Sloothaak & den hollander 2016 rapportage regeling rustzones voor weidevogels 2008 2015

26
Eindrapportage “Regeling Rustzones voor kritische weidevogels” Periode 2008-2015 Acht jaar maatregelen ter bescherming van grutto, wulp en tureluur op graslandpercelen Jochem Sloothaak & Annette den Hollander Maart 2016

description

 

Transcript of Sloothaak & den hollander 2016 rapportage regeling rustzones voor weidevogels 2008 2015

Eindrapportage “Regeling Rustzones voor kritische weidevogels” Periode 2008-2015

Acht jaar maatregelen ter bescherming van grutto, wulp en tureluur op graslandpercelen

Jochem Sloothaak & Annette den Hollander

Maart 2016

Eindrapportage “Regeling Rustzones voor kritische weidevogels”, periode 2008-2015

2

Eindrapportage “Regeling Rustzones voor kritische weidevogels” Periode 2008-2015

Acht jaar maatregelen ter bescherming van grutto, wulp en tureluur op graslandpercelen

Het project “Regeling Rustzones voor kritische weidevogels” maakt onderdeel uit van de herinrichting van het platteland, ook wel reconstructie genoemd. Op tal van plaatsen komen natuurgebieden tot stand, krijgen rivieren de ruimte, blijven dorpen leefbaar en kan landbouw zich ontwikkelen op duurzame locaties. Samen dragen alle projecten bij aan een vitaal, mooi en schoon platteland voor alle inwoners en recreanten. Aan de uitvoering werken overheden, maatschappelijke organisaties en particulieren, onder regie van de provincie Noord-Brabant. In deze regio zijn zij verenigd in de gebieden van Noord-Brabant.

Eindrapportage “Regeling Rustzones voor kritische weidevogels”, periode 2008-2015

3

Inhoudsopgave

1. INLEIDING ............................................................................................................................... 5

2. METHODE ................................................................................................................................ 7

2.1 HANDELINGEN EN MAATREGELEN ..................................................................................................... 7 2.2 GEGEVENSVERWERKING ................................................................................................................... 9 2.2.1 BROEDSUCCES ................................................................................................................................ 9 2.2.2 KUIKENOVERLEVING ...................................................................................................................... 9 2.2.3 BRUTO TERRITORIAAL SUCCES ...................................................................................................... 9

3. OMVANG ................................................................................................................................ 10

4. RESULTATEN & ANALYSE ................................................................................................ 12

4.1 BROEDSUCCES ................................................................................................................................. 12 4.1.1 GRUTTO ........................................................................................................................................ 13 4.1.2 WULP ............................................................................................................................................ 14 4.1.3 TURELUUR .................................................................................................................................... 14 4.2 KUIKENOVERLEVING ....................................................................................................................... 15 4.2.1 GRUTTO ........................................................................................................................................ 15 4.2.2 WULP ............................................................................................................................................ 16 4.2.3 TURELUUR .................................................................................................................................... 17 4.3 BRUTO TERRITORIAAL SUCCES ....................................................................................................... 18

5. CONCLUSIE ........................................................................................................................... 19

6. LITERATUURLIJST ............................................................................................................. 22

BIJLAGE I OVEREENKOMST ....................................................................................................... 23

BIJLAGE II AFRONDINGSFORMULIER ..................................................................................... 26

Eindrapportage “Regeling Rustzones voor kritische weidevogels”, periode 2008-2015

4

1. Inleiding In Brabant zijn grutto, wulp en tureluur zeer schaarse weidevogels. Ze nemen qua aantallen ongeveer 6% van alle in Brabant voorkomende weidevogels voor hun rekening. Daarnaast nemen de soorten al decennia in aantal af. Er is om deze redenen veel bij gebaat om de vogels te beschermen en te behouden. In de praktijk moet dit in alle fasen van broedseizoen uitgevoerd worden. Diverse factoren bepalen of weidevogels succesvol broeden. Als een weidevogelpaar tot broeden komt, zijn er verschillende fasen waarin het bepalend is of er uiteindelijk jongen groot worden gebracht. In figuur 1 zijn deze voor de grutto weergegeven.

Figuur 1: Periode uitgekomen legsels bij de grutto (gemiddelde periode 2008-2015)

Voor het succesvol uitbroeden en grootbrengen van weidevogel jongen zijn voldoende rust, dekking en voedsel van groot belang. In de broedfase kan het nest verloren gaan door agrarische werkzaamheden, predatie of een andere verstoring waardoor het nest wordt verlaten. In de daarop volgende fase waarin de kuikens opgroeien, kunnen jonge weidevogels het slachtoffer worden van een voedseltekort. Maar agrarische werkzaamheden of predatie kunnen in deze fase ook een verstorende werking hebben. Deze zaken kunnen ook een verband met elkaar hebben, bijvoorbeeld als er minder insecten voorkomen als gevolg van dat het gras is gemaaid, waardoor er minder voedsel beschikbaar is voor jonge weidevogels. Of wanneer eieren of kuikens sneller door predatoren worden gevonden doordat er minder dekking is als gevolg van de agrarische werkzaamheden. Zijn de kuikens eenmaal vliegvlug dan zijn de maatregelen die op de grond worden genomen minder van belang. Zonder nestbescherming komt in gangbaar agrarisch gebied zo’n 5% van de nesten uit (Aad van Paassen, 2010). Met reguliere nestbescherming kwam, over de periode 2003-2007 van de grutto-, wulpen- en tureluurnesten respectievelijk 62,2, 63,1, 64,7% uit (Jaarverslag 2003-2007). Destijds werden kleine ‘postzegels’ rond het nest gespaard bij het maaien. In 2008 is de rustzoneregeling in het leven geroepen. Een rustzone is een oppervlakte grasland waar tijdelijk géén agrarische bewerkingen worden uitgevoerd. Tijdelijk betekent in dit project ‘gedurende de periode dat er vogels (ouder- of jonge vogels) aanwezig zijn in de rustzone’. De vorm en grootte van een rustzone kan variëren, maar meestal is het oppervlak tussen de 0,1 en 1 ha per nest.

Eindrapportage “Regeling Rustzones voor kritische weidevogels”, periode 2008-2015

5

Figuur 2: Voorbeeld van een rustzone. Een rustzone is een aaneengesloten zone grasland waar gedurende de periode dat een legsel bebroed wordt óf dat er weidevogelkuikens aanwezig zijn, geen bewerkingen worden uitgevoerd.

Een rustzone zorgt er voor dat de vogel het nest ongestoord kan uitbroeden. Door het blok ongemaaid gras wordt het nest minder snel gevonden door predatoren. Verder biedt de rustzone de gewenste dekking aan kuikens en verbeterde foerageermogelijkheden nabij het nest. Als het gras in de rustzone te hoog wordt, dan is het zoeken naar voedsel op het gemaaide deel van het perceel aantrekkelijker. Toch heeft de rustzone in deze situatie nog een functie, doordat het lange gras bij gevaar kan worden gebruikt als beschutting. In de periode 2008 - 2015 is door het Coördinatiepunt Landschapsbeheer bij Brabants Landschap de regeling ‘Rustzones voor kritische weidevogels’ uitgevoerd. Financiering werd mogelijk gemaakt door de Provincie Noord-Brabant. Uitvoering gebeurde bijna geheel door vrijwillige weidevogelbeschermers. Het project had tot doel om een effectieve bescherming van in gras broedende weidevogels (grutto, wulp, tureluur) te ontwikkelen, met name in gebieden met lagere dichtheden aan kritische soorten (< 5bp/100ha). Dit project was een aanvulling op de landelijke subsidieregelingen voor agrarisch natuurbeheer (SNL en SAN). De aanleiding voor het project was de urgente vraag van weidevogelbeschermers en agrariërs naar aanvullende maatregelen buiten de gebieden met hogere dichtheden (begrensde SNL beheergebieden). Traditionele nestbescherming (waarbij minimale hoeveelheden gras gespaard werden) bleek namelijk onvoldoende voor het behoud van de nesten van weidevogels. In dit artikel worden de ervaringen en de resultaten van de afgelopen 8 jaar geëvalueerd.

Eindrapportage “Regeling Rustzones voor kritische weidevogels”, periode 2008-2015

6

2. Methode Er is op graslandpercelen met broedende grutto’s, wulpen en tureluur uitgesteld maaibeheer uitgevoerd om het broedsucces en de kuikenoverleving van deze drie kritische weidevogels te verbeteren. In paragraaf 2.1 wordt beschreven hoe vrijwilligers en agrariërs tot maatregelen komen. Ook de wijze waarop maatregelen worden uitgevoerd en informatie wordt verzameld komt aanbod. De methode van verwerking van deze informatie (om het effect van de rustzone op de weidevogels in beeld te brengen) wordt toegelicht in paragraaf 2.2.

2.1 Handelingen en maatregelen

Voor het afsluiten van een overeenkomst Regeling rustzone zijn de volgende stappen te onderscheiden:

1. Als er nesten van grutto, wulp of tureluur worden geconstateerd op percelen zonder agrarisch natuurbeheer, benadert de lokale weidevogelgroep de grondgebruiker. Indien de grondgebruiker (tegen een vergoeding) mee wil werken aan weidevogelbescherming, worden afspraken gemaakt over de aanleg van een rustzone. Om de vrijwilligers van de weidevogelgroepen (ook wel weidevogelbeschermers genoemd) hiertoe in staat te stellen, hebben zij een cursus gevolgd over de regeling ‘Rustzones voor kritische weidevogels’. Deze cursus is georganiseerd door het Coördinatiepunt Landschapsbeheer. Daarnaast heeft veldbegeleiding plaats gevonden en kan een veldmedewerker van het Coördinatiepunt assisteren bij een eerste keukentafelgesprek met de grondgebruiker, die mogelijk deelnemer wordt van de regeling.

2. Vrijwilliger en deelnemer vullen samen een overeenkomst in waarin de afspraken worden vastgelegd. Een voorbeeld overeenkomst is opgenomen in bijlage I. Eén overeenkomst kan meerdere rustzones van dezelfde grondgebruiker betreffen. Samen met een kaart van het perceel waarop de nesten en de rustzone zijn ingetekend, wordt de overeenkomst ingediend bij het Coördinatiepunt.

3. De gegevens uit de overeenkomst, worden door het Coördinatiepunt administratief verwerkt. De nesten en rustzone worden digitaal ingetekend op een kaart (figuur 2). De kaart en de overeenkomst wordt ondertekend retour gezonden naar de deelnemer én de weidevogelgroep.

4. Nadat een nest is uitgekomen wordt door vrijwilligers van de weidevogelgroep dagelijks tot enkele keren per week gevolgd hoeveel kuikens de verschillende levensfases halen. Het verloop van het nest en de kuikens in de rustzone wordt bijgehouden op het afrondingsformulier (zie bijlage II). Observaties vinden zoveel mogelijk plaats vanaf een aangrenzende weg of pad om de vogels niet onnodig te verstoren.

5. Er zijn een aantal momenten waarop de weidevogelgroep de deelnemende agrariër informeert: als de eieren zijn uitgekomen, wanneer de kuikens de rustzone hebben verlaten of wanneer het nest verloren is gegaan. Wanneer er geen broedende vogels of kuikens meer aanwezig zijn in de rustzone, mag de agrariër weer gaan maaien, bemesten, beweiden, etc.

6. Betaling vindt plaats nadat de vrijwilligersgroep het afrondingsformulier heeft opgestuurd naar het Coördinatiepunt. Op het formulier staat aangegeven wat de afloop van het betreffende broedpaar en de kuikens is. Als de deelnemer zich aan de afspraken heeft gehouden ontvangt hij een beheersvergoeding van 432,- euro per ha rustzone. De vrijwilligersgroep krijgt vervolgens een onkostenvergoedingen. De hoogte van deze vergoeding hangt af van de inspanning die is geleverd. Voor het afsluiten van de overeenkomst en de coördinatie geldt een vergoeding van 9% van het totaal uitgekeerde subsidiebedrag. Voor het monitoringwerk is dit een vergoeding van 6%.

Eindrapportage “Regeling Rustzones voor kritische weidevogels”, periode 2008-2015

7

Graslandperceel met 1 nest van een tureluur, 2 nesten van grutto’s in een rustzone Figuur 3)

Beschermers Len Bruining en Meeuwis Millenaar uit het Land van Heusden en Altena observeren het Figuur 4) verloop van een gruttogezin

Weidevogelgroepen met vrijwilligers spelen een cruciale rol in de uitvoering van de regeling. Zij stellen vast of een perceel geschikt is voor weidevogels, of er weidevogels voorkomen en of er in het perceel nesten van grutto, wulp of tureluur aanwezig zijn.

Eindrapportage “Regeling Rustzones voor kritische weidevogels”, periode 2008-2015

8

2.2 Gegevensverwerking

2.2.1 Broedsucces

Het uitkomstpercentage van de nesten is een belangrijke indicator voor het succes dat weidevogels hebben in de broedfase. Op het afrondingsformulier is genoteerd of de uitkomst van het nest bekend is en of het nest is uitgekomen. Het uitkomstpercentage is het deel van de nesten dat is uitgekomen, maar dan alleen van het aantal nesten waarvan de uitkomst bekend is.

2.2.2 Kuikenoverleving

Op het afrondingsformulier is het aantal waargenomen kuikens genoteerd. Daarbij is onderscheid gemaakt in opgroeifase waarin het waargenomen jong zich bevond: jonger dan 2 weken, tussen de 2 en 4 weken en de vliegvlugge kuikens. Op basis van het aantal kuikens en het aantal nesten is berekend hoeveel kuikens er gemiddeld per nest groot zijn gebracht. Nesten waarvan de uitkomst niet bekend is, zijn niet meegenomen in de berekening. Nesten die niet zijn uitgekomen of gepredeerd, zijn wel meegenomen in de berekening. Legsels waarvan de kuikens uit het oog zijn verloren, maar mogelijk nog leven, zijn als verloren beschouwd. De waarden zijn daardoor een onderwaardering van de werkelijkheid.

2.2.3 Bruto Territoriaal Succes

Het Bruto Territoriaal Succes (BTS) is een maat voor het vaststellen van het aantal gezinnen dat met succes tenminste één jong grootbrengt. Hoewel het BTS niet is vastgesteld door analyse van alarmtellingen, kan wel het aantal broedparen waarvan één of meerdere vliegvlugge kuikens zijn waargenomen gedeeld worden door het totaal aantal nesten waarvan bekend is of er vliegvlugge jongen zijn grootgebracht. Er is bij de berekening uitgegaan van alle nesten waarvan het aantal vliegvlugge jongen bekend is. Nesten die niet zijn uitgekomen zijn ook meegenomen in de berekening. Zij brengen immers met zekerheid geen (vliegvlugge) kuikens groot. Omdat een broedpaar meerdere nesten kan produceren per seizoen (en dit is niet meegenomen in de berekening) is de BTS waarde mogelijk een onderschatting.

Eindrapportage “Regeling Rustzones voor kritische weidevogels”, periode 2008-2015

9

3. Omvang In acht jaar zijn in Brabant 327 overeenkomsten afgesloten voor uitgesteld maaibeheer voor (kritische) weidevogels. Het totale areaal waarop de Regeling Rustzone is uitgevoerd is 423 hectare. Een rustzone heeft een gemiddeld oppervlak van 1,3 ha. In de periode 2008-2015 is voor ongeveer € 200.000,- aan beheervergoedingen uitgekeerd aan deelnemers. De getallen per jaar zijn weergegeven in tabel 1 en de ligging van de proefpercelen in figuur 5. Tabel 1) Omvang van het aantal deelnemers, overeenkomsten, oppervlakte en beheervergoeding per jaar

Rustzones 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015

Aantal deelnemers

32 45 72 44 45 31 33 25

Aantal Overeenkomsten 39 52 81 46 48 37 35 25

Oppervlakte rustzones (ha)

30 58 97 60 57 36 49 36

Totale beheervergoeding

€ 13.575 € 26.185 € 44.231 € 27.753 € 26.767 € 16.540 € 22.457 € 17.000

Sinds de start van het project in 2008 was in de eerste twee jaar sprake van een forse toename in het aantal overeenkomsten. Vanaf 2011 is het collectief weidevogelbeheer opgestart. Dit is een landelijk instrument waarbinnen boeren/agrariërs ook de mogelijkheid hebben om meerjarige overeenkomsten af te sluiten voor o.a. later maaien. Een deel van de deelnemers besloot deel te nemen aan het collectief beheer waardoor er vanaf 2011 minder deelnemers waren aan de regeling Rustzones. Sindsdien zijn er fluctuaties in het aantal overeenkomsten en het oppervlak aan rustzone. Deze worden vooral veroorzaakt door factoren die niet beïnvloedbaar zijn, zoals weersomstandigheden, deelnamebereidheid van boeren en hoge of lage voerprijzen. Maar er blijft belangstelling en deelname aan de regeling. Van Zundert tot Helmond is gebruik gemaakt van de regeling. Er is een cluster aan rustzone’s (buiten het collectief weidevogelbeheer) op de gemeentegrens tussen Sint-Oedenrode en Veghel. De meeste overeenkomsten zijn afgesloten in het rivierengebied, omdat hier relatief veel grutto’s, wulpen en tureluurs voorkomen. In dit relatief natte gebied hebben agrariërs ook de mogelijkheid om gebruik te maken van collectief weidevogelbeheer, maar toch zijn er grondgebruikers die een voorkeur hebben voor jaarlijkse afspraken in plaats van een 6-jarige SNL overeenkomst.

Eindrapportage “Regeling Rustzones voor kritische weidevogels”, periode 2008-2015

10

Een kaart van de provincie Noord-Brabant met daarop de locaties van de ligging van de Figuur 5)

rustzone. De gemeentegrenzen zijn eveneens weergegeven.

Eindrapportage “Regeling Rustzones voor kritische weidevogels”, periode 2008-2015

11

4. Resultaten & analyse In dit hoofdstuk worden de resultaten van de regeling over de periode 2008-2015 weergegeven. Eerst komt het broedsucces aan bod. Daarna volgen de resultaten van de kuikenoverleving.

4.1 Broedsucces

In totaal zijn er in acht jaar 576 nesten beschermd in rustzones. Van deze beschermde nesten is 83% uitgekomen. Het gaat hierbij om 466 nesten, waarin 2153 eieren zijn beschermd.

Uitkomst nesten drie kritische weidevogelsoorten in de periode 2008-2015 Figuur 6)

Meer dan de helft van niet uitgekomen van nesten (13% in linker cirkeldiagram figuur 6) is een gevolg van predatie (53% in rechter cirkeldiagram figuur 6). Het uitkomstpercentage van de grutto en wulp per jaar is weergegeven in figuur 7.

Eindrapportage “Regeling Rustzones voor kritische weidevogels”, periode 2008-2015

12

Uitkomstpercentage legsels grutto, wulp en tureluur per jaar in de periode 2008-2015 Figuur 7)

Het uitkomstpercentage van de tureluur is niet weergegeven in figuur 7. De tureluur laat grote schommelingen zien in het uitkomstpercentage (zie paragraaf 3.1.3). De reden hiervoor is het beperkte aantal tureluurnesten wat per jaar wordt ontdekt en beschermd, waardoor ieder succesvol of gepredeerd tureluur nest een relatief grote invloed heeft op het gemiddelde uitkomstpercentage. De resultaten per kritische weidevogelsoort van grutto, wulp en tureluur zijn weergegeven in de hierna volgende sub-paragraven. De getallen per soort en jaar staan vermeld in tabel 2, 3 en 4.

4.1.1 Grutto

Het gemiddelde broedsucces van een grutto in een rustzone is 85,6%. Dit is fors hoger dan het gemiddelde van Noord-Brabant in 2007 (66,2%). In totaal wedren 335 legsels beschermd met een rustzone, waarvan er 273 zijn uitgekomen. Tabel 2) Uitkomstpercentage van de grutto die bescherming hebben gekregen via een rustzone

Grutto 2008

2009

2010

2011

2012

2013

201

4

2015

totaal

Beschermde legsels 28 60 74 47 48 18 38 24 335

Uitkomst onbekend 1 8 2 2 0 1 1 2 16

Uitkomst bekend 27 52 72 45 48 17 37 22 319

Legsel niet uit 2 3 10 6 0 4 10 3 38

Legsels uit 25 49 61 40 40 13 27 19 273

Uitkomstpercentage 92% 94% 85% 89% 83% 71% 73% 86% 85%

Eindrapportage “Regeling Rustzones voor kritische weidevogels”, periode 2008-2015

13

4.1.2 Wulp

210 wulpen-legsels zijn beschermd in de acht jaar dat er rustzones zijn aangelegd. Hiervan zijn 170 legsels uitgekomen, waardoor het broedsucces komt op 81,7%. Dit is hoger dan het gemiddelde van Noord-Brabant in 2007 (64,7%). Tabel 3) Uitkomstpercentage van de wulp die bescherming hebben gekregen via een rustzone

4.1.3 Tureluur

In een rustzone komt 79,3% van de tureluur-legsels uit. Dit getal is gebaseerd op een veel kleiner aantal legsels in vergelijking met de grutto en wulp. Nesten van de tureluur zijn het eerste jaar (2008) niet geregistreerd. In de periode van 7 jaar waren er 31 legsels, waarvan er 23 zijn uitgekomen. Dit is vele malen hoger dan het gemiddelde van Noord-Brabant in 2007 (33,3%). Tabel 4) Uitkomstpercentage van de tureluur die bescherming hebben gekregen via een rustzone

Wulp 2008

2009

2010

2011

2012

2013

201

4

2015

totaal

Beschermde legsels 20 28 37 29 30 21 26 19 210

Uitkomst onbekend 0 1 0 0 0 0 0 2 3

Uitkomst bekend 20 27 37 29 30 21 26 17 207

Legsel niet uit 5 4 5 6 4 0 3 1 28

Legsels uit 14 23 32 23 23 16 23 16 170

Uitkomstpercentage 70% 85% 87% 79% 77% 76% 89% 94% 82%

Tureluur 2008

2009

2010

2011

2012

2013

201

4

2015

totaal

Beschermde legsels 0 8 7 2 2 2 5 5 31

Uitkomst onbekend 0 2 0 0 0 0 0 0 2

Uitkomst bekend 0 6 7 2 2 2 5 5 29

Legsel niet uit 0 1 0 1 0 0 3 1 6

Legsels uit 0 5 7 1 2 2 2 4 23

Uitkomstpercentage - 83% 100% 50% 100% 100% 40% 80% 79%

Eindrapportage “Regeling Rustzones voor kritische weidevogels”, periode 2008-2015

14

4.2 Kuikenoverleving

De resultaten van de bescherming van kuikens in een rustzone zijn weergegeven in deze paragraaf. In totaal zijn er in acht jaar 426 weidevogeljongen van de grutto, wulp en tureluur vliegvlug geworden in of rond een rustzone. De cijfers laten zien dat in een legsel met (doorgaans) vier eieren, gemiddeld minder dan twee kuikens erin slagen de eerste twee weken te overleven. In de leeftijdsklasse < 2 weken is nog 1,7 gruttokuiken, 2,0 wulpenkuiken en 1,8 tureluurkuiken in leven. In de twee weken daarna loopt het aantal in leven zijnde kuikens per gezin verder terug naar 1,3 (grutto), 1,5 (wulp) en 1,8 (tureluur). Het aantal kuikens dat uiteindelijk vliegvlug wordt (> 4 weken) ligt over de drie projectjaren gemiddeld op 1,0 (grutto), 1,1 (wulp) en 1,5 (tureluur).

4.2.1 Grutto

In totaal zijn er 1.256 grutto eieren beschermd waarvan er volgens de observaties minimaal 233 jongen vliegvlug zijn geworden, zie tabel 5. Per nest wordt er gemiddeld genomen 1,0 grutto kuiken vliegvlug. Tabel 5) De kuikenoverleving van de grutto in aantallen en gemiddeld per nest

Gemiddelde kuikenoverleving grutto per jaar in de periode 2008-2015 Figuur 8)

Grutto waargenomen jongen 2

008

2009

2010

2011

2012

2013

201

4

2015

Aantal totaal

<2 weken 38 103 120 83 79 18 28 32 501

2-4 weken 23 55 78 72 53 6 25 17 329

Vliegvlug 17 45 55 56 32 4 11 13 233

Per nest gemiddeld

<2 weken 1,5 2,6 1,8 2,0 1,7 1,3 1,0 1,5 1,7

2-4 weken 1,4 1,9 1,3 1,8 1,3 0,5 0,9 1,1 1,3

Vliegvlug 1,1 1,7 1,0 1,6 1,0 0,4 0,5 0,9 1,0

Eindrapportage “Regeling Rustzones voor kritische weidevogels”, periode 2008-2015

15

4.2.2 Wulp

In totaal zijn er 779 wulpen eieren beschermd waarvan er volgens de observaties minimaal 164 jongen vliegvlug zijn geworden, zie tabel 6. Per nest wordt er gemiddeld genomen 1,1 wulpen kuiken vliegvlug. Tabel 6) De kuikenoverleving van de wulp in aantallen en gemiddeld per nest

Gemiddelde kuikenoverleving wulp per jaar in de periode 2008-2015 Figuur 9)

Uit het ei komende wulpen jongen Figuur 10)

Wulp waargenomen jongen 2

008

2009

2010

2011

2012

2013

201

4

2015

Aantal totaal

<2 weken 29 44 92 53 56 42 61 53 412

2-4 weken 14 29 69 36 42 18 50 25 283

Vliegvlug 6 9 46 19 20 17 32 15 164

Per nest gemiddeld

<2 weken 1,8 1,8 2,4 1,7 1,7 2,3 2,3 2,2 2,0

2-4 weken 1,2 1,5 1,8 1,4 1,4 1,3 1,9 1,7 1,5

Vliegvlug 0,7 0,7 1,4 0,9 0,9 1,1 1,6 1,3 1,1

Eindrapportage “Regeling Rustzones voor kritische weidevogels”, periode 2008-2015

16

4.2.3 Tureluur

In totaal zijn er 118 tureluur eieren beschermd waarvan er volgens de observaties minimaal 29 jongen vliegvlug zijn geworden, zie tabel 7. Per nest wordt er gemiddeld genomen 1,5 tureluur kuiken vliegvlug. Tabel 7) De kuikenoverleving van de tureluur in aantallen en gemiddeld per nest

Tureluur (T) waargenomen jongen 2

009

2010

2011

2012

2013

201

4

2015

Aantal totaal

<2 weken 4 17 0 4 3 4 8 40

2-4 weken 4 17 0 4 3 3 7 38

Vliegvlug 4 17 0 3 3 0 2 29

Per nest gemiddeld

<2 weken 1,0 2,4 2,0 3,0 0,8 1,6 1,8

2-4 weken 1,0 2,4 2,0 3,0 0,6 1,8 1,8

Vliegvlug 1,0 2,4 1,5 3,0 0,0 1,0 1,5

Eindrapportage “Regeling Rustzones voor kritische weidevogels”, periode 2008-2015

17

4.3 Bruto Territoriaal Succes

Het Bruto Territoriaal Succes (BTS) is een maat voor het vaststellen van het aantal gezinnen dat met succes tenminste één jong grootbrengt. Gemiddeld over de acht projectjaren is deze waarde berekend op 56,3% voor grutto, 55,4% voor wulp en 40,0% voor de tureluur. Tabel 8) BTS grutto, wulp en tureluur per jaar in de periode 2008-2015.

De BTS van grutto en wulp in de periode 2008-2015 is weergegeven in figuur 11.

Uitkomstpercentage legsels grutto, wulp en tureluur per jaar in de periode 2008-2015 Figuur 11)

2008

2009

2010

2011

2012

2013

201

4

2015

Aantal legsels

Grutto 15 27 53 36 33 7 17 13 190

Wulp 10 9 36 21 21 17 18 12 144

Tureluur - 4 7 1 2 1 3 2 18

Aantal legsels met 1 vliegvlug jong

Grutto 7 20 29 21 24 3 7 9 120

Wulp 3 4 21 8 12 14 15 9 86

Tureluur - 1 5 0 1 1 0 1 9

BTS gemiddeld

Grutto 47% 74% 57% 58% 67% 43% 41% 64% 56%

Wulp 30% 25% 58% 38% 57% 82% 83% 69% 55%

Tureluur - 25% 71% 0% 50% 100% 0% 33% 40%

Eindrapportage “Regeling Rustzones voor kritische weidevogels”, periode 2008-2015

18

5. Conclusie In Noord-Brabant is onder agrariërs veel bereidheid tot deelname aan de regeling rustzones. Uit het jaarlijkse aantal overeenkomsten en verschillende deelnemers is op te maken dat deze bereidheid gedurende de looptijd van het project sterk is toegenomen. Goede uitleg door de weidevogelgroepen, publiciteit, een goede afhandeling van de overeenkomsten en daardoor positieve mond-tot-mond reclame heeft hier aan bijgedragen Vrijwilligers spelen een cruciale rol in de uitvoering van de regeling. Zij bepalen waar een rustzone gewenst is en volgen het verloop van het beschermde nest en de kuikens. Zijn er geen weidevogels meer in de rustzone aanwezig, dan dienen zij een afrondingsformulier in en mag er gemaaid worden. Dit bleek in de praktijk een goede, betrouwbare werkwijze. Met de aanleg van een rustzone neemt het broedsucces van grutto, wulp en tureluur toe. Nesten en kuikens worden niet alleen beschermd tegen agrarische werkzaamheden, maar een rustzone voorziet ook in extra beschutting. Wanneer een rustzone om een weidevogelnest wordt aangelegd is het broedsucces gemiddeld 85%, (grutto), 82% (wulp) en 79% (tureluur). Dit is ongeveer 20% hoger dan wordt behaald met reguliere nestbescherming. In een rustzone is het aantal waargenomen kuikens per broedpaar gemiddeld 1,0 (grutto), 1,1 (wulp) en 1,5 (tureluur). Om de sterfte van volwassen grutto’s te compenseren moeten zij jaarlijks 0,6 tot 0,7 vliegvlugge jongen per paar groot brengen (Schekkerman & Müskens, 2001). De resultaten lijken erop te duiden dat dankzij de rustzone hieraan wordt voldaan. Voor de wulp zijn de vereiste reproductiecijfers niet bekend, maar de huidige 1,1 vliegvlugge kuikens per nest is waarschijnlijk voldoende. Het aantal vliegvlugge tureluurkuikens per gezin lijkt ook voldoende voor een goede reproductie. De regeling rustzones is daarmee een effectieve manier om kritische weidevogels ook in lage dichtheden te beschermen als aanvulling op reguliere nestbescherming.

Figuur 17: Een weidevogelbeschermer vult de

overeenkomst in.

Eindrapportage “Regeling Rustzones voor kritische weidevogels”, periode 2008-2015

19

Uit de provinciale cijfers blijkt dat het totale aantal broedparen dat door weidevogelbeschermers is vastgesteld, vanaf 2008 is gestabiliseerd of licht is toegenomen. Dit kan deels veroorzaakt zijn door de regeling rustzones en deels door de inzet van agrarisch natuurbeheer in de Beerse Overlaet en het Land van Heusden en Altena.

Op basis van onderzoek is vastgesteld dat een BTS van >65% voldoende is om een lokale populatie in stand te houden en een BTS tussen de 50% en 65% mogelijk voldoende is. De waarden 56%, 55% en 40% voor grutto, wulp en tureluur zijn slechts een indicatie van het broedsucces, maar zijn voor grutto en wulp dus mogelijk voldoende. Voor tureluur is de BTS te laag. Geconcludeerd kan worden dat de aanleg van rustzones rond legsels van kritische weidevogels de bescherming sterk verbeterd, maar dat het onduidelijk is of met deze maatregel het mogelijk is om de vogels te behouden. Plussen en minnen uit de praktijk Naast ecologische winst heeft de regeling ook op andere vlakken positieve effecten gehad. Weidevogelbeschermers hebben ten eerste meer vertrouwen gekregen in hun werk. Door de regeling zien zij met eigen ogen het succes; meer jonge weidevogels. Het huidige draagvlak voor behoud van weidevogels blijft daardoor in stand. Ten tweede is onder agrariërs de medewerking aan weidevogelbescherming - wat per slot van rekening een vorm van agrarisch natuurbeheer is - sterk toegenomen. De contacten tussen vrijwilligers en agrariërs zijn ten derde ook verbeterd. Dit is erg belangrijk, aangezien een goede communicatie over de locaties van nesten en de aanvang van werkzaamheden cruciaal zijn voor een goede weidevogelbescherming. De korte lijnen tussen de vrijwilliger, de agrariër en het Coördinatiepunt zorgen tenslotte voor een correcte en snelle afhandeling van de overeenkomst en de uitbetaling. Het observeren van het aantal kuikens in een rustzone is niet gemakkelijk naar mate het gras hoger wordt in de loop van het seizoen. Een rustzone biedt dekking tegen predatoren, maar zorgt dus ook voor een verminderde zichtbaarheid van de kuikens voor de weidevogelbeschermers. Op de afrondingsformulieren is er soms onduidelijkheid over de ingevulde getallen. Als er niets is ingevuld, heeft er dan geen waarneming plaats gevonden of zijn er geen kuikens gezien tijdens een waarneming? Bij een goede grasgroei kan na 3-4 weken een ondoordringbare vegetatie ontstaan, die zijn beoogde functie voor de jonge weidevogels verliest. Daarom is in het project geëxperimenteerd met het verleggen van de rustzone op het perceel. Dit is zinvol als het nest is uitgebroed. Feitelijk moet de deelnemer gedurende de periode dat er weidevogels aanwezig zijn ergens ‘een’ zone aan onbewerkt grasland op het perceel hebben. Dit biedt de mogelijkheid om de rustzone na uitkomst van het nest

0

50

100

150

200

250

20

02

20

03

20

04

20

05

20

06

20

07

20

08

20

09

20

10

20

11

20

12

20

13

20

14

20

15

Grutto

Wulp

Tureluur

Eindrapportage “Regeling Rustzones voor kritische weidevogels”, periode 2008-2015

20

tussentijds te maaien. Elders op het perceel moet de deelnemer dan een even groot stuk laten staan. Door een etmaal voor het maaien verjaagstokken te plaatsen op het deel dat gemaaid gaat worden, worden de vogels tijdelijk verjaagd (zie figuur 12). Hierdoor ontstaat een vorm van ‘mozaïekbeheer’ op perceelsniveau. Deze oplossing moet in de toekomst beter gecommuniceerd worden. De vereiste grootte van de rustzone zou aangepast kunnen worden. In de projectperiode is een minimale grootte van 0,1ha per nest (maximaal 1ha) aangehouden. Dit is een stuk van 10 bij 10 meter, wat mogelijk nog altijd opvalt voor predatoren. Vermoedelijk heeft een minimale grootte van 0,5 ha per nest een hoger uitkomstpercentage en een betere kuikenoverleving tot gevolg.

Eindrapportage “Regeling Rustzones voor kritische weidevogels”, periode 2008-2015

21

6. Literatuurlijst 1. Beintema, A.J. 1995, De Ruime jas. Flexibele invulling van het relatienotabeheer: kansen of

risico’s? IBN-rapport 200. IBN-DLO, Wageningen. 2. Jaarverslag Weidevogelbescherming 2003, 2004, 2005, 2006, 2007. 3. Kenniskring Weidevogellandschap. 2010. Weidevogelbalans 2010. SOVON & Landschapbeheer

Nederland. Beek-Ubbergen. 4. Nijland, F., Schekkerman, H. & Teunissen, W.A. (2010). Methodes monitoring weidevogels. 5. Sovon-onderzoeksrapport 2010/09. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen. 6. Oosterveld, E.B. en Altenburg, W. 2005. Kwaliteitscriteria voor weidevogelgebieden met

toetslijst. A&W-rapport 412. Veenwoude. 7. Paasen, Aad van. 2010. Stoppen met nestbescherming is geen optie. Landschapsbeheer

Nederland. 8. Schekkerman, H. & Müskens, G.J.D.M. 2001. ‘Vluchtstroken’ als instrument in agrarisch

weidevogelbeheer. Alterra-rapport 220, ISSN 1566-7197. Wageningen. 9. Teunissen W.A., H. Schekkerman & F. Willems 2005b. Predatie bij weidevogels. SOVON

onderzoeksrapport 2005/11, SOVON. Beek-Ubbergen.

Eindrapportage “Regeling Rustzones voor kritische weidevogels”, periode 2008-2015

22

Bijlage I Overeenkomst

Eindrapportage “Regeling Rustzones voor kritische weidevogels”, periode 2008-2015

23

Eindrapportage “Regeling Rustzones voor kritische weidevogels”, periode 2008-2015

24

Bijlage II Afrondingsformulier

26