TOVENARIJ... · 2020. 3. 16. · Begrijpend lezen TOVENARIJ Schrijver Paul Biegel Toen de moeder...
Transcript of TOVENARIJ... · 2020. 3. 16. · Begrijpend lezen TOVENARIJ Schrijver Paul Biegel Toen de moeder...
Begrijpend lezen
TOVENARIJ
Schrijver Paul Biegel
Toen de moeder van Anders de volgende ochtend zijn kamertje binnenkwam, vond ze zijn bedje leeg.
Ze begon hem overal te zoeken. Ze zocht op straat en in het hele dorp, maar het jongetje was
nergens meer te vinden. Als ze omhoog gekeken zou hebben,
dan had ze misschien een donzen veertje gezien, dat door een
windvlaag werd voortgeblazen, hoog hoog hoog boven de
huizen in de richting van het bos. Maar ze zou er toch niets bij
gedacht hebben. Toen de kapper ’s zaterdags de mannen hun
stoppelbaard afschoor, zei hij steeds: ‘Het is mij een raadsel
waar die jongen gebleven is. Alle deuren zaten nog op slot. Hij
is zeker het raam uitgevlogen.’ De man met de akelige
kraakstem antwoordde: ‘Tovenarij is het, dat zeg ik je.
Tovenarij.’ Wat daarvan waar was? We zullen eens zien wat er
met Anders was gebeurd.
Toen hij de volgende ochtend wakker werd, dacht hij eerst
dat hij gewoon in bed lag. Maar het was een vreemd en
pluizig bed. Hij richtte zich op en keek om zich heen. Overal
was het blauw: links, rechts, voor, achter, boven, en hij had
het gevoel dat hij zweefde. Toen keek hij naar beneden, maar daar was geen vloer. ‘Help, ik vlieg, ik
zweef, ik val!’ riep hij.
Zo was het ook. Anders vloog door de blauwe lucht op een donzen veer die zo ontzaglijk groot was,
dat het dikke jongetje met zijn brilletje nauwelijks zo zwaar was als een mier. Als ik er maar niet afval,
dacht hij angstig. Toen ging de wind liggen en de veer begon te dwarrelen. Harder en harder. Anders
tolde in het rond, een mallemolen van de kermis was er niets bij. Hij werd duizelig en misselijk, zijn
armen en benen werden slap en hij verloor zijn houvast. Met een zwaai gleed hij van de veer af en
viel naar beneden in een draaiende groene massa.
Gelukkig kwam hij maar met een zachte bons op de grond terecht. De duizeligheid hield op en hij
keek om zich heen. Zo’n vreemd bos had hij nog nooit gezien: de bomen waren hel groen, hadden
helemaal geen takken en stonden zo dicht op elkaar dat je er nauwelijks door kon. Waar ben ik?
dacht Anders. Wat is er toch gebeurd? Hij begon zich tussen de stammen door te worstelen. Die
waren niet allemaal rond, sommige hadden zelfs scherpe kanten en Anders moest veel klimmen en
klauteren om vooruit te komen. Na een tijd ging hij zitten om zijn brilletje schoon te vegen en opeens
hoorde hij een stemmetje: ‘Hé, hé, waar zit je?’
‘Veertje!’ schreeuwde Anders. Hij herkende duidelijk de
stem van het meisje in het witte japonnetje en de
bonten pantoffeltjes, dat de vorige avond op zijn
vensterbank was verschenen. Hij tuurde tussen de
bomen door, maar zonder bril zag hij slecht. Hij
meende even iets wits te zien, maar toen de bril weer
op zijn plaats zat, was er geen spoor meer van te
bekennen.
naar Ik wou dat ik anders was, Paul Biegel, Uitgeverij Holland
4 Vul het schema aan met de gegevens uit het verhaal.
TOVENARIJ Paul Biegel
Personages Hoofdfiguren Anders
Andere figuren _____________________ _____________________
_____________________
Verhaal Inleiding
(plaats, situatie)
____________________________________________
____________________________________________
Midden Probleem Anders is verdwenen.
Slot _____________________________________________
Taalwijs
En hoe ging het verder met Gawain en meester Ambrosius? Na een feestelijke nacht in de herberg kon het tovertornooi eindelijk beginnen. De tovenaars waren er klaar voor.
1 Onderstreep de persoonsvorm tweemaal.
Een koude wind ging door de zaal toen de deur openwaaide.
Een ijzige kou vulde de ruimte.
Bij de deur stonden drie mannen.
Ze droegen lange blauwe gewaden met gouddraad.
Samen kwamen de twintig tovenaars overeind.
Ze maakten een diepe buiging.
Gawain en de andere leerlingen deden hetzelfde.
De drie magiërs gingen aan een kleine tafel zitten.
Met kleine slokjes dronken ze een beker warme wijn.
2 Onderstreep het onderwerp eenmaal.
Kruis het getal van het onderwerp aan.
enkelvoud meervoud
De tovenaars liepen naar de tafel.
Hij nam het grote spreukenboek.
Magiër Primus sprak kort en bondig.
Dronken ze een beker warme wijn?
3 De samenstellingen zijn onderstreept. Noteer uit welke woorden ze zijn samengesteld.
De Grote Bijeenkomst kon beginnen. De
tovenaars liepen naar de tafel. Ze legden
hun hand op het spreukenboek. Zo waren
ze ingeschreven voor het tovertornooi.
Magiër Primus sprak kort en bondig. ‘De
grote samenkomst is geopend. Moge de
beste tovenaar winnen!’
Het startsein was gegeven. De tovenaars
gingen buiten om zich klaar te maken voor
de eerste proef. Het klaarleggen van het
materiaal was voor Gawain zijn rekening.
Meester Ambrosius checkte nog even zijn
toverstaf. Hij wilde het tornooi koste wat
kost opnieuw winnen.
___________________ + __________________
___________________ + __________________
___________________ + __________________
___________________ + __________________
___________________ + __________________
4 Vul de passende afleiding in.
slijkerige – gelukkig – mistige – magische – vermoeidheid –
eindelijke – lange – kletterende – zware – puntige – knallende
_____________________ kon het tornooi echt beginnen. De tovenaars stonden stil op het
_____________________ veld. Ze vormden twee _____________________ rijen, met
twintig meter tussen iedere tovenaar. De startproef was de weerproef. De tien tovenaars die
als eerste hun _____________________ toverhoed verloren, lagen uit het tornooi. Allen
zouden ze hun strafste __________________ inzetten. Al snel klonken __________________
donderslagen. Het veld veranderde bijna onmiddellijk in een_____________________ boel.
Het regende, het hagelde en het stormde. Maar toveren is een _____________________
bezigheid. Na een tijdje begon de _____________________ toe te slaan. Ambrosius kreeg,
met een _____________________ klap, een hagelbol op zijn hoofd. Even zag hij sterretjes
vliegen. _____________________ haalde hij met een wervelwentelspreuk Nocturnus
onderuit.
5 Kruis aan welk soort woord het onderstreepte woord is.
lid
wo
ord
bijv
oeg
lijk
naa
mw
oo
rd
zelf
stan
dig
n
aam
wo
ord
zelf
stan
dig
n
aam
wo
ord
/
eige
nn
aam
we
rkw
oo
rd
In een volgende proef moesten de tovenaars hun leerjongens laten zweven. Liefst zo hoog mogelijk. Gawain at niet veel. Hij beperkte zich tot een appel. Het leek hem geen goed idee om met een volle maag aan de proef te beginnen. Hij wilde niet te zwaar wegen en vooral niet misselijk worden. De tien tovenaars stonden op een rij. Tegenover hen stonden hun leerlingen. Gawain voelde koude zweetdruppels langs zijn ruggengraat naar beneden lopen. Ambrosius concentreerde zich. Hij strekte zijn armen en prevelde zijn geheimzinnige spreuken. Langzaam werd Gawain opgetild. Tijdens de eerste meters viel het vliegen nog wel mee, maar hogerop werd het best wel eng. Al snel vielen enkele leerlingen uit de lucht. Ze vielen zacht in het slijkerige veld.
6 Zoek de magische woorden in de woordzoeker.