Systeemboek Hpvs Evs v20 Euro 3

201
Systeemboek HPVS/EVS v20 Indeling nov-03 INDELING VOORWOORD 1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN 2 WERKING HPVS/EVS 3 ENERGIEVOORZIENING HPVS/EVS 4 SYSTEEMBESCHRIJVING HPVS 5 SYSTEEMBESCHRIJVING EVS 6 HPVS/EVS DIAGNOSEKAST BIJLAGEN 7 ELEKTRISCHE SCHEMA’S E3 7.1 SCHEMA16383 7.2 SCHEMA16384 7.3 SCHEMA 16385 7.4 SCHEMA16386 7.5 SCHEMA 16387 7.6 SCHEMA 16388 8 ELEKTRISCHE SCHEMA’S E31 8.1 SCHEMA 18349 8.2 SCHEMA 18350 8.3 SCHEMA 18351 8.4 SCHEMA 18352 8.5 SCHEMA 18353 8.6 SCHEMA 18354 9 ELEKTRISCHE SCHEMA’S X-SERIE 9.1 SCHEMA 21766

Transcript of Systeemboek Hpvs Evs v20 Euro 3

  • Systeemboek

    HPVS/EVS v20 Indeling

    nov-03

    INDELING

    VOORWOORD

    1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN

    2 WERKING HPVS/EVS

    3 ENERGIEVOORZIENING HPVS/EVS

    4 SYSTEEMBESCHRIJVING HPVS

    5 SYSTEEMBESCHRIJVING EVS

    6 HPVS/EVS DIAGNOSEKAST

    BIJLAGEN

    7 ELEKTRISCHE SCHEMAS E3

    7.1 SCHEMA16383

    7.2 SCHEMA16384

    7.3 SCHEMA 16385

    7.4 SCHEMA16386

    7.5 SCHEMA 16387

    7.6 SCHEMA 16388

    8 ELEKTRISCHE SCHEMAS E31

    8.1 SCHEMA 18349

    8.2 SCHEMA 18350

    8.3 SCHEMA 18351

    8.4 SCHEMA 18352

    8.5 SCHEMA 18353

    8.6 SCHEMA 18354

    9 ELEKTRISCHE SCHEMAS X-SERIE

    9.1 SCHEMA 21766

  • Systeemboek

    HPVS/EVS v20 Indeling

    nov-03

    10 HYDRAULISCHE SCHEMAS

    10.1 SCHEMA 15819/00

    10.2 SCHEMA 15819/01

    10.3 SCHEMA 15819/02

    10.4 SCHEMA 15819/03

    10.5 SCHEMA 15819/04

    10.6 SCHEMA 15819/05

    10.7 SCHEMA 15819/06

    10.8 SCHEMA 15819/07

    10.9 SCHEMA 15819/08

  • Systeemboek

    HPVS/EVS v20 VoorwoordVoorwoord

    Dit systeemboek van het Ginaf HydroPneumatisch Veer Systeem(HPVS)/Elektronisch Voertuig Stuursysteem(EVS),versie 20 (v20) bevat de volgende onderdelen:

    Werking HPVS/EVS Energievoorziening HPVS/EVS Systeembeschrijving HPVS Systeembeschrijving EVS HPVS/EVS diagnosekast

    De beschrijvingen van de werking van desystemen kunnen worden gebruikt voor deopleiding van technisch personeel, en alsnaslagwerk.

    Neem de veiligheidsvoorschriften, vermeldin hoofdstuk 1, altijd en nauwgezet in acht.

    Ginaf Trucks B.V. is niet aansprakelijk voor degevolgen van handelingen aan het HPVS/EVSsysteem, die niet door technisch gekwalificeerdpersoneel, niet met het juiste gereedschapen/of niet met inachtneming van de genoemdeveiligheidsvoorschriften zijn uitgevoerd.

    Uitgave: 21 november 2003

    2002, GINAF Trucks B.V., Veenendaal

    Niets uit deze publicatie mag wordenverveelvoudigd en/of openbaar gemaakt inenige vorm of op enige wijze, hetzijelektronisch, mechanisch, door fotokopien,opnamen, of op enige andere manier, zondervoorafgaande schriftelijke toestemming vanGINAF Trucks B.V. Veenendaal.

  • Systeemboek Veiligheidsvoorschriften

    HPVS/EVS v20

    nov-03 1

    1. Veiligheidsvoorschriften

    WaarschuwingssymbolenWanneer het waarschuwingssymbool isafgebeeld, wordt informatie verstrekt dieessentieel is voor de gezondheid en veiligheidvan de monteur.

    Het waarschuwingssymbool met de gekanteldevrachtauto wordt afgebeeld, indien eromstandigheden zijn die de veiligheid van hetvoertuig in gevaar kunnen brengen of hetvoertuig kunnen beschadigen.

    Wanneer de in dit hoofdstuk opgenomenveiligheidsvoorschriften enwaarschuwingen niet worden opgevolgd,kan de gezondheid of veiligheid van demonteur in gevaar worden gebracht.Tevens kan er ernstige schade aan hetvoertuig of zelfs een gevaarlijke situatieontstaan.

    Volg alle waarschuwings- enveiligheidsvoorschriften op die vermeldstaan in deze werkplaatsinstructie. Leesaltijd eerst de waarschuwingen eninstructies die vermeld staan op labels enstickers die zijn aangebracht op diversecomponenten, en volg deze ook op. Dezezijn aangebracht voor uw veiligheid engezondheid, negeer ze dus niet!

    Draag schone, goed sluitende kleding enbreng, indien nodig, beschermende crmeaan op onbeschermde lichaamsdelen.

    Verbreek altijd de massaverbinding van deaccu bij werkzaamheden aan het voertuig.

    Laat de motor niet draaien in eenafgesloten of ongeventileerde ruimte. Zorgvoor goede afzuiging van de uitlaatgassen.

    Blijf op veilige afstand van roterende en/ofbewegende componenten.

    Verwijder nooit de vuldop van hetkoelsysteem als de motor opbedrijfstemperatuur is.

    Voorzichtigheid is geboden bij hetverversen van de olie. Hete olie kanernstig lichamelijk letsel veroorzaken.

  • Systeemboek Veiligheidsvoorschriften

    HPVS/EVS v20

    nov-03 2

    Vermijd onnodig contact met afgetapteolie. Regelmatig contact veroorzaakthuidletsel.

    Diverse soorten olin en smeermiddelendie worden toegepast, zijn schadelijk voorde gezondheid. Dit geldt tevens voorkoelvloeistof, koppelingsvloeistof,ruitenwisservloeistof, koelmiddel in airco-installaties, accuzuur en dieselolie. Vermijddaarom inwendig en uitwendig lichamelijkcontact

    Kantel de cabine volledig, wanneerwerkzaamheden onder de cabine moetenworden uitgevoerd.

    Maak altijd gebruik van bokken, wanneer uonder het voertuig werkzaamheden moetuitvoeren.

    Let op bij het werken aan veren onderspanning, zoals veren vanveerremcilinders, klepveren en dergelijke.Wegspringende veren kunnen ernstigletsel veroorzaken. Ook wegspringendeveertjes en kleine borgringen kunnen letselveroorzaken (denk aan oogbescherming).

    Maak bij het verwijderen en aanbrengenvan zware componenten altijd gebruik vandaartoe vervaardigd hefgereedschap(versnellingsbakkrik) of gekeurdehijswerktuigen. Bevestig de component opeen deugdelijke wijze aan het hef- ofhijswerktuig.

    Let op bij het werken aan systemen dieonder druk kunnen staan, zoalssleepashef-, cabinekantelinrichting,remsysteem, stuurinrichting,brandstofsysteem en dergelijke.

    Na een brand kunnen van sommigekunststoffen, die mogelijkerwijs bijkeerringen en afdichtringen zijn toegepast,gevaarlijke verbrandingsresten overblijven.Draag bij het verwijderen van dezeverbrandingsresten beschermende,zuurbestendige kleding en PVC-handschoenen.

  • Systeemboek Veiligheidsvoorschriften

    HPVS/EVS v20

    nov-03 3

    Dompel de verbrandingsresten onderin ofbesproei ze ruim metcalciumhydroxidesolutie (gebluste kalk metwater). Reinig de beschermende kledingna gebruik zorgvuldig. Behandel dehandschoenen als chemisch afval.

    De algemeen voor een veersysteemgeldende veiligheidsvoorschriften zijn voorhet HPVS ook van toepassing.

    De algemeen voor een stuurinrichtinggeldende veiligheidsvoorschriften zijn voorhet EVS ook van toepassing.

    Bij enkele testprogrammas die wordenuitgevoerd met behulp van de HPVS/EVS-diagnosekast (DCS1) beweegt het chassis ofde achteras van het voertuig automatisch.Voordat deze programma's wordengeactiveerd, moet worden gecontroleerd of erzich, in verband met beknellingsgevaar, geenpersonen in de buurt van het voertuigbevinden.

    De veeraccumulatoren en HPVS-cilinders staanonder druk, ook bij een stilstaande motor!

    Maak het HPVS-systeem eerst drukloos doorhet voertuig in de laagste stand te zetten,voordat n van de onderstaande delen wordtverwijderd: HPVS-cilinders veeraccumulator ALR-cilinder HPVS/EVS-kleppenblok Cartrigdekleppen: SP6, SP8, SP9, SP10,

    SP11, SP14, SP15, SP31 drukschakelaar aslast v20/43 en v20/44 leidingen van bovenstaande delen.

    Het noodstuurcircuit staat altijd onderdruk, ook bij een stilstaande motor!

    Maak het noodstuursysteem eerst drukloos

    door het losdraaien van de testnippel aan hetHPVS/EVS kleppenblok, voordat n van deonderstaande delen wordt verwijderd:

  • Systeemboek Veiligheidsvoorschriften

    HPVS/EVS v20

    nov-03 4

    EVS-cilinders HPVS/EVS-kleppenblok Noodstuuraccumulator

  • Systeemboek Veiligheidsvoorschriften

    HPVS/EVS v20

    nov-03 5

    accumulatorklep met SP7 druksensor noodstuurdruk noodstuurveiligheidsklep terugslagklep 7 (noodstuursysteem) leidingen van bovenstaande delen.

    Bij het ontbreken van een snelheidssignaal,bijvoorbeeld door een defecte tachograaf, zalde achteras bij een snelheid tot 88 km/u nogvolledig meesturen. Hierdoor kan de stabiliteitvan het voertuig nadelig benvloed worden.Bij de X-serie is een tweede onafhankelijksnelheidssignaal toegevoegd.

  • Systeemboek Werking HPVS/EVS

    HPVS/EVS v20 Inhoudsopgave

    nov-03 1

    1. ALGEMEEN ................................................................................................................................................. 2

    2. WERKING HPVS......................................................................................................................................... 3

    3. WERKING EVS............................................................................................................................................ 6

  • Systeemboek Werking HPVS/EVS

    HPVS/EVS v20 Algemeen

    nov-03 2

    1. Algemeen

    Het HPVS en het EVS zijn twee systemen dieop een voertuig gemonteerd kunnen worden.Als beide systemen zijn gemonteerd wordt vanenkele componenten gemeenschappelijkgebruik gemaakt. Het HPVS/EVS bestaat uiteen hydraulisch gedeelte en een elektrisch(besturings)gedeelte.

    Het hydraulisch gedeelte bestaat uit: het aandrijfgedeelte, bestaande uit een

    pomp en reservoir het regelgedeelte, bestaande uit diverse

    kleppen het werkgedeelte, bestaande uit o.a.

    HPVS- en EVS-cilinders, veer- ennoodstuuraccumulatoren.

    Het elektrische gedeelte bestaat uit: diverse opnemers en relais een Electronic Control Unit(ECU).

    De ECU is een microprocessorgeregeldereken- en besturingseenheid voor de besturingen beveiliging van het veer- en stuursysteem.In de cabine is een bedieningspaneelaangebracht, waarmee men het systeemhandmatig kan bedienen. Tevens kunnenhiermee storingen worden uitgelezen engewist.

    Tevens kan een monteur aan de ECU eendiagnosekast DCS1 (GINAF nr.OG0000008631PA, zie Figuur 1) aansluiten,die hem de mogelijkheid biedt om: storingen uit te lezen 'real time' parameters uit te lezen correctiefactoren in te lezen hoekopnemers af te stellen systeemgegevens uit te lezen HPVS/EVS-systemen te spoelen klepaansluitingen te testen

    Bij de regelunit E31, is een tussenstekker(programmer, zie Figuur 2) nodig om de DCS1aan te kunnen sluiten. De schakelaar aan dezijkant is een aan/uit schakelaar. Indien ergeprogrammeerd gaat worden, moet deschakelaar in de aan-stand staan. Staat dezein de uit-stand dan kun je wel programmerenmaar wordt het niet geaccepteerd.

    Figuur 1

    Figuur 2

  • Systeemboek Werking HPVS/EVS

    HPVS/EVS v20 Werking HPVS

    nov-03 3

    2. Werking HPVS

    Bij het HPVS zijn bij de achterassen deluchtbalgen en/of bladveren vervangen doordubbelwerkende HPVS-cilinders.Een HPVS-cilinder is een dubbelwerkende cilindermet daarin een zuiger. De zuigerstang is aan hetchassis bevestigd en de cilinder aan de as. Debovenzijde (stangzijde) van de zuiger staat inverbinding met het HPVS/EVS reservoir en is infeite drukloos. De onderzijde (zuigerzijde) van dezuiger staat in verbinding met de onderzijde van deveeraccumulator en met de pomp.

    De veeraccumulatoren bestaan uit een cilinder metdaarin een zwevende zuiger. Aan de onderzijdevan deze zuiger staat de oliedruk van dezuigerzijde van de HPVS-cilinders. Aan debovenzijde van deze zuiger bevindt zich stikstofonder een bepaalde ingestelde voordruk. Pervoertuigzijde is n veeraccumulator benodigd.

    Wanneer het voertuig inveert, beweegt de cilindernaar boven en duwt de olie aan de zuigerzijde vande cilinder weg. De weggeduwde olie komt via eenleiding in de veeraccumulator en duwt de zuigervan de veeraccumulator omhoog, waardoor destikstof boven de accumulatorzuiger samengedruktwordt. De weerstand door het samendrukken vande stikstof neemt toe, waardoor de veerbeweginggedempt wordt.

    De hydraulische vering op de achterassen is pervoertuigzijde volledig gescheiden. Dat wil zeggendat er geen verbinding is tussen de cilinders aande linker- en aan de rechterzijde van het voertuig.Per voertuigzijde zijn de retouraansluitingen vande cilinders onderling wel verbonden, evenals depersaansluitingen. Hierdoor ontstaat er eenvolledige compensatie per voertuigzijde.

    Compensatie wil zeggen dat, wanneer er twee ofdrie cilinders met elkaar verbonden zijn, de olie dieuit de ene cilinder komt, verdeeld wordt over deoverige cilinders. Denk daarbij aan de wet van decommunicerende vaten. Dit principe vinden weongeveer terug bij het HPVS Als een cilinderinveert, zal de cilinder die hiermee verbonden is,evenveel uitveren (bij twee gelijke cilinders).

  • Systeemboek Werking HPVS/EVS

    HPVS/EVS v20 Werking HPVS

    nov-03 4

    Het voordeel hiervan is dat het voertuig overhobbels en door kuilen kan rijden, terwijl hetchassis recht blijft liggen, en dat de druk (lees:belading) onder alle omstandigheden gelijk wordtverdeeld over de overige achterassen.

    De toepassing van hydrauliek en elektronica inplaats van mechanische componenten maakt hetverder mogelijk tal van schakelingen te maken, diehet gebruik, de veiligheid en de efficiency van hetvoertuig ten goede kunnen komen. Sommige vandeze zaken worden standaard op de voertuigengemonteerd, zoals:

    automatische niveauregelingbelading op dezelfde rijhoogte bij een voertuigsnelheid hoger dan 1-3 km/h

    handmatige niveauregelingstelt de gebruiker in staat het chassishandmatig op rijhoogte te zetten bij eenvoertuigsnelheid lager dan 1 km/h

    handmatige hoogteregeling(hoogste/laagstestand)stelt de gebruiker in staat de chassishoogtetijdelijk aan te passen bij een voertuigsnelheidlager dan 1 km/h

    snel-zak systeem(standaard vanaf aug. 1999)laat het chassis snel zakken met oliedruk inplaats van op het eigen gewicht van hetchassis (bijvoorbeeld bij voertuigen met eenopbouw met wissellaadbakken).

    Andere zaken zijn als optie leverbaar, zoals:

    hefas, ontlastbare as of afkoppelbare hefasvoor het heffen van een as in onbeladen ofbeladen toestand, of om een as tijdelijk tekunnen ontlasten.

    waterpasregelingvoor het waterpas stellen van het chassis,waardoor veiliger kan worden gekipt.

    hydraulische rolstabilisator (superstab)voor het verbeteren van de dwarsstabiliteit vanhet voertuig in een bocht, bij opbouwen meteen hoog zwaartepunt of bewegende lading

    automatische hydraulische dwarsstabilisatorzorgt ervoor dat de HPVS-cilinders bijstilstaand voertuig wel in maar niet uit kunnenveren (additionele kipstabiliteit)

  • Systeemboek Werking HPVS/EVS

    HPVS/EVS v20 Werking HPVS

    nov-03 5

    handmatige hydraulische dwarsstabilisatorzorgt ervoor dat de HPVS-cilinders wel in maarniet uit kunnen veren wanneer de schakelaar isbediend (additionele kipstabiliteit). Dit kan bijiedere snelheid en is standaard bij de 3-zijdenkipper.

    container-optreksysteemlaat het chassis zakken tot 3 cm boven deasaanslagen voor het gemakkelijker optrekken ofafzetten van containers.

    gewichts-indicatiesysteemgeeft een indicatie van de aslasten van de HPVS-geveerde assen op een display in de cabine.

    anti-scheefzakvoorkomt het scheefzakken van het chassis, alshet voertuig langere tijd heeft stilgestaan.Dit is standaard bij de X-serie.

    Door de automatische niveauregeling is het nietmogelijk een mechanisch aangestuurd lastafhankelijkregelventiel (ALR) in het remsysteem te monteren.Ginaf monteert daarom en ALR met hydraulische drukaansturing, om de aslast te vertalen in benodigderemdruk.

  • Systeemboek Werking HPVS/EVS

    HPVS/EVS v20 Werking EVS

    nov-03 6

    3. Werking EVS

    Voor het EVS zijn de reactiestangen van de achtersteas vervangen door EVS-cilinders (zie Figuur3). Een EVS-cilinder bestaat uit een cilinder met eendubbelwerkende zuiger. De dubbelwerkende zuiger isvoor het in- en uitsturen van de EVS-cilinder. Bij hetin- en uitsturen wordt de cilinder aan de ene zijdeingeschoven en de cilinder aan de andere zijdeuitgeschoven. Aangezien de as d.m.v. een V-stangaan het chassis bevestigd is, kan de as hieromgedraaid worden en ontstaat de sturende beweging.

    In de EVS-cilinder zit aan n zijde een zwevendezuiger om de zuigerstang. Deze zwevende zuigerzorgt voor de centrering van de EVS-cilinder in demiddenstand.

    De hydraulische energie voor zowel het HPVS als hetEVS wordt geleverd door een hydraulische pomp.Deze pomp wordt door de motor aangedreven. Via dehydraulische kleppen kunnen de HPVS- en EVS-cilinders bediend worden. Met behulp van sensorenworden er diverse gegevens geregistreerd die zorgenvoor de aansturing van het HPVS- en EVS-systeem.

    Figuur 3

  • Systeemboek Energievoorziening HPVS/EVS

    HPVS/EVS v20 Inhoudsopgave

    nov-03 1

    1. ALGEMEEN ................................................................................................................................................. 2

    2. OLIEVOORZIENING MET POMP........................................................................................................... 4

    2.1 POMP MET REGELBLOK ............................................................................................................................ 42.1.1 De pompregeling................................................................................................................................. 5

    2.2 HPVS/EVS RESERVOIR MET VLOTTER EN FILTERS .................................................................................. 72.3 VULSYSTEEM ........................................................................................................................................... 82.4 PROPORTIONEEL POMPFLOW-UNIT ........................................................................................................... 9

    2.4.1 Proportioneel pompflowklep ............................................................................................................. 102.4.2 Druksensor pompdruk (DP) .............................................................................................................. 102.4.3 Meetpunt pompdruk/regeldruk (MP)................................................................................................. 112.4.4 Persfilter............................................................................................................................................ 11

  • Systeemboek Energievoorziening HPVS/EVS

    HPVS/EVS v20 Algemeen

    nov-03 2

    1. Algemeen

    Het HPVS/EVS-systeem is een op zichzelf staandsysteem. Voor de hydraulische energievoorzieningvan beide systemen is een door de motoraangedreven pomp aangebracht. De pomp zuigt olieuit een apart reservoir aan.De pomp is voorzien van een regelblok waarmee demaximale stroom (flow) en maximale druk ingesteldkunnen worden.

    De pomp levert olie naar de proportioneel pompflow-unit In de proportioneel pompflow-unit bevinden zichhet persfilter, de druksensor voor de pompdruk en deproportioneel pompflowklep SP12 (zie figuur 1). Deze pompflowklep zorgt ervoor dat de olienaar behoefte, naar het HPVS/EVS-kleppenblokgevoerd wordt.Tevens zit er op het persfilterdeksel op de pompflow-unit een meetpunt. Op dit meetpunt kunnen depompdruk en regeldruk gemeten worden.

    figuur 1

    MP

    RETOURFILTER

    kogelkraan 1/2"

    PROPORTIONEEL POMPFLOW-UNIT

    SP12

    PP

    S

    M

    AXIALE PLUNJERPOMP

    MPEHMP

    P

    T

    PERSFILTER

    DP

    DP

    VLOTTERSCHAKELAAR

    VUL_BELUCHTINGSFILTER

    MPEH

    SNELVULAANSLUITING

    (Niet bij de X-serie)

  • Systeemboek Energievoorziening HPVS/EVS

    HPVS/EVS v20 Algemeen

    nov-03 3

    De olievoorziening van het HPVS/EVS-systeem bestaat uit een aantal componenten (zie figuur 2): Pomp met regelblok Reservoir met vlotter en filters Vulsysteem

    figuur 2

    RETOURFILTER

    kogelkraan 1/2"

    M

    AXIALE PLUNJERPOMP

    VLOTTERSCHAKELAAR

    VUL_BELUCHTINGSFILTER

    SNELVULAANSLUITING

    (Niet bij de X-serie)

  • Systeemboek Energievoorziening HPVS/EVSHPVS/EVS v20 Olievoorziening met pomp

    nov-03 4

    2. Olievoorziening met pomp

    2.1 Pomp met regelblok

    De hydraulische energievoorziening van hetHPVS/EVS wordt verzorgd door een separate pomp(zie Figuur 3 en Figuur 4).

    De pomp is van het type axiale plunjerpomp.Op de pomp is een regelblok gemonteerd, waarmeede maximale pompdruk (onderste stelschroef) enmaximale volumestroom (bovenste stelschroef)ingesteld kunnen worden. Figuur 3

    Figuur 4

    M

    B

    A

    A: Axiale plunjerpomp; B: Regelblok

    Figuur 5

  • Systeemboek Energievoorziening HPVS / EVSHPVS/EVS v20 Olievoorziening met pomp

    nov-03 5

    2.1.1 De pompregeling

    Intern is bij de drukaansluiting van de pomp eenaftakking (1) gemaakt naar de regelaar, zodat depompdruk in de regelaar op de linkerzijde van debeide regelplunjers A (max. volumestroom instelling)en B (max. druk regeling) staat (zie figuur 6).Buiten de pomp zijn een smoring (3), een persfilter (4)en een 2/2 klep (SP12) in de hoofdstroom geplaatst. In figuur 6, figuur 7 en figuur 8 is de situatie getekend,waarbij er geen olieverbruik is. De ECU zorgt er voor,dat SP12 is gesloten.figuur 6: bij aftakking 1 zal de druk oplopen, evenalsaan de linkerzijde van regelplunjers A en B.Regelplunjer A zal naar rechts bewegen bij een drukvan 28 bar, regelplunjer B bij een druk van 190 bar.Plunjer A zal dus als eerste naar rechts bewegen.Hierdoor komt het kanaal naar de regelzuiger voor deslagplaatverstelling vrij, waardoor de slagplaat naarrechts beweegt, en de volumestroom wordtteruggeregeld (figuur 7).

    figuur 7: de slagplaat staat nu geheel verticaal, zodatde volumestroom nul bedraagt.De druk aan de linkerzijde van de regelplunjers A enB valt weg, waardoor deze naar links bewegen. Dezestand is zuiver theoretisch, in werkelijkheid zal hetsysteem een evenwicht zoeken (figuur 8).

    figuur 6

    figuur 7

    figuur 8: evenwichtssituatie; de bovenste regelplunjerstaat op snijden, de slagplaat staat een beetje ondereen hoek. De druk bij 1 is nu 28 bar.

    figuur 8

    A

    B

    1

    3 4

    A

    B

    1

    3 4

    5 2

    5 2

    A

    B

    1

    3 4

    5 2

  • Systeemboek Energievoorziening HPVS / EVSHPVS/EVS v20 Olievoorziening met pomp

    nov-03 6

    Vanuit deze evenwichtssituatie bij 28 bar wordtbijvoorbeeld de hoogste stand van het chassisbediend. De ECU zal nu SP12 bedienen (figuur 9).De HPVS-cilinders schuiven uit, wat olieverbruikbetekent. figuur 9: bij oliestroom naar verbruikers zal de druk bijaftakking 1 dalen. Daardoor gaan regelplunjers A en Bnaar links. Via aftakking 2 komt er ook druk op derechterzijde van regelplunjer A te staan. Doordat debeide regelplunjers naar links gaan, kan de olie vanuitde regelzuiger voor de slagplaatverstelling naar hetreservoir stromen, zodat de slagplaat naar linksbeweegt, en de opbrengst van de pomp wordtverhoogd.

    figuur 10: in de hier afgebeelde situatie blijft men dehoogste stand bedienen, terwijl de HPVS-cilinders almaximaal zijn uitgeschoven. De ECU blijft nu SP12bekrachtigen.Er is nu geen oliestroom meer door smoring 3,persfilter 4 en SP12. De druk bij aftakking 1 zal nuoplopen. Regelplunjer A kan niet naar rechtsbewegen, omdat dezelfde druk (op een groteroppervlak) ook aan de rechterzijde heerst viaaftakking 2. De druk zal oplopen tot regelplunjer Bopent, dus bij 190 bar. Hierdoor stroomt de olie naarde regelzuiger voor de slagplaatverstelling, die naarrechts beweegt, en de volumestroom wordtteruggeregeld. Ook hier zal een evenwichtssituatieworden gezocht (figuur 11).

    figuur 11: evenwichtssituatie; de onderste regelplunjerstaat op snijden, de slagplaat staat een beetje ondereen hoek. De druk bij 1 is nu 190 bar.

    Zoals blijkt uit het bovenstaande, zal de pompregelingsteeds een evenwicht zoeken tussen 28 en 190 bar,afhankelijk van de situatie. Hierbij spelen smoring 3,persfilter 4 en SP12 een grote rol. Deze driecomponenten zorgen, als er oliestroom is naar deverbruikers, samen voor een drukval tussenaftakking 1 en aftakking 2. Hoe groter de oliestroom(dus het verbruik), hoe groter de drukval, en hoeeerder regelplunjer A naar rechts gaat. De regelinggaat dan richting 28 bar (grote oliestroom, lage druk).Hoe kleiner de oliestroom (dus het verbruik), hoekleiner de drukval, en hoe eerder regelplunjer B naarrechts gaat. De regeling gaat dan richting 190 bar(kleine oliestroom, hoge druk).

    De bypass (smoring en terugslagklep) in aftakking 2is bedoeld om regelplunjer A te beschermen. Als dedruk aan de rechterzijde van deze plunjer snelwegvalt, en er is druk aan de linkerzijde van deplunjer, kan de plunjer zo snel naar rechts bewegendat deze hard tegen de aanslag slaat en beschadigt.Door een smoring in de leiding te plaatsen wordt dezeslag gedempt.

    figuur 9

    figuur 10

    figuur 11

    A

    B

    1

    3 4

    A

    B

    1

    3 4

    A

    B

    1

    3 4

    5 2

    5 2

    5 2

  • Systeemboek Energievoorziening HPVS / EVSHPVS/EVS v20 Olievoorziening met pomp

    nov-03 7

    Als SP12 wordt uitgeschakeld kan er zich nog eenbepaalde restdruk in de leiding naar de verbruikersbevinden, waardoor het voor kan komen dat SP12 nietgeheel sluit. Aftakking 5 (naar het reservoir), met eensmoring van 0,5 mm is er voor bedoeld om de leidingnaar de verbruikers in die situatie geheel drukloos temaken.

    2.2 HPVS/EVS reservoir met vlotter en filters

    De opslag van de hydraulische vloeistof gebeurt inkunststof of RVS reservoirs.

    Er zijn twee typen reservoirs, afhankelijk van het typevoertuig (zie figuur 12): staand reservoir liggend reservoir

    Dit reservoir is voorzien van een vlotterschakelaarvoor de bewaking van het vloeistofpeil. Om vervuilingtegen te gaan, zijn er twee filters gemonteerd (ziefiguur 13 en Figuur 14):- beluchtingsfilter op het reservoir (in figuur 16 niet

    gemonteerd)- vulfilter in het reservoir

    Het beluchtingsfilter filtert de aangezogen lucht. Hetvulfilter filtert de olie die via de vulopening bijgevuldwordt.Aan het reservoir is een leiding gemonteerd, met aanhet eind een snelvulaansluiting. Het (bij)vullen van oliedient bij voorkeur via deze aansluiting plaats tevinden. Tussen deze snelvulaansluiting en hetreservoir is een retourfilter (en een kogelkraan)gemonteerd. Dit retourfilter filtert zowel de olie diebijgevuld wordt als de olie die terugvloeit naar hetreservoir.De kogelkraan is voor het afsluiten van de leidingtijdens het vervangen van bijvoorbeeld het retourfilter.De kogelkraan is bij de X-serie niet gemonteerd,omdat het retourfilter boven het vloeistofniveau zit.

    figuur 12

    A

    B

    C

    A: Reservoir; B: Vul-/beluchtingsfilter;C: Vlotterschakelaar

    figuur 13

  • Systeemboek Energievoorziening HPVS / EVSHPVS/EVS v20 Olievoorziening met pomp

    nov-03 8

    Figuur 14

    2.3 Vulsysteem

    Het vulsysteem (zie figuur 15) bestaat uit eensnelvulaansluiting (1), een retourfilter (2) (en mogelijkeen kogelkraan (3)).De snelvulaansluiting is een aansluiting met eenterugslagklep. Wanneer er een slang aangekoppeldwordt, wordt de terugslagklep, en daarmee deaansluiting geopend. Via de snelvulaansluiting kan ermet de speciale vulpomp olie bijgevuld worden.Het retourfilter filtert de bijgevulde olie en deteruggevoerde olie.De kogelkraan is gemonteerd om de leiding tussenhet reservoir en het retourfilter af te kunnen sluiten omte voorkomen dat het reservoir leegloopt, wanneer hetretourfilter gedemonteerd wordt. figuur 15

    SNELVULAANSLUITING

    RETOURFILTER

    KOGELKRAAN

    figuur 16

    2.4

    B

    C

    (Niet bij deX-serie)

    1

    2

    3

  • Systeemboek Energievoorziening HPVS / EVSHPVS/EVS v20 Olievoorziening met pomp

    nov-03 9

    Proportioneel pompflow-unit

    De proportioneel pompflow-unit (zie figuur 17 enfiguur 18) bevat een aantal componenten, zoals: proportioneel pompflowklep (SP12) druksensor pompdruk (DP) meetpunt pompdruk/regeldruk (MP) persfilter

    figuur 17

    MP

    PROPORTIONEEL POMPFLOW-UNIT

    SP12POMPFLOWKLEP

    PP

    S

    3.5 mm

    MPEHMP

    P

    0.5 mm

    T

    PERSFILTER

    DP

    DP

    MPEH

    figuur 18

    2.4.1

  • Systeemboek Energievoorziening HPVS / EVSHPVS/EVS v20 Olievoorziening met pomp

    nov-03 10

    Proportioneel pompflowklep

    Het betreft een proportionele 2/2 klep (zie figuur 19),elektrisch bediend en veerretour. In onbekrachtigdetoestand van spoel SP12 is de klep gesloten en wordter geen olie aan het HPVS/EVS-systeem geleverd.Wanneer spoel SP12 bekrachtigd wordt, wordt er eenopening gemaakt. Deze opening wordt groter,naarmate er meer olie gevraagd wordt.

    figuur 19

    SP12

    figuur 20

    2.4.2 Druksensor pompdruk (DP)

    De druksensor (zie figuur 21) is een sensor die deoliedruk in het systeem meet. Deze sensor isgemonteerd op aansluiting DP van de pompflow-unit.Wanneer deze oliedruk te hoog of te laag wordt, zal ereen alarm in de ECU opgeslagen worden.

    De vervuiling van het persfilter, wordt m.b.v. dezesensor ook bewaakt. Is er een grotere drukval overhet persfilter, dan is het filter meer vervuild.

    figuur 21

    figuur 22

    2.4.3

  • Systeemboek Energievoorziening HPVS / EVSHPVS/EVS v20 Olievoorziening met pomp

    nov-03 11

    Meetpunt pompdruk/regeldruk (MP)

    Dit meetpunt (zie figuur 23) is een aansluiting met eenterugslagklep, ook wel testnippel genoemd. Dezetestnippel bevindt zich op het persfilterdeksel.Wanneer er tegen de terugslagklep in de testnippelgedrukt wordt, wordt de aansluiting geopend. Metbehulp van deze testnippel kan men de pompdruk ende regeldruk meten.

    figuur 23

    figuur 24

    2.4.4 Persfilter

    Het persfilter (zie figuur 25) filtert de door de pompgeleverde olie. In het persfilterdeksel is eenmagneet aangebracht. Deze magneet trekt allemetaaldeeltjes naar zich toe. Bij het demonterenvan dit deksel moet deze magneet steedsschoongemaakt worden.

    figuur 25

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVSHPVS/EVS v20 Inhoudsopgave

    nov-03 1

    1. ALGEMEEN .....................................................................................................................................................31.1 HPVS/EVS-KLEPPENBLOK..........................................................................................................................31.2 2/2 STUURKLEP ..........................................................................................................................................41.3 SMORING ....................................................................................................................................................4

    2. HPVS-CILINDER .............................................................................................................................................6

    3. VEERACCUMULATOR ...................................................................................................................................7

    4. ALR-VENTIEL..................................................................................................................................................7

    5. HYDRAULISCHE WERKING ..........................................................................................................................85.1 BIJPOMPEN EN AFVLOEIEN ...........................................................................................................................8

    5.1.1 Bijpompen rechtsachter .....................................................................................................................95.1.2 Afvloeien rechtsachter .....................................................................................................................105.1.3 Bijpompen linksachter......................................................................................................................115.1.4 Afvloeien linksachter........................................................................................................................12

    5.2 STABILISATIE.............................................................................................................................................135.2.1 Dwarsstabilisatie (optie)...................................................................................................................135.2.2 Superstabilisatie (optie) ...................................................................................................................14

    WATERPASDWARSREGELING ................................................................................................................................155.4 CONTAINER-OPTREKSYSTEEM (OPTIE)........................................................................................................165.5 SNEL-ZAKSYSTEEM (OPTIE, STANDAARD M.I.V. AUG.1999) ..........................................................................165.6 SPOELEN ..................................................................................................................................................185.7 HEFAS-UNIT ..............................................................................................................................................19

    5.7.1 Zak/blokkeerklep (v20/43 en v20/44)...............................................................................................215.7.2 Hefklep (alle versies) of zakklep (v20/3x)........................................................................................215.7.3 Drukschakelaar ................................................................................................................................215.7.4 Drukgestuurde terugslagklep...........................................................................................................215.7.5 Hefas v20/43 en v20/44, niet bediend .............................................................................................225.7.6 Hefas v20/43 en v20/44, heffen.......................................................................................................225.7.7 Hefas v20/43 en v20/44, zakken .....................................................................................................245.7.8 Hefas v20/3x, niet bediend ..............................................................................................................255.7.9 Hefas v20/3x, heffen........................................................................................................................285.7.10 Hefas v20/3x, zakken, fase 1...........................................................................................................295.7.11 Hefas v20/3x, zakken, fase 2...........................................................................................................305.7.12 Hefas v20/3x, zakken, fase 3...........................................................................................................31

    6. ELEKTRONISCHE WERKING ......................................................................................................................326.1 HOEKOPNEMER.........................................................................................................................................326.2 WATERPASOPNEMER.................................................................................................................................336.3 INPUT ECU VAN DE E3-VERSIE ..................................................................................................................33

    6.3.1 Voeding............................................................................................................................................336.3.2 Hefas................................................................................................................................................34

    6.4 INPUT ECU VAN DE E31-VERSIE ................................................................................................................346.4.1 Voeding (schema 18354, bijlage 8) .................................................................................................346.4.2 Hoeksensoren (schema 18350, bijlage 8) .......................................................................................346.4.3 Waterpassensor (schema 18353, bijlage 8) ....................................................................................356.4.4 Hefas................................................................................................................................................356.4.5 Alarmlamp (zie schema 18354, bijlage 8) .......................................................................................35

    6.5 INPUT ECU VAN DE X-SERIE ......................................................................................................................356.5.1 Voeding HPVS/EVS (zie schema 1, bijlage 9) ................................................................................356.5.2 Weegindicatie (zie schema 5, bijlage 9) ..........................................................................................356.5.3 Controle lampen (zie schema 6, bijlage 9) ......................................................................................366.5.4 Controlelampen sperren (zie schema 9, bijlage 9) ..........................................................................366.5.5 2e snelheid beveiliging (zie schema 10, bijlage 9)...........................................................................366.5.6 Drukschakelaar hefas ......................................................................................................................366.5.7 PTO beveiliging................................................................................................................................366.5.8 Verdeelbak PTO ..............................................................................................................................37

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVSHPVS/EVS v20 Inhoudsopgave

    nov-03 2

    6.5.9 Verlaagde achteruitrij schakelaar aansluit instructie (zie schema B, bijlage 9)...............................376.5.10 Verlaagde achteruit rij schakelaar afstellen benaderingsschakelaar (zie schema B, bijlage 9)......376.5.11 Alarmlampen i.c.m. PTO aansluit instructie (zie schema D, bijlage 9)............................................376.5.12 Asfaltrem..........................................................................................................................................37

    6.6 WERKING E3-UNIT.....................................................................................................................................386.6.1 Hoogste stand..................................................................................................................................386.6.2 Laagste stand ..................................................................................................................................386.6.3 Continue hoogteregeling (handbediening) ......................................................................................386.6.4 Continue hoogteregeling (automatisch)...........................................................................................386.6.5 Waterpasregeling.............................................................................................................................386.6.6 As heffen / as zakken (hefas-unit v20/43 en v20/44) ......................................................................386.6.7 As heffen / as zakken (hefas-unit v20/3x) .......................................................................................396.6.8 Container-optreksysteem.................................................................................................................396.6.9 Dwarsstabilisatie (handbediening)...................................................................................................396.6.10 Dwarsstabilisatie (automatisch) .......................................................................................................396.6.11 hydraulische rolstabilisator (superstab) .........................................................................................39

    6.7 WERKING E31-UNIT...................................................................................................................................406.7.1 Hoogste stand (schema 18351, bijlage 8) .......................................................................................406.7.2 Laagste stand (schema 18351, bijlage 8)........................................................................................406.7.3 Continue hoogteregeling (handbediening) (schema 18351, bijlage 8)............................................406.7.4 Continue hoogteregeling (automatisch) (schema 18351, bijlage 8) ................................................406.7.5 Waterpasregeling.............................................................................................................................406.7.6 As heffen / as zakken (hefas-unit v20/43 en v20/44) ......................................................................406.7.7 As heffen / as zakken (hefas-unit v20/3x) .......................................................................................416.7.8 Container-optreksysteem.................................................................................................................416.7.9 Dwarsstabilisatie (handbediening)...................................................................................................426.7.10 Dwarsstabilisatie (automatisch) .......................................................................................................426.7.11 hydraulische rolstabilisator (superstab) .........................................................................................42

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVSHPVS/EVS v20 Algemeen

    nov-03 3

    1. Algemeen

    De pompflow-unit, zoals die in het vorige hoofdstuk isbesproken, levert de olie aan het HPVS/EVS-kleppenblok (zie Figuur 1), waarin zich alle kleppenvoor het HPVS en EVS bevinden, behalve de kleppenvoor de hefas. Als een hefas, ontlastbare as of eenafkoppelbare hefas aanwezig is, is daarvoor eenseparaat kleppenblok gemonteerd.

    1.1 HPVS/EVS-kleppenblok

    In onderstaand schema is het HPVS/EVS kleppenblokweergegeven. Globaal is dit kleppenblok in eenbovenste en een onderste helft te verdelen. Deonderste helft (waarin zich de kleppen SP8 t/m SP11,SP6.1, SP6.2, SP31.1 en SP31.2 bevinden) vormt hetHPVS-gedeelte.

    Figuur 1

    Figuur 2

    SP9AFVLOEIEN

    SP11AFVLOEIEN

    SP7

    ACCUMULATORKLEP

    SP6.1SUPERSTABKLEP

    SP6.2SUPERSTABKLEP

    SP30

    POMPBLOKKEERKLEP

    SP5.1

    VRIJZETKLEP 7

    TERUGSLAGKLEP

    5

    1.0 mm

    6 2.0 mm

    9

    NOODSTUURVEILIGHEIDSKLEP

    SP5.2

    VRIJZETKLEP

    SP8BIJPOMPEN

    2 Tridem: 1.50 mm

    SP10BIJPOMPEN

    1 Tridem: 1.50 mm

    X1L X2R X1RX2L

    PP

    TT

    PP

    MBL BL MBR BR T2T1

    TT

    ACCM1Y

    PT

    B A

    (afstelwaarde 330 +10 bar)

    8 TERUGSLAGKLEP

    (noodstuursysteem)

    (stuursysteem)

    M1DY

    D4PROP. STUURKLEP (NG6)

    SP1 SP2

    SP31.1SNELZAK

    SP31.2SNELZAK

    Tandem: 1.00 mm

    RECHTSACHTERRECHTSACHTER

    LINKSACHTER LINKSACHTER LINKSACHTER RECHTSACHTER

    Tandem: 1.00 mm

    RECHTSACHTER LINKSACHTER

    MPE

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVSHPVS/EVS v20 2/2 Stuurklep

    nov-03

    1.2 2/2 Stuurklep

    Het betreft een 2/2 stuurklep, elektrisch bediend enveerretour, waarvan er twaalf in het HPVS/EVS-kleppenblok zijn gemonteerd, te onderscheiden in drieverschillende soorten (zie Figuur 3).Voor HPVS worden alleen type B en C gebruikt.

    A:Bij een onbekrachtigde spoel is de leidingdoorverbonden, zodat de oliestroom beide kanten opkan.Bij een bekrachtigde spoel wordt de terugslagklep inde leiding geplaatst, zodat de oliestroom slechts nkant op kan. (SP5.1/SP5.2)

    B:Bij een bekrachtigde spoel is de leidingdoorverbonden, zodat de oliestroom beide kanten opkan.Bij een onbekrachtigde spoel wordt de terugslagklepin de leiding geplaatst, zodat de oliestroom slechtsn kant op kan. (SP6.1/SP6.2/SP7/SP9/SP11/SP30)

    C:Dit is dezelfde klep als type B. Deze klep heeft echtereen gentegreerde terugslagklep. De terugslagklep iszo geplaatst dat de olie maar in n richting door destuurklep kan stromen.Bij een onbekrachtigde spoel zijn beidedoorstroomrichtingen geblokkeerd.Bij een bekrachtigde spoel kan de oliestroom slechtsn kant op. (SP8/SP10/SP31.1/SP31.2)

    De stuurkleppen van het type A worden zowel met 13Volt als met 26 Volt spoelen toegepast (in serie).De stuurkleppen van het type B worden zowel met 13Volt (SP6.1 en SP6.1) als met 26 Volt (overige)spoelen toegepast.De meeste stuurkleppen van het type C worden met26 Volt spoelen toegepast. Behalve de SP31.1 en deSP31.2, deze worden toegepast met 13 Volt spoelen.

    Figuur 3

    A

    B

    C

    figuur 4

    1.3 Smoring

    Een smoring (zie Figuur 5 en Figuur 6) is eenvernauwing in een leiding. Wanneer er vloeistof doorde smoring stroomt, zal de druk voor de smoringhoger zijn dan de druk erna. We spreken dan vaneen drukval. Bij een lagere stroomsnelheid zal dedrukval kleiner zijn dan bij een hogerestroomsnelheid.

    Figuur 5

    Figuur 6

    (12x)4

  • Werkplaatsinstruktie Systeembeschrijving HPVSHPVS/EVS v20 HPVS-cilinder

    nov-03 6

    2. HPVS-cilinder

    De HPVS-cilinder bestaat uit een cilinder met eendubbelwerkende zuiger (zie figuur 7 en figuur 8). Dezuiger verdeelt de cilinder in twee gedeelten. Hetbovenste gedeelte, de stangzijde, staat in verbindingmet het reservoir en is in feite drukloos. Het onderstegedeelte, de zuigerzijde, staat in verbinding met deveeraccumulator.

    Om het voertuig omhoog te pompen, wordt deaansluiting P verbonden met de pomp, zodat er olietoegevoerd wordt. De olie komt aan de zuigerzijdeterecht en de zuiger wordt omhoog geduwd.

    Om het voertuig te laten zakken, wordt de aansluitingP verbonden met het reservoir, zodat er olieafgevoerd wordt. De olie wordt door het gewicht vanhet voertuig aan de zuigerzijde weggeduwd en dezuiger gaat omlaag.

    figuur 7

    T

    P

    figuur 8

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVSHPVS/EVS v20 Veeraccumulator

    nov-03 7

    3. Veeraccumulator

    De veeraccumulator is een drukvat dat uit twee delenbestaat (zie Figuur 9 en Figuur 13). Beide delen zijn vanelkaar gescheiden door een zwevende zuiger. Hetonderste gedeelte van de accumulator is gevuld metolie. Het bovenste gedeelte van de accumulator isgevuld met onder druk staand stikstofgas.Wanneer de oliedruk in het veercircuit hoger is dan destikstofgasdruk in de accumulator (doordat tijdens hetinveren olie uit de HPVS-cilinders wordt gedrukt), danstroomt er olie naar de accumulator.De zwevende zuiger drukt hierbij het stikstofgas samen,waardoor de gasdruk wordt verhoogd.

    Wanneer de oliedruk in het veercircuit lager is dan destikstofgasdruk in de accumulator (doordat het voertuigweer uitveert), dan drukt het stikstofgas via dezwevende zuiger de olie uit de accumulator terug in hetveercircuit en de cilinders worden uitgeschoven.

    Bij een leeg voertuig is er dus een lage stikstofgasdruken zal er een relatief grote invering plaats kunnenvinden. Bij een beladen voertuig is de stikstofdruk in deaccumulator veel hoger, aangezien het voertuig opdezelfde hoogte staat. Er zal dus een relatief kleineinvering plaats kunnen vinden. Zo hebben we inonbeladen toestand een soepel geveerd voertuig, terwijlwe in beladen toestand een stug geveerd voertuighebben.Figuur 9 en Figuur 10 hebben betrekking op de M-serie.Figuur 13 en Figuur 11 hebben betrekking op de X-serie.

    Figuur 9

    Figuur 10

    Figuur 11

    Figuur 12

    Figuur 13

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVSHPVS/EVS v20 ALR-ventiel

    nov-03 7

    4. ALR-ventiel

    Het ALR-ventiel is een standaard ALR-ventiel dataangepast wordt (zie figuur 14). Het ventiel is vanoorsprong bedoeld voor voertuigen met luchtvering,en is daarom voorzien van een luchtcilinder.

    De luchtcilinder is hier vervangen door eenhydraulische cilinder (zie figuur 15), die in verbindingstaat met de zuigerzijde van de HPVS-cilinders.Wanneer de druk in het systeem hoger wordt (groterebelading), zal de cilinder ingedrukt worden en wordtde remdruk aan de nieuwe belading aangepast.

    In de aansluitnippel is een gentegreerde smoringaanwezig om drukstoten te dempen.

    figuur 14

    figuur 15

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVS

    HPVS/EVS v20 Hydraulische werking

    nov-03 8

    5. Hydraulische werking

    5.1 Bijpompen en afvloeien

    De elektronica (ECU) stuurt indien gewenst door degebruiker, of door de omstandigheden bepaalde kleppenaan, zodat de HPVS-cilinders olie toegevoerd krijgen, of erolie uit de cilinders wordt afgevoerd. Zoals reeds gezegd zijnde cilinders links en rechts gescheiden, dus ook hetbijpompen en afvloeien vindt gescheiden plaats. De standvan het chassis in hoogterichting wordt geregistreerd doorhoekopnemers, die zich links en rechts tussen het chassisen n van de achterassen bevinden.

    Voorbeeld:

    Het voertuig staat stil. De chauffeur wenst tijdelijk eenlagere chassishoogte, en bedient de knop chassis zakkenop het bedieningspaneel. Wanneer deze knop bediendwordt, zullen de linker en rechter HPVS-cilinders olieafvloeien, waardoor het chassis zakt.De chauffeur laat de chassishoogte zoals hij is, en begintte rijden. De chassishoogte wordt d.m.v. de hoogte-opnemers doorgegeven aan de ECU, evenals devoertuigsnelheid. Als de voertuigsnelheid langer dan 3 tot5 seconden boven 2 km/h is, zal de ECU de HPVS-cilinders bij laten pompen tot de chassishoogte weer denormale rijstand heeft bereikt (automatischeniveauregeling).

    Zoals uit het voorgaande voorbeeld blijkt, werkt deautomatische niveauregeling alleen bij een voertuigsnelheidhoger dan 2 km/h. De reden hiervan is, dat als een voertuigstil staat, en een HPVS-geveerde as op een bult c.q. in eenkuil zou staan, dan zou de as met ingeschakeldeniveauregeling het voertuig proberen op te tillen,respectievelijk te laten zakken, waardoor te grote drukken inhet systeem kunnen optreden.

    De tijdvertraging van 3 tot 5 seconden vanaf het bereikenvan 2 km/h tot het inschakelen van de kleppen voor deniveauregeling is ingebouwd om ervoor te zorgen dat hetsysteem niet steeds in werking treedt bij het langzaam rijdenin een geaccidenteerd terrein.

    De automatische niveauregeling kan ook in werking tredenwanneer het voertuig langere tijd heeft stilgestaan, en erinwendige lek in het systeem is opgetreden, waardoor hetchassis is gezakt. Een hydraulische stuurklep heeft namelijkaltijd inwendige lek. De chauffeur hoeft hierbij niet in tegrijpen, want boven 2 km/h zal het systeem, zoals inbovenstaand voorbeeld, de chassishoogte weer in derijstand brengen. Het is overigens wel mogelijk het voertuigvia het bedieningspaneel handmatig in de rijstand te zetten.

    De schakelingen voor het bijpompen en afvloeien van deHPVS-cilinders per voertuigzijde, die hieronder wordenbesproken, spelen niet alleen een rol bij de automatische enhandmatige niveauregeling, maar ook bij de optieswaterpasregeling en container-optreksysteem.

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVS

    HPVS/EVS v20 Hydraulische werking

    nov-03 9

    SP9SP11 SP6.1

    SP6.2SP8

    2

    SP10

    1

    PP

    TT

    PP

    MBL BL MBR BR T2T1

    TT

    HPVS-CIL. AS 2

    HPVS-CIL. AS 3

    HPVS-CIL. AS 4

    ALR-CILINDER

    HPVS-CIL. AS 4

    HPVS-CIL AS 2

    HPVS-CIL AS 3

    MPE

    LINKS RECHTS

    5.1.1 Bijpompen rechtsachter

    De spoel SP8 van de bijpompklep rechtsachtersluit in onbekrachtigde toestand de verbindingtussen de pompflow-unit en de HPVS-cilinders aande rechterzijde van het voertuig af. Er kan nu geenolie naar de HPVS-cilinders gepompt worden. DeHPVS-cilinders kunnen nu niet uitschuiven.Door het bekrachtigen van de spoel SP8 van debijpompklep rechtsachter, ontstaat er eenverbinding tussen de pompflow-unit en de rechterHPVS-cilinders. De stabilisatorkleppen SP6.1 en SP6.2 wordenbekrachtigd zodat de olie vanuit de stangzijde vande cilinder naar het reservoir kan stromen. De klep SP6.2 moet ook bekrachtigd worden omde olie af te kunnen laten vloeien. SP6.1 wordt nuook geschakeld omdat deze in serie geschakeldstaat met SP6.2. De pompdruk komt zo op dezuigerzijde van de rechter HPVS-cilinders te staanen de toegevoerde olie laat deze HPVS-cilindersuitschuiven. Het voertuig gaat aan de rechterzijdeomhoog.Wanneer de bekrachtiging van de spoel SP8opgeheven wordt, zal de klep door de veerteruggeduwd worden in de ruststand. In dezestand komt er een terugslagklep in de leiding diede oliestroom van de cilinders naar de pompblokkeert. De olie kan nu niet uit de HPVS-cilindersstromen en het voertuig blijft in deze stand staan.

    figuur 16

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVS

    HPVS/EVS v20 Hydraulische werking

    nov-03 10

    5.1.2 Afvloeien rechtsachter

    De spoel SP9 van de afvloeiklep rechtsachter sluitin onbekrachtigde toestand de verbinding tussende HPVS-cilinders aan de rechterzijde van hetvoertuig en het reservoir af. De olie kan nu nietdoor het voertuiggewicht van de rechter HPVS-cilinders naar het reservoir stromen.Door het bekrachtigen van de spoel SP9 van deafvloeiklep rechtsachter, ontstaat er een verbindingtussen het reservoir en de rechter HPVS-cilinders.Door het voertuiggewicht schuiven de rechterHPVS-cilinders in en de olie stroomt via de openafvloeiklep rechtsachter en de smoring naar hetreservoir. Het voertuig gaat aan de rechterzijdeomlaag.

    figuur 17

    SP9SP11 SP6.1

    SP6.2SP8

    2

    SP10

    1

    PP

    TT

    PP

    MBL BL MBR BR T2T1

    TT

    HPVS-CIL. AS 2

    HPVS-CIL. AS 3

    HPVS-CIL. AS 4

    ALR-CILINDER

    HPVS-CIL. AS 4

    HPVS-CIL AS 2

    HPVS-CIL AS 3

    MPE

    LINKS RECHTS

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVS

    HPVS/EVS v20 Hydraulische werking

    nov-03 11

    5.1.3 Bijpompen linksachter

    De spoel SP10 van de bijpompklep linksachter sluitin onbekrachtigde toestand de verbinding tussende pompflow-unit en de HPVS-cilinders aan delinkerzijde van het voertuig af. Er kan nu geen olienaar de HPVS-cilinders gepompt worden. DeHPVS-cilinders kunnen nu niet uitschuiven.Door het bekrachtigen van de spoel SP10 van debijpompklep linksachter, ontstaat er een verbindingtussen de pompflow-unit en de linker HPVS-cilinders. De pompdruk komt zo op de zuigerzijde van delinker HPVS-cilinders te staan en de toegevoerdeolie laat deze HPVS-cilinders uitschuiven. Hetvoertuig gaat aan de linkerzijde omhoog. De stabilisatorkleppen SP6.1 en SP6.2 wordenbekrachtigd zodat de olie vanuit de stangzijde vande cilinder naar het reservoir kan stromen. Wanneer de bekrachtiging van de spoel SP10opgeheven wordt, zal de klep door de veerteruggeduwd worden in de ruststand. In dezestand komt er een terugslagklep in de leiding diede oliestroom van de cilinders naar de pompblokkeert. De olie kan nu niet uit de HPVS-cilindersstromen en het voertuig blijft in deze stand staan.

    figuur 18

    SP9SP11 SP6.1

    SP6.2SP8

    2

    SP10

    1

    PP

    TT

    PP

    MBL BL MBR BR T2T1

    TT

    HPVS-CIL. AS 2

    HPVS-CIL. AS 3

    HPVS-CIL. AS 4

    ALR-CILINDER

    HPVS-CIL. AS 4

    HPVS-CIL AS 2

    HPVS-CIL AS 3

    MPE

    LINKS RECHTS

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVS

    HPVS/EVS v20 Hydraulische werking

    nov-03 12

    5.1.4 Afvloeien linksachter

    De spoel SP11 van de afvloeiklep linksachter sluitin onbekrachtigde toestand de verbinding tussende HPVS-cilinders aan de linkerzijde van hetvoertuig en het reservoir af. De olie kan nu nietdoor het voertuiggewicht van de linker HPVS-cilinders naar het reservoir stromen.Door het bekrachtigen van de spoel van deafvloeiklep linksachter, ontstaat er een verbindingtussen het reservoir en de linker HPVS-cilinders.Door het voertuiggewicht worden de linker HPVS-cilinders in elkaar geduwd en de olie stroomt via deopen afvloeiklep linksachter en de smoring naarhet reservoir. Het voertuig gaat aan de linkerzijdeomlaag.

    figuur 19

    SP9SP11

    SP6.1

    SP6.2SP8

    2

    SP10

    1

    PP

    TT

    PP

    MBL BL MBR BR T2T1

    TT

    HPVS-CIL. AS 2

    HPVS-CIL. AS 3

    HPVS-CIL. AS 4

    ALR-CILINDER

    HPVS-CIL. AS 4

    HPVS-CIL AS 2

    HPVS-CIL AS 3

    MPE

    LINKS RECHTS

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVS

    HPVS/EVS v20 Hydraulische werking

    nov-03 13

    5.2 Stabilisatie

    5.2.1 Dwarsstabilisatie (optie)

    Dwarsstabilisatie wordt automatisch ingeschakeldzodra het voertuig een snelheid lager dan 2 km/hheeft bereikt, of wanneer dit door middel van eentoets (indien aanwezig) op het bedieningspaneelwordt ingeschakeld. Bij handbediening is het mogelijk dedwarsstabilisatie bij elke snelheid in te schakelen.Het is bedoeld om de dwarsstabiliteit (bij lagesnelheden en tijdens kippen) te verhogen. Hiertoeworden de stangzijden van de HPVS-cilindersd.m.v. 2/2 kleppen hydraulisch geblokkeerd. Op dezuigerzijde staat dan de normale beladingsdruk,terwijl de olie die zich aan de stangzijde bevindt,niet weg kan. Dit resulteert in het feit, dat deHPVS-cilinders wel kunnen inveren, maar nietuitveren.Als de dwarsstabilisatie is uitgeschakeld, zijn de2/2 kleppen(nc) bekrachtigd, en omgekeerd(veiligheid).

    Deze 2/2 kleppen (SP6.1 en SP6.2) zijn in seriegeschakeld, dat wil zeggen dat de spoelen tegelijkbekrachtigd worden. Deze serieschakeling is eenbeveiliging, zodat beide kleppen uitgeschakeldworden, wanneer er n uitvalt.In bekrachtigde toestand van de spoelen SP6.1 enSP6.2 van de stabilisatiekleppen links- enrechtsachter is er een verbinding tussen destangzijde van de linker en rechter HPVS-cilindersen het reservoir. De olie kan dus van en naar delinker en rechter HPVS-cilinders stromen (geenstabilisatie).Wanneer de spoelen SP6.1 en SP6.2 nietbekrachtigd zijn, wordt er in beide leidingen eenterugslagklep tussen de linker en rechter HPVS-cilinders en het reservoir geplaatst, zodat de oliealleen nog maar vanuit het reservoir naar de linkeren rechter HPVS-cilinders kan stromen en nietandersom (stabilisatie).

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVSHPVS/EVS v20 Hydraulische werking

    nov-03 14

    5.2.2 Superstabilisatie (optie)

    Superstabilisatie werkt hydraulisch hetzelfde alsdwarsstabilisatie. Het grote verschil metdwarsstabilisatie is, dat het wordt ingeschakelddoor de ECU wanneer de omstandigheden tijdenshet rijden hierom vragen. Het is bedoeld voor voertuigen met een hoogzwaartepunt, of met levende lading, zoalsbijvoorbeeld vloeistoffen, beton en dergelijke.De ECU krijgt een signaal van de tachograaf,zodat de voertuigsnelheid bekend is. Verder is ereen signaal van een hoekopnemer, die de hoekdie de stuurwielen op de vooras meet. De ECUcombineert deze gegevens en zorgt ervoor dat dedwarsstabilisatie in werking treedt wanneer ditgewenst is, oftewel wanneer de stuurhoek van devooras te groot is ten opzichte van devoertuigsnelheid.

    figuur 20

    SP9SP11 SP6.1

    SP6.2SP8

    2

    SP10

    1

    PP

    TT

    PP

    MBL BL MBR BR T2T1

    TT

    HPVS-CIL. AS 2

    HPVS-CIL. AS 3

    HPVS-CIL. AS 4

    ALR-CILINDER

    HPVS-CIL. AS 4

    HPVS-CIL AS 2

    HPVS-CIL AS 3

    MPE

    LINKS RECHTS

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVSHPVS/EVS v20 Hydraulische werking

    nov-03 15

    5.3 Waterpasdwarsregeling

    Deze regeling maakt het mogelijk het voertuig indwarsrichting waterpas te zetten, zodat veiliger gekiptkan worden (zie figuur 21 en figuur 22). Een belangrijkonderdeel van de waterpasregeling is dewaterpasopnemer.De waterpasopnemer is een elektronische sensor diede horizontale stand van het voertuig meet indwarsrichting (zie ook de paragraaf Elektronischewerking).Voor het HPVS is er een waterpasopnemer aan hetchassis gemonteerd in de achterste dwarsbalk vanhet chassis. Deze waarde wordt aan de ECUdoorgegeven.

    Als de chauffeur het voertuig in schuine positie heeftgebracht om te gaan kippen, drukt hij de toets van dewaterpasregeling in, en houdt deze ingedrukt. Op ditmoment zullen de automatische niveauregeling en dedwarsstabilisatie worden uitgeschakeld. Dewaterpasopnemer detecteert dat het voertuig scheefstaat, en in welke richting. De chauffeur hoort dit aaneen pulserend zoemersignaal. De chauffeur blijft detoets vasthouden. Door de HPVS-cilinders bij tepompen en af te laten vloeien, bereikt het voertuigbijna de waterpasstand. Vanaf dat moment wordt eralleen nog vloeistof afgevloeid.Door de HPVS-cilinders aan de ene voertuigzijde telaten bijpompen, wordt het chassis waterpas gezet.Als de cilinders hun maximale lengte hebben bereikt,en het chassis is nog niet waterpas, zullen de cilindersaan de andere zijde afvloeien. Hoe dichter het chassisde waterpas-positie nadert, hoe sneller hetpulserende signaal zal klinken. Zodra het voertuigwaterpas staat, stopt de zoemer. Als het voertuigschuiner staat dan de slag van de HPVS-cilindersaankunnen, zal de zoemer een ononderbrokensignaal geven. De chauffeur is dan gewaarschuwd dathet voertuig niet helemaal waterpas kon wordengezet.Op het moment dat de chauffeur de knop van dewaterpasregeling loslaat, wordt automatisch dedwarsstabilisatie ingeschakeld (indien gemonteerd).Belangrijk is, dat de chauffeur daarna (en zekertijdens het kippen) de niveauregeling en dewaterpasregeling niet inschakelt. Dit zorgt er namelijkvoor dat de waterpasregeling en de eventueledwarsstabilisatie worden uitgeschakeld, wat totgevaarlijke situaties kan leiden.Bij de X-serie is hiervoor een PTO-beveiliginggemonteerd.

    figuur 21

    figuur 22

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVSHPVS/EVS v20 Hydraulische werking

    nov-03 16

    5.4 Container-optreksysteem (optie)

    Het container-optreksysteem is bij voertuigen met HPVSals optie leverbaar. Het is bedoeld om het optrekken enafzetten van containers gemakkelijker te maken. Hierbijlaat het HPVS-systeem het chassis zakken, zodat heteen gunstiger oploophoek krijgt. Het chassis zakt totenkele centimeters boven de achterste as, zodat hetgewicht ook in deze stand optimaal over de achterassenverdeeld blijft (compensatie).

    Door het bedienen van de schakelaar van het container-optreksysteem worden de linker- en rechter HPVS-cilinders afgevloeid tot de juiste stand is bereikt

    5.5 Snel-zaksysteem (optie, standaard m.i.v.aug.1999)

    Als men bij een voertuig zonder snel-zaksysteem hetchassis wil laten zakken door de HPVS-cilinders te latenafvloeien, zal dit door het eigen gewicht van het chassisplaatsvinden. Bij voertuigen met een laag eigen gewichtboven de achterassen kan dit problemen geven, omdatdit dan te langzaam gebeurt, door de wrijving van deHPVS-cilinders.Het snel-zaksysteem zorgt ervoor dat tijdens hetafvloeien van de zuigerzijde van de HPVS-cilinderspompdruk op de stangzijde van de cilinders komt testaan, waardoor het chassis snel zal zakken, ongeachthet gewicht van het chassis. Hiertoe zijn in hetHPVS/EVS kleppenblok twee extra 2/2 stuurkleppenSP31.1 en SP31.2 geplaatst.Wanneer de schakelaar chassis zakken, of container-optreksysteem wordt bediend, zal de ECU eerstcontroleren of de kleppen SP6.1 en SP6.2 (stabilisatie)bekrachtigd zijn, en zo ja, uitschakelen. Daarna wordende kleppen SP9 en SP11 (afvloeien rechts resp. links)bekrachtigd, zodat de zuigerzijden van de HPVS-cilinders in verbinding komen te staan met de tank.Hierop volgend worden de kleppen SP31.1, SP31.2 enSP12 bekrachtigd, zodat de stangzijden van de HPVS-cilinders in verbinding komen te staan met de pomp.

    Uit het schema (figuur 23) blijkt, dat tijdens het zakkenvan het chassis de stabilisatiekleppen SP6.1 en SP6.2uitgeschakeld moeten zijn, met andere woorden, destabilisatie moet aan zijn. Dat betekent, dat het snel-zaksysteem alleen gemonteerd kan worden als er ookstabilisatiekleppen op het voertuig aanwezig zijn.De stabilisatorkleppen SP6.1 en SP6.2 wordenbekrachtigd zodat de olie vanuit de stangzijde van decilinder naar het reservoir kan stromen. Bij de X-serie is het snel-zaksysteem standaardgemonteerd.

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVSHPVS/EVS v20 Hydraulische werking

    nov-03 17

    SP9SP11 SP6.1 SP6.2SP8

    2

    SP10

    1

    PP

    TT

    PP

    MBL BL MBR BR T2T1

    TT

    HPVS-CIL. AS 2

    HPVS-CIL. AS 3

    HPVS-CIL. AS 4

    ALR-CILINDER

    HPVS-CIL. AS 4

    HPVS-CIL AS 2

    HPVS-CIL AS 3

    SP31.1 SP31.2

    MPE

    RECHTSLINKS

    figuur 23

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVSHPVS/EVS v20 Hydraulische werking

    nov-03 18

    5.6 Spoelen

    In het HPVS-gedeelte wordt de olie nauwelijksrondgepompt tijdens het in- en uitveren. De olie wordtdus weinig gefilterd. Om de olie nu toch te kunnenfilteren, is het mogelijk het HPVS-systeem via deDCS1 een spoelprocedure te laten doorlopen. Tijdens deze procedure wordt het voertuig eerst eenkeer in de hoogste stand en daarna een keer in delaagste stand gezet om de olie in de HPVS-cilinders tekunnen spoelen. Daarna wordt de olie in het HPVS-gedeelte rondgepompt, zodat de olie gefilterd wordt. Om te kunnen spoelen, worden de bijpomp- (SP8 enSP10) en afvloeikleppen (SP9 en SP11) links enrechtsom beurten bekrachtigd. De kleppen staan nuallemaal open, zodat de olie rondgepompt kan worden,zonder dat het voertuig omhoog of omlaag beweegt.De spoelprocedure is beindigd als het voertuig zichweer in de rijstand bevindt.

    figuur 24

    SP9SP11 SP6.1

    SP6.2SP8

    2

    SP10

    1

    PP

    TT

    PP

    MBL BL MBR BR T2T1

    TT

    HPVS-CIL. AS 2

    HPVS-CIL. AS 3

    HPVS-CIL. AS 4

    ALR-CILINDER

    HPVS-CIL. AS 4

    HPVS-CIL AS 2

    HPVS-CIL AS 3

    MPE

    LINKS RECHTS

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVSHPVS/EVS v20 Hydraulische werking

    nov-03 19

    5.7 Hefas-unit

    De hefas-unit is een apart kleppenblok voor de hefas,dat ter hoogte van de hefas geplaatst wordt. Er zijndrie verschillende hefas versies:

    - v20/43 niet-afkoppelbare hefas (niet aangedr. as)- v20/44 ontlastas (aangedr. as)- v20/3x hefas met afkoppeling (niet aangedr. as)

    Versie 20/43 is bedoeld voor een niet-aangedrevenhefas. Het moet bij deze versie mogelijk zijn te kunnenrijden met geheven as, als het voertuig onbeladen is.De as moet bij een snelheid hoger dan 15 km/hautomatisch zakken, wanneer de belading zodanig istoegenomen, dat de andere assen boven de wettelijktoegestane aslast komen. Bij stilstand en volledigebelading is de werking gelijk aan de werking van eenontlastas.

    Versie 20/44 is bedoeld voor een aangedreven hefas.Rijden met een voertuig met een gehevenaangedreven as is door de differentieelwerkinguiteraard niet mogelijk. De hefas wordt dan gebruiktals ontlastas, bijvoorbeeld tijdens het kippen. Door dehefas te ontlasten verplaatst men het zwaartepunt vande lading als het ware meer richting de vooras(sen),waardoor de kipstabiliteit toeneemt.

    Versie 20/3x is bedoeld voor een niet-aangedrevenhefas. Het moet hierbij altijd mogelijk zijn te kunnenrijden met geheven as, ook als het voertuig beladen is.Om dit te realiseren, moeten de HPVS-cilinders van dehefas worden afgekoppeld van de andere HPVS-cilinders.

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVSHPVS/EVS v20 Hydraulische werking

    nov-03 20

    Zoals in figuur 25 is te zien, zijn de versies 20/43 en20/44 identiek, met als enige verschil dat er bij versie20/43 een drukschakelaar in het kleppenblok isgemonteerd.

    figuur 25

    In figuur 26 is versie 20/3x getoond. Hier is te zien, dathet hierbij gaat om een geheel ander type hefas-unit.

    HPVS-CIL. AS 2 LINKS HPVS-CIL AS 2 RECHTS

    SP15SP14

    drain drain

    pilot pilot

    pilot pilot

    T

    P

    HEFAS-UNIT v20/34

    HS1

    HZ1

    NHZ1 NHZ2

    HZ2

    HS2

    MH2

    ACC

    figuur 26

    HPVS-CIL. AS 2 RECHTS

    SP14

    HPVS-CIL. AS 2 LINKS

    MH

    DS

    T

    P

    H2

    HEFAS-UNIT v20/44

    SP15H1

    S1

    S2CVPLUG

    HPVS-CIL. AS 2 RECHTS

    SP14

    HPVS-CIL. AS 2 LINKS

    MH

    DS

    T

    P

    H2

    DRUKSCHAKELAAR

    HEFAS-UNIT v20/43

    SP15H1

    S1

    S2CVPRV

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVSHPVS/EVS v20 Hydraulische werking

    nov-03 21

    5.7.1 Zak/blokkeerklep (v20/43 en v20/44)

    Het betreft een 4/2 stuurklep, elektrisch bediend enveerretour. In de bekrachtigde situatie van deelektromagneet SP15 zijn alle aansluitingenafgesloten en kan er geen olie doorlopen. In ruststand(parallelstand) zijn de aansluitingen A en P, even-als B en T verbonden.

    figuur 27

    5.7.2 Hefklep (alle versies) of zakklep (v20/3x)

    Het betreft een 3/2 stuurklep, elektrisch bediend enveerretour.In de onbekrachtigde situatie van de spoel zijn deaansluitingen A en T verbonden. In de bekrachtigdesituatie van de spoel zijn de aansluitingen A en Pverbonden.

    figuur 28

    5.7.3 Drukschakelaar

    De drukschakelaar is een instelbare drukschakelaar.Aan de linkerzijde staat de te meten/controleren druk,terwijl aan de rechterkant een instelbare veer zit. In denormale situatie staat de klep in de stand zoalshiernaast getekend.Wanneer de te meten/controleren druk hoger wordtdan de ingestelde druk, zal de schakelaar naar rechtsgeduwd worden en het contact verbroken worden.

    figuur 29

    5.7.4 Drukgestuurde terugslagklep

    De drukgestuurde terugslagklep opent, net als bij eennormale terugslagklep, wanneer de druk bij B hoger isdan de druk bij A, en blijft gesloten wanneer de drukbij A hoger is dan de druk bij B. Bij deze klep is echter ook mogelijk een stroming vanA naar B te bewerkstelligen, door druk op de pilot-aansluiting te zetten, waardoor de klep geforceerdwordt geopend. Verder is deze klep voorzien van eendrain-aansluiting om ervoor te zorgen dat een relatieflage druk bij de pilot-aansluiting nodig is om deterugslagklep te laten openen. Er is ook eenuitvoering zonder drain-aansluiting.

    figuur 30

    A Bdrain pilot

    P T

    A BSP15

    SP14

    P T

    A

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVSHPVS/EVS v20 Hydraulische werking

    nov-03 22

    5.7.5 Hefas v20/43 en v20/44, niet bediend

    In beide versies van de hefas-unit bevinden zich eenzak/blokkeerklep met spoel SP15, een terugslagklep,een hefklep met spoel SP14 en twee smoringen.Als de hefas niet is bediend is de spoel SP14 van dehefklep niet bekrachtigd en staan de stangzijden vande HPVS-cilinders van de hefas in verbinding met hetreservoir, evenals de andere HPVS-cilinders (viaSP6.1 en 6.2). De zak/blokkeerklep SP15 is ookonbekrachtigd, zodat via de pomp en de terugslagklepde accumulator voor de hefas gevuld / op druk wordtgehouden.

    figuur 31

    5.7.6 Hefas v20/43 en v20/44, heffen

    Om de hefas te heffen, moet spoel SP14 van dehefklep bekrachtigd worden. De stangzijden van dehefcilinders worden verbonden met de pomp en de oliekan nu via de onbekrachtigde zak/blokkeerklep, deterugslagklep, de smoring en de hefklep naar destangzijden van de hefcilinders gepompt worden,zodat de cilinders inschuiven en de as opgetild wordt.

    SP9SP11

    SP6.1 SP6.2SP8

    2

    SP10

    1

    PPTT

    PP

    MBL BL MBR BR T2T1

    TT

    HPVS-CIL. AS 4 LINKS

    HPVS-CIL. AS 3 LINKS

    HPVS-CIL AS 4 RECHTS

    HPVS-CIL AS 3 RECHTS

    HPVS-CIL. AS 2 RECHTS

    ALR-CILINDER

    SP14

    HPVS-CIL. AS 2 LINKS

    T

    PDRUKSCHAKELAAR

    HEFAS-UNIT v20/43

    SP15

    T

    P

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVSHPVS/EVS v20 Hydraulische werking

    nov-03 23

    De olie aan de zuigerzijden wordt verdrongen naar dezuigerzijden van de andere HPVS-cilinders.

    figuur 32

    Voor beide versies geldt, dat de as niet zal heffen,wanneer de druk aan de zuigerzijde van de hefcilinder(=belading) hoger is dan de druk aan de stangzijde. Dedrukschakelaar zorgt ervoor dat de ECU een signaalkrijgt dat de belading zodanig is dat de as moetzakken. Deze is alleen bij versie 20/43 gemonteerd,omdat het voertuig niet mag rijden met geheven asmet hogere aslasten dan wettelijk toegestaan. Bij eensnelheid hoger dan 15 km/h zakt de as automatisch.Bij versie 20/44 is het toch al niet mogelijk om te rijdenmet geheven as (differentieelwerking), zodat hetmonteren van de schakelaar overbodig is. Bij dezeversie is wel een extra beveiliging aangebracht, om ervoor te zorgen dat men niet beladen en met gehevenas gaat rijden met behulp van de langssper. De ECUlaat de as dan namelijk automatisch zakken als devoertuigsnelheid hoger wordt dan 2 km/h.

    SP9SP11

    SP6.1 SP6.2SP8

    2

    SP10

    1

    PPTT

    PP

    MBL BL MBR BR T2T1

    TT

    HPVS-CIL. AS 4 LINKS

    HPVS-CIL. AS 3 LINKS

    HPVS-CIL AS 4 RECHTS

    HPVS-CIL AS 3 RECHTS

    HPVS-CIL. AS 2 RECHTS

    ALR-CILINDER

    HPVS-CIL. AS 2 LINKS

    T

    P

    SP14

    T

    PDRUKSCHAKELAAR

    HEFAS-UNIT v20/43

    SP15

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVSHPVS/EVS v20 Hydraulische werking

    nov-03 24

    5.7.7 Hefas v20/43 en v20/44, zakken

    Het laten zakken van de hefas kan handmatig (via hetbedieningspaneel) of automatisch plaatsvinden (door dedrukschakelaar (v20/43) of de voertuigsnelheid (v20/44)).In geheven toestand is SP14 bekrachtigd. Als men nu deas zou laten zakken door SP14 uit te schakelen, zou deolie aan de stangzijde van de cilinders via SP15 direct inverbinding komen te staan met de tank, waardoor de asmet een klap naar beneden valt. Om dit gecontroleerd telaten plaatsvinden, zal de ECU eerst SP15 inschakelen,en direct daarna SP14 uitschakelen, zodat de olie viasmoring S1 naar de tank stroomt. Ca. dertig secondenlater zal de ECU SP15 weer uitschakelen, om destangzijde weer zonder smoring in verbinding te brengenmet de tank.

    Opmerking:Als het contact wordt uitgezet terwijl de as is geheven,zal een zoemersignaal klinken. Het systeem is zogeconstrueerd dat men de as eerst moet laten zakken,waarna het contact kan worden uitgezet. De redenenhiervan zijn, dat de as alleen geheven kan blijven doorSP14 te blijven bekrachtigen waardoor de accu leeg kanraken, en de as automatisch laten zakken bij het uitzettenvan het contact gevaarlijke situaties kan opleveren.

    figuur 33

    SP9SP11

    SP6.1 SP6.2SP8

    2

    SP10

    1

    PPTT

    PP

    MBL BL MBR BR T2T1

    TT

    HPVS-CIL. AS 4 LINKS

    HPVS-CIL. AS 3 LINKS

    HPVS-CIL AS 4 RECHTS

    HPVS-CIL AS 3 RECHTS

    HPVS-CIL. AS 2 RECHTS

    ALR-CILINDER

    HPVS-CIL. AS 2 LINKS

    T

    P

    SP14

    T

    PDRUKSCHAKELAAR

    HEFAS-UNIT v20/43

    SP15

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVSHPVS/EVS v20 Hydraulische werking

    nov-03 25

    5.7.8 Hefas v20/3x, niet bediend

    In de hefas-unit bevinden zich een zakklep metspoel SP15, een terugslagklep, een hefklep metspoel SP14, drie smoringen en vier drukgestuurdeterugslagkleppen.In deze situatie (zie figuur 34) is de spoel SP14van de hefklep niet bekrachtigd en staan destangzijden van de HPVS-cilinders van de hefas inverbinding met het reservoir, evenals de andereHPVS-cilinders (via de bekrachtigde kleppen SP6.1 en 6.2 in het HPVS-kleppenblok). Hierdoor zijnook de pilot aansluitingen van de kleppen T3 en T4drukloos. De zak/blokkeerklep SP15 is ook onbekrachtigd,zodat de leiding tussen de drukgestuurdeterugslagkleppen T3 en T4 in verbinding staat metde tank. De ruimte boven en onder de zuiger vande pilot aansluiting van T3 en T4 is drukloos, zodatdeze zijn gesloten.T1 en T2 zijn voorzien van een drain-aansluiting,waardoor de druk vanaf de HPVS-cilinders van as2 niet aan de bovenzijde van de zuiger van de pilotaansluiting kan staan. Bij het openen van de klepmiddels de pilot aansluiting is daarom alleentegendruk van het veertje aanwezig. Op de pilotaansluiting van T1 en T2 staat nu de druk van deHPVS-cilinders van as 2 zodat deze kleppengeopend zijn, en de zuigerzijden van de HPVS-cilinders per voertuigzijde met elkaar zijnverbonden. De hefas is nu bijgekoppeld. Dit wil zeggen datvolledige compensatie mogelijk is, omdat deHPVS-cilinders olie aan elkaar kunnen afstaan enontvangen. De hefas kan echter alleen olie afstaanaan een andere HPVS-cilinder via het kleppenblok.Als dit erg snel moet gebeuren (denk hierbij aanhet rijden over een drempel, as 2 moet sneluitveren) kan het zijn dat het systeem te traagreageert. Er is nu snel olie nodig bij de HPVS-cilinders van as 2, waarbij het kan voorkomen dater een vacum ontstaat. Om dit te voorkomen iseen extra accumulator bij elke cilinder van dehefas geplaatst.

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVSHPVS/EVS v20 Hydraulische werking

    nov-03 26

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVSHPVS/EVS v20 Hydraulische werking

    nov-03 27

    MBL BL MBR BR T2T1

    HPVS-CIL. AS 2 LINKS

    HPVS-CIL. AS 3 LINKS

    HPVS-CIL AS 2 RECHTS

    HPVS-CIL AS 3 RECHTS

    HPVS-CIL. AS 4 RECHTS

    ALR-CILINDER

    HPVS-CIL. AS 4 LINKS

    SP15SP14

    drain drain

    pilot pilot

    PT

    pilot pilot

    T

    P

    HEFAS-UNIT v20/34

    HS1

    HZ1

    NHZ1 NHZ2

    HZ2

    HS2

    MH2

    ACC

    T1 T2T3 T4

    figuur 34

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVSHPVS/EVS v20 Hydraulische werking

    nov-03 28

    5.7.9 Hefas v20/3x, heffen

    Om de hefas te heffen, moet spoel SP14 van de hefklepbekrachtigd worden. De stangzijden van de hefcilindersworden verbonden met de pomp en de kleppen T3 enT4 worden geopend, doordat er druk op de pilot-aansluitingen komt. Hierdoor worden de leidingen onderT1 en T2 drukloos, waardoor deze sluiten, en de HPVS-cilinders zijn afgekoppeld van de andere HPVS-cilinders.De HPVS-cilinders van de hefas zullen inschuiven en deas wordt opgetild.

    figuur 35

    MBL BL MBR BR T2T1

    HPVS-CIL. AS 2 LINKS

    HPVS-CIL. AS 3 LINKS

    HPVS-CIL AS 2 RECHTS

    HPVS-CIL AS 3 RECHTS

    HPVS-CIL. AS 4 RECHTS

    ALR-CILINDER

    HPVS-CIL. AS 4 LINKS

    SP15SP14

    drain drainpilot pilot

    PT

    pilot pilot

    T

    P

    HEFAS-UNIT v20/34

    HS1

    HZ1

    NHZ1 NHZ2

    HZ2

    HS2

    MH2

    ACC

    T1 T2T4T3

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVSHPVS/EVS v20 Hydraulische werking

    nov-03 29

    5.7.10 Hefas v20/3x, zakken, fase 1

    In geheven toestand is SP14 bekrachtigd, en SP15onbekrachtigd. Als men nu de schakelaar van de hefasbedient om de as te laten zakken, zal de ECU in fase 1SP14 en SP15 inschakelen. De pomp zal er voorzorgen dat er druk wordt opgebouwd via SP15 en T3 nT4 (die dan als normale terugslagklep gaan werken)boven de zuigers van de HPVS-cilinders van de hefas,en tegelijkertijd aan de stangzijden via SP14. Daarnawordt de pomp (SP12) even uitgeschakeld. De ruimtenboven en onder de HPVS-cilinders van de hefas zijnnu gevuld met olie. Door het verschil in stang- enzuigeroppervlakte zal de hefas op het eigen gewichtvan de as gaan zakken. Er stroomt hierbij olie vanaf destangzijde via SP14, SP15, T3/T4 naar dezuigerzijden. Daarna wordt de pomp(SP12) weeringeschakeld om de hefas op druk te brengen.

    figuur 36

    MBL BL MBR BR T2T1

    HPVS-CIL. AS 2 LINKS

    HPVS-CIL. AS 3 LINKS

    HPVS-CIL AS 2 RECHTS

    HPVS-CIL AS 3 RECHTS

    HPVS-CIL. AS 4 RECHTS

    ALR-CILINDER

    HPVS-CIL. AS 4 LINKS

    SP15SP14

    drain drain

    pilot pilot

    PT

    pilot pilot

    T

    P

    HEFAS-UNIT v20/34

    HS1

    HZ1

    NHZ1 NHZ2

    HZ2

    HS2

    MH2

    ACC

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVSHPVS/EVS v20 Hydraulische werking

    nov-03 30

    5.7.11 Hefas v20/3x, zakken, fase 2

    In fase 2 wordt SP14 uitgeschakeld en de pomp(SP12)ingeschakeld. De stangzijde van de HPVS-cilindersvan de hefas wordt hierdoor in verbinding gebrachtmet het reservoir. Tevens vindt drukopbouw plaats aande zuigerzijde via SP15 De kleppen T3 en T4 werkennu als gewone terugslagkleppen. In eerste instantie zalde druk onder T1 en T2 lager zijn dan erboven,waardoor deze kleppen gesloten blijven en de hefasafgekoppeld blijft. De hefas zal steeds meer belastworden, waardoor de druk onder T1 en T2 oploopt. Opeen zeker moment zal de druk onder T1 en T2 hogerworden dan erboven, zodat deze openen, en de hefaswordt bijgekoppeld.

    figuur 37

    MBL BL MBR BR T2T1

    HPVS-CIL. AS 2 LINKS

    HPVS-CIL. AS 3 LINKS

    HPVS-CIL AS 2 RECHTS

    HPVS-CIL AS 3 RECHTS

    HPVS-CIL. AS 4 RECHTS

    ALR-CILINDER

    HPVS-CIL. AS 4 LINKS

    SP15SP14

    drain drain

    pilot pilot

    PT

    pilot pilot

    T

    P

    HEFAS-UNIT v20/34

    HS1

    HZ1

    NHZ1 NHZ2

    HZ2

    HS2

    MH2

    ACC

    T1 T2T4T3

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVSHPVS/EVS v20 Hydraulische werking

    nov-03 31

    5.7.12 Hefas v20/3x, zakken, fase 3

    In fase 3 wordt SP15 uitgeschakeld. T1 en T2 waren algeopend tijdens fase 2, de hefas is dus albijgekoppeld. Nu SP15 ook is uitgeschakeld, wordt deleiding tussen T3 en T4 drukloos, waardoor T3 en T4sluiten, en de scheiding tussen de HPVS-cilindersweer is aangebracht. Het systeem is nu weer terug inde uitgangspositie zoals bij niet bediend, zie figuur34.

    figuur 38

    Opmerking:

    Voor alle hefas-versies geldt, dat als het contact wordtuitgezet terwijl de as is geheven, er een zoemersignaalzal klinken. Het systeem is namelijk zo geconstrueerddat men de as eerst moet laten zakken, waarna hetcontact kan worden uitgezet. De redenen hiervan zijn,dat de as alleen geheven kan blijven door SP14 teblijven bekrachtigen waardoor de accu leeg kan raken,en de as automatisch laten zakken bij het uitzetten vanhet contact gevaarlijke situaties kan opleveren.Hefas v20/3x kan alleen zakken met draaiende motor.

    MBL BL MBR BR T2T1

    HPVS-CIL. AS 2 LINKS

    HPVS-CIL. AS 3 LINKS

    HPVS-CIL AS 2 RECHTS

    HPVS-CIL AS 3 RECHTS

    HPVS-CIL. AS 4 RECHTS

    ALR-CILINDER

    HPVS-CIL. AS 4 LINKS

    SP15SP14

    drain drain

    pilot pilot

    PT

    pilot pilot

    T

    P

    HEFAS-UNIT v20/34

    HS1

    HZ1

    NHZ1 NHZ2

    HZ2

    HS2

    MH2

    ACC

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVSHPVS/EVS v20 Elektronische werking

    nov-03 32

    6. Elektronische werking

    De bij deze beschrijving behorende elektrischeschemas zijn terug te vinden in de bijlagen.

    6.1 Hoekopnemer

    De hoekopnemer (zie figuur 39) is een contactlozesensor.Voor het HPVS zijn er twee hoekopnemers aan hetchassis aangebracht, links en rechts van deachterassen. Via een hefboom die aan de onderstereactiestangen zijn gemonteerd, registreren dezehoekopnemers de chassishoogte en geven dezeinformatie door aan de ECU.

    figuur 39

    1 2 3

    90

    4

    figuur 40

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVSHPVS/EVS v20 Elektronische werking

    nov-03 33

    6.2 Waterpasopnemer

    De waterpasopnemer (zie figuur 41) is een sensor diede horizontale stand van het chassis meet indwarsrichting.Voor het HPVS is er een waterpasopnemer aan hetchassis gemonteerd in de achterste dwars-(trekhaak)balk. Deze plaats is gekozen omdat deopnemer zich dan zo dicht mogelijk bij het eventuelekipperscharnier bevindt. De geregistreerde waardenworden aan de ECU doorgegeven.

    figuur 41

    figuur 42

    6.3 Input ECU van de E3-versie

    6.3.1 Voeding

    De ECU ontvangt vanaf het hoofdrelais (draadnr. 1010 rd,spanning na contact) via zekering Z2, diodeblok D1, pin 87 vanrelais R1 en Z1 de voertuigspanning op pin 36. Via Z2 ontvangt deECU een signaal op pin 32, waarmee deze registreert of hetcontact aan is.De spanning vr het contact (draadnr. 1000 rd) is via Z3aangesloten op pin 30 van relais R1, en op pin 1 van de ECU,waarmee deze registreert of er constante spanning aanwezig is.Bij een voertuig zonder hefas zijn relais R1 en diodeblok D1 nietaanwezig. De doorverbinding bij pin 87 van D1 blijft dan wel intact,en pin 3 en 6 van D1 zijn doorverbonden. De pinnen 3, 15 en 37 van de ECU zijn met de voertuigmassaverbonden (zie schema 16388, bijlage 7).

    Behalve de voertuigspanning en massaverbindingen ontvangt deECU het D3 snelheidssignaal vanaf de tachograaf op pin 7, en eensignaal van de dynamo (D+) om te registreren of de motor al danniet loopt op pin 11 (zie schema 16387, bijlage 7). Dehoekopnemers PM2 en PM3 registreren de chassishoogterespectievelijk links en rechts. De ECU ontvangt het signaal vanPM2 op pin 5 en van PM3 op pin 29. Beide hoekopnemers wordengevoed via pin 30 en liggen aan massa via pin 28 (zie schema16384, bijlage 7).De waterpasopnemer WS registreert indien gewenst de horizontalestand van het chassis. De ECU ontvangt het signaal van WS oppin 12. De waterpasopnemer wordt gevoed via pin 6 en ligt aanmassa via pin 4 (zie schema 16387, bijlage 7).

    1 2 3

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVSHPVS/EVS v20 Elektronische werking

    nov-03 34

    6.3.2 Hefas

    Als een hefas aanwezig is, zorgt relais R2 (zie schema 16388,bijlage 7) ervoor, dat als het voertuigcontact wordt uitgezet terwijlde as is geheven, de ECU gevoed blijft. De ECU is dan nog instaat een zoemersignaal te geven, om de chauffeur tewaarschuwen dat hij de as eerst moet laten zakken alvorens hetvoertuigcontact uit te zetten.Vanaf pin 6 van de ECU loopt een signaal van hefklep SP14 viaD1 naar R1, en naar de hefas-controlelamp L5. Vanaf pin 12 vande ECU loopt een signaal van zak/blokkeerklep SP15 via D1 naarde hefas-controlelamp L5. Wanneer SP14 of SP15 is bediend, zalde hefas-controlelamp L5 branden, en R1 schakelen. Als hetcontact wordt uitgezet, en de as is geheven, krijgt de ECU nogsteeds spanning op pin 36 via de voedingsdraad draad vr hetcontact (draadnr. 1000 rd), Z3, pin 30-87 van R1, en Z1.

    De alarmlamp L1 wordt gevoed vanaf pin 9 van de ECU, en R2.Als er geen storingen zijn, staat er spanning op pin 9. R2 is dangeschakeld, waardoor de verbinding tussen Z2 (voeding nacontact) en L1 is verbroken, en de lamp uit is. Bij storingen, of alser geen ECU aanwezig is, zal de spanning op pin 9 wegvallen,waardoor R2 uitschakelt en de lamp gaat branden.

    6.4 Input ECU van de E31-versie

    6.4.1 Voeding (schema 18354, bijlage 8)

    De ECU ontvangt vanaf het hoofdrelais (draadnr.1010 rd, spanning na contact) via zekering Z2,diodeblok D1, pin 87 van relais R1 en Z1 devoertuigspanning op pin 26-12. Via Z2 ontvangt deECU een signaal op pin 22-21, waarmee dezeregistreert of het contact aan is.

    De spanning vr het contact (draadnr. 1000 rd) is via Z3aangesloten op pin 30 van relais R1, en op pin 22-1, 22-2 en 26-26van de ECU, waarmee deze registreert of er constante spanningaanwezig is.

    Bij een voertuig zonder hefas zijn relais R1 en diodeblok D1 nietaanwezig. De doorverbinding bij pin 87 van R1 blijft dan wel intact,en pin 3 en 6 van D1 zijn doorverbonden d.m.v. een contra-stekker. Indien geen handmatige dwarsstap is relais R3 nietgemonteerd.

    Behalve de voertuigspanning en massaverbindingen ontvangt deECU het D3 snelheidssignaal vanaf de tachograaf op pin 26-22, eneen signaal van de toerenteller (D) om te registreren of de motor aldan niet loopt op pin 26-21.

    6.4.2 Hoeksensoren (schema 18350, bijlage 8)

    De hoekopnemers PM2 en PM3 registreren de chassishoogterespectievelijk links en rechts. De ECU ontvangt het signaal vanPM2 op pin 22-4 en van PM3 op pin 22-16. Beide hoekopnemersworden gevoed via pin 26-2 en liggen aan massa via pin 22-22.

  • Systeemboek Systeembeschrijving HPVSHPVS/EVS v20 Elektronische werking

    nov-03 35

    6.4.3 Waterpassensor (schema 18353, bijlage 8)

    De waterpasopnemer WS registreert indien gewenst de horizontalestand van het chassis. De ECU ontvangt het signaal van WS oppin 22-9. De waterpasopnemer wordt gevoed via pin 26-11 en ligtaan massa via pin 26-14.

    6.4.4 Hefas

    Als een hefas aanwezig is, zorgt relais R2 ervoor, dat als hetvoertuigcontact wordt uitgezet terwijl de as is geheven, de ECUgevoed blijft. De ECU is dan nog in staat een zoemersignaal tegeven, om de chauffeur te waarschuwen dat hij de as eerst moetlaten zakken alvorens het voertuigcontact uit te zetten.Vanaf pin 16-1 van de ECU loopt een signaal van hefklep SP14 viaD1 naar R1, en naar de hefas-controlelamp L3. Vanaf pin 16-8 vande ECU loopt een signaal van zak/blokkeerklep SP15 via D1 naarR1 en de hefas-controlelamp L3. Wanneer SP14 of SP15 isbediend, zal de hefas-controlelamp L3 branden, en R1 schakelen.Als het contact wordt uitgezet, en de as is geheven, krijgt de ECUnog steeds spanning op pin 36 via de voedingsdraad vr hetcontact (draadnr. 1000 rd), Z3, pin 30-87 van R1, en Z1.

    6.4.5 Alarmlamp (zie schema 18354, bijlage 8)

    De alarmlamp L1 wordt gevoed vanaf pin 16-13 vande ECU, en R2. Als er geen storingen zijn, staat erspanning op pin 16-13. R2 is dan geschakeld,waardoor de verbinding tussen Z2 (voeding nacontact) en L1 is verbroken, en de lamp uit is. Bijstoringen, of als er geen ECU aanwezi