Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs:...

203
9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245 https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 1/203 Wettenbank Wet milieubeheer Geldend van 01-07-2020 t/m heden Wet van 13 juni 1979, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, naast de wettelijke regelingen, geldende voor de onderscheidene onderdelen van het gebied van de milieuhygiëne, regelen te stellen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op dat gebied; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: Hoofdstuk 1. Algemeen § 1.1. Algemeen Artikel 1.1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: 1 adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden gesteld advies uit te brengen met betrekking tot het geven van een beschikking of het nemen van een ander besluit; afvalbeheerplan: afvalbeheerplan, bedoeld in ; artikel 10.3 afvalstoffen: alle stoffen, mengsels of voorwerpen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen; afvalstoffenhandelaar: natuurlijke of rechtspersoon die als verantwoordelijke optreedt bij het bedrijfsmatig aankopen en vervolgens verkopen van afvalstoffen, met inbegrip van natuurlijke of rechtspersonen die de afvalstoffen niet fysiek in hun bezit hebben; afvalstoffenhouder: afvalstoffenproducent dan wel de natuurlijke of rechtspersoon die de afvalstoffen in zijn bezit heeft; afvalstoffenmakelaar: natuurlijke of rechtspersoon die ten behoeve van anderen bedrijfsmatig de verwijdering of de nuttige toepassing van afvalstoffen organiseert, met inbegrip van de natuurlijke of rechtspersonen die de afvalstoffen niet fysiek in hun bezit hebben; afvalstoffenproducent: natuurlijke of rechtspersoon wiens activiteiten afvalstoffen voortbrengen of die voorbehandelingen, vermengingen of andere bewerkingen verricht die leiden tot een wijziging in de aard of de samenstelling van die afvalstoffen; afvalstoffenverordening: de verordening, bedoeld in ; artikel 10.23 afvalvoorziening: inrichting waar uitsluitend winningsafvalstoffen worden gestort of verzameld, dan wel het gedeelte van een inrichting waar winningsafvalstoffen worden gestort of verzameld;

Transcript of Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs:...

Page 1: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 1/203

Wettenbank

Wet milieubeheerGeldend van 01-07-2020 t/m hedenWet van 13 juni 1979, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpenop het gebied van de milieuhygiëne

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz.,enz., enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, naast de wettelijke regelingen,geldende voor de onderscheidene onderdelen van het gebied van de milieuhygiëne, regelen testellen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op dat gebied;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemeen

§ 1.1. AlgemeenArtikel 1.1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:1

adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheidmoeten worden gesteld advies uit te brengen met betrekking tot het geven van eenbeschikking of het nemen van een ander besluit;

afvalbeheerplan: afvalbeheerplan, bedoeld in ;artikel 10.3

afvalstoffen: alle stoffen, mengsels of voorwerpen, waarvan de houder zich ontdoet,voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen;

afvalstoffenhandelaar: natuurlijke of rechtspersoon die als verantwoordelijke optreedtbij het bedrijfsmatig aankopen en vervolgens verkopen van afvalstoffen, met inbegripvan natuurlijke of rechtspersonen die de afvalstoffen niet fysiek in hun bezit hebben;

afvalstoffenhouder: afvalstoffenproducent dan wel de natuurlijke of rechtspersoon diede afvalstoffen in zijn bezit heeft;

afvalstoffenmakelaar: natuurlijke of rechtspersoon die ten behoeve van anderenbedrijfsmatig de verwijdering of de nuttige toepassing van afvalstoffen organiseert,met inbegrip van de natuurlijke of rechtspersonen die de afvalstoffen niet fysiek in hunbezit hebben;

afvalstoffenproducent: natuurlijke of rechtspersoon wiens activiteiten afvalstoffenvoortbrengen of die voorbehandelingen, vermengingen of andere bewerkingen verrichtdie leiden tot een wijziging in de aard of de samenstelling van die afvalstoffen;

afvalstoffenverordening: de verordening, bedoeld in ;artikel 10.23

afvalvoorziening: inrichting waar uitsluitend winningsafvalstoffen worden gestort ofverzameld, dan wel het gedeelte van een inrichting waar winningsafvalstoffen wordengestort of verzameld;

Page 2: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 2/203

afvalvoorziening categorie A: afvalvoorziening, welke door het bevoegd gezag isingedeeld in categorie A, overeenkomstig de criteria gesteld in bijlage III bij de richtlijnbeheer winningsafval;

afvalwater: alle water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoenof zich moet ontdoen;

bedrijfsafvalstoffen: afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen of gevaarlijkeafvalstoffen;

bedrijfsafvalwater: afvalwater dat vrijkomt bij door de mens bedrijfsmatig of in eenomvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid, dat geen huishoudelijkafvalwater, afvloeiend hemelwater of grondwater is;

beheer van afvalstoffen: inzameling, vervoer, nuttige toepassing, met inbegrip vansortering, en verwijdering van afvalstoffen, met inbegrip van het toezicht op diehandelingen en de nazorg voor stortplaatsen na sluiting en met inbegrip van deactiviteiten van afvalstoffenhandelaars en afvalstoffenmakelaars;

betrokken bestuursorganen: adviseurs en andere bestuursorganen die krachtenswettelijk voorschrift worden betrokken bij de totstandkoming van de in

, bedoelde beschikkingen.artikel 13.1,

eerste lid

bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het geven van een beschikking ofhet nemen van een ander besluit;

bijlage: bij deze wet behorende bijlage;

bioafval: biologisch afbreekbaar tuin- en plantsoenafval, levensmiddelenafval enkeukenafval afkomstig van huishoudens, kantoren, restaurants, groothandels,kantines, cateringfaciliteiten en winkels en vergelijkbare afvalstoffen van delevensmiddelenindustrie;

biochemisch zuurstofverbruik: massaconcentratie aan opgeloste zuurstof diegedurende vijf dagen wordt verbruikt door biochemische oxydatie van organischebestanddelen onder uitsluiting van ammoniumoxydatie onder omstandigheden die zijngespecificeerd in een door Onze Minister aangewezen norm van het NederlandsNormalisatie Instituut;

broeikasgas: gas, genoemd in bijlage II bij de EG-richtlijn handel inbroeikasgasemissierechten;

broeikasgasemissierecht: overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens overdraagbaar recht, uitsluitend teneinde aan het bepaalde bij en krachtens dathoofdstuk te voldoen, om gedurende een bepaalde periode een emissie van één tonkooldioxide-equivalent in de lucht te veroorzaken;

hoofdstuk 16

Commissie genetische modificatie: de Commissie genetische modificatie, bedoeld in;artikel 2.26

Commissie voor de milieueffectrapportage: de Commissie voor demilieueffectrapportage, bedoeld in ;artikel 2.17

doelmatig beheer van afvalstoffen: zodanig beheer van afvalstoffen dat daarbijrekening wordt gehouden met het geldende afvalbeheerplan, dan wel de voor devaststelling van het plan geldende bepalingen, dan wel de voorkeursvolgordeaangegeven in , en de criteria, genoemd in ;artikel 10.4 artikel 10.5

Page 3: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 3/203

één ton kooldioxide-equivalent: een metrische ton kooldioxide of een hoeveelheid vaneen ander broeikasgas met een gelijkwaardig aardopwarmingsvermogen;

de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten: van hetEuropees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 oktober 2003 totvaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen deGemeenschap en tot wijziging van van de Raad (PbEU L 275);

richtlijn nr. 2003/87/EG

Richtlijn 96/61/EG

EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels:verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van deEuropese Unie van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering enverpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006(PbEU L 353);

EG-verordening overbrenging van afvalstoffen: verordening (EG) nr. 1013/2006 vanhet Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2006betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PbEU L 190);

EG-verordening PRTR: verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlementen de Raad van de Europese Unie van 18 januari 2006 betreffende de instelling vaneen Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffenen tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad (PbEU L33);

EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen:verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie enbeperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van eenEuropees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raaden Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEGvan de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EGvan de Commissie (PbEU 2007, L 136);

emissie: stoffen, trillingen, warmte, die of geluid dat direct of indirect vanuit een bron inde lucht, het water of de bodem worden, onderscheidenlijk wordt gebracht;

de emissieautoriteit: de Nederlandse emissieautoriteit, genoemd in ;artikel 2.1

emissiegrenswaarde: massa gerelateerd aan bepaalde parameters, dan welconcentratie of niveau van een emissie uit een of meer bronnen, die gedurende eenbepaalde periode niet mag worden overschreden;

emissiereductie-eenheid: eenheid, uitgegeven overeenkomstig artikel 6 van hetProtocol van Kyoto en de overeenkomstig het Raamverdrag van de Verenigde Natiesinzake klimaatverandering of het Protocol van Kyoto genomen besluiten (ERU);

gecertificeerde emissiereductie: eenheid, uitgegeven overeenkomstig artikel 12 vanhet Protocol van Kyoto en de overeenkomstig het Raamverdrag van de VerenigdeNaties inzake klimaatverandering of het Protocol van Kyoto genomen besluiten (CER);

geluid: met het menselijk oor waarneembare luchttrillingen;

geluidhinder: gevaar, schade of hinder, als gevolg van geluid;

gemeentelijk milieubeleidsplan: het gemeentelijke milieubeleidsplan, bedoeld in ;

artikel4.16

Page 4: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 4/203

gescheiden inzameling: inzameling waarbij een afvalstoffenstroom gescheidengehouden wordt naar soort en aard van de afvalstoffen om een specifiekebehandeling te vergemakkelijken;

gevaarlijke afvalstof: afvalstof die een of meer van de in bijlage III bij de kaderrichtlijnafvalstoffen genoemde gevaarlijke eigenschappen bezit;

hergebruik: elke handeling waarbij producten of componenten die geen afvalstoffenzijn, opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als dat waarvoor zij waren bedoeld;

huishoudelijk afvalwater: afvalwater dat overwegend afkomstig is van menselijkestofwisseling en huishoudelijke werkzaamheden;

huishoudelijke afvalstoffen: afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens,behoudens voor zover het ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, diezijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen;

inrichting: elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatigwas, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te wordenverricht;

inspecteur: als zodanig bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaar;

inwonerequivalent: biochemisch zuurstofverbruik van 54 gram per etmaal;

inzameling: verzameling van afvalstoffen, met inbegrip van de voorlopige sortering ende voorlopige opslag van afvalstoffen, om deze daarna te vervoeren naar eenafvalverwerkingsinstallatie;

kaderrichtlijn afvalstoffen: richtlijn nr. 2008/98/EG van het Europees Parlement en deRaad van de Europese Unie van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en totintrekking van een aantal richtlijnen (PbEU L 312);

de kaderrichtlijn water: van het Europees Parlement en deRaad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voorcommunautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327), zoals deze isgewijzigd bij beschikking nr. 2455/2001/EG van het Europees Parlement en de Raadvan 20 november 2001 tot vaststelling van de lijst van prioritaire stoffen op het gebiedvan het waterbeleid en tot wijziging van (PbEG L 331) en metinbegrip van wijzigingen uit hoofde van artikel 20, eerste lid, van de richtlijn, doch voorhet overige naar de tekst zoals deze bij de richtlijn is vastgesteld;

richtlijn nr. 2000/60/EG

richtlijn 2000/60/EG

luchtverontreiniging: aanwezigheid in de buitenlucht van vaste, vloeibare ofgasvormige stoffen, niet zijnde splijtstoffen, ertsen of radioactieve stoffen als bedoeldin de , die op zichzelf dan wel tezamen of in verbinding met anderestoffen nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken;

Kernenergiewet

mengsel: een mengsel of een oplossing bestaande uit twee of meer stoffen;

mer-richtlijn: Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare enparticuliere projecten (PbEU 2012, L 26);

nationaal milieubeleidsplan: het nationale milieubeleidsplan, bedoeld in ;artikel 4.3

nuttige toepassing: elke handeling met als voornaamste resultaat dat afvalstoffen eennuttig doel dienen door hetzij in de betrokken installatie, hetzij in de ruimere economie,andere materialen te vervangen die anders voor een specifieke functie zouden zijngebruikt, of waardoor de afvalstof voor die functie wordt klaargemaakt, tot welke

Page 5: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 5/203

handelingen in ieder geval behoren de handelingen die zijn genoemd in bijlage II bij dekaderrichtlijn afvalstoffen;

omgevingsvergunning: omgevingsvergunning als bedoeld in ;

artikel 1.1, eerste lid, vande Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

omgevingsvergunning voor een inrichting: omgevingsvergunning voor een activiteitmet betrekking tot een inrichting als bedoeld in

;artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Onze Minister: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;

openbaar hemelwaterstelsel: voorziening voor de inzameling en verdere verwerkingvan afvloeiend hemelwater, niet zijnde een openbaar vuilwaterriool, in beheer bij eengemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast;

openbaar ontwateringsstelsel: voorziening voor de inzameling en verdere verwerkingvan grondwater, niet zijnde een openbaar vuilwaterriool, in beheer bij een gemeente ofeen rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast;

openbaar vuilwaterriool: voorziening voor de inzameling en het transport van stedelijkafvalwater, in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeentemet het beheer is belast;

preventie: maatregelen die worden genomen voordat een stof, materiaal of productafvalstof is geworden, ter vermindering van:

de hoeveelheden afvalstoffen, al dan niet via het hergebruik van producten of deverlenging van de levensduur van producten;

a.

de negatieve gevolgen van de geproduceerde afvalstoffen voor het milieu en demenselijke gezondheid, of

b.

het gehalte aan gevaarlijke stoffen in materialen en producten;c.

Protocol van Kyoto: op 11 december 1997 te Kyoto totstandgekomen Protocol vanKyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (Trb.1998, 170, en 1999, 110);

provinciaal milieubeleidsplan: het provinciale milieubeleidsplan, bedoeld in ;artikel 4.9

provinciale milieucommissie: de provinciale milieucommissie, bedoeld in ;artikel 2.41

provinciale milieuverordening: de verordening, bedoeld in ;artikel 1.2

Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering: op 9 mei 1992 teNew York totstandgekomen Raamverdrag van de Verenigde Naties inzakeklimaatverandering (Trb. 1992, 189);

recycling: nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden bewerkt totproducten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel,met inbegrip van het opnieuw bewerken van organische afvalstoffen, en met uitsluitingvan energieterugwinning en het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn omte worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal;

regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid: regels die ervoor zorgenof een besluit dat er voor zorgt dat degene die stoffen, mengsels of producten in dehandel brengt geheel of gedeeltelijk de financiële of organisatorischeverantwoordelijkheid draagt voor het beheer van de van die stoffen, mengsels ofproducten overgebleven afvalstoffen;

Page 6: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 6/203

richtlijn beheer winningsafval: richtlijn nr. 2006/21/EG van het Europees Parlement ende Raad van de Europese Unie van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afvalvan de winningsindustrieën en houdende wijziging van Richtlijn nr. 2004/35/EG (PbEUL 102);

stedelijk afvalwater: huishoudelijk afvalwater of een mengsel daarvan metbedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater;

stoffen: chemische elementen en de verbindingen ervan, zoals deze voorkomen innatuurlijke toestand of bij de vervaardiging ontstaan, met inbegrip van alle additievendie nodig zijn voor het behoud van de stabiliteit ervan en alle onzuiverheden tengevolge van het toegepaste procédé, doch met uitzondering van elk oplosmiddel datkan worden afgescheiden zonder dat de stabiliteit van de stof wordt aangetast of desamenstelling ervan wordt gewijzigd;

storten: op of in de bodem brengen van afvalstoffen om deze daar te laten;

Verordening EU-register handel in emissierechten: registerverordening als bedoeld inartikel 19, derde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten;

Verordening kosteloze toewijzing van emissierechten: Gedelegeerde verordening (EU)nr. 2019/331 van de Commissie van 19 december 2018 tot vaststelling van een voorde hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kostelozetoewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10bis van van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2019, L59);

Richtlijn 2003/87/EG

Verordening monitoring en rapportage emissiehandel: Uitvoeringsverordening (EU)nr. 2018/2066 van de Commissie van 19 december 2018 inzake de monitoring enrapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EU)nr. 601/2012 van de Commissie (PbEU 2018, L334);

Richtlijn 2003/87/EG

Verordening verificatie en accreditatie emissiehandel: Uitvoeringsverordening (EU)nr. 2018/2067 van de Commissie van 19 december 2018 inzake de verificatie vangegevens en de accreditatie van verificateurs krachtens van hetEuropees Parlement en de Raad (PbEU 2018, L334);

Richtlijn 2003/87/EG

verwerking: nuttige toepassing of verwijdering, met inbegrip van aan toepassing ofverwijdering voorafgaande voorbereidende handelingen;

verwijdering: elke handeling met afvalstoffen die geen nuttige toepassing is zelfsindien de handeling er in tweede instantie toe leidt dat stoffen of energie wordenteruggewonnen, tot welke handelingen in ieder geval behoren de handelingen die zijngenoemd in bijlage I bij de kaderrichtlijn afvalstoffen;

vliegtuigexploitant: vliegtuigexploitant als bedoeld in artikel 3, onder o, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten;

voorbereiding voor hergebruik: nuttige toepassing bestaande uit controleren,schoonmaken of repareren, waarbij producten of componenten van producten, dieafvalstoffen zijn geworden, worden klaargemaakt zodat ze zullen worden hergebruiktzonder dat verdere voorbehandeling nodig is;

winningsafvalstoffen: afvalstoffen die rechtstreeks afkomstig zijn uit de prospectie,winning, behandeling en opslag van mineralen en de exploitatie van groeven, metuitzondering van afvalstoffen afkomstig van offshore-prospectie, -winning en -behandeling;

RIVM: Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu, genoemd in de .Wet op het RIVM

Page 7: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 7/203

In deze wet en de daarop berustende bepalingen:2

worden onder gevolgen voor het milieu in ieder geval verstaan gevolgen voor hetfysieke milieu, gezien vanuit het belang van de bescherming van mensen, dieren,planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke,natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing vanhet klimaat, alsmede van de relaties daartussen;

a.

worden onder gevolgen voor het milieu mede verstaan gevolgen die verbandhouden met een doelmatig beheer van afvalstoffen of een doelmatig beheer vanafvalwater, gevolgen die verband houden met het verbruik van energie engrondstoffen, alsmede gevolgen die verband houden met het verkeer van personenof goederen van en naar de inrichting;

b.

worden onder bescherming van het milieu mede verstaan de verbetering van hetmilieu, de zorg voor een doelmatig beheer van afvalstoffen of een doelmatig beheervan afvalwater, de zorg voor een zuinig gebruik van energie en grondstoffen,alsmede de zorg voor de beperking van de nadelige gevolgen voor het milieu vanhet verkeer van personen of goederen van en naar de inrichting.

c.

Bij algemene maatregel van bestuur worden categorieën van inrichtingenaangewezen, die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken.

3

Elders in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder inrichtingverstaan een inrichting, behorende tot een categorie die krachtens het derde lid isaangewezen. Daarbij worden als één inrichting beschouwd de tot eenzelfdeonderneming of instelling behorende installaties die onderling technische,organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheidzijn gelegen. Onze Minister kan nadere regels stellen met betrekking tot hetgeen indeze wet en de daarop berustende bepalingen onder inrichting wordt verstaan.

4

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt:5

onder het zich ontdoen van afvalstoffen mede verstaan het nuttig toepassen ofverwijderen van afvalstoffen binnen de inrichting waarin deze zijn ontstaan;

a.

onder het zich door afgifte ontdoen van afvalstoffen mede verstaan:b.

het voor nuttige toepassing of verwijdering brengen van afvalstoffen vanuit eeninrichting naar een elders gelegen inrichting die aan dezelfde natuurlijke ofrechtspersoon behoort;

1°.

het tijdelijk voor nuttige toepassing afgeven van afvalstoffen;2°.het voor verwerking afgeven van afvalstoffen aan een afvalstoffenhandelaar.3°.

Stoffen, mengsels of voorwerpen die het resultaat zijn van een productieproces datniet in de eerste plaats is bedoeld voor de productie van die stoffen, mengsels ofvoorwerpen worden niet als afvalstoffen maar als bijproducten beschouwd indienwordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

6

het is zeker dat de stoffen, mengsels of voorwerpen zullen worden gebruikt;a.de stoffen, mengsels of voorwerpen kunnen onmiddellijk worden gebruikt zonderenige verdere behandeling anders dan die welke bij normale productie gangbaar is;

b.

de stoffen, mengsels of voorwerpen worden geproduceerd als een integraalonderdeel van een productieproces; en

c.

verder gebruik is rechtmatig, inhoudende dat de stoffen, mengsels of voorwerpenvoldoen aan alle voorschriften inzake producten, milieu engezondheidsbescherming voor het specifieke gebruik en dat gebruik niet zal leidentot over het geheel genomen ongunstige effecten voor het milieu of de menselijkegezondheid.

d.

Bij ministeriële regeling kan Onze Minister bepalen dat een specifieke soort stoffen,mengsels of voorwerpen niet als afvalstoffen maar als bijproducten wordenbeschouwd, indien wordt voldaan aan criteria voor de toepassing van devoorwaarden, bedoeld in het zesde lid, op die soort stoffen, mengsels of voorwerpen,voor zover voor die soort stoffen, mengsels of voorwerpen geen criteria zijnvastgesteld krachtens artikel 5, tweede lid, van de kaderrichtlijn afvalstoffen.

7

Page 8: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 8/203

Afvalstoffen die een behandeling van recycling of andere nuttige toepassing hebbenondergaan, worden niet langer als afvalstoffen beschouwd, indien zij voldoen aan devolgende voorwaarden:

8

de stoffen, mengsels of voorwerpen zijn bestemd om te worden gebruikt voorspecifieke doelen;

a.

er is een markt voor of vraag naar de stoffen, mengsels of voorwerpen;b.de stoffen, mengsels of voorwerpen voldoen aan de technische voorschriften voorde specifieke doelen en aan de voor producten geldende wetgeving en normen; en

c.

het gebruik van de stoffen, mengsels of voorwerpen heeft over het geheel genomengeen ongunstige effecten voor het milieu of de menselijke gezondheid.

d.

Bij ministeriële regeling kan Onze Minister, in overeenstemming met de in artikel 6,tweede lid, van de kaderrichtlijn afvalstoffen opgenomen vereisten, bepalen dat eenspecifieke soort afvalstoffen die een behandeling van recycling of andere nuttigetoepassing heeft ondergaan niet langer als afvalstoffen worden beschouwd, indienwordt voldaan aan criteria voor de toepassing van de voorwaarden, bedoeld in hetachtste lid, op die soort afvalstoffen, voor zover voor die soort afvalstoffen geencriteria zijn vastgesteld krachtens artikel 6, tweede lid, van de kaderrichtlijnafvalstoffen. Bij het vaststellen van de criteria wordt rekening gehouden met eventuelenadelige effecten voor het milieu en de menselijke gezondheid van de stoffen,mengsels of voorwerpen die het resultaat zijn van de handeling van recycling ofandere nuttige toepassing.

9

Bij ministeriële regeling wordt aangegeven welke stoffen, mengsels of voorwerpen inieder geval, onverminderd het bepaalde in het achtste en negende lid, wordenaangemerkt als afvalstoffen, indien de houder zich daarvan ontdoet, voornemens iszich daarvan te ontdoen of zich daarvan moet ontdoen.

10

Een afvalstof wordt in ieder geval aangemerkt als huishoudelijke afvalstofonderscheidenlijk bedrijfsafvalstof, indien die afvalstof bij algemene maatregel vanbestuur als zodanig is aangewezen.

11

Onze Minister kan, indien naar zijn oordeel in het belang van een doelmatig beheervan afvalstoffen een onverwijlde voorziening noodzakelijk is, een regeling vaststellenvan de in het elfde lid bedoelde strekking. Een zodanige regeling vervalt een jaarnadat zij in werking is getreden of, indien binnen die termijn een algemene maatregelvan bestuur ter vervanging van die regeling in werking is getreden, op het tijdstipwaarop die maatregel in werking treedt. Onze Minister kan de termijn bij ministeriëleregeling eenmaal met ten hoogste een jaar verlengen.

12

Onze Minister kan nadere regels stellen omtrent de aanwijzing van gevaarlijkeafvalstoffen, bedoeld in het eerste lid. Tevens kan Onze Minister of een door hem aante wijzen instantie vaststellen dat een afvalstof, zoals die door de houder terbeoordeling wordt aangeboden:

13

niet de eigenschappen bezit op grond waarvan deze ingevolge bijlage III bij dekaderrichtlijn afvalstoffen als gevaarlijke afvalstof dient te worden aangemerkt,uitgezonderd de gevallen waarin dat het gevolg is van verdunning of vermenging,bedoeld om de concentratie van gevaarlijke stoffen onder de drempelwaarde voorgevaarlijke stoffen te brengen;

a.

hoewel deze niet als gevaarlijke afvalstof is aangewezen, toch de eigenschappenbezit op grond waarvan deze ingevolge de in onderdeel a genoemde bijlage alsgevaarlijke afvalstof dient te worden aangemerkt.

b.

Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat in deze wet en de daaropberustende bepalingen wordt verstaan onder «genetisch gemodificeerdeorganismen».

14

Een wijziging van de bijlagen gaat voor de toepassing van de in het eerste lid gegevenomschrijvingen van «nuttige toepassing» en «verwijdering» en voor de toepassing vanhet dertiende lid gelden met ingang van de dag waarop aan de desbetreffendewijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in deStaatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

15

Page 9: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 9/203

Een wijziging uit hoofde van artikel 20, eerste lid, van de kaderrichtlijn water gaat voorde toepassing van deze wet gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokkenwijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in deStaatscourant of op andere geschikte wijze wordt bekendgemaakt, een ander tijdstipwordt vastgesteld.

16

Artikel 1.1aEen ieder neemt voldoende zorg voor het milieu in acht.1De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet ofredelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voorhet milieu kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege telaten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen tenemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen tevoorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveelmogelijk te beperken of ongedaan te maken.

2

Het bepaalde in het eerste en tweede lid laat onverlet de uit het burgerlijk rechtvoortvloeiende aansprakelijkheid en de mogelijkheid van rechtspersonen als bedoeldin , om uit dien hoofde in rechte op tetreden.

3

artikel 1, boek 2, van het Burgerlijk Wetboek

§ 1.2. De provinciale milieuverordeningArtikel 1.2

Provinciale staten stellen ter bescherming van het milieu een verordening vast.1De verordening bevat ten minste:2

regels ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op dewaterwinning in bij de verordening aangewezen gebieden;

a.

regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder in bij de verordeningaangewezen gebieden.

b.

Bij de verordening worden, voor zover dit naar het oordeel van provinciale staten vanmeer dan gemeentelijk belang is, verdere regels gesteld ter bescherming van hetmilieu.

3

Bij de verordening kan worden bepaald dat bij de verordening gestelde regels slechtsgelden voor een of meer daarbij aan te wijzen delen van het grondgebied van deprovincie.

4

De verordening bevat geen regels met betrekking tot de samenstelling ofeigenschappen van produkten. Ten aanzien van gebieden die door Onze Minister inovereenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zijnaangewezen, houdt de verordening geen regels in, die betrekking hebben op deagrarische bedrijfsvoering.

5

De verordening kan slechts, voor zover dit uit een oogpunt van doelmatigeregelgeving bijzonder aangewezen is, regels bevatten die rechtstreeks betrekkinghebben op bij die regels aangewezen categorieën van inrichtingen, voor zover:

6

ten aanzien van die inrichtingen het in gestelde verbod niet geldt en die regels

noodzakelijk zijn ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oogop de waterwinning in bij de verordening aangewezen gebieden, of

a. artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wetalgemene bepalingen omgevingsrecht

het regels betreft, inhoudende een verbod tot het oprichten of in werking hebbenvan dergelijke inrichtingen in gebieden als bedoeld onder a, dan wel tot het op eenbij die verordening aan te geven wijze veranderen van dergelijke inrichtingen in diegebieden, of het veranderen van de werking daarvan.

b.

Bij de verordening kan, voor zover het gevallen betreft als bedoeld in het zesde lid,worden bepaald dat het orgaan dat bevoegd is een omgevingsvergunning voor eeninrichting te verlenen, bij het verlenen of wijzigen van de vergunning met betrekking totde daarbij aangegeven onderwerpen in de daaraan verbonden voorschriften van bij deverordening gestelde regels kan afwijken. In dat geval wordt bij de verordeningaangegeven in hoeverre het bevoegd gezag van de regels kan afwijken. Bij de

7

Page 10: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 10/203

verordening kan tevens worden bepaald dat de bevoegdheid tot afwijken slechts geldtin daarbij aangegeven categorieën van gevallen.Bij de vaststelling van de verordening houden provinciale staten rekening met hetgeldende provinciale milieubeleidsplan.

8

Artikel 1.2aBij de provinciale milieuverordening worden geen regels gesteld, die het naar of uit de provinciebrengen van afvalstoffen beperken of uitsluiten.

Artikel 1.3Bij de provinciale milieuverordening kan worden bepaald dat daarbij aangewezenbestuursorganen in daarbij aangegeven categorieën van gevallen ontheffing kunnenverlenen van bij die verordening aangewezen regels, indien het belang van debescherming van het milieu zich daartegen niet verzet.

1

De bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt niet met betrekking tot inrichtingenwaarvoor een omgevingsvergunning is vereist.

2

Het betrokken orgaan houdt bij de beslissing op de aanvraag om een ontheffing inieder geval rekening met het voor hem geldende milieubeleidsplan.

3

Op de voorbereiding van een beschikking krachtens het eerste lid is van toepassing. Indien uit het oogpunt van

bescherming van het milieu redelijkerwijs geen zienswijzen zijn te verwachten, kan bijde provinciale milieuverordening anders worden bepaald. Met toepassing van

is niet van toepassing op de aanvraag om een beschikking

krachtens het eerste lid.

4 afdeling 3.4 vande Algemene wet bestuursrecht

artikel28, eerste lid, laatste zinsnede, van de Dienstenwet paragraaf 4.1.3.3. van deAlgemene wet bestuursrecht

Artikel 1.3aDe aanvrager van een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een projectwaarvan een activiteit deel uitmaakt waarvoor tevens een ontheffing als bedoeld in

, is vereist van:

1

artikel 1.3, eerste lid

regels ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater als bedoeld in ,

a. artikel1.2, tweede lid, onder aregels met betrekking tot activiteiten in, op, onder of over een plaats waar de in

bedoelde zorg met betrekking tot een gesloten stortplaats wordtuitgevoerd, of

b.artikel 8.49

andere bij provinciale milieuverordening daartoe aangewezen regels, draagt er zorgvoor dat de aanvraag mede betrekking heeft op die activiteit.

c.

Het eerste lid is niet van toepassing voor zover de activiteit is toegestaan krachtenseen ontheffing als bedoeld in , of voor de activiteit een zodanigeontheffing is aangevraagd.

2artikel 1.3, eerste lid

De krachtens , aangewezen regels gelden niet voor zover deactiviteiten waarop die regels betrekking hebben, zijn toegestaan krachtens eenomgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid.

3 artikel 1.3, eerste lid

Het is verboden te handelen in strijd met een voorschrift van eenomgevingsvergunning dat betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in het eerstelid.

4

is niet van toepassing opontheffingen die ingevolge een provinciale milieuverordening zijn vereist.

5 Artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 1.3b en

zijn van toepassing op de voorbereiding van debeschikking op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in

.

1 Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht paragraaf 3.3 van de Wetalgemene bepalingen omgevingsrecht

artikel1.3a, eerste lidVoor zover de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op eenactiviteit als bedoeld in , kan de omgevingsvergunning slechtsworden verleend en wordt de omgevingsvergunning geweigerd op de gronden die ten

2artikel 1.3a, eerste lid

Page 11: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 11/203

aanzien van een ontheffing voor de activiteit zijn aangegeven in de provincialemilieuverordening.Indien toepassing wordt gegeven aan

, is het tweede lid van overeenkomstige toepassing op de beschikkingmet betrekking tot de eerste en tweede fase.

3 artikel 2.5 van de Wet algemene bepalingenomgevingsrecht

Voor zover de omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in, kan deze geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken of kunnen

de daaraan verbonden voorschriften worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken, danwel kunnen alsnog voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning, opde gronden die ten aanzien van een ontheffing voor die activiteit zijn aangegeven inde provinciale milieuverordening.

4artikel 1.3a, eerste lid

Indien bij provinciale milieuverordening regels zijn aangewezen als bedoeld in , worden bij de verordening regels gesteld met betrekking tot

de gegevens en bescheiden die door de aanvrager om een omgevingsvergunningworden verstrekt met het oog op de beslissing op de aanvraag met betrekking tot deactiviteiten waarop die regels van toepassing zijn.

5 artikel1.3a, eerste lid, onder c

Artikel 1.3cBij de provinciale milieuverordening kunnen regels worden gesteld inhoudende deverplichting voor het bevoegd gezag voorschriften die nodig zijn ter bescherming vanhet milieu en waarvan de inhoud in die verordening is aangegeven, te verbinden aande omgevingsvergunningen voor activiteiten als bedoeld in , ofvoor inrichtingen die behoren tot een bij de verordening aangewezen categorie. Bij deverordening kan worden bepaald dat de daarbij gestelde regels slechts gelden indaarbij aangegeven categorieën van gevallen.

1

artikel 1.3a, eerste lid

Regels als bedoeld in het eerste lid kunnen niet betrekking hebben op beslissingeninzake vergunningen ten aanzien waarvan Onze Minister of Onze Minister vanEconomische Zaken het bevoegd gezag is.

2

Bij de verordening wordt bepaald in hoeverre het bevoegd gezag met betrekking totdaarbij aangegeven onderwerpen van bij de verordening gestelde regels kan afwijkenof nadere eisen kan stellen. Daarbij kan worden bepaald dat de bevoegdheid totafwijken of tot het stellen van nadere eisen slechts geldt in bij de verordeningaangegeven categorieën van gevallen.

3

Bij de verordening wordt voor de daarbij opgelegde verplichtingen het tijdstipaangegeven, waarop zij met betrekking tot de al verleende omgevingsvergunningenmoeten zijn uitgevoerd.

4

Artikel 1.4Bij de voorbereiding van het voorstel voor een provinciale milieuverordening plegengedeputeerde staten overleg met de niet tot de provincie behorende bestuursorganendie het aangaat.

1

Gedeputeerde staten stellen de provinciale milieucommissie in de gelegenheid overhet ontwerp van een verordening advies uit te brengen.

2

Van een besluit tot vaststelling of wijziging van de verordening wordt doorgedeputeerde staten mededeling gedaan door toezending aan Onze Minister.

3

Hoofdstuk 2. Zelfstandige bestuursorganen en adviesorganen

§ 2.1. De Nederlandse emissieautoriteitArtikel 2.1Er is een Nederlandse emissieautoriteit, gevestigd te 's-Gravenhage.

Artikel 2.2De emissieautoriteit heeft de in de Verordening monitoring en rapportageemissiehandel, de Verordening verificatie en accreditatie emissiehandel en de in de

en en de en opgedragen taken.

1

hoofdstukken 16 18 titels 9.7 9.8De emissieautoriteit heeft voorts tot taak:2

Page 12: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 12/203

het bijhouden van gegevens en het opstellen van rapportages met betrekking tot denaleving door Nederland van een voor Nederland verbindend verdrag of een voorNederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dat debeperking van de emissies van broeikasgassen in de lucht tot doel heeft;

a.

het verzamelen van gegevens over technieken ter bepaling van de emissies vanbroeikasgassen waarop van toepassing is;

b.titel 16.2

het verzamelen van andere gegevens die met het oog op de uitoefening van haartaken van belang zijn;

c.

het rapporteren aan Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat en aanandere bij algemene maatregel van bestuur aangewezen instanties over deontwikkeling van de onder a bedoelde emissies in Nederland alsmede over deoverige aspecten van duurzaamheid van in Nederland te gebruiken brandstoffen enelektriciteit ten behoeve van vervoer;

d.

de uitvoering van gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen die deEuropese Commissie op grond van artikel 10bis, eerste en eenentwintigste lid,onderscheidenlijk artikel 28 quater van de EG-richtlijn handel inbroeikasgasemissierechten heeft vastgesteld.

e.

Bij algemene maatregel van bestuur kan de emissieautoriteit, voorzover die taken nietde uitoefening van openbaar gezag inhouden, worden belast met andere taken dan inhet eerste of tweede lid bedoeld, in het bijzonder taken betreffende de uitvoering doorNederland van een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederlandverbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dat de beperking van deemissies van broeikasgassen in de lucht tot doel heeft.

3

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van de inhoudvan de taken van de emissieautoriteit nadere regels worden gesteld.

4

Artikel 2.3Het bestuur van de emissieautoriteit bestaat uit ten hoogste vijf leden.1Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat benoemt uit de leden eenvoorzitter en een plaatsvervangend voorzitter.

2

De leden worden benoemd voor een periode van vier jaren. Zij zijn aansluitend tweemalen herbenoembaar.

3

Artikel 2.4[Vervallen per 01-01-2012]Artikel 2.5Leden van het bestuur van de emissieautoriteit en medewerkers van de emissieautoriteit zijndirect noch indirect betrokken bij het overdragen van broeikasgasemissierechten,emissiereductie-eenheden, gecertificeerde emissiereducties, toegewezen eenheden enverwijderingseenheden, behoudens voor zover die betrokkenheid noodzakelijk is ter uitvoeringvan het bepaalde bij of krachtens deze wet.

Artikel 2.6[Vervallen per 01-01-2012]Artikel 2.7

Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat stelt aan het bestuur van deemissieautoriteit ambtenaren ter beschikking.

1

Het bestuur van de emissieautoriteit draagt er zorg voor dat de werkzaamheden dievoortvloeien uit , gescheiden worden uitgevoerd van de overigewerkzaamheden.

2artikel 18.2f

Artikel 2.8De emissieautoriteit stelt een bestuursreglement vast waarin haar werkwijze wordt vastgelegd.

Artikel 2.9In afwijking van

stelt het bestuur van de emissieautoriteit jaarlijks voor 1 juli een jaarverslag op.artikel 18, eerste lid, eerste volzin, van de Kaderwet zelfstandige

bestuursorganen

Page 13: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 13/203

Artikel 2.10[Vervallen per 01-01-2012]Artikel 2.11[Vervallen per 01-01-2012]Artikel 2.12[Vervallen per 01-01-2012]Artikel 2.13[Vervallen per 01-01-2012]Artikel 2.14[Vervallen per 01-01-2012]Artikel 2.15[Vervallen per 01-01-2012]Artikel 2.16

Het bestuur van de emissieautoriteit en het bestuursorgaan dat bevoegd is eenvergunning krachtens te verlenen voor een broeikasgasinstallatie waarop

betrekking heeft, dan wel, in geval voor een broeikasgasinstallatiewaarop dat hoofdstuk betrekking heeft, het in

vervatte verbod geldt, Onze Minister van Economische Zaken enKlimaat, verstrekken elkaar desgevraagd of uit eigen beweging tijdig alle voor deuitoefening van hun taken redelijkerwijs benodigde inlichtingen.

1artikel 8.1

hoofdstuk 16artikel 40, tweede lid, van de

Mijnbouwwet

Bij het verstrekken van de in het eerste lid bedoelde inlichtingen wordt waar nodigaangegeven welke gegevens een vertrouwelijk karakter dragen. Dit vertrouwelijkkarakter kan voortvloeien uit de aard van de gegevens, dan wel uit het feit datpersonen deze aan de bestuursorganen, bedoeld in het eerste lid, hebben verstrektonder het beding dat zij als vertrouwelijk zullen gelden.

2

Artikel 2.16aOnverminderd van deze wet en het bepaalde krachtens

stemmen het bestuur van deemissieautoriteit en het bestuursorgaan dat bevoegd is een omgevingsvergunning teverlenen voor een broeikasgasinstallatie waarop van deze wetbetrekking heeft, onderling de uitoefening van de taken af, waarmee zij zijn belast bijof krachtens de hoofdstukken 16 en van deze wet, onderscheidenlijk de

, en .

1 artikel 16.8 artikel 5.3 van deWet algemene bepalingen omgevingsrecht

hoofdstuk 16

18hoofdstukken 2 3 5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrechtOnverminderd stemmen het bestuur van de emissieautoriteit en OnzeMinister van Economische Zaken en Klimaat ingeval voor een broeikasgasinstallatiewaarop van deze wet betrekking heeft, het in

vervatte verbod geldt, onderling de uitoefening van de taken af,waarmee zij zijn belast bij of krachtens hoofdstuk 16 van deze wet, onderscheidenlijkartikel 40 van de Mijnbouwwet.

2 artikel 16.8

hoofdstuk 16 artikel 40, tweede lid, vande Mijnbouwwet

Artikel 2.16b[Vervallen per 01-01-2012]Artikel 2.16c[Vervallen per 01-01-2012]§ 2.2. De Commissie voor de milieueffectrapportageArtikel 2.17

Er is een Commissie voor de milieueffectrapportage.1De commissie heeft tot taak het bevoegd gezag overeenkomstig

, dan wel , in samenhang met , van advieste dienen met betrekking tot milieueffectrapporten.

2 artikel 7.12, eerstelid artikel 7.32, vijfde lid artikel 7.12, eerste lid

Artikel 2.18De commissie brengt elk jaar aan Onze Minister, Onze Minister van Landbouw, Natuur enVoedselkwaliteit en Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een verslag uit vanhaar werkzaamheden. Onze Ministers maken het verslag openbaar.

Page 14: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 14/203

Artikel 2.19De commissie bestaat uit leden die deskundig zijn op het gebied van de beschrijving,de bescherming en de verontreiniging en aantasting van het milieu en op het gebiedvan de overeenkomstig de en aangewezen activiteiten.

1

artikelen 7.2 7.6De voorzitter en een of meer plaatsvervangende voorzitters van de commissie wordendoor Ons, op gezamenlijke voordracht van Onze Minister, Onze Minister vanLandbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Onze Minister van Onderwijs, Cultuur enWetenschap, benoemd en ontslagen. De voordracht tot benoeming van de voorzittergeschiedt in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad.

2

De voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter of plaatsvervangende voorzitterskunnen te allen tijde ontslag nemen door een schriftelijke kennisgeving aan OnzeMinister, Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Onze Ministervan Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

3

De overige leden van de commissie worden benoemd en ontslagen door de voorzittervan de commissie voor de tijd van vijf jaren en zijn terstond wederbenoembaar. Zijkunnen te allen tijde ontslag nemen door een schriftelijke kennisgeving aan devoorzitter.

4

Artikel 2.20[Vervallen per 01-07-2010]Artikel 2.21

Zodra de commissie in de gelegenheid wordt gesteld advies uit te brengen metbetrekking tot een milieueffectrapport, stelt de voorzitter, na overleg met deplaatsvervangende voorzitters, uit de leden van de commissie een werkgroep samen,die aan het bevoegd gezag advies uitbrengt. De voorzitter of de door hemaangewezen plaatsvervangende voorzitter van de commissie is voorzitter van dewerkgroep.

1

Als lid van een werkgroep worden slechts leden van de commissie aangewezen, dieniet rechtstreeks betrokken zijn of zijn geweest bij de activiteit of bij de alternatievendaarvoor, als bedoeld in , onderscheidenlijk

, of bij een plan onderscheidenlijk een besluit bij de voorbereidingwaarvan het milieueffectrapport wordt of zou moeten worden gemaakt.

2

artikel 7.7, eerste lid, onder b artikel 7.23,eerste lid, onder b

Indien een lid van een werkgroep niet meer voldoet aan het in het tweede lid gesteldevereiste, ontheft de voorzitter van de werkgroep hem, na overleg met de voorzitter vande commissie, van zijn lidmaatschap van de werkgroep.

3

De werkgroep kan zich doen bijstaan door deskundigen die geen lid zijn van decommissie. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

4

De voorzitter van de commissie deelt aan het bevoegd gezag en aan degene die hetmilieueffectrapport maakt of zou moeten maken, mede uit welke leden van decommissie de werkgroep bestaat en door welke deskundigen zij zich doet bijstaan.

5

Artikel 2.22De adviezen worden uitgebracht in overeenstemming met het gevoelen van demeerderheid van de leden van de werkgroep.

1

Op verzoek van de leden die in de werkgroep een standpunt hebben verdedigd, datafwijkt van het gevoelen van de meerderheid, wordt dat standpunt in het adviesvermeld. Deze leden kunnen omtrent een zodanig standpunt een afzonderlijke nota bijhet advies voegen.

2

Artikel 2.23De commissie heeft een secretaris, die door de voorzitter wordt benoemd en ontslagen, decommissie gehoord. De commissie heeft een bureau, dat onder leiding staat van de secretaris.

Artikel 2.23aDe kosten van de commissie en het bureau worden gedekt uit door de commissie vastte stellen en in rekening te brengen tarieven voor de uit te brengen adviezen.

1

Page 15: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 15/203

De in het eerste lid bedoelde tarieven hebben een rechtstreeks verband met de in datlid bedoelde adviezen en belopen niet meer dan nodig is ter dekking van de gemaaktekosten voor die adviezen.

2

De in het eerste lid bedoelde tarieven behoeven de goedkeuring van Onze Minister.3De zijn vanovereenkomstige toepassing op de goedkeuring, bedoeld in het derde lid.

4 artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht

Artikel 2.24De commissie stelt nadere regels betreffende haar werkwijze en zendt deze aan Onze Minister.

§ 2.3. De Commissie genetische modificatieArtikel 2.25[Vervallen per 01-06-2007]Artikel 2.26Er is een Commissie genetische modificatie.

Artikel 2.27De commissie heeft tot taak:1

Onze Minister te adviseren over kennisgevingen en aanvragen om vergunning metbetrekking tot het vervaardigen van of handelen met genetisch gemodificeerdeorganismen en over veiligheidsmaatregelen die in het kader daarvan moetenworden getroffen ter bescherming van mens en milieu;

a.

het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het verlenen van een omgevingsvergunningvoor een inrichting, te adviseren over aanvragen om vergunning met betrekking totbij algemene maatregel van bestuur aangewezen inrichtingen voor zover dieaanvragen betrekking hebben op het vervaardigen van of handelen met genetischgemodificeerde organismen;

b.

het bestuursorgaan dat belast is met het toezicht op het vervaardigen van ofhandelen met genetisch gemodificeerde organismen, te adviseren met betrekkingtot dat toezicht.

c.

Op verzoek van Onze Minister of Onze Minister wie het aangaat, of uit eigenbeweging informeert de commissie Onze betrokken Minister indien aan hetvervaardigen van of aan handelingen met genetisch gemodificeerde organismenethische of maatschappelijke aspecten zijn verbonden die naar het oordeel van decommissie van belang zijn.

2

Artikel 2.28Onze Minister en Onze Ministers wie het mede aangaat, dragen er zorg voor dat de commissieop de hoogte wordt gehouden ten aanzien van het beleid op het terrein van het vervaardigenvan of van handelingen met genetisch gemodificeerde organismen.

Artikel 2.29Telkens binnen een termijn van vier jaren brengt de commissie een rapport uit aan OnzeMinister, waarin ten minste de taak, de samenstelling, de inrichting en werkwijze van decommissie aan een onderzoek worden onderworpen en voorstellen kunnen worden gedaan voorgewenste veranderingen. Onze Minister zendt dit rapport, voorzien van zijn standpunt, aan debeide kamers der Staten-Generaal.

Artikel 2.30De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste vijftien en ten hoogste twintigandere leden.

1

De voorzitter en de andere leden van de commissie worden benoemd op grond vanhun deskundigheid op het gebied van het vervaardigen van of van handelingen metgenetisch gemodificeerde organismen en de mogelijke gevolgen daarvan voor mensen milieu, daarbij inbegrepen de ecologische gevolgen en de daarbij te nemenveiligheidsmaatregelen.

2

Page 16: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 16/203

Artikel 2.31De voorzitter van de commissie wordt door Onze Minister benoemd. Onze Ministerhoort de commissie alvorens hij de voorzitter benoemt.

1

Onze Minister benoemt ten minste veertien en ten hoogste negentien andere ledenvan de commissie.

2

De voorzitter en de leden worden voor de tijd van vier jaren benoemd. Zij zijn terstondweer benoembaar.

3

De voorzitter en de leden kunnen te allen tijde hun functie neerleggen door eenschriftelijke kennisgeving aan Onze Minister.

4

Onze Minister kan in bijzondere gevallen de voorzitter en de andere leden in hunfunctie schorsen en uit hun functie ontslaan.

5

Artikel 2.32De commissie wijst uit haar midden een plaatsvervangend voorzitter aan.1De plaatsvervangend voorzitter kan te allen tijde zijn functie neerleggen door eenschriftelijke kennisgeving aan de voorzitter.

2

In bijzondere gevallen kan de commissie de plaatsvervangend voorzitter in zijn functieschorsen en uit zijn functie ontslaan.

3

Artikel 2.33De commissie wordt bijgestaan door een secretaris. Aan de secretaris kan eenadjunct-secretaris worden toegevoegd.

1

De secretaris en de adjunct-secretaris worden door Onze Minister benoemd, in hunfunctie geschorst en uit hun functie ontslagen, de commissie gehoord.

2

De secretaris is geen lid van de commissie.3De secretaris is voor de uitoefening van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldigaan de commissie.

4

Onze Minister kan voorzien in een bureau voor de commissie, dat onder leiding staatvan de secretaris.

5

Artikel 2.34De commissie kan voor bepaalde onderwerpen subcommissies instellen.1De voorzitter van een subcommissie wordt door de commissie uit haar middenbenoemd.

2

Artikel 2.35De commissie en haar subcommissies kunnen zich bij hun werkzaamheden doenbijstaan door personen die geen lid zijn van de commissie.

1

Onze Minister en Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vanVolksgezondheid, Welzijn en Sport en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteitkunnen, ieder voor hun ministerie, ambtenaren aanwijzen, die bevoegd zijn tot hetbijwonen van de door de commissie en haar subcommissies te houdenvergaderingen, met dien verstande dat in de vergaderingen van de commissie voorieder van die ministeries ten hoogste één ambtenaar aanwezig is.

2

Artikel 2.36De vergaderingen van de commissie zijn openbaar. De commissie stelt bij haar in

bedoelde besluit regels betreffende de openbaarheid van devergaderingen van de subcommissies.

1artikel 2.40

Een vergadering of een gedeelte daarvan is niet openbaar in gevallen als bedoeld in en in gevallen waarin het

belang van openbaarheid niet opweegt tegen de in , van die wetgenoemde belangen.

2artikel 10, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur

artikel 10, tweede lid

Artikel 2.37De adviezen van de commissie worden uitgebracht overeenkomstig het gevoelen vande meerderheid van de vergadering.

1

Page 17: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 17/203

Ter vergadering ingebrachte minderheidsstandpunten worden in of bij de adviezenvermeld.

2

Artikel 2.38De commissie houdt de op de door haar uitgebrachte adviezen betrekking hebbendevoorbereidende stukken ter beschikking van Onze Minister en van de bestuursorganen, bedoeldin .artikel 2.27, eerste lid, onder b en c

Artikel 2.39De voorzitter van de commissie pleegt ten minste eenmaal per jaar overleg met OnzeMinister over de door de commissie voorgenomen werkzaamheden voor de komendetwaalf maanden. De commissie stelt vervolgens het programma van haarwerkzaamheden vast en zendt dit aan Onze Minister.

1

Ten behoeve van de voorbereiding van het in het eerste lid bedoelde overleg stelt decommissie een overzicht van de door haar voorgenomen werkzaamheden op en legtdit tijdig aan Onze Minister voor. De commissie voegt bij het overzicht een raming vande met de uitvoering van de werkzaamheden gepaard gaande kosten.

2

De commissie oefent haar werkzaamheden uit binnen het raam van de middelenwelke haar jaarlijks ingevolge de begrotingswet ter beschikking worden gesteld.

3

Artikel 2.40De commissie stelt nadere regels betreffende haar werkwijze en de werkwijze van haarsubcommissies en zendt deze aan Onze Minister.

§ 2.4. De provinciale milieucommissieArtikel 2.41

Provinciale staten en gedeputeerde staten stellen overeenkomstig gezamenlijk een provinciale milieucommissie in, die door provinciale

staten en gedeputeerde staten vooraf wordt gehoord over maatregelen en plannen,die van betekenis zijn voor het provinciale milieubeheer.

1 artikel 82 van deProvinciewet

Provinciale staten en gedeputeerde staten benoemen elk een gelijk aantal leden.2De inspecteur is ambtshalve lid van de commissie.3

Hoofdstuk 3. Internationale zaken

Artikel 3.1[Red: Gereserveerd.]

Hoofdstuk 4. Plannen

§ 4.1. AlgemeenArtikel 4.1In dit hoofdstuk wordt onder Onze Ministers verstaan: Onze Minister, te zamen met OnzeMinisters van Verkeer en Waterstaat, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, vanEconomische Zaken, en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor zover het onderdelen vanhet milieubeleid betreft, die tot hun verantwoordelijkheid behoren.

Artikel 4.1aIndien ter uitvoering van een voor Nederland verbindend besluit van eenvolkenrechtelijke organisatie een plan of programma moet worden vastgesteldwaarvoor geen grondslag in de wet is opgenomen en ten aanzien waarvan ingevolgeartikel 2, tweede lid, van van het Europees Parlement en deRaad van 26 mei 2003 tot voorziening in inspraak van het publiek in de opstelling vanbepaalde plannen en programma’s betreffende het milieu en, met betrekking totinspraak van het publiek en toegang tot de rechter, tot wijziging van de

en van de Raad (PbEU L 156) in inspraak van het publiek moetworden voorzien, is op de voorbereiding van dat plan of programma

1

richtlijn nr. 2003/35/EG

Richtlijnen85/337/EEG 96/61/EG

afdeling 3.4 van

Page 18: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 18/203

van toepassing. De eerste volzin is vanovereenkomstige toepassing op een herziening van een plan of programma.de Algemene wet bestuursrecht

Zienswijzen als bedoeld in kunnennaar voren worden gebracht door een ieder.

2 artikel 3:15 van de Algemene wet bestuursrecht

Een wijziging van de in het eerste lid genoemde richtlijn of van een bijlage bij dierichtlijn gaat voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden met ingang van de dagwaarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij een besluitvan Onze Minister, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstipwordt vastgesteld.

3

Artikel 4.1bVoorzover op de voorbereiding van een in deze wet voorzien plan of programma datwordt genoemd in bijlage I bij van het Europees Parlement ende Raad van 26 mei 2003 tot voorziening in inspraak van het publiek in de opstellingvan bepaalde plannen en programma’s betreffende het milieu en, met betrekking totinspraak van het publiek en toegang tot de rechter, tot wijziging van de

en van de Raad (PbEU L 156), de procedure van toepassing isdie is voorgeschreven in , geldt uitsluitend die procedure en blijven debepalingen die terzake in andere hoofdstukken, onderscheidenlijk in deze wet, zijnopgenomen, voorzover nodig buiten toepassing.

1richtlijn nr. 2003/35/EG

Richtlijnen85/337/EEG 96/61/EG

hoofdstuk 7

Een wijziging van bijlage I bij de in het eerste lid genoemde richtlijn gaat voor detoepassing van dit hoofdstuk gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokkenwijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij een besluit van Onze Minister, dat inde Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

2

Artikel 4.2Het Planbureau voor de Leefomgeving brengt eenmaal in de vier jaar aan OnzeMinister een wetenschappelijk rapport uit, waarin de ontwikkeling van de kwaliteit vanhet milieu wordt beschreven over een door Onze Minister aan te geven periode vanten minste de eerstvolgende tien jaar. In ieder geval wordt die ontwikkelingbeschreven, uitgaande van de voor die periode meest waarschijnlijke ontwikkeling vande omstandigheden die daarvoor van belang zijn. Tevens worden in het rapportbeschrijvingen opgenomen, die telkens uitgaan van andere ontwikkelingen van dieomstandigheden, die zich, naar redelijkerwijs kan worden verondersteld, in debetrokken periode zouden kunnen voordoen. Het rapport wordt uitgebracht ten minste6 maanden en ten hoogste 12 maanden voordat Onze Ministers het eerstvolgendenationale milieubeleidsplan vaststellen. Om aan deze verplichting te kunnen voldoenin gevallen waarin de geldingsduur van een nationaal milieubeleidsplan mettoepassing van , wordt verlengd, kan worden afgeweken van dein de eerste volzin gestelde termijn van vier jaar.

1

artikel 4.6, tweede lid

Het Planbureau voor de Leefomgeving brengt eenmaal in de twee jaar aan OnzeMinister een wetenschappelijk rapport uit, waarin de ontwikkeling van de kwaliteit vanhet milieu wordt beschreven, die het resultaat is van de uitvoering van debeleidsmaatregelen die van invloed zijn op die kwaliteit en die in de periode waarophet rapport betrekking heeft, van kracht waren. Daarbij wordt in ieder gevalaangegeven in hoeverre die maatregelen hebben bijgedragen aan de verwezenlijkingvan de resultaten, waarvan in het geldende nationale milieubeleidsplan is aangegevendat zij voor de betrokken periode zijn beoogd. Tevens wordt aangegeven hoe debeschreven ontwikkeling van de kwaliteit van het milieu zich verhoudt tot deontwikkeling daarvan die is beschreven in de overeenkomstige eerder uitgebrachterapporten. Indien zich onvoorzien een omstandigheid voordoet die belangrijkegevolgen kan hebben voor de ontwikkeling van de kwaliteit van het milieu op langeretermijn, en Onze Minister daarom verzoekt, neemt het Planbureau voor deLeefomgeving in een rapport tevens een beschrijving op van die ontwikkeling diedaarvan het resultaat kan zijn.

2

Onze Minister wijst, te zamen met - ieder voor zover het hem aangaat - OnzeMinisters van Verkeer en Waterstaat, van Economische Zaken, van Landbouw, Natuuren Voedselkwaliteit en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, overheidsinstellingen

3

Page 19: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 19/203

aan, die door het Planbureau voor de Leefomgeving in ieder geval worden betrokkenbij het opstellen van de rapporten. Een overheidsinstelling komt voor aanwijzingslechts in aanmerking indien zij in staat is naar organisatie, personeel en uitrusting devoor het opstellen van de rapporten nodige werkzaamheden op passendwetenschappelijk niveau te verrichten.Onze Minister kan, te zamen met - ieder voor zover het hem aangaat - Onze Ministersvan Verkeer en Waterstaat, van Economische Zaken, van Landbouw, Natuur enVoedselkwaliteit en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, regels stellen ten aanzienvan de wijze waarop de krachtens het derde lid aangewezen overheidsinstellingen bijhet opstellen van de rapporten worden betrokken.

4

Artikel 4.2aOnze Minister kan aanwijzingen geven omtrent veronderstelde ontwikkelingen die inieder geval als grondslag voor beschrijvingen als bedoeld in ,moeten worden aangenomen. Hij kan tevens aanwijzingen geven omtrentonderwerpen die in ieder geval in een rapport, als bedoeld in dat artikellid, moetenworden beschreven.

1artikel 4.2, eerste lid

Behoudens het in het , en in het eerste lid van ditartikel bepaalde, geven Onze betrokken Ministers het Planbureau voor deLeefomgeving en de krachtens , aangewezen instellingen geenaanwijzingen met betrekking tot de inhoud van de rapporten.

2 artikel 4.2, tweede lid, vierde volzin

artikel 4.2, derde lid

Onze Minister zendt de rapporten aan de Staten-Generaal; een rapport als bedoeld in, voor of gelijktijdig met het eerstvolgende nationale

milieubeleidsplan. Het Planbureau voor de Leefomgeving draagt ervoor zorg dat derapporten algemeen verkrijgbaar worden gesteld.

3artikel 4.2, eerste lid

Artikel 4.2bTen behoeve van het opstellen van milieubeleidsplannen verschaffen de onderscheideneoverheidsorganen elkaar desgevraagd alle inlichtingen en gegevens, waarover zij kunnenbeschikken, voor zover die voor dat opstellen redelijkerwijs noodzakelijk zijn.

§ 4.2. Het nationale milieubeleidsplanArtikel 4.3

Onze Ministers stellen ten minste eenmaal in de vier jaar een nationaalmilieubeleidsplan vast, dat met het oog op de bescherming van het milieu richtinggeeft aan van rijkswege in de eerstvolgende vier jaar te nemen beslissingen, en datnaar verwachting tevens richting zal kunnen geven aan in de daarop volgende vierjaar te nemen beslissingen.

1

Het plan bevat de hoofdzaken van het door de regering te voeren milieubeleid, dat inhet bijzonder is gericht op een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van dehuidige generatie, zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheden ingevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien, en op het bereiken van eenzo hoog mogelijk niveau van bescherming van het milieu als redelijkerwijze tebereiken is. De mogelijke ontwikkelingen in de samenleving en de gewenste kwaliteitvan het milieu op lange termijn, alsmede de daarvoor van belang zijnde internationaleontwikkelingen, worden in het plan in beschouwing genomen.

2

Tot deze hoofdzaken behoren ten minste:3

de in de betrokken periode van acht jaar en, voor zover deze redelijkerwijze zijn aante geven, de in de eerstvolgende vier jaar beoogde resultaten inzake de kwaliteitvan de onderscheidene onderdelen van het milieu;

a.

de in de betrokken periode van acht jaar en, voor zover deze redelijkerwijze zijn aante geven, de in de eerstvolgende vier jaar beoogde resultaten inzake hetvoorkomen, beperken of ongedaan maken van gevolgen van menselijke activiteitendie het milieu verontreinigen, aantasten of uitputten;

b.

de aanduiding van gebieden waarin de kwaliteit van het milieu of van een of meeronderdelen daarvan bijzondere bescherming behoeft;

c.

Page 20: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 20/203

de wijze waarop het bereiken en instandhouden van de onder a , b en c bedoelderesultaten zal worden nagestreefd en de termijnen die daarbij zullen wordengehanteerd, alsmede de mate van prioriteit die aan het bereiken van die resultatenwordt gegeven;

d.

de redelijkerwijze te verwachten financiële, economische en ruimtelijke gevolgenvan het te voeren milieubeleid.

e.

In het plan geven Onze Ministers voorts aan in hoeverre het voorgenomen beleid isafgestemd op, dan wel leidt tot aanpassing van het nationale waterbeleid en hetnationale natuurbeleid, en in hoeverre en binnen welke termijn zij voornemens zijn hetnationale waterplan, bedoeld in , respectievelijkde natuurvisie, bedoeld in te herzien. Methet geldende nationale milieubeleidsplan wordt tevens rekening gehouden bij devaststelling van beleid op andere beleidsterreinen, voor zover daarbij het belang vande bescherming van het milieu wordt geraakt.

4

artikel 4.1, eerste lid, van de Waterwetartikel 1.5 van de Wet natuurbescherming

Artikel 4.4Onze Ministers betrekken bij de voorbereiding van het nationale milieubeleidsplan denaar hun oordeel bij de te behandelen onderwerpen meest belanghebbendebestuursorganen, instellingen en organisaties. Daartoe behoren in elk gevalgedeputeerde staten van de provincies.

1

Op de voorbereiding van het nationale milieubeleidsplan is van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden

gebracht door een ieder.

2 afdeling 3.4 van deAlgemene wet bestuursrecht

Artikel 4.5Zodra het nationale milieubeleidsplan is vastgesteld, doen Onze Ministers hiervanmededeling door overlegging van het plan aan de Staten-Generaal en doortoezending ervan aan gedeputeerde staten van de provincies.

1

Onze Minister maakt de vaststelling bekend in de . Hierbij geeft hij aanop welke wijze kennis kan worden gekregen van de inhoud van het plan.

2 Staatscourant

Artikel 4.6Het nationale milieubeleidsplan geldt met ingang van een bij besluit van OnzeMinisters vast te stellen tijdstip. Een besluit als bedoeld in de eerste volzin, wordt nieteerder genomen dan acht weken nadat het plan ingevolge , isovergelegd aan de Staten-Generaal. Indien door of namens een der kamers derStaten-Generaal binnen acht weken nadat het plan is overgelegd, te kennen wordtgegeven dat zij over het plan in het openbaar wil beraadslagen, wordt een besluit alsbedoeld in de eerste volzin, niet eerder genomen dan zes maanden na de overleggingvan het plan, dan wel, indien de beraadslagingen op een eerder tijdstip zijn beëindigd,na die beraadslagingen. Onze Ministers stellen de Staten-Generaal schriftelijk op dehoogte van de gevolgtrekkingen die zij aan de beraadslagingen verbinden voor hetnationale milieubeleid en voor de uitvoering van het plan. Onze Minister maakt eenbesluit als bedoeld in de eerste volzin, bekend in de en vermeldt daarbijde gevolgtrekkingen die aan de Staten-Generaal zijn meegedeeld.

1

artikel 4.5, eerste lid

Staatscourant

Het plan geldt, behoudens ingeval eerder een nieuw plan is vastgesteld, voor eentijdvak van vier jaar. Onze Ministers kunnen de geldingsduur van het plan eenmaalmet ten hoogste twee jaar verlengen. Onze Minister doet mededeling van een besluitals bedoeld in de tweede volzin, door overlegging van het besluit aan de Staten-Generaal en maakt het bekend in de .

2

StaatscourantDe organen van het Rijk houden in elk geval rekening met het geldende nationalemilieubeleidsplan bij het nemen van een besluit dat daartoe is aangewezen in dezewet, en bij het nemen van een besluit krachtens een wet, genoemd in , voorzover daarbij het belang van de bescherming van het milieu in beschouwing moet ofkan worden genomen.

3

bijlage 1

Het derde lid is niet van toepassing op besluiten:4

Page 21: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 21/203

met betrekking tot het nationale waterplan, bedoeld in ;

a. artikel 4.1, eerste lid, van deWaterwetdie door een orgaan van het Rijk worden genomen in de plaats van een orgaan vaneen ander openbaar lichaam, wegens het in gebreke blijven van dat orgaan.

b.

Voor de toepassing van het derde lid worden gevolgtrekkingen die overeenkomstig hetbepaalde in het eerste lid aan de Staten-Generaal zijn meegedeeld, aangemerkt alsonderdeel van het plan.

5

§ 4.3. Het nationale milieuprogramma[Vervallen per 25-04-2013]Artikel 4.7[Vervallen per 25-04-2013]Artikel 4.8[Vervallen per 25-04-2013]§ 4.4. Het provinciale milieubeleidsplanArtikel 4.9

Provinciale staten stellen ten minste eenmaal in de vier jaar een provinciaalmilieubeleidsplan vast, dat met het oog op de bescherming van het milieu richtinggeeft aan in de eerstvolgende vier jaar te nemen beslissingen van provinciale statenen gedeputeerde staten en van bestuursorganen waaraan provinciale bevoegdhedenzijn gedelegeerd bij de uitoefening waarvan met het plan rekening moet wordengehouden, en dat naar verwachting tevens richting zal kunnen geven aan in de daaropvolgende vier jaar te nemen beslissingen.

1

Het plan bevat de hoofdzaken van het door provinciale staten en gedeputeerde statente voeren milieubeleid.

2

Tot deze hoofdzaken behoren ten minste:3

de in de betrokken periode van acht jaar en, voor zover deze redelijkerwijze zijn aante geven, de in de eerstvolgende vier jaar beoogde resultaten inzake de kwaliteitvan de onderscheidene onderdelen van het milieu, mede gelet op de krachtens ofovereenkomstig , vastgestelde milieukwaliteitseisen en de in

opgenomen luchtkwaliteitseisen;

a.

artikel 5.1, eerste lidbijlage 2de in de betrokken periode van acht jaar en, voor zover deze redelijkerwijze zijn aante geven, de in de eerstvolgende vier jaar beoogde resultaten inzake hetvoorkomen, beperken of ongedaan maken van gevolgen van menselijke activiteitendie het milieu verontreinigen, aantasten of uitputten;

b.

de aanduiding van gebieden waarin de kwaliteit van het milieu of van een of meeronderdelen daarvan bijzondere bescherming behoeft;

c.

de wijze waarop het bereiken en instandhouden van de onder , en bedoelderesultaten door de in het eerste lid bedoelde bestuursorganen zal wordennagestreefd en de termijnen die daarbij zullen worden gehanteerd, alsmede demate van prioriteit die aan het bereiken van die resultaten wordt gegeven;

d. a b c

de redelijkerwijze te verwachten financiële en economische gevolgen van het tevoeren milieubeleid.

e.

Tot de gebieden, bedoeld in het derde lid, onder , behoren ten minste:4 c

Natura 2000-gebieden of bijzondere nationale natuurgebieden als bedoeld in de;

a.Wet natuurbescherming

behoudens voor zover bij die aanwijzing anders is bepaald.In het plan geven provinciale staten voorts aan in hoeverre het voorgenomen beleid isafgestemd op, dan wel leidt tot aanpassing van het regionale waterbeleid, hetprovinciale ruimtelijk beleid of het provinciale verkeers- en vervoerbeleid en inhoeverre en binnen welke termijn zij voornemens zijn het geldende regionalewaterplan, bedoeld in , een of meer geldendestructuurvisies als bedoeld in of hetgeldende provinciale verkeers- en vervoerplan als bedoeld in

, te herzien.

5

artikel 4.4, eerste lid, van de Waterwetartikel 2.2 van de Wet ruimtelijke ordening

artikel 5 van de Planwetverkeer en vervoer

Page 22: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 22/203

Artikel 4.10Het provinciale milieubeleidsplan wordt voorbereid door gedeputeerde staten.1Gedeputeerde staten betrekken bij de voorbereiding van het plan de naar hun oordeelbij de te behandelen onderwerpen meest belanghebbende overheidsorganen. Daartoebehoren in elk geval:

2

gedeputeerde staten van de aangrenzende provincies,a.de bestuursorganen waaraan provinciale bevoegdheden zijn gedelegeerd bij deuitoefening waarvan met het plan rekening moet worden gehouden, en

b.

Onze Minister.c.Gedeputeerde staten betrekken bij de voorbereiding van het plan voorts deingezetenen en belanghebbenden, op de wijze voorzien in de krachtens

vastgestelde verordening.

3artikel 147

van de Provinciewet

Artikel 4.11Zodra het provinciale milieubeleidsplan is vastgesteld, doen gedeputeerde statenhiervan mededeling door toezending van het plan aan Onze Minister en aan debestuursorganen waaraan provinciale bevoegdheden zijn gedelegeerd bij deuitoefening waarvan met het plan rekening moet worden gehouden.

1

Gedeputeerde staten maken de vaststelling bekend in de . Hierbij gevenzij aan op welke wijze kennis kan worden gekregen van de inhoud van het plan.

2 Staatscourant

Artikel 4.12Het provinciale milieubeleidsplan geldt, behoudens ingeval eerder een nieuw plan isvastgesteld, voor een tijdvak van vier jaar nadat de vaststelling ervan overeenkomstig

, is bekendgemaakt.

1

artikel 4.11, tweede lidProvinciale staten kunnen de geldingsduur van het plan eenmaal met ten hoogstetwee jaar verlengen. Gedeputeerde staten doen mededeling van een besluit alsbedoeld in de eerste volzin, door toezending daarvan aan Onze Minister en aan debestuursorganen waaraan provinciale bevoegdheden zijn gedelegeerd bij deuitoefening waarvan met het plan rekening moet worden gehouden. Zij maken hetbekend in de .

2

StaatscourantProvinciale staten en gedeputeerde staten houden in elk geval rekening met hetgeldende provinciale milieubeleidsplan bij het nemen van een besluit dat daartoe isaangewezen in deze wet, en bij het nemen van een besluit krachtens een wet,genoemd in , voor zover daarbij het belang van de bescherming van hetmilieu in beschouwing moet of kan worden genomen.

3

bijlage 1

Het derde lid is niet van toepassing op besluiten:4

met betrekking tot een regionaal waterplan als bedoeld in ;

a. artikel 4.4, eerste lid, vande Waterwetdie door provinciale staten of gedeputeerde staten worden genomen in de plaatsvan een orgaan van een ander openbaar lichaam, wegens het in gebreke blijvenvan dat orgaan.

b.

Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op besluiten:5

die door een orgaan van een ander openbaar lichaam worden genomen in de plaatsvan provinciale staten of gedeputeerde staten wegens het in gebreke blijven vanprovinciale staten onderscheidenlijk gedeputeerde staten;

a.

krachtens een provinciale bevoegdheid die aan een orgaan van een anderopenbaar lichaam is overgedragen.

b.

Artikel 4.13[Vervallen per 01-10-2012]§ 4.5. Het provinciale milieuprogramma[Vervallen per 25-04-2013]Artikel 4.14[Vervallen per 25-04-2013]

Page 23: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 23/203

Artikel 4.15[Vervallen per 25-04-2013]§ 4.5a. Het regionale milieubeleidsplan[Vervallen per 01-01-2015]Artikel 4.15a[Vervallen per 01-01-2015]§ 4.5b. Het regionale milieuprogramma[Vervallen per 25-04-2013]Artikel 4.15b[Vervallen per 25-04-2013]§ 4.6. Het gemeentelijke milieubeleidsplanArtikel 4.16

De gemeenteraad kan een gemeentelijk milieubeleidsplan vaststellen, dat met het oogop de bescherming van het milieu richting geeft aan door de gemeenteraadonderscheidenlijk burgemeester en wethouders te nemen beslissingen.

1

Het plan bevat de hoofdzaken van het door de gemeenteraad onderscheidenlijkburgemeester en wethouders te voeren milieubeleid.

2

Artikel 4.17Het gemeentelijke milieubeleidsplan wordt voorbereid door burgemeester enwethouders.

1

Burgemeester en wethouders betrekken bij de voorbereiding van het plan de naar hunoordeel bij de te behandelen onderwerpen meest belanghebbende bestuursorganen.Daartoe behoren in elk geval:

2

gedeputeerde staten,a.burgemeester en wethouders van de aangrenzende gemeenten, enb.Onze Minister.c.

Burgemeester en wethouders betrekken bij de voorbereiding van het plan voorts deingezetenen en belanghebbenden, op de wijze voorzien in de krachtens

vastgestelde verordening.

3artikel 150

van de Gemeentewet

Artikel 4.18Zodra het gemeentelijke milieubeleidsplan is vastgesteld, doen burgemeester enwethouders hiervan mededeling door toezending van het plan aan gedeputeerdestaten en aan de inspecteur.

1

Burgemeester en wethouders maken de vaststelling bekend in één of meer dag- ofnieuwsbladen die in de gemeente verspreid worden. Hierbij geven zij aan op welkewijze kennis kan worden gekregen van de inhoud van het plan.

2

Artikel 4.19Bij de vaststelling van het gemeentelijke milieubeleidsplan bepaalt de gemeenteraadhet tijdvak gedurende hetwelk het geldt.

1

De gemeenteraad kan de geldingsduur eenmaal met ten hoogste twee jaar verlengen.Artikel 4.18, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

2

Indien in de gemeente een gemeentelijk milieubeleidsplan geldt, houdt degemeenteraad onderscheidenlijk houden burgemeester en wethouders in elk gevalrekening met dat plan bij het nemen van een besluit dat daartoe is aangewezen indeze wet, en bij het nemen van een besluit krachtens een wet, genoemd in ,voor zover daarbij het belang van de bescherming van het milieu in beschouwing moetof kan worden genomen.

3

bijlage 1

Het derde lid is niet van toepassing op besluiten krachtens een bevoegdheid van eenander openbaar lichaam, die aan de gemeenteraad of burgemeester en wethouders isgedelegeerd.

4

§ 4.7. Het gemeentelijke milieuprogramma[Vervallen per 25-04-2013]

Page 24: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 24/203

Artikel 4.20[Vervallen per 25-04-2013]Artikel 4.21[Vervallen per 25-04-2013]§ 4.8. Het gemeentelijke rioleringsplanArtikel 4.22

De gemeenteraad stelt telkens voor een daarbij vast te stellen periode eengemeentelijk rioleringsplan vast.

1

Het plan bevat ten minste:2

een overzicht van de in de gemeente aanwezige voorzieningen voor de inzamelingen het transport van stedelijk afvalwater als bedoeld in , alsmede deinzameling en verdere verwerking van afvloeiend hemelwater als bedoeld in

, en maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen vande grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk tevoorkomen of te beperken, als bedoeld in eneen aanduiding van het tijdstip waarop die voorzieningen naar verwachting aanvervanging toe zijn;

a.artikel 10.33

artikel3.5 van de Waterwet

artikel 3.6 van laatstgenoemde wet

een overzicht van de in de door het plan bestreken periode aan te leggen of tevervangen voorzieningen als bedoeld onder a ;

b.

een overzicht van de wijze waarop de voorzieningen, bedoeld onder a en b , wordenof zullen worden beheerd;

c.

de gevolgen voor het milieu van de aanwezige voorzieningen als bedoeld onder a,en van de in het plan aangekondigde activiteiten;

d.

een overzicht van de financiële gevolgen van de in het plan aangekondigdeactiviteiten.

e.

Indien in de gemeente een gemeentelijk milieubeleidsplan geldt, houdt degemeenteraad met dat plan rekening bij de vaststelling van een gemeentelijkrioleringsplan.

3

Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer enWaterstaat, aan gemeenten de plicht opleggen tot prestatievergelijking ten aanzienvan de uitvoering van de taak, bedoeld in , alsmede de taken, bedoeld inde en . Bij of krachtens algemene maatregel vanbestuur kunnen regels worden gesteld over de frequentie, inhoud en omvang van deprestatievergelijking.

4

artikel 10.33artikelen 3.5 3.6 van de Waterwet

Artikel 4.23Het gemeentelijke rioleringsplan wordt voorbereid door burgemeester en wethouders.Zij betrekken bij de voorbereiding van het plan in elk geval:

1

gedeputeerde staten,a.de beheerders van de zuiveringstechnische werken waarnaar het ingezameldeafvalwater wordt getransporteerd, en

b.

de beheerders van de oppervlaktewateren waarop het ingezamelde water wordtgeloosd.

c.

Zodra het plan is vastgesteld, doen burgemeester en wethouders hiervan mededelingdoor toezending van het plan aan de in het eerste lid, onder a tot en met c, genoemdeinstanties, en Onze Minister.

2

Burgemeester en wethouders maken de vaststelling bekend in één of meer dag- ofnieuwsbladen die in de gemeente verspreid worden. Hierbij geven zij aan op welkewijze kennis kan worden gekregen van de inhoud van het plan.

3

Artikel 4.24[Vervallen per 01-10-2012]Hoofdstuk 5. Milieukwaliteitseisen

Titel 5.1. Algemene bepalingen ten aanzien van milieukwaliteitseisen

Page 25: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 25/203

Artikel 5.1In het belang van de bescherming van het milieu kunnen, voor zover dit van meer danprovinciaal belang is, bij algemene maatregel van bestuur eisen worden gesteld tenaanzien van de kwaliteit van onderdelen van het milieu vanaf een daarbij te bepalentijdstip.

1

Bij de beslissing tot het vaststellen van een algemene maatregel van bestuur alsbedoeld in het eerste lid, worden in ieder geval betrokken:

2

de beschikbare wetenschappelijke en technische gegevens,a.de beschikbare gegevens inzake de bestaande toestand van het milieu,b.de redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen die van belang zijn met het oog opde bescherming van het milieu,

c.

de mogelijkheid om de risico’s voor het milieu als gevolg van de bij het stellen vande eis in aanmerking te nemen milieubelastende factoren zo klein als redelijkerwijzemogelijk is te maken, en

d.

de redelijkerwijs te verwachten, uit de verwerkelijking van de te stellen eisvoortvloeiende financiële en economische gevolgen,

e.

voor zover deze voor de vaststelling van de milieukwaliteitseis van belang zijn en ditniet strijdig is met een op die milieukwaliteitseis betrekking hebbende EU-richtlijn ofEU-verordening. In een toelichting bij de maatregel wordt aangegeven op welke wijzedeze aspecten bij de voorbereiding van de maatregel zijn betrokken.Bij een maatregel als bedoeld in het eerste lid, wordt ten aanzien van een daarbijgestelde milieukwaliteitseis bepaald of deze wordt aangemerkt als grenswaarde,richtwaarde dan wel andere ter uitvoering van een daarbij genoemde EU-richtlijn ofEU-verordening gestelde milieukwaliteitseis, met dien verstande dat:

3

een grenswaarde de kwaliteit aangeeft die op het in de maatregel aangegeventijdstip ten minste moet zijn bereikt, en die, waar zij aanwezig is, ten minste moetworden in stand gehouden;

a.

een richtwaarde de kwaliteit aangeeft die op het in de maatregel aangegeven tijdstipzoveel mogelijk moet zijn bereikt, en die, waar zij aanwezig is, zoveel mogelijk moetworden in stand gehouden;

b.

een ter uitvoering van een EU-richtlijn of EU-verordening gesteldemilieukwaliteitseis de overeenkomstig die richtlijn of verordening te bereikenkwaliteit aangeeft, met inbegrip van een met betrekking tot die eis van toepassingzijnde afwijkingsmogelijkheid.

c.

Bij een maatregel als bedoeld in het eerste lid kan worden bepaald dat een daarbijgestelde milieukwaliteitseis slechts geldt voor een of meer bij of krachtens demaatregel aan te wijzen gebieden, dan wel voor gebieden die behoren tot een bij demaatregel aangegeven categorie. Een tijdstip als bedoeld in het eerste lid kan voorverschillende bij of krachtens de maatregel aan te geven gebieden of categorieën vangebieden verschillend zijn.

4

Bij een maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt ten aanzien van de daarbijgestelde milieukwaliteitseisen een termijn bepaald, voor het verstrijken waarvan OnzeMinister en, voor zover het onderdelen van het milieubeleid betreft die tot hunverantwoordelijkheid behoren, Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat en vanLandbouw, Natuur en Voedselkwaliteit dienen aan te geven in hoeverre dedesbetreffende milieukwaliteitseis naar hun oordeel herziening behoeft. Indien eengestelde milieukwaliteitseis niet een zodanige waarde heeft dat redelijkerwijs kanworden aangenomen dat, indien aan die eis is voldaan, de risico’s voor het milieu alsgevolg van de bij het stellen van de eis in aanmerking genomen milieubelastendefactoren verwaarloosbaar klein zijn, bedraagt de termijn, bedoeld in de vorige volzin,ten hoogste acht jaar.

5

Artikel 5.2Bij een maatregel als bedoeld in , worden de bevoegdhedenaangewezen bij de uitoefening waarvan:

1 artikel 5.1, eerste lid

Page 26: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 26/203

de bij de maatregel gestelde grenswaarden in acht moeten worden genomen,a.met de bij de maatregel gestelde richtwaarden rekening moet worden gehouden, ofb.de bij die maatregel ter uitvoering van een EU-richtlijn of EU-verordening gesteldemilieukwaliteitseisen worden betrokken, op de bij die maatregel bepaalde wijze.

c.

Bij de maatregel kunnen voorts regels worden gesteld met betrekking tot de wijzewaarop aan de daarin opgenomen verplichtingen uitvoering moet worden gegeven.Het eerste lid vindt slechts toepassing voor zover de wettelijke regeling waarop eenbevoegdheid als bedoeld in dat lid berust, zich daartegen niet verzet.

2

Indien in een gebied waarvoor een milieukwaliteitseis geldt, voor het betrokkenonderdeel van het milieu de kwaliteit beter is dan de eis aangeeft, treedt die kwaliteitvoor de toepassing van de krachtens het eerste lid aangewezen bevoegdheden voordit gebied in de plaats van de in de eis aangegeven kwaliteit. In een maatregel alsbedoeld in , kan worden bepaald dat ten aanzienvan de daarbij gestelde milieukwaliteitseis niet van toepassing is.

3

artikel 5.1, eerste lid de eerste volzin

Indien bij de uitoefening van een bevoegdheid ten aanzien waarvan krachtens heteerste lid is bepaald dat daarbij rekening moet worden gehouden met eenrichtwaarde, van die waarde wordt afgeweken, vermeldt de motivering van hetdesbetreffende besluit in ieder geval welke gewichtige redenen daartoe hebbengeleid.

4

Artikel 5.2a[Vervallen per 15-11-2007]Artikel 5.2b

Bij een maatregel als bedoeld in , ter uitvoering van dekaderrichtlijn water, wordt aan provinciale staten opgedragen milieukwaliteitseisen,voorzover die niet zijn vastgesteld bij een maatregel op grond van

, in een provinciale milieuverordening als bedoeld in , vast testellen.

1 artikel 5.1, eerste lid

artikel 5.1, eerstelid artikel 5.5, eerste lid

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld die provinciale staten bijde vaststelling van de eisen in de provinciale milieuverordening in daarbij aan tewijzen gevallen in acht moeten nemen. Een zodanige regeling wordt vastgesteld doorOnze Minister tezamen met Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat en vanLandbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ieder voor zover het aangelegenheden betreftdie mede tot zijn verantwoordelijkheid behoren.

2

Bij een maatregel als bedoeld in , wordt overeenkomstig artikel 4,vierde, vijfde en zevende lid, van de kaderrichtlijn water bepaald in hoeverre en onderwelke voorwaarden kan worden afgeweken van de ter uitvoering van artikel 4, eersteen tweede lid, van die richtlijn gestelde milieukwaliteitseisen en termijnen.

3 artikel 5.1, eerste lid

In:4

het nationale waterplan, bedoeld in ,a. artikel 4.1, eerste lid, van de Waterweteen regionaal waterplan als bedoeld in ,b. artikel 4.4, eerste lid, van de Waterweteen beheerplan als bedoeld in , worden demaatregelen opgenomen of uiteengezet ter voorkoming van achteruitgang van detoestand van alle oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen die in verbandmet de uitvoering van de verplichtingen van de kaderrichtlijn water zijn aangewezen,behoudens voor zover overeenkomstig artikel 4, zesde, zevende en achtste lid, vandie richtlijn bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in

, is bepaald dat achteruitgang van een toestand is toegelaten.

c. artikel 4.6, eerste lid, van de Waterwet

artikel 5.1, eerstelid

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels wordengesteld met betrekking tot de toepassing van het vierde lid.

5

Artikel 5.3Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van milieukwaliteitseisenregels worden gesteld met betrekking tot:

1

Page 27: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 27/203

de wijze waarop en de frequentie waarmee de kwaliteit van de betrokkenonderdelen van het milieu gemeten of berekend wordt;

a.

de verantwoordelijkheid voor de onder a bedoelde metingen, onderscheidenlijkberekeningen en de wijze waarop daarvan verslag wordt gedaan en

b.

de wijze van bekostiging van de onder a bedoelde metingen, onderscheidenlijkberekeningen.

c.

Bij de in het eerste lid bedoelde maatregel kan worden bepaald dat de wijze vanmeten of berekenen en de frequentie daarvan bij ministeriële regeling wordenvastgesteld.

2

Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot hetopstellen van programma’s voor de monitoring van oppervlaktewaterlichamen engrondwaterlichamen als bedoeld in artikel 8 van de kaderrichtlijn water, waarbij voorgebieden, bedoeld in bijlage IV van die richtlijn, aanvullende verplichtingen kunnenworden gesteld welke dienen ter uitvoering van een EU-richtlijn of EU-verordening. Bijde maatregel kan ten aanzien van de milieudoelstellingen, bedoeld in artikel 4 van dekaderrichtlijn water, overeenkomstige toepassing worden gegeven aan het eerste entweede lid.

3

Artikel 5.4Indien ter uitvoering van deze titel een ministeriële regeling als bedoeld in ,wordt vastgesteld, zijn daarop de , en vanovereenkomstige toepassing.

artikel 21.6, zesde lidartikelen 5.1, derde, vierde en vijfde lid 5.2 5.3

Artikel 5.5Provinciale staten kunnen in de provinciale milieuverordening milieukwaliteitseisenstellen als bedoeld in . De artikelen 5.1, derde, vierde en vijfde lid,5.2 en 5.3 zijn van overeenkomstige toepassing op de vaststelling vanmilieukwaliteitseisen als bedoeld in , met dien verstande, datovereenkomstig , geen bevoegdheden van organen van het Rijkworden aangewezen.

1artikel 5.1, eerste lid

de eerste volzinartikel 5.2, eerste lid

Bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in , of bij eenministeriële regeling als bedoeld in , kan de bevoegdheid,bedoeld in het eerste lid, met betrekking tot een onderwerp ten aanzien waarvan in diemaatregel of in die regeling een milieukwaliteitseis is vastgesteld, voor zover dat in hetalgemeen belang geboden is, worden beperkt.

2 artikel 5.1, eerste lidartikel 21.6, zesde lid

Titel 5.2. Luchtkwaliteitseisen§ 5.2.1. Algemene bepalingenArtikel 5.6

In afwijking van gelden ten aanzien van de kwaliteit van de buitenluchtuitsluitend deze titel, en de op deze titel berustende bepalingen.

1 titel 5.1bijlage 2

Deze titel, en de op deze titel berustende bepalingen zijn niet van toepassingop plaatsen als gedefinieerd in artikel 2 van de Richtlijn 89/654/EEG van de Raad van30 november 1989 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheidvoor arbeidsplaatsen (PbEG L 393), op welke plaatsen bepalingen betreffendegezondheid en veiligheid op de arbeidsplaats van toepassing zijn en waartoe ledenvan het publiek gewoonlijk geen toegang hebben.

2 bijlage 2

Artikel 5.7In deze titel, en de op deze titel berustende bepalingen met betrekking tot dekwaliteit van de buitenlucht wordt verstaan onder:

1 bijlage 2

: concentratie in de buitenlucht, gemiddeld over achtachtereenvolgende uurgemiddelde concentraties, uitgedrukt in microgram per mlucht bij een temperatuur van 293 Kelvin en een druk van 101,3 kiloPascal;

acht-uurgemiddelde concentratie3

: stedelijk gebied met ten minste 250 000 inwoners;agglomeratie

Page 28: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 28/203

: kwaliteitsniveau bij het bereiken waarvan het waarschuwen van debevolking noodzakelijk is teneinde de risico’s voor de gezondheid van de mensingeval van een kortstondige overschrijding van dat kwaliteitsniveau te beperken;

alarmdrempel

: gesommeerd verschil tussen de uurgemiddelde concentraties vanozon boven 80 microgram per m en 80 microgram per m tussen 08.00 uur en 20.00uur Midden-Europese-Tijd, over een bepaalde periode, uitgedrukt in (microgram perm ) • uur;

AOT40-waarde3 3

3

: autosnelweg als bedoeld in ;

autosnelweg artikel 1, onder c, van het Reglementverkeersregels en verkeerstekens 1990

vaststellen van het kwaliteitsniveau en bepalen vande mate waarin een vastgesteld kwaliteitsniveau voldoet aan een grenswaarde,blootstellingsconcentratieverplichting, richtwaarde, plandrempel, alarmdrempel ofinformatiedrempel als bedoeld in ;

beoordelen van de luchtkwaliteit:

bijlage 2

een op grond van de gemiddeldeblootstellingsindex bepaald kwaliteitsniveau met het doel de schadelijke gevolgen voorde gezondheid van de mens te verminderen, waaraan binnen een bepaalde termijnmoet worden voldaan;

blootstellingsconcentratieverplichting:

buitenlucht in de troposfeer;buitenlucht:

emissies van verontreinigende stoffen die nietdirect of indirect zijn veroorzaakt door menselijke activiteiten, met inbegrip vannatuurverschijnselen zoals vulkanische uitbarstingen, seismische activiteiten,geothermische activiteiten, bosbranden, stormen, zeezout als gevolg van verstuivendzeewater of de atmosferische opwerveling of verplaatsing van natuurlijke deeltjes uitdroge regio’s;

bijdragen van natuurlijke bronnen:

richtlijn nr. 2008/50/EG van het Europees Parlement en deRaad van de Europese Unie van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit enschonere lucht voor Europa (PbEG L 152);

EG-richtlijn luchtkwaliteit:

gemiddeld kwaliteitsniveau dat overeenkomstig de wordt bepaald op basis van stedelijke

achtergrondlocaties verspreid over het gehele Nederlandse grondgebied en dat deblootstelling van de bevolking weergeeft;

gemiddelde blootstellingsindex:Regeling beoordeling luchtkwaliteit

: kwaliteitsniveau met als doel schadelijke gevolgen voor de menselijkegezondheid of het milieu als geheel te vermijden, te voorkomen of te verminderen endat binnen een bepaalde termijn moet worden bereikt en, wanneer het eenmaal isbereikt, niet meer mag worden overschreden;

grenswaarde

: kwaliteitsniveau bij het bereiken waarvan het informeren van debevolking noodzakelijk is, teneinde de risico’s voor de gezondheid van bijzondergevoelige bevolkingsgroepen ingeval van een kortstondige overschrijding van datkwaliteitsniveau te beperken;

informatiedrempel

: concentratie in de buitenlucht, gemiddeld overvierentwintig-uurgemiddelde concentraties in een kalenderjaar, uitgedrukt inmicrogram per m lucht bij een temperatuur van 293 Kelvin en een druk van 101,3kiloPascal voor zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, lood en benzeen en bijheersende temperatuur en druk voor zwevende deeltjes (PM ) en voor zwevendedeeltjes (PM );

jaargemiddelde concentratie

3

10

2,5

Page 29: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 29/203

: concentratie in de buitenlucht of de depositiesnelheid van eenverontreinigende stof;kwaliteitsniveau

: aanwezigheid in de buitenlucht van verontreinigende stoffen;luchtverontreiniging

: kwaliteitsniveau bij het bereiken waarvan een planmatige aanpak van deluchtverontreiniging noodzakelijk is;plandrempel

: kwaliteitsniveau dat is vastgesteld met het doel om schadelijke gevolgenvoor de menselijke gezondheid of het milieu als geheel te vermijden, te voorkomen ofte verminderen en dat voor zover mogelijk binnen een bepaalde termijn moet wordenbereikt;

richtwaarde

: het totale aantal volumedelen stikstofmonoxide en stikstofdioxide permiljard volumedelen, uitgedrukt in microgrammen stikstofdioxide per m ;stikstofoxiden

3

: concentratie in de buitenlucht, gemiddeld over een heeluur, uitgedrukt in microgram per m lucht bij een temperatuur van 293 Kelvin en eendruk van 101,3 kiloPascal;

uurgemiddelde concentratie3

door middel van meting of berekening bepalen ofprognosticeren van de concentratie van een verontreinigende stof in de buitenlucht ofvan de depositie van die stof;

vaststellen van het kwaliteitsniveau:

stof die zich in de lucht bevindt en die waarschijnlijk schadelijkegevolgen voor de menselijke gezondheid of het milieu als geheel heeft;verontreinigende stof:

: concentratie in de buitenlucht, gemiddeldover het tijdvak van 0.00 uur tot 24.00 uur Midden-Europese-Tijd, uitgedrukt inmicrogram per m lucht bij een temperatuur van 293 Kelvin en een druk van 101,3kiloPascal voor zwaveldioxide en bij heersende temperatuur en druk voor zwevendedeeltjes (PM );

vierentwintig-uurgemiddelde concentratie

3

10

: concentratie in de buitenlucht, gemiddeld overvierentwintig-uurgemiddelde concentraties van 1 oktober tot en met 31 maart,uitgedrukt in microgram per m lucht bij een temperatuur van 293 Kelvin en een drukvan 101,3 kilo Pascal;

winterhalfjaargemiddelde concentratie

3

: gedeelte van het Nederlandse grondgebied;zone

: in de buitenlucht voorkomende stofdeeltjes die een opgrootte selecterende instroomopening passeren met een efficiencygrens van 50procent bij een aërodynamische diameter van 10 micrometer;

zwevende deeltjes (PM )10

in de buitenlucht voorkomende stofdeeltjes die een opgrootte selecterende instroomopening passeren met een efficiencygrens van 50procent bij een aerodynamische diameter van 2,5 micrometer.

zwevende deeltjes (PM ):2,5

In afwijking van , wordt in deze titel, en de op deze titelberustende bepalingen onder verstaan: chemische elementen en hunverbindingen, zoals deze voorkomen in de natuur of door toedoen van de mensworden voortgebracht.

2 artikel 1.1, eerste lid bijlage 2stoffen

Artikel 5.8[Red: Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2009/158.]

Indien wijziging van deze titel, of de op deze titel berustende bepalingenwenselijk is ter uitvoering van een richtlijn van de Raad van de Europese Unie

1 bijlage 2

Page 30: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 30/203

betreffende de kwaliteit van de buitenlucht, kan Onze Minister, gehoord de TweedeKamer der Staten-Generaal, een tijdelijke regeling vaststellen, die voor zover daarbij isaangegeven in de plaats treedt van deze titel, of de op deze titel berustendebepalingen.

bijlage 2

Binnen achttien maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van die regeling wordteen voorstel van wet van gelijke strekking aanhangig gemaakt bij de Tweede Kamerder Staten-Generaal.

2

§ 5.2.2. PlannenArtikel 5.9

Burgemeester en wethouders stellen in de in , aangegevengevallen waarin een plandrempel wordt overschreden een plan vast, waarin wordtaangegeven op welke wijze en door middel van welke maatregelen voldaan zalworden aan de desbetreffende in de genoemde grenswaarde, binnen de voordie waarde gestelde termijn. Zij dragen zorg voor de uitvoering van het plan.

1 bijlage 2, voorschrift 13.1

bijlage

Op de voorbereiding van een plan als bedoeld in het eerste lid, is van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden

gebracht door een ieder.

2 afdeling 3.4 van deAlgemene wet bestuursrecht

Gedeputeerde staten, Onze Minister, Onze Ministers van Landbouw, Natuur enVoedselkwaliteit en van Verkeer en Waterstaat en andere bestuursorganen diemaatregelen kunnen treffen leveren op verzoek van burgemeester en wethouders eenbijdrage aan het opstellen en uitvoeren van een plan als bedoeld in het eerste lid.Daarbij geven de desbetreffende bestuursorganen in het plan gemotiveerdrekenschap van het al dan niet treffen van maatregelen. Omtrent het opstellen enuitvoeren van het plan bevorderen burgemeester en wethouders overleg met diebestuursorganen.

3

Voor 1 mei van het jaar volgend op het jaar waarin de overschrijding van dedesbetreffende plandrempel, met inachtneming van de krachtens gestelderegels, is vastgesteld en gerapporteerd, stellen burgemeester en wethoudersgedeputeerde staten in kennis van een vastgesteld plan als bedoeld in het eerste lid.Voor 1 juli van dat jaar stellen gedeputeerde staten Onze Minister in kennis van alledoor hen ontvangen plannen.

4artikel 5.20

Burgemeester en wethouders rapporteren eenmaal in de drie jaar, voor 1 mei van hetop die periode volgende jaar, aan gedeputeerde staten omtrent de voortgang van deuitvoering van een plan of plannen als bedoeld in het eerste lid. Voor 1 juli van dat jaarstellen gedeputeerde staten Onze Minister in kennis van alle door hen ontvangenvoortgangsrapportages.

5

Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat het plan, bedoeld in het eerstelid, in overeenstemming is met een programma als bedoeld in ,of .

6artikel 5.12, eerste lid

5.13, eerste lid

Artikel 5.10[Vervallen per 01-08-2009]Artikel 5.11

Een plan als bedoeld in , , of , bevatten minste de gegevens, bedoeld in bijlage XV, deel A, van de EG-richtlijnluchtkwaliteit.

1 artikel 5.9, eerste lid 5.12, eerste lid 5.13, eerste lid

Een wijziging van bijlage XV, deel A, van de EG-richtlijn luchtkwaliteit geldt voor detoepassing van het eerste lid met ingang van de dag waarop aan de betrokkenwijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven en heeft geen betrekking op een vóórdie dag vastgesteld plan, tenzij uit de desbetreffende wijziging anders volgt.

2

Voor gevallen waarin ingevolge , , of , voor meer dan één stof een plan wordt vastgesteld en uitgevoerd, draagt het

betrokken bestuursorgaan zorg voor één plan voor de desbetreffende stoffen. Heteerste lid is van overeenkomstige toepassing.

3 artikel 5.9, eerste lid 5.12, eerste lid 5.13, eerstelid

§ 5.2.3. Nationaal programma en overige programma's

Page 31: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 31/203

Artikel 5.12Onze Minister stelt, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad engehoord de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal, met betrekking tot een in

opgenomen grenswaarde die op of na het daarbij behorende tijdstip wordtoverschreden of dreigt te worden overschreden, een programma vast dat gericht is ophet bereiken van die grenswaarde. Het programma heeft betrekking op een daarbijaan te geven periode van vijf jaar.

1

bijlage 2

In het programma, bedoeld in het eerste lid, worden ten minste genoemd ofbeschreven de gedurende de in dat lid bedoelde periode door een of meerbestuursorganen van het Rijk te treffen generieke maatregelen ter verbetering van deluchtkwaliteit en de effecten daarvan op de luchtkwaliteit.

2

Met betrekking tot één of meer in het programma, bedoeld in het eerste lid,aangewezen gebieden omvat het programma, na overleg met de betrokkenbestuursorganen, tevens:

3

een beschrijving van de in de buitenlucht aanwezige concentraties verontreinigendestoffen en de autonome ontwikkeling daarvan boven het desbetreffende gebied, opbasis van de laatst beschikbare gegevens met betrekking tot die concentraties,alsmede een beschrijving van de oorzaken van een overschrijding of dreigendeoverschrijding van de desbetreffende grenswaarde;

a.

indien op het moment van vaststelling van het programma op één of meer plaatsenbinnen een aangewezen gebied een geldende grenswaarde wordt overschreden:een overzicht van alle redelijkerwijs, gedurende de in het eerste lid bedoeldeperiode, door de betrokken bestuursorganen te treffen maatregelen die bijdragenaan de verwezenlijking van beleid dat erop gericht is die grenswaarde te bereiken,de effecten van die maatregelen op de luchtkwaliteit alsmede het tijdstip waarop diegrenswaarde naar verwachting zal zijn bereikt;

b.

een beschrijving van de verwachte ontwikkelingen in het desbetreffende gebied envan de besluiten die gedurende de in het eerste lid bedoelde periode naarverwachting zullen worden genomen en die in betekenende mate bijdragen aan deconcentratie in de buitenlucht in dat gebied van een stof waarvoor in eengrenswaarde is opgenomen, op basis van de krachtens het zevende lid verstrektegegevens, alsmede de effecten van die ontwikkelingen en besluiten op deluchtkwaliteit;

c.

bijlage 2

een beschrijving van de door de bestuursorganen, die daartoe in het programmazijn aangewezen, te treffen overige maatregelen dan bedoeld onder b, diesamenhangen met de onder c bedoelde ontwikkelingen of besluiten en die gerichtzijn op het bereiken van de grenswaarde of grenswaarden in de betreffendegebieden, alsmede de effecten van die maatregelen op de luchtkwaliteit;

d.

een prognose van de ontwikkeling van de onder a bedoelde concentraties,gedurende de in het eerste lid bedoelde periode, met dien verstande dat daarbijtevens wordt aangegeven hoeveel eerder als gevolg van de maatregelen, bedoeldonder b en d, en rekening houdend met de effecten van de verwachteontwikkelingen en besluiten, bedoeld onder c, een grenswaarde in het betreffendegebied wordt bereikt dan overeenkomstig de autonome ontwikkeling, bedoeld ondera, naar verwachting het geval zou zijn.

e.

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze vanuitvoering van de onderdelen a tot en met e en van het vierde en zesde lid, metinbegrip van daarbij te hanteren uitgangspunten en criteria.Bij het beschrijven van:4

de autonome ontwikkeling, bedoeld in het derde lid, onder a, wordt mede inaanmerking genomen het gesommeerde effect van de uitoefening vanbevoegdheden en de toepassing van wettelijke voorschriften die gedurende de inhet eerste lid bedoelde periode naar verwachting zullen plaatsvinden en die niet inbetekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht in dat gebied vaneen stof waarvoor in een grenswaarde is opgenomen;

a.

bijlage 2

Page 32: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 32/203

de effecten van de maatregelen, bedoeld in het tweede en derde lid, kunnen deeffecten van sinds 1 januari 2005 ter verbetering van de luchtkwaliteit ingevoerdemaatregelen mede in aanmerking worden genomen.

b.

In een programma als bedoeld in het eerste lid worden geen besluiten als bedoeld inhet derde lid, onder c, opgenomen, indien het aannemelijk is dat deze eenoverschrijding of verdere overschrijding van een geldende grenswaarde tot gevolghebben op het tijdstip waarop, met toepassing van:

5

uitstel als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de EG-richtlijn luchtkwaliteit, van detijdstippen waarop aan de in opgenomen grenswaarden voorstikstofdioxide of benzeen moet worden voldaan,

a.bijlage 2

vrijstelling als bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de EG-richtlijn luchtkwaliteit, vande verplichting om aan de in opgenomen grenswaarden voor zwevendedeeltjes (PM ) te voldoen,

b.bijlage 2

10

ingevolge die richtlijn aan de desbetreffende grenswaarde moet worden voldaan.Het programma, bedoeld in het eerste lid, kan in delen worden vastgesteld, met dienverstande dat:

6

alle onderscheiden delen binnen een tijdvak van ten hoogste dertien weken wordenvastgesteld, tenzij bijzondere omstandigheden zich daartegen verzetten, en

a.

met elkaar, vanwege de daarin opgenomen ontwikkelingen, voorgenomen besluitenof maatregelen, samenhangende delen zoveel mogelijk tegelijkertijd wordenvastgesteld.

b.

Na een daartoe strekkend verzoek van Onze Minister verstrekken de desbetreffendebestuursorganen hem binnen een daarbij aangegeven termijn de daarbij gevraagdegegevens over de ontwikkelingen en besluiten, bedoeld in het derde lid, onder c, ende maatregelen, bedoeld in dat lid, onder b en d.

7

Op de voorbereiding van een programma als bedoeld in het eerste lid is van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren

worden gebracht door een ieder.

8 afdeling 3.4van de Algemene wet bestuursrecht

De daartoe bevoegde bestuursorganen dragen zorg voor de tijdige uitvoering van demaatregelen die in het programma zijn genoemd of beschreven, met dien verstandedat maatregelen die onlosmakelijk verbonden zijn met de ontwikkelingen en besluitenals bedoeld in het derde lid, onder c, ten behoeve van deze ontwikkelingen enbesluiten worden uitgevoerd.

9

Onze Minister kan, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad engehoord de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal, het programma, bedoeldin het eerste lid, ambtshalve wijzigen indien naar zijn oordeel:

10

uit de rapportages, bedoeld in , naar voren komt dat de in datprogramma opgenomen gegevens omtrent de effecten op de luchtkwaliteit van inhet programma genoemde of beschreven ontwikkelingen, voorgenomen besluiten ofmaatregelen, niet of niet langer in redelijkheid kunnen worden gehanteerd bij deuitoefening van de in , juncto het

, bedoelde bevoegdheden en de toepassing van de daarbedoelde wettelijke voorschriften;

a. artikel 5.14

artikel 5.16, eerste lid, aanhef en onder c of dtweede lid van dat artikel

het programma, de periode waarop het betrekking heeft of de daarin genoemde ofbeschreven ontwikkelingen, voorgenomen besluiten of maatregelen om andereredenen wijziging behoeven.

b.

Het achtste lid is van overeenkomstige toepassing.De in het negende lid bedoelde plicht tot tijdige uitvoering van maatregelen blijft vankracht totdat die uitvoering of verdere uitvoering naar het oordeel van Onze Minister, inovereenstemming met het gevoelen van de ministerraad en gehoord de Eerste enTweede Kamer der Staten-Generaal, niet langer vereist is om een grenswaarde tebereiken of daaraan te blijven voldoen.

11

Page 33: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 33/203

Binnen een gebied als bedoeld in het derde lid kunnen bestuursorganen die hetaangaat, na een daartoe strekkende melding aan Onze Minister, een of meer in hetprogramma genoemde of beschreven maatregelen, ontwikkelingen of besluitenwijzigen of vervangen, of een of meer maatregelen, ontwikkelingen of besluiten aanhet programma toevoegen, indien bij de betreffende melding aannemelijk wordtgemaakt dat die gewijzigde, vervangende of nieuwe maatregelen, ontwikkelingen ofbesluiten per saldo passen binnen of in elk geval niet in strijd zijn met het programma.Bij de melding wordt aangegeven welke maatregelen, ontwikkelingen of besluiten hetbetreft, welke samenhang er tussen die maatregelen, ontwikkelingen of besluiten is enop welke termijn een maatregel wordt getroffen of een besluit genomen en worden deeffecten op de luchtkwaliteit met toepassing van de en en dedaarop berustende bepalingen aangegeven. Het negende lid is van overeenkomstigetoepassing.

12

artikelen 5.19 5.20

De bij de melding, bedoeld in het twaalfde lid, aangegeven wijziging of wijzigingenbehoeven de instemming van Onze Minister. Onze Minister beslist hieromtrent binnenzes weken na ontvangst van de melding. De instemming is van rechtswege gegevenindien Onze Minister niet binnen de genoemde termijn een beslissing heeft genomen.

13

Binnen zes weken nadat een instemming als bedoeld in het dertiende lid is verkregenwordt door de betrokken bestuursorganen kennis gegeven van de bij de meldingaangegeven wijziging of wijzingen en van de daarmee verleende instemming in eenvan overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huis blad, danwel op een andere geschikte wijze.

14

Artikel 5.12aIndien op of na het daarbij behorende tijdstip niet wordt voldaan of dreigt te worden voldaan aande blootstellingsconcentratieverplichting, opgenomen in , draagtOnze Minister zorg voor het nemen van maatregelen waardoor aan die verplichting wordtvoldaan. Deze maatregelen kunnen deel uitmaken van het programma, bedoeld in

.

voorschrift 4.6 van bijlage 2

artikel 5.12,eerste lid

Artikel 5.12bIndien krachtens enig wettelijk voorschrift een besluit is vereist voor de door ofvanwege Onze Minister van Verkeer en Waterstaat met betrekking tot hethoofdwegennet uit te voeren maatregelen als bedoeld in , zijndeze wettelijke voorschriften op die uitvoering niet van toepassing.

1

artikel 5.12, negende lid

Het eerste lid is niet van toepassing voor zover het vereist zijn van een besluitvoortvloeit uit Europeesrechtelijke of internationaalrechtelijke verplichtingen.

2

Voor zover het uitvoeren van de in het eerste lid bedoelde maatregelen niet inovereenstemming is met het bestemmingsplan of de beheerverordening, geldt het opdie maatregelen betrekking hebbende onderdeel van het programma, bedoeld in

, als een omgevingsvergunning waarbij ten behoeve van eenproject van nationaal belang, met toepassing van

, van hetbestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken. Bij de toepassing van

worden onderbestemmingsplan of beheersverordening mede de betrokken onderdelen van hetprogramma, bedoeld in artikel 5.12, eerste lid, begrepen.

3

artikel 5.12, eerste lidartikel 2.12, eerste lid, onder a,

onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

artikel 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

In de gevallen waarin het derde lid van toepassing is, stelt de gemeenteraad eenbestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in de

vast overeenkomstig de onderdelen van het programma, bedoeld in hetderde lid. Dit geschiedt binnen een jaar na de datum van inwerkingtreding van de

of, ingeval van een wijziging van dat programma die of nieuwprogramma dat na die datum wordt vastgesteld, binnen een jaar nadat die wijziging ofdat programma onherroepelijk is geworden.

4Wet ruimtelijke

ordening

Crisis- en herstelwet

Voor zover een ontwerp van een bestemmingsplan zijn grondslag vindt in deonderdelen van het programma, bedoeld in het derde lid, kunnen zienswijzen geenbetrekking hebben op dat deel van het ontwerp van het bestemmingsplan.

5

Page 34: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 34/203

Artikel 5.13Een of meerdere bestuursorganen gezamenlijk, niet zijnde bestuursorganen van hetRijk, kunnen een programma vaststellen dat gericht is op het bereiken van een in

opgenomen grenswaarde in een bij dat programma aan te wijzen gebied, nietzijnde een krachtens , aangewezen of aan te wijzen gebied, waareen grenswaarde wordt overschreden of dreigt te worden overschreden.

1

bijlage 2artikel 5.12, derde lid

Bij de vaststelling van een programma op grond van het eerste lid wordt het krachtens, vastgestelde programma in acht genomen.

2artikel 5.12, eerste lid

, is vanovereenkomstige toepassing, met dien verstande dat de wijziging, bedoeld in het

, plaatsvindt in overeenstemming met de andere betrokkenbestuursorganen en dat de plicht tot melding, bedoeld in het

, niet van toepassing is.

3 Artikel 5.12, derde en vierde lid en achtste tot en met veertiende lid

tiende lid van dat artikeltwaalfde lid van dat

artikelHet programma wordt na vaststelling of wijziging toegezonden aan Onze Minister.4Indien voor een gebied als bedoeld in het eerste lid geen programma als bedoeld indat lid wordt vastgesteld, treffen de betrokken bestuursorganen onverwijld deredelijkerwijs mogelijke maatregelen die er op gericht zijn de betreffende grenswaardete bereiken. De , en zijn van overeenkomstigetoepassing.

5

artikelen 5.12, negende en elfde lid 5.14

Artikel 5.14De daartoe in een programma als bedoeld in , of ,aangewezen bestuursorganen rapporteren jaarlijks voor 1 juli aan Onze Minister over devoortgang en uitvoering van een programma en de daarin opgenomen maatregelen,ontwikkelingen en besluiten, alsmede over de effecten daarvan op de luchtkwaliteit.

artikel 5.12, eerste lid 5.13, eerste lid

Artikel 5.15Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekkingtot:

de wijze waarop een programma als bedoeld in , of , wordt afgestemd met andere bij of krachtens wettelijk voorschrift vast te stellen of

vastgestelde plannen;

a. artikel 5.12, eerste lid 5.13, eerstelid

de voorbereiding, vormgeving, inhoud en uitvoering van een programma als bedoeldin , of ;

b.artikel 5.12, eerste lid 5.13, eerste lid

de verslaglegging, bedoeld in .c. artikel 5.14

§ 5.2.4. Uitoefening van bevoegdheden of toepassing van wettelijke voorschriftenArtikel 5.16

Bestuursorganen maken bij de uitoefening van een in het tweede lid bedoeldebevoegdheid of toepassing van een daar bedoeld wettelijk voorschrift, welkeuitoefening of toepassing gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, gebruik van eenof meer van de volgende gronden en maken daarbij aannemelijk:

1

dat een uitoefening of toepassing, rekening houdend met de effecten op deluchtkwaliteit van onlosmakelijk met die uitoefening of toepassing samenhangendemaatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit, niet leidt tot het overschrijden, oftot het op of na het tijdstip van ingang waarschijnlijk overschrijden, van een in

opgenomen grenswaarde;

a.

bijlage 2dat, met inachtneming van het vijfde lid en de krachtens dat lid gestelde regels:b.

de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van dieuitoefening of toepassing per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of

1°.

bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door eenmet die uitoefening of toepassing samenhangende maatregel of een door dieuitoefening of toepassing optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert;

2°.

Page 35: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 35/203

dat een uitoefening of toepassing, rekening houdend met de effecten op deluchtkwaliteit van onlosmakelijk met die uitoefening of toepassing samenhangendemaatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit, niet in betekenende matebijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in een grenswaarde is opgenomen;

c.

bijlage 2

dat een uitoefening dan wel toepassing is genoemd of beschreven in, dan welbetrekking heeft op, een ontwikkeling of voorgenomen besluit welke is genoemd ofbeschreven in, dan wel past binnen of in elk geval niet in strijd is met een op grondvan , of , vastgesteld programma.

d.

artikel 5.12, eerste lid artikel 5.13, eerste lidDe in het eerste lid bedoelde bevoegdheden of wettelijke voorschriften zijn debevoegdheden en wettelijke voorschriften, bedoeld in:

2

de , , , en ;a. artikelen 1.2 7.27 7.35 7.42 8.40, eerste lidde en ;b. artikelen 9.5.1 9.5.6de , en ;c. artikelen 3.1 3.26 3.28 van de Wet ruimtelijke ordening

;d. artikel 9, eerste lid, van de Tracéwet;e. artikel 9 van de Spoedwet wegverbreding

;f. artikel 2 van de Interimwet stad-en-milieubenadering, voor zover die

bevoegdheid betrekking heeft op:g. artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

activiteiten met betrekking tot een inrichting als bedoeld in ;

1°. artikel 2.1, eerste lid,onder e, van die wetactiviteiten die op grond van , bij algemenemaatregel van bestuur zijn aangewezen, voor zover die activiteiten plaatsvindenbinnen een inrichting en voor zover dat bij die maatregel is bepaald;

2°. artikel 2.1, eerste lid, onder i, van die wet

gevallen waarin van het bestemmingsplan wordt afgeweken met toepassing van of, voor zover daartoe

aangewezen bij algemene maatregel van bestuur, met toepassing van artikel 2.12,eerste lid, onder a, onder 2°, van die wet;

3°.artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van die wet

.h. artikel 2.3 van de Crisis- en herstelwetBij de uitoefening van een bevoegdheid of toepassing van een wettelijk voorschrift alsbedoeld in het eerste lid, aanhef en onder c of d, gedurende de periode waar eenprogramma als bedoeld in , of , betrekking opheeft, vindt met betrekking tot de effecten van de desbetreffende ontwikkeling of hetdesbetreffende besluit op de luchtkwaliteit geen afzonderlijke beoordeling van deluchtkwaliteit plaats voor een in opgenomen grenswaarde voor die periode,noch voor enig jaar daarna.

3

artikel 5.12, eerste lid 5.13, eerste lid

bijlage 2

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteldomtrent het in betekenende mate bijdragen als bedoeld in het eerste lid, aanhef enonder c, waaronder begrepen het aanwijzen van categorieën van gevallen die in iedergeval al dan niet in betekenende mate bijdragen in de daar bedoelde zin.

4

Voor de toepassing van het eerste lid, aanhef en onder b, aanhef en sub 2, of onder c,voor zover het betreft de onlosmakelijk met een uitoefening of toepassingsamenhangende maatregelen:

5

worden voor iedere stof afzonderlijk de positieve of negatieve effecten voor deluchtkwaliteit in beschouwing genomen;

a.

is er een functionele of geografische samenhang tussen enerzijds het gebied of degebieden waarop de uitoefening van bevoegdheden of de toepassing van wettelijkevoorschriften, bedoeld in dat lid, betrekking heeft, en anderzijds de maatregel ofmaatregelen die in verband met die uitoefening of toepassing wordt of wordengenomen;

b.

worden maatregelen ter vermindering van de concentratie van een stof niet laterdan gelijktijdig met de te compenseren activiteiten uitgevoerd, tenzij een gelijktijdigeuitvoering een vermindering van de concentratie van die stof op de langere termijnin de weg staat of anderszins niet doelmatig is, en

c.

Page 36: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 36/203

worden waarborgen getroffen opdat de maatregelen ter vermindering van deconcentratie van een stof daadwerkelijk worden uitgevoerd.

d.

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld.Buiten een periode als bedoeld in , of een in een programma alsbedoeld in , opgenomen periode, blijft het eerste lid, aanhef enonder d, buiten toepassing, met dien verstande dat de uitoefening van eenbevoegdheid of de toepassing van een wettelijk voorschrift met betrekking tot eenontwikkeling of voorgenomen besluit dat eerder was genoemd of beschreven in eenprogramma als bedoeld in , of , ook na hetverstrijken van de desbetreffende periode mogelijk blijft.

6 artikel 5.12, eerste lidartikel 5.13, eerste lid

artikel 5.12, eerste lid 5.13, eerste lid

Artikel 5.16aBij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de uitoefening van eenbevoegdheid of de toepassing van een wettelijk voorschrift, bedoeld in

, in daarbij aangewezen categorieën van gevallen waarin een in opgenomen grenswaarde op of na het tijdstip van ingang wordt overschreden of dreigtte worden overschreden, en waarin de betreffende uitoefening of toepassingbetrekking heeft op een bestaand of nieuw te bouwen bouwwerk in de zin van de

, op een zodanige wijze plaatsvindt dat deze niet leidt tot een toename vanhet aantal ter plaatse verblijvende personen met een verhoogde gevoeligheid voor deconcentraties in de buitenlucht van een stof waar de betreffende grenswaardebetrekking op heeft.

1artikel 5.16,

eerste lid bijlage 2

Woningwet

Bij of krachtens de maatregel, bedoeld in het eerste lid, kunnen nadere regels wordengegeven omtrent de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan dat lid, met inbegripvan het beperken van een categorie tot gevallen waarin niet wordt voldaan aan daarbijgestelde eisen met betrekking tot de locatie of afstand van een bouwwerk ten opzichtevan een bron of bronnen van luchtverontreiniging.

2

Artikel 5.17Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen bestuursorganenstellen alle nodige maatregelen vast, gericht op het voor zover mogelijk bereiken vaneen in opgenomen richtwaarde binnen de daarvoor gestelde termijn. Dezemaatregelen kunnen deel uitmaken van een plan of programma als bedoeld in

, , of , dan wel van een ander plan ofprogramma.

1

bijlage 2artikel

5.9, eerste lid 5.12, eerste lid 5.13, eerste lid

Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, wordennadere regels gesteld met betrekking tot de in dat lid bedoelde maatregelen, waartoein elk geval behoren regels omtrent de aard van die maatregelen.

2

Artikel 5.18De commissaris van de Koning doet van een overschrijding van een in genoemde alarmdrempel of informatiedrempel in zijn provincie zo spoedig mogelijkmededeling aan het publiek. Wanneer overschrijding van een informatiedrempel ofalarmdrempel voorkomt in samenhang met overschrijding van een in genoemde grenswaarde voor een andere verontreinigende stof in de buitenlucht, doetde commissaris van de Koning tevens mededeling van laatstbedoelde overschrijding.

1 bijlage 2

bijlage 2

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de in het eerste lidbedoelde mededeling en de daarbij aan het publiek te verstrekken gegevens alsmedemet betrekking tot de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan artikel 24 van deEG-richtlijn luchtkwaliteit.

2

is vanovereenkomstige toepassing.

3 Artikel 48, derde lid, van de Wet inzake de luchtverontreiniging

§ 5.2.5. Beoordeling van de luchtkwaliteitArtikel 5.19

Het beoordelen van de luchtkwaliteit vindt overeenkomstig de bij of krachtens dezeparagraaf gestelde regels plaats in alle agglomeraties en zones, aangewezen

1

Page 37: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 37/203

krachtens .artikel 5.22In afwijking van het eerste lid vindt op de volgende locaties geen beoordeling van deluchtkwaliteit plaats met betrekking tot luchtkwaliteitseisen voor de bescherming vande gezondheid van de mens, opgenomen in :

2

bijlage 2

locaties die zich bevinden in gebieden waartoe leden van het publiek geen toeganghebben en waar geen vaste bewoning is;

a.

terreinen waarop een of meer inrichtingen zijn gelegen, waar bepalingenbetreffende gezondheid en veiligheid op arbeidsplaatsen als bedoeld in

, van toepassing zijn;

b.artikel 5.6,

tweede lidde rijbaan van wegen en de middenberm van wegen, tenzij voetgangers normalitertoegang tot de middenberm hebben.

c.

Bij het vaststellen van het kwaliteitsniveau worden bij het bepalen van deconcentraties verontreinigende stoffen de concentratiebijdragen van natuurlijkebronnen, na afzonderlijk te zijn bepaald, meegerekend.

3

Bij het bepalen van de mate waarin een vastgesteld kwaliteitsniveau voldoet aan eenin opgenomen grenswaarde worden, indien dat kwaliteitsniveau hoger is dandie grenswaarde, de concentratiebijdragen van natuurlijke bronnen steeds in aftrekgebracht.

4bijlage 2

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld indien noodzakelijk vooreen juiste uitvoering van het eerste tot en met vierde lid.

5

Artikel 5.20Bij ministeriële regeling worden voor de toepassing van deze titel, en de opdeze titel berustende bepalingen regels gesteld ten aanzien van het beoordelen vande luchtkwaliteit met betrekking tot de in genoemde stoffen, waartoe in elkgeval kunnen behoren regels omtrent:

1 bijlage 2

bijlage 2

de voor beoordeling van de luchtkwaliteit verantwoordelijke bestuursorganen;a.de wijze waarop en de frequentie waarmee de luchtkwaliteit wordt beoordeeld, metinbegrip van de locaties waar de luchtkwaliteit wordt beoordeeld, en de te gebruikengegevens;

b.

de wijze waarop en de frequentie waarmee het kwaliteitsniveau gemeten ofberekend wordt;

c.

de wijze van bekostiging van de metingen en berekeningen;d.de wijze en het tijdstip waarop verslag wordt gedaan van beoordeling van deluchtkwaliteit en de in het verslag op te nemen gegevens;

e.

de wijze waarop het bereiken van de grenswaarden, bedoeld in de of wordt vastgesteld;

f. artikelen 5.125.13

de wijze waarop de effecten van ontwikkelingen, besluiten en maatregelen alsbedoeld in deze titel afzonderlijk en in samenhang worden bepaald en daarbij tegebruiken gegevens;

g.

de wijze waarop de autonome ontwikkeling als bedoeld in deze titel wordt bepaald.h.Bij de regeling, bedoeld in het eerste lid, kan worden bepaald dat daarbij aangewezenregels van toepassing zijn dan wel buiten toepassing blijven in daarbij genoemdegevallen.

2

Bij de regeling, bedoeld in het eerste lid, kan worden bepaald dat het gebruik vanandere dan de daarin genoemde methoden voor de beoordeling van de luchtkwaliteitof voor het bepalen van effecten of het gebruik van andere dan daarin genoemdegegevens niet is toegestaan dan na voorafgaande goedkeuring door Onze Minister.

3

De goedkeuring, bedoeld in het derde lid, kan worden onthouden of ingetrokken indienhet gebruik van de betreffende methode of gegevens naar het oordeel van OnzeMinister niet, of niet langer, leidt tot een voldoende nauwkeurige of betrouwbarebeoordeling van de luchtkwaliteit of bepaling van effecten en daarvoor meer geschiktemethoden of gegevens beschikbaar zijn.

4

Aan de goedkeuring kunnen voorwaarden of beperkingen worden verbonden. Dezekunnen worden gewijzigd of ingetrokken.

5

Page 38: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 38/203

Artikel 5.21Onze Minister kan:1

de nauwkeurigheid van een meetmethode of een andere methode waarmee hetkwaliteitsniveau of effecten gemeten of berekend wordt toetsen,

a.

de nauwkeurigheid van de toepassing van een onder a bedoelde methode toetsen.b.De door middel van de toetsing verkregen resultaten treden in de plaats van eerdereof anderszins verkregen resultaten.

2

Onze Minister maakt de in het tweede lid bedoelde resultaten kenbaar aan hetdesbetreffende bestuursorgaan.

3

Artikel 5.22Onze Minister wijst voor de toepassing van deze titel, en de op deze titelberustende bepalingen ten behoeve van de metingen en berekeningen van hetkwaliteitsniveau zones, onderscheidenlijk agglomeraties, aan.

1 bijlage 2

Onze Minister overweegt ten minste eenmaal in de vijf jaar in hoeverre de aanwijzingvan zones en agglomeraties, bedoeld in het eerste lid, wijziging behoeft.

2

Onze Minister stelt op basis van de aanwijzing van zones en agglomeraties, bedoeldin het eerste lid, en de resultaten van de metingen en berekeningen, bedoeld in dat lid,lijsten vast als bedoeld in artikel 27 van de EG-richtlijn luchtkwaliteit en artikel 3 vanrichtlijn nr. 2004/107/EG van het Europees Parlement en de Raad van de EuropeseUnie van 15 december 2004 betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel enpolycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht (PbEG L 23).

3

§ 5.2.6. Handhaving en internationale samenwerkingArtikel 5.23[Vervallen per 01-10-2012]Artikel 5.24

Onze Minister is belast met de organisatie van de samenwerking met andere lidstatenen met de Commissie van de Europese Gemeenschappen, ter uitvoering van de EG-richtlijn luchtkwaliteit.

1

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent desamenwerking, bedoeld in het eerste lid.

2

Hoofdstuk 6. Milieuzonering

Artikel 6.1[Red: Gereserveerd.]

Hoofdstuk 7. Milieueffectrapportage

§ 7.1. AlgemeenArtikel 7.1

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:1

Onze Ministers: Onze Minister, Onze Minister van Landbouw, Natuur enVoedselkwaliteit en Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

de commissie: de Commissie voor de milieueffectrapportage.Tenzij anders is bepaald, wordt in de en

in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:2 paragrafen 7.3 tot en met 7.5 7.7 tot en met

7.12

activiteit:a.

activiteit die is aangewezen krachtens , krachtensartikel 7.2, eerste lid, onder b, en waarop van toepassing is, of krachtens

;

1°. artikel 7.2, eerste lid, onder aartikel 7.18

artikel 7.6, eerste lidactiviteit als bedoeld in ;2°. artikel 7.2a, eerste lid

Page 39: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 39/203

plan: plan bij de voorbereiding waarvan krachtens de , , of , een milieueffectrapport moet worden gemaakt;

b. artikelen 7.2, tweede lid 7.2a,eerste lid 7.6, tweede lidbesluit: besluit bij de voorbereiding waarvan een milieueffectrapport moet wordengemaakt krachtens , krachtens artikel 7.2, vierde lid, insamenhang met , of krachtens .

c.artikel 7.2, derde lid

artikel 7.18 artikel 7.6, derde lidHet tweede lid, onder a, onder 2°, geldt niet indien een bepaling uitsluitend betrekkingheeft op een besluit als bedoeld in dat lid, onder c.

3

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt onder bevoegd gezagverstaan het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het voorbereiden dan wel vaststellenvan een plan of een besluit.

4

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen worden, voor zover zij niet reedsop grond van andere wettelijke bepalingen als zodanig dienen te worden aangemerkt,tevens als adviseurs aangemerkt:

5

indien het bevoegd gezag een orgaan van de centrale overheid is: een door OnzeMinister aangewezen bestuursorgaan, een door Onze Minister van Landbouw,Natuur en Voedselkwaliteit aangewezen bestuursorgaan en een door Onze Ministervan Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangewezen bestuursorgaan;

a.

indien het bevoegd gezag een ander bestuursorgaan is:b.

een door Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangewezenbestuursorgaan en een door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschapaangewezen bestuursorgaan, en

1º.

de inspecteur, voor zover het betreft een activiteit met betrekking tot een inrichtingals bedoeld in

in een geval dat behoort tot een krachtens aangewezen categorie.

2º.artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen

omgevingsrecht artikel 2.26, derde lid,van die wet

In afwijking van , worden in dit hoofdstuk en de daaropberustende bepalingen onder gevolgen voor het milieu verstaan gevolgen voor hetfysieke milieu, waaronder de kwetsbaarheid voor risico’s op zware ongevallen oframpen, gezien vanuit het belang van de bescherming van:

6 artikel 1.1, tweede lid, onder a

de bevolking en de menselijke gezondheid;a.de biodiversiteit, met bijzondere aandacht voor op grond van de

beschermde habitats en soorten;b. Wet

natuurbeschermingland, bodem, water, lucht en klimaat;c.materiële goederen, het cultureel erfgoed en het landschap;d.de samenhang tussen de onder a tot en met d genoemde factoren.e.

Artikel 7.1a[Vervallen per 01-07-2010]§ 7.2. Plannen en besluiten ten aanzien waarvan het maken van een milieueffectrapportverplicht isArtikel 7.2

Bij algemene maatregel van bestuur worden de activiteiten aangewezen:1

die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu;a.ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadeligegevolgen voor het milieu kunnen hebben.

b.

Terzake van de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, worden bij de maatregel decategorieën van plannen aangewezen bij de voorbereiding waarvan eenmilieueffectrapport moet worden gemaakt. Een plan wordt slechts aangewezen indienhet plan het kader vormt voor een besluit als bedoeld in het derde of vierde lid. Eenplan vormt in elk geval het kader voor een zodanig besluit indien in dat plan:

2

een locatie of een tracé wordt aangewezen voor die activiteiten, ofa.een of meerdere locaties of tracés voor die activiteiten worden overwogen.b.

Page 40: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 40/203

Terzake van de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onder a, worden de categorieënvan besluiten aangewezen bij de voorbereiding waarvan een milieueffectrapport moetworden gemaakt.

3

Terzake van de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onder b, worden de categorieënvan besluiten aangewezen in het kader waarvan het bevoegd gezag krachtens de

of moet beoordelen of die activiteiten de in dat onderdeel bedoeldegevolgen hebben, en indien dat het geval is, bij de voorbereiding waarvan eenmilieueffectrapport moet worden gemaakt.

4

artikelen 7.17 7.19

Bij de maatregel kan een plan worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in hetderde of vierde lid, mits dat plan voor de desbetreffende activiteit niet is aangewezenop grond van het tweede lid.

5

Tot de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, kunnen mede activiteiten behoren, die insamenhang met andere activiteiten belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebbenvoor het milieu.

6

Tot de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, behoren activiteiten waarvoor bij demaatregel categorieën van plannen en besluiten worden aangewezen en dieplaatsvinden in de exclusieve economische zone.

7

Bij de maatregel kan worden bepaald dat de aanwijzing van een activiteit, dan wel vaneen plan of besluit slechts geldt in daarbij aangewezen categorieën van gevallen.

8

Artikel 7.2aEen milieueffectrapport wordt gemaakt bij de voorbereiding van een op grond van eenwettelijke of bestuursrechtelijke bepaling verplicht vast te stellen plan waarvoor, inverband met een daarin opgenomen activiteit, een passende beoordeling moetworden gemaakt op grond van .

1

artikel 2.8, eerste lid, van de Wet natuurbeschermingBij algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën van gevallen wordenaangewezen, waarin sprake is van kleine gebieden en kleine wijzigingen die geenaanzienlijke milieueffecten hebben, waarop de verplichting tot het maken van eenmilieueffectrapport, als bedoeld in het eerste lid, niet van toepassing is.

2

Tot een activiteit als bedoeld in het eerste lid behoort een activiteit als bedoeld in datlid die plaatsvindt in de exclusieve economische zone.

3

Artikel 7.3Bij de maatregel, bedoeld in , worden geen plannen aangewezen die:1 artikel 7.2

uitsluitend betrekking hebben op de landsverdediging of op een noodsituatie alsbedoeld in de ;

a.Coördinatiewet uitzonderingstoestanden

betrekking hebben op de begroting of financiën van het Rijk, de provincie, degemeente of een waterschap.

b.

is niet van toepassing met betrekking tot plannen als bedoeld in het eerstelid.

2 Artikel 7.2a

Artikel 7.4Het bevoegd gezag kan op verzoek of ambtshalve ontheffing verlenen van de verplichtingen opgrond van dit hoofdstuk voor een besluit als bedoeld in , voor eenactiviteit of deelactiviteit die uitsluitend bestemd is voor defensiedoeleinden, of voor een activiteitdie uitsluitend noodzakelijk is vanwege een noodtoestand als bedoeld in de

, als naar zijn oordeel toepassing van die verplichtingen in dat gevalnadelige gevolgen heeft voor de defensiedoeleinden of het bestrijden van de noodtoestand.

artikel 7.2, derde of vierde lid

Coördinatiewetuitzonderingstoestanden

Artikel 7.5Onze Minister kan voor een besluit als bedoeld in , opverzoek van degene die de activiteit wil ondernemen, ontheffing verlenen voor deverplichtingen die voortvloeien uit de en

, indien de toepassing van die artikelen nadelige gevolgen heeft voor het doelvan de activiteit, tenzij de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor een ander landkan hebben.

1 artikel 7.2, derde of vierde lid

artikelen 7.16 tot en met 7.27 artikel 7.32,vijfde lid

Page 41: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 41/203

Als toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, bepaalt Onze Minister bij deontheffing of degene die de betrokken activiteit wil ondernemen een rapport met eenandere beoordeling van de milieueffecten moet opstellen. Als Onze Minister beslist dateen rapport moet worden opgesteld wordt in de en de

voor «het milieueffectrapport» telkens gelezen: hetrapport, bedoeld in .

2

artikelen 7.28 tot en met 7.38artikelen 7.39 tot en met 7.42

artikel 7.5, tweede lid, eerste zinOnze Minister geeft kennis van de ontheffing met overeenkomstige toepassing van

.3

artikel 3:12, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrechtOnze Minister zendt tegelijk met de kennisgeving een afschrift van de ontheffing metde daarbij behorende stukken aan de Europese Commissie en doet mededeling vande verzending aan degene die de activiteit wil ondernemen.

4

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de wijzewaarop het verzoek om ontheffing geschiedt en de bescheiden die door de verzoekerworden verstrekt met het oog op beslissing op het verzoek.

5

Artikel 7.6Provinciale staten kunnen met het oog op de bescherming van het milieu in binnenhun provincie gelegen gebieden, niet zijnde Natura 2000-gebieden als bedoeld in de

, die van bijzondere betekenis zijn of waarin het milieu reedsin ernstige mate is verontreinigd of aangetast in de provinciale milieuverordeningactiviteiten aanwijzen, die niet zijn opgenomen in een algemene maatregel vanbestuur krachtens , en die belangrijke nadelige gevolgenkunnen hebben voor het milieu in die gebieden. Artikel 7.2, zesde en achtste lid, is vanovereenkomstige toepassing.

1

Wet natuurbescherming

artikel 7.2, eerste lid, onder a

Terzake van die activiteiten kunnen zij de categorieën van plannen aanwijzen bij devoorbereiding waarvan een milieueffectrapport moet worden gemaakt indien dieactiviteiten binnen hun provincie worden uitgevoerd. De

, en , zijn vanovereenkomstige toepassing.

2

artikelen 7.2, tweede lid,tweede en derde volzin, vijfde en achtste lid 7.3, eerste lid

Terzake van die activiteiten wijzen zij de categorieën van besluiten aan bij devoorbereiding waarvan een milieueffectrapport moet worden gemaakt indien dieactiviteiten binnen hun provincie worden uitgevoerd.

3

Op de voorbereiding van een besluit, houdende een aanwijzing krachtens het eerstetot en met derde lid, is vantoepassing; zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.Gedeputeerde staten plegen over het ontwerp overleg met burgemeester enwethouders van de gemeenten en de dagelijkse besturen van de waterschappen inhun provincie. Zij stellen de bestuursorganen, bedoeld in

, en Onze Minister in de gelegenheid omtrent het ontwerp advies uit tebrengen.

4afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht

artikel 7.1, vijfde lid, onder b,onder 1

Gedeputeerde staten leggen met het ontwerp van het besluit aan provinciale stateneen verslag over van het gevoerde overleg, de uitgebrachte adviezen en de naarvoren gebrachte zienswijzen, waarbij zij onder opgave van redenen aangeven inhoeverre daarmee rekening is gehouden.

5

Tegelijkertijd met de bekendmaking van het besluit, houdende een aanwijzing alsbedoeld in het eerste tot en met derde lid, wordt daarvan mededeling gedaan doortoezending van een exemplaar aan ieder van Onze Ministers en, voorzover het deaanwijzing betreft van categorieën van besluiten als bedoeld in het derde lid, aan decommissie.

6

§ 7.3. Het milieueffectrapport dat betrekking heeft op een planArtikel 7.7

Het milieueffectrapport dat betrekking heeft op een plan, wordt opgesteld door hetbevoegd gezag en bevat ten minste:

1

een beschrijving van hetgeen met de voorgenomen activiteit wordt beoogd;a.een beschrijving van de voorgenomen activiteit, alsmede van de alternatievendaarvoor, die redelijkerwijs in beschouwing dienen te worden genomen, en de

b.

Page 42: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 42/203

motivering van de keuze voor de in beschouwing genomen alternatieven;een overzicht van eerder vastgestelde plannen die betrekking hebben op devoorgenomen activiteit en de beschreven alternatieven;

c.

een beschrijving van de bestaande toestand van het milieu, voor zover devoorgenomen activiteit of de beschreven alternatieven daarvoor gevolgen kunnenhebben, alsmede van de te verwachten ontwikkeling van dat milieu, indien dieactiviteit noch de alternatieven worden ondernomen;

d.

een beschrijving van de gevolgen voor het milieu, die de voorgenomen activiteit,onderscheidenlijk de beschreven alternatieven kunnen hebben, alsmede eenmotivering van de wijze waarop deze gevolgen zijn bepaald en beschreven;

e.

een vergelijking van de ingevolge onderdeel d beschreven te verwachtenontwikkeling van het milieu met de beschreven mogelijke gevolgen voor het milieuvan de voorgenomen activiteit, alsmede met de beschreven mogelijke gevolgenvoor het milieu van elk der in beschouwing genomen alternatieven;

f.

een beschrijving van de maatregelen om belangrijke nadelige gevolgen op hetmilieu van de activiteit te voorkomen, te beperken of zoveel mogelijk teniet te doen;

g.

een overzicht van de leemten in de beschrijvingen, bedoeld in de onderdelen d ene, ten gevolge van het ontbreken van de benodigde gegevens;

h.

een samenvatting die aan een algemeen publiek voldoende inzicht geeft voor debeoordeling van het milieueffectrapport en van de daarin beschreven mogelijkegevolgen voor het milieu van de voorgenomen activiteit en van de beschrevenalternatieven.

i.

Het milieueffectrapport is gesteld in de Nederlandse taal. Indien een activiteitbelangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu in een ander land, zendtdegene die de activiteit onderneemt, op verzoek van het bevoegd gezag binnen eenbij dat verzoek te bepalen termijn een vertaling van de samenvatting in de landstaalvan het gebied in het andere land waar de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kanhebben.

2

Het bevoegd gezag:3

stemt het rapport, waaronder het detailniveau daarvan, af op de mate vangedetailleerdheid van het plan en op de fase van het besluitvormingsproces waarinhet plan zich bevindt, alsmede, indien het plan deel uitmaakt van een hiërarchie vanplannen, in het bijzonder op de plaats die het plan inneemt in die hiërarchie;

a.

mag gebruik maken van andere milieueffectrapporten die voldoen aan het bepaaldebij of krachtens dit hoofdstuk.

b.

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking totde wijze waarop de in het eerste lid bedoelde gegevens worden bepaald enbeschreven.

4

§ 7.4. De voorbereiding van een milieueffectrapport dat betrekking heeft op een planArtikel 7.8Alvorens het milieueffectrapport op te stellen, raadpleegt het bevoegd gezag de adviseurs en debestuursorganen die ingevolge het wettelijk voorschrift waarop het plan berust bij devoorbereiding van het plan worden betrokken over de reikwijdte en het detailniveau van deinformatie die gericht is op wat relevant is voor het plan en die op grond van in hetmilieueffectrapport moet worden opgenomen.

artikel 7.7

Artikel 7.9Zo spoedig mogelijk nadat het bevoegd gezag het voornemen heeft opgevat tot hetvoorbereiden van een plan, maar uiterlijk op het moment dat het toepassing geeft aan

, geeft het kennis van dat voornemen, met overeenkomstige toepassing van.

1

artikel 7.8artikel 3:12, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrechtIn de kennisgeving wordt vermeld:2

dat stukken betreffende het voornemen openbaar zullen worden gemaakt, en waaren wanneer,

a.

Page 43: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 43/203

dat er gelegenheid wordt geboden zienswijzen over het voornemen naar voren tebrengen, aan wie, op welke wijze en binnen welke termijn,

b.

of de commissie of een andere onafhankelijke instantie in de gelegenheid wordtgesteld advies uit te brengen over het voornemen, en

c.

of met betrekking tot het ontwerp van het plan toepassing moet worden gegevenaan .

d.artikel 7.11

In de kennisgeving wordt voorts vermeld dat in het milieueffectrapport tevens eenpassende beoordeling wordt opgenomen in verband met de mogelijk significantegevolgen voor een Natura 2000-gebied als bedoeld in

indien dat milieueffectrapport betrekking heeft op:

3

artikel 1, onderdeel n, van deNatuurbeschermingswet 1998

een krachtens , aangewezen plan, en voor dat plan eenpassende beoordeling moet worden gemaakt in verband met de mogelijkesignificante gevolgen voor een Natura-2000 gebied;

a. artikel 7.2, tweede lid

een plan als bedoeld in .b. artikel 7.2a, eerste lidKennisgeving vindt plaats in een publicatie in een ander land ingeval er sprake is vanmogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu in dat andere land.

4

Artikel 7.10Een milieueffectrapport is gereed op het moment dat het ontwerp van het plan terinzage wordt gelegd.

1

Het milieueffectrapport kan worden opgenomen bij of in het plan, mits het daarbij ofdaarin als zodanig herkenbaar is weergegeven.

2

§ 7.5. Het planArtikel 7.11

Indien de procedure van totstandkoming van een plan er niet in voorziet dat hetontwerp van dat plan ter inzage wordt gelegd en een ieder in de gelegenheid wordtgesteld zijn zienswijze over dat ontwerp naar voren te brengen, wordt in afwijking vandie procedure:

1

met betrekking tot het ontwerp van dat plan toepassing gegeven aan de en , en

a. artikelen3:11 3:12 van de Algemene wet bestuursrechteen ieder in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze over het ontwerp naar voren tebrengen, overeenkomstig de en .

b.artikelen 3:15 3:16 van die wet

Indien het milieueffectrapport niet is opgenomen in het ontwerp van het plan:2

wordt bij de terinzagelegging, bedoeld in , tevens het rapport ter inzage gelegd,

a. artikel 3:11, van de Algemene wetbestuursrechtwordt bij de kennisgeving, bedoeld in , tevenskennisgegeven van het rapport, en

b. artikel 3:12, van die wet

kan een zienswijze als bedoeld in tevens betrekking hebbenop het rapport.

c. artikel 3:15 van die wet

Indien het eerste lid, onder a, van toepassing is, wordt, indien krachtens wettelijkvoorschrift een plan binnen een bepaalde termijn moet worden vastgesteld, welketermijn korter is dan de termijn, bedoeld in

, die termijn verlengd tot de termijn, bedoeld in artikel 3:16 van deAlgemene wet bestuursrecht, vermeerderd met twee weken.

3

artikel 3:16 van de Algemene wetbestuursrecht

Artikel 7.12Indien het milieueffectrapport betrekking heeft op een krachtens ,aangewezen plan of op een plan als bedoeld in , wordt decommissie uiterlijk op het moment dat de in genoemde stukken ter inzageworden gelegd in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over dat rapportovereenkomstig de termijn die geldt voor het inbrengen van zienswijzen.

1 artikel 7.2, tweede lidartikel 7.2a, eerste lid

artikel 7.11

Indien er sprake is van mogelijke belangrijke nadelige grensoverschrijdende gevolgenvoor het milieu, gaat de commissie, indien zij advies uitbrengt, daar in haar advies opin.

2

Page 44: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 44/203

Artikel 7.13Het bevoegd gezag stelt een plan niet vast:

dan nadat het toepassing heeft gegeven aan de en ;a. paragrafen 7.3 7.4indien het plan ten opzichte van het ontwerp van dat plan zodanig is gewijzigd dat degegevens die in het milieueffectrapport zijn opgenomen redelijkerwijs niet meer aanhet plan ten grondslag kunnen worden gelegd.

b.

Artikel 7.14In of bij het plan wordt in ieder geval vermeld:1

de wijze waarop rekening is gehouden met de in het milieueffectrapport beschrevenmogelijke gevolgen voor het milieu van de activiteit waarop het plan betrekkingheeft;

a.

hetgeen is overwogen omtrent de in het milieueffectrapport beschrevenalternatieven;

b.

hetgeen is overwogen omtrent de bij het ontwerp van het plan terzake van hetmilieueffectrapport naar voren gebrachte zienswijzen;

c.

hetgeen is overwogen omtrent het door de commissie overeenkomstig uitgebrachte advies.

d. artikel 7.12

Indien van toepassing wordt in het plan tevens vermeld:2

hetgeen in het milieueffectrapport of in het advies, bedoeld in , omtrentmogelijke belangrijke nadelige grensoverschrijdende milieugevolgen is overwogen;

a. artikel 7.12

hetgeen is overwogen omtrent de uitkomsten van het overleg, bedoeld in .

b. artikel7.38a, vijfde lid

Het bevoegd gezag bepaalt bij het plan de termijn of de termijnen waarop met hetonderzoek, bedoeld in , wordt begonnen, alsmede de wijze waarop het datonderzoek zal verrichten.

3artikel 7.39

Degene die de in dat plan voorgenomen activiteit onderneemt, verleent aan hetbevoegd gezag desgevraagd alle medewerking en verstrekt alle inlichtingen, die hetredelijkerwijs voor het verrichten van het onderzoek, bedoeld in het derde lid, behoeft.

4

Artikel 7.15Indien de procedure van totstandkoming van een plan niet voorziet in:1

een openbare kennisgeving van een vastgesteld plan, wordt dat plan bekendgemaakt op de wijze, voorzien in ;

a.artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht

mededeling door toezending van een exemplaar van een vastgesteld plan aan decommissie en degenen die bij de voorbereiding ervan hun zienswijze naar vorenhebben gebracht, wordt mededeling gedaan zoals voorzien in

.

b.

artikel 3:43 van deAlgemene wet bestuursrecht

Indien het milieueffectrapport niet is opgenomen in het plan wordt van dat rapportkennisgegeven tegelijk met het plan.

2

§ 7.6. Besluiten ten aanzien waarvan moet worden beoordeeld of een milieueffectrapportmoet worden gemaaktArtikel 7.16

Indien degene die een activiteit wil ondernemen, aangewezen krachtens , voornemens is een verzoek in te dienen tot het nemen van een

besluit als bedoeld in het vierde lid van dat artikel, deelt hij dat voornemen schriftelijkmee aan het bevoegd gezag.

1 artikel 7.2,eerste lid, onder b

Bij de mededeling, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval de volgendeinformatie verstrekt:

2

een beschrijving van de activiteit, met in het bijzonder:a.

Page 45: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 45/203

een beschrijving van de fysieke kenmerken van de gehele activiteit en, voor zoverrelevant, van sloopwerken;

1°.

een beschrijving van de locatie van de activiteit, met bijzondere aandacht voor dekwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop de activiteit van invloed kanzijn;

2°.

een beschrijving van de waarschijnlijk belangrijke gevolgen die de activiteit voor hetmilieu kan hebben;

b.

een beschrijving, voor zover er informatie over deze gevolgen beschikbaar is, vande waarschijnlijk belangrijke gevolgen die de activiteit voor het milieu kan hebbenten gevolge van:

c.

indien van toepassing, de verwachte residuen en emissies en de productie vanafvalstoffen;

1°.

het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, met name bodem, land, water enbiodiversiteit.

2°.

Bij het verstrekken van de informatie, bedoeld in het tweede lid, houdt degene die deactiviteit wil ondernemen rekening met de relevante criteria van bijlage III bij de mer-richtlijn en, voor zover relevant, met de beschikbare resultaten van andere relevantebeoordelingen van gevolgen voor het milieu.

3

Bij de mededeling, bedoeld in het eerste lid, kan degene die de activiteit wilondernemen een beschrijving verstrekken van de kenmerken van de voorgenomenactiviteit en van de geplande maatregelen om waarschijnlijke belangrijke nadeligegevolgen voor het milieu te vermijden of te voorkomen.

4

Bij een mededeling als bedoeld in het eerste lid kan degene die de activiteit wilondernemen, verklaren dat hij bij de voorbereiding van het besluit eenmilieueffectrapport maakt.

5

Artikel 7.17Behoudens in het geval dat toepassing is gegeven aan , neemthet bevoegd gezag uiterlijk zes weken na de datum van ontvangst een beslissingomtrent de vraag of bij de voorbereiding van het betrokken besluit voor de activiteit,vanwege de belangrijke nadelige gevolgen die zij voor het milieu kan hebben, eenmilieueffectrapport moet worden gemaakt.

1 artikel 7.16, vijfde lid

Indien met betrekking tot de activiteit meer dan één besluit is aangewezen, nemen debevoegde bestuursorganen de in het eerste lid bedoelde beslissing gezamenlijk.

2

Het bevoegd gezag neemt zijn beslissing op grond van de informatie, bedoeld in, en houdt bij zijn beslissing rekening met:

3artikel 7.16, tweede en vierde lid

voor zover relevant de resultaten van eerder uitgevoerde controles of anderebeoordelingen van gevolgen voor het milieu;

a.

de relevante criteria van bijlage III bij de mer-richtlijn.b.In de motivering van zijn beslissing verwijst het bevoegd gezag in ieder geval:4

naar de relevante criteria van bijlage III bij de mer-richtlijn.a.indien is beslist dat er geen milieueffectrapport hoeft te worden gemaakt, naar dekenmerken en maatregelen, bedoeld in , die aan deze beslissing tengrondslag hebben gelegen of mede ten grondslag hebben gelegen en, met het oogdaarop, op welk moment de maatregelen gerealiseerd dienen te zijn.

b.7.16, vierde lid

Het bevoegd gezag doet mededeling van zijn beslissing door:5

kennisgeving in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huis-bladen, en indien isbeslist dat voor de activiteit geen milieueffectrapport moet worden gemaakt,kennisgeving in de ;

a.

Staatscourantkennisgeving in een publicatie in een ander land indien er sprake is van mogelijkebelangrijke nadelige gevolgen voor het milieu in dat andere land;

b.

terinzagelegging.c.In kennisgevingen als bedoeld in het vijfde lid vermeldt het bevoegd gezag ten minste:6

Page 46: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 46/203

het tijdstip waarop een exemplaar van de beslissing ter inzage wordt gelegd,alsmede de uren waarop en de plaats waar het ter inzage ligt;

a.

de strekking van de beslissing.b.

Artikel 7.18Degene die een activiteit, aangewezen krachtens , wilondernemen, maakt een milieueffectrapport, indien:

artikel 7.2, eerste lid, onder b

het bevoegd gezag heeft beslist dat bij de voorbereiding van het betrokken besluit eenmilieueffectrapport moet worden gemaakt;

a.

hij een verklaring gegeven heeft als bedoeld in .b. artikel 7.16, vijfde lid

Artikel 7.19Indien het bevoegd gezag degene is die een activiteit, aangewezen krachtens

, wil ondernemen, neemt het in een zo vroeg mogelijk stadiumvoor de voorbereiding van het besluit dat krachtens het vierde lid van dat artikel isaangewezen een beslissing omtrent de vraag of vanwege de belangrijke nadeligegevolgen die de activiteit voor het milieu kan hebben, een milieueffectrapport moetworden gemaakt. , is van overeenkomstigetoepassing.

1 artikel7.2, eerste lid, onder b

Artikel 7.17, tweede tot en met vierde lid

Onder een zo vroeg mogelijk stadium wordt verstaan het stadium voorafgaand aan deterinzagelegging van het ontwerp-besluit.

2

Het bevoegd gezag neemt de beslissing na overleg met de bestuursorganen die bij ofkrachtens een wet moeten worden betrokken bij de voorbereiding van het betrokkenbesluit.

3

Het bevoegd gezag doet van zijn beslissing mededeling door:4

kennisgeving in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huis-bladen, en indien isbeslist dat voor de activiteit geen milieueffectrapport wordt gemaakt, kennisgeving inde Staatscourant;

a.

kennisgeving in een publicatie in een ander land indien er sprake is van mogelijkebelangrijke nadelige gevolgen voor het milieu in dat andere land;

b.

terinzagelegging.c.In de kennisgevingen, bedoeld in het vierde lid, vermeldt het bevoegd gezag tenminste:

5

het tijdstip waarop een exemplaar van de beslissing ter inzage wordt gelegd,alsmede de uren waarop en de plaats waar het ter inzage ligt;

a.

de strekking van de beslissing.b.

Artikel 7.20De vinden geen toepassing ten aanzien van een activiteit,aangewezen in een algemene maatregel van bestuur krachtens ,voor zover die activiteit bij een provinciale verordening krachtens ,overeenkomstig de omschrijving in die algemene maatregel van bestuur is aangewezen en heteen besluit betreft dat ter zake van die activiteit bij die verordening overeenkomstig diemaatregel is aangewezen.

artikelen 7.16 tot en met 7.19artikel 7.2, eerste lid, onder bartikel 7.6, eerste lid

Artikel 7.20aIndien het bevoegd gezag heeft beslist dat er geen milieueffectrapport hoeft te wordengemaakt en daarbij de kenmerken en maatregelen, bedoeld in ,van belang zijn geweest, worden, voor zover nodig in afwijking van andere wettelijkevoorschriften, in ieder geval een beschrijving van de kenmerken in het besluitopgenomen en de verplichting tot het uitvoeren van bedoelde maatregelen en hettijdstip waarop die maatregelen gerealiseerd dienen te zijn als voorschrift aan hetbesluit, bedoeld in , verbonden.

1artikel 7.16, vierde lid

artikel 7.2, vierde lidEen krachtens een andere wettelijke regeling genomen besluit geldt, ook voor zoverhet eerste lid daarbij wordt toegepast, geheel als krachtens die andere regeling te zijn

2

Page 47: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 47/203

genomen.

§ 7.7. Het milieueffectrapport dat betrekking heeft op een besluitArtikel 7.21[Vervallen per 16-05-2017]Artikel 7.22

In gevallen waarin een besluit wordt genomen op verzoek van degene die debetrokken activiteit onderneemt, maakt deze het milieueffectrapport.

1

In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen maakt het bevoegd gezag hetmilieueffectrapport.

2

Artikel 7.23Een milieueffectrapport bevat ten minste:1

een beschrijving van de activiteit met informatie over de locatie, het ontwerp, deomvang en andere relevante kenmerken van de activiteit;

a.

een beschrijving van de, zonder de onder c bedoelde maatregelen, waarschijnlijkbelangrijke gevolgen die de activiteit voor het milieu kan hebben;

b.

een beschrijving van de kenmerken van de activiteit en, voor zover van toepassing,de geplande maatregelen om de waarschijnlijk belangrijke nadelige gevolgen tevermijden, te voorkomen of te beperken en, indien mogelijk, te compenseren;

c.

een beschrijving van de redelijke alternatieven, die relevant zijn voor de activiteit ende specifieke kenmerken ervan, met opgave van de belangrijkste motieven voor degekozen optie, in het licht van de milieueffecten van de activiteit;

d.

een niet-technische samenvatting van de gegevens, bedoeld onder a tot en met d;en

e.

alle aanvullende informatie, bedoeld in bijlage IV van de mer-richtlijn, die van belangis voor de specifieke kenmerken van een bepaalde activiteit of activiteittype en voorde milieuaspecten die hierdoor kunnen worden beïnvloed.

f.

Voor zover een advies over de reikwijdte en het detailniveau, bedoeld in , is uitgebracht, is het milieueffectrapport gebaseerd op dat advies.

Het milieueffectrapport bevat de informatie die redelijkerwijs mag worden vereist omtot een gemotiveerde conclusie te komen over de waarschijnlijk belangrijke gevolgendie de activiteit voor het milieu kan hebben, waarbij rekening wordt gehouden met debestaande kennis en beoordelingsmethoden.

2 artikel 7.24,tweede of derde lid

Om overlapping van milieubeoordelingen te voorkomen wordt bij het opstellen van hetmilieueffectrapport rekening gehouden met andere relevante uitgevoerdebeoordelingen.

3

Het milieueffectrapport is gesteld in de Nederlandse taal. Het bevoegd gezag kan aandegene die de activiteit onderneemt, bij het geven van het in onderscheidenlijk bedoelde advies toestemming verlenen het rapport ineen daarbij aan te wijzen andere taal te stellen. De in het eerste lid, onder i, bedoeldesamenvatting is steeds in de Nederlandse taal gesteld. Indien een activiteit bij devoorbereiding waarvan een milieueffectrapport moet worden gemaakt, belangrijkenadelige gevolgen kan hebben voor het milieu in een ander land, zendt degene die deactiviteit onderneemt, op verzoek van het bevoegd gezag binnen een bij dat verzoekte bepalen termijn een vertaling van de samenvatting in de landstaal van het gebied inhet andere land waar de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben.

4artikel 7.26

artikel 7.27

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking totde wijze waarop de in het eerste lid bedoelde gegevens worden bepaald enbeschreven.

5

§ 7.8. De beperkte voorbereiding inzake het milieueffectrapport dat betrekking heeft opeen besluitArtikel 7.24

Degene die een activiteit wil ondernemen, aangewezen krachtens de in samenhang met , of , en die

1 artikelen 7.2,eerste lid, onder a, onder b artikel 7.18 7.6, eerste lid

Page 48: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 48/203

voornemens is een aanvraag in te dienen tot het nemen van een besluit, aangewezenkrachtens artikel 7.2, derde of vierde lid, of 7.6, derde lid, en waarop

en een of meer artikelen van vantoepassing zijn, deelt dat voornemen schriftelijk mee aan het bevoegd gezag.

afdeling 3.4 vande Algemene wet bestuursrecht afdeling 13.2

Op verzoek van de aanvrager brengt het bevoegd gezag advies uit inzake dereikwijdte en het detailniveau van de informatie ten behoeve van eenmilieueffectrapport.

2

Bij afwezigheid van een verzoek als bedoeld in het tweede lid kan het bevoegd gezagambtshalve advies uitbrengen.

3

In afwijking van deze paragraaf is van overeenkomstige toepassing opde voorbereiding van een milieueffectrapport, ten aanzien van een activiteit alsbedoeld in het eerste lid, dat betrekking heeft op een besluit als bedoeld in dat lid envoor welke activiteit tevens:

4 paragraaf 7.9

een besluit is vereist waarvoor op grond van een passende beoordeling moet worden gemaakt,

a. artikel 2.8, eerste lid, van de Wetnatuurbeschermingeen besluit is vereist dat mede uitvoering geeft aan .juncto

, voor zover het betreft een geval dat behoort tot een krachtens, aangewezen categorie besluiten, of

b. artikel 2.1, eerste lid, onder cartikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen

omgevingsrechtartikel 7.2, derde of vierde lideen plan is vereist als bedoeld in .c. artikel 14.4b

Artikel 7.25Het bevoegd gezag raadpleegt de adviseurs en de bestuursorganen, die ingevolge het wettelijkvoorschrift waarop het besluit berust bij de voorbereiding van het besluit worden betrokken, tenbehoeve van het geven van advies als bedoeld in , en pleegtvoorts overleg over dat advies met degene die de activiteit onderneemt.

artikel 7.24, tweede en derde lid

Artikel 7.26Het bevoegd gezag geeft uiterlijk zes weken na ontvangst van het verzoek dan wel bijontstentenis daarvan uiterlijk zes weken na de mededeling van het voornemen, een advies alsbedoeld in . Het bevoegd gezag kan de termijn eenmaal met ten hoogste zes wekenverlengen.

artikel 7.24

Artikel 7.26aHet bevoegd gezag kan de commissie in de gelegenheid stellen over het milieueffectrapport teadviseren.

§ 7.9. De uitgebreide voorbereiding inzake het milieueffectrapport dat betrekking heeft opeen besluitArtikel 7.27

Degene die een activiteit wil ondernemen, aangewezen krachtens , in samenhang met , of , en die

voornemens is een aanvraag in te dienen tot het nemen van een besluit, aangewezenkrachtens artikel 7.2, derde of vierde lid, en waarop

of een of meer artikelen van niet van toepassing zijn, deeltdat voornemen zo spoedig mogelijk schriftelijk mee aan het bevoegd gezag.

1 artikel 7.2, eerstelid, onder a, dan wel onder b artikel 7.18 7.6, eerste lid

afdeling 3.4 van de Algemene wetbestuursrecht afdeling 13.2

Zo spoedig mogelijk na ontvangst van de mededeling, bedoeld in het eerste lid, danwel alvorens het milieueffectrapport op te stellen, indien het bevoegd gezag degene isdie de activiteit wil ondernemen, raadpleegt het bevoegd gezag de adviseurs en debestuursorganen die ingevolge het wettelijk voorschrift waarop het besluit berust bij devoorbereiding van het besluit worden betrokken, over de reikwijdte en het detailniveauvan de informatie die is gericht op wat relevant is voor het besluit en die op grond van

in het milieueffectrapport moet worden opgenomen.

2

artikel 7.23Zo spoedig mogelijk na ontvangst van de mededeling dan wel na het opvatten van hetvoornemen door het bevoegd gezag, maar uiterlijk op het moment dat het toepassinggeeft aan het tweede lid, geeft het bevoegd gezag kennis van het voornemen, bedoeld

3

Page 49: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 49/203

in het eerste lid, dan wel van zijn eigen voornemen, met overeenkomstige toepassingvan .artikel 3:12, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrechtIn de kennisgeving wordt vermeld:4

dat stukken betreffende het voornemen openbaar zullen worden gemaakt, en waaren wanneer,

a.

dat er gelegenheid wordt geboden zienswijzen over het voornemen naar voren tebrengen, aan wie, op welke wijze en binnen welke termijn, en

b.

of de commissie of een andere onafhankelijke instantie in de gelegenheid wordtgesteld advies uit te brengen over het voornemen.

c.

De kennisgeving, bedoeld in het derde lid, vindt in ieder geval plaats in het door hetbevoegd gezag uitgegeven provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad ofpublicatieblad van een gemeenschappelijke regeling. Als het bevoegd gezag tot decentrale overheid behoort of geen eigen publicatieblad uitgeeft, vindt de kennisgevingplaats in de Staatscourant. De openbaarmaking van de stukken, bedoeld in het vierdelid, onder a, vindt plaats in hetzelfde blad of op een andere geschikte elektronischewijze.

5

In de kennisgeving wordt voorts vermeld indien het milieueffectrapport betrekkingheeft op een krachtens , aangewezen besluit en voor dedaarin voorgenomen, krachtens het eerste lid, onder a, van dat artikel aangewezen,activiteit een passende beoordeling moet worden gemaakt in verband met demogelijke significante gevolgen voor een Natura 2000-gebied, bedoeld in

: dat voor de activiteit een passendebeoordeling moet worden gemaakt in verband met de mogelijke significante gevolgenvoor een Natura 2000-gebied, bedoeld in

.

6artikel 7.2, derde of vierde lid

artikel 1.1,eerste lid, van de Wet natuurbescherming

artikel 1.1, eerste lid, van de WetnatuurbeschermingKennisgeving vindt plaats in een publicatie in een ander land ingeval er sprake is vanmogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu in dat andere land. Degenedie de activiteit wil ondernemen overlegt op verzoek van het bevoegd gezag binneneen bij dat verzoek te bepalen termijn een vertaling van de mededeling in de landstaalvan het gebied in het andere land waar de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kanhebben.

7

In het geval het bevoegd gezag niet degene is die de activiteit wil ondernemen, geefthet uiterlijk zes weken na ontvangst van de mededeling, een advies inzake dereikwijdte en het detailniveau van de informatie ten behoeve van eenmilieueffectrapport. Het bevoegd gezag kan de termijn eenmaal met ten hoogste zesweken verlengen.

8

§ 7.10. Het besluitArtikel 7.28

Het bevoegd gezag laat een aanvraag om een besluit buiten behandeling indien1

bij het indienen van de aanvraag geen milieueffectrapport is overgelegd, tenzij vande plicht tot het opstellen van een milieueffectrapport op grond van

, ontheffing is verleend en er geen rapport met een andere beoordeling alsbedoeld in artikel 7.5, tweede lid, hoeft te worden opgesteld;

a.artikel 7.5,

eerste lid

er een ontheffing op grond van , is verleend, een afschrift vande mededeling, bedoeld in artikel 7.5, vierde lid, ontbreekt;

b. artikel 7.5, eerste lid

in gevallen waarin krachtens ter voorbereiding van meer dan een besluitéén milieueffectrapport wordt gemaakt, de van de aanvrager afkomstige aanvragentot het nemen van de andere betrokken besluiten niet tegelijkertijd wordeningediend.

c. artikel 14.5

Het bevoegd gezag laat de aanvraag tevens buiten behandeling indien deze eenkrachtens , aangewezen besluit betreft, dat krachtens wettelijkvoorschrift op aanvraag wordt genomen, en

2artikel 7.2, vierde lid

bij het indienen van de aanvraag geen afschrift is gevoegd van de beslissingkrachtens , inhoudende dat geen milieueffectrapport behoeft te

a.artikel 7.17, eerste lid

Page 50: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 50/203

worden gemaakt, ofgeen beslissing is genomen krachtens , dan wel is beslist dateen milieueffectrapport moet worden gemaakt en dat rapport niet is overgelegd.

b. artikel 7.17, eerste lid

Het bevoegd gezag wijst een aanvraag om een besluit af indien het overgelegdemilieueffectrapport, mede gelet op het advies wanneer dat daarover op grond van

onderscheidenlijk is gegeven, niet voldoet aan , danwel onjuistheden bevat. Voordat een aanvraag wordt afgewezen, wordt de aanvragereerst in de gelegenheid gesteld binnen een door het bevoegd gezag gestelde termijnhet milieueffectrapport aan te vullen.

3

artikel 7.26 artikel 7.27 artikel 7.23

Artikel 7.28aAls het bevoegd gezag zelf de activiteit wil ondernemen waarvoor eenmilieueffectrapport moet worden gemaakt, zorgt het bevoegd gezag in ieder gevalvoor een passende scheiding tussen conflicterende functies bij de ambtelijkevoorbereiding van het besluit.

1

Het bevoegd gezag legt de wijze waarop het zorg draagt voor een passende scheidingals bedoeld in het eerste lid vast in een beschrijving van de werkprocessen enprocedures en draagt er zorg voor dat deze werkprocessen en procedures wordennageleefd.

2

Artikel 7.29Indien van een aanvraag als bedoeld in , openbaar kennis wordt gegeven,wordt van het milieueffectrapport gelijktijdig openbaar kennisgegeven.

1 artikel 7.28

In het geval er sprake is van mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieuin een ander land, geschiedt de openbare kennisgeving van de aanvraag en hetmilieueffectrapport in een publicatie in dat andere land.

2

De kennisgeving, bedoeld in respectievelijk het eerste en tweede lid, vindt in iedergeval plaats in het door het bevoegd gezag uitgegeven provinciaal blad,gemeenteblad, waterschapsblad, of publicatieblad van een gemeenschappelijkeregeling. Indien het bevoegd gezag tot de centrale overheid behoort of geen eigenpublicatieblad uitgeeft, vindt de kennisgeving plaats in de Staatscourant. Deopenbaarmaking van de aanvraag en het milieueffectrapport vindt plaats in hetzelfdeblad of op een andere geschikte elektronische wijze.

3

Artikel 7.30Indien de procedure van totstandkoming van het besluit voorziet in openbarekennisgeving van het ontwerp van een besluit, wordt van het milieueffectrapportgelijktijdig openbaar kennisgegeven, behoudens in gevallen als bedoeld in .

1

artikel 7.29Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de openbare kennisgeving in eenpublicatie in een ander land in het geval er sprake is van mogelijke belangrijkenadelige gevolgen voor het milieu in dat andere land.

2

Indien de procedure van totstandkoming van het besluit niet voorziet in openbarekennisgeving van de aanvraag of het ontwerp van een besluit, wordt in afwijking vandie procedure, van het milieueffectrapport gelijktijdig met het ontwerp van het besluitopenbaar kennisgegeven met toepassing van

.

3

artikel 3:12 van de Algemene wetbestuursrechtDe kennisgeving, bedoeld in respectievelijk het eerste, tweede en derde lid, vindt inieder geval plaats in het door het bevoegd gezag uitgegeven provinciaal blad,gemeenteblad, waterschapsblad, of publicatieblad van een gemeenschappelijkeregeling. Indien het bevoegd gezag tot de centrale overheid behoort of geen eigenpublicatieblad uitgeeft, vindt de kennisgeving plaats in de Staatscourant. Deopenbaarmaking van het ontwerpbesluit met de bijbehorende stukken, bedoeld in

, vindt plaats in hetzelfde blad of opeen andere geschikte elektronische wijze.

4

artikel 3:11 van de Algemene wet bestuursrecht

Artikel 7.31[Vervallen per 01-07-2005]Artikel 7.32

Page 51: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 51/203

Indien een aanvraag als bedoeld in , dan wel het ontwerp van een besluitals bedoeld in , ter inzage wordt gelegd en een ieder in de gelegenheidwordt gesteld daarover zienswijzen naar voren te brengen, kunnen zienswijzen overhet milieueffectrapport gelijktijdig naar voren worden gebracht met zienswijzen overdie aanvraag dan wel dat ontwerp, waarmee het milieueffectrapport ter inzage isgelegd.

1 artikel 7.28artikel 7.30

Indien de procedure van totstandkoming van een besluit er niet in voorziet dat deaanvraag of het ontwerp van het besluit ter inzage wordt gelegd en een ieder in degelegenheid wordt gesteld zijn zienswijze daarover naar voren te brengen, zijn inafwijking van die procedure de , , en

van toepassing. Zienswijzen over het milieueffectrapport kunnen naarvoren worden gebracht door een ieder. Zienswijzen over het milieueffectrapportkunnen gelijktijdig naar voren worden gebracht met de zienswijzen over het ontwerpvan het besluit.

2

artikelen 3:11 3:12 3:15 3:16 van de Algemene wetbestuursrecht

De zienswijzen op het milieueffectrapport kunnen slechts betrekking hebben op deinhoud van het milieueffectrapport, het niet voldoen van het rapport aan de bij ofkrachtens gestelde regels dan wel op onjuistheden die het rapport bevat.

3

artikel 7.23Indien het eerste lid van toepassing is en de procedure van totstandkoming van eenbesluit voorziet in de vaststelling van een besluit binnen een bepaalde termijn, danwordt die termijn, wanneer deze korter is dan de termijn, bedoeld in

, verlengd tot de termijn, bedoeld in artikel 3:16 van deAlgemene wet bestuursrecht vermeerderd met twee weken.

4

artikel 3:16 van deAlgemene wet bestuursrecht

is van overeenkomstige toepassing op een besluit waarop of een of meer artikelen van , met

uitzondering van niet van toepassing zijn, en op een besluit ter zake vaneen activiteit als bedoeld in .

5 Artikel 7.12 afdeling 3.4 vande Algemene wet bestuursrecht afdeling 13.2

artikel 13.2artikel 7.24, vierde lid

Artikel 7.33[Vervallen per 01-07-2005]Artikel 7.34[Vervallen per 01-07-2010]Artikel 7.35

Bij het nemen van een besluit houdt het bevoegd gezag rekening met alle gevolgendie de activiteit waarop het besluit betrekking heeft, voor het milieu kan hebben.

1

Behoudens voor zover bij of krachtens het derde tot en met zesde lid anders isvoorzien, is het eerste lid slechts van toepassing voor zover de wettelijke regelingwaarop het besluit berust, zich daartegen niet verzet.

2

Het bevoegd gezag kan, indien ter zake van een activiteit slechts één besluit isaangewezen, ongeacht de beperkingen die ter zake in de wettelijke regeling waarophet besluit berust, zijn gesteld:

3

naast de voorwaarden, voorschriften en beperkingen tot het opnemen waarvan hetingevolge die wettelijke regeling bevoegd is, in het besluit tevens alle anderevoorwaarden, voorschriften en beperkingen opnemen, die nodig zijn terbescherming van het milieu, waaronder monitoringsmaatregelen;

a.

een beslissing nemen, ertoe strekkende dat de activiteit niet wordt ondernomen,indien het ondernemen van die activiteit tot ontoelaatbare nadelige gevolgen voorhet milieu kan leiden.

b.

Op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in het derde lid is, ongeacht hetgeenter zake in de betrokken wettelijke regeling is bepaald,

van toepassing.

4afdeling 3.4 van de Algemene

wet bestuursrechtIndien op de voorbereiding van meer dan een van de ter zake van eenzelfde activiteitaangewezen besluiten vantoepassing is, wordt een van die besluiten aangewezen als het besluit waarop hetderde lid van toepassing is. Bij die aanwijzing kan worden bepaald dat zij slechts geldtin daarbij aangegeven gevallen. De aanwijzing geschiedt bij algemene maatregel vanbestuur.

5afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht

Page 52: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 52/203

Met betrekking tot het krachtens het vijfde lid aangewezen besluit is het derde lid vantoepassing, met dien verstande dat slechts voorwaarden, voorschriften enbeperkingen kunnen worden gesteld met betrekking tot onderwerpen waaromtrentgeen voorwaarden, voorschriften en beperkingen kunnen worden gesteld bij deandere in het vijfde lid bedoelde besluiten.

6

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld met betrekkingtot de toepassing van het derde lid.

7

Artikel 7.36Een krachtens een andere wettelijke regeling te nemen besluit wordt, ook voor zover daarbij

wordt toegepast, geacht krachtens die regeling te worden genomen.artikel 7.35

Artikel 7.36aHet bevoegd gezag neemt een besluit niet:

dan nadat het toepassing heeft gegeven aan de en en aan of ;

a. artikelen 7.22 7.23paragraaf 7.8 7.9indien de gegevens die in het milieueffectrapport zijn opgenomen redelijkerwijs nietmeer aan het besluit ten grondslag kunnen worden gelegd.

b.

Artikel 7.37In het besluit wordt in ieder geval vermeld:1

de wijze waarop rekening is gehouden met de in het milieueffectrapport beschrevenmogelijke gevolgen voor het milieu van de activiteit waarop het besluit betrekkingheeft;

a.

hetgeen is overwogen omtrent de in het milieueffectrapport beschrevenalternatieven;

b.

hetgeen is overwogen omtrent de overeenkomstig ter zake van hetmilieueffectrapport naar voren gebrachte zienswijzen;

c. artikel 7.32

elke aan het besluit verbonden milieuvoorwaarde;d.voor zover van toepassing, een beschrijving van alle kenmerken van de activiteit ende geplande maatregelen om belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu tevermijden, te voorkomen of te beperken en, indien mogelijk, te compenseren en,met het oog daarop, op welk moment de maatregelen gerealiseerd dienen te zijn;

e.

in voorkomend geval, elke monitoringsmaatregel, procedure voor de monitoring enwijze van monitoring van die gevolgen waarvoor het bevoegd gezag monitoringnoodzakelijk acht, waarbij het soort parameters dat wordt gemonitord en de looptijdvan de monitoring evenredig moeten zijn met de aard, de locatie en de omvang vande activiteit en met het belang van de gevolgen voor het milieu.

f.

In het besluit wordt tevens vermeld:2

indien de commissie overeenkomstig , in samenhang met, advies heeft uitgebracht, hetgeen is overwogen omtrent dat advies;

a. artikel 7.32, vijfde lidartikel 7.12indien van toepassing, hetgeen in het milieueffectrapport omtrent mogelijkebelangrijke nadelige grensoverschrijdende milieugevolgen is overwogen, en

b.

indien van toepassing, hetgeen is overwogen omtrent de uitkomsten van hetoverleg, bedoeld in .

c.artikel 7.38a, vijfde lid

Om overlapping van monitoring te vermijden kan het bevoegd gezag bepalen dat voorde monitoringsmaatregelen en de procedures voor de monitoring, bedoeld in heteerste lid, onder f, degene die de activiteit wil ondernemen, gebruik kan maken vanbestaande wettelijk voorgeschreven monitoringsregelingen.

3

Artikel 7.38Indien de procedure van totstandkoming van een besluit niet voorziet in:

bekendmaking van een besluit, wordt dat besluit bekend gemaakt op de wijze,voorzien in ;

a.afdeling 3.6 van de Algemene wet bestuursrecht

Page 53: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 53/203

mededeling door toezending van een exemplaar van een besluit aan degenen die bijde voorbereiding ervan hun zienswijze naar voren hebben gebracht en, voor zovervan toepassing, aan de commissie, de adviseurs en de bestuursorganen die bij devoorbereiding worden betrokken, wordt mededeling gedaan zoals voorzien in

.

b.

artikel3:44 van de Algemene wet bestuursrecht

§ 7.11. Activiteiten met mogelijke grensoverschrijdende milieugevolgenArtikel 7.38a

Nadat uit de in het kader van dit hoofdstuk verzamelde informatie duidelijk isgeworden dat er sprake is van mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieuin een ander land als gevolg van een voorgenomen activiteit, wordt de regering of eendoor die regering aan te wijzen autoriteit van dat andere land zo spoedig mogelijkgeïnformeerd.

1

Indien een in een plan voorgenomen activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor hetmilieu kan hebben in een ander land, wordt, onverminderd het eerste lid, aan deregering van dat land of aan een door die regering aan te wijzen autoriteit van dat landverstrekt:

2

het ontwerp van het plan, en, indien het milieueffectrapport niet is opgenomen in datontwerp, het milieueffectrapport, gelijktijdig met de terinzagelegging daarvan inNederland;

a.

het vastgestelde plan, en, indien het milieueffectrapport niet is opgenomen in datplan, het milieueffectrapport, gelijktijdig met de bekendmaking daarvan inNederland.

b.

Indien een in een besluit voorgenomen activiteit belangrijke nadelige gevolgen kanhebben voor het milieu in een ander land, wordt, onverminderd het eerste lid, aan deregering van dat land of een door die regering aan te wijzen autoriteit van dat landverstrekt:

3

de aanvraag, bedoeld in , onderscheidenlijk het ontwerp van het besluitalsmede de milieueffectrapportage en, indien van toepassing, een advies alsbedoeld in onderscheidenlijk , gelijktijdig met deterinzagelegging daarvan in Nederland;

a. artikel 7.28

artikel 7.26 artikel 7.27

het besluit en het milieueffectrapport gelijktijdig met de bekendmaking daarvan inNederland.

b.

Op de instanties die daartoe door de bevoegde autoriteit van het andere land zijnaangewezen op grond van hun specifieke verantwoordelijkheid op milieugebied zijn de

en de, , onderscheidenlijk ,

van overeenkomstige toepassing. Tevens worden de in het tweede en derde lidbedoelde bescheiden toegezonden aan deze instanties.

4

artikelen 3:16, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrechtartikelen 7.9, tweede lid, onder c artikel 7.25 artikel 7.27, vierde lid

De ingevolge het tweede of derde lid te verstrekken stukken dienen als grondslag voorhet overleg met bestuursorganen in het betrokken andere land over de belangrijkenadelige gevolgen die de activiteit voor het milieu in dat andere land kan hebben, ende maatregelen die worden overwogen om die gevolgen te voorkomen of te beperken.

5

Het bevoegd gezag is belast met de taken die voortvloeien uit de toepassing van heteerste tot en met vierde lid. Het bevoegd gezag geeft informatie en zendt de ingevolgehet tweede en derde lid verstrekte stukken tevens aan Onze Minister, welke stukkeneveneens dienen als grondslag voor het door het bevoegd gezag te voeren overleg,bedoeld in het vijfde lid.

6

Onze Minister is in algemene zin belast met het onderhouden van contacten met deregering van het andere land en is betrokken bij overleg op regeringsniveau indien hetoverleg over een voorgenomen activiteit tussen het bevoegd gezag en debestuursorganen van dat land niet tot het gewenste resultaat heeft geleid.

7

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot hetbepaalde in het tweede tot en met vijfde lid.

8

Page 54: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 54/203

Artikel 7.38b[Vervallen per 01-07-2010]Artikel 7.38c[Vervallen per 01-07-2010]Artikel 7.38dIndien een ander land belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu meent te kunnenondervinden van een in een plan dan wel besluit voorgenomen activiteit in Nederland, geven hetbevoegd gezag, onderscheidenlijk Onze Minister op verzoek van dat land toepassing aan

, met inachtneming van de taakverdeling tussen het bevoegdgezag en Onze Minister, bedoeld in artikel 7.38a, zesde en zevende lid.

artikel7.38a, eerste tot en met vijfde lid

Artikel 7.38eIndien een ander land belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan ondervinden van een ineen plan, dan wel besluit voorgenomen activiteit in Nederland kan Onze Minister bepalen dat hetbevoegd gezag dat plan dan wel besluit niet vaststelt dan nadat Onze Minister gedurendedertien weken na het einde van de termijn waarbinnen zienswijzen over het ontwerp van datplan dan wel over de aanvraag, of het ontwerp van dat besluit naar voren kunnen wordengebracht, in de gelegenheid is gesteld de uitkomsten van het overleg, bedoeld in

, aan het bevoegd gezag te doen toekomen.artikel 7.38a,

zevende lid

Artikel 7.38f[Vervallen per 01-07-2010]Artikel 7.38gIndien een voorgenomen activiteit in een ander land belangrijke nadelige gevolgen voor hetmilieu in Nederland kan hebben, draagt Onze Minister zorg voor het onderhouden van decontacten met dat land indien er geen contact over een voorgenomen activiteit tot stand isgekomen tussen de direct betrokken bestuursorganen in Nederland en de bestuursorganen vanhet andere land dan wel indien het contact niet tot het gewenste resultaat heeft geleid.

§ 7.12. EvaluatieArtikel 7.39

Het bevoegd gezag dat een plan heeft vastgesteld, onderzoekt de gevolgen die deuitvoering van dat plan heeft voor het milieu, wanneer de in het plan voorgenomenactiviteit wordt ondernomen of nadat zij is ondernomen.

1

Het bevoegd gezag stelt van het onderzoek een verslag op. Het bevoegd gezag zendthet verslag aan de adviseurs, de bestuursorganen, bedoeld in , en aan decommissie. Het geeft van het verslag gelijktijdig kennis met toepassing van

.

2artikel 7.8

artikel3:12, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht

Artikel 7.40[Vervallen per 01-07-2010]Artikel 7.41

Voor een besluit stelt het bevoegd gezag een verslag op over de resultaten van demonitoring, bedoeld in .

1artikel 7.37, eerste lid, onder f

Het bevoegd gezag zendt het verslag aan degene die de activiteit onderneemt, aan debestuursorganen en aan de adviseurs. Het geeft van het verslag gelijktijdig kennis mettoepassing van .

2

artikel 3:12, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrechtAls de commissie overeenkomstig , , in samenhangmet , of advies heeftuitgebracht, zendt het bevoegd gezag haar het verslag.

3 artikel 7.26a artikel 7.32, vijfde lidartikel 7.12 artikel 1.11, tweede lid, van de Crisis- en herstelwet

Artikel 7.42Indien uit het in bedoelde onderzoek of het in ,bedoelde verslag blijkt dat de activiteit in belangrijke mate nadeliger gevolgen voor hetmilieu heeft dan die welke bij het vaststellen van het plan, dan wel bij het nemen vanhet besluit werden verwacht, neemt het bevoegd gezag, indien dat naar zijn oordeel

1 artikel 7.39 artikel 7.41, eerste lid

Page 55: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 55/203

nodig is, de hem ter beschikking staande maatregelen ten einde die gevolgen zoveelmogelijk te beperken of ongedaan te maken.Indien het bevoegd gezag met betrekking tot een besluit tot het oordeel komt dat hetmoet worden gewijzigd of ingetrokken, zijn op die wijziging of intrekking de

en van overeenkomstige toepassing.

2artikelen

7.35 7.36

Artikel 7.43[Vervallen per 01-07-2010]Hoofdstuk 8. Inrichtingen

Paragraaf 8.1Artikel 8.1[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.2[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.2a[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.2b[Vervallen per 01-01-2006]Artikel 8.3[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.4[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.5[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.6[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.7[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.8[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.9[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.10[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.11[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.12[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.12a[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.12b[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.13[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.13a[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.14[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.15[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.16[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.17[Vervallen per 01-10-2010]

Page 56: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 56/203

Artikel 8.18[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.19[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.20[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.21[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.22[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.23[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.24[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.25[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.26[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.26a[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.27[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.28[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.29[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.30[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.31[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.31a[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.32[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.33[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.34[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.35[Vervallen per 26-11-2008]Artikel 8.36[Vervallen per 26-11-2008]Artikel 8.36a[Vervallen per 26-11-2008]Artikel 8.36b[Vervallen per 26-11-2008]Artikel 8.36c[Vervallen per 26-11-2008]Artikel 8.36d[Vervallen per 26-11-2008]Artikel 8.36e[Vervallen per 26-11-2008]Artikel 8.37[Vervallen per 26-11-2008]

Page 57: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 57/203

Artikel 8.38[Vervallen per 26-11-2008]Artikel 8.39[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.39a[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.39b[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.39c[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.39d[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.39e[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.39f[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.40

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld, die nodig zijnter bescherming van het milieu tegen de nadelige gevolgen die inrichtingen daarvoorkunnen veroorzaken. Daarbij kan worden bepaald dat daarbij gestelde regels slechtsgelden in daarbij aangegeven categorieën van gevallen.

1

Bij de beslissing tot het vaststellen van een algemene maatregel van bestuur alsbedoeld in het eerste lid, worden in ieder geval betrokken:

2

de bestaande toestand van het milieu, voor zover inrichtingen die tot de betrokkencategorieën behoren, daarvoor gevolgen kunnen veroorzaken;

a.

de gevolgen voor het milieu, die inrichtingen die tot de betrokken categorieënbehoren, kunnen veroorzaken, mede in hun onderlinge samenhang bezien;

b.

de met betrekking tot inrichtingen die tot de betrokken categorieën behoren, en deomgeving waarin zodanige inrichtingen zijn of kunnen zijn gelegen, redelijkerwijs teverwachten ontwikkelingen die van belang zijn met het oog op de bescherming vanhet milieu;

c.

de mogelijkheden tot bescherming van het milieu, door de nadelige gevolgen voorhet milieu, die inrichtingen die tot de betrokken categorieën behoren, kunnenveroorzaken, te voorkomen, dan wel zoveel mogelijk te beperken, voor zover zij nietkunnen worden voorkomen;

d.

de voor onderdelen van het milieu, waarvoor de betrokken categorieën vaninrichtingen gevolgen kunnen hebben, geldende milieukwaliteitseisen, vastgesteldkrachtens of overeenkomstig of bij ;

e.

artikel 5.1 Bijlage 2de redelijkerwijs te verwachten financiële en economische gevolgen van demaatregel.

f.

In een toelichting bij de maatregel wordt aangegeven op welke wijze deze aspecten bijde voorbereiding van de maatregel zijn betrokken.Ten aanzien van bij de regels te stellen voorschriften zijn de bij of krachtens

, gestelde regels over activiteiten met betrekking totinrichtingen als bedoeld in

, alsmede de , , , , en van overeenkomstige

toepassing, met dien verstande dat het stellen van financiële zekerheid slechts kanworden voorgeschreven in de vorm van het sluiten van een verzekering tegenaansprakelijkheid voor schade, voortvloeiend uit de nadelige gevolgen voor het milieu,die de inrichting veroorzaakt.

3 artikel2.22, tweede en derde lid

artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemenebepalingen omgevingsrecht artikelen 2.23 2.30, eerste lid 2.31, eerstelid, onder b 2.33, eerste lid, onder b 4.1 van die wet

Deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen zijn mede van toepassing opinrichtingen die gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken binnen de exclusieveeconomische zone, voor zover dat bij een algemene maatregel van bestuur alsbedoeld in het eerste lid, is bepaald.

4

Page 58: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 58/203

Artikel 8.40aIndien bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in een verplichting is opgenomen voor degene die de inrichting drijft, om daarbijaangegeven maatregelen te treffen, kan daarbij worden bepaald dat diegene in plaatsdaarvan andere maatregelen kan treffen, wanneer met die andere maatregelen tenminste een gelijkwaardig niveau van bescherming van het milieu wordt bereikt.

1 artikel 8.40

Degene die de inrichting drijft dient een aanvraag in tot het kunnen treffen van anderemaatregelen bij het bestuursorgaan, aangegeven bij de algemene maatregel vanbestuur, bedoeld in het eerste lid, welke aanvraag gegevens bevat waaruit blijkt datmet die andere maatregelen ten minste een gelijkwaardig niveau van beschermingvan het milieu wordt bereikt.

2

Het bestuursorgaan, bedoeld in het tweede lid, beslist binnen acht weken over degelijkwaardigheid van de andere maatregelen. Het bestuursorgaan kan deze termijneenmaal met ten hoogste zes weken verlengen.

3

Indien de maatregelen waarop de aanvraag betrekking heeft, direct verband houdenmet activiteiten waarvoor een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend ofdie zijn toegestaan krachtens een omgevingsvergunning, wordt de beslissing op deaanvraag afgestemd op de betrokken aanvraag om een omgevingsvergunning,onderscheidenlijk de betrokken omgevingsvergunning.

4

Artikel 8.41Bij een algemene maatregel van bestuur krachtens kan met betrekking totdaarbij aangewezen categorieën van inrichtingen de verplichting worden opgelegd tothet melden van het oprichten of het veranderen van een inrichting waarop demaatregel betrekking heeft, dan wel van het veranderen van de werking daarvan.

1 artikel 8.40

Bij de maatregel wordt aangegeven:2

het bestuursorgaan waaraan de melding wordt gericht;a.het tijdstip, voorafgaand aan het oprichten of veranderen, waarop de meldinguiterlijk moet zijn gedaan;

b.

de gegevens die bij de melding moeten worden verstrekt;c.in welke gevallen de melding geheel of gedeeltelijk elektronisch wordt verricht of inwelke gevallen het bevoegd gezag geheel of gedeeltelijk elektronisch gedanemeldingen in ontvangst neemt.

d.

Onze Minister kan nadere regels stellen met betrekking tot de in het tweede lid, onder, bedoelde gegevens en de wijze waarop zij moeten worden verstrekt.

3cVan de melding wordt openbaar kennisgegeven in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen. Indien op grond van een algemene maatregel van bestuur krachtens

ook anderszins gegevens moeten worden verstrekt, kunnen bij demaatregel regels over de openbare kennisgeving daarvan worden gesteld. Bijalgemene maatregel van bestuur kunnen bestuursorganen worden aangewezen,waaraan een exemplaar van de melding of de anderszins verstrekte gegevens moetworden toegezonden.

4

artikel 8.40

Artikel 8.41aIndien activiteiten ten aanzien waarvan ingevolge het bepaalde krachtens een melding moet worden gedaan, tevens zijn aan te merken als activiteiten diebehoren tot een categorie waarvoor ingevolge of

een omgevingsvergunning is vereist, wordt,indien de melding nog niet gedaan is of de bij de melding te verstrekken gegevens nietvolledig zijn, tegelijkertijd met de indiening van de aanvraag om eenomgevingsvergunning een melding van die activiteiten overeenkomstig het bepaaldekrachtens artikel 8.41 gedaan.

1 artikel 8.41

artikel 2.1 2.2, eerste lid, van de Wetalgemene bepalingen omgevingsrecht

Indien niet is voldaan aan het bepaalde in het eerste lid besluit het bevoegd gezag deaanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnende door dat bestuursorgaan gestelde termijn alsnog te melden dan wel deontbrekende gegevens te verstrekken.

2

Page 59: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 59/203

Een besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvragerbekendgemaakt nadat de krachtens het tweede lid gestelde termijn ongebruikt isverstreken of binnen die termijn de gegevens, bedoeld in het tweede lid, niet of nietvolledig zijn verstrekt.

3

In gevallen als bedoeld in het eerste lid wordt de melding gedaan bij hetbestuursorgaan waarbij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingediend.

4

Indien het bestuursorgaan waaraan de melding is gedaan, niet het bestuursorgaan iswaaraan ingevolge het bepaalde krachtens , demelding moet worden gericht, zendt het eerstbedoelde bestuursorgaan onverwijld debij die melding verstrekte gegevens door naar het bestuursorgaan, bedoeld in datonderdeel, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de afzender.

5artikel 8.41, tweede lid, onder a

Artikel 8.42Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur als bedoeld in kan metbetrekking tot daarbij aangegeven onderwerpen de verplichting worden opgelegd tevoldoen aan voorschriften die nodig zijn ter bescherming van het milieu, gesteld dooreen bij die maatregel aangegeven bestuursorgaan.

1 artikel 8.40

Op het stellen van voorschriften als bedoeld in het eerste lid, is , van overeenkomstige toepassing.

2 artikel 8.40, tweede enderde lidHet bestuursorgaan, bedoeld in het eerste lid, kan voorschriften stellen die afwijkenvan de regels, gesteld bij of krachtens de maatregel, bedoeld in dat lid, indien dat bij ofkrachtens die maatregel is bepaald. Bij of krachtens de maatregel kan worden bepaaldin welke mate de voorschriften kunnen afwijken en kan worden bepaald dat slechtskan worden afgeweken in daarbij aangegeven categorieën van gevallen.

3

Het bestuursorgaan kan de voorschriften aanvullen, wijzigen of intrekken indien datnodig is ter bescherming van het milieu.

4

Bij of krachtens de maatregel worden categorieën van gevallen aangegeven, waarinvan de beschikking waarbij het voorschrift wordt gesteld, mededeling wordt gedaandoor kennisgeving in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen.

5

Voorschriften als bedoeld in het eerste lid die betrekking hebben op activiteiten diedirect verband houden met activiteiten waarvoor een aanvraag om eenomgevingsvergunning is ingediend of die zijn toegestaan krachtens eenomgevingsvergunning, worden afgestemd op de betrokken aanvraag om eenomgevingsvergunning, onderscheidenlijk de betrokken omgevingsvergunning.

6

Op de voorbereiding van een beschikking op de aanvraag tot het stellen vanvoorschriften zijn de en

van overeenkomstige toepassing, tenzij daarop van toepassing is.

7artikelen 3.8 3.9, eerste en tweede lid, van de Wet algemene

bepalingen omgevingsrecht afdeling 3.4 vande Algemene wet bestuursrecht

Artikel 8.42aHet bevoegd gezag kan voorschriften aan een omgevingsvergunning voor een inrichtingverbinden die afwijken van de regels, gesteld bij of krachtens een algemene maatregel vanbestuur als bedoeld in , indien dat bij of krachtens die maatregel is bepaald. Bij ofkrachtens de maatregel kan worden bepaald in welke mate de voorschriften kunnen afwijken enkan worden bepaald dat slechts kan worden afgeweken in daarbij aangegeven categorieën vangevallen.

artikel 8.40

Artikel 8.42bBij of krachtens algemene maatregel van bestuur als bedoeld in kan metbetrekking tot daarbij aangegeven onderwerpen worden bepaald dat bij provinciale ofgemeentelijke verordening gestelde regels omtrent die onderwerpen van de bij ofkrachtens de maatregel gestelde regels kunnen afwijken, in welke mate kan wordenafgeweken en kan worden bepaald dat slechts kan worden afgeweken in daarbijaangegeven categorieën van gevallen.

1 artikel 8.40

Op het stellen van provinciale of gemeentelijke regels als bedoeld in het eerste lid, is, van overeenkomstige toepassing.

2artikel 8.40, tweede en derde lid

Artikel 8.43

Page 60: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 60/203

Inrichtingen waarin van anderen afkomstige afvalstoffen worden gestort, brengen bijhet in ontvangst nemen van afvalstoffen een bedrag in rekening waarbij in ieder gevalrekening wordt gehouden:

1

met de kosten van het totstandbrengen, instandhouden en in werking hebben vande inrichting,

a.

met de kosten van de voorzieningen die bewerkstelligen dat de inrichting, nadat zijbuiten gebruik is gesteld, geen nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt,daaronder mede begrepen de kosten van de krachtens ,verschuldigde heffing, en

b.

artikel 15.44, eerste lid

met de kosten van financiële zekerheid in categorieën van gevallen waarvoor hetstellen van financiële zekerheid krachtens

is voorgeschreven.

c.artikel 4.1 van de Wet algemene

bepalingen omgevingsrechtOnze Minister kan nadere regels stellen met betrekking tot het eerste lid.2

Artikel 8.44[Vervallen per 01-01-2008]Artikel 8.45[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 8.46[Red: Door vernummering vervallen.]

Paragraaf 8.2Artikel 8.47

In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:1

stortplaats: inrichting waar afvalstoffen worden gestort, dan wel het gedeelte vaneen inrichting, waar afvalstoffen worden gestort, indien in de inrichting nietuitsluitend afvalstoffen worden gestort, met uitzondering van afvalvoorzieningen;

a.

gesloten stortplaats: stortplaats ten aanzien waarvan de in het derde lid bedoeldeverklaring is afgegeven;

b.

bedrijfsgebonden stortplaats: stortplaats waar uitsluitend afvalstoffen wordengestort, die afkomstig zijn van binnen de inrichting waartoe de stortplaats behoort.

c.

Onder stortplaats wordt mede verstaan een gesloten stortplaats. Tot de stortplaatswordt mede gerekend het gedeelte van de stortplaats waar het storten vanafvalstoffen is beëindigd.

2

Het bevoegd gezag verklaart een stortplaats voor gesloten, indien:3

het storten van afvalstoffen is beëindigd,a.voor zover een daartoe strekkend voorschrift voor de inrichting geldt, eenbovenafdichting is aangebracht, en

b.

een eindinspectie door het bevoegd gezag is uitgevoerd waaruit is gebleken dat aanalle voorschriften, verbonden aan de omgevingsvergunning voor de inrichting, isvoldaan en dat ook geen andere maatregelen ingevolge de getroffen dienen te worden door degene die de stortplaats drijft, in geval vanverontreiniging of aantasting van de bodem onder de stortplaats.

c.

Wet bodembescherming

Artikel 8.47aHet bevoegd gezag stelt Onze Minister zo spoedig mogelijk op de hoogte van een verklaring alsbedoeld in .artikel 8.47, derde lid

Artikel 8.48Deze paragraaf is van toepassing op stortplaatsen waarvoor eenomgevingsvergunning is vereist, waar op of na 1 september 1996 afvalstoffen wordengestort, en

1

waarvoor een algemene maatregel van bestuur geldt als bedoeld in , of

a. artikel 2.22,derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Page 61: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 61/203

uitsluitend baggerspecie wordt gestort.b.Deze paragraaf is, met uitzondering van het eerste lid van dit artikel, vanovereenkomstige toepassing op afvalvoorzieningen.

2

Het tweede lid is niet van toepassing op bij algemene maatregel van bestuuraangewezen categorieën van naar haar aard tijdelijke afvalvoorzieningen.

3

Artikel 8.49Met betrekking tot een gesloten stortplaats worden zodanige maatregelen getroffendat wordt gewaarborgd dat die stortplaats geen nadelige gevolgen voor het milieuveroorzaakt, dan wel, voor zover dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd, degrootst mogelijke bescherming wordt geboden tegen die nadelige gevolgen.

1

Tot de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, worden in ieder geval gerekend:2

maatregelen strekkende tot het in stand houden en onderhouden, alsmede hetherstellen, verbeteren of vervangen van voorzieningen ter bescherming van debodem;

a.

het regelmatig inspecteren van voorzieningen ter bescherming van de bodem, enb.het regelmatig onderzoeken van de bodem onder de stortplaats.c.

Degene die een stortplaats drijft, stelt een nazorgplan op ter uitvoering van demaatregelen, bedoeld in het eerste en tweede lid. Het nazorgplan behoeft deinstemming van het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag beslist hierover binnendertien weken na de indiening van het nazorgplan. Indien het bevoegd gezag nietbinnen de gestelde termijn heeft beslist, is de instemming van rechtswege gegeven.Het bevoegd gezag maakt de instemming van rechtswege onverwijld nadat debeslistermijn is verstreken, bekend.

3

Het bevoegd gezag kan degene die een stortplaats drijft, bevelen het nazorgplanwaarmee het heeft ingestemd, aan te passen gezien de ontwikkelingen op het gebiedvan de technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu en de ontwikkelingenmet betrekking tot de kwaliteit van het milieu, dan wel in verband met een veranderingvan de stortplaats sedert de datum van instemming met het nazorgplan.

4

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot de in het eerste entweede lid bedoelde maatregelen alsmede met betrekking tot het in het derde lidbedoelde nazorgplan nadere regels worden gesteld.

5

Artikel 8.50Het bevoegd gezag is belast met de maatregelen, bedoeld in .1 artikel 8.49Het bevoegd gezag kan de zorg voor de uitvoering van de werkzaamheden dieverband houden met de in bedoelde maatregelen, opdragen aan eendaartoe door hem aangewezen rechtspersoon of instantie.

2artikel 8.49

In afwijking van het eerste lid berust de zorg voor de uitvoering van dewerkzaamheden die verband houden met de in bedoelde maatregelen metbetrekking tot:

3artikel 8.49

gesloten stortplaatsen waar baggerspecie is gestort en die worden gedreven ofmede worden gedreven door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, bij dieminister;

a.

gesloten afvalvoorzieningen waarin zich een mijnbouwwerk als bedoeld in bevindt, bij degene die de afvalvoorziening het laatst

heeft gedreven.

b. artikel 1,onder n, van de Mijnbouwwet

Op verzoek van degene die een bedrijfsgebonden stortplaats het laatst heeftgedreven, wordt bij het al dan niet toepassen van het tweede lid rekening gehoudenmet de mogelijkheid die zorg aan die persoon op te dragen.

4

Artikel 8.51De rechthebbende ten aanzien van de plaats waar de in bedoelde zorg metbetrekking tot een gesloten stortplaats wordt uitgevoerd, is verplicht te gedogen datwerkzaamheden worden verricht ten behoeve van die zorg, onverminderd zijn recht opschadevergoeding.

artikel 8.49

Page 62: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 62/203

Paragraaf 8.3Artikel 8.52Naar aanleiding van de door de provincie uitgevoerde inventarisatie van plaatsen waarafvalstoffen zijn gestort en waar dat storten voor 1 september 1996 is beëindigd, delengedeputeerde staten van de provincie waar de desbetreffende stortplaatsen liggen, OnzeMinister zo spoedig mogelijk mede welke stortplaatsen dit betreft.

Artikel 8.53Onze Minister houdt een lijst bij van gesloten stortplaatsen als bedoeld in ,en van de stortplaatsen, bedoeld in .

1 artikel 8.47artikel 8.52

Hij draagt zorgt voor bekendmaking van deze lijst en doet een afschrift van de lijstalsmede de aanvullingen erop toekomen aan de ter zake van de afvalstoffenbelastingbevoegde inspecteur van de Belastingdienst.

2

Hoofdstuk 9. Stoffen en produkten

Titel 9.1. AlgemeenArtikel 9.1.1Dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen zijn mede van toepassing op handelingenverricht binnen de exclusieve economische zone, voor zover dat bij algemene maatregel vanbestuur is bepaald.

Titel 9.2. Stoffen, mengsels en genetisch gemodificeerde organismen§ 9.2.1. AlgemeenArtikel 9.2.1.1Deze titel en de daarop berustende bepalingen zijn, met uitzondering van de regels dieuitsluitend strekken ter uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een voorNederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, niet van toepassing opvoedingsmiddelen, genotmiddelen en diervoeders.

Artikel 9.2.1.2Een ieder die beroepshalve een stof, mengsel of genetisch gemodificeerd organismevervaardigt, in Nederland invoert, toepast, bewerkt, verwerkt of aan een ander ter beschikkingstelt, en die weet of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door zijn handelingen met die stofof dat mengsel of organisme gevaren kunnen optreden voor de gezondheid van de mens of voorhet milieu, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen wordengevergd, teneinde die gevaren zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 9.2.1.3Een ieder die beroepshalve een stof, mengsel of genetisch gemodificeerd organismevervaardigt, in Nederland invoert, toepast, bewerkt, verwerkt of aan een ander terbeschikking stelt, verstrekt desgevraagd aan Onze Minister gegevens over die stof ofdat mengsel of organisme waarover hij beschikt of redelijkerwijs kan beschikken.

1

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld metbetrekking tot de in het eerste lid bedoelde gegevens.

2

Artikel 9.2.1.4Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat degene dieberoepshalve stoffen, mengsels of genetisch gemodificeerde organismen vervaardigt,in Nederland invoert, toepast, bewerkt of verwerkt, in daarbij aangegeven categorieënvan gevallen een administratie bijhoudt van de hoeveelheden die hij daarvan heeftvervaardigd, in Nederland heeft ingevoerd, heeft toegepast, bewerkt of verwerkt ofaan een ander ter beschikking heeft gesteld.

1

Bij of krachtens de maatregel worden regels gesteld met betrekking tot de wijzewaarop de administratie wordt bijgehouden en kunnen andere gegevens wordenaangewezen die in de administratie dienen te worden opgenomen.

2

Page 63: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 63/203

Artikel 9.2.1.5Bij algemene maatregel van bestuur kan in het belang van de landsverdedigingvrijstelling worden verleend van de in , of gesteldeverplichtingen.

1artikel 9.2.3.3 9.3.3 9.3a.3

Bij koninklijk besluit kan in het belang van de landsverdediging ontheffing wordenverleend van de bij of krachtens , , , , ,

, , of gestelde verboden en verplichtingen.

2artikel 9.2.1.4 9.2.2.1 9.2.2.2 9.2.2.6 9.2.3.2

9.2.3.3 9.2.3.5, tweede lid 9.3.3 9.3a.3Aan een vrijstelling of ontheffing worden de voorschriften verbonden die nodig zijn inhet belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu.

3

De voordracht voor een besluit krachtens het eerste of tweede lid wordt Ons nietgedaan dan op verzoek van Onze Minister van Defensie.

4

§ 9.2.2. MaatregelenArtikel 9.2.2.1

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, indien een redelijk vermoeden isgerezen dat door handelingen met stoffen, mengsels of genetisch gemodificeerdeorganismen ongewenste effecten voor de gezondheid van de mens of voor het milieuzullen ontstaan, regels worden gesteld met betrekking tot het vervaardigen, inNederland invoeren, toepassen, bewerken, verwerken, voorhanden hebben, aan eenander ter beschikking stellen, vervoeren, uitvoeren en zich ontdoen van deze stoffen,mengsels of organismen.

1

Hiertoe kunnen behoren regels, inhoudende:2

een verbod een of meer van de in het eerste lid genoemde handelingen teverrichten met betrekking tot bij de maatregel aangewezen stoffen, mengsels ofgenetisch gemodificeerde organismen;

a.

een verbod een zodanige handeling te verrichten op een bij de maatregelaangegeven wijze, voor daarbij aangegeven doeleinden, op daarbij aangegevenplaatsen of onder daarbij aangegeven omstandigheden;

b.

een verbod een handeling als onder a of b bedoeld te verrichten zonder daartoeverleende vergunning;

c.

een verbod een zodanige handeling te verrichten indien met betrekking tot destoffen, mengsels of genetisch gemodificeerde organismen niet aan bij demaatregel gestelde eisen wordt voldaan;

d.

een verbod een zodanige handeling te verrichten indien bij degene die diehandeling verricht, niet de bij de maatregel aangegeven deskundigheid aanwezig is;

e.

een verbod een zodanige handeling te verrichten met betrekking tot producten,indien deze daarbij aangewezen stoffen, mengsels of genetisch gemodificeerdeorganismen bevatten, of indien deze zodanige stoffen, mengsels of genetischgemodificeerde organismen bevatten in grotere dan daarbij aangegevenhoeveelheden;

f.

een verbod bij de maatregel aangewezen stoffen of mengsels toe te passen inproducten die niet behoren tot een type dat bij een keuring, verricht aan de handvan de bij de maatregel daartoe vastgestelde regels, is goedgekeurd;

g.

een verbod bij de maatregel aangewezen stoffen, mengsels of genetischgemodificeerde organismen ter beschikking te stellen aan een daarbij aangewezencategorie van personen;

h.

een verplichting een of meer van de in het eerste lid genoemde handelingen metbetrekking tot bij de maatregel aangewezen stoffen, mengsels of genetischgemodificeerde organismen of daarbij aangewezen categorieën van productenwaarin die stoffen, mengsels of organismen voorkomen, of een voornemen tot hetverrichten van die handelingen, te melden op een daarbij aangegeven wijze aaneen daarbij aangewezen bestuursorgaan, of met betrekking tot die handelingen ofhet voornemen tot het verrichten van die handelingen op een daarbij aangegevenwijze aan een daarbij aangewezen bestuursorgaan daarbij aangewezen gegevenste verstrekken;

i.

een verplichting met betrekking tot zodanige handelingen volgens bij de maatregelgestelde regels controleonderzoeken te verrichten en de resultaten van die

j.

Page 64: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 64/203

onderzoeken op de bij de maatregel aangegeven wijze aan Onze Minister over teleggen;een verplichting bij de maatregel aangewezen stoffen, mengsels of daarbijaangewezen categorieën van producten waarin die stoffen of mengsels voorkomen,na toepassing terug te zenden aan degene die de stoffen, mengsels of productenter beschikking heeft gesteld;

k.

een verplichting bij de maatregel aangewezen stoffen, mengsels of genetischgemodificeerde organismen of daarbij aangewezen categorieën van productenwaarin die stoffen, mengsels of organismen voorkomen, af te geven aan daarbijaangewezen personen of instellingen;

l.

een verplichting voor degenen die bij de maatregel aangewezen stoffen, mengselsof genetisch gemodificeerde organismen of daarbij aangewezen categorieën vanproducten waarin die stoffen, mengsels of organismen voorkomen, vervaardigen, inNederland invoeren of aan een ander ter beschikking stellen, voor daarbijaangewezen personen of instellingen die krachtens hoofdstuk 10 bevoegd zijn tot ofvergunning hebben voor het nuttig toepassen of verwijderen van gevaarlijkeafvalstoffen, dan wel voor bij de maatregel aangewezen bestuursorganen, om diestoffen, mengsels, organismen of producten in te zamelen.

m.

Onze Minister kan omtrent in een maatregel krachtens het eerste lid geregeldeonderwerpen nadere regels stellen.

3

Artikel 9.2.2.1bDe regels, bedoeld in , kunnen, in afwijking van

een verplichting inhouden een handeling metbetrekking tot asbest of een asbesthoudend product of een voornemen tot het verrichten van diehandeling langs elektronische weg te melden dan wel met betrekking tot die handeling of datvoornemen langs elektronische weg gegevens en bescheiden te verstrekken dan wel deresultaten van een controleonderzoek.

artikel 9.2.2.1, tweede lid, onder i of j artikel 2:15,eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht

Artikel 9.2.2.2Een algemene maatregel van bestuur waarbij toepassing is gegeven aan

, kan tevens de verplichting inhouden te voldoen aan doorbestuursorganen die bij de maatregel zijn aangewezen, omtrent onderwerpen die in demaatregel zijn geregeld, gestelde nadere eisen. Bij het stellen van een zodanige eis wordttevens het tijdstip bepaald waarop ten aanzien van die eis de verplichting ingaat.

artikel 9.2.2.1, tweedelid, onder b, d, g, i, j, k, l of m

Artikel 9.2.2.3Indien toepassing wordt gegeven aan , wordentevens bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld betreffende het ter zakebevoegde gezag, de wijze waarop de aanvraag om een vergunning geschiedt, en degegevens die van de aanvrager kunnen worden verlangd.

1 artikel 9.2.2.1, tweede lid, onder c

De vergunning kan slechts worden geweigerd:2

in het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van hetmilieu;

a.

indien de uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een voorNederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie daartoe noopt,of

b.

in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in , indien dat bij de maatregel is

bepaald.

c. artikel 3 van de Wet bevorderingintegriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

Voordat toepassing wordt gegeven aan het tweede lid, aanhef en onder c, of hetzesde lid, aanhef en onder c, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingendoor het openbaar bestuur, bedoeld in

, om een advies als bedoeld in worden gevraagd.

3

artikel 8 van de Wet bevorderingintegriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuurartikel 9 van die wetOp de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag om een vergunning zijn

en van toepassing. Bij4

afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht afdeling 13.2

Page 65: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 65/203

een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid kunnen categorieënvan gevallen worden aangewezen, waarin

en geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijven.afdeling 3.4 van de Algemene wet

bestuursrecht afdeling 13.2Een vergunning kan in het belang van de bescherming van de gezondheid van demens en van het milieu onder beperkingen worden verleend. Aan een vergunningkunnen in het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van hetmilieu voorschriften worden verbonden. Deze kunnen, voorzover bij de maatregel nietanders is bepaald, de verplichting inhouden te voldoen aan door bestuursorganen diebij het voorschrift zijn aangewezen, in het belang van de bescherming van degezondheid van de mens en van het milieu gestelde nadere eisen. Bij het stellen vaneen zodanige eis wordt tevens het tijdstip bepaald, waarop ten aanzien van die eis deverplichting ingaat.

5

Onverminderd kan een vergunning worden ingetrokken:

6 artikel 5.19, eerste lid, van de Wet algemene bepalingenomgevingsrecht

indien de handeling aanmerkelijk gevaar oplevert voor de gezondheid van de mensof voor het milieu en wijziging of aanvulling van de aan de vergunning verbondenvoorschriften redelijkerwijs geen oplossing kan bieden;

a.

indien de uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een voorNederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie daartoe noopt,of

b.

in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in , indien dat bij de maatregel is

bepaald.

c. artikel 3 van de Wet bevorderingintegriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

Voor zover bij algemene maatregel van bestuur is bepaald, kan de vergunning in hetbelang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieuworden gewijzigd.

7

Op de voorbereiding van een intrekking of wijziging als bedoeld in het zesde lid,respectievelijk het zevende lid, zijn en niet van toepassing, tenzij uitvoering van een voor Nederlandverbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van eenvolkenrechtelijke organisatie daartoe noopt.

8afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht

afdeling 13.2

Artikel 9.2.2.4Indien toepassing wordt gegeven aan , wijst OnzeMinister de instantie aan, die de in die bepaling bedoelde keuring verricht. Bij demaatregel worden regels gesteld ten aanzien van de wijze waarop een zodanigekeuring plaatsheeft en de gronden waarop de in de eerste volzin bedoelde aanwijzingkan worden ingetrokken dan wel gewijzigd.

1 artikel 9.2.2.1, tweede lid, onder g

Indien ter uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een voorNederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, toepassing wordtgegeven aan , en het verdrag of besluit van dievolkenrechtelijke organisatie niet verplicht tot aanwijzing van een instantie als bedoeldin het eerste lid, geldt in afwijking van het eerste lid geen verplichting tot aanwijzingvan een instantie.

2

artikel 9.2.2.1, tweede lid, onder g

Artikel 9.2.2.5Indien toepassing wordt gegeven aan , kan tevensworden bepaald dat de schade, geleden door degene die de stoffen, mengsels, genetischgemodificeerde organismen of producten moet terugzenden of afgeven, of de kosten, gemaaktdoor degene die is aangewezen om die stoffen, mengsels, organismen of producten in tezamelen, ten laste kunnen worden gebracht van degenen die deze stoffen, mengsels,organismen of producten hebben vervaardigd of in Nederland ingevoerd. Daarbij kunnen tevensregels worden gesteld inzake de berekening van die schade of kosten en de bepaling vandegenen ten laste van wie die schade of kosten worden gebracht.

artikel 9.2.2.1, tweede lid, onder k, l of m

Artikel 9.2.2.6

Page 66: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 66/203

Indien de verwachte of gebleken effecten van stoffen, mengsels of genetischgemodificeerde organismen op de gezondheid van de mens of op het milieu hetstellen van regels als bedoeld in , naar het oordeel van OnzeMinister dringend noodzakelijk maken en naar zijn oordeel de totstandkoming van eenalgemene maatregel van bestuur krachtens dat artikel niet kan worden afgewacht, kanhij een besluit nemen van de in dat lid bedoelde strekking. Onze Minister neemt eenzodanig besluit in overeenstemming met Onze Ministers wie het mede aangaat, tenzijde vereiste spoed zich daartegen naar zijn oordeel verzet. De

zijn van overeenkomstige toepassing.

1

artikel 9.2.2.1, eerste lid

artikelen 9.2.2.2 tot enmet 9.2.2.5Een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid vervalt een jaar nadat zij inwerking is getreden of indien binnen die termijn een algemene maatregel van bestuurter vervanging van die regeling in werking is getreden, op het tijdstip waarop diemaatregel in werking treedt. De termijn kan bij ministeriële regeling eenmaal met tenhoogste een jaar worden verlengd.

2

Artikel 9.2.2.6aBij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat bij het op de marktbrengen van brandstoffen ten behoeve van vervoer in bij de maatregel aangewezengevallen wordt voldaan aan bij of krachtens de maatregel gestelde eisen vanduurzaamheid, waaronder begrepen de uitstoot van broeikasgassen.

1

De eisen, bedoeld in het eerste lid, kunnen in elk geval betrekking hebben op de voorbrandstoffen gebruikte grondstoffen en de omstandigheden waaronder diegrondstoffen worden vervaardigd, omgezet en, al dan niet omgezet, wordenovergebracht voor eindgebruik in Nederland.

2

Bij of krachtens de maatregel kunnen tevens regels worden gesteld omtrent deoverlegging van gegevens waaruit blijkt dat de brandstoffen voldoen aan de krachtenshet eerste lid gestelde eisen van duurzaamheid, alsmede van gegevens, waaruit blijktin hoeverre de brandstoffen aan andere bij of krachtens algemene maatregel vanbestuur aan te wijzen duurzaamheidscriteria voldoen.

3

is van overeenkomstige toepassing.4 Artikel 9.2.2.6

Artikel 9.2.2.7Onze Minister kan in bijzondere gevallen van het krachtens , ,

of bepaalde op een daartoe strekkende aanvraag ontheffing verlenen,indien het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van hetmilieu zich daartegen niet verzet.

1 artikel 9.2.1.4 9.2.2.19.2.2.6 9.2.2.6a

Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan een ontheffing kunnende voorschriften worden verbonden, die naar het oordeel van Onze Minister in hetbelang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieunoodzakelijk zijn.

2

Op de voorbereiding van een beschikking op een aanvraag om een ontheffing alsbedoeld eerste lid, zijn en

van toepassing.

3afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht afdeling

13.2Een ontheffing kan door Onze Minister worden gewijzigd of ingetrokken, indien dat inhet belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieunoodzakelijk is.

4

Paragraaf 9.2.3. Verpakking en aanduidingArtikel 9.2.3.1[Vervallen per 01-06-2015]Artikel 9.2.3.2Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekkingtot de aanduiding van producten waarin bepaalde stoffen of mengsels voorkomen.

Artikel 9.2.3.3De verpakking en sluiting die een genetisch gemodificeerd organisme rechtstreeksomsluiten, zijn:

1

Page 67: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 67/203

zodanig dat ongewild verlies van de inhoud niet kan plaatsvinden,a.vervaardigd van materiaal dat niet door het organisme kan worden aangetast, nochhiermee een gevaarlijke reactie kan aangaan of een gevaarlijke verbinding kanvormen, en

b.

zodanig dat zij niet kunnen losraken en tegen normale behandeling bestand zijn.c.Indien de verpakking is voorzien van een sluiting die meermalen kan worden gebruikt,zijn de verpakking en sluiting zodanig dat de verpakking meermalen opnieuw kanworden afgesloten zonder dat ongewild verlies van de inhoud plaatsvindt.

2

In afwijking van het eerste lid, onder a, mogen aan de verpakking, indien nodig, een ofmeer ontluchtingsventielen of andersoortige veiligheidsvoorzieningen aangebrachtzijn.

3

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot deverpakking en sluiting regels worden gesteld. Daarbij kan worden bepaald dat dieregels slechts gelden voor daarbij aangewezen genetisch gemodificeerde organismenof categorieën daarvan of in daarbij aangewezen gevallen.

4

Artikel 9.2.3.4Het aanduiden van een genetisch gemodificeerd organisme op een wijze die misleidend is tenaanzien van de effecten daarvan op de gezondheid van de mens of op het milieu of ten aanzienvan het krachtens of bepaalde, is verboden.artikel 9.2.2.1 9.2.2.6

Artikel 9.2.3.5Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat in daarbijaangewezen gevallen de en geheel of voor een daarbij tebepalen gedeelte niet van toepassing zijn:

1artikelen 9.2.3.3 9.2.3.4

ter uitvoering van een krachtens het Verdrag betreffende de oprichting van deEuropese Unie tot stand gekomen bindende regeling of

a.

indien het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van hetmilieu zich daartegen niet verzet.

b.

Bij of krachtens een maatregel als bedoeld in het eerste lid kunnen regels wordengesteld met betrekking tot de in de en geregeldeonderwerpen.

2artikelen 9.2.3.3 9.2.3.4

Titel 9.3. De EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffenArtikel 9.3.1Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ter uitvoeringvan de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen.

Artikel 9.3.2Onze Minister is de bevoegde instantie, bedoeld in de EG-verordening registratie,evaluatie en autorisatie van chemische stoffen.

1

Voor onderdelen van de verordening die betrekking hebben op beleid dat behoort totde verantwoordelijkheid van een Onzer andere Ministers, wordt voor die onderdelendie minister als bevoegde instantie aangewezen. De aanwijzing geschiedt bij regelingvan Onze Minister in overeenstemming met die minister.

2

Artikel 9.3.3Het is verboden te handelen in strijd met de volgende bepalingen van de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen: de artikelen 5,7, derde lid, 8, tweede lid, 9, vierde en zesde lid, 14, eerste, zesde en zevende lid, 31,eerste, tweede, derde, zevende en negende lid, 32, eerste en derde lid, 33, 34, 35, 37,vierde tot en met zevende lid, 38, eerste, derde en vierde lid, 39, eerste en tweede lid,40, derde en vierde lid, 50, vierde lid, 55, 56, eerste en tweede lid, 60, tiende lid, 65 en67, eerste lid.

1

Het is eveneens verboden te handelen in strijd met de volgende bepalingen van deEG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen: deartikelen 6, eerste en derde lid, 7, eerste, tweede en vijfde lid, 9, tweede lid, 11, eerste

2

Page 68: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 68/203

lid, 13, eerste, derde en vierde lid, 17, eerste lid, 18, eerste lid, 19, eerste lid, 22,eerste, tweede en vierde lid, 24, tweede lid, 25, eerste en tweede lid, 26, eerste enderde lid, 30, eerste, tweede, derde en vierde lid, 31, vijfde en achtste lid, 32, tweedelid, 36, 37, tweede en derde lid, 41, vierde lid, 46, tweede lid, 49, 50, tweede en derdelid, 61, eerste en derde lid, 63, derde lid, 66, eerste lid en 105.Het is verboden handelingen te verrichten of na te laten in strijd met anderebepalingen van de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemischestoffen dan genoemd in het eerste of tweede lid, voor zover die bepalingen teruitvoering van artikel 126 van die verordening bij algemene maatregel van bestuur zijnaangewezen.

3

Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het derde lid vervalt een jaarnadat hij in werking is getreden, dan wel, indien binnen die termijn een voorstel vanwet tot wijziging van het eerste of tweede lid bij de Staten-Generaal is ingediend, ophet tijdstip waarop dat voorstel is verworpen of, na tot wet te zijn verheven, in werkingis getreden.

4

Het eerste tot en met vierde lid zijn niet van toepassing op gedragingen, voorzoverdaaromtrent regels zijn gesteld bij of krachtens de .

5Warenwet

Titel 9.3a. De EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen enmengselsArtikel 9.3a.1De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wijst bij ministeriële regeling het orgaan aandat belast is met de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels. In de ministeriëleregeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van uitvoeren van die taak.

Artikel 9.3a.2Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is de bevoegde instantie, bedoeld inartikel 43 van de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels,voor zover het betreft het doen van voorstellen voor een geharmoniseerde indeling enetikettering van stoffen en mengsels.

Artikel 9.3a.3Het is verboden te handelen in strijd met de volgende bepalingen van de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels: de artikelen4, eerste tot en met vierde lid, zevende lid, achtste lid en tiende lid, 7, eerste tot enmet derde lid, 13, 15, vierde lid, 17, eerste en tweede lid, 18, eerste tot en met derdelid, 19, eerste en tweede lid, 20, eerste en derde lid, 21, eerste en derde lid, 22, eersteen vierde lid, 23, 25, eerste, tweede en vierde tot en met zesde lid, 28, tweede enderde lid, 29, eerste en derde lid, 30, eerste lid, 31, eerste tot en met vijfde lid, 32,eerste tot en met vierde en zesde lid, 33, eerste tot en met derde lid, 35, eerste entweede lid, en 48, eerste en tweede lid.

1

Het is eveneens verboden te handelen in strijd met de volgende bepalingen van deEG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels: deartikelen 16, eerste lid, 26, eerste en tweede lid, 27, 28, eerste lid, 30, tweede enderde lid, 40, eerste tot en met derde lid, en 49, eerste en tweede lid.

2

Het is verboden handelingen te verrichten of na te laten in strijd met anderebepalingen van de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen enmengsels dan genoemd in het eerste of tweede lid, voor zover die bepalingen teruitvoering van artikel 47 van die verordening bij algemene maatregel van bestuur zijnaangewezen.

3

Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het derde lid vervalt een jaarnadat hij in werking is getreden, dan wel, indien binnen die termijn een voorstel vanwet tot wijziging van het eerste of tweede lid bij de Staten-Generaal is ingediend, ophet tijdstip waarop dat voorstel is verworpen of, na tot wet te zijn verheven, in werkingis getreden.

4

Page 69: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 69/203

Artikel 9.3a.4[Vervallen per 01-06-2015]Titel 9.4. De EG-richtlijn ecologisch ontwerp energiegerelateerde productenArtikel 9.4.1

In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:1

: markering als bedoeld in besluit nr. 93/465/EEG van de Raad van deEuropese Unie van 22 juli 1993 betreffende de modules voor de verschillende fasenvan de conformiteitbeoordelingsprocedures en de voorschriften inzake hetaanbrengen en het gebruik van de CE-markering van overeenstemming (PbEG L 220)en bestaande uit het opschrift «CE» als weergegeven in bijlage III bij de EG-richtlijnecologisch ontwerp energiegerelateerde producten;

CE-markering

: onderdelen die bedoeld zijn om in een ingevolge eenalgemene maatregel van bestuur of een uitvoeringsmaatregel als bedoeld in

, aangewezen energiegerelateerd product te worden ingebouwd endie niet als losse onderdelen ten behoeve van gebruikers op de markt wordengeïntroduceerd of in gebruik worden genomen, dan wel waarvan de milieuprestatiesniet onafhankelijk van voornoemd product kunnen worden beoordeeld;

componenten en subeenhedenartikel

9.4.4, tweede lid

: document waarbij de fabrikant overeenkomstig bijlage VI bij deEG-richtlijn ecologisch ontwerp energiegerelateerde producten verklaart dat aan allevoor dat product relevante bepalingen van de toepasselijke uitvoeringsmaatregelwordt voldaan, onder verwijzing naar die uitvoeringsmaatregel;

conformiteitsverklaring

: richtlijnnr. 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellenvan eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten(herschikking) (PbEU L 285);

EG-richtlijn ecologisch ontwerp energiegerelateerde producten

: product dat wanneer het op de markt is geïntroduceerd ofin gebruik is genomen, een effect heeft op het energieverbruik, met inbegrip vanonderdelen die bedoeld zijn om in dat product te worden ingebouwd en die tenbehoeve van gebruikers op de markt worden geïntroduceerd of in gebruik wordengenomen als losse onderdelen waarvan de milieuprestaties onafhankelijk kunnenworden beoordeeld;

energiegerelateerd product

: degene die een energiegerelateerd product vervaardigt met het oog op hetop de markt introduceren onder zijn eigen naam of handelsmerk of voor eigen gebruik;fabrikant

: in de Europese Gemeenschap gevestigde persoon die in het kader van zijncommerciële activiteiten een product uit een land buiten de Europese Unie op demarkt introduceert;

importeur

: op de markt aanbieden, tegen vergoeding of kosteloos, methet oog op de distributie of het gebruik ervan, ongeacht de wijze waarop datgeschiedt;

op de markt introduceren

: krachtens de EG-richtlijn ecologisch ontwerpenergiegerelateerde producten goedgekeurde maatregel tot vaststelling vanvoorschriften voor een ecologisch ontwerp voor daarin aangegevenenergiegerelateerde producten.

uitvoeringsmaatregel

Voor de toepassing van deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt onder

onderscheidenlijk verstaan hetgeen daaronder in artikel 2 van de EG-richtlijn ecologisch ontwerpenergiegerelateerde producten wordt verstaan.

2ecologisch ontwerp, ecologisch profiel, geharmoniseerde norm, materialen,milieuprestaties, productontwerp verbetering van de milieuprestaties

Page 70: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 70/203

Bij het ontbreken van een fabrikant of importeur van een energiegerelateerd productwordt degene die dat energiegerelateerde product op de markt introduceert of ingebruik neemt, voor de toepassing van deze titel en de daarop berustende bepalingenals fabrikant aangemerkt.

3

Een wijziging van de in het tweede lid genoemde begrippen in de EG-richtlijnecologisch ontwerp energiegerelateerde producten of van een bijlage bij die richtlijnwaarnaar bij of krachtens deze titel wordt verwezen, gaat voor de toepassing van hetbij of krachtens deze titel bepaalde gelden met ingang van de dag waarop aan debetrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij een besluit van OnzeMinister, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordtvastgesteld.

4

Artikel 9.4.2Een fabrikant kan een persoon schriftelijk machtigen om namens hem bij of krachtens deze titelgeldende verplichtingen na te komen, mits deze gemachtigde binnen de EuropeseGemeenschap is gevestigd.

Artikel 9.4.3Deze titel is niet van toepassing op middelen voor het vervoer van personen of goederen.

Artikel 9.4.4Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van energie-efficiëntie en bescherming van het milieu met betrekking tot het ecologisch ontwerpvan een categorie van energiegerelateerde producten en de verstrekking vandaarmee verband houdende informatie over die producten aan de gebruikers regelsworden gesteld.

1

Het is de fabrikant onderscheidenlijk importeur van een energiegerelateerd productdat behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie of toteen categorie, aangewezen in een uitvoeringsmaatregel die in de vorm van eenverordening is gesteld, verboden dat product op de markt te introduceren of in gebruikte nemen, indien met betrekking tot dat product niet wordt voldaan aan de bij ofkrachtens deze titel en in de uitvoeringsmaatregel gestelde eisen.

2

Artikel 9.4.5De fabrikant onderscheidenlijk importeur draagt er zorg voor dat eenenergiegerelateerd product dat behoort tot een ingevolge een algemene maatregelvan bestuur als bedoeld in , aangewezen categorie of tot eencategorie, aangewezen in een uitvoeringsmaatregel die in de vorm van eenverordening is gesteld, alvorens dat product op de markt wordt geïntroduceerd of ingebruik wordt genomen, aan een conformiteitsbeoordeling wordt onderworpen,waarbij wordt getoetst of het voldoet aan de bij of krachtens deze titel en in deuitvoeringsmaatregel gestelde eisen. Bij algemene maatregel van bestuur kunnenregels worden gegeven met betrekking tot de wijze waarop de toetsing met betrekkingtot dat product plaatsvindt.

1

artikel 9.4.4, tweede lid

De fabrikant maakt met betrekking tot een energiegerelateerd product dat behoort toteen ingevolge een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in

, aangewezen categorie of tot een categorie, aangewezen in eenuitvoeringsmaatregel die in de vorm van een verordening is gesteld, eenconformiteitsverklaring op en brengt een CE-markering op het product aan. Deimporteur draagt er zorg voor dat hij met betrekking tot een dergelijk product beschiktover de conformiteitsverklaring en dat op het product een CE-markering isaangebracht.

2artikel 9.4.4,

tweede lid

Artikel 9.4.6De fabrikant onderscheidenlijk importeur van een energiegerelateerd product datbehoort tot een ingevolge een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in

, aangewezen categorie of tot een categorie, aangewezen in eenuitvoeringsmaatregel die in de vorm van een verordening is gesteld, bewaart na het in

1artikel

9.4.4, tweede lid

Page 71: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 71/203

Nederland op de markt introduceren of in gebruik nemen van dat product de relevantedocumenten betreffende de conformiteitsbeoordeling, als bedoeld in

, en de daaromtrent afgegeven conformiteitsverklaringen gedurende eenperiode van tien jaar na beëindiging van de vervaardiging van dat product.

artikel 9.4.5,eerste lid

De fabrikant onderscheidenlijk importeur stelt de in het eerste lid bedoeldedocumenten binnen tien dagen na ontvangst van een verzoek van het bevoegd gezag,belast met het toezicht op de naleving van de wet, beschikbaar aan dat bevoegdegezag.

2

Fabrikanten van componenten en subeenheden kunnen bij of krachtens algemenemaatregel van bestuur met betrekking tot een energiegerelateerd product dat behoorttot een ingevolge een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in

, aangewezen categorie of tot een categorie, aangewezen in eenuitvoeringsmaatregel die in de vorm van een verordening is gesteld, worden verplichtaan de fabrikant onderscheidenlijk importeur van dat product daarbij aangegevenrelevante informatie te verstrekken over de materiaalsamenstelling en het verbruik vanenergie, materialen of hulpbronnen van de door hen geproduceerde componenten ofsubeenheden.

3

artikel 9.4.4,tweede lid

Artikel 9.4.7Het is verboden op een energiegerelateerd product een markering aan te brengen, diede gebruikers van dat product kan misleiden omtrent de betekenis of de vorm van deCE-markering.

1

Het is verboden een energiegerelateerd product dat behoort tot een ingevolge eenalgemene maatregel van bestuur als bedoeld in , aangewezencategorie of tot een categorie, aangewezen in een uitvoeringsmaatregel die in de vormvan een verordening is gesteld, dat nog niet op de markt is geïntroduceerd en niet inovereenstemming is met het bij of krachtens deze titel bepaalde en met detoepasselijke uitvoeringsmaatregel, te tonen of te demonstreren op handelsbeurzen,tentoonstellingen of soortgelijke evenementen. Het verbod geldt niet indien duidelijkzichtbaar is aangegeven dat het product nog niet met die uitvoeringsmaatregel inovereenstemming is en niet op de markt zal worden geïntroduceerd, zolang hetproduct nog niet met het bij of krachtens deze titel bepaalde en met de toepasselijkeuitvoeringsmaatregel in overeenstemming is.

2artikel 9.4.4, tweede lid

Artikel 9.4.8Een energiegerelateerd product, behorende tot een ingevolge een algemenemaatregel van bestuur als bedoeld in , aangewezen categorieof tot een categorie, aangewezen in een uitvoeringsmaatregel die in de vorm van eenverordening is gesteld, dat van een CE-markering is voorzien, wordt vermoed tevoldoen aan de voor dat product bij of krachtens deze titel en in deuitvoeringsmaatregel gestelde eisen.

1artikel 9.4.4, tweede lid

Een energiegerelateerd product, behorende tot een ingevolge een algemenemaatregel van bestuur als bedoeld in , aangewezen categorieof tot een categorie, aangewezen in een uitvoeringsmaatregel die in de vorm van eenverordening is gesteld, waarvoor een geharmoniseerde norm is toegepast waarvanhet referentienummer in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt,wordt vermoed te voldoen aan de voorschriften van de toepasselijkeuitvoeringsmaatregel waarop die norm betrekking heeft.

2artikel 9.4.4, tweede lid

Een energiegerelateerd product, behorende tot een ingevolge een algemenemaatregel van bestuur als bedoeld in , aangewezen categorieof tot een categorie, aangewezen in een uitvoeringsmaatregel die in de vorm van eenverordening is gesteld, waarvoor overeenkomstig verordening (EG) nr. 66/2010 vanhet Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 november 2009betreffende de EU-milieukeur (PbEU L 27) de communautaire milieukeur is verleend,wordt vermoed te voldoen aan de voorschriften inzake ecologisch ontwerp van detoepasselijke uitvoeringsmaatregel voor zover de milieukeur aan die voorschriftenvoldoet.

3artikel 9.4.4, tweede lid

Page 72: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 72/203

Titel 9.5. Overige bepalingen met betrekking tot stoffen, preparaten en productenArtikel 9.5.1

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van het voorkomen ofbeperken van luchtverontreiniging of geluidhinder regels worden gesteld metbetrekking tot het vervaardigen, in Nederland invoeren, voorhanden hebben, aan eenander ter beschikking stellen, vervoeren en gebruiken van bij de maatregelaangewezen producten.

1

In afwijking van het eerste lid worden in het belang van het voorkomen of beperkenvan geluidhinder bij een maatregel als bedoeld in het eerste lid geen regels gesteldmet betrekking tot luchtvaartuigen.

2

Tot de regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen behoren regels, inhoudende eenverbod met betrekking tot zodanige producten een of meer van de in het eerste lidgenoemde handelingen:

3

te verrichten;a.te verrichten anders dan met inachtneming van de omtrent die handelingen of dieproducten bij de maatregel gestelde regels;

b.

te verrichten met producten, behorende tot een bij de maatregel aangewezencategorie, op de bij de maatregel aangegeven plaatsen, op de bij de maatregelaangegeven wijze of onder de bij de maatregel aangegeven omstandigheden;

c.

te verrichten indien de producten niet voldoen aan de bij de maatregel gesteldeeisen;

d.

te verrichten indien de producten niet behoren tot een type dat bij een keuring,verricht overeenkomstig bij de maatregel gestelde regels is goedgekeurd;

e.

te verrichten indien de producten niet overeenkomstig bij de maatregel gestelderegels zijn goedgekeurd.

f.

Bij een maatregel als bedoeld in het eerste lid kan worden bepaald dat daarbijgestelde regels slechts gelden in bij de maatregel aangegeven categorieën vangevallen of in de bij de maatregel aangewezen gebieden.

4

Bij een maatregel als bedoeld in het eerste lid kan in het belang van delandsverdediging vrijstelling worden verleend van de krachtens het eerste lid gesteldeverboden en verplichtingen. Aan een vrijstelling kunnen voorschriften wordenverbonden die nodig zijn in het belang van het voorkomen of beperken vanluchtverontreiniging dan wel van geluidhinder.

5

Voor zover een maatregel als bedoeld in het eerste lid strekt tot nakoming vanverplichtingen op grond van een voor Nederland verbindend verdrag of een voorNederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, kunnen tot deregels, bedoeld in het eerste lid, tevens behoren regels die voorzien in:

6

een verbod om zonder vergunning, verleend door een bij die maatregelaangewezen bestuursorgaan, handelingen te verrichten met betrekking tot de bij diemaatregel aangewezen producten of categorieën daarvan;

a.

een verplichting om ten aanzien van die producten of categorieën daarvan in bij demaatregel aangegeven gevallen van het gebruik daarvan aangifte te doen bij eenbestuursorgaan, dat bij die maatregel is aangewezen, dan wel te voldoen aanmeetvoorschriften op een bij de maatregel te bepalen wijze;

b.

een verplichting te voldoen aan door een bestuursorgaan, dat bij de maatregel isaangewezen, gestelde nadere eisen omtrent de onderwerpen die in die maatregelzijn geregeld, op een door het bestuursorgaan te bepalen tijdstip.

c.

Indien toepassing wordt gegeven aan het derde lid, onder e of f, wijst Onze Ministerop grond van de bij of krachtens een maatregel als bedoeld in het eerste lid te stelleneisen de instanties aan die de in die onderdelen bedoelde keuringen verrichten. Bij ofkrachtens die maatregel wordt in dat geval tevens bepaald op grond waarvan OnzeMinister de aanwijzing kan schorsen of intrekken en worden regels gesteld over dewijze waarop de keuringen plaatsvinden.

7

Onze Minister kan omtrent in een maatregel krachtens het eerste lid geregeldeonderwerpen nadere regels stellen.

8

Page 73: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 73/203

Artikel 9.5.2Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ter stimulering van hergebruik, preventie,recycling en andere nuttige toepassing, van een doelmatig beheer van afvalstoffen ofanderszins in het belang van de bescherming van het milieu regels worden gesteldmet betrekking tot het vervaardigen, in Nederland invoeren, toepassen, voorhandenhebben, aan een ander ter beschikking stellen, in ontvangst nemen, innemen, nuttigtoepassen en verwijderen van bij de maatregel aangewezen stoffen, mengsels ofproducten of afvalstoffen. Met betrekking tot producten worden zodanige regels nietgesteld in het belang dat beoogt te beschermen.

1

artikel 9.5.1Tot de regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen behoren regels, inhoudende eenverbod met betrekking tot zodanige stoffen, mengsels of producten of afvalstoffen eenof meer van de in het eerste lid genoemde handelingen:

2

te verrichten;a.te verrichten anders dan met inachtneming van de omtrent die handelingen of diestoffen, mengsels of producten of afvalstoffen bij de maatregel gestelde regels;

b.

te verrichten op een bij de maatregel aangewezen wijze, onder daarbij aangegevenomstandigheden, of voor daarbij aangewezen doeleinden;

c.

te verrichten indien de stoffen, mengsels of producten of afvalstoffen niet voldoenaan de bij de maatregel gestelde eisen.

d.

Tot de regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen tevens behoren regels, inhoudende deverplichting voor degene die bij de maatregel aangewezen stoffen, mengsels ofproducten op de markt brengt:

3

die stoffen, mengsels of producten of de verpakking ervan te voorzien van een doorOnze Minister aangegeven aanduiding;

a.

om geheel of gedeeltelijk de financiële of financiële en organisatorischeverantwoordelijkheid voor de inname en het beheer van die stoffen, mengsels ofproducten overgebleven afvalstoffen te dragen, waarbij, in het geval van eenregeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, de verplichtingen diedaaruit voortvloeien tevens kunnen worden uitgevoerd door een organisatie dienamens diegene de regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheidnakomt;

b.

zorg te dragen voor het treffen van voorzieningen die erop gericht zijn om diestoffen, mengsels of producten na inname op een bij de maatregel aangegevenwijze nuttig toe te passen of te verwijderen;

c.

zorg te dragen voor het, na inname, afgeven van die stoffen, mengsels of productenaan een persoon, behorende tot een bij de maatregel aangewezen categorie;

d.

openbaar beschikbare informatie te verstrekken over:e.

de mate waarin die stoffen, preparaten of producten geschikt zijn voor hergebruik enrecycleerbaar zijn;

1°.

voorzieningen die er op gericht zijn om die stoffen, mengsels of producten in tenemen voor hergebruik of nuttig toepassing; en

2°.

afvalpreventiemaatregelen.3°.Tot de regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen verder behoren regels, inhoudende deverplichting:

4

voor bij de maatregel aangewezen personen bij de maatregel aangewezenafvalstoffen of andere stoffen, mengsels of producten in ontvangst te nemen envervolgens op een bij de maatregel aangegeven wijze toe te passen;

a.

voor burgemeester en wethouders er zorg voor te dragen dat er op ten minste ééndaartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente of binnen degemeenten waarmee wordt samengewerkt, in voldoende mate gelegenheid wordtgeboden om bij de maatregel aangewezen stoffen, mengsels of producten achter telaten die zijn ingenomen krachtens het derde lid, onder b, op een bij de maatregelaangegeven wijze.

b.

Page 74: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 74/203

Bij een maatregel als bedoeld in het eerste lid kan worden bepaald dat daarbijgestelde regels slechts gelden in bij de maatregel aangegeven categorieën vangevallen of in de bij de maatregel aangewezen gebieden.

5

, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat deregels, bedoeld in dat lid, tevens kunnen worden gesteld ten aanzien van bij demaatregel, bedoeld in het eerste lid, aangewezen stoffen en mengsels of categorieëndaarvan.

6 Artikel 9.5.1, zesde lid

Onze Minister kan omtrent in een maatregel krachtens het eerste lid geregeldeonderwerpen nadere regels stellen.

7

Artikel 9.5.3Bij een algemene maatregel van bestuur, vastgesteld krachtens , kan wordenbepaald dat het gezag dat bevoegd is een vergunning krachtens voor een inrichting teverlenen, bij het verlenen of wijzigen van de vergunning met betrekking tot bij de maatregelaangegeven onderwerpen in de beperkingen waaronder de vergunning wordt verleend, of in dedaaraan verbonden voorschriften van bij de maatregel of de krachtens artikel 9.5.1, zesde lid,gestelde regels met betrekking tot producten kan afwijken. In dat geval wordt bij de maatregelaangegeven in hoeverre het bevoegd gezag van de regels kan afwijken. Bij de maatregel kantevens worden bepaald dat de bevoegdheid tot afwijken slechts geldt in daarbij aangegevencategorieën van gevallen.

artikel 9.5.1artikel 8.1

Artikel 9.5.4Onze Minister kan, indien naar zijn oordeel in het belang van het voorkomen of beperken vanluchtverontreiniging of geluidhinder, dan wel in het belang van de stimulering van hergebruik,preventie, recycling of andere nuttige toepassing, van een doelmatig beheer van afvalstoffen ofanderszins in het belang van de bescherming van het milieu een onverwijlde voorzieningnoodzakelijk is, een regeling vaststellen van de in de of bedoelde strekkingvoor een termijn van ten hoogste twee jaar.

artikelen 9.5.1 9.5.2

Artikel 9.5.5Bij koninklijk besluit kan in het belang van de landsverdediging op verzoek van OnzeMinister van Defensie ontheffing worden verleend van het bepaalde krachtens

.

1artikel

9.5.1Onze Minister kan voorts op aanvraag ontheffing verlenen van het bepaalde krachtensde of indien het belang dat die artikelen beogen te beschermen,zich daartegen niet verzet.

2artikelen 9.5.1 9.5.2

Bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de of kanworden bepaald dat een bij de maatregel aangewezen ander bestuursorgaan in plaatsvan Onze Minister ontheffing kan verlenen van het bepaalde krachtens deze artikelen,indien het belang dat die artikelen beogen te beschermen, zich daartegen niet verzet.

3 artikelen 9.5.1 9.5.2

Aan een ontheffing als bedoeld in het eerste tot en met derde lid kunnen voorschriftenen beperkingen worden verbonden in het belang dat de of beogente beschermen.

4artikelen 9.5.1 9.5.2

De voorschriften en beperkingen, bedoeld in het vierde lid, kunnen worden gewijzigd,aangevuld of ingetrokken in het belang dat de of beogen tebeschermen.

5artikelen 9.5.1 9.5.2

Een ontheffing als bedoeld in het eerste tot en met derde lid kan geheel of gedeeltelijkworden ingetrokken in het belang dat de of beogen tebeschermen.

6artikelen 9.5.1 9.5.2

Bij algemene maatregel van bestuur krachtens kan worden bepaald dat indaarbij aangegeven categorieën van gevallen op de voorbereiding van eenbeschikking op de aanvraag om ontheffing te verlenen,

van toepassing is.

7 artikel 9.5.2

afdeling 3.4 van de Algemenewet bestuursrecht

Artikel 9.5.6Indien toepassing wordt gegeven aan , of

, in samenhang met artikel 9.5.1, zesde lid, onder a, is 1 artikel 9.5.1, zesde lid, onder a artikel 9.5.2,

zesde lid afdeling 3.4 van de

Page 75: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 75/203

van toepassing op de voorbereiding van een beschikkingop de aanvraag om een vergunning. is van overeenkomstige toepassing.Algemene wet bestuursrecht

Artikel 8.7Een vergunning kan slechts worden geweigerd in het belang dat de of

beogen te beschermen.2 artikelen 9.5.1

9.5.2Een vergunning kan onder beperkingen worden verleend.3Aan een vergunning kunnen voorschriften worden verbonden. Hiertoe kan behorenhet voorschrift, dat met betrekking tot in het voorschrift geregelde onderwerpen moetworden voldaan aan nadere eisen, die door een bij het voorschrift aangewezenbestuursorgaan worden gesteld.

4

Bij de betrokken algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën van gevallenworden aangewezen waarin het eerste lid niet van toepassing is.

5

Voor zover dat bij de betrokken maatregel is bepaald, kan de vergunning wordengewijzigd of ingetrokken. Op de voorbereiding van een zodanige wijziging of intrekkingis van toepassing. is vanovereenkomstige toepassing.

6

afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht Artikel 8.7

Artikel 9.5.7Er is een elektronisch landelijk asbestvolgsysteem, waarin met betrekking totsaneringen van asbest gegevens en bescheiden worden opgenomen die betrekkinghebben op handelingen die in de achtereenvolgende fasen van de asbestsaneringworden verricht, in het bijzonder de inventarisatie en verwijdering van asbest, deeindbeoordeling van het resultaat van de verwijdering en de afvoer en de verwerkingvan het asbestafval. Hiertoe kunnen ook persoonsgegevens behoren.

1

Onze Minister draagt zorg voor de inrichting, instandhouding, werking,toegankelijkheid en beveiliging van het landelijk asbestvolgsysteem en voor hetbeheer van de daarin opgenomen gegevens en bescheiden en treft de nodigevoorzieningen voor de elektronische uitwisseling van gegevens en bescheiden metbetrekking tot saneringen van asbest tussen het landelijk asbestvolgsysteem en delandelijke voorziening, bedoeld in

. Onze Minister wordt tevens aangemerkt alsverwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van de persoonsgegevens.

2

artikel 7.6 van de Wet algemene bepalingenomgevingsrecht

De gegevens en bescheiden die in het landelijk asbestvolgsysteem zijn opgenomen,zijn langs elektronische weg toegankelijk voor bij algemene maatregel van bestuuraangewezen bestuursorganen, bedrijven en personen.

3

Bij algemene maatregel van bestuur worden de gegevens en bescheiden aangewezendie in het landelijk asbestvolgsysteem worden opgenomen en worden regels gesteldmet betrekking tot de toegankelijkheid van het systeem en de periode gedurendewelke de gegevens en bescheiden worden bewaard. Daarbij kunnen tevens regelsworden gesteld met betrekking tot de inrichting, instandhouding, werking enbeveiliging van het systeem en het beheer van de gegevens en bescheiden die daarinzijn opgenomen. Bij ministeriële regeling kunnen met het oog op een goede uitvoeringnadere regels worden gesteld.

4

Titel 9.6. De EG-richtlijn ter bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigenArtikel 9.6.1Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld om te bevorderen datbij de aankoop van de in of bij die maatregel aangewezen wegvoertuigen rekening wordtgehouden met de energie- en milieueffecten, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van richtlijn nr.2009/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2009inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen (PbEU L 120) door devolgende partijen:

aanbestedende diensten als bedoeld in artikel 4, onder 1, van die richtlijn, ena.exploitanten als bedoeld in artikel 3, onder b, van die richtlijn.b.

Titel 9.7. Hernieuwbare energie vervoer§ 9.7.1. Algemeen

Page 76: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 76/203

Artikel 9.7.1.1In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

ongelode lichte olie als bedoeld in en minerale oliën die op grond van

voor het tarief van ongelode lichte olie aan de accijnsonderworpen zijn;

benzine: artikel 26, tweede lid, van de Wet op deaccijns artikel 28, met uitzondering van het tweedeen zesde lid, van die wet

biobrandstof als bedoeld in artikel 2, onderdeel i, van de richtlijnhernieuwbare energie;biobrandstof:

gasolie als bedoeld in enminerale oliën die op grond van

voor het tarief van gasolie aan de accijns onderworpen zijn;

diesel: artikel 26, vierde lid, van de Wet op de accijnsartikel 28, met uitzondering van het tweede lid, van

die wet vrijwillig systeem als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de

richtlijn hernieuwbare energie dat door de Europese Commissie is erkend;duurzaamheidssysteem:

energie-inhoud als bedoeld in bijlage III bij de richtlijn hernieuwbareenergie of, indien niet opgenomen in die bijlage, berekend volgens bij ministeriëleregeling te stellen regels. In afwijking van de vorige volzin geldt voor benzine en dieselde energie-inhoud als bedoeld in bijlage I, deel 1, onderdeel 3, onder c, van richtlijn(EU) 2015/652 van de Raad van 20 april 2015 tot vaststelling vanberekeningsmethoden en rapportageverplichtingen overeenkomstig van het Europees Parlement en de Raad betreffende de kwaliteit van benzine en vandieselbrandstof (PbEU L 107);

energie-inhoud:

Richtlijn 98/70/EG

hernieuwbare vloeibare of gasvormige transportbrandstof vanniet-biologische oorsprong als bedoeld in artikel 2, onderdeel u, van de richtlijnhernieuwbare energie;

hernieuwbare brandstof:

hernieuwbare brandstofeenheid als bedoeld in ;

hernieuwbare brandstofeenheid: artikel9.7.3.1

energie uit hernieuwbare bronnen als bedoeld in artikel2, onderdeel a, van de richtlijn hernieuwbare energie bestemd voor vervoer;hernieuwbare energie vervoer:

onderneming die minerale oliën invoert in Nederland, maar geen houdervan een vergunning voor een accijnsgoederenplaats als bedoeld in

voor minerale oliën als bedoeld in of geregistreerde geadresseerde als bedoeld in artikel 1a, eerste lid,

onderdeel l, van die wet voor minerale oliën als bedoeld in artikel 25 van die wet is;

importeur:artikel 1a, eerste

lid, onderdeel b, van de Wet op de accijns artikel 25van die wet

onderneming die ingevolge bij of krachtens bevoegd is omeen geleverde hoeveelheid hernieuwbare energie vervoer in het register in te voeren;inboeker: artikel 9.7.4.1

eigenschap van een rekening in het register die de inboeking vanhernieuwbare energie vervoer overeenkomstig mogelijk maakt;inboekfaciliteit:

artikel 9.7.4.1 aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden dat de leverancier

tot eindverbruik is verschuldigd op grond van ;jaarverplichting:

artikel 9.7.2.1 eigenschap van een rekening in het register die een

leverancier tot eindverbruik ingevolge heeft om aan zijn jaarverplichtingte voldoen;

jaarverplichtingfaciliteit:artikel 9.7.2.2

houder van een vergunning voor eenaccijnsgoederenplaats als bedoeld in

voor minerale oliën, of geregistreerde geadresseerde als bedoeld in artikel1a, eerste lid, onderdeel l, van die wet voor minerale oliën, of importeur, met eenlevering tot eindverbruik;

leverancier tot eindverbruik:artikel 1a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op

de accijns

uitslag tot verbruik als bedoeld in aan vervoer, dan wel leveren van minerale oliën

door een houder van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats als bedoeld in aan een andere houder van een

vergunning voor een accijnsgoederenplaats, voor zover de inboeker kan aantonen datde hoeveelheid ingeboekte biobrandstof is uitgeslagen tot verbruik als bedoeld inartikel 2 van de Wet op de accijns aan vervoer;

leveren aan de Nederlandse markt voor vervoer:artikel 2 van de Wet op de accijns

artikel 1a, eerste lid, onderdeel b, van die wet

uitslag tot verbruik als bedoeld in van benzine en diesel, aan de bestemmingen, bedoeld in ;

levering tot eindverbruik: artikel 2 van de Wet op deaccijns artikel 9.8.1.2

oliën als bedoeld in ;minerale oliën: artikel 25 van de Wet op de accijns

Page 77: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 77/203

onderneming als bedoeld in ;onderneming: artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007 eigenschap van een rekening in het register die de overboeking van

een hernieuwbare brandstofeenheid mogelijk maakt;overboekfaciliteit:

register hernieuwbare energie vervoer als bedoeld in ;

register: artikel 9.7.5.1, eerstelid

richtlijn nr. 2009/28/EG van het Europees Parlement ende Raad van de Europese Unie van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik vanenergie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging van en intrekking vanRichtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PbEU 2009, L 140);

richtlijn hernieuwbare energie:

alle vormen van transport over de weg, het spoor, het water en door de lucht.vervoer:

Artikel 9.7.1.2Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën leveranciers toteindverbruik worden aangewezen waarop de in deze titel opgenomen bepalingen met betrekkingtot de leverancier tot eindverbruik niet van toepassing zijn.

Artikel 9.7.1.3[Vervallen per 01-07-2018]Artikel 9.7.1.4De rijksbelastingdienst verstrekt op verzoek het bestuur van de emissieautoriteit de bijministeriële regeling vast te stellen gegevens, voor zover die gegevens voor de uitvoering vandeze titel noodzakelijk zijn.

§ 9.7.2. Jaarverplichting hernieuwbare energie vervoerArtikel 9.7.2.1

De leverancier tot eindverbruik is in enig kalenderjaar het aantal per soorthernieuwbare brandstofeenheden verschuldigd dat overeenkomt met het bij algemenemaatregel van bestuur vast te stellen gedeelte van de energie-inhoud van zijn leveringtot eindverbruik in het direct aan dat kalenderjaar voorafgaande kalenderjaar.

1

Bij algemene maatregel van bestuur worden voor de toepassing van het eerste lideisen gesteld aan het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden.

2

Artikel 9.7.2.2De leverancier tot eindverbruik heeft een rekening met jaarverplichtingfaciliteit in het register.

Artikel 9.7.2.3De leverancier tot eindverbruik voert voor 1 maart van enig kalenderjaar zijn leveringtot eindverbruik van het direct aan die datum voorafgaande kalenderjaar op zijnrekening met jaarverplichtingfaciliteit in het register in.

1

Voor de toepassing van het eerste lid wordt de uitslag tot verbruik, bedoeld in , van benzine en diesel, volgens de gegevens van de

rijksbelastingdienst beschouwd als levering tot eindverbruik, tenzij de leverancier toteindverbruik aantoont dat die uitslag tot verbruik betrekking heeft op anderebestemmingen.

2 artikel 2van de Wet op de accijns

Wijzigingen in de voor enig kalenderjaar op zijn rekening ingevoerde levering toteindverbruik na de datum, bedoeld in het eerste lid, meldt de leverancier toteindverbruik aan het bestuur van de emissieautoriteit.

3

Bij ministeriële regeling worden de bij het invoeren op de rekening te vermeldengegevens bepaald.

4

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor het aantonen, bedoeld inhet tweede lid.

5

De gegevens, bedoeld in het vierde lid, en de onderliggende stukken, worden door deleverancier tot eindverbruik bewaard tot ten minste vijf jaar na afloop van hetkalenderjaar waarop die gegevens betrekking hebben.

6

Artikel 9.7.2.4

Page 78: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 78/203

Indien een leverancier tot eindverbruik in enig kalenderjaar zijn levering toteindverbruik niet voor 1 maart van het daarop volgende kalenderjaar heeft ingevoerdop zijn rekening met jaarverplichtingfaciliteit, kan het bestuur van de emissieautoriteithaar ambtshalve vaststellen.

1

Indien een leverancier tot eindverbruik in enig kalenderjaar zijn levering toteindverbruik niet juist heeft ingevoerd op zijn rekening met jaarverplichtingfaciliteit, kanhet bestuur van de emissieautoriteit haar tot vijf jaar na dat kalenderjaar ambtshalvevaststellen.

2

Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de toepassingvan het eerste en tweede lid.

3

Artikel 9.7.2.5Op 1 april van enig kalenderjaar:1

heeft de leverancier tot eindverbruik ten minste het aantal per soort hernieuwbarebrandstofeenheden op zijn rekening, en

a.

schrijft het bestuur van de emissieautoriteit van de rekening van de leverancier toteindverbruik het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden af,

b.

dat overeenkomt met de voor die leverancier voor het direct aan die datumvoorafgaande kalenderjaar geldende jaarverplichting.Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over deafschrijving van het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden, bedoeld in heteerste lid, onderdeel b.

2

Indien toepassing van , leidt tot een verhoging van dejaarverplichting voor het betrokken kalenderjaar, schrijft het bestuur van deemissieautoriteit met inachtneming van het tweede lid het aantal per soorthernieuwbare brandstofeenheden dat overeenkomt met die verhoging af van derekening van de leverancier tot eindverbruik.

3 artikel 9.7.2.4, tweede lid

Indien toepassing van , leidt tot een verlaging van dejaarverplichting voor het betrokken kalenderjaar, schrijft het bestuur van deemissieautoriteit, met inachtneming van het tweede lid, het aantal per soorthernieuwbare brandstofeenheden dat overeenkomt met die verlaging bij op derekening van de leverancier tot eindverbruik. Het bestuur van de emissieautoriteithoudt hierbij rekening met .

4 artikel 9.7.2.4, tweede lid

artikel 9.7.5.6Indien het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden op de rekening van deleverancier tot eindverbruik als gevolg van de toepassing van het eerste of derde lidminder is dan nul, vult hij het tekort aan voor 1 april volgend op het kalenderjaarwaarin het tekort is ontstaan.

5

§ 9.7.3. Hernieuwbare brandstofeenhedenArtikel 9.7.3.1

Het register heeft drie soorten hernieuwbare brandstofeenheden:1

een hernieuwbare brandstofeenheid conventioneel;a.een hernieuwbare brandstofeenheid geavanceerd;b.een hernieuwbare brandstofeenheid overig.c.

Een hernieuwbare brandstofeenheid vertegenwoordigt een bijdrage aan dejaarverplichting van één gigajoule hernieuwbare energie vervoer.

2

Artikel 9.7.3.2Een hernieuwbare brandstofeenheid kan uitsluitend in het register, bedoeld in en

, gehouden worden.paragraaf 9.7.5

9.8.4

Artikel 9.7.3.3Een hernieuwbare brandstofeenheid is vatbaar voor overdracht indien deoverdragende partij en de ontvangende partij ieder op hun naam een rekening hebbenin het register.

1

Page 79: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 79/203

Een hernieuwbare brandstofeenheid is ook vatbaar voor andere overgang. Het eerstelid is van overeenkomstige toepassing.

2

Artikel 9.7.3.4Overdracht van een of meer hernieuwbare brandstofeenheden kan niet leiden tot eenaantal hernieuwbare brandstofeenheden conventioneel, geavanceerd of overig op eenrekening dat minder is dan nul.

1

Overdracht van een of meer hernieuwbare brandstofeenheden is niet toegestaan,indien het aantal hernieuwbare brandstofeenheden conventioneel, geavanceerd ofoverig op een rekening minder is dan nul.

2

Artikel 9.7.3.5De voor overdracht van een hernieuwbare brandstofeenheid vereiste leveringgeschiedt door:

1

afschrijving van de hernieuwbare brandstofeenheid van de rekening die in hetregister op naam staat van de partij die de hernieuwbare brandstofeenheidoverdraagt, en

a.

bijschrijving op de rekening die in het register op naam staat van de partij die dehernieuwbare brandstofeenheid verkrijgt.

b.

Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op elke overgang anders danoverdracht.

2

Elke overgang anders dan overdracht werkt tegenover derden eerst nadat deovergang in het register is geregistreerd.

3

Artikel 9.7.3.6Nietigheid of vernietiging van de overeenkomst die tot de overdracht heeft geleid, ofonbevoegdheid van degene die overdraagt, heeft, nadat de overdracht is voltooid,geen gevolgen voor de geldigheid van de overdracht.

1

Elk voorbehoud met betrekking tot de overdracht is uitgewerkt op het moment dat deoverdracht tot stand is gekomen.

2

Artikel 9.7.3.7In afwijking van kan op eenhernieuwbare brandstofeenheid geen recht van pand worden gevestigd.

1 artikel 228 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek

Op een hernieuwbare brandstofeenheid kan geen recht van vruchtgebruik wordengevestigd.

2

Een hernieuwbare brandstofeenheid is niet vatbaar voor beslag.3

Artikel 9.7.3.8Indien het aantal hernieuwbare brandstofeenheden op een rekening minder is dan nul, wordende bijgeschreven hernieuwbare brandstofeenheden per soort volgens bij algemene maatregelvan bestuur vast te stellen regels afgeschreven.

§ 9.7.4. Inboeken hernieuwbare energie vervoerArtikel 9.7.4.1

Een inboeker kan tot 1 maart van enig kalenderjaar inboeken in het register de in hetdirect aan die datum voorafgaande kalenderjaar door hem aan:

1

de Nederlandse markt voor vervoer geleverde vloeibare biobrandstof die voldoetaan ;

a.artikel 9.7.4.2

vervoer in Nederland geleverde gasvormige biobrandstof die voldoet aan ;

b. artikel9.7.4.3de Nederlandse markt voor vervoer geleverde vloeibare hernieuwbare brandstof dievoldoet aan ;

c.artikel 9.7.4.4, eerste lid

vervoer in Nederland geleverde gasvormige hernieuwbare brandstof die voldoet aan, of

d.artikel 9.7.4.4

Page 80: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 80/203

wegvoertuigen in Nederland geleverde elektriciteit die voldoet aan bij of krachtensalgemene maatregel van bestuur gestelde eisen.

e.

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking totde inboeker, bedoeld in het eerste lid.

2

Artikel 9.7.4.2De in te boeken vloeibare biobrandstof:

voldoet aan de eisen, gesteld krachtens ,a. artikel 9.2.2.6abevond zich direct voorafgaand aan de levering aan de Nederlandse markt voorvervoer op een locatie van de inboeker die door het door hem gehanteerdeduurzaamheidsysteem is gecertificeerd, dan wel op een andere locatie voor zover diecertificering zich over die locatie uitstrekt; en

b.

voldoet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde eisen.c.

Artikel 9.7.4.3De in te boeken gasvormige biobrandstof voldoet aan de eisen, gesteld:

krachtens , ena. artikel 9.2.2.6abij of krachtens algemene maatregel van bestuur.b.

Artikel 9.7.4.4De in te boeken vloeibare of gasvormige hernieuwbare brandstof voldoet aan bij ofkrachtens algemene maatregel van bestuur gestelde eisen.

1

De inboeker die een hoeveelheid vloeibare of gasvormige hernieuwbare brandstofinboekt, beschikt over een verklaring van een verificateur dat die brandstof voldoetaan de eisen, bedoeld in het eerste lid.

2

De verificateur geeft geen verklaring af indien niet is voldaan aan de eisen, bedoeld inhet eerste lid.

3

De verificateur bewaart alle gegevens en documentatie met betrekking tot deverificatie gedurende ten minste vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarop deverificatie betrekking heeft.

4

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere eisen wordengesteld aan de verificateur en de verificatie.

5

Artikel 9.7.4.5Bij ministeriële regeling:1

worden regels gesteld over de bepaling van de ingeboekte hoeveelheidhernieuwbare energie vervoer;

a.

wordt bepaald op welke wijze de inboeker aantoont dat is voldaan aan de , en ;

b. artikelen9.7.4.2 9.7.4.3 9.7.4.4worden de bij het inboeken te vermelden gegevens bepaald;c.kunnen nadere regels worden gesteld voor het inboeken van vloeibare ofgasvormige hernieuwbare brandstof.

d.

De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden door de inboekerbewaard gedurende ten minste vijf jaar na het kalenderjaar waarin de inboekingplaatsvond.

2

Artikel 9.7.4.6Het bestuur van de emissieautoriteit schrijft voor één gigajoule energie-inhoudhernieuwbare energie vervoer die is ingeboekt in het register:

1

één hernieuwbare brandstofeenheid conventioneel bij op de rekening van deinboeker, indien:

a.

de geleverde biobrandstof is geproduceerd uit granen en andere zetmeelrijkegewassen, suikers en oliegewassen en uit gewassen die als hoofdgewas primair

1.

Page 81: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 81/203

voor energiedoeleinden op landbouwgrond worden geteeld; ofde geleverde brandstof is geproduceerd uit de grondstof als bedoeld in bijlage IX,deel A, onderdeel d, of deel B, van de richtlijn hernieuwbare energie en de inboekerbeschikt niet over een bewijs dat geen materialen doelbewust zijn gewijzigd ofverwijderd opdat de levering of een deel ervan onder bijlage IX komt te vallen;

2.

één hernieuwbare brandstofeenheid geavanceerd bij op de rekening van deinboeker, indien:

b.

de geleverde brandstof is geproduceerd uit grondstoffen en brandstoffen alsbedoeld in bijlage IX, deel A, en met inachtneming van artikel 2 van de richtlijnhernieuwbare energie en de inboeker beschikt over een bewijs dat geen materialendoelbewust zijn gewijzigd of verwijderd opdat de levering of een deel ervan onderbijlage IX komt te vallen; en

1.

voorzover de geleverde brandstof is geproduceerd uit de grondstof als bedoeld inbijlage IX, deel A, onderdeel d, van de richtlijn hernieuwbare energie, de grondstofvoorkomt op een bij ministeriële regeling vast te stellen lijst van materialen;

2.

één hernieuwbare brandstofeenheid overig bij op de rekening van de inboeker:c.

indien de geleverde biobrandstof is geproduceerd uit grondstoffen als bedoeld inbijlage IX, deel B, van de richtlijn hernieuwbare energie, voor zover de inboekerbeschikt over een bewijs dat geen materialen doelbewust zijn gewijzigd ofverwijderd opdat de levering of een deel ervan onder bijlage IX komt te vallen;

1.

voor aan wegvoertuigen geleverde elektriciteit; of2.indien de geleverde biobrandstof is geproduceerd uit grondstoffen, niet zijnde degrondstoffen, bedoeld in onderdeel a, sub 1, en niet zijnde de grondstoffen enbrandstoffen bedoeld in bijlage IX, deel A en B.

3.

De hoeveelheid ingeboekte hernieuwbare energie vervoer wordt per soorthernieuwbare brandstofeenheid naar beneden afgerond op één gigajoule.

2

In afwijking van het eerste lid schrijft het bestuur van de emissieautoriteit een aantalhernieuwbare brandstofeenheden bij ter grootte van een bij ministeriële regelingvastgesteld gedeelte van de energie-inhoud, vermenigvuldigd met een bij dieministeriële regeling vastgestelde factor, van de hoeveelheid ingeboekte elektriciteitdie is geleverd aan wegvoertuigen in Nederland.

3

In afwijking van het eerste lid schrijft het bestuur van de emissieautoriteit voor eendoor een importeur ingeboekte hoeveelheid hernieuwbare energie vervoerhernieuwbare brandstoffeneenheden bij op de rekening van die importeur, nadat dieimporteur volgens bij ministeriële regeling gestelde regels heeft aangetoond dat diehoeveelheid aan de Nederlandse markt voor vervoer is geleverd.

4

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld metbetrekking tot de grondstoffen en brandstoffen waarvoor een bewijs, bedoeld in heteerste lid, onderdeel b, sub 1, en onderdeel c, sub 1, is vereist, alsmede devoorwaarden van afgifte van het bewijs.

5

Artikel 9.7.4.7Het bestuur van de emissieautoriteit maakt ieder jaar op bij ministeriële regeling tebepalen momenten een overzicht van het aantal per soort beschikbare hernieuwbarebrandstofeenheden openbaar.

1

Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tothet openbaar maken, bedoeld in het eerste lid.

2

Artikel 9.7.4.8Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën biobrandstofworden aangewezen waarvan, onder bij of krachtens die maatregel te stellenvoorwaarden, de energie-inhoud wordt vermenigvuldigd met een bij of krachtens diemaatregel vastgestelde factor.

1

Page 82: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 82/203

De inboeker die een hoeveelheid biobrandstof als bedoeld in het eerste lid inboekt,beschikt over een verklaring van een verificateur dat die biobrandstof voldoet aan devoorwaarden, bedoeld in dat lid.

2

De verificateur geeft geen verklaring af indien niet is voldaan aan de eisen, bedoeld inhet eerste lid.

3

De verificateur bewaart alle gegevens en documentatie met betrekking tot deverificatie gedurende ten minste vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarop deverificatie betrekking heeft.

4

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere eisen wordengesteld aan de verificateur en de verificatie.

5

Artikel 9.7.4.9Voor hernieuwbare energie vervoer die tussen 1 januari en 1 april van enig kalenderjaar wordtgeleverd aan de Nederlandse markt voor vervoer, aan vervoer in Nederland respectievelijk aanwegvoertuigen in Nederland en ingeboekt in het register schrijft het bestuur van deemissieautoriteit na 1 april van dat kalenderjaar de hernieuwbare brandstofeenheden bij op derekening van de inboeker.

Artikel 9.7.4.10Een hoeveelheid hernieuwbare energie die wordt ingeboekt in het register is niet als duurzaamovergedragen en wordt niet nog een keer ingeboekt in het register.

Artikel 9.7.4.11Het bestuur van de emissieautoriteit kan het bijschrijven van hernieuwbarebrandstofeenheden opschorten of weigeren indien het misbruik of fraude vermoedtdan wel andere redenen heeft om aan te nemen dat niet wordt voldaan aan de bij ofkrachtens deze paragraaf gestelde eisen.

1

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels wordengesteld over het opschorten of weigeren, bedoeld in het eerste lid.

2

Artikel 9.7.4.12De inboeker overlegt voor 1 april van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaarwaarin hij de hernieuwbare energie vervoer aan de Nederlandse markt voor vervoer,aan vervoer in Nederland respectievelijk aan wegvoertuigen in Nederland heeftgeleverd aan het bestuur van de emissieautoriteit een verklaring van een verificateurwaaruit blijkt dat, voor zover van toepassing:

1

de door hem ingeboekte hernieuwbare energie vervoer voldoet aan de bij ofkrachtens de , , ,

, of gestelde eisen, en

a.artikelen 9.7.4.1, tweede lid 9.7.4.2 9.7.4.3 9.7.4.5, eerste lid,

onderdelen a en d 9.7.4.9hij heeft voldaan aan de bij of krachtens de ,

, , of gestelde eisen.b. artikelen 9.7.4.4, tweede lid 9.7.4.5,

eerste lid, onderdeel b 9.7.4.8, tweede lid 9.7.4.10De verificateur geeft geen verklaring af indien niet is voldaan aan de eisen, bedoeld inhet eerste lid.

2

De verificateur bewaart alle gegevens en documentatie met betrekking tot deverificatie gedurende ten minste vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarop deverificatie betrekking heeft.

3

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere eisen wordengesteld aan de verificateur en de verificatie.

4

Artikel 9.7.4.13Indien naar het oordeel van het bestuur van de emissieautoriteit niet is voldaan aan debij of krachtens deze paragraaf gestelde eisen voor het inboeken in het register vaneen hoeveelheid hernieuwbare energie vervoer of de verificatie, bedoeld in

, kan het bestuur die hoeveelheid, de kenmerken van die hoeveelheid of defactor, bedoeld in , tot vijf jaar na het kalenderjaar van inboekenambtshalve vaststellen.

1

artikel9.7.4.12

artikel 9.7.4.8

Page 83: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 83/203

Indien uit de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, volgt dat de inboeker te veelhernieuwbare brandstofeenheden heeft ontvangen voor de geleverde hoeveelheidhernieuwbare energie vervoer, wordt het aantal per soort hernieuwbarebrandstofeenheden dat die inboeker te veel heeft ontvangen, afgeschreven van derekening van die inboeker.

2

Indien uit de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, volgt dat de inboeker te weinighernieuwbare brandstofeenheden heeft ontvangen voor de geleverde hoeveelheidhernieuwbare energie vervoer, wordt het aantal per soort hernieuwbarebrandstofeenheden dat die inboeker te weinig heeft ontvangen, bijgeschreven op derekening van die inboeker. Het bestuur van de emissieautoriteit houdt hierbij rekeningmet .

3

artikel 9.7.5.6Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over detoepassing van het eerste, tweede en derde lid.

4

Indien het aantal hernieuwbare brandstofeenheden op de rekening van de inboekerals gevolg van de toepassing van tweede lid minder is dan nul wordt het tekort door deinboeker aangevuld voor 1 april volgend op het kalenderjaar waarin het tekort isontstaan.

5

Artikel 9.7.4.14De emissieautoriteit maakt ieder jaar een overzicht openbaar, waarin per inboeker vanvloeibare biobrandstof de aard en herkomst van de door die inboeker ingeboektevloeibare biobrandstoffen alsmede het door die inboeker gehanteerdeduurzaamheidssysteem zijn opgenomen.

is van overeenkomstige toepassing.

1

Artikel 10 van de Wet openbaarheid vanbestuurBij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de inhouden de wijze van openbaarmaking van het overzicht, bedoeld in het eerste lid.

2

§ 9.7.5. Register hernieuwbare energie vervoerArtikel 9.7.5.1

Er is een elektronisch register hernieuwbare energie vervoer.1Het register wordt beheerd door de emissieautoriteit.2Het register bestaat uit de rekeningen, bedoeld in .3 artikel 9.7.5.3

Artikel 9.7.5.2Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de werking, organisatie,beschikbaarheid en beveiliging van het register.

1

Het bestuur van de emissieautoriteit kan voorwaarden voor het gebruik van hetregister vaststellen.

2

Artikel 9.7.5.3Het bestuur van de emissieautoriteit opent op verzoek van de leverancier toteindverbruik op diens naam een rekening met jaarverplichtingfaciliteit en metoverboekfaciliteit.

1

Het bestuur van de emissieautoriteit opent op verzoek van een inboeker op diensnaam een rekening met inboekfaciliteit en met overboekfaciliteit.

2

Het bestuur van de emissieautoriteit opent op verzoek van een andere ondernemingdan die bedoeld in het eerste of tweede lid, die behoort tot een bij algemenemaatregel van bestuur aangewezen categorie, op diens naam een rekening metoverboekfaciliteit.

3

Het bestuur van de emissieautoriteit opent op naam van een onderneming niet meerdan één rekening. Een rekening kan alle in het eerste en tweede lid genoemdefaciliteiten omvatten.

4

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het openen, bijhouden en beheervan de rekeningen.

5

Artikel 9.7.5.4Het bestuur van de emissieautoriteit kan indien het redenen heeft om aan te nemendat er sprake is van fraude of misbruik of dat niet wordt voldaan aan de bij of

1

Page 84: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 84/203

krachtens deze titel gestelde eisen voor het hebben van een rekening in het register ofvoor het gebruik van die rekening:

weigeren een rekening te openen;a.een rekening of een faciliteit van die rekening blokkeren;b.een rekening opheffen.c.

Het bestuur van de emissieautoriteit kan op verzoek van de rekeninghouder eenrekening opheffen.

2

Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de toepassingvan het eerste lid en kunnen regels worden gesteld over de toepassing van hettweede lid.

3

De hernieuwbare brandstofeenheden op een opgeheven rekening vervallen vanrechtswege.

4

Artikel 9.7.5.5Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat voor het openen en bijhouden vaneen rekening met overboekfaciliteit, inboekfaciliteit of jaarverplichtingfaciliteit eenvergoeding verschuldigd is overeenkomstig de bij die regeling te stellen regels.

1

Bij de regeling, bedoeld in het eerste lid:2

wordt de hoogte van de vergoeding vastgesteld, welke niet hoger is dannoodzakelijk is ter dekking van de ten laste van de emissieautoriteit komendekosten van het verrichten van werkzaamheden waarvoor de vergoeding isverschuldigd, en

a.

worden regels gesteld omtrent de wijze waarop de vergoeding wordt betaald.b.

Artikel 9.7.5.6Van het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden op 1 april van enigkalenderjaar op de rekening van een leverancier tot eindverbruik nadat het bestuurvan de emissieautoriteit toepassing heeft gegeven aan

, een inboeker of een onderneming als bedoeld in ,wordt een gedeelte gespaard ten behoeve van het direct daaropvolgendekalenderjaar.

1

artikel 9.7.2.5, eerste lid,onderdeel b artikel 9.7.5.3. derde lid

Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent het gedeelte,bedoeld in het eerste lid, en de volgorde waarin de soort hernieuwbarebrandstofeenheden gespaard worden. Voor de leverancier tot eindverbruik, deinboeker of de onderneming, bedoeld in , kunnen verschillenderegels worden vastgesteld omtrent het gedeelte, bedoeld in het eerste lid.

2

artikel 9.7.5.3, derde lid

In afwijking van het eerste lid kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuurregels worden gesteld over het gedeelte dat gespaard kan worden ten behoeve vanenig ander kalenderjaar dan het direct daaropvolgende kalenderjaar.

3

Voor zover de leverancier tot eindverbruik, de inboeker of de onderneming, bedoeld in, tevens een reductieverplichting heeft als bedoeld in

, gelden de in het tweede lid bedoelde regels eerst dan nadat hetbestuur van de emissieautoriteit toepassing heeft gegeven aan

.

4artikel 9.7.5.3, derde lid artikel9.8.2.1, eerste lid

artikel 9.8.2.5, eerstelid, onderdeel bDe hernieuwbare brandstofeenheden die niet worden gespaard, vervallen vanrechtswege.

5

§ 9.7.6. Overgangsbepalingen hernieuwbare energie vervoerArtikel 9.7.6.1[Vervallen per 01-07-2018]Artikel 9.7.6.2[Vervallen per 01-07-2018]Artikel 9.7.6.3

Indien een leverancier tot eindverbruik die registratieplichtige als bedoeld in was, naar het oordeel van het bestuur

van de emissieautoriteit in enig kalenderjaar niet heeft voldaan aan zijn verplichting op

1 artikel 1van het Besluit hernieuwbare energie vervoer

Page 85: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 85/203

grond van , kan het bestuur tot vijf jaar na datkalenderjaar het aantal hernieuwbare brandstofeenheden conventioneel datovereenkomt met het aandeel van de verplichting waaraan de leverancier toteindverbruik niet heeft voldaan, afschrijven van de rekening van die leverancier toteindverbruik.

artikel 3, eerste lid, van dat besluit

Indien een inboeker die geregistreerde als bedoeld in was, naar het oordeel van het bestuur van de

emissieautoriteit in enig kalenderjaar niet heeft voldaan aan zijn verplichting op grondvan de , of , kan het bestuur tot vijf jaar na datkalenderjaar het aantal hernieuwbare brandstofeenheden conventioneel datovereenkomt met de hoeveelheid energie waarvoor de geregistreerde ten onrechtebiotickets als bedoeld in artikel 1 van het Besluit hernieuwbare energie vervoer ineigendom heeft overgedragen of in zijn administratieve voorraad van zijnbiobrandstoffenbalans als bedoeld in

had, afschrijven van de rekening van die inboeker.

2 artikel 1 van het Besluithernieuwbare energie vervoer

artikelen 6 6b 6c van dat besluit

artikel 4 van de Regeling hernieuwbare energievervoer

, is van overeenkomstige toepassing.3 Artikel 9.7.2.5, vijfde lid

Titel 9.8. Rapportage- en reductieverplichting vervoersemissies§ 9.8.1. AlgemeenArtikel 9.8.1.1In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

ongelode lichte olie als bedoeld in en andere minerale oliën die op grond van

voor het tarief van ongelode lichte olie aan de accijnsonderworpen zijn;

benzine: artikel 26, tweede lid, van de Wet op deaccijns artikel 28, met uitzondering van hettweede en zesde lid, van die wet

brandstof van fossiele herkomst als genoemd in bijlage I,deel 2, onderdeel 5, van richtlijn (EU) 2015/652, met een broeikasgasemissiegedurende de levenscyclus die ten minste zes procent lager is dan de in bijlage II vandie richtlijn bedoelde uitgangsnorm voor brandstoffen;

betere fossiele brandstof:

biobrandstof als bedoeld in artikel 2, onderdeel i, van van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter

bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdendewijziging van en intrekking van en (Pb EU L140);

biobrandstof: richtlijn nr.2009/28/EG

Richtlijn 2001/77/EG Richtlijn 2003/30/EG

broeikasgasemissies gedurende delevenscyclus als bedoeld in artikel 2, onderdeel 6, van ;broeikasgasemissies gedurende de levenscyclus:

richtlijn 98/70/EG gasolie als bedoeld in en andere

minerale oliën die op grond van voor het tarief van gasolie aan de accijns onderworpen zijn;

diesel: artikel 26, vierde lid, van de Wet op de accijnsartikel 28, met uitzondering van het tweede lid, van

die wet energie-inhoud van de brandstof als bedoeld in bijlage I, deel 1,

onderdeel 3, onder c, van richtlijn (EU) 2015/652;eenheid energie:

eenheid als bedoeld in ;exploitatiereductie-eenheid: artikel 9.8.3.1 hernieuwbare brandstofeenheid als bedoeld in

;hernieuwbare brandstofeenheid: artikel9.7.3.1, eerste lid

onderneming die minerale oliën invoert in Nederland, maar geen houder isvan een vergunning voor een accijnsgoederenplaats als bedoeld in

voor minerale oliën, of geregistreerdegeadresseerde als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel l, van die wet voorminerale oliën;

importeur:artikel 1a, eerste

lid, onderdeel b, van de Wet op de accijns

oliën als bedoeld in ;minerale oliën: artikel 25 van de Wet op de accijns eigenschap van een rekening in het register die de overboeking van

een hernieuwbare brandstofeenheid mogelijk maakt;overboekfaciliteit:

houder van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats alsbedoeld in voor mineraleoliën, of geregistreerde geadresseerde als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeell, van die wet voor minerale oliën, of importeur, met een uitslag tot vervoersverbruik;

rapportageplichtige:artikel 1a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de accijns

verplichting als bedoeld in ;reductieverplichting: artikel 9.8.2.1, eerste lid

Page 86: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 86/203

eigenschap van een rekening in het register die eenrapportageplichtige ingevolge heeft om aan zijn reductieverplichting tevoldoen;

reductieverplichtingfaciliteit:artikel 9.8.2.2

register rapportage- en reductieverplichting vervoersemissies als bedoeld in;

register:artikel 9.8.4.1

van het Europees Parlement en de Raad vande Europese Unie van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en vandieselbrandstof en tot wijziging van van de Raad (PbEG L 350);

richtlijn 98/70/EG: richtlijn nr. 98/70/EG

Richtlijn 93/12/EEG richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad van 20 april 2015 tot

vaststelling van berekeningsmethoden en rapportageverplichtingen overeenkomstig van het Europees Parlement en de Raad betreffende de kwaliteit

van benzine en van dieselbrandstof (PbEU L 107);

richtlijn (EU) 2015/652:

Richtlijn 98/70/EG

uitslag tot verbruik als bedoeld in , van benzine, diesel en betere fossiele brandstof, aan de bestemmingen,

bedoeld in .

uitslag tot vervoersverbruik: artikel 2 van de Wet opde accijns

artikel 9.8.1.2

Artikel 9.8.1.2Deze titel is van toepassing op brandstoffen en energie voor:

wegvoertuigen;a.niet voor de weg bestemde mobiele machines;b.landbouwtrekkers;c.bosbouwmachines, end.pleziervaartuigen, niet zijnde zeeschepen, wanneer die niet op zee varen.e.

Artikel 9.8.1.3Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën rapportageplichtigenworden aangewezen waarop de in deze titel opgenomen bepalingen niet van toepassing zijn.

Artikel 9.8.1.4De rijksbelastingdienst verstrekt op verzoek van het bestuur van de emissieautoriteit de bijministeriële regeling vast te stellen gegevens, voor zover die gegevens voor de uitvoering vandeze titel noodzakelijk zijn.

§ 9.8.2. Rapportage- en reductieverplichtingArtikel 9.8.2.1

De rapportageplichtige vermindert de broeikasgasemissies gedurende delevenscyclus per eenheid energie volgens bijlage I, deel 2, onderdeel 5, van richtlijn(EU) 2015/652 van zijn uitslag tot verbruik van benzine en diesel aan debestemmingen, bedoeld in , voor enig kalenderjaar met een bij ofkrachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen percentage ten opzichtevan de in bijlage II van die richtlijn bedoelde uitgangsnorm voor brandstoffen.

1

artikel 9.8.1.2

De rapportageplichtige voldoet aan de reductieverplichting, bedoeld in het eerste lid,met de inzet van hernieuwbare brandstofeenheden, exploitatiereductie-eenheden ofbetere fossiele brandstof, met inachtneming van .

2

artikel 9.7.2.1, tweede lidBij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld metbetrekking tot het in het eerste lid genoemde kalenderjaar.

3

Artikel 9.8.2.2De rapportageplichtige heeft een rekening met reductieverplichtingfaciliteit in het register.

Artikel 9.8.2.3De rapportageplichtige voert voor 1 maart van enig kalenderjaar zijn uitslag totvervoersverbruik van het direct aan die datum voorafgaande kalenderjaar op zijnrekening met reductieverplichtingfaciliteit in het register in.

1

Voor de toepassing van het eerste lid wordt de uitslag tot verbruik, bedoeld in , van benzine en diesel volgens de gegevens van de

rijksbelastingdienst beschouwd als uitslag tot vervoersverbruik, tenzij de

2 artikel 2van de Wet op de accijns

Page 87: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 87/203

rapportageplichtige aantoont dat die uitslag tot verbruik betrekking heeft op anderebestemmingen.Voor de toepassing van het eerste lid wordt de uitslag tot verbruik, bedoeld in

, van betere fossiele brandstof volgens de gegevens van derijksbelastingdienst niet beschouwd als uitslag tot vervoersverbruik, tenzij derapportageplichtige het tegendeel aantoont.

3 artikel 2van de Wet op de accijns

Voor de toepassing van het eerste lid wordt de uitslag tot verbruik, bedoeld in , van benzine en diesel, niet aangemerkt als een betere

fossiele brandstof, tenzij de rapportageplichtige het tegendeel aantoont.

4 artikel 2van de Wet op de accijns

Wijzigingen in de voor enig kalenderjaar op zijn rekening ingevoerde uitslag totvervoersverbruik na de datum, bedoeld in het eerste lid, meldt de rapportageplichtigeaan het bestuur van de emissieautoriteit.

5

Bij ministeriële regeling worden de bij het invoeren op de rekening te vermeldengegevens en te hanteren berekeningsmethode als bedoeld in richtlijn (EU) 2015/652bepaald.

6

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop hetaantonen, bedoeld in het tweede, derde en vierde lid, plaatsvindt.

7

De gegevens, bedoeld in het zesde lid, en de onderliggende stukken worden door derapportageplichtige bewaard tot ten minste vijf jaar na afloop van het kalenderjaarwaarop die gegevens betrekking hebben.

8

Artikel 9.8.2.4Indien een rapportageplichtige in enig kalenderjaar zijn uitslag tot vervoersverbruikniet voor 1 maart van het daaropvolgende kalenderjaar heeft ingevoerd op zijnrekening met een reductieverplichtingfaciliteit, kan het bestuur van de emissieautoriteithem ambtshalve vaststellen.

1

Indien een rapportageplichtige in enig kalenderjaar zijn uitslag tot vervoersverbruikniet juist heeft ingevoerd op zijn rekening met een reductieverplichtingfaciliteit, kan hetbestuur van de emissieautoriteit hem tot vijf jaar na dat kalenderjaar ambtshalvevaststellen.

2

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld overde toepassing van het eerste en tweede lid.

3

Artikel 9.8.2.5Op 1 april van enig kalenderjaar:1

heeft de rapportageplichtige ten minste het aantal per soort hernieuwbarebrandstofeenheden of exploitatiereductie-eenheden op zijn rekening, en

a.

schrijft het bestuur van de emissieautoriteit van de rekening van derapportageplichtige het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden ofexploitatiereductie-eenheden af,

b.

dat overeenkomt met de voor die rapportageplichtige voor het direct aan die datumvoorafgaande kalenderjaar geldende reductieverplichting.Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over deafschrijving van het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden enexploitatiereductie-eenheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

2

Indien toepassing van , leidt tot een verhoging van dereductieverplichting voor het betrokken kalenderjaar, schrijft het bestuur van deemissieautoriteit met inachtneming van het tweede lid het aantal per soorthernieuwbare brandstofeenheden dat overeenkomt met die verhoging af van derekening van de rapportageplichtige.

3 artikel 9.8.2.4, tweede lid

Indien toepassing van , leidt tot een verlaging van dereductieverplichting voor het betrokken kalenderjaar en de rapportageplichtige methernieuwbare brandstofeenheden aan zijn reductieverplichting voldaan heeft, schrijfthet bestuur van de emissieautoriteit met inachtneming van het tweede lid het aantalper soort hernieuwbare brandstofeenheden dat overeenkomt met die verlaging bij op

4 artikel 9.8.2.4, tweede lid

Page 88: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 88/203

de rekening van de rapportageplichtige. Het bestuur van de emissieautoriteit houdthierbij rekening met .artikel 9.7.5.6Indien het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden op de rekening van derapportageplichtige als gevolg van de toepassing van het eerste of derde lid minder isdan nul, vult hij het tekort aan voor 1 april volgend op het kalenderjaar waarin hettekort is ontstaan, uitsluitend met de inzet van hernieuwbare brandstofeenheden.

5

§ 9.8.3. Exploitatiereductie-eenheden en hernieuwbare brandstofeenhedenArtikel 9.8.3.1Een exploitatiereductie-eenheid vertegenwoordigt een bijdrage aan de reductieverplichting vanéén kilogram kooldioxide-equivalent.

Artikel 9.8.3.2Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over deverkrijging van exploitatiereductie-eenheden door de rapportageplichtige.

1

Indien naar het oordeel van het bestuur van de emissieautoriteit niet is voldaan aan deingevolge het eerste lid gestelde regels, kan het bestuur de verkregen hoeveelheidexploitatiereductie-eenheden tot vijf jaar na het kalenderjaar van verkrijgingambtshalve vaststellen.

2

Indien uit de vaststelling, bedoeld in het tweede lid, volgt dat de rapportageplichtige teveel exploitatiereductie-eenheden heeft ontvangen, schrijft het bestuur van deemissieautoriteit een corresponderende hoeveelheid aan hernieuwbarebrandstofeenheden van de rekening van die rapportageplichtige af.

3

, is van overeenkomstige toepassing.4 Artikel 9.8.2.5, vijfde lid

Artikel 9.8.3.3Exploitatiereductie-eenheden mogen niet worden overgeboekt of gespaard.

Artikel 9.8.3.4Het bestuur van de emissieautoriteit stelt jaarlijks de broeikasgasemissiereductiebijdrage van dehernieuwbare brandstofeenheid vast voor het behalen van de reductieverplichting. Bij ofkrachtens algemene regels van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de jaarlijksevaststelling.

Artikel 9.8.3.5De zijn van overeenkomstige toepassing op deexploitatiereductie-eenheid.

artikelen 9.7.3.3 tot en met 9.7.3.7

Artikel 9.8.3.6Indien het aantal hernieuwbare brandstofeenheden op een rekening minder is dan nul, wordende bijgeschreven hernieuwbare brandstofeenheden per soort volgens bij algemene maatregelvan bestuur vast te stellen regels afgeschreven.

§ 9.8.4. Register rapportage- en reductieverplichting vervoersemissiesArtikel 9.8.4.1

Er is een elektronisch register rapportage- en reductieverplichting vervoersemissies.1Het register wordt beheerd door de emissieautoriteit.2Het register bestaat uit de rekeningen, bedoeld in .3 artikel 9.8.4.3

Artikel 9.8.4.2Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de werking, organisatie,beschikbaarheid en beveiliging van het register.

1

Het bestuur van de emissieautoriteit kan voorwaarden voor het gebruik van hetregister vaststellen.

2

Artikel 9.8.4.3

Page 89: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 89/203

Het bestuur van de emissieautoriteit opent op verzoek van de rapportageplichtige opdiens naam een rekening met reductieverplichtingfaciliteit en met overboekfaciliteit.

1

Het bestuur van de emissieautoriteit opent op naam van een onderneming niet meerdan één rekening.

2

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het openen, bijhouden en beheervan de rekeningen.

3

Artikel 9.8.4.4Het bestuur van de emissieautoriteit kan bij een vermoeden van fraude of misbruik ofindien niet wordt voldaan aan de bij of krachtens deze titel gestelde eisen voor hethebben van een rekening in het register of voor het gebruik van die rekening:

1

weigeren een rekening te openen;a.een rekening of een faciliteit van die rekening blokkeren;b.een rekening opheffen.c.

Het bestuur van de emissieautoriteit kan op verzoek van de rekeninghouder eenrekening opheffen.

2

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over detoepassing van het eerste lid en kunnen regels worden gesteld over de toepassingvan het tweede lid.

3

De hernieuwbare brandstofeenheden en exploitatiereductie-eenheden op eenopgeheven rekening vervallen van rechtswege.

4

Artikel 9.8.4.5Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat voor het openen en bijhouden vaneen rekening, bedoeld in , een vergoeding verschuldigd isovereenkomstig de bij die regeling te stellen regels.

1artikel 9.8.4.3, eerste lid

Bij de regeling, bedoeld in het eerste lid:2

wordt de hoogte van de vergoeding vastgesteld, welke niet hoger is dannoodzakelijk is ter dekking van de ten laste van de emissieautoriteit komendekosten van het verrichten van werkzaamheden waarvoor de vergoeding isverschuldigd, en

a.

worden regels gesteld omtrent de wijze waarop de vergoeding wordt betaald.b.

Artikel 9.8.4.6Nadat het bestuur van de emissieautoriteit toepassing heeft gegeven aan

, wordt een gedeelte van het aantal per soorthernieuwbare brandstofeenheden op 1 april van enig kalenderjaar op de rekening vaneen rapportageplichtige gespaard ten behoeve van het direct daaropvolgendekalenderjaar, met inachtneming van .

1 artikel9.8.2.5, eerste lid, onderdeel b

artikel 9.7.5.6, eerste tot en met derde lidBij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent hetgedeelte, bedoeld in het eerste lid.

2

De hernieuwbare brandstofeenheden die niet worden gespaard, vervallen vanrechtswege.

3

§ 9.8.5. OvergangsbepalingenArtikel 9.8.5.1Het bepaalde bij of krachtens de , en

blijft van toepassing voor het onmiddellijk aan de datum vaninwerkingtreding van deze titel voorafgaande kalenderjaar.

artikelen 2.9 2.9a 5.1 van het Besluit brandstoffenluchtverontreiniging

Hoofdstuk 10. Afvalstoffen

Titel 10.1. AlgemeenArtikel 10.1

Een ieder die handelingen met betrekking tot afvalstoffen verricht of nalaat en die weetof redelijkerwijs had kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu

1

Page 90: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 90/203

ontstaan of kunnen ontstaan, is verplicht alle maatregelen te nemen of na te laten dieredelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd, teneinde die gevolgen zoveel mogelijkte voorkomen of te beperken.Het is een ieder bij wie afvalstoffen ontstaan, verboden handelingen met betrekking totdie afvalstoffen te verrichten of na te laten, waarvan hij weet of redelijkerwijs hadkunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnenontstaan.

2

Het is een ieder verboden bedrijfsmatig of in een omvang of op een wijze alsof dezebedrijfsmatig was, handelingen met betrekking tot afvalstoffen te verrichten, indiendaardoor, naar hij weet of redelijkerwijs had kunnen weten, nadelige gevolgen voor hetmilieu ontstaan of kunnen ontstaan.

3

Onder handelingen als bedoeld in het derde lid wordt in ieder geval verstaan:inzamelen of anderszins in ontvangst nemen, bewaren, nuttig toepassen, verwijderen,vervoeren of verhandelen van afvalstoffen of bemiddelen bij het beheer vanafvalstoffen.

4

De verboden, bedoeld in het tweede en derde lid, gelden niet voor zover dezehandelingen betreffen, die degene die deze verricht, uitdrukkelijk zijn toegestaan bij ofkrachtens deze wet of een in , genoemde wet of de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen.

5

artikel 13.1, tweede lid

Artikel 10.1aDit hoofdstuk is, met uitzondering van de , en en ,niet van toepassing op de volgende stoffen, preparaten en voorwerpen:

1 artikelen 10.1 10.2 10.54 titel 10.2

gasvormige effluenten die in de atmosfeer worden uitgestoten, alsmede kooldioxidedat wordt afgevangen en getransporteerd met het oog op geologische opslag en datgeologisch is opgeslagen overeenkomstig het bepaalde in richtlijn nr. 2009/31/EGvan het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2009betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn85/337/EEG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG,2006/12/EG en 2008/1/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het EuropeesParlement en de Raad (PbEU L 140), dan wel op grond van artikel 2, tweede lid,van die richtlijn buiten de werkingssfeer van die richtlijn valt;

a.

bodem met inbegrip van niet-uitgegraven verontreinigde grond en duurzaam met debodem verbonden gebouwen;

b.

niet-verontreinigde grond en ander van nature voorkomend materiaal, afgegravenbij bouwactiviteiten, indien vaststaat dat het materiaal in natuurlijke staat zal wordengebruikt voor bouwdoeleinden op de locatie waar het werd afgegraven;

c.

radioactieve afvalstoffen;d.afgedankte explosieven;e.uitwerpselen, voor zover niet vallend onder onderdeel h, onder 1°, stro en andernatuurlijk, niet-gevaarlijk landbouw- of bosbouwmateriaal dat wordt gebruikt in delandbouw, de bosbouw of voor de productie van energie uit die biomassa doormiddel van processen of methoden die onschadelijk zijn voor het milieu en die demenselijke gezondheid niet in gevaar brengen;

f.

sediment dat binnen oppervlaktewater wordt verplaatst met het oog op het beheervan water en waterwegen of om overstromingen te voorkomen of de gevolgen vanoverstromingen en droogte te verminderen, of met het oog op landwinning, indien isaangetoond dat het sediment ongevaarlijk is;

g.

voor zover daarover bij of krachtens communautaire regelgeving regels zijn gesteld:h.

dierlijke bijproducten, met inbegrip van verwerkte producten, in de zin vanverordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voormenselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten entot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijkebijproducten)(PbEU 2009, L 300), behalve die welke bestemd zijn om te wordenverbrand of gestort of voor gebruik in een biogas- of composteerinstallatie;

1°.

Page 91: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 91/203

kadavers van niet door slachting gestorven dieren, met inbegrip van dieren dieworden gedood om een epizoötie uit te roeien en overeenkomstig de onder 1°genoemde verordening nr. 1069/2009 worden verwijderd;

2°.

stoffen die bestemd zijn voor gebruik als voedermiddelen als omschreven in artikel3, tweede lid, onderdeel g, van Verordening (EG) nr. 767/2009 van het EuropeesParlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende het in de handel brengen en hetgebruik van diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van hetEuropees Parlement en de Raad en tot intrekking van van deRaad, van de Commissie, ,

, , en van de Raad en Beschikking van de Commissie (PbEU L 229) en die geen dierlijke bijproducten

bevatten of daaruit bestaan.

3°.

Richtlijn 79/373/EEGRichtlijn 80/511/EEG Richtlijnen 82/471/EEG

83/228/EEG 93/74/EEG 93/113/EG 96/25/EG2004/217/EG

Op de in het eerste lid bedoelde stoffen, preparaten en voorwerpen is, voor zover hetafvalstoffen betreft, het bepaalde bij of krachtens de , en ,alsmede de , , en

, evenmin van toepassing.

2artikelen 15.33 15.35 15.36

artikelen 2.4 2.22, derde lid 2.23, tweede lid, van de Wet algemenebepalingen omgevingsrecht

Artikel 10.1b[Vervallen per 01-01-1994]Artikel 10.2

Het is verboden zich van afvalstoffen te ontdoen door deze - al dan niet in verpakking- buiten een inrichting te storten, anderszins op of in de bodem te brengen of teverbranden.

1

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan, indien het belang van debescherming van het milieu zich daartegen niet verzet, voor daarbij aangegevencategorieën van gevallen vrijstelling worden verleend van het verbod, bedoeld in heteerste lid.

2

Indien toepassing is gegeven aan het tweede lid, kunnen bij of krachtens algemenemaatregel van bestuur in het belang van de bescherming van het milieu regels wordengesteld met betrekking tot het zich ontdoen van afvalstoffen als bedoeld in het eerstelid.

3

Titel 10.2. Het afvalbeheerplanArtikel 10.3Onze Minister stelt ten minste eenmaal in de zes jaar een afvalbeheerplan vast.

Artikel 10.4Bij de vaststelling van het afvalbeheerplan en bij het nemen van andere maatregelenvoor de preventie en het beheer van afvalstoffen hanteert Onze Minister alsprioriteitsvolgorde de volgende afvalhiërarchie:

1

preventie;a.voorbereiding voor hergebruik;b.recycling;c.andere nuttige toepassing, waaronder energieterugwinning;d.veilige verwijdering.e.

Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het nemen vanmaatregelen als bedoeld in dat lid door gedeputeerde staten en burgemeester enwethouders.

2

Artikel 10.5Bij de vaststelling van het afvalbeheerplan en bij het nemen van andere maatregelen voor depreventie en het beheer van afvalstoffen:

kan zonodig voor bepaalde specifieke afvalstromen van de afvalhiërarchie, bedoeld in, worden afgeweken, indien dit, de gehele levenscyclus in beschouwing

nemende, met betrekking tot de algemene effecten van het produceren en beherenvan dergelijke afvalstoffen gerechtvaardigd is;

a.artikel 10.4

Page 92: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 92/203

houdt Onze Minister er rekening mee dat het belang van een doelmatig beheer vanafvalstoffen vereist dat het beheer op effectieve en efficiënte wijze geschiedt eneffectief toezicht dan wel douanecontrole op het beheer mogelijk is.

b.

Artikel 10.5a[Vervallen per 08-05-2002]Artikel 10.6Bij de vaststelling van het afvalbeheerplan houdt Onze Minister rekening met het geldendenationale milieubeleidsplan.

Artikel 10.7Het afvalbeheerplan bevat de onderwerpen die ingevolge voor Nederland bindendebesluiten van de instellingen van de Europese Unie moeten worden opgenomen ineen zodanig plan. Het afvalbeheerplan voldoet aan het bij of krachtens dekaderrichtlijn afvalstoffen daaromtrent bepaalde, met inbegrip van hetgeen bij ofkrachtens die richtlijn is bepaald met betrekking tot afvalpreventieprogramma’s.

1

Het afvalbeheerplan bevat mede de afvalpreventieprogramma’s als bedoeld in artikel29 van de kaderrichtlijn afvalstoffen, met inbegrip van de doelstellingen enmaatregelen, gericht op het loskoppelen van economische groei van de milieueffectendie samenhangen met de productie van afvalstoffen. Voor de bewaking en evaluatievan de in de afvalpreventieprogramma’s vastgestelde doelstellingen van de daarinopgenomen afvalpreventiemaatregelen kan Onze Minister indicatoren vaststellen.

2

Het afvalbeheerplan bevat voorts in ieder geval:3

de hoofdlijnen van het beleid ter uitvoering van deze wet met betrekking tot hetvoorkomen of beperken van het ontstaan van afvalstoffen en het beheer vanafvalstoffen in de betrokken periode van zes jaar en, voor zover mogelijk, in dedaarop volgende zes jaar;

a.

een uitwerking van deze hoofdlijnen met betrekking tot daarbij aangewezencategorieën van afvalstoffen of wijzen van beheer van afvalstoffen;

b.

de capaciteit die benodigd is voor de daarbij aangewezen wijzen van beheer vanafvalstoffen in de betrokken periode van zes jaar en, voor zover mogelijk, in dedaaropvolgende zes jaar;

c.

een beschrijving van het beleid ter uitvoering van de EG-verordening overbrengingvan afvalstoffen in de betrokken periode van zes jaar.

d.

Artikel 10.8Onze Minister stelt het onderdeel van het afvalbeheerplan, bedoeld in

, op na overleg met een instantie die representatief kan wordengeacht voor de provinciebesturen en met een instantie die representatief kan wordengeacht voor de gemeentebesturen.

1 artikel 10.7,tweede lid, onder a

Onze Minister stelt de onderdelen van het afvalbeheerplan, bedoeld in , op in gezamenlijk overleg met een instantie die representatief

kan worden geacht voor de provinciebesturen en met een instantie die representatiefkan worden geacht voor de gemeentebesturen.

2 artikel 10.7,derde lid, onder b en c

Onze Minister betrekt voorts bij de voorbereiding van het afvalbeheerplan de naar zijnoordeel bij de te behandelen onderwerpen meest belanghebbende anderebestuursorganen, instellingen en organisaties.

3

Onze Minister kan nadere regels stellen met betrekking tot de wijze waarop uitvoeringwordt gegeven aan het bepaalde in het eerste tot en met derde lid.

4

Artikel 10.9Met betrekking tot de voorbereiding van het afvalbeheerplan is

van toepassing.1 afdeling 3.4 van de

Algemene wet bestuursrechtHet ontwerp van het afvalbeheerplan wordt, gelijktijdig met de terinzagelegging ervan,overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal.

2

Artikel 10.10

Page 93: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 93/203

Ten behoeve van het opstellen van het afvalbeheerplan verschaffen de bestuursorganen aanOnze Minister op zijn verzoek alle inlichtingen en gegevens waarover zij kunnen beschikken,voor zover die voor dat opstellen redelijkerwijs noodzakelijk zijn.

Artikel 10.11Zodra het afvalbeheerplan is vastgesteld, doet Onze Minister hiervan mededeling dooroverlegging van het afvalbeheerplan aan de beide kamers der Staten-Generaal endoor toezending ervan aan gedeputeerde staten van de provincies en burgemeesteren wethouders van de gemeenten.

1

Onze Minister zendt het afvalbeheerplan tevens toe aan de bestuursorganen,instellingen en organisaties, die overeenkomstig , warenbetrokken bij de voorbereiding ervan.

2artikel 10.8, derde lid

Artikel 10.12Het afvalbeheerplan geldt met ingang van de dag waarop vier weken zijn verstrekenna de dag waarop de vaststelling van het afvalbeheerplan is bekendgemaakt in deStaatscourant. Onze Minister kan bepalen dat het afvalbeheerplan, of onderdelendaarvan, eerst op een later tijdstip gaan gelden.

1

Het afvalbeheerplan geldt, behoudens indien eerder een nieuw afvalbeheerplan isvastgesteld, voor een tijdvak van zes jaar. Onze Minister kan de geldingsduur van hetafvalbeheerplan eenmaal met ten hoogste twee jaar verlengen.

2

Artikel 10.12a[Vervallen per 01-01-1994]Artikel 10.12b[Vervallen per 01-01-1994]Artikel 10.13

Het afvalbeheerplan kan worden gewijzigd.1Met betrekking tot een wijziging van het afvalbeheerplan zijn tot enmet en , van overeenkomstige toepassing.

2 de artikelen 10.410.11 10.12, eerste lid

Artikel 10.14Ieder bestuursorgaan houdt rekening met het geldende afvalbeheerplan bij hetuitoefenen van een bevoegdheid krachtens deze wet, voor zover de bevoegdheidwordt uitgeoefend met betrekking tot afvalstoffen.

1

Voor zover het afvalbeheerplan niet voorziet in het onderwerp met betrekking waartoede bevoegdheid wordt uitgeoefend, houdt het bestuursorgaan rekening met devoorkeursvolgorde, aangegeven in , en de criteria, genoemd in

.

2

artikel 10.4 artikel 10.5,eerste lidHet eerste lid is van overeenkomstige toepassing bij het uitoefenen van eenbevoegdheid krachtens de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen.

3

Titel 10.3. Hergebruik, preventie en recycling en andere nuttige toepassingArtikel 10.15[Vervallen per 01-01-2012]Artikel 10.16[Vervallen per 01-01-2012]Artikel 10.16a[Vervallen per 01-01-2012]Artikel 10.16b[Vervallen per 01-01-2012]Artikel 10.16c[Vervallen per 01-01-2012]Artikel 10.16d[Vervallen per 01-01-2012]Artikel 10.17[Vervallen per 01-01-2012]

Page 94: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 94/203

Artikel 10.18[Vervallen per 01-01-2012]Artikel 10.19[Vervallen per 01-01-2012]Artikel 10.20[Vervallen per 01-01-2012]Titel 10.4. Het beheer van huishoudelijke en andere afvalstoffenArtikel 10.21

De gemeenteraad en burgemeester en wethouders dragen, al dan niet insamenwerking met de gemeenteraad en burgemeester en wethouders van anderegemeenten, ervoor zorg dat ten minste eenmaal per week de huishoudelijkeafvalstoffen met uitzondering van grove huishoudelijke afvalstoffen wordeningezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanigeafvalstoffen geregeld kunnen ontstaan.

1

In aanvulling op het eerste lid kunnen, in het belang van een doelmatig beheer vanafvalstoffen, bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over hetzorgdragen door de gemeenteraad en burgemeesters en wethouders voor deinzameling van daarbij aan te wijzen afvalstoffen die in aard en samenstellingvergelijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen en afkomstig zijn van daarbij aan tewijzen bronnen.

2

Indien toepassing is gegeven aan het tweede lid, worden die afvalstoffen aangemerktals huishoudelijke afvalstoffen.

3

De gemeenteraad kan besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van anderebestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen.

4

Artikel 10.22Elke gemeente draagt er zorg voor:1

dat grove huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haargrondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen ontstaan, en

a.

dat er op ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen degemeente of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt, in voldoendemate gelegenheid wordt geboden om grove huishoudelijke afvalstoffen achter telaten.

b.

In het belang van een doelmatig beheer van grove huishoudelijke afvalstoffen kan bijalgemene maatregel van bestuur worden bepaald dat het eerste lid geheel ofgedeeltelijk buiten toepassing blijft met betrekking tot bij de maatregel aangewezencategorieën van grove huishoudelijke afvalstoffen, al dan niet voor zover dezevrijkomen in een hoeveelheid of een omvang die, of een gewicht dat groter is dan bijde maatregel is aangegeven.

2

Artikel 10.22a[Vervallen per 08-05-2002]Artikel 10.23

De gemeenteraad stelt in het belang van de bescherming van het milieu eenafvalstoffenverordening vast.

1

Onverminderd wordt bij het vaststellen of wijzigen van de verordeningrekening gehouden met het gemeentelijke milieubeleidsplan, indien in de gemeenteeen milieubeleidsplan geldt.

2 artikel 10.14

De afvalstoffenverordening bevat geen regels als bedoeld in .3 artikel 10.48

Artikel 10.24De afvalstoffenverordening bevat ten minste regels omtrent:1

het overdragen of het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aaneen bij of krachtens de verordening aangewezen inzameldienst;

a.

het overdragen van zodanige afvalstoffen aan een ander;b.

Page 95: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 95/203

het achterlaten van zodanige afvalstoffen op een daartoe ter beschikking gesteldeplaats.

c.

Bij de afvalstoffenverordening kunnen voorts regels worden gesteld omtrent hetinzamelen van huishoudelijke afvalstoffen.

2

Artikel 10.25Bij de afvalstoffenverordening kunnen in ieder geval regels worden gesteld:

ten einde te voorkomen dat afvalstoffen als zwerfafval in het milieu terechtkomen danwel teneinde te bereiken dat zulks zo min mogelijk gebeurt;

a.

omtrent het opruimen van afvalstoffen die als zwerfafval in het milieu terecht zijngekomen;

b.

omtrent het op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig hebben vanafvalstoffen.

c.

Artikel 10.26De gemeenteraad kan, in afwijking van , in het belang van een doelmatigbeheer van huishoudelijke afvalstoffen bij de afvalstoffenverordening bepalen dat:

1 artikel 10.21

huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld nabij elk perceel;a.huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld met een daarbij aangegevenregelmaat;

b.

in een gedeelte van het grondgebied van de gemeente geen huishoudelijkeafvalstoffen worden ingezameld.

c.

De gemeenteraad betrekt bij de voorbereiding van een zodanig besluit de ingezetenenen belanghebbenden, op de wijze voorzien in de krachtens

vastgestelde verordening.

2artikel 150 van de

Gemeentewet

Artikel 10.27In gevallen als bedoeld in , dragen de gemeenteraad enburgemeester en wethouders er zorg voor dat op ten minste één daartoe ter beschikkinggestelde plaats binnen de gemeente of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt, involdoende mate gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen achter te laten.

artikel 10.26, eerste lid, onder b en c

Artikel 10.28Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tothet opnemen in de verordening van een verplichting bestanddelen van huishoudelijkeafvalstoffen te brengen naar een daartoe beschikbaar gestelde plaats.

1

Bij de maatregel kan worden aangegeven op welke wijze de gemeenteraad enburgemeester en wethouders er zorg voor dragen dat plaatsen als bedoeld in heteerste lid, binnen de gemeente in voldoende mate beschikbaar zijn.

2

Bij de maatregel kan worden bepaald dat , en , niet van toepassing zijn met betrekking tot de inzameling van de

bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen, die zijn aangewezen krachtens heteerste lid.

3 de artikelen 10.21, eerste lid 10.24,eerste lid, onder a

Artikel 10.29Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, voor zover het betreft gevallen waarineen doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen van meer dan gemeentelijkbelang is, regels worden gesteld omtrent de inzameling van die afvalstoffen.

1

Hiertoe kunnen in ieder geval behoren regels die inhouden dat burgemeester enwethouders maatregelen treffen voor de inzameling van die afvalstoffen of daartoevoorzieningen tot stand brengen en in stand houden. Indien zulks noodzakelijk is omde nuttige toepassing van afvalstoffen te faciliteren of te verbeteren wordt bijalgemene maatregel van bestuur de verplichting opgenomen om daarbij aangegevenhuishoudelijke afvalstoffen gescheiden en niet gemengd met afvalstoffen of materialendie niet dezelfde eigenschappen bezitten, in te zamelen, waarbij tevens kan wordenbepaald onder welke voorwaarden afwijking van die verplichting mogelijk is.

2

Page 96: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 96/203

Titel 10.5. Het zich ontdoen, de inzameling en het transport van afvalwaterArtikel 10.29aEen bestuursorgaan houdt er bij het uitoefenen van een bevoegdheid krachtens deze wet, voorzover die bevoegdheid wordt uitgeoefend met betrekking tot afvalwater, rekening mee dat hetbelang van de bescherming van het milieu vereist dat in de navolgende voorkeursvolgorde:

het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;a.verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;b.afvalwaterstromen gescheiden worden gehouden, tenzij het niet gescheiden houdengeen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;

c.

huishoudelijk afvalwater en, voor zover doelmatig en kostenefficiënt, afvalwater datdaarmee wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt worden ingezameld ennaar een inrichting als bedoeld in getransporteerd;

d.

artikel 3.4 van de Waterwetander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d zo nodig na retentie of zuivering bij debron, wordt hergebruikt;

e.

ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d lokaal, zo nodig na retentie of zuiveringbij de bron, in het milieu wordt gebracht en

f.

ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d naar een inrichting als bedoeld in wordt getransporteerd.

g. artikel3.4 van de Waterwet

Artikel 10.30[Vervallen per 25-04-2013]Artikel 10.31

tot en met en titel 10.6 zijn niet van toepassing op het brengen vanafvalwater en andere afvalstoffen in een voorziening voor de inzameling en het transport vanafvalwater, het inzamelen en transporteren van afvalwater in een zodanige voorziening en hetvanuit een zodanige voorziening afgeven van afvalwater aan een persoon die eenzuiveringstechnisch werk beheert.

De artikelen 10.21 10.29

Artikel 10.32Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van de bescherming vanhet milieu regels worden gesteld met betrekking tot het brengen van afvalwater en andereafvalstoffen in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, anders danvanuit een inrichting. Daarbij kan worden bepaald dat daarbij gestelde regels slechts gelden indaarbij aangegeven categorieën van gevallen. De , ,

, en zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande datvoor «inrichting» gelezen wordt: het brengen van afvalwater en andere stoffen in eenvoorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, anders dan vanuit een inrichting.

artikelen 8.40, tweede lid 8.40a 8.41, eerstetot en met derde lid 8.42 8.42b

Artikel 10.32aDe gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat:1

bij het brengen van afvloeiend hemelwater of van grondwater op of in de bodem ofin een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, wordtvoldaan aan de in die verordening gestelde regels, en

a.

het brengen van afvloeiend hemelwater of van grondwater in een voorziening voorde inzameling en het transport van stedelijk afvalwater binnen een in dieverordening aangegeven termijn wordt beëindigd.

b.

Van de mogelijkheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt geengebruikgemaakt, indien van degene bij wie afvloeiend hemelwater of grondwatervrijkomt redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer van dat water kan wordengevergd.

2

Artikel 10.33De gemeenteraad of burgemeester en wethouders dragen zorg voor de inzameling enhet transport van stedelijk afvalwater dat vrijkomt bij de binnen het grondgebied vande gemeente gelegen percelen, door middel van een openbaar vuilwaterriool naar eeninrichting als bedoeld in .

1

artikel 3.4 van de Waterwet

Page 97: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 97/203

In plaats van een openbaar vuilwaterriool en een inrichting als bedoeld in het eerste lidkunnen afzonderlijke systemen of andere passende systemen in beheer bij eengemeente, waterschap of een rechtspersoon die door een gemeente of waterschapmet het beheer is belast, worden toegepast, indien met die systemen blijkens hetgemeentelijk rioleringsplan eenzelfde graad van bescherming van het milieu wordtbereikt.

2

Op verzoek van burgemeester en wethouders kunnen gedeputeerde staten in hetbelang van de bescherming van het milieu ontheffing verlenen van de verplichting,bedoeld in het eerste lid, voor:

3

een gedeelte van het grondgebied van een gemeente, dat gelegen is buiten debebouwde kom, en

a.

een bebouwde kom van waaruit stedelijk afvalwater met een vervuilingswaarde vanminder dan 2000 inwonerequivalenten wordt geloosd.

b.

De ontheffing bedoeld in het derde lid kan, indien de ontwikkelingen in het gebiedwaarvoor de ontheffing is verleend daartoe aanleiding geven, door gedeputeerdestaten worden ingetrokken. Bij de intrekking wordt aangegeven binnen welke termijn ininzameling en transport van stedelijk afvalwater wordt voorzien.

4

Artikel 10.34Onze Minister stelt regels over het ontwerpen, bouwen, aanpassen en onderhouden van devoorzieningen voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater ter uitvoering van eenvoor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van eenvolkenrechtelijke organisatie.

Artikel 10.35Onze Minister stelt iedere twee jaar een rapport op, waarin de stand van zaken wordtbeschreven met betrekking tot de inzameling en het transport van stedelijk afvalwateren de afvoer van slib dat geheel of in hoofdzaak afkomstig is van derioolwaterzuiveringsinrichtingen die door een provincie, een gemeente of eenwaterschap worden beheerd.

1

Van de vaststelling van het rapport wordt mededeling gedaan in de .2 StaatscourantBij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld metbetrekking tot de toepassing van het eerste lid. Deze regels kunnen voorburgemeester en wethouders de verplichting inhouden jaarlijks op een daarbijaangegeven wijze gegevens te verstrekken, die voor de opstelling van het rapportnodig zijn.

3

Titel 10.6. Het beheer van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen§ 10.6.1. De afgifte en ontvangst van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffenArtikel 10.36Voor de toepassing van deze titel worden ingezamelde of afgegeven huishoudelijke afvalstoffengelijkgesteld met bedrijfsafvalstoffen.

Artikel 10.36a[Vervallen per 08-05-2002]Artikel 10.36b[Vervallen per 08-05-2002]Artikel 10.37

Het is verboden zich door afgifte aan een ander van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijkeafvalstoffen te ontdoen.

1

Het verbod geldt niet indien bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen wordenafgegeven aan een persoon:

2

die krachtens of bevoegd is de betrokken afvalstoffen in tezamelen;

a. artikel 10.45 10.48

die bevoegd is de betrokken afvalstoffen nuttig toe te passen of te verwijderen:b.

Page 98: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 98/203

krachtens of op grond van een omgevingsvergunning;1°. hoofdstuk 8op grond van een krachtens , verleende vrijstelling of eenontheffing krachtens , van het verbod, bedoeld in

;

2°. artikel 10.2, tweede lidartikel 10.63, eerste of tweede lid

artikel 10.2, eerste lidkrachtens ;3°. artikel 10.52op grond van een krachtens , verleende vrijstelling of eenontheffing krachtens , van het verbod, bedoeld in

;

4°. artikel 10.54, derde lidartikel 10.63, tweede lid artikel

10.54, eerste lid

die krachtens is vrijgesteld van de verplichtingen, gesteld bij ofkrachtens de tot en met , , en ;

c. artikel 10.50artikelen 10.38 10.40 10.45 10.46 10.48

die op grond van een krachtens de verleende vergunning bevoegd is debetrokken afvalstoffen te lozen, dan wel aan boord van een vaartuig of luchtvaartuigte nemen met het oogmerk ze te lozen;

d. Waterwet

die krachtens de bevoegd is afvalstoffen van de betrokken aard ensamenstelling te brengen in oppervlaktewateren;

e. Waterwet

die in een ander land dan Nederland is gevestigd, en die overeenkomstig de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen en die afvalstoffen naar dat landbrengt;

f.titel 10.7

die krachtens bevoegd is de betrokken afvalstoffen te vervoeren of teverhandelen.

g. artikel 10.55

Artikel 10.38Degene die zich van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen ontdoet door dezeaf te geven aan een persoon als bedoeld in

, registreert met betrekking tot zodanige afgifte:

1artikel 10.37, tweede lid, onder a tot en

met f

de datum van afgifte;a.de naam en het adres van degene aan wie de afvalstoffen worden afgegeven;b.de gebruikelijke benaming en de hoeveelheid van die afvalstoffen;c.de plaats waar en de wijze waarop de afvalstoffen worden afgegeven;d.de voorgenomen wijze van beheer van de afvalstoffen;e.ingeval de afgifte geschiedt door tussenkomst van een ander die opdracht heeft deafvalstoffen te vervoeren naar degene voor wie deze zijn bestemd: diens naam enadres en de naam en het adres van degene in wiens opdracht het vervoergeschiedt.

f.

De geregistreerde gegevens worden ten minste vijf jaar bewaard en gedurende dieperiode door de afvalstoffenhouder ter beschikking gehouden van degenen die zijnbelast met het toezicht of de douanecontrole op de naleving van de wet en vanvoorgaande afvalstoffenhouders.

2

Een persoon als bedoeld in , die zich vanbedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen ontdoet door deze af te geven aan eenandere zodanige persoon, meldt met betrekking tot een zodanige afgifte de in heteerste lid bedoelde gegevens aan een door Onze Minister aan te wijzen instantie.

3 artikel 10.37, tweede lid, onder a of b

Artikel 10.39Degene die zich van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen ontdoet door afgifteaan een persoon als bedoeld in ,verstrekt:

1artikel 10.37, tweede lid, onder a tot en met e

aan deze persoon een omschrijving van aard, eigenschappen en samenstelling vandie afvalstoffen;

a.

aan degene die opdracht heeft de afvalstoffen naar die persoon te vervoeren, eenbegeleidingsbrief.

b.

De begeleidingsbrief bevat ten minste de in het eerste lid, onder a, en de in , bedoelde gegevens.

2 artikel10.38, eerste lid

Artikel 10.40

Page 99: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 99/203

Een persoon als bedoeld in , aan wiebedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen worden afgegeven, meldt met betrekkingtot een zodanige afgifte, aan een door Onze Minister aan te wijzen instantie:

1 artikel 10.37, tweede lid, onder a of b

de datum van afgifte;a.de naam en het adres van degene van wie de afvalstoffen afkomstig zijn;b.de gebruikelijke benaming en de hoeveelheid van de afvalstoffen;c.de plaats waar en de wijze waarop de afvalstoffen worden afgegeven;d.de wijze waarop de afvalstoffen nuttig worden toegepast of worden verwijderd;e.ingeval de afgifte geschiedt door tussenkomst van een ander die opdracht had deafvalstoffen naar hem te vervoeren: diens naam en adres en de naam en het adresvan degene in wiens opdracht het vervoer geschiedt.

f.

Het is een persoon als bedoeld in het eerste lid verboden bedrijfsafvalstoffen ofgevaarlijke afvalstoffen in ontvangst te nemen zonder dat hem daarbij eenomschrijving en een begeleidingsbrief als bedoeld in

, worden verstrekt.

2

artikel 10.39, eerste lid, onder aen bOp verzoek van gedeputeerde staten van een provincie of burgemeester enwethouders van een gemeente die terzake bevoegd gezag zijn, worden de gegevens,als bedoeld in het eerste lid, aan gedeputeerde staten of burgemeester en wethoudersgezonden.

3

Artikel 10.40aDe in gestelde verplichting de afgifte van afvalstoffen te registreren of temelden, geldt niet voor degene die zich ontdoet van bij algemene maatregel vanbestuur aangewezen afvalstoffen afkomstig van schepen.

1 artikel 10.38

Degene die bij algemene maatregel van bestuur aangewezen afvalstoffen afkomstigvan schepen in ontvangst neemt, bevestigt deze ontvangst op een bij algemenemaatregel van bestuur aan te geven wijze op een formulier, vastgesteld ingevolge

.

2

artikel 10.1 van de Waterwet

Artikel 10.41Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld metbetrekking tot de wijze waarop aan tot en met uitvoeringwordt gegeven.

1de artikelen 10.38 10.40

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald of de melding,bedoeld in , en , voorafgaand aan de afgifte,onderscheidenlijk de ontvangst van afvalstoffen plaatsvindt of erna. Daarbij kan eenonderscheid worden gemaakt naar categorie van afvalstoffen.

2de artikelen 10.38, derde lid 10.40

Artikel 10.42Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan aan in ,bedoelde personen de verplichting worden opgelegd de in dat artikel bedoeldegegevens te melden aan een door Onze Minister aan te wijzen instantie.

1 artikel 10.38, eerste lid

, en zijn van overeenkomstige toepassing.2 De artikelen 10.40, derde lid 10.41

Artikel 10.43Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking totbedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen categorieën van gevallen wordenaangewezen waarvoor verplichtingen als bedoeld in de

niet gelden.

1

artikelen 10.38 tot en met10.40Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, wordt bij of krachtens dealgemene maatregel van bestuur aan personen als bedoeld in ,de verplichting opgelegd de in de betrokken bepalingen bedoelde gegevens teregistreren op een daarbij aan te geven wijze.

2artikel 10.40, eerste lid

Artikel 10.43a[Vervallen per 08-05-2002]§ 10.6.2. Het vervoer van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen

Page 100: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 100/203

Artikel 10.44Degene die bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen vervoert, is verplicht zolanghij die afvalstoffen onder zich heeft, een begeleidingsbrief als bedoeld in artikel 10.39bij die afvalstoffen aanwezig te hebben.

1

Hij geeft, indien een ander de afvalstoffen in ontvangst neemt, de begeleidingsbriefaan die ander af, bij dat in ontvangst nemen.

2

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld metbetrekking tot de wijze waarop aan de verplichtingen, bedoeld in het eerste en tweedelid, uitvoering wordt gegeven. Tevens kunnen daarbij categorieën van gevallen wordenaangewezen waarvoor zodanige verplichtingen niet gelden.

3

Artikel 10.44a[Vervallen per 08-05-2002]Artikel 10.44b[Vervallen per 08-05-2002]Artikel 10.44c[Vervallen per 08-05-2002]Artikel 10.44d[Vervallen per 08-05-2002]Artikel 10.44e[Vervallen per 08-05-2002]§ 10.6.3. De inzameling van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffenArtikel 10.45

Het is verboden bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen in te zamelen:1

zonder vermelding op een lijst van inzamelaars, ofa.ingeval de afvalstoffen tot de krachtens aangewezen categorieënbehoren, zonder vergunning van Onze Minister.

b. artikel 10.48

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan, indien het belang van debescherming van het milieu zich daartegen niet verzet, voor daarbij aangegevencategorieën van gevallen vrijstelling worden verleend van het verbod, bedoeld in heteerste lid.

2

Onze Minister wijst een instantie aan die namens hem zorg draagt voor de vermeldingvan inzamelaars op de in het eerste lid bedoelde lijst van inzamelaars.

3

Op aanwijzing van Onze Minister wordt de vermelding van een inzamelaar op de lijstbeëindigd.

4

Onze Minister stelt regels met betrekking tot de criteria voor vermelding op de lijst enbeëindiging daarvan.

5

Artikel 10.46Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden in het belang van eendoelmatig beheer van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen regels gesteldomtrent het inzamelen van die afvalstoffen, al dan niet afkomstig van personen,behorende tot een bij of krachtens die maatregel aangewezen categorie.

1

Tot de regels behoren:2

regels omtrent de wijze waarop een inzamelaar zich bij de krachtens , aangewezen instantie meldt en de gegevens die daarbij worden

overgelegd;

a. artikel 10.45,derde lid

regels inhoudende de verplichting een wijziging te melden in de gegevens welke bijde melding zijn overgelegd;

b.

regels omtrent het aan een ieder inzage geven van de gegevens, overgelegd bij demelding alsmede van een wijziging als bedoeld onder b;

c.

regels inhoudende de verplichting dat de inzamelaar tijdens het inzamelen daarbijaan te geven bescheiden aanwezig heeft, waaruit blijkt dat hij staat vermeld op delijst van inzamelaars.

d.

Page 101: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 101/203

Bij de regels kan worden bepaald dat de vermelding op de lijst van inzamelaarsslechts geldt voor een daarbij aangegeven termijn.

3

Artikel 10.47Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van een doelmatig beheervan bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen regels worden gesteld omtrent deinzameling van die afvalstoffen.

1

Hiertoe kunnen in ieder geval behoren regels die inhouden dat:2

burgemeester en wethouders of gedeputeerde staten voor de inzameling van dieafvalstoffen maatregelen treffen of daartoe voorzieningen tot stand brengen en instand houden;

a.

daarbij aangewezen categorieën van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffendie gescheiden worden afgegeven, afzonderlijk worden ingezameld.

b.

Indien zulks noodzakelijk is om de nuttige toepassing van afvalstoffen te faciliteren ofte verbeteren wordt bij algemene maatregel van bestuur de verplichting opgenomenom daarbij aangegeven bedrijfsafvalstoffen gescheiden en niet gemengd metafvalstoffen of materialen die niet dezelfde eigenschappen bezitten, in te zamelen,waarbij tevens kan worden bepaald onder welke voorwaarden afwijking van dieverplichting mogelijk is.

3

Bij de maatregel wordt aangegeven binnen welke termijn de regels door de daarbijaangewezen bestuursorganen moeten worden uitgevoerd.

4

Artikel 10.48Bij algemene maatregel van bestuur kan in het belang van een doelmatig beheer vanbedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen worden bepaald dat voor het inzamelenvan daarbij aangewezen categorieën van zodanige afvalstoffen een vergunning vanOnze Minister is vereist.

1

Het voor activiteiten met betrekking tot inrichtingen bij of krachtens de ,, , , , , , , ,

, , , , , , en

bepaalde is van overeenkomstige toepassing metbetrekking tot het verlenen, weigeren, wijzigen en intrekken van een vergunning alsbedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat voor de toepassing van genoemdeartikelen het belang van de bescherming van het milieu beperkt wordt tot het belangvan een doelmatig beheer van afvalstoffen.

2 artikelen 2.82.14 2.20 2.22 2.23 2.25 2.26, derde en vierde lid 2.29 2.30 2.31, eerste lid,onder a en b, en tweede lid, onder b 2.33, eerste lid, onder a tot en met d, en tweedelid, onder a, b en d 3.2 3.10 3.12 3.13 3.15 4.1 van de Wet algemenebepalingen omgevingsrecht

Onze Minister kan in het belang van een doelmatig beheer van afvalstoffen detarieven vaststellen, die ten minste dan wel ten hoogste in rekening worden gebrachtbij het in ontvangst nemen van afvalstoffen door de houder van een vergunning alsbedoeld in het eerste lid.

3

Artikel 10.49De aan de vergunning, bedoeld in , te verbinden voorschriftenkunnen in ieder geval inhouden:

1 artikel 10.48, eerste lid

dat in daarbij aangewezen categorieën van gevallen afvalstoffen niet mogen wordeningezameld zonder afzonderlijke toestemming van Onze Minister;

a.

de verplichting, daarbij aangewezen afvalstoffen, wanneer zij aan de inzamelaarworden aangeboden, in ontvangst te nemen;

b.

de verplichting, daarbij aangewezen categorieën van afvalstoffen die gescheidenworden afgegeven, afzonderlijk in te zamelen;

c.

de verplichting, daarbij aangewezen afvalstoffen, wanneer zij aan de inzamelaarworden aangeboden, op te halen;

d.

de verplichting afvalstoffen af te geven aan daarbij aangewezen personen.e.Een vergunning geldt slechts voor degene aan wie zij is verleend. Deze draagt ervoorzorg dat de aan de vergunning verbonden voorschriften worden nageleefd.

2

Page 102: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 102/203

§ 10.6.4. Verdere bepalingen omtrent het beheer van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijkeafvalstoffenArtikel 10.50

Onze Minister kan, indien voor het beheer van de betrokken stoffen, mengsels ofvoorwerpen een verplichting deze in te nemen als bedoeld in of eendaaraan gelijkwaardige vrijwillige inname bestaat, bij ministeriële regeling categorieënvan gevallen aangeven waarin de verplichtingen, gesteld bij of krachtens de

, , en niet gelden.

1artikel 9.5.2

artikelen10.38 tot en met 10.40 10.45 10.46 10.48Een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid omvat de verplichting tot hetregistreren van daarbij aan te geven gegevens op een daarbij aan te geven wijze.

2

Artikel 10.51Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van een doelmatig beheervan bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen regels worden gesteld omtrent hetzich ontdoen buiten een inrichting van bij de maatregel aangewezen categorieën vanbedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen.

1

Bij de maatregel kunnen in ieder geval regels worden gesteld, inhoudende deverplichting:

2

die afvalstoffen te scheiden en – mede van andere stoffen en afvalstoffen –gescheiden te houden;

a.

ingeval van afgifte aan een ander, die afvalstoffen gescheiden af te geven.b.

Artikel 10.52Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van de bescherming vanhet milieu regels worden gesteld omtrent het beheer van bij de maatregel aangewezencategorieën van bedrijfsafvalstoffen.

1

Bij de maatregel kunnen in ieder geval regels worden gesteld, inhoudende een verbodbij de maatregel aangewezen categorieën van bedrijfsafvalstoffen buiten een inrichtingnuttig toe te passen of te verwijderen zonder vergunning van het bestuursorgaan datdaartoe bij de maatregel is aangewezen.

2

Bij de maatregel kan de verplichting worden opgelegd te voldoen aan nadere eisenmet betrekking tot daarbij aangegeven onderwerpen. Bij de maatregel wordt hetbestuursorgaan aangewezen, dat die eisen kan stellen.

3

Artikel 10.53Het voor activiteiten met betrekking tot inrichtingen bij of krachtens de , , ,

, , , , , , , , , , ,

, en bepaalde is vanovereenkomstige toepassing met betrekking tot het verlenen, weigeren, wijzigen en intrekkenvan een vergunning als bedoeld in .

artikelen 2.8 2.14 2.202.22 2.23 2.25 2.26, derde en vierde lid 2.29 2.30 2.31, eerste lid, onder a en b, en tweedelid, onder b 2.33, eerste lid, onder a tot en met d, en tweede lid, onder a, b en d 3.2 3.10 3.123.13 3.15 4.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

artikel 10.52, tweede lid

Artikel 10.54Het is verboden gevaarlijke afvalstoffen buiten een inrichting nuttig toe te passen of teverwijderen.

1

Het verbod geldt niet voor handelingen die aan degene die gevaarlijke afvalstoffeninzamelt, uitdrukkelijk zijn toegestaan krachtens , of

.

2artikel 10.47 10.48 10.54a, tweede

lid, is van overeenkomstige toepassing.3 Artikel 10.2, tweede lid

Artikel 10.54aHet is verboden gevaarlijke afvalstoffen te mengen, daaronder mede begrepenverdunnen, met andere bij ministeriële regeling aangewezen categorieën gevaarlijkeafvalstoffen of met andere bij ministeriële regeling aangewezen afvalstoffen, stoffen ofmaterialen.

1

Page 103: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 103/203

Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor zover het mengen van gevaarlijkeafvalstoffen is toegestaan krachtens een omgevingsvergunning.

2

Onze Minister bepaalt bij ministeriële regeling in welke gevallen gevaarlijkeafvalstoffen die in strijd met het eerste lid zijn gemengd, gescheiden dienen te worden.

3

Artikel 10.55Het is verboden:1

bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen voor anderen tegen vergoeding tevervoeren,

a.

bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen te verhandelen,b.ten behoeve van anderen te bemiddelen bij het beheer van bedrijfsafvalstoffen ofgevaarlijke afvalstoffen,

c.

zonder vermelding als respectievelijk vervoerder, handelaar of bemiddelaar op de lijst vanvervoerders, handelaars en bemiddelaars.

Het verbod, bedoeld in het eerste lid, onder a, geldt niet voor degene die krachtens bevoegd is tot het inzamelen van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke

afvalstoffen.

2artikel 10.45

Onze Minister wijst een instantie aan die namens hem zorg draagt voor de vermeldingvan vervoerders, handelaars en bemiddelaars op de lijst, bedoeld in het eerste lid.

3

Onze Minister stelt nadere regels omtrent de vermelding van vervoerders, handelaarsen bemiddelaars op de lijst, bedoeld in het eerste lid. Deze regels bevatten in iedergeval criteria voor vermelding op de lijst en voor beëindiging daarvan.

4

Een vervoerder, handelaar of bemiddelaar als bedoeld in het eerste lid registreert metbetrekking tot de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, de volgende gegevens:

5

de naam en het adres van degene:a.

van wie de afvalstoffen afkomstig zijn,1°aan wie de afvalstoffen worden afgegeven;2°

de gebruikelijke benaming en de hoeveelheid van de afvalstoffen.b., is van overeenkomstige toepassing.6 Artikel 10.38, tweede lid

Onze Minister stelt regels inhoudende de verplichting dat een vervoerder als bedoeldin het eerste lid tijdens het vervoeren daarbij aan te geven bescheiden aanwezigheeft, waaruit blijkt dat hij staat vermeld op de lijst van vervoerders.

7

Titel 10.7. Het overbrengen van afvalstoffen binnen, naar en uit de EuropeseGemeenschapArtikel 10.56

Onze Minister stelt regels ter uitvoering van artikel 6 van de EG-verordeningoverbrenging van afvalstoffen.

1

Ter uitvoering van andere artikelen dan het in het eerste lid genoemde artikel van deEG-verordening overbrenging van afvalstoffen kan Onze Minister regels stellen.

2

Artikel 10.57Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de titels II en VII van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen van overeenkomstige toepassing zijn met betrekkingtot de overbrenging van afvalstoffen binnen Nederland.

Artikel 10.58Onze Minister is de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 53 van de EG-verordeningoverbrenging van afvalstoffen.

Artikel 10.59

Page 104: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 104/203

Op een kennisgeving als bedoeld in de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen is niet van toepassing.

artikel4:15 van de Algemene wet bestuursrecht

Artikel 10.60Het is verboden afvalstoffen waarop de EG-verordening overbrenging van afvalstoffenvan toepassing is, binnen of buiten Nederlands grondgebied te brengen, indien devoorgenomen overbrenging, nuttige toepassing of verwijdering, naar het oordeel vanOnze Minister in strijd zou zijn met het belang van de bescherming van het milieu.

1

Het is verboden handelingen te verrichten als bedoeld in artikel 2, onder 35, van deEG-verordening overbrenging van afvalstoffen.

2

Het is verboden te handelen in strijd met artikel 49, eerste lid, van de EG-verordeningoverbrenging van afvalstoffen.

3

Het is verboden te handelen in strijd met de voorschriften als bedoeld in de artikelen35, vijfde lid, 37, vierde lid, of 38, zesde lid, van de EG-verordening overbrenging vanafvalstoffen.

4

Het is verboden afvalstoffen over te brengen indien gehandeld wordt in strijd met eenvoorschrift gesteld bij:

5

artikel 13, tweede lid, 15, onder c, 16, onder a, b, c, eerste of tweede volzin, of d,18, eerste of tweede lid, of 19 van de EG-verordening overbrenging vanafvalstoffen;

a.

artikel 35, eerste lid, 38, eerste lid, 42, eerste lid, 44, eerste lid, 45 in verbinding met42, eerste lid, 46, eerste lid, 47 in verbinding met 42, eerste lid, of 48, eerste lid, inverbinding met 47 en 42, eerste lid, van de EG-verordening overbrenging vanafvalstoffen, telkens in verbinding met één of meer van de onder a genoemdebepalingen;

b.

artikel 55, laatste volzin, van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen.c.Het is verboden afvalstoffen over te brengen indien gehandeld wordt in strijd met eenvoorwaarde gesteld krachtens:

6

artikel 10, eerste of tweede lid, of 13, derde lid, van de EG-verordeningoverbrenging van afvalstoffen;

a.

artikel 35, eerste lid, 38, eerste lid, 42, eerste lid, 44, eerste lid, 45 in verbinding met42, eerste lid, 46, eerste lid, 47 in verbinding met 42, eerste lid, of 48, eerste lid, inverbinding met 47 en 42, eerste lid, van de EG-verordening overbrenging vanafvalstoffen, telkens in verbinding met één of meer van de onder a genoemdebepalingen.

b.

Het is verboden afvalstoffen over te brengen indien gehandeld wordt in strijd met eenvoorschrift gesteld bij:

7

artikel 15, onder d of e, laatste volzin, 16, onder c, laatste volzin, of onder e, of 20van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen;

a.

artikel 35, eerste lid, 38, eerste lid, 42, eerste lid, 44, eerste lid, 45 in verbinding met42, eerste lid, 46, eerste lid, 47 in verbinding met 42, eerste lid, of 48, eerste lid, inverbinding met 47 en 42, eerste lid, van de EG-verordening overbrenging vanafvalstoffen, telkens in verbinding met één of meer van de onder a genoemdebepalingen;

b.

artikel 35, derde lid, onder c, 38, derde lid, onder b, 42, derde lid, onder c, 44, derdelid, in verbinding met 42, derde lid, onder c, 45 in verbinding met artikel 42, derdelid, onder c, 47 in verbinding met 42, derde lid, onder c, 48, eerste lid, in verbindingmet 47 en 42, derde lid, onder c, of 48, tweede lid, aanhef, in verbinding met 44,derde lid, en 42, derde lid, onder c, van de EG-verordening overbrenging vanafvalstoffen.

c.

Titel 10.8. Verdere bepalingenArtikel 10.61

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, voor zover dat in het belang van eendoelmatig beheer van afvalstoffen noodzakelijk is, regels worden gesteld met

1

Page 105: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 105/203

betrekking tot het opnemen in de afvalstoffenverordening van regels als bedoeld in , , en .

deartikelen 10.21 10.24 10.25 10.26Bij een maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt aangegeven binnen welke termijnen, indien nodig, op welke wijze die regels moeten zijn opgenomen in de verordening.

2

Artikel 10.62[Vervallen per 01-10-2012]Artikel 10.63

Burgemeester en wethouders kunnen, indien het belang van de bescherming van hetmilieu zich daartegen niet verzet, ontheffing verlenen van het in ,gestelde verbod om zich van afvalstoffen te ontdoen door deze buiten een inrichting teverbranden, voorzover het geen gevaarlijke afvalstoffen betreft. Op de ontheffing,bedoeld in de vorige volzin, is van toepassing.

1artikel 10.2, eerste lid

paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht

Gedeputeerde staten kunnen, indien het belang van de bescherming van het milieuzich daartegen niet verzet, ontheffing verlenen van het in ,gestelde verbod om zich van afvalstoffen te ontdoen door deze buiten een inrichting testorten of anderszins op of in de bodem te brengen, voorzover het geen gevaarlijkeafvalstoffen betreft, en, indien het belang van een doelmatig beheer van afvalstoffenzich daartegen niet verzet, ontheffing verlenen van de in de en gestelde verboden.

2artikel 10.2, eerste lid

artikelen 10.37 10.54

Onze Minister kan, indien het belang van een doelmatig beheer van afvalstoffen zichdaartegen niet verzet, ontheffing verlenen van het bepaalde in een algemenemaatregel van bestuur krachtens de , , , en, indien hetbelang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet, van , vanhet bepaalde bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur op grond van

, , , , en , alsmede van het bepaalde in de , en

.

3

artikelen 10.28 10.29 10.47 10.5110.52

deartikelen 10.41, eerste en tweede lid 10.42, eerste lid 10.43, eerste lid 10.44, derdelid 10.46, eerste lid artikelen 10.23, derde lid10.48

Artikel 10.64Het voor activiteiten met betrekking tot inrichtingen bij of krachtens de ,

, , , , , , , , ,

, , , , , en bepaalde is van overeenkomstige toepassing met

betrekking tot het verlenen, weigeren, wijzigen en intrekken van een ontheffing alsbedoeld in , met dien verstande dat – behalve ten aanzien van eenontheffing van de in , en , gesteldeverboden –, voor die toepassing het belang van de bescherming van het milieu wordtbeperkt tot het belang van een doelmatig beheer van de betrokken categorie vanafvalstoffen.

1 artikelen 2.82.14 2.20 2.22 2.23 2.25 2.26, derde en vierde lid 2.29 2.30 2.31, eerste lid,onder a en b, en tweede lid, onder b 2.33, eerste lid, onder a tot en met d, en tweedelid, onder a, b en d 3.2 3.10 3.12 3.13 3.15 4.1 van de Wet algemenebepalingen omgevingsrecht

artikel 10.63artikel 10.2, eerste lid artikel 10.54, eerste lid

In afwijking van het eerste lid is nietvan toepassing op een ontheffing als bedoeld in .

2 afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrechtartikel 10.63, eerste lid

Hoofdstuk 11. Geluid

Titel 11.1. AlgemeenArtikel 11.1

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:1

beheerder van de weg of spoorweg;beheerder: verordening als bedoeld in

;beheersverordening: artikel 3.38, eerste lid, van de Wetruimtelijke ordening

bestemmingsplan als bedoeld in ;

bestemmingsplan: artikel 3.1 van de Wetruimtelijke ordening

binnenwaarde als bedoeld in ;binnenwaarde: artikel 11.2

Page 106: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 106/203

bij ministeriële regeling als zodanig aangewezen gegevens,benodigd voor de vaststelling van de geluidproductie en de geluidsbelastingvanwege een weg of spoorweg;

brongegevens:

bij ministeriële regeling aangewezen maatregel die degeluidproductie vanwege een weg of spoorweg beperkt, met uitzondering van eenmaatregel inzake het gebruik van de weg of spoorweg;

geluidbeperkende maatregel:

kaart met daarop aangegeven de wegen en spoorwegen,alsmede de geprojecteerde wegen en spoorwegen, waarop en de daaropberustende bepalingen van toepassing zijn;

geluidplafondkaart:titel 11.3

plan als bedoeld in ;geluidplan: artikel 6, vijfde lid, van de Spoedwet wegverbredinggeluidwaarde vanwege een weg of spoorweg in L ;geluidproductie: den

toegestane geluidproductie;geluidproductieplafond: geluidsbelasting in L ;geluidsbelasting: den

geluidsbelasting van een plaats en vanwege een bron overalle perioden van 23.00–07.00 uur van een jaar als omschreven in bijlage I,onderdeel 2, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raadvan de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing vanomgevingslawaai (PbEG L 189);

geluidsbelasting L :night

bij algemene maatregel van bestuur als zodanigaangewezen gebouw of terrein dat vanwege de bestemming daarvan bijzonderebescherming tegen geluid behoeft, waarbij wat betreft de bestemming wordtuitgegaan van het gebruik dat is toegestaan op grond van het bestemmingsplan,bedoeld in , een inpassingsplan alsbedoeld in of daaronder mede begrepen, debeheersverordening, bedoeld in , of, indien met toepassingvan vanhet bestemmingsplan of de beheersverordening is afgeweken, deomgevingsvergunning, bedoeld in ;

geluidsgevoelig object:

artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordeningartikel 3.26 3.28 van die wet

artikel 3.38 van die wetartikel 2.12, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

artikel 1.1, eerste lid, van laatstgenoemde wet bij algemene maatregel van bestuur als zodanig

aangewezen ruimte van een geluidsgevoelig object;geluidsgevoelige ruimte:

maatregel aan een geluidsgevoelig object die degeluidsbelasting binnen de geluidsgevoelige ruimten van dat object beperkt;geluidwerende maatregel:

nog niet aangelegde weg of spoorweg, in deaanleg waarvan wordt voorzien door een geldend bestemmingsplan, tracébesluit, ofwegaanpassingsbesluit als bedoeld in de , dan wel dooreen omgevingsvergunning waarbij met toepassing van

van hetbestemmingsplan wordt afgeweken;

geprojecteerde weg of spoorweg:

Spoedwet wegverbredingartikel 2.12, eerste lid, onder

a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

krachtens aangewezenhoofdspoorweg;hoofdspoorweg: artikel 2 van de Spoorwegwet

maat ter bepaling van de geluidsbelasting of een andere geluidwaarde op eenplaats en vanwege een bron over alle perioden van 07.00–19.00 uur, van 19.00–23.00 uur en van 23.00–07.00 uur van een jaar als omschreven in bijlage I,onderdeel 1, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raadvan de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing vanomgevingslawaai (PbEG L 189);

L :den

ten hoogste toelaatbare waarde van de geluidsbelasting alsbedoeld in ;maximale waarde:

artikel 11.2 geluidbeperkende maatregel dan wel een andere als zodanig

aangewezen maatregel;saneringsmaatregel:

object als bedoeld in ;saneringsobject: artikel 11.57 spoorweg als bedoeld in ;spoorweg: artikel 1 van de Spoorwegwet

tracébesluit als bedoeld in de ;tracébesluit: Tracéwetverzameling van inrichtingen:

inrichtingen op een industrieterrein als bedoeld in ;a. artikel 1 van de Wet geluidhinder

Page 107: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 107/203

bij algemene maatregel van bestuur aangewezen inrichtingen, die zijn gelegenbinnen een daarbij aangegeven gebied;

b.

voorkeurswaarde van de geluidsbelasting, als bedoeld in ;

voorkeurswaarde: artikel11.2

voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg, met inbegrip van dedaarin liggende bruggen of viaducten;weg:

standplaats als bedoeld in .

woonwagenstandplaats: artikel 1, onder j, van de Wet opde huurtoeslag

Voor de toepassing van het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde wordt medeverstaan onder:

2

bestemmingsplan: inpassingsplan als bedoeld in of ;

a. artikel 3.26 artikel 3.28 van deWet ruimtelijke ordeninggeluidsgevoelig object: nog niet aanwezig geluidsgevoelig object waarvoor eengeldend bestemmingsplan verlening van een omgevingsvergunning voor eenbouwactiviteit als bedoeld in

toelaat, ongeacht of deze vergunning reeds isafgegeven, dan wel waarvoor een zodanige omgevingsvergunning met afwijkingvan het bestemmingsplan is afgegeven;

b.

artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemenebepalingen omgevingsrecht

weg, spoorweg of hoofdspoorweg: deel van een weg, spoorweg of hoofdspoorweg.c.

Artikel 11.2Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen gelden dein de onderstaande tabel aangegeven voorkeurswaarden, maximale waarden enbinnenwaarden, in dB.

1

Tabel voorkeurswaarden, maximale waarden en binnenwaarden

voorkeurswaarde maximalewaarde

binnenwaardeA

binnenwaardeB

wegen 50 65 36 41

spoorwegen 55 70 36 41

De voorkeurswaarden en de maximale waarden hebben betrekking op degeluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten.

2

Binnenwaarde A is van toepassing op geluidsgevoelige ruimten van:3

geluidsgevoelige objecten, voor zover deze zijn gelegen langs:a.

wegen die in gebruik zijn genomen op of na 1 januari 1982;1°.spoorwegen die in gebruik zijn genomen op of na 1 juli 1987;2°.

geluidsgevoelige objecten langs overige wegen of spoorwegen, indien voor de bouwvan die objecten een bouwvergunning of omgevingsvergunning is afgegeven na1 januari 1982.

b.

Binnenwaarde B is van toepassing op geluidsgevoelige ruimten van anderegeluidsgevoelige objecten dan bedoeld in het derde lid.

4

Artikel 11.3Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden eisen gesteld met betrekkingtot de akoestische kwaliteit van wegen in beheer bij het Rijk en hoofdspoorwegen.

1

Page 108: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 108/203

De beheerder draagt er zorg voor dat een weg of spoorweg die wordt aangelegd ofvervangen, ten minste voldoet aan deze eisen, tenzij overwegende bezwaren vantechnische aard zich hiertegen verzetten.

2

Onze Minister evalueert de eisen in 2017 en vervolgens ten minste eenmaal in de vijfjaar.

3

Titel 11.2. Geluidsbelastingkaarten en actieplannen§ 11.2.1. AlgemeenArtikel 11.4

Gedeputeerde staten melden vóór 1 april 2015 en vervolgens elke vijf jaar vóór 1 aprilaan Onze Minister:

1

op welke delen van provinciale wegen naar verwachting in het daaropvolgendekalenderjaar meer dan drie miljoen maal een motorvoertuig zal passeren;

a.

op welke delen van andere spoorwegen dan hoofdspoorwegen naar verwachting inhet daaropvolgende kalenderjaar meer dan 30 000 maal een trein zal passeren.

b.

Onze Minister publiceert vóór 30 juni 2015 en vervolgens elke vijf jaar vóór 30 juni inde Staatscourant welke delen van wegen en spoorwegen overeenkomstig het eerstelid zijn gemeld.

2

Artikel 11.5Onze Minister wijst vóór 30 juni 2015 en vervolgens elke vijf jaar vóór 30 juni als agglomeratieaan verstedelijkte gebieden met ten minste 100 000 inwoners.

§ 11.2.2. GeluidsbelastingkaartenArtikel 11.6

Onze Minister stelt geluidsbelastingkaarten vast voor wegen in beheer bij het Rijk enhoofdspoorwegen.

1

Gedeputeerde staten stellen geluidsbelastingkaarten vast voor de krachtens , gepubliceerde delen van wegen en spoorwegen.

2 artikel11.4, tweede lidDe geluidsbelastingkaarten hebben betrekking op:3

de geluidsbelasting en de geluidsbelasting L van geluidsgevoelige objectenvanwege de betrokken wegen en spoorwegen;

a. night

de bij algemene maatregel van bestuur of overeenkomstig de maatregel als stillegebieden aangewezen categorieën van gebieden die zijn gelegen in de omgevingvan wegen en spoorwegen als bedoeld onder a.

b.

Burgemeester en wethouders van gemeenten die behoren tot krachtens aangewezen agglomeraties, stellen geluidsbelastingkaarten vast die betrekkinghebben op de geluidsbelasting en de geluidsbelasting L vanwege:

4 artikel 11.5

night

wegen, daaronder begrepen spoorwegen die deel uitmaken van een weg;a.spoorwegen die niet deel uitmaken van een weg;b.luchthavens als bedoeld in ;c. artikel 1.1, eerste lid, van de Wet luchtvaartde luchthaven Schiphol, bedoeld in ;d. hoofdstuk 8 van de Wet luchtvaartinrichtingen of verzamelingen van inrichtingen.e.

De geluidsbelastingkaarten geven ten minste een weergave van:5

de geluidsbelasting en de geluidsbelasting L veroorzaakt door de in het eerste,tweede onderscheidenlijk vierde lid, bedoelde geluidsbronnen in het kalenderjaarvoorafgaand aan dat van de vaststelling van de geluidsbelastingkaart;

a. night

het aantal geluidsgevoelige objecten en bewoners van woningen die aan bepaaldewaarden van de geluidsbelasting en de geluidsbelasting L worden blootgesteld.

b.night

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteldomtrent de inhoud, vormgeving en inrichting van geluidsbelastingkaarten, welke regelskunnen verschillen voor wegen en spoorwegen als bedoeld in het eerste en tweede liden agglomeraties.

6

Page 109: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 109/203

De vaststelling van de geluidsbelastingkaarten geschiedt ten minste elk vijf jaar vóór30 juni, te rekenen vanaf 2012.

7

Artikel 11.7Ten behoeve van de vaststelling van een geluidsbelastingkaart als bedoeld in

, verstrekken burgemeester en wethouders aan OnzeMinister onderscheidenlijk gedeputeerde staten op hun verzoek, alle inlichtingen engegevens waarover zij kunnen beschikken, voor zover die voor het opstellen van diekaart noodzakelijk zijn.

1 artikel11.6, eerste en tweede lid

Ten behoeve van de vaststelling van een geluidsbelastingkaart als bedoeld in , verstrekken Onze Minister, gedeputeerde staten en burgemeester en

wethouders aan betrokken burgemeester en wethouders op hun verzoek, alleinlichtingen en gegevens waarover zij kunnen beschikken, voor zover die voor hetopstellen van die kaart noodzakelijk zijn. Op een dergelijk verzoek verstrekt OnzeMinister van Defensie de contourenkaarten, bedoeld in

.

2 artikel11.6, vierde lid

artikel 10.23 van de WetLuchtvaartBij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels wordengesteld inzake de te verstrekken inlichtingen en gegevens, waaronder de wijzewaarop en de termijn waarbinnen of de datum waarvoor deze verstrekt worden.

3

Artikel 11.8Ten behoeve van de bepaling van de geluidsbelasting en de geluidsbelasting Lvanwege een weg, spoorweg, inrichting of verzameling van inrichtingen worden bijregeling van Onze Minister regels gesteld.

1 night

Ten behoeve van de bepaling van de geluidsbelasting en de geluidsbelasting Lvanwege een luchthaven kunnen bij regeling van Onze Minister in overeenstemmingmet Onze Minister van Defensie regels worden gesteld.

2 night

Artikel 11.9Binnen één maand na de vaststelling van een geluidsbelastingkaart als bedoeld in

, geven Onze Minister, gedeputeerde staten,onderscheidenlijk burgemeester en wethouders van deze vaststelling kennis in één ofmeer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen, dan wel op andere geschikte wijze.Hierbij geven zij aan op welke wijze kennis kan worden gekregen van de inhoud vande geluidsbelastingkaart.

1artikel 11.6, eerste, tweede en vierde lid

De in het eerste lid bedoelde bestuursorganen:2

stellen de geluidsbelastingkaart voor een ieder langs elektronische wegbeschikbaar;

a.

voegen bij de geluidsbelastingkaart een overzicht van de belangrijkste punten vandie kaart.

b.

Binnen één maand na vaststelling zenden gedeputeerde staten, onderscheidenlijkburgemeester en wethouders de geluidsbelastingkaart langs elektronische weg aanOnze Minister.

3

Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld over de wijzewaarop de geluidsbelastingkaart ter beschikking van Onze Minister wordt gesteld.

4

Artikel 11.10Indien gedeputeerde staten niet of niet tijdig voldoen aan een verplichting als bedoeldin , is van overeenkomstigetoepassing met dien verstande dat Onze Minister in de plaats treedt van Onze Ministervan Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

1artikel 11.6, tweede lid artikel 121 van de Provinciewet

Indien burgemeester en wethouders niet of niet tijdig voldoen aan een verplichting alsbedoeld in , is vanovereenkomstige toepassing met dien verstande dat Onze Minister in de plaats treedtvan gedeputeerde staten.

2artikel 11.6, vierde lid artikel 124 van de Gemeentewet

Page 110: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 110/203

§ 11.2.3. ActieplannenArtikel 11.11

Onze Minister stelt vóór 18 juli 2013 aan de hand van de geluidsbelastingkaarten,bedoeld in , een actieplan vast met betrekking tot de wegen inbeheer bij het Rijk en hoofdspoorwegen. Indien er sprake is van een belangrijkeontwikkeling die van invloed is op de geluidhindersituatie, en daarnaast ten minsteelke vijf jaar na de vaststelling, wordt het actieplan opnieuw overwogen en zo nodigaangepast.

1artikel 11.6, eerste lid

Een actieplan bevat ten minste een beschrijving van:2

het te voeren beleid om de geluidsbelasting en de geluidsbelasting L tebeperken, en

a. night

de voorgenomen in de eerstvolgende vijf jaar te treffen maatregelen omoverschrijding van overeenkomstig algemene maatregel van bestuur vast te stellenwaarden van de geluidsbelasting of de geluidsbelasting L te voorkomen ofongedaan te maken en de te verwachten effecten van die maatregelen.

b.

night

Het actieplan houdt rekening met de resultaten van de evaluatie, bedoeld in .

3 artikel11.3, derde lidIn het actieplan wordt aangegeven in hoeverre het voornemen bestaat om degeluidproductieplafonds voor wegen en spoorwegen aan te passen aanontwikkelingen met betrekking tot het bronbeleid.

4

Het actieplan bevat tevens:5

een overzicht van de geldende overschrijdingsbesluiten, bedoeld in ;a. artikel 11.49een beschrijving van de ontwikkelingen met betrekking tot het bronbeleid en andererelevante ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op een of meer van degeldende overschrijdingsbesluiten;

b.

een motivering of de in onderdeel b bedoelde ontwikkelingen aanleiding geven tothet intrekken of wijzigen van een of meer van de geldende overschrijdingsbesluiten;

c.

de planning van de sanering voor de eerstvolgende vijf jaar.d.

Artikel 11.12Gedeputeerde staten stellen vóór 18 juli 2013 aan de hand van degeluidsbelastingkaarten, bedoeld in , een actieplan vast metbetrekking tot de krachtens , gepubliceerde delen van wegen enspoorwegen. Indien er sprake is van een belangrijke ontwikkeling die van invloed is opde geluidhindersituatie, en daarnaast ten minste elke vijf jaar na de vaststelling, wordthet actieplan opnieuw overwogen en zo nodig aangepast.

1artikel 11.6, tweede lid

artikel 11.4, tweede lid

Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op burgemeester en wethoudersvan gemeenten die behoren tot krachtens aangewezen agglomeraties, metdien verstande dat het actieplan betrekking heeft op de in ,bedoelde geluidsbronnen.

2artikel 11.5

artikel 11.6, vierde lid

, is van overeenkomstige toepassing.3 Artikel 11.11, tweede lid

Artikel 11.13Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteldomtrent de inhoud, vormgeving en inrichting van actieplannen. Deze regels kunnenverschillen voor wegen en spoorwegen als bedoeld in

, en agglomeraties.

1

artikel 11.6, eerste en tweedelidEen actieplan met betrekking tot een weg wordt niet vastgesteld, dan nadat daaroveroverleg is gevoerd met de beheerder van die weg en de verantwoordelijke voor hetbronbeleid.

2

Artikel 11.14Een actieplan wordt voorbereid met overeenkomstige toepassing van de in

geregelde procedure, met dien verstande dat1 afdeling

3.4 van de Algemene wet bestuursrecht

Page 111: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 111/203

in afwijking van , een ieder zienswijzennaar voren kan brengen.

artikel 3:15 van de Algemene wet bestuursrecht

Burgemeester en wethouders stellen een actieplan niet vast dan nadat degemeenteraad een ontwerp van het actieplan is toegezonden en deze in degelegenheid is gesteld zijn wensen en zienswijze ter kennis van burgemeester enwethouders te brengen.

2

Artikel 11.15 is van overeenkomstige toepassing op de vaststelling van actieplannen.Artikel 11.9

§ 11.2.4. Inlichtingen aan een andere lidstaat van de Europese UnieArtikel 11.16

Onze Minister, gedeputeerde staten en burgemeester en wethouders verstrekken opverzoek van een bevoegde autoriteit van een van de lidstaten van de Europese Uniealle inlichtingen en gegevens waarover zij kunnen beschikken, voor zover die voor hetopstellen van een geluidsbelastingkaart in de desbetreffende lidstaat noodzakelijk zijn.Op een dergelijk verzoek verstrekt Onze Minister van Defensie de contourenkaarten,bedoeld in .

1

artikel 10.23 van de Wet luchtvaart, is van overeenkomstige toepassing.2 Artikel 11.7, derde lid

Titel 11.3. Wegen en spoorwegen met geluidproductieplafondsAfdeling 11.3.1. AlgemeenArtikel 11.17

Deze titel is van toepassing op de wegen in het beheer van het Rijk en dehoofdspoorwegen, alsmede de aan te leggen wegen in het beheer van het Rijk enhoofdspoorwegen, die zijn aangegeven op de geluidplafondkaart.

1

Op de geluidplafondkaart kunnen andere wegen en spoorwegen, alsmede aan teleggen wegen en spoorwegen, worden aangegeven, waarop deze titel van toepassingis.

2

Artikel 11.18De geluidplafondkaart wordt bij regeling van Onze Minister vastgesteld.1Onze Minister stelt de geluidplafondkaart voor een ieder langs elektronische wegbeschikbaar.

2

Artikel 11.19Aan weerszijden van een weg of spoorweg of een geprojecteerde weg of spoorwegbevinden zich referentiepunten.

1

Op elk referentiepunt geldt een geluidproductieplafond:2

dat tot stand gekomen is met toepassing van ;a. artikel 11.45dat vastgesteld is op grond van , ofb. artikel 11.27dat gewijzigd is op grond van .c. artikel 11.28

In bijzondere gevallen bevinden de referentiepunten zich langs een samenstel vanwegen of geprojecteerde wegen dan wel langs een samenstel van spoorwegen ofgeprojecteerde spoorwegen. Voor de toepassing van wordt onder weg ofspoorweg dan wel geprojecteerde weg of geprojecteerde spoorweg een dergelijksamenstel van al dan niet geprojecteerde wegen of spoorwegen begrepen.

3

titel 11.3

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder een geluidproductieplafond alsbedoeld in het tweede lid, onder a of b, mede begrepen een geluidproductieplafonddat is opgenomen in een tracébesluit, een wegaanpassingsbesluit als bedoeld in

, of een geluidplan.

4

artikel 5 van de Spoedwet wegverbreding

Afdeling 11.3.2. Naleving en registratie van geluidproductieplafonds§ 11.3.2.1. Naleving van de geluidproductieplafondsArtikel 11.20De beheerder draagt zorg voor de naleving van de geluidproductieplafonds.

Page 112: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 112/203

Artikel 11.21Een maatregel die de geluidoverdracht vanwege een weg of spoorweg beperkt, wordt tenaanzien van de naleving van de geluidproductieplafonds in de beschouwing betrokken, indien zijin het geluidregister is opgenomen. De beheerder kan daartoe een verzoek doen als bedoeld in

.artikel 11.31, tweede lid

Artikel 11.22De beheerder zendt voor 1 oktober van het kalenderjaar, volgend op het eerstekalenderjaar waarin dit hoofdstuk het gehele jaar van toepassing is, en vervolgens elkkalenderjaar voor 1 oktober, aan Onze Minister een verslag met betrekking tot denaleving van de geluidproductieplafonds in het voorafgaande kalenderjaar.

1

Onze Minister stelt het verslag, vergezeld van zijn bevindingen, voor een ieder langselektronische weg beschikbaar.

2

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld metbetrekking tot de gegevens die het verslag ten minste bevat.

3

Tot de in het derde lid bedoelde gegevens behoren in elk geval:4

een vergelijking van de hoogte van de berekende geluidproductie op dereferentiepunten met de geluidproductieplafonds zoals deze golden op 31 decembervan het voorafgaande kalenderjaar;

a.

een overzicht van de weg- of baanvakken waar de berekende geluidproductie opeen of meer referentiepunten 0,5 dB of minder onder de geluidproductieplafonds,bedoeld in onderdeel a ligt;

b.

een verantwoording van de validatie van de berekende waarden voor dereferentiepunten, waarbij de validatie in ieder geval plaatsvindt middelssteekproefsgewijze metingen door een onafhankelijke partij.

c.

Onze Minister stelt nadere regels omtrent de wijze waarop de geluidproductie,bedoeld in het vierde lid, wordt berekend.

5

Artikel 11.23Artikel 11.20 geldt niet met betrekking tot geluidproductieplafonds voor een spoorweg,die tot stand zijn gekomen met toepassing van , waarvoor door debeheerder op verzoek van een gerechtigde als bedoeld in

extra capaciteit is verdeeld, indien:

1artikel 11.45

artikel 57 van deSpoorwegwet

op die spoorweg op een of meer dagen in het kalenderjaar voorafgaand aan 1 juli2012 een of meer goederentreinen hebben gereden tussen 23.00 en 07.00 uur, en

a.

de berekende geluidproductie op de langs die spoorweg gelegen referentiepunteninclusief de extra vervoerscapaciteit niet meer bedraagt dan 60,0 dB, en

b.

er langs die spoorweg geen overdrachtsmaatregelen aanwezig zijn.c.Deze vrijstelling is eenmalig voor een termijn van vier jaren met ingang van hetkalenderjaar waarin de extra capaciteit is verdeeld. De vrijstelling geldt alleen voor dereferentiepunten waarvoor de geluidproductieplafonds sinds 1 juli 2012 niet zijngewijzigd.

2

Een wijziging van een geluidproductieplafond op grond van de , of wordt voor de toepassing van het tweede lid buiten

beschouwing gelaten.

3 artikelen 11.28, vierdelid 11.47, eerste lid

De beheerder meldt onverwijld en gemotiveerd aan Onze Minister dat:4

hij een verzoek als bedoeld in het eerste lid heeft ingewilligd;a.daardoor een overschrijding optreedt van een of meer geluidproductieplafondslangs het daarbij aangegeven baanvak;

b.

is voldaan aan de voorwaarden van dit artikel.c.Onze Minister doet mededeling van de vrijstelling in de Staatscourant. De mededelingbevat ten minste de kalenderjaren waarvoor de vrijstelling geldt, alsmede eengeografische omschrijving van het baanvak waarop de vrijstelling betrekking heeft.

5

Artikel 11.24

Page 113: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 113/203

Onze Minister kan op verzoek van de beheerder in verband met bijzondereomstandigheden voor een termijn van ten hoogste vijf jaar ontheffing verlenen van deverplichting tot naleving van een geluidproductieplafond.

1

Onze Minister beslist binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag. is van toepassing.

2 Paragraaf4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrechtOnze Minister kan aan de ontheffing voorschriften verbinden met betrekking tot:3

de mate en de duur van de overschrijding van het geluidproductieplafond;a.het treffen van geluidwerende maatregelen aan de gevel van een geluidsgevoeligeobject, indien de ontheffing kan leiden tot een overschrijding van de binnenwaardevoor het betrokken geluidsgevoelig object met meer dan 5 dB.

b.

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld metbetrekking tot de gegevens die bij de aanvraag worden verstrekt.

4

Onze Minister kan de voorschriften die aan de ontheffing verbonden zijn, wijzigen ofde ontheffing geheel of gedeeltelijk intrekken, indien gewijzigde omstandighedendaartoe aanleiding geven.

5

Onze Minister doet mededeling van de ontheffing in de Staatscourant. De mededelingbevat ten minste de kalenderjaren waarvoor de ontheffing geldt, alsmede eengeografische omschrijving van het baanvak of wegvak waarop de ontheffingbetrekking heeft.

6

De en zijn van overeenkomstige toepassing.7 artikelen 11.37 11.39

§ 11.3.2.2. Het geluidregisterArtikel 11.25

Er is een openbaar geluidregister dat gegevens bevat met betrekking tot de geldendegeluidproductieplafonds.

1

Voor zover in , niet anders is bepaald, worden de gegevens inhet geluidregister opgenomen op de dag van de bekendmaking van het besluit totvaststelling of wijziging van een geluidproductieplafond of tot verlening of wijziging vaneen ontheffing dan wel op de dag waarop mededeling wordt gedaan van eenvrijstelling dan wel op de dag waarop de mededeling van de beheerder, bedoeld in

, is ontvangen.

2 artikel 11.46, tweede lid

artikel 11.36, derde of vijfde lidTot de gegevens behoren ten minste voor elk geluidproductieplafond:3

het laatstelijk genomen besluit waarbij het geluidproductieplafond is vastgesteld ofgewijzigd;

a.

de ligging van de referentiepunten;b.de brongegevens;c.indien van toepassing:d.

de mededeling van Onze Minister, bedoeld in , onderdeel b,en ;

1°. artikel 11.36, eerste lidartikel 11.63, derde lid

een krachtens , gepubliceerde vrijstelling;2°. artikel 11.23, vijfde lideen krachtens , verleende ontheffing;3°. artikel 11.24, eerste lideen vermelding dat een vrijstelling geldt krachtens .4°. artikel 11.36, derde lid

In het geluidregister wordt geregistreerd voor welke wegen en spoorwegen eensaneringsplan is vastgesteld.

4

Indien de werking van een besluit tot verlaging van het geluidproductieplafond isopgeschort op grond van , , of bevat het geluidregister in afwijking van het derde lid de brongegevens met betrekkingtot het geluidproductieplafond opgenomen in dat besluit.

5artikel 11.36, eerste lid 11.36, tweede lid 11.63, derde lid

Het geluidregister wordt beheerd door Onze Minister.6Het geluidregister is voor een ieder langs elektronische weg toegankelijk.7Onze Minister kan nadere regels stellen omtrent de inhoud, vorm en inrichting van hetgeluidregister, alsmede omtrent de wijze waarop het geluidregister wordt beheerd,bijgehouden en gecontroleerd.

8

Afdeling 11.3.3. Vaststelling of wijziging van geluidproductieplafonds

Page 114: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 114/203

§ 11.3.3.1. AlgemeenArtikel 11.26[Red: Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2012/267.]

In deze afdeling wordt onder bevoegd gezag verstaan: het bevoegd gezag, genoemd in , dan wel indien de niet van toepassing is, de Minister van Verkeer

en Waterstaat.

artikel11 van de Tracéwet Tracéwet

Artikel 11.27Onze Minister stelt een geluidproductieplafond vast op elk daartoe door hemaangegeven referentiepunt.

1

Het eerste lid is niet van toepassing indien op een referentiepunt reeds eengeluidproductieplafond geldt, dat tot stand is gekomen met toepassing van

.

2artikel

11.45

Artikel 11.28Onze Minister kan een geluidproductieplafond wijzigen. Ingeval een ambtshalvewijziging geen deel uitmaakt van een tracébesluit, een wegaanpassingsbesluit alsbedoeld in , of een geluidplan, zijn de

, , , en niet van toepassing.

1

artikel 5 van de Spoedwet wegverbredingartikelen 11.29 11.30 11.33, tweede lid, eerste volzin 11.38Indien de beheerder een verzoek heeft ingediend tot verhoging van eengeluidproductieplafond, wordt dat geluidproductieplafond niet verhoogd indien:

2

de beheerder niet heeft voldaan aan de verplichting, bedoeld in , of

a. artikel 11.3, tweedelidhet geldende geluidproductieplafond naar redelijke verwachting niet binnen eenperiode van tien jaar volledig zal worden benut.

b.

Een geluidproductieplafond wordt niet op verzoek verlaagd indien het gewijzigdegeluidproductieplafond na verlaging naar redelijke verwachting binnen een periodevan minder dan tien jaar volledig zou worden benut, tenzij het een verzoek betreft alsbedoeld in het vierde lid of in .

3

artikel 11.63, eerste lidOnze Minister kan op verzoek van burgemeester en wethouders van een gemeenteeen geluidproductieplafond verlagen, indien de gemeente voornemens is eenmaatregel te treffen of te bekostigen dan wel een maatregel heeft getroffen ofbekostigd die de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg vermindert.

4

is bij de behandeling van een aanvraag als bedoeld in het vierde lid nietvan toepassing.

5 Artikel 11.29

Artikel 11.29Bij de voorbereiding van een besluit omtrent het vaststellen of wijzigen van eengeluidproductieplafond neemt Onze Minister een geluidbeperkende maatregel niet inaanmerking, indien het treffen daarvan:

1

financieel niet doelmatig is met betrekking tot het beperken van de geluidsbelastingvan een of meer geluidsgevoelige objecten, dan wel

a.

stuit op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige,vervoerskundige, landschappelijke of technische aard.

b.

Het eerste lid, aanhef en onder a, is niet van toepassing, indien de beheerder OnzeMinister uitdrukkelijk verzoekt om bij de besluitvorming rekening te houden met eendoor hem voorgestelde financieel niet doelmatige geluidbeperkende maatregel.

2

Op uitdrukkelijk verzoek van de beheerder houdt Onze Minister bij de voorbereidingvan een besluit omtrent het vaststellen of wijzigen van een geluidproductieplafondrekening met een door de beheerder voorgestelde maatregel die niet is aangewezenals geluidbeperkende maatregel.

3

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor detoepassing van het criterium, bedoeld in het eerste lid, onder a.

4

Artikel 11.30

Page 115: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 115/203

Onze Minister stelt een geluidproductieplafond op een zodanige waarde vast dat degeluidsbelasting vanwege de weg of spoorweg niet hoger is dan de hoogste van devolgende twee waarden:

1

de voorkeurswaarde;a.de geluidsbelasting die de betrokken geluidsgevoelige objecten vanwege de weg ofspoorweg ondervinden bij volledige benutting van de geldendegeluidproductieplafonds.

b.

Bij wijziging wordt een geluidproductieplafond op een zodanige waarde vastgestelddat de geluidsbelasting vanwege de weg of spoorweg niet hoger is dande geluidsbelasting, die de betrokken geluidsgevoelige objecten vanwege de weg ofspoorweg ondervinden bij volledige benutting van de geldendegeluidproductieplafonds.

2

Het tweede lid is niet van toepassing, indien de geluidsbelasting na de wijziging vanhet geluidproductieplafond de voorkeurswaarde niet overschrijdt.

3

Onze Minister kan afwijken van het eerste of tweede lid, indien geengeluidbeperkende maatregelen in aanmerking komen om aan die leden te voldoen. Deafwijking wordt zoveel mogelijk beperkt door het treffen van geluidbeperkendemaatregelen.

4

Onze Minister kan voorts afwijken van het eerste of tweede lid, indien eengeluidsgevoelig object tevens een geluidsbelasting boven de voorkeurswaarde kanondervinden vanwege een andere geluidsbron die behoort tot een bij ministeriëleregeling aangegeven categorie. , is niet vantoepassing.

5

Artikel 11.29, eerste lid, onder a

Bij de toepassing van het vierde en vijfde lid wordt de maximale waarde nietoverschreden.

6

Het zesde lid is niet van toepassing indien in samenhang met het besluit tot hetwijzigen van een geluidproductieplafond een overschrijdingsbesluit als bedoeld in

wordt genomen.

7

artikel 11.49

§ 11.3.3.2. Procedures voor vaststelling of wijziging van geluidproductieplafondsArtikel 11.31

Vaststelling of wijziging van een geluidproductieplafond geschiedt ambtshalve of opverzoek.

1

Een verzoek tot vaststelling of wijziging van een geluidproductieplafond kan wordengedaan door de beheerder van de betreffende weg of spoorweg.

2

Een verzoek tot wijziging van een geluidproductieplafond kan tevens worden gedaandoor burgemeester en wethouders van de gemeente:

3

waarin het desbetreffende referentiepunt is gelegen, ofa.waartoe gronden behoren die zijn gelegen langs de betreffende weg of spoorwegbinnen de zone, bedoeld in .

b.hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld metbetrekking tot de gegevens die bij de aanvraag worden verstrekt.

4

Artikel 11.32 is van toepassing op de voorbereiding van een

besluit tot vaststelling of wijziging van een geluidproductieplafond dat wordt genomen op eenverzoek als bedoeld in . Zienswijzen kunnen naar voren wordengebracht door een ieder.

Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht

artikel 11.31, tweede of derde lid

Artikel 11.33Ter voorbereiding van een besluit tot vaststelling of wijziging van eengeluidproductieplafond wordt een akoestisch onderzoek verricht.

1

Het akoestisch onderzoek heeft betrekking op de geluidsbelasting die vanwege deweg of spoorweg zou kunnen worden ondervonden door geluidsgevoelige objecten,andere objecten en gebieden. Het onderzoek bevat een berekening van degeluidproductie op elk betrokken referentiepunt.

2

Page 116: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 116/203

Bij het berekenen van de geluidproductie, bedoeld in het vorige lid, wordt uitgegaanvan de gemiddelde waarden over de technische levensduur van de weg of spoorweg,welke zijn gevalideerd door metingen uitgevoerd door een onafhankelijke partij.

3

Het akoestisch onderzoek wordt uitgevoerd:4

bij een ambtshalve besluit: door de beheerder;a.bij een besluit op verzoek: door de aanvrager.b.

In afwijking van het vierde lid wordt de geluidproductie op de referentiepunten in allegevallen berekend door de beheerder. De beheerder stelt de resultaten desgevraagdter beschikking van een aanvrager als bedoeld in het vierde lid, onder b.

5

Degene die het akoestisch onderzoek uitvoert, doet tevens akoestisch onderzoek naarde effecten van de samenloop van de geluidsbelasting van de weg of spoorweg eneen andere geluidsbron als bedoeld in .

6

artikel 11.30, vijfde lidOnze Minister stelt nadere regels omtrent:7

de wijze waarop het akoestisch onderzoek en de berekeningen worden uitgevoerd;a.de situaties waarop het akoestisch onderzoek en de berekeningen betrekkinghebben;

b.

de gevallen waarin redelijkerwijs kan worden aangenomen dat geen behoeftebestaat aan een onderzoek naar de effecten van samenloop.

c.

Artikel 11.34Ter voorbereiding van een besluit tot ambtshalve vaststelling of wijziging van eengeluidproductieplafond verstrekt de beheerder op verzoek van Onze Minister en binnen degestelde termijn, alle inlichtingen en gegevens die hij redelijkerwijs nodig heeft ter voorbereidingvan het besluit, waaronder de resultaten van het akoestisch onderzoek en de berekeningen,bedoeld in .artikel 11.33

Artikel 11.35In het besluit tot vaststelling of wijziging van een geluidproductieplafond wordt aangegevenwelke maatregelen met toepassing van , of bij debesluitvorming in aanmerking zijn genomen.

artikel 11.28, vierde lid artikel 11.29

Artikel 11.36De werking van een besluit tot vaststelling of wijziging van een geluidproductieplafond,waarin overeenkomstig maatregelen zijn aangegeven, wordt in afwijkingvan opgeschort tot de dag, volgend op die waarop:

1artikel 11.35

artikel 20.3

ingeval de beheerder een verzoek tot vaststelling of wijziging heeft gedaan, debeheerder aan Onze Minister heeft medegedeeld dat de werkzaamheden aan deweg of spoorweg, ter uitvoering van het besluit, zijn begonnen, of

a.

ingeval een gemeente een verzoek als bedoeld in , heeftgedaan, Onze Minister heeft medegedeeld dat de maatregelen ten genoegen vanOnze Minister zijn getroffen. Deze mededeling geschiedt op dezelfde wijze alswaarop van het besluit kennis is gegeven.

b. artikel 11.28, vierde lid

De werking van een besluit tot vaststelling of wijziging van een geluidproductieplafonddat is opgenomen in een tracébesluit wordt in afwijking van opgeschort totde dag, volgend op die waarop de beheerder aan Onze Minister heeft medegedeelddat met de werkzaamheden aan de weg of spoorweg voor de uitvoering van hettracébesluit is begonnen.

2artikel 20.3

is niet van toepassing op de geluidproductieplafonds op referentiepuntengelegen binnen het gebied dat is aangegeven in een besluit tot vaststelling of wijzigingvan een geluidproductieplafond op verzoek van de beheerder, waarin overeenkomstig

maatregelen zijn aangegeven, dan wel in een tracébesluit, met ingangvan het kalenderjaar waarin de beheerder aan Onze Minister heeft medegedeeld datmet de werkzaamheden aan de weg of spoorweg ter uitvoering van het besluit isbegonnen. Onze Minister kan regels stellen over de wijze waarop dit gebied wordtbepaald.

3 Artikel 11.20

artikel 11.35

Page 117: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 117/203

Het derde lid is van toepassing tot en met het kalenderjaar waarin de beheerder aanOnze Minister heeft medegedeeld dat de werkzaamheden aan de weg of spoorweg, ofeen deel van de weg of spoorweg, zijn afgerond.

4

De beheerder doet voor het einde van het kalenderjaar waarin de werkzaamhedenaan de weg of spoorweg zijn afgerond, hiervan mededeling aan Onze Minister.Onverminderd de eerste volzin, kan de beheerder ook een mededeling doen als dewerkzaamheden aan een deel van de weg of spoorweg zijn afgerond. Die mededelingheeft het gevolg, bedoeld in het vierde lid, voor de geluidproductieplafonds op dereferentiepunten gelegen in het deel van het in het derde lid bedoelde gebied dat in demelding is aangegeven. De laatste volzin van het derde lid is van overeenkomstigetoepassing.

5

Artikel 11.37Een afschrift van het besluit tot vaststelling of wijziging van een geluidproductieplafond wordtgezonden aan burgemeester en wethouders van de gemeente:

waarin het desbetreffende referentiepunt is gelegen;a.waartoe de gronden behoren die zijn gelegen langs de desbetreffende weg ofspoorweg binnen de zone, bedoeld in .

b.hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder

§ 11.3.3.3. De binnenwaardeArtikel 11.38

Indien in een onherroepelijk besluit tot vaststelling of wijziging van eengeluidproductieplafond toepassing is gegeven aan , enhet geluidproductieplafond een zodanige waarde heeft dat de binnenwaarde bijvolledige benutting van het geluidproductieplafond wordt overschreden, treft debeheerder geluidwerende maatregelen.

1artikel 11.30, vierde of vijfde lid

De verplichting, bedoeld in het eerste lid, strekt ertoe dat binnen een termijn van tweejaar nadat het besluit onherroepelijk is geworden de geluidsbelasting binnen degeluidsgevoelige ruimten van het betreffende geluidsgevoelige object wordtteruggebracht tot een waarde die ten minste 3 dB is gelegen onder de binnenwaarde.

2

Onze Minister kan op verzoek van de beheerder een andere termijn vaststellenwaarbinnen de maatregelen worden getroffen.

3

Indien een geluidproductieplafond wordt verlaagd, is dit artikel uitsluitend vantoepassing ten aanzien van geluidsgevoelige objecten waarvan de geluidsbelastingvanwege de weg of spoorweg toeneemt bij volledige benutting van het verlaagdegeluidproductieplafond.

4

Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat in bij die maatregel tebepalen gevallen geluidwerende maatregelen niet worden getroffen.

5

Artikel 11.39Indien de rechthebbende ten aanzien van een geluidsgevoelig object niet heefttoegestemd mee te werken aan maatregelen die moeten worden getroffen ingevolge

, verklaart Onze Minister de verplichting, bedoeld in artikel11.38, eerste lid, vervallen.

1

artikel 11.38, eerste lid

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld metbetrekking tot de wijze waarop aan de rechthebbende wordt verzocht om mee tewerken aan de realisatie van de maatregelen en de wijze waarop deze zijntoestemming verleent of onthoudt.

2

Onze Minister zendt een afschrift van de vervallenverklaring bij aangetekend schrijvenaan de rechthebbende.

3

Onze Minister zendt onverwijld een afschrift van de vervallenverklaring aan de Dienstvoor het kadaster en de openbare registers ter inschrijving van die verklaring in deopenbare registers, bedoeld in

. De , en zijn niet vantoepassing.

4

afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het BurgerlijkWetboek artikelen 24, eerste lid 26 van Boek 3 van dat wetboek

Page 118: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 118/203

§ 11.3.3.4. Verdere bepalingen omtrent vaststelling en wijziging vangeluidproductieplafondsArtikel 11.40De en zijn niet van toepassing op:artikelen 11.30 11.38

een geluidsgevoelig object ten aanzien waarvan met toepassing van de een hogere geluidsbelasting is toegestaan dan de wettelijke

maximumwaarde ingevolge de , en

a. Interimwetstad-en-milieubenadering

Wet geluidhindereen geluidsgevoelig object ten aanzien waarvan met toepassing van

een omgevingsvergunning is verleend waarbij voor de duur van ten hoogste tien jaaris afgeweken van het bestemmingsplan.

b. artikel 2.12,eerste lid, onder a, onder 2° of 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 11.41Bij vaststelling of wijziging van een geluidproductieplafond wordt de geluidproductie vanwegeeen spoorwegemplacement als bedoeld in het

, alleen betrokken voor zover op die geluidproductie de en niet van toepassing zijn.

Besluit omgevingsrecht, bijlage I, onderdeel C,categorie 14.1 Wet algemene bepalingenomgevingsrecht hoofdstuk 8

Artikel 11.42Het tweede tot en met vijfde lid zijn van toepassing indien een verzoek tot wijzigingvan een geluidproductieplafond of een wijziging van een geluidproductieplafond in hetkader van een tracébesluit betrekking heeft op een weg of spoorweg waarvoor debeheerder op grond van , een verzoek tot vaststelling van eensaneringsplan moet doen, en er voor deze weg of spoorweg nog niet eerder eensaneringsplan is vastgesteld. Bij algemene maatregel van bestuur kan wordenbepaald dat het tweede tot en met het vijfde lid in bij die maatregel te bepalen gevallenniet van toepassing zijn.

1

artikel 11.56, eerste lid

In afwijking van , wordt het geluidproductieplafond op eenzodanige waarde vastgesteld dat op saneringsobjecten de geluidsbelasting vanwegede weg of spoorweg niet hoger is dan de streefwaarde, bedoeld in

, dan wel de overeenkomstig artikel 11.59, tweede lid, gereduceerdegeluidsbelasting.

2 artikel 11.30, tweede lid

artikel 11.59, eerstelid

, is voor een saneringsobject vantoepassing, met dien verstande dat:

3 Artikel 11.30, derde tot en met zevende lid

in het vierde en vijfde lid van dat artikel in plaats van «het eerste of tweede lid»wordt gelezen: het ;

a.tweede lid van artikel 11.42

het zesde lid slechts van toepassing is indien toepassing van het vierde of vijfde lidertoe leidt dat de geluidsbelasting bij volledige benutting van het gewijzigdegeluidproductieplafond hoger is dan de geluidsbelasting die de betrokkengeluidsgevoelige objecten vanwege de weg of spoorweg ondervinden bij volledigebenutting van het geldende geluidproductieplafond.

b.

Voor saneringsobjecten zijn de en van overeenkomstigetoepassing en is niet van toepassing.

4 artikelen 11.64 11.65artikel 11.38

In afwijking van , worden de geluidwerende maatregelen,bedoeld in artikel 11.64, eerste lid en tweede lid, getroffen uiterlijk twee jaar na hetonherroepelijk worden van het besluit tot wijziging van het geluidproductieplafond.

5 artikel 11.64, derde lid

Artikel 11.43Voor zover de in bedoelde maatregelen en het bestemmingsplan, of debeheersverordening niet met elkaar in overeenstemming zijn, geldt het besluit totvaststelling of wijziging van het geluidproductieplafond voor de uitvoering van dedaarin opgenomen maatregelen als een omgevingsvergunning waarbij met toepassingvan

van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordtafgeweken.

1 artikel 11.35

artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingenomgevingsrecht

Page 119: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 119/203

Voor zover een bestemmingsplan of een ander besluit een omgevingsvergunning vooreen aanlegactiviteit als bedoeld in

vereist, geldt zodanige eis niet voor deuitvoering van de in het eerste lid bedoelde maatregelen.

2artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wet

algemene bepalingen omgevingsrecht

Afdeling 11.3.4. Geluidproductieplafonds voor op 1 juli 2012 bestaande of geprojecteerdewegen en spoorwegen§ 11.3.4.1. Het tot stand komen van de geluidproductieplafondsArtikel 11.44Deze afdeling is van toepassing op geluidproductieplafonds die tot stand zijn gekomen mettoepassing van voor een op 1 juli 2012 bestaande weg of spoorweg engeprojecteerde weg of spoorweg, die wordt geplaatst op de geluidplafondkaart.

artikel 11.45

Artikel 11.45De geluidproductieplafonds voor de wegen of spoorwegen, bedoeld in ,zijn de over de door Onze Minister aangewezen referentieperiode door hemberekende heersende geluidproducties op de daartoe door hem aangegevenreferentiepunten, vermeerderd met 1,5 dB.

1 artikel 11.44

In afwijking van het eerste lid zijn de geluidproductieplafonds voor bij algemenemaatregel van bestuur aangewezen wegen of spoorwegen de in die maatregelaangegeven, of de op basis van de in de maatregel aangegeven gegevens door OnzeMinister berekende, geluidproducties op de desbetreffende referentiepunten.

2

In afwijking van het eerste lid zijn voor een spoorweg waarvan de heersendegeluidproductie op referentiepunten lager is dan 50,5 dB, en waarlangs geengeluidbeperkende maatregelen aanwezig zijn, de geluidproductieplafonds op 1 juli2012 52,0 dB.

3

De heersende geluidproductie wordt met betrekking tot bij algemene maatregel vanbestuur aangewezen wegen, bepaald op basis van de situatie waarbij een daarbijaangegeven wegdek is aangebracht.

4

Indien de heersende geluidproductie op een referentiepunt langs een weg als bedoeldin het vierde lid, blijkens het verslag hoger is dan het krachtens het vierde lidberekende geluidproductieplafond, geldt voor het betreffende referentiepunt eenvrijstelling van totdat door vervanging van de wegverharding hetgeluidproductieplafond wordt nageleefd, maar uiterlijk tot 1 januari 2016.

5

artikel 11.20

Een vrijstelling van geldt voor geluidproductieplafonds die op grond vanhet tweede lid zijn bepaald met inachtneming van het effect van nog te treffenmaatregelen. De vrijstelling geldt tot het moment waarop de maatregelen zijnuitgevoerd, of uiterlijk tot het moment waarop de maatregelen moeten zijn uitgevoerdingevolge het besluit op grond waarvan zij moeten worden getroffen.

6 artikel 11.20

Artikel 11.46Onze Minister stelt nadere regels omtrent de wijze waarop de geluidproductie,bedoeld in , wordt berekend.

1artikel 11.45

In afwijking van , worden ten minste de navolgendegegevens in het geluidregister opgenomen op 1 juli 2012:

2 artikel 11.25, tweede en derde lid

de ligging van de referentiepunten, bedoeld in ;

a. artikel 11.45, eerste tot en met derdelidde heersende geluidproductie op elk van die referentiepunten;b.de hoogte van het geluidproductieplafond op elk van die referentiepunten;c.een vermelding van het lid van met toepassing waarvan elk van diegeluidproductieplafonds tot stand is gekomen;

d. artikel 11.45

de brongegevens die behoren bij elk van deze geluidproductieplafonds.e.

§ 11.3.4.2. Bijzondere bepalingen met betrekking tot het wijzigen vangeluidproductieplafonds die tot stand zijn gekomen met toepassing van artikel 11.45Artikel 11.47

Page 120: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 120/203

De , , , , en blijvenbuiten toepassing indien een geluidproductieplafond wordt gewijzigd omdat:

1 artikelen 11.29 11.30 11.32 11.33, tweede lid, eerste volzin 11.38

onjuiste brongegevens of onjuiste overige, voor de berekening vangeluidproductieplafonds gebruikte, gegevens met betrekking tot de weg of spoorwegzijn opgenomen in het geluidregister, bedoeld in ;

a.

artikel 11.25het geluidproductieplafond niet overeenkomt met de in het geluidregister, bedoeld in

, opgenomen brongegevens of overige, voor de berekening vangeluidproductieplafonds gebruikte, gegevens met betrekking tot de weg ofspoorweg.

b.artikel 11.25

In een geval als bedoeld in het eerste lid, kan Onze Minister besluiten dat debeheerder geluidbeperkende of geluidwerende maatregelen treft ten behoeve vangeluidsgevoelige objecten die geprojecteerd zijn na 1 juli 2012. De ,

en zijn van overeenkomstige toepassing.

2

artikelen 11.2911.39 11.43Onze Minister kan een termijn stellen waarbinnen de beheerder de in het tweede lidbedoelde maatregelen treft.

3

Artikel 11.48Tot 18 juli 2018 wordt een geluidproductieplafond als bedoeld in

, op verzoek van burgemeester en wethouders van een gemeente slechts verlaagdin verband met door die gemeente te treffen of te bekostigen dan wel getroffen ofbekostigde maatregelen tot verlaging van de geluidsbelasting van geluidsgevoeligeobjecten.

1 artikel 11.45, eerstelid

In afwijking van het eerste lid kan verlaging van een geluidproductieplafond alsbedoeld in , op verzoek van burgemeester en wethouders vaneen gemeente eerder dan 18 juli 2018 plaatsvinden, indien uit de gegevens van hetverslag, bedoeld in , blijkt dat de berekendegeluidproductie ten minste 5 dB lager is dan het geldende geluidproductieplafond.

2artikel 11.45, eerste lid

artikel 11.22, vierde lid, onder a

Onze Minister overweegt in het actieplan dat in 2018 wordt vastgesteld, of degeluidproductieplafonds, bedoeld in , gelet op degeluidproductie van de weg of spoorweg, kunnen worden verlaagd.

3artikel 11.45, eerste lid

Afdeling 11.3.5. Overschrijding van de maximale waardeArtikel 11.49

Onze Minister kan op verzoek van de beheerder een besluit nemen, inhoudende dathet naar hun oordeel onvermijdelijk is om met toepassing van

, een geluidproductieplafond zodanig te wijzigen dat een geluidsgevoelig objectvanwege een weg of spoorweg bij volledige benutting van dat plafond eengeluidsbelasting ondervindt die de maximale waarde overschrijdt.

1artikel 11.30, zevende

lid

Een overschrijdingsbesluit als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden genomen,indien:

2

een geluidproductieplafond:a.

niet kan worden nageleefd met maatregelen die ingevolge , inaanmerking komen;

1°. artikel 11.29, eerste lid

ingevolge , niet kan worden gewijzigd,2°. artikel 11.30, zesde lidniet kan worden nageleefd met toepassing van de maatregelen, bedoeld in

, en3°. artikel

11.50, eerste lid

voor de overschrijding van het geluidproductieplafond geen ontheffing van deverplichting tot naleving van het geluidproductieplafond, bedoeld in ,kan worden verleend.

b.artikel 11.24

Onze Minister kan aan een overschrijdingsbesluit voorschriften verbinden, inhoudendedat de beheerder binnen een daarbij aangegeven termijn maatregelen treft die degeluidsbelasting vanwege de weg of spoorweg beperken.

3

Toepassing van het eerste lid laat de toepasselijkheid van de en onverlet.

4 artikelen 11.38 11.39

Page 121: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 121/203

Artikel 11.50In een overschrijdingsbesluit wordt gemotiveerd aangegeven op welke gronden devolgende maatregelen in het specifieke geval in redelijkheid te kostbaar zijn, of opmaatschappelijke bezwaren of de bezwaren, genoemd in

, stuiten, dan wel niet geschikt of niet voldoende zijn om de overschrijding vande maximale waarde, of een verdere toename van die overschrijding, te voorkomen:

1

artikel 11.29, eerste lid,onder b

een minnelijke overeenkomst met de rechthebbende over:a.

het nemen van bouwkundige maatregelen met betrekking tot een geluidsgevoeligobject of een wijziging van de bestemming of functie van het geluidsgevoeligeobject, tegen vergoeding van de kosten daarvan, of

1°.

de aankoop van het geluidsgevoelige object;2°.

het treffen van andere maatregelen tot verlaging van de geluidsbelasting dangeluidbeperkende maatregelen;

b.

het treffen van geluidbeperkende maatregelen die financieel niet doelmatig zijn alsbedoeld in ;

c.artikel 11.29

het gaan voldoen aan de akoestische kwaliteit, bedoeld in , terwijl geensprake is van aanleg of vervanging;

d. artikel 11.3

onteigening van het geluidsgevoelige object.e.De beheerder verstrekt bij een verzoek om een overschrijdingsbesluit alle inlichtingenen gegevens die noodzakelijk zijn voor de voorbereiding en motivering van hetoverschrijdingsbesluit.

2

Indien het verzoek om een overschrijdingsbesluit wordt geweigerd, bevordert OnzeMinister de naleving van de geldende geluidproductieplafonds door:

3

het benutten van zijn wettelijke bevoegdheden met het oog op het treffen vanmaatregelen als bedoeld in het eerste lid, of

a.

het ter beschikking stellen van budget voor het treffen van bedoelde maatregelen,voor zover de kosten van die maatregelen redelijkerwijze niet ten laste van debeheerder behoren te komen.

b.

Indien de beheerder ingevolge het derde lid van een of meer maatregelenals bedoeld in het eerste lid moet treffen, bevordert Onze Minister het treffen van diemaatregelen op de wijze, aangegeven in het derde lid, onder a en b.

4 artikel 11.49

Artikel 11.51Indien een belanghebbende ten gevolge van een overschrijdingsbesluit schade lijdt ofzal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en tenaanzien waarvan de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd, kentOnze Minister hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoedingtoe.

1

Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld omtrent de indiening enafhandeling van een verzoek om schadevergoeding.

2

Artikel 11.52De voorbereiding en het nemen van een overschrijdingsbesluit vinden gelijktijdigplaats met de voorbereiding en het nemen van het besluit tot wijziging van eengeluidproductieplafond.

1

Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het weigeren vande in dat lid bedoelde besluiten.

2

De en zijn van overeenkomstige toepassing.3 artikelen 11.32 11.37

Artikel 11.53Onze Minister zendt onverwijld een afschrift van het overschrijdingsbesluit aan deDienst voor het kadaster en de openbare registers ter inschrijving van dat besluit in deopenbare registers, bedoeld in

1

afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk

Page 122: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 122/203

. De , en zijn niet vantoepassing.Wetboek artikelen 24, eerste lid 26 van Boek 3 van dat wetboek

Indien een overschrijdingsbesluit ingevolge een besluit of uitspraak in rechte isvernietigd, is ingetrokken of gewijzigd, doet Onze Minister daarvan mededeling aan deDienst, bedoeld in het eerste lid. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing.

2

Artikel 11.54Onze Minister kan een overschrijdingsbesluit wijzigen of intrekken.1Op een besluit tot wijziging van een overschrijdingsbesluit zijn de ,

, en van overeenkomstige toepassing.2 artikelen 11.50

11.51 11.52 11.53Op een besluit tot intrekking van een overschrijdingsbesluit zijn de en

van overeenkomstige toepassing.3 artikelen 11.52

11.53

Artikel 11.55Voor de mogelijkheid van beroep worden als één besluit aangemerkt hetoverschrijdingsbesluit en het besluit tot wijziging van het geluidproductieplafond, danwel de weigering om deze besluiten te nemen.

1

Indien het overschrijdingsbesluit wordt vernietigd, vervalt het besluit tot wijziging vanhet geluidproductieplafond van rechtswege.

2

Afdeling 11.3.6. SaneringArtikel 11.56

De beheerder van een weg of spoorweg waarvoor de geluidproductieplafonds totstand zijn gekomen met toepassing van , doet uiterlijk31 december 2020 een verzoek aan Onze Minister tot vaststelling van eensaneringsplan.

1artikel 11.45, eerste lid

Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een weg of spoorweg waarvoorde geluidproductieplafonds tot stand zijn gekomen met toepassing van

, voor zover dit is aangegeven bij algemene maatregel van bestuur.

2artikel 11.45,

tweede lidBij het verzoek worden ten minste overgelegd:3

een akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting die vanwege de weg ofspoorweg bij volledige benutting van de geluidproductieplafonds wordt ondervondendoor saneringsobjecten;

a.

het mede op basis van het akoestisch onderzoek opgesteld voorstel voor eensaneringsplan;

b.

een planning voor de uitvoering van het saneringsplan;c.een voorstel voor de saneringsmaatregelen, bedoeld in .d. artikel 11.59

Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent degegevens die bij het verzoek worden overgelegd.

4

Op het akoestisch onderzoek is , vanovereenkomstige toepassing.

5 artikel 11.33, tweede en zevende lid

Dit artikel is niet van toepassing op wegen en spoorwegen met betrekking waartoetoepassing is gegeven aan .

6artikel 11.42

Artikel 11.57Saneringsobjecten zijn geluidsgevoelige objecten die vallen onder een of meer van devolgende categorieën:

1

woningen en andere geluidsgevoelige objecten langs wegen en spoorwegen die opde geluidplafondkaart zijn aangegeven, die op grond van

, zoals dat luidde voor 1 januari 2007, of bij Onze Minister tijdig zijn gemeld, voor zover deze nog niet zijn

gesaneerd, en de geluidsbelasting bij volledige benutting van degeluidproductieplafonds hoger is dan 60 dB als het een weg betreft of 65 dB als heteen spoorweg betreft,

a.artikel 88 van de Wet

geluidhinder artikel 4.17 van het Besluitgeluidhinder

woningen alsmede in een bestemmingsplan opgenomen ligplaatsen voorwoonschepen en standplaatsen voor woonwagens, waarvan de geluidsbelasting

b.

Page 123: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 123/203

vanwege een in bedoelde weg of spoorweg bij volledige benutting vande geluidproductieplafonds hoger is dan 65 dB als het een weg betreft of 70 dB alshet een spoorweg betreft,

artikel 11.56

woningen alsmede in een bestemmingsplan opgenomen ligplaatsen voorwoonschepen en standplaatsen voor woonwagens, waarvan de geluidsbelastingvanwege bij algemene maatregel van bestuur genoemde delen van wegen ofspoorwegen bij volledige benutting van de geluidproductieplafonds hoger is dan 55dB als het een weg betreft of 60 dB als het een spoorweg betreft.

c.

Onder saneringsobjecten als bedoeld in het eerste lid worden niet verstaan:2

geluidsgevoelige objecten ten aanzien waarvan met toepassing van de een hogere geluidsbelasting is toegestaan dan de

wettelijke maximumwaarde ingevolge de , en

a. Interimwetstad-en-milieubenadering

Wet geluidhindergeluidsgevoelige objecten ten aanzien waarvan met toepassing van

een omgevingsvergunning is verleend waarbij voor de duur van tenhoogste tien jaar is afgeweken van het bestemmingsplan.

b. artikel 2.12,eerste lid, onder a, onder 2° of 3°, van de Wet algemene bepalingenomgevingsrecht

Artikel 11.58Een saneringsplan kan betrekking hebben op een of meer delen van wegen ofspoorwegen.

1

Voor een deel van een weg of spoorweg wordt slechts eenmaal een saneringsplanvastgesteld.

2

Artikel 11.59Een saneringsplan bevat voor saneringsobjecten de maatregelen die metovereenkomstige toepassing van in aanmerking zijn genomen om degeluidsbelasting vanwege de desbetreffende weg of spoorweg bij volledige benuttingvan de geluidproductieplafonds op de gevel van de saneringsobjecten te beperken totde streefwaarde van 60 dB als het een weg betreft of 65 dB als het een spoorwegbetreft.

1artikel 11.29

In afwijking van het eerste lid bevat een saneringsplan de maatregelen die metovereenkomstige toepassing van in aanmerking zijn genomen om degeluidsbelasting vanwege de desbetreffende weg of spoorweg op de gevel van desaneringsobjecten die voldoen aan , met minimaal 5dB te reduceren, tenzij toepassing van het eerste lid leidt tot een lageregeluidsbelasting.

2artikel 11.29

artikel 11.57, eerste lid, onder c

Een saneringsplan kan voor saneringsobjecten voorts andere in aanmerking komendesaneringsmaatregelen bevatten.

3

Artikel 11.60Een saneringsplan wordt vastgesteld door Onze Minister.1Op de voorbereiding van de vaststelling van een saneringplan is

van overeenkomstige toepassing. Zienswijzen kunnennaar voren worden gebracht door eenieder.

2 afdeling 3.4 van deAlgemene wet bestuursrecht

Bij zijn beslissing geeft Onze Minister aan binnen hoeveel tijd na het onherroepelijkworden van het saneringsplan, de saneringsmaatregelen uit het saneringsplangetroffen moeten zijn.

3

is van overeenkomstige toepassing.4 Artikel 11.37

Artikel 11.61In bijzondere gevallen kan Onze Minister het saneringsplan of de termijn waarbinnen desaneringsmaatregelen uit het saneringsplan getroffen moeten zijn, wijzigen.

Artikel 11.62Voor zover de in een vastgesteld saneringsplan opgenomen saneringsmaatregelen enhet bestemmingsplan of de beheersverordening niet met elkaar in overeenstemmingzijn, geldt het besluit tot vaststelling van het saneringsplan voor de uitvoering van de

1

Page 124: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 124/203

daarin opgenomen saneringsmaatregelen als een omgevingsvergunning waarbij mettoepassing van

van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordtafgeweken.

artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemenebepalingen omgevingsrecht

, is van overeenkomstige toepassing.2 Artikel 11.43, tweede lid

Artikel 11.63Indien de saneringsmaatregelen, bedoeld in , leidentot een verlaging van de geluidsbelasting van de saneringsobjecten, doet debeheerder gelijktijdig met het verzoek, bedoeld in , een verzoektot een verlaging van de betrokken geluidproductieplafonds overeenkomstig hetgeluideffect van die maatregelen.

1 artikel 11.59, eerste of tweede lid

artikel 11.56, eerste lid

De voorbereiding, het nemen en het ter inzage leggen van een wijziging van eengeluidproductieplafond als bedoeld in het eerste lid vinden gelijktijdig plaats met devoorbereiding, het vaststellen en het ter inzage leggen van het saneringsplan waaropdie wijziging betrekking heeft.

2

In afwijking van wordt in het besluit tot verlaging bepaald dat de werkingvan het besluit wordt opgeschort tot het eerste van de volgende tijdstippen:

3 artikel 11.36

het tijdstip waarop Onze Minister heeft medegedeeld dat de ingevolge hetsaneringsplan te treffen maatregelen ten genoegen van het bevoegd gezag zijngetroffen, of

a.

het tijdstip met ingang waarvan de maatregelen ingevolge ,eventueel verlengd overeenkomstig , getroffen moeten zijn.

b. artikel 11.60, derde lidartikel 11.61

In afwijking van het derde lid heeft een verzoek tot wijziging van een betrokkengeluidproductieplafond dat wordt gedaan tussen het besluit tot verlaging, bedoeld inhet tweede lid, en het tijdstip waarop de laatstgenoemde verlaging gaat werken,betrekking op de waarde van het geluidproductieplafond na het gaan werken van dezeverlaging.

4

Op het besluit tot verlaging van het geluidproductieplafond zijn de ,, , en niet van toepassing.

5 artikelen 11.2911.30 11.33 11.35 11.38De mededeling, bedoeld in het derde lid, onder a, geschiedt op dezelfde wijze alswaarop is kennisgegeven van het besluit.

6

Voor de mogelijkheid van beroep worden als één besluit aangemerkt een wijziging vaneen geluidproductieplafond als bedoeld in het eerste lid en het vaststellen van hetsaneringsplan waarop die wijziging betrekking heeft.

7

Indien het saneringsplan wordt vernietigd, vervalt het besluit tot wijziging van hetgeluidproductieplafond van rechtswege.

8

Artikel 11.64Indien bij volledige benutting van het op grond van gewijzigdegeluidproductieplafond de geluidsbelasting van een saneringsobject hoger is dan de in

, genoemde streefwaarde, en de binnenwaarde wordtoverschreden, treft de beheerder geluidwerende maatregelen.

1 artikel 11.63

artikel 11.59, eerste lid

Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien geen maatregelen inaanmerking komen om de geluidsbelasting van een saneringsobject te beperken totde in , genoemde streefwaarde, en de binnenwaarde wordtoverschreden.

2

artikel 11.59, eerste lid

De verplichting, bedoeld in het eerste lid, strekt ertoe dat uiterlijk 31 december 2021de geluidsbelasting binnen de geluidsgevoelige ruimten van het betreffendesaneringsobject wordt teruggebracht tot een waarde die ten minste 3 dB is gelegenonder de binnenwaarde.

3

Onze Minister kan op verzoek van de beheerder een andere termijn vaststellenwaarbinnen de maatregelen worden getroffen.

4

is van overeenkomstige toepassing.5 Artikel 11.39Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat in bij die maatregel tebepalen gevallen geluidwerende maatregelen niet worden getroffen.

6

Page 125: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 125/203

Artikel 11.65Het tweede en derde lid zijn van toepassing op saneringsobjecten waarop degeluidsbelasting, vanwege de weg of spoorweg, de maximale waarde overschrijdt, bijvolledige benutting van:

1

het geluidproductieplafond, zoals dat met toepassing van is gewijzigd,of

a. artikel 11.63

het geluidproductieplafond, indien in het saneringsplan geen maatregelen zijnopgenomen om de geluidsbelasting van het saneringsobject te beperken.

b.

Onze Minister zendt onverwijld een afschrift van het besluit inzake vaststelling van hetsaneringsplan aan de Dienst voor het kadaster en de openbare registers terinschrijving van dat besluit in de openbare registers, bedoeld in

. De , en zijn niet van toepassing.

2

afdeling 2 van titel 1van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek artikelen 24, eerste lid 26 van Boek 3van dat wetboekIndien de geluidsbelasting vanwege de weg of spoorweg, voor een saneringsobjectals bedoeld in het eerste lid niet meer de maximale waarde zal overschrijdeningevolge een besluit tot wijziging van een geluidproductieplafond, doet Onze Ministerdaarvan mededeling aan de Dienst, bedoeld in het tweede lid. Het tweede lid is vanovereenkomstige toepassing.

3

Afdeling 11.3.7. Overige bepalingenArtikel 11.66Onze Minister zendt uiterlijk op 1 juli 2022 aan de Staten-Generaal een verslag over dedoeltreffendheid en de effecten van dit hoofdstuk in de praktijk.

Hoofdstuk 11a. Andere handelingen

Titel 11a.1. Kwaliteit van werkzaamheden en integriteit van degenen die dezewerkzaamheden uitvoerenArtikel 11a.1In deze titel wordt, voor zover het onderdelen van het milieubeleid betreft die tot deverantwoordelijkheid behoren van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, onder Onzebetrokken Minister verstaan: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 11a.2Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter bevordering van dekwaliteit van bij of krachtens de maatregel aangewezen werkzaamheden als bedoeldin het tweede lid, en ter bevordering van de integriteit van degenen die dezewerkzaamheden uitvoeren, regels worden gesteld, die nodig zijn in verband met debescherming van het milieu.

1

Werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid zijn:2

het verrichten van berekeningen, metingen of tellingen;a.het nemen of analyseren van monsters of het anderszins verrichten van onderzoeknaar de aard of mate van verontreinigingen in stoffen, producten, afvalstoffen,afvalwater, lucht, oppervlaktewater, grond, organismen of bodem;

b.

het beperken, ongedaan maken of anderszins saneren van een verontreiniging instoffen, producten, afvalstoffen, afvalwater, lucht, oppervlaktewater, grond ofbodem;

c.

het beoordelen of inspecteren van stoffen, producten, voorzieningen of installaties;d.het toepassen of geschikt maken voor toepassing, van stoffen, producten ofafvalstoffen in een werk of het uitvoeren van een werk op of in de bodem;

e.

het houden van toezicht op of het voorbereiden of begeleiden van werkzaamhedenals bedoeld in de onderdelen a tot en met e;

f.

bemiddelen bij, beoordelen van of adviseren of rapporteren over werkzaamhedenals bedoeld in de onderdelen a tot en met f;

g.

het afgeven, wijzigen, schorsen, intrekken of weigeren van certificaten, ofh.

Page 126: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 126/203

werkzaamheden met betrekking tot een bodemenergiesysteem.i.Tot de bij een maatregel krachtens het eerste lid te stellen regels kunnen behorenregels, inhoudende een verbod een aangewezen werkzaamheid uit te voeren zonderdat voor die werkzaamheid wordt beschikt over:

3

een erkenning waarmee Onze Minister, in overeenstemming met Onze betrokkenMinister, of een bij de maatregel aangewezen instantie, heeft vastgesteld datdegene die een werkzaamheid als bedoeld in het eerste lid uitvoert voldoet aan bijof krachtens de maatregel gestelde eisen met betrekking tot onafhankelijkheid,deskundigheid, bekwaamheid, betrouwbaarheid, financiële draagkracht of andereeisen waarmee de kwaliteit van de werkzaamheden en de integriteit van degene dieeen werkzaamheid uitvoert kan worden bevorderd;

a.

een certificaat waarmee een krachtens onderdeel a erkende certificeringsinstellingkenbaar heeft gemaakt dat er gedurende een bepaalde periode eengerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat een natuurlijk persoon of rechtspersoonvoldoet aan de voor de certificering geldende normen met betrekking totdeskundigheid, bekwaamheid, het kwaliteitssysteem, de interne kwaliteitsbewaking,werkinstructies, klachtbehandeling of andere normen waarmee de kwaliteit van dewerkzaamheden kan worden bevorderd;

b.

een accreditatie waarmee de Stichting Raad voor Accreditatie te Utrecht kenbaarheeft gemaakt dat er gedurende een bepaalde periode een gerechtvaardigdvertrouwen bestaat dat een certificeringsinstelling, een inspectie-instelling, eenlaboratorium of een andere instelling competent is voor het uitvoeren van dedesbetreffende werkzaamheid en dat wordt voldaan aan eisen omtrent deonafhankelijkheid, onpartijdigheid, continuïteit of andere eisen waarmee de kwaliteitvan de werkzaamheden kan worden bevorderd.

c.

Tot de bij een maatregel krachtens het eerste lid te stellen regels kunnen tevensbehoren regels, inhoudende de verplichting:

4

te handelen overeenkomstig de aan de erkenning verbonden voorschriften;a.te handelen overeenkomstig het voor de desbetreffende werkzaamheid bij ofkrachtens de maatregel aangewezen document;

b.

te handelen overeenkomstig bij of krachtens de maatregel gestelde eisen omtrentde onafhankelijkheid, deskundigheid, bekwaamheid, betrouwbaarheid, financiëledraagkracht of andere eisen waarmee de kwaliteit van de werkzaamheden en deintegriteit van degene die een werkzaamheid uitvoert kan worden bevorderd;

c.

van een intrekking of een schorsing van een certificaat of een accreditatie eenkennisgeving te doen aan Onze Minister of een bij de maatregel aangewezeninstantie.

d.

Indien toepassing wordt gegeven aan het derde lid, aanhef en onderdeel a, worden bijde maatregel regels gesteld met betrekking tot:

5

de wijze waarop de aanvraag voor een erkenning moet geschieden en de gegevensdie door de aanvrager moeten worden verstrekt met het oog op de beslissing op deaanvraag;

a.

de gronden waarop en de voorwaarden waaronder Onze Minister, inovereenstemming met Onze betrokken Minister, of een bij de maatregelaangewezen instantie, een erkenning kan verlenen, wijzigen, weigeren, schorsen ofintrekken, en

b.

de termijn waarvoor een erkenning kan worden verleend of geschorst.c.Indien op grond van het vijfde lid, onderdeel b, bij de maatregel is bepaald dat OnzeMinister, in overeenstemming met Onze betrokken Minister of een bij de maatregelaangewezen instantie, een erkenning kan weigeren dan wel intrekken in het geval enonder de voorwaarden, bedoeld in

, kan bij die maatregel wordenbepaald dat voorafgaand aan de weigering of intrekking het Bureau bevorderingintegriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in om een advies als bedoeld in kan worden gevraagd.

6

artikel 3 van de Wet bevorderingintegriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

artikel 8 van die wetartikel 9 van die wet

Page 127: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 127/203

Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze betrokken Minister, voor daarbijaangegeven categorieën van werkzaamheden of categorieën van natuurlijkepersonen, rechtspersonen of instellingen die werkzaamheden verrichten, vrijstellingverlenen van krachtens het derde tot en met vijfde lid gestelde regels, voor zover hetbelang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet.

7

Artikel 11a.3Voor zover uitvoering is gegeven aan , kan bij de maatregelworden bepaald dat in bij de maatregel aangegeven gevallen:

artikel 11A.2, eerste en derde lid

het bevoegd gezag een aanvraag om een beschikking die bij of krachtens deze wet,dan wel bij of krachtens de in , genoemde wetten wordtgegeven, niet in behandeling neemt indien daarbij gegevens zijn gevoegd dieafkomstig zijn van een natuurlijk persoon, rechtspersoon of instelling die in strijd heeftgehandeld met ;

a.artikel 13.1, tweede lid

artikel 11A.2, derde lidter voldoening aan een bij of krachtens deze wet, dan wel bij of krachtens de in

, genoemde wetten geldende verplichting geen gegevens wordenverstrekt die afkomstig zijn van een natuurlijk persoon, rechtspersoon of instelling diein strijd heeft gehandeld met .

b. artikel13.1, tweede lid

artikel 11A.2, derde lid

Hoofdstuk 12. Verslag-, registratie- en meetverplichtingen

Titel 12.1. Registers beschermde gebiedenArtikel 12.1[Vervallen per 01-07-2009]Artikel 12.2[Vervallen per 30-06-2005]Artikel 12.3[Vervallen per 30-06-2005]Artikel 12.4[Vervallen per 01-07-2009]Artikel 12.5[Vervallen per 01-07-2009]Artikel 12.6[Vervallen per 01-07-2009]Artikel 12.7[Vervallen per 01-07-2009]Artikel 12.8[Vervallen per 01-07-2009]Artikel 12.9[Vervallen per 01-07-2009]Artikel 12.10

Onze Minister, Onze Minister van Economische Zaken, provinciale besturen,gemeentebesturen alsmede beheerders als bedoeld in ,dragen er zorg voor dat overeenkomstig artikel 6 van de kaderrichtlijn water één ofmeer registers worden bijgehouden van de in bijlage IV van de kaderrichtlijn waterbedoelde beschermde gebieden, voor zover die gebieden onder hun beheer vallen.

1artikel 1.1 van de Waterwet

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteldaangaande de registers. Daarbij kan, in afwijking van het eerste lid, worden voorzienin de mogelijkheid dat de registratie van beschermde gebieden wordt gedaan doorprovinciale besturen dan wel Onze in het eerste lid genoemde ministers, mede als hetgaat om gebieden die in beheer zijn bij andere bestuursorganen.

2

Titel 12.2. Registratie gegevens externe veiligheid inrichtingen, transportroutes enbuisleidingenArtikel 12.11

Page 128: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 128/203

In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:1

bevoegd gezag:a.

bestuursorgaan dat bevoegd is een omgevingsvergunning voor een inrichting teverlenen;

1°.

bestuursorgaan waaraan krachtens , een meldingwordt gericht;

2°. artikel 8.41, tweede lid, onder a

Onze Minister voor zover de bevoegdheid tot vergunningverlening betrekking heeftop inrichtingen als bedoeld in ;

3°.artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet

Onze Minister voor openbare wegen en vaarwegen voorzover deze door het Rijkworden beheerd en voor krachtens aangewezenhoofdspoorwegen;

4°.artikel 2 van de Spoorwegwet

gedeputeerde staten voor openbare wegen en vaarwegen voor zover deze door deprovincie worden beheerd;

5°.

burgemeester en wethouders voor openbare wegen en vaarwegen voor zover dezedoor de gemeente worden beheerd;

6°.

dagelijks bestuur van het waterschap voor openbare wegen en vaarwegen voorzover deze door het waterschap worden beheerd;

7°.

Onze Minister voor de buisleidingen die behoren tot een krachtens , aangewezen categorie;

8°. artikel 12.12,tweede lidOnze Minister van Economische Zaken voor inrichtingen waarop de van toepassing is;

9°. Mijnbouwwet

gevaarlijke stoffen:b.

voor zover het betreft inrichtingen en buisleidingen: stoffen die behoren tot een ofmeer van de in bijlage I van de EG-verordening indeling, etikettering en verpakkingvan stoffen en mengsels bedoelde categorieën, alsmede splijtstoffen enradioactieve stoffen als bedoeld in ;

1°.

artikel 1 van de Kernenergiewetvoor zover het betreft transportroutes: stoffen die ingevolge de

als gevaarlijk zijn aangewezen;2°. Wet vervoer

gevaarlijke stoffen

transportroute: openbare weg, krachtens aangewezen hoofdspoorweg of vaarweg;

c. artikel 2 van de Spoorwegwet

buisleiding: leiding bestemd of gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, metde daarbij behorende voorzieningen;

d.

externe veiligheid: veiligheid buiten inrichtingen waar gevaarlijke stoffen aanwezigzijn of krachtens een omgevingsvergunning aanwezig mogen zijn en veiligheidbuiten transportroutes en buisleidingen waarover of waardoor gevaarlijke stoffenworden vervoerd, voor zover die veiligheid kan worden beïnvloed door een ongevalwaarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken.

e.

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere stoffen dan bedoeld in het eerstelid, onder b, worden aangewezen die, voor zover het betreft inrichtingen enbuisleidingen, voor de toepassing van deze titel en de daarop gebaseerde bepalingenworden aangemerkt als gevaarlijke stof.

2

Artikel 12.12Er is een openbaar register dat gegevens bevat over de externe veiligheid.1Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de categorieën vaninrichtingen, transportroutes en buisleidingen aangewezen dan wel mede de gevallenwaarover het register gegevens bevat inzake de externe veiligheid.

2

Het register wordt beheerd door een door Onze Minister aan te wijzen instantie.3Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld metbetrekking tot de gegevens die door de instantie, bedoeld in het derde lid, in hetregister worden opgenomen.

4

Bij of krachtens de in het vierde lid bedoelde maatregel kunnen tevens regels wordengesteld omtrent de vorm, inrichting en de toegankelijkheid van het register en de wijze

5

Page 129: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 129/203

waarop het register wordt bijgehouden.

Artikel 12.13Het bevoegd gezag is verplicht gegevens over externe veiligheid aan de instantie,bedoeld in , te verstrekken, evenals de wijzigingen die in dezegegevens optreden.

1artikel 12.12, derde lid

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld metbetrekking tot de te verstrekken gegevens.

2

Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent het tijdstip waaropde gegevens, bedoeld in het eerste lid, dienen te worden verstrekt.

3

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijzewaarop de gegevens door het bevoegd gezag aan de instantie, bedoeld in

, worden verstrekt.

4artikel

12.12, derde lid

Artikel 12.14Degene die een inrichting drijft waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, degene die eenbuisleiding gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of degene aan wie eenconcessie voor die buisleiding is verleend, verstrekt op verzoek van het bevoegdgezag de gegevens benodigd voor de uitvoering van , en voertde voor de totstandkoming van de gegevens benodigde berekeningen uit.

1

artikel 12.13, eerste lid

Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op degene die gevaarlijke stoffenvoor vervoer aanbiedt en op degene aan wie een concessie voor het beheer van dehoofdspoorweginfrastructuur is verleend voor zover de hoofdspoorweg wordt gebruiktvoor het vervoer van gevaarlijke stoffen, met dien verstande dat geen gegevenshoeven te worden verstrekt voor zover voor de totstandkoming van de gegevensberekeningen moeten worden uitgevoerd.

2

Het eerste en tweede lid blijven buiten toepassing voor zover de gegevens reeds doorhet bevoegd gezag zijn verkregen of door het bevoegd gezag op grond van het vijfdelid kunnen worden verkregen.

3

Tot de ingevolge het eerste lid op verzoek van het bevoegd gezag te verstrekkengegevens behoren mede de berekeningen die aan de te verstrekken gegevens tengrondslag liggen.

4

Een bestuursorgaan dat beschikt over gegevens benodigd voor de uitvoering van, verstrekt op verzoek van het bevoegd gezag die gegevens.

5artikel 12.13, eerste lidDe verstrekking van gegevens, bedoeld in het eerste lid, heeft geen betrekking op hetuitvoeren van nieuwe berekeningen in verband met de vaststelling van besluitenkrachtens de die betrekking hebben op het gebied dat vanbelang is voor de externe veiligheid, indien reeds eerder berekeningen ingevolge heteerste lid aan het bevoegd gezag zijn verstrekt, dan wel anderszins bij dat gezagbeschikbaar zijn.

6

Wet ruimtelijke ordening

Het verzoek om gegevens te verstrekken wordt schriftelijk gedaan en vermeldt eentermijn van ten hoogste drie maanden waarbinnen aan het verzoek moet wordenvoldaan.

7

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de op grondvan het eerste en tweede lid te verstrekken gegevens, en de wijze waarop deze aanhet bevoegd gezag worden verstrekt.

8

Artikel 12.15De instantie, bedoeld in , maakt de door het bevoegd gezagverstrekte gegevens zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 8 weken na ontvangstgeschikt voor weergave in het register.

1 artikel 12.12, derde lid

De instantie, bedoeld in , maakt de door het bevoegd gezagverstrekte gegevens in het register niet voor een ieder toegankelijk dan nadat hetbevoegd gezag met de door die instantie voorgestelde weergave heeft ingestemd. Hetbevoegd gezag beslist hierover binnen vier weken na ontvangst van de voorgesteldeweergave. Alvorens in te stemmen met de voorgestelde weergave zendt het bevoegdgezag ten minste twee weken voordat wordt ingestemd aan degene die de inrichtingdrijft waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, onderscheidenlijk degene die een

2 artikel 12.12, derde lid

Page 130: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 130/203

buisleiding gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, onderscheidenlijk degeneaan wie een concessie voor die buisleiding is verleend, een afschrift van devoorgestelde weergave.

Artikel 12.16Op verzoek verstrekt de instantie, bedoeld in , een afschrift vanin het register opgenomen gegevens over de externe veiligheid.

1 artikel 12.12, derde lid

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de vorm enwijze van het verstrekken door de instantie, bedoeld in , van degegevens, bedoeld in het eerste lid.

2artikel 12.12, derde lid

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking totin rekening te brengen vergoedingen voor het op verzoek vervaardigen van afschriftenvan in het register opgenomen gegevens. De vergoeding bedraagt niet meer dan dewerkelijke kosten.

3

Artikel 12.17Een verzoek tot herstel van een fout in het register bevat de redenen voor dat verzoeken zo mogelijk de aan te brengen wijzigingen. Het verzoek wordt gericht tot hetbevoegd gezag.

1

Uiterlijk binnen acht weken na de dag van ontvangst van een verzoek als bedoeld inhet eerste lid beslist het bevoegd gezag op het verzoek. Het bevoegd gezag deelt zijnbeslissing mede aan de verzoeker en aan degene die de betreffende inrichting drijftonderscheidenlijk degene die de betreffende buisleiding gebruikt, onderscheidenlijkdegene aan wie een concessie voor die buisleiding is verleend, waarop het verzoektot herstel van een fout betrekking heeft.

2

Op de beslissing van het bevoegd gezag tot herstel van een fout is vanovereenkomstige toepassing.

3 artikel 12.13

Titel 12.3. De EG-verordening PRTR en het PRTR-protocol§ 12.3.1. AlgemeenArtikel 12.18In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

: register inzake de emissie en overbrenging van verontreinigende stoffen als bedoeld in;

PRTRartikel 12.25, eerste lid

: op 21 mei 2003 te Kiev tot stand gekomen Protocol betreffende registers inzakede uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen, met Bijlagen (Trb. 2003, 153, en Trb.2007, 95);

PRTR-protocol

: verslag als bedoeld in ;PRTR-verslag artikel 12.20, eerste lid

: kalenderjaar waarover ingevolge artikel 5, eerste lid, van de EG-verordening PRTRof , een PRTR-verslag moet worden opgesteld.verslagjaar

artikel 12.20a, eerste lid

§ 12.3.2. Rapportage door inrichtingenArtikel 12.19

Deze titel is van toepassing op inrichtingen waarin een of meer van de in bijlage I bijde EG-verordening PRTR genoemde activiteiten worden verricht in een mate die deingevolge die bijlage van toepassing zijnde capaciteitsdrempelwaarde overschrijdt.

1

Onder inrichtingen als bedoeld in het eerste lid worden mede begrepen inrichtingenbinnen de Nederlandse exclusieve economische zone.

2

Artikel 12.20Indien degene die een inrichting drijft, ingevolge artikel 5, eerste lid, van de EG-verordening PRTR met betrekking tot een kalenderjaar rapportageplichtig is, zendt hijuiterlijk op 31 maart van het kalenderjaar volgend op het verslagjaar aan de op grondvan bevoegde instantie langs elektronische weg een verslag bevattende

1

artikel 12.21

Page 131: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 131/203

de in artikel 5, eerste en tweede lid, van de EG-verordening PRTR bedoeldegegevens.Het PRTR-verslag voldoet aan de in artikel 9, tweede lid, van de EG-verordeningPRTR genoemde kwaliteitseisen.

2

Het eerste verslagjaar is 2007.3

Artikel 12.20aBij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen andere gegevens dan de inartikel 5, eerste lid, van de EG-verordening PRTR bedoelde gegevens wordenaangewezen, die in het PRTR-verslag moeten worden opgenomen. Als gegevens alsbedoeld in de eerste volzin worden uitsluitend aangewezen gegevens omtrent denadelige gevolgen voor het milieu die de inrichting in het verslagjaar heeftveroorzaakt, en die redelijkerwijs nodig zijn voor:

1

de vervulling door het bestuursorgaan dat bevoegd is een omgevingsvergunningdan wel een vergunning krachtens voor debetrokken inrichting te verlenen, van de in onderscheidenlijk van dezewet, en

bedoelde taak,

a.artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet

artikel 18.2artikel 5.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht artikel 8.1 van

de Waterwetde vaststelling van het door die bestuursorganen of andere bestuursorganen tevoeren milieubeleid en de controle op de voortgang van de uitvoering van datbeleid, of

b.

de uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederlandverbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie.

c.

De artikelen 5, tweede tot en met vijfde lid, en 9, eerste en tweede lid, van de EG-verordening PRTR en , zijn van overeenkomstige toepassingop de krachtens het eerste lid aangewezen gegevens.

2artikel 12.20, eerste lid

Artikel 12.20bDegene die de inrichting drijft, zendt gelijktijdig met toezending van het PRTR-verslag aan de opgrond van bevoegde instantie, langs elektronische weg een afschrift hiervan aanOnze Minister.

artikel 12.21

Artikel 12.21Als bevoegde instantie als bedoeld in artikel 2, onder 2, van de EG-verordening PRTRen ingevolge deze titel wordt aangewezen het bestuursorgaan dat voor de inrichtingbevoegd is een omgevingsvergunning of een vergunning als bedoeld in

te verlenen, dan wel, in geval op de inrichting de van toepassing is, Onze Minister van Economische Zaken.

1

artikel 6.2,eerste lid, van de WaterwetMijnbouwwetIn afwijking van het eerste lid wordt Onze Minister van Landbouw, Natuur enVoedselkwaliteit aangewezen als bevoegde instantie voor inrichtingen waaractiviteiten worden verricht als bedoeld in bijlage I, nummer 7, onder a, bij de EG-verordening PRTR.

2

Artikel 12.22De kwaliteitsbeoordeling van het PRTR-verslag, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de EG-verordening PRTR, geschiedt uiterlijk op 30 juni van het kalenderjaar volgend op het verslagjaar.

Artikel 12.23De op grond van bevoegde instantie kan uiterlijk op 30 juni van hetkalenderjaar volgend op het verslagjaar verklaren dat een PRTR-verslag niet voldoetaan de bij artikel 5, eerste of tweede lid, van de EG-verordening PRTR, de bij ofkrachtens , van deze wet of de bij artikel 9, tweede lid, van deEG-verordening PRTR gestelde eisen of niet is opgesteld met inachtneming van de bijartikel 5, derde of vierde lid, van de EG-verordening PRTR of de krachtens

, gestelde eisen.

1 artikel 12.21

artikel 12.20a, eerste lid

artikel12.29, aanhef en onder a tot en met cDe bevoegde instantie kan het afgeven van de in het eerste lid bedoelde verklaringvoor ten hoogste drie maanden verdagen. Van de verdaging wordt uiterlijk op het in

2

Page 132: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 132/203

het eerste lid bedoelde tijdstip schriftelijk mededeling gedaan aan degene die debetrokken inrichting drijft.De bevoegde instantie kan na het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, onderscheidenlijkindien toepassing is gegeven aan het tweede lid, na het tijdstip dat met toepassingvan het tweede lid is vastgesteld, alsnog verklaren dat het PRTR-verslag niet voldoetaan de in het eerste lid bedoelde eisen, indien:

3

het verslag onjuiste of onvolledige gegevens bevat ofa.het verslag anderszins onjuist was, en degene die het verslag heeft ingediend, ditwist of behoorde te weten.

b.

De bevoegdheid, bedoeld in het derde lid, vervalt vijf jaren na afloop van hetverslagjaar.

4

In gevallen waarin niet tijdig een PRTR-verslag is ingediend, is het eerste lid vanovereenkomstige toepassing, met dien verstande dat de verklaring inhoudt dat geenPRTR-verslag is ingediend en dat in plaats van 30 juni wordt gelezen: 30 september.Het tweede lid is niet van toepassing.

5

Artikel 12.24De op grond van bevoegde instanties verstrekken de in de

, en , bedoelde gegevens waarvan zijovereenkomstig artikel 9, tweede lid, van de EG-verordening PRTR de kwaliteithebben beoordeeld, aan Onze Minister. De verstrekking vindt plaats in elektronischevorm telkens uiterlijk op 30 september van het kalenderjaar volgend op hetverslagjaar.

1 artikel 12.21 artikelen12.20, eerste lid 12.20a, eerste lid

Het eerste lid is niet van toepassing:2

op gegevens, opgenomen in een PRTR-verslag ten aanzien waarvan een verklaringals bedoeld in , is afgegeven, en

a.artikel 12.23, eerste lid

indien een verklaring als bedoeld in , is afgegeven,b. artikel 12.23, vijfde lid

in welke gevallen de bevoegde instantie uiterlijk op het in het eerste lid bedoeldetijdstip aan Onze Minister meldt dat een verklaring als bedoeld onder aonderscheidenlijk b is afgegeven.De bevoegde instantie kan op verzoek van degene die de inrichting drijft, ofambtshalve bepalen dat bepaalde in een PRTR-verslag opgenomen gegevens nietaan Onze Minister worden verstrekt. is van overeenkomstige toepassing. Een verzoek als bedoeld in de eerste volzin wordtingediend gelijktijdig met het toezenden van het PRTR-verslag, doch uiterlijk op31 maart van het kalenderjaar volgend op het verslagjaar. Een ambtshalve bepalingals bedoeld in de eerste volzin vindt plaats uiterlijk op 30 september van hetkalenderjaar volgend op het verslagjaar.

3

Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur

Indien toepassing is gegeven aan het derde lid, deelt de bevoegde instantie uiterlijk ophet in het eerste lid, tweede volzin, genoemde tijdstip aan Onze Minister mee:

4

welk type informatie geheim is gehouden;a.op welke grond tot geheimhouding is besloten.b.

In afwijking van het eerste lid worden gegevens ten aanzien waarvan een verzoek alsbedoeld in het derde lid is afgewezen, niet eerder verstrekt dan nadat het betrokkenbesluit ingevolge in werking is getreden. , is niet vantoepassing.

5

artikel 20.3 Artikel 20.5, eerste lid

In afwijking van het tweede lid worden verklaringen als bedoeld in nieteerder gemeld dan nadat het betrokken besluit ingevolge in werking isgetreden. , is niet van toepassing.

6 artikel 12.23artikel 20.3

Artikel 20.5, eerste lid

§ 12.3.3. PRTRArtikel 12.25

Er is een register dat gegevens bevat over de emissie en overbrenging vanverontreinigende stoffen.

1

Page 133: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 133/203

Het PRTR is voor een ieder langs elektronische weg toegankelijk.2Het PRTR wordt beheerd door Onze Minister.3Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de vorm en deinrichting van het PRTR.

4

Artikel 12.26Het PRTR bevat de door de op grond van bevoegde instantiesovereenkomstig , aan Onze Minister verstrekte gegevensalsmede de overeenkomstig , aan Onze Minister gemeldeverklaringen.

1 artikel 12.21artikel 12.24, eerste lid

artikel 12.24, tweede lid

Het PRTR bevat tevens gegevens over emissies vanuit diffuse bronnen als bedoeld inartikel 2, negende lid, van het PRTR-protocol, voorzover die gegevens bij OnzeMinister aanwezig zijn, die gegevens een voldoende mate van ruimtelijke detailleringbezitten en het opnemen van die gegevens in het PRTR in praktische zin mogelijk is.Indien in het PRTR gegevens over emissies vanuit diffuse bronnen wordenopgenomen, wordt tevens aangegeven met behulp van welke methode die gegevenszijn vergaard.

2

Indien een bevoegde instantie bepaalde gegevens met toepassing van , niet aan Onze Minister heeft verstrekt, wordt in het PRTR aangegeven:

3 artikel 12.24,derde lid

welk type informatie geheim is gehouden;a.op welke grond tot geheimhouding is besloten.b.

Artikel 12.27Onze Minister maakt de in bedoelde gegevens per verslagjaar via hetPRTR openbaar telkens uiterlijk op 31 maart van het tweede kalenderjaar volgend ophet verslagjaar.

1 artikel 12.26

In afwijking van het eerste lid geschiedt de openbaarmaking met betrekking tot hetverslagjaar 2007 uiterlijk op 30 juni 2009.

2

Artikel 12.28Onze Minister is belast met de uitvoering van artikel 7, tweede lid, van de EG-verordeningPRTR.

§ 12.3.4. Aanvullende rapportageverplichtingenArtikel 12.28aBij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald in hoeverre een bestuursorgaanals bedoeld in , voorschriften aan de vergunning kan verbinden,die de verplichting inhouden andere gegevens dan de in artikel 5, eerste lid, van de EG-verordening PRTR bedoelde en de krachtens , aangewezen gegevensaan te wijzen, die in het PRTR-verslag moeten worden opgenomen. Als andere gegevens alsbedoeld in de eerste volzin worden uitsluitend aangemerkt gegevens:

artikel 12.20a, eerste lid, onder a

artikel 12.20a, eerste lid

omtrent de lokale nadelige gevolgen voor het milieu, die de inrichting in het verslagjaarheeft veroorzaakt, en

a.

die redelijkerwijs nodig zijn voor de vervulling door het bestuursorgaan van de in, bedoelde taak.

b.artikel 12.20a, eerste lid, onder a

§ 12.3.5. SlotbepalingenArtikel 12.29Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van de goede werkingvan het PRTR en ter uitvoering van de EG-verordening PRTR regels worden gesteld metbetrekking tot:

de voor de gegevensinzameling gebruikte methodiek, bedoeld in artikel 5, vijfde lid,van de EG-verordening PRTR;

a.

de frequentie van informatievergaring, bedoeld in artikel 5, derde lid, van de EG-verordening PRTR;

b.

Page 134: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 134/203

de wijze waarop een PRTR-verslag moet worden opgesteld en de inhoud van eendergelijk verslag;

c.

de geheimhouding van gegevens, bedoeld in de ,en ;

d. artikelen 12.24, derde en vierde lid12.26, derde lid

de wijze waarop de kwaliteitsbeoordeling van een PRTR-verslag, bedoeld in artikel 9,tweede lid, van de EG-verordening PRTR, moet worden uitgevoerd, of

e.

de informatie die mag worden gebruikt om vast te stellen of een inrichtingrapportageplichtig is op grond van , of .

f.artikel 12.20, eerste lid artikel 12.20a, eerste lid

Artikel 12.30Het is verboden te handelen in strijd met artikel 5 van de EG-verordening PRTR.

Titel 12.4. Registratie gegevens brandstoffen en elektriciteit uit hernieuwbare bronnen tenbehoeve van vervoer[Vervallen per 01-01-2015]Artikel 12.31[Vervallen per 01-01-2015]Artikel 12.32[Vervallen per 01-01-2015]Artikel 12.33[Vervallen per 01-01-2015]Hoofdstuk 13. Procedures voor vergunningen en ontheffingen

Afdeling 13.1. AlgemeenArtikel 13.1

Bij de toepassing van op devoorbereiding van beschikkingen krachtens deze wet en van beschikkingen krachtensde in het tweede lid genoemde wetten of wettelijke bepalingen, wordt inacht genomen, voor zover dat bij of krachtens de betrokken wet is bepaald.

1 afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht

afdeling 13.2

De in het eerste lid bedoelde wetten of wettelijke bepalingen zijn:2

de ,Mijnbouwwet

de , , en met betrekking totdierlijke bijproducten,

artikelen 3.1 3.3 tot en met 3.6 6.4 7.1 van de Wet dieren

de ,Kernenergiewet

de ,Wet geluidhinder

de ,Wet inzake de luchtverontreiniging

de ,Wet bodembescherming

de ,Ontgrondingenwet

de ,Wet bescherming Antarctica

de ,Waterwet

de .Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Afdeling 13.2. Bijzondere bepalingenArtikel 13.2Indien bij de voorbereiding van de beslissing op de aanvraag om een vergunning of eenontheffing een milieueffectrapport moet worden gemaakt, wordt van die aanvraagkennisgegeven. Met betrekking tot die kennisgeving zijn de , artikelen 3:11 3:12, eerste en

Page 135: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 135/203

, en en en van overeenkomstige toepassing.

tweede lid, en derde lid, onder a 3:14 van de Algemene wet bestuursrecht de artikelen13.4 13.6

Artikel 13.3Zienswijzen als bedoeld in , kunnen naar vorenworden gebracht door een ieder.

artikel 3:15 van de Algemene wet bestuursrecht

Artikel 13.4Indien de aanvraag om een vergunning of ontheffing betrekking heeft op een inrichting of werk,geschiedt de terinzagelegging, bedoeld in

, in ieder geval ter secretarie van de gemeente waarin de inrichting of het werkgeheel of in hoofdzaak zal zijn gelegen.

artikel 3:13, eerste lid, van de Algemene wetbestuursrecht

Artikel 13.5Bij het geven van een beschikking als bedoeld in kan het bevoegd gezagzich in ieder geval baseren op gegevens en onderzoeken die niet ouder zijn dan tweejaar.

1 artikel 13.1

Het eerste lid is niet van toepassing op een beschikking die krachtens de wordt genomen.

2 Wetbescherming Antarctica

Artikel 13.6Indien de aanvrager daarom heeft verzocht, stelt het bevoegd gezag hem, voordat het stukkenter inzage legt die niet van zijn kant zijn ingebracht, in de gelegenheid die stukken in te zien methet oog op de toepassing van de . Tot de in de eerste volzinbedoelde stukken behoren niet de verslagen, gemaakt overeenkomstig

, en afschriften van zienswijzen, door anderen danbetrokken bestuursorganen ingebracht overeenkomstig .

is niet van toepassing.

artikelen 19.3 tot en met 19.5artikel 3:17, tweede lid,

van de Algemene wet bestuursrechtartikel 3:15 van die wet Artikel 10 van

de Wet openbaarheid van bestuur

Artikel 13.7[Vervallen per 28-12-2009]Artikel 13.8

Indien op de voorbereiding van de beschikking op een of meerdere van de aanvragendie gecoördineerd worden behandeld met andere aanvragen

van toepassing is, is dat lid van toepassing op de voorbereiding vanalle beschikkingen op die aanvragen.

1artikel 31, vierde lid, van

de Dienstenwet

Indien de termijn voor het geven van een beschikking op een aanvraag wordt verlengdovereenkomstig of

, geldt die termijn tevens voor de beschikking opde andere aanvragen waarmee de aanvraag gecoördineerd wordt behandeld.

2artikel 31, vierde lid, van de Dienstenwet artikel 3:18, tweede lid,

van de Algemene wet bestuursrecht

Artikel 13.9Indien een beslissing op een aanvraag om een vergunning of ontheffing of een beschikking totwijziging daarvan niet kan worden gegeven dan nadat is voldaan aan een uit een voorNederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van eenvolkenrechtelijke organisatie voortvloeiende verplichting, wordt de termijn voor het geven van diebeschikking opgeschort tot de ten aanzien van die verplichting geldende procedure is afgerond.

Artikel 13.10In gevallen waarin Onze Minister bevoegd is een vergunning of ontheffing te verlenen, kan hij inovereenstemming met Onze betrokken Minister in het belang van de veiligheid van de Staat detoepassing van en geheel ofgedeeltelijk achterwege laten, voor zover dat belang zulks vereist.

afdeling 3.4 artikel 3:44 van de Algemene wet bestuursrecht

Artikel 13.11Het bevoegd gezag kan bepalen dat buitentoepassing blijft bij de voorbereiding van de beschikking op een aanvraag om een vergunning ofontheffing of van een beschikking tot wijziging daarvan, indien die beschikking:

afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht

Page 136: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 136/203

betrekking heeft op het beheer van gevaarlijke afvalstoffen waarvan het beheer dooreen ongewone omstandigheid op korte termijn nodig is;

a.

betrekking heeft op het beheer van andere dan gevaarlijke afvalstoffen waarvan hetbeheer door een ongewone omstandigheid en in verband met de hoeveelheid waarindie afvalstoffen vrijkomen, op korte termijn nodig is;

b.

strekt tot uitvoering van een verplichting, opgelegd krachtens c. artikel 17.4

Afdeling 13.3. Afvalvoorzieningen categorie A met mogelijke grensoverschrijdendemilieugevolgenArtikel 13.12Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een afvalvoorzieningcategorie A, die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben in een ander land, enover het op die aanvraag te nemen besluit overleg plaatsvindt met bestuursorganen in hetbetrokken andere land, wordt dit overleg in de kennisgeving vermeld.

Artikel 13.13Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op eenafvalvoorziening categorie A, die is gelegen in een ander land en die belangrijkenadelige gevolgen voor het milieu in Nederland kan hebben, wordt de aanvraag metde daarop betrekking hebbende stukken door gedeputeerde staten van de provinciewaarbinnen bedoelde gevolgen zich kunnen voordoen, ter inzage gelegd.

1

isvan overeenkomstige toepassing.

2 Artikel 3:12, derde lid, onderdelen a, b en c, van de Algemene wet bestuursrecht

Hoofdstuk 14. Coördinatie

§ 14.1. Coördinatie bij aanvragen om een beschikkingArtikel 14.1

Ingeval ten behoeve van een zelfde inrichting aanvragen zijn gedaan tot het gevenvan met elkaar samenhangende beschikkingen en op de voorbereiding van ten minsteeen daarvan van toepassing is,kunnen gedeputeerde staten van de provincie waar die inrichting geheel of inhoofdzaak is of zal zijn gelegen, indien ten minste één van die aanvragen tot hen isgericht, een gecoördineerde behandeling van die aanvragen bevorderen.

1

afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht

Gedeputeerde staten zijn gehouden een gecoördineerde behandeling van aanvragenals bedoeld in de aanhef van het eerste lid, indien zij zijn gericht tot verschillendebestuursorganen, te bevorderen wanneer een van die organen dan wel de aanvragerof een der aanvragers hun daarom verzoekt.

2

Gedeputeerde staten zijn voorts gehouden op verzoek van degene die voornemens iseen of meer aanvragen te doen als in de aanhef van het eerste lid bedoeld, indien dieaanvragen zullen worden gericht tot verschillende bestuursorganen, eengecoördineerde voorbereiding van die aanvragen te bevorderen.

3

De verplichtingen, bedoeld in het tweede en derde lid, gelden, voor zover het betreftaanvragen om beschikkingen op de voorbereiding waarvan

niet van toepassing is, slechts voor zover nakomingdaarvan mogelijk is in verband met de wettelijke voorschriften betreffende detotstandkoming van die beschikkingen.

4afdeling 3.4 van de

Algemene wet bestuursrecht

Indien gedeputeerde staten toepassing geven aan het eerste, tweede of derde lid,delen zij dit onverwijld schriftelijk mede aan de aanvragers en elk der anderebestuursorganen waartoe één of meer der aanvragen mocht zijn gericht.

5

Artikel 14.2Ten aanzien van aanvragen als bedoeld in de , diebinnen een tijdsverloop van zes weken zijn gedaan, kunnen gedeputeerde staten,indien ten minste één van die aanvragen tot hen is gericht, bepalen dat als datum vanontvangst van die aanvragen geldt de datum waarop de laatste daarvan is ontvangen.Indien het ontwerp van de beschikking op een aanvraag al overeenkomstig

1 aanhef van artikel 14.1, eerste lid

artikel

Page 137: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 137/203

is toegezonden, blijft de eerstevolzin met betrekking tot die aanvraag buiten toepassing.3:13 eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht

Gedeputeerde staten zijn gehouden ten aanzien van aanvragen als bedoeld in heteerste lid een bepaling als daar bedoeld te stellen wanneer een ander bestuursorgaanwaartoe één of meer der aanvragen is gericht, dan wel de aanvrager of een deraanvragers hun daarom verzoekt. Een verzoek wordt schriftelijk bij gedeputeerdestaten ingediend.

2

Indien gedeputeerde staten toepassing geven aan het eerste of tweede lid, delen zijdit onverwijld mede aan de aanvragers en aan elk der andere bestuursorganenwaartoe één of meer der aanvragen mocht zijn gericht, onder vermelding van dedatum waarop de laatste aanvraag is ontvangen.

3

Artikel 14.3In geval van gecoördineerde behandeling van aanvragen bevorderen gedeputeerdestaten in ieder geval, dat bij de beoordeling van de aanvragen door deonderscheidene bestuursorganen die bevoegd zijn daarop te beslissen, rekeningwordt gehouden met de onderlinge samenhang tussen de betrokken aanvragen en datdoor die organen tevens gelet wordt op de samenhang tussen de beschikkingen dieop de aanvragen worden gegeven.

1

Zij dragen er daarnaast ten minste zorg voor dat zoveel mogelijk:2

ten aanzien van de ontwerpen van de betrokken beschikkingen gezamenlijktoepassing wordt gegeven aan de , en

en ;

a.artikelen 3:11, eerste lid 3:12 van de

Algemene wet bestuursrecht artikel 13.4de gelegenheid tot het mondeling naar voren brengen van zienswijzenovereenkomstig wordt gegeven metbetrekking tot de ontwerpen van de betrokken beschikkingen te zamen;

b.artikel 3:15 van de Algemene wet bestuursrecht

de betrokken beschikkingen gezamenlijk overeenkomstig worden bekendgemaakt.

c. artikel 3:44 van deAlgemene wet bestuursrecht

Artikel 14.4Gedeputeerde staten kunnen van de bestuursorganen die bevoegd zijn te beslissen op deaanvragen waarover de in bedoelde coördinatie zich uitstrekt, alsmede van de bij debeslissingen op die aanvragen betrokken adviseurs de medewerking vorderen, die voor hetwelslagen van de coördinatie nodig is. Die bestuursorganen en adviseurs zijn gehouden de vanhen gevorderde medewerking te verlenen.

artikel 14.1

§ 14.2. Coördinatie bij het maken van een milieueffectrapportArtikel 14.4aIn deze paragraaf wordt onder activiteit, plan of besluit verstaan een activiteit, plan of besluit alsbedoeld in .artikel 7.1

Artikel 14.4bIngeval terzake van een activiteit tegelijkertijd een besluit en een plan worden voorbereid en datplan uitsluitend wordt voorbereid met het oog op de inpassing van die activiteit in dat plan wordtter voorbereiding van dat besluit en dat plan één milieueffectrapport gemaakt. Het rapport wordtvoorbereid met toepassing van en de en , met dien verstande datde aanvraag om een besluit, het ontwerp van een besluit, het ontwerpplan en hetmilieueffectrapport tegelijkertijd ter inzage worden gelegd. Het milieueffectrapport voldoet aan de

en .

artikel 7.10 paragrafen 7.9 7.10

artikelen 7.7 7.23

Artikel 14.4cIngeval terzake van een activiteit, dan wel terzake van verscheidene met elkaarsamenhangende activiteiten meer dan een plan is aangewezen, bij de voorbereidingwaarvan op grond van het bij of krachtens deze wet bepaalde een milieueffectrapportmoet worden gemaakt, wordt ter voorbereiding van die plannen éénmilieueffectrapport gemaakt.

1

Page 138: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 138/203

Buiten de gevallen, bedoeld in het eerste lid, kan, ingeval terzake van een activiteit,dan wel terzake van verscheidene met elkaar samenhangende activiteiten meer daneen plan moet worden vastgesteld, bij de voorbereiding waarvan op grond van het bijof krachtens deze wet bepaalde een milieueffectrapport moet worden gemaakt, doorde bestuursorganen die die plannen moeten vaststellen, worden besloten dat tervoorbereiding van die plannen één milieueffectrapport wordt gemaakt.

2

Artikel 14.4dIndien voor een besluit voor een activiteit een milieueffectrapport gemaakt moet worden en opgrond van ook een passende beoordeling gemaaktmoet worden, worden het milieueffectrapport en de passende beoordeling tegelijkertijd door hetbevoegd gezag voor het besluit waarvoor het milieueffectrapport gemaakt wordt, ter inzagegelegd.

artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming

Artikel 14.5Ingeval ter zake van een activiteit, dan wel ter zake van verscheidene met elkaarsamenhangende activiteiten meer dan een besluit is aangewezen, bij de voorbereidingwaarvan op grond van het bij of krachtens deze wet bepaalde een milieueffectrapportmoet worden gemaakt, wordt ter voorbereiding van die besluiten éénmilieueffectrapport gemaakt, met toepassing van in geval op al diebesluiten paragraaf 7.8 van toepassing is en met toepassing van in deoverige gevallen.

1

paragraaf 7.8paragraaf 7.9

Buiten de gevallen, in het eerste lid bedoeld, kan, ingeval ter zake van een activiteit,dan wel ter zake van verscheidene met elkaar samenhangende activiteiten meer daneen besluit moet worden genomen, bij de voorbereiding waarvan op grond van het bijof krachtens deze wet bepaalde een milieueffectrapport moet worden gemaakt,worden besloten dat ter voorbereiding van die besluiten één milieueffectrapport wordtgemaakt, met toepassing van .

2

paragraaf 7.9Een besluit krachtens het tweede lid wordt genomen:3

indien de bevoegdheid tot het nemen van de in het tweede lid bedoelde besluitenberust bij één bestuursorgaan: door dat orgaan;

a.

indien die besluiten ingevolge wettelijk voorschrift op aanvraag worden genomen ende betrokken aanvragen ingevolge gecoördineerd kunnen wordenvoorbereid of behandeld: door gedeputeerde staten van de betrokken provincie;

b.artikel 14.1

in andere gevallen: door de bestuursorganen die bevoegd zijn tot het nemen van debetrokken besluiten, te zamen.

c.

Een besluit krachtens het tweede lid kan ambtshalve of op verzoek worden genomen.In gevallen als bedoeld in het derde lid, onder , kan het besluit, indien gedeputeerdestaten niet bevoegd zijn tot het nemen van een der betrokken besluiten, uitsluitend opverzoek worden genomen.

4b

Artikel 14.6Degene die een activiteit onderneemt in een geval als bedoeld in , kantegelijkertijd met een mededeling als bedoeld in , dan wel in

, verzoeken aan , toepassing te geven.

1 artikel 14.5artikel 7.24, eerste lid

artikel 7.27, eerste lid artikel 14.5, tweede lidIn gevallen als bedoeld in , kan een zodanigverzoek ook worden gedaan door een bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemenvan een besluit als bedoeld in het tweede lid van dat artikel. Het wordt ingedienduiterlijk twee weken na de dag waarop met betrekking tot het milieueffectrapport demededeling krachtens , onderscheidenlijk ,heeft plaatsgevonden.

2 artikel 14.5, derde lid, onder b en c

artikel 7.24, eerste lid artikel 7.27, eerste lid

Het verzoek - waarin alle besluiten vermeld zijn, waarop het betrekking heeft - wordtschriftelijk ingediend bij het orgaan dat erover moet beslissen. In een geval alsbedoeld in , wordt het verzoek ingediend bij een derbevoegde bestuursorganen; dat orgaan zendt het onverwijld aan de andere bevoegdeorganen.

3

artikel 14.5, derde lid, onder c

Page 139: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 139/203

Artikel 14.7Een verzoek wordt ingewilligd, tenzij het belang van een goede besluitvorming zichdaartegen verzet.

1

Op een verzoek wordt niet beslist dan nadat degene die de betrokken activiteitonderneemt, en de tot het nemen van de betrokken besluiten bevoegdebestuursorganen in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze daarover te geven.

2

Het besluit op het verzoek wordt genomen uiterlijk vier weken na de datum vanontvangst.

3

Artikel 14.8In gevallen als bedoeld in , wordt bij de beslissing op het verzoekuit de bevoegde bestuursorganen het orgaan aangewezen dat met de in ,bedoelde coördinatie wordt belast.

artikel 14.5, derde lid, onder cartikel 14.9, eerste lid

Artikel 14.9Indien op grond van , een milieueffectrapport moet wordengemaakt, dan wel overeenkomstig , is besloten tot het makenvan één milieueffectrapport, wordt dat rapport gecoördineerd voorbereid enbehandeld.

1 artikel 14.5, eerste lidartikel 14.5, tweede lid

Met de coördinatie is belast:2

indien de bevoegdheid tot het nemen van de betrokken besluiten berust bij éénbestuursorgaan: dat orgaan;

a.

indien die besluiten ingevolge wettelijk voorschrift op aanvraag worden genomen ende betrokken aanvragen ingevolge gecoördineerd kunnen wordenvoorbereid of behandeld: gedeputeerde staten van de betrokken provincie;

b.artikel 14.1

in andere gevallen: het krachtens daartoe aangewezen bestuursorgaan.c. artikel 14.8

Artikel 14.10Het met de coördinatie belaste orgaan bevordert dat bij het geven van de in

onderscheidenlijk , bedoelde adviezen rekening wordtgehouden met de onderlinge samenhang tussen die adviezen en dat bij het nemenvan de besluiten bij de voorbereiding waarvan het milieueffectrapport wordt gemaakt,rekening wordt gehouden met de onderlinge samenhang tussen die besluiten.

1 artikel7.26 artikel 7.27, zevende lid

Het met de coördinatie belaste orgaan draagt er in ieder geval zoveel mogelijk zorgvoor dat:

2

van de mededelingen van de voornemens tot het indienen van een aanvraag alsbedoeld in onderscheidenlijk , alsmede van hetopvatten door het bevoegd gezag van het voornemen, als bedoeld in artikel 7.27,tweede lid, te zamen overeenkomstig artikel 7.27, derde lid, wordt kennisgegeven;

a.artikel 7.24 artikel 7.27, eerste lid

de krachtens onderscheidenlijk , te gevenadviezen te zamen worden toegezonden aan degene die het milieueffectrapportmaakt;

b. artikel 7.26 artikel 7.27, zevende lid

het milieueffectrapport wordt toegezonden aan elk der bevoegde organen, aan deadviseurs en de bestuursorganen, bedoeld in , onderscheidenlijk

;

c.artikel 7.25 artikel

7.27, tweede lidvan het milieueffectrapport overeenkomstig of wordtkennisgegeven;

d. artikel 7.29 7.30

overigens toepassing wordt gegeven aan .e. artikel 7.32 is van overeenkomstige toepassing.3 Artikel 14.4

Artikel 14.11In gevallen waarin een orgaan met de coördinatie van de voorbereiding enbehandeling van een milieueffectrapport is belast:

1

kan het rapport aan dat orgaan worden overgelegd;a.

Page 140: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 140/203

kunnen de adviseurs en de bestuursorganen, bedoeld in onderscheidenlijk , en de Comissie voor demilieueffectrapportage hun adviezen over het geven van adviezen inzake de inhoudvan het rapport en over het rapport bij dat orgaan indienen;

b. artikel 7.25artikel 7.27, tweede lid

kan degene die gebruik maakt van de in juncto geboden gelegenheid zijn zienswijze naar

voren te brengen over het rapport, die zienswijze bij dat orgaan naar voren brengen.

c. artikel 3:15, eerste lid, van de Algemenewet bestuursrecht artikel 7.32

Indien stukken met een inhoud als bedoeld in het eerste lid worden overgelegdonderscheidenlijk ingediend bij een ander bevoegd gezag, zendt het deze onverwijldaan het met de coördinatie belaste orgaan.

2

Artikel 14.12Ingeval ter zake van een activiteit een besluit is aangewezen, bij de voorbereidingwaarvan op grond van het bij of krachtens deze wet bepaalde een milieueffectrapportmoet worden gemaakt, en ter zake van die activiteit één of meer besluiten moetenworden genomen ten aanzien waarvan niet kan worden toegepast, kan opverzoek van degene die de activiteit onderneemt, dan wel ambtshalve, wordenbesloten tot een gecoördineerde voorbereiding van deze besluiten.

1

artikel 14.1

Een besluit krachtens het eerste lid wordt genomen:2

indien de bevoegdheid tot het nemen van de in het eerste lid bedoelde besluitenberust bij één bestuursorgaan: door dat orgaan;

a.

in andere gevallen: door de bestuursorganen die bevoegd zijn tot het nemen van debetrokken besluiten, te zamen.

b.

Artikel 14.13Een verzoek als bedoeld in , wordt schriftelijk bij het bevoegdgezag ingediend gelijktijdig met de mededeling, bedoeld in onderscheidenlijk . Het verzoek vermeldt alle besluiten waarophet betrekking heeft.

1 artikel 14.12, eerste lidartikel 7.24

artikel 7.27, eerste lid

Het bevoegd gezag zendt onverwijld een afschrift van het verzoek aan de anderebevoegde organen.

2

Een verzoek als bedoeld in , wordt alleen ingewilligd, indien hetbevoegd gezag en de andere bevoegde organen daarmee instemmen. Artikel 14.7,tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

3 artikel 14.12, eerste lid

Artikel 14.14Indien een verzoek als bedoeld in , wordt ingewilligd, treedt hetorgaan dat bevoegd is tot het nemen van het besluit bij de voorbereiding waarvan hetmilieueffectrapport moet worden gemaakt, op als het met de coördinatie belasteorgaan.

1 artikel 14.12, eerste lid

De overige betrokken organen worden voor wat betreft de toepassing van de , onderscheidenlijk aangemerkt als adviseur.

artikelen7.24 tot en met 7.26 artikel 7.27Indien ter zake van de activiteit waarop het verzoek betrekking heeft, meer dan éénbesluit moet worden genomen, bij de voorbereiding waarvan op grond van het bij ofkrachtens deze wet bepaalde een milieueffectrapport moet worden gemaakt, wordt bijde beslissing op het verzoek uit de bestuursorganen die bevoegd zijn tot het nemenvan die besluiten, het met de coördinatie belaste orgaan aangewezen.

2

Het met de coördinatie belaste orgaan draagt er in ieder geval zo veel mogelijk zorgvoor dat:

3

bij het geven van de in onderscheidenlijk ,bedoelde adviezen rekening wordt gehouden met de onderlinge samenhang van debesluiten waarop het verzoek betrekking heeft;

a. artikel 7.26 artikel 7.27, zevende lid

tussen de bevoegde bestuursorganen tijdig overleg wordt gevoerd, teneinde een zogoed mogelijke afstemming tussen de te nemen besluiten te bevorderen.

b.

is van overeenkomstige toepassing.4 Artikel 14.4

Page 141: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 141/203

Artikel 14.15Met betrekking tot de termijn waarbinnen de betrokken besluiten moeten worden genomen, is

van overeenkomstige toepassing.artikel 7.32, vierde lid

Artikel 14.16Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regelen worden gesteld met betrekking totde taken van het met de coördinatie belaste orgaan.

Hoofdstuk 15. Financiële bepalingen

Titel 15.1Artikel 15.1[Vervallen per 01-01-1998]Artikel 15.2[Vervallen per 01-01-1998]Titel 15.2. Verbruiksbelastingen van brandstoffen§ 15.2.1. Grondslag en maatstafArtikel 15.3[Vervallen per 01-01-1995]Artikel 15.4[Vervallen per 01-01-1995]§ 15.2.2. BelastingplichtigenArtikel 15.5[Vervallen per 01-01-1995]Artikel 15.6[Vervallen per 01-01-1993]§ 15.2.3. VrijstellingArtikel 15.7[Vervallen per 01-01-1993]§ 15.2.4. TeruggaafregelingArtikel 15.8[Vervallen per 01-01-1995]§ 15.2.5. TariefArtikel 15.9[Vervallen per 01-01-1995]§ 15.2.6. Heffing en invorderingArtikel 15.10[Vervallen per 01-01-1995]Artikel 15.11[Vervallen per 01-01-1995]Titel 15.3. Voorschriften omtrent het verstrekken van subsidies[Vervallen per 01-07-2015]Artikel 15.12[Vervallen per 01-07-2015]Artikel 15.13[Vervallen per 01-07-2015]Artikel 15.14[Vervallen per 01-07-2015]Artikel 15.15[Vervallen per 01-07-2015]Artikel 15.16[Vervallen per 01-01-1998]Artikel 15.17[Vervallen per 01-01-1998]

Page 142: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 142/203

Artikel 15.18[Vervallen per 01-12-1998]Artikel 15.19[Vervallen per 01-12-1998]Titel 15.4. Vergoeding van kosten en schadeArtikel 15.20

Indien degene tot wie een beschikking is gericht krachtens:1

, juncto ,a. artikel 9.2.2.1, eerste lid artikel 9.2.2.3, zevende lidde of juncto één of meer der onder genoemde bepalingen,b. artikelen 10.48 10.52 ade , juncto , of

,c. artikelen 13, eerste lid, onder b 16, vijfde lid 43, eerste lid, van de Wet

inzake de luchtverontreinigingde of ,d. artikelen 30 31 van de Wet bodembescherming

zich ten gevolge daarvan voor kosten ziet gesteld dan wel schade lijdt, welkeredelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoren te blijven, kent het gezag datde beschikking in eerste aanleg heeft gegeven, hem, voor zover op andere wijze ineen redelijke vergoeding niet is of kan worden voorzien, op zijn verzoek dan wel uiteigen beweging een naar billijkheid te bepalen vergoeding toe.Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van degene dietengevolge van een maatregel als bedoeld in zich voor kosten zietgesteld dan wel daardoor schade lijdt, als in het eerste lid bedoeld.

2artikel 17.19

Indien een beschikking als bedoeld in het eerste lid op aanvraag wordt gegeven, kaneen verzoek om vergoeding worden ingediend na de toezending van een exemplaarvan het ontwerp van die beschikking aan de aanvrager.

3

Indien het in het eerste lid bedoelde gezag een advies van deskundigen heeftingewonnen omtrent een verzoek om vergoeding of omtrent het voornemen tot eentoekenning daarvan uit eigen beweging zendt het een exemplaar van het advies aande belanghebbende. Het vermeldt daarbij de termijn waarbinnen de belanghebbendezijn opvattingen omtrent het advies kenbaar kan maken.

4

Een beschikking op een verzoek om schadevergoeding wordt zo spoedig mogelijkgegeven, doch uiterlijk vier maanden na de datum waarop het verzoek is ontvangen,of, in gevallen als bedoeld in het vierde lid, uiterlijk zeven maanden na die datum.

5

Het in het eerste lid bedoelde gezag kan de beslissing, bedoeld in het vijfde lid,eenmaal voor ten hoogste twee maanden verdagen. Van de verdaging wordtschriftelijk mededeling gedaan.

6

Artikel 15.21 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van degene op wie

bepalingen van een algemene maatregel van bestuur, onderscheidenlijk eenministeriële regeling of een verordening als bedoeld in

1 Artikel 15.20

van deze wet,a. artikel 1.2de en ,b. artikelen 9.2.2.1 9.2.2.6

,c. artikel 9.5.2, eerste lidde ,d. artikelen 6 tot en met 11 van de Wet bodembescherming

van toepassing worden en die zich daardoor voor kosten ziet gesteld dan wel schadelijdt, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoren te blijven.In gevallen als bedoeld in het eerste lid, beslist Onze Minister over het toekennen vande vergoeding, behoudens in gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder . In diegevallen beslissen gedeputeerde staten.

2a

Artikel 15.22Voor zover de toekenning van de vergoeding niet is geschied met instemming vanOnze Minister, komen de kosten daarvan ten laste van het bevoegd gezag.

1

In afwijking van het eerste lid komen in gevallen als bedoeld in voor zover kosten

2 artikel 4.2, eerste lid,onder a, d, f of h, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Page 143: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 143/203

zijn gemaakt in verband met de verlening van schadevergoeding vanwege het vantoepassing worden van bepalingen van een provinciale milieuverordening als bedoeldin , en de verlening van schadevergoeding niet isgeschied met instemming van gedeputeerde staten, de kosten daarvan ten laste vanhet bevoegd gezag.

artikel 1.2, tweede lid, onder a

Artikel 15.23Bij koninklijk besluit kan, naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek van hetbevoegd gezag, worden bepaald dat de kosten van een toegekende vergoedingalsnog geheel of gedeeltelijk ten laste van het Rijk komen.

1

is van overeenkomstige toepassing.2 Artikel 20 van de Wet op de Raad van State

Titel 15.5. Fonds LuchtverontreinigingArtikel 15.24[Vervallen per 01-04-2008]Artikel 15.25[Vervallen per 01-04-2008]Artikel 15.26[Vervallen per 01-04-2008]Artikel 15.27[Vervallen per 01-04-2008]Artikel 15.28[Vervallen per 01-04-2008]Titel 15.6. Regulerende verbruiksbelastingenArtikel 15.29[Vervallen per 01-01-1995]Artikel 15.30[Vervallen per 01-01-1995]Titel 15.7. KeuringenArtikel 15.31Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld ten aanzienvan vergoedingen voor keuringen als bedoeld in

;a. artikel 9.2.2.4;b. artikel 9.5.1, derde lid, onder e en f

.c. artikel 15, tweede lid, van de Wet bodembescherming

Titel 15.8. Statiegeld, retourpremiesArtikel 15.32

Bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in , kunnenregels worden gesteld,

1 artikel 9.5.2, eerste lid

inhoudende een verplichting voor bij de maatregel aangewezen categorieën vanpersonen die stoffen, mengsels of produkten in Nederland op de markt brengen inbij de maatregel aangewezen verpakkingen, voor zodanige verpakkingen een bij ofkrachtens de maatregel te bepalen statiegeld in rekening te brengen en zodanigeverpakkingen na gebruik met terugbetaling van het statiegeld in te nemen;

a.

inhoudende een verplichting voor bij de maatregel aangewezen categorieën vanpersonen die daarbij aangewezen stoffen, mengsels of produkten in Nederland opde markt brengen, voor zodanige stoffen, mengsels of produkten een bij ofkrachtens de maatregel te bepalen statiegeld in rekening te brengen en zodanigestoffen, mengsels of produkten na gebruik met terugbetaling van het statiegeld in tenemen.

b.

Bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in , kunnenregels worden gesteld,

2 artikel 9.5.2, eerste lid

Page 144: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 144/203

inhoudende een verplichting voor bij de maatregel aangewezen categorieën vanpersonen die stoffen, mengsels of produkten in Nederland op de markt brengen inbij de maatregel aangewezen verpakkingen, zodanige verpakkingen na gebruiktegen betaling van een bij of krachtens de maatregel te bepalen premie in te nemen;

a.

inhoudende een verplichting voor bij de maatregel aangewezen categorieën vanpersonen die daarbij aangewezen stoffen, mengsels of produkten in Nederland opde markt brengen, deze na gebruik tegen betaling van een bij of krachtens demaatregel te bepalen premie in te nemen.

b.

Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste of tweede lid, kan worden bepaalddat daarbij aangegeven handelingen door andere dan de in het eerste en tweede lidbedoelde, bij die maatregel aangewezen categorieën van personen moeten wordenverricht. In deze gevallen kan tevens worden bepaald dat eveneens bij de maatregelaangewezen categorieën van personen het statiegeld, bedoeld in het eerste lid, of depremie, bedoeld in het tweede lid, geheel of gedeeltelijk op een daarbij aangegevenwijze dienen af te dragen aan een of meer daarbij aangewezen andere personen.

3

Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste of tweede lid, wordt een termijnbepaald, eerst bij het verstrijken waarvan die regels ten aanzien van stoffen, mengselsof produkten die bij het in werking treden van de maatregel reeds vervaardigd en inNederland aanwezig waren, gaan gelden.

4

Titel 15.9. Heffingen op gemeentelijk en provinciaal niveauArtikel 15.33

De gemeenteraad kan ter bestrijding van de kosten die voor haar verbonden zijn aanhet beheer van huishoudelijke afvalstoffen een heffing instellen, waaraan kunnenworden onderworpen degenen die, al dan niet krachtens een zakelijk of persoonlijkrecht, gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de

en een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffengeldt.

1

artikelen10.21 10.22

Voor de toepassing van het eerste lid, wordt:2

gebruikmaken van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt alsgebruikmaken door het door de in

bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;

a.artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de

Gemeentewetgebruikmaken door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik isgegeven, aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat deel in gebruik heeftgegeven, met dien verstande dat degene die het deel in gebruik heeft gegeven,bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruikis gegeven;

b.

het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt alsgebruikmaken door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld, met dienverstande dat degene die het perceel ter beschikking heeft gesteld, bevoegd is deheffing als zodanig te verhalen op degene aan wie het perceel ter beschikking isgesteld.

c.

Onder de in het eerste lid bedoelde kosten wordt mede verstaan de omzetbelastingdie ingevolge de recht geeft op een bijdrage uithet fonds.

3Wet op het BTW-compensatiefonds

Met betrekking tot deze heffingen zijn en van overeenkomstige toepassing.

4 de artikelen 216 tot en met 219 230 tot enmet 257 van de Gemeentewet

Artikel 15.34Voor zover kosten zijn gemaakt in verband met de verlening van schadevergoedingkrachtens

of , van deze wet, vanwege het vantoepassing worden van bepalingen van een provinciale milieuverordening als bedoeldin , kunnen provinciale staten ter bestrijding van diekosten een heffing instellen ter zake van het onttrekken van grondwater.

1artikel 4.2, eerste lid, onder a, d, f of h, van de Wet algemene bepalingen

omgevingsrecht artikel 15.21, eerste lid, onder a

artikel 1.2, tweede lid, onder a

De heffing wordt geheven van houders van inrichtingen, bestemd tot het onttrekkenvan grondwater, daaronder niet begrepen inrichtingen welke uitsluitend dienen tot het

2

Page 145: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 145/203

regelen van de vrije grondwaterspiegel of van de stijghoogte van het grondwater.In de verordening tot instelling van de heffing kan worden bepaald dat de heffing wordtgeheven van houders van inrichtingen als bedoeld in het tweede lid in één of meerbeschermingsgebieden als bedoeld in hoofdstuk VI, paragraaf 2, van de Wetbodembescherming, dan wel van houders van zodanige inrichtingen in de geheleprovincie.

3

Als grondslag voor de heffing geldt de onttrokken hoeveelheid water.4Tot het instellen van een heffing wordt overgegaan binnen een jaar nadat debeschikking waarbij de in het eerste lid bedoelde schadevergoeding is verleend,ingevolge in werking is getreden.

5

artikel 20.3De heffing wordt jaarlijks geheven gedurende een termijn van ten hoogste tien jaren.In de verordening tot instelling van de heffing kan worden bepaald dat de heffing opverzoek van de heffingplichtige voor de ten tijde van de indiening van het verzoek nogniet aangevangen jaren waarover de heffing wordt geheven, ineens kan wordenvoldaan volgens een in de verordening op te nemen regeling.

6

is van overeenkomstige toepassing.7 Hoofdstuk XV van de Provinciewet

Titel 15.9A. RechtenArtikel 15.34aMet betrekking tot beschikkingen tot verlening, wijziging of intrekking van een vergunning ofontheffing krachtens deze wet worden geen rechten geheven.

Titel 15.10. AfvalbeheerbijdragenArtikel 15.35Voor de toepassing van deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

afvalbeheerbijdrage: bijdrage in de kosten van het beheer van een afvalstof;

overeenkomst over een afvalbeheerbijdrage: schriftelijke overeenkomst tussen degenen die eenstof, mengsels of product in Nederland invoeren of op de markt brengen, tot het afdragen vaneen afvalbeheerbijdrage.

Artikel 15.36Onze Minister kan, indien dat in het belang is van een doelmatig beheer vanafvalstoffen en in overeenstemming is met artikel 8bis van de kaderrichtlijnafvalstoffen, op een met redenen omkleed verzoek, na overleg met Onze Minister vanEconomische Zaken een overeenkomst over een afvalbeheerbijdrage algemeenverbindend verklaren voor een ieder die die stof, dat mengsels of dat produkt inNederland invoert of op de markt brengt.

1

Onze Minister stelt regels met betrekking tot de onderwerpen die in ieder geval in eenovereenkomst over een afvalbeheerbijdrage, waarvoor een algemeen verbindendverklaring wordt gevraagd, aan de orde dienen te komen, alsmede met betrekking totde bij een verzoek als bedoeld in het eerste lid over te leggen gegevens. Tot diegegevens behoren in ieder geval gegevens, waaruit duidelijk wordt dat redelijkerwijs isgetracht te voorkomen, dat gebruikers van die stof, dat mengsels of dat produkt in depraktijk meer dan eenmaal een bijdrage voor het beheer daarvan verschuldigd zullenzijn.

2

, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat deregels, bedoeld in dat lid, tevens kunnen worden gesteld ten aanzien van de uitvoeringvan een regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid die is opgelegdmiddels een algemeen verbindend verklaarde overeenkomst.

3 Artikel 9.5.2, eerste lid

Artikel 15.37Een verzoek als bedoeld in kan slechts worden ingediend door degenendie, onderscheidenlijk organisaties van degenen die wat betreft de gezamenlijkeomzet van de betrokken stoffen, mengsels of produkten een naar het oordeel vanOnze Minister belangrijke meerderheid vormen van degenen die deze stoffen,mengsels of produkten in Nederland invoeren of op de markt brengen. Onze Minister

1 artikel 15.36

Page 146: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 146/203

betrekt bij zijn oordeel met betrekking tot de vraag of degenen die, onderscheidenlijkde organisaties van degenen die het verzoek hebben ingediend, een belangrijkemeerderheid vormen, in ieder geval het aantal van hen in verhouding met het totaleaantal van degenen die deze stoffen, mengsels of produkten in Nederland invoeren ofop de markt brengen.Op de voorbereiding van een besluit op het verzoek is

van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebrachtdoor een ieder.

2 afdeling 3.4 van de Algemenewet bestuursrecht

Indien een besluit niet kan worden genomen dan nadat is voldaan aan een uit eenvoor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van eenvolkenrechtelijke organisatie voortvloeiende verplichting, wordt de termijn voor hetnemen van dat besluit opgeschort tot de ten aanzien van die verplichting geldendeprocedure is afgerond. Van de opschorting wordt mededeling gedaan aan deverzoeker.

3

Indien bij het besluit een overeenkomst over een afvalbeheerbijdrage algemeenverbindend wordt verklaard, wordt de tekst van de overeenkomst in de geplaatst.

4Staatscourant

Artikel 15.38Onze Minister kan van een algemeen verbindend verklaarde overeenkomst over eenafvalbeheerbijdrage op een daartoe strekkend verzoek, na overleg met Onze Ministervan Economische Zaken ontheffing verlenen, indien de verzoeker zorg draagt vooreen zodanig beheer van de betrokken afvalstoffen dat deze naar het oordeel vanOnze Minister ten minste gelijkwaardig is aan het beheer overeenkomstig debetrokken algemeen verbindend verklaarde overeenkomst over eenafvalbeheerbijdrage.

1

Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan een ontheffing kunnenvoorschriften worden verbonden.

2

Een krachtens het eerste lid verleende ontheffing kan ambtshalve of op een daartoestrekkend verzoek worden gewijzigd of ingetrokken. , is vanovereenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor het in onderdeel van datlid genoemde belang in de plaats treedt: het niet langer voldoen aan het in het eerstelid van dit artikel genoemde vereiste.

3Artikel 15.39, tweede lid

b

Op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in het eerste en derde lid, is , van overeenkomstige toepassing. Onze Minister

stelt de houder van de ontheffing, behoudens in gevallen waarin deze om wijziging ofintrekking verzoekt, van zijn voornemen tot wijziging of intrekking in kennis, alvorenseen besluit te nemen.

4 artikel15.37, tweede tot en met vierde lid

Artikel 15.39Een besluit krachtens , geldt voor een daarbij aangegeventermijn van ten hoogste vijf jaar.

1 artikel 15.36, eerste lid

Onze Minister kan een besluit krachtens , na overleg met OnzeMinister van Economische Zaken intrekken, indien:

2 artikel 15.36, eerste lid

de ter zake verstrekte gegevens zodanig onjuist zijn of onvolledig blijken, dat op hetverzoek een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan dejuiste gegevens bekend waren geweest;

a.

op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden nahet nemen van het besluit, moet worden aangenomen dat het van kracht blijven vanhet besluit het belang van een doelmatig beheer van afvalstoffen oponaanvaardbare wijze zou schaden;

b.

een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluitvan een volkenrechtelijke organisatie, dan wel regels ter uitvoering daarvan, hiertoeverplichten.

c.

Alvorens een besluit krachtens , op grond van het tweede lid,onder , in te trekken, stelt Onze Minister degenen die het verzoek tot algemeen

3 artikel 15.36, eerste lida

Page 147: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 147/203

verbindend verklaring hebben gedaan, in de gelegenheid hun zienswijze naar voren tebrengen.Op de voorbereiding van een besluit tot intrekking van een besluit krachtens

, op grond van het tweede lid, onder b of c, is , van overeenkomstige toepassing.

4 artikel15.36, eerste lid artikel 15.37, tweede toten met vierde lid

Artikel 15.40Een ieder is tot naleving van een voor hem geldende algemeen verbindend verklaardeovereenkomst over een afvalbeheerbijdrage gehouden tegenover ieder ander, die bij de nalevingeen redelijk belang heeft.

Artikel 15.41Indien een of meer van degenen die een stof, mengsels of product in Nederland invoeren of opde markt brengen, waarvoor een overeenkomst over een afvalbeheerbijdrage algemeenverbindend is verklaard, het vermoeden gegrond achten dat door een of meer anderen een ofmeer van de algemeen verbindend verklaarde bepalingen uit die overeenkomst niet wordennageleefd, kunnen zij met het oog op het instellen van een rechtsvordering op grond van

Onze Minister verzoeken een onderzoek daarnaar te doen instellen. De inspecteur stelthet onderzoek in en brengt aan Onze Minister verslag uit van hetgeen bij het onderzoek isgebleken. Onze Minister stelt het verslag ter beschikking van degene of degenen, die om hetonderzoek hebben gevraagd.

artikel15.40

Titel 15.11. Financiering van de zorg voor gesloten stortplaatsenArtikel 15.42In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt onder «stortplaats», «geslotenstortplaats» en «bedrijfsgebonden stortplaats» verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in

.paragraaf 8.2

Artikel 15.43Deze titel is niet van toepassing op stortplaatsen waar baggerspecie is gestort en die wordengedreven of mede worden gedreven door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 15.44Provinciale staten stellen een heffing in ter bestrijding van de kosten die gemoeidzullen zijn met:

1

de in artikel 8.49 bedoelde zorg voor de in de betrokken provincie gelegenstortplaatsen;

a.

een voor de betrokken provincie geldende verplichting tot afdracht aan een fondsals bedoeld in ;

b.artikel 15.48

de door de provincie uitgevoerde inventarisatie van plaatsen waar afvalstoffen zijngestort en waar dat storten vóór 1 september 1996 is beëindigd, en het onderzoeknaar en systematische controle van aanwezigheid, aard en omvang van eventueleverontreiniging aldaar.

c.

De in het eerste lid bedoelde heffing kan mede betrekking hebben op de kosten diegemoeid zullen zijn met de dekking van de aansprakelijkheid, bedoeld in

.

2artikel 176

van Boek 6 van het Burgerlijk WetboekMet betrekking tot de heffing en invordering zijn de tot en met

van overeenkomstige toepassing.3 artikelen 227 232h van

de Provinciewet

Artikel 15.45De heffing wordt geheven van degene die een stortplaats drijft.1Het bedrag van de heffing wordt zodanig vastgesteld dat uit de opbrengst van deheffing en de daarover verkregen rentebaten en beleggingsopbrengsten de kostenkunnen worden bestreden, die naar verwachting gemoeid zullen zijn met de uitvoeringvan het in , bedoelde nazorgplan waarmeegedeputeerde staten hebben ingestemd, of, indien geen nazorgplan geldt, de in

, bedoelde zorg voor die stortplaats. Indien na de vaststelling blijkt dat

2

artikel 8.49, derde en vierde lidartikel

8.49, eerste lid

Page 148: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 148/203

de opbrengst van de heffing hoger dan wel lager is dan het bedrag dat nodig is om dekosten te bestrijden die naar verwachting met die zorg van die stortplaats gemoeidzullen zijn, kan het bedrag van de heffing opnieuw worden vastgesteld. Het reedsbetaalde bedrag van de heffing wordt hierop in mindering gebracht.In afwijking van het tweede lid kan de heffing terzake van de niet-bedrijfsgebondenstortplaatsen in de betrokken provincie worden vastgesteld aan de hand van dehoeveelheid en de aard van de afvalstoffen die op de stortplaats zijn afgegeven. Hetbedrag wordt zodanig vastgesteld dat uit het totaal van de opbrengsten van de heffingen de daarover verkregen rentebaten en beleggingsopbrengsten voor de niet-bedrijfsgebonden stortplaatsen in die provincie de kosten kunnen worden bestredendie naar verwachting gemoeid zullen zijn met de zorg voor die stortplaatsen. Dekosten, bedoeld in , worden berekend met inachtneming van de voordie stortplaatsen geldende nazorgplannen waarmee gedeputeerde staten hebbeningestemd.

3

de tweede volzin

Het derde lid is niet van toepassing op stortplaatsen waar baggerspecie is gestort.4

Artikel 15.46Gedeputeerde staten kunnen bepalen dat degenen die een stortplaats drijven, waarop

, niet van toepassing is, financiële zekerheid stellen voor hetnakomen van de krachtens voor hengeldende verplichting. Daarbij wordt in ieder geval aangegeven het bedrag waarvoorde zekerheid ten hoogste in stand moet worden gehouden.

1artikel 15.45, derde lid

de artikelen 15.44, eerste lid, onder a, en 15.45

De verplichting financiële zekerheid in stand te houden vervalt op het tijdstip waaropeen bedrag aan heffing, als bedoeld in , is betaald, voor zoverhet betreft het gedeelte dat overeenkomt met het bedrag dat is betaald.

2artikel 15.45, tweede lid

Gedeputeerde staten kunnen verhaal nemen op de gestelde zekerheid, voor zoverdegene die de zekerheid heeft gesteld, het bedrag van de heffing, zoals dat isvastgesteld ingevolge , niet tijdig heeft betaald.

3

artikel 15.45, tweede lidGedeputeerde staten kunnen het ingevolge het derde lid te verhalen bedraginvorderen bij dwangbevel.

4

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent dewijze waarop financiële zekerheid wordt gesteld.

5

Artikel 15.47Gedeputeerde staten van een provincie richten voor hun provincie een fonds op,bestemd voor de in bedoelde zorg voor gesloten stortplaatsen.

1artikel 8.49

In afwijking van het eerste lid kunnen gedeputeerde staten van verschillendeprovincies gezamenlijk voor hun provincies een fonds als bedoeld in het eerste lidoprichten.

2

Een fonds is rechtspersoon.3Gedeputeerde staten van de betrokken provincie, onderscheidenlijk provincies zijnbelast met het beheer van het in hun provincie, onderscheidenlijk provincieswerkzame fonds.

4

Een fonds ontvangt jaarlijks:5

de opbrengst van de in bedoelde heffing, verminderd met het bedragter bestrijding van de kosten in verband met de in ,bedoelde handelingen en met het gedeelte van de heffingen, bedoeld in

;

a. artikel 15.44artikel 15.44, eerste lid, onder c

artikel15.48, tweede lidde bedragen die ingevolge , worden verhaald;b. artikel 15.46, derde lidrentebaten en beleggingsopbrengsten die via het fonds zijn verkregen;c.het batig saldo van de laatstelijk afgesloten rekening van het fonds.d.

Een fonds is gerechtigd ook andere bedragen, bestemd voor de in bedoelde zorg, dan die, bedoeld in het vijfde lid, in ontvangst te nemen.

6 artikel 8.49

Uit het fonds worden uitsluitend bestreden de kosten die:7

worden gemaakt in verband met de uitvoering van de in bedoelde zorgmet betrekking tot gesloten stortplaatsen in de betrokken provincie of provincies;

a. artikel 8.49

Page 149: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 149/203

zijn verbonden aan de werkzaamheden van het fonds dat in de betrokken provincie,onderscheidenlijk provincies werkzaam is;

b.

worden gemaakt ter dekking van de aansprakelijkheid, bedoeld in , doch slechts voor zover de in

bedoelde heffing mede op deze kosten betrekking heeft.

c. artikel 176, vierdelid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek artikel15.44

Onder de kosten, bedoeld in het zevende lid, worden niet begrepen de kosten die inverband met de in bedoelde zorg voor gesloten stortplaatsen door debetrokken provincie, onderscheidenlijk provincies worden gemaakt ten behoeve vanhaar bestuurlijk apparaat.

8artikel 8.49

Artikel 15.48Gedeputeerde staten van provincies kunnen gezamenlijk een fonds oprichten terdekking van grote financiële risico's in verband met de in bedoelde zorgvoor gesloten stortplaatsen.

1artikel 8.49

Het in het eerste lid bedoelde fonds ontvangt jaarlijks van die provincies een door hetbestuur van dat fonds te bepalen gedeelte van de aan die provincies afgedragenheffingen als bedoeld in .

2

artikel 15.45Van zijn het derde en vierde lid, alsmede het achtste lid, in verbindingmet het zevende lid, onder b, van overeenkomstige toepassing.

3 artikel 15.47

Artikel 15.49Ter zake van door een stortplaats veroorzaakte schade, die bekend is geworden nahet tijdstip waarop een verklaring als bedoeld in , met betrekkingtot die stortplaats is afgegeven, doet noch een provincie, noch het in deze titelbedoelde fonds een beroep op de aansprakelijkheid van degene die als laatste destortplaats heeft gedreven op grond van

.

1artikel 8.47, derde lid

artikel 176, vierde lid, van Boek 6 van hetBurgerlijk WetboekIndien degene die als laatste een stortplaats heeft gedreven, waarvoor een verklaringals bedoeld in , is afgegeven, aansprakelijk is voor de door diestortplaats veroorzaakte schade op grond van

, kan degene jegens wie deze aansprakelijkheid bestaat, zijnrecht op schadevergoeding geldend maken tegen het in deze titel bedoelde fonds datin de betrokken provincie werkzaam is.

2artikel 8.47, derde lid

artikel 176, vierde lid, van Boek 6 vanhet Burgerlijk Wetboek

Titel 15.12. Financiële tegemoetkomingenArtikel 15.50

Onze Minister kan uitkeringen verlenen aan personen bij wie ten gevolge vanblootstelling aan asbest maligne mesothelioom of asbestose is vastgesteld en die nietin aanmerking kunnen komen voor een daarmee verband houdende uitkering opgrond van de .

1

Kaderwet SZW-subsidiesOnze Minister stelt nadere regels ter uitvoering van het eerste lid.2

Titel 15.13. Kostenverevening reductie CO -emissies glastuinbouw2Artikel 15.51

Op inrichtingen die:1

uitsluitend of in hoofdzaak zijn bestemd tot het telen van gewassen onder eenpermanente opstand van glas of van kunststof, of

a.

mede zijn bestemd tot het telen van gewassen onder een permanente opstand vanglas of van kunststof met een minimale oppervlakte van 2 500 m ,

b.2

is een systeem van verevening van kosten verbonden aan het in een kalenderjaaroverschrijden van de voor die inrichtingen gezamenlijk voor dat kalenderjaarvastgestelde hoeveelheid CO -emissies van toepassing.2Het eerste lid is niet van toepassing op inrichtingen:2

Page 150: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 150/203

die uitsluitend of in hoofdzaak zijn bestemd tot het telen van eetbare paddenstoelenof witlof onder een opstand als bedoeld in dat lid, of

a.

waarop van toepassing is.b. titel 16.2Onze Minister stelt, in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken,Landbouw en Innovatie, de in het eerste lid bedoelde hoeveelheid emissies vast. Hetbesluit tot vaststelling van die hoeveelheid emissies wordt gepubliceerd in deStaatscourant.

3

Artikel 15.51a[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 15.51b[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 15.52Indien de hoeveelheid emissies, bedoeld in , wordt overschreden, isdiegene die een inrichting als bedoeld in artikel 15.51 drijft een vergoeding verschuldigd aanOnze Minister. Bij algemene maatregel van bestuur wordt de hoogte van die vergoeding dan welde wijze van berekenen van de hoogte van die vergoeding vastgesteld.

artikel 15.51, eerste lid

Artikel 15.53Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld ten behoevevan de uitvoering van de en .artikelen 15.51 15.52

Hoofdstuk 16. Handel in emissierechten

Titel 16.1. AlgemeenArtikel 16.1

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:1

EU-register voor de handel in emissierechten: register als bedoeld in artikel 4 van deVerordening EU-register handel in emissierechten;

jaarvracht: totale hoeveelheid van een emissie gedurende een kalenderjaar;

nationaal toewijzingsbesluit: besluit als bedoeld in ;artikel 16.24, eerste lid

toegewezen eenheid: eenheid als bedoeld in artikel 3, van de Verordening EU-registerhandel in broeikasgasemissierechten (AAU);

tonkilometer: ton lading, vervoerd over een afstand van één kilometer, waarbij onderlading wordt verstaan: de totale massa aan bagage, passagiers, post en vracht diezich tijdens een vlucht aan boord van een vliegtuig bevindt;

tonkilometergegevens: gegevens betreffende de omvang van een luchtvaartactiviteitals bedoeld in bijlage I bij de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten;

verwijderingseenheid: eenheid als bedoeld in artikel 3, van de Verordening EU-registerhandel in emissierechten (RMU).Voor de toepassing van en de daarop berustende bepalingen wordt verstaanonder:

2 titel 16.2

broeikasgasinstallatie: vaste technische eenheid, waarin een of meer activiteitenworden verricht, die een emissie van een broeikasgas in de lucht veroorzaken en diebehoren tot een categorie die met betrekking tot het betrokken broeikasgas bijalgemene maatregel van bestuur is aangewezen, alsmede andere activiteiten die met

Page 151: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 151/203

eerstbedoelde activiteiten rechtstreeks samenhangen en daarmee technisch inverband staan en die gevolgen kunnen hebben voor de emissie van het betrokkenbroeikasgas in de lucht.Voor de toepassing van onderscheidenlijk wordtverstaan onder:

3 afdeling 16.2.1 afdeling 16.2.2

verslag betreffende de emissies in een kalenderjaar als bedoeld inartikel 67 en bijlage X van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel;emissieverslag:

handelsperiode als bedoeld in artikel 3, onder 2, van deVerordening monitoring en rapportage emissiehandel;handelsperiode:

plan als bedoeld in artikel 12 en bijlage I van de Verordeningmonitoring en rapportage emissiehandel;monitoringsplan:

verificateur als bedoeld in artikel 3, onder 3, van de Verordeningverificatie en accreditatie emissiehandel;verificateur:

door een verificateur uitgevoerde activiteiten om overeenkomstig deVerordening verificatie en accreditatie emissiehandel een verificatierapport uit tebrengen.

verificatie:

Titel 16.2. Broeikasgassen en broeikasgasemissierechtenAfdeling 16.2.1. BroeikasgasinstallatiesParagraaf 16.2.1.1. AlgemeenArtikel 16.2

Deze afdeling is van toepassing op broeikasgasinstallaties.1Een emissie van een broeikasgas in de lucht wordt uitgedrukt in tonnen kooldioxide-equivalent.

2

Artikel 16.2aDeze afdeling is, met uitzondering van , mede van toepassing ophet transport van CO (CCS).

1 paragraaf 16.2.1.32

Voor de toepassing van deze afdeling op het transport van CO (CCS) wordt onder«de exploitant van de broeikasgasinstallatie» verstaan: de natuurlijke persoon of derechtspersoon die de transportactiviteit verricht of aan wie een doorslaggevendeeconomische zeggenschap over het technisch functioneren van die activiteit isovergedragen.

2 2

Artikel 16.2bDe artikelen zijn van overeenkomstige toepassing opbroeikasgasinstallaties die op grond van artikel 27, eerste lid of artikel 27bis, eerstelid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten zijn uitgesloten van hetsysteem van handel in broeikasgasemissierechten.

1 16.24 tot en met 16.30a

Het eerste lid geldt met ingang van 1 januari van het eerste kalenderjaar van debetrokken handelsperiode.

2

Indien een broeikasgasinstallatie op grond van artikel 27, derde lid of artikel 27bis,tweede lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten weer isopgenomen in het systeem van handel in broeikasgasemissierechten omdat de doordie broeikasgasinstallatie veroorzaakte emissies de in artikel 27, eerste lid, van dierichtlijn opgenomen hoeveelheid overschrijden, is het eerste lid niet langer vantoepassing en is deze afdeling, met uitzondering van , op diebroeikasgasinstallatie van toepassing met ingang van 1 januari van het kalenderjaarvolgend op het kalenderjaar waarin de broeikasgasinstallatie niet meer voldoet aan devoorwaarden voor uitsluiting. Artikel 16.37 is van toepassing met ingang van 1 januarivan het tweede kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin debroeikasgasinstallatie niet meer aan bedoelde voorwaarden voldoet.

3

artikel 16.37

Indien een broeikasgasinstallatie op grond van artikel 27, derde lid, van de EG-richtlijnhandel in broeikasgasemissierechten weer is opgenomen in het systeem van handelin broeikasgasemissierechten omdat de maatregelen die een gelijkwaardige bijdrageleveren tot emissiereductie, niet langer van toepassing zijn, is het eerste lid niet langer

4

Page 152: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 152/203

van toepassing en is deze afdeling, met uitzondering van , op diebroeikasgasinstallatie van toepassing met ingang van de dag volgend op de dagwaarop bedoelde maatregelen zijn vervallen. Artikel 16.37 is van toepassing metingang van 1 januari van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarinbedoelde maatregelen zijn vervallen.

artikel 16.37

Indien een broeikasgasinstallatie op grond van artikel 27, derde lid, van de EG-richtlijnhandel in broeikasgasemissierechten weer is opgenomen in het systeem van handelin broeikasgasemissierechten blijft de broeikasgasinstallatie in het systeem vanhandel in broeikasgasemissierechten gedurende de rest van de in artikel 11, eerstelid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten bedoelde periode waarinze werd ingevoerd.

5

Artikel 16.3Onder broeikasgasinstallaties worden mede begrepen broeikasgasinstallaties binnen deNederlandse exclusieve economische zone.

Artikel 16.4Een wijziging van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten of van een bijlage bij dierichtlijn gaat voor de toepassing van deze titel gelden met ingang van de dag waarop aan debetrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij een besluit van Onze Minister vanEconomische Zaken en Klimaat, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een andertijdstip wordt vastgesteld.

Artikel 16.4aHet bestuur van de emissieautoriteit draagt er zorg voor dat alle besluiten enverslagen die verband houden met de hoeveelheid emissierechten en de toewijzingdaarvan en met de bewaking, rapportage en verificatie van emissies onverwijld oppassende wijze openbaar worden gemaakt.

1

is van overeenkomstige toepassing.2 Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur

Paragraaf 16.2.1.2. VergunningArtikel 16.5

Het is verboden zonder vergunning van het bestuur van de emissieautoriteit eenbroeikasgasinstallatie te exploiteren.

1

Een aanvraag om een vergunning kan naar keuze van de aanvrager betrekkinghebben op één of meer broeikasgasinstallaties die worden geëxploiteerd op dezelfdelocatie.

2

Artikel 16.6Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld metbetrekking tot de wijze waarop de aanvraag om een vergunning moet geschieden, degegevens en de bescheiden die door de aanvrager moeten worden verstrekt met hetoog op de beslissing op de aanvraag, en de wijze waarop die gegevens moetenworden verkregen.

1

Bij of krachtens de maatregel wordt in ieder geval bepaald dat de aanvrager eenmonitoringsplan, alsmede de in artikel 12, eerste lid, van de Verordening monitoringen rapportage emissiehandel bedoelde ondersteunende documenten bij de aanvraagtindient.

2

Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat kan nadere regels stellen teruitvoering van het bepaalde krachtens het eerste of tweede lid.

3

Artikel 16.7Het bestuur van de emissieautoriteit beslist binnen vier maanden op de aanvraag om eenvergunning.

Artikel 16.8Het bestuur van de emissieautoriteit zendt het monitoringsplan dat is ingediend bij deaanvraag om een vergunning krachtens , aan het bestuursorgaan dat voor

1artikel 16.5

Page 153: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 153/203

de broeikasgasinstallatie waarop de aanvraag betrekking heeft, bevoegd is eenomgevingsvergunning te verlenen, dan wel, in geval voor de broeikasgasinstallatie hetin vervatte verbod geldt, Onze Minister vanEconomische Zaken en Klimaat.

artikel 40, tweede lid, van de Mijnbouwwet

Het bestuur van de emissieautoriteit stelt het betrokken andere bestuursorgaan,bedoeld in het eerste lid, gedurende vier weken in de gelegenheid advies uit tebrengen over het monitoringsplan met het oog op de samenhang tussen dit plan en debetrokken omgevingsvergunning of vergunning, bedoeld in

, dan wel de betrokken aanvraag om een omgevingsvergunning ofvergunning als hiervoor bedoeld.

2

artikel 40 van deMijnbouwwet

Artikel 16.9Het bestuur van de emissieautoriteit draagt er bij de beslissing op de aanvraag zorg voor datgeen strijd ontstaat met regels die met betrekking tot de broeikasgasinstallatie gelden, gesteld bijde Verordening monitoring en rapportage emissiehandel of bij of krachtens dit hoofdstuk,

van deze wet of de en .

hoofdstuk 8 hoofdstukken 2 3 van de Wet algemene bepalingenomgevingsrecht

Artikel 16.10De vergunning wordt geweigerd indien het monitoringsplan niet voldoet aan de eisen diedaaraan bij of krachtens de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel, dit hoofdstukof, voor zover van toepassing, artikel 24, derde lid, van de EG-richtlijn handel inbroeikasgasemissierechten bedoelde verordening zijn gesteld dan wel indien door verleninganderszins strijd zou ontstaan met regels die met betrekking tot de broeikasgasinstallatie gelden,gesteld bij de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel of bij of krachtens dithoofdstuk, of indien het bestuur van de emissieautoriteit van oordeel is dat onvoldoende isgewaarborgd dat de aanvrager in staat is het monitoringsplan naar behoren uit te voeren.

Artikel 16.11In een vergunning wordt duidelijk aangegeven waarop zij betrekking heeft. Devergunning vermeldt de naam en het adres van de exploitant van debroeikasgasinstallatie, waarop de vergunning betrekking heeft.

1

Het monitoringsplan maakt in ieder geval deel uit van de vergunning. De overigeonderdelen van de aanvraag om de vergunning maken deel uit van de vergunning,voorzover dat in de vergunning is aangegeven.

2

Artikel 16.11a[Vervallen per 12-04-2013]Artikel 16.12Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van de Verordeningmonitoring en rapportage emissiehandel en met betrekking tot:

de monitoring van emissies;a.het emissieverslag;b.andere personen dan de vergunninghouder krachtens , die bij de uitvoeringvan het monitoringsplan zijn betrokken.

c. artikel 16.5

Artikel 16.13De vergunninghouder wijzigt het monitoringsplan zo spoedig mogelijk, indien:1

wijziging van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel daartoeaanleiding geeft;

a.

de krachtens de of gestelde regels daartoe aanleiding geven;b. artikelen 16.6 16.12het bestuur van de emissieautoriteit daarom verzoekt.c.

De vergunninghouder legt op verzoek van het bestuur van de emissieautoriteit demeest actuele versie van het monitoringsplan over.

2

Artikel 16.13a

Page 154: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 154/203

Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van deze paragraaf regels gesteld metbetrekking tot het melden aan het bestuur van de emissieautoriteit van:

1

het beëindigen van de werking van een broeikasgasinstallatie;a.het niveau van in bedrijf zijn van een broeikasgasinstallatie.b.

Bij ministeriële regeling kan ter uitvoering van deze paragraaf worden bepaald dat ookandere handelingen of omstandigheden aan het bestuur van de emissieautoriteitmoeten worden gemeld.

2

Bij ministeriële regeling kunnen tevens regels worden gesteld met betrekking tot hetgoedkeuren van veranderingen van het monitoringsplan.

3

Artikel 16.14Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van de Verordeningverificatie en accreditatie emissiehandel.

Artikel 16.15Het bestuur van de emissieautoriteit zendt op verzoek het betrokken andere bestuursorgaan,bedoeld in , een exemplaar van het voor de betrokkenbroeikasgasinstallatie opgestelde emissieverslag en het bijbehorende verificatierapport.

artikel 16.8, eerste lid

Artikel 16.16Het bestuur van de emissieautoriteit kan uiterlijk op 30 september van hetkalenderjaar waarin het emissieverslag overeenkomstig artikel 67 van de Verordeningmonitoring en rapportage emissiehandel moet worden ingediend, vaststellen dat ditverslag niet voldoet aan de eisen die daaraan bij genoemde verordening of bij ofkrachtens dit hoofdstuk zijn gesteld. Het bestuur van de emissieautoriteit kan debeslissing voor ten hoogste drie maanden verdagen. Van de verdaging wordt voor hetin de eerste volzin genoemde tijdstip schriftelijk mededeling gedaan aan degene diehet emissieverslag heeft ingediend. De mededeling omvat de reden voor deverdaging.

1

Het bestuur van de emissieautoriteit kan na het tijdstip, genoemd in het eerste lid,onderscheidenlijk, indien toepassing is gegeven aan de tweede volzin van dat lid, nahet tijdstip dat met toepassing van die volzin is vastgesteld alsnog vaststellen dat hetemissieverslag niet voldoet aan de eisen die daaraan bij de Verordening monitoring enrapportage emissiehandel of bij of krachtens dit hoofdstuk zijn gesteld, indien:

2

degene die overeenkomstig artikel 67 van de genoemde verordening bij het bestuurvan de emissieautoriteit een emissieverslag heeft ingediend, in dat verslag onjuisteof onvolledige gegevens heeft verstrekt en verstrekking van juiste of volledigegegevens zou hebben geleid tot de vaststelling van een andere jaarvracht,

a.

het betrokken emissieverslag anderszins onjuist was en de betrokken persoon ditwist of behoorde te weten.

b.

De bevoegdheid, bedoeld in het tweede lid, vervalt tien jaren na afloop van hetkalenderjaar, bedoeld in het eerste lid.

3

Artikel 16.17Voordat het bestuur van de emissieautoriteit toepassing geeft aan artikel 70, eerste lid, van deVerordening monitoring en rapportage emissiehandel, stelt het degene, die ingevolge artikel 67van genoemde verordening het emissieverslag heeft ingediend of had moeten indienen, in degelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen, tenzij de ambtshalve vaststelling plaatsvindtconform de door de exploitant van de broeikasgasinstallatie aangeleverde gegevens.

Artikel 16.18Het bestuur van de emissieautoriteit geeft desgevraagd aan een ieder kosteloosinzage in en verstrekt tegen vergoeding van ten hoogste de kosten een exemplaar vaneen emissieverslag dat bij hem is ingediend.

1

Het bestuur van de emissieautoriteit geeft vooraf kennis van de mogelijkheid totinzage in en van de verkrijgbaarheid van het emissieverslag. De kennisgeving wordt

2

Page 155: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 155/203

gedaan op zodanige wijze dat het daarmee beoogde doel zo goed mogelijk wordtbereikt.

Artikel 16.19Een voor een broeikasgasinstallatie verleende vergunning geldt voor een ieder die debroeikasgasinstallatie exploiteert. Deze draagt ervoor zorg dat het monitoringsplanwordt nageleefd.

1

De vergunninghouder meldt aan het bestuur van de emissieautoriteit een veranderingvan exploitant van de broeikasgasinstallatie en een verandering van naam of adresvan de vergunninghouder of, indien dit een ander is, van de exploitant van debroeikasgasinstallatie.

2

Artikel 16.20Het bestuur van de emissieautoriteit kan de vergunning wijzigen of aanvullen, dedaaraan verbonden voorschriften wijzigen, aanvullen of intrekken of voorschriften aande vergunning verbinden, indien dit naar zijn oordeel nodig is in het belang van degoede werking van het systeem van handel in emissierechten.

1

Met betrekking tot de beslissing ter zake zijn de , , en vanovereenkomstige toepassing.

2 artikelen 16.7 16.8 16.9 16.11

In een geval als bedoeld in , wijzigt het bestuur van deemissieautoriteit de vergunning overeenkomstig de melding.

3 artikel 16.19, tweede lid

Artikel 16.20aOp aanvraag van de vergunninghouder kan het bestuur van de emissieautoriteit devergunning en de daaraan verbonden voorschriften wijzigen, aanvullen of intrekken ofvoorschriften aan de vergunning verbinden.

1

Met betrekking tot de beslissing ter zake, met uitzondering van het besluit totintrekking van de emissievergunning, zijn de vanovereenkomstige toepassing. Op het besluit tot intrekking van de emissievergunningzijn de , en van overeenkomstige toepassing.

2artikelen 16.6 tot en met 16.12

artikelen 16.6 16.7 16.9 tot en met 16.12De verplichting tot het indienen van een emissieverslag als bedoeld in artikel 67,eerste lid, van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel blijft, voor watbetreft het kalenderjaar waarin de beschikking tot intrekking van de vergunning vankracht is geworden, na intrekking van de vergunning op de laatste houder daarvanrusten, totdat aan die verplichting is voldaan, tenzij in het gehele jaar van intrekkinggeen broeikasgasinstallatie aanwezig is.

3

Artikel 16.20b[Vervallen per 14-11-2019]Artikel 16.20c

Het bestuur van de emissieautoriteit kan een vergunning intrekken, indien:1

met betrekking tot de broeikasgasinstallatie een krachtens genomen beschikking in werking is getreden;

a. artikel 2.33 van de Wetalgemene bepalingen omgevingsrechtdeze afdeling niet meer op de broeikasgasinstallatie van toepassing is.b.

Met betrekking tot de beslissing ter zake is , vanovereenkomstige toepassing.

2 artikel 16.20a, derde lid

Artikel 16.21Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking totbroeikasgasinstallaties waarvoor het in , vervatte verbod geldt en diebehoren tot een bij onderscheidenlijk krachtens de maatregel aangewezen categorie,regels worden gesteld, die nodig zijn in het belang van de goede werking van hetsysteem van handel in emissierechten. Bij onderscheidenlijk krachtens de maatregelkan worden bepaald dat bij onderscheidenlijk krachtens de maatregel gestelde regelsslechts gelden in daarbij aangegeven categorieën van gevallen.

1artikel 16.5

Bij of krachtens de maatregel kan met betrekking tot daarbij aangegeven onderwerpenworden bepaald dat het bestuur van de emissieautoriteit bij het verlenen of wijzigen

2

Page 156: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 156/203

van de vergunning daaraan voorschriften kan verbinden. is vanovereenkomstige toepassing.

Artikel 8.42a

Artikel 16.22[Vervallen per 01-07-2012]Paragraaf 16.2.1.3. Het toewijzen en verlenen van broeikasgasemissierechtenSubparagraaf 16.2.1.3.1. Het veilen en kosteloos toewijzen vanbroeikasgasemissierechtenArtikel 16.23

Overeenkomstig artikel 10 en, in voorkomend geval, artikel 29bis van de EG-richtlijnhandel in broeikasgasemissierechten worden broeikasgasemissierechten die nietovereenkomstig deze paragraaf kosteloos worden toegewezen, geveild.

1

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van verordening(EU) nr. 1031/2010 van de Commissie van 12 november 2010 inzake de tijdstippen,het beheer en andere aspecten van de veiling van broeikasgasemissierechtenovereenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad totvaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen deGemeenschap (PbEU L 302).

2

Artikel 16.24Onverminderd beslist Onze Minister van Economische Zaken en Klimaatper handelsperiode over de kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten.

1 artikel 16.31

Kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten voor inrichtingen die zijnopgenomen op de lijst, bedoeld in het tweede lid, onder a, vindt in ieder geval plaatsvoor de productie van warmte of koeling door:

2

stadsverwarming ena.hoogrenderende warmtekrachtkoppeling, zoals gedefinieerd in richtlijnnr. 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van en

/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen en (PB L 315), voor een economisch aantoonbare vraag als bedoeld in artikel 2, onder31, van die richtlijn.

b.

Richtlijnen 2009/125/EG2010/30 2004/8/EG 2006/32/EG

De kosteloze toewijzing geschiedt overeenkomstig de uitvoeringsmaatregelen die deEuropese Commissie op grond van artikel 10bis, eerste lid, van de EG-richtlijn handelin broeikasgasemissierechten heeft vastgesteld.

3

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen, ter implementatie van deEG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten, nadere regels worden gesteld metbetrekking tot de inhoud en de totstandkoming van het nationale toewijzingsbesluit.

4

Artikel 16.25De berekening van de aantallen broeikasgasemissierechten met het oog op kosteloze toewijzinggeschiedt overeenkomstig de uitvoeringsmaatregelen die de Europese Commissie op grond vanartikel 10bis, eerste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten heeftvastgesteld.

Artikel 16.26Bij de in bedoelde berekening wordt de in artikel 9 van de EG-richtlijn handel inbroeikasgasemissierechten bedoelde lineaire factor toegepast, voor zover de in artikel 16.25bedoelde uitvoeringsmaatregelen daartoe nopen.

artikel 16.25

Artikel 16.27In geval een bedrijfstak of een deeltak die overeenkomstig artikel 10ter, eerste lid, vande EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten geacht wordt te zijn blootgesteldaan een significant weglekrisico wordt voor de handelsperiode die aanvangt op1 januari 2021 van de voor dat geval berekende aantallen broeikasgasemissierechten100% kosteloos toegewezen.

1

Page 157: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 157/203

In afwijking van het eerste lid wordt van de aantallen broeikasgasemissierechten dievoor een handelsperiode zijn berekend voor broeikasgasinstallaties als bedoeld in

, 0% kosteloos toegewezen.

2

artikel 16.2b, eerste lidAndere bedrijfstakken en deeltakken krijgen tot 2026 kosteloze emissierechtentoegewezen ten belope van 30% van de hoeveelheid die op grond van artikel 10bisvan de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten is bepaald. Na 2026 wordenkosteloze toewijzingen met gelijke hoeveelheden verminderd om in 2030 eenhoeveelheid kosteloze toewijzing van 0% te bereiken.

3

Artikel 16.28Geen kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten vindt plaats voor:

het opwekken van elektriciteit, behoudens voor zover de elektriciteit met restgassenwordt geproduceerd;

a.

elektriciteitsopwekkers als bedoeld in artikel 3, onder u, van de EG-richtlijn handel inbroeikasgasemissierechten, tenzij het betreft een activiteit als bedoeld in

, of tenzij in de uitvoeringsmaatregelen, bedoeld in , anders isbepaald;

b.artikel 16.24,

derde lid artikel 16.25

het afvangen van CO met het oog op transport en geologische opslag op eenopslaglocatie als bedoeld in artikel 3, onder 3, van richtlijn nr. 2009/31/EG van hetEuropees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2009 betreffendede geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG vande Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en2008/1/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en deRaad (PbEU L 140) waarvoor op grond van hoofdstuk 3 van die richtlijn vergunning isverleend, het transporteren van CO met het oog op een dergelijke opslag alsmedehet geologisch opslaan van CO op een dergelijke opslaglocatie.

c. 2

2

2

Artikel 16.29Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot:

de kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten;a.het aanleveren van gegevens met het oog op die toewijzing;b.de verificatie van de aan te leveren gegevens;c.de berekening van de aantal broeikasgasemissierechten met het oog op dietoewijzing;

d.

de uitvoering van gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen die deEuropese Commissie op grond van artikel 10bis, eerste en eenentwintigste lid, van deEG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten heeft vastgesteld.

e.

Artikel 16.30Op de voorbereiding van het nationale toewijzingsbesluit is

van toepassing.1 afdeling 3.4 van de

Algemene wet bestuursrechtZienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.2In afwijking van wordt het nationaletoewijzingsbesluit uiterlijk 9 maanden na de dag waarop de aanvraag uiterlijk moetworden ingediend vastgesteld.

3 artikel 3:18 van de Algemene wet bestuursrecht

In afwijking van wordt hetvastgestelde nationale toewijzingsbesluit bekendgemaakt door kennisgeving van hetbesluit in de Staatscourant. Het nationale toewijzingsbesluit wordt tevens toegezondenaan de Europese Commissie.

4 artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht

Artikel 16.30aIndien het nationale toewijzingsbesluit naar aanleiding van de beoordeling door deEuropese Commissie overeenkomstig de artikelen 10bis, vijfde lid, 11, derde lid, 27,eerste en tweede lid, en 27 bis, van de EG-richtlijn handel in

1

Page 158: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 158/203

broeikasgasemissierechten niet behoeft te worden gewijzigd, wordt daarvanmededeling gedaan in de Staatscourant.Indien het nationale toewijzingsbesluit naar aanleiding van de in het eerste lidbedoelde beoordeling, dan wel op basis van overige aanwijzingen of aanvullingen vande Europese Commissie, geheel of gedeeltelijk moet worden gewijzigd, stelt OnzeMinister van Economische Zaken en Klimaat het nationale toewijzingsbesluit opnieuwvast.

2

, is niet van toepassing. Artikel 16.30, vierdelid, eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing.

3 Artikel 16.30, eerste tot en met derde lid

Artikel 16.31Indien de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State met toepassing van

een tussenuitspraak heeft gedaan, wijzigt Onze Minister vanEconomische Zaken en Klimaat het nationale toewijzingsbesluit met inachtneming vandie uitspraak. Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging van het nationaletoewijzingsbesluit is niet vantoepassing.

1artikel 20.5a

afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht

Het besluit tot wijziging van het nationale toewijzingsbesluit wordt genomen binnentien weken na de dag waarop de tussenuitspraak, bedoeld in , in hetopenbaar is uitgesproken.

2artikel 20.5a

Voor de toepassing van dit hoofdstuk vervangt een met toepassing van het eerste lidgewijzigd nationaal toewijzingsbesluit het oorspronkelijke nationale toewijzingsbesluit.

3

Artikel 16.32De exploitant van de broeikasgasinstallatie, die kan worden aangemerkt alsnieuwkomer als bedoeld in artikel 3, onder h, van de EG-richtlijn handel inbroeikasgasemissierechten, kan Onze Minister van Economische Zaken en Klimaatverzoeken om kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten. De toewijzinggeschiedt overeenkomstig artikel 10bis, zevende lid, en de op grond van artikel 10bis,eerste lid, door de Europese Commissie gestelde regels en, indien het betreft eenactiviteit die op grond van artikel 24 van genoemde richtlijn in het systeem van handelin broeikasgasemissierechten is opgenomen, overeenkomstig artikel 24, tweede lid,van genoemde richtlijn.

1

De , en zijn van overeenkomstigetoepassing.

2 artikelen 16.24, tweede lid 16.25 tot en met 16.29

Een op grond van het eerste lid genomen besluit houdende kosteloze toewijzing vanbroeikasgasemissierechten wordt toegezonden aan de Europese Commissie.

3

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze waarop eenverzoek als bedoeld in het eerste lid wordt gedaan en kunnen nadere regels wordengesteld omtrent de procedure met betrekking tot de behandeling van een dergelijkverzoek.

4

Artikel 16.33[Vervallen per 14-11-2019]Artikel 16.33aIndien de Europese Commissie op grond van artikel 24bis van de EG-richtlijn handel inbroeikasgasemissierechten uitvoeringsmaatregelen heeft vastgesteld, kunnen bij ministeriëleregeling regels worden gesteld met betrekking tot de kosteloze toewijzing en verlening vanbroeikasgasemissierechten voor projecten die de emissie van broeikasgassen verlagen maarwaarop deze titel niet van toepassing is. Deze regels voldoen aan genoemdeuitvoeringsmaatregelen.

Artikel 16.34Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 37 tot en met 42 van verordening (EU) nr.1031/2010 van de Commissie van 12 november 2010 inzake de tijdstippen, het beheer enandere aspecten van de veiling van broeikasgasemissierechten overeenkomstig Richtlijn2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor dehandel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (PbEU L 302).

Page 159: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 159/203

Subparagraaf 16.2.1.3.2. Wijziging van toewijzingsbesluitenArtikel 16.34aIndien de Europese Commissie op grond van artikel 10ter van de EG-richtlijn handel inbroeikasgasemissierechten de groep bedrijfstakken en deeltakken die geacht worden eenkoolstofweglekrisico te lopen, aanpast, en het bedrijfstakken of deeltakken betreft die inNederland zijn gevestigd, wijzigt Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat eenovereenkomstig deze afdeling genomen besluit houdende kosteloze toewijzing vanbroeikasgasemissierechten overeenkomstig de uitvoeringsmaatregelen die de EuropeseCommissie op grond van artikel 10ter van die richtlijn heeft vastgesteld. De

, en zijn van overeenkomstige toepassing.artikelen 16.24,

tweede lid 16.25 tot en met 16.29

Artikel 16.34bEen overeenkomstig deze afdeling genomen besluit houdende kosteloze toewijzingvan broeikasgasemissierechten kan overeenkomstig de gedelegeerde handelingen enuitvoeringshandelingen die de Europese Commissie op grond van artikel 10bis, eersteen eenentwintigste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten heeftvastgesteld, worden gewijzigd of ingetrokken:

1

indien de werking van een broeikasgasinstallatie wordt beëindigd, tenzij devergunninghouder ten genoegen van Onze Minister van Economische Zaken enKlimaat aantoont dat de productie binnen een concrete en redelijke termijn zalworden hervat, of

a.

indien het niveau van in bedrijf zijn van de broeikasgasinstallatie wordt verminderdof verhoogd in de zin van artikel 10bis, twintigste lid, van de EG-richtlijn handel inbroeikasgasemissierechten.

b.

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.2De zijn van overeenkomstige toepassing.3 artikelen 16.25 tot en met 16.29

Artikel 16.34cEen overeenkomstig deze afdeling genomen besluit houdende kosteloze toewijzingvan broeikasgasemissierechten kan tevens worden gewijzigd of ingetrokken, indien:

1

degene die de inrichting drijft, onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en deverstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebbengeleid, of

a.

het besluit anderszins onjuist was en degene die de inrichting drijft, dit wist ofbehoorde te weten.

b.

De zijn van overeenkomstige toepassing.2 artikelen 16.25 tot en met 16.29Een besluit houdende kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten kan nietmeer worden ingetrokken of ten nadele van de betrokken broeikasgasinstallatieworden gewijzigd indien acht jaren zijn verstreken sedert de dag waarop het besluit isbekendgemaakt.

3

Artikel 16.34dBij intrekking of wijziging op grond van of kan worden bepaald datde intrekking of wijziging terugwerkt tot en met een bij dat besluit te bepalen tijdstip.

artikel 16.34b artikel 16.34c

Artikel 16.34eOp de voorbereiding van een krachtens , of genomen besluit, voorzover een dergelijk besluit strekt tot wijziging van het nationale toewijzingsbesluit, zijn

, van deze wet en niet vantoepassing.

artikel 16.34a 16.34b 16.34cartikel

16.30, vierde lid afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht

Subparagraaf 16.2.1.3.3. Het verlenen van broeikasgasemissierechtenArtikel 16.35

Broeikasgasemissierechten worden overeenkomstig de Verordening EU-registerhandel in emissierechten verleend aan de exploitant van de broeikasgasinstallatie.Verlening van broeikasgasemissierechten vindt slechts plaats, indien voor de

1

Page 160: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 160/203

betrokken broeikasgasinstallatie een vergunning als bedoeld in , isverleend.

artikel 16.5

Het bestuur van de emissieautoriteit verleent voor een broeikasgasinstallatie alsbedoeld in , het aantal broeikasgasemissierechten datovereenkomstig dat lid aan die broeikasgasinstallatie is toegewezen. Het eerste lid,tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.

2artikel 16.32, eerste lid

Artikel 16.35a[Vervallen per 14-11-2019]Artikel 16.35b[Vervallen per 14-11-2019]Artikel 16.35c

Het bestuur van de emissieautoriteit kan broeikasgasemissierechten die, gelet op dewijziging van het daaraan ten grondslag liggende toewijzingsbesluit, onverschuldigdzijn verleend, terugvorderen van de exploitant van de broeikasgasinstallatie. Indien deexploitant van de broeikasgasinstallatie, onvoldoende broeikasgasemissierechtenbezit, kan een met de waarde van die rechten corresponderend bedrag wordenteruggevorderd.

1

Het bestuur van de emissieautoriteit kan het terug te vorderen bedrag dat met dewaarde van de onverschuldigd verleende broeikasgasemissierechten correspondeert,bij dwangbevel invorderen.

2

Het bestuur van de emissieautoriteit kan broeikasgasemissierechten die, gelet op dewijziging van het daaraan ten grondslag liggende toewijzingsbesluit, onverschuldigdzijn verleend, verrekenen met de hoeveelheid voor de exploitant van debroeikasgasinstallatie, te verlenen broeikasgasemissierechten voor de daaropvolgende handelsperiode.

3

Terugvordering vindt niet plaats voor zover na de dag waarop het besluit houdendekosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten is bekendgemaakt, acht jaren zijnverstreken.

4

Bij het bepalen van de waarde van een broeikasgasemissierecht, bedoeld in heteerste lid, tweede volzin, wordt uitgegaan van de gemiddelde marktprijs van eendergelijk recht op het moment van terugvordering. Bij ministeriële regeling wordennadere regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de gemiddelde marktprijsvan een broeikasgasemissierecht wordt bepaald.

5

Paragraaf 16.2.1.4. De geldigheid van broeikasgasemissierechten, het inleveren vanbroeikasgasemissierechten, het annuleren van broeikasgasemissierechten en hetcompenseren van emissies in een ander kalenderjaarArtikel 16.36

Een broeikasgasemissierecht dat met ingang van 1 januari 2013 is verleend, is vooronbepaalde tijd geldig.

1

Een broeikasgasemissierecht dat met ingang van 1 januari 2021 is verleend, bevateen aanduiding waaruit blijkt in welke periode van tien jaar te rekenen vanaf 1 januari2021 het is verstrekt en is geldig voor emissies met ingang van het eerste jaar van dieperiode.

2

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.3

Artikel 16.37Onverminderd artikel 34, tiende lid, van de Verordening EU-register handel inemissierechten, levert de exploitant van de broeikasgasinstallatie, met betrekking totieder kalenderjaar voor 1 mei van het daarop volgende kalenderjaar ten minste eenaantal broeikasgasemissierechten, niet zijnde broeikasgasemissierechten die zijnverleend krachtens , in, dat overeenkomt met de hoeveelheid van deemissie, die de inrichting in het eerstbedoelde kalenderjaar heeft veroorzaakt.

1

afdeling 16.2.2

Ter bepaling van de hoeveelheid van de emissie, bedoeld in het eerste lid, worden degegevens in acht genomen, die overeenkomstig de Verordening EU-register handel inemissierechten in het EU-register voor de handel in emissierechten zijn opgenomen.

2

Page 161: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 161/203

Artikel 16.37a[Vervallen per 01-01-2013]Artikel 16.37b[Vervallen per 01-01-2013]Artikel 16.38[Vervallen per 01-09-2011]Artikel 16.39Indien de exploitant van de broeikasgasinstallatie, ter voldoening aan ,met betrekking tot een kalenderjaar minder broeikasgasemissierechten heeft ingeleverd danovereenkomt met de hoeveelheid van de emissie, die de broeikasgasinstallatie gedurende datkalenderjaar heeft veroorzaakt, wordt het aantal broeikasgasemissierechten dat hij in het daaropvolgende kalenderjaar ter uitvoering van dat artikel dient in te leveren, van rechtswege verhoogdmet het aantal broeikasgasemissierechten dat hij te weinig had ingeleverd.

artikel 16.37, eerste lid

Afdeling 16.2.2. LuchtvaartactiviteitenParagraaf 16.2.2.1. AlgemeenArtikel 16.39a

Deze afdeling is van toepassing op:1

vliegtuigexploitanten ten aanzien waarvan Nederland verantwoordelijk is voor deadministratie van de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnende Gemeenschap en die luchtvaartactiviteiten als bedoeld in bijlage I bij de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten uitvoeren;

a.

emissies van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen broeikasgassenveroorzaakt door luchtvaartactiviteiten als bedoeld onder a.

b.

Nederland is ten aanzien van een vliegtuigexploitant administrerende lidstaat alsbedoeld in het eerste lid, onder a:

2

indien de vliegtuigexploitant beschikt over een geldige vergunning als bedoeld in die valt onder verordening (EG) nr. 1008/2008 van

het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 september 2008inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in deGemeenschap (PbEU L 293);

a.artikel 16 van de Luchtvaartwet

in gevallen waarin de vliegtuigexploitant niet beschikt over een geldige, door eenlidstaat overeenkomstig de verordening, genoemd onder a, verleendeexploitatievergunning: indien aan Nederland het grootste deel van de geschatteluchtvaartemissies van door de betrokken vliegtuigexploitant in het basisjaaruitgevoerde vluchten kan worden toegeschreven als bedoeld in artikel 18bis, eerstelid, onder b, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten.

b.

Voor de toepasselijkheid van het tweede lid, aanhef en onder b, wordt uitgegaan vande meest actuele uitgave van de door de Commissie van de EuropeseGemeenschappen op grond van artikel 18bis, derde lid, van de EG-richtlijn handel inbroeikasgasemissierechten gepubliceerde lijst.

3

Bij de administratie van vliegtuigexploitanten neemt het bestuur van deemissieautoriteit de richtsnoeren in acht die de Commissie van de EuropeseGemeenschappen overeenkomstig artikel 18bis, vierde lid, van de EG-richtlijn handelin broeikasgasemissierechten heeft vastgesteld.

4

Artikel 16.39bBij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de interpretatie van deluchtvaartactiviteiten, bedoeld in bijlage I bij de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten.Deze regels voldoen in elk geval aan de richtsnoeren die de Commissie van de EuropeseGemeenschappen op grond van artikel 3b van genoemde richtlijn heeft vastgesteld.

Paragraaf 16.2.2.2. Monitoring en verslagleggingArtikel 16.39c[Vervallen per 12-04-2013]

Page 162: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 162/203

Artikel 16.39dDe ingevolge artikel 12, eerste lid, van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandelvereiste goedkeuring wordt door het bestuur van de emissieautoriteit geweigerd, indien:

het monitoringsplan niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld zijn bij genoemdeverordening of bij of krachtens dit hoofdstuk;

a.

het bestuur van oordeel is dat onvoldoende is gewaarborgd dat de vliegtuigexploitantin staat is het monitoringsplan naar behoren uit te voeren.

b.

Artikel 16.39e[Vervallen per 12-04-2013]Artikel 16.39f[Vervallen per 12-04-2013]Artikel 16.39g[Vervallen per 12-04-2013]Artikel 16.39hDe , , , , , en zijn van overeenkomstigetoepassing, met dien verstande dat in artikel 16.13, eerste lid, onder b, in plaats van «deartikelen 16.6 of 16.12» wordt gelezen: artikel 16.12.

artikelen 16.12 16.13 16.14 16.16 16.17 16.18 16.21

Artikel 16.39i[Vervallen per 12-04-2013]Paragraaf 16.2.2.3. Het toewijzen en verlenen van broeikasgasemissierechtenArtikel 16.39j

Een vliegtuigexploitant kan het bestuur van de emissieautoriteit verzoeken omkosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten met betrekking tot:

1

de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012,a.de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2020 enb.periodes van acht jaar die beginnen na 31 december 2020.c.

Bij de aanvraag worden tonkilometergegevens overgelegd over de in bijlage I bij deEG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten opgenomen luchtvaartactiviteiten diede vliegtuigexploitant in het referentiejaar heeft uitgevoerd. De aanvraag gaatvergezeld van een verklaring van een onafhankelijke deskundige, waarin de resultatenworden weergegeven van een door hem uitgevoerde beoordeling van detonkilometergegevens. is van overeenkomstige toepassing.

2

Artikel 16.39gDe overgelegde tonkilometergegevens zijn bepaald en geregistreerd:3

overeenkomstig een plan dat een beschrijving bevat van de wijze waarop detonkilometergegevens worden bepaald, geregistreerd en bewaard;

a.

met inachtneming van de krachtens het zevende lid, aanhef en onder a en b,gestelde regels.

b.

Het plan, bedoeld in het derde lid, onder a, is goedgekeurd door het bestuur van deemissieautoriteit. is van overeenkomstige toepassing.

4Artikel 16.39d

Voor de toepassing van het tweede lid wordt als referentiejaar aangemerkt:5

ten aanzien van de in het eerste lid, onder a, bedoelde periode: 2010;a.ten aanzien van de in het eerste lid, onder b en c, bedoelde periodes: hetkalenderjaar dat eindigt 24 maanden voor het begin van de betrokken periode.

b.

De aanvraag wordt ingediend:6

ten aanzien van de in het eerste lid, onder a, bedoelde periode: uiterlijk 31 maart2011;

a.

ten aanzien van de in het eerste lid, onder b en c, bedoelde periodes: ten minste 21maanden voor het begin van de betrokken periode.

b.

Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van dit artikel regels worden gesteld metbetrekking tot:

7

Page 163: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 163/203

de wijze waarop een tonkilometer wordt berekend;a.het bepalen en registreren van tonkilometergegevens;b.het indienen van een ontwerp van een plan als bedoeld in het derde lid, onder a;c.het goedkeuren van een plan als bedoeld in het derde lid, onder a;d.het actualiseren van een plan als bedoeld in het derde lid, onder a;e.het melden van veranderingen en afwijkingen van een plan als bedoeld in het derdelid, onder a;

f.

de wijze waarop een aanvraag om toewijzing van emissierechten dient te wordengedaan en de gegevens die door de aanvrager dienen te worden verstrekt.

g.

Artikel 16.39kHet bestuur van de emissieautoriteit legt aanvragen die tijdig zijn ingediend envoldoen aan voorwat betreft de eisen waaraan de onafhankelijke deskundige moet voldoen, voor aande Commissie van de Europese Gemeenschappen.

1artikel 16.39j, tweede lid, eerste en tweede volzin, en derde volzin

De toezending geschiedt ten minste achttien maanden voor het begin van de periodewaarop de aanvraag betrekking heeft of, voor wat betreft de periode, bedoeld in

, uiterlijk 30 juni 2011.

2artikel

16.39j, eerste lid, onder a

Artikel 16.39lBinnen drie maanden nadat de Commissie van de Europese Gemeenschappen eenbesluit heeft genomen overeenkomstig artikel 3sexies, derde lid, van de EG-richtlijnhandel in broeikasgasemissierechten, berekent het bestuur van de emissieautoriteit:

1

het totale aantal broeikasgasemissierechten dat voor de betrokken periode wordttoegewezen aan de vliegtuigexploitanten wier aanvragen overeenkomstig

zijn voorgelegd aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen, en

a.artikel

16.39khet aantal broeikasgasemissierechten dat voor elk kalenderjaar binnen die periodeaan de vliegtuigexploitanten, bedoeld onder a, wordt toegewezen.

b.

De berekening geschiedt:2

in het geval van het eerste lid, aanhef en onder a: door het aantal in de aanvraagopgenomen tonkilometers te vermenigvuldigen met de benchmark die deCommissie van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig artikel 3sexies,derde lid, aanhef en onder e, van de EG-richtlijn handel inbroeikasgasemissierechten heeft vastgesteld;

a.

in het geval van het eerste lid, aanhef en onder b: door het met toepassing vanonderdeel a berekende totale aantal broeikasgasemissierechten voor de betrokkenperiode te delen door het aantal jaren in die periode.

b.

Een krachtens het eerste lid door het bestuur van de emissieautoriteit genomenbesluit wordt bekendgemaakt binnen de in dat lid genoemde termijn van driemaanden. Van het besluit wordt tevens mededeling gedaan door kennisgeving ervanin de Staatscourant.

3

Artikel 16.39mVoor iedere in , bedoelde periode wordt van het totale aantalbroeikasgasemissierechten voor de luchtvaart, bedoeld in artikel 3quater van de EG-richtlijnhandel in broeikasgasemissierechten, een gedeelte geveild. Dit gedeelte komt overeen met hetaantal broeikasgasemissierechten dat de Commissie van de Europese Gemeenschappen voorde betrokken periode op grond van artikel 3sexies, derde lid, aanhef en onder b, van genoemderichtlijn ten aanzien van Nederland heeft vastgesteld.

artikel 16.39j, eerste lid

Artikel 16.39nBij het bestuur van de emissieautoriteit kan een aanvraag om kosteloze toewijzing vanbroeikasgasemissierechten uit de bijzondere reserve voor bepaaldevliegtuigexploitanten, bedoeld in artikel 3septies van de EG-richtlijn handel inbroeikasgasemissierechten, worden ingediend door een vliegtuigexploitant:

1

Page 164: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 164/203

die een luchtvaartactiviteit als bedoeld in bijlage I bij genoemde richtlijn aanvangt nahet jaar waarvoor tonkilometergegevens zijn overgelegd overeenkomstig

, met betrekking tot een periode, bedoeld in artikel 16.39j, eerstelid, onder b of c, of

a.artikel

16.39j, tweede lid

van wie het aantal tonkilometers gemiddeld met meer dan 18% per jaar is gestegentussen het referentiejaar, bedoeld in , en het tweedekalenderjaar van de betrokken periode, bedoeld in artikel 16.39j, eerste lid, onder bof c,

b.artikel 16.39j, vijfde lid, onder b

en waarvan de activiteit, bedoeld onder a, of de bijkomende activiteit, bedoeld onderb, niet geheel of gedeeltelijk een voortzetting is van een eerder door een anderevliegtuigexploitant uitgevoerde luchtvaartactiviteit.Bij de aanvraag worden tonkilometergegevens overgelegd over de in bijlage I bij deEG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten opgenomen luchtvaartactiviteiten diede vliegtuigexploitant heeft uitgevoerd in het tweede kalenderjaar van de betrokkenperiode.

, is van overeenkomstige toepassing. De aanvraag bevat tevens:

2

Artikel 16.39j, tweede lid, tweede en derde volzin, derde, vierde en zevendelid

gegevens waaruit blijkt dat aan de criteria, bedoeld in het eerste lid, onder a dan welb, is voldaan;

a.

in het geval van een vliegtuigexploitant als bedoeld in het eerste lid, aanhef enonder b: gegevens met betrekking tot de procentuele stijging en de absolute groeivan het aantal door de vliegtuigexploitant gerealiseerde tonkilometers.

b.

De aanvraag wordt uiterlijk 30 juni van het derde jaar van de betrokken periodeingediend.

3

Bij de beoordeling of een activiteit niet geheel of gedeeltelijk een voortzetting is vaneen eerder door een andere vliegtuigexploitant uitgevoerde luchtvaartactiviteit wordttevens acht geslagen op luchtvaartactiviteiten uitgevoerd door vliegtuigexploitantenten aanzien waarvan Nederland geen administrerende lidstaat is.

4

Artikel 16.39oHet bestuur van de emissieautoriteit legt overeenkomstig ingediendeaanvragen die voldoen aan de bij of krachtens artikel 16.39n gestelde eisen, voor aande Commissie van de Europese Gemeenschappen.

1 artikel 16.39n

De toezending geschiedt voor 1 januari van het vierde jaar van de betrokken periode.2

Artikel 16.39pBinnen drie maanden nadat de Commissie van de Europese Gemeenschappen eenbesluit heeft genomen overeenkomstig artikel 3septies, vijfde lid, van de EG-richtlijnhandel in broeikasgasemissierechten, berekent het bestuur van de emissieautoriteit:

1

het aantal broeikasgasemissierechten dat voor de betrokken periode uit debijzondere reserve wordt toegewezen aan de vliegtuigexploitanten wier aanvragenovereenkomstig zijn voorgelegd aan de Commissie van de EuropeseGemeenschappen;

a.

artikel 16.39o

het aantal broeikasgasemissierechten dat voor elk kalenderjaar binnen die periodeuit de bijzondere reserve aan de vliegtuigexploitanten, bedoeld onder a, wordttoegewezen.

b.

De berekening geschiedt:2

in het geval van het eerste lid, aanhef en onder a: door de benchmark die deCommissie van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig artikel 3septies,vijfde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten heeft vastgesteld,te vermenigvuldigen met:

a.

in het geval van : het aantal in deaanvraag opgenomen tonkilometers;

1°. artikel 16.39n, eerste lid, aanhef en onder a

Page 165: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 165/203

in het geval van : de absolute groei intonkilometers boven het in dat onderdeel genoemde percentage;

2°. artikel 16.39n, eerste lid, aanhef en onder b

in het geval van het eerste lid, aanhef en onder b: door het met toepassing vanonderdeel a berekende aantal broeikasgasemissierechten te delen door het aantalvolledige kalenderjaren dat resteert in de betrokken periode.

b.

In het geval van het tweede lid, aanhef en onder b, bedraagt het aantal aan eenvliegtuigexploitant toe te wijzen broeikasgasemissierechten in de betrokken periodeten hoogste één miljoen.

3

Een krachtens het eerste lid door het bestuur van de emissieautoriteit genomenbesluit wordt bekendgemaakt binnen de in dat lid genoemde termijn van driemaanden. Van het besluit wordt tevens mededeling gedaan door kennisgeving ervanin de Staatscourant.

4

Artikel 16.39qBroeikasgasemissierechten in de bijzondere reserve die niet kosteloos zijntoegewezen, worden geveild.

1

, is van overeenkomstige toepassing.2 Artikel 16.23, tweede lid

Artikel 16.39rBij de toepassing van de neemt het bestuur van deemissieautoriteit de eisen met betrekking tot de werking van de bijzondere reserve in acht die deCommissie van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig artikel 3septies, negende lid,van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten heeft vastgesteld.

artikelen 16.39m tot en met 16.39o

Artikel 16.39sHet bestuur van de emissieautoriteit verleent uiterlijk 28 februari van een kalenderjaar aan eenvliegtuigexploitant het aantal broeikasgasemissierechten dat hem krachtens of

voor het betrokken jaar is toegewezen.artikel 16.39l

artikel 16.39p

Artikel 16.39sa[Vervallen per 14-11-2019]Paragraaf 16.2.2.4. De geldigheid van broeikasgasemissierechten, het inleveren vanbroeikasgasemissierechten, het annuleren van broeikasgasemissierechten en hetcompenseren van emissies in een ander kalenderjaarArtikel 16.39t

Een vliegtuigexploitant levert met betrekking tot ieder kalenderjaar voor 1 mei van hetdaarop volgende kalenderjaar ten minste een aantal broeikasgasemissierechten in,dat overeenkomt met de hoeveelheid van de emissie gedurende het eerstbedoeldekalenderjaar van in bijlage I bij de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechtenopgenomen luchtvaartactiviteiten waarvoor die vliegtuigexploitant verantwoordelijk isen die op of na 1 januari 2012 hebben plaatsgevonden.

1

, is van overeenkomstige toepassing.2 Artikel 16.37, tweede lid

Artikel 16.39u[Vervallen per 01-01-2013]Artikel 16.39vDe en zijn van overeenkomstige toepassing.artikelen 16.36 16.38

Artikel 16.39wIndien een vliegtuigexploitant ter voldoening aan , minderbroeikasgasemissierechten heeft ingeleverd dan overeenkomt met de hoeveelheid van deemissie, die hij gedurende het betrokken kalenderjaar heeft veroorzaakt, wordt het aantalbroeikasgasemissierechten dat hij in het daarop volgende kalenderjaar ter uitvoering van datartikellid dient in te leveren, van rechtswege verhoogd met het aantalbroeikasgasemissierechten dat hij te weinig had ingeleverd.

artikel 16.39t, eerste lid

Page 166: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 166/203

Afdeling 16.2.3. De overgang van broeikasgasemissierechten en andere eenhedenArtikel 16.40

Een broeikasgasemissierecht dat overeenkomstig de Verordening EU-register handelin emissierechten is verleend, is vatbaar voor overdracht indien alle bij de overdrachtbetrokken personen op hun naam een rekening hebben in het EU-register voor dehandel in emissierechten. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing opbroeikasgasemissierechten die overeenkomstig de Verordening EU-register handel inemissierechten in een andere lidstaat van de Europese Unie zijn verleend.

1

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen broeikasgasemissierechten die zijnontstaan in andere landen dan de lidstaten van de Europese Unie wordenaangewezen als broeikasgasemissierechten die kunnen worden overgedragen ofverkregen door een persoon op wiens naam in het EU-register voor de handel inemissierechten een rekening staat.

2

Een broeikasgasemissierecht is ook vatbaar voor andere overgang. Het eerste entweede lid zijn van overeenkomstige toepassing.

3

Artikel 16.41De voor overdracht van een broeikasgasemissierecht vereiste levering geschiedt door:1

afschrijving van het broeikasgasemissierecht van de rekening die in het EU-registervoor de handel in emissierechten op naam staat van de persoon die hetbroeikasgasemissierecht overdraagt, en

a.

bijschrijving op een rekening in een register als bedoeld onder a, die op naam staatvan de persoon die het broeikasgasemissierecht verkrijgt.

b.

Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op elke overgang anders danoverdracht.

2

Elke overgang anders dan overdracht werkt tegenover derden eerst nadat het bestuurvan de emissieautoriteit de overgang heeft geregistreerd.

3

Artikel 16.42Nietigheid of vernietiging van de overeenkomst die tot de overdracht heeft geleid, ofonbevoegdheid van degene die overdraagt, heeft, nadat de overdracht is voltooid,geen gevolgen voor de geldigheid van de overdracht.

1

Elk voorbehoud met betrekking tot de overdracht is uitgewerkt op het moment dat deoverdracht tot stand is gekomen.

2

In afwijking van kan op eenbroeikasgasemissierecht geen recht van pand worden gevestigd.

3 artikel 228 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek

Op een broeikasgasemissierecht kan geen recht van vruchtgebruik worden gevestigd.4Een broeikasgasemissierecht is niet vatbaar voor beslag.5

Artikel 16.42aDe , en zijn van overeenkomstigetoepassing op de overgang van emissiereductie-eenheden, gecertificeerdeemissiereducties, toegewezen eenheden en verwijderingseenheden.

1 artikelen 16.40, eerste en vierde lid 16.41 16.42

Voorzover het betreft de overgang van emissiereductie-eenheden, gecertificeerdeemissiereducties, toegewezen eenheden en verwijderingseenheden, wordt voor detoepassing van de , en , onder «een registerdat door de betrokken lidstaat van de Europese Unie overeenkomstig de VerordeningEU-register handel in emissierechten is ingesteld» mede verstaan: een register datovereenkomstig artikel 7, vierde lid, van het Protocol van Kyoto en de overeenkomstigdat protocol genomen besluiten is ingesteld door een in bijlage I bij het Raamverdragvan de Verenigde Naties inzake klimaatverandering opgenomen Partij die het Protocolvan Kyoto heeft bekrachtigd, zoals gespecificeerd in artikel 1, punt 7, van dat protocol.

2

artikelen 16.40, eerste lid 16.41, eerste lid

Afdeling 16.2.4. Registratie van broeikasgasemissierechten en andere eenhedenArtikel 16.43

Page 167: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 167/203

Het bestuur van de emissieautoriteit wordt aangewezen als bevoegde autoriteit alsbedoeld in de Verordening EU-register handel in emissierechten.

1

Het bestuur van de emissieautoriteit voert de taken die het heeft als bevoegdeautoriteit voor het EU-register voor de handel in emissierechten uit inovereenstemming met de Verordening EU-register handel in emissierechten en draagter zorg voor dat het register voldoet aan de vereisten die daaraan ingevolge deVerordening EU-register handel in emissierechten worden gesteld.

2

Als nationale administrateur als bedoeld in artikel 3, onder 22, van de Verordening EU-register handel in emissierechten wordt aangewezen een bij besluit van het bestuurvan de emissieautoriteit aangewezen medewerker van de emissieautoriteit. Van eenbesluit als bedoeld in de eerste volzin wordt mededeling gedaan door plaatsing in deStaatscourant.

3

Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat wordt aangewezen als betrokkeninstantie en desbetreffende instantie als bedoeld in de Verordening EU-register handelin emissierechten.

4

In het EU-register voor de handel in emissierechten kunnen naastbroeikasgasemissierechten tevens emissiereductie-eenheden, gecertificeerdeemissiereducties, toegewezen eenheden en verwijderingseenheden wordengeregistreerd.

5

Artikel 16.44Een ieder kan broeikasgasemissierechten, emissiereductie-eenheden, gecertificeerdeemissiereducties, toegewezen eenheden en verwijderingseenheden bezitten.

1

In afwijking van het eerste lid is niet toegestaan het bezit van:2

lange-termijn gecertificeerde emissiereducties als bedoeld in artikel 3, onder 9, vande Verordening EU-register handel in emissierechten (lCER);

a.

voorlopige gecertificeerde emissiereducties als bedoeld in artikel 3, onder 11, vande Verordening EU-register handel in emissierechten (tCER).

b.

Artikel 16.45Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat kan regels stellen ter uitvoering van deVerordening EU-register handel in emissierechten.

Artikel 16.46Emissiereductie-eenheden, gecertificeerde emissiereducties en verwijderingseenheden die aanhet einde van de aanvullende periode voor het voldoen aan verplichtingen, bedoeld in hetovereenkomstig het Protocol van Kyoto genomen besluit 13/CMP.1, op een rekening in hetregister voor handel in emissierechten zijn geregistreerd, worden geannuleerd.

Afdeling 16.2.5. Instemming met deelname aan projectactiviteitenArtikel 16.46aVoor de toepassing van deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaanonder projectdeelnemer: persoon die een verzoek om instemming als bedoeld in

indient.artikel 16.46b,

derde lid

Artikel 16.46bDit artikel is van toepassing op projectactiviteiten in het kader van:1

het mechanisme van gemeenschappelijke uitvoering, bedoeld in artikel 6 van hetProtocol van Kyoto (JI), die buiten Nederland of buiten de Nederlandse exclusieveeconomische zone worden uitgevoerd;

a.

het mechanisme voor schone ontwikkeling, bedoeld in artikel 12 van het Protocolvan Kyoto (CDM).

b.

Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat kan op verzoek van deprojectdeelnemer instemming verlenen met deelname aan projectactiviteiten alsbedoeld in het eerste lid en de met betrekking tot die activiteiten overeenkomstig hetProtocol van Kyoto genomen besluiten.

2

Page 168: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 168/203

De instemming wordt in ieder geval geweigerd, indien:3

de deelname door de projectdeelnemer aan de projectactiviteit niet voldoet aan deeisen die in het Protocol van Kyoto en de overeenkomstig dat protocol genomenbesluiten aan die deelname zijn gesteld;

a.

de projectdeelnemer zijn hoofdvestiging niet heeft in een staat die de internationaleovereenkomst, bedoeld in artikel 11ter, eerste lid, van de EG-richtlijn handel inbroeikasgasemissierechten, heeft bekrachtigd, of in een staat of een subfederale ofregionale entiteit die overeenkomstig artikel 25 van genoemde richtlijn aan hetsysteem van handel in broeikasgasemissierechten is gekoppeld, en

b.

voor zover het gaat om projectactiviteiten voor het opwekken van elektriciteit doorwaterkracht met een opwekkingsvermogen van meer dan 20 MW: bij deprojectactiviteit en de uitvoering daarvan de in artikel 11ter, zesde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten bedoelde internationale normen enrichtsnoeren, waaronder de richtlijnen van de Wereldcommissie Stuwdammen, nietin acht worden genomen.

c.

Instemming kan worden geweigerd, indien:4

van een andere projectactiviteit waarbij de projectdeelnemer is of was betrokken enwaarvoor Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat instemming heeftverleend, is gebleken dat niet is voldaan aan de eisen die in het derde lid metbetrekking tot die uitvoering zijn gesteld;

a.

niet wordt voldaan aan de regels, bedoeld in het vijfde lid.b.Bij regeling van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat kunnen nadereregels worden gesteld met betrekking tot de instemming, bedoeld in het tweede lid,met deelname aan projectactiviteiten.

5

Een verleende instemming omvat mede de machtiging van de betrokkenprojectdeelnemer, voorzover een dergelijke machtiging op grond van de artikelen 6,derde lid, en 12, negende lid, van het Protocol van Kyoto en de overeenkomstig datprotocol genomen besluiten is vereist. Indien de eerste volzin van toepassing is, wordtin de beslissing op het verzoek aangegeven dat de instemming mede de machtigingomvat.

6

Een verleende instemming kan worden ingetrokken, indien niet meer wordt voldaanaan de eisen, gesteld in het derde lid, onder a of b, of, voor zover van toepassing,onder c, of de nadere regels, bedoeld in het vijfde lid.

7

Bij regeling van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat kan wordenbepaald dat voor het verlenen van instemming een vergoeding is verschuldigd. In datgeval worden bij die regeling tevens nadere regels gesteld met betrekking tot dehoogte van de vergoeding en de wijze waarop deze moet worden betaald.

8

Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat stelt bij hem berustende informatieover projectactiviteiten waarvoor hij instemming heeft verleend, voor het publiekbeschikbaar. is van overeenkomstigetoepassing.

9

Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur

Artikel 16.46c[Vervallen per 12-04-2013]Titel 16.3. Stikstofoxiden en NO -emissierechtenx[Vervallen per 01-01-2014]Afdeling 16.3.1. Algemeen[Vervallen per 01-01-2014]Artikel 16.47[Vervallen per 01-01-2014]Artikel 16.47a[Vervallen per 01-01-2014]Artikel 16.48[Vervallen per 01-01-2014]

Page 169: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 169/203

Afdeling 16.3.2. Vergunning[Vervallen per 01-01-2014]Artikel 16.49[Vervallen per 01-01-2014]Afdeling 16.3.3. Het ontstaan van NO -emissierechtenx[Vervallen per 01-01-2014]Artikel 16.50[Vervallen per 01-01-2014]Afdeling 16.3.4. De inlevering van NO -emissierechten, het compenseren van emissies ineen ander kalenderjaar en de geldigheid van NO -emissierechten

xx

[Vervallen per 01-01-2014]Artikel 16.51[Vervallen per 01-01-2014]Artikel 16.52[Vervallen per 01-01-2014]Artikel 16.53[Vervallen per 01-01-2014]Artikel 16.54[Vervallen per 01-01-2014]Artikel 16.55[Vervallen per 01-01-2014]Afdeling 16.3.5. De overgang van NO -emissierechtenx[Vervallen per 01-01-2014]Artikel 16.56[Vervallen per 01-01-2014]Artikel 16.57[Vervallen per 01-01-2014]Afdeling 16.3.6. Registratie van NO -emissierechtenx[Vervallen per 01-01-2014]Artikel 16.58[Vervallen per 01-01-2014]Artikel 16.59[Vervallen per 01-01-2014]Artikel 16.60[Vervallen per 01-01-2014]Artikel 16.61[Vervallen per 01-01-2014]Afdeling 16.3.7. Overige bepalingen[Vervallen per 01-01-2014]Artikel 16.62[Vervallen per 01-01-2014]Hoofdstuk 17. Maatregelen in bijzondere omstandigheden

Titel 17.1. Maatregelen bij een ongewoon voorvalArtikel 17.1

Indien zich in een inrichting een ongewoon voorval voordoet of heeft voorgedaan,waardoor nadelige gevolgen voor het milieu zijn ontstaan of dreigen te ontstaan, treftdegene die de inrichting drijft, onmiddellijk de maatregelen die redelijkerwijs van hemkunnen worden verlangd, om herhaling of de gevolgen van dat voorval te voorkomenof, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, zoveel mogelijk tebeperken en ongedaan te maken.

1

Indien door het voorval direct gevaar voor de menselijke gezondheid ontstaat of dreigtte ontstaan of onmiddellijke en aanmerkelijke gevolgen voor het milieu ontstaan ofdreigen te ontstaan en zolang niet kan worden gewaarborgd dat door de getroffen

2

Page 170: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 170/203

maatregelen, bedoeld in het eerste lid, of de aanvullende maatregelen, bedoeld in, wordt voldaan aan de voorschriften verbonden aan een

omgevingsvergunning voor de inrichting of aan de bij of krachtens een algemenemaatregel van bestuur als bedoeld in voor de inrichting geldende regels,legt degene die de inrichting drijft de inrichting geheel of gedeeltelijk stil.

artikel 17.3, eerste lid

artikel 8.40

Artikel 17.2Degene die een inrichting drijft, waarin zich een voorval, als bedoeld in ,voordoet of heeft voorgedaan, meldt dat voorval zo spoedig mogelijk aan hetbestuursorgaan dat bevoegd is een omgevingsvergunning voor een inrichting teverlenen, dan wel ingevolge , het orgaan is waaraande melding wordt gericht dan wel, in andere gevallen, aan burgemeester enwethouders.

1 artikel 17.1

artikel 8.41, tweede lid, onder a

Hij verstrekt dat bestuursorgaan tevens, zodra zij bekend zijn, de gegevens metbetrekking tot:

2

de oorzaken van het voorval en de omstandigheden waaronder het voorval zichheeft voorgedaan;

a.

de ten gevolge van het voorval vrijgekomen stoffen, alsmede hun eigenschappen;b.andere gegevens die van belang zijn om de aard en de ernst van de gevolgen voorhet milieu van het voorval te kunnen beoordelen;

c.

de maatregelen die zijn genomen of worden overwogen om de gevolgen van hetvoorval te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken;

d.

de maatregelen die zijn genomen of worden overwogen om te voorkomen dat eenzodanig voorval zich nogmaals kan voordoen.

e.

Het bestuursorgaan dat een melding als bedoeld in het eerste of tweede lid ontvangt,geeft van die melding en de daarbij verstrekte gegevens onverwijld kennis aan:

3

de burgemeesters van de betrokken gemeenten;a.de inspecteur;b.de voorzitters van de betrokken veiligheidsregio’s in de gevallen dat de gevolgenvan het voorval zich voordoen dan wel kunnen voordoen buiten de grenzen van degemeente waar de inrichting geheel of in hoofdzaak is gelegen;

c.

gedeputeerde staten van de betrokken provincie in de gevallen dat het voorvalverontreiniging of aantasting van de bodem tot gevolg heeft;

d.

andere bestuursorganen of overheidsdiensten, die direct belang hebben bij eenonverwijlde mededeling.

e.

Het bevoegd gezag kan voor categorieën van voorvallen als bedoeld in ,waarvan de nadelige gevolgen voor het milieu niet significant zijn, voorschriften stellendie afwijken van de verplichting, bedoeld in het eerste lid. In deze voorschriften kanworden bepaald dat de daarbij aangegeven categorieën van voorvallen binnen eenbepaalde termijn worden gemeld of worden geregistreerd. De voorschriften wordengesteld in een omgevingsvergunning voor een inrichting of, indien voor de inrichtingregels gelden krachtens , in een beschikking. Van laatstbedoeldebeschikking wordt mededeling gedaan door kennisgeving in één of meer dag-,nieuws- of huis-aan-huisbladen.

4 artikel 17.1

artikel 8.40

Indien toepassing is gegeven aan het vierde lid, zijn het tweede en derde lid, alsmedede , en niet van toepassing.

5artikelen 17.3 17.4 17.5

Het bestuursorgaan dat een melding als bedoeld in het vierde lid ontvangt, geeft vandie melding kennis aan de inspecteur.

6

Artikel 17.3Het bevoegde bestuursorgaan verplicht degene die de inrichting drijft alle passendeaanvullende maatregelen te treffen, die redelijkerwijs nodig zijn om:

1

de gevolgen van het gemelde voorval voor het milieu te beperken,a.herhaling van het gemelde voorval te voorkomen ofb.

Page 171: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 171/203

ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan de voorschriften verbonden aan eenomgevingsvergunning voor de inrichting of aan de bij of krachtens een algemenemaatregel van bestuur als bedoeld in voor de inrichting geldende regels.

c.

artikel 8.40Het bevoegde bestuursorgaan ziet erop toe dat de nodige gegevens wordenverzameld om het voorval te analyseren en de oorzaken ervan te achterhalen.

2

Om herhaling te voorkomen wijzigt het bevoegde bestuursorgaan zo nodig deomgevingsvergunning, doet het daarop gerichte aanbevelingen of, indien voor deinrichting regels gelden krachtens , stelt het voorschriften in eenbeschikking. Van laatstbedoelde beschikking wordt mededeling gedaan doorkennisgeving in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen.

3

artikel 8.40

Met betrekking tot een beschikking tot wijziging van een omgevingsvergunning alsbedoeld in het derde lid is

van overeenkomstige toepassing.

4artikel 3.15, derde lid, van de Wet algemene bepalingen

omgevingsrecht

Artikel 17.4Indien dat door een ongewoon voorval nodig is, wordt in het belang van debescherming van het milieu een of meer van de volgende verplichtingen of hetvolgende verbod opgelegd aan degene bij wie afvalstoffen ontstaan of aanwezig zijn,die zijn aangewezen in de daartoe strekkende beschikking:

1

een verplichting die afvalstoffen te scheiden en – mede van andere stoffen enafvalstoffen – gescheiden te houden;

a.

een verplichting die afvalstoffen gescheiden af te geven, wanneer zij zich daarvanontdoen;

b.

een verplichting die afvalstoffen ter plaatse waar zij zijn ontstaan, op een bij debeschikking aangegeven wijze nuttig toe te passen of te verwijderen;

c.

een verbod die afvalstoffen langer onder zich te houden dan gedurende een bij debeschikking aangegeven termijn;

d.

een verplichting die afvalstoffen af te geven aan een persoon behorende tot een bijde beschikking aangewezen categorie, of te brengen naar een daartoe aangewezenplaats.

e.

Een verplichting of verbod als bedoeld in het eerste lid, wordt opgelegd:2

voor zover de verplichting of het verbod betrekking heeft op een inrichting: door hetbestuursorgaan dat ingevolge het bepaalde bij of krachtens

het bevoegd gezag is voor deomgevingsvergunning voor de inrichting, of, indien voor de inrichting regels geldenkrachtens , door het bestuursorgaan waaraan een melding als bedoeld in

, met betrekking tot die inrichting zou moeten worden gedaanof, in andere gevallen, door burgemeester en wethouders;

a.artikel 2.4 van de Wet

algemene bepalingen omgevingsrecht

artikel 8.40artikel 8.41, eerste lid

in andere gevallen: door gedeputeerde staten.b.Het bestuursorgaan, bedoeld in het tweede lid, geeft bij zijn beschikking aan binnenwelke termijn de verplichting moet worden uitgevoerd en kan aangeven op welke wijzede verplichting moet worden uitgevoerd.

3

Artikel 17.5[Vervallen per 01-10-2012]Titel 17.1A. Maatregelen betreffende afvalvoorzieningenArtikel 17.5a

Indien zich een gebeurtenis voordoet, die gevolgen kan hebben voor de stabiliteit vaneen afvalvoorziening, of indien bij controle- en monitoringsprocedures met betrekkingtot die voorziening blijkt dat nadelige gevolgen voor het milieu zijn ontstaan of dreigente ontstaan, meldt degene die de afvalvoorziening drijft, dit zo spoedig mogelijk, in elkgeval binnen 48 uur, aan het bestuursorgaan dat bevoegd is eenomgevingsvergunning voor die inrichting te verlenen. ,is van overeenkomstige toepassing.

1

Artikel 17.2, tweede en derde lid

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden categorieën vanafvalvoorzieningen aangewezen, waarop ingevolge artikel 2, derde lid, van de richtlijn

2

Page 172: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 172/203

beheer winningsafval deze titel niet van toepassing is.

Artikel 17.5bIndien de situatie, bedoeld in , betrekking heeft op een afvalvoorzieningcategorie A, voert degene die de afvalvoorziening drijft, onmiddellijk het voor dieafvalvoorziening voorgeschreven interne noodplan uit.

artikel 17.5a, eerste lid

Artikel 17.5cHet bevoegd gezag kan instructies geven met betrekking tot het treffen van de nodigepreventieve of herstelmaatregelen.

1

Degene die de afvalvoorziening drijft, volgt de in het eerste lid bedoelde instructies open draagt de kosten voor de getroffen preventieve of herstelmaatregelen.

2

Het bevoegd gezag kan zelf elke nodige preventieve of herstelmaatregel treffen of deuitvoering daarvan opdragen aan derden.

3

Een beslissing als bedoeld in het derde lid wordt op schrift gesteld. De schriftelijkebeslissing is een beschikking.

4

In het geval het bevoegd gezag zelf maatregelen treft of de uitvoering daarvanopdraagt aan derden, verhaalt het de kosten op degene die de activiteiten verricht.

5

Het bevoegd gezag stelt de hoogte van de verschuldigde kosten bij beschikking vast.Het bevoegd gezag kan de kosten invorderen bij dwangbevel.

is van overeenkomstige toepassing.6 Artikel 17.4

Artikel 17.5dDeze titel is van overeenkomstige toepassing op gesloten afvalvoorzieningen, metuitzonderingen van die gesloten afvalvoorzieningen ten aanzien waarvan het bevoegd gezag isbelast met de nazorg, bedoeld in .artikel 8.49

Titel 17.1B. Maatregelen in geval van niet-nalevingArtikel 17.5e

is van overeenkomstige toepassing op een niet onder die titel begrepen inbreuk op devoorschriften, verbonden aan een omgevingsvergunning of gesteld bij of krachtens eenalgemene maatregel van bestuur als bedoeld in , met betrekking tot activiteiten alsbedoeld in richtlijn nr. 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november2010 inzake industriële emissies (PbEU L334), met dien verstande dat:

Titel 17.1

artikel 8.40

in , in plaats van «om herhaling of de gevolgen van dat voorvalte voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, zoveelmogelijk te beperken en ongedaan te maken» wordt gelezen: om ervoor te zorgen datop een zo kort mogelijke termijn weer aan de voorschriften wordt voldaan.

a. artikel 17.1, eerste lid

voor de toepassing van deze titel alle overige verwijzingen in naar eenongewoon voorval als verwijzingen gelden naar de in dit artikel bedoelde inbreuk.

b. titel 17.1

Titel 17.2. Maatregelen bij milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvanArtikel 17.6

In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:1

beroepshalve of bedrijfsmatig verrichte activiteit, ongeacht het openbare ofparticuliere, winstgevende of niet-winstgevende karakter daarvan;activiteit:

soorten als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder a, van EG-richtlijn milieuaansprakelijkheid;beschermde soorten:

de natuurlijke persoon of de privaatrechtelijke ofpubliekrechtelijke rechtspersoon die de activiteit verricht of heeft verricht, regelt ofheeft geregeld, of aan wie een doorslaggevende economische zeggenschap over hettechnisch functioneren van de activiteit is overgedragen, met inbegrip van de houder

degene die de activiteit verricht:

Page 173: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 173/203

van een vergunning of toelating voor het verrichten van de activiteit en de persoon diede activiteit laat of heeft laten registreren of er kennisgeving van doet of heeft gedaan;

functies die natuurlijke rijkdommen vervullen ten behoeve vanandere natuurlijke rijkdommen of het publiek;ecosysteemfuncties:

richtlijn nr. 2004/35/EG van het EuropeesParlement en de Raad van de Europese Unie van 21 april 2004 betreffendemilieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen vanmilieuschade (PbEU L 143);

EG-richtlijn milieuaansprakelijkheid:

maatregelen of combinatie van maatregelen, met inbegrip vaninperkende of tussentijdse maatregelen, gericht op herstel, rehabilitatie of vervangingvan de aangetaste natuurlijke rijkdommen of ecosysteemfuncties, of op hetverschaffen van een gelijkwaardig alternatief voor rijkdommen of functies als bedoeldin bijlage II bij EG-richtlijn milieuaansprakelijkheid;

herstelmaatregelen:

kosten verbonden aan de toepassing van preventieve maatregelen ofherstelmaatregelen, met inbegrip van ramingskosten van milieuschade, onmiddellijkedreiging van zulke schade en alternatieve maatregelen, alsook de administratieve,juridische en handhavingskosten, de kosten van het vergaren van gegevens enandere algemene kosten, en de kosten in verband met monitoring en toezicht;

kosten:

milieuschade:

elke vorm van schade aan beschermde soorten of natuurlijke habitats die, gelet opde referentietoestand en de criteria van bijlage I bij EG-richtlijnmilieuaansprakelijkheid, aanmerkelijke negatieve effecten heeft op het bereiken ofhandhaven van de gunstige staat van instandhouding van deze soorten of habitats;

1°.

elke vorm van schade aan wateren die een aanmerkelijke negatieve invloed heeftop de ecologische, chemische of kwantitatieve toestand of het ecologischpotentieel, als omschreven in de kaderrichtlijn water, van de betrokken wateren, metuitzondering van de negatieve effecten waarop artikel 4, zevende lid, van die richtlijnvan toepassing is;

2°.

elke vorm van schade die een aanmerkelijke negatieve invloed heeft op demilieutoestand van de betrokken maritieme wateren, als omschreven in richtlijn2008/56/EG van het Europees parlement en de Raad van 17 juni 2008 totvaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleidten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie) (PbEU 2008,L 164), voor zover bijzondere aspecten van de milieutoestand van het marienemilieu al niet in de kaderrichtlijn water worden behandeld;

3°.

elke vorm van bodemverontreiniging die een aanmerkelijk risico inhoudt voornegatieve effecten op de menselijke gezondheid, waarbij direct of indirect op, in ofonder de bodem, stoffen, preparaten, organismen of micro-organismen gebrachtzijn;

4°.

milieuschade of een voldoendewaarschijnlijkheid dat zich in de nabije toekomst milieuschade zal voordoen;milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan:

habitats van de soorten, natuurlijke habitats en voortplantings- ofrustplaatsen als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder b, van EG-richtlijnmilieuaansprakelijkheid;

natuurlijke habitats:

natuurlijke regeneratie:

in het geval van schade aan wateren, beschermde soorten of natuurlijke habitats:de terugkeer van aangetaste natuurlijke rijkdommen en ecosysteemfuncties tot dereferentietoestand;

1°.

Page 174: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 174/203

in geval van bodemverontreiniging: het verdwijnen van een aanmerkelijk gevaar vaneen nadelig effect op de menselijke gezondheid;

2°.

beschermde soorten, natuurlijke habitats, wateren of bodem;natuurlijke rijkdommen:

maatregelen naar aanleiding van een gebeurtenis,handeling of nalatigheid waardoor een onmiddellijke dreiging van milieuschade isontstaan, teneinde die schade te voorkomen of tot een minimum te beperken;

preventieve maatregelen:

de toestand waarin de natuurlijke rijkdommen ofecosysteemfuncties zich ten tijde van de schade zouden hebben bevonden indien zichgeen milieuschade had voorgedaan, gereconstrueerd aan de hand van de bestebeschikbare informatie;

referentietoestand:

meetbare negatieve verandering in de natuurlijke rijkdommen of aantastingvan een ecosysteemfunctie, die direct of indirect optreedt;schade:

staat van instandhouding als bedoeld in artikel 2, vierde lid,van EG-richtlijn milieuaansprakelijkheid;staat van instandhouding:

wateren waarop de kaderrichtlijn water van toepassing is.wateren:In afwijking van het bepaalde in wordt in deze titel en de daarop berustendebepalingen onder verstaan: het als gevolg van menselijke activiteiten in hetmilieu brengen van stoffen, preparaten, organismen of micro-organismen.

2 artikel 1.1emissie

Een wijziging van een van de bijlagen bij EG-richtlijn milieuaansprakelijkheid gaat voorde toepassing van deze titel en de daarop berustende bepalingen gelden met ingangvan de dag waarop aan de desbetreffende wijziging uitvoering moet zijn gegeven,tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een andertijdstip wordt vastgesteld.

3

Onder schade aan beschermde soorten en natuurlijke habitats wordt voor detoepassing van deze titel mede begrepen schade aan deze soorten en habitats binnende exclusieve economische zone.

4

Artikel 17.7Deze titel is van toepassing op:

milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan die wordt veroorzaakt dooractiviteiten als bedoeld in bijlage III bij de EG-richtlijn milieuaansprakelijkheid;

a.

milieuschade aan beschermde soorten of natuurlijke habitats of een onmiddellijkedreiging daarvan die wordt veroorzaakt door een andere activiteit dan bedoeld ondera, indien degene die de activiteit verricht schuld of nalatigheid kan worden verweten.

b.

Artikel 17.8In afwijking van is deze titel niet van toepassing op:artikel 17.7

milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan ten gevolge van:a.

een oorlogshandeling, vijandelijkheden, burgeroorlog of oproer;1°.een natuurverschijnsel dat uitzonderlijk, onontkoombaar en onafwendbaar is;2°.een gebeurtenis waarvoor de aansprakelijkheid of schadevergoeding binnen dewerkingssfeer valt van een van de in bijlage IV bij EG-richtlijnmilieuaansprakelijkheid genoemde verdragen, waaraan Nederland gebonden is;

3°.

nucleaire risico’s of een activiteit waarop het Verdrag tot oprichting van de EuropeseGemeenschap voor Atoomenergie van toepassing is;

4°.

een activiteit of gebeurtenis waarvoor de aansprakelijkheid of schadevergoedingbinnen de werkingssfeer valt van een van de in bijlage V bij EG-richtlijnmilieuaansprakelijkheid genoemde verdragen;

5°.

een activiteit die hoofdzakelijk de landsverdediging of de internationale veiligheiddient, of

6°.

Page 175: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 175/203

een activiteit die uitsluitend tot doel heeft bescherming te bieden tegennatuurrampen;

7°.

milieuschade aan beschermde soorten of natuurlijke habitats bestaande uit de voorafvastgestelde negatieve effecten van activiteiten waarvoor door het bevoegd gezagvergunning is verleend:

b.

in overeenstemming met bepalingen ter uitvoering van artikel 6, derde en vierde lid,of artikel 16 van richtlijn nr. 92/43/EEG van de Raad van de EuropeseGemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijkehabitats en de wilde flora en fauna, artikel 9 van richtlijn nr. 2009/147/EG van hetEuropees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 november 2009inzake het behoud van de vogelstand, of,

1°.

in het geval van niet onder het Gemeenschapsrecht vallende soorten of habitats, inovereenstemming met het bepaalde bij of krachtens

;

2°.artikel 3.10 van de Wet

natuurbescherming

milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan veroorzaakt door een emissie ofgebeurtenis:

c.

die voor 30 april 2007 heeft plaatsgevonden,1°.die na 30 april 2007 heeft plaatsgevonden, indien de schade het gevolg is van eenspecifieke activiteit die heeft plaatsgevonden en is beëindigd voor die datum, of

2°.

die meer dan 30 jaar geleden heeft plaatsgevonden.3°.

Artikel 17.9Indien de activiteit waardoor de milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvanwordt veroorzaakt, wordt verricht binnen een inrichting of in het kader van hetoprichten, veranderen of in werking hebben van een inrichting, is het bestuursorgaandat bevoegd is een omgevingsvergunning voor een inrichting te verlenen, dan wel hetbestuursorgaan, bedoeld in , het bevoegd gezag.

1

artikel 18.2In afwijking van het eerste lid is het bevoegd gezag, indien de milieuschade of eenonmiddellijke dreiging daarvan geheel of in hoofdzaak betrekking heeft op wateren,het bestuursorgaan waarbij de betrokken wateren in beheer zijn.

2

Indien de activiteit waardoor de milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvanwordt veroorzaakt, wordt verricht buiten een inrichting is het bevoegd gezag voorzover de milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan betrekking heeft op:

3

de bodem: het bestuursorgaan, bedoeld in ;

a. artikel 95, derde en vierde lid, van deWet bodembeschermingbeschermde soorten: het bestuursorgaan, bedoeld in

;b. artikel 7.2 van de Wet

natuurbeschermingnatuurlijke habitats: het bestuursorgaan, bedoeld in , insamenhang met , of ;

c. artikel 2.7, tweede lidartikel 1.3 7.2 van de Wet natuurbescherming

wateren: het bestuursorgaan, waarbij de betrokken wateren in beheer zijn.d.In afwijking van het eerste tot en met het derde lid is Onze Minister het bevoegdgezag, indien de activiteit waardoor de milieuschade of een onmiddellijke dreigingdaarvan wordt veroorzaakt, betrekking heeft op genetisch gemodificeerdeorganismen.

4

Indien in geval van milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan meer dan eenbestuursorgaan als bevoegd gezag is aangewezen, of bij of krachtens deze of eenandere wet aan een ander bestuursorgaan bevoegdheden zijn toegekend, wordttussen deze bestuursorganen tijdig overleg gevoerd, teneinde een zo goed mogelijkeafstemming tussen de te nemen besluiten of de te treffen maatregelen te bevorderen.De bestuursorganen stemmen onderling af welk orgaan zich met de coördinatiebelast.

5

Indien in geval van milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan meer dan eenbestuursorgaan als bevoegd gezag is aangewezen, wordt een verzoek als bedoeld in

6

Page 176: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 176/203

, of , gecoördineerd behandeld. Bij debeslissing op een dergelijk verzoek wordt rekening gehouden met de onderlingesamenhang tussen de beschikkingen die op dit verzoek worden gegeven.

artikel 17.13, zesde lid artikel 17.15, eerste lid

Indien in geval van milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan bij of krachtensdeze of een andere wet aan het bevoegd gezag bevoegdheden zijn toegekend, geefthet bevoegd gezag onverminderd die bevoegdheden toepassing aan deze titel endraagt het er zorg voor dat, voor zover het ook uitvoering geeft aan bedoeldebevoegdheden, er geen strijd ontstaat met het bepaalde bij of krachtens deze titel.

7

Artikel 17.10Het bevoegd gezag kan degene die een activiteit verricht, waardoor zich milieuschadeof een onmiddellijke dreiging daarvan voordoet:

1

verplichten informatie te verstrekken over een onmiddellijke dreiging vanmilieuschade of in gevallen waarin een dergelijke dreiging vermoed wordt;

a.

verplichten aanvullende gegevens te verstrekken over elke milieuschade die zichheeft voorgedaan;

b.

verplichten de nodige preventieve of herstelmaatregelen te treffen;c.instructies geven met betrekking tot de maatregelen, bedoeld onder c.d.

Het bevoegd gezag kan zelf elke maatregel als bedoeld in ,alsmede de nodige preventieve of herstelmaatregelen treffen of de uitvoering daarvanopdragen aan derden.

2 artikel 17.13, eerste lid

Een beslissing als bedoeld in het eerste lid, onder c, of tweede lid, wordt op schriftgesteld. De schriftelijke beslissing is een beschikking. Van de beschikking wordtmededeling gedaan aan de bestuursorganen of overheidsdiensten, bedoeld in

.

3

artikel17.2, derde lid

Artikel 17.11De rechthebbende ten aanzien van de plaats waar de activiteit wordt verricht of waar demilieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan zich voordoet, is verplicht te gedogen datpreventieve of herstelmaatregelen als bedoeld in deze titel worden getroffen, onverminderd zijnrecht op schadevergoeding.

Artikel 17.12Indien door een activiteit een onmiddellijke dreiging van milieuschade ontstaat, treftdegene die de activiteit verricht onmiddellijk de nodige preventieve maatregelen.

1

Hij informeert zo spoedig mogelijk het bevoegd gezag over alle relevante aspectenvan de situatie. Wanneer de onmiddellijke dreiging van milieuschade ondanks de inhet eerste lid bedoelde preventieve maatregelen niet is beëindigd, verstrekt degenedie de activiteit verricht aanvullende informatie over de situatie.

, is van overeenkomstige toepassing.

2

Artikel 17.2, tweedelidHet bevoegd gezag informeert onverwijld de bestuursorganen of overheidsdiensten,bedoeld in .

3artikel 17.2, derde lid

Het bevoegd gezag verplicht degene die de activiteit verricht onmiddellijk de nodigemaatregelen te treffen.

4

Het bevoegd gezag stelt belanghebbenden, respectievelijk de bestuursorganen ofoverheidsdiensten, bedoeld in , in de gelegenheid hun zienswijzenaar voren te brengen, respectievelijk advies uit te brengen over het ontwerp van hette nemen besluit, bedoeld in het vierde lid, tenzij de situatie zo spoedeisend is dat eenzienswijze of advies niet kan worden afgewacht.

5artikel 17.2, derde lid

Het bevoegd gezag betrekt bij de beslissing, bedoeld in het vierde lid, de naar vorengebrachte zienswijzen en houdt bij die beslissing rekening met de uitgebrachteadviezen. Van de beschikking wordt mededeling gedaan aan de bestuursorganen ofoverheidsdiensten, bedoeld in .

6

artikel 17.2, derde lid

Artikel 17.13Indien door een activiteit milieuschade ontstaat, treft degene die de activiteit verrichtelke haalbare maatregel om de betrokken verontreinigende stoffen of andere

1

Page 177: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 177/203

schadefactoren onmiddellijk onder controle te houden, in te perken, te verwijderen ofanderszins te beheersen, teneinde verdere milieuschade en negatieve effecten op demenselijke gezondheid of verdere aantasting van functies te voorkomen of tebeperken.Hij informeert zo spoedig mogelijk het bevoegd gezag over alle relevante aspectenvan de situatie. , is van overeenkomstige toepassing.

2Artikel 17.2, tweede lid

Het bevoegd gezag informeert onverwijld de bestuursorganen of overheidsdiensten,bedoeld in , alsmede in het geval de milieuschade zich voordoetof kan voordoen buiten de grenzen van Nederland Onze Minister.

3artikel 17.2, derde lid

Onze Minister informeert na ontvangst van de informatie als bedoeld in het derde lidde regering van het betrokken land of een door die regering aan te wijzen autoriteit ofinstantie.

4

Het bevoegd gezag verplicht degene die de activiteit verricht onmiddellijk de nodigemaatregelen te treffen. , is van overeenkomstigetoepassing.

5Artikel 17.12, vijfde en zesde lid

Degene die de activiteit verricht, stelt in overeenstemming met bijlage II bij EG-richtlijnmilieuaansprakelijkheid potentiële herstelmaatregelen vast en legt die aan hetbevoegd gezag ter instemming voor.

6

Artikel 17.14Het bevoegd gezag stelt vast wie de activiteit verricht waardoor milieuschade of deonmiddellijke dreiging daarvan wordt veroorzaakt, alsmede de omvang van demilieuschade. , is van overeenkomstige toepassing.

1

Artikel 17.13, derde en vierde lidIndien niet kan worden vastgesteld wie de activiteit verricht waardoor de milieuschadeof de onmiddellijke dreiging daarvan wordt veroorzaakt, beslist het bevoegd gezag ofhet krachtens het bepaalde in deze titel maatregelen treft. , isvan overeenkomstige toepassing.

2

Artikel 17.10, derde lid

Het bevoegd gezag beslist op een verzoek tot instemming als bedoeld in , welke herstelmaatregelen in overeenstemming met bijlage II bij EG-richtlijn

milieuaansprakelijkheid door degene die de activiteit verricht worden getroffen. Hetbevoegd gezag kan verlangen dat bij of ter aanvulling op dit verzoek een beoordelingvan de omvang van de schade wordt verstrekt.

3 artikel 17.13,zesde lid

Indien zich meerdere gevallen van milieuschade voordoen en de nodigeherstelmaatregelen niet gelijktijdig kunnen worden getroffen, beslist het bevoegdgezag welke schade het eerst wordt hersteld.

4

Het bevoegd gezag houdt bij het besluit, bedoeld in het tweede, derde en vierde lid, inieder geval rekening met de aard, de omvang en de ernst van de milieuschade, enmet de mogelijkheid van gevaar voor de menselijke gezondheid en van natuurlijkeregeneratie. Op dit besluit is , van overeenkomstigetoepassing.

5

artikel 17.12, vijfde en zesde lid

Artikel 17.15Belanghebbenden, alsmede de bestuursorganen of overheidsdiensten, bedoeld in

, kunnen in geval van milieuschade of een onmiddellijke dreigingdaarvan het bevoegd gezag verzoeken een beschikking tot het treffen vanmaatregelen als bedoeld in , , of

, te geven.

1artikel 17.2, derde lid

artikel 17.10, derde lid artikel 17.12, vierde lid artikel17.13, vijfde lidOnze Minister kan, indien dat in het belang van de bescherming van het milieugeboden is en indien ter zake van een geval van milieuschade of een onmiddellijkedreiging daarvan het dagelijks bestuur van een waterschap het bevoegd gezag is,vorderen dat dit bestuursorgaan binnen een door hem te stellen termijn toepassinggeeft aan , , of

. De zijn vanovereenkomstige toepassing.

2

artikel 17.12, vierde lid artikel 17.13, vijfde lid artikel 17.14, eerste,tweede en derde lid artikelen 121 tot en met 121f van de Provinciewet

Artikel 17.16Degene die de activiteit verricht waardoor milieuschade of een onmiddellijke dreigingdaarvan wordt veroorzaakt, draagt de kosten voor de getroffen preventieve of

1

Page 178: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 178/203

herstelmaatregelen, tenzij hij bewijst dat de milieuschade of de onmiddellijke dreigingdaarvan:

ondanks door hem getroffen passende veiligheidsmaatregelen door een derde isveroorzaakt, of

a.

het gevolg is van de opvolging van een dwingende opdracht of instructie van eenbestuursorgaan, niet zijnde een opdracht of instructie naar aanleiding van eenemissie of gebeurtenis die door hemzelf is veroorzaakt.

b.

In het geval het bevoegd gezag zelf maatregelen treft of de uitvoering daarvanopdraagt aan derden, verhaalt het de kosten op degene die de activiteit verricht. Hetbevoegd gezag stelt de hoogte van de verschuldigde kosten bij beschikking vast. Hetbevoegd gezag kan de kosten invorderen bij dwangbevel.

2

Het bevoegd gezag kan afzien van kostenverhaal indien:3

de verhaalkosten groter zijn dan het terug te vorderen bedrag, ofa.niet kan worden vastgesteld wie de activiteit verricht.b.

Terzake van herstelmaatregelen die uit hoofde van deze titel zijn genomen, kan hetbevoegd gezag geheel of gedeeltelijk afzien van kostenverhaal, voor zover dezekosten redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van degene die de activiteit verrichtbehoren te komen, indien degene die de activiteit verricht, bewijst dat

4

hij niet in gebreke of nalatig is geweest, ena.de schade is veroorzaakt door een activiteit, emissie of gebeurtenis, die op hettijdstip dat deze plaatsvond:

b.

uitdrukkelijk was toegestaan op grond van en geheel in overeenstemming was metde aan een vergunning verbonden voorschriften, of

1°.

op grond van de stand van de wetenschappelijke en technologische kennis niet alsschadelijk werd beschouwd.

2°.

Artikel 17.17De bevoegdheid tot kostenverhaal met betrekking tot de uit hoofde van deze titel genomenmaatregelen vervalt vijf jaren na de dag waarop die maatregelen geheel zijn voltooid of na dedag waarop degene die de milieuschade of de onmiddellijke dreiging daarvan veroorzaakt isgeïdentificeerd, indien deze dag later valt.

Artikel 17.18Het bevoegd gezag verstrekt Onze Minister de gegevens die hij nodig heeft ter uitvoering van dein artikel 18 van de EG-richtlijn milieuaansprakelijkheid opgelegde verplichting totverslaglegging. Bij ministeriële regeling kunnen daaromtrent nadere regels worden gesteld.

Titel 17.3. Maatregelen bij gevaar door stoffen, mengsels of genetisch gemodificeerdeorganismenArtikel 17.19

Indien stoffen, mengsels of genetisch gemodificeerde organismen, dan welhandelingen daarmee, naar het oordeel van Onze Minister onduldbaar gevaaropleveren voor de gezondheid van de mens of voor het milieu, kan hij, zo nodig metbehulp van de sterke arm, alle maatregelen nemen die hij in het belang van debescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu noodzakelijk acht.

1

Tot de in het eerste lid bedoelde maatregelen kunnen behoren:2

het geheel of gedeeltelijk stopzetten van het vervaardigen of in Nederland invoerenvan stoffen, mengsels of genetisch gemodificeerde organismen of producten diedeze bevatten;

a.

het in beslag nemen en, zo nodig, vernietigen van stoffen, mengsels of genetischgemodificeerde organismen of producten die deze bevatten;

b.

het beletten dat bepaalde gebieden zonder toestemming van Onze Minister wordenbetreden of dat dieren, planten of goederen zonder zodanige toestemming

c.

Page 179: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 179/203

daarbinnen of daarbuiten worden gebracht;het verwijderen van personen, dieren, planten of goederen uit bepaalde gebieden.d.

Onze Minister neemt een maatregel krachtens het eerste lid in overeenstemming metOnze Ministers wie het mede aangaat, tenzij de vereiste spoed zich naar zijn oordeeldaartegen verzet. In laatstgenoemd geval onderwerpt Onze Minister de maatregel zospoedig mogelijk aan het oordeel van de Raad van Ministers. Indien deze met demaatregel niet instemt, trekt Onze Minister hem terstond in.

3

Onze Minister geeft van een maatregel krachtens het eerste lid en van de intrekkingdaarvan kennis in de Staatscourant, alsmede op zodanige wijze dat de maatregel,onderscheidenlijk de intrekking daarvan, zo spoedig mogelijk ter kennis van debetrokkenen komt.

4

Een gedraging in strijd met een krachtens het eerste lid genomen maatregel isverboden.

5

Hoofdstuk 18. Handhaving

Artikel 18.1[Vervallen per 01-07-2009]Artikel 18.1a

De en de zijn van toepassing met betrekking tot de

kwaliteit van de uitvoering en handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze wet.

1 artikelen 5.3 tot en met 5.16 artikelen 5.18 tot en met 5.26 van de Wetalgemene bepalingen omgevingsrecht

van deze wet en de en de zijn van

overeenkomstige toepassing met betrekking tot de handhaving van het bepaalde bij ofkrachtens:

2 Artikel 18.18 artikelen 5.3 tot en met 5.16 artikelen 5.18 toten met 5.26 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen;a.de EG-verordening PRTR;b.de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen;c.de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels.d.

In afwijking van het eerste lid is niet van toepassing voor zover het betreft de handhaving

van het bij of krachtens bepaalde.

3 artikel 5.15, aanhef en onder b, van de Wet algemenebepalingen omgevingsrecht

hoofdstuk 16Tot de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang krachtens

behoort het in Nederland door of vanwegehet bevoegde bestuursorgaan beheren van afvalstoffen in gevallen waarin dieafvalstoffen in strijd met het bij of krachtens de EG-verordening overbrenging vanafvalstoffen of bepaalde, binnen of buiten Nederlands grondgebied wordengebracht.

4 artikel 5.15 van deWet algemene bepalingen omgevingsrecht

titel 10.7

Artikel 18.1bHet in bedoeldebestuursorgaan heeft tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de opgrond van het bepaalde bij of krachtens deze wet, de EG-verordening PRTR en de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen voor degene die hetproject, bedoeld in dat lid, uitvoert, geldende voorschriften.

artikel 5.2, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 18.2Het bestuursorgaan dat ingevolge , het orgaan iswaaraan de melding wordt gericht, dan wel in andere gevallen burgemeester enwethouders van de gemeente waarin de inrichting geheel of in hoofdzaak zal zijn of isgelegen, hebben tot taak:

1 artikel 8.41, tweede lid, onder a

zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de voorschriften die voordegene die de inrichting drijft, gelden op grond van:

a.

Page 180: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 180/203

het bepaalde bij of krachtens deze wet en de in , genoemdewetten, voor zover dat bij of krachtens die wetten is bepaald;

1°. artikel 13.1, tweede lid

de EG-verordening PRTR;2°.de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen;3°.De EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels;4°.

gegevens die met het oog op de uitoefening van de taak als bedoeld onder a vanbelang zijn te verzamelen en te registreren;

b.

klachten die betrekking hebben op de naleving van het met betrekking tot deinrichting bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde, te behandelen.

c.

is vanovereenkomstige toepassing met betrekking tot een beschikking als bedoeld in dat liddie met betrekking tot een inrichting is gegeven door het krachtens het eerste lidbevoegde bestuursorgaan.

2 Artikel 5.2, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 18.2aVoor zover

niet van toepassing is, hebben Onze betrokken Minister,gedeputeerde staten, burgemeester en wethouders en het bestuursorgaan dat totverlening van vergunningen als bedoeld in bevoegd is tottaak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de en

.

1 artikel 5.2, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingenomgevingsrecht

artikel 6.2 van de Waterwetartikelen 1.1a

10.1Gedeputeerde staten, burgemeester en wethouders en het bestuursorgaan dat totverlening van vergunningen als bedoeld in bevoegd ishebben tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van hetbepaalde bij of krachtens en .

2artikel 6.2 van de Waterwet

de artikelen 10.2 10.54Onverminderd , heeft Onze betrokken Minister tot taakzorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij ofkrachtens de en .

3 artikel 18.2, eerste lid, onder a

artikelen 11A.2 11A.3

Artikel 18.2bOnze Minister heeft tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhavingvan het bepaalde bij of krachtens:

1

de en ;a. titels 9.2 tot en met 9.5 artikel 17.19de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen;b.de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels;c.de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen.d.

Onverminderd het eerste lid hebben Onze Ministers van Economische Zaken, vanSociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport tot taakzorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij ofkrachtens de , en , de EG-verordening registratie, evaluatie enautorisatie van chemische stoffen en de EG-verordening indeling, etikettering enverpakking van stoffen en mengsels voor zover het bepaalde bij of krachtensgenoemde titels of verordeningen betrekking heeft op beleid dat tot hunverantwoordelijkheid behoort.

2

titels 9.2 9.3 9.3a

In afwijking van het eerste lid kan bij een amvb als bedoeld in ,worden bepaald dat gedeputeerde staten of burgemeester en wethouders in plaatsvan Onze Minister of Onze betrokken Minister tot taak hebben zorg te dragen voor debestuursrechtelijke handhaving van bij de amvb gestelde regels of van daaromtrentgestelde nadere regels.

3 artikel 9.2.2.1, eerste lid

Onze Minister heeft tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhavingvan de bij of krachtens gestelde verplichtingen, voor zover zij betrekkinghebben op:

4hoofdstuk 10

overbrengen van afvalstoffen als bedoeld in ;a. titel 10.7het inzamelen van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in

;b.

artikel 10.45

Page 181: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 181/203

verhandelen, bemiddelen of vervoeren als bedoeld in .c. artikel 10.55

Artikel 18.2cGedeputeerde staten hebben tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijkehandhaving van de bij of krachtens gestelde verplichtingen, voorzover zijbetrekking hebben op het aanwezig hebben van een begeleidingsbrief bij het vervoervan bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in .

1hoofdstuk 10

artikel 10.44Gedeputeerde staten hebben tevens tot taak zorg te dragen voor debestuursrechtelijke handhaving buiten een inrichting van de krachtens gestelde verplichtingen.

2artikel 17.4

Artikel 18.2dVoor zover

niet van toepassing is, hebben burgemeester en wethouders tot taakzorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verplichtingen, gesteldbij of krachtens:

1 artikel 5.2, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingenomgevingsrecht

de afvalstoffenverordening;a.;b. artikel 10.29.c. artikel 10.52

Burgemeester en wethouders hebben tevens tot taak zorg te dragen voor debestuursrechtelijke handhaving buiten een inrichting van de bij of krachtens

gestelde verplichtingen, voor zover zij betrekking hebben op:

2hoofdstuk

10

het zich ontdoen van afvalwater als bedoeld in ;a. artikel 10.32het zich ontdoen van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in

;b.

artikel 10.37het zich ontdoen van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in

.c.

artikel 10.51

Artikel 18.2eBij het uitoefenen van de taak, bedoeld in tot en met , wordt rekeninggehouden met het voor het betrokken bestuursorgaan geldende milieubeleidsplan.

de artikelen 18.2 18.2d

Artikel 18.2fDe emissieautoriteit draagt zorg voor de handhaving van de bij of krachtens

gestelde verplichtingen.1 hoofdstuk

16Onverminderd , draagt de emissieautoriteit zorg voor debestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens en

en .

2 artikel 18.2b, eerste lidartikel 9.2.2.6a

titels 9.7 9.8

Artikel 18.2gOnze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Landbouw, Natuur enVoedselkwaliteit hebben tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van debij of krachtens en de EG-verordening PRTR gestelde verplichtingen, voor zover zijingevolge , als bevoegde instantie zijnaangewezen.

titel 12.3artikel 12.21, eerste onderscheidenlijk tweede lid

Artikel 18.2h[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 18.2iHet bevoegd gezag, bedoeld in , draagt zorg voorde bestuursrechtelijke handhaving van de bij of krachtens gestelde verplichtingen.

artikel 17.9, eerste, tweede, derde of vierde lidtitel 17.2

Artikel 18.2jOnze Minister heeft tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de bij ofkrachtens gestelde verplichtingen.hoofdstuk 11

Page 182: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 182/203

Artikel 18.3[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 18.3a[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 18.3b[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 18.3c[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 18.3d[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 18.3e[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 18.3f[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 18.4

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens bepaalde,alsmede de naleving van de in genoemde bepalingen van de Verordeningmonitoring en rapportage emissiehandel en van de in genoemdebepalingen van de Verordening verificatie en accreditatie emissiehandel, zijn belast debij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.

1 hoofdstuk 16artikel 18.5

artikel 18.6

Met het onderzoek met betrekking tot overtredingen als bedoeld in , zijn belast de krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren.

2 artikel 18.16a,eerste en tweede lidTen dienste van het onderzoek beschikken zij over de bevoegdheden, bedoeld in de

.3

artikelen 5:15 tot en met 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht

Artikel 18.5Het is verboden te handelen in strijd met de volgende bepalingen van de Verordeningmonitoring en rapportage emissiehandel: artikel 4 in verbinding met de artikelen 5 toten met 9, en de artikelen 11, 12, 50, 51, 52, 57 en 68.

1

Het is voorts verboden te handelen in strijd met de volgende bepalingen van deVerordening monitoring en rapportage emissiehandel: de artikelen 14, 15, 16, 19 toten met 50, 53, 54, 55, 58 tot en met 67, 69, 72 en 73.

2

Artikel 18.5aHet is verboden te handelen in strijd met de volgende bepalingen van de Verordeningkosteloze toewijzing van emissierechten: de artikelen 4, tweede lid, onderdeel a, 5,tweede lid, en 6 tot en met 9.

1

Het is voorts verboden te handelen in strijd met de volgende bepalingen van deVerordening kosteloze toewijzing van emissierechten: artikelen 10, 11, 12, 23 en 25.

2

Artikel 18.6Het is verboden te handelen in strijd met artikel 7 in verbinding met hoofdstuk II enmet de artikelen 35 en 44 van de Verordening verificatie en accreditatieemissiehandel.

1

Het is voorts verboden te handelen in strijd met de artikelen 26 en 27 van deVerordening verificatie en accreditatie emissiehandel.

2

Artikel 18.6aIn geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens ,

, artikel 16.12 in verbinding met , , artikel16.13 in verbinding met artikel 16.39h, , , ,

, , artikel 16.21 in verbinding met artikel 16.39h,, , of van de , en of van

, voorzover het een voorschrift betreft dat is verbonden aan een vergunningkrachtens , of van artikel 67, eerste lid, van de Verordening EU-registerhandel in emissierechten, kan het bestuur van de emissieautoriteit een last onderdwangsom opleggen.

1 artikel 16.5 artikel16.6artikel 16.12 artikel 16.39h artikel 16.13

artikel 16.13a artikel 16.14 artikel 16.19artikel 16.20c, tweede lid artikel 16.2116.29, de onderdelen b en c artikel 16.34 18.5 18.5a 18.6 artikel18.18

hoofdstuk 16

Page 183: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 183/203

In geval van het niet tijdig terug leveren van teruggevorderde emissierechten alsbedoeld in , kan het bestuur van deemissieautoriteit een last onder dwangsom opleggen.

2artikel 16.35c, eerste lid, eerste volzin

Artikel 18.6bIn geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de , , ,

, of , kan het bestuur van de emissieautoriteit een last onder dwangsomopleggen.

artikelen 9.7.2.3 9.7.2.5 9.7.4.129.7.4.13 9.8.2.3 9.8.2.5

Artikel 18.7[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 18.7a[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 18.8Tot de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang krachtens

behoort het in Nederland door of vanwege hetbevoegde bestuursorgaan beheren van afvalstoffen in gevallen waarin die afvalstoffen in strijdmet het bij of krachtens de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen of bepaalde,binnen of buiten Nederlands grondgebied worden gebracht.

artikel 5.15 vande Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

titel 10.7

Artikel 18.8a[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 18.8b[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 18.9[Vervallen per 01-07-2009]Artikel 18.10[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 18.11[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 18.12[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 18.13[Vervallen per 26-11-2008]Artikel 18.14[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 18.14a[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 18.15[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 18.16[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 18.16a

In geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de , , 16.12in verbinding met , , 16.13 in verbinding met artikel 16.39h, ,

, , , , 16.21 in verbinding met , , , of van de , en

of van , voorzover het een voorschrift betreft dat is verbonden aaneen vergunning krachtens , kan het bestuur van de emissieautoriteit deovertreder een bestuurlijke boete opleggen.

1 artikel 16.5 16.12artikel 16.39h 16.13 16.13a

16.14 artikel 16.19 artikel 16.20c, tweede lid 16.21 artikel16.39h artikel 16.29, de onderdelen b en c artikel 16.34 18.5 18.5a18.6 artikel 18.18

hoofdstuk 16

Het bestuur van de emissieautoriteit legt een bestuurlijke boete op in geval vanovertreding van het bepaalde bij , of .

is niet van toepassing.

2artikel 16.37, eerste lid artikel 16.39t, eerste lid

Artikel 5:41 van de Algemene wet bestuursrechtIn geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens of van

, voorzover het een voorschrift betreft dat is verbonden aan een vergunning3 artikel 16.21 artikel

18.18

Page 184: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 184/203

krachtens , kunnen een bestuurlijke boete en een last onder dwangsomtezamen worden opgelegd.

hoofdstuk 16

In geval van overtreding van het bepaalde bij , wordt eenbestuurlijke boete als bedoeld in het tweede lid, onderscheidenlijk kan een bestuurlijkeboete als bedoeld in het eerste lid worden opgelegd naast een verhoging van hetaantal broeikasgasemissierechten dat degene die de betrokken inrichting drijft, metbetrekking tot een kalenderjaar overeenkomstig dient in te leveren. Ingeval van overtreding van het bepaalde bij , wordt eenbestuurlijke boete als bedoeld in het tweede lid en kan een bestuurlijke boete alsbedoeld in het eerste lid worden opgelegd naast een verhoging van het aantalbroeikasgasemissierechten dat de vliegtuigexploitant met betrekking tot eenkalenderjaar overeenkomstig dient in te leveren.

4 artikel 16.37, eerste lid

artikel 16.39artikel 16.39t, eerste lid

artikel 16.39wIn geval van overtreding van het bepaalde bij , of

, neemt het bestuur van de emissieautoriteit, naast het opleggen van eenbestuurlijke boete, de overtreder op in het overzicht, bedoeld in

.

5 artikel 16.37, eerste lid artikel 16.39t,eerste lid

artikel 18.16p, eerstelid

Artikel 18.16b[Vervallen per 01-07-2009]Artikel 18.16c[Vervallen per 01-07-2009]Artikel 18.16dIndien de gedraging tevens een strafbaar feit is en de ernst van de overtreding of deomstandigheden waaronder zij is begaan daartoe aanleiding geven, legt het bestuur van deemissieautoriteit haar aan het openbaar ministerie voor.

Artikel 18.16eEen bestuurlijke boete als bedoeld in , eerste lid, bedraagt ten hoogste€ 450 000 per overtreding of, indien de omzet van de betrokken onderneming in hetboekjaar voorafgaand aan het jaar waarin de beschikking tot oplegging van debestuurlijke boete is gegeven, meer dan € 4 500 000 bedraagt, ten hoogste 10% vandie omzet.

1 artikel 18.16a

In geval van overtreding van het bepaalde bij , of , bedraagt een bestuurlijke boete als bedoeld in ,

het in artikel 16, derde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechtengenoemde bedrag per ton emissie van een kooldioxide-equivalent, die meer isveroorzaakt dan overeenkomt met het aantal broeikasgasemissierechten,emissiereductie-eenheden of gecertificeerde emissiereducties dat overeenkomstigartikel 16.37, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 16.39t, eerste lid, is ingeleverd.

is niet van toepassing.

2 artikel 16.37, eerste lid artikel 16.39t,eerste lid artikel 18.16a, tweede lid

Artikel 5:46, derde lid, van de Algemene wet bestuursrechtIn afwijking van het tweede lid bedraagt de bestuurlijke boete, bedoeld in dat lid, metbetrekking tot het kalenderjaar 2013 en daarop volgende kalenderjaren per tonemissie van een kooldioxide-equivalent het in artikel 16, derde lid, van de EG-richtlijnhandel in broeikasgasemissierechten genoemde bedrag, jaarlijks verhoogdovereenkomstig de Europese consumentenprijsindex.

3

is van overeenkomstige toepassing.4 Artikel 16.4De berekening van de omzet, bedoeld in het eerste lid, geschiedt op de voet van hetbepaalde in voor denetto-omzet.

5artikel 377, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek

Artikel 18.16f[Vervallen per 01-07-2009]Artikel 18.16g

is van toepassing bij overtreding vanhet bepaalde bij of krachtens de in ,genoemde artikelen.

1 Artikel 5:53 van de Algemene wet bestuursrechtartikel 18.16a, eerste en tweede lid, eerste volzin

Page 185: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 185/203

In geval van overtreding van het bepaalde bij , of , vermeldt het rapport, bedoeld in

, naast de in het bedoelde gegevens,tevens het voornemen de naam van de overtreder op te nemen in het overzicht,bedoeld in .

2 artikel 16.37, eerste lid artikel 16.39t,eerste lid artikel 5:48, eerste lid, van de Algemenewet bestuursrecht tweede lid van dat artikel

artikel 18.16p, eerste lidIndien de gedraging aan het openbaar ministerie wordt voorgelegd op grond van

, wordt een afschrift van het rapport aan het openbaar ministerietoegezonden.

3artikel 18.16d

Artikel 18.16h[Vervallen per 01-07-2009]Artikel 18.16iIn geval van overtreding van het bepaalde bij , of ,hebben de , , en mede betrekking op het opnemen van de naam van de overtreder in het overzicht, bedoeld in

.

artikel 16.37, eerste lid artikel 16.39t, eerste lidartikelen 5:49 5:50 5:51 5:53, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht

artikel 18.16p, eerste lid

Artikel 18.16j[Vervallen per 01-07-2009]Artikel 18.16kIn geval van overtreding van het bepaalde bij , of vermeldt de beschikking tot oplegging van de bestuurlijke boete tevens dat de naam van deovertreder wordt opgenomen in het overzicht, bedoeld in .

artikel 16.37, eerste lid artikel 16.39t, eerste lid

artikel 18.16p, eerste lid

Artikel 18.16lIn afwijking van vervalt debevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete op grond van

, tien jaren nadat de overtreding heeft plaatsgevonden.

artikel 5:45, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrechtartikel 18.16a, eerste en

tweede lid

Artikel 18.16m[Vervallen per 01-07-2009]Artikel 18.16n[Vervallen per 01-07-2009]Artikel 18.16o[Vervallen per 01-07-2009]Artikel 18.16p

Het bestuur van de emissieautoriteit stelt elk jaar voor 1 oktober een overzicht op vanpersonen die het bepaalde bij , of ,hebben overtreden en ten aanzien van wie de beschikking tot oplegging van debestuurlijke boete, bedoeld in , onherroepelijk is geworden. Het overzichtwordt gepubliceerd in de Staatscourant.

1artikel 16.37, eerste lid artikel 16.39t, eerste lid

artikel 18.16k

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het overzicht,bedoeld in het eerste lid.

2

Artikel 18.16qHet bestuur van de emissieautoriteit kan degene die jegens de in

, bedoelde personen in strijd handelt met , een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste

€ 4 500.

1 artikel 18.4, eersteof tweede lid artikel 5:20, eerste lid, van deAlgemene wet bestuursrecht

is niet van toepassing op de in het eerstelid bedoelde overtreding.

2 Artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht

Artikel 18.16rHet bestuur van de emissieautoriteit kan de Commissie van EuropeseGemeenschappen verzoeken een exploitatieverbod als bedoeld in artikel 16, tiendelid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten op te leggen aan eenvliegtuigexploitant die niet voldoet aan het bepaalde bij of krachtens ,

1

afdeling 16.2.2

Page 186: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 186/203

indien zulks niet met andere handhavingsmaatregelen kon worden gewaarborgd. Hetverzoek voldoet in elk geval aan de in artikel 16, zesde lid, van genoemde richtlijnopgenomen eisen.Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld teruitvoering van het eerste lid. Indien regels worden gesteld, worden in de maatregel inelk geval geregeld:

2

de gevallen waarin een verzoek kan worden ingediend;a.de procedure die voorafgaand aan het indienen van het verzoek moet wordengevolgd.

b.

Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer enWaterstaat, regels stellen met betrekking tot de eisen waaraan een verzoek overigensmoet voldoen.

3

Krachtens het tweede en derde lid gestelde regels voldoen in elk geval aan de eisendie de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van artikel 16,twaalfde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten heeftvastgesteld.

4

Het bestuur van de emissieautoriteit zendt een afschrift van een verzoek als bedoeldin het eerste lid aan Onze Minister en aan Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.Het afschrift wordt verzonden gelijktijdig met het indienen van het verzoek bij deCommissie van de Europese Gemeenschappen.

5

Artikel 18.16sIn geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de ,

, , , , , , ,, of , kan het bestuur van de emissieautoriteit de overtreder een

bestuurlijke boete opleggen.

1 artikelen 9.2.2.6a9.7.2.3 9.7.2.5 9.7.4.2 tot en met 9.7.4.5 9.7.4.8 9.7.4.10 9.7.4.12 9.7.4.139.8.2.3 9.8.2.5

De boete, bedoeld in het eerste lid, bedraagt ten hoogste € 450 000 per overtreding,of, indien de omzet van de betrokken onderneming in het boekjaar voorafgaand aanhet jaar waarin de beschikking tot oplegging van de bestuurlijke boete is gegevenmeer dan € 4 500 000 bedraagt, ten hoogste 10% van die omzet.

2

, is van overeenkomstige toepassing.3 Artikel 18.16e, vijfde lidHet bestuur van de emissieautoriteit kan, indien een inboeker drie of meerovertredingen van de , , , of

heeft begaan, bepalen dat die inboeker gedurende een door het bestuur tebepalen termijn geen hernieuwbare energie vervoer kan inboeken op grond van

.

4artikelen 9.7.4.2 tot en met 9.7.4.5 9.7.4.8 9.7.4.10 9.7.4.12

9.7.4.13artikel

9.7.4.1

Artikel 18.16t[Vervallen per 01-01-2015]Artikel 18.17Indien binnen een periode van vier jaar aan een persoon tweemaal voor eenzelfde feit eenbestuurlijke boete als bedoeld in is opgelegd en de betrokken boeten binnen dieperiode onherroepelijk zijn geworden, kan het bestuur van de emissieautoriteit de vergunning,bedoeld in , die de betrokken persoon houdt, intrekken.

artikel 18.16a

artikel 16.5

Artikel 18.18Een gedraging in strijd met een voorschrift dat is verbonden aan een krachtens deze wetverleende vergunning of ontheffing, is verboden.

Artikel 18.19[Vervallen per 01-04-1994]Hoofdstuk 19. Openbaarheid van milieu-informatie

Artikel 19.1aIn dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder milieu-informatie: alle informatie, neergelegd in documenten, over:

1

Page 187: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 187/203

de toestand van elementen van het milieu, zoals lucht en atmosfeer, water, bodem,land, landschap en natuurgebieden met inbegrip van vochtige biotopen, kust- enzeegebieden, biologische diversiteit en haar componenten, met inbegrip vangenetisch gemodificeerde organismen, en de interactie tussen deze elementen;

a.

factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met inbegrip van radioactiefafval, emissies, lozingen en ander vrijkomen van stoffen in het milieu die de onder abedoelde elementen van het milieu aantasten of waarschijnlijk aantasten;

b.

maatregelen, met inbegrip van bestuurlijke maatregelen, zoals beleidsmaatregelen,wetgeving, plannen, programma’s, milieuakkoorden en activiteiten die op de onder aen b bedoelde elementen en factoren van het milieu een uitwerking hebben ofkunnen hebben, alsmede maatregelen of activiteiten ter bescherming van dieelementen;

c.

verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving;d.kosten-baten- en andere economische analyses en veronderstellingen die wordengebruikt in het kader van de onder c bedoelde maatregelen en activiteiten;

e.

de toestand van de gezondheid en veiligheid van de mens, met inbegrip van deverontreiniging van de voedselketen, indien van toepassing, delevensomstandigheden van de mens, waardevolle cultuurgebieden en bouwwerken,voorzover zij worden of kunnen worden aangetast door de onder a bedoeldetoestand van elementen van het milieu of, via deze elementen, door de onder b en cbedoelde factoren, maatregelen of activiteiten.

f.

is vanovereenkomstige toepassing.

2 Artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet openbaarheid van bestuur

Artikel 19.1bNa het einde van de termijn waarbinnen beroep kan worden ingesteld tegen eenbeschikking als bedoeld in op de voorbereiding waarvan

van toepassing is, wordt, zolang zij niet istenietgegaan, door het bevoegd gezag aan een ieder desgevraagd kosteloos inzagegegeven in en tegen vergoeding van ten hoogste de kosten een exemplaar verstrektvan de beschikking en voor zover mogelijk van de stukken die in verband met detotstandkoming daarvan overeenkomstig deze wet dan wel of

ter inzage dienden te worden gelegd.

1artikel 13.1 afdeling 3.4 van

de Algemene wet bestuursrecht

afdeling 3.4 artikel 3:44van de Algemene wet bestuursrechtNadat een beschikking krachtens de in , genoemde wetten totverlening of wijziging van een vergunning, die betrekking heeft op een IPPC-installatieals bedoeld in ,onherroepelijk is geworden, stelt het bevoegd gezag in afwijking van het eerste lid detekst daarvan voor eenieder elektronisch beschikbaar.

2 artikel 13.1, tweede lid

artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 19.1cOnverminderd verstrekt een bestuursorgaan uiteigen beweging informatie over de openbare verantwoordelijkheden en functies die het heeftalsmede de openbare diensten die het verleent met betrekking tot het milieu.

artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur

Artikel 19.2In het geval van een gebeurtenis waardoor een onmiddellijke bedreiging van het levenof de gezondheid van personen, van het milieu of van grote materiële belangen isontstaan, verstrekt de burgemeester voor zover deze informatie niet reeds ingevolge

of een ander wettelijk voorschrift moet wordenverstrekt, aan de personen die getroffen kunnen worden, terstond op passende wijzealle informatie over de maatregelen die zijn getroffen ter voorkoming en beperking vande bedreiging en de daaruit voortvloeiende nadelige gevolgen en de daartoe door diepersonen te volgen gedragslijn. In geval van een situatie als bedoeld in

wordt de informatie verstrekt door de voorzitter van deveiligheidsregio.

1

artikel 7 van de Wet veiligheidsregio’s

artikel 39 vande Wet veiligheidsregio’s

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gegeven over degevallen waarin ingevolge het eerste lid informatie wordt verstrekt, over de inhoud vande te verstrekken informatie en over de wijze waarop de informatie wordt verstrekt.

2

Page 188: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 188/203

Artikel 19.3Indien in een stuk ten aanzien waarvan bij of krachtens deze wet of door of openbaarmaking wordt voorgeschreven,milieu-informatie voorkomt of uit zodanig stuk milieu-informatie kan worden afgeleid,waarvan de geheimhouding op grond van

gerechtvaardigd is, kan het bevoegd gezag op een daartoe strekkendschriftelijk verzoek van de belanghebbende toestaan dat deze ten behoeve van deopenbaarmaking een, door het bevoegd gezag goedgekeurde, tweede tekst overlegt,waarin die informatie niet voorkomt, onderscheidenlijk waaruit deze niet kan wordenafgeleid. Het bevoegd gezag maakt van deze bevoegdheid slechts gebruik metbetrekking tot bedrijfsgeheimen en beveiligingsgegevens. Bij een algemene maatregelvan bestuur krachtens deze wet kunnen ter uitvoering van een voor Nederlandverbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van eenvolkenrechtelijke organisatie gegevens worden aangewezen waarvoor de in de eerstevolzin bedoelde bevoegdheid eveneens geldt.

1 afdeling 3.43.6 van de Algemene wet bestuursrecht

artikel 10 van de Wet openbaarheid vanbestuur

Indien in een stuk ten aanzien waarvan bij of krachtens deze wet of door of openbaarmaking wordt voorgeschreven,milieu-informatie voorkomt of uit zodanig stuk milieu-informatie kan worden afgeleid,waarvan de openbaarmaking achterwege dient te blijven, onderscheidenlijkachterwege mag blijven, op grond van ,onderscheidenlijk

, wordt op aanwijzing van Onze betrokken Minister ten behoeve van deopenbaarmaking een tweede tekst overgelegd, waarin die informatie niet voorkomt,onderscheidenlijk waaruit deze niet kan worden afgeleid.

2 afdeling 3.43.6 van de Algemene wet bestuursrecht

artikel 10, eerste lid, aanhef en onder bartikel 10, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet openbaarheid

van bestuur

Artikel 19.4In gevallen waarin toepassing is gegeven aan , vult deverzoeker, indien een tweede tekst naar het oordeel van het bevoegd gezag nietvoldoende gegevens zou verschaffen voor een goede beoordeling van het stukwaarop het verzoek betrekking heeft, een ander stuk in samenhang waarmee het stukwordt ingediend, het ontwerp van het besluit of het besluit, de stukken binnen eendoor het bevoegd gezag te stellen termijn zoveel mogelijk aan met andere gegevensdie voor die beoordeling bevorderlijk kunnen zijn.

1 artikel 19.3, eerste lid

In gevallen waarin toepassing is gegeven aan , vult Onzebetrokken Minister, indien een tweede tekst naar zijn oordeel niet voldoende gegevenszou verschaffen voor een goede beoordeling van het stuk waarop het verzoekbetrekking heeft, een ander stuk in samenhang waarmee het stuk wordt ingediend, hetontwerp van het besluit of het besluit, de stukken zoveel mogelijk aan met anderegegevens die voor die beoordeling bevorderlijk kunnen zijn.

2 artikel 19.3, tweede lid

Op de tweede tekst stelt het bevoegd gezag een aantekening waaruit blijkt dat dietekst dient ter vervanging van de oorspronkelijke tekst waarin gegevens voorkomen,waarvan de geheimhouding gerechtvaardigd onderscheidenlijk geboden is. Indien heteerste of tweede lid toepassing heeft gevonden, vermeldt de aantekening tevens datde stukken zijn aangevuld met gegevens als in die leden bedoeld.

3

Artikel 19.5Op een verzoek tot geheimhouding beslist het bevoegd gezag binnen vier weken naontvangst. Van de beslissing wordt mededeling gedaan aan de betrokkenbestuursorganen. Indien het verzoek in het kader van de toepassing van is gedaan en betrekking heeft op een plan onderscheidenlijk besluit waarover deCommissie voor de milieueffectrapportage overeenkomstig onderscheidenlijk , in samenhang met , in degelegenheid wordt gesteld advies uit te brengen, wordt van de beslissing tevensmededeling gedaan aan die commissie.

1

hoofdstuk 7

artikel 7.12artikel 7.32, vijfde lid artikel 7.12

Indien een verzoek tot geheimhouding in het kader van de toepassing van of indien het een besluit op aanvraag betreftof van of onderscheidenlijk is gedaan, schort het bevoegd gezagde verdere behandeling van de aanvraag op totdat, indien het verzoek wordt

2 afdeling 3.43.6 van de Algemene wet bestuursrecht

paragraaf 7.2 7.8 7.9

Page 189: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 189/203

toegestaan, de tweede tekst is overgelegd en de stukken zijn aangevuld met de in, bedoelde gegevens, dan wel, indien het verzoek geheel of

gedeeltelijk wordt afgewezen, de beslissing op het verzoek onherroepelijk isgeworden. De krachtens de en ,

, en geldende termijnen lopen niet zolang de behandeling

is opgeschort.

artikel 19.4, eerste lid

artikelen 3:18 4:5 van de Algemene wet bestuursrechtartikel 31 van de Dienstenwet artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingenomgevingsrecht artikel 13.8

Indien een verzoek tot geheimhouding in het kader van de toepassing van of indien het geen besluit op aanvraag betreftof van is gedaan, laat het bevoegd gezag de openbaarmaking van hetstuk waarop het verzoek betrekking heeft, achterwege totdat, indien het verzoek wordttoegestaan, de tweede tekst is overgelegd en de stukken zijn aangevuld met de in

, bedoelde gegevens, dan wel, indien het verzoek geheel ofgedeeltelijk wordt afgewezen, de beslissing op het verzoek onherroepelijk isgeworden.

3 afdeling 3.43.6 van de Algemene wet bestuursrecht

paragraaf 7.10

artikel 19.4, eerste lid

Artikel 19.6[Vervallen per 01-07-2005]Artikel 19.6aDe zijn van overeenkomstige toepassing op gegevens dievoorkomen in een stuk ten aanzien waarvan openbaarmaking wordt voorgeschreven of die uitzodanig stuk kunnen worden afgeleid en die niet als milieu-informatie zijn te beschouwen.

artikelen 19.3 tot en met 19.5

Artikel 19.6bIndien bij de voorbereiding van een besluit dat is aangewezen krachtens ter zake vaneen activiteit bij de voorbereiding waarvan een milieueffectrapport moet worden gemaakt, danwel van een besluit inzake een omgevingsvergunning voor een inrichting, ingevolge een wettelijkvoorschrift of een besluit van het bevoegd gezag informatie openbaar wordt gemaakt, en datwettelijk voorschrift of besluit zich op andere gronden dan voorzien in

tegen de openbaarmaking verzet, is van overeenkomstige toepassing en blijft het wettelijk voorschrift of

besluit dat zich tegen de openbaarmaking verzet, buiten toepassing. Indien milieu-informatie nietter inzage wordt gelegd, wordt daarvan mededeling gedaan.

artikel 7.2

artikel 10 van de Wetopenbaarheid van bestuur artikel 10 van de Wetopenbaarheid van bestuur

Artikel 19.7Indien in een emissieverslag als bedoeld in milieu-informatie voorkomt ofmilieu-informatie daaruit kan worden afgeleid, waarvan de geheimhouding op grondvan gerechtvaardigd is, kan hetbestuur van de emissieautoriteit op een daartoe strekkend verzoek van degene die deinrichting drijft, toestaan dat een door het bestuur van de emissieautoriteitgoedgekeurde, tweede tekst openbaar wordt gemaakt, waarin die informatie nietvoorkomt, onderscheidenlijk waaruit die informatie niet kan worden afgeleid. Hetbestuur van de emissieautoriteit maakt van deze bevoegdheid slechts gebruik metbetrekking tot bedrijfsgeheimen en beveiligingsgegevens. Het in de eerste volzinbedoelde verzoek wordt gedaan uiterlijk drie maanden na afloop van het verslagjaar.Bij het verzoek wordt een tweede tekst overgelegd.

1 artikel 16.1

artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur

Indien in een emissieverslag als bedoeld in milieu-informatie voorkomt ofdaaruit milieu-informatie kan worden afgeleid, waarvan de openbaarmakingachterwege dient te blijven, onderscheidenlijk achterwege mag blijven, op grond van

, onderscheidenlijk , wordt een door degene die

de inrichting drijft, op aanwijzing van het bestuur van de emissieautoriteit opgesteldetweede tekst openbaar gemaakt, waarin die informatie niet voorkomt,onderscheidenlijk waaruit deze niet kan worden afgeleid.

2 artikel 16.1

artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b artikel 10, tweede lid,aanhef en onder a, van de Wet openbaarheid van bestuur

en , zijn van overeenkomstige toepassing, met dienverstande dat het bestuursorgaan, bedoeld in het eerste lid, wordt aangemerkt als hetbevoegd gezag.

3 De artikelen 19.4 19.5, eerste lid

Page 190: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 190/203

Indien een verzoek als bedoeld in het eerste lid is gedaan, kan openbaarmaking vanhet betrokken emissieverslag achterwege blijven tot uiterlijk vier weken nadat op datverzoek onherroepelijk is beslist.

4

Artikel 19.8Indien in de gegevens die ingevolge , in het register, bedoeld inartikel 12.12, eerste lid, moeten worden opgenomen gegevens voorkomen of kunnenworden afgeleid waarvan de geheimhouding op grond van

gerechtvaardigd is, kan het bevoegdgezag op een daartoe strekkend verzoek van degene die de inrichting drijft waargevaarlijke stoffen aanwezig zijn, onderscheidenlijk degene die een buisleidinggebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, onderscheidenlijk degene aan wieeen concessie voor die buisleiding is verleend, of uit eigen beweging in afwijking van

, besluiten dat die gegevens niet aan de instantie, bedoeld inartikel 12.12, derde lid, worden verstrekt onderscheidenlijk niet wordt ingestemd metde voorgestelde weergave, bedoeld in .

1 artikel 12.12, vierde lid

artikel 10, zevende lid,onder b, van de Wet openbaarheid van bestuur

artikel 12.13, eerste lid

artikel 12.15, tweede lidOp een verzoek tot geheimhouding beslist het bevoegd gezag binnen vier weken naontvangst.

2

Indien een verzoek tot geheimhouding is gedaan, verstrekt het bevoegd gezag degegevens ingevolge , over de externe veiligheid betreffende dieinrichting of buisleiding niet onderscheidenlijk geeft het bevoegd gezag geeninstemming als bedoeld in , totdat de beslissing op het verzoekonherroepelijk is geworden.

3artikel 12.13, eerste lid

artikel 12.15, tweede lid

Hoofdstuk 20. Inwerkingtreding en rechtsbescherming

§ 20.1. AlgemeenArtikel 20.1

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beslist op een beroep tegeneen besluit op grond van deze wet of tegen besluiten als bedoeld in

, binnen twaalf maanden na afloop van de beroepstermijn. In afwijking van deeerste volzin beslist de Afdeling op een beroep tegen een nationaal toewijzingsbesluitals bedoeld in , of een gewijzigd nationaal toewijzingsbesluit alsbedoeld in , binnen veertig weken na afloop van de termijn voorhet indienen van een beroepschrift tegen eerstbedoeld besluit.

1artikel 20.3,

eerste lid

artikel 16.24, eerste lidartikel 16.31, eerste lid

Het beroep tegen een gewijzigd nationaal toewijzingsbesluit als bedoeld in , kan uitsluitend worden ingesteld door een belanghebbende die

rechtstreeks in zijn belang is getroffen door de wijzigingen die ten opzichte van hetoorspronkelijke nationale toewijzingsbesluit zijn aangebracht.

is van overeenkomstige toepassing.

2 artikel16.31, eerste lid

Artikel 6:13 van deAlgemene wet bestuursrechtIn afwijking van vangt de termijn voorhet instellen van beroep tegen een nationaal toewijzingsbesluit als bedoeld in

, aan met ingang van de dag na die waarop in de Staatscourant eenmededeling is gedaan als bedoeld in , dan wel met ingang vande dag na die waarop het gewijzigde nationale toewijzingsbesluit overeenkomstigartikel 16.30a, derde lid, tweede volzin, in verbinding met artikel 16.30, vierde lid, in deStaatscourant is bekendgemaakt. In afwijking van

bedraagt de termijn voor het instellen van beroep tegen een gewijzigdnationaal toewijzingsbesluit als bedoeld in , vier weken.

3 artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrechtartikel

16.24, eerste lidartikel 16.30a, eerste lid

artikel 6:7 van de Algemene wetbestuursrecht

artikel 16.31, eerste lidIn afwijking van wordt hetberoep tegen het nationale toewijzingsbesluit als bedoeld in ,geacht mede gericht te zijn tegen het gewijzigde nationale toewijzingsbesluit alsbedoeld in .

4 artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrechtartikel 16.24, eerste lid

artikel 16.31, eerste lid

Artikel 20.2[Vervallen per 01-07-2013]Artikel 20.2a

Page 191: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 191/203

In een rechterlijke procedure ten aanzien van een besluit, andere rechtshandeling of feitelijkehandeling die strekt tot uitvoering van een overeenkomstig , genomenbesluit of toegepast wettelijk voorschrift, kunnen uitsluitend gevolgen voor de luchtkwaliteitworden aangevoerd voor zover deze redelijkerwijs niet in een eerdere rechterlijke procedure aande orde zijn of hadden kunnen worden gesteld.

artikel 5.16, eerste lid

Artikel 20.3Een besluit op grond van:1

deze wet;de , , en , met uitzondering van eenbesluit omtrent een mijnbouwmilieuvergunning voor een mijnbouwwerk te plaatsenof geplaatst aan de zeezijde van de in de vastgelegde lijnen een besluit omtrent instemming met een winningsplan of opslagplan, voor zoverhet winnen van delfstoffen of aardwarmte dan wel het opslaan van stoffen geschiedtvanuit of in een voorkomen dat is gelegen aan de zeezijde van de in de bijlage bijde Mijnbouwwet vastgelegde lijn;

artikelen 34 39, eerste lid 40 van de Mijnbouwwet

bijlage bij de Mijnbouwwet

de ;Kernenergiewetde ;Wet geluidhinderde ;Wet inzake de luchtverontreinigingde ;Wet bodembeschermingde ;Wet bescherming Antarcticade EG-verordening overbrenging van afvalstoffen;de , ,

en , voor zover het besluitbetrekking heeft op handhaving van het bepaalde bij of krachtens andere wettendan de waarop

van toepassing is,

artikelen 125 van de Gemeentewet 122 van de Provinciewet 61 van deWaterschapswet 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht hoofdstuk 5 vanlaatstgenoemde wet

waartegen ingevolge artikel 2 van de bij de Algemene wet bestuursrecht behorende beroep bij de Afdeling

bestuursrechtspraak van de Raad van State kan worden ingesteld, treedt in werkingmet ingang van de dag na de dag waarop de termijn voor het indienen van eenbezwaarschrift afloopt, dan wel, indien ingevolge

geen bezwaar kan worden gemaakt, metingang van de dag na de dag waarop de termijn voor het indienen van eenberoepschrift afloopt.

Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak

artikel 7:1, eerste lid, onderdeel d ofe, van de Algemene wet bestuursrecht

Indien gedurende die termijn bij de bevoegde rechter een verzoek om voorlopigevoorziening is gedaan, treedt het besluit niet in werking voordat op dat verzoek isbeslist.In afwijking van het eerste lid treden de volgende besluiten in werking met ingang vande dag na hun bekendmaking:

2

een besluit krachtens of , tenzij dat is voorbereid met toepassingvan ,

a. artikel 8.40a 8.42afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht

een bij algemene maatregel van bestuur krachtens de aan te wijzenbesluit ten aanzien van genetisch gemodificeerde organismen. Een besluit wordtslechts aangewezen indien uitvoering van een voor Nederland verbindend verdragof een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatiedaartoe noopt.

b. artikel 9.2.2.1

In afwijking van het eerste lid, eerste volzin, treedt een besluit op een aanvraag omeen vergunning voor een activiteit met betrekking tot een inrichting als bedoeld in

die tevens is aan te merken als eenbouwactiviteit als bedoeld in

waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, niet eerderin werking dan nadat de betrokken omgevingsvergunning is verleend.

3

artikel 15, onder b, van de Kernenergiewetartikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene

bepalingen omgevingsrecht

Page 192: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 192/203

Indien het gebruik maken van een besluit als bedoeld in het eerste lid, eerste volzin,voordat op een beroep is beslist, wegens de daaraan verbonden kosten, dan welwegens de daardoor veroorzaakte wijziging in feitelijke omstandigheden die bij debeslissing op het beroep een rol kunnen spelen, aanmerkelijke invloed kan hebben opdie beslissing, wordt een zodanige voorlopige voorziening getroffen dat die invloedzich niet kan voordoen.

4

Artikel 20.4 is niet van toepassing op besluiten:Artikel 20.3

houdende vergunning of bezwaren krachtens de EG-verordening overbrenging vanafvalstoffen;

a.

krachtens de , , en , voor zover het

besluiten betreft die betrekking hebben op de handhaving van het bepaalde bij ofkrachtens de in , bedoelde wetten of wettelijkebepalingen.

b. artikelen 125 van de Gemeentewet 122 van de Provinciewet 61 van deWaterschapswet 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht

artikel 20.3, eerste lid, eerste volzin

Artikel 20.5In gevallen waarin het onverwijld in werking treden van een besluit als bedoeld in

, naar het oordeel van het bevoegd gezagnoodzakelijk is, kan het in afwijking van dat lid in het besluit bepalen dat het terstondin werking treedt.

1artikel 20.3, eerste lid, eerste volzin

Het eerste lid is niet van toepassing op besluiten op de voorbereiding waarvan van toepassing is.

2afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht

Artikel 20.5aDe Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State voegt de behandeling van bijhaar aanhangige zaken over een nationaal toewijzingsbesluit als bedoeld in

, die op dezelfde handelsperiode betrekking hebben. De eerste volzinis niet van toepassing op latere wijzigingen van een nationaal toewijzingsbesluitovereenkomstig .

1artikel

16.24, eerste lid

subparagraaf 16.2.1.3.2Alvorens te beslissen op een beroep tegen een nationaal toewijzingsbesluit alsbedoeld in , geeft de Afdeling, in gevallen waarin het beroepnaar haar oordeel gegrond is, toepassing aan

, met dien verstande dat de tussenuitspraak, bedoeld in , wordt gedaan binnen achttien weken

na afloop van de voor dat besluit geldende beroepstermijn.

2artikel 16.24, eerste lid

artikel 8:51d van de Algemene wetbestuursrecht artikel 8:80a,eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht

De Afdeling voegt bij haar aanhangig gemaakte zaken met betrekking tot een naaraanleiding van haar tussenuitspraak gewijzigd nationaal toewijzingsbesluit als bedoeldin , ter behandeling met zaken over het oorspronkelijkenationale toewijzingsbesluit die reeds bij haar aanhangig zijn.

3

artikel 16.31, eerste lid

§ 20.2. Advisering inzake beroepen milieubeheerArtikel 20.6[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 20.7[Vervallen per 01-07-2005]Artikel 20.8[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 20.9[Vervallen per 01-10-2010]Artikel 20.10[Vervallen per 01-07-2005]Artikel 20.11[Vervallen per 01-07-2005]

Page 193: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 193/203

Artikel 20.12[Vervallen per 01-07-2005]Artikel 20.13[Vervallen per 01-07-2005]Artikel 20.14

Onze Minister is gemachtigd namens de Staat tot oprichting over te gaan van eenstichting die tot doel heeft de taak te verrichten bedoeld in .

1artikel 20.15

Wijziging van de statuten van de stichting, dan wel ontbinding van de stichting behoeftde toestemming van Onze Minister. Alvorens te beslissen over de toestemming, hoortOnze Minister bestuursrechtspraak van de Raad van State.

2

de AfdelingDe statuten van de stichting waarborgen dat de stichting haar werkzaamhedenonpartijdig en onafhankelijk verricht.

3

Artikel 20.15De stichting heeft tot taak aan de bestuursrechter op diens verzoek deskundigenbericht uit tebrengen inzake beroepen tegen besluiten als bedoeld in , van deze wetalsmede beroepen tegen beschikkingen krachtens de , en met betrekking tot het lozen of storten van stoffen en het onttrekken van grondwater als bedoeldin . Op verzoek van de bestuursrechter brengt de stichting tevensdeskundigenbericht uit inzake beroepen op grond van andere wetten, voor zover hetonderwerpen betreft die samenhangen met aspecten van het milieubeheer waarvoor OnzeMinister verantwoordelijk is.

artikel 20.3, eerste lidhoofdstukken 6 7 8 van de Waterwet

artikel 6.1 van die wet

Artikel 20.16De personen die deel uitmaken van de organen van de stichting, en het personeel van destichting vervullen geen functies en betrekkingen, waarvan de uitoefening ongewenst is met hetoog op de handhaving van de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de stichting dan wel vanhet vertrouwen daarin.

Artikel 20.17Indien met toepassing van een stichting is opgericht, verstrekt OnzeMinister aan de stichting subsidie overeenkomstig bij of krachtens algemenemaatregel van bestuur te stellen voorschriften, voor zover dat redelijkerwijsnoodzakelijk is voor een goede taakuitoefening.

1 artikel 20.14

is niet van toepassing.2 Artikel 8:36, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht

Artikel 20.18[Vervallen per 01-01-1994]Artikel 20.19[Vervallen per 01-01-1994]Artikel 20.20[Vervallen per 01-01-1994]Artikel 20.21[Vervallen per 01-01-1994]Hoofdstuk 21. Verdere bepalingen

Artikel 21.1Burgemeester en wethouders, gedeputeerde staten en ieder Onzer betrokkenMinisters doen jaarlijks verslag aan onderscheidenlijk de gemeenteraad, provincialestaten en de Staten-Generaal over hun beleid met betrekking tot de uitvoering van de

, en en van deze wet. Burgemeester enwethouders en gedeputeerde staten zenden het verslag gelijktijdig met de aanbiedingaan de gemeenteraad, onderscheidenlijk provinciale staten, aan de inspecteur.

1

hoofdstukken 8 13 18 paragraaf 14.1

Zij vermelden in hun verslag in ieder geval:2

het aantal malen dat in de periode waarop het verslag betrekking heeft, de termijnenzijn overschreden, die ingevolge

a.artikel 3:18 van de Algemene wet bestuursrecht

Page 194: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 194/203

gelden voor het geven van de beschikking, de oorzaken daarvan en de maatregelendie zij hebben getroffen of zullen treffen om het overschrijden van die termijnen zoveel mogelijk te voorkomen;afzonderlijk de wijze waarop zij de in het eerste lid genoemde hoofdstukken vandeze wet hebben uitgevoerd ten aanzien van inrichtingen die geheel of gedeeltelijkgedreven worden door onderscheidenlijk de betrokken gemeente, de betrokkenprovincie of het rijk.

b.

Gevallen ten aanzien waarvan is toegepast, worden in het verslag vanOnze Minister niet vermeld.

3 artikel 13.10

Artikel 21.2Onze Minister zendt - voor zover het betreft het ambtsterrein van één of meer Onzerandere Ministers, in overeenstemming met die Ministers - binnen drie jaar na het inwerking treden van deze wet, en vervolgens telkens om de vijf jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de wijze waarop zij is toegepast.

1

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld metbetrekking tot de toepassing van het eerste lid. Deze regelen kunnen voor daarbijaangewezen bestuursorganen de verplichting inhouden jaarlijks op de daarbijaangegeven wijze de gegevens te verstrekken, die voor de opstelling van het in heteerste lid bedoelde verslag nodig zijn.

2

Artikel 21.2aEen bestuursorgaan verstrekt Onze Minister de gegevens die hij nodig heeft ter uitvoering vande in de artikelen 51, 55, 59 en 72 van richtlijn nr. 2010/75/EU van het Europees Parlement ende Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (PbEU L 334) opgelegdeverplichtingen tot informatieverstrekking. Bij ministeriële regeling kunnen daaromtrent nadereregels worden gesteld.

Artikel 21.3Het bevoegd gezag voor het milieueffectrapport verstrekt Onze Minister, telkens vóór een doorhem te bepalen tijdstip, de bij dat gezag beschikbare gegevens, die van belang zijn voor hetnaleven van de in artikel 12, tweede lid, van de mer-richtlijn opgenomen verplichtingen totinformatieverstrekking.

Artikel 21.4Bij algemene maatregel van bestuur kunnen bepalingen van deze wet die betrekking hebben opstoffen, van toepassing worden verklaard op micro-organismen, niet zijnde genetischgemodificeerde organismen.

Artikel 21.5Voor de uitvoering van deze wet ten aanzien van gebieden die niet deel uitmaken van eengemeente of provincie, worden, voor zover nodig, bij algemene maatregel van bestuur regelsgesteld ten aanzien van de bestuursorganen die de in deze wet vervatte bevoegdhedenuitoefenen en ten aanzien van de bestuursorganen die bij die uitvoering dienen te wordenbetrokken.

Artikel 21.6Bij de vaststelling, wijziging of intrekking van een algemene maatregel van bestuurkrachtens deze wet wordt rekening gehouden met het geldende nationalemilieubeleidsplan.

1

De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur krachtens , of , wordt Ons gedaan door Onze Minister en, voor zover het

onderdelen van het milieubeleid betreft die tot hun verantwoordelijkheid behoren,Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Landbouw, Natuur enVoedselkwaliteit en, voorzover het de strafrechtelijke handhaving betreft van hetbepaalde bij of krachtens deze wet of de andere in ,bedoelde wetten, Onze Minister van Justitie. De voordracht van een algemenemaatregel van bestuur krachtens artikel wordt Ons gedaan door Onze Minister

2 artikel 5.1, eerstelid 5.3, derde lid

artikel 18.2, eerste lid, onder a

9.2.3.2

Page 195: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 195/203

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens Onze Minister en OnzeMinister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur krachtens ,

of , wordt Ons gedaan door Onze Minister, Onze Ministervan Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Onze Minister van Onderwijs, Cultuuren Wetenschap. De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur krachtens

wordt Ons gedaan door Onze Minister en, voor zover het onderdelen van hetmilieubeleid betreft die tot hun verantwoordelijkheid behoren, Onze Ministers vanVerkeer en Waterstaat, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en vanEconomische Zaken. Indien het een of meer inrichtingen betreft, die onder OnzeMinister van Defensie ressorteren, wordt de voordracht voor een algemene maatregelvan bestuur krachtens de , en Ons mede door hemgedaan.

3 paragraaf 2.2hoofdstuk 7 paragraaf 14.2

titel 12.1

artikelen 12.1, tweede lid 12.4 12.5

Het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur krachtens , , , ,

, , , , , , , , , , , , , , , , ,

, , , , ,, , , , ,

, , , , , , , , ,

, , , of wordtovergelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal en in de Staatscourantbekendgemaakt. Aan een ieder wordt de gelegenheid geboden binnen een bij diebekendmaking vast te stellen termijn van ten minste vier weken opmerkingen over hetontwerp schriftelijk ter kennis van Onze Minister te brengen.

4 artikel 1.1, eerste,derde, zesde, zevende of achtste lid 2.2, derde lid 5.1, eerste lid 5.2b, vijfde lid 5.3,eerste lid 7.2, eerste lid 8.40 8.49, vijfde lid 9.2.1.3, tweede lid 9.2.1.4 9.2.2.1,eerste lid 9.2.3.2 9.2.3.3, vierde lid 9.5.2 10.2, tweede lid 10.22, tweede lid 10.28,eerste lid 10.29, eerste lid 10.32 10.41, eerste en tweede lid 10.42, eerste lid10.43, eerste lid 10.44, derde lid 10.46, eerste lid 10.47, eerste lid 10.48, eerste lid10.51, eerste lid 10.52, eerste lid 10.54, derde lid 10.61, eerste lid 11.1, eerste lid11.3, eerste lid 11.11, tweede lid 11.29, vierde lid 12.10, tweede lid 12.12, tweedeen vierde lid 12.13, tweede en derde lid 12.16, derde lid 12.20a, eerste lid 12.2915.13, eerste lid 15.32, eerste of tweede lid 15.46, vijfde lid 17.7 21.4

Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het vierde lid wordt, nadat hij isvastgesteld, toegezonden aan de beide kamers der Staten-Generaal. Hij treedt nieteerder in werking dan vier weken na de datum van uitgifte van het waarinhij is geplaatst. Een krachtens , vastgestelde algemene maatregelvan bestuur treedt in werking op een tijdstip dat, nadat vier weken na de toezendingervan aan de beide kamers der Staten-Generaal zijn verstreken, bij koninklijk besluitwordt vastgesteld, tenzij binnen die termijn door of namens een der kamers derStaten-Generaal of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden vaneen der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het in de algemene maatregelvan bestuur geregelde onderwerp bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt eendaartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend en wordt dealgemene maatregel van bestuur onverwijld ingetrokken.

5

Staatsbladartikel 5.1, eerste lid

Hetgeen ingevolge deze wet bij algemene maatregel van bestuur kan wordengeregeld, wordt in afwijking daarvan bij ministeriële regeling geregeld, indien de regelsuitsluitend strekken ter uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of eenvoor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, tenzij vooreen juiste uitvoering wijziging van een algemene maatregel van bestuur of de wetnoodzakelijk is. Indien wijziging van een algemene maatregel van bestuurnoodzakelijk is, wordt daarvan, gelijktijdig met de voordracht aan Ons, gemotiveerdkennis gegeven aan de beide kamers der Staten-Generaal, onder korte vermeldingvan de inhoud van de voorgenomen algemene maatregel van bestuur. Het ontwerpvan een ministeriële regeling als bedoeld in de eerste volzin wordt ten minste vierweken voordat de regeling wordt vastgesteld, toegezonden aan de beide kamers derStaten-Generaal. Op de vaststelling van een ministeriële regeling zijn het tweede enhet derde lid van overeenkomstige toepassing.

6

Het tweede tot en met vijfde lid en het zesde lid, tweede, derde en vierde volzin,gelden niet voor een algemene maatregel van bestuur krachtens ,voorzover deze uitsluitend betrekking heeft op inrichtingen die een krachtens

aangewezen mijnbouwwerk zijn. De voordracht voor eenalgemene maatregel van bestuur wordt Ons in dit geval gedaan door Onze Ministervan Economische Zaken. Bij toepassing in dit geval van het zesde lid, eerste volzin,

7artikel 8.40

artikel 1van de Mijnbouwwet

Page 196: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 196/203

wordt de ministeriële regeling vastgesteld door Onze Minister van EconomischeZaken.

Artikel 21.7De bevoegdheid van gemeenteraden en waterschappen tot het maken van verordeningen blijftten aanzien van het onderwerp waarin voorziet, gehandhaafd, voor zover dezeverordeningen niet met het bij of krachtens deze wet bepaalde in strijd zijn.

hoofdstuk 10

Artikel 21.8Indien in deze wet geregelde onderwerpen in het belang van een goede uitvoering van deze wetnadere regeling behoeven, kan deze geschieden bij algemene maatregel van bestuur.

Hoofdstuk 22. Slotbepalingen

Artikel 22.1 en en van deze wet zijn niet van toepassing op

inrichtingen waarvoor een vergunning is vereist krachtens , behoudens voor zover uit de bepalingen van die wet anders blijkt.

Die hoofdstukken en die titel zijn evenmin van toepassing op inrichtingen, voor zoverdaarvoor bij of krachtens andere dan in de eerste volzin genoemde bepalingen van diewet vergunning is vereist of algemene voorschriften gelden, behoudens voor zover uitde bij of krachtens die wet gestelde bepalingen anders blijkt.

1 De hoofdstukken 8 17 titel 12.3artikel 15, onder b, van de

Kernenergiewet

van deze wet is niet van toepassing op inrichtingen, voor zover daarvooreen vergunning of erkenning is vereist of algemene voorschriften gelden krachtens de

, , en met betrekking totdierlijke bijproducten of de , behoudens voor zover uit de bepalingen van diewetten anders blijkt.

2 Hoofdstuk 8

artikelen 3.1 3.3 tot en met 3.6 6.4 7.1 van de Wet dierenWaterwet

van deze wet is niet van toepassing op inrichtingen waarin van buiten deinrichting afkomstige dierlijke meststoffen in de zin van de wordenbewaard, bewerkt, verwerkt of vernietigd, voor zover het een doelmatig beheer van diestoffen betreft.

3 Hoofdstuk 8Meststoffenwet

De , en zijn niet van toepassing op gedragingen, voorzoverdaaromtrent regels zijn gesteld bij of krachtens de , de

of de .

4 titels 9.2 9.3 9.3aGeneesmiddelenwet Wet

gewasbeschermingsmiddelen en biociden hoofdstuk 2, paragraaf 3, van de Wetdieren

laat het met betrekking tot stoffen of mengsels bij of krachtens de bepaalde onverlet.

5 Titel 9.2Kernenergiewet

is niet van toepassing op het vervoeren, het ten vervoer aanbieden en het tenvervoer aannemen, het laden en het lossen en het nederleggen tijdens het vervoervan stoffen, mengsels of micro-organismen, alsmede op het laten staan en het latenliggen van een vervoermiddel waarin of waarop zich zodanige stoffen, mengsels ofmicro-organismen of resten daarvan bevinden, voorzover daaromtrent regels zijngesteld bij of krachtens de , dan wel op de handelingen, genoemd in

ten aanzien van stoffen,mengsels of micro-organismen, voorzover daaromtrent regels zijn gesteld bij ofkrachtens . In afwijking van de eerste volzin is van toepassing metbetrekking tot de verpakking van micro-organismen, zijnde genetisch gemodificeerdeorganismen, indien die organismen zich bij de handelingen, bedoeld in de eerstevolzin, niet bevinden in een verpakking die voldoet aan de regels die terzake zijngesteld bij of krachtens de of de .

6 Titel 9.2

Wet luchtvaartartikel 2, eerste lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen

die wet titel 9.2

Wet vervoer gevaarlijke stoffen Wet luchtvaartKrachtens worden geen regels gesteld met betrekking tot het zich ontdoen vanstoffen en mengsels door het brengen daarvan in oppervlaktewateren, voor zover inhet stellen van zodanige regels is voorzien krachtens juncto of

.

7 titel 9.2

artikel 6.6 artikel 6.26.3 van de Waterwet

is niet van toepassing op gedragingen, voor zover daaromtrent voorschriftengelden, die zijn gesteld bij of krachtens de .

8 Titel 9.5Wet vervoer gevaarlijke stoffen

en zijn niet van toepassing op gedragingen, voor zoverdaaromtrent voorschriften gelden, die zijn gesteld bij of krachtens:

9 Artikel 9.5.2 hoofdstuk 10

Page 197: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 197/203

de ,Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden

de ,Wet voorkoming verontreiniging door schepen

de hoofdstuk 3, paragraaf 3, van de Wet dieren,

de ,Meststoffenwet

de ,Scheepvaartverkeerswet

de , , en met betrekking totdierlijke bijproducten,

artikelen 3.1 3.3 tot en met 3.6 6.4 7.1 van de Wet dieren

de ,Kernenergiewet

de ,Waterwet

behoudens voor zover uit de bepalingen van die wetten of van deze wet anders blijkt. is niet van toepassing op gedragingen, voor zover daaromtrent

voorschriften met betrekking tot diervoeders gelden, die zijn gesteld bij of krachtens de.

10 Artikel 9.5.2

Wet dieren

Artikel 22.1a[Vervallen per 24-05-2013]Artikel 22.2Deze wet kan worden aangehaald als: Wet milieubeheer.

Artikel 22.2a[Vervallen per 08-05-2002]Artikel 22.3Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen, dat deze in het zal worden geplaatst, en dat alle ministeriëledepartementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurigeuitvoering de hand zullen houden.

Staatsblad

Gegeven ten Paleize Soestdijk , 13 juni 1979

Juliana

De Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne,

L. Ginjaar

Uitgegeven de eenentwintigste augustus 1979De Minister van Justitie,

J. de Ruiter

Bijlage 1. bij de Wet milieubeheerWetten, als bedoeld in , , en , van de Wetmilieubeheer:

de artikelen 4.6, derde lid 4.12, derde lid 4.19, derde lid

Mijnbouwwet

Drinkwaterwet

Luchtvaartwet

Wet luchtvaart

Page 198: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 198/203

Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden

Kernenergiewet

Ontgrondingenwet

Wet geluidhinder

Wet inzake de luchtverontreiniging

Interimwet bodemsanering

Wet voorkoming verontreiniging door schepen

Wet inrichting landelijk gebied

Wet bodembescherming

Meststoffenwet

Wet implementatie EG-richtlijnen energie-efficiëntie

( 1995, 525)Wet vervoer gevaarlijke stoffen Stb.

Tracéwet

Wegenverkeerswet 1994

Waterwet

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wet natuurbescherming

Bijlage 2. bij de Wet milieubeheerBijlage behorend bij de , en van de Wet milieubeheerartikelen 4.9 8.40 titel 5.2§ 1. Grenswaarden en alarmdrempel voor zwaveldioxideVoorschrift 1.1Voor zwaveldioxide gelden de volgende grenswaarden voor de bescherming van de gezondheidvan de mens:

350 microgram per m als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat dezemaximaal vierentwintig maal per kalenderjaar mag worden overschreden;

a. 3

125 microgram per m als vierentwintig-uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt datdeze maximaal drie maal per kalenderjaar mag worden overschreden.

b. 3

Voorschrift 1.2Voor zwaveldioxide gelden de volgende grenswaarden voor de bescherming van ecosystemen,in gebieden met een oppervlakte van ten minste 1000 km die gelegen zijn op een afstand vanten minste 20 km van agglomeraties of op een afstand van ten minste 5 km van anderegebieden met bebouwing, van inrichtingen, van autosnelwegen of hoofdwegen waarvan per dagmeer dan 50 000 motorrijtuigen als bedoeld in gebruikmaken, waar het ecosysteem naar het oordeel van het bevoegde bestuursorgaan bijzonderebescherming behoeft:

2

artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994

20 microgram per m als jaargemiddelde concentratie;a. 3

20 microgram per m als winterhalfjaargemiddelde concentratie.b. 3

Page 199: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 199/203

Voorschrift 1.3Voor zwaveldioxide geldt 500 microgram per m als uurgemiddelde concentratie gedurende drieachtereenvolgende uren, in gebieden van ten minste 100 km , als alarmdrempel.

3

2

§ 2. Grenswaarden, plandrempels en alarmdrempel voor stikstofdioxideVoorschrift 2.1

Voor stikstofdioxide gelden de volgende grenswaarden voor de bescherming van degezondheid van de mens:

1.

200 microgram per m als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat dezemaximaal achttien maal per kalenderjaar mag worden overschreden, en

a. 3

40 microgram per m als jaargemiddelde concentratie, uiterlijk op 1 januari 2010.b. 3

Het eerste lid, onder a, is met ingang van 1 januari 2010 van toepassing bij wegenwaarvan ten minste 40 000 motorvoertuigen per etmaal gebruik maken. Voor detoepassing van de eerste volzin wordt verstaan onder motorvoertuig: motorvoertuig alsbedoeld in de krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gestelde regels.

2.

Tot 1 januari 2010 geldt bij de wegen, bedoeld in het tweede lid, voor stikstofdioxideeen grenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens van 290microgram per m als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaalachttien maal per kalenderjaar mag worden overschreden.

3.

3

Indien ten gevolge van maatregelen die door één of meer bestuursorganen zijngenomen met het oog op het voorkomen of beperken van luchtverontreiniging bij dewegen, bedoeld in het tweede lid, in een kalenderjaar voor het jaar 2010 degrenswaarde wordt bereikt van 200 microgram per m als uurgemiddeldeconcentratie, met maximaal achttien overschrijdingen per kalenderjaar, geldt, inafwijking van het tweede en derde lid, deze grenswaarde met ingang van het jaarvolgend op het jaar waarin de grenswaarde, bedoeld in de eerste volzin is bereikt.

4.

3

Voorschrift 2.1aIn afwijking van voorschrift 2.1 gelden voor een of meer bij algemene maatregel van bestuuraangewezen zones of agglomeraties of een gedeelte daarvan, waarvoor uitstel krachtens artikel22, eerste lid, juncto vierde lid, van de EG-richtlijn luchtkwaliteit van toepassing is, tot een bij diemaatregel genoemd tijdstip, doch uiterlijk tot 1 januari 2015, voor stikstofdioxide de volgendegrenswaarden voor de bescherming van de gezondheid van de mens:

300 microgram per m , gedefinieerd als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt datdeze maximaal achttien maal per kalenderjaar mag worden overschreden, en

a. 3

60 microgram per m , gedefinieerd als jaargemiddelde concentratie.b. 3

Voorschrift 2.2Voor stikstofdioxide gelden buiten de krachtens voorschrift 2.1a aangewezen zones enagglomeraties de volgende plandrempels voor de bescherming van de gezondheid van demens, gedefinieerd als jaargemiddelde concentraties:

in 2005, 50 microgram per m ;a. 3

in 2006, 48 microgram per m ;b. 3

in 2007, 46 microgram per m ;c. 3

in 2008, 44 microgram per m ;d. 3

in 2009, 42 microgram per m .e. 3

Voorschrift 2.3Voor stikstofdioxide gelden buiten de krachtens voorschrift 2.1a aangewezen zones enagglomeraties bij de wegen, bedoeld in voorschrift 2.1, tweede lid, de volgende plandrempels

Page 200: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 200/203

voor de bescherming van de gezondheid van de mens, gedefinieerd als uurgemiddeldeconcentraties waarbij geldt dat deze maximaal achttien maal per kalenderjaar mogen wordenoverschreden:

in 2005, 250 microgram per m ;a. 3

in 2006, 240 microgram per m ;b. 3

in 2007, 230 microgram per m ;c. 3

in 2008, 220 microgram per m ;d. 3

e. in 2009, 210 microgram per m .e. 3

Voorschrift 2.4Voor stikstofdioxide geldt 400 microgram per m als uurgemiddelde concentratie gedurende drieachtereenvolgende uren, in gebieden met een oppervlakte van ten minste 100 km , alsalarmdrempel.

3

2

§ 3. Grenswaarde voor stikstofoxidenVoorschrift 3.1Voor stikstofoxiden geldt 30 microgram per m als jaargemiddelde concentratie als grenswaardevoor de bescherming van vegetatie, in gebieden met een oppervlakte van ten minste 1000 kmdie gelegen zijn op een afstand van ten minste 20 km van agglomeraties of op een afstand vanten minste 5 km van andere gebieden met bebouwing, van inrichtingen, van autosnelwegen ofhoofdwegen waarvan per dag meer dan 50 000 motorrijtuigen als bedoeld in

gebruik maken, waar de vegetatie naar het oordeel van het bevoegdebestuursorgaan bijzondere bescherming behoeft.

3

2

artikel 1 van deWegenverkeerswet 1994

§ 4. Grenswaarden voor zwevende deeltjes (PM ); plandrempel, richtwaarden,grenswaarde en blootstellingsconcentratieverplichting voor zwevende deeltjes (PM )

102,5

Voorschrift 4.1Voor zwevende deeltjes (PM ) gelden de volgende grenswaarden voor de bescherming van degezondheid van de mens:

10

40 microgram per m als jaargemiddelde concentratie;a. 3

50 microgram per m als vierentwintig-uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt datdeze maximaal vijfendertig maal per kalenderjaar mag worden overschreden.

b. 3

Voorschrift 4.2In afwijking van voorschrift 4.1 gelden voor een of meer bij algemene maatregel van bestuuraangewezen zones of agglomeraties of een gedeelte daarvan, waarvoor vrijstelling krachtensartikel 22, tweede lid, juncto vierde lid, van de EG-richtlijn luchtkwaliteit van toepassing is, toteen bij die maatregel genoemd tijdstip, doch uiterlijk tot 11 juni 2011, voor zwevende deeltjes(PM ) de volgende grenswaarden voor de bescherming van de gezondheid van de mens:10

48 microgram per m , gedefinieerd als jaargemiddelde concentratie, ena. 3

75 microgram per m , gedefinieerd als vierentwintig-uurgemiddelde concentratie,waarbij geldt dat deze maximaal vijfendertig maal per kalenderjaar mag wordenoverschreden.

b. 3

Voorschrift 4.3Voor zwevende deeltjes (PM ) geldt de volgende richtwaarde voor de bescherming van degezondheid van de mens, die met ingang van 1 januari 2010 voor zover mogelijk moet wordenbereikt:

2,5

25 microgram per m , gedefinieerd als jaargemiddelde concentratie.3

Page 201: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 201/203

Voorschrift 4.4Voor zwevende deeltjes (PM ) geldt met ingang van 1 januari 2015 de volgendegrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens: 25 microgramper m , gedefinieerd als jaargemiddelde concentratie.

1. 2,5

3

Tot 1 januari 2015 blijft het eerste lid buiten toepassing bij de uitoefening van eenbevoegdheid of toepassing van een wettelijk voorschrift met toepassing van

, ongeacht of de desbetreffende uitoefening of toepassing ook na degenoemde datum gevolgen voor de luchtkwaliteit heeft of kan hebben.

2.artikel

5.16, eerste lid

Voorschrift 4.5Voor zwevende deeltjes (PM ) geldt tot 1 januari 2015 de volgende plandrempel voor debescherming van de gezondheid van de mens, gedefinieerd als jaargemiddelde concentratie:

2,5

in 2008, 25 microgram per m , verhoogd met 20%, welk percentage op de daaropvolgendeeerste januari en vervolgens iedere 12 maanden met gelijke jaarlijkse percentages wordtverminderd tot 0% op 1 januari 2015.

3

Voorschrift 4.6Voor zwevende deeltjes (PM ) geldt met ingang van 1 januari 2015 een

blootstellingsconcentratieverplichting van ten hoogste 20 microgram per m , gedefinieerd alsgemiddelde blootstellingsindex.

2,53

Voorschrift 4.7Voor zwevende deeltjes (PM ) geldt de volgende richtwaarde inzake verminderingvan de blootstelling van de mens die met ingang van 1 januari 2020 voor zovermogelijk moet worden bereikt:

a. 2,5

a. indien de gemiddelde blootstellingsindex in2010 bedraagt:

een vermindering van de blootstellingten opzichte van 2010 met:

8,5 μg/m of minder3 0%

8,5 μg/m of meer maar niet meer dan 13 μg/m3 3 10%

13 μg/m of meer maar niet meer dan 18 μg/m3 3 15%

18 μg/m of meer maar niet meer dan 22 μg/m3 3 20%

b. indien de gemiddelde blootstellingsindex in2010 meer bedraagt dan 22 μg/m3

een waarde van 18 μg/m voor degemiddelde blootstellingsindex

3

§ 5. Grenswaarde voor loodVoorschrift 5.1Voor lood geldt 0,5 microgram per m als jaargemiddelde concentratie als grenswaarde voor debescherming van de gezondheid van de mens.

3

§ 6. Grenswaarde voor koolmonoxideVoorschrift 6.1

Page 202: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 202/203

Voor koolmonoxide geldt 10 000 microgram per m als acht-uurgemiddelde concentratie alsgrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens.

3

§ 7. Grenswaarden en plandrempels voor benzeenVoorschrift 7.1Voor benzeen gelden de volgende grenswaarden voor de bescherming van de gezondheid vande mens, gedefinieerd als jaargemiddelde concentraties:

tot 1 januari 2010, 10 microgram per m ;a. 3

met ingang van 1 januari 2010, 5 microgram per m .b. 3

Voorschrift 7.2Voor benzeen gelden de volgende plandrempels voor de bescherming van de gezondheid vande mens, gedefinieerd als jaargemiddelde concentraties:

in 2006, 9 microgram per m ;a. 3

in 2007, 8 microgram per m ;b. 3

in 2008, 7 microgram per m ;c. 3

in 2009, 6 microgram per m .d. 3

§ 8. Richtwaarden, informatiedrempel en alarmdrempel voor ozonVoorschrift 8.1

Voor ozon geldt de volgende richtwaarde voor de bescherming van de gezondheidvan de mens, die met ingang van 1 januari 2010 voor zover mogelijk moet wordenbereikt: 120 microgram per m als hoogste acht-uurgemiddelde concentratie van eendag, waarbij geldt dat deze gemiddeld over drie jaar op maximaal vijfentwintig dagenper kalenderjaar mag worden overschreden.

a.

3

Voor ozon geldt de volgende richtwaarde voor de lange termijn voor de beschermingvan de gezondheid van de mens: 120 microgram per m als hoogste acht-uurgemiddelde concentratie van een dag, gedurende een kalenderjaar.

b.3

Voorschrift 8.2Voor ozon geldt de volgende 18 000 (microgram per m ) • uur als AOT40-waarde voorde periode van 1 mei tot en met 31 juli, gemiddeld over vijf jaar, als richtwaarde diemet ingang van 1 januari 2010 voor zover mogelijk moet worden bereikt, terbescherming van de vegetatie.

a. 3

Voor ozon geldt 6 000 (microgram per m ) • uur als AOT40-waarde voor de periodevan 1 mei tot en met 31 juli van een kalenderjaar als richtwaarde voor de langetermijn, ter bescherming van de vegetatie.

b. 3

Voorschrift 8.3Voor ozon geldt een informatiedrempel van 180 microgram per m als uurgemiddeldeconcentratie.

3

Voorschrift 8.4Voor ozon geldt een alarmdrempel van 240 microgram per m als uurgemiddelde concentratie.3

§ 9. Richtwaarde voor arseenVoorschrift 9.1Voor arseen geldt 6 nanogram per m als jaargemiddelde concentratie, gedefinieerd als hettotale gehalte arseen in de PM fractie, als richtwaarde die met ingang van 1 januari 2013 voorzover mogelijk moet worden bereikt, voor de bescherming van de gezondheid van de mens enhet milieu.

3

10

Page 203: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlandenfaolex.fao.org/docs/pdf/net8981.pdf · adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden

9/9/2020 wetten.nl - Regeling - Wet milieubeheer - BWBR0003245

https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2020-07-01/0/afdrukken 203/203

§ 10. Richtwaarde voor cadmiumVoorschrift 10.1Voor cadmium geldt 5 nanogram per m als jaargemiddelde concentratie, gedefinieerd als hettotale gehalte cadmium in de PM fractie, als richtwaarde die met ingang van 1 januari 2013voor zover mogelijk moet worden bereikt, voor de bescherming van de gezondheid van de mensen het milieu.

3

10

§ 11. Richtwaarde voor nikkelVoorschrift 11.1Voor nikkel geldt 20 nanogram per m als jaargemiddelde concentratie, gedefinieerd als hettotale gehalte nikkel in de PM fractie, als richtwaarde die met ingang van 1 januari 2013 voorzover mogelijk moet worden bereikt, voor de bescherming van de gezondheid van de mens enhet milieu.

3

10

§ 12. Richtwaarde voor benzo(a)pyreenVoorschrift 12.1Voor benzo(a)pyreen geldt 1 nanogram per m als jaargemiddelde concentratie, gedefinieerd alshet totale gehalte benzo(a)pyreen in de PM fractie, als richtwaarde die met ingang van1 januari 2013 voor zover mogelijk moet worden bereikt, voor de bescherming van degezondheid van de mens en het milieu.

3

10

§ 13. Gevallen als bedoeld in de , en , waarin eenplan wordt vastgesteld en uitgevoerd.

artikelen 5.9, eerste lid 5.10, eerste lid

Voorschrift 13.1De gevallen, bedoeld in , zijn:artikel 5.9, eerste lid

plaatsen buiten de krachtens voorschrift 2.1a aangewezen zones en agglomeraties,waar de in de voorschriften 2.2 en 2.3 genoemde plandrempels voor stikstofdioxideworden overschreden, waarbij geldt dat in het plan wordt aangegeven op welke wijzevoldaan zal worden aan de in voorschrift 2.1, eerste lid, onder b, en tweede lid,genoemde grenswaarden;

a.

plaatsen waar de in voorschrift 7.2 genoemde plandrempel voor benzeen wordtoverschreden, waarbij geldt dat in het plan wordt aangegeven op welke wijze voldaanzal worden aan de in voorschrift 7.1, onder b, genoemde waarde.

b.