Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties€¦ · Strategie Bedrijventerreinen en andere...

22
Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties

Transcript of Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties€¦ · Strategie Bedrijventerreinen en andere...

Page 1: Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties€¦ · Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Inleiding 4/22 Daarom heeft de provincie deze strategie opgesteld

Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties

Page 2: Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties€¦ · Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Inleiding 4/22 Daarom heeft de provincie deze strategie opgesteld

Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties 2/22

Inhoud

1. Inleiding 3

2. Tweesporenstrategie: generiek en specifiek 5

3. Trends en ontwikkelingen 6

4. Waar willen we naartoe: een toekomstperspectief 10

5. Spoor 1: Basis op orde: regionale aanpak en sturen op provinciale belangen 11

5.1 Faciliteren van regionale overleggen 115.2 Inbrengen kennis en informatie 125.3 Sturing op provinciale belangen door het stellen van kaders voor regionale

afspraken 125.4 Oog voor lokale financiële consequenties 13

6. Spoor 2: Versterken van de prioritaire Brabantse economische clusters 156.1 Focus: specifieke economische clusters en innovatieve bijdragen aan

maatschappelijke opgaven 156.2 Focus: stedelijke concentratiegebieden en stedelijke knooppunten 166.3 Herijking inzet middelen en instrumenten 17

7. Duurzaamheid en economische ontwikkeling 19

8. Gezamenlijke uitvoeringsagenda 21

Page 3: Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties€¦ · Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Inleiding 4/22 Daarom heeft de provincie deze strategie opgesteld

Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Inleiding 3/22

1. Inleiding

De provincie heeft de ambitie om tot de top van de Europese kennis- en innovatieregio’s te blijven behoren. Deze ambitie is verwoord in de Agenda van Brabant “Traditie en techno-logie” en vervolgens ook vertaald in het provinciale bestuursakkoord 2011-2015 “Tien voor Brabant”. Om deze ambitie waar te maken is een goed leef- en vestigingsklimaat essentieel. Een integrale aanpak is een basisvereiste om een klimaat te scheppen waarin de concurrentie-kracht van de provincie verder versterkt wordt.

Brabant moet aantrekkelijk blijven om te ondernemen. Dit vraagt om voldoende en aantrek-kelijke ruimte voor vestiging van nieuwe en ontwikkeling van bestaande bedrijven. Vanuit één van de provinciale kerntaken, zoals verwoord in de Agenda van Brabant, het regionale omgevingsbeleid vanuit een ruimtelijk economisch perspectief, is de provincie hier verant-woordelijk voor. Deze kerntaak wordt bevestigd door de rol van gebiedsautoriteit die in het Convenant Bedrijventerreinen 2010-2020 is toebedeeld aan de provincies. Om de provincies deze rol goed te kunnen laten vervullen, zijn de taken ten aanzien van ruimtelijke ordening en regionale economie, conform het bestuursakkoord 2011-2015 tussen Rijk, IPO, VNG en UvW, gedecentraliseerd. Hiermee is de provincie verantwoordelijk voor de regionale planning en programmering voor bedrijventerreinen en andere werklocaties. Juist bedrijventerreinen en andere werklocaties spelen een belangrijke rol, zij voorzien immers in de ruimtelijke condities voor de Brabantse economie. Via IPO en VNG gaan de provincies en gemeenten akkoord met het maken van afspraken in kader van het landelijk Actieprogramma leegstand kantoren. De afspraken gelden als algemene koers voor provincies en gemeenten maar zijn niet bindend. De provincie neemt de regie om samen met gemeenten en in overleg met marktpartijen te komen tot afstemming en afspraken over de planningsopgave voor kantoren. Dit is inclusief eventuele fasering, kwali-tatieve segmentering en locatiekeuze voor nieuwe en te herontwikkelen kantoorlocaties. Deze afspraken passen in hetgeen al in de provinciale Verordening Ruimte is gesteld. Ook de SER Brabant, BZW en Kamers van Koophandel hebben herhaaldelijk aangegeven belang te hechten aan provinciale sturing. Reeds sinds vele jaren werkt de provincie samen met de Brabantse gemeenten in regionaal verband aan de planning en programmering van bedrijventerreinen. Momenteel gebeurt dit in de Regionaal Ruimtelijke Overleggen (RRO’s). Daarnaast is samen met de gemeenten een regionaal gronduitgifteprotocol afgesproken voor een zorgvuldigere gronduitgifte. Ook op het gebied van herstructurering zijn de nodige successen geboekt. Met de Brabantse Herstructu-reringsmaatschappij Bedrijventerreinen heeft de provincie er voor gezorgd dat al meer dan 1.000 hectare aan verouderd bedrijventerrein kan worden opgeknapt. Een ambitie die de provincie wil uitbouwen tot 1795 ha in 2015. In het provinciale Bestuursakkoord 2011-2015 is hiervoor 10 miljoen euro gereserveerd. Innovatieve ideeën en initiatieven hebben via econo-mische stimuleringsprogramma’s een impuls gekregen. Ondanks de bereikte resultaten in de afgelopen jaren, geven economische ontwikkelingen aanleiding om de aanpak ten aanzien van de ontwikkeling van bedrijventerreinen en andere werklocaties aan te scherpen.

Page 4: Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties€¦ · Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Inleiding 4/22 Daarom heeft de provincie deze strategie opgesteld

Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Inleiding 4/22

Daarom heeft de provincie deze strategie opgesteld die richtinggevend is voor de inzet van haar eigen middelen en instrumenten. Tevens bepaalt de strategie de provinciale positie in de regionale overleggen. De regionale samenwerking wordt wat de provincie betreft verder voortgezet en waar mogelijk verder verbeterd.

De veranderende economische omstandigheden hebben grote invloed op de financiële situatie van de provincie. Ook deze situatie vraagt om het maken van scherpe keuzes waar het gaat om de inzet van provinciale middelen. Een belangrijke overweging hierbij is de vraag te beantwoorden waar de provincie daadwerkelijk het verschil kan maken en toegevoegde waarde kan creëren.

Deze strategie staat niet op zichzelf. De strategie wordt benut als een bouwsteen om het Economisch Programma Brabant vorm te geven. In dit programma geeft de provincie aan hoe zij denkt over de gewenste economische ontwikkeling en de rol die de provincie daarin wil nemen. Dit programma wordt in de loop van 2012 uitgewerkt. De strategie geeft concreet invulling aan het speerpunt ‘Ruimte voor bedrijvigheid’ van het Economisch Programma. Voorliggende strategie is geen nieuw beleid maar geeft binnen de bestaande kaders (o.a. Agenda van Brabant, bestuursakkoord ‘Tien voor Brabant’ en de Structuurvisie RO) aan op welke wijze de provincie haar ambities om tot de top van de Europese kennis en innovatiere-gio’s te behoren wil bereiken.

Page 5: Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties€¦ · Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Inleiding 4/22 Daarom heeft de provincie deze strategie opgesteld

Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Tweesporenstrategie: generiek en specifiek 5/22

2. Tweesporenstrategie: generiek en specifiek

Deze strategie is gebaseerd op twee sporen:1. ‘Basis op orde’;2. ‘Versterken van de prioritaire Brabantse economische clusters’.

Het eerste spoor ‘Basis op orde’ is generiek beleid. Dit spoor bevat onderdelen die minimaal noodzakelijk zijn voor het creëren van een goed vestigingsklimaat. Het tweede spoor: ‘versterken van de prioritaire Brabantse clusters’ is specifiek beleid om datgene extra te doen wat nodig is om tot de top van de kennis- en innovatieregio’s te blijven. De twee sporen dienen nadrukkelijk in onderlinge samenhang met elkaar bezien te worden. Onze provin-ciale ontwikkelrol bij specifieke werklocaties moet in lijn zijn met de regionale afspraken over bedrijventerreinen (basis op orde). Daarnaast moeten regionale afspraken ook gericht zijn op het versterken van de regionale prioritaire clusters.

De invulling van de twee sporen vraagt om verschillende specifieke rollen van de provincie en de daarbij behorende inzet van middelen en instrumenten. Voordat we deze sporen nader toelichten gaan we in op de trends en ontwikkelingen die aanleiding zijn voor deze strategie.

Page 6: Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties€¦ · Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Inleiding 4/22 Daarom heeft de provincie deze strategie opgesteld

Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Trends en ontwikkelingen 6/22

3. Trends en ontwikkelingen

Zoals aangegeven werkt de provincie al lange tijd samen met gemeenten aan een goede planning en programmering van bedrijventerreinen via regionale overleggen. Ondanks de geboekte resultaten, vragen economische ontwikkelingen om een herijking van de huidige aanpak.

Ontwikkeling van industrieterrein, naar bedrijventerrein, naar werklocatieIn het verleden sprak men van industrieterreinen: terreinen gevuld met fabrieken en logistieke bedrijven. Langzamerhand evolueerde industrieterreinen naar bedrijventerreinen omdat ook kleinschaligere en minder milieubelastende bedrijven op specifieke locaties gevestigd werden. In het huidige tijdgewricht speelt een verdere verdienstelijking van de economie een grote rol van betekenis. Hierdoor ontstaan steeds meer kennis- en dienstverlenende ondernemingen. Veel productieactiviteiten worden verricht in het buitenland waar arbeidskracht goedkoper is. Onder andere vanwege het goede ondernemersklimaat, aanwezigheid van goed opgeleid en gemotiveerd personeel en automatisering lijkt er voor hoogwaardige produktie wel nog steeds toekomst te zijn in Brabant. Bedrijventerreinen veranderen hierdoor van gebruik: enerzijds minder industrie en nijverheid, anderzijds meer industriële bedrijven met ‘kantoorachtige’ werkzaamheden. Ook groot-schalige vormen van detailhandel zoals: meubelzaken, bouwmarkten hebben in toenemende mate een plek gevonden op bedrijventerreinen. In (leegstaande) bedrijfspanden vinden andere functies, zoals bijvoorbeeld leisure, een plek. Uit de provinciale Prognose Werklocaties 2010 komt naar voren dat deze trend zich in de toekomst verder voortzet. Het onderscheid tussen bedrijventerreinen en het overig stedelijk gebied wordt steeds kleiner. Het gevolg is dat de ontwikkelingen op bedrijventerreinen steeds meer invloed hebben op ontwikkelingen in de naaste omgeving en vice versa. Daarom dient bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen er ook oog te zijn voor andere vastgoedmarkten zoals die van kantoren en detailhandel. Bedrijventerreinen zijn dus geen afzonderlijke gebieden die los staan van het overige stedelijke gebied. Om deze reden is het gepast om niet langer alleen te spreken over bedrijventerreinen maar ook andere werklocaties in ogenschouw te nemen. De huidige indeling die in de planning gebruikt wordt naar type bedrijventerrein sluit niet voldoende aan op het veranderende verbrede gebruik, dit vraagt aandacht.

Toenemende concurrentie door internationaliseringDe economische markten zijn steeds meer internationaal van aard. Dit betekent enerzijds nieuwe kansen voor het bedrijfsleven. Anderzijds leidt dit tot meer concurrentie tussen bedrijven en tussen regio’s. De standaardkwaliteiten van een regio spelen hierbij een belang-rijke rol. Een aantal zaken moet gewoon in orde zijn. Is dat niet het geval, dan telt de regio niet mee in de internationale concurrentie tussen (stedelijke) regio’s. Het gaat om standaard-kwaliteiten op het vlak van ondernemerschap, arbeidsmarkt, kwaliteit van onderwijs, goede bereikbaarheid, landschaps- en natuurontwikkeling maar ook ruimte om te ondernemen. Het bezitten en uitventen van onderscheidende selling points zijn in de concurrentiestrijd tussen steden en regio’s steeds belangrijker. De omgevingskwaliteit speelt een steeds belang-rijkere rol. Op deze punten moet de internationale concurrentiestrijd worden gewonnen.

Page 7: Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties€¦ · Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Inleiding 4/22 Daarom heeft de provincie deze strategie opgesteld

Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Trends en ontwikkelingen 7/22

Denk hierbij ook aan aantrekkelijke woon- werkmilieus voor kenniswerkers en topvoorzie-ningen.

Verdubbeling goederenvervoerPrognoses geven aan dat het goederenvervoer van en naar Noord-Brabant in 2025, door de toenemende de internationalisering en wereldhandel, verdubbeld zal zijn (Bron: Strategische Visie Goederenvervoer). Deze trend is van belang voor de ontwikkeling van bedrijventer-reinen want goederenvervoer is een afgeleide van industrie en logistiek. Voor Brabant is deze ontwikkeling extra van belang vanwege haar rol als achterlandverbinding tussen de mainports Rotterdam, Antwerpen en Schiphol naar belangrijke afzetgebieden in West-Europa. De mainportregio’s worden gekenmerkt door capaciteits- en congestieproblemen, waardoor een proces van deconcentratie plaatsvindt. Dit betekent dat een verschuiving plaatsvindt van logistieke- en distributieactiviteiten vanuit de mainports naar landinwaartse knooppunten (inland hubs) of distributiecentra langs de belangrijkste hoofdverbindingsassen.

Dreigende verslechtering bereikbaarheidBrabant profiteert van de congestieproblemen bij de mainports. Echter moet Brabant er op bedacht zijn niet met dezelfde congestieproblemen te maken te krijgen. Bij de ruimtelijke inrichting van werklocaties is het daarom wenselijk om in te zetten op clustering van gelieerde functies en rekening te houden met de mobiliteitseffecten van bedrijfsfuncties. Het gaat hierbij om de juiste bedrijf op de juiste plek. Bijvoorbeeld ruimte reserveren van terreinen met haven-faciliteiten voor bedrijven die daar gebruik van maken. Daarnaast is de bereikbaarheid voor werknemers een toenemend vraagstuk. Bedrijventer-reinen zijn veelal slecht bereikbaar per Openbaar Vervoer waardoor woon-werk-verkeer alleen per auto kan plaatsvinden. Ook het sociale veiligheid speelt hierbij een belangrijke rol, zeker in een 24-uurs economie waarbij ook s’nachts gewerkt wordt. Oplossingsrich-tingen kunnen gezocht worden in collectief vervoer, multimodaal OV en strategisch gelegen transferia/parkeerplaatsen.

Dreigend overaanbod en kwalitatieve mismatchDe ruimtebehoefte van bedrijven verandert. De opeenvolgende prognoses laten een afnemende ruimtevraag zien. Het belang van zorgvuldig gebruik van de beschikbare ruimte wordt steeds hoger gewaardeerd. Tevens verandert de behoefte van uitbreidingsvraag naar vervangingsvraag: nieuwe terreinen worden gevuld door in de regio al aanwezige bedrijven. Een kwantitatief overaanbod dreigt. Deze ontwikkeling is te zien bij de verschillende grond- en vastgoedmarkten, zowel die van bedrijventerreinen, kantoren als detailhandel. Bovendien dreigt een kwalitatieve mismatch: in hoeverre wordt voldaan aan de actuele vraag van ondernemers? De huidige praktijk is nog vooral kwantitatief ingestoken, het verdelen van hectares. De kwalitatieve opgave, hoe de hectares in te vullen, komt nog onvoldoende aan bod. Dit is in de Regionaal Ruimtelijke Overleggen onderkend. Het aanbod kwantitatief en kwalitatief beter te laten aansluiten op de vraag is een complexe opgave waar de provincie samen met haar partners oplossingen voor zoekt.

Page 8: Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties€¦ · Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Inleiding 4/22 Daarom heeft de provincie deze strategie opgesteld

Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Trends en ontwikkelingen 8/22

Wanneer we spreken over kwaliteiten van terreinen gaat het in ieder geval om een onder-scheid in terreintypes 1. De gehanteerde typologie dient verder verbreed te worden naar andere werklocaties. Daarbij kan gedacht worden aan het toevoegen van een type gemengd economische zone, waarbij sprake is van meer menging met andere functies (zoals detail-handel of leisure) In (sub)regionaal verband zijn gemeenten doende om de kwalitatieve opgave goed in beeld te brengen. Echter, dit heeft nog niet overal geleid tot een vertaling in een bijgestelde regionale planning en programmering. Belangen, zoals behoud van werkgele-genheid binnen de gemeentegrenzen en inkomsten uit gronduitgifte, spelen hierin een grote rol. Een andere oorzaak is dat eigenaren van en ondernemers op de werklocaties (ondernemers) onvoldoende betrokken zijn bij ontwikkelingen van werklocaties. De terreinen voldoen daarmee vaak niet aan de kwaliteitseisen die bedrijven en ondernemers stellen aan de terreinen. Daarnaast hebben veel werklocaties een moeizame relatie met hun omgeving, waardoor spanningen ontstaan tussen bedrijven en andere functies. Denk bijvoorbeeld aan de aanleg van een woonwijk waarbij onvoldoende rekening is gehouden met de toekom-stige ontwikkeling van een nabij gelegen werklocatie. Hierdoor kunnen bedrijven het in de toekomst moeilijk krijgen qua (milieu)ruimte. Dit speelt vooral bij bedrijven met een hinder- en risicoprofiel, ook aangeduid als NIMBY-bedrijven. Bovendien zijn bestaande werklocaties dikwijls onvoldoende f lexibel om in te kunnen spelen op een steeds veranderende vraag. Daarnaast kan door veranderende wetgeving een spanning ontstaan tussen verschillende bedrijfsactiviteiten op bedrijventerreinen. Daar komt bij dat een gemeente niet altijd alle gevraagde kwaliteiten kan aanbieden. Bovendien wordt veel van hetzelfde aangeboden. Op het regionale schaalniveau van arbeids- en vastgoedmarkten leidt dit tot een onvoldoende gedifferentieerd aanbod dat niet is goed aansluit op de vraag. Dit leidt tot een snelle(re) economische veroudering, waardoor het vesti-gingsklimaat minder aantrekkelijk wordt. Dit brengt onze concurrentiepositie ten opzichte van andere regio’s in de strijd om top kennis- en innovatieregio te zijn en te blijven in gevaar. Daarnaast veroorzaakt dit grote financiële problemen bij gemeenten (o.a. rentelasten bij vertraagde uitgifte of kostbare herstructurering).

Verslechterde financiële situatieMet het ontwikkelen van bedrijventerreinen werd recent de financiële positie van gemeen-telijke grondbedrijven versterkt. Ondanks de relatief lage grondprijzen was de uitgifte van bedrijfsgrond een belangrijke inkomstenbron voor gemeenten. De huidige economische crisis heeft het tij doen keren. Gemeenten hebben gronden aangekocht met het oog op de toekomst, maar door de teruglopende vraag raken veel gemeenten in financiële problemen. Gemeentelijke begrotingen staan sterk onder druk. Daardoor moeten de uitgaven voor onderhoud en herstructurering concurreren met andere maatschappelijke doelstellingen. Gemeenten moeten bezuinigen, afschrijven op projecten, inkomsten uit nieuwe bedrijventerreinen vallen tegen door tegenvallende vraag, projecten voor bedrijventerreinen worden stilgezet terwijl soms al forse investeringen zijn gedaan etc.

1 De provincie onderscheidt in ieder geval de terreintypes: hoogwaardig, modern, functioneel, logistiek en milieu-hinderlijke bedrijvigheid

Page 9: Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties€¦ · Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Inleiding 4/22 Daarom heeft de provincie deze strategie opgesteld

Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Trends en ontwikkelingen 9/22

Ook bezuinigingen bij het rijk en provincie hebben gevolgen voor de uitvoering van het bedrijventerreinenbeleid. Door de decentralisatie van het bedrijventerreinenbeleid trekt het rijk zich steeds meer terug op dit beleidsveld. Het rijk houdt zich alleen gebonden aan de landelijke afspraken van het Convenant Bedrijventerreinen 2011-2020 voor de periode tot en met 2013. Na 2013 komen geen financiële middelen meer van uit het rijk naar de provincies. Beleid en taken rondom bedrijventerreinen en werklocaties zijn gedecentraliseerd naar provincie en gemeenten, de bijbehorende middelen komen niet mee.

Page 10: Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties€¦ · Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Inleiding 4/22 Daarom heeft de provincie deze strategie opgesteld

Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Waar willen we naartoe: een toekomstperspectief 10/22

4. Waar willen we naartoe: een toekomstperspectief

De hierboven geschetste problematiek is complex van aard en daarom niet van vandaag op morgen op te lossen. De provincie gaat een aantal stappen zetten om te komen tot verbe-tering. Deze verbetering is noodzakelijk voor een goed leef- en vestigingsklimaat. Een vereiste om tot de Europese top van kennis- en innovatieregio’s te behoren. Dit betekent ondermeer het volgende:• Het regionale aanbod beter aan laten sluiten op de vraag van de eindgebruikers (zowel

kwantitatief als kwalitatief );• Werklocaties beter integreren met en laten aansluiten op de bestaande stedelijke

omgeving;• Alleen nieuwe werklocaties aanleggen als de bestaande (denk ook aan herontwikkeling)

geen mogelijkheden bieden om te kunnen voldoen aan de vraag. Het verbeteren en veranderen van de kwaliteit van met name de bestaande werklocaties een grotere rol laten spelen (SER-ladder);

• Gebouwen en terreinen meer f lexibiliteit laten bieden om in te spelen op een verande-rende vraag.

Hierna volgt een nadere uiteenzetting van de wijze waarop de provincie de twee sporen van de strategie gaat invullen om bovenstaand toekomstperspectief te bereiken.

Page 11: Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties€¦ · Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Inleiding 4/22 Daarom heeft de provincie deze strategie opgesteld

Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Spoor 1: Basis op orde: regionale aanpak en sturen op provinciale belangen 11/22

5. Spoor 1: Basis op orde: regionale aanpak en sturen op provinciale belangen

Dit eerste spoor van de strategie is de inzet voor het generieke beleid met betrekking tot de ontwikkeling van werklocaties dat minimaal nodig is om ‘de basis op orde’ te krijgen en te houden. Bij het op orde brengen van de basis gaat het voornamelijk om vraag en aanbod kwanti-tatief en kwalitatief aan te laten sluiten. Dit is een taak waar de provincie op basis van het bestuursakkoord 2011-2015 tussen Rijk, IPO, VNG en UvW de verantwoordelijkheid voor heeft. Zoals eerder aangegeven gaat het hierbij niet alleen over bedrijventerreinen maar over het totaal van ruimtelijke ordening en regionale economie. Het gaat hier dus ook over de ontwikkelingen rondom bedrijven met een hinder- en risicoprofiel (o.a. NIMBY), kantoren en detailhandel. Hoe hiermee om te gaan zal via de uitvoeringsagenda (h8) verder worden uitgewerkt.

5.1 Faciliteren van regionale overleggenVanuit de overtuiging dat verbeteringen alleen mogelijk zijn wanneer alle betrokken overheden samen optrekken, wil de provincie haar verantwoordelijkheid voor de regionale planning en programmering in eerste instantie vorm geven door het bij elkaar brengen van de betrokken partijen. Hierbij is het ook belangrijk om marktpartijen en kennisinstellingen goed te betrekken. Niet alleen omdat deze partijen nauw betrokken zijn bij de ontwikkelingen van werklocaties maar ook om de verschillen tussen verantwoordelijkheden van overheid en markt scherp te krijgen. De regio is hierbij het geëigende schaalniveau omdat bedrijven met betrekking tot locatie, afzetmarkt en personeel ook op een regionale markt opereren. Brabant kent een rijke traditie aan overleg en samenwerking. Zowel tussen overheden als met het bedrijfsleven. De provincie wil deze ruimtelijk-economisch vruchtbare traditie in ere houden door partijen bij elkaar te brengen en afspraken te maken om een goed vestigings-klimaat te realiseren.

De provincie wil gezamenlijk met de gemeenten in regionaal verband vorm en inhoud geven aan de regionale visies werklocaties. Een goede regionale afstemming is van groot belang voor de gemeenten in de regio. Door regionale samenwerking wordt het aanbod van werklocaties op een hoger niveau getild. Voor het maken van regionale afspraken over ruimtelijke ontwik-kelingen organiseert de provincie Regionaal Ruimtelijk Overleggen2. Centraal staat hierbij het maken van één gezamenlijke “regionale agenda werken” van waaruit aan de uitvoering wordt gewerkt. De uitvoering wordt geborgd door regionale afspraken. De provincie zal waarnodig ook zorgdragen voor afstemming tussen de verschillende Ruimtelijk Regionale Overleggen en aandacht hebben voor provinciegrensoverstijgende vraagstukken.

‘Decentraal wat kan, centraal wat moet’

De provincie hanteert het principe: ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’, zoals dat ook verwoord is in de Brabant code. De provincie legt de verantwoordelijkheid daar waar hij thuis hoort. Dit betekent dat de provincie de verantwoordelijkheid voor ontwikkelingen met

2 In de vier regio’s: Noordoost, Zuidoost, Midden en West

Page 12: Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties€¦ · Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Inleiding 4/22 Daarom heeft de provincie deze strategie opgesteld

Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Spoor 1: Basis op orde: regionale aanpak en sturen op provinciale belangen 12/22

een louter lokaal effect bij de lokale overheden wil laten. Voor een goede regionale planning en programmering is het echter noodzakelijk om het totaal aan werklocatieontwikkelingen in beeld te brengen. Dit is nodig om de impact van de verschillende werklocatieontwikkelingen te kunnen bepalen. Het totaal beeld is de basis voor het maken van regionale afspraken. De regionale afspraken bepalen de kaders waarbinnen lokale besluiten genomen kunnen worden. De provincie stuurt inhoudelijk op thema’s van provinciaal belang. In de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening worden de volgende thema’s genoemd. Deze zijn relevant voor de ‘basis op orde’:• vraaggestuurde regionale planning;• herstructurering van verouderde werklocaties en de mogelijkheden voor verevening;• beheer en onderhoud van bestaande terreinen;• reserveringen van werklocaties waarbij een multimodale ontsluiting wordt nagestreefd;• zorgvuldig ruimtegebruik, de SER-ladder, alsmede de uitgifte van nieuwe bedrijfskavels

(gronduitgifteprotocollen);• benoemen van locaties waar voldoende ruimte is of wordt geboden aan de ontwikkeling

van bedrijven met een hinder- en risicoprofiel en/of bedrijven met specifieke vestigings-eisen (NIMBY);

• duurzame energie op werklocaties;• de kwantitatieve en kwalitatieve vraag naar kantoorruimte.

5.2 Inbrengen kennis en informatieDe provincie onderzoekt, ontsluit of geeft opdracht om kennis, informatie en gegevens in te brengen die relevant zijn bij de ontwikkeling van werklocaties. Op basis van deze kennis en informatie worden thema s agendeert de provincie thema’s waarvoor regionale afstemming en samenwerking noodzakelijk zijn. In dit kader brengt de provincie regelmatig de Monitor Werklocaties uit waarin ontwikkelingen en trends met betrekking tot werklocaties staan beschreven. Deze monitor is input voor het maken van regionale afspraken over de ontwik-keling van werklocaties. Daarbij wordt ook nadrukkelijk aandacht besteedt aan de meer kwalitatieve aspecten van werklocaties. Onderdeel van de monitor zijn prognoses om het benodigde ruimtebeslag van werklocaties in de toekomst te kunnen inschatten.

5.3 Sturing op provinciale belangen door het stellen van kaders voor regionale afspraken

De provincie faciliteert niet alleen maar stuurt ook op provinciale belangen. De provincie gaat bij haar handelen uit van de provinciale randvoorwaarden zoals opgenomen in de verschillende provinciale beleidsdocumenten (Structuurvisie RO, Verordening Ruimte, Provinciaal Milieu Beleidsplan, Economisch Programma dat momenteel wordt opgesteld, Visie Goederenvervoer). Deze randvoorwaarden zijn de spelregels die de provincie vooraf meegeeft aan de Regionaal Ruimtelijk Overleggen. Ruimtelijke ontwikkelingen dienen rekening te houden met deze randvoorwaarden. De Verordening Ruimte heeft een bijzondere positie, omdat hierin juridisch verplichte aspecten staan verwoord. Voorbeelden hiervan zijn de verplichting tot regionale afstemming en het toepassen van de SER-ladder.

Page 13: Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties€¦ · Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Inleiding 4/22 Daarom heeft de provincie deze strategie opgesteld

Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Spoor 1: Basis op orde: regionale aanpak en sturen op provinciale belangen 13/22

Regionale samenwerking voorop, maar keuzes maken als het moet

Stimuleren van regionale afstemming en samenwerking staat centraal. Borging hiervan vindt plaats middels regionale afspraken. De provincie ziet toe op de naleving van gemaakte afspraken. Interactieve samenwerking is wat de provincie betreft een vanzelfsprekend uitgangspunt bij het maken van afspraken. Echter, wanneer noodzakelijke afstemming tussen gemeenten onvoldoende vorm krijgt of afspraken niet (snel genoeg) tot stand komen dan is de provincie verantwoordelijk om te bepalen welke beslissingen genomen moeten worden. Dit betekent dat de provincie, mede op basis van de gevoerde discussie in het RRO, in het uiterste geval aangeeft welke ontwikkelingen zij al dan niet wenselijk acht. De provincie kan in voorkomend geval gebruik maken van haar juridisch instrumentarium (o.a. zienswijze, reactieve aanwijzing, inpassingsplan). De juridische basis hiervoor is gelegen in de Veror-dening Ruimte. Deze regeling vereist dat in bestemmingsplannen verantwoording afgelegd wordt over de wijze waarop regionale afspraken worden nagekomen. Wanneer geen regionale afspraken tot stand komen, ontbreekt de basis voor bestemmingsplannen. De noodzaak voor en concrete invulling van provinciale interventie betreft maatwerk en wordt derhalve per casus bepaald. Interventie wordt beschouwd als een uiterst middel, de provincie gaat uit van een constructieve samenwerking met haar partners, zoals dat in Brabant gebruikelijk is.

Methode tot prioritering: het verkeerslichtenmodel

De ervaring vanuit de Regionaal Ruimtelijk Overleggen is dat het moeilijk is om tot priori-tering van werklocatie-ontwikkelingen te komen. De provincie stimuleert daarom een zogenaamd verkeerslichtenmodel te gebruiken om tot keuzes te komen. Deze methode is een hulpmiddel om inzichtelijk te maken hoe het (geplande) aanbod zich verhoudt ten opzichte van de te verwachte vraag. Het principe is: groen voor planontwikkelingen die niet ter discussie staan voor de betreffende planningsperiode, oranje voor plannen die voorlopig geheel of gedeeltelijk ter discussie staan en rood voor plannen waarvoor geen noodzaak tot ontwikkeling is aangetoond. Met in samenwerking met de regio’s te bepalen criteria kunnen plannen voor nieuwe werklocaties geprioriteerd worden. Hierbij kan de koppeling met Spoor 2, het versterken van de prioritaire Brabantse economische clusters, in de criteria worden verwerkt. Vanwege de nauwe samenhang tussen bestaande en nieuwe werklocaties is het belangrijk om ook hiermee expliciet rekening te houden. Het hanteren van dit model biedt mogelijkheden om flexibel in te spelen op veranderingen in vraag en aanbod.

5.4 Oog voor lokale financiële consequentiesHet ontwikkelen van bedrijventerreinen en andere werklocaties is niet langer meer een inkomstenbron. Keuzes moeten worden gemaakt, niet alle plannen voor werklocaties kunnen uitgevoerd worden en veel plannen moeten worden herijkt. De provincie beseft dat het maken van keuzes financiële consequenties met zich mee brengt. Het is evident dat het niet ontwik-kelen van beoogde werklocaties het nemen van verlies inhoudt en dat dit verlies in eerste instantie niet gelijk over de regio verdeeld wordt. Dit kan bij sommige gemeenten tot grote (financiële) problemen leiden. De provincie wil samen met de gemeenten op zoek gaan naar oplossingen. Gedacht wordt aan bijvoorbeeld fasering van uitgifte en alternatieve verdienmo-dellen. Dat zal niet op korte termijn kunnen worden gerealiseerd.De provincie wil samen met gemeenten, marktpartijen en kennisinstellingen op zoek gaan naar regionale mogelijkheden hiervoor. Daarom agendeert de provincie het thema ‘nieuwe financiële arrangementen’ op

Page 14: Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties€¦ · Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Inleiding 4/22 Daarom heeft de provincie deze strategie opgesteld

Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Spoor 1: Basis op orde: regionale aanpak en sturen op provinciale belangen 14/22

de regionale agenda werken van de Regionaal Ruimtelijke Overleggen. De provincie zal het voortouw nemen om dit thema nader uit te werken. Een voorbeeld hiervan is een opdracht aan de BOM om nieuwe verdienmodellen te onderzoeken voor herstructurering in Zuidoost Brabant.

Page 15: Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties€¦ · Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Inleiding 4/22 Daarom heeft de provincie deze strategie opgesteld

Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Spoor 2: Versterken van de prioritaire Brabantse economische clusters 15/22

6. Spoor 2: Versterken van de prioritaire Brabantse economische clusters

Dit tweede spoor heeft betrekking op de extra inzet van de provincie om van een goed vesti-gingsklimaat te komen tot een Europese top kennis- en innovatieregio. In dit tweede spoor geeft de provincie haar prioriteiten aan en stuurt zij op verdere versterking van de economisch sterke clusters in Brabant. Dit spoor geeft dus richting aan de provinciale inzet van haar middelen en instrumenten en bepaalt daarmee ook indirect de provinciale positie in de regionale overleggen.

Natuurlijk mogen provinciale investeringen en ondersteuning de ‘basis op orde’ niet verstoren. Steun vanuit de provincie moet passen binnen de gemaakte regionale afspraken. Het tweede spoor is dus weliswaar een separaat spoor maar dient om specifieke ontwikkelingen die de provincie van belang acht, en die ook zijn opgenomen in de regionale afspraken, ook daadwerkelijk te realiseren.

Vanwege de schaarse middelen dienen keuzes gemaakt te worden. De keuzes in dit tweede spoor zijn gebaseerd op onderdelen waar de provincie daadwerkelijk het verschil kan maken of toegevoegde waarde kan leveren. Die meerwaarde ligt in het doen van (financiële) investe-ringen en meer ontwikkelingsgericht denken en te handelen. Maar ook door verbindingen te leggen tussen partijen, door cross-overs te maken met maatschappelijke opgaven en (interna-tionale) coalities en allianties te realiseren. Of anderszins ontwikkelingen gericht te versterken of te bevorderen, bijvoorbeeld door het ontwikkelen van businesscases of het mogelijk maken van koppeling van bedrijven (family-grouping). Operationalisatie van dit tweede spoor moet nog vorm krijgen, door aanpassing van provin-ciale instrumenten en regelingen. Hieronder worden de uitgangspunten voor deze aanpassing weergegeven.

6.1 Focus: specifieke economische clusters en innovatieve bijdragen aan maatschappelijke opgaven

De provincie kiest expliciet voor inzet op ondersteuning en ontwikkeling van werklocaties die faciliterend zijn aan sectoren die groei- en innovatiepotentie hebben. De trekkers van de (regionale) economie verdienen nadrukkelijk steun. De economische kracht en stuwing die uitgaat van deze clusters zijn immers medebepalend voor de groei van het reguliere bedrijfs-leven.

Op basis van exportpositie, internationale betekenis en toekomstbestendigheid worden door de provincie de volgende prioritaire economische clusters onderscheiden: high-tech systemen & materialen (inclusief automotive en solar); life sciences & medische technologie (inclusief pharma); logistiek; maintenance; agro, food & nutrition en biobased economy. Werklocaties die een bijdrage leveren aan het versterken van deze economische clusters kan de provincie ondersteunen.

De provincie erkent dat de ‘quality of life’ essentieel is voor de economie op de lange termijn. Daarom zal de provincie werklocatieontwikkelingen die een bijdrage leveren aan

Page 16: Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties€¦ · Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Inleiding 4/22 Daarom heeft de provincie deze strategie opgesteld

Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Spoor 2: Versterken van de prioritaire Brabantse economische clusters 16/22

maatschappelijke opgaven zwaarder laten wegen in haar prioritering. Het is ook interessant om werklocatieontwikkelingen te koppelen aan cultuur en voorzieningen, bijvoorbeeld door de herontwikkeling van cultuurhistorische complexen. Maar ook het oplossen van de proble-matiek van hindergevende en/of risicovolle bedrijven kan vanwege maatschappelijk belang een optie zijn.

De provincie is zich nadrukkelijk bewust dat innovatieve werklocatieconcepten vragen om maatwerk, noodzakelijke f lexibiliteit en ruimte hiervoor zal de provincie zoveel als mogelijk nastreven.

6.2 Focus: stedelijke concentratiegebieden en stedelijke knooppuntenSteden zijn de motoren van de economie. Steden hebben hooggekwalificeerde en gedifferen-tieerde arbeidsmarkten die bedrijven aantrekken. In de stedelijke concentratiegebieden woont nu reeds bijna 70% van de Brabantse bevolking. Bovendien is de bevolkingsgroei tot aan 2030 hoger dan in de landelijke gebieden. De bevolking zal hier nog tot ongeveer 2040 blijven groeien. Dat is belangrijk voor de aanwezigheid van voldoende gekwalificeerd personeel.

Daarom zal onze aandacht voor werklocaties vooral gaan naar de stedelijke concentratiege-bieden. Speciale aandacht gaat daarbij uit naar de knooppunten (hoogstedelijke, stedelijke en goederen) omdat dit letterlijk de condensatiepunten zijn van kennis en innovatie. Deze knoop-punten staan vermeld op de Structurenkaart behorende bij de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.

Wij zijn ons terdege bewust van het feit dat ook het landelijk gebied belangrijk is voor de economie. Steden vormen een complementair geheel met hun (landelijke) omgeving, beide versterken elkaar. Ook in de landelijke omgeving van steden zijn innovatieve werklocaties aanwezig en kunnen nieuwe ontstaan. Te denken valt aan groene woon-werklandschappen. Ook in het landelijk gebied zijn bedrijven aanwezig die zeer innovatief zijn en/of tot de priori-taire economische clusters behoren. Zo is Agrofood een belangrijk en sterk cluster in Brabant dat integraal onderdeel uitmaakt van het Economisch Programma Brabant. Ook ontwikkelt de provincie beleid omtrent de vrijetijdseconomie, dat een indirecte relatie heeft met de clusters. Het MKB is belangrijk voor het platteland. Als een link bestaat met de prioritaire clusters kunnen bedrijven gewoon meedoen met innovatieprojecten en het valorisatiepro-gramma uit het Economisch Programma Brabant. Het zwaartepunt van werklocaties, en onze focus, ligt echter in en direct om de Brabantse steden.

De opvang van bovenregionale bedrijven vindt vooral plaats op werklocaties in de stedelijke concentratiegebieden. Bedrijven van (boven)regionaal belang vormen circa 20% van alle bedrijvigheid. Ongeveer 2% van alle bedrijvigheid is internationaal van belang. Veel van deze internationaal georiënteerde bedrijven zijn niet historisch gebonden aan een specifieke stad, maar kiezen bewust voor een vestigingslocatie in Brabant vanwege de specifieke voordelen die de locatie heeft voor het bedrijf. De nieuwvestiging van deze bedrijven is meestal geen probleem. De meeste bedrijven die van belang zijn voor de Brabantse economische clusters zijn echter al op een bestaande werklocatie gevestigd en worden daar mogelijk in hun ontwik-

Page 17: Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties€¦ · Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Inleiding 4/22 Daarom heeft de provincie deze strategie opgesteld

Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Spoor 2: Versterken van de prioritaire Brabantse economische clusters 17/22

keling beperkt. De provincie wil daarom via maatwerk de verdere groei en ontwikkeling van deze voor Brabant belangrijke bedrijven op de bestaande locaties kunnen faciliteren.

De provinciale investeringen hebben niet alleen betrekking op nieuwe werklocaties, maar nadrukkelijk ook op de herontwikkeling en herstructurering van bestaande werklocaties. De doelstellingen bij de ‘basis op orde’ zijn ook in dit tweede spoor van toepassing.

Multimodale knooppunten/Inland Hubs

Speciale aandacht gaat uit naar de ontwikkeling van landinwaarts gelegen multimodaal ontsloten goederenvervoersknooppunten, zogenaamde inland hubs c.q. inland terminals. De provincie wil de economische potentie die deze knooppunten hebben optimaal benutten. Deze locaties bieden namelijk een oplossing voor het capaciteitsprobleem van de mainports (Rotterdam, Antwerpen, Schiphol), omdat aanvoer vanuit of langs de mainports direct doorgestuurd kan worden naar de inland hubs. Om van daaruit via het wegverkeer verder vervoerd te worden naar diverse bestemmingen. Het is van belang om de ruimte rondom deze knooppunten optimaal te benutten voor logistieke activiteiten. Bij nieuwvestiging of verplaatsing van bedrijven is het belangrijk om deze strategisch te situeren op thematische en/of multimodale bedrijventerreinen en direct te laten aansluiten op bestaande infrastructuur. Bij het uitgeven van natte kavels is het wenselijk om enkel bedrijven te plaatsen die ook daadwerkelijk het water benutten.

6.3 Herijking inzet middelen en instrumentenBovenstaande focuspunten zijn de uitgangspunten voor de aanpassing van provinciale middelen en instrumenten. Voorwaarden voor de inzet van deze middelen, waarmee de provincie ook stuurt op haar provinciale belangen, worden daarmee in lijn gebracht .

Beslisboom campussen

Het is van belang om bij de koppeling tussen werklocatiebeleid en innovatiebeleid de relatie te leggen met de Brabantse campussen. Juist bij de campussen is sprake van een combinatie van de twee focuspunten: prioritaire Brabantse economische clusters en innovatieve bijdragen aan maatschappelijke opgaven enerzijds en de stedelijke concentratiegebieden en stedelijke knooppunten anderzijds. De provincie heeft een beslismodel opgesteld waarmee kan worden bepaald of de provincie gaat mee investeren, door middel van onderstaande instrumenten, in een campusontwikkeling. Dit beslismodel kan verder worden uitgewerkt zodat deze ook inzetbaar is bij niet-campusontwikkelingen.

Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (BOM), Brabantse

HerstructureringsmaatschappijBedrijventerreinen (BHB)

De BOM is een belangrijke schakel tussen provincie en bedrijfsleven. De BOM onder-steunt bedrijven, door te organiseren en te participeren. Bovendien deelt de BOM kennis en ervaring met gemeenten en andere organisaties, zodat gezamenlijk wordt gebouwd aan een vruchtbaar investeringsklimaat. Samen met de BHB regisseert de BOM (afdeling bedrijventerreinen) al jaren de herontwik-keling van bestaande werklocaties in Brabant, de BOM als procesbegeleider, de BHB als

Page 18: Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties€¦ · Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Inleiding 4/22 Daarom heeft de provincie deze strategie opgesteld

Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Spoor 2: Versterken van de prioritaire Brabantse economische clusters 18/22

investeringsfonds. Er wordt nog onderzocht of de participatie-criteria van de BHB aanpassing behoeven om ook in het 2e spoor een rol te kunnen vervullen.

Provinciaal ontwikkelbedrijf

Het provinciale ontwikkelbedrijf speelt met name een rol als het gaat om de ontwikkeling van nieuwe werklocaties. Dit gebeurt nu ook al bij belangrijke ontwikkelingen zoals het Logistiek Park Moerdijk, Aviolanda en het Life Science Park. Het ontwikkelbedrijf wordt onder meer ingezet om grondreserveringen te doen en strategische vastgoedposities in te nemen. Daarnaast participeert het ontwikkelbedrijf in projecten opgezet door externen welke extra steun nodig hebben en verdienen. Het gaat hier om de toplocaties. Dit zijn locaties waar mogelijkheden bestaan voor een belangrijke stimulering in economische ontwikkeling. Een provinciale rol is weggelegd als er wel interesse is van de markt maar deze niet direct door de markt wordt opgepakt. Voorwaarde is wel dat sprake is van een sluitende exploitatie en de provincie zich op een gegeven moment kan terugtrekken omdat de markt het op termijn overneemt.

Subsidies

De provincie subsidieert verschillende economische stimuleringsprogramma’s zoals bijvoor-beeld het subsidieprogramma Provinciaal Herstructureringsprogramma (PHP). Deze regelingen worden aangepast conform deze strategie.

Page 19: Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties€¦ · Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Inleiding 4/22 Daarom heeft de provincie deze strategie opgesteld

Desbetreffende titel rapport | 30 augustus 200119/22

7. Duurzaamheid en economische ontwikkeling

Duurzame ontwikkeling is een belangrijke richtsnoer om daadwerkelijk tot de top van de kennis- en innovatieregio te blijven behoren. Dat zal in het later vast te stellen Economisch Programma ook nader moeten worden geconcretiseerd, ook omdat bij het bedrijfsleven en in de samenleving onmiskenbaar een transitieproces rond duurzame ontwikkeling en duurzaam produceren en ondernemen op gang is gekomen. Maar het verbeteren van het totale leef- en vestigingsklimaat voor bedrijven, ondernemers en arbeidskrachten kunnen wij alleen met het Economisch Programma en voorliggende strategie niet bewerkstelligen. Ondersteunen van deze transitie moet en zal ook plaatsvinden via de ontwikkelopgaven Sterk Stedelijk Netwerk en Vitaal Landschap. Voor zover mogelijk en passend bij de rol van de provincie op dit vlak trachten wij hier nu invulling aan te geven.

Bovengenoemde transitie is ook relevant voor bedrijventerreinen en andere werklocaties. Zoals eerder aangegeven (zie paragraaf 3: trends en ontwikkelingen) is het ruimtelijke bedrij-venterreinenbeleid tot op heden vooral kwantitatief en aanbodgestuurd. Ook vanuit een duurzaamheidgedachte zullen wij meer vraaggestuurd en kwalitatief op regionale schaal afspraken maken over planning en programmering van bedrijventerreinen en werklocaties.

Duurzaamheid is een containerbegrip: het kent vele inhoudelijke thema’s en het speelt zich af op verschillende schaalniveaus: op bedrijfsniveau, op terreinniveau en op gebiedsniveau.Veel spelers zijn bij de planning en ontwikkeling van bedrijventerreinen betrokken. De provincie speelt vooral een rol op het gebiedsniveau, op de schaal van de regio. Dat wil zeggen: een op de vraag afgestemd aanbod, het tegengaan van overplanning, sturing op regionale afspraken en samenwerking, evenwicht tussen vraag en aanbod. Dat zijn de kaders waar de provincie haar rol oppakt. Dat zijn de duurzaamheidsprincipes waar de provincie op stuurt, passend bij haar rol op dit schaalniveau. Als deze principes op regionaal niveau in orde zijn, biedt dat kansen voor nadere uitwerking van duurzame ontwikkeling op terrein- en bedrijfsniveau. Het begint met de juiste bedrijven op de juiste plaatsen. Kortom realiseren van voldoende terreinen, maar niet teveel en met de juiste kwaliteiten.

Duurzaamheid komt ook terug in de twee sporen. In het 1e spoor van de basis op orde gaat het vooral om de bovengenoemde thema’s als vraag, aanbod en kwaliteit, regionale afstemming en samenwerking. De rol van de provincie is daar vooral kaderstellend en zorgen voor basisvoorwaarden die van belang zijn voor duurzame ontwikkeling op terrein- en bedrijfsniveau. In de regionale overleggen worden ook afspraken gemaakt over de thema’s wonen en landschap, ook in samenhang met de afspraken rond planning en programmering van bedrijventerreinen en werklocaties. Ook hebben wij in de vorige bestuursperiode, onder meer via verschillende proeftuinen veel en goede praktijkkennis opgedaan. Deze kennis en ervaring kunnen en zullen wij daar waar mogelijk (zie ook paragraaf 5.2 Inbrengen van kennis en informatie) ook aan de partners ter beschikking stellen en in de regio’s inzetten.

Bij spoor 2 gaat het om de verdere versterking van de sterke economische clusters, op alle elementen van de Telos-driehoek (people-planet-profit). Hierbij zullen wij ook in samen-werking met de triple-helix (overheden, ondernemers, onderwijs) de clusters versterken.

Page 20: Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties€¦ · Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Inleiding 4/22 Daarom heeft de provincie deze strategie opgesteld

Desbetreffende titel rapport | 30 augustus 200120/22

Hierbij wordt nadrukkelijk aandacht besteedt aan innovatie en de arbeidsmarkt. Dit wordt nader uitgewerkt in het Economisch Programma.

Ook de steun aan werklocaties die een bijdrage leveren aan maatschappelijke opgaven is juist het leggen van verbindingen tussen de 3 P’s (people, planet, profit). Bij een actieve rol van de provincie in specifieke werklocaties, zoals eerder genoemd bij de specifieke clusters, zal de provincie ook meer inzetten op en eisen stellen aan de inhoudelijke thema’s rond duurzaamheid en de verbinding tussen de 3 P’s. Ook hier zullen wij onze kennis en ervaring inbrengen. Dit doen we ook in samenwerking met de BOM/BHB bij herstructureringspro-jecten waar al veel ervaring is opgedaan met de versterking van de 3 P’s en het zoeken naar kansen rond duurzame ontwikkeling op terrein- en bedrijfsniveau.

Page 21: Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties€¦ · Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Inleiding 4/22 Daarom heeft de provincie deze strategie opgesteld

Desbetreffende titel rapport | 30 augustus 200121/22

8. Gezamenlijke uitvoeringsagenda

Deze strategie geeft richting aan de provinciale inzet om de ambitie, om een top kennis- en innovatieregio te zijn, te realiseren. Met deze strategie pogen we bij te dragen aan een sterk regionaal-ruimtelijk-economisch ecosysteem. De provincie zet nadrukkelijk in op samen-werking met vele partners. Deze strategie is een opmaat voor de uitvoering op diverse thema’s. Veel thema’s staan al jaren op de agenda van de provincie en haar partners. Het gaat derhalve niet om een start, maar om een verdere ‘doorontwikkeling’ van een gezamen-lijke route met als doel de verdere versterking van het regionale ruimtelijke-economische ecosysteem. Bovendien is deze strategie een belangrijke bouwsteen voor het Economisch Programma 2012 van de provincie, omdat het werklocatiebeleid in samenhang met het totale sociaal-economisch beleid moet worden vormgegeven.

Deze strategie is het begin van een nieuwe provinciale positiebepaling in de regionale overleggen door middel van een herijking van de provinciale inzet en sturing.

Uit onderhavige notitie komen meerdere onderwerpen die nog nader moeten worden uitgewerkt op basis van deze strategie:

‘Basis op orde’

• Regionale planning en programmering van bedrijventerreinen. Daarbij wordt nadruk-kelijk gestreefd naar een verbreding door rekening te houden met andere werklocaties.

• Uitwerken van een (verkeerslichten)methodiek om nieuwe plannen voor werklocaties te prioriteren.

• Uitwerking toepassing SER-ladder inclusief regionaal herstructureringprogramma.• Samen met de regio’s de financiële situatie ten aanzien van werklocaties in beeld brengen,

inclusief verkenning mogelijkheden voor nieuwe verdienmodellen en mogelijkheden voor financiële verevening.

• Uitwerken (deel)strategieën voor:• ruimte voor bedrijven met een hinder- en risicoprofiel;• de ontwikkeling van multimodale knooppunten / inland hubs;• kantoorontwikkelingen;• detailhandel.

• Evaluatie en indien nodig aanpassing regionaal gronduitgifteprotocol.• Verder uitbouwen betrokkenheid marktpartijen en kennisinstellingen bij regionale

afspraken.• Monitoring van het veranderende gebruik en leegstand om bestaande werklocaties

geschikt te houden voor de nieuwe ruimtevragers.

‘Versterken Brabantse prioritaire economische clusters’

• Uitwerken en borgen van de Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties in het provinciaal Economisch Programma Brabant.

• Uitwerken regionale ruimtelijke agenda’s ten behoeve van de prioritaire economische clusters.

Page 22: Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties€¦ · Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Inleiding 4/22 Daarom heeft de provincie deze strategie opgesteld

Strategie Bedrijventerreinen en andere werklocaties | Gezamenlijke uitvoeringsagenda 22/22

• Uitwerken herijking van de inzet van de provinciale instrumenten t.a.v. ontwikkeling van werklocaties.

• Bepalen inzet BOM/BHB en in relatie met inzet ontwikkelbedrijf.• Economische invulling van grote erfgoedcomplexen.

Het verder vervolg geven aan de strategie en de diverse uitwerkingen zullen wij samen met onze partners vorm en inhoud geven. Wij zijn verheugd met het feit dat vele partners inmiddels aangegeven hebben graag betrokken te blijven bij de uitwerking. Wij zijn doordrongen van het feit dat gezamenlijk optrekken essentieel is om tot een succesvolle invulling te komen van de voorliggende strategie. Wij zullen onze partners dan ook actief betrekken en informeren bij de nadere uitwerking.