Toekomstbestendig maken publieke mediadienst · 2016. 10. 31. · de NPO en de afzonderlijke...

43
11 Toekomstbestendig maken publieke mediadienst Aan de orde is de behandeling van: - het wetsvoorstel Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met aanvullingen bij het toekomstbestendig maken van de landelijke publieke mediadienst ( 34459 ). De voorzitter: Ik heet de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van harte welkom in de Eerste Kamer. De beraadslaging wordt geopend. De heer Atsma (CDA): Voorzitter. Vandaag debatteren we voor de zoveelste maal over het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst. Toen we hier eerder dit jaar voor het eerst over spraken, was dit de ambitie: het moest toekomstbe- stendig worden. Uiteindelijk is het debat afgerond met vooral vraagtekens en onduidelijkheden. Dat heeft tot de aanvullingen geleid die de staatssecretaris vandaag in dit huis verdedigt. Het zijn aanvullingen op de Mediawet, die al in de Tweede Kamer zijn gepasseerd. De staatssecretaris kreeg eerder dit jaar van deze Kamer een onvoldoende op de inhoud. We mogen, denk ik, ook stellen dat hij een onvoldoende kreeg voor het proces. Het wetgevingsproces was voor de CDA-fractie aanleiding om eerder dit jaar nee te zeggen tegen het voorstel van de staatssecretaris. Dat de Kamer instemde met het voorstel was niet zozeer om hetgeen voor de landelijke publieke omroep op papier was gezet op korte termijn te realiseren. Daar zouden immers aanvullingen voor komen. De instemming was vooral bedoeld om de regionale omroepen in Nederland steviger grond onder de voeten te geven. De ironie van vandaag is dat juist nu we praten over het wetsvoorstel in zijn aangevulde vorm, de regionale omroepen recent de stekker uit het project hebben getrokken. Ik kom daar straks op terug. Onder druk van de Kamer heeft de staatssecretaris toege- zegd dat hij met een aanvullend wetsvoorstel zou komen. Daar spreken we vandaag over. Ik ben de staatssecretaris erkentelijk voor het feit dat hij in veel opzichten naar de Kamer heeft geluisterd. Hij is met een aantal verbeteringen gekomen die ook de CDA-fractie aanspreken. De verbeterin- gen hadden hier en daar misschien nog een tikkeltje beter en anders gekund, maar over het algemeen vindt de CDA- fractie dat de wet er door de aanvullingen op vooruit is gegaan. Zijn er geen kanttekeningen? Jazeker zijn er kanttekeningen. Het is ons nog steeds onduidelijk hoe de verhouding tussen de NPO en de afzonderlijke omroepen geborgd wordt. Borging is in meerdere opzichten een woord dat de afgelo- pen maanden is teruggekomen bij de behandeling van dit wetsvoorstel. Daarover gaat ook vandaag een van de belangrijkste vragen die wij de staatssecretaris zouden willen stellen. In het aanvullende wetsvoorstel wordt ver- duidelijkt hoe de staatssecretaris de sturende rol van de NPO ziet ten opzichte van de omroepen, maar wat precies de reikwijdte is van die sturende rol is iets wat nog steeds met een aantal vragen wordt omgeven. Zijn de omroepen nu echt in staat om zelf zorg te dragen voor de vorm en de inhoud van de programma's? Zijn zij zelf verantwoordelijk voor wat zij op radio en televisie, digitaal of via het net zouden willen brengen? Mogen zij zelf bepalen wie pro- gramma's presenteert? Ik weet dat er de afgelopen maanden meerdere gesprekken zijn geweest tussen de staatssecretaris en de omroepen over de vraag hoe je de wet zou moeten duiden en hoe de NPO daarmee zou moeten omgaan. Er blijft echter nog steeds een aantal vraagtekens staan. Wij zouden daarom de staatssecretaris met klem willen vragen om uit te leggen hoe die borging van het grondwettelijke recht — laat ik het hier nog maar eens benadrukken — van de omroepen is verankerd. Het is niet voor niets dat AVROTROS, KRO, NCRV en omroep MAX, de omroepen die samen een meerderheid van de leden hebben, dit een- en andermaal naar voren hebben gebracht, en ook bezorgd zijn. Zoals de staatssecretaris in zijn eerdere toelichting in deze Kamer heeft verduidelijkt en nu op papier heeft gezet, moet de NPO in gesprek gaan met het publiek. De publieksbetrok- kenheid moet worden verankerd. Natuurlijk is dat altijd goed en belangrijk, want ook als omroeporganisatie moet je altijd weten wat je doet en moet je aansluiten bij de wensen en verlangens van degenen die aan de andere kant van het beeld of de luidspreker zitten. De CDA-fractie stelt een- en andermaal de vraag of dit nu echt nodig is en of het in dit geval niet onnodig en overbodig is. Leidt het niet tot meer bureaucratie? Waarom stelt de CDA-fractie die vragen? Welnu, wij zijn er echt van overtuigd dat die 3,5 miljoen leden die zich bij de omroepen hebben aangesloten en zich verbonden voelen met ons publieke bestel, meer dan wie ook in staat zijn om aan te geven wat het publiek wil. Daarom zouden wij de staatssecretaris nog eens drin- gend willen vragen om vooral de omroepen en hun leden te betrekken bij datgene wat hij nu aan de NPO heeft gevraagd. Waar wij vooral tevreden over zijn is het feit dat de staats- secretaris heel goed heeft geluisterd en eigenlijk zijn oor- spronkelijke ambitie heeft teruggedraaid als het gaat om de selectie en benoeming van leden van onder meer de raad bestuur van de NPO en als het gaat om de wijze waarop de mensen die in de raden van toezicht een plek krijgen worden geworven. Het benoemen, schorsen en ontslaan van de leden van de raad van bestuur is nu voor- behouden aan de raad van toezicht. Het mag duidelijk zijn dat wij zeer toejuichen dat hiermee de directe invloed van het ministerie, van de minister en staatssecretaris van OCW en van de politiek in zijn algemeenheid op substantieel grotere afstand is gekomen dan in het verleden het geval was. Dat juichen wij toe. Wij hebben eerder al aangegeven dat het een absolute wens van de CDA-fractie was om die knip te maken. Wij vinden dat de staatssecretaris daar op een juiste manier invulling aan heeft gegeven. Dan heb ik nog een aantal opmerkingen over de positie van de regionale omroepen. Ik gaf al aan dat het wetsvoorstel zoals het eerder dit jaar aan de Kamer werd voorgelegd, hoe dan ook moest worden geaccepteerd, wegens het grote belang dat er voor de regionale omroepen op het spel 3-11-1 11 oktober 2016 EK 3 Toekomstbestendig maken publieke mediadienst Eerste Kamer

Transcript of Toekomstbestendig maken publieke mediadienst · 2016. 10. 31. · de NPO en de afzonderlijke...

  • 11Toekomstbestendig maken publiekemediadienstAan de orde is de behandeling van:- het wetsvoorstel Wijziging van de Mediawet 2008 inverband met aanvullingen bij het toekomstbestendigmaken van de landelijke publieke mediadienst ( 34459 ).

    De voorzitter:Ik heet de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur enWetenschap van harte welkom in de Eerste Kamer.

    De beraadslaging wordt geopend.

    De heer Atsma (CDA):Voorzitter. Vandaag debatteren we voor de zoveelste maalover het toekomstbestendig maken van de publiekemediadienst. Toen we hier eerder dit jaar voor het eerstover spraken, was dit de ambitie: het moest toekomstbe-stendig worden. Uiteindelijk is het debat afgerond metvooral vraagtekens en onduidelijkheden. Dat heeft tot deaanvullingen geleid die de staatssecretaris vandaag in dithuis verdedigt. Het zijn aanvullingen op de Mediawet, dieal in de Tweede Kamer zijn gepasseerd.

    De staatssecretaris kreeg eerder dit jaar van deze Kamereen onvoldoende op de inhoud. We mogen, denk ik, ookstellen dat hij een onvoldoende kreeg voor het proces. Hetwetgevingsproces was voor de CDA-fractie aanleiding omeerder dit jaar nee te zeggen tegen het voorstel van destaatssecretaris.

    Dat de Kamer instemde met het voorstel was niet zozeerom hetgeen voor de landelijke publieke omroep op papierwas gezet op korte termijn te realiseren. Daar zoudenimmers aanvullingen voor komen. De instemming wasvooral bedoeld om de regionale omroepen in Nederlandsteviger grond onder de voeten te geven. De ironie vanvandaag is dat juist nu we praten over het wetsvoorstel inzijn aangevulde vorm, de regionale omroepen recent destekker uit het project hebben getrokken. Ik kom daar straksop terug.

    Onder druk van de Kamer heeft de staatssecretaris toege-zegd dat hij met een aanvullend wetsvoorstel zou komen.Daar spreken we vandaag over. Ik ben de staatssecretariserkentelijk voor het feit dat hij in veel opzichten naar deKamer heeft geluisterd. Hij is met een aantal verbeteringengekomen die ook de CDA-fractie aanspreken. De verbeterin-gen hadden hier en daar misschien nog een tikkeltje beteren anders gekund, maar over het algemeen vindt de CDA-fractie dat de wet er door de aanvullingen op vooruit isgegaan.

    Zijn er geen kanttekeningen? Jazeker zijn er kanttekeningen.Het is ons nog steeds onduidelijk hoe de verhouding tussende NPO en de afzonderlijke omroepen geborgd wordt.Borging is in meerdere opzichten een woord dat de afgelo-pen maanden is teruggekomen bij de behandeling van ditwetsvoorstel. Daarover gaat ook vandaag een van debelangrijkste vragen die wij de staatssecretaris zouden

    willen stellen. In het aanvullende wetsvoorstel wordt ver-duidelijkt hoe de staatssecretaris de sturende rol van deNPO ziet ten opzichte van de omroepen, maar wat preciesde reikwijdte is van die sturende rol is iets wat nog steedsmet een aantal vragen wordt omgeven. Zijn de omroepennu echt in staat om zelf zorg te dragen voor de vorm en deinhoud van de programma's? Zijn zij zelf verantwoordelijkvoor wat zij op radio en televisie, digitaal of via het netzouden willen brengen? Mogen zij zelf bepalen wie pro-gramma's presenteert?

    Ik weet dat er de afgelopen maanden meerdere gesprekkenzijn geweest tussen de staatssecretaris en de omroepenover de vraag hoe je de wet zou moeten duiden en hoe deNPO daarmee zou moeten omgaan. Er blijft echter nogsteeds een aantal vraagtekens staan. Wij zouden daaromde staatssecretaris met klem willen vragen om uit te leggenhoe die borging van het grondwettelijke recht — laat ik hethier nog maar eens benadrukken — van de omroepen isverankerd. Het is niet voor niets dat AVROTROS, KRO, NCRVen omroep MAX, de omroepen die samen een meerderheidvan de leden hebben, dit een- en andermaal naar vorenhebben gebracht, en ook bezorgd zijn.

    Zoals de staatssecretaris in zijn eerdere toelichting in dezeKamer heeft verduidelijkt en nu op papier heeft gezet, moetde NPO in gesprek gaan met het publiek. De publieksbetrok-kenheid moet worden verankerd. Natuurlijk is dat altijdgoed en belangrijk, want ook als omroeporganisatie moetje altijd weten wat je doet en moet je aansluiten bij dewensen en verlangens van degenen die aan de andere kantvan het beeld of de luidspreker zitten. De CDA-fractie stelteen- en andermaal de vraag of dit nu echt nodig is en ofhet in dit geval niet onnodig en overbodig is. Leidt het niettot meer bureaucratie? Waarom stelt de CDA-fractie dievragen? Welnu, wij zijn er echt van overtuigd dat die 3,5miljoen leden die zich bij de omroepen hebben aangeslotenen zich verbonden voelen met ons publieke bestel, meerdan wie ook in staat zijn om aan te geven wat het publiekwil. Daarom zouden wij de staatssecretaris nog eens drin-gend willen vragen om vooral de omroepen en hun ledente betrekken bij datgene wat hij nu aan de NPO heeftgevraagd.

    Waar wij vooral tevreden over zijn is het feit dat de staats-secretaris heel goed heeft geluisterd en eigenlijk zijn oor-spronkelijke ambitie heeft teruggedraaid als het gaat omde selectie en benoeming van leden van onder meer deraad bestuur van de NPO en als het gaat om de wijzewaarop de mensen die in de raden van toezicht een plekkrijgen worden geworven. Het benoemen, schorsen enontslaan van de leden van de raad van bestuur is nu voor-behouden aan de raad van toezicht. Het mag duidelijk zijndat wij zeer toejuichen dat hiermee de directe invloed vanhet ministerie, van de minister en staatssecretaris van OCWen van de politiek in zijn algemeenheid op substantieelgrotere afstand is gekomen dan in het verleden het gevalwas. Dat juichen wij toe. Wij hebben eerder al aangegevendat het een absolute wens van de CDA-fractie was om dieknip te maken. Wij vinden dat de staatssecretaris daar opeen juiste manier invulling aan heeft gegeven.

    Dan heb ik nog een aantal opmerkingen over de positie vande regionale omroepen. Ik gaf al aan dat het wetsvoorstelzoals het eerder dit jaar aan de Kamer werd voorgelegd,hoe dan ook moest worden geaccepteerd, wegens het grotebelang dat er voor de regionale omroepen op het spel

    3-11-111 oktober 2016EK 3

    Toekomstbestendig maken publiekemediadienstEerste Kamer

  • stond. De CDA-fractie heeft in de debatten die daaraanvoorafgingen aangegeven dat de regionale omroepenallesbehalve op één lijn zaten. Ik moet vaststellen dat ditvandaag de dag ook nog zo is. Er was verdeeldheid tussende ondernemingsraden en redactieraden enerzijds endirecties en besturen anderzijds. Er was ook verdeeldheidtussen de omroepen onderling. Die verdeeldheid liep vannoord naar zuid en van oost naar west. Eén conclusie konje trekken, namelijk dat er allesbehalve één ambitie werduitgesproken door alle omroepen, hun besturen, hundirecties, hun ondernemingsraden en hun redactieradenover het gewenste, althans door de staatssecretaris zoomschreven doel.

    Wij zitten nu met de gebakken peren. De staatssecretarisheeft enkele weken geleden laten weten dat het aanvullendewetsvoorstel met betrekking tot de regionale omroepen ervooralsnog niet komt. De eerste vraag die ik dan zou willenstellen, luidt: is er al zicht op wanneer dat aanvullendewetsvoorstel wel komt? De staatssecretaris zegt dat deomroepen het onderling nog niet eens zijn met de gekozenstructuur. Dat leidt onherroepelijk tot de vraag wat ditbetekent voor de bezuinigingsopdracht. De staatssecretarisheeft eerder gezegd: als uitstel financiële gevolgen heeft,ga ik die compenseren. In de brief van vorige week heeftde staatssecretaris de Kamer geschreven dat er geen sprakeis van afstel, maar dat een en ander in een later traject als-nog zal worden opgepakt. Het is dus een vorm van uitstel.Betekent dit dat de omroepen een andere vorm van com-pensatie, dus meer compensatie, krijgen voor het opvangenvan wat hun in het vooruitzicht is gesteld? Blijft de bezuini-ging van 17 miljoen überhaupt staan? Hoe gaan wij nuverder? Er zijn omroepen die hebben gezegd: "Wij accepte-ren de bezuiniging en gaan gewoon los. Wat er in Den Haagwordt besloten horen en zien wij wel, maar wij gaan onzeeigen gang." De CDA-fractie is heel benieuwd hoe destaatssecretaris dit ziet. De staatssecretaris heeft ons vorigeweek geschreven dat er een concessiebeleidsplan van deRPO moet komen en dat daarna vervolgstappen wordengezet. Dat zal wel, maar wat is de RPO op dat moment, alsniet alle omroepen samen de handen uit de mouwen willensteken en samen verder willen gaan? Wat is de RPO? Watstelt deze voor? Wat zijn de taak en de bevoegdheid van dehuidige door de staatssecretaris inmiddels benoemde ledenvan de raad van toezicht? De CDA-fractie is daar ergbenieuwd naar, want het komt erg dubbel over.

    Het getuigt niet van de zorgvuldigheid die wij in eersteinstantie hebben bepleit dat het wetsvoorstel coûte quecoûte moest worden doorgezet. Nu zien wij dat er eigenlijkalleen maar brokken op de weg liggen. Wat is de stand vanzaken? Wat wordt de rol van de RPO? Hoe gaat de staatsse-cretaris verder? Wat heeft het proces gekost? Is het niet eentandeloze tijger? Misschien moet ik een ander woordgebruiken om de positie van de RPO te duiden. De CDA-fractie is daar erg benieuwd naar, maar vindt hoe dan ookdat de positie van de regionale omroepen in het algemeengeborgd moet worden, linksom of rechtsom. Zij zijn onsveel te dierbaar. Wij vinden dat die omroepen, die aan huneigen identiteit en hun zelfstandigheid hechten, hun plekmoeten kunnen blijven behouden

    Ten slotte nog een opmerking over het toegezegde overlegmet de provinsje Fryslân over de positie van Omrop Fryslân,in het bijzonder over de tweede rijkstaal, het Fries. Destaatssecretaris heeft eerder aangegeven dat er op kortetermijn bindende afspraken zouden worden gemaakt, wel-

    licht ook financiële afspraken. Wat is de stand van zakenop dit moment? Welke afspraken zijn er gemaakt en welkperspectief is er geboden? Wat is de rol van Omrop Fryslân,ook in het licht van de door de Kamer aangenomen motiemet betrekking tot deze omroep? Wat zijn de plaats en depositie van Omrop Fryslân binnen dat geheel? Als er nieuweontwikkelingen zijn, hoort de CDA-fractie dat graag. Wijmaken ons echt zorgen over de stappen die nu moetenworden gezet en over de vraag of er nog sprake is van vol-doende voortgang en vooral ook visie. Wij schatten in datop dit moment visie ten aanzien van de regionale omroepenontbreekt. Dat betekent maar één ding, namelijk dat zij opeigen kracht verder moeten.

    Mevrouw Gerkens (SP):Voorzitter. Wij spreken vandaag over de wijziging van hetpublieke mediabestel en de Mediawet. Het wetsvoorstelmoest met grote spoed door de Tweede Kamer en vervol-gens door de Eerste Kamer worden aangenomen. Toen indat debat bleek dat er voor een deel van de plannen vande staatssecretaris onvoldoende steun was, stelde hij voorom een deel daarvan meteen buiten werking te stellen,omdat de rest van die wet niet kon wachten. Ik moet con-stateren dat ook de rest van die wet nu door de staatssecre-taris is stilgelegd. De heer Atsma zei het net ook al.

    Ik geloof dat ik ook toen de term "broddelwerk" hebgebruikt. Mijn collega Van Dijk deed dat in de TweedeKamer toen ook. Om het geheugen op te frissen: eenbroddelwerkje is een proeflapje dat je maakt wanneer jeleert breien. Omdat je dan nog geen gelijkmatige stekenkunt maken, krijg je een lapje met te grote steken, met grotegaten erin, maar ook met te nauwe steken, waar het te strakzit. De vorige keer sprak ik over het proces. Nu moet ikconstateren dat ook het resultaat dat we hier vandaag zienbroddelwerk is geworden, met onduidelijkheden in dewetgeving als gaten en wringende besluiten als te nauwesteken. Dat is het resultaat van een wet waarin bijna iederefractie hier haar sporen heeft willen nalaten. Sommige ziendat als een goed behaald resultaat, maar de vraag blijft wathier nou uiteindelijk mee bereikt is. Deze wet geeft namelijknog steeds onduidelijkheid over de verhouding tussen deNPO en de omroepen en zet naast de ledenraden van deomroepen en de NPO nog een derde partij neer: deadviesraad. Hoe het met de regionale omroepen gaat, iscompleet duister. Ik weet dat die vraag vandaag niet voor-ligt, maar ik wil hier wel stipuleren dat de staatssecretarisalles op alles heeft gezet omdat juist dat deel van de wetin werking moest treden. Misschien kan hij dan wel ophel-dering geven over de vraag hoe het zit met die 8,5 miljoenwaarmee hij, vanwege de vertraging, de regionale omroe-pen zou helpen.

    Hoewel er geen geschreven regels zijn over hoe de EersteKamer haar taak moet opvatten, is er een reden dat mijnpartij de vorige keer heeft gezegd dat wij liever haddengezien dat de staatssecretaris de koninklijke weg hadgevolgd. Nu ligt er namelijk een wijziging op een wet diehoe dan ook door de Kamer moest, waar vele partijen hieraan hebben meegewerkt en waarvan het resultaat is dateen deel van de wet nooit in werking is getreden en eenander deel stilligt. Mij dunkt dat excuses hier misschien nietzouden misstaan. Maar ook zeg ik, met mijn collega, datdeze wijze van handelen ervoor gezorgd heeft dat dezeKamer de wet eigenlijk niet op zijn merites kan beoordelen,

    3-11-211 oktober 2016EK 3

    Toekomstbestendig maken publiekemediadienstEerste Kamer

  • want de fracties hebben hun naam eraan verbonden. Defacto ligt hier een wet die weliswaar een aantal problemenoplost en — de heer Atsma zei het al — een aantal bezwarenwegneemt die ook de SP-fractie had, maar in de kern het-zelfde is en ergens ook meer tegenstrijdigheid veroorzaakt.

    Ik ben vannacht half twee Nederlandse tijd vertrokken uitTbilisi, waar ik de indrukwekkende ervaring heb mogenmeemaken van het deelnemen aan een verkiezingsmissie.Het observeren van de missie behelst, zoals sommigen indeze Kamer weten, meer dan enkel op de dag zelf hetstemhokje observeren. Er wordt gekeken naar het heleverkiezingsproces. Georgië is een beginnende democratie.Daar moet men echt nog leren hoe dat democratische pro-ces moet worden ingericht. Vanzelfsprekend gaat dat nietvan een leien dakje. Dat hoorde ik van mensen die verteldenover hun observaties. Deze hadden kenmerken van onzedemocratie, maar dat terzijde. Van groot belang en vangrote betekenis is de vrije meningsvorming, ofwel deonafhankelijkheid van de media. Vaak wordt hier in hetdebat de vergelijking gemaakt met de staatsomroep inGroot-Brittannië, als een prachtig voorbeeld van hoe hetzou kunnen gaan. Zelden worden de ronduit slecht voor-beelden genoemd. We kennen bijvoorbeeld commerciëlezenders die politieke belangen hebben. We zien dat nu bijde verkiezingen in de Verenigde Staten.

    Mijn fractie maakt zich nog steeds grote zorgen over dezewet, juist op het punt van de vrije meningsuiting en deonafhankelijkheid. Ondanks de bewering van de staatsse-cretaris hebben we niet wettelijk geregeld dat er een vrijheidis in de keuze van presentatoren, de inhoudelijkheid vande programma's, de gasten of de onderwerpen. De staats-secretaris zegt dat dit naar voren zal komen in het coördina-tiereglement, maar dat reglement is er niet en we wetenook niet of het daadwerkelijk daar geregeld gaat worden.Als het daar al geregeld zou worden, dan is er nog geenenkele wettelijke basis voor de omroepen om zich teberoepen op die afspraken. Of is die onafhankelijkheidergens anders vastgelegd? Die essentiële omissie in de wetvalt mijn fractie zwaar. We hadden gehoopt dat de staats-secretaris tot een verstandigere keuze zou zijn gekomen inde afgelopen maanden. In plaats daarvan gooit hij de prin-cipes van de onafhankelijke media overboord en zet daar-mee meer op het spel dan de publieke omroep alleen. Dezestaatssecretaris gaat niet pal staan voor de onafhankelijk-heid van de publieke omroep. In plaats daarvan verkwanselthij deze in onze ogen.

    Mevrouw de voorzitter zal zich de heer G.B.J. Hiltermannnog herinneren. Ik doe dat ook. Hij was de man met dewekelijkse column "de wereld volgens G.B.J. Hiltermann".Hij sprak dat uit met bombastische stem. Hij bulderde overeconomische rampspoed door de linkse kabinetten. Daarte-genover hadden we Sonja Barend, die de andere kant vanhet verhaal wilde zien en vaak wat opgewonden haar gastenhet woord liet doen. Er was veelkleurigheid. Daar kan eendemocratie op groeien. Er waren vele meningen, vele kan-ten van één verhaal. Dat is de kracht van de diversiteit vande omroepen die wij kennen. Het zijn omroepen diegedragen worden door de leden. Zij kennen een ledenraad,ze kiezen een bestuur en ze stemmen met de voeten. Hetis merkwaardig dat de politiek nu zegt dat deze vorm vandemocratie niet gewenst is, dat deze leden van de omroe-pen kennelijk niet in staat zijn om wijze keuzes te maken endat er daarom ook nog een adviesraad moet komen. Onzefractie wil vragen wie er in die adviesraad gaat zitten en

    wie die adviesraad vertegenwoordigt. Hoe groot is die groepen wiens belangen worden daar vertegenwoordigd? Hoestaat die adviesraad in verhouding tot de leden van dieomroepen? Hoe voorkomen we dat deze adviesraad eenelitaire aangelegenheid gaat worden?

    Er is nog steeds onduidelijkheid over de invloed van deNPO op de inhoud en de keuze van presentatoren. Destaatssecretaris zegt dat dit niet kan, maar tijdens eenbehandeling in de Tweede Kamer zei hij ook dit: "Ik zie dater goede afspraken zijn gemaakt tussen de NPO enerzijdsen de omroepen anderzijds." Ik zeg erbij dat het om eendeel van de omroepen gaat. De staatssecretaris zei verder:"Zij hebben ook aangegeven het te vertalen in hun eigenreglementen. Dat is dus geen wet en regelgeving die erkomt, maar hun eigen operationalisering van de werkafspra-ken". Nu zou ik graag willen dat de staatssecretaris dit ver-duidelijkt. Kan het wettelijk nou absoluut niet? Zo ja, waarstaat het dan in de wet? Of kan het niet omdat het zo afge-sproken gaat worden? Als dat laatste het geval is, welkemogelijkheden heeft de staatssecretaris dan als dezeafspraken geen stand houden of een van beide partijen zichniet aan de afspraken houdt?

    De staatssecretaris is blij dat de taak van de publiekeomroepen teruggaat naar een paar kerntaken. Daarmeewordt de omroep onaantrekkelijker voor het grote publiek.Zoals ik al eerder zei, is de kracht van het publieke besteldat onze verenigingen een divers geluid kunnen laten horen.Het is de enige wijze waarop het publiek invloed kan uitoe-fenen op wat er op de televisie is. De staatssecretaris zegtdat het van belang is dat een deel van de bevolking, nietvertegenwoordigd door de leden, ook een kans krijgt, omdatdat deel zich niet herkent in de verenigingen. Ik wil hem ergraag op wijzen dat nog maar een paar jaar geleden diemogelijkheden veel ruimer lagen dan nu. Coördineren,stroomlijnen, afstemmen, maar juist ook sturen: dat zijnallemaal woorden die aangeven dat de NPO invloed zalhebben op onze omroepen en daarmee ook eenheidsworstzou kunnen creëren. Eenheidsworst maken van de publiekeomroep doet niet zozeer de publieke omroep geweld aan,maar de democratie, want het ontneemt de burgers demogelijkheid om invloed uit te oefenen op wat zij op detelevisie zien. De vervreemding van die publieke omroepzal eerder groter worden dan kleiner. Met deze adviesraadvreest mijn partij dan ook de komst van een eliteomroep.

    Daarom maak ik me nog grote zorgen over dit wetsvoorstel.Ik hoop dat deze Kamer nog eens goed wil nadenken ofalles wat wij zo graag wilden nu wel goed uitgewerkt in dewet staat en of de onafhankelijkheid van de media op dezewijze voldoende is geborgd. Ik kijk uit naar de reactie en deantwoorden van de staatssecretaris op mijn vragen hier-over.

    De heer Kops (PVV):Voorzitter. Vandaag aflevering 384 van dramaserie "DeMediawet". En zoals het bij televisieseries en dergelijkegebruikelijk is, volgt er allereerst een korte terugblik. Watging hieraan vooraf?

    In februari of maart van dit jaar spraken we in dit huis overhet oorspronkelijke wetsvoorstel, de eigenlijke Mediawet,zoals door de staatssecretaris bedoeld. Opvallend was datniet alleen de PVV-fractie, maar ook de andere partijen toen

    3-11-311 oktober 2016EK 3

    Toekomstbestendig maken publiekemediadienstEerste Kamer

  • behoorlijk kritisch waren. Het leek er zelfs even op dat hetwetsvoorstel mogelijk geen meerderheid zou behalen, maardat kan natuurlijk niet De staatssecretaris strooide wanhopigmet allerlei toezeggingen. De tweede termijn werd uitge-steld. Er volgde uiteindelijk zelfs nog een derde termijn,alles om dit wetsvoorstel maar door de Eerste Kamer gejastte krijgen.

    Zo geschiedde op 15 maart jongstleden. Ik hoor het destaatssecretaris nog zeggen: "Bij de aanvaarding van ditwetsvoorstel (…) zullen op korte termijn alleen de artikelenin werking treden die betrekking hebben op de regionaleomroep, zodat we daar tempo mee kunnen maken. Deoverige artikelen (…) zullen pas in werking treden nadat deEerste Kamer heeft ingestemd met de aanvullende wet (…)."Prof. Elzinga en dr. De Vries spraken over een "nogal bijzon-der wijzigingsparcours". Zij stelden bovendien dat degrenzen van het Nederlandse staatsrecht werden opgerekt.Ook onze eigen Kamervoorzitter gaf aan dat er een bijzon-dere weg werd gevolgd. Na afloop van het debat uitte zijhaar zorgen over de gang van zaken, gezien de staatsrech-telijke positie van de Eerste Kamer.

    De vraag is: waarom? Waarom moest dat allemaal gebeu-ren? Feitelijk omdat wij hier te maken hebben met een teopportunistische staatssecretaris, formeel omdat hij "tempowilde maken met de regionale omroepen". Maar wat blijktnu? De oprichting en vormgeving van de RPO zijn op eenmislukking, een teleurstelling uitgelopen. Gebleken is dateen meerderheid van de regionale omroepen bij naderinzien de hele reorganisatie toch niet ziet zitten. Van eenvervolgwetsvoorstel, het zoveelste, ziet de staatssecretarisdan ook af, want nóg een teleurstelling zou op dit momentwel érg pijnlijk zijn. In zijn brief van 2 september jongstledenschrijft de staatssecretaris dat hij in dit geval draagvlak —ja, draagvlak — of juist het ontbreken daaraan bij de regio-nale omroepen cruciaal vindt. Dat is natuurlijk opportunismepur sang, want sinds wanneer heeft deze regering iets metdraagvlak? Graag een reactie.

    Kan de staatssecretaris wellicht nog even toelichten waaromer eigenlijk te weinig draagvlak is onder de regionaleomroepen? In zijn brief van 2 september schrijft hij welis-waar "dat de regionale omroepen in meerderheid een groterbelang hechten aan het wettelijk vastleggen van de regio-nale omroepen als regionale media-instelling (…) dan aande bestuurlijke verwevenheid". Het gaat de omroepen omhun redactionele onafhankelijkheid. Maar is er wellicht nogeen andere reden, misschien een financiële? Zou dat kun-nen? Tijdens een bezoek aan een regionale omroep is mijimmers ter ore gekomen dat bepaalde grotere, rijkereregionale omroepen financieel meer zouden moeten bijdra-gen aan de RPO dan andere. Voor die omroep was dezenivellering onder de regionale omroepen ook reden omverder niet meer mee te werken. Hoe reageert de staatsse-cretaris hierop? Klopt dit? Geldt dit voor meerdere omroe-pen?

    Hier zien wij de hypocrisie in omroepland. We moeten dehele wereld helpen! Iedereen even arm! Nivelleren is eenfeest!"! Deze en andere linkse boodschappen horen wijdikwijls, behalve als het hun eigen portemonnee betreft.Dan verandert zonder pardon het linkse belerende vingertjein een hand op de knip, want stel je toch eens voor dat jeals regionale omroep meer moet gaan betalen dan eenander! Dat kan natuurlijk niet! Wat een zootje.

    De vraag is hoe het nu zit met de Mediawet, waarmee deEerste Kamer op 15 maart halsoverkop moest instemmen,met het hele parcours dat daarbij werd gevolgd en alleophef en gedoe van dien. Is dat nu allemaal voor nietsgeweest? En hoe reageren de andere Eerste Kamerfractieshier eigenlijk op, althans de fracties die met deze gang vanzaken hebben ingestemd? Dat is interessant. Voelen dezefracties zich nu door de staatssecretaris belazerd? Of zijnde in de achterkamertjes gekregen cadeautjes het desalniet-temin waard geweest? De PVV-fractie hoort het graag.

    Conclusie: wat toen in maart in werking trad, treedt nu bijnader inzien toch niet in werking, terwijl wat toen niet inwerking trad, nu met het aanvullende wetsvoorstel wel inwerking moet treden. Het lijkt wel balletje-balletje. HansKazàn is er niets bij. Staatssecretaris Kazàn is bezwekenonder zijn eigen opportunisme. De Mediawet was eenkreupele wet en zal dat ook na vandaag blijven.

    Wij behandelen vandaag het aanvullende wetsvoorstel. Inde commissie hebben wij daarover allereerst schriftelijkevragen gesteld, wat niet ongebruikelijk is. Misschien is hetde moeite waard om te vermelden dat dit helemaal niet zouzijn gebeurd als het aan de VVD-fractie had gelegen. Danwas dit voorstel direct zonder omwegen plenair behandeld.Dat vat ik toch op als "geen vragen stellen, niet moeilijkdoen, snel afhandelen". Toevallig dat de staatssecretarisnet van dezelfde partij is, maar dat terzijde.

    Wetgeving dient uiteraard gehandhaafd te worden. Zonderhandhaving verwordt wetgeving al gauw tot een dode letter.Bij de Mediawet is dat niet anders. Neem nu artikel 2.1 vande Mediawet, waarin de publieke mediaopdracht verankerdis. Volgens het tweede lid dienen publieke mediadienstente voorzien in "democratische, sociale en culturele behoef-ten van de Nederlandse samenleving door het aanbiedenvan media-aanbod dat evenwichtig, pluriform, gevarieerden kwalitatief hoogstaand is en zich tevens kenmerkt dooreen grote verscheidenheid naar vorm en inhoud". Dat isprachtig. Het zijn allemaal mooie woorden. In de praktijkblijkt dat het dikwijls ook bij mooie woorden blijft.

    De dode letter die Mediawet heet, wordt nu her en der eenbeetje aangevuld. Neem bijvoorbeeld het voorgesteldeartikel 2.2. In het derde lid staat dat de NPO bij de uitvoeringvan haar taken stuurt en de samenwerking bevordert vanuitde "kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen voor hetmedia-aanbod en het publieksbereik van de landelijkepublieke mediadienst". Ook dit zijn wederom prachtigewoorden.

    De PVV-fractie heeft de staatssecretaris schriftelijk reedsgevraagd welke maatregelen of consequenties de wet biedtbij niet-naleving van bijvoorbeeld dit artikel door de NPO.Die biedt de wet dus niet, zo luidde het antwoord, maar destaatssecretaris maakt met de NPO wel prestatieafspraken.In de Prestatieovereenkomst 2010-2015 kon bij niet-nalevingzelfs een boete volgen, zo schreef de staatssecretaris. Eenboete bij niet-naleving! Dat is nogal wat. Dat klinkt natuurlijkstoer. Hoe vaak is deze boete, zoals bedoeld in artikel 5,derde lid van de prestatieovereenkomst, in de periode tus-sen 2010 en 2015 dan aan de NPO opgelegd, en waarvoorprecies? Of was het opleggen van een dergelijke boete indie jaren niet nodig omdat de NPO naar het oordeel van destaatssecretaris perfect heeft gepresteerd? Of is deze boe-teclausule wellicht puur voor de bühne in de overeenkomstopgenomen? Als de staatssecretaris van mening is dat het

    3-11-411 oktober 2016EK 3

    Toekomstbestendig maken publiekemediadienstEerste Kamer

  • opleggen van boetes en dergelijke veel te ver gaat, is erdan vanuit het ministerie ooit uitvoering gegeven aan artikel4, vierde lid van de prestatieovereenkomst, waardoor hetook mogelijk is om slechts met het opleggen van een boetete dreigen en de NPO indien nodig tot het naleven van deafspraken te bewegen? Graag een reactie.

    In de memorie van antwoord schrijft de staatssecretaris dathij met de NPO over de volgende prestatieovereenkomstvoor 2016-2020 in gesprek is. Hoe staat het daar nu mee?Is de overeenkomst 2010-2015 geëvalueerd? Wat vindt destaatssecretaris daarvan? Welke veranderingen ten opzichtevan de vorige overeenkomst heeft hij mogelijk voor ogen?

    Ik heb de prestatieovereenkomst er eens bijgenomen.Daarin staat tot mijn verbazing onder 2.2 als een van dedoelstellingen dat de publieke omroep over vijf jaar, dusfeitelijk nu, de representatie van allochtonen en vrouwenin het programma-aanbod moet hebben verbeterd. Concretevraag: hoe evalueert de staatssecretaris dit? Trouwens: ziethij allochtonen en vrouwen wellicht als minderjarige groe-pen die klaarblijkelijk deze positieve discriminatie nodighebben? Hoe ziet hij dit? Is hij voornemens, dergelijkedoelstellingen ook in de komende overeenkomst op tenemen?

    Wij zien dat dergelijke linkse doelstellingen gewoononderdeel zijn van beleid, overeengekomen tussen de NPOen het ministerie! Ik had het net over de mogelijkheid tothet opleggen van een boete. Strikt gezien zou er dus nueen boete kunnen volgen als de NPO de representatie vanbijvoorbeeld allochtonen juist niet bevordert. Het is deomgekeerde wereld.

    Bij de eerdere behandeling van de Mediawet in febru-ari/maart van dit jaar heb ik herhaaldelijk gezegd dat deNPO een links-elitair feestje is, en dat zeg ik nu weer. Ja,het spijt me dat ik in herhaling moet vallen, maar ik kan hetniet mooier maken, want in de tussentijd is er dan ook nietsveranderd. Nee, integendeel, het feestje gaat gewoon door,sterker nog, het wordt steeds erger.

    Een belangrijk thema in het nieuwe televisieseizoen bij deNPO is: het wegnemen van de angst onder de Nederlandersvoor de Arabische wereld. Het is echt zo. De NPO-heropvoe-dingsmachine wil dus dat de Nederlanders anders, met eenpositievere blik naar de Arabische wereld gaan kijken. Oké,dan een vraag aan de staatssecretaris: hoe zit dit? Kloptdit? Is dit volgens hem een taak van de publieke omroep?Zal er dan, als een soort tegenhanger, in het nieuwe televi-sieseizoen ook aandacht worden besteed aan bijvoorbeeldde gevaren van de islam? Omvat de NPO-heropvoedings-machine, die doorgaans nogal eenzijdig is, ook bijvoorbeeldde boodschap dat het slaan en uithuwelijken van vrouwenniet oké is? Dat zou mooi zijn, want dan zijn we op z'n minstin balans — alles uiteraard in het kader van de pluriformiteit,zoals artikel 2.1 van de Mediawet voorschrijft en zoals ookopgenomen in de prestatieovereenkomst. Met anderewoorden: wanneer gaat de Mediawet nu eens gehandhaafdworden, in plaats van continu gewijzigd?

    Een van die wijzigingen is dat, zoals door de staatssecretaristoegezegd in het eerdere debat, de rol van de minister bijbenoeming, schorsing of ontslag van de leden van de raadvan bestuur en toezicht van de NPO en RPO uit de Mediawetwordt verwijderd. Prima. Politieke benoemingen zijn uitden boze, dat kan allemaal niet. Neemt natuurlijk niet weg

    dat deze maatregel wel een beetje too little, too late is. Hetlijkt erop dat de staatssecretaris met deze wijziging wilaantonen dat de benoeming van een VVD-partijgenoot totvoorzitter van de raad van toezicht van de NPO bij naderinzien toch echt niet kan, hoewel de beste man gewoon opzijn positie blijft zitten. Maar goed, de staatssecretaris trachtalle schijn van vriendjespolitiek rigoureus van tafel te krij-gen.

    We hebben hier te maken met een te opportunistischestaatssecretaris die de Mediawet niet handhaaft en zinlozewetsvoorstellen door de Kamer wil jassen. Hij heeft de regieverloren. Wie de regie wel stevig in handen heeft, is depublieke omroep. Die gaat nu de publieksbetrokkenheidbevorderen. Wat dat concreet inhoudt, weet de staatssecre-taris ook niet. Hij schrijft namelijk in de memorie van ant-woord "dat het invullen van deze taak aan de NPO is".Waarschijnlijk zullen de kijkers dan meer betrokken gaanworden bij de totstandkoming van linkse propaganda, dievervolgens over henzelf wordt uitgespuwd. Conclusie: hetis en blijft om te huilen.

    De heer Nagel (50PLUS):Voorzitter. Twee jaar geleden, op 13 oktober 2014, maakteVVD-staatsecretaris Dekker zijn plannen bekend voor depublieke omroep. Zich bewust van zijn belangrijke porte-feuille koos hij met veel gevoel voor de publieke omroepals plek van bekendmaking tactvol het schip Veronica endaarmee had Nederland de primeur van de eerste windmo-lens op zee. Mocht deze valse start met een beetje goedewil nog als een mislukte kwajongensstreek wordenbeschouwd, de tragedie van de afgelopen twee jaar heeftduidelijk gemaakt dat het beter was geweest als de staats-ecretaris toen het ruime sop had gekozen.

    De behandeling van de wijziging van de Mediawet 2008was in de Eerste Kamer een dieptepunt, met als gevolg datwe vandaag nog debatteren over wetswijzigingen die op 1januari 2016 hadden moeten ingaan, of sterker nog, voorlo-pig helemaal niet zullen ingaan. Ik kom daar bij de regionaleomroep op terug. Het was een eindeloos touwtrekken overtoezeggingen en wetswijzigingen en wie vandaag naar heteindresultaat kijkt, kan toch onmogelijk volhouden dat hiereen sterke wetgeving wordt gepresenteerd. De lachwek-kende benoemingsprocedures voor de diverse NPO-orga-nen, het inperken van de journalistieke vrijheid van deomroepen en de vele onduidelijkheden bij de toekomstigeraad van advies zijn slechts enkele voorbeelden van hoe ereindeloos gestopt en versteld is aan het armoedige jasjedat Mediawet heet.

    Ik kom toe aan de redactionele onafhankelijkheid van deomroepen. In de memorie van antwoord van 5 september2016 verwijst de staatsecretaris naar de brief van de NPOen de meerderheid van de omroeporganisaties, waarinvastgelegd zou zijn dat keuzes voor presentatoren, gasten,onderwerpen of specifieke onderdelen van de vorm eninhoud van de programma's geen onderdeel uitmaken vande inhoudelijke kaders op basis waarvan de NPO de pro-grammavoorstellen beoordeelt. Deze afspraak wordtopgenomen in het coördinatiereglement en dat moet vol-doende zekerheden bieden. De 5OPLUS-fractie heeft hiertwee vragen over. Allereerst wordt er, ook op andere plek-ken, steeds gesproken over de meerderheid van deomroeporganisaties. Dat geeft doelbewust een scheef beeld.

    3-11-511 oktober 2016EK 3

    Toekomstbestendig maken publiekemediadienstEerste Kamer

  • De omroeporganisaties die grote principiële bezwarenhebben — AVROTROS, KRO-NCRV en Omroep MAX —vertegenwoordigen de meerderheid van de omroepledendie volgens de staatsecretaris zo belangrijk zijn. Stel dat wehier in de senaat zouden zeggen: PvdA, GroenLinks, Chris-tenUnie, SGP, PvdD, 5OPLUS en 0SF zijn voor en dat is demeerderheid van de partijen, dan zou de onafhankelijkeKamervoorzitter toch ook zeggen: dat zijn 22 zetels, dat isgeen meerderheid? Is de staatsecretaris bereid voortaanniet meer te spreken van de meerderheid van organisatiesmaar in plaats daarvan de meerderheid van de omroeple-den?

    De tweede vraag is de volgende. De staatsecretaris zegtsteeds dat deze afspraak goed zal worden opgenomen inhet coördinatiereglement, dat er dus nog niet is. Indien debepalingen naar de mening van de organisaties die eenmeerderheid vertegenwoordigen onvoldoende zijn, welkemogelijkheden heeft de staatsecretaris dan om zijn aan deKamer gedane toezeggingen gestand te doen? Graag eenduidelijk antwoord hierop.

    In de verhouding tussen NPO en omroeporganisaties zienwe opnieuw mist ontstaan als het gaat om het concessie-plan, de prestatieovereenkomst, de begrotingen en deprofielen van de aanbodkanalen. De staatssecretaris schrijftdat de wettelijke procedure volgens artikel 2.14 Mediawetervoor zorgt dat een breed gedragen mening niet kan wor-den genegeerd. Dat lijkt duidelijke taal, maar de memorievan antwoord wordt vervolgd met: "Als het college vanomroepen een negatieve mening geeft, dan moet de raadvan bestuur deze plannen namelijk aanpassen", of — en nukomt het — "de afwijzende mening van het college vanomroepen (...) voorleggen aan de raad van toezicht van deNPO." Met andere woorden, eerst staat er dat een breedgedragen mening niet kan worden genegeerd, maar datkan drie regels verder wel degelijk. Graag krijgen wij eenverduidelijking van de staatssecretaris.

    Al deze zaken bewijzen dat de redactionele autonomie vande omroepen onvoldoende wettelijk gewaarborgd is. Noggrotere onduidelijkheid ontstaat over de rol en samenstel-ling van een door de NPO in te stellen adviesraad. De enigelegitimatie lijkt de opvatting van de staatssecretaris te zijndat alle omroepen bij elkaar onvoldoende representatiefzijn. Als voorbeeld noemt hij specifieke doelgroepen, zoalsniet-westerse allochtonen. Kan de staatssecretaris dit eensnader uitwerken? Wellicht zijn vrouwen, jongeren, Limbur-gers of lager opgeleiden ondervertegenwoordigd. Hoe moetdat straks gemeten worden? Om bij het voorbeeld van niet-westerse allochtonen aan te haken: kunnen zij zomaar overéén kam geschoren worden? Of moeten zij ook noggespecificeerd worden? En waartoe kunnen de adviezenvan niet-westerse allochtonen dan leiden? Komen er, innavolging van uitzendingen uit Nederlandse kerken, uitzen-dingen uit moskeeën? In plaats van creatieve omroepenmaakt de staatssecretaris er een grote administratieverompslomp van. Graag horen wij zijn visie als dat eventueelniet zo zou zijn.

    Ik keer nog even terug naar de memorie van antwoord van20 november vorig jaar, naar bladzijde 3. Daar schrijft destaatssecretaris: "Het verzorgen van media-aanbod is uit-sluitend voorbehouden aan de omroeporganisaties, de NOSen de NTR." En verder: "Wezenlijk is dat de plaatsingsbe-voegdheid van de NPO niet gaat over het produceren vanhet media-aanbod". Dat lijkt helder, maar hoe verhoudt zich

    dat tot het jaarplan 2016, waarin staat: "De NPO gaat crea-tieve teams aan zich binden die de opdracht krijgen om eenof meer hoogwaardige dramaseries met een looptijd vanmeerdere seizoenen te produceren"? Is dat niet volkomenin strijd met elkaar? Dat betekent toch dat een omroep alsMAX, die zich de afgelopen jaren met prachtige dramaseriesheeft onderscheiden, daar bij voorbaat minder ruimte voorkrijgt? Het betekent dat de identiteitskeuze over waarovereen serie gaat toch in handen komt van de NPO.

    En dan het kroonjuweel van de staatssecretaris: de moder-nisering van de regionale omroep. Hoe laat VVD-staatsse-cretaris Dekker zijn zinkend schip achter? De staatssecretarisheeft geen samenwerking tussen de regionale omroepentot stand weten te brengen. Hij laat een regionale omroepachter die gedwongen is 17 miljoen te bezuinigen per 1januari 2017. Daaraan voegt de staatssecretaris in zijn briefvan 2 september 2016 toe dat het budget van de regionaleomroep ook nog eens zal teruglopen door structureel ver-minderde reclame-inkomsten. In deze brief vindt de schrijverhet van belang dat programmering en redacties zoveelmogelijk worden ontzien. Ook hier ontbreekt het hem aanrealiteitszin. Er vallen gedwongen ontslagen, redactiesworden verkleind en uitzendingen worden ingekort en vakerherhaald. Hoezo geen kwaliteitsvermindering?

    De staatssecretaris constateert dat er onvoldoende draag-vlak is voor zijn wetsvoorstel voor modernisering van deregionale omroep. Paul van Gessel, directeur van omroepNoord-Holland, vat de overlijdensadvertentie als volgtsamen in de Volkskrant van 8 september: "Het RPO-plan isdood. (...) Dekker heeft alles weggestopt in een bureaula,waar het tot de verkiezingen niet meer uitkomt." En inder-daad, in de brief van 2 september staat: "Ik vind draagvlakbij de regionale omroepen echter cruciaal. (...) Het voorlig-gende wetsvoorstel zal dan ook (...) niet aan uw Kamerworden voorgelegd." Einde van het testament van eenstaatssecretaris, dat mogelijk een goed onderwerp is voorde nieuwe NPO-dramaseries.

    5OPLUS kan duidelijk zijn in zijn conclusies. De staatssecre-taris vragen om nieuwe aanpassingen lijkt weinig zinvol.Het wachten is op een goede reparateur na 15 maart vol-gend jaar. Het beste zou zijn het gehele voorstel terug tenemen. De ravage is groot. Het is zoals de NRC op 30augustus 2015 al kopte: Dekkers creatieve sloop van depublieke omroep vordert. Met de verkiezingen van 15 maartvolgend jaar en de daarop volgende formatie in zicht is eenbelangrijke conclusie noodzakelijk: mediazaken moeten nietmeer in handen zijn van een partij — zie het verkiezingspro-gramma — die de invloed en programma's van de publiekeomroep terug wil dringen en openlijk terug wil naar tweetv-netten. Een kannibaal maak je ook geen hoofd van dezuigelingenzorg.

    De staatssecretaris is in onze ogen de slechtste beheerdergeweest van de publieke omroep sinds zo'n 50 jaar geledende eerste wetgeving ontstond. Wellicht is het schip Veronicaeen mooie locatie voor zijn afscheidsreceptie.

    Mevrouw Teunissen (PvdD):Voorzitter. Tijdens de behandelingen van de Mediawet heeftde staatssecretaris veel goede voornemens geuit. Hetspreekwoord zegt dat de weg naar de hel geplaveid is metgoede voornemens, en daarom is het goed dat we vandaag

    3-11-611 oktober 2016EK 3

    Toekomstbestendig maken publiekemediadienstEerste Kamer

  • met elkaar bespreken hoe aan die voornemens uitvoeringis en wordt gegeven. Vandaag ga ik in op drie punten: deverhouding tussen de NPO en de omroeporganisaties,publieksbetrokkenheid en tot slot maak ik enkele opmerkin-gen over het besluit van de regering tot het bevriezen vande regionale uitvoeringswet, terwijl de bezuiniging van 17miljoen gewoon doorgaat.

    Allereerst ga ik in op de verhouding tussen de NPO en deomroeporganisaties. Deze omroepwet zou ophelderingmoeten verschaffen over de nadere invulling van de verhou-dingen tussen en werkwijze van de NPO en de omroepen,maar mijn fractie constateert dat deze opheldering en uit-werking nog steeds ontbreken. De prangende, volgens mijnfractie retorische, vraag is nog steeds: moet de autonomievan de omroepen niet beter wettelijk verankerd worden?In dit wetsvoorstel wordt aan artikel 2.2 Mediawet een derdelid toegevoegd, waarin onder andere staat dat de NPOartikel 2.88 Mediawet in acht neemt bij de verzorging vanhet media-aanbod door de landelijke publieke media-instellingen. In artikel 2.52 Mediawet wordt opgenomendat de raad van bestuur bij de coördinatie van en ordeningop en tussen de aanbodkanalen artikel 2.88 van de Media-wet in acht neemt. Dit noemt de staatssecretaris in antwoordop de vragen van mijn fractie het "expliciet wettelijk inkade-ren van de reikwijdte van de opdracht van de NPO als stu-rings- en samenwerkingsorgaan". Maar op welke wijze biedtherhaling van artikel 2.88 inkadering van de autonomie vande omroepen? Kan de staatssecretaris aangeven vorm deonafhankelijkheid heeft gekregen om inhoud en program-mering vorm te geven? Artikel 2.88 Mediawet blijkt volgensmijn fractie op essentiële onderdelen niet verankerd.Waarom niet gewoon duidelijk in de wet vastleggen dat dekeuze voor presentatoren, gasten en vorm en inhoud vanprogramma's buiten de sturende kaders van de NPO valt?Dat is wat ons betreft veel te weinig verankerd.

    Het College van Omroepen heeft momenteel bijvoorbeeldgeen wettelijk adviesrecht met betrekking tot het coördina-tiereglement en de daaruit voortvloeiende afspraken enregelingen. De suggestie om alsnog tot zo'n adviesrecht tekomen, wijst de staatssecretaris van de hand, ondanks debreed gedragen steun daarvoor bij de omroepen en in dithuis. De redactionele autonomie van de omroepen isdaarmee onvoldoende wettelijk geborgd. Ik vraag destaatssecretaris of het klopt dat het College van Omroepengeen nakoming kan afdwingen van de toezegging dat deafspraken uit de brief van 28 februari 2016 zullen wordenvastgelegd in het Coördinatiereglement. Is het zo dat hetCollege van Omroepen zonder wettelijk adviesrecht mach-teloos staat als de NPO op enig moment besluit om dieafspraken weer uit het coördinatiereglement te halen? Ikhoor graag een heldere reactie van de staatssecretaris.

    Ik ga verder met de publieksbetrokkenheid. Op de schrifte-lijke vragen over het instellen van een extra maatschappe-lijke publieksraad om de publieksbetrokkenheid te vergro-ten, antwoordt de staatssecretaris dat deze aanvullend isop de activiteiten van omroeporganisaties en dat deze nietsverandert aan de positie van de omroeporganisaties. Warenhet niet juist de omroepen die, als ledenorganisaties metmeer aanhang dan politieke partijen, het beste in staatgeacht moeten worden om die publieksbetrokkenheid teorganiseren? Wat geeft de politiek het gevoel dat zij beterin staat zou zijn om het publiek te betrekken, terwijl hetpubliek aanzienlijk meer waardering voor en vertrouwen

    in de publieke omroep heeft dan dat de politiek dat heeft?Ik hoor hierop graag een reactie.

    De positie van de omroepen als samenwerkingspartner vande NPO bij het bepalen en uitvoeren van een gemeenschap-pelijke strategie komt door een maatschappelijke adviesraadduidelijk op de tocht te staan. Uit de antwoorden van destaatssecretaris blijkt dat de NPO straks niet alleen hetCollege van Omroepen maar ook de adviesraad kan consul-teren over strategische vraagstukken, beleidskeuzen, deprogrammering als geheel en de profielen van de toekom-stige leden van de raad van toezicht. Wat gebeurt er als deadviezen van het College van Omroepen en de maatschap-pelijke adviesraad niet met elkaar overeenkomen? Welkadvies prevaleert dan? Ik hoor hierop graag een helderereactie van de staatssecretaris.

    Voor de Partij voor de Dieren is er geen aanleiding om devoorgestelde adviesraad op te tuigen. Een adviesraad zalnaar verwachting eerder verstorend werken dan de beoogdeaanvulling en versterking opleveren. Wat ziet de staatsse-cretaris als de toegevoegde waarde van deze maatschappe-lijke adviesraad? Mijn fractie meent dat het instellen vaneen extra maatschappelijke adviesraad in het beste gevaltot kostbare en onwerkbare doublures zal leiden en in hetslechtste geval tot patstellingen die de publieke mediadienstzouden kunnen verlammen. Hoe weegt de staatssecretarisdit punt? Ik ga er daarbij van uit dat hij niet voor een derge-lijke verlammende werking zou zijn. Er zal een groter planachter schuil moeten gaan. Het is mijn fractie nog niet dui-delijk welk plan dat is. Ik nodig de staatssecretaris uit toteen heldere toelichting op dit punt.

    Ik ga kort in op het bevriezen van de regionale uitvoerings-wet. De staatssecretaris heeft per brief van 2 septemberlaten weten dat hij de aanvullingswet, sorry, de regionaleuitvoeringswet — er zijn inmiddels zo veel wetten dat je afen toe even in de war raakt — vanwege onvoldoendedraagvlak aanhoudt. Mijn fractie vindt dit zorgelijk, omdatdeze wijziging een groot onderdeel was van de eerderaangekondigde verandering binnen het Nederlandsepublieke omroepbestel. Hierdoor wordt opnieuw blijkgegeven van een onvoldoende doordachte voorbereiding.Achteraf bezien betekent dit bovendien dat de door destaatssecretaris afgedwongen voortzetting van de behande-ling van de wet op 16 maart de regionale omroepen nietde zekerheid heeft gebracht die de staatssecretaris toen zospoedeisend vond. Hoe gaan wij nu verder? Wat is de RPOnog zonder een noodzakelijke uitwerking in het wetsvoor-stel?

    Ik heb van verschillende organisaties gehoord dat er 8,5miljoen euro extra was toegekend bij vertraging. Klopt hetdat die 8,5 miljoen nu alleen nog maar wordt toegekendals de samenwerking tussen de omroepen gaat lukken? Ditkan toch niet de bedoeling zijn? We moeten die bezuinigin-gen toch goed kunnen opvangen? Ik hoop dat de staatsse-cretaris deze zorg kan wegnemen. Ik weet dat de primaireverantwoordelijkheid voor de behandeling van dit dossierop dit moment bij de Tweede Kamer ligt, maar ik wil destaatssecretaris toch, gezien de laatste ontwikkelingen, dezevragen stellen.

    Tot slot. De staatssecretaris heeft nooit bekend gestaan alsliefhebber van de publieke omroep. Een belangrijk en suc-cesvol intermediair van nieuwsvoorziening, onafhankelijkevoorlichting en de binding van publiek en politiek mogen

    3-11-711 oktober 2016EK 3

    Toekomstbestendig maken publiekemediadienstEerste Kamer

  • wij echter niet zomaar teloor laten gaan. Om die reden roepik eerst de staatssecretaris op om op zijn schreden terug tekeren en, als dat niet lukt, als tweede mijn collega's in dithuis om de publieke omroep de mogelijkheden en waarde-ring te bieden die hem toekomt, na een rijke historie die,wat mijn fractie betreft, nog lang niet ten einde is.

    De heer Lintmeijer (GroenLinks):Voorzitter. De o van "omroep" zit weer in de maand en datbetekent dat we ons weer een keer mogen buigen over deMediawet. Bij ons thuis kwam als vroeger de r in de maandzat de levertraan weer op tafel; dat was altijd even slikken.Het was blijkbaar noodzakelijk om het in te nemen, maarde nasmaak spoelde je niet zo makkelijk weg. Een dergelijk"levertraangevoel" had mijn fractie ook na de behandelingvan de Mediawet aan het begin van het jaar. Het kabinetheeft verstandige toezeggingen gedaan, maar na drie langetermijnen is pas een halve wet in werking getreden. Mijnfractie hoopt van harte dat we na de behandeling en stem-ming van het aangepaste wetsvoorstel verder kunnen inHilversum én met de regionale omroepen.

    In de derde termijn constateerde mijn fractie dat voor onsde kern van de nieuwe Mediawet is dat het vrij geslotenomroepbestel zich makkelijker opent voor externe pro-gramma-ideeën. Maatschappelijke organisaties en stromin-gen met een boodschap hoeven niet een complete omroepop te richten, maar kunnen op programmabasis voorstellendoen voor informatie, educatie, kunst en cultuur. Dat ver-laagt de drempel van het Media Park en vergroot de diver-siteit van de publieke omroep. Het achterliggende doelhiervan is dat de publieke omroep een speler blijft in eensnel veranderende samenleving en inspeelt op nieuwewensen en eisen van kijkers en luisteraars. Mijn fractie heeftrespect voor de pluriformiteit van het huidige Hilversum,maar ziet ook dat die diversiteit deels een gestold tijdsbeeldweerspiegelt. Wij beschouwen het gemakkelijker toelatenvan buitenstaanders met een boodschap als een verrijking.Ook kleinere stromingen of groepen in de samenleving diezich niet vertegenwoordigd weten door een omroep, krijgenzo een kans op de publieke platforms. In de ideale wereldwordt de publieke omroep op deze manier echt van ieder-een en is de publieke omroep ook vindbaar voor iedereen.Daar gaat het wat ons betreft om.

    Voor het meer open bestel zijn nieuwe spelregels bedacht.De NPO wordt van een coördinerende een sturende organi-satie, die in samenspraak met de omroepen inhoudelijkekaders stelt. De invulling van die kaders in programma's isaan de omroepen en hun programmamakers én aan externepartijen die met programmavoorstellen komen. De omroe-pen blijven als coproducent betrokken bij de programma-voorstellen en zijn uiteindelijk verantwoordelijk voor deinhoud van wat we op radio, tv en via digitale kanalen horenen zien. Vooral de spelregels die werden voorgesteldmaakten dat wij bij de eerdere behandeling van de Media-wet kritisch hebben gekeken naar de wetsvoorstellen. Vol-gens die spelregels gaat een bij wet ingestelde organisatiemet door de politiek benoemde bestuurders de inhoudelijkekaders van de publieke omroep bepalen. Als die organisatie,de NPO, spelverdeler én scheidsrechter wordt bij de toede-ling van de zendtijd, dan is alertheid geboden. Staat depolitiek dan wel op voldoende afstand, zoals beoogd inEuropese regelgeving en in de Grondwet? Zijn de spelregelsdie de wet oplegt in de praktijk hanteerbaar? Wordt de

    spelverdeler inderdaad de organisatie die niet alleen dealtmet de gevestigde belangen op het Media Park, maar zichook in brede zin met de samenleving kan verstaan? Zijnvoor alle partijen de rollen duidelijk, helder en toepasbaar?Dat waren de vragen die mijn fractie in derde termijn stelde.Nu kijken we of de toegezegde en volgens mijn fractienoodzakelijke verbeteringen ook daadwerkelijk in de aange-vulde wet terugkomen. Ik loop ze kort na. Daarnaast komik nog terug op de ontwikkelingen bij de regionale omroe-pen. In maart is het deel van de nieuwe Mediawet dat devorming van de RPO regelt alvast in werking getreden. Datis gebeurd om met de vorming van de RPO en de samen-werking tussen de regionale omroepen voortgang te kunnenblijven maken. Het geeft ook mijn fractie een buitengewoonongemakkelijk gevoel dat nu juist op het gebied van diesamenwerking tussen de regionale omroepen de vaart erhelemaal uit lijkt.

    De voorstellen van onze fractie in het debat dit voorjaargingen over de volgende drie hoofdpunten. 1. Zet de politiekop afstand. 2. Verduidelijk de kaders in de wet zodat ieder-een zijn geëigende rol kan pakken. 3. Wend de blik naarbuiten en geef de kijker en luisteraar via publieke consultatieinvloed op niet alleen de programma's of omroepen, maarook op het bestel als geheel.

    Mijn fractie constateert dat het kabinet zijn toezeggingenuit de brief van februari heeft verwerkt in de aanvullingenen bedankt het kabinet en de staatssecretaris daarvoor. Debenoeming van bestuurders bij NPO en RPO is een zaakvan de raad van toezicht geworden en is uit de wetgeschrapt. De toezichthouders zelf worden via onafhanke-lijke benoemingsadviescommissies voorgedragen. De raadvan bestuur, het College van Omroepen, de centraleondernemingsraad en een maatschappelijke adviesraadkunnen zienswijzen indienen op het functieprofiel dat deraad van toezicht opstelt. De politiek kan dat niet. Mijnfractie is blij met deze invulling, die de publieke omroepeen grote mate van eigen invloed en verantwoordelijkheidgeeft voor de invulling van de functie van toezichthouderen de politiek op grote afstand zet. De wet regelt nu dat deminister alleen in uitzonderingsgevallen kan afwijken vanhet zwaarwegende advies van de benoemingsadviescom-missies. Mocht dat onverhoopt een keer aan de orde zijn,dan informeert de minister de Tweede Kamer hierover metopgaaf van redenen. GroenLinks denkt dat daarmee depolitieke bemoeienis met benoemingen van toezichthouderswordt voorkomen.

    De minister kan alleen om in de wet genoemde redenenafwijken van een voordracht en er zit een stevig slot op dedeur door de openbare meldplicht daarvan aan de TweedeKamer. De recente benoeming van een nieuwe voorzittervan de raad van bestuur van de NPO hing tussen de oudeen de nieuwe wet in. Wij horen graag nog van de staatsse-cretaris hoe hij met deze benoeming is omgegaan, omdatdeze formeel natuurlijk nog via de vigerende wet verliep.

    De fractie van GroenLinks vindt het verstandig dat de wetmeer duidelijkheid geeft over de verhouding tussen ener-zijds de sturende en kader stellende rol van de NPO enanderzijds de inhoudelijke invulling van programma's doorde omroepen. De expliciete verwijzing in de artikelen 2.2en 2.52 naar artikel 2.88 benadrukt nog eens dat de sturenderol van de NPO binnen wettelijke kaders geborgd is. Devrijheid en verantwoordelijkheid van de omroepen voor devorm en inhoud van de programma's is daarmee nog eens

    3-11-811 oktober 2016EK 3

    Toekomstbestendig maken publiekemediadienstEerste Kamer

  • expliciet als randvoorwaarde benoemd. Wat mijn fractiebetreft is het aan de NPO en de omroepen zelf om dat ver-der in te vullen. De wet schrijft de kaders voor, maar deuitvoering geschiedt in grote mate van vrijheid door despelers zelf. Dat is voor de fractie van GroenLinks eenbelangrijk uitgangspunt. Tegelijkertijd legt het echter ookeen grote verantwoordelijkheid bij alle spelers op hetMediapark om gezamenlijk invulling te geven aan de spel-regels. Wij zien dat er stappen worden gezet, maar we zienook dat er nog veel gedoe is, bijvoorbeeld bij de totstand-koming van het coördinatiereglement. Mijn vraag aan destaatssecretaris is welke stappen hij, met behoud van denet geschetste verantwoordelijkheid, nog voor zich ziet omconstructief overleg met en tussen de omroepen en de NPOte bevorderen.

    De fractie van GroenLinks is blij dat in de wet wordt veran-kerd dat de publieke omroep als geheel het publiek in bredezin betrekt bij de invulling van het media-aanbod en dat deNPO daar vanuit zijn sturende en kader stellende rol ookmee aan de slag moet. Het bestel moet flexibel mee kunnengroeien met de wijze waarop de samenleving zich breedontwikkelt en daarvoor is een blijvende dialoog met allegeledingen in de samenleving nodig: niet alleen op program-maniveau, maar ook op het niveau van het bestel als geheel.Onze oproep is: leg je oor breed te luisteren in de samenle-ving, registreer wat mensen belangrijk vinden en hoe zehun keuzes maken in mediagebruik, spoor de witte vlekkenin het bestel op en verrijk en verdiep het aanbod door deinteractie met een divers publiek aan te gaan. Doe datflexibel, creatief, themagericht en in wisselende samenstel-lingen. Wat ons betreft tuigen we geen zwaar instituut op,maar ontwikkelen we een gewoonte om blijvend metgroepen in de samenleving in gesprek te gaan. Daarbijmoeten we vooral ook kijken naar groepen die nu nauwelijkszijn gerepresenteerd en moeite doen om deze erbij tebetrekken.

    Op het gebied van de regionale omroepen is de smaak vanlevertraan — het is bijna een nieuw programmaformat —nog lang niet verdwenen.

    Mevrouw Gerkens (SP):Misschien mag ik de heer Lintmeijer eraan herinneren dater vroeger ook pilletjes waren die niet zo vies smaakten,maar hetzelfde effect hadden?

    De heer Lintmeijer (GroenLinks):U bent jonger dan ik; dat is uw voordeel.

    Mevrouw Gerkens (SP):Dank u voor uw compliment.

    De voorzitter:Wilt u via de voorzitter spreken, mijnheer Lintmeijer? Ubent ook door uw tijd heen. U hebt nog een heel stuk tegaan en daarvoor zal ik u de ruimte geven, maar wilt uvoortaan beter de benodigde spreektijd opgeven?

    Mevrouw Gerkens (SP):De heer Lintmeijer zei heel snel iets over het coördinatiere-glement en het borgen van de onafhankelijkheid van de

    publieke omroepen in de keuze van de inhoud van de pro-gramma's en de presentatoren. Ik wil graag weten — datwerd me niet helemaal duidelijk — of de heer Lintmeijerzelf vindt dat die onafhankelijkheid voldoende geborgd isop dit moment of dat hij vindt dat die toch wel wat stevigerin de wet verankerd zou moeten worden.

    De heer Lintmeijer (GroenLinks):Ik vind dat het in de wet duidelijk is dat de NPO een stu-rende taak heeft gekregen, maar dat hij daar samen met deomroepen invulling aan moet geven. Door de verwijzingnaar artikel 2.88 op verschillende plekken is nog eensexpliciet benadrukt dat de inhoudelijke verantwoordelijkheidvoor de programma's bij de omroepen ligt. Daarbinnenontstaat een speelveld waarin je met elkaar het gesprek zultmoeten aangaan over formats en invulling. Ik wil niet datwe de discussie die in Hilversum gevoerd wordt over devraag wat in het grijze gebied geregeld wordt, hiernaartoehalen. Die discussie leg ik graag terug bij Hilversum zelf.Wij geven een aantal kaders die op zich helder zijn, maarwaar men wel mee moet kunnen omgaan. Ik zou het ver-keerd vinden als wij hier die kaders te rigide verder zoudeninvullen. Laat dat nou aan de spelers in het veld in Hilver-sum over, maar maak wel van de gelegenheid gebruik omervoor te zorgen dat de kaders helder worden gesteld in dewet. Dat vind ik nu in voldoende mate het geval.

    Mevrouw Gerkens (SP):Ik vind het een redelijk bijzondere stellingname. Het gaatnamelijk niet om zomaar een paar kaders, maar het gaatecht om de onafhankelijkheid van die programma's. Ik zoume kunnen voorstellen dat de politiek daarvoor juist welmeer kaders moet stellen, maar dat terzijde. Vindt de heerLintmeijer dat er, als de partijen er niet samen uitkomen,voldoende mogelijkheden zijn om alsnog stappen te zettenwaardoor de onafhankelijkheid geborgd wordt?

    De heer Lintmeijer (GroenLinks):Daarover kan ik twee dingen zeggen. De staatssecretaris ofhet kabinet — hoe je dat ook wilt formuleren — is en blijftverantwoordelijk voor het stelsel. Als het stelsel niet functi-oneert zoals we met elkaar bedoeld hebben, zal het kabinetof de staatssecretaris aan zet zijn om ervoor te zorgen datpartijen zich wel binnen die kaders gaan neerzetten. Deonafhankelijkheid van de omroepen in de invulling van deprogramma's staat voor mijn fractie helemaal niet ter dis-cussie. Die onafhankelijkheid is een groot goed en dat moetzo blijven. In vergelijking met eerdere varianten van hetwetsvoorstel vinden wij dat dit in dit voorstel veel duidelij-ker is geworden. Wij denken dat je er binnen dat kader metelkaar uit zou moeten kunnen komen.

    Mevrouw Gerkens (SP):Dan moet ik concluderen dat de fractie van GroenLinksvindt dat er geen verdere borging van de onafhankelijkheidvan de omroepen nodig is.

    De heer Lintmeijer (GroenLinks):De onafhankelijkheid is op drie plekken in de wet geborgd:in artikel 2.88 en door twee expliciete verwijzingen daarnaarin de wet. Je kunt het ook vier of vijf keer opschrijven, maar

    3-11-911 oktober 2016EK 3

    Toekomstbestendig maken publiekemediadienstEerste Kamer

  • het is ook een keer wat het is. De wet is de wet; daar is hetin geborgd. De opgave van de staatssecretaris is om vanuitzijn stelselverantwoordelijkheid te kijken naar de wijzewaarop de wet invulling krijgt; de opgave van de NPO ende omroepen is om te kijken naar de invulling van de spel-regels. Het zijn volwassen mensen; die moeten er met elkaaruit komen, naar de mening van de fractie van GroenLinks.

    Ik ga proberen om het vanaf hier heel kort te houden. Ver-schillende fracties hebben al hun zorgen uitgesproken overde ontwikkeling bij de regionale omroepen, met name destagnatie van de samenwerking. Ik heb daarbij de volgendevragen. Mijn eerste vraag betreft de acht regionale omroe-pen die voorlopig uit de samenwerking zijn gestapt. Zijmaken zich vooral zorgen over het verdwijnen van de wet-telijke status van hun omroepen. Welke mogelijkheden zietde staatsecretaris om in de tweede fase van de wetgeving— als die er nog komt; misschien denkt hij wel: nu niet ennooit niet — voor de RPO deze wettelijke status voor deafzonderlijke omroepen te borgen, zoals eerder was ver-wacht? Mijn tweede vraag is hoe de staatssecretaris voor-komt dat het budget van 8,5 miljoen, dat mede op aandrin-gen van de Kamer is vrijgemaakt om de eerdere kosten vande vertraging op te vangen, opgaat aan verder gedoe enfricties, die ten koste gaan van de versterking van deredactionele inhoud? Is daar een oplossing voor te vinden?Mijn derde vraag is wat meer technisch. Is de staatssecre-taris zich bewust van het feit dat de vijf regionale omroependie wel willen samenwerken — andere omroepen willendat overigens ook — aanlopen tegen een fors btw-probleemomdat er met het uitblijven van de formele RPO-vorminggeen fiscale eenheid ontstaat, waardoor elke samenwerkingwordt belast met 21% btw? Kan de staatsecretaris, mis-schien in overleg met zijn collega van Financiën, hier ietsaan doen? Meer in het algemeen zien wij graag van destaatsecretaris een extra inspanning om de vastgelopensamenwerking op het gebied van de regionale omroepenvlot te trekken.

    De mediaontwikkelingen gaan onverminderd voort. Com-merciële partijen bundelen hun krachten en de impact enconcurrentiekracht van kanalen als Facebook, YouTube enNetflix, waar uw en mijn mediagedrag handelswaar zijn,groeien nog elke dag. Willen we een publieke omroepovereind houden die niet de adverteerderswaarde en deaandeelhoudersbelangen, maar de mensen en de samenle-ving vooropzet, dan moeten we snel handelen. En dat moetnu gebeuren.

    Mevrouw Sent (PvdA):Voorzitter. Ruim zeven maanden geleden rondde dezeKamer de behandeling van het wetsvoorstel inzake hettoekomstbestending maken van de publieke mediadienstaf met het voorstel van de staatssecretaris tot aanvullingvan de Mediawet op een aantal onderdelen. Die betreffenten eerste de rol van de minister van OCW in de benoemingvan leden van de raad van bestuur en de raad van toezichtvan de NPO en de RPO, ten tweede de verhouding tussende NPO en omroeporganisaties, ten derde de publieksbe-trokkenheid en ten vierde de procedure voor regels overtransparantie van de kosten van de programmering.

    Naar de mening van mijn fractie zijn dit essentiële aanvul-lingen. De verduidelijking van de rol van de minister van

    OCW in de benoeming van leden van de raad van bestuuren de raad van toezicht van de NPO en de RPO is belangrijkvoor de transparantie en onafhankelijkheid van benoemin-gen in de publieke media. Dit geeft voor de PvdA aanleidingtot een vraag en een opmerking. De vraag betreft de wijzewaarop de recente benoeming van de voorzitter van deraad van bestuur van de NPO heeft plaatsgevonden; deheer Lintmeijer verwees daar ook al naar. Kan de staatsse-cretaris bevestigen dat dit binnen de kaders van het voor-liggende wetsvoorstel is geschied?

    De opmerking betreft de toegezegde serieuze verkenningaangaande de transparantie en onafhankelijkheid vanbenoemingen in de publieke media in het algemeen. Wijmeenden deze verkenning reeds in het voorjaar te zullenontvangen, maar lezen in de memorie van antwoord dat28 november de nieuwe streefdatum is. Wij verkiezenzorgvuldigheid boven snelheid, tenzij dit tot een onaanvaard-baar lange termijn zal leiden.

    De PvdA steunt de voorliggende verduidelijking van dekaders en reikwijdte van de rol van de NPO als sturings- ensamenwerkingsorgaan. Uiteindelijk hoort de verantwoorde-lijkheid voor coördineren en programmeren bij de NPO ende verantwoordelijkheid voor de vorm en inhoud bij deomroepen, zo meent mijn fractie. Daarbij is het essentieeldat de NPO rekening houdt met de vrijheid en verantwoor-delijkheid van omroeporganisaties voor vorm en inhoudvan het media-aanbod. Mijn fractie is verheugd over deverduidelijking op dit punt in het voorliggende wetsvoorstel.

    Bij de zwaardere rol voor de NPO horen naar de meningvan de PvdA goede, interne checks-and-balances. Daartoeheeft de Raad voor Cultuur in haar advies De tijd staat openvanaf pagina 81 een aantal inhoudelijke aanbevelingengedaan, waaronder die voor een programma-adviesraad.Deze levert in de ogen van mijn fractie een belangrijke bij-drage aan een representatieve respons van het publiek opprogrammering en beleid. Wij steunen dan ook de voorlig-gende opdracht aan de NPO om publieksvertegenwoordi-ging te organiseren.

    De voorgestelde procedure voor regels over transparantievan de kosten van de programmering kan op de steun vande PvdA rekenen. Mijn fractie is een voorstander voortransparantie op genreniveau en begrijpt dat er gebruikmoet worden gemaakt van geheimhoudingsclausules. Wijzien noch in artikel 68 van de Grondwet, noch in de artikelen2.15, 2.171 en 2.178 van de Mediawet grondslag om de NPOen particuliere omroeporganisaties tot het geven vaninlichtingen te verplichten. Juridische helderheid metbehulp van onafhankelijke deskundigen op deze punten isdoor de staatssecretaris toegezegd. Wij lezen in de memorievan antwoord dat de juridische redenering wordt onderzochtdoor een hoogleraar staats- en bestuursrecht. Niets tegenhoogleraren, integendeel zou ik haast zeggen, maar dat iséén deskundige waar in toezegging T02216 sprake is van"onafhankelijke juridische experts". Het doet denken aaneen uitspraak van Winston Churchill die ik als hoogleraareconomie wel kan waarderen: "If you put two economistsin a room, you get two opinions, unless one of them is JohnMaynard Keynes, in which case you get three". Hoe danook, graag wijzen wij de staatssecretaris op de exacte for-mulering van de toezegging. Wij gaan er ook van uit dat hijdie zal volgen.

    3-11-1011 oktober 2016EK 3

    Toekomstbestendig maken publiekemediadienstEerste Kamer

  • Hoewel het voorliggende wetsvoorstel slechts raakt aan deontwikkelingen betreffende de regionale omroepen, maaktmijn fractie toch van de gelegenheid gebruik, haar zorgente uiten omtrent de vertraging aangaande het wetsvoorstelover de modernisering van de Regionale Publieke Omroep.Met de staatssecretaris vindt de PvdA draagvlak bij deregionale omroepen cruciaal. En met de staatssecretarismeent zij dat voor een grote transitie de steun van de par-tijen die deze verandering daadwerkelijk gaan uitvoeren,nodig is. Echter, mijn fractie is er niet gerust op dat debezuinigingen die per 1 januari 2017 ingaan, niet ten kostezullen gaan van de kwaliteit en inhoud van het regionalemedia-aanbod. Graag vragen wij de staatssecretaris hoehij denkt te kunnen realiseren dat de ingeboekte bezuinigin-gen de kwaliteit en de inhoud van het regionale media-aanbod niet zullen aantasten. En graag herinneren wij hemaan zijn toezegging T02220 om bij te dragen aan een ruim-hartige frictiekostenregeling voor de regionale publiekeomroepen en te garanderen dat de frictiekostenregeling inieder geval het effect van zes maanden vertraging tenbedrage van 8,5 miljoen compenseert, boven op de regu-liere frictiekosten. Hoe heeft de staatssecretaris deze 8,5miljoen voor 2017 ingezet of hoe is hij voornemens, deze8,5 miljoen voor 2017 in te zetten? Voorts vernemen wijgraag van de staatssecretaris welke stappen hij onderneemtom overeenstemming tussen de regionale omroepen tebereiken. Mijn fractie verwacht van hem dat hij het behoudvan kwalitatief goede en onafhankelijke journalistiek in deregio zal waarborgen.

    Graag sluit ik af met dank aan de staatssecretaris dat hij dein deze Kamer geuite zorgen blijkens het voorliggendewetsvoorstel zeer serieus heeft genomen en met de hoopdat hij onze resterende vragen op overtuigende wijze weette beantwoorden.

    De heer Kops (PVV):Ik heb even de spreektekst van mevrouw Sent erbij gepakt,waarin staat: "wij verkiezen zorgvuldigheid boven snelheid".Heeft zij dat werkelijk gezegd? Ik kan het me niet voorstel-len!

    Mevrouw Sent (PvdA):Dat heb ik werkelijk gezegd en wel over de toegezegdeverkenning aangaande transparantie en onafhankelijkheidvan benoemingen in de publieke media.

    De heer Kops (PVV):Hoe kan mevrouw Sent dan wat dit betreft verklaren dathaar partij, de PvdA, in maart van dit jaar überhaupt heeftingestemd met dit wetsvoorstel, waar in de praktijk ookhelemaal niets van terecht is gekomen? Zij, haar partij, heeftingestemd met deze hele gang van zaken, dit bijzonderewijzigingsparcours. Hoe moet ik in die context dan "zorgvul-digheid" duiden?

    Mevrouw Sent (PvdA):De staatssecretaris heeft dit voorgesteld. Wij hebben ermeeingestemd omdat er op dat moment haast was gebodenbij de vorming van de RPO en bij duidelijkheid voor deregionale omroepen. Wij betreuren het ten zeerste dat dieduidelijkheid er nog steeds niet is.

    De heer Kops (PVV):Daar moest dus haast mee worden gemaakt, oké. Nu isduidelijk dat er in de praktijk helemaal niets van terecht isgekomen. Heeft mevrouw Sent of heeft haar partij, de PvdA,spijt dat zij in maart van dit jaar voor dit wetsvoorstel heeftgestemd?

    Mevrouw Sent (PvdA):Ik heb geen spijt van dingen die ik op een bepaald momentniet weet. Ik heb een beslissing genomen in goed vertrou-wen dat er overeenstemming zou komen. Ik vond hetbelangrijk om over te gaan tot hervorming van de RPO enwilde het regiowetsvoorstel geen vertraging laten oplopen.Dat vond ik een verstandig besluit. Ik sta daar nog steedsachter.

    De heer Kops (PVV):Dan concludeer ik dat die zorgvuldigheid bij de PvdA in depraktijk niets voorstelt. Dank u wel.

    De heer Schalk (SGP):Voorzitter. Ik proef vanmiddag grote eenstemmigheid alshet gaat over het proces rondom de Mediawet. Dat verdientgeen schoonheidsprijs. Deze Kamer is destijds akkoordgegaan, met name om te waarborgen dat de RPO snelstappen kon ondernemen. Helaas valt het tempo daarhelemaal weg en is "hoe verder?" een prangende vraag dievele fracties vanmiddag al hebben gesteld.

    Bij de behandeling van deze wet of, laat ik zeggen: de aan-vullingen, beperk ik mij tot enkele onderdelen die ik namensde fractie van de SGP bij de wetsbehandeling in maart hebbenoemd. Allereerst de governance. Goed bestuur wordtonder andere zichtbaar in procedures bij benoemingen. Ditwetsvoorstel regelt dat de overheid bij benoemingen vande NPO en RPO meer op afstand komt. De benoeming vanleden van de raad van bestuur ligt nu geheel bij de radenvan toezicht en voor benoemingen van leden van de raadvan toezicht neemt de staatssecretaris ook nadrukkelijkafstand, zo blijkt uit artikel 2.5. Zowel het vaststellen vande profielen als het instellen van een onafhankelijkebenoemingsadviescommissie ligt buiten zijn verantwoorde-lijkheid. De SGP vindt het van belang dat op deze wijzegepaste afstand is gecreëerd, waarbij overigens wel rechtgedaan wordt aan de ministeriële verantwoordelijkheiddoor marginale toetsing op een advies. Daarbij is vastgelegddat de minister een advies naast zich neer kan leggen van-wege strijdigheid met de wet, eisen van zorgvuldigheid ofandere zwaarwegende belangen. Dat laatste biedt ruimte,maar kan ook gemakkelijk tot verschil van mening leiden.Stel nu dat een diepgaand verschil van mening leidt totherhaald afwijzen van een advies, heeft de minister of destaatssecretaris dan nog mogelijkheden om een dergelijkeimpasse te doorbreken?

    Opvallend is dat bij deze procedures een beroep zal wordengedaan op de inbreng van een representatieve maatschap-pelijke adviesraad die wordt ingesteld om vorm te gevenaan de publieksvertegenwoordiging. Dergelijke adviesradenfunctioneren ook al op het niveau van de omroepverenigin-gen, maar deze nieuwe raad zou moeten complementerenen versterken. Een belangrijke vraag daarbij is: op welke

    3-11-1111 oktober 2016EK 3

    Toekomstbestendig maken publiekemediadienstEerste Kamer

  • wijze wordt de representativiteit van deze maatschappelijkeadviesraad geregeld en geborgd? De staatssecretaris geeftin de memorie van antwoord aan dat in ieder geval moetworden geselecteerd op afkomst, leeftijd, opleidingsniveauen sekse. Maar is hier niet bij uitstek het aspect levensbe-schouwing van belang? Wil de staatssecretaris bevorderendat het aspect levensbeschouwing in ieder geval wordttoegevoegd aan de selectiecriteria en dat dit ook wordtvastgelegd?

    Een ander aspect waar de SGP aandacht voor heeftgevraagd, is de inkadering van de rol van de NPO versusomroepverenigingen. In het wetsvoorstel, in het gedeelteover artikel 2.2, worden de sturende taken en bevoegdhedenvan de NPO gekoppeld aan afspraken en strategie, zoalsbeschreven in het concessiebeleidsplan, de prestatieover-eenkomst, de profielen van de aanbodkanalen, de afsprakenmet de omroeporganisaties, het coördinatiereglement,enzovoorts. Dezelfde opsomming komt nog eens terug inartikel 2.52. Daar staat echter: "Bij de coördinatie en orde-ning op en tussen de aanbodkanalen kan de raad vanbestuur voorstellen voor programma's toetsen aan (…)".Daarna volgt weer de hele opsomming. Hoe verhoudt zichdit tot elkaar? Artikel 2.2 is een verplichting en artikel 2.52lijkt een kanbepaling.

    Bij de eerdere behandelingen van de Mediawet heb iknamens mijn fractie een belangrijke morele vraag inge-bracht, namelijk of de staatssecretaris mogelijkheden zagom de Kijkwijzer toe te passen op reclames, en wel platfor-monafhankelijk, dus op radio, televisie en internet. Daarbijheb ik als voorbeeld genoemd — ik zeg dat nadrukkelijk —de weerzinwekkende overspelreclames van Second Love.De staatssecretaris heeft aangegeven dat hij deze niet bijwet kan verbieden, maar inmiddels heeft hij wel gerappor-teerd dat mede door deze discussie het morele besef bij deSter en bij de betreffende exploitant is doorgedrongen. Zijhebben namelijk zelf besloten dat de oproep om ontrouwte zijn niet voor 21.00 uur mag klinken. Wat de SGP betreftis dit pas een begin, want dit soort aanvallen op het huwelijkhoren niet op de publieke omroep.

    We gaan terug naar de vraag of de Kijkwijzer kan wordentoegepast op reclames. De staatssecretaris heeft destijdstoegezegd dat hij dit zou onderzoeken en zo mogelijk zouwillen bevorderen. Inmiddels heeft de staatssecretaris dezeKamer per brief laten weten dat de Ster heeft besloten zichformeel aan te sluiten bij NICAM/Kijkwijzer. Dit is eenbelangrijk signaal voor de fractie van de SGP. Hiermee isaan de toezegging van de staatssecretaris bijna voldaan.Het enige waar mijn fractie nog op wacht, is het bericht datde aansluiting van de Ster bij NICAM/Kijkwijzer daadwerke-lijk een feit is. Misschien kan de staatssecretaris aangevenof het al zover is, dan wel ons informeren op het momentdat dit geformaliseerd is.

    Ik zie uit naar de antwoorden van de staatssecretaris.

    De heer Schnabel (D66):Voorzitter. Het lijkt bijna alsof het gisteren was, maar hetis alweer een halfjaar geleden dat de Eerste Kamer met destaatssecretaris afspraken heeft gemaakt over wijzigingenvan zijn voorstel tot wijziging van de Mediawet. Ik zeg"afspraken" en niet "goede afspraken", want daarvan wordtmeestal pas achteraf gesproken, als de partijen het eigenlijk

    niet eens zijn geworden en er teleurstelling is over de matewaarin de andere partij die afspraken nakomt. Dat is hiertoch echt niet het geval geweest. De staatssecretaris heeftde Eerste Kamer en de Tweede Kamer bereid gevonden inte stemmen met de aanvullingen. Vandaag kan ik zeggendat tot mijn blijde verrassing ook de heer Atsma vindt dathet vooral verbeteringen van de wet betreft. Ik was heelverrast toen ik vandaag zijn standpunten daarover hoorde,gezien het feit dat hij destijds geen steun aan de wet kongeven. Het is goed om te horen dat er ook wat hem betreftverbeteringen zijn. Die verbeteringen werden door demeerderheid van deze Kamer nodig gevonden om in tekunnen stemmen met de wijziging van de Mediawet 2008.Naar de mening van de fractie van D66 zijn de afsprakengoed nagekomen en hebben ze wat betreft de NPO tot eenbetere wet geleid.

    De staatssecretaris weet dat het voor mijn fractie in hetbijzonder van belang was dat de leden van de Raad vanToezicht van de NPO niet direct door de staatssecretarisbenoemd zouden worden. Mijn fractie is tevreden met denu voorgestelde regeling, waarin een onafhankelijkebenoemingsadviescommissie een zwaarwegend adviesaan de staatssecretaris uitbrengt. Daarnaast vond mijnfractie het van belang dat de verhouding tussen de NPO ende omroeporganisaties ten aanzien van de inhoudelijke enredactionele autonomie van de omroeporganisaties naderwerd verduidelijkt, niet alleen met het oog op het behoudvan de verscheidenheid in het aanbod van de gevestigdeomroepen, maar juist ook om nog niet gevestigde aanbie-ders en nieuw aanbod aan programmaconcepten kansente bieden. Naar ons oordeel zou dat bij uitstek ook eenopdracht van de NPO aan zichzelf moeten zijn, zeker nu wattot deze dagen de opdracht van het Mediafonds was, bij deNPO is komen te liggen. Artikel 2.88 van de Mediawet —de heer Lintmeijer heeft er vandaag al naar verwezen —moet wat mijn fractie betreft ook na aanvaarding van dewijziging gelezen worden als een gebod voor de NPO totuiterste terughoudendheid in interventies op het punt vanvorm en inhoud van het media-aanbod van de publiekemedia-instellingen. Mede in het licht van de discussie diewe daar met de staatssecretaris in het debat in februari overhebben gehad, hoop ik vandaag van de staatssecretaris tehoren dat dit ook de mening van de regering is en dat ditdus het uitgangspunt moet blijven voor de interpretatie vanartikel 2.88.

    Wat betreft de nu voorziene instelling van een representa-tieve maatschappelijke adviesraad hoopt mijn fractie al watmeer van de staatssecretaris te horen op welke wijze deNPO denkt daar vorm en inhoud aan te geven. Wij vertrou-wen erop dat in het halve jaar sinds de toezegging op ditpunt er al stappen gezet zijn om daar snel en goed vormaan te geven.

    Het was noodzaak om snel tot een nieuwe regeling voorde regionale omroepen te kunnen komen die een halfjaargeleden tot de, zeker in hindsight, wat bizarre situatie leiddedat de Kamer een wet aanvaardde met de toezegging vande staatssecretaris dat het voor mijn fractie belangrijkstedeel daarvan, de regeling van de positie van de NPO,voorlopig niet zou worden ingevoerd. Nu blijkt dat er bijminstens een deel van de regionale omroepen onvoldoendedraagvlak is voor invoering van een RPO zoals in de wetvoorzien is. Daarmee komt ook de uitvoering van debezuinigingsopdracht voor de regionale omroepen ingevaar. Als ik het goed begrijp — dat is dus een vraag aan

    3-11-1211 oktober 2016EK 3

    Toekomstbestendig maken publiekemediadienstEerste Kamer

  • de staatssecretaris — is het breekpunt het feit dat de RPOals zbo geen bestuurders van regionale omroepen alsbestuurder kan hebben als die bestuurders tegelijkertijdbestuurder zijn van hun eigen regionale omroep, die alsregionale media-instelling feitelijk ook voorzien is van eenzbo-status. Het is een heel ingewikkelde constructie dieeigenlijk niet kan. Daar is statusverlies aan verbonden; datblijkt ook uit de reacties. Maar voor onze fractie is het tochook de vraag hoe het kan dat de mogelijkheid van dit zbo-zbo-probleem niet eerder is gesignaleerd, niet door destaatssecretaris zelf en niet door de Raad van State. Ook inhet advies uit 2015 over de wijziging van de Mediawet wordter door de Raad van State op geen enkel punt meldinggemaakt van dit mogelijke risico.

    De wet zelf schrijft overigens niet voor dat het bestuur vande RPO uit bestuurders van de regionale omroepen bestaat.Die mogelijkheid is er volgens de wet, maar zelfs als allemaximaal zes leden van het bestuur ook in dienst zoudenzijn van een regionale omroep — en dat hoeven ze volgensde wet niet eens te zijn in de rol van bestuurder van eenregionale omroep — blijft het probleem bestaan dat erdertien regionale omroepen zijn. Hebben de regionaleomroepen zichzelf onvoldoende gerealiseerd dat ze in denieuwe RPO in feite alleen nog regionale redacties kunnenzijn? De staatssecretaris schrijft daarover: "De regionaleredacties blijven daarbij vooralsnog in de onderliggendestichtingen behouden." Dat geeft al wat aan. Moet "voorals-nog" hier gelezen worden als: ik weet nog niet hoe hetverder moet? Of moet het toch eerder, in de beste "Wie isde Mol"-traditie, gelezen worden als: ik weet het wel, maarzij moeten het eerst zelf ontdekken? Dat hebben ze gedaan,en dat beviel niet iedereen even goed.

    De staatssecretaris verwijst graag naar Stichting ROOS, hetsamenwerkingsverband van de regionale omroepen, alsde initiator of minstens mede-initiator van de plannenwaartegen men nu te hoop loopt. De staatssecretaris heefter alle vertrouwen in dat het probleem kan worden opgelost,maar mijn fractie wil toch wel weten welke oplossing hijvoor ogen heeft en hoe het tijdspad eruitziet. Wat gaat ergebeuren als het overleg met en tussen de regionaleomroepen niet tot de door de staatssecretaris gewenste enin de wet voorziene uitkomst leidt? Zoals al is gezegd, heeftde simpele samenwerking tussen de omroepen btw-gevolgen. De keuze voor de individuele omroepen omzelfstandig te blijven, brengt de bezuinigingen weer ingevaar. De vraag is althans hoe ze die kunnen realiseren,zonder zowel de programmering als de ondersteuningsfunc-tie geweld aan te doen. Moeten we rekening houden metde mogelijkheid dat we te maken krijgen met de indieningvan een toevoeging op de aanvulling van de wijziging vande Mediawet? Ik krijg daarop graag een antwoord van destaatssecretaris, maar dan hopelijk niet in de vorm van eenindiening.

    Vandaag hoeven we gelukkig alleen te beslissen over devoorgestelde aanvulling. Uit het eerste deel van mijn betoogzal duidelijk zijn dat mijn fractie steun zal geven aan hetwetsvoorstel. Namens mijn fractie heb ik ook uitdrukkinggegeven aan onze zorg over de situatie waarin de regionalepublieke mediadiensten, mede door eigen toedoen, zijnterechtgekomen. Ten slotte denk ik dat de staatssecretarisde eerste zal zijn om te bevestigen dat door de snelle ont-wikkelingen op het gebied van informatie en communicatie,maar misschien minder door de tegenwerking die hij in hetveld ondervindt door de veranderingen die daarbuiten

    plaatsvinden, op dit moment geen Mediawet werkelijk hetpredicaat "toekomstbestendig" verdient.

    De heer Ten Hoeve (OSF):Voorzitter. Er is al lang en uitgebreid met deze staatssecre-taris gediscussieerd over de wijziging van de Mediawet.Wat mij betreft hoeven we dat niet allemaal over te doen.De door de staatssecretaris gedane toezeggingen rond debenoeming van het bestuur en de raden van bestuur vande NPO en de RPO zijn keurig waargemaakt. Wat betreft deverhouding tussen de NPO en de omroeporganisaties blijftartikel 288 van de Mediawet het centrale uitgangspunt,waarin alle verdere interne regelingen hun begrenzingvinden. Voor het waarborgen van de publieksbetrokkenheidwordt een maatschappelijk representatieve adviesraadopgetuigd. Ik heb nog wel wat twijfels of dat laatste werke-lijk zal bijdragen aan een vergroting van de maatschappe-lijke relevantie van de publieke mediadienst, naast de tekoesteren functie van de omroepverenigingen in dit opzicht.Maar het is wel wat de Kamer heeft gevraagd. De staatsse-cretaris heeft wat mij betreft dus voldaan aan de verwach-tingen met betrekking tot het afronden van de discussiesover de functie- en taakuitoefening van de NPO.

    Anders ligt het natuurlijk met betrekking tot de regionaleomroepen. Het lijkt mij goed om dat hier ook even aan deorde te stellen. Alhoewel de staatssecretaris er nog van uitlijkt te gaan dat het wetsvoorstel zoals dat bedoeld was —het realiseren van de inbedding van de regionale omroepenin de RPO — er op termijn wel zal komen, lijkt dat tochhelemaal niet zeker. Het lijkt niet aannemelijk dat dit hetkomende halfjaar nog kan. Wat er daarna gebeurt, isnatuurlijk volstrekt onzeker. Naar mijn gevoel is het danook zinvol om voorlopig uit te gaan van de situatie zoalsdie nu is. De regionale omroepen blijven functioneren alsaangewezen en regionale publieke media-instellingen enze kunnen op basis van de aanwijzing uitzenden. Ze blijvendus ook wat hun zendconcessie betreft zelfstandig. Ze zijnniet gebonden aan een aanwijzing die hun eventueel doorde RPO wordt gegeven. Heb ik dat goed begrepen? Deson-danks is het aannemelijk dat, als er onder de regie van deRPO of op een andere manier zinvolle en efficiënte bezuini-gingsmaatregelen worden voorgesteld, de omroepen diewel zullen willen implementeren. Het probleem met de btwhad ik mij daarbij niet gerealiseerd. Misschien wil destaatssecretaris daar nog even op ingaan. De omroepenzullen zulke maatregelen niet willen implementeren als dienegatief uitwerken op hun mogelijkheden om in program-matisch opzicht te doen wat zij belangrijk vinden. Ik kan mijvoorstellen dat die situaties ook heel best kunnen voorko-men. Zie ik dat goed? Wat verwacht de staatssecretaris watdit betreft?

    Het lijkt mij dus niet duidelijk of alle bezuinigingen welgerealiseerd zullen worden zoals gepland. De ontstaneverwarring zal daarbij ook niet bevorderend werken. Hoedan ook, het IPO brengt nog eens de eerder ook hier breedgedeelde vrees naar voren dat de programmatische invul-ling hieronder te lijden zal hebben. Niet bezuinigen zounatuurlijk de definitieve oplossing zijn voor alle betrokkenregionale omroepen. Onder de huidige omstandigheden isdaar misschien ook wel wat voor te zeggen. Minder bezui-nigen zou ook helpen. Het minste wat gevraagd kan worden,is dat de al beloofde vermindering van de bezuiniging metde halfjaartranche van 8,5 miljoen euro, evenwichtig ten

    3-11-1311 oktober 2016EK 3

    Toekomstbestendig maken publiekemediadienstEerste Kamer

  • goede komt aan alle regionale omroepen, onafhankelijkvan de vraag of ze wel of niet bezuinigende samenwerkingwillen aangaan. Dat is de enige manier om de voor de handliggende consequentie te trekken dat de nu zelfstandiggebleven omroepen principieel het recht hebben om huneigen beslissingen te nemen, in overeenstemming met deideeën van de RPO of, als zij menen daar nadeel van teondervinden, anders dan volgens de ideeën van de RPO.Daarover wil ik het standpunt van de staatssecretaris horen.Ik meen dat de achtergrond van de beloofde korting daarbijniet het nemen van maatregelen als zodanig was, maar delangdurige onzekerheid, waardoor het feitelijke proces werdbelemmerd en de omroepen ten aanzien van de verwerkingvan de bezuinigingen hoe dan ook op achterstand werdengesteld.

    Ten slotte, ik waardeer het dat de staatssecretaris hetopnemen van een paragraaf over de functie, taak enmogelijkheden van Omrop Fryslân in de bestuursafspraakmet de provincie Friesland, niet wil laten wachten opeventuele verdere ontwikkelingen. Ik ben ervan overtuigddat daarvoor een goede formulering overeengekomen kanworden. Ik zie die graag tegemoet, evenals de reactie vande staatssecretaris.

    Mevrouw Krikke (VVD):Voorzitter. Er zijn dansen waarvan het lijkt alsof ze nietdoorgaan, maar die uiteindelijk wel tot een heel mooiresultaat leiden. Zo'n dans hebben we hier ook gedaan. Wehebben met meerdere en op verschillende wijzen over deMediawet gesproken en vandaag hebben we dan toch eenwet waarmee we, wat mij betreft, kunnen instemmen.

    Als je het een beetje door je oogharen bekijkt, gebeuren ermet deze nieuwe wet verschillende dingen. Ten eerste gaande luiken van de NPO open; er is een grotere toegang vanmensen tot het bestel die daar nu geen toegang toe hebben.De nieuwe ideeën en wat mij betreft ook de nieuwe pro-gramma's die eruit voortkomen, zijn echt een verrijkingvoor de publieke omroep. Ten tweede is er minder politiekeinvloed op benoemingen, maar ook op programma's. Datkomt de onafhankelijkheid van de publieke omroep tengoede. Het is een stap voorwaarts in dezelfde dans die iknet al noemde. Ten derde wordt de publieksbetrokkenheidgroter. Ik realiseer me dat omroepverenigingen met hunleden natuurlijk ook invloed hebben, maar het feit dat ernu voor de hele publieke omroep een grotere publieksbe-trokkenheid wordt geregeld, is de winst van deze wet.

    Als ik kijk naar de toezeggingen die de staatssecretaris inde vorige debatten heeft gedaan, zijn die wat mijn fractiein dit voorstel heel goed neergelegd. Wij zijn daar tevredenover. Toch hebben wij ook nog wel wat zorg, want van deRPO — een van de zaken waarover we in dit huis ook veelhebben gesproken — verloopt de voortgang langzamerhandwel heel erg traag. Wij vinden het heel jammer dat dit zois gelopen. Wij vragen de staatssecretaris hoe wij wat datbetreft verdergaan. De samenwerking is van g