Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN...

82
1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK IN DE PRAKTIJK: EEN THEORETISCHE TOETS VAN STEVE CHIBNALL' S LAW-AND-ORDER-NEWS Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen door (00900713) Vanluchene Tine Academiejaar 2012-2013 Promotor : Commissarissen : Tom Vander Beken Tessa Gombeer Dirk Voorhoof

Transcript of Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN...

Page 1: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

1

RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT

PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK

VOORONDERZOEK IN DE PRAKTIJK: EEN THEORETISCHE TOETS VAN

STEVE CHIBNALL'S LAW-AND-ORDER-NEWS

Masterproef neergelegd tot het behalen van

de graad van Master in de criminologische wetenschappen

door (00900713) Vanluchene Tine

Academiejaar 2012-2013

Promotor : Commissarissen :

Tom Vander Beken Tessa Gombeer

Dirk Voorhoof

Page 2: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

2

Verklaring inzake toegankelijkheid van de

masterproef criminologische wetenschappen

Ondergetekende,

Vanluchene Tine (00900713)

geeft hierbij aan derden,

zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen of

leden van de examencommissie van de master in de criminologische wetenschappen,

[de toelating] [geen toelating] (schrappen wat niet past)

om deze masterproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien beschikbaar,

een elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard slechts zullen kunnen

naar verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron vermelden.

Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin de

masterproef moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden

onmiddellijk na het titelblad.

Datum: ……………………………………..

Handtekening: ……………………………

Page 3: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

3

DANKWOORD

Voor u met deze masterproef start, wil ik graag de tijd nemen om een aantal mensen te

bedanken. Want eerlijk is eerlijk, zonder steun van anderen was het mij niet gelukt om dit werk

te schrijven. Het is onmogelijk om een volledige lijst op te stellen van iedereen die op een of

andere manier mij geholpen heeft, maar ik waag me toch aan een poging.

In de eerste plaats wil ik mijn promotor Tom Vanderbeken bedanken bij wie ik met mijn vragen

steeds terecht kon, via mail of een gesprek. Ondanks zijn drukke agenda maakte hij tijd vrij om

raad of feedback te geven waar ik mee verder kon en hij kon me geruststellen dat een

masterproef schrijven niet zo onmogelijk is als het soms lijkt.

Daarnaast wil ik ook graag mijn ouders bedanken. Niet alleen hebben ze mij de kans gegeven om

te studeren wat ik wilde studeren, ze waren er steeds wanneer ik ze nodig had. Ze hielpen me

vol te houden op verschillende manieren: van peptalk tot stukken tekst controleren op

spelfouten tot het brengen van propere kleren op mijn kot.

Ten derde wil ik ook graag mijn vriend bedanken. Zijn steun was minstens even onontbeerlijk

als die van anderen. Het was ongetwijfeld niet altijd gemakkelijk of aangenaam om mijn gezeur

te aanhoren als het even tegenzat of om achter mijn veren te zitten als ik het transcriberen beu

was, maar hij deed het toch. Ondanks dat het niet altijd gemakkelijk was om met een student

samen te zijn, had hij er begrip voor en motiveerde hij me keer op keer.

Een vierde groep mensen die ik wil bedanken zijn mijn huisgenoten. Door tal van kleine zaken

hebben ze er mee voor gezorgd dat de stressperiodes kalmer werden. Bedankt om mij te

voorzien van koffie wanneer het nodig was, om voor mij wat extra boodschappen te doen, om

mij mee te nemen naar de sportles, om mij te verzekeren dat alles wel in orde ging komen en om

mij hilarische momenten te laten beleven. Meer in het algemeen wil ik ook mijn andere vrienden

en familieleden bedanken. Ook zij hebben o.a. via mopjes en advies mij de nodige steun geboden.

Een andere groep mensen zonder wie deze masterproef niet mogelijk was geweest zijn mijn

respondenten, dat spreekt voor zich. Bedankt om de tijd te nemen voor het interview en jullie

ervaringen rond perscommunicatie met mij te delen.

Ook bedankt aan AVA papierwaren, De Standaard, Bnp Paribas Fortis, Eva vzw en Beton De

Bonte om via gadgets de goodiebag voor mijn respondenten te sponsoren.

Last but not least wil ik Leo Stoops, mijn voormalige stagebegeleider danken. Hoewel mijn stage

een jaar geleden was, maakte hij er geen probleem van dat ik hem stoorde. Hij hielp me aan de

contactgegevens van een aantal respondenten en dat bespaarde mij heel wat tijd.

Page 4: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

4

Inhoudsopgave

Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie tijdens een strafrechtelijk vooronderzoek in de praktijk: een theoretische toets van Steve Chibnall's Law-and-order-news . 1

Dankwoord ........................................................................................................................................................................... 3

1. Opbouw van deze masterproef ........................................................................................................................... 6

2. Inleiding ....................................................................................................................................................................... 7

2.1 Plan van aanpak ...................................................................................................................................................... 7

2.2 Doelstelling en onderzoeksvragen van het onderzoek .......................................................................... 7

2.3 De criminologische relevantie .......................................................................................................................... 8

2.3.1 Theoretische relevantie ........................................................................................................................ 8

2.3.2 Praktische relevantie ................................................................................................................................... 9

2.4 Conceptueel kader .............................................................................................................................................. 10

3. De media en de strafrechtsketen als essentiële spelers in een democratie .................................. 12

3.1 Plan van aanpak ................................................................................................................................................... 12

3.2 De media als waakhond ................................................................................................................................... 12

3.3 Justitie (en politie?) als waakhond van de pers ..................................................................................... 14

3.3.1 Het parket ...................................................................................................................................................... 15

3.3.2 De onderzoeksrechter .............................................................................................................................. 15

3.3.3 De advocatuur .............................................................................................................................................. 16

3.3.4 En wat met politie? .................................................................................................................................... 16

3.3.5 Strafrechtelijk bepaalde regels ............................................................................................................. 18

4. Theoretisch kader ................................................................................................................................................. 19

4.1 Plan van aanpak ................................................................................................................................................... 19

4.2 De relatie tussen theorie en onderzoek ..................................................................................................... 19

4.3 Een bondige uiteenzetting van de centrale theorie .............................................................................. 20

4.3.1 Yard men speak with forked tongue? ................................................................................................ 20

4.3.2 Basisassumpties en de mogelijke kritieken hierop ...................................................................... 23

4.3.3 Onderzoekshypothesen ........................................................................................................................... 24

4.4 Toonaangevende theorieën over hoe nieuws tot stand komt .......................................................... 25

4.5 Het achterliggend wetenschapsprogramma ........................................................................................... 27

5. Methodologie........................................................................................................................................................... 29

5.1 Plan van aanpak ................................................................................................................................................... 29

5.2 Beslissingen voor het onderzoek van start ging .................................................................................... 29

5.3 De onderzoeksstrategie tijdens het empirisch onderzoek zelf ........................................................ 38

Page 5: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

5

6. De analyse ................................................................................................................................................................. 44

6.1 Plan van aanpak ........................................................................................................................................... 44

6.2 Verloop van de analyse.............................................................................................................................. 44

7. Resultaten ................................................................................................................................................................. 46

7.1 Plan van aanpak ........................................................................................................................................... 46

7.2 Tekortkomingen Chibnall ......................................................................................................................... 46

7.3 Chibnall revisited ......................................................................................................................................... 47

7.3.1 Justitie en politie: De strafrechtsketen ...................................................................................... 49

7.3.2 De harde aanpak ................................................................................................................................. 51

7.3.3 Minder harde aanpak: het belang van vertrouwen .............................................................. 55

7.3.4 Tactische technieken ........................................................................................................................ 59

7.3.5 Objectiviteit .......................................................................................................................................... 62

7.3.6 Professionaliteit en regelgeving................................................................................................... 63

7.3.7 Kwaliteitsvolle media: Commercialisering en de waarheid ............................................. 66

7.3.8 Algemene conclusies en bedenkingen ....................................................................................... 67

8. Discussie .................................................................................................................................................................... 71

8.1 Plan van aanpak ........................................................................................................................................... 71

8.2 Een nieuwe stap in de onderzoekstraditie ........................................................................................ 71

8.3 Beperkingen en aanbevelingen .............................................................................................................. 74

9. Conclusie ................................................................................................................................................................... 76

10. Bibliografie .......................................................................................................................................................... 77

Page 6: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

6

1. OPBOUW VAN DEZE MASTERPROEF

In dit eerste onderdeel wordt er extra aandacht besteed aan de opbouw van deze masterproef.

Hopelijk wordt daardoor de interne logica duidelijker en kan de lezer gemakkelijker

terugvinden wat hij of zij zoekt. Naast dit klein hoofdstuk komt er aan het begin van elk nieuw

deel een korte tekst met een plan van aanpak binnen dat hoofdstuk.

Straks starten we met een inleiding om de achtergrond van deze masterproef heel bondig te

schetsen. De verdere structuur van deze masterproef is bedoeld als een zandloperfiguur waarbij

we vertrekken van het brede kader waar deze masterproef inpast. Vervolgens gaan we dit meer

en meer toespitsen op het eigen empirisch onderzoek. Tenslotte zullen we een link maken

vanuit dit onderzoek naar de bredere theoretische state-of-the-art.

Het eerste brede kader is de juridische context rond persvrijheid en het gerechtelijk onderzoek.

Daarbij kijken we naar de rol van de media en de rol van de strafrechtsketen in een

democratische samenleving. Vervolgens maken we een sprong naar het eigen empirisch

onderzoek. We starten met een theoretisch hoofdstuk en met een hoofdstuk over de methoden

die we hebben toegepast. Daarna gaan we dieper in op de resultaten. Aansluitend volgt er een

discussie waarbij we een link proberen te leggen met ander theoretisch onderzoek. Tot slot volgt

de conclusie en de bibliografie.

Ik wens u alvast veel leesplezier.

Page 7: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

7

2. INLEIDING

2.1 PLAN VAN AANPAK

In deze inleiding zullen eerst de doelstelling en de onderzoeksvragen van deze masterproef aan

bod komen. Vervolgens wordt er ingezoomd op de criminologische relevantie. Daarbij wordt

zowel aandacht besteed aan de theoretische als aan de praktische relevantie. Tot slot zal het

conceptueel kader een toelichting krijgen.

2.2 DOELSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN VAN HET ONDERZOEK

Het doel van het onderzoek is het ontwikkelen van theoretische inzichten rond

perscommunicatie in de strafrechtsketen. In deze masterproef is er sprake van twee centrale

onderzoeksvragen: Waarom springen sommige actoren zus of zo om zal met de huidige regels

rond perscommunicatie tijdens het vooronderzoek? Vertoont deze praktijk van de

perscommunicatie gelijkenissen met de theorie van Steve Chibnall? De eerste verklarende

onderzoeksvraag bestaat uit ondersteunende deelvragen zoals: Wat zijn de huidige regels?

Welke waarden willen deze regels beschermen? Hoe gaan de verschillende actoren uit de

strafrechtsketen om met de huidige regels?

Het ontwikkelen van deze theoretische inzichten zal gebeuren via theorietoetsend onderzoek. In

de jaren ’70 en ‘80 zijn de eerste theorieën rond deze materie ontstaan. De Britse onderzoeker

Steve Chibnall kan met zijn boek “Law-and-order news” (Chibnall, 1977) beschouwd worden als

een van de pioniers op dit gebied. Er is gekozen voor het toetsen van zijn theorie omdat deze de

nadruk legt op welke technieken een controleagentschap toepast in hun perscommunicatie en

welke doelen ze ermee proberen te bereiken. Deze theorie sluit het meest aan bij de

onderzoeksvraag omdat deze het ook heeft over hoe de perscommunicatie van een

controleagentschap in de praktijk verloopt en verklaart waarom dit zo verloopt. Het is bijzonder

interessant om te onderzoeken in hoeverre een theorie van 1977, geschreven in een

verschillende context, in de hedendaagse Belgische (concreet: Vlaamse) context past. In het

theoretisch hoofdstuk van deze masterproef zal deze theorie worden toegelicht.

Page 8: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

8

2.3 DE CRIMINOLOGISCHE RELEVANTIE

2.3.1 THEORETISCHE RELEVANTIE

Het belang voor de criminologie om een dergelijke studie op te zetten is misschien niet meteen

duidelijk. Maar het (relatief) vernieuwende aspect van deze studie is de focus op hoe

beeldvorming tot stand komt, in plaats van de aandacht te richten op de beeldvorming zelf.

Aandacht voor dit thema is belangrijk omdat de criminologie zich moet behoeden van een te

enge blik op de realiteit. Vanaf het moment dat dit gebeurt staat de deur open naar een saaie en

politiek gemanipuleerde criminologie (Daems, 2011).

Ook binnen de bestaande literatuur over de macht van autoriteiten is er nood aan vernieuwing.

De meest invloedrijkste auteurs zoals Ericson, Fishman en Chibnall schreven hun werk in de

jaren ’70-’80. Meer recentere artikels en boeken over dit specifieke topic (zoals bijvoorbeeld het

werk van Leishman en Mason, 2003 of Reiner, 2007) zijn schaars, zeker in vergelijking met de

literatuur over bijvoorbeeld de link tussen media en onveiligheidsgevoelens. Bovendien werden

bijna al deze werken (met enkele uitzonderingen zoals de Israëlische Reich, 2009 en de

Nederlanders De Jong en De Vries, 2007) geschreven in een Angelsaksische context.

Een ander theoretisch gebrek is te vinden in de onderzoekspopulatie. Het overgrote merendeel

van het bestaande onderzoek werd uitsluitend uitgevoerd bij politiediensten. Als er in een

theoretisch werk toch aandacht wordt besteed aan de rol van de magistratuur, wordt dit

bekeken bij de verslaggeving over de rechtszaak ten gronde, over het proces dat in de rechtbank

wordt gevoerd. De rol van de advocaat, de onderzoeksrechter en het parket in verband met

perscommunicatie tijdens het vooronderzoek is hierbij sterk onderbelicht.

Tot slot worden bijna alle onderzoeksresultaten bekomen door ofwel kwalitatieve interviews

ofwel participerende observaties met journalisten (met als recente uitzonderingen: Cooke en

Sturges, 2009 en Huey en Broll, 2012). Via de kennis die op deze manier wordt verkregen,

worden er niet alleen uitspraken gedaan over de journalisten zelf, maar ook over de actoren die

hen de informatie leveren. Het is daardoor in deze masterproef een vernieuwende invalshoek

om te focussen op de actoren in de strafrechtsketen.

Page 9: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

9

2.3.2 PRAKTISCHE RELEVANTIE

Dit onderwerp is van belang omdat er in de huidige situatie heel wat regels bestaan rond

perscommunicatie. Deze regels zijn ook van diverse orde: er zijn omzendbrieven, er is

deontologie, er is het strafrecht. Een aantal van deze regels wordt niet nageleefd. Zo kunnen

sommige nieuwsredacties vaak tijdens een lopend onderzoek informatie meegeven die enkel te

vinden is in het strafdossier.

Daarnaast heb ik uit informele gesprekken tijdens mijn bachelorproef gemerkt dat er in

sommige arrondissementen spanningen zijn tussen de verschillende actoren met betrekking tot

perscommunicatie. Zo zouden binnen één arrondissement bepaalde actoren zich niet aan

bepaalde regels houden en anderen wel. Dit zorgt natuurlijk voor frustraties. Het is belangrijk

om te ontdekken waarom sommigen zich niet aan de regels houden om beleidsmatig de juiste

beslissingen te nemen.

De politiek mag in deze context daarom niet zomaar de ideeën van procureur-generaal Yves

Liégeois rond perscommunicatie volgen. Hij pleitte in zijn openingsrede voor strengere

gevangenisstraffen voor wie lekt aan de pers (Eeckhaut, 2012). Als de keuze voor een strengere

bestraffing wordt gemaakt, moet deze daarentegen wetenschappelijk gefundeerd zijn. Deze

masterproef hoopt het beleid rond perscommunicatie tijdens het vooronderzoek te

ondersteunen en is dus interessant voor beleidsmakers, maar ook indirect voor de betrokken

actoren zelf.

Page 10: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

10

2.4 CONCEPTUEEL KADER

Deze masterproef gaat over hoe de verschillende actoren in de strafrechtsbedeling die actief zijn

tijdens het strafrechtelijk vooronderzoek omgaan met de regels met betrekking tot

perscommunicatie. Met de verschillende actoren worden de advocaat, de lokale en federale

politie, het lokale parket en de onderzoeksrechter bedoeld (Zie methodologisch hoofdstuk

waarom het federale parket niet is opgenomen.) Daders en slachtoffers zijn net als advocaten,

politie, het parket en de onderzoeksrechter, actoren die betrokken zijn in het strafrechtelijk

vooronderzoek. Toch worden deze niet opgenomen in de onderzoekspopulatie. Dit komt niet

omdat zij geen interessante data zouden kunnen opleveren. Integendeel, het is zeker aangeraden

om verder onderzoek te voeren naar hoe daders en slachtoffers omgaan met de media. Maar ook

hier spelen pragmatische motieven een rol. Er is een beperkte tijd voorzien voor het uitvoeren

van het empirisch onderzoek waardoor het noodzakelijk is om niet alleen het topic, maar ook de

onderzoekspopulatie af te bakenen. Bovendien zou dit tot een moeilijke evenwichtsoefening

leiden in verband met het selecteren van de respondenten. Op basis waarvan worden bepaalde

slachtoffers of daders geselecteerd? Als men voor de –enigszins logische- keuze gaat, namelijk

voor diegenen die betrokken zijn in mediagevoelige dossiers, zal dit zeer veel tijd en moeite

kosten om de anonimiteit te waarborgen. Men kan zich zelfs de vraag stellen in hoeverre dit

mogelijk is. Daarom worden deze categorieën deels uit zelfbescherming van de onervaren

onderzoekster niet in de onderzoekspopulatie opgenomen.

Onder de politie en onder het parket worden in deze masterproef de woordvoerders van de

betreffende instanties bedoeld. Met het strafrechtelijk vooronderzoek wordt in deze

masterproef zowel het gerechtelijk als het opsporingsonderzoek bedoeld, deels omdat sommige

respondenten in beide soorten vooronderzoeken actief kunnen zijn.

Met de regels rond perscommunicatie worden in deze masterproef zowel de ministeriële

omzendbrieven bedoeld, als de tuchtregels, als de artikels in het strafwetboek die handelen over

beroepsgeheim e.d.. In concreto gaat het dan over artikels 458 en 460ter in het strafwetboek. Er

is gekozen voor een ruime definitie omwille van de relativiteit van het strafrecht in tijd en

ruimte. Wanneer enkel de strafrechtelijke definitie gehanteerd zou worden, zou dit een te eng

beeld opleveren van de realiteit.

Page 11: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

11

Tot slot komt ook de term “nieuwsmanagement” geregeld terug in deze masterproef. Deze term

is een letterlijke vertaling van het concept dat Steve Chibnall hanteert in zijn theorie. Net zoals

bij hem het geval is, wordt onder deze term de invloed begrepen die de strafrechtsketen kan

uitoefenen op de media. De term invloed wordt in zijn meest ruime betekenis begrepen. Als een

parketmagistraat ziet dat een verdachte in een lopend onderzoek met naam en toenaam in de

krant wordt vernoemd, kan hij een opmerking maken aan de journalist die dit artikel heeft

geschreven. Dit wordt ook onder invloed begrepen. Deze term werd gehanteerd in de

vraagstelling tijdens het empirisch onderzoek. Daarbij werd bij de eerste vier gesprekken

telkens gepolst naar de connotatie van het woord nieuwsmanagement. Aangezien het woord als

neutraal tot positief werd beschouwd werd deze term behouden. In ieder gesprek werd vooraf

gekeken naar wat de respondent verstond onder deze term en vervolgens werd de eigen

definitie uitgelegd. Op deze manier werd het gesprek al van bij het begin in de juiste richting

gestuurd.

Page 12: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

12

3. DE MEDIA EN DE STRAFRECHTSKETEN ALS ESSENTIËLE

SPELERS IN EEN DEMOCRATIE

3.1 PLAN VAN AANPAK

In dit hoofdstuk wordt eerst de rol van de media in een democratische samenleving toegelicht.

Daarbij wordt zowel aandacht besteed aan de beginselen waarop de media gestoeld is, als aan de

regels in onze Belgische samenleving. Vervolgens nemen we de strafrechtsketen onder de loep.

Hierbij wordt aandacht besteed aan zowel justitie als politie

3.2 DE MEDIA ALS WAAKHOND

De pers speelt een belangrijke rol in een democratische samenleving, dit werd al meerdere

malen door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens bevestigd (arresten EHRM: Sunday

Times vs Verenigd Koninkrijk, De Haes en Gijsels vs België en Worm vs Oostenrijk ). Het is de

taak van de journalistiek om er mee over te waken dat de fundamentele rechten van de mens

worden geëerbiedigd en dat maatschappelijke instellingen functioneren zoals ze zouden moeten

functioneren. Hoewel uit onderzoek van Whitten-Woodring blijkt dat de vrijheid van de pers

niet altijd samenhangt met het respecteren van mensenrechten (Whitten-Woodring, 2009), kan

toch worden aangenomen dat een democratie de pers nodig heeft (Schafer & Freedman, 2009).

Een vrije pers draagt bij tot hervormingen naar een staat die efficiënter, transparanter en

responsiever is (Yuezhi, 2000).

Ook de voorzitter van de vereniging van onderzoeksrechters in België bevestigde dit in een

column naar aanleiding van de dood van Jonathan Jacobs: “Dat de pers in deze een

doorslaggevende rol heeft gespeeld is duidelijk. De 'Panorama'-reportage is een sterk stuk

onderzoeksjournalistiek, zonder dewelke de hele problematiek van gedwongen opname en

al dan niet geoorloofd politiegeweld niet onder de aandacht was gekomen. Het heeft ook

mensen aangezet om na te denken over wat er juist gebeurd is en hoe dit in de toekomst op

een andere manier zou moeten aangepakt worden. In die zin heeft de pers zijn

controlerende rol op de werking van het overheidsapparaat (justitie) meer dan waar

gemaakt. Daar kan niemand tegen zijn, want het is bevreemdend dat pas drie jaar na de

feiten en na een schokkende reportage een en ander in beweging komt.”(Karel Van

Cauwenberghe in De Morgen 5/3/2013)

Page 13: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

13

De pers steunt als waakhond op enkele basisbeginselen die door het EVRM worden bepaald. Het

gaat vooral over artikel 10 EVRM, recht op vrije meningsuiting, en dat omvat het recht op

informatie. Ook de Belgische wetgever bouwt hierop verder en voorziet enkele

beschermingsmaatregelen ten opzichte van journalisten. Deze bepalingen zijn niet louter te

wijten aan internationale druk maar vinden ook hun oorsprong in de historische context van het

ontstaan van België (Van den Brandhof, 2009).

In België is er een aparte regeling voor persmisdrijven. Hoewel er noch in de wet, noch in de

grondwet een definitie te vinden is voor een persmisdrijf zijn er toch enkele

toepassingsvoorwaarden voorzien. Zo moet het om een meningsuiting gaan waardoor reclame

voor verboden producten er bijvoorbeeld niet onder valt. Daarnaast moet deze meningsuiting

strafbaar zijn. Zoals in het artikel 11 van het Decreet op de drukpers van 20 juli 1831 staat moet

het geschrift “het misdrijf inhouden”. Een derde toepassingsvoorwaarde is dat het misdrijf moet

gepleegd zijn via de drukpers. Ieder proces waarbij een strafbare meningsuiting in een aantal

identieke exemplaren kan worden vermenigvuldigd, kan beschouwd worden als een drukpers.

Tot slot moet er een daadwerkelijke openbaarheid gegeven worden aan de strafbare

meningsuiting (Van den Wyngaert, 2011). Wanneer je 10 dozen flyers op je zolder hebt staan

met daarop een strafbare meningsuiting zonder deze te verspreiden, zal dit bijgevolg niet onder

een persmisdrijf vallen.

Wat houdt de aparte regeling in? De regeling voor persmisdrijven hangt voor een stuk samen

met de regeling voor politieke misdrijven. Zo komt een persmisdrijf voor de assisenjury, is

voorlopige hechtenis uitgesloten en krijgen persdelinquenten een eervolle behandeling ter

terechtzitting. Bovendien geldt in sommige gevallen de unanimiteitsregel. Naast deze

gelijkenissen met politieke misdrijven is er ook nog het systeem van de trapsgewijze

verantwoordelijkheid voor persmisdrijven. Dit houdt in dat als de schrijver van de

meningsuiting bekend is en in België woont, de uitgever, de verspreider en de drukker van de

strafbare meningsuiting niet vervolgd worden. Is dit niet het geval en is de uitgever bekend en

heeft hij in België zijn woonplaats, dan wordt hij vervolgd en blijft de drukker buiten schot. Pas

als zowel de schrijver als de uitgever onbekend zijn of niet in België wonen, kan de drukker

vervolgd worden. Op deze manier wou de wetgever privécensuur vermijden. Omdat een

assisenproces veel tijd en geld kost wordt deze in de praktijk bijna nooit meer toegepast en is er

dus in de praktijk sprake van een onschendbaarheid van persmisdrijven. Om hieraan tegemoet

te komen, worden sinds 1999 drukpersmisdrijven die door racisme of xenofobie zijn ingegeven

niet langer door het Hof Van Assisen berecht (Van den Wyngaert, 2011).

Page 14: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

14

Naast het aparte regime van persmisdrijven is er sinds 2005 ook de wet op het bronnengeheim.

Deze wet houdt een bescherming in voor de journalist die zijn bronnen geheim wil houden. Zo

kunnen journalisten en redactiemedewerkers niet worden gedwongen om hun

informatiebronnen vrij te geven of om inlichtingen, opnames of documenten te verstrekken die

de identiteit van hun informanten kunnen prijsgeven. Dit journalistieke bronnengeheim is

weliswaar geen absoluut recht. Wanneer een onderzoeksrechter vordert dat de documenten

moeten worden vrijgegeven moet aan deze vordering gevolg worden gegeven onder één

voorwaarde. De informatiebronnen moeten van die aard zijn dat ze misdrijven kunnen

voorkomen die een ernstige bedreiging opleveren voor de fysieke integriteit van één of

meerdere personen. Bovendien moet deze informatie cruciaal zijn en op geen enkele andere

wijze verkregen kunnen worden. Daarnaast houdt artikel 6 en 7 van de bronnenwet ook in dat

journalisten niet langer vervolgd kunnen worden voor heling als zij hun bronnen verzwijgen,

zelfs wanneer deze bronnen hun beroepsgeheim (artikel 458 SW) hebben geschonden

(Gombeer, 2012).

3.3 JUSTITIE (EN POLITIE?) ALS WAAKHOND VAN DE PERS

“Spreken is zilver, zwijgen is goud” stelt het spreekwoord (Spreekwoordenboek, 2011). Joris

Van Cauter schreef in een opiniestuk van de Standaard dat dit zeker ook voor justitie geldt. Hij

noemt het een van de grote misvattingen van deze tijd dat justitie volledig transparant moet zijn

(Van Cauter, 2013).

Er zijn wel argumenten te vinden voor de mening van Joris Van Cauter. In het EVRM wordt er

niet alleen het recht op vrije meningsuiting ingeschreven, maar ook het vermoeden van

onschuld (art 6, EVRM) en het recht op privacy (art 8, EVRM). Het is net een taak van justitie om

over deze laatste rechten te waken.

Maar wie of wat is justitie? Bij de evaluatie van het Octopusakkoord kwam het al ter sprake dat

justitie een lappendeken is (Bruggeman en Ponsaers, 2009). De advocatuur, het parket en

onderzoeksrechters hebben niet dezelfde belangen en ze werken niet volgens dezelfde

mechanismen om deze belangen te bereiken. In deze masterproef verstaan we onder justitie: het

parket, de onderzoeksrechter en de advocatuur. Een voor een zullen we de regels en

rechtsachtergronden van deze instanties bestuderen. Vervolgens kijken we naar de rol van

politie en de strafrechtelijke bepaalde regels die de volledige strafrechtsketen dient te volgen.

Page 15: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

15

3.3.1 HET PARKET

Het parket, ook wel het openbaar ministerie genoemd, dient het openbaar belang. Deze instantie

moet dus ook rekening houden met andere grondrechten in de samenleving zoals het eerder

vernoemde recht op informatie. In het verleden werd perscommunicatie minder belangrijk

beschouwd en werd er minder tijd en middelen in geïnvesteerd dan nu het geval is. Als we

bijvoorbeeld naar de parodie kijken die gemaakt werd in het programma “Alles kan beter”

(Youtube, 2011) valt het op dat er een heuse professionalisering in de perscommunicatie is

doorgevoerd. Maar het parket moet ook als deel van justitie de eerder genoemde rechten

respecteren. Daarom zijn parketmagistraten gebonden aan het beroepsgeheim en mogen zij

enkel communiceren onder de wettelijk bepaalde voorwaarden.

De wetgeving die de perswoordvoering vanuit de strafrechtsketen reguleert, is te vinden in de

wet Franchimont. Deze wet kreeg via de gezamenlijke omzendbrief die in 1999 werd opgesteld

door de toenmalige minister van Justitie Tony Van Parys en het college van procureurs-generaal,

een praktische invulling (Luyten, 1998). Deze gezamenlijke omzendbrief stelt de Procureur des

Konings als verantwoordelijke aan voor de objectieve en correcte informatieverstrekking aan de

pers. Hierbij moet de procureur rekening houden met de belangen van slachtoffers, daders en

getuigen en moet hij zich ervoor behoeden het lopend vooronderzoek te schaden. Discretie en

terughoudendheid worden als regel vooropgesteld. Als het gaat over een gerechtelijk onderzoek

dient er eerst overleg te zijn met de betrokken onderzoeksrechter vooraleer aan de pers

gecommuniceerd wordt (Gezamenlijke omzendbrief, 30 april 1999).

3.3.2 DE ONDERZOEKSRECHTER

De onderzoeksrechter moet als rechter van het onderzoek waken over het geheim van het

onderzoek, de privacy van de betrokkenen en het vermoeden van onschuld. Hij mag geen

rechtstreeks contact hebben met de media en is gebonden door het geheim van het onderzoek

en zijn beroepsgeheim. Perscommunicatie wordt hem verboden omdat een onderzoeksrechter

geen positie mag kiezen in een dossier, zoals hij ook zowel à charge als à décharge het onderzoek

voert. Hij geeft echter wel zijn fiat voor de persmededelingen die het parket wil uitbrengen

wanneer het een gerechtelijk onderzoek betreft (De Riemaecker et al., 2000).

In het algemeen wordt van de magistratuur discretie verwacht. Zoals in het statuut en de

deontologie van de magistraat geschreven staat: “De discretie of terughoudendheid is zelfs méér

dan een gedragsregel voor de magistraat. Met enige overdrijving zou men kunnen stellen dat het

eerder een manier van zijn is.” (De Riemaecker et al., 2000)

Page 16: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

16

3.3.3 DE ADVOCATUUR

De advocaat speelt binnen justitie een specifieke rol. Hij dient niet in de eerste plaats het

openbaar belang maar dat van zijn cliënt. Hij hoeft dus in principe niet te communiceren als hij

dit niet wenst en hij is net als de andere actoren binnen justitie gebonden aan het

beroepsgeheim (art 57 SV, art 28 quinquies SV). Toch kan het in een aantal gevallen toch

aangewezen zijn om in de pers mededelingen te doen. Het reglement van de orde van Vlaamse

Balies heeft daarrond in 2003 een aantal richtlijnen opgesteld.

De kern van het reglement van de orde van Vlaamse balies is in de eerste plaats dat de advocaat

de belangen van zijn cliënt moet dienen. Daarnaast moet hij respect opbrengen voor zijn

confraters en het rechtssysteem en mag hij geen pleidooi in de media voeren. Naast deze

kernboodschap zijn er nog een aantal andere, kleinere regels. Zo mag een advocaat geen

interview aan de pers geven in toga of in een gerechtsgebouw en “dient hij erover te waken zijn

medewerking aan de geschreven pers afhankelijk te stellen van de te publiceren tekst”

(Reglement van de orde van de Vlaamse balies, 2003).

3.3.4 EN WAT MET POLITIE?

Een van de basisprincipes waarop de Belgische politie gestoeld is, is het respect voor rechten en

vrijheden van elke burger (Bourdoux et al, 2005). Dat betekent dat de politie, net zoals justitie,

respect moet hebben voor het vermoeden van onschuld en het recht op privacy van personen

die betrokken zijn bij een strafrechtelijk vooronderzoek.

Tegelijk is de transparantie en openheid van de politie cruciaal in een democratie (Bourdoux et

al, 2005). Net zoals bij justitie is er dus sprake van een spanningsveld tussen transparantie en

het recht op informatie van het publiek enerzijds en het beschermen van het vermoeden van

onschuld en het recht op privacy anderzijds. Om aan dit spanningsveld tegemoet te komen werd

in de wet op het politieambt van 1992 ook een artikel opgenomen rond dit thema. Artikel 35 met

als titel ‘bescherming tegen nieuwsgierigheid’ regelt de verhouding tussen journalisten en

politieambtenaren. Dit artikel verbiedt politieambtenaren om ‘aangehouden, gevangen of

opgehouden personen’ aan publieke nieuwsgierigheid, i.e. persbelangstelling, bloot te stellen

(artikel 35, wet op het politieambt 1992).

Page 17: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

17

Zoals de ministeriële omzendbrief van 10 oktober 1995 stelt, betekent artikel 35 van de wet op

het politieambt een concrete invulling van het beroepsgeheim en het recht op privacy. Maar, zo

gaat de ministeriële omzendbrief verder, dit betekent niet dat de politie het recht heeft “om de

pers of het publiek te verhinderen om op een voor het publiek toegankelijke plaats getuige te zijn

van een aanhouding of identiteitscontrole van bepaalde personen.” Daarnaast kan de politie een

journalist ook geen interview met een persoon die betrokken is bij een vooronderzoek weigeren

als de betrokkene daarmee toestemt. Let wel, deze toestemming kan niet op een rechtmatige

manier verleend worden als er cameraploegen aanwezig zijn bij een interventie, zelfs als de

betrokkenen onherkenbaar gemaakt worden (Ministeriële omzendbrief, 1995). Ondanks dit

verbod konden we enkele jaren geleden toch nog programma’s zien zoals “De Zware Voet” en

“Patrouille” waarbij cameraploegen mee op stap gingen met politiepatrouilles (TV Visie, 2005 en

TV Visie, 2008). In 2005 heeft de correctionele rechtbank van Ieper de verdachten vrijgesproken

omwille van de schending van het recht op privacy en het recht op een eerlijk proces (De

Standaard Online, 2005). Toch weerhield dit noch de politie, noch de televisiezender VTM om in

2011 een reeks te uit te zenden over “de luchtpolitie” waar een cameraploeg mee in de

politiehelikopter stapte om de interventies van dichtbij te kunnen volgen (VTM, 2011). Men kan

vermoeden dat politieambtenaren op dat moment te weinig stilstaan bij voorafgaande

rechterlijke uitspraken enerzijds en bij artikel 35 van de wet op het politieambt anderzijds.

Page 18: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

18

3.3.5 STRAFRECHTELIJK BEPAALDE REGELS

Zoals eerder werd vermeld mogen parketmagistraten en advocaten zowel in een

opsporingsonderzoek als in een gerechtelijk vooronderzoek persmededelingen doen. Dit is

wettelijk verankerd in het wetboek van strafvordering, meer bepaald in artikel 28 quinquies

paragraaf drie en vier en artikel 57 paragraaf drie en vier.

In de eerste paragrafen van artikel 57 en artikel 28 quinquies van het wetboek van

strafvordering wordt de klemtoon gelegd op het geheim karakter van het vooronderzoek. Al wie

meewerkt aan dit onderzoek is tot geheimhouding verplicht en is gebonden door het wetsartikel

dat de schending van het beroepsgeheim omschrijft, namelijk artikel 458 van het strafwetboek:

“Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere

personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn

toevertrouwd, en deze bekendmaken buiten het geval dat zij geroepen worden om in recht of voor

een parlementaire onderzoekscommissie getuigenis af te leggen en buiten het geval dat de wet hen

verplicht die geheimen bekend te maken, worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen

tot zes maanden en met een geldboete van honderd tot vijfhonderd frank”

Sinds de wet Franchimont kunnen de burgerlijke partijen en de inverdenkinggestelden een

kopie krijgen van het strafdossier. De wetgever wou echter voorkomen dat het volledige publiek

inzicht zou krijgen in het strafdossier aangezien dit de facto een einde zou maken aan het

geheim van het vooronderzoek. Daarom stelt artikel 460 ter in het strafwetboek:

“Elk gebruik door de inverdenkinggestelde of de burgerlijke partij van door de inzage in het dossier

verkregen inlichtingen, dat tot doel en tot gevolg heeft het verloop van het gerechtelijk onderzoek

te hinderen, inbreuk te maken op het privéleven, de fysieke of, morele integriteit of de goederen van

een in het dossier genoemde persoon, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één

jaar of met een geldboete van zesentwintig frank tot vijfhonderd frank.”

Page 19: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

19

4. THEORETISCH KADER

4.1 PLAN VAN AANPAK

In dit hoofdstuk hebben we aandacht voor het theoretisch aspect in deze masterproef. Eerst

wordt de relatie tussen theorie en onderzoek binnen deze masterproef toegelicht. Ten tweede

volgt er een bespreking van Steve Chibnall’s law-and-order-news, de centrale theorie die we in

deze masterproef zullen toetsen. Daarna volgt er een bondige uiteenzetting van wat andere

auteurs over dit thema hebben geschreven. Tot slot bespreken we het wetenschapsprogramma

waarbinnen deze masterproef past.

4.2 DE RELATIE TUSSEN THEORIE EN ONDERZOEK

Zoals werd toegelicht in de inleiding is het de doelstelling van de masterproef om theoretische

inzichten te verwerven. Deze theoretische inzichten zullen tot stand komen door het toetsen van

een bestaande theorie rond perscommunicatie. Theorie zal dus een belangrijke rol spelen bij het

beantwoorden van de onderzoeksvragen in deze masterproef.

Zo is er in eerste instantie de theoretische bril die de keuze van het onderwerp heeft bepaald.

Deze zienswijze wordt in het laatste deel van dit hoofdstuk toegelicht. Deze -vaak onbewuste-

kijk op de mens en de maatschappij is doorslaggevend. Met een ander mensbeeld in het

achterhoofd, was er ook een ander onderwerp gekozen.

Er is gekozen voor een niet-normatieve middle-range theorie die niet behoort tot de klassieke

etiologie. De klassieke etiologie verklaart waarom mensen al dan niet criminaliteit plegen

(Pauwels, 2012). Deze masterproef gaat verder door zich niet te beperken tot wat criminaliteit

genoemd wordt. Als een advocaat een kopie van het strafdossier opstuurt naar een

nieuwsredactie is dit een misdrijf (artikel 460ter strafwetboek). Als diezelfde advocaat

(beperkte) informatie aan de pers doorgeeft –al dan niet “off-the-record”- zonder de

toestemming van zijn cliënt is dit “slechts” een tuchtrechtelijke misstap (reglement 4 juni 2003).

In deze masterproef zal gepoogd worden beide schendingen te verklaren. Deze verklaringen

zullen vertrekken vanuit de theorie van Steve Chibnall.

De gekozen theorie is niet-normatief om dezelfde reden die Garland aanhaalt in zijn lezingen

over de doodstraf. Volgens Garland kan men geen goed begrip krijgen van de werkelijkheid als

men deze in normatieve termen beschrijft (Daems, 2011).

Page 20: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

20

Er werd geopteerd voor een middle-range theorie omdat deze masterproef de nadruk legt op de

sociale mechanismen die het handelen bepalen van de verschillende actoren in de

strafrechtsketen. Deze masterproef vertrekt vanuit het idee dat ook bij Hedström en Swedberg

te vinden is, namelijk dat alleen een middle-range theorie inzicht kan bieden op deze

mechanismen (Hedström, 1996).

Theorie is bij dit onderzoek niet enkel vooraf van belang. Doordat deze masterproef een theorie

toetst dienen de vragen die aan de respondenten worden gesteld ook geïnspireerd te zijn door

de centrale theorie. Tijdens het analyseren van de gegevens is een terugkoppeling naar de

theorie van Steve Chibnall ook noodzakelijk om de onderzoeksdoelstelling te bereiken.

4.3 EEN BONDIGE UITEENZETTING VAN DE CENTRALE THEORIE

4.3.1 YARD MEN SPEAK WITH FORKED TONGUE?

Volgens Chibnall zijn er drie doelen van actoren die instaan voor toezicht en controle. Een eerste

doel is het beschermen van de reputatie en het promoten van de beeldvorming over de

organisatie waarin ze werken. Een tweede doel is het vergemakkelijken van het eigen werk. En

tot slot willen actoren zoals de politie of het leger ook graag de eigen doelen en ideologieën

promoten. Deze drie doelen kunnen bereikt worden door verschillende technieken toe te

passen, eigen aan hun doelstellingen.

Om de eerste doelstelling te bereiken bestaan er drie technieken: het weigeren van informatie

aan een journalist, het plezieren van de journalist en repressieve sancties. Bij deze technieken

valt het op dat de journalisten gecontroleerd worden, maar de informatie die ze ontvangen niet.

Ook Ericson wijst in deze context op het feit dat iedere controle die men op de media wil

uitoefenen altijd partieel is (Ericson, 1988).

De eerste techniek wordt “freezing-out” genoemd door Chibnall. Als een journalist zich niet

houdt aan bepaalde afspraken of de reputatie van de organisatie in een slecht daglicht stelt,

krijgt hij verder geen informatie meer over een bepaalde zaak. Deze techniek is weliswaar

afhankelijk van 2 factoren. Enerzijds is deze techniek afhankelijk van hoe belangrijk officiële

bronnen zijn en in welke mate journalisten dezelfde informatie kunnen te weten komen via

alternatieve bronnen. Anderzijds hangt het succes van deze strategie af van de onderlinge

solidariteit tussen journalisten. Beide factoren zorgen ervoor dat actoren vaak tot de conclusie

komen dat belonen beter werkt dan bestraffen.

Page 21: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

21

En net die beloning komt tot uiting in de tweede techniek, door Chibnall “buttering-up”

genoemd. Deze techniek bestaat eruit dat je aan journalisten toont dat jij en je organisatie de

slechtste niet zijn. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren via een voorkeursbehandeling. Deze techniek

is afhankelijk van de aanleg van de journalist om de instelling of het agentschap positief te

beoordelen. Die aanleg wordt voornamelijk beïnvloed door de ontwikkeling van persoonlijke

relaties tussen reporters en bijvoorbeeld politieagenten.

Een laatste techniek bestaat erin om repressief op te treden tegenover al te kritische

journalisten. Organisaties zoals de politie hebben de macht om het leven van een reporter zeer

onprettig te maken via allerlei dwangmiddelen zoals bijvoorbeeld de huiszoeking.

De tweede doelstelling bestaat erin de media te gebruiken om het eigen werk te

vergemakkelijken. Hierbij zijn er zes technieken te onderscheiden waaronder geheimhouding,

onderdrukking van redacteuren, embargo, rookgordijnen opzetten, laster en misleiding. De

laatste drie technieken zijn duidelijk controversiëler en ingrijpender dan de eerste drie. In

tegenstelling tot de technieken bij de vorige doelstelling, proberen deze technieken niet alleen

de journalist te controleren maar ook de informatie die hij ontvangt.

De eerste techniek is geheimhouding. Deze techniek lijkt voor zich te spreken. Anders dan bij

“freezing-out” werkt de geheimhouding hier niet selectief. Geen enkele journalist krijgt toegang

tot informatie. Op deze manier speelt de factor solidariteit tussen journalisten onderling geen rol

meer. Alternatieve bronnen en de informatie die zij kunnen leveren blijven daarentegen wel nog

van belang. Deze geheimhouding heeft via de gezamenlijke omzendbrief van 1999 ook een

wettelijke basis gekregen onder de term ‘informatiestop’ (gezamenlijke omzendbrief, 1999).

De tweede techniek houdt in dat er druk wordt uitgeoefend op de redacteuren om een bepaald

stuk niet naar buiten te brengen. Deze druk heeft een wisselend succes. Het hangt er

voornamelijk van af hoe deze druk gelegitimeerd wordt.

Ten derde kunnen actoren die instaan voor toezicht en controle ook embargo’s invoeren. Dit

betekent dat een nieuwsfeit mag gepubliceerd worden, maar niet voor een bepaalde deadline.

Ook hier is de legitimatie van het embargo van cruciaal belang voor het slagen van de techniek.

Net als de geheimhouding heeft ook deze techniek een wettelijke basis gekregen in de

gezamenlijke omzendbrief van 1999 (gezamenlijke omzendbrief, 1999).

Rookgordijnen opzetten is een vierde techniek. Deze techniek bestaat erin om statements uit te

brengen die niet volledig aansluiten bij de waarheid. Zo kan men een voortvluchtige gevaarlijker

voorstellen dan deze in werkelijkheid is om de algemene alertheid aan te scherpen.

Page 22: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

22

Daarnaast is ook laster een techniek die het eigen werk kan vergemakkelijken. Hierbij worden

de slachtoffers die men maakt bijvoorbeeld schuldig voorgesteld. In het actuele buitenlands

nieuws over de spanningen in de Gaza-strook is hierrond een treffend voorbeeld te vinden. Op

achttien november 2012 sprak de zoon van de voormalige Israëlische premier zich in “the

Jerusalem post” uit over de kwestie en stelde hij voor om Gaza plat te bombarderen. Hierbij

sprak hij: “The residents of Gaza are not innocent, they elected Hamas. The Gazans aren’t

hostages; they chose this freely, and must live with the consequences.” (Sharon, 2012).

Tot slot is er ook nog de techniek van misleiding die deze doelstelling kan helpen bereiken. Het

nieuws wordt hierbij als een private communicatie gebruikt. Chibnall geeft het voorbeeld van

een beruchte ontvoering, “The Black Panther case”, waarbij journalisten statements uitbrachten

waarin het leek alsof de dader ieder moment gevat kon worden. Op die manier wilden ze de

ontvoerder uitlokken om snelle impulsieve beslissingen te nemen die hem mogelijks zouden

kunnen verraden.

De derde doelstelling bestaat uit het promoten van de doelstellingen, de ideologieën en de

belangen van de eigen organisatie. De eerste techniek hierbij is het geven van persconferenties

waarbij de algemene doelstellingen worden toegelicht. Een voorbeeld hiervan is het toelichten

van het nationaal veiligheidsplan door de federale politie.

De tweede techniek is subtieler en draait meer om de timing van de uitspraken. In zijn boek

geeft Chibnall het voorbeeld van agenten die zware uitspraken doen over gevangenen op het

moment dat ze kans maken om vervroegd vrij te komen.

De derde techniek is drastischer te noemen. Deze bestaat uit een regelrechte aanklacht van

politiemensen die hun werk niet op een behoorlijke manier kunnen doen omwille van factoren

die buiten hen liggen (Chibnall, 1977).

Hieronder staat een kort schematisch overzicht.

Doel 1:

reputatiebescherming via

Doel 2: vergemakkelijken

eigen werk via

Doel 3: promoten

achterliggende ideologie via

Freezing-out Geheimhouding Persconferenties

Buttering-up Onderdrukking redacteuren Timing uitspraken

Repressie Embargo Klacht

Rookgordijn

Laster

Misleiding

Page 23: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

23

4.3.2 BASISASSUMPTIES EN DE MOGELIJKE KRITIEKEN HIEROP

De theorie die wordt gehanteerd bij deze masterproef komt uit het boek “Law-and-order news”

van Steve Chibnall uit 1977. Meer specifiek wordt er gebruik gemaakt van het hoofdstuk “Yard

men speak with forked tongue”. Dit hoofdstuk gaat over het management van het nieuws door

actoren van toezicht en controle. Met actoren van toezicht en controle wordt de politie en het

leger bedoeld.

Doordat het hoofdstuk gaat over het nieuwsmanagement door deze groep, gaat Chibnall ervan

uit dat dit niet enkel mogelijk is maar dat ze dit ook doen, en meer bepaald om specifieke doelen

te bereiken. Hierbij gaat hij ervan uit dat ze iedere techniek bewust toepassen. Het is maar de

vraag of iedere betrokken actor zich steeds bewust is van hoe hij de media behandelt en wat de

mogelijke gevolgen hiervan zijn.

Een tweede mogelijke kritiek is dat de theorie zich te veel inschakelt in het discours van de

machtige bureaucratie en de journalisten die deze slaafs moeten volgen. De theorie zou te veel

gekaderd zijn in het hegemonie-subversie denken en geen aandacht hebben voor de

complexiteit van de relaties tussen individuele journalisten en individuele politieambtenaren.

Toch legt ook Chibnall nuances in zijn theorie door bij iedere techniek te vermelden wanneer

deze werkt en wanneer niet. Deze kritiek is dus onterecht te noemen.

De theorie kwam tot stand via interviews met journalisten. De vraag is in hoeverre je via een

secundaire bron een theorie kan vormen over een primaire. Bovendien is het opvallend dat de

respondenten van Chibnall door zijn theorie een zeker slachtoffergehalte krijgen. In het

algemeen lijkt de onderzoeker weinig kritisch tegenover de methoden en technieken die hij

hanteert om zijn onderzoeksresultaten te bereiken. Zo valt het op dat een hoofdstuk over de

gehanteerde methoden ontbreekt in zijn boek.

Ondanks deze bedenkingen behoort “Law-and-order news” tot een van de klassieke

standaardwerken rond deze materie. Een andere grondlegger van theorieën rond de relatie

tussen de media en de strafrechtsketen is Richard V. Ericson. Toch wordt zijn werk niet als

uitgangspunt genomen omdat zijn theorie in de eerste plaats voorzichtiger is. Ten tweede kan

deze niet in dezelfde mate als checklist dienen om de hedendaagse Belgische context mee te

vergelijken. Vooral deze laatste reden is doorslaggevend.

Page 24: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

24

4.3.3 ONDERZOEKSHYPOTHESEN

De actoren die instaan voor toezicht en controle zijn in het werk van Chibnall in concreto het

leger en de politie. De onderzoekspopulatie in deze masterproef is de politie, het parket, de

advocaat en de onderzoeksrechter tijdens het lopend strafonderzoek. Bovendien is niet alleen de

onderzoekspopulatie verschillend, maar ook de politieke context. Het boek Law-and-order news

is geschreven in het Verenigd Koninkrijk tijdens de Ierse onafhankelijkheidsoorlog. Die politieke

spanningen kwamen via het IRA ook bloederig tot uiting. Hoewel de huidige Belgische

samenleving niet vrij van spanningen is, is de context toch erg verschillend. Mawby let

voornamelijk op de gelijkenissen die er aanwezig zijn tussen het Verenigd Koninkrijk van

Chibnall en het hedendaagse Verenigd Koninkrijk. Deze gelijkenissen zijn ook aanwezig in de

Vlaamse huidige samenleving. Zo hebben de media bijvoorbeeld elk in hun tijd en context af te

rekenen met nieuwe media. Dertig jaar geleden vormde de radio een dreiging voor de

traditionele pers, nu kan iedere burger die over internet beschikt een blog opstarten en

potentiële concurrentie vormen voor de traditionele media (Allan, 2006 en Mawby, 2010).

Het valt dus te verwachten dat de theorie niet volledig toepasbaar zal blijken in de huidige

context. Tijdens het schrijven van een bachelorproef bleek dat men in een bepaald

arrondissement geen fan is van de “freezing-out” techniek omdat het succes van deze techniek te

afhankelijk is van factoren die buiten de invloed liggen van het parket of de politie. In het kader

van de bachelorproef werd hier niet verder op ingegaan maar dit lijkt er mee op te wijzen dat de

theorie van Chibnall op z’n minst gedeeltelijk gefalsificeerd zal worden.

Daarnaast is het ook van belang dat deze technieken niet enkel zullen getest worden bij de

politie en bij het parket, maar ook bij advocaten en onderzoeksrechters. Vooral advocaten

beschikken niet over dezelfde macht als de politie en het parket. Technieken zoals het onder

druk zetten van hoofdredacteuren en intimidatie via dwangmiddelen zullen zij waarschijnlijk

niet kunnen toepassen. Bovendien heeft de wet op het bronnengeheim het voor politie en

justitie veel moeilijker gemaakt om repressie toe te passen op journalisten. Een huiszoeking bij

een journalist is aan strengere voorwaarden gebonden dan voordien het geval was (wet op het

bronnengeheim, 2005).

Anderzijds valt het te verwachten dat een aantal technieken nog steeds gebruikt worden omdat

ze zelfs verankerd zijn in rechtsregels. Twee technieken werden in de gezamenlijke omzendbrief

onomstotelijk vastgelegd: de geheimhouding en het embargo. Beide technieken zijn bedoeld om

het eigen werk te vergemakkelijken en zijn niet controversieel te noemen. Daarnaast kreeg ook

het geven van ‘off-the-record’ informatie een wettelijke basis met de gezamenlijke omzendbrief

van 1999 (Gezamenlijke omzendbrief, 1999).

Page 25: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

25

4.4 TOONAANGEVENDE THEORIEËN OVER HOE NIEUWS TOT STAND KOMT

Tot zover hebben we in dit hoofdstuk de centrale theorie en de relatie tussen theorie en

onderzoek besproken. Daarnaast dient er ook aandacht te zijn voor andere toonaangevende

auteurs. Op deze manier kan de theorie van Chibnall wat meer gekaderd worden.

Zvi Reich categoriseerde de theorieën over de relatie tussen een journalist en zijn bronnen in

drie groepen. Een eerste groep theorieën –ook wel hegemonie-theorieën genoemd- bekijkt de

media als een afhankelijke pion. Journalisten worden gebruikt om bepaalde doelstellingen te

vervullen of worden gestuurd door de markt (Reich, 2009). Vele vroege mediastudies hebben

gelijkaardige opvattingen.

Zo spreken Young en Cohen over het commerciële laissez-faire beeld en het massamanipulatie

model. Het eerste model ziet nieuws als een objectief geheel van gebeurtenissen die door

journalisten opgezocht worden en naar buiten gebracht worden. Hierop is er kritiek te leveren.

Ten eerste is het technisch niet mogelijk om verslag uit te brengen over alle feiten die zich

voordoen (Cohen en Young, 1973). Daarnaast blijkt uit vrijwel alle studies over media en

onveiligheidsgevoelens dat het beeld in de media een bias vertoont (Maurice, 2003). Het

massamanipulatie model verklaart deze vertekening vanuit de structurele en ideologische basis

van de maatschappij, en meer bepaald van de machtige laag van de maatschappij. Het

commerciële laissez-faire model verklaart deze vertekening door kenmerken die eigen zijn aan

de vrije markt (Cohen en Young, 1973). Dit commerciële laissez-faire model merkt op dat er drie

groepen mensen een rol spelen bij het nieuws. Er zijn niet enkel de bureaucratische bronnen en

de journalisten, ook de consumenten van het nieuws mogen niet vergeten worden (Ericson,

1991). Zo is er bijvoorbeeld een sterke druk om zaken te publiceren waarin het publiek

geïnteresseerd is. Maar ook het proces van het verslaggeven zorgt voor bepaalde effecten, zo

werken journalisten steeds onder een deadline.

Page 26: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

26

Ook Mark Fishman schrijft in zijn boek “manufacturing the news” dat de organisatie van een

redactie op zichzelf leidt tot een assimilatie met de heersende ideologieën van de machtigen in

een maatschappij, de bureaucratie. Een redactie is op zichzelf bureaucratisch georganiseerd.

Iedere dag zijn er deadlines waarop een bepaald aantal stukken af moeten zijn. Dit aantal

stukken verandert amper, ook al is er op de ene dag meer nieuws dan op een andere. De beste

bronnen voor een journalist zijn op dezelfde manier georganiseerd. Een tweede reden voor de

invloed van de bureaucratie ligt in de kracht van een uitspraak. Journalisten gaan ervan uit dat

wie in een positie zit om bepaalde zaken te weten, dit ook weet. In ieder geval zou hij het moeten

weten. Dit versterkt de autoriteit van de bureaucratie als bron. Wat bijvoorbeeld een

parketwoordvoerder zegt, wordt waardevoller beschouwd dan wanneer iemand anders het zegt

omdat die woordvoerder in een positie zit waar hij het zou moeten weten. Daarnaast zijn

woordvoerders van een officiële instantie ook interessant door de zogenaamde “performative

records”. Performative records zijn uitspraken die een handeling impliceren, bijvoorbeeld “ik

ontsla u”. Deze performative records zijn feiten en geen uitspraken als ze door de juiste mensen

worden uitgesproken, i.e. door mensen die daartoe de macht hebben. Bureaucratieën zijn dus

aantrekkelijke bronnen. Daarom zal zelfs de meest kritische journalist nooit dermate kritisch

zijn dat hij de macht volledig in vraag zou stellen (Fishman, 1980).

De hegemonie-visie moet genuanceerd worden, stelt o.a. Ericson (Ericson, 1988). In de realiteit

blijkt de druk die controleorganen zoals politie kunnen uitvoeren relatief en beperkt. Hij stelt

dat de relatie tussen de media en controleorganen er een is van wederzijdse afhankelijkheid. De

balans tussen controle vanuit politie op de media enerzijds en controle vanuit de media op

politie anderzijds (bijvoorbeeld onderzoeksjournalistiek) is geen vaste verhouding. Deze balans

is daarentegen onderhevig aan veranderingen doorheen de tijd (Cooke, 2009). We mogen dus

niet de fout maken om te vervallen in zwart-wit denken.

De andere groepen van theorieën leggen beiden de nadruk op de waarde van informatie die

wordt uitgewisseld en bespreken het geheel als een tit-for-tat regeling (Reich, 2009) (Voor meer

informatie over tit-for-tat lees Locey, 2012.). De ene groep visies legt de nadruk op het

relationele aspect in de verhouding. De andere groep theorieën legt de nadruk op de eigen

doelen van de organisatie: vb. informatie in ruil voor publiciteit (Reich, 2009). Volgens Reiner

vallen beide theorieën onder dezelfde noemer, omdat ze allebei het culturele conflict tussen de

pers enerzijds en de strafrechtsketen anderzijds blootleggen (Reiner, 2007).

Page 27: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

27

De theorie van Steve Chibnall past in een genuanceerde hegemonievisie. Enerzijds maakt hij

duidelijk welke doelstellingen controleagentschappen willen bereiken via perscommunicatie.

Anderzijds expliciteert hij ook de beperkingen van de technieken die controleagentschappen

(kunnen) toepassen.

4.5 HET ACHTERLIGGEND WETENSCHAPSPROGRAMMA

Mogelijke theoretische achtergrond voor de probleemstelling van deze masterproef is te vinden

in de zogeheten grand theories zoals het marxisme. Hoewel Hans Magnus Enzenberger stelde

dat er geen marxistische theorie over de media bestaat (Enzenberger, 1970), zijn er toch

bepaalde theoretici die de inzichten van Marx hebben gebruikt in hun theorieën over de media.

Zo duidt Gramsci op het belang van de media als instrument voor ideologische onderdrukking

(Marcia, 2008). Miliband gaat nog verder door de media het “nieuwe opium van het volk” te

noemen (Marsh, 2009).

Hoewel deze theorieën een interessant kader zouden kunnen bieden, passen we deze toch niet

toe in deze masterproef. De reden daarvoor is omdat sommige (neo)marxistische theorieën snel

naar complottheorieën neigen. Dit past niet bij het ongedetermineerd mensbeeld van waaruit

deze masterproef vertrekt. Ook Steve Chibnall stelt in het boek “Law and order news” dat wie

communiceert, meer is dan een marionet van hogere machten (Chibnall, 1977).

Een tweede zienswijze die we kunnen hanteren is de strafrechtstheorie. Daarin wordt gekeken

naar welke normen aan de basis liggen van de bestaande strafbaarstellingen. Dit was van belang

bij het bespreken van de bestaande regels, maar komt verder niet terug in dit werk. Het zou dus

verkeerd zijn deze masterproef daartoe te herleiden (Enschedé, 2005).

Een andere potentiële invalshoek is te vinden in de strafrechtssociologie. In deze masterproef

zal er namelijk een kleine groep binnen de actoren van de strafrechtsketen bekeken worden

(Enschedé, 2005). Daarbij zal geanalyseerd worden hoe zij omgaan met de bestaande

(on)geschreven regels. Toch lijkt ook dit standpunt te beperkt te zijn voor de invulling van het

thema aangezien in de masterproef ook aandacht wordt besteed aan wat de huidige regels zijn

en welke waarden ze beschermen.

Page 28: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

28

Een beter geschikt kader is te vinden in de culturele criminologie. Een reden hiervoor is het

losse kader dat deze theoretische stroming hanteert. In dit losse kader passen zowel elementen

van de strafrechtssociologie als van de strafrechtstheorie (Ferrell, 1999). Maar deze studie is

geen “klassieke” culturele studie (voor zover de studies in de culturele criminologie klassiek te

noemen zijn). De culturele criminologie houdt zich in het kader van media en criminologie

namelijk vooral bezig met beeldvorming van criminaliteit in de media. Denk maar aan de vele

studies over “moral panics”, geconstrueerde criminaliteitsgolven en de discoursanalyses waarin

verschillende tv-zenders of kranten vergeleken worden. Deze bouwen vaak in meer of mindere

mate verder op het pionierswerk van Stanley Cohen van 1972 (Cohen, 1972). De studies rond

deze onderwerpen hebben zeker hun waarde maar over de beeldvorming gaat het in deze

masterproef op een onrechtstreekse wijze.

Dit werk vertrekt vanuit het idee dat de actoren in de strafrechtsbedeling de beeldvorming niet

lijdzaam ondergaan. Zij participeren mee in het proces van nieuws maken, zij beïnvloeden mee

op welke manier een bepaald item in het journaal of de krant komt. Er wordt vertrokken vanuit

een rationeel en autonoom mensbeeld. De nadruk ligt in deze masterproef dus niet op het

product dat te zien is in de media maar in het proces dat tot dit resultaat leidt. Door de nadruk

op het procesmatige en op de belevingswereld van de respondenten is het sociaal

constructivistisch wetenschapsprogramma van toepassing.

Page 29: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

29

5. METHODOLOGIE

5.1 PLAN VAN AANPAK

In dit vijfde hoofdstuk van deze masterproef gaan we in op de methodologie die gebruikt werd

in deze masterproef. We starten met de beslissingen die werden genomen voor het onderzoek

van start ging. Daarna evalueren we hoe het onderzoek verlopen is.

5.2 BESLISSINGEN VOOR HET ONDERZOEK VAN START GING

Als methode werd er gekozen voor kwalitatieve interviews die semi-gestructureerd worden via

vignetten. Het gebruik van deze methode zal voornamelijk beargumenteerd worden in

vergelijking met andere methoden.

De bronnen die gebruikt worden zijn personen. Dit is volkomen logisch wanneer een

terugkoppeling wordt gemaakt naar de onderzoeksvraag. Als je wil te weten komen hoe mensen

omgaan met bepaalde regels en waarom, dan kan je je niet beperken tot een discoursanalyse van

nieuwsberichten. Dit zou een te enge aanpak zijn van de onderzoeksvraag. Ten eerste zijn een

aantal technieken die Steve Chibnall in zijn theorie bespreekt onzichtbaar in het resultaat dat in

een krant of op televisie of de radio verschijnt. Daarnaast kan je sommige technieken weliswaar

herkennen maar er niet in slagen om de juiste motieven er op te plakken. Daarom kan het niet

anders dan dat je contact legt met wie in het werkveld staat. Deze personen zullen op twee

manieren geselecteerd worden, enerzijds via een gatekeeper en anderzijds via eigen selectie op

basis van eerdere gesprekken. Op deze manier wordt de invloed van de gatekeeperbias beperkt.

Ook de reden voor het gebruik van kwalitatieve methoden valt rechtstreeks terug te koppelen

naar de onderzoeksvraag en het achterliggend wetenschapsprogramma. Kwantitatief onderzoek

is voornamelijk handig wanneer zogenaamde harde feiten nodig zijn. Bijvoorbeeld wanneer de

onderzoeksvraag polst naar hoeveel procent van een bepaalde populatie X of Y gedrag stelt.

Daarover gaat het in deze masterproef niet. Deze studie wil proberen begrijpen hoe het er in de

realiteit aan toe gaat en zicht krijgen op de ongeschreven gedragsregels die er heersen. Het

onderzoek beoogt het onderwerp in de diepte te bestuderen en het gezichtspunt van het

individu vast te leggen. Kwantitatieve methoden zijn hierbij minder toereikend (Howitt, 2005).

Page 30: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

30

Maar waarom dan interviews en geen focusgroepen? Focusgroepen hebben zeker hun waarde

en dan voornamelijk bij een kwetsbare populatie. Maar focusgroepen hebben ook zekere

nadelen. Zo moeten de respondenten allemaal op hetzelfde moment op dezelfde plaats aanwezig

zijn. Voor druk bezette mensen of voor een onderzoekspopulatie die geografisch verspreid is

(zoals bij deze masterproef het geval is) kan dit voor moeilijkheden zorgen. Daarnaast ligt het

thema ook bijzonder gevoelig. Binnen dit empirisch onderzoek moeten de respondenten zich

dermate veilig voelen dat ze het ook kunnen en durven toegeven wanneer ze iets hebben gedaan

dat wettelijk niet mocht. In een focusgroep is de kans reëel dat je die veiligheid niet kan

waarborgen. Dit is zeker het geval wanneer je werkt met collega's in een arrondissement om de

geografische spreiding in te perken. Focusgroepen zijn dus geen geschikte methode voor het

beantwoorden van de onderzoeksvraag (Vander Laenen, 2010).

Een andere kwalitatieve techniek die personen als bron gebruikt, is het etnografisch veldwerk.

Ook deze onderzoeksmethode kan heel wat voordelen hebben, en is –net als een diepte-

interview- in staat om informatie te leveren voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag.

Toch zijn er ook hier een aantal nadelen die doorslaggevend zijn bij het beslissen over welke

onderzoeksmethode het best gehanteerd wordt. Zo is etnografisch veldwerk zeer arbeids- en

tijdsintensief. Om de beoogde onderzoekspopulatie op een degelijke manier te doorgronden

moet er een minimum van acht maanden veldwerk gerekend worden. Dit past duidelijk niet

binnen de tijdspanne van een masterproef. Daarnaast vereist etnografisch veldwerk ook heel

wat capaciteiten van de onderzoeker. Deze moet aandacht hebben voor de omgeving, maar

tegelijk mag hij zich hierdoor niet laten afleiden en moet de onderzoeker opletten voor wat

“going-native” genoemd wordt. Het is maar de vraag in hoeverre een beginnend onderzoeker

over dergelijke capaciteiten bezit (Blommaert, 2010). Daarnaast verwacht de onderzoeksvraag

dat een aantal thema's aan bod komen die gevoelig kunnen liggen. De respondent – die veel te

verliezen heeft – moet een onderzoeker laten deelnemen aan gebeurtenissen die in een morele

grijze zone liggen of de strafwet overtreden. Dit betekent dat de respondenten veel vertrouwen

moeten stellen in de onderzoeker . In vergelijking is het minder verregaand om de respondent te

laten vertellen over zijn gedragingen dan eraan deel te nemen. De tijd die geïnvesteerd moet

worden om het vertrouwen te winnen zal dus veel omvangrijker zijn dan bij een kwalitatief

interview (Zaitch, 2010).

Page 31: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

31

In bovenstaande alinea’s is duidelijk geworden waarom andere kwalitatieve methoden

ontoereikend zijn in het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Toch is er nog een bijkomende

argument aan te halen waarom een kwalitatief interview de beste techniek is die men hier

toepast. Zo kunnen we verwijzen naar de bestaande literatuur die aansluit bij het gekozen

onderwerp. Zowel Chibnall zelf, als auteurs die door hem geïnspireerd worden zoals Mawby,

maken gebruik van kwalitatieve interviews (Chibnall, 1977). Mawby maakt daarnaast ook

gebruik van een survey, maar deze wordt enkel ingezet om een deelaspect empirisch te

ondersteunen. De centrale theorie wordt opgebouwd via kwalitatieve interviews en met succes

(Mawby, 2010). Het feit dat onderzoekers al waardevolle data hebben kunnen aanbrengen via

kwalitatieve interviews wijst op de kracht van deze techniek binnen dit thema.

Er zijn uiteraard ook beperkingen verbonden aan het diepte-interview. Zo kan er sprake zijn van

geheugeneffecten, selectiviteit in antwoorden, misleidende antwoorden en sociaal-wenselijkheid

van de antwoorden (Mason, 2002). Een goede reden om respondenten te geloven beschrijft

Hollway als volgt: “Who are we to know any better than the participants when it is, after all,

their lives?” (Hollway, 2000). Een ander probleem is dat sommige zaken ook niet of zeer moeilijk

onder woorden zijn te brengen en dan gaat het niet enkel om uitzonderlijke gedragingen.

Hiervoor kunnen we verwijzen naar wat Bourdieu verstaat onder habitus, namelijk al de

handelingen die weliswaar productief zijn maar op quasi-autonome wijze tot stand komen

(Laermans, 1982). Deze handelingen vallen niet onder het discursief bewustzijn maar onder het

praktisch bewustzijn. Dit komt er op neer dat het gaat over zo’n evidente zaken dat het vreemd

is om ze onder woorden te brengen (Wielemans, 1993).

Om aan de andere beperkingen deels tegemoet te komen worden in deze masterproef naast

enkele open vragen ook vignetten gebruikt. Vignetten zijn situaties of scenario’s –al dan niet

hypothetisch- die aan respondenten worden voorgelegd en waar ze moeten vertellen hoe zij

zouden handelen binnen een gegeven context (Spalding, 2007). Interviews aan de hand van

vignetten hebben tal van voordelen. Zo zijn ze goedkoop en kunnen ze snel worden opgezet in

vergelijking met een participerende observatie. Daarnaast bieden ze ook een zekere structuur en

focus op het onderwerp tijdens het gesprek (Hughes, 2002). Mason stelde dat een

ongestructureerd interview niet bestaat. Volgens haar wordt een onderzoek ofwel

gestructureerd door de interviewer, ofwel door de respondent. In het beste geval wordt er een

evenwicht gevonden tussen beide, en vindt er een semi-gestructureerd interview plaats.

Vignetten kunnen bijdragen aan deze structurering vanuit de onderzoeker (Mason, 2002). Een

meer gestructureerd interview draagt bovendien bij tot meer uniforme data, wat de analyse

achteraf gemakkelijker maakt (Hughes, 2002).

Page 32: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

32

Een ander voordeel van vignetten is dat de respondenten meestal geen hoog intelligentieniveau

moeten hebben om de inhoud van een vignet te snappen. Om het begrijpen van vignetten nog

meer te bevorderen wordt ook aangeraden om gebruik te maken van videotapes (Hughes,

2002). Deze techniek wordt binnen deze masterproef afgewezen omdat de onderzoeksvraag

dermate specifiek is. Daardoor zou het ten eerste bevreemdend kunnen overkomen om een

filmpje te zien dat werd gedraaid in een ander parket. Daarnaast moet er hiervoor toestemming

verkregen worden bij deze parketten en moeten er geschikte acteurs gevonden worden. Dit alles

vergt veel tijd en moeite, en het is twijfelachtig dat de onderzoekspopulatie niet over de

benodigde intellectuele capaciteiten zou beschikken om een vignet in tekstvorm te verwerken.

Vignetten kunnen ook zeer waardevol zijn om subtiele nuances te laten opmerken door insiders

en om over mogelijks gevoelige onderwerpen te praten. Het gebruik van vignetten vermindert

volgens Hughes de kans op sociaal-wenselijke antwoorden (Hughes, 2002). Ook Mason

beklemtoont het nut van een vignet in situaties die ethisch gevoelig (kunnen) liggen. Ethiek ligt

vervat in concrete handelingen en abstracte vragen bieden niet de context die nodig is om een

adequaat antwoord te geven. Bovendien is er nog altijd een verschil in wat je zou moeten doen,

en wat je in een concreet geval zal/zou doen (Mason, 2002).

Hughes vindt twee grote nadelen aan vignetten. Enerzijds kan de discrepantie tussen de realiteit

en het vignet ervoor zorgen dat de respondent zich niet kan inleven in de situatie. Het spreekt

voor zich dat dit een ernstige bedreiging vormt voor de validiteit van het onderzoek. Een middel

om deze discrepantie zo klein mogelijk te houden is door de vignetten ofwel op voorhand te

laten beoordelen door mensen in het werkveld, ofwel door deze op te stellen a.d.h.v. interviews

of observaties (Spalding, 2007). In deze masterproef wordt ervoor gekozen om de vignetten op

te stellen volgens de data die wordt gegenereerd via de eerste vier gesprekken met

praktijkmensen. Een tweede nadeel van vignetten is dat niet iedere onderzoekspopulatie ze

begrijpt. Zoals eerder vermeld wordt dit niet als een reëel probleem beschouwd binnen dit

onderzoek.

Page 33: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

33

Door het gebruik van vignetten zal (hopelijk) aan een aantal beperkingen van een kwalitatief

diepte-interview tegemoet gekomen worden. Een ander probleem die de data van dit onderzoek

kan aantasten hangt samen met de onderzoekspopulatie. De onderzoekspopulatie bestaat uit

advocaten, onderzoeksrechters, parketmagistraten en politiemensen. De opmerking kan

gemaakt worden dat dit een machtige groep is en dat bijgevolg ook specifiek aandacht moet

besteed worden aan hoe moet worden omgegaan met deze elite of experten.1

Smith geeft scherpe kritiek op de specifieke literatuur rond elite interviews. Zo stelt ze ten

eerste in vraag wat de definitie van een elite is. Met verwijzingen naar onder andere Foucault

wordt macht vooropgesteld als iets dat wordt uitgeoefend en niet inherent vasthangt aan een

bepaalde persoon (Smith, 2006). Als er twee interviews worden gepland, één met een

drugsdealer die zijn vast territorium heeft en één met een politieagent gespecialiseerd in drugs,

wie heeft dan het meeste macht? Een tweede punt dat Smith aanhaalt, stelt dat zelfs als er kan

worden vastgesteld dat je met een elite werkt, je er niet mag van uitgaan dat ze dezelfde macht

zullen hebben in een interviewcontext als in hun dagdagelijkse leven (Smith, 2006).

Stel dat je respondenten behoren tot een elite, en stel dat zij in een interviewcontext hun macht

uitspelen, wat zijn dan de problemen die in de literatuur worden vermeld? Flick vermeldt drie

mogelijke problemen met experten. Ten eerste kunnen ze de interviewer proberen te betrekken

in bestaande conflicten. Daarnaast kunnen ze switchen tussen de rol als expert en die als gewone

persoon (hun rol als ouder bijvoorbeeld). Een derde probleem die Flick aanhaalt is dat ze een

monoloog voeren in plaats van de vraag te beantwoorden (Flick, 2003). Plankey-Videla geeft nog

twee aanvullende potentiële problemen. Enerzijds probeert (en vaak met succes) de elite zich af

te schermen van inspectie, anderzijds zijn elitegroepen beter getraind in het behouden van hun

reputatie (Plankey-Videla, 2012). Ook Neal ziet een bijkomend probleem bij het interviewen van

een elite. Zij stelt dat de principes van gelijkheid en wederkerigheid niet eenvoudig toe te passen

zijn in een interview met een hooggeplaatst figuur (Neal, 2009). Conti die interviews voerde met

advocaten in de WTO ervoer naast de reeds genoemde problemen nog andere moeilijkheden. Zo

moest hij veel reizen om de juiste persoon te kunnen interviewen en ondervond hij het

verkrijgen van toegang als zeer arbeidsintensief. Daarnaast merkte hij dat zijn kledij en

voorkomen bij sommige respondenten het wantrouwen verhoogde. Ook tijdens het interviewen

werd zijn positie als onderzoeker en zijn kennis in vraag gesteld waardoor hij onzeker werd en

veel moeite had om het dominante gedrag van de respondenten te counteren (Conti, 2007).

1 In deze masterproef worden de concepten experten en elite door elkaar gebruikt omdat er wordt vanuit gegaan dat de elite als respondent wordt ingezet omwille van hun expertise. Er zullen waarschijnlijk in de algemene literatuur voorbeelden te vinden zijn waarin dit niet geldt, maar gezien de onderzoekspopulatie in dit specifieke onderzoek wordt dit toch het uitgangspunt van deze masterproef.

Page 34: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

34

Smith stelt zich de –naar mijn mening- terechte vraag of deze problemen enkel voorkomen bij de

zogenaamde elite. Daarnaast waarschuwt ze voor het aanpassen van de houding en ethische

principes omdat de respondenten tot een groep van elite zouden behoren. Door je manier van

werken aan te passen, hou je er geen rekening mee dat respondenten ondanks hun macht in het

professionele leven, kwetsbaar kunnen zijn in de context van een onderzoek. Deze opmerkingen

indachtig zal de onderzoeker binnen deze masterproef de respondenten niet op een speciale

manier behandelen maar de standaard aanbevolen houding en ethische principes hanteren.

De aanbevolen grondhouding van een onderzoeker bestaat uit een geduldige, voorzichtige en

aandachtige aanpak (Downes, 2003). Daarnaast moet een onderzoeker doorvragen wanneer

nodig, een band opbouwen van wederzijds vertrouwen en voldoende empathie aan de dag

leggen om de context waarin de respondent zich bevindt te begrijpen (Noaks, 2004). De vragen

die de onderzoeker stelt moeten neutraal, eenvoudig en duidelijk zijn. Bij het stellen van vragen

is ook de toonhoogte van de stem van belang (Gläser, 2004).

Ook ethische aspecten horen bij deze grondhouding. Zoals eerder vermeld worden in dit

onderzoek respondenten bevraagd over zaken die ethisch gevoelig liggen. En hoewel de

onderzoeker niet op voorhand alle ethische dilemma’s kan voorzien is het toch van belang om na

te denken welke ethische problemen of dilemma’s zich zouden kunnen stellen (Noaks, 2004).

Christians bespreekt vier basiselementen van ethisch wetenschappelijk onderzoek: Informed

consent, eerlijkheid (geen misleiding van respondenten), privacy en vertrouwelijkheid en ten

vierde accuraatheid (Christians, 2003). Bachman voegt hier nog twee elementen aan toe.

Enerzijds moeten de rechten, de waardigheid en de waarde van alle mensen, inclusief

respondenten, gerespecteerd worden. Anderzijds moet de financiële steun vermeld worden

(Bachman, 2007).

Page 35: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

35

De financiële steun in deze masterproef bestaat uit enkele sponsors (zie dankwoord) die gadgets

leverden voor een goodiebag voor de respondenten. Deze goodiebag gold als compensatie voor

de tijd en moeite die de respondenten leverden. Deze praktijk wordt door het merendeel van de

sociale wetenschappers als ethisch aanvaard (Permuth-Wey en Borenstein, 2009). De

respondenten wisten niet op voorhand dat ze deze zouden krijgen omwille van praktische en

ethische redenen. Praktisch gezien was het op het moment van het rekruteren van de

respondenten nog niet zeker of een goodiebag kon voorzien worden. Daarnaast kan het

aanbieden van een tegemoetkoming ook een bedreiging vormen voor de vrijwillige deelname

aan een onderzoek (Head, 2009). Er werd geen pure financiële compensatie voorzien omwille

van drie redenen. Ten eerste wordt dit onderzoek gevoerd door een studente. Dit betekent

enerzijds een extra kost die niet kan ingeboekt worden in het onderzoeksproject. Anderzijds

zorgt het er ook voor dat het feministisch argument voor betaling, namelijk het rechttrekken van

de verhouding tussen de betaalde, machtige onderzoeker en de onbetaalde, machteloze

respondent, niet geldt. Ten tweede zijn er ook weinig maatstaven over hoeveel geld

respondenten moeten krijgen (Head, 2009). Tot slot was de kans reëel dat respondenten het

geld niet zouden willen aanvaarden omwille van de functie die ze bekleedden. Ook bij de

goodiebag waren er al twee respondenten die deze om deze reden weigerden te ontvangen.

Page 36: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

36

Hoe worden de algemene ethische principes toegepast in deze masterproef? De informed

consent wordt verkregen via twee technieken. Zoals eerder vermeld worden de respondenten

deels geselecteerd via een gatekeeper die telefoonnummers doorgeeft aan de onderzoeker.

Vervolgens worden de respondenten opgebeld met een korte uitleg over het onderzoek en met

de vraag of er een e-mail mag verstuurd worden met meer uitleg over het onderzoek.2 In deze e-

mail wordt nogmaals uitleg vermeld over het onderzoek en wordt de vertrouwelijkheid en

anonimiteit benadrukt. Daarbij wordt ook vermeld wanneer de vertrouwelijkheid niet

gegarandeerd kan worden: namelijk in het geval “wanneer u mij feiten toevertrouwt waarbij

anderen gevaar lopen. Een tweede geval is wanneer ik als onderzoeker zelf het slachtoffer zou

worden van of betrokken zou worden bij een illegale daad die u stelt.”3 Als een respondent een

illegaal feit vermeldt zonder dat anderen hierbij gevaar lopen, valt dit onder de

vertrouwelijkheid. Hierbij worden de SRA (Social research Association) richtlijnen gevolgd

waarin staat dat onderzoekers de verantwoordelijkheid hebben om de identiteit van hun

respondenten te beschermen, zelfs als (of misschien zelfs: vooral als) de onderzoekers druk

ondervinden van autoriteiten om de identiteit van hun respondent vrij te geven (SRA, 2003).

Wiles voegt hieraan toe dat onderzoekers dergelijke richtlijnen moeten volgen omdat het anders

onmogelijk wordt om onderzoek te voeren naar illegale feiten (Wiles, 2008).

Over vertrouwelijkheid en anonimiteit is er in de methodologische literatuur veel te vinden. Yu

benadrukt dat vertrouwelijkheid niet hetzelfde is als de verkregen data enkel voor academische

doeleinden gebruiken (Yu, 2008). Dit werd eveneens vermeld in de e-mail die de respondenten

werd toegestuurd. Hoewel sommige onderzoekers stellen dat anonimiteit niet altijd gewenst is

door de respondenten (Yu, 2008), wordt dit in deze masterproef toch als de norm gehanteerd.

Enkel bij het raadplegen van experten bij het opstellen van de vignetten zal de keuze worden

gelaten om bij naam vernoemd te worden. Om deze anonimiteit te waarborgen zullen de

respondenten de kans krijgen om gebruik te maken van de ITR methode. ITR staat voor

Interviewee Transcript Review en komt erop neer dat het ruwe transcript (zonder analyses)

naar de respondenten wordt gestuurd en dat er feedback wordt gevraagd. Hoewel Hagens

weinig verbeteringen ziet qua accuraatheid van de data na de feedback (Hagens, 2009), zal dit

hopelijk toch bijdragen aan de anonimiteit. Deze methode wordt vrijblijvend aangeboden aan de

respondenten.

2 De respondenten die op een andere manier geselecteerd worden, zullen enkel de e-mail krijgen. 3 Uittreksel e-mail

Page 37: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

37

Een methode die hier sterk op lijkt en de validiteit en betrouwbaarheid van het onderzoek

probeert te verhogen is de zogeheten member-check. Hierbij worden de geanalyseerde gegevens

aan de respondenten meegedeeld en wordt om feedback gevraagd in hoeverre de analyses

volgens hen kloppen. Deze methode wordt niet toegepast omdat dit zeer confronterend kan zijn

voor de respondenten (Goldblatt, 2010). Om de validiteit en de betrouwbaarheid te verhogen

zullen er wel verbatim citaten worden vernoemd in de masterproef. Dit zal ervoor zorgen dat de

lezer meer inzicht krijgt in hoe de conclusies tot stand kwamen (Corden, 2006).

De e-mail die de toekomstige respondenten kregen, bevatte naast informatie over het onderzoek

en vertrouwelijkheid ook de vraag aan de respondenten om een locatie te kiezen voor het

interview. Herzog stelt namelijk dat wie de locatie voor een interview kiest en welke setting er

gekozen wordt meer is dan een bijkomende logistieke materie. Deze zaken zijn daarentegen deel

van hoe de relatie tussen onderzoeker en onderzochte evolueert en beïnvloedt ook sterk de

kwaliteit van een interview (Herzog, 2005). Net daarom mochten de respondenten een locatie

kiezen met als voorwaarde dat het een neutrale plaats was waar ze openlijk over het topic

konden praten.

Page 38: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

38

5.3 DE ONDERZOEKSSTRATEGIE TIJDENS HET EMPIRISCH ONDERZOEK ZELF

In totaal werden twaalf respondenten geraadpleegd, waaronder drie woordvoerders van het

lokale parket, twee woordvoerders van de lokale politie, één woordvoerder van de federale

politie, drie onderzoeksrechters en drie advocaten. Deze respondenten kwamen uit de

provincies West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en Antwerpen. Vijf

respondenten werden benaderd via Leo Stoops die als gatekeeper fungeerde. Leo Stoops was

vorig jaar mijn stagebegeleider en werkt al sinds 1977 als journalist bij de VRT nieuwsdienst. Hij

heeft een opleiding van jurist en brengt sinds de jaren ’90 uitsluitend gerechtelijk nieuws.

Vanwege zijn ruime ervaring en vele contacten binnen de justitiële context was hij de geschikte

persoon om respondenten aan te leveren. Dankzij Leo Stoops werden twee onderzoeksrechters,

één parketmagistraat, één advocaat en één medewerker van de politie geselecteerd. Andere

respondenten werden grotendeels geselecteerd vanuit de respondenten waar al contact mee

was gelegd tijdens het schrijven van de bachelorproef. Oorspronkelijk was het de bedoeling om

enkel met het lokale parket en de lokale politie samen te werken. Door een misverstand werd

een respondent van de federale politie geselecteerd. Dit werd pas duidelijk op het moment van

het interview. Er is gekozen achteraf om dit gesprek te integreren in het onderzoek omdat dit

interessante onderzoeksresultaten had opgeleverd. Daardoor werd de onderzoekspopulatie ook

uitgebreid naar het federale niveau. Helaas wenste de woordvoerder van het federale parket

niet mee te werken. Aangezien slechts één persoon verantwoordelijk is voor de

perswoordvoering, was er geen mogelijkheid om op een andere manier dit deel van de

onderzoeksgroep te integreren.

Er was bewust gekozen om niet alle respondenten via de gatekeeper te selecteren omwille van

mogelijke gatekeeperbias. De respondenten die geselecteerd werden door de gatekeeper

vertoonden andere persoonskenmerken dan de andere respondenten. Zo was de leeftijd en

ervaring gemiddeld hoger van de respondenten die via de gatekeeper geselecteerd werden. Ook

waren er drie respondenten die vroeger als onderzoeksrechter of als woordvoerder hadden

gewerkt, maar nu niet meer. Wanneer een respondent niet langer zijn functie van

onderzoeksrechter of woordvoerder uitoefent vergroot de kans op geheugeneffecten. Daarnaast

is er ook kans op een discrepantie tussen het verleden waarover de respondent spreekt en de

huidige situatie. In deze masterproef lijkt het risico daarop gering omdat de respondent ofwel

maar recent een andere functie uitoefende, ofwel een gelijkaardige functie uitoefende op het

moment van het gesprek.

Page 39: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

39

Toch werden zeven van de twaalf respondenten geselecteerd zonder gatekeeper om de validiteit

van de resultaten te garanderen. Een onderzoeksrechter werd gecontacteerd via Karel Van

Cauwenberghe, de voorzitter van de vereniging van onderzoeksrechters. Een advocaat werd

geselecteerd via een krantenartikel waarin hij vernoemd stond, uit verdere research bleek dat

deze advocaat regelmatig in mediagevoelige dossiers betrokken was. De andere advocaat werd

geselecteerd vanuit de persoonlijke kenniskring. De overige respondenten werden geselecteerd

via eerdere gesprekken in het kader van de bachelorproef vorig jaar.

Hieronder staat een kort schematisch overzicht.

onderzoeksrechter parket Politie Advocaat

2 geselecteerd via

Leo Stoops

1 geselecteerd via

Leo Stoops

1 geselecteerd via

Leo Stoops

1 geselecteerd via

Leo Stoops

1 geselecteerd via

Karel Van

Cauwenberghe

2 geselecteerd via

vroegere gesprekken

bachelorproef

2 geselecteerd via

vroegere gesprekken

bachelorproef

1 geselecteerd via

kennissenkring

1 geselecteerd via

krantenartikel

Van deze twaalf interviews waren er vier (voor elk type van respondent één) bedoeld als

inspiratiebron voor de vignetten. Deze gesprekken duurden gemiddeld een half uur en er

werden een tiental basisvragen gesteld. Drie hypothetische situaties werden opgesteld naar

aanleiding van deze gesprekken, twee van de politie en één van het parket. Daarnaast bleek uit

de transcriptie dat er ook relevante data aanwezig waren voor de onderzoeksvraag zelf. Daarom

werden deze gesprekken ook gebruikt als onderzoeksresultaten.

Doorheen het volledige onderzoekstraject werd er ten volle gebruik gemaakt van de dynamiek

die kwalitatief onderzoek kenmerkt. Tijdens het onderzoek werd een onderzoeksdagboek

bijgehouden met daarin een korte beschrijving van ieder gesprek, zoals ook wordt aangeraden

door Boulton en Hammersley (Boulton en Hammersley, 2006). Deze beschrijving bevatte eerste

indrukken, achtergrondinformatie ter ondersteuning van de interpretatie van de data en

aanbevelingen naar de toekomst toe. Deze aanbevelingen werden gebundeld in een document

dat steeds opnieuw werd bekeken vóór een volgend gesprek plaatsvond. Op de volgende

bladzijde bevindt zich een uittreksel van dit document:

Page 40: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

40

Wat hebben we geleerd?

1. Laat het achterste formulier pas op het einde tekenen (qua anonimiteit en dergelijke)

2. Zorg dat je kan schrijven tijdens het interview zodat je gerichter kan doorvragen

3. Goed ontbijten

4. Containerbegrippen duidelijk maken is nodig en goed

5. 1 keer vermelden wat een vignet is, is niet genoeg

6. Steeds vragen op het einde: heeft u nog iets toe te voegen?

7. Extra vraag: vriendschap met een journalist, kan dat?

8. Goodiebag opschrijven op je vragenlijst zo dat je het niet vergeet

9. Batterij gsm opladen voor je naar een interview gaat (bezighoudstherapie als ze je laten

wachten)

10. Extra vraag: invloed op wat in de media komt naar gelang relatie met journalist?

11. Polsen naar wat respondent vond van gesprek!

12. Extra vraag: repressie tov journalisten, kan dat?

13. Extra vraag: Waarom wordt er over sommige zaken meer gecommuniceerd dan over

andere?

14. Extra vraag: Mag een woordvoerder liegen?

15. Controle: is er nog opslagruimte vrij op de dictafoon?

Zoals duidelijk wordt in het bovenstaande uittreksel, werd ook de vragenlijst niet als een

statisch gegeven beschouwd. Er werd vertrokken van een aantal basisvragen die aan iedere

respondent werden gesteld, ook tijdens de gesprekken die dienden ter voorbereiding van de

vignetten. Deze vragen zijn hieronder te zien.

1) Wat is nieuwsmanagement volgens u? + wat versta ik eronder?

2) Kan de strafrechtsketen (onderzoeksrechter, advocaat, politie, parket) een invloed

hebben op wat er in de media komt? Zoja, hoe?

3) Kan de strafrechtsketen (onderzoeksrechter, advocaat, politie, parket) een invloed

hebben op hoe iets in de media komt? Zoja, hoe?

4) Moet de strafrechtsketen meer invloed hebben op wat er in de media komt

5) op hoe iets in de media komt?

6) Voorbeelden geslaagd nieuwsmanagement?

7) Hoe zou u uw relaties met journalisten omschrijven?

8) Wat zijn uw ervaringen met off the record informatie?

9) Er bestaan bepaalde regels rond perscommunicatie

10) Wat is volgens u het belang van perscommunicatie?

Page 41: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

41

Deze algemene basisvragen waren zeer ruim en open waardoor er soms grote verschillen waren

in wat de respondenten antwoordden. Om hieraan tegemoet te komen werden kleine bijvragen

toegevoegd en ook de vignetten werden als vraag opgenomen. Er werden geen vragen

weggelaten. Op het einde werd de respondent steeds gevraagd of hij nog iets toe te voegen had

en wat zijn mening was over het gesprek. Op die manier werd geprobeerd om de respondent

voldoende ruimte te bieden om zijn mening te geven. Door naar de ervaring van het gesprek te

polsen kon de respondent potentiële verbeteringen suggereren. Er werden geen verbeteringen

gesuggereerd door de respondenten. Ze hadden het gevoel dat de vragen de essentie van hun job

en het spanningsveld waarmee ze in de praktijk te maken kregen omvatten. Ook de vignetten

werden over het algemeen als realistisch beschouwd. Tot slot brachten veel respondenten het

ter sprake dat de vragen hen hadden doen nadenken over hun eigen beleid qua

nieuwsmanagement en dat dit positief was.

Door de mening te vragen van de respondent over het gesprek kan dit empowerend werken

naar de respondent toe en dit is uiteraard ook positief voor de onderzoeker zelf. Daarnaast was

deze vraag ook een goeie afsluiter voor het gesprek. Men kan zich de vraag stellen of het nodig is

om empowerend te werken bij deze onderzoekspopulatie. Vooraf werd de beslissing genomen

om geen ethische beginselen opzij te schuiven omdat de interviews elite-interviews konden zijn.

Dit bleek een terechte beslissing omdat het overgrote merendeel van de respondenten geen

gedrag vertoonde zoals werd besproken in de literatuur over elite-interviews. Slechts één

respondent vertoonde sterke gelijkenissen met de problemen die in de literatuur worden

beschreven. In dit gesprek leek de respondent de studente op de proef te stellen door kritiek te

leveren op quasi iedere vraag die gesteld werd en onderbrak hij de studente vaak. Bovendien liet

de respondent ook duidelijk het achterste van zijn tong niet zien. Door rustig maar kordaat op

zijn kritiek te antwoorden kon dit gedrag gedeeltelijk gecounterd worden. Een andere

respondent vroeg nog voor het gesprek begon, bij het binnenkomen, welke studierichting de

onderzoekster volgde en leek gerustgesteld door het antwoord. Maar naar persoonlijk

aanvoelen was dit meer uit zenuwachtigheid over het type vragen, dan vanuit een neerbuigende

houding. Bij één respondent was er een slecht voorgevoel omdat deze respondent meteen zei

dat er slechts een half uur tijd was. Bovendien wenste de respondent dat de deur van het

kantoor openbleef. Toch behandelde de respondent de onderzoekster op een zeer respectvolle

manier, werden alle vragen uitgebreid beantwoord en heeft de respondent er geen punt van

gemaakt toen het interview uiteindelijk drie kwartier duurde. Kortom, het was niet nodig om de

respondenten op een fundamenteel andere manier te behandelen.

Page 42: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

42

Andere beslissingen over ethische aspecten zijn wel nog bijgestuurd. Zo is er in de uiteindelijke

informed consent geschrapt in welke gevallen er geen vertrouwelijkheid gewaarborgd kon

worden. Dit kon namelijk vreemd overkomen voor de respondenten en was voor discussie

vatbaar. Verder was er de beslissing om oorspronkelijk de respondenten die geholpen hadden

bij de voorbereiding van de vignetten bij naam te vernoemen in deze masterproef indien zij dit

wensten. Omdat deze gesprekken ook relevante data voor het beantwoorden van de

onderzoeksvraag bieden, is er voor gekozen om hen dezelfde anonimiteit te waarborgen. Tot

slot werd iedere respondent een goodiebag aangeboden, maar waren er enkele respondenten

die dit weigerden omwille van de functie die ze bekleedden. Deze goodiebag kwam tot stand na

een rondvraag bij verschillende bedrijven om sponsering. De bedrijven Beton De Bonte, AVA

papierwaren, De Standaard, BNP Paribas Fortis en de vzw Eva reageerden positief. In de

goodiebag zat een USB-stick, een balpen, een muntje voor een winkelkarretje, een cd van Scala,

een bankkaartenhoesje en twee boekjes met vegetarische recepten.

De overige beslissingen qua ethiek zijn behouden gebleven. Zo had iedere respondent de keuze

waar het gesprek kon doorgaan. Hoewel bijna iedere respondent ervoor koos om het interview

in zijn of haar kantoor uit te voeren, was er toch één respondent die liever thuis dit gesprek

voerde. Dit gaf geen opvallende verschillen met de andere gesprekken, alleen de sfeer was

misschien nog iets gemoedelijker.

Over het algemeen zat de sfeer wel goed tijdens de verschillende gesprekken. Zoals eerder

vermeld was de overgrote meerderheid vriendelijk en behulpzaam. De meeste respondenten

leken zich ook op hun gemak te voelen. Vaak leek een respondent in het begin van het gesprek

wat afwachtend of wantrouwig, maar na een tweetal vragen was het ijs gebroken. In een van de

eerste gesprekken bleken de vragen die gesteld werden toch wat te bedreigend. Bij bepaalde

vragen schuifelde de respondent op zijn stoel, kuchte opvallend vaker en prutste met de

microfoon. Daarom is er ten eerste gekozen om de volgorde van de vragen wat aan te passen

zodat de bedreigende vragen wat meer in het midden van het gesprek zaten. Daarnaast werden

er enkele vragen bijgevoegd die minder bedreigend waren en Tenslotte werd er ook meer

randinformatie gegeven om het geheel wat te kaderen. Dit heeft zeker resultaat opgeleverd,

want op één persoon na waren de respondenten die nadien bevraagd werden opvallend minder

zenuwachtig. Een bepaalde respondent voelde zich dermate veilig dat hij na één minuut al toegaf

regelmatig te lekken aan de pers, wat een strafbaar feit is dat het einde van een carrière kan

betekenen. Een dergelijke veiligheid creëren is natuurlijk een ideale situatie, die ondanks vele

inspanningen niet altijd bereikt kan worden.

Page 43: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

43

Hoewel over het algemeen de respondenten rustig waren en eerlijk leken te antwoorden op de

gestelde vragen, was er toch één geval waar het niet zo vlot verliep. Voor het gesprek van start

ging waren er enkele technische problemen met de dictafoon. Deze beïnvloedden niet alleen de

stress van de respondent maar ook van degene die het gesprek moet afnemen waardoor de

eigen stress vermoedelijk die van de respondent nog versterkte. De respondent sprak zeer snel,

had zweterige handen, sprak zichzelf tegen en leek vaak sociaal wenselijk te antwoorden.

Hoewel er geprobeerd werd om de respondent te kalmeren door bijvoorbeeld herhaaldelijk te

zeggen dat de respondent alle tijd had om op de vragen te antwoorden, haalde dit weinig uit.

Daar zijn verschillende mogelijke redenen voor. Ten eerste waren de contactgegevens via een

tussenpersoon bekomen en was dit ook zo vermeld in de introductiemail. Daarnaast voelde de

onderzoekster zich ook wat seksueel geïntimideerd doordat de respondent geen oogcontact

hield, maar dat hij zijn blik -al dan niet bewust- liet afdwalen. Nochtans was op voorhand wel

nagedacht over de dresscode en had hetzelfde kledingstuk bij andere respondenten geen enkel

probleem opgeleverd. Dit voorval heeft natuurlijk het gesprek beïnvloed, doordat de

onderzoekster haar concentratie meer richtte op het verbergen van haar ongenoegen, dan op

wat de respondent haar meedeelde. Daardoor werden de tegenstrijdigheden pas tijdens de

transcriptie opgemerkt en werd hier tijdens het gesprek niet op ingegaan.

Page 44: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

44

6. DE ANALYSE

6.1 PLAN VAN AANPAK

Verschillende methodologische handboeken hameren er op dat het belangrijk is om je

analysetechnieken en de achterliggende retoriek van je analyse te specifiëren (Spencer et al.

2003). Zoals De Corte stelt is analyse een cyclisch en iteratief proces dat doorheen het hele

onderzoeksproces loopt (De Corte, 2010). Daardoor is het onmogelijk om iedere gedachte die bij

je opkomt tijdens het onderzoeksproces vast te leggen. Toch zal er in dit onderdeel een poging

worden gedaan om de achterliggende retoriek duidelijk te maken.

6.2 VERLOOP VAN DE ANALYSE

Op het moment dat de gesprekken werden afgenomen, leek het dat deze nuttige data zouden

opleveren voor de analyse en het toetsen van de theorie. Bij enkele van de gesprekken was het

zelfs zo dat enkele zaken vanuit de theorie van Chibnall letterlijk werden vermeld. Dit was

natuurlijk hoopgevend. Tijdens de transcriptie van de verschillende gesprekken kon de

onderzoeker verder vertrouwd raken met de data. De afgeprinte transcripties werden nadien

twee keer doorgelezen. Een eerste maal werden er interessante zaken onderlijnd of gemarkeerd,

zonder codering toe te voegen. Een tweede maal –enkele weken later- werden de transcripties

nogmaals volledig doorgelezen en werd er gebruik gemaakt van een open codering. Deze open

codering bestond deels uit termen die in de theorie werden gebruikt, maar grotendeels uit

nieuwe termen waarvan enkele in vivo termen (bvb ‘stoefberichtjes’). Op de volgende bladzijd

bevindt zich een lijst van de gebruikte termen.

Page 45: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

45

Bovenstaande termen waren het voorlopige resultaat wanneer acht gesprekken van de twaalf

waren geanalyseerd. Aangezien het op dat moment al over veel codes ging, werd besloten om

alles in te voegen in een programma voor kwalitatieve data-analyse, namelijk Nvivo, om het

overzicht te bewaren. In het programma werden nogmaals alle transcripten gelezen en werden

één of meerdere codes toegewezen aan de verschillende paragrafen in de tekst. Ook op de eerste

gesprekken werden de later ontworpen codes toegepast. Vervolgens werden de laatste vier

geprinte transcripten nogmaals gelezen en werden de codes erbij genoteerd en nadien ook in

Nvivo ingebracht.

Tijdens dit proces werd het duidelijk dat sommige codes geclusterd konden worden en dat er

bepaalde verbanden konden gelegd worden tussen de codes. Het analyseren van de gesprekken

werd even stopgezet en er werden manueel schema’s opgesteld om de verbanden tussen de

codes te visualiseren. Bij de analyse van de laatste vier gesprekken kwamen er nog twee codes

bij die in het schema pasten, nl. reputatie en deontologie van de journalist. In het volgend

onderdeel van deze masterproef wordt dit schema stap voor stap doorlopen.

Page 46: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

46

7. RESULTATEN

7.1 PLAN VAN AANPAK

In dit onderdeel van de masterproef krijgen de resultaten een toelichting. In de eerste plaats

komt de centrale theorie nogmaals kort aan bod en worden de algemene tendensen besproken.

Vervolgens wordt gedetailleerd ingegaan op de verschillen in de resultaten tussen Chibnall en

het eigen empirisch onderzoek. Om deze verschillen gestructureerd te bespreken, wordt er

gebruik gemaakt van een schema dat tijdens de analyse werd opgesteld.

7.2 TEKORTKOMINGEN CHIBNALL

Als bondige samenvatting, staat hieronder nogmaals het schematisch overzicht van Chibnall’s

theorie.

Wat in de eerste plaats opviel in dit empirisch onderzoek was dat de theorie van Chibnall te

statisch was om de empirische realiteit eer aan te doen. Uit de analyse blijkt dat verschillende

technieken kunnen gebruikt worden om verschillende doeleinden te bereiken. Zo kon repressie

ook worden ingezet om het eigen werk te vergemakkelijken en kunnen redacties ook onder druk

gezet worden om de reputatie van de organisatie te beschermen. Soms kan een techniek ook

meerdere doelstellingen bereiken. Om aan het statische karakter tegemoet te komen werd

besloten om een onderverdeling te maken in de technieken die gebruikt werden. Zo is er in het

zelf opgestelde schema een onderscheid gemaakt tussen de zogenaamde ‘harde aanpak’ en de

‘minder harde aanpak’.

Doel 1:

reputatiebescherming via

Doel 2: vergemakkelijken

eigen werk via

Doel 3: promoten

achterliggende ideologie via

Freezing-out Geheimhouding Persconferenties

Buttering-up Onderdrukking redacteuren Timing uitspraken

Repressie Embargo Klacht

Rookgordijn

Laster

Misleiding

Page 47: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

47

Verder werd een opvallend hiaat in de theorie van Chibnall duidelijk, namelijk dat er geen

aandacht is voor de rechtsgronden waarop een organisatie is gestoeld. Daarentegen blijkt uit het

empirisch onderzoek dat het spanningsveld tussen de waarden waar de pers voor staat en de

waarden waar justitie en politie voor staan cruciaal is.

Daarnaast is er bij Chibnall ook nergens sprake van deontologie of rechtsregels. Deze gebreken

zijn mogelijk te wijten aan de onderzoekspopulatie van Chibnall, er werden namelijk enkel

uitspraken gedaan over de politie en het leger. Ook in het eigen onderzoek bleek dat de actoren

van justitie meer de nadruk legden op de rechtsgronden in vergelijking met politiediensten.

Toch is het niet zo dat politiewoordvoerders deze rechtsgronden niet vermeld hebben. Deze

discrepantie tussen de eigen onderzoekspopulatie en deze van Chibnall is waarschijnlijk te

wijten aan twee factoren. Enerzijds kwam de theorie van Chibnall tot stand via gesprekken met

journalisten. Het lijkt logisch dat zij minder de nadruk zullen leggen op de rechtsgronden

waarop de politie gestoeld is. Anderzijds spreken we uiteraard van een totaal andere context,

niet enkel op geografisch vlak maar ook op historisch vlak. Zoals Verschraegen stelt, gaat een

samenleving naarmate ze evolueert rechtsgronden meer en meer consolideren (Verschraegen,

2002).

7.3 CHIBNALL REVISITED

Om aan de tekortkomingen van Chibnall tegemoet te komen, werd een eigen schema opgesteld.

Zoals te zien is op de volgende bladzijde, valt het op dat we te maken hebben met een complexer

geheel van relaties tussen de verschillende codes. Ook de interactie tussen de verschillende

clusters komt hierbij aan bod. Dit zorgt voor een meer dynamisch geheel dat de empirische

realiteit meer eer aan doet.

Page 48: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

48

Page 49: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

49

7.3.1 JUSTITIE EN POLITIE: DE STRAFRECHTSKETEN

De eerste cluster die wordt besproken, is de strafrechtsketen die volledig rechts in het schema

staat. Zoals vermeld in hoofdstuk drie spelen politie en justitie –net als de pers- een belangrijke

rol in een samenleving. Er zijn drie redenen om in te grijpen in het proces van nieuwsgaring en -

verspreiding.

Ten eerste is er het belang van het onderzoek nadat een illegale daad is gesteld. Daarnaast zijn er

ook de rechtsgronden die aan de basis liggen voor het bestaan van de organisatie. Enkele

basisbeginselen zijn cruciaal zoals het vermoeden van onschuld en de privacy van de betrokken

partijen. Deze basisbeginselen en het belang van het onderzoek spelen voor iedere actor in de

rechterkolom een rol, maar de volgorde van het belang verschilt van actor tot actor. Zoals

besproken werd in hoofdstuk drie is er niet alleen een verschil tussen politie en justitie, maar is

er ook sprake van een lappendeken binnen justitie. Zo verdedigt de advocatuur het individuele

belang van een cliënt, verdedigt het parket het algemene belang van de samenleving en moet de

onderzoeksrechter in de eerste plaats over de rechtschapenheid van het onderzoek waken.

Deze twee redenen voor het ingrijpen in het proces van nieuwsgaring en –verspreiding zijn

legitiem te noemen, aangezien zij vervat zijn in wetteksten zoals bijvoorbeeld het EVRM (art. 6

en art. 8). Omdat het wettelijk geoorloofd is om vanuit deze redenen aan nieuwsmanagement te

doen hebben ook enkele manieren een wettelijke grondslag gekregen zoals de informatiestop

(geheimhouding bij de theorie van Chibnall), off the record informatie en het embargo

(Gezamenlijke omzendbrief, 30 april 1999).

Anders is het bij de derde reden om in te grijpen in het proces van nieuwsgaring, namelijk het

beschermen van de reputatie. Hoewel het begrijpelijk is dat de beeldvorming van justitie en

politie belangrijk wordt gevonden, heeft dit geen wettelijke basis. Toch is het beschermen van de

reputatie een reden om al dan niet te communiceren, dat verklaart ook een respondent bij de

politie.

“Als ge niet communiceert, dan gaat men u niet kennen. En als men u niet kent, en ge komt dan in

problemen. Eigenlijk als ge gewoon het hele jaar door rustig communiceert. Dan legt ge, ale ge

leert, ge zorgt ervoor dat de mensen u leren kennen, ge zorgt ervoor dat ze u leren vertrouwen en

dat ze u kennen en dat ze weten, min of meer, wat ge doet. En dat ge dan, ge legt eigenlijk

funderingen, ge zijt funderingen aan het leggen. Als er dan een crisis komt en ge zijt juist uw huis

aan het bouwen. En de mensen kennen u niet? Dan wordt dat huis met de grond gelijk gemaakt nog

voor dat ge het weet. Maar als uw huis er ongeveer staat, ok er zitten nog een paar gaten in, maar

de mensen zeggen van ja we weten wel hoe en wat, we gaan die nog een kans geven.” (respondent

POL2)

Page 50: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

50

Nieuwsmanagement kan gebeuren via actieve of via passieve technieken. In de volgende

bladzijden zal vooral aandacht worden besteed aan het actief ingrijpen in het proces van

nieuwsgaring maar ook niet communiceren beïnvloedt de media. Dankzij de wet Franchimont

kunnen de actoren van justitie en politie nooit verplicht worden om te communiceren. Twee

technieken die beschreven worden bij Chibnall komen hier naar voor: enerzijds is er sprake van

geheimhouding en anderzijds van het embargo. Van alle technieken die door Chibnall worden

omschreven is geheimhouding de meest passieve. Omdat deze daardoor enigszins los staat van

de andere, krijg deze nu al een korte toelichting. Geheimhouding is een vaak voorkomende

techniek wanneer het gaat over perscommunicatie door de strafrechtsketen. Vooral

onderzoeksrechters blijken een fervente voorstander om alles zo veel mogelijk toegedekt te

houden.

Tussentijdse conclusies en bedenkingen:

De strafrechtsketen vertegenwoordigt net als de media bepaalde grondrechten, maar deze

grondrechten kunnen onderling botsen. Het is wettelijk bepaald dat de strafrechtsketen mag

ingrijpen in het proces van nieuwsgaring als het belang van het onderzoek bedreigd wordt, of als

basisrechten zoals het vermoeden van onschuld geschonden worden. Toch wordt er in de

praktijk ook om een andere reden aan nieuwsmanagement gedaan, namelijk om de eigen

reputatie te beschermen of in de verf te zetten.

De meest passieve techniek die door Chibnall werd omschreven om deze doelstelling te

bereiken, is geheimhouding en deze werd al besproken. Uit het onderzoek blijkt dat deze

techniek vaak word toegepast en dat vooral onderzoeksrechters een grote voorstander zijn van

geheimhouding.

Page 51: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

51

7.3.2 DE HARDE AANPAK

Het ingrijpen in dit proces van de media kan op verschillende manieren gebeuren. In dit

onderzoek werd een onderscheid gemaakt tussen een harde aanpak en een minder harde

aanpak. Onder de term harde aanpak wordt repressie en ‘freezing-out’ begrepen. Deze

technieken worden als hard bestempeld omdat ze de relatie tussen journalisten enerzijds en

justitie en politie anderzijds kunnen hypothekeren.

Hoofdstuk drie behandelde het regelgevend kader, onder andere de wet van het bronnengeheim.

Hoewel deze wet de grijze morele zone niet volledig heeft uitgeklaard, heeft deze wel de

repressieve maatregelen ten opzichte van journalisten moeilijker gemaakt. Een respondent

getuigt dat repressie vroeger wel geregeld werd ingezet.

“Ale, ik denk dat die tijd toch stillekes voorbij is. Maar da’s vroeger wel het geval geweest, er zijn

ook journalisten opgesloten geweest, eigenlijk, oneigenlijk gebruik makend van het gebruik van de

voorlopige hechtenis om die wat onder druk te zetten hé, niet zo van.. Het is lang geleden maar het

is wel gebeurd.” (respondent OZR2)

Verschillende respondenten drukken hun afkeuring uit tegenover deze praktijken in het

verleden.

“Maar in een democratie kan dat volgens mij niet. En als er dan toch een verdoken manier zou zijn

denk ik dat wij in een voldoende evenwichtige democratie leven om die zaken onmogelijk te

maken.” (respondent POL3)

“Ja, ja en heling van informatie, wanneer dat werkelijk stukken zijn die onder het beroepsgeheim

vallen, en kan men dat terugvinden bij de journalist, dan heeft hij in feite de stukken die van een

misdrijf afkomstig zijn, nl schending van het beroepsgeheim geheeld. Is dat de bedoeling van de

gestelde wet over heling in het strafwerkboek ? Ik denk het niet hé.” (respondent PAR2)

Toch is de overgrote meerderheid van de respondent het erover eens dat de persvrijheid geen

onaantastbaar goed is.

“Dat is volgens mij de enige norm, wanneer ge werkelijk kunt vaststellen dat er gevraagd geweest

is, wacht er nog 2 dagen mee, ge weet dat nu maar wacht, want het kan het onderzoek schaden…

en het schaadt echt het onderzoek, het was echt niet aangewezen om dat te doen, dan moet men

optreden. “ (respondent PAR2)

Page 52: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

52

“Maar die persvrijheid mag natuurlijk geen vrijgeleide zijn om te schrijven wat je wilt en de privacy

van de mensen aan te tasten of geheime onderzoeken te dwarsbomen dus ik vind dat er mag

opgetreden worden als dat echt inderdaad gebeurt. En als dat inderdaad niet meer gaat over

nieuwsgaring en informatie maar wel over beschadiging. Dan misbruik je de persvrijheid en treed

je binnen in de privacy van de mensen en dat is ook een recht. En dat is het probleem, als

grondrechten met elkaar in conflict komen, dan moet daar natuurlijk gekozen worden en in

sommige gevallen kan er gekozen worden om dan de persvrijheid daar (slaat op tafel) te doen

stoppen en te zeggen ‘daar zijt ge over een grens gegaan’. En dat zal van geval tot geval moeten

beoordeeld worden maar de pers is zeker niet onaantastbaar, zeker niet.”(respondent ADV3)

Een respondent pleit voor meer assisenprocedures bij persmisdrijven en voor een

responsabilisering van de burgers opdat zij mee zouden waken over hun grondrechten.

“Om aan die journalisten en om aan de mensen duidelijk te maken dat de pers niet alles mag doen.

Dat dat niet normaal is dat als u dochtertje net overreden is dat er al een journalist aan de deur

staat. Dat gij moogt zeggen van nee ik wil u niet zien. Dat ge dat moogt zeggen, dat ge niet moet

denken van ‘oei oei ze staan hier voor mijn deur ik zal ze maar binnen laten zeker’. Nee, aleja. Da’s..

Daar heb ik zo.. Ik vind repressie geen goed woord, maar ik vind wel dat als zij over de schreef gaan

dat zij wel net als andere mensen of of instellingen of bedrijven die over de schreef gaan op de

vingers moeten worden getikt. En dat daar geen uitzonderingen voor moeten gemaakt worden.”

(respondent POL2)

Een andere techniek die tot de categorie “harde aanpak” behoort is het zogenaamde ‘freezing-

out’. Dit houdt in dat bepaalde journalisten geen, of geen extra informatie verkrijgen. Over het

algemeen zijn de respondenten het er niet mee eens dat er geen informatie meer wordt gegeven

aan een journalist, maar vinden ze het wel aanvaardbaar dat journalisten geen extra informatie

meer krijgen.

“Men heeft eigenlijk al uhm direct de mogelijkheid om uhm reportages te maken, de politie werkt

daaraan mee op een correcte wijze en nadien blijkt dat dat de journalist informatie op een, ja op

een manier verwerkt die als ik het hier zo lees toch niet echt door de beugel kan. Dan vind ik niet

dat je verplicht bent om uhm met die journalist opnieuw samen te werken. Toch zeker niet voor

zo’n zaken. Bedoel, ik vind niet dat als je een algemene persconferentie geeft dat je kan zeggen: jij

mag niet meer komen, dat gaat te ver. Maar om te zeggen: wij gaan met u nog reportage maken

uhm in dezelfde stijl dan vind ik dat je dat niet meer moet doen natuurlijk.”(respondent OZR3)

Page 53: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

53

“Ik zeg: ik kan daar dus echt niet mee leven. De officiële perscommuniqués en zo, dat krijgt ge nog.

Maar ge moet mij echt niets off the record komen vragen of extra uitleg. Of uhm ja.. Ik zie niet in

waarom een organisatie of een woordvoerder of een korpschef extra inspanningen zou leveren om

informatie te zoeken en aan iemand te geven die ge niet vertrouwt. Dat dat dat.. ja, ge kunt ook in

uw eigen voet schieten hé. Het zal direct zeer doen.” (respondent POL2)

“Als de journalist in kwestie echt wel over de schreef is gegaan in de wijze waarop hij het een en

ander gebracht heeft en dus oneerlijk is geweest, dan kan ik die reactie wel begrijpen. Waarom

niet? Als ge zegt van ik kan die man niet vertrouwen: ik zeg A en hij brengt B naar buiten, ja dan

gaat dat niet meer hé. Natuurlijk, ik zou niet weten waarom dat het niet zou kunnen.” (respondent

ADV3)

Maar niet iedere respondent is ervan overtuigd dat deze techniek tot de gewenste resultaten

leidt. Dezelfde nuances die we vonden in de theorie van Steve Chibnall vinden we ook hier terug.

“Maar natuurlijk ja, dan heb je natuurlijk ook nog het risico dat die journalist het ook wel hard

gaat spelen en dat die bepaalde dingen in de krant gaat zetten die uhm die niet zo aangenaam zijn

voor ons natuurlijk. Dus ik denk dat je dat wel kan doen, maar ik denk dat je daar toch wel een

beetje mee moet opletten want uhm je zou in uw eigen vel kunnen snijden zoals ze zeggen hier.”

(respondent PAR3)

“Probeer slimmer te zijn dan hem en vermijd dat, maar hem zeggen: kijk met u spreek ik nooit meer

dan krijg je.. Hij heeft toch de pen. Journalisten hebben veel macht vind ik. Uhm en ze hebben toch

de pen, ze hebben toch het woord. En gaan zij het niet doen, ze gaan het via collega’s doen, dat

gebeurt ook, afspraken die gemaakt worden, dus ik denk dat dat geen goed idee is.” (respondent

ADV2)

Page 54: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

54

Tussentijdse conclusies en bedenkingen:

Onder de cluster harde aanpak valt in de eerste plaats repressie. Repressie werd door veel

respondenten –terecht- als een containerbegrip beschouwd. Iedere respondent legde de nadruk

op het belang van een vrije media enerzijds, maar ze stelden anderzijds ook dat journalisten niet

almachtig mogen zijn of worden. Het overgrote merendeel van de respondenten vond dat

maatregelen zoals een huiszoeking of een voorlopige hechtenis ontoelaatbaar was, tenzij in

extreme omstandigheden. Een voorbeeld van een extreme omstandigheid is wanneer een

journalist zelf een verdachte is in een lopend onderzoek, of de journalist weet heeft van

terroristische aanslagen. Slechts één respondent gaf een ruimere betekenis aan deze extreme

omstandigheden en vond een huiszoeking bij een journalist toelaatbaar vanaf het moment dat de

informatie waarover de journalist beschikte belangrijk was. Het “belang” is natuurlijk een vage

term en in dit opzicht geeft dit toch een opvallende nuance tegenover de andere respondenten.

Als een huiszoeking of een voorlopige hechtenis ontoelaatbaar is, op welke manieren kan er dan

wel opgetreden worden? Een veelgehoord antwoord op deze vraag was het neerleggen van een

klacht bij de raad van de journalistiek. Een respondent haalde aan dat ook burgers meer

geresponsabiliseerd moesten worden en gemotiveerd worden om een klacht neer te leggen. Een

andere oplossing die werd vermeld was het opdrijven van assisenprocedures zodat

persmisdrijven niet ongestraft bleven.

Een tweede techniek die onder de cluster ‘harde aanpak’ valt is het zogenaamde ‘freezing-out’.

Hoewel iedere respondent zegt dat dit moet kunnen, stellen ze tegelijkertijd ook enkele

voorwaarden. Zo moet de journalist een duidelijke fout hebben begaan. Het is niet voldoende dat

een journalist iets schrijft wat de reputatie van de bron niet ten goede komt. Hetgeen bekend

gemaakt wordt, moet een inbreuk op de vertrouwensrelatie inhouden. Hoe zwaarder de

inbreuk, hoe langer de journalist wordt buitengesloten. Een tweede voorwaarde houdt in dat

journalisten nooit alle officiële informatie mag worden ontzegd, maar dat de extraatjes worden

stopgezet. Deze extra’s houden bijvoorbeeld ‘off-the-record’ informatie in of medewerking bij

een meer uitgebreide reportage (in vergelijking met een reportage bij het journaal). Een derde

voorwaarde is dat de beslissing tot ‘freezing-out’ ook goed doordacht moet zijn. Deze techniek

werkt niet altijd omwille van de creativiteit en solidariteit onder journalisten en wanneer deze

niet werkt kan dat de negatieve ingesteldheid van de betrokken reporter nog versterken.

Page 55: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

55

7.3.3 MINDER HARDE AANPAK: HET BELANG VAN VERTROUWEN

De hardere maatregelen hebben als nadeel dat het vertrouwen tussen justitie en politie

enerzijds en de pers anderzijds een serieuze deuk krijgt. Nochtans vertelde iedere respondent

dat vertrouwen cruciaal is bij nieuwsmanagement. Daarentegen stellen enkele respondenten dat

het vertrouwen en de persoonlijke banden tussen actoren van politie of justitie en journalisten

ook zijn grenzen kennen.

“Ik probeer zo veel mogelijk afstand te houden. Professioneel. Wat dat zij (redactie: de journalisten)

proberen.. Altijd vriendelijk en en ze gaan zich nooit kwaad maken.. Ik denk dat het belangrijk is

dat je afstand bewaart en je job doet en zegt wat er te zeggen is en zwijgt over hetgeen dat je niet

wil zeggen.” (respondent PAR1)

“En dan begint men te bellen en dan ziet ge ook wel van de favoriete sport van de journalisten was,

ik weet niet hoe het nu is maar wij zaten vroeger veel nachten op café met justitiemensen en

advocaten en ja proberen om informatie te krijgen hé. Ja en er ontstaat een soort van.. op de duur

worden dat pseudo kennissen, pseudo vrienden maar dat is niet meer gezond hé want als ge daar

dan iets aan vraagt, dan bedoel...”(respondent POL2)

Een deel van een vertrouwensrelatie is het geven van ‘off-the-record’ informatie. Iedere

respondent van de politie haalde het belang aan van dit soort informatie omdat journalisten,

wanneer ze de achtergrond kenden van een zaak, een juister beeld naar buiten zouden brengen.

“Ik denk dat dat uhm.. soms nodig is ook om om bepaalde zaken in een juiste context te plaatsen.

Want ik zeg, de pers is meestal al uhm bezig met een vooronderzoek voor ze met u spreken uhm.

Maar de info die ze soms rapen is soms ook een beetje gekleurd of niet altijd juist. En dan om zaken

in de juiste context te gieten, durven wij inderdaad off the record bepaalde zaken toe te lichten.”

(respondent POL1)

“Ge hebt informatie en ge hebt informatie, ik wil zeggen de feiten, de koele feiten, maar da’s dan

een sprekend proces verbaal hé. Maar ge hebt daarnaast ook hetgeen de mensen aan belangt, dus

dan meer de emotionele kant, dat weet ik. En dat is iets waar men zich nog te weinig mee bezig

houdt. Soms zijn woordvoerders briljant, ook voor parket of voor politie en andere zijn nog te veel,

houden zich te veel aan de feiten. Maar als ge de journalisten ook een paar details geeft van de

mensen, de menselijke kant van de zaak, dat kan helpen. Natuurlijk binnen de grenzen van het

mogelijke en zonder de mensen hun privacy te schenden.” (respondent POL2)

Page 56: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

56

“Maar da’s geen contact met de pers, dat is een mededeling, ge kunt dat even goed schriftelijk doen.

Maar daar weer, daarbij geef ik dan soms wat randinformatie, om het juist te gaan inkaderen. Die

randinformatie, dat weten ze, dat is niet om mij te gaan citeren. Dat is een losse

babbel.”(respondent POL3)

Ook andere respondenten haalden het belang aan van ‘off-the-record’ informatie. Maar het bleek

dat bij onderzoeksrechters en parketmagistraten over het algemeen zaken enkel werden

bevestigd of ontkend ‘off-the-record’ en dat zij daar weigerachtig tegenover staan.

“Da’s juist dat gebeurt soms maar dan dan dan is het omdat de journalist eigenlijk al meer weet

van van de zaak dan het parket officieel heeft medegedeeld. En dan zeg ik, dan vraagt het parket

mij: mag ik dat off the record bevestigen? Dan zeg ik ja maar dan moet het wel off the record

blijven hé.” (respondent OZR2)

“En wij kunnen, zij kunnen ook uhm goh bepaalde informatie gaan afchecken off the record

bijvoorbeeld, zodanig dat wij dan niet geciteerd worden maar dat er wel kan afgetoetst worden

van hun bronnen of dat het correct is of niet. Da’s wel heel belangrijk eigenlijk omdat. Wij kunnen

natuurlijk niet vermijden dat bepaalde, ja bepaalde informatie toch door de journalisten wordt

gebracht.” (respondent PAR3)

“Dat dat dat kan niet vanuit het gerechtelijk onderzoek. Bijvoorbeeld vanuit mijn, als

onderzoeksrechter bestaat dat niet. Dus ik zeg aan de parketmagistraat: dat kan gezegd worden en

en en wat vanuit een gerechtelijk onderzoek wordt ofwel officieel meegedeeld aan iedereen die

erom vraagt of er wordt een persconferentie gegeven als het een belangrijke zaak is en dan krijgt

iedereen die informatie. Ofwel is die informatie niet vrij en dan wordt ze ook niet off the record

gegeven. Want informatie die zou gegeven worden en waarvan ik als onderzoeksrechter niet

gezegd heb vanuit een gerechtelijk onderzoek dat ze mag gegeven worden. Als de parketmagistraat

dat zou geven, dan is er een schending van het geheim van het onderzoek wat zelf een misdrijf is.

Dus uhm, ale, off the record vanuit het oogpunt van het gerechtelijk onderzoek, dat bestaat niet.”

(respondent OZR2)

Wat ook past binnen de persoonlijke band tussen journalisten en woordvoerders of advocaten is

om journalisten via een gesprek op andere gedachten te brengen. Zo’n gesprek kan variëren van

een gemoedelijk onderonsje, een opmerking tot het onder druk zetten van redacties, al dan niet

via embargo’s. In onderstaande citaten zal deze variatie duidelijk worden.

“Dat gaat er gemoedelijk aan toe maar uiteindelijk worden er dan wel belangrijke zaken geregeld

en dat zijn representatieve mensen die daar zitten die hun achterban in het gareel kunnen houden

in die zaken hé.” (respondent POL3)

Page 57: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

57

“Uhm en dan heb ik gebeld en dat was, dat was met XXX, ik zeg: kijk XXX ik zeg, ge hebt, ge zijt

slimmer geweest dan mij, ik zeg ge moogt dat zijn maar ik zeg: ik heb mij laten doen. Ik zeg, ik heb

te veel gezegd, ik zou liever hebben dat ge dat niet brengt. En die man heeft zich daaraan

gehouden. Dus ik heb hem gezegd: kijk XXX, ik sta bij u in het krijt want dat zou vervelend zijn, vind

ik, als dat door mij gezegd wordt, ik zeg, ik sta bij u in het krijt, uhm vroeg of laat krijgt ge wel een

keer iets van mij.” (respondent ADV2)

“Natuurlijk kan je achteraf wel wat bijsturen, zeker op regionaal vlak, omdat je met veel dezelfde

journalisten werkt. En als er zaken zijn die onjuist zijn of op een verkeerde manier.. uhm, uhm..

naar voor gebracht zijn dan kan je daar wel mee spreken over die journalist omdat je daar in de

toekomst beter te gaan verwoorden of te zeggen: kijk ja, let op dat, op dat of ik zou willen dat je

mijn woorden meer letterlijk weergeeft.”(respondent POL1)

“Van het parket uit kan je proberen om moreel druk uit te oefenen, je kan hen wijzen op het belang

van zich te beperken tot hetgeen dat officieel gemeld wordt omwille van bepaalde redenen en in het

belang van het onderzoek, en het algemeen belang en zo’n toestanden, maar dat is dan ook het

enige dat je kan doen.” (respondent PAR2)

“Ale ik had twee manieren van doen, ofwel zeer voorzichtig en echt met de handschoenen aan.

Ofwel bijna iemand een draai rond zijn oren geven van zeg uhm: weet ge wel wat ge hier gedaan

hebt?” (respondent POL2)

“Nee ik zou daar niet aan passeren hoor, ik zou dat rap proberen te blokkeren en heel snel die

mensen bij mij roepen en een keer zien wat dat de bedoeling eigenlijk is, ja.” (respondent PAR3)

“Dus ge maakt een zeer duidelijke communiqué dat ge zegt dat er een zaak gerund wordt door uw

parket waarbij dat er speciale eenheden betrokken zijn en dat ge in het belang van de zaak, en in

het belang van de volksgezondheid en ik weet niet wat we allemaal uitgevonden hadden, maar het

was dus zeer duidelijk van: kijk zwijgt. En we hebben dat niet als communiqué via de normale

wegen verstuurd. Ik zeg omdat dat toch, ik zeg een normale communiqué die zet ge op uw website

en zo ale toen nog nie maar bon dat wordt echt gepubliceerd. Ik zeg: dit is er enen die we naar de

hoofdredacties sturen en naar alle journalisten die we kennen. En we gaan ons maximaal erna, dan

gaan we bellen en dan gaan we van “hebt ge het begrepen, ge moet zwijgen”. Maar als het gedaan

is, gaan we u alles vertellen, want dat was een heel schoon verhaal. Dat was de operatie XXX, ik ga

het nooit vergeten. En uhm dat is, dat heeft gewerkt. Dus iedereen heeft gezwegen, ze hebben die

man kunnen oppakken, ale dus en ’t was opgelost.” (respondent POL2)

Page 58: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

58

Een laatste techniek die ook in deze context past is de persconferentie. Persconferenties worden

over het algemeen als hulpmiddel beschouwd bij negatieve ervaringen met de pers. Wanneer je

een persconferentie organiseert, zorg je ervoor dat iedere journalist dezelfde informatie krijgt

en dat ze de betrokkenen minder gaan lastigvallen om informatie te verkrijgen.

Tussentijdse conclusies en bedenkingen:

In dit onderdeel werd de minder harde aanpak besproken. Deze minder harde aanpak wordt

vaak toegepast om de vertrouwensrelatie te vrijwaren en zelfs te bevestigen. Onder deze minder

harde aanpak zitten vier soorten technieken.

Een eerste techniek is het geven van off the record informatie om de journalist een juist kader

mee te geven. Zowel de advocatuur, als de politie en het parket zien het belang van off the record

informatie in en vinden dit een geschikt middel om het nieuws in een –voor hen- beter daglicht

te plaatsen. Onderzoeksrechters zijn minder enthousiast en staan enkel off the record informatie

toe als het niet anders kan. Zij zijn daarentegen wel voorstander om journalisten meer uitleg te

geven over juridische procedures.

Een tweede techniek gaat over het uitoefenen van druk op journalisten en redacties. Hierbij is

het belangrijk om rekening te houden met de variëteit van de respondenten en meer bepaald

met wie welke druk kan uitoefenen. Sowieso gaan de meeste respondenten starten met een

vriendelijke babbel. Bij de respondenten uit de advocatuur blijft het hier over het algemeen bij,

de andere respondenten lijken meer in staat zich kwaad te maken of embargo’s op te leggen. Het

is onduidelijk of dit verschil te wijten is aan de geselecteerde respondenten of aan de positie van

een advocaat in het mediagebeuren. De positie van een advocaat is misschien minder

onafhankelijk in vergelijking met de strafrechtsketen. Toch blijft deze stelling giswerk en is

verder onderzoek noodzakelijk.

Tot slot is het organiseren van persconferenties een derde techniek. Persconferenties kunnen

door iedere actor worden georganiseerd en worden ook als efficiënt middel beschouwd om het

nieuws te managen. Door alle journalisten op hetzelfde moment dezelfde informatie te geven,

zorg je ervoor dat je eigen uitoefening van je beroep niet lijdt onder de vele telefoontjes en

voorkom je belaging van slachtoffers, verdachten of cliënten.

Page 59: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

59

7.3.4 TACTISCHE TECHNIEKEN

Een andere reden om een persconferentie te geven, in het geval van parket of politie, is om hun

eigen projecten in te verf te zetten. En deze reden brengt ons bij de cluster die verbonden is met

de cluster “minder harde aanpak” maar er toch nog enigszins los van staat. Deze codes worden

in een aparte cluster gestoken omdat deze twee verschillen vertonen met de eerder vernoemde

codes. In de eerste plaats gaat het hier om technieken die controversiëler zijn dan de eerder

vernoemde technieken en waar meer respondenten kritiek op hebben geuit. Anderzijds lijken

deze technieken ook een sterkere negatieve impact te hebben op de objectiviteit die de

strafrechtsketen graag claimt.

Geen enkele respondent van de onderzoeksrechters paste -naar eigen zeggen, uiteraard- één van

deze technieken toe. De politie stak het daarentegen niet onder stoelen of banken dat zij graag

uitpakken met hun successen.

“En ik maak dus ook graag reclame voor de zone als we iets goed gedaan hebben, kunnen we dat

extra in de verf zetten en door dat door te spelen naar de pers en door dat dan eigenlijk kant en

klaar te brouwen om dat dan in de krant te komen dat ze er dan eigenlijk bijna geen werk meer

aan hebben, kan ik mijn versie weergeven die dan weliswaar altijd heel positief uitvalt. Geen

leugens zijn maar een beetje reclame zijn en bij ons in het parket, in de perskring noemen we dat

ook wel een beetje de “stoefberichtjes” waarbij dat je eigenlijk eens stoeft met uw eigen zone hé

“dankzij de snelle inzet van de zone werden 2 daders gevat” in die en in die aard en dat wordt ook

zo overgenomen. Uhm enfin, de journalisten gaan dat waarschijnlijk niet graag horen, maar

journalisten zijn op zich, door druk bezet, ook wat lui. Als ze het kant en klaar aangereikt worden

gaan ze er niet veel meer aan veranderen. En soms vind ik in een artikel letterlijk mijn tekst terug.”

(respondent POL3)

Parketmagistraten gaven niet toe dat ze “stoefberichten” de wereld in stuurden, maar volgens

advocaten gebeurde dit wel. De mening over deze praktijken was verdeeld onder de advocaten

en parketmagistraten terwijl de onderzoeksrechters ze volledig afkeurden.

“Zie de beelden als men drugs en geld vindt, dat wordt op een tafel uitgestald hé. Al die drugspakjes

naast elkaar en dan die revolvers en dan al dat geld in pakskes. Eigenlijk is dat ook een vorm van

sensatie zoeken hé. En dan nog zo’n zakje drugs open, dat de cocaïne er zo wat uitpuilt. Da’s

onnozel hé. Ale dat maakt het allemaal wel zichtbaar voor de mensen om het spectaculair te maken

alsof het uhm één of andere politie uhm feuilleton is en dus één de pers zal natuurlijk graag

uitpakken. Ook uhm omdat ze daarmee willen laten zien aan de mensen “kijk hoe hard wij werken”

Het is een manier om te tonen aan de mensen “ zie ne keer wat dat wij allemaal doen”. Uhm op zich

is dat niet zo verkeerd hé, ik bedoel het heeft te maken met imago.” (respondent ADV3)

Page 60: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

60

“Het parket doet soms mededelingen in dossiers waar dat ze willen tonen, hoe goed dat ze gewerkt

hebben en dat ze iemand hebben opgesloten, waar ik vind dat ze dat dat eigenlijk te rap mee

komen voor dat.. en dat het vermoeden van onschuld, ja men zegt wel “we zeggen niet dat hij het

gedaan heeft” maar men zegt wel “ we hebben de vermoedelijke dader”, en niemand hoort het

woord vermoedelijk.” (respondent ADV2)

Naast zogenaamde “stoefberichtjes” kan perscommunicatie ook heel tactisch gebruikt worden,

bijvoorbeeld qua timing. Deze technieken werden enkel door sommige advocaten toegepast,

hoewel de politie de pers graag ook wat meer als wapen zou hanteren.

“Onderzoeksrechters zijn over het algemeen oude mannekes die al heel lang die attitude hebben

van de vijand is de pers en we gaan daar niets tegen zeggen hé. En ze gebruiken altijd de

dooddoener ‘het geheim van het onderzoek’, zelfs al is er helemaal geen onderzoek meer of al is er

geen geheim, is er niets geheim niet meer aan. ‘Het geheim van het onderzoek’, het is iedere keer

hetzelfde. In plaats van gebalanceerd zaken mee te geven, waarbij dat je zelf aan management

kunt doen dan. Zaken meegeven waarvan je weet als ik dat aan de pers geeft komt die misschien uit

zijn doos. Maar nee, doek, alles afblokken, de ivoren toren. Dat zijn onderzoeksrechters.”

(respondent POL2)

“Ofwel zegt ge: ik zou willen dat dat onder ons.. dat dat off the record blijft en breng dat maandag

naar buiten, ge kunt een beetje timing bepalen, dat is ook soms gunstig. Uhm of ze zeggen maar we

zitten daar op een spoor en zo voorkom je dat ze ook verder beginnen zoeken, soms. Dat je zegt

verdorie er gaat iets uitkomen, ik zit zo met een dossier, er gaat iets uitkomen en ze zitten er dicht

bij uhm dat staat nog niet allemaal.. en ze zitten er dicht bij ik voel dat ze bijna op mijn zere plek

zitten en dat ze.. en dan moet ik de aandacht wat afleiden. Dat ik zeg: kijk ik ga u iets.. zeggen ze: ja

maar in die zaak.. Ik zeg: maar ik ga u iets vertellen in die zaak en dan hebben ze weer nieuws

daarin maar eigenlijk is het nieuws dat ze krijgen van mij.. leidt hen dat af van het pijnpunt in mijn

dossier dat ik niet wil dat dat in de media komt dat voor dat ik het gepleit heb. Het is een beetje

manipulatief misschien, maar ja” (respondent ADV2)

Page 61: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

61

In dit laatste citaat zit niet enkel het aspect van timing maar zien we dat er ook nog een andere

techniek in schuilt, namelijk een rookgordijn spannen door informatie mee te geven die

weliswaar niet verkeerd is maar die de journalisten wel in een richting duwt die goed uitkomt

voor een advocaat. Er zijn grote verschillen te vinden bij de verschillende respondenten uit de

advocatuur. Een respondent was heel openhartig over de technieken die hij toepaste om de pers

te beïnvloeden. Een andere advocaat sprak over tactische perscommunicatie maar bleef vaag,

vermoedelijk omdat hij de onderzoekster niet volledig vertrouwde, ondanks de waarborgen van

anonimiteit. Een derde advocaat was een zeer grote tegenstander van dergelijke praktijken. Zelfs

wanneer tijdens het interview de nadruk werd gelegd op het anonieme karakter van het

onderzoek, bleef hij zeer sterk bij zijn standpunt, waardoor de respondent aan

geloofwaardigheid won.

Tussentijdse conclusies en bedenkingen:

De cluster “tactische technieken” is een variant van de cluster “minder harde aanpak” maar

onderscheidt zich door het controversiële karakter ervan. Daarom staat deze cluster in

verbinding met “minder harde aanpak” maar toch nog enigszins verwijderd.

Een eerste tactische techniek bestaat uit het verspreiden van ‘stoefberichtjes’. De verschillende

groepen respondenten zijn het hierover niet eens. De politie is een volledige voorstander van het

in de verf zetten van verwezenlijkingen. Parketmagistraten zijn gematigd positief over deze

techniek. Dit komt waarschijnlijk doordat zij onder druk staan van de onderzoeksrechters die

deze praktijk veroordelen. Ook advocaten vinden dat het parket of de politie wel eens kunnen

overdrijven. Hierbij is het wel belangrijk op te merken dat advocaten sowieso minder

mogelijkheden hebben om hun successen te belichten door hun unieke structuur. Bij de politie

worden persberichten uitgestuurd onder de naam van het korps, het is niet zo dat iedere

individuele agent zomaar persberichten de wereld in kan sturen. Binnen de advocatuur

ontbreekt een dergelijke hiërarchie.

Page 62: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

62

De andere tactische technieken zoals timing bepalen, rookgordijnen opzetten, laster en

‘buttering-up’ werden slechts toegepast door één respondent die behoorde tot de advocatuur.

Sowieso zijn dit technieken die, met uitzondering van ‘buttering-up’, in het Belgisch systeem

enkel kunnen toegepast worden door advocaten. Door de verplichte samenwerking met een

onderzoeksrechter in een gerechtelijk onderzoek, zijn dergelijke zaken uitgesloten.

Respondenten van de politie of het parket betreuren dit, omdat zo’n technieken het eigen werk

kunnen vergemakkelijken. Een respondent vermeldde dit expliciet bij de techniek “timing

bepalen”. Het werd in de gesprekken niet duidelijk in hoeverre respondenten die niet tot de

advocatuur behoorden, de techniek ‘buttering-up’ toepasten. Langdurig etnografisch onderzoek

zou hier een licht kunnen op werpen. Vermoedelijk wordt deze techniek vooral, misschien zelfs

uitsluitend, door advocaten toegepast.

7.3.5 OBJECTIVITEIT

Zoals eerder gezegd kunnen deze laatst besproken technieken een negatieve impact hebben op

de objectiviteit die de strafrechtsketen graag claimt. Objectiviteit was een term die regelmatig

terugkwam doorheen de verschillende gesprekken en dan vooral met betrekking tot de status

van het parket. Parketmagistraten zelf claimen dat zij objectief zijn, maar daaraan wordt door

sommige respondenten getwijfeld.

“Ale het is het parket die de woordvoering doet, ik vind dat op zich ook niet correct. Ik vind ook niet

dat ik dat moet doen, versta me niet verkeerd, ik vind dat dat erbuiten zou moeten, dat moet een

onafhankelijke woordvoerder zijn. Het parket is ook betrokken partij.” (respondent OZR2)

Deze kritiek werd voorgelegd aan een parketmagistraat. Deze verklaarde het volgende:

“Maar hetgeen ik wel belangrijk vind is dat degene die communiceert van het parket, dus de

woordvoerder van bij ons, niet degene is die uhm titularis is van het dossier, als je begrijpt wat ik

bedoel. Want dan vind ik inderdaad dat dat niet kan. Ge kunt niet én een onderzoek voeren én de

perscommunicatie doen tegelijkertijd.”(respondent PAR3)

Tussentijdse conclusies en bedenkingen:

Objectiviteit is een centrale waarde binnen de strafrechtsketen. Met uitzondering van de

advocatuur haalde iedere groep respondenten aan dat zij communiceren met de pers belangrijk

vonden omdat de objectiviteit op die manier gegarandeerd kan worden. Wanneer er echter met

een meer kritische blik wordt gekeken naar de communicatie, kan worden vastgesteld dat deze

objectiviteit niet altijd aanwezig is. Uiteindelijk vertegenwoordigen woordvoerders hun

organisatie en wordt van hen verwacht dat zij ook de belangen en werkingsmechanismen te

onderschrijven van deze organisatie.

Page 63: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

63

7.3.6 PROFESSIONALITEIT EN REGELGEVING

Objectiviteit werd in de gesprekken in één adem genoemd met professionaliteit en met het

wederzijds respect dat de pers en de strafrechtsketen voor elkaar moeten opbrengen. Hieraan

werd ook de in vivo-code “ieder moet zijn job doen” gelinkt. In elf van de twaalf gesprekken werd

minstens één item onder de code professioneel gelabeld en in totaal zijn er 39 referenties naar

deze code. Het gaat hierbij om zowel professionaliteit in de perscommunicatie vanuit de

strafrechtsketen als om journalisten die zich al dan niet professioneel gedragen.

De professionaliteit van de perscommunicatie in de strafrechtsketen werd wisselend geschat. De

respondenten binnen de politie en de advocatuur vonden over het algemeen dat ze

professioneel te werk gingen. Parketmagistraten en onderzoeksrechters waren relatief tevreden

maar benadrukten dat er meer moest worden nagedacht en overlegd om de kwaliteit op te

drijven. Ook de wisselwerking tussen parketmagistraten en onderzoeksrechters verliep niet

altijd even vlot.

“Wij zijn dat gewoon hé om de pers te woord te staan en om veel zaken aan de pers te zeggen, maar

de onderzoeksrechter is zodanig ‘narrowminded’ wat dat betreft ale toch hier in XXX dat dat niet

altijd evident is want soms krijgen wij uhm reacties van ja geen commentaar, geen commentaar,

niets niets niets niets. Maar op een bepaald ogenblik moet je toch beseffen als als als als openbaar

ministerie als ja –hoe moet ik het zeggen- als ambtenaar van de staat eigenlijk dat je niet anders

kunt dan communiceren omdat die zaak zodanig aandacht krijgt in de pers dat dat soms beter is

van een aantal informatieonderdelen uhm te gaan meedelen, ja hoe moet ik het zeggen, het is een

beetje moeilijk om uit te leggen eigenlijk. Da gaat, da gaat niet zo evident, nee, die wisselwerking.”

(respondent PAR3)

“Soms gaat dat heel goed en soms ziet ge dat het parket dan toch weer iets vrijgeeft van dat gij iets

anders hebt gezegd. Dus eigenlijk doorgaans zet ik alles op mail. Dat ik kan zeggen: voila dat heb

ik, daar heb ik mijn akkoord over gegeven, dus dat kunt ge brengen. Blijkt dat het de dag nadien

niet zo gebracht is. Ja dan is er iemand die.. die zich niet aan de afspraken heeft gehouden.”

(respondent OZR2)

Uit bovenstaande citaten blijkt dat de wisselwerking die door de wet Franchimont wordt

opgelegd niet de volle steun krijgt. Een deel van de respondenten vindt de wetgeving logisch

maar niet gemakkelijk, slechts één respondent is een echte voorstander van de wet.

Page 64: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

64

“Het mag zeker niet de bedoeling zijn dat er door een of andere foute communicatie een verdachte

vrijuit gaat of een nietigheid van een proces teweeggebracht wordt dus ik vind dat heel goed uhm

dat beschermt ons ook een beetje tegen onszelf want ja jij bent ter plaatse je gaat op in de emoties

van het moment. En ik zeg, je beschikt niet altijd over de juiste informatie. Dus het is goed dat je

dan iemand hebt achteraf vanuit het parket die de zaken op basis van objectieve elementen die ze

hebben op een rustige manier kunnen naar buiten brengen.” (respondent POL1)

Andere respondenten zijn minder enthousiast. Zo klaagt één respondent van de politie over het

type berichtgeving waarover zij mogen communiceren. Hij verklaart dat ze professioneel genoeg

te werk gaan om extra communicatiemogelijkheden te krijgen. Een onderzoeksrechter pleit

daarnaast voor een onafhankelijke instantie die de woordvoering op zich moet nemen. Hoewel

niet iedereen het eens is met de regelgeving wordt deze –naar eigen zeggen- toch nageleefd.

Dit is niet altijd het geval als we kijken naar de regelgeving van de advocaten, en meer specifiek

als we kijken naar het tuchtreglement en het beroepsgeheim. Bepaalde regels in het

tuchtreglement worden overbodig of niet haalbaar beschouwd. Dit was bijvoorbeeld het geval

voor de regel die advocaten verbiedt een interview te geven in toga of in een gerechtsgebouw.

De achterliggende symboliek van deze regel –die werd toegelicht tijdens de gesprekken- was dat

advocaten de tijd zouden nemen om op adem te komen na een intens pleidooi. Sommige

advocaten vonden dit te betuttelend, anderen vonden het goed dat een dergelijke regel werd

opgenomen. Over het algemeen werd de boodschap die het reglement uitdraagt positief

beoordeeld en dan vooral de regels met betrekking tot de kernwaarden van het ambt

(bijvoorbeeld het handelen in het belang van de cliënt en respect voor confraters). Toch werden

niet alle regels nageleefd omwille van de haalbaarheid, de straffeloosheid of het gedrag van

andere advocaten.

Verder is er ook nog het beroepsgeheim dat niet door iedere advocaat even hard gerespecteerd

wordt. Maar hier valt op dat wanneer het beroepsgeheim wordt geschonden dit gebeurt in

functie van de zaak en dus in functie van het belang van de cliënt. Deze schending werd zeer

tactisch ingezet en daarom past deze ook binnen het raamwerk dat Chibnall heeft geschetst. Dit

werd geïllustreerd in het citaat dat vermeld werd bij de techniek ‘rookgordijn’.

Ook bij de politie komen perslekken voor, maar hiervoor is in de gesprekken telkens verwezen

naar anderen. Het is dus niet mogelijk om waarheidsgetrouwe uitspraken te doen over de

motieven van perslekken door de politie. Bij het parket en de onderzoeksrechters lijkt het erop

dat er meer belang wordt gehecht aan het beroepsgeheim. Toch betekent dit niet dat er geen

magistraten zich daaraan bezondigen. Maar ook hier werd tijdens de gesprekken verwezen naar

derden waardoor het niet mogelijk is om de motieven in beeld te brengen.

Page 65: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

65

Tussentijdse conclusies en bedenkingen:

De term professionaliteit bestaat uit drie aspecten. In de eerste plaats is een professionele relatie

tussen journalisten en de strafrechtsketen gestoeld op wederzijds respect. Een tweede aspect

dat werd aangehaald, behelst het naleven van de betrokken regels. Tot slot werd ook de

kwaliteit van de media vermeld bij het spreken over professionaliteit. Deze laatste dimensie van

professionaliteit wordt verder toegelicht bij de bespreking van de commerciële invloed op de

pers.

Wederzijds respect werd door verschillende respondenten beschouwd als een noodzakelijke

voorwaarde voor een degelijke perscommunicatie. Hierbij hebben sommigen gepraat over het

gebrek aan begrip vanuit het oogpunt van journalisten. Toch keken de meeste respondenten ook

in eigen boezem en gaven ze toe dat ze –zeker in het begin van hun carrière- soms te weinig

rekening hadden gehouden met de werkingsprincipes van de pers.

Ten tweede kwamen ook de betrokken regels aan bod, waarbij zowel aandacht werd besteed

aan deontologische principes als aan wettelijk bepaalde regels, zoals de wet Franchimont en het

beroepsgeheim.

Hierbij viel op dat de meerderheid van de respondenten zich naar eigen zeggen gedroegen

conform de wet Franchimont, hoewel ze deze wetgeving niet ideaal vond. Het is onduidelijk in

hoeverre sociaal wenselijkheid een rol heeft gespeeld bij het beantwoorden van deze vragen,

maar het lijkt eveneens onzinnig om iedere melding van wetsconform gedrag te classificeren als

ongeldig.

Dit geldt eveneens voor het beroepsgeheim waar de meeste respondenten zich naar eigen

zeggen aan hielden. De respondent uit de advocatuur die grif toegaf het beroepsgeheim te

overtreden, maakte duidelijk dat hij dit deed om het belang van de zaak en van zijn cliënt te

dienen. Een kritische vraag komt hierbij aan de oppervlakte: Hoe onprofessioneel is het om de

regels te overtreden als deze overtreding ervoor zorgt dat je je werk beter kan uitvoeren? Let

wel, deze vraag heeft enkel betrekking op de term ‘professioneel’, wat niet verward mag worden

met ‘moreel correct’.

Een laatste groep regels behoort tot het tuchtreglement van de advocatuur. De meningen van de

verschillende respondenten uit de advocatuur verschilden hierbij sterk, maar iedereen was het

erover eens dat vooral de symboliek belangrijk was. De achterliggende symboliek werd door

iedere advocaat onderschreven, maar de regels werden in praktijk vaak niet toegepast. Dit

kwam enerzijds door de haalbaarheid en anderzijds doordat anderen ongestraft bleven.

Page 66: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

66

7.3.7 KWALITEITSVOLLE MEDIA: COMMERCIALISERING EN DE WAARHEID

Een derde aspect dat onder het label ‘professioneel’ viel, ging over de kwaliteit van de

journalisten.

“Anderzijds… hoop ik altijd en da’s heel belangrijk op een pers die de kwaliteit hoog in het vaandel

draagt en die zich niet alleen richt in functie van het zo hoog mogelijk aantal kijkers of lezers te

hebben. Want we zien dat geen enkel krant of zender ontsnapt aan de sensatie, hoezeer men zich

ook kwaliteitszender of kwaliteitskrant noemt.” (respondent ADV3)

De kwaliteit van journalisten staat volgens de verschillende respondenten onder druk door het

commerciële aspect die de pers stuurt. De concurrentie en het commerciële heeft volgens de

respondenten niet alleen een rechtstreekse invloed op de kwaliteit, maar ook onrechtstreeks

doordat de deontologie van de journalist niet altijd even goed nageleefd wordt. Een respondent

merkt ook op dat de commerciële drijfveer journalisten kwetsbaarder maakt voor manipulatie.

“Maar nu zijn er heel weinig mensen waarvan ik weet: Kijk, ik kan hen groot nieuws vertellen en

zeggen van: maar ge moet zwijgen. Gewoon door de enorme druk waaronder die staan. Maar langs

de andere kant vind ik ook, maar ik weet niet of dat ze dat eigenlijk, maar misschien vinden ze dat

niet belangrijk dat dat.. Maar dat maakt hen ook kwetsbaar. En dat maakt dat je hen ook heel

gemakkelijk kan manipuleren. Van als ge een beetje nieuws hebt zijn ze er mee weg en BOEM groot

in de krant. Dat ge denkt van ale denkt nu eens na, zo belangrijk was dat nu ook niet hé.”

(respondent POL2)

Betekent die commerciële drijfveer een grotere bedreiging voor de persvrijheid dan de invloed

van de strafrechtsketen op zich? Dat moet verder onderzoek uitwijzen. Het is en blijft een feit

dat de pers een belangrijke rol heeft in een democratische samenleving en dat de pers vrij dient

te zijn om die rol naar behoren uit te oefenen.

Nu de verschillende aspecten van professionaliteit onder de loep genomen zijn, rest ons nog een

term die tegengesteld wordt aan professionaliteit, namelijk misleiding. Een link die met het

professionele van de perscommunicatie gelegd werd, is het spreken van de waarheid. Iedere

respondent vond het ontoelaatbaar om te liegen tegen de pers. Zaken verzwijgen was geen

probleem, maar flagrant liegen was onaanvaardbaar, voor iedere respondent. Misleiding werd

omschreven als een “boomerang”, iets wat sowieso zou uitkomen en de geloofwaardigheid van

de betrokken instantie teniet zou doen.

Page 67: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

67

Tussentijdse conclusies en bedenkingen:

De pers is volgens de principes van de vrije markt georganiseerd en dit heeft ook gevolgen voor

haar werking. Op het eerste zicht zou men kunnen stellen dat als de volledige media gesponsord

zou worden door de staat, dit de persvrijheid negatief zou beïnvloeden. Want wiens brood men

eet, diens woord men spreekt? Er zijn argumenten te vinden voor deze stelling, maar men mag

niet vergeten dat ook de vrije markt een bedreiging kan vormen voor de persvrijheid. Een

respondent haalde aan dat een commerciële invloed journalisten kwetsbaarder maakt voor

manipulatie door bronnen. Verder onderzoek is aangewezen om deze hypothese uit te spitten.

Een tweede element dat in dit onderdeel werd besproken, gaat over de techniek misleiding.

Geen enkele woordvoerder vond liegen een goed idee. Opvallend hierbij is dat er werd verwezen

naar de eigen geloofwaardigheid en naar professionaliteit, en niet naar het belang van juiste

informatie of persvrijheid.

7.3.8 ALGEMENE CONCLUSIES EN BEDENKINGEN

In het bovenstaande overzicht ziet u de theorie van Chibnall. Voor de resultaten gedetailleerd

aan bod kwamen in deze masterproef, werd al duidelijk dat deze theorie te statisch was om de

empirische realiteit eer aan te doen. Verschillende technieken kunnen om verschillende redenen

worden ingezet en de interactie tussen verschillende technieken werd niet gevat door Chibnall’s

theorie. Toch moet deze theorie niet zonder meer naar de prullenbak verwezen worden. In de

volgende alinea’s bespreken we in het algemeen de gelijkenissen en verschillen tussen Chibnall’s

theorie en het onderzoek dat voor deze masterproef werd opgezet.

Doel 1:

reputatiebescherming via

Doel 2: vergemakkelijken

eigen werk via

Doel 3: promoten

achterliggende ideologie via

Freezing-out Geheimhouding Persconferenties

Buttering-up Onderdrukking redacteuren Timing uitspraken

Repressie Embargo Klacht

Rookgordijn

Laster

Misleiding

Page 68: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

68

In dit hoofdstuk werd duidelijk dat de drie doelstellingen van Chibnall min of meer gelijk zijn

met hetgeen in het eigen empirisch onderzoek werd gevonden. De eerste doelstelling wordt

exact teruggevonden en het tweede doel “vergemakkelijken eigen werk” is gelijkaardig met “het

belang van het onderzoek” in dit empirisch onderzoek. Alleen de laatste doelstelling heeft

duidelijk een andere nuance. Bij Chibnall gaat het enkel over de organisatie en wordt er geen

aandacht besteed aan de rechtsgronden die de organisatie vertekent. In het eigen onderzoek is

dit daarentegen wel het geval.

De eerste techniek die wordt besproken is ‘freezing-out’, wat inhoudt dat informatie wordt

geweigerd aan bepaalde journalisten. Uit dit onderzoek blijkt dat deze techniek ook vandaag

wordt toegepast, maar enkel onder bepaalde voorwaarden. Respondenten passen deze techniek

enkel toe wanneer het nodig is en gaan ook nooit alle informatie weigeren aan een journalist.

Deze voorwaarden moeten strikt worden toegepast, want de creativiteit en solidariteit onder

journalisten kan groot zijn en dan werkt deze techniek contraproductief. Deze nuance kwam ook

aan bod bij Steve Chibnall.

De tweede techniek is ‘buttering-up’ en dit houdt in dat je duidelijk maakt aan de journalist dat

je de slechtste niet bent. Omwille van de vaagheid van de term is het moeilijk om te zeggen in

welke mate deze techniek wordt toegepast. Het gebeurt dat bijvoorbeeld advocaten na hun

pleidooi op café blijven plakken samen met enkele journalisten maar het is niet duidelijk of dit

onder de term ‘buttering-up’ valt. Langdurig etnografisch onderzoek is aangeraden om meer

zicht te krijgen op de aard van de informele gesprekken tussen de strafrechtsketen en

journalisten.

Repressie is de volgende techniek die in dit overzicht aan bod komt. Het staat vast dat in de

huidige Vlaamse context minder gebruik gemaakt wordt van deze techniek in vergelijking met

de context waarin Steve Chibnall’s theorie tot stand kwam. Toch betekent dit niet dat

journalisten in onze samenleving geen enkele vorm van repressie ondervinden. De wet op het

bronnengeheim heeft repressie zo goed als onmogelijk gemaakt, maar de interpretatie van de

uitzonderingen die omschreven zijn in deze wet is variabel bij de respondenten. Hoewel slechts

één respondent een opvallend ruimere interpretatie aan deze uitzondering gaf, is het

onrustwekkend dat er geen consensus is over een wet die een basiselement van de democratie

beschermt.

Ten vierde hebben we geheimhouding als techniek. Deze techniek werd vaak toegepast om het

belang van het onderzoek te vrijwaren en de privacy en het vermoeden van onschuld te

bewaken. Vooral onderzoeksrechters waren een grote voorstander van deze techniek.

Page 69: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

69

Vervolgens komt de druk op redacteuren als techniek naar voor. In dit onderzoek werd duidelijk

dat deze techniek ook nog steeds wordt toegepast. Respondenten verklaarden dat zij ook

onderscheid maakten tussen welke druk ze op welk moment toepasten. De druk varieerde van

een informele babbel tot een officiële e-mail naar de redacties.

De techniek embargo sluit nauw aan bij de vorige techniek die besproken werd. Embargo’s

werden regelmatig toegepast, bijvoorbeeld in het geval wanneer nabestaanden nog niet op de

hoogte waren dat een familielid verongelukt was. De meeste respondenten haalden aan dat dit

werd gerespecteerd en dat dit onder meer te danken was aan de vertrouwensband tussen

journalisten en woordvoerders.

De volgende techniek, rookgordijnen opzetten, kwam slechts bij één respondent uit de

advocatuur ter sprake. Toch is het mogelijk dat andere respondenten ook deze techniek

toepassen maar dit door bijvoorbeeld geheugeneffecten niet aan bod kwam tijdens het

interview.

Laster is de zevende techniek en ook deze techniek kwam in mindere mate ter sprake. Geen

enkele respondent verklaarde dat hij of zij deze techniek toepaste, maar er werden wel

voorbeelden aangehaald van derden. In de voorbeelden ging het vaak over advocaten die een

verdachte verdedigden en de onaangename kanten van het slachtoffer in de pers brachten. Net

als bij de vorige techniek, is het mogelijk dat geheugeneffecten of het beperkte discursief

bewustzijn hierbij een invloed hebben gehad op het gesprek.

Ten achtste is er misleiding, waarover er een brede consensus was over de verschillende soorten

respondenten heen. Geen enkele respondent vond dat liegen tegenover journalisten

aanvaardbaar was. Hier is waarschijnlijk niet echt sprake van sociaal wenselijkheid, aangezien

liegen niet –alleen- om morele redenen onaanvaardbaar werd genoemd, maar ook – en

misschien, vooral? – omwille van de eigen geloofwaardigheid. Er werd met andere woorden

meer verwezen naar het imago van de eigen organisatie dan naar persvrijheid of moraliteit.

Een volgende techniek is het organiseren van persconferenties. In tegenstelling tot misleiding

wordt deze techniek in de hedendaagse Vlaamse context wel vaak toegepast. Hier waren

meerdere redenen voor. Enerzijds was er sprake van een vermindering van de werklast. Iedere

respondent heeft naast het te woord staan van de pers ook andere taken. Bij mediagevoelige

zaken kunnen deze taken dan ook vaak niet naar behoren worden uitgevoerd. Om de druk van

de ketel te halen wordt dan een algemene persconferentie gepland. Anderzijds werd ook

aangehaald dat een persconferentie de objectiviteit van de media positief beïnvloedde omdat

iedere journalist dezelfde informatie kreeg.

Page 70: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

70

Een voorlaatste techniek gaat over het strategisch managen van de timing waarop men

uitspraken doet. Ook deze techniek werd door (minstens) één respondent uit de advocatuur

toegepast. Net zoals bij de technieken laster en het opzetten van rookgordijnen kan het beperkte

discursief bewustzijn en geheugeneffecten verklaren waarom slechts één respondent dit stelt.

Advocaten zijn namelijk niet de enige actoren van de strafrechtsketen die er baat bij hebben dat

de timing van uitspraken strategisch wordt bijgehouden.

Tot slot is er de techniek die als klacht wordt omschreven. Geen enkele respondent verklaarde

expliciet dat ze deze techniek toepasten. Sowieso is deze laatste techniek geen element van een

dagdagelijkse perscommunicatie, maar het lijkt verwonderlijk dat deze techniek nooit wordt

toegepast door actoren van de strafrechtsketen. Deze techniek werd bijvoorbeeld wel toegepast

door de federale procureur wiens uitspraken over het tekort aan capaciteit op 8 januari 2011 in

De Tijd te lezen viel (Bove, 2011). Dit is een mooi voorbeeld van wat door Chibnall omschreven

wordt als klacht.

Naast deze technieken kwam in dit onderzoek ook de techniek ‘stoefberichtjes’ naar boven. Deze

hield in dat de successen extra in de verf werden gezet. Respondenten van de politie en het

parket passen deze toe, terwijl onderzoeksrechters en advocaten dit niet doen. Meer in het

algemeen werd in dit onderzoek ook duidelijk dat termen zoals objectiviteit en vertrouwen een

belangrijke rol spelen in de dagdagelijkse praktijk van perscommunicatie. ‘Off-the-record’

informatie meegeven aan journalisten is ook een element van deze praktijk, hoewel

onderzoeksrechters hier een grote tegenstander van zijn. Tot slot halen meerdere respondenten

aan dat wederzijds respect en het naleven van regels zoals het beroepsgeheim belangrijk is voor

het professionele karakter van de perscommunicatie, hoewel niet alle regels worden

gerespecteerd.

Page 71: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

71

8. DISCUSSIE

8.1 PLAN VAN AANPAK

Ondertussen is er al veel gezegd over deze masterproef en het empirisch onderzoek dat

daarvoor gevoerd werd. Maar wat betekent dit onderzoek als we het tegenover andere

toonaangevende werken houden? Wat zijn de beperkingen van dit onderzoek? Op welk gebied is

er nog aanvullend onderzoek nodig? Dit hoofdstuk heeft als doel om deze vragen te

beantwoorden. Eerst zullen de onderzoeksresultaten vergeleken worden met andere

toonaangevende werken, in de eerste plaats met de centrale theorie van Steve Chibnall. Daarna

volgt er een kritische reflectie over de beperkingen van het gevoerde empirisch onderzoek. Tot

slot worden er aanbevelingen gemaakt voor verder onderzoek.

8.2 EEN NIEUWE STAP IN DE ONDERZOEKSTRADITIE

In hoofdstuk vier hebben we, zij het bondig, een kader geschetst van de onderzoekstraditie. Daar

hebben we ontdekt dat het merendeel van de onderzoeken zich richt op de beeldvorming en de

effecten van beeldvorming en dat relatief gezien weinig onderzoekers zich richten op hoe de

beeldvorming tot stand komt. Degenen die dit doen passen verschillende modellen toe, zoals de

hegemonie-subversie model, het massamanipulatiemodel en het commerciële laissez-faire

model.

Zoals uit dit onderzoek blijkt, is de realiteit niet te herleiden tot één model. We vertrokken met

dit onderzoek vanuit een genuanceerde hegemonievisie, maar het bleek dat er nog meer

nuances nodig waren. Het klopt dat de strafrechtsketen een invloed heeft op de media maar die

is beperkt, onder meer door de persvrijheid. Verder is er ook sprake van een commerciële

drijfveer die enerzijds de invloed van de strafrechtsketen beperkt. Als er ergens anders nieuws

is dat beter verkoopt, hebben ze geen aandacht meer voor hetgeen een woordvoerder graag in

de media wil brengen. Het is ook zo dat de vertrouwensband tussen journalisten en de

strafrechtsketen onder druk kan komen te staan door kijk- en leescijfers. Anderzijds merkte een

respondent op dat het commerciële aspect waar de pers onderhevig aan is er ook voor zorgt dat

journalisten kwetsbaarder zijn voor manipulatie. Het loont de moeite om via onderzoek uit te

spitten wat de wisselwerking tussen deze diverse modellen inhoudt.

Page 72: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

72

Wanneer onderzoek wordt gevoerd naar de relatie tussen politie en media, komt de politie

traditioneel als dominante actor naar boven. In december 2012 werd een onderzoek

gepubliceerd van Huey en Broll over de relatie tussen politie en media waarin deze traditionele

visie wordt tegengesproken. De politieambtenaren hadden naar eigen zeggen geen invloed op de

media en vonden dit zeer jammer. In het eigen empirisch onderzoek vinden we dit niet terug. Dit

verschil is waarschijnlijk te wijten aan de steekproef die werd genomen. Huey en Broll voerden

kwalitatieve interviews uit bij verschillende politieambtenaren maar niet bij de MRO. De MRO is

een groep personeelsleden die de perswoordvoering op zich neemt in Canada. De respondenten

verklaarden dat de MRO goed werk leverden omdat zij meer controle hebben over de media, het

imago van de politie beter uitdragen en weten wie van de journalisten te vertrouwen is en wie

niet. Ook iemand die vroeger bij de MRO werkte verklaarde dat wanneer een journalist haar te

vaak fout citeerde, ze geen ‘off-the-record’ informatie meer meegaf. Dit is duidelijk een

toepassing van de ‘freezing-out’ techniek die bij Steve Chibnall beschreven wordt.

Zoals duidelijk werd in hoofdstuk zes, wordt het merendeel van de technieken die Chibnall

beschreef nog steeds toegepast. Een techniek zoals repressie heeft weliswaar een andere inhoud

gekregen, onder andere door de wet op het bronnengeheim. Ook een techniek zoals

rookgordijnen spannen kwam slechts in één gesprek ter sprake. Over misleiding werd wel

gesproken maar deze techniek werd resoluut afgekeurd door de respondenten. Enkel de

techniek ‘klacht’ kwam niet ter sprake.

Deze bevindingen liggen in dezelfde lijn als recent onderzoek dat gevoerd werd door Rob

Mawby. Hij vertrekt eveneens vanuit de theorie van Chibnall en komt tot de conclusie dat

“Although the police-media relationship is asymmetric in favour of the police, the practical

dynamics of newsgathering ensure that police-media relations remain in a healthy tension.” Vanuit

het eigen onderzoek worden er geen uitspraken gedaan over de al of niet gezonde relatie tussen

de politie en de media omdat dit normatieve uitspraken betreft. Toch wordt dit topic niet

volledig opzij geschoven omdat het een verkenning van de morele argumenten waard is.

Op donderdag 19 april 2012 werd in de provincie West-Vlaanderen een rondetafelgesprek

georganiseerd over “slachtoffers en/in de media”. De deelnemers van dit gesprek bestonden uit

vertegenwoordigers van de politie, het parket, de pers en de hulpverlening. Op die dag werd ook

het PPP-overleg geprezen. Dit PPP-overleg bestaat uit een regelmatige bijeenkomst binnen het

arrondissement Kortrijk waar politie, parket en de pers moeilijkheden op tafel leggen. CAW De

Papaver besluit in zijn nieuwsbrief: “De open communicatie en het maken van afspraken, zorgt

voor respect en een betere samenwerking. Dit kan op zijn beurt alleen maar leiden tot een betere

relatie tussen slachtoffers, slachtofferzorg en de pers.”(Nieuwsbrief CAW De Papaver 2012/04)

Page 73: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

73

Moeten de pers, de politie en het parket dan maar de beste vrienden worden? Pro-argumenten

zullen vooral wijzen op het vertrouwen dat een noodzakelijke basis vormt voor de relatie tussen

de media en de strafrechtsketen. Verder zullen voorstanders ook aanhalen dat het belangrijk is

om de waarden en werkingsmechanismen van elkaars organisatie te respecteren omdat beide

partijen daarvan de vruchten zullen plukken. Tegenstanders zullen een overleg zoals de PPP

afwijzen omdat deze de mogelijkheid tot nieuwsmanagement, en dus de invloed van parket en

politie, versterkt. Zij zullen nieuwsmanagement steevast classificeren als een bedreiging voor de

persvrijheid.

Mawby merkte tijdens zijn onderzoek dat sommige journalisten niet wilden ‘gemanaged’

worden en dat zij zo veel mogelijk de persdienst van de politie wilden vermijden. Andere

respondenten daarentegen verklaarden dat ze soms zaken niet publiceerden om de relatie met

de betrokken politiedienst te vrijwaren. De kans is reëel dat diezelfde verdeeldheid ook in de

Belgische samenleving bestaat. Zo vonden we onder andere een advocaat die vertelde dat hij een

journalist had kunnen overtuigen tot zelf-censuur. Mawby vond in zijn onderzoek nog andere

gelijkenissen met de eigen onderzoeksbevindingen. Een eerste voorbeeld is de

professionalisering binnen de perscommunicatie. Niet alleen is er in België een groeiende

professionalisering geweest, er wordt ook vandaag de dag geijverd naar meer

professionalisering. Dit blijkt niet alleen uit de gesprekken maar bijvoorbeeld ook uit het

pleidooi dat parketwoordvoerders in de Juristenkrant hielden (Put, 2011). Ten tweede komt uit

het onderzoek van Mawby ook naar voor dat men meer wantrouwen voelt voor journalisten op

nationaal niveau dan voor journalisten op regionaal niveau. Dit kwam in het eigen onderzoek bij

één respondent van de politie aan bod. Tot slot verklaarden de respondenten van Mawby ook

dat de politie voorgekauwde nieuwsberichten stuurde. Dit is vergelijkbaar met wat in het eigen

onderzoek “stoefberichtjes” werd genoemd.

Page 74: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

74

8.3 BEPERKINGEN EN AANBEVELINGEN

Het heeft veel tijd en inspanning gekost om dit empirisch onderzoek tot stand te laten komen.

Maar ondanks de moeite en het harde werk, vertoont dit werk een aantal gebreken en biedt het

mogelijkheden voor verder onderzoek.

In de eerste plaats was de onderzoekspopulatie beperkt. De twaalf respondenten bestonden uit

magistraten bij het lokale parket, politiewoordvoerders bij het lokale en het federale niveau,

advocaten en onderzoeksrechters. Het is een gebrek dat het federale parket niet betrokken kon

worden bij dit onderzoek. Daarnaast zijn er nog andere actoren die een rol spelen in het

vooronderzoek zoals de slachtoffers, daders, nabestaanden,… Zij kregen geen stem in dit

onderzoek omwille van de haalbaarheid van het onderzoek. Daarnaast zijn ook

politieambtenaren en parketmagistraten die niet verantwoordelijk zijn voor perscommunicatie

niet in de steekproef opgenomen, terwijl zij feitelijk wel de mogelijkheid hebben om de pers te

beïnvloeden via lekken. Ook hier speelt de factor haalbaarheid een rol.

Ook de huidige steekproef is voor kritiek vatbaar. Er is slechts sprake van drie advocaten, drie

onderzoeksrechters, drie politiewoordvoerders en drie parketwoordvoerders. Aan deze kritiek

werd tegemoet gekomen door de respondenten via verschillende kanalen te selecteren om een

maximale variatie te krijgen.

Het empirisch onderzoek zelf is gevoerd door een onervaren onderzoekster. Ook dit kan een

impact hebben op de resultaten, bijvoorbeeld wanneer de respondenten niet het gevoel hebben

vrijuit te kunnen spreken. We zien hierbij een evolutie waarbij de kwaliteit van de latere

gesprekken hoger is dan dat van het eerste. Door voldoende literatuur te lezen, zelf te

transcriberen en daarbij ook kritisch te staan tegenover de prestaties van de onderzoeker is

deze evolutie mogelijk geweest. Slechts bij twee gesprekken had de onderzoekster het gevoel dat

de respondent soms sociaal wenselijke antwoorden gaf. Sowieso werd er ook een

onderzoeksdagboek bijgehouden om de context waarin het gesprek plaatsvond vast te leggen

Page 75: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

75

Deze zaken werd in het achterhoofd gehouden bij de analyse. Ook deze fase van het onderzoek is

cruciaal en onervaren onderzoekers kunnen ook hier fouten maken. Om deze te voorkomen is

besloten om het handboek van kwalitatieve methoden en technieken van Decorte en Zaitch

terug boven te halen. Er vond een kritische reflectie plaats bij de verschillende fouten die een

onderzoeker kan maken. Tijdens de analyse werd variatie ontdekt tussen de verschillende

gesprekken, waardoor er vermoedelijk geen sprake kan zijn van de zogenaamde “holistische

fout”. Daarnaast was het tegelijkertijd ook mogelijk om binnen deze variatie zekere gelijkenissen

te zien die het analyseschema als resultaat hadden. Er kan ook geen sprake zijn van de

elitevertekening aangezien iedere respondent tot de zogenaamde elite behoorde. Een vierde fout

die beschreven wordt is dat de eigen gevoelens en kenmerken toegeschreven worden aan de

respondenten. Het is mogelijk dat sommige respondenten zenuwachtiger werden ingeschat naar

gelang de eigen stress of dat de onderzoeker een bepaalde manier van spreken van de

respondenten anders interpreteerde. Deze fout kan niet enkel voorkomen bij empirisch

onderzoek, maar in elke sociale context waar meningen worden uitgewisseld. Het lijkt erop dat

deze onvermijdelijk is en dat het een kwestie is van de data zoveel mogelijk van deze

vertekening te vrijwaren. De onderzoeker heeft in dit empirisch onderzoek geprobeerd om

kritisch te staan tegenover de eigen prestaties tijdens het transcriberen en deze opmerkingen

ook bij te houden voor de toekomst. Daarnaast werd ook voldoende feedback gevraagd, zowel

van de promotor als van een medestudente, om de data zo zuiver mogelijk te houden. Een laatste

fout sluit aan bij de vorige en wijst op de impact van de stemming van de onderzoeker. Ook in dit

geval werd voldoende feedback gevraagd om de invloed van de eigen stemming op de analyse

tot een minimum te beperken (De Corte, 2010).

Een ander gebrek van deze masterproef en van het empirisch onderzoek is dat de relatie werd

besproken tussen de media en de strafrechtsketen zonder de media een stem te geven in het

onderzoek. Omwille van de haalbaarheid van het onderzoek was het niet mogelijk om beide

partijen te integreren. Er is gekozen om de strafrechtsketen te betrekken in het onderzoek als

aanvulling op de onderzoekstraditie. Toch loont het voor verder onderzoek om beide partijen

aan bod te laten komen. Dit zal ongetwijfeld een vollediger beeld van de werkelijkheid

weergeven.

Tot slot ging deze masterproef uit van één theorie, namelijk die van Steve Chibnall, die vertrekt

vanuit een genuanceerde hegemonievisie. Andere theoretische modellen over de relatie tussen

de media en de strafrechtsketen werden niet opgenomen. Toch lijken de onderzoeksresultaten

te suggereren dat er een synergie kan zijn tussen deze modellen. Meer concreet zou onderzoek

dat op zoek gaat naar de link tussen het commerciële laissez-faire beginsel en de hegemonievisie

interessante resultaten kunnen opleveren.

Page 76: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

76

9. CONCLUSIE

De onderzoeksvragen van waaruit deze masterproef vertrok, waren de volgende: Wat zijn de

huidige regels rond perscommunicatie tijdens het lopend vooronderzoek? Welke waarden

willen deze regels beschermen? Hoe gaan de verschillende actoren uit de strafrechtsketen om

met de huidige regels? Waarom gaan de actoren binnen de strafrechtsketen op hun manier om

met de huidige regels? Vertoont de perscommunicatie gelijkenissen met de theorie van Chibnall?

Eerst werd ingezoomd op de waarden die de media enerzijds en de strafrechtsketen anderzijds

belichamen. Daarbij werd ook aandacht besteed aan de wettelijke sporen van deze waarden. Uit

dit hoofdstuk bleek dat zowel de media als de strafrechtsketen basisrechten nastreven, maar dat

deze niet eenvoudig verzoenbaar zijn. Daarnaast werd duidelijk dat de strafrechtsketen op zich

verschillende belangen nastreeft. Doordat bijvoorbeeld een advocaat en een parketmagistraat

verschillende belangen nastreven, versterkt dit het spanningsveld.

Voor de volgende twee vragen schakelen we meteen over naar hoofdstuk zeven. Daaruit bleek

dat de meeste actoren zich aan de regels hielden. Wanneer advocaten de regels overtraden had

dit enerzijds te maken met onhaalbaarheid, eigen afkeur voor de regels en straffeloosheid.

Anderzijds werden regels geschonden in het belang van de zaak en van de cliënt.

Tot slot hebben we in dit werk veel aandacht besteed aan de theorie van Steve Chibnall. We

kunnen concluderen uit het onderzoek dat een groot aantal technieken nog steeds wordt

toegepast, sommige weliswaar meer dan andere. Alleen de techniek ‘klacht’ kwam niet in de

gesprekken aan de orde terwijl de techniek ‘misleiding’ resoluut werd afgewezen.

Page 77: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

77

10. BIBLIOGRAFIE

X, "Justitie kan nog veel leren over communicatie", De Morgen, 5/3/2013. EHRM 24 februari 1997, De Haes en Gijsels vs België. EHRM 26 april 1979, Sunday Times vs Verenigd Koninkrijk, 30. EHRM 29 augustus 1997, Worm vs Oostenrijk. X, Wet op het politieambt 1992. X, Reglement 4 juni 2003 inzake advocaat en media, 2003. X, Alles kan beter: woordvoerders, https://www.youtube.com/watch?v=AXLCwyDAsDY (consultatie 8/4 2013). X, Spreekwoordenboek, http://www.woorden.org/spreekwoord.php?woord=spreken%20is%20zilver,%20zwijgen%20is%20goud (consultatie 8/4 2013). X, NIEUWSBRIEF CAW DE PAPAVER 2012/04, 2012. ALLAN, S., Online news : journalism and the internet, Milton Keynes, Open University press, 2006. BACHMAN, R. en SCHUTT, R.K., The practice of research in criminology and criminal justice, Los Angeles, SAGE Publications, 2007. BLOMMAERT, J. en DONG, J., Ethnographic fieldwork: a beginner's guide, Bristol, Multilangual Matters, 2010. BOULTON, D. en HAMMERSLEY, M., "Analysis of structured data" in SAPSFORD, R. en JUPP, V. (eds.), Data collection and analysis, SAGE Publications, 2006, (10). BOURDOUX, G.L., DE RAEDT, E., DE MESMAEKER, M., LINERS, A. en BERKMOES, H., "De wet op het politieambt Het handboek van de politiefunctie" in 9, Brussel, Politeia, 2005, 34. BOVE, L., "'We kunnen niet meer alle terreurdreigingen onderzoeken'Federaal procureur Johan Delmulle waarschuwt voor acuut tekort aan Terrorismespeurders ", De Tijd, 8/1/2011. BRUGGEMAN, W. en PONSAERS, P., "Evaluatie 10 jaar politiehervorming", Panopticon 2009, 1-20. CAROLINE, M., "Ethics" in MILLER, R.L. en BREWER, J.D. (eds.), The A-Z of Social Research London, SAGE Publications, 2003.

Page 78: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

78

CHIBNALL, S., Law-and-order news : an analysis of crime reporting in the British press., london, tavistock, 1977, 288 p. CHRISTIANS, C.G., "Ethics & politics in qualitative research" in DENZIN, N.K. en LINCOLN, Y.S. (eds.), The landscape of qualitative research : theories and issues, Thousand Oaks, SAGE Publications, 2003. COHEN, S., Folk devils and moral panics : the creation of the mods and rockers, Londen, MacGibbon and Kee, 1972. CONTI, J.A. en O'NEIL, M., "Studying power: qualitative methods and the global elite ", Qualitative

Research 2007, afl. 1, 63-82. COOKE, L. en STURGES, P., "Police and media relations in an era of freedom of information ", Policing and society: an international journal of research and policy 2009, afl. 4, 406-424. CORDEN, A. en SAINSBURY, R., " Exploring 'Quality': Research Participants' Perspectives on Verbatim Quotations ", International Journal of Social Research Methodology 2006, afl. 2, 97-110. DAEMS, T., De bestraffingssociologie van David W. Garland, Den Haag, Boom juridische uitgevers, 2009, 177 p. DAEMS, T., Why criminologists needs outsiders, onuitg. Belgium Leuven University Press, 2011,p. DECORTE, T., "Kwalitatieve data-analyse in het criminologisch onderzoek" in DECORTE, T. en ZAITCH, D. (eds.), Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie, Leuven - Den Haag, Acco, 2010, (13). DOWNES, D. en ROCK, P., Understanding deviance : a guide to the sociology of crime and rule

breaking, Oxford, Oxford university press, 2003. EECKHAUT, M., "‘Vijf jaar cel voor perslek’", De Standaard, 2012. ENSCHEDÉ, Beginselen van strafrecht, Amsterdam, Kluwer, 2005. ENZENBERGER, H.M., "Constituents of a Theory of the Media", New Left Review 1970, afl. 1. ERICSON, R.V., BARANEK, P.M. en CHAN, J.B.L., Negotiating control: a study of news sources, Milton Keynes, Open university press, 1988. ERICSON, R.V., BARANEK, P.M. en CHAN, J.B.L., Representing order : crime, law and justice in the news

media., Milton Keynes, Open University Press, 1991. EVRM, artikel 6. EVRM, artikel 8.

Page 79: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

79

FERRELL, J., "Cultural criminology", Annual Review of Sociology 1999, 395-418. FISHMAN, M.S., Manufacturing the news, Austin, University of Texas press, 1980, 180 p. FLICK, U., An introduction to qualitative research, London, SAGE Publications, 2003. GLÄSER, J. en LAUDER, G., Experteninterviews und qualitative Inhaltsanalyse, Stuttgart, UTB FÜR WISSENSCHAFT, 2004. GOLDBLATT, H., KARNIELI-MILLER, O. en NEUMANN, M., "Sharing qualitative research findings with participants: Study experiences of methodological and ethical dilemmas ", Patient education and

counseling 2010, afl. 3, 389-395. GOMBEER, T., De bescherming van het journalistieke bronnengeheim, Antwerpen, Maklu, 2012. HAGENS, V., DOBROW, M.J. en CHAFE, R., " Interviewee Transcript Review: assessing the impact on qualitative research ", BMC Medical research methodology 2009, afl. 1, 47. HEAD, E., "The ethics and implications of paying participants in qualitative research", International Journal of Social Research Methodology 2009, afl. 4, 335–344. HEDSTRÖM, P. en SWEDBERG, R., "social mechanisms", Acta sociologica 1996, afl. 3, 281-308. HERZOG, H., "On Home Turf: interview location and its social meaning", Qualitative Sociology 2005, afl. 1, 25-47. HOLLWAY, W. en JEFFERSON, T., Doing qualitative research differently : free association, narrative

and the interview method, London, SAGE Publications, 2000. HOWITT, D. en CRAMER, D., Methoden en technieken in de criminologie, Amsterdam, Pearson Education Benelux, 2005. HUEY, L. en BROLL, R., "‘All it takes is one TV show to ruin it’: a police perspective on police-media relations in the era of expanding prime time crime markets ", Policing and Society: An

International Journal of Research and Policy 2012, afl. 4, 284-396. HUGHES, R. en HUBY, M., " The application of vignettes in social and nursing research ", Journal of

advanced nursing 2002, afl. 4, 382-386. JONG, J.D. en VRIES, M.D., "Towards unlimited transparency? Morals and facts concerning leaking to the press by public officials in the Netherlands ", Public Administration and Development 2007, afl. 3, 215-225. LAERMANS, R., "Bourdieu voor beginners", Heibel 1982, 21-47.

Page 80: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

80

LEISHMAN, F. en MASON, P., Policing and the media : facts, fictions and factions, Cullompton, Willian Publishing, 2003. LINDBLOM, L., "Dissolving the moral dilemma of whistleblowing", Journal of business ethics 2007, afl. 4, 413-426. LOCEY, M.L. en HOWARD, R., " Temporal Dynamics of Cooperation ", Journal of Behavioral Decision

Making 2012, afl. 3, 257-263. LUYTEN, A., Pers, politie en justitie: een haat-liefdeverhouding : de gerechtelijke

informatieverstrekking en de gerechtelijke informatiegaring

Brussel, VUB Press, 1998, 213 p. MARCIA, L., "Gramsci, Passive Revolution, and Media", boundary 2 2008, afl. 3, 99-131. MARSH, I. en MELVILLE, G., Crime justice and the media, 2009, 205 p. MASON, J., "Qualitative interviewing: asking, listening and interpreting" in MAY, T. (ed.), Qualitative research in action, London, SAGE Publications, 2002. MAURICE, A., La construction des peurs par les médias, Université de Neuchâtel, 2003. MAWBY, R.C., "Police corporate communications, crime reporting and the shaping of policing news", Policing & Society 2010, afl. 1, 124-139. NEAL, S. en MCLAUGHLIN, E., "Researching Up? Interviews, Emotionality and Policy-Making Elites ", Journal of social policy 2009, afl. 4. NOAKS, L. en WINCUP, E., Criminological research : understanding qualitative methods, london, SAGE Publications, 2004. PAUWELS, L., Op zoek naar de oorzaken van criminaliteit?, Gent, Academia press, 2012. PERMUTH-WEY, J. en BORENSTEIN, A.R., "Financial Remuneration for Clinical and Behavioral Research Participation: Ethical and Practical Considerations", Annals of Epidemiology 2009, afl. 4, 280-285. PLANKEY-VIDELA, N., "Informed Consent as Process: Problematizing Informed Consent in Organizational Ethnographies ", Qualitative Sociology 2012, afl. 1, 1-21. PUT, G., "Parketwoordvoerders tussen hamer en aambeeld", De juristenkrant, 2011, http://www.kikaa.be/assets/files/S25C-412110511360-1_rotated_merged.pdf. RAB, ",,De Zware Voet'' laat chauffeurs weer vrijuit gaan ", De Standaard Online, 2005, http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF26052005_031.

Page 81: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

81

REICH, Z., Sourcing the news: Key issues in journalism, an innovative study of the Israeli press, Cresskill, N.J., Hampton Press, 2009, 228 p. REINER, R., "Media-made criminality : the representation of crime in the mass media" in MIKE

MAGUIRE, R.M., ROBERT REINER (ed.), The Oxford handbook of criminology Oxford, New York, Oxford University Press Inc., 2007. RIEMAECKER, X.D., LONDERS, G., BARET, J., CODT, J.D., HUBIN, J., JANVIER, R., LAENENS, J. en MOENS, K., Statuut en deontologie van de magistraat, Die Keure, 2000. SCHLESINGER, P., TUMBER, H. en MURDOCK, G., "The media politics of crime and criminal justice" in ERICSON, R.V. (ed.), Crime and the media, Aldershot, Darthmouth, 1995. SHAFER, R. en FREEDMAN, E., " Press constraints as obstacles to establishing civil societies in central Asia", Journalism Studies 2009, afl. 6, 851-869. SHARON, G., "A decisive conclusion is necessary", The Jerusalem Post, 2012, http://www.jpost.com/Opinion/Op-EdContributors/Article.aspx?ID=292466&R=R1. SMITH, K.E., "Problematising power relations in 'elite' interviews ", Geoforum 2006, afl. 4, 643-653. SPALDING, N.J. en PHILIPS, T., " Exploring the Use of Vignettes: From Validity to Trustworthiness ", Qualitative Health Research 2007, afl. 7, 954-962. SPENCER, L., RITCHIE, J. en O'CONNOR, W., "Analysis: Practices, Principles and Processes" in RITCHIE, J. en LEWIS, J. (eds.), Qualitative Research Practice, SAGE Publications, 2003, (8). SRA, Ethical Guidelines, 2003, 66 p. TV VISIE, Nieuw seizoen 'de Zware Voet' op zaterdag bij VTM, http://www.tv-visie.be/inhoud/belgie/nieuw-seizoen-de-zware-voet-op-zaterdag-bij-vtm_2306/ (consultatie 8/4 2013). TV VISIE, Nieuwe afleveringen van 'Patrouille' op VT4, http://www.tv-visie.be/inhoud/belgie/nieuwe-afleveringen-van-patrouille-op-vt4_20817/ (consultatie 8/4 2013). VAN CAUTER, J., "Justitie kan wel wat geheimen gebruiken ", De Standaard, 4/3/2013. VAN DE LANOTTE, J., Ministeriële omzendbrief betreffende de relatie tussen politiediensten en pers, 10 oktober 1995, B.S. 31 oktober 1995. VAN DEN BRANDHOF, J.C.E., "Het staatsrecht van de landen van de Europese Unie" in PRAKKE, L. en KORTMANN, C.A.J.M. (eds.), Het staatsrecht van de landen van de Europese Unie, Deventer, Kluwer, 2009, (1) 4.

Page 82: Recht en deontologie met betrekking tot perscommunicatie … · 2013-12-20 · 1 RECHT EN DEONTOLOGIE MET BETREKKING TOT PERSCOMMUNICATIE TIJDENS EEN STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

82

VAN DEN WYNGAERT, C., Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2011. VAN PARYS, T., LADRIERE, G., VAN OUDENHOVE, A., SCHINS, F., THILY, A. en DEKKERS, C., Gezamenlijke

omzendbrief van de minister van Justitie en het College van procureurs-generaal betreffende de

informatieverstrekking aan de pers door de gerechtelijke overheden en de politiediensten

gedurende de fase van het vooronderzoek, Brussel, 30 april 1999. VANDER LAENEN, F., "Focusgroepen" in ZAITCH, D. en DECORTE, T. (eds.), Kwalitatieve methoden en

technieken in de criminologie, Leuven, Acco, 2010. VERSCHRAEGEN, G., "Human Rights and Modern Society: A Sociological Analysis from the Perspective of Systems Theory", Journal of Law and Society 2002, afl. 2, 258-281. VTM, De Luchtpolitie, http://vtm.be/de-luchtpolitie (consultatie 8/4 2013). WHITTEN-WOODRING, J., "Watchdog or lapdog? Media Freedom, regime type and government respect for human rights", International Studies Quarterly 2009, 595-625. WILES, R., CROW, G., HEATH, S. en CHARLES, V., " The Management of Confidentiality and Anonymity in Social Research ", International Journal of Social Research Methodology 2008, afl. 5, 417-428. YOUNG, J. en COHEN, S., The manufacture of news : social problems, deviance and the mass media, London, Constable, 1973, 506 p. YU, K., "Confidentiality revisited", Journal of Academic Ethics 2008, afl. 2, 161-172. YUEZHI, Z., "Watchdogs on party leashes? Contexts and implications of investigative journalism in post-deng China", Journalism Studies 2000, afl. 2, 577-597. ZAITCH, D., MORTELMANS, D. en DECORTE, T., "Participerende observatie in de criminologie" in ZAITCH, D. en DECORTE, T. (eds.), Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie, Leuven, Acco, 2010.