Ajo

dakt

Puzz

elen

met

...Ta

alm

ix

Dit

antw

oord

enbo

ekje

hoo

rt b

ij he

t gel

ijkna

mig

e w

erkb

oek

van

de s

erie

Puz

zele

n m

et...

. Dit

mer

k be

staa

t uit

een

verz

amel

ing

gebr

uiks

vrie

ndel

ijke

en v

oord

elig

e oe

fenb

oekj

es v

oor g

roep

3 t/

m 8

waa

rmee

de

leer

linge

n al

lerle

i vaa

rdig

hede

n

antw

oord

en in

het

wer

kboe

k na

kijk

en.

ww

w.z

elfs

tand

ig-w

erke

n.nl

Taal

-Spe

lling

Gro

ep 7

Ant

woo

rden

9789006628111

AuteursJessica Copier en Eva den Boogert

ajodakt

taalmix

groep 7

Antwoordenboek

AuteursJessica CopierEva den Boogert

RedactieCharlotte Journée,Nijmegen

Ontwerp Marcel WestervoordeBeeldstormersAlphen a/d Rijn

VormgevingMarcel WestervoordeBeeldstormersAlphen a/d Rijn

IllustratiesMarcel WestervoordeBeeldstormersAlphen a/d Rijn

ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor

Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs,

Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en

Hoger Onderwijs

Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht

van onze leermiddelen: www.thiememeulenhoff.nl of via

onze klantenservice (088) 800 20 17

ISBN 978 90 06 62811 1

Eerste druk, eerste oplage, 2010

© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2010

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave

mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een

geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt,

in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch,

mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere

manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming

van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave

is toegestaan op grond van artikel 16 Auteurswet j°

het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl., dient men

de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te

voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten

Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp

(www.cedar.nl/pro). Voor het overnemen van gedeelte(n)

uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere

compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich

tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het

onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten

te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen

die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen

gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Deze uitgave is voorzien van het FSC-keurmerk. Dit betekent dat de

bosbouw voor het gebruikte papier op een verantwoorde wijze heeft

plaatsgevonden.

3

1. Menno kan gedurende één minuut zijn adem inhouden. Dat komt goed van pas tijdens het onderwater zwemmen. Hij kon niet meedoen aan de laatste wedstrijd vanwege een oorontsteking. Zijn vader zorgt altijd voor het vervoer van/naar en van/naar de zwemwedstrijden. Als hij tegen zijn broer moet zwemmen, is hij extra nerveus. Het niveauverschil tussen de broers is erg klein. Maria, zijn moeder, zit altijd langs de kant. Om beter te leren duiken, dook hij een tijd lang over een stok heen.

De overgebleven woorden zijn: door, op

2. 1. Een brok in de keel krijgen. a. Door emotie niet goed uit je woorden komen.

2. Aan iemands lippen hangen. b. Heel geconcentreerd naar iemand luisteren. 3. Het gaat bij hem het ene oor in en het a. Hij hoort het wel, maar is het andere uit. direct weer vergeten. 4. Nog niet droog achter je oren zijn. c. Nog niet volwassen zijn. 5. Met je neus in de boter vallen. b. Op het goede moment aankomen. 6. Niet het achterste van je tong laten zien. b. Niet alles vertellen wat je weet. 7. Zijn schepen achter zich verbranden. a. Opnieuw beginnen. 8. Nog veel voor de boeg hebben. c. Nog veel te doen hebben. 9. Een oogje in het zeil houden. b. Toezicht houden.10. Voor niks gaat de zon op. c. Niets krijg je voor niks.

3. Wij hebben sinds kort een hond in huis. Het is een pup uit Spanje. Hij kauwt op alles wat hij tegenkomt. Dat is nodig om z’n tanden te wisselen. Tot hij gewisseld heeft, moet je uitkijken voor zijn tanden. Het doet erg pijn als hij die in je hand zet. Tijdens onze afwezigheid moet hij in de bench. Als we lekker met hem naar buiten willen, gaan we naar het park tegenover ons. Daar kan hij lekker achter de bal aan rennen. Het is leuk om te zien hoe blij hij buiten is. Hij blaft dan vrolijk naar alles wat beweegt. De laatste keer vond hij tussen de struiken een vogelei. Hij kan niet mee op vakantie, dus gedurende die periode wordt hij opgenomen in een pension. Hij moet vanwege het besmettingsgevaar worden ingeënt, voordat hij daar heen kan.

Taak 1 Voorzetsels

4

1. 1. kennen 6. noch 2. ligt 7. kent 3. nog 8. nog 4. leg 9. leggen 5. kan 10. liggen

2. 1. officier 8. druiventros 15. adresseren 2. afvalzak 9. brandstofverbruik 16. asielzoeker 3. sheriff 10. fotograferen 17. troostprijzen 4. afblaffen 11. ziekenhuiszorg 18. vuilniszak 5. grofvuil 12. kaarsen 19. zakmessen 6. effect 13. aanpassing 20. kniekousen 7. drugsmaffia 14. frambozen

3. 1. brave 6. boze 2. grijze 7. gave 3. duffe 8. scheve 4. dove 9. hese 5. paarse 10. vieze

4. 1. bont 2. hard 3. bont 4. wand 5. bot 6. pond 7. want 8. bond 9. hart10. boot11. pont12. voet13. bot14. wind15. want16. bond17. voed18. wint19. bood20. Bied

Taak 2 Spelling

5

1. 1. schildert 6. verkoopt 2. tikken 7. brandt 3. Boetseer 8. bloost 4. fotografeert 9. hoest 5. Kneed 10. zeven

2. 1. herstellen = repareren / beter worden na ziekte 2. condenseren = als damp verandert in waterdruppels 3. frankeren = postzegels op een brief of pakket plakken 4. uitsterven = steeds minder worden in aantal en uiteindelijk ophouden te bestaan 5. controleren = nakijken / inspecteren 6. vervuilen = verontreinigen 7. mankeren = niet in orde zijn 8. adresseren = van een adres voorzien 9. recyclen = van afvalstoffen nieuwe producten maken10. beeldhouwen = een beeld maken uit hout, steen of staal

1. controleert 6. adresseer 2. sterft uit 7. frankeren 3. recyclet 8. mankeert 4. vervuilt 9. beeldhouwen 5. condenseert 10. herstellen

3. 1. ken 6. gaat 2. houdt 7. vindt 3. kletst 8. val 4. zorgen 9. speelt 5. komt 10. vliegen

Taak 3 Werkwoordspelling tegenwoordige tijd

6

1. mannelijk vrouwelijk 1. directeur directrice 2. zanger zangeres 3. conducteur conductrice 4. steward stewardess 5. verpleger verpleegster 6. kunstenaar kunstenares 7. boer boerin 8. leraar lerares 9. chauffeur chauffeuse10. assistent assistente

2. 1. annuleren 6. dessert 2. garderobekast 7. urgent 3. pantalon 8. karaf 4. pand 9. schouwburg 5. schouw 10. humoristische

3.

1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.

f j h d b i e a g c

4. 1. aanvoerder 6. dirigent2. chef-kok 7. burgemeester3. generaal 8. kapitein4. chirurg 9. hoofdcommissaris5. commandant 10. rechter

Taak 4 Woordenschat mannelijk vrouwelijk11. dief dievegge12. acteur actrice13. advocaat advocate14. journalist journaliste15. brandweerman brandweervrouw16. examinator examinatrice17. aanvoerder aanvoerster18. trainer trainster

20. regisseur regisseuse

7

1. 1. namens 6. vanuit 2. Tegenover 7. Anno 3. vanwege 8. Ongeacht 4. betreffende 9. omstreeks 5. Gedurende 10. Volgens

2. 1. a. affalemmer - afvalemmer 2. c. pont - pond 3. a. doktersasistente - doktersassistente 4. c. laffaard - lafaard 5. b. sinaassappelsap - sinaasappelsap 6. b. bot - bod 7. b. paleisen - paleizen 8. a. sollicitatiebriefen - sollicitatiebrieven 9. c. Cijffer - cijfer10. c. wand - want

3. 1. Ik brand mijn vinger aan de hete pan. X 2. Robbert verft 3. In het weekend gaan we naar het zwembad. X 4. Wat wil je? X 5. Hij onthoudt de regels goed. X 6. Waarom gelooft je moeder ons niet? X 7. De buren versieren de straat voor het EK. X 8. Dat weet ik niet. X 9. Waarom bekleed je dat oude stoeltje niet opnieuw? X10. Landt je broer op Schiphol? X

4. 1. dirigent 6. cardioloog 2. journaliste 7. matroos 3. chauffeuse 8. machinist 4. directrice 9. advocate 5. stewardess 10. regisseur

Herhalingstaak 1

stam

stam

+tje

/jij a

chte

r PV

mee

rvou

d

8

1. 1. gingen - gaan 2. stortte - storten 3. werd - worden 4. waren - zijn 5. vond - vinden 6. kwam - komen 7. ontdekten - ontdekken 8. duidden - duiden 9. loste - oplossen10. praatten - napraten

2. 1. mistte 3. brandden 5. pakte in 7. misten 9. belde

3. 1. opstijgen = omhoog gaan 2. samenstellen = iets uit verschillende delen tot een geheel maken 3. repeteren = oefenen, instuderen 4. inchecken = je laten inschrijven bij bijv. boot, vliegtuig of hotel 5. trotseren = iets doorstaan, je ergens niet door laten verslaan 6. lanceren = afschieten, de lucht in laten gaan 7. opladen = opnieuw laden met elektriciteit 8. adverteren = een advertentie zetten 9. aantreffen = ergens komen en daar iets of iemand zien10. renoveren = het verbeteren van een woning, verbouwen

1. laadde op 4. trotseerden 7. steeg op 10. repeteerde 2. renoveerde 5. troffen aan 8. lanceerde 3. stelde samen 6. checkten in 9. adverteerden

4. 1. Marco en Rosa gingen twee jaar geleden naar Frankrijk op vakantie. X

2. De kinderen verwachtten twee hele weken mooi weer. X 3. Niets bleek minder waar. X 4. Het grootste gedeelte van de tijd regende het keihard. X 5. Rosa speelde veel bij vriendinnetjes in de tent. X 6. Ze hinkelden zodra het maar even kon op het terras. X 7. Marco viste de hele dag. X 8. De vissen wilden goed bijten met dit slechte weer. X 9. Aan het eind van de vakantie brak eindelijk voor langere tijd de zon door. X10. Gelukkig verwarmde de zon snel het zwembadwater. X11. De laatste dagen brachten ze dan ook zonnend en zwemmend door. X12. Zo kwam het dat ze toch lekker bruin thuis kwamen. X13. Door deze laatste mooie dagen herinnerden ze zich deze vakantie met plezier. X14. Het jaar daarna keerden ze terug naar dezelfde plek. X15. Ze deden alles nog eens lekker over. X

Taak 5 Werkwoordspelling verleden tijd

stam

+te

stam

+ten

stam

+de

stam

+den

ster

k w

erkw

oord

9

1. 1. liniaal 11. pechvogel 2. kinderjury 12. schoorsteenveger 3. bibliotheek 13. nieuwsgierig 4. dyslexie 14. glimlachen 5. kanarie 15. gaskachel 6. januari 16. zichzelf 7. administratie 17. goochelaar 8. typen 18. archeoloog 9. familie 19. chaos10. elektriciteit 20. morgenochtend

2. 1. universiteit 6. dinosaurus 2. gejuich 7. bedreiging 3. opleiding 8. huishouden 4. chilisaus 9. typisch 5. giechelen 10. partij

3. 1. jongstleden 6. door middel van 2. Eerste Hulp Bij Ongelukken 7. onder andere 3. in plaats van 8. zo spoedig mogelijk 4. hoofdstuk 9. aanstaande 5. bladzijde 10. circa

4. 1. inleiding 11. nauwelijks 2. marsepein 12. zelfvertrouwen 3. bescheiden 13. chauffeur 4. ongetwijfeld 14. eenvoudig 5. afgrijselijk 15. applaus 6. eigenschap 16. nauwkeurig 7. termijn 17. concertgebouw 8. gordijnen 18. traumahelikopter 9. aanwijzing 19. aangehouden 10. terrein 20. houdbaarheid

Taak 6 Spelling

10

1. 1. Elke dinsdag gaan we voetballen, tenzij het heel slecht weer is. 2. We mogen buiten spelen, nadat we alles netjes opgeruimd hebben. 3. Marije en Soumya mogen komen spelen, zolang het goed gaat. 4. Het is gezellig in de klas, sinds we een nieuwe meester hebben. 5. We gaan eten, zodra papa thuiskomt.

7. Je mag niet aan tafel komen, voordat je je handen hebt gewassen. 8. Ik mag een week niet naar buiten, omdat mijn amandelen geknipt zijn. 9. Het is nat in mijn kamer, doordat de dakkapel lek is.10. Ik mag laat opblijven, als ik jarig ben.

2. Mark en Josef hebben ruzie, omdat Mark altijd te laat komt. Josef is het zat dat hij daardoornaar school, want er woont verder niemand in de buurt. Hij wil het graag goedmaken, want hij mist zijn beste vriend. Mark wil dat ook, maar alleen als Josef stopt met dat gezeur. Josef vraagt aan de meester of hij kan helpen. De meester bedenkt iets, waardoor het probleem wordt opgelost. Josef wacht op Mark, zodat dat hij voortaan op tijd is. Josef vindt het een beetje een suffe oplossing, omdat dat nou juist het probleem is. Vanaf maandag gaan ze het weer proberen, aangezien de moeder van Mark op gaat letten, dat hij op tijd vertrekt.

3. 1. sinds 6. daarom 2. terwijl 7. omdat 3. Terwijl 8. omdat 4. terwijl 9. daarom 5. sinds 10. omdat

4. 1. aangezien 6. dus 2. zodra 7. alsof 3. behalve 8. hoewel 4. sinds 9. toen 5. nadat 10. doordat

Taak 7 Voegwoorden

11

1. Let op: het begin van de zinnen staat vast. Dit stukje is dikgedrukt. De andere zinsdelen kunnen in willekeurige volgorde achter de PV komen.

1. Het / is / mooi weer /vandaag / in Alphen aan den Rijn. 2. Pieter en zijn vrienden / halen / de tassen met zwemspullen / thuis / op. 3. Het groepje jongens / gaat / de hele middag / naar het openluchtzwembad. 4. Jeffrey / wil / direct / van de lange kronkelige glijbaan. 5. Mark / is / erg enthousiast / over de duikplank van vijf meter hoog. 6. Hij / kan / een salto met schroef / maken / vanaf die hoge duikplank. 7. Alexander / heeft / erg veel zin / om te gaan voetballen / op het grasveld. 8. De stenen tafeltennistafel / is / de hele middag / ook / in trek. 9. Mark en Pieter / winnen / steeds / met tafeltennissen.10. De vrienden / gaan / pas / laat in de middag / weer / naar huis.

2. 1. pv: zijn wwgez.: zijn geweest ond.: zij

2. pv: heb wwgez.: heb gekookt ond.: ik

3. pv: heeft wwgez.: heeft verteld ond.: Johan

4. pv: scoorden wwgez.: scoorden ond.: de meiden van het basketbalteam

5. pv: kan wwgez.: kan zien ond.: je

3. 1. de badmeester 6. de brandweerman 2. de tuin met veel bloemen 7. het boek 3. de directeur 8. opa 4. Bart en Saskia 9. het bruine hondje 5. ik 10. de nieuwe kast

Taak 8 Ontleden zinsdelen

6. pv: kan wwgez.: kan zijn gevallen ond.: de gele knikker

7. pv: worden wwgez.: worden gesnoeid ond.: de fruitbomen

8. pv: is

ond.: Marianne

9. pv: gaan wwgez.: gaan lopen ond.: bijna alle kinderen van de klas10. pv: ga wwgez.: ga maken ond.: je

12

1. 1. erfden

3. luchtte 4. lustte 5. grensde 6. botste 7. misten 8. antwoordde 9. deden10. wachtten

2. 1. met behulp van = m.b.v. 6. naar aanleiding van = n.a.v. 2. zie ommezijde = z.o.z. 7. tot en met = t/m 3. per persoon = p.p. 8. onder vermelding van = o.v.v. 4. te zijner tijd = t.z.t. 9. bijvoorbeeld = bijv 5. een en ander = e.e.a. 10. pagina = pag.

3. 1. Je bent een 2. Waarscheinlijk ben je de sleutels ergens kwijtgeraakt. waarschijnlijk 3. Dat oude gebouw zit vol origienele details. originele 4. Ik twijfel sterk aan de betrauwbaarheid van het onderzoek. betrouwbaarheid 5. Bij de drochisterij koop je homeopathische medicijnen. drogisterij 6. In de huidige maatschappei heeft iedereen een mobieltje. maatschappij 7. Bij paardrijden staat de veilighijd voorop. veiligheid 8. De ijgenaar van de rode Ferrari kreeg een parkeerbon. eigenaar 9. De aandeelhauders verkochten hun aandelen toen de koers daalde. aandeelhouders10. Kunstschilderen is de nieuwe hobbie van mijn vader. hobby11. Psycholochie houdt zich bezig met het gedrag van de mens. psychologie12. De wethauder van onderwijs opent de nieuwe school. wethouder13. De kasten in onze klas zijn volgens een sisteem ingericht. systeem14. Door de automatiesering gaat het melken van koeien sneller. automatisering15. Aan de horyzon zag ik een olietanker varen. horizon

4. 1. niet waar 6. niet waar 2. niet waar 7. waar 3. waar 8. niet waar 4. niet waar 9. niet waar 5. waar 10. waar

Herhalingstaak 2

13

1. 1. afschuwelijk 1. functie 2. haastig 2. kwaliteit 3. zekerheid 3. garage 4. werkeloosheid 4. situatie 5. onschuldig 5. democratie 6. biologisch 6. lekkage 7. vertrouwelijk 7. universiteit 8. historisch 8. manege 9. meerderheid 9. brutaliteit10. mannelijk 10. bagage

2. 1. veiligheid 6. vrolijk

3. waardigheid 8. jaarlijks 4. geestig 9. afwezig 5. hartelijk 10. tijdig

3. abstracte ontdekking observeren objectief advertentie absoluut ontwerper advies object ontmoeting

1. abstracte 6. objectief 2. kunstobject 7. absoluut 3. ontwerper 8. observeren 4. ontmoeting 9. advies 5. ontdekking 10. advertentie

4. 1. pijnlijk 6. gezondheid 2. verstandig 7. snelheid 3. hoeveelheid 8. onrustig 4. eenvoudig 9. persoonlijk 5. wonderlijk 10. wijsheid

Taak 9 Spelling

14

1. Op zee mistte het. Het heeft op zee gemist.Het schip strandde. Het schip is gestrand.We schuilden op een eiland. We hebben geschuild.Het regende pijpenstelen. Het heeft geregend.We wensten beter weer. We hebben gewenst.De windkracht daalde snel. De windkracht is gedaald.De lucht veranderde langzaam. De lucht is veranderd.We zuchtten eens diep. We hebben diep gezucht.Wij controleerden het schip. We hebben het schip gecontroleerd.We durfden de terugreis aan. We hebben de reis aangedurfd.

2. 1. gebeurd 6. verbaasd 2. vertrouwd 7. bedreigd 3. verloren 8. gestreefd 4. versierd 9. gedanst 5. gejuicht 10. geglansd

3. 2. De leugen is verteld. De vertelde leugen 3. Het antwoord is geraden. Het geraden antwoord 4. Het boek is besteld. Het bestelde boek 5. De ouders zijn gescheiden. De gescheiden ouders 6. Het brood is betaald. Het betaalde brood 7. De kip is gevangen. De gevangen kip 8. De kip is gebraden. De gebraden kip 9. Het ei is gelegd. Het gelegde ei10. De bonbon is verloot. De verlote bonbon

Taak 10 Werkwoordspelling voltooide tijd

15

1. kleding reclame kunst 1. colbert 1. promotie 1. expositie 2. lingerie 2. slogan 2. galerie

4. ceintuur 4. advertentie 4. museum

gevoelens theater post 1. eenzaam 1. cabaret 1. portokosten

3. chagrijnig 3. repeteren 3. per expresse 4. jaloers 4. schouwburg 4. aangetekend

2. 1. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens. 2. Het is daar een huishouden van Jan Steen. 3. Iemand op de vingers tikken. 4. Achter de wolken schijnt de zon. 5. Iemand de stuipen op het lijf jagen. 6. Dat stamt uit het jaar nul. 7. Iets van de daken schreeuwen. 8. Dat kun je op je buik schrijven. 9. Als er één schaap over de dam is, dan volgen er meer.10. Met je neus in de boter vallen.

3. 1. goed - beter - best 14. fantastisch - fantastischer - 2. zacht - zachter - zachtst meest fantastisch

3. klein - kleiner - kleinst 15. geschikt - geschikter - geschiktst 4. leuk - leuker - leukst 16. rijk - rijker - rijkst 5. schoon - schoner - schoonst 17. weinig - minder - minst 6. kort - korter - kortst 18. beroemd - beroemder - beroemdst 7. moeilijk - moeilijker - moeilijkst 19. duur - duurder - duurst 8. veel - meer - meest 20. zwaar - zwaarder - zwaarst 9. mooi - mooier - mooist 21. heet - heter - heetst10. dichtbevolkt - dichterbevolkt - 22. gezond - gezonder - gezondst dichtstbevolkt 23. bekend - bekender - bekendst11. slim - slimmer - slimst 24. graag - liever - liefst 12. dik - dikker - dikst 25. glad - gladder - gladst13. kleurrijk - kleurrijker - kleurrijkst

4. 1. splinternieuw 6. torenhoog 11. straatarm 2. stokoud 7. kurkdroog 12. kletsnat 3. aardedonker 8. kerngezond 13. schatrijk 4. lijkbleek 9. stekeblind 14. spierwit 5. doodziek 10. snikheet 15. grasgroen

Taak 11 Woordenschat

16

1. 1. schaar = zelfstandig naamwoord de rest = werkwoord 2. zitten = werkwoord de rest = zelfstandig naamwoord 3. in = voorzetsel de rest = lidwoord 4. baby = zelfstandig naamwoord de rest = bijvoeglijk naamwoord 5. wand = zelfstandig naamwoord de rest = voegwoord 6. muurtje = zelfstandig naamwoord de rest = (stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord 7. buik = zelfstandig naamwoord de rest = bijvoeglijk naamwoord 8. omdat = voegwoord de rest = voorzetsel 9. vliegt = werkwoord de rest = zelfstandig naamwoord10. een = lidwoord de rest = voorzetsel

2. 1. een = lidwoord brok = zelfstandig naamwoord in = voorzetsel de = lidwoord keel = zelfstandig naamwoord hebben = werkwoord

3. water = zelfstandig naamwoord bij = voorzetsel de = lidwoord wijn = zelfstandig naamwoord doen = werkwoord

5. op = voorzetsel grote = bijvoeglijk naamwoord voet = zelfstandig naamwoord leven = werkwoord

7. uit = voorzetsel de = lidwoord boot = zelfstandig naamwoord vallen = werkwoord

9. een = lidwoord ongelovige = bijvoeglijk naamwoord Thomas = zelfstandig naamwoord

3. 1. stenen 6. wollen 2. kartonnen 7. glazen 3. koperen 8. kristallen 4. betonnen 9. leren

Taak 12 Ontleden woordsoorten

2. een = lidwoord oogje = zelfstandig naamwoord in = voorzetsel het = lidwoord zeil = zelfstandig naamwoord houden = werkwoord

4. het = lidwoord is = werkwoord gesneden = bijvoeglijk naamwoord koek = zelfstandig naamwoord

6. Joost = zelfstandig naamwoord mag = werkwoord het = lidwoord weten = werkwoord

8. de = lidwoord hond = zelfstandig naamwoord in = voorzetsel de = lidwoord pot = zelfstandig naamwoord vinden = werkwoord

10. op = voorzetsel grote = bijvoeglijk naamwoord voet = zelfstandig naamwoord leven = werkwoord

17

1. afschuwelijk universiteit ontdekking biologisch situatie kwaliteit absoluut manege gezondheid meerderheid observeren advertenties onschuldig advies

1. universiteit 6. ontdekking 11. afschuwelijk 2. observeren 7. kwaliteit 12. situatie 3. meerderheid 8. manege 13. absoluut 4. advies 9. gezondheid 14. onschuldig 5. advertenties 10. biologisch

2. 1. Iets van de daken schreeuwen. 2. Dat kun je op je buik schrijven. 3. Achter de wolken schijnt de zon. 4. Als er één schaap over de dam is, dan volgen er meer. 5. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens.

3. 1. Mijn hond heeft de zwarte bouvier nooit gemogen. mogen 2. Mijn broer heeft drie keer naar mooie meisjes. 3. Ik heb een aardappel gepoft op de barbecue. poffen 4. Ik heb wel drie bekers fris gedronken na de sportwedstrijd. drinken 5. We zijn met 27 kinderen van school naar Drievliet geweest. zijn 6. Mijn T-shirt is behoorlijk gekrompen in de was. krimpen 7. De burgemeester heeft het nieuwe kunstwerk onthuld. onthullen 8. Nina heeft een konijn gekregen van opa en oma. krijgen 9. Mijn vader heeft alle bloezen gestreken. strijken10. De baby keek verwonderd om zich heen. verwonderen

Herhalingstaak 3

18

1. 1. Noelle zwemt naar de overkant van het meer. zwemmen 2. Waarom is Pieter vandaag niet op school? zijn 3. Mag ik een pond kaas en tien eieren, alstublieft? mogen 4. In het weekend heb ik wel tijd voor mijn huiswerk. hebben 5. Zal ik een broek aandoen of een rok? zullen 6. Hoe laat begint jouw hockeytraining vandaag? beginnen 7. In de ochtend ben ik altijd als eerste in de woonkamer. zijn 8. De knappe professor kan hele moeilijke sommen uitrekenen. kunnen 9. Gaat Ray ook mee naar tante Joanne in Londen? gaan10. Heeft hij nog veel geld op zijn bankrekening? hebben

2. Ik heb twee kaartjes gewonnen voor het circus! Ik ben zo benieuwd naar de voorstelling! Vanaf het moment dat ik het wist, kon ik nergens anders meer aan denken! Ik heb mijn vriendin Sarah gevraagd om met me mee te gaan. Ze is kortgeleden al bij een circusvoorstelling geweest, maar gelukkig wil ze mee. In tegenstelling tot het vorige circus, zullen er nu geen dieren zijn. Na mochten jonge kinderen toen op de rug van een olifant rijden. Ik ben benieuwd of kinderen nu ook iets mogen doen. Nu er geen dieren zijn, kunnen we meer van andere optredens genieten. Ik kijk er echt naar uit! Drinken meenemen is niet nodig, zei Sarah. Tijdens de voorstelling zullen er verkopers door het publiek lopen. Joepie!!

3. 1. kapitein 6. journalist2. garderobe 7. examinatrice3. humoristisch 8. dessert4. assistent 9. dirigent5. annuleren 10. commandant

Puzzel antwoorden

�

antw oef 1 zin 9 g a a n

antw oef 3 zin 2 g a r d e r o b e

antw oef 2 3e plek v a n a f

antw oef 1 zin 3 m o g e n

antw oef 3 zin 10 c o m m a n d a n t

antw oef 2 2e plek n a a r

antw oef 3 zin 4 a s s i s t e n t

antw oef 1 zin 4 h e b b e n

Het woord is: advocate.

Taak 13 Puzzelmix 1

19

1. 1. b 6. b 2. a 7. a 3. b 8. a 4. a 9. b 5. b 10. a

2. 11. b 16. b12. b 17. a13. a 18. a14. a 19. b15. a 20. b

3. 21. a 26. b22. b 27. a23. b 28. b24. a 29. a25. b 30. a

Puzzel antwoorden

6 4 718

322

91

2 8 1 59

2 8 97

1 4 5 613

311

7

3 54

1 8 721

63

2 423

925

929

6 8 7 3 4 5 28

1 4 3

5

2 524

6 1 912

7 8

120

7 526

9 2 8 4 6 3

810

127

6 4 514

319

728

9 216

7 217

3 6 8 92

1 5 4

5 9 46

2 1 715

3 830

6

Taak 14 Puzzelmix 2

20

1. 1. advies 11. observeren 21. typisch 2. brutaliteit 12. puberteit 22. objectief 3. functie 13. toeristisch 23. vakantie 4. abstract 14. horloge 24. advocaat 5. etage 15. majesteit 25. realiteit 6. romantisch 16. object 26. asperge 7. administratie 17. tropisch 27. abnormaal 8. massage 18. absoluut 28. democratie 9. identiteit 19. advertentie 29. abdij10. actie 20. operatie 30. kwaliteit

Puzzelantwoorden

2. 1. beroemde 2. museum 3. tentoonstelling 4. portokosten

6. fantastische 7. chaotische 8. schouwburg 9. gezonde10. oorspronkelijke

Puzzel antwoorden

�

antwoord zin 9 g e z o n d e

antwoord zin 2 m u s e u m

antwoord zin 3 t e n t o o n s t e l l i n g

antwoord zin 8 s c h o u w b u r g

antwoord zin 4 p o r t o k o s t e n

antwoord zin 7 c h a o t i s c h e

!

Het woord is: gelukt!

Taak 15 Puzzelmix 3

13 3 8 25 14 3 28 10 25 25 10 5 28 6 26 17

26 15 26 12 2 25 8 3 25 2 8 23 7 19 25 3

12 28 5 26 6 30 20 23 6 14 30 1 24 22 7 6

3 13 25 17 30 3 10 26 30 5 28 7 19 1 19 30

23 20 2 23 13 26 30 2 25 26 13 24 1 28 2 23

5 30 8 28 30 25 6 30 13 30 6 4 19 10 13 5

15 25 10 9 3 12 28 19 28 1 28 7 1 20 3 14

28 2 23 30 12 30 24 1 7 24 19 24 18 24 25 8

6 30 25 3 28 7 4 24 29 24 27 1 24 1 13 28

26 13 5 28 19 24 19 1 24 7 19 7 27 19 30 2

2 30 15 30 18 1 29 19 27 24 4 19 24 7 25 26

10 23 3 13 24 19 24 24 19 7 1 24 1 28 9 5

25 7 26 7 1 7 4 7 2 25 5 18 24 2 23 20

28 24 1 27 19 9 24 1 20 12 9 7 1 12 8 30

5 30 19 7 28 12 11 22 28 3 23 16 11 20 26 2

26 12 28 2 23 5 26 3 14 26 6 30 14 3 17 28

21

1. 1. Een oogje in het zeil houden 2. Voor niks gaat de zon op 3. Hond in de pot vinden 4. De sterren van de hemel spelen 5. Achter de wolken schijnt de zon6. Het van de daken schreeuwen

2. 1. behandelt 7. verbrandt 13. gebeurd2. behandeld 8. verbaast 14. bestelt3. verteld 9. verbaasd 15. gebruikt4. vertelt 10. bewaart 16. gebruikt5. bedoelt 11. bewaard 17. bemoeid6. verbrand 12. gebeurt 18. verwonderd

PuzzelantwoordenZet een kruis door de nummers van de zinnen die in de tegenwoordige tijd staan. De overgebleven letters vormen het antwoord op het raadsel.

X2

l3

i X X6

c

X X9

h X11

t X13

g X X16

e17

e18

l

Wat is geel en niet zwaar? l i c h t g e e l

Taak 16 Puzzelverzamelmix A

22

1. 1. c 2. d 3. a 4. d 5. c 6. a 7. b 8. b 9. c 10. b

Puzzel antwoorden

1 1 1 5 5 1 5 9 9 9 1 1 5 5 1

1 1 1 9 7 8 1 9 9 8 8 1 9 5 5

9 9 9 7 9 9 8 9 8 9 9 8 9 9 9

9 9 5 7 5 2 5 10 5 4 9 10 9 5 5

5 5 5 10 5 4 5 10 5 4 9 10 5 1 1

5 5 7 7 7 10 5 10 5 8 8 8 8 1 1

9 7 8 10 10 7 7 7 7 10 10 7 7 7 1

1 7 7 8 2 10 10 8 10 8 4 8 8 10 1

1 10 7 7 10 2 4 4 4 2 10 10 7 8 1

1 1 10 10 7 7 6 6 6 8 8 7 7 5 5

1 1 1 1 9 7 10 3 8 8 9 9 9 5 5

5 1 1 1 9 9 7 8 8 1 1 1 1 5 9

5 5 5 5 9 9 9 9 9 9 1 1 1 5 9

Taak 17 Puzzelverzamelmix B

23

1. Boodschappen.Met twee boodschappentassen in zijn hand ging Xander naar de winkel, want hij zou boodschappen doen. Omdat het lekker weer was, liep hij richting het dorp. Bij de supermarkt pakte hij een karretje uit de rij. Nadat Xander op zijn boodschappenlijstje had gelezen wat hij allemaal moest kopen, rende hij de winkel door. Een oudere dame begroette hem, terwijl hij zijn laatste spullen vanaf een hoge plank pakte. “Dag lieve knul!”, zei ze en ze wilde hem zoenen, maar Xander kende haar niet! Doordat ze Xander voor haar kleinzoon aanzag, kreeg hij een reep chocola van haar! Toen hij thuis aankwam, grinnikte hij nog steeds.

Voorzetsels Voegwoorden Werkwoordenmet want ging begroettein omdat zou paktenaar nadat doen zeirichting terwijl was wildebij en liep zoenenuit maar pakte kendeop doordat had aanzagdoor toen gelezen kreegvanaf moest aankwamvoor kopen grinniktevan rende

2. lv = het brood Puzzelantwoordenond = jewwgez = heb kunnen doenpv = constateerde

lv = de roosond = alle lijmpv = waswwgez = zullen gaanond = de kleine kat

Taak 18 Puzzelverzamelmix C

De oplossing: d a t h e b j e g o e d

v o o r e l k a a r !

d a c z u l l e n g a a n t

n e o d n e n n u k b e h r

h n n o e n a d a t w a s i

f e s o d b m a a r j m e c

i o t r o d o o r g b j o h

e t a b o f a n a v i i m t

t o t t r e v a n o j l d i

s j e e d r o o v p d e a n

v o e h a o r r a a n l t g

u e r l t t e r w i j l k a

i a d e k l e i n e k a t i

t d e r o o s r t n a w ! n

24

Taak 19 Superpuzzelverzamelmix Puzzel antwoorden

1g l i

2j d t

3a

r l4a

5r f

o6o b j e c t i e f

7l e i

8d d e s n i

p m t9o b j e c t

s v10n r a a h

f11k a r a f e

12r o y g c

13u

14b

t15m e e t

16f r a n

17k e r e n

18o

19p r g n s

r20r e c y

21c l e n i l

o c e n e o

22m a c h i n i s t

23k o m t

o t n o e

24h

25a r t t u n

c i26c h a u f f e u s e

t e u e27g

28b

r29a d v e r t e r

30e n r l

i31i h a e

32c o n d u c t r i c e

33b o n s d e

e o k