Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide...

60
Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide Vierde revisie 2013 Sectorale groep Ethyleenoxide en zijn derivaten

Transcript of Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide...

Page 1: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

Richtlijnen voor de distributie van

Ethyleenoxide

Vierde revisie 2013

Sectorale groep Ethyleenoxide en zijn derivaten

Page 2: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

2

Inhoud

1 Inleiding 3

2 Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide 4

3 Ontwerp en constructie van transportmiddelen 9

4 Producttraining voor chauffeurs van tankwagens/ tankcontainers 10

5 Persoonlijke veiligheidsuitrusting 11

6 Laadprocedures 12

7 Vervoer van ethyleenoxide over de weg 13

8 Vervoer van ethyleenoxide per spoor 14

9 Vervoer van ethyleenoxide over zee 15

10 Losprocedures 16

11 Een regeling voor wederzijdse assistentie bij noodgevallen tijdens vervoer 17

BijlagenBijlage 1 Cefic en Responsible Care 18

Bijlage 2 Cefic Aanbevelingen voor veilige beheerspraktijken in de distributie (SQAS) 20

Bijlage 3 Ontwerp en constructie van spoorketelwagens (RTC’s) 21

Bijlage 4 Ontwerp en constructie van tankwagen’s en tankcontainers 26

Bijlage 5 Algemene instructies voor ethyleenoxidechauffeurs 30

Bijlage 6 Inspectie van transportmiddelen 43

Bijlage 7 Voorbeeld van een controlelijst voor spoorketelwagens 46

Bijlage 8 Handleiding voor een veiligheidsbezoek aan de ontvangst- en opslagfaciliteiten van ethyleenoxideklanten 49

Bijlage 9 Beoordeling van veerbootoperatoren en de gerelateerde terminalfaciliteiten 56

Bijlage 10 Bedrijven die lid zijn van de Sector Groep 59

Page 3: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

3

1.1

Alhoewel ethyleenoxide een gevaarlijke stof is in termen van brandbaarheid, reactiviteit en giftigheid, kan het veilig gedistribueerd en behandeld worden, mits de daartoe geldende voorzorgsmaatregelen in acht genomen worden.

1.2

Het vervoer van ethyleenoxide in bulk is onderworpen aan strenge voorschriften in de meeste Europese landen. Bovendien is het internationale vervoer van ethyleenoxide over de weg, per spoor of over zee onderworpen aan internationale overeenkomsten, waarin specifieke eisen met betrekking tot het vervoer zijn vastgelegd, die door alle betrokken partijen in acht genomen dienen te worden.

1.3

Deze richtlijnen zijn samengesteld door de Cefic (de Europese federatie van de chemische industrie) Ethyleenoxide en Derivaten Sector Groep om de correcte veiligheidsnormen te bepalen die voor het vervoer van ethyleenoxide moeten worden toegepast.

1.4

Deze richtlijnen omvatten het vervoer van ethyleenoxide in bulk in tankwagens, spoorketelwagens en tankcontainers. Zij behandelen alle aspecten van het vervoer, van het laadpunt tot het afleverpunt. Naar bestaande, wettelijke regelingen wordt alleen dan verwezen waar dit, ter verduidelijking, noodzakelijk geacht wordt.

1.5

De Cefic Ethyleenoxide en Derivaten Sector Groep beveelt aan dat een ieder die betrokken is bij de distributie van ethyleenoxide, deze richtlijnen overneemt. De Sector Groep zal zorgdragen voor een regelmatige herziening van deze richtlijnen.

1.6

Teneinde effectief toezicht op de veiligheid van het vervoer naar de bestemming mogelijk te maken, wordt aanbevolen dat producenten van ethyleenoxide dit vervoer zelf regelen.

1.7

De richtlijnen gaan niet op voor het bulkvervoer van ethyleenoxide in gastankschepen, en evenmin voor het vervoer van ethyleenoxide in om het even welke cylinders of MEGC’s.

1.8

Het Cefic (European Chemical Industry Council) Responsible Care Programma vereist dat Chemische Bedrijven hun betrokkenheid aantonen met betrekking tot de continue verbetering van hun prestaties op het vlak van Veiligheid, Gezondheid en Milieu. Een overzicht van de belangrijkste elementen van het Cefic Responsible Care Programma is opgenomen in bijlage 1.

1 Inleiding

Page 4: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

4

2 Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide

2.1 Algemene dataCAS NUMBER: 75-21-8

UN NUMBER : 1040

SYNONYMEN :• 1,2-Epoxyethaan

• Etheen Oxide

• Oxiraan

FYSISCHE VORM : Gas

WAARSCHUWING : De geur van dit product geeft ONVOLDOENDE waarschuwing voor een mogelijke blootstelling.

2.2 Eigenschappen

Kookpunt bij atmosferische druk 10,5°C (bereik 10,4°C - 10,7°C)

Smeltpunt -111,3°C

Vlampunt (gesloten cup) < -18°C

Dichtheid (vloeistof) bij 0°C 890kg/m3

Dampdichtheid (lucht = 1) 1,52

Verdampingswarmte 578kJ/kg bij atmosferische druk en 10,5°C

Soortelijke warmte - vloeistof 1,97kJ/kg °C bij 11°C

2,00kJ/kg °C bij 20°C

Soortelijke warmte - gas 1,06 kJ/kg °C bij 25°C

Polymerisatiewarmte 2093kJ/kg

Ontledingswarmte van gas 83,700kJ/kg mole

Verbrandingswarmte 27649kJ/kg

Elektrische geleidbaarheid van zuivere vloeistof 4 10-6 S/m

Minimale ontbrandingsenergie bij 1 bar en 25 ºC in lucht

0,06 mJ

Smeltpunt van hydraat 11°C (maximaal bij 30% OE)

Zelfontbrandingstemperatuur 429°C (zie ook 2.2 Brandbaarheid)

Zelfontledingstemperatuur 560°C

Geur van zuiver EO Niet waarneembaar tot concentratie van ong. 500-700 ppm bereikt wordt. Gewenning is mogelijk.

Page 5: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2

5

2.3 BrandbaarheidEthyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt onder -18°C. Het is brandbaar in lucht bij alle concentraties boven 2,6 volume-%. De normaal aanwezige bovengrens aan het brandbare gebied ontbreekt, aangezien het verbrandingsproces overgaat in exotherme ontleding bij hogere concentraties tot aan 100% ethyleenoxidedamp.

Vanwege het lage kookpunt en de brandbaarheid lijkt ethyleenoxide in een aantal opzichten op LPG. Een essentieel verschil is echter dat ethyleenoxide volledig mengbaar is met water. Een ander belangrijk verschil is dat ethyleenoxide een ongewoon lage, minimale ontbrandingsenergie heeft voor mengsels in lucht. De laagste waarde bij ongeveer 10,4 volume-% ethyleenoxide is 0,06 mJ en dit cijfer is vergelijkbaar met de ontbrandingsenergie van ongeveer 0,02 mJ die waterstof/luchtmengsels nodig hebben.

Alle ethyleenoxidelekken, bijvoorbeeld ter hoogte van flenzen, moeten dus wegens het grote ontbrandingsrisico voorkomen worden. In geval van een lek van vloeibare ethyleenoxide zal er ijsvorming optreden .

De zelfontbrandingstemperatuur van ethyleenoxide in lucht bij atmosferische druk bedraagt 429°C. Maar de aanwezigheid van vervuilende stoffen, zoals roest, kan de ZELFONTSTEKINGSTEMPERATUUR aanmerkelijk verlagen.

Ook oplossingen van ethyleenoxide in water kunnen nog brandbare dampen vrijgeven. Zelfs een oplossing van 1% ethyleenoxide in water heeft een vlampunt (gesloten cup) van 22°C. Om te verdunnen, moet er altijd zoveel mogelijk water gebruikt worden. Als onvoldoende verdunde oplossingen in riolen terechtkomen, bestaat er nog steeds een risico van ontbranding.

Als ethyleenoxide in aanraking komt met bepaalde isolatiematerialen, kan het uit zichzelf gaan opwarmen. Er zijn temperaturen geregistreerd tot 700°C. Isolatiebranden kunnen de tankwandtemperaturen boven de zelfontledingstemperatuur doen stijgen en explosieve ontledingen veroorzaken (zie hoofdstuk 2.4).

2.4 Chemische reactiviteitEthyleenoxide is een zeer reactieve, chemische stof die exotherm reageert, vooral in aanwezigheid van een katalysator, met onzuiverheden/chemische verbindingen zoals water, alcoholen, ammoniak, amines, zuren/basen en roest. Deze reacties kunnen zelfversnellend en zeer exotherm zijn, zelfs als er alleen sporen van de verbinding aanwezig zijn.

2.5 OntledingZuivere ethyleenoxidedamp ontleedt explosief bij ontbranding, zelfs als er geen lucht aanwezig is. De ontleding van ethyleenoxide wordt geïnitieerd wanneer de chemische stof verwarmd wordt tot ongeveer 560°C, de zelfontledingstemperatuur.

Behalve door de metalen koper, zilver, kwikzilver en de legeringen ervan wordt ontleding ook versneld door metaalacetyliden. De druk verhogen, verlaagt de zelfontstekingstemperatuur. De aanwezigheid van roest kan ook ontleding bij lagere temperaturen veroorzaken wegens het ontstaan van een door polymerisatie veroorzaakte, plaatselijke hoge temperatuur. (“hot spot”).

Page 6: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2

6

2.6 PolymerisatieEthyleenoxide is stabiel bij kamertemperatuur en bij afwezigheid van katalysatoren/vervuilende stoffen. Zuiver thermisch geïnitieerde polymerisatie begint bij ongeveer 100°C.

Polymerisatie van ethyleenoxide is sterk exotherm en wanneer de temperatuur niet beheerst wordt door voldoende snelle afvoer van de warmte, is de polymerisatie zelfversnellend. Dit kan leiden tot verdamping van ongereageerd ethyleenoxide en mogelijk ook tot explosieve ontleding van de damp. Deze polymerisatie kan worden bevorderd door verontreinigingen of vervuilende stoffen die werken als katalysator, bijvoorbeeld door zuren, basen, metaaloxiden en watervrije chloriden van ijzer, aluminium en tin. Daarom is het zeer belangrijk om alle apparatuur zuiver te houden wanneer we met ethyleenoxide omgaan, en om ervoor te zorgen dat ongewilde vermenging met andere chemische stoffen niet gebeurt.Roest is ook een matige initiator van de polymerisatiereactie bij ethyleenoxide. Het moet zorgvuldig verwijderd worden uit alle materiaal dat ethyleenoxide bevat.Bij omgevingstemperatuur is de polymerisatie van ethyleenoxide langzaam, als er roest aanwezig is. Het polymeer is een thermisch stabiele, viskeuze vloeistof die oplosbaar is in het monomeer. Wanneer het polymeer blootgesteld wordt aan water bij temperaturen van meer dan 50°C, reageert het tot plakkerige en moeilijk uit het materiaal te verwijderen polyethyleenglycol.

2.7 Gezondheidsrisico’sAangezien ethyleenoxide kookt bij 10,5°C, verdampt het snel bij omgevingstemperaturen en atmosferische druk.

2.7.1 Acute toxiciteit Data ivm de acute toxiciteit van ethyleenoxide tonen aan dat ethyleenoxide giftig is bij inademing. In een studie van Snellings et al (2011), waarbij ratten werden blootgesteld aan ethyleenoxide via inhalatie, werd een LC50 van 3.8 mg/L en 3.0 mg/L bepaald in respectievelijk mannelijke en vrouwelijke ratten. Bijgevolg wordt ethyleenoxide geklasseerd als acuut toxisch via inademing, Cat 3. Data ivm de orale en dermale acute toxiciteit zijn niet relevant, aangezien ethyleenoxide gasvormig is onder normale omstandigheden (geklasseerd als toxisch via inademing). Hoewel er geen testdata beschikbaar zijn voor acute toxiciteit als gevolg van dermale blootstelling, hebben in vitro testen aangetoond dat ethyleenoxide kan geabsorbeerd worden via de huid (Wester et al., 1997 and Von Baumbach et al., 1987). Onder normale werkomstandigheden is deze dermale opname echter verwaarloosbaar als gevolg van strikte maatregelen ter beheersing van de blootstelling. In het geval van een accidentele spil kunnen hoge concentraties ethyleenoxide voorkomen met blootstelling tot gevolg. Tijdens reinigings-operaties is het personeel doorgaans goed beschermd tegen blootstelling aan ethyleenoxide via inademing, maar het is cruciaal dat in dergelijke omstandigheden ook dermale blootstelling wordt vermeden.

2.7.2 Gevaar voor aspiratie Ethyleenoxide vertoont geen gevaar voor aspiratie op basis van een deskundige interpretatie van zijn fysicochemische eigenschappen. Deze conclusie wordt gesupporteerd door een hoge wateroplosbaarheid en de afwezigheid van gerapporteerde voorvallen bij de mens, ondanks zijn lage viscositeit (0.254 mPa.s bij 10°C).

2.7.3 Irritatie/CorrosieTesten met ethyleenoxide op konijnenhuid in vivo tonen aan dat ethyleenoxide zich zowel irriterend als corrosief gedraagt. Wanneer de huid langer dan 6 minuten wordt blootgesteld, treedt er hyperemie en oedeem op; verder kunnen er ook littekens en ernstige brandwonden gevormd worden. Naast getest voor huidirritatie, is ethyleenoxide ook in vivo getest op het konijnenoog met als conclusie dat ethyleenoxide irriterend is voor het oog met een maximale onschadelijke dosis van 0.1%. Op basis van deze resultaten wordt ethyleenoxide geklasseerd als irriterend voor het oog en de huid.

Page 7: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2

7

2.7.4 SensibilisatieEr is geen data beschikbaar van dierproeven of van gerapporteerde voorvallen bij de mens voor wat betreft sensibilisatie van de luchtwegen of de huid. Aangezien ethyleenoxide snel verdampt van de huid, kan ervan uitgegaan worden dat ethyleenoxide de huid niet sensibiliseert.

2.7.5 Toxiciteit na herhaalde blootstelling Er zijn verschillende langetermijn studies uitgevoerd waarbij muizen, ratten en apen blootgesteld werden aan ethyleenoxide via inademing. Deze studies tonen aan dat herhaalde blootstelling aan ethyleenoxide via inhalatie resulteert in ademhalingsproblemen. Verder kan er ook schade optreden aan het centraal en perifeer zenuwstelsel. Een maximale onschadelijke dosis (NOAEC) van 10 ppm werd vastgesteld voor zowel mannelijke als vrouwelijk muizen en ratten. Herhaalde orale blootstelling aan ethyleenoxide kan ook schade veroorzaken aan de organen die instaan voor de bloedproductie. Verder induceert ethyleenoxide locale tumoren die dosis afhankelijk zijn, voornamelijk carcinoma in de plaveiselcellen van de voormaag van vrouwelijke ratten (Dunkelberg 1982). Er is geen data beschikbaar van dierproeven na dermale blootstelling; desalniettemin zijn er verschillende voorvallen gerapporteerd bij de mens waarbij waterige oplossingen van ethyleenoxide diepe brandwonden hebben veroorzaakt met blaarvorming.

2.7.6 Mutageniteit – Genetische toxiciteit De genetische toxiciteit van ethyleenoxide is zowel in vitro getest als in vivo met als uitkomst dat ethyleenoxide genetische schade kan veroorzaken. In vitro genmutatietesten in bacteriën (Ames test), knaagdier fibroblasten en humane lymfocyten resulteerden allen in een positief resultaat voor mutageniteit. Een in vivo test waarbij ratten blootgesteld werden aan 1000 ppm ethyleenoxide gaf ook een positief resultaat voor mutageniteit. Wanneer deze ratten echter werden blootgesteld aan lagere concentraties ethyleenoxide waren de resultaten voor mutageniteit niet rechtlijnig. Een studie waarbij apen blootgesteld werden aan ethyleenoxide (50-100 ppm) via inademing leidde tot een gelijkaardige onduidelijke conclusie. Op basis van bovenvermelde informatie is ethyleenoxide geklasseerd als een categorie 1B mutageen en als zodanig kan het genetische schade veroorzaken.

2.7.7 Kankerverwekkendheid Ethyleenoxide is kankerverwekkend bij knaagdieren op basis van verschillende in vivo studies in ratten en muizen. Een concentratie van > 33 ppm aan ethyleenoxide in de dampfase gedurende twee jaar veroorzaakt hersentumoren bij ratten. Een maximale onschadelijke dosis (NOAEC) van 10 ppm werd bepaald voor zowel mannelijke als vrouwelijke ratten. Verder werden er ook een hoger aantal peritonale mesothelia en leukemie vastgesteld. Deze tumoren zijn echter weinig relevant voor de mens, aangezien peritonale mesothelia voorkwamen op een locatie specifiek voor de mannelijke rat en leukemie op een locatie specifiek voor de Fischer rat (mononucleaire cel leukemie in de milt). Voorts werd er een hoger aandeel aan longtumoren geïdentificeerd in zowel mannelijke als vrouwelijke muizen na een blootstelling aan > 50 ppm ethyleenoxide in de dampfase gedurende twee jaar. De menselijke relevantie van deze tumoren is onduidelijk aangezien epidemiologisch onderzoek niet in staat was een associatie aan te tonen tussen blootstelling aan ethyleenoxide en longtumoren bij de mens. Voor werknemers blootgesteld aan zeer hoge ethyleenoxide concentraties [combinatie van blootstelling en werkjaren] was er echter een indicatie voor een verhoogd risico op bloedkankers voor de man en borstkanker bij de vrouw. Op basis van alle bovenvermelde informatie is ethyleenoxide geklasseerd als een kankerverwekkende stof Categorie 1B.

2.7.8 Toxiciteit voor de voorplanting - vruchtbaarheid Op basis van een onderzoek naar voortplantingstoxiciteit met één generatie, waarbij mannelijke en vrouwelijke ratten werden blootgesteld aan dampconcentraties van ethyleenoxide van 10, 33 en 100 ppm (= ongeveer 0.018, 0.054 en 0.18 ml/l) gedurende 6 uur per dag en 5 dagen per week gedurende 12 weken, werd een maximale onschadelijke dosis (NOAEC) vastgesteld van 0.054 ml/l voor zowel de ouderlijke dieren als de F1 generatie. Er werden geen effecten gerelateerd aan de behandeling vastgesteld. Op basis van deze resultaten wordt ethyleenoxide niet ingedeeld als toxisch voor de voortplanting (vruchtbaarheid).

Page 8: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2

8

2.7.9 Toxiciteit voor de voorplanting - ontwikkeling Op basis van de resultaten van een ontwikkelingstoxiciteitsstudie waarbij ratten werden blootgesteld aan dampconcentraties van ethyleenoxide van 10,33 en 100 ppm (= ongeveer 0.018, 0.054 en 0.18 ml/l) vanaf dag 6 tot dag 15 van de dracht gedurende 6 uur per dag, werd een maximale onschadelijke dosis (NOAEC) aangenomen van 0.18 ml/l (hoogste testconcentratie) voor zowel maternale toxiciteit als teratogeniciteit. In een andere ontwikkelingstoxiciteitsstudie in konijnen werd een maximale onschadelijke dosis (NOAEC) van 0.27-mg/l bepaald voor zowel maternale toxiciteit als teratogeniciteit. Er was geen indicatie voor maternale toxiciteit, schadelijke gevolgen voor de ontwikkeling, of structurele misvormingen. Op basis van bovenvermelde informatie is ethyleenoxide niet geklasseerd als toxisch voor de voorplanting (ontwikkeling).

2.8 Milieurisico’s2.8.1 Acute (kortetermijn) aquatische toxiciteit De acute aquatische toxiciteit van ethyleenoxide werd geanalyseerd in twee verschillende trofische niveaus: vis en ongewervelden. Vis was het meest gevoelige geteste trofische niveau met een 96h LC50 van 84 mg/l; dafnia zijn iets minder gevoelig met een 48h LC50 tussen 137-300 mg/l. Er zijn geen acute toxiciteitsstudies uitgevoerd op algen, maar aangezien de toxiciteit van propyleenoxide en ethyleenoxide gelijkaardig is voor vis en dafnia, kan er aangenomen worden dat de algentoxiciteit ook vergelijkbaar is. Er is een EC50 (96h) voor propyleenoxide gemeten van 240 mg/L voor de groeisnelheid van de groene alg Selenastrum capricornutum. Bovenvermelde data suggereren dat ethyleenoxide acuut schadelijk kan zijn voor aquatische organismen.

2.8.2 Chronische (langetermijn) aquatische toxiciteit Er zijn geen studies beschikbaar die de chronische aquatische toxiciteit onderzocht hebben van ethyleenoxide.

2.8.3 Milieubestemming In een OECD 301C test was ethyleenoxide voor 96% afgebroken (verwijdering van TOC) na 28 dagen, terwijl in een test equivalent aan OECD 310D 69% afgebroken was na 20 dagen. Bijgevolg wordt ethyleenoxide beschouwd als gemakkelijk biologisch afbreekbaar. Aangezien de berekende log Kow waarde voor ethyleenoxide laag is (-0.3), zal ethyleenoxide een geringe neiging hebben om over te gaan naar een organische fase. Bijgevolg heeft ethyleenoxide een laag potentieel voor bioaccumulatie in aquatische organismen.

Page 9: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

9

3 Ontwerp en constructie van transportmiddelen

3.1 Ontwerp en constructie van spoorketelwagens (RTC’s)Spoorketelwagens voor het vervoer van ethyleenoxide moeten voldoen aan de volgende ontwerp- en constructie-eisen:

a) Nationale voorschriften van de spoorwegautoriteiten, wanneer de RTC’s uitsluitend gebruikt worden voor nationaal vervoer, en

b) Internationale voorschriften, zoals de internationale voorschriften betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor (RID) voor internationaal vervoer.

Bovendien moeten spoorketelwagens ontworpen en geconstrueerd worden in overeenstemming met de richtlijnen in Bijlage 3 of in overeenstemming met een gelijkwaardige norm.

3.2 Ontwerp en constructie van tankwagensTankwagens die gebruikt worden voor het vervoer van ethyleenoxide over de weg, dienen te voldoen aan de ontwerp- en constructie-eisen van:

a) Nationale voorschriften bij uitsluitend nationaal vervoer, enb) Internationale voorschriften zoals de Europese overeenkomst betreffende het internationale vervoer van

gevaarlijke goederen over de weg (ADR) voor internationaal vervoer.

Bovendien moeten tankwagens ontworpen en geconstrueerd worden in overeenstemming met de richtlijnen in Bijlage 4 of in overeenstemming met een gelijkwaardige norm.

3.3 Ontwerp en constructie van tankcontainersTankcontainers kunnen worden gebruikt voor het vervoer van ethyleenoxide over de weg, per spoor of over zee. Zij moeten aan de ontwerp- en constructie-eisen van de toepasselijke nationale of internationale voorschriften voldoen, afhankelijk van de specifieke vervoerwijzen die gebruikt worden.

Bovendien moeten tankcontainers ontworpen en geconstrueerd worden in overeenstemming met de richtlijnen in Bijlage 4 of in overeenstemming met een gelijkwaardige norm.

Page 10: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

10

4 Producttraining voor chauffeurs van tankwagens/ tankcontainers

4.1

De ADR-wetgeving vereist dat alle chauffeurs van tankwagens /tankcontainers, met een totale capaciteit van meer dan 3 000 liter, een geldig ADR-opleidingsgetuigschrift moeten hebben.

4.2

De gevaren van ethyleenoxide, zijn zodanig dat chauffeurs een training dienen te volgen om de specifieke aard van de gevaren die zich tijdens het vervoer van dit product kunnen voordoen, en de acties die in een noodsituatie vereist zijn, te begrijpen. De training moet de veiligheidsaspecten van ADR Hoofdstuk 1.10 omvatten. De inhoud van de verplichte specifieke training is terug te vinden in Bijlage 5.

4.3

Voordat een chauffeur toestemming verleend wordt om ethyleenoxide te vervoeren, dient hij/zij:a) een geldig ADR-opleidingsgetuigschrift te hebbenb) een geldig opleidingsgetuigschrift te hebben van een specifieke trainingscursus voor ethyleenoxide.

4.4

Alle leveranciers van ethyleenoxide garanderen dat er een specifieke ethyleenoxide product training gegeven wordt aan chauffeurs. Nadat de training succesvol is voltooid en bekrachtigd, dient de chauffeur een certificaat te ontvangen dat twee jaar geldig is. Chauffeurs dienen een kopie van het trainingsmateriaal in hun moedertaal te ontvangen. Bedrijven die ethyleenoxide lossen, moeten worden aan gemoedigd chauffeurs naar hun ethyleenoxidetrainings-certificaat te vragen.

Page 11: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

11

5 Persoonlijke veiligheidsuitrusting

5.1

Waar blootstelling aan ethyleenoxidevloeistof en/of -damp mogelijk is, moeten STEEDS geschikte, persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt worden. Minimaal dient het volgende materiaal gebruikt te worden:

a) Oogbescherming: gebruik veiligheidsbril;b) Handprotectie geschikte handschoenen;c) Geschikte adembescherming (Persluchtfles/volgelaatsmasker met AX-filter).

Afhankelijk van de omstandigheden dient men ook ook aanvullende beschermende kleding en laarzen te overwegen.Raadpleeg het eSDS van uw leverancier voor verdere informatie.

Kledij igv spills/brand:• Draag een volledig beschermende uitrusting bestaande uit handschoenen en laarzen gemaakt uit butyl-rubber

en geschikte adembeschermingsapparatuur met positieve druk;• Verontreinigde kleding en schoenen onmiddellijk uittrekken, zo mogelijk onder de douche /

onder verneveld water (via brandslang);• Verontreinigde kleding, schoenen en lederwaren vernietigen.

5.2

Veel vaak gebruikte materialen zijn doorlatend voor ethyleenoxide of worden er door aangetast.

Het blijkt dat butylrubber de beste bescherming biedt. Neopreen of natuurrubber kunnen ook in aanmerking genomen worden voor beschermende kleding, maar blijven mogelijk niet dampdicht na langdurig gebruik.Ethyleenoxide dringt door leder heen, en PVC en nitrilrubber bieden slechts een zeer geringe weerstand. Deze materialen kunnen daarom dan ook niet gebruikt te worden als bescherming tegen ethyleenoxidevloeistof of -damp. Lederen, PVC - of nitrilrubberschoeisel dient te worden vermeden. Vertraagd op tredende brandwonden kunnen het resultaat zijn als ethyleenoxide door deze materialen heen dringt.Voordat overgegaan wordt tot de aankoop van de persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM), moet de PBM-fabrikant formeel bevestigen dat het betrokken PBM bestand is tegen EO-gebruik (inclusief doorbraaktijd/afbraaktijd). Na aanraking met EO-vloeistof/-dampen moeten gebruikte handschoenen weggegooid worden.

5.3

Wanneer leder in aanraking komt met ethyleenoxide, dient het onmiddellijk weggegooid te worden, omdat reiniging van leder onmogelijk is.

5.4

Oog- en veiligheidsdouches (indien nodig vorstbestendig) dienen in alle zones aanwezig te zijn waar met ethyleenoxide gewerkt wordt.

Page 12: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

12

6 Laadprocedures

6.1

Het laden van elke tankwagen, tankcontainer of spoorketelwagen (RTC) met een gevaarlijke stof brengt een potentieel gevaar met zich mee. Daarom is het belangrijk dat elke laadterminal en alle transportmiddelen goed ontworpen en geconstrueerd zijn, en op de juiste wijze gebruikt en onderhouden worden.

6.2

Het ontwerp en de constructie van transportmiddelen is beschreven in hoofdstuk 4 van deze richtlijnen. Transportmiddelen die voldoen aan de eisen van ADR, RID en/of IMO, zijn onderworpen aan periodieke inspecties en tests, zoals beschreven in deze voorschriften. De terzake bevoegde erkende instanties voeren de officiële inspecties en tests uit.

6.3

Er moeten schriftelijke werkinstructies beschikbaar zijn voor alle taken die betrekking hebben op het laden van ethyleenoxide in tankwagens, tankcontainers en spoorketelwagens. Het betrokken personeel moet maximaal getraind worden om die instructies goed uit te voeren (het is aanbevolen om de brandweer bij de training te betrekken). De instructies moeten rekening houden met de specifieke risico’s van ethyleenoxide en moeten borgen dat de laadinstallatie zowel in normale als in noodsituaties correct bedienbaar is.

6.4

Al de nodige beschermende kleding en het nodige noodmateriaal moeten beschikbaar zijn bij de start van de belading (zie hoofdstuk 6). Het personeel moet getraind zijn in het correcte gebruik van deze kleding en dit materiaal.

6.5

Het is niet de bedoeling van dit hoofdstuk om te proberen gedetailleerde werkinstructies voor te schrijven om ethyleenoxide voertuigen te laden. Die hangen immers noodzakelijk erwijs af van lokale werkomstandigheden. Het personeel van het laadstation dient een inspectie van het transportmiddel uit te voeren vóór, tijdens en na het laden. Deze inspectie vervangt of vermindert de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de tankwagen, tankcontainer of spoorketelwagen niet om te garanderen dat het transportmiddel correct getest en onderhouden wordt. Ze is enkel bedoeld om ervoor te zorgen dat het vervoer van ethyleenoxide zo veilig mogelijk uitgevoerd wordt. Het is raadzaam dat de lader gebruikmaakt van een inspectielijst zoals de lijst die in Bijlage 4 beschreven wordt, om de toestand van de ethyleenoxide voertuigen te controleren. Deze zou moeten worden toegepast voor alle beladings activiteiten.

6.6

Naast de routine-inspectie van elk transportmiddel vóór iedere belading moet een verantwoordelijke persoon van de laadplaats iedere tankwagen, tankcontainer of spoorketelwagen controleren vóór het eerste gebruik, of vóór het opnieuw gebruiken na een onderhoud of revisie. De inspectielijst in Bijlage 6. kan hierbij als hulpmiddel dienen.

Page 13: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

13

7 Vervoer van ethyleenoxide over de weg

7.1

Transportears moeten voldoen aan alle relevante nationale/internationale wetgeving gerelateerd aan EO. Transporteurs moeten geauditeerd zijn conform het SQAS schema (bijlage 2).De Cefic richtlijnen geven het kader voor de implementatie van de BBS-principes voor het veilig vervoer over de weg (http://www.cefic.org/en/transport-and-logistics-best-practices-guidelines.html). Het BBS-programma heeft tot doel het veiligheidsgedrag van de chauffeurs positief te beinvloeden door observatie/coaching en communicatie. De vervoerder is verantwoordelijk voor het veilige vervoer van ethyleenoxide over de weg, vanaf het laadpunt tot het lospunt. Hij moet in het bijzonder rekening houden met het volgende:

7.1.1 RouteDe route moet conform de ADR-voorschriften gekozen worden. De route moet maximaal :

a) Gebruikmaken van autosnelwegen,b) Bewoonde zones vermijden, c) Het gebruik van tunnels vermijden

7.1.2 Veilig parkerenDe chauffeurs moeten ervoor zorgen dat het voertuig ofwel bewaakt wordt, ofwel op een veilige plaats geparkeerd wordt in overeenstemming met de ADR-voorschriften.In de omgeving mogen geen mogelijke warmte- of vuurbronnen aanwezig zijn, en het voertuig moet in noodsituaties gemakkelijk verwijderd kunnen worden.De chauffeurs moeten de vervoerder op de hoogte brengen van hun nachtelijke parkeerlocatie.

7.1.3 Slechte weersomstandighedenWanneer het vervoer gepaard gaat met barre weersomstandigheden, bijvoorbeeld gladde wegen, sneeuw of een slecht zicht, moet halt gehouden worden op het volgende, geschikte parkeerterrein in overeenstemming met de ADR/Nationale-voorschriften.

7.1.4 Vertragingen of ongevallenVertragingen tijdens het vervoer wegens barre weersomstandigheden, een pech of andere redenen moeten zo snel mogelijk meegedeeld worden aan de leverancier. Ongevallen tijdens het vervoer moeten ook zo snel mogelijk aan de leverancier meegedeeld worden.

7.1.5 Druk- en temperatuurcontrolesVoor wegvervoer moeten de druk en/of de temperatuur van de tankinhoud regelmatig gecontroleerd en op een controlelijst of in een logboek genoteerd worden.

7.1.6 NoodprocedureIndien er noodhandelingen dienen te gebeuren door de chauffeurs igv lekkages of brand gedurende het transport dienen de “inst in writing” te worden gevolgd. Deze instructies zijn in de verschillende talen terug te vinden op de volgende website : http://www.unece.org/trans/danger/publi/adr/adr_linguistic_e.html

Page 14: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

14

8 Vervoer van ethyleenoxide per spoor

8.1

De spoorwegoperatoren zijn verantwoordelijk voor het veilige vervoer van ethyleenoxide per spoor, vanaf het rangeerspoor voor de verzending tot het laatste rangeerspoor voor de ontvangst. De keuze van de route, de tussentijdse stopplaatsen en het stilleggen van het verkeer wegens barre weersomstandigheden zijn zaken waar de spoorwegautoriteiten over moeten beslissen.

8.2

De spoorwegautoriteiten of spoorwegoperatoren zullen normaal gezien betrokken worden bij een noodgeval tijdens het vervoer waar spoorketelwagens met ethyleenoxide bij betrokken zijn.De spoorwegautoriteiten worden op de hoogte gebracht van de informatie die in deze richtlijnen is opgenomen als hulp voor hun interventieploegen.

8.3

Spoorketelwagens mogen niet via een diepladersysteem (“piggyback”) over de openbare weg vervoerd worden, van het laatste rangeerspoor naar de klant. Multimodaal vervoer met tankcontainers biedt hier een aanvaardbaar alternatief.

Page 15: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

15

9 Vervoer van ethyleenoxide over zee (enkel ‘korte zeereizen’)

9.1

Vervoer van ethyleenoxide over zee kan plaatsvinden via:a) Roll-on Roll-off-vrachtveerboten, ofb) lift-on-lift-off-verscheping in tankcontainers.

Basisvereisten voor veerbootverschepingen worden gegeven in de IMDG Code. Lokale overeenkomsten, die van toepassing zijn in bepaalde zeegebieden, kunnen deze vereisten van de Code onder bepaalde omstandigheden wijzigen, bv. het ‘Baltic Memorandum of Understanding’.Iedere verscheping van ethyleenoxide dient te verlopen in overeenstemming met de relevante voorschriften. Verder zullen, waar mogelijk, uitsluitend vrachtveerboten gebruikt worden. Deze diensten kunnen zowel vrachtwagenchauffeurs als hun vracht vervoeren. Als er geen exclusieve vrachtveerboot beschikbaar is, kan er een alternatieve veerbootdienst gebruikt worden, op voorwaarde dat na verificatie blijkt dat deze veerboot dezelfde mate van veiligheid biedt.

9.2

Vanwege de aard van de activiteit kunnen er verschillende partijen bij het vervoer van ethyleenoxide van de leverancier naar de klant betrokken zijn.Dit kunnen zijn: scheepvaartlijn, haven- of terminal autoriteiten en de vervoerders.

9.3

Voorafgaand aan het goedkeuren van een nieuwe route dient er een volledige veiligheidsbeoordeling te worden gedaan van elk onderdeel van deze “supply-chain”, indien van toepassing, te omvatten :

a) de scheepvaartlijn,b) laad-/losfaciliteiten in de containerterminalsx,c) noodprocedures in containerterminals,d) noodprocedures aan boord van het schip,e) de verantwoordelijkheid voor de reactie in noodsituaties moet worden overeengekomen tussen de leverancier

en de klant.

Een aanbevolen controlelijst voor het beoordelen van veerbootoperatoren en van het schip opgenomen in Bijlage 9.

9.4

Om het totale transport te controleren, kan de leverancier specifieke instructies geven aan alle betrokken partijen en de maatregelen doorgeven die in noodsituaties genomen moeten worden.

9.5

Bij korte zeereizen dienen de chauffeurs hun tankwagen’s of tankcontainers te vergezellen.

Page 16: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

16

10 Losprocedures

10.1

Het lossen van elke tankwagen, tankcontainer of spoorketelwagen met ethyleenoxide is een potentieel gevaar. Het is daarom belangrijk dat losfaciliteiten goed ontworpen en geconstrueerd zijn rekening houdende met de mogelijke gevaren, en op de juiste manier gebruikt en onderhouden worden.

Voor laad-en losactiviteiten dienen DDC (Nato std 3756) steeds te worden gevolgd (vloeistof: 3 “selectiviteits code 3-4; gas: 2” selectiviteits code V; dichting: Chemraz 505).

10.2

Alle apparatuur moet regelmatig gecontroleerd worden, in overeenstemming met de onderhoudsnormen.

10.3

Schriftelijke werkinstructies moeten beschikbaar zijn voor het lossen van tankwagen’s, tankcontainers en spoorketelwagens met ethyleenoxide. Het betrokken personeel moet maximaal getraind worden om die instructies goed uit te voeren (het is raadzaam om de brandweer bij de training te betrekken). De instructies moeten rekening houden met de specifieke gevaren van ethyleenoxide, en moeten ervoor zorgen dat de losinstallatie zowel in normale als in noodsituaties correct bediend wordt.

10.4

Al de nodige beschermende kleding en al het noodmateriaal moeten beschikbaar zijn voor losprocedures (zie hoofdstuk 6). Het personeel moet getraind zijn in het correcte gebruik van deze kleding en dit materiaal.

10.5

De condities voor het lossen van ethyleenoxide op het terrein van de klant zijn de verantwoordelijkheid van de klant. Indien gewenst door de klant, kan de leverancier hem voorzien van technisch advies en veiligheidsinfo, wat een onderdeel van het veiligheidsbezoek kan zijn. Indien een veiligheidsbezoek wordt afgelegd, kan de controlelijst in Bijlage 8 gebruikt worden.Normaal gezien dient de klant zelf te evalueren of zijn terrein en in het bijzonder zijn ontvangst- en opslagfaciliteiten voldoen aan de eisen opgenomen in de controlelijst uit Bijlage 8.

10.6

Geschikte systemen dienen aanwezig te zijn om het geloste product te identificeren.

Page 17: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

17

11 Een regeling voor wederzijdse assistentie bij noodgevallen tijdens het vervoer

11.1

Alle chemische bedrijven die betrokken zijn bij het vervoer van ethyleenoxide in Europa, dienen een systeem te hebben om meldingen over noodgevallen tijdens het vervoer te ontvangen en om deskundig advies te geven, teneinde ieder gevaar tengevolge van een incident op de weg, het spoor of op het water te minimaliseren.

11.2

Echter aangezien Europa een groot geografisch gebied omvat, kan de mogelijkheid van een individueel chemisch bedrijf om op de plaats van een incident snel deskundig advies te geven, ernstig beperkt worden wanneer het een aanzienlijke afstand moet afleggen om de plaats van het incident te bereiken.

11.3

Om ervoor te zorgen dat er zo snel mogelijk deskundige bijstand beschikbaar is op de plaats van iedere noodsituatie tijdens het vervoer van ethyleenoxide, nemen alle producenten deel aan een wederzijdse regeling voor assistentie bij noodsituaties.

11.4

De uitgangspunten van deze regeling zijn als volgt:a) Indien de autoriteiten voor noodsituaties in welk land dan ook een beroep doen op de assistentie van

een bedrijf onder de voorzieningen van een nationaal programma, dan hebben de voorzieningen uit dat programma voorrang.

b) Het bedrijf dat het ethyleenoxide heeft geleverd (het Leverende Bedrijf), moet de algemene verplichting accepteren om op een noodsituatie te reageren.

c) Een tweede bedrijf (het Assisterende Bedrijf) kan ook door het Leverende Bedrijf verzocht worden om te reageren, teneinde te zorgen voor:

- een snellere reactie, als het Assisterende Bedrijf zich dichter bij de plaats van het incident bevindt, - materiaal, - versterking.d) Het Leverende Bedrijf blijft verantwoordelijk, ook wanneer een Assisterend Bedrijf verzocht werd om deel te

nemen.e) Het Assisterende Bedrijf treedt op namens het Leverende Bedrijf, tot de vertegenwoordigers van laatstgenoemde

de plaats van het incident bereiken.f) Alle bedrijven die deelnemen aan deze regeling, stellen hun diensten en assistentie beschikbaar op een manier

zoals zij dat zouden doen alsof het hun eigen ethyleenoxide betrof.

11.5

Er worden regelmatig technische besprekingen tussen de deelnemende bedrijven gehouden om:a) een procedure voor wederzijdse assistentie te onderhouden op basis van de uitgangspunten die beschreven

worden in hoofdstuk 11.4 hierboven,,b) ervoor te zorgen dat de training en het materiaal bij deelnemende centra adequaat zijn,c) gemeenschappelijke werkwijzen overeen te komen voor het oplossen van noodsituaties tijdens het vervoer.

Page 18: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

18

1. Responsible Care – Het engagement

Chemische bedrijven zullen hun engagement tonen om een continue verbetering te realiseren van alle aspecten die betrekking hebben op bescherming van de gezondheid, de veiligheid en het milieu.

2. Ongevalpreventie

Bij Responsible Care is preventie een absolute vereiste voor rampenbestrijding. Het Cefic-ICE (International Chemical Environment) preventieprogramma biedt een waardevol instrument bij het terug dringen van het aantal incidenten tijden de distributie van chemische producten, vanaf het moment dat ze de fabriek verlaten tot ze bij de klant aankomen.

3.

Het doel is om mogelijke incidenten te minimaliseren. Aangezien de meeste distributie activiteiten worden uitbesteed en het naleven van de regelgeving noodzakelijk is, maar geen voorwaarde om incidenten te voorkomen, is er een behoefte aan uniforme veiligheids-en kwaliteitscriteria waarop de distributiebedrijven op regelmatige tijdstippen zullen worden geëvalueerd. In tegenstelling tot ISO 9002 dat zich concentreert op kwaliteit geleverd door de individuele distributiebedrijven. SQAS (Safety & Quality Assessment Systems) levert wel objectieve prestatieindicatoren die ons toelaten om de verbeteringen te bewaken en mogelijk te maken.

4.

Op basis van een gedetailleerde vragenlijst kunnen de distributeurs beoordeeld worden door een derde partij. De vragen hebben betrekking tot het management, apparatuur en operaties, opgesplitst in wettelijke vereisten, aanvullende eisen van de chemische industrie en andere gewenste items. De resultaten kunnen op verschillende manieren gepresenteerd worden, het is aan elk chemisch bedrijf om de resultaten te evalueren volgens de eigen normen.

De distributeurs omvatten : • Maritiem vervoer: vaartuigen en schepen (veerboten) • Wegvervoer: transporteurs • Opslag: terminals /magazijnen • Ferry operatoren

Bijlage 1 Cefic en Responsible Care

Page 19: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

Bijlage 1 Cefic en Responsible Care

19

5. Noodscenario’sHoewel de chemische industrie uitblinkt in het voorkomen van incidenten bij chemische transporten, is men geëngageerd om voortdurende verbeteringen te realiseren.

Het ICE noodscenario is een coöperatief programma dat wordt gecoördineerd door Cefic, het levert hulp bij noodgevallen over de landgrenzen heen. Het is gericht op het voortbouwen op de beste bestaande preventie werkwijzen, het behouden van bewezen rampenbestrijdingsregelingen en het verlenen van de beste noodhulpregelingen naar landen waar er geen zijn.

De chemische industrie stelt haar expertise ter beschikking aan de overheden, die normaal gesproken verantwoordelijk zijn voor de hulpdiensten, dit op de 3 niveaus van hulpverlening:

Niveau 1 : Informatie en algemeen advies verstrekken via telefoon of fax.Niveau 2 : De aanwezigheid van deskundigen voorzien op de plaats van een incident.Niveau 3 : Op de plaats van een incident daadwerkelijk apparatuur en personeel ter beschikking stellen.

Voor gedetailleerde informatie verwijzen wij graag naar de Cefic ICE – Europees netwerk voor noodscenario’s – Nationale ICE regelingen op HYPERLINK (www.cefic.org).

Page 20: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

Deze aanbevelingen zijn in overeenstemming met de principes van Resposible Care en omvatten volgende onderwerpen:

1. Veiligheid, gezondheid en milieubeleid 2. Auditing3. Risico verlaging4. Specificatie van verpakkingen, tanks en ander materiaal 5. Incident evaluatie6. Codes en regelgeving 7. Controle operaties8. Training9. Selectie en monitoring van contractors10. Data en informatie11. Noodscenario’s12. Informatie aan het publiek

Hoewel deze richtlijnen voor de distributie van ethyleenoxide productspecifiek zijn, is het essentieel dat het beleid, systemen en procedures zoals beschreven in de aanbevelingen van Cefic opgenomen worden in de veilige beheerspraktijken in de distributie en dat deze onderhouden worden.

20

Bijlage 2 Aanbevelingen voor veilige beheerspraktijken in de distributie (SQAS)

Page 21: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

21

Bijlage 3 Ontwerp en constructie van spoorketelwagens (RTC’s)

1. Reikwijdte1.1Tanks voor het vervoer van ethyleenoxide moeten voldoen aan de internationale voorschriften betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor (RID) voor dit specifieke product.De hierna volgende eisen geven bijkomende informatie en vervangen de RID-eisen niet. Ze zullen van toepassing zijn op alle nieuw gebouwde spoorketelwagens en een leidraad vormen voor de evaluatie van gehuurde spoorketelwagens. Bestaande spoorwagens voldoen mogelijk niet volledig aan de volgende constructieaanbevelingen.

2. Constructiematerialen2.1Voor nieuwe spoorketelwagens moet de tank uit roestvrij staal bestaan, dat minstens aan de volgende specificatie voldoet: AISI/SAE 304LN of het overeenkomstige equivalent voor de goedgekeurde ‘Pressure Vessel Code’. Alle materialen moeten worden geleverd met minstens een 3.1B-certificaat volgens EN 10204.

2.2Tankappendages en -bevestigingen die in aanraking komen met ethyleenoxide, moeten ook van bovengenoemde materialen gemaakt zijn. Zij mogen geen koper of legeringen van koper en/of magnesium bevatten.

3. Tankconstructie3.1Tanks moeten worden ontworpen volgens een goedgekeurde ‘Pressure Vessel Code’ (bijvoorbeeld ASME BPVC, AD-Merkblätter).

3.2De binnenkant van de tank moet gebeitst en gepassiveerd zijn. Het gladslijpen van lasnaden is enkel toegestaan aan de onderkant van de tank om ervoor te zorgen dat de spoorketelwagen volledig leeggemaakt kan worden.

3.3De eisen voor alle druklasnaden zijn de volgende:

• Moeten voor 100% radiografisch onderzocht zijn.• Alle ‘Welding Procedure Specifications’ (WPS) en ‘Procedure QualificationRecords’ (PQR)

moeten voor goedkeuring ter beschikking gesteld worden.• Alle ‘Welding Procedure Specifications’ (WPS) en ‘Procedure QualificationRecords’ (PQR)

moeten voor goedkeuring ter beschikking gesteld worden.

3.4Er mogen geen slingerschotten geplaatst worden.

Page 22: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

Bijlage 3 Ontwerp en constructie van spoorketelwagens (RTC’s)

22

3.5Verstevigingsplaten zijn nodig, wanneer de lastdragende aansluitingen (T-balk, ankerplaten...) niet uit roestvrij staal bestaan (zie ook “Constructiemateriaal”).

3.6Het ontwerp van de spoorketelwagen moet het mogelijk maken dat de spoorketelwagen volledig gelost kan worden (bv. door middel van een afloop naar het midden van de tankbodem toe). Criterium: minder dan 5 liter resterend product.

3.7Alle aansluitingen/nozzles op de wand moeten zo ver mogelijk van de hoofdlasnaden van de wand geplaatst worden.

3.8 Met het oog op inspecties moet de tank voorzien worden van één mangat met eenminimumdiameter van 500 mm; het mangat moet volledig met bouten bevestigd zijn, en mag scharnierend zijn (aan de rechterkant).

3.9Alle pakkingen (zowel tussen flenzen als het mangat) zijn van het volgende :type ‘spiral wound RVS type 304, gevuld met pure grafiet (99,9%)’

‘tanged graphite’ gevuld met pure grafiet (99,9%) ‘cammprofiel’ gevuld met pure grafiet (99,9%)

3.10Afsluiterpakkingen moeten bestand zijn tegen ethyleenoxide en alle afsluiterpen moeten brandveilig ontworpen zijn.

3.11Tanks moeten worden ontworpen zonder “zakken” die tijdens het lossen vloeistof kunnen vasthouden.

3.12De twee aansluitingen met schroefdraad aan weerskanten bovenaan in het midden van de tank (om de eerste druktest te kunnen uitvoeren) moeten door lassengedicht worden.

3.13De enige openingen die de tank mag bevatten, zijn de volgende:

• Eén mangat;• Twee bodemventielen;• Twee aansluitingen met schroefdraad.

3.14De lasnaden aan de buitenkant van de wand moeten gebeitst en gepassiveerd zijn.

3.15Om lasnaden te beschermen tegen interkristallijne spanningscorrosie, kunnen alle uitwendige roestvrijstalen oppervlakken gecoat worden.

Page 23: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

Bijlage 3 Ontwerp en constructie van spoorketelwagens (RTC’s)

23

4. Materiaal4.1Drukbeveiliging. Er mogen geen drukveiligheden geplaatst worden.

4.2 Laad-/los- en dampretouraansluitingen:

4.2.1

De tank moet voorzien zijn van een laad-/losleiding van 80 mm, met een afsluiter van 80 mm. De dampretourleidingen moeten leidingen zijn van 50 mm, die voorzien zijn van een afsluiter van 50 mm. Afsluiterpen moeten van een goedgekeurd merk en type zijn, bv. balgafsluiters.

4.2.2

Tevens moet een hydraulisch bediende inwendige snelafsluiter voor de leiding voor het laden/lossen van vloeistof voorzien zijn in de tankwand. Deze afsluiter moet op afstand bedienbaar zijn. De afsluiter moet ook automatisch sluiten, mocht een slang stukspringen, of mocht de spoorketelwagen onbedoeld in beweging gebracht worden.

4.2.3

Zowel de laad-/los- als de dampretouraansluitingen moeten door middel van een blind flens gesloten kunnen worden. Materialen van aansluitingen moeten dezelfde zijn als die van de tankwand.

4.2.4

Zowel de laad-/los- als de dampretouraansluitingen zijn uitgerust met een dry disconnect coupling (NAVO-standaard) en een stofkap of een drukkap. Materialen van aansluitingen moeten bij voorkeur dezelfde zijn als die van de tankwand.Het is raadzaam om naast dry disconnect coupling ook de zijafsluiter te behouden (figuur 1).

Figuur 1: dry disconnect coupling, 80 mm voor de vloeistofleiding (links), 50 mm voor de dampleiding

Page 24: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

Bijlage 3 Ontwerp en constructie van spoorketelwagens (RTC’s)

24

4.2.5

De aansluitingen moeten adequaat beschermd worden tegen uitwendige beschadigingen die tijdens het vervoer kunnen optreden. Deze bescherming kan bestaan uit een stevige stalen bescherming of door het chassis van het voertuig. Zowel op de vloeistof- als op de dampaansluitingen moet duidelijk de naam ervan (vloeistof/damp) vermeld worden.

Om te garanderen dat de bodemventielen gesloten blijven bij beschadiging van de losleidingen, dient het ontwerp zodanig te zijn dat de tankwand onbeschadigd blijft bij overmatige krachten op de leidingen. Aansluitleidingen, flenzen en afsluiterpen moeten geschikt zijn voor dezelfde testdruk als de tankwand. Deze aansluitingen moeten beveiligd zijn tegen bediening door onbevoegden.

4.3 Inwendige dampretourleiding4.3.1

De losleiding moet voorzien zijn van een inwendige dampretourleiding (standpijp) van 50 mm, die van het bodemventiel tot de dampfase reikt.De leiding moet zodanig ontworpen zijn dat vloeistofinstroom beperkt wordt, en moet zodanig ondersteund zijn dat ze bestand is tegen trillingen tijdens het transport.

5. Aardingsaansluiting5.1. Aardingsaansluitingen moeten voorzien zijn om gevaarlijke potentiaalverschillen te voorkomen, die kunnen ontstaan tussen de tank, de massa van het voertuig, de leidingen en de aarde gedurende het laden en lossen van het voertuig.Aardingsaansluitingen moeten aan beide zijden van de tank aangebracht zijn, en ook naast de losaansluitingen (figuur 2).

Figuur 2 : aardingsaansluiting van een spoorketelwagen

Page 25: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

Bijlage 3 Ontwerp en constructie van spoorketelwagens (RTC’s)

25

6. Isolatie6.1 Spoorketelwagens moeten worden geïsoleerd.

6.2 Het isolatiemateriaal moet:

a) bestand zijn tegen Ethyleenoxide;b) geschikt zijn om te functioneren bij de laagste omgevingstemperaturen die bij het transport van

toepassing zijn.

6.3 De volledige tank (met uitzondering van de flenzen en afsluiterpen) moet wordengeïsoleerd.

6.4 Alle geïsoleerde flenzen (bv. mangat …) moeten lekcollectoren hebben om te voorkomen dat er Ethyleenoxide terecht komt in de isolatie van de tank. De isolatie tussen de flens en de lekcollector moet uit foamglas bestaan.

6.5 De isolatie moet minstens 100 mm dik zijn.

6.6 Het isolatiemateriaal moet worden bedekt met een roestvrijstalen bescherming van minstens 0,8 mm dik (weerscherm).

7. InstrumentatieNormaal staan voorschriften ten behoeve van het spoorvervoer het gebruik van thermometers en manometers toe, en daarom mogen ze aangebracht worden op RTC’s.Maar indien deze meetinstrumenten aangebracht zijn, is een regelmatige inspectie noodzakelijk om ervoor te zorgen dat ze naar behoren blijven werken. Op RTC’s aangebrachte instrumenten kunnen misleidende aanwijzingen geven door trillingen tijdens het vervoer of door opbouw van kleine hoeveelheden polymeer.Eventuele thermometers en drukmeters moeten ook zodanig geplaatst worden dat ze beschermd zijn tegen uitwendige beschadigingen.

Page 26: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

26

Bijlage 4 Ontwerp en constructie van tankwagen’s en tankcontainers

1. Reikwijdte1.1 Tanks voor het vervoer van ethyleenoxide moeten voldoen aan de internationale voorschriften betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR) voor dit specifieke product.De hierna volgende eisen geven bijkomende informatie en vervangen de ADR. Ze zullen van toepassing zijn op alle nieuw gebouwde tankwagen’s/tankcontainers.

2. Constructiemateriaal2.1 Voor nieuwe tankwagen’s/tankcontainers moet de tank uit roestvrij staal bestaan, dat minstens aan de volgende specificatie voldoet: AISI/SAE 304LN of het overeenkomstige equivalent voor de goedgekeurde ‘Pressure Vessel Code’. Alle materialen moeten worden geleverd met minstens een 3.1B-certificaat volgens EN 10204.

2.2 Tankappendages en -bevestigingen die in aanraking komen met ethyleenoxide, moeten ook van bovengenoemde materialen gemaakt zijn. Zij mogen geen koper of legeringen van koper en/of magnesium bevatten.

3. Tankconstructie3.1 Tanks moeten worden ontworpen volgens een goedgekeurde ‘Pressure Vessel Code’ (bijvoorbeeld ASME BPVC, AD-Merkblätter).

3.2 De binnenkant van de tank moet gebeitst en gepassiveerd zijn.Het gladslijpen van lasnaden is enkel toegestaan aan de onderkant van de tank om ervoor te zorgen dat de tankcontainer/tankwagen volledig leeggemaakt kan worden.

3.3 De eisen voor alle druklasnaden zijn de volgende:

• Moeten voor 100% radiografisch onderzocht worden.• Alle ‘Welding Procedure Specifications’ (WPS) en ‘Procedure Qualification Records’ (PQR)

moeten voor goedkeuring ter beschikking gesteld worden.• Alle WPS’ en PQR’s moeten overeenstemmen met de goedgekeurde ‘Pressure Vessel Code’.

3.4 Er moeten slingerschotten geplaatst worden.

3.5 Verstevigingsplaten zijn nodig, wanneer de lastdragende aansluitingen (T-balk, ankerplaten, ...) niet uit roestvrij staal bestaan (zie ook “Constructiemateriaal”).

Page 27: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

Bijlage 4 Ontwerp en constructievan tankwagen’s en tankcontainers

27

3.6 Het ontwerp van de tankwagen’s/tankcontainers moet het mogelijk maken dat de tankwagen’s/tankcontainers volledig gelost kunnen worden. Criterium: minder dan 5 liter resterend product.

3.7 Alle aansluitingen/nozzles de wand moeten zo ver mogelijk van de hoofdlasnaden van de wand geplaatst worden.

3.8 Met het oog op inspecties moet de tank voorzien worden van één mangat met een minimumdiameter van 500 mm; het mangat moet volledig met bouten bevestigd zijn, en mag scharnierend zijn (aan de rechterkant).

3.9 Alle pakkingen (zowel tussen flenzen als het mangat) zijn van het volgende type:type ‘spiral wound RVS type 304, gevuld met pure grafiet (99,9%)’

‘tanged graphite’ gevuld met pure grafiet (99,9%) ‘cammprofiel” gevuld met pure grafiet (99,9%).

Afhankelijk van het ontwerp van de flenzen zijn inwendige en/of uitwendige geleidingsringen nodig (bv. pakkingen voor flenzen met tanden groef hebben geen geleidingsringen).

3.10 Afsluiter pakkingen moeten bestand zijn tegen ethyleenoxide en alle afsluiters moeten brandveilig ontworpen zijn.

3.11 Tanks moeten worden ontworpen zonder “zakken” die tijdens het lossen vloeistof kunnen vasthouden.

3.12 De twee aansluitingen met schroefdraad aan weerskanten bovenaan in het midden van de tank (om de eerste druktest te kunnen uitvoeren) moeten door lassen gedicht worden.

3.13 De enige openingen die de tank mag bevatten, zijn de volgende:

• Eén mangat;• Twee bodemventielen;• Twee aansluitingen met schroefdraad.

3.14 De lasnaden aan de buitenkant van de wand moeten gebeitst en gepassiveerd zijn.

3.15 Om lasnaden te beschermen tegen interkristallijne spanningscorrosie, kunnen alle uitwendige roestvrijstalen oppervlakken gecoat worden.

Page 28: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

28

4. Materiaal4.1 Drukbeveiliging Alle veiligheidskleppen moeten conform de ADR- en IMO-voorschriften zijn. Als er veiligheidskleppen aangebracht worden, moet ze voorafgegaan worden door een breekplaat die geschikt is om onder veiligheidskleppen te worden ingebouwd. In de ruimte tussen de veiligheidskleppen en de breekplaat kan een manometer geplaatst worden om de ongeschonden toestand van de breekplaat te controleren.Breekplaten moeten direct op de dampruimte van de tank aangesloten worden. Veiligheidskleppen moeten van het veerbelaste type zijn. De afvoer van de veiligheidskleppen moet zodanig opgesteld worden dat ontsnappende damp niet direct de tankwand raakt. Breekplaten en veiligheidskleppen moeten uit roestvrij staal bestaan.

4.2. Laad-/los- en dampretouraansluitingen4.2.1.

De tank moet voorzien zijn van een laad-/losleiding van 80 mm, met een afsluiter van 80 mm. De dampretourleidingen moeten leidingen zijn van 50 mm, die voorzien zijn van een afsluiter van 50 mm. Kleppen moeten van een goedgekeurd merk en type zijn.

4.2.2

Tevens moet een hydraulisch aangedreven inwendige snelafsluiter voor de leiding voor het laden/lossen van vloeistof voorzien zijn in de tankwand. Deze afsluiter moet op afstand bedienbaar zijn. De afsluiter moet ook automatisch sluiten, mocht er een slang stukspringen, en het is raadzaam dat de afsluiter automatisch sluit, mochten de tankwagen’s/tankcontainers onbedoeld in beweging gebracht worden.

4.2.3

Zowel de laad-/los- als de dampretouraansluitingen moeten door middel van een blinde flens gesloten kunnen worden. Materialen van aansluitingen moeten dezelfde zijn als die van de tankwand.

4.2.4

Zowel de laad-/los- als de dampretouraansluitingen zijn uitgerust met een dry disconnect coupling NAVO-standaard) en een stofkap of een drukkap. Materialen van aansluitingen moeten dezelfde zijn als die van de tankwand.

4.2.5.

De aansluitingen moeten adequaat beschermd worden tegen uitwendige beschadigingen die tijdens het vervoer kunnen optreden. Deze bescherming kan bestaan uit een stevige stalen beveiliging of door het chassis van het voertuig. Voor tankcontainers moeten alle aansluitingen zich binnen het ISO-frame bevinden. Zowel op de vloeistof- als op de dampaansluitingen moet duidelijk de naam ervan (vloeistof/damp) vermeld worden.Om te garanderen dat de bodemventielen/interne beveiligingen gesloten blijven bij beschadiging van de leidingen, dient het ontwerp zodanig te zijn dat de tankwand onbeschadigd blijft bij overmatige krachten op de leidingen.Aansluitleidingen, flenzen en afsluiterpen moeten geschikt zijn voor dezelfde testdruk als de tankwand.Deze aansluitingen moeten beveiligd zijn tegen bediening door onbevoegden.

4.3. Inwendige dampretourleiding4.3.1

De tankleiding moet voorzien zijn van een inwendige dampretourleiding (standpijp) van 50 mm, die van het bodemventiel/inwendige beveiliging tot in de dampfase reikt. De leiding moet zodanig ontworpen zijn dat vloeistofinstroom beperkt wordt, en moet zodanig ondersteund zijn dat ze bestand is tegen trillingen, tijdens het transport.

Bijlage 4 Ontwerp en constructievan tankwagen’s en tankcontainers

Page 29: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

29

5. Aardingsaansluiting5.1 Aardingsaansluitingen moeten voorzien zijn om gevaarlijke potentiaalverschillen te voorkomen, die kunnen ontstaan tussen de tank, de massa van het voertuig, de leidingen en de aarde gedurende het laden en lossen van het voertuig.Aardingsaansluitingen moeten aan beide zijden van de tank aangebracht zijn, en ook naast de losaansluitingen.

6. Isolatie6.1 Tankwagen’s/tankcontainers moeten worden geïsoleerd.

6.2 Het isolatiemateriaal moet:

a) Bestand zijn tegen Ethyleenoxide.b) Geschikt zijn om te functioneren bij de laagste omgevingstemperaturen die bij het transport van

toepassing zijn.

6.3 De volledige tank (met uitzondering van de flenzen en afsluiterpen) moet wordengeïsoleerd.

6.4 Alle geïsoleerde flenzen (bv. mangat …) moeten lekcollectoren hebben om te voorkomen dat er Ethyleenoxide terecht komt in de isolatie van de tank. De isolatie tussen de flens en de lekcollector moet uit foamglas bestaan.

6.5 De isolatie moet minstens 100 mm dik zijn.

6.6 Het isolatiemateriaal moet worden bedekt met een roestvrijstalen bescherming van minstens 0,8 mm dik (weerscherm).

7. InstrumentatieEr moeten inrichtingen geplaatst worden die de temperatuur en de druk meten. Voor nieuw materiaal is het raadzaam om de oppervlaktetemperatuur van de tankbodem te meten. De inrichting die de druk meet, moet in de dampfase geïnstalleerd worden.Beide inrichtingen moeten passend beschermd worden.

Bijlage 4 Ontwerp en constructievan tankwagen’s en tankcontainers

Page 30: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

30

Inhoud1. Inleiding 312. Definities 313. Productinformatie 32

3.1 Classificatie voor het vervoer over de weg 323.2 Alternatieve productnamen 323.3 Chemische formule 323.4 Brandbaarheid 323.5 Chemische reactiviteit 343.6 Ontleding 343.7 Ontleding 343.8 Polymerisatie 34

4. Gezondheidsrisico’s 344.1 Inademen van de damp 344.2 Huidcontact met vloeibaar ethyleenoxide 354.3 Ogen 35

5. Persoonlijk veiligheidsmateriaal 356. Laden/lossen 367. Vervoer 37

7.1 Gevarenborden/gevaarsetiketten 377.2 Aanwezigheid van schriftelijke instructies 377.3 Routebepaling 377.4 Veilig parkeren 377.5 Slechte weersomstandigheden 387.6 Vertragingen 387.7 Druk- en temperatuurcontroles 387.8 Algemene opmerkingen 38

8. Noodprocedure 388.1 Toename van temperatuur of druk in de tank 388.2 Damp-/vloeistoflekkages en/of brand 398.3 In geval van een ongeluk met gewonden of schade aan het voertuig, zonder brand of lekkage 39

Addendum 1 40Totale druk van vervoercontainers, gestabiliseerd met stikstof in functie van de laadtemperatuur 40

Addendum 2 41Groepskaart maatregelen bij ongeval Transport Emergency Card (TREMCARD) 41

Addendum 3 41ERIC-card 41

Bijlage 5 Algemene instructies voor ethyleenoxidechauffeurs

Page 31: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

31

1. InleidingEthyleenoxide (EO) is brandbaar, chemisch reactief en toxisch, met schadelijke eigenschappen voor zowel de gezondheid als het milieu. Niettemin kan het op een veilige manier behandeld, vervoerd en opgeslagen worden, mits de gepaste voorzorgsmaatregelen in acht genomen worden.

De ethyleenoxidechauffeur heeft een belangrijke taak. Hij begeleidt de lading en draagt gedurende het gehele vervoer de verantwoordelijkheid voor en staat in voor de technische zorg van het voertuig en de lading. Het is van essentieel belang dat de chauffeur volledig op de hoogte is van de aard van de mogelijke gevaren, die tijdens het vervoer van ethyleenoxide kunnen voorkomen, en van de maatregelen die bij een noodgeval getroffen moeten worden.

Deze algemene instructies voor ethyleenoxidechauffeurs zijn uitgewerkt door de EO Distributie Werkgroep van Cefic (Conseil Européen de l’Industrie chimique = Europese raad van de chemische industrie). Zij zijn geaccepteerd door alle Europese EO-producenten binnen Cefic als een uniform instructiepakket voor alle ethyleenoxidechauffeurs, en als basis voor specifieke producttraining voor chauffeurs.

Het doel van een uniform instructiepakket voor alle chauffeurs bestaat erin te garanderen dat ethyleenoxide zo veilig mogelijk behandeld en vervoerd wordt.

Er moet worden opgemerkt dat individuele ethyleenoxideproducenten aanvullende eisen mogen bepalen, waar dat gepast lijkt voor een veilig vervoer.Voordat het chauffeurs toegestaan is ethyleenoxide te vervoeren, moeten ze:

a) een geldig ADR-opleidingsgetuigschrift te hebben voor klas 2-produkten;b) een geldig opleidingsgetuigschrift te hebben van een specifieke trainingscursus voor ethyleenoxide.

Chauffeurs die met goed gevolg de ethyleenoxidetrainingscursus en bijbehorende test voltooid hebben, ontvangen hiervoor een op naam gesteld ethyleenoxidetrainingscertificaat.

Het trainingscertificaat zal wederzijds door alle ethyleenoxideproducenten, die lid zijn van Cefic, geaccepteerd worden.Chauffeurs zonder een ethyleenoxidetrainingscertificaat worden niet geaccepteerd voor het vervoer van ethyleenoxide.

2. Definities

Kookpunt De specifieke temperatuur waarbij een vloeistof wordt omgezet in de gas- / dampfase. Deze temperatuur is afhankelijk van de druk boven de vloeistof.

Dampdruk De druk boven de vloeistof, veroorzaakt door de damp in evenwicht met die vloeistof.

Vlampunt De laagste temperatuur waarbij damp boven de vloeistof kan worden ontstoken in combinatie met zuurstof uit de lucht.

Onderste explosiegrens

De minimale concentratie van een stof in de lucht, waar ontsteking mogelijk. Bij lagere concentraties is het mengsel te “arm”.

Bovenste explosiegrens

De maximale concentratie van een stof in de lucht, waar de ontsteking kan plaatsvinden. Bij hogere concentraties het mengsel te “rijk”.

Ontbindings- temperatuur

Een reactie waarbij een stof valt uiteen in verschillende andere delen (onderdelen). Heel vaak wordt tegelijk een aanzienlijke warmte geproduc.

Polymerisatie Een chemische reactie waarbij individuele moleculen van dezelfde stof worden gecombineerd om een veel groter molecuul (polymeer) te produceren. Vaak wordt tegelijk een aanzienlijke warmte geproduceerd.

Exotherm Een reactie met vorming van warmte b.v. polymerisatie met warmteontwikkeling is een exotherme reactie.

Bijlage 5 Algemene instructies voor ethyleenoxidechauffeurs

Page 32: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

32

ADR Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.

RID Reglement betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen per spoor.

IMO Internationale Maritieme Organisatie. (Organisatie voor het internationale vervoer over zee, met inbegrip van internationale veerboten).

3. Productinformatie3.1 Classificatie voor het vervoerADR/RID : Omschrijving: ethyleenoxide met stikstof tot een totale druk van 1 MPa (10 bar) bij 50 C°Klasse : Klasse 2, TFGevaarsidentificatienummer: 263Stofidentificatienummer: 1040

UK-voorschriften betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (1996):Omschrijving: zoals hierbovenVN-nummer: 1040Klasse : 2.3Secundair gevaar : 2.1Noodprocedurecode: 2 PE

3.2 Alternatieve productnamenEthyleenoxideEtheenoxide1,2-epoxyethaan(Normale afkorting: EO)

3.3 Chemische formule

C2H

4O of

Moleculemassa: 44.05

3.4 Classificatie en etikettering

Ingedeeld als gevaarlijk overeenkomstig de criteria van Verordening (EG) nr. 1272/2008

KLASSE - CATEGORIE - GEVARENAANDUIDINGEN

Flam. Gas - categorie 1 - H220 : Zeer licht ontvlambaar gas.Press. Gas - Vloeibaar gemaakt gas - H280 : Bevat gas onder druk; kan ontploffen bij verwarming.Chem. Unst. Gas - Categorie A H230: Kan explosief reageren zelfs in afwezigheid van lucht.Carc. - categorie 1B - H350 : Kan kanker veroorzaken.Muta. - categorie 1B - H340 : Kan genetische schade veroorzaken.Acute Tox - categorie 3 - H331 : Kan irritatie van de luchtwegen veroorzaken.Acute Tox. -categorie 4 - H302 : Schadelijk bij inslikken.STOT RE - categorie 1 H372 : Veroorzaakt schade aan het centrale zenuwstelsel bij langdurige of herhaalde blootstelling.

H2C

o

CH2

Bijlage 5 Algemene instructies voor ethyleenoxidechauffeurs

Page 33: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

33

STOT SE - categorie 3 - H335 : Kan irritatie van de luchtwegen veroorzaken.Eye Irrit - categorie 2 H319 : Veroorzaakt ernstige oogirritatie.Skin Irrit - categorie 2 - H315 : Veroorzaakt huidirritatie

ETIKETTERING VOLGENS VERORDENING EG NR. 1272/2008 (CLP)

Trefwoord: gevaar

H-ZINNEN

H220 Zeer licht ontvlambaar gas.H280 Bevat gas onder druk; kan ontploffen bij verwarming.H230 Kan explosief reageren zelfs in afwezigheid van lucht.H350 Kan kanker veroorzaken.H340 Kan genetische schade veroorzaken.H331 Giftig bij inademing.H302 Schadelijk bij inslikken.H319 Veroorzaakt ernstige oogirritatie.H335 Kan irritatie van de luchtwegen veroorzaken.H315 Veroorzaakt huidirritatie.

P-ZINNEN

P210 Verwijderd houden van warmte, hete oppervlakken, vonken, open vuur en andere ontstekingsbronnen. Niet roken.P280 Beschermende handschoenen, beschermende kleding en oogbescherming/gelaatsbescherming dragen.P260 Gas niet inademen.P311 Een ANTIGIFCENTRUM/arts raadplegen.P304 + P340 NA INADEMING: de persoon in de frisse lucht brengen en ervoor zorgen dat deze gemakkelijk kan ademen.P362 + P364 Verontreinigde kleding uittrekken en wassen alvorens deze opnieuw te gebruiken.

AANVULLENDE INFORMATIE

Uitsluitend voor gebruik door professionele gebruiker.

3.5 BrandbaarheidEthyleenoxide heeft een vlampunt van -18°C. Dat wil zeggen dat er bij -18°C en hogere temperaturen boven de ethyleenoxidevloeistof een brandbare damp aanwezig is. Die is brandbaar in lucht bij alle concentraties boven 2,6 volume-%. Er is geen bovengrens aan het brandbare gebied, zoals gewoonlijk, omdat verbranding overgaat in exotherme ontleding bij hogere concentraties tot 100 % ethyleenoxidedamp.Mengsels brandbare damp in lucht hebben meestal een bovenste explosiegrens (BEG). Bij de bovenste explosiegrens is het gasmengsel normaal gezien te “rijk” om te branden, omdat er te weinig zuurstof aanwezig is in de lucht. Maar ethyleenoxide heeft geen bovenste explosiegrens. Dus bij concentraties van ethyleenoxide in lucht boven 2,6 volume-% is ethyleenoxidedamp altijd brandbaar of explosief.Vanwege het lage kookpunt (10,5°C) en de brandbaarheid lijkt ethyleenoxide in een aantal opzichten op LPG. Maar een belangrijk verschil is dat ethyleenoxide volledig mengbaar is met water. Een ander belangrijk verschil is de zeer lage ontbrandingsenergie van ethyleenoxide.Als ethyleenoxide verdund wordt met water, kan het toch nog brandbare dampen veroorzaken. Zelfs een oplossing van 1% ethyleenoxide in water heeft een vlampunt van 22°C. Daarom moet alle gemorste vloeistof minstens 100 keer verdund worden.Om ethyleenoxidelekkages te verdunnen, moet er altijd zo veel mogelijk water gebruikt worden. Als onvoldoende verdunde oplossingen in afvoeren of riolen terechtkomen, kan er nog steeds een risico van brandbaarheid bestaan.De zelfontbrandingstemperatuur in lucht is 429°C.

Bijlage 5 Algemene instructies voor ethyleenoxidechauffeurs

Page 34: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

34

3.6 Chemische reactiviteitEthyleenoxide is een zeer reactieve, chemische stof die vooral in de nabijheid van een katalysator reageert met verbindingen zoals water, alcoholen, ammonia, aminen en organische zuren. Deze reacties kunnen zelfversnellend zijn en aanzienlijke hoeveelheden warmte genereren. Daarom is het uiterst belangrijk om ervoor te zorgen dat het nooit onbedoeld gemengd wordt met andere, chemische stoffen, inclusief water.Juist de reactiviteit ervan maakt ethyleenoxide zo belangrijk als grondstof voor de bereiding van andere, nuttige, chemische stoffen. Het belangrijkste derivaat is ethyleenglycol. Dat derivaat wordt gebruikt in antivries en voor de productie van polyestergarens.Andere ethyleenoxidederivaten worden gebruikt als oppervlakteactieve stoffen en oplosmiddelen.Ethyleenoxide zelf wordt gebruikt als desinfectans en sterilisatiemiddel in gecontroleerde omstandigheden.

3.7 OntledingBij temperaturen boven 560°C kan de damp van EO boven de vloeistof spontaan gaan ontleden, en zo een explosie veroorzaken. Daar is geen zuurstof voor nodig.De ontleding en explosie kunnen door verdunning van de dampen met een geschikt inert gas, meestal stikstof, voorkomen worden.

De stikstof moet zeer zuiver zijn:• zuiverheid 99,99% minimaal• zuurstof 20 ppm maximaal• water 5 ppm maximaal

3.8 PolymerisatieVloeibaar ethyleenoxide is zeer gevoelig voor polymerisatie, die gestart kan worden door zuren, basen of katalysatoren, zoals metaaloxiden en watervrije chloriden van ijzer, aluminium en tin. Daarom is het zeer belangrijk om het materiaal schoon te houden, wanneer we met ethyleenoxide omgaan, en om ervoor te zorgen dat ongewilde vermenging met andere chemische stoffen niet gebeurt, bv. tijdens schoonmaakactiviteiten.De polymerisatiereactie is sterk exotherm en indien de temperatuur niet onder controle blijft, zal de polymerisatie zichzelf versnellen waarbij ongereageerde ethyleenoxide verdampt en mogelijk een explosieve ontleding optreedt.Het komt ook voor dat polymerisatie langzaam plaatsvindt, waarbij een polymeer in vaste en thermisch stabiele vorm ontstaat. Voorbeelden van langzame polymerisatie vindt men soms in laad- en losleidingen en in filters.

4. Gezondheidsrisico’sEO is erkend als een direct werkende mutagene stof en heeft het potentieel om mutaties te veroorzaken in weefselcellen die eraan blootgesteld zijn.Dierexperimenten geven aan dat EO als waarschijnlijk carcinogeen voor mensen beschouwd moet worden.De voorschriften ten aanzien van persoonlijke blootstellingslimieten voor EO in de lucht variëren tussen de verschillende Europese landen. Momenteel variëren deze waarden tussen 1 en 10 ppm.

4.1 Inademen van de dampInademen van EO-damp irriteert de ademhalingsorganen en veroorzaakt ophoping van vloeistof in de longen. De symptomen kunnen zich pas enkele uren later voordoen, en kunnen worden verergerd door fysieke inspanningen.De gewonde persoon moet rusten en daarom is opname in een ziekenhuis essentieel.Wanneer deze blootgesteld is aan hogere dampconcentraties, kunnen misselijkheid en braken als eerste symptomen optreden.Eerste hulp: frisse lucht, rust en onmiddellijk een arts waarschuwen!

Bijlage 5 Algemene instructies voor ethyleenoxidechauffeurs

Page 35: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

35

4.2 Huidcontact met vloeibaar ethyleenoxideWanneer vloeibaar EO op de blootgestelde huid wordt gemorst, kan deze rood worden. Maar langduriger contact kan de huid beschadigen.

Oplossingen van EO in water kunnen, afhankelijk van de EO-concentratie en de duur van de blootstelling, ernstige chemische beschadiging veroorzaken. Concentraties van ongeveer 50% lijken het gevaarlijkst te zijn. Maar de huid kan al geïrriteerd raken door EO-concentraties van slechts 1% in water of door EO-damp (figuur 4).

Intensief huidcontact kan resulteren in chronisch, allergisch eczeem.Eerste hulp: spoel de huid onmiddellijk met veel water gedurende minstens 15 minuten, terwijl de verontreinigde kleding en schoenen verwijderd dienen te worden. Bel een arts.

4.3 OgenEO-damp irriteert het slijmvlies van de ogen.Vloeibaar EO en oplossingen van EO in water kunnen ernstige brandwonden en blijvende beschadiging van het hoornvlies veroorzaken.

Eerste hulp: ogen spoelen met veel water gedurende 10-15 minuten en onmiddellijk een arts waarschuwen!

BIJ AANRAKING MET EO ALTIJD ONMIDDELLIJK MEDISCHE HULP INROEPEN.

5. Persoonlijk veiligheidsmateriaalIndien de kans op blootstelling aan vloeistof en/of het inademen van damp bestaat, dient geschikt persoonlijk beschermingsmateriaal gedragen te worden. Minimaal dient het volgende materiaal gebruikt te worden :

• zuurbril• resistente handschoenen (bv. butylrubber) Natuurrubber, pvc of nitrilrubber biedt mogelijk

GEEN adequate weerstand.• geschikt adembeschermingsapparaat.

Het persoonlijke beschermingsmateriaal moet schoon zijn en goed verzorgd worden. De EO-chauffeur moet bekend zijn met het juiste gebruik van dit materiaal.

Figuur 3 : brandblaren en brandwonden veroorzaakt door een mengsel van ethyleenoxide en water

Bijlage 5 Algemene instructies voor ethyleenoxidechauffeurs

Page 36: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

36

Controleer de veiligheidsinformatiebladen van uw leverancier voor meer informatie.Kleding in geval van brand:

• gebruik persluchtapparatuur en beschermende kleding welke bestand is tegen chemische invloeden en draag handschoenen en laarzen gemaakt uit butyl-rubber;

• verontreinigde kleding onmiddellijk verwijderen, bij voorkeur onder de douche; • verontreinigde kleding, schoeisel en lederwaren vernietigen.

6. Laden/lossenDe laad- en losplaatsen moeten op een veilige afstand van de opslagtanks gelegen zijn. Wegens de polymerisatie moeten verontreinigingen vermeden worden. Daarom mogen alleen specifieke tankwagen’s, tankcontainers en spoorketelwagens voor ethyleenoxide gebruikt worden, en deze moeten altijd onder stikstofdruk gehouden worden.

Ieder voertuig moet vóór het laden visueel geïnspecteerd worden om te garanderen dat het voertuig in goede mechanische staat verkeert. De dampruimte moet altijd bemonsterd en getest worden op zuurstofgehalte (maximaal 0,3%). De laad-/losafsluiters moeten worden gecontroleerd op lekdichtheid. Vóór het aansluiten moet de tank geaard worden en moeten de slangaansluitingen met stikstof gespoeld worden. De maximale vulgraad van een tank is 0,78 kg/liter inhoud.

Na het laden wordt met stikstof de tank onder druk gezet. Addendum 1 toont de maximale en minimale, totale evenwichtsdruk om:

• te garanderen dat de gasfase inert blijft, zelfs wanneer deze tot 50°C verwarmd wordt,• te garanderen dat de druk niet boven de 10 bar stijgt bij verwarming tot 50°C.

Bij het vullen van vervoertanks dient er voldoende rekening gehouden te worden met het feit dat zich een evenwicht tussen gas en vloeistof moet instellen nadat de tank gesloten werd. Afhankelijk van de laadomstandigheden zal er rekening gehouden moeten worden met 0,5-1,0 bar. Zelfs na het lossen moeten de ethyleenoxidetanks op een minimale manometerdruk van 3 bar gehouden worden met behulp van stikstof.Chauffeurs moeten hun chef/leverancier inlichten indien zij vinden dat de losomstandigheden niet voldoen aan de nodige veiligheidsvoorschriften.Afsluiters van tanks waarin ethyleenoxide voor een lange tijd is opgeslagen, kunnen door polymeervorming verstopt zijn. In dat geval moet de afsluiter gesloten worden en deskundig advies worden ingewonnen. Tanks moeten regelmatig gebruikt worden of schoongemaakt, indien ze lang niet gebruikt werden.Laad- en losfaciliteiten in terminals moeten een op afstand bedienbare afsluiter tussen de opslagtanks en de laad-/losvoertuigen hebben.

Laad- en losprocedure: hoofdpuntenVoor het laden of lossen moeten de volgende punten in acht genomen worden.

• Aarding: tijdens het laden of lossen moet het voertuig geaard zijn. De aardkabel moet worden vastgemaakt en een afdoende aarding moet vastgesteld zijn, voordat de laad-/loskoppelingen gemaakt worden. Op het einde van de laadprocedure moeten op dezelfde manier de laad-/loskoppelingen losgekoppeld zijn, voordat de aardkabel losgemaakt wordt.

• Tankvoertuig: zorg ervoor dat vóór het laden altijd het zuurstofgehalte gemeten wordt. Dit gehalte MOET lager zijn dan 0,3 volume-%.

• Adembescherming: tijdens het aan-/loskoppelen moet adembescherming gedragen worden.• Aansluitingen: de flexibele slangen moeten na het aankoppelen met stikstof onder druk gezet worden, en de

aansluitingen moeten met behulp van een zeeptest of een gelijkwaardige meting op dichtheid gecontroleerd worden, voordat met het laden begonnen kan worden.

Vóór het loskoppelen moeten de flexibele slangen gespoeld worden met stikstof.

Bijlage 5 Algemene instructies voor ethyleenoxidechauffeurs

Page 37: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

37

7. Vervoer7.1 Gevarenborden/gevaarsetikettenVolle en ook lege, niet-schoongemaakte EO-voertuigen moeten gevaarsaanduidingen hebben overeenkomstig de gestelde vervoervoorschriften. Voor ADR-vervoer moeten voertuigen bijvoorbeeld voorzien zijn van :

• gevaarsaanduiding 2.3. (giftig gas)• gevaarsaanduiding 2.1. (brandbaar gas)

Voorts moeten het gevaarsidentificatienummer (263) en het stofidentificatienummer (1040) op het voertuig zijn aangebracht (figuur 5).

7.2 Aanwezigheid van schriftelijke instructiesChauffeurs die belast zijn met het vervoer van geladen en ook lege, nietschoongemaakte EO-voertuigen, moeten in het bezit zijn van de Transport Emergency Card (TREMCARD) in de betreffende talen, afhankelijk van de route en het einddoel van het voertuig.De Tremcard en tevens de Emergency Response Intervention Card (ERIC-card) zijn bijgevoegd in addenda 2 en 3.

7.3 RoutebepalingHet vervoer van ethyleenoxide moet volgens de ADR-voorschriften gebeuren. In overeenstemming daarmee moet de route zorgvuldig geselecteerd worden. Voor zover mogelijk moet de route gebruikmaken van snelwegen en bewoonde gebieden vermijden.De verkozen route moet door alle betrokken partijen gekend zijn.

7.4 Veilig parkerenDe chauffeurs moeten ervoor zorgen dat het voertuig ofwel bewaakt wordt, ofwel op een veilige plaats geparkeerd wordt in overeenstemming met de ADR-voorschriften.In de omgeving mogen geen mogelijke warmte- of vuurbronnen aanwezig zijn, en het voertuig moet in noodsituaties gemakkelijk verwijderd kunnen worden.

De chauffeurs moeten de vervoerder STEEDS op de hoogte brengen van hun nachtelijke parkeerlocatie.

Figuur 4 : label voor gevaarlijke goederen en gevaarsidentificatienummer

Bijlage 5 Algemene instructies voor ethyleenoxidechauffeurs

Page 38: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

38

7.5 Slecht weerWanneer het vervoer gepaard gaat met slechte weersomstandigheden, bijvoorbeeld gladde wegen, sneeuw of een slecht zicht, moet halt gehouden worden op het volgende, geschikte parkeerterrein in overeenstemming met de ADR/Nationale-voorschriften.

7.6 VertragingenVertragingen tijdens het vervoer wegens zeer slechte weersomstandigheden, pech of andere redenen moeten zo snel mogelijk meegedeeld worden aan de leverancier. Ongevallen tijdens het vervoer moeten ook zo snel mogelijk aan de leverancier meegedeeld worden.

7.7 Controles van de druk en de temperatuur tijdens langere reizenVoor wegvervoer moeten de druk en/of de temperatuur van de tankinhoud regelmatig gecontroleerd en op een controlelijst of in een logboek genoteerd worden.

7.8 Algemene opmerkingenOok al worden voertuigen en tanks in een goede staat gehouden en door vakbekwame en ervaren chauffeurs begeleid, toch kunnen er zich onderweg onvoorziene situaties of problemen voordoen, die zij zelf niet kunnen afhandelen.Als er zich met betrekking tot het product tijdens de reis of op het terrein van de klant technische of veiligheidsproblemen voordoen, moeten de chauffeurs dit direct telefonisch melden aan hun leidinggevende.

8. NoodprocedureAls de nodige vervoervoorschriften worden gevolgd, en aan de in dit document opgesomde eisen wordt voldaan, is de kans op een noodsituatie bij het vervoer van ethyleenoxide erg klein.

Niettemin is het van het grootste belang dat chauffeurs weten welke maatregelen zij in noodsituaties dienen te nemen.

8.1 Toename van temperatuur of druk in de tankDe temperatuur van ethyleenoxide mag tijdens de reis met niet meer dan 3°C in 24 uur stijgen. Normaal stijgt de druk in de tank niet, en in normale omstandigheden stijgt de druk alleen als de temperatuur stijgt.

Indien een snellere temperatuurstijging wordt waargenomen, of een temperatuur van 25°C wordt bereikt, of de druk beduidend stijgt, volg dan de volgende noodprocedure :

1. Doe al het mogelijke om het voertuig naar een open gebied te rijden, weg van gebouwen of bevolkte gebieden. Parkeer, verlaat het voertuig en neem het volgende mee: temperatuur- en drukregistraties, de Transport Emergency Card (TREMCARD), de vervoerdocumenten.

2. Waarschuw iedereen in de omgeving en houd mensen uit de buurt.3. Neem onmiddellijk contact op met de plaatselijke politie en brandweer.4. Zorg ervoor dat de leverancier zo spoedig mogelijk wordt ingelicht, en verstrek gedetailleerde informatie:

wanneer de toename begon, hoe lang de temperatuur/druk al toeneemt, wat de actuele temperatuur/druk is.

5. Help de plaatselijke overheden en overhandig de de Transport Emergency Card (TREMCARD).6. Controleer of de temperatuur en/of druk blijft stijgen. Bereikt de temperatuur 40°C of benadert de druk

de maximaal toegestane werkdruk van de tank, of is de temperatuurtoename zeer snel, bv. 2-3°C per 5-10 minuten, dan is onmiddellijke evacuatievan het gebied noodzakelijk.

Verzoek de plaatselijke politie dringend om de omgeving onmiddellijk te evacueren en breng de mensen zo ver mogelijk weg van de tank.

Bijlage 5 Algemene instructies voor ethyleenoxidechauffeurs

Page 39: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

39

8.2 Damp-/vloeistoflekkages en/of brand1. Verlaat het voertuig onmiddellijk.2. Waarschuw iedereen in de omgeving en zorg dat iedereen zo ver mogelijk uit de buurt van het voertuig blijft.3. Neem onmiddellijk contact op met de plaatselijke politie en brandweer.4. Breng de leverancier zo spoedig mogelijk op de hoogte.

8.3 In geval van een ongeluk met gewonden of schade aan het voertuig, zonder brand of lekkage

1. Neem onmiddellijk contact op met de plaatselijke politie.2. Breng de leverancier zo spoedig mogelijk op de hoogte.3. Indien het voertuig niet meer verplaatst kan worden, moeten de oranjewaarschuwingsknipperlichten/

lichtgevend kegels ontstoken worden om de voor- en achterkant van het voertuig te beveiligen. Blijf de temperatuur en druk van de tank regelmatig controleren en noteren.

Bijlage 5 Algemene instructies voor ethyleenoxidechauffeurs

Page 40: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

40

Addendum 1 Totale druk van vervoercontainers

Bron: J.H. Burgoyne, K E Bett en R Lee, I Chem E, symposiumreeks nr. 25, (1963) De explosieve ontleding van ethyleenoxidedamp onder druk Deel 2 [Terug naar inhoudsopgave)]

Tota

le d

ruk

in t

ank

BA

R a

bsol

uut

Temperatuur (°C)

-10 0 10 20 30 40 50 60

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

NIET EXPLOSIVEF

GEBIED

Ethyleenoxidedampdruk

GEV

AREN

GRE

NS

Aanb

evol

en w

erkl

imie

t

Bijlage 5 Algemene instructies voor ethyleenoxidechauffeurs

Page 41: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

41

Addendum 2ERIC-kaart (versie 2.12)Stof: ETHYLEENOXIDE MET STIKSTOFVN-nummer: 1040HIN: 263ADR-etiket: 2.3+2.1ADR-klasse: 2Classificatiecode: 2TFVerpakkingsgroep:ERIC: 2-12

Informatie omtrent het reageren in noodsituaties Brandbaar, toxisch, vloeibaar gas.

1. Eigenschappen• Gevaarlijk voor de huid, de ogen en de luchtwegen.• Vormt met lucht een explosief mengsel.• Toxisch bij inademing of bij intrekking in de huid.• Het gas wordt geabsorbeerd of gemakkelijk gedispergeerd door waternevel/spray.

2. Gevaren• Geeft bij brand toxische of irriterendegassen of dampen af.• Opwarming van de container(s) zal de druk doen stijgen, waardoor de kans bestaat dat de container(s)

gaa(t)(n) barsten, en er onmiddellijk een expanderende, toxische dampwolk vrijkomt die kan ontbranden en zo een explosie (VCE) veroorzaken, en een drukgolf tot stand brengen.

• Aanraking met de vloeistof zal bevriezingsverschijnselen en ernstige schade aan de ogen veroorzaken.• Het gas kan onzichtbaar zijn en in riolen, kelders of besloten ruimtes terechtkomen.

3. Persoonlijke bescherming• Gasdicht pak.• Het personeel beschermen tegen uitgestraalde warmte met een waternevelgordijn of andere

beschermende maatregelen tegen de warmte.• Isolerende onderkledingstukken en dikke, textielen of lederen handschoenen.• Overweeg om onder het pak normale brandbestrijdingskleding te dragen.

4. Interventiemaatregelen4.1 ALGEMEEN

• Niet roken, ontbrandingsbronnen elimineren.• GEVAAR VOOR DE OPENBARE VEILIGHEID - Waarschuw de mensen in de buurt dat ze binnen

moeten blijven, en deuren en ramen gesloten moeten houden. Schakel alle ventilatie uit. Overweeg om mensen die in onmiddellijk gevaar zijn, te evacueren.

• Behoud een positie tegen de wind in. Doe beschermingsmateriaal aan, voordat u gevaarlijk gebied betreedt.

• Beperk het aantal personeelsleden in het risicogebied tot een minimum.• Waarschuw de mensen dat ze kelders, riolen of andere besloten ruimtes moeten verlaten en niet

opnieuw mogen betreden.

Bijlage 5 Algemene instructies voor ethyleenoxidechauffeurs

Page 42: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

42

4.2 GEMORSTE STOF

• Stop lekken indien mogelijk.• Controleer de explosiegrenzen.• Gebruik vonkvrije handwerktuigen en intrinsiek veilig materiaal.• Haal een gaswolk neer of dispergeer ze met waterspray.• Als er stof in een waterloop of riool terechtgekomen is, breng dan de verantwoordelijke overheid

op de hoogte.• Ventileer riolen en kelders, als er geen gevaar is voor het personeel of het publiek.• Als er geen deskundig advies voorhanden is, doordrenk gemorste stof dan met waterspray om de

verdamping te stimuleren, en om gas te absorberen, maar vermijd onnodige afvloeiing, want die zal vervuiling veroorzaken.

4.3 BRAND (WAARBIJ DE STOF BETROKKEN IS)

• Hou de container(s) koel met water.• Snij de gastoevoer af, als dat op een veilige manier kan gebeuren.• Blus de vlam van lekkend gas NIET, tenzij dat ABSOLUUT noodzakelijk is.• Werk vanuit een beschermde positie, om het gevaar voor het personeel te beperken.

Gebruik onbemande monitors of spuitlansen.• Blus met waternevel (spray) of droog poeder.• Gebruik geen waterstraal om te blussen.• Gebruik indien mogelijk waterspray om branddampen neer te halen.• Vermijd het onnodig afvloeien van blusmiddelen, want dat kan vervuiling veroorzaken.

5. Eerste hulp• Als er stof in de ogen raakt, spoel ze dan gedurende minstens 15 minuten uit en raadpleeg onmiddellijk

een arts.• Verwijder verontreinigde kleding onmiddellijk en doordrenk aangetaste huid met veel water.• Mensen die in aanraking gekomen zijn met de stof of dampen ingeademd hebben, moeten onmiddellijk

een arts raadplegen. Geef alle beschikbare productinformatie door.• In geval van brandwonden de aangetaste huid onmiddellijk en zo lang mogelijk afkoelen met koud water.

De kleding die aan de huid vastzit, niet verwijderen.• Mond-op-mondbeademing moet worden vermeden. Gebruik andere methodes, bij voorkeur zuurstof- of

persluchtapparatuur.• Ontdooi bevroren delen voorzichtig met koud water.

6. Essentiële voorzorgsmaatregelen voor productterugwinning• Gebruik geen gewoon terugwinningsmateriaal. Vraag onmiddellijk om het advies van een deskundige.

7. Voorzorgsmaatregelen na de interventie7.1 UITKLEDEN

• Doordrenk een verontreinigd pak en een verontreinigd ademhalingstoestel eerst met water, en verwijder pas dan het gezichtsmasker en het pak.

• Gebruik een chemisch beschermpak en een onafhankelijk ademhalingstoestel tijdens het uitkleden van collega’s of het behandelen van verontreinigd materiaal.

7.2 SCHOONMAAK MATERIAAL

• Vraag om het advies van een deskundige vóóraleer de plaats van het incident te verlaten.

Bijlage 5 Algemene instructies voor ethyleenoxidechauffeurs

Page 43: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

43

Bijlage 6 Inspectie van transportmiddelen

1. Routine-inspectie van tankwagens en tankcontainers in laadstations

Indien aan een van de volgende voorwaarden niet wordt voldaan, moet de laadprocedure gestopt en de situatie gecorrigeerd worden, voordat het laden voortgezet mag worden.

a. Vóór het laden1. Zijn er zichtbare belemmeringen aan het voertuig die veilig rijden verhinderen?

(bv. verlichting en banden in goede staat)2. Tankwagen/trekker/chassis: - ADR-certificaat geldig/aanwezig?3. Bestuurder: geldig ADR-opleidingsgetuigschrift voor het vervoer van gevaarlijke stoffen van klas 2 en een

geldig specifiek EO-trainingscertificaat?4. Voor tankcontainers: is de tankcontainerplaat geldig?5. Zijn alle ‘gevaars-etiketten en gevarenborden (263/1040) aangebracht?

Voor wegvervoer: is de Tremcard in alle vereiste talen aanwezig in het voertuig?6. Heeft de chauffeur alle PBM’s en al het veiligheidsmateriaal in zijn bezit?

(zoals gespecificeerd wordt door de Tremcard)7. Bepaal het maximale nettolaadvermogen op basis van:

• het tarragewicht• het land van bestemming• vervoerswijze• de maximale vullingsgraad

8. Zijn alle afsluiters gesloten bij aankomst?9. Bevindt de tank zich op de juiste laadlocatie?10. Zijn de wielen van de tank geblokkeerd door stopblokken of andere werktuigen?11. Functioneren alle afsluiters goed?12. Is de zuurstofconcentratie lager dan 0,3%? De tank moet onder een stikstof- en ethyleenoxideatmosfeer

gebracht worden volgens Addendum 1 van Bijlage 5.

b. Tijdens het laden1. Is de maximale vullingsgraad niet overschreden?

c. Na het laden1. Is de tank op voldoende stikstofdruk gebracht voor vervoer?2. EIs het maximale brutogewicht niet overschreden? (controle m.b.v. weegbrug)3. Werd er een lekproef uitgevoerd (bodemafsluiter en zijafsluiter)?4. Zijn alle afsluiters gesloten en afgeblind, en zijn alle bouten aanwezig OF

zijn alle dry disconnect coupling /metalen kappen aanwezig?5. Zijn alle verzegelingen en/of vergrendelingen aangebracht?

Page 44: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

44

2. Routine-inspectie van spoorketelwagens (RTC’s) in laadstationsIndien aan een van de volgende voorwaarden niet wordt voldaan, moet de laadprocedure gestopt en de situatie gecorrigeerd worden, voordat het laden voortgezet mag worden.

a) Vóór het laden1. Is het betrokken spoor beveiligd om botsingen te voorkomen?2. Is de spoorketelwagen uitsluitend bestemd voor het vervoer van ethyleenoxide?3. Is de inspectiedatum niet overschreden?4. Zijn alle ‘gevaarsetiketten en gevaarsborden( 263/1040) aangebracht?5. Is het tarragewicht bekend?6. Zijn alle afsluiters goed gesloten bij aankomst?7. Zit de noodbout, die de bodemafsluiters mechanisch opent, op een veilige positie in het RTC-chassis?

(Deze noodbout mag uitsluitend gebruikt worden om de bodemafsluiterpen te openen in een noodsituatie. Het is ten strengste verboden om met het laden te starten met een door de noodbout geblokkeerde noodafsluiter.)

8. Bevindt de RTC zich op de juiste laadlocatie?9. Zijn de wielen van de RTC geblokkeerd door stopblokken?10. Functioneren alle afsluiters goed?11. Is de zuurstofconcentratie lager dan 0,3%? De tank moet onder een stikstof- en ethyleenoxideatmosfeer

gebracht worden volgens Addendum 1 van Bijlage 5.

b) Tijdens het laden1. Is de maximale vullingsgraad niet overschreden?

c) Na het laden1. Is de RTC op voldoende stikstofdruk gebracht voor vervoer?2. Is het maximale brutogewicht niet overschreden?3. Werd er een lekproef uitgevoerd (bodemafsluiter en eindafsluiter)?4. Zijn alle afsluiters gesloten en afgeblind, en zijn alle bouten aanwezig OF

zijn alle dry disconnect coupling /metalen kappen aanwezig?5. Zijn alle verzegelingen en/of vergrendelingen aangebracht?

3. Eerste inspectie van tankwagen’s, tankcontainers en spoorketelwagens (RTC’s)

Voordat tankwagen’s, tankcontainers of RTC’s voor de eerste maal voor ethyleenoxide gebruikt worden, of opnieuw in gebruik genomen worden na onderhoud of reparatie, moet een verantwoordelijke persoon van het laadbedrijf een controle uitvoeren op de volgende punten:

a) transportmiddel volledig in overeenstemming met de constructietekeningen?b) werden de juiste pakkingen gemonteerd? (-spiral wound stainless steel type 304, filled with pure graphite

(99,9%)’. OF ‘tanged graphite’)c) werd de tank behoorlijk schoongemaakt? (zandstralen en stofzuigen voor koolstofstalen tanks, waarbij alle

roest verwijderd werd; ontvetten van roestvrijstalen tanks.)d) functioneren alle afsluiters goed? (Hydraulische bodemafsluiterstandaanduider, figuur 5)

Het is raadzaam om bij het voor het eerst laden van een nieuw of gerepareerd voertuig een speciale “ingebruiknameprocedure” te volgen. Die procedure zou onder meer drukdichtheidsproeven met stikstof vóór het laden en tevens EO-lekproeven na het starten met het laden moeten omvatten.

Bijlage 6 Inspectie van transportmiddelen

Page 45: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

45

Bijlage 6 Inspectie van transportmiddelen

4. Onderhoud van transportmiddelenOnvoorzien onderhoud van het transportmiddel kan nodig zijn als snelafsluiters of bodemafsluiters van tankwagens/tankcontainers of RTC’s niet goed meer functioneren. Overeenkomstige problemen kunnen zich voordoen met de “excess-flow”-ventielen van tankcontainers en tankwagen’s. Afsluiters kunnen vastzitten door kleine hoeveelheden polymeer.

Klanten moeten worden geïnstrueerd om alle onregelmatigheden met de bediening van afsluiters onmiddellijk te melden aan de leverancier. Het markeren van de probleemafsluiter kan zeer nuttig zijn.

Leveranciers van RTC’s dienen een nauw contact te onderhouden met plaatselijke spoorwegautoriteiten betreffende alle zaken die met het chassis/remwerk van de RTC’s te maken hebben.

Figuur 5 : hydraulische bodemafsluitermeter

Page 46: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

46

De volgende voorwaarden moeten zorgvuldig gecontroleerd worden (voorgestelde controlelijst). Als aan één of meer van deze voorwaarden niet voldaan wordt, moet met het laden gestopt worden, de situatie gecorrigeerd worden, en dan pas herbegonnen worden met het laden.

Voorbeeld van een controlelijst voor spoorketelwagens Spoorketelwagens voor vloeistoffen - inspectie vóór het vertrek

1. IDENTIFICATIE

1.1 Wagennummer:

1.2 Wagen leeg/geladen:

1.3 Geladen/geloste stof:

1.4 Gevaarsidentificatienummer/VN-nummer:

1.5 Voor vervoer toegestane stof: JA NEEN

1.6 Volgende periodieke inspectie:

1.7 Laatste, grondige inspectie van het onderstel:

1.8 Inspectiedata geldig: JA NEEN

2. ALGEMENE TOESTAND JA NEEN NVT

2.1 Zichtbare schade (isolatie, wandplaat, onderstel, materiaal...)

2.2Wagen gemerkt met afwijkingsnota spoorwegenZo ja: welk soort nota

Welk defect/welke schade

2.3 Wagen en aansluitingen vrij van lekken/stofresten.

2.4 Algemene toestand van wagen o.k.

3. LABELS/TEKENS JA NEEN NVT

3.1 Merkopschrift wandplaat/onderstel en tank behoorlijk leesbaar.

3.2 3Voorgeschreven (RID) gevaarsetiketten aangebracht (L/R)

3.3Voorgeschreven (RID) gevarenborden (gevaarsidentificatienummer/VN-nummer) aangebracht (L/R).

3.4 Stofnaam weergegeven op wagen (L/R)

3.5gevarenborden / gevaarsetiketten verwijderd indien schoongemaakt (L/R)

3.6Specifieke tekens (noodtelefoonnummers, aanwezigheid van stikstof, onder atmosferische lucht, enz.) (L/R)

3.7 Bedieningsinstructies bodemafsluiter aanwezig

Bijlage 7 Voorbeeld van een controlelijst voor spoorketelwagens

Page 47: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

47

Bijlage 7 Voorbeeld van een controlelijst voor spoorketelwagens

4. BODEMLOS-/BODEMLAADSYSTEEM JA NEEN NVT

4.1 Zichtbare schade/zichtbaar defect los-/laadsysteem

4.2 Klepstandaanduider van het bodemventiel in gesloten toestand

4.3 Zijafsluiter (vloeistof- en dampterugvoer) in gesloten toestand

4.4Uitlaataansluitingen gemonteerd met vastgedraaide stofkappen of vastgedraaide drukkappen

4.5 Stofkappen of drukkappen gemonteerd met een ketting

4.6 Zijafsluiters stevig vastgemaakt met bevestigingspennen

4.7Bediening bodemventiel stevig vastgemaakt met bevestigingspennen

4.8 Bevestigingspennen gemonteerd met kettingen

4.9 Hydraulisch systeem vrij van lekken

4.10 Afsluiters verzegeld?

4.11De bodemklep van het beveiligde systeem met veiligheidspinnen bevestigen

4.12 Veiligheidsspelden met kettingen

4.13 Volledig gesloten hydraulisch systeem (geen lekken)

4.14 Verzegelde afsluiters

4.15 Aanwezigheid van een aardpunt

5. BUITENKANT TANK JA NEEN NVT

5.1 Geen produktresten op tank

5.2 Isolatie in behoorlijke toestand

5.3 Superieure fittingen goed gesloten (vb geschroefde flenzen)

5.4 Juiste verbinding tussen buis en fitting

5.5 Bovenflenzen moeten gemarkeerd worden (kleurcode of naam)

5.6 Veilig en gesloten beschermkap (indien aanwezig)

5.7 Mangat voorzien van geschikte dichtingené

5.8Mangat moet worden voorzien van aangescherpte bouten die kunnen gekanteld worden

5.9 Verzegelde afsluiters

6. ONDERSTEL JA NEEN NVT

6.1 Dwarsbrug in behoorlijke toestand

6.2 Trappen in behoorlijke toestand

6.3 Remblokken in behoorlijke toestand

6.4 Remslangen/-koppelingen in behoorlijke toestand

Page 48: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

48

7. LEKPROEVEN JA NEEN NVT

7.1 Lekproef uitgevoerd en

7.2 Wegdek in goede staat

7.3 Remschijven in goede staat

7.4 Slangen en remleidingen in goede staat

7.5 Handrem mechanisme in goede staat

8. TESTEN LEK JA NEEN NVT

8.1

Lektesten uitvoeren:

8.1.1 ontlastklep volledig afdekken

8.1.1 afvoerklep sluiten

9. OPMERKINGEN

Geïnspecteerd door: Datum:

: moet ook geïnspecteerd worden vóór het laden

Annexe 7 Exemple de liste de pointage pour les wagons-citernes

Page 49: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

49

Bijlage 8 Handleiding voor een veiligheidsbezoek aan de ontvangst- en opslagfaciliteiten van ethyleenoxideklanten

1. Inleiding1.1 Het doel van dit plan is te garanderen dat op het terrein van de klant de kwaliteit van het materiaal voldoende is, en de juiste werkingsprocedures gehanteerd worden om veilig lossen en opslaan van ethyleenoxide mogelijk te maken.

2. Reikwijdt2.1 Dit bezoekplan is van toepassing op het lossen van EO na transport over de weg of per spoor en dit bij alle klanten.

2.2 Het hoofddoel is te garanderen dat de lossing van EO vanuit het afleverende voertuig naar de opslagtank op een veilige manier uitgevoerd kan worden. Maar omdat het opslagsysteem en de opslagprocedures de veiligheid van de losprocedure kunnen beïnvloeden, moet ook met dat systeem en die procedures rekening gehouden worden.

2.3 Het bezoek dient ook gebruikt te worden om :• Alle veranderingen qua beleid, procedures of materiaal sinds het vorige bezoek vast te stellen en te registreren.• Opmerkingen over de vervoerprocedure en het gebruikte transportmiddel van de klant te verkrijgen.

3. Het bezoek3.1 Het is raadzaam om de controlelijst volgens Addendum 1 tijdens het bezoek te gebruiken als een hulpmiddel, om ervoor te zorgen dat alle relevante punten behandeldworden.

3.2 De toelichting (Addendum 2) geeft een verklaring van de controlelijst en, in enkele gevallen, van de aanbevolen minimumnormen.

Page 50: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

50

Bijlage 8 Een handleiding voor een veiligheidsbezoekaan de ontvangst- en

opslagfaciliteiten van ethyleenoxideklanten

Addendum 1

Controlelijst t.b.v. het lossen/opslaan van ethyleenoxideKLANT:DATUM:ADRES:GESPROKEN MET :BEZOCHT DOOR :

1. De losplaats1.1 AToegankelijkheid; werden er vangrails of buffers geïnstalleerd?1.2 Orde en netheid1.3 Afscheiding van andere activiteiten1.4 Mogelijkheid tot verplaatsen tankwagen/RTC in een noodsituatie 1.5 af te zetten en toegang te beperken1.6 Sprinklers/brandbestrijdingssystemen1.7 Elektrische classificatie, explosievrije zone vastgesteld?1.8 Minimale, veilige afstand moet 15 m zijn tussen de losplaats - de opslagplaats.- mogelijke

Ontstekingsbronnen- Fabrieksgrens of andere produktie-eenheden1.9 Aangrenzende losplaatsen1.10 Slangen/laadarmen1.11 Aardingsaansluiting1.12 Bescherming tegen beschadiging van leidingen1.13 (Verplaatsingen van andere voertuigen en vrachtwagens). Wordt alle verkeer tijdens de

losprocedure in de onmiddellijke omgeving van de losplaats gestopt? Wordt het spoor geblokkeerd?1.14 Gepaste verlichting1.15 Werd er een bescherming geïnstalleerd tegen wegrijden? Welk type? (Enkel voor wegvervoer)1.16 Is de loszone voorzien van een afvoersysteem in geval van gemorst EO en/of gecontamineerd

water tijdens reacties in noodsituaties?1.17 Kan er in de loszone een explosieve atmosfeer gedetecteerd worden en is er een

alarmering voorzien?

2. De losprocedure2.1 Personeel en materiaal

2.1.1 De aanwezigheid van de operator van de klant2.1.2 Ervaring van de operator, training en anciënniteit2.1.3 Beschikbaarheid van plaatsvervangers2.1.4 Slangen testen en vervangingsbeleid2.1.5 Testprogramma vaste laadarm en onderhoud2.1.6 Beschikbaarheid van het juiste veiligheidsmateriaal2.1.7 Communicatiesysteem

2.2 Procedures2.2.1 Schriftelijke procedures (zie hoofdstuk 6 hieronder)2.2.2 Lekproeven en het spoelen van slangen2.2.3 Monsternemingsprocedure2.2.4 Atmosferische/persoonlijke EO-bemonsteringen2.2.5 Manier van lossen2.2.6 Gebruik van spoorhaak2.2.7 Beveiligingen voor de pomp2.2.8 Reactie in noodsituaties2.2.9 Stop bij noodsituaties

Page 51: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

51

3. Stikstoftoevoer3.1 Herkomst van de stikstof3.2 Beveiliging van de zuiverheid van de stikstof

4. De opslagtank4.1 Locatie

OmwallingGezamenlijk gebruikIndien gezamenlijk gebruikt, met welk(e) product(en)?ScheidingsafstandenVoorzieningen in noodsituaties, afvoersysteemKan er in het tankpark een explosieve atmosfeer gedetecteerd worden en is er een alarm voorzien?

4.2 ConstructieConstructiemateriaal:GeïsoleerdNiet geïsoleerdGekoeldSprinklers/brandbestrijdingssystemenAardingOntwerpdrukToegestane maximumwerkdrukDatum en type van laatste test/inspectie“Dip-tube” als inlaat

4.3 VeiligheidsventielenGescheidenGecombineerd met interlockGrootte:Ontluchting naar :

• Schoorsteen• Gasreiniger• Andere

VlamdoversMet stikstof gespoelde ontluchtingsopeningen

4.4 InstrumentatieStikstofdrukTemperatuurcontroleDrukcontroleNiveauaanwijzerAlarminstellingen:

• Temperatuur• Druk• Niveau

Werken de regelkringen/bewakingskringen los van elkaar?

4.5 Controle van de opslagTemperatuurDrukNiveau

Bijlage 8 Een handleiding voor een veiligheidsbezoekaan de ontvangst- en

opslagfaciliteiten van ethyleenoxideklanten

Page 52: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

52

5. Van de opslagtank naar het procesMaatregelen om te voorkomen dat andere chemische produkten de opslagtanks verontreinigen.

6. ProceduresEr moeten schriftelijke procedures zijn voor de volgende punten:

• Identificatie van het product vóór het lossen• Het lossen van EO• Het testen, inspecteren en onderhouden van materiaal• Noodprocedures, inclusief snel gebruik, verdunnings- en/of ontluchtingsmogelijkheden van het EO in de

opslagtank

7. Opmerkingen van de klant

Bijlage 8 Een handleiding voor een veiligheidsbezoekaan de ontvangst- en

opslagfaciliteiten van ethyleenoxideklanten

Page 53: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

53

Addendum 2

Toelichting bij de controlelijst voor het lossen/opslaan van ethyleenoxide

1. De loszon1.1

Er moet voldoende ruimte zijn voor een goede toegankelijkheid van de voertuigen.

1.2

Tenzij het voertuig aangekoppeld is aan de losfaciliteiten, moet het voertuig in noodsituaties uit de loszone weggehaald kunnen worden.Het noodplan dient rekening te houden met de inhoud van het voertuig, wanneer het is aangekoppeld aan de losfaciliteiten.

1.3

Afsluitingen en waarschuwingsborden (bv. verboden toegang, verboden te roken) zijn vereist.Speciale aandacht moet worden gegeven aan het voorkomen van rangeerwerkzaamheden nabij de loszone.

1.4

De aanwezigheid van een manueel geactiveerde sprinkler is gewenst. In het ideale geval is er een permanente installatie aanwezig voor de gehele loszone. Strategisch geplaatste brandslangen/monitors zijn aanvaardbaar. Het watersysteem moet damp kunnen neerslaan. Het watervolume moet voldoende zijn om een eventuele lekkage minimaal honderd keer te verdunnen vóór het naar de riool afgevoerd wordt.

1.5

Het lossen van bepaalde producten (bv. propyleenoxide) in de nabijheid van EO kan worden toegestaan. Alle losplaatsen moeten duidelijk gemerkt zijn. Voor EO gebruikte dry disconnect couplings moeten voorzien zijn van de EO-selectiviteitscode.

1.6

Slangen of losarmen moeten bij voorkeur van roestvrij staal zijn. Ze mogen uitsluitend voor EO gebruikt worden, moeten de juiste pakkingen hebben spiral wound stainless steel type 304, filled with pure graphite (99,9%)’. OF ‘tanged graphite’) en op zodanige wijze opgeborgen worden dat verontreiniging uitgesloten is.

1.7

De aardingsaansluiting moet regelmatig gecontroleerd worden.

2. Het lossen2.1.

De operator van de klant moet aanwezig zijn gedurende het lossen.

2.2

De relevante onderdelen van de Cefic Algemene Instructies voor EO-chauffeurs zijn van toepassing als minimale trainingseisen. De operator moet op deze kennis getestworden.

Bijlage 8 Een handleiding voor een veiligheidsbezoekaan de ontvangst- en

opslagfaciliteiten van ethyleenoxideklanten

Page 54: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

54

2.3

Er moeten voldoende getrainde operators zijn om afwezigheid door vakanties en ziektes op te vangens.

2.4

De testdruk van de laadarm mag niet minder bedragen dan 1,5 keer de maximale werkdruk (volgens standaardvoorschriften voor leidingen is de testdruk 1,3 keer de maximale werkdruk). De aanbevolen testfrequentie is minstens één keer om de 12 maanden.

2.5

Persluchtapparatuur met een volgelaatsmasker. Beschermende kleding, laarzen en handschoenen van geschikt materiaal (butylrubber geeft de beste bescherming). Neopreen of natuurrubber kunnen ook gebruikt worden voor beschermende kleding, maar blijven mogelijk niet dampdicht, in het bijzonder na langdurig gebruik. Pvc biedt maar heel weinig weerstand).Een nooddouche en oogdouche moeten in de directe nabijheid van de loszone aanwezig zijn.

2.6

Gedurende het opslaan en het lossen dient de stikstofdruk voldoende hoog te zijn, zodat het voertuig binnen de niet-explosieve zone blijft, zoals aangegeven in de grafiek van Bijlage 3, Addendum 1.

2.7

Slangen moeten met stikstof gespoeld en op lekken getest worden, voordat de losprocedure gestart wordt.

2.8

Indien met een pomp gelost wordt, kan een dampretoursysteem gebruikt worden, mits de gasfase zich binnen de specificaties bevindt.

2.9

Bij gebruik van een pomp moet het pompsysteem ontworpen zijn om abnormale temperatuurverhogingen in de pomp te detecteren. Er moet bijvoorbeeld een temperatuurschakelaar met alarm en een lage-doorstroomsnelheidsschakelaar met alarm zijn ter voorkoming van te heet worden of droog lopen van de pomp (een “recyclelijn” is niet essentieel voor een lospomp). Een sprinkler (manueelof geactiveerd door een gasdetector) moet op de pompen zijn aangebrachte.

Pomp seals moeten specifieke aandacht/opvolging krijgen.

3. StikstofStikstof is een potentiële bron van verontreiniging. De zuiverheid van de stikstof moet zorgvuldig bewaakt worden.

3.1

De stikstof moet bij voorkeur door een apart en onafhankelijk, specifiek systeem geleverd worden.Het EO-stikstoftoevoersysteem mag niet gemeenschappelijk gebruikt worden met toevoersystemen voor aminen, zuren of andere katalysatoren voor EO-polymerisatie. In het ideale geval komt de toevoer voor opslag en de fabriek van twee volledig verschillende bronnen. Als dit niet mogelijk is, of als het systeem wordt gedeeld, dan moet het stikstoftoevoersysteem beveiligd worden.Alle stikstofleidingen moeten voorzien zijn van terugslagafsluiterpen. Stikstof moet worden afgenomen van een hogedruktoevoer die beveiligd is door:

• Dubbele “block and bleed”-systemen die geactiveerd worden door een laag positief drukverschil over de afsluiterpen.

• Knock-outvaten die voorzien zijn van niveaumetingen en een hoog-niveaualarm, of een onafhankelijk lagedrukalarm met noodafsluiter.

Bijlage 8 Een handleiding voor een veiligheidsbezoekaan de ontvangst- en

opslagfaciliteiten van ethyleenoxideklanten

Page 55: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

Bijlage 8 Een handleiding voor een veiligheidsbezoekaan de ontvangst- en

opslagfaciliteiten van ethyleenoxideklanten

55

4. De opslagtankEnkele zaken van dit hoofdstuk vallen buiten de losveiligheidscontroleprocedure. Maar de informatie is zowel uit veiligheids- als uit kwaliteitsoogpunt nuttig. Het geeft tevens informatie betreffende de bekwaamheid en het beleid t.a.v. veiligheid van de klant.

4.1

Geïsoleerde en gekoelde opslag heeft de voorkeur, maar niet-geïsoleerde tanks met een watersproeier zijn acceptabel, zeker in koudere klimaten.

4.2

Drukveiligheden moeten worden berekend op die situatie waarbij de tank volledig is omgeven door vlammen.Polymeervorming is mogelijk in vlamdovers. Indien deze gebruikt worden, moet een regelmatige preventieve inspectie opgenomen zijn in de onderhoudsplanning.

4.3

Niveaualarmen worden geadviseerd, maar wanneer ze afwezig zijn, moeten er procedures bestaan die het overvullen van tanks voorkomen.

4.4

De temperatuur en de druk van de opslagtank moeten regelmatig gecontroleerd en gealarmeerd worden.

5. Van de opslagtank naar het procesTerugslagbeveiliging en het voorkomen van verontreiniging zijn essentieel. Daarom moet dit systeem ook volledig beveiligd worden zoals bij het stikstofbeveiligingssysteem (zie punt 3 hierboven).

Page 56: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

56

Bijlage 9 Beoordeling van veerbootoperators en de gerelateerde terminalfaciliteiten

Inhoud1. Inleiding2. Managementsystemen3. Terminalfaciliteiten4. Veerbootmanagement/-materiaal.5. Systemen voor noodsituaties

1. InleidingDeze controlelijst is ontwikkeld als hulpmiddel bij het auditeren van veerboten en gaat niet in op structurele ontwerpdetails van de schepen.

De controlelijst dient te worden gebruikt als een eenvoudig hulpmiddel om te garanderen dat alle basiselementen en procedures aanwezig zijn om een veilige zeepassage te garanderen, en te borgen dat alle betrokken personen zich bewust zijn van de aard en het risico van het product dat vervoerd wordt.Ook al zal in de meeste gevallen een vervoerder/spooroperator een bepaalde veerbootroute voorstellen, toch dient de leverancier altijd te bepalen of deze veerboot/operator/vervoerwijze geschikt is. Er is geen formeel beoordelingssysteem opgenomen in de controlelijst.

De controlelijst veronderstelt dat de veerbootoperator een vergunning heeft om actief te zijn, dat hij in het bezit is van de noodzakelijke documenten om een veerboot te besturen onder nationale en internationale wetgeving, en dat het schip het vereiste certificaat van zeewaardigheid heeft.De controlelijst is ontworpen voor rij-op-rij-af-veerboten, die algemeen gebruikt worden.Te zijner tijd wordt verwacht dat er een Cefic-beoordelingsplan ontwikkeld zal worden, als onderdeel van het ICE-programma, dat ook het structurele veerbootontwerp zal bevatten.

2. Managementsystemen• Heeft het veerbootmanagement een veiligheids-, gezondheids- en milieubeleid?• Wordt dit beleid duidelijk op het schip getoond en begrepen?• Is er een drugs- en alcoholbeleid?• Als een veerboot wordt ingehuurd, zijn de van kracht zijnde veiligheidsnormen dan minimaal van hetzelfde

niveau als voor een eigen schip van het bedrijf?• Is er een formeel aanwervingsbeleid voor bemanning?• Voldoet de veerbootmaatschappij aan de SOLAS-vereisten?• Is het management zich bewust van de aard en de risico’s van het product (Veiligheidsinformatieblad),

en van de maatregelen die genomen dienen te worden in geval van een noodsituatie? • Voldoet de veerboot aan de eisen met betrekking tot het aantal vervoerde passagiers?• Heeft de veerbootmaatschappij een ISO-certificaat• Is er voldoende bekwaamheid op het gebied van scheepstechniek om de ongeschonden toestand van de

veerboot te garanderen?• Wordt de terminal/veerbootinterface effectief beheerd?

Page 57: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

57

3. Terminalfaciliteiten/-systemen• Is de terminal in een bevolkt gebied gelegen?• Is er een goede wegen-/spoorweginfrastructuur?• Passeren de spoor-/wegtoevoerroutes door het lokale stadscentrum?• Is er voldoende bewaakt gebied beschikbaar voor het veilig parkeren van tankwagen’s, tankcontainers en

spoorketelwagens met gevaarlijke goederen?• Is er voldoende ruimte en zijn er geschikte faciliteiten om met noodsituaties om te gaan?

(bv. brandbestrijding of, in geval van lekkages, transfer naar andere tankwagen’s)• Kunnen de tankwagen’s, tankcontainers en spoorketelwagens met gevaarlijke goederen gemakkelijk het

parkeerterrein verlaten in geval van een brand?• Heeft men een toelatingsbewijs van de terminaloperator nodig om het havengebied binnen te komen met

gevaarlijke goederen?• Wordt de toegang tot het terminalgebied beheerst met een beveiligingssysteem?• Is er voldoende brandbestrijdingscapaciteit beschikbaar, in de terminal of in de onmiddellijke nabijheid,

om effectief te kunnen optreden?• Is de parkeerruimte voor gevaarlijke goederen gescheiden van de parkeerruimte voor passagiers,

auto’s, bussen, enz.?• Is het personeel getraind in het behandelen van chemische stoffen, het behandelen van blootstellingen aan

chemische stoffen, en in het nemen van maatregelen in geval van een noodsituatie?• Worden er regelmatig doelmatige noodoefeningen gehouden?

4. Veerbootmanagement/materiaal• Ziet de veerboot er uiterlijk deugdelijk en goed verzorgd uit?

Is het plaatwerk aan de buitenkant zwaar verroest en/of gedeukt?• Worden de voertuigen met gevaarlijke goederen correct gestouwd, met voldoende steunkettingen om

bewegen te voorkomen?• Is de stouwplaats in overeenstemming met de voorschriften? (Bovenste dek, voldoende ventilatie, enz.)• Is de verschansing van het blootgestelde, bovenste dek hoog genoeg (ten minste 3 tot 4 m hoog)?• Zijn de tankwagen’s, tankcontainers en spoorketelwagens met gevaarlijke goederen beschermd tegen slechte

weersomstandigheden (bv. niet goed gestouwd in het boeggebied, waar grote golven schade kunnen veroorzaken)?

• Wordt het ‘last-in-first-out’-principe toegepast voor gevaarlijke goederen, zodat deze minimaal blootgesteld zijn aan beschadiging gedurende de laad-/losverkeersbewegingen en een snel vertrek mogelijk is gedurende noodsituaties?

• Wordt er goed de hand gehouden aan rookvoorschriften in gebieden met gevaarlijke vrachten?• Zijn er systemen aanwezig die garanderen dat boeg- en/of achterstevendeuren gesloten en gedicht zijn

vóór het vertrek?• Wordt de toestand van bovenvermelde dichtingen en vastzetinrichtingen regelmatig gecontroleerd?• Worden de verplichte procedures goed opgevolgd of hebben de kapiteins de vrijheid van interpretatie?

Bijlage 9 Beoordeling van veerbootoperators en de

gerelateerde terminalfaciliteiten

Page 58: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

58

5. Veerbootnoodsystemen• Worden de noodprocedures voor passagiers duidelijk getoond op het schip?• Zijn de evacuatietekens duidelijk zichtbaar, ook in geval van een elektriciteitsuitval?• Wordt het brandbestrijdingssysteem (pompen, noodpompen en noodgeneratoren)

regelmatig getest (logboek)?• Is het brandbestrijdingspersoneel op de boot op de hoogte van de aard van het product en van de

voorzorgsmaatregelen die genomen moeten worden in geval van een brand (cursus ter bestrijding van een chemische brand, Veiligheidsinformatiebladen, Gevaarsidentificatienummer, VN-nummer en gevaarsaanduidingen)?

• Voert de scheepsbemanning regelmatig brandbestrijdings-/noodsituatieoefeningen uit (controleer logboek)?• Bevat het noodmateriaal gasmeetapparatuur en chemische pakken, en wordt het

scheepsbrandbestrijdingspersoneel regelmatig geoefend in het gebruik daarvan? (controleer de toestand van het materiaal en de ervaring in het bedienen)

• Vraag de bemanning om enkele waterkanonnen te openen. Gaan die gemakkelijk open?• Heeft de kapitein alle vereiste informatie direct beschikbaar met betrekking tot de aard van het product en de

veiligheidsmaatregelen die genomen moeten worden ten aanzien van het product?• Is er een systeem voor noodsituaties aanwezig (24 uur), dat de kapitein op de hoogte kan brengen en

niveau-1-assistentie kan verlenen?• Heeft het hoofdkantoor personeel met een wachtdienst beschikbaar die 24 uur toegang hebben tot een

databank omtrent gevaarlijke goederen?• Is het personeel met wachtdienst getraind en goed bekend met gevaarlijke goederen, en heeft het onmiddellijk

toegang tot informatie omtrent gevaren? (Vraag om een demonstratie.)• Zijn er materiaal/procedures beschikbaar, zodat er radio- of telefonisch contact opgenomen kan worden,

zodra het schip op zee is?

Bijlage 9 Beoordeling van veerbootoperators en de

gerelateerde terminalfaciliteiten

Page 59: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

59

BEDRIJF LAND

AKZO NOBEL Nederland

BASF Duitsland

CLARIANT Zwitserland

DOW EUROPE Zwitserland

INEOS Zwitserland

MEGLOBAL Zwitserland

SABIC Nederland

SASOL Duitsland

IQOXE Spanje

SHELL CHEMICALS Verenigd Koninkrijk

Bijlage 10 Bedrijven die lid zijn van de Sector Groep

Page 60: Richtlijnen voor de distributie van Ethyleenoxide · Eigenschappen en gevaren van Ethyleen Oxide Hoofdstuk 2 5 2.3 Brandbaarheid Ethyleenoxide is zeer brandbaar en heeft een vlampunt

60

“MEDEDELING - De informatie, specificaties, procedures, methodes en aanbevelingen in deze brochure zijn verstrekt in goed vertrouwen, in de veronderstelling dat ze nauwkeurig en betrouwbaar zijn, maar kunnen onvolledig en/of niet-toepasbaar zijn op alle bestaande omstandigheden of situaties, die bestaan of kunnen voorkomen. Geen verklaring, garantie of machtiging kan worden afgegeven met betrekking tot de nauwkeurigheid, betrouwbaarheid of volledigheid van voornoemde informatie, specificaties, procedures, methodes en aanbevelingen, of dat de toepassing of het gebruik ervan gevaren, ongevallen, verliezen, schade of verwondingen van welke aard dan ook aan personen of eigendom zal voorkomen, of dat ze geen inbreuk plegen op patenten van anderen of gewenste resultaten geven. Lezers worden ervoor gewaarschuwd zichzelf van de geschiktheid van de genoemde informatie, specificaties, procedures, methodes en aanbevelingen te overtuigen voor de doelen waarvoor men ze wil gebruiken, voordat men ze gebruikt.”

Mededeling