63 en bij k l ein/groot was het niet anders.

20

Twentse Taalbank

Page 10: Twentse Taalbank · FAMILIENAMEN lN OVERIJSEL (2) Namen met klein, groot, olde, nije, enz. Ik begin met het citeren van twee passages uit het overijselse en hetgeldersedeel van het

De arcering van 2 tot 3% krijgen: Zelhem 2,53, Borculo 2,50, Gorssel

2,20, Neede 2,00, en ook nog, dat is nieuw, Hummelo 2,04. De arcering

van I tot 2% is voor de gemeenten: Warnsveld 1,44, Steenderen 1,44,

Lochem 1,39, Brummen 1,25, Aalten 1,23, Dinxperlo 1,06, Voorst 1,04,

wat afgezien van de opklimming van Hummelo weer gelijk is aan het

kaartbeeld van klein/groot. Bijna - er is één naamdrager tekort - had

ook Winterswijk nog deze arcering kunnen krijgen en dat zou ons dan

estetisch zeker bevredigd hebben (de drie naast elkaar liggende ge­

meenten Dinxperlo, Aalten en Winterswijk met dezelfde ' kleur':). Nu

echter is Winterswijk met 0,99% eerste der laatsten . Er volgen nog:

Wisch 0,68, Weh l 0,62, Doesburg 0,61, Epe 0,54, Gendringen 0,53,

Zutphen 0,5 2 . Hiervan zijn Wehl en Doesburg nieuw. Ze grenzen allebei

aan het opgeklommen Hummelo en geven samen daarmee aan dit hoekje

van de kaart een zekere accentverzwaring.

Het verspreidingspatroon van het type 'adjectief zónder -e' ~s ~n

Overijsel eigenlijk interessanter dan in de Achterhoek, maar in dit

laatste gebied , kennelijk de basis waarvan de 'vernieuwing' is 'uit­

gestraald', is het gemiddelde niveau wel hoger. Men vergelijke: in

de Achterhoek 7 'zwarte ' gemeenten en een hoogste percentage van

5,00, in Overijsel maar 4 gemeenten, en 4,17 als hoogste percentage;

in de Achterhoek 4 gemeenten van 2 tot 3%, in Overijsel maar één

enkele; in de Achterhoek echter 7 gemeenten van I tot 2% tegen ook

7 ~n Overijsel; en in de Achterhoek 7 gemeenten van 0,5 tot 1% tegen

9 in Overijsel. De percentages van de stedelijke gemeenten liggen

aanzienlijk lager dan die van hun landelijke omgeving - zie Zutphen,

Deventer, Goo r, Lochem - zoals dat meestal het geval is bij autoch­

tone vernieuwingen. Overigens valt het op dat zelfs de gemiddeld ho­

gere percentages van het type 'adjectief zónder -e' in de Achterhoek

nog lang niet het topniveau bereiken van het type 'adjectief mét - e '

in Twente . Bij het laatstgenoemde type is er geen geleidelijke op­

klimming en afdaling van laag naar hoog en van hoog naar laag. Dat

is misschien wel typisch voor een 'relictsituatie' .

Heb ik door mijn statistisch experiment de "twee types van fami­

lienamen", die aanvankelijk, maar zeker ten onrechte, als een klein/

21

Twentse Taalbank

Page 11: Twentse Taalbank · FAMILIENAMEN lN OVERIJSEL (2) Namen met klein, groot, olde, nije, enz. Ik begin met het citeren van twee passages uit het overijselse en hetgeldersedeel van het

groot- en een old/nij-type te boek waren gesteld, definitief beter

kunnen karakteriseren? Beter in elk geval - want de volgens de nieuwe

formule getekende kaartjes zijn 'beter', overtuigender- maar het

definitieve van de karakteristiek staat nog niet vast. Een defini ­

tieve karakteristiek kan pas gegeven worden op grond van een histo­

risch onderzoek dat uit de textuele gegevens nauwkeurig vaststelt

wat er, in tijd en in ruimte, werkelijk gebeurd is. De geografische

statistiek van de moderne familienamen is slechts een - geens zins

ondubbelzinnige ! - aanduiding van het historische verloop. Een met

zekerheid herkenbaar element van dit historische verloop lijkt mij

intussen wel de terugdringing van het type 'adjectief mét -e' -of

hoe dan ook nader te formuleren -door het type 'adjectief zónder -e'

- of hoe dan ook te formuleren. De ze terugdringing is te vergelijken

met die van het woord luttik(e) , lutke , lutje door het woord klein(e) ,

dat oorspronkelijk helemaal geen 'klein' heeft betekend (verg. eng .

c l ean ). Het heeft zin in dit verband juist deze parallel te noemen,

omdat ik ook op dit punt in de inleiding van het overijselse deel

van het NRF een steek heb laten vallen. Daarom nog een afzonderlijk

woordje over luttik , enz .

Op blz . 57 van het genoemde deel staat te lezen: "Ter completering

van het beeld moet ik nog vermelden dat bij de klein-namen niet die

met lutje, lutke en luttik zijn geteld. De dragers van de laatste

namen - die in vergelijking met de dragers van de klein-namen maar

een nietige groep vormen - woonden bij de volkstelling van 1947

hoofdzakelijk ~n Twente, n.l. in de gemeenten Enschede -hier verre­

weg de meeste - Losser, Denekamp, Tubbergen, Weerselo en Hengelo.

Klankvorm en spelling van verschillende lutje-namen doen aan import

uit Nederduits gebied denken, een reden te meer om de lutje/lutke/

luttik-namen te scheiden van de klein/groot-groep, die haar ontstaan

immers juist te danken schijnt te hebben aan een autochtoon Overij ­

sels (=Gelders?) naamgevingsgebruik ." Hierbij zij nu opgemerkt dat

het niet-meetellen van de lutje/lutke/luttik-namen ongemotiveerd is

geweest. Want al bevinden zich daaronder wel import-namen - LÜtge,

Lutkehaus, Lutkenhaus en nog een enkele -, de meerderheid mag toch

22

Twentse Taalbank

Page 12: Twentse Taalbank · FAMILIENAMEN lN OVERIJSEL (2) Namen met klein, groot, olde, nije, enz. Ik begin met het citeren van twee passages uit het overijselse en hetgeldersedeel van het

zeker autochtoon-overijsels heten. Dit keer zijn de lutje/lutke/lut­

tik-narnen wél meegeteld, die met lutje, lutke bij het type 'adjectief

rnét -e', die met luttik bij 'adjectief zónder -e'. Mijn al te aprio­

ristische interpretatie van het kaartbeeld-klein/groot 'oud', old/

nij 'vernieuwing' - heeft mij destijds ook al te voortvarend lutje,

enz., met eenzelfde 'kerngebied' als old/nij, als 'jong' doen opvat­

ten, jongere import van over de grens. Ik kon een 'vernieuwing' old/

nij niet met een 'oud' lutje, enz. rijmen. Nu echter het type old/

nij, gereïnterpreteerd tot het type 'adjectief rnét -e', geenszins een

'vernieuwing' maar integendeel 'oud' blijkt te zijn, kunnen de 'oude

rechten' van lutje, enz. ook weer erkend worden, van harte! De ge­

meentelijke percentages van de namen met lutje, enz. zijn de volgende:

Ootmarsurn 1,11; Tubbergen 0,86, Denekamp 0,61, Losser 0,60; Weerselo

0.56, Enschede 0,32, Markelo 0,32. Opvallend is dat Oldenzaal niet

en Enschede wél meedoet. En Markelo ook, ditmaal. Tussen Enschede en

Markelo liggen Hengelo en Ambt Delden, die het allebei maar tot om­

streeks 0,10% kunnen brengen. Toeval kan echter de presentie van Mar­

kelo niet zijn, want aan de andere kant van de provinciegrens, in

het noordoosten van de Achterhoek, vinden we een aaneengesloten groep

van vier gemeenten met percentages die, in dit verband, het noemen

waard zijn: Eibergen 0,65, Groenlo 0,60; Borculo 0,35, Neede 0,24.

Historische bewijsplaatsen van luttike zijn in overvloed te vinden

in het Schattingsregister van Twente van 1475, uitgegeven door Huls­

hoff. Zo in het gebied van de tegenwoordige gemeente Denekamp een

'Lutteke Agelo' tegenover een 'Grote Aglo', een 'Luttike Velt' tegen­

over een 'Groete Velt' (blz. 22). Zo in Losser een 'Luttike Kaver­

wyck' tegenover een 'Groete Kaveryck' (blz. 35), een 'Luticke Bevers­

borch' tegenover een 'Grote Beversborch' (blz. 37), een 'Luttike

Hulst' tegenover een 'Groete Hulst" (blz. 41). Zo in Markelo een

'Luttike Plecht' tegenover een 'Grote Plecht' en een 'Luttike Werse'

tegenover een 'Grote Werse' (blz. 58/9). Ook in het zuidwesten van

Salland kwamen in de 15de eeuw echter nog dergelijke namen voor. Zo

in Diepenveen tegenover elkaar 'tguith tho Lutticken Baerle' en

'tguith tho Grote Baerle', 'tguith tho Luttecken Zworrnen' en 'tguith

23

Twentse Taalbank

Page 13: Twentse Taalbank · FAMILIENAMEN lN OVERIJSEL (2) Namen met klein, groot, olde, nije, enz. Ik begin met het citeren van twee passages uit het overijselse en hetgeldersedeel van het

24

3 . Lutke, Lutje enz.

D 0-0.19 lZZl 0.20 - 0.49 mo.so- 0.99 • 1.00 en hoger

Twentse Taalbank

Page 14: Twentse Taalbank · FAMILIENAMEN lN OVERIJSEL (2) Namen met klein, groot, olde, nije, enz. Ik begin met het citeren van twee passages uit het overijselse en hetgeldersedeel van het

tho grote Swormen', 'Lutticken Douwelde' en 'tguith tho groten Douwel­

de' (Ov. Markerechten III, 20, blz. 5/6/7) . Curieus is dat in datzelf­

de Diepenveen op het eind van de 15de eeuw nog sprake is van 'die

Luttike Hunne' en in 1628 van 'Kleyne ter Hunne' (Ov . Markerechten

III, 21, blz. 2/14) . De verdringing van het ene woord door het andere

is hier wel zonneklaar en ook bij benadering dateerbaar: 16de eeuw.

Dit houdt niet in dat de verdringing van het type 'adjectief rnét -e'

door het type 'adjectief zónder -e' in de streek langs de Schipbeek

nu ook precies in de 16de eeuw zou moeten hebben plaatsgevonden . In­

tegendeel, 'Kleyne ter Hunne ' , 1628, zou er een aanwijzing voor kun­

nen zijn dat de apocopering, ofschoon dezelfde expansierichting vol ­

gend als de vervanging van het woord luttik(e) door het woord klein(e) ,

toch als 'vernieuwing' van wat later daturn is.

Historisch onderzoek zal van geval tot geval hebben vast te stellen

hoe oud de samengestelde Klein-namen zijn, en ook of zij in de plaats

zijn getreden van een Kleine- of Luttike-naam danwel direct als Klein­

naam gevormd zijn. In het reeds geciteerde Schattingsregister van

1475 vind ik dat er toen in Woelde - tegenwoordig gemeente Hengelo -

een kate Abbenburen gelegen was. Als corresponderende 'hedendaagse

naam' wordt daarnaast opgegeven: "Groot Buren, Klein Buren en Nieuw

Buren". Dit schi jnt toch wel op een latere splitsing van het erf te

wijzen waarbij de Groot-, de Klein- en de Nieuw-naam ontstaan zijn .

In Wiene, gemeente Ambt Delden, lag een erf Pepsleer, hedendaagse

naam "Groot en Klein Bepseler", verder een Eghesteren Kathe, heden­

daagse naam "Eksterkotte en Klein Eksterkotte", een kathe Ruweier waar­

bij wordt aangetekend: "Roelder en Klein Reelder zijn versnipperd". Zo

staan ook in Grote Buren (Deldener Es) tegenover een kathe Wieherding

uit 1475 een "Groot Wicherink en Klein Wicherink" van heden, tegenover

een historisch Hubbelding een modern "Groot Hobbeling en Klein Hobbe­

ling". Bij het erf Assing van 1475 wordt aangetekend: "Groot Assink.

Het huis is in 1922 afgebroken. Klein Assink bestaat nog." In Markelo

lag het erf Lovelding, tegenwoordig "Groot en Klein Leuverink". Histo­

rische achtergrond bij moderne overijselse familienamen met Klein- en

Groot- bieden al deze gegevens vooralsnog nauwelijks, want de meeste

25

Twentse Taalbank

Page 15: Twentse Taalbank · FAMILIENAMEN lN OVERIJSEL (2) Namen met klein, groot, olde, nije, enz. Ik begin met het citeren van twee passages uit het overijselse en hetgeldersedeel van het

van de genoemde boerderijnamen zal men tevergeefs, als familienaam,

in NRF VI zoeken en bij wel voorkomende namen als Klein Wiecherink

(Hengelo), Kleine Wiecherink (Enschede, Haaksbergen, Losser), Kleine

Wicherink mag men niet zonder nader onderzoek aannemen dat zij de oude

naam van de kate Wieherding uit de Deldener Es voortzetten. Het woord

is aan de historici .

Oude gegevens voor de Achterhoek zijn te halen uit F. Schreuder,

Hengelo Gelderland Duizend Jaar (1963). De schrijver geeft op blz. 19

vgg. een volledige opsomming van 'de huizen' naar het "Quoijer van die

Verpondingedes Kerspels Hengelo", uit het jaar 1656. Daarbij bevinden

zich de volgende namen: Lenderink, Cleyn Lenderink; Groot Jebbink,

Klein Jebbink; Grote Geltink, Kleijne Geltink; Grote Sessink, Kleijne

Sessink; Grote Holte, Kleijne Holte; Kleijne Bannink; Groot Ellerdink,

Kleijn Ellerdink; Grote Mentinck, Kleijne Mentinck; Hesselink, Cleijne

Hesselink; Grote Celle, Kleijne Celle; Grote Gotink, Cleijne Gotink;

Groote Smeink, Cleijn Smeink; Groote Wassink, Cleijn Wassink; Groote

Roesink, Cleijn Roesink; Kleijn Regelink . Evenals uit het diepenveense

gegeven uit 1628 blijkt uit deze opsomming wel dat het type 'adjec­

tief zónder -e' het in het midden van de 17de eeuw nog niet over de

hele linie gewonnen had. Bij 'klein' houden de vormen mét en zónder

-e elkaar vrijwel in evenwicht, bij 'groot' zijn die mét - e nog verre

in de meerderheid . Bij één van de genoemde huizen is de 'filiaalvor­

ming' - en daarmee ook de nieuwe naamgeving - dateerbaar. Op blz . 30

tekent Schreuder aan: "'t Goet te Zelle wordt voor het eerst genoemd

in 1326: eigenaar Pelgrim van Zelle .. . . In 1473 vindt een splitsing

plaats in Grote en Cleijne Zelle. Het Grote Zelle komt dan in handen

van Derich Mennink."

Ook in de opsomming van de "voornaamste boerderijen" uit de achter­

hoeksegemeente Zelhem die J. Broekhuysen heeft gegeven op blz. 2 van

zijn Studies over het Dialect van Zelhem, 1950, kennelijk op grond

van de hedendaagse situatie, ontbreekt het type 'adjectief mét -e' nog

steeds niet geheel. Ik schrijf de namen die in het verband van mijn

artikel van belang zijn over : Reugebrink, Klein Reugebrink; Groot Wan­

ninkhage, Klein Wanninkhage; De Groote Biesthorst, Kleine Beesthorst;

26

Twentse Taalbank

Page 16: Twentse Taalbank · FAMILIENAMEN lN OVERIJSEL (2) Namen met klein, groot, olde, nije, enz. Ik begin met het citeren van twee passages uit het overijselse en hetgeldersedeel van het

Groot Luykink, Klein Luykink; Willink, Ni'j Willink; Oldenhave, Ni'jen

have; Klein Bettink; Groot Essink; Hallerdiek, Klein Hallerdiek. Op­

merkelijk is dat in een van de twee namen die 'adjectief mét - e ' heb ­

ben ook het lidwoord van bepaaldheid 'erbij hoort'. Eigenlijk is hier ­

bij het proces van 'iso lering' dat tot de naamgeving behoort nog niet

afgelopen: de naam is nog een normale syntactische groep. Zo ook l n

de boerderijnaam Den Olden Schreur.

* * *

Maar deze imitatie vormt toch maar één zijde van het experiment . De andere zijde

is de cr eatie, het zuiver scheppende experiment . Tot dit zuivere exper iment met

de streektaal is alleen de oorspronkelijke dichter in staat, die gedrongen wordt

door de innerlijke noodzaak van zijn scheppende persoonlijkheid. Zijn experiment

is er tegelijk een met de taal en met de ziel , op de wijze van een Geerten Gos ­

saert . Deze oorspronkeli jke dichter is enerzijds geestelijk gebonden aan de tra­

ditie van zijn gewest , maar anderzijds ook een artiest die leeft in zijn eigen

tijd. Hij moet de traditie van zijn streektaal bezweren tot de kunstenaar die hij

zelf is, zodat hij in de streektaal voltooid kan worden en de streektaal in hem.

De kunstenaar die geroepen is tot streektaaldichter zal er geen behoef te aan voe­

len om nationale of internationale modevormen te imiteren , hoe uitdrukkelijk deze

zichzelf ook als "experimenteel " mogen afficheren . Hij heeft het experiment irroners

al veel volkomener in zichzelf. Ieder woord, dat het hem lukt te spreken als eigen

woord, iedere geslaagde regel of strofe, die opgebouwd is uit de onverbruikte

klanken en vormen van zijn dialect , is voor hem een Gossaertiaans experiment met

taal èn ziel, met traditie èn persoonlijkheid. Hij verhult zich als modern per­

soonlijk dichter in de man tel van een traditioneel , streekgebonden idioom, maar

er is niemand die hem niet naar stem en gebaar her kent . Indien iemand in deze tijd

recht heeft zichzelf een experimenteel dichter te noemen, dan is het de waarachtige,

oorspronkelijke streektaaldichter, bij wie irroners wel in zeer bijzondere zin al

wat geschiedt voor het eerst geschiedt . Zoals Gossaert de meest tachtigste tachti ­

ger was , omdat hij zich vermomde als Bilderdijk, zo is de streektaaldichter de

meest moderne modernist , omdat hij zich vermomt als provinciaal .

('t Swieniegeltje, jg. 3, 1957, blz . 4)

27

Twentse Taalbank