Tablets op het Stanislas College gepercipieerd rendement...6 130830_ Onderzoek_Rapport_Rendement...
Transcript of Tablets op het Stanislas College gepercipieerd rendement...6 130830_ Onderzoek_Rapport_Rendement...
Onderzoeksrapport
Tablets op het Stanislas College
gepercipieerd rendement
Utrecht, augustus 2013
2 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
Colofon Dit onderzoek is uitgevoerd op initiatief van Onderwijs Innovatie Groep met subsidie van Kennisnet. Subsidiegever Informatie Stichting Kennisnet T: 0800 - 321 22 33 Paletsingel 32 F: 079 - 321 23 22 2718 NT Zoetermeer E: [email protected] www.kennisnet.nl Uitvoer Informatie Onderwijs Innovatie Groep (OIG) T: 030 241 70 20 Niels Bohrweg 123 F: 030 241 06 71 3542 CA Utrecht E: [email protected] www.oig.nl Afstemming project Stanislas College Dhr. H.P.J.L. Dekkers Locatiedirecteur Projectgroep K.J. Schut, MSc Directeur Onderwijs Innovatie Groep M. E. Lamé, MSc. MA. (OIG)
Hoofd onderzoeker
N. van Dartel, Drs. (OIG)
Onderzoeker
©Onderwijs Innovatie Groep, Utrecht 2012-2013 Geheel of gedeeltelijke overname of reproductie van de inhoud van deze uitgave op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteursrechthebbende is verboden, behoudens de beperkingen bij de wet gesteld.
3 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
Inhoudsopgave
1. Samenvatting .............................................................................................................................. 4
2. Inleiding ...................................................................................................................................... 6
2.1 Tablets in het onderwijs .................................................................................................. 6
2.2 Onderzoekscontext: het Stanislas College ...................................................................... 7
2.3.1 Rendement ouderbetrokkenheid ................................................................................ 9
2.3.2 Leerrendement .......................................................................................................... 10
3. Onderzoeksopzet ...................................................................................................................... 14
3.1 Doelstelling onderzoek .................................................................................................. 14
3.2 Onderzoeksvragen ......................................................................................................... 14
3.3 Onderzoeksstrategie ..................................................................................................... 14
3.4 Onderzoeksinstrumenten .............................................................................................. 15
3.5 Respons en representativiteit ....................................................................................... 17
3.6 Analyses ......................................................................................................................... 18
4. Resultaten ................................................................................................................................. 22
4.1 Rendement ouderbetrokkenheid .................................................................................. 22
4.2 Leerrendement .............................................................................................................. 29
4.2.1 Gebruik tablet ................................................................................................................ 29
4.2.2 Voorzieningen, afspraken en competenties .................................................................. 34
4.2.3 Procesgeoriënteerde instructie ..................................................................................... 39
4.2.4 Differentiatie ................................................................................................................. 41
4.2.5 Aansluiting leefwereld ................................................................................................... 43
4.2.6 Coöperatief leren........................................................................................................... 45
4.2.7 Motivatie thuis-school ................................................................................................... 47
4.2.8 Retrospectieve vragen ................................................................................................... 48
5. Conclusies ................................................................................................................................. 50
5.1 Onderzoeksvraag 1 ........................................................................................................ 50
5.2 Onderzoeksvraag 2 ........................................................................................................ 51
6. Bijlage ....................................................................................................................................... 56
4 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
1. Samenvatting
Dit rapport bevat de resultaten en conclusies van een onderzoek naar het gepercipieerde rendement
van tablets op het Stanislas College.
De hoofdvraag van het onderzoek is: Wat is het gepercipieerde rendement van tablets op gebied van
ouderbetrokkenheid en leerrendement op het Stanislas College? Deze centrale onderzoeksvraag is
onderverdeeld in twee deelvragen. Wat is het gepercipieerde rendement van tablets op gebied van
ouderbetrokkenheid? En wat is het gepercipieerde leerrendement van tablets?
Door middel van een identieke meting onder leerlingen, docenten en ouders, voor en na de invoer
van tablets is het rendement van deze interventie gemeten.
Werken met tablets lijkt positief bij te dragen aan ouderbetrokkenheid.
De resultaten laten zien dat ouders met een kind in een tabletklas op drie van de vier aspecten van
ouderbetrokkenheid significant hoger scoren dan reguliere ouders. Ten aanzien van de eerste
subvraag, het gepercipieerde rendement van tablets op gebied van ouderbetrokkenheid, kan worden
geconcludeerd dat deze een positief resultaat laat zien.
Er is (nog) geen effect zichtbaar tussen de inzet van tablets en leerrendement…
Leerlingen scoren op drie van de vier deelaspecten van leerrendement positief. Tussen de 0- en de 1-
meting zijn de scores op de schalen niet significant veranderd. In de 0- en 1-meting zijn geen
significante verschillen tussen de gebruikersgroep ‘hoog frequent gebruik’ en ‘geen gebruik’
aangetroffen.
Docenten scoren op alle vier deelaspecten van leerrendement positief. Tussen de 0- en de 1-meting
zijn de scores op de schalen niet significant veranderd. Uit deze resultaten kan niet worden afgeleid
dat het werken met tablets effect heeft op het gepercipieerde leerrendement.
5 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
…dit kan worden verklaard door lage waardering voorzieningen, afspraken en competenties
Leerlingen scoren in de 0-meting neutraal op voorzieningen, afspraken en competenties. In de 1-
meting is deze score van leerlingen niet significant veranderd. Leerlingen in de gebruikersgroep ‘hoog
frequent’ scoren tijdens de 0-en 1-meting niet significant hoger, dan leerlingen die laag frequent
gebruik maken van tablets.
Ook docenten scoren in de 0-meting negatief over de algemene voorzieningen, het draadloos
netwerk en digitaal lesmateriaal. Hoewel de docenten In de 1-meting overwegend positiever zijn
over deze randvoorwaarden, blijven de scores laag.
6 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
2. Inleiding
2.1 Tablets in het onderwijs
In de huidige samenleving speelt ICT een belangrijke rol. Het toegenomen belang van ICT op onze
maatschappij vindt haar weerslag in het onderwijs. Bijna alle scholen in Nederlands hebben de
beschikking over één of meerdere digitale schoolborden, ongeveer 70% van alle leerlingen heeft een
smartphone en het aantal computers is toegenomen tot één per vier leerlingen (Monitor Informatie
& Media, 2013; Vier in Balans Monitor, 2010). Ook de inzet van digitale leermiddelen, aangeboden
door uitgevers of door leraren zelf ontwikkeld of gevonden, neemt jaarlijks toe (SLO
Leermiddelenmonitor, 2011). Naast het didactisch gebruik is ICT niet meer weg te denken in het
secundaire onderwijsproces zoals leerlingvolgsystemen, communicatie met leerlingen en ouders,
elektronische leeromgeving en administratieve processen.
Een recente ontwikkeling is de introductie van tablets in het onderwijs. De afgelopen jaren zijn er op
diverse scholen pilots gestart met werken met tablets (Vier in Balans Monitor, 2010). De voordelen
van werken met tablets zijn divers. Door met tablets te werken kunnen leerlingen tijd- en
plaatsonafhankelijk leren. Leerlingen kunnen overal en altijd aan de slag met de lesstof en zijn daarbij
niet gebonden aan vaste werkplekken of computerruimtes (Vier in Balans Monitor, 2010). Ook buiten
het klaslokaal kunnen leerlingen werken aan schoolgerelateerde zaken. Door middel van tablets is
het ook mogelijk dat leerlingen zelfstandiger werken. Ze zijn minder afhankelijk van de leraar en
leerlingen kunnen leermiddelen gebruiken die aansluiten bij hun leerstijl.
Er bestaat een wijd verspreide overtuiging dat tablets een belangrijke rol kunnen gaan spelen in het
veranderen en moderniseren van het onderwijssysteem en leerprocessen. De realisatie van deze
voordelen (het rendement) is afhankelijk van hoe de ICT inzet is bedacht, hoe dit in de praktijk is
uitgevoerd en hoe het wordt gebruikt (Kennis van Waarde Maken, 2008 – p.11). Ondanks de
spraakmakende toekomstbeelden en de vele mogelijkheden, bestaat er weinig bewijs dat het werken
met tablets concreet bijdraagt aan onderwijsopbrengsten.
In dit onderzoek dat voor u ligt is het gepercipieerd rendement van het werken met tablet
onderzocht.
7 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
2.2 Onderzoekscontext: het Stanislas College
Het onderzoek vindt plaats op een VMBO en MAVO-onderbouw locatie van het Stanislas College, een
school in het voortgezet onderwijs met verschillende vestigingen in Delft en omstreken. Huidig
onderzoek vond plaats op de locatie Krakeelpolderweg in Delft. De locatie heeft één directeur, één
adjunct-directeur, vier teamleiders, 60 docenten en 645 leerlingen.
In het schooljaar 2011-2012 hebben docenten geëxperimenteerd met de inzet van de tablets in de
les. Dit heeft meerdere nuttige en leuke resultaten opgeleverd. Zowel leerlingen als docenten zijn
heel erg met het onderwerp bezig, ook diegenen die niet in de pilot klas zaten. Aan het begin van dat
schooljaar zijn twee 'tabletdagen' gehouden. Tijdens deze dagen zijn leerlingen en docenten
geïnstrueerd over de 'huisregels', de instellingen en het basis gebruik van de tablets. Sindsdien is er
iedere maand weer een dergelijke ‘tabletdag’. Het pilot project is voortgezet en uitgebreid in het
schooljaar 2012-2013. Vier nieuwe brugklassen zijn gaan werken met tablets, de klas die al over
tablets beschikte blijft met tablets werken.
Op dit moment is er behalve een boel 'wandelgangen' enthousiasme onder de gebruikers geen
cijfermatige onderbouwing dat de inzet van tablets bijdraagt aan beter onderwijs. Het Stanislas
College beseft zich hierbij dat de voordelen en argumenten niet onomstreden zijn en dat het succes
voor een groot deel afhankelijk zal zijn van zowel de behaalde resultaten/rendementen als de
perceptie van de betrokkenen. Gezien de grootte van de investeringen is het van groot belang dat
daar een rendement tegenover staat en dat betrokkenen de investeringen verantwoord vinden. Dat
is de reden dat het Stanislas College het rendement van de inzet van tablets door middel van een
onderzoek wil meten.
8 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
2.3 Probleemstelling en theoretisch kader
Dit onderzoek richt zich op het inzichtelijk maken van het gepercipieerde rendement van de inzet van
tablets op het Stanislas College. De probleemstelling ofwel centrale onderzoeksvraag in dit
onderzoek is:
Wat is het gepercipieerde rendement van tablets op gebied van ouderbetrokkenheid en leerrendement
op het Stanislas College?
Het onderdeel dat centraal staat in het huidige onderzoek is het waargenomen rendement van
tablets. In dit onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten rendement. Het
rendement op ouderbetrokkenheid en het leerrendement. Beide vormen van rendement worden in
de volgende twee paragrafen toegelicht. De onderdelen ‘randvoorwaarden’ en ‘gebruik’, worden in
dit onderzoek beperkt bevraagd. Het uitgangspunt is dat zowel de randvoorwaarden als het gebruik
aanwezig zijn. Beide onderdelen kunnen wel gebruikt worden als verklarende factoren indien
rendement uitblijft.
Figuur 1: Overzicht & theoretisch kader onderzoek.
Leid
ersc
hap Samenwerking
VisieDeskundig
heidSoftware/
contentICT
infrastructuur
Rand voorwaarden
A
Gebruik
B
Rendement
v1
Meten van existentie/gebruik BYOD in interventies
1.Toestaan van gebruik van het eigen device
2. Inzet in de lesvan eigen device
Meten van (gepercipieerd) rendement tablets
3. Aanzet tot gebruik van het eigen device
Ouderbetrokkenheid Leerrendement
9 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
2.3.1 Rendement ouderbetrokkenheid
De eerste deelvraag van dit onderzoek, richt zich op het rendement van ouderbetrokkenheid door
het gebruik van tablets op het Stanislas College. In dit onderdeel wordt de betrokkenheid van ouders
in kaart gebracht, zowel algemeen als specifiek ten aanzien van de verwachte meerwaarde en
bruikbaarheid van tablets (zie figuur 2).
Figuur 2: Gehanteerd model voor het meten van ouderbetrokkenheid
Ouderbetrokkenheid algemeen:
Om te meten of de ouders op het Stanislas College een hogere betrokkenheid laten zien door de
invoer van tablets is de vragenlijst van Cohen (2007) naar ouderbetrokkenheid als uitgangspunt
genomen. In de vragenlijst van Cohen wordt er onderscheid gemaakt naar 1) ouder-kind
communicatie, 2) onderwijsgerichte gedragingen, 3) betrokkenheid in de school en 4) aspiraties (en
verwachtingen).
Ouderbetrokkenheid tablets:
Om in kaart te brengen in welke mate ouders op het Stanislas College betrokken zijn bij de invoer van
tablets zijn er enkele vragen gesteld specifiek over de bekendheid en gebruik van tablets. Hieronder
valt in welke mate ouders op de hoogte zijn en begrijpen wat tablets in het onderwijs inhoudt.
Ouderbetrokkenheid
Betrokkenheid algemeen
Betrokkenheid tablets
Cohen (2007)
TPB, Ajzen (1985)
10 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
2.3.2 Leerrendement
De tweede deelvraag betreft het gepercipieerd leerrendement, gemeten onder leerlingen en
docenten. In deze paragraaf is de relatie tussen de motivatie van leerlingen, het leerrendement bij
leerlingen en het instructiegedrag van docenten toegelicht. Vervolgens is uitgewerkt op welke wijze
het instructiegedrag van docenten effectief kan inspelen op de motivatie van leerlingen en
leerrendement.
Motivatie van leerlingen, leerrendement en instructiegedrag van docent
In het huidige onderzoek is, in navolging van de theoretische uiteenzetting van Schuit et al. (2011),
verondersteld dat er een directe relatie bestaat tussen het instructiegedrag van docenten, de
motivatie van leerlingen en leerrendement. Hieronder volgt een toelichting op de verschillende
constructen en de onderlinge samenhang.
Motivatie leerlingen
Woolfolk, Hughs & Walkup (2008) omschrijven ‘motivatie’ als volgt: ‘Motivatie is een innerlijk proces
dat een persoon aanzet tot bepaald gedrag, richting geeft aan dat gedrag en ervoor zorgt dat een
persoon dit gedrag in stand houdt.’ Motivatie verwijst daarmee in belangrijke mate naar de wil van
kinderen en jongeren om te leren (zie ook Vansteenkiste, Sierens, Soenens & Lens, 2007 volgens
Schuit, 2008 p11).
In de wetenschappelijke literatuur is de Self Determination Theory (SDT) van Deci & Ryan (2000) een
invloedrijk model voor de verklaring van gemotiveerd gedrag. Een belangrijk uitgangspunt van de
‘zelfdeterminatietheorie’ is dat motivatie toeneemt wanneer individuen de perceptie hebben
zelfstandig keuzes kunnen maken (Schuit, et al. 2011 p. 12). Behoefte aan autonomie, competentie
en verbondenheid zijn belangrijke begrippen voor het verklaren van motivatie (zie figuur 2.1) (Deci &
Ryan, 2000).
Leerrendement
Er bestaat een sterke relatie tussen motivatie en leerrendement. Leerlingen met meer motivatie
vertonen grotere betrokkenheid bij- en inzet op school (Connell & Wellborn, 1990), hebben betere
resultaten (Miserandino, 1996), vertonen minder schooluitval (Vallerrand & Bissonnette,1992),
vertonen kwalitatief hoogwaardiger leergedrag (Grolnick & Ryan, 1987) en meer welbevinden
(Sheldon & Kasser, 1995; Shelden & Kasser,1998) (Schuit, et al. 2011 p. 19).
11 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
Deze relatie is in figuur 3 weergegeven. Deze constructen en hun onderlinge relatie zijn in dit
onderzoek niet opnieuw bevraagd. De bestaande literatuur, zoals hiervoor beschreven, is hiervoor
aangehouden.
Figuur 3: Relatie instructiegedrag docenten, motivatie leerlingen en leerrendement
Instructiegedrag docenten
Docenten kunnen effectief inspelen op de motivatie van leerlingen en het leerrendement door drie
basisbehoeften van leerlingen te vervullen (Schuit et al. 2011):
1. de behoefte aan autonomie
2. de behoefte aan ‘competence’, competentie, vermogen, handelingsbekwaamheid
3. de behoefte aan (interpersoonlijke) verbondenheid (Schuit et al, 2011, p.23).
Om tegemoet te komen aan de behoeften van autonomie, competentie en/of verbondenheid is het
instructiegedrag van leraren onderzocht. Vier factoren in het instructiegedrag van leraren vertonen
een positieve relatie met de motivatie van leerlingen en daarmee het leerrendement (Schuit et al
2011):
Procesgeorienteerde instructie
Differientatie
Verbinding met de leefwereld van leerlingen
Coöperatief leren
Buiten onderzoekscopeBinnen onderzoekscope
Instructiegedrag docenten
Procesgeoriënteerde
instructie
Differentiatie
Verbinding leefwereld
Coöperatief leren
Motivatie leerlingen
behoefte aan autonomie
behoefte aan competence
behoefte aan verbondenheid
Leerrendement
Betrokkenheid en inzet op school
Betere resultaten
Minder schooluitval
Hoogwaardig leergedrag
Meer welbevinden
12 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
Invloed van instructiegedrag docenten op motivatie leerling
In dit onderdeel is uitgewerkt op welke wijze het instructiegedrag van docenten de motivatie van
leerlingen en daarmee het leerrendement effectief beinvloed.
Procesgeoriënteerde instructie
Binnen procesgeoriënteerde instructie verschuift het accent in het leerproces van de leraar naar de
leerling, van instructie naar actief, zelf gereguleerd leren. Zelf regulerend leren stimuleert de
autonomie van de leerling. Bij de autonomie van de leerling gaat het om het zelf plannen en
organiseren van leeractiviteiten, zelf kiezen van opdrachten en het zelf monitoren van
studievoortgang. Er is vanuit de SDT-theorie verondersteld dat procesgeoriënteerde instructie een
positief effect op de motivatie van de leerling heeft (Schuit et al, 2011, p.24-25). Procesgeoriënteerde
instructie lijkt echter niet voor elke leerling in dezelfde mate geschikt, het is belangrijk dat de
instructie aansluit bij het ontwikkelingsstadium van de leerlingen. Zo zijn oudere en/of meer
intelligente leerlingen beter in staat tot zelfgereguleerd leren dan jonge en/of minder intelligente
leerlingen.
Differentiatie
Vanuit de constructivistische benadering van het onderwijs wordt veel belang gehecht aan het
bieden van differentiatie aan leerlingen op grond van sociale, culturele en cognitieve verschillen
tussen leerlingen. Differentiatie is het afstemmen van instructies op verschillen in leerbehoefte en
leervermogen tussen leerlingen. De mate waarin het docenten lukt de onderwijsactiviteiten te
differentiëren naar de situatie van de leerlingen, draagt positief bij aan de motivatie van hun
leerlingen (Schuit et al, 2011, p.26). Differentiatie is een belangrijke voorwaarde voor
procesgeoriënteerde instructie. Procesgeoriënteerde instructie die gebruik maakt van differentiatie
tussen leerlingen aan de hand van leerbehoefte en leervermogen, heeft een positief effect op
motivatie. Het draagt bij aan de behoefte van competentie (‘ik kan het’), autonomie (‘ik maak zelf
keuzes en stappen in mijn leerproces’) en verbondenheid van leerlingen (‘de leraar houdt rekening
met mij, dat vind ik fijn’) (Schuit et al, 2011, p. 28).
13 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
Verbinding met de leefwereld van de leerlingen
De motivatie van leerlingen om te leren is hoger wanneer nieuwe informatie meer betekenis of een
grotere gebruikswaarde heeft. (Schuit et al, 2011, p.29). Meer betekenis of een grotere
gebruikswaarde kan op verschillende manieren gerealiseerd worden.
Allereerst kan dit gerealiseerd worden door het leerproces aan te laten sluiten bij de ‘natuurlijke’
interesses die passen bij de leeftijdsfase van een kind. Kinderen uit groep 3 hebben andere
persoonlijke interesses dan pubers van 12. Een andere vorm van aansluiten op de interesses van
leerlingen is door een koppeling te maken met de toekomstige beroepspraktijk. Leerlingen die een
technisch beroep willen uitvoeren hebben meer affiniteit met het vak techniek dan leerlingen die in
een andere beroepspraktijk willen werken.
Een tweede manier om meer betekenis of een grotere gebruikswaarde te bewerkstelligen is door
een link te maken met de actualiteit. Om leerlingen de bruikbaarheid van informatie te laten inzien
kan in het leerproces gebruik worden gemaakt van probleem gestuurd onderwijs of
projectonderwijs, waarbij een leraar zijn leerlingen als authentieke medewerkers aan een taak laat
werken.
Een meer authentieke leeromgeving draagt in theorie bij aan een grotere verbondenheid en
daarmee de motivatie van leerlingen. Daarnaast werken kinderen harder aan opdrachten die ze leuk
vinden en zelf gekozen hebben, ofwel de behoefte aan autonomie (Schuit et. Al, 2011, p. 30).
Coöperatief leren
Het coöperatief leren heeft betrekking op het in groepsverband werken van leerlingen aan leertaken
(Schuit et al, 2011, p.31). Literatuur verondersteld dat coöperatief leren een positief effect heeft op
de motivatie van leerlingen. Coöperatief leren lijkt vooral te voldoen aan de basisbehoefte van inter-
persoonlijke verbondenheid en competentie (Schuit et al, 2011, p.31). Het uitwisselen van ideeën,
informatie en meningen met andere leerlingen benadrukt het belang van de opdracht en de
afhankelijkheid van andere leerlingen (persoonlijke verbondenheid). Daarnaast worden verklaringen
en werkwijzen van medeleerlingen gespiegeld, dit leidt tot activering van hogere mentale functies als
taal, denken en redeneren (competentie).
14 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
3. Onderzoeksopzet
3.1 Doelstelling onderzoek
Dit onderzoek richt zich op het inzichtelijk maken van het gepercipieerde rendement van de inzet van
tablets op het Stanislas College. De probleemstelling ofwel centrale onderzoeksvraag in dit
onderzoek is:
Wat is het gepercipieerde rendement van tablets op gebied van ouderbetrokkenheid en
leerrendement op het Stanislas College?
3.2 Onderzoeksvragen
Deze centrale onderzoeksvraag is onderverdeeld in twee verschillende deelvragen:
a) Wat is het gepercipieerde rendement van tablets op gebied van ouderbetrokkenheid?
Deze deelvraag meet het rendement van de invoer van tablets op basis van de vergelijking van een
identieke meting voor en na de invoer van tablets onder ouders.
b) Wat is het gepercipieered leerrendement van tablets?
Deze deelvraag meet het rendement van de invoer van tablets op basis van de vergelijking van een
identieke meting voor en na de invoer van tablets onder leerlingen en onder docenten.
3.3 Onderzoeksstrategie
Om antwoord te geven op de onderzoeksvraag is gekozen voor een mix van kwantitatieve en
kwalitatieve methoden. Het kwantitatieve deel omvat een online enquête onder leerlingen en
docenten, het kwalitatieve deel omvat verdiepende gesprekken met leerlingen en docenten op het
Stanislas College. In eerste instantie is de situatie bij aanvang van het onderzoek in kaart gebracht, de
0-meting. Vervolgens is de situatie aan het einde van het schooljaar in kaart gebracht, de 1-meting.
Door een identieke meting op het 0-moment en 1-moment te vergelijken wordt het rendement
bepaald. Het Stanislas College stelt hiertoe de e-mailadressen van haar leerlingen en docenten
beschikbaar.
15 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
Figuur 4: Onderzoeksdesign
3.4 Onderzoeksinstrumenten
Om het gepercipieerde rendement van tablets te meten is gebruik gemaakt van kwantitatieve en
kwalitatieve onderzoeksmethoden.
Kwantitatieve onderzoeksinstrumenten
Het kwantitatieve onderzoeksdeel bestond uit drie verschillende online vragenlijsten die zijn
verspreid onder leerlingen, leraren en ouders betrokken bij het Stanislas College. Deze drie
verschillende vragenlijsten omvatte grotendeels dezelfde thema’s. Elke doelgroep moest ook enkele
doelgroepspecifieke vragen beantwoorden. De vragenlijsten zijn door OIG in een online enquêtetool
gezet. De ingevulde vragenlijsten zijn online geretourneerd en direct verwerkt. Door de koppeling
van de respondenten aan de OIG database is de non-respons bijgehouden.
De verschillende doelgroepen zijn per e-mail aangeschreven. De contactgegevens van de
respondenten zijn verkregen via de administratie van het Stanislas College. In de uitnodiging voor het
onderzoek is kort het belang van het onderzoek toegelicht en verzocht mee te werken aan het
onderzoek. Het invullen van de vragenlijst duurde ongeveer 10 tot 20 minuten en was volledig
anoniem.
De opzet van de vragenlijst voor leerlingen en leraren was identiek en bestond uit verschillende
onderdelen. Het eerste onderdeel van de vragenlijst was gericht op achtergrondkenmerken van
respondenten. Vervolgens bevatte de enquêtes vragen over het gebruik van tablets en werden de
randvoorwaarden om met tablets te kunnen werken bevraagd. Overige onderwerpen in de
vragenlijst voor leerlingen en leraren waren 1) procesgeoriënteerde instructie, 2) mate van
differentiatie, 3) aansluiting bij de leefwereld en 4) coöperatief leren.
Definitie
onderzoeksvragen
Analyse &
rapportage
0-situatie tussenmeting
Verslaglegging 0-, en
1-meting
Analyse en conclusies
Rendement
1) Ouderbetrokkenheid
2) Leerrendement
Rapportage
nameting1-situatie
0-meting:
rendement
Verslaglegging
0-meting
1-meting:
rendement
16 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
De kwantitatieve vragenlijst ontworpen voor ouders moest antwoord geven op de vraag welk
gepercipieerd rendement tablets hebben op ouderbetrokkenheid. Deze vragenlijst bestond uit het
gebruik van tablets en de mening over het gebruik van tablets. Overige onderwerpen in de vragenlijst
waren ouder-kind communicatie, onderwijsgerichte gedragingen, betrokkenheid in de school en
aspiraties en verwachtingen over studiesucces.
Kwalitatieve onderzoeksinstrumenten
Het kwalitatieve onderzoeksdeel bestond uit een serie gesprekken met leerlingen, leraren en ouders
over gepercipieerd leerrendement en ouderbetrokkenheid. Tijdens de gesprekken zijn dezelfde
onderwerpen uit de kwantitatieve vragenlijst bevraagd. Door enkele bevindingen uit de 0-meting aan
respondenten voor te leggen werd er een verdieping op de onderzoeksresultaten gerealiseerd.
De gesprekken met leerlingen en leraren hebben plaats gevonden gedurende een ‘tablet dag’ op het
Stanislas College. Tijdens en rondom de lessen zijn docenten en leerlingen aangesproken en gevraagd
naar hun mening en ervaringen over tablets. De ouders zijn geïnterviewd tijdens een ouderavond. De
geïnterviewde respondenten kregen bij de start van het gesprek een toelichting over het doel van
het onderzoek. Tijdens de gesprekken is gebruik gemaakt van een interviewprotocol (zie bijlage 6.3).
Bij elk gesprek werden verschillende delen van het interviewprotocol doorlopen. De interviews met
de leerlingen, leraren en ouders duurden maximaal twintig minuten en de resultaten van de
interviews zijn anoniem uitgewerkt in deze rapportage.
17 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
3.5 Respons en representativiteit
Hierna wordt de respons en de representativiteit voor de kwalitatieve en kwantitatieve
onderzoeksmethoden beschreven.
0-meting
1-meting
Aangepast aan de doelgroep, zijn drie gelijksoortige vragenlijsten verspreid gekregen. Op basis van
de responsgrootte van de leerlingen en leraren kan er gesproken worden van een betrouwbaarheid
van 95% met een nauwkeurigheid van 5%. De responsgrootte van ouders in de 1-meting is dermate
dat er gesproken kan worden van een betrouwbaarheid van 90% met een nauwkeurigheid van 5%.
Voor dit onderzoek is een literatuurstudie, een kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethode
toegepast waardoor er spraken is van methodetriangulatie.
Respons 1. Totale doelgroepvoorstel
2. Gewenste responsvoostel
3. Totale doelgroepwerkelijk
4. Gewenste respons
werkelijk
5. Respons volledig
werkelijk
Ouders 288 165 288 165 197
Leerling 288 165 288 165 178
Docent 46 42 28 27 27
Respons 1. Totale doelgroepvoorstel
2. Gewenste responsvoostel
3. Totale doelgroepwerkelijk
4. Gewenste respons
werkelijk
5. Tot nu toe behaalderespons
Ouders 288 165 269 158 139
Leerling 288 165 288 165 225
Docent 46 42 23 22 22
18 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
3.6 Analyses
In deze paragraaf wordt toegelicht welke analyses hebben plaatsgevonden op de data. Er is
toegelicht hoe de data is bewerkt is en welke analyses zijn uitgevoerd.
Databestanden
De ruwe Excel- databestanden zijn per doelgroep in SPSS gehercodeerd en in aparte werkbestanden
geplaatst. Per doelgroep zijn de databestanden van de meetmomenten samengevoegd. Dit is gedaan
omdat zo per doelgroep bekeken kan worden of en zo ja welke verschillen er zijn tussen de
meetmomenten.
Databewerking metingen
Het hercoderen omvat het omzetten van alfanumerieke variabelen tot numerieke variabelen
(numerieke codes op alle meetschalen) en het construeren van nieuwe variabelen op basis van
bestaande variabelen (zoals het aanmaken van schaalvariabelen en het omzetten van geboortejaar
naar leeftijdsklasse).
Naast het hercoderen van de variabelen die in de vragenlijst zitten, zijn nieuwe variabelen
aangemaakt. De variabele meetmoment is gemaakt om vergelijking tussen metingen mogelijk te
maken. Verder is een variabele gebruikerstype aangemaakt. Deze variabele geeft aan of de
respondent getypeerd kan worden als een ‘hoog frequent gebruiker’, ‘laag frequent gebruiker’ of
‘geen gebruiker’. Voor de groep docenten is deze variabele geconstrueerd door drie groepen te
onderscheiden binnen de antwoorden op het item ‘hoe vaak gebruikt u de tablets in de les’.
Respondenten die het antwoord ‘dagelijks’ of ‘wekelijks’ geven zijn ingedeeld in de gebruikerstype
‘hoog frequent’. Docenten die het antwoord ‘elke 2 weken’ of ‘minder dan elke 2 weken’ hebben
gegeven zijn getypeerd als ‘laag frequent gebruikers’. Respondenten die ‘nooit’ hebben geantwoord
en respondenten die ‘nee’ antwoorden op de dichotome variabele ‘Geeft u les aan tabletklassen’ zijn
ingedeeld in de gebruikerstype ‘geen gebruiker’.
19 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
Voor leerlingen is de gebruikerstype variabele geconstrueerd door drie groepen te onderscheiden
binnen de antwoorden op het item ‘hoe vaak gebruik je de tablet in de les’. Respondenten die het
antwoord ‘dagelijks’ gaven zijn getypeerd als ‘hoog frequent gebruiker’. Leerlingen die het antwoord
‘wekelijks’; ‘elke twee weken’ of ‘minder dan elke twee weken’ hebben gegeven, zijn ingedeeld in de
gebruikerstype ‘laag frequent’ . Leerlingen die ‘nooit’ antwoorden en leerlingen die niet in een
tabletklas zitten zijn samengevoegd tot de gebruikerstype ‘geen gebruiker’.
Toelichting factoranalyse
In dit onderzoek is exploratief een factoranalyse uitgevoerd. Dit is gedaan om na te gaan of meerdere
variabelen gezamenlijk een factor vormen. De gebruikte extractiemethode is de Principale
Componenten Analyse (PCA) en als rotatiemethode is gekozen voor de varimax methode. Als
ondergrens is gekozen voor een Eigenvalue van 1. Om de factoranalyseerbaarbeid te bepalen is de
KMO-test uitgevoerd en gecontroleerd op een minimumwaarde van 0,5.
Voor de gebruikersgroep docenten zijn alle items van de schaalvariabelen in een factoranalyse
ingevoerd. Hieruit blijkt er tijdens de 0-meting acht, en tijdens de 1-meting tien verschillende
componenten zijn met een eigenvalue hoger dan 1. De componenten komen niet overeen met de
theoretische constructen en verschillen tussen de metingen.
Bij de gebruikersgroep leerlingen komt een soortgelijk beeld naar voren. Een factoranalyse met alle
items van de schaalvariabelen voor de leerlingen laat zien dat tijdens de 0-meting negen, en tijdens
de 1-meting zeven verschillende componenten met een eigenvalue hoger dan 1 zijn. Ook bij de
leerlingen komen de aangetroffen componenten niet overeen met de theoretische constructen en
verschillen deze tussen de metingen.
Omdat de componenten niet overeen komen met de theoretische constructen is de theoretische
indeling van subschalen leidend geweest boven de statistische uitkomsten van de factoranalyse.
Op dezelfde wijze is een factoranalyse uitgevoerd per subschaal van het theoretisch model.
Vervolgens zijn de schalen door middel van een betrouwbaarheidstoets gecontroleerd op de interne
consistentie (per meetmoment). Hierbij is een ondergrens gehanteerd van (Cronbach’s) α≥0,70. Dit
betekent dat de opgenomen items in de schaal voldoende samenhang vertonen en dus vergelijkbare
zaken meten. Als een item niet bijdraagt aan een schaal, is het betreffende item niet in de schaal
opgenomen. In een paar gevallen is een lagere alpha – maar wel minimaal 0,6 - geaccepteerd
vanwege het lage aantal items in de schaal en wanneer de alpha op het tweede meetmoment een
20 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
voldoende hoge waarde gaf. In enkele gevallen is een schaal uit de 0-meting alsnog losgelaten omdat
de alpha in de 1-meting onvoldoende samenhang vertoonde. In bijlage 6.1 hoofdstuk 3 zijn in de
tabellen de schaalscores opgenomen. Het gaat om variabelen die gemeten zijn op een vijfpuntsschaal
en in sommige gevallen op een tienpuntsschaal. Tenzij anders aangegeven, geldt dat de genoemde
gemiddelde scores op een vijfpuntsschaal zijn gemeten.
Beschrijvende analyses en toetsing op verschillen
In bijlage 6.1 hoofdstuk vier tot en met zes zijn de uitkomsten op de schalen en/of items per
meetmoment weergegeven. Voor de onderzoeksgroep leraren (hoofdstuk 4) zijn de verschillen
getoetst op de volgende achtergrondvariabelen:
Leeftijdsklassen (43 jaar en ouder, 42 jaar en jonger);
Geslacht;
Zelf tablet gebruik;
Leerjaar (1 en/of 2);
Vak (alphavak, bètavak, gammavak, techniekvak, drama-muziek-gymvak, overig vak)
Gebruiksfrequentie in de les van tablets (hoog frequent, laag frequent, nooit).
Voor de onderzoeksgroep leerlingen (hoofdstuk 5) zijn de verschillen getoetst op de volgende
achtergrondvariabelen:
Geslacht;
Leerjaar (1 of 2);
Gebruik van tablet in de les door leerlingen (hoog frequent in de les, laag frequent in de les, geen
gebruik)
Voor de onderzoeksgroep ouders (hoofdstuk 6) zijn de verschillen getoetst op de volgende
achtergrondvariabelen:
Leefklassen (48 jaar en ouder, 43 t/m 47 jaar, 42 jaar en jonger);
Geslacht;
Leerjaar kinderen (1, 2, 3, 4);
Aantal kinderen naar Liemers College (1, 2, 3);
Gebruik tablet op school door een of meer kinderen van de ouders (ja, nee).
21 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
Onderaan elke tabel zijn per meting de significante verschillen genoemd als die minimaal 0,3 punt
bedragen. Het significantieniveau dat is gehanteerd is p ≤ 0,05. Voor de vergelijking van deelgroepen
is gebruik gemaakt van t-test, ANOVA met posthoc Bonferronitoets en Chikwadraattoets.
Voor de variabelen op intervalniveau geldt dat de gemiddelde scores zijn weergegeven. Voor de
variabelen op nominaal zijn rechte tellingen in de vorm van procentuele frequenties weergegeven.
22 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
4. Resultaten
4.1 Rendement ouderbetrokkenheid
Onderzoeksvraag 1: Wat is het gepercipieerde rendement van tablets op gebied van
ouderbetrokkenheid?
4.1.1 Gebruik tablet
Ouders zijn bekend met het tablet project…
Met betrekking tot de vraag of men op de hoogte is van het tablet project van de school (tabel 46)
geven de resultaten van de enquêtes het volgende beeld:
Meer dan 92% van de ouders is bekend met het tablet project
Dit percentage is ongeveer 3% toegenomen in de 1-meting
Met betrekking tot de vraag of men weet wat tabletklassen inhouden (tabel 47) geven de resultaten
van de enquêtes het volgende beeld:
Meer dan 71% van de ouders weet wat tabletklassen inhouden
Dit percentage is ongeveer 4% toegenomen in de 1-meting
Met betrekking tot de vraag of hun kind(eren) een tablet gebruiken op school (tabel 48) geven de
resultaten van de enquêtes het volgende beeld:
Van 36% van de ouders zit hun kind(eren) in een tabletklas
Dit percentage is met ongeveer 1% toegenomen in de 1-meting
… maar de doelstelling van het project is niet altijd duidelijk.
De gesprekken ondersteunen deze resultaten deels. Alle ouders waarmee is gesproken waren
bekend met het tablet project. In de meeste gevallen konden ouders echter niet aangeven op welke
wijze het werken met tablets bijdraagt aan de doelstellingen van de school.
23 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
4.1.2 Ouder-kind communicatie
Ouders spreken kinderen veel over school…
Met betrekking tot de schaalvariabele ouder-kind communicatie (o.a. vragen naar activiteiten op
school en wat ze op school geleerd hebben), geven de resultaten van de enquêtes het volgende
beeld (zie tabel 49):
De ouder-kind communicatie is tijdens de 0-meting met een score van 4,53 positief
Tijdens de 1-meting is de score op de schaal ouder-kind communicatie (4,36) verslechterd. Dit
verschil is niet significant
In de 0-meting scoren ouders met een kind in een tabletklas niet significant hoger of lager dan
reguliere ouders
In de 1-meting scoren ouders met een kind in een tabletklas significant hoger (3,12) dan reguliere
ouders (2,83)
Het verschil tussen de gemiddelde schaalscore op de 0- en 1-meting is significant maar erg klein
… maar social media en tablets zijn geen gespreksonderwerp.
Met betrekking tot de vraag of ouders aan hun kinderen vragen of ze actief zijn geweest op social
media (tabel 49) geven de resultaten van de enquêtes het volgende beeld:
De scores op het item ‘vragen naar social media activiteiten’ is tijdens de 0-meting negatief
(2,59)
Tijdens de 1-meting is de score op dit item verbeterd (2,66). Dit verschil is niet significant
In de 0-meting scoren ouders met een kind in een tabletklas niet significant hoger of lager op dit
item dan reguliere ouders
In de 1-meting scoren ouders met een kind in een tabletklas significant hoger (3,13) dan reguliere
ouders (2,28)
24 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
Met betrekking tot de vraag of ouders aan hun kinderen vragen of ze gewerkt hebben met een tablet
(tabel 49) geven de resultaten van de enquêtes het volgende beeld:
De score op het item ‘vragen naar gebruik tablets is tijdens de 0-meting negatief (2,25)
Tijdens de 1-meting is de score op dit item verbeterd (2,27). Dit verschil is niet significant
In de 0-meting scoren ouders met een kind in een tabletklas niet significant hoger of lager op dit
item dan reguliere ouders
In de 1-meting scoren ouders met een kind in een tabletklas significant hoger (3,81) dan reguliere
ouders (1,32)
De uitkomsten van de vragenlijst sluiten aan bij de resultaten van de gesprekken met ouders. Ouders
gaven aan het belangrijk te vinden om hun kinderen te vragen naar ervaringen op school. Slechts
weinig ouders hadden het gevoel goed zicht te hebben wat hun kind online doet.
25 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
4.1.3 Onderwijsgerichte gedragingen
Ouders helpen hun kind intensief met schoolwerk…
Met betrekking tot de schaalvariabele onderwijsgerichte gedragingen (o.a. helpen met opdrachten
van school, agenda van kind bekijken en overhoren) geven de resultaten van de enquêtes het
volgende beeld (zie tabel 50):
De score op de schaalvariabele onderwijsgerichte gedragingen is tijdens de 0-meting positief
(4,00)
Tijdens de 1-meting is de score op de schaal onderwijsgerichte gedragingen verslechterd (3,94).
Dit verschil is niet significant
In de 0-meting scoren ouders met een kind in een tabletklas niet significant hoger of lager dan
reguliere ouders
In de 1-meting scoren ouders met een kind in een tabletklas significant hoger (4,13) dan reguliere
ouders (3,83)
Opvallend is dat ouders uit de leeftijdscategorie 42 jaar of jonger scoren significant hoger (0-
meting, 4,25; 1-meting 4,14) dan ouders van 48 jaar of ouder (0-meting 3,79, 1-meting 3,81)
De gesprekken geven een soort gelijk beeld. Ouders geven aan hun kind(eren) te helpen bij het
maken van opdrachten, planningen en het leren. Ook bekijken enkele ouders de agenda van hun kind
gezamenlijk.
26 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
4.1.4 Betrokkenheid in de school
Ouders in beperkte mate betrokken in de school…
Met betrekking tot de schaalvariabele betrokkenheid in de school (o.a. deelnemen aan activiteiten
van school, contact opnemen met docent/mentor als er problemen zijn en naar oudercontacten
gaan) (tabel 51)geven de resultaten van de enquêtes het volgende beeld:
De betrokkenheid in de school is tijdens de 0-meting met een score van 3,03 neutraal
Tijdens de 1-meting is de score op de schaal onderwijsgerichte gedragingen verslechterd (2,98).
Dit verschil is niet significant
In de 0-meting scoren ouders met een kind in een tabletklas niet significant hoger of lager dan
reguliere ouders
In de 1-meting scoren ouders met een kind in een tabletklas significant hoger (3,15) dan reguliere
ouders (2,87)
Het beeld dat is verkregen uit de gesprekken komt hier niet helemaal mee overeen. Ouders gaven
aan zeer regelmatig naar oudercontacten te gaan en hier informatie te vragen over de voortgang en
begeleiding van hun kinderen. Dit verschil is goed te verklaren door een onderzoeksbias, de
gesprekken met ouders zijn gevoerd gedurende een ouderavond.
27 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
4.1.5 Aspiraties en verwachtingen
Ouders zijn optimistisch over prestaties eigen kind.
Met betrekking tot de schaalvariabele aspiraties en verwachtingen (o.a. geloven dat het kind goede
resultaten gaat halen, geloven dat het kind een diploma gaat halen) geven de resultaten van de
enquêtes het volgende beeld (zie tabel 52):
De score op de schaalvariabele aspiraties en verwachtingen is tijdens de 0-meting positief (4,38)
Tijdens de 1-meting is de score op de schaal onderwijsgerichte gedragingen gelijk gebleven (4,38)
In de 0-meting scoren ouders met een kind in een tabletklas niet significant hoger of lager dan
reguliere ouders
In de 1-meting scoren ouders met een kind in een tabletklas niet significant hoger of lager dan
reguliere ouders
De gesprekken geven een soort gelijk beeld.
4.1.6 Retrospectieve vragen
Positieve waardering tabletproject
Ouders gaven als rapportcijfers voor het werken met tablets op het Stanislas College een 7,7. Er is
geen significant verschillen aangetroffen tussen wel of geen ‘tabletklas ouders’.
Met betrekking tot de vraag of ouders nog verbetersuggesties hebben voor het werken met tablets
(tabel 53) geven de resultaten van de enquêtes, het volgende beeld:
Bijna de helft van alle ouders (44%) noemt geen enkele verbetersuggestie voor het werken met
tables
Bijna 20% van de ouders noemt ‘meer digitaal lesmateriaal op tablets’ als verbetersuggestie
18% van de ouders wil graag dat het duidelijk wordt waarom sommige leerlingen wel en andere
niet met tablets werken
28 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
4.1.7 Conclusie:
In paragraaf 4.1 is de onderzoeksvraag ‘wat is het gepercipieerde rendement van tablets op gebied
van ouderbetrokkenheid’ behandeld. Ouderbetrokkenheid is in dit onderzoek geoperationaliseerd
aan de hand van vier aspecten: 1) ouder-kind communicatie, 2) onderwijs gerichte gedragingen, 3)
betrokkenheid in de school, 4) aspiraties en verwachtingen.
Op het gebied van ouder-kind communicatie scoren ouders in de 0- en de 1-meting positief. Er is
geen significant verschil aangetroffen tussen beide metingen. In de 0-meting scoren ouders met
een kind in een tabletklas niet significant anders dan reguliere ouders. In de 1-meting scoren
ouders met een kind in een tabletklas significant hoger dan reguliere ouders.
Op het gebied van onderwijsgerichte gedragingen scoren ouders in de 0- en 1-meting positief. Er
is geen significant verschil aangetroffen tussen beide metingen. In de 0-meting scoren ouders
met een kind in een tabletklas niet significant anders dan reguliere ouders. In de 1-meting scoren
ouders met een kind in een tabletklas significant hoger dan reguliere ouders.
Op het gebied van betrokkenheid in de school scoren ouders in de 0-meting neutraal, in de 1-
meting negatief. Dit verschil was niet significant. In de 0-meting scoren ouders met een kind in
een tabletklas niet significant anders dan reguliere ouders. In de 1-meting scoren ouders met een
kind in een tabletklas significant hoger dan reguliere ouders.
Op het gebied van aspiraties en verwachtingen scoren ouders in de 0- en de 1-meting positief. Er
is geen significant verschil aangetroffen tussen beide metingen. In de 0- en 1-meting scoren
ouders met een kind in een tabletklas niet significant anders dan reguliere ouders.
29 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
4.2 Leerrendement
Onderzoeksvraag 2: Wat is het gepercipieerde leerrendement van tablets?
4.2.1 Gebruik tablet
Leerlingen die hebben aangegeven in een tabletklas te zitten en docenten die lesgeven aan een
tabletklas hebben in de vragenlijst enkele vragen over het gebruik van tablets moeten
beantwoorden. De resultaten die in deze paragraaf staan beschreven hebben alleen betrekking op
deze subpopulatie.
4.2.1.1 Leerlingen
Leerlingen werken intensief met tablets…
Met betrekking tot de vraag of de leerling in een tabletklas zit (tabel 24) geven de resultaten van de
enquêtes het volgende beeld:
Ongeveer 35% van alle leerlingen zitten in een tabletklas
Dit percentage is ongeveer 2% toegenomen in de 1-meting
Met betrekking tot de vraag hoe vaak de tablet mee naar school wordt genomen (tabel 25) geven de
resultaten van de enquêtes, het volgende beeld:
Ongeveer 99% van alle tabletklas leerlingen neemt dagelijks een tablet mee naar school
Dit percentage is ongeveer 4% afgenomen in de 1-meting
Met betrekking tot de vraag hoe vaak de tablet wordt gebruikt in de les (tabel 26) geven de
resultaten van de enquêtes, het volgende beeld:
Ongeveer 84% van alle tabletklas leerlingen gebruikt dagelijks een tablet in de les
Dit percentage is ongeveer 9% afgenomen in de 1-meting
Op basis van de gegevens in tablet 24 en 26 zijn er verschillende gebruikersgroepen aangemaakt.
Leerlingen uit een tabletklas zijn verdeeld in ‘hoog frequent’ en laag ‘frequent gebruikers’. Leerlingen
die niet in een tabletklas zitten vormen de groep ‘geen gebruik tablets’.
Ongeveer 29% van de leerlingen valt in de gebruikersgroep hoog frequent gebruik
30 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
In de 1-meting is de gebruikersgroep hoog frequent gebruik met 6% toegenomen
Ongeveer 5% van de leerlingen valt in de gebruikersgroep laag frequent gebruik
In de 1-meting is de gebruikersgroep laag frequent gebruik met 3% afgenomen
Ongeveer 65% van de leerlingen valt in de gebruikersgroep geen gebruik. Deze groep leerlingen
zit niet in een tabletklas.
In de 1-meting is de gebruikersgroep geen gebruik met 3% afgenomen
… en ze gebruiken de tablets voor diverse activiteiten…
Met betrekking tot de vraag voor welke lesactiviteit een tablet wordt gebruikt (tabel 30), geven de
resultaten van de enquêtes, het volgende beeld:
Ongeveer 69% van de respondenten gebruikt een tablet voor het maken van groepsopdrachten
Dit percentage is ongeveer 5% afgenomen in de 1-meting
Ongeveer 66% van de respondenten gebruikt een tablet voor het inleveren van
huiswerk/opdrachten
Dit percentage is ongeveer 2% toegenomen in de 1-meting
Ongeveer 55% van de respondenten gebruikt een tablet voor het opzoeken van informatie of
voor het participeren aan een groepsdiscussie
Dit percentage is ongeveer gelijk gebleven in de 1-meting
Opvallend is dat 25% van de respondenten tablets gebruikt voor presenteren
Dit percentage is met 26% toegenomen in de 1-meting
… maar tablets worden niet gezien als communicatiemiddel.
Met betrekking tot de vraag of de tablet wordt gebruikt voor communicatie met klasgenoten over
opdrachten van school (tabel 28) geven de resultaten van de enquêtes het volgende beeld:
De score voor het item communicatie met klasgenoten over opdrachten van school is in de 0-
meting negatief (2,96)
Tijdens de 1-meting is de score op dit item verslechterd (2,81). Dit verschil is niet significant
In de 0-meting scoren zijn er geen significante verschillen tussen de gebruikersgroepenn
aangetroffen
In de 1-meting zijn er geen significante verschillen tussen de gebruikersgroepenn aangetroffen
31 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
De gesprekken geven een soortgelijk beeld. Volgens tabletklas leerlingen worden de tablets over het
algemeen intensief gebruikt. Leerlingen gaven echter ook aan dat het per docent kan verschillen hoe
vaak en hoe intensief tablets worden ingezet.
4.2.1.2 Docenten
Docenten die lesgeven aan tabletklassen gebruiken het device intensief…
Met betrekking tot de vraag ‘geeft u les aan een tabletklas’ (tabel 6) geven de resultaten van de
enquêtes het volgende beeld:
In de 0-meting geeft ongeveer 65% van alle respondenten les aan een tabletklas
Dit percentage is ongeveer 13% afgenomen in de 1-meting
Met betrekking tot de vraag hoe vaak een tablet wordt gebruikt in de les (tabel 8) geven de
resultaten van de enquêtes het volgende beeld:
In de 0-meting maakt ongeveer 30% van alle respondenten dagelijks gebruik van tablets in de les
Dit percentage is ongeveer 3% toegenomen in de 1-meting
In de 0-meting maakt ongeveer 55% van alle respondenten wekelijks gebruik van tablets in de les
Dit percentage is ongeveer 22% afgenomen in de 1-meting
Op basis van de gegevens in tablet 6 en 8 zijn er verschillende gebruikersgroepen aangemaakt:
In de 0-meting valt ongeveer 19% van de docenten in de gebruikersgroep ‘hoog frequent gebruik'
In de 1-meting is de gebruikersgroep ‘hoog frequent gebruik’ gelijk gebleven
In de 0-meting valt ongeveer 45% van de docenten in de gebruikersgroep ‘laag frequent gebruik'
In de 1-meting is de gebruikersgroep ‘laag frequent gebruik’ met 4% afgenomen
In de 0-meting valt ongeveer 36% van de docenten in de gebruikersgroep ‘geen gebruik'
In de 1-meting is de gebruikersgroep ’geen gebruik’ met 5% afgenomen
De gesprekken geven een soort gelijk beeld. Docenten spraken over diverse werkvormen en gaven
aan deze regelmatig in te zetten tijdens de les.
32 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
…de voornaamste lesactiviteiten zijn opzoeken van informatie en maken van opdrachten…
Met betrekking tot de vraag tijdens welke lesactiviteiten leerlingen tablets gebruiken (tabel 12)
geven de resultaten van de enquêtes het volgende beeld:
Ongeveer 95% van respondenten geeft aan dat leerlingen tablets gebruiken om informatie op te
zoeken
Dit percentage is ongeveer 12% afgenomen in de 1-meting
Ongeveer 90% van de respondenten geeft aan dat leerlingen tablets gebruiken om individuele
opdrachten te maken
Dit percentage is ongeveer 2% toegenomen in de 1-meting
Ongeveer 74% van de respondenten geeft aan dat leerlingen tablets gebruiken om
huiswerk/opdrachten in te leveren
Dit percentage is ongeveer 7% afgenomen in de 1-meting
De gesprekken geven een soort gelijk beeld. Uit de gesprekken kwam sterk naar voren dat tablets
voor diverse lesactiviteiten gebruikt worden. Dit is goed terug te zien in bovenstaande gegevens.
…maar niet voor communicatie met leerlingen.
Met betrekking tot de vraag of docenten tablets gebruiken voor communicatie met leerlingen over
opdrachten van school (tabel 10) geven de resultaten van de enquêtes het volgende beeld:
De score voor het gebruik van tablets voor communicatie met leerlingen over opdrachten is
tijdens de 0-meting negatief (2,74)
Tijdens de 1-meting is de score op dit item verbeterd (3,17).
Het verschil tussen de 0- en de 1-meting is niet significant
33 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
Met betrekking tot de vraag of docenten tablets gebruiken voor het laten maken van opdrachten
door leerlingen (tabel 10) geven de resultaten van de enquêtes, het volgende beeld:
De score voor het gebruik van tablets voor het maken van opdrachten is tijdens de 0-meting
positief (4,21)
Tijdens de 1-meting is de score op dit item verslechterd (3,83).
Het verschil tussen de 0- en de 1-meting is niet significant
De gesprekken geven een soort gelijk beeld. Docenten gaven aan de lestijd voldoende te vinden om
te communiceren over opdrachten. Daarbij gaven docenten aan dat tijdens de tabletdagen leerlingen
opdrachten met de tablet moeten maken.
4.2.1.3 Conclusie
Leerlingen en docenten werken intensief met tablets…
Ongeveer 84% van de tabletklas leerlingen geeft aan dagelijks een tablet te gebruiken in de les.
Van de docenten die lesgeven aan tabletklassen geeft 30% aan tablets dagelijks te gebruiken in de
les. Ongeveer een gelijke groep docenten gebruikt wekelijks een tablet in de les.
De voornaamste lesactiviteiten waarvoor tablets gebruikt worden zijn het maken van
(groeps)opdrachten, het inleveren van huiswerk/opdrachten of voor het opzoeken van informatie
tijdens de les.
34 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
4.2.2 Voorzieningen, afspraken en competenties
Leerlingen die hebben aangegeven in een tabletklas te zitten en docenten die lesgeven aan een
tabletklas hebben in de vragenlijst enkele vragen over de voorzieningen, afspraken en competenties
van docenten met betrekking tot het werken met tablets moeten beantwoorden. De resultaten die in
deze paragraaf staan beschreven hebben alleen betrekking op deze subpopulatie.
4.2.2.1 Leerlingen
Leerlingen zijn neutraal over de voorzieningen
Met betrekking tot de vraag hoe de leerlingen de voorzieningen voor tablets waarderen (o.a.
draadloos netwerk, veilig opbergen en voldoende digitaal lesmateriaal) (tabel 31), geven de
resultaten van de enquêtes het volgende beeld:
De score op de schaalvariabele voorzieningen is tijdens de 0-meting neutraal (3,48)
Tijdens de 1-meting is de score op deze schaal verslechterd (3,39). Dit verschil is niet significant
In de 0-meting zijn er geen significante verschillen tussen de gebruikersgroepen ‘hoog’ en ‘laag
frequent gebruik’ aangetroffen
In de 1-meting zijn er geen significante verschillen tussen de gebruikersgroepen ‘hoog’ en ‘laag
frequent gebruik’ aangetroffen
De resultaten komen overeen met de resultaten uit de gesprekken met leerlingen. Enkele leerlingen
geven aan dat het draadloos netwerk overbelast kan raken als te veel klassen tegelijkertijd ‘online’
werken. Volgens de leerlingen zijn er echter voldoende ‘ad hoc oplossingen’ om deze problemen te
omzeilen. Ondanks de beperkingen van het netwerk, waren de leerlingen hierover tevreden.
35 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
Afspraken over het gebruik van tablets zijn duidelijker geworden…
Met betrekking tot de vraag hoe de leerlingen de afspraken rondom het gebruik van tablet ervaren
(o.a. op school zijn duidelijke afspraken, het nakomen van afspraken is vanzelfsprekend) (tabel 32),
geven de resultaten van de enquêtes het volgende beeld:
De score op de schaalvariabele afspraken is tijdens de 0-meting neutraal (3,28).
Tijdens de 1-meting is de score op deze schaal verbeterd (3,86). Dit verschil is significant
In de 0-meting zijn er geen significante verschillen tussen de gebruikersgroepen ‘hoog’ en ‘laag
frequent gebruik’ aangetroffen
In de 1-meting zijn er geen significante verschillen tussen de gebruikersgroepen ‘hoog’ en ‘laag
frequent gebruik’ aangetroffen
Deze resultaten komen niet overeen met het beeld dat is verkregen in de gesprekken. Leerlingen
geven aan dat het op school verplicht is de tablet elke dag opgeladen mee te brengen. Ook het
nakomen van de afspraken is volgens de leerlingen vanzelfsprekend.
…maar de competenties van docenten zijn het afgelopen jaar niet verbeterd
Met betrekking tot de vraag hoe de leerlingen de competenties van docenten ervaren (o.a. docenten
weten voldoende van de technische kant van tablets, docenten geven leuke digitale lessen voor de
tablet en tablets worden op een goede manier gebruikt bij het samenwerken in de klas) (tabel 32),
geven de resultaten van de enquêtes het volgende beeld:
De score op de schaalvariabele competenties is tijdens de 0-meting neutraal (3,27).
Tijdens de 1-meting is de score op deze schaal gelijk gebleven (3,27).
In de 0-meting zijn er geen significante verschillen tussen de gebruikersgroepen ‘hoog’ en ‘laag
frequent gebruik’ aangetroffen
In de 1-meting zijn er geen significante verschillen tussen de gebruikersgroepen ‘hoog’ en ‘laag
frequent gebruik’ aangetroffen
In de gesprekken met leerlingen zijn de competenties van docenten slechts beperkt aan bod
gekomen.
36 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
4.2.2.2 Docenten
Docenten zijn verdeeld over de kwaliteit van voorzieningen.
Met betrekking tot de vraag hoe docenten de voorzieningen voor het werken met tablets waarderen
(tabel 13) geven de resultaten van de enquêtes het volgende beeld:
De score voor de voorzieningen om op school met een tablet te kunnen werken is in de 0-meting
negatief (2,70)
Tijdens de 1-meting is de score op dit item verbeterd (3,42)
Het verschil tussen de 0- en de 1-meting is significant
Met betrekking tot de vraag of leerlingen hun tablet veilig kunnen opbergen op school (tablet 13)
geven de resultaten van de enquêtes, het volgende beeld:
De score voor het veilig opbergen van tablet op school is in de 0-meting positief (3,74)
Tijdens de 1-meting is de score op dit item verslechterd (3,25)
Het verschil tussen de 0- en de 1-meting is niet significant
Met betrekking tot de vraag hoe docenten het draadloos netwerk op school waarderen (tabel 13)
geven de resultaten van de enquêtes het volgende beeld:
De score voor het draadloos netwerk in de school is in de 0-meting negatief (2,30)
Tijdens de 1-meting is de score op dit item verbeterd (2,75)
Het verschil tussen de 0- en de 1-meting is niet significant
Met betrekking tot de vraag of de school voldoende digitaal lesmateriaal beschikbaar heeft dat
leerlingen op de tablet kunnen gebruiken (tabel 13) geven de resultaten van de enquêtes het
volgende beeld:
De score voor het digitaal lesmateriaal in de 0-meting negatief (2,35)
Tijdens de 1-meting is de score op dit item verbeterd (3,00)
Het verschil tussen de 0- en de 1-meting is niet significant
Deze resultaten komen overeen met het beeld dat is verkregen in de gesprekken. Docenten merken
op dat er weinig digitaal lesmateriaal voor handen is, het ontwikkelen van een nieuwe les kost
daarom erg veel tijd.
37 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
Afspraken over tablets zijn volgens docenten duidelijk.
Met betrekking tot de vraag of er duidelijke afspraken zijn gemaakt over het gebruik van tablets in de
les (tabel 14) geven de resultaten van de enquêtes het volgende beeld:
Docenten geven in de 0-meting een positieve score voor de duidelijke afspraken over het gebruik
tablets in de les (4,35)
Tijdens de 1-meting is de score op dit item verbeterd (4,42)
Het verschil tussen de 0- en de 1-meting is niet significant
Met betrekking tot de vraag of het nakomen van afspraken vanzelfsprekend is (tabel 14) geven de
resultaten van de enquêtes, het volgende beeld:
Docenten geven in de 0-meting een positieve score voor het nakomen van afspraken (4,13)
Tijdens de 1-meting is de score op dit item verbeterd (4,17)
Het verschil tussen de 0- en de 1-meting is niet significant
De gesprekken met docenten geven een soort gelijk beeld.
Docenten zijn licht positief over eigen competenties.
Met betrekking tot de vraag of docenten het gevoel hebben over voldoende technische kennis te
beschikken om met tablets te kunnen werken (tabel 15) geven de resultaten van de enquêtes het
volgende beeld:
De score voor het gevoel over voldoende technische kennis te beschikken is in de 0-meting licht
positief (3,52)
Tijdens de 1-meting is de score op dit item verbeterd (3,67)
Het verschil tussen de 0- en de 1-meting is niet significant
Met betrekking tot de vraag of docenten het gevoel hebben over voldoende didactische kennis en
ervaring te beschikken om met tablets te werken (tabel 15) geven de resultaten van de enquêtes het
volgende beeld:
De score voor het gevoel over voldoende didactische kennis te beschikken om met tablets te
kunnen werken is in de 0-meting positief (3,71)
Tijdens de 1-meting is de score op dit item verbeterd (4,00)
Het verschil tussen de 0- en de 1-meting is niet significant
38 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
Met betrekking tot de vraag of docenten het gevoel hebben over voldoende didactische
vaardigheden te beschikken om ICT in te zetten als leerlingen moeten samenwerken (tabel 15) geven
de resultaten van de enquêtes het volgende beeld:
De score voor het gevoel over voldoende didactische vaardigheden te beschikken om met ICT te
werken is in de 0-meting positief (3,95)
Tijdens de 1-meting is de score op dit item verbeterd (4,17)
Het verschil tussen de 0- en de 1-meting is niet significant
Deze resultaten komen overeen met het beeld dat is verkregen in de gesprekken. Docenten geven
aan dat het uitdagend is om les te geven met tablets. Tegelijkertijd hoeft gebrek aan technische
kennis geen probleem te zijn. Enkele docenten gaven aan het juist boeiend te vinden als leerlingen
nieuwe functionaliteiten van de tablet kunnen laten zien.
4.2.2.3 Conclusie
Leerlingen neutraal over voorzieningen afspraken en competenties…
Leerlingen scoren in de 0-meting neutraal over de voorzieningen, afspraken en competenties. In de
1-meting is deze score van leerlingen niet significant veranderd. Leerlingen in de gebruikersgroep
‘hoog frequent’ scoren tijdens de 0- en 1-meting niet significant hoger, dan leerlingen die geen
gebruik maken van tablets. In de 1-meting zijn er geen significante verschillen tussen de
gebruikersgroepen aangetroffen.
Docenten zijn verdeeld over de kwaliteit van voorzieningen.
Docenten scoren in de 0-meting negatief over de algemene voorzieningen, het draadloos netwerk en
digitaal lesmateriaal. In de 1-meting zijn deze scores verbeterd. Docenten scoren in de 0-meting
positief over de afspraken. In de 1-meting is deze score van docenten niet significant veranderd.
Docenten scoren in de 0-meting ook positief over de eigen competenties. In de 1-meting is deze
score gelijk.
39 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
4.2.3 Procesgeoriënteerde instructie
4.2.3.1 Leerlingen
Leerlingen merken weinig van procesgeoriënteerde instructie…
Met betrekking tot de vraag hoe leerlingen de schaal ‘procesgeoriënteerde instructie’ waarderen
(o.a. ik mag zelf een opdracht kiezen, ik krijg eerst uitleg voordat ik een opdracht moet uitvoeren en
ik mag zelfstandig aan opdrachten werken van docenten) geven de resultaten van de enquêtes, het
volgende beeld:
De score op de schaalvariabele procesgeoriënteerde instructie is tijdens de 0-meting positief
(3,57)
Tijdens de 1-meting is de score op deze schaal verslechterd (3,32). Dit verschil is niet significant.
Leerlingen in de gebruikersgroep ‘laag frequent’ (3,86) scoren tijdens de 0-meting significant
hoger dan leerlingen die geen gebruik maken van tablets (3,48)
In de 1-meting zijn er geen significante verschillen tussen de gebruikersgroepen aangetroffen
De kwantitatieve resultaten komen overeen met de resultaten uit de gesprekken met leerlingen.
Leerlingen stellen dat ze uitleg krijgen voordat ze een opdracht uitvoeren. Volgens een leerling
krijgen ze op ‘tabletdagen’ vaak opdrachten waar ze bij de uitvoering veel vrijheid krijgen.
4.2.3.2 Docenten
…docenten geven wel vaak procesgeoriënteerde instructie
Met betrekking tot de vragen hoe docenten ‘procesgeoriënteerde instructie’ waarderen (o.a.
voortgang van leerlingen volgen en duidelijk maken aan welke eisen de opdracht moet voldoen’)
(tabel 16), geven de resultaten van de enquêtes het volgende beeld:
De verschillende items over proces georiënteerde instructie vormen geen schaal
De score op de verschillende vragen betreffende procesgeoriënteerde instructie is tijdens de 0-
meting overwegend positief (variërend tussen de 3,36 en de 4,43)
Tijdens de 1-meting zijn de score op deze items vrijwel allemaal verbeterd
De score op het item ‘leerlingen vrijheid geven opdrachten te plannen’ is in de 0-meting 3,36. In
de 1-meting scoort dit item 3,86. Dit verschil is significant
40 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
De gesprekken komen overeen met de kwantitatieve resultaten. Docenten gaven aan zo veel
mogelijk procesgeoriënteerde instructies te geven.
4.2.3.3 Conclusie
In deze paragraaf is de schaal procesgeoriënteerde instructie behandeld.
Leerlingen scoren in de 0-meting positief op de schaal procesgeoriënteerde instructie. In de 1-meting
is deze score van leerlingen niet significant veranderd. In de 0-meting scoort de gebruikersgroep ‘laag
frequent’ significant hoger dan de gebruikersgroep ‘geen gebruik’. In de 1-meting zijn geen
significante verschillen tussen de gebruikersgroepen aangetroffen.
Docenten scoren in de 0-meting positief op de schaal procesgeoriënteerde instructie. In de 1-meting
is deze score van docenten niet significant veranderd.
41 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
4.2.4 Differentiatie
4.2.4.1 Leerlingen
Leerlingen ervaren weinig differentiatie…
Met betrekking tot de vraag hoe leerlingen de schaal ‘differentiatie’ waarderen (o.a. leerlingen
vinden opdrachten uitdagend, extra uitleg van docenten indien nodig en opdrachten sluiten aan bij
capaciteiten) (tabel 36), geven de resultaten van de enquêtes, het volgende beeld:
De score op de schaalvariabele differentiatie is tijdens de 0-meting positief (3,63)
Tijdens de 1-meting is de score op deze schaal verslechterd (3,34). Dit verschil is niet significant.
In de 0-meting zijn er geen significante verschillen tussen de gebruikersgroepen aangetroffen
In de 1-meting zijn er geen significante verschillen tussen de gebruikersgroepen aangetroffen
De mate van differentiatie is niet bevraagd gedurende de gesprekken met leerlingen
4.2.4.2 Docenten
… maar differentiatie is voor docenten wel belangrijk
Met betrekking tot de vraag hoe docenten de schaal ‘differentiatie’ waarderen (geven van
uitdagende opdrachten, voldoende afwisseling in werkvormen bieden) (tabel 17), geven de
resultaten van de enquêtes het volgende beeld:
De score op de schaalvariabele differentiatie is tijdens de 0-meting positief (3,92)
Tijdens de 1-meting is de score op deze schaal verslechterd (3,65)
Dit verschil is niet significant
Deze resultaten komen overeen met het beeld dat is verkregen in de gesprekken. Met tablets is het
gemakkelijker te differentiëren in lesvormen. Docenten hebben niet aangegeven op welke wijze
tablets kunnen helpen bij differentiëren op het niveau van de leerling.
42 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
4.2.4.3 Conclusie
In deze paragraaf is de schaal differentiatie behandeld.
Leerlingen scoren in de 0-meting positief op de schaal differentiatie. In de 1-meting is deze score van
leerlingen niet significant veranderd. In de 0- en de 1-meting zijn er geen significante verschillen
tussen de gebruikersgroepen aangetroffen.
Docenten scoren in de 0-meting positief op de schaal procesgeoriënteerde instructie. In de 1-meting
is deze score van docenten niet significant veranderd.
43 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
4.2.5 Aansluiting leefwereld
4.2.5.1 Leerlingen
De aansluiting op de leefwereld is volgens de leerlingen beperkt…
Met betrekking tot de vraag hoe leerlingen de schaal ‘aansluiting leefwereld’ waarderen (o.a.
opdrachten op school sluiten aan bij interesse en docenten kunnen de opdrachten tot leven laten
komen) (tabel 37), geven de resultaten van de enquêtes het volgende beeld:
De score op de schaalvariabele aansluiting leefwereld is tijdens de 0-meting neutraal (3,32)
Tijdens de 1-meting is de score op deze schaal verslechterd (3,06). Dit verschil is niet significant.
In de 0-meting zijn er geen significante verschillen tussen de gebruikersgroepen aangetroffen
In de 1-meting zijn er geen significante verschillen tussen de gebruikersgroepen aangetroffen
Tijdens de gesprekken met leerlingen is gevraagd of docenten toelichten waarom de lesstof
belangrijk is. Vrijwel alle leerlingen gaven aan dat hier beperkt aandacht aan wordt gegeven.
4.2.5.2 Docenten
… maar docenten denken wel goed aan te sluiten bij de leefwereld.
Met betrekking tot de vraag hoe leerlingen de schaal ‘aansluiting leefwereld’ waarderen (o.a.
opdrachten worden als nuttig ervaren en opdrachten tot leven brengen) (tabel 18), geven de
resultaten van de enquêtes het volgende beeld:
De score op de schaalvariabele aansluiting leefwereld is tijdens de 0-meting positief (4,03)
Tijdens de 1-meting is de score op deze schaal verslechterd (3,93)
Dit verschil is niet significant
Docenten gaven in de gesprekken aan dat het werken met tablets volgens hen bijdraagt aan de
aansluiting bij de leefwereld van leerlingen.
44 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
4.2.5.3 Conclusie
In deze paragraaf is de schaal aansluiting leefwereld behandeld.
Leerlingen scoren in de 0-meting neutraal op de schaal aansluiting leefwereld. In de 1-meting is deze
score van leerlingen niet significant veranderd. In de 0- en de 1-meting zijn er geen significante
verschillen tussen de gebruikersgroepen aangetroffen.
Docenten scoren in de 0-meting positief op de schaal aansluiting leefwereld. In de 1-meting is deze
score van docenten niet significant veranderd.
45 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
4.2.6 Coöperatief leren
4.2.6.1 Leerlingen
Leerlingen ervaren weinig coöperatief leren…
Met betrekking tot de vraag hoe leerlingen de schaal ‘coöperatief leren’ waarderen (o.a. hulp van
klasgenoten tijdens het leren en docenten moedigen samenwerking aan) (tabel 38) geven de
resultaten van de enquêtes het volgende beeld:
De score op de schaalvariabele coöperatief leren is tijdens de 0-meting licht positief (3,55)
Tijdens de 1-meting is de score op deze schaal verslechterd (3,37). Dit verschil is niet significant.
In de 0-meting zijn er geen significante verschillen tussen de gebruikersgroepen aangetroffen
In de 1-meting zijn er geen significante verschillen tussen de gebruikersgroepen aangetroffen
Gesprekken komen niet overeen met de kwantitatieve resultaten. Leerlingen geven aan regelmatig
gezamenlijk opdrachten te maken. De meerderheid van de leerlingen geeft aan het ‘leuk’ te vinden
om samen te werken.
4.2.6.2 Docenten
…docenten hechten hier wel veel waarde aan.
Met betrekking tot de vraag hoe docenten de schaal ‘coöperatief leren’ waarderen (o.a.
aanmoedigen informatie te delen, gezamenlijk opdrachten te maken en samenwerking te
stimuleren) (tabel 19), geven de resultaten van de enquêtes het volgende beeld:
De score op de schaalvariabele coöperatief leren is tijdens de 0-meting erg positief (4,38)
Tijdens de 1-meting is de score op deze schaal verslechterd (4,34)
Dit verschil is niet significant.
Deze resultaten komen overeen met het beeld dat is verkregen in de gesprekken. Coöperatief leren
vormt voor veel docenten een belangrijk onderdeel in het werken met tablets op het Stanislas
College.
46 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
4.2.6.3 Conclusie
In deze paragraaf is de schaal coöperatief leren behandeld.
Leerlingen scoren in de 0-meting positief op de schaal coöperatief leren. In de 1-meting is deze score
van leerlingen niet significant veranderd. In de 0- en de 1-meting zijn er geen significante verschillen
tussen de gebruikersgroepen aangetroffen.
Docenten scoren in de 0-meting positief op de schaal coöperatief leren. In de 1-meting is deze score
van docenten niet significant veranderd.
47 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
4.2.7 Motivatie thuis-school
4.2.7.1 Leerlingen
Met betrekking tot de vraag hoe leerlingen de schaal ‘motivatie thuis-school’ waarderen (o.a. thuis
tijd besteden aan schoolopdrachten, na school met klasgenoten samen werken) (tabel 39) geven de
resultaten van de enquêtes het volgende beeld:
De score op de schaalvariabele motivatie thuis-school is tijdens de 0-meting negatief (2,66)
Tijdens de 1-meting is de score op deze schaal gelijk gebleven (2,66).
Leerlingen in de gebruikersgroepen ‘hoog’ en ‘laag frequent’ (beide 2,94) scoren tijdens de 0-
meting significant hoger, dan leerlingen die geen gebruik maken van tablets (2,48)
Leerlingen in de gebruikersgroep ‘hoog frequent’ (2,85) scoren tijdens de 1-meting significant
hoger, dan leerlingen die geen gebruik maken van tablets (2,55)
De kwantitatieve resultaten komen overeen met de resultaten uit de gesprekken. Leerlingen gaven
aan vrijwel nooit thuis te werken met medeleerlingen. Uit de gesprekken werd ook duidelijk dat de
meeste leerlingen geen of weinig contact hebben met docenten buiten de lessen om. Ook niet via
mail of twitter.
4.2.7.2 Conclusie
In deze paragraaf is de schaal motivatie thuis-school leren behandeld.
Leerlingen scoren in de 0-meting negatief op de schaal motivatie thuis-school. In de 1-meting is deze
score van leerlingen niet significant veranderd. De gebruikersgroep ‘hoog frequent’ en ‘laag frequent’
scoren tijdens de 0- meting significant hoger dan de gebruikersgroep ‘geen gebruik’ De
gebruikersgroep ‘hoog frequent’ scoren tijdens de 1-meting significant hoger dan de gebruikersgroep
‘geen gebruik’
48 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
4.2.8 Retrospectieve vragen
4.2.8.1 Leerlingen
Leerlingen willen beter internet en digitale leermiddelen…
Leerlingen geven als rapportcijfer voor het werken met tablets op het Stanislas College een 7,1. De
gebruikersgroep ‘laag frequentie gebruik’ (8,40) scoort significant hoger dan de gebruikers groep
‘hoog frequent’ (6,99).
Met betrekking tot de vraag of leerlingen nog verbetersuggesties hebben voor het werken met
tablets (tabel 41) geven de resultaten van de enquêtes, het volgende beeld:
Ruim de helft van alle leerlingen wil beter internet op school (51%)
Bijna een derde van alle leerlingen (32%) noemt ‘meer lesmateriaal (boeken en opdrachten) op
de tablet’ als verbetersuggestie.
20% van de leerlingen wil beter uitgelegd krijgen waarom er met tablets gewerkt wordt
4.2.8.2 Docenten
… en docenten willen dat ook.
Docenten geven als rapportcijfer voor het werken met tablets op het Stanislas College een 7,9.
Met betrekking tot de vraag of docenten nog verbetersuggesties hebben voor het werken met
tablets (tabel 20) geven de resultaten van de enquêtes, het volgende beeld:
De meerderheid van de docenten (68%) noemt meer digitaal lesmateriaal voor op de tablet als
belangrijkste verbeterpunt
Bijna de helft van alle docenten zou ook graag beter internet op school willen hebben (46%)
Een derde van de docenten zou graag nascholing willen krijgen in het werken met tablets (36%)
49 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
4.2.8.2 Conclusie
De leerlingen waarderen het tabletproject met een ruime voldoende, docenten beoordelen het
project zelfs als zeer goed. De meerderheid van zowel leerlingen als docenten wil graag beter
internet op school en meer digitale leermiddelen op de tablet.
50 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
5. Conclusies
5.1 Onderzoeksvraag 1
In paragraaf 4.1 is de onderzoeksvraag 1 ‘wat is het gepercipieerde rendement van tablets op gebied
van ouderbetrokkenheid?’ behandeld.
Ouderbetrokkenheid is in dit onderzoek geoperationaliseerd aan de hand van vier aspecten: 1)
ouder-kind communicatie, 2) onderwijs gerichte gedragingen, 3) betrokkenheid in de school, 4)
aspiraties en verwachtingen.
Op het gebied van ouder-kind communicatie scoren ouders in de 0- en de 1-meting positief.
Tussen beide metingen is geen significant verschil aangetroffen. In de 0-meting is geen significant
verschil gevonden tussen ouders met een kind in een tabletklas en reguliere ouders. In de 1-
meting scoren ouders met een kind in een tabletklas significant hoger dan reguliere ouders.
Op het gebied van onderwijsgerichte gedragingen scoren ouders in de 0- en de 1-meting
neutraal. In de 0-meting is geen significant verschil gevonden tussen ouders met of zonder kind
in een tabletklas. In de 1-meting scoren ouders met een kind in een tabletklas significant hoger
dan reguliere ouders.
Op het gebied van betrokkenheid in de school scoren ouders in de 0-meting neutraal, in de 1-
meting negatief. Dit verschil is niet significant. In de 0-meting is geen significant verschil
gevonden tussen ouders met een kind in een tabletklas en reguliere ouders. In de 1-meting
scoren ouders met een kind in een tabletklas significant hoger dan reguliere ouders.
Op het gebied van aspiraties en verwachtingen scoren ouders in zowel de 0- en de 1-meting
positief. Er is tijdens beide meetmomenten geen significant verschil aangetroffen tussen ouders
met een kind in een tabletklas en reguliere ouders.
De resultaten laten zien dat ouders met een kind in een tabletklas op drie van de vier aspecten van
ouderbetrokkenheid significant hoger scoren dan reguliere ouders. Ten aanzien van de eerste
subvraag, het gepercipieerde rendement van tablets op gebied van ouderbetrokkenheid, kan worden
geconcludeerd dat deze een positief resultaat laat zien.
51 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
5.2 Onderzoeksvraag 2
In paragraaf 4.2 is de onderzoeksvraag 2 ‘wat is het gepercipieerde rendement van tablets op gebied
van leerrendement?’ behandeld.
De randvoorwaarden voor leerrendement (gebruik en voorzieningen, afspraken en competenties), en
vier deelaspecten van leerrendement (procesgeoriënteerde instructie, differentiatie, aansluiting
leefwereld en coöperatief leren) zijn aan leerlingen en docenten bevraagd.
5.2.1 Randvoorwaarden
De randvoorwaarden voor leerrendement zijn onderverdeeld in 1) het gebruik van tablets en 2) de
voorzieningen, afspraken en competenties van docenten voor het werken met tablets.
Gebruik
Ongeveer 84% van de tabletklas leerlingen geeft aan dagelijks een tablet te gebruiken in de les.
Van de docenten die lesgeven aan tabletklassen geeft 30% aan tablets dagelijks te gebruiken in de
les. Een gelijke groep docenten gebruikt wekelijks een tablet in de les.
De voornaamste lesactiviteiten waarvoor tablets gebruikt worden zijn het maken van
(groeps)opdrachten, het inleveren van huiswerk/opdrachten en het opzoeken van informatie tijdens
de les.
Voorzieningen, afspraken en competenties
Leerlingen neutraal over voorzieningen, afspraken en competenties…
Leerlingen scoren in de 0-meting neutraal op voorzieningen, afspraken en competenties. In de 1-
meting is deze score van leerlingen niet significant veranderd. Leerlingen in de gebruikersgroep ‘hoog
frequent’ scoren tijdens de 0-meting significant hoger, dan leerlingen die geen gebruik maken van
tablets. In de 1-meting zijn er geen significante verschillen tussen de gebruikersgroepen
aangetroffen.
52 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
Docenten zijn verdeeld over de kwaliteit van voorzieningen.
Docenten scoren in de 0-meting negatief over de algemene voorzieningen, het draadloos netwerk en
digitaal lesmateriaal. In de 1-meting zijn deze scores verbeterd. Over de afspraken ten aanzien van
het werken met tablets zijn docenten positief. In de 1-meting is waardering over afspraken niet
significant veranderd. Docenten scoren in de 0-meting eveneens positief over de eigen
competenties. In de 1-meting is deze score gelijk.
5.2.2 Leerrendement
Procesgeoriënteerde instructie
Leerlingen scoren in de 0-meting positief op de schaal procesgeoriënteerde instructie. In de 1-meting
is deze score van leerlingen niet significant veranderd. In de 0-meting scoort de gebruikersgroep ‘laag
frequent’ significant hoger dan de gebruikersgroep ‘geen gebruik’. In de 1-meting zijn geen
significante verschillen tussen de gebruikersgroepen aangetroffen.
Docenten scoren in de 0-meting positief op de schaal procesgeoriënteerde instructie. In de 1-meting
is deze score van docenten niet significant veranderd.
Differentiatie
Leerlingen scoren in de 0-meting positief op de schaal differentiatie. In de 1-meting is deze score van
leerlingen niet significant veranderd. In de 0- en de 1-meting zijn er geen significante verschillen
tussen de gebruikersgroepen aangetroffen.
Docenten scoren in de 0-meting positief op de schaal procesgeoriënteerde instructie. In de 1-meting
is deze score van docenten niet significant veranderd.
Aansluiting leefwereld
Leerlingen scoren in de 0-meting neutraal op de schaal aansluiting leefwereld. In de 1-meting is deze
score van leerlingen niet significant veranderd. In de 0- en de 1-meting zijn er geen significante
verschillen tussen de gebruikersgroepen aangetroffen.
Docenten scoren in de 0-meting positief op de schaal aansluiting leefwereld. In de 1-meting is deze
score van docenten niet significant veranderd.
53 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
Coöperatief leren
Leerlingen scoren in de 0-meting positief op de schaal coöperatief leren. In de 1-meting is deze score
van leerlingen niet significant veranderd. In de 0- en de 1-meting zijn er geen significante verschillen
tussen de gebruikersgroepen aangetroffen.
Docenten scoren in de 0-meting positief op de schaal coöperatief leren. In de 1-meting is deze score
van docenten niet significant veranderd.
Figuur 5: Resultaten leerlingen
In bovenstaande figuur zijn de uitkomsten van het onderzoek onder de leerlingen op het Stanislas
College schematisch in een illustratie weergegeven. De rechthoek met de gestreepte lijn geeft de
scope van het onderzoek aan. De blauwe blokken representeren de gevormde schaalvariabelen. De
waardes binnen de blauwe blokken zijn de gemiddelde schaalscores per meting. Een ster achter de
gemiddelde schaalscore geeft aan dat er een significant verschil is aangetroffen tussen de
gebruikersgroepen. De gestreepte pijlen representeren de theoretische samenhang tussen het
instructiegedrag van docenten en het leerrendement van leerlingen.
Leerrendement
Proces georiënteerde instructie
0-meting: 3,57*1-meting: 3,32
Differentiatie
0-meting: 3,631-meting: 3,34
Aansluiting leefwereld
0-meting: 3,321-meting: 3,06
Coöperatief leren
0-meting: 3,551-meting: 3,37
Voorzieningen
0-meting: 3,481-meting: 3,39
Bekendheid en gebruik tablets
Leerlingen
Afspraken
0-meting: 3,281-meting: 3,86
Competenties
0-meting: 3,271-meting: 3,27
54 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
Figuur 6: Resultaten docenten
In bovenstaande figuur zijn de uitkomsten van het onderzoek onder de docenten op het Stanislas
College schematisch in een illustratie weergegeven. De rechthoek met de gestreepte lijn geeft de
scope van het onderzoek aan. De blauwe blokken representeren de gevormde schaalvariabelen. De
waardes binnen de blauwe blokken zijn de gemiddelde schaalscores per meting. De gestreepte pijlen
representeren de theoretische samenhang tussen het instructiegedrag van docenten en het
leerrendement van leerlingen.
Leerrendement
Proces georiënteerde instructie
0-meting: -1-meting: -
Differentiatie
0-meting: 3,921-meting: 3,65
Aansluiting leefwereld
0-meting: 4,031-meting: 3,93
Coöperatief leren
0-meting: 4,381-meting: 4,34
Voorzieningen
0-meting: -1-meting: -
Bekendheid en gebruik tablets
Docenten
Afspraken
0-meting: -1-meting: -
Competenties
0-meting: -1-meting: -
55 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
5.2.3 Conclusie
Er is (nog) geen effect zichtbaar tussen de inzet van tablets en leerrendement…
Leerlingen scoren op drie van de vier deelaspecten van leerrendement positief. Tussen de 0- en de 1-
meting zijn de scores op de schalen niet significant veranderd. In de 0- en 1-meting zijn geen
significante verschillen tussen de gebruikersgroep ‘hoog frequent gebruik’ en ‘geen gebruik’
aangetroffen.
Docenten scoren op de vier deelaspecten van leerrendement positief. Tussen de 0- en de 1-meting
zijn de scores op de schalen niet significant veranderd. Uit deze resultaten kan niet worden afgeleid
dat het werken met tablets effect heeft op het gepercipieerde leerrendement.
…dit kan worden verklaard door lage waardering voorzieningen, afspraken en competenties
Leerlingen scoren in de 0-meting neutraal op voorzieningen, afspraken en competenties. In de 1-
meting is deze score van leerlingen niet significant veranderd. Leerlingen in de gebruikersgroep ‘hoog
frequent’ scoren tijdens de 0-en 1-meting niet significant hoger, dan leerlingen die laag frequent
gebruik maken van tablets.
Ook docenten scoren in de 0-meting negatief over de algemene voorzieningen, het draadloos
netwerk en digitaal lesmateriaal. Hoewel de docenten In de 1-meting overwegend positiever zijn
over deze randvoorwaarden, blijven de scores laag.
56 130830_Onderzoek_Rapport_Rendement tablets_Stanislas_Kennisnet_v1.0.docx
6. Bijlage
6.1 Tabellenboek online vragenlijst
Zie separate bijlage
6.2 Online vragenlijst
Zie separate bijlage
6.3 Interviewprotocol
Zie separate bijlage
6.4 Uitwerking kwalitatieve data
Zie separate bijlage