Rekenkamer monitor 2012 necker van naem

6
RekenkamerMonitor 2012 Al sinds 2004 voert Necker van Naem jaarlijks de RekenkamerMonitor uit om de stand van zaken omtrent lokale rekenkamers en hun werk in kaart te brengen en belangrijke trends te signaleren. Aanvankelijk werd alleen het perspectief van de rekenkamer betrokken, maar sinds 2012 wordt ook de mening van raadsleden over hun rekenkamer gevraagd. Achterliggende reden hiervoor is dat lokale rekenkamers sinds 2009 te maken hebben met (forse) bezuinigingen op het budget en de vraag naar de meerwaarde van het rekenkamerwerk (mede daardoor) steeds vaker wordt gesteld. De rekenkamer is sowieso een sterk instrument van de raad om zijn kaderstellende en controlerende rol te versterken. Als de raad positief is, heeft de rekenkamer een groot deel van haar meerwaarde al bewezen. De respons is in de afgelopen twee jaren ontwikkeld van 78 rekenkamers voor de monitor van 2011 naar 88 voor 2012 en 442 (individuele) raadsleden voor de monitor van 2011 naar 620 voor 2012. Effectiviteit rekenkamers Uit de RekenkamerMonitor 2011 bleek dat zowel raadsleden als rekenkamerleden tevreden zijn over de werkwijze en producten van de rekenkamer. Die tevredenheid zat hem met name in de kwaliteit van de onderzoeksrapportages en de bijdrage die rekenkamers leveren aan de versterking van de controlerende en kaderstellende rol van de raad. Ook in 2012 zijn raads- en rekenkamerleden tevreden. Die tevredenheid is gebaseerd op een hoge waardering van de effecten van het rekenkamerwerk, de kwaliteit van het rekenkamerwerk en de wijze waarop de rekenkamer haar omgeving, met name de raad, betrekt. Hieronder presenteren wij de uitkomsten van de RekenkamerMonitor 2012 op deze drie aspecten en lichten deze toe. Effecten van het rekenkamerwerk Effectiviteit van de rekenkamer hangt onder andere af van de mate waarin zij bijdraagt aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van de raad in de versterking van de controlerende en kaderstellende rol. In de tabel hieronder is te zien in hoeverre rekenkamerleden en raadsleden vinden dat hun rekenkamer op deze aspecten effectief is. Effecten rekenkamerwerk Waardering raadsleden Waardering rekenkamerleden Bijdrage aan doelmatigheid en doeltreffendheid 67% 74% Versterking controlerende rol 81% 96% Versterking kaderstellende rol 62% 79% Uit de resultaten volgt dat meer rekenkamerleden dan raadsleden vinden dat het rekenkamerwerk effectief is op deze drie aspecten. De effectiviteit wordt ook bepaald door de mate waarin de rekenkamer bijdraagt aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van het college en het ambtelijk apparaat en de mate waarin zij direct verantwoording aflegt aan de burger. Ten opzichte van de RekenkamerMonitor 2011 vinden rekenkamerleden in mindere mate dat hun werk hieraan bijdraagt. Kwaliteit rekenkamerwerk Ook de kwaliteit van het werk de rekenkamer bepaald de mate van effectiviteit. In de RekenkamerMonitor is raadsleden gevraagd een rapportcijfer toe te kennen aan zeven rekenkameraspecten. Het gemiddelde rapportcijfer over al deze aspecten is een zeven. De cijfers op de deelaspecten staan in de tabel hieronder.

Transcript of Rekenkamer monitor 2012 necker van naem

Page 1: Rekenkamer monitor 2012   necker van naem

RekenkamerMonitor 2012

Al sinds 2004 voert Necker van Naem jaarlijks de RekenkamerMonitor uit om de stand van zaken omtrent

lokale rekenkamers en hun werk in kaart te brengen en belangrijke trends te signaleren. Aanvankelijk werd

alleen het perspectief van de rekenkamer betrokken, maar sinds 2012 wordt ook de mening van raadsleden

over hun rekenkamer gevraagd. Achterliggende reden hiervoor is dat lokale rekenkamers sinds 2009 te

maken hebben met (forse) bezuinigingen op het budget en de vraag naar de meerwaarde van het

rekenkamerwerk (mede daardoor) steeds vaker wordt gesteld. De rekenkamer is sowieso een sterk

instrument van de raad om zijn kaderstellende en controlerende rol te versterken. Als de raad positief is,

heeft de rekenkamer een groot deel van haar meerwaarde al bewezen. De respons is in de afgelopen twee

jaren ontwikkeld van 78 rekenkamers voor de monitor van 2011 naar 88 voor 2012 en 442 (individuele)

raadsleden voor de monitor van 2011 naar 620 voor 2012.

Effectiviteit rekenkamers

Uit de RekenkamerMonitor 2011 bleek dat zowel raadsleden als rekenkamerleden tevreden zijn over de

werkwijze en producten van de rekenkamer. Die tevredenheid zat hem met name in de kwaliteit van de

onderzoeksrapportages en de bijdrage die rekenkamers leveren aan de versterking van de controlerende

en kaderstellende rol van de raad. Ook in 2012 zijn raads- en rekenkamerleden tevreden. Die tevredenheid

is gebaseerd op een hoge waardering van de effecten van het rekenkamerwerk, de kwaliteit van het

rekenkamerwerk en de wijze waarop de rekenkamer haar omgeving, met name de raad, betrekt. Hieronder

presenteren wij de uitkomsten van de RekenkamerMonitor 2012 op deze drie aspecten en lichten deze toe.

Effecten van het rekenkamerwerk

Effectiviteit van de rekenkamer hangt onder andere af van de mate waarin zij bijdraagt aan de

doelmatigheid en doeltreffendheid van de raad in de versterking van de controlerende en kaderstellende

rol. In de tabel hieronder is te zien in hoeverre rekenkamerleden en raadsleden vinden dat hun rekenkamer

op deze aspecten effectief is.

Effecten rekenkamerwerk Waardering raadsleden Waardering rekenkamerleden

Bijdrage aan doelmatigheid en

doeltreffendheid

67% 74%

Versterking controlerende rol 81% 96%

Versterking kaderstellende rol 62% 79%

Uit de resultaten volgt dat meer rekenkamerleden dan raadsleden vinden dat het rekenkamerwerk effectief

is op deze drie aspecten. De effectiviteit wordt ook bepaald door de mate waarin de rekenkamer bijdraagt

aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van het college en het ambtelijk apparaat en de mate waarin zij

direct verantwoording aflegt aan de burger. Ten opzichte van de RekenkamerMonitor 2011 vinden

rekenkamerleden in mindere mate dat hun werk hieraan bijdraagt.

Kwaliteit rekenkamerwerk

Ook de kwaliteit van het werk de rekenkamer bepaald de mate van effectiviteit. In de RekenkamerMonitor is

raadsleden gevraagd een rapportcijfer toe te kennen aan zeven rekenkameraspecten. Het gemiddelde

rapportcijfer over al deze aspecten is een zeven. De cijfers op de deelaspecten staan in de tabel hieronder.

Page 2: Rekenkamer monitor 2012   necker van naem

Rekenkameraspecten Gemiddeld rapportcijfer

Onderzoekswerkzaamheden 7,1

Conclusies en aanbevelingen 7,1

Deskundigheid leden 7,3

Onderwerpkeuze 6,9

Politiek-bestuurlijk gevoel 6,9

Planning en nakomen afspraken 7,2

Communicatie gedurende het jaar 6,8

Het hoogste cijfer wordt voor de deskundigheid van rekenkamerleden gegeven (7,3), het laagste cijfer voor

de communicatie gedurende het jaar (6,8). 84% van de raadsleden zegt over het algemeen tevreden te zijn

over de onderzoeksrapporten. Op de vraag waar raadsleden ontevreden zijn, geeft 51% aan ontevreden te

zijn over de kwaliteit van het onderzoek. Daar lijkt een tegenstelling in te zitten. Daarnaast geeft 47% aan

ontevreden te zijn over de wijze waarop de raad bij het rekenkamerwerk wordt betrokken en 39% over de

onderwerpskeuze.

Naast rapportcijfers geven raadsleden in de RekenkamerMonitor 2012 ook meer kwalitatieve

beoordelingen. Zo wordt het gewaardeerd dat de rekenkamer een stok achter de deur is voor college en

organisatie, dat zij over de schouder meekijkt en dat zij onafhankelijk opereert. Effectiviteit wordt ook

bepaald door de verhouding tussen rekenkamer en raad. Als die verhouding niet goed is, bijvoorbeeld door

een afstandelijke rekenkamer of een inactieve raad, wordt de effectiviteit minder, zo blijkt uit de vele

evaluatieonderzoeken die Necker van Naem heeft uitgevoerd in afgelopen jaren.

Betrokkenheid bij rekenkamerwerk

Betrokkenheid van de raad bij het rekenkamerwerk is een belangrijke graadmeter voor de effectiviteit van

de rekenkamer. In het voorgaande jaar zagen we dat rekenkamers meer investeerden in de

onderwerpskeuze en de tussentijdse communicatie met de raad om de betrokkenheid te vergroten. De

rapportcijfers hiervoor blijven in 2012 nagenoeg gelijk aan 2011, respectievelijk een 6,9 en 6,8.

De meeste raadsleden (84%) geven aan betrokken te worden bij de onderwerpskeuze door de rekenkamer.

Onder andere door hen te vragen naar gewenste onderwerpen (97%). Raadsleden dragen ook zelf actief

onderzoeksonderwerpen aan. Hiervoor maken zij niet alleen gebruik van het moment dat het

onderzoeksplan door de rekenkamer wordt voorgelegd (40%), maar ook door gedurende het jaar

onderwerpen aan te dragen (39%). De meerderheid van de rekenkamerleden (60%) geeft aan actief

benaderd te zijn door raadsleden met het verzoek tot onderzoek naar een specifiek onderwerp. Dit is een

aanzienlijke toename ten opzichte van 2011 (28%). Net als vorig jaar is de belangrijkste reden voor

raadsleden voor het indienen van een verzoek het vergroten van het inzicht in een specifiek onderwerp

middels een feitenreconstructie (59%) en daarnaast naar doeltreffendheid (35%) en doelmatigheid (32%).

Rechtmatigheid vormt voor 23% van de raadsleden een aanleiding tot het indienen van een verzoek.

Slechts 15% geeft aan een verzoek in te dienen voor een onderzoek ter voorbereiding op

besluitvormingsprocessen.

Op basis van de resultaten uit de RekenkamerMonitor blijkt dat rekenkamers in 2012 iets meer hebben

geïnvesteerd in de communicatie met raadsleden tijdens een onderzoek. Zo betrekt 26% de raadsleden bij

de geconstateerde feiten (2011: 24%) en vraagt 18% de raadsleden mee te denken over de conclusies van

het onderzoek (2011: 10%). Het gaat hierbij nog steeds om kleine percentages. De meerderheid betrekt de

raad met name tijdens de totstandkoming en presentatie van het jaarplan (onderwerpskeuze: 97%,

jaarplan: 85%). Van een spectaculaire toename in de tussentijdse communicatie is dus geen sprake. Een

aantal rekenkamers heeft wel aangegeven dat de betrokkenheid van de raad wordt bewerkstelligd door de

aanwezigheid van raadsleden in de rekenkamercommissie en door hen uit te nodigen voor de

startbijeenkomst, voorafgaand aan een onderzoek. In totaal heeft 53% van de rekenkamerleden

aangegeven dat de betrokkenheid ten opzichte van 2011 niet is vergroot.

Ook het college wordt met name tijdens de totstandkoming en presentatie van het jaarplan betrokken

(onderwerpskeuze: 29%, jaarplan: 74%). De wijze waarop rekenkamers het college tijdens een onderzoek

betrekken, gebeurt voor 45% door hen te informeren over de geconstateerde feiten en voor 46% op

verschillende wijze, zoals bestuurlijk wederhoor en interviews. In totaal heeft 71% van de rekenkamerleden

aangegeven dat de betrokkenheid van het college ten opzichte van 2011 niet is vergroot.

Page 3: Rekenkamer monitor 2012   necker van naem

Rekenkamers delen via meerdere wegen de resultaten van hun onderzoek. De resultaten worden door 77%

tijdens een raadsbijeenkomst gedeeld, 66% schrijft een raadsbrief en 63% stuurt een persbericht uit.

Ruimte voor verbetering

Op basis van de rapportcijfers, die raadsleden geven aan het rekenkamerwerk, en de waardering van de

effectiviteit constateren wij dat de algemene tevredenheid hoog is. Uit de resultaten van de

RekenkamerMonitor 2012 blijkt ook dat er ruimte voor verbetering is. Zowel in de huidige werkzaamheden

van de rekenkamer als met het oog op de toekomst en de mogelijk gepaard gaande ontwikkelingen in het

rekenkamerwerk. Met betrekking tot de huidige werkzaamheden zien rekenkamerleden met name

verbeterpunten in het bekorten van de doorlooptijd van het onderzoek (62%, raad: 26%) en het versterken

van de samenwerking met de raad (40%, raad: 46%). Raadsleden geven aan vooral relevantere

onderwerpskeuzes te wensen (52%, rekenkamer: 23%) en een verbetering in de kwaliteit van rapportages

(46%, rekenkamer: 9%). Verbeteringen die rekenkamerleden zien en meer op de toekomst zijn gericht, zijn

het uitvoeren van meer toekomstgerichte, ex ante, onderzoeken (38%, raad: 14%) en samenwerking met

andere rekenkamers (27%, raad: 20%).

Organisatie en focus rekenkamers

In deze paragraaf presenteren we de uitkomsten uit de RekenkamerMonitor 2012 over de organisatie en

focus van rekenkamers. Dat doen we aan de hand van de volgende aspecten: budget, modelkeuze,

samenwerking van rekenkamers, de ‘hitlijst’ van onderzoeksonderwerpen in 2012 en de aard van

rekenkameronderzoeken.

Budget

Net als voorgaande jaren hebben rekenkamers te maken met bezuinigingen. Voor 35% van de

rekenkamers geldt dat het budget voor 2012 is verlaagd. Dat is een stijging van 5% ten opzichte van 2011.

Voor 60% is het budget gelijk gebleven en voor 5% is het verhoogd. Bezuinigingen zijn het hoofd geboden

door minder (groot) onderzoek uit te voeren (71%), maar ook door minder uit te besteden en de

samenstelling van de rekenkamer te wijzigen. Ook voor 2013 voorzien rekenkamers een daling van het

budget, terwijl het belang van rekenkamerwerk volgens de respondenten juist toeneemt. Rekenkamer- en

raadsleden zien het werk van de rekenkamer dan ook in het gedrang komen. Om van meerwaarde te

blijven, ook met een beperkt budget, zullen rekenkamers naar ons oordeel moeten innoveren in termen van

bijvoorbeeld methodiek en model. Raadsleden hebben hoge verwachtingen van het rekenkamerwerk in de

toekomst en zullen meer ondersteuning van rekenkamers eisen. De wijze waarop de rekenkamer haar

budget inzet, moet hierop worden aangepast.

Rekenkamers besteden de beschikbare budgetten in 2012 over het algemeen op dezelfde manier als in

2011. De besteding aan externe inhuur en de vergoeding voor externe leden is licht gestegen. De

vergoeding voor de werkzaamheden van de ambtelijk secretaris/onderzoeker is gedaald van 21% in 2011

naar 15% in 2012.

Modelkeuze

Op basis van de RekenkamerMonitor 2012 blijkt dat het

gemengde model nog steeds het meest toegepast wordt.

Over de afgelopen drie jaar hebben zich geen grote

verschuivingen voorgedaan in de modelkeuze, zoals duidelijk

wordt in de tabel hiernaast. Net iets meer dan de helft van de

rekenkamers bestaat namelijk uit zowel interne als externe

leden.

Daarnaast bestond 45% van de rekenkamers uit enkel externe leden. Een kleine minderheid koos voor het

directeursmodel of een model met alleen maar interne leden.

Samenwerking

Bijna een derde van de rekenkamers heeft in 2012 samengewerkt met één of meer rekenkamers van

andere gemeenten. Voor 83% van de rekenkamerleden geldt dat zij ook in de toekomst graag regionaal

Model 2010 2011 2012

Gemengd model 53% 50% 52%

Alleen externe leden 40% 45% 45%

Directeursmodel 2% 4% 4%

Alleen interne leden 5% 1% 3%

Page 4: Rekenkamer monitor 2012   necker van naem

samenwerken. Voor 53% van de raadsleden geldt dat zij het wenselijk vinden wanneer

rekenkameronderzoek wordt gecombineerd met onderzoek van andere rekenkamers. Voordelen die de

samenwerking oplevert volgens de rekenkamerleden, is vergelijking tussen gemeenten en het delen van

kennis en ervaring. Volgens de raadsleden ligt de meerwaarde van het combineren van onderzoek ook in

het besparen van kosten. Uit de evaluatieonderzoeken van Necker van Naem blijkt ook dat er enkele

nadelen aan regionale samenwerking kleven. Zo stelt samenwerking hoge eisen aan de onderlinge

afstemming, wordt de doorlooptijd van onderzoek vaak langer en levert een gezamenlijk onderzoek vaak

vragen op ten opzichte van inhoudelijke afbakening, herkenbaarheid en toepasbaarheid van het onderzoek

voor de eigen gemeente.

Rekenkamers werken op meerdere niveaus samen. Bij de uitvoering van onderzoeken wordt, naast andere

rekenkamers, met externe bureaus en andere controleorganen samengewerkt. In 2012 werkte 74% van de

rekenkamers samen met een extern bureau, dat ondersteuning bood bij de uitvoering van (een deel van)

het onderzoek en het schrijven van de rapportage. Daarnaast vindt ruim de helft van de rekenkamerleden

het wenselijk om rekenkameronderzoek te combineren met onderzoeken, benchmarks of audits van college

en ambtelijke organisatie. Ook raadsleden zien hiervan de meerwaarde in. Zij vinden dat rekenkamers

meer gebruik moeten maken van informatie die al voorhanden is, zoals van de ambtelijke organisatie. Tot

nu voert echter slechts 35% van de rekenkamers onderzoek uit samen met andere (controle)organen.

Op basis van vragen over de toekomst van de rekenkamer geeft 41% van de rekenkamerleden en 43% van

de raadsleden aan het (volledig) eens te zijn met de stelling ‘rekenkamers zullen, net als gemeenten, de

ontwikkeling naar schaalvergroting moeten inzetten’. Respectievelijk 37% en 32% is het hier (volledig) mee

oneens. Daarnaast hebben enkele respondenten aangegeven dat zij verwachten dat hun rekenkamer in de

komende 5 jaar meer regionaal gaat samenwerken met andere rekenkamer(commissies) en gemeenten,

mede ingeven door de druk op het budget van de rekenkamer en de (verwachte) fusie van gemeenten. Van

een trend naar schaalvergroting voor rekenkamers kunnen we op basis van de RekenkamerMonitor 2012

nog niet spreken. Wel wordt de regionalisering door rekenkamer- en raadsleden veel genoemd bij de

verwachte ontwikkelingen voor de toekomst. Regionalisering of schaalvergroting vindt in ieder geval plaats

wanneer er sprake is van herindeling. Per 1 januari 2013 zijn de nieuwe gemeenten Schagen, Goeree-

Overflakkee en Molenwaard ontstaan. Door deze herindeling is het aantal gemeenten in Nederland gedaald

met van 415 naar 408. Voor 2014 zitten zeven gemeenten in een herindelingsproces.1 Hierdoor zal

wederom een aantal rekenkamers worden samengevoegd. Het samenvoegen van rekenkamers bij

herindeling verloopt niet altijd voorspoedig, zo blijkt uit het in 2013 gepubliceerde ‘Staat van de

rekenkamer’. Veel rekenkamers worden inactief in afwachting van het herindelingsproces.2

Top 3 onderzoeksonderwerpen 2012

De RekenkamerMonitor laat de volgende top 3 van onderzoeksonderwerpen zien:

1 Grondbeleid

2 Centrum voor Jeugd en Gezin

3 Wmo en gemeentefinanciën

Een verklaring voor de hoeveelheid onderzoeken dat in 2012 naar het CJG is verricht, is het initiatief van de

Algemene Rekenkamer om samen met lokale rekenkamers (in totaal 42) onderzoek naar dit onderwerp te

verrichten. In 2011 bestond de top drie uit subsidiebeleid, verbonden partijen en grondbeleid. Op basis van

de antwoorden op de vraag welke onderwerpen er voor 2013 op de agenda staan, blijkt dat verbonden

partijen en gemeentelijke samenwerking wederom hoog op de lijst staan.

In de RekenkamerMonitor 2012 heeft 52% van de raadsleden aangegeven relevantere onderwerpen op de

onderzoeksagenda van de rekenkamer te wensen. Van de raadsleden zegt 58% in 2012 zelf één of

meerdere keren een onderwerp te hebben aangedragen bij de rekenkamer, tegenover 36% die zegt dat

helemaal niet te hebben gedaan. Voor 75% geldt dat er gehoor is gegeven aan het verzoek. De meest

voorkomende reden waarom er geen gehoor wordt gegeven is dat er geen draagvlak voor het onderwerp is

bij rekenkamer en raad (43%). Daarnaast geeft 40% aan dat het niet duidelijk is waarom er geen gehoor

wordt gegeven, omdat de rekenkamer niet heeft teruggekoppeld. De belangrijkste redenen die de

rekenkamerleden zelf geven is dat het onderwerp niet geschikt is voor rekenkameronderzoek (53%) en dat

er geen draagvlak voor bestaat (46%). Voor 2013 geven raadsleden aan dat zij onderwerpen als sociaal 1 Concreet gaat het om de gemeenten: Boarnsterhim, Gaasterland-Sloten, Lemsterland, Skarsterlân, Alphen aan den Rijn,

Boskoop en Rijnwoude. Bronnen: www.vng.nl en www.cbs.nl. 2 ‘De staat van de rekenkamer’, publicatie NVRR (2013), p.62.

Page 5: Rekenkamer monitor 2012   necker van naem

beleid (Wmo, participatie, Wsw, Wwb), decentralisaties, subsidiebeleid, regionale samenwerking en

grondbeleid graag onderzocht willen hebben.

Aard van het rekenkameronderzoek

In 2012 heeft de meerderheid (85%) van de rekenkamers evaluatieonderzoek (ex post) uitgevoerd,

ongeveer een derde informerend onderzoek (ex durante) en een vijfde verkennend onderzoek (ex ante).

Van de rekenkamerleden heeft 38% aangegeven dat zij in de toekomst meer ex ante onderzoek willen

gaan doen (dat zien zij als verbeterpunt). Daarnaast verwachten rekenkamerleden dat hun onderzoeken

meer gericht zullen zijn op de actualiteit en het lopende beleid (ex durante). Ook verwachten zij dat de

onderzoeken in de toekomst een meer adviserend karakter hebben. Dit lijkt in lijn met de continue vraag

van raadsleden om feitenreconstructies op actuele onderwerpen. Toch is de mening van raadsleden erg

verdeeld over het type onderzoek dat rekenkamers zouden moeten uitvoeren. Slechts 12% geeft aan meer

ex durante onderzoek te willen en 14% ex ante. Op basis van deze percentages is er geen duidelijke

raadsbehoefte naar ander type onderzoek dan evaluaties waarneembaar. Wel denkt 46% van de

raadsleden dat ex durante en ex ante onderzoek een groter onderdeel gaan vormen van het

rekenkamerwerk. Gevraagd naar de belangrijkste ontwikkelingen die in 2013 van invloed zijn op het

rekenkamerwerk, worden ook onderwerpen die (deels) in de toekomst liggen genoemd, zoals de

decentralisaties, schaalvergroting van gemeenten en bezuinigingen. Dit zijn onderwerpen die zich minder

goed lenen voor evaluatief onderzoek.

Blik op de toekomst

In deze paragraaf presenteren we de resultaten van de RekenkamerMonitor 2012 ten aanzien van de

toekomst van rekenkamers. Dat gebeurt voor de aspecten toekomstperspectief en aandachtspunten voor

de toekomst. Tot slot wordt afgesloten met een korte algemene beschouwing.

Toekomstperspectief en aandachtspunten

Op de vraag wat de belangrijkste veranderingen zijn voor de komende vijf jaar die van invloed zijn op het

rekenkamerwerk, worden antwoorden gegeven met betrekking tot de focus, het type onderzoek en de

organisatie van de rekenkamer. Een veel gegeven antwoord is ‘samenwerking’. Hiermee wordt met name

gedoeld op meer regionale samenwerking tussen rekenkamers of een samenvoeging van rekenkamers.

Daarnaast wordt een nauwere samenwerking tussen de gemeente zelf en de rekenkamer genoemd. Tot

slot is samenwerking een onderwerp van onderzoek dat steeds belangrijker wordt. Ook noemen

rekenkamerleden een mogelijke verschuiving naar meer informerend en verkennend onderzoek, waarbij de

rekenkamer een meer adviserende rol krijgt. Hierbij zien zij ook gevaren, bijvoorbeeld dat de rekenkamer te

veel op de stoel van politiek en bestuur gaat zitten.

Zowel rekenkamer- als raadsleden voorzien een verdere daling in het budget van de rekenkamer, terwijl het

beroep van de raad op de rekenkamer volgens hen zal toenemen. Gezien de grote decentralisaties die

gemeenten te wachten staan, zullen raden meer behoefte hebben aan ondersteuning om de complexe

beleidsvelden te kunnen blijven doorgronden en de kaderstellende en controlerende rol te vervullen.

Daarnaast voorzien zij een toename in het doelmatigheidsonderzoek, omdat gemeenten meer taken met

minder geld moeten gaan uitvoeren.

Rekenkamer- en raadsleden is in de RekenkamerMonitor gevraagd wat er nodig is om de ontwikkelingen

het hoofd te kunnen bieden. Raadsleden (55%) geven aan dat rekenkamers hiervoor moeten innoveren.

Daarbij wordt genoemd dat rekenkamers dichter bij raden moeten gaan functioneren, meer gebruik moeten

maken van informatie die voorhanden is. Ook het merendeel van rekenkamerleden vindt dat zij dichter bij

de raad moet functioneren (53%) om van blijvende meerwaarde te zijn. De belangrijkste taak van de

rekenkamer is ook in de toekomst het uitvoeren van onderzoek.

Tot slot: inspelen op de toekomst

Op basis van de RekenkamerMonitor 2012 blijkt dat er noch in de waardering, noch in de focus en

organisatie van het rekenkamerwerk grote verschuivingen zijn ten opzichte van 2011. Er bestaat een

constante, algemene tevredenheid en de rekenkamer krijgt van de respondenten een gemiddeld

rapportcijfer van een zeven.

Wel constateren de rekenkamer- en raadsleden dat ontwikkelingen, die op gemeenten

afkomen (decentralisaties, samenwerking, bezuinigingen), hun weerslag zullen hebben op het

Page 6: Rekenkamer monitor 2012   necker van naem

rekenkamerwerk. Desgevraagd geeft een vierde van de raadsleden in de RekenkamerMonitor 2012 aan de

rekenkamer af te schaffen wanneer de wettelijke verplichting vervalt. Weliswaar een ruime minderheid,

maar niet te onderschatten gezien de veranderlijke context waarin rekenkamers hun werk moeten

verrichten.

De vraag wordt actueler op welke wijze rekenkamers hun overtuigingskracht in de toekomst kunnen

behouden gegeven die ontwikkelingen. Oftewel: vragen de veranderende tijden ook om een ander soort

rekenkamer(onderzoek)? Om het rendement van de rekenkamer verder te verhogen, nu én in de toekomst,

zijn ons inzien veranderingen nodig. Daarvoor zijn allerlei manieren denkbaar die uiteenlopen qua impact

(van beperkte aanpassing tot radicale verandering; van vervolmaking van de huidige manier van werken tot

vergaande innovatie). Ten eerste zijn er initiatieven in de relatie tussen rekenkamer en raad, onder andere

om meer inzicht te krijgen in de bestuurlijke thema’s en dynamiek. Voorbeelden uit de praktijk zijn het

bijwonen van raadsvergaderingen en de nieuwjaarsborrel, maar ook door bestuursleden op Twitter te

volgen en gesprekken te voeren met het MT. Ten tweede zijn er initiatieven rond de onderzoeksmethodiek,

onder andere om sneller in te kunnen spelen op actuele vragen van de raad. Voorbeelden uit de praktijk

zijn het afstappen van normenkaders en het opnemen van perceptie en reflectie. Ten derde zijn er

initiatieven voor het optimaal overbrengen van een (bestuurlijke) boodschap, in plaats van een grondige

analyse. Voorbeelden uit de praktijk zijn korte rekenkamerbrieven, ‘stand van zaken’-onderzoek en

feitenreconstructies.

Rekenkamers zullen zichzelf wat ons betreft periodiek aan heroverweging moeten onderwerpen om van

blijvende meerwaarde te zijn. Onze opvatting is dat er legio manieren zijn om het rendement van

rekenkamers te verhogen. Cruciaal voor succes is dat een rekenkamer kiest voor acties die passen bij de

lokale context én dat zij de gemeenteraad blijft vertellen wat de rekenkamer precies doet en waarom zij dat

doet.

De auteurs, Lauryan Bakker, Eline van Kessel en Marten Westeneng, zijn onderzoekers/adviseurs bij

Necker van Naem. Necker van Naem is het politiek-bestuurlijk advies- en onderzoeksbureau voor lokale

overheden. Meer informatie is te vinden op www.necker.nl. Voor reacties en vragen kunt u terecht bij Eline

van Kessel: [email protected] of 06 – 196 774 52.