remeha 3b

28
Technische informatie remeha Gas 3c XR Atmosferische gasketel met verbeterd rendement Vermogen: 92-372 kW

Transcript of remeha 3b

Page 1: remeha 3b

1

Technische informatie

remehaGas 3c XR

Atmosferischegasketel metverbeterd rendement

Vermogen: 92-372 kW

Page 2: remeha 3b

remeha Gas 3c XR

2

INHOUD

6. Plaatsingsvoorschriften 116.1 Opstellingsmogelijkheden in het ketelhuis 116.2 Steunoppervlak 126.3 Voorschriften 12

7. Komponenten van de regel- enbeveiligingsapparatuur 137.1 Algemeen 137.2 Het bedieningspaneel 137.3 Thermo-elektrische regel- en

beveiligingsapparatuur 147.3.1 Schematische uitvoering 147.3.2 Specifikatie 14

7.4 Standaard elektronische uitvoering,regeling Aan/Uit (uitv. 000) ofregeling Hoog/Laag (uitv. 004) 147.4.1 Schematische uitvoering 147.4.2 Specifikatie 147.4.3 Schakelkast 14

7.5 Funkties 157.5.1 Algemeen 157.5.2 Thermo-elektrische uitvoering 15

7.5.2.1 Vlambeveiliging (vergrendelend) 157.5.2.2 Niveaubeveiliging (vergrendelend) 157.5.2.3 Terugslagbeveiliging (blokkerend) 157.5.2.4 Temperatuurbeveiliging (blokkerend/vergrendelend) 15

7.5.3 Elektronische uitvoering 157.5.3.1 Vlambeveiliging (vergrendelend) 157.5.3.2 Niveaubeveiliging (vergrendelend) 157.5.3.3 Terugslagbeveiliging (blokkerend) 157.5.3.4 Temperatuurbeveiliging

(blokkerend/vergrendelend) 15

Voorwoord 4

1. Toestelomschrijving 4

2. Konstruktiegegevens 42.1 Algemeen 42.2 Branders 42.3 Ketelvloer 42.4 Montage 4

3. Technische gegevens en afmetingen 5

4. Rendementsgegevens 74.1 Verbrandingsgaszijdig rendement 74.2 Waterzijdig rendement 74.3 Nullastverlies 74.4 Ketelgebruiksrendement 7

5. Toepassingsgegevens 75.1 Levering van diverse onderdelen 75.2 Warmwateruitvoering 7

5.2.1 Watertemperatuur 75.2.2 Waterdruk 75.2.3 Watercirkulatie 75.2.4 Waterbehandeling 75.2.5 Geluidsproduktie 7

5.3 Lagedrukstoomuitvoering 75.4 Hydraulische circuits 8

5.4.1 Een ketelbatterij met ketelshuntpomp 85.4.1.1 Gescheiden aanvoer- en retourverdeler 85.4.1.2 Drukloze verdeler met ketelpomp 8

5.4.2 Meer-ketelbatterij metketelshuntpompen 8

5.5 Verbrandingsgasafvoersysteem 95.5.1 Algemeen 95.5.2 Afmetingen verbrandingsgas-

afvoersystemen 10

Page 3: remeha 3b

3

8. Montagerichtlijnen en installatievoorschriftenvoor het waterzijdige gedeelte 168.1 Algemeen 168.2 Ketelmontage 168.3 Wateraansluitingen 168.4 Dompelbuis en niveaubeveiligingselektrode 168.5 Waterdruk 168.6 Veiligheidsklep 168.7 Manometer 168.8 Het vullen, navullen en ontluchten van de

installatie 168.9 Het aftappen van de ketel 168.10 Pakkingen 16

9. Installatievoorschrift voor degastechnische installateur 179.1 Algemeen 179.2 Afpersen van de gasinstallatie 179.3 Gasdrukken 17

10. Installatievoorschrift voor deelektrotechnische installateur 1810.1 Algemeen 1810.2 Brandschakelaar 1810.3 Schakelkast 1810.4 Elektrische aansluitingen 1810.5 Elektrotechnische gegevens 18

10.5.1 Algemeen 1810.5.2 Beveiligingsautomaat 1810.5.3 Niveaubeveiliging 1810.5.4 Externe inschakelkommando’s 18

10.6 Interne bedradingsschema'sbedieningspanelen 1910.6.1 Eenvoudig bedieningspaneel 1910.6.2 Uitgebreid bedieningspaneel 19

10.7 Elektrische schema’s 2010.7.1 Elektrisch schema GSP-903

thermo-elektrische uitvoering 2010.7.2 Elektrisch schema GSS-869,

standaard elektronische uitvoeringAan/Uit 21

10.7.3 Elektrisch schema GSS-871,standaard elektronische uitvoeringHoog/Laag 22

11. Inbedrijfstellingsvoorschrift 2311.1 Thermo-elektrische uitvoering,

regeling Aan/Uit 2311.1.1 Technische gegevens 2311.1.2 In bedrijf stellen 2311.1.3 Waarschuwing! 2311.1.4 Uit bedrijf nemen 23

11.2 Standaard elektronische uitvoering,regeling Aan/Uit (uitv. 000)en Hoog/Laag (uitv. 004) 2411.2.1 Technische gegevens 2411.2.2 In bedrijf stellen 5 t/m 12 leden 2411.2.3 In bedrijf stellen 13 t/m 17 leden 2511.2.4 Uit bedrijf nemen 25

12. Richtlijnen voor het lokaliserenen opheffen van storingen 2612.1 Thermo-elektrische regel- en

beveiligingsapparatuur 2612.2 Elektronische regel- en

beveiligingsapparatuur 26

13. Onderhoudsvoorschrift 2713.1 Algemeen 2713.2 Werkzaamheden 27

Page 4: remeha 3b

remeha Gas 3c XR

4

*) Op verzoek zijn verlengkabels leverbaar, zodat de gas-straat aan de andere kant dan de aanvoer kan wordenaangesloten.

VOORWOORD

Deze technische informatie bevat nuttige en belangrijkeinformatie voor het goed funktioneren en onderhoudenvan de Remeha C.V.-ketel, model Gas 3c XR.Tevens bevat het belangrijke aanwijzingen om een zoveilig en storingvrij mogelijk funktioneren van de ketelmogelijk te maken. Lees vòòr het in werking stellen vande ketel deze handleiding goed door, maak u met dewerking en de bediening van de ketel goed vertrouwd envolg de gegeven aanwijzingen stipt op.

Indien u nog vragen heeft of verder uitleg wenst aan-gaande specifieke onderwerpen die op deze ketel betrek-king hebben, aarzelt u dan niet met ons kontakt op tenemen. De in deze technische informatie gepubliceerdegegevens zijn gebaseerd op de meest recente informatie.Zij worden verstrekt onder voorbehoud van latere wijzi-gingen. Wij behouden ons het recht voor op ongeachtwelk moment de konstruktie en/of uitvoering van onzeprodukten te wijzigen zonder verplichting eerder gedaneleveranties dienovereenkomstig aan te passen.

De remeha Gas 3c XR is een uit gietijzeren leden samen-gebouwde, atmosferische, verbeterd rendement gasketelen geschikt voor het stoken van alle kwaliteiten aardgas.De remeha Gas 3c XR 5 t/m 9 leden kan in thermo-elektrische of elektronische uitvoering geleverd worden.De remeha Gas 3c XR 10 t/m 17 leden wordt in elektroni-sche uitvoering geleverd.

De ketels zijn voorzien van een geïsoleerde, plaatstalenbemanteling. De wateraansluitingen bestaan uit voor-lasflenzen met aangelast pijpeind inw. Ø70 (ISO NW 65).De ketel is voorzien van een ingebouwde trekonder-breker met terugslagbeveiliging.

2.2 BrandersHet branderbed bestaat uit korrosievaststalen, atmosfe-rische branders en garanderen een geruisarme werking.

2.3 KetelvloerDe remeha Gas 3c XR wordt standaard geleverd met eenreflekterende vloerplaat. Daardoor is het mogelijk deketel direkt op een brandvrije ketelhuisvloer te plaatsen.

2.4 MontageDe montage kan door onze montagedienst geschieden.

2.1 Algemeen- Het ketelblok bestaat uit gietijzeren leden, die d.m.v.

konische nippels worden samengebouwd.- De regel- en beveiligingsapparatuur van de elektroni-

sche uitvoering (gasstraat) kan naar wens links ofrechts van de ketel worden aangebracht, echter stan-daard aan dezelfde kant als de aanvoer *).

- De wateraansluitingen kunnen naar wens links, rechtsof diagonaal worden aangebracht.

- Weinig stralingsverlies door hoogwaardige isolatie.- De bemanteling blijft vrij van de grond, zodat aantas-

ting door vocht wordt voorkomen.- Het bedieningspaneel is in het front van de ketel

gemonteerd.- De levering geschiedt in losse onderdelen. Daardoor

gemakkelijk te transporteren. De keteluitvoering5 t/m 9 leden kan zonder meerprijs in blok wordengeleverd.

- Het schoonmaken van het ketelblok vindt plaats vanafde bovenzijde.

- Door toepassing van een terugslagbeveiliging wordtvoorkomen dat verbrandingsgassen, bij niet goedfunktioneren van het verbrandingsgasafvoersysteem, inhet ketelhuis kunnen komen.

1. TOESTELOMSCHRIJVING

2. KONSTRUKTIEGEGEVENS

Page 5: remeha 3b

5

3. TECHNISCHE GEGEVENS EN AFMETINGEN

doorsnede bovenaanzicht

Afb. 01 Aanzichttekeningen

Opmerking:Ketelblok te plaatsen op meegeleverde draagplaatjes 8mm. hoog

linkerzijaanzicht vooraanzicht

Page 6: remeha 3b

remeha Gas 3c XR

6

E

Tabel voor thermo-elektrische uitvoering

Gewichtexkl.water

Water-inhoud

kg ltr

385

440

495

550

605

51

58

65

71

78

Tabel voor elektronische uitvoering

Afmetingen Gewichtexkl.water

kg 385

440

495

550

605

665

720

775

830

890

945

1000

1055

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

kW 92

115

138

162

186

210

234

256

280

301

325

348

372

Aantalleden

Nominaalvermogen

Water-inhoud

ltr 51

58

65

71

78

85

91

98

105

111

118

125

131

(Mcal/h)(79)

(99)

(119)

(139)

(160)

(181)

(201)

(220)

(241)

(259)

(280)

(299)

(320)

114

142

170

200

228

258

286

315

343

369

399

426

454

kW Hi102

128

153

180

206

232

258

283

309

332

358

383

409

kW Hs

Nominalebelasting

In te stellengasverbruik 2)

m3s/h

12,3

15,3

18,4

21,6

24,6

27,9

30,9

34,0

37,1

39,9

43,1

46,0

49,1

mmA

1015

1015

1040

1040

1040

1040

1065

1065

1065

1065

1090

1090

1090

mm670

670

670

670

700

700

700

700

750

750

750

750

750

000/004± L 1)

mm1220

1220

1220

1220

1220

1220

1320

1320

1320

1320

1320

1320

1320

Waterz. weerstand

mbarmbar∆t=20°C∆t=10°C

4

6

9

12

15

19

24

29

34

40

46

52

59

15

24

34

47

60

78

96

116

137

158

183

210

237

Ød"1"

1"

1"

1"

11/4"

11/4"

11/4"

11/4"

11/2"

11/2"

11/2"

11/2"

11/2"

mm 675

775

875

975

1075

1175

1275

1375

1475

1575

1675

1775

1875

B ØDmm200

200

200

250

250

250

300

300

300

300

350

350

350

1) Zonder filter en gashoofdkraan

2) Kal. bovenwaarde 33,3 MJ/m3s

Waterz. weerstand

∆t=20°Cmbar

4

6

9

12

15

∆t=10°Cmbar

15

24

34

47

60

mm

1220

1220

1220

1220

1220

E

Aantalleden

5

6

7

8

9

Nominaalvermogen

In te stellengasverbruik 2)

Nominalebelasting

m3s/hkW (Mcal/h) kW Hi kW Hs

92

115

138

162

186

(79)

(99)

(119)

(139)

(160)

102

128

153

180

206

12,3

15,3

18,4

21,6

24,6

114

142

170

200

228

Afmetingen

ØD

mm

200

200

200

250

250

B

mm

675

775

875

975

1075

A

mm

1015

1015

1040

1040

1040

Page 7: remeha 3b

7

5.1 Levering van diverse onderdelenAlle onderdelen welke ter plaatse moeten wordensamengebouwd zijn te transporteren met behulp vannormale liften en kunnen via normale toegangsdeuren inhet ketelhuis worden gebracht.De kwetsbare delen zijn verpakt. De bemanteling isdesgewenst na de waterzijdige aansluiting van hetketelblok, zonder aftappen hiervan, te monteren.

5.2 Warmwateruitvoering

5.2.1 WatertemperatuurMaximale watertemperatuur bedraagt 110°C (gesloteninstallatie).Maximale bedrijfstemperatuur bedraagt 95°C.De minimale retourwatertemperatuur bedraagt 20°C bijeen waterdoorstroming overeenkomend met een ∆t van20°C bij nominale belasting.

5.2.2 WaterdrukDe ketelleden worden onderworpen aan een proefdrukvan 12 bar.De maximale proefdruk voor een gemonteerde ketelbedraagt 6 bar.De ketels kunnen worden toegepast tussen een bedrijfs-druk van 0,8 bar en 6 bar.

4.1 Verbrandingsgaszijdig rendementTot 82,4% t.o.v. Hs (schoorsteenverlies 17,6%) bij80/60° C.

4.2 Waterzijdig rendementTot 81,5% t.o.v. Hs bij 80/60°C.

4.3 NullastverliesTot 1,05% t.o.v. Hs bij 80/60°C.

4.4 KetelgebruiksrendementTot 81,2% t.o.v. Hs bij een benuttingsgraad van 30% eneen gemiddelde ketelwatertemperatuur van 45°C.

5. TOEPASSINGSGEGEVENS

4. RENDEMENTSGEGEVENS

5.2.3 WatercirkulatieDe minimale watercirkulatie in de ketel volgt uit deformule:

Nominaal Vermogen (kW) = .... m3/h 93

Met deze cirkulatie wordt de hoogste uitschakeltempe-ratuur van de regelthermostaat 95°C.

5.2.4 WaterbehandelingWaterbehandeling is onder normale omstandigheden nietvereist (zie onze publikatie ‘Waterkwaliteitsvoorschrift’).

5.2.5 GeluidsproduktieHet geluiddrukniveau in het ketelhuis bedraagt, afhanke-lijk van het vermogen en de uitvoering van het ketelhuis,50 tot 55 dBA, zodat geen akoestische voorzieningennodig zijn.

5.3 LagedrukstoomuitvoeringGegevens hierover worden op aanvraag verstrekt dooronze Produkt Advies Dienst.

Page 8: remeha 3b

remeha Gas 3c XR

8

5.4 Hydraulische circuits

5.4.1 Een ketelbatterij met ketelshuntpomp

5.4.1.1 Gescheiden aanvoer- en retourverdeler

De ketel wordt direkt weersafhankelijk voorgeregeld ende groepen worden weersafhankelijk nageregeld, waarbijde stooklijn van de ketel ca. 5°C hoger ingesteld wordtdan de hoogst vragende groep.De nominale shuntpompkapaciteit is gelijk aan 25% vande totale flow, bij een temperatuurverschil van 20°C overde ketel.De minimale retourwatertemperatuur van de ketel be-draagt 20°C. Bij geoptimaliseerde installaties kan hetgebeuren, dat gedurende de nacht of het weekend, hetinstallatiewater tot beneden de 20°C afkoelt.Voor warmtelevering aan de installatie dient in dezesituatie eerst de ketel op minimaal 25°C retourwatertem-peratuur te worden gebracht, voordat de rest van deinstallatie wordt vrijgegeven.Dit kan bijvoorbeeld als volgt geschieden:a. door middel van driewegkraan, shuntpomp + regeling.

b. door middel van blokkerend signaal installatie-mengkleppen

5.4.1.2 Drukloze verdeler met ketelpomp

Opmerking:1) Bij niet gelijke waterzijdige weerstand van ketel 1 en

2 dient de ketel met de kleinste weerstand te wordeningeregeld met regelventiel B.

2) Bij geoptimaliseerde installaties dient de minimaleretourwatertemperatuur te worden beveiligd (zie par.5.4.1.1 a en b).

3) De kaskadeschakeling dient altijd ketel 1, de HR-ketel, voorrang te geven.

De ketel wordt direkt weersafhankelijk voorgeregeld ende groepen worden weersafhankelijk nageregeld, waar-bij de stooklijn van de ketel ca. 5°C hoger ingesteld wordtdan de hoogst vragende groep.Iedere groep krijgt een eigen pomp. De ketelpomp ver-plaatst de totale waterhoeveelheid. Zie voor zekerstellingvan de minimale ketelretourwatertemperatuur gedu-rende de aanwarmfase de oplossingen a) of b) van par.5.4.1.1.

5.4.2 Meer-ketelbatterij met ketelshuntpompenVoorbeeld: 1 x HR + 1 x VR-ketel met kaskadeschake-ling en waterzijdige afschakeling van de niet in bedrijfzijnde ketel d.m.v. een smoorklep.De ketels worden direkt weersafhankelijk voorgeregelden de groepen worden weersafhankelijk nageregeld,waarbij de stooklijn van de ketel ca. 5° C hoger inge-steld wordt dan de hoogst vragende groep.

Page 9: remeha 3b

9

5.5 Verbrandingsgasafvoersysteem

5.5.1 AlgemeenDe aansluiting op het verbrandingsgasafvoerkanaal moetovereenkomstig de richtlijnen van NEN 1078 (GAVO1987, inkl. aanvulling 1992) worden uitgevoerd.

WaarschuwingGezien de hoge rendementen van de Gas 3c XR dientaandacht te worden besteed aan de uitvoering van hetverbrandingsgasafvoersysteem.De tabellen in par. 5.5.2 geven de minimale en maximaletoelaatbare hoogtes (in m) aan.Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen in- en uitpan-dige verbrandingsgasafvoersystemen in afhankelijkheidvan de konstruktie en de ketelgrootte.Er is hierbij uitgegaan van een aansluitleiding (1), zoals inde schets hiernaast is weergegeven. Voor de diametervan deze leiding is de aansluitmaat van de ketel aange-houden. De lengte van de aansluitleiding is maximaal 2,5m (bocht 90°, haakse intrede) en het materiaal is enkel-wandig aluminium.Bij de bepaling van de tabellen is puur gekeken naar detechnische toepasbaarheid. Indien in een bepaaldesituatie de uitkomst van de tabel niet overeenkomt metbepaalde GAVO-voorschriften, dient overleg gepleegd teworden met het plaatselijk gasbedrijf.

Raadpleeg bij hogere of lagere verbrandingsgasafvoerka-nalen en bij alle situaties waarin de tabellen niet voorzien,onze Produkt Advies Dienst.

Afb. 02 Verbrandingsgasafvoersysteem

h = minimaal 2 m (zie NEN 1078, punt 11.2.2.1, lengte- trekhoogte verhouding of 14.2.2.1.)

1

Page 10: remeha 3b

remeha Gas 3c XR

10

5.5.2 Afmetingen verbrandingsgasafvoersystemen

3-15 - - 3-29 3-23 - 3-60 3-60 3-60 3-54 -

3-20 3- 9 - 5-43 4-28 - 5-60 3-60 3-60 3-60 3-45

5-25 3-17 - 5-43 5-34 5-27 7-60 5-60 3-60 3-60 3-60

5-32 3-17 - 5-49 5-39 5-34 7-60 5-60 3-60 3-60 3-60

5-37 5-27 - 5-58 5-46 5-37 - 6-60 4-60 3-60 3-60

7-42 7-30 - 7-60 5-50 7-40 - 7-60 5-60 3-60 3-60

9-48 9-34 3-14 8-60 7-55 7-44 - 7-60 5-60 3-60 3-60

9-50 9-37 3-19 9-60 9-60 9-49 - 7-60 5-60 5-60 3-60

- 3-44 3-35 - 3-60 3-60 - - 5-60 5-60 3-60

- 5-48 5-38 - 3-60 3-60 - - 6-60 5-60 3-60

- 5-54 5-43 - 5-60 5-60 - - 7-60 7-60 3-60

- 5-58 5-46 - 5-60 5-60 - - 7-60 7-60 3-60

- 5-60 5-49 - 5-60 5-60 - - 7-60 7-60 3-60

/ 220 / 330 / 440 / 220 / 330 / 440 Ø 200 Ø 250 Ø 300 Ø 350 Ø 400

Uitpandige verbrandingsgasafvoersystemen *

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

1/2 steens + spouw + 1/2 steens

(hieronder vallen alle systemen welke met één of meerdere zijden aan de buitenlucht grenzen).

* De berekeningen van het verbrandingsgasafvoersysteem zijn overeenkomstig de NEN 1078, bijlage D.- Niet toepasbaar

Uitvoeringen, inwendige afmetingen (mm) en minimale c.q. maximale hoogten (in m) van het verbrandingsgasafvoerkanaal

Bouwkundig geïsoleerde elementen ofgeïsoleerde metalen afvoerleidingen

3-29 - - 3-60 3-54 - 3-60 3-60 3-60 3-60 3-60

3-39 3- 9 - 3-60 3-60 - 5-60 3-60 3-60 3-60 3-60

5-43 3-20 - 5-60 3-60 3-23 7-60 5-60 3-60 3-60 3-60

5-54 3-50 - 5-60 3-60 3-55 7-60 5-60 3-60 3-60 3-60

5-59 3-57 - 5-60 3-60 3-60 - 6-60 4-60 3-60 3-60

7-60 3-60 3-24 7-60 3-60 3-60 - 7-60 5-60 3-60 3-60

7-60 3-60 3-58 7-60 3-60 3-60 - 7-60 5-60 3-60 3-60

7-60 3-60 3-60 9-60 3-60 3-60 - 7-60 5-60 3-60 3-60

- 3-60 3-60 - 3-60 3-60 - - 5-60 3-60 3-60

- 3-60 3-60 - 3-60 3-60 - - 6-60 3-60 3-60

- 3-60 3-60 - 3-60 3-60 - - 6-60 5-60 3-60

- 3-60 3-60 - 3-60 3-60 - - 7-60 5-60 3-60

- 5-60 3-60 - 3-60 3-60 - - 7-60 5-60 3-60

/ 220 / 330 / 440 / 220 / 330 / 440 Ø 200 Ø 250 Ø 300 Ø 350 Ø 400

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

* De berekeningen van het verbrandingsgasafvoersysteem zijn overeenkomstig de NEN 1078, bijlage D.- Niet toepasbaar

Uitvoeringen, inwendige afmetingen (mm) en minimale c.q. maximale hoogten (in m) van het verbrandingsgasafvoerkanaal

Inpandige verbrandingsgasafvoersystemen *(gerekend is met een uitpandig gedeelte van 1 m).

SteensAantalleden

1/2 steens + spouw + 1/2 steens Bouwkundig geïsoleerde elementen ofgeïsoleerde metalen afvoerleidingen

SteensAantalleden

Page 11: remeha 3b

11

6. PLAATSINGSVOORSCHRIFTEN

6.1 Opstellingsmogelijkheden in het ketelhuisIn de tekeningen staan de maten (in mm) aangege-ven, die minimaal nodig zijn in het ketelhuis.

Afwijking van de opgegeven minimale ruimte rondom deketel is alleen mogelijk na overleg met onze ProduktAdvies Dienst en het plaatselijk energiebedrijf.

Opstelling 32 ketels in het ketelhuisKetels ruggelings geplaatst

Opstelling 11 ketel in het ketelhuis

Opstelling 22 ketels in het ketelhuis

5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17

1015 1015 1040 1040 1040 1040 1065 1065 1065 1065 1090 1090 1090 675 775 875 975 1075 1175 1275 1375 1475 1575 1675 1775 1875 200 200 200 250 250 250 300 300 300 300 350 350 3501220 1220 1220 1220 1220 1220 1320 1320 1320 1320 1320 1320 1320

AB

ØDE

Verklaring:W = min. 150 mm bij vertikale

dakdoorvoeringW = min 0,5D + 50 bij horizon-

tale aansluiting op eenverbrandingsgasafvoerkanaal

Afb. 03 Opstellingsmogelijkheden in het ketelhuis

Aantal leden

Afme-ting

(mm)

1)1)

1)

1)

1) volgens NEN 1078 (GAVO 1987 - laatste aanvulling).

Page 12: remeha 3b

remeha Gas 3c XR

12

6.2 SteunoppervlakDe ketel dient op de meegeleverde draagplaatjes teworden geplaatst, volgens onderstaande tekening.

6.3 VoorschriftenBij plaatsing en bij aansluiting van de ketel dient teworden voldaan aan de van toepassing zijnde voor-schriften gegeven in:- NEN 3028-1986: ‘Veiligheidseisen voor centrale

verwarmingsinstallaties’.Opm.: Sektie 2 en 3 zijn qua inhoud gelijk aan Sek-tie 7 van NEN 1078 (GAVO 1987).

- NEN 1078 (GAVO 1987): ‘Voorschriften voor aard-gasinstallaties’.Opm.: Voor toelichting op NEN 1078 zie NPR 3378(Ned. praktijkrichtlijn) Deel I en ‘Richtlijnen bestaandeinstallaties’ (uitgave VEGIN).

- NEN 1010: ‘Veiligheidsbepalingen voor laagspannings-installaties’.

Afb. 04 Steunoppervlak

567891011121314151617

382482581681780880979107911781278137714771576

A (mm)Aantal leden

Page 13: remeha 3b

13

7.1 AlgemeenDe remeha Gas 3c XR wordt naar keuze geleverd met:* Thermo-elektrische regel- en beveiligingsapparatuur

voor ketels van 5 t/m 9 leden.Apparatuur uitvoering:Regeling Aan/Uit, overeenkomstig de GIVEG keu-ringseisen.

* Elektronische regel- en beveiligingsapparatuur voorketels van 5 t/m 17 leden, principe: ionisatie beveili-ging.- Standaard regeling Aan/Uit (uitvoering 000), opverzoek regeling Hoog/Laag (uitvoering 004), beideuitvoeringen overeenkomstig GIVEG keuringseisen.

7.2 Het bedieningspaneelDe remeha Gas 3c XR wordt geleverd inklusief bedie-ningspaneel. Dit bedieningspaneel kent drie uitvoerin-gen, namelijk de eenvoudige A/U en H/L uitvoeringen ende uitgebreide H/L uitvoering. Standaard worden deketels met een eenvoudig paneel geleverd.De panelen zijn opgebouwd uit modulen, die alle beno-digde besturings- en meetinstrumenten bevatten om deketel te regelen. Het bedieningspaneel is geintegreerd inhet frontpaneel van de ketel.Alle aansluitingen zijn voorbedraad en uitgevoerd metstekers. De kapillairs die uit het bedieningspaneelkomen, worden in de dompelbuis geplaatst. De dom-pelbuis dient boven in het eindlid aan de voorzijde vande ketel gemonteerd te worden.Het bedieningspaneel en de dompelbuis dienen gemon-teerd te worden aan die zijde waar de aanvoer gemon-teerd wordt.De niveaubeveiligingselektrode dient in de voorzijde vanhet andere eindlid gemonteerd te worden.

De gasapparatuur dient standaard aan dezelfde kantgemonteerd te worden als het bedieningspaneel. Opverzoek kan een set verlengkabels geleverd wordenom de apparatuur aan de andere zijde te monteren.Dit dient bij bestelling te worden opgegeven.

7. KOMPONENTEN VAN DE REGEL- EN BEVEILIGINGSAPPARATUUR

Afb. 05 Bedieningspaneel KSF 101.32

1 35

6 9

11

78

C D E

2 4

A B

10

Opbouw van het bedieningspaneelDe modulen bevatten:

Module A 1. Regelthermostaat (Aan/Uit)Instelling tussen 35-95°C

2. Bedrijfsurenteller *Module B 3. Regelthermostaat (Hoog/Laag)

Instelling tussen 35-95°C ** 4. Vollasturenteller *

Module C 5. Maximaalthermostaat 110°C(vergrendelend)

6. Bedrijfsschakelaar (Aan/Uit)met optische signalering *

7. Schakelaar t.b.v. cirkulatiepompHand/Uit/Automatisch *

8. Schakelaar t.b.v. boilerpompHand/Uit/Automatisch *

Module D 9. Centrale storingslamp *10. Analoge thermometer

Module E 11. Inbouwmogelijkheid voor een rematicweersafhankelijke ketelregeling *Zie voor inbouwmogelijkheid de techni-sche dokumentatie rematic .

* Niet in eenvoudige bedieningspanelen.**Niet in eenvoudig bedieningspaneel A/U.

Page 14: remeha 3b

remeha Gas 3c XR

14

5 tlm 12 leden

Verklaring bij schema:A Afsluiter (handbediend)AB AansteekbranderDR GasdrukregelaarF GasfilterHB HoofdbranderMB GasmultiblokMK AansteekgasklepMP MeetpuntVA BeveiligingsafsluiterOT OntstekingstrafoVB Vlambeveiliging---- Wordt niet standaard meegeleverd

7.4.2 Specifikatie1 gasmultiblok (5-12 leden)1 beveiligingsafsluiter t.b.v. hoofdgas (13-17 leden)1 gasdrukregelaar (13-17 leden)1 magneetafsluiter t.b.v. aansteekgas1 ontstekingstransformator 5 kV1 aansteekbrander met ionisatiebeveiliging1 schakelkast (zie par. 7.4.3)1 terugslagbeveiliging ingesteld op 70°C1 bedieningspaneel A/U of H/L (zie par. 7.2)

7.4.3 SchakelkastSchakelkast, afm. 300 x 400 mm., voorzien van:- hoofdschakelaar- beveiligingsautomaat- niveaubeveiligingsautomaat (elektrode wordt los

meegeleverd)- automatische zekering- signaallampen- potentiaal vrij kontakt voor centrale alarmering- potentiaal vrij kontakt voor bedrijfsmelding

7.3 Thermo-elektrische regel- enbeveiligingsapparatuur

7.3.1 Schematische uitvoering

7.4 Standaard elektronische uitvoering, regelingAan/Uit (uitv. 000) of regeling Hoog/Laag (uitv. 004)

7.4.1 Schematische uitvoering

Verklaring bij schema:A1 Afsluiter (handbediend)WB WaakvlambranderVB VlambeveiligingF GasfilterGRB GasregelblokHB HoofdbranderVA BeveiligingsafsluiterMP Meetpun----- Wordt niet standaard meegeleverd

7.3.2 Specifikatie2 gasregelblokken met herinschakelvergrendeling1 beveiligingsafsluiter2 waakvlambranders met thermokoppels1 terugslagbeveiliging ingesteld op 70°C2 Piezo vonk-ontstekers1 niveaubeveiligingsautomaat (elektrode wordt los

meegeleverd)1 bedieningspaneel A/U (zie par. 7.2)

13 tlm 17 leden

Page 15: remeha 3b

15

7.5 Funkties

7.5.1 AlgemeenDoor middel van de toegepaste apparatuur worden devolgende funkties bij een ‘fout’ waarneming vergrende-lend c.q. blokkerend bewaakt.

7.5.2 Thermo-elektrische uitvoering

7.5.2.1 Vlambeveiliging (vergrendelend)De vlambeveiliging geschiedt door middel van 2thermokoppels.

7.5.2.2 Niveaubeveiliging (vergrendelend)Overeenkomstig de GIVEG keuringseisen is de ketelvoorzien van een niveaubeveiliging om de ketel tegendroogstoken te beveiligen.

7.5.2.3 Terugslagbeveiliging (blokkerend)De ketel is voorzien van een thermische terugslagbe-veiliging. De thermische terugslagbeveiliging blokkeert degastoevoer naar de brander als het verbrandingsgas-afvoersysteem niet goed funktioneert.Hierdoor wordt voorkomen dat er verbrandingsgassen inhet ketelhuis stromen.De thermische terugslagbeveiliging mag niet buitenwerking gesteld worden en bij vervanging mag alleenbovengenoemd type toegepast worden.

7.5.2.4 Temperatuurbeveiliging (blokkerend/ver-grendelend)Regelthermostaat Aan/Uit: blokkerendMaximaalthermostaat: vergrendelend.

7.5.3 Elektronische uitvoering

7.5.3.1 Vlambeveiliging (vergrendelend)De beveiliging van de regel- en beveiligingsapparatuurgeschiedt door middel van ionisatie-beveiliging.

7.5.3.2 Niveaubeveiliging (vergrendelend)Overeenkomstig de GIVEG keuringseisen is de ketelvoorzien van een niveaubeveiliging om de ketel tegendroogstoken te beveiligen.

7.5.3.3 Terugslagbeveiliging (blokkerend)De ketel is voorzien van een thermische terugslagbe-veiliging. De thermische terugslagbeveiliging blokkeert degastoevoer naar de brander als het verbrandingsgas-afvoersysteem niet goed funktioneert.Hierdoor wordt voorkomen dat er verbrandingsgassen inhet ketelhuis stromen.De thermische terugslagbeveiliging mag niet buitenwerking gesteld worden en bij vervanging mag alleenbovengenoemd type toegepast worden.

7.5.3.4 Temperatuurbeveiliging (blokkerend/ver-grendelend)Regelthermostaat Aan/Uit: blokkerendRegelthermostaat Hoog/Laag(indien van toepassing): blokkerendMaximaalthermostaat: vergrendelend.

Page 16: remeha 3b

remeha Gas 3c XR

16

8. MONTAGERICHTLIJNEN EN INSTALLATIEVOORSCHRIFTEN VOOR HET WATERZIJDIGE GEDEELTE

8.1 AlgemeenDe remeha Gas 3c XR wordt in losse delen geleverd. Deafmetingen zijn zodanig, dat alle delen via een normaletoegangsdeur in het ketelhuis kunnen worden gebracht.Levering van een reeds gemonteerd ketelblok is mogelijk(t/m 9 leden).De bemanteling en de apparatuurdelen worden inverpakkingseenheden geleverd.De ketel is toepasbaar voor open en gesloten installatiestot een maximale bedrijfsdruk van 6 bar en een minimalebedrijfsdruk van 0,8 bar. Dak- of kelderopstelling van deketel is zonder bezwaar mogeIijk.

8.2 KetelmontageDe montage en de installatie van de ketel mag alleendoor de erkende installateur plaatsvinden overeenkom-stig de door Remeha samengestelde montagehandlei-ding. Het verdient echter aanbeveling de montagewerk-zaamheden door Remeha’s gespecialiseerde montage-dienst te laten verrichten.De installatie moet voldoen aan de veiligheidseisen voorcentrale verwarmingsinstallaties NEN 3028-1986 en NEN1078 (GAVO 1987). De plaatselijke voorschriften van deenergiebedrijven dienen te worden nageleefd.

8.3 WateraansluitingenDe ketel kan diagonaalsgewijs of eenzijdig worden aan-gesloten. De wateraansluitingen bestaan uit voorlasflen-zen met aangelast pijpeind Ø70/76 (NW 65).De bovenste blindflens is voorzien van een G1" draadgatvoor de montage van een veiligheidsklep tegen te hogewaterdruk.De eindleden zijn voorzien van een G3/4" draadgatwaarin een vul- en aftapkraan wordt gemonteerd.

8.4 Dompelbuis en niveaubeveiligingselektrodeDe dompelbuis dient gemonteerd te worden- boven in het eindlid aan de voorzijde van de ketel- aan die zijde waar de aanvoer gemonteerd wordt.De niveaubeveiligingselektrode wordt in het andereeindlid gemonteerd als de dompelbuis.Het bedieningspaneel, de dompelbuis en de aanvoermoeten altijd aan dezelfde kant gemonteerd worden.

8.5 WaterdrukDe ketelleden worden onderworpen aan een proefdrukvan 12 bar.De maximale proefdruk voor een gemonteerde ketelbedraagt 6 bar.De ketels kunnen worden toegepast tussen een be-drijfsdruk van 0,8 bar en 6 bar.

8.6 VeiligheidsklepDe veiligheidsklep moet qua afmeting en plaatsing vol-doen aan de in de NEN 3028-1986 gestelde eisen (art.10.3 en 12).

8.7 ManometerDe installatie en elke afsluitbare ketel moet zijn voorzienvan een manometer. Op die manometer moet de instel-druk van de veiligheidsklep met een rode markering zijnaangegeven. Zie art. 10.3 van de NEN 3028-1986.

8.8 Het vullen, navullen en ontluchten van de instal-latieDe eerste vulling van een installatie kan geschieden viaeen vul- en aftapkraan van de ketel. Het navullen van deinstallatie dient elders te geschieden, om warmtespannin-gen in de ketel te voorkomen.Het ontluchten dient op het hoogste punt van de installa-tie te geschieden, nadat de gehele installatie tot ca. 80°Cis opgestookt en de pompen zijn uitgezet.

8.9 Het aftappen van de ketelHet aftappen van de ketel moet geschieden via beide vul-en aftapkranen van de ketel. Het aftappen van de geheleinstallatie kan beter via een ander punt geschieden, omte voorkomen dat eventueel vuil uit de installatie in deketel terechtkomt.

8.10 PakkingenFlensverbindingen met rubberpakkingen dienen bij deeerste servicebeurt te worden nagetrokken.

Page 17: remeha 3b

17

9. INSTALLATIEVOORSCHRIFT VOOR DE GASTECHNISCHE INSTALLATEUR

9.2 Afpersen van de gasinstallatieGasinstallaties moeten gasdicht zijn. Zie voor beproevingen kontrole NEN 1078 (GAVO 1987) art. 5.10.

9.3 GasdrukkenGastoevoerdruk- volgens GlVEG-keur : 20-30 mbar- maximaal : 100 mbar (na overleg met

het gasbedrijf)Branderdruk- vollast : 9,8 mbar- deellast (alleen bij H/L) : 4,9 mbar.

9.1 AlgemeenDe gasaansluiting moet voldoen aan de NEN 1078(GAVO 1987). De gasaansluiting kan zowel links alsrechts worden aangebracht. Het bedieningspaneel en deaanvoer moeten standaard aan dezelfde kant gemon-teerd worden als de gasapparatuur. De gashoofdkraanen/of het gasfilter kunnen tegen meerprijs los wordengeleverd (zie uitvoeringen diverse apparaturen en prijs-lijsten).Het gasmultiblok (5 t/m 12 leden) is standaard voorzienvan een filter.

Page 18: remeha 3b

remeha Gas 3c XR

18

10. INSTALLATIEVOORSCHRIFT VOOR DE ELEKTROTECHNISCHE INSTALLATEUR

10.1 AlgemeenDe elektrische aansluitingen en voorzieningen moetenworden uitgevoerd volgens NEN 1010. Tevens dienen deplaatselijke voorschriften van de energiebedrijven teworden nageleefd.

10.2 BrandschakelaarOvereenkomstig NEN 3028-1986 dient buiten de stook-ruimte een zgn. ‘brandschakelaar’ te worden gemonteerdom in geval van kalamiteiten de voeding naar het toestelte kunnen verbreken.

10.3 SchakelkastDe schakelkast van de elektronische uitvoering is op degasapparatuur gemonteerd.

10.4 Elektrische aansluitingenDe ketel is geheel voorbedraad. Slechts de elektrischevoeding dient door de installateur te worden verzorgd.De elektrische aansluitingen dienen overeenkomstig hetmeegeleverde schema te worden uitgevoerd.De bedrading dient overeenkomstig NEN 1010 in door-voerbuizen c.q. kabelkanalen gelegd en op deugdelijkewijze aan het toestel gemonteerd te worden. De elektro-nische ketels zijn ter plekke van de startbrander geaard,de thermo-elektrische ketels ter plekke van het bedie-ningspaneel. De aard-aansluitingen dienen te wordengekontroleerd.

10.5 Elektrotechnische gegevens

10.5.1 AlgemeenAansluitspanning: 230 V-50 Hz (L/N) (+10 -15%)Opgenomen vermogen: 120 VAMax. zekeringswaarde: 4 AAansluitkabel: 2,5 mm2 VMvK.

10.5.2 BeveiligingsautomaatAansluitspanning: 230 V-50 Hz.Min. noodzakelijke ionisatie-stroom: 7 µA-DC.Reaktietijd vlambeveiliging: 1 sek.Begrenzingstijd: 10 sek.De elektronische uitvoering is voorzien van een beveili-gingsautomaat, fabrikaat Satronic.

De branderautomaat is fase/nul gevoelig!

10.5.3 Niveaubeveiliginga) De niveaubeveiliging is vergrendelend uitgevoerd.

Fabrikaat: DungsType: DWEB 34/2Aansluitspanning: 230 V-50 HzOpgenomen vermogen: 5 VAElektrodespanning: 42 V (AC)Werkgebied: 0,5 tot 1,5 mA (AC)Elektrode weerstand: max. 20 kOhm

min. 1 kOhm.b) De elektrode Dungs type FLE 1/2". De elektrode dient

voor in het eindlid gemonteerd te worden.

10.5.4 Externe inschakelkommando’sDe ketels kan bestuurd worden via externe inschakel-kommando’s.Het kommando dient voor de eerste trap op de klemmen15 en 16 aangesloten te worden (doorverbindingenverwijderen). Voor de tweede trap (uitvoering 004) dientdeze aangesloten te worden op de klemmen 8 en 9.Zie ook de aanduidingen op de elektrische schema's,par. 10.6.

Page 19: remeha 3b

19

10.6 Interne bedradingsschema's bedieningspanelen

10.6.1 Eenvoudig bedieningspaneel

10.6.2 Uitgebreid bedieningspaneel

Afb. 06 Eenvoudig bedieningspaneel

Afb. 07 Uitgebreid bedieningspaneel

Bij de A/U uitvoering 000 wordt de Th/l niet gebruikt.

alleen H/L uitvoering

Page 20: remeha 3b

remeha Gas 3c XR

20

10.7 Elektrische schema’s

10.7.1 Elektrisch schema GSP-903 thermo-elektrische uitvoering

Afb. 08 Elektrisch schema thermo-elektrische uitvoering

Page 21: remeha 3b

21

10.7.2 Elektrisch schem

a GS

S-869, standaard

elektronische uitvoering Aan/U

it

Afb. 09 E

lektrisch schema G

SS

-869, standaard elektronische uitvoering Aan/U

it

Page 22: remeha 3b

remeha G

as 3c XR

22

10.7.3 Elektrisch schem

a GS

S-871, standaard

elektronische uitvoering Hoog/Laag

Afb. 10 E

lektrisch schema G

SS

-871, standaard elektronische uitvoering Hoog/Laag

Page 23: remeha 3b

23

11. INBEDRIJFSTELLINGSVOORSCHRIFT

11.1 Thermo-elektrische uitvoering, regeling Aan/Uit

11.1.1 Technische gegevensDe beveiliging geschiedt d.m.v. 2 thermokoppels.Aansluitspanning van de gasblokken is 230 V-50 Hz.Thermokoppelspanning moet min. 7 mV DC bedragen inbelaste toestand. Afvaltijd thermokoppel ca. 30 sek.Boring waakvlaminspuiters: 2 x Ø 0,29 mm.Boring hoofdbranderinspuiters: Ø 4,90 mm.Branderdrukinstelling hoofdbrander: 9,8 mbar

11.1.2 In bedrijf stellen 1.Kontroleer de gasaansluitingen. 2.Kontroleer de elektrische aansluitingen, Fase-Nul-

Aarde. 3.Kontroleer het waterniveau. 4.Schakel de cirkulatiepomp in en kontroleer de mon-

tagestand en draairichting. 5.Schakel de ketelregeling uit. 6.Open de gashoofdkraan (gasleiding goed ontluchten). 7.Schakel de elektrische voeding van de ketel in. 8.Schakel de hoofdschakelaar in. 9.Druk de witte knop op het gasregelblok in.10.Druk de piëzo vonkontsteker zo vaak in tot de waak-

vlam brandt.11.De witte knop ca. 30 sek. ingedrukt houden.12.De witte knop loslaten. De waakvlam moet nu blijven

branden.13.Herhaal boven omschreven handelwijze voor het

tweede gasblok.14.Pas als de tweede waakvlam brandt, kan de regeling

ingeschakeld worden.15.De gasblokken worden bekrachtigd en het gas wordt

door de waakvlammen ontstoken.Het gehele branderbed brandt nu.De ketel enige minuten laten branden, i.v.m. de nogaanwezige lucht in de gasleiding.

16.Stel de vereiste vollastbranderdruk in d.m.v. degasdrukregelaar op de gasregelblokken (9,8 mbar).

17.Kontroleer de werking van de thermostaten en steldeze op de juiste waarde in. De maximaal-thermo-staat werkt vergrendelend (110°C).

18.De werking van de niveaubeveiliging kontroleren door:a. De elektrische aansluiting van de elektrode los te

nemen (zie elektrisch schema par. 10.6).Kontrole op het waterniveau.

b. Een doorverbinding te maken tussen de elektrodeen de massa (zie elektrisch schema par. 10.6).Kontrole op de kortsluitvastheid.

In beide situaties gaat de niveaubeveiligingsautomaatin vergrendeling. Ontgrendel in dit geval de niveau-beveiligingsautomaat (rode knop indrukken).

19.Kontroleer de afvaltijd van de thermokoppels. Hiertoede gashoofdkraan sluiten bij brandende ketel.De afvaltijd zal ca. 30 sek. zijn.

20.Kontroleer de werking van de terugslagbeveiliging.Bij het aanspreken van deze terugslagbeveiligingdient de gastoevoer te worden geblokkeerd.

11.1.3 Waarschuwing!Na een mislukte ketelstart 5 minuten wachten alvo-rens punt 8 t/m 11 te herhalen.Na het uitvallen of het afschakelen van de elektrischevoeding zal de beveiligingsafsluiter dicht gaan en dewaakvlammen zullen doven. De ketel komt nietautomatisch meer in bedrijf.Zie elektrisch schema par. 10.6.De ketel moet opnieuw in bedrijf gesteld worden.

11.1.4 Uit bedrijf nemen1. Schakel de ketelregeling uit.

Opm.: Denk aan bevriezingsgevaar.2. Druk de rode knoppen op de gasregelblokken in.3. Sluit de gashoofdkraan.4. Schakel de elektrische voeding van de ketel uit.

Page 24: remeha 3b

remeha Gas 3c XR

24

11.2 Standaard elektronische uitvoering, regelingAan/Uit (uitv. 000) en Hoog/Laag (uitv. 004)

11.2.1 Technische gegevensBeveiligingsautomaat: fabrikaat SATRONIC MMI 816.Aansluitspanning: 230 V-50 Hz.Min. noodzakelijke ionisatie-stroom: 3 µA-DC.Reaktietijd vlambeveiliging: 1 sek.Begrenzingstijd: 10 sek.Max. toelaatbare omgevingstemperatuur: 60°C.Boring aansteekbranderinspuiter: Ø 0,8 mm.Boring hoofdbranderinspuiters: Ø 4,90 mm.Branderdrukinstelling hoofdbranders:

- vollast : 9,8 mbar- deellast (alleen bij H/L) : 4,9 mbar.

11.2.2 In bedrijf stellen 5 t/m 12 leden 1.Kontroleer de gasaansluitingen. 2.Kontroleer de elektrische aansluitingen, Fase-Nul-

Aarde. 3.Kontroleer het waterniveau. 4.Schakel de cirkulatiepomp in en kontroleer de mon-

tagestand en draairichting. 5.Open de gashoofdkraan (gasleiding goed ontluchten). 6.Schakel de elektrische voeding naar de ketel in. 7.Stel de thermostaten in op een hoge temperatuur (ca.

85°C). 8.Na een wachttijd van ca. 13 sek. volgt de ontsteking

en zal na 3 sek. de aansteekgasklep (MK) geopendworden. Het aansteekgas zal nu worden ontstoken.Bij voldoende ionisatiesignaal (min. 7 µA) wordt deontsteking uitgeschakeld en opent het Gasmultiblok,waarna het hoofdgas door de aansteekvlam wordtontstoken. Het gehele branderbed brandt nu. Na 10sek. wordt het aansteekgas uitgeschakeld en zal devlambeveiliging (ionisatie) het branderbed bewaken.De ketel is nu in bedrijf.

9.De ketel enige minuten laten branden, zodat de nogaanwezige lucht in de gasleiding kan ontsnappen.

10.Stel de vereiste vollastbranderdruk (9,8 mbar) in doorde gasdrukregelaar op het Gasmultiblok (afb. 11 pos.a voor de uitvoering Aan/Uit en afb. 12 pos. a voor deuitvoering Hoog/Laag). Voor de lage vlam de deellast-branderdruk op 4,9 mbar instellen d.m.v. de instelringop het Gasmultiblok (afb. 12 pos. c). Hiervoor schroef(afb. 12 pos. b) enkele slagen losdraaien.

11.Kontroleer de werking van de thermostaten en steldeze op de juiste waarde in. De maximaalthermostaatwerkt vergrendelend (110°C).

12.De werking van de niveaubeveiliging kontroleren door:a. De elektrische aansluiting van de elektrode in de

schakelkast los te nemen (klem E).Kontrole op het waterniveau.

b. Een doorverbinding te maken tussen de elektrode(klem E) en aarde.Kontrole op de kortsluitvastheid.

In beide situaties gaat de niveaubeveiligingsautomaatin vergrendeling. Ontgrendel de niveaubeveiligings-automaat in de schakelkast (rode knop indrukken).

13.Kontroleer de werking van beveiligingsautomaat doorde ketel te starten terwijl de vlambeveiliging losgeno-men is. De ontsteking zal gedurende de totale begren-zingstijd ingeschakeld blijven. Het Gasmultiblok MBwordt niet bekrachtigd, de beveiligingsautomaat gaatna ca. 26 sek. in vergrendeling. Ontgrendel de bevei-ligingsautomaat in de schakelkast (knop indrukken).

14.Door tijdens het bedrijf de vlambeveiliging los te ne-men wordt bewerkstelligd dat de spanning naar hetGasmultiblok MB wordt onderbroken. Het Gasmulti-blok MB dient direkt te sluiten.

15.Kontroleer de werking van de terugslagbeveiliging.Bij het aanspreken van deze terugslagbeveiligingdient de gastoevoer te worden geblokkeerd.

a

Afb. 12 Gasmultiblok Hoog/Laag

Afb. 11 Gasmultiblok Aan/Uit

Page 25: remeha 3b

25

11.2.3 In bedrijf stellen 13 t/m 17 leden 1.Kontroleer de gasaansluitingen. 2.Kontroleer de elektrische aansluitingen, Fase-NuI-

Aarde. 3.Kontroleer het waterniveau. 4.Schakel de cirkulatiepomp in en kontroleer de mon-

tagestand en draairichting. 5.Open de gashoofdkraan (gasleiding goed ontluchten). 6.Schakel de elektrische voeding naar de ketel in. 7.Stel de thermostaten in op een hoge temperatuur (ca.

85°C). 8.Na een wachttijd van ca. 13 sek. volgt de ontsteking

en zal na 3 sek. de aansteekgasklep (MK) geopendworden. Het aansteekgas zal nu worden ontstoken.Bij voldoende ionisatiesignaal (min. 7 µA) wordt deontsteking uitgeschakeld en opent de beveiligingsaf-sluiter (VA), waarna het hoofdgas door de aansteek-vlam wordt ontstoken.Het gehele branderbed brandt nu.Na 10 sek. wordt het aansteekgas uitgeschakeld enzal de vlambeveiliging (ionisatie) het branderbed be-waken.De ketel is nu in bedrijf.

9.De ketel enige minuten laten branden, zodat de nogaanwezige lucht in de gasleiding kan ontsnappen.

10.Stel de vereiste vollastbranderdruk (9,8 mbar) ind.m.v. de gasdrukregelaar.Voor de lage vlam de deellast branderdruk op 4,9mbar instellen d.m.v. de demperkop op de beveili-gingsafsluiter VA (afb. 13). Hiervoor cilinderkop-schroef enkele slagen losdraaien.

11.Kontroleer de werking van de thermostaten en steldeze op de juiste waarde in. De maximaal-thermo-staat werkt vergrendelend (110°C).

12.De werking van de niveaubeveiliging kontroleren door:a. De elektrische aansluiting van de elektrode in deschakelkast los te nemen (klem E).Kontrole op het waterniveau.b. Een doorverbinding te maken tussen de elektrode(klem E) en aarde.Kontrole op de kortsluitvastheid.In beide situaties gaat de niveaubeveiligingsautomaatin vergrendeling. Ontgrendel in dit geval de niveau-beveiligingsautomaat in de schakelkast (rode knopindrukken).

13.Kontroleer de werking van beveiligingsautomaat doorde ketel te starten terwijl de vlambeveiliging losgeno-men is. De ontsteking zal gedurende de gehelebegrenzingstijd ingeschakeld blijven.De beveiligingsafsluiter VA wordt niet bekrachtigd, debeveiligingsautomaat zal na ca. 26 sek. in vergrende-ling gaan. Ontgrendel in dit geval de beveiligingsauto-maat in de schakelkast (knop indrukken).

14.Door tijdens het bedrijf de vlambeveiliging los tenemen wordt bewerkstelligd dat de spanning naar debeveiligingsafsluiter (VA) wordt onderbroken.De beveiIigingsafsluiter (VA) dient direkt te sluiten.

15.Kontroleer de werking van de terugslagbeveiliging.Bij het aanspreken van deze terugslagbeveiligingdient de gastoevoer te worden geblokkeerd.

11.2.4 Uit bedrijf nemen1. Schakel de ketelregeling uit.

Opm.: Denk aan bevriezingsgevaar.2. Sluit de gashoofdkraan.3. Schakel de elektrische voeding van de ketel uit.

beschermkapje

cilinderkopschroef

verzegelde verzonken schroef

instelling t.b.v. demping

demperkop

Afb. 13 Demperkop beveiligingsafsluiter

Page 26: remeha 3b

remeha Gas 3c XR

26

12. RICHTLIJNEN VOOR HET LOKALISEREN EN OPHEFFEN VAN STORINGEN

12.1 Thermo-elektrische regel- en beveiligingsap-paratuurHanteer het elektrisch schema.De ketel komt niet in bedrijf.Kontroleer:1. De netspanning.2. De schakelstand van de thermostaten.3. De gastoevoer.4. De eindschakelaars van eventuele smoorkleppen.5. Het waterniveau.6. Of de waakvlam te groot (blaast af) of te klein is.

Korrekt afstellen d.m.v. waakvlaminstelschroef opgasregelblok op gasregelblok (zie par. 11.2.2, afb. 11).

7. De thermokoppelspanning.Bij minder dan 7 mV thermokoppel vervangen.

8. Of de maximaalthermostaat aangesproken is (110° C)en de beveiligingsafsluiter gesloten heeft. Groenknopje onder afdekkap in het bedieningspaneel indruk-ken, waakvlammen opnieuw ontsteken (zie In bedrijfstellen), waterniveau en/of cirkulatie kontroleren.

12.2 Elektronische regel- en beveiligingsapparatuurHanteer het elektrisch schema en het schakelvolgorde-diagram.Kontroleer:1. De netspanning Fase-Nul.2. De schakelstand van de thermostaten.3. De gastoevoer.4. De eindschakelaars van eventuele smoorkleppen.5. Het waterniveau.6. Of de maximaalthermostaat aangesproken is (110° C)

en de beveiligingsafsluiter gesloten heeft. Groenknopje onder afdekkap in het bedieningspaneel indruk-ken, waakvlammen opnieuw ontsteken (zie In bedrijfstellen), waterniveau en/of cirkulatie kontroleren.

Geen ontstekingsvonkKontroleer:1. De spanning naar de ontstekingstransformator.2. De ontstekingselektrode.3. De ontstekingselektrode afstand. Deze moet ca. 2 mm

zijn.4. De hoogspanningskabel.

Geen aansteekvlam (wel ontstekingsvonk)Kontroleer:1. De spanning naar de aansteekgasklep MK.2. De inspuiter van de startbrander op verstopping.3. Of er lucht in de gasleiding aanwezig is.

Geen hoofdvlamKontroleer:1. De spanning naar het Gasmultiblok of de beveili-

gingsafsluiter.2. De ionisatie-stroom (min. 7 µA).3. De bedrading van de vlambeveiligingen.4. De netspanning Fase-Nul.

Storingen van buitenaf1. De gasdruk valt weg. De beveiligingsautomaat valt in

storing.Na het terugkeren van de gasdruk, de installatie op debeveiligingsautomaat ontgrendelen.

2. De netspanning valt weg. De ketel gaat uit.Na het terugkeren van de netspanning zal de ketelweer automatisch in bedrijf komen.

3. De netspanning wisselt. Wisselingen van meer dan+10 of -15% veroorzaken het in storing gaan van debeveiligingsapparatuur.

NiveaubeveiligingDe niveaubeveiliging werkt op basis van geleid-baarheid.Kontroleer:1. De bedrading naar de elektrode.2. De stroomsterkte in de leiding naar de elektrode

(deze moet 0,5-1,5 mA (AC) zijn).Signalering ‘niveau bev.’ brandt. De niveaubeveiligings-automaat in de schakelkast ontgrendelen.

OpmerkingToevoegingen aan het C.V.-water kunnen leiden tot sto-ringen, doordat de geleidbaarheid van het water veran-dert. Dit kan leiden tot storingen in de niveaubeveiliging.

Page 27: remeha 3b

27

13.1 AlgemeenOm de verbranding optimaal te houden is het noodzake-lijk dat de ketel, de apparatuur en de ruimte waarin deketel is opgesteld minimaal eenmaal per jaar wordengereinigd. Hierdoor wordt voorkomen, dat tijdens hetstoken, door het aanzuigen van stof, de branders enketel vervuilen. Dit zal uiteindelijk tot een slechte ver-branding met mogelijke roetvorming leiden.

13.2 WerkzaamhedenDe voor het onderhoud te verrichten werkzaamhedenomvatten:a. Het reinigen van het verbrandingsgaszijdige gedeelte

van de ketel.a1.Het reinigen van de branders zowel in- als uitwendig.a2.Het reinigen van het ketelblok vanaf de bovenzijde

d.m.v. een reinigingsborstel.a3.Het reinigen van de vloer onder de ketel en de

stookruimte in de direkte omgeving van de ketel.a4.Het uitwendig reinigen van de ketelmantel.a5.Het uitwendig reinigen van de apparatuur, te weten:

ontstekingsinrichting, aansteekbrander, ionisatie-elektroden, thermostaten, bekabeling en gasappara-tuur.

13. ONDERHOUDSVOORSCHRIFT

b. Het kontroleren en opnemen van de startcyclus,ontstekingstijd en begrenzingstijdHet kontroleren van de regeling en de beveiligingssig-nalering van: vlambeveiliging, niveau-beveiliging enthermostaten.

c. Het kontroleren van de belastingregeling.c1.Vollast (100%).c2.Deellast (70%).d. Het uitvoeren van een rendementsbepaling.e. Het kontroleren van de algehele staat van de installa-

tie (kontrole op lekkage e.d.).

Opmerking:Voor het uitvoeren van deze specialistische werk-zaamheden kunt u desgewenst gebruik maken van eenspeciaal opgeleid team Remeha-vakmensen.

Page 28: remeha 3b

remeha Gas 3c XR

28

ISO 9001sinds 1988

Remeha b.v.Postbus 327300 AA Apeldoorntel. 055-496969Fax 055-496496

© CopyrightAlle in deze technische informatievervatten technische en technologi-sche informatie alsmede eventueeldoor ons ter beschikking gesteldetekeningen en technische beschrij-vingen blijven ons eigendom enmogen zonder onze voorafgaandeschriftelijke toestemming niet wordenvermenigvuldigd.

Wijzigingen voorbehoudenArt. nr. 36.181/1000/12.94/Ho.