Sint-Norbertusinstituut Stationsstraat 6 2570 Duffel · goede vloeiende tekst, is deze GIP helemaal...
Transcript of Sint-Norbertusinstituut Stationsstraat 6 2570 Duffel · goede vloeiende tekst, is deze GIP helemaal...
GIP opgemaakt door Verlinden Vicky Verlinden Jeroen Klas: 6GW Vak: Seminarie Schooljaar: 2011 - 2012 Vakleerkracht: mevr. De Beuckeleer
Sint-Norbertusinstituut Stationsstraat 6 2570 Duffel
2
Inleiding
“Een leven met weinig geluid of lawaai is moeilijk te verstaan, maar
kunnen we de stilte ook wel aan?” 1
Dit naslagwerk of ook wel GIP genaamd is gebaseerd op eigen ervaringen, opzoekwerk
en intuïtie. Het onderwerp van dit eindwerk is een maatschappelijk probleem. Dit werk
probeert ook de mensen te waarschuwen voor eventuele gehoorschade. Deze GIP
probeert iedereen ervan bewust te maken dat gehoorschade op elk moment kan
optreden. Mede ook omdat een van de makers van deze GIP, Vicky, ook doof is. Zij kan
dan haar ervaringen en bevindingen ook eens verduidelijken hoe het eigenlijk voelt om te
leven met weinig geluid en lawaai.
Dit is ook meteen de probleemstelling van deze GIP. Dit eindwerk wil de lezers bewust
maken dat we veel lawaai of geluid horen zonder dat we stil staan bij het feit dat dit een
geschenk is dat zomaar afgenomen kan worden.
In het eerste hoofdstuk van dit werk gaat het voornamelijk over de werking van het oor.
De makers staan eens stil bij hoe onze oren werken, hoe geluid binnenkomt in het oor.
Maar ook de defecten van het oor worden in deze GIP verduidelijkt.
Daarna, in het tweede hoofdstuk, behandelt deze GIP de soorten hulpmiddelen bij
mensen die slechthorend of doof zijn. De mensen die gewoon kunnen horen maar die via
hun beroep toch in aanraking komen met dove of slechthorende mensen, worden ook
besproken in dit eindwerk.
In het derde hoofdstuk bespreekt het werk de aanvaarding van een slechthorend persoon
in de sociale omgeving. Hoe functioneert de persoon in de wereld en hoe voelt hij zich
hierbij? Dat is de vraag die gesteld wordt in het derde hoofdstuk.
Het vierde hoofdstuk bespreekt de dovencultuur en het belang van de Vlaamse
gebarentaal. De stilte in het leven wordt hier ook besproken: deze is namelijk belangrijker
dan we denken.
Deze GIP is gestart als eindwerk van twee zesdejaars studenten van het Sint-
Norbertusinstituut Duffel. Voor de GIP van start ging hebben de makers zoveel mogelijk
informatie proberen te verzamelen door gebruik van het internet en rond te neuzen in de
plaatselijke bibliotheken. Na het verzamelen van de informatie en het verwerken in een
goede vloeiende tekst, is deze GIP helemaal uit de startblokken gekomen.
1 Algemene visie van de schrijvers: Vicky Verlinden en Jeroen Verlinden
3
Inhoudstafel
Inleiding ............................................................................................................................. 2
Inhoudstafel ....................................................................................................................... 3
1 Het oor ............................................................................................................................ 5
1.1 Bouw van het oor .................................................................................................... 5
1.2 Wat is geluid? .......................................................................................................... 6
1.3 Afwijkingen van geluid ............................................................................................. 8
1.4 Preventie tegen gehoorbeschadiging ...................................................................... 9
2 Hoe hulp bieden aan doven en slechthorenden? .......................................................... 10
2.1 Hulpmiddelen .........................................................................................................10
2.1.1 Hoortoestellen ..................................................................................................10
2.1.2 FM ...................................................................................................................13
2.2 Beroepen die hulp bieden bij gehoorproblemen......................................................13
2.2.1 Logopedist .......................................................................................................13
2.2.2 Audiologe .........................................................................................................14
2.2.3 Gebaren- of schrijftolk ......................................................................................14
2.3 Soorten instanties ...................................................................................................15
2.3.1 Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) .......................15
2.4 Onderwijs ...............................................................................................................17
2.4.1 GON ................................................................................................................17
2.4.2 Buitengewoon Onderwijs .................................................................................18
2.5 RSZ ........................................................................................................................19
2.5.1 Kinderbijslag ....................................................................................................19
2.5.2 RIZIV ...............................................................................................................20
3. Omgang met doofheid ................................................................................................. 21
3.1 Reactie van de sociale omgeving ...........................................................................21
3.2 Interpretatie van bepaalde gedragingen .................................................................21
3.3 Ontwikkeling van een doof persoon ........................................................................22
3.3.1 Taalontwikkeling ..............................................................................................22
3.4 Aanvaarding ...........................................................................................................23
3.4.1 Wat is aanvaarding? ........................................................................................23
3.4.2 Aanvaarding en verwerking in de prepuberteit .................................................23
3.5 Doofheid en toch gaan werken ...............................................................................23
3.5.1 Keuze van het beroep ......................................................................................23
3.5.2 Aan het werk komen ........................................................................................24
4
3.6 Oorziekten en gezondheid ......................................................................................24
3.6.1 Hyperacusis .....................................................................................................24
3.6.2 Tinnitus ............................................................................................................27
3.7 Enkele tips ..............................................................................................................28
4. Deontologie van de Vlaamse Gebarentaal (VGT) en tolken ......................................... 29
5. De Dovencultuur .......................................................................................................... 30
6. Belang en betekenis van stilte/meditatie ...................................................................... 31
6.1 Belang van meditatie ..............................................................................................31
6.2 Belang van stilte .....................................................................................................32
7. Slotkloosters ................................................................................................................ 34
7.1 Het gemeenschapsleven ........................................................................................35
7.2 Bidden ....................................................................................................................35
7.3 Het werk .................................................................................................................36
Besluit .............................................................................................................................. 37
Bibliografie ....................................................................................................................... 38
5
1 Het oor
1.1 Bouw van het oor
2
1. Schedel: geeft bescherming aan het middenoor en binnenoor.
2. Gehoorgang: zorgt voor het doorgeven van de geluidstrillingen, in de gehoorgang
zijn nog kliertjes, voor het aanmaken van oorsmeer om het trommelvlies soepel te
houden, en kleine haartjes, voor het stof en vuil tegen te houden.
3. Oorschelp: zorgt voor een betere opvanging van de geluidstrillingen, zonder
oorschelp zouden we veel minder horen.
4. Trommelvlies: deze vangt de trillingen op en geeft ze door, het wordt soepel
gehouden door het oorsmeer.
5. Ovale venster: geeft de trillingen door naar het slakkenhuis.
6. Hamer
7. Aambeeld
8. Stijgbeugel
9. Halfcirkelvormige kanaaltjes: zijn eigenlijk het evenwichtsorgaan, deze zijn gevuld
met vocht waardoor de hersenen weten in welke richting we draaien, bewegen …
10. Slakkenhuis: is gevuld met vocht en trilhaartjes. Deze vangen de trillingen op en
geven zenuwimpulsen door naar de hersenen.
11. Gehoorzenuw: zorgt voor de verbinding tussen slakkenhuis en hersenen, stuurt
zenuwimpulsen door.
2 www.seniorennet.be
Ze zorgen voor de geleiding en versterking van de trillingen. Samen zorgen ze ervoor dat de trillingen tot 2 keer zo sterk. zijn.
6
12. Buis van Eustachius: is de verbinding tussen oor en keelholte, deze buis regelt de
druk aan de binnenkant van het trommelvlies.
Het oor is iets heel breekbaars, de kleinste afwijking kan ervoor zorgen dat je weinig of
niets meer hoort. Bij elk van deze orgaandeeltjes is de belangwaarde ervan enorm.
1.2 Wat is geluid?
“Geluid: trillende beweging van de lucht die door het
gehoororgaan wordt opgenomen.”3
Geluid kan door eender welk medium, middenstof, zichzelf voortplanten. Wanneer geluid
te luid wordt spreken we van lawaai. Lawaai is de belangrijkste reden voor
gehoorbeschadiging. Lawaai kan het gehoor beïnvloeden op 3 manieren:
- frequentie,
- duur,
- intensiteit of sterkte van het geluid.
Frequentie
Hoe hoger de frequentie, des te grotere beschadiging aan het oor. De frequentie kan
men berekenen aan de hand van de formule f=c/λ (f= frequentie, c= snelheid en λ=
golflengte). Zoals deze formule al aangeeft, beïnvloeden deze zaken de frequentie.
Maar dit is niet alles, want de snelheid wordt beïnvloed door de
omgevingstemperatuur, de relatieve vochtigheidsgraad en de luchtdruk. Dus deze
factoren beïnvloeden eveneens de frequentie. De afmeting van het instrument
waarmee je geluid maakt, dit kan ook je mond zijn, beïnvloed de golflengte.
Dus met andere woorden de frequentie wordt beïnvloed door: snelheid (temperatuur,
vochtigheidsgraag en luchtdruk) en golflengte (afmeting instrument).
Duur
Het is logisch wanneer je voor een langere tijd aan geluid bent blootgesteld dat je dan
meer gehoorbeschadiging vertoond. De veiligheidsgrens is gedurende 8u het horen
van 80 decibel. Wanneer je op onderstaande tabel ziet dan weet je dat 80 decibel niet
heel veel lawaai is. Het is dan ook aangeraden om niet (lang) naar luid geluid te
luisteren.
3 www.vandale.nl
7
Intensiteit of sterkte van het geluid
De sterkte van geluid kan men meten aan de hand van een decibelmeter. De sterkte
wordt dan ook uitgedrukt in decibel. In deze tabel ziet u wanneer en wat
gehoorbeschadiging bereikt wordt. Het is bewezen dat wanneer je in je auto zit en je
radio of muziekinstallatie staat luider dan 100 decibel, dan wordt je reactiesnelheid
trager.
Stil
Vallend blad 10 dB
Leeszaal in een bibliotheek 20 dB
Gefluister, tikkend uurwerk 30 dB
Matig
Rustige kamer, kantoor 40 dB
Regen 50 dB
Normaal gesprek 60 dB
Zeer luid
Rumoerige klas, schoolbus en speelplaats 70 - 85 dB
Elektrisch scheerapparaat, wekkeralarm, haardroger, stofzuiger en
andere huishoudelijke apparatuur
70 - 85 dB
Hinderlijk, kans op beschadiging
Grasmaaiers, kettingzagen op benzine 90 - 105 dB
Draagbare radio’s, walkman op volvolume 90 - 115 dB
Pijnlijk, schadelijk
Een massa schreeuwende kinderen 120 dB
Rockconcerten, luide passages tijdens een klassiek concert 90 - 130 dB
Autoradio’s op volvolume 140 dB
Startend vliegtuig op 50m afstand 140 - 170 dB
Vuurwapens, sirenes, straaljager 140 - 170 dB
4
4 www.gezondheid.be
8
“In discotheken worden doorlopend geluiden met een sterkte van 80
tot 110 decibel geproduceerd, met pieken die soms tot 170 decibel
kunnen gaan. Eén enkele blootstelling aan een dergelijk geluid kan
volstaan voor een onherstelbare gehoorbeschadiging." 5
Hiervoor is er net een nieuwe wet gelanceerd. Joke Schauvlieghe, minister van leefmilieu,
natuur en cultuur, heeft deze wet kunnen verwezenlijken voor de start van het
festivalseizoen. Vanaf 1 januari 2013 zijn de normen bindend en afdwingbaar. Dit jaar kan
iedereen zich voorbereiden op de invoering van de nieuwe regelgeving. Voor festivals
betekent deze nieuwe wet dat ze niet boven de 100 decibels mogen gaan en gratis
oordopjes moeten aanbieden, hierbij komt nog dat ze ten allen tijde het publiek moeten
laten weten hoeveel decibel geluid er wordt geproduceerd door middel van een
decibelmeter. Naast de verplichting voor festivals, voorziet de wet nog twee categorieën.
Categorie 1 heeft een geluidsbeperking tot 90 decibel en geeft geen verdere
verplichtingen. Categorie 2 heeft een geluidsbeperking tot 90 - 95 decibels maar de
organisatoren moeten oordopjes te koop aanbieden. Voor evenementen met muziek met
een toegang voor mensen onder de 16 jaar gelden de regels van categorie 1. Deze wet is
er gekomen nadat verschillende dokters de alarmbel luidden over het stijgend cijfer van
jongeren met gehoorschade.
1.3 Afwijkingen van geluid
Vanaf de oorsprong van het geluid kan er al een afwijking zijn. Dit gaat niet over fysische
afwijkingen maar eerder om omgevingsfactoren. Geluid zijn trillingen die geleid worden
door de lucht. Daarom kan er op de weg van de oorsprong van het geluid naar het oor
heel wat misgaan. Dit kan een andere geluidstrilling tegenkomen of de geleiding kan
tegengehouden worden door een ander medium. Wanneer de afwijkingen zich echter in
het oor situeren, kunnen we vanaf de oorschelp afwijkingen vertonen. De oorschelp kan
misvormd zijn waardoor deze de geluiden niet genoeg opvangt en geleid naar de
gehoorgang. In de gehoorgang kan een prop zitten, meestal kan dit wel opgelost worden,
die de geluidstrillingen tegenhoudt. Inwendig kan er van alles misgaan van ontstekingen
tot scheuringen, van haartjes die afsterven tot belangrijke elementen die ontbreken.
5 www.gezondheid.be (prof. Feenstra)
9
1.4 Preventie tegen gehoorbeschadiging
Tegen aangeboren gehoorbeschadigingen kan men uiteraard niet veel meer doen. Dus u
kunt zich hiervoor niet tegen beschermen. Tegen niet-aangeboren gehoorbeschadiging
kan men wel iets doen.
Een klein deel van de uitgaande jeugd draagt al oordopjes. Deze oordopjes dempen het
geluid en zorgen dat er een verminderd deel van de decibels het oor binnenkomt. Men
heeft goede en slechte oordopjes. De slechte oordopjes zijn oordopjes die geen geluid
meer doorlaten. Men hoort de muziek niet goed meer en kan ook geen gesprek meer
aangaan met iemand anders. Deze oordopjes doen misschien wel iets goeds met je oren
maar wanneer je elkaar niet meer kan verstaan, doe je de oordopjes toch uit en je hebt
dan geen bescherming meer voor je oren. De goede oordopjes zijn oordopjes die het
geluid van de muziekinstallatie verminderen maar het geluid van het gesprek dat je aan
het voeren bent niet. Deze oordopjes kunnen natuurlijk ook fout gebruikt worden. Dit kan
door een foutief gebruik waardoor het oordopje niet goed in het oor wordt gebracht en
schade kan aanrichten in het middenoor of dat het oordopje niet genoeg geluid absorbeert
dan eigenlijk gewild is. Wanneer dit gebeurd valt de bescherming gedeeltelijk weg.
Een hoofdtelefoon is veel beter voor de oren dan oortjes. De oortjes katapulteren de
decibels recht op je trommelvlies zonder enige vertraging. De hoofdtelefoon zorgt ervoor
dat de oorschelp het geluid vertraagt en wanneer de snelheid trager is, gaat de frequentie
naar beneden en heb je minder kans op gehoorschade. Wanneer je natuurlijk het volume
op maximum zet, heeft het geen zin om te zeggen dat je een hoofdtelefoon draagt want
dat is ook schadelijk voor de oren. De vuistregel hierbij is dat je volume te luid staat,
wanneer de persoon naast jou je muziek kan horen.
10
2 Hoe hulp bieden aan doven en slechthorenden?
2.1 Hulpmiddelen
2.1.1 Hoortoestellen
Het oor op zich bestaat uit 3 delen: een buitenoor, een middenoor en het binnenoor. Het
buitenoor ontvangt de geluidsgolven en geleidt deze verder door het middenoor. Daarna
gaan de golven het slakkenhuis in, of ook wel cochlea genoemd. De cochlea geeft dan op
zijn beurt de impulsen verder via de zenuwen naar de hersenen. In de hersenen vinden
dan processen plaats waardoor we dan geluiden waarnemen.
Bij mensen die slechthorend of doof zijn is er iets van dit proces weggevallen, waardoor
het gehoorproces niet normaal kan verlopen. Voor deze mensen is het dragen van
hoorapparaten soms een oplossing.
Een hoortoestel is een elektronisch hulpmiddel dat meestal achter het oor, in de
gehoorgang, of volledig in het oor worden gedragen. Een analoog hoortoestel bestaat uit
een microfoon, een versterker en een luidspreker of telefoon. De microfoon vangt het
geluid op en zet het om in een elektrisch signaal. De versterker versterkt het geluid en de
luidspreker zet het dan weer om in geluid. Dit alles werkt op batterijen.
Digitale hoorapparaten ontvangen het geluid en zetten deze om in codes. Deze codes
worden bewerkt, met behulp van een computer op maat ingesteld, en dan terug omgezet
in een hoorbaar analoog signaal.
Analoge hoortoestel Digitale hoortoestel
11
Er bestaan allerlei soorten hoortoestellen. De bekendste zijn:
Achter-het-oor (AHO) toestel
Dit toestel wordt achter het oor gedragen. Het geluid wordt vanaf het toestel via
een slangetje naar het oorstukje, dat in de gehoorgang zit, geleid.
Luidspreker-in-het-oor (LIHO) toestel
Het hoorapparaat zelf wordt achter het oor gedragen. Op het einde van de
gehoorgang zit een heel klein luidsprekertje. Het geluid wordt dan via een draadje
elektrisch naar dit luidsprekertje geleid.
In-het-oor (IHO) toestel
Bij dit toestel zitten alle onderdelen in een apparaatje dat in het gehoorgang wordt
geplaatst. Het is veel minder zichtbaar dan een AHO-toestel. Het is geschikt als je
weinig gehoorverlies hebt
.
Kanaaltoestel
Dit toestel verdwijnt verder in de gehoorgang en is geschikt voor matig en licht
gehoorverlies.
Complete in the canel (CIC) toestel
Dit toestel wordt diep in je gehoorgang geplaatst en is daardoor niet zichtbaar. Je
kunt het toestel verwijderen met behulp van een doorzichtig koordje.
Kasttoestellen
Dit toestel wordt weinig gebruikt en is geschikt als je motorische problemen hebt.
Het bestaat uit een kastje, dat een beetje lijkt op een gsm. Via dit kastje, dat je op
je lichaam draagt, wordt het geluid via een snoertje naar een oorstukje geleid dat
het geluid door geeft.
Hoorbrillen
De hoorbril is geschikt als je niet goed ziet. In de pootjes van de bril zitten
microfoontjes, die je in staat stellen het geluid in een ruimte goed op te vangen.
Het geluid wordt via een draadje naar het oor geleid.
12
Botverankerd Hoortoestel (BAHA)
Dit is voor mensen die problemen hebben met de klassieke hoortoestellen. Zij
gebruiken een hoortoestel dat gebruik maakt van de beengeleiding zonder
daarvoor het middenoor te gebruiken.
Cochleair Implant (CI)
De cochleaire implant of kortweg
CI, is een gehoortoestel.
Cochleaire implanten overbruggen
de aangetaste haarcellen en
zetten spraak en geluid om in
elektrische signalen, die de
gehoorzenuwen activeren.
Het bestaat uit 2 delen, namelijk
een uitwendig en een inwendig
gedeelte. Het uitwendig gedeelte bevat een microfoon, die de geluiden opvangt,
en deze doorzendt naar de processor (1). De processor zet deze geluiden om in
codes. De codes worden dan via de uitwendige magneet (2) doorgegeven aan de
inwendige magneet (3). De inwendige magneet zendt de code dan door naar de
elektroden die in het cochlea of slakkenhuis zitten (4). De geluiden worden dan in
het slakkenhuis doorgegeven naar de gehoorzenuwen (5).
Zo worden de aangetaste haarcellen overbrugd, en kan de persoon die een CI
draagt, terug horen.
Na de operatie, waarbij men in het binnenoor een draadje met de elektroden in
het slakkenhuis zet, en de inwendige magneet in het rotsbeen, moet de persoon
wel minimaal 1 maand wachten vooraleer de CI aangezet wordt. Na 1 maand,
gebeurt er een eerste fijnregeling. Hierbij wordt de nieuwe CI aangesloten op de
ingeplante magneet en worden de eerste gehoorimpulsen verzonden. Men
controleert of de persoon deze kan verdragen, of hij geen hoofdpijn krijgt en of ze
geen zenuwbeschadiging veroorzaken. Het moet voor deze persoon aangenaam
zijn om de geluiden uit de omgeving terug waar te nemen! Bij deze fijnregeling
horen ook bezoeken aan de audioloog. Deze worden nog verder uitgelegd.
De gemiddelde drempel om geluiden waar te nemen bij een CI ligt bij 40 dB. Als je
de CI nog maar pas gekregen hebt, dan ga je nog niet veel verstaan van wat je
eigenlijk hoort. Dus, spraak verstaan is NIET hetzelfde als kunnen horen!
13
Een persoon met een CI kan wel geluiden horen, kan gesprekken horen, maar als
hij niet kon liplezen, zou hij niet verstaan wat de mensen rondom hem allemaal
zeggen. Daarvoor wordt er hoortraining bij een logopediste aangeraden. Ook deze
leg ik verder uit.
2.1.2 FM
Personen die problemen hebben om te horen, gebruiken niet alleen een hoorapparaat,
maar ook een FM - systeem om geluiden beter te kunnen verstaan in rumoer. De FM
bestaat uit een zender en een ontvanger. De ontvanger wordt bevestigd aan het
hoorapparaat. Met het FM - systeem wordt geluid draadloos overgebracht van de bron
naar het oor. Doorheen alle hinder van te veel lawaai wordt het hierdoor makkelijker om
de bron te verstaan.
Er zijn wel een paar nadelen aan het FM gebruik. De FM-zender moet immers altijd bij de
bron zijn van het geluid om te kunnen waarnemen wat er gezegd werd. In situaties met
veel wisselende sprekers, zoals bijvoorbeeld een klasgesprek, moet de FM altijd worden
doorgegeven. Dit kan wel eens voor frustraties zorgen. Er is nu een model op de markt
waarbij er 2 systemen, dus 2 FM's zijn. Ook is er een technologie waarbij maximaal 10
microfoons gebruikt kunnen worden. Hierdoor heb je 10 keer meer kans dat je alles hoort,
want er is een microfoon bij elke bron.
2.2 Beroepen die hulp bieden bij gehoorproblemen
Mensen met gehoorproblemen horen te weinig om te kunnen verstaan wat andere
mensen zeggen. Daardoor krijgen deze mensen hulp van een logopedist(e), audiologe,
gebaren- of een schrijftolk. Zij zorgen ervoor dat er voor de gehoorgestoorde makkelijker
wordt om zich te integreren in de horende maatschappij.
2.2.1 Logopedist
Logopedie omvat de behandeling van de communicatiestoornissen, meer specifiek in
verband met taal, het spreken en het gehoor. Een logopedist oefent samen met de
dove/slechthorende persoon de struikelblokken van de taal, zodat deze dan goed worden
uitgesproken. Een voorbeeld: 'pet' en 'bed' klinkt voor de dove persoon bijna helemaal
hetzelfde. Er wordt geoefend bij de logopedist om te weten hoe je de 'p' en de 'b', maar
ook de 't' en de 'd' moet uitspreken.
De gehoorgestoorde leert bij de logopedist niet alleen horen, maar ook spraakafzien of
liplezen. Hierdoor wordt het gemakkelijk voor de persoon om te weten wat iemand heeft
gezegd.
14
2.2.2 Audiologe
Audiologie is een specialisme in de geneeskunde dat zich bezig houdt met het meten en
het verbeteren door hulpmiddelen van gehoorproblemen.
Wanneer iemand niet goed hoort, wordt er een audiogram opgesteld. Dit is een grafische
voorstelling van het gehoorverlies in vergelijking met het normale gehoor. Hieruit kan men
aflezen wat iemand al dan niet kan horen of verstaan. Op de verticale as van het
audiogram wordt de geluidsterkte weergegeven in decibel (dB). Op de horizontale as
staat de frequentie in Hertz (Hz).
Er zijn 2 soorten audiogrammen: een tonaal en een vocaal audiogram.
De tonale audiogram vertelt wat je hoort. Er wordt een gehoordrempel weergegeven, dat
wil zeggen, vanaf welke grens we beginnen te horen ( zie bijlage 1). De 0 dB lijn is de
drempel van een normaalhorende. Sommige mensen horen heel scherp (tot -10 dB),
een drempel van 20 dB wordt nog als normaal beschouwd.
Naast het tonale audiogram dat meestal bij de Neus-Keel-Oor arts (NKO) wordt
afgenomen, heb je ook een vocaal audiogram. Daarop kan je aflezen wat we verstaan op
welke intensiteit. Je kan soms iets horen zonder dat je het verstaat. (zie bijlage 2)
2.2.3 Gebaren- of schrijftolk
Tolken is de boodschap omzetten van de ene naar de andere taal. Personen met
gehoorproblemen kunnen gebruik maken van een doventolk. Deze vertaalt de
communicatie tussen doven en horenden via gebaren of maakt de gesproken taal
zichtbaar in een geschreven tekst, die men direct kan lezen. De tolk zal alles moeten
tolken wat er bijvoorbeeld in de les wordt gezegd. Voornamelijk gebruikt een tolk de pc
om te tolken. Hij zal moeten vertalen in de 'ik-vorm'. Hij mag om herhaling vragen als hij
iets niet heeft verstaan.
Wanneer een tolk is in de les is het voor de gehoorgestoorde langs een kant makkelijker,
want de gesproken taal wordt neergeschreven. Langs de andere kant kan de tolk ook niet
alles verstaan en dus zal er ook niet alles wat er in de klas is gezegd geweest vertaald
kunnen worden. Ook de emoties van de gesproken taal kunnen niet neergeschreven.
Wat een tolk NIET mag doen, is deelnemen aan bijvoorbeeld het klasgesprek.
Een tolk zal zich moeten houden aan de deontologische code. Hij heeft zwijgplicht.
Ook mag hij geen begeleiding geven. Dit is de taak van de GON-begeleiding !
De tolk wordt betaald naarmate het aantal uren hij heeft getolkt. Per uur verdient de tolk
rond de 33,50 euro (vanaf 01/01/2011) plus een reisvergoeding. Als men recht heeft op
tolkuren betaalt het departement onderwijs deze kost.
15
2.3 Soorten instanties
2.3.1 Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH)
Het VAPH staat voor Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. Een
handicap wordt dus vanuit het Vlaams Agentschap als volgt gedefinieerd :
"Elk langdurig en belangrijk participatieprobleem van een persoon
dat te wijten is aan het samenspel tussen functiestoornissen van
mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard, beperkingen
bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijk en externe
factoren."6
Dit wil dus zeggen dat mensen die niet aan deze definitie voldoen, ook niet terecht
kunnen bij het Vlaams Agentschap. Zij zullen dan op andere organisaties beroep moeten
doen.
Deze definitie klinkt een beetje moeilijk, dus ik zal deze een beetje uitklaren :
Langdurig en ernstig : De beperking moet langdurig zijn.
Ook moet deze beperking een zekere graad van ernst hebben, dit wil zeggen, dat
je bijvoorbeeld minstens 60% 'doof' moet zijn eer je de stempel krijgt van doofheid.
Dit klinkt een beetje vaag, dus wordt de evaluatie van iedere persoon toevertrouwd
aan een team dat de dossiers opstelt en aan de Provinciale Evaluatiecommissies.
Beperking en stoornis : Een stoornis is een afwezigheid of afwijking van een
lichamelijke of verstandelijke functie. Ze leidt tot een beperking op het vlak van
menselijke activiteiten zoals horen. Hoe beperkter het vermogen om bepaalde
activiteiten te doen, hoe moeilijker de maatschappelijke integratie en participatie
verloopt.
Participatieproblemen : Problemen die iemand heeft met deelname aan het
maatschappelijk leven.
Functiestoornissen van mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard : De
beperkingen moeten dus het gevolg zijn van een stoornis van de persoon zelf. Het
gaat dus om beperkingen die het moeilijker maken om deel te nemen aan het
maatschappelijk leven.
6 http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/20887-
Wie+kan+een+beroep+doen+op+het+VAPH.html
16
2.3.1.1 De inschrijvings- en toezeggingsprocedure
Met een handicap heb je natuurlijk veel meer kosten dan een normale persoon, om te
wonen, te leven, … Het Vlaams Agentschap wil personen met een beperking helpen de
extra kosten te dragen. Natuurlijk kan niet eender elk persoon eender wat aanvragen. Er
zijn een aantal voorwaarden aan verbonden. Het Vlaams Agentschap wil vooral zorgen
dat personen die bijstand krijgen, deze ook écht nodig hebben. Daarvoor heeft het VAPH
een inschrijvingsprocedure uitgewerkt. Bij de inschrijving kijkt het VAPH niet enkel naar de
medische zorgen, ze kijken ook naar hoe de beperking het leven van de persoon
beïnvloedt op het vlak van wonen, sociaal contact, ..
De voorwaarden voor de inschrijvingsprocedure zijn :
je moet een handicap hebben;
er is een leeftijdscriterium: je mag niet ouder zijn dan 65 jaar;
er is een verblijfscriterium: je moet officieel in Vlaanderen wonen.
2.3.1.2 Wat heeft het Vlaams Agentschap te bieden?
Hulpmiddelen en aanpassingen
Om zijn dagelijks leven beter te organiseren kan een persoon met een beperking
een tussenkomst krijgen voor een hulpmiddel (geen gewone wekker maar
trilwekker) of een aanpassing aan zijn woning of wagen.
Vb : doventelefoon en -fax, FM-apparatuur, CI, FM, ..
Diensten en voorzieningen
Het VAPH subsidieert de diensten en voorzieningen die zorg verlenen aan
personen met een handicap door begeleiding, opvang, ..
Vb : dovenscholen, naschoolse opvang, ..
Persoonlijke-assistentiebudget
Personen die wensen thuis te blijven kunnen een persoonlijke assistentiebudget
aanvragen. Met dit budget kunnen zij dan assistenten in dienst nemen die hen
ondersteunen.
Werk en opleiding
Een persoon met een beperking die een opleiding wil volgen of een bepaald werk
wil doen, moet zich ook bij het Vlaams Agentschap inschrijven. Het is echter de
VDAB die de bijstand op zich neemt.
17
Vb : Financiële tegemoetkomingen: Als je ingeschreven bent in het Vlaams
Agentschap kan je werkgever tegemoetkomingen ontvangen in je loon van de
VDAB. Daarbij betaalt de VDAB de meerkosten voor de aanpassing van de
arbeidspost terug.
NB : Personen die ingeschreven zijn in het VAPH hebben recht op een gratis
buzzypas of omnipas van de De Lijn.
2.4 Onderwijs
2.4.1 GON
GON staat voor Geïntegreerd Onderwijs. Het doel is om jongeren met een beperking les
te laten volgen in het gewone onderwijs met hulp vanuit het buitengewoon onderwijs.
Een GON-begeleidster begeleidt de persoon met een beperking bij problemen, bij
onvoldoende begrijpen van de leerstof maar ondersteunt ook de leerling op sociaal-
emotioneel vlak. De GON-begeleider verleent per week een aantal uren begeleiding aan
de gehoorgestoorde leerling. Deze begeleiding wordt voornamelijk op school gegeven,
maar kan uitzonderlijk ook thuis gegeven worden. Als de begeleiding op school gebeurt,
dan wordt de leerling uit de klas gehaald. De begeleiding wordt gepland op momenten
waar de leerling het best uit de klas gehaald kan worden.
De GON-begeleidster geeft vijf soorten hulp :
1. Leerling-gerichte hulp: Deze bestaat voornamelijk uit onderwijskundige hulp en
bestaat onder andere uit volgende activiteiten: de leerling een efficiënte
studiemethode bijbrengen, het taalaanbod van de les uitwerken met de leerling
zoals nieuwe woordenschat toelichten, figuurlijke taal uitleggen, ..
Ook sociaal-emotionele hulp geeft de begeleider. De leerling kan bij de begeleider
terecht met vragen omtrent zijn handicap en problemen die hieruit voortvloeien. De
begeleider kan in de mate van het mogelijke de jongere steunen in het ontwikkelen
van een realistische kijk op zijn kunnen en niet kunnen.
2. Leerkrachtgerichte hulp: de begeleider geeft informatie rond de problematiek van
de leerling. Het is noodzakelijk dat de school een introductiemoment voorziet voor
de leerkrachten, anders is de kans op mislukken veel groter. De leerkrachten
krijgen ook een aantal tips mee, geïllustreerd met videomateriaal. Men zoekt
samen naar een beste plaats in de klas.
18
3. Schoolgerichte hulp : Samen met de directie informeert men het schoolteam over
het GON en de GON - leerling in hun school.
4. Klasgroepgerichte hulp : de begeleider licht de klasgroep in over de eigenheid van
een gehoorgestoorde medeleerling en over de punten waarmee men best
rekening kan houden. Bij eventuele vragen of problemen, kan de begeleider later
nog eens de klas bezoeken.
5. Gezinsgerichte hulp : Dit omvat pedagogisch advies aan de ouders in verband met
de dagelijkse opvoeding en begeleiding van het kind. Hier moet de GON -
begeleider zijn grenzen kennen.
Wettelijk is GON - hulp voornamelijk leerling-gerichte hulp. Een dove persoon krijgt 4 u
begeleiding per week om de jaar, een slechthorende slechts 2 uur per week om de 2 jaar.
De GON-begeleider zoekt momenten in het begin van het schooljaar waarin de
gehoorgestoorde makkelijk de les kan verlaten zonder achterstand op te lopen. Hij legt de
uren vast, en per week zijn het dezelfde uren waarbij de gehoorgestoorde dan naar de
begeleider gaat. Bij de begeleider kan de gehoorgestoorde extra informatie vragen,
verklaren van moeilijke woorden, het overlopen van moeilijke woorden in andere talen
bijvoorbeeld Frans, Engels, ..
2.4.2 Buitengewoon Onderwijs
In Vlaanderen zijn er doveninstituten met peutergroepen, basisscholen en secundair
onderwijs. Veel leerlingen volgen les in het gewonde onderwijs eventueel met GON -
begeleiding, maar er zijn ook acht types van buitengewoon onderwijs. Elk type is
aangepast aan de opvoeding- en de onderwijsbehoeften van de kinderen die het gewone
onderwijs niet kunnen volgen door allerlei beperkingen, en leer- of gedragsproblemen. De
klasgroepen zijn kleiner dan in het gewone onderwijs, er zijn speciale leermiddelen en
hulpverleners ( o.a. tolken, logopedisten, kinesisten, .. ).
Het doel is de totale persoonlijkheidsontwikkeling te stimuleren. Ze worden voorbereid op
het maatschappelijke leven en de uitoefening van een beroep.
Het buitengewoon kleuteronderwijs is voor kleuters tussen 2,5 en 6 jaar. Kinderen tussen
6 en 13 (uitzonderlijk 14) kunnen terecht in het buitengewoon lager onderwijs. Zowel de
buitengewoon kleuter- en lager onderwijs zijn opgedeeld in 8 types. Kinderen met een
auditieve handicap zitten in type 7.
19
In het buitengewoon onderwijs (BuSO) kunnen jongeren van 13 tot 21 (uitzonderlijk tot 25)
jaar terecht. In het BuSO bestaan dezelfde types als in het buitengewoon kleuter- en lager
onderwijs, behalve type 8. Maar in het BuSO spreekt men niet meer over types, maar
over opleidingsvormen. Deze hebben andere doelstellingen in functie voor de toekomst
van de persoon met een handicap.
Er bestaan vier soorten opleidingsvormen :
Opleidingsvorm 1
Het doel van deze opleidingsvorm is de jongere een sociale vorming te geven
zodat hij in een beschermde leefomgeving kan wonen. Deze opleidingsvorm
bestaat binnen type 2, 3, 4, 6 en 7.
Opleidingvorm 2
De tweede opleidingsvorm traint de jongere in algemene en sociale vorming, maar
ook in arbeidsvaardigheden. De bedoeling is dat de jongere in een beschermde
leef- en werkomgeving kan wonen en werken. Deze opleidingsvorm bestaat
binnen type 2, 3, 4, 6 en 7.
Opleidingsvorm 3
Deze opleidingsvorm is bijna hetzelfde als de tweede opleidingsvorm, maar de
bedoeling is dat de jongere zich later kan integreren in een gewone leef- en
arbeidsomgeving. Deze opleidingsvorm bestaat binnen type 1, 3, 4, 6 en 7.
Opleidingsvorm 4
Deze opleidingsvorm omvat algemeen, technisch, kunst- en beroepsonderwijs.
Hier gelden dezelfde doelstellingen als in het gewoon secundair onderwijs maar
men hanteert er aangepaste didactische werkvormen. Deze vorm geeft een
voorbereiding op voortstuderen in het hoger onderwijs en integratie in het actieve
beroepsleven. Deze vorm wordt georganiseerd voor de types 3, 4, 5, 6 en 7.
2.5 RSZ
2.5.1 Kinderbijslag
Kinderen van 0 tot 21 jaar met een aandoening of beperking, dus ook een auditieve,
kunnen genieten van verhoogde kinderbijslag. Als de handicap voldoet aan de wettelijke
criteria, dan krijgt het kind verhoogde kinderbijslag. Het bedrag wordt bepaald door middel
van punten en is afhankelijk van de ernst van de gevolgen van de aandoening of
beperking.
20
Deze punten worden toegekend aan de hand van 3 pijlers door een arts van de FOD
Sociale Zekerheid:
1. de lichamelijke en geestelijke gevolgen van de handicap of aandoening;
2. de gevolgen voor het kind voor de deelname aan het maatschappelijk leven
(mobiliteit, lichaamsverzorging, ..);
3. de gevolgen voor het gezin met een kind met een handicap (medische zorgen,
aanpassing leefomgeving, ..).
Als het kind in pijler 1 meer dan 4 punten behaalt, dan heeft het recht op een toeslag. Ook
als het kind in de 3 pijlers samen minstens 6 punten heeft.
2.5.2 RIZIV
Het Rijksinstituut voor Ziekte en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) is een instelling voor
sociale zekerheid.
Het is verantwoordelijk voor een aantal belangrijke diensten:
vergoeding van geneeskundige verzorgingen (raadpleging arts, opname
ziekenhuis, geneesmiddelen, ..);
uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid door ziekte, bevalling, ...
Het RIZIV betaalt de volledige kosten (ongeveer 25.000 euro) voor het plaatsen van een
CI terug. Voor een tweede CI wordt slechts de helft terugbetaald.
21
3. Omgang met doofheid
3.1 Reactie van de sociale omgeving
Bij gehoorgestoorden is het niet zo evident om een sociale omgeving op te bouwen. De
meeste vrienden die ze hebben, zijn mensen met dezelfde handicap als zij. Gelukkig
bestaan er bepaalde groepen zoals kajong. Deze dovengroep zet zich in voor doven of
slechthorenden vanaf 12 jaar. In deze dovengroep kunnen dove mensen sociale
contacten leggen die ze bij de andere ‘normale’ mensen niet krijgen. Dit is omdat de
meeste mensen bepaalde vooroordelen hebben tegenover dove mensen of in het
algemeen tegen gehandicapte mensen.
Ondanks hun handicap gaan sommigen toch naar een normale school. Dit is een vrij
zware taak omdat ze met zoveel rekening moeten houden. Aangezien ze het moeilijk
hebben om een vriendenkring uit te bouwen, krijgen ze niet zoveel steun. Het is moeilijk
om de lessen te volgen en wanneer ze niet kunnen volgen is het altijd aangenaam om te
kunnen terugvallen op vrienden, klasgenoten die hen steunen.
3.2 Interpretatie van bepaalde gedragingen
Wanneer iemand praat, doet hij dit met verbale en non-verbale communicatie. Wanneer je
het verbale niet hoort, zoals een doof persoon, kijk je vooral op de non-verbale
communicatie. Deze is meestal niet zo duidelijk want ze dienen normaal als
ondersteuning van de woorden die men zegt. De dove mensen moeten op zoveel
mogelijk dingen tegelijk letten. Ze moeten liplezen, heel geconcentreerd luisteren (via
technologische middelen kunnen zij dit minimaal) en de lichaamsuitdrukking moeten ze
ook in het oog houden. Dit is soms te veel waardoor ze een element moeten laten vallen.
Dit kan leiden tot het niet verstaan van de woorden, zinnen van de persoon waarmee ze
een gesprek voeren. Het kan in die woorden of zinnen gaan over zeer belangrijke
informatie in het gesprek. Wanneer ze deze informatie dan missen is het moeilijk om het
gesprek nog te volgen en haken de meesten af. Dit heeft ook een impact op de band met
deze persoon want de andere persoon kan misschien denken dat de dove persoon niet
geïnteresseerd is zijn/haar verhaal. Zo van deze situaties komen geregeld voor en spelen
een grote rol in het leven en de vriendengroep van een doof persoon.
22
3.3 Ontwikkeling van een doof persoon
Tijdens de 9 maanden wanneer een mens in de buik van de moeder zit, gaat zich een
heel lichaam ontwikkelen vanuit 2 cellen. Bij een doof persoon gaan de neuronen van het
slakkenhuis naar de hersenen zich niet goed ontwikkelen. Er is onderzoek gedaan naar
de werking van de hersenen bij dove katten en dit onderzoek heeft aangetoond dat de
hersenen de “lege plaats”, waar normaal de neuronen van het slakkenhuis zitten, gaat
opvullen. De hersenen gaat dit doen met neuronen van andere zintuigen, meestal die van
de ogen omdat die daar dicht in de buurt liggen. De onderzoekers geven aan dat dit bij de
mensen net hetzelfde gaat. Wanneer een persoon doof is, gaan deze een beter zicht
krijgen. Het brein kan bij wijze van spreken zichzelf herprogrammeren.
“Het brein is erg efficiënt en laat ongebruikte ruimte niet verloren
gaan. Dove mensen zijn er bij gebaat om een auto van ver af te
zien komen, omdat ze deze eerst niet kunnen horen naderen.” 7
3.3.1 Taalontwikkeling
Op een leeftijd van vijf maanden gaat de baby kleine brabbelgeluidjes maken en
ontdekken, elke baby doet dit of hij nu horend of niet horend is. Dove baby’s gaan dit niet
verfijnen omdat ze zichzelf niet horen en stoppen hier na een tijdje mee.
Er zijn echter twee grote problemen bij de spraak- en taalontwikkeling van een
slechthorende baby. Ten eerste is dit het horen, onderscheiden en herkennen van
spraakklanken en ten tweede is er een goede wisselwerking nodig tussen ouders en
andere personen in de omgeving. Wanneer de kinderen beter worden gestimuleerd door
ouders en directe omgeving, kan de spraakontwikkeling beter op gang komen. Dit is zeer
belangrijk voor de volledige spraak- en taalontwikkeling van het slechthorend kind.8
7 www.hln.be (Prof. Stephen Lomber)
8 KAPTEYN T., Spraak- en taalproblemen bij kinderen. Assen, Van Gorcum, 2001, 354
23
3.4 Aanvaarding
3.4.1 Wat is aanvaarding?
Aanvaarding is een continu proces, een levensopgave. Het ene moment komt men tot
aanvaarding, het andere zit men volop in een crisis. Wie tot aanvaarding komt erkent het
gebrek en wil ermee leven. Het betekent dus niet dat men ermee eens is of ze het leuk
vinden om het gebrek te hebben. Aanvaardingsproblemen zijn specifieke
levensproblemen, die een innerlijke verwerking vragen.
Aanvaarding is niet alleen een individuele kwestie, maar ook een zaak van een groep
mensen die biologisch, geestelijk, sociaal en emotioneel met elkaar verbonden zijn.
Verder staan we even stil bij een aantal specifieke accenten in de prepuberteit, puberteit
en jongvolwassenheid. Het gaat hier wel om algemene tendensen, die uiteraard door elk
individu anders ingevuld kunnen worden.
3.4.2 Aanvaarding en verwerking in de prepuberteit
In de prepuberteit zien we het kind evolueren tot een kind dat een individu wil worden.
Daarbij staat centraal: de wens om te doen en behandeld te worden als iedereen. Aanzien
krijgen bij leeftijdsgenootjes speelt hierbij een grote rol. Meedoen kan enkel als men
gewoon is.
3.5 Doofheid en toch gaan werken
De meeste dove mensen hebben een probleem met het gaan werken. Wat de meeste
mensen niet weten, is dat dove mensen perfect een beroep kunnen uitvoeren in het
dagelijks leven. Het gaat wel moeilijker voor de dove mensen omdat zij kampen met
communicatieproblemen. Het vergt heel veel aandacht om een gesprek onder de
collega’s, een vergadering, een overleg te volgen. Bij deze grote aandacht komt meestal
heel veel stress bij kijken. Ze geraken dan oververmoeid of krijgen een burn-out. Ze zijn
dan voor een bepaalde tijd werkongeschikt.
3.5.1 Keuze van het beroep
Sommige beroepen kunnen dove mensen niet uitvoeren, wat vrij logisch is. Wanneer het
gehoor een levensreddende functie heeft, kan een gehoorgestoorde dit beroep niet
uitvoeren. Zoals een piloot, een doof persoon mag een vliegbrevet halen voor
privégebruik maar mag geen vliegbrevet voor de algemene luchtvaart behalen m.a.w.
mag geen piloot als beroep zijn.
24
Andere beroepen waarbij het gehoor niet van levensbelang is, zoals architect, hoogleraar,
huisarts …, kan een doof persoon perfect uitvoeren. Soms heeft deze persoon wel
hulpmiddelen nodig zoals een hoorapparaat, gebarentolk, schrijftolk ... Er dienen soms
ook aanpassingen gedaante worden op de werkvloer. Zoals een alarm dat een doof
persoon niet hoort, een lichtsignalisatie aanbrengen of een trilfunctie voor de persoon zelf.
3.5.2 Aan het werk komen
Elk werk begint met solliciteren. Dit geldt voor elke persoon of je nu gehandicapt bent of
niet. Een doof persoon is niet verplicht om in zijn sollicitatiebrief te zetten dat hij een
auditieve handicap heeft. Dit kan nadelig zijn bij de preselectie. Wanneer een werkgever
keuze heeft tussen een aantal kandidaten dan gaat de werkgever gemakkelijker kiezen
voor de personen zonder auditieve handicap. Normaal moet de discriminatiewet dit
probleem vermijden maar in de praktijk gebeurt dit nog vaak. Wanneer gehandicapten
echt niet aan werk geraken, kunnen ze altijd naar een beschutte werkplaats gaan. Daar
kunnen ze gaan werken en geld verdienen. Wanneer niets mogelijk is, dus geen werk
vinden, kunnen ze altijd terugvallen op de gehandicaptenuitkering. Zo kunnen
gehandicapten altijd op een inkomen rekenen en zorgen dat ze rondkomen in het
dagelijks leven.
In de openbare sector is er al enige tijd een verplichting om mensen met een
arbeidshandicap in dienst te nemen. Er is op die manier een positieve discriminatie om
mensen met een handicap aan werk te helpen. Twee procent van de werknemers moet
een arbeidshandicap hebben.
De overheid zorgt ook financiële tegemoetkomingen aan werkgevers die mensen met een
handicap in dienst nemen. Deze subsidies gelden zowel voor privé als voor openbare
besturen.
3.6 Oorziekten en gezondheid
3.6.1 Hyperacusis
Mensen met hyperacusis of overgevoeligheid aan geluid zijn mensen diens oren het
dynamisch bereik verloren hebben. Het dynamisch bereik is het vermogen van de oren
om zich snel aan te passen aan verschillende geluidssterkten. Wanneer dit dynamisch
bereik verloren is gegaan ervaart men elk dagelijks geluid als pijnlijk en lawaaierig.
Mensen met hyperacusis kunnen moeilijk een gesprek volgen in een drukke omgeving.
Bij een normaal persoon is de gehoordrempel 0 decibel en de pijngrens 130 decibel. Bij
een persoon met hyperacusis is de gehoordrempel hoger en de pijngrens lager, dit wil
zeggen dat het dynamisch bereik is afgenomen of vermindert.
25
Hyperacusis is niet levensbedreigend maar heeft wel een grote invloed op iemands leven.
In het begin, bij de eerste vaststellingen, is het schrikwekkend en kan dit traumatische
ervaringen opleveren. Een persoon die onder hyperacusis leidt zal zich meer en meer
gaan afzonderen van de wereld en zijn sociale omgeving omdat de persoon, volgens de
persoon zelf, niet normaal kan functioneren.
Veel oorzaken van hyperacusis zijn nog niet bekend maar het zou vooral gaan om:
- Blootstelling, vroeger en nu, aan hard lawaai op de werkvloer
- Blootstelling aan (te) harde muziek
- Hoofdletsel, waaronder "whiplash"
- Gebruik van bepaalde medicijnen
- Onvoorzichtig uitspuiten van het oor
- Een tumor in het hoofd
- Problemen met het kaakgewricht
- Ziekte van Lyme: is een infectieziekte die zich voortplant door onder andere teken.
In het begin is dit een rode plek met kringen rond maar wanneer er niets aan
gedaan wordt, kan dit leiden tot hartaandoeningen, aandoeningen in het
zenuwstelsel, gewrichtsaandoeningen. In een later stadium kan dit leiden tot
chronische ziekteverschijnselen in het zenuwstelsel en huidaandoeningen.
De symptomen zijn ook heel verschillend:
- Migraine: herhaaldelijke aanvallen van matige tot heftige, meestal eenzijdige,
bonzende hoofdpijn. Soms moet men ook braken en treedt er misselijkheid op.
Door migraine kan de patiënt zijn dagelijkse activiteiten verhindert of niet doen.
Migraine is een neurologische aandoening, door een neurale prikkel gaan de
bloedvaten verbreden. Er is nog geen verklaring voor deze aandoening.
- Ziekte van Ménière: zorgt voor duizelingen, oorsuizingen of gehoorverlies. De
oorzaak van de ziekte van Ménière is wanneer de vloeistoffen endolymfe en
perilymfe bij elkaar komen in het binnenoor en deze geven een soort van
kortsluiting met elkaar. Hierdoor zendt het evenwichtscentrum verkeerde
informatie naar de hersenen (duizelingen) en gaan de haartjes in het slakkenhuis
kapot (oorsuizingen en gehoorverlies).
- William’s Syndroom: is een zeldzame genetische bepaalde aandoening, de ziekte
komt voor bij 1 op 20.000 pasgeborenen. Het zorgt voor het vertragen van de
ontwikkeling van de intellectuele mogelijkheden.
26
- Bell’s Palsy: een plotselinge verlamming van de aangezichtszenuw zonder te
weten wat de oorzaak hiervan is. De verlamming gaat meestal weg na een aantal
weken.
- Ziekte van Tay-Sachs: is een zeldzame, erfelijke stofwisselingsziekte. Er is geen
remedie tegen deze ziekte en daarom sterven de meeste patiënten op vroege
leeftijd.
- Fibromyalgie: betekent letterlijk fibro (= bindweefsel), myo (= spier), algia (= pijn)
dus pijn in de bindweefsel en spieren, chronische pijn zelfs. Spieren en
bindweefsel behoren tot de weke delen van het lichaam daarom de benaming
weke-reuma. De oorzaken zijn niet geweten maar fybromyalgie behoort tot de
meest voorkomende pijnsyndromen.
- Autisme: volgens een Amerikaanse studie is 40% van de mensen die aan autisme
leiden overgevoelig aan geluid. Autisme is een ontwikkelingsstoornis op sociaal
vlak. De personen leven in hun eigen wereldje en vinden het daar perfect.
Het treft voornamelijk de gehoorzenuw waar het waarnemen van binnenkomende prikkels
geremd of geregeld wordt. Omdat het slakkenhuis zo microscopisch klein is en
onbereikbaar om te bekijken, kunnen professionelen nooit een juiste diagnose geven.
Er is dan ook niets dat hyperacusis kan genezen. Er is ook geen enkel remmend middel
op de markt. Alleen geneesmiddelen om bepaalde symptomen in te tomen maar om de
hele ziekte te genezen of te verzachten daar staat het onderzoek nog niet.
Enkele tips bij de omgang met mensen met hyperacusis:
Algemeen:
- Praat niet te luid, wel duidelijk en rustig
- Praat niet door elkaar
- Probeer lachuitbarstingen te vermijden
- Wanneer een gesprek niet lukt, probeer alternatieven zoals brieven, faxen, mailen,
sms’en, chatten …
- Probeer lawaai van borden en bestek te beperken
- Vraag naar informatie aan de persoon zelf om de situatie nog optimaler te laten
verlopen
27
Op bezoek bij iemand met hyperacusis:
- Neem geen druktemakers zoals kinderen, honden … mee
- Probeer klakkende hakken te vermijden
- Wanneer je deze zaken niet kunt verwezenlijken, probeer het bezoek zo kort
mogelijk te maken
Bezoek van iemand met hyperacusis:
- Zet geen (achtergrond)muziek aan
- Zet geen andere machines aan zoals wasmachine, afwasmachine …
- Probeer een ruimte vrij te maken waar de persoon even zijn oren kan laten rusten
3.6.2 Tinnitus
Tinnitus of oorsuizen kan op vele manieren voorkomen. Het kan voorkomen in de vorm
van suizen, rinkelen, brommen, fluiten, ruisen. Ket kan voorkomen op lage of hoge toon,
continu, onderbroken, luid of stil. Oorsuizen is zeker geen zeldzame ziekte, iedereen heeft
het wel eens voorgehad.
Bijvoorbeeld na een feestje in je bed kruipen en niet kunnen slapen van het gefluit in je
oren of na een paar minuten in een volledig stille ruimte zitten en een paar suizingen
horen. Bij 10% van de mensen worden de personen een continu aan oorsuizingen gewaar
maar bij 1-2% is dit dag in dag uit.
Oorsuizingen ontstaat door de zenuwen. Doordat de hersenen een stilte ervaren liggen de
gehoorzenuwen ook stil, ze geven dan geen signalen door. Wanneer er een plotselinge
verandering optreedt, dan ‘vertalen’ de hersenen dit als een geluid. Dit is meestal een
kleine verstoring van het oor en/of het gehoor. De oorzaak ligt dus meestal in het
binnenoor of in de gehoorgangen naar de hersenen. Bij een paar mensen kan dit komen
door een aantal andere stromingen in het lichaam. Dit kan bijvoorbeeld het bloed dat door
de bloedbanen stroomt zijn.
Oorsuizen is beïnvloedbaar, dit kan door stress, depressie, angst, nek en hals klachten,
tandklemmen en tandknarsen.
De behandeling van oorsuizen is niet zo simpel. Het is voor elke persoon anders want
elke persoon heeft het oorsuizen van een andere oorzaak. Niet alleen het oorsuizen moet
aangepakt worden maar ook de symptomen die het oorsuizen versterken. Meestal is er
geen behandeling nodig maar is het voldoende door de uitleg en hoe het oorsuizen te
vermijden is. Er zijn al gevallen waarbij het oorsuizen zo erg was dat ze geen andere
uitweg meer zagen en zelfmoord hebben gepleegd.9
9 www.nko.uza.be
28
3.7 Enkele tips
Hier zijn enkele tips in de omgang met een doof persoon. Wanneer je deze tips opvolgt is
het voor de persoon al een heel stuk makkelijker om je te kunnen volgen in het gesprek.
Tip 1:
Spreek langzaam en duidelijk, zorg zeker voor de medeklinkers want deze zijn het
moeilijkst verstaanbaar. Luider praten helpt helemaal niet, dit heeft meestal het
tegengestelde effect.
Tip 2:
Wanneer je dichter bij de dove persoon staat is het gemakkelijker. Wanneer de afstand
kleiner is, kunnen er minder storende geluiden zijn.
Tip 3:
Doven luisteren met hun ogen. Zorg daarvoor dat de dove persoon je kan zien, hij leest je
lippen als ondersteuning.
Tip 4:
Zorg voor zo weinig mogelijk achtergrondlawaai. Zo kan de slechthorende of
dove je beter horen.
Tip 5:
Geduld is ene mooie deugd. Wanneer de dove je niet verstaat, zeg het dan in andere
woorden.
Tip 6:
Betrek een doof persoon mee in het gesprek. Wanneer hij of zij niet kan volgen, herhaal
dan het onderwerp nog eens.
Tip 7:
Lach niet met de dove of slechthorende als deze iets verkeerd zegt. Leg het dan rustig uit
wat ze verkeerd heeft gezegd.
Tip 8:
Bij belangrijke informatie zoals adressen, telefoonnummers of namen schrijf je ze beter
op. Zo kan er geen informatie verloren gaan. 10
10
www.provant.be
29
4. Deontologie van de Vlaamse Gebarentaal (VGT) en tolken
Er zijn verschillende stappen in de deontologische gedragscode. We bekijken er enkele.
1. Voordat de tolk een opdracht aanneemt, zal hij moeten nagaan of hij bij de
opdracht de deontologische code kan houden, en of hij de opdracht aankan op
het vlak van deskundigheid, vaardigheden, in overeenstemming met de
maatschappelijke en ethische opvattingen.
1. Ook zal de tolk zichzelf moeten afvragen of hij objectief kan blijven en voldoende
afstand kan houden tot de dove/slechthorende persoon.
2. De tolk zal afstand moeten houden tot de gebruiker, maar ook objectief blijven. De
tolk zal de gebruiker moeten respecteren en toont dit dan ook in zijn/haar gedrag.
De tolk zal dan ook rekening moeten houden met de mogelijkheden en
beperkingen van de gebruiker, in dit geval dus dove/slechthorende personen.
3. De tolk moet de boodschap volledig vertalen, en het liefst naar waarheid. Ook wat
er gezegd werd in de klas bijvoorbeeld. De tolk mag evenwel nooit betrokken zijn
bij de inhoud van de communicatie.
De tolk moet alles vertalen wat er gezegd wordt, ook allerlei commentaar. Zo geeft
de tolk de betrokken leerling kansen om het klasgebeuren te kunnen volgen. Ook
feedback op het gedrag van medeklasgenoten, of grappen zullen getolkt moeten
worden.
4. De tolk geeft geen advies aan leerkrachten over het lesgeven, of over het omgaan
met een dove leerling. Hij heeft geen begeleidingsverantwoordelijkheid tot de
gebruiker, dat is de verantwoordelijkheid van de lesgever.
De tolk zal zich qua houding, gedrag en kledij zo opstellen, zodanig dat de
aandacht voor het tolken niet gestoord zal worden. De tolk zal zich moeten
gedragen naar de gedragsregels van de school.
5. De tolk heeft zwijgplicht, dit wil zeggen dat hij onder geen beding de informatie
mag vrijgeven aan derden over hoe de school, de leerling, of de klas functioneert.
De tolk mag de ouders van de betrokken leerling niet informeren over zijn gedrag
op school. Hij zal discreet en respectvol moeten omgaan met alle informatie die hij
tijdens het uitvoeren van zijn opdrachten heeft waargenomen.
30
5. De Dovencultuur
In Vlaanderen zijn er meer dan 1 miljoen doven en slechthorenden. Slechts 6000 mensen
zijn heel vroeg doof geworden, bij hun geboorte of in hun kinderjaren. Deze 6000 mensen
gebruiken gebarentaal.
Net zoals de Belgen en de Fransen hebben dove mensen ook hun eigen cultuur. Enkel
deze dove mensen behoren tot deze cultuur. Binnen deze dovencultuur is gebarentaal de
belangrijkste taal. Deze taal is niet zomaar ineens ontstaan, het ontstond op een moment
dat vele doven bij elkaar waren. Omdat doven wel kunnen spreken, maar elkaar
misschien wat minder verstaan, wilden ze een taal waarbij ze konden 'kijken'. De doven
zijn vooral visueel ingesteld. Het ontstaan van de gebarentaal hangt samen met de
opkomst van de dovenscholen op het einde van de negentiende eeuw, begin twintigste
eeuw. Zoals bijvoorbeeld het Engels verschilt van het Chinees, zijn er ook wereldwijd
varianten van de gebarentaal. Zelfs in Vlaanderen alleen al zijn er een paar
'gebarentaaldialecten' : zoals het Antwerps verschilt van het West-Vlaams, is dit ook zo
met de gebarentaal.
Met een beetje inzet kunnen zelfs een dove Chinees en een dove Amerikaan elkaar
verstaan.
Vroeger verbleven heel wat dove mensen als kind dag en nacht in een doveninstituut. Ze
leerden gebarentaal op school, van vriendjes, of van leeftijdsgenootjes. Aangezien slechts
10 % van de dove kinderen een dove familie hebben, wordt gebarentaal meestal niet
doorgegeven van ouder op kind.
Nu wonen de doven meestal thuis bij hun ouders, maar gaan dan wel overdag naar een
dovenschool, of naar het bijzonder onderwijs.11
Er zijn veel dove mensen die zich elke dag moeten aanpassen aan de horende wereld.
Omdat deze doven in een wereld vol met geluid komen, zoals het verkeer, de
(aangepaste) wekker, de lessen op een gewone school, .. is dit soms wel vermoeiend.
En ik kan je verzekeren, dit verloopt niet altijd even gemakkelijk. Omwille van grote
communicatieproblemen vanuit het niet of voldoende horen, is het voor vele dove mensen
moeilijk om zich te kunnen integreren in de horende maatschappij. Dove mensen kunnen
echter niet volledig integreren in de horende maatschappij. De horende mensen
verwachten te veel dat doven zich als horenden gedragen en dat vraagt van de dove
mensen een zware inspanning om zich te kunnen handhaven in de horende wereld.
Na deze inspanningen hebben de dove mensen de nood om even zichzelf te zijn.
11 Bijzonder onderwijs type 7, voor personen met een auditieve handicap. http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/439774-Buitengewoon+onderwijs.html
31
Deze doven hebben soms eens nood om even uit de horende wereld te gaan, en naar de
dovenwereld te gaan. Ze spreken regelmatig af, waardoor ze de vrijheid krijgen om te
kunnen communiceren in hun eigen taal.
6. Belang en betekenis van stilte/meditatie
Dove mensen hebben soms wel eens nood om even uit de horende wereld te gaan, en
zoeken de stilte dan op. Hierbij kunnen ze even bekomen van de drukte die de horende
maatschappij met zich meebrengt. Er zijn wel eens mensen die dan even hun
hoorapparaat uitdoen, even genieten van de stilte, of ook mediteren.
6.1 Belang van meditatie
Het doel van meditatie is eigenlijk om met onze geest en ziel een stukje vrede en geluk te
verwerven. Meditatie is niet zomaar iets dat je doet in een moment van verveling, maar is
van belang voor je welzijn. Waar mensen langs de buitenkant gelukkig zijn, wil niet
zeggen dat deze mensen ook gelukkig zijn aan de binnenkant. Als mensen een goed
leven leiden, zou dat kunnen zeggen dat ze een materiële vooruitgang hebben. Dit leidt
wel niet automatisch tot mentale vrede en geluk. Eigenlijk, een groot deel mensen die aan
meditatie doen, hebben het gevoel dat ze pas gelukkig zijn, als ze van binnen en van
buiten gelukkig zijn. Als onze geest veel gelukkiger is, door regelmatig te mediteren, dan
maken materiële waarden niet zoveel uit. Een voorbeeld, een miljardair heeft alles wat hij
maar wil, een mooie villa, hij kan op reis gaan als hij wil, kortom, hij heeft alles om
gelukkig te zijn. En toch knaagt dat éne ding. Van binnen is hij niet gelukkig.
Meditatie zou dan veel kunnen helpen. Hij komt in het reine met zichzelf, en denkt na wat
hij eigenlijk wil maken van zijn leven. Hij zal beseffen dat hij eigenlijk helemaal geen villa
of reizen nodig heeft om zich goed te voelen.
Maar om te weten hoe eigenlijk meditatie werkt, is het nodig om te onderzoeken hoe dat
het komt dat onze geest niet gelukkig is. Het boeddhisme zegt dat allerlei verstorende
emoties aan de basis liggen van het ongelukkig zijn van onze geest.
Het boeddhisme zegt dat emoties ons geluk kunnen verstoren. Die emoties kunnen
begeerte of woede zijn. Als je iets begeert, hangt je vreugde daarvan af. Als je iets aan je
neus laat voorbijgaan, dan voel je je ellendig. Als je iets krijgt, dan ben je gelukkig, maar
alleen voor dat moment. Als je begeerte bevredigd is, ben je enkel blij voor dat moment.
Uiteindelijk is dit van korte duur, want van zodra je iets hebt, gaan je gedachten al uit naar
iets anders. Woede is een emotie die kan optreden bij iemand die tegengewerkt wordt.
Deze emoties hebben als bron onwetendheid. Wat je het beste kan doen is even te gaan
bezinnen en nadenken hoe dat je het best gelukkig wordt.
32
In het voorbeeld van de man hierboven die miljardair is, denkt hij dat als hij alles heeft, hij
dan gelukkig is. Maar niks is minder waar!
Er zijn ook andere factoren die ervoor kunnen zorgen dat onze geest onrustig wordt,
namelijk onnodige gedachten zoals achterdocht. We hebben wel eens het gevoel gehad
dat we twee mensen met elkaar zagen praten, en dan denken we dat het over ons gaat.
We kunnen ons veel dingen afvragen, zelfs over wat ze allemaal vertellen over ons, hoe
we kunnen afleiden aan hun gedrag dat ze over ons bezig zijn. Dit soort nutteloze dingen
kan natuurlijk de geest onrustig maken.
Meditatie is dus het ontwikkelen van een soort 'tegenkracht' waarbij de onnodige
gedachten zoals voorbeelden hierboven, achterdocht, woede en begeerte minder sterk
opkomen. Als deze factoren afnemen, heeft onze geest als het ware een beetje geluk.
Meditatie hoeft niet diepgaand te zijn, als deze oppervlakkig is, en een soort ontsnapping
is van de dagelijkse sleur van het leven, kan dit ook opluchting brengen.
Mensen mediteren dus om gelukkiger en vrediger te worden, en de verstorende emoties
uit onze geest te overwinnen.
Er zijn heel veel verschillende soorten meditaties. De ene gaat liever zitten in
kleermakerszit, met een rustig muziekje op, de duimen tegen de wijsvinger, met hun ogen
gesloten denkend aan het niets. En zodoende even van de realiteit 'verdwijnen'. De
andere gaat dan weer een hobby uitoefenen, bijvoorbeeld voetballen, vissen, ...
Zo kunnen ze ook hun gedachten als het ware op nul zetten, en totaal aan niks denken.
Maar natuurlijk, als we terug uit de 'ontspanningsfase' komen, komen we die problemen
weer tegen.
Door tijdens meditaties een positieve geestesgesteldheid op te bouwen verandert
geleidelijk aan ons gedrag in het dagelijks leven. We kunnen beter onze woede in
bedwang houden, we zijn beter in staat om beslissingen te nemen en we worden minder
ontevreden of rusteloos.
6.2 Belang van stilte
Stilte maakt al bijna geen belang meer uit in ons leven. Lawaai speelt een belangrijke
hoofdrol. Overal waar we naartoe gaan, is er lawaai. Ga maar eens naar de buren en alle
lawaai komt op je af: de voorbijrijdende auto's, de elektrische apparaten, de hond, …
Maar wat is 'de stilte' dan ? Enerzijds is stilte het ontbreken van (storend) geluid.12
Het betekent eigenlijk de afwezigheid van bepaalde trillingen die wij waarnemen als
geluid.
12 Volgens Van Dale Online: http://www.vandale.nl/vandale/zoekService.do?selectedDictionary=nn&selectedDictionaryName=Nederlands&searchQuery=stilte
33
Het geluid van de vogels in de vrije natuur, het trappen op de los dwarrelende bladeren
kan je moeilijk lawaai noemen.
We maken daarbij dan ook de definitie van stiltegebieden en stiltecentrum. Stiltegebieden
zijn gebieden in de vrije natuur waar flora en fauna overheersen en worden niet
overstemd door de geluiden van onze lawaaierige maatschappij. Denk maar eens aan de
Kalmthoutse Heide, de zee, abdijen, kloosters, ..
Een stiltecentrum is een locatie waar men kan bidden of zich bezinnen.
Er zijn heel veel mensen die behoefte hebben aan stilte. Zo is er het stijgende succes van
meditatiegroepen, studenten die kloosters opzoeken om rustig te kunnen studeren.
Anderzijds heeft het begrip stilte betrekking op onze manier van denken. De activiteiten
van het denken worden geactiveerd door prikkels van buitenaf, waaronder het
omgevingsgeluid. Stilte in ons denken ontstaat als de gedachten wordt verminderd. Dit
gebeurt door de informatie die men waarneemt terug te dringen tot een minimum. Dit is
noodzakelijk om goed te kunnen functioneren.
In onze samenleving hebben heel veel mensen de neiging om elke minuut van de dag
bezig te zijn. Alle omstandigheden zorgen ervoor dat we te actief denken. Hierdoor
worden de mensen gehaast en rusteloos. Uiteindelijk heb je lichamelijke klachten, zoals
overbelasting, slapeloosheid, ..
Het ervaren van de stilte via meditatie (zie hierboven) veroorzaakt een tegenovergestelde
reactie, onze hersens krijgen minder te verwerken, waardoor ons lichaam zich kan
ontspannen. Doordat ons lichaam kan ontspannen, verminderen ook de spanningen.
Hierdoor zal het denken ook stiller worden.
De stilte heeft ook zijn voordelen:
- Ze kan je rust brengen, na een dagje werken, waar je meestal met stress en druk
geconfronteerd wordt, kan stilte je ontspannen.
- Je krijgt de tijd om alles eens op een rijtje te zetten, na te denken over je toekomst,
oplossingen zoeken. In stilte gaat dit veel makkelijker dan in een lawaaierige
omgeving.
- Het is goed voor de gezondheid: je kan je zowel op lichamelijk als op geestelijk
vlak ontspannen zodanig dat je beter met stress leert omgaan. Je hart gaat er
rustiger van kloppen, en het heeft een invloed op je hele lichaam.
- Het is ook goed voor het gezin: je kan rustig met elkaar praten zonder door andere
geluiden te worden afgeleid.
34
7. Slotkloosters
"Moge de Heer je zegenen en je behoeden, moge de Heer het
licht van zijn gelaat over je doen schijnen en je genadig zijn, moge
de Heer je zijn gelaat toewenden en je vrede geven." 13
Zegen van de H. Franciscus ~ Num 6
Er zijn mensen die heel de tijd in de stilte willen leven. Zij worden clarissen of nonnen
genoemd, en wonen in kloosters. Elke dag leven zij zonder enige vorm van lawaai.
Om hier informatie te kunnen geven, wendde ik mij tot de kloosterorde van de zusters
Clarissen te Sint-Truiden.
Een zuster Claris word je niet van de ene op de andere dag. Het is ook niet voor iedereen
weggelegd. Maar geroepen door God, en door de gemeenschap aanvaard zijn, is ook niet
genoeg. Wie graag Claris wil worden, zal een grote weg moeten afleggen vooraleer zij
Claris is. Het is helemaal anders dan een leven in de wereld. Om Claris te worden, zijn er
minimaal 6, maximaal 9 jaar nodig.
Er wordt begonnen met een postulaat. Dit duurt een jaar en wordt gezien als zich inleven
in de gemeenschap van de zuster. Zuster Claris word je in één bepaalde gemeenschap,
en dat voor het leven. Na dit jaar krijgt de persoon een ordekleed.
Daarna volgt het noviciaat. Dit duurt twee jaar. Behalve de intense vorming binnen de
gemeenschap, wordt ook deelgenomen aan de gemeenschappelijke noviciaatwerking en
andere lessen en cursussen. Na het tweede noviciaatjaar worden de tijdelijke geloften
uitgesproken. Dit is iets wat je voor drie jaar moet doen. Gedurende de drie jaren richt de
vorming zich vooral op de spiritualiteit van Franciscus Van Assisi.
Na drie jaar volgt de professie voor het leven.
Het leven van de zusters Clarissen kan je onderscheiden in drie domeinen:
- Het gemeenschapsleven
- Het gebed
- Het werk
13 http://zustersclarissen.webklik.nl/page/inleiding
35
7.1 Het gemeenschapsleven
De heer geeft zusters. Je hebt ze niet voor het kiezen. Elke zuster die in het slotklooster
leeft heeft zo haar eigen karakter, opleiding, afkomst, beperkingen, ..
Het verlangen te leven voor God vindt zijn bedding in de liefde voor de medezusters. Het
gemeenschapsleven wilt zeggen, bemin God en je naaste als jezelf. Maar zelfs waar
mensen samenleven, met de beste bedoelingen kunnen ook conflicten ontstaan. Er
worden fouten gemaakt. In de beperkte ruimte van het slotklooster kunnen de zusters
elkaar niet ontlopen. Zonder barmhartigheid redt men het niet. Het is hierbij dan ook
noodzakelijk om elkaar dagelijks te vergeven.
"Ik mag leven vanuit de vergeving en mag elke dag opnieuw beginnen."
Maar een gemeenschap vormen is een hoog gegrepen ideaal. Een ideale gemeenschap
bestaat niet. Het is en blijft mensenwerk. Het hart van een mens is verdeeld. De scheiding
tussen goed en kwaad loopt door het hart van iedere mens. Elke mens leeft elke dag in
spanning en wordt getekend door die spanning. Toch is het leuk om te kunnen bouwen
aan een gemeenschap. Niemand kan daarbij gemist worden en geen enkel aspect mag
dan ook niet uit het oog verloren worden. Het is een dagelijks opnieuw beginnen. Deze
stappen beginnen bij God, en het is de weg naar God die we als mensen samen gaan.
Wie kiest voor deze gemeenschap, zal dit dan ook voorrang moeten geven boven zijn
persoonlijke belangen. De eerste zorg moet uitgaan naar de liefde voor elkaar.
7.2 Bidden
Stel je eens voor, je hebt afgesproken met een beste vriend in een café om een kop koffie
te gaan drinken. Je vriend weet alles over je. Steeds als je hem nodig hebt is hij er.
Bidden is eigenlijk hetzelfde. Het enige verschil is dat je beste vriend God is. Hij is er altijd
wanneer je Hem nodig hebt. Hij weet alles wat je gedaan hebt en toch houdt Hij steeds
van je.
Vijf keer per dag wordt er gebeden. Dat kan dan het gebed van de Kerk zijn, het
getijdengebed en de eucharistie. Het kan ook een persoonlijk gebed zijn zoals het
aanbiddinggebed en meditatie.14
14 Zie 3. Belang en betekenis van stilte/meditatie p 4
36
7.3 Het werk
Ook in slotkloosters wordt er aan arbeid gedaan. Arbeid is geen gunst, geen geschenk,
maar het kan wel heilzaam zijn en de mens tot nieuwe inzichten brengen. De arbeid die
de kloosterzusters doen moet nuttig zijn voor de gemeenschap en passen bij hun
levenswijze. De zusters werken zoals de andere mensen. Door hun manier van werken
moeten ze ook een getuigenis afleggen van datgene waar het in dit leven op aankomt:
God loven en prijzen, eren en danken. God loven is het eerste en enige werk en daaraan
moet het overige van deze wereld dienstbaar zijn.
37
Besluit
We zijn met een positieve instelling aan deze GIP begonnen. We wilden in ieder geval iets
bijleren uit dit GIP avontuur. Dit is toch wel bijzonder goed gelukt, de impact van geluid of
lawaai wordt vaak heel zwaar onderschat. Door deze GIP zijn we met beide voeten terug
op de grond gezet. Een avondje feesten met muziek zónder oordopjes is er voor ons in
ieder geval niet meer bij. En ook de volumeknop van de radio zal vanaf nu niet meer
helemaal open staan. Wij beseffen door deze studie maar al te goed wat de gevolgen
daarvan zijn.
Vicky, die zelf doof is, was natuurlijk al op de hoogte van de impact. Zij heeft daardoor
eigen ervaringen in de GIP kunnen steken waardoor deze GIP toch een bijzonder
persoonlijke toets meekreeg.
Deze GIP leert ons dat mensen meer zorg moeten dragen voor hun gehoor. Het is een
zeer kwetsbaar en belangrijk orgaan. Een leven zonder geluid vraagt toch een zeer grote
aanpassing van de persoon en de omgeving. We zien ook wel dat er mensen zijn die de
stilte opzoeken tijdens meditatie of, nog extremer, door in te treden in een slotklooster.
Zo ontdekten we dat er ook voordelen kunnen zijn aan een leven zonder (of met weinig)
geluid. Het blijft natuurlijk wel een groot verschil. Uiteindelijk maken deze mensen zelf de
keuze om in stilte te leven. Mensen met een gehoorprobleem hebben jammer genoeg
geen keuze.
Gelukkig zijn er een heleboel hulpmiddelen voor mensen die de keuze niet hebben.
Hulpmiddelen die nog steeds verbeteren zodat we meer en meer mensen terug kunnen
laten meeleven. Want één ding is duidelijk. Ook al is er meer en meer aandacht voor deze
handicap, toch is het sociale leven voor iemand met een gehoorprobleem niet zo evident.
Wij zullen dan ook ons best doen om onze oren te sparen!
Deze GIP was niet mogelijk zonder de hulp van anderen. Een woordje van dank is hier
dan ook wel zeer terecht. Ten eerste danken we mevrouw Calluy, de GON-begeleidster.
Ook een woordje van dank aan onze vrienden, in het bijzonder de vrienden die zelf
doofheid ervaren en hun ervaringen met ons wilden delen.
38
Bibliografie
Bronnen Vicky Verlinden:
http://www.fevlado.be/themas/dovencultuur/overzicht.aspx ( geraadpleegd op 2011/09/30)
www.cabvlaanderen.be ( geraadpleegd op 2011/09/30)
http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/439774-Buitengewoon+onderwijs.html (geraadpleegd op
2011/09/30)
www.maitreya.nl (geraadpleegd op 2011/10/01)
http://www.allaboutprayer.org/dutch/bidden.htm (geraadpleegd op 2011/10/01)
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/lifestyle/36166-het-slinkend-belang-van-stilte-in-ons-
leven.html (geraadpleegd op 2012/01/02)
http://www.stilte.org/pers/een%20korte%20verhandeling%20over%20stilte.pdf
(geraadpleegd op 2012/01/02)
http://www.dehaerneclub.be/subafd_page.php?aID=1&oID=12 (geraadpleegd op
2012/01/22)
VANDEPERRE, A., hoorapparaten, p. 96 - 99.
DE HAES, B., Vlaams Agentschap voor Personen met een handicap (VAPH)
NAUDTS, Personen met een handicap
Speciale Beroepsschool KOCA VZW, GON: Geïntegreerd Onderwijs: Een leerling met
een auditieve beperking in de klas.
CALLUY, M., Sociale integratie van auditief gehandicapten op secundair niveau.
http://www.hoortoestel.be/werking.html (geraadpleegd op 2011/10/29)
www.nko.uza.be/patient/nko/tinnitus.htm (geraadpleegd op 2011/10/29)
http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/439774-Buitengewoon+onderwijs.html (geraadpleegd op
2011/12/29)
39
Bronnen Jeroen Verlinden:
www.gezondheid.be (geraadpleegd op 2 november 2011 en op 15 februari 2012)
www.hln.be (geraadpleegd op 28 november 2011)
www.provant.be (geraadpleegd op 28 november 2011)
www.seniorennet.be (geraadpleegd op 28 november 2011)
www.nko.uza.be (geraadpleegd op 15 februari 2012)
www.vandale.nl (geraadpleegd op 22 februari 2012)
KAPTEYN T., Spraak- en taalproblemen bij kinderen. Assen, Van Gorcum, 2001,
354
TIJSELING C., Doof ofzo?.Utrucht/Antwerpen, Kosmos, 2008/2009, 104