Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi...

95
Belgische Senaat Sénat de Belgique Colloquium Colloque De rechten van de slachtoffers Stand van zaken en ontwikkelingen La situation actuelle et l’évolution des droits des victimes 22 – 6 – 2001

Transcript of Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi...

Page 1: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat Sénat de Belgique

Colloquium Colloque

De rechten van de slachtoffers

Stand van zaken en ontwikkelingen

La situation actuelle et l’évolution

des droits des victimes

22 – 6 – 2001

Page 2: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,
Page 3: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Inhoudsopgave Sommaire

Rechten van slachtoffers – stand van zaken enontwikkelingen in de strafprocedure................................... 5

Opvang van slachtoffers van opzettelijke gewelddaden ... 41

La situation actuelle et l’évolution des droits desvictimes dans le procès pénal ..............................................5

L’assistance aux victimes d’actes intentionnels deviolence .............................................................................41

- De vertalingen worden cursief gedrukt en zijn soms een samenvatting.

- Les traductions apparaissent en italique et sont parfois des résumés.

Page 4: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,
Page 5: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 5 –

Rechten van slachtoffers – stand van zakenen ontwikkelingen in de strafprocedure

La situation actuelle et l’évolution desdroits des victimes dans le procès pénal

Voorzitter: de heer Josy Dubié, voorzitter van decommissie voor de Justitie

Présidence de M. Josy Dubié, président de la commissionde la Justice

De voorzitter. – Mijnheer de minister van Justitie, dames enheren magistraten, beste collega’s, welkom in de Senaat.

Precies zes jaar geleden verdwenen Julie en Mélissa teGrâce-Hollogne, in de buurt van Luik. Met een moed envastberadenheid die in het hele land bewondering opwekte,bewogen hun ouders hemel en aarde om te weten te komenwat er met hen was gebeurd.

Toen de onthutsende feiten een hele tijd later aan het lichtkwamen, werd al vlug duidelijk dat deze tragedie heeftkunnen plaatsvinden ingevolge de talrijke disfuncties bij dejustitie, de rijkswacht en de verschillende politiediensten.

Helaas bleek toen ook dat de ouders van de slachtoffertjesvan het gerecht niet de informatie en de opvang haddengekregen waarop mensen in een dergelijke staat vanontreddering en verdriet recht hebben. Bij deze dank ik Ginoen Carine Russo voor hun aanwezigheid.

Le président. – Monsieur le ministre de la Justice, mesdameset messieurs les magistrats, chers collègues, bonjour etbienvenue au Sénat. Welkom in de Senaat.

Il y a tout juste six ans, les petites Julie et Mélissadisparaissaient à Grâce-Hollogne près de Liège. Avec uncourage et une détermination qui allaient susciter l’admirationde tout un pays, leurs parents allaient remuer ciel et terre pourtenter de savoir ce qu’étaient devenus leurs enfants.

Lorsque, bien longtemps plus tard, l’horrible vérité fut enfinrévélée à une Belgique abasourdie, il apparut très vite qued’innombrables dysfonctionnements de la justice, de lagendarmerie et des différents services de police n’avaientmalheureusement pas pu empêcher cette tragédie.

A cette occasion, il fut aussi établi et mis au grand jour, queles parents de ces deux petites martyres n’avaient pasbénéficié, de la part de la justice, des informations et del’accueil que des personnes dans leur état de désarroi et dedétresse méritaient. Je salue d’ailleurs ici la présence de Ginoet Carine Russo et je les en remercie.

De rechten van de slachtoffers treden opnieuw op devoorgrond als een prioriteit. Verschillende wetgevendeinitiatieven strekten ertoe deze rechten te waarborgen enkracht bij te zetten.

Vandaag houden we een colloquium om na te gaan wat erreeds is verwezenlijkt, om de balans op te maken en omsamen te bekijken wat er nog kan worden gedaan om derechten van de slachtoffers van opzettelijke gewelddadenbeter te doen respecteren.

Les droits des victimes sont redevenus prioritaires.Différentes initiatives législatives ont voulu garantir cesdroits et les renforcer.

Aujourd’hui, nous organisons un colloque pour voir ce qui adéjà été réalisé, faire le bilan et envisager ensemble ce quipeut encore être fait pour mieux faire respecter les droits desvictimes d’actes intentionnels de violence.

Dit colloquium vindt plaats op initiatief van mijn collega,senator Jean-Pierre Malmendier, die sedert jarenonafgebroken strijd levert om deze rechten af te dwingen. Ikwil hem van harte feliciteren en hem bedanken voor ditinitiatief.

L’initiative de ce colloque revient à mon collègue, le sénateurJean-Pierre Malmendier qui, depuis des années, mène unelutte incessante pour que ces droits soient respectés etrenforcés. Je voudrais très sincèrement le féliciter et leremercier pour cette initiative.

Gelet op de kwaliteit van de sprekers ben ik ervan overtuigddat het colloquium de wetgever voldoende stof zal bieden omde wetgeving te verbeteren. Zo kan aan de fundamentelevragen van de alsmaar talrijker geworden slachtoffers vanopzettelijke gewelddaden worden tegemoetgekomen.

Étant donné la qualité des orateurs, je suis persuadé que lecolloque offrira suffisamment de matière au législateur pouraméliorer la législation. On pourra ainsi apporter uneréponse aux demandes fondamentales d’un nombre croissantde victimes d’actes de violence.

Ik geef met genoegen het woord aan de heer stafhouderMichel Franchimont als eerste spreker op dit colloquium. Hijis de best geplaatste persoon in België om de stand van zakenop dit vlak weer te geven en voorstellen te formuleren inzakede verdediging van de rechten van de slachtoffers.

C’est donc avec un immense plaisir que je donne la parole àM. le Bâtonnier Michel Franchimont, pour ouvrir ce colloque.En effet, en Belgique, personne n’est aussi qualifié que luipour établir un bilan dans ce domaine, nous dire où nous ensommes et nous faire part de ses suggestions pour améliorerla situation dans le domaine du droit des victimes.

De heer Michel Franchimont, ere-buitengewoon hoogleraaraan de universiteit van Luik. – Ik dank de voorzitter voor deuitnodiging om deel te nemen aan dit belangrijke colloquium.Ik zal eerst de huidige toestand schetsen en daarna deevolutie van de rechten van het slachtoffer in het gerecht

M. le Bâtonnier Michel Franchimont, professeurextraordinaire honoraire à l’Université de Liège. – Je tienstout d’abord à remercier M. le président de m’avoir invité àcet important colloque. J’essaierai, dans le temps qui m’estimparti, de faire le point sur la situation actuelle et sur

Page 6: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 6 –

overlopen.

Het Wetboek van strafvordering van 1908 bekommerde zichvrijwel niet om de slachtoffers. Reeds de heer Bekaert schreefdat het Wetboek van strafvordering niets anders danonverschilligheid en zelfs vijandigheid tegenover hetslachtoffer heeft getoond. In zijn verslag over de herzieningvan de strafprocedure voegde hij daar nog aan toe dat hetvoor de benadeelde partij tijdens het vooronderzoek zo goedals onmogelijk is haar rechten te doen gelden. Ze moet vaakeen hoge prijs betalen om de schade te bewijzen die te wijtenis aan de onvolkomenheden van de instellingen terbescherming van de burger. Reeds in de tijd van de heerBekaert en van procureur-generaal Dujardin, zijnmedewerker bij de herziening van de strafprocedure, zag menhet probleem van de slachtoffers in. De commissie die derechten met betrekking tot de strafprocedure bestudeerde,bestond uit vier magistraten en vier universiteitsprofessoren,waarvan twee advocaten. Een van hun opvattingen was dat deburgerlijke partij die het slachtoffer is, dezelfde rechten moesthebben als de betichte en de verdachte. Deze opvatting werdin het verslag van de commissie Dutroux opgenomen. Hoeweldeze redenering duidelijk is, kan men in dit verband toch eenaantal bedenkingen formuleren. Zo kan het vermoeden vanonschuld niet worden ingeroepen om het slachtoffer opdezelfde wijze te behandelen als de persoon die wordtverdacht van een strafbaar feit. De commissie geraakte hetdaar niet over eens. Het is onmogelijk een consensus tebereiken over de voorlopige hechtenis omdat het slachtofferniet moet verschijnen voor de raadkamer of de kamer vaninbeschuldigingstelling en over het quantum of de strafmaat.

In de eerste plaats zal ik een aantal bepalingen aanhalen vande wet van 12 maart 1998 betreffende de slachtoffers omdaarna uit te weiden over de latere wetten die direct ofindirect betrekking hebben op de slachtoffers. Ten slotte zal iknog een paar woorden zeggen over het zogenoemde groteproject van de strafprocedure.

De wet van 12 maart 1998 bevat twintig bepalingen die inenigerlei mate betrekking hebben op de slachtoffers. Ik zal mijin het kader van deze uiteenzetting beperken tot de bepalingendie vatbaar zijn voor verbetering. Artikel 5bis van de wet van12 maart 1998 voorziet in de verklaring van de benadeeldepersoon. Een persoon die schade ondervindt naar aanleidingvan een strafbaar feit, kan een verklaring afleggen op hetsecretariaat van de procureur des Konings. Het artikel, dattot stand kwam ingevolge een amendement van de regering,schiet tekort in de wijze om deze verklaring te controleren.Bovendien vind ik dat men de zaken moet vereenvoudigen.

Enerzijds was het de bedoeling een persoonlijk verzoekmogelijk te maken door het indienen van een brief op hetsecretariaat van de procureur des Konings. Kan het begripbenadeelde persoon niet opnieuw worden opgenomen, ook inde aanklacht?

Op het colloquium van maart 1999 over het tweede deel vanhet ontwerp werd erop gewezen dat toch moet wordennagegaan of men effectief te maken heeft met een benadeeldepartij. Dat staat niet in de wet, maar de procureur desKonings moet inderdaad kunnen controleren of een persoonal dan niet benadeeld is. Als hij oordeelt dat dit niet het geval

l’évolution du droit des victimes dans l’institution judiciaire.

Tout d’abord, je rappellerai très brièvement d’où nousvenons. Le Code d’instruction criminelle de 1908 ne sepréoccupait guère des victimes. M. Bekaert écrivait déjà :« Le Code d’instruction criminelle n’a jamais manifesté à lavictime qu’indifférence et même hostilité ». Dans son rapportrelatif à la révision du code de procédure pénale, il ajoutait :« La partie lésée est quasi impuissante à assumer ses droits aucours de l’instruction préparatoire. Elle est souvent tenued’avancer des frais considérables pour l’obtention d’unpréjudice dont la cause est imputable aux insuffisances del’appareil protecteur et répressif de l’État ». Depuis plusieursannées et déjà du temps de M. Bekaert et de M. le procureurgénéral Dujardin, son adjoint à la révision de la procédurepénale, on a pris conscience du problème des victimes. Unedes idées essentielles retenue par la commission traitant dudroit lié à la procédure pénale, commission composée dequatre magistrats et de quatre professeurs d’université, dontdeux avocats, était qu’il fallait donner à la victime, partiecivile, les mêmes droits qu’à l’inculpé et au prévenu. Cetteidée a été traduite dans un texte, d’ailleurs repris dans lerapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justicedoit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,plus encore que la société, qui est une abstraction au nom delaquelle on rend la justice ». L’objectif était clair, nonobstantcertaines objections. En effet, il ne pouvait être question, enraison de la présomption d’innocence, de mettre la victime surle même pied que la personne soupçonnée d’avoir commisune infraction. La commission n’était pas du tout d’accord. Amon sens, je crois qu’il sera impossible d’atteindre unconsensus en matière, d’une part, de détention préventive,parce que j’estime que la victime ne doit pas être présentedevant la chambre du conseil ou la chambre des mises enaccusation et, d’autre part, de la question du quantum, soit lemontant de la peine.

J’évoquerai, tout d’abord, certaines dispositions de la loi du12 mars 1998 relative aux victimes pour passer, ensuite, auxlois ultérieures concernant, directement ou indirectement, lesvictimes et je terminerai par quelques mots à propos de ce quel’on appelait le grand projet de procédure pénale.

La loi du 12 mars 1998 contient vingt dispositions quiintéressent de près ou de loin les victimes. Il seraitévidemment fastidieux de les examiner toutes dans le cadre decette intervention. Je me contenterai donc d’insister sur lesdispositions susceptibles d’être améliorées. L’article 5bis dela loi du 12 mars 1998 prévoit la déclaration de personnelésée. Une personne lésée par une infraction peut désormaisfaire une déclaration auprès du secrétariat du procureur duRoi. Ce texte, résultant d’un amendement du gouvernementprévu dans la deuxième partie du projet, n’a peut-être pasprécisé suffisamment la façon de contrôler cette déclaration.Par ailleurs, je pense qu’il faudra simplifier les choses.

D’une part, l’idée était d’élaborer une démarche personnellepar le simple dépôt d’une lettre au secrétariat du procureur duRoi. Ne pourrait-on pas imaginer que la qualification depersonne lésée soit reprise, même dans la plainte ?

D’autre part, lors du colloque qui a été consacré ici, enmars 1999, à la deuxième partie du projet, on a objecté qu’il

Page 7: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 7 –

is, moet de persoon in kwestie beroep kunnen aantekenen bijde kamer van inbeschuldigingstelling. Bovendien moet elkebenadeelde persoon, zelfs zonder dat hij zich burgerlijkepartij stelt, zowel in de fase van het vooronderzoek als van hetgerechtelijk onderzoek, toegang krijgen tot zijn dossier, zij hetonder enig voorbehoud. Hij moet tevens bijkomendeonderzoeksverrichtingen kunnen vragen.

De toegang tot het dossier in de fase van het gerechtelijkonderzoek, zoals bepaald in artikel 61ter, vormt een anderbelangrijk element. Op 19 oktober 2000 heeft de heer Erdmaneen voorstel ingediend dat ertoe strekt de procedure tevereenvoudigen. Dit voorstel werd door de Senaat geëvoceerden geamendeerd op 15 mei 2001. Het werd op 8 juni 2001teruggezonden naar de Kamer. Kan men niet van degelegenheid gebruik maken om de procedure tevereenvoudigen? Moet er noodzakelijkerwijze eenverzoekschrift worden ingediend als een onderzoeksrechteringaat op de vraag van de burgerlijke partij om inzage tekrijgen van het dossier? Een eenvoudig telefoontje naar hetopenbaar ministerie zou al volstaan. Als ik mij niet vergis,passen we dit systeem al toe voor de voorlopige hechtenis. Alsde onderzoeksrechter het ermee eens is een gedetineerdebinnen de maand vrij te laten, telefoneert hij naar deprocureur des Konings. Als deze hiermee akkoord gaat, wordtde persoon in vrijheid gesteld zonder dat er beschikkingen ofverzoekschriften hoeven te worden opgesteld.

Is het overigens niet mogelijk een kopie van het dossier tekrijgen? De strafprocedure evolueert. Sommige zaken die wijnu heel gewoon vinden, waren in 1994 of in 1995 nogonmogelijk. Thans moet de advocaat van de burgerlijke partijof van de beklaagde zich naar de griffie begeven, waar hij deinhoud van het dossier op zijn dictafoon opneemt. Kan menmits toelating van de onderzoeksrechter geen kopie van hetdossier ter beschikking stellen? Op basis van artikel 125 vanhet straftarief kan men dit verzoek tot de procureur-generaalrichten. Zou het niet eenvoudiger zijn dat hij altijd detoelating zou vragen aan de onderzoeksrechter en aan deprocureur des Konings? Ik zou graag van de volgendesprekers, de magistraten, vernemen of de meesteverzoekschriften 61ter uitgaan van de verdachten dan wel vande burgerlijke partijen? Of is er een evenwicht?

Mijn opmerking over artikel 61ter geldt eveneens voor hetgebrek aan bijkomend onderzoek. Vóór de wet van12 maart 1998 van kracht werd, kon men deonderzoeksrechter gewoon verzoeken de ene of de anderetaak uit te voeren. Deze manier van handelen was vaakgebaseerd op vertrouwelijke verslagen. De wet van12 maart 1998 was van toepassing wanneer deonderzoeksrechter zich terughoudend toonde inzake hetopstellen van een verzoekschrift en de kamers vaninbeschuldigingstelling controle mochten uitoefenen. Kunnende zaken hier ook niet worden vereenvoudigd? Als deonderzoeksrechter het eens is met de procureur des Konings,waarom moeten er dan verzoekschriften worden opgesteld?Wat is uw opvatting hierover?

Artikel 127 van het Wetboek van Strafvordering doet wellichteen gevoeliger probleem rijzen. Ter attentie van niet-juristenwijs ik erop dat de commissie en vooral het Parlementwensten dat er vóór de regeling van de procedure een

était quand même nécessaire de vérifier si on avait vraimentaffaire à une partie lésée. Ce n’est pas prévu dans la loi alorsqu’il faudrait que le procureur du Roi puisse effectivementvérifier si une personne est vraiment lésée. Mais, quand ilserait décidé qu’une personne n’est pas lésée, cette dernièredevrait pouvoir introduire un recours devant la chambre desmises en accusation. En outre, toute personne lésée, mêmesans se constituer partie civile, devrait avoir le droit d’accéderà son dossier, tant au niveau de l’information que del’instruction, sous certaines réserves. Elle devrait égalementpouvoir demander des devoirs complémentaires.

L’accès au dossier pendant l’instruction, prévu parl’article 61ter, constitue un autre élément important. Le19 octobre 2000, M. Erdman a déposé une proposition visantà simplifier la procédure. Cette proposition a été évoquée etcomplétée par le Sénat le 15 mai 2001. Le projet est retournéà la Chambre le 8 juin 2001. À cette occasion, ne pourrait-onpas davantage simplifier la procédure ? Faut-il nécessairementdéposer une requête, sans recourir à cette procédurerelativement lourde, si une partie civile, demandant au juged’instruction l’accès au dossier, obtient satisfaction ? Unsimple coup de fil au ministère public suffirait. Je bas un peuma coulpe car, actuellement, on remplit peut-être un peu tropde papiers. Par conséquent, il conviendrait de simplifier unpeu les choses. Nous avons déjà opté pour ce système dans ledomaine de la détention préventive, par l’article 25, sauferreur de ma part. Ainsi, si le juge d’instruction est d’accordpour libérer, dans le mois, un détenu, il téléphone auprocureur du Roi. Si celui-ci donne également son accord, onlibère le détenu, sans nécessairement rédiger des ordonnanceset des requêtes.

Par ailleurs, outre la connaissance du dossier, ne pourrait-onpas en obtenir une copie ? La procédure pénale est évolutive.Certaines choses n’auraient pu être réalisées en 1994 ouen 1995. Aujourd’hui, on pourrait très bien imaginer que cettecopie du dossier puisse être délivrée. Actuellement, l’avocatde la partie civile, ou celui du prévenu, se rend au greffe et yenregistre, sur son dictaphone, le contenu du dossier. Nepourrait-on pas donner accès à une copie du dossier,moyennant l’autorisation – dans ce cas, il faudraitnécessairement une requête – du juge d’instruction ? En vertude l’article 125 du tarif criminel, il est possible de faire cettedemande au procureur général. Ne serait-il pas plus simpleque celui-ci demande, dans tous les cas, l’autorisation du juged’instruction et du procureur du Roi ? J’aimerais demanderaux intervenants qui me suivent, c’est-à-dire les magistrats, siles requêtes 61ter émanent plutôt du côté des inculpés ou decelui des parties civiles ? Ou est-ce assez équilibré ?

La réflexion que je viens de faire au sujet de l’article 61tervaut également pour le manque d’instructionscomplémentaires. Il est vrai qu’avant l’entrée en vigueur de laloi du 12 mars 1998, il suffisait de demander au juged’instruction de procéder à tel ou tel devoir. Cette manièred’agir était donc souvent basée sur des rapports de confiance.La loi du 12 mars 1998 s’appliquait lorsque le juged’instruction se montrait réticent à rédiger la requête et lachambre des mises en accusation pouvait exercer un contrôle.Ne pourrait-on pas ici aussi simplifier les choses ? Si le juged’instruction est d’accord avec le procureur du Roi, pourquoi

Page 8: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 8 –

preliminaire fase zou worden ingelast tijdens dewelke debeklaagden en de burgerlijke partij het dossier nog kunnenraadplegen en bijkomende onderzoeksverrichtingen kunnenvragen ten einde een globaal overzicht van het dossier tekrijgen. Toen we in de commissie met de voorzitters van dekamers van inbeschuldigingstelling en sommigeonderzoeksrechters een evaluatie wilden maken, werd onserop gewezen dat artikel 127 de voorlopige hechtenisverlengde. Ik heb daarop geantwoord dat men artikel 127 indat geval moest opheffen. Anderzijds is artikel 127 zekernuttig in de mate dat men de voortzetting van de discussie inraadkamer wil voorkomen en de nietigheden wil uitschakelenzodat alle voor de slachtoffers nadelige procedureargumentenzijn uitgeklaard vooraleer ze voor de vonnisgerechten komen.Het is het Parlement dat hierover moet beslissen. Als menevenwel in de voorbereidende fase op basis van artikel 127een onderzoeksverrichting vraagt en de onderzoeksrechterdat weigert – ik weet dat de heer Erdman met zijn voorsteltermijnen wil vastleggen – pleit ik ervoor in dat geval geenberoep voor de kamer van inbeschuldigingstelling mogelijk temaken.

Mijnheer de minister, u hebt een amendement ingediendconform de rechtspraak van het Hof van Cassatie, dat bepaaltdat de stukken die krachtens de artikelen 131 en 235bis bij degriffie worden neergelegd, niet meer mogen wordengeraadpleegd en niet meer in de strafprocedure mogenworden gebruikt. Ik ben het daar helemaal mee eens, maarmen moet er een kleine voorwaarde aan toevoegen, Die staattrouwens in het verslag van de Raad van State van vóór dewet van 12 maart 1998. Om de regelmatigheid van deprocedure nog zorgvuldiger te bewaken, zou men allebetrokken partijen opnieuw kunnen uitnodigen om huneventuele opmerkingen toe te lichten met betrekking tot destukken die uit het dossier zouden kunnen worden verwijderd.Ik heb de parlementaire werkzaamheden aandachtig herlezenen ik heb gemerkt dat de heer Bourgeois de aandacht heeftgevestigd op het feit dat tal van personen die zich nog geenburgerlijke partij hebben gesteld en die geen verklaring alsbenadeelde partij hebben afgelegd, het risico lopen een deelvan het dossier te zien verdwijnen, hoewel ze nog geen kanshebben gehad erover te spreken. Dit betekent ook dat hetbelangrijk is dat alle slachtoffers zich benadeelde partijverklaren ten einde alle stadia van de procedure te kunnenvolgen. Ik laat de beoordeling van dit probleem aan u over.Indien nodig wil ik u hierover schrijven, maar het advies vande Raad van State bevestigt het principe om alle betrokkenpartijen op te roepen.

Er is inmiddels veel gebeurd. Na de wet van 12 maart 1998zijn er elf wetten goedgekeurd. Mevrouw Delesie zal hethebben over de wet van 8 juni 1998 tot wijziging van de wetvan 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere maatregelenmet betrekking tot de slachtoffers van opzettelijkegewelddaden. Ik wijs ook op de wet van 10 juni 1998 totwijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring ende wet van 7 mei 1999 die een tweede lid toevoegt aanartikel 3bis. Artikel 3 heeft betrekking op de justitie-assistenten en de beambten van de justitiehuizen. Ten slotte iser nog de wet van 30 juni 2000 tot wijziging van derechtspleging voor het hof van assisen, die voorziet in hetgratis ter beschikking stellen van een kopie van het

rédiger des requêtes ? Je soumets ce problème à votreappréciation.

L’article 127 du code d’instruction criminelle pose peut-êtreun problème plus délicat. Je rappelle brièvement, à l’intentiondes non-juristes, que ce que la commission a voulu et surtoutle Parlement, c’est qu’il y ait, avant le règlement de laprocédure, un stade préliminaire durant lequel les personnesinculpées, la partie civile, etc. puissent encore avoir accès audossier et demander des devoirs complémentaires, parcequ’elles ont alors une vue globale du dossier. Un jour où nousavions essayé, dans le cadre de la commission, de faire uneévaluation avec les présidents des chambres de mise enaccusation et certains juges d’instruction, on nous a dit quel’article 127 prolongeait les détentions préventives. J’airépondu sur-le-champ que, si l’article 127 prolongeait lesdétentions préventives, il fallait le supprimer. Par contre, dansla mesure où, effectivement, on essaie d’éviter uneprolongation de discussion en chambre du conseil et qu’ontente d’éliminer les nullités de telle sorte que, finalement,lorsque l’affaire vient au fond, ce soit une affaire « nettoyée »et qu’il n’y ait plus tous ces arguments de procédure tout àfait préjudiciables aux victimes devant les juridictions defond, l’article 127 a effectivement son utilité. C’est auParlement que la décision reviendra. Cependant, si ondemande un devoir en se fondant sur l’article 127, au stadepréliminaire, et si le juge d’instruction refuse – je sais bienque la proposition de M. Erdman tente d’aménager des délais– je serais assez partisan de supprimer tout recours éventueldevant la chambre des mises en accusation, d’autant plusqu’on peut quand même s’expliquer devant la chambre duconseil et demander éventuellement un réquisitoire ou uneordonnance de plus ample informé.

Monsieur le ministre, vous aviez déposé un amendement parailleurs tout à fait conforme à la jurisprudence de la Cour decassation et qui prévoit que les pièces déposées au greffe envertu des articles 131 et 235bis ne peuvent plus êtreconsultées et ne peuvent plus être utilisées dans la procédurepénale, à quelque titre que ce soit. Je suis tout à fait d’accordmais je voudrais qu’on ajoute une petite condition, qui figured’ailleurs dans le rapport du Conseil d’État antérieur à la loidu 12 mars 1998. Si l’on veille avec plus de soin encore à larégularisation de la procédure, on réinviterait l’ensemble desparties intéressées au procès pénal à pouvoir préciser leursobjections éventuelles en ce qui concerne précisément lespièces qui pourraient disparaître du dossier. J’ai reluattentivement les travaux parlementaires et j’ai relevé que M.Bourgois avait attiré l’attention sur le fait que de nombreusespersonnes qui ne s’étaient pas encore constituées partie civileet qui n’avaient peut-être pas fait la déclaration de partielésée, risquaient de voir disparaître tout un pan du dossieralors qu’elles n’avaient, finalement, pas eu l’occasion d’endiscuter. Cela signifie d’ailleurs que, sur le plan des victimes,on ne saurait trop conseiller à toutes de prendre la décision defaire la déclaration de partie lésée pour pouvoir être invitées àtous les stades de la procédure. Je laisse ce problème à votreappréciation. Je veux bien vous écrire, si nécessaire, maisl’avis du Conseil d’État confirme le principe de laconvocation de l’ensemble des parties impliquées.

J’en arrive à tout ce qui a été fait depuis lors. Finalement, il y

Page 9: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 9 –

gerechtelijk dossier aan de beschuldigde en aan deburgerlijke partij. Misschien moeten we op deze wegvoortgaan.

Er is ook nog de belangrijke wet van 28 november 2000inzake de strafrechtelijke bescherming van minderjarigen.

Er werden ook zeer waardevolle wetsvoorstellen ingediend,waaronder het voorstel van 15 maart 2001 van de heerVincent Decroly en mevrouw Fauzaya Talhaoui over derechten in de fase van de opsporing. Het deed mij plezier datsommige teksten ervan afkomstig zijn uit het grote ontwerpdat we in de Senaat hebben ingediend, waardoor er bepaalderechten worden gegeven aan de benadeelde partij en aan deverdachte. Anderzijds gaat het voorstel te ver inzake demogelijkheid het volledige dossier te raadplegen. Er moet eenmodus vivendi worden gevonden. De heren Dubié enMalmendier hebben op 4 mei 2001 hetzelfde wetsvoorstelingediend.

Mevrouw Taelman diende een wetsvoorstel in over hetproces-verbaal, maar deze aangelegenheid werd geregelddoor de wet van 28 november 2000 betreffende debescherming van minderjarigen, in die zin dat het proces-verbaal niet volledig moet worden opgenomen, maaruitsluitend de verklaring.

Voorts waren er twee voorstellen van de heer Malmendier.Het eerste, van 22 maart 1999, handelt over de erkenning vanbepaalde VZW’s die slachtofferhulp verlenen. Ik sta volledigachter dit voorstel. Het tweede, van 5 mei 2000, handelt overde kosteloosheid van de terbeschikkingstelling van het dossieraan sommige burgerlijke partijen, waarbij het Arbitragehofen de Raad van State evenwel waken over de gelijkebehandeling van de inverdenkinggestelde en de benadeeldepartij.

In het grote ontwerp hebben we de rechten van het slachtofferonderzocht tijdens het opsporingsonderzoek, het gerechtelijkonderzoek en bij de uitspraak.

Bij het opsporingsonderzoek moet de verklaring van debenadeelde persoon worden aangepast. Dat impliceert hetrecht op toegang tot het dossier en tot verzoeken totbijkomende onderzoeksverrichtingen. Hoewel hij geenburgerlijke partij is, heeft hij vrijwel alle rechten van deburgerlijke partij.

Wanneer het opsporingsonderzoek wordt afgesloten, er geengerechtelijk onderzoek is en de procureur des Koningsonmiddellijk tot dagvaarding overgaat, moet het dossiertegelijkertijd ter beschikking worden gesteld van hetslachtoffer en van de beklaagde of van de persoon die eenverklaring heeft afgelegd met de mogelijkheid om een kopievan het dossier te krijgen en bijkomendeonderzoeksverrichtingen te vragen.

Wat de rechten van het slachtoffer tijdens het gerechtelijkonderzoek betreft, verlaten we bijna het inquisitoriaal systeemom tot een accusatoir systeem te komen. Dat betekent dat dehoorzittingen, de confrontaties, de plaatsopnemingen, dewedersamenstellingen en de deskundigenonderzoeken optegenspraak gebeuren. Net zoals bij de voorlopige hechteniskan men een samenvattend verhoor inlassen, waarbij deslachtoffers of in ieder geval de benadeelde personen

a eu une activité fort importante. Parmi les onze loisultérieures à la loi du 12 mars 1998, je citerai celle dontparlera Mme Delesie, à savoir la loi du 8 juin 1998 modifiantla loi du 1er août 1985 portant les mesures fiscales et autres ence qui concerne les victimes d’actes intentionnels de violence.Je citerai également la loi du 10 juin 1998 sur la prescriptionde l’action civile, la loi du 7 mai 1999 qui complètel’article 3bis par un alinéa 2, l’article 3 étant relatif auxassistants de justice et agents du service des maisons dejustice. Je citerai enfin la loi du 30 juin 2000 modifiant laprocédure en cour d’assises qui, comme je l’ai dit à M.Malmendier, constitue une première puisqu’elle permet ladélivrance gratuite au prévenu et à la partie civile de la copiedu dossier répressif. C’est peut-être une voie dans laquelle ilfaut avancer.

Je cite, in fine, la loi très importante du 28 novembre 2000relative à la protection pénale des mineurs. Et j’en passe !

Il y a également eu des propositions de loi très valables parmilesquelles la proposition du 15 mars 2001 de M. VincentDecroly et Mme Fauzaya Talhaoui sur les droits au niveau del’information. J’ai été très flatté de constater que certainstextes ont été repris du grand projet que nous avions déposéau Sénat, de façon à pouvoir donner certains droits à la partielésée et à la personne suspectée, interrogée à différentesreprises et qui peut demander si elle est, ou non, impliquée.

Par contre, on va trop loin dans cette possibilité d’accès totalau dossier et il convient de trouver un modus vivendi. Cettemême proposition de loi a été reprise par vous-même,monsieur Dubié, et par M. Malmendier, le 4 mai 2001.

Il y a eu la proposition de loi de Mme Taelman sur le procès-verbal mais cet élément a été réglé par la loi du28 novembre 2000 sur la protection des mineurs, en ce sensqu’il ne faut plus donner l’ensemble du procès-verbal maissimplement la déclaration.

Il y a ensuite deux propositions de M. Malmendier. Lapremière, du 22 mars 1999, sur l’agrément de certaines ASBLqui encadreraient et aideraient les victimes, proposition tout àfait positive et à laquelle je souscris totalement. La seconde,du 5 mai 2000, sur la gratuité de la communication du dossierà certaines parties civiles, rappelant cependant que la Courd’arbitrage et le Conseil d’État veilleront toujours à ce qu’il yait une certaine égalité entre l’inculpé et la partie lésée.

Qu’avons-nous essayé de faire dans le grand projet ?Examiner les droits de la victime pendant l’information,pendant l’instruction et en phase de jugement.

Pendant l’information, la déclaration de la personne lésée doitêtre remodulée, mais cela impliquera des droits d’accès audossier et des demandes de devoirs complémentaires. Elle nesera pas partie civile, mais elle aura déjà pratiquement tous lesdroits de la partie civile.

A la clôture de l’information, quand il n’y a pas d’instructionet que le procureur du roi a l’intention de citer directement,nous avions prévu que le dossier devait être mis à ladisposition, à la fois de la victime et de l’inculpé ou de lapersonne qui a fait une déclaration, avec possibilité derecevoir une copie du dossier et de demander des devoirs

Page 10: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 10 –

aanwezig zijn.

Inzake de rechten van slachtoffers hebben wij eenamendement van mevrouw Delcourt-Pêtre overgenomen datzij indiende bij de bespreking van de wet van 12 maart 1998.Dat bepaalde dat de slachtoffers ten minste eenmaal door derechter moeten worden gehoord. Krachtens deartikelen 347bis, 368, 373, 375 en 392 is dit verplicht vooralle inbreuken inzake zedendelicten. We hebben voorgestelddit amendement aan te nemen.

Nog meer dan in het opsporingsonderzoek moet in deze faseeen kopie van het dossier kunnen worden verkregen. Het moetook mogelijk zijn bijkomende onderzoeksverrichtingen tevragen buiten de traditionele context. Gelet op recentegebeurtenissen zie ik niet in waarom men bijvoorbeeld geenuitlevering, telefoontap of huiszoeking zou kunnen vragen. Debijkomende onderzoeksverrichtingen kunnen zeer ruim zijn.Het moet daarom mogelijk zijn ze te vragen.

Wat de regeling van de procedure betreft, wil ik erop wijzendat ik sommige van mijn verklaringen uitsluitend in mijnpersoonlijke naam doe. In tegenstelling tot de vroegererechtspraak moeten we ervoor zorgen dat deonderzoeksgerechten kunnen oordelen over deontvankelijkheid van de burgerlijke partijstelling. Dit is eenvrij belangrijk punt, dat niet al te veel problemen zou mogenopleveren. In de regeling van de procedure moet immersreeds de ontvankelijkheid van de strafvordering wordenonderzocht. Het is normaal dat dan ook de ontvankelijkheidvan de burgerlijke rechtsvordering wordt onderzocht.

Het slachtoffer heeft voor het vonnisgerecht precies dezelfderechten als de beklaagde. In de eerste plaats moet hetslachtoffer worden geïnformeerd en kan het het sluiten derdeuren of de niet-publicatie vragen. Dit sluit aan bij derecente maatregelen met betrekking tot de anonieme getuigen.Ook de slachtoffers zien hun namen niet graag in de persverschijnen. De rechter kan dit dus verbieden. Hij kan zelfseen zitting achter gesloten deuren bevelen, los vanoverwegingen van openbare orde of goede zeden. Inartikel 245 stellen we voor dat, wanneer er geen gerechtelijkonderzoek is, de zaak in staat van wijzen is op de eerstezitting. Nietigheden en bijkomende onderzoeksverrichtingenmoeten op de eerste zitting worden aangehaald en gevraagdom eindeloze discussies over procedureproblemen tevoorkomen. Zoals de heer Bekaert voorstelde, voorzien wijdat het slachtoffer, de burgerlijke partij en de beklaagde degetuigen en de verdachten rechtstreeks mogen ondervragen.Natuurlijk zijn er de tegenspraak, het deskundigenonderzoeken het verhoor van minderjarigen en de splitsing van hetstrafproces in twee fasen.

Ik wil mijn uiteenzettingen beëindigen met vier bedenkingen.

Dit korte overzicht geeft een beeld van de evolutie van deopvattingen. Er wordt nu rekening gehouden met deslachtoffers in de strafprocedure. Deze vaststellingen hebbenniet uitsluitend betrekking op België of op de strafprocedure.Het probleem van de slachtoffers bestaat ook in anderedomeinen van het recht. Daarom is er nood aan een echtslachtofferrecht. Ik denk hierbij aan de medischeaansprakelijkheid, al wil men deze vorm vanaansprakelijkheid koppelen aan de risico’s. Voorts zijn er de

complémentaires.

En ce qui concerne les droits de la victime pendantl’instruction, nous sortons pratiquement du systèmeinquisitoire pour aller, pendant l’instruction, vers le systèmeaccusatoire, ce qui signifie que les auditions, lesconfrontations, les descentes sur les lieux, les reconstitutions,les expertises seront contradictoires. Comme en matière dedétention préventive, on peut prévoir un interrogatoirerécapitulatif, auquel seraient présentes la ou les victime(s) ou,en tout cas, les personnes lésées.

En ce qui concerne les droits des victimes, nous avons reprisun amendement déposé par Mme Delcourt-Pêtre lors de ladiscussion de la loi du 12 mars 1998, qui prévoyait uneaudition par le juge, lequel doit entendre les victimes aumoins une fois. C’est obligatoire pour toutes les infractionsrelatives aux mœurs, selon les articles 347bis, 368, 373, 375et 392. Nous avions suggéré d’accepter cet amendement.

Bien plus qu’au stade de l’information, il faudrait pouvoirobtenir copie du dossier. Il devrait être également possible dedemander des devoirs complémentaires, sortant de leurcontexte traditionnel. En effet, compte tenu des événementsrécents, je ne vois pas pourquoi on ne pourrait pas, parexemple, demander une extradition, une écoute téléphonique,une perquisition. Les devoirs complémentaires peuvent êtretrès larges et doivent donc pouvoir être demandés.

Quant au règlement de la procédure, – et après avoir vu unmembre de ma commission me lancer un regard soupçonneux–, je tiens à préciser que, pour certaines questions, je n’engageque moi-même. Je crois qu’il faut vraiment arriver,contrairement à la jurisprudence antérieure, à ce que l’onpuisse examiner devant les juridictions d’instruction, larecevabilité des constitutions de partie civile. C’est un pointrelativement important qui, selon moi, ne devrait pas posertrop de problèmes, parce que, dans le règlement de laprocédure, on doit déjà examiner la recevabilité de l’actionpublique : dès lors, il est normal d’examiner également larecevabilité de l’action civile.

Quels sont les droits de la victime au stade du jugement ? Ilssont exactement les mêmes que ceux du prévenu. D’abord, lavictime doit être informée et peut demander le huis clos ou lanon-publication. Cela rejoint ce qui vient d’être fait en ce quiconcerne les témoins anonymes : les victimes, elles aussi,n’ont pas toujours envie que la presse cite leurs noms. Parconséquent, le juge pourrait l’interdire ; il pourrait mêmeordonner le huis clos, en dehors de l’ordre public ou desbonnes mœurs. Nous avions également prévu, dansl’article 245, que, dans la mesure où il n’y avait pasd’instruction, il y aurait une mise en état de l’affaire à lapremière audience : si quelqu’un voulait invoquer une nullité,il devrait le faire lors de la première audience afin que, denouveau, la procédure soit « nettoyée ». Les devoirscomplémentaires doivent également être invoqués lors de lapremière audience afin qu’il n’y ait pas des discussionsinterminables sur des problèmes de procédure. Nous avionségalement prévu, suivant ce que M. Bekaert avait proposé, ledroit, pour la victime, la partie civile, comme pour l’inculpé,de poser directement des questions au(x) témoin(s) et au(x)prévenu(s) sans nécessairement passer par l’organe du

Page 11: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 11 –

industriële risico’s. Als men het slachtoffer is van vervuilingof van een industrieel ongeluk, moet men soms aanzienlijkebedragen voor onderzoek voorschieten. Er moet wordennagedacht over de problematiek van de slachtoffers in hetburgerlijk recht, in het strafrecht, in het publiek recht en inhet sociaal recht. Hiermee keren we terug naar de oorsprong.Men mag immers niet vergeten dat het strafrechtoorspronkelijk werd ingeschakeld door de slachtoffers.Slechts tussen de elfde en de dertiende eeuw werden het ambtvan procureur en een inquisitoriale procedure ingesteld. Datgeeft soms aanleiding tot het buiten spel zetten van deslachtoffers.

In de loop van de komende jaren zal er veel aandacht komenvoor de slachtoffers. Dit verheugt mij ten zeerste.

Een tweede bedenking is dat het begrip slachtoffer goed moetworden gedefinieerd. Ik heb het hier niet over de slachtoffersvan opzettelijke gewelddaden. In het strafrecht met betrekkingtot het zakenleven heeft men vaak te maken met pseudo-slachtoffers of professionele slachtoffers, die een rekeningwillen vereffenen, zich willen verrijken of zich burgerlijkepartij stellen om als betichte toegang te krijgen tot hetdossier. Op dit vlak is waakzaamheid geboden.

Het onderzoek van de ontvankelijkheid van de burgerlijkepartijstelling voor het onderzoeksgerecht is dus zeerbelangrijk.

Daarentegen ben ik geen groot voorstander van eencollectieve vordering. In de Senaat werd dat voorgesteld. Datwerd door de Kamer niet gevolgd in de wet van12 maart 1998. Ik ben voorstander van VZW’s die een kaderbieden voor de slachtoffers, zoals de heer Malmendier wenst.De collectieve vordering bestaat in sommige takken van hetrecht, maar ik ben van oordeel dat het niet wenselijk is datiemand die zelf geen schade heeft ondervonden, zichburgerlijke partij kan stellen.

Mijn derde bedenking is dat er ondanks alle inspanningennog heel wat moet worden gedaan voor de slachtoffers. Zomaakt de traagheid van de justitie het voor het slachtofferonmogelijk echt te rouwen.

Voorts is er de kostprijs. Is het normaal dat het slachtoffer ofde beklaagde zoveel moet betalen voor de kopie van eenstrafdossier, dat er registratie- en griffierechten moetenworden betaald en dat de burgerlijke partij de kosten van hetdeskundigenonderzoek eventueel moet voorschieten? Als oud-stafhouder kan ik getuigen dat de balie alles in het werk heeftgesteld om de gratis toegang tot het gerecht aan te moedigen.Maar er kan op dat vlak nog veel gebeuren. Zoals dewetgevende en de uitvoerende machten moet justitie gratiszijn voor hen die het vragen. Dat kan uiteraard niet in ééndag worden gerealiseerd, maar het blijft een belangrijkedoelstelling.

Een ander element is de onzekerheid. Men kan in eersteaanleg winnen en in beroep verliezen. Daar is geen oplossingvoor.

Voorts moet er vooruitgang worden geboekt op het vlak vande informatie. Sommige magistraten zijn er nu mee belastcontacten de pers te onderhouden. De mensen kennen destructuur van het gerecht echter niet goed. Er bestaat veel

président. Il y a, bien entendu, la contradiction, l’expertise,l’audition des mineurs et la scission du procès pénal en deuxphases.

Je voudrais terminer par quatre réflexions.

D’abord, ce rapide panorama montre l’évolution des idées etla prise en compte des victimes dans la procédure pénale.Cela ne concerne pas seulement la Belgique et celan’intervient pas uniquement dans le cadre de la procédurepénale parce que le problème des victimes se pose dansd’autres domaines du droit. C’est la raison pour laquelle ilfaut souhaiter disposer vraiment d’un droit des victimes. Jepense à la responsabilité médicale, quoiqu’on essaie de liercette responsabilité au(x) risque(s). Je pense aussi auxresponsabilités industrielles : lorsque vous êtes victime d’unepollution, d’un accident industriel, etc., en cas d’expertise, deresponsabilités pharmaceutiques, vous pourriez devoir fairel’avance de fonds relativement importants. Il y a une réflexionà mener sur le problème des victimes, en droit civil, en droitpénal, bien entendu, en droit public, en droit social. C’est unretour à l’origine. Il ne faut, en effet, jamais oublier qu’audépart, le droit pénal était intenté par les victimes. Il a fallules XIe, XII e, et XIIIe siècles pour arriver à l’institution duprocureur, à un mécanisme de procédure inquisitoire quidonne parfois lieu à la mise hors piste des victimes.

Personnellement, je crois que ce siècle, en tout cas les annéesà venir, sera vraiment celui de l’attention aux victimes. Inutilede vous dire que je m’en réjouis profondément.

Deuxième réflexion, et je ferai peut-être sursauter certains, ilfaudra bien définir la victime. Soyons clairs : je ne parle pasici des victimes d’actes intentionnels de violence. Mais dansle droit pénal des affaires, par exemple, il y a des pseudo-victimes ou des victimes professionnelles qui cherchent soit àrégler des comptes, soit à s’enrichir – on l’a vu aux États-Unisdernièrement – ou encore à se constituer parties civiles parcequ’elles ont été inculpées, afin d’avoir accès au dossier. Ilfaudra être attentif à cet égard.

Donc l’examen de la recevabilité de la constitution de partiecivile devant la juridiction d’instruction me paraît trèsimportant.

Par contre, au risque d’étonner certains d’entre vous, je nesuis pas tellement favorable à l’action collective. Celle-ciavait été proposée au Sénat et supprimée à la Chambre par laloi du 12 mars 1998. Je suis favorable aux ASBL quiencadrent les victimes, selon le souhait de M. Malmendier.L’action collective existe dans certaines branches du droit,mais je ne souhaite pas que se constitue partie civilequelqu’un qui n’aurait pas réellement subi un dommage.

Ma troisième observation est qu’il reste encore beaucoup àfaire pour les victimes, malgré tous les efforts entrepris. S’ilfallait citer quelques points, j’évoquerais d’abord les lenteursde la justice qui ont une répercussion sur la possibilité pour lavictime de faire son deuil, ce qui entraîne une victimisationsecondaire.

Ensuite, le coût de la justice. Est-il normal pour une victime,voire un inculpé, de devoir payer cher la copie d’un dossierrépressif, qu’il y ait des droits d’enregistrement et de greffe,qu’on doive, s’il l’on se constitue partie civile, provisionner

Page 12: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 12 –

verwarring over begrippen als de procureur des Konings, deprocureur-generaal van het hof van beroep, het parket en deonderzoeksrechter. Op het einde van het middelbaaronderwijs zou er een lessenpakket moeten zijn over degerechtelijke instellingen van ons land.

Ten slot vind ik dat er moet worden gestreefd naar meereenvoud in de procedure en het taalgebruik en naar meerrechtstreeks contact. De hoogdravende taal van het gerechtkan een verlammend effect hebben op het slachtoffer.

Het grootste probleem is van culturele aard. We moetentrachten de angst van de burger ten overstaan van de justitieweg te nemen opdat hij niet langer zou denken dat demachtigen altijd gelijk halen. Het vertrouwen in de justitiemoet worden hersteld. We moeten de justitie dichter bij deburger brengen en ervoor zorgen dat ze voor iedereenbereikbaar is.

Het colloquium van vandaag is een bewijs van dezebezorgdheid. (Applaus)

éventuellement des frais d’expertise ? Malgré tout ce qui a étéfait pour aider les justiciables – en tant qu’ancien Bâtonnier jepuis attester que le barreau s’est véritablement dépassé pourfavoriser un accès gratuit à la justice, dans de bonnesconditions –, il faudra veiller à ce que la justice soit, commele pouvoir législatif et le pouvoir exécutif, un pouvoir del’État gratuit, pour les gens qui en font la demande. Certes,cela ne se fera pas en un jour, mais cela reste un objectifmajeur.

Un autre élément réside dans l’incertitude de la justice : ongagne en première instance, on perd en appel. Pour cela, jen’ai pas de solution.

Un quatrième point où des progrès devraient être réalisés estle manque d’informations et d’explications. Désormais,certains magistrats sont chargés des contacts avec la presse,mais les gens comprennent mal la justice. Je constate que l’onconfond le procureur du roi, le procureur général de la courd’appel, le parquet et le juge d’instruction. J’aimerais que leprogramme de fin d’humanités comprenne un cours sur lesinstitutions judiciaires de ce pays.

J’aborderai un dernier point qui tient peut-être un peu du rêve.Je crois qu’un certain maniérisme de la justice peut êtreparalysant pour les victimes : sa solennité, son langage, sesestrades, les attentes, une certaine éloquence passionnelle, quece soit du ministère public ou des avocats, etc. Verlaineécrivait dans son poème sur l’art poétique : « Prendsl’éloquence et tords-lui le cou ». C’est vrai aussi, me semble-t-il, pour l’art judiciaire. On devrait arriver à plus desimplicité et à beaucoup plus de proximité.

Enfin, je pense que le principal handicap est culturel. Ilfaudra, d’une manière ou d’une autre – et je ne sais pasexactement comment – casser la peur du citoyen par rapport àla justice, à son accès à la justice, à sa croyance que ce sontles puissants qui ont toujours raison. Il faudra rendreconfiance en la justice, en ses magistrats, en ses auxiliaires. Jepense que l’objectif de tous – le problème réside dans lamanière d’y arriver – est de rendre la justice plus proche ducitoyen, plus attentive et plus accessible.

Je pense que le colloque d’aujourd’hui est à l’image de cettepréoccupation. Applaudissements.

De voorzitter. – Dank u, mijnheer de Stafhouder, voor uwuiteenzetting, die niet alleen de stempel draagt van uwwelbekende, grote bekwaamheid, maar ook van een diepemenselijkheid.

Uw suggesties zullen zeker gehoor vinden bij de wetgever.

M. le président. – Merci, monsieur le Bâtonnier, pour votreexposé empreint, non seulement, de la grande compétenceque nous vous connaissons, mais aussi de beaucoupd’humanité.

Vos suggestions seront certainement entendues et répercutéespar le législateur.

De heer Cédric Visart de Bocarmé, procureur des Konings teNamen. – Als bescheiden bijdrage tot dit colloquium probeerik na te gaan hoe de verhouding van de slachtoffers met deparketten evolueert. Wij zullen concreet proberen te bekijkenin welke mate de beslissingen van de jongste jaren op wet- enregelgevend vlak een positieve weerslag hebben gehad. Watkunnen wij nog meer doen om de situatie te verbeteren?

Ik feliciteer de organisatoren van dit colloquium; het komtbijzonder goed gelegen. Vandaag hebben we misschien hetgeluk twee jaar afstand te kunnen nemen, in elk geval wat de

M. Cédric Visart de Bocarmé, procureur du Roi à Namur. –Ma modeste contribution à ce colloque sera d’essayer de fairele point sur l’évolution des relations des victimes avec lesparquets. Nous allons tenter de voir, de manière concrète,dans quelle mesure les décisions prises ces dernières années,sur les plans tant législatif que réglementaire, ont eu un effetpositif. Que pourrions-nous encore faire pour améliorer lasituation ?

Je tiens à féliciter les organisateurs de ce colloque, qui mesemble particulièrement opportun. Il reste, en effet, beaucoup

Page 13: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 13 –

toepassing van de wet-Franchimont en een hele reeksbelangrijke maatregelen betreft.

We moeten evenwel in herinnering brengen dat niet dezaak-Dutroux de aanzet is geweest tot de verbetering van hetlot van de slachtoffers. Ze heeft zeker een stroomversnellingteweeggebracht, maar op aansturen van het Parlement heeftde Ministerraad al in 1993 een eerste waardevol initiatiefgenomen met het oog op de oprichting van een dienst voorslachtopvang bij de parketten.

De eerste diensten werden opgericht in 1993 in het kader vanhet “contract met de burger”. In de ministeriëlerondzendbrief van 13 juli 1993 wordt de volgende filosofiegehuldigd: “Het gaat hier om de oprichting van eenonthaalstructuur, die beperkt is tot eerste hulp wanneeriemand het slachtoffer werd van een misdrijf, en dit metinachtneming van de federale bevoegdheden.”

Beweren dat dit initiatief door de parketten gunstig werdonthaald, zou een leugen zijn. Er kwam al spoedig verzet opverschillende niveau’s, maar eerst bij de parketten.

Aanvankelijk werden er zeven proefparketten aangeduid,waaronder het mijne. De eerste vergadering ondermagistraten verliep erg woelig. Er waren reacties in de stijlvan: “Wat komt een vreemde doen op het parket? Waarmeegaan die maatschappelijk werksters zich bemoeien? Krijgenzij toegang tot de dossiers? Wat gaan zij derechtsonderhorigen vertellen?” Kortom, er was hevig verzet.

Vervolgens werd dit nieuwe initiatief op een tweede niveaudoor de verenigingen van slachtoffers als een vorm vanconcurrentie ervaren. Ook daar was er dus werk aan dewinkel om overleg te organiseren, zodat iedereen zijn plaatskon vinden en om te voorkomen dat er anarchie heerste in deslachtofferopvang en de slachtofferhulp, twee begrippen dieoverigens door elkaar werden gehaald.

Ten slotte vreesde ook de balie dat men zou raken aan eendeel van haar prerogatieven als raadgever van derechtsonderhorigen.

Sindsdien is de situatie aanzienlijk geëvolueerd. Wij kunnennu al besluiten trekken uit deze ontwikkeling: de diensten voorde opvang van slachtoffers bij de parketten worden alsvolkomen onmisbaar beschouwd. Niemand zou ze nog durvenaf te schaffen… De bevoegdheden werden beter afgelijnd ende opdrachten beter gedefinieerd. Bij alle parketten zijn er nudiensten voor de opvang van slachtoffers. Ik kom zo dadelijkterug op hun werking.

Om een volledig zicht te krijgen op het lot van de slachtoffersin de strafrechtspleging, mag men ook niet vergeten wat erallemaal in verband met de politiediensten is beslist. Dat iseen zeer belangrijk aspect van het probleem. Vanaf 1991werd een hele reeks rondzendbrieven verzonden om depolitiële slachtofferbejegening te preciseren. In dit verbandverwijs ik naar de meest recente rondzendbrief 00P15ter van9 juli 1999, gepubliceerd in het Staatsblad van21 augustus 1999, die vorm geeft aan de bepalingen vanartikel 46 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambtdat bepaalt: “De politiediensten brengen de personen diehulp of bijstand vragen in contact met gespecialiseerde

de choses à faire. Nous avons peut-être, aujourd’hui, lachance d’avoir deux années de recul, en tout cas par rapport àl’application de la loi Franchimont et de toute une séried’autres mesures importantes.

Il faut toutefois rappeler que ce n’est pas l’affaire Dutroux quia été le déclencheur d’une amélioration du sort des victimes.Elle a certainement apporté une très vive accélération mais,pour ce qui concerne les parquets, une première initiative devaleur a été prise en 1993, par le conseil des ministres, àl’instigation du Parlement, en vue de la création d’un serviced’accueil des victimes au sein des parquets.

Les premiers services ont été mis en place en 1993, dans lecadre du « contrat avec le citoyen ». La philosophie, inscritedans une circulaire ministérielle, celle du 13 juillet 1993, étaitla suivante : « Il s’agit de mettre en place une structured’accueil limitée, dans le respect des compétences fédérales,aux seuls premiers secours en cas de victimisation. ».

Vous dire que cette initiative a été bien acceptée par lesparquets serait un mensonge. Des résistances se sontrapidement manifestées, à plusieurs niveaux, mais d’abord ausein des parquets, précisément.

Sept parquets pilotes avaient été désignés au départ, dont lemien. Je ne vous cacherai pas que la première réunion quenous avons eue entre magistrats a été pour le moins houleuse.On a enregistré des réactions du style : « Qu’est-ce qu’unétranger vient faire au parquet ? De quoi vont se mêler cesassistantes sociales ? Vont-elles avoir accès aux dossiers ?Que vont-elles raconter aux justiciables ? ». Bref, lesrésistances étaient extrêmement fortes.

Ensuite, au deuxième niveau, les associations de victimes ontperçu cette nouvelle initiative comme une sorte deconcurrence à combattre. Il a donc fallu, là aussi, travailler,organiser une concertation pour que chacun puisse trouver saplace et tenter d’éviter l’anarchie dans l’accueil et l’aide auxvictimes, ces notions étant souvent, par ailleurs, confondues.

Le barreau, enfin, a craint de se voir confisquer une partie deses prérogatives en matière de conseil aux justiciables.

Cette situation a, depuis lors, considérablement évolué et nouspouvons, d’ores et déjà, tirer une conclusion de cetteévolution : les services d’accueil aux victimes dans lesparquets sont considérés comme totalement indispensables.Plus personne n’oserait les supprimer… Les compétences ontété beaucoup mieux précisées, les missions, mieux définies.Tous les parquets sont, aujourd’hui, pourvus de servicesd’accueil des victimes. Je reviendrai dans un instant sur leurfonctionnement.

Pour avoir une vue globale du sort des victimes dans laprocédure pénale, il ne faut pas oublier non plus toutes lesdécisions prises en ce qui concerne les services de police.C’est un aspect très important du problème. Toute une sériede circulaires ont été émises dès 1991 pour préciser le rôle desservices de police dans le cadre de l’assistance policière auxvictimes. Je vous renvoie, à cet égard, à la dernière circulaireen date, soit la circulaire 00P15ter du 9 juillet 1999, publiéeau Moniteur Belge du 21 août 1999, et qui concrétise lesdispositions de l’article 46 de la loi du 5 août 1992 sur lafonction de police, prévoyant que « Les services de police

Page 14: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 14 –

diensten.

Zij verlenen bijstand aan de slachtoffers van misdrijven,inzonderheid door hen de nodige informatie te verstrekken.”

Ik zal niet over dit onderwerp uitweiden. Anderen zullen datbeter en vollediger doen. Ik kan in elk geval getuigen dat inelke politiezone sociaal personeel in dienst werd genomen endat er een reële inspanning werd geleverd om de slachtoffersin de politiecommissariaten beter te behandelen. Dat lijkt mijeen wezenlijke vooruitgang van de jongste jaren.

De wet van 12 maart 1998 tot verbetering van destrafrechtspleging was voor de rechten van de slachtofferseen grote vooruitgang, alhoewel er volgens professorFranchimont nog heel wat werk aan de winkel is. In de eersteplaats bevestigt deze wet de verantwoordelijkheid van politieen gerecht ten aanzien van de slachtoffers. Hoewel deaangenomen tekst iets van een principieel verzoekschriftheeft, is deze bepaling op haar plaats in de strafrechtspleging.Vervolgens breidt ze de rechten van de gedupeerde persoonuit door diens recht op informatie te bekrachtigen. Ik komdaarop nog terug, want op dat vlak moet er nog heel watworden verbeterd. Ik denk voorts ook aan recente initiatievenzoals de aanbevelingen terzake van de Raad van Europa, deverbeteringen in de regeling van de schadeloosstelling vanslachtoffers van opzettelijk geweld en de werkzaamheden vanhet nationaal forum voor een beleid ten gunste van deslachtoffers. Dat zijn stuk voor stuk belangrijke initiatievendie de deur hebben geopend voor een eerste aanzet tot eenwaarachtig recht van de slachtoffers. Ik zal daarbij nietblijven stilstaan, maar ik denk dat we in de toekomst een echtslachtofferrecht tot stand kunnen brengen, een manier kunnenvinden om dit nieuwe recht te presenteren en vooral voorsamenhang tussen alle initiatieven kunnen zorgen.

Wat het beleid van de parketten ten aanzien van deslachtoffers betreft, vermeld ik de slachtofferopvang bij hetparket, de strafbemiddeling en de toepassing van dewet-Franchimont. In de ministeriële richtlijn van15 september 1997 wordt de structuur van deslachtofferopvang bij de parketten beschreven, evenals de rolen de opdrachten van de justitie-assistenten. Er zijn vieraspecten: opvang en voorlichting, ondersteuning en bijstand,verwijzing naar andere bevoegde diensten, met name van degemeenschappen en de gewesten, en een opdracht in hetkader van de strafuitvoering. We kunnen statistischvaststellen dat deze dienst steeds vaker tussenkomt, dat hetpersoneel is toegenomen en dat het ministerie van Justitie eenen ander van nabij volgt. Het wil immers geschikt personeelter beschikking te stellen om een goede werking van de dienstte garanderen, wat vrij zeldzaam is. Mijn arrondissement telt300.000 inwoners, het aantal slachtoffers is gestegen van 60in 1995 tot meer dan 300 vandaag en het aantalmaatschappelijk werksters is toegenomen van één tot drie.Andere arrondissementen kennen een soortgelijke evolutie.De verdeling van de dossiers over de misdrijven ziet erongeveer uit als volgt: misdaden tegen goederenongeveer 20%, misdaden tegen personen ongeveer 40%,misdaden tegen de zeden ongeveer 15%. De overige dossiersbetreffen allerlei misdrijven waarvan ik u de opsomming zalbesparen. De tussenkomsten zijn verdeeld als volgt:voorlichting 60%, ingevolge een tekort op dat vlak; bijstand

mettent les personnes qui demandent du secours ou del’assistance en contact avec les services spécialisés. Ils portentassistance aux victimes d’infractions, notamment en leurprocurant l’information nécessaire. ».

Je ne m’étendrai pas sur ce sujet. D’autres que moi le ferontde manière beaucoup plus complète, mais je puis en tout castémoigner que, dans chaque zone de police, du personnelsocial a été engagé et qu’un réel effort a été accompli pourmieux traiter les victimes dans les commissariats de police.Cela me semble constituer un progrès essentiel de cesdernières années.

Sur le plan de la procédure pénale, la loi du 12 mars 1998 meparaît avoir franchi un pas considérable dans l’améliorationdu droit des victimes, même si, comme l’a dit le professeurFranchimont, beaucoup de choses restent encore à faire. Toutd’abord, elle affirme la responsabilité des intervenantsjudiciaires à l’égard des victimes. Même si le texte qui a étévoté est un peu une pétition de principe, cette disposition a saplace dans la procédure pénale. Ensuite, elle donne plus dedroits à la personne lésée en consacrant son droit àl’information. J’y reviendrai, car dans ce domaine, bonnombre de choses doivent encore être améliorées. Je m’envoudrais de ne pas mentionner dans ce rapide balayage desinitiatives récentes, les recommandations en la matière duConseil de l’Europe, les améliorations apportées àl’indemnisation des victimes d’actes intentionnels deviolence, les travaux du forum national pour une politique enfaveur des victimes, toutes initiatives très importantes qui ontpermis l’ébauche d’un véritable droit des victimes. Je ne m’yattarderai pas mais je pense qu’à l’avenir, on pourraitvraiment créer un droit des victimes pour essayer de trouverune manière de présentation de ce droit comme étant unnouveau droit – la formule reste à trouver – et, surtout,rétablir un peu de cohérence parmi toutes les initiatives prises.

En ce qui concerne la politique menée par les parquets àl’égard des victimes, j’évoquerai l’accueil des victimes auparquet, la médiation pénale et l’application de la loiFranchimont. La directive ministérielle du 15 septembre 1997a décrit la structure d’accueil des victimes dans les parquets,ainsi que le rôle et les missions des assistant(e)s de justice. Cerôle comporte quatre aspects : une mission d’accueil etd’information, une mission de soutien et d’assistance, unemission d’orientation vers d’autres services compétents – descommunautés et régions, notamment – et une mission dans lecadre de l’exécution des peines. Sur le plan statistique, onobserve que les interventions de ce service se sontmultipliées, que le personnel a été augmenté et qu’il y a eu unréel suivi du ministère de la Justice, soucieux de fournir lepersonnel adéquat quant au bon fonctionnement du service, cequi est relativement rare. Dans mon arrondissement, où l’ondénombre 300.000 habitants, le nombre de victimesconcernées est passé de 60, en 1995, à plus de 300aujourd’hui et nous sommes passés d’une à trois assistantessociales. L’évolution est identique dans les autresarrondissements. La répartition des dossiers en fonction desinfractions est approximativement la suivante : atteintes auxbiens, environ 20% ; atteintes aux personnes, environ 40% ;atteintes aux mœurs, 15%. Le reste concerne diversesinfractions dont je vous épargne l’énumération. La répartition

Page 15: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 15 –

slechts 5%, maar dat is niet de hoofdrol van deopvangdiensten van het parket; verwijzing naar anderediensten 26%; verzoeken tot overleg met de magistraten, inhet bijzonder met de parketmagistraten, 9%. Op dit ogenblikis er voldoende, goed geschoold personeel. In de meesteparketten zijn de assistenten op hun plaats gebleven. Dat wasmijns inziens ook noodzakelijk. Ingevolge de verplaatsing vande administratieve overheid naar de justitiehuizen is erniettemin een probleem gerezen. Ik ben van mening dat demeeste assistenten in de gerechtsgebouwen moeten blijven,want het is ondenkbaar dat de opvangdiensten van het parketzich elders bevinden dan op het parket zelf. Ik ben nochtansongerust over het feit dat het bestuur der strafinrichtingenassistenten voor slachtofferopvang steeds vaker verzoekt eenonderzoek in te stellen in het kader van de strafuitvoering,meer bepaald inzake dossiers van voorwaardelijke vrijlating.

Deze tussenkomst werd nader omschreven in hetuitvoeringsbesluit van de wet van 5 maart 1998, maar wijhebben vastgesteld dat er ook verzoeken tot tussenkomstwerden geformuleerd in dossiers van voorlopigeinvrijheidsstelling, wat het besluit niet beoogt. Hierdoordreigt het personeel van zijn eerste opdracht, met name deslachtofferopvang, te worden afgeleid. Ik zou dus willen datmen niet op dezelfde weg voortgaat, maar dat men hetoorspronkelijke karakter van de dienst bewaart en dat hij nietvoor andere doeleinden wordt ingezet. Ik beweer niet dat dieopdrachten niet nuttig zijn, maar ze zouden door anderpersoneel moeten worden uitgevoerd.

Ik kom bij de methodologie. De diensten treden voortaan pro-actief en niet alleen passief op. Het gaat om een belangrijkeevolutie. Wanneer wij de dienst slachtofferopvang hebbenopgericht, verwachtten wij dat het slachtoffer zich bij demagistraat zou aandienen. Als een voorval bekend is, gaat deassistent op bezoek bij de magistraat die instond voor denachtdienst, zodat deze de inlichtingen met betrekking totopmerkelijke nachtelijke voorvallen zoals diefstallen metgeweld of dodelijke verkeersongevallen, kan meedelen. Zokan de assistent onmiddellijk contact opnemen met hetslachtoffer of hem of haar schrijven om hem of haar op dehoogte te brengen van het bestaan van de dienst.

Men kan niet over de verhouding tussen de slachtoffers en hetgerecht spreken zonder de praktijken van het parket tevermelden, dat overeenkomstig de wet van 10 februari 1994instaat voor de bemiddeling in strafzaken. Ik zou enkelestatistieken van het Hof van Beroep te Luik willen citeren.Onder de meest voorkomende overtredingen zijn deze tegenpersonen goed voor een derde, de overtredingen tegenpersonen, eveneens voor een derde en deverkeersovertredingen voor 15%. De maatregelen die wordengenomen, zijn in 65% van de gevallen eenvoudigemaatregelen, in 30% van de gevallen gecumuleerdemaatregelen zoals een dienstverlening, een vorming of eentherapeutische behandeling.

Het aantal bemiddelingsdossiers is blijven toenemensinds 1995, maar lijkt vandaag een plafond te bereiken. Menstelt soms zelfs een afname vast. De praktijk komt opkruissnelheid. Men stelt ook dispariteiten vast tussen hetcrimineel beleid dat in de verschillende arrondissementenwordt gevoerd. Zo is de gevoeligheid in bijvoorbeeld

des interventions est la suivante : information, 60%, suite à undéficit en la matière ; assistance, 5% seulement, mais ce n’estpas le rôle primordial des services d’accueil du parquet ;orientation vers d’autres services, 26% ; demandes deconcertation avec les magistrats, en particulier avec lesmagistrats du parquet, 9%. Pour l’instant, le personnel estsuffisant, bien formé et donne satisfaction. Dans la plupart desparquets, les assistant(e)s sont resté(e)s sur place. A mon avis,c’était nécessaire. Suite au déplacement de l’autoritéadministrative, transmise aux maisons de justice, un problèmes’est néanmoins posé. J’estime, à ce propos, que la plupart desassistant(e)s doivent rester dans les palais de justice car il estimpensable que le service d’accueil du parquet se situeailleurs qu’au parquet même. Je mentionnerai pourtant unsentiment d’inquiétude au sujet des demandes d’interventionsde plus en plus fréquentes de l’administration pénitentiaireauprès des assistant(e)s d’accueil aux victimes pour laréalisation d’enquêtes dans le cadre de l’exécution des peines,en particulier dans les dossiers de libération conditionnelle.

Cette intervention a été précisée dans l’arrêté d’exécution dela loi du 5 mars 1998 mais on a également constaté desdemandes d’intervention dans des dossiers de libérationprovisoire, ce qui n’était pas visé par l’arrêté. Ceci risque dedétourner le personnel de ses missions de base, notammentl’accueil des victimes, pour se consacrer à d’autres missions.Je souhaite donc que l’on ne poursuive pas dans cette voie,que l’on conserve le caractère original du service d’accueildes victimes et que l’on ne l’utilise donc pas à d’autres fins.Je ne dis pas que ces missions ne sont pas utiles mais ellesdevraient être assurées par un autre personnel.

J’en viens à la méthodologie. Les services interviennentdésormais d’une manière proactive et pas seulement passive.Il s’agit d’une évolution notable. Quand nous avons mis enplace le service d’accueil aux victimes, nous attendions que lavictime se manifeste auprès du magistrat. Aujourd’hui,lorsqu’un événement est connu, l’assistant(e) rend visite aumagistrat qui assurait la garde durant la nuit afin que cedernier puisse communiquer les renseignements relatifs auxfaits nocturnes marquants tels les vols avec violence ou lesaccidents de roulage mortels. Cela permet à l’assistant(e) deprendre directement contact avec la victime ou de lui écrireafin de l’informer de l’existence du service.

On ne peut parler des relations entre les victimes et la Justicesans évoquer les pratiques du parquet, conformément à la loidu 10 février 1994 sur la médiation pénale. Je voudrais citerquelques statistiques émanant de la Cour d’appel de Liège.Parmi les infractions les plus concernées, celles contre lapropriété représentent un bon tiers, les infractions contre lespersonnes, un tiers également, et le roulage, 15%. Parmi lesmesures utilisées, 65% sont des mesures simples et 30% sontdes mesures cumulées telles que les TIG (travaux d’intérêtgénéral), la formation ou le suivi thérapeutique.

L’augmentation des dossiers de médiation a crû, depuis 1995,mais semble atteindre aujourd’hui un plafond. On constatemême parfois des diminutions. Les pratiques atteignent leurrythme de croisière. On constate également des disparitésparmi les politiques criminelles menées dans les différentsarrondissements. Par exemple, dans le domaine du roulage, ilexiste des sensibilités extrêmement différentes.

Page 16: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 16 –

verkeerszaken zeer verschillend. Het arrondissement Vervierstelt 35% bemiddelingen in verkeerszaken, terwijl dat in mijnarrondissement maar 1,6% is. Er moet dus aan het crimineelbeleid worden gewerkt opdat deze wet op een meer uniformewijze wordt toegepast.

De resultaten zijn globaal genomen bevredigend. Deoorspronkelijke terughoudendheid van de balie schijnt weg teebben, met name dank zij het overleg dat heeftplaatsgevonden. Ook de magistraten moesten er echter vanworden overtuigd een beroep te doen op de nieuwemogelijkheid die de wet biedt. Vandaag moeten ze ertrouwens nog steeds aan worden herinnerd. Wij moeten detekst voortdurend opnieuw in herinnering brengen, demagistraten opnieuw aanspreken en zo het crimineel beleideenvormig proberen te maken.

We hebben ook vastgesteld dat de voorbereidingsfase die aande bemiddeling voorafgaat, langer wordt en dat er eenachterstand is ontstaan die een gepaste behandeling vergt.Misschien bestond de neiging om te veel voorafgaandonderzoek te verrichten om na te gaan of de bemiddeling welvan toepassing is. Vandaar deze achterstand.

We moeten ook een groot aantal mislukkingen vaststellen,ongeveer 30%, om verschillende redenen: desinteresse van dedader voor de bemiddelingsprocedure, het ontbreken vanenige inzet waarover kan worden onderhandeld, een te lichteschade waardoor het slachtoffer niet echt in beweging komt ofde niet-erkenning van de feiten door de dader.

De verscheidenheid in de toepassing nodigt uit tot verderereflexie over de bemiddeling in strafzaken, die mijns inziensveeleer haar verzoenende karakter stricto sensu moetbehouden, dan evolueren naar een meer autoritair ofinterventionistisch model, dat meer gericht is op detoepassing van een straf dan op de verzoening tussen hetslachtoffer en de dader. Ik pleit er dus echt voor dat menterugkomt tot de opzet van de strafbemiddeling. Het is nietomdat het parket ervoor instaat of omdat ze op aanraden vanhet parket wordt ingesteld, dat het een gezagsmaatregel moetworden.

Ik zou u alleen maar enkele aanwijzingen willen geven overde toepassing van de wet-Franchimont. Wij hebben nu tweejaar ervaring. Welke lessen kunnen wij daaruit trekken?

In mijn arrondissement werden er, in de jongste twee jaar vantoepassing, op 30.000 processen-verbaal respectievelijk 113en 138 verklaringen geregistreerd van personen die geschaadworden. Dat is geen heel hoog cijfer, maar het stijgt welvoortdurend. Er moet dus een inspanning worden geleverdom de wet beter te leren kennen, ook door de balie.

Men kan zich afvragen of de tijd niet is aangebroken om deparketten te verplichten de slachtoffers ambtshalve voor telichten over de stand van hun dossier en dus de bepaling adhoc te laten vallen. Het echte probleem is het gebrek aanadministratieve capaciteit van het parket om dat werk teverrichten.

Na de zaak-Dutroux is wel de personeelsformatie van demagistraten uitgebreid, maar niet die van het administratievepersoneel. Dat is spijtig, want de automatische voorlichtingvan de klager over zijn dossier lijkt mij een recht. Als wij over

L’arrondissement de Verviers compte 35% de médiations enmatière de roulage alors que le mien n’en compte qu’1,6%.La différence est de taille. Il convient, dès lors, de travaillersur la politique criminelle afin que cette loi soit appliquée demanière beaucoup plus uniforme.

Les résultats sont globalement satisfaisants. Les réticencesinitiales du barreau se sont estompées avec le temps,notamment grâce aux concertations qui ont eu lieu. Mais il afallu aussi convaincre les magistrats d’utiliser la nouvellepossibilité offerte par la loi. Aujourd’hui encore, des rappelssont nécessaires. Il faut tout le temps remettre ce texte sur lemétier et en reparler aux magistrats pour essayerd’uniformiser la politique criminelle.

On a également constaté un allongement des phasespréparatoires à la médiation et la création d’un arriéré qui anécessité un traitement approprié. On avait peut-être tendanceà faire trop d’enquêtes au départ afin de vérifier si lamédiation pouvait s’appliquer. D’où cet arriéré.

Il faut enfin constater le nombre important d’échecs, environ30%, qui surviennent pour plusieurs raisons : le désintérêt del’auteur à l’égard de la procédure de médiation, l’inexistenced’enjeux à négocier, un préjudice trop faible qui ne mobilisepas la victime ou encore la non-reconnaissance des faits parl’auteur.

La diversité des pratiques invite à poursuivre la réflexion surla médiation pénale qui devrait, à mon sens, conserver soncaractère conciliatoire stricto sensu plutôt que d’évoluer versun modèle plus autoritaire ou plus interventionniste, visantdavantage à l’application d’une sanction qu’à instaurer lapacification entre la victime et l’auteur. Je plaide doncvraiment pour que l’on revienne à l’état d’esprit de lamédiation pénale. Ce n’est pas parce qu’elle est assurée par leparquet ou à l’instigation des parquets qu’elle doit constituerune mesure d’autorité.

Je voudrais simplement vous fournir quelques indications surl’application concrète de la loi Franchimont. Nous comptonsmaintenant deux ans d’expérience. Quelles leçons peut-on entirer ?

En ce qui concerne les déclarations de personnes lésées, on aenregistré dans mon arrondissement, pour les deux annéesd’application récentes, 113 et 138 déclarations sur un total de30.000 procès-verbaux. Le chiffre n’est pas très élevé mais ilest en progression constante. Un effort doit donc être fait surle plan de la connaissance de la loi, même par le barreau.

On peut se poser la question de savoir s’il n’est pas tempsd’obliger les parquets à informer d’office la victime du sortréservé à son dossier et donc d’abroger la disposition ad hoc.En réalité, le problème demeure l’incapacité administrative duparquet d’effectuer ce travail.

Si les cadres des magistrats ont été fortement augmentés aprèsl’affaire Dutroux, il n’en va pas de même pour les cadresadministratifs. C’est regrettable, parce que le droit duplaignant à l’information automatique sur le sort réservé à saplainte me parait être légitime. Si les moyens nous en étaientdonnés, il n’y aurait aucune difficulté à accepter cela, ce quiéviterait la lourdeur de la procédure de déclaration despersonnes lésées, comme l’a souligné tout à l’heure M. le

Page 17: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 17 –

de vereiste middelen konden beschikken, zou het helemaalniet moeilijk zijn dat te aanvaarden, waardoor de zwareprocedure van de verklaring door geschade personen zoukunnen worden vermeden, zoals professor Franchimont zopasheeft beklemtoond.

Wij moeten de inspanningen in het kader van de voorlichtingvoortzetten en de toegang tot het dossier vergemakkelijkendoor die tot een recht te maken. Ik verwijs tevens naar hetwetsvoorstel van de heer Decroly en van mevrouw Talhaoui,maar met een lichtere procedure die niet te veel inspanningenvergt van de voortdurend overbelaste parketten. Als wij vande toegang tot het dossier een recht maken en als wij deprocureur des Konings verzoeken om een tegengesteldeordonnantie te nemen als hij het niet eens is met de toegangtot het dossier, dan zou dat een stap in de goede richting zijn.We mogen het gehele systeem niet blokkeren. Ik moet dezebekommernis echter wel tot uitdrukking brengen, want derechten van de slachtoffers moeten worden versterkt, vooraldan dit laatste recht.

Het aantal verzoeken tot opheffing vanopsporingshandelingen met toepassing van artikel 28sexiesW. Sv. ligt belachelijk laag: vier voor het eerste jaar vantoepassing en twee voor het tweede jaar, of zes zaken vooreen arrondissement met 300.000 inwoners. Dat is zeerweinig.

Het aantal verzoeken tot toegang tot de dossiers in hetgerechtelijk onderzoek bedraagt 22 en 25, of ongeveer 10%van de dossiers zowel voor de slachtoffers, als voor dedaders. Deze cijfers zijn niet verwaarloosbaar en tonen aandat deze maatregel opportuun was en beantwoordde aan eenreële behoefte van de rechtsonderhorigen, temeer daarslechts twee beroepen werden geregistreerd. De wet wordtdus behoorlijk toegepast.

Voor de gerechtelijke onderzoeken is het aantal opheffingenzeer gering: tien voorzieningen in twee jaar tijd en tweeberoepen.

De cijfers voor het aantal verzoeken tot bijkomendeonderzoekshandelingen bedragen voor mijnarrondissement 28 voor het eerste jaar en 61 voor het tweede,met een totaal van 17 beroepen. Deze cijfers hebben zowelbetrekking op de beschuldigden als op de burgerlijke partijenen kennen een exponentiële groei. Dat bewijst dat dezemaatregel een echt succes is. Hij heeft spijtig genoeg ook eenkeerzijde en vertraagt aanzienlijk het bepalen van derechtsdag voor de grondrechter. Zo wordt het mogelijk hetparket tegen te werken wanneer het de beschuldigde onderaanhoudingsbevel naar de grondrechter wil verwijzen. Deprocedure wordt vertraagd; wij kunnen dat vaststellen.

De raad van de procureurs des Konings heeft de ministeronlangs voorgesteld in het kader van herziening van desnelrechtprocedure (procedure van onmiddellijkeverschijning) iedere bijzondere snelrechtprocedure te latenvallen en, als men de snelrechtprocedure wenst toe te passen,terug te keren naar het oude systeem, dit wil zeggen de veelsnellere verwijzing naar de raadkamer, die dan moetbeslissen of er al dan niet bijkomende maatregelen moetenworden genomen. Dit voorstel werd geformuleerd omdat doorde snelrechtprocedure de enorme achterstand zou kunnen

professeur Franchimont.

On pourrait poursuivre les efforts entrepris dans le cadre del’information et permettre plus facilement l’accès au dossieren en faisant un droit. Je renvoie également à la propositionde loi du 15 mars 2001, de M. Decroly et de Mme Talhaoui,mais avec une procédure légère, n’exigeant pas trop d’effortsde la part des parquets, toujours surchargés. Si l’on en faisaitun droit et si l’on demandait au procureur du roi de rendre desordonnances contraires, s’il n’était pas d’accord au sujet del’accès au dossier, on ferait un grand pas dans la bonnedirection. On pourrait utiliser la même disposition pour lademande de devoir(s) complémentaire(s) dans le cadre del’information. Il ne faut pas bloquer tout le système. C’est unepréoccupation que je suis bien obligé de remettre en avantparce qu’il faut faire progresser les droits des victimes,certainement celui-ci.

En matière de référés dans les dossiers à l’information, selonl’article 28sexies, les chiffres sont assez dérisoires : quatrepour la première année d’application et deux pour la secondeannée, soit six affaires en deux ans pour un arrondissementqui compte 300.000 personnes. C’est très peu.

Pour l’accès aux dossiers à l’instruction, les chiffres sont de22 et 25, soit environ 10% des dossiers à l’instructionconcernant tant les victimes que les inculpés. Ces chiffres nesont pas négligeables et tentent à prouver que cette mesureétait opportune et répondait à un réel besoin du justiciable,d’autant plus que deux recours seulement ont été enregistrés.La loi s’applique donc de manière satisfaisante.

Pour les dossiers à l’instruction, le chiffre des référés estfaible : dix pourvois sur deux ans et deux recours.

En matière de demandes d’actes d’instructioncomplémentaires, pour mon arrondissement, les chiffres sontde 28 pour la première année et de 61 pour la seconde, avecun total de 17 recours. Ces chiffres relatifs aussi bien auxinculpés qu’aux parties civiles montrent que la croissance estexponentielle et que cette mesure recueille un réel succès.Elle a, malheureusement, un revers parce qu’elle retarde demanière importante la fixation du dossier devant le juge dufond et permet souvent de contrecarrer la volonté du parquetde renvoyer l’inculpé, sous les liens du mandat d’arrêt, devantle juge du fond. Il y a un retard réel dans la procédure, retardque nous pouvons constater.

Le conseil des procureurs du roi a même proposé récemmentà M. le ministre, dans le cadre de la modification de la loi surla procédure accélérée, d’abandonner toute procédureaccélérée particulière mais, dans les cas où on souhaiteraitvoir appliquer une mesure de procédure accélérée, de revenirà l’ancien système, c’est-à-dire au renvoi, beaucoup plusrapide, devant la chambre du conseil, à laquelle ilappartiendrait de décider s’il faut, ou non, des mesurescomplémentaires. Cette proposition a été formulée parce qu’ily a un retard de taille que la procédure accélérée pourraitaider à résorber. Ce n’est qu’une proposition et nous verronscomment elle sera accueillie par M. le ministre.

En conclusion, toutes les initiatives prises à l’égard desvictimes d’infractions durant ces dernières années ontamélioré de manière significative leur sort. Il ne faut pas crier

Page 18: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 18 –

worden weggewerkt. Het gaat slechts om een voorstel en wijzullen zien hoe de minister erop reageert.

Alle maatregelen die de jongste jaren werden genomen,hebben het lot van de slachtoffers aanzienlijk verbeterd. Wijmogen echter geen victorie kraaien. De slachtoffers, dietalrijk in deze zaal aanwezig zijn, maken nog steeds groteverwijten over de werkwijze van het gerecht en over het lotdan hen treft.

Ik heb professor Franchimont niet nageaapt, maar het feit datwij identieke conclusies trekken, toont aan dat wij ten aanzienvan de slachtoffers dezelfde aandacht en luisterbereidheidaan de dag leggen.

In verband met de “verwijten” aan het systeem zou ik eerstwillen beklemtonen dat de repressieve justitie inefficiënt entraag is, en dat het haar ontbreekt aan onderzoekers om debehandeling van de dossiers te doen opschieten. Dankzij depolitiehervorming hopen wij nog steeds op een reëleverbetering. Wij wachten af… Wij weten nog steeds niet watwij aan die hervorming hebben.

Het slachtoffer is geïnteresseerd in de opheldering van zijndossier, in de vraag of hij zich burgerlijke partij kan stellenen of zijn zaak binnen een redelijke termijn kan wordenbehandeld. Wij moeten toegeven dat we nog ver afstaan vanons doel en dat er dringend werk moet worden gemaakt vaneen efficiënt beleid dat aan de strafrechtspraak de vereistejuridische en materiële middelen bezorgt om te functioneren.

Voorts mogen we de procedure door de hervorming ook nietzo complex maken dat ze wordt verlamd. Alles is een kwestievan evenwicht. Wie een hervorming van de strafrechtspraakvoorstelt, mag mijns inziens niet uit het oog verliezen welkegevolgen een en ander heeft voor de procedure en haarefficiëntie. Wanneer men de rechten van de slachtoffersverveelvoudigt, dan verveelvoudigt men ook de rechten van dedaders, wat het geheel aanzienlijk complexer kan maken.

Zoals ik heb gezegd, werden er op het gebied van deslachtofferopvang aanzienlijke inspanningen geleverd om derechtspraak toegankelijker te maken, maar derechtsonderhorigen raken in de war door de complexestructuur van het gerechtelijk apparaat en door het esoterischtaalgebruik van zijn actoren; op dat vlak zouden nog talrijkeinitiatieven kunnen worden genomen.

Bovendien blijft het gerecht een dure aangelegenheid voor deslachtoffers. Voor hun verdediging moeten die grote sommenvoorschieten, waarvan zij geen frank terugzien als de daderonvermogend is. Er bestaan voorstellen om de kostprijs vande kopieën uit gerechtelijke dossiers te verminderen of om dekosten van de advocaat te laten betalen door de veroordeelde.Deze idee zal bij sommige personen in deze zaal, zoalsprofessor Franchimont zegt, de haren ten berge doen rijzen.Die mogelijkheid bestaat echter al elders… De kosten van deadvocaat, de kosten van de verdediging, zijn een realiteit. Deslachtoffers moeten ze betalen, maar ze zijn nietterugbetaalbaar; men moet dat weten en misschien nadenkenover de hervorming van dat punt. Waarom geen vooruitgangboeken op dat vlak? Het blijft waar dat grote hervormingenmaar moeilijk totstandkomen. In dat verband bestaanconcrete wetvoorstellen die ons kunnen vooruithelpen.

victoire et quand on entend les victimes, dont beaucoup sontdans cette salle, elles formulent toujours d’importantsreproches sur la manière dont la justice travaille et sur le sortqui leur est réservé.

Je n’ai pas copié le professeur Franchimont mais le faitd’exprimer des conclusions identiques prouve que nous avonsla même sensibilité, la même écoute, à l’égard des victimes.

En matière de « reproches », en quelque sorte, au système, jesoulignerai d’abord l’inefficacité de la justice répressive, salenteur et le manque d’enquêteurs pour faire avancer lesdossiers. La réforme des polices porte toujours, espérons-le,l’espoir d’une réelle amélioration. On attend de voir… Nousne sommes pas encore fixés à ce sujet.

Ce qui intéresse la victime, c’est l’élucidation du dossier quila concerne, la possibilité de se constituer partie civile et devoir le dossier jugé dans un délai raisonnable. Il faut bienreconnaître qu’on est encore loin du compte et qu’il est urgentde mettre en œuvre une politique efficace donnant à la justicepénale les moyens, tant juridiques que matériels, defonctionner.

Ensuite, il faut aussi se garder de réformer la procédure en larendant plus complexe, à un point tel qu’elle en seraitparalysée. Tout est question d’équilibre. Lorsqu’on proposeune mesure de réforme de la procédure pénale, il faut, mesemble-t-il, ne jamais perdre de vue les conséquences quecette mesure aurait sur la procédure et son efficacité. Telle estla demande des victimes. Il ne faut pas multiplier les droitsdes uns et des autres. Quand, en effet, on multiplie les droitsdes victimes, on multiplie aussi ceux des auteurs, ce qui peutconduire à une complexification considérable. Il faut en êtrebien conscient.

En ce qui concerne l’accueil des victimes, des effortsimportants, je l’ai dit, ont donc été accomplis pour leurfaciliter l’accès à la justice, mais il faut encore souligner ledésarroi des justiciables devant la « complication » del’appareil judiciaire et le langage ésotérique de ses acteurs ;de nombreuses initiatives pourraient encore être prises à cesujet.

En outre, la justice reste coûteuse pour les victimes, quidoivent avancer des sommes importantes pour organiser leurdéfense, et qui ne reverront pas un franc si l’auteur estinsolvable. Des propositions existent pourtant pour diminuerle coût des copies des dossiers répressifs ou pour fairesupporter les frais d’avocat par le condamné. À cette idée,certaines personnes présentes dans cette salle auront peut-êtreaussi, comme l’a dit le professeur Franchimont, les cheveuxqui se dresseront sur la tête. Cette possibilité existe toutefoisailleurs… Les frais d’avocat, les frais de défense, sont uneréalité. Les victimes doivent les payer, mais ces frais ne sontpas remboursables ; il faut le savoir et réfléchir, peut-être, àune réforme de ce point. Pourquoi ne pas avancer dans cesdomaines ? Les grandes réformes ont, il est vrai, du mal à voirle jour. Il existe, à cet égard, des propositions – et notammentdes propositions de loi concrètes, qui pourraient nous faireprogresser.

Enfin, l’indemnisation des victimes reste aléatoire. Si desinitiatives ont été prises en matière de justice réparatrice,

Page 19: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 19 –

Ten slotte blijft de schadeloosstelling van de slachtoffersonzeker. Er mogen dan al initiatieven zijn genomen inzakeschadeloosstelling via de rechtspraak, men moet ook rekeninghouden met het onvermogen van het merendeel van dedaders, wil men de slachtoffers niet misleiden met initiatievendie op niets uitlopen. Tot slot wil ik nog zeggen dat de opvangvan en de zorg voor de slachtoffers niet alleen eenrechtsprobleem, maar ook en vooral een kwestie vaningesteldheid is. (Applaus).

l’insolvabilité du plus grand nombre d’auteurs est une réaliténon-négligeable dont il faut tenir compte afin de ne pasleurrer les victimes par des initiatives qui n’aboutiront pas.

Pour en terminer, je vous dirai que l’accueil et le souci desvictimes ne représentent pas seulement un problème de droit,mais aussi et surtout, un état d’esprit. (Applaudissements.)

De voorzitter. – De minister van Justitie heeft me verzochthem te verontschuldigen. Hij moest aanwezig zijn op deMinisterraad, die verscheidene punten in verband met justitiemoet behandelen. Hij zal vanmiddag opnieuw in ons middenzijn.

M. le président. – Le ministre de la Justice me prie de bienvouloir l’excuser. Il a dû rejoindre le conseil des ministres,lequel doit d’ailleurs traiter plusieurs points relatifs à lajustice, mais il sera parmi nous cet après-midi.

De heer Raymond Decoux, onderzoeksrechter te Leuven. –Ik dank de Senaat van harte voor de uitnodiging. Eerlijkgezegd ben ik een beetje onder de indruk, niet alleen van hetdecor, maar ook van het feit dat dit colloquium hier in deSenaat plaatsvindt. Dit initiatief maakt duidelijk welke weg isafgelegd sinds ik tot onderzoeksrechter werd benoemd, zo’ndertig jaar geleden. Destijds was er in het strafrechtnauwelijks sprake van het slachtoffer en de erkenning van zijnrechten. Dat kwam slechts zeer zijdelings en onrechtstreeksaan bod. Dat de Senaat het nu nodig acht in zijn eigenhalfrond daarover een colloquium te organiseren, is eenkrachtig symbool van de vooruitgang die is geboekt.

In samenspraak met mijn collega zal ik het niet hebben overonpartijdigheid en betrokkenheid, niet over de wet-Franchimont en het gerechtelijk onderzoek en niet overvideobeelden, niet omdat me dat niet interesseert, maar omdatwe binnen onze spreektijd willen blijven en herhalingenwillen vermijden.

Ons wettelijk arsenaal is natuurlijk heel belangrijk, maar evenbelangrijk is de manier waarop het naar de rechtsonderhorigeen in casu het slachtoffer wordt vertaald. Hoe het slachtofferwordt ontvangen en behandeld in het gerechtelijk onderzoek,bepaalt in heel grote mate de waarde die wordt gehecht aan derechtsregels die de wetgevende macht uitvaardigt. Daarom ishet van heel groot belang aandacht te besteden – en datgebeurt inderdaad meer en meer – aan de vorming van politieen magistratuur. De eerste reacties in het begin van eengerechtelijk onderzoek naar de verdwijning van kinderen zijnvaak determinerend voor de sfeer van het verdere onderzoek.Indien het bij het begin misloopt en misschien goed bedoeldeopmerkingen verschrikkelijk scherp en onrechtvaardigoverkomen, dan vraagt het heel veel tijd en inspanningen omdie opmerkingen in hun juiste context te plaatsen en hetvertrouwen te herstellen. Daarom moet er een uitzonderlijkbelang worden gehecht aan de vorming van politiemensen enmagistraten, specifiek voor dat type van problemen.

Anderzijds moet ik vaststellen dat sommige internationaleverdragen aan een opfrisbeurt toe zijn. Onlangs verscheen nogeen zaak in de pers waarbij bleek dat kinderen warenmeegenomen, misbruikt, gedood en achtergelaten, telkens opplaatsen die soms honderden kilometers uit elkaar lagen. Hetis dan ook absoluut noodzakelijk te beseffen dat België inEuropees perspectief eigenlijk maar de oppervlakte heeft vaneen provincie en dat uitwisseling van de gegevens van

M. Raymond Decoux, juge d’instruction à Louvain. – Le faitque le Sénat juge aujourd’hui nécessaire d’organiser uncolloque sur les droits des victimes montre à quel point desprogrès ont été réalisés depuis 30 ans. À l’époque, le droitpénal ne se préoccupait guère de la victime et de ses droits.Ceux-ci n’étaient pris en compte que de manière marginale etindirecte.

Notre arsenal légal est, bien sûr, très important mais lamanière dont il est traduit pour le justiciable et enl’occurrence la victime est tout aussi capitale. La manièredont la victime est reçue et traitée au cours de l’instructionjudiciaire traduit en grande partie la valeur qui est accordéeaux règles juridiques élaborées par le pouvoir législatif. C’estpourquoi il importe d’être particulièrement attentif – ce quiest de plus en plus le cas – à la formation des services depolice et de la magistrature. Les premières réactions au débutd’une instruction judiciaire sur la disparition d’enfants sontsouvent déterminantes pour le climat de la suite del’instruction.

Je dois, par ailleurs, constater que certains traitésinternationaux devraient être dépoussiérés. La criminalitéétant de plus en plus un phénomène international, il faut serendre compte qu’à l’échelon européen, la Belgique a lasuperficie d’une province et que l’échange des donnéesdécoulant d’instructions judiciaires relatives à un mêmesuspect est indispensable, non seulement à l’intérieur de laBelgique mais aussi au niveau européen. Les moyenstechniques dont nous disposons aujourd’hui, comme lesanalyses criminelles, permettent d’ailleurs d’échanger plusrapidement et plus efficacement des informations.

À cet égard, il est impératif d’élaborer une législation surl’analyse de l’ADN et d’en définir les critères pour que lesrésultats puissent être comparés, non seulement en Belgiquemais aussi en Europe occidentale ou, du moins, dans les paysvoisins. Ceci n’est pas toujours possible actuellement.

Mon intervention s’appuie uniquement sur mon expérience etles entretiens que j’ai avec les victimes, les groupes d’aide etles services de police. Ma conclusion est toujours que lameilleure aide que nous puissions apporter aux victimesconsiste à retrouver le responsable et à expliquer lescirconstances des faits.

Pour atteindre cet objectif, nous devons pouvoir disposer deservices de police efficaces, de conventions internationales et

Page 20: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 20 –

gerechtelijke onderzoeken waarbij eenzelfde verdachtebetrokken kan zijn, noodzakelijk is, niet alleen binnen België,maar ook en vooral op Europees niveau. Met de technischemiddelen waarover we nu beschikken, zoals misdaadanalyses,kunnen gegevens ook sneller en efficiënter wordenuitgewisseld.

In dat verband moet er eveneens dringend werk wordengemaakt van een wetgeving betreffende DNA-onderzoek enmoeten heel snel de criteria daarvoor worden opgesteld, zodatde resultaten niet alleen in België kunnen worden vergeleken,maar ook in West-Europa of ten minste in de ons omringendelanden. Dat is nu niet altijd mogelijk.

Mijn korte uiteenzetting heb ik enkel en alleen op mijnervaringen en gesprekken met slachtoffers, hulpgroepen enpolitiediensten gebaseerd. Mijn conclusie is nog altijd dat debeste hulp die we aan slachtoffers kunnen geven, erin bestaatde dader te vinden en uit te leggen wat er is gebeurd en hoe enin welke omstandigheden het is gebeurd.

Daarvoor moeten we kunnen beschikken over goedepolitiediensten, internationale verdragen en de nodigemiddelen. We hebben heel goede en gemotiveerdepolitiemensen, dat mogen we niet vergeten, ook al bestaat ernu een zekere onzekerheid door de grootscheepsepolitiehervorming die in uitvoering is. Dat is echter normaalvoor een overgangsfase en de expertise blijft alleszinsaanwezig. Een onderzoeksrechter kan dan ook, als hij er werkvan maakt, een goed onderzoeksteam samenstellen dat werktvanuit een eenheid van inzicht en een goede verstandhoudingmet de parketten. Wanneer slachtoffers of nabestaandenovertuigd kunnen zijn dat ze te maken hebben met een goedgestructureerd en goed geleid team, dat blijkt geeft vaneensgezindheid en geen nutteloze tijd en middelen verspeeltaan interne discussies, dan is dat voor hen een helegeruststelling.

Om pijnlijke toestanden te vermijden, moet elke klacht ernstigworden genomen, zelfs als ze niet zo wordt ingeschat. Veelleed kan worden voorkomen door bij de aanvang van eengerechtelijk onderzoek of een informatieonderzoek gewoon tedoen wat moet worden gedaan en de eerste vaststellingencorrect te laten verlopen, overeenkomstig de normen die erborg voor staan dat de monsters in onze labo’s kunnenworden ontleed. Indien de eerste vaststellingen niet goedgebeurd zijn, ontstaat er onzekerheid en twijfel en soms is datniet meer te herstellen. Zo kan het dan gebeuren dat de oudersvan een kind dat bijvoorbeeld dood wordt aangetroffen,eeuwig zullen blijven twijfelen of het om zelfmoord ging ofom iets anders. Eenheid van optreden en kwalitatiefhoogstaand optreden kan veel leed voorkomen. Natuurlijkduren sommige onderzoeken heel lang. Voor zulke gevallengeef ik een lid van de politie de opdracht op regelmatige basiscontact te houden met de slachtoffers of de nabestaanden.Binnen de perken van het beroepsgeheim en met respect voorde onafhankelijkheid en onpartijdigheid tracht hij op de meestprangende vragen een antwoord te geven.

We trachten een voortdurende dialoog te organiseren en teonderhouden, die gebaseerd is op eerlijkheid en op eenwederzijds vertrouwen en respect. Op die manier trachten wezoveel mogelijk de slachtoffers bij het onderzoek te

des moyens nécessaires. Nos policiers sont très compétents ettrès motivés, même si la vaste réforme des policesactuellement en cours génère une certaine incertitude. Unjuge d’instruction est donc à même de constituer une bonneéquipe d’enquêteurs qui travaillera dans une unité de vues eten bonne entente avec les parquets. La conviction quel’équipe chargée de l’enquête est bien structurée et biendirigée, qu’elle est soudée et ne perd pas un temps et desmoyens inutiles à des discussions intestines est un apaisementpour les victimes et les proches.

Pour éviter les situations pénibles, il faut que toute plaintesoit prise au sérieux, même si elle ne semble pas importante.Beaucoup de souffrances peuvent être évitées si, au début del’instruction ou de l’information, les premières constatationssont effectuées correctement, conformément aux normesgarantissant une bonne analyse des échantillons dans noslaboratoires. Ceci permet d’éviter que s’installe un douteparfois impossible à dissiper par la suite.

L’unité d’action et une intervention efficace permettentd’éviter beaucoup de souffrances. Bien sûr, certainesenquêtes durent très longtemps. Dans pareils cas, je chargeun policier d’entretenir des contacts réguliers avec lesvictimes ou les proches. Celui-ci tente d’apporter une réponseaux questions les plus préoccupantes tout en respectant lesecret professionnel, l’indépendance et l’impartialité.

Grâce à un dialogue constant, fondé sur la franchise et laconfiance mutuelle, nous nous efforçons autant que possibled’associer les victimes à l’enquête.

L’aspect policier se double d’un aspect émotionnel. Pourprendre cet aspect en charge, nous faisons appel auxassistants de justice ou au service d’aide aux victimes. Ils’agit d’un concept assez neuf au sein de la justice. Nousréussissons à établir une collaboration positive, bénéfiquepour les victimes et même pour système judiciaire puisqu’ellesert la confiance en la justice.

Les assistants de justice se disent surchargés de travail. Ilfaudrait examiner objectivement leur situation.

Je voudrais m’arrêter un instant sur la personne du juged’instruction, lequel joue, selon moi, un rôle capital. Il donneun visage humain à l’instruction judiciaire. Ce rôle peut êtrepositif ou négatif. Cela dépend en grande partie del’implication du juge d’instruction, de son désir d’être àl’écoute des victimes et des proches. Il importe qu’il puissefaire preuve d’empathie à l’égard des victimes. Il doit leurexpliquer ce qu’il fait, les informer de la tournure que prendl’instruction avant que la presse ne fasse des révélations. Ildoit également souligner qu’il est toujours possible quel’enquête n’aboutisse pas à une solution. Il n’est rien de pireque de nourrir de faux espoirs.

Les contacts permanents avec les victimes peuvent permettreà celles-ci de se rendre compte que les personnes chargées del’instruction travaillent sérieusement, de manière coordonnéeet unanime et tentent, dans la mesure du possible et dans leslimites de la législation, d’apporter une réponse à leursquestions.

Je ne verrais aucune objection à ce que ces contacts soientrégis par une loi. Ces contacts peuvent, pour moi, prendre la

Page 21: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 21 –

betrekken. We willen hen ervan overtuigen dat alles watbinnen onze mogelijkheden ligt, wordt gedaan.

Naast het politionele, is er het emotionele aspect. Daarvoordoen we een beroep op de justitieassistenten of op de dienstvoor slachtofferbejegening. Dat is een vrij nieuw begrip injustitie. Het begrip tussen justitie en de welzijnssector groeit.Daar spruit een positieve samenwerking uit voort, wat in hetvoordeel is van de slachtoffers en uiteindelijk ook van hetjuridisch systeem omdat op die manier het vertrouwen injustitie behouden kan blijven.

Ziedaar mijn beschouwingen over de onderzoeken die watlanger duren en het optreden van politieagenten en dejustitieassistenten. Terloops, laatstgenoemden zeggen dat zeoverbelast zijn. Er zou objectief moeten worden onderzocht ofdat inderdaad zo is.

Ik wil ook even stilstaan bij de figuur van deonderzoeksrechter, die volgens mij een heel belangrijke rolheeft. Hij geeft als het ware een menselijk gelaat aan hetgerechtelijk onderzoek. Die rol kan zowel positief of negatiefzijn. Dat hangt in grote mate van de inzet van deonderzoeksrechter af, van zijn luisterbereidheid tegenover deslachtoffers en de nabestaanden. De onderzoeksrechter moetaanvaarden dat de slachtoffers of hun nabestaanden somszenuwachtig of ontevreden worden wanneer hij henvoortdurend moet zeggen dat er nog geen antwoord is opbepaalde vragen. Het is belangrijk zich even in de plaats testellen van de slachtoffers en te luisteren. Deonderzoeksrechter moet hen proberen duidelijk te makenwaarmee hij bezig is. Wanneer een gerechtelijk onderzoekeen bepaalde wending zou kunnen nemen, en aangenomenwordt dat dit in de pers kenbaar zal worden gemaakt,verwittigen wij de slachtoffers op voorhand. Terzelfder tijdmoet ook worden benadrukt dat het slechts om eenmogelijkheid gaat dat er een oplossing komt. Er is niets ergerdan te worden opgezadeld met valse hoop. We trachten deslachtoffers ook te waarschuwen voor allerhande personen,zoals wichelaars, die misbruik zouden maken van de situatie.Door de voortdurende contacten met de slachtoffers kunnenzij ervan worden overtuigd dat ze te maken hebben metpersonen die op een heel ernstige manier, gecoördineerd eneensgezind, aan het werken zijn en die trachten in de matevan de mogelijkheden en binnen de perken van de wetgevingeen antwoord te geven op hun vragen.

Ik zou er geen bezwaar tegen hebben dat dit soort contactendoor een wet wordt geregeld. Die contacten mogen voor mijde vorm krijgen van een verhoor, naar analogie met het rechtvan de verdachte op een samenvattend verhoor. Afsprakenzijn wel nodig, zodat een ontmoeting zinvol is. Overigens isniet in alle gerechtelijke onderzoeken regelmatige contact metde slachtoffers nodig. Mijn ervaring in Leuven is alleszins datde contacten met de ouders van vermiste kinderen goedverlopen.

In het gerechtshof zouden ook meer dan tot nog toe brochuresover hulpgroepen kunnen worden aangeboden en ook wordenverwezen naar een dienst waar de slachtoffers of hunfamilieleden terecht kunnen voor bijkomende vragen vaneerder praktische aard. Daar kan niemand principieel tegengekant zijn en meestal is daar ook al mee begonnen.

forme d’une audition, par analogie avec le droit du prévenu àune audition synthétique. Toutes les instructions judiciairesne requièrent en outre pas de contacts réguliers avec lesvictimes.

Il serait également possible d’offrir, au palais de justice,davantage de brochures sur les groupes d’aide que ce n’est lecas actuellement et d’orienter les victimes ou leur famille versun service capable de répondre à leurs questions pratiques.

D’une manière générale, nous observons que la magistratureet les services de police ont tendance à mettre en place uneforme de dialogue avec les victimes, même si cela relèvetoujours d’un équilibre délicat. Ce dialogue permet auxvictimes dont la confiance est ébranlée dans différentsdomaines, de croire à nouveau à l’instruction judiciaire. Aulieu de dresser un mur supplémentaire, nous privilégions ledialogue et l’ouverture, ce qui suscite finalement une formede respect.

Page 22: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 22 –

In het algemeen zien we in de magistratuur en in depolitiediensten een tendens om tot een vorm van samenspraakmet de slachtoffers te komen, hoewel het een delicaatevenwicht blijft. Door die samenspraak gaan slachtoffers vanwie het vertrouwen op verschillende gebieden is geschonden,weer geloven in het gerechtelijk onderzoek. In de plaats vaneen bijkomende muur is er dialoog en openheid dieuiteindelijk leiden tot een vorm van respect.

De voorzitter. – Ik geef het woord aan de heer DamienVandermeersch.

M. le président. – La parole est à M. DamienVandermeersch.

De heer Damien Vandermeersch, onderzoeksrechter teBrussel en lector aan de UCL. – Gelet op de vertraging in hetprogramma zal ik mij beperken tot een korte toespraak teraanvulling van de uiteenzetting van de heer Decoux. Wijwilden spreken over verschillende aspecten van de positie vande onderzoeksrechter ten opzichte van de slachtoffers. Ik zalhet vooral hebben over de nieuwe rechten die dewet-Franchimont aan de slachtoffers heeft toegekend en meerspecifiek over hun weerslag in de praktijk.

Wat mij in de conclusies van de parlementaireonderzoekscommissie naar de vermoorde en vermistekinderen bijzonder trof, waren de verklaringen van deslachtoffers dat het gerecht hen het dossier en alleverantwoordelijkheid afnam en hen behandelde als kinderen.Zij ervaarden de justitie als een zaak van specialisten die hetdossier helemaal naar zich toe trokken.

Hoe kunnen de nieuw verworven rechten hier verandering inbrengen?

Voor de magistraten komt de rechtspraak niet tot stand in éénprocesdag. Bovendien vraagt een mentaliteitsveranderingtijd. Wat wij ten onrechte “onze” dossiers noemen, zijn in deeerste plaats de dossiers van de rechtzoekenden, of dat nuslachtoffers zijn of inverdenkinggestelden. Dat is mijngrootste motivatie. Ik houd van mijn beroep omdat ik via mijndossiers geconfronteerd wordt met het echte leven, deervaringen en het leed van de rechtzoekenden.

Een eerste gevolg van de nieuwe rechten die dewet-Franchimont de burgerlijke partij toekent, is hettoenemend aantal burgerlijke partijstellingen. Het is spijtiggenoeg nog onvoldoende bekend dat men klacht moetindienen, zich burgerlijke partij moet stellen en bij deonderzoeksrechter moet gaan om de nieuwe rechten van dewet-Franchimont uit te oefenen. Veel slachtoffers hebben ditbegrepen want het aantal burgerlijke partijstellingen in hetbegin en in de loop van het onderzoek stijgt. Zij wensenduidelijk van deze nieuwe rechten gebruik te maken.

Het eerste recht dat wordt aangehaald, is het recht op inzagein het dossier. Hier stel ik vast dat de toestand nu weinigverschilt van vroeger. Zodra een partij zich direct bij eendossier betrokken voelt, vraagt zij toegang tot het dossier. Datdit kan, is vrij algemeen bekend, hoewel veel slachtoffers nogniet precies weten welke demarches ze daarvoor moeten doen.

Er werd gevreesd voor de reactie van de magistraten dieimmers zelf bang waren de dossiers in de openbaarheidzouden komen, dat hun onderzoek zou worden belemmerd enzelfs dat slachtoffers en inverdenkinggestelden het onderzoekzouden torpederen. Die vrees werd in de praktijk echter niet

M. Damien Vandermeersch, juge d’instruction à Bruxelles,maître de conférence à l’UCL. – Monsieur le président,mesdames, messieurs, je prends la parole au moment où,selon l’ordre des travaux, je devrais avoir terminé. Je vaisdonc essayer d’être particulièrement concis etcomplémentaire par rapport à l’exposé de mon collègue,M. Decoux. Nous avions décidé de traiter différents aspectsde la position du juge d’instruction en relation avec lesvictimes. J’aborderai principalement la question des nouveauxdroits reconnus aux victimes par la loi Franchimont et plusprécisément de leur incidence dans la pratique.

Un des éléments qui m’avaient fortement frappé dans lesconclusions de l’enquête parlementaire « Dutroux » résidedans les déclarations des victimes qui disaient : « Lorsquenous avons été confrontés à la justice, nous avons eu lesentiment d’être complètement dépossédés, déresponsabilisés,infantilisés ». En d’autres termes, la justice était une affaire despécialistes. Une fois qu’on lui confiait une affaire, celle-cidevenait l’affaire de la justice et l’on se trouvaitcomplètement démuni. Le dossier était confisqué.

En quoi cette prise de conscience, ces nouveaux droitsreconnus permettent-ils de changer cet état de choses ?

On sait que pour les magistrats, la justice ne se fait pas en unjour de procès. En outre, l’évolution des mentalités prend uncertain temps. Mais il convient de rappeler que les dossiers dela justice – nos dossiers comme nous les appelons souvent, àmon avis à tort – sont avant tout les dossiers des justiciables.Qu’ils soient inculpés ou victimes, ce sont avant tout leursdossiers. Pour ma part, c’est ma plus grande source demotivation. Si j’aime autant mon métier, c’est parce que cesdossiers concernent en premier lieu la vie, la vie très concrète,le vécu, les souffrances des justiciables, qu’ils soient inculpésou victimes.

La première évolution réside dans le nombre de constitutionsde partie civile. C’est à mettre directement en relation avec lesnouveaux droits reconnus aux parties civiles par la loiFranchimont. Je rappelle cette information qui n’estmalheureusement pas toujours suffisamment diffusée, à savoirqu’il faut porter plainte et se constituer partie civile, aller chezle juge d’instruction, pour pouvoir exercer les droits reconnuspar la loi Franchimont. Beaucoup de victimes l’ont comprispuisque le nombre de constitutions de partie civile quiprovoquent une instruction au départ a augmenté, mais aussiet surtout celles qui ont lieu en cours d’instruction. Il est clairqu’elles ont pour but d’exercer les nouveaux droits qui leursont reconnus.

Le droit que l’on évoque en premier lieu est le droit d’accès

Page 23: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 23 –

bewaarheid. De vraag van de burgerlijke partij wordt slechtsuitzonderlijk afgewezen. Deze partij spoort eerder aan om hetonderzoek tot een goed einde te brengen. Ten aanzien van deinverdenkinggestelden bestaat meer ongerustheid, hoewel deeerbied voor de rechten van de verdediging mij evenessentieel lijkt voor de goede afwerking van het dossier.

Wat is er dan veranderd? In de eerste plaats wordt degeheimhouding ten aanzien van de burgerlijke partijgerelativeerd. Men moet bepaalde zaken niet meer verbergen.Vroeger kon de onderzoeksrechter op eigen initiatief geentoegang verlenen tot het dossier. Nu dat wel mogelijk is, kanhij gerust zeggen dat hij niets te verbergen heeft. Deslachtoffers, de burgerlijke partijen, hebben hetzelfde gevoel.Ze kunnen het onderzoek op de voet volgen, het dossier inzekere zin opnieuw als “hun” dossier beschouwen, hunemoties beter verwerken en zij zullen minder het gevoelhebben dat ze een tweede maal het slachtoffer zijn.

Een tweede element dat mij in de praktijk getroffen heeft, isde objectiviteit van de burgerlijke partij bij het lezen van hetdossier. Vaak gaven ze zich geen rekenschap van het werk datmoet worden verzet, maar nu zijn ze tevreden over devooruitgang die er is en moedigen ze zowel de onderzoekersals de magistraten aan om door te zetten. Het werk gebeurtnog altijd in alle discretie, maar de burgerlijke partijeerbiedigt die discretie.

Dit maakt ook een meer gevatte dialoog met de burgerlijkepartij en haar advocaat mogelijk. De heer Decoux wees ophet belang van dit wederzijds vertrouwen. Deonderzoeksrechter en de burgerlijke partij kunnen eindelijkhet dossier bespreken met kennis van zaken, wat leidt tot eenconstructieve dialoog.

De inzage in het dossier leidt vaak tot bijkomendeonderzoeksdaden. Ik ben altijd bereid in te gaan op eenpertinente vraag van een burgerlijke partij of van eeninverdenkinggestelde. Dat kan het onderzoek alleen maar tengoede komen.

Ik kan professor Franchimont geruststellen. Ik heb er geenbezwaar tegen dat iemand, wanneer er geen verzet wordtaangetekend, binnen de vierentwintig uur inzake krijgt in zijndossier. Dat bespaart de burgerlijke partij twee demarches.Eerst moet immers de burgerlijke partijstelling gebeuren endan moet er inzage in het dossier worden gevraagd. Ik heb erniets op tegen dat deze twee demarches gelijktijdig gebeurenals het onderzoek sinds meer dan een maand loopt. De derdedemarche is de consultatie van het dossier. Dat is niet altijdgemakkelijk, zeker wanneer de burgerlijke partij niet inhetzelfde gerechtelijk arrondissement woont. Deonmiddellijke consultatie van het dossier zou dus een goedezaak zijn.

Ik ben veel optimistischer over de bijkomendeonderzoeksdaden. In de huidige situatie kan deonderzoeksrechter, op voorstel van de burgerlijke partij ofvan de inverdenkinggestelde, gelijk welke bijkomende daad testellen die hij opportuun acht.

In de loop van het onderzoek wordt vrij weinig gevraagd naarbijkomende onderzoeksdaden. Men kan zich echtergemakkelijk voorstellen dat de burgerlijke partij zich op het

au dossier. Première constatation en réponse au professeurFranchimont : je dirais que c’est à peu près équivalent. Dèsqu’une partie se sent directement concernée par un dossier enexprimant sa volonté de savoir, elle fait les démarches pouravoir accès au dossier, l’information étant tout de mêmelargement répandue, même si trop de victimes ignorent encorequelles démarchent elles doivent entreprendre pour ce faire.

On avait craint les réactions des magistrats qui eux-mêmesavaient peur de cette disposition, redoutant que les dossierssoient mis sur la place publique, que leur travail soit entravéet que les victimes et les inculpés « torpillent » leurs enquêtes.Rien de tout cela ne s’est concrétisé dans la pratique. Du pointde vue des parties civiles, il me semble que les refus sontexceptionnels. Il est en effet plus rare que l’on nourrisse descraintes par rapport aux parties civiles ; celles-ciencourageront plutôt la bonne fin de l’enquête. En ce quiconcerne les inculpés, on peut éventuellement avoir un peuplus d’inquiétudes, bien que le respect des droits de la défenseme paraisse également essentiel pour la bonne fin du dossier.

Pratiquement, qu’est-ce que cela change ? D’abord, le secretde l’instruction vis-à-vis de la partie civile s’en trouve tout àfait relativisé. On ne doit plus cacher certaines choses –j’emploie sciemment le terme « devoir ». Auparavant, le juged’instruction ne pouvait montrer le dossier à la partie civile ;il n’avait pas le droit de donner d’initiative cet accès audossier. Maintenant, en le faisant, il peut dire qu’il n’a rien àcacher. Les victimes, les parties civiles, ont également cesentiment ; elles peuvent enfin savoir ce qui se passe, suivrele déroulement de l’instruction et, d’une certaine façon, se« réapproprier » le dossier – je vous ai parlé du sentimentd’être dépossédé du dossier – et ainsi, une partie de leursouffrance, de leur vécu, ce qui peut aider certains processuset limiter la problématique de « victimisation secondaire ».

Dans ma pratique, un deuxième élément m’a frappé :l’objectivité de la partie civile lorsqu’elle lit le dossier.Souvent, les parties civiles qui ne se rendent pas compte del’ampleur du travail effectué, sont satisfaites de constater quele dossier progresse. Souvent, la consultation du dossier apour effet que les gens encouragent tant les enquêteurs que lesmagistrats à poursuivre. Le travail continue à se faire dans ladiscrétion, mais une discrétion à présent partagée, notammentavec la partie civile.

C’est aussi l’occasion d’un dialogue plus pertinent avec lapartie civile et son avocat. M. Decoux a mis en évidencel’importance de ce dialogue, de cette confiance réciproque quivaut pour toutes les autres parties du procès. Le juged’instruction et la partie civile peuvent enfin discuter dudossier en connaissance de cause : ils parlent tous deux de lamême chose. Les sous-entendus ne sont plus nécessaires. Onpeut parler « pièces en main », d’où un dialogue beaucoupplus constructif.

Vient ce qui se greffe finalement souvent sur une consultationdu dossier, à savoir d’éventuels devoirs complémentaires.

Première réflexion : il y a plus dans trois têtes que dans une etlorsqu’un inculpé, ou une partie civile, vient me faire uneproposition, je suis a priori à l’écoute. Si c’est un devoirpertinent, pourquoi ne pas l’accomplir ? L’instruction s’en

Page 24: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 24 –

einde van het onderzoek verzet tegen eenbuitenvervolgingstelling en dan formeel bijkomendeonderzoeksdaden vraagt aan de onderzoeksrechter. Hetgebeurt dat de onderzoeksrechter beslist hier niet op in tegaan en dat de burgerlijke partij in beroep gaat tegen dezebeslissing. Er is een zeker parallellisme met deinverdenkinggestelden die “officieuze” vragen of suggestiesrichten tot de rechter, die daar vaak op ingaat.

Een andere punt van de hervorming betreft het afschrift vande verhoren. Iedereen heeft het recht een afschrift van zijnverhoor te vragen, wat een goede zaak is. Het geeft deburgerlijke partij de gelegenheid om de verklaringen nadiennog eens rustig na te lezen. Per brief of tijdens een nieuwverhoor kan dan nog iets worden rechtgezet. Bovendien staande referenties van het dossier op dat afschrift. Met diereferenties en met het afschrift kan de advocaat het dossierbeter opvolgen en zijn cliënt beter raad geven. Niet alleen hetslachtoffer moet worden ingelicht, ook de advocaat moet metkennis van zaken kunnen handelen.

Met betrekking tot de verhoren werd zo-even verwezen naarde wet betreffende de strafrechtelijke bescherming vanminderjarigen. De verhoren van minderjarigen kunnen ookop video worden opgenomen.

Ik zal niet uitweiden over deze maatregel, die ik goedkeur,omdat ze een methode vastlegt die in veel arrondissementenal wordt toegepast.

Ik wil echter wijzen op de bijzonder moeilijke positie van hetslachtoffer en vooral van het minderjarige slachtoffer dat eenveel te grote verantwoordelijkheid moet dragen. Deminderjarige, die misbruikt werd of die beweert misbruikt tezijn, is tegelijkertijd slachtoffer, eerste getuige enhoofdgetuige en bovendien dikwijls ook aanklager omdat hijde enige getuige is. Dat is te veel. Het slachtoffer is getuige,maar het hele onderzoeksdossier mag niet op één getuigenissteunen.

Er zijn natuurlijk nog problemen. Een van de grootstemoeilijkheden is de lezing van het dossier. Het is immers nieteenvoudig om de juridische taal te begrijpen, noch om zijnweg te vinden in het dossier.

Sommigen zullen hiertegen aanvoeren dat de advocaat hetslachtoffer moet bijstaan of het dossier maar in de plaats vanhet slachtoffer moet lezen. Voor sommige dossiers volstaatéén dag, maar voor andere dossiers moeten dagen zonietweken worden uitgetrokken omdat ze zo lijvig zijn. Dat isonbetaalbaar. Veel burgerlijke partijen lezen zelf het dossierom die kosten niet te moeten dragen.

Het valt misschien te overwegen om de burgerlijke partijeneen vertrouwenspersoon te laten kiezen. Die zou dan welmoeten worden aanvaard door de onderzoeksrechter om tevoorkomen dat druk wordt uitgeoefend en om te beletten dathet dossier wordt ingekeken door personen van wie menaanvoelt dat ze andere bedoelingen hebben dan de betrokkenebij te staan.

De diensten voor slachtofferhulp staan de burgerlijke partijsoms bij in het raadplegen van het dossier. Ze hebben daarechter niet de tijd voor als het een lijvig dossier is.

trouvera renforcée.

Je puis rassurer le professeur Franchimont. En ce quiconcerne les formalités à remplir pour avoir accès au dossier,je suis d’accord sur le fait que lorsque personne ne s’oppose àl’accès, on pourrait travailler dans les vingt-quatre heures, cequi éviterait deux démarches à la partie civile. Celle-ci doit eneffet, en premier lieu, se constituer partie civile et, endeuxième lieu, faire sa demande d’accès au dossier. Je nevous cache pas que, quant à moi, j’accepte que les deuxdémarches soient faites simultanément si l’instruction estouverte depuis plus d’un mois. En troisième lieu, elle doitvenir consulter le dossier. C’est beaucoup, surtout pour unepartie civile qui n’habite pas nécessairement dansl’arrondissement. Le fait de permettre un accès immédiat pouréviter les démarches serait certainement une bonne chose.

Pour les devoirs complémentaires, je serai beaucoup plusoptimiste : dans la situation actuelle, rien n’empêche au juged’instruction de faire d’initiative tout devoir qu’il considèreopportun, que ce soit sur suggestion de la partie civile ou del’inculpé. Déjà à l’heure actuelle, en cours d’instruction, lesrequêtes de devoirs complémentaires introduites par lesparties civiles sont assez limitées : dans la mesure où souvent,les magistrats trouveront la suggestion assez pertinente, lapartie civile est bien placée pour en faire, comme l’inculpé,d’ailleurs.

En fin d’instruction, on peut s’imaginer que la partie civileintroduise formellement une requête pour s’opposer, le caséchéant, au non-lieu et solliciter une série de devoirscomplémentaires. À ce niveau-là, on rencontre beaucoup plusde demandes de devoirs complémentaires introduites par lesparties civiles en cours d’instruction. Mais il arrive que lejuge ne les suive pas et que les parties civiles fassent appel decette décision en introduisant une requête. On peut établir unparallélisme avec des inculpés qui font des demandesofficieuses, c’est-à-dire des suggestions au juge : dans cedernier cas, les suggestions sont fréquemment suivies.

Un autre point de la réforme Franchimont concerne les copiesd’auditions. Tout le monde a le droit de demander – etsouvent reçoit tôt ou tard – la copie de son audition. Je penseque c’est également une bonne chose. Souvent, cela permet àla partie civile d’examiner à tête reposée ce qu’elle a déclaré.Elle a parfois oublié certaines choses et peut ainsi compléterson audition par un courrier ou en sollicitant une nouvelleaudition. De plus – c’est un petit détail – elle dispose enfindes références du dossier, qui figurent sur la copie del’audition. Quand la partie civile se rend chez son avocat,celui-ci dispose immédiatement d’une référence permettant dedemander des renseignements complémentaires sur l’état dudossier. Le fait que l’avocat consulté dispose immédiatementde cette audition lui permet de mieux situer la plainte déposéeet peut-être aussi de conseiller la victime de façon plusadéquate en lui signalant qu’elle a oublié de signaler tel ou telpoint important. Cela permet à l’avocat d’être davantageinformé. Il est très important que non seulement la victimesoit informée mais aussi que l’avocat puisse agir enconnaissance de cause.

Tout à l’heure, on a cité la loi sur la protection des mineurs,par rapport aux auditions. Il faut savoir qu’en ce qui concerne

Page 25: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 25 –

Een van de bedoelingen van deze rechten was te zorgen vooreen zeker evenwicht in de rechten van deinverdenkinggestelde en de burgerlijke partij.

Ik heb hierbij twee bedenkingen.

De eerste is dat dit evenwicht in het strafproces nooit wordengerealiseerd. We moeten eerlijk zijn tegenover de slachtoffersen hen zeggen dat hun woord – spijtig genoeg of misschiengelukkig, dat is een maatschappijkeuze – nooit dezelfdewaarde heeft als dat van de inverdenkinggestelde. De twijfelspeelt nooit in het voordeel van het slachtoffer of van deburgerlijke partij, maar in het voordeel van deinverdenkinggestelde. Het is belangrijk dat het slachtoffer datweet, want het kan hem een ontgoocheling besparen.

Het strafrecht heeft zijn grenzen. Ik zeg vaak dat voor defeitenrechter de twijfel een zekerheid is geworden, wanttwijfel impliceert vrijspraak. Dat is zeer hard voor hetslachtoffer, want twijfel betekent niet dat het slachtoffer liegt.

Hiervan uitgaande heb ik mij afgevraagd of wij geen nieuweonderzoeksmethodologie kunnen uitbouwen naar analogievan het vermoeden van onschuld. Het gerecht moetvoortdurend bewust zijn dat er vergissingen mogelijk zijn endat het, wanneer er nieuwe gegevens opduiken, te allen tijdeeen andere richting moet kunnen uitgaan, zolang deeindbeslissing nog niet is gevallen. Voor het slachtofferzouden we een “vermoeden van slachtoffer” kunnen invoeren.

Hoeveel slachtoffers hebben niet de indruk dat ze zelf inverdenking gesteld worden wanneer ze zich tot het gerechtwenden? Hoeveel keer wordt hen niet gevraagd om tebevestigen dat hun verklaring volledig met de waarheidstrookt?

Waarom zouden we de woorden van het slachtoffer nieternstig nemen tot het tegendeel bewezen is en de persooneffectief als een slachtoffer beschouwen? We moeten ervanuitgaan dat het slachtoffer echt een slachtoffer is. Dat isabsoluut niet strijdig met het vermoeden van onschuld.Integendeel, het zijn de twee zijden van de onpartijdigheid.Een politieman of magistraat mag niet oordelen; dat is detaak van de feitenrechter. Waarom zou men in geval vanvrijspraak wegens twijfel niet aan de slachtoffers zeggen dathet gerecht misschien wel zijn beperkingen heeft, maar dat zenog steeds als slachtoffers worden beschouwd?

Die nieuwe opvatting vereist een mentaliteitswijziging. Zeschaadt de onpartijdigheid hoegenaamd niet; er wordt geenenkel vooroordeel uitgesproken; er is integendeel een groterrespect voor de partijen. Ik ben van oordeel dat hetslachtoffer de beslissing van de rechter in dieomstandigheden beter zal aanvaarden. Naar mijn bescheidenmening is het vonnis dat onlangs door het Hof van Assisenvan Nijvel is geveld een goed voorbeeld van de strikteeerbiediging van alle partijen.

Misschien kan dit vonnis de gerechtelijke actoren en partijenduidelijk maken dat een proces niet bedoeld is om de anderete verpletteren, maar om respect op te brengen voor wateenieder heeft meegemaakt.

Ik eindig met een korte optimistische noot. Ik ben vrijtevreden met het resultaat van de hervormingen, maar de

les auditions, la loi sur la protection de mineurs a innové encodifiant la possibilité de prendre un enregistrement vidéo. Jene compte pas détailler toute cette disposition que j’approuved’ailleurs parce qu’elle codifie des pratiques déjà en vigueurdans bon nombre. d’arrondissements.

Cependant, il est intéressant de constater – c’est peut-êtrel’exemple le plus criant – ce statut particulièrement difficilede la victime, principalement de la victime mineure d’âge,étant donné que, finalement, on lui fait porter uneresponsabilité tout à fait démesurée. Le mineur d’âge abusé,ou en tout cas qui relaye une allégation, est à la fois victime,premier témoin et témoin essentiel, et souvent, il est mêmeobligé de tenir le rôle de l’accusateur, précisément parce qu’ilest le seul témoin. Il est évident que l’on doit êtreparticulièrement attentif à ne pas faire porter tout ce rôle troplourd par la victime. La victime est témoin, certes, mais il fautveiller à pas faire reposer tout un dossier sur un témoignage.Il y a là tout un travail à faire afin que la victime ne supportepas tout le poids de l’instruction.

Bien entendu, des difficultés subsistent. Dans l’accès audossier, une des plus grandes difficultés est la lecture de cedossier. Il n’est vraiment pas facile de s’y retrouver dans lelangage judiciaire et dans la présentation des dossiers.

Certains diront qu’il suffit de se faire accompagner par sonavocat ou que l’avocat lise le dossier à la place de son client.Je leur répondrai que c’est tout différent. La lecture d’undossier peut nécessiter un jour, mais aussi plusieurs joursvoire une semaine ou davantage. Il m’arrive de recevoir desdemandes de prolongation de lecture de dossier parce quecelui-ci est très volumineux. Comment payer un avocatpendant quinze jours à temps plein pour consulter un dossier ?On constate que de plus en plus de parties civiles viennentelles-mêmes consulter leur dossier pour ne pas devoir payerleur avocat pendant tout ce temps-là.

Une idée de réforme serait de permettre à la partie civile de sefaire accompagner d’une personne de confiance pourconsulter le dossier. Cette personne serait éventuellementsoumise à agréation par le juge d’instruction, pour éviter despressions ou pour empêcher que des personnes qui n’ont rienà voir avec le dossier et dont on sent la volonté de faire autrechose que d’assister l’intéressé, consulte le dossier.

A l’heure actuelle, les services d’accueil aux victimesassistent certaines parties civiles dans la consultation dudossier. Le temps fait toutefois défaut à ces services et il estdifficile de les monopoliser pour la lecture d’un dossiervolumineux.

Lorsqu’on dresse un premier bilan de ces droits, on s’aperçoitqu’un des soucis a été d’établir une certaine égalité de droitsentre l’inculpé et la partie civile.

À cet égard, je développerai deux réflexions sous forme deconclusion.

Premièrement, cette égalité de droits entre l’inculpé et lapartie civile dans le procès pénal reste très difficile à réaliseret, en fin de course, elle ne sera d’ailleurs jamais réalisée.Nous devons être honnêtes vis-à-vis des victimes et leur direque leur parole ne sera jamais placée sur le même pied quecelle de l’inculpé, malheureusement, ou peut être

Page 26: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 26 –

weerstand tegen veranderingen blijft groot, vooral tegenveranderingen inzake justitie. De dynamiek die door dehervormingen op gang is gebracht, is echter een stimulans omermee door te gaan. Er zal altijd kritiek, weerstand enongerustheid zijn, maar als we de beginselen van respect enevenwicht nauwgezet in acht nemen, zullen we vooruitgaan.Ik steun de suggesties die werden gedaan.

heureusement, c’est un choix de société. Le doute, en fin decourse, ne profite pas à la victime, ne profite pas à la partiecivile. Il est important que la victime en soit consciente, fautede quoi elle va au devant de désillusions.

Les attentes en matière de justice pénale se heurtent à deslimites. Je dis souvent que pour le juge du fond, le doute estune certitude en ce sens qu’il implique l’acquittement. Or,pour la victime, c’est très dur. En effet, le doute ne signifiepas que la victime ment.

Sur la base de ce constat, je me suis demandé si nous nepourrions pas développer une méthodologie nouvelle enmatière d’enquête, à l’instar de la présomption d’innocence.Dans le cadre des poursuites, la justice doit se souvenir enpermanence qu’elle peut se tromper et qu’elle doit pouvoir seréorienter à tout moment en fonction de l’apparitiond’éléments neufs, aussi longtemps que la décision finale n’apas été prise. Il me semble que nous pourrions développer uneapproche similaire à l’égard de la victime, que j’appellerais,pour établir un parallélisme, « la présomption de victime ».

Combien de victimes n’ont-elles pas l’impression d’être elles-mêmes accusées quand elles s’adressent à la justice ?Combien de fois les victimes ne sont-elles pas interpellées ences termes : « Êtes-vous sûres de ce que vous avancez ? C’estquand même grave. Cela paraît difficilement concevable ».Cette attitude suspicieuse est singulièrement pénible pour lesvictimes.

Pourquoi ne pas considérer qu’il faut prendre la parole de lavictime au sérieux jusqu’à preuve du contraire et que cettevictime doit être respectée en tant que telle ? En ce qui meconcerne, je suis d’avis qu’il faudrait poser comme postulatde départ que la victime est réellement victime ce qui, dansles faits, arrive assez souvent. Cette démarche n’est nullementcontradictoire avec la présomption d’innocence. Au contraire.Finalement, ce sont les deux faces de l’impartialité. En effet,la justice n’a pas à préjuger. Pourquoi un policier devrait-ildire qu’il croit une victime ou ne la croit pas ? Pourquoi unmagistrat pourrait-il se permettre de dire à un plaignant qu’ilment ? Cette mission revient au juge du fond. Pourquoi, encas d’acquittement au bénéfice du doute, ne pourrait-on pas,au nom de ce doute, respecter aussi la victime en lui disantque si la justice pénale a peut-être ses limites, on n’encontinue pas moins à la considérer comme une victime ?

Cette conception nouvelle devrait surtout s’inscrire dans lesmentalités ; elle ne nuit en rien à l’impartialité ; on ne préjugepas ; au contraire, on respecte davantage les parties. Je croisque ce n’est que si la victime s’est sentie réellement entendueet respectée qu’elle peut accepter la décision prise à la fin duprocessus. Je crois très modestement que le jugementprononcé récemment par la cour d’assises de Nivelles est unbon exemple d’un scrupuleux respect de toutes les parties,dans toutes les présomptions que je viens de décrire.

Je crois que chacun s’est senti respecté dans le résultat final.Cela devrait peut-être inspirer les acteurs judiciaires maiségalement l’ensemble des parties, en attirant l’attention sur lefait que le but d’un procès judiciaire n’est pas d’écraserl’autre mais de respecter chacun dans son vécu.

Je terminerai par une petite note optimiste. Des progrès ont

Page 27: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 27 –

été faits. Je suis assez satisfait de l’apport des réformes. Onsait aussi que les résistances aux changements, principalementdans le domaine de la justice, restent toujours trèsimportantes. Cependant, le fait que des changements aientfinalement engendré une certaine dynamique nous encourageà aller vraiment de l’avant. Il y aura toujours des critiques, desrésistances et des inquiétudes. Toutefois, si nous respectonsrigoureusement les principes de respect et d’équilibre, nousdevons poursuivre. Plusieurs suggestions ont été faites. Je nepeux qu’y souscrire.

Mevrouw Caroline Delesie, voorzitter van de commissievoor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden. – Ikzal het hebben over de concrete werking van onze commissieen over onze verwachtingen, en de oplossingen voor detoekomst. Dit colloquium is het forum bij uitstek om hetdaarover te hebben.

De aandacht voor het slachtoffer is niet zo nieuw alssommigen denken. De heer Jean Gol, toenmalig minister vanJustitie, lag aan de basis van de wet van 1 augustus 1985waarin het slachtoffer al centraal stond. Die wet voorzagenerzijds in de oprichting van de Commissie voor hulp aanslachtoffers van opzettelijke gewelddaden en anderzijds in denodige financiële middelen voor die commissie. Zo wordt aanelke persoon die een criminele of correctionele veroordelingheeft opgelopen een bijdrage van 10 frank – thans 2000 frank– gevraagd. De dader staat dus in voor het stijven van hetfonds. Voor het overige wordt hij vrijwel niet in deprocedures van onze commissie betrokken.

In de jaren ’90 was de wetgeving duidelijk aan vernieuwingtoe. Mede door haar succes kon de commissie niet meer aande verwachtingen voldoen. Bovendien had de ervaringaangetoond dat sommige slachtoffers in de kou bleven staanen dat sommige schadegevallen niet werden vergoed. Via eenwetswijziging in 1997 werden de categorieën slachtoffers enschadeposten uitgebreid. In 1998 werd nog een kleine, maarvoor de slachtoffers uiterst belangrijke wijziging aangebracht.Die wijziging had specifiek betrekking op de talrijkeslachtoffers van de bende van Nijvel.

Thans zal ik de werking van onze commissie in het kortoverlopen en een aantal specifieke termen toelichten.

De commissie heeft een duale structuur. Enerzijds is er hetsecretariaat dat tien tot twaalf ambtenaren telt, die door hetministerie van Justitie ter beschikking zijn gesteld. Zij zijn depermanente leden. Hun taak bestaat erin het dossier te volgenvan bij de indiening van het verzoekschrift tot op het ogenblikdat een beslissing wordt genomen. Zij begeleiden deslachtoffers en staan in voor de samenstelling van het dossier.

Anderzijds zijn er de commissieleden, de niet-permanenteleden. Ze komen uit de magistratuur, de advocatuur en deministeries van Sociale Zaken en Financiën waar ze eenvoltijdse job hebben. Naast die job hebben ze een opdracht bijde commissie die erin bestaat de hen toegewezen dossiers tebegeleiden.

Ten slotte is ook de minister van Justitie in de commissievertegenwoordigd.

De ambtenaar die de minister vertegenwoordigt, heeft eensoort auditoraatsfunctie. Hij volgt de dossiers op en gaat na of

Mme Caroline Delesie, présidente de la commissiond’indemnisation des victimes d’actes de violence. –L’attention accordée aux victimes n’est pas aussi récente quecertains peuvent le penser. M. Jean Gol, ancien ministre de laJustice, est à l’origine de la loi du 1er août 1985 qui donnaitdéjà la priorité à la victime. Cette loi prévoyait, d’une part, lacréation de la Commission pour l’aide aux victimes d’actesintentionnels de violence et, d’autre part, les moyensfinanciers nécessaires au fonctionnement de cettecommission. C’est ainsi qu’une contribution de 10 francs –actuellement 2000 francs – est réclamée à chaque personneayant encouru une condamnation criminelle oucorrectionnelle. L’auteur des faits participe donc àl’alimentation du fonds.

Dans les années nonante, il était nécessaire de modifier lalégislation. En raison de son succès, la commission n’étaitplus en mesure de répondre aux attentes. En outre,l’expérience indiquait que certaines victimes étaientabandonnées à leur sort et que certains sinistres n’étaient pasindemnisés. Grâce à une modification de la loi en 1997, lescatégories de victimes et les postes de dommages ont étéélargis. Une modification mineure mais d’une importancecapitale pour les victimes, a encore été apportée en 1998.Cette modification avait spécifiquement trait aux nombreusesvictimes de la bande de Nivelles.

La commission a une structure duale. D’une part, il y a lesecrétariat composé d’une dizaine de fonctionnaires mis àdisposition par le ministère de la Justice. Ce sont les membrespermanents. Leur tâche consiste à suivre le dossier depuisl’introduction de la requête jusqu’au moment où une décisionest prise. Ils assurent l’accompagnement des victimes et sontresponsables de la constitution du dossier.

D’autre part, il y a les membres de la commission. Ce sont lesmembres non permanents. Ils sont issus de la magistrature,du barreau et des ministères des Affaires sociales et desFinances où ils sont occupés à temps plein.

Enfin, le ministre de la Justice est également représenté dansla commission.

Le fonctionnaire représentant le ministre remplit en quelquesorte la fonction d’auditeur. Il suit les dossiers et vérifie sitoutes les conditions sont satisfaites.

En 1997, les compétences de la commission ont été élargies etle nombre de chambres a été porté à six. Ces six chambresn’ont été opérationnelles qu’en 1999.

La victime est au centre des préoccupations de lacommission, tant au point de vue juridico-technique qu’auniveau de l’accueil. Cela se traduit souvent par des détails

Page 28: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 28 –

aan alle voorwaarden is voldaan.

Dan wil ik het nu hebben over de werking. In 1997 werden debevoegdheden van de commissie uitgebreid en werd hetaantal kamers op zes gebracht. Daarvoor waren er maar tweekamers, een Nederlandstalige en een Franstalige.Volledigheidshalve moet ik wel zeggen dat die zes kamerspas in 1999 in werking traden.

Voor de commissie staat het slachtoffer centraal, zowel opjuridisch-technisch vlak als wat het onthaal betreft. Dat uitzich dikwijls maar in details, die evenwel door de slachtoffersworden gewaardeerd. Voor elk dossier is een ambtenaarverantwoordelijk. Het slachtoffer, zijn verzoeker, zijnraadsman of de vertegenwoordiger van eenslachtofferorganisatie kunnen steeds bij die ambtenaar terechtvoor inlichtingen over het dossier. De ambtenaar woont dezitting bij waarop het dossier wordt besproken. Meestal is ookhet slachtoffer daarbij aanwezig. We besteden bijzondereaandacht aan de briefwisseling met het slachtoffer. Wanneerer elementen in het dossier ontbreken, zeggen we waarom. Bijde uitnodiging voor de zitting wordt steeds een plattegrondtoegevoegd, zodat wie nog nooit in Brussel is geweest, zijnweg vindt.

De slachtoffers of hun nabestaanden worden uitgenodigd voorde zitting, ook al worden ze bijgestaan door een advocaat ofdoor de vertegenwoordiger van een vereniging voorslachtofferhulp. De slachtoffers stellen het op prijs de zittingte kunnen bijwonen.

Om onze werking nog meer te verduidelijken zal ik nu eenpaar cijfers geven. Dat we de slachtoffers zo goed mogelijkproberen te helpen, blijkt ook uit de statistieken en grafiekenopgenomen in de brochure die in de documentatiemap zit.

In 1998 werden er 873 verzoekschriften ingediend, maarslechts 192 beslissingen genomen. De achterstand die wij toenopliepen is als volgt te verklaren. De wetswijziging van 1997ging gepaard met een grote informatiecampagne. Daaropvolgden veel verzoekschriften waarop onvoldoende konworden ingegaan omdat de zes op te richten kamers pas infebruari 1999 aan het werk gingen.

Het jaar daarop werden 715 verzoekschriften ingediend en530 beslissingen geveld. In 2000 waren er 732 beslissingen,Franstalige en Nederlandstalige samen. Het aantalbeslissingen in 2000 stemt overeen met de streefcijfers die inde audit van het Rekenhof werden naar voren geschoven. Destatistieken tonen aan dat we op de goede weg zijn.

Vorig jaar werd een totaal bedrag toegekend van 254,4miljoen. Er werden toen 64 zittingen gehouden waarvan 29Franstalige en 35 Nederlandstalige.

Uit de cijfers blijkt dat we langs Nederlandstalige kant onzeachterstand hebben ingehaald. Dat is niet het geval langsFranstalige zijde waar we met personeelsproblemen kampen.We hebben echter de steun van de minister van Justitie.Inmiddels werd al in een aantal vacatures voorzien, de restvolgt in de komende maanden. Vanaf 1 juli zullen we eenreeks Franstalige inhaalzittingen organiseren, waarvan deresultaten hopelijk al op 31 december 2001 zichtbaar zullenzijn.

qui sont cependant appréciés par les victimes. Chaque dossierest traité par un fonctionnaire qui en assure la responsabilité.La victime, son requérant, son conseil ou le représentantd’une organisation de victimes peut toujours s’informerdirectement de l’état du dossier auprès de ce fonctionnaire.Ce dernier assiste à l’audience au cours de laquelle le dossierest traité. Le plus souvent, la victime y assiste également.Nous accordons une attention particulière à l’échange decorrespondance qui a lieu avec la victime. Si certainséléments manquent au dossier, nous expliquons pourquoi.

Les victimes ou leurs proches sont invités à l’audience mêmes’ils sont assistés d’un avocat ou d’un représentant d’uneassociation d’aide aux victimes. Les victimes tiennent àassister à l’audience.

Je vais maintenant vous communiquer quelques chiffres.

En 1998, 873 requêtes ont été introduites, mais seulement 192décisions ont été prises. La modification de la législation de1997 alla de pair avec une grande campagne d’informationqui a donné suite à de nombreuses requêtes auxquelles il n’apas pu être donné suffisamment suite parce que les sixchambres n’ont commencé à fonctionner qu’en février 1999.

L’année suivante, 715 requêtes ont été déposées et 530décisions prononcées. En 2000, il y eut 732 décisionsfrancophones et néerlandophones, un nombre qui correspondaux chiffres qui avaient été avancés à l’occasion de l’audit dela Cour des Comptes. Les statistiques montrent que noussommes sur la bonne voie.

L’an dernier, 254,4 millions ont été octroyés et 64 audiencesorganisées dont 29 en français et 35 en néerlandais.

Si le retard a été résorbé du côté néerlandophone, il n’en vapas de même chez les francophones, confrontés à desproblèmes de personnel. Nous avons cependant le soutien duministre de la Justice. Depuis lors, un certain nombred’emplois ont été pourvus ; le reste le sera au cours desprochains mois. A partir du 1er juillet, il y aura des auditionsde rattrapage du côté francophone et nous espérons que ceproblème sera résolu fin décembre.

Il existe deux types d’aide : le montant maximal octroyé autitre d’aide principale atteint 2,5 millions de francs tandis quepour l’aide d’urgence, il s’agit de 300.000 francs, ce qui estdéjà important pour couvrir des frais d’hôpital et une pertede revenus.

La requête peut être déposée tant par les victimes que parleurs proches.

Les types de dommages sont énumérés dans la loi.

Les victimes comprennent difficilement que les conditions quipermettent de s’adresser à la commission soient tellementsévères en ce qui concerne l’aide d’urgence, en particulier laprocédure pénale.

Pour l’aide principale, il faut que la victime se soit constituéepartie civile.

Les délais ont heureusement été adaptés par la modificationde la loi en 1997. Pour l’aide d’urgence, la requête doit êtredéposée dans les trois ans suivant la décision définitive dutribunal pénal ou de la juridiction d’instruction. Si l’auteur

Page 29: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 29 –

Wat het toepassingsgebied betreft, vermeld ik twee soortenhulp. We kunnen een maximum bedrag van 2,5 miljoen franktoekennen als hoofdhulp en een maximum van 300.000 frankvoor noodhulp. Die noodhulp kan zelfs bij een kleinermisdrijf heel belangrijk zijn voor wie geconfronteerd wordtmet ziekenhuiskosten en inkomensverlies.

Zowel de directe als de indirecte slachtoffers, in casu denabestaanden, kunnen een verzoekschrift indienen.

De schadeposten worden gedetailleerd weergegeven in debrochure. De schadeposten zijn limitatief opgesomd in dewet. Andere noden moeten bij wet worden geregeld.

De voorwaarden om zich tot de commissie te kunnen wenden,zijn bijzonder streng wat de hoofdhulp betreft. Dat geeftaanleiding tot heel wat problemen en soms ook tot onbegripbij de slachtoffers. Dat geldt vooral voor de voorwaarden metbetrekking tot de strafprocedure. Om in aanmerking te komenmoeten slachtoffers zich gemanifesteerd hebben in destrafprocedure.

Voor hoofdhulp volstaat het niet dat het slachtoffer klachtheeft neergelegd bij de politiediensten. De wetgever vraagtdat het slachtoffer zich burgerlijke partij heeft gesteld ofwelbij de onderzoeksrechter, ofwel bij de procedure voor deraadkamer ofwel bij de procedure ten gronde of dat hetslachtoffer rechtstreeks gedagvaard heeft.

De termijnen werden gelukkig aangepast door dewetswijziging van 1997. Voor de hoofdhulp moet hetverzoekschrift worden ingediend binnen de drie jaar na dedefinitieve beslissing van de strafrechtbank of hetonderzoeksgerecht. Als de dader onbekend blijft en de zaakdoor het parket wordt geseponeerd, moet het slachtoffer zicheerst burgerlijke partij stellen bij de onderzoeksrechter. Eénjaar na de burgerlijke partijstelling kan aan het verzoekschriftgevolg worden gegeven. Heel veel slachtoffers begrijpen nietdat na jaren gewacht te hebben op het resultaat van hetstrafonderzoek, ze na sepot door het parket nog zelf eendemarche moeten doen om aan deontvankelijkheidsvoorwaarden te voldoen.

Het kan natuurlijk nog beter. Onze belangrijkste bezorgdheidvoor de toekomst blijft een snellere dienstverlening aan hetslachtoffer of zijn nabestaanden. Dat kan door de bestaandeprocedure in te korten en de achterstand langs Franstaligezijde verder weg te werken.

Voorts willen we nog meer contact zoeken met anderediensten die bij de slachtofferzorg betrokken zijn. Gelukkig iser het nationaal forum, een overlegplatform waar alle dienstendie met slachtofferzorg bezig zijn, geregeld informatieuitwisselen. Sinds anderhalf jaar hebben we ook contactenmet het ministerie van Financiën, dat mee toekijkt op debesteding van onze middelen. Ook onze contacten met debalie zijn bijzonder nuttig.

Er bestaan natuurlijk nog knelpunten. We hebben die samenmet het kabinet van de minister en de bevoegde diensten vande centrale administratie besproken. Allereerst moet dewetgeving dringend voorzien in een tegemoetkoming van decommissie voor de ouders van verdwenen en misbruiktekinderen.

demeure inconnu, et que le parquet classe l’affaire, la victimedoit commencer par se constituer partie civile auprès du juged’instruction. Nombreuses sont les victimes qui necomprennent pas qu’il faille attendre aussi longtemps pourdonner suite à la requête.

Notre préoccupation pour l’avenir est d’accélérer laprocédure d’octroi de l’aide et de résorber le retard du côtéfrancophone.

Nous voulons renforcer les contacts avec les autres servicesqui s’occupent des victimes. Il existe une plateforme deconcertation où tous ces services s’échangent régulièrementdes informations. Depuis un an et demi, nous avons aussi descontacts avec les Finances qui ont un droit regard sur nosdépenses. Les contacts avec le barreau sont particulièrementutiles.

Il y a évidemment des problèmes que nous avons évoquésavec le ministre et l’administration centrale. En premier lieu,il faut que la législation prévoie une intervention de lacommission au profit des parents d’enfants disparus etvictimes d’abus sexuels.

La loi doit aussi tenir compte de toutes les victimes du traficd’êtres humains. Actuellement, pour pouvoir bénéficier del’aide, il faut être Belge ou autorisé à séjourner dans notrepays, y résider ou s’y être établi.

La procédure d’aide d’urgence prend quinze moins,pratiquement autant que l’aide principale. On pourraitprévoir une procédure en référé avec un magistrat unique.

Pour recevoir l’aide principale, la victime doit s’êtreconstituée partie civile mais il y a des exceptions par exemplelorsqu’il y a des indices de délit avec violence intentionnelle.

Par ailleurs, les honoraires d’avocats peuvent être trèsélevés. Un arrêté royal devrait en fixer le montant maximal.

Enfin, nous plaidons pour un relèvement des montants. Eneffet, une victime blessée par balles peut rester invalide à vie,avec la perte de revenus et les frais médicaux qui s’ensuivent.

Je conclurai en disant que j’ai beaucoup appris des victimesau cours des deux dernières années. Nous en apprenons unpeu plus chaque jour et pour l’équipe, c’est particulièrementmotivant.

Page 30: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 30 –

Een andere niet onbelangrijke categorie die niets ontvangtzijn de ouders van seksueel misbruikte kinderen.

Ook voor de slachtoffers van mensenhandel is eenwetswijziging nodig. In de huidige stand van de wetgevingkomen enkel slachtoffers in aanmerking die op het momentvan de gewelddaad Belg zijn, of gerechtigd zijn in ons land tekomen, te verblijven of er zich te vestigen. Om inovereenstemming te zijn met de andere initiatieven voorslachtoffers van mensenhandel is het aangewezen dewetgeving in die zin aan te passen zodat ook die slachtoffers,voor zover ze voldoen aan de andere voorwaarden, inaanmerking kunnen komen voor een financiëletegemoetkoming.

De procedure noodhulp neemt maar liefst vijftien maanden inbeslag, bijna evenveel tijd als die voor de hoofdhulp. Er zouvoor een procedure in kort geding kunnen worden gekozenwaarbij een alleenzetelend magistraat op basis van de stukkeneen beslissing neemt.

Voor de hoofdhulp is het probleem vaak de burgerlijkepartijstelling, die belangrijk blijft, maar waarop er toch somsuitzonderingen mogen zijn, bijvoorbeeld als er aanwijzingenzijn van een misdrijf met opzettelijk geweld.

Een ander punt betreft de advocatenkosten. Die kunnen heelhoog oplopen. Het is aangewezen om ook zoals bijvoorbeeldvoor de materiële kosten, een maximumbedrag bij koninklijkbesluit te bepalen.

Ten slotte pleiten we voor een verhoging van demaximumbedragen. In bepaalde gevallen is hetmaximumbedrag van 2,5 miljoen te laag. Een slachtoffer datbijvoorbeeld door kogels werd geraakt, is soms voor het leveninvalide, met inkomensverlies en tal van medische kosten alsgevolg.

Tot besluit kan ik zeggen dat ik de voorbije twee jaar veel hebgeleerd van de slachtoffers. De hele equipe, zowel hetsecretariaat als de commissieleden, leert nog elke dag bij endat werkt erg motiverend.

De heer Pierre Snyers, advocaat bij de balie te Hoei. – Mijnuiteenzetting verschilt enigszins van wat tot nog toe werdgezegd omdat ik het vooral zal hebben over wat ik alsadvocaat meemaakte in een dossier dat verband hield met hetdramatische overlijden van een kind.

Ik maakte kennis met Philippe Deleuze op een avond inoktober 1992. Zijn dochter, Laurence Mathues, was enkeleweken ervoor vermoord langs een weg in Fernelmont, eendorpje in het Naamse. In dezelfde periode werd ook meldinggemaakt van de verdwijning van een ander jong meisje,Delphine. Een oppervlakkig onderzoek door de wetsdokter eneen even vluchtige herkenning door een vriend van de familie,brachten de onderzoekers ertoe te besluiten dat hetteruggevonden lichaam dat van Delphine was. Iedereen stondversteld toen de avond vóór de begrafenis Delphine haarvader opbelde om hem te vragen haar aan het station vanCharleroi af te halen. Het lijk werd onmiddellijk toevertrouwdaan het gerechtelijk geneeskundig centrum van de Luikseuniversiteit. Enkele dagen later kregen de ouders vanLaurence het lijk terug met de laconieke commentaar van deonderzoeksrechter: “Mijnheer Deleuze, u moet uw dochter

M. Pierre Snyers, avocat au barreau de Huy. – Mon exposétranchera peut-être un peu sur ce qui a été dit précédemmentpuisqu’il s’agit avant tout de témoigner de ce que j’ai pu vivreen tant qu’avocat dans le cadre d’un dossier lié à la mortdramatique d’un enfant.

J’ai fait la connaissance de Philippe Deleuze un soir du moisd’octobre 1992. Laurence Mathues, sa fille, avait étéassassinée quelques semaines plus tôt, le long d’une route deFernelmont, petit village de la région namuroise. À la mêmeépoque, on avait également signalé la disparition d’une autrejeune fille, Delphine. Une analyse sommaire pratiquée par lemédecin légiste et une reconnaissance tout aussi rapideeffectuée par un proche de la famille conduisaient lesenquêteurs à considérer que le corps ainsi retrouvé était celuide Delphine. Or, la stupéfaction fut grande lorsque, la veilledes funérailles, Delphine téléphona à son père pour luidemander de venir la rechercher à la gare de Charleroi. Lecorps était alors repris précipitamment pour être confié auCentre médico-légal de l’Université de Liège. Quelques joursplus tard, le corps de Laurence était rendu à sa famille, avecce commentaire quelque peu laconique du juge d’instruction :

Page 31: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 31 –

binnen de vierentwintig uur begraven, want het lijk is al ingevorderde staat van ontbinding.” Dat zijn deomstandigheden waarin de zaak Laurence Mathues eenaanvang nam. Sindsdien vonden talrijke onderzoeken plaats,spijtig genoeg zonder betekenisvol resultaat.

Deze zaak roept bij mij drie vragen op. Allereerst welk soortrelatie moet er bestaan tussen het slachtoffer en de magistraatdie met het dossier belast is? Met magistraat bedoel ik zowelde onderzoeksmagistraat als de magistraat die de zaakbehandelt, het parket. De heer Marotte, gewezenonderzoeksrechter in Namen die belast was met het dossierMathues, legde in november 1996 aan de leden van decommissie-Dutroux uit dat magistraten geen psychologen ofmaatschappelijk werkers zijn. Het slachtoffer vraagt dat ookniet, maar de magistraat moet niettemin blijk geven vanpsychologisch aanvoelen en van menselijkheid tegenover hetslachtoffer. Het slachtoffer heeft recht op een waardigebehandeling. Men kan natuurlijk opwerpen dat magistratenvaak overbelast zijn en geen tijd hebben om te luisteren naarelke slachtoffer waarvan ze het dossier behandelen. Deonderzoeksrechter of de substituut moet voldoende tijduittrekken om naar het slachtoffer te luisteren en vooral omalle demarches uit te leggen. Dit is een kwestie van respectvoor de getroffen persoon.

Hoewel de relatie tussen Philippe Deleuze en de eersteonderzoeksrechter, die met het dossier was belast, ronduitslecht was, moet toch gewezen worden op de menselijkebenadering door het parket van Namen dat zich ingespannenheeft om gevolg te geven aan de vraag van de vader van hetjonge slachtoffer.

Mijn tweede bedenking heeft betrekking op de opvang bij deparketten en de politiediensten. De poort van hetgerechtsgebouw is voor slachtoffers soms moeilijk open tekrijgen. Dat is de reden waarom de minister van Justitiebesliste te zorgen voor slachtofferopvang binnen de parkettenen een aantal politiediensten. Ik ben het in dat opzicht niethelemaal eens met de voorgaande sprekers. Dit initiatief, hoelovenswaardig ook, is een mislukking, omdat deslachtofferopvang te weinig zichtbaar is en onvoldoendeonafhankelijk werd uitgebouwd.

Hoe kan een slachtoffer zich met zijn klachten tot eenmagistraat of enquêteur richten als hij er niet zeker van is datzijn opmerkingen correct weergegeven worden en er rekeningmee wordt gehouden? Niet de kwaliteit van de opvang is eenprobleem, wel het feit dat de boodschap van het slachtofferniet bij de verantwoordelijke magistraten of politiemensenterechtkomt.

Dit bewijst dat verenigingen zoals de vzw Marc en Corinnenodig zijn. Uit naam van de slachtoffers vraagt dezevereniging, sinds haar oprichting in 1992, de gerechtelijkeinstanties onophoudelijk om opheldering.

Zelf heb ik de stichters van de vzw in 1993 dank zij PhilippeDeleuze leren kennen. Philippe Deleuze die tot op datogenblik alleen stond in zijn strijd, had mensen ontmoet diehetzelfde hadden meegemaakt en opkwamen voor het rechtvan de slachtoffers om op dezelfde manier behandeld teworden als de beklaagde, meer bepaald wat het inzagerecht

« Monsieur Deleuze, il convient que vous enterriez votre filledans les vingt-quatre heures car le corps est dans un état deputréfaction avancé ». Voilà les circonstances dans lesquellesdébutait l’affaire Laurence Mathues. Depuis lors, denombreux devoirs d’instruction ont été effectués,malheureusement sans résultats significatifs aujourd’hui.

Cette affaire m’inspire trois réflexions. Tout d’abord, queltype de relation doit exister entre la victime et le magistrat encharge du dossier ? Quelle est l’utilité des services d’accueildes victimes au sein des parquets et des divers corps depolice ? Enfin, quel doit être le rôle de l’avocat ?

J’en viens donc à la relation entre la victime et le magistrat.Quand je parle de magistrat, je désigne tant le magistratinstructeur que le magistrat en charge, le parquet. Vous devezsavoir que M. Marotte, l’ancien juge d’instruction à Namur,en charge du dossier Mathues, expliquait, en novembre 1996,aux membres de la commission Dutroux que les magistratsn’étaient ni des psychologues ni des assistants sociaux. Lavictime ne le demande pas, ce qui n’empêchera pas lamagistrat de faire œuvre d’une certaine psychologie, d’unecertaine humanité à l’égard de la victime. Cette dernière estblessée, sinon dans son corps, à tout le moins dans son forintérieur ; elle a droit à la dignité. Sans doute objectera-t-onque le magistrat est souvent surchargé de travail et ne sauraitprendre le temps d’écouter chaque victime dont il traite ledossier. Justement, je pense que le juge d’instruction ou lesubstitut en charge du dossier aura le devoir de prendre dutemps pour écouter la victime et surtout pour lui expliquer sadémarche. Ceci est une question de décence, de respect de lapersonne ainsi atteinte.

Si les relations entre Philippe Deleuze et le premier juged’instruction en charge du dossier ont été – disons-lefranchement – mauvaises, il convient de saluer l’accueilhumain qui a été réservé par le parquet de Namur aux maintsappels qui lui ont été adressés par M. Deleuze. Ce mêmeparquet a fait ce qu’il pouvait pour assurer un suivi efficace àla demande du père de la jeune victime.

La seconde réflexion que je voudrais vous livrer concerne lerôle joué par les services d’accueil près des parquets et desservices de police. Vous devez savoir que, pour les victimes,la porte d’un palais de Justice est souvent bien difficile àouvrir. Le ministre de la Justice s’en est rendu comptepuisqu’il a décidé de la mise en place de services d’accueildes victimes près des parquets et de certains corps de police.Mon avis va quelque peut trancher sur celui des personnes quim’ont précédé à cette tribune. En effet, il faut reconnaître quecette initiative, aussi louable soit-elle, est un échec, toutsimplement parce que l’organisation qui a été installéemanque de visibilité et n’apparaît pas indépendante del’institution de laquelle elle relève.

Comment une victime pourra-t-elle exprimer sereinement sesdoléances à l’égard de tel magistrat ou tel enquêteur sans êtresûre que ses critiques seront adéquatement rapportées auprèsdes personnes concernées et que l’on pourra remédier auxmanquements ainsi dénoncés ? On peut donc dire qu’il nesaurait être question de remettre en cause la qualité del’accueil de ces services ; on peut sans doute considérer queceux-ci manquent d’efficacité en ce qu’ils ne parviennent pas

Page 32: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 32 –

in het dossier betreft.

Ik geef toe dat ik aanvankelijk het nut van een dergelijkeorganisatie niet inzag.

Mettertijd had de vzw Marc en Corinne een netwerkuitgebouwd dat het gerecht moest helpen verdwenen kinderenop te sporen. De gebeurtenissen van 1996 bewezen het nutervan want het was dank zij de bijzonder snelle verspreidingvan de foto’s van Sabine Dardenne en Laetitia Delhez, dateen getuige opdook die Marc Dutroux had herkend. Diewerkwijze leek bijzonder doeltreffend en werd overgenomendoor een gelijkaardige organisatie die gelukkig overbelangrijke financiële, menselijke en politieke middelen kanbeschikken. Dergelijke netwerken alleen volstaan natuurlijkniet; ze zijn het begin van omvangrijk werk dat uiteindelijkmoet leiden tot de erkenning en de bescherming van derechten van het slachtoffer.

Mijn ervaring aan de zijde van Philippe Deleuze leerde meook dat als slachtoffers plots worden geconfronteerd met eendrama, ze vaak alleen staan omdat ze niets afweten van dewerking van het gerechtelijk apparaat. Welke rol spelen deonderzoeksrechter en het parket? Wat betekent “zichburgerlijke partij stellen”? Wat verstaat men onderverjaring? Voor de burger die niet dagelijks in aanrakingkomt met het gerecht zijn het onbekende begrippen.

Een slachtoffer is angstig, kent momenten van ontgoocheling,hoop en ongerustheid. Men voelt zich nooit helemaal op zijngemak als men een magistraat moet ontmoeten en niet degewoonte heeft een gerechtsgebouw te bezoeken. De vzwMarc en Corinne heeft de heer Deleuze daar vele jaren inbijgestaan. Daarom vind ik het nodig dat dergelijkeonafhankelijke verenigingen als gesprekspartner kunnenoptreden en de slachtoffers bijstaan. Die vzw’s moeten overde middelen beschikken om naast vrijwilligers ookspecialisten tewerk te stellen, zoals criminologen enmaatschappelijk werkers, die de slachtoffers moetenopvangen, troosten en bijstaan.

Omdat ze onafhankelijk zijn en dat ook moeten blijven,moeten deze organisaties ook kritiek kunnen uitoefenen zowelop het gerechtelijk apparaat als op het politiek gezag, in deruime zin. Deze kritische rol is belangrijk voor het behoudvan hun geloofwaardigheid.

Mijn ervaring leert me dat de magistraat of de politicusrekening moet houden met de burger. Deze organisaties zijneen machtige schakel tussen het slachtoffer en het politiekgezag en de gerechtelijke overheid. Ze moeten dus het rechthebben om op de tekortkomingen van het systeem te wijzen,uiteraard zonder zich in te laten met goedkope of sterielekritiek. Ze moeten het slachtoffer ook wijzen op debeperkingen van het systeem. De overheid moet dezeverenigingen bijgevolg helpen hun opdrachten uit te voerendoor hen zowel logistieke steun als menselijke middelen terbeschikking te stellen.

Welke rol speelt de advocaat in dit alles? Zelf heb ik deindruk dat men de advocaat bij de huidige hervormingen vanhet gerechtelijk apparaat is vergeten. De advocaat is eentechnicus tot wie het slachtoffer zich in de eerste plaats richtom zijn rechten te kennen, maar ook om zijn waardigheid te

à relayer auprès des divers responsables, qu’ils soientmagistrats ou policiers, le message que veut leur laisser lavictime.

A mon sens, cela met en lumière la nécessité de l’existence decertaines organisations, des asbl telles que l’association Marcet Corinne, notamment, laquelle n’a eu de cesse, depuis sacréation en 1992, d’interpeller le pouvoir judiciaire au nomdes citoyens et des victimes qu’elle avait décidé d’aider.

A titre personnel, c’est grâce à Philippe Deleuze que j’airencontré, en 1993, les responsables fondateurs de l’asbl Marcet Corinne. Philippe Deleuze qui, jusqu’alors, cheminait seuldans son combat, rencontrait des personnes qui avaient vécuun drame similaire au sien et poursuivaient les mêmespréoccupations, à savoir le droit des victimes d’être mieuxprises en considération par l’appareil judiciaire, voire àcertains égards d’être mises sur pied d’égalité avec leprévenu, notamment en matière d’accès au dossier.

J’avoue qu’au départ je ne voyais pas très bien la nécessitéd’une telle organisation. Un excès d’amour propre sans douteme conduisait à penser qu’il s’agissait plutôt là d’un petitcaillou logé dans le soulier de l’avocat, voire du magistrat oudu policier.

L’asbl Marc et Corinne, avec le temps, avait mis en place toutun réseau visant à aider la justice à rechercher les enfantsdisparus. Les événements de 1996 mettaient en lumière laqualité du travail réalisé par cette asbl puisque, grâce à ladiffusion extrêmement rapide du portrait des jeunes SabineDardenne et Laetitia Delhez, un témoin s’est rapidementmanifesté, qui permit d’identifier Marc Dutroux dans lescirconstances que vous connaissez. L’efficacité du systèmemis en place était donc clairement reconnue, au point quecertains en ont repris l’idée, et on peut s’en louer, en mettanten place une organisation similaire avec toutefois des moyensfinanciers, humains et surtout politiques importants. Il estclair que l’organisation de tels réseaux est en soi insuffisanteet ne constitue que le sas d’entrée d’un important chantier quiest celui de la reconnaissance et de la prise en compte du droitde la victime à être traitée adéquatement. L’expérience vécueaux côtés de Philippe Deleuze me conduit également àconsidérer que lorsqu’une victime est brutalement confrontéeà un drame, elle se retrouve souvent seule avec elle-même,ignorant pour ainsi dire tout du fonctionnement de l’appareiljudiciaire. Quel est le rôle du juge d’instruction et duparquet ? Que signifie « se constituer partiecivile » ? Qu’entend-on par prescription ? Ce sont des mots etdes fonctions bien rebelles au citoyen qui n’est pas confrontéau quotidien à la justice.

La victime est confrontée à son drame, connaît des angoisses,des moments de déception, d’espoir, d’inquiétude aussi. Onn’est jamais très à l’aise quand on doit rencontrer unmagistrat, alors qu’on n’est pas habitué à fréquenter le palaisde Justice. L’asbl Marc et Corinne a effectué ces démarchesauprès de M. Deleuze pendant de nombreuses années. C’est laraison pour laquelle il me parait indispensable que desassociations indépendantes comme celle-là puissent servird’interlocuteur efficace et indispensable pour aider lesvictimes dans leurs démarches. Il est donc clair que notresociété, aussi complexe soit-elle, doit laisser un espace pour la

Page 33: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 33 –

verdedigen. De advocaat houdt zich beroepshalve bezig methet gerecht; hij werkt niet gratis. Ik ken geen enkele advocaatdie veel geld verdient met deze pijnlijke dossiers en nochtansis de rechtspleging duur. Ik geef een voorbeeld. In hetdossier-Mathues heeft Philippe Deleuze, na talrijkedemarches, in 1995 uitzonderlijk een kopie gekregen van hetstrafdossier over de dood van zijn dochter. Dit kostte hem45.000 frank. In het jaar 2000 rekende de griffie van derechtbank van eerste aanleg van Namen voor dezelfde dienst100.000 frank aan. De heer Deleuze richtte zich tot depolitieke gezagsdragers omdat hij het niet normaal vond datdergelijke bedragen verschuldigd waren om een legitiemrecht uit te oefenen, namelijk de inzage van een strafdossier.Dank zij de gezamenlijke inspanningen van het parket en hetministerie van Financiën, kon de betaling uiteindelijk wordenopgeschort, in afwachting van de goedkeuring van eenwetsvoorstel dat de slachtoffers gratis inzage geeft in hundossier.

Philippe Deleuze blijft inmiddels zitten met het onaangenamegevoel bevoordeeld te zijn tegenover andere slachtoffers dieniet de kracht hadden zich te verzetten.

Een beroep doen op een advocaat en op het gerecht is duur.Waarom moet een slachtoffer zoveel geld uitgeven, enkel omzijn waardigheid te verdedigen in een situatie waar hij nietom gevraagd heeft? Heeft de maatschappij ook hier niet deplicht te helpen?

De advocaat speelt een belangrijke rol: hij moet ervoorzorgen dat ook een niet-jurist de taal van het gerecht begrijpt.De advocaat moet in de eerste plaats naar het slachtofferluisteren. Hij moet het slachtoffer uitleggen wat mogelijk is enwat niet om dan ten slotte deze of gene procedure in te zetten.

Bij de gebeurtenissen van 1996 is gebleken hoe belangrijk derol van de advocaat wel is. Ik heb toen bepaalde personen –en niet van de minste – horen zeggen dat een Dutroux alleende doodstraf en geen proces verdiende. Ik zou me, als burger,niet op mijn gemak hebben gevoeld moest Dutroux geenadvocaat gekregen hebben. De advocaat is in de eerste plaatseen burger die sterk vasthoudt aan de democratische waardenvan ons land anders zou hij geen voorstander kunnen zijn vaneen tegensprekelijk debat en zou hij zijn werk niet sereenkunnen doen. Zelfs Marc Dutroux verdient een proces. Hetliet me niet onberoerd dat sommigen geen onderscheidmaakten tussen de advocaat en de beklaagde, alsof deadvocaat het misdrijf dat zijn cliënt beging, goedkeurde. Hetgerecht moet zijn werk doen daarbij steunend op debestaande wetten, ook al zijn die niet volmaakt. Het gerechtmoet in alle omstandigheden sereen blijven en zich niet latenmeeslepen. Ik geef toe dat ik verrast was toen ik hoorde dateen gekend politicus het Hof van Cassatie opriep om watverbeelding aan de dag te leggen. Al deze uitwassen heb ikmet Philippe Deleuze besproken. We hebben ze samengeanalyseerd en hij die zo diep gekwetst was, heeft het vooren het tegen afgewogen. Philippe Deleuze is zich bewust vande belangrijke rol die de advocaat aan zijn zijde speelt.

Dat is mijn grote troost. Als advocaat heb ik de heer Deleuzewillen uitleggen dat het gerecht niet alles kan, dat justitie hetvoorwerp is van vaak niet gerechtvaardigde kritiek, ook algeldt dit niet in alle gevallen. Ik heb het gevoel dat ik hem heb

création d’associations indépendantes, au sein desquelles onretrouvera des experts, mais aussi des bénévoles, quis’emploieront à aider les victimes dans leurs démarches. Cesasbl doivent avoir les moyens de fédérer le travail debénévoles avec celui de spécialistes, tels des criminologues,voire des assistants sociaux, qui seront chargés d’accueillirdes victimes, de les réconforter, mais aussi, plusgénéralement, de répondre à leur attente.

En complément de ces missions particulièrement importantes,ces organisations, parce qu’elles sont et doivent resterindépendantes, devront également répondre de missionsbeaucoup plus larges, beaucoup plus profondes, en ce qu’ellesauront non seulement le droit mais également un pouvoir decritique, tant vis-à-vis de l’appareil judiciaire que du pouvoirpolitique, au sens large. C’est parce qu’elles auront cettefaculté qu’elles seront et resteront crédibles.

L’expérience vécue m’amène à considérer, plus que jamais,que le magistrat ou l’homme politique, ne doit pas restersourd à l’appel du citoyen. Ces organisations doivent être unpuissant relais des préoccupations de la victime auprès dupouvoir politique et auprès du pouvoir judiciaire. Ainsi, uneasbl conçue de la sorte doit bénéficier de ce pouvoird’interpellation du système sans évidemment tomber dans lacritique facile et stérile. Il s’agira dès lors de montrer à lavictime les limites du système. L’État a donc le devoir d’aiderces organisations qui ont à jouer un rôle important auprès desvictimes que notre société se doit d’aider. L’aide ainsioctroyée aboutira à la mise en place de moyens logistiques ethumains leur permettant d’assurer leurs missions. J’en suisd’autant plus convaincu en raison de ce que j’ai pu vivre auxcôtés de Philippe Deleuze depuis maintenant bientôt neuf ans.

Quel doit être, dans ces affaires, le rôle de l’avocat ?Personnellement, j’ai le sentiment que l’avocat est le grandoublié des actuelles réformes de l’appareil judiciaire. Il nefaut pas perdre de vue que l’avocat est un expert techniqueauquel la victime s’adresse d’abord pour se faire expliquer sesdroits, mais aussi pour défendre sa dignité. L’avocat est unprofessionnel de la justice qui ne travaille pas gratuitement. Jene connais aucun avocat qui puisse dire qu’il gagne beaucoupd’argent en traitant des dossiers aussi pénibles et pourtant ; lajustice coûte cher. Je vous donne un exemple. Dans le cas dudossier Mathues, Philippe Deleuze, à l’issue de multiplesdémarches, a pu très exceptionnellement obtenir, en 1995, lacopie du dossier répressif concernant la mort de sa fille. Coûtde l’opération : 45.000 francs. Au cours de l’année 2000, unedémarche similaire est entreprise. Le greffe du tribunal depremière instance de Namur nous réclame alors le montantplafond, soit 100.000 francs. M. Deleuze interpella le pouvoirpolitique, estimant qu’il était anormal de devoir dépenser detelles sommes, dont on ne pouvait faire l’avance en une seulefois, tout simplement pour satisfaire à ses droits les pluslégitimes, à savoir lire le contenu du dossier répressif. Et c’estfinalement grâce aux concours conjugués du parquet et duministère des Finances que l’exigibilité de la somme a étésuspendue jusqu’à ce qu’on trouve une solution qui pourraitêtre envisagée – on y a fait allusion tout à l’heure – par uneproposition de loi qui est déposée et qui viserait à autoriser lesvictimes à bénéficier de la gratuité de leur dossier.

Entre-temps, Philippe Deleuze, qui a donc obtenu

Page 34: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 34 –

kunnen bijbrengen dat het gerecht niet volmaakt is,eenvoudigweg omdat het des mensen is. Philippe Deleuzeheeft begrepen dat een volmaakt gerecht een ideaal is dat wenastreven, maar nooit zullen bereiken. (Applaus)

provisoirement « gratuitement » ce dossier ne s’estime passatisfait car il a le sentiment désagréable d’être privilégié parrapport aux autres victimes qui, elles, n’ont peut-être pas eu laforce de se battre comme il l’a fait, et ce n’est certainementpas une critique à leur égard.

Le recours à l’avocat coûte cher, le recours à la justice coûtecher. Pourquoi la victime doit-elle dépenser autant d’argent,tout simplement pour défendre sa dignité face à une situationqu’elle ne demandait pas ? La société n’a-t-elle pas là aussi undevoir de l’aider ?

Le rôle de l’avocat est important car il doit vulgariser pour lenon-juriste le langage de la justice qui, elle, il faut bien lereconnaître, devient affaire de spécialistes. L’avocat se doitd’abord d’être à l’écoute des doléances de la victime.L’avocat doit expliquer à la victime ce qui est possible et cequi ne l’est pas. L’avocat, enfin, devra entamer telle ou telleprocédure.

Les événements en 1996 ont toutefois démontré que l’avocatjouait un rôle particulièrement important. Ainsi ai-je entenducertaines personnes, et non des moindres, dire qu’un Dutrouxne méritait que la peine de mort, qu’il ne méritait pas deprocès. En tant que citoyen, j’avoue que j’aurais été mal àl’aise si Dutroux n’avait pas été assisté par un avocat.L’avocat est avant tout un citoyen profondément attaché auxvaleurs démocratiques de notre pays, sans quoi il ne pourraitêtre un adepte du débat contradictoire et, partant, ne pourraitexercer sa fonction avec sérénité. Oui, même Marc Dutrouxmérite un procès. Je ne m’en cache pas, j’ai été interpellélorsque j’ai entendu certaines personnes faire la confusionentre un prévenu et son avocat, comme si, précisément,l’avocat pouvait cautionner l’acte commis par son client. Ilfaut que justice se fasse, qu’elle s’applique au moyen des loisdont on dispose, même si elles ne sont pas parfaites. Il fautque le justice reste en toute circonstance sereine et exemptede passions. Oui, je l’avoue, j’ai été surpris lorsque j’aientendu un homme politique bien connu interpeller la Cour decassation en lui demandant de faire œuvre d’imagination. Jel’avoue, tous ces excès, je les ai abordés avec PhilippeDeleuze. Nous les avons analysés et lui, qui était blessé dansson for intérieur, inutilement agressé à l’époque par un juged’instruction, a su, au cours de ces tragiques événements, dontil était d’ailleurs un témoin privilégié, faire la part des choses.Oui Philippe Deleuze s’est rendu compte du rôle importantque l’avocat se devait de jouer à ses côtés.

Sans doute est-ce là mon grand réconfort. En tant qu’avocat,j’ai voulu expliquer à M. Deleuze que la justice ne pouvaitpas tout, qu’elle faisait l’objet de critiques souvent nonjustifiées, même si, dans certains cas, elles étaientindiscutablement fondées. Oui, j’ai le sentiment d’avoir pufaire comprendre à M. Deleuze que la justice n’est pasparfaite, tout simplement parce qu’elle est faite d’hommes.Philippe Deleuze a compris que la justice parfaite est un idéalvers lequel on tend mais que l’on n’atteint jamais.(Applaudissements)

De heer Jef Vermassen, advocaat bij de balie teDendermonde. – Ik zal een aantal aspecten belichten van deproblemen die we in de loop van een procedure of erna metslachtoffers ervaren.

M. Jef Vermassen, avocat au barreau de Termonde. – Je vaiséclairer certains aspects des problèmes auxquels noussommes confrontés au cours de la procédure ou après celle-ci.

Page 35: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 35 –

Er is een discrepantie tussen het slachtoffer dat zichburgerlijke partij stelt bij de onderzoeksrechter, en hetslachtoffer dat dit niet doet. Heel wat mensen kennen de wegnaar de onderzoeksrechter niet. Zij worden benadeeld, nietalleen wat de schadevergoeding betreft, maar ook op hetogenblik van het vooronderzoek. Zij krijgen immers geeninzage in het dossier. De vraag is of er ook voor die mensengeen inzagerecht moet komen. Aan het einde van hetonderzoek beslist het openbaar ministerie autonoom of erwordt vervolgd of niet. Ook hier krijgen noch het slachtoffer,noch de inverdenkinggestelde enige inspraak. Ik vraag mij afof het niet nuttig is die mensen op een of andere manier tehoren voor een belangrijke beslissing wordt genomen.

Wanneer in een opsporingsonderzoek eenbuitenvervolgingstelling plaatsvindt, worden we geregeldgeconsulteerd door personen die zich afvragen hoever hetstaat met de klacht die ze bijvoorbeeld drie of zeven jaargeleden hebben ingediend. Ik besef maar al te goed dat er eenpersoneelstekort is bij het openbaar ministerie, maar uitmenselijke overwegingen zouden degenen die een klachthebben ingediend en zich als slachtoffer hebben aangediendtoch automatisch moeten worden verwittigd op het ogenblikvan een buitenvervolgingstelling. Zo kunnen ze via eenburgerlijke partijstelling een nieuwe klacht indienen of kanhet rouwproces beginnen. Nu wachten ze vaak op het berichtdat nooit komt.

De slachtoffers die zich wel burgerlijke partij hebben gesteld,hebben ook een probleem, namelijk bij het einde van hetvooronderzoek. De termijn tot inzage van het dossier is in diegevallen beperkt tot drie dagen, terwijl het normaal minimumvijftien dagen is. Voor omslachtige dossiers is drie dagen veelte kort. Ik begrijp dat de termijn beperkt moet zijn voordegene die van zijn vrijheid is beroofd, maar er is een te grotediscrepantie tussen de rechten van de inverdenkinggestelde envan het slachtoffer. De inverdenkinggestelde die aangehoudenis, kan immers het dossier opvolgen en het slachtoffer niet.

Een ander punt is de vergoeding van de slachtoffers. Decommissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling zijngecreëerd om de zekerheid te hebben dat het slachtoffervergoed wordt door de dader. Die commissies vragen aan dedader hoe hij de terugbetaling plant en dat wordt ookopgevolgd. Met die regeling is een einde gekomen aan desituatie waarbij een dader zich zo vlug mogelijk onvermogendlaat verklaren om nooit het slachtoffer te moeten vergoeden.

Jammer genoeg stel ik vast dat advocaten soms het spelmeespelen en iemand die zware feiten heeft gepleegd alseerste raad geven zich van zijn eigendommen te ontdoen. Datis eigenlijk meewerken aan een misdrijf en voor een advocaatimmoreel. Daders die een misdrijf hebben gepleegd waaropeen straf staat van meer dan drie jaar, komen voor decommissie voor de voorwaardelijke invrijheidstelling. Deslachtoffers van die daders hebben de relatieve zekerheid datze zullen worden vergoed. Slachtoffers van misdrijven dieonder die grens vallen, hebben die zekerheid niet. De daderkomt niet voor de commissie en vaak betaalt hij niet. Hetslachtoffer moet dan een deurwaarder betalen en hoge kostenmaken om te proberen beslag te laten leggen, maar kanuiteindelijk zijn rechten niet doen gelden. Is het niet mogelijkin de wet vast te leggen dat de rechter ten gronde, op het

Il y a une disparité entre les victimes qui se constituent partiecivile auprès du juge d’instruction et les autres. Ces dernièresse voient lésées, non seulement en ce qui concerne lesdommages-intérêts mais également lors de l’instructionpréparatoire. Elles n’ont pas accès au dossier. Au terme del’enquête, le ministère public décide de manière autonome s’ilentame des poursuites ou non. Ni la victime ni le suspectn’ont voix au chapitre. Ne serait-il pas utile d’entendre cespersonnes, d’une manière ou d’une autre, avant qu’unedécision importante soit prise ?

Quand il y a une ordonnance de non-lieu, nous sommesrégulièrement consultés par des personnes qui se demandentoù en est la plainte qu’ils ont déposée il y a des années. Jeconçois qu’il y ait des problèmes de personnel maishumainement, les victimes devraient être averties lorsqu’unnon-lieu est prononcé. Elles pourraient ainsi se constituerpartie civile, déposer une nouvelle plainte ou entamer leprocessus de deuil. Actuellement, elles attendent souvent unenouvelle qui n’arrive jamais.

Les victimes qui se sont constituées partie civile sontconfrontées à un autre problème à la fin de l’instructionpréparatoire. Dans ce cas, le délai de consultation du dossierest limité à trois jours alors qu’il est normalement de quinzejours. C’est beaucoup trop peu pour des dossiers complexes.Je comprends que ce délai soit limité pour les personnesprivées de leur liberté mais il y a une trop grande disparitéentre les droits du suspect et ceux de la victime, le suspectarrêté pouvant consulter le dossier, contrairement à lavictime.

Un autre point concerne le dédommagement des victimes. Lescommissions de mise en liberté conditionnelle ont été crééespour que le coupable puisse indemniser la victime. Cescommissions exercent un contrôle. On a ainsi mis fin à unesituation où le coupable se faisait déclarer insolvable pour nepas devoir indemniser sa victime.

Malheureusement, il arrive que le premier conseil des avocatsà une personne qui a commis des faits graves est de lui direde se défaire de ses propriétés. En fait, cela revient àcollaborer à un délit et, pour un avocat, c’est immoral. Lesauteurs d’un délit entraînant une peine de plus de trois anspassent devant la commission des libérations conditionnelles.Les victimes de ces délits ont la quasi certitude d’êtreindemnisées. Ce n’est pas le cas des autres victimes parce quele coupable ne passe pas devant la commission et que,souvent, il ne paie pas. La victime doit alors payer un huissieret faire face à des frais importants pour tenter de faireprocéder à une saisie, mais en fin de compte, elle ne peut pasfaire valoir ses droits. Ne pourrait-on pas inscrire dans la loique le juge du fond doit s’enquérir des intentions du coupableen matière de remboursement ? Ce serait consigné et onpourrait en tenir compte lors de la fixation de la peine. Celasuppose une révision éventuelle si le condamné ne respectepas ses promesses.

Il n’est déjà pas facile d’être indemnisé en tant que victimed’actes intentionnels de violence, mais les victimes d’actesnon intentionnels sont parfois totalement abandonnées à leursort. La semaine dernière, j’ai été consulté par quelqu’un qui,en prenant de l’essence, a mis en garde un aéronaute qui

Page 36: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 36 –

ogenblik dat hij een straf oplegt, in een gesprek met de dadervraagt naar diens intenties inzake terugbetaling? Dat zou danworden genoteerd en in rekening worden gebracht bij debestraffing. Dat houdt in dat er eventueel een herziening kankomen, indien de veroordeelde zijn intenties niet nakomt.Indien iemand van plan is zijn slachtoffer schadeloos testellen, dan moet de maatschappij daarmee bij de bestraffingrekening houden en bovendien kan ze dan besparen op hetverblijf in de gevangenis.

Het is al niet gemakkelijk om als slachtoffer van opzettelijkegewelddaden vergoed te worden, maar slachtoffers vanonvrijwillige misdrijven blijven soms helemaal in de koustaan. Vorige week werd ik geraadpleegd door iemand die bijhet tanken van benzine gas rook en een ballonvaarder die zijngasflessen aan het vullen was, waarschuwde. Volgens deballonvaarder was er helemaal geen probleem, omdat er altijdgas ontsnapt bij het ontluchten van de gasflessen. Om dat tebewijzen, nam hij zijn aansteker met een grote ontploffing totgevolg. De zwaar verbrande man heeft weken voor zijn levengevochten, heeft drie uur per dag in een bad met specialeproducten ondergedompeld gelegen. Er zijn drieverzekeringen in het spel. De ene zegt dat de ballonvaarderalleen verzekerd is in de lucht, volgens de tweede alleen in deauto, maar niet op het ogenblik dat hij gasflessen vult en voorde derde gelden alleen gewone omstandigheden. Hoeveel jaarzal ik bezig zijn om na te gaan welke maatschappij misschienooit kan worden veroordeeld? En wanneer het niet lukt, blijfthet slachtoffer in de kou staan. Hoe zal de man die eeuwiggeconfronteerd blijft met de littekens van zijn brandwondenzijn zware uitgaven recupereren? Ook bij een onvrijwilligmisdrijf kunnen de pijn, het leed en de uitgaven even grootzijn als bij een vrijwillig misdrijf.

Ik wil nu even stilstaan bij de problematiek van hetslachtoffer in geval van internering. In dat geval blijft hetslachtoffer compleet in de kou staan. Bij een zwaar misdrijfhebben we het geluk dat we naar het assisenhof kunnen gaan.Ik noem dat inderdaad een geluk, want zo’n proces is vooreen slachtoffer heel belangrijk. Daar neemt de samenlevingzijn leed au sérieux. Twaalf burgers worden gemobiliseerdom te oordelen over schuld en onschuld, maar ook over hetlijden. Getuigen, het slachtoffer zelf en zijn advocaat komener aan het woord. Vaak stel ik vast dat de beste zalf op degekneusde ziel van het slachtoffer de traan is die het in hetoog van een jurylid heeft opgemerkt. Bij internering ontbreektdat gevoel van solidariteit. De zitting duurt maximum een halfuur en de slachtoffers komen maar enkele minuten aan hetwoord. Ze voelen zich in de steek gelaten.

We moeten een procedure uitwerken die het slachtoffer meeraandacht en inspraak geeft. Gelukkig is er een wetsontwerpop komst, dat we net in de Hoge Raad voor het penitentiairbeleid hebben besproken. Ik weet wel dat de minister nietgraag heeft dat we uit de biecht klappen, maar deze keer zalhij het me wel vergeven. Het is een goed wetsontwerp, omdathet ervoor zorgt dat de slachtoffers bij internering inspraakkrijgen. Wanneer de geïnterneerde wordt vrijgelaten, hetzij opproef, hetzij definitief, wordt het slachtoffer op de hoogtegebracht en kan het zijn voorwaarden kenbaar maken. Datparallellisme moet er zeker komen, omdat slachtoffers vaneen dader die geestesgestoord is, nu twee keer slachtoffer zijn.

remplissait ses bouteilles de gaz. D’après ce dernier, il n’yavait pas de problème. Pour le prouver, il a allumé sonbriquet provoquant ainsi une grosse explosion. L’homme,gravement brûlé, a dû se battre pendant des semaines pour savie, il était plongé trois heures par jour dans un bain spécial.Trois assurances sont en jeu. L’une dit que l’aéronaute n’estassuré qu’en plein ciel ; pour la deuxième, il n’est couvertqu’en voiture mais pas lorsqu’il remplit des bouteilles de gazet, pour la troisième, uniquement dans des circonstancesordinaires.

Combien d’années me faudra-t-il pour vérifier quelle sociétédoit être condamnée ? Et, si cela ne réussit pas, onabandonne la victime à son sort. La douleur, la souffrance etles dépenses sont aussi importantes en cas de délit nonintentionnel qu’en cas de délit intentionnel.

Je voudrais évoquer brièvement les problèmes rencontrés lorsde l’internement. Dans ce cas, la victime est égalementignorée. Pour un fait grave, nous avons la chance de pouvoircomparaître devant la cour d’assises. Un jury est mobilisépour juger de la culpabilité ou de l’innocence, mais aussi dela souffrance. Les témoins, la victime et ses avocats ont laparole. C’est souvent le meilleur remède à la souffrance de lavictime. En cas d’internement, ce sentiment de solidarité faitdéfaut. L’audience dure au maximum une demi-heure et lesvictimes n’ont que la parole que durant quelques minutes.Elles se sentent abandonnées.

Nous devons élaborer une procédure qui accorde plusd’attention à la victime. Heureusement, un projet de loi estsur le point d’aboutir. Il vient d’être discuté au sein duConseil supérieur de la politique pénitentiaire. C’est un bonprojet de loi. Il veille, en cas d’internement, à ce que lesvictimes aient un droit de participation. Lorsque l’interné estlibéré, soit à l’essai, soit définitivement, la victime en estinformée et peut faire connaître ses conditions.

Enfin, une remarque d’ordre moral et juridique. Nousaccordons heureusement plus d’attention aux victimes.Depuis quelques années, notre législation a été adaptée, c’estune bonne chose. Les avocats s’en réjouissent également.Seulement, nous agissons trop souvent comme si nous devionschoisir entre les droits de la victime et ceux de l’auteur desfaits et, dans ce cas, on accorde davantage d’importance à lavictime. Les droits de la victime doivent être respectés aumaximum mais, parallèlement, nous ne pouvons pas porteratteinte aux droits de l’auteur du délit.

Il y a environ trois mois, un de mes clients a été condamné. Ila commencé à faire des remarques au juge. Le juge arépondu qu’il n’avait qu’à prouver son innocence. C’est lemonde à l’envers. Jeudi dernier, j’ai plaidé une affaire demœurs devant le tribunal correctionnel de Bruxelles. A la finde son excellent réquisitoire, le procureur a demandé au jugede faire jouer, pour une fois, le doute en faveur de la victime.Or, porter atteinte aux droits des suspects pour octroyer desdroits aux victimes ne sert ni l’intérêt de notre systèmejudiciaire ni celui du suspect.

Une toute dernière remarque. Nous accordons beaucoupd’attention aux garanties juridiques et financières desvictimes, mais nous ignorons encore trop l’aspect moral. AuxÉtats-Unis, des coupables sont exécutés et on dit à la victime

Page 37: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 37 –

Tot slot nog een opmerking van morele, maar ook vanjuridische aard. Gelukkig hebben we meer aandacht voor deslachtoffers gekregen. Onze wetgeving is nu een paar jaaraangepast en dat is een bijzonder goede zaak. Ook advocatenzijn daar gelukkig mee. Alleen doen we nu te vaak alsof wemoeten kiezen tussen de rechten van het slachtoffer en derechten van de dader en dan wordt het slachtofferbelangrijker. De rechten van het slachtoffer moeten weoptimaal respecteren, maar we mogen daarnaast de rechtenvan de dader niet tekortdoen. Door de slingerbeweging die ernu is, gaat er soms te veel aandacht naar het slachtoffer. Zo’ndrie maanden geleden wordt een van mijn cliëntenveroordeeld. Hij begint opmerkingen te maken tegen derechter, wat niet nodig is, maar wel een gezonde vorm vanagressie. De rechter antwoordt dat hij maar zijn onschuld hadmoeten bewijzen. Dat is de wereld op zijn kop. Vorige weekdonderdag pleitte ik voor de correctionele rechtbank inBrussel een zedenzaak. Aan het einde van haar zeer goedrequisitoir roept de procureur de rechter op voor één keer detwijfel om te keren en hem in het voordeel van het slachtofferte laten spelen. Daardoor wordt erkend dat er twijfel is – enmoet ik al niet meer voor de dader pleiten –, maar wordt ookhet rechtsprincipe omgekeerd. Noch ons rechtssysteem, nochde verdachte zijn ermee gediend dat we de rechten van deverdachten aantasten omdat we de slachtoffers rechten willentoekennen.

Allerlaatste opmerking. We mogen heel veel belang hechtenaan de juridische en financiële waarborgen voor slachtoffers,maar voor een belangrijk aspect hebben we nog te weinigoog: het morele aspect. Een slachtoffer dat onrecht wordtaangedaan, krijgt zijn dader in de nek en zal hem van zichmoeten afschudden. In de VS worden daders geëxecuteerdmet het argument “meer kunnen we niet doen. Dat is al evenextreem als de andere wang aanbieden. Zonder in extremen tevervallen, wil ik aandacht vragen voor het morele aspect envoor de begeleiding van slachtoffers in hunverwerkingsproces. Dat bestaat erin ze te laten loskomen vanhun dader en hen te doen inzien dat wraak- en haatgevoelensalleen henzelf tekortdoen, omdat ze erdoor gebonden blijvenaan hun dader.

Een gesprek kan daarbij nuttig zijn. Dat kan nu via deCommissie voor de voorwaardelijke invrijheidsstelling, waareen confrontatie plaatsvindt met respect voor elkaarshoorrecht. Hoe moeilijk ook tot stand te brengen,verzoeningsmomenten behoren tot de mooiste van mijndertigjarige praktijk. Zo heb ik volgend extreem gevalmeegemaakt. Het ging om een jongen van zeventien die dehelft van het gezin had uitgemoord: zijn vader, moeder enzus. Een broer van twee en een zus van drie jaar hadden defeiten overleefd. Jaren later toen ze meerderjarig waren,vroegen de overlevende broer en zus, die na de moord bij eenpleeggezin waren geplaatst, een schadevergoeding. Ik werdraadsman van de broer en vroeg hem of niet het momentgekomen was om samen met zijn overlevende zus met demoordenaar van zijn ouders, die ze nooit meer gezien hadden,aan tafel te gaan zitten. Die was intussen in vrijheid gesteld,naar een ander continent uitgeweken en had het ver gebracht.De dag van de ontmoeting beklaagde ik me mijn voorstel. Ikwas ondersteboven. Het werd het mooiste moment uit mijnloopbaan. De confrontatie was heel aandoenlijk. De zus, die

« on ne peut rien faire de plus ». C’est une position aussiexcessive que d’offrir l’autre joue. Sans tomber dansl’extrême, je veux attirer l’attention sur l’aspect moral et surl’accompagnement des victimes durant le processusd’acceptation. Cela consiste à les libérer de leur agresseur età leur faire prendre conscience que les sentiments devengeance et de haine ne leur font du tort qu’à eux-mêmesparce qu’ainsi, ils continuent à être liés à leur agresseur.

À cet effet, une conversation peut être utile. Uneconfrontation peut ainsi avoir lieu au sein de la commissiondes libérations conditionnelles. Bien qu’ils soient trèsdifficiles à obtenir, les moments de conciliation font partiedes plus belles choses que j’ai connues durant mes trenteannées de pratique. J’ai ainsi vécu le cas extrême suivant. Ungarçon de 17 ans avait assassiné la moitié de sa famille : sonpère, sa mère et sa sœur. Un frère de deux ans et une sœur detrois ans avaient survécu. Dès années plus tard, lorsqu’ilssont devenus majeurs, ce frère et cette sœur, qui avaient étéplacés dans une famille d’accueil, ont réclamé des dommageset intérêts. J’étais l’avocat du frère et je lui ai demandé si cen’était pas le moment de rencontrer, avec sa sœur, lemeurtrier de leurs parents, qu’ils n’avaient jamais revu.Entre-temps, celui-ci avait été libéré et avait émigré vers unautre continent. Le jour de la rencontre, je me suis reprochéd’avoir formulé ma proposition. J’étais bouleversé. Mais cefut le plus beau moment de ma carrière. La confrontations’est révélée très émouvante. La sœur qui, dans une sorte dequête de son frère, avait travaillé comme gardienne dans laprison où il avait effectué sa détention préventive, dit qu’il luiavait manqué et qu’elle voulait apprendre à le connaître.L’auteur des faits fut étonné par les yeux bleus de sa sœur, lesmêmes que ceux de sa mère. Le frère lui demanda s’ilréalisait ce qu’il leur avait fait en les privant de chaleurfamiliale. Cette confrontation fut très humaine et désormais,je les conseille tous les trois comme clients, non pour desraisons d’ordre financier mais par souci d’humanité.

J’ai appris de ces événements qu’il est surtout important depousser la victime sur la voie de l’acceptation et, si possible,du pardon. Se libérer de l’auteur des faits est plus importantqu’une indemnisation ou que le fait de savoir qu’il a été puni.C’est un aspect auquel les avocats et de nombreusespersonnes impliquées dans le système juridique, accordenttrop peu d’attention.

Page 38: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 38 –

in een soort zoektocht naar haar broer, als cipier in degevangenis was gaan werken waar haar broer invoorhechtenis had vertoefd, zei bij die ontmoeting dat ze hemhad gemist en hem wilde leren kennen. De daderverwonderde zich over de blauwe ogen van de zus, netdezelfde als die van de moeder. De broer vroeg aan de daderof hij zich realiseerde wat hij hen had aangedaan, door hun dewarmte van een gezin te ontnemen. Die confrontatie was heelmenselijk en nu begeleid ik ze alle drie als cliënten, niet uitfinanciële, maar wel uit menselijke overwegingen.

Uit die gebeurtenis heb ik geleerd dat het er vooral opaankomt het slachtoffer de weg van de verwerking te latenvinden, en als het kan van de vergeving. Loskomen van dedader is belangrijker dan een vergoeding, dan te weten dat dedader gestraft wordt. Het is een aspect waar advocaten envelen die bij het juridisch systeem betrokken zijn, te weinigaandacht aan besteden. Verwerken is in het reine komen methet onrecht dat is aangedaan.

De voorzitter. – We gaan nu over tot het debat. Het woord isaan de heer Francis Herbert.

M. le président. – Nous entamons maintenant le débat. Laparole est à M. Francis Herbert.

De heer Francis Herbert. – Meester Snyers zei dat het detaak is van de verenigingen van slachtoffers om van zich telaten horen. Welnu, ik richt mij tot de aanwezigen hier omdatik de indruk heb dat een aantal jonge slachtoffers aan hun lotworden overgelaten, namelijk de grootste groep jongeslachtoffers van gewelddaden.

In 1999 kwamen 86 kinderen van 0 tot 14 jaar op onze wegenom het leven. Als men daar de zwaargewonden aan toevoegt,wordt dit 754. In tegenstelling tot sommige anderen hoevendeze slachtoffers niet te rekenen op enige solidariteit; zeworden niet gesteund door sociale afkeuring. Er zullen nooit300.000 mensen in Brussel op straat komen, niet om te zeggen“Redt het leven van onze kinderen”, maar “Laten we hetleven van onze kinderen redden”. Deze slachtoffers lijden ookonder de banalisering.

Enkele maanden geleden las ik in een interview in eenNederlandstalige krant dat een lid van het parket, hieraanwezig, zich naar aanleiding van de oprichting van hetfederaal parket afvroeg wat er voor de gewone parketten nogzou overblijven. Hij opperde dat ze zich in de toekomstwellicht alleen nog met het verkeer zouden bezighouden. Voorouders van verkeersslachtoffers zijn zulke opmerkingenmoeilijk verteerbaar.

Het parket van Brussel heeft verkeersovertredingen massaalgeseponeerd.

Meester Vermassen verwees naar de assisenprocedures. Alsuw kind gedood wordt, niet door een psychopaat, maar dooreen brave medeburger, hebt u geen recht op een procedurevoor assisen. U zal voor de politierechtbank moetenverschijnen, waar u om 9 uur ’s morgens zal vaststellen datuw zaak helemaal niet prioritair is, dat ze samen met anderebehandeld wordt en dat ze misschien wordt uitgesteld.

In onze vereniging zijn er ouders van wie de zaak vijfmaalwerd uitgesteld, waardoor de procedure drie tot vier jaaraansleepte. Als de rechter zich uitspreekt, gaat het nooit ommaximumstraffen.

M. Francis Herbert. – Maître Snyers a dit que c’est le rôledes associations de victimes d’interpeller. Vous m’excuserezdonc si j’interpelle l’audience car j’ai l’impression qu’il existeune catégorie de jeunes victimes qui sont les laissés-pour-compte et dont on parle très peu alors qu’elles sont les plusnombreuses parmi les jeunes victimes d’actes de violence.

En 1999, 86 enfants de 0 à 14 ans ont été tués sur nos routes.Si l’on y ajoute les blessés graves, le total atteint 754. Cesvictimes-là, contrairement à certaines autres, ne doivent pascompter sur un sentiment de solidarité ; elles ne sont pasportées par la réprobation sociale. Il n’y aura jamais 300.000personnes dans les rues de Bruxelles pour dire non pas« Sauvez la vie de nos enfants » mais « Sauvons la vie de nosenfants ». Ces victimes sont également confrontées à labanalisation.

Voici quelques mois, dans une interview publiée dans unjournal néerlandophone, un membre du parquet, d’ailleurs iciprésent, disait à propos des projets concernant la mise enplace d’un procureur fédéral : « À quoi serons-nous réduits,nous, les membres des parquets ? À nous occuper duroulage. » Ce genre de remarque est extrêmement difficile àaccepter pour les parents d’enfants victimes d’agressions surla route.

Le parquet de Bruxelles a, nous le savons, massivement classésans suite des infractions de roulage.

Maître Vermassen a fait allusion aux procédures d’assises.Lorsque votre enfant est tué, non pas par un psychopathe maispar un brave concitoyen, vous ne bénéficierez pas d’uneprocédure d’assises. Vous serez convoqué devant le tribunalde police où vous viendrez à neuf heures du matin et où vousconstaterez que votre affaire n’est pas du tout prioritaire,qu’elle sera traitée avec d’autres et qu’elle sera peut-êtreremise.

Dans notre association, certains parents ont été confrontés àcinq remises et la procédure s’est ainsi prolongée durant troisou quatre ans. Finalement, lorsque le juge se prononce, il ne

Page 39: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 39 –

Ik zou concrete voorstellen willen doen over het verloop vande zittingen van de politierechtbanken die over dodelijkeongevallen handelen. Het moet toch mogelijk zijn om, net alsde correctionele rechtbank van Antwerpen, de zaken overdodelijke verkeersongevallen te groeperen en ervoor tezorgen dat de ouders van verongelukte kinderen met dezelfdeeerbied en waardigheid ontvangen worden als de ouders vankinderen die het slachtoffer werden van andere gewelddaden.

We hebben de vertegenwoordigster gehoord van deCommissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijkegewelddaden. De ouders van verongelukte kinderen krijgenuiteraard een schadevergoeding via de objectieveaansprakelijkheid. De ouders van verkeersslachtoffers hebbenechter het specifieke probleem dat elke sociale afkeuringontbreekt en ze voortdurend geconfronteerd worden met hetsoort misdrijven waarvan hun kind het slachtoffer werd, watgelukkig niet het geval is bij ouders van wie de kinderen opeen andere manier om het leven kwamen. Het toppunt vanironie is nog dat diegene die verantwoordelijk is voor de doodvan uw kind, ook moet bijdragen aan een fonds totschadeloosstelling van de slachtoffers van opzettelijkegewelddaden. Dat is toch minstens paradoxaal.

Een tweede concreet voorstel heeft betrekking op deoprichting van een bijstandsfonds voor verkeersslachtoffers.De gelden uit dit fonds kunnen door de gemeenschappen voorde organisatie van psychologische bijstand wordenaangewend.

Ik heb ten slotte nog een derde bedenking. Ik heb met veelwaardering geluisterd naar de uiteenzetting van de heerDamien Vandermeersch, die een idee lanceerde dat opjuridisch vlak als schokkend kan overkomen. MeesterVermassen gaf een aanzet tot antwoord.

Ook ik wil een idee lanceren dat de hier aanwezige juristenmogelijk als ketterij zullen bestempelen. Als ouder van eenverongelukt kind vraag ik u over het volgende te willennadenken.

Het belangrijkste slachtoffer is bij de strafprocedure nietbetrokken, of het nu gaat om een kind dat om het leven kwambij een verkeersongeval, door een misdadiger werd vermoordof werd ontvoerd. Er zijn alleen onrechtstreekse slachtoffers:de ouders, broers en zussen. Men zal me zeggen dat ditnormaal is: vermits het slachtoffer dood is, kan het niet bij deprocedure betrokken worden. Dat neemt niet weg dat, als eenzeer jong kind onvoorzichtig is en bij een verkeersongevalverongelukt, de advocaat van de bestuurder dezeonvoorzichtigheid als een argument zal aanwenden om deverantwoordelijkheid van zijn cliënt te minimaliseren. Menhoudt dus rekening met het gedrag en de verplichtingen vanhet kind of de ouder. Het kind is verongelukt, maar daaroverspreekt men niet meer.

Ik denk dat het de ouders psychologisch zou helpen als eenvertegenwoordiger van het kind tijdens de strafprocedure eenschadevergoeding zou vragen. Een symbolische frank volstaatmisschien al, maar het kind zou erbij betrokken zijn.

Onze kinderen hadden het recht om te leven. Ze zijnverongelukt, maar we mogen ze niet terzijde schuiven.

s’agit jamais des peines maximales.

Je voudrais également formuler des propositions concrètesconcernant notamment le déroulement des audiences destribunaux de police durant lesquelles sont traités des accidentsmortels. Il doit quand même être possible, comme c’est le casau tribunal correctionnel d’Anvers pour les cas d’agressiondans la circulation routière, de grouper les affaires concernantles accidents mortels et de veiller à ce que les parentsd’enfants tués dans des accidents de la route soient accueillisavec autant de déférence et de dignité que le sont les parentsd’enfants tués par d’autres actes de violence.

Nous avons entendu la représentante de la Commission deréparation des dommages subis par les victimes d’actesintentionnels de violence. Les parents d’enfants victimes de laroute bénéficient évidemment d’un système de réparationgrâce à la responsabilité objective, et ce dans des délais plusou moins brefs – plutôt moins que plus. Cependant, lesvictimes de la route sont victimes d’une pathologie spécifiqueprécisément liée au sentiment que, dans la société, il n’existeaucune réprobation sociale et qu’on y est continuellementconfronté au genre d’actes qui ont mené à la mort de votreenfant, ce qui n’est heureusement pas le cas des parentsd’enfants tués d’une autre manière. Le comble de l’ironie,c’est que, à la fin du procès, le responsable de la mort de votreenfant est également condamné à payer un montant au fondsd’indemnisation des victimes d’actes intentionnels deviolence. C’est quand même pour le moins paradoxal.

Je voudrais formuler une deuxième proposition concrète. Nepourrait-on pas mettre en place, dans le cadre de laréglementation sur les accidents de la route, un fonds non pasd’indemnisation – puisque les victimes sont indemnisées parle biais de la responsabilité objective – mais d’assistance auxvictimes de la route ? Les sommes qui seraient collectées decette manière pourraient être affectées, je suppose par lesCommunautés, à l’organisation d’une assistancepsychologique, en tenant précisément compte de la pathologietout à fait particulière dont souffrent les membres de lafamille des victimes de la route.

Je termine par une troisième réflexion. J’ai beaucoup appréciél’intervention de M. Damien Vandermeersch qui a lancé uneidée pouvant paraître assez choquante sur un plan juridique.Je crois que Maître Vermassen a présenté un élément deréponse.

Je voudrais également lancer une idée qui aura probablementune valeur d’hérésie, en tout cas pour les juristes qui sont ici.En tant parent de victime, je crois honnêtement qu’ilconviendrait de réfléchir à l’élément suivant :

Dans la procédure pénale, la principale victime n’est pas à lacause, qu’il s’agisse d’un enfant tué dans un accident de laroute ou par un criminel, ou d’un enfant enlevé. Il n’y a quedes victimes indirectes : les parents, les frères et sœurs, bienque l’on parle très peu de ces derniers. On me répondra quec’est normal puisque, la victime étant morte, elle ne peut êtreà la cause. Cela n’empêche que, dans le cadre de la procédurepénale, si un enfant très jeune commet une imprudence et estvictime d’un accident de la route, il est certain que l’avocat duconducteur utilisera cette imprudence comme argument pouressayer de limiter la responsabilité de son client. Le

Page 40: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 40 –

comportement et les obligations de l’enfant ou du parent sontdonc pris en compte malgré le fait que l’enfant ait été tué,mais ce dernier est passé sous silence, il n’existe plus.

Je crois que de nombreux problèmes psychologiques queconnaissent les parents – et j’espère en cela être soutenu parles parents présents dans cette salle – seraient allégés si, dansla procédure pénale, un représentant de leur enfant tuédemandait une compensation. Ce pourrait être un francsymbolique, mais l’enfant serait à la cause.

Nos enfants avaient le droit de vivre, ils ont été tués, ils nepeuvent pas être laissés pour compte.

De voorzitter. – Ik dank u voor deze belangrijke getuigenisdie de wetgever niet onberoerd kan laten. We moeten onsinderdaad bezinnen over een gedifferentieerde benaderingvan slachtoffers.

M. le président. – Je vous remercie pour ce témoignageimportant et très interpellant, notamment pour le législateurque nous sommes. Cette différenciation qui est faite entre lesvictimes est effectivement un sujet sur lequel nous devronsnous pencher.

De heer Eric Geijsbregts. – Ik pleit ervoor om deslachtoffers te laten vergoeden door de overheid, die deschadevergoeding kan terugvorderen van de dader. Die zoudoor zijn werk in de gevangenis de overheid kunnenterugbetalen.

Ik ken het voorbeeld van een moeder die beslag moest latenleggen op de inboedel van een dader. Nadat de inboedelopenbaar werd verkocht, moest de moeder daarenboven nogde deurwaarderskosten betalen. Zulke situaties kunnen tochbeter voorkomen worden.

M. Eric Geijsbregts. – Je plaide pour une indemnisation desvictimes par les pouvoirs publics, lesquels peuvent, à leurtour, réclamer les dommages et intérêts à l’auteur des faits.Celui-ci pourrait rembourser l’argent grâce au travail réaliséen prison.

Je connais le cas d’une mère qui a dû faire saisir le mobilierde l’auteur des faits. Après la vente publique de ces meubles,la mère a encore dû payer les frais d’huissier. Il seraitpréférable d’éviter de telles situations.

Page 41: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 41 –

Opvang van slachtoffers van opzettelijkegewelddaden

L’assistance aux victimes d’actesintentionnels de violence

Voorzitter: mevrouw Jeannine Leduc, senator, en de heerJean-Pierre Malmendier, senator

Présidence de Mme Jeannine Leduc, sénatrice et de M.Jean-Pierre Malmendier, sénateur

Mevrouw Pascale Preudhomme, justitieassistente bij dediensten voor slachtofferhulp bij het parket te Brussel. – Ik zaleerst een historisch overzicht geven en dan de ministeriëlerichtlijnen aanhalen die betrekking hebben op dit soort vandienstverlening.

In 1993 probeert de minister van Justitie de mentaliteit en dewerkwijze van de parketten en rechtbanken te veranderen omhet lot van het slachtoffer in het strafstelsel te verbeteren. Inseptember 1993 wordt in zeven parketten met eenmodelproject gestart. In maart 1994 worden nog eens achtdiensten opgericht en vanaf februari 1996 beschikt elk parketover een dienst slachtofferopvang met ten minste éénjustitieassistent.

Sedertdien zijn verschillende ministeriële richtlijnenopgesteld, zoals die van 15 september 1997 betreffende deslachtofferopvang bij parketten en rechtbanken. Ze beschrijftde rol en de opdrachten van de personen die, in het kader vande van slachtofferopvang, er moeten voor zorgen dat alleleden van het parket de slachtoffers correct opvangen.Parallel daarmee beschrijven andere federale richtlijnen deinterventie van de dienst slachtofferopvang in specifiekesituaties. Het betreft de ministeriële richtlijn van 22 juli 1997met betrekking tot de opsporing van vermiste personen, deministeriële richtlijn van 16 september 1998 inzake hetwaardig afscheid nemen van een overledene in geval vaninterventie door de gerechtelijke overheden, en deministeriële richtlijn van 15 december 1998 betreffende deseksuele agressie. Sedert 1 juli 1999 werken dejustitieassistenten onder het hiërarchisch gezag van eendirecteur van een justitiehuis, ook al blijven ze uit functioneeloogpunt onder het gezag van de procureur des Konings. Hetis overigens belangrijk dat de diensten slachtofferopvang inde parketten blijven, zodat een dagelijks en informeel contactmet de magistraten mogelijk blijft.

Ik zal het eerst hebben over de interventie van dejustitieassistenten, de filosofie van de dienst en de deontologiedie verband houdt met hun taak. Vervolgens zal ik demateriële en territoriale bevoegdheden uiteenzetten, de wijzewaarop een beroep kan worden gedaan op de dienst en desamenwerking met andere diensten.

De diensten slachtofferopvang zijn opgericht om ervoor tezorgen dat slachtoffers en hun gezin binnen het gerecht eenhumanere opvang en behandeling krijgen, om een tweede“victimisering” te voorkomen. Deze “secundairevictimisering” kan worden veroorzaakt door de complexiteit,de duur en de kostprijs van de strafprocedure, door deafstandelijke opvang door de gerechtelijke instanties en delogge werking van de administratieve diensten. Daarom is hetvan primordiaal belang dat het slachtoffer tijdens deprocedure een gevoel van erkenning en begrip krijgt. Hetslachtoffer moet de werking van de justitie begrijpen om zichniet buitengesloten te voelen. De steun van de dienst

Mme Pascale Preudhomme, assistante de justice du serviced’accueil des victimes au sein du parquet de Bruxelles. –Avant que Mme Dumon, assistante de justice chargée del’accueil des victimes auprès du parquet de Bruges, ne vousparle des missions d’un service d’accueil des victimes, jesouhaite vous présenter un aperçu général. Je commenceraipar un bref historique avant d’évoquer les directivesministérielles relatives à ce type de service.

En 1993, le ministre de la Justice entreprend de modifier lesmentalités et les habitudes de travail dans les parquets ettribunaux en vue d’améliorer le sort de la victime dans lesystème pénal. Dès lors, un projet pilote voit le jour enseptembre 1993, lequel concerne sept parquets. En mars 1994,huit autres services vont être créés et, dès février 1996,chaque parquet du pays dispose d’un service d’accueil desvictimes composé au minimum d’un assistant de justice.

Depuis cette date, plusieurs directives ministérielles ont vu lejour et, notamment, celle du 15 septembre 1997 relative àl’accueil des victimes au sein des parquets et des tribunaux.Elle décrit le rôle et les missions des personnes qui, dans lecadre de l’accueil des victimes, sont investies d’unecompétence particulière en vue de garantir un accueil correctaux victimes par tous les membres du parquet. Parallèlement,d’autres directives fédérales vont décrire l’intervention duservice accueil des victimes dans des situations spécifiques. Jeme limiterai à une énumération. Il s’agit de la directiveministérielle du 22 juillet 1997 concernant la recherche despersonnes disparues ; de la directive ministérielle du16 septembre 1998 relative au dernier hommage à rendre à undéfunt en cas d’intervention des autorités judiciaires, et de ladirective ministérielle du 15 décembre 1998 relative aux faitsd’agression sexuelle. J’ajouterai que, depuis le1er juillet 1999, les assistants de justice travaillent sousl’autorité hiérarchique d’un directeur de maison de justicemême si, d’un point de vue fonctionnel, ils restent sousl’autorité du procureur du Roi. En outre, il est important queles services d’accueil des victimes puissent rester au sein desparquets afin que la collaboration avec les magistrats soittoujours quotidienne et informelle, comme elle l’estaujourd’hui.

J’en arrive au cadre d’intervention des assistants de justice. Jevais évoquer la philosophie du service et la déontologie liée àla tâche des assistants de justice. Dans un deuxième temps,j’évoquerai les compétences matérielles et territoriales etdécrirai les modes de saisine du service et les collaborationsmises en place avec les services extérieurs.

Les services d’accueil des victimes ont été créés afin deveiller à ce que les victimes et leurs proches puissentbénéficier, au sein de la justice, d’un accueil et d’untraitement plus humain afin d’éviter une deuxième« victimisation ». Celle-ci, également appelée « victimisationsecondaire », peut éventuellement être engendrée par la

Page 42: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 42 –

slachtofferopvang wordt altijd aangeboden, nooitopgedrongen.

De deontologie impliceert uiteraard het beroepsgeheim, datinherent is aan het beroep van sociaal assistent, en denaleving van twee wetsartikelen. Het gaat om artikel 458 vanhet Strafwetboek dat bepaalt dat justitieassistenten deinformatie die ze gekregen hebben in het kader van deuitoefening van hun ambt niet aan derden mogenbekendmaken.

Artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat dejustitieassistenten, die in de uitoefening van hun ambt kenniskrijgen van een misdaad of een wanbedrijf, daarvan berichtmoeten geven aan de procureur des Konings.

De justitieassistent is bevoegd om te interveniëren bijslachtoffers van misdaden en van wanbedrijven begaan doormeerderjarigen of minderjarigen. Hij kan ook interveniërenbij de naaste familieleden van personen die in verdachteomstandigheden overleden zijn, als gevolg waarvan eenstrafdossier is geopend, en inzake aangelegenheden die tot debevoegdheid van de politierechtbank behoren, maar danalleen in geval van verkeersongelukken met doden ofzwaargewonden.

De justitieassistenten hebben toegang tot de strafdossiers.Voor de mededeling van elementen uit het dossier is evenwelde instemming vereist van de magistraat die het dossierbehandelt, of eventueel van onze verbindingsmagistraat.

Ik kom nu tot de territoriale bevoegdheid. De bevoegdejustitieassistent is deze die werkt bij het parket dat belast ismet het strafdossier.

De hulp van de justitieassistent kan worden ingeroepen doorslachtoffers of hun naaste familieleden, door magistraten, deverbindingsmagistraat, de adjunct-adviseur, andere dienstenzoals de bureaus en diensten voor slachtofferhulp, de politie,enzovoort.

De justitieassistenten die belast zijn met slachtofferopvangwerken uiteraard samen met het volledige sociale netwerk, alnaargelang van de problemen waarmee ze geconfronteerdworden. Ze werken ook samen met de diensten voorslachtofferhulp van de politie en met de diensten voorrechtsbijstand.

In de diensten voor slachtofferopvang werken 65justitieassistenten. In 1999 hebben de diensten 11.349 nieuwedossiers geopend en doorgewerkt aan 2.511 dossiers vanvoorgaande jaren. Dat betekent dat een justitieassistent belastmet slachtofferopvang bij de parketten en de rechtbanken in1999 gemiddeld 213 dossiers behandeld heeft.

complexité, la longueur et le coût de la procédure pénale, parl’accueil réservé par les instances judiciaires ou encore par lalourdeur des services administratifs. Dès lors, le sentiment dereconnaissance et de compréhension que l’on peut apporter àla victime tout au long de la procédure est primordial. Eneffet, un des besoins de la victime est de comprendre lefonctionnement de la Justice afin de ne pas se sentir tenue àl’écart. Il s’agit, en fait, de permettre à la victime d’être unpeu plus actrice et un peu moins spectatrice. L’aide du serviceaccueil des victimes est proposée aux victimes et jamaisimposée.

La déontologie liée à la tâche des assistants de justice au seindes services d’accueil des victimes implique, bien entendu, lesecret professionnel inhérent à la fonction d’assistant socialainsi que le respect de deux articles légaux. Il s’agit del’article 458 du Code pénal qui dispose que les assistants dejustice ne peuvent révéler à des tiers les informationsobtenues dans le cadre de l’exercice de leurs fonctions.

L’article 29 du Code d’instruction criminelle énonce que lesassistants de justice sont tenus d’aviser le procureur du Roides crimes et délits dont ils ont acquis la connaissance dansl’exercice de leurs fonctions.

Quant à la compétence matérielle, l’assistant de justice estcompétent pour intervenir auprès des victimes de crimes et dedélits commis par des personnes majeures ou par despersonnes mineures. Il est également compétent pourintervenir auprès des proches de personnes décédées dans desconditions suspectes, à la suite desquelles un dossier répressifest ouvert, ainsi que dans les matières qui relèvent de lacompétence des tribunaux de police uniquement s’il s’agitd’accidents de la circulation ayant entraîné la mort ou degraves blessures.

Les assistants de justice ont accès aux dossiers répressifs.Toutefois, toute communication d’éléments du dossier ne peutse faire que moyennant l’accord du magistrat titulaire dudossier ou, éventuellement, de notre magistrat de liaison.

J’en viens à la compétence territoriale. L’assistant de justicecompétent sera celui qui est attaché au parquet en charge dudossier répressif.

L’assistant de justice peut être saisi soit par les victimes ouleurs proches, soit par les magistrats, soit par le magistrat deliaison, le conseiller adjoint, les services extérieurs tels queles bureaux d’assistance aux victimes, les services d’aide auxvictimes, les centres de guidance, etc., ou les forces del’ordre. Cette liste n’est pas du tout exhaustive.

Je terminerai cette présentation du cadre d’intervention par lescollaborations mises en place avec les services extérieurs. Lesassistants de justice chargés du service d’accueil des victimescollaborent bien entendu avec l’ensemble du réseau social etce, en fonction des problématiques rencontrées. Ilscollaborent également et peut-être plus étroitement avec leréseau spécifique à l’aide aux victimes, à savoir le serviced’assistance aux victimes au sein des forces de l’ordre et lesservices d’aide aux justiciables.

En conclusion, je souhaite vous faire part de quelqueschiffres. 65 assistants de justice travaillent au sein du serviceaccueil des victimes. Les statistiques de l’année 1999

Page 43: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 43 –

montrent que les services accueil des victimes ont ouvert11.349 nouveaux dossiers et ont travaillé dans 2.511 dossiersouverts les années précédentes, soit au total 13.860 dossiers.Cela signifie qu’en moyenne et sans tenir compte desspécificités de chaque parquet, un assistant de justice chargédu service accueil des victimes près les parquets et lestribunaux a traité 213 dossiers en 1999.

Mevrouw Eva Dumon, justitieassistente bij de diensten voorslachtofferhulp bij het parket te Brugge. – Na de eerdertheoretische uiteenzetting van mijn collega, die de dienstslachtofferonthaal heeft voorgesteld, zal ik de activiteiten vandeze dienst concreet beschrijven. Hoewel ik hier en daar opeen knelpunt zal wijzen, wil ik de positieve evolutie zeker nietontkennen.

Het werk van de justitieassistent bestaat zowel uit structureelals uit individueel werk.

Een belangrijk element van het structurele werk is hetsignaleren. Dat betekent dat, wanneer er problemen zijninzake de slachtofferbejegening, de justitieassistent dit aan deprocureur des Konings, de directeur van het justitiehuis of deminister van Justitie kan signaleren. Op die manier kan dejustitieassistent voorstellen formuleren om de bejegening vande slachtoffers bij de rechtbank en op het parket te verbeteren.Ik verwijs in dat verband naar de richtlijn waardig afscheidnemen. Op initiatief van de oudergroep van vermoordekinderen werd een rondetafelgesprek georganiseerd met deminister van Justitie, dat uiteindelijk resulteerde in eenrichtlijn die de regels bepaalt rond waardig afscheid nemen.Voorts kan de briefwisseling met de slachtoffers wordenverbeterd. Zo begint de uitnodiging voor een zitting met dezin: “U hoeft niet aanwezig te zijn”. Vele slachtoffersbeslissen dan ook dat ze de zitting niet zullen bijwonen, maarze beseffen niet dat ze op die manier hun rechten verliezen.Wij hebben dit probleem gesignaleerd en getracht eraan teverhelpen, maar na drie jaar zijn we daarin nog steeds nietgeslaagd.

Een tweede element van het structurele werk is hetsensibiliseren. Magistraten en personeel van rechtbanken enparketten moeten worden gesensibiliseerd om de slachtofferscorrect te bejegenen. Enerzijds is er de georganiseerdesensibilisering, namelijk de vormingen, de gesprekken metpolitiediensten en de voorstellen om modeldocumenten op testellen om de aandacht te vestigen op slachtofferonthaal.Anderzijds is er het dagelijkse contact met de magistraten,wat toch de belangrijkste manier van sensibiliseren is.Vanmorgen heeft iemand opgemerkt dat we te afhankelijkzouden zijn van de magistraten. Dat is juist, maar daarin ligtprecies onze sterkte. Door het dagelijkse contact kennen zeons en is hun houding tegenover ons met de tijd geëvolueerd.Terwijl we in het begin alleen maar werden aanvaard, is onzeaanwezigheid nu gewenst. We maken de magistraten attent opde problemen van de slachtoffers, met als gevolg dat zehieraan na verloop van tijd meer aandacht besteden. Wetrachten uit te leggen wat een slachtoffer precies wenst enwelke redenen daarvoor zijn. We moeten natuurlijkdiplomatisch blijven en geen belerende houding aannemen.

Het individuele werk van de justitieassistent bestaat uit eenaantal taken, met als eerste de informatietaak. We geven de

Mme Eva Dumon, assistante de justice du service d’accueildes victimes au sein du parquet de Bruges. – Le travail d’unassistant de justice comporte des tâches aussi bienstructurelles qu’individuelles.

Un élément important du travail structurel consiste à signalerles problèmes. Cela signifie que, lorsqu’il existe desproblèmes relatif au traitement des victimes, l’assistant dejustice peut les signaler aux procureur du Roi, au directeur dela maison de Justice ou au ministre de la Justice. De cettemanière, l’assistant de justice peut faire des propositionspour améliorer le traitement des victimes devant les tribunauxet par le parquet. Je renvoie à ce sujet à la directiveconcernant un dernier hommage à rendre au défunt, directiverésultant d’une table ronde qui a été organisée en présencedu ministre de la Justice, à l’initiative du groupe de parentsd’enfants assassinés. En outre, la correspondance avec lesvictimes peut être améliorée. Ainsi, l’invitation à uneaudience commence par cette phrase : « Vous n’êtes pasobligé d’être présent. » De nombreuses victimes décidentalors de ne pas assister à l’audience mais elles ne se rendentpas compte qu’elles perdent ainsi leurs droits. Nous avonssignalé ce problème et tenté d’y remédier mais, après troisans, nous n’y sommes pas encore parvenus.

Un deuxième élément du travail structurel est lasensibilisation. Les magistrats et le personnel des tribunauxet des parquets doivent être sensibilisés afin d’accueillir lesvictimes de manière correcte. D’une part, nous pouvonsrecourir à la formation et discuter avec les services de policeet, d’autre part, entretenir des contacts quotidiens avec lesmagistrats, ce qui constitue la meilleure manière desensibiliser. Quelqu’un a dit aujourd’hui que nous sommestrop dépendants des magistrats. C’est exact, mais c’estprécisément notre force. Grâce à ces contacts, ils nousconnaissent et leur attitude à notre égard a évolué avec letemps. Notre présence est désormais souhaitée. Nous lesrendons attentifs aux problèmes que rencontrent les victimes.Ils y accordent de plus en plus d’attention.

L’information constitue la première des tâches individuellesde l’assistant de justice. Nous fournissons aux victimes desinformations concernant les procédures judiciaires, lapossibilité de contacter un avocat, le droit de consulter ledossier, la constitution de partie civile, le déroulement d’uneaffaire judiciaire et l’existence d’une assistance. Cette listen’est pas exhaustive. Ces tâches peuvent être effectuéespartiellement par le personnel des tribunaux et lamagistrature. Pour l’instant, il existe un comptoir d’accueildans tous les palais de Justice. C’est une initiative positive.Les personnes concernées ne doivent plus se rendre auservice d’accueil des victimes pour s’informer de l’endroit oùse trouve la salle d’audience. Il existe aussi un projet decellule administrative des victimes qui s’occuperait de lacorrespondance avec ces dernières. C’est également positif.

Page 44: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 44 –

slachtoffers informatie over de gerechtelijke procedure, demogelijkheid om een advocaat te contacteren, rechten zoalsinzage in het dossier, burgerlijke partijstelling, registratie vande benadeelde persoon, het verloop van een rechtszaak en hetbestaan van hulpverlening. De lijst is eindeloos. Ik wil eropwijzen dat deze taken gedeeltelijk kunnen worden vervulddoor het personeel van de rechtbanken en door demagistratuur. Momenteel is er in alle justitiepaleizen eenonthaalbalie. Dat is een gunstig initiatief. De betrokkenenhoeven zich niet meer tot de dienst voor slachtofferonthaal tewenden om de weg naar de zittingszaal te vinden. Wevernamen tevens dat er een project bestaat rond eenadministratieve slachtoffercel, die zou instaan voor debriefwisseling met slachtoffers. Ook dat is positief. Dit werkhoeft niet noodzakelijk door de dienst slachtofferonthaal teworden gedaan.

De tweede individuele taak is bijstand verlenen. Op moeilijkeogenblikken van de procedure kunnen de slachtoffers wordenbijgestaan door een justitieassistent, bijvoorbeeld bij deinzage van het dossier, vóór de zitting van de rechtbank, bijteruggave van overtuigingsstukken of bij het waardig afscheidnemen. Ook hier zijn sommige zaken dermate evident, dat heteigenlijk niet nodig is dat er een maatschappelijk werkerwordt ingeschakeld. Slachtoffers hebben sowieso recht op eengereserveerde plaats in de zittingzaal. De justitieassistenthoeft daarover niet te onderhandelen. Bij de teruggave vanovertuigingsstukken schrijven wij een menselijke brief.Eigenlijk kan het standaardkantschrift van de griffie wordenaangepast en veranderd in een menselijke brief. De richtlijnwaardig afscheid nemen beschrijft hoe alle betrokken partijenzich moeten gedragen ten opzichte van de familie en welkeelementen ze in acht moeten nemen wanneer ze in contactkomen met nabestaanden van een overleden slachtoffer.

Het gaat om evidente zaken, maar waarvoor blijkbaar eenrichtlijn nodig is. Zo mag niet worden gesproken over het lijk,maar over het lichaam. Het lichaam moet zo vlug mogelijknaar het mortuarium worden gebracht. Er moet in adequaatvervoer worden voorzien. De ouders, de echtgenoot ofechtgenote van het slachtoffer moeten zo vlug mogelijkworden verwittigd. Ondanks de richtlijn waardig afscheidnemen zijn nog heel wat zaken voor verbetering vatbaar. Ikdenk in dat verband aan de abominabele toestand van demortuaria waar lijkschouwingen worden verricht. Denabestaanden moet duidelijk worden uitgelegd waarom er eenautopsie nodig is, wat de bedoeling ervan is en waarom meneen persoon vóór de autopsie niet kan wassen.

Op het vlak van het individuele werk, werken we intensiefsamen met andere diensten, bijvoorbeeld de advocatuur.Iemand zei vanmorgen dat de advocaten vrezen dat wij deslachtoffers zelf adviseren. Het tegendeel is waar, wijverwijzen heel vaak slachtoffers door naar een advocaat ennaar de meer gespecialiseerde hulpverlening. De dienstslachtofferonthaal kan immers geen langdurige begeleidingverzekeren.

Ondanks de vele nieuwe richtlijnen en wetten heerst er bij demagistratuur en het personeel van parketten en rechtbankennog steeds een vrees om slachtoffers in de procedure toe telaten. Gaat het om angst dat het slachtoffer te veel zal wetenof te veel zal eisen, dat men in zijn werk zal worden

Ce travail ne doit pas nécessairement être assuré par leservice d’accueil des victimes.

La deuxième tâche individuelle est l’assistance. Lors desmoment difficiles de la procédure, les victimes peuvent êtreaccompagnées par un assistant de justice. Certaines affairessont à ce point simples qu’il n’est pas nécessaire de recouriraux services d’un travailleur social. Les victimes ont de toutefaçon droit à une place réservée dans la salle d’audience ;l’assistant de justice ne doit donc pas s’en occuper. Lors de larestitution des pièces à conviction, nous écrivons une lettre.En fait, le document type du greffe est adapté et transformé enune lettre personnelle. La directive concernant le dernierhommage à rendre au défunt prescrit la manière dont lesdifférentes parties concernées doivent se comporter vis-à-visdes proches de la victime.

Il s’agit d’affaires simples mais pour lesquelles une directiveest manifestement nécessaire. On ne peut pas parler decadavre mais de corps. Celui-ci doit être transféré aussi viteque possible dans une morgue. Un transport adéquat doit êtreprévu. Les parents et le conjoint de la victime doivent êtreavertis dès que possible. Malgré la directive, certaines chosespeuvent encore être améliorées. Je pense par exemple à lasituation abominable des morgues où se déroulent lesautopsies. On doit expliquer aux proches pourquoi uneautopsie est nécessaire, quelle est son utilité et pourquoi onne peut laver un corps avant l’autopsie.

Par ailleurs, nous travaillons de façon intensive avec d’autresservices, par exemple le barreau. Quelqu’un a dit ce matinque les avocats craignent que nous conseillions nous-mêmesles victimes. C’est l’inverse : nous envoyons très souvent lesvictimes chez un avocat et vers un service d’aide plusspécialisé. Le service d’accueil des victimes ne peut en effetassurer aucun accompagnement de longue durée.

Malgré les nombreuses et nouvelles directives et lois, lamagistrature ainsi que le personnel des tribunaux et parquetscraignent encore d’admettre les victimes dans la procédure.Redoutent-ils que celles-ci en sachent trop, qu’elles exigenttrop ou que le travail soit critiqué ? Je ne le sais pas maiscette peur est injustifiée. Plus l’information est disponible etmieux les victimes sont accueillies, mieux elles se rendentcomptent des possibilités et des limites de la Justice. Denombreux détails peuvent encore être améliorés afin d’éviterles malentendus.

Pourquoi n’est-il pas possible de recueillir, par une lettre ouun document type, la déclaration d’une personne ayant subiun préjudice ? Pourquoi doit-elle toujours se rendre autribunal ? Pourquoi les victimes ne sont-elles pasautomatiquement informées du jugement final ? Pourquoi letribunal envoie-t-il toujours des lettres rédigées dans unelangue archaïque ? Parce qu’il en est ainsi depuis desannées ? Pourquoi les victimes doivent-elles payer trentefrancs pour une copie ? Pourquoi les victimes de faits dontl’auteur est inconnu et qui veulent se constituer partie civile,doivent-elles payer une provision élevée alors qu’il s’agitseulement d’une enquête pro forma ?

Peut-être un assistant de justice doit-il être en premier lieu unrêveur et un idéaliste. Mon expérience m’a appris que nousavons déjà parcouru un long chemin et que le monde dont je

Page 45: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 45 –

bekritiseerd? Ik weet het niet, maar deze angst is niet terecht.Hoe meer informatie er beschikbaar is en hoe beter deslachtoffers worden opgevangen, hoe beter ze beseffen wat demogelijkheden maar ook de beperkingen van de justitie zijnen hoe meer begrip ze voor het werk leren opbrengen. Erkunnen nog heel wat details worden verbeterd, waardoor ermisverstanden kunnen worden vermeden. Waarom is het nietmogelijk zich benadeelde persoon te laten verklaren doormiddel van een brief of een standaarddocument, maar moetmen zich hiervoor tot de rechtbank richten? We vernamenvanmorgen dat er op een bepaald parket in een jaar 130aanvragen werden geregistreerd. Dat is een peulschil.Waarom worden de slachtoffers niet automatisch op dehoogte gebracht van de eindbeslissing? Dat lijkt een kwestievan elementaire beleefdheid. Waarom stuurt de rechtbank nogsteeds brieven in archaïsche taal? Omdat het al jaren zo is?Waarom moeten slachtoffers dertig frank voor een kopiebetalen? Waarom moeten slachtoffers van een feit waarvan dedader onbekend is en die zich burgerlijke partij willen stellen,een hoge provisie betalen hoewel het eigenlijk slechts om eenpro-forma-onderzoek gaat?

Ik hoop dat ik er met deze korte uitleg in geslaagd ben eenidee te geven van het werk van een justitieassistent. Eenjustitieassistent moet wellicht in de eerste plaats een dromeren een idealist zijn. Ik zal u mijn dromen besparen. Mijnervaring heeft mij geleerd dat we al een lange weg hebbenafgelegd en dat mijn droomwereld voor slachtofferhulpmisschien ooit wel zal worden bereikt. De houding van hetpersoneel van parketten en rechtbanken, van de magistratenen de van politiediensten is enorm verbeterd. Toch is er nogheel wat werk. Ik hoop dat niet enkel de justitieassistentenmet al hun dromen en idealen, maar ook debeleidsverantwoordelijken verder willen bouwen aan het totstand komen van een slachtoffervriendelijke justitie.

rêve pour l’aide aux victimes deviendra peut-être un jourréalité. L’attitude du personnel des parquets et des tribunauxainsi que des magistrats et des services de police s’estconsidérablement améliorée. Il reste cependant encorebeaucoup de pain sur la planche. J’espère que lesresponsables politiques veulent aussi continuer à développerune justice accueillante pour les victimes.

Mevrouw Cécile Henrotay, dienst slachtofferopvang bij depolitie van Luik. – Ik zal proberen kort de rol van eenmaatschappelijk assistente bij de federale politie teomschrijven. Zelf doe ik dat werk in Luik al sinds 1995.

Zolang de politie bestaat, is er altijd een dader en eenslachtoffer geweest. Dat betekent dat de politie zich altijd almet slachtoffers heeft moeten bezighouden. Reeds vóór deaanstelling van maatschappelijk assistenten bij depolitiediensten waren er agenten die de slachtoffers op eencorrecte wijze opvingen.

Uiteraard was vóór de invoering van de diensten voorslachtofferhulp de opvang van slachtoffers niet debelangrijkste doelstelling. Alles draaide veeleer om de nodenvan het onderzoek en het slachtoffer werd benaderd omeventueel meer informatie te verzamelen over de feiten.

De taken van onze diensten, die sedert 1995 zijn opgericht,zijn opgenomen in een reeks ministeriële circulaires over deopdrachten van de politiediensten inzake slachtofferhulp,inzonderheid met betrekking tot de inrichting van geschiktelokalen, de verwijzing van de slachtoffers naar gepasteinstellingen en de wijze waarop de slachtoffers moetenworden opgevangen.

Sedert 1 januari 2001 werk ik bij de federale politie. Ik houdme bezig met de vroegere gerechtelijke politie, de vroegere

Mme Cécile Henrotay, service « assistance aux victimes »de la police de Liège. – Je vais tenter de vous expliquerbrièvement le rôle d’une assistante sociale à la policefédérale. J’exerce moi-même ce travail à Liège depuis 1995.

Depuis les centaines d’années que la police existe, il y atoujours, d’une part, un auteur et, d’autre part, une victime.C’est dire que les policiers ont toujours eu à s’occuper desvictimes et il ne faut pas croire que c’est depuis l’arrivée desassistantes sociales dans les services de police que tous lespoliciers ont trouvé un plus. Certains avaient déjà, en tantqu’hommes, pères et êtres humains, une sensibilité suffisantepour assurer la prise en charge correcte des victimes.

Bien sûr, on ne peut pas dire qu’avant l’instauration desservices d’aide aux victimes, l’objectif principal était deprendre en charge ces dernières. Il s’agissait plutôt derencontrer les besoins de l’enquête et c’est à ce moment-làque l’on approchait la victime pour recueillir éventuellementdes renseignements plus approfondis par rapport aux faits.

Depuis 1995, nos services ont été créés à la suite d’une sériede circulaires ministérielles dont l’OP 15, l’OP 15bis etl’OP15ter que je ne vais pas vous décrire en détail. Je melimiterai à vous signaler que ces trois circulaires ont été uneévolution consécutive de points détaillant les différentesmissions des services de police en matière d’assistance aux

Page 46: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 46 –

BOB, de spoorwegpolitie en de provinciale verkeerseenheden.

Een van de belangrijkste taken bij de politiediensten bestaaterin de politieagenten bewust te maken van hun rol ombijstand te verlenen. Dat gebeurt via opleidingen, werksessiesover onderwerpen die verband houden met slachtoffers,bijvoorbeeld de problematiek rond mishandelde vrouwen.Toen ik in 1995 in dienst kwam, hoorde ik politieagentengeregeld opmerkingen maken in de aard van: “Die vrouwkomt nu al voor de zevende keer klacht indienen omdat zedoor haar man wordt mishandeld.”. Zulke klachten werdendaardoor lichter opgenomen.

Er is veel veranderd sinds er werksessies worden gegeven ende agenten worden voorgelicht over de psychologie vanmishandelde vrouwen, over hun behoeften en verwachtingenen over de financiële of andere redenen waarom ze hun manniet kunnen verlaten.

Daarnaast lichten wij de politieagenten ook in over externediensten voor slachtofferhulp waarmee ze moetensamenwerken in het belang van het slachtoffer.

Ik ben belast met de opstelling en bijwerking van een sociaaldossier dat een lijst bevat van deze verschillende diensten,hun rol en de wijze waarop ze kunnen worden bereikt.

Het rechtstreeks contact met slachtoffers, vooral van ernstigefeiten, wint steeds meer aan belang. In de gerechtelijkearrondissementen is er maar één maatschappelijk assistenteper gerechtelijke dienst. We kunnen ons dan ook onmogelijkbezighouden met alle slachtoffers: we gaan in op het verzoekvan een politieagent die specifieke steun nodig heeft opsociaal gebied.

Concreet moet ik het slachtoffer zo goed mogelijk opvangenin het politiekantoor, bij het slachtoffer thuis als de feiten zichdaar hebben afgespeeld, of elders.

Na een overval bijvoorbeeld wordt het slachtoffer verhoordop de plaats van de feiten.

Vervolgens moeten we uitleggen wat er zal gebeuren. Iemanddie bij de politie komt, voelt zich dikwijls wat verloren. Voorgewone mensen komen de woorden politie en rijkswachtbevreemdend over. We moeten die mensen dus geruststellen,hun zeggen waarom ze worden verhoord, in welk lokaal, hoedat verhoor zal verlopen, wat ermee zal gebeuren, waar hetproces-verbaal terechtkomt en welk gevolg het parket eraanzal geven. We moeten hun ook zeggen tot welke personen zezich kunnen richten.

Iemand die het slachtoffer geworden is van ernstige feiten, isoverspoeld door emoties. Wij moeten het hem mogelijk makendie emoties te uiten en zo proberen te begrijpen wat hij voelt.We moeten ook proberen de gehele context te begrijpen om teweten wat het effect van die feiten is op het slachtoffer en omhet beter te kunnen oriënteren. We gaansamenwerkingsverbanden aan met de externe dienstenwaarnaar wij mensen verwijzen. Ik denk bijvoorbeeld aan dediensten slachtofferhulp van de Franse Gemeenschap,waarmee we geregeld samenwerken, de centra voor begeleidzelfstandig wonen, de centra voor gezinsplanning, enzovoort.

Als de situatie bijzonder traumatiserend was en hetslachtoffer emotionele begeleiding wenst, staan wij hem of

victimes, notamment au niveau de l’aménagement de locauxadéquats, de l’orientation des victimes vers les organismesadéquats et de la manière dont on s’occupait de celles-ci.

Que fait une assistante sociale au niveau de la policefédérale ? Depuis le 1er janvier 2001, je suis affectée à lapolice fédérale, c’est-à-dire que je m’occupe des services depolice de l’ancienne police judiciaire, ancienne BSR, policedes chemins de fer et UPC, autrement dit les unitésprovinciales de circulation.

L’une des tâches principales, au niveau des services de police,est de sensibiliser les policiers à leur rôle d’assistance. Cettesensibilisation passe par des formations, des ateliers sur dessujets en relation avec les victimes – par exemple, laproblématique des femmes battues. Lorsque je suis arrivée en1995, il n’était pas rare d’entendre des policiersdéclarer : « Cette personne, je l’ai déjà vue ; cela fait sept foisqu’elle vient déposer plainte pour violences de la part de sonmari ». Forcément, une certaine lassitude s’installait et onprenait ce style de plainte plus à la légère. Il ne s’agit qued’un exemple parmi d’autres.

A partir du moment où l’on a pu mettre sur pied des ateliersde discussion et informer les policiers sur la psychologied’une femme battue, ses besoins, ses attentes, les raisons quil’empêchaient de quitter son mari – des raisons financières ouautres, soit que le mari était sa seule attache familiale, soitqu’elle craignait de perdre ses enfants –, les choses ontcommencé à bouger. Sans être parfaites, les choses évoluent.

À côté de la sensibilisation des policiers, il y a leurinformation sur les services extérieurs d’aide aux victimes,donc tous les services avec lesquels les policiers sont amenésà collaborer dans l’intérêt de la victime.

Je suis chargée de mettre sur pied et de tenir à jour un recueilsocial où l’on trouve la liste, le rôle et la manière de contacterces différents services.

Enfin, le volet dont l’importance s’accroît continuellementconcerne l’intervention directe par rapport aux victimes et,principalement, par rapport aux victimes de faits graves. Dansles arrondissements judiciaires, il y a en effet une assistantesociale par service judiciaire d’arrondissement. Il est dès lorsimpensable que nous puissions nous occuper de toutes lessituations de victimes : nous intervenons à la demande dupolicier, lorsqu’il a besoin d’un appui spécifique au niveausocial.

Concrètement, que représente mon travail par rapport à lavictime ? Il y a tout d’abord le travail d’accueil qui consiste àfaire en sorte que la personne soit accueillie le mieux possibledans les locaux de la police ou chez elle, si les faits se sontpassés chez elle ou à l’extérieur.

Je pense, par exemple, aux cas de hold-up. Ce n’est ni chezelle, ni à la police qu’elle est auditionnée. C’est sur les lieuxdes faits.

Ensuite, nous devons lui expliquer ce qui va se passer. Biensouvent, une personne qui arrive dans un service de police estun peu perdue. Il faut bien reconnaître que pour monsieurTout-le-monde, les mots « police », « gendarmerie », etc. sontrébarbatifs – ce l’était même pour moi avant mon entrée dans

Page 47: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 47 –

haar soms bij tijdens het verhoor.

Soms wordt ons gevraagd personen te vergezellen naar depolitiearts. Dan geven we hun steun, we zeggen wat bij diepolitiearts zal gebeuren, hoe die het onderzoek zal doen enwaarom hij het zo zal doen. Soms zeggen wij tegenslachtoffers dat ze zich beter niet kunnen wassen vóór ze naarde politiearts gaan.

Ik vergezel ook slachtoffers tijdens de reconstructie van defeiten, bijvoorbeeld in geval van moord. Het is voor eenslachtoffer immers niet vanzelfsprekend om naar de plaats tegaan waar haar man voor haar ogen werd vermoord.

Soms moeten we ook zorgen dat het slachtoffer terug naarhuis kan als de formaliteiten bij de politie zijn afgerond. Wecontacteren verwanten of brengen zelf het slachtoffer naarhuis, en zorgen ervoor dat hij of zij niet alleen is. We houdendaarbij altijd rekening met de wensen van de betrokkene.

Ik geef nu een niet-exhaustieve lijst van de situaties waarin iksteun verleen.

In het geval van een hold-up laat ik het slachtoffer vooral zijnemoties uiten. Dat kan individueel of collectief. Meestalwillen de slachtoffers heel snel worden doorverwezen naar dedienst slachtofferhulp.

Ik bied ook hulp in het geval van geweld binnen het gezin, aanmishandelde vrouwen en kinderen, enzovoort.

Ook in het geval van een bijzonder overlijden als gevolg vaneen ongeluk bied ik hulp, bijvoorbeeld als een kind isverongelukt, of een man van wie de echtgenote zwanger is. Depolitieagenten krijgen overigens een speciale opleiding overde wijze waarop ze slecht nieuws moeten melden.

Ook in het geval van moord moeten we soms bijzondereaandacht besteden aan de kinderen of de echtgenote. Somsmoeten we kinderen opvangen van wie de moeder vermoord isdoor de vader. We gaan dan na of familieleden bereid zijnhen op te vangen. We moeten ook kinderen inlichten die nogniet weten dat hun moeder overleden is.

Onze hulp is ook vereist in geval van zedenfeiten, pedofilie endrugsverslaving.

Bij onrustwekkende verdwijningen help ik de naasten met eenbuurtonderzoek om te kunnen begrijpen wat aan deverdwijning is voorafgegaan en wat de naasten meemaken. Iksteun hen tot de situatie is opgelost.

Al die initiatieven zijn uiteraard niet onmiddellijk na1 januari 1995 ontstaan. Er is enige tijd verlopen vóór depolitieagenten wisten welke hulp we hun konden bieden.

We worden ook betrokken bij huiszoekingen in tehuizen voorbejaarden, mentaal gehandicapten, kinderen…

Om zo efficiënt mogelijk te kunnen werken, moeten wesamenwerken met externe mensen, zoals de maatschappelijkwerkers bij de parketten, die de taak overnemen van depolitiediensten, en de diensten voor slachtofferhulp. Wekomen geregeld samen. In Luik worden ook geregeldvergaderingen belegd door de arrondissementsraad. Daarproberen we methodes te ontwikkelen om onze werking teverbeteren. We wijzen op de tekortkomingen en trachten die

un service de police. Il faut donc mettre la personne à l’aise,lui expliquer ce qui va se passer, pourquoi on val’auditionner, dans quel local, comment cela va se passer, cequ’il adviendra de son audition, où ira le procès-verbal etquelle sera la suite donnée par le parquet. Il faut également luiindiquer vers quelles personnes elle peut s’orienter, enl’occurrence des personnes comme les deux premièresoratrices de cet après-midi. C’est vers ces personnes que lavictime sera d’abord orientée.

Lorsqu’une personne vient d’être victime de faits graves, elleest chargée d’émotions. Notre rôle est aussi de lui permettred’exprimer ces émotions et, à travers ces émotions, decomprendre ce qu’elle vit. Nous devons nous efforcer decomprendre le contexte global des faits survenus pour essayerde percevoir l’incidence de ces faits sur la personne et, ainsi,d’être mieux à même de l’orienter de façon valable. C’estpour cette raison que nous devons et aimons établir des liensde collaboration avec les services extérieurs vers lesquelsnous serons amenés à renvoyer les personnes. Je pense enpremier lieu aux services d’aide aux victimes de laCommunauté française, avec lesquels nous travaillonsrégulièrement, aux centres de guidance, aux centres deplanning familial, etc.

Il nous arrive aussi d’accompagner une victime lors de sonaudition, lorsque la situation a été particulièrementtraumatisante et que la personne souhaite être accompagnéeémotionnellement.

Nous sommes parfois appelés à accompagner des personneschez le médecin légiste. Quel est notre rôle dans ce cas ?C’est toujours le soutien, bien entendu. Nous lui expliquonsen outre ce qui va se passer chez le médecin légiste, lamanière dont il va procéder à l’examen et la raison pourlaquelle il va procéder à cet examen de cette manière. Je vousdonne un exemple concret. Nous expliquons parfois à lavictime qu’il est important qu’elle ne fasse pas sa toiletteavant de passer chez le médecin légiste.

J’accompagne également des victimes lors de la reconstitutionde faits, par exemple en cas d’homicide. Quand une victimedoit se retrouver sur les lieux où on a assassiné son mari sousses yeux, ce n’est pas évident pour elle. Elle peut, à cemoment, bénéficier d’un accompagnement.

Nous sommes parfois appelés à organiser le retour de lavictime à la maison, lorsque toutes les démarches au niveaudes services de police sont terminées. Soit nous contactonsdes proches de la personne qui puissent la prendre en chargepour son retour, soit nous la reconduisons nous-mêmes chezelle et nous nous arrangeons pour qu’elle ne reste pas seule.Nous tenons, bien sûr, compte des désirs de la personneconcernée.

Je vais maintenant vous présenter une liste, tout à fait nonexhaustive, du style de situations dans lesquelles j’interviens.

J’interviens lors de hold-up. Mon rôle consiste principalementà écouter la victime pour la décharger des émotions qu’ellevient de vivre, de la peur que lui a inspirée la vue des armes,etc. Cette intervention peut se dérouler au niveau individuelou collectif. Il s’agit d’un premier debriefing. Dans lamajorité des situations, les personnes ont vraiment besoin

Page 48: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 48 –

te verhelpen door aan de procureur des Konings voorstellente doen.

Zoals ik al zei, bekommeren de politieagenten zich al langerom de slachtoffers. Vanochtend zei een spreker nog dat decollectieve bewustwording van de noden van de slachtoffersdateert van vóór de zaak-Dutroux, die dit proces echter welheeft bespoedigd. Onlangs, maar ook vroeger al, zijnmaatregelen genomen om het lot van de slachtoffers teverbeteren. Sedert die collectieve bewustwording is dehouding van de politiediensten ten opzichte van deslachtoffers er voortdurend op vooruitgegaan.

Toch zijn er nog enkele tekortkomingen. Zo zijn er onder de800 politieagenten nog een aantal die er niets van begrepenhebben en het slachtoffer niet helpen zoals het hoort. Somshelpen ze te laat en dan is het voor de maatschappelijk werkerzeer moeilijk om zich te mengen in een situatie die al sedertenkele maanden verslechtert.

Andere politieagenten beschikken niet over de noodzakelijkemiddelen om het slachtoffer correct te helpen, zoalsbijvoorbeeld een lokaal. Als vier of vijf politieagenten inhetzelfde lokaal werken waar ook verscheidenetelefoontoestellen tegelijkertijd beginnen te rinkelen en waareen constant heen- en weergeloop is, wordt het moeilijk eenverhoor correct te laten verlopen.

De hervorming van de politiediensten heeft ook gezorgd vooreen botsing tussen de verschillende politieculturen. Datveroorzaakt enige onzekerheid bij de politieagenten in dezevoor hen moeilijke overgangsperiode. Sommigen onder henweten niet wat hun taken zullen zijn en of ze nog dezelfde rolzullen kunnen spelen. Anderen, die gespecialiseerd waren inslachtofferhulp of in het verhoren van kinderen, krijgen somsandere taken. Als daarbij helemaal geen rekening wordtgehouden met hun specialisatie, raken ze ontmoedigd.

Ik had het daarnet al over lokalen die niet geschikt zijn omkinderen te verhoren. Op dat punt stel ik vast dat, met depolitiehervorming, meer en meer de neiging bestaat om delokale politiediensten in eenzelfde kantoor te groeperen. Alseen slachtoffer naar het commissariaat komt om klacht in tedienen, moet dat aldus in de aanwezigheid van anderengebeuren, ongeacht het onderwerp.

Ondanks deze lichte ontgoocheling moeten we blijvendvooruitgang boeken. Als we zien dat honderdenpolitieagenten gemotiveerd zijn, willen doorzetten enslachtoffers op een behoorlijke en correcte wijze willenopvangen en informeren, geeft dat moed om voort te doen.

d’une orientation très rapide vers le service d’aide auxvictimes compétent pour ce genre de debriefing.

J’interviens en présence de violences familiales, de femmesbattues, d’enfants maltraités, etc.

J’interviens en cas de décès accidentel particulier. J’insiste surle mot « particulier ». Qu’entend-on par là ? Si je devaisintervenir lors de chaque décès consécutif à un accident de laroute, je ne ferais que cela toute la journée. J’interviens en casde décès d’un enfant ou lors du décès d’un homme dontl’épouse attend un enfant, c’est-à-dire dans des cas quirequièrent des précautions vraiment particulières, même si lessituations habituelles nécessitent aussi d’énormes précautions.Les policiers reçoivent d’ailleurs des formations particulièressur la manière d’annoncer les mauvaises nouvelles.

Je m’occupe également des situations d’homicide. Vousimaginez bien qu’une personne qui vient d’être assassinéelaisse autour d’elle des proches. Je ne vous expliquerai pas endétail la manière de prendre en charge les proches mais nousdevons parfois apporter un soutien particulier à des enfants, àune épouse. Nous devons parfois prendre en charge lesenfants dont la mère a été tuée par le père. Nous devonschercher à savoir si des membres de la famille sont disposés àles accueillir. Nous devons aussi informer les enfants qui nesavent pas encore que leur maman est morte.

Nous intervenons également en matière de mœurs, depédophilie et de toxicomanie.

En ce qui concerne les disparitions dites inquiétantes, ilm’arrive de jouer un rôle sur le plan du soutien des proches,en termes d’étude du milieu, pour essayer de comprendre cequi s’est passé avant la disparition, ce que vivent lespersonnes pendant celle-ci, et les épauler jusqu’à l’issue de lasituation.

Bien sûr, ces initiatives n’ont pas été mises sur pied dès le1er janvier 1995. Il a fallu un certain temps avant que lespoliciers ne comprennent quel appui nous pouvions leurfournir dans leur travail. Nous avons donc étéprogressivement amenés à nous occuper de ce type desituation.

Nous sommes également impliqués dans les perquisitions dehomes abritant des personnes âgées, des handicapés mentaux,des enfants…

Afin de donner un maximum d’efficacité à nos missions, il estvraiment très important – je l’ai déjà indiqué, mais cela mérited’être rappelé – d’établir des collaborations positives avec lesorganismes extérieurs. Je pense tout particulièrement – etc’est d’ailleurs le cas – aux assistantes sociales du parquet,qui prendront très souvent la suite après l’intervention enpremière ligne des services de police, ainsi qu’aux servicesd’aide aux victimes. Une bonne collaboration est possiblelorsqu’on se voit régulièrement. Nous participons ainsi, àLiège, à des réunions périodiques organisées à l’échelon duconseil d’arrondissement. Nous essayons d’y mettre sur pieddes méthodes en vue d’obtenir une amélioration, en relevantles failles et en tentant d’y remédier par le biais depropositions adressées au procureur du Roi.

Comme je l’ai précisé au début de mon intervention, les

Page 49: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 49 –

policiers s’occupent depuis longtemps des victimes. Un bonnombre d’entre eux ont toujours été sensibles à cetteproblématique. Ainsi que l’a souligné, ce matin, un desorateurs, cette prise de conscience collective des besoins desvictimes existait déjà avant l’affaire Dutroux, affaire qui –j’en suis convaincue – a effectivement plutôt été unaccélérateur. De nombreuses mesures – certaines récentes,d’autres plus anciennes – ont été prises pour améliorer le sortdes victimes. Quoi qu’il en soit, depuis cette prise deconscience collective, un progrès général doit être, de manièreindéniable, constaté en ce qui concerne les aptitudes,générales également, des services de police à l’égard desvictimes.

Malgré cela, il faut bien, dans un souci de réalisme, constater– je m’efforcerai de garder un maximum d’objectivité et den’émettre aucun jugement dans ma critique – qu’il subsistecertaines failles et que des éléments doivent encore êtreaméliorés.

Je vais donc vous avouer que sur une population de 800policiers par exemple, il en est encore quelques-uns qui n’ontrien compris et qui ne s’occupent pas d’une victime commeelle le mériterait. Parfois, ils s’en occupent mais trop tard et ilest alors très difficile, pour une assistante sociale, des’introduire au cœur d’une situation qui a sans doute continuéà empirer durant deux ou trois mois.

D’autres policiers ne disposent pas des moyens nécessairespour s’occuper correctement d’une victime. Je pense ici à deséléments bien concrets, par exemple aux locaux. Quand unmême local abrite quatre ou cinq policiers, compte plusieurstéléphones qui se mettent parfois à sonner tous en mêmetemps, et qu’il s’y passe en plus de constants va-et-vient, ildevient impossible de procéder à une audition correcte.

Je voudrais, avec la même prudence, aborder le problème dela réforme des polices. Celle-ci provoque, il faut lereconnaître, un choc entre des cultures policières différentes,ce qui crée une certaine instabilité chez les policiers, danscette période de transition qui est difficile pour eux, ainsi queje le constate tous les jours. Certains d’entre eux ne savent pasquelles seront leurs tâches, ni s’ils vont conserver le mêmerôle. D’autres, qui s’étaient spécialisés dans le domaine del’assistance aux victimes ou dans celui de l’audition desenfants, etc., se voient tout à coup attribuer d’autres postespour lesquels leur spécialisation n’entre plus du tout en lignede compte, d’où leur déception.

Par rapport à cette réforme des polices, je vous ai parlé tout àl’heure de locaux qui ne sont pas adéquats pour l’audition desenfants. Sur ce point, je constate aujourd’hui au niveau localque l’on a de plus en plus tendance à regrouper les services depolice dans une même pièce. Quand une victime frappe à laporte du commissariat, elle doit déposer sa plainte devant toutle monde, quel que soit le sujet. D’autres policiersinterviennent, le téléphone sonne, etc. Ce phénomène est deplus en plus courant.

Malgré cette réalité un peu décevante – je dis ‘un peu’ parceque, par rapport à l’ampleur de l’amélioration que lesdispositions ont suscitée et que j’ai pu constater en septembre,la déception est minime –, il faut continuer à avancer. Quandon voit que des centaines de personnes sont motivées, que des

Page 50: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 50 –

policiers ont envie d’aller de l’avant, de recevoir décemmentet correctement, d’informer et de bien prendre en charge lesvictimes, je pense que cela peut franchement vous donner desailes pour continuer à avancer.

Mevrouw Els Truyens, dienst slachtofferopvang bij depolitie van Tienen. – Er werd mij gevraagd een uiteenzettingte geven over de opvang en de bejegening van slachtoffers, ophet niveau van de politiediensten. Ik ben uiteraard verheugdover deze uitnodiging. Het hoeft weinig verduidelijking dat deconfrontatie met een misdrijf voor een slachtoffer eenonverwachte en schokkende gebeurtenis is, waarbij bepaaldezekerheden worden aangetast zoals onder meer het geloof inde persoonlijke onkwetsbaarheid en het vertrouwen in desociale omgeving.

De sleutelpositie van een politiedienst, als detectiepunt vanproblemen van burgers, accentueert zijn rol ten aanzien vanslachtoffers van misdrijven. Door bijzonder attent te zijn voorde zorg, bijstand en hulp op mensenmaat draagt de politie bijtot het herstel van het gevoel van welzijn en wordt secundaironwelzijn bij slachtoffers voorkomen.

Toen ik in 1990 als politieassistente in dienst trad bij depolitie van de Tienen, gaf de korpschef mij de opdrachtinitiatieven te ontplooien ter verbetering van de politiëledienstverlening aan gedupeerden. Politievreemd, maar metvolle moed ging ik deze uitdaging aan. Vandaag, 11 jaar later,leert praktijkervaring mij dat goede intenties vaak nietvolstaan voor een goede slachtofferbehandeling. Obstakels enweerstanden, die eigen zijn aan de ruimere politiecultuur,dienen overwonnen te worden. De recente ontwikkelingenmet betrekking tot de politie, maar ook de wetenschap dat lawin books niet noodzakelijk overeenstemt met law in action,doen een aantal kritische bedenkingen rijzen.

Diverse beleidsontwikkelingen beogen inderdaad al langereen nieuwe dynamiek inzake het politie- optreden ten aanzienvan slachtoffers van misdrijven. De beleidsvisie datpolitieambtenaren kwaliteit moeten nastreven in huncontacten met de burger en met slachtoffers, is sinds de jarennegentig niet alleen opgenomen in de algemene regelgeving,maar werd tevens omgezet in concrete richtlijnen inzakepolitiële slachtofferzorg.

De actuele wetgeving, onder meer artikel 46 van de wet ophet politieambt, de wet tot organisatie van een geïntegreerdepolitiedienst, de wet-Franchimont, het protocolakkoordslachtofferzorg en de ministeriële regelgeving OOP 15ter,genereerde een positieve kentering en een beleidsoriëntatienaar een beter onthaal, een adequate opvang en een humanebejegening van slachtoffers op het niveau van depolitiediensten.

De vigerende regelgeving heeft ontegensprekelijk deverdienste dat ze duidelijkheid schept. De zorg voor en debijstand aan slachtoffers werd geformaliseerd als eenvolwaardige en onvoorwaardelijke politietaak.

Het uitgangscriterium is dat de kwalitatieve bejegening vanslachtoffers een fundamentele opdracht is van elkeindividuele politievrouw of politieman. Van de initiëlevaststeller wordt verwacht dat hij een geïndividualiseerdehulpverlening aanbiedt aan elk slachtoffer waarmee hij naar

Mme Els Truyens, service « assistance aux victimes » de lapolice de Tirlemont. – Pour la victime, être confrontée à undélit est un événement inattendu et choquant. Certaines de sescertitudes sont ébranlées, notamment le sentimentd’invulnérabilité personnelle et la confiance dansl’environnement social. La position clé d’un service de policequi doit détecter les problèmes des citoyens, rend plusimportant son rôle vis-à-vis des victimes de délits. En étantparticulièrement attentive à l’assistance, la police contribueau rétablissement du sentiment de bien-être chez les victimes.

Lorsqu’en 1990, je suis devenue assistante de police àTirlemont, le chef de corps m’a chargée d’améliorerl’assistance aux victimes. Onze ans plus tard, mon expériencem’a appris que les bonnes intentions ne suffisent souvent pasà assurer un bon traitement des victimes. Les développementsrécents concernant la police, mais aussi l’idée selon laquellela law in books ne correspond pas nécessairement à la law inaction, ont engendré un certain nombre de critiques.

En effet, depuis longtemps, divers développements tendent àengendrer une nouvelle dynamique concernant lesinterventions de police à l’égard des victimes de délits. Lavision politique selon laquelle les fonctionnaires de policedoivent chercher la qualité lors de leurs contacts avec lecitoyen et les victimes, est, depuis les années nonante, reprisenon seulement dans le règlement général mais aussi dans desdirectives relatives à l’aide aux victimes par la police.

La réglementation actuelle a généré un changement positif etorienté vers un accueil adéquat et plus humain des victimespar les services de police. La réglementation en vigueur aindiscutablement le mérite d’établir la clarté. L’assistanceoctroyée aux victimes fut formalisée comme une tâche à partentière et inconditionnelle de la police.

Selon le critère de base, le traitement qualitatif des victimesconstitue une mission fondamentale de chaque policier et dechaque policière. On attend de l’agent qui effectue lespremières constatations qu’il offre une aide individualisée àchaque victime à laquelle il est confronté lors d’uneintervention.

Conformément à la réglementation ministérielle, nousdistinguons cinq tâches centrales portant sur l’aide desvictimes par la police : l’accueil, l’octroi d’une assistancepratique, la rédaction d’un procès-verbal, l’information etl’initiation de l’assistance. Étant donné que l’aide spécialiséeou thérapeutique ne fait pas partie des tâches de police, lefonctionnaire de police oriente la victime vers les servicescompétents de la Communauté.

Le chemin vers une politique d’aide aux victimes peut êtrepavé de bonnes intentions, mais l’introduction d’une cultured’aide aux victimes dans le fonctionnement et l’organisationdes services de police est encore loin d’être achevée. Monexpérience mais aussi des enquêtes récentes m’autorisent àsouligner un certain nombre de points qui hypothèquentl’implémentation d’une pratique effective et efficace de

Page 51: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 51 –

aanleiding van een interventie wordt geconfronteerd.

Conform de ministeriële regelgeving onderscheiden we eenvijftal kerntaken inzake politiële slachtofferzorg: het onthaal,de eerste opvang; het verlenen van praktische bijstand; hetopstellen van een proces-verbaal; het verstrekken vaninformatie; het initiëren van de hulpverlening.

Aangezien gespecialiseerde of therapeutische hulpverleningniet onder de politietaken ressorteren, verwijst depolitieambtenaar het slachtoffer constructief door naar dediensten van de gemeenschap die instaan voorslachtofferhulp. Finaal houdt de effectuering van eengemeenschapsgerichte en kwaliteitsvolle politiezorg verbandmet een gepaste politiële attitude en met de basaleomgangsvormen in het intermenselijke verkeer.

De weg naar een slachtofferbeleid mag wel geplaveid zijn metgoede voornemens en ideeën, de inbedding van eenslachtoffercultuur daarentegen in de werking en organisatievan een politiedienst is lang nog geen voltooid proces. Hethoeft geen betoog dat één pennentrek in wetgeving enregelgeving, een jarenlange ingebedde politiecultuur waarbijpolitiefunctionarissen zich een imago van crime fighter eigenmaken, niet verandert.

Mijn praktijkervaring, maar ook recent eigen exploratief-beschrijvend onderzoek, laten me toe een aantal knelpuntenaan te geven die de implementatie van een effectieve enefficiënte politiële slachtofferbejegeningspraktijkhypothekeren.

Hoewel politiële slachtofferbejegening en billijkedienstverlening in essentie te maken hebben met eenprofessionele attitude, kunnen we er niet omheen dat deinfrastructuur van heel wat politiegebouwen ontoereikend is.Er is een tekort aan een aangepaste materiële infrastructuurom burgers in een serene sfeer te ontvangen en/of discreet teverhoren. Omwille van acuut plaatsgebrek is de inrichting vanafzonderlijke verhoorlokalen geen evidentie. In korpsen diewel over aparte gespreksruimtes beschikken, zijn dezeverhoorlokalen strategisch slecht ingeplant of zijn ze helemaalniet geschikt om in te verhoren. In de praktijk moeten burgerszich veelal melden aan een soort loket, verbonden met deradiokamer. Dit betekent dat een slachtoffer in eerste instantiezijn verhaal moet doen in een niet zo comfortabele ofrustgevende context. Met het oog op een redelijk onthaal eneen kwalitatieve eerste opvang van slachtoffers is deinrichting van één of meerdere lokalen, die uitsluitendbestemd zijn voor het verhoor, een belangrijkerandvoorwaarde. Indien dit niet haalbaar blijkt, kunnen kleineaanpassingen, maar vooral veel goede wil en creativiteitbehoorlijke resultaten opleveren.

De bevoegde minister maakt in zijn rondzendbrief ZPZ 12betreffende het werkingskader van de politiezones meldingvan de zogeheten functionaliteiten, waaronder de functiesonthaal en slachtofferbejegening. Dit betekent dat bij deuitwerking van de organisatie- en werkingsnormen voor depolitiediensten ook rekening wordt gehouden met deervaringen van het politiewerkveld en van de organisatiesinzake slachtofferhulp.

Slachtoffergericht denken en ageren wordt pas mogelijk

l’accueil des victimes par les services de police.

Bien que le traitement des victimes relève essentiellement del’attitude professionnelle, on ne peut nier que l’infrastructurede bon nombre des bâtiments de la police est insuffisante. Onmanque de matériel et d’infrastructures adaptés pouraccueillir les citoyens dans une atmosphère sereine et/oupour les auditionner de manière discrète. En raison dumanque criant d’espace, il n’est pas évident d’aménager deslocaux séparés pour les auditions. Dans les corps quidisposent de tels locaux, on constate qu’ils sont souvent malimplantés d’un point de vue stratégique et qu’ils ne sont pasadaptés. Dans la pratique, les citoyens doivent souvent seprésenter à un guichet qui est en liaison avec la pièce où setrouve la radio. Cela implique que la victime doivecommencer par raconter les faits dans un environnement quin’est ni très confortable ni apaisant. Si l’on veut réserver unpremier accueil de qualité aux victimes, il faut prévoir un ouplusieurs locaux exclusivement destinés aux auditions. Sic’est impossible, de petites adaptations et surtout beaucoupde bonne volonté et de créativité donneront certains résultats.

Dans sa circulaire ZPZ 12 relative au cadre defonctionnement des zones de police, le ministre compétentévoque les fonctionnalités et notamment les fonctionsd’accueil et de traitement des victimes. Cela implique que,lors de l’élaboration des normes d’organisation et defonctionnement des services de police, l’on tienne aussicompte des expériences de la police de terrain et desorganisations en matière d’aide aux victimes.

Penser et agir en étant tourné vers les victimes, n’est possibleque si les chefs de corps prônent une approche favorable auxvictimes. Il faut que les responsables traduisent cetteapproche au niveau du fonctionnement concret et del’organisation du corps par des instructions etréglementations relatives au traitement des victimes. Tout lemonde doit œuvrer dans la même direction et il faut unconsensus sur la finalité du traitement des victimes. Il fautque cet aspect, tout comme la recherche et le maintien del’ordre, ait un certain prestige faute de quoi l’aide auxvictimes ne sera que façade et aucune amélioration ni aucunchangement ne verront le jour. Le manque de personnel, detemps et de moyens sont peut-être des arguments fondés maisce sont des arguments trop faciles pour étouffer dans l’œuf lesinitiatives en faveur des victimes.

Si l’accueil des victimes est considéré comme une tâche depolice, il faudra responsabiliser les fonctionnaires de police.On ne sanctionne pas le non-respect des dispositions légalesrelatives au traitement des victimes. Il s’agit plutôt d’un codemoral tant pour les autorités judiciaires que pour les servicesde police et cet aspect relève de la discipline interne. Untraitement adéquat et sérieux des plaintes, plutôt que desréflexes de défense et la tendance à serrer les rangs,contribuerait non seulement à modifier le comportementindividuel des fonctionnaires de police sur le terrain maisaussi à optimiser le fonctionnement de l’organisation.

Pour que les membres du personnel travaillent de manièreprofessionnelle en matière d’accueil des victimes, il fautprévoir un processus continu de sensibilisation etd’évaluation. Il faut aussi que règne une atmosphère positive

Page 52: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 52 –

wanneer het korpsmanagement een slachtoffervriendelijkeaanpak ook daadwerkelijk stuurt. Meer nog, het is mijnsinziens een conditio sine qua non dat de korpsleiding debeleidsinstructies en regelgeving inzake slachtofferzorg weette vertalen naar de concrete werking en organisatie van hetkorps. Alle neuzen moeten in dezelfde richting staan en ermoet een consensus bestaan over de finaliteit van deslachtofferzorg, evenals over de wijze waarop dedienstverlening aan gedupeerden in het organisatiemodelingepast kan worden. Door de fundamentele ambitie van depolitieorganisatie inzake slachtofferzorg te bepalen, verwerftook dit deelaspect van de dienstverlening, net alsordehandhaving en recherche, prestige. Zoniet isslachtofferzorg niet meer dan een façade die de legitimiteitvan de lokale politie dient op te krikken zonder datverandering en/of verbetering optreedt. Personeelstekort,tijdsgebrek, infrastructurele tekortkomingen en gebrek aanmiddelen zijn misschien terechte, maar te goedkopeargumenten om slachtoffergerichte initiatieven in de kiem tesmoren.

Indien het onthaal en de opvang van slachtoffers als eigenlijkepolitietaken worden beschouwd, zal waar nodig bijsturing enresponsabilisering van de individuele politieambtenaar vereistzijn. Het niet respecteren van de wettelijke bepalingen die eenzorgvuldige en correcte bejegening van slachtoffers opleggen,wordt niet gesanctioneerd. Het gaat veeleer om een morelecode zowel voor de gerechtelijke autoriteiten als voor depolitiediensten en valt daardoor onder de interne tucht.Ernstige en adequate interne klachtafhandeling, veeleer dandefensieve reflexen en de neiging om de rangen te sluiten, zalniet alleen bijdragen tot een bijsturing van de individuelepolitieambtenaar op het terrein, maar ook tot deoptimalisering van de werking van de eigen organisatie.

Professionalisering van de personeelsleden in het omgaan metslachtoffers vereist ontegensprekelijk een continu proces vansensibilisering, vorming, training, evaluatie en positievebekrachtiging. Werk aan de winkel dus. Bijkomend zijn eenpositieve en open werksfeer in het korps, maar ook hetgegeven dat politieambtenaren aanvoelen zelf door hunoversten goed bejegend te worden, belangrijke sleutels totsucces.

De politiële werkinstrumenten die de overheid ter beschikkingstelt van de politiediensten zijn slechts nuttig als ze accurateinformatie weergeven. Ik heb het vooral over de veelheid enverscheidenheid aan informatiefolders ten behoeve vanslachtoffers. Dit betekent dat de folders regelmatig enmisschien wel jaarlijks aan updating toe zijn. Momenteel zijner, gelet op belangrijke wetgevende verschuivingen, totaalverouderde folders in omloop. Periodiek worden depolitiediensten overspoeld met brochures ten behoeve vanslachtoffers uitgaande van verschillende overheden, maar dieverschillen inhoudelijk niet veel van elkaar. Is het dan nietbeter dat er één uniforme en gebruiksvriendelijkeinformatiefolder wordt opgesteld en verspreid, die bovendienop zeer geregelde tijdstippen geactualiseerd wordt?

Het eenvormig attest van klachtneerlegging bij depolitiediensten, dat bij ministeriële omzendbrief in 1990 werdopgelegd, werd nooit geactualiseerd. Dit betekent dat wevandaag nog altijd werken met de formulieren die meer dan

dans le corps et que les fonctionnaires de police se sententégalement bien traités par leurs supérieurs.

Les instruments de travail que les autorités mettent à ladisposition des services de police ne sont utiles que s’ilsdonnent des informations précises. Je pense ici surtout à lamultitude et à la diversité des brochures d’information àl’intention des victimes. Elles doivent sans doute être remisesà jour chaque année. A l’heure actuelle, certaines de cesbrochures sont complètement dépassées. Les services depolice sont régulièrement submergés de brochures destinéesaux victimes en provenance de diverses autorités, or elles neprésentent que peu de différences. Ne vaudrait-il pas mieuxdiffuser une seule brochure qui serait régulièrementactualisée ?

Pour les plaintes, nous utilisons toujours les mêmesformulaires qu’il y a dix ans. Ils ont été imposés par lacirculaire ministérielle de 1990 et n’ont jamais été actualisés.Non seulement ce document est dépassé mais le langagejuridique dans lequel l’information est formulée est parailleurs peu accessible aux victimes.

Le manque d’actualisation des documents est tel qu’au seinde l’arrondissement judiciaire de Louvain, on s’est attelé àl’élaboration de nouvelles brochures. Des groupes de travailont conçu de nouveaux documents que je mets volontiers àvotre disposition. Peut-être cela pourra-t-il stimuler uneinitiative coordonnée de la part du gouvernement fédéral.

Page 53: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 53 –

10 jaar geleden werden geconfigureerd. Het document is nietalleen achterhaald, maar gelet op de juridische taal waarin deinformatie geformuleerd is, bovendien weinigslachtoffervriendelijk. Het is misschien al te gemakkelijk vaneen verbalisant te verwachten dat hij accurate en volledigeinformatie op maat van het slachtoffer weet te vertalenwanneer hij geen geactualiseerde informatiebrochures terbeschikking heeft.

De leemte op het vlak van geactualiseerde werkinstrumentenheeft ertoe geleid dat binnen het gerechtelijk arrondissementLeuven op initiatief van de arrondissementele Raad voor hetslachtofferbeleid, werk werd gemaakt van geactualiseerde envoor de politiepraktijk relevante brochures. Lokalewerkgroepen ontwierpen onder meer een vernieuwdeinformatiebundel voor slachtoffers, een brochure “Overlijden.Praktische informatie”, een brochure “Burgerlijke geschillen”en vooral een geactualiseerd attest voor klachtneerlegging. Ikstel deze documenten graag ter beschikking. Misschien kanhiermee een aanzet gegeven worden tot een gecoördineerdinitiatief van de federale overheid.

De voorzitter. – Ik stel vast dat zowel voor justitieassistentenals voor de dienst slachtofferopvang bij de politie het dedames zijn die de dienst uitmaken. Ik durf daaruit te besluitendat dames beter kunnen luisteren dan heren.

Ik stel mevrouw Truyens voor de teksten en de brochures terbeschikking te stellen. We zullen in elk geval de dienstenvragen de brochures in begrijpelijke taal aan te passen.

Mme la présidente. – Je constate que ce sont des femmes quitravaillent comme assistantes de justice ou pour l’accueil desvictimes à la police. J’en conclus qu’elles ont une meilleurecapacité d’écoute que les hommes.

Je propose à Mme Truyens de remettre les textes et lesbrochures. En tout état de cause, nous demanderons auxservices de rédiger ces brochures dans un langagecompréhensible.

De heer Daniel Martin, voorzitter van het Forum Nationalpour une politique en faveur des victimes, coördinator vaneen dienst voor slachtofferhulp. – Slachtofferhulp is dejongste tien jaar sterk geëvolueerd. Er is geleidelijk eentamelijk complexe regeling ontstaan. Slachtoffers, maar ookde overheid weten niet altijd wie wat doet. Daarom wil ikeerst enkele begrippen verduidelijken.

Er is herhaaldelijk gesproken over de diensten voormaatschappelijke hulpverlening aan rechtsonderhorigen. DeFranse Gemeenschap gebruikt die term om de door haarerkende en gesubsidieerde verenigingen aan te duiden diezich tot alle rechtsonderhorigen richten. Eerst werden24-uursdiensten opgericht en vervolgens de hulpdiensten diede slachtoffers van misdrijven en hun naaste familieledenpsychosociale bijstand verlenen. Momenteel bestaan erveertien diensten in de verschillende gerechtelijkearrondissementen van de Gemeenschap. Het zijn die dienstendie onder de reglementering van de “Diensten voorslachtofferhulp van de Gemeenschap” vallen, ook al wordenze binnenkort door de gewesten overgenomen.

Om elkaar beter te begrijpen en in de beide landstalen overhetzelfde te kunnen spreken, heeft het Nationaal Forum eenaantal termen voorgesteld. Met slachtofferzorg of assistanceaux victimes worden alle diensten bedoeld die door deverschillende sectoren aan de slachtoffers wordenaangeboden. Met slachtofferbejegening of premièreassistance aux victimes wordt de eerste opvang, de eersteaanpak en de basisinformatie bedoeld die meestal wordtverzorgd door de politie, de politiële slachtofferbejegening, ofhet gerecht, het slachtofferonthaal. Deze diensten worden

M. Daniel Martin, président du Forum national pour unepolitique en faveur des victimes, coordinateur d’un serviced’aide au justiciable. – Madame la présidente, mesdames,messieurs, le domaine de l’assistance aux victimes a connu,en une dizaine d’années, de nombreuses et importantesévolutions. Le dispositif qui s’est progressivement constituéest cependant relativement complexe – vous l’avez peut-êtreconstaté aujourd’hui – et il n’est pas toujours facile pour lesvictimes, ni d’ailleurs pour les autorités, de bien cerner quifait quoi et comment les rôles sont répartis. C’est pourquoi ilme semble intéressant, avant de vous présenter les servicesd’aide aux victimes de la Communauté française, d’apporterquelques précisions de terminologie.

On a évoqué à plusieurs reprises les services d’aide socialeaux justiciables. Ce terme est utilisé en Communautéfrançaise pour désigner des associations reconnues etsubventionnées par le gouvernement de la Communauté et quis’occupent, comme leur nom l’indique, des justiciables, detous les justiciables, et c’est dans ce cadre que se sontdéveloppés d’abord des permanences, ensuite des servicesd’aide aux victimes, offrant aux victimes d’infractions ou defaits qualifiés d’infraction – quel que soit le type d’infraction– une aide psychosociale, de même qu’à leurs proches.Actuellement, il existe quatorze de ces services répartis dansles différents arrondissements judiciaires de la Communauté.Ce sont ces services qui sont visés par les principaux textesréglementaires, sous l’appellation « Service d’aide auxvictimes de la Communauté », même si, pour des raisons queje ne vous expliquerai pas aujourd’hui, ils sont en passe d’êtrepris en charge par les Régions respectives.

Page 54: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 54 –

soms de “eerstelijnsdiensten” genoemd.

Vervolgens is er de eigenlijke slachtofferhulp, namelijk desociale hulpverlening en de psychologische begeleiding vanslachtoffers en hun naaste familieleden door de diensten voorslachtofferhulp.

De federale en gemeenschapsoverheden van ons land hebbende aanbevelingen van internationale instanties gevolgd enervoor gezorgd dat de slachtofferhulp wordt toevertrouwdaan wat ik niet gouvernementele diensten of centra voorslachtofferhulp zou willen noemen. Deze centra kunnen elkslachtoffer van een misdrijf specifieke hulp bieden.

Deze diensten zijn onafhankelijk van de politiediensten en degerechtelijke overheden. Ze moeten zo actief mogelijk hulpbieden. Ze hebben een algemene aanpak ontwikkeld van degevolgen van de “victimisering” en trachten ook rekening tehouden met alle financiële, psychologische en moreleaspecten en met alle praktische en gerechtelijke problemenwaarmee het slachtoffer wordt geconfronteerd.

Voor de psychologische bijstand gaan ze ervan uit dat dezehulp niet meteen medisch of psychiatrisch hoeft te zijn. Zeproberen integendeel de weerbaarheid van het slachtoffer teversterken.

De basisopdrachten van deze diensten zijn: opvang buiten degerechtelijke sfeer, praktische informatie, begeleiding, hulprond trauma’s. Indien nodig moeten ze de slachtoffers ooknaar andere diensten of bijkomende therapeutischemogelijkheden begeleiden.

De diensten voor slachtofferhulp kunnen opteren voor eenindividuele of voor een groepsaanpak.

De diensten hebben ook andere, meer recente opdrachten. Zospelen ze een rol bij de begeleiding van slachtoffers in deprocedure voor de Commissie voor hulp aan slachtoffers vanopzettelijke gewelddaden. Ook begeleiden ze slachtoffers diewerden gehoord door een commissie voor voorwaardelijkeinvrijheidstelling. De diensten worden hiervoor door hetministerie van Justitie erkend, maar niet gesubsidieerd.

Een andere belangrijke opdracht is het zo snel mogelijkcontacteren van slachtoffers die door de politiedienstenwerden doorverwezen. Hier is sprake van een proactieveaanpak: de diensten gaan naar de slachtoffers toe om hulp tebieden en wachten niet tot het slachtoffer om hulp komtvragen.

De opdrachten van de diensten voor slachtofferhulp zijn dusgeleidelijk toegenomen. De diensten hebben vrij vroegingezien dat er een gevaar bestond voor incoherentie endubbel werk door de versnippering van de bevoegdheden.Toen het Forum in 1994 werd opgericht, moesten al zevenministers worden uitgenodigd.

De goedkeuring in de Kamer van een motie over hetslachtofferhulpbeleid maakte van de coherentie van het beleideen prioriteit. De diensten voor slachtofferhulp, die aan dewerkzaamheden van het Forum hebben deelgenomen, hebbenmeegewerkt aan een strategisch plan voor een nationaalslachtofferbeleid dat tot een meer coherente aanpak van denoden van slachtoffers moet leiden. Dit strategisch planbesloot dat samenwerkingsakkoorden tussen de federale

A côté de ces services d’aide aux victimes, il estcommunément admis aujourd’hui, à la suite du travail réalisépar le forum national, d’utiliser quelques termes de façon àmieux se comprendre et, si possible, à parler de la mêmechose dans les deux langues. Ainsi, lorsque l’on parlerad’assistance aux victimes ou slachtofferzorg, on visera demanière générale l’ensemble des services qui sont procurésaux victimes par les différents secteurs, qu’ils soient policiers,judiciaires, sociaux voire médicaux. On parlera de premièreassistance aux victimes ou slachtofferbejegening pour viser lepremier accueil, la première prise en charge, l’information debase qui sont généralement assurés soit par la police – onparle d’assistance policière aux victimes – soit au niveaujudiciaire – on parle alors d’accueil des victimes. Ces servicessont parfois appelés services de première ligne. En tout cas,leurs missions se concentrent sur une première assistance auxvictimes.

Vient ensuite l’aide aux victimes proprement dite, à savoirl’aide sociale et l’accompagnement psychologique prodiguésaux victimes et à leurs proches par les services d’aide auxvictimes tels que je viens de les définir et que l’on qualifieencore aujourd’hui de services de la Communauté française.

Je pense que cette clarification est nécessaire pour mieuxsituer les différents éléments de ce grand puzzle qui est appeléà devenir le plus cohérent possible. De ce point de vue, lesinterventions successives montrent un souci réel d’établir descollaborations. Je reviendrai sur ce point.

De quels services s’agit-il ? Suivant en cela lesrecommandations des instances internationales, les autoritéstant fédérales que communautaires ont souhaité garantir dansnotre pays l’action, que je qualifierai de nongouvernementale, de services ou de centres d’aide auxvictimes. Ces centres qui, sous cette appellation, sontidentifiables par les victimes, sont susceptibles d’apporter uneaide spécifique, spécialisée à toute victime d’infraction.

Ces services ont quelques caractéristiques importantes àsouligner. Ils sont indépendants des services de police et desautorités judiciaires. Ils sont appelés à offrir l’aide auxvictimes de manière aussi active que possible. Ils ont dégagéau fil des années une philosophie d’actions communescaractérisée par une approche globale des conséquences de lavictimisation, une tentative de prendre en considération tousles aspects financiers, psychologiques, moraux, mais aussi lesproblèmes pratiques, judiciaires rencontrés par la victime à lasuite d’une infraction, en partant des besoins et des attentesdes victimes.

Enfin, lorsqu’il s’agit d’aide psychologique, ils basent leurtravail sur l’idée que cette aide ne doit pas d’emblée êtreconsidérée comme médicale ou psychiatrisée, mais qu’ils’agit au contraire d’essayer de renforcer les ressourcespropres de la victime pour affronter des événements pénibles.

Parmi les missions de ces services, il en est qui sont desmissions de base, c’est-à-dire qui leur sont confiées depuisleur apparition au début des années ’90, les plus anciennesremontant à 1985 : fournir un lieu d’écoute et d’accueil endehors des institutions judiciaires, procurer une informationpratique, un accompagnement, une aide centrée sur letraumatisme, contribuer à orienter les victimes, lorsque c’est

Page 55: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 55 –

overheid en de gewesten en gemeenschappen noodzakelijkwaren. In 1998 werden de eerste akkoorden afgesloten. Dezehebben ertoe bijgedragen de respectieve bevoegdhedenaanzienlijk te verduidelijken, de engagementen van deverschillende beleidsniveaus duidelijk vast te leggen en eenstructurele samenwerking tot stand te brengen. Ook eenaantal praktische problemen, zoals de doorverwijzing vanslachtoffers door de politie naar de diensten voorslachtofferhulp, werd geregeld.

Sommigen hebben getracht zich te verzetten tegen detoekenning van rechten aan de slachtoffers en tegen deontwikkeling van de slachtofferhulp. De diensten voorslachtofferhulp zijn er altijd van uitgegaan dat deze tweestappen rechtstreeks met elkaar verbonden zijn. Zo hebben zebinnen het Forum meegewerkt aan een ontwerp van handvestvan slachtofferrechten. Dit handvest legt niet alleen degrondrechten vast zoals ze in diverse internationaleverklaringen kunnen worden teruggevonden. Het geeft ookaan over welke waarborgen en juridische mogelijkheden deslachtoffers in de verschillende stadia van de proceduresbeschikken tegenover de politie, de gerechtelijke overhedenen de diensten voor slachtofferhulp. De hulpverlening, diewordt mogelijk gemaakt door de samenwerkingsakkoorden,krijgt op die manier een degelijke juridische basis. Ook op hetniveau van de gewesten en gemeenschappen werd eenontwerp van decreet ingediend dat de slachtoffers en hunnaaste familieleden het recht op sociale bijstand zal verlenen.

Deze diensten moeten er tevens voor zorgen dat de aan deslachtoffers toegekende rechten in praktijk worden gebracht.

De samenwerkingsakkoorden bepalen ten slotte dat dediensten zo snel mogelijk contact moeten opnemen metslachtoffers die aan de politie toestemming hebben gegevenhun gegevens mee te delen. Men streeft dus naar een wettelijkrecht op van slachtofferhulp. Daarnaast moeten de diensteneen actieve rol spelen in de bevordering van de rechten vanslachtoffers.

Het Nationaal Forum communiceert en reflecteert niet alleenover het te voeren beleid. Het heeft ook aangetoond dat hetreferentieteksten kan uitwerken en het bestaande entoekomstige beleid kan sturen.

Het Forum volgt de ontwikkelingen op de voet. Het steltgeregeld een stand van zaken op inzake het slachtofferbeleidaan de hand van de aanbevelingen en de adviezen die het zelfheeft geformuleerd. In september zal een nieuwe tekst aandeze assemblee worden voorgelegd.

Hoewel de afgelopen jaren in ons land veel inspanningenwerden geleverd, hebben we nog heel wat werk voor de boeg.

Veel vooruitgang werd mogelijk gemaakt door de erkenningvan de fundamentele rechten van slachtoffers. Degoedkeuring van een handvest of een verklaring van derechten van slachtoffers door het Parlement zou een volgendebelangrijke stap betekenen. Het Nationaal Forum zal ervoorijveren dat zijn ontwerphandvest als basis voor een dergelijkinitiatief kan dienen.

nécessaire, vers des services ou vers des possibilitésthérapeutiques complémentaires.

Pour la réalisation de ces tâches, les services d’aide auxvictimes peuvent, selon les cas, opter pour une approche, uneprise en charge individuelle, ou pour des actions de groupetelles que debriefing ou groupe de parole de victimes.

A côté de ces missions de base, il en est un certain nombrequi sont plus récentes. Je citerai, par exemple, le rôle que lesservices peuvent jouer dans l’accompagnement des victimesdans la procédure auprès de la Commission pour l’aide auxvictimes d’un acte intentionnel de violence. Il y a aussi, plusrécemment, et ce domaine est seulement en train de sedévelopper, l’accompagnement des victimes qui sontentendues par une commission de libération conditionnelle,cette possibilité étant maintenant introduite par la loi. Pour cefaire, ces services sont agréés par le ministère de la Justice,sans pour autant être subventionnés.

Par ailleurs, il y a une mission importante qui découle d’uncertain nombre de dispositions récentes, en l’occurrencecontacter dans les plus brefs délais les victimes qui sontrenseignées aux services sur un formulaire de renvoi reçud’un service de police. Il s’agit là d’une avancéefondamentale par rapport à la préoccupation que je formuleparfois, à savoir que nombre de victimes réclament comme undroit qu’on leur tende la main, ce qu’on désigne aussi par unmot plus technique que je n’aime pas beaucoup, une attitudeproactive : aller vers les victimes, leur offrir l’aide activementplutôt que d’attendre qu’elles trouvent elles-mêmes le cheminde cette aide.

Les services d’aide aux victimes ont donc une place à occuperdans ce dispositif en faveur des victimes qui s’estprogressivement développé. Très tôt, ils se sont inquiétés desrisques d’incohérence, de double emploi, de dispersion desefforts résultant de la fragmentation des compétences. Il y aquelques années, en 1994, lorsqu’on a instauré le Forumnational pour une politique en faveur des victimes, il a falluinviter pas moins de sept ministres différents. Sans doute,après analyse, devrait-on en inviter quelques autres.

A la suite de la motion motivée de la Chambre à propos de lapolitique d’aide aux victimes, ce souci d’une politiquecohérente est devenu une préoccupation majeure. Participantaux travaux du Forum, les services d’aide aux victimes ontcontribué à l’élaboration d’un plan stratégique pour unepolitique nationale en faveur des victimes, qui a été le premierinstrument de réflexion et d’orientation d’une approche pluscohérente des besoins des victimes. Ce plan stratégiqueconcluait à la nécessité d’accords de coopération car, dansnotre pays, il ne suffit pas d’une loi pour décider comment onva régler la prise en charge des victimes. En effet, lesproblèmes de compétences sont tels que le législateur fédéralne peut imposer aux communautés et aux régions de faire ceciou cela. L’instrument est l’accord de coopération. De telsaccords en matière d’assistance aux victimes ont vu le jour en1998 et ont contribué considérablement à clarifier lesresponsabilités respectives, à définir les engagements dechacun des niveaux de pouvoir et, finalement, et c’est celal’essentiel, à mettre en place une coopération structurelle, undispositif de collaboration. Ces accords ont contribué

Page 56: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 56 –

également à régler aussi un certain nombre de problèmespratiques comme la question de l’orientation des victimes desservices de police vers les services d’aide aux victimes.

Dans le fil du mouvement en faveur des victimes, certains ontparfois été tentés d’opposer la promotion des droits desvictimes et le développement d’un dispositif d’aide en leurfaveur. Les services d’aide aux victimes, au contraire, onttoujours considéré que ces deux démarches étaientétroitement liées. C’est ainsi que dans le cadre du Forumnational, ils ont participé à l’élaboration d’un projet de chartedes droits des victimes. Cette charte ne se limite pas à définirdes droits fondamentaux tels que ceux qu’on peut trouverdans différentes déclarations internationales. Elle signaleaussi, de manière plus précise, les garanties, les possibilitésjuridiques qui sont offertes aux victimes à différents stades dela procédure, à l’égard de la police, à l’égard des autoritésjudiciaires mais aussi à l’égard des services d’aide. C’est ainsique l’on peut conférer une assise juridique sérieuse à undispositif d’assistance à travers des initiatives comme lesaccords de coopération ou les textes de ratification qui endécoulent. De même, au niveau des réglementationscommunautaires et régionales, on trouve, par exemple, dans leprojet de décret régional, aujourd’hui déposé au Parlement,l’indication que les services d’aide sociale aux justiciablesveillent à garantir aux victimes ainsi qu’à leurs proches qui ledemandent ou l’acceptent, l’exercice du droit à l’aide sociale.

Ces mêmes services doivent contribuer, à travers leurs effortset les informations qu’ils donnent aux victimes, à promouvoirune mise en œuvre effective de leurs droits progressivementreconnus.

Enfin, les accords de coopération prévoient – le décret en faitune mission pour les services – qu’ils devront contacter dèsque possible les victimes ayant autorisé les services de policeà communiquer leurs coordonnées. En d’autres termes, onvoit que le dispositif d’aide aux victimes peut s’inscrire dansune préoccupation de garantie légale et que, par ailleurs, lesservices ont un rôle actif à remplir dans la promotion desdroits des victimes.

Pour clôturer cette courte présentation, je veux souligner enquelques mots la contribution du Forum national, qui a déjàété évoqué à plusieurs reprises. Au-delà d’un lieu decommunication, d’échange, de réflexion, à propos de cettepolitique à mettre en place, le forum a montré sa capacité àélaborer des textes de référence, à donner des orientationspour la politique actuelle et future.

J’ai déjà évoqué le plan stratégique. Vous devez savoir aussiqu’en tant qu’observateur permanent et attentif de toutes lesévolutions dans le domaine des victimes, le forum actualisepériodiquement un état des lieux de cette politique, sur la basedes recommandations et avis qu’il a lui-même formulés. C’estainsi qu’une nouvelle version de cet état des lieux est sur lepoint d’être achevée – le texte sera prêt au mois de septembre– et pourra être mise à la disposition de cette assemblée.

Les efforts accomplis dans notre pays au cours des dernièresannées sont réels, il faut le reconnaître, même si le chemin àaccomplir est encore important.

Beaucoup de ces progrès ont été inspirés par la

Page 57: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 57 –

reconnaissance des droits fondamentaux des victimes. Uneétape supplémentaire importante pourrait, nous semble-t-il,être franchie si dans notre pays, comme dans beaucoupd’autres, une charte ou une déclaration des droits des victimespouvait être adoptée par notre parlement. A cet égard, leForum national poursuivra, au cours des prochaines semaines,ses contacts et ses échanges en vue de proposer que le projetde charte qu’il a établi, puisse servir de base à de tellesinitiatives.

Mevrouw Catherine Bibaer, Centrum voor slachtofferhulpte Gent. – De centra voor slachtofferhulp zijn er voorslachtoffers van misdrijven, verkeersongevallen ennabestaanden na zelfdoding. Deze eerstelijnsdienst verleentgeen therapie aan slachtoffers, maar begeleidt het normaalverwerkingsproces.

In eerste instantie wordt psychosociale begeleidingaangeboden. Dit is een ondersteuning voor mensen die eennormale verwerking doormaken. Soms denken debetrokkenen dat hun gevoelens niet normaal zijn. We kunneneen normaliserende invloed op hen hebben en hen duidelijkmaken dat hun gedrag helemaal niet abnormaal is.

Naast de psychosociale begeleiding wordt ook juridischeinformatie gegeven. Voor een slachtoffer van een misdrijf ishet niet zo vanzelfsprekend dat hij weet wat er met de klachtdie bij de politie werd neergelegd, gebeurt.

Soms wordt bemiddelend opgetreden ten opzichte vanbepaalde instanties. Zo wordt soms contact opgenomen metde verzekeringsmaatschappij. Voor slachtoffers die vaak nogmidden in het verwerkingsproces zitten, is het immers niet zoevident om contact op te nemen met instellingen of officiëleinstanties. Een belangrijk aspect is ook dat we slachtofferskunnen doorverwijzen naar therapeutische diensten.

Slachtofferhulp is gratis. De centra voor slachtofferhulpworden namelijk gesubsidieerd door de Vlaamsegemeenschap. We werken zowel met vrijwillige als metprofessionele medewerkers. Aangezien we met vrijwilligerswerken is het ons mogelijk meer slachtoffers te bereiken.

Na de periode Dutroux is er heel wat veranderd. Dewetgeving is aangepast om het recht van het slachtoffer zogoed mogelijk te doen gelden. Ook op het vlak van dehulpverlening beweegt er heel wat. Ingevolge deveiligheidscontracten beschikken de centra voorslachtofferhulp nu ook over meer personeelsleden.

Het verloopt natuurlijk niet altijd zo vlot als werd gehoopt.

Ik wil twee elementen naar voren brengen om dit aan tetonen.

Ten eerste, is er het samenwerkingsakkoord inzakeslachtofferzorg, dat al een paar keer werd aangehaald. Debedoeling van dit akkoord is te zorgen voor een naadlozeovergang tussen justitie en hulpverlening. Dit betekentconcreet dat iemand die bij de politie aangifte doet vanbijvoorbeeld een geweldmisdrijf of een inbraak, onmiddellijkdoor de verbalisant ervan op de hoogte wordt gebracht dat ereen dienst slachtofferhulp bestaat en dat de politie hemdaarmee in contact kan brengen indien hij dit wenst. Hetslachtoffer kan vrij kiezen. Bij een positieve reactie worden

Madame Catherine Bibaer, Centrum voor slachtofferhulp àGand. – Les centres d’aide aux victimes sont destinés auxvictimes de délits et d’accidents de la route ainsi qu’auxproches parents de personnes qui se sont suicidées. Ceservice de première ligne n’organise pas de thérapie mais ilassure un accompagnement.

On offre en premier lieu un accompagnement psychosocial.Nous pouvons expliquer aux personnes que leurs sentimentsne sont pas anormaux contrairement à ce qu’elles croientparfois.

Nous fournissons également des informations juridiques etnous intervenons parfois auprès de certaines instances. Nousprenons parfois contact avec la compagnie d’assurance parexemple. Nous aiguillons parfois les victimes vers desservices thérapeutiques.

L’aide aux victimes est un service gratuit. Les centres sontsubsidiés par la Communauté flamande. Nous travaillons tantavec des professionnels qu’avec des bénévoles.

Depuis l’affaire Dutroux, bien des choses ont changé. La loi aévolué dans le sens de la protection des droits de la victime.Dans le cadre des contrats de sécurité, les centres d’aide auxvictimes disposent aussi de plus de personnel. Évidemment,les choses ne bougent pas toujours aussi vite qu’on l’espère.

J’illustrerai mes propos en évoquant deux éléments.

Il y a tout d’abord l’accord de coopération en matière d’aideaux victimes qui a déjà été cité à plusieurs reprises. Sonobjectif est de créer une transition harmonieuse entre justiceet aide. Cela signifie par exemple que, lorsqu’une personneporte plainte à la police à la suite d’un acte de violence oud’un cambriolage, elle soit immédiatement informée del’existence du service d’aide aux victimes et de la possibilitéd’être mise en contact avec ce service par l’intermédiaire dela police si elle le souhaite. La victime a le choix. Si la victimele souhaite, nous prenons contact avec elle etl’accompagnement peut démarrer. Si la victime ne donne pasimmédiatement suite à cette offre, l’objectif est que la policelui remette une brochure de manière à ce qu’elle puisse seraviser et prendre contact plus tard. Il est important que lesvictimes soient informées car elles ne sont pas toujoursconscientes au moment même qu’elles ont besoin d’aide.

L’accord est donc très positif mais nous constatons qu’il n’estpas respecté par tous les arrondissements judiciaires ni tousles services de police. Le service d’aide est offert plus oumoins correctement selon l’endroit où l’on est victime d’undélit. Il faut effacer ces différences le plus rapidementpossible. Nous y contribuons en nous rendant dans lesservices de police, en ayant des contacts avec leurs cellulesd’aide aux victimes, en expliquant notre rôle mais

Page 58: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 58 –

zijn gegevens genoteerd en naar onze dienst doorgestuurd.Wij nemen zelf contact op met de mensen en dan kan debegeleiding van start gaan. Gaat het slachtoffer nietonmiddellijk in op het aanbod, dan is het wel de bedoeling datde politie een brochure of folder meegeeft, zodat hij ook naeen week of een maand nog met onze dienst contact kanopnemen. Het is zeer belangrijk dat slachtoffers dieinformatie krijgen, want vaak realiseren ze zich op hetogenblik van de feiten niet dat ze hulp nodig hebben. Vaakdenken ze dat ze maar even van slag zijn en merken ze pas naeen maand of zelfs maanden dat negatieve gevoelens ofproblemen niet noodzakelijk zomaar vanzelf verdwijnen. Indat geval is het natuurlijk zeer belangrijk te weten dat op onzedienst beroep kan worden gedaan.

Het akkoord is dus zeer goed, maar we merken dat het nietdoor elk gerechtelijk arrondissement of elke politiedienst evencorrect wordt nageleefd. Eigenlijk bepaalt de plaats waar menhet slachtoffer wordt van een misdrijf of hulpverlening al danniet correct wordt aangeboden. Het moet toch de bedoelingzijn dit verschil zo snel mogelijk weg te werken. Het maggeen verschil uitmaken of men het slachtoffer wordt inAntwerpen, Gent of Kortrijk. Er moet overal een gelijkaardigaanbod zijn. We weten dat een dienst slachtofferhulp daarinook een belangrijke taak heeft. We gaan dan ook vaak naarpolitiediensten toe en werken samen met hun dienstslachtofferbejegening om onze dienstverlening zo goedmogelijk uit te leggen en toe te lichten, maar blijkbaarvolstaat dit niet altijd. Ik geef u een concreet voorbeeld. Eenman komt om het leven tijdens een zwaar verkeersongeval.Zijn ouders krijgen van de politie het aanbod een beroep tedoen op de dienst slachtofferhulp en worden met onze dienstin contact gebracht. De partner van de man woont in eenander arrondissement en krijgt dat aanbod niet. U kunt zichwel voorstellen dat de partner daaruit concludeerde dat menhet verlies voor haar niet zo erg vond als voor de ouders.Natuurlijk is dit een verkeerde redenering, maar het is wel eenzeer normale en begrijpelijke reactie van iemand die met ditverschil in behandeling wordt geconfronteerd. Dergelijkesituaties moeten dan ook zoveel mogelijk worden vermeden.

Sinds de politiehervorming merken we een zekere terugval inhet aantal doorverwijzingen naar onze dienst. We zijn bijnagenoodzaakt daaruit af te leiden dat de politie zo sterk bezig ismet haar eigen statuut en toekomst dat het niet evident is ookaan slachtofferzorg te denken. Dat is natuurlijk jammer, wantzo wordt de slachtoffers hun recht op hulpverleningontnomen, waaraan we sedert jaren zo intens werken.

Een tweede punt dat ik wil aanhalen om aan te tonen dat derechten van slachtoffers niet in alle arrondissementen evengroot zijn, is het recht op correcte juridische informatie. Decentra voor slachtofferhulp werken in het kader van de centravoor algemeen welzijnswerk. Slachtofferhulp is eenbijkomende opdracht van deze centra, die door de VlaamseGemeenschap worden gesubsidieerd via eenenveloppensysteem. Daardoor kunnen deze centra zelfbeslissen of ze de centra voor slachtofferhulp een juristtoekennen of niet. De afgelopen jaren is er op wettelijk vlakheel veel veranderd en werden procedures verbeterd. In debrochure van het ministerie van Justitie staat bijvoorbeeldexpliciet dat wie een beroep doet op het Schadefonds, zich

manifestement, ce n’est pas suffisant. En voici un exempleconcret : un homme décède à l’occasion d’un grave accidentde la circulation. Les services de police proposent une aideaux parents et le contact avec notre service est donc établi.La partenaire de cet homme habite dans un autrearrondissement judiciaire et on ne lui propose pas ce service.Vous comprendrez aisément qu’elle en a déduit que l’onestimait que la perte était moins lourde pour elle que pour lesparents. Il faut éviter de telles situations.

Nous remarquons que les personnes sont moins souventaiguillées vers nos services depuis la réforme des polices.Nous en concluons que la police est tellement préoccupéed’elle-même et de son statut qu’il n’est pas évident pour ellede s’occuper des victimes. C’est dommage car l’on prive ainsiles victimes de leur droit à l’aide.

J’en arrive au deuxième élément que je souhaite évoquer : ledroit des victimes à une information juridique correcte varieaussi selon les arrondissements. Les centres d’aide auxvictimes travaillent dans le cadre des centra voor algemeenwelzijnswerk (CAW), subsidiés par la Communauté flamandepar le biais d’un système d’enveloppe. Ces centres peuventdécider d’affecter ou non un juriste aux centres d’aide auxvictimes. Ces dernières années, il y a eu de nombreuxchangements sur le plan légal et les procédures ont étéaméliorées. La brochure du ministère de la Justice mentionneque ceux qui font appel au Fonds d’indemnisation peuvent sefaire assister par un avocat ou un centre reconnu d’aide auxvictimes. Un juriste de notre centre de Gand s’est spécialisédans ce type de dossier. Le Fonds d’indemnisation offre unsoutien important et l’on peut toujours y avoir recours, maisl’expérience nous a appris qu’il faut bien connaître lalégislation pour rédiger une telle requête. Les centres qui ontun juriste traitent ces dossiers facilement, tandis que lesautres sont plutôt réticents. Bien sûr, les victimes qui setrouvent dans une région où le centre d’aide aux victimes estdépourvu de juriste peuvent toujours faire appel à un avocatpro deo ou non. Toutefois, pour obtenir l’aide pro deo, leplafond de revenus est si bas que la plupart des victimes nepeuvent en bénéficier. Il y a donc à nouveau ici, undéséquilibre entre les arrondissements.

Tout cela peut sans doute sembler négatif, mais il ne faut pasoublier que nous sommes reconnus comme centre pourapporter un soutien juridique et il faut par conséquent nousdonner la possibilité de mener cette mission à bien.

Je terminerai sur une note positive. Bien des choses ontévolué positivement ces dernières années. Les mentalités ontchangé dans les services de police même s’il reste du cheminà parcourir. Nous espérons pouvoir poursuivre laconcrétisation de cette législation qui a évolué dans le bonsens. Nous continuerons à contribuer au changement dementalité et nous espérons que le droit à l’aide et àl’information iront de soi en Belgique.

Page 59: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 59 –

kan laten bijstaan door een advocaat of een erkend centrumvoor slachtofferhulp. Ons Gents centrum heeft een jurist diezich in deze dossiers heeft gespecialiseerd. Het Schadefondsbiedt heel wat steun en we mogen er altijd beroep op doen. Deervaring heeft ons echter geleerd dat kennis van het wettelijkkader nodig is om zo’n verzoekschrift op te stellen. Dat heefttot gevolg dat centra voor slachtofferhulp met jurist dergelijkedossiers vlot opnemen, terwijl centra zonder jurist er eerderweigerachtig tegenover staan. Slachtoffers in een gebied vaneen centrum voor slachtofferhulp zonder jurist kunnennatuurlijk te rade gaan bij een al dan niet pro-deo-advocaat.De maximum inkomensgrens voor een pro-deo-bijstand isechter zo laag dat heel wat slachtoffers er niet voor inaanmerking komen. Opnieuw is dit een onevenwicht tussende verschillende arrondissementen.

Dit klinkt misschien allemaal negatief, maar we zijn alscentrum erkend om juridische bijstand te geven, geef ons danook de mogelijkheid om dit tot een goed einde te brengen.

Ik wil afronden met een positieve noot. We merken dat er deafgelopen jaren heel wat in positieve zin is veranderd. Depolitiediensten zijn al voor een groot stuk van mentaliteitveranderd, al is er nog werk aan de winkel. We hopen dat wedoor de dalende media-aandacht voor slachtofferzorg, nietterug naar af gaan, maar de implementatie van de wetgevingdie in goede zin is veranderd, kunnen voortzetten. Wij blijvenzeker meewerken aan een mentaliteitsverandering en hopendat het recht op hulpverlening, informatie en bijstandvanzelfsprekend wordt in heel België.

De voorzitter. – Ook de heer Martin en mevrouw Bibaer wilik vragen al hun voorstellen tot wijziging en verbetering naarde voorzitter van de commissie voor de Justitie en de heerMalmendier door te sturen.

Voor we gaan luisteren naar de getuigenissen vanslachtoffers, een van de belangrijkste onderdelen van ditcolloquium, geef ik het voorzitterschap door aan de heerMalmendier.

Mme la présidente. – Je demande aussi à M. Martin et àMme Bibaer de transmettre leurs propositions demodifications et d’améliorations au président de lacommission de la Justice et à M. Malmendier.

Avant d’écouter les témoignages des victimes, une des partiesles plus importantes de ce colloque, je cède la présidence àM. Malmendier.

(Voorzitter: de heer Malmendier.) (M. Malmendier prend place au fauteuil présidentiel.)

De voorzitter. – De getuigenissen, die we nu gaan horen,getuigen van bijzonder veel moed. Toen ik zelf “slachtoffer”was, had ik hier graag over mijn lijden gesproken en vooralover het onrecht dat mij werd aangedaan. Vandaag kan ikvier personen aan het woord laten die ons zullen vertellen watze meemaakten.

M. le président. – Nous allons poursuivre le colloque avec ceque j’appellerai de véritables actes de courage. Lorsque j’étaismoi-même confronté à la « victimisation », j’aurais souhaitévenir exprimer un peu de ma souffrance mais surtout un peude l’injustice que je ressentais à cette époque. Aujourd’hui,j’ai le privilège de pouvoir donner la parole à quatrepersonnes qui nous feront le récit de ce qu’elles ont vécu.

Mevrouw Marie-Thérèse Vandenbulck. – Ik ben de moedervan Dominique, die in de nacht van 2 op 3 januari 1999 werdvermoord. Ik zal u mijn verhaal vertellen.

Mijn dochter en ik werden door de rijkswacht van Eghezéeontboden. We wisten geen van beiden waarover het zou gaan.De rijkswachter die ons ontving, deelde ons zeer correct entactvol mee dat mijn zoon overleden was. Hij zei ons dat ereen vechtpartij geweest was en dat de politie van Namen onsmeer uitleg zou geven.

We reden in een wagen van de rijkswacht naar hetpolitiecommissariaat van Namen waar een politieassistenteons vertelde dat mijn zoon in de nacht van 2 op 3 januari drie

Mme Marie-Thérèse Vandenbulck. – Je suis la maman deDominique qui a été assassiné dans la nuit du 2 au3 janvier 1999. Je vais vous relater mon vécu.

La gendarmerie d’Eghezée nous a convoquées, ma fille etmoi. Nous ne savions ni l’une ni l’autre de quoi il s’agissait.Le gendarme qui nous a reçu, très correctement et avecbeaucoup de tact, nous a annoncé le décès de mon fils. I1nous a informé qu’une bagarre avait eu lieu et que la police deNamur allait nous fournir d’autres explications.

Une voiture de gendarmerie nous a conduites au commissariatde police de Namur où nous avons été prises en charge parune assistante de police qui nous a informé que mon fils avait

Page 60: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 60 –

messteken gekregen had en dat hij op 4 januari om 5 uur’s morgens overleden was. De moordenaars hadden hem aldie uren alleen achtergelaten zonder hulp voor hem te zoeken.De assistente en een politieagent hebben ons naar hetfunerarium van Jambes gebracht waar we het lichaam vanmijn zoon konden identificeren.

Twee weken later werd ik op het politiecommissariaat vanNamen ontboden voor een verhoor. Dat commissariaatbevindt zich op 100 meter van de plaats van de misdaad endat beangstigde mij enorm. Later vernam ik dat anderegetuigen om beroepsredenen thuis werden ondervraagd. Mijndochter, schoondochter en ikzelf ondervonden dezelfde stressen waren ook liever thuis ondervraagd.

Enkele dagen later moest ik opnieuw naar hetpolitiecommissariaat van Namen komen om de persoonlijkebezittingen van mijn zoon te herkennen. Ik moest zijn spullenzelf uitzoeken. Een sportzak was zo maar op de grond gezetomdat er geen tafel voorhanden was. Ik moest dus op deknieën spullen bekijken die overigens niet van mijn zoonwaren. De enige persoonlijke bezittingen die ik terugkreeg,waren het joggingpak waarop zijn naam stond en zijn baskets.Ik weet nog altijd niet waar zijn andere spullen gebleven zijn.De moordenaars van mijn zoon hebben de moord als eenagressie voorgesteld. In het proces-verbaal van hun verhoorheb ik kunnen lezen dat ze zijn portefeuille gestolen hebben ende inhoud ervan in de riool hebben gegooid. Deonderzoeksrechter heeft de portefeuille wel teruggevonden,maar ik heb hem nooit teruggekregen.

De advocaat die ik gecontacteerd had, raadde mij aan mijnamens mijzelf en mijn kleinzoon, die toen 10 jaar oud was,burgerlijke partij te stellen. Daardoor kon ik inzage vragen inhet onderzoeksdossier. Toen ik mij op 4 mei aanbood om hetdossier te consulteren, bleek dat niet mogelijk te zijn. Het wasnet naar de gevangenis gebracht omdat de verdachte hetwenste in te zien. Ik sprak met de griffie af om later terug tekomen.

Toen ik terugkwam, moest ik het dossier inkijken aan de hoekvan een tafel, achter een deur die voortdurend open gingomdat advocaten aan dezelfde tafel andere dossiers moestenraadplegen. Ik zat gekneld tussen de muur en de advocaten. Ikmoest rechtstaan omdat mijn dossier te lijvig was. ’s Middagswerd me duidelijk gemaakt dat ik moest stoppen omdat het tot14 uur lunchtijd was. Ik kon ’s namiddag niet terugkomenomdat ik mijn kleinzoon om 15.15 uur van school moesthalen. Ik was zo ontmoedigd dat ik niet meer teruggekeerdben.

Het proces had plaats op 21 mei 1999. Ik werd bijgestaandoor een advocaat die niet eens vermeldde dat mijn zoon ookvader was. De tegenpartij daarentegen putte zich uit inargumenten die hoofdzakelijk moesten bewijzen dat debeklaagde depressief was, dronk en heel veel geneesmiddelenslikte. Na de uitspraak van het vonnis op 21 juni 1999 werd ikervan verwittigd dat de beklaagde veroordeeld was tot slechtsvijf jaar hechtenis, waarvan één jaar om zich te latenverzorgen!

Op 20 juli deed ik een nieuwe aanvraag tot inzage van hetdossier. Ik heb moeten wachten tot 18 oktober 1999. Ik moest30 frank per gekopieerde bladzijde betalen. Vermits ik de

reçu trois coups de couteau dans la nuit du 2 au 3 janvier etqu’il avait succombé le 4 janvier à 5 heures du matin. Lesauteurs de cet assassinat l’ont laissé sans secours et sans soinsdurant toutes ces heures de souffrances. L’assistante et unpolicier nous ont conduites au funérarium de Jambes où nousavons pu reconnaître le corps de mon fils.

Quinze jours plus tard, j’ai été invitée au commissariat depolice de Namur pour une audition. Ce commissariat se situeà cent mètres du lieu du drame. Le fait de devoir me rendre àcet endroit m’a fortement angoissée. J’ai appris plus tard qued’autres témoins ont été interrogés à leur domicile, pour desraisons professionnelles. J’aurais aimé pouvoir bénéficier decette même considération. Ma fille, ma belle-fille et moi-même avons vécu le même stress.

Ensuite, quelques jours plus tard, j’ai été à nouveauconvoquée au commissariat de police de Namur afin dereconnaître les effets personnels de mon fils. J’ai dû trier moi-même ces effets, un par un. Un sac de sport était posé à mêmele sol car aucune table n’était disponible. Je devais doncm’agenouiller et reconnaître les effets qui n’appartenaientd’ailleurs pas à mon fils. Les seuls effets personnels qui mesont revenus sont un jogging sur lequel était gravé son nomainsi que ses baskets. Je ne sais toujours pas ce que sontdevenus les autres effets de mon fils. Les auteurs de cetassassinat ont fait passer ce meurtre pour une agression. Ilsont donc dérobé son portefeuille et ont vidé le contenu dansles égouts, cela d’après les auditions dont j’ai euconnaissance. Le juge d’instruction a bien retrouvé leportefeuille mais je ne l’ai jamais récupéré.

L’avocat que j’ai contacté m’a conseillé de me constituerpartie civile, en mon nom et au nom de mon petit-fils, âgé de10 ans à l’époque. De ce fait, j’ai eu accès au dossierd’instruction. Quand je me suis présentée le 4 mai pourconsulter ce dossier, il n’était pas disponible car il venait derepartir à la prison, le prévenu ayant voulu le consulter. J’aiconvenu avec le greffe que je reviendrais plus tard.

Lorsque je suis revenue, j’ai dû effectuer cette consultationsur un coin de table, juste derrière une porte qui n’en finissaitpas de s’ouvrir et de se refermer pour laisser le passage à desavocats qui venaient eux aussi consulter d’autres dossiers à lamême table. L’inconfort de ma situation était tel je me suistrouvée coincée entre le mur et les avocats. Je devais me levercar mon dossier était volumineux. À midi, il me fut signifiéque la consultation était interrompue durant l’heure de tablejusqu’à 14 heures. I1 m’était impossible de revenir l’après-midi car je devais prendre mon petit-fils à la sortie de l’écoleà 15h15. Découragée par cette situation, je ne suis plusretournée au greffe.

Le procès a eu lieu le 21 mai 1999. J’étais assistée d’unavocat qui n’a même pas mentionné que mon fils était papa.La partie adverse, par contre, ne tarissait pas d’arguments,tablant principalement sur le fait que le détenu était dépressif,buvait et prenait énormément de médicaments. A la suite dujugement prononcé un mois plus tard, le 21 juin 1999, j’ai étéprévenue que sa peine ne serait que de cinq ans, moins uneannée pour se soigner !

Le 20 juillet, j’ai réintroduit une demande afin de pouvoirconsulter à nouveau le dossier. Il m’a fallu attendre le

Page 61: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 61 –

begrafeniskosten van mijn zoon had betaald, liet mijn budgetme niet toe het hele dossier te kopiëren en moest ik me tot eenbeperkt aantal bladzijden beperken.

Op 20 oktober 2000, 14 maanden na het vonnis, werd ik voorde eerste keer uitgenodigd voor een bezoek aan eenjustitieassistente slachtofferonthaal, die mij op 3 novembermeedeelde dat de veroordeelde zijn voorwaardelijkeinvrijheidsstelling had gevraagd en dat die aanvaard was. Ikvernam eveneens dat de veroordeelde al sinds mei 2000maandelijks een dag penitentiair verlof kreeg. Ik huiverde bijde gedachte dat mijn dochter en kleinzoon oog in oog methem hadden kunnen staan. Dit onderhoud had plaats tweedagen na Allerheiligen en vier dagen vóór de verjaardag vanmijn zoon. Ik had dit onderhoud liever op een minderemotioneel geladen tijdstip gehad en in een lokaal dat beteraangepast was aan de omstandigheden, in de plaats van ineen gang vol opeengestapelde meubelen, met slechts tweestoelen ter beschikking. Niemand had eraan gedacht het lichtaan te steken. Een voorbijganger, die de situatie toch watsinister vond, deed het licht aan. Er werd een “slachtoffer”-fiche opgemaakt, met daarop mijn opmerkingen voor decommissie voor de voorwaardelijke invrijheidsstelling en mijnverzoek om persoonlijk door de commissie te wordengehoord. De assistente deelde mij mee dat ik mij kon latenbijstaan door een erkend persoon, door mijn advocaat of doorhaarzelf. Ik koos voor de laatste mogelijkheid.

Op 24 april 2001 werd ik op het justitiepaleis ontvangen doorde justitieassistente, die mij naar de gevangenis van Namenvergezelde waar de commissie zetelde. De ontvangst wasvreselijk. We moesten vijftien minuten wachten vooraleer wehet hek, dat het kantoor van de maatschappelijk werkster vande gevangenis van dat van de bewakers scheidde, kondenvoorbijgaan. Nadat we eerst nog voorbij een camera moestenom een doorgangsbewijs te krijgen, konden we doorgaan. Demaatschappelijk werkster van de gevangenis liet ons nogwachten in haar kantoor. Na ongeveer dertig minutenrinkelde de telefoon. Men vroeg mij of ik de directeur van degevangenis wenste te spreken, iets waarvan ik vooraf niet opde hoogte was gebracht. Ik vroeg of ik inlichtingen konkrijgen over de gedetineerde en aangezien dat niet mogelijkwas, zag ik af van het gesprek. De telefoon rinkelde opnieuwen er werd ons gevraagd naar boven te gaan. De spanningsteeg meer en meer. Bovenaan de trap stonden we voor eengesloten deur. Men vroeg ons nog vijf minuten te wachten,wat wel een eeuwigheid leek. De assistente legde uit dat wezolang moesten wachten omdat de gedetineerde op datogenblik uitleg gaf aan de commissie en ik niet mocht wetenwat hij vroeg.

Eindelijk bevond ik me voor de voorzitter, die tussen tweebijzitters zat. Links van mij zat een dame die mij eenbemoedigende, zij het trieste, glimlach schonk en rechts vanmij zat de assistente die me vergezelde. Naast haar zaten degedetineerde en zijn advocaat.

Hoewel ik onder zware druk stond, kon ik in bijzijn van degedetineerde en zijn advocaat, mijn opmerkingen, die ik oppapier had gezet, mondeling herhalen. Ik weet nog altijd niethoe ik daarin geslaagd ben. De justitieassistente, die gezienhad hoe gespannen ik was toen we het lokaal binnenkwamen,dacht dat ik in die toestand niet zou kunnen spreken. Ze was

18 octobre 1999 pour obtenir satisfaction. Les copies m’ontcoûté 30 francs la page. Je n’ai pu en prendre qu’une quantitélimitée. Mon budget ne me permettait en effet pas de prendrela totalité du dossier, étant donné que j’avais dû assumer lesfrais funéraires.

Le 20 octobre 2000, soit 14 mois après le jugement, j’ai étéinvitée à une première rencontre avec une assistante d’accueildes victimes. Le 3 novembre, elle m’a annoncé que lecondamné avait demandé sa libération conditionnelle et quecelle-ci était acceptée. J’ai appris également, avec retard bienentendu, que le détenu bénéficiait d’un congé pénitentiaired’un jour par mois depuis le mois de mai 2000. Je frémis àl’idée que ma fille et mon petit-fils auraient pu se trouver nezà nez avec le détenu. Je voudrais faire remarquer que cetteentrevue a été organisée deux jours après la Toussaint, quatrejours avant l’anniversaire de la naissance de mon fils. Je saisque l’effort est particulier, mais j’aurais voulu me rendre àcette entrevue à un moment moins chargé d’émotions. Parailleurs, j’aurais souhaité être reçue dans un endroit plusapproprié aux circonstances que dans un corridor encombréde meubles empilés les uns sur les autres, parmi lesquels deuxchaises à disposition des personnes en attente. Personnen’avait songé à allumer 1’éclairage. Une personne de passage,qui s’est rendue compte du sinistre des lieux, a finalementréparé cette omission. Une fiche « victime » concernant mesremarques pour la commission de libération conditionnelleainsi que ma demande de m’exprimer personnellement devantcette commission, a été établie. L’assistante m’a informé queje pouvais me faire accompagner lors de mon audition, parune personne agréée, par mon avocat, ou par elle-même. J’aichoisi cette dernière solution.

Le 24 avril 2001, j’ai été reçue au palais de justice par1’assistante de justice, qui m’a accompagnée à la prison deNamur, où siégeait la commission. L’accueil a été atroce.Nous avons dû attendre quinze minutes avant de pouvoirfranchir la grille qui séparait le bureau de l’assistante socialede la prison de celui des gardiens. Après être passées devantune caméra afin d’établir un laissez-passer, nous avons enfinpu progresser. L’assistante sociale de la prison nous a faitpatienter dans son bureau. Après plus ou moins trenteminutes, la sonnerie du téléphone a retenti. L’on m’ademandé si je voulais parler au directeur de la prison, et cesans avoir été prévenue. J’ai demandé si je pouvais obtenirdes renseignements sur le détenu ; il m’a été répondu par lanégative ! De ce fait, je n’ai pas accepté de rencontrer ledirecteur. Le téléphone a sonné une nouvelle fois et l’on nousa prié de monter à 1’étage. La tension était de plus en plusforte. Arrivées en haut de l’escalier, nous nous sommestrouvées devant une porte fermée. Nous avons été invitées àattendre encore cinq minutes qui m’ont paru durer un siècle.La raison de toutes ces attentes était, selon mon assistante,que le détenu s’exprimait devant la commission et que je nepouvais prendre connaissance de ses revendications.

Finalement, je suis entrée et je me suis trouvée en présence duprésident, assis entre deux assesseurs. A ma gauche, setrouvait une dame qui m’envoya un petit sourired’encouragement empreint de tristesse, à ma droite,1’assistante qui m’accompagnait. A côté de celle-ci, le détenuet son avocat.

Page 62: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 62 –

dan ook verrast mij met trillende stem de rechten van mijnkleinzoon te horen verdedigen.

Ik heb de zaal in shocktoestand verlaten. Gelukkig was er dejustitieassistente om me te ondersteunen. Voor niets in dewereld zou ik die dag nog eens willen overdoen. Omdat ik ditniemand toewens, vertel ik mijn verhaal hier luidop.

Tot slot deel ik u nog mede dat de gedetineerde op 15 meijongstleden in vrijheid is gesteld.

Dans un état de stress intense, j’ai été amenée à répéterverbalement, devant le détenu et son avocat, lesrevendications que j’avais déjà formulées par écrit. Je necomprends toujours pas comment j’y suis parvenue.L’assistante de justice, ayant remarqué mon stress avant depénétrer dans ce bureau, a cru que je n’allais pas pouvoirparler. Quelle n’a pas été sa surprise de m’entendre défendre,d’une voix tremblante, les droits de mon petit-fils.

À l’issue de cette comparution, je suis sortie de cette salle enétat de choc. Heureusement, l’assistante de justice était à mescôtés pour me soutenir. Je défaillais, c’était fini, je n’encroyais pas yeux. Je ne voudrais, pour rien au monde, revivreune telle journée. Je ne souhaite cela à personne, c’est bien laraison pour laquelle je tenais à le dire bien haut.

En conclusion, je voudrais vous dire que le détenu a été libéréle 15 mai dernier.

De heer Walter Vissers. – Ik ben Walter Vissers uitAntwerpen. Ik heb twee zonen: Sven is elf en Steve zouveertien moeten zijn. Overmorgen, 24 juni is het precies tweejaar geleden dat Steve vermoord werd. Ik had u graag, in hetkort, verteld wat ons gezin overkomen is en hoe wij hierinbijgestaan werden door de officiële instanties.

Op 24 juni 1999 – ik was toen in Luxemburg voor mijn werk– gingen onze twee zonen na school nog even fietsen in hetnabij gelegen park. Zij volgden het fietspad dat rond deAntwerpse Singel loopt en kwamen zo aan het riviertje DeSchijn. Daar werd Steve door een onbekende man gedwongenom op zijn bromfiets plaats te nemen. De man stuurde Svenweg en reed met Steve een wegeltje in. Sven zocht hulp in eenwinkel. De mensen daar verwittigden Jacqueline, mijn vrouw,en de politie. Toen mijn vrouw bij de winkel aankwam, wasde politie al ter plaatse en hadden de agenten hun overste alverwittigd dat er een kind ontvoerd was. Onmiddellijk werdeen zoekactie gestart in de buurt. Men reed met mijnechtgenote naar huis om een kledingstuk van Steve te halen,zodat een speurhond ingezet kon worden. Twee agentenhebben Sven en Jacqueline toen naar het politiebureaugebracht om een eerste verklaring af te nemen. Dit gebeurdeop een uiterst vriendelijke en meelevende manier. Tijdens ditverhoor kwam het bericht dat de speurhond een jongengevonden had. Een agent vertelde Jacqueline dat hij eerstmoest gaan kijken of men inderdaad Steve had gevonden enhoe de situatie ter plaatse was. Als hij meer wist zou hij haardirect op de hoogte brengen. Ondertussen was ook Natashaaangekomen. Zij was een medewerkster van de dienstSlachtofferbejegening Politie.

Zij was erbij toen de agent enige tijd later, Jacqueline op dehoogte bracht van de feiten. Het was inderdaad Steve die mengevonden had en hij was al overleden. Er werd mijnechtgenote ook duidelijk uitgelegd dat zij nu niet naar Stevekon gaan, omdat men eerst alle vaststellingen moest doen omzo de dader te kunnen oppakken. Ondertussen was er, samenmet Sven, een robotfoto van de dader opgesteld.

Ik ben de politie van Deurne nog steeds dankbaar voor demanier waarop ze mijn vrouw en mijn zoon opgevangen enondervraagd hebben. Ze stonden onder een enorme tijdsdruk,elke minuut was belangrijk, maar steeds heeft voor hen dezorg om het gezin op de eerste plaats gestaan. Ze vroegen

M. Walter Vissers. – Je suis Walter Vissers, d’Anvers. J’aideux fils. Sven a onze ans et Steve devrait en avoir quatorze.Après-demain, le 24 juin, il y aura exactement deux ans queSteve a été assassiné. J’aimerais vous raconter brièvement cequi nous est arrivé et comment les instances officielles nousont aidés.

Le 24 juin 1999 – j’étais au Luxembourg pour mon travail –,après l’école, nos deux fils sont allés faire du vélo dans leparc d’à côté. Ils roulaient sur la piste cyclable qui longe leSingel et sont arrivés à la rivière De Schijn. Là, un inconnu aobligé Steve à monter sur sa mobylette. Il a chassé Sven et apris un petit sentier avec Steve. Sven est allé chercher del’aide dans un magasin dont le personnel a averti Jacqueline,ma femme, ainsi que la police. Lorsque ma femme est arrivéeau magasin, la police était sur place et les agents avaientaverti leur supérieur de l’enlèvement. Une opération derecherche a été immédiatement lancée dans le quartier. On araccompagné mon épouse chez nous pour prendre unvêtement appartenant à Steve afin de pouvoir mettre un chiensur la piste. Deux agents ont alors amené Sven et Jacquelineau bureau de police pour une première déposition. Lepersonnel était très gentil et compatissant. Pendant cetteaudition, on a appris que le chien pisteur avait trouvé ungarçon. Un agent a dit à Jacqueline qu’il devait d’abord allervérifier s’il s’agissait bien de Steve et quelle était la situationsur place. Il la préviendrait dès qu’il en saurait plus. Entre-temps, Natacha était arrivée. Elle était une collaboratrice duservice Assistance aux victimes de la Police.

Elle était présente lorsque l’agent informa Jacqueline desfaits quelque temps après. C’était bien Steve qu’on avaitretrouvé. Il était déjà décédé. On expliqua clairement à monépouse qu’elle ne pouvait aller le voir parce qu’il fallaitd’abord faire toutes les constatations nécessaires pourarrêter le meurtrier. Entre-temps, Sven avait contribué àl’élaboration du portrait-robot de l’homme.

Aujourd’hui encore, j’ai de la reconnaissance envers lapolice de Deurne pour la manière dont ma femme et mon filsont été reçus et entendus. Bien qu’engagés dans une coursecontre la montre, les policiers ont toujours accordé la prioritéau soutien de ma famille. Ils ont demandé à Jacquelinecomment ils devaient m’avertir. On a convenu que mon beau-frère viendrait me prendre au Luxembourg et qu’on

Page 63: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 63 –

Jacqueline hoe men mij moest verwittigen. Er werdovereengekomen dat mijn schoonbroer mij zou ophalen inLuxemburg en dat men de plaatselijke politie zou vragen mijop te halen en tijdelijk naar haar bureau over te brengen om tevermijden dat ik het verschrikkelijke nieuws via de telefoonof de media moest vernemen. Dat de politie in Luxemburgniet echt raad wist met dat probleem is haar schuld niet. Zedeed haar best maar had hiermee duidelijk geen ervaring enwas er ook niet voor opgeleid.

Rond één uur ’s nachts werden mijn vrouw en mijn zoon naarhuis gebracht. Ik kwam thuis om drie uur.

Die morgen rond halfzeven, belde ik met de politie in Deurneen vroeg hoe het stond met het onderzoek. Men gaf mij rustigalle uitleg, wat er was gedaan en wat er voor de eerstvolgendeuren was gepland. De agent nam ook de tijd om te informerenhoe het met ons ging. Hij zei dat ik mocht opbellen wanneerik maar wou, men zou elke vraag beantwoorden. Hij gaf meook de naam van de officier die belast was met het onderzoek.Als ik naar hem zou vragen, wist iedereen waarover het gingen zou men mij onmiddellijk doorverbinden met iemand dieop de hoogte was van het ganse onderzoek.

Korte tijd later werd ik opgebeld door de heer Ruiters van degerechtelijke politie van Antwerpen. Hij stelde zich voor enlegde mij uit dat hij verantwoordelijk was voor het onderzoeknaar de moordenaar van Steve. Hij stond erop ons zijnmedeleven in deze verschrikkelijke zaak mee te delen enverzekerde mij dat ik steeds bij hem terecht kon als ik vragenof opmerkingen had.

Het was aan de heer Ruiters dat ik mijn beklag maakte overde opdringerige houding van de media. Er hadden die ochtendal vanaf halfnegen verschillende mensen, van pers entelevisie, aangebeld met vragen om foto’s te bekomen of omeen interview te mogen afnemen. Dit was echt schokkend.Kan men iemand die net zijn kind verloren is niet even metrust laten. Hoopt men dat, door de schok van dezeverschrikkelijke ervaring, mensen schokkende uitsprakengaan doen die de verkoop- of kijkcijfers de hoogte injagen?De heer Ruiters heeft toen onmiddellijk de politie in Deurnegevraagd om iemand voor onze deur te plaatsen die dejournalisten zou vragen ons niet te storen. Het was ook deheer Ruiters die ons rond zestien uur ’s middags opbelde omte zeggen dat men de dader had opgepakt en dat deze defeiten onmiddellijk had bekend. Hij beloofde mij terug tecontacteren als de ondervraging door de onderzoeksrechtergedaan was of als er nieuwe zaken aan het licht zoudenkomen. De hele week tussen de feiten en de begrafenis kwamNatasha dagelijks langs. We kregen een nummer waarop wijhaar konden opbiepen als er iets was. Zij ging met ons meetoen we, na de autopsie, afscheid mochten gaan nemen vanSteve. Natasha ging eerst met de begrafenisondernemer naarSteve kijken om ons dan voor te bereiden op wat we zoudenzien. Dat heeft ze de dag nadien ook met Sven gedaan. Ookvoor de familieleden, die nog afscheid wilden nemen, heeft zetijd vrijgemaakt, zodat ook zij voorbereid waren voor ze naarSteve gingen kijken.

Ook de directie en de leerkrachten van de school van Steve enSven hebben enorm hun best gedaan om ons te steunen. Zijhebben al het mogelijke gedaan om de klasgenootjes van

demanderait à la police locale de venir me chercher et de metransférer temporairement au bureau de police pour éviterque je n’apprenne la terrible nouvelle au téléphone ou par lesmédias. Je ne reproche pas à la police luxembourgeoised’avoir été désemparée face au problème. Elle a fait de sonmieux mais il était clair qu’elle n’avait ni l’expérience, ni laformation nécessaires.

Vers une heure du matin, ma femme et mon fils ont étéreconduits chez nous. Je suis arrivé vers trois heures.

Le même matin vers 6h30, j’ai appelé la police de Deurnepour demander où en était l’enquête. On m’a gentimentdonné toutes les explications, on m’a dit ce qui avait été faitet ce qui était prévu pour les heures suivantes. L’agent aégalement pris le temps de demander comment nous allions.Il m’a dit que nous pouvions téléphoner quand nous levoulions et qu’on répondrait à toutes nos questions. Il m’aaussi donné le nom de l’officier chargé de l’enquête. Si jel’appelais, chacun saurait de quoi il s’agit et on me passeraitimmédiatement une personne au courant de toute l’enquête.

Peu de temps après, M. Ruiters, de la police judiciaired’Anvers, m’a appelé. Il s’est présenté et m’a expliqué qu’ilétait responsable de l’enquête sur le meurtrier de Steve. Iltenait à nous faire part de sa compassion dans cette terribleaffaire et m’a assuré que je pourrais toujours m’adresser àlui si j’avais des questions ou des remarques.

C’est à M. Ruiters que je me suis plaint de l’attitudeimportune des médias. Ce matin-là, dès 8h30, plusieursjournalistes de la presse écrite et de la télévision avaient déjàsonné à la porte pour demander des photos ou solliciter uneentrevue. C’était vraiment choquant. Ne peut-on pas laisseren paix une personne qui vient de perdre son enfant ? Espère-t-on qu’à cause du choc causé par cette terrible expérience,les gens vont faire des déclarations fracassantes qui ferontgrimper les chiffres de vente ou l’audimat ? M. Ruiters aalors immédiatement demandé à la police de Deurne deplacer un agent devant notre porte pour prier les journalistesde ne pas nous déranger. C’est également lui qui nous atéléphoné vers 16 heures pour dire que le meurtrier avait étéarrêté et qu’il avait immédiatement reconnu les faits. Il m’apromis de me recontacter lorsque le juge d’instruction auraitterminé l’interrogatoire ou lorsque de nouveaux élémentsapparaîtraient. Natasha est passée tous les jours de lasemaine qui s’est écoulée entre les faits et l’enterrement.Nous avons reçu un numéro auquel nous pouvions la biper encas de problème. Elle nous a accompagnés lorsque nousavons pu dire adieu à Steve après l’autopsie. Natasha estd’abord allée voir Steve avec l’entrepreneur des pompesfunèbres afin de nous préparer à ce que nous allions voir.Elle a répété l’opération le lendemain avec Sven. Elle aégalement consacré du temps aux membres de la famille quivoulaient prendre congé, de sorte qu’eux aussi ont étépréparés à la vue de Steve.

La direction et les enseignants de l’école de Steve et Sven ontvraiment fait de leur mieux pour nous soutenir. Il ont fait toutce qui était possible pour accompagner convenablement lescopains de classe de Steve et Sven. Tous les parents, de toutel’école, tant des classes maternelles que primaires, ont reçuun numéro de téléphone auquel s’adresser si les enfants

Page 64: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 64 –

Steve en Sven een degelijke opvang te geven. Alle ouders,van gans de school, zowel van de kleuter- als van de lagereschool kregen een telefoonnummer waar ze hulp kondenkrijgen als er tijdens de vakantie problemen zouden opduikenmet de kinderen.

Natasha heeft er ook voor gezorgd, samen met de politie, dattijdens de dienst in de kerk de pers buiten bleef en ons nietkon storen.

Steve is in Luxemburg begraven en ons gezin is daargebleven. De verhuis naar Luxemburg was gepland voor deweek daarna en we zagen geen reden om terug naarAntwerpen te gaan.

De ganse tijd dat we in Luxemburg waren had ik geregeldcontact met de heer Ruiters. Ik kon altijd bij hem terecht metvragen en hij belde mij als er nieuwe zaken waren die hijbelangrijk vond of waarvan hij dacht dat ik ze belangrijk zouvinden. Ook met Natasha hadden wij geregeld contact. Het isenkele malen gebeurd dat, als wij in Antwerpen waren, weergens afspraken om wat bij te praten. Er was met haar ookregelmatig telefonisch contact. Toen we in Antwerpentweemaal het gerechtelijk dossier gingen inkijken wasNatasha erbij en ze was een geweldige steun voor ons. Ookmet de politie in Deurne bleven de contacten goed. Toen wevorig jaar op de sterfdag van Steve een herdenkingswandelinghielden, was zij ook aanwezig, niet enkel om te zien of ergeen problemen waren, maar ook om haar medeleven te tonenen haar steun aan te bieden.

Toen we in mei van vorig jaar terug naar Deurne verhuisden,hebben we terug contact opgenomen met Natasha. Het wasechter niet mogelijk om op een regelmatige basis een afspraakte maken. Dit was eigenlijk haar werk niet. Zij stond in voorde eerste opvang van slachtoffers en kon deze eigenlijk maarde eerste twee weken begeleiden. Ze had hierop eenuitzondering gemaakt omdat wij in Luxemburg woonden ener daar geen slachtofferbegeleiding is. We hebben dan contactgezocht met Slachtofferhulp Vlaanderen. Zo hebben weAstrid leren kennen, een prachtvrouw, die alles deed om onste helpen. Er was echter een groot probleem: mijn vrouw konniet weer het hele verhaal doen. Ze wou niet, nog eens,vertellen wat er allemaal gebeurd was, wat ze voelde endacht. Het was voor Astrid dus erg moeilijk om mee te voelenmet mijn echtgenote. Astrid heeft ons ook voorbereid op hetassisenproces, ons de rechtszaal laten zien, ons uitgelegd wiewaar zat en wat hun taak was. Onze advocaat bereidde onsvoor op het juridische en Astrid zorgde voor het praktischeaspect. Tijdens het ganse proces was Astrid bij ons. Samenmet Annemie van de dienst Slachtofferonthaal van het parket,heeft zij ons opgevangen. In het bureel van Annemie kondenwe tijdens de onderbrekingen, tussen de middag en voor en naeen procesdag een kopje koffie drinken, een sigaret roken entot rust komen. Daar konden we, zonder ongewenstetoehoorders, alles zeggen wat op ons hart lag. Er was begripen, als het nodig was, ook een uitleg over wat er ginggebeuren. Het waren Astrid en Annemie die ervoor zorgdendat we de rechtszaal niet binnen moesten tussen het publieken de pers. We mochten, voordat de jury binnen kwam, langseen andere ingang naar onze plaatsen gaan. Bedankt dames,het was voor jullie een kleinigheid maar voor ons was het heel

avaient des problèmes pendant les vacances.

Natasha a également veillé avec la police à ce que la pressereste en dehors de l’église pendant l’office et ne nous dérangepas.

Steve est enterré au Luxembourg. Notre ménage est resté là.Le déménagement au Luxembourg était prévu pour lasemaine suivante et nous ne voyions pas de raison deretourner à Anvers.

Pendant toute la période où j’étais à Luxembourg, j’avais descontacts réguliers avec M. Ruiters. Je pouvais à tout momentlui poser des questions et il m’appelait lorsqu’il y avait deséléments neufs qu’il trouvait importants ou dont il pensait queje les jugerais importants. Nous avions également descontacts réguliers avec Natasha. Á Anvers, il nous est arrivéplusieurs fois de nous rencontrer quelque part pour discuter.Nous avions avec elle des contacts téléphoniques réguliers. Ádeux reprises, nous sommes allés à Anvers consulter ledossier judiciaire. Natasha était chaque fois présente. Elle aété pour nous un formidable soutien. Les contacts sont aussirestés bons avec la police de Deurne. L’année passée, lorsquenous avons effectué une promenade commémorative le jouranniversaire de la mort de Steve, elle était là, et passeulement pour vérifier s’il n’y avait pas de problème, maispour nous témoigner sa compassion et nous offrir son soutien.

Lorsque nous avons déménagé à Deurne en mai de l’andernier, nous avons repris contact avec Natasha. Il n’étaitcependant pas possible de se voir régulièrement. Ce n’étaitpas vraiment son travail. Elle était responsable du premieraccueil des victimes et ne pouvait donc les accompagner quependant les deux premières semaines. Elle avait fait uneexception pour nous parce que nous habitions auLuxembourg et que ce pays ne connaît pasd’accompagnement des victimes. Nous avons alors priscontact avec Slachtofferhulp Vlaanderen. C’est ainsi quenous avons fait la connaissance d’Astrid, une femmeformidable qui a tout fait pour nous aider. Il y avait toutefoisun gros problème : ma femme ne pouvait plus raconter ànouveau toute l’histoire. Elle ne voulait pas redire tout ce quis’était passé ni ce qu’elle ressentait et pensait. Il était donctrès difficile pour Astrid de compatir avec mon épouse. Astridnous a préparés au procès d’assises en nous montrant la salledu tribunal et en nous expliquant qui siégeait où et faisaitquoi. Notre avocat nous a préparés à l’aspect juridique tandisqu’Astrid s’occupait des aspects pratiques. Pendant tout leprocès, elle a été avec nous. Elle nous a accompagnés avecAnnemie, du service Accueil des victimes. Pendant lesinterruptions, la pause de midi ainsi qu’avant et après lesjournées de procès, nous pouvions boire une tasse de café,fumer une cigarette et nous détendre dans le bureaud’Annemie, où nous pouvions dire tout ce que nous avions surle cœur, sans public indésirable. Elle nous témoignait de lacompréhension et lorsque c’était nécessaire, elle nousexpliquait ce qui allait se passer. C’est Astrid et Annemie quiont veillé à nous éviter d’entrer dans la salle d’audience enpassant parmi le public et la presse. Avant que le jury n’entre,nous pouvions rejoindre nos places par une autre entrée.Merci, mesdames. Pour vous c’était peu de chose, mais pournous, c’était très important.

Page 65: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 65 –

belangrijk.

Ook het begrip en het medeleven van de rechtbank hebbenons getroffen. De voorzitter en de procureur-generaal hebbener alles aan gedaan om van Steve geen voorwerp te maken datnu eenmaal moest worden vernoemd, omdat hij de aanleidingwas tot het proces. Ze noemden Steve bij naam en wezen eropdat hij een twaalfjarige jongen was die helemaal niets hadgedaan om zulke afgrijselijke daden te veroorzaken.Mevrouw de procureur-generaal wees erop dat Steve, spijtiggenoeg, op de verkeerde tijd op de verkeerde plaats was endat, als hij daar niet was geweest, een ander kind hetslachtoffer zou zijn geworden. Ook na de uitspraak van dejury, toen de dader uit de assisenzaal was geleid, richtte devoorzitter zich persoonlijk tot ons. Hij sprak de hoop uit datwe er toch nog zouden in slagen om, samen met Sven, eenredelijk normaal bestaan op te bouwen, zonder haat, en dat wetoch nog zouden inzien dat er in onze maatschappij veelmensen zijn die het goed met ons voorhebben.

Ik wil u ook nog vertellen dat we enorm veel steun, begrip enhulp hebben gekregen van de zelfhulpgroep “Ouders van eenVermoord Kind”. Wat deze mensen, lotgenoten, voor onsbetekenen, kan ik niet beschrijven. Bij hen vinden we wat wenergens anders kunnen vinden. Deze mensen weten datsommige kleinigheden ons altijd weer zo triest of booskunnen maken als de eerste dag. Zij weten dat op verdrietgeen tijd staat en dat we levenslang met deze verschrikkelijkelast verder moeten.

Ten slotte heb ik nog enkele bedenkingen.

Wat Natasha voor ons betekend heeft, is onbetaalbaar, desteun en troost die we van haar kregen waren fantastisch. Ikvraag me echter af waarom de mensen van Slachtofferhulpniet reeds vanaf het eerste moment in contact wordengebracht met de slachtoffers. De banden die de eerste dagenna de feiten tot stand komen, zijn zo hecht en belangrijk, datdeze kans niet gemist mag worden. Natasha had niet moetenwegblijven, dat beweer ik niet. Het is goed dat iemand van depolitie de eerste weken contact houdt, die persoon kan veelgemakkelijker aan bepaalde inlichtingen geraken diebelangrijk zijn voor de slachtoffers. Het was Natasha die onsvertelde wanneer de lijkschouwing was en wanneer hetlichaam van Steve werd vrijgegeven. Het was Natasha die onsuitlegde waarom we Steve niet mochten zien vóór deautopsie. De reden was simpel, de onderzoeksrechter wildeeerst genoeg sporen en bewijzen verzamelen. Als niemand datuitlegt, word je kwaad, zonder dat er daarvoor een goedereden is.

Het is de bedoeling dat de mensen van Slachtofferhulp debegeleiding van de slachtoffers gedurende een langere periodevoortzetten. Zorg er dan ook voor dat ze zo snel mogelijk incontact komen met de slachtoffers. Als wij Astrid de eerstedag ontmoet hadden, had zij niet moeten vechten om binnente mogen in onze gevoelswereld. Het is pas na het proces,toen Astrid alles mee had doorgemaakt, dat ze met Jacquelinekon meevoelen. Die vertrouwensrelatie is enorm belangrijk.De allereerste opvang kan het best gebeuren door de dienstSlachtofferbejegening Politie. Die dienst zou echter zo snelmogelijk iemand van Slachtofferhulp bij de begeleidingmoeten betrekken, indien mogelijk reeds de volgende dag.

Nous avons également été touchés par la compréhension et lacompassion du tribunal. Le président et le procureur généralont tout fait pour éviter que Steve ne soit un objet qu’il fallaitbien mentionner parce qu’il était à l’origine du procès. Ils ontappelé Steve par son nom et ont expliqué que c’était ungarçon de douze ans qui n’avait absolument rien fait pourmériter ce qui lui est arrivé. Mme la procureure générale aindiqué que Steve s’était malheureusement trouvé au mauvaismoment au mauvais endroit et que s’il n’avait pas été là, unautre enfant aurait été la victime. Après la sentence du jury,lorsqu’on eut fait sortir le meurtrier de la salle, le présidents’est adressé à nous personnellement. Il a exprimé l’espoirque nous parviendrions malgré tout à reconstruire avec Svenune vie relativement normale, sans haine, et que nouscomprendrions qu’il y a dans notre société de nombreusespersonnes qui nous veulent du bien.

J’aimerais encore vous dire que nous avons bénéficié dusoutien, de la compréhension et de l’aide considérables dugroupe d’entraide Ouders van een Vermoord Kind. Il m’estimpossible de décrire ce que ces personnes qui ont traverséles même épreuves signifient pour nous. Nous avons trouvéchez eux ce que nous n’avons pu trouver nulle part ailleurs.Ces personnes savent que certains détails peuvent nousrendre aussi tristes ou révoltés qu’au premier jour. Ils saventque le temps n’efface pas la douleur et que nous devronssupporter ce chagrin effroyable jusqu’à notre mort.

J’aimerais, pour conclure, faire quelques remarques.

Ce que Natasha a été pour nous est inestimable. Le soutien etla consolation dont elle nous a gratifiés étaient fantastiques.Je me demande cependant pourquoi les membres de l’aideaux victimes ne sont pas mis en contact dès les premiersmoments avec elles. Les liens qui se tissent les premiers joursaprès les faits sont si étroits et importants qu’on ne peutmanquer cette chance. Je ne dis pas que nous n’aurions pasdû rencontrer Natasha. Il est bon qu’un membre de la policereste en contact les premières semaines, car cette personnepeut beaucoup plus facilement obtenir certainsrenseignements qui sont importants pour les victimes. C’estNatasha qui nous a dit quand a eu lieu l’autopsie et quand lecorps de Steve a été libéré. C’est Natasha qui nous a expliquépourquoi nous ne pouvions pas voir Steve avant l’autopsie.La raison était simple : le juge d’instruction voulait d’abordrécolter suffisamment de pistes et de preuves. Lorsquepersonne ne vous explique cela, vous vous fâchez sans raisonvalable.

L’objectif de l’aide aux victimes est de les accompagnerpendant une période plus longue. Veillez dès lors à ce qu’elleprenne le plus vite possible contact avec les victimes. Si nousavions rencontré Astrid le premier jour, elle n’aurait paséprouvé tant de difficultés entrer en empathie avec nous. Cen’est qu’après le procès, après avoir tout vécu, qu’Astrid a pupartager les sentiments de Jacqueline. Cette relation deconfiance est extrêmement importante. Il vaudrait mieux quece soit le service assistance aux victimes de la police quiassure le tout premier accueil. Ce service devrait toutefoisimpliquer dès que possible un membre de l’aide aux victimesdans l’accompagnement, si possible dès le lendemain.Lorsqu’après une ou deux semaines, l’accompagnement de lapolice prend fin, il reste quelqu’un qui peut continuer à

Page 66: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 66 –

Als na een of twee weken de begeleiding van de politiewegvalt, is er nog iemand die verder kan bouwen op debestaande band. Er gaat te veel kostbare tijd verloren als demensen van Slachtofferhulp zich eerst in de situatie moeteninwerken en inleven. Het is veel gemakkelijker om samen tewerken dan om na elkaar te moeten werken.

De manier waarop de mensen van Justitie ons behandeldhebben is fantastisch, wij zijn daarvoor erg dankbaar.Blijkbaar was dat alleen maar voor ons mogelijk, wegens deinteresse van het publiek en het uitzonderlijke karakter van dezaak. Bij een assisenproces eind mei moest de familie van hetslachtoffer de zaal samen met het publiek betreden, waar zijwerden geconfronteerd met de familie van de dader. Dat kantoch niet. Waarom kunnen de leden van het gezin, die meestalook burgerlijke partij zijn, de zaal niet langs een aparte ingangbinnenkomen voordat de jury er is? Dit is echt niet zomoeilijk en het zou de slachtoffers veel onnodig leedbesparen.

Er is nog iets dat ons erg stoort. Tijdens het assisenproces zijner vreselijke foto’s getoond. De jury moest een videobandbekijken van de vaststellingen van het parket ter plaatse.Daarbij werden de plaats van de feiten en het lichaam vanSteve getoond, zoals alles er vlak na de verschrikkelijke feitenuitzag. Ook enkele foto’s van de autopsie werden hengetoond. Wij hebben dit alles achter gesloten deuren samenmet Astrid, gezien omdat we dat wilden. Jacqueline vond dat,als Steve dat allemaal had meegemaakt, wij het ten minstemoesten bekijken. Het was afgrijselijk. De juryleden echterwerd niets gevraagd, zij moesten wel kijken, onvoorbereid.

Ik heb de gezichten van sommige mensen gezien, ze warengeschokt, ze hadden nooit kunnen denken dat iemand eenkind zoiets kon aandoen. Dit was erger dan wat men op detelevisie ziet, want dit kon ook hun kind of kleinkindoverkomen. Daarom vragen wij ons af, Jacqueline en ik, of ervoor de juryleden niet in een mogelijkheid moet wordenvoorzien om na het proces een professionele begeleiding tekrijgen. Waarom kan men deze mensen, die ongevraagd ineen afschuwelijke wereld worden binnengeleid, geen opvangbezorgen? Geef hun een adres of een telefoonnummer waarzij terechtkunnen wanneer ze dat willen, de volgende dag, devolgende week of zelfs een half jaar later. De rechtspraak meteen jury is een goede zaak, maar men moet ervoor zorgen datdeze mensen ook hulp kunnen krijgen.

Bedankt dat ik dit hier mocht komen getuigen, namens mijnvrouw, Jacqueline, namens Sven en namens Steve. Steve hadaltijd met alle mensen het beste voor, maar hij kwam iemandtegen die de naam mens onwaardig is.

Het is ons er enkel om te doen op basis van onze eigenervaringen een bijdrage te leveren om iedereen die zoietsvreselijks heeft moet meemaken een betere opvang enbegeleiding te bezorgen. Dat verandert niets aan de feiten, datweten wij, maar het maakt alles dat erna komt misschien ietsdraaglijker.

construire sur le lien existant. On perd trop de temps précieuxquand les membres de l’aide aux victimes doivent d’abords’approprier la situation. Il est beaucoup plus facile decollaborer que de devoir travailler l’un après l’autre.

La manière dont le personnel de la Justice nous a traités estfantastique, nous leur en sommes très reconnaissants. Maisapparemment, cela n’a été possible que pour nous, à cause del’intérêt du public et du caractère exceptionnel de l’affaire.Lors d’un procès d’assises fin mai, la famille de la victime adû entrer dans la salle avec le public et ils se sont trouvésconfrontés à la famille du meurtrier. C’est inadmissible.Pourquoi les membres de la famille, qui se sont généralementportés partie civile, ne peuvent-ils pas entrer dans la salled’un autre côté, avant l’arrivée du jury ? Ce n’est tout demême pas si difficile et cela épargnerait aux victimes denombreuses souffrances inutiles.

Il y a autre chose qui nous gêne énormément. Lors du procèsd’assises, on a montré des photos horribles. Le jury devaitregarder le film vidéo des constatations du parquet sur place.On pouvait y voir le lieu du crime et le corps de Steve telsqu’ils apparaissaient juste après les faits. On a égalementmontré quelques photos de l’autopsie. Nous avons vu toutcela à huis clos avec Astrid parce que nous le voulions.Puisque Steve avait vécu tout cela, Jacqueline trouvait quenous devions au moins le voir. C’était horrible. On n’atoutefois rien demandé aux jurés. Par contre, ils ont dûregarder ces images sans avoir été préparés.

J’ai vu le visage de certaines personnes. Elles étaientchoquées, jamais elles n’auraient imaginé qu’on pouvait fairecela à un enfant. C’était pire que ce qu’on voit à la télévision,car cela pourrait arriver à leur enfant ou leur petit-enfant.Nous nous demandons dès lors, Jacqueline et moi, s’il neconviendrait pas de prévoir pour les jurés unaccompagnement professionnel après le procès. Pourquoi nepas offrir un accompagnement à ces personnes confrontéesmalgré elles à l’horreur ? Donnez-leur une adresse à laquelleils peuvent écrire ou un numéro de téléphone qu’elles peuventappeler quand elles le souhaitent, le lendemain, la semainesuivante, voire un an après. Le jury est un bon système, maisil faut faire en sorte que les jurés puissent bénéficier d’uneaide.

Je vous remercie de m’avoir permis de venir témoigner aunom de ma femme Jacqueline, au nom de Sven et au nom deSteve. Steve n’a jamais voulu de mal à personne, mais qui arencontré une personne indigne du nom d’être humain.

Notre seul but est de contribuer, à partir de notre expérience,à ce que toute personne qui a dû vivre de telles horreurspuisse bénéficier d’un meilleur accompagnement. Noussavons que cela ne change rien aux faits, mais cela rend plussupportable tout ce qui suit.

Mevrouw Muriel Soyeur. – Ik dank de heer Malmendieromdat ik hier uiting mag geven aan mijn woede over deonrechtvaardigheid in ons land en meer bepaald in Charleroi.

Ik werk sinds 28 juli 1999 als buschauffeur bij de TEC in

Mme Muriel Soyeur. – Je tiens à remercier M. Malmendierde m’avoir permis d’être ici, parmi vous, afin d’exprimer macolère envers l’injustice dans notre pays et plusparticulièrement, à Charleroi.

Page 67: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 67 –

Charleroi. Op 20 december 1999 was ik het slachtoffer vaneen eerste agressie, die door sommigen “een zinloze verbaleagressie” wordt genoemd. Terwijl ik de bus bestuurde, is eenvoertuig dwars over de weg gaan staan zodat ik moeststoppen. De chauffeur stapte uit, begon met zijn vuist op devoorruit te slaan, beledigde mij, uitte doodsbedreigingen enprobeerde de deuren van de bus te openen om in te stappen.Ik vraag mij nog altijd af wat de redenen zijn voor datgedrag; ik had dat helemaal niet verdiend! In Charleroiwordt dat “zinloos geweld” genoemd. Dagelijks doen zichtalrijke agressies voor, vooral op bestuurders. Omdat iktijdelijk tewerkgesteld was en mijn werk niet wilde verliezen,heb ik mijn werk op 21 december hervat. Op 22 decemberwas ik genoodzaakt te stoppen: ik had hoge bloeddruk,evenwichtsstoornissen en vertoonde tekenen van een zwaredepressie. Een collega moest mij naar huis brengen, want ikwas niet meer in staat om met mijn eigen auto te rijden. Opkerstdag heb ik bij mijn moeder het bewustzijn verloren, voorde ogen van mijn drie kinderen. Ik ben dan in het ziekenhuisopgenomen en ben er tot 3 januari gebleven. Sedertdien hebik ernstige gezondheidsproblemen, onder andere met deschildklier. Op 7 januari 2000 heb ik klacht ingediend. Op18 januari heb ik mijn werk hervat. Op 8 februari 2000 ben ikechter opnieuw ziek geworden. Op 30 maart ben ik weer gaanwerken.

Op het ogenblik van de feiten had ik de nummerplaatgenoteerd van het voertuig dat mij verplicht had te stoppen.Het behoorde echter niet toe aan de dader, maar aan eencaféhouder uit Châtelineau, die beweerde niet te weten aanwie hij het had uitgeleend. Ik reed op lijn 2535, Châtelineau-Charleroi en moest voorbij het café waar mijn agressors zichbevonden. Zodra ze me zagen, vielen ze me lastig en sprongenop het laatste ogenblik voor mijn bus. Ik had altijd gezegd datik niet zou stoppen en ze zou omverrijden, maar ik stoptealtijd, want ik ben menselijk, in tegenstelling tot die personen.

Zo ben ik meermaals lastiggevallen op mijn werk, maar ookin mijn privé-leven. Ooit hebben ze mij van de weg willenrijden door vlak voor mijn wagen in te voegen, terwijl ookmijn kinderen in de wagen zaten. Ze deden teken dat ze mezouden terugvinden en dat ze me de keel zouden oversnijden.Ze zijn zelfs tot bij mijn huis gekomen om mij lastig te vallen.In april heb ik opnieuw klacht ingediend.

In mei heeft de rechtbank van Charleroi mij laten weten datde zaak geseponeerd is bij gebrek aan bewijzen. Ik ben blijvenwerken, maar ik was voortdurend bang mijn aanvallersopnieuw te ontmoeten. Ik had schildklierproblemen en vanangst heeft zich een kropgezwel ontwikkeld. Op 27 juni 2000ben ik opnieuw hervallen en voor 12 dagen in het ziekenhuisopgenomen. Driemaal heeft men een schildklieroperatieoverwogen, maar tot nog toe ben ik eraan ontsnapt. Deverzekeringsmaatschappij heeft mijn problemen toen nieterkend als een arbeidsongeval, hoewel uit mijn medischdossier blijkt dat al mijn gezondheidsproblemen te wijten zijnaan die agressie. Ik moet nu nog geregeld onderzoekenondergaan: bloedonderzoek, raadpleging van eenendocrinoloog om de twee maanden en een echografie van dekeel om de zes maanden, waarschijnlijk voor de rest van mijnleven.

Na mijn ziekenhuisopname in juli 2000 heeft de

Malheureusement, si mon discours se doit d’être bref, madouleur, elle, dure depuis un an et demi.

Je travaille aux TEC de Charleroi depuis le 28 juillet 1999, entant que conductrice de bus. Le 20 décembre 1999, j’ai étévictime d’une première agression, qualifiée par d’aucuns« d’agression verbale, sans aucun sens ». Je conduisais monbus et un véhicule s’est mis en travers de mon chemin,m’obligeant à m’arrêter ; le conducteur est descendu et acommencé à donner des coups de poing dans le pare-brise,m’insultant, me menaçant de mort et essayant d’entrouvrir lesportes du bus, afin de pénétrer à l’intérieur. Je m’interrogetoujours sur ce qui a motivé ce comportement ; je n’avais rienfait pour mériter cela ! A Charleroi, cela s’appelle « laviolence gratuite ». Tous les jours, quantité d’agressions sontcommises, notamment sur les chauffeurs. Comme j’étaisintérimaire et que je ne voulais pas perdre mon emploi –j’aime beaucoup mon métier –, j’ai repris le travail le21 décembre. Le 22, j’ai été obligée d’arrêter : j’avais deshausses de tension, des pertes d’équilibre et des signes deforte dépression. Un collègue a dû me ramener chez moi carje n’étais plus en mesure de conduire mon propre véhicule. Lejour de Noël, jour que d’ordinaire, on passe en famille, je mesuis rendue chez ma mère où je suis tombée en syncope, enprésence de mes trois enfants. J’ai alors été hospitalisée à laclinique Van Gogh à Marchienne-au-Pont. J’en suis sortie le3 janvier – mes enfants ont donc passé les fêtes sans leurmaman ! Depuis, à la suite du choc provoqué par l’agression,j’ai d’importants problèmes de santé – problèmes de thyroïde.J’ai déposé plainte le 7 janvier 2000, après être sortie del’hôpital. J’ai repris le travail le 18 janvier, car je craignais deperdre mon emploi. Mais j’ai agi trop impulsivement et j’aifait ma première rechute le 8 février 2000. J’ai à nouveaurepris le travail le 30 mars. Au moment des faits, j’avaisrelevé le numéro de plaque du véhicule responsable del’agression, véhicule qui n’appartenait pas aux agresseursmais à un cafetier à Châtelineau, lequel prétendait ignorer àqui il l’avait prêté. Dans le cadre de mon travail, je prenais laligne 2535, Châtelineau-Charleroi et je passais devant le caféoù se trouvaient mes agresseurs. Dès qu’ils me voyaient, ilsme harcelaient, passaient au dernier moment devant mon bus.J’avais toujours dit que dans un cas pareil, je ne freineraisplus et que je les écraserais mais je donnais toujours un coupde frein, par réflexe, car contrairement à ces gens, moi, je suishumaine !

J’ai été à plusieurs reprises l’objet de ce type de harcèlementsur mon lieu de travail. Dans ma vie privée aussi : un jour oùj’étais avec mes enfants, ces gens ont essayé de projeter monvéhicule en dehors de la route de la Basse-Sambre, en serabattant à la dernière minute devant moi. Ils me faisaient dessignes indiquant que l’on se retrouverait ; ils me montraientqu’ils allaient me trancher la gorge. Ils sont venus jusquedevant chez moi pour me harceler. J’ai de nouveau déposéplainte pour harcèlement au mois d’avril.

Au mois de mai, j’ai reçu un courrier du tribunal de Charleroim’informant que l’affaire était classée sans suite pour preuvesinsuffisantes. J’ai continué à travailler mais j’étais toujourstiraillée par l’angoisse de rencontrer mes agresseurs. J’avaisdes problèmes thyroïdiens et j’ai développé un goitre parl’anxiété. Le 27 juin 2000, j’ai fait une nouvelle rechute et j’ai

Page 68: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 68 –

verzekeringsmaatschappij mij uitgesloten. Ik had niet demoed te vechten of in beroep te gaan, want ik had er genoegvan. Ik wilde alleen maar naar huis gaan, naar mijn familiedie veel geleden heeft en nog lijdt. Ik krijg nu een uitkeringvan het ziekenfonds, wat neerkomt op een loonverlies van 14tot 17.000 frank. Ik ben op 16 september 2000 opnieuw gaanwerken, maar door de talrijke werkonderbrekingen en het feitdat mijn werkgever die afwezigheid beschouwt als ziekteverlofen niet als het gevolg van agressie, heb ik geen definitiefcontract gekregen. Ik heb een contract gekregen voor devervanging van een loopbaanonderbreking, met ingang van1 december 2000. Het werd beschouwd als een proefperiodeom na te gaan of ik hersteld was, vóór ik een definitiefcontract kreeg. Jammer genoeg werd ik op 29 januari 2001opnieuw het slachtoffer van agressie. Mijn bus zat vol; tweebejaarden deden mij teken om te wachten omdat ze slecht terbeen waren. Terwijl ik wachtte op de stopplaats is één vanmijn vorige agressors opgestapt. In aanwezigheid van al mijnpassagiers heeft hij mij met de dood bedreigd. Hij stond naastmij en vroeg via zijn GSM om mij ter plaatse te komenafmaken. Hij sloeg op het veiligheidsglas van de cabine.Omdat hij me niet kon raken, wond hij zich nog meer op. Hijprobeerde mijn deur in te beuken en mijn zijraam te openen,terwijl hij me 5 minuten lang bleef beledigen en bedreigen.Mijn passagiers zijn uit angst op een andere bus overgestapt.Alleen de twee bejaarden en twee jongeren zijn bij mijgebleven om voor de controleur en de rijkswacht te getuigen.Ze hebben hun identiteit echter niet willen bekendmakenomdat ze de dader kennen en weten dat hij bekend staat alskaraktergestoord, gevaarlijk en agressief.

Vanaf mijn indiensttreding bij de TEC op 28 juli 1999 tot eindjuni 2001 ben ik 313 van de 673 werkdagen afwezig geweestwegens ziekte. Ik ben nog steeds werkonbekwaam, maar nuerkent de verzekeringsmaatschappij wel dat het om verbale,niet-fysieke agressie gaat. De verzekeringsmaatschappijhoudt echter geen rekening met de morele letsels, ze zegt dathet inbeelding is. Als men klaagt over morele letsels is datomdat men lui is en niet wil werken!

Mijn werkgever dreigt nog altijd mijn definitieve contract niette zullen ondertekenen. Hij geeft mij nog tot september ditjaar de tijd om mijn werk te hervatten, maar dat haal ik niet.

Ik slaag er niet in omdat mijn agressors mij in mijn privé-leven opnieuw achtervolgen. Ik heb een andere wagen ennummerplaat genomen. Ze rijden al toeterend en dreigendvoorbij mijn huis met een kopie van mijn nieuwe nummerplaatop de achterkant van hun bestelwagen zodat ik goed kan ziendat ze me gevonden hebben. Een van de vrienden van mijnagressor, een zigeuner, heeft zijn caravan op 150 meter vanmijn huis neergezet. Mijn kinderen en ikzelf zien die persoonalle dagen voorbijgaan.

Ik word thans bijgestaan door de dienst slachtofferhulp vande Franse Gemeenschap in Charleroi. Ik ben blij dat ik dezemensen heb ontmoet. Aangezien het ging om mijn eersteagressie wist ik niet dat dit centrum bestond. Niemand had medat verteld. Ik heb een blind vertrouwen in mijn psychologe.Zonder dat vertrouwen kan men zich immers niet correctuitdrukken en communiceren. Sedert kort nemen we deel aangroepstherapieën. Gelukkig heb ik ook mijn vriendin, dietevens mijn collega is en op wie ik vierentwintig uur per dag

été hospitalisée pendant 12 jours. A trois reprises, on aenvisagé une opération de la glande thyroïde mais jusqu’àprésent j’ai pu y échapper. À cette époque, l’assurance n’a pasreconnu cela comme accident de travail alors que mon dossiermédical précise que tous mes problèmes de santé – goitre,thyroïde, syncopes – sont dus à l’agression. A l’heureactuelle, je subis d’ailleurs toujours des examens médicaux :prise de sang et visite chez l’endocrinologue tous les deuxmois et échographie de la gorge tous les six mois – peut-être àvie –.

A la suite de l’hospitalisation du mois de juillet 2000,l’assurance m’a exclue. Je n’ai pas eu le courage de me battre,ni de faire appel car j’étais complètement dégoûtée. Ce quicomptait pour moi, c’était de rentrer et d’être auprès de mafamille qui avait souffert énormément et souffre encore. J’aiété prise en charge par la mutuelle, ce qui a impliqué uneperte de salaire de 14 à 17.000 francs. J’ai repris le travail le16 septembre 2000 mais après ces nombreux arrêts de travailet mon entreprise considérant ces absences comme du congémaladie et non comme les suites de l’agression, je n’ai pasobtenu de contrat définitif. Ils m’ont fait signer un contrat deremplacement de pause carrière à partir du 1 décembre 2000.Il s’agissait d’un essai permettant de voir si j’étais rétablieavant de signer mon contrat définitif. Malheureusement, le29 janvier 2001, j’ai subi une nouvelle agression. Mon busétait complet ; deux personnes âgées m’ont fait signe de lesattendre à l’arrêt car elles se déplaçaient difficilement. Alorsque je les attendais à l’emplacement de l’arrêt, un homme estarrivé ; il s’agissait d’un de mes agresseurs précédents carc’est toujours la même bande ; il m’a menacée de mort devanttout le monde. Il a téléphoné avec son GSM à côté de moi endemandant qu’on vienne « me buter sur place ». Il a aussifrappé dans mon plexiglas mais comme nous sommesprotégés par notre cabine, il ne pouvait pas m’atteindre ets’énervait encore plus. Il a tenté de défoncer ma porte etd’ouvrir ma vitre latérale en continuant à m’insulter et à memenacer pendant quelque 5 minutes mais cela m’a semblé trèslong. Quand un autre bus est arrivé à ma hauteur, lesoccupants du mien sont descendus par peur et les deuxpersonnes âgées que j’avais attendues et deux adolescentssont les seuls à être restés avec moi pour témoigner des faits àla gendarmerie ainsi qu’au contrôleur. Ils n’ont toutefois pasvoulu laisser leur identité car ils connaissent mon agresseur etsavent qu’il est réputé comme étant caractériel, dangereux etagressif. C’était la fin de mon service et je suis donc rentréeau dépôt.

Depuis ma rentrée au TEC le 28 juillet 1999, jusque finjuin 2001, je totalise 313 jours de maladie sur 673 jours detravail. Je suis toujours en incapacité de travail mais, cettefois, l’assurance l’a reconnu bien qu’il s’agisse d’uneagression verbale et non physique. Il faut savoir quel’assurance ne prend pas les séquelles morales en compte, lacompagnie d’assurance considère qu’il s’agit de mensonges.Quand on se plaint de séquelles morales, c’est qu’on estparesseux et qu’on ne veut pas travailler !

Mon employeur me menace toujours de ne pas signer moncontrat définitif ; il me laisse jusqu’au 30 septembre de cetteannée pour reprendre le travail mais je n’y arrive pas.

Je n’y arrive pas pour la simple et bonne raison que mes

Page 69: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 69 –

kan rekenen.

Ik heb verschillende zelfmoordpogingen ondernomen. Ommijn kinderen te beschermen, wilde ik mij aan mijn agressorsoverleveren opdat ze ermee zouden ophouden. De toestand isondraaglijk geworden. Dat duurt nu al anderhalf jaar. Hetgerecht weet wat er in Charleroi gebeurt, maar doet niets enhet wordt steeds erger.

Als ik ’s morgens opsta, vraag ik mij af of ze me vandaagzullen vermoorden. ’s Avonds denk ik dat het misschien voormorgen zal zijn. Deze personen hebben mijn gezin verwoest.Mijn kinderen lijden en durven nauwelijks buitenkomen. Ikheb bijna geen echtelijk leven meer. Waar is er noggerechtigheid in deze stad? De agressors krijgen alle kansen,maar wij, slachtoffers, zijn nummers, vodjes papier op eenschrijftafel in een hoek. Maar deze papieren, dat is het levenvan een gezin dat in uw handen ligt. Hoelang moeten we noglijden omwille van een te lakse wetgeving?

De heer Van Cauwenberghe verklaarde onlangs in de persnochtans dat hij niet langer mocht zwijgen en hij riepCharleroi uit tot rampgebied. Hij doet een beroep op defederale politie om in Charleroi en de aangrenzendegemeenten de orde te herstellen. De heer Van Gompel, dieschepen is in Charleroi, is ook directeur bij de TEC. Hij weetzeer goed wat er gebeurt, maar omdat hij bang is voor slechtepubliciteit, zwijgt hij. Het is beter niet bij hem aan te kloppen,want ik er ben er zeker van dat hij mij zal ontslaan als ik hetwerk hervat.

Als ouders moeten we proberen onze kinderen zo goedmogelijk op te voeden. We moeten hen leren het goede van hetkwade te onderscheiden. Ik heb mijn plicht gedaan en het isnu aan u om hetzelfde te doen, niet met woorden, maar metdaden. Als ik niet snel geholpen wordt, zal ik tegen u allenklacht indienen, omdat u getuige bent van dit geweld enweigert bijstand te verlenen aan een persoon in nood.

Het is misschien de hoogste tijd om de zerotolerantie, dievoor Euro 2000 zo goed gewerkt heeft, in Charleroionmiddellijk en voor onbeperkte tijd toe te passen. Er vallenalle dagen slachtoffers. Kinderen worden in onze bussenlastig gevallen. Jongeren van 16 jaar spelen met cutters,vallen bejaarde personen aan. Toen ik op 18 juni naar depolitie stapte, legde de politieagent mij uit dat mijn agressoreen arme jongen was die op driejarige leeftijd zijn moederverloor. Zijn vader is naar Turkije teruggekeerd en heeft hemhier achtergelaten. Hij is door zijn grootvader en oomverstoten. Daardoor is alles misgelopen.

Moest ik hem dan beklagen terwijl hij mij toch overvallen haden me nu wil vermoorden. Hij heeft dat gezegd en zal het ookdoen.

Vervolgens vroegen ze mij of ik met deze zaak wildedoorgaan. Ik zei dat het zo niet kon blijven duren en dat ik tothet einde wou gaan. Ze antwoordden mij dat ik olie op hetvuur zou gieten en dat dit wel eens gevaarlijk kon worden.

Ik wil de rijkswacht van Châtelet en de heer Dujardin,magistraat, danken. Ik heb minister Verwilghen op 26 april ineen brief om hulp gevraagd omdat ik ten einde raad ben. Ikkan zo niet verder leven; ik kan mijn huishouden niet meerdoen; ik kan mijn kinderen niet meer doen studeren; ik kan

agresseurs m’ont de nouveau harcelée dans le cadre de ma vieprivée. J’ai changé de voiture et de plaque d’immatriculation.Ils passent devant chez moi en klaxonnant, l’air menaçant,avec une copie de ma nouvelle plaque à l’arrière de leurcamionnette pour bien montrer qu’ils m’ont repérée. L’un desamis de mon agresseur, d’origine gitane, a installé sa caravaneà 150 mètres de mon domicile. Tous les jours, mes enfants etmoi voyons cette personne passer.

Je suis actuellement suivie par le service d’aide aux victimesde la Communauté française à Charleroi. Je suis très biensuivie. Je suis contente d’avoir rencontré les personnes qui ytravaillent. Comme il s’agissait de ma première agression, jene savais pas que ce centre existait. On ne m’en avait pasparlé. J’ai une totale confiance en ma psychologue. Il faut eneffet avoir confiance en la personne pour pouvoir s’exprimeret communiquer correctement. On participe depuis peu à desthérapies de groupe. J’ai en outre la chance d’avoir mon amiequi est aussi ma collègue. En dehors du service d’aide auxvictimes, elle est 24 heures sur 24 chez moi.

J’ai effectué plusieurs tentatives de suicide. Pour protéger mesenfants, j’ai voulu aller me livrer à mes agresseurs pour qu’ilsen finissent. C’est trop dur. Cela dure depuis un an et demi.La Justice sait ce qui se passe à Charleroi mais on ne fait rien.C’est de pis en pis.

Quand je me lève le matin, je me demande toujours si c’estaujourd’hui qu’ils vont me tuer. Quand le soir arrive, je medis que ce n’était pas pour aujourd’hui mais que ce sera peut-être pour demain. C’est ce que je vis. Ces personnes ontdétruit ma famille. Mes enfants souffrent et ont peur de sortir.Ma vie de couple est presque inexistante. J’aimerais savoir oùest la Justice dans cette ville. Vous laissez trop de chance auxagresseurs mais nous, les victimes, sommes des numéros, devulgaires papiers sur un bureau dans un coin. Mais dans cespapiers, c’est la vie d’une famille qui est entre vos mains.Combien de temps encore allons-nous devoir souffrir à causedes lois trop laxistes ?

Pourtant, dans la presse, M. Van Cauwenberghe affirmait iln’y a pas si longtemps qu’il ne pouvait plus se taire etdéclarait Charleroi zone sinistrée. Il fait appel à la policefédérale pour rétablir l’ordre à Charleroi et dans lescommunes avoisinantes. Je précise également que M. VanGompel, échevin de la Ville de Charleroi, est un desdirecteurs des TEC. Il sait très bien ce qui s’y passe maispréfère se taire, par peur d’une mauvaise publicité. Il vautmieux ne pas essayer d’aller le trouver car je suis sûre etcertaine que quand je reprendrai le travail, il me mettradehors.

En tant que parents, nous devons donner la meilleureéducation possible à nos enfants et leur apprendre à distinguerle Bien du Mal. Moi, j’ai fait mon devoir ; maintenant, à vousde faire le vôtre, non pas en paroles, mais en passant à l’acte.Sans une aide urgente de votre part, je déposerai plaintecontre vous tous, témoins de cette violence, pour non-assistance à personne en danger.

Quant à la tolérance zéro, comme on l’a si bien fait pourl’Euro 2000, il serait peut-être temps de l’appliquerimmédiatement à Charleroi, et pas pour une période de troisjours. Tous les jours, des personnes sont victimes. Les enfants

Page 70: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 70 –

niet meer met hen praten. Soms moet ik me in de badkameropsluiten omdat ik bang ben dat ik me tegenover mijnkinderen gewelddadig zal gedragen, hoewel ze niets verkeerdgedaan hebben. Spreken alleen al enerveert mij. Mijnvriendin zorgt voor mij en mijn gezin. Slachtofferhulpbetekent een enorme steun, maar als men na de therapie terugthuiskomt, staat men er alleen voor. Er is dan alleen nog de107, tenzij men de hand aan zichzelf slaat.

que l’on nous confie se font harceler dans nos bus. Des jeunesde 16 ans jouent avec des cutters, agressent des personnesâgées. Quand je suis allée à la police le 18 juin, l’agent m’aexpliqué que mon agresseur était un pauvre garçon qui avaitperdu sa mère à l’âge de trois ans. Son père l’a abandonné etest retourné en Turquie. Il a été rejeté par son grand-père etson oncle. C’est comme cela qu’il a mal tourné.

Je lui ai demandé s’il ne voulait pas que je le plaigne parceque c’était lui qui m’avait agressé et qui veut me tuer. Il mel’a affirmé et il le fera.

Ils m’ont ensuite demandé si j’étais décidée à aller jusqu’aubout. J’ai dit que cette fois-ci, cela ne pouvait plus durer : oubien cela passait ou bien cela cassait mais j’irais jusqu’aubout. Ils m’ont répondu que je risquais de mettre de l’huilesur le feu et que cela risquait d’être dangereux.

J’aimerais remercier la gendarmerie de Châtelet ainsi que lemagistrat, M. Dujardin car j’avais écrit un courrier le 26 avrilà M. Verwilghen pour lui demander de l’aide parce que car jesuis à bout ; je ne peux plus vivre de cette façon, je n’arriveplus à m’occuper de mon ménage, à faire étudier mes enfantsni à leur parler. Parfois, je dois m’enfermer dans la salle debains, de peur de me livrer à des actes violents envers mesenfants alors qu’ils ne m’ont rien fait ; le seul fait de parlerm’énerve. C’est mon amie qui s’occupe de ma famille et demoi. Il est vrai que l’aide aux victimes m’apporte beaucoupmais il faut également penser que lorsqu’on sort d’unethérapie et qu’on se retrouve chez soi, on est bien seul. On n’aplus qu’un recours, le 107, à moins de se suicider.

Mevrouw Paula Walraevens. – In de lente van 1994 werdmijn leven drastisch overhoop gegooid. Mijn zoon Pascalwerd op de parking van een dancing door een 18-jarigeneergestoken toen hij een vriend te hulp kwam tijdens eenruzie.

Na dit feit stond ons een ware lijdensweg te wachten. Onsgezin werd ter plaatse geroepen om eventueel bloed te kunnengeven. Bij onze aankomst was onze zoon reeds overleden.Wij werden goed opgevangen door de rijkswacht. Wijmochten bij Pascal blijven tot het parket afstapte en zijnlichaam in beslag werd genomen voor een autopsie. Wijwisten niet dat we daarna geen kans meer zouden krijgen omafscheid te nemen.

Na het vrijgeven van zijn lichaam was de kist verzegeld. Bijelk bezoek aan het kerkhof stel ik mij de vraag of zijn lichaamwel op een menswaardige manier werd hersteld.

Omdat wij nog heel wat administratieve formaliteitenmoesten vervullen, contacteerden wij de wetsdokter voor eenattest. Wij wisten natuurlijk niet waar we terecht konden. Wijwerden doorverwezen naar de onderzoeksrechter, die ons zeerkoel ontving. Hij vroeg mijn man hoe het met mij ging.Hoewel ik aanwezig was, werd ik totaal genegeerd.

Na deze begroeting kregen we enkel antwoord op de vraagwaar wij met onze papieren terecht konden, voor het overigewerd er niets gezegd. We hadden echt het gevoel dat er geenruimte was voor enig gesprek. Er was geen enkelegelegenheid om vragen te stellen, zelfs niet om ons een beetjeaandacht te schenken. Wij voelden ons in de steek gelaten.Wij kregen geen enkele opvang, wij wisten niet eens dat er

Mme Paula Walraevens. – Au printemps 1994, ma vie abasculé. Mon fils Pascal a été abattu sur le parking d’undancing par un jeune homme de 18 ans alors qu’il venait enaide à un ami lors d’une dispute.

Après, c’est un véritable chemin de croix qui nous attendait.Notre famille a été appelée sur place pour pouvoiréventuellement donner du sang. À notre arrivée, notre filsétait déjà mort. Nous avons été bien reçus par lagendarmerie. Nous avons pu rester avec Pascal jusqu’à ladescente du parquet qui a emporté le corps pour l’autopsier.Nous ignorions que nous ne pourrions plus le revoir unedernière fois.

Après l’autopsie, le cercueil était scellé. À chaque visite aucimetière, je me demande si son corps a bien été restitué danssa dignité humaine.

Devant encore accomplir de nombreuses formalitésadministratives, nous avons demandé une attestation aumédecin légiste. Nous ne savions évidemment pas à qui nousadresser. On nous a renvoyés au juge d’instruction qui nous areçus très froidement. Il a demandé à mon mari commentj’allais mais il m’a totalement ignorée malgré ma présence.

Après cet accueil, il nous a seulement dit où nous pouvionsobtenir nos papiers, sans rien ajouter. Nous avions vraimentle sentiment qu’il n’y avait pas de place pour le moindredialogue. Nous n’avions pas la possibilité de poser desquestions, même pas pour recevoir un peu d’attention. Nousnous sentions délaissés. Nous n’avons bénéficié d’aucuneprise en charge, nous ne savions même pas qu’il existait uncentre d’aide aux victimes. Heureusement, une semaine après

Page 71: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 71 –

een centrum voor slachtofferhulp bestond. Gelukkig stuurdede rijkswacht ons een week na de feiten een folder van devereniging Ouders van een vermoord kind, waarmee wijonmiddellijk contact hebben opgenomen. Deze vereniging gafons steun, begrip en vooral informatie, en we leerden de pasbenoemde justitieassistente kennen Zij heeft ons fantastischgeholpen op allerlei gebieden, ook met het afhandelen van deadministratieve rompslomp.

Omdat ik voelde dat ik nood had aan een meergespecialiseerde opvang, heb ik op eigen initiatief eenpsycholoog bezocht.

Vijf maanden later vond de wedersamenstelling plaats. Wijwerden hierover niet ingelicht, maar kwamen dit toevallig teweten. Wij wilden aanwezig zijn in de hoop een duidelijkerbeeld te krijgen van wat er gebeurd was. Wij mochten niet ophet terrein. Vrienden van de dader waren blijkbaar wel op dehoogte, want zij zaten boven op het dak van de dancing zodatze alles prima konden overschouwen. Wij stonden tussen devele toeschouwers. Dat dit voor ons verschrikkelijk was moetik jullie niet zeggen, te meer omdat we toen nog volledig inhet ongewisse waren over de omstandigheden van hetoverlijden van ons kind.

Het was voor ons ook zeer pijnlijk te zien hoe de dader na dereconstructie zijn grootouders kon omhelzen. Wij haddenniemand meer om vast te houden. Wij stonden daarmoederziel alleen.

Tijdens het onderzoek werden noch wij noch onze anderekinderen ondervraagd. Omdat het om een ruzie ging, leek hetons wel belangrijk de onderzoekers duidelijk te kunnenmaken wie en hoe Pascal was. We waren blijkbaar de enigendie daarover zo dachten.

Aangezien wij ons burgerlijke partij hadden gesteld, kregenwe een paar dagen voor de zitting van de raadkamer inzage inhet dossier. Zonder enige vorm van begeleiding zijn we hetdossier tot tweemaal toe gaan inkijken We begrepen er nietveel van. Je moet al een arts zijn om het verslag van dewetsarts te kunnen begrijpen. Bovendien was het in het Fransopgesteld.

De zaak werd gecorrectionaliseerd als opzettelijke slagen enverwondingen zonder het oogmerk te doden maar met dedood tot gevolg. Aanvankelijk werd de kwalificatie “moord”vooropgesteld. Tot op vandaag begrijp ik nog steeds nietwaarom dit werd afgezwakt tot “slagen en verwondingen”.Niemand heeft ons hierover enige uitleg gegeven.

Het bijwonen van de correctionele zitting was voor ons eenheel emotioneel en moeilijk moment. Wij hadden er onswekenlang op voorbereid. In de gang stonden we plots oog inoog met de dader. Die was blijkbaar vrij. Nochtans stond oponze uitnodiging duidelijk vermeld dat hij in de gevangenisvan Sint-Gillis verbleef. Later kwamen we te weten dat hijreeds twee maanden op borgtocht voorlopig vrij was.

In 1997 werd de dader veroordeeld tot 10 jaar gevangenisstrafwaarvan 4,5 jaar effectief. Vermits hij reeds 16 maanden invoorarrest gezeten had, kon hij genieten van de wet-Lejeuneen als een vrij man de zaal verlaten. Daar waren we echt nietop voorbereid, dat had niemand verwacht. Dat vergt hetuiterste van iemands zelfbeheersing. Wat er dan door je

les faits, la gendarmerie nous a envoyé un dépliant del’association Ouders van een vermoord kind que nous avonsimmédiatement contactée. Cette association nous a offert sonsoutien, sa compréhension et surtout des informations. Nousavons fait la connaissance de l’assistante de justice qui venaitd’être nommée. Son aide a été fantastique dans tous lesdomaines, y compris les tracasseries administratives.

Sentant que j’avais besoin d’une prise en charge plusspécialisée, j’ai consulté de ma propre initiative unpsychologue.

La reconstitution eut lieu cinq mois plus tard. Nous n’enavons pas été informés et l’avons appris par hasard. Nousvoulions être présents dans l’espoir d’avoir une idée plusclaire de ce qui s’était passé. Nous n’avons pas pu avoiraccès au terrain. Des amis du coupable étaientvraisemblablement au courant car ils se trouvaient sur le toitdu dancing, de sorte qu’ils avaient une vue imprenable. Nousétions parmi les nombreux spectateurs. C’était terrible pournous, d’autant plus que nous ignorions totalement lescirconstances du décès de notre enfant.

Ce fut aussi très douloureux pour nous de voir que lecoupable pouvait embrasser ses grands-parents après lareconstitution. Nous n’avions plus personne à serrer dans nosbras, nous étions là tout seuls.

Durant l’instruction, nous n’avons pas été interrogés.S’agissant d’une dispute, il nous semblait pourtant importantque les enquêteurs sachent qui était Pascal.

Comme nous nous étions constitués partie civile, nous avonseu accès au dossier quelques jours avant la séance de lachambre du conseil. Nous l’avons consulté deux fois, sansbénéficier d’aucune forme d’accompagnement, et nousn’avons pratiquement rien compris parce qu’il faut êtremédecin pour comprendre le rapport du légiste. De plus, ilétait rédigé en français.

L’affaire a été correctionnalisée en tant que coups etblessures volontaires sans intention de donner la mort maisl’ayant entraînée. Au départ, la qualification de meurtre a étéproposée et je ne comprends toujours pas pourquoi elle a étéconvertie en coups et blessures. Personne ne nous a rienexpliqué.

Le fait d’assister à l’audience correctionnelle fut pour nousune épreuve très émotionnelle et difficile. Nous nous y étionslonguement préparés. Dans le couloir, nous nous sommessoudain trouvés face à face avec le coupable. Il étaitmanifestement libre. Sur notre convocation, il était pourtantclairement stipulé qu’il était à la prison de St-Gilles. Nousavons appris plus tard qu’il était libéré sous caution depuisdeux mois.

En 1997, il a été condamné à dix ans de prison, dont quatreans et demi de prison ferme. Comme il avait été en prisonpréventive pendant 16 mois, il a pu bénéficier de la loiLejeune et quitter librement la salle. Nous n’y étions pas dutout préparés, personne ne s’y attendait. Cela demande uncontrôle de soi extrême. Ce qu’on ressent à ce moment esttrès dur à exprimer. Nous pouvions difficilement accepter quejustice avait été rendue. On ne tenait nullement compte de nos

Page 72: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 72 –

heengaat is heel moeilijk te verwoorden. We konden heelmoeilijk aanvaarden dat hier gerechtigheid was geschied. Erwerd geen rekening gehouden met onze gevoelens en met denagedachtenis van Pascal.

We zitten nog met vele vragen waarop we waarschijnlijknooit een antwoord zullen krijgen.

Gelukkig konden wij op de zittingen, die verschillende malenverdaagd werden, rekenen op de professionele begeleidingvan de justitieassistente en van lotgenoten, waar mijn man enik tot op heden nog heel veel steun aan hebben.

We hadden ook een schadevergoedingseis ingediend, maaromdat we niet financieel afhankelijk waren van onze zoon,werd deze eis verworpen.

Drie jaar na de uitspraak van het vonnis kende de rechter onseen morele schadevergoeding toe. Gelukkig was de wet opdat moment aangepast en konden we een nieuwe aanvraagindienen.

Voor een tweede maal moesten we doorheen de papiermolen,wat helemaal niet gemakkelijk was want alle emoties kwamendan weer naar boven. En wat een lijdensweg: we moestenallerlei documenten en inkomensattesten van de afgelopen 6jaar opzoeken. Ik vraag me af waarom onze financiëletoestand belangrijk is. Het gaat hier toch om de pijn, om hetverlies van ons kind, om ons fysiek en psychisch lijden, ofom, zoals mijn kleinkind het altijd zegt: “Ik heb geen geldverloren, ik heb mijn papa verloren.” Ik heb het gevoel datmen denkt dat het ons alleen maar om het geld te doen is. Datis helemaal niet zo. Het enige wat ik wil is revanche nemenop de dader. In mijn ogen is hij niet gestraft geweest en ik wilvergelding door hem levenslang te laten betalen.

Dat was een van mijn bekommeringen toen we het dossiermochten gaan inzien. Mijn man en ik, vergezeld van onzeadvocaat, werden vriendelijk ontvangen op het secretariaatvan de commissie waar we een zeer correcte uitleg kregen.Voor mij was het belangrijk een antwoord te krijgen op mijnvraag: “Gaan jullie dit geld terugvorderen bij de dader?”Hierop kreeg ik een positief antwoord. Voor mij was dat eengrote geruststelling. Ik had minder het gevoel een bedelaar tezijn. De dader zou eindelijk moeten boeten.

Ik vraag mij af hoelang deze lijdensweg nog gaat duren. Mijnzoon is nu al zeven jaar vermoord en ik heb de kans nog nietgekregen om alles rustig te verwerken. Er is wel altijd iets.Waarom moet alles zo lang aanslepen?

Men zegt dat de tijd alle wonden heelt, maar neem het van mijaan, deze wonde is ongeneeslijk.

sentiments et du souvenir de Pascal.

Beaucoup de questions resteront sans doute sans réponse.

Nous avons heureusement pu compter sur l’accompagnementprofessionnel d’assistants de justice et de personnes ayantvécu le même drame que nous, mais mon mari et moi avonsencore besoin de beaucoup de soutien.

Nous avions déposé une demande d’indemnisation, maiscomme nous ne dépendions pas financièrement de notre fils,cette demande a été rejetée.

Trois ans après le prononcé du jugement, le juge nous aaccordé une indemnité de dommage moral. La loi avaitheureusement été adaptée à ce moment et nous avons puintroduire une nouvelle demande. Nous avons donc à nouveaudû rassembler toute une série de documents, ce qui n’était pasfacile parce toutes les émotions remontaient à la surface.Nous avons dû fournir des attestations de revenus des sixderniers mois. Je me demande en quoi notre situationfinancière était importante. Il s’agit quand même de douleur,de la perte de notre entant, de souffrance physique etpsychique. J’ai l’impression qu’on pense que notre but est derecevoir de l’argent. Ce n’est absolument pas le cas et tout ceque je veux, c’est prendre ma revanche sur le coupable. Ames yeux, il n’a pas été puni et je veux qu’il paie toute sa vie.

C’était l’un de mes soucis quand nous avons eu accès audossier. Le secrétariat de la commission nous a bienaccueillis et nous a donné toutes les explications nécessaires.Je voulais savoir si cet argent serait réclamé au coupable.J’ai reçu une réponse positive. Ce fut un apaisement pourmoi. Le coupable devrait enfin expier.

Je me demande combien de temps ce chemin de croix vaencore durer. Mon fils est mort depuis sept ans et je n’ai pasencore pu sereinement en faire mon deuil. Il y a toujoursquelque chose. Pourquoi tout cela doit-il traîner silongtemps ?

On dit que le temps guérit toutes les blessures, mais croyez-moi, cette blessure-là est incurable.

(De vergadering wordt geschorst om 16.15 uur. Ze wordthervat om 16.45 uur.)

(La séance, suspendue à 16 h 15, est reprise à 16 h 45.)

De voorzitter. – Dames en heren, ik stel voor dat we onzewerkzaamheden hervatten. We moeten ons aan het tijdschemahouden om de minister de gelegenheid te geven zijn plannenen zijn standpunt over de behandelde problematiek uiteen tezetten.

De getuigenissen die we zopas hebben gehoord, waren sterkemotioneel geladen. Het vergt heel wat moed om hier zijnverhaal te komen doen. De sprekers hebben op een waardige

M. le président. – Mesdames et messieurs, je propose quenous poursuivions nos travaux. Nous sommes en effet tenuspar le temps, du moins si nous voulons permettre au ministrede s’exprimer sur ses projets et sa position quant à laproblématique que nous venons de développer très largementaujourd’hui.

Je voudrais néanmoins revenir une minute sur lestémoignages qui nous ont été livrés. Ces témoignages étaient

Page 73: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 73 –

manier uitgelegd wat hun standpunt is en op welke manier zehet gebeurde trachten te begrijpen. Ze willen de toehoordersdoen inzien wat ze als slachtoffer hebben doorgemaakt en water zou moeten veranderen.

We beschikken over structuren, instellingen en experts. Deexperts kunnen maar “superspecialisten” worden als ze hetverhaal van de slachtoffers kennen.

Ik verzoek mevrouw Viville, verantwoordelijke van de VZW“Ouders van een vermoord kind”, ons over haar werk tevertellen. Mevrouw Viville leidt de VZW sedert 1990. Ik hebdeze vereniging leren kennen toen ik met het drama in mijngezin werd geconfronteerd en ik heb de grootste waarderingvoor haar werk.

chargés d’émotions intenses et ont demandé une bonne dosede courage à leurs auteurs. Ceux-ci nous ont exposé avecdignité leur point de vue, leur désir de comprendre et, surtout,leur volonté de faire percevoir ce qu’est le vécu d’une victimeet ce qu’il conviendrait de changer.

Nous disposons de structures, d’institutions où travaillent desexperts. Si les experts veulent vraiment devenir des « superspécialistes », ce n’est qu’en écoutant les victimes qu’ils lepourront.

Je demande à Mme Viville, responsable de l’ASBL « Oudersvan een vermoord kind », de venir nous expliquer son travail.Mme Viville y est active depuis 1990. J’admire vraiment sonaction et celle de son association depuis qu’elles se sonttrouvées sur mon chemin au moment où j’ai vécu mon drame.

Mevrouw Viville-Clinckx. – Als voorzitster van devereniging “Ouders van een vermoord kind” heb ik hier, mijninziens, de moeilijke taak om bijna als laatste aan bod tekomen. Moeilijk, omdat ik weet dat een hele dag luisteren eneen hele hoop informatie vergaren zeer vermoeiend is, zelfsvoor senatoren, en dat de aandacht wat afzwakt, maar ook,omdat ik als gewone huisvrouw het moet opnemen tegen dekennis van professoren, onderzoeksrechters, advocaten,politiemensen en maatschappelijke assistenten. Maar aan deandere kant is het tevens zeer moedgevend omdat ik, ook alsmoeder van een vermoord kind en als vertegenwoordigstervan onze ouders, dus als jarenlange ervaringsdeskundige, eengroot deel van de argumenten die u in de loop van ditcolloquium. gehoord heeft, kan toetsen aan de realiteit, aan denoden van de slachtoffers van zware misdrijven in hetalgemeen maar vooral aan de noden van de ouders van eenvermoord kind, van gelijk welke leeftijd, in het bijzonder.

En dat er nog noden zijn, is hier vandaag maar al te dikwijlsaangehaald. Het is trouwens van daaruit dat 12 jaar geledenonze vereniging is opgestart: er was een enorme nood aanopvang en aan begeleiding van ouders van een vermoordkind.

In het begin van de jaren negentig was het schering en inslagdat ouders de juiste toedracht van de feiten in de pers moestenvernemen, dat sommigen zelfs hun onderzoeksrechter nietkenden, laat staan dat ze er contact mee hadden. Op hetproces waren zij van geen tel. Meestal wist de voorzitter vanhet hof niet eens wie de ouders waren van het slachtoffer enmet de vrijlating van de dader hadden zij zeker niets temaken. Toen mochten wij werkelijk zeggen dat hetslachtoffer in de kou stond. Er was geen sprake van respect,van informatieverstrekking laat staan van psychologischebegeleiding.

Gelukkig vond onze vereniging die psychologischeondersteuning al heel vlug bij het Centrum voorSlachtofferhulp te Leuven dat trouwens tot op heden nogsteeds instaat voor de begeleiding zowel op emotioneel als opjuridisch vlak.

Ouders hebben nood aan informatie, aan juridischeondersteuning, zij zoeken begrip en steun, verlangen dat ernaar hen geluisterd wordt, zoeken erkenning, zoeken mensendie hen begrijpen en aandacht blijven geven, zelfs na ettelijkejaren, en, en dat alles vinden zij op onze maandelijks

Mme Viville-Clinckx. – En ma qualité de présidente del’association Ouders van een vermoord kind, j’ai la tâchedifficile d’intervenir en dernier lieu. C’est un exercicepénible, non seulement parce que nous arrivons au termed’une longue journée riche en informations, mais aussi parcequ’en tant que simple femme au foyer, je me trouveconfrontée à des professeurs, des juges d’instruction, desavocats, des policiers et des assistants sociaux.

D’un autre côté, c’est cependant très encourageant parceque, comme maman d’un enfant assassiné et commereprésentante des parents, j’ai une certaine expérience et jepeux confronter à la réalité une grande partie des argumentsavancés durant ce colloque ainsi que les besoins des victimesde graves délits et des parents d’un enfant assassiné, quel quesoit son âge.

Les besoins ont été soulignés à maintes reprises. Si notreassociation a débuté voici douze ans, c’est parce qu’il y avaitun énorme manque d’accueil et d’accompagnement desparents.

Au début des années nonante, il arrivait souvent que desparents apprennent les circonstances des faits dans la presse,que certains d’entre eux ne connaissent même pas leur juged’instruction et qu’aucun contact n’ait lieu. Au procès, ils necomptaient pas. Souvent, le président de la cour ne savait pasqui étaient les parents de la victime et ils n’étaient pasconsultés sur la libération de l’auteur des faits.

Il n’était nullement question de respect, d’information oud’accompagnement psychologique.

Notre association a heureusement trouvé ce soutienpsychologique auprès du Centrum voor Slachtofferhulp àLouvain.

Les parents ont besoin d’informations, d’assistancejuridique ; ils ont besoin d’être écoutés et compris, mêmeaprès plusieurs années. C’est précisément ce qu’ils trouventlors de nos soirées mensuelles ou de contacts individuels avecles personnes ayant vécu le même drame et lesaccompagnateurs.

Nous avons également entrepris des actions de sensibilisationet de soutien. Nous nous sommes rendu compte qu’ellesproduisaient leurs effets lors de la publication, en 1992, denotre premier livre, Leven met een schaduw, par lequel nousvoulions faire savoir aux pouvoirs publics et à la société ce

Page 74: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 74 –

praatavonden of tijdens de individuele contacten metlotgenoten en begeleiders.

Er zijn binnen onze oudergroep niet enkel de onderlingecontacten, wij hebben ook talrijke sensibiliserings- enbeleidsgerichte acties ondernomen. En dat ze effect hadden,hebben we duidelijk gezien bij de publicatie, in 1992, van onseerste Boek “Leven met een schaduw”. We wilden deoverheid en de maatschappij laten weten hoe wij ons voelden:de pijn, de onmacht, de woede maar ook hoe wij de contactenmet de omgeving, met de pers, maar vooral met de politie enhet gerecht ervaarden. Wij hebben gevochten voor de rechtenvan ouders van een vermoord kind en voor de rechten vanslachtoffers in het algemeen,

De publicatie van dit boek is de directe aanleiding geweestom op de parketten maatschappelijke assistenten voorslachtofferonthaal aan te stellen Zij zijn van onschatbarewaarde geworden en doen werkelijk baanbrekend werk. Nukunnen zij uit onze leefwereld niet meer weggedacht worden.Maar hun diensten dreigen uit hun voegen te groeien. Het ishoogdringend tijd dat er meer en vast personeel komt zodat dejustitieassistenten ook tijdens het weekend en devakantieperiode bereikbaar zijn. Het is frustrerend alsslachtoffer telkens te moeten horen dat uw contactpersoonniet aanwezig is, overgeplaatst werd of vervangen werd dooriemand anders die uw dossier helemaal niet kent.

Nooit werden er zoveel wettelijke initiatieven genomen als inde afgelopen jaren. Onze vereniging maakte dan ook eenevaluatie van wat er sinds ons eerste boek in de praktijkveranderd was zowel op vlak van formele regelgeving als opvlak van bejegening. Het boek “Recht van spreken” dat tweejaar geleden verscheen, heeft als centrale doelstelling hetvoorkomen van secundaire victimisering met andere woorden,het voorkomen dat slachtoffers in hun contacten met justitieen andere instanties opnieuw benadeeld worden. Na al dieinitiatieven leek het erop dat de rechtspositie van slachtoffersen nabestaanden en het respecteren van hun rechten verzekerdwas. En toch…

De wet-Franchimont heeft op vele punten rekening gehoudenmet de aanbevelingen die we deden in “Leven met eenschaduw”, zeker wat betreft het recht op een eerbiedige encorrecte behandeling. Het recht op een waardig afscheidnemen is daar een van. De kans krijgen om op een waardigemanier afscheid te kunnen nemen van je kind en met eengoede begeleiding is van cruciaal belang voor de verdererouwverwerking. Sinds het in voege treden van de wet is erreeds heel wat moeite gedaan om alles in goede banen teleiden.

Wij stellen ons wel nog de vraag in hoeverrebegrafenisondernemers op de hoogte zijn van deze richtlijn enin hoeverre zij opgeleid zijn om nazorg te bieden, want ookdat laat dikwijls veel te wensen over.

In het handvest voor de rechten van het slachtoffer staat: “Deteruggave van in beslag genomen voorwerpen moet met denodige omzichtigheid gebeuren”. In de praktijk zien wij daarnog weinig van. Meestal moeten onze ouders de eerste stapzetten en duurt het jaren vooraleer zij iets terug krijgen. Is hetniet vanzelfsprekend dat, indien zij het wensen, onmiddellijkna het proces alle overtuigingsstukken aan het slachtoffer

que nous ressentions : la douleur, l’impuissance, la colère, …mais aussi quels étaient nos contacts avec l’entourage, lapresse, la police et la justice. Nous avons lutté pour les droitsdes parents d’un enfant assassiné et des victimes en général.

A la suite de la publication de ce livre, des assistants sociauxont été engagés dans les parquets pour l’accueil des victimes.Leur valeur est inestimable et on ne pourrait plus s’en passer.Il est urgent qu’il y ait davantage de personnel permanent etd’assistants de justice joignables durant le week-end et lespériodes de vacances.

Il est frustrant pour une victime d’entendre que la personnede contact est absente, a été déplacée ou remplacée parquelqu’un qui ne connaît pas son dossier. Il n’y a jamais euautant d’initiatives légales que durant ces dernières années.

Notre association a fait une évaluation de ce qui a changédans la pratique, depuis la parution de son dernier livre, surles plans de la réglementation formelle et des comportements.Le livre Recht van spreken, paru il y a deux ans, a pour butprincipal d’éviter que les victimes soient lésées dans leurscontacts avec la justice et les autres instances. Il semble quela place légale des victimes soit maintenant assurée.

La loi Franchimont a tenu compte en de nombreux points desrecommandations figurant dans Leven met een schaduw,certainement pour ce qui concerne le droit à un traitementdigne et correct. Une séparation dans la dignité, avec un bonaccompagnement, est d’importance cruciale pour le travailde deuil. Depuis l’entrée en vigueur de la loi, beaucoup a étéfait pour que tout se passe bien.

Dans le manuel relatif aux droits des victimes, on dit que larestitution des objets saisis doit s’effectuer avec tous lesménagements nécessaires. Or, il se passe souvent denombreuses années avant que les parents récupèrent quelquechose. N’est-il pas évident que s’ils le souhaitent, les parentsdoivent pouvoir recevoir les pièces à convictionimmédiatement après le procès, plutôt que de les savoirentreposées dans une cave, dans des sacs en plastique, voiredes cartons de langes ou de frites ? Il est incompréhensibleque des vêtements d’enfants qui ont tant d’importance auxyeux des parents disparaissent tout simplement. Ils sontparfois brûlés sans l’autorisation des parents.

Le droit d’accès au dossier est pour nous d’une importancecapitale. Or cet accès ne peut avoir lieu au plus tôt qu’unmois après la constitution de partie civile. Nous regrettonsque les parents doivent se constituer partie civile. Il seraitnormal qu’il prennent d’abord connaissance du dossier etque, sur la base de ce qui s’y trouve, ils décident ou non de seconstituer partie civile.

La loi prévoit aussi des motifs de refus d’accès au dossier,motifs qui ne doivent pas expressément être justifiés par lejuge d’instruction. Comment contester ce refus quand on n’enconnaît pas la raison ? Comment peut-on parler de traitementcorrect de la victime quand une copie de dossier coûte 30francs la feuille ?

Les victimes et leurs familles doivent aussi pouvoir donnerdes informations dans des circonstances optimales et ellesdoivent pour cela avoir un entretien avec le magistrat quitraite le dossier. Un entretien avec le juge d’instruction

Page 75: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 75 –

worden overhandigd, in plaats van ze in een muffe kelder opte slaan in plastiek zakken en kartonnen dozen van pampersen McCain frieten? Dat bovendien bezittingen en kleding vande kinderen, die voor ouders zo waardevol zijn, zomaarkunnen verdwijnen is onbegrijpelijk. Dat ze soms verbrandworden zonder de ouders daarvoor de toestemming te vragen,is ronduit onaanvaardbaar.

Ook het recht op inzage van het dossier is voor ons van grootbelang. Deze inzage kan ten vroegste één maand na deburgerlijke partijstelling. Dat ouders, die trouwens sowiesobetrokken partij zijn, zich moeten burgerlijke partij stellen iseen beperking die wij betreuren. Het is immers nietondenkbaar dat zij eerst het dossier willen inkijken en opbasis van wat ze daar gevonden hebben, beslissen om zich aldan niet burgerlijke partij te stellen. De wet voorziet ook inheel wat gronden tot weigering van inzage van het dossier diedoor de onderzoeksrechter niet uitdrukkelijk dientgemotiveerd te worden. Hoe kunnen we dit recht aanvechtenals we niet weten waarom de inzage geweigerd werd?

Ook dit nog: kunnen we van een correcte behandeling van hetslachtoffer spreken als het voor een kopie van zijn eigendossier 30 frank per blad moet betalen?

Maar naast het recht op het krijgen van informatie moetenslachtoffers ook in optimale omstandigheden informatiekunnen geven, en daarvoor moet men een onderhoud kunnenhebben met de behandelende magistraat. Verschillendeverenigingen van ouders hebben er herhaaldelijk opaangestuurd om het recht op een persoonlijk onderhoud metde onderzoeksrechter op te nemen in de wet. Het is zeerbelangrijk voor ouders om de persoon die zich bezig houdtmet het dossier persoonlijk te ontmoeten, en niet alleen ominformatie te krijgen en te geven maar ook om te laten zienwelk leed er achter een dossier schuilt. Meestal verlopen dezecontacten heel goed. Een onderzoeksrechter gaf zelfs zijnprivé- telefoonnummer, een andere bood een moeder, tijdensde inzage van het dossier, een kop koffie aan en maakte haarerop attent dat hij, indien nodig, bereid was haar eenantwoord te geven op haar vragen. Deze moeder wou hetdossier alleen inkijken en dit aanbod maakte het voor haar eenheel stuk draaglijker. Zij was gerustgesteld, zij wist dat eriemand in de buurt was die voor haar klaarstond. Maar hetinitiatief moet nog al te dikwijls van het slachtoffer zelfkomen. Een actieve uitnodiging van de onderzoeksrechter zelfzou door onze ouders ten zeerste op prijs gesteld worden. Deverantwoordelijkheid voor een correcte slachtofferbejegeningmoet op de eerste plaats bij de magistraten zelf liggen, zijwentelen deze verantwoordelijkheid maar al te vaak af op dejustitieassistenten.

Deze voormiddag hebben we de uiteenzetting gehoord overde financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijkegewelddaden, bij onze ouders kortweg ‘het schadefonds’genoemd en dat kadert in het recht op herstel van de schade.

Herstel van de schade, voor zover dat in ons geval mogelijkis, is meer dan het uitkeren van vergoedingen. Voor de oudersis de respectvolle erkenning van hun slachtofferschap, eengoede bejegening en een rechtvaardige rechtspraak met dezekerheid dat de dader de kans niet meer zal krijgen om teherbeginnen, zeker zo belangrijk

devrait d’ailleurs être prévu dans la loi. Les parents doiventpouvoir rencontrer la personne qui s’occupe du dossier, nonseulement pour donner ou recevoir des informations, maiségalement pour montrer la souffrance que cache un dossier.

Certains magistrats sont très attentionnés à l’égard desvictimes et de leurs familles, ce qui les rassure énormément.

L’initiative des contacts avec le juge d’instruction doit tropsouvent être prise par la victime elle-même. Une invitationvenant de ce juge serait souvent très appréciée. Laresponsabilité d’une assistance correcte des victimes incombeaux magistrats mais ceux-ci la reportent souvent sur lesassistants de justice.

Il a été question ce matin de l’aide financière accordée auxvictimes d’actes intentionnels de violence en réparation dudommage subi, ce que les parents ont appelé le fondsd’indemnisation. Pour les parents, la reconnaissance de leurétat de victime, l’assurance d’avoir un jugement équitable etla certitude que le coupable n’aura plus la possibilité derecommencer importent plus que l’octroi d’une indemnité.Cela n’empêche qu’il y a effectivement un dommagefinancier, notamment pour les frais de funérailles et leshonoraires d’avocats. La constitution de partie civile estindissolublement liée à l’exigence d’un dédommagement, cequi est incompréhensible pour les parents.

Pour beaucoup de victimes, l’argent ne compte pas mais ellesveulent être considérées en tant que personnes concernéesdans la procédure. Elles ont des difficultés à demander undédommagement parce que tout l’argent du monde ne peutcompenser la perte d’un enfant.

En plus de sa privation de liberté, le coupable doitdédommager sa victime ou ses ayants droit. S’il ne paie passpontanément, la victime doit elle-même faire des démarchesen envoyant une lettre recommandée ou en ayant recours à unhuissier. Pouvez-vous imaginer ce que cela représente pourelle ? De plus, la coupables sont pour la plupart insolvables.Il faut alors faire appel à l’assurance familiale si elle a étésouscrite, si elle prévoit une assistance judiciaire et si ledédommagement est prévu en cas d’insolvabilité de l’auteur.Les montants octroyés sont souvent ridiculement bas.

En l’absence d’assurance ou si les montants sont insuffisants,on peut s’adresser au fonds d’indemnisation, mais celanécessite l’intervention d’un avocat. Il faut beaucoupd’efforts et de temps pour rassembler les documentsnécessaires, ce qui implique des frais élevés. Certes, lescentres d’aides aux victimes peuvent nous aider gratuitementmais bien souvent, ils ne disposent pas du personnel adéquat,notamment des juristes.

Cette matière est également nouvelle pour les assistantssociaux. En collaboration avec des juristes, ils pourraientaccompagner la victime dans cette procédure qui ravive dedouloureux souvenirs.

Dans le dossier d’indemnisation, la situation financière de lavictime est analysée, ce qui explique qu’une personne qui aquelque bien parce qu’elle a beaucoup travaillé ne peut pasfaire appel au fonds. Pourquoi le dédommagement octroyépar le juge à la partie civile ne peut-il être directement payépar l’État ? On éliminerait ainsi une discrimination

Page 76: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 76 –

Dat neemt niet weg dat er wel financiële schade is, denk maaraan de begrafeniskosten en de advocaatkosten. De burgerlijkepartijstelling is, tot ons groot ongenoegen, onlosmakelijkverbonden met de schadevergoedingseis. Dat is voor onzeouders onbegrijpelijk.

Voor velen is het geld totaal onbelangrijk, zij willen alleenmaar als betrokken partij worden aangezien bij destrafprocedure. Zij hebben het er moeilijk mee omschadevergoeding te vragen want met geen geld van dewereld valt het verlies van een kind te vergoeden.

Naast zijn vrijheidsberoving moet de dader ook opdraaienvoor de schadevergoeding aan zijn slachtoffer of denabestaanden. Als de dader niet spontaan betaalt, moet hetslachtoffer zelf stappen ondernemen door een aangetekendschrijven of zelfs door het aanstellen van een deurwaarder.Kan iemand van jullie zich voorstellen wat dat psychologischbetekent voor een slachtoffer? Overigens, uit ervaring wetenwe dat van betalen heel weinig terecht komt; de meestedaders zijn trouwens onvermogend. We moeten dan eenberoep doen op de familiale verzekering, indien men die heefttenminste en indien deze in rechtsbijstand voorziet en in demogelijkheid tot het uitbetalen van schadevergoeding als dedader insolvent is. De bedragen die hiervoor wordentoegekend, zijn over het algemeen belachelijk laag en deverzekeringsmaatschappijen hanteren niet allen dezelfdebarema’s. Wanneer er geen tussenkomst is van de verzekeringof als de tegemoetkoming ontoereikend is, kunnen we naarhet schadefonds stappen. Men moet dus opnieuw zijnadvocaat aanspreken. Het vraagt dikwijls heel veel inspanningen tijd van slachtoffers en van advocaten om alle en vooral dejuiste documenten bij elkaar te krijgen, waardoor de kostenweeral hoog oplopen. En ja, we weten dat de centra voorslachtofferhulp ons ook kunnen helpen met het samenstellenvan het dossier, en gratis, maar meestal beschikken ook zijniet over het geschikte personeel, meestal zijn er geen juristentewerkgesteld. Ook voor de maatschappelijke assistenten isdeze materie nieuw; nochtans zouden zij in optimaleomstandigheden, samen met een jurist, het slachtoffer kunnenbegeleiden bij deze procedure die opnieuw heel watherinneringen oproept en zeer emotioneel geladen is.

In het schadedossier wordt de financiële toestand van hetslachtoffer grondig onderzocht. Dit houdt in dat iemand die,zelfs door hard werken, welstellend is, geen aanspraak kanmaken op het fonds. Is elk vermoord kind dan niet evenveelwaard? Wordt er dan een onderscheid gemaakt tussenslachtoffers van gegoede of minder gegoede families?

Waarom kan de schadevergoeding die door de rechter aan deburgerlijke partij wordt toegekend niet onmiddellijk door destaat uitgekeerd worden? Net zoals in het verzekeringsrechtwordt de staat hierdoor schuldeiser van de dader. Hierdoorzou een onaanvaardbare discriminatie worden opgeheven. InFrankrijk, bijvoorbeeld, verloopt dit vlekkeloos en zonderbijkomende kopzorgen voor de slachtoffers.

Omdat de Staat de middelen heeft om de schade te verhalenop de dader, kan op die manier tegemoet worden gekomenaan wat slachtoffers willen, namelijk dat de dader voelbaarwordt gestraft doordat hij bijvoorbeeld maandelijks een sommoet afbetalen en zo steeds aan de feiten wordt herinnerd. Het

inacceptable.

Le fait que l’État a les moyens de faire rembourser lesdommages par le coupable permet de répondre à la demandedes victimes qui veulent qu’il ressente vraiment les effets de lapunition, par exemple en étant contraint de verser chaquemois une somme déterminée. Le fonds d’indemnisation nerembourse d’ailleurs pas tous les frais. C’est le cas deshonoraires des avocats, qui peuvent s’élever à plusieurscentaines de milliers de francs. Pour quelle raison l’Étatn’assume-t-il pas ses responsabilités en mettant gratuitementun conseiller à la disposition des victimes de délits graves oude leur proches ? Pour quelle raison la victime doit-ellepayer les frais ? Le droit à l’assistance juridique n’est-il pasaussi un des droits de la victime ?

Le droit à la réparation des dommages doit inclure le droit àun accompagnement psychologique. De nombreuses victimesqui auraient besoin d’être aidées par des professionnelsrenoncent à entamer une thérapie en raison du montant élevédes honoraires des psychiatres, psychologues etpsychothérapeutes. Il en résulte souvent des problèmes desanté dont la famille entière finit par pâtir. Nous voulons queles frais médicaux soient totalement pris en charge par l’Étatqui, par la suite, se fera rembourser par les assureurs et parle coupable. Cela permet de garantir aux victimes des soinsimmédiats et gratuits, sans devoir attendre que le juge seprononce. Le droit à l’aide n’est-il pas un des droitsprincipaux de la victime ? Ce droit à l’aide, comme le droit àun traitement correct, fait partie intégrante du droit à laréparation.

Le fil conducteur de notre livre Leven met een schaduw étaitun appel au secours. Nous voulions être pris au sérieux etêtre traités avec respect. Depuis, de sérieux progrès ont étéfaits mais on manque encore parfois de tact a l’égard desvictimes. Cependant, la plupart des services de polices’attachent à les accueillir correctement. De bons contactssont rassurants pour les proches. Les policiers assurent lepremier accueil en situation de crise et fournissent lesinformations sur le suivi. L’accompagnement à plus longterme ne fait toutefois pas partie de leurs tâches. C’estpourquoi les victimes doivent être orientées le plus vitepossible vers un centre d’aide où elles pourront s’adresser àune personne qui deviendra leur interlocuteur de confiance,qui les aidera à résoudre les problèmes administratifs et lessoutiendra tout au long du procès. Il suffirait d’un peu debonne volonté pour que les services de police et les centresd’aide aux victimes puissent travailler en parfaitecollaboration, comme le prévoit la loi. Il reste à se mettred’accord au sujet des contacts avec la justice, en ne perdantpas de vue l’attention que méritent les victimes et leursproches.

La loi précise que les victimes de délits graves peuvent êtreentendues, si elles le souhaitent, par la commission deslibérations conditionnelles. Elles peuvent ainsi exprimer leursinquiétudes quant à une telle libération et exiger quecertaines conditions soient respectées par le coupable. Ilimporte que la victime puisse prendre connaissance dudossier afin de pouvoir formuler des conditions appropriées àla situation.

Page 77: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 77 –

schadefonds vergoedt trouwens niet alle kosten. De erelonenvan advocaten worden niet terugbetaald en die rekening looptal vlug in de honderdduizenden. Waarom neemt de Staat zijnverantwoordelijk niet op door aan slachtoffers van zwaremisdrijven of hun nabestaanden gratis een raadsman terbeschikking te stellen? Waarom moet een slachtoffer, dat nietgevraagd heeft om slachtoffer te worden, opdraaien voor dekosten? Is het recht op juridische bijstand niet ook een van derechten van het slachtoffer?

Bij recht op herstel van de schade denken we ook aan hetrecht op psychologische begeleiding. Gelukkig heeft nietiedereen behoefte aan professionele hulp en is het vaakvoldoende dat slachtoffers gesteund worden door de dienstenvoor slachtofferhulp, een lotgenotengroep of de eigenomgeving. Toch is er in vele gevallen meer intensieve opvangnodig. Vaak schrikken mensen van de hoge honoraria vanpsychiaters, psychologen en therapeuten en weerhoudt dathen om in therapie te gaan. Niet zelden beginnen mensendaardoor allerhande lichamelijke klachten te vertonen. Datouders hun dagelijkse bezigheden niet meer aankunnen en inde ziekteverzekering terechtkomen, waar het hele gezin onderlijdt, komt maar al te vaak voor. Wij willen dat de medischekosten volledig ten laste worden genomen door de Staat, diedeze dan opnieuw kan verhalen op verzekeringsinstellingenen op de dader. Dit zal de slachtoffers waarborgen dat ze inieder geval onmiddellijk en kosteloos worden verpleegdzonder dat ze hoeven te wachten op de uitspraak van derechter. Is recht op hulp niet een van de belangrijkste rechtenvan het slachtoffer? Dat recht op hulp maakt samen met hetrecht op een correcte behandeling integraal deel uit van hetrecht op herstel.

De rode draad doorheen ons boek Leven met een schaduwwas een hulpkreet. We wilden au sérieux worden genomen,we wilden met respect worden behandeld. Sindsdien zijn weer al heel wat op vooruitgegaan, dat moet ik toegeven, maarhet loopt nog niet overal zoals we zouden willen. Nietiedereen gaat even tactvol om met slachtoffers. Toch werkende meeste politiediensten ontzettend hard aan een correctebejegening van slachtoffers. Het slechte nieuws gaan meldenis geen benijdenswaardige taak en vergt heel veel moed.Goede contacten kunnen heel geruststellend zijn. Ze geven deouders het gevoel dat er bekwame mensen bezig zijn met hunzaak. Politiemensen staan in voor de eerste crisisopvang,geven informatie over wat er staat te gebeuren en waarmensen terechtkunnen voor verdere begeleiding. Zoals wekonden horen in de getuigenis van de vader van Steve kunnende politiediensten deze begeleiding op langere termijn echterniet aan. Dat is trouwens ook niet hun taak. Ze moetenslachtoffers dus zo vlug mogelijk doorverwijzen naar eencentrum voor slachtofferhulp. Slachtoffers hebben nood aaneen vaste contactpersoon die ze kunnen vertrouwen, die naarhen luistert, die hen opvangt en steunt, die hen helpt metallerhande administratieve problemen, die hen voorbereidt ophet proces, die hen daarbij ook begeleidt en bij wie ze altijdterechtkunnen, zelfs jaren later nog. Met een beetje goodwillmoeten politiediensten en centra voor slachtofferhulp perfectkunnen samenwerken. De wet schrijft dat trouwens voor. Ermoeten dus verdere afspraken worden gemaakt over hoe decontacten met het gerecht verlopen. Daar is geenwetswijziging voor nodig. Dat heeft alles te maken met de

Hier, pour la première fois, des parents membres de notreassociation ont été invités et entendus par la commission. S’ilsont satisfaits d’avoir été reçus avec tact et de sympathie, ilsdéplorent cependant le manque d’information sur l’étatd’esprit du coupable. L’attention accordée à la victime quantà l’exécution de la peine est un élément novateur mais elledevrait exister dès début de la détention.

Je voudrais évoquer également les droits de l’enfant et,particulièrement, ceux des enfants de victimes, un problèmefréquent dans notre groupe de parents. Il faut mettre l’accentsur la lutte souvent indigne que des grands-parents doiventmener devant le tribunal de la jeunesse pour obtenir la gardede leurs petits-enfants, par exemple lorsque la mère a étéassassinée par son conjoint qui se retrouve en prison. Il n’estpas simple de trouver une solution dans l’intérêt des enfantsqui soit acceptable par les deux parties. Et quand le pèresortira de prison ? Il reste beaucoup à faire.

Un mot encore à propos des nombreux enfants victimesd’accidents de la circulation. Dans certains cas, commel’excès de vitesse et la conduite en état d’ivresse, ces enfantssont aussi victimes d’actes intentionnels de violence. Quelssont les droits des parents ? Obtiennent-ils justice ?

J’ose espérer que chacun prendra conscience du fait que lecontact avec les victime et le respect de leurs droits sont deséléments déterminants pour le processus d’acceptation dudrame et le rétablissement de la confiance dans la société.

Se référant an plan fédéral de sécurité et de politiquepénitentiaire, le ministre a rappelé qu’en appliquantréellement ces droits de la victime dans la pratique, les forcesde maintien de l’ordre contribueront à rétablir la confiancedu citoyen dans les institutions, ce qui profitera en outre ausens de la norme générale.

Notre association veillera à ce qu’il en soit ainsi dans lapratique, partout et dans toutes les situations. La Justice aencore beaucoup à faire pour comprendre que la pratique dudroit est d’abord une question d’expérience humaine.

Page 78: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 78 –

reële, feitelijke zorg en aandacht die in de praktijk aanslachtoffers en hun nabestaanden worden besteed.

In de wet op de voorwaardelijke invrijheidstelling wordtrekening gehouden met de situatie van het slachtoffer en zijnnabestaanden. Een vernieuwend element van deze wet is hetfeit dat slachtoffers van zware misdrijven door de commissiedie over de voorwaardelijke invrijheidstelling beslist, gehoordkunnen worden, indien ze dat wensen. Slachtoffers mogenvoorwaarden formuleren die de dader kunnen wordenopgelegd. Ze kunnen hun bekommernissen over de vrijlatinguiten. Om te komen tot aangepaste, slachtoffergerichtevoorwaarden is het belangrijk dat ze ook inzage krijgen in hetdossier. Onze vereniging had nog geen enkele ervaring met decommissies tot ouders gisteren voor het eerst sinds onsbestaan waren uitgenodigd om gehoord te worden. Ze warenzeer tevreden over de manier waarop ze werden benaderd,namelijk met zeer veel tact en medeleven. Dat ze geen enkelzicht hadden op de evolutie van de dader en op de vraag of hijbeseft wat hij heeft aangericht, betreuren ze. Dat hetslachtoffer in de strafuitvoering ook een plaats krijgt, is eenhele vernieuwing, maar die aandacht voor het slachtoffermoet er reeds vanaf het begin van de detentie zijn.

Vandaag staan de rechten van het slachtoffer centraal, maar ikwil ook even stilstaan bij de rechten van het kind en meerbepaald van de kinderen van slachtoffers, een veelvoorkomend probleem in onze oudergroep. Je dochter wordtvermoord door haar partner. De moeder van je kleinkinderenis dood en hun vader zit in de gevangenis. Dan begint hetgetouwtrek tussen de grootouders om het hoederecht. Destrijd die wordt geleverd op de jeugdrechtbank ismensonwaardig. Een oplossing vinden die voor beide partijenaanvaardbaar is en het belang van de kinderen dient, is niet zoevident. En wat als de vader de gevangenis verlaat? Er is nogheel wat werk aan de winkel. Ook zij zijn slachtoffers!

Ik denk hier ook aan de kinderen die het slachtoffer wordenvan het verkeer, een belangrijke groep die over het hoofdwordt gezien. In sommige gevallen zijn ook zij slachtoffersvan opzettelijke gewelddaden. Denk maar aan overdrevensnelheid en rijden onder invloed. Welke rechten hebben hunouders en krijgen ze gerechtigheid?

Hopelijk is iedereen er zich stilaan van bewust dat de wijzewaarop de contacten met slachtoffers na een misdrijf verlopenen de wijze waarop hun rechten worden gerespecteerd, medebepalend zijn voor de verwerking van het drama en voor hetherstel van het vertrouwen in de samenleving. In zijn federaalveiligheids- en detentieplan heeft minister Verwilghen er ooknaar verwezen: “Door de rechten van het slachtofferdaadwerkelijk in de praktijk om te zetten, zal de federale enlokale politie bijdragen tot het herstel van het vertrouwen vande burger in de instellingen, hetgeen bovendien het algemeennormbesef en het veiligheidsgevoel ten goede zal komen.”Onze vereniging zal erop toezien dat dit in de praktijk ookgebeurt, overal en in elke situatie. Ervaring leert dat bijdrama’s die uitvoerig de media halen, alle middelen wordeningezet. Het kan dus. Kan het dan alstublieft ook voorslachtoffers die niet de krantenkoppen halen?

We zijn er dus nog niet en Justitie zal nog een lange wegmoeten afleggen om te begrijpen dat rechtspreken in de eerste

Page 79: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 79 –

plaats te maken heeft met menselijke ervaringen.

De voorzitter. – De heer Kistemann, de vader van Marc, zalnu de VZW “Marc & Corinne” voorstellen, die we samenhebben opgericht.

M. le président. – M. Kistemann, le papa de Marc, vamaintenant nous exposer le projet de l’ASBL« Marc & Corinne », que nous avons fondée ensemble.

De heer François Kistemann. – In 1992, na de moord oponze kinderen, hebben we de VZW “Marc & Corinne”opgericht.

Onze vereniging heeft wat de ontvoering van kinderen betreft,heel wat gerealiseerd, vooral dan het terugvinden van dekleine Nicolas en onze bijdrage aan de identificatie vanDutroux. Ik zal hier nu niet verder op ingaan.

In 1994 kreeg de vereniging een bijkomende opdracht,namelijk de strijd voor de rechten van het slachtoffer:onmiddellijke en gratis gezondheidszorg, gratis rechtsbijstandin zaken die te maken hebben met de menselijke waardigheiden met de eerbiediging van dit principe, overleg met hetslachtoffer als voorwaardelijke invrijheidsstelling ofpenitentiair verlof wordt overwogen; het slachtoffer moet bijde beraadslaging niet zelf aanwezig zijn, maar moet het rechthebben zijn mening kenbaar te maken. Ten slotte vermeld iknog een beter beheer van de gevangenissen.

De tragische gebeurtenissen van 1996 hebben aangetoond datde eisen van onze vereniging wel degelijk gegrond zijn. Hetparlementair onderzoek over wat fout liep in het gerechtelijkonderzoek over de zaak Dutroux heeft debeleidsverantwoordelijken de ernst van de zaak doen inzien.Ze toonden zich plotseling bereid de problematiek van deslachtoffers, die tot dan toe werd genegeerd, ter harte tenemen.

Ondanks alle initiatieven en maatregelen blijven deslachtoffers ontevreden.

De geleverde inspanningen lijken veeleer gericht op deinstellingen dan op de doelgroep, de slachtoffers namelijk.

Zo weigerde een justitieassistente van een parket het dossiervan een slachtoffer met een vrijwilligster van onze verenigingte bespreken omdat ze onze rol als bemiddelaar niet begreep.De justitieassistente bracht het slachtoffer, dat alleen naar destand van zijn dossier had geïnformeerd, zelfs niet op dehoogte.

De slachtofferopvang werkt ook nog altijd niet optimaalomwille van het grote aanbod aan opvang- en hulpdiensten,die zich elk tot een bepaalde doelgroep richten.

Ondanks de samenwerkingsakkoorden inzake slachtofferhulptussen de federale staat, de Franse Gemeenschap en hetWaals Gewest, staan de diensten voor rechtshulpbijvoorbeeld uiterst vijandig tegenovervrijwilligersverenigingen die slachtoffers begeleiden.

In juni 1996, bij de bespreking van het strategisch plan vooreen nationaal beleid ten voordele van de slachtoffers, steldede minister van Justitie zich zeer positief op tegenover deverenigingen van burgers die andere burgers helpen, mitsdeze verenigingen een aantal criteria in acht nemen. Wewillen onze vereniging in die zin heroriënteren. Een burgermoet kunnen deelnemen aan het gerechtelijk werk, maar nieteender hoe.

M. François Kistemann. – C’est donc en 1992, à la suite del’assassinat de nos enfants, que nous avons créé l’ASBL« Marc & Corinne ».

Je ne reviendrai pas sur les diverses interventions de notreassociation en matière d’enlèvement d’enfants, dont les plusefficaces furent les retrouvailles du petit Nicolas et notrecontribution à l’identification de Dutroux.

En 1994, l’association a vu son objet social complété par unenouvelle préoccupation, à savoir la lutte pour l’application desprincipes suivants au droit des victimes : la revendication dessoins de santé gratuits et immédiats à charge de la collectivité,la défense en justice gratuite pour ce qui est de l’atteinte à ladignité et du respect du premier principe, la concertation de lavictime lors des délibérations, lorsqu’on envisage une mesurede libération conditionnelle ou de congé de l’agresseur ; laprésence physique de la victime n’est pas nécessaire, maiscelle-ci doit pouvoir donner son sentiment et avoir le droit à laparole. Citons, enfin, une meilleure gestion carcérale.

Les tragiques événements de 1996 n’ont fait que confirmer lebien-fondé des revendications de notre association. L’enquêteparlementaire sur les dysfonctionnements de l’enquêtejudiciaire relative à l’affaire Dutroux et consorts a provoquéune grande prise de conscience de la part de tous lesresponsables institutionnels. D’emblée, ils ont alors témoignéd’une volonté manifeste de répondre à la problématique desvictimes, jusqu’alors fortement laissée pour compte.

Notre expérience de terrain dans le domaine del’accompagnement des victimes lors des nombreusesdémarches à entreprendre nous montre, dans certains cas, etmalgré tout ce qui a été institué, que les victimes restentinsatisfaites.

En effet, les efforts réalisés apparaissent trop souvent commeétant des instruments en priorité au service des institutions,plutôt qu’en faveur du public ciblé, à savoir les victimes.

Mentionnons tout simplement le refus de communicationentre une assistante de justice d’un parquet et une bénévole denotre association concernant le dossier d’une victime et cela,parce qu’elle ne comprenait pas notre rôle d’intermédiaireentre la victime et elle. Cette personne ne renseignera mêmepas la victime elle-même. Or, sa demande était simple :connaître l’état d’avancement de son dossier sur la base deson numéro de procès-verbal.

Dans cette optique, il faut encore constater un risque dedysfonctionnement en matière d’accueil aux victimes, et celaen raison de la multitude des services d’accueil et d’aideexistants, qui tentent, chacun, de s’approprier le public cible.

Malgré les accords de coopération conclus entre l’Étatfédéral, la Communauté française et la Région wallonne enmatière d’assistance aux victimes, les services d’aide auxjusticiables, par exemple, voient d’un très mauvais œil laprésence d’associations de bénévoles chargées de

Page 80: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 80 –

Waarom bepaalde VZW’s niet officieel erkennen, waardoorook hun onafhankelijkheid wordt gewaarborgd? Dezevrijwilligersverenigingen zouden een dubbele opdrachthebben. In de eerste plaats kunnen ze de slachtoffers vanopzettelijke gewelddaden informatie verschaffen over dewettelijke procedures en verdedigingsmiddelen waarover zebeschikken om schadeloosstelling te bekomen.

Voorts kunnen de vrijwilligers de slachtoffers begeleiden bijalle materiële handelingen en demarches die nodig zijn omhun rechten te doen gelden of kunnen ze de getraumatiseerdeslachtoffers, die niet meer buiten durven komen, bijstaan.

Het is absoluut niet de bedoeling dat de vrijwilligers deslachtoffers als een advocaat voor het gerecht verdedigen ofvertegenwoordigen. Hun taak moet beperkt blijven tot hetverrichten van materiële handelingen of administratievestappen, zoals de aanvraag van kopieën van akten, en vaninformatie bij de griffie of het parket over de stand van hetdossier. Het is evenmin hun taak de rol van de verschillendeorganisaties voor slachtofferhulp over te nemen of zich in deplaats van het slachtoffer te stellen.

Om deze dubbele taak te vervullen, zijn protocolakkoordennodig die het werkterrein van de erkende verenigingen en vande organisaties voor slachtofferhulp afbakenen met het oogop een betere samenwerking.

De minister van Justitie moet beslissen over de erkenning, naadvies van de procureur des Konings, die de behoeften vanzijn arrondissement kan beoordelen. Elke vereniging diewenst te worden erkend, moet aan bepaalde criteriabeantwoorden, allereerst in moreel en professioneel opzicht.Om in de vereniging een leidinggevende functie uit teoefenen, is een onberispelijk gedrag vereist. Wat deprofessionele vaardigheden betreft, wijs ik erop dat de meestevrijwilligers, die zich bij deze verenigingen aansluiten,overlopen van energie, zich willen engageren en over veelvrije tijd beschikken. Vrijwilligers kunnen nooit echtespecialisten zijn, al zullen ze uiteraard een minimumopleiding krijgen van magistraten en politiemensen, en alzullen hun handelingen door personen uit het gerechtelijkmilieu, bijvoorbeeld door criminologen, worden opgevolgd.

De minister schreef in 1996 in zijn verslag dat de gewoneburgers de slachtoffers over de eerste schok heen kunnenhelpen. Dat is de beste manier om hun geschokte vertrouwenin zichzelf en in de maatschappij te herstellen.

De vrijwilligers zullen bij hun dagelijks werk worden begeleiddoor mensen die zijn opgeleid en die een multidisciplinaireaanpak hanteren, zodat ze als generalisten kunnen optreden.Dat is een belangrijke voorwaarde om efficiënt te kunnenwerken. De professionele hulpverleners moeten de demarchesvan de slachtoffers en hun begeleiders opvolgen enondersteunen.

Vele slachtoffers hebben naast vrijwilligershulp natuurlijkook professionele hulp nodig. De vrijwilligers moeten nagaanof de slachtoffers wel goed worden opgevangen door debetrokken diensten, of de personen in de verschillendesectoren hun werk goed doen en of ze daartoe over de nodigemiddelen beschikken.

Naast de morele en professionele vereisten zijn ook de

l’accompagnement des victimes.

Or, en juin 1996 déjà, le ministre de la Justice, lors del’élaboration d’un plan stratégique pour une politiquenationale en faveur des victimes, se montrait très favorableaux associations de citoyens pour d’autres citoyens,moyennant certains critères. C’est d’ailleurs dans cettephilosophie que nous souhaitons réorienter notre association.Il nous semble en effet fort judicieux de faire participer lecitoyen à l’œuvre de la justice, mais, bien entendu, pasn’importe comment.

Et pourquoi pas par le biais de certaines associations debénévoles sans but lucratif reconnues aptes via un systèmed’agrément garantissant l’indépendance de ces associations ?Leur mission serait double. Tout d’abord, les bénévolesdiffuseraient auprès des victimes d’actes intentionnels deviolence toutes les informations sur les procédures et lesmoyens de défense prévus par la loi et ce, afin d’obtenirréparation de leurs préjudices.

Ensuite, ces bénévoles assisteraient les victimes en lesaccompagnant lors de la réalisation des actes matériels et desdémarches à entreprendre pour faire valoir leurs droits ou toutsimplement en aidant les victimes traumatisées qui n’osentplus sortir de chez elles.

Bien sûr, il n’est absolument pas question pour ces bénévolesde tenter de défendre ou de représenter les victimes comme leferait un avocat devant les instances judiciaires. C’estpourquoi la mission d’accompagnement devant les instancesjudiciaires doit se limiter à l’accomplissement d’actesmatériels ou de démarches administratives tels que lademande de copie d’actes, la demande d’information augreffe ou au parquet pour connaître l’état d’avancement dudossier. Leur rôle n’est pas non plus de prendre la place desdifférents organismes d’aide aux victimes ni de se substituer àla volonté de la victime elle-même.

Pour remplir cette double mission, il faudrait prévoir desprotocoles d’accord définissant clairement les domainesd’intervention de pareilles associations agréées et desorganismes d’aide aux victimes, afin de permettre unecollaboration des plus efficaces au profit des victimes d’actesintentionnels de violence.

C’est le ministre de la Justice qui décidera d’accorder ou noncet agrément, suivant l’avis du procureur du Roi, personneapte à apprécier l’importance des besoins à satisfaire dans sonarrondissement. Chaque association désireuse d’acquérir cetagrément devra respecter certains critères et, tout d’abord, desqualifications morales et professionnelles. Toutes lespersonnes appelées à exercer une responsabilité dirigeante ausein de l’association se devront d’être irréprochables. En cequi concerne les aptitudes professionnelles, il nous fautrappeler que ces associations seront essentiellementcomposées de bénévoles débordant d’énergie, animés d’uneenvie de s’investir et disposant de temps suffisant pour lefaire. Nous ne serons donc jamais de véritables professionnelsde la justice, même si un minimum de formation sera dispenséà ces bénévoles par des professionnels tels que des magistrats,des policiers, ou même s’ils seront supervisés dans leursactions par des professionnels du milieu judiciaire, par

Page 81: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 81 –

financieringswijze en de financiële draagkracht van deverenigingen een beslissend criterium om te worden erkend.

Het ligt voor de hand dat de verenigingen gedeeltelijk door deoverheid moeten worden gesubsidieerd. Zelf staan ze ook invoor een gedeelte van de financiering. Van de slachtofferswordt geen enkele financiële bijdrage gevraagd.

De minister kan op eigen initiatief of op vraag van deprocureur des Konings, de erkenning intrekken vanverenigingen die niet aan de vereiste voorwaarden voldoen.

Het werk van de slachtofferbegeleiding kan de politiekewereld ook helpen het slachtofferbeleid te evalueren. Daaromzullen de verenigingen een activiteitenverslag opstellen voorde minister van Justitie, die een samenvatting van deverslagen aan de Hoge Raad voor de Justitie en aan deSenaat zal bezorgen. De VZW’s zijn daartoe het bestgeplaatst omdat ze voortdurend in contact staan met deslachtoffers en hun problemen kennen. Al deze vaststellingenkunnen ook worden gebruikt als statistisch meetinstrument bijhet politie- en gerechtelijk werk.

Hiermee heb ik in het kort de doelstellingen van onzevereniging uiteengezet. Ze is en blijft een vereniging vanburgers voor burgers die de democratische vrijheden vanonze rechtsstaat eerbiedigt.

exemple des criminologues.

Comme le précisait le ministre de la Justice en 1996 dans sonrapport, les citoyens ordinaires peuvent aider les victimes àsurmonter le premier choc ; leur intervention accélère, plusque l’action des assistants professionnels ou des services depolice, la restauration de la confiance perturbée en autrui etdans la société.

Dans leur travail quotidien, les bénévoles seront encadrés parles personnes formées et dotées d’une approchepluridisciplinaire leur permettant d’intervenir commegénéralistes parmi les autres travailleurs du secteur pénal.C’est une condition importante pour arriver à un travailefficace. Le rôle de ces professionnels sera principalement degérer le suivi des différentes actions entreprises par lesvictimes accompagnées des bénévoles et de soutenir l’actionde ceux-ci.

Bien sûr, de nombreuses victimes ont ensuite besoin d’uneaide professionnelle qui est complémentaire au travail desbénévoles. L’objectif de ce travail est d’arriver à déterminer sides moyens sont présents aux différents endroits où l’onenvoie les victimes et si les personnes qui travaillent dans lesdifférents secteurs sont réellement performantes ou, encore, sion leur donne les moyens suffisants pour l’être.

A côté des qualifications morales et professionnelles, le modede financement et les capacités financières de ces associationssont également un critère déterminant pour l’obtention d’unagrément.

Il est évident que ces associations devront être en partiesubsidiées par les pouvoirs publics. Étant la base desassociations de bénévoles issues de l’implication citoyenne,elles prendront en charge une partie de leurs besoinsfinanciers. Il est clairement établi que les victimes prises encharge par les associations ne seront tenues en aucunemanière de contribuer financièrement à leur mission.

L’agrément pourra éventuellement être retiré à certainesassociations s’il s’avère qu’elles ne répondent plus auxconditions requises. Cela se fera par le ministre de la Justice,d’initiative ou à la demande du procureur du Roi.

Ce travail d’accompagnement des victimes d’actesintentionnels de violence permettra également de servir debaromètre au monde politique quant au bon fonctionnementou non de la politique menée en faveur des victimes. C’estpourquoi l’activité de ces associations sera consignée dans unrapport transmis au ministre de la Justice qui enverra lasynthèse des rapports au Conseil supérieur de la Justice et auSénat afin de leur permettre de remplir leur missiond’évaluation. Ces ASBL semblent les mieux habilitées àeffectuer un tel travail de par leurs contacts permanents avecles victimes qui leur font part de leurs difficultés. Toutes cesconstatations serviront également d’outil statistique enmatière policière et judiciaire.

Voilà donc succinctement exposées les ambitions de notreassociation qui se veut et demeurera une association decitoyens, pour les citoyens, dans le respect des libertésdémocratiques indispensables dans un État de droit qui serespecte.

Page 82: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 82 –

De voorzitter. – We hebben nog een dertigtal minuten om tedebatteren, vragen te stellen of opmerkingen te maken. Ikverzoek u uw vragen te beperken en uw uiteenzettingen kort tehouden.

M. le président. – Il nous reste quelque trente minutes pourdébattre, poser des questions ou faire des interventionssupplémentaires. Je vous propose donc de limiter vosquestions et de réduire vos éventuelles interventions à dixminutes.

Mevrouw Vandenbulck. – Er is gesproken over een bijdragein de begrafeniskosten. Daar heb ik nog nooit van gehoord.

Mme Vandenbulck. – On a parlé d’une aide financièreconcernant les frais de sépulture et d’enterrement. Je n’aijamais eu connaissance de ce genre d’intervention.

Mevrouw Caroline Delesie. – In geval van onvermogen vande betrokkene bepaalt onze wetgeving dat de commissie in debegrafeniskosten kan bijdragen. Bij koninklijk besluit is dezebijdrage beperkt tot 80.000 frank.

Mme Caroline Delesie. – Notre législation prévoit qu’en casd’insolvabilité de l’auteur, la commission peut intervenir dansles frais funéraires. Cette aide est limitée à un montant de80.000 francs, fixé par arrêté royal.

De heer Erik Ghysbrechts. – Ik dacht dat dit debat ook debedoeling had de senatoren in contact te laten komen met deslachtoffers. Ik heb echter de indruk dat er heel weinigsenatoren aanwezig zijn.

M. Erik Ghysbrechts. – Je pensais que ce débat avaitégalement pour but de favoriser le contact entre les sénateurset les victimes. Il me semble toutefois que peu de sénateurssont présents.

De voorzitter. – Wij zijn met 71 senatoren. Niet alle senatorenzijn op hetzelfde moment beschikbaar. Sommigen zijn in hetbuitenland of zijn momenteel met andere zaken bezig.

Als er bijvoorbeeld een colloquium over de hervorming vande fiscaliteit zou worden georganiseerd, is de kans groot datmen mij daar niet zal zien, omdat ik ter zake niet bevoegd benen ik daar niet zoveel belangstelling voor heb.

In de loop van de dag zijn elf senatoren in de zaal aanweziggeweest. Ieder van ons heeft ook de mogelijkheid om in zijnkantoor mee te luisteren naar wat in de zaal wordt gezegd. Ikweet dat de heer Dubié, die de vergadering van vanochtendheeft voorgezeten, en misschien nog andere senatoren onzedebatten nu mee volgen.

Alles wat hier wordt gezegd zal ook worden gepubliceerdzodat men dat later ook nog kan raadplegen. Dit lijkt mijbelangrijk omdat wanneer men de ganse dag naarverschillende sprekers heeft geluisterd, men zeer veelinformatie te verwerken krijgt. Men verlaat de zaal met eengevoel, maar dat is geen geschikt werkinstrument. Dediensten die hier al sedert vanochtend aan het werk zijn,maken een verslag van alles wat hier wordt gezegd. Wij zijndaar zeer blij mee omdat wij niet voortdurend in de zaalaanwezig kunnen zijn.

De senatoren zijn ook veel aan het werk op het terrein. Ze zijndaar even nuttig als in de vergaderzaal. Ik hoop dat dit voor ueen bevredigend antwoord is.

M. le président. – Nous sommes 71 au Sénat. Il faut serendre compte que tous les sénateurs ne sont pas disponiblesau même moment. Certains d’entre eux sont à l’étranger ouont d’autres préoccupations que les nôtres.

Si on organise un colloque sur la réforme de la fiscalité, onrisque fort de ne pas m’y voir, parce que je ne suis pascompétent en cette matière qui ne m’intéresse pasénormément.

Durant la journée, onze sénateurs ou sénatrices ont étéprésents dans l’hémicycle. Il faut savoir aussi que chacund’entre nous a la possibilité, dans son bureau, d’écouter ce quise passe en séance. Je sais que c’est le cas pour le moment deM. Dubié, qui était notre président cet avant-midi. Peut-êtred’autres sénateurs suivent-ils également nos débats.

Il faut aussi savoir que tout ce qui s’est dit ici aujourd’hui feral’objet d’un fascicule et que l’on pourra donc toujours revenirsur les propos qui ont été tenus. Cela me semble être plusimportant que d’écouter les intervenants pendant toute unejournée. Quand on reçoit de nombreuses informations, l’uneprend le pas sur l’autre et on quitte la réunion avec unsentiment et non une matière de travail. Celle-ci est de toutefaçon sauvegardée par les services qui sont présents ici depuisce matin. Nous apprécions beaucoup leur travail car nous nepouvons nous trouver à chaque instant dans l’hémicycle.

Les sénateurs ont également beaucoup à faire sur le terrain. Ily sont aussi utiles que dans l’hémicycle. J’espère que cetteexplication vous conviendra.

Mevrouw Nathalie de T’ Serclaes, senator. – Voor onssenatoren zijn de colloquia die door de Senaat georganiseerdworden een gelegenheid om ons te informeren. Wij zijn hiervooral om naar u te luisteren. Ik ben lid van de commissievoor de Justitie. De meeste interventies, zowel van de mensendie hier beroepshalve komen getuigen over hun ervaringen inde praktijk, als van de slachtoffers zelf, geven ons demogelijkheid om de wetgeving te evalueren. Wij hebben heelwat wetten aangenomen, met name de wet-Franchimont diede slachtoffers de mogelijkheid biedt om zich burgerlijkepartij te stellen, toegang te krijgen tot het dossier en, meerdan voorheen het geval was, betrokken te worden bij hetstrafproces. Het is van belang dat wij de gelegenheid krijgen

Mme Nathalie de T’ Serclaes, sénatrice. – Il faut ajouter à ceque M. Malmendier vient de dire que, pour nous, sénatrices etsénateurs, les quelques colloques organisés par le Sénatconstituent l’occasion de nous informer. Nous sommessurtout ici pour vous écouter. Je suis membre de lacommission de la Justice. La plupart des interventions qui ontété faites – qu’elles émanent de M. Franchimont, de M. leprocureur du Roi Visart de Bocarmé, du juge d’instructionVandermeersch ou de Mme Delesie en tant que présidente dela commission d’indemnisation des victimes – ainsi que lestémoignages des victimes – très importants pour nous – nouspermettent de procéder à l’évaluation des lois. Nous en avonsadopté beaucoup, notamment celle que nous avons appelé la

Page 83: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 83 –

om uit uw getuigenissen te vernemen hoe die wetten in depraktijk werken. Ik heb al de gelegenheid gehad om aan deminister een aantal vragen te stellen over het Fonds voor hulpaan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden. Het Rekenhofhad de resterende begrotingsbedragen geanalyseerd en haderop gewezen dat de dossiers te traag vorderden. Ik hebgehoord dat mevrouw Delesie vindt dat de zaken welvooruitgaan, maar dat er hervormingen zouden kunnenworden doorgevoerd.

Dit colloquium is dus een gelegenheid voor ons om naar u teluisteren. Wie hier vandaag niet kon zijn, zal het verslag vande debatten kunnen lezen. We zullen dit alles laten bezinkenen daar zeker rekening mee houden bij de uitoefening vanonze bevoegdheden en eventueel een aantal voorstellenindienen om de bestaande problemen bij de toepassing van dewet te verhelpen. Op het ogenblik dat men een wet goedkeurt,weet men immers niet hoe die in de praktijk zal wordentoegepast. Dankzij een colloquium als dat van vandaagkunnen we de wetten evalueren.

Wij zijn blij de gelegenheid te hebben gehad om naar uwgetuigenissen te luisteren. Wij zullen daar zeker rekening meehouden en bekijken hoe aan uw bekommernissen kan wordentegemoetgekomen. Ik denk dat de heer Malmendierbinnenkort een wetsvoorstel zal indienen en op die manierkunnen oplossingen worden geboden voor de problemen die uheeft aangekaart.

loi Franchimont et qui donne la possibilité aux victimes de seconstituer partie civile, d’avoir accès au dossier et d’intervenirbeaucoup plus qu’auparavant dans le procès pénal. Il est aussiimportant que nous ayons l’occasion de vous écouter afin devoir comment ces lois fonctionnent concrètement sur leterrain. J’ai déjà eu l’occasion de poser un certain nombre dequestions au ministre sur le fonds d’indemnisation desvictimes d’actes intentionnels de violence. La Cour descomptes avait analysé les montants budgétaires qui restaientet avait souligné que les dossiers évoluaient trop lentement.J’ai entendu Mme Delesie dire que les choses avançaient maisque des réformes pouvaient être entreprises.

Pour nous, ce colloque constitue donc une occasion de nousinformer. Ce n’est pas parce que nous ne réagissons pasdirectement durant le débat que nous ne vous écoutons pas.Ceux qui n’auront pas pu être présents auront l’occasion delire le compte-rendu des débat. Nous allons laisser décantertout ce qui s’est dit et je peux vous assurer que, dans le cadrede nos compétences, nous aurons l’occasion de revenir sur lespropos qui ont été tenus aujourd’hui et, pourquoi pas ?, dedéposer un certain nombre de propositions qui pourrontrésoudre les problèmes qui sont apparus à l’occasion del’application de la loi. En effet, nous approuvons des lois maisnous ne savons pas toujours comment elles sont appliquéesdans la réalité. Ce colloque constitue donc l’occasion deréaliser une évaluation.

Nous sommes heureux de vous avoir entendus. Soyez assurésque nous allons en tenir compte et, lors de l’évaluation deslois, essayer de voir comment on peut répondre auxpréoccupations et aux problèmes que vous avez soulevés. Desinitiatives parlementaires existent. Je crois que M.Malmendier est sur le point de déposer une proposition. Cesont des moyens de faire avancer les solutions aux problèmesqui vous tiennent à cœur.

De voorzitter. – Niet alleen de parlementsleden zijnbelangrijk. Het is essentieel dat alle actoren van deslachtofferhulp elkaar ontmoeten, van gedachten wisselen enhun ervaringen en eventuele problemen bespreken om samennaar oplossingen te zoeken. Daar zijn we met dit colloquiumwel in geslaagd, denk ik. De krijtlijnen voor de toekomst zijnalvast getrokken. Ik hoop dat we nu sneller zullenvooruitgaan, aangezien het proces goed op dreef is. Hetsysteem is nog niet perfect, maar dat is ook onmogelijk.

We moeten op een redelijke wijze evolueren. Het zou eenzonde zijn op onze lauweren te gaan rusten.

Het woord is aan de heer Ribant.

M. le président. – Les parlementaires ne sont pas les seuls àêtre considérés comme importants. Ce qui est primordial,c’est que tous les acteurs du secteur de l’aide aux victimes serencontrent, se parlent, évoquent leurs expériences et leursdifficultés et cherchent ensemble des pistes pour améliorer lefonctionnement des choses. Je crois que ce colloque a quandmême constitué une réussite. En effet, des pistes sontdésormais tracées. Nous allons pouvoir travailler en lessuivant et j’espère que nous pourrons accélérer le processusqui est déjà bien engagé. Ce n’est pas encore parfait maisadmettons que nous ne sommes pas parfaits non plus.

Bref, nous devons évoluer raisonnablement, en nous gardantde nous reposer sur nos lauriers, ce qui serait un péché.

La parole est à M. Ribant.

De heer Raoul Ribant. – Ik wou graag weten wat de wetgeververhindert om een aantal hervormingen te versnellen, zoalsde opvang en de vergoeding van slachtoffers, de afschaffingvan het recht van 30 frank voor fotokopieën… Ik denk dat hetniet zo moeilijk is daar verbetering in te brengen zonder daarlange debatten aan te moeten wijden.

M. Raoul Ribant. – J’aimerais savoir ce qui empêche lelégislateur d’accélérer certaines réformes telles que l’accueildes victimes, l’indemnisation des victimes, l’annulation dudroit de trente francs en ce qui concerne les photocopies… Ilme semble que ces divers points pourraient aisément êtreaméliorés, sans devoir passer par de fastidieux débats.

De voorzitter. – Iedereen wordt kregelig van die traagheid enwil zijn project vooruit zien gaan. Toch moet men rekeninghouden met de anderen en met het feit dat de oplossing van

M. le président. – Cette lenteur énerve un peu tout le monde.Chacun voudrait voir son projet avancer. Toutefois, les chosessont organisées de telle manière qu’il est nécessaire de tenir

Page 84: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 84 –

een bepaald probleem misschien elders problemenmeebrengt. De financiële middelen van de Staat zijn nietonuitputtelijk en er moeten bepaalde keuzes gemaakt worden.Dat is het doel van het democratische debat in het parlement.Ik heb verschillende wetsvoorstellen ingediend en ik nodig devoorzitter van de commissie voor de Justitie uit om zeprioritair te behandelen na het zomerreces, zodat hetslachtofferbeleid tegen het einde van de legislatuur eenwerkelijke verandering zal hebben ondergaan. Slachtoffersmoeten echte rechten krijgen. Slachtoffers van opzettelijkegewelddaden moeten recht hebben op geneeskundigeverzorging, zoals kinderen recht hebben op kinderbijslag enwerknemers op een werkloosheidsuitkering. Ik denk ook aankinderen die het slachtoffer zijn van een verkeersongeval,waar de heer Herbert ons vanochtend over kwam spreken.Die problematiek is enigszins verschillend maar eens hetrecht op geneeskundige verzorging vast zal staan, zullen wemanieren vinden om ook hen te helpen.

Het woord is aan Meester Snyers, advocaat aan de balie vanHoei.

compte des autres, sans oublier les problèmes susceptiblesd’apparaître dans le cadre de la résolution d’un problèmeparticulier. En outre, les moyens financiers de l’État sontévidemment limités. Il faut gérer les problèmes dans leslimites budgétaires. Certes, nous pourrions déplacer certainespriorités, investir davantage dans un domaine plutôt que dansun autre, mais cela fait partie du débat démocratique. Toutprojet doit être soumis à l’examen du parlement. J’aipersonnellement déposé plusieurs propositions et j’invite leprésident de la commission de la Justice à les faire figurer aurang des priorités de la rentrée politique de façon à ce que lepaysage de la politique en faveur des victimes soit réellementtransformé avant la fin de la législature. Il faut accorder devrais droits aux victimes. Les soins de santé devraient être undroit de la victime d’un acte intentionnel de violence, aumême titre que les allocations familiales sont un droit del’enfant, au même titre que les allocations de chômage sont undroit du travailleur. Je n’oublie pas les enfants victimesd’accidents de la route, dont un intervenant, M. Herbert, aparlé ce matin. Leur problématique est légèrement différentemais nous trouverons les pistes pour leur venir en aide à partirdu moment où nous aurons établi le droit aux soins de santé.

La parole est à Maître Snyers, avocat au barreau de Huy.

De heer Pierre Snyers. – Enkele jaren geleden werd eenombudsman aangesteld, die tot taak heeft een oplossing tezoeken voor administratieve problemen tussen de burger ende overheid. Later werd ook een fiscaal ombudsman in hetleven geroepen. Is het denkbaar dat een dergelijk orgaan zouworden opgericht om de politici te wijzen op de noodzaak eenwet te hervormen of een nieuwe wet te maken zodat wordtingegaan op de verwachtingen van de burger, of om eenmagistraat, die belast is met een moeilijke zaak, teinterpelleren? Deze taak kan door een team wordenwaargenomen. Voor zover ik weet heeft ook de federaleombudsman een uitgebreide staf. Kunnen op deze wijze nietheel wat verwachtingen van de burger worden ingelost?

M. Pierre Snyers. – En vous écoutant, il me vient unequestion. Voici plusieurs années, en matière administrative,on a créé l’institution de l’ombudsman, sorte de médiateur quia pour but de régler les problèmes administratifs qui peuventopposer les citoyens à une administration. Par la suite, on acréé un organe similaire, à savoir le médiateur fiscal. Est-ilillusoire d’imaginer qu’un organe de cette nature pourrait êtrecréé qui interpellerait le pouvoir politique en attirant sonattention sur la nécessité de réformer une loi, ou d’en créerune répondant à certaines attentes du citoyen, voire quiinterpellerait tel ou tel magistrat, saisi d’un dossierproblématique ? Cette fonction ne devant pas êtrepersonnalisée, elle pourrait être attribuée à une équipe enplace, par exemple. Le médiateur fédéral est, si je ne m’abuse,très entouré. Cette innovation ne pourrait-elle répondre à uneattente du citoyen ?

Mevrouw Nathalie de T’ Serclaes, senator. – Tijdens devorige zittingsperiode werd na de gekende dramatischegebeurtenissen de Hoge Raad voor de Justitie opgericht. Diemoet de verbinding verzekeren tussen het gerecht en hetparlement. De Raad is ook bevoegd om kennis te nemen vanklachten van burgers die vinden dat hun dossier nietvooruitgaat of die problemen hebben met justitie.

De Hoge Raad kan zich niet uitspreken over de grond van dezaak, maar wel optreden als een zaak te lang aansleept. Hijkan ook een onderzoek instellen bij een bepaalde rechtbankwaarover veel klachten zijn binnengekomen, om te voorkomendat er functiestoornissen blijven bestaan.

Momenteel vervult de Hoge Raad voor de Justitie dus de rolvan ombudsman van justitie.

Deze functie is relatief nieuw en dus nog niet goed gekend.Het zal nog enige tijd vergen vooraleer de klachten wordenbehandeld en deze functie op een volwaardige wijze wordtuitgeoefend.

Mme Nathalie de T’ Serclaes, sénatrice. – On a créé, sous lalégislature précédente, à la suite des affaires que l’on sait, leConseil supérieur de la Justice, interface entre le mondejudiciaire et le parlement. Ses compétences prévoient qu’ilpuisse recevoir des plaintes. Un citoyen qui estimerait que sondossier n’avance pas, qui rencontre des problèmes avec lajustice, peut déposer plainte auprès du Conseil.

Le Conseil supérieur de la Justice ne peut intervenir sur lefond du dossier mais il peut agir sur le plan de la lenteur etéventuellement, s’il le juge utile, mener une enquête dans letribunal où il aurait constaté une accumulation de plaintes afind’exclure l’existence de quelque dysfonctionnement.

En d’autres termes, l’ombudsman de la justice, auquel vousfaites allusion, c’est aujourd’hui le Conseil supérieur de laJustice.

Cette fonction est relativement récente, donc les gens ne laconnaissent pas. Il faudra certainement encore un peu detemps pour que les plaintes puissent être instruites et que le

Page 85: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 85 –

Conseil remplisse correctement ce rôle.

Mevrouw Clotilde Nyssens, senator. – Ik weet niet of eronder de aanwezigen iemand is die al een klacht heeftingediend bij de Hoge Raad voor de Justitie.

Voor er nieuwe structuren worden opgericht wil ik er zekervan zijn dat iedereen op de hoogte is van de bestaandemogelijkheden. Ik vind het gebrek aan publiciteit over debestaande diensten vaak verbijsterend. Op het lokale niveauzijn er in vele steden en gemeenten diensten voorslachtofferhulp. Als gemeenteraadslid verwijs ik vaak mensennaar die dienst, die zich op een behoorlijke manier van zijntaak kwijt. Het hangt er natuurlijk van af welk soort hulp menzoekt, maar men moet altijd beginnen met een eerste stap. Dateerste aanspreekpunt wordt nu stilaan overal beschikbaar.Ook steeds meer privé-organisaties stellen hunmaatschappelijke werkers en juristen ter beschikking van hetpubliek, en bieden aldus een eerstelijnszorg aan.

Zoals u weet, werd enkele jaren geleden de wet op derechtsbijstand herzien en werden toen nieuwe organen in hetleven geroepen. In elk arrondissement is er een commissievoor juridische bijstand waarvan de voornaamste taak is nate gaan of de vraag naar en het aanbod van juridischeeerstelijnshulp in de praktijk voldoende op elkaar afgestemdzijn.

Alle actoren samen, de vrederechter, de OCMW’s en deprivé-organisaties, moeten, in overleg met het parket, nagaanof aan de vraag wordt voldaan. Gebeurt dit in uwarrondissement? Het zou interessant zijn om bijvoorbeeld aanuw OCMW te vragen of het deel uitmaakt van de commissievoor juridische bijstand. Dit systeem werd twee jaar geledendoor de wetgever in het leven geroepen.

Het viel mij op dat velen onder u een beroep gedaan hebbenop justitieassistenten en sociale diensten bij de parketten. Ookal lijkt dat onvoldoende, dan mag men toch niet vergeten datdit tien jaar geleden niet bestond. Het aantaljustitieassistenten is wellicht nog ontoereikend, maar het isenorm in vergelijking met het aantal maatschappelijkeassistenten tien jaar geleden. Ik zeg niet dat alles goed is,maar er is toch vooruitgang.

Ik heb de indruk dat men overal ombudsmannen wil creëren.Hun echte taak mag echter niet uit het oog worden verloren.Zij mogen geen bijkomende schakel zijn die de procedurealleen maar vertraagt. Als dat zo is, doen we er beter aan debestaande structuren te verbeteren. Waarom zouden we nietwat meer middelen investeren in de maatschappelijk werkersbij de parketten in plaats van een nieuwe tussenpersoon in hetleven te roepen? De commissie voor de verzoekschriften bijde wetgevende kamers bestaat ook al heel lang en wordtweinig of slecht gebruikt. Ik denk dus dat het niet alleen gaatom de oprichting van nieuwe structuren, maar dat er vooralnaar moet worden gestreefd dat de bestaande instellingenvlotter werken en dat de deskundigheid van hun personeelnog wordt verhoogd. Daartoe moet wellicht ook het budgetworden verhoogd, maar de justitiebegroting zal altijd te krapzijn, ook al doen de ministers hun uiterste best om ze op tedrijven.

Mme Clotilde Nyssens, sénatrice. – Je ne sais pas si certainsd’entre vous se sont déjà rendus avenue Louise pour déposerplainte auprès du Conseil supérieur de la Justice.

Avant de créer de nouvelles structures, je voudrais avoir lacertitude que tous les citoyens ont connaissance des structuresexistantes, en partant de l’échelon le plus bas jusque l’échelonle plus haut. Je suis souvent perplexe quant à l’insuffisance depublicité dont les services existants font l’objet… Au niveaulocal, beaucoup de villes et de communes ont un bureaud’aide aux victimes. En tant que conseillère communale, jesuis très souvent amenée à renvoyer des gens vers ce bureauqui fait bien son travail. Évidemment, tout dépend de l’aideque l’on cherche – aide psychologique, soutien, service social,information sur l’institution judiciaire. Mais il fautcommencer par une première aide. De telles aides sont entrain de se développer. Ensuite, de plus en plus d’associationsprivées mettent leurs assistants sociaux et juristes à ladisposition du public – ceux-ci offrent déjà un service depremière ligne.

Comme vous le savez, il y a plusieurs années, on a revu la loisur l’aide juridique qui est censée, elle aussi, avoir créé denouveaux organes. Dans chaque arrondissement – et je veuxaussi montrer qu’il est peut-être possible de faire bouger lesstructures et de mieux les utiliser – il y a une commissiond’aide juridique dont la mission principale est de voir sil’offre et la demande de première ligne en matière de justicesont satisfaites sur le terrain.

Il faut rassembler tous les acteurs qu’il s’agisse des juges depaix, des CPAS ou des associations privées pour qu’ilsvérifient si la demande est bien rencontrée et cela, en liaisonavec les parquets. Cela se fait-il dans tous vosarrondissements ? Il serait intéressant que vous interrogiezvos CPAS par exemple pour savoir s’ils font partie de lacommission d’aide juridique. Le législateur a voté cette loi ily a deux ans.

Enfin, j’ai été frappée, en écoutant les témoignages de cetaprès-midi, de constater que beaucoup d’entre vous avaientfort heureusement fait appel à des assistants de justice et à desservices sociaux près les parquets. Même si cela paraîtinsuffisant, il faut tout de même rappeler que cela n’existaitpas il y a dix ans. Le nombre d’assistants de justice estprobablement encore insuffisant mais il est énorme parrapport au nombre d’assistants sociaux que l’on avait il y adix ans. Je ne veux pas dire que tout est bien mais il fautreconnaître qu’on avance. J’ai l’impression que l’on souhaitecréer des ombudsmen un peu partout : on peut en créer pourla Poste, pour les communes… beaucoup d’ombudsmencommunaux apparaissent d’ailleurs. Mais je pense qu’il fautréfléchir à la fonction de l’ombudsman : s’il constitue unintermédiaire supplémentaire qui ne peut que ralentir laprocédure, alors je pense qu’il vaut mieux essayer d’améliorerl’efficacité des structures existantes et en rester àl’interlocuteur premier. Pourquoi ne pas investir dans lesassistants sociaux des parquets notamment plutôt que de créerun nouvel intermédiaire ? Je n’ai pas cité la commission despétitions des Chambres législatives, il s’agit aussi d’un organequi existe depuis toujours et qui reste peu ou mal employé. Il

Page 86: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 86 –

ne faut pas se limiter à un dialogue sur de nouvelles structuresmais il faut améliorer les structures existantes, augmenterencore la compétence des agents qui y travaillent. Il faut peut-être augmenter les budgets mais le budget de la Justice seratoujours trop juste même si les ministres font tout ce qu’ilspeuvent pour l’augmenter.

De heer Frans Lozie, senator. – Bijeenkomsten zoals dezezijn van belang. De afstand van de burger tot deparlementsleden is in België kort in vergelijking met onzebuurlanden. Iedereen kent het adres en telefoonnummer vande parlementsleden en kan hen bij het nekvel grijpen als eriets verkeerd loopt.

We hebben daarnet een getuigenis gehoord over recente feitenin de regio van Charleroi. Het is zeer frustrerend dit te horenomdat in een vorige legislatuur, nu reeds enkele jarengeleden, in het eerste rapport van de commissie die deproblemen rond verdwenen en vermoorde kinderen heeftbestudeerd, de problemen in Charleroi werden aangeduid. Wehebben reeds herhaaldelijk gesteld dat de situatie in Charleroiten gronde moet worden aangepakt.

Wij jagen de minister van Justitie geregeld op om stappen tezetten, wat hij dan ook doet. Door de getuigenis van vandaaghebben we kunnen vaststellen dat de initiatieven om eensituatie gezond te maken, geen voldoening geven, zelfs nietvijf jaar nadat de problemen werden vastgesteld. Deze directegetuigenissen zijn absoluut noodzakelijk om deparlementsleden ervoor te blijven motiveren dat de zaken dieze beslissen ook worden uitgevoerd. De heer Malmendierheeft reeds gezegd dat het soms een lange weg is eer eeninitiatief door de Kamers wordt goedgekeurd en uiteindelijkuitvoering krijgt. Het is des te meer frustrerend om achteraf temoeten vaststellen dat de uitvoering op het terrein te traagverloopt. De getuigenis is het zoveelste signaal, niet alleenvoor ons, maar ook voor de justitiële wereld, dat het hoog tijdwordt dat op het terrein drastische veranderingenplaatsvinden. Er gebeuren op meerdere plaatsen inspanningenen veranderingen, maar de getuigenissen van vandaag toneneens te meer aan dat die op sommige plaatsen onaanvaardbaartraag verlopen.

Voor het overige sluit ik me aan bij de vorige sprekers.

M. Frans Lozie, sénateur. – Le témoignage que nous avonsentendu au sujet de faits qui se sont produits récemment dansla région de Charleroi est d’autant plus frustrant que lepremier rapport de la commission sur les enfants disparus etassassinés avait déjà mis en évidence, il y a quelques années,les problèmes existant à Charleroi. Nous incitonsrégulièrement le ministre à prendre des mesures. Cetémoignage montre que les initiatives prises ne sont passuffisantes et doit motiver davantage encore lesparlementaires à exiger que les décisions prises par leParlement soient appliquées. M. Malmendier a soulignécombien le laps de temps qui s’écoule entre le vote d’un textepar le Parlement et celui de sa mise en application peut êtrelong. Il est encore plus frustrant de devoir constater que, surle terrain, les choses ne progressent que très lentement. Cetémoignage prouve qu’il est grand temps de procéder à deprofonds changements là ou ils s’avèrent plus quenécessaires.

Pour le reste, je me rallie aux propos des intervenantsprécédents.

Mevrouw Muriel Soyeur. – De heer Lozie had het overCharleroi. Ik vraag me af wat we daar moeten doen. Men kaner niet meer vrij rondlopen. Niemand durft er nog buiten tekomen, noch overdag, noch ’s nachts. Luister naar dehandelaars. In de pers zijn artikelen verschenen waarin werdgesteld dat het genoeg was. Andere artikelen gingen over decar-jackings en het veelvuldige geweld in Charleroi. Ik benhier omdat ik deze problemen onder de aandacht hebgebracht. Ik wens dan ook de journalist van Ciné Revue,waarop ik een beroep heb gedaan, te bedanken. Ik heb deheer Verwilghen brieven gestuurd. Ik weet niet of hij zich mijnog herinnert. Ik ben Muriel Soyeur. Ik werk bij de TEC vanCharleroi. Naar aanleiding van mijn brieven ben ik bij de GPmoeten komen. Het Justitiepaleis van Charleroi loopt achterop de gebeurtenissen. Het is veel te laks geweest. Deoverheden zijn de toestand niet meer meester. Degene die mijheeft aangerand, zei me dat ze hem toch niet kunnen raken.Dat is vreselijk en het is niet de eerste keer dat wij,

Mme Muriel Soyeur. – Je viens d’écouter ce que M. Lozievient de dire à propos de Charleroi. Au vu de ce que nousvivons à Charleroi, je me demande ce qu’on va faire. On nepeut plus se promener librement à Charleroi. On n’ose passortir, ni le jour ni la nuit. Allez écouter ce que lescommerçants ont à dire. Des articles sont parus dans la pressedont un intitulé « Maintenant, ça suffit ! » dans la NouvelleGazette. D’autres articles sont consacrés aux car-jackings, autaux de violence à Charleroi. Tout cela a été révélé dans lapresse. Si je suis arrivée ici aujourd’hui, c’est parce que j’aimédiatisé tous ces problèmes. C’était ma seule solution. Jedois remercier le journaliste de Ciné Revue à qui j’avais faitappel. J’ai envoyé un courrier à M. Verwilghen. Je ne sais passi vous vous souvenez de moi. Je suis Madame Soyeur. Jetravaille aux TEC Charleroi. J’ai été appelée à la PJ suite aucourrier que je vous ai envoyé. Le palais de Justice deCharleroi est dépassé par les événements. Il a été beaucouptrop laxiste. Les autorités sont tellement dépassées qu’elles ne

Page 87: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 87 –

chauffeurs, burgers, handelaars, iets dergelijks horen zeggen.Wat moeten we hieruit besluiten?

Ondanks de Dutroux-affaire blijft het geweld maar toenemen,ook al wordt het tegendeel beweerd. Ik werk al anderhalf jaarop de bussen. Ik heb al gezegd aan welke ziekten ik sindsdienlijd. Op de bus word ik dagelijks geconfronteerd met jongerendie zich drogeren, de bus in brand steken, die cutters entraangasbommen bij zich hebben. De politie weet dit. Toen ikwerd aangevallen, waren de rijkswachters op tijd. Eén vanmijn aanranders had via zijn GSM mensen opgebeld om mijte komen doden. Wat als de rijkswachters niet op tijd warengekomen? Ze kunnen niet overal tegelijk zijn want inCharleroi gebeurt er zoveel. Ze zijn met te weinig en balenvan hun werk. Voor mij heeft de rijkswacht van Châtelineauschitterend werk geleverd. Toen ik de aanranders vroegwaarom ze mij viseerden, was het antwoord dat ik durfde in tegaan tegen de wetten die zij zelf hadden gesteld.

Waar is Justitie? Men zou gaan denken dat zelfs demagistraten schrik hebben van de criminelen. Het wordt tijdom hier iets aan te doen. Ik heb zelf drie kinderen. Ik zou zenooit op een bus zetten.

font même plus la loi. La personne qui m’a agresséedernièrement m’a dit : « De toute façon, on ne sait pas nousatteindre ». C’est horrible et ce n’est pas la première fois quenous, chauffeurs, citoyens, commerçants, entendons dire unechose pareille. Que doit-on déduire de tout cela ?

Il y a eu l’affaire Dutroux. Malgré cela, le taux de violence nefait qu’augmenter. On prétend le contraire mais c’est faux.Venez vivre à Charleroi ! Moi, je travaille dans les bus depuisun an et demi. J’ai expliqué le nombre de maladies dont jesouffre depuis. Dans les bus, on rencontre tous les jours desjeunes qui se droguent, qui mettent le feu aux bus, qui ont descutters, des bombes lacrymogènes. La police sait tout cela.Les gendarmes qui sont intervenus au moment de monagression sont arrivés à temps. En effet, un des agresseurs àcôté de moi avait appelé par téléphone des personnes pourvenir me descendre sur place. Celles-ci arrivaient en voiturederrière le bus. Imaginez ce qui serait arrivé si la gendarmerieavait traîné un peu plus. En effet, les gendarmes ne peuventpas être partout en même temps car il y a trop d’événementsqui se passent à Charleroi. Il n’y a pas assez d’effectifs.Même les gendarmes sont dégoûtés de leur métier. Pour moi,la gendarmerie de Châtelineau a effectué un boulotmagnifique. Quand j’avais besoin de savoir pourquoi ces genss’acharnaient sur moi, tout ce qu’ils pouvaient en dire, c’estque ces gens appliquent leur loi à eux alors que moi, j’avaisosé me mettre en travers de leur loi.

Où est la Justice ? On va finir par croire que même lesmagistrats ont peur des criminels. Il serait peut-être temps deremédier à cela. Pensez qu’il y a des enfants qui vont àl’école. J’ai trois enfants. Je ne les mettrai jamais dans un bus,croyez-moi.

De voorzitter. – Ik ken gelijkaardige getuigenissen. Net alsveel andere slachtoffers heeft mevrouw Soyeur de raadgekregen te verhuizen. Als enerzijds hulp- enbijstandsdiensten worden opgericht, maar anderzijds een deelvan de slachtoffers niet wordt erkend, zal niet veel wordenopgelost. Ook hier moeten vragen worden gesteld enoplossingen worden gezocht. De minister kan wellicht eenantwoord geven.

M. le président. – Vous nous avez apporté un témoignage deterrain. J’en ai d’autres du même type. À Mme Soyeur aussi,on a conseillé de déménager. C’est également ce que l’on asuggéré à d’autres victimes. Si l’on met en place des servicesd’aide et de soutien mais que, d’un autre côté, on nie unepartie des victimes, pas grand-chose ne sera résolu. Il est vraique là également, sur le plan des moyens d’intervention, il y amatière à réflexion : on doit se poser des questions et trouverdes solutions. Mais monsieur le ministre, ici présent, vapouvoir nous répondre.

De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. – U beseftdat ik als minister van Justitie niet in een individueel dossierkan optreden. Ik neem akte van de getuigenis van mevrouwSoyeur. Wel is het zo dat de gerechtelijke overheden vanCharleroi zich perfect bewust zijn van de problemen in hunarrondissement en dat ze niet bij de pakken blijven zitten.

Drie weken geleden werd op vraag van parlementsleden uitCharleroi op mijn kabinet een vergadering belegd met deprocureur-generaal, de procureur des Konings, de DIRJU ende politiediensten van Charleroi. Er is een dubbel probleem:er is veel criminaliteit in Charleroi en de politiedienstenklagen over een gebrek aan manschappen. De minister vanBinnenlandse Zaken en ikzelf hebben maatregelen genomenom middelen vrij te maken voor deze politiediensten en degerechtelijke diensten. Het aantal magistraten dat zich met dezaken in Charleroi bezighoudt is de afgelopen tien jaarverdubbeld. Wij hebben getracht het tekort aan personeel op

M. Marc Verwilghen, ministre de la Justice. – Monsieur leprésident, vous pouvez vous imaginer qu’il est impossible,pour un ministre de la Justice, d’intervenir dans une affaireindividuelle. Je prends note du témoignage de madame. Jevoudrais quand même vous dire que les instances judiciairesde Charleroi, qui se rendent parfaitement compte desproblèmes qui se posent dans leur arrondissement judiciairene sont pas restées clouées sur leur chaise.

Je vous en donne un exemple : il y a trois semaines, uneréunion a eu lieu à mon cabinet à la demande desparlementaires réunis de Charleroi, avec le procureur général,le procureur du Roi, le DIRJU et les services de police deCharleroi. Il se pose en effet un double problème : lacriminalité est importante à Charleroi, il faut le reconnaître, etles services de police, plus particulièrement ceux quitravaillent sur le volet judiciaire en voie de restructuration seplaignent d’un manque d’effectifs. Depuis lors, le ministre de

Page 88: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 88 –

te vullen met parketjuristen. Dit is slechts een tijdelijkeoplossing. Er dringen zich structurele maatregelen op.

Ik heb vastgesteld dat zowel de procureur des Konings, deprocureur-generaal als de politiediensten van dit dossierwerk willen maken.

Er is dus goede wil aanwezig bij de mensen van het terrein.De personen die verantwoordelijkheid dragen beschikkenover de nodige capaciteiten. Charleroi kan dus binnen eenredelijke termijn in positieve zin evolueren.

Naar aanleiding van een ontmoeting met slachtoffers van eenandere grote zaak werd een werkgroep opgericht diepermanent naar vooruitgang op dit vlak streeft.

l’Intérieur chargé des services de police et moi-même avonsentrepris certaines démarches pour que les moyens quidoivent être attribués à ce service de police et aux servicesjudiciaires soient dégagés. J’ai pu constater que, par exemple,le noyau de magistrats qui, depuis une dizaine d’années,s’occupe des affaires à Charleroi a presque doublé.

Par ailleurs, je constate qu’il y a encore une pénurie que nousavons cherché à combler en envoyant des juristes de parquet.Cela ne suffit pas ; il ne s’agit que d’une solution temporaire.Il faut des mesures structurelles.

Croyez-moi, madame, j’ai pu constater, tant chez le procureurdu Roi que chez le procureur général ou les services depolice, la volonté d’aboutir dans ce dossier et d’éviter queCharleroi se trouve à cette place plutôt lamentable, en tête depeloton, alors que c’est justement cette position qu’il fautéviter à tout prix.

J’ai pourtant l’impression que la bonne volonté des hommesde terrain est présente. J’ai également la certitude que lespersonnes qui doivent prendre des responsabilités ont en toutcas les qualités requises. Je puis dès lors m’imaginer que,dans un laps de temps qui me semble plutôt réaliste, il serapossible d’éviter que Charleroi conserve cette position.

Au moment où j’ai rencontré les victimes d’une autre grandeaffaire, je me suis rendu sur place et j’ai pu avoir un entretienqui a été suivi d’un second à mon cabinet. Depuis lors, ungroupe de travail essaie en permanence de progresser sur cepoint.

Mevr. Cécile Henrotay. – Ik was van plan in te gaan op dewoorden van mevrouw de senator, maar na de woorden vanmevrouw Soyeur aarzel ik. Ik verontschuldig mij dan ook bijhaar mochten mijn uitlatingen de hare doorkruisen.

Er bestaan op lokaal niveau reeds veel diensten voorslachtofferhulp zoals de maatschappelijke werkers in deIPZ’s, de OCMW’s en de diensten voor slachtofferhulp. Degewone burger weet niet echt wat deze diensten doen. Dat isnochtans belangrijk omdat de sociale assistenten vanrespectievelijk een OCMW, het parket of de politie nietdezelfde rol hebben. Ze zijn complementair. De banden tussenhen moeten worden verstevigd.

Mme Cécile Henrotay. – Avant l’intervention de MmeSoyeur, j’avais envie de prendre la parole dans leprolongement des propos de madame la sénatrice. Mais je mesens tellement petite après cette intervention si poignante quej’ai scrupule à le faire. Vous m’excuserez donc, madameSoyeur, si mes propos tranchent par rapport aux vôtres.

À la suite de ce que Mme la sénatrice a expliqué tout àl’heure, je dois dire qu’il existe déjà de très nombreuxservices au niveau local pour assister les victimes. Ceux-civont des BAV, des travailleurs sociaux des ZIP, aux CPAS etaux services d’aide aux victimes, etc. Il me semble quemonsieur Tout-le-monde ne connaît pas vraiment le rôle deces services. Or, il est vraiment primordial que la populationconnaisse le rôle des différentes personnes car une assistantesociale d’un CPAS, une assistante sociale de parquet et uneassistante sociale de police ne remplissent pas le même rôle.Elles sont complémentaires. Je pense qu’il est très importantque chacun puisse connaître le rôle respectif de ces services etpersonnes et que des liens soient tissés dans l’intérêt de lavictime.

De voorzitter. – U heeft volkomen gelijk. Er moetenmiddelen worden gevonden om die banden te verstevigen ende diensten bekend te maken.

M. le président. – Je crois que vous avez parfaitement raison.Il faut bien sûr trouver les moyens de tisser ces liens et defaire connaître les services.

Mevr. Cécile Henrotay. – Alle maatschappelijke werkers diehetzelfde type van slachtoffers ontmoeten komen in dearrondissementsraad samen. Daar komen de gebreken aanhet licht en worden middelen gezocht om eraan te verhelpen.

Mme Cécile Henrotay. – C’est au niveau du conseild’arrondissement que se rassemblent les travailleurs sociauxqui sont amenés à rencontrer le même type de victimes.Comme je l’ai expliqué tout à l’heure, c’est là qu’on voit lesfailles et qu’on essaie de trouver les moyens d’y remédier.

De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. – Ik behoorM. Marc Verwilghen, ministre de la Justice. – J’appartiens à

Page 89: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 89 –

tot een generatie van juristen die, toen ze 25 jaar geledenafstudeerden aan de universiteit, gevormd waren om kennis tenemen van strafprocedures waarbij naast de rol van de daderen het openbaar ministerie ook een rol was toebedeeld aan deburgerlijke partij. Het begrip “slachtoffer” werd ons nietbijgebracht. We konden hun bestaan wel vermoeden omdatwe in staat waren om ons een beeld te vormen van de evolutievan de maatschappij.

Professor Franchimont heeft er vanmorgen op gewezen dathet vrij lang heeft geduurd voor men tot het besef kwam dater in een rechtszaak ook een benadeelde partij bestond, diebovendien ook rechten had. Ook professor Bekaert, een vanmijn leermeesters, heeft mijn aandacht hierop gevestigd.

De wereld van de wetgevende en van de uitvoerende machtheeft het bestaan van het slachtoffer pas later ontdekt. Het zouduren tot 1992, wanneer men in de onderzoekscommissieMensenhandel het slachtoffer niet langer kon negeren.Merkwaardig genoeg zette deze tendens zich voort in andereonderzoekscommissies, zoals de onderzoekscommissie Bendevan Nijvel-bis of de onderzoekscommissie Vermoorde enVermiste Kinderen.

Tussen 1985 en nu hield het grootste deel van deparlementaire onderzoekscommissies zich bezig metproblemen omtrent de werking van bepaalde diensten binnende politie of de justitie. Konrad Adenauer zei ooit dat men,wanneer men voor een onoplosbaar maatschappelijkprobleem staat, een parlementaire onderzoekscommissie moetoprichten omdat dit de enige mogelijkheid is om allebetrokken partijen in een zinvol debat te horen en een balansop te maken met aan de negatieve kant de tekortkomingen ende eventuele verantwoordelijkheden en aan de positieve kantde aanbevelingen om een herhaling van hetzelfde probleem tevermijden.

Het is nu ruim vier jaar geleden dat de parlementaireonderzoekscommissie Vermiste en Vermoorde Kinderen haaraanbevelingen heeft geformuleerd met betrekking tot depositie van het slachtoffer in ons Belgisch rechtssysteem. Hetmag gezegd dat er reeds heel wat is veranderd in het voordeelvan de slachtoffers, maar ik voeg er onmiddellijk en met veelovertuiging aan toe dat er nog hard aan de weg moet wordengetimmerd om de slachtoffers te geven waarop ze rechthebben.

De voorbije jaren is terecht heel wat aandacht besteed aan depositie van het slachtoffer op het justitiële vlak. De talrijkeinitiatieven hebben ongetwijfeld een vooruitgangteweeggebracht, maar hebben misschien nog niet opgeleverdwat we zouden willen.

De slachtoffers worden in de verschillende stadia van deprocedure soms nog altijd verwaarloosd. Zowel bij hetvooronderzoek, de aangifte, het gerechtelijk onderzoek, debehandeling ten gronde en zelfs de strafuitvoering kan er nogheel wat worden verbeterd.

De middelen en de mensen die thans ter beschikking staan,zijn een duidelijk bewijs dat we erop vooruitgaan. Na hetdebat en de getuigenissen van vandaag blijkt echter dat er nogiets ontbreekt, namelijk de fundamentelementaliteitswijziging om de maatregelen toe te passen die we

une génération de juristes formés à la procédure pénale danslaquelle, outre l’auteur des faits et le ministère public, lapartie civile joue également un rôle, mais sans qu’il y soitquestion de la notion de « victime ».

Ce matin, le professeur Franchimont a souligné qu’il a fallubien du temps avant que l’on ne prenne conscience du faitque, dans un procès, il y a aussi une partie lésée qui, desurcroît, a des droits. L’un de mes professeurs, M. Bekaert,avait également attiré mon attention sur ce point.

Le monde des pouvoirs législatif et exécutif n’a découvert lanotion de victime que beaucoup plus tard. En 1992, àl’occasion de la commission d’enquête sur la traite des êtreshumains, on a cessé d’ignorer la victime.

De 1985 à aujourd’hui, les travaux de la plupart descommissions d’enquête parlementaires ont porté sur lesproblèmes concernant le fonctionnement de certains servicesde police ou de justice. Comme l’a dit Konrad Adenauer,lorsqu’on est confronté à un problème de société insoluble, ilfaut créer une commission d’enquête parlementaire parcequ’elle constitue la seule possibilité d’entendre toutes lesparties dans un débat utile et de dresser le bilan comportantd’une part, la liste des manquements et des responsabilités et,d’autre part, des recommandations afin d’éviter unerépétition des mêmes problèmes.

Il y a déjà plus de quatre ans que la commission d’enquêteparlementaire sur les enfants disparus et assassinés a formuléses recommandations concernant la position de la victimedans le système juridique belge. Depuis, bien des choses ontchangé en faveur des victimes auxquelles on accordedésormais une attention particulière, mais il reste encorebeaucoup à faire pour qu’elles obtiennent ce à quoi elles ontdroit. Aux différents stades de la procédure, les victimes sonten effet encore trop souvent négligées.

Les moyens et le personnel mis à la disposition démontrentclairement que nous progressons. Cependant, comme leprouvent les témoignages, il faudrait encore un changementfondamental de mentalité qui se traduirait par l’applicationdes mesures prévues pour garantir les droits des victimes.

Étant donné le sentiment de délaissement qui s’empare à tortou à raison des victimes, la tentation est grande de faireprimer leurs intérêts.

Il ne peut toutefois être question de passer d’une justicecommutative ne tenant compte que de l’auteur des faits, à unejustice ne tenant compte que des victimes. Pour les victimes,cette vision est peut-être incompréhensible à première vue.Nous devons nous efforcer d’équilibrer les intérêts des partiesimpliquées dans un procès : l’inculpé, la victime et la société.Il doit exister entre ces parties un rapport parfait. Aucune nepeut jouer un rôle dominant. Dans la situation actuelle,l’inculpé joue encore un rôle trop dominant à cause desdroits « sacrés » de la défense. Les droits de la victime et dela société sont au moins aussi sacrés. C’est pourquoi mapolitique pénale et pénitentiaire est résolument tournée versune autre approche que j’appelle le droit de réparation.Celui-ci vise à réparer les souffrances subies ainsi qu’àprévenir et limiter les dommages.

La criminalité est plus une violation des droits de l’homme et

Page 90: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 90 –

hebben gecreëerd om de rechten van de slachtoffers tevrijwaren.

Gezien de achteruitstelling die slachtoffers doorgaans terechtof ten onrechte ervaren, is de verleiding groot om hunbelangen op de voorgrond te plaatsen.

Het kan evenwel niet de bedoeling zijn om van eenvergeldend strafrecht, dat enkel rekening houdt met de dader,te evolueren naar een uitsluitend slachtoffergericht recht.Misschien is een dergelijke visie voor slachtoffers op heteerste gezicht onbegrijpelijk. We moeten streven naar eenevenwicht tussen de belangen van de partijen die bij eenproces betrokken zijn: de dader, het slachtoffer en demaatschappij. Tussen deze partijen moet een perfecteverhouding bestaan, waarbij geen enkele ervan een dominanterol vervult. In de huidige situatie speelt de dader met zijn“heilige” rechten op verdediging nog steeds een te dominanterol. De rechten van het slachtoffer en van de maatschappijzijn minstens zo heilig. Daarom kies ik in mijn strafrechtelijken penitentiair beleid resoluut voor een andere aanpak, die ikhet herstelrecht noem. Werken aan herstelrecht betekent indeze visie streven naar een evenwicht en naar het herstellenvan het toegebrachte leed, en naar preventie en beperking vande schade.

Criminaliteit is veeleer een schending van de rechten vanmensen en van relaties dan een zuivere overtreding van derechtsnormen. De betrokken partijen, namelijk het slachtoffer,de dader en de samenleving, moeten in de gelegenheidworden gesteld een herstel van de aangerichte schade en vande verstoorde relaties te bekomen. Dan pas kan er eenevenwicht tussen de verschillende belangen worden bereikt.Deze vorm van gerechtigheid is noodzakelijk voor het herstelvan de schade in de echte zin van het woord. Dat is een vande redenen waarom ik het herstelrecht via het federaalveiligheidsplan en via de aanbevelingen van de parlementaireonderzoekscommissies, die zich op de rechten van deslachtoffers hebben geconcentreerd, verder probeer uit tevoeren en te verfijnen. Centraal hierbij staat een doelmatig engecoördineerd beleid inzake slachtofferzorg, coördinatie enoverleg tussen de verschillende betrokken instanties, watoverlappingen zal uitsluiten en een beter functionerenmogelijk moet maken.

des relations qu’une simple infraction aux normes juridiques.Les parties impliquées, c’est-à-dire la victime, l’inculpé et lasociété, doivent avoir la possibilité de bénéficier de laréparation des dommages causés et des relations brisées.C’est seulement à partir de ce moment qu’il devient possibled’équilibrer les différents intérêts. Cette forme de justice estindispensable pour la réparation du dommage au sens propredu terme. C’est une des raisons pour lesquelles j’essaied’appliquer et d’affiner le droit de réparation au moyen duplan fédéral de sécurité et des recommandations descommissions d’enquête parlementaires qui se sontconcentrées sur les droits des victimes. L’objectif central estde mener une politique efficace et coordonnée en matièred’aide aux victimes, de coordination et de concertation entreles instances concernées, ce qui permettra d’éviter lesdoubles emplois et de mieux fonctionner.

De rechten van de slachtoffers moeten even zwaar doorwegenals de rechten van de beklaagde of de veroordeelde. Beidecategorieën moeten correct worden behandeld. Hetslachtoffer moet informatie kunnen krijgen en geven en rechthebben op rechtsbijstand, schadeloosstelling, sociale,psychische en medische bijstand en op bescherming van zijnfysieke persoon en zijn privé-leven. Vooral dit laatste aspectwordt in de wetgeving soms vergeten.

Door een effectieve invulling van de rechten van slachtofferszullen de ordediensten het vertrouwen van de burger in deinstellingen herstellen, wat het algemeen normbesef ten goedezal komen.

Sinds mijn aantreden als minister van Justitie werdensystematisch fundamentele wijzigingen aangebracht. Ik hebmij hierbij gebaseerd op de talrijke en uitstekendeaanbevelingen van de magistratuur, de diensten voorslachtofferonthaal, het nationaal forum voor slachtofferbeleid

J’estime que les droits des victimes doivent être mis sur lemême pied que ceux de l’inculpé et du condamné, et qu’ildoit y avoir un traitement correct dans les deux cas. Celasignifie pour la victime le droit d’obtenir et de donner desinformations, l’aide juridique, la réparation du dommage,l’accompagnement social, psychique, médical le cas échéant,leur protection physique et celle de leur vie privée. Ce dernieraspect des choses est souvent absent dans la législation.

En concrétisant effectivement les droits de la victime, lesforces de l’ordre contribueront à restaurer la confiance ducitoyen dans les institutions, ce qui sera en outre bénéfiquepour le sens général de la norme.

Depuis que je suis ministre de la Justice, un certain nombre dechangements fondamentaux ont été apportés de manièresystématique. Pour ce faire, je me suis toujours inspiré desnombreuses et excellentes recommandations de lamagistrature, des services chargés de l’accueil des victimes,

Page 91: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 91 –

en de vele verenigingen voor slachtoffers waarmee mijnmedewerkers en ikzelf regelmatig overleggen. De informatieen de aanbevelingen van deze verenigingen zijn vanonschatbare waarde bij de ontwikkeling van deslachtofferhulp en om onze justitie een menselijke dimensie tegeven. Ook al was het niet altijd onmiddellijk merkbaar, deafgelopen twee jaar werden veel projecten voor slachtoffersgerealiseerd. Ik geef enkele voorbeelden.

Afgelopen jaar werden in de strafinrichtingen 28 consulentenvoor hersteljustitie aangeworven. Zij moeten de detentie ophet herstel richten en toezien op de toepassing van demaatregelen die willen voorkomen dat de gedetineerde zijnslachtoffer tijdens zijn detentie lastig valt.

De bevoegdheden en de werking van de commissie voor hulpaan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden zullen wordenuitgebreid en geoptimaliseerd. Mevrouw Delesie, voorzittervan de commissie, heeft u waarschijnlijk verteld dat daarovereen wetsontwerp wordt voorbereid. Verder is deratificatieprocedure van Europees verdrag nr. 116 metbetrekking tot de schadeloosstelling van slachtoffersafgerond. Er wordt aldus een wettelijk kader gecreëerd voorde schadeloosstelling van Belgische slachtoffers van eenopzettelijk geweldmisdrijf in één van de lidstaten bij ditverdrag. Een voorontwerp van wet betreffende de versterkingvan de controle op veroordeelden die de gevangenis verlaten,de verbetering van het statuut van de slachtoffers bijvrijlating van de dader en de optimalisering van de capaciteitvan de strafinstellingen, ligt nu voor advies bij de Raad vanState. Momenteel worden slechts bepaalde slachtoffersgehoord wanneer de dader voor de commissie voorvoorwaardelijke invrijheidstelling moet verschijnen. Dat heeftspijtige gevolgen. Zo wordt een slachtoffer pas ingelicht alsde dader voorwaardelijk vrijkomt. Het gebeurt echter vaakdat het slachtoffer onverwacht wordt geconfronteerd met dedader wanneer deze laatste geniet van penitentiair verlof, eenregime van halve vrijheid of elektronisch toezicht.

Dit brengt me bij een tweede lacune. Sommige slachtoffersmogen informatie verstrekken en kunnen ook wordengeïnformeerd wanneer de dader in vrijheid wordt gesteld. Zekunnen hun rechten echter nooit uitoefenen omdat de dadervoorlopig, en niet voorwaardelijk, vrijkomt. Het wetsontwerpwil ook voor deze situatie een oplossing bieden.

du forum national pour une politique en faveur des victimes etsurtout des nombreuses associations pour les victimes aveclesquelles mes collaborateurs et moi-même nous nousconcertons régulièrement. Les informations et lesrecommandations de ces associations sont d’une valeurinestimable pour développer l’aide aux victimes et donner unedimension humaine à notre justice. Bien qu’ils n’aient pastoujours été immédiatement perceptibles, plusieurs projets ontété réalisés en faveur des victimes depuis deux ans. Je vousdonne quelques exemples.

L’année dernière, 28 consultants de justice réparatrice ont étérecrutés au sein des établissements pénitentiaires. Ils doiventaxer la détention sur la réparation et veiller à l’application decertaines mesures visant à éviter que le détenu nuise à savictime pendant sa détention.

En ce qui concerne l’aide financière aux victimes d’actes deviolence, la compétence et le fonctionnement de lacommission d’aide aux victimes d’actes intentionnels deviolence seront élargis et optimalisés. À cet égard, un projetde loi est actuellement en préparation. Mme Delesie,présidente de la commission, vous en a probablementinformé. En outre, la procédure de ratification du traitéeuropéen numéro 116 concernant l’indemnisation desvictimes est terminée. Un cadre légal est ainsi créé pourl’indemnisation des belges victimes d’un acte intentionnel deviolence dans l’un des États partie au traité.

Un avant-projet de loi relatif au renforcement du contrôle desdétenus condamnés qui quittent la prison, à l’amélioration dustatut de la victime en cas de libération de l’auteur des faits, età l’optimisation de la capacité pénitentiaire est actuellementsoumis au Conseil d’État. À ce jour, seules certaines victimessont consultées lorsque l’auteur de l’infraction doitcomparaître devant la commission de libérationconditionnelle. Cela engendre des situations regrettables.Ainsi, une victime ne sera informée qu’au moment où l’auteurest libéré sous condition. Toutefois, il n’est pas rare qu’unevictime soit confrontée à l’improviste à l’auteur del’infraction lorsque celui-ci bénéficie par exemple d’un congépénitentiaire ou du régime de semi-liberté ou encore d’unemesure de surveillance électronique.

Deuxième lacune : certaines victimes sont pour l’instantautorisées à fournir des informations et peuvent actuellementêtre informées de la mise en liberté de l’auteur de l’infractionmais elles ne pourront jamais exercer leurs droits étant donnéque ce dernier sera libéré provisoirement et nonconditionnellement. Le projet doit également remédier à cetype de situation.

Er zijn ook een aantal ministeriële richtlijnen invoorbereiding.

De positie van het slachtoffer in de procedure van devoorwaardelijke invrijheidstelling is een vierde voorbeeld datik u wil geven. Het principe van de inspraak trachten we ookin andere vormen van invrijheidstelling in te voeren.

Met de richtlijnen over de audiovisuele opname van hetverhoor van de minderjarige slachtoffers of van getuigen vanmisdrijven willen we een houvast bieden aan de magistratenen de politiediensten zodat ze weten hoe ze dit instrument

Plusieurs directives ministérielles sont en préparation.

Le quatrième exemple que je voudrais vous donner concernela position de la victime dans la procédure de libérationconditionnelle. Nous essayons de traduire le principe departicipation dans d’autres formes de libération.

Par les directives relatives à l’enregistrement audiovisuel del’audition des victimes mineures ou des témoins de délits,nous voulons donner des points de repère aux magistrats etaux services de police afin qu’ils sachent comment utiliser cetinstrument. Ces directives découlent de la loi du

Page 92: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 92 –

moeten hanteren. Deze richtlijnen vloeien voort uit de wetvan 28 november 2000 op de strafrechtelijke bescherming vande minderjarigen die betrekking heeft op alle zaken waarpersonen van minder dan 18 jaar bij betrokken zijn. Als dewetgever ooit één antwoord heeft gegeven op wat ons in 1996is overkomen, dan is het deze wet. Hij hield daarbij rekeningmet de aanbevelingen van de verschillendeonderzoekscommissies. Men zal in de toekomstvanzelfsprekend nog meer van dit middel gebruik moetenmaken.

Wanneer de wet op de anonieme getuigen zal zijngoedgekeurd en er een wetsontwerp komt over de bedreigdegetuige, zullen de audiovisuele middelen het mogelijk makeneen groot deel van de secundaire victimisatie uit te sluiten.Het slachtoffer zal niet langer bang hoeven te zijn nog eensmet de dader te worden geconfronteerd, omdat zijn getuigeniswordt opgenomen en zowel door de onderzoeksgerechten alsdoor de bodemrechter kan worden gebruikt.

Vervolgens wordt nog een aantal bestaande ministeriëlerichtlijnen geëvalueerd en geactualiseerd. Ik denk aan derichtlijn over het slachtofferonthaal op de parketten en derechtbanken. Dankzij de evaluatie zullen we die richtlijnkunnen verfijnen. Dat geldt ook voor de richtlijn metbetrekking tot de opsporing van vermiste personen die op15 september 1997 in werking trad. Na de evaluatie zal derichtlijn beter aangepast zijn aan het veldwerk.

De richtlijn betreffende de seksuele agressieset werduitgevaardigd door de minister van Justitie om de regels vanhet gebruik van deze set te uniformiseren. Dit is van hetgrootste belang voor de slachtoffers. De richtlijn trad inwerking op 1 maart 1999 en moest na één jaar toepassingworden geëvalueerd. Die evaluatie vindt op dit ogenblikplaats in samenwerking met het college van de procureurs-generaal, het Nationaal forum voor het slachtofferbeleid en debetrokken diensten. De eventuele aanpassingen zullenrekening houden met de bestaande juridische en praktischeproblemen. Het is mijn bedoeling de richtlijn tegen het beginvan het volgende gerechtelijk jaar te actualiseren.

Een laatste richtlijn waarbij ik even wil stilstaan is dezebetreffende het waardig afscheid nemen van de overledeneingeval van een interventie door de gerechtelijke overheden.In samenwerking met de minister van Binnenlandse Zakenhebben we een richtlijn inzake administratieve verzegelingennaar de gemeenten gestuurd. Ik heb mijn collega vanBinnenlandse Zaken ook gevraagd samen eenrondzendschrijven over de problematiek van het waardigafscheid nemen op te stellen.

Child Focus en de gerechtelijke instanties hebben eenprotocol tot regeling van samenwerking afgesloten. Met enigetrots kan ik zeggen dat België tijdens zijn voorzitterschap vande Unie een netwerk wil tot stand brengen waarbijverschillende niet-gouvernementele organisaties die op ditterrein werkzaam zijn, informatie zullen uitwisselen. Wevangen dan twee vliegen in één klap.

We buigen ons dan niet alleen over de problemen vanvermiste kinderen maar ook van seksueel uitgebuite kinderen.Als België erin slaagt dit netwerk tot stand te brengen, zal onsland Child Focus, dat gegroeid is na de gebeurtenissen van

28 novembre 2000 sur la protection juridique des mineursportant sur toutes les affaires impliquant des personnes demoins de 18 ans. S’il y a une loi qui découle des événementsde 1996, c’est bien celle-ci. Le législateur a tenu compte desrecommandations des différentes commissions d’enquête. Àl’avenir, cet instrument sera de plus en plus souvent utilisé.

Lorsque l’on aura voté la loi sur les témoins anonymes et quenous aurons élaboré un projet de loi relatif aux témoinsmenacés, les moyens audiovisuels permettront d’éviter unegrande partie de la victimisation secondaire. La victime nedevra plus craindre d’être une nouvelle fois confrontée àl’auteur des faits. En effet, son témoignage sera enregistré etpourra être utilisé tant par les juges d’instruction que par lejuge ordinaire.

Plusieurs directives ministérielles sont en outre en coursd’évaluation et d’actualisation. Je pense à la directiverelative à l’accueil des victimes dans les parquets et lestribunaux. Grâce à l’évaluation, nous pourrons affiner cettedirective. C’est le cas également de la directive relative à larecherche des disparus, qui est entrée en vigueur le15 septembre 1997. L’évaluation permettra de mieux adapterla directive au travail de terrain.

La directive relative au set contre les agressions sexuelles aété édictée par le ministre de la Justice pour uniformiser lesrègles d’usage de ce set. C’est capital pour les victimes. Cettedirective est entrée en vigueur le 1er mars 1999 et devait êtreévaluée après un an d’application. Le collège des procureursgénéraux, le Forum national de la politique d’aide auxvictimes et les services concernés sont en train de procéder àcette évaluation. Les modifications éventuelles tiendrontcompte des problèmes juridiques et pratiques. J’ai l’intentiond’actualiser la directive pour le début de la prochaine annéejudiciaire.

La dernière directive sur laquelle j’aimerais m’attarderconcerne la dignité de l’adieu à la personne décédée aprèsune intervention des autorités judiciaires. En collaborationavec le ministre de l’Intérieur, nous avons envoyé auxcommunes une directive relative à l’apposition des scellésjudiciaires. J’ai également demandé à mon collègue del’Intérieur de rédiger une circulaire concernant cetteproblématique.

Child Focus et les instances judiciaires ont conclu unprotocole de règlement de la coopération. Je ne suis pas peufier de pouvoir affirmer que pendant la présidenceeuropéenne, la Belgique entend mettre sur pied un réseaupermettant aux organisations non gouvernementalesprésentes sur le terrain d’échanger des informations. Nousferons ainsi d’une pierre deux coups.

Nous ne nous penchons pas uniquement sur le problème desenfants disparus mais aussi sur celui des enfants exploitéssexuellement. Si la Belgique parvient à mettre sur pied ceréseau, elle pourra exporter à juste titre dans l’Unioneuropéenne Child Focus, qui a vu le jour après lesévénements de 1996.

Nous avons encore beaucoup d’efforts à accomplir en matièrede coordination de la politique d’aide aux victimes. L’accordde coopération conclu avec la Communauté flamande doit

Page 93: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 93 –

1996, met recht en reden naar de Europese Unie kunnenexporteren.

Inzake de coördinatie van het slachtofferbeleid hebben wenog veel werk voor de boeg. Het samenwerkingsakkoord metde Vlaamse Gemeenschap moet worden geëvalueerd. Hetsamenwerkingsakkoord tussen de federale staat en de FranseGemeenschap en het Waalse Gewest is nog in voorbereiding.

Ten slotte moet ook onderzocht worden op welke manier hetNationaal forum voor het slachtofferbeleid een formeelstatuut kan krijgen. Hiertoe werden al belangrijke stappengezet. Het is ook onze bedoeling administratieveslachtoffercellen bij de parketten te installeren omdat dezepro-actief de slachtoffers van mogelijke misdrijven kunneninformeren. Op die manier kunnen we aan onze preventieveopdracht gestalte geven.

faire l’objet d’une évaluation. L’accord de coopération entrel’État fédéral, la Communauté française et la Régionwallonne est encore en préparation.

Enfin, il faut examiner comment accorder au Forum nationalde la politique d’aide aux victimes un statut formel. Nousavons déjà franchi des étapes importantes en ce sens. Nousavons l’intention d’installer des cellules administrativesd’aide aux victimes dans les parquets afin qu’ils puissentinformer de manière proactive les victimes de délits. C’estainsi que nous donnerons forme à notre mission préventive.

Uit de gesprekken die ik met magistraten, justitieassistentenen de slachtoffers en verenigingen die hen vertegenwoordigenheb gevoerd, heb ik kunnen opmaken dat alle opdrachten zeerconcreet moeten worden omschreven en dat er een praktischehandleiding moet komen voor allen die bij de hoven enrechtbanken instaan voor het onthaal van slachtoffers. Tot opheden zijn die opdrachten nog niet in de dagelijkse praktijkvastgelegd. Nochtans worden de medewerkers van Justitiedagelijks geconfronteerd met slachtofferonthaal. Ik heb danook gevraagd een praktische handleiding op te stellen.

Deze normen en diensten garanderen een beter statuut voorhet slachtoffer in de strafprocedure. De praktische gids zalook heel nuttig zijn voor de justitieassistenten.

Samen met de VZW Ouders van verongelukte kinderen werdook een informatiebrochure “Kinderen slachtoffer van hetverkeer” opgesteld.

Ook de nieuwe brochure “Wanneer de dader achter traliesverdwijnt…” is beschikbaar.

De brochures “U bent slachtoffer” en “Financiële hulp aanslachtoffers van opzettelijke gewelddaden” werden helemaalherschreven.

Binnenkort zal een nieuwe versie van de brochure “Uwrechten als slachtoffer van een misdrijf” wordengepubliceerd. Bovendien zullen ook de brochures “Wat isslachtofferonthaal bij parket en rechtbank?” en “Hetjustitiehuis” worden vernieuwd.

Momenteel zijn er zeventien erkende verenigingen dieslachtoffers bijstaan wanneer ze worden gehoord door eencommissie voor voorwaardelijke invrijheidstelling of decommissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijkegewelddaden.

Eind vorig jaar heb ik de administratie gevraagd eenonderzoek te doen naar de wijze waarop in de autopsiezaleneen laatste groet aan de overledenen kan worden gebracht.We hadden hierover terechte klachten ontvangen.

We willen een aantal onaanvaardbare situaties uit de wereldhelpen en erop toezien dat de naaste familieleden op eenwaardige wijze een laatste groet kunnen brengen.

Dit onderzoek is afgerond en we zullen de betrokken centra

Les entretiens que j’ai eus avec les magistrats des parquets,les assistants de justice et les victimes ou les organisations quiles représentent m’ont permis de constater qu’il étaitnécessaire de définir de manière très concrète toutes lesmissions et de mettre un manuel pratique à la disposition detoutes les personnes concernées par l’accueil des victimes ausein des cours et tribunaux. Jusqu’à présent, ces missionsn’ont pas été définies concrètement dans la pratiquejournalière des différents collaborateurs de l’appareiljudiciaire. Pourtant, ces derniers sont tous les jours concernéspar l’accueil des victimes. Afin de remédier à ce problème,j’ai demandé que l’on rédige un guide pratique à l’intentionde la magistrature, du personnel des tribunaux et desassistants de justice chargés de l’accueil des victimes. Ceguide doit servir de fil conducteur dans le paysage des normeset des services susceptibles de modifications. *

Ces normes et services garantissent un meilleur statut à lavictime dans la procédure pénale. Ce guide pratique seraégalement très utile aux assistants de justice dans le cadre deleur formation et de leur fonction de sensibilisationjournalière.

Une brochure d’information détaillée intitulée « Enfantsvictimes de la route » a été réalisée. L’ASBL Ouders vanverongelukte kinderen est à l’origine de son contenu.

Par ailleurs, la nouvelle brochure « Quand l’auteur du délitdisparaît derrière les barreaux » est également disponible.

Les brochures « Vous êtes victime » et « L’aide financièreaux victimes d’actes intentionnels de violence » onttotalement été remaniés.

Une nouvelle version de la brochure détaillée « Vos droits entant que victime d’infraction » sera bientôt prête à êtrepubliée. De plus, une actualisation des brochures « Qu’est-ceque le service d’accueil des victimes au sein des parquets ettribunaux ? » et « La maison de justice » est égalementprévue.

À ce jour, dix-sept associations ont été agréées pour assisterles victimes lorsqu’elles sont entendues par une commissionde libération conditionnelle ou par la commission pour l’aideaux victimes d’actes intentionnels de violence.

À la fin de l’année dernière, j’ai demandé à l’administrationde mener une enquête sur la situation actuelle des salles

Page 94: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Belgische Senaat - Rechten van de slachtoffers - 22 juni 2001

– 94 –

vragen de nodige aanpassingen te doen.

Ik zal met mijn collega’s, en met name met de minister vanFinanciën, contact opnemen om na te gaan of slachtoffers vanmisdrijven niet gratis een kopie van het dossier kunnenontvangen. Het gaat niet op dat de daders een gratis kopiekunnen krijgen en dat de slachtoffers 35 frank per bladmoeten betalen.

Ik heb de afgelopen twee jaar niet stilgezeten. Het deel vanhet federaal veiligheids- en detentieplan dat betrekking heeftop slachtoffers is grotendeels gerealiseerd of staat op het puntte worden gerealiseerd.

Ik weet dat er nog veel werk voor de boeg is. Ik wens dit werksamen met u en alle betrokken actoren voort te zetten zodateen wereld kan worden gecreëerd waarin slachtoffers vanmisdrijven krijgen waarop ze recht hebben.

d’autopsie dans le cadre du dernier hommage à rendre auxdéfunts. Les proches se sont plaints à juste titre de celles-ci.

L’objectif est de remédier à un certain nombre de situationsintolérables et de veiller à ce que les proches puissent rendreun dernier hommage aux défunts dans la dignité.

Cette enquête est à présent terminée et, sur la base decertaines normes minimales, il sera demandé aux centresconcernés de procéder, s’il y a lieu, aux adaptationsnécessaires.

Enfin, je contacterai prochainement mes collègues,notamment le ministre des Finances, afin de déterminer dansquelle mesure nous pouvons procurer gratuitement une copiedu dossier aux victimes d’infractions. En effet, il n’est paslogique que les auteurs puissent disposer d’une copie gratuitealors que les victimes doivent payer plus de 35 francs parpage.

Comme vous pouvez le constater, je ne suis pas resté inactifpendant ces deux dernières années. En ce qui concerne lesvictimes, le plan fédéral de sécurité et de politiquepénitentiaire est en grande partie exécuté ou est en passe del’être.

Je suis conscient qu’il reste beaucoup de travail à réaliser. Jesouhaite dès lors expressément continuer à travaillerconjointement avec vous et avec tous les acteurs concernés,afin de créer un monde dans lequel les victimes d’infractionreçoivent ce à quoi elles ont droit.

Ik wil afsluiten met een Amerikaanse uitdrukking die zeergoed weergeeft wat in een maatschappij moet gebeuren:“Justice must not only be done, it must be seen to be done.”Die zichtbaarheidsfactor is belangrijk om iedereen in dezemaatschappij met zijn instellingen te verzoenen en hetvertrouwen in de instellingen te herstellen.

Je terminerai par une expression américaine qui exprime trèsbien la place que doit occuper la Justice dans la société :« Justice must not only be done, it must be seen to be done. »Ce facteur de visibilité est important pour réconcilier tous lesacteurs de notre société avec les institutions et rétablir laconfiance dans les institutions.

De voorzitter. – Ik dank u voor uw conclusies.

Ik zou hieraan een persoonlijk commentaar willen toevoegen.België mag trots zijn op de vooruitgang die het onder meerheeft geboekt inzake de verdwijning van kinderen en het rechtvan de slachtoffers. Dat heeft het te danken aan de mensendie zich daarvoor hebben ingezet nog vóór ze over demiddelen ad hoc konden beschikken. Dankzij die mensen heeftde overheid deze problemen aangepakt.

Het colloquium van vandaag draagt bij tot deze ontwikkeling.De overheid, waarvan wij deel uitmaken, moet zich met dezeproblemen blijven bezighouden. België moet er ook in detoekomst trots op kunnen zijn dat het al heel wat meer danandere landen heeft gerealiseerd. Een colloquium zoals ditzou in Rwanda bijvoorbeeld ondenkbaar zijn…

In België willen de burgers vooruitkomen. Deze wil kan enmoet au sérieux worden genomen. Net als mijn collega’ssenatoren zal ik mij daarvoor inzetten.

Zelf hebt u blijk gegeven van grote aandacht voor hetprobleem van de burger tegenover de instellingen.

Ik dank alle sprekers en allen die onze werkzaamhedenhebben bijgewoond. Velen hebben ze de hele dag langgevolgd, van het begin tot het einde. Ik denk meer in hetbijzonder aan procureur Visart de Bocarmé en professor

M. le président. – Je vous remercie pour vos conclusions.

Je souhaiterais y ajouter un commentaire personnel. Si nouspouvons être fiers des progrès accomplis, notamment en cequi concerne les disparitions d’enfants et le droit des victimes,la Belgique le doit aux personnes qui se sont investies avantl’heure, avant d’avoir les moyens ad hoc, personnes grâceauxquelles le pouvoir en place a pris ces problèmes enconsidération.

Le colloque de ce jour contribue à cette évolution, à ce que lepouvoir, dont nous faisons tous partie, prenne les problèmesen compte et à ce que la Belgique puisse rester fière desavancées enregistrées, considérables par rapport à denombreux autres pays du monde. Un tel colloque serait, parexemple, inimaginable au Rwanda…

Il existe, en Belgique, une volonté citoyenne d’avancer. Cettevolonté, non seulement mérite d’être prise au sérieux, maisdoit l’être. Je m’y attellerai, ainsi que mes collèguessénateurs.

Vous avez vous-même démontré votre sensibilité par rapportà la problématique du citoyen face à l’institution.

Je remercie tous les intervenants, toutes les personnes qui ontassisté à nos travaux. Beaucoup les ont suivis tout au long dela journée, du début jusqu’à la fin. Je pense tout

Page 95: Rechten slachtoffers voorPDF - Senate2001/06/22  · rapport de la commission Dutroux, ainsi libellé : « La justice doit prendre en compte la victime qui souffre de l’infraction,

Sénat de Belgique - Droits des victimes - 22 juin 2001

– 95 –

Franchimont, die sinds vanochtend naar de verschillendesprekers luisteren. Beiden hebben ze al laten zien dat zerekening kunnen houden met wat hier is gezegd.

Ik wens allen een behouden terugkeer.

Met pijn in het hart zie ik mevrouw Soyeur terugkeren naarhaar probleem. De wetenschap dat haar belager een“karaktergestoorde geweldenaar” is, maakt het voor haaruiteraard moeilijk om rustig naar huis te gaan. (Applaus.)

particulièrement à M. le procureur Visart de Bocarmé et à M.le professeur Franchimont qui sont, depuis ce matin, àl’écoute des différents intervenants. Ils ont déjà tous deuxdémontré qu’ils savaient en tenir compte.

Je vous souhaite, à toutes et à tous, un bon retour. J’ai un petitpincement au cœur en pensant au retour de Mme Soyeur, quirepart vers son problème. Le fait de savoir que son agresseurest un « caractériel violent » n’est, en effet, pas de nature àfavoriser un retour serein chez elle. (Applaudissements.)

(De vergadering wordt gesloten om 18.25 uur.) (La séance est levée à 18 h 25.)