Samenvatting Wat is Onderzoek

32
Samenvatting_Wat_is_onderzoek.pdf Samenvatting: Wat is onderzoek Hogeschool Utrecht | Bedrijfskunde MER | Onderzoeksvaardigheden Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Richard De Mol | ID: 119318

Transcript of Samenvatting Wat is Onderzoek

  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    1/32

    Samenvatting_Wat_is_onderzoek.pdf

    Samenvatting: Wat is onderzoek

    Hogeschool Utrecht | Bedrijfskunde MER | Onderzoeksvaardigheden

    Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Richard De Mol | ID: 119318

    http://www.studeersnel.nl/click_banner.php?banner=YTo1OntzOjk6ImJhbm5lcl9pZCI7czoyOiI3NyI7czo2OiJ1bmlfaWQiO3M6MjoiMzIiO3M6OToic3R1ZGllX2lkIjtzOjQ6IjEyMjMiO3M6NjoidmFrX2lkIjtzOjU6IjM5NDU4IjtzOjY6InBhZ2luYSI7czoxODoiL2Rvd25sb2FkX2ZpbGUucGhwIjt9http://www.studeersnel.nl/hogeschool-utrecht/bedrijfskunde-mer/onderzoeksvaardigheden/32/1223/39458http://www.studeersnel.nl/hogeschool-utrecht/bedrijfskunde-mer/onderzoeksvaardigheden/samenvatting/samenvatting-wat-is-onderzoek-pdf/32/1223/39458/38264http://www.studeersnel.nl/hogeschool-utrecht/bedrijfskunde-mer/onderzoeksvaardigheden/samenvatting/samenvatting-wat-is-onderzoek-pdf/32/1223/39458/38264http://www.studeersnel.nl/
  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    2/32

    Hoofdstuk 1 De functie van onderzoek

    Voordat je gaat onderzoeken, moet je kijken of je maatregelen niet nog meer geld gaan

    kosten. Je moet, voordat je actie gaat ondernemen, kijken wat je aan dit probleem kan gaan

    doen!

    1.1 Onderzoek moet je lerenUitvoeren onderzoek = kennis + vaardigheden combineren, soort helikopterview ontwikkelen.

    Verschil onderzoekers en niet-onderzoekers =

    Houding = moet onafhankelijk zijn, openheid (voor commentaar) , legt

    verantwoording af. Als ze je onderzoek tegenspreken, is je onderzoek niet minder,

    maar is je onderzoek weerlegd = ontstaan van onderzoeksontwikkeling. Houding

    vooral bij fundamenteel onderzoek belangrijk

    Kennis = van methoden (kennis van methoden + criteria en wat de voor- en nadelen

    van deze methoden zijn) en van het onderwerp waar je onderzoek over doet. Vaardigheden = actief met je onderzoek bezig zijn.

    Trucs = steekproef, invoeren van gegevens in softwareprogramma (SPSS) , aanmaken toets,

    interpreteren van cijfermatige analyseresultaten

    1.2 Uitgangspunten van het onderzoekFundamenteel onderzoek = niet primair gericht op de toepassing in de praktijk.

    Wetenschappelijk relevant.

    Praktijkgericht onderzoek = oplossen problemen vanuit de praktijk. Maatschappelijke

    relevantie = er kan een maatschappelijk probleem mee worden opgelost. Komt van

    beroepsbeoefenaren en hogescholen hebben vaak met deze soort te maken.

    Beide onderzoeken kunnen elkaar helpen met de oplossing. Een theorie uit fundamenteel

    onderzoek kan worden toegepast op een bepaald maatschappelijk probleem.

    Kennisprobleem = vraag over wetenschappelijke theorie die met behulp van fundamenteel

    onderzoek wordt beantwoord.

    Praktijkprobleem = afkomstig uit de maatschappij / dagelijkse praktijk.

    Kwalitatief onderzoek = geen cijfers, onderzoek met de werkelijkheid, holisme =

    onderzoekseenheden in de omgeving als geheel onderzocht. Veel mensen vinden kwantitatief

    onderzoek beter. Er wordt waarde gehecht aan de betekenis die mensen aan zaken geven. Er

    kan niet worden ingesprongen op onverwachte situaties.Kwantitatief onderzoek = cijfermatige informatie (over objecten, organisaties, personen) =

    numerieke gegevens. Als je het uitwerken heet het = statistische technieken = beschrijvingen

    resultaten weergeven, verwachtingen uitkomst te toetsen.

    Kwantitatief + kwalitatief = triangulatie

    http://www.studeersnel.nl/
  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    3/32

    1.3 Stromingen in onderzoek

    Empirisch-analytisch = afstand onderzoekseenheden (proefpersonen) . Herhaalbaar en

    controleerbaar. Antwoorden testen op groep die ze onderzoeken. Ervaring als bron van

    kennis. Je onderzoeksresultaten bekijken met de werkelijkheid. Dan kan je zeggen: ja

    mijn onderzoeksresultaten kloppen. Veel fundamenteel onderzoek binnen deze

    stroming. Experiment, enqute.

    Interpretatief = uitleg van personen. Niet zo cijfermatig, maar kwalitatief. Richt zich

    op personen en groepen. Participerende observatie. Hij observeert en doet met deze

    mensen mee. Echt op de mens zitten.

    Kritisch-emancipatorisch = kritisch naar maatschappij en eigen onderzoek kijken.

    Betrokken bij de samenleving. Tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek in.

    Emancipatie bevorderen. Observeren en ingrijpen.

  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    4/32

    1.4 Kwaliteitscriteria van onderzoekOnderzoek moet zijn:

    Onafhankelijk = geen bepaalde sturing als onderzoeker eraan geven. Persoonlijke

    voorkeuren geen rol laten spelen = objectief. Intersubjectief = onderzoekers zijn het

    met elkaar over eens over de resultaten > herhaalbaarheid (elke onderzoeker komt op

    dezelfde uitkomsten terecht) en overeenstemming.

    Toetsbaarheid van uitspraken = je moet kunnen waarnemen en controleren.

    Speculatief en normatief. Weerlegbaar = idee of verwachting door middel van goed

    onderzoek moet kunnen worden bevestigd of weerlegd (verworpen) . Onderwerp moet

    eenduidig zijn en openbaar zijn (feedback en iedereen kan het bevestigen of

    weerleggen) .

    Generaliseerbaarheid = je uitkomsten kan je laten gelden voor een grote groep

    mensen. Informatiegehalte = informativiteit = moet hoog zijn. Je moet dit zeker weten:

    welke groep, periode van onderzoek, binnen welke onderzoeksgrenzen en over welke

    situatie je uitspraak gaat. Je moet zeker weten dat je uitspraak klopt voordat je zegt

    wat volgens jou de waarheid is. Praktische criteria = efficint (kosten in verhouding met de resultaten, tijdpad moet

    haalbaar zijn) , bruikbaar.

    1.5 De onderzoekscyclusDe w-vragen moet je jezelf stellen bij het onderzoek (wat, waar, wanneer, waarom, wie en

    hoe)

    Empirische cyclus = kringloop fundamenteel onderzoek = onderzoek leidt steeds opnieuw

    naar nieuwe vragen toe

    Bij praktisch onderzoek is het deze cyclus = regulatief / gericht op beslissingen =

    bieden kader waarbinnen het oplossen van een praktijkprobleem wordt ondersteund =handig hulpmiddel bij vormgeven van je onderzoek

    Pto-schema = probleem, theorie, onderzoek.

    1.6 Fasen in onderzoekFasen spiraal praktijkonderzoek:

    probleemanalyse = afbakening vraag en doelstelling. Probleem afbakenen

    onderzoeksontwerp = ontwerp om onderzoekvraag te beantwoorden, tijd, methoden,

    middelen, wie zijn erbij betrokken

    dataverzameling = onderzoek opzetten en uitvoeren. Informatie verzamelen data-analyse = analyseren van die informatie > kwantitatief en kwalitatief

    rapportage = terugkijken op het onderzoek

    Monitor = gegevens verzamelen over de ontwikkelingen op een bepaald terrein

    Werkcyclus = probleemanalyse, onderzoeksontwerp, dataverzameling, data-analyse,

    rapportage, probleemanalyse etc. = werkvolgorde onderzoeksopzet/uitvoering

    http://www.studeersnel.nl/
  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    5/32

    1.7 Onderzoeksbegrippen

    Eenheden = elementen waarop je onderzoek betrekking heeft. Elementen / objecten /

    personen/ organisaties (artikelen en aangiftes van diefstal ook) .

    Onderzoeksdomein = gebied waarop je onderzoek betrekking heeft. Hoe groter

    domein, hoe informatiever je uitspraken. Populatie = benaming in de wetenschap. Totale aantal eenheden waarop onderzoek

    betrekking heeft (ander woord voor domein) . Personen, landen, organisaties, teksten,

    cijfers, situaties, groepen.

    Steekproef = deelverzameling. Selectie maken. Zorgvuldig selecteren. Aselect moet

    het zijn.

    Variabelen = kenmerken van eenheden. Leeftijd, burgerlijke staat, meningen, gedrag,

    temperatuur etc.

    Categorien en scores = waarden (mee eens/oneens, temperatuur in Fahrenheid of

    graden Celsius) . Score is leeftijd als je zegt 45 jaar.

    Datamatrix = onderzoeksgegevens komen bij elkaar. Rechthoek met cellen. Scores kan

    je hierin noteren. Betrouwbaarheid = geen fouten en steeds maar weer (herhaalbaarheid) op dezelfde

    uitkomsten komen. Geen toevallige fouten (vrij van toevallige fouten) .

    Validiteit = geldig. Geen systematische fouten. Interne validiteit = juiste conclusies

    trekken. externe validiteit = generaliseerbaar (conclusie trekken die op iedereen

    betrekking heeft) .

    Bruikbaarheid = organisaties moeten onderzoek kunnen gebruiken.

  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    6/32

    Deel I Ontwerpen

    Hoofdstuk 2 Aanleiding tot onderzoek

    2.1 Keuze van je onderwerpOnderwerpkeuze kan ontstaan door:

    Studie = zelf bedenken of door docenten aangereikt

    Verzoek opdrachtgever = onderwerp krijg je, of je onderzoek wilt doen kan je zelf

    beslissen

    Fundamenteel onderzoek = theorie testen, kennis uitbreiden (meestal op universiteiten)

    Onderzoeksvoorstel > probleemanalyse > praktijkprobleem en kennis uitbreiden

    2.2 Opdrachtgevers, balans tussen wens en mogelijkheidEerste afspraak = inventariseer de wensen van de opdrachtgever > vraag, probleem,

    doelstelling, aanleiding. Je moet weten wat de doelstelling van de opdrachtgever is.

    Tips en trucs om zo dicht mogelijk bij de wensen van de opdrachtgever te blijven zitten:

    Ken de organisatie

    Wees overtuigd

    Luister en vraag door

    Noteer de eerste indrukken van het eerste gesprek

    Probeer nooit gelijk te krijgen

    Blijf afstandelijk en kritisch

    Weet wat er van je wordt verwacht en andersom

    Zorg dat onderzoeksdoel duidelijk wordt Kennis en toepassing > goede mix van maken

    Kun je antwoord geven op de vraag van de opdrachtgever

    Werk je voorstel uit

    Vragen en doelstelling binnen? > onderwerp afbakenen naar een onderzoekbare vraag

    Onderzoeksvraag klaar > vraag beantwoorden, probleem oplossen

    Oplossing probleem afhankelijk van:

    Geld en tijd

    Mogelijkheid om gegevens te verzamelen

    Mogelijkheden en beperkingen die de vraagstelling heeft

    Mogelijkheden die de omgeving van het onderzoek biedt

    Zie figuur 2.2 op blz 52;Watisonderzoek?;N.Verhoeven.

    http://www.studeersnel.nl/
  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    7/32

    Onderzoeksvoorstel = vraag van de opdrachtgever, aanleiding, achterliggende doelstelling,

    afbakening van de begrippen, jouw manier om de vraag te beantwoorden. Ook tijdsplanning

    en budget. Aandachtspunten:

    Wees volledig in je voorstel, wie is opdrachtgever en -nemer?

    Aanleiding, opzet en probleemafbakening kort en duidelijk Taakverdeling tussen opdrachtgever en -nemer vermelden

    Lever je werk correct en verzorgd in

    Professionele uitstraling

    Maak inhoud herkenbaar en zorg voor duidelijke taal zodat iedereen het snapt

    Begeleidend schrijven

    Vaak onderzoek om een product aan de man te brengen > verborgen doelstelling

    2.3 Informatie verzamelenOnderzoeksopdrachten meestal breed > vraagstelling afbakenen en orinteren op het

    onderwerp > informatie verzamelen in het vooronderzoek, methode bij literatuuronderzoek en

    methode om nieuwe informatie te verzamelen

    Big6tm = Berkowitz = zoekmethode = 6 regels

    1. Wat is het probleem > zoekopdracht. Zoekvraag > welke info moet je nog en welke

    info heb je al?

    2. Zoekstrategie = hoe ga je zoeken in de boeken, sites enz. die je hebt gevonden?

    3. Waar ga je zoeken = bieb, internet enz.

    4. Bestudeer en selecteer de informatie = zit er overlap in de info?

    5. Organiseer de informatie = relevante informatie? Orden het zo dat die info de vraag

    kan beantwoorden

    6. Evalueer het resultaat = voldoende informatie? Kan je de onderzoeksvraag

    beantwoorden?

    Zoekmachines = Google, Google wetenschap, metacrawlers

    Zoeken kan met de zoekmachine door: geavanceerd, tussen aanhalingstekens, allintitel (komt

    op neer) filetyp.doc of pdf.

    Onderzoekslogboek = dan weet je wat er in het verleden is gebeurd.

    Datum, onderwerp, fase van onderzoek, opmerkingen, verwerken in, actie, deadline.

  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    8/32

    Hoofdstuk 3 Afbakenen van het onderzoek

    3.1 Het onderzoekspadOntwerpen onderzoek = probleemvraag, deelvragen en doelstelling en vragen over de

    gegevens = domein = alle activiteiten die leiden tot het afbakenen van hetonderzoeksonderwerp

    Beweerde = domein is duidelijk en ook de vragen en uitspraken over dat domein

    Orintatiefase = onderwerp + probleem

    3.2 Verder met de voorbereidingenOntwerpfase = formuleren probleem en doelstelling + voorlopig antwoord op de

    probleemstelling (uitgangspunt dataverzameling)

    Ontwerpfase: de subfases:

    Orintatie= idee naar onderwerp Probleemomschrijving = centrale vraag en doelstelling maken

    Vaststellenonderzoekstype, bedenken van de antwoorden op de vragen, methode omdeze antwoorden te controleren

    Maken onderzoeksplan, opschrijven antwoorden, planning, budget etc.

    Denk aan de 5w (of 6ws + 1xh vragen)

    3.3 Vragen stellenProbleemomschrijving = probleemstelling + doelstelling = centrale vraagstelling. Alles

    doelvrij, zonder achterliggende gedachte.

    Goede centrale vraag heeft:

    samenhang met de doelstelling

    deelvragen

    specificatie in de onderzoeksvragen

    relatie met de verwachtingen

    Een probleemstelling moet volledig zijn.

    Cross-sectioneel = onderzoek speelt zich nu af tegelijk met het activiteitenpatroon

    Rafelen en rasteren = centrale vraag opsplitsen in deelvragenBoomdiagram = kan helpen bij kernbegrippen waarvan je weer deelvragen maakt

    Goede doelstelling heeft de volgende factoren:

    centrale formulering

    aanduiding onderzoekstype

    aanduiding van de relevantie

    vermelding van de doelen en wensen van de opdrachtgever

    http://www.studeersnel.nl/
  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    9/32

    3.4 BegripsafbakeningWaarover doe ik uitspraken en welke uitspraken doe ik? Je moet begripsafbakening doen >

    leefstijl, maar wat versta je onder leefstijl? > Je moet dus operationaliseren (begrippen nog

    niet onderzoekbaar) .

    Stipulatieve definities = definities die speciaal voor een bepaald onderzoek worden gegeven.

    Wat moet wel en wat moet niet onder het begrip worden verstaan?

    Hypothesen = verwachtingen + argumenten.

    Uitspraken over je populatie kloppen > checken met een steekproef

    95% zeker van zijn dat het klopt >

    Resultaten zijn geen toeval; resultaten = significantie

    H0 = geen relatie

    H1 = wel relatie

    Opleiding heeft effect op inkomen (1 richting, dus inkomen niet op opleiding) = alternatieve

    hypothese = bepaalde richting = causale relatie = oorzaak-gevolgrelatie

    Bovenstaande maak je in een model > voornamelijk van toepassing bij fundamenteel

    onderzoek

    Gedragsmodel = causaal model = oorzaak-gevolg van gedrag =

    3.5 OnderzoeksplanTheoretische overwegingen onderzoeksontwerp:

    Kennis over een bepaalde methode

    Vaardigheid in een bepaalde methode Opvattingen over hoe je een onderzoek moet doen > hoofdstuk strategien

    Hoeveel momenten onderzoek (1 moment of langere tijd van iemand onderzoeken)

    Cross-sectioneel = 1 moment onderzoek

    Meerdere momenten = longitudinaal

    Praktische overwegingen:

    Hoeveel tijd beschikbaar?

    Budget?

    Welke onderzoekseenheden beschikbaar?

    Welke andere mogelijkheden heeft onderzoeker?

    Onderdelen onderzoeksplan:

    Aanleiding tot onderzoek = resultaten vooronderzoek en daarmee baken je onderwerp

    af

    Probleemstelling = centrale vraag

    Doelstelling = functie onderzoek, wat doet opdrachtgever met de uitkomsten van het

    onderzoek?

    Model = voorlopig antwoord op de vraag = bij theoriegericht onderzoek is dit van

    belang!

    Onderzoeksontwerp en verantwoording = welke methode en waarom?

    Tijdpad = milestones = mijlpalen

  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    10/32

    Eventueel een literatuurlijst

    Onderzoeksmethode = dataverzamelingsmethode = onderzoekstype

    Welke methode je kiest (enqute, vragenlijst etc.) ligt aan hoe je het beste een

    antwoord op de centrale vraag kan krijgen

    Iteratie = terugblikken op wat je daarvoor hebt gedaan

    Keuzes moet je maken i.v.m. de tijd die je hebt

    Opstellen tijdpad, nagaan:

    Wat zijn je doelen?

    Welke onderdelen beslaat je onderzoek?

    Welke volgorde onderdelen?

    Welke prioriteit voltooiing onderzoek?

    Welke deadlines heeft de opdrachtgever?

    Welke mijlpalen moeten tijdens onderzoek gehaald worden en welke mogen later

    worden gehaald?

    Welke deadlines kun je benvloeden en welke niet?

    Welke onderdelen van je onderzoek moeten tegelijkertijd worden uitgevoerd?

    Tijdpad = houd rekening met uitloop en maak hem per week

    Horizontaal: = de weken, verticaal: de soort taken

    Chart = wordt de planning in gemaakt bij een softwareprogramma

    Na voltooien tijdspad moet je twee dingen doen: ben je wel op tijd klaar? Tel alle weken bij

    elkaar op & maak inhoudsopgave. Zo heb je de structuur van je onderzoek.

    Hulpmiddelen bij de voorbereiding:

    Logboek, onderzoeksvoorstel en latere onderzoeksontwerp, raamwerk van jeonderzoeksverslag dat je van tevoren maakt

    Peer assesment = beoordeling door je collega, docent of opdrachtgever. Bij beoordeling let je

    op:

    Aanleiding onderzoek duidelijk

    Probleemomschrijving?

    o Is er een doelstelling?

    o Centrale vraagstelling, en komt die voort uit de aanleiding? Verband met

    doelstelling? Is de vraag duidelijk? Kennis? Relatie duidelijk met de

    doelstelling?

    o Duidelijk welke begrippen van belang zijn?

    o Begrippen afgebakend? Verwachtingen over uitkomsten onderzoek vermeld?

    o Vloeit onderzoeksontwerp voort uit probleemomschrijving en deelvragen?

    o Ontwerp beargumenteerd? Tijdpad? Budget? Cijfers reel? Populatie goed

    beschreven?

    Kwaliteit en verantwoording zijn belangrijke aspecten.

    http://www.studeersnel.nl/
  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    11/32

    3.6 Onderzoeksvoorstellen beoordelenHet laten beoordelen van een onderzoek door een ander wordt ook wel peer assesmentof

    peer examination genoemd.Een paar aanwijzingen voor het beoordelen van onderzoeksvoorstellen:

    - Is de aanleiding van het onderzoek duidelijk?

    - Is er sprake van een probleemomschrijving?

    A. Is er een doelstelling gemaakt?

    B. Is er een centrale vraagstelling die aan de eisen voldoet?

    - Is duidelijk welke begrippen van belang zijn bij het onderzoek?

    A. Zijn deze begrippen goed omschreven en afgebakend?

    B. Zijn verwachtingen over de uitkomsten van het onderzoek vermeld?

    - Vloeit het onderzoeksontwerp logisch voort uit de probleemomschrijving en

    deelvragen?

    A. Is het onderwerp voldoende beargumenteerd?

    B. Zijn een tijdpad en budget opgenomen? Zijn de cijfers en data reel?

    C. Is de populatie goed beschreven?

  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    12/32

    Deel II Verzamelen

    Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 4 Onderzoekstypen

    4.1 Kwantitatief onderzoekSoort onderzoek ligt aan omstandigheden (fabriek) en vraagstelling (conflict?)Onderzoekstype = dataverzamelingsmethode

    Welk onderzoekstype hangt af van: tijd, geld, probleemstelling, populatie

    1 moment = cross-sectioneel of periodiek, meerdere tijdstippen = longitudinaal (trend en

    ontwikkelingen onderzoek)

    Vraagtype = beschrijven, definiren, verklaren, voorspellen, vergelijken, evalueren,

    voorschrijven, ontwikkelen

    Kwantitatief = cijfermatigKwantitatieve analyse = met statistische technieken je onderzoek analyseren > gebruikt bij:

    onderdeel monitoring, experimenten, surveyonderzoek en secundaire analyses.

    Survey-onderzoek= enqute of vragenlijstonderzoek = opinie, meningen, houdingen en

    kennis bij grote groepen mensen meten. Aselect uitgevoerd. Wat- (beschrijvend) en hoe- ()

    vragen (verklarend)

    Gestructureerde dataverzamelingsmethode = vraagstelling staat vast, gevraagde kan kiezen uit

    bepaalde antwoorden (kleine selectie antwoorden) . Open vragen niet, want dat is kwalitatief.

    Nadeel survey = onderzoeker weet de beweegredenen naar een bepaald antwoord niet.

    Respondent = degene die meedoet aan het onderzoek > surveyonderzoek

    Schalen = helemaal mee eens tot niet mee eens of 1 t/m 10

    Proefpersonen = mensen die meedoen aan een experiment

    Generaliseren = bij een representatieve steekproef mogen de conclusies uit de analyse

    uitvergroot worden. De resultaten gelden voor de gehele populatie.

    Soorten surveyonderzoek:

    Schriftelijke enqutes = sturen ze aan personen

    Telefonische enqutes = direct ingevoerd in databestand. Binnen de steekproef vallen?

    > je wordt opgebeld

    Face to face = meestal vooraf ingelicht over de komst van de onderzoekers +

    persoonlijk afnemen

    Internetenqutes = zelfselectie (door het surfen) direct in data verwerkt. Aansluiting

    hebben met de site > relatie tussen jou en de site moet aanwezig zijn > anders andere

    uitkomsten steekproef

    Panelenqute = grote groep mensen regelmatig gevraagd. Internetvragenlijst.

    http://www.studeersnel.nl/
  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    13/32

    Secundaire analyses = kwantitatief bureauonderzoek = hergebruik van gegevens om andere

    vragen te beantwoorden. Argumenten om secundaire analyses uit te voeren:

    Tijdwinst

    Financile voordelen

    Beschikbaarheid van de data = beschikbaar via databanken en onderzoeksinstituten Bruikbaarheid

    Nadelen = probleemstelling bijwerken, fouten bijwerken, indelingen, vragen, codering staat al

    vast

    Meta-analyse = her-analyse = analyse tot 1 conclusie

    Experimenten= effectmeting = oorzaak-gevolgrelatie. Causaal verband. Variabele =

    medicijn of test

    Controle houden door zelf experiment op te zetten

    1 groep en 1 controlegroep

    Kijken of de groep veranderingen toont t.o.v. de groep die de ziekte ook heeft en niet hetmedicijn heeft gekregen (controlegroep)

    Interne validiteit = hoog als onderzoek zuiver is (geen omgevingsinvloeden)

    Randomisatie = speelt mee in de zuiverheid van het onderzoek = toeval = indeling van

    controle en experimentele groep > niet mensen die zich aanmelden of iets dergelijks, maar

    gewoon willekeurig uit de bevolking gepikt = aselect

    Placebo-effect / testeffect = je denkt dat het helpt (medicijn) maar is dat echt zo? Gedachten

    zijn misschien alleen positief ook al heeft het medicijn nog geen effecten getoond.

    Om bovenstaande te voorkomen = Solom four Group design = zie afbeelding blz 115; Wat is

    onderzoek?; N. Verhoeven.

    Quasi/experiment = gebruikmaken van bepaalde groepen

    Je hebt voormetingen (nulmetingen) en nametingen

    Onderdeel monitoring = voor beleid, evaluatie en communicatie onderzoeken.Ontwikkelingen in de tijd, situatie evalueren, ontwikkelen nieuw beleid meehelpen

    Belangrijke kenmerken:

    Tijd = ontwikkeling waargenomen en vastgelegd door longitudinaal onderzoek >

    verschillende tijdstippen

    Hetzelfde meetinstrument = onderzoek wordt als het ware herhaald > is

    betrouwbaarheidverhogendBij monitoring worden verschillende instrumenten gebruikt (enqute, vragenlijst enz.)

    Meestal kwantitatief > gegevens bij onderzoeksbureaus aanvragen/opvragen

    4.2 Kwalitatief onderzoekObservatie, interview, beleving staat centraal, interpretatief van aard, subjectief, onderzoek

    dat in het veld wordt uitgevoerd, geen causaal verband (alleen kwantitatief) .

    Holisme = onderzoekseenheden in de omgeving als geheel onderzocht

  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    14/32

    Observeren= systematische waarneming van bepaalde gedragingen van personen

    Kleine groepen, en alleen gedrag belangrijk dat ook van toepassing is.

    Veldobservatie of speciale omgeving > gaat om gedrag en niet om hoe iemand reageert > dus

    geen experiment

    Direct > indirect

    Gestructureerd > ongestructureerd

    Onverhulde > verhulde

    Gewone > participerende (de onderzoeker doet mee aan alles terwijl hij observeert)

    Observatie moet:

    Gedragingen bestuderen

    Probleemstelling moet zich daartoe lenen

    Negatief of intiem gedrag

    Observatie wordt goed voorbereid

    Goede kwaliteit > goede conclusies kan je eruit trekken > Subjectiviteit vermijden >

    niet je eigen mening in de conclusieSubjectiviteit uit observatie houden = meetprocedure = coderen = elementen van gedrag die je

    kunt waarnemen

    Triangulatie = kwalitatief en kwantitatief onderzoek

    Subjectiviteit vermijden door:

    Selectief = niet al het gedrag speelt mee in de observatie. Je maakt

    categoriensysteem.

    Intersubjectiviteit = iedereen is het eens over de coderingen (mensen die somber zijn

    gedragen zich) , maar toch zit er nog subjectiviteit in. Peer consultation > mensen

    kunnen kritisch kijken naar je coderingen.

    Herhaalbaarheid = door vast te leggen op video etc.

    Score bijhouden in een logboek of:

    Time sampling = observatie in een korte periode. Bij iedere 15 of 30 seconden gaat er

    een signaal en wat je dan observeert schrijf je op

    Event sampling = tellen hoe vaak een bepaald gedrag naar voren komt = frequentie

    van een soort gedrag

    Interview= beleving genterviewde staat vooropDoel = informatie verzamelen over bepaald onderwerp

    Open interview = beleving van belang. Taboe onderwerpen. Geschikt voor vooronderzoek >begrippen kunnen dan worden afgebakend

    Diepte interview = alleen voor beperkte groep respondenten geschikt

    Subjectiviteit = vastleggen op band, onderwerplijst aanhouden, kleine vragenlijst met open

    vragen, je kunt gespreksvaardigheden aanleren.

    Interview = menskracht, tijd en geld

    http://www.studeersnel.nl/
  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    15/32

    Dus interview:

    Kleine groep mensen

    Beleving, motieven, ervaringen, betekenisverlening

    Complexe onderwerpen, taboe

    Begrippen afbakenen, nieuwe informatie Praktische omstandigheden

    Interview = open of gestructureerd. Drie basisvormen:

    1. Ongestructureerd = diepte-interview = 1 hoofdvraag en/of alleen onderwerpen

    2. Halfgestructureerd interview = vragenlijst of lijst met onderwerpen. Eigen inbreng van

    respondent kan

    3. Gestructureerd interview = kwantitatief. Open en gesloten vragen

    Moderator = onderzoeker geeft structuur aan gesprek en informatie

    Groepsgesprekken = 5 tot 25 personen

    Werkconferenties/workshops = mensen kennen elkaarFocusgroepinterview = 1 afzonderlijk onderwerp wordt besproken

    Literatuuronderzoek = voor hoofdonderzoek en na het vaststellen van de probleemstelling

    Dit soort onderzoek voer je uit als:

    Beschijvings/vergelijkingsvragen

    Ter orintatie op een probleemsituatie

    Theoretische onderbouwing van de onderzoeksopzet

    Grijze literatuur = literatuur die niet in gangbare boekcollecties is opgenomen

    Korte samenvatting = abstract

    Review = kritische blik door anderen = recensie

    Current content = opsomming van verschenen nummers van bepaalde tijdschriften en korte

    inhoud = Tertiaire literatuur = korte zoeksleutels/zoekinstrumenten dus

    Bureauresearch/inhoudanalyse = kwalitatief. Intensieve analyse en relatie tussen woorden

    bekeken = niveauonafhankelijk = macro- (groepen, bedrijven) tot micro-niveau (individu)

    Variabele = kenmerken = kenmerken van documenten en welke categorien.

    Probleem inhoudsanalyse = steekproeftrekking = welke en hoeveel documenten moet je

    selecteren?!

    Tekstsociologie = methode voor autobiografisch onderzoek. Onderzoek naar betekenis van

    woorden en onderlinge relaties. Het gaat om het heden! Aan de hand van dit onderzoek >

    bepaald tijdperk, maatschappelijke ontwikkelingen worden geschetst

    Gevalstudie/casestudy = intensief onderzoek (diepte-interview of participerend interview) =

    onderzoek bij 1 organisatie of groep in een natuurlijke omgeving (ziekenonderzoek in een

    ziekenhuis) = kwalitatief onderzoek = onderzoeksinstrumenten worden met elkaar

    gecombineerd > observatie, interview, documentstudie en groepsinterviews.

    Interpretatieve stroming = ervaringen van personen in een onderzoek onderzoeken

    Antropologische casestudys = 1 dorp of 1 bevolkingsgroep

    Extensieve benadering = organisatie wordt meer van buitenaf doorgelicht

  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    16/32

    4.3 Communicatieonderzoek, een apart methode?Uitwisselen van symbolische informatie, bedoeld en onbedoeld, verbaal en non-verbaal

    Formeel = overdracht van informatie volgens bepaalde afspraken/systemen = vergaderingen

    etc.

    Informeel = communicatie van iedereen en van alledag > verbaal en non-verbaal

    Doel = evaluatie, overbrengen van een boodschap, meten van een effect/behoefte, beschrijven

    van een situatie. Het heeft drie toepassingsgebieden:

    1. Communicatiegegevens verzamelen = aspecten maken direct deel uit van onderzoek.

    Communicatie is onderwerp van je probleem-doelstelling

    2. Aanbevelingen = bijv. slechte communicatie speelt een rol bij de ontslagen

    3. Probleemstelling beantwoorden door middel van communicatiegegevens

    Communicatieaspecten = communicatieplan ontwerpen, interne communicatie onderzoeken,

    imago-onderzoek verrichten, pr-onderzoek doen, campagne bedenken en evalueren,

    communicatietechnieken gebruiken bij je opzet

    Delphi-onderzoek = aantal gespreksrondes waar iedereen kan laten horen wat hij/zij ervan

    vindt

    Communicatie-audit = verzamelen van gegevens over stand van zaken van interne

    communicatie bij een organisatie

    Actieonderzoek = onderzoeker direct betrokken bij onderzoek, intensieve samenwerking,

    aanbevolen of maatregel wordt ingevoerd

    Communicatieonderzoek wordt toegepast in:

    Taal = communicatieonderzoek naar informatieoverdracht

    Bestuur = communicatieonderzoek ter ondersteuning van beleidsbeslissingen,bestuurlijke vernieuwing enz.

    Sociale wetenschappen = gedrag van en verhoudingen tussen en binnen personen,

    groepen, culturen.

    Communicatieonderzoek = dataverzamelingsstrategie = verschillende methodes van

    dataverzameling

    4.4 De juiste methodeTesteffecten = Hawthorne-effect = omstandigheden waar je rekening mee houdt (placebo etc.)

    http://www.studeersnel.nl/
  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    17/32

    Hoofdstuk 5 Dataverzamelingsmethoden uitwerken

    1. Operationalisatie = met behulp van vragenlijst goede begrippen maken

    2. Voor goede dataverzameling trek je steekproef

    3. Gebruik voor rapport: bruikbaarheid, zuiverheid en betrouwbaarheid

    5.1 Van theorie naar praktijkBegin: omschrijving probleemsituatie > concreet maken (probleem/doelstelling van maken)

    Daarna literatuur en theorie zoeken, wat waren resultaten?

    Dan onderzoeken in hoeverre je verwachtingen uitkomen

    Begrippen zoals in model omschreven neem je en je ontwikkelt hulpmiddel om gegevens te verzamelen.

    Operationaliseren= je kijkt opnieuw naar onderzoeksmodel en begrippen die je hebt geformuleerd. Nu

    ga je wel een stap verder, je bepaalt welke vragen je stelt om begrippen daadwerkelijk te meten!Instrumenten = hulpmiddelen om gegevens te verzamelen

    Begripsafbakeningoperationalisatievragenlijst

    Begrip werk je eerst uit: wat wordt er onder werksfeer verstaan (wat wel en wat niet)?

    Voor elk aspect (items genoemd) van het begrip ontwikkel je aantal waarnemingsvragen.

    Je zet ze onder elkaar in lijst met meerpuntenschaal (helemaal niet waar tot volkomen waar bijv.)

    5.2 Enqutevragen ontwikkelen- goede vragen samenstellen is langdurig proces: bedenken, evalueren, schrappen en veranderen

    (je hebt maar 1 kans).

    Vragenlijst moet zijn:

    bruikbaar, leesbaar/helder, compleet, meten wat je wil meten, neutraal, niet te lang.

    Geloofwaardigheid en betrouwbaarheid:

    Structuur gelijk bij elke respondent

    Formulering gelijk

    Formulering van de antwoordmogelijkheden gelijk

    Niet te veel open vragen

    Logische volgorde in vragen

    Vragen zelfde onderwerp bij elkaar

    Elk blok vraagt een inleiding (waarin doel staat)

    Volgorde: routing = vragen in logische volgorde (eerst vragen heb je rijbewijs voor je over auto begint)

    1. Begin met eenvoudige algemene en aantrekkelijke vragen

    2. Ga wel op je doel af en draai er niet omheen

    3. Zet moeilijke vragen niet helemaal aan eind!

    4. Groepeer vragen met zelfde antwoord: Categorien maar zorg wel voor afwisseling!

  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    18/32

    Verschillende antwoordtypen:

    Enkelvoudig (wat is je leeftijd)

    Schaal (1 tot 10) goed voor mening peilen!

    Lijst

    Open antwoord

    Half open antwoord (anders..)

    Meervoudige antwoorden (aankruisen)

    Likertschaal: meerpuntenschaal = goed voor mening peilen (3-, 5- of 7-puntsmogelijkheden met 1

    neutrale in het midden) .

    Helemaal oneens helemaal eens

    http://www.studeersnel.nl/
  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    19/32

    Goede vragen goed antwoorden

    Niet onnodig lang! (voorkomt irritaties)

    Goede vragen:

    Helder/eenvoudig

    Eenduidig (geen suggestie)

    Enkelvoudig (1 tegelijk)

    Geen dubbele ontkenningen

    Objectief (geen richting aangeven)

    Onafhankelijk

    Goede antwoorden:

    Herkenbare mogelijkheden

    Logische volgorde

    Uitputtend

    Uitsluitend (geen overlap)

    Meetbaar

    Kwantitatieve verwerking: SPSS

    Na je operationalisatie: kenmerken vragenlijst, lengte en je hebt indruk van de analyse (dan codeboek

    maken)

    Hier kun je variabelen in zetten, getalsmatig: dus Ja = 1 Nee = 2

    Niet-ingevulde vragen kunnen dus ook niet worden verwerkt en heten: Missing

    5.3 Topics bij interviewsGeen gestructureerde vragenlijst maar wel sprake van operationalisatie (je bedenkt vooraf

    onderwerpen!)

    Half gestructureerd: zowel open als gesloten vragen (lijkt op mondelinge enqute)

    Onderwerpen niet vooraf vast, maar 1 globaal hoofdonderwerp (vrije-attitude-interview)

    Topiclijst: uitgangspunt = centrale vraagstelling (lijst met onderwerpen als uitgangspunt = topiclijst)

    dichter tegen afbakeningsbegrippen dan bij vragenlijst

    Diepte-interview = beleving van de respondent is belangrijkst (flexibel en veel ruimte, beetje sturing,

    verkenning meningen)

    Proefinterview = belangrijk voor testen (enige aanpas mogelijk)

    5.4 Populatie en steekproefVragen/topiclijst klaar? Dan afnemen beginnen! Maar eerst steekproef trekken.

    Populatie = eenheden (personen, zaken of organisaties) waarover je uitspraken wil doen. Je ondervraagt

    ze niet allemaal maar wel over allemaal uitspraken doen, maar kleinere groep! (domein)

    Operationele populatie = specifieke steekproef (bijv. havo- en vwo-leerlingen en je neemt die uit alleen

    2efase)

    Steekproef = klein deel van de populatie. Groep is niet zomaar samengesteld:

    Allemaal zelfde kenmerken (dus je mag generaliseren = uitvergroten (externe validiteit))

    Eisen:

    Generaliseerbaar en representatief (zelfde kenmerken als rest van de populatie)

    Willekeurig (aselect)

    Voldoende groot (hoe groter hoe beter), nauwkeurigheid van de analyse is hiervan afhankelijk

    Response moet je om denken! Hoeveel van de enqutes krijg je terug! 60%? Telefoonenqute is meestal

    70/80%

  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    20/32

    Aselecte steekproef (blind)

    Enkelvoudige aselecte steekproef (iedereen in bestand heeft gelijke kans)

    Systematische steekproef met aselect begin (kaartenbak iedere 10e)

    Clustersteekproef (hele groep ondervragen, bijv. een klas)

    Getrapte steekproef (je neemt uit cluster een aselecte steekproef) Gestratificeerde steekproef (opdelen in deelpopulaties: wijkbewoners en hierin verdere opdeling,

    zo krijg je beste verdeling)

    Hoe trekken van steekproef?

    Quotasteekproef (bepaald maximum: 25 man en 25 vrouwen)

    Zelfselectie (in advertentie oproep doen, voor mensen met bepaalde kenmerken)

    Doelgericht (mensen met bepaalde kenmerken zoeken: typische gevallen)

    Praktisch bruikbaar (convenint), willekeurig vragen of mensen mee willen doen

    Sneeuwbal (netwerken met mensen uit eigen kennissenkring)

    5.5 De kwaliteit van onderzoek

    Hoe beoordeel je kwaliteit? > bruikbaarheidCriteria op beoordeling te geven: validiteit (geldigheid /zuiverheid) en betrouwbaarheid (toevallige

    fouten (herhaalbaarheid)

    Betrouwbaarheid= toevallige fouten (vrij van toeval?), onderzoek moet herhaalbaar zijn. Toevallige

    fouten:

    Iemand weet antwoord niet

    Harde muziek bij invullen

    Per ongeluk kruisje bij verkeerde antwoord

    Invoeren typfout

    Betrouwbaarheid vergroten:

    1. Hoe groter hoe beter

    2. Interbeoordelaarbetrouwbaarheid (observatie onderzoek door onderzoekers observatie)3. Triangulatie (meer dan 1 dataverzamelingsmethode gebruiken)

    4. Test-hertest bij kwantitatief (door herhaling)

    5. Proefinterview (verhoogt betrouwbaarheid topiclijst)

    6. Peer examination (collega laten nakijken)

    7. Rapportage en verantwoordingen (logboek houdt alles bij wat je doet: keuzes, leermomenten,

    veranderingen, omstandigheden etc.)

    Interne consistentie: homogeniteit (gelijkheid) van vragen door middel van betrouwbaarheidsanalyse

    controleren.

    Validiteit (geldigheid) Vrij van systematische fouten (toevallige), waarheidsgehalte.

    Bijv. expres verkeerd antwoord (bij gevoelig onderwerp)

    Vormen: geldigheid meetinstrument/onderzoeksgroep

    Interne valide resultaten(juiste conclusies trekken)

    Populatievaliditeit (extern) juiste afspiegeling van populatie? Dan is die representatief en mag

    je generaliseren (populatievaliditeit) = externe validiteit bepaalt reikwijdte van onderzoek.

    Begripsvaliditeit (extern) ook wel constructvaliditeit = met betrekking tot gebruikte

    meetinstrumenten (meet wat je wilt meten)

    Bijv.: maten in cm/m/km etc., of begrippen die niet direct duidelijk zijn!

    Bruikbaarheid(opdrachtgever zo nauw mogelijk betrekken bij onderzoek) = Hawthorne-effect

    Samenvattend: kwaliteit = bepaald door:Methodologische kwaliteit, betrouwbaarheid en validiteit en ook door de bruikbaarheid.

    http://www.studeersnel.nl/
  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    21/32

    Hoofdstuk 6 Gegevens verzamelen

    6.1 De setting van je onderzoekVragen uit vragenlijst moeten goed aansluiten op centrale vraag

    6.2 Het veld in of niet?Onderzoek via telefoon, face to face, opsturen, internet = hangt af van tijd, geld, menskracht,

    mogelijkheden steekproef

    tijd = wachten, versturen, tweede ronde. Geen tijd > callcenter > voldoende faciliteiten

    geld = hoe groter de groep hoe meer kosten (meer bellers die mensen moeten

    benaderen)

    verwachte respons = telefonische enqute beter dan schriftelijke enqute

    o vragen over inkomen enz. kan je beter niet face-to-face doen: zo krijg je

    eerlijker antwoorden

    o telefoon: alleen korte interviews doen

    o plaatjes laten zien? Dan geen telefonisch interviewo persoonlijk interview? Als de relatie tussen respondent en onderzoeker van

    belang is

    6.3 Draadloos onderzoek

    Online enquteren = bespaart geld en tijd. Via link meteen in database gevoerd.

    Respons vrij hoog. Ook via scholen enqutes = intranet. Nadelen = niet iedereen heeft

    internet en e-mailadressen hebben mensen meer dan 1 van en geen goede database om

    e-mailadressen in vast te leggen

    Onderzoek per gsm = retourberichten moeten mensen zelf betalen > reserve billing.

    Niet iedereen heeft een gsm. Respons lager (succesrate) . Random nummer generator

    = willekeurig cijfers kiezen > geen gsm-database

    6.4 Respondenten en enqutesProefdraaien voordat je echt de enqute afneemt

    Mensen mee doen = doel bekend maken, motiveren, nette lay-out, wat is de vraagstelling, hoe

    is vragenlijst opgebouwd?

    Mensen lokken voor een vragenlijst = incentives = kosten vergoeden! Dan willen mensen

    eerder meewerken. Je kan ook de voordelen naar voren brengen voor de respondenten > de

    uitkomsten bieden u voordelen omdat

    Respons = ingevuld en kan gebruikt worden. Anders non-respons

    Toevallige steekproeffout = zonder dat je weet komt een bepaalde groep sterk uit het

    onderzoek

    Item not respons = vragen half ingevuld en teruggestuurd

    6.5 Interviews: werken aan een relatieIndeling interview:

    introductie = voorstellen, gespreksdoel, opbouw, geschatte duur, waardering

    deelname, belang van informatie, wat wordt er met de informatie gedaan

    kern = onderdelen hoofdonderwerp stel je aan de orde

    afronden = samenvatten, aanvullingen en tevreden partijen en bedanken voor dehulp/tijd en wat degene ervan vond (van het interview)

  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    22/32

    Tips:

    lijst onderwerpen die structuur geven aan je onderzoek

    goede afwerking/analyse = opnameapparatuur

    leef mee met de respondent en luister goed naar de respondent en blijf objectief

    technieken om juiste informatie boven tafel te halenSneeuwbalmethode = via een respondent een andere respondent benaderen. Makkelijker

    respondenten krijgen

    Gesprek = relationeel en inhoudelijk element

    Voordelen opnemen gesprek:

    niet alles opschrijven wat de respondent zegt + aandacht 100% richten op respondent

    (schrijf wel steekwoorden op)

    letterlijke weergave van het gesprek houd je over = nauwkeurig aantekeningen maken

    terugluisteren

    Je moet als onderzoeker:

    luisteren, goede houding aannemen, belangstellend zijn, meeleven, gericht op

    respondent, schuin tegenover iemand zitten, voorovergebogen zitten

    (koetsiershouding) , oogcontact en soms knikken, doorvragen, regelmatige stiltes

    (viersecondenregel) , verstaanbaar en rustig praten, hummen (ja ja, juist) , herhalen

    (parafraseren) , samenvatten en nazeggen (papegaaien)

    Als interviewer moet je:

    leiding over het gesprek nemen

    onafhankelijk en objectief zijn je niet laten verassen

    je weerhouden van waardeoordelen

    geen adviezen en ongevraagde meningen geven

    jezelf blijven

    geen voorbarige conclusies trekken, mening van de respondent blijft belangrijk

    Valkuilen voor een interviewer:

    niet te invoelend = afstand tussen interviewer en de respondent

    te veel gesloten vragen stellen = levert niet genoeg bruikbare informatie op

    doorvragen is moeilijk = dram niet door

    hummen maar niet overdrijven

    mening vragen is goed, maar stuur het niet

    6.6 Fouten in de interpretatieZie pagina 201; Wat is onderzoek? N. Verhoeven.

    http://www.studeersnel.nl/
  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    23/32

    Deel III Analyseren

    Hoofdstuk 7 Kwantitatieve gegevens verwerken

    7.1 Het meetniveau van variabelenCategorien van variabelen worden in analyses weergegeven met getal: man = 1 vrouw = 2 bijv.(dit zijn de waarden van de variabelen om ermee te kunnen rekenen)

    4 meetniveaus:

    Nominaal (losse categorien, niet rekenen, geslacht bijv. (dichtoom) (kwalitatief)

    Ordinaal (niet mee te rekenen, wel rangorde (havo, vwo etc.)) (kwalitatief)

    Interval (wel rekenen, zijn numeriek bijv.: temp en IQ, hebben geen nulpunt) (kwantitatief)

    Ratio (schalen, helemaal mee eens of helemaal mee oneens, wel mee te rekenen, wel nulpunt

    (kwantitatief)

    In SPSS zijn interval en ratio samen: SCALE

    7.2 Univariate analyses=beschrijving van telkens 1 variabele; wat analyseren: kenmerken van aantal cases (aantalrespondenten)

    Manieren: Frequentieverdelingen van een kenmerk (hoe vaak een categorie voorkomt ten opzichte van

    totaal)

    Frequentietabel: hoe vaak komt kenmerk voor tegen over totaal %)

    Grafieken (plaatjes) van een kenmerk

    Grafiekkeuze hangt af van: doel en meetniveau (voor soorten zie pagina 217; Wat is onderzoek? N.

    Verhoeven.) belangrijkste functie: overzichtelijke weergave. Soorten: (zie pagina 222; Wat is

    onderzoek? N. Verhoeven.)

    Cirkeldiagram: enkele categorien, verhoudingen tussen categorien (alleen geschikt voor variabelen)

    Staafdiagram: verhoudingen tussen categorien slechts enkele waarden

    Histogram: hoger meetniveau (interval/ratio) vorm van een verdeling weergeven, continu: aan elkaarKomt vaak voor in klokvorm/bevolkingspiramide/gekantelde staafdia met meer dan 1 variabele

    (allemaal op zich) .

    Lijngrafiek: Trends weergeven, variabele van minimaal intervalniveau (leeftijden of aantallen) hoe

    meer waarnemingen, des te steiler de lijn!

    Boxplot: mediaan is middelste (50%) en weergave van de uitschieters (2 variabelen en ligging tenopzichte van elkaar)

    In SPSS moet je histogram maken, niet in Excel.

    Kengetallen (vereenvoudigde beschrijving van kenmerken)Kenmerk weergeven door bepaalde eigenschap. Je kunt kijken naar midden of spreiding.

    Er zijn 2 soorten: Centrum- en spreidingsmaten:

    Modus: meest voorkomende, bij 2 = (biomodaal)

    Mediaan: middelste als je getallen op volgorde zet. (bij 2 is het gemiddelde (ordinaal)

    Gemiddelde: alle scores bij elkaar optellen en delen door aantal (vanaf interval/ratio, je kan gemiddeldealleen van getal nemen)

  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    24/32

    Gewogen gemiddelde is bijv. bij cijfers die verschillende wegingen hebben.Spreidingsmaten: (bijv. tussen welke uitersten is ziekteverzuim) = hoe zijn scores van variabelen

    verdeeld?

    Variatiebreedte: verschil tussen minimum- en maximumscore (spreiding beter kunnen

    beoordelen)Variantie en standaardafwijking: (interval en ratio) = waarneming rondom gemiddelde:

    Vorm van een klok (normale verdeling, gemiddelde en standaarddeviatie)

    68% tussen gem. en 1x standaarddeviatie

    95% alles tussen gem. en 2x standaarddeviatie

    99% is alles tussen gem. en 3x standaarddeviatie

    Kleinere spreiding betekent: populatie is homogener (meer kenmerken)

    7.3 Bivariate analysesGoede beschrijving van 2 variabelen tegelijk (bijv.: ink. + m/v).

    Kruistabellen: frequentieverdeling van 2 kenmerken tegelijk. Bestaat uit kolommen en rijen; elk hokje

    geeft informatie over beide kenmerken tegelijk. Zoals bij enkelvoudige frequentieverdeling kan je %

    van totaal berekenen:

    Rijpercentage (waarnemingen in relatie tot rijtotaal, van boven naar beneden)

    Kolompercentage (kolomtotaal, van links naar rechts, rijpercentage)

    Celpercentage (in relatie tot totaal figuur)

    Afhankelijke en onafhankelijke variabele (bepaalde structuur van analyse zoals uit kruistabel blijkt)

    Onafhankelijke = (oorzaakvariabele) situatie wordt ermee gemanipuleerd, ligt vast en

    veroorzaakt verandering.

    Afhankelijke = (effect en gevolg-variabele) verandert onder invloed van onafhankelijke

    Grafieken van 2 variabelen

    Naast kruistabel kunnen 2 variabelen ook in grafiek

    Geclusterd: aparte staaf man/vrouw naast elkaar

    Gestapeld: verschillen man/vrouw iets lastiger zichtbaar

    Vanaf intervalniveau kan je 2 kenmerken weergeven via spreidingsdiagram (punten)

    7.4 Kwaliteit van analysesBetrouwbaarheid / validiteit

    Gericht op klein deel van werkelijkheid en je wilt niet dat de resultaten op toeval berusten.

    Gemeten wat je wilde meten?

    Onderzoeksgroep (steekproef) lijkt op populatie? (validiteit resultaten, geldigheid)

    Betrouwbaarheid

    Meten de vragen wat je wilt meten? (controle homogeniteit van vragen)

    Betrouwbaarheid meten in getallen 0,6 bij normaal onderzoek 0,8/0,9 bij psychologisch

    experiment

    Factoranalyse/ test-hertest voor betrouwbaarheidscontrole (met verschillende groepen >

    samenhang?)

    http://www.studeersnel.nl/
  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    25/32

    Validiteit

    Is het onderzoek betrouwbaar, dan kijken of het ook valide is.

    meet het wat je wilt meten: constructvaliditeit

    mag je generaliseren: populatievaliditeit (uitvergroten hele populatie) externe validiteit

    In hoeverre gelden gevonden eigenschappen voor hele populatie (representatief) (verdeling

    man/vrouw% gelijk?)

    Kans op toeval is verwaarloosbaar klein! (5%) gevonden afwijkingen, verschillen of samenhangen =

    significant)

    Je doet test 100x en je heb 96x afwijking dan is 4% toeval

    Bij kleine steekproef toeval: 10% of minder, bij grote 2,5 of zelfs 1%

  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    26/32

    Hoofdstuk 8 Kwalitatieve analyse

    8.1 Kwalitatieve analyse van tekstenKwalitatieve analyses = analyse van scripts, geluidsband, video, muziek, fotomateriaal >

    begrippen maken > waardering begrippen > begrippen sorteren > structuur ontstaat > modelvoor ogen door structuur > dit alles heet exploratie

    Gefundeerde theoriebenadering = uitgangspunt analyseren van kwalitatief materiaal

    Symbolisch interactionalisme = open benadering van onderzoek = belevingswereld van de

    onderzoekseenheden (respondenten) staat centraal

    Iteratie = constante vergelijking = onderzoeksproces herhalen totdat je denkt dat je

    betrouwbaar antwoord op de onderzoeksvragen hebt

    Indicatief karakter = theorie past bij verzamelde data = zoeken naar structuur in data =deductie

    Sensitizing concepts = begrippen geformuleerd die je gaat onderzoeken in de

    probleemstelling

    Hoe analyseer je:

    verdeel gegevens in kleine fragmenten die je in 1 woord kan samenvatten

    evalueer de gebruikte gegevens (waarde onderzoekseenheden)

    coderen = omschrijven (open coderen = begin proces + gevonden begrippen

    definiren)

    groepeer

    breng hirarchie aan in de begrippen

    zoek naar verbanden = welke codes horen bij elkaar en op welke wijze geordend =

    axiaal coderen

    breng structuur aan in je begrippen = verbanden en volgorde vastleggen in

    model/diagram

    breng model in verband met probleemstelling = antwoord op vraag? Aanvullende

    vragen? Ontbreekt er nog informatie?

    Mindmapping = structuur in je ideen door sleutelwoorden op te schrijven, groeperen,

    evalueren, coderen en te structurerenZie: hfst. 8; blz. 255, Wat is onderzoek; N. Verhoeven.

    Hulpmiddelen voor weergeven van je analyse =

    schematische weergave in een diagram

    kaartsysteem = termen op kaartjes schrijven

    logboek

    software

    http://www.studeersnel.nl/
  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    27/32

    8.2 Casus inhoudsanalyseTekstanalyse = stappen:

    hele tekst lezen en relevante informatie selecteren

    tekst opdelen in relevante fragmenten

    begrippen ontdekken = kan je gebruiken als gespreksonderwerp begrippen waarderen, sorteren en evalueren. Axiaal coderen = herhalen van dit proces

    en telkens opnieuw naar tekstfragmenten kijken en ze vergelijken

    causaal verband bekijken = causale ordening

    codes in diagram zetten

    Zie: hfst. 8; blz. 260; Wat is onderzoek?; N. Verhoeven.

    Met een tekstverwerker kan je:

    tekst verwijderen die niet relevant is

    regels of selectie nummeren om tekst makkelijk terug te vinden

    nummering aanbrengen en zo tekst onderverdelen in fragmenten

    kopiren en plakken en dan codes plaatsen. Zo houd je de originele tekst intact

    8.3 Software als hulpmiddel bij kwalitatieve analysesCoderen = beschrijven tekst met behulp van begrippen

    Matrix = hoe vaak begrip voorkomt kan je hierin aangeven

    8.4 Kwaliteit van resultatenNiet betrouwbaar = niet valide

    Herhalen > moet wel altijd in dezelfde setting = dus hoeft niet betrouwbaar te zijn

    Generaliseren kan niet altijd terwijl wel vaak wordt gedaan

    Het gaat om inhoudelijk generaliseren en niet statistisch generaliseren

    Regels voor betrouwbaarheid:

    goede argumenten probleemstelling en onderzoeksopzet

    goede registratiemethode en stappen die je zet = logboek of opnames

    bewerkingen apart opslaan en bewaren = voor her-analyse

    doorloop proces meerdere malen + aanvullende gegevens

    contact houden met je opdrachtgever over opzet en uitvoering

    peer evaluatie

    triangulatie gebruik

    resultaten vastleggen!

    Kwalitatief = altijd inhoudelijke generalisatie = geldigheid van resultaten in soortgelijke

    situaties. Statistische generalisatie is niet van toepassing in kwalitatief onderzoek

    Begripsvaliditeit = maatschappelijk geaccepteerd antwoord, maar is het wel waar (tegen

    discriminatie? Oh ja? Of toch niet?)

    Validiteit vergroot je door systematische analyses

  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    28/32

    Fouten uit analyses zo veel mogelijk vermijden. Hoe kan dat:

    gebruikmaken van beproefde instrumenten

    bijhouden aantekeningen in een logboek

    gebruikmaken van onderliggende theorien

    laten controleren door anderen > hogere betrouwbaarheid triangulatie

    steekproef op je doel laten slaan > sneeuwbalmethode

    http://www.studeersnel.nl/
  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    29/32

    Deel IV Waarderen en evalueren

    Hoofdstuk 9 Conclusie en discussie

    Veldwerk achter de rug en analyses klaar -> juiste conclusies trekken! (geldige conclusie = geldig

    antwoord op centrale vraag)

    9.1 Conclusies trekken op grond van je onderzoeksresultatenNogmaals op research road en terug kijken:

    hoe ging het, hoe te werk, hoe verliep onderzoek en veldwerk? Hoe luidde centrale vraag

    (probleemstelling) en is deze nu te beantwoorden met de analyses? Onderzoeksdoel gehaald?

    Trekken van conclusies: verbinden onderzoeksresultaten met probleemstelling en geef je antwoord op

    centrale vragen.

    De vraag is dan: Kan je hiermee ook onderzoeksdoel bereiken?

    Conclusie: doel = goed en bondig antwoord geven op centrale vraagstellingNiet zelfde als samenvatting!

    Eerst kort aanleiding van onderzoek + herhaling centrale vraag

    Beantwoording deel-/ centrale vragen

    Aanbeveling (discussie en evaluatie)

    Verder ga je na de beantwoording de resultaten interpreteren en mogelijke verklaringen geven

    9.2 Discussie en evaluatieMet je presentatie en trekken van conclusies ben je er nog niet! Aanbevelingen (laatste onderdeel)

    Hierbij is ruimte voor discussie:

    Methodologische en inhoudelijke leermomenten (evaluatie)

    Eigen mening geven over onderwerp (evt.)

    Discussie komt vaker voor bij theoretisch dan praktijkonderzoek(niet in elk onderzoek, door doel

    wordt bepaald wanneer een discussie relevant is) zo niet dan alleen aanbevelingen! (praktische kant)

    Discussie

    Je begint met bespreken van probleemstelling

    Vervolgens kan je ingaan op: Wat betekent conclusie voor samenleving, de opdrachtgever,

    praktijk/kennisdoelen, politieke standpunten en je kunt je eigen meningen geven.

    Evaluatie (wat ging goed/fout welke leermomenten waren er, wat kan volgende keer beter)

    Verder kom je terug op de kwaliteit (eerder al kwaliteit controle tijdens:

    1. Instrument maken 2. Samenstelling steekproef 3. En tijdens analyse controle of toets

    betrouwbaar is.)

    Bij de evaluatie kom je terug op o.a. de volgende kwaliteitsaspecten:

    o Zijn resultaten betrouwbaar?

    o Generaliseerbaar voor grotere populatie?

    o Voldoende extern valide?

    o Hoe gesteld met validiteit van de meetinstrumenten?

    o Gemeten wat je wilde meten? Kan je onderzoeksvraag nu beantwoorden?

    o Kortom: wat is de methodologische kwaliteit van het onderzoek?

  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    30/32

    Soms validiteit niet erg hoog (oorzaken: weigeren van respondenten, niet generaliseerbare steekproef of

    toevallige fouten) . Maar door deze fouten kan er nog wel worden gekeken naar de bruikbaarheidvande resultaten.

    Bijv. indirect: discussie op gang brengen over het onderwerp (conceptueel gebruik) onderzoek was wel

    indicatief > aanleiding voor nieuw onderzoek?

    Verder bespreek je in evaluatie: aanwijzingen voor bruikbaarheid, verwachtingen (medewerking) van

    organisatie, waren de bijdragen van organisatie bruikbaar?

    Casestudybewijst dat niet te generaliseren onderzoek wel bruikbaar kan zijn. Bij casestudy is slechts 1

    beschrijving mogelijk en er is geen hertestmogelijk voor betrouwbaarheidsverhoging. Kwalitatief en isniet te generaliseren naar populatie want die is er niet. Maar dit neemt niet weg dat de resultaten voor

    een organisatie zeer waardevol en bruikbaar kunnen zijn (dit wordt instrumentele bruikbaarheidgenoemd).

    AanbevelingenNaast conclusie en evaluatie zijn directe aanbevelingen belangrijk (meestal voor beleid/veranderingen in

    organisatie)

    Aangeven welke maatregelen het doel van onderzoek verbeteren

    Aanbevelingen strekken zich uit tot suggesties: als doel van onderzoek is een verandering te

    begeleiden/analyseren

    2 soorten aanbevelingen:

    1. Aanbevelingen voor organisatie (praktische aanwijzingen voor veranderingen/verbeteringen)

    2. Aanbevelingen voor toekomstig onderzoek

    Doelen van organisatie met uitvoeren onderzoek:

    1. Aantal suggesties voor veranderingen

    2. Resultaten gebruiken om voldoende steun te krijgen voor veranderingen in organisatie

    (dit kan ervoor zorgen dat je te maken krijgt met verborgen agenda van opdrachtgever die

    maatregel wil doordrukken met jouw onderzoeksresultaten)

    zorg ervoor dat je zelf de baas blijft en laat je bij aanbevelingen niet onder druk zetten!

    Onderzoek als goed bestempeld als:

    het meer vragen oproept dan beantwoordt (nieuwe onderzoekvragen > nieuwe vragen kun je opnemen in

    aanbeveling)

    Bij fouten met bijv. steekproef kan je aanbevelen om het onderzoek te herhalen met andere opzet (maar

    niet misbruiken om nieuwe opdrachten te kunnen krijgen: het is beter om een andere instelling aan te

    wijzen en om dan na afloop letten op de vergelijkbaarheid van de uitkomsten met je eigen onderzoek!!)

    http://www.studeersnel.nl/
  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    31/32

    Hoofdstuk 10 Hoofdstuk 10

    10.1 Opbouw van een onderzoeksrapportZie pagina 291; Wat is onderzoek? N. Verhoeven.

    10.2 Criteria voor de inhoud van een onderzoeksrapportManagement summary = Uitgebreide samenvatting

    Inleiding = probleem + doelstelling, aanleiding en situatieschets

    In empirisch onderzoek = overzicht eerder verricht onderzoek + relevantie onderwerp

    Inleiding moet interesserend zijn

    Methodeparagraaf = onderzoeksgroep (populatie, steekproefkader en manier van de

    steekproeftrekking) , onderzoeksontwerp (welke methode en op welke argumenten gebaseerd)

    , meetinstrumenten (geoperationaliseerd = techniek om een begrip te meten = diepte-interview

    is de belevingswereld van de respondent belangrijk/centraal) , analysemethoden (methode inlogboek verwerken)

    Resultaten = beschrijving respons en de analyse, betrouwbaarheid en validiteit. Eerst beschrijf

    je verloop van het veldwerk. Ook beschrijf je of je verwachtingen zijn uitgekomen

    Conclusie en discussie = probleem en doelstelling herhalen, antwoord op centrale vraag, eigen

    mening uiten, onderbouwde interpretatie van de resultaten, lezer overtuigen, methodes

    evalueren, is de doelstelling gehaald?

    Wat moet er in totaal in een onderzoeksrapport komen = Zie: hfst. 10; blz. 305; Wat is

    onderzoek?; N. Verhoeven.

    10.3 SchrijftipsVan te voren een uitgebreide inhoudsopgave maken (denk aan je werkzaamheden wat je nu

    doet bij BLN)

    Mijlpalen schrijven onderzoeksverslag:

    lezen en herlezen van je opbrengst

    vaststellen van de uitgebreide inhoudsopgave

    maken van een eerste opzet (steekwoorden mag)

    uitschrijven van de opzet de opzet paar dagen laten liggen

    herlezen van de opzet

    herschrijven van de opzet

    de eerste conceptversie is klaar

    De eerste drie punten nemen de meeste tijd in beslag

    peer consultation = collegiale meeleessessie = is dus geen peer assessment

    Doordat je misschien verschillende doelgroepen hebt, kan je meerdere onderzoeksrapporten

    hebben opgesteld. Per doelgroep 1 rapport specifiek op die doelgroep

  • 5/19/2018 Samenvatting Wat is Onderzoek

    32/32

    10.4 Publicaties beoordelenJe bronnen pas je aan op je doel van het rapport. Bruikbare bronnen als je een beleid ermee

    wil maken

    onderzoekers = theorie belichten of methode toetsen

    studenten = letten op de presentatie, en de uitleg moet duidelijk zijn managers/beleidsmakers = resultaten gebruiken voor een beleid. Nadruk op de

    waarden en aanbevelingen. Samenvatting meestal alleen belangrijk.

    uitvoerenden = houd rekening met de voorkennis. Aansluiting bij de doelgroep

    breed publiek = iedereen moet snappen wat je vertelt

    Als je te veel informatie uit een bron weglaat, kan je de lezer op een verkeerd been zetten

    Peer review = collegas in de redactie beoordelen je rapporten en voorzien je van

    commentaar.

    Hoe je schrijft = politieke of strategische keuze = stel je moet veranderingen in je artikel

    maken, maar je bent er niet mee eens > strategische keuze want als je het niet opvolgt danwordt je artikel niet geplaatst, dus moet je het artikel toch maar aanpassen.

    http://www.studeersnel.nl/