RendierjagersMeer dan 12.000 jaar gelden was het erg koud in Europa. Grote delen van Noord-Europa waren met een dikke laag ijs bedekt. Waar geen sneeuw lag groeiden mossen en lage struiken. Dat was het voedsel van de rendieren. De mensen die er leefden, trokken met de rendieren mee. Als ze eten nodig hadden, jaagden ze op de rendieren. Als een rendier was gevangen, hadden ze weer een poosje te eten. De rendierjagers wisten hoe ze vuur moesten maken. Het vlees werd boven het vuur gebraden.

Wat zie je op de plaatjes?Waar gaan de jagers naartoe?

GereedschapDe jagers gebruikten bijna alles van de rendieren die ze vingen. Van de huiden maakten ze tenten, schoenen, kleren en waterzakken. Van de darmen vlochten ze koorden. Van de botten en geweien maakten ze gereedschap. De jagers gebruikten vuurstenen om speerpunten en bijlen te maken. We noemen de tijd van de rendierjagers daarom de steentijd. Veel gereedschappen van de rendierjagers zijn later terug gevonden.

In Zuid-Europa woonden de mensen soms in grotten. Ook deze mensen leefden van de jacht. Ze maakten er tekeningen van op de wanden van hun grot.

Wie doet wat?

Welke materialen gebruiken zij?

1. Waar of niet waar? Zet een cirkel om de letters in de goede kolom. Waarom trekken de jagers van de ene plek naar de andere?nietwaar waar

ste ren Ze trekken steeds naar plaatsen waar voedsel te vinden is.

die en Ze doen graag aan wandelmarsen.

t r Het wild trekt steeds naar andere plaatsen.

en ijd Ze krijgen ruzie met andere stammen.

Welk woord lees je als je de letters met een cirkel erom achter elkaar zet?

En welk woord vormen de andere letters?

2. Streep door wat fout is. Kijk naar de tekening hieronder.

De kleding van de mensen in de tijd van de jagers was gemaakt van: schapenwol – dierenvellen – katoen – nylon

3. Zoek de verschillen.Kijk naar de twee tekeningen. Onderstreep de woorden die bij tekening 1 horen. Zet een cirkel om de woorden die bij tekening 2 horen.

Kaal met mos – groen en bomen – erg koud – niet zo koud – vaste woonplaatsen – rondtrekken – weinig mensen – veel mensen

4. Wat levert een rendier allemaal? Schrijf de woorden op de goede plaats in de tekening:

kookzak van huid – kleding – schoeisel – gereedschap – naald – botfluit – touw – tentdoek

5. De rendierjagers hadden geen vaste woonplaats. Ze trokken van de ene plek naar de andere. Er zijn nog steeds mensen die zo leven. Zet daar een streep onder.

schippers – huisvrouwen – boeren – kermismensen – fabrieksarbeiders – zwervers –

winkeliers – herders in de woestijn

6. Schrijf de woorden onder te tekeningen.Kies uit: huid schoonkrabben – vlees koken – speer maken – naald maken

De tijd van de rendierjagers 11.000 jaar geleden