Reve (1923-2006) tegen Büch (1948-2002): SIk kom bij u ... · Je wordt altijd gerekend tot de...

3
1 februari 2016 / 1 Boeken Reve (1923-2006) tegen Büch (1948-2002): ‘Ik kom bij u voor de deur toch ook geen stennis maken?’ door TOM ROODUIJN I n de ochtend van 5 januari 1983 reisde Boudewijn Büch naar Gerard Reves woon- plaats Schiedam, vergezeld door Klaas Koppe, zijn vaste fotograaf, en Parool-re- dacteur Mark Blaisse. De ontmoeting nam de gehele dag in beslag, waarvan ruim vier uur aan een vraaggesprek werden besteed. Aan de onderneming was een hartstochtelijke correspondentie voorafgegaan. Reve, in de ver- onderstelling dat zijn 25 jaar jongere bewonde- raar homoseksueel was, schreef: ‘Lief, Geil Beest, […] Je moet weten, dat ik al ik weet niet hoe lang naar je adres speur.’ Na een kennisma- king in Amsterdam had Büch door zijn ‘aanbid- der en slaaf’ een interview aangeboden gekregen, mits de aanbedene drieduizend gul- den in contanten mee zou brengen. Büch had het bedrag bij elkaar gekregen door een publica- tie in Het Parool én een uitzending bij de KRO- radio te regelen. Tien dagen na de ontmoeting verschijnt het interview in Het Parool onder de kop ‘Gerard Reve is het in grote lijnen eens met God’. Büch waarschuwt in zijn inleiding: ‘Kan de lezer van een politiek bedenkelijk schrijver houden?’ Wat volgt is een opeenstapeling van rabiate uitspra- ken over door Reve verwenste personen en in- stituties. Zo verdiende homo-activiste Joke Swiebel het om ‘in een concentratiekamp dood- geknuppeld’ te worden, terwijl hij collega- schrijvers Harry Mulisch en Jan Wolkers ‘van harte’ een communistisch concentratiekamp gunde. In het interview schetst Reve zijn angst voor de fascistische en antisemitische tendensen bij de sociaal-democraten. De Amsterdamse burgemeester Wim Polak zou vóór de Jodenver- volging in Rusland zijn en Reves corresponden- tievriend Simon Carmiggelt (‘Hij heeft mij nooit een brief geschreven waar iets in stond’) zou er voorstander van zijn ‘oude mensen’ te laten afranselen. Koningin Beatrix was volgens Reve een ‘stomme eigenwijze trut van Troje’ en Simon Vinkenoog, schrijver van ‘onleesbare pantheïstische tutti-frutti’, een ‘psychopaat’ en ‘debiel’ met ‘een paar duizend heroïnedoden’ op zijn geweten. Zou hij het voor het zeggen hebben, dan zou Reve mensen die beweren ziek te zijn en toch werken vijf jaar in het gevang zetten, de politie- macht verdrie- tot verviervoudigen en de ‘crimi- nele’ partijen CPN en PSP verbieden. Reve vergoelijkte de Apartheid in Zuid-Afrika om historische redenen (‘De blanken vonden er een totaal leeg land’) en meende dat algemeen kies- recht er uit den boze is: ‘Als je die zwarten en kleurlingen laat meestemmen, heb je direct de laatste verkiezingen.’ In de week na verschijning van het interview stak een storm van verontwaardiging op. Reve had zich weliswaar eerder scherp uitgelaten tegen immigranten uit Suriname, het socialisme en linkse demonstranten, stelden critici vast, maar nu kon hij zich niet meer verschuilen ach- ter een ironisch masker. Parool-hoofdredacteur Wouter Gortzak, door verblijf buitenslands niet direct betrokken bij de publicatie, distantieerde zich in een hoofdredactioneel commentaar van Reves woorden. ‘Het interview was een aaneen- rijging van loodzwaar gebrachte en blijkbaar diepgemeende, maar voortdurend afzichtelijke opvattingen.’ Waarop de hoofdredacteur conclu- deerde: ‘Reve is een fascist’ en hij de lezers zowel als de ‘direct betrokkenen’ zijn veront- schuldigingen aanbood voor het opdienen van dit ‘broodje fascisme’. Op 24 januari troffen Büch en Gortzak elkaar bij Aad van den Heuvel, presentator van het me- diaprogramma De Alles is Anders-show. Gortzak legde uit waarom het interview niet geplaatst had mogen worden, terwijl Büch publicatie juist van belang achtte omdat volgens hem nu vast- stond dat Reves uitspraken bloedserieus waren. Tot slot kwam Reve zelf aan het woord die, hoe- wel dapper geattaqueerd door Van den Heuvel (‘Lulkoek’), nauwelijks iets terugnam. Ja, Büch had zijn woorden weliswaar uit hun context ge- haald, en ja, hij had het voorzichtiger moeten formuleren. Maar zijn noodkreten over ‘het rode gespuis’ en het naar Nederland halen van ‘200.000 mensen van overzee voor wie er geen werk en woonruimte is’ bleven recht overeind. Hij voelde zich juist door Het Parool geschof- feerd; het dagblad zou niet aan de lezer, maar aan hém excuses moeten aanbieden. “Iedereen die mij en mijn werk en mijn politieke en mo- rele opvattingen kent,” besloot Reve, “weet donders goed dat ik geen fascist of racist ben, en dat ook nooit geweest ben of zal zijn.” De KRO besloot vanwege alle ophef af te zien van uitzending. Boudewijn Büch, teleurgesteld in zijn literaire vader, deponeerde de banden van het interview verzegeld bij de Universiteits- bibliotheek Amsterdam. Nu de banden door de erven voor het eerst zijn vrijgegeven, blijkt dat de uitspraken van Reve door Büch weliswaar gecomprimeerd, maar waarheidsgetrouw zijn weergegeven. Maar ook dat deze maar een klein een onderdeel van het gehele vraaggesprek uit- maken. In Argus leest u exclusief wat er niet in de openbaarheid kwam. En wanneer uitte Reve tijdens Büchs bezoek dan de gewraakte passages? In de documentaire Schrijft U dat maar gerust in Uw krant, reconstructie van het duel Reve-Büch zullen die uitspraken voor het eerst worden uitgezonden en in hun context ge- plaatst. J e wordt altijd gerekend tot de grote Nederlandse prozaschrijvers, maar ik vind je, hoe raar dat ook moge klinken, ook een groot en miskend Ne- derlands dichter. “Ik heb wel een paar mooie gedichten ge- schreven, maar ik heb me nooit voor dichter uit- gegeven. Godzijdank. Hoefde ik niet mijn verdere leven te slijten met te proberen gedich- ten te schrijven die niet willen komen. En dan maar dagbladrecensent worden en je gif spuien op iedereen die wel talent heeft. Want al die mensen die in de kranten over literatuur schrij- ven, hebben dertig jaar geleden hun eerste en laatste dichtbundel uitgegeven.” Maar Mallarmé was gewoon leraar en schreef óók gedichten. Daarmee is hij toch dichter, on- danks het feit dat hij zijn geld ergens anders mee verdiende? “Je begrijpt me niet. Ik bedoel dat het een pre- caire existentie is als je alleen maar dichter bent en als dat alles is wat je bent. Het is toch voor een deel een passief proces. Je bent afhankelijk van de inspiratie. Een gedicht is er opeens. Proza is meer werk, komt vanuit je eigen inspan- ning. Een gedicht komt in veel mindere mate voort uit je bewuste, uit het denken. Je kan niet zeggen dat je hier of daar een gedicht over gaat maken. Is een gedicht geslaagd, dan moet het de indruk geven dat het altijd heeft bestaan. Alsof het door een engel op schrijfsnelheid is gedicteerd. Ter- wijl, als je bij proza op inspiratie gaat zitten wachten, blijf je je leven lang voor dat papier zitten.” Hoe staat het met jouw inspiratie wat betreft het proza? “Die is er voldoende. Ik heb nog honderd- twintig ideeën voor boeken die ik zou moeten schrijven. Ik zit vol thema’s. Je hebt schrijvers Het Parool zou niet aan de lezer, maar aan hém excuses moeten aanbieden Lees verder op pagina 2 Schwere Wörter: Zwammen om een verhaal te verrijken pag. 4 Mouloud Mammeri: Hoe de roman in Kabylië werd uitgevonden pag. 5

Transcript of Reve (1923-2006) tegen Büch (1948-2002): SIk kom bij u ... · Je wordt altijd gerekend tot de...

Page 1: Reve (1923-2006) tegen Büch (1948-2002): SIk kom bij u ... · Je wordt altijd gerekend tot de grote Nederlandse prozaschrijvers, maar ik vind je, hoe raar dat ook moge klinken, ook

1 februari 2016 / 1Boeken

Reve (1923-2006) tegen Büch (1948-2002):

‘Ik kom bij u voor de deur toch ook geen stennis maken?’door TOM ROODUIJN

In de ochtend van 5 januari 1983 reisdeBoudewijn Büch naar Gerard Reves woon-plaats Schiedam, vergezeld door KlaasKoppe, zijn vaste fotograaf, en Parool-re-dacteur Mark Blaisse. De ontmoeting nam

de gehele dag in beslag, waarvan ruim vier uuraan een vraaggesprek werden besteed.

Aan de onderneming was een hartstochtelijkecorrespondentie voorafgegaan. Reve, in de ver-onderstelling dat zijn 25 jaar jongere bewonde-raar homoseksueel was, schreef: ‘Lief, GeilBeest, […] Je moet weten, dat ik al ik weet niethoe lang naar je adres speur.’ Na een kennisma-king in Amsterdam had Büch door zijn ‘aanbid-der en slaaf’ een interview aangebodengekregen, mits de aanbedene drieduizend gul-den in contanten mee zou brengen. Büch hadhet bedrag bij elkaar gekregen door een publica-tie in Het Parool én een uitzending bij de KRO-radio te regelen.

Tien dagen na de ontmoeting verschijnt hetinterview in Het Parool onder de kop ‘GerardReve is het in grote lijnen eens met God’. Büchwaarschuwt in zijn inleiding: ‘Kan de lezer vaneen politiek bedenkelijk schrijver houden?’ Watvolgt is een opeenstapeling van rabiate uitspra-ken over door Reve verwenste personen en in-stituties. Zo verdiende homo-activiste JokeSwiebel het om ‘in een concentratiekamp dood-geknuppeld’ te worden, terwijl hij collega-schrijvers Harry Mulisch en Jan Wolkers ‘vanharte’ een communistisch concentratiekampgunde. In het interview schetst Reve zijn angstvoor de fascistische en antisemitische tendensenbij de sociaal-democraten. De Amsterdamseburgemeester Wim Polak zou vóór de Jodenver-volging in Rusland zijn en Reves corresponden-tievriend Simon Carmiggelt (‘Hij heeft mijnooit een brief geschreven waar iets in stond’)zou er voorstander van zijn ‘oude mensen’ telaten afranselen. Koningin Beatrix was volgensReve een ‘stomme eigenwijze trut van Troje’ enSimon Vinkenoog, schrijver van ‘onleesbarepantheïstische tutti-frutti’, een ‘psychopaat’ en‘debiel’ met ‘een paar duizend heroïnedoden’ opzijn geweten.

Zou hij het voor het zeggen hebben, dan zouReve mensen die beweren ziek te zijn en tochwerken vijf jaar in het gevang zetten, de politie-macht verdrie- tot verviervoudigen en de ‘crimi-nele’ partijen CPN en PSP verbieden. Revevergoelijkte de Apartheid in Zuid-Afrika omhistorische redenen (‘De blanken vonden er eentotaal leeg land’) en meende dat algemeen kies-recht er uit den boze is: ‘Als je die zwarten en

kleurlingen laat meestemmen, heb je direct delaatste verkiezingen.’

In de week na verschijning van het interviewstak een storm van verontwaardiging op. Revehad zich weliswaar eerder scherp uitgelatentegen immigranten uit Suriname, het socialismeen linkse demonstranten, stelden critici vast,maar nu kon hij zich niet meer verschuilen ach-ter een ironisch masker. Parool-hoofdredacteurWouter Gortzak, door verblijf buitenslands nietdirect betrokken bij de publicatie, distantieerdezich in een hoofdredactioneel commentaar vanReves woorden. ‘Het interview was een aaneen-rijging van loodzwaar gebrachte en blijkbaardiepgemeende, maar voortdurend afzichtelijkeopvattingen.’ Waarop de hoofdredacteur conclu-deerde: ‘Reve is een fascist’ en hij de lezerszowel als de ‘direct betrokkenen’ zijn veront-schuldigingen aanbood voor het opdienen vandit ‘broodje fascisme’.

Op 24 januari troffen Büch en Gortzak elkaar

bij Aad van den Heuvel, presentator van het me-diaprogramma De Alles is Anders-show. Gortzaklegde uit waarom het interview niet geplaatsthad mogen worden, terwijl Büch publicatie juistvan belang achtte omdat volgens hem nu vast-stond dat Reves uitspraken bloedserieus waren.Tot slot kwam Reve zelf aan het woord die, hoe-wel dapper geattaqueerd door Van den Heuvel(‘Lulkoek’), nauwelijks iets terugnam. Ja, Büchhad zijn woorden weliswaar uit hun context ge-haald, en ja, hij had het voorzichtiger moetenformuleren. Maar zijn noodkreten over ‘het rodegespuis’ en het naar Nederland halen van‘200.000 mensen van overzee voor wie er geenwerk en woonruimte is’ bleven recht overeind.Hij voelde zich juist door Het Parool geschof-feerd; het dagblad zou niet aan de lezer, maaraan hém excuses moeten aanbieden. “Iedereendie mij en mijn werk en mijn politieke en mo-rele opvattingen kent,” besloot Reve, “weetdonders goed dat ik geen fascist of racist ben,en dat ook nooit geweest ben of zal zijn.”

De KRO besloot vanwege alle ophef af te zienvan uitzending. Boudewijn Büch, teleurgesteldin zijn literaire vader, deponeerde de bandenvan het interview verzegeld bij de Universiteits-bibliotheek Amsterdam. Nu de banden door de

erven voor het eerst zijn vrijgegeven, blijkt datde uitspraken van Reve door Büch weliswaargecomprimeerd, maar waarheidsgetrouw zijnweergegeven. Maar ook dat deze maar een kleineen onderdeel van het gehele vraaggesprek uit-maken. In Argus leest u exclusief wat er nietin de openbaarheid kwam. En wanneer uitteReve tijdens Büchs bezoek dan de gewraaktepassages? In de documentaire Schrijft U datmaar gerust in Uw krant, reconstructie van hetduel Reve-Büch zullen die uitspraken voor heteerst worden uitgezonden en in hun context ge-plaatst.

Je wordt altijd gerekend tot de grote Nederlandseprozaschrijvers, maar ik vind je, hoe raar datook moge klinken, ook een groot en miskend Ne-

derlands dichter.“Ik heb wel een paar mooie gedichten ge-

schreven, maar ik heb me nooit voor dichter uit-gegeven. Godzijdank. Hoefde ik niet mijnverdere leven te slijten met te proberen gedich-ten te schrijven die niet willen komen. En danmaar dagbladrecensent worden en je gif spuienop iedereen die wel talent heeft. Want al diemensen die in de kranten over literatuur schrij-ven, hebben dertig jaar geleden hun eerste enlaatste dichtbundel uitgegeven.”

Maar Mallarmé was gewoon leraar en schreefóók gedichten. Daarmee is hij toch dichter, on-danks het feit dat hij zijn geld ergens andersmee verdiende?

“Je begrijpt me niet. Ik bedoel dat het een pre-caire existentie is als je alleen maar dichter benten als dat alles is wat je bent. Het is toch vooreen deel een passief proces. Je bent afhankelijkvan de inspiratie. Een gedicht is er opeens.Proza is meer werk, komt vanuit je eigen inspan-ning. Een gedicht komt in veel mindere matevoort uit je bewuste, uit het denken. Je kan nietzeggen dat je hier of daar een gedicht over gaatmaken. Is een gedicht geslaagd, dan moet het de indrukgeven dat het altijd heeft bestaan. Alsof het dooreen engel op schrijfsnelheid is gedicteerd. Ter-wijl, als je bij proza op inspiratie gaat zittenwachten, blijf je je leven lang voor dat papierzitten.”

Hoe staat het met jouw inspiratie wat betreft hetproza?

“Die is er voldoende. Ik heb nog honderd-twintig ideeën voor boeken die ik zou moetenschrijven. Ik zit vol thema’s. Je hebt schrijvers

Het Parool zou niet aan de

lezer, maar aan hém excuses

moeten aanbieden

Lees verder op pagina 2

Schwere Wörter:Zwammen om een verhaalte verrijken pag. 4

Mouloud Mammeri:Hoe de roman in Kabyliëwerd uitgevonden pag. 5

Page 2: Reve (1923-2006) tegen Büch (1948-2002): SIk kom bij u ... · Je wordt altijd gerekend tot de grote Nederlandse prozaschrijvers, maar ik vind je, hoe raar dat ook moge klinken, ook

van het quasi-cynisme en de onderdrukte gevoeligheid van Jan Greshoff.”

Joop Schafthuizen komt binnen. Hij heeft netwat teksten van Büch gelezen en zegt: “Zezijn erg ontroerend, Boudewijn, die verhaal-

tjes. Heel mooi.”Reve: “Doet hij het met jongetjes?”Joop: “Heel droevig, ja.”Reve: “Dus jij bent eigenlijk de bederver van

de jeugd.”Büch brengt het gesprek weer op de inspira-

tiebronnen.Reve: “Achterberg is onleesbaar. Dat is rim-

ram, helemaal niets, lucht. U mag het in de

krant zetten. Het is rotzooi, oplichterij.”

Noem nou eens een groot dichter.“J.C. Bloem. Hoewel hij slordig was en bijna

elk gedicht bedorven werd door één fout, dooréén slecht ritme of één slecht gekozen woord, ishij een van de allergrootste dichters van dezeeeuw. Geen groot oeuvre, je haalt er misschienzes gedichten uit die volmaakt zijn. Maar alle-maal heeft het iets. Net als het werk van Gerardden Brabander.”

Joop: “En die grote, jonge dichter Büch, weetu daar wat van?”

Reve: “Ik heb helaas nog niets van zijn handkunnen lezen.”

Ik wil het niet over mezelf hebben. “Ik ook niet. Soms krijg ik een hekel aan me-

zelf. Maar gelukkig duurt dat altijd maar kort.”

‘Brieven aan Josine M.’ verkoopt goed. Hoeverklaar je dat?

“Omdat het zo eenvoudig, zo simpel is. Hoeimbecieler, hoe minder erin voorkomt en hoeonbegrijpelijker een boek, hoe beter verkoop-baar het is. Willen jullie iets drinken? Eenglaasje wijn?”

Nee dank je. Jij dronk toch niet meer?“Ik ben niet een principieel geheelonthouder.

Een enkele keer drink ik, voor het sociaal ver-keer, gewoon een glas wijn.”

Hoe ging dat ontwennen? Is dat gruwelijk?Klim je dan tegen de muren op?

“Ik heb geen ontwenningskuur gedaan. Ikkwam met een delirium in het ziekenhuis. Zevroegen me of ik gewoon weer wilde drinken,telkens wat minder, óf dat ze me door het deli-rium zouden heentrekken. Platspuiten. Dat laat-

ste hebben ze gedaan. Ik had drie dagen, zonderdat ik me kon bewegen en bij het volle bewust-zijn, nodig om er doorheen te komen. Dat gunik mijn ergste vijand niet.Toen heb ik de waarheid van het katholieke ge-loof ontdekt. Dat de hel bestaat, maar dat er nie-mand is. Je zit in een trein, de lichten zijn aanwant het is nacht. Geen passagiers, ook geen be-stuurder. En die trein rijdt met duizelingwek-kende, progressief toenemende snelheid dewereldruimte in. Zich in alle eeuwigheid verwij-derend van God. En jij bent ten eeuwigen dagenveroordeeld in die trein te zitten. Dat is het deli-rium. Nou jij weer.”

Jeetje, ik durf hier niet te huilen.“Ik maak me ongerust over het Laatste Oor-

deel. Wat Hij dan precies zegt of doet. Ik denkdat Hij niet weet wie ik ben. Dat Hij me vooreeuwig in de wachtkamer zet, met een paaroude Panorama’s.”

Komen wij elkaar nog tegen als we allebei doodzijn?

“Je kunt daar heel weinig van zeggen. Omdatnog niemand van daaruit opgebeld heeft. Of eenansichtkaart heeft gestuurd. Maar een persoon-lijk voortbestaan na de dood, nee, dat geloof ikniet. Maar het wezen van ons bestaan wordt nietvernietigd door de dood. Omdat het niet vantijd, ruimte of materie is.”

We zijn nu vanzelf bij de dood aangekomen. Jecentrale thema, als je het mij vraagt.

die heel aardig iets kunnen opzetten, maar datheeft geen werkelijke diepte. Het is geen echtidee, maar een anekdote. Ik heb één themawaarop ik altijd voort kan.”

En dat is?“Mijn thema is verlossing, door duiding van

de werkelijkheid.”

Dat vind ik zo moeilijk, dat begrijp ik niet.“Nou, religie is duiding, is zingeving. Je zou

mij moeten erkennen als een christelijk natio-naal schrijver.”

Maar wat betekent dat ‘nationaal’ dan?“Uit de schatkamers van mijn geest verrijk ik

mijn volk. En daarmee dus eigenlijk indirect degehele mensheid.”

Ik begrijp er niks van.“Maar jij begrijpt een heleboel dingen niet,

hè?”

Nee, ik doe alsof.“Ik kijk naar je foto’s, ik ruk me af, ik ben op

tragische wijze op jou verliefd...”

Weet ik.“Meneer Büch, ik heb zeer veel bewondering

voor uw polemische geschriften. Ik denk dat jijnog veel van je zult doen spreken.”

Dank u meneer Reve. Maar we hadden het over ...

“Ik heb kijk op jonge mensen.”

Reve zet vervolgens zijn geloofsbeleving enzijn verering voor ‘de Moedergodin’ uiteen.Waarop Büch, wanhopig: Als ik nu zeg: wat een gelul allemaal, hou toch opmet die onzin, wat zeg je dan?“Nou, dat mag toch? Ik zeg dan dat je het lichtniet hebt.”

Maar er zijn toch hele volksstammen die zonderMaria kunnen?

“Nou, dat vind ik een geweldige prestatie vanhen.”

Zij heeft het gebeuk op haar hemeldeur nooitbeantwoord.

“Ik maak er geen probleem van. U maakt ereen probleem van, meneer Büch! Ik kom bij uvoor de deur toch ook geen stennis maken?”

Je hebt veel beeldende kunst in huis. Zou je zon-der die plaatjes niet kunnen leven?

“Ik had altijd grote belangstelling voor beel-dende kunst. Een vage, religieuze bewondering

voor het streven van bepaalde beeldend kunste-naars. Ik heb altijd schilder willen worden. Iktekende en etste als jongen. Een leraar op hetgymnasium heeft dat de bodem in geslagen. An-ders was ik waarschijnlijk gaan tekenen enschilderen. Ik zei dat op een avond tegen Joop.Die zei: Stel dat De Avonden een schilderij wasgeweest, dan had je er misschien 150 piek voorontvangen.” Grinnikt: “Goed hè, de stem van deeenvoud.”

Aan welke criteria moet een goede roman vol-doen?

“De mensen lezen een boek niet om gestichtte worden. Daarvoor kunnen ze naar de kerk. Ze

willen geamuseerd worden. Dus als jij de lezerniet kan vasthouden, ben jij een slecht schrijver.En je moet kijken hoe iemand die je bewonderthet gedaan heeft. Ik had altijd een geweldige bewondering voorToergenjev. Ik heb het werk geanalyseerd: Watis het geheim? Hoe komt het dat je de hele por-tee, de sfeer, al uit de eerste anderhalve bladzij-den kunt halen? Ik heb dat gedeeltelijk kunnenachterhalen. Maar schrijven zoals hij is menooit gelukt.”

In welke traditie plaats jij jezelf?“De romantisch-decadente. In de poëzie heb

ik veel geleerd van Richard Minne. En ook wel

Gerard Reve. Boudewijn Büch. FOTO’S EDDY POSTHUMA DE BOER

1 februari 2016 / 3Boeken

Vervolg van pagina 1

Reve: ‘Als jij de lezer niet

kan vasthouden, ben jij

een slecht schrijver.’

Büch: ‘Komen wij elkaar

nog tegen als we

allebei dood zijn?’

Vervolg op pagina 4

Page 3: Reve (1923-2006) tegen Büch (1948-2002): SIk kom bij u ... · Je wordt altijd gerekend tot de grote Nederlandse prozaschrijvers, maar ik vind je, hoe raar dat ook moge klinken, ook

Boris Vian (1920-1959, schrijver, dich-ter, zanger, trompettist, schilder, uitvin-der, acteur, vertaler en journalist) hield

van taalspelletjes. In het boek De man die vanhet Empire State Building sprong, dat ik on-langs vertaalde voor uitgeverij Vleugels,komen onder meer ‘bezopen’ kussens voor, eneen zin die ‘zo lang is dat een personage zicherachter kan verstoppen’. Niet verwonderlijkvoor een auteur die misschien wel het meestwordt gekarakteriseerd door zijn avontuurlijk-heid, die schrijft over bloedende bankbiljet-ten, kwispelende bomen en bedden dierondjes lopen door de kamer.

Berucht lastig voor de vertaler zijn woord-spelingen, zoals de namen van modeontwer-pers die ludiek worden verhaspeld: ChristianDiargent als variant op Dior (zilver versus

goud), en Bal-pogne als vari-ant opBalmain(‘pogne’ isstraattaal voorhand). In devertaling heb

ik daar Jean-Paul Gouddier en Louis Vuiltonvan gemaakt, als ironische verwijzingen naarde glamour van de modewereld.

Het openingsverhaal van De man die van hetEmpire State Building sprong gaat over de ge-moedelijke wolf Denis, die door een beet vaneen zekere ‘tovenaar van Siam’ (door de voyeuristische Denis gadegeslagen tijdens de liefdesdaad in het bos) in een mens ver-andert. Een omgekeerde weerwolf als hetware.

Allereerst die naam: zeer tegen mijn ge-woonte in ben ik zo vrij geweest er ‘Dennis’van te maken, omdat ik de wolf zo ‘Dennis-achtig’ vind: ongecompliceerd masculien enlicht goeiig, associaties die de naam Denisvolgens mij voor Fransen ook heeft.

Dennis, dus, moet zijn – vegetarische –menu in het bos bij elkaar sprokkelen, en eetvlak voordat hij in een mens verandert onderandere een aantal paddenstoelen:

Denis se gavait de mousserons et de bolets,happant parfois quelque pezize à peu près in-visible sur son socle d’écorce, et fuyait commepeste l’indigeste langue de bœuf.

Het zijn vier vrij algemene soorten: ridder-zwammen, boleten, bekerzwammen en ossen-tong. Ik had ervoor kunnen kiezen dezerechttoe-rechtaan vertalingen te gebruiken.Maar toen ik er een lijst paddenstoelennamenbij haalde, viel mijn oog op de meest schitte-rende namen: dooiergele mestzwam, denne-moorder, fluweelpootje, gekraagde aardster,gewone fopzwam. Daardoor kwam ik op hetidee méér betekenis aan de tekst toe te voe-gen, geïnspireerd door de aansprekendelangue de boeuf. In een tekst van iemand diedaar zelf het grootste plezier in zou hebben,kan ik die verleiding niet weerstaan. In de Ne-derlandse tekst heb ik Dennis vervolgens eenhaast menselijk menu voorgeschoteld:

Dennis at zoveel aardappelboleten en eek-hoorntjesbrood als hij maar kon, hapte zo nuen dan in een biefstukzwam op een sokkel vanboomschors, en meed de moeilijk te verterenblauwe kaaszwam als de pest.

Ik heb dus gebruik gemaakt van de toeval-lige namen van bepaalde zwammen om – inde geest van Vian – het verhaal te verrijken.Er gaan elders immers ook al woorspelletjesverloren. Met de aardappelboleten blijf ikdicht bij de boleten in het Frans, een lekkerebiefstuk (de zwam ziet er werkelijk uit als eenverrukkelijk gebakken biefstuk, en komt dichtbij de ‘langue de boeuf’ in het origineel) entot slot, voor de Franse touch: blauwe kaas.En natuurlijk wat brood erbij. Bon appétit,Dennis!

KIKI COUMANS

Boris VianDe man die van het Empire StateBuilding sprong.Uitgeverij Vleugels, € 21,50

1 februari 2016 / 5

‘Toen hij bij de pas aankwam,lag er overal al een witlaagje sneeuw. De zon was

vaag zichtbaar door de wolken dievan achteren wit oplichtten. VoorMokranes ogen doemde ineens hetschouwspel op van heel het Kaby-lische land dat zich onder hemuitstrekte. De bergkammen vanZaouaou liepen als een waaier devlaktes in. De sneeuw was daarnog niet aangekomen. De gelukki-gen van het laagland waren zichonbewust van de stormen in dehoogte.’

Tien jaar geleden kachelde ikdoor diezelfde bergen in het autootje van de jonge schrijver ElMahdi Acherchour. Hoog tussen derotsachtige hellingen lag zijn dorp.Hij woonde in een hut met tweekamers. Zijn voornaamste bezitwas een plankje met de romans vanWilliam Faulkner. Die avondwaren we te gast op de bruiloft vanzijn beste vriend. De moeder vande bruidegom beschilderde mijnhanden met henna. De vrouwen

joelden en dansten. Ik werd dooreen paar mannen mee naar hetplatte dak gesleept. Een van henhaalde van onder zijn wijdvallendeboernoes een kratje bier tevoor-schijn. We dronken onder de ster-ren. Even later, het feest liep teneinde, reden we naar het onderwij-zersechtpaar waar we zouden loge-ren. Whisky en sigaretten op tafel.Als met het pistool op de slaapkreeg ik de gewetensvraag: wiewas de allergrootste, Tolstoj ofDostojevski? We waren er nog langniet uit toen de zon opkwam bovende diepe vallei.

Zo leerde ik Kabylië kennen: derauwe schoonheid van de bergen,de trots, de onuitputtelijke feesten,de armoede, de zucht naar lyriek.En ook de dreiging. Hier in hetnoorden van Algerije vochten deBerbers tegen de Spanjaarden,tegen de Fransen, tegen de arabise-ring van de onafhankelijke repu-bliek. En ook vandaag kan hetgeweld elk moment opvlammen:sinds de burgeroorlog van de jarennegentig houden de islamisten zichschuil in de bergen.

Acherchour woont tegenwoordigaan de Amsterdamse Herengracht,met zijn Nederlandse vrouw enhun dochtertje. Nu schrijft hij hierzijn novelles, die in Frankrijk ver-schijnen: kleinoden van stijl ennietsontziende precisie. Faulkner isnog altijd zijn icoon.

Mouloud Mammeri was 35toen hij zijn debuutromanschreef, La Colline ou-

bliée, nu in het Nederlands ver-schenen bij de Berberbibliotheek.Het boek verscheen in 1952, in hetFrans, en speelt zich af aan hetbegin van de Tweede Wereldoor-log. Het is het verhaal van eendorpsgemeenschap die uit elkaarvalt. Alles wat altijd vanzelf gingstaat op losse schroeven, en alleswat vaststond hangt in de lucht. Ar-moede en honger zijn zo diep in desteegjes, de binnenplaatsen en dewoonkamers binnengedrongen, datde oproepkaarten voor de jongemannen om zich bij het leger temelden binnenvallen als het berichtvan iets nieuws. Niemand weetprecies wat de oorlog is, wie er

strijdt tegen wie, maar elke veran-dering kan alleen maar een verbe-tering zijn.

De roman kachelt als dat autootjevan toen door de bergen van Kaby-lië. Personages duiken op en ver-dwijnen. Liefde laait op en dooftuit. Lange overlevingstochten be-ginnen ergens, dwalen af en berei-ken geen einde omdat het volgendeverhaal alweer klaarstaat. Meestalis Mokrane de verteller, een van dejonge mannen uit het dorp, maarhet perspectief kan ook zomaartwee straten of valleien verderwaaien, om even uit te rusten bijeen van de andere hongerkunste-naars die de roman bevolken. Enals Mokrane omkomt in de sneeuwop weg naar zijn geliefde, gaat hetverhaal, zij het in nog diepere mi-neur, ook verder zonder hem.

Is het een meesterwerk? Zeker.Is het een chaos? Ook dat.Onder onze ogen vindt Mam-

meri de roman uit. Verhalen be-stonden er in overvloed, liederenen gedichten ook, in de Kabylischebergen. Mammeri zou uitgroeien

tot hun meest geliefde archivaris.Zo geliefd dat de Berberse Lente,de volksopstand van 1980, los-barstte toen het regime hem ver-bood een lezing te komen houdenin de hoofdstad Tizi Ouzou. Maarhier, in Het verlaten land, probeerthij het rauwe en lyrische leven vande Kabyliërs te vangen in eenroman – een vertelvorm die datleven tegelijk voorgoed stillegt envoor altijd de wereld in slingert.

Asis Aynan, de jonge schrij-ver en filosoof die samenmet vertaalster Hester Tol-

lenaar de Berberbibliotheek heeftopgezet, schreef twee jaar geledenhoe de eerste generatie Marokka-nen in Nederland, vaak Berbers uitde Rif, hun geschiedenis vaak ver-donkeremaanden toen hun vrou-wen en kinderen zich hier bij henvoegden. De Arabische versie vanhet verhaal nam het over, net als deArabische versie van de islam.Daarom is de Berberbibliotheek zobelangrijk. Voor Aynans generatie-genoten, die de meestervertellers

ontdekken van de verhalen die zeniet eerder te horen kregen –maar ook voor de oer-Hollandselezer, die net als Mokrane en zijnvrienden en geliefdes uit dat Kaby-lische dorp leeft in een tijd datalles wat vaststond ineens in delucht hangt.

CHRIS KEULEMANS

Mouloud Mammeri Het verlaten landDe Berberbibliotheek #8Uitgeverij Jurgen Maas, €16,95

Alles wat altijd

vanzelf ging staat op

losse schroeven

Boeken

SchwereWörter

Hoe de roman werd uitgevonden in Kabylië

Over Het verlaten land van Mouloud Mammeri

Paddenstoelen eten met Boris Vian

De Arabische versie

van het verhaal nam

de Berberse over

Boris Vian

“Een belangrijk probleem, ja. De dood is ookeen groot goed, natuurlijk.”

‘Een probleem’ begrijp ik niet. En ‘een grootgoed’ ook niet.

“Nou, omdat de dood schijnbaar, naar het onswil voorkomen, de geldigheid ontneemt aan onsleven. Je kunt zeggen: wat heeft het in vredes-naam voor zin dat ik leef? Als het leven ten on-dergaat door de dood; alsof het nooit geweestwas. De dood gooit een schaduw op het leven.Maar bij mij nu niet meer.”

Hoe kom je daar overheen?“Ouder worden. Dan zie je de dood anders.

Als je heel jong bent, bestaat de dood niet. Deoverkomt ándere mensen. Zo tegen de veertigwordt de dood zichtbaar en leef je naar de doodtoe. En naarmate je ouder wordt, verliest dedood zijn verschrikking. Van tegenstander wordthij goede buurman. En ten slotte wordt de doodeen goede vriend.”

Maar hij kan jou ook heel kwaad gezind zijn. Jekunt verschrikkelijk lijden.

“Het gaat om mijn wereldbeeld, mijn mens-beeld. De mens is niet op de wereld gezet voorgeluk. Dat is een raar misverstand.”

Hoe sta je tegenover euthanasie?“Je kunt niet alles regelen. Maar elke fatsoen-

lijke arts past tegenwoordig op een bepaaldemanier euthanasie toe. Door de patiënt middelente geven die het lijden opheffen. Vroeger moestde patiënt zo veel mogelijk lijden. Dat heb ik in1956 als verpleger in Londen nog meegemaakt.Iemand crepeerde van de pijn, maar niemanddie eraan dacht om de dokter te bellen, om dedosis te verhogen. Joops vader had op zijn sterf-bed buitengewoon veel baat bij de morfine. Hetis gewoon een kwestie van een slechte of eengoede arts.”

Stel dat je een verschrikkelijke verlammings-kwaal krijgt, wil je dan nog blijven?

“Jij bekijkt het te veel vanuit het menselijkstandpunt. Vanuit het hebben van het recht dathet leven goed moet zijn. En anders is het nietde moeite waard om geleefd te worden. Ik leefniet omdat ik er zo veel plezier in heb, maaromdat ik geschapen ben en het mij opgelegd is.Ik heb het recht niet mij zonder heel belangrijkeredenen het leven te benemen. De kerk zegt: De mens mag geen zelfmoord ple-gen. Dat is een beschermende bepaling. Om tevoorkomen dat men zegt: Opoe, u moet maareens van de gaanderij springen, want Fonsjegaat naar de mulo en moet voor zijn huiswerknu die kamer hebben. Maar maakt iemand er inwanhoop toch een eind aan, dan wordt diekrankzinnig verklaard en gaat alles gewoonweer door.”

Zondag 5 februari, Radio Doc, NPO Radio 1, 21.00 - 22.00 u.: ‘Schrijft U dat maar gerust in Uw krant’ –Reconstructie van het duel Reve-Büch.

Reve: ‘De dood isook een groot goed,natuurlijk.’

Vervolg van pagina 3