Smart shops anno 2000 - 2189084B_tcm19-105638

19
SMART SHOPS ANNO 2000 SMART SHOPS ANNO 2000 SMART SHOPS ANNO 2000 SMART SHOPS ANNO 2000 Rapport van de werkgroep Smart Shops II Rapport van de werkgroep Smart Shops II Rapport van de werkgroep Smart Shops II Rapport van de werkgroep Smart Shops II Den Haag, 29 maart 2001

Transcript of Smart shops anno 2000 - 2189084B_tcm19-105638

Page 1: Smart shops anno 2000 - 2189084B_tcm19-105638

SMART SHOPS ANNO 2000SMART SHOPS ANNO 2000SMART SHOPS ANNO 2000SMART SHOPS ANNO 2000

Rapport van de werkgroep Smart Shops IIRapport van de werkgroep Smart Shops IIRapport van de werkgroep Smart Shops IIRapport van de werkgroep Smart Shops II

Den Haag, 29 maart 2001

Page 2: Smart shops anno 2000 - 2189084B_tcm19-105638

1

InhoudInhoudInhoudInhoud

1. Inleiding 1

2. Analyse van de problematiek rond het gebruik 2 en de verkoop van niet-traditionele genotmiddelen

3. Knelpunten bij de regulering van smart shops 7

4. Analyse van de bestuurlijke problematiek rond de paddo’s 11

5. Slotbeschouwing en aanbevelingen 13

Noten 16

Leden van de werkgroep 17

Page 3: Smart shops anno 2000 - 2189084B_tcm19-105638

2

I.I.I.I. InleidingInleidingInleidingInleiding

Op 19 januari 1998 heeft de Minister van VWS de nota “Smart Shops en nieuwe trends in hetgebruik van psychoactieve stoffen” aan de voorzitter van de Tweede Kamer gezonden (1). Indeze nota concludeert de werkgroep Smart Shops I op grond van een brede risicoschatting dater in het algemeen geen sprake is van onaanvaardbare risico’s voor individu en samenleving bijhet gebruik en de verkoop van “niet-traditionele genotmiddelen” (2). De werkgroep doet wel deaanbeveling onderzoek te verrichten naar de mogelijkheid van verbetering van het wettelijk in-strumentarium ter regulering van de smart shop branche. Deze verbetering moet voorzien in demogelijkheid om desgewenst een leeftijdgrens te kunnen stellen voor de verkoop van niet-tradi-tionele genotmiddelen, om het aantal verkooppunten te kunnen beperken en om eisen te kunnenstellen aan de antecedenten van exploitanten van verkooppunten. Ook beveelt de werkgroep aande risicoschatting van de niet-traditionele genotmiddelen periodiek te herhalen. Het advies bevatgeen uitspraken over het beleid inzake de hallucinogene paddestoelen, aangezien de “strafzaakKerkdriel” eind 1997 nog onder de rechter was.

Op 20 januari 2000 heeft het ministerie van VWS opnieuw een werkgroep ingesteld. Aan dewerkgroep Smart Shops II is verzocht de door de eerste werkgroep uitgevoerde brede risico-schatting te herhalen en op basis van de uitkomst beleidsaanbevelingen te formuleren. Tevens isde werkgroep verzocht specifiek aandacht te besteden aan de bestuurlijke aspecten van de pro-blematiek rond de hallucinogene paddestoelen. De werkgroep Smart Shops II is op 1 februari2000 gestart met haar werkzaamheden.

Het advies is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 analyseert de werkgroep de volksgezond-heidsaspecten van de middelen die verkocht worden in smart shops en andere verkooppunten,alsmede de bestuurlijke problematiek en de criminele aspecten.In hoofdstuk 3 analyseert de werkgroep enige actuele knelpunten bij de regulering van smartshops. In hoofdstuk 4 besteedt de werkgroep aandacht aan de bestuurlijke en juridische pro-blematiek rond de paddo’s.De werkgroep sluit de nota af met in hoofdstuk 5 geformuleerde conclusies en aanbevelingen.

2. 2. 2. 2. Analyse van de problematiek rond het gebruik en de verkoop van niet-traditioneleAnalyse van de problematiek rond het gebruik en de verkoop van niet-traditioneleAnalyse van de problematiek rond het gebruik en de verkoop van niet-traditioneleAnalyse van de problematiek rond het gebruik en de verkoop van niet-traditionelegenotmiddelengenotmiddelengenotmiddelengenotmiddelen

2.1. 2.1. 2.1. 2.1. InleidingInleidingInleidingInleiding

In aansluiting op het uitvoerige rapport dat eerder door de Werkgroep Smart Shops I werd uit-gebracht, is thans veel nieuwe informatie voorhanden. Het gaat hierbij onder meer om het rap-port van het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs (CAM) over hallucinogenepaddestoelen, de resultaten van een monitoringsproject van de Keuringsdienst van Waren, gege-vens uit onderzoek en de resultaten van een quick scan van criminele aspecten door de CRI. Dewerkgroep heeft zich beperkt tot deze gegevens om de risicoschatting te herhalen.

2.2.2.2.2.2.2.2. Gegevens over (volks)gezondheidsaspectenGegevens over (volks)gezondheidsaspectenGegevens over (volks)gezondheidsaspectenGegevens over (volks)gezondheidsaspecten

Onderzoek Keuringsdienst van Waren

De Keuringsdienst van Waren heeft vanaf januari 1999 14 smart shops bezocht en onderzoekgedaan naar de daar verkochte producten. Dit is gebeurd in het kader van het project smartdrugs, smart products en eco-drugs. Het doel van het project was om een vorm van permanenttoezicht op smartshops (en andere verkooppunten) te ontwikkelen ten behoeve van de wets-handhaving. In dit project heeft het NVIC/RIVM op verzoek van de Keuringsdienst van Wareneen eerste inventarisatie gemaakt van de in de smart shops voorkomende producten inclusiefeen medisch-toxicologische beoordeling. Vervolgens heeft de Keuringsdienst van Waren een in-ventariserend onderzoek gedaan naar de branche van smart shops in enkele regio’s. Tevens is

Page 4: Smart shops anno 2000 - 2189084B_tcm19-105638

3

het totale productenaanbod van de branche geordend in termen van de van toepassing zijndewetgeving (Wet op de geneesmiddelenvoorziening, Opiumwet en Warenwet) en is een risico-schatting gemaakt van dit aanbod. Bij het onderzoek heeft de Keuringsdienst van Waren samen-gewerkt met de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en de regiopolitie.

De werkgroep heeft geconstateerd, dat het onderzoek van de Keuringsdienst van Waren eengoed beeld geeft van het productenaanbod, de wijze van etiketteren, de aard van de verkoop ende van toepassing zijnde wetgeving. De belangrijkste conclusies op grond van het onderzoekzijn:• de verkooppunten hebben goede medewerking verleend aan het onderzoek;• de etikettering van de aangetroffen producten blijkt over de gehele linie matig tot slecht te

zijn; ditzelfde geldt voor de door de branche gegeven voorlichting;• ongeveer 10 % van de producten die in de smart shops werden aangetroffen, zoals lido-

caïne, lachgas en GHB, valt onder de werking van de Wet op de geneesmiddelenvoorziening(WOG);

• deze producten mogen niet in smart shops en vergelijkbare verkooppunten verkocht wor-den; in concreto gaat het om synthetische efedrine, dextromethorphan, lidocaine, gammahy-droxyboterzuur (GHB) en lachgas;

• van de overige producten valt ongeveer 87 % onder de Warenwet en ongeveer 3 % onderde Opiumwet;

• er zijn een aantal synthetische drugs aangetroffen, zoals 4MTA, 2CT2 en 4-broom-2,5 dime-thoxyfenethylamine (Nexus) en S5.

De Keuringsdienst van Waren is begonnen met de opleiding voor gespecialiseerde controleurs.Dit gebeurt in het perspectief van regulier toezicht vanaf eind 2001 op de smart shop branche.In dit verband wijst de werkgroep er tenslotte op dat de rijksoverheid, conform de aanbevelingvan de werkgroep Smart Shops I, overleg heeft gevoerd met de Vereniging Landelijk OverlegSmartshops (VLOS), ten behoeve van informatie-uitwisseling en het bevorderen van zelfregule-ring ten aanzien van het hanteren van een leeftijdsgrens bij de verkoop, de verbetering van devoorlichting en van de vakkennis van verkopers. De VLOS heeft in 2000 een begin gemaakt metde opleiding van verkopers, in samenwerking met de Jellinek en de Brijder Stichting. Tevensheeft de VLOS haar leden opgeroepen om sterk werkende synthetische middelen als GHB en 4-MTA niet meer te verkopen.

De positief te waarderen inspanningen van de VLOS hebben echter nog niet geleid tot een ver-betering op het gebied van de voorlichting en de verkoop van synthetische drugs. In het onder-zoek van de Keuringsdienst van Waren is niet gebleken dat bij de VLOS aangesloten smart shopshet op deze punten beter doen dan smart shops die geen lid zijn van de VLOS.

Informatieronde in Amsterdam

Vertegenwoordigers van de gemeente Amsterdam in de werkgroep hebben hun zorg uitgespro-ken over de risico’s bij gebruik van niet-traditionele genotmiddelen en hebben hierbij in het bij-zonder gewezen op incidenten onder buitenlandse toeristen.Om inzicht te krijgen in de situatie in Amsterdam is bij de Amsterdamse GG en GD, de Jellineken onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam een informatieronde gehouden. Uit dezeronde blijkt het volgende:• het aantal meldingen bij de ambulance dienst na het gebruik van paddo’s is gestegen van 2

in 1995 tot 44 in 1998. Weliswaar vindt er bij het merendeel van deze meldingen vervoernaar de eerste hulp plaats (30 maal in 1998), maar over het algemeen kan gesteld wordendat het beloop mild is te noemen. Een relatief groot aantal meldingen (19 van de 44 in 1998)betreft buitenlanders;

• de politie heeft gemeld dat zich in 1999 1 sterfgeval en 2 ernstige incidenten na paddoge-bruik hebben voorgedaan. Het sterfgeval betrof een buitenlander die uit het raam is ge-sprongen of gevallen. Meer informatie (bijv. wat betreft gebruik van andere middelen, achter-

Page 5: Smart shops anno 2000 - 2189084B_tcm19-105638

4

grond van de persoon) is niet beschikbaar. Het is derhalve niet bekend of paddogebruik bijdit sterfgeval daadwerkelijk een rol heeft gespeeld en zo ja, in welke mate;

• de Jellinek ervaart het gebruik van het huidige assortiment producten in smart shops (inclu-sief paddo’s en efedra-producten) nauwelijks als een probleem. Wel is men van oordeel dater op het gebied van voorlichting in de smart shops nog veel verbeterd kan worden. DeJellinek ziet de permanente pogingen van de smart shop branche om nieuwe, sterk wer-kende middelen te ontwikkelen (met name synthetische drugs) als een gevaar voor de volks-gezondheid;

• onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam komen zeer weinig problemen tegen enoordelen dat het aantal problemen dat buitenlanders ondervinden zeer betrekkelijk is (afgezettegen de 3.1 miljoen overnachtingen per jaar). Wel stellen ook zij, dat er op het gebied vanvoorlichting en schadebeperking nog veel kan worden verbeterd. Uit observatie blijkt, datsmart shops regelmatig paddo’s verkopen aan toeristen die duidelijk onder invloed zijn vancannabis.

Risicoschatting CAM

Het CAM heeft over paddestoelen die de werkzame stoffen psilocine en psilocybine bevatten,een multidisiciplinaire risicoschatting uitgevoerd (3). Het rapport van het CAM bevat op hoofd-lijnen de volgende informatie over mogelijke risico’s voor de (volks)gezondheid.• Het CAM constateert dat er bij het gebruik van paddo’s geen sprake is van lichamelijke of

geestelijke afhankelijkheid. De acute toxiciteit blijft beperkt tot mogelijke paniek- en angst-aanvallen. Bij chronische toxiciteit kan hoogstens het optreden van flashbacks genoemdworden. Per saldo is er geen risico voor de individuele gezondheid bij het gebruik van pad-do’s.

• Verder constateert het CAM dat het product relatief gemakkelijk is te verkrijgen en dat erweinig adequate gebruikersinformatie beschikbaar is. De kwaliteit van het product is on-betrouwbaar en het kwaliteitsbesef van degenen die het product verkopen ontbreekt gro-tendeels. Daarentegen vallen de omvang van het gebruik, de kwetsbaarheid van de gebruikeren het aantal en ernst van meldingen van incidenten mee. Het risico voor devolksgezondheid wordt daarom als gering ingeschat.

• Men bepleit het stellen van kwaliteitseisen aan het product paddo’s (standaardisatie, zuiver-heid, etikettering) en aan de handel in paddo’s (o.a. verantwoorde informatievoorziening).

Peilstationsonderzoek Trimbos Instituut onder scholieren

Hoewel de werkgroep Smart Shops I in 1998 op grond van het Peilstationsonderzoek in 1996concludeerde dat paddo’s in relatief korte tijd populair zijn geworden, is er blijkens onderzoek in1999 sindsdien geen sprake geweest van een verdere toename van het gebruik onder scholieren(4). In het vierjaarlijkse Peilstationsonderzoek van het Trimbos-instituut naar roken, drinken,drugsgebruik en gokken onder scholieren van 10 tot 18 jaar is gebleken dat het recente gebruikvan paddo’s in 1999 ongeveer gelijk is gebleven aan 1996 (1,2% in 1999 en 1,5 % in 1996)(4).Ook de zogenaamde life time-prevalentie van paddo’s is in 1999 ongeveer gelijk gebleven aan1996 (4,3 % in 1996 en 3,8 % in 1999).

2.3 2.3 2.3 2.3 Conclusie met betrekking tot de volksgezondheidsaspecteConclusie met betrekking tot de volksgezondheidsaspecteConclusie met betrekking tot de volksgezondheidsaspecteConclusie met betrekking tot de volksgezondheidsaspectennnn

Ondanks de beschreven incidenten, die voor de individuele betrokkenen en hun omgeving zeeringrijpend kunnen zijn, bevestigen deze waarnemingen op het gebied van de volksgezondheid deeerdere beoordeling dat het gebruik van niet-traditionele genotmiddelen in het algemeen geen on-aanvaardbare risico’s met zich meebrengt in termen van schade voor het individu en voor de sa-menleving. Tegelijkertijd moeten de inspanningen van de smart shops op het gebied van etiket-tering, voorlichting en schadebeperking nog steeds als onvoldoende worden aangemerkt. Hetgegeven dat zowel de politie als de Keuringsdienst van Waren in meerdere smart shops synthe-tische drugs hebben aangetroffen (die al dan niet onder de werking van de Opiumwet vallen) isuit het oogpunt van de volksgezondheid volstrekt ongewenst. De inspanningen van de branche-

Page 6: Smart shops anno 2000 - 2189084B_tcm19-105638

5

organisatie, de VLOS, om de situatie op dit punt te verbeteren hebben nog geen aantoonbaarresultaat opgeleverd.

2.4 2.4 2.4 2.4 Gegevens over bestuurlijke problematiek, openbare orde en criminaGegevens over bestuurlijke problematiek, openbare orde en criminaGegevens over bestuurlijke problematiek, openbare orde en criminaGegevens over bestuurlijke problematiek, openbare orde en criminaliteitliteitliteitliteit

Risicoschatting CAM

Het CAM heeft in haar risicoschatting over psychotrope paddestoelen van februari 2000 ookaandacht besteed aan de aspecten openbare orde en criminaliteit. De risicoschatting bevat ophoofdlijnen de volgende informatie:• Het middel beïnvloedt het reactievermogen (o.a. de rijvaardigheid) van de gebruiker negatief;• Er is geen sprake van verlaging van de geweldsdrempel. Omdat het gebruik meestal thuis of

in de vrije natuur plaatsvindt, is er geen overlast voor burgers. Het risico voor de openbareorde wordt daarom als gering ingeschat;

• Er is geen risico met betrekking tot criminele betrokkenheid. hoogstens hebben enkele indivi-duen uit het smart shop circuit banden met het “designer drugs milieu”;

• Het CAM constateert ten aanzien van psychotrope paddestoelen per saldo geringe, dan welgeen risico’s inzake de openbare orde en de criminaliteit.

Quick scan CRI

De CRI heeft op verzoek van de werkgroep in mei 2000 een quick scan uitgevoerd naar criminelebetrokkenheid bij de smart shop branche. De vragen die door de CRI via enkele landelijke net-werken werden gesteld, waren:- is er informatie dat er behalve smart- en ecoproducten ook (synthetische) drugs die onderOpiumwet vallen, over (of onder) de toonbank verkocht worden;- is er informatie over criminele antecedenten van eigenaars, beheerders of personeel van smartshops;- is er informatie dat smart shops als dekmantel gebruikt worden voor bijv. witwas praktijken ofandere illegale activiteiten?

Uit de ontvangen antwoorden van 16 regio’s, een kernteam en de USD en enkele gesprekkenmet betrokkenen concludeert de CRI het volgende:• De respons is landelijk gezien vooralsnog onvoldoende, waardoor de quick scan als indicatief

moet worden gezien; oorzaken van de geringe respons zijn het ontbreken van prioriteit voorhet onderwerp en het ontbreken van centraal (en regionaal) geregistreerde gegevens;

• In 3 regio’s (Groningen, Maastricht en Amsterdam) is sprake van een aanzienlijke hoeveel-heid smart shops. De overige regio’s hebben slechts een klein aantal (<5 tot 10) shops;

• De regio’s Groningen en Maastricht geven aan dat het moeilijk is een scheidslijn te trekkentussen smart shops en het coffeeshopmilieu; beheerders/exploitanten van smart shops ko-men vaak uit de coffeeshopbranche;

• In de regio Groningen is in september 1999 een rapportage gemaakt om de criminaliteit inbeeld te krijgen. Het blijkt dat smart-, eco- en growshops ook werkzaam zijn in de soft-drugsbranche. Van de beheerders van de coffeeshops en smart-, eco- en growshops heeft60 tot 70 % een ruim aantal criminele antecedenten. Bij meer dan 60 procent van de niet-coffeeshops worden softdrugs verkocht. Er zijn tevens ongebruikelijke financiële transactieswaargenomen. Er is geen informatie dat bedrijven zich met witwas praktijken bezighouden;

• Van 10 beheerders/exploitanten van smart shops verspreid over 5 regio’s is bekend dat zijcriminele antecedenten hebben (artt.2 en 3 Opiumwet; 310, 141 en 180 Wetboek vanStrafrecht); in de regio Limburg Zuid wordt niet uitgesloten dat sommige smart shops alsdekmantel dienen voor witwas praktijken.

• De gegevens over de verkoop van drugs in smart shops zijn uitgesplitst naar 3 categorieën:1) soft drugs (cannabisprodukten), 2) hard drugs en 3) de stoffen 4-MTA, 2CT2, 2CT1, GHBen de (versnijdings)middelen mannitol en coffeïne.

Page 7: Smart shops anno 2000 - 2189084B_tcm19-105638

6

Uit de ontvangen gegevens blijkt dat: - 6 regio’s melding maken van verkoop van soft drugs in smart shops. Het aantal incidenten is niet geregistreerd; - 4 regio’s melding maken van de verkoop van hard drugs vanuit smart shops, waaronder eenmaal XTC en verder niet gespecificeerd (twee regio’s van deze vier vallen ook binnen de categorie 1 en twee andere regios vallen ook binnen de categorie 3); - 7 regio’s melding maken van de verkoop in smart shops van 4 MTA, 2CT2, 2CT 1, GHB en de (versnijdings)middelen manitol en cafeïne. Het betrof 7 verschillende incidenten (drie van de zeven regio’s vallen ook binnen de categorie 1 en twee andere regio’s van de zeven vallen ook binnen categorie 2).• Hoewel een aantal beheerders/exploitanten criminele antecedenten hebben en in het politie-

veld ernstige scepsis bestaat ten aanzien van de branche, is niet gebleken dat er sprake isvan (zware) georganiseerde criminaliteit.

• Een aantal smart shops is voor hun omzet in sterke mate afhankelijk van de verkoop vanpaddo’s.

• Blijkens het Drugs Situatie Rapport over 1999 van het Bundeskriminalamt (BKA) inWiesbaden werden in het jaar 1999 in Duitsland in 395 gevallen psilocybine bevattendepaddestoelen in beslag genomen waarbij vast kwam te staan dat de herkomst Nederlandwas. Dit betrof 89,4 % van alle gevallen waarin paddo’s in Duitsland in beslag genomenwerden. De totale hoeveelheid in beslag genomen paddo’s in Duitsland over 1999 bedroeg17,7 kilogram.

Signalen van de gemeenten Amsterdam en Maastricht en van de VNG

In 1998 hebben de gemeenten in de toenmalige Interbestuurlijke Taskforce Veiligheid en versla-vingszorg geen overlastgevende situaties rond smart shops gerapporteerd. Het Steun- en Infor-matiepunt Drugs en Veiligheid (SIDV) bij de VNG werd zelden door gemeenten geconsulteerdover bestuurlijke problematiek rond smart shops. In 2000 is deze situatie in ieder geval op on-derdelen veranderd. Door de vertegenwoordigers van de gemeente Amsterdam en de gemeenteMaastricht is gemeld dat in deze steden wel degelijk sprake is van overlast in verband met hetaantal smart shops, met als gevolg de grote toeloop van jonge (drugs)toeristen. Beide gemeen-ten melden dat de vestiging van verkooppunten zeer moeilijk is te reguleren. Bovendien meldt deVNG dat nu ook in andere gemeenten smart shops in opkomst zijn en dat via het Steun- en In-formatiepunt Drugs en Veiligheid (SIDV) regelmatig vragen binnenkomen over de mogelijkheidvan aanpak van smart shops en paddo’s.

Amsterdam heeft een fors aantal verkooppunten in de oude binnenstad (ca. 60). Gelet op devaak dure locaties waar deze shops zijn gevestigd, veronderstelt men vermenging met het cri-minele milieu en witwaspraktijken. Onderzoek van politie en justitie moet deze verdenkingennader onderbouwen.Een aantal smart shops in Amsterdam zijn betrokken bij de straathandel in lidocaïne (een zoge-naamde nepdrug, die onder de WOG valt). Begin oktober 2000 heeft de Amsterdamse politie ineen aantal smart shops delen in beslag genomen van beschermde Mexicaanse peyotecactussen(met als werkzaam bestanddeel mescaline), die in kraaltjes waren verwerkt. Volgens informatievan de Amsterdamse Wallenmanager is ook uit onderzoek in Amsterdam gebleken dat er sprakeis van verwevenheid met drugsbranches en dat een groot aantal ondernemers over criminele an-tecedenten beschikt. Het baart de Amsterdamse Wallenmanager voorts zorgen dat door deaanwezigheid van tientallen smart shops een versterking van de drugsuitstraling heeft plaatsge-vonden. Dit trekt een bepaald publiek aan dat de stad bezoekt om te “drugsshoppen”. Het resul-taat is naar het oordeel van de gemeente een monofunctionele ontwikkeling van elkaar aantrek-kende laagwaardige functies/ondernemingen en daarmee een (verdere) verloedering van de stad.

In Maastricht doet zich de laatste jaren een groei voor van het aantal smart shops, headshops engrowshops. In twee à drie jaar is het aantal shops gegroeid tot dertig. De gemeente meldt dathet moeilijk is een onderscheid te maken tussen deze typen shops omdat het productenaanbodsteeds meer overlap vertoont. Uit onderzoek is gebleken dat zowel de ondernemer als het perso-

Page 8: Smart shops anno 2000 - 2189084B_tcm19-105638

7

neel doorgaans niet op de hoogte zijn van de risico’s, de wijze van gebruik en de strafbaarstel-ling van de verkochte producten in het buitenland.De smart shops, headshops en growshops oefenen evenals de coffeeshops een grote aantrek-kingskracht uit op drugstoeristen. Op deze wijze dragen de smart shops en vergelijkbare ver-kooppunten bij aan de reeds bestaande overlast door drugstoerisme, zonder dat het mogelijk isom precies aan te geven hoe groot deze bijdrage is.Omwonenden ervaren de komst van dergelijke verkooppunten als bedreigend. Een aantal van de-ze winkels vestigen zich in straten waar het woon- en leefklimaat door de aanwezige coffee-shops, straatdealers en drugscafé’s toch al onder druk staat. Enkele shops maken volledig ge-bruik van de openingstijden die de Winkeltijdenwet biedt, waardoor zij langer open zijn dan deoverige detailhandel.Uit gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt dat de ondernemingen vaak banden hebbenmet de softdrugswereld. In de praktijk is volgens de gemeente gebleken dat een aantal zakenook zelf betrokken zijn bij de verkoop van softdrugs. Zij verwijzen klanten naar andere adressenof laten de verkoop van deze producten plaatsvinden in een afzonderlijke ruimte.

2.5. 2.5. 2.5. 2.5. Conclusie met betrekking tot de aspecten van overlast, bestuurlijke problematiek enConclusie met betrekking tot de aspecten van overlast, bestuurlijke problematiek enConclusie met betrekking tot de aspecten van overlast, bestuurlijke problematiek enConclusie met betrekking tot de aspecten van overlast, bestuurlijke problematiek encriminaliteitcriminaliteitcriminaliteitcriminaliteit

Op het gebied van overlast, bestuurlijke problematiek en criminaliteit zijn onvoldoende gegevensbeschikbaar om tot een representatief landelijk beeld te komen. Wel is duidelijk dat problemenop dit gebied zich in ieder geval voordoen in de regio’s met een relatief groot aantal smartshops, namelijk Amsterdam-Amstelland, Limburg-Zuid en Groningen. Vergeleken met de situatiein 1998, zijn er nu sterkere signalen over problemen voor de openbare orde door drugstoerismeen de beperkte reguleringsmogelijkheden voor gemeenten. Ook de gegevens over criminele ante-cedenten van exploitanten/beheerders van smart shops en over verwevenheid van de smart shopbranche met de branche van coffeeshops en growshops laten een ernstiger beeld zien dan in1998. Desalniettemin concludeert de werkgroep dat de landelijke risico’s op het gebied vanoverlast, bestuurlijke problematiek en criminaliteit vooralsnog geen ernstige vormen aannemen.

3. 3. 3. 3. Knelpunten bij de regulering van smart shopsKnelpunten bij de regulering van smart shopsKnelpunten bij de regulering van smart shopsKnelpunten bij de regulering van smart shops

3.1. 3.1. 3.1. 3.1. InleidingInleidingInleidingInleiding

Er wordt geen landelijke registratie bijgehouden van het aantal smart shops en andere verkoop-punten van niet-traditionele genotmiddelen. In 1998 werd het aantal smart shops geschat op on-geveer 100. Op grond van de thans beschikbare gegevens veronderstelt de werkgroep SmartShops II dat het aantal smart shops na 1998 is gestegen. Op basis van een ruwe schatting komtde werkgroep uit op een aantal van ongeveer 150. Tevens heeft de werkgroep de stellige indrukdat de verkoop van paddo’s en andere producten de afgelopen twee jaar verder is uitgewaaierdnaar andere verkooppunten.

In combinatie met de in het vorige hoofdstuk gerapporteerde signalen over bestuurlijke problema-tiek en criminaliteit, pleiten deze gegevens volgens de werkgroep voor grotere inspanningen ophet gebied van regulering, om te voorkómen dat de situatie in de nabije toekomst uit de handloopt en zich onaanvaardbare risico’s gaan voordoen. De werkgroep constateert echter dat zichdiverse actuele knelpunten voordoen op het gebied van mogelijkheden tot regulering. In het vol-gende worden deze besproken. Vervolgens staat de werkgroep wat uitgebreider stil bij de moge-lijkheden en onmogelijkheden voor gemeenten van de leefmilieuverordening en het bestemmings-plan.

3.2. 3.2. 3.2. 3.2. Actuele knelpuntenActuele knelpuntenActuele knelpuntenActuele knelpunten

De complexiteit van de problematiek

In de werkgroep is uitgebreid gesproken over knelpunten en oplossingsrichtingen. Een eersteknelpunt is de complexiteit van de problematiek, die met name bepaald wordt door het feit dat

Page 9: Smart shops anno 2000 - 2189084B_tcm19-105638

8

het beleid ten aanzien van de smart shops anno 2000 gesitueerd moet worden op het snijvlakvan het drugbeleid in engere zin, het beleid ter bescherming van de consument van eet- endrinkwaren, het beleid ten aanzien van de geneesmiddelenvoorziening en het beleid inzake dehandhaving van de openbare orde en de bestrijding van de criminaliteit. Bovendien zijn er tweegeledingen van de overheid direct bij betrokken, namelijk de rijksoverheid en de gemeenten en isde problematiek niet uniform over het land verspreid. Dit heeft er toe geleid dat de besprekingenin de werkgroep voor een niet onaanzienlijk deel gewijd waren aan discussies over wat nu het(dominante) probleem is, waar zich (de belangrijkste) knelpunten voordoen en waar (de belang-rijkste) oplossingsrichtingen gezocht moeten worden.

Om dit nader toe te lichten volgen hier enige voorbeelden, die in kort bestek uiteraard onvol-doende recht doen aan alle nuances en argumentaties.Vanuit de optiek van het drugbeleid gaat het om de beperking van de risico’s van het gebruikvan psycho-actieve stoffen, voor het individu, zijn/haar directe omgeving en voor de samenle-ving. Ten aanzien van de smart shops leidt dit tot een aanpak die tot doel heeft onaanvaardbarerisico’s uit te sluiten. Een benadering waarbij de verkoop van “niet-traditionele genotmiddelen”geheel wordt verboden of onmogelijk gemaakt, is niet gewenst, onder meer omdat dit kan leidentot mogelijk ernstige neveneffecten (zoals het aanbieden van gevaarlijker middelen door crimine-len in niet-controleerbare situaties) en omdat de geloofwaardigheid van de overheid in het gedingkomt (door het verbieden van de verkoop van middelen die in de vrije natuur voorkomen of vanproducten die voor andere gebruiksdoeleinden vrij verkrijgbaar zijn). Het toezicht en de handha-ving moeten berusten op een prioriteitsstelling die recht doet aan de aard en grootte van derisico’s. Bij de weging van de risico’s wordt rekening gehouden met het feit dat gebruikers dezemiddelen gebruiken als roesmiddel, bereid zijn eventuele onplezierige bijwerkingen voor lief te ne-men en zich veelal weinig of niets gelegen laten liggen aan de vraag of een middel legaal ver-kocht mag worden of niet.

Vanuit de optiek van het geneesmiddelenbeleid is het van belang dat een deel van de productendie in smart shops verkocht worden onder de Wet op de geneesmiddelenvoorziening (WOG) valt.Deze wet regelt welke geneesmiddelen via welke kanalen verkocht mogen worden. In de smartshops is bij ongeveer 10 % van het productenaanbod sprake van verkoop van geneesmiddelenlangs een oneigenlijk handelskanaal. Deze geneesmiddelen zijn bovendien niet volstrekt veilig.Het feit dat gebruikers deze middelen niet als geneesmiddel, maar als roesmiddel gebruiken, is indeze optiek niet relevant. Uitgangspunt voor de aanpak is strikt vasthouden aan de reguleringvan de distributie van geneesmiddelen op grond van de WOG. Er wordt bij de aanpak geen uit-zondering gemaakt voor bijzondere sectoren als de smart shops, omdat anders de geloofwaar-digheid van de overheid in het geding komt. Het toezicht en de handhaving moeten er derhalveop gericht zijn de verkoop van alle producten die als geneesmiddel gekwalificeerd moeten wor-den en die niet in smart shops verkocht mogen worden, zo spoedig mogelijk te beëindigen.

De gemeente Amsterdam, die in de werkgroep vertegenwoordigd wordt door medewerkers vanhet Wallenproject, ervaart de problematiek vooral als een van overlast, verloedering en crimina-liteit en heeft bovendien te maken met (waarschijnlijk) het grootste aantal incidenten met hetgebruik van eco-drugs en smart products. Ook de gemeente Maastricht wijst op overlast, ver-loedering en criminaliteit.

Vanuit deze invalshoek spreekt men de behoefte uit aan aanscherping van de landelijke wetge-ving en aan een grootschalige, prioritaire en integrale inzet bij de handhaving hiervan. Vanuit hetperspectief van de volksgezondheid roept dit de vraag op of volksgezondheidsinstrumenten hier-mee niet feitelijk worden ingezet voor een andere taak, namelijk de bestrijding van overlast. Inhet perspectief van de misdaadbestrijding doet zich de vraag voor of de gevraagde inzet wel inverhouding staat tot de prioriteit die gegeven moet worden aan misdaadbestrijding in andere sec-toren, mede gezien het feit dat de problematiek zich niet in alle regio’s in dezelfde mate voor-doet.De werkgroep heeft geconcludeerd dat het minder zinvol is om te trachten op alle punten tekomen tot consensus. Zij is van mening dat de hierboven aangeduide complexiteit van de pro-blematiek onderdeel moet uitmaken van de probleemanalyse. Dit betekent dat waar zich ver-

Page 10: Smart shops anno 2000 - 2189084B_tcm19-105638

9

schillen in visie voordoen, deze worden weergegeven in het advies, evenals de consequentiesvan verschillende benaderingen voor de betrokken partijen.

Onduidelijkheid over de wettelijke status van middelen

In het rapport van de werkgroep Smart Shops I is vermeld dat de IGZ en de Keuringsdienst vanWaren over definities beschikken om te beslissen of een product beschouwd moet worden alseen waar of als een geneesmiddel. Inmiddels heeft het project smart drugs, smart products eneco-drugs van de Keuringsdienst van Waren duidelijk gemaakt dat ongeveer 10 % van de insmart shops aangetroffen producten onder de werking van de WOG valt. Er is echter nog geensprake van volstrekte helderheid op dit punt. Niet voor alle in aanmerking komende producten isde bovengenoemde beslisprocedure verlopen. Ook na genoemde procedure kan het voor partijenin het veld nog onduidelijk zijn of een bepaald product een waar is of een geneesmiddel. Derdenkunnen bovendien de toegekende status aanvechten voor de rechter, die in gevallen van twijfeluitspraak moet doen. Verder worden kruiden in de regel nog niet als geneesmiddelen aange-merkt, ook als zij dat feitelijk wel zijn.

Hoewel de wettelijke status van alle in smart shops verkochte producten in theorie volstrekt dui-delijk is, ervaren partijen in het veld soms nog de nodige onduidelijkheid. De Amsterdamse Wal-lenmanager heeft bijvoorbeeld de behoefte uitgesproken aan een lijst van psycho-actieve pro-ducten die op grond van de WOG of de Warenwet in ieder geval niet in smart shops verkochtmogen worden, om deze in het kader van een regeling in de APV ter regulering te kunnen ge-bruiken. De Warenwet kent het Warenwetbesluit Kruidenpreparaten, waarin verboden kruidenmet naam worden genoemd (Stb. 2001, 56 d.d. 31 januari 2001). De WOG kent echter welis-waar ook een lijst, namelijk het register van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen(CBG), maar deze is gezien de doeleinden van de gemeente (nog) onvolledig (bijvoorbeeld watbetreft kruiden die in feite een geneesmiddel zijn en die niet zijn opgenomen in het Warenwet-besluit Kruidenpreparaten). Verder is het register van het CBG een lijst van toegelaten middelen(dit in tegenstelling tot de lijst van het Warenwetbesluit Kruidenpreparaten waarop stoffen staandie verboden zijn). Op de lijst van het CBG staan dus niet de ongeregistreerde geneesmiddelen.Het moge duidelijk zijn dat gemeenten op dit punt de (Europees bepaalde) landelijke wetgevingop het gebied van geneesmiddelen vooralsnog niet ervaren als een op de lokale praktijk toege-sneden instrumentarium.

Capaciteitsproblemen bij het toezicht

De werkgroep Smart Shops I heeft gepleit voor systematisch toezicht van de IGZ en de Keu-ringsdienst van Waren op de smart shops en andere “alternatieve” verkooppunten, ten behoevevan de wetshandhaving en monitoring van de situatie. De capaciteit van de Keuringsdienst vanWaren is thans nog onvoldoende om de verkooppunten regelmatig te screenen. In de loop vandit jaar zal de capaciteit –dankzij het opleidingstraject- worden vergroot. Eind 2001 zal dezecapaciteit volledig inzetbaar zijn en zal er sprake zijn van regulier toezicht.

Afgezien van de eerder geleverde ondersteuning voor de pilot-studie van de Keuringsdienst vanWaren, beschikt de Inspectie voor de Gezondheidszorg echter over onvoldoende capaciteit voorregulier toezicht dat aansluit op de toenemende inspanningen van de Keuringsdienst van Waren.Zoals eerder vermeld, valt ongeveer 10 % van de in smart shops verkochte producten onder dewerking van de WOG. Bij aanmelding bij de IGZ van deze middelen door de Keuringsdienst vanWaren bij de IGZ heeft de IGZ dan geen andere optie dan optreden en proces verbaal opmaken,tenzij er beleidsmatig een prioriteitsstelling wordt geformuleerd. Zoals eerder in dit hoofdstuk isaangeduid, ligt vanuit de optiek van het drugbeleid een prioritering op basis van de risico’s voorde hand en vanuit de optiek van het geneesmiddelenbeleid juist een strikte handhaving. Bij beideopties moet geconstateerd worden dat de huidige capaciteit van de IGZ tekort schiet.

Page 11: Smart shops anno 2000 - 2189084B_tcm19-105638

10

Strafmaat WOG is ontoereikend

In het kader van de WOG is in het verleden bij de handhaving de samenwerking van de IGZ metde regiopolitie en het Openbaar Ministerie gefrustreerd door het feit dat strafbare feiten in de zinvan deze wet niet meer dan een overtreding opleverden. Voor inbeslagname en vervolging werddat in de prioriteitstelling bij politie en OM feitelijk als onvoldoende aangemerkt om tot actie overte gaan. Naar verwachting zal binnenkort de strafmaat in de WOG verhoogd worden naar 6 jarenen zal de WOG gekoppeld zijn aan de Wet Economische Delicten, waardoor het OM slagvaardi-ger kan optreden. De werkgroep verwacht dat bovengenoemd knelpunt daarom binnenkort tothet verleden zal behoren, maar acht het wel noodzakelijk de ontwikkelingen op dit gebied metaandacht te volgen aangezien zij de verkoop van synthetische drugs die niet onder de Opiumwetvallen maar wel onder de WOG volstrekt ongewenst vindt. De aanpak hiervan moet prioriteitkrijgen.

Ontbreken van informatie over criminele randverschijnselen

Op het gebied van de criminaliteit vormt het ontbreken van een landelijk representatief en slui-tend beeld een knelpunt. Verder is er onvoldoende onderzoek gedaan om de vermoedens vanwitwaspraktijken te kunnen onderbouwen.

Onvoldoende reguleringsmogelijkheden voor gemeenten

De werkgroep Smart Shops I heeft zich in haar nota van 1998 uitgebreid gebogen over de mo-gelijkheden van lokale overheden om regulerend ten aanzien van smart shops op te treden.Gemeenten hebben geen taken of bevoegdheden op basis van de WOG, de Wet voorkomingmisbruik chemicaliën, de Warenwet en de Opiumwet (met uitzondering van artikel 13b, dezogenaamde Damocles-regeling). Ten aanzien van de producten die in smart shops wordenverkocht hebben de gemeenten derhalve nauwelijks regulererende bevoegdheden. Een verbodvan deze producten op gemeentelijk niveau is evenmin aan de orde. Dat gaat de autonome ver-ordeningsbevoegdheid te boven.

In het rapport van de Werkgroep Smart Shops I is een overzicht gegeven van het instrumenta-rium dat de gemeente wel ter beschikking staat (p. 31-33). In aanvulling hierop heeft de werk-groep Smart Shops II zich gebogen over de mogelijkheden van de leefmilieuverordening en hetbestemmingsplan.De leefmilieuverordening - een tijdelijke aanvulling op het bestemmingsplan die een verdere ach-teruitgang van probleemwijken moet voorkomen – biedt gemeenten enige armslag. In deze “anti-verloederingsverordening” kunnen namelijk voorschriften worden gegeven ten aanzien van ondermeer het in gebruik nemen van op te richten of door verbouwing tot stand te brengen bouw-werken. Hierdoor wordt de vestiging van bijvoorbeeld nog meer horeca in sommige stadscentrageweerd. Zo kan ook ingebruikname van nieuwe of verbouwde panden als smart shop wordenvoorkomen of gemaximeerd. Overigens past ook hier de kanttekening dat het zeer moeilijk zalzijn een goede, sluitende definitie voor smart shops te vinden.

In een aantal gevallen kan de leefmilieuverordening op grond van de Wet op de stads- en dorps-vernieuwing (WSDV) dus een (tijdelijk) instrument bieden ter regulering van smart shops. Eenleefmilieuverordening is gericht op wering van dreigende en stuiting van reeds ingetreden ach-teruitgang van de woon- en werkomstandigheden in een gebied dat in hoofdzaak wordt gebezigdvoor bewoning, midden- en kleinbedrijf, kantoren of een combinatie hiervan. Hierbij moet welworden aangetekend dat het moet gaan om een gebied waar achteruitgang van woon- en werk-omstandigheden dreigt plaats te vinden of al plaatsvindt. Bovendien moeten Gedeputeerde Sta-ten de verordening goedkeuren. De leefmilieuverordening is daarmee geen instrument dat vooralle gemeenten en voor alle delen van een gemeente bruikbaar is en kent dus maar een beperkttoepassingsbereik.In het geval van grootschaliger ongewenste ontwikkelingen, zoals in Amsterdam en Maastrichtbijvoorbeeld, kan ook het bestemmingsplan (keerklepartikel) als instrument gehanteerd worden.

Page 12: Smart shops anno 2000 - 2189084B_tcm19-105638

11

Ten aanzien van de stand van zaken rond de Wet op de Openbare Inrichtingen en de Wet Open-bare Orde en Veiligheid schat de werkgroep in dat deze trajecten de komende vijf jaar niets zul-len opleveren dat relevant is in deze context.Al met al concludeert de werkgroep als volgt. In het kader van de bescherming van het woon-en leefklimaat en de handhaving van de openbare orde kunnen gemeenten regels stellen ten aan-zien van smartshops en de verkoop van niet-traditionele genotmiddelen, zij het slechts in be-perkte mate.

4. 4. 4. 4. Analyse van de bestuurlijke problematiek rond de paddo’sAnalyse van de bestuurlijke problematiek rond de paddo’sAnalyse van de bestuurlijke problematiek rond de paddo’sAnalyse van de bestuurlijke problematiek rond de paddo’s

De werkgroep heeft zich gezien haar opdracht en samenstelling niet uitgebreid gebogen over dejuridische problematiek rond de paddo’s. Eerder in dit advies is reeds aandacht besteed aan derisicoschatting van het CAM. De werkgroep heeft aan de beoordeling van de risico’s van halluci-nogene paddestoelen door het CAM weinig toe te voegen, afgezien van de recente informatievan de CRI over criminele betrokkenheid bij de smart shop branche. Een verdergaande discussieover het middel paddo’s is vooral van academisch belang. De gezondheidsrisico’s op zich gevengeen aanleiding tot een intensivering van beleid of handhaving. De vraag “wat nu te doen metde paddo’s” vereist op dit moment een politieke afweging.

De werkgroep is van mening dat bij de beantwoording de gehele context van het gebruik en deverkoop van paddo’s in beschouwing moet worden genomen. Anders gezegd: de problematiekrond de paddo’s kan niet los worden gezien van het vraagstuk “hoe willen wij als samenlevingomgaan met de verkoop van psycho-actieve middelen in smart shops en vergelijkbare verkoop-punten en de randverschijnselen die zich hierbij voordoen?”

Volgens het recente arrest van het Hof in Den Bosch vallen verse paddo’s als zodanig niet onderde Opiumwet, maar wel op het moment dat ze uit het kweekbed zijn verwijderd en op mattenter droging zijn uitgespreid. Er is dan sprake van preparaten van psilocine en psilocybine, zodathet wettelijk regime van Lijst I Opiumwet van toepassing is. Gezien de beperkte risico’s van pad-do’s heeft het College van Procureurs-Generaal een brief doen uitgaan aan de hoofdoffcierenmet de beleidsregel om aan “paddo-zaken” vooralsnog een lage prioriteit toe te kennen. Dit laatonverlet dat er in de lokale of regionale situatie desgewenst van deze regel kan worden afgewe-ken.

De werkgroep is van mening dat de beleidsregel het in principe mogelijk maakt om een pragma-tisch en op gezondheidsbescherming gericht beleid te blijven voeren, waarbij in bijzondere lokaleof regionale situaties kan worden opgetreden tegen excessen. Op basis van het regime van LijstI is het echter niet mogelijk een sepotbeleid voor de verkoop van paddo’s te formuleren, zodatgemeenten niet in staat zijn om de smart shops te reguleren met bijvoorbeeld een maximum-en/of concentratiebeleid. Bovendien doet zich een duidelijke discrepantie voor tussen de beperk-te risico’s van paddo’s en het strenge regime van Lijst I Opiumwet. Verder is één van de partijenin de strafzaak “Kerkdriel” in cassatie gegaan bij de Hoge Raad, zodat een definitieve juridischebeoordeling van de rechtsvragen rond de paddo’s waarschijnlijk nog geruime tijd op zich zal latenwachten.

In deze omstandigheden lijkt het de werkgroep het meest aangewezen om, zonder stil te staanbij mogelijke uitkomsten van de huidige behandeling van de rechtsvragen, te bezien welke wet-telijke regimes in aanmerking kunnen komen voor de paddo’s. Dit betekent overigens dat laterzou kunnen blijken dat een of meer van de volgende opties strijdig zijn met de verplichtingen vaninternationale verdragen waar Nederland zich aan heeft gebonden.

De werkgroep concludeert dat er een discrepantie bestaat tussen de risico’s van paddo’s en hetthans volgens de rechter van toepassing zijnde wettelijk regime (Lijst I Opiumwet). Bij de formu-lering van alternatieven heeft de werkgroep overwogen dat de risico’s van paddo’s weliswaarbeperkt zijn, maar dat het ook weer geen middelen zijn die zodanig veilig zijn dat volledig vrijeverkoop kan worden toegestaan. Het regime zou idealiteridealiteridealiteridealiter de mogelijkheid moeten bieden om hetaantal verkooppunten te kunnen beperken, voorwaarden te kunnen stellen aan de antecedenten

Page 13: Smart shops anno 2000 - 2189084B_tcm19-105638

12

van exploitanten/beheerders en een leeftijdsgrens te voor verkoop te kunnen stellen. De werk-groep heeft, mede gezien de risicoschatting van het CAM, de voorkeur voor een wettelijk regimedat de minst vergaande interventies mogelijk maakt die noodzakelijk zijn om te voldoen aan degenoemde voorwaarden.

In dit verband heeft de werkgroep – in verkennende zin - gesproken over de mogelijkheid vaneen integrale wet op de genotmiddelen. In een dergelijke wet zou het mogelijk zijn om met meer‘lijsten’ van stoffen te werken, waardoor diverse regimes, van verbieden tot toestaan ondervoorwaarden, kunnen ontstaan. Deze regimes zouden gebaseerd kunnen worden op de risico’svan de betreffende middelen en de hieruit voortvloeiende noodzaak tot bescherming van individuen samenleving. Hierbij kan worden gedacht aan het tegengaan van randverschijnselen van ge-bruik van genotmiddelen zoals bijvoorbeeld overlast, interferentie met prestaties op school, werken in het verkeer en onaanvaardbare gezondheidsrisico’s (verslaving, hoge acute toxiciteit, psy-chische stoornissen en dergelijke). In een dergelijke wet zouden alle psycho-actieve stoffen op-genomen kunnen worden die als genotmiddel worden gebruikt, met inbegrip van alcohol en destoffen die thans onder de werking van de Opiumwet vallen. De wet zou per lijst gedifferen-tieerde mogelijkheden moeten bieden om de distributie van de betreffende stoffen te reguleren.Een dergelijke opzet reikt veel verder dan gezien de problematiek van de smart shops nodig is enheeft vergaande consequenties voor andere beleidsterreinen. De voorbereiding zou meerdere ja-ren vergen. Derhalve heeft de werkgroep geconcludeerd dat een dergelijke wet geen realistischeoptie is voor de aanpak van de onderhavige problematiek op de korte of middellange termijn.

De werkgroep ziet de volgende alternatieven voor de bestaande situatie:- het plaatsen van paddo’s op Lijst II van de Opiumwet;- het opnemen van paddo’s in een Warenwetbesluit;- een lex specialis voor ecodrugs.

De werkgroep heeft geen voorkeur uitgesproken voor een van deze opties. In plaats hiervanwordt volstaan met een korte bespreking van de verschillende opties.

Lijst II Opiumwet

De wetgever kan er voor kiezen om paddo’s op Lijst II van de Opiumwet te plaatsen. Het is hier-bij mogelijk een sepotbeleid voor de verkoop te formuleren. De gemeenten kunnen op basis hier-van makkelijker regulerend optreden dan thans mogelijk is. Gemeenten kunnen bij deze optie nogsteeds dergelijke verkooppunten verbieden, zoals bij Lijst I, maar kunnen dan eventueel ook kie-zen voor een maximum- en/of concentratiebeleid en regels stellen ten aanzien van antecedentenen leeftijdsgrenzen. Dit alles geldt niet voor smart shops die geen paddo’s verkopen.

Een keuze voor deze optie vereist een wijziging van de Opiumwet. Verder vereist formulering vaneen sepotbeleid uiteraard ook een politiek en maatschappelijk draagvlak.

Een regime op basis van de Warenwet

De paddo’s zijn bij deze optie waren in de zin van de Warenwet, waardoor de algemene regelsvan deze wet van toepassing zijn (etiketteringsregels en hygiëne-regels). Verder bestaat de mo-gelijkheid om naast deze algemene regels in het Warenwetbesluit Kruidenpreparaten specifiekeregels op te nemen uit oogpunt van gezondheidsbescherming.Het stellen van normen is echter gecompliceerd. Enerzijds omdat het heel moeilijk is om voor de-ze producten een veilige bovengrens vast te stellen en anderzijds omdat het expliciet noemenvan paddo’s in de Warenwet deze producten tot gangbare levensmiddelen maakt. Dit kan totgevolg hebben dat het aanbod van deze producten zal toenemen en verkoop buiten de smartshops (bijvoorbeeld in drogisterijen en tankstations of zelfs bij supermarkten) in de hand kanwerken.Het is bij een Warenwet-regime bovendien niet mogelijk om eisen te stellen aan de antecedentenvan beheerders/exploitanten. Overigens zou het stellen van normen aan paddo’s genotificeerd

Page 14: Smart shops anno 2000 - 2189084B_tcm19-105638

13

moeten worden in Europees verband. Het is de vraag of Nederland met deze vraag zal kunnenrekenen op voldoende steun van de Europese Commissie en de andere lidstaten.

Dit scenario komt neer op een aanpak die in de publieke opinie opgevat zal worden als het lega-liseren van paddo’s. Het is de vraag of hiervoor voldoende politiek en maatschappelijk gevondenkan worden.

Een lex specialis voor ecodrugs

Deze optie behelst het opstellen van een nieuwe wet ter regulering van de distributie van pad-do’s en andere ecodrugs. Deze wet geldt voor de limitatief op te sommen psycho-actieve natuur-producten die thans bekend zijn. Nieuwe ecodrugs kunnen aan de lijst van deze wet toegevoegdworden op basis van een risicoschatting van het CAM. De wet regelt de productie en distributievia een vergunningenstelsel. Op deze wijze kan het aantal verkooppunten beperkt worden, kun-nen aanvullende eisen gesteld worden aan de antecedenten van exploitanten en kunnen kwali-teitseisen worden gesteld aan de producten. De voorbereiding van een dergelijke wet zal enkelejaren vergen. Bovendien zal het vergunningenstelsel in een dergelijke wet nieuwe administratievelasten met zich meebrengen . Verder is het evenals bij de optie van de Warenwet de vraag of erin Europees verband voldoende steun zal bestaan en of er voldoende politiek en maatschappelijkdraagvlak gevonden kan worden voor een aanpak die opgevat zal worden als het legaliseren vanpaddo’s.

5. 5. 5. 5. Slotbeschouwing en aanbevelingenSlotbeschouwing en aanbevelingenSlotbeschouwing en aanbevelingenSlotbeschouwing en aanbevelingen

SlotbeschouwingSlotbeschouwingSlotbeschouwingSlotbeschouwing

De werkgroep heeft gewerkt met gegevens die niet op alle punten representatief zijn. Met ditvoorbehoud concludeert de werkgroep dat er in 2000, evenals in 1998, in het algemeen geensprake is van onaanvaardbare risico’s voor individu en samenleving bij het gebruik en de verkoopvan niet-traditionele genotmiddelen in smart shops en andere verkooppunten. Tegelijkertijd gaatde werkgroep er op basis van de beschikbare informatie van uit dat het aantal smart shops istoegenomen en dat de verkoop van paddo’s en andere psycho-actieve middelen verder is uitge-waaierd naar andere verkooppunten zoals headshops en growshops. De werkgroep signaleert te-vens dat bestuurlijke problematiek rond smart shops zich in ieder geval voordoet in Amsterdamen Maastricht, dat de VNG hierover meer vragen van gemeenten krijgt dan enkele jaren geledenen dat de criminele betrokkenheid in en rond de branche ernstiger is dan in 1998 werd geconsta-teerd. Hoewel de risico’s zoals vermeld in het algemeen niet onaanvaardbaar zijn, is het pro-bleem dat de status quo kan veranderen. De tendens om steeds nieuwe werkzame middelen teontwikkelen vormt in dit verband een bedreiging.

Op grond van het voorgaande concludeert de werkgroep dat de branche van de smartshops, on-danks de inspanningen van de VLOS, in het algemeen niet in staat kan worden geacht tot zelfre-gulering op deze punten. Dit pleit voor een actievere inzet van de overheid bij de regulering vande smart shops en andere verkooppunten. De werkgroep constateert dat zich op dit gebied ech-ter enkele actuele knelpunten voordoen. Op grond van haar bevindingen komt de werkgroep totde volgende aanbevelingen.

AanbevelingenAanbevelingenAanbevelingenAanbevelingen

1. De werkgroep is van oordeel dat de inzet bij de handhaving tenminste zodanig moet zijn datonaanvaardbare risico’s voor individu en samenleving zoveel mogelijk worden tegengegaan.De werkgroep pleit voor een steekproefsgewijs optreden bij de handhaving en beveelt aandat er ruim publiciteit wordt gegeven aan het optreden bij zaken als de verkoop van synthe-tische drugs en andere producten met onaanvaardbare risico’s. Het moet duidelijk zijn dat ereen “stok achter de deur” is waarmee forse klappen uitgedeeld worden als men productenmet onaanvaardbare risico’s verkoopt.

Page 15: Smart shops anno 2000 - 2189084B_tcm19-105638

14

Gezien de geografische concentratie van de problematiek dienen de steden Amsterdam enMaastricht de eerstkomende twee jaar prioriteit te krijgen bij de handhaving.

De werkgroep stelt voor dat er een “piep-systeem” wordt afgesproken, in de zin dat ge-meenten situaties die bedreigend zijn voor de volksgezondheid kunnen melden bij de Keu-ringsdienst van Waren of de IGZ en dat zij er dan op kunnen rekenen dat er actie wordtondernomen.De werkgroep beveelt verder aan om in het kader van de handhaving tevens bijzondere aan-dacht te besteden aan het verkrijgen van maximale duidelijkheid over de wettelijke statusvan niet-traditionele genotmiddelen. Dit vereist dat er voor sommige producten jurisprudentiewordt ontwikkeld. Voorts dient de handhaving zich ook uit te strekken tot de groothandel ende importeurs.

2. De werkgroep stelt voor dat het SIDV in overleg met de ministeries van VWS, Justitie enBZK, het Parket-Generaal en de gemeente Amsterdam een brochure opstelt waarin – doorbeschrijving van de beschikbare instrumenten - een concrete handreiking wordt gedaan tenbehoeve van een integrale aanpak van de handhaving op lokaal niveau.

3. De werkgroep verzoekt de Minister van VWS in het kader van de handhaving expliciet aan-dacht te besteden aan de capaciteit van de IGZ. De capaciteit van de Keuringsdienst vanWaren zal dankzij het ingezette opleidingstraject eind 2001 voldoende zijn voor regulier toe-zicht. De IGZ beschikt thans echter niet over voldoende capaciteit voor regulier toezicht dataansluit op de inspanningen van de Keuringsdienst van Waren. Het totstandkomen van hethierboven aanbevolen niveau van handhaving staat of valt met het oplossen van dit knel-punt.

4. De werkgroep beveelt de Minister van VWS aan om een afweging te maken over de ge-wenste prioriteitsstelling bij de handhaving door de IGZ, met het oog op de verschillen in in-valshoek tussen het drugbeleid en het geneesmiddelenbeleid. Volgens de werkgroep dient ereen koers bepaald te worden die enerzijds neveneffecten vermijdt die vanuit de optiek vanhet drugbeleid ongewenst zijn (zoals optreden dat leidt tot het aanbieden van gevaarlijkemiddelen in illegale situaties) en die anderzijds niet leidt tot effecten die vanuit de optiek vanhet geneesmiddelenbeleid ongewenst zijn (zoals ongeloofwaardigheid van de rijksoverheiddoor in smart shops zaken te gedogen die elders niet getolereerd worden).

5. De werkgroep beveelt de Minister van VWS aan om een representatief onderzoek te latendoen naar de vraagzijde van de markt, zodat een beter zicht ontstaat op trends in het ge-bruik, de aard van de gebruikersgroepen, de behoefte aan en de effecten van voorlichting endergelijke. De uitkomsten van dit onderzoek zijn zowel van belang voor de beleidsontwikke-ling als voor de handhaving.

6. De werkgroep acht het van belang om beter zicht te krijgen op de ontwikkelingen op het ge-bied van criminele betrokkenheid rond smart shops en overige verkooppunten. De werkgroepsteumt tegen die achtergrond het voornemen van de Minister van Justitie om in het voorge-nomen project om de cannabissector “door te lichten” ook de sectoren van de smart shopsen de growshops te betrekken. Het lijkt de werkgroep een goede zaak als de gemeentenAmsterdam, Rotterdam en Maastricht hierbij de gelegenheid krijgen om deel te nemen aan debegeleidingscommissie van dit project. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek in ditproject kan bezien worden of er aanleiding is om een monitoringssysteem op te zetten.

7. De werkgroep beveelt de Ministers van VWS en Justitie aan om het bestaande overleg metde VLOS voort te zetten. Dit overleg is gericht op het bevorderen van zelfregulering van debranche op het gebied van het stellen van een leeftijdsgrens bij de verkoop, de productvoor-lichting en de opleiding van verkopers en exploitanten. De VLOS dient hierbij wel het signaalte krijgen dat zij zich meer als branche-organisatie moet ontwikkelen. Het geven van inzichtin het actuele ledenbestand is hierbij een eerste stap.

Page 16: Smart shops anno 2000 - 2189084B_tcm19-105638

15

8. De werkgroep beveelt aan om meer dan thans het geval is, gebruik te maken van de exper-tise van instellingen voor verslavingszorg op het gebied van voorlichting en preventie bij deregulering van smart shops en overige verkooppunten. De werkgroep denkt hierbij ondermeer aan het ontwikkelen en verspreiden van voorlichtingsmateriaal (bij voorkeur in samen-werking met de branche), het bevorderen van adequate voorlichting aan consumenten en hetalgemeen publiek, het signaleren van en adviseren over specifieke risicosituaties (in samen-werking met de GGD) en het bevorderen van opleidingsactiviteiten van de branche.

Page 17: Smart shops anno 2000 - 2189084B_tcm19-105638

16

NotenNotenNotenNoten

1. Smart Shops en nieuwe trends in het gebruik van psycho-actieve stoffen. Nota van de werk-groep Smart Shops, Rijswijk, 19 januari 1998.

2. “Het gaat om psilocybe paddestoelen, belladonna en andere planten die belladonna-alka-loïden bevatten (waarvan alruin, bilzekruid en doornappel de bekendste zijn), cactussen enzaadjes waarin mescaline als werkzame stof voorkomt, kava kava, yohimbe, lachgas en efe-drine. De werkgroep is van mening dat hier het beste de verzamelnaam “niet-traditionelegenotmiddelen” gebruikt kan worden. “Niet traditionele” omdat het gebruik van deze midde-len (dat op zich een lange voorgeschiedenis kan hebben) in onze samenleving niet geïnte-greerd is. Er zijn immers geen algemeen bekende normen, waarden en rituelen rond het ge-bruik. “Genotmiddelen” omdat hiermee het (ondanks alle eventuele gezondheidsclaims) be-langrijkste oogmerk van het gebruik wordt gekarakteriseerd. De term “genotmiddelen” is te-vens gekozen omdat een aantal van deze middelen een zo beperkte psycho-actieve werkingheeft dat de term “drugs” niet op zijn plaats zou zijn” (nota, p. 35-36).

3. Risicoschattingsrapport betreffende paddo’s (psilocine en psylocibine). CoördinatiepuntAssessment en Monitoring nieuwe drugs (CAM). Den Haag, februari 2000.

4. Zwart, W.M. de, Monshouwer, K., Smit, F. (2000). Jeugd en riskant gedrag. Kerngegevens1999. Roken, drinken, drugsgebruik en gokken onder scholieren vanaf tien jaar. Utrecht:Trimbos-instituut.

Page 18: Smart shops anno 2000 - 2189084B_tcm19-105638

17

Leden van de werkgroepLeden van de werkgroepLeden van de werkgroepLeden van de werkgroep

Mw. J. Aanen (*)Ministerie van VWS, Directie GZB

Mw. drs. J.M. BakkerMinisterie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Mw. mr. J. Bloem (*)Openbaar Ministerie, Parket-Generaal

Dhr. mr. G.Chr.M. BogersMinisterie van VWS, Directie GVM

Dhr. A.J.J. de BruinKLPD/USD

Dhr. drs. A. Cramer (voorzitter)Ministerie van VWS, Directie GVM

Dhr. A. ElissenMinisterie van Justitie

Dhr. mr. P.M. HermansGemeente Maastricht

Dhr. mr. E.L. Huberts (secretaris)

Dhr. dr. M. de Kort (*)Ministerie van VWS, Directie GVM

Dhr. drs. B.M. KustnerMinisterie van VWS, ST.TZ/KvW

Dhr. mr. O.M.J. Laumen (*)Openbaar Ministerie, Parket-Generaal

Dhr. dr. R.J.J.Ch. LousbergMinisterie van VWS, ST.TZ/IGZ

Mw. mr. C.M.M. OostdamGemeente Rotterdam

Mw. S.M.C. Potting (*)Ministerie van VWS, Directie GZB

Mw. dr. C. Rutgers (*)Ministerie van VWS, ST.TZ/ IGZ

Dhr. F. Papineau SalmStadhuis Amsterdam, Wallenproject

Dhr. drs. W.K. ScholtenMinisterie van VWS, Directie GMV

Page 19: Smart shops anno 2000 - 2189084B_tcm19-105638

18

Dhr. drs. M. SijesBrijder Stichting

Mw. I.A.P. van der VenneMinisterie van VWS, Directie GMV

Mw. M.I. Verdonk-KleinjanInspectie W&V Den Bosch

Mw. mr. drs. A. VlasStadhuis Amsterdam, Wallenproject

Dhr. mr. P. de VrijerMinisterie van Justitie

Dhr. mr. P.T. van WoenselVNG

(*) lid gedurende een deel van de tijd