R324-215laatste Wijz Gemarkeerd
-
Upload
api-3817273 -
Category
Documents
-
view
602 -
download
0
Transcript of R324-215laatste Wijz Gemarkeerd
ruimtelijk structuurplan Voerenontwerp
gemeente Voeren | juni 2007 | TEKSTEN
Omgeving - juni 2007 - R324-215
InhoudInhoud - 3 -
Kaarten - 5 -
Tabellen - 7 -
Figuren - 8 -
inleiding - 9 -
1. Waarom een ruimtelijk structuurplan voor Voeren? - 11 -
2. Focus voor het gemeentelijk ruimtelijk beleid - 13 -
3. Ruimtelijk structuurplan als strategisch plan - 17 -
4. Kenmerken van het structuurplanningsproces - 18 -
5. Aanpak van het structuurplanningsproces - 21 -
6. Opbouw van het ontwerp ruimtelijk structuurplan - 25 -
informatief gedeelte - 27 -
I. Situering - 29 -
1. Situering van Voeren - 31 -
2. Fysisch systeem - 32 -
3. Kengetallen - 34 -
II. Planningscontext - 45 -
1. Beschrijving van de planningscontext - 47 -
2. Lopende of geplande projecten met een ruimtelijke impact - 50 -
3
Omgeving - juni 2007 - R324-215
III. Ruimtelijke context - 53 -
1. Bestaande ruimtelijke structuur van Voeren in de regio - 55 -
2. Historische evolutie van de bestaande ruimtelijke structuur - 56 -
IV. Bestaande ruimtelijke structuur - 59 -
1. Bestaande ruimtelijk-natuurlijke structuur - 61 -
2. Bestaande nederzettingsstructuur - 70 -
3. Bestaande ruimtelijk-economische structuur - 76 -
4. Bestaande ruimtelijk-toeristische structuur - 87 -
5. Bestaande ruimtelijke verkeers- en vervoersstructuur - 91 -
6. Bestaande landschappelijke structuur - 95 -
7. Synthese van de bestaande ruimtelijke structuur - 102 -
V. Bestaande deelruimten - 109 -
1. Vallei van de Berwijn - 111 -
2. Tussengebied rond ’s-Gravenvoeren - 112 -
3. Land van Herve - 113 -
VI. Taakstellingen & behoeften - 115 -
1. Bijkomende woongelegenheden - 117 -
2. Bijkomende ruimte voor bedrijvigheid - 123 -
4
Omgeving - juni 2007 - R324-215
3. Bijkomende ruimte voor toerisme - 125 -
4. Bijkomende ruimte voor specifieke gemeenschapsvoorzieningen - 126 -
VII. Ruimtelijke knelpunten, kwaliteiten en kansen - 129 -
1. Ruimtelijke knelpunten - 131 -
2. Ruimtelijke kwaliteiten en kansen - 134 -
richtinggevend gedeelte - 137 -
I. Visie op de ruimtelijke toekomst van Voeren - 139 -
1. Algemeen - 141 -
2. Positionering van Voeren binnen de ruimere context - 142 -
3. Gemeentelijke toekomstvisie - 142 -
II. Gewenste ruimtelijke structuur voor Voeren - 145 -
1. Ruimtelijke concepten voor Voeren - 147 -
2. Synthese van gewenste ruimtelijke structuur - 153 -
III. Ontwikkelingsperspectieven voor de deelruimten - 155 -
1. Vallei van de Berwijn - 157 -
2. Tussengebied rond ’s-Gravenvoeren - 161 -
3. Land van Herve - 165 -
IV. Gewenste ruimtelijke deelstructuren - 171 -
1. Gewenste ruimtelijk-natuurlijke structuur - 173 -
2. Gewenste nederzettingsstructuur - 179 -
5
Omgeving - juni 2007 - R324-215
3. Gewenste ruimtelijk-economische structuur - 189 -
4. Gewenste ruimtelijk-toeristische structuur - 200 -
5. Gewenste ruimtelijke verkeers- en vervoersstructuur - 205 -
6. Gewenste landschappelijke structuur - 210 -
V. Prioritaire beleidsthema’s - 217 -
1. Inleiding - 219 -
2. Prioritaire beleidsthema’s - 220 -
bindende bepalingen - 223 -
1. Omgaan met het structuurplan als kader - 225 -
2. Selecties - 225 -
3. Taakstellingen - 226 -
4. Acties - 227 -
5. Samenwerking en overleg - 229 -
6. Communicatie - 229 -
bijlagen - 231 -
I. Kengetallen - 233 -
1. Prijsevolutie van de vastgoedmarkt - 234 -
II. Planningscontext - 237 -
1. Ruimtelijke structuurplannen - 239 -
6
Omgeving - juni 2007 - R324-215
2. Ruimtelijke uitvoeringsplannen en plannen van aanleg- 243 -
3. Gebieden met andere wettelijke beschermingen - 243 -
4. Gemeentelijke verordeningen en reglementen - 248 -
5. Sectorale plannen en studies - 250 -
6. Ruimtelijk beleid over de grenzen - 255 -
III. Inventaris bedrijven - 261 -
IV. Inventaris verblijfsaccommodatie - 263 -
V. Verklarende woordenlijst - 267 -
7
Omgeving - juni 2007 - R324-215
Kaartenkaart 1: administratieve situering - 31 -
kaart 2: situering in de regio - 31 -
kaart 3: fysisch systeem - 32 -
kaart 4: reliëfkaart - 32 -
kaart 5: oppervlaktekaart - 33 -
kaart 6: bodemgebruik op basis van satellietbeeld - 34 -
kaart 7: Voeren in het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen - 47 -
kaart 8: Voeren in de hoofdruimte Haspengouw en Voeren - 47 -
kaart 9: uittreksel uit het gewestplan - 47 -
kaart 10:voorontwerp afbakening agrarische gebieden - 47 -
kaart 11:herbevestigde agrarische gebieden, habitatrichtlijngebieden en afbakening VEN-gebieden - 47 -
kaart 12:situering BPA’s in opmaak - 47 -
kaart 13:beschermde monumenten, dorpsgezichten en landschappen - 47 -
kaart 14:MAP-beperkingen - 47 -
kaart 15:van nature overstroombare gebieden, recent overstroomde gebieden en risicogebieden - 47 -
kaart 16:uittreksel uit de landschapsatlas - 47 -
kaart 17:Voeren in MHAL-concept en in Drielandenpark - 47 -
kaart 18:bestaande ruimtelijke structuur van de regio - 55 -
kaart 19:uittreksel uit de Ferrariskaart, omstreeks 1777 - 56 -
kaart 20:biologische waarderingskaart - 61 -
kaart 21:bodemgebruik met nadruk op natuurwaarde - 61 -
kaart 22:bestaande ruimtelijk-natuurlijke structuur - 61 -
kaart 23:historische bosstructuur - 64 -
kaart 24:evolutie van de bosstructuur - 64 -
kaart 25:historisch permanente graslanden - 67 -
kaart 26:situering gemeenschapsvoorzieningen - 70 -
kaart 27:situering sportinfrastructuren en recreatieve infrastructuren - 70 -
kaart 28:bestaande nederzettingsstructuur - 71 -
kaart 29:zonevreemde woningen naar gewestplanbestemming - 73 -
8
Omgeving - juni 2007 - R324-215
kaart 30:zonevreemde sportinfrastructuren en recreatieve infrastructuren naar gewestplanbestemming - 74 -
kaart 31:situering bedrijven - 76 -
kaart 32: landbouwgebruik - 76 -
kaart 33:bestaande ruimtelijk-economische structuur - 77 -
kaart 34:problematische en zonevreemde bedrijven naar gewestplanbestemming- 79 -
kaart 35:bestaande situatie niet-ontwikkeld lokaal bedrijventerrein ’s-Gravenvoeren - 84 -
kaart 36:situering toeristische infrastructuren - 87 -
kaart 37:bestaande ruimtelijk-toeristische infrastructuur - 87 -
kaart 38:bestaande ruimtelijke verkeers- en vervoersstructuur - 91 -
kaart 39:visualisatie parkeerproblematiek - 94 -
kaart 40:bestaande landschappelijke structuur - 95 -
kaart 41: inventaris cultuurhistorisch bebouwd erfgoed - 100 -
kaart 42:synthese van bestaande ruimtelijke structuur - 102 -
kaart 43:bestaande ruimtelijke structuur van ‘s-Gravenvoeren - 103 -
kaart 44:bestaande situatie omgeving gemeentehuis en klooster - 103 -
kaart 45:bestaande ruimtelijke structuur van Moelingen - 104 -
kaart 46:bestaande situatie omgeving voetbalvelden - 104 -
kaart 47:bestaande situatie omgeving O.C.M.W. en speelpleintje - 104 -
kaart 48:bestaande ruimtelijke structuur van Sint-Martens-Voeren - 105 -
kaart 49:bestaande ruimtelijke structuur van Teuven - 105 -
kaart 50:bestaande ruimtelijke structuur van Sint-Pieters-Voeren - 106 -
kaart 51:bestaande ruimtelijke structuur van Remersdaal - 107 -
kaart 52:bestaande ruimtelijke structuur van de vallei van de Berwijn - 111 -
kaart 53:bestaande ruimtelijke stuctuur van het tussengebied rond ’s-Gravenvoeren - 112 -
kaart 54:bestaande ruimtelijke structuur van het Land van Herve - 113 -
kaart 55: ruimtelijke knelpunten, kwaliteiten en kansen - 131 -
kaart 56:synthese van gewenste ruimtelijke structuur - 153 -
kaart 57:gewenste ruimtelijke structuur van de Vallei van de Berwijn - 157 -
kaart 58:gewenste ruimtelijke structuur van Moelingen - 157 -
kaart 59:structuurschets oefenvelden en speelweiden en gemeentelijke begraafplaats te Moelingen- 159 -
kaart 60:structuurschets omgeving O.C.M.W. en speelpleintje - 159 -
kaart 61:gewenste ruimtelijke structuur van het tussengebied rond ‘s-Gravenvoeren - 161 -
9
Omgeving - juni 2007 - R324-215
kaart 62:gewenste ruimtelijke structuur van ‘s-Gravenvoeren - 162 -
kaart 63:structuurschets omgeving gemeentehuis en klooster - 164 -
kaart 64:structuurschets gemeentelijke loods en milieupark - 164 -
kaart 65:gewenste ruimtelijke structuur van het Land van Herve - 165 -
kaart 66:gewenste ruimtelijke structuur van Sint-Martens-Voeren - 165 -
kaart 67:gewenste ruimtelijke structuur van Teuven - 167 -
kaart 68:gewenste ruimtelijke structuur van Sint-Pieters-Voeren - 168 -
kaart 69:gewenste ruimtelijke structuur van Remersdaal - 169 -
kaart 70:gewenste ruimtelijk-natuurlijke structuur - 173 -
kaart 71:gewenste bosuitbreidingen- 176 -
kaart 72: gewenste natuuruitbreidingen - 177 -
kaart 73:gewenste nederzettingsstructuur - 179 -
kaart 74:woningbouwprogrammatie - 181 -
kaart 75:structuurschets woonuitbreidingsgebied te ’s-Gravenvoeren - 184 -
kaart 76:structuurschets woonaansnijdingsgebied te Sint-Martens-Voeren - 184 -
kaart 77:ontwikkelingsperspectieven voor zonevreemde recreatie - 186 -
kaart 78:ontwikkelingsperspectieven gemeentelijke begraafplaatsen - 187 -
kaart 79:gewenste ruimtelijk-economische structuur - 189 -
kaart 80:ontwikkelingsperspectieven voor problematische en zonevreemde bedrijven - 193 -
kaart 81:structuurschets lokaal bedrijventerrein ’s-Gravenvoeren - 197 -
kaart 82:gewenste ruimtelijk- toeristische infrastructuur - 200 -
kaart 83:gewenste ruimtelijke verkeers- en vervoersstructuur - 205 -
kaart 84:gewenste landschappelijke structuur - 210 -
kaart 85:afbakening bouwvrije agrarische gebieden - 213 -
kaart 86:prioritaire acties - 220 -
10
Omgeving - juni 2007 - R324-215
Tabellentabel 1: geologische tijdsvakken - 32 -
tabel 2: bodemgebruik volgens het kadaster (2004) - 34 -
tabel 3: evolutie van de totale bevolking - 35 -
tabel 4: aantal inwijkingen en uitwijkingen - 36 -
tabel 5: bevolkingssamenstelling volgens leeftijdsklassen (2000) - 36 -
tabel 6: bevolkingssamenstelling volgens leeftijdsklassen (2003) - 36 -
tabel 7: bevolkingssamenstelling volgens leeftijdsklassen (2004) - 36 -
tabel 8: bevolkingssamenstelling volgens leeftijdsklassen (2005) - 37 -
tabel 9: aantal vreemdelingen naar voornaamste nationaliteit (2005) - 37 -
tabel 10: evolutie van het aantal vreemdelingen - 38 -
tabel 11: evolutie van het aantal Nederlanders - 38 -
tabel 12: evolutie van de beroepsbevolking - 39 -
tabel 13: evolutie van de totale tewerkstelling - 39 -
tabel 14: landbouwbedrijfstypes in Voeren (1999) - 40 -
tabel 15: landbouwbedrijfstypes in Voeren (2002) - 41 -
tabel 16: bouw- en verkavelingsvergunningen en stedenbouwkundige attesten verleend in de periode 1997-2001 - 42 -
tabel 17: comfort binnen de woning - 42 -
tabel 18: prijsevolutie van de woonhuizen in het arrondissement Tongeren - 42 -
tabel 19: prijsevolutie van de woonhuizen in de gemeente Voeren - 43 -
tabel 20: evolutie van de bosstructuur - 64 -
tabel 21: historisch permanente graslanden - 68 -
tabel 22: onderwijsaanbod in Voeren - 70 -
tabel 23: zonevreemde woningen naar gewestplanbestemming - 73 -
tabel 24: zonevreemde sportinfrastructuren en recreatieve infrastructuren - 74 -
tabel 25: bodemgebruik in functie van de landbouw - 77 -
tabel 26: problematische bedrijven - 79 -
tabel 27: zonevreemde bedrijven - 81 -
tabel 28: bij uitbreiding zonevreemde bedrijven - 83 -
tabel 29: onbebouwde percelen volgens kadaster 1 januari 2001 - 119 -
11
Omgeving - juni 2007 - R324-215
tabel 30: raming onbebouwde percelen in 2007 - 120 -
tabel 31: raming onbebouwde percelen in 2013 - 120 -
tabel 32: vergelijking van behoefte, aanbod en potenties aan woningen tot 2007 - 121 -
tabel 33: vergelijking van behoefte, aanbod en potenties aan woningen tot 2013 - 122 -
tabel 34: gebieden voor openbaar nut en gemeenschapsvoorzieningen volgens het gewestplan - 127 -
tabel 35: saldo te herbestemmen woongebied - te ontwikkelen woonuitbreidingsgebieden - 183 -
tabel 36: globaal afwegingskader voor zonevreemde bedrijven - 191 -
tabel 37: ontwikkelingsperspectieven voor problematische en zonevreemde bedrijven - 193 -
tabel 38: invloed kamconcept op afstand en reistijd - 205 -
tabel 39: prijsevolutie van de woonhuizen in het arrondissement Tongeren - 234 -
tabel 40: prijsevolutie van de woonhuizen in de gemeente Voeren - 234 -
tabel 41: prijsevolutie van de bouwgronden in het arrondissement Tongeren - 235 -
tabel 42: prijsevolutie van de bouwgronden in de gemeente Voeren - 235 -
tabel 43: bedrijven en handelszaken- 262 -
tabel 44: inventaris verblijfsaccommodaties - 265 -
Figurenfiguur 1: driesporenplanning - 18 -
figuur 2: cover informatiebrochure - 24 -
figuur 3: evolutie van de totale bevolking in de deelgemeenten - 35 -
figuur 4: evolutie van het aantal land- en tuinbouwbedrijven en van de tewerkstelling in de agrarische sector - 76 -
figuur 5: bestaande regionale verkeers- en vervoersstructuur - 91 -
figuur 6: situering van de deelruimten - 109 -
figuur 7: situering van de deelruimte Vallei van de Berwijn - 111 -
figuur 8: situering van de deelruimte Omgeving van ‘s-Gravenvoeren - 112 -
figuur 9: situering van de deelruimte Land van Herve - 113 -
12
Omgeving - juni 2007 - R324-215
13
Omgeving - juni 2007 - R324-215
inleiding
14
Omgeving - juni 2007 - R324-215
15
Omgeving - juni 2007 - R324-215
1. Waarom een ruimtelijk structuurplan voor Voeren?
Het initiatief om met een gemeentelijk structuurplan te starten berust op
drie vier overwegingen.
1.1. Nood aan een globale visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Voeren
De snel evoluerende maatschappij met haar steeds sneller veranderende
waarden en behoeften maakt het noodzakelijk dat permanent wordt
nagedacht over hoe de gemeente Voeren haar (ruimtelijke) toekomst ziet.
Welke rol kan en moet de gemeente vervullen binnen een ruimer gebied?
Over welke troeven beschikt zij en hoe kunnen deze zo goed mogelijk
worden benut? Hoe kan de leefbaarheid van Voeren worden verbeterd
voor de bewoners en voor de diverse gebruikers van de gemeente?
Het beantwoorden van deze vragen is niet eenvoudig. Het vergt een
rationele en planmatige aanpak, grondig studiewerk en een
maatschappelijk debat waar alle actieve krachten van Voeren moeten bij
worden betrokken. Dit alles moet uitmonden in een globale visie die de
richting aangeeft waar Voeren naar toe wil. Eens deze visie is uitgetekend
en goedgekeurd, beschikt het gemeentebestuur over een beleids- en
toetskader voor het toekomstig ruimtelijk beleid. Dit biedt het voordeel dat
projecten en plannen niet ad hoc en in functie van huidige behoeften maar
binnen een globale visie worden beoordeeld. Het beleidskader omvat
tevens een aanzet van actieprogramma voor het ruimtelijk beleid. Deze
visie is eveneens een toetskader voor gedane of uit te voeren sectorale
studies.
De visie is het uitgangspunt of de onderbouwing van het toekomstig
ruimtelijk beleid. In het gemeentelijk structuurplan wordt een
hypothese van visie uitgewerkt. Deze hypothese wordt met
bijkomend onderzoek onderbouwd en verder uitgewerkt.
1.2. Behoefte aan concrete oplossingen
Het werken aan een nieuw toekomstbeeld voor Voeren via een structuur-
planningsproces is essentieel. Het gemeentebestuur van Voeren wenst
echter niet dat structuurplanning een vrij theoretisch en abstract gebeuren
is. Er moeten ook concrete resultaten zichtbaar zijn. Bewoners moeten
met andere woorden ‘op het terrein’ kunnen zien dat het gemeentebestuur
werkt aan een betere ruimtelijke ordening en aan een aantrekkelijk beeld
van de gemeente. Zij wensen dat er ‘kort op de bal’ wordt gespeeld en dat
de gemeentelijke overheid alert reageert op belangrijke ontwikkelingen die
de leefbaarheid van hun woonomgeving kunnen beïnvloeden.
Het gemeentelijk structuurplan dient niet alleen als theoretische of
filosofische basis voor het ruimtelijk beleid. Het wil via het realiseren
van concrete projecten aantonen dat een goede ruimtelijke ordening
een meerwaarde betekent voor de gemeente en haar bewoners.
1.3. Integratie binnen het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen en het ruimtelijk structuurplan provincie Limburg
Het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen en het ruimtelijk structuurplan
provincie Limburg hebben vaste vorm gekregen. Het gemeentebestuur is
van oordeel dat het lokaal niveau niet passief kan blijven toezien en wil
zijn verantwoordelijkheid opnemen. Binnen de krijtlijnen die de hogere
16
Omgeving - juni 2007 - R324-215
planniveaus, Vlaanderen en de provincie, hebben getrokken of trekken,
wil de gemeente haar specifieke visie ontwikkelen op de gewenste
ruimtelijke ontwikkeling van Voeren. Elk bestuursniveau heeft immers de
taak om na te denken over zijn grondgebied en uitspraken te doen over de
materies die het betrokken niveau aanbelangen en waar het voor bevoegd
is.
Een tweede overweging is dat het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen
expliciet een aantal taken oplegt aan de gemeenten binnen het kader van
een gemeentelijk structuurplan. Het doorvertalen van de prognoses die op
Vlaams en provinciaal niveau zijn gemaakt met betrekking tot het aantal
nieuw te bouwen woningen en met betrekking tot de nood aan bijkomende
bedrijventerreinen, is één van die taken. In het gemeentelijk structuurplan
zal dus bijvoorbeeld aandacht worden besteed aan het lokaliseren van
gebieden voor nieuwe woningbouw met vermelding van de fasering,
alsook de gewenste dichtheden. Ook het vastleggen van
ontwikkelingsperspectieven voor de lokale bedrijventerreinen is een taak
die binnen een gemeentelijk structuurplan zijn beslag moet krijgen.
Daarnaast bestaat er sinds 1989 een grensoverschrijdend forum, MHAL,
om voor het stedelijk gebied van de Euregio Maas - Rijn een
ontwikkelingsperspectief op te stellen.
Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Voeren zal op basis van de
gemeentelijke autonomie een eigen visie ontwikkelen en eigen
accenten leggen. Dat biedt een waardevolle aanvulling en uitwerking
van de werkzaamheden op de andere niveaus. Bovendien zal het
structuurplan inspelen op de planningstaken, opgelegd vanuit deze
niveaus.
1.4. Voorwaarde voor ontvoogding
Om zelfstandig vergunningen te mogen afhandelen volgens de procedure
van het nieuwe decreet ruimtelijke ordening, moet een gemeente eerst
voldoen aan vijf voorwaarden. Een gemeente moet eerst beschikken over:
een goedgekeurd gemeentelijk ruimtelijk structuurplan
een gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar
een conform verklaard plannenregister
een vastgesteld vergunningenregister
een register van de onbebouwde percelen.
Het beschikken over een door de bovenlokale overheden goedgekeurd
gemeentelijk ruimtelijk structuurplan is met andere woorden een
belangrijke voorwaarde voor de ontvoogding van de gemeente op het vlak
van haar ruimtelijk vergunningenbeleid.
17
Omgeving - juni 2007 - R324-215
2. Focus voor het gemeentelijk ruimtelijk beleid
2.1. Kerntaken
2.1.1. Subsidiariteit
Ruimtelijke planning veronderstelt dat keuzen worden gemaakt met
betrekking tot de eigen ruimtelijke toekomst. Dit betekent dat verant-
woordelijkheid wordt opgenomen over alles wat op gemeentelijk niveau
kan worden gedaan.
Het principe van de subsidiariteit werd ingeschreven in het ruimtelijk
structuurplan Vlaanderen en is wettelijk geregeld in het decreet van 18
mei 1999. Elk beleidsniveau moet zich bezig houden met datgene waar
het het meest voor geschikt is.
Om te vermijden dat elk niveau zijn eigen richting uitgaat, zijn structureel
overleg en tijdelijke samenwerkingsverbanden noodzakelijk. Ook geldt
een vertrouwen in de bekwaamheden van de verschillende niveaus.
Hiërarchische controle van zogenaamd 'lagere' niveaus is daarbij achter-
haald.
2.1.2. Integratie in de planningscontext
Op 23 september 1997 werd het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen
definitief vastgesteld door de Vlaamse regering. Op 12 december 2003
werd het reeds een eerste keer gedeeltelijk herzien. Ook het ruimtelijk
structuurplan van de provincie Limburg kreeg vaste vorm en werd bij MB
van 12 februari 2003 bekrachtigd.
Binnen de krijtlijnen die de hogere planniveaus, Vlaanderen en de
provincie, hebben getrokken of trekken, wil de gemeente haar specifieke
visie ontwikkelen op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Voeren. De
visie-elementen vanuit het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen die relevant
zijn met betrekking tot de gemeente, kregen reeds hun doorwerking via
het ruimtelijk structuurplan provincie Limburg. Het doorvertalen van de
visie op Voeren zoals in het ruimtelijk structuurplan van de provincie
Limburg geformuleerd, is daarom primair aan de orde. Een interessante
denkpiste is ook het zoeken naar aansluiting bij grensoverschrijdende
initiatieven.
2.1.3. Afstemming op andere plannen
Afstemming van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan met andere,
veeleer sectorale, plannen en planningsprocessen is uiteraard aange-
wezen. Zo zal het structuurplan rekening houden met de ruimtelijke
gevolgen van de opties die in het gemeentelijk natuurontwikkelingsplan en
het gemeentelijk mobiliteitsplan naar voor worden geschoven. Het mag
evenwel niet de bedoeling zijn dat het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan
de diverse andere plannen vervangt. Elk plan heeft zijn eigen finaliteit die
gerespecteerd dient te worden.
2.2. Sleutelkwesties
Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan moet een toepasbaar en
probleemoplossend strategisch instrument zijn. De dynamische vraag
naar ruimte vanuit de verschillende maatschappelijke activiteiten, zoals
wonen, recreatie, toerisme, natuur enz., moet een deskundig antwoord
krijgen. Het disfunctioneren van bepaalde gebieden moet worden ontleed
en verholpen. Het vertrekpunt van structuurplanning is met andere
woorden werken aan ruimtelijke vragen en problemen.
18
Omgeving - juni 2007 - R324-215
Binnen het kader van een structuurplan is het niet mogelijk en ook niet
gewenst om alle mogelijke (ruimtelijke) problemen te bestuderen.
Daarvoor ontbreken tijd en geld. Ook kan een bestuur maar aan een
beperkt aantal zaken gelijktijdig werken. Het is daarom belangrijk goed
voor ogen te houden dat in een structuurplan slechts die problemen
worden behandeld die van structurele aard zijn en een belangrijke
ruimtelijke impact hebben. Bovendien moet er een bereidheid bestaan om
de gekozen problemen ook daadwerkelijk aan te pakken en er
oplossingen voor te zoeken.
Enkele bestaande ruimtelijke problemen in Voeren hebben mede de
aanleiding gegeven voor het gemeentebestuur om werk te maken van een
gemeentelijk structuurplan.
2.2.1. Vragen bij de uitbouw van het toerisme
Voeren is een gemeente met een grote toeristisch-recreatieve aantrek-
king. Vanuit Vlaanderen en Nederlands Limburg trekken wandelaars,
fietsers en ruiters massaal naar Voeren voor een daguitstap. Het aantal
toeristische overnachtingen is ook relatief hoog. De vraag stelt zich hoe de
Voerstreek op haar best kan functioneren. Zit het toerisme er aan zijn
plafond of kan het nog verder worden uitgebouwd? Moeten bepaalde
vormen van toerisme, bijvoorbeeld hoevetoerisme, worden afgeremd of
juist gestimuleerd?
Brengt teveel toeristische ambitie de natuur en de landbouw in het gebied
niet in het gedrang? Is er (extra) bescherming nodig in bepaalde gebieden
zoals de bossen of de valleien?
Welke infrastructuren zijn nodig op welke plaatsen om de stijgende stroom
van bezoekers op te vangen? Moet het netwerk van paden en routes
worden verbeterd?
Waar kunnen plaatsen voor horeca en parking op een verantwoorde
manier worden vrijgemaakt? Wordt de leefbaarheid van de dorpskernen
door het toerisme bedreigd? Welke verbeteringen kunnen op dit vlak
worden doorgevoerd?
2.2.2. Plaats van natuur en landbouw
Bij het opstellen van het structuurplan zal de problematiek van de open
ruimte uitgebreid aan bod moeten komen. Welke functie moet de open
ruimte vervullen en hoe kunnen de kwaliteiten van deze ruimte efficiënt
worden beschermd? Wat is de rol van de verschillende ‘gebruikers’ binnen
de open ruimte zoals landbouw, bosbouw, recreatie en natuur?
De knelpunten en de kwaliteiten op het vlak van de natuur in Voeren
worden opgespoord en opgenomen in het gemeentelijk ruimtelijk
structuurplan. De plaats die de rivier- en beekvalleien alsook de
boscomplexen in de open ruimte innemen, vormt in het structuurplan een
belangrijk aandachtspunt.
De landbouw op het grondgebied van Voeren neemt vandaag (nog) een
belangrijke economische positie in. Het is belangrijk om na te gaan hoe de
landbouw binnen de open ruimte wenst en kan evolueren. Is het
bijvoorbeeld verantwoord om met het oog op het vrijwaren van
waardevolle gebieden, een indeling en een differentiatie door te voeren
binnen het agrarisch gebied? Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat niet-
grondgebonden landbouwbedrijven en tuinbouwbedrijven zich niet meer
19
Omgeving - juni 2007 - R324-215
gelijk waar kunnen vestigen. De herbestemming van in onbruik geraakte
boerderijen vormt een afzonderlijk aandachtspunt.
2.2.3. Toekomst van de dorpskernen in Voeren
Welke zijn manifeste ‘lacunes’ in het voorzieningenpakket in de dorpen?
Op vlak van sport en recreatie bijvoorbeeld dienen zich behoeften aan
waar op dit moment niet altijd adequate oplossingen voor worden gevon-
den. Ook is er nood aan andere bijkomende gemeenschapsvoorzieningen
zoals een recyclagepark en een begraafplaats.
De doortochten doorheen de verschillende dorpskernen verdienen
bijzondere aandacht, gelet op de verkeersdrukte die veroorzaakt wordt
door het doorgaand verkeer. Kan een nieuw verkeersconcept oplossingen
bieden aan de dreigende verkeersonleefbaarheid in de kernen?
Daarnaast dient de parkeerproblematiek, zowel voor auto's als voor
bussen, als gevolg van het dagjestoerisme, nader te worden bestudeerd.
Ook de verschijningsvorm van het openbaar domein, die hierdoor sterk
wordt beïnvloed, vormt een aandachtspunt. Een kwalitatieve
herwaardering van de kernen draagt enerzijds bij tot de aantrekkelijkheid
van het dorp voor toerisme, anderzijds tot een aangename woonomgeving
voor de Voerenaar.
2.2.4. Nood aan een doordachte ruimtelijke en sociale woonpolitiek
Het theoretisch aanbod aan bouwplaatsen is voldoende ruim om aan de
behoeften te voldoen, maar het aandeel bouwplaatsen dat op de markt
komt is erg beperkt. Daarnaast oefent de internationale marktcontext een
aanzienlijke druk uit op het woonareaal te Voeren. De instroom uit
Nederland bevestigt de nood aan een verantwoorde woonpolitiek.
Een bijzonder aspect omtrent de woonbehoefte is de vraag of bepaalde
bevolkingsgroepen in het huisvestingsbeleid niet meer aandacht verdie-
nen. Kan de sociale en betaalbare woningbouw nieuwe impulsen krijgen?
Welke taken kunnen de actoren, die in Voeren op dat vlak actief zijn,
vervullen?
Bovendien bezit de gemeente een waardevol assortiment aan
cultuurhistorische waarden. Nieuwe woonconcepten en mogelijkheden tot
hergebruik van erfgoed kunnen verval van het historisch patrimonium
tegengaan.
2.2.5. Zonevreemde woningen, bedrijven en recreatieve -infrastructuur
De gemeente telt een aantal zonevreemde woningen. Met het nieuwe
decreet d.d. 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke
ordening, meermaals gewijzigd en aangevuld, wil de Vlaamse overheid
komaf maken met de onzekerheid waarin vele eigenaars van zonevreem-
de woningen verkeren. Aangezien het onmogelijk is alle zonevreemde
woningen over één kam te scheren gaf de Vlaamse overheid de opdracht
aan de gemeenten de lokale situatie in kaart te brengen en te beoordelen.
Vervolgens dient een gepast antwoord op deze problematiek te worden
geboden in de vorm van (gemeentelijke) ruimtelijke uitvoeringsplannen.
Een aantal bedrijven in de gemeente is zonevreemd gelegen. Vaak kam-
pen deze bedrijven met uitbreidings- en/of vergunningsproblemen. In een
ander geval is er administratief geen probleem, maar is de ligging van het
bedrijf ruimtelijk niet te verantwoorden. Onderzoek rond bedrijvigheid is
noodzakelijk. Een goed inzicht in de ruimtelijk-economische structuren
moet aanduiden in welke gebieden bedrijvigheid en andere
werkgelegenheid best wordt ge(her)lokaliseerd. Specifiek aandachtspunt
20
Omgeving - juni 2007 - R324-215
daarbij is de inrichting van het lokaal bedrijventerrein met openbaar
karakter dat op het gewestplan voorzien is, ten zuiden van de kern van ’s-
Gravenvoeren.
Daarnaast zijn er een aantal zonevreemde recreatievoorzieningen in de
gemeente, met name een aantal voetbalvelden, bivakhemen voor
jeugdgroepen en een schietterrein. Ook ten aanzien van deze activiteiten
dient het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan een uitspraak te doen.
Sommige van deze zonevreemde activiteiten zullen, eventueel mits
bepaalde aanpassingen op het terrein, ruimtelijk verantwoord zijn, andere
niet. In dit laatste scenario zal het in bepaalde gevallen aangewezen zijn
herlokalisatiemogelijkheden te onderzoeken.
21
Omgeving - juni 2007 - R324-215
3. Ruimtelijk structuurplan als strategisch plan
Het instrument 'structuurplan' werd ontwikkeld vanuit de nood aan een
flexibel en strategisch planningsinstrument inzake ruimtelijke ordening.
Een structuurplan is een strategisch ruimtelijk beleidsplan met als eind-
doel het nemen van verantwoorde beleidsbeslissingen. Het zoekt in de
enorme complexiteit van de werkelijkheid naar prioriteiten. 'Waar kan het
gemeentelijk beleid zich mee bezig houden in de volgende beleidsperiode'
is daarbij de te beantwoorden vraag.
Om deze vraag te beantwoorden werd een methodiek ontwikkeld, die
inmiddels in het nieuwe decreet houdende de organisatie van de ruimte-
lijke ordening d.d. 18 mei 1999 werd geformaliseerd. Om te komen tot een
ruimtelijk structuurplan wordt gesteund op een minimum aan onderzoek,
wordt een theoretische aanpak gecombineerd met erg praktische
aanknopingspunten en wordt een hele denkconstructie (een zogenaamd
'ruimtelijk concept') ontwikkeld om een samenhangend geheel van
beslissingen te kunnen voorstellen. Het onderzoek wordt ondergebracht in
het informatief deel van het ruimtelijk structuurplan, de denkconstructie in
het richtinggevend deel en de beslissingen in het bindend deel.
Als essentieel gevolg van het voorgaande streeft een ruimtelijk structuur-
plan nooit naar volledigheid. Een ruimtelijk structuurplan bevat geen
oplossingen voor alle mogelijke probleemvelden van een bepaald
beleidsniveau. Integendeel, een ruimtelijk structuurplan beperkt zich
zoveel mogelijk in de zoektocht naar een beperkt pakket verantwoorde en
samenhangende beslissingen. Sommige van die beslissingen kunnen wel
leiden tot het opmaken van zeer concrete toetskaders voor enkele
probleemvelden en/of -gebieden. Een structuurplan is evenwel geen
toetskader voor vergunningen. Enkel uitvoeringsplannen (bestemmings-
plannen, afbakeningsplannen enz.) en verordeningen vervullen die rol. Bij
een structuurplan geldt veeleer het omgekeerde: concrete dossiers zijn
aanleiding om het denkkader van het structuurplan te evalueren.
Aangezien een structuurplan niet streeft naar volledigheid en onmogelijk
uitvoeringsplannen voor alle mogelijke probleemvelden kunnen worden
opgemaakt hangt veel af van het vergunningenbeleid van de overheid.
Planning veronderstelt dat keuzen worden gemaakt met betrekking tot de
eigen toekomst. Dit betekent dat verantwoordelijkheid wordt opgenomen
over alles wat op gemeentelijk niveau kan worden gedaan.
22
Omgeving - juni 2007 - R324-215
4. Kenmerken van het structuur-planningsproces
4.1. Planning op drie sporen
Een structuurplanningsproces is een bepaalde manier van werken, een
methode. Het voornaamste kenmerk van de hier voorgestelde aanpak is
dat er ‘logisch’ maar gelijktijdig op drie sporen wordt gewerkt. Deze werk-
wijze wordt ook voorgesteld in de handleiding voor gemeenten met
betrekking tot het opmaken van een structuurplan 1.
figuur 1: driesporenplanning
Planning is permanent werken op drie sporen, permanente communicatie,
een werkelijkheidsgericht, strategisch model. Deze planningsmethode
behelst drie sporen.
In een eerste spoor wordt een perspectief op langere termijn uitge-
tekend voor een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van Voeren. De
vraag naar ruimte en de ruimtelijke draagkracht worden er in een ruim
tijdsbestek bekeken.
1 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, AROHM, Bestuur Ruimtelijke Ordening, p. 2.6.
Parallel hiermee kan op een tweede spoor kwalitatief worden inge-
grepen op het terrein voor dringende en lopende zaken. Het structuur-
plan mag immers geen aanleiding zijn om dossiers op de lange baan
te schuiven.
Het realiseren van een goed ruimtelijk beleid staat tenslotte niet los
van de medewerking en goedwil van de partners (gemeentelijke
beleidsmensen, ambtenaren, huisvestingsmaatschappijen, inwoners
enz.). Zij moeten de voorgestelde ruimtelijke principes en ingrepen
steunen om ze realiseerbaar en succesvol te maken. Daarom is het
nodig om hen op een derde spoor regelmatig te informeren en met
hen in dialoog te gaan.
Randvoorwaarde bij het structuurplanningsproces is de bereidheid van
iedereen om een kwalitatieve realisatie tot en met op het terrein vol te
houden. Dit vraagt om een strategische aanpak bij het deblokkeren van
projecten, een koppeling van deze projecten aan de visie op lange termijn,
de keuze van goede ontwerpers voor het opmaken van
uitvoeringsplannen en investeringen in kwalitatieve realisaties.
4.2. Juridische basis voor het structuurplanningsproces
Het planningsdecreet van 24 juli 1996 vormde een eerste wettelijke basis
voor structuurplanning in Vlaanderen. Naast de plannen op Vlaams en
provinciaal niveau geeft het een juridische basis aan het gemeentelijk
ruimtelijk structuurplan.
23
Omgeving - juni 2007 - R324-215
De omzendbrief RO 97/02 van 14 maart 1997 verschaft verdere informatie
aan de gemeenten over:
de inhoudelijke taakstellingen en elementen die, bekeken vanuit het
Vlaams niveau, onderdeel uitmaken van een gemeentelijk structuur-
plan
de elementen voor een structureel en doorgedreven overleg tussen
het Vlaams, het provinciaal en het gemeentelijk niveau.
Het planningsdecreet werd inmiddels geïntegreerd in het nieuwe decreet
houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening dd. 18 mei 1999, dat
in werking is getreden op 1 mei 2000.
Het ruimtelijk structuurplan is enerzijds het kader van het ruimtelijk beleid.
Anderzijds is het een instrument om een actief beleid te voeren. Het
formeel document bevat drie delen met een verschillende juridische
draagwijdte.
Het informatief gedeelte bevat beschrijvingen van de bestaande
ruimtelijke structuur en van het gevoerd beleid, een onderzoek naar de
behoeften van een aantal maatschappelijke sectoren en activiteiten en
de relatie met ruimtelijke structuurplannen van een hoger
beleidsniveau.
Het richtinggevend gedeelte geeft de doelstellingen van het
ruimtelijk beleid alsook de gewenste ruimtelijke structuur weer. Dit
gedeelte is richtinggevend voor de overheid. Zij kan ervan afwijken in
geval van onvoorziene ontwikkelingen van de ruimtelijke behoeften
van de verschillende maatschappelijke activiteiten of wegens
dringende sociale, economische of budgettaire redenen.
Het bindend gedeelte in een gemeentelijk structuurplan bevat de
elementen die bindend zijn voor de gemeenten en voor de instellingen
die eronder ressorteren. Het beschrijft de beslissingen en acties die
nodig zijn om de gewenste ruimtelijke structuur te realiseren.
4.3. Uitgangshouding
Reeds van bij de start van het planningsproces stelde het gemeente-
bestuur van Voeren dat de oplossingen die in het kader van de ruimtelijke
problematiek worden uitgewerkt, zouden moeten beantwoorden aan
volgende principes.
4.3.1. Aandacht voor ruimtelijke kwaliteit
De essentie van een ruimtelijk structuurplan is het streven naar ruimtelijke
kwaliteit. Een omschrijving hiervan is niet evident. In het algemeen is
ruimtelijke kwaliteit wel herkenbaar, maar zelfs deskundigen kunnen dit
moeilijk in concrete maatstaven vertalen.
Twee aspecten zijn zeker van belang.
Ten eerste impliceert het een ‘begrijpelijke ruimtelijke structuur’. Dit
wordt gerealiseerd door de activiteiten op een logische manier in te
haken op de grote structuren van de ruimte zoals rivier- en beek-
valleien, verbindingswegen, verkavelingen enz.
Daarnaast is het belangrijk te zorgen voor een passende aanleg of
mooie verschijningsvorm van de ruimte, zodat inwoners hun leef-
omgeving als aangenaam ervaren.
4.3.2. Duurzame ruimtelijke ontwikkeling
Duurzame ontwikkeling is ‘een ontwikkeling die voorziet in de behoeften
van de huidige generatie zonder daarmee voor de toekomstige generaties
de mogelijkheid in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te
24
Omgeving - juni 2007 - R324-215
voorzien’ 2. Het is met andere woorden een ontwikkeling die niet afwentelt.
Niet op anderen, niet op toekomstige generaties.
Toegepast op het ruimtelijk beleid betekent het dat ruimtelijke ingrepen
moeten kaderen in een langetermijnperspectief en in een ruimere context.
Oplossingen op korte termijn of oplossingen die geïsoleerd worden be-
keken, zijn dikwijls slechts een verschuiving van het probleem.
Duurzame ruimtelijke ontwikkeling houdt ook rekening met de draagkracht
van de ruimte. Het lokaliseert activiteiten daar waar de ruimte ze kan
(ver)dragen en ze geen symptomen als verkeersoverlast, verontreiniging,
leegstand en verkrotting veroorzaken.
4.3.3. Diversiteit
Een ander beginsel betreft het erkennen en het stimuleren van variatie en
verscheidenheid. Voeren is geen homogeen gebied. Er zijn verschillende
soorten ruimten, verschillende dorpskernen, de bosgebieden, de beek-
valleien, open landbouwgebieden enz. Er moet zo goed mogelijk worden
ingespeeld op de eigen ontwikkelingsmogelijkheden en de eigenheid van
elk gebied. Voordeel is dat op die manier de leefomgeving voor bewoners
en gebruikers herkenbaar blijft en dat verschillen tussen gebieden niet
vervlakken.
4.3.4. Samenhang
Daartegenover zijn ook het zoeken naar samenhang en het op elkaar af-
stemmen van gebieden nodig.
2 World Commission on Environment and Development, Our common future, Oxford University Press, 1987.
Het zoeken naar structuurbepalende elementen die de samenhang tussen
de verschillende deelruimten en de samenhang met de ruimere omgeving
bevorderen, is een taak van het structuurplan. Structuurplanning moet
voorkomen dat deelgebieden als losse fragmenten naast elkaar liggen en
bijvoorbeeld allemaal op zichzelf een gelijkaardig aanbod produceren
(sporthal, cultureel centrum, middelbaar onderwijs, appartementen enz.).
25
Omgeving - juni 2007 - R324-215
5. Aanpak van het structuurplanningsproces
5.1. Eerste spoor: werken aan een visie
Aan de hand van de belangrijkste producten binnen het
structuurplanningsproces wordt hieronder kort aangegeven welke stappen
zijn ondernomen om te komen tot een visie op de gewenste ruimtelijke
ontwikkeling van Voeren.
5.1.1. Intentienota
In de intentienota verwoordde het gemeentebestuur een aantal
overwegingen die aanleiding hebben gegeven tot het opstarten van een
structuurplanningsproces.
Vooreerst bestaat de nood aan een globale visie op de ruimtelijke
ontwikkeling van Voeren en aan een integratiekader voor een aantal
sectorale studies.
Vervolgens wenst de gemeente een actief beleid inzake ruimtelijke
ordening te voeren.
Tot slot wordt de noodzaak beklemtoond om het gemeentelijk
ruimtelijk beleid te integreren binnen de krijtlijnen die het ruimtelijk
structuurplan Vlaanderen en het ruimtelijk structuurplan provincie
Limburg hebben getrokken.
De intentienota stelt dat enkele vraagstukken met voorrang moeten
worden bekeken, opgenomen als sleutelkwesties.
5.1.2. Startnota
Een volgend product binnen het structuurplanningsproces is de startnota.
De startnota bevatte een inventarisatie van relevante gegevens zoals
planningscontext, kengetallen enz., beschrijft de bestaande ruimtelijke
structuur en geeft een eerste aanzet tot gewenste ruimtelijke structuur.
5.1.3. Voorontwerp ruimtelijk structuurplan
Het voorontwerp van ruimtelijk structuurplan bracht alle onderzoek en
verzameld materiaal in zijn samenhang bijeen. In het informatief gedeelte
is de focus verder onderbouwd terwijl het richtinggevend gedeelte zowel
de algemene beleidsomkadering als de specifieke desbetreffende
standpunten bevat die de gemeente in de toekomst wenst in te nemen. In
het bindend gedeelte worden die elementen verwoord en samengevat die
de gemeente wil en kan realiseren en waarvoor bijgevolg op korte tot
middellange termijn de nodige middelen zullen moeten worden
vrijgemaakt. Op basis van het eerste voorontwerp werd in april 2006 een
structureel overleg georganiseerd. De opmerkingen werden verwerkt in
een aangepast voorontwerp ruimtelijk structuurplan.
5.1.4. Ontwerp ruimtelijk structuurplan
Na besprekingen van het (aangepaste) voorontwerp gemeentelijk
ruimtelijk structuurplan Voeren in een plenaire vergadering op 23 april
2007 werd voorliggend ontwerp van gemeentelijk ruimtelijk structuurplan
Voeren opgemaakt.
Voorliggend ontwerp is bedoeld voor goedkeuring in de gemeenteraad
halfweg 2007 en is vervolgens het voorwerp van een openbaar
onderzoek.
26
Omgeving - juni 2007 - R324-215
5.2. Tweede spoor: werken aan het beleid van vandaag
Het structuurplanningsproces levert een bijdrage tot het dagelijks beleid.
Vanuit de actuele problematiek van de begraafplaatsen, de nood aan een
recyclagepark, aan ruimte voor lokale bedrijven, aan betaalbare woningen
en parkeerfaciliteiten in ’s-Gravenvoeren is bijvoorbeeld een gedetailleerd
onderzoek gebeurd naar de gewenste invulling ervan, met het oog op de
opmaak van enkele BPA’s.
5.3. Derde spoor: samenwerking en communicatie
Communicatie en overleg zijn sleutelwoorden in een
structuurplanningsproces. Het zoeken naar partners, het opbouwen van
een draagvlak en het uitwisselen van informatie spelen hierin een
belangrijke rol, maar komen niet van de ene dag op de andere tot stand.
Bij de start van het structuurplanningsproces voor de gemeente Voeren is
een samenwerkingsverband opgezet dat tot doel heeft dit proces verder te
begeleiden. Het is daarbij duidelijk dat de uiteindelijke
beslissingsbevoegdheid inzake het structuurplan bij de gemeenteraad ligt.
Enkele principes zijn daarbij belangrijk.
Planningsprocessen worden verrijkt door de inbreng van vele partijen.
Initiatieven op dit vlak kunnen vanuit verschillende invalshoeken
komen (geïnteresseerde maatschappelijke groepen, overheidsadmi-
nistraties, beleidsverantwoordelijken, individuele burgers enz.). Ge-
streefd werd om in een open planproces deze initiatieven de kans te
geven zich uit te drukken. Een open planningscultuur maakt de
politieke besluitvorming des te zinvoller daar juist omwille van de in-
breng van vele partijen op een bepaald moment prioriteiten moeten
worden gesteld en keuzen gemaakt.
Daartoe is het doorlopend leveren van basisinformatie omtrent het
structuurplanningsproces een basisvereiste. Dit gebeurde zo efficiënt
en eenvoudig mogelijk met behulp van de normale gemeentelijke
kanalen zoals de website, de nieuwsbrief, het informatieblad en pers-
berichten.
Daarnaast werd ook meer gerichte communicatie naar specifieke doel-
groepen noodzakelijk geacht. Ruim opgezette workshops spelen hierin
een belangrijke rol.
Vele partijen voelen zich betrokken bij de uitwerking van complexe
ruimtelijke beleidsplannen en projecten. Dat maakte het nadenken
over een goede procesarchitectuur onontbeerlijk. Efficiënte en effec-
tieve communicatie en besluitvorming zijn daarbij sleutelbegrippen.
Efficiënt betekent dat allerlei vertragingsmechanismen in het
besluitvormingsproces worden beperkt; effectief dat het plannings-
proces bevredigende resultaten oplevert.
5.3.1. Actoren
Projectgroep
De projectgroep bereidt het structuurplan inhoudelijk voor. Zij coördineert
het plannings- en inspraakproces. Zij adviseert het college over de aanpak
van de planning, het uit te voeren onderzoek en de inspraak. Hier vinden
tevens een afstemming en een overleg plaats tussen de gemeentelijke
diensten over de werkzaamheden en de belangrijke projecten. In deze
groep zijn het gemeentebestuur en de betrokken diensten
vertegenwoordigd.
Belangrijk hierbij is dat de projectgroep:
de verschillende documenten van de structuurplanning bespreekt
de inspraakprocedure mee uitwerkt
de procedure van structuurplanning mee opvolgt
27
Omgeving - juni 2007 - R324-215
de benodigde gegevens ter beschikking stelt.
Gecoro
De gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening is het officiële
adviesorgaan voor het ruimtelijk beleid. Ze kan advies geven,
opmerkingen maken of voorstellen doen over alle aangelegenheden met
betrekking tot de gemeentelijke ruimtelijke ordening.
Voor een gemeente van 10.000 inwoners of minder, zoals Voeren, kan de
gemeenteraad een gemotiveerd verzoek richten aan de Vlaamse regering
om vrijgesteld te worden van de verplichting om een gecoro op te richten.
De gemeente Voeren heeft een dergelijke vrijstelling verkregen, waardoor
de taken van de gecoro voorlopig nog waargenomen worden door de
bevoegde planologische ambtenaar.
College van burgemeester en schepenen
Op de projectgroep is steeds de burgemeester, bevoegd voor ruimtelijke
ordening, aanwezig. Hij zorgt voor de doorstroming van de informatie naar
het voltallige college. Op specifieke beslismomenten geeft de ontwerper
een toelichting van de werkzaamheden teneinde goedkeuring voor het
vervolgtraject te bekomen.
Gemeenteraad
De gemeenteraad zal uiteindelijk het structuurplan definitief vaststellen.
De leden van de gemeenteraad worden zo dicht mogelijk bij het tot stand
komen van het structuurplan betrokken.
Bevolking
De bevolking is bij de afronding van de startnota uitgebreid geïnformeerd
over de voortgang en de resultaten van de werkzaamheden. Een
tweetalige informatiebrochure werd verspreid onder alle inwoners van
Voeren.
Belangensectoren
Om duidelijker inzicht te krijgen in het functioneren van het toerisme en de
ruimtelijke weerslag ervan op andere ruimtegebruikers in de gemeente, is
een intensieve brainstorm ingericht. Op 10 juni 2006 discussieerden de
toeristische sector, de landbouw- en de natuursector over de toekomst
van het toerisme en de open ruimte in Voeren. Bevindingen uit de
brainstorm werden opgenomen in het gemeentelijk ruimtelijk
structuurplan.
5.3.2. Concrete acties
Aan de hand van interviews met bevoorrechte getuigen werden in de
startfase de eerste ideeën rond het structuurplanningsproces en de
inhoud van het ruimtelijk structuurplan gemobiliseerd. Concrete, ruimtelijk
relevante problemen zijn opgenomen als sleutelkwesties waarop de
hoofdlijnen van het ruimtelijk structuurplan dienen te focussen.
Een uitgebreide tweetalige informatiebrochure werd bij afronding van de
startnota verspreid onder de gehele bevolking. Gemeentelijke, provinciale
en Vlaamse administraties van de verschillende sectoren, en
vertegenwoordigers van gemeentelijke belangengroepen werden
geraadpleegd in een brede workshop. De verschillende reacties op de
brochure en de startnota werden gebundeld en aanbevelingen voor het
28
Omgeving - juni 2007 - R324-215
verdere procesverloop en de verfijning van het ruimtelijk structuurplan
werden besproken. Deze opmerkingen zijn opgenomen, aangepast of
geactualiseerd in het voorontwerp ruimtelijk structuurplan, thans na
overleg met bovenlokale overheden aangepast tot voorliggend ontwerp
van structuurplan.
figuur 2: cover informatiebrochure
29
Omgeving - juni 2007 - R324-215
6. Opbouw van het ontwerp ruimtelijk structuurplan
In het informatief gedeelte worden, zoals voorgaand vermeld, de
elementen van de bestaande ruimtelijke structuur besproken. Het
richtinggevend gedeelte beschrijft de gewenste ruimtelijke structuur. Het
bindend gedeelte geeft de beslissingen die de realisatie van de gewenste
ruimtelijke structuur beogen.
6.1. Informatief gedeelte
Deel I geeft een situering van Voeren en een analyse van het fysisch
systeem. Het deel wordt afgesloten met enkele kengetallen.
Deel II schetst kort de randvoorwaarden die voortvloeien uit bestaande
plannen, al dan niet met een juridische draagwijdte, uit studies en uit
beleidsdocumenten, zowel ruimtelijk als sectoraal, uit enkele wetten en
decreten, uit projecten en programma’s. Dit wordt de planningscontext
genoemd.
Deel III situeert de gemeente binnen een ruimer gebied en beschrijft welke
positie de gemeente vervult binnen de regio. De beschrijving van de
historiek van de ruimtelijke ontwikkelingen geeft inzicht in de
ontstaansgeschiedenis van Voeren.
In deel IV wordt de bestaande ruimtelijke structuur van de gemeente
Voeren beschreven aan de hand van de ruimtelijk relevante
deelstructuren.
In deel V wordt stilgestaan bij drie bestaande deelruimten die in de
bestaande ruimtelijke structuur herkend kunnen worden:
de vallei van de Berwijn
het tussengebied rond ’s-Gravenvoeren
het land van Herve.
Deel VI geeft een overzicht van de behoeften, prognoses en
taakstellingen ten aanzien van bijkomende woningen, bedrijven,
gemeenschapsvoorzieningen enz.
Deel VII tenslotte geeft een overzicht van de belangrijkste ruimtelijke
knelpunten, kwaliteiten en kansen waarop het gemeentelijk ruimtelijk
structuurplan een antwoord moet trachten te bieden.
6.2. Richtinggevend gedeelte
Deel I geeft de visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de
gemeente Voeren. In dit kader worden de uitgangshouding, de gewenste
rol en positie alsook de beoogde basisdoelstellingen van de gemeente
beschreven.
Deel II vertaalt de visie in een ruimtelijk concept voor de hele gemeente.
Dit is een coherent geheel van ruimtelijke principes voor de gewenste
ruimtelijke ontwikkeling van Voeren. Deel II presenteert het synthesebeeld
van de gewenste ruimtelijke structuur. De hiernavolgende delen geven
een uitwerking van dit globaal beeld.
Deel III vertaalt de visie naar aangepaste ontwikkelingsperspectieven voor
de drie deelruimten. Dit deel geeft een goed zicht op de samenhangen in
het vooropgesteld ruimtelijk beleid.
30
Omgeving - juni 2007 - R324-215
Deel III IV vertaalt de visie naar specifieke ontwikkelingsperspectieven
voor enkele deelstructuren. In dit deel zijn de voornaamste taakstellingen
voor het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan terug te vinden.
Deel IV maakt een brug van het richtinggevend gedeelte naar het bindend
gedeelte. Middels een kort overzicht van belangrijke beleidsthema’s vanuit
de visie wordt een richting gegeven aan de samenstelling van het
actieprogramma.
6.3. Bindend gedeelte
In dit gedeelte worden de beleidsbeslissingen opgenomen die op
gemeentelijk niveau een bindend karakter krijgen. De bindende
bepalingen vormen het kader voor de maatregelen waarmee de gemeente
de gewenste ruimtelijke structuur wil realiseren. Er worden vijf categorieën
onderscheiden:
beslissingen over de wijze van omgaan met het structuurplan als
beleidskader
beslissingen over het selecteren van verschillende structuurbepalende
elementen van de deelstructuren in de gemeente
beslissingen over de kwantitatieve programmatie ten aanzien van
bijkomende woningen
beslissingen over uit te voeren acties en te nemen maatregelen
en beslissingen over samenwerking met andere overheden en
instellingen, en over de communicatie naar de bevolking.
31
Omgeving - juni 2007 - R324-215
informatief gedeelte
32
Omgeving - juni 2007 - R324-215
33
Omgeving - juni 2007 - R324-215
I. Situering
34
Omgeving - juni 2007 - R324-215
35
Omgeving - juni 2007 - R324-215
1. Situering van Voerenkaart 1: administratieve situering
kaart 2: situering in de regio
Hoewel de gemeente ruimtelijk niet aansluit bij Vlaanderen, maar aan
Wallonië en aan Nederland grenst, behoort de gemeente Voeren
administratief tot de provincie Limburg. De gemeente wordt daarbij
gerekend tot het arrondissement Tongeren.
Voeren grenst in het noorden aan de Nederlandse provincie Zuid-Limburg,
met de gemeenten Eijsden, Margraten en Gulpen, en in het zuiden, het
oosten en het westen aan de provincie Luik, met de gemeenten Visé,
Dalhem, Aubel en Plombières.
Sinds de fusie in 1977 bestaat Voeren (5.076 ha) uit zes deelgemeenten.
Moelingen (336 ha) is het meest westelijk gelegen dorp van de
fusiegemeente Voeren. Het dorp ligt op de vlakke Maasoever en wordt
ontwaterd door de rivier de Berwijn. Van west naar oost langsheen de
loop van de Voer bevinden zich ‘s-Gravenvoeren (1.344 ha), Sint-
Martens-Voeren (1.289 ha) gelegen aan de samenvloeiing van de Veurs
en de Voer, en Sint-Pieters-Voeren (512 ha). Teuven (729 ha) en
Remersdaal (864 ha) liggen in het oosten van de gemeente, in de vallei
van de Gulp.
De landelijke gemeente Voeren, gelegen op de waardevolle overgang
tussen het Land van Herve en Haspengouw, situeert zich te midden van
de stedendriehoek Aken (25 km 3) - Luik (26 km) - Maastricht (15 km), en
bevindt zich tevens in de nabijheid van de kleine steden Visé (6 km),
Tongeren (26 km) en Hasselt (41 km).
3 Afstanden gemeten centraal vanuit de gemeente (Sint-Martens-Voeren).
De autoweg E25 Luik - Maastricht, de Maas en het Albertkanaal
begrenzen de gemeente in het westen. Verder wordt de gemeente ont-
sloten via de gewestweg N653 Visé - Maastricht, parallel gelegen aan de
autosnelweg, de gewestweg N648 die Verviers met N278 (in Nederland)
verbindt, en de gewestweg N608 Visé - Aken. De goederenspoorlijn nr.
24, tussen Antwerpen en het Ruhrgebied doorkruist de gemeente van
west naar oost.
36
Omgeving - juni 2007 - R324-215
2. Fysisch systeemkaart 3: fysisch systeem
Het fysisch systeem is opgebouwd uit verschillende eenheden, namelijk
reliëf, bodem en hydrologie. Tussen deze verschillende componenten is er
een sterke samenhang van abiotische processen (fysische, chemische en
biologische eigenschappen) die voornamelijk met elkaar in verband staan
via oppervlakte- en grondwater. Het fysisch systeem karakteriseert in
belangrijke mate het landschap.
2.1. Reliëf en hydrografie
kaart 4: reliëfkaart
De morfogenese van de Voerstreek wordt voornamelijk bepaald door
krijtafzettingen van het Secundair. Slechts zeer plaatselijk, in de vallei van
de Geul, dagzomen schiefers en zandsteen uit Devoon en Karboon.
Tertiair zand wordt plaatselijk aangetroffen onder de Krijtafzettingen. Dit
wijst op de inspoeling van de tertiaire sedimenten in dolines in het
Krijtgesteente.
Gedurende het vroeg-Pleistoceen stond het westelijke deel van het
Krijtplateau onder invloed van de Maas. Hierbij werd door de Maas grind
en kwartsgrind uit zuidelijk gelegen gebieden aangevoerd en afgezet.
Deze silexbanken zijn het meest erosieweerstandig. Ze bleven achter in
pakketten tot 15 m dik. Nu vindt men aan het oppervlak nog resten van
Maasterrassen onder andere aan de Snaouwenberg en
Schoppemerheide. De verste uitbreiding van de Maasterrassen komt voor
tot in Ottegroeven.
De Voerstreek ligt op ongeveer 75 m hoogte in het westen en ongeveer
225 m in het oosten. De lösslaag die gedurende de laatste ijstijd over het
hele gebied is gaan liggen, en die voor een deel het landschap bepaalt, is
een stuk dikker in het westen dan in het oosten. Op de reliëfkaart uit zich
dit in het centrale en oostelijke deel van de Voerstreek in een
uitgesproken golvend landschap, respectievelijk het Veursdal en het
Gulpdal. Het terrassenland van het westen heeft een veeleer zacht
glooiend karakter. Moelingen en ’s-Gravenvoeren liggen volledig binnen
de alluviale vlakte van de Maas.
tabel 1: geologische tijdsvakken
era periode tijdvak ouderdom in miljoenen jaren
Cenozoïcum
QuartairHoloceen 10.000 jaar
Pleistoceen 1,8
Tertair
Plioceen 6
Mioceen 22,5
Oligoceen 38
Eoceen 55
Paleoceen 65
Mesozoïcum
KrijtBoven 100
Onder 141
Jura
Boven 160
Midden 176
Onder 195
Trias
Boven 210
Midden 215
Onder 230
Paleozoïcum 251
De streek wordt gedraineerd door verschillende kleine rivieren, die tot 100
m diep zijn ingesneden, tot op de klei van Herve. Door de permanent
37
Omgeving - juni 2007 - R324-215
bevroren ondergrond konden regen- en smeltwater niet in de bodem
wegsijpelen, waardoor er tijdens de ijstijden meer water door rivieren
stroomde dan nu. Dit verklaart de enorm brede dalen in verhouding tot de
kleine waterlopen. Ze vertonen een opvallende dalasymmetrie.
De Berwijn mondt in Moelingen in de Maas uit.
De Voer gaf aan de streek en aan drie dorpen haar naam. De Voer
ontspringt in Sint-Pieters-Voeren, ontvangt in Sint-Martens-Voeren de
Veurs en in ’s-Gravenvoeren de Noorbeek en de Beek. In Eijsden
(Nederland) mondt ze in de Maas uit.
De Gulp is een bijrivier van de Geul. In Teuven stroomt de Gulp de
grens over naar Slenaken (Nederland).
Verschillende droogdalen, zoals de Grep, de Grubbe en de Horster, zijn
nog in het landschap te onderscheiden. Zij werden gevormd tijdens de
laatste ijstijd, toen er wel een waterloop doorliep die de erosie
veroorzaakte.
2.2. Bodem
kaart 5: oppervlaktekaart
De ondergrond bestaat voornamelijk uit zeer doorlatend krijt en verzekert
aldus een goede drainage van de bodem. Daarbovenop komen overwe-
gend leembodems voor, in het westen dikker dan in het oosten. De leem-
bodems worden hoofdzakelijk op de brede plateaus en aan de voet van
de zachte hellingen aangetroffen. Stenige leembodems overheersen op
de hellingen en de plateauranden. Hun zure onvruchtbare bodems zijn
meestal bebost. Dit is ook gebeurd met de minder vruchtbare plateaus. In
het westen, het Hoogbos en de Schoppemerheide, komt op de hoogste
landschapsdelen plaatselijk eveneens terrasgrindbijmenging van de Maas
voor.
De steilranden boven aan de hellingen worden gevormd door podzolen.
De profielen bevatten een relatief hoog zandgehalte en werden door
toedoen van de neerslagafvoer, afkomstig van de iets hoger gelegen
silexbanken gepodzoliseerd.
De leembodems van de brede plateaus zonder stenige bijmenging maken
deel uit van de relatief vlakke plateauruggen en van de op de alluvia en
colluvia aansluitende westelijke en zuidelijke, zacht hellende dalvoeten.
Het aangevoerde eolische leempakket vormde hier de dikste lagen en
was het minst aan afspoeling onderhevig. De lössgrond van de hellingen
is reeds lang geleden weggespoeld en verplaatst naar de dalen (collu-
vium).
De alluviale gronden of de rivierafzettingen zijn de laagst gelegen gronden
van de regio, 50 tot 100 m onder de plateaukoppen gelegen in de
voornaamste beekvalleien. Kleiige bodems bevinden zich op de steile
oostelijke en noordelijke oever van de dalen. De colluviale gronden zijn
talrijker en meer vertakt dan de alluviale gronden. De kleibodems
omvatten de klei van Herve alsook het tot klei verweerd krijtsubstraat.
Beide series bevinden zich helemaal onder aan de steile oostelijke en
noordelijke hellingen van de beekvalleien waar ze aansluiten op de
alluviale of colluviale gronden.
38
Omgeving - juni 2007 - R324-215
3. Kengetallen3.1. Ruimtegebruik
kaart 6: bodemgebruik op basis van satellietbeeld
tabel 2: bodemgebruik volgens het kadaster (2004)
Voeren Riemst Limburg Vlaanderen
totale oppervlakte 5,0 km² 5,8 km² 242,2 km² 13.522 km²
bebouwd 3,87% 10,58% 15,08% 17,1%
niet bebouwd 91,76% 83,75% 78,31% 75,9%
niet gekadastreerd 4,36% 5,67% 6,61% 6,9%
akkerland en grasland 50,77% 73,97% 46,08% 57,0%
bossen en boomgaarden 39,42% 7,4% 18,32% 9,9%
tuinen en parken 0,40% 0,29% 0,80% 1,3%
woongebouwen 2,95% 8,37% 10,03% 11,6%
recreatie 0,22% 0,40% 1,06% 0,9%
bedrijvigheid 0,21% 0,94% 2,61% 2,8%
gemeenschaps-
voorzieningen
0,22% 0,22% 0,66% 1,0%
wegen en water 0,17% 0,20% 1,22% 1,1%
andere 1,28% 8,21% 19,22% 7,5%
bron: ecodata 01/01/2004, federale overheidsdienst economie, KMO, middenstand en
energie
Zowat 90% van de gemeentelijke oppervlakte is onbebouwd. Daarbij is
het aandeel van de bebouwing ruim lager dan de gemeente Riemst en het
Limburgse en Vlaamse gemiddelde. Slechts 3% van het grondgebied is in
gebruik voor woningen. Op het vlak van bedrijvigheid scoort de gemeente
duidelijk lager dan de overige aangegeven gemiddelden.
Samen met de bossen en boomgaarden, vormt de landbouw (51%) de
belangrijkste factor voor het ruimtegebruik in de gemeente Voeren. Het
areaal aan boscomplexen en boomgaarden ligt met 40% beduidend hoger
dan het provinciaal en Vlaams gemiddelde.
3.2. Bevolking
De totale bevolking bestond op 1 januari 2005 uit 4.238 inwoners op een
oppervlakte van 5.076 ha. Sinds de jaren 80 is quasi een constant
inwonersaantal met lichte schommelingen waar te nemen. In de provincie
Limburg, alsook in Vlaanderen, blijft het bevolkingscijfer groeien. De
bevolkingsdichtheid is laag in vergelijking met het Vlaams gemiddelde, 83
inwoners/km² ten opzichte van 447 inwoners/km² in Vlaanderen. De
bevolkingsdichtheid neemt daarbij binnen de gemeente van west naar
oost af 4.
4 In 2003 bedroeg de bevolkingsdichtheid in de deelgemeenten van west naar oost 27, 10, 6, 6, 4 en 3 inwoners/ha met respectievelijk 914 inwoners in Moelingen, 1.403 inwoners in ‘s-Gravenvoeren, 851 inwoners in Sint-Martens-Voeren, 308 inwoners in Sint-Pieters-Voeren, 507 inwoners in Teuven en 314 inwoners in Remersdaal.
39
Omgeving - juni 2007 - R324-215
3.2.1. Evolutie
tabel 3: evolutie van de totale bevolking
Voeren Limburg Vlaanderen
aantal % aantal % aantal %
1971 4.433 100% 652.547 100% 5.416.583 100%
1981 4.194 94,6% 716.888 109,8% 5.630.129 103,9%
1991 4.226 95,3% 750.435 115% 5.768.925 106,5%
2000 4.315 97,3% 791.178 121,2% 5.940.251 109,7%
2003 4.297 96,9% 802.528 123% 5.995.553 110,7%
2004 4.311 97,2% 805.786 123,5% 6.016.024 111,1%
2005 4.238 95,6% 809.942 124,1% 6.043.161 111,6%
(2006) (4.263) (96,2%)
bron: lokale statistieken, eigen verwerking
De bevolking van Moelingen vertoont de laatste 50 jaar een forse stijging,
waarschijnlijk te wijten aan zijn gunstige verkeersontsluiting door N653
Visé - Maastricht en de recente autosnelweg E25 Luik - Maastricht. ‘s-
Gravenvoeren kent slechts recentelijk opnieuw een stijging in zijn
bevolkingsaantal. Sint-Pieters-Voeren heeft lange tijd een daling gekend
van het aantal inwoners, maar zag zijn bevolking de laatste 20 jaar
opnieuw stijgen. Remersdaal, net zoals Sint-Martens-Voeren, kent een
constante daling. Het inwonersaantal van Teuven daalt pas sinds de jaren
’50.
figuur 3: evolutie van de totale bevolking in de deelgemeenten
bron: gemeente Voeren, jaarverslagen
40
Omgeving - juni 2007 - R324-215
3.2.2. Migratiesaldo
tabel 4: aantal inwijkingen en uitwijkingen
Voeren Limburg Vlaanderen
inwijking uitwijking inwijking uitwijking inwijking uitwijking
1992 126 134 25.809 23.850 233.094 217.296
2000 182 171 27.801 26.047 239.902 232.276
2001 172 184 28.787 27.246 247.273 234.673
2002 180 212 29.942 27.837 257.128 239.993
2003 192 182 30.283 28.274 262.092 262.314
2004 173 236 30.465 28.274 268.661 251.660
bron: lokale statistieken, eigen verwerking
In tegenstelling tot de provincie Limburg en Vlaanderen wordt de
gemeente Voeren gekenmerkt door een terugkerend negatief
migratiesaldo. In 1992, 2001, 2002 en 2004 verhuisden respectievelijk 8,
12, 32 en 63 inwoners buiten de gemeente.
3.2.3. Bevolkingssamenstelling
Leeftijd
tabel 5: bevolkingssamenstelling volgens leeftijdsklassen (2000)
Voeren Limburg Vlaanderen
aantal % % %
0-19 jaar 1.144 26,5% 24,0% 23,1%
20-39 jaar 1.131 26,2% 29,6% 28,2%
40-59 jaar 1.109 25,7% 27,3% 26,6%
60 jaar en + 931 21,6% 19,1% 22,2%
totaal 4.315 100% 100% 100%
bron: lokale statistieken, eigen verwerking
tabel 6: bevolkingssamenstelling volgens leeftijdsklassen (2003)
Voeren Limburg Vlaanderen
aantal % % %
0-19 jaar 1.076 25,0% 22,8% 22,4%
20-39 jaar 1.042 24,2% 28,3% 27,2%
40-59 jaar 1.237 28,8% 29,0% 28,0%
60 jaar en + 942 22,0% 19,9% 22,4%
totaal 4.297 100% 100% 100%
bron: lokale statistieken, eigen verwerking
tabel 7: bevolkingssamenstelling volgens leeftijdsklassen (2004)
Voeren Limburg Vlaanderen
aantal % % %
0-19 jaar 1.074 24,9% 22,5% 22,3%
20-39 jaar 1.001 23,2% 27,8% 26,7%
40-59 jaar 1.292 30,0% 29,5% 28,4%
60 jaar en + 944 21,9% 20,1% 22,5%
totaal 4.311 100% 100% 100%
bron: lokale statistieken, eigen verwerking
41
Omgeving - juni 2007 - R324-215
tabel 8: bevolkingssamenstelling volgens leeftijdsklassen (2005)
Voeren Limburg Vlaanderen
aantal % % %
0-19 jaar 1.023 24,1% 19,3% 18,5%
20-39 jaar 960 22,7% 28,2% 28,5%
40-59 jaar 1.327 31,3% 31,2% 31,2%
60 jaar en + 928 21,9% 21,2% 21,8%
totaal 4.238 100% 100% 100%
bron: lokale statistieken, eigen verwerking
Zoals hierboven aangegeven, ligt de bevolkingssamenstelling min of meer
in de lijn van de provincie Limburg en van het Vlaams gewest. Een
opvallende vaststelling is echter dat het percentage 20- tot en met 39
jarigen beduidend lager ligt in Voeren dan in de provincie of in het gewest.
Het aantal neemt bovendien sterk af, van 26,2% (1.131) in 2000 naar
22,7% (960) in 2005, terwijl in Limburg en Vlaanderen de percentages
quasi onveranderd blijven. De totale bevolking, het aantal inwoners in
Voeren, is in diezelfde periode quasi constant gebleven. Rekening
houdend met het negatieve migratiesaldo, wijzen deze cijfers in alle
waarschijnlijkheid op een stijgende uittocht van jongeren en jonge
gezinnen. Aan de basis van deze uittocht liggen liggen onder andere een
beperkte werkgelegenheid in de gemeente zelf, een algemeen tekort aan
beschikbare bouwgronden, een stijgende prijsevolutie van woonhuizen en
bouwgronden enz. De vergrijzing is als algemene trend zeer opvallend
aanwezig in Voeren. Om een meer evenwichtige spreiding in leeftijd te
verkrijgen is meer dan in andere buitengebiedgemeenten het beperken
van de uittocht en/of het aantrekken van jongeren en jonge gezinnen
wenselijk.
Nationaliteit
tabel 9: aantal vreemdelingen naar voornaamste nationaliteit (2005)
Voeren Limburg Vlaanderen
aantal %
aantal inwoners 4.238 100% 809.942 6.016.024
aantal niet-Belgen 1.003 - 65.527 870.862
aandeel niet-Belgen - 23,7% 8,1% 4,9%
Turken 0 0,0% 8,3% 6,4%
Italianen 7 0,7% 18,8% 7,7%
Marokkanen 0 0,0% 3,2% 9,0%
Spanjaarden 4 0,4% 2,7% 3,4%
Grieken 0 0,0% 1,9% 1,2%
Nederlanders 919 91,6% 52,2% 31,0%
overige 73 7,3% 12,8% 41,3%
bron: N.I.S., verwerking: provincie Limburg, 2de directie, studiecel
Een belangrijk aandeel van de bevolking 5 is van Nederlandse nationaliteit,
vaak al generaties lang. Het grootste deel van hen is afkomstig uit de
Nederlands - Limburgse buurdorpen vlak over de grens.
5 In 2005 ging het om 919 personen, of 21,4% van de totale bevolking.
42
Omgeving - juni 2007 - R324-215
tabel 10: evolutie van het aantal vreemdelingen
Voeren Limburg Vlaanderen
aantal % aantal % aantal %
1971 475 100% 55.096 100% 164.029 100%
1981 528 111% 72.015 131% 232.544 142%
1991 625 132% 69.428 126% 258.848 158%
2000 807 170% 66.917 121% 293.650 179%
2003 914 192% 63.502 115% 280.743 171%
2004 986 208% 64.444 117% 288.375 176%
2005 1.003 211% 65.527 119% 297.289 181%
bron: lokale statistieken, eigen verwerking
Bovenstaande cijfers schetsen een aanzienlijke toename van het aantal
vreemdelingen. Binnen een tijdspanne van 30 jaar heeft het aantal niet-
Belgen in de gemeente Voeren zich verdubbeld. Terwijl in 1991 nog
slechts 14% van de totale bevolking van niet-Belgische afkomst was, is dit
percentage gestegen tot bijna 25%. Rekening houdend met voorgaande
cijfers uit tabel 9 kan worden gesteld dat voornamelijk het toenemend
aandeel Nederlanders deze exponentiele groei heeft veroorzaakt.
tabel 11: evolutie van het aantal Nederlanders
totale bevolking
Voeren Riemst A.D.P.V. 6 A.B.H.H.K.T.W. 7
1990 4.219 15.176 34.991 70.250
1995 4.295 15.357 35.744 71.335
1996 4.317 15.281 35.535 71.479
1997 4.307 15.397 35.634 71.681
1998 4.318 15.550 35.763 71.847
1999 4.297 15.648 35.808 72.143
2000 4.315 15.617 35.974 72.134
2001 4.327 15.687 36.225 72.085
2002 4.328 15.755 36.440 72.166
2003 4.297 15.775 36.686 72.230
2004 4.311 15.810 36.777 72.184
bevolking met Nederlandse nationaliteit
1990 520 1.364 712 297
1995 621 1.645 772 421
1996 644 1.642 808 450
1997 665 1.767 847 444
1998 695 1.922 864 453
1999 697 2.017 892 483
2000 722 2.040 943 496
2001 750 2.247 979 510
2002 793 2.418 1.049 538
2003 826 2.506 1.148 552
2004 897 2.615 1.223 594
% bevolking met Nederlandse nationaliteit
1990 12% 9% 2% 0%
6 De Luikse gemeenten Aubel, Dalhem, Plombières en Visé.7 De Limburgse gemeenten Alken, Borgloon, Heers, Herstappe, Kortessem,
Tongeren en Wellen.
43
Omgeving - juni 2007 - R324-215
1995 14% 11% 2% 1%
1996 15% 11% 2% 1%
1997 15% 11% 2% 1%
1998 16% 12% 2% 1%
1999 16% 13% 2% 1%
2000 17% 13% 3% 1%
2001 17% 14% 3% 1%
2002 18% 15% 3% 1%
2003 19% 16% 3% 1%
2004 21% 17% 3% 1%
bron: Stadim, studies en advies immobiliën
Wanneer het aandeel Nederlanders ten opzichte van de totale Voerense
bevolking wordt bekeken in een historisch perspectief, valt onmiskenbaar
de toename ervan op. Waar in 1989 ‘slechts’ 12% van de totale bevolking
uit bewoners met de Nederlandse nationaliteit bestond, is dit percentage
opgelopen tot 21% in 2004. Kenmerkend is ook dat deze trend zich
versnelt doorzet vanaf 1999.
3.3. Beroepsbevolking
De beroepsbevolking omvat iedere persoon van 15 jaar of ouder die in de
gemeente woont en die zich aanbiedt op de arbeidsmarkt, ongeacht of hij
werk vindt of niet. In tegenstelling tot de Limburgse en Vlaamse cijfers
daalt het aandeel van de beroepsbevolking in de gemeente Voeren.
tabel 12: evolutie van de beroepsbevolking
Voeren Limburg Vlaanderen
aantal % aantal % aantal %
1997 1.771 100% 338.974 100% 2.604.840 100%
1998 1.745 98,5% 340.946 100,6% 2.609.682 100,2%
1999 1.715 96,8% 340.743 100,5% 2.609.478 100,2%
2000 1.732 97,8% 343.112 101,2% 2.624.991 100,8%
2001 1.728 97,5% 348.614 102,8% 2.658.765 102,1%
2002 1.722 97,2% 352.053 103,9% 2.677.390 102,8%
2003 1.701 96,0% 360.776 106,4% 2.725.837 104,6%
2004 1.702 96,1% 364.845 107,6% 2.766.973 106,2%
bron: lokale statistieken, eigen verwerking
3.4. Tewerkstelling
tabel 13: evolutie van de totale tewerkstelling
Voeren Limburg Vlaanderen
aantal % aantal % aantal %
1997 847 100% 240.823 100% 1.842.267 100%
1998 885 104,5% 249.061 103,4% 1.885.837 102,4%
1999 902 106,5% 247.615 102,8% 1.914.885 103,9%
2000 939 110,9% 250.456 104,0% 1.938.824 105,2%
2001 965 114,0% 257.730 107,0% 1.989.123 108,0%
2002 976 115,2% 257.440 106,9% 1.988.101 107,9%
2003 924 109,1% 251.230 104,3% 1.989.638 107,9%
bron: lokale statistieken, eigen verwerking
In 2001 bedroeg de totale werkgelegenheid in de gemeente 965, waarvan
het overgrote merendeel in de tertiaire sector, 81% of 783
arbeidsplaatsen. De bouwnijverheid is de tweede grootste sector met
9,6% of 93 arbeidsplaatsen, gevolgd door de landbouw met 8,2% of 80
arbeidsplaatsen. Tot 2002 bleef de totale gemeentelijke werkgelegenheid
44
Omgeving - juni 2007 - R324-215
verder groeien. In 2003 volgde een markante daling van de
werkgelegenheid, van 976 werkplaatsen naar 924. Dit is een daling van
5,4%.
De totale beroepsbevolking is groter dan de werkgelegenheid in de
gemeente waardoor er een woon-werkpendel is naar andere gemeenten.
In 1991 werkten bijna 600 inwoners van Voeren, of 33,1% van de
beroepsbevolking, in hun eigen gemeente. Voeren is een woongemeente
voor forenzen naar Visé, Maastricht en Luik. Het woon-werkverkeer is vrij
hoog. In 1991 werkten ca. 120 personen in een andere Vlaamse
gemeente. Naar het Waals gewest pendelden ongeveer 600 tewerkge-
stelden. 36 personen gingen werken in het Duitstalig landsgedeelte, 28 in
het Brussels hoofdstedelijk gewest. Tot slot waren er een twintigtal
personen in Duitsland tewerkgesteld.
3.5. Landbouw
tabel 14: landbouwbedrijfstypes in Voeren (1999)
bedrijfstype aantal bedrijven aandeel totale
landbouwoppervlakte
absoluut % absoluut %
akkerbouw 12 13% 266 ha 12%
combinatie van rundvee 9 10% 154 ha 7%
melkvee 56 60% 1.615 ha 71%
mestvee 1 1% 22 ha 1%
varkens 2 2% 28 ha 1%
pluimvee 1 1% 0 ha 0%
combinatie rundvee en
akkerbouw
2 2% 38 ha 2%
combinatie rundvee,
akkerbouw en veredeling
5 5% 148 ha 7%
mestkalveren 1 1% 3 ha 0%
gemengde landbouw 2 2% 9 ha 0%
totaal 93 100% 2.283 ha 100%
bron: VLM - mestbank, statistische website: gemeentestatistieken
45
Omgeving - juni 2007 - R324-215
tabel 15: landbouwbedrijfstypes in Voeren (2002)
bedrijfstype aantal bedrijven aandeel totale
landbouwoppervlakte
absoluut % absoluut %
akkerbouw 14 15% 261 ha 11%
combinatie van rundvee 10 11% 181 ha 8%
melkvee 54 59% 1.699 ha 72%
mestvee 2 2% 26 ha 1%
varkens 2 2% 28 ha 1%
pluimvee 1 1% 0 ha 0%
combinatie rundvee en
akkerbouw
2 2% 34 ha 1%
combinatie rundvee,
akkerbouw en veredeling
4 4% 125 ha 5%
mestkalveren 1 1% 3 ha 0%
gemengde landbouw 1 1% 4 ha 0%
totaal 91 100% 2.361 ha 100%
bron: VLM - mestbank, statistische website: gemeentestatistieken
De landbouw, exclusief boomgaarden, neemt met 50,77% een belangrijk
aandeel van de oppervlakte van de gemeente Voeren in. Hiervan worden
2.361 ha, of 46% van de totale oppervlakte van de gemeente, in gebruik
genomen door 91 landbouwbedrijven.
Het leeuwendeel van de landbouwbedrijven is gespecialiseerd in
extensieve melkveehouderij (72% of 1.699 ha). Dit betekent dat een groot
gedeelte van het grondgebied van Voeren in gebruik wordt genomen als
weide of grasland. Het aandeel akkerbouw is dan weer beperkt tot 261 ha
maar stijgt gestaag en steil.
Op drie jaar tijd zijn twee landbouwbedrijven gestopt met hun activiteiten,
terwijl het areaal aan landbouwgronden is toegenomen met 3,4%.
3.6. Woningenbestand
De afgelopen decennia groeide het woningbestand gestaag. Voeren telde
1.242 woningen in 1970, 1.312 woningen in 1981 en 1.464 woningen in
1991. Dit laatste cijfer omvat 1.299 woongebouwen, 125 boerderijen, dit is
8,5% ten opzichte van 1,5 % in Limburg, en 40 andere gebouwen. Van de
woningen zijn er 895 open, 266 halfopen, 148 aaneengesloten gebouwen
en 154 appartementen en studio’s. Van het aandeel woningen werd 35%,
of 505 woningen, gebouwd voor 1919. Het rijksgemiddelde bedraagt
16,9% 8.
Tussen 1981 en 1991 werden 150 woningen verbouwd. In tabel 16 wordt
het aantal en soort bouw- en verkavelingsvergunningen verleend tussen
1997 en 2001 weergegeven. De bouwvergunningen die werden verleend
voor nieuwbouwprojecten zonder woongelegenheid betreffen
hoofdzakelijk stallen.
Het aanbod aan sociale woningen is erg beperkt. In 1998 werd het sociale
woningbouwcomplex van de CV Het Tongershuis in de Dorpsstraat in
gebruik genomen. Het bevat 14 huurwoningen, met name 11 apparte-
menten en 3 grondgebonden woningen. Ongeveer 85% van de huidige
bewoners woonde voordien ook in Voeren.
8 Mérenne B., Van der Haegen H. en Van Hecke E., België ruimtelijk doorgelicht, 1997.
46
Omgeving - juni 2007 - R324-215
tabel 16: bouw- en verkavelingsvergunningen en stedenbouwkundige
attesten verleend in de periode 1997-2001
attest of vergunning (per jaar) 1997 1998 1999 2000 2001
nieuwbouw (woonhuis) 8 8 11 10 6
zonder woongelegenheid 21 12 10 13 16
verbouwingen en verbeteringen 24 17 24 22 23
geweigerde bouwvergunningen 2 13 13 7 6
bouwvergunningen verleend door BD - 1 1 2 1
bouwvergunningen verleend door AROHM 6 3 - 2 2
sloopvergunningen - - - - -
stedenbouwkundige attesten 6 11 7 13 16
verleende verkavelingsvergunningen 2 - 3 3 -
geweigerde verkavelingsvergunningen - - 1 1 -
wijziging van verkavelingsvergunningen 1 - 2 1 1
weigering wijziging verkavelingsvergunning - 1 2 - 2
bron: gemeente Voeren, jaarverslagen
Tabel 17 geeft cijfermatig het comfort binnen de woningen in 1991 weer.
In Voeren blijken er relatief minder woningen met middelmatig comfort en
relatief veel woningen met klein comfort. Dit valt gedeeltelijk te verklaren
aan de hand van de ouderdom van het woningenbestand.
In 1991 waren de meeste bewoners eigenaar van hun woning (1.106
personen). Slechts 354 personen, 24%, huurden een woning. In 1997
werden in Voeren 30 woonhuizen verkocht met een gezamenlijke
verkoopsprijs van ca. 2,5 miljoen €. Daarbuiten werden nog eens 11
landbouwerswoningen, landbouw- en andere eigendommen met een
oppervlakte van circa 7 ha en een gezamenlijke verkoopsprijs ca. 70
miljoen verkocht 9.
tabel 17: comfort binnen de woning
Voeren Vlaanderen Wallonië België
comfortpeil aantal % % % %
groot 558 38 42 35 39
middelmatig 151 10 16 16 18
klein 547 37 26 32 27
zonder 207 14 13 14 14
klein comfort: stromend water met WC met waterspoeling, badkamer - stortbad
middelmatig comfort: klein met CV
groot comfort: middelmatig met keuken (4 m²), telefoon en auto
bron: N.I.S., volkstelling 1991
3.7. Prijsevolutie van de woonhuizen
tabel 18: prijsevolutie van de woonhuizen in het arrondissement
Tongeren
oppervlakte jaar aantal gemiddelde
oppervlakte
gemiddelde
prijs
alle 1999 1.344 867 m² € 82.536,00
2000 1.109 918 m² € 93.268,90
2001 1.085 916 m² € 99.383,80
2002 1.249 901 m² € 108.500,70
2003 1.341 914 m² € 111.396,70
9 NIS, Financiële statistieken, Verkopen van onroerende goederen, 1986 - 1992 - 1996.
47
Omgeving - juni 2007 - R324-215
2004 1.245 913 m² € 119.628,20
bron: Stadim, studies en advies immobiliën
tabel 19: prijsevolutie van de woonhuizen in de gemeente Voeren
oppervlakte jaar aantal gemiddelde
oppervlakte
gemiddelde
prijs
alle 1999 49 1.143 m² € 95.491,90
2000 28 587 m² € 99.663,70
2001 23 1.001 m² € 121.939,70
2002 39 1.576 m² € 155.669,90
2003 39 966 m² € 147.661,00
2004 45 1.074 m² € 141.231,50
bron: Stadim, studies en advies immobiliën
Gedetailleerde cijfers over de prijsevolutie van de woonhuizen zijn terug te
vinden in bijlage. De bovenstaande cijfers schetsen alvast een duidelijke
prijsstijging. De gemiddelde prijs van een woning in het arrondissement
Tongeren bedroeg € 119.628 in 2004. In de gemeente Voeren bedroeg
dit € 141.231, 18% meer dan het gemiddelde van het arrondissement.
Voornamelijk de stijging bij woningen met een zeer kleine oppervlakte,
kleiner dan 90 m², of zeer grote woningen, groter dan 360 m², is
aanmerkelijk.
In het arrondissement Tongeren is de gemiddelde prijs voor een woonhuis
in een periode van vijf jaar gestegen met 45%. Quasi gelijklopend steeg
de prijs van een woonhuis in Voeren met 48%, van € 95.491 tot €
141.231.
48
Omgeving - juni 2007 - R324-215
49
Omgeving - juni 2007 - R324-215
II. Planningscontext
50
Omgeving - juni 2007 - R324-215
51
Omgeving - juni 2007 - R324-215
1. Beschrijving van de planningscontext
kaart 7: Voeren in het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen
kaart 8: Voeren in de hoofdruimte Haspengouw en Voeren
kaart 9: uittreksel uit het gewestplan
kaart 10: voorontwerp afbakening agrarische gebieden
kaart 11: herbevestigde agrarische gebieden, habitatrichtlijngebieden
en afbakening VEN-gebieden
kaart 12: situering BPA’s in opmaak
kaart 13: beschermde monumenten, dorpsgezichten en
landschappen
kaart 14: MAP-beperkingen
kaart 15: van nature overstroombare gebieden, recent overstroomde
gebieden en risicogebieden
kaart 16: uittreksel uit de landschapsatlas
kaart 17: Voeren in MHAL-concept en in Drielandenpark
Er is sprake van een grote onderlinge diversiteit en veelheid aan
ruimtelijke plannen, regels en regelgevingen. Opvallend is echter één
grote overeenkomst: het respectvolle, conserverende beleid ten aanzien
van de open ruimte.
De ruimtelijke concepten uit het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen en het
ruimtelijk structuurplan provincie Limburg benadrukken de waardevolle
natuurlijke en landschappelijke context van de gemeente. Voeren behoort
tot het buitengebied. Dit betekent dat nieuwe ontwikkelingen enkel gericht
zijn op de eigen behoeften en worden geconcentreerd in de kernen. De
open ruimte functies landbouw, natuur, bos en water zijn
structuurbepalend en dienen maximaal beschermd.
Het gewestplan duidt grote delen van de gemeente Voeren aan als
landschappelijk waardevol agrarisch gebied en natuurgebied. Deze
aanduidingen worden grotendeels bevestigd in de afbakeningsprocessen
van de agrarische gebieden en het Vlaams ecologisch netwerk (VEN). De
verbods- en afstandregels uit het milieuvergunningenbeleid en de
verscherpte bemestingsnormen voorzien een bijkomende bescherming,
voornamelijk van de aanwezige waardevolle natuur en biotopen.
De verschillende decreten, studies en plannen met betrekking tot water
hebben tot doel de waterkwaliteit van de waterlopen te verhogen, het
watersysteem te beschermen en oplossingen te bieden aan de erosie- en
overstromingsproblematiek. Specifieke projecten als het ecologisch
herstel van de Noorbeek, de herinrichting van de vallei van de Beek
(gelegen in het agrarisch gebied), het terug openmaken van de Voer
stroomopwaarts van de Commanderij van Sint-Pieters-Voeren, de
verbetering van de structuurkwaliteit van de Voer te Ketten en de aanleg
van waterzuiveringsinstallaties zijn gepland.
De verschillende naburige en grensoverschrijdende ruimtelijke concepten
beklemtonen de hoge omgevingskwaliteit temidden van de
stedendriehoek Aken - Luik - Maastricht. De klemtoon hierop valt nog
beter af te lezen voor wat betreft het Nederlandse grondgebied dan voor
België. Opvallende verschillen zijn de hogere aanwezigheidsgraad van
lintbebouwing, en de vertaling daarvan in de gewestplannen, in België en
de verder doorgevoerde differentiatie van de agrarische gebieden en
groengebieden in Nederland. Binnen deze internationale context is een
52
Omgeving - juni 2007 - R324-215
heldere afstemming en nauw overleg met grensoverschrijdende
initiatieven prioritair.
Binnen de stedendriehoek Aken - Luik - Maastricht maakt de gemeente
Voeren deel uit van het centrale groene hart en contrasteert in die zin in
sterke mate met zijn stedelijke netwerkomgeving. Landbouw en natuur
krijgen in het groene hart een prominente plaats als beheerders van het
waardevolle landschap. Het landschap wordt beschermd ten behoeve van
toerisme en recreatie. Grootschalige ingrepen zijn niet gewenst.
Belangrijk elementen van de planningscontext voor de gemeente Voeren
zijn de beleidsdocumenten van de andere overheden: het ruimtelijk
structuurplan Vlaanderen en het ruimtelijk structuurplan provincie Limburg.
Hierin wordt de gemeente Voeren ontwikkeld als groen en rustig
onderdeel van het Drielandenpark. Globaal gezien zijn landbouw en
natuurontwikkeling de hoofdfuncties. Omwille van de hoge dichtheid aan
ecologische infrastructuur is de Voerstreek een gebied waar potenties
aanwezig zijn voor de versterking en realisatie van meer ecologische
samenhang. Door zijn ligging en natuurlijke rijkdom vormt Voeren een
belangrijke stapsteen tussen de Maasvallei en Nederlands Zuid-Limburg
enerzijds en de omgeving van de Hoge Venen anderzijds. Ter
bescherming van de natuurwaarden, bakent de Vlaamse overheid, in
samenspraak met de gemeente, het Vlaams ecologisch netwerk af, als
drager voor de natuurlijke structuur. De provincie verfijnt deze structuur
door het aanduiden van natuurverbindingsgebieden. Omwille van het
groot verbindend belang en de waarde van de biologische diversiteit van
de Voerstreek zijn grote delen van de gemeente Voeren aangeduid als
natuurverbinding. De landbouw blijft de belangrijkste ruimtegebruiker,
maar richt zich op de aanwezige kwaliteiten van natuur en landschap. Bij
Besluit van de Vlaamse regering van 2 december 2005 werd dan ook een
groot deel van de agrarische gebieden volgens het gewestplan
herbevestigd. De provincie Limburg selecteert de samenhangende
landbouwgebieden in de gemeente Voeren als groot aaneengesloten
landbouwgebied van provinciaal belang. Grondgebonden landbouw is er
ruimtelijk structurerend en wordt beschermd tegen verdere versnippering.
Hoogdynamische, niet grondgebonden landbouwactiviteiten zijn niet
gewenst. Grondgebonden (melk)veehouderij is een sterke ruimtelijke
drager, verweven met natuurlijke en landschappelijke waarden. Om de
landbouw ook in de Voerstreek voldoende ontwikkelingsperspectieven en
garanties te bieden, bakent de Vlaamse overheid het agrarisch gebied,
bestemd voor beroepslandbouw, af. Binnen dit afbakeningsproces worden
de agrarische gebieden volgens het gewestplan herbevestigd 10. De
gemeentelijke planningsinitiatieven, waaronder het ruimtelijk structuurplan,
dienen deze herbevestigde agrarische bestemmingen dan ook te
respecteren en geen betekenisvolle afbreuk te doen aan de ruimtelijk-
functionele samenhang van de agrarische macrostructuur. Toerisme en
recreatie zijn aanwezig als kwaliteitsvol recreatief medegebruik,
bijvoorbeeld als kleinschalig hoevetoerisme. Het is immers niet wenselijk
om grootschalige toeristische en recreatieve voorzieningen uit te breiden
of nieuw in te planten. Zij zijn niet in overeenstemming met de
landschappelijke kwaliteit en de draagkracht van de gemeente. De
Voerstreek behoort wel tot één van de vier toeristisch-recreatieve
netwerken van provinciaal niveau. Wonen gebeurt geconcentreerd in de
compacte kernen. Om verdere versnippering van de waardevolle open
ruimte tegen te gaan wordt een kwaliteitsvol aanbod aan huisvesting
geconcentreerd in de dorpskernen. In deze kernen dient gestreefd te
worden naar een minimumdichtheid van 15 wooneenheden per hectare.
De provincie selecteert ’s-Gravenvoeren als hoofddorp. Moelingen, Sint-
Martens-Voeren en Teuven functioneren op een hiërarchisch lager niveau
als woonkernen. Deze kernen dragen de ruimtelijke ontwikkelingen van
het buitengebied inzake wonen, voorzieningen en bedrijvigheid op lokale
10 Omzendbrief RO/2005/01, betreffende de beleidsmatige herbevestiging van de gewestplannen in het kader van de afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur in uitvoering van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen.
53
Omgeving - juni 2007 - R324-215
schaal. Nieuwe ontwikkelingen zijn uitsluitend gericht op de lokale
behoefte en de natuurlijke bevolkingsaangroei. De provincie stelt echter
dat Voeren, onderhevig aan een sterke buitenlandse woondruk, gebruik
kan maken van de provinciale woonreserve om wooninitiatieven voor de
eigen bewoners te ondersteunen. Tevens kan Voeren, als gemeente die
over minder dan 10% sociale huur- en koopwoningen beschikt, kleine
woonprojecten voor dergelijke woningen en sociale kavels realiseren
boven de natuurlijke aangroei. Ook voor de ombouw van hoeves tot
woningen kan de gemeente putten uit een provinciale woonreserve.
De elementen van de planningscontext worden als bijlage weergegeven in
tabelvorm. Een onderscheid wordt gemaakt tussen:
ruimtelijke structuurplannen
ruimtelijke uitvoeringsplannen en plannen van aanleg
gebieden met andere wettelijke beschermingen
gemeentelijke verordeningen en reglementen
sectorale plannen en studies
natuur
water
mobiliteit
erfgoed
ruimtelijk beleid over de grenzen.
54
2. Lopende of geplande projecten met een ruimtelijke impact
beschrijving opdrachtgever stand van zaken/timing/inhoud
BPA nr. 1 ‘recyclagepark’ gemeente definitief aanvaard in de gemeenteraadgoedgekeurd bij ministerieel besluit; BPA voor de realisatie van een recyclagepark en
herbouwen van gemeentelijke werkplaats langs Dr. J Goffinstraat, volgens het gewestplan gelegen tot in het landschappelijk
waardevol agrarisch gebied
BPA nr. 2 ‘Hoogsteyns’ gemeente voorlopig aanvaarddefinitief vastgesteld in de gemeenteraad; BPA naar aanleiding van een positief planologisch attest voor
het bedrijf Hoogsteyns P. te Schophem werd voor dit bedrijf en het en naburige bedrijf Debougnoux D. gestart met de opmaak
van een BPA; dit voorziet in een beperkte zone voor lokale bedrijvigheid voor beide bedrijven; deze zone is voorbehouden
voor de bestendiging en beperkte uitbreiding van de twee bestaande bedrijven; een verplichte voortuinstrook en buffer, en de
bestemming van een zone voor weide met hoogstamboomgaarden verzekeren de landschappelijke inpassing van de
bestaande bedrijven
BPA nr. 3 ‘lokaal bedrijventerrein Moelingen’ gemeente definitief vastgesteld voorlopig aanvaard in de gemeenteraad; BPA met het oog op de ordening van het lokaal bedrijventerrein
met openbaar karakter tussen de spoorweg en de snelweg in Moelingen; de vallei van de Berwijn krijgt een aangepaste
bestemming
BPA nr. 4 ‘politielogement’ gemeente definitief vastgesteld voorlopig aanvaard in de gemeenteraad; BPA met het oog op de herbestemming van de woningen bij de
voormalige rijkswachtkazerne van gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut naar woongebied
BPA nr. 5 ‘lokaal bedrijventerrein ’s-Gravenvoeren’ gemeente definitief vastgesteld voorlopig aanvaard in de gemeenteraad; BPA met het oog op de ordening en ontwikkeling van het lokaal
bedrijventerrein met openbaar karakter tussen Weg op Dalhem en Weg op Warsage, in de eerste plaats voor de herlokalisatie
van zonevreemde bedrijven en probleembedrijven; het plangebied omvat tevens een gedeelte van het aanpalende agrarisch
gebied, gelegen tussen het bedrijventerrein en het woongebied met landelijk karakter langsheen Weg op Berneau; dit gebied
wordt in het BPA voorbehouden voor agrarische bedrijfsgebouwen (hoofdzakelijk gericht op tuinbouwbedrijven)
BPA nr. 6 ‘Boomstraat - Weg op Berneau’ gemeente voorontwerp in opmaak; het plangebied van dit BPA omvat de gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut,
het woonuitbreidingsgebied, en een gedeelte van de aanpalende woongebieden met landelijk karakter ten westen van
Boomstraat en Weg op Berneau; het BPA wordt opgemaakt met het oog op het gefaseerd aansnijden van het
woonuitbreidingsgebied Weg op Berneau - Heuvelke, het bieden van een oplossing voor de parkeer- en
ontsluitingsproblematiek van de provinciale school, de inrichting van een nieuw parkeerterrein en de bescherming van een
aantal waardevolle natuurelementen (holle wegen, permanente graslanden)
BPA nr. 7 ‘herlokalisatie begraafplaats Moelingen’ gemeente voorontwerp in opmaak; BPA met het oog op de realisatie van een nieuwe begraafplaats in het noordwesten aansluitend bij
dorpskern met bijbehorend randparkeerterrein langs Bijsstraat, volgens het gewestplan gelegen in het agrarisch gebied, en
doorsteek voor langzaam verkeer tussen het kerkplein en de nieuwe begraafplaats
BPA nr. 8 ‘uitbreiding begraafplaats
‘s-Gravenvoeren
gemeente voorontwerp in opmaak; BPA met het oog op de realisatie van de beperkte uitbreiding van de bestaande begraafplaats in het
hoofddorp (thans grotendeels volzet) tot in het landschappelijk waardevol agrarisch gebied volgens het gewestplan
BPA nr. 9 ‘regularisatie begraafplaats
Sint-Martens-Voeren
gemeente voorontwerp in opmaak; BPA met het oog op de regularisatie van de bestaande begraafplaats net ten zuiden van het
spoorwegviaduct volgens het gewestplan gelegen in het landschappelijk waardevol agrarisch gebied
BPA nr. 10 ‘herlokalisatie begraafplaats
Remersdaal’
gemeente voorontwerp in opmaak; BPA met het oog op de realisatie van een nieuwe begraafplaats in Remersdaal (de huidige
begraafplaats is volzet) langs en achter de kerk met aanleg van een nieuw kerkplein, volgens het gewestplan gedeeltelijk
gelegen in het woongebied met landelijk karakter en gedeeltelijk gelegen in het landschappelijk waardevol agrarisch gebied
BPA ‘begraafplaats te Sint-Pieters-Voeren’ gemeente de gemeente verkreeg een negatief advies over de realisatie van een nieuwe begraafplaats in Sint-Pieters-Voeren; de
opmaak van dit BPA werd stopgezet
BPA ‘regularisatie voetbalterreinen te ’s-
Gravenvoeren, Moelingen en Sint-Martens-Voeren
gemeente de gemeente verkreeg een negatief advies wat betreft de gekozen ontwikkelingsperspectieven voor de zonevreemde
voetbalterreinen, omdat een globale en ruimtelijk verantwoorde visie op schaal van de hele gemeente in zake zonevreemde
recreatieve infrastructuren ontbrak.
heraanleg kerkplein te ‘s-Gravenvoeren gemeente in uitvoering in 2007quasi gerealiseerd
heraanleg Comberg te Sint-Martens-Voeren gemeente een private verkavelingsaanvraag werd geweigerd in januari 2007; i.s.m. de Vlaams Bouwmeester, de verenigingen,
Toerisme Vlaanderen, de Vlaamse Jeugdherbergen, het Ministerie van Cultuur en de gemeente wwordt erd thans een
totaalconcept uitgewerkt; sedertdien liggen de gesprekken stil
III. Ruimtelijke context
1. Bestaande ruimtelijke structuur van Voeren in de regio
kaart 18: bestaande ruimtelijke structuur van de regio
De gemeente Voeren bevindt zich in het centrum van de stedendriehoek
Maastricht - Aken - Luik, een verstedelijkt gebied gevormd door de
agglomeraties van Maastricht, Sittard - Geleen, Heerlen, Aken, Eupen,
Verviers en Luik. Het centrale gedeelte van de stedendriehoek wordt
gekenmerkt door een waardevolle open ruimte. De traditionele kenmerken
van het glooiende landschap bleven goed bewaard. Boomgaarden,
boscomplexen, akkers, weilanden en verspreide dorpen wisselen elkaar
af. Het aantrekkelijke landschap is een belangrijke toeristische troef voor
de regio die doorsneden wordt door talrijke wandel- en fietsroutes.
Spoorlijnen zijn de enige zware infrastructuren die het landelijk binnen-
gebied tussen deze steden doorkruisen.
In dit open ruimte gebied kunnen verschillende streken worden herkend.
In het noorden is een recreatief-toeristisch gebied met als kern
Valkenburg. Ten zuiden daarvan bevindt zich de Voerstreek, een
tuinbouwstreek met overwegend fruit- en veeteelt. In het zuiden en het
oosten sluit de Voerstreek aan bij het meer gesloten boccagelandschap
van het Land van Herve.
Via open ruimte verbindingen tussen de verschillende steden, sluiten deze
streken aan bij grote landschappelijke gehelen. In het westen en
noordwesten vindt het binnengebied respectievelijk aansluiting bij de
agrarische landschappen van Haspengouw en het bosrijke Kempens
Plateau. In het zuiden dringen elementen het boslandschap van de
Ardennen - Eifel, via het Land van Herve, door tot in de centrale open
ruimte en in het oosten grenst het gebied aan de Selfkant.
In het westen van de regio bevindt zich, parallel aan de Maas, de
infrastructuurbundel van het Albertkanaal, de Zuid-Willemsvaart, de
autosnelweg E25 en de spoorlijn Luik - Maastricht. Voornamelijk
langsheen de Maas situeren zich grote regionale bedrijventerreinen, met
name in Luik (Seraing en Herstal), in het noorden van Maastricht
(omgeving MECC), in Geleen (Beek en DSM), en in het noorden van
Aken. De economische positie van de regio wordt bovendien versterkt
door de aanwezigheid van twee regionale luchthavens, Bierset en Beek.
2. Historische evolutie van de bestaande ruimtelijke structuur 11
kaart 19: uittreksel uit de Ferrariskaart, omstreeks 1777
Het grootste gedeelte van de huidige gemeente behoorde tot het
grondgebied van de Graaf van Daelhem. Moelingen, horende bij
Henegouwen, werd afgesneden van ’s-Gravenvoeren door een smalle
strook Hollands grondgebied. De Gulpvallei met Teuven lag in het
Brabantse domein van de Hertog van Limbourg (Verviers).
Het gebrek aan een andere tewerkstelling dan de landbouw en de vrij
geïsoleerde ligging bij gebrek aan uitgebreide transportinfrastructuur,
hielden de bevolkingsaangroei in Voeren laag. Voornamelijk de
toeristische sector bracht hierin sinds de laatste decennia verandering.
Toch bleven de bestaande historische structuren en het landelijke uitzicht,
op enkele zeer recente ontwikkelingen na, gaaf bewaard.
De de Ferrariskaart geeft de verschillende geconcentreerde woonkernen
weer, omgeven door een boomgaardengordel. De dorpen liggen
geïsoleerd in een brede zone van landbouwgronden naar Haspengouws
model. Ze zijn met elkaar verbonden door smalle grasland- en bosstroken
in de valleien van de Voer, de Veurs, de Noorbeek en de Gulp. De open
ruimten, zowel op de plateaus als in de valleien, worden maximaal voor
akkerbouw aangewend.
In de vallei van de Gulp komen, meer dan in de andere valleien, restanten
van een uitgesproken cultuurzonatie voor. Langsheen de dalhellingen treft
men van onder naar boven achtereenvolgens aan: beemdgronden op de
dalbodem, een bewoningsstrook met boomgaardzone onderaan de
11 Monumenten en Landschappen, jrg11 n³ 5, september - oktober 1992.
helling, een hoger gelegen akkerstrook, nu deels beplant met laagstam,
en een beboste kam.
De de Ferrariskaart toont Moelingen als een typisch Haspengouws dorp
van het pleindorptype, de bebouwing geconcentreerd rond de kerk, op de
rechteroever van de Berwijn. ‘s-Gravenvoeren, nochtans gelijkaardig qua
fysisch milieu, vertoont een variante. Hoewel ook duidelijk een pleindorp
met gegroepeerde bebouwing, strekt het zich lintvormig uit langsheen de
oevers van de Voer. Ook Sint-Martens-Voeren vertoont, zonder echt een
pleindorp te zijn, een gegroepeerde bebouwing, die in het zuiden
geleidelijk aan verdunt en overgaat in het rijdorppatroon van Sint-Pieters-
Voeren. Het dorp wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van de
monumentale Commanderie. Wanneer juist een eerste Commanderie
werd opgericht is niet duidelijk. De eerste vermelde commandeur ter
plaatse in Von Bronckhorst in 1320. De oorspronkelijke gebouwen worden
op het einde van de 16de, begin 17de eeuw afgebroken en vervangen door
een nieuwbouw, op de huidige plaats. Remersdaal kent een zeer lage
bevolkingsdichtheid. Het dorpscentrum is uiterst beperkt. Teuven is dichter
bevolkt, doch ook hier is van een eigenlijke dorpskern geen sprake. De
bebouwing ligt aan de wegen die het dorp doorkruisen.
Tot omstreeks 1880 behoudt de akkerbouw in de valleien van de Voer en
de Gulp onverminderd haar overwicht. De grote toename van het aantal
weidepercelen in de westelijke Voerstreek en de dalen van de Voer en de
Gulp doet zich voor gedurende de periode van 1880 tot 1910 als gevolg
van de graancrisis. Investering van het veeteeltbedrijf was het logisch
gevolg. De zuivelproduktie werd in de hand gewerkt door een sterke
demografische ontwikkeling, de veredeling van de veerassen, de
industrialisatie en de ontwikkeling van het melkerijwezen, en de algemene
stijging van de levensstandaard.
De spoorlijn Antwerpen - Lier - Hasselt - Montzen, aangelegd als
alternatief voor de Ijzeren Rijn, werd in 1917 afgewerkt. Duitsland kon in
de Eerste Wereldoorlog eindelijk de zolang gewenste treinverbinding
tussen de haven van Antwerpen en het Duitse Rhurgebied aanleggen.
Na de Tweede Wereldoorlog stimuleerde onder andere de toenemende
rationalisatie in de veeteelt de verdere omschakeling naar grasland.
Permanent grasland kwam in het algemeen voor buiten de bossen.
Intensief uitgebate hoogstamboomgaarden kenmerkten de vallei van de
Voer, terwijl de akkerbouw beperkt bleef tot de grote uitbatingen op de
plateaus.
Momenteel worden op de gemakkelijk te bewerken vlakke, niet
erosiegevoelige plateaus met diepe leemgronden op het grondgebied van
Moelingen en ’s-Gravenvoeren hoofdzakelijk akkerbouwgewassen
verbouwd. De hellingen zijn bebost terwijl de meeste al dan niet met
populieren beplante weiden en boomgaarden zich rond de dorpen
bevinden. In de centrale en oostelijke Voerstreek ligt het accent op de
graslandcultuur en de teelt van voedergewassen. Weiden zijn het meest
renderend en aangewezen in de valleien. Vaak zijn de hellingen te steil
zodat erosie zou optreden op niet door een plantendek beschermde
akkers. De teelten zijn beperkt tot voedergewassen, hoofdzakelijk maïs als
wintervoeder voor de uitgebreide veestapel.
De waardevolle hoogstamboomgaarden die vroeger meestal rond de
dorpskernen werden aangetroffen, verdwijnen geleidelijk om plaats te
maken voor kale weiden, laagstamplantages of maïsakkers. Traditionele
gemengde bedrijven worden meer en meer vervagen door grote,
gespecialiseerde veeteeltbedrijven. Deze schaalvergroting en specialisatie
in de landbouw heeft een onmiskenbare vervlakkende invloed op het
typische boccagelandschap van de Voerstreek, met zijn mozaïek van door
hagen omsloten weiden, boomgaarden, akkers en bossen.
IV. Bestaande ruimtelijke structuur
Een nadere analyse van de bestaande ruimtelijke structuur van Voeren
gebeurt aan de hand van een analyse in deelstructuren. Voor de definities
van de verschillende deelstructuren wordt verwezen naar de verklarende
woordenlijst, terug te vinden in bijlage.
1. Bestaande ruimtelijk-natuurlijke structuur
1.1. Basisgegevens
kaart 20: biologische waarderingskaart
De biologische waarderingskaart geeft aan de hand van een uniforme lijst
van karteringseenheden een inventaris van de voorkomende vegetatie.
Op basis van vier criteria, zeldzaamheid, biologische kwaliteit, kwets-
baarheid en vervangbaarheid, wordt aan ieder ecotoop een waardering
toegekend gaande van biologisch minder waardevol over biologisch
waardevol tot biologisch zeer waardevol.
De biologische waarderingskaart vertoont in Voeren een duidelijke oost-
west scheiding. Het westen is overwegend minder waardevol omwille van
het versnipperd karakter, op enkele kleine gebieden na: het gebied
deeluitmakend van de Maasvallei, het brongebied van de Berwijn en
verschillende holle wegen. Ten noorden van ’s-Gravenvoeren is het
Hoogbos biologisch zeer waardevol, alsook het interfluvium gevormd door
de waterlopen Noorbeek en Veurs. Meer naar het oosten zijn het
Broekbos, het Stroevenbos - Vrouwenbos, het Veursbos - Roodbos en de
oostflank van de vallei van de Gulp biologisch (zeer) waardevolle
gebieden.
kaart 21: bodemgebruik met nadruk op natuurwaarde
De bodemgebruikkaart met nadruk op de natuurwaarde geeft een
overzicht van de soorten biotopen die in de gemeente Voeren voorkomen.
Deze bevestigt de oost-west scheiding uit de biologische
waarderingskaart. Het westen, met uitzondering van de valleien, wordt
overwegend gekenmerkt door biologisch minder waardevolle akkers,
terwijl het oosten overwegend uit weilanden en bossen bestaat. In het
westen komen intensieve akkers uitsluitend voor op de hoger gelegen
plateaus. De samenstelling van de verschillende boscomplexen is veeleer
gemengd. Met uitzondering van het Broekbos en het Alserbos, beide
uitsluitend bestaande uit loofhout, komen loofhout- en naaldhoutsoorten
afwisselend voor. Verschillende holle wegen en de goederenspoorlijn zijn
als duidelijk beboste linten aanwezig in het agrarisch landschap.
1.2. Structuurbepalende elementen
kaart 22: bestaande ruimtelijk-natuurlijke structuur
De ruimtelijk-natuurlijke structuur is praktisch volledig gerelateerd aan het
fysisch systeem: plateaubossen, hellingbossen, natuurlijk waardevolle
beekvalleien en -dalen.
Volgende gebieden en elementen zijn structuurbepalend voor de
ruimtelijk-natuurlijke structuur.
Structuurbepalende bosgebieden
Belangrijke bosgebieden op het grondgebied van de gemeente Voeren,
zijn hoofdzakelijk gelegen op zuid en zuidwest gerichte hellingen. Deze
hellingen bestaan uit onvruchtbare stenige leembodems, die omwille van
hun erosiegevoeligheid en moeilijk te bewerken ondergrond niet geschikt
zijn voor agrarische activiteiten. Een grote rijkdom aan autochtone boom-
en struikgewassen wordt aangetroffen en ligt aan de basis van diverse
zeldzame bosgemeenschappen. De volgende bosgebieden zijn
structuurbepalend:
het Hoogbos, bestaande uit loofhout en naaldhout, gelegen in het
uiterste noorden van de gemeente
het boscomplex ten noorden van kasteel Altenbroek, bestaande uit
loofhout, naaldhout en populieraanplantingen
het Kattenrot, bestaande uit loofhout en naaldhout, gelegen ten
noorden van Schoppem
het Broekbos, bestaande uit loofhout, gelegen ten noordoosten van
Sint-Martens-Voeren
het Konenbos, bestaande uit loofhout en naaldhout, gelegen ten
oosten van Sint-Martens-Voeren
het boscomplex Veursbos - Roodbos, bestaande uit loofhout en
naaldhout, gelegen ten oosten van Veurs en ten westen van
Remersdaal
het boscomplex Stroevenbos - Vrouwenbos, bestaande uit loofhout en
naaldhout, gelegen ten oosten van Sint-Pieters-Voeren
het Alserbos, bestaande uit loofhout, gelegen ten westen van Rullen
en de Commanderie te Sint-Pieters-Voeren
het Gulpbos, bestaande uit loofhout en naaldhout, gelegen ten oosten
van Teuven en Remersdaal.
Structuurbepalende rivier- en beekvalleien
De verschillende structuurbepalende rivier- en beekvalleien kunnen
worden beschouwd als natte natuurverbindingen. Naast de
structuurbepalende bosgebieden zijn zij de meest waardevolle elementen
van de ruimtelijk-natuurlijke structuur. De doortochten van de Voer en de
Berwijn doorheen de antropogene omgeving van ’s-Gravenvoeren, Sint-
Martens-Voeren en Moelingen, vormen echter ontbrekende schakels in de
continuïteit van hun natuurlijke verbindingsfunctie.
Een belangrijk probleem is de erosie. Deze gaat vaak samen met het
probleem van wateroverlast. Op voornamelijk onvoldoende begroeide en
sterk hellende bodems spoelen veel gronddeeltjes mee af met het
regenwater. Naast het verlies aan grond en de verhoging van de schade
bij overstromingen, veroorzaakt erosie nadien ook sedimentatie in de
waterlopen.
De volgende rivier- en beekvalleien zijn structuurbepalend.
De vallei van de Berwijn kent een zwakke tot matige fysische structuur
in de dorpskern van Moelingen. Stroomopwaarts en stroomafwaarts
heeft de Berwijn waardevolle structuurkenmerken, met een grote
variëteit en concentratie aan inheemse bosjes,
hoogstamboomgaarden, knotwilgen en natuurlijke kalkgraslanden.
De vallei van de Beek is mede door een minder goede waterkwaliteit,
de aanwezigheid van duikers en overwelvingen, de zwakke, uniforme
waterloopstructuur en het aanpalende intensieve landgebruik
biologisch minder waardevol.
De vallei van de Voer, met opvallende bomenrijen van wilgen en
populieraanplantingen, bezit in het algemeen zeer waardevolle
structuurkenmerken. Het sterk meanderend karakter wijst op de
natuurlijk zuiverende werking van de rivier. Delen van de rivier zijn
echter illegaal ingebuisd (Sint-Pieters-Voeren) of rechtgetrokken (’s-
Gravenvoeren, Ketten). Plaatselijk komt bebouwing voor langsheen de
oevers (Sint-Martens-Voeren).
De vallei van de Veurs wordt gekenmerkt door een zwakke tot matige
fysieke structuur. De waterloop loopt gedeeltelijk door bronbos en
weiden. Op bepaalde plaatsen is de Veurs overwelfd of rechtgetrokken
(Sint-Martens-Voeren).
De vallei van de Noorbeek, met een geringe meandering en holle
oevers, kent hoofdzakelijk een waardevolle fysieke structuur. Ten
noorden van het kasteel Altenbroek is de Noorbeek echter
rechtgetrokken. De oevers zijn op vele plaatsen afgekalfd, door de
aanwezigheid van een grindbodem, het grote verval, de afwezigheid
van oeververstevigingen en vertrapping door vee.
De vallei van de Gulp heeft, behalve nabij de bebouwing, een vrij
natuurlijk karakter met waardevolle tot zeer waardevolle
structuurkenmerken. Vanaf de bron tot Remersdaal is de Gulp
snelstromend met een geringe meandering. Stroomafwaarts
Remersdaal neemt de meandering toe.
De vallei van de Remersdaalbeek wordt grotendeels gebufferd door
een beekbegeleidend bosje. De waterloop bezit een matige tot zeer
waardevolle structuur, en kent een zeer sterk verval nabij de monding
in de Gulp.
De vallei van de Mabroekbeek is een diep ingesneden, erg smalle
vallei. De waterloop slingert zich doorheen een beekbegeleidend
bosje.
Droogdalen
Daar de ondergrond tijdens de ijstijden permanent bevroren was, had een
oppervlakkige afvoer van regenwater, smeltwater en sediment plaats die
het ontstaan gaf aan korte dalen. Vandaag komen zij voor als droogdalen.
Dit betekent dat droogdalen geen watervoerende beken zijn, behalve na
hevige regenbuien. Vele droogdalen komen tegenwoordig voor als holle
wegen, enerzijds door de erosie als gevolg van de tijdelijke
overstromingen en anderzijds door het gebruik van deze natuurlijke paden
door landbouwers. Concentraties aan droogdalen zijn terug te vinden op
de westelijke valleiflank van de Gulp en de zuidelijke valleiflank van de
Noorbeek. De meest bekende droogdalen zijn:
de Grep
de Grubbe
de Horster
de Matsje-delle-grep
de Palme-Wilgen-grep
en de Rub-delle-grep.
Steilranden en markante hellingen
Het westen van de gemeente Voeren behoort tot de Maasvlakte en watert
af richting Maas. Steilranden en markante hellingen komen dan ook
hoofdzakelijk ten oosten van ’s-Gravenvoeren voor. Zij vormen de steile,
dikwijls zuidgeoriënteerde, hellingen tussen de lager gelegen depressies
en kleigronden, behorend tot de valleien, en de hoger gelegen
leemplateaus en bestaan voornamelijk uit stenige leembodems. De
stenige ondergrond en de steile hellingen laten enige bewerking in functie
van landbouw niet toe. De aanwezige bossen voorkomen verdere erosie
van de bodem. Het verdwijnen van een aantal hellingbossen heeft echter
een verscherpte erosieproblematiek tot gevolg.
Holle wegen
Holle wegen komen voornamelijk voor in zeer reliëfrijke gebieden, met
name de valleiflanken van de Voer, de Veurs, de Gulp en de
Remersdaalbeek 12. Hun antropogene oorsprong verklaart de concentratie
van holle wegen nabij de kernen ’s-Gravenvoeren, Sint-Martens-Voeren,
Teuven, Sint-Pieters-Voeren en Remersdaal. Doordat boeren met het vee
naar de hoger gelegen plateaus trokken holden de bestaande paden en
wegen steeds verder uit en sleet de dalhelling steeds dieper uit. Het
microreliëf geeft onder invloed van de zon en de bodemsamenstelling een
unieke biotoop met een rijke fauna en flora, voornamelijk kruiden. Zij zijn
omwille van hun unieke structuur en biologische waarden belangrijke
schakels in het natuurlijke netwerk. Nalatig onderhoud ligt echter aan de
oorzaak van het verwilderen van de holle wegen waardoor een eenzijdige
ondergroei ontstaat.
12 De gemeente Voeren telt gemiddeld 375 m holle weg per vierkante km.
Concentraties aan ecologische infrastructuur
Concentraties aan ecologische infrastructuur als bomenrijen, solitaire
bomen, hoogstamboomgaarden, (meidoorn)hagen, graften, wegbermen,
soortenrijke graslanden, poelen, grachten, beken enz. vormen een
aaneengesloten netwerk van natuurlijke stapstenen en ondersteunen de
grote natuurlijke structuren. Ze vormen ideale foerageer- en leefgebieden
voor allerlei, al dan niet bedreigde, dier- en plantensoorten, waaronder de
das. Schaalvergroting in de landbouw, overbemesting en overbetreding
door recreatie vormen de grootste bedreigingen voor het areaal aan
ecologische infrastructuur, en onrechtstreeks voor verschillende dier- en
plantensoorten.
Concentraties van ecologische infrastructuur zijn zowat doorheen de hele
gemeente Voeren terug te vinden, met uitzondering van het plateau van
Berneau, het plateau ten noorden van Hoogbos, het plateau ten
noordoosten van ’s-Gravenvoeren, het plateau ten westen van Sint-
Pieters-Voeren en het plateau ten noordoosten van Teuven.
1.3. Uitwerkingen
1.3.1. Historische en huidige bosstructuur
Evolutie van de bosstructuur
kaart 23: historische bosstructuur
kaart 24: evolutie van de bosstructuur
Aan de hand van interpretaties van historische kaarten (de Ferraris 1775,
Vandermaelen 1850 en reeks C 1909 - 1940) kan een beeld worden
gevormd van de evolutie van de aanwezige bossen in de gemeente. Door
onnauwkeurigheden en schaalvervormingen in de historische kaarten zijn
deze elementen echter niet geschikt voor studies op perceelsniveau. Wel
geven ze een vrij realistisch beeld van de historische situatie weer, op
niveau van de gemeente.
tabel 20: evolutie van de bosstructuur
1750 1850 1909 - 1940 1997 - 2000
hoogbos 26,70 ha 25,30 ha 28,56 ha 27,28 ha
boscomplex ten
noorden van kasteel
altenbroek
19,18 ha 16,78 ha 26,68 ha 30,17 ha
kattenrot 57,22 ha 56,84 ha 94,59 ha 83,66 ha
broekbos 39,14 ha 34,18 ha 35,13 ha 35,20 ha
konenbos 20,30 ha 10,70 ha 14,18 ha 12,23 ha
veursbos - roodbos 255,90 ha 127,43 ha 171,24 ha 172,25 ha
stroevenbos -
vrouwenbos
279,30 ha 218,87 ha 205,64 ha 214,55 ha
alserbos 195,31 ha 62,85 ha 62,13 ha 25,24 ha
gulpbos 162,92 ha 154,27 ha 162,23 ha 133,66 ha
overige bosfragmenten 40,84 ha 79,51 ha 100,37 ha 64,23 ha
totaal 1.096,81 ha 786,73 ha 900,75 ha 798,47 ha
De gemeente Voeren is van oudsher een zeer rijk beboste gemeente. Ten
tijde van de Ferraris, circa 1775, bedroeg het areaal aan bossen 1.097 ha.
Zowat 22% van het grondgebied van de gemeente was bedekt met
bossen. Deze kwamen, net als vandaag, hoofdzakelijk voor op de
plateaus in het oosten van de gemeente. De boscomplexen Veursbos -
Roodbos (256 ha) en Stroevenbos - Vrouwenbos (279 ha), en het
Alserbos (195 ha) vormden de grootste aaneengesloten bosstructuren.
Omstreeks 1850, ten tijde van Vandermaelen, zijn de eerste
transformaties in het landschap zichtbaar. De veranderende landbouw ligt
aan de basis van een uitgebreide ontginning van de aanwezige bossen.
Grote delen van de boscomplexen Veursbos - Roodbos (- 50,2%) en
Stroevenbos - Vrouwenbos (- 21,7%) worden gekapt in functie van de
intensivering van de landbouw. Het Alserbos kent de sterkste
oppervlakteafname, van 195,31 ha tot 62,85 ha (- 67,8%). Het areaal aan
verspreide, geïsoleerde en versnipperde bosfragmenten, veelal restanten
van grote bosgehelen, neemt met 194,7% aanzienlijk toe. Het totale
areaal aan bossen neemt met bijna een derde (28,3%) af.
Tussen 1850 en 1909 - 1940 neemt het areaal aan bossen met 114 ha
toe. De grootste stijging is terug te vinden in het boscomplex Veursbos -
Roodbos. Hier worden 44 ha nieuw bos aangeplant of ontwikkeld.
Oorzaak voor de toename is wellicht de nabijheid van de staalindustrie in
het Luikse, en de nood aan naaldboomhout voor de mijnbouw. Enkel het
boscomplex Stroevenbos - Vrouwenbos kent een afname in oppervlakte
met 6%.
In 1997 - 2000 is de beboste oppervlakte opnieuw gedaald (- 11,4%). Aan
de basis ligt opnieuw de schaalvergroting en verdere industrialisatie van
de landbouwsector. 36 ha aan kleinere, verspreide bosfragmenten
verdwijnen. De meest opvallende en grootschalige ontbossing vindt plaats
aan de oostzijde van het Alserbos. De oppervlakte wordt er met 37 ha
ontbossing meer dan gehalveerd (- 59,4%).
Huidige bosstructuur
Aan de hand van de biologische waarderingskaart en het fysisch systeem
wordt het huidige type bos nader bepaald. Uit voorgaand onderzoek blijkt
eveneens dat grote delen van de bestaande bossen reeds ten tijde van de
Ferraris (1775) bebost waren. Dit betekent dat 548,45 ha, of 68,7%, van
de huidige bosstructuur (798,47 ha) sinds 1775 permanent is bebost.
Hoogbos
bodem:
stenige leembodem
reliëf:
zuid gericht hellingbos
vegetatietype:
eiken-haagbeukenbos
zuur eikenbos
naaldhoutbos zonder ondergroei.
Boscomplex ten noorden van kasteel Altenbroek
bodem:
stenige leembodem
reliëf:
zuidoost gericht hellingbos
noordelijke valleiflank van de Noorbeek
vegetatietype:
eiken-haagbeukenbos
naaldhoutbos van spar en lork zonder ondergroei
populierenbos met elzen- of wilgenondergroei.
Het private kasteeldomein Altenbroek maakt deel uit van een
grensoverschrijdend natuurreservaat op het grondgebied van ‘s-
Gravenvoeren en Noorbeek (NL). In 1996 verwierven de vzw Natuur-
reservaten (VL) en de Stichting Natuurmonumenten (NL) hier in het totaal
160 ha bos. Men doet een poging de oorspronkelijke beplantingen, zure
eiken-berkenbossen op de onvruchtbare plateaus en eiken-
haagbeukenbossen op de kalkrijke onderste delen van de hellingen, terug
aan te leggen.
Kattenrot
bodem: stenige leembodem
reliëf:
zuid gericht hellingbos
noordelijke valleiflank van de Voer
vegetatietype:
eiken-haagbeukenbos
eikenbos
eikenbos met witte veldbies
zuur eikenbos
struweelopslag
naaldhoutbos met ondergroei van struiken en bomen
naaldhoutbos van spar en lork zonder ondergroei.
Broekbos
bodem: stenige, doch voedsel- en kalkrijke leembodem
reliëf:
zuid gericht hellingbos
noordelijke valleiflank van de Veurs
vegetatietype:
eikenbos met witte veldbies.
Konenbos
bodem: stenige leembodem
reliëf:
west gericht hellingbos
oostelijke valleiflank van de Veurs
vegetatietype:
eiken-haagbeukenbos
zuur eikenbos
naaldhoutbos zonder ondergroei.
Boscomplex Veursbos - Roodbos
bodem:
stenige leembodem (helling)
leembodem (plateau)
reliëf:
west gericht hellingbos
oostelijke valleiflank van de Veurs
plateaubos
vegetatietype:
eiken-haagbeukenbos
eiken-haagbeukenbos op kalkhoudende bodem
eikenbos met witte veldbies
zuur eikenbos
struweelopslag
naaldhoutbos met lage ondergroei
naaldhoutbos zonder ondergroei.
Boscomplex Stroevenbos - Vrouwenbos
bodem:
stenige leembodem (helling)
leembodem (plateau)
reliëf:
west, noord en oost gericht hellingbos
noordwestelijke valleiflank van de Veurs, oostelijke valleiflank van
de Voer
plateaubos
vegetatietype:
voornamelijk naaldhoutbos zonder ondergroei
eikenbos met witte veldbies.
In 1998 kocht de Vlaamse overheid 20 ha natuurgebied aan, vlak bij Dal.
De natuur wordt er volledig hersteld door aanplantingen van
hoogstamboomgaarden, knotbomen en hagen. Het natuurgebied sluit aan
op de achterliggende bossen die de Vlaamse overheid voordien al
beheerde in Veurs.
Alserbos
bodem: stenige leembodem
reliëf:
oost gericht hellingbos
westelijke valleiflank van de Voer
vegetatietype:
eiken-haagbeukenbos
zuur eikenbos
loofhoutaanplantingen zonder populier.
Het Alserbos is eigendom van de Vlaamse overheid. De helling is erg steil,
gaat van 160 naar 240 m boven de zeespiegel en vertrekt onderaan uit
een diepe, holle weg die een droge depressie volgt. Een nieuw eiken-
berkenbos is aangeplant en hogerop een variatie van eik, linde, es,
boskers en beuk. Op het plateau zelf werd een natuurreservaat
afgebakend, waar de bebossing op een spontane manier kan gebeuren.
Een deel van het bos werd opengesteld als speelbos.
Gulpbos
bodem: stenige, doch voedsel- en kalkrijke leembodem
reliëf:
west gericht hellingbos
oostelijke valleiflank van de Gulp
vegetatietype:
eiken-haagbeukenbos
eikenbos met witte veldbies
naaldhoutbos zonder ondergroei.
Met uitzondering van de recente naaldboomaanplantingen, bezitten de
verschillende bossen nog steeds een authentieke soortensamenstelling.
Op de onvruchtbare plateaus, waar de kalk is uitgeloogd, of opgelost door
koolzuurhoudend regenwater, is de bodem zuurder, en is de vegetatie
hoofdzakelijk samengesteld uit eik en berk. Op de kalkrijke delen van de
hellingen groeien eik en haagbeuk.
1.3.2. Historisch permanente graslanden
kaart 25: historisch permanente graslanden
Een historisch permanent grasland is een halfnatuurlijke vegetatie
bestaande uit grasland, gekenmerkt door het langdurig grondgebruik als
graasweide, hooiland of wisselweide. Zij is ontstaan door eeuwen
extensief agrarisch gebruik, en beschikt ofwel over een belangrijke
cultuurhistorische waarde, ofwel over een soortenrijke vegetatie van
kruiden en grassoorten. Het milieu wordt meestal gekenmerkt door de
aanwezigheid van sloten, greppels, poelen, een uitgesproken microreliëf,
bronnen of kwelzones.
Diverse factoren leiden tot een sterke achteruitgang van de rijke
plantendiversiteit.
De rendabiliteit wordt opgedreven door omzetting naar hoogproductief
grasland of akker, waarbij de typische biodiversiteit verdwijnt.
Ze worden verlaten, met verruiging en verbossing tot gevolg, of
expliciet bebost. Ook hierbij verdwijnt de aan open vegetaties
gebonden biodiversiteit.
Ze worden opgespoten of volgestort, of ingenomen door woongebied.
tabel 21: historisch permanente graslanden
oppervlakte
ha %
totaal 128,34 100%
zeldzaamheid
zeldzaam tot uiterst zeldzaam 115,96 90,35%
soortenrijke cultuurgraslanden en zilte graslanden 100,81 78,55%
halfnatuurlijke graslanden 15,15 11,80%
minder algemeen tot vrij zeldzaam 12,38 9,65%
graslanden met belangrijke verspreide biologische waarden
(inclusief faunabelang)
12,38 9,65%
gewestplanbestemmingen
ruimtelijk niet kwetsbare bestemmingen 48,29 37,57%
woongebied met landelijk karakter 1,12 0,79%
woonuitbreidingsgebied 0,97 0,76%
gebied voor gemeenschapsvoorzieningen 2,12 1,65%
agrarisch gebied 1,91 1,49%
landschappelijk waardevol agrarisch gebied 42,17 32,88%
ruimtelijk kwetsbare bestemmingen 80,05 62,43%
natuurgebied 79,40 61,93%
parkgebied 0,12 0,09%
parkgebied met semi-agrarische functie 0,53 0,41%
habitatrichtlijngebied 105,73 82,38%
ruimtelijk niet kwetsbare bestemmingen 31,81 24,79%
landschappelijk waardevol agrarisch gebied 31,81 24,79%
ruimtelijk kwetsbare bestemmingen 73,92 57,59%
natuurgebied 73,39 57,18%
parkgebied met semi-agrarische functie 0,53 0,41%
VEN-gebied 65,69 51,21%
ruimtelijk kwetsbare bestemmingen 65,69 51,21%
natuurgebied 65,69 51,21%
natuurlijk overstroombare gebieden 34,15 26,59%
ruimtelijk niet kwetsbare bestemmingen 9,89 7,69%
woongebied met landelijk karakter 0,29 0,22%
gebied voor gemeenschapsvoorzieningen 0,48 0,37%
agrarisch gebied 0,12 0,09%
landschappelijk waardevol agrarisch gebied 9,00 7,01%
ruimtelijk kwetsbare bestemmingen 24,26 18,90%
natuurgebied 23,72 18,48%
parkgebied 0,01 0,01%
parkgebied met semi-agrarische functie 0,53 0,41%
In totaal komt op het grondgebied van de gemeente Voeren 1.633,22 ha
grasland voor. Hiervan zijn 7,85% of 128,4 ha historisch permanent. Deze
situeren zich hoofdzakelijk in de valleien en op de valleiflanken.
De overheersende en meest voorkomende flora en fauna in deze
historisch permanente graslanden, die terug te vinden zijn op de
biologische waarderingskaart, bepalen de mate van zeldzaamheid. Meer
dan 90% van de aanwezige graslanden zijn zeldzaam tot uiterst
zeldzaam. De soortenrijke cultuurgraslanden zijn met 78,55%, of 100,81
ha, het sterkst vertegenwoordigd. Zij situeren zich voornamelijk op de
valleiflanken van de Veurs, Voer en Gulp, respectievelijk grenzend aan de
boscomplexen Veursbos - Roodbos en Stroevenbos - Vrouwenbos, en het
Gulpbos. Ook de halfnatuurlijke graslanden (11,80% of 15,15 ha) komen
slechts zeldzaam tot uiterst zeldzaam voor. De graslanden met belangrijke
verspreide biologische waarden, zijn minder algemeen tot vrij zeldzaam.
Ze komen met 9,65%, of 12,38 ha, slechts beperkt voor.
Het leeuwendeel, zowat twee derde van de historisch permanente
graslanden, komt omwille van hun biologische waarde voor in ruimtelijk
kwetsbare bestemmingen. Hiervan zijn 99,18%, of 79,40 ha van 80,05 ha,
gelegen in natuurgebied. Ruim een derde van de historisch permanente
graslanden is gelegen in een ruimtelijk niet kwetsbare bestemming en
kennen in die zin juridisch planologisch geen enkele bescherming. Het
betreft 1,12 ha, of 0,79%, gelegen in woongebied met landelijk karakter,
0,97 ha, of 0,76%, gelegen in woonuitbreidingsgebied, 2,12 ha, of 1,65%,
gelegen in gebied voor gemeenschapsvoorzieningen, 1,91 ha, of 1,49%,
gelegen in agrarisch gebied en 42,17 ha, of 32,88%, gelegen in
landschappelijk waardevol agrarisch gebied.
105,73 ha, of 82,38%, historisch permanent grasland is gelegen in
habitatrichtlijngebied. Hiervan zijn 73,92 ha gelegen in ruimtelijk kwetsbaar
natuurgebied of parkgebied. De overige 31,81 ha zijn gelegen in
landschappelijk waardevol agrarisch gebied.
65,69 ha historisch permanent grasland is gelegen in VEN-gebied. Dit
betekent dat 82,73% van de historisch permanente graslanden, gelegen in
natuurgebied (79,40 ha), onderdeel uitmaakt van het Vlaams ecologisch
netwerk (VEN).
Een vierde van de historisch permanente graslanden is gelegen in rivier-
en beekvalleien, of de natuurlijk overstroombare gebieden. 24,26 ha, of
71,03%, hiervan zijn gelegen in een ruimtelijk kwetsbare bestemming,
hoofdzakelijk in natuurgebied. De overige historisch permanente
graslanden situeren zich net buiten de valleien, op de valleiflanken en
plateauhellingen.
2. Bestaande nederzettingsstructuur2.1. Basisgegevens
2.1.1. Uitrustingsgraad van de kernen
kaart 26: situering gemeenschapsvoorzieningen
kaart 27: situering sportinfrastructuren en recreatieve infrastructuren
Wat het winkelaanbod betreft beperken de voorzieningen in Voeren zich
tot een minimum. ‘s-Gravenvoeren heeft het ruimste aanbod met een
kleine superette, één bakker en twee slagers, een wereldwinkel, een
fietsenwinkel en twee autogarages. Moelingen heeft een slager, een
kruidenierszaak en één bakker. In Sint-Martens-Voeren, en meer specifiek
in Veurs, is er enkel een kruidenier aanwezig. In Teuven en Remersdaal
zijn er geen voedingswinkels. De inwoners zijn, voor wat de primaire
voorzieningen betreft, gericht op Visé, Tongeren en, in mindere mate, op
Aubel. Ook gaan velen winkelen in een hypermarkt nabij Luik, de Makro in
Alleurs.
De diensten zijn verspreid over de verschillende kernen. In ’s-Graven-
voeren bevinden zich het gemeentehuis (16) en alle gemeentelijke
diensten (25), de provinciale avondleergangen voor sociale promotie (11),
de muziekacademie van de Vlaamse gemeenschap ‘Johannes Ockegem’
(Deeltijds Kunstonderwijs) (15), een rust- en verzorgingstehuis (13), het
A.C.V.-kantoor (17), de kantoren van de mutualiteiten ‘C.M.’ (17) en ‘De
Voorzorg’ (19), een consultatieruimte van Kind en Gezin (18), een
bibliotheek (10), een postkantoor (23), het gewestelijk V.V.V.-kantoor ‘De
Voerstreek’ (22), het bezoekers- en dienstencentrum ‘Voeren 2000’ (20),
twee kerken (14 en 21) en de gemeentelijke begraafplaats (12). In
Moelingen bevindt zich het secretariaat van het O.C.M.W. (5), het
vredegerecht (6), het Vlaams cultureel centrum ‘De Voerpoort’ (2), het
ontvangkantoor van de directe belastingen (6) en een kerk (4). In Sint-
Martens-Voeren bevinden zich het Vlaams cultureel centrum ‘Het
Veltmanshuis’ (31), het centre culturel et sportif Francophone (33), de kerk
(29), de gemeentelijke begraafplaats (28), de rijkswachtkazerne (26) en
het Belgacom-kantoor (27).
Het onderwijs is eveneens verdeeld over de deelgemeenten ’s-Graven-
voeren, Moelingen en Sint-Martens-Voeren.
tabel 22: onderwijsaanbod in Voeren
nederlandstalig franstalig
kleuter lager sec. kleuter lager sec.
Moelingen prov. (3) - - - - -
‘s-Gravenvoeren prov. (9) prov. (9) prov. (9) privé - -
Sint-Martens-Voeren prov. (32) vrij (36) - privé privé -
Een zeer beperkt aantal kinderen uit Moelingen, Remersdaal en Teuven
gaan naar de lagere scholen van Aubel, Visé en Hombourg vanwege de
nabijheid van deze centra en de taal. Voor buitengewoon onderwijs zijn de
kinderen aangewezen op Tongeren. De moderne, goed uitgeruste scholen
van de provincie Limburg spreken de mensen aan, maar ook de vernieuw-
de infrastructuur van de Franstalige school in Sint-Martens-Voeren geeft
een impuls aan het onderwijs. Kinderen komen vanuit Riemst en de
Nederlandse buurgemeenten naar de Provinciale Lagere School met het
oog op de verdere doorstroming naar de Provinciale Secundaire School.
De provinciale school groeide uit tot een grootschalig complex aan de
rand van de dorpskern van ’s-Gravenvoeren, waar ook
Volwassenonderwijs wordt ingericht.
Hardere recreatieve infrastructuren situeren zich voornamelijk in de
kernen, terwijl de zachte recreatievormen veeleer verspreid in de open
ruimte voorkomen.
Zo beschikt Sint-Martens-Voeren, door een concentratie aan
infrastructuren nabij de jeugdherberg, over het meest uitgebreide aanbod,
met twee culturele centra (11 en 13), een jeugdlokaal (9), een
speelpleintje (12) en een schietveld (10). Het recreatieve aanbod te ’s-
Gravenvoeren bestaat uit een speelpleintje (7), een jeugdlokaal (6), de
sporthal en het zwembad van de provinciale school (5), en drie
voetbalvelden (4, 8 en 22). In de kern van Moelingen situeren zich het
Vlaams cultureel centrum (2) en het speelpleintje nabij het O.C.M.W.-
secretariaat (3). De voetbalvelden (1) sluiten aan bij de kern. In Teuven,
Sint-Pieters-Voeren en Remersdaal ligt het aanbod beduidend lager, en
beperkt het zich tot respectievelijk een jeugdlokaal (19), twee
speelpleintjes (15 en 20) en een schietveld (21).
Verspreid in de open ruimte situeren zich de voetbalvelden van Avenir
Fouron F.C. (8), gelegen ten zuiden van ’s-Gravenvoeren, de
voetbalvelden Voeren V.V. (14), gelegen ten zuiden van Sint-Martens-
Voeren, het speelbos (16), gelegen in het Alserbos en twee maneges (17
en 18).
2.2. Structuurbepalende elementen
kaart 28: bestaande nederzettingsstructuur
De nederzettingsstructuur hangt grotendeels samen met de ruimtelijke
organisatie van de omliggende open ruimte. De akkers, weilanden en
boomgaarden bevinden zich rondom de hoeves. In het westen zijn de
hoeves en boerderijen voornamelijk in de dorpskom en de gehuchten
geconcentreerd die een in wezen Haspengouws patroon van gesloten
bebouwing kennen. Een belangrijk aandeel van de woningen bestaat uit
hoeves, in het straatweefsel opgenomen. De sterk verspreide
bewoningsvorm in het oosten van de gemeente leunt meer aan bij die van
de dorpen van het Land van Herve. Typisch voor de streek zijn de
gebouwen in vakwerkbouw met silex.
Het nederzettingspatroon is gedeeltelijk te verklaren door het feit dat de
bewoners tot eind 19de eeuw voor drinkwater volledig aangewezen waren
op water van de Voer, de Berwijn en regenwater. Dit verklaart het
voorkomen van lineaire nederzettingen langsheen bronniveaus, zoals
Moelingen, ’s-Gravenvoeren, Sint-Martens-Voeren en Sint-Pieters-Voeren,
en van geconcentreerde nederzettingen, zoals Remersdaal en Teuven, bij
een geïsoleerde bron of put.
Volgende gebieden en elementen zijn structuurbepalend voor de
nederzettingsstructuur.
Goed uitgerust kerndorp ’s-Gravenvoeren
Het goed uitgerust kerndorp ’s-Gravenvoeren strekt zich, als een
concentratie van oudere, hoofdzakelijk gesloten bebouwing, in oost-
westelijke richting uit langsheen de Voer. De talrijke loopbruggen over de
rivier naar de woningen bepalen het karakteristieke beeld van het
kerndorp. Recentere ontwikkelingen van open bebouwing creëren een
forse uitloper in zuidelijke richting langsheen Boomstraat - Weg op
Berneau - Weg op Warsage. Omwille van het grote inwonersaantal
beschikt ’s-Gravenvoeren over een, op schaal van de gemeente,
uitgebreid voorzieningenapparaat. Een concentratie aan horeca situeert
zich centraal rondom de kerk en het kerkplein.
Matig uitgeruste kerndorpen Moelingen, Sint-Martens-Voeren en Teuven
Moelingen, Sint-Martens-Voeren en Teuven zijn belangrijke, compacte
bebouwingsconcentraties met een heel beperkte uitrustingsgraad aan
voorzieningen. De drie kerndorpen kennen elk een duidelijk verschillend
bebouwingspatroon. Terwijl Moelingen zich organisch langsheen de
Berwijn heeft ontwikkeld, bestaat Sint-Martens-Voeren uit een lineaire
bebouwingsconcentratie langsheen de goederenspoorlijn. Het kleine
Teuven omvat een concentratie van grote hoeves en boerderijen.
Dorpen Sint-Pieters-Voeren en Remersdaal
De dorpen Sint-Pieters-Voeren en Remersdaal worden gekenmerkt door
hun uiterst lage uitrustingsgraad. Beide dorpen, bestaande uit een
concentratie van oudere bebouwing en zijn ontstaan nabij bronnen,
respectievelijk de bron van de Voer en het brongebied van de
Remersdaalbeek.
Gehuchten
Verschillende gehuchten kunnen worden onderscheiden. Ze zijn de
belangrijkste bebouwingsconcentraties in de open ruimte. Een echte kern
is niet altijd waar te nemen. Van west naar oost zijn de volgende
gehuchten structuurbepalend:
Ketten, gelegen ten westen van Sint-Martens-Voeren
Schophem, gelegen ten westen van Sint-Martens-Voeren
Berg, gelegen ten zuiden van Sint-Martens-Voeren
Ulvend, gelegen ten noordoosten van Sint-Martens-Voeren aan de
Nederlandse grens
Krindaal, gelegen ten oosten van Sint-Martens-Voeren langsheen de
spoorlijn
De Planck, gelegen ten noorden van Krindaal aan de Nederlandse
grens
Dal, gelegen ten oosten van Sint-Pieters-Voeren
Veurs, gelegen ten oosten van Sint-Pieters-Voeren aansluitend bij Dal
Nurop, gelegen ten noordwesten van Teuven
Roodbos, gelegen ten westen van Remersdaal
Hagelstein, gelegen ten zuiden van Remersdaal aan de Waalse
taalgrens
Sinnich, gelegen ten zuiden van Teuven
Mabroek, gelegen ten zuidoosten van Remersdaal aan de Waalse
taalgrens.
Linten en lintvormige uitwaaieringen
De dorpen ’s-Gravenvoeren, Moelingen en Sint-Martens-Voeren kennen
een aantal lintvormige uitwaaieringen. De volgende linten zijn
structuurbepalend op schaal van de gemeente:
’s-Gravenvoeren:
Weg op Mesch
Weg op Moelingen
Vitchenstraat
Dr. J. Goffinstraat
Moelingen:
Withuisstraat
Batticestraat
Mescherstraat
Sint-Martens-Voeren:
Kwinten.
Bedrijvenzone
De aanwezige zones voor bedrijvigheid zijn in de gemeente Voeren
veeleer beperkt. Vele bedrijven komen immers verweven voor in de
dorpskernen. Één concentratie van bedrijven en KMO’s is gelegen
aansluitend bij het gehucht De Planck. Deze zone telt 1,8 ha en is volledig
ontwikkeld.
Sport- en speelvelden
De grotere kernen, met name ’s-Gravenvoeren, Moelingen en Sint-
Martens-Voeren beschikken elk over een eigen sportveld. Respectievelijk
zijn dit de zonevreemde voetbalvelden van Avenir Fouron F.C., gelegen
aan Aubelstraatje, en de sportvelden ten zuiden van de Beek, de
voetbalvelden van S.K. Moelingen in ‘s-Gravenvoeren, en het voetbalveld
van V.V. Voeren in Sint-Martens-Voeren. S.K. Moelingen heeft op dit
ogenblik ook in Moelingen zelf nog zonevreemde oefenvelden in gebruik.
2.3. Uitwerkingen
2.3.1. Zonevreemde woningen
In Voeren zijn er in totaal 341 zonevreemde woningen in de zin van het
decreet. Dit bedraagt 23,3% van het totale woningenbestand. Bovendien
telt de gemeente circa 80 landbouwbedrijfswoningen, woningen die op het
ogenblik dat de agrarische bedrijfsvoering wordt stopgezet, ook als
zonevreemde woning moeten worden beschouwd, hoewel zij thans niet
zonevreemd gelegen zijn.
De zonevreemde woningen komen verspreid over het grondgebied van de
gemeente voor, maar met enig overwicht in het oosten van de gemeente.
De meeste zonevreemde woningen zijn gelegen langsheen bestaande
wegen.
De meeste zonevreemde woningen zijn gelegen in kleine concentraties.
Veelal betreft dit historisch agrarische gehuchten, zoals Ulvend, Krindaal,
Veurs, Veurzerveld, Nurop, Hagelstein, Mabroek enz. Tevens zijn een
aantal zonevreemde woningen die bij de op het gewestplan voorziene
woongebieden aansluiten, onder meer in Veurs. Opvallend is ook een
lintvormige concentratie langsheen Zwaen, ten zuiden van Sint-Pieters-
Voeren.
Het aantal geïsoleerd gelegen zonevreemde woningen is veeleer beperkt.
Zonevreemde woningen naar gewestplanbestemming
kaart 29: zonevreemde woningen naar gewestplanbestemming
tabel 23: zonevreemde woningen naar gewestplanbestemming
gewestplanbestemming aantal
toe
pass
ing
veld
art
. 1
95 b
is 3
° e
v.
toe
pass
ing
veld
art
. 1
45 b
is 2
° e
v.
gebied voor gemeenschapsvoorziening of openbaar nut 1
woonuitbreidingsgebied / woonaansnijdingsgebied 0
industriegebied / gebied voor KMO 1
agrarisch gebied 21
landschappelijk waardevol agrarisch gebied 291
agrarisch gebied net culturele, historische of esthetische waarde 1
ruim
telij
k kw
ets
ba
re
bes
tem
min
gen
parkgebied 11
parkgebied met semi-agrarische functie 4
agrarisch gebied met ecologisch belang 0
bosgebied 0
natuurgebied (met wetenschappelijke waarde) of natuurreservaat 7
recreatiegebied 4
totaal 341
bron: gemeentedienst, op basis van kadastrale gegevens, eigen verwerking
Het leeuwendeel (91,5%) van de 341 zonevreemde woningen bevindt zich
in de agrarisch gebieden in de ruime zin: het agrarisch gebied met
culturele, historische en/of esthetische waarde (slechts 1 woning - 0,3%),
het agrarisch gebied (21 woningen - 6,2%), of het landschappelijk
waardevol agrarisch gebied (291 woningen - 85,3%). Ook van de
potentieel zonevreemde woningen is het grootste gedeelte (95%) gelegen
in de agrarische gebieden, wat logisch is aangezien het om
landbouwbedrijven gaat (landbouwbedrijven VLM). Het aantal
zonevreemde woningen in KMO-gebied en gebied voor
gemeenschapsvoorzieningen of openbaar nut beperkt zich tot in totaal 2
woningen. Slechts 15 of 4,4% van de zonevreemde woningen zijn gelegen
in parkgebied of parkgebied met semi-agrarische functie. Er zijn 7
woningen (2%) gelegen in natuurgebied en 4 woningen (1,2%) in
recreatiegebied.
Van alle zonevreemde woningen is slechts 6,4% gelegen in een ruimtelijk
kwetsbare bestemming (11 woningen in parkgebied, 4 woningen in
parkgebied met semi-agrarische functie en 7 woningen in natuurgebied
(met wetenschappelijke waarde) of natuurreservaat). De 7 woningen in
natuurgebied (met wetenschappelijke waarde) of natuurreservaat vallen
samen met de woningen in recreatiegebied (4 woningen) onder
toepassing van artikel 195 bis 3°. Aan deze woningen kunnen enkel
instandhoudingswerken met betrekking tot de stabiliteit en
verbouwingswerken binnen het bestaand volume worden uitgevoerd, op
voorwaarde dat de goede plaatselijke ordening niet in het gedrang komt.
De overige zonevreemde woningen vallen onder toepassing van artikel
145 bis 2° en artikel 195 bis 3°. Voor deze woningen zijn de huidige
decretale uitzonderingsmaatregelen ruimer. Deze woningen kunnen onder
bepaalde voorwaarden worden uitgebreid en zelfs herbouwd indien zijn
langs een voldoende uitgeruste weg zijn gelegen. De goede ruimtelijke
ordening mag echter niet worden geschaad.
2.3.2. Zonevreemde sportinfrastructuren en recreatieve infrastructuren
Situering
kaart 30: zonevreemde sportinfrastructuren en recreatieve
infrastructuren naar gewestplanbestemming
Sportinfrastructuren en recreatieve infrastructuren gelegen in het
recreatiegebied of het woongebied worden niet als zonevreemd
beschouwd. Zij maken functioneel deel uit van het wonen en de
aanverwante activiteiten. Wel zonevreemd zijn de infrastructuren in open
ruimte bestemmingen. In de gemeente Voeren betreft het volgende
infrastructuren die zonevreemd gelegen zijn ten opzichte van de huidige
gewestplanbestemming.
tabel 24: zonevreemde sportinfrastructuren en recreatieve
infrastructuren
naam gewestplan situering
1. voetbalvelden
(oefenvelden)
S.K. Moelingen
agrarisch gebied ten noordwesten van de
kern van Moelingen
8. voetbalvelden
Avenir Fouron F.C.
landschappelijk waardevol
agrarisch gebied
ten oosten van Weg op
Warsage, in het verlengde
van Mennekenspustraat
14. voetbalvelden
V.V. Voeren en
bivakplaats voor jeugd
landschappelijk waardevol
agrarisch gebied
aan de achterzijde van de
lintbebouwing langsheen
Veurserveld
21. schietveld Remersdaal landschappelijk waardevol
agrarisch gebied
ten noorden van
Dorpstraat, aansluitend bij
de kern van Remersdaal
Evaluatie
De voetbalvelden van S.K. Moelingen (1), gelegen in agrarisch gebied,
bevinden zich ten noordwesten van de kern. Zij zijn bereikbaar via een
smalle onverharde landweg die vertrekt tussen twee wachtgevels aan het
kerkplein van Moelingen. De visuele impact van het banale clubhuis en
storende betonafrastering worden enigszins verzacht door aanwezige
hoogstamboomgaarden. Delen van de voetbalvelden zijn echter gelegen
op Nederlands grondgebied.
De twee voetbalvelden van Avenir Fouron F.C. (8) zijn gelegen ten oosten
van de zuidelijke uitloper van de kern van ’s-Gravenvoeren. In het noorden
grenzen de voetbalvelden aan de ankerplaats ’s-Gravenvoeren, Sint-
Martens-Voeren en Sint-Pieters-Voeren. De omgeving wordt gekenmerkt
door de aanwezigheid van hoofdzakelijk weilanden en een aantal relicten
van hoogstamboomgaarden. De verharde parking en het clubhuis zijn
echter storend in de open ruimte.
Aansluitend bij de zonevreemde lintbebouwing langsheen Veurserveld,
zijn de voetbalvelden van Voeren V.V. (14) gelegen in landschappelijk
waardevol agrarisch gebied. Tijdens de zomermaanden worden dit terrein
eveneens gebruikt als bivakplaats. Het terrein is volledig gelegen in de
ankerplaats ’s-Gravenvoeren, Sint-Martens-Voeren en Sint-Pieters-Voe-
ren. De aanwezige infrastructuren, als het clubhuis, sluiten nauw aan bij
de woningen, waardoor zij minder storend zijn in het landschap. De witte
keermuur voor het opvangen van het hoogteverschil is wel visueel
storend. De ontsluiting van het gebied, geënt op Veurserveld, is
verkeersonveilig.
Het zonevreemde schietveld te Remersdaal (21) grenst aan de kern, maar
is gesitueerd in landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Net zoals de
kern van Remersdaal is het schietveld gelegen in natuurlijk
overstroombaar gebied. Het schietveld beschikt niet over enige
infrastructuur, waardoor de aanwezigheid van deze activiteit slechts bij
jaarlijkse evenementen merkbaar is.
3. Bestaande ruimtelijk-economische structuur
3.1. Basisgegevens
3.1.1. Bedrijvenzones
kaart 31: situering bedrijven
Op het gewestplan zijn drie zones voor lokale bedrijvigheid aangeduid.
Een eerste zone, gelegen ten zuiden van het gehucht De Planck (1,8 ha),
is volledig gerealiseerd. De overige twee zones, gelegen ten zuiden van
’s-Gravenvoeren (2,6 ha) en ten westen van Moelingen, ter hoogte van de
voormalige douanezone (7,2 ha), werden nog niet ontwikkeld.
Het gebied ten zuiden van de spoorverbinding tussen de spoorlijnen Luik -
Maastricht en Antwerpen - Montzen is aangeduid als zone voor industrie
(11,6 ha). Op grondgebied van de gemeente Visé is de bestemming reeds
gerealiseerd. Op grondgebied van Voeren is dit gebied nog niet volledig
ontwikkeld. Een aantal aanvragen voor de uitbreiding van bestaande
bedrijven op grondgebied van Visé zijn lopende.
Andere vormen van bedrijvigheid komen verweven voor in het
woongebied. ’s-Gravenvoeren, Moelingen en Sint-Martens-Voeren kennen
van oudsher lokale bedrijven die in de bebouwde dorpskernen gelegen
zijn. Hierbij horen ook een aantal handelszaken.
Een tabel in bijlage geeft een overzicht van de aanwezige bedrijven.
Kleinere handelszaken als kruidenierszaken enz. worden niet opgenomen
in deze lijst.
3.1.2. Landbouw
kaart 32: landbouwgebruik
figuur 4: evolutie van het aantal land- en tuinbouwbedrijven en van
de tewerkstelling in de agrarische sector
bron: N.I.S. land- en tuinbouwtellingen
Voeren was een van de eerste landbouwgebieden die zich richtte op
veeteelt om de stad te bevoorraden. De meeste landbouwbedrijven zijn
bijgevolg gespecialiseerd in veeteelt. Sommige schakelden later op
fruitteelt over. De oorspronkelijke graanteelt ten oosten van de Maas-
terrassen, gericht op de eigen gemeenschap, verschoof naar
veeteelteconomie tengevolge van de bodemgeschiktheid voor weide-
cultuur. Ook, maar vooral, door de centrale positie tussen de belangrijke
afzetgebieden voor landbouwproducten, met name de stedelijke gebieden
van Luik en Aken, transformeerde de landbouwactiviteit. Zuivelproducten
waren immers niet onderworpen aan de protectionistische maatregelen
die golden voor de graanuitvoer. Op de Maasterrassen zelf bleef de
toestand, omwille van uitstekende bodemgesteldheid en reliëf in functie
van de akkerbouw, ongewijzigd. Pas eind 19de , begin 20ste eeuw
verschoof ook daar het bodemgebruik naar voornamelijk fruitteelt.
tabel 25: bodemgebruik in functie van de landbouw
1959 1970 1984 1992 1995
ha % ha % ha % ha % ha %
weide 2.370 62,09 2.950 78,25 2.681 79,06 2.205 73,09 2.039 72,64
graan 293 7,68 323 8,57 198 5,84 165 5,47 127 4,52
suikerbiet 13 0,34 26 0,69 69 2,03 53 1,76 20 0,71
fruit totaal 969 25,39 342 9,07 89 2,62 144 4,77 164 5,84
hoogstam 969 25,39 26 0,69 6 0,17 8 0,27 2 0,00
laagstam - - 24 0,64 83 2,45 136 4,51 162 5,77
overige 172 4,51 129 3,42 354 10,44 450 14,92 457 16,28
totaal 3.817 100 3.770 100 3.391 100 3.017 100 2.807 100
bron: N.I.S. land- en tuinbouwtellingen
Binnen de productieve fruitteelt werd vrijwel volledig van hoogstam op
laagstam overgeschakeld. Ook illustreert tabel 25 de toename aan de
overige teelten en activiteiten. Om de rendabiliteit te behouden werd
overgegaan tot activiteiten zoals witloofcultuur en pluimveeteelt. De meest
recente ontwikkelingen gaan opnieuw in de richting van de akkerbouw, dit
ten gevolge van de maatregelen in verband met de melkquota.
Sinds 1980 zijn de meeste landbouwbedrijven geëvolueerd naar
eenpersoonsbedrijven ten gevolge van de schaalvergroting en
mechanisatie. Waar begin de jaren ’60 nog een 700-tal bedrijven
aanwezig waren, zijn er in 1995 nog maar 155. De oppervlakte
cultuurgrond nam tevens af, maar in mindere mate. Door de sterk
gereduceerde agrarische activiteit is Voeren nu vooral een gemeente van
woonforenzen die naar Visé, Maastricht, Luik of zelfs Aken pendelen. De
afgelopen 15 jaar werd een stijging genoteerd in de oppervlakte verkochte
teeltgronden en weiden. In 1986 betrof het 40 ha. In 1991 steeg deze
oppervlakte naar 55 ha, waar het in 1996 reeds om 86 ha ging 13. De
ruilverkaveling op Nederlands grondgebied ten noorden van Voeren maakt
dat ook de prijs van de landbouwgrond in de gemeente steeg.
3.2. Structuurbepalende elementen
kaart 33: bestaande ruimtelijk-economische structuur
De primaire, agrarische sector bepaalt overwegend de economische
positionering van de gemeente Voeren. Daarnaast zijn de secundaire en
tertiaire sectoren slechts beperkt verspreid en verweven aanwezig. De
provinciale school, ten zuiden van ’s-Gravenvoeren, is in de gemeente de
grootste werkgever met een 80-tal personeelsleden.
Volgende gebieden en elementen zijn structuurbepalend voor de
ruimtelijk-economische structuur.
Lokaal bedrijventerrein
Het lokaal bedrijventerrein, gelegen ten zuiden van het gehucht De
Planck, heeft een beperkte oppervlakte van 1,8 ha en is volledig
ontwikkeld. Het bedrijventerrein is echter excentrisch gelegen ten opzichte
van regionale of bovenlokale wegen, en in die zin minder geschikt als
bedrijventerrein. De bedrijfsgebouwen sluiten echter nauw aan bij het
woonweefsel.
13 NIS, Financiële statistieken, Verkopen van onroerende goederen, 1986 - 1992 - 1996.
Voormalige douanezone
De voormalige douanezone aan het op- en afrittencomplex van E25 wordt
informeel, doch intensief gebruikt als parkeervoorziening voor
transportbedrijven. De oorspronkelijke inrichting van het terrein beperkt
echter het optimaal functioneren van deze nieuwe activiteit.
Dorpen
Naast bedrijvigheid op het lokaal bedrijventerrein nabij De Planck, komen
verschillende vormen van bedrijvigheid en handel verweven voor in de
dorpskernen. De grootste concentratie aan bedrijven en handelszaken
situeert zich in de kern van ’s-Gravenvoeren, gevolgd door Moelingen,
Teuven en Sint-Martens-Voeren. De toekomstperspectieven van een
aantal bedrijven zijn echter beperkt. De ruimtelijke draagkracht en de
leefbaarheid van de kernen laten voor deze bedrijven een verdere groei
en uitbreiding niet toe. Het betreft in de eerste plaats een aantal
verkeersgenererende activiteiten als transportbedrijven, bedrijven die
inzake vergunningen niet in orde zijn bevonden enz.
Grondgebonden landbouw, overwegend weilanden
Weilanden zijn, met meer dan 70%, het meest voorkomende
landbouwgebruik in de gemeente. Het meest uitgebreide areaal situeert
zich in het oostelijk deel van de gemeente, met name in het Land van
Herve. In deze zone ligt het accent onverminderd op de graslandcultuur.
De schaalvergroting en rationalisatie naar gespecialiseerde
veeteeltbedrijven hebben een onmiskenbaar vervlakkende invloed op het
typische boccagelandschap. Verspreide landbouwbedrijven kenmerken in
het Land van Herve.
In het westelijk gedeelte van de gemeente, de Voerstreek, komen
weilanden overwegend voor in de rivier- en beekvalleien, en droogdalen.
De ontkalkingsklei die achterblijft na verwering en oplossing in het
krijtgesteente, is vrij zwaar voor hoogwaardig akkerland.
Grondgebonden landbouw, overwegend akkerbouw
Landbouwzones met overwegend akkerbouw situeren zich voornamelijk in
het westen van de gemeente Voeren. De akkers situeren zich
hoofdzakelijk op de zachte hellingen en de plateaus. Op deze traditionele
akkerbouwplateaus is echter een verschuiving naar laagstamfruitteelt
merkbaar. De oorspronkelijke hoogstamboomgaarden rondom de kernen
en landbouwbedrijven verdwijnen systematisch omwille van hun
economische onrendabiliteit.
De akkerbouw is in het oostelijk Land van Herve sterk gereduceerd. Het
bedraagt nauwelijks 5% van het totale bodemgebruik en komt uitsluitend
op de minst steile hellingen en niet erosiegevoelige plateaus met ondiepe
leemgronden voor.
Landbouwbedrijven
Ook wat betreft de landbouwbedrijven is een duidelijke oost-west
differentiatie merkbaar. Fysische kenmerken van bodem en reliëf en
bedrijfseconomische factoren spelen hierin een rol.
In de westelijke Voerstreek worden de gesloten hoeves als exponent van
het aanwezige landbouwmodel beschouwd. Dit landbouwmodel, gericht
op akkerteelten, kent een geconcentreerde bebouwing in de dorpskernen
’s-Gravenvoeren en Moelingen. Daarnaast ontbreken ondoorlaatbare
lagen in de ondergrond en is de bodem in de Voerstreek zeer
doorlaatbaar. Het grondwater stagneert op een vrijwel onbereikbare
diepte, waardoor het graven van waterputten onmogelijk was. De
inwoners waren voor drinkwater aangewezen op het Voerwater en
regenwater.
Door het ondergeschikte belang van akkerteelten in het oostelijk gelegen
Land van Herve, hebben grote schuurgebouwen geen zin. In een
veeteelteconomie ligt de nadruk op stallen. De hoeves liggen dan ook
verspreid in het landschap. Wonen in de onmiddellijke omgeving van
weidegronden en vee is een bedrijfseconomisch voordeel. De individuele
ontginningsaanpak, de aanwezigheid van gelijkmatig verspreide
hulpbronnen en de aanwezige drinkwatervoorziening via talrijke bronnen
hebben dit verspreide patroon in de hand gewerkt.
3.3. Uitwerkingen
3.3.1. Problematische en zonevreemde bedrijven
kaart 34: problematische en zonevreemde bedrijven naar
gewestplanbestemming
Problematische bedrijven
Bedrijven, gelegen in industriegebied of woongebied, zijn vanuit juridisch
oogpunt geen zonevreemde bedrijven. Indien door de activiteiten van
deze bedrijven de ruimtelijke draagkracht van het gebied wordt
overschreden, worden deze bedrijven aangeduid als problematisch. Het
overschrijden van de draagkracht kan betrekking hebben op de
leefbaarheid van de omgeving, de grote verkeersintensiteiten gegenereerd
door het bedrijf enz. De plaatselijke goede ordening en de draagkracht
van de omgeving zullen geval per geval worden onderzocht.
In de gemeente zijn thans volgende bedrijven met een problematische
ligging bekend.
tabel 26: problematische bedrijven
naam activiteit gewestplan
5. Smeets J. landbouwwerktuigen woongebied met landelijk karakter
tot in agrarisch gebied met
landschappelijke waarde
8. Hofman garden
center
bloemen en planten agrarisch gebied met
landschappelijke waarde
9. Broers J.P. voegwerken woongebied met landelijk karakter
14. l’Homme P. veevoeders agrarisch gebied met
landschappelijke waarde
17. Hoogsteyns P. landbouwwerktuigen woongebied met landelijk karakter
35. Hofman gebroeders metaalwerken woongebied met landelijk karakter
36. Demez garage woongebied met landelijk karakter
transportgerelateerde bedrijven
3. Deckers J. courierdienst woongebied met landelijk karakter
29. Beuken B. transportbedrijf bedrijven / KMO
33. Kremers X. transportbedrijf woongebied met landelijk karakter
34. Meyers L. transportbedrijf woongebied met landelijk karakter
38. Xhonneux transportbedrijf woongebied met landelijk karakter
Voor het bedrijf Hoogsteyns P., dat een planologisch attest bekwam (, en
voor het bedrijf Debougnoux, in de onmiddellijke nabijheid van
Hoogsteyns P., zie verder) werd de problematiek ondertussen opgelost
via de opmaak van een BPA.
Smeets J. (5), gelegen Withuis 189, is gespecialiseerd in werktuigen voor
land- en tuinbouw. Het bedrijf is gelegen in woongebied met landelijk
karakter, maar reikt tot in het agrarisch gebied met landschappelijke
waarde. De bedrijvigheid heeft echter een dergelijke schaal bereikt dat het
bedrijf gekneld zit tussen de aangrenzende woningen. Eventuele
herstructureringen of uitbreidingen zijn hierdoor quasi onmogelijk. Ook de
noodzakelijke parkeerruimte is problematisch. In de directe omgeving
bevinden zich geen biologisch waardevolle gebieden of waardevolle
landschappen. Ook wat betreft de waterhuishouding stellen zich hier geen
problemen.
Het tuinbouwbedrijf Hofman garden center (8), gelegen Kerkhofstraat 122,
is naast teler hoofdzakelijk een verkooppunt voor bloemen en planten. Het
para-agrarisch bedrijf is gelegen in agrarisch gebied met landschappelijke
waarde en bestaat uit verschillende serres. De ligging in de ankerplaats ’s-
Gravenvoeren, Sint-Martens-Voeren en Sint-Pieters-Voeren verklaart de
aanwezigheid van waardevolle landschapselementen. De achterzijde van
het bedrijf grenst aan een biologisch waardevolle holle weg. De auto’s van
talrijke klanten veroorzaken overlast in de doodlopende Kerkhofstraat. De
parkeermogelijkheden zijn er bovendien beperkt.
Hoewel verweven in het dorpsweefsel van ’s-Gravenvoeren, veroorzaakt
het bedrijf Broers J.P. (9), gelegen Koetswegstraat 196b, gespecialiseerd
in voegwerken, af en toe overlast naar de omwonenden. Omwille van de
nadelige ontsluiting en bereikbaarheid, is verkeer van en naar het bedrijf
genoodzaakt de dorpskern van ’s-Gravenvoeren volledig te doorkruisen.
Het bedrijf is gelegen in woongebied met landelijk karakter. In de directe
omgeving bevinden zich geen biologisch waardevolle gebieden of
waardevolle landschappen. Ten zuiden van het bedrijf overstroomde het
gebied recent.
Het veevoederbedrijf l’Homme (14), gelegen Molenstraat 292, waarvan
grote delen gelegen zijn in agrarisch gebied met landschappelijke waarde,
situeert zich ter hoogte van de watermolen l’Homme. De watermolen is in
de landschapsatlas geselecteerd als puntrelict, wat wijst op een
opmerkelijke cultuurhistorische waarde. De grote loodsen en overdekte
opslagplaatsen van het para-agrarisch bedrijf zijn gelegen in het natuurlijk
overstroombaar valleigebied van de Voer. In de directe omgeving
bevinden zich geen biologisch waardevolle gebieden.
De grote loods en werkplaats van het bedrijf Hoogsteyns P. (17), gelegen
Schophem 323, beslaat quasi het volledige perceel en is manifest
aanwezig in het gehucht Schophem. Het perceel is gelegen in
woongebied volgens het gewestplan. Delen van de loodsen zijn echter
gelegen in agrarisch gebied met landschappelijke waarde. Op het vlak van
biologische waardering stellen zich geen directe problemen of knelpunten.
In de onmiddelijke nabijheid, ten noorden van het bedrijf, situeert zich
echter de recent overstroomde vallei van de Voer en het biologisch zeer
waardevolle Kattenrot, eveneens geselecteerd als VEN-gebied.
Bovendien is het bedrijf Hoogsteyns P. gelegen in de ankerplaats ’s-
Gravenvoeren, Sint-Martens-Voeren en Sint-Pieters-Voeren. Het bedrijf
verkreeg een positief planologisch attest waarin de toekomstige
ontwikkelingen van het bedrijf op korte en lange termijn worden
opgenomen. Een BPA dat gevolg geeft aan dat attest werd reeds definitief
vastgesteld in de gemeenteraad, in afwachting van goedkeuring door de
bovenlokale overheid.
Het metaalverwerkend bedrijf Hofman gebroeders (35), gelegen
Kerkhofstraat 118, ligt gekneld in het woongebied met landelijk karakter
van ’s-Gravenvoeren. Verder evolueren van het bedrijf is omwille van de
beperkte oppervlakte en de overlast naar de omgeving niet haalbaar. De
leefbaarheid van het bedrijf komt omwille van de lokatie hierdoor sterk in
het gedrang. Hofman gebroeders is gelegen in de ankerplaats ’s-Graven-
voeren, Sint-Martens-Voeren en Sint-Pieters-Voeren. In de directe
omgeving bevinden zich geen biologisch waardevolle gebieden. Ook wat
betreft de waterhuishouding stellen zich hier geen problemen.
Demez (36), gelegen Kosterstraat 173, is gelegen in woongebied met
landelijk karakter, centraal in de kern van ‘s-Gravenvoeren. In die zin is
het bedrijf niet zonevreemd gelegen, maar wel enigszins problematisch.
De aanwezige activiteiten veroorzaken immers af en toe overlast naar
geur en zwaar verkeer voor de omwonenden. Het bedrijf is gelegen in het
natuurlijk overstromingsgebied van de Voervallei en in de ankerplaats ’s-
Gravenvoeren, Sint-Martens-Voeren en Sint-Pieters-Voeren. In de directe
omgeving bevinden zich geen biologisch waardevolle gebiedHet bedrijf
bracht zijn milieuvergunningen in orde. en. Een blijvend nauwlettende
opvolging van de voorwaarden in bouw- en
milieuvergunningsvergunningen is echter wenselijk.
De verschillende transportbedrijven Deckers J. (3), gelegen Withuisstraat
140a, Beuken B. (29), gelegen De Planck 31, Kremers X. (33), gelegen
Dorpsstraat 21a, Meyers L. (34), gelegen Dorpsstraat 13, en Xhonneux
(38), gelegen Dorpstraat 67, zijn gelegen in de juiste
gewestplanbestemming. Hun verkeersgenererende activiteiten en
excentrische ligging ten opzichte van het bovenlokale wegennet zijn niet
enkel vanuit bedrijfseconomisch oogpunt problematisch. De schaal van de
activiteiten en het zwaar verkeer oefenen een aanzienlijke druk uit op de
woonomgeving. Deckers J. situeert zich aan de rand van het natuurlijk
overstromingsgebied van de Berwijn. Het transportbedrijf Beuken B. is
gelegen aan de rand van de ankerplaats ’s-Gravenvoeren, Sint-Martens-
Voeren en Sint-Pieters-Voeren. Tot slot is het bedrijf Xhonneux gelegen
aan de rand van het natuurlijk overstromingsgebied van de vallei van de
Remersdaalbeek. In de directe omgeving van de verschillende
transportbedrijven bevinden zich geen biologisch waardevolle gebieden.
Zonevreemde bedrijven
Naast bedrijven die verweven liggen in woongebied, kent de gemeente
een aantal zonevreemde bedrijven. Dit wil zeggen dat zij volgens het
gewestplan bijvoorbeeld in een agrarische of groene zone gelegen zijn. Zij
worden onderworpen aan een individueel gedetailleerd onderzoek. Hierin
wordt gepeild naar de leefbaarheid van het bedrijf, de inplanting in de
omgeving, eventuele storende of vervuilende factoren en eventuele
uitbreidingsmogelijkheden.
Thans zijn in de gemeente volgende bedrijven met een zonevreemde
ligging bekend.
tabel 27: zonevreemde bedrijven
naam activiteit gewestplan
10. Schyns en zoon garage / sanitair woongebied met landelijk karakter tot
in agrarisch gebied met
landschappelijke waarde
11. Janssen R. hout / bouw / dak /
verkoop hout
woongebied met landelijk karakter tot
in agrarisch gebied met
landschappelijke waarde
15. Broun W. grondwerken agrarisch gebied met
landschappelijke waarde
16. Debougnoux hout / bouw / dak /
verkoop hout
agrarisch gebied met
landschappelijke waarde
23. Haccourt F. alg. bouwwerken agrarisch gebied met
landschappelijke waarde
30. Weerts Y. transportbedrijf agrarisch gebied met
landschappelijke waarde
32 Weerts M. hout / bouw / dak woongebied met landelijk karakter tot
in agrarisch gebied met
landschappelijke waarde
37. Heuts transportbedrijf woongebied met landelijk karakter tot
in agrarisch gebied met
landschappelijke waarde
39. Droeven J. hout / bouw / dak agrarisch gebied met
landschappelijke waarde
40. Lognoul F. voegwerken agrarisch gebied
De handelsruimte van garage Schyns en zoon (10), gelegen Hoogstraat
245, is gelegen in de juiste gewestplanbestemming. Zonder vergunning
werd echter een groot achterliggend perceel, gelegen in agrarisch gebied
met landschappelijke waarde, ingericht als opslagplaats voor auto’s en
auto-onderdelen. Momenteel wordt de opslagplaats verder uitgebreid,
eveneens zonder geldige vergunning. De garage is gelegen in de
ankerplaats ’s-Gravenvoeren, Sint-Martens-Voeren en Sint-Pieters-
Voeren, en grenst aan een biologisch waardevolle holle weg. Ten noorden
van de garage bevindt zich het natuurlijk overstromingsgebied van de
Voervallei volgens de overstromingskaarten, maar het gebied wordt in
realiteit geenszins gekenmerkt door wateroverlast.
De activiteiten van schrijnwerkerij en houthandel Janssen R. (11), gelegen
Hoogstraat 257, zijn gelegen in woongebied met landelijk karakter, maar
reiken tot in het achterliggende agrarisch gebied met landschappelijke
waarde. Het bedrijf bestaat fysisch uit een aantal loodsen met
opslagruimte in openlucht. Beide loodsen zijn echter opgetrokken zonder
geldige vergunning. Janssen R. is gelegen in de ankerplaats ’s-
Gravenvoeren, Sint-Martens-Voeren en Sint-Pieters-Voeren en in het
natuurlijk en recent overstromingsgebied van de Voer. Ten noorden van
het bedrijf situeren zich een aantal biologisch zeer waardevolle
bosfragmenten. De accentverschuiving in de werkzaamheden van het
bedrijf van schrijnwerkerij naar houthandel maakt dat de hinder voor de
omwonenden afnam, een gunstige evolutie.
Het bedrijf in grondwerken Broun W. (15), gelegen Meulenberg 310,
grenst aan habitatrichtlijngebied en VEN-gebied, en is gelegen in het
natuurlijk overstromingsgebied van de vallei van de Voer. Het perceel
situeert zich in agrarisch gebied met landschappelijke waarde, nabij
biologisch waardevolle en zeer waardevolle gebieden (verschillende holle
wegen en het Kattenrot). Het bedrijf is gelegen in de ankerplaats ’s-
Gravenvoeren, Sint-Martens-Voeren en Sint-Pieters-Voeren. De
grootschalige activiteiten van grondopslag en grondverwerking overstijgen
duidelijk de schaal van de aanwezige verspreide bebouwing. Het bedrijf
heeft echter de intentie naar een nabijgelegen KMO-zone te verhuizen.
De schrijnwerkerij en houthandel Debougnoux (16), gelegen Schophem
327, bestaat uit een aantal loodsen. Deze zijn ten dele zonevreemd
gelegen in agrarisch gebied met landschappelijke waarde. De overige
delen zijn gelegen in woongebied met landelijk karakter. Bovendien zijn zij
gelegen in de ankerplaats ’s-Gravenvoeren, Sint-Martens-Voeren en Sint-
Pieters-Voeren. In de directe omgeving bevinden zich geen biologisch
waardevolle gebieden. Ook wat betreft de waterhuishouding stellen zich
hier geen problemen. De accentverschuiving in de werkzaamheden van
het bedrijf van schrijnwerkerij naar houthandel maakt dat de hinder voor
de omwonenden afnam, een gunstige evolutie. Het bedrijf sluit qua ligging
aan bij het eerder vermelde bedrijf Hoogsteyns P. (BPA nr. 2 Hoogsteyns).
Beide bedrijven zijn in een BPA opgenomen waarmee de zonevreemde
problematiek van deze bedrijven werd opgelost en dat reeds definitief door
de gemeenteraad werd vastgesteld in afwachting van goedkeuring door
de bovenlokale overheid.
Het bedrijf Haccourt F. (23), gelegen Krindaal 3a, te Sint-Martens-Voeren,
gespecialiseerd in algemene bouwwerken, is volledig gelegen in agrarisch
gebied met landschappelijke waarde. Tegenover het bedrijf bevindt zich
een biologisch zeer waardevolle holle weg, die aansluit bij het
nabijgelegen VEN- en habitatrichtlijngebied. Het bedrijf is eveneens
gelegen in de ankerplaats ankerplaats ’s-Gravenvoeren, Sint-Martens-
Voeren en Sint-Pieters-Voeren.
Het transportbedrijf Weerts Y. (30), gelegen Varnstraat 1c, is volledig
zonevreemd gelegen in agrarisch gebied met landschappelijke waarde,
ten noorden van de kern van Teuven. De kale bedrijfsparking is gelegen
aan de rand van de ankerplaats Vallei van de Gulp bij Teuven. In de
directe omgeving bevinden zich geen biologisch waardevolle gebieden.
Ook wat betreft de waterhuishouding stellen zich hier geen problemen.
Schrijnwerkerij Weerts M. (32), gelegen Dorpsstraat 24c, te Teuven is
deels gelegen in woongebied met landelijk karakter. De achterzijde van
het bedrijfsperceel bevindt zich echter in agrarisch gebied met
landschappelijke waarde. De huidige activiteiten van het bedrijf zijn niet
problematisch wat betreft de schaal en de impact op de omgeving. Het
bedrijf is gelegen aan de rand van natuurlijk overstroombaar valleigebied.
In de directe omgeving bevinden zich geen biologisch of landschappelijk
waardevolle gebieden. Het bedrijf overweegt een herlokalisatie naar de
rand van de dorpskern (richting Remersdaal) naar een perceel volledig
bestemd als woongebied met landelijk karakter, waar voorheen een
carrosseriebedrijf was gevestigd. Op deze nieuwe locatie zal de hinder
naar omwonenden (nog) beperkter zijn.
De grote loods van het transportbedrijf Heuts (37), gelegen Roodbos 40a,
is volledig gelegen in agrarisch gebied met landschappelijke waarde, maar
grenst aan woongebied met landelijk karakter. Ten westen van het bedrijf
situeert zich het boscomplex Veursbos - Roodbos. Dit biologisch zeer
waardevol complex is geselecteerd als VEN- en habitatrichtlijngebied. Het
transportbedrijf is eveneens gelegen aan de rand van de ankerplaats
ankerplaats ’s-Gravenvoeren, Sint-Martens-Voeren en Sint-Pieters-
Voeren. Op het vlak van de waterhuishouding stellen zich hier geen
problemen.
Schrijnwerker Droeven J. (39), gelegen Veurs 24, is volledig gelegen in
agrarisch gebied met landschappelijke waarde. In het noorden sluit het
bedrjif nauw aan bij het kleine gehucht Veurs. In het oosten en het zuiden
is het bedrijf omgeven door biologisch waardevolle gebieden. Deze sluiten
in het zuiden aan bij VEN- en habitatrichtlijngebied. Droeven J. is
eveneens gelegen in de ankerplaats ’s-Gravenvoeren, Sint-Martens-
Voeren en Sint-Pieters-Voeren. Op het vlak van de waterhuishouding
stellen zich hier geen problemen.
Het bedrijf Lognoul F. (40), gelegen Bijstraat 90 te Moelingen, is
gespecialiseerd in voegwerken. Het bedrijf is - op eninge afstand van de
kern van Moelingen - totaal geïsoleerd gelegen in de open ruimte in het
uiterste noorden van de gemeente. Op het vlak van biologische
waardering, waardevolle landschappen of waterproblematiek stellen zich
echter geen problemen of knelpunten.
Bij uitbreiding zonevreemde bedrijven
Bedrijven waarvan de activiteiten de grenzen van hun groeimogelijkheden
binnen het bestaand weefsel hebben bereikt, kunnen de behoefte hebben
om meer uit te breiden dan wat nu mogelijk is binnen de vastgestelde
juridische voorwaarden volgens het gewestplan, de VLAREM-wetgeving
enz. Zij worden dan bij een mogelijke uitbreiding binnen of buiten het
perceel zonevreemd. De percelen waarop de uitbreiding zou kunnen
plaatsvinden, zijn steeds in eigendom van het betreffend bedrijf.
Van volgende bedrijven is deze problematiek thans bekend.
tabel 28: bij uitbreiding zonevreemde bedrijven
naam activiteit gewestplan
6. Collings J. alg. bouwwerken woongebied met landelijk karakter,
uitbreiding in agrarisch gebied
18. Pleyers P. hout / bouw / dak woongebied met landelijk karakter,
uitbreiding in
woonaansnijdingsgebied
24. Grisard bvba alg. bouwwerken woongebied met landelijk karakter,
uitbreiding in agrarisch gebied met
landschapplijke waarde
Het algemeen bouwbedrijf Collings J. (6), Weg op Mesch 4e, is volledig
gelegen in het woongebied met landelijk karakter. Het niet-ontwikkeld deel
van het betreffende perceel is echter gelegen in agrarisch gebied. Op het
vlak van biologische waardering, waardevolle landschappen of
waterproblematiek stellen zich geen problemen of knelpunten.
Het bedrijf Pleyers P. (18), Einde 3, gelegen in woongebied, te Sint-
Martens-Voeren heeft de intentie uit te breiden. De mogelijkheden op
eigen perceel zijn echter nihil. Enkel een westelijke uitbreiding, op het
aangrenzend perceel gelegen in woonaansnijdingsgebied en deels in het
agrarisch gebied met landschappelijke waarde, biedt mogelijkheden. Ten
noorden van het bedrijf situeert zich de biologisch waardevolle vallei van
de Voer, eveneens geselecteerd als habitatrichtlijngebied. De omgeving
werd aangeduid als ankerplaats ’s-Gravenvoeren, Sint-Martens-Voeren en
Sint-Pieters-Voeren.
Ook het bouwbedrijf Grisard bvba (24), Veurs 2, zal bij uitbreiding
zonevreemd, met name in agrarisch gebied met landschappelijke waarde,
gelegen zijn. Grisard bvba is gelegen in de ankerplaats ’s-Gravenvoeren,
Sint-Martens-Voeren en Sint-Pieters-Voeren. Ten zuiden van het
bouwbedrijf situeert zich het VEN-gebied waartoe ook het boscomplex
Stroevenbos - Vrouwenbos behoort. Op het vlak van waterproblematiek
stellen zich echter geen problemen of knelpunten.
Voor de bedrijven waarvoor geen oplossing ter plaatse kan worden
geboden, kan een ruimtebehoefte ontstaan.
3.3.2. Niet-ontwikkeld lokaal bedrijventerrein ’s-Graven-voeren
kaart 35: bestaande situatie niet-ontwikkeld lokaal bedrijventerrein
’s-Gravenvoeren
Ten zuiden van en aansluitend bij de kern van ’s-Gravenvoeren vooziet
het gewestplan een zone voor lokale bedrijvigheid voorbehouden. Deze
zone van 2,6 ha is tot op heden niet ontwikkeld.
De zone grenst in het noorden aan recente residentiele bebouwing,
gelegen in woongebied met landelijk karakter, als uitloper vanuit de kern
van ’s-Gravenvoeren. In het westen wordt de grens gevormd door de
smalle Weg op Dalhem en in het westen door Weg op Warsage, de
hoofdontsluiting naar ’s-Gravenvoeren. Aan de overzijde van Weg op
Dalhem situeert zich een waardevolle hoogstamboomgaard. Ten zuiden
van de zone voor lokale bedrijvigheid komen uitgebreide
laagstamboomgaarden in agrarisch gebied voor. Kenmerkend voor deze
intensieve fruitteelt is de monumentale, doch banale landbouwloods.
Delen van het niet-ontwikkelde bedrijventerrein worden intensief gebruikt
voor aardbeienteelt, de overige delen als hooiland.
3.3.3. Verbrede landbouw
De landbouw is voortdurend in evolutie. Uit de teruglopende
werkgelegenheid blijkt het teruglopend belang van de agrarische sector.
Landbouwers die niet in staat zijn de schaal van hun bedrijf te vergroten,
spelen flexibel en inventief in op de diverse functies en activiteiten die in
de hedendaagse open ruimte plaatsvinden. Deze functieverweving tussen
de agrarische activiteit en de verbredingsmogelijkheden is een flexibele en
vitale vorm van gebruik en inrichting van de open ruimte.Verbrede
landbouw betreft andere dan agrarische, activiteiten die altijd in
combinatie met agrarische activiteiten worden uitgevoerd. In het algemeen
kunnen zes types van landbouwverbreding worden onderscheiden 14. Deze
differentiatie is immers noodzakelijk doordat elk type van verbreding een
verschillende ruimtelijke impact heeft.
Natuur- en landschapsbeheer
Natuur en landschapsbeheer beoogt het beheer en de ontwikkeling van
van natuur- en landschapskwaliteit binnen landbouwgebieden. Binnen
deze landbouwgebieden worden beheerssystemen opgezet waarmee
agrarisch ondernemers zowel de continuering van het eigen bedrijf veilig
stellen, als zorgen voor het behoud en/of de versterking van de ruimtelijke
kwaliteit van de open ruimte.
Biologische landbouw
Onder biologische landbouw wordt de ecologische landbouw die gebruik
maakt van biologische productiewijze om landbouwproducten voort te
brengen verstaan. Biologische landbouw is gericht op een duurzaam
gebruik van de natuur.
Hoevetoerisme
Hoevetoerisme 15 kan verschillende vormen aannemen:
verhuren van kamers en pensions
14 VLM, Deelstudie Landbouw ten behoeve van de opmaak van het richtplan voor het landinrichtingsproject Brugse Veldzone, Brugge, 2003.
verhuren van vakantiehuisjes en vakantie-appartementen
aanbieden van bivakhemen voor jeugdgroepen
kamperen op de boerderij.
Bij deze vormen van verblijfstoerisme stelt de landbouwer een deel van
zijn bedrijf ter beschikking aan de toerist, die al dan niet gebruik maakt van
aangeboden maaltijden.
Dagrecreatie
Bij dagrecreatie op de hoeve kunnen eveneens een aantal vormen worden
onderscheiden. De belangrijkste zijn:
recreatieve of educatieve rondleidingen op de boerderij
verhuur van recreatiegoederen, bijvoorbeeld fietsen enz., en dieren
alternatieve kinderboerderij en kijkboerderij
landbouwleerplan.
Deze vormen van landbouwverbreding zijn volgens de Vlaamse
Landmaatschappij zinvol in landbouwgebieden onder stedelijke invloed en
in de rand van stedelijke gebieden 16. Voor de gemeente Voeren is
dagrecreatie binnen een agrarische context dan ook minder van
toepassing.
15 Hoevetoerisme is de vrom van toerisme die is geïntegreerd in een actief agrarisch bedrijf. Plattelandstoerisme maakt gebruik van de specifieke toeristische infrastructuur in het buitengebied en staat in die zin los van de agrarische bedrijfsvoering. Plattelandstoerisme wordt alus niet tot verbrede landbouwmogelijkheden gerekend.
16 VLM, Deelstudie Landbouw ten behoeve van de opmaak van het richtplan voor het landinrichtingsproject Brugse Veldzone, Brugge, 2003.
Thuisverwerking en thuisverkoop
Thuisverwerking van producten is veelal de basis voor de thuisverkoop.
Verkoop van producten is echter enkel zinvol op agrarische bedrijven
waarvan de producten geschikt zijn voor afzet, direct aan de consument.
Dit kunnen dus ook producten zijn die op het bedrijf zijn verwerkt. In
Voeren betreft het volgende melkveebedrijven, gespecialiseerd in
zuivelproducten 17:
Debougnoux, te Sint-Martens-Voeren
’t Bakhuis, te Sint-Martens-Voeren
hoeve Pinckers, te Sint-Martens-Voeren
Cools, te Sint-Martens-Voeren
Roeckx, te Teuven
Tevens gaat het om de fruitteler Wirtz (verkoop van appelsiroop) te Sint-
Pieters-Voeren.
Op korte termijn zullen ook Dahnen te Remersdaal en Heggen te Teuven
initiatieven voor thuisverwerking en thuisverkoop nemen.
Er kan worden geconcludeerd dat de verschillende vormen van
landbouwverbreding in meer of mindere mate voorkomen in de gemeente.
Exacte cijfers zijn echter niet voorhanden noch op gemeentelijk,
provinciaal of Vlaams niveau.
17 Provincie Limburg, Limburgse hoeveverkopers, 2005 en gemeentelijke informatie .
4. Bestaande ruimtelijk-toeristische structuur
4.1. Basisgegevens
kaart 36: situering toeristische infrastructuren
Het aantrekkelijke landschap, de vele monumenten en het aanbod aan
wandel- en fietsroutes speelt de gemeente uit als bovenlokale toeristische
trekpleister. Het toerisme profileert zich als een zeer natuurlijk en sociaal
toerisme. De sector richt zich met een veelzijdig en ruim toegankelijk
aanbod aan activiteiten en voorzieningen op een zeer breed publiek. De
uitstraling wordt ondersteund door verschillende vormen van animatie als
carnavalsstoeten, folkorische feesten, filmvoorstellingen en geleide
wandelingen. De onthaalfunctie wordt vervuld door het gewestelijke
V.V.V.-kantoor Voerstreek, gelegen in ’s-Gravenvoeren.
Het maken van een onderscheid tussen dag- en verblijfstoerisme is meer
en meer noodzakelijk. De ruimtelijke en economische weerslag van beide
vormen van toerisme zijn immers sterk verschillend. Zo parkeren
dagtoeristen veelal hun wagen op het openbaar domein, voornamelijk op
de dorpspleinen en aanpalende straten, vanwaar via bewegwijzerde fiets-,
mountainbike- en wandelpaden de gemeente wordt verkend. Bovendien is
de economische return voor de gemeente veeleer beperkt.
Verblijfstoeristen stallen hun wagen veeleer op privédomein, behorend tot
de gekozen verblijfsaccommodatie. Zij beperken aldus de impact op het
openbaar domein en het aantal beschikbare parkeerplaatsen. Ook de
economische return naar de lokale middenstand is omwille van de hogere
consumptiegraad duidelijk belangrijker.
75% van de verblijfstoeristen komt uit Vlaanderen, 20% uit Nederland. De
overige 5% bezitten een andere nationaliteit.
4.2. Structuurbepalende elementen
kaart 37: bestaande ruimtelijk-toeristische infrastructuur
Volgende gebieden en elementen zijn structuurbepalend voor de
ruimtelijk-toeristische structuur.
Cultuurhistorisch waardevolle landschappen
Het Voerense landschap is dé toeristische trekpleister van de gemeente.
De hoge mate van gaafheid, de concentratie aan traditionele,
cultuurhistorische elementen en de visuele differentiatie van beekdalen,
bossen, boomgaarden enz. spelen een aanmerkelijke rol in de appreciatie
en de beleving van het landschap door toeristen. De waardevolle open
ruimte staat in sterk contrast met de omgevende stedelijke gebieden van
Luik, Maastricht en Aken.
Historische dorpen en gehuchten
Ook de historische dorpen en gehuchten leunen sterk aan bij de
traditionele kenmerken van het nederzettingspatroon. Het huidig patroon
van de dorpen en gehuchten komt nog in sterke mate overeen met de
historische verschijningsvorm. Ook de specifieke architectuur en het
materiaalgebruik definieren het waardevol patrimonium.
In de historische dorpen concentreren zich de meeste toeristische
voorzieningen. Horeca ondersteunt er het uitgebreid aanbod aan
verblijfsaccomodaties en toeristische routes. Het gewestelijk V.V.V.-
kantoor Voerstreek te ’s-Gravenvoeren is veelal het vertrekpunt van
verschillende routes. Het parkeren door dagtoeristen gebeurt massaal op
het tegenoverliggend kerkplein en in de omliggende woonstraten.
Concentraties aan verblijfsaccommodatie
De verblijfsaccomodaties concentreren zich hoofdzakelijk in de Voerense
kernen en gehuchten. Toersiten leveren aldus een belangijke
economische meerwaarde aan de lokale horeca en middenstand.
Verschillende verblijfsaccomodaties, maar ook horeca-gelegenheden,
beschikken echter over onvoldoende parkeergelegenheid, waardoor
toeristen voor het parkeren van hun wagen aangewezen zijn op het
openbaar domein en het parkeren voor eigen bewoners wordt verdrongen.
Vele toeristische routes doorsnijden de kernen en gehuchten, waardoor zij
een ideale uitvalsbasis vormen voor toeristische tochten doorheen de
gemeente.
Buiten de kernen en gehuchten komen verblijfsaccommodaties veeleer
beperkt en verspreid voor.Naast enkele hotels, (groeps)pensions, de
jeugdherberg en bivakhemen voor jeugdgroepen, betreft het aanbod aan
verblijfsaccommodaties voornamelijk vakantiehuisjes en
vakantieappartementen, kamers op een actief agrarisch bedrijf en twee
campings. Mogelijke occasionele jeugdkampeerplaatsen 18 worden niet tot
de toeristische verblijfsaccomodaties gerekend. Zij behoeven immers
geen specifieke toeristische infrastructuren om het kampeerverblijven
mogelijk te maken. Een uitgebreide lijst is terug te vinden in bijlage.
Campings
In de gemeente Voeren situeren zich twee campings, met name camping
Bergzicht te Teuven en camping Hacienda te Remersdaal.
18 De ruimtelijke impact van een jeugdkampeerplaats is immers beperkt. Er wordt bovendien geen exploitatievergunning vereist voor een terrein waarop gedurende 75 dagen per jaar wordt gekampeerd door georganiseerde groepen kampeerders die onder toezicht van een of meer begeleiders staan.
Camping Bergzicht, gelegen langsheen Varnstraat, telt een dertigtal
huurkavels voor chalets. Juridisch-planologisch gezien kan deze camping
in oostelijke richting verder uitbreiden, mits een kwalitatieve
landschappelijke inpassing. De aanwezige chalets en toeristen vormen
geen overlast ten aanzien van de omliggende dorpen en gehuchten.
Vanuit het omliggende open weidelandschap is de camping, gelegen op
het plateau met zicht over de vallei van de Gulp, wel een visueel zeer
storend element.
Camping Hacienda, gelegen langsheen Rode Bosstraat en grenzend aan
het biologisch zeer waardevol boscomplex Veursbos - Roodbos, is
uitgerust met vakantieappartementen, vakantiehuisjes, vaste plaatsen
voor caravans, jaarplaatsen voor caravans, caravanverhuur en plaatsen
voor kort-kampeerders. De verblijfsmogelijkheden worden ondersteund
door een zwembad, speeltuin, sportveld en recreatiezaal. Camping
Hacienda bezit een exploitatievergunning van Toerisme Vlaanderen.
Toeristische routes
Over heel de gemeente is een uitgebreid netwerk van, al dan niet
grensoverschrijdende, toeristische fiets-, mountainbike en wandelroutes
uitgestippeld. Uit recent onderzoek van het regionaal landschap
Haspengouw blijkt dat 95% van de bezoekers niet van de bewegwijzerde
paden afwijken. Bewegwijzerde paden staan in die zin gelijk met een hoge
mate aan controleerbaarheid en beheersbaarheid. Het tracé van de routes
werd veelal in samenspraak met het gewestelijk V.V.V.-kantoor
Voerstreek, natuurverenigingen, landbouwers, de afdelingen Natuur en
Bos en Groen van de Vlaamse overheid, en andere belanghebbenden
vastgelegd. Het betreft volgende toeristische routes 19:
19 Bron: gewestelijk V.V.V.-kantoor Voerstreek.
fietsroutes:
provinciaal recreatief fietsroutenetwerk
westelijke Voerstreekroute
oostelijke Voerstreekroute
kastelenroute
Voerstreek - Mergellandroute
Land van Herve route (grensoverschrijdend met Wallonië)
Visé - Voerenroute (grensoverschrijdend met Wallonië)
Drielandenroute (grensoverschrijdend)
jeugdherbergroute (grensoverschrijdend)
Vlaanderen fietsroute (grensoverschrijdend)
mountainbikeroutes:
Voerstreekroute
wandelroutes:
Alserboswandeling
Altenbroekwandeling
bovenhoutwandeling
bronnenwandeling
Hoogboswandeling
kapelletjeswandeling
kastelenwandeling
Moelingen, een boeiend grensgeval
Noordalwandeling
panoramawandeling
Remersdaalwandeling
Roodboswandeling
Veurswandeling
vuursteenwandeling
Plankerwandeling (grensoverschrijdend)
tussen Voer, Maas en Berwijn (grensoverschrijdend)
Veltmanswandeling (grensoverschrijdend).
Toeristisch luwe zones
Omwille van het ontbreken van toeristische infrastructuren of het beperkt
doorsnijden van waardevolle gebieden door toeristische routes, is de druk
en verstoring op bepaalde zones vanuit een toerstische invalshoek
veeleer beperkt. Het betreft volgende toeristisch luwe zones:
omgeving Snaouwenberg - Hoogbos (1)
omgeving Stroevenbos - Vrouwenbos (2)
omgeving Veursbos (3)
omgeving Reesberg (4).
4.3. Uitwerkingen
4.3.1. Plattelands- en hoevetoerisme
Plattelandstoerisme omvat een ruime waaier van toeristische activiteiten in
het buitengebied 20. Het provinciaal beleid inzake plattelandsontwikkeling is
gericht op de verhoging van de socio-economische leefbaarheid van de
plattelandskernen en de stimulering van agrarische verbreding en
diversificatie 21.
Het begrip hoevetoerisme daarentegen, omschrijft de toeristische
mogelijkheden gekoppeld aan een actief agrarisch bedrijf, en behoort
aldus tot de verbrede landbouwmogelijkheden.
4.3.2. Kamperen
Verschillende types van kamperen zijn aanwezig in de gemeente Voeren.
Bivakhemen voor jeugdgroepen worden, omwille van hun specifieke
infrastructuur en gebouwen, niet onder de noemer kamperen gerekend.
20 Provincie Limburg, ruimtelijk structuurplan provincie Limburg, p. 283.21 Provincie Limburg, Limburgse hoeveverkopers, 2005.
Campings
De bestaande campings Bergzicht en Hacienda zijn sterk gericht op vaste
plaatsen, zowel voor chalets als voor caravans, waardoor slechts een zeer
beperkte ruimte kan worden aangeboden voor kortkampeerders en
toeristen met tenten, kampeerauto’s enz.
De voorwaarden waaraan beide campings moeten voldoen zijn
weergegeven in de officieuze gecoördineerde tekst van het decreet van 3
maart 1993, houdende het statuut van de terreinen voor openlucht
recreatieve verblijven en bijhorende uitvoeringsbesluiten.
Jeugdkampeerplaatsen
Het Voerense landschap en de uitgestrekte bossen vormen een
aantrekkelijke en avontuurlijke uitvalsbasis voor jeugdbewegingen.
Verschillende landbouwers stellen hun weilanden ter beschikking van
jeugdbewegingen in de zomervakantie. Er is immers geen
exploitatievergunning vereist voor een terrein waarop gedurende
maximum 75 dagen per jaar wordt gekampeerd door georganiseerde
groepen kampeerders die onder toezicht van een of meer begeleiders
staan 22. Een stedenbouwkundige vergunning is wel vereist, maar wordt
veelal niet aangevraagd. Sensibilisatie en een kader voor het beleid
terzake zijn nodig.
Kamperen op de boerderij
Naast het aanbieden van jeugdverblijfplaatsen voor georganiseerde
groepen kampeerders kunnen landbouwers aansluitend bij de
bedrijfsgebouwen zonder vergunning individuele kampeerplaatsen
22 Decreet van 7 mei 2004 tot wijziging van het decreet van 3 maart 1993 houdende het statuut van de terreinen voor openlucht recreatief verblijven.
aanbieden. Het decreet houdende het statuut van de terreinen voor
openluchtrecreatieve verblijven laat maximaal twee kampeerplaatsen toe
voor tenten, caravans, kampeerauto’s enz. Vanaf een derde
kampeerplaats is een exploitatievergunning van Toerisme Vlaanderen
noodzakelijk.
Deze vorm van kamperen, die tevens een bijzondere vorm van
hoevetoerisme is, komt echter niet georganiseerd voor in de gemeente
Voeren, maar heeft duidelijke groeipotenties inzake de opvang van
kortkampeerders. De vraag naar deze kampeervorm is recent erg
gestegen, waardoor dit kamperen op dit ogenblik op een
ongeorganiseerde manier gebeurd.
5. Bestaande ruimtelijke verkeers- en vervoersstructuur
5.1. Basisgegevens
Naast het kaartbeeld van de bestaande infrastructuren zijn basisgegevens
voor de analyse van de bestaande ruimtelijke verkeers- en
vervoersstructuur het gemeentelijk mobiliteitsplan, de categorisering van
wegen, waterwegen en spoorwegen volgens het ruimtelijk structuurplan
Vlaanderen en het ruimtelijk structuurplan provincie Limburg.
figuur 5: bestaande regionale verkeers- en vervoersstructuur
Voeren ligt in het zwaartepunt van de driehoek Luik - Maastricht - Aken.
Als gevolg van deze ligging lopen er geen grote infrastructuren door de
gemeente. Alle belangrijke wegen volgen immers de zijden van de
driehoek. Uitzonderingen hierop zijn goederenspoorlijn nr. 24 (Antwerpen -
Ruhrgebied) en N648 die Verviers met N278 in Nederland verbindt.
5.2. Structuurbepalende elementen
kaart 38: bestaande ruimtelijke verkeers- en vervoersstructuur
Dikwijls wordt het patroon van het wegennet door het reliëf gedicteerd. Dat
geldt zeker voor de gewestwegen N627 en N648. N648, een onderdeel
van de verbinding Magraten - Aubel, volgt het smalle maar vlakke
interfluvium tussen de valleien van de Voer en de Gulp. Alle aftakkingen
naar het oosten zijn aangelegd op secundaire waterscheidingslijnen, die
gericht zijn naar het Gulpdal. Ook de Romeinse wegenbouwers hadden
een voorkeur voor de vlakke en strategische waterscheidingslijnen bij de
aanleg van hun intergewestelijke verbindingswegen. Een voorbeeld
hiervan is de weg op de waterscheidingskam tussen de valleien van de
Voer en de Noorbeek, die tevens de huidige landgrens vormt tussen
België en Nederland. Andere lokale wegen volgen dan weer de dalen
zoals die tussen ’s-Gravenvoeren en Sint-Martens-Voeren in het Voerdal
en tussen Slenaken en Teuven in het Gulpdal.
Volgende elementen zijn structuurbepalend voor de ruimtelijke verkeers-
en vervoersstructuur.
Autosnelweg E25
De autosnelweg E25 van Luik naar Maastricht, doorsnijdt het uiterste
westen van de gemeente Voeren. Via het op- en afrittencomplex, gelegen
op het gemeentelijk grondgebied, is Voeren rechtsreeks gekoppeld aan
het internationale wegennet.
maastricht aken
luik
N648
goederenspoorlijn nr. 24
Te midden van het op- en afrittencomplex zijn de activiteiten van de
voormalige douanezone stelselmatig afgebouwd, met desolate
asfaltvlakten tot resultaat. De zone is uitstekend bereikbaar, maar vormt
een weinig attractieve toegangspoort tot de gemeente Voeren.
Regionale verbindingswegen
De volgende wegen functioneren als verbindingswegen op regionaal
niveau:
N608
N627 - Batticestraat - Withuis
N648 - Schilberg - De Planck - Roodbos - Hagelstein.
De Voerenaars zijn voor vele diensten en winkels aangewezen op zuidelijk
gelegen grotere kernen, met name Visé in het westen en Aubel in het
oosten. Dit verklaart de aanwezigheid van de twee gewestwegen die
Voeren van noord naar zuid doorsnijden, N627 in het westen en N648 in
het oosten. N608 verbindt beide gewestwegen op Waals grondgebied. De
ogenschijnlijke belangrijke as N602, die de verschillende Voerense kernen
in oost-westelijke richting verbindt, is voor de Voerenaars zelf van
secundair belang.
Bovenlokale verbindingswegen
De volgende wegen functioneren als verbindingswegen op bovenlokaal
niveau:
N602 - Schans - Winkelstraat - Kerkplein - Dorpsstraat - Voerenstraat -
Weg op Moelingen - Onderdorp - Kloosterstraat - Plein - Hoogstraat -
Dr. J. Goffinstraat - Weg op Schophem - Schophem - Ottegraeven -
Einde - Dorp - Knap - Veurserveld - Veurs - Magnebois
N653 - Viséstraat - Withuisstraat
Varnstraat
Dorpsstraat - Sinnichstraat - Obsinnich
Obsinnich - Dorpstraat - Kultien.
Lokale verbindingswegen
De volgende wegen, met een gelijk gewicht en gelijk dwarsprofiel van 6 m
asfalt, functioneren als verbindingswegen op lokaal niveau:
Weg op Berneau
Weg op Warsage - Boomstraat
Kastanjeboomstraat - Kwinten - Ulvend
Knap - Waterval - Dorpstraat
Cutzberg - Voort - Krindaal - De Planck
Dorpsstraat - Nuropstraat
Middelhof - Bounder.
Kleine landelijke ontsluitingswegen, meestal minder dan 6 m breed,
verfijnen het verbindend netwerk. Vele van deze wegen lopen dood.
Tracés van openbaar vervoer
Het openbaar vervoer ontsluit de verschillende woonkernen in oost-
westelijke richting en biedt een vlotte verbinding met het dichtstbijzijnde
station van Visé.
De Lijn verzorgt met lijn 39b een goede verbinding tussen de verschillende
woonkernen van Voeren en Tongeren, Riemst en Visé. De opwaardering
van het aanbod op lijn 39b op weekdagen en tijdens weekends creëerde
in 2001 een opmerkelijke kwaliteitsverhoging van het aanbod en een
belangrijke stijging van het aantal reizigers. Lijn 39b verbindt Moelingen,
’s-Gravenvoeren, met de hoofdhalte in Kloosterstraat, Sint-Martens-
Voeren, Sint-Pieters-Voeren, Teuven en Remersdaal met de stations van
Tongeren en Visé, waar aansluiting met de treinen wordt verzekerd.
Lijn 39c, uitgebaat door TEC, verbindt de woonkernen van ’s-Gravenvoe-
ren, Sint-Martens-Voeren, Sint-Pieters-Voeren, Teuven en Remersdaal
met Visé, Warsage, Berneau, Montzen en Welkenraedt. Het aanbod is
echter beperkt. Op zondagen worden zelfs geen busritten aangeboden.
Elke bushalte is voorzien van een straal van 750 meter. Dit is, voor
landelijke gemeenten, de maximaal toegelaten afstand tussen pool en
halte in functie van de vooropgestelde basismobiliteit. Zowat elke
woonkern en elk gehucht vallen duidelijk binnen deze invloedsferen van
de haltes, waardoor ook de basismobiliteit is gegarandeerd.
Een vlotte busverbinding naar Nederland ontbreekt. De hoge kosten van
een grensoverschrijdend treinticket tussen Visé en Maastricht houdt
ernstige beperkingen van het gebruik van openbaar vervoer in.
Goederenspoorlijn
De goederenspoorlijn nr. 24 verbindt de Antwerpse haven met het Duitse
Ruhrgebied en doorsnijdt de gemeente in oost-westelijke richting. Hij staat
als systeem los van de gemeente. De aanwezigheid van dit lineaire
element wordt ruimtelijk versterkt door parallelle houtkanten en de
tunneltoegangen onder het boscomplex Veursbos - Roodbos en het
Gulpbos. Dankzij het reliëf vormt de spoorlijn slechts een beperkte
fysische barrière.
Functionele fietsroutes
Samen met de Vlaamse overheid heeft de provincie een bovenlokaal
functioneel fietsroutenetwerk uitgetekend. Doel van het provinciaal
fietsroutenetwerk is het stimuleren van het functioneel fietsgebruik in de
werk- en schoolpendel. Hoofdroutes zijn in de gemeente Voeren niet
aanwezig. De volgende wegen zijn geselecteerd als functionele fietsroute.
Zij vormen de meest logische verbindingen tussen twee kernen of
attractiepolen.
N653
N648
N602 - Schans - Dorpsstraat - Mescherstraat - Mesch - verbinding met
Mennekensput - Schophem - Ottegraeven - Einde - Dorpstraat - Berg -
Sint-Pieters-Voeren - De Planck - Planckstraat
Ulvend - Katterith - Vitchen - ’s-Gravenvoeren West.
Langsheen deze routes zijn echter geen fietsvoorzieningen aangelegd.
Dorpen
De verschillende dorpen, als concentraties van wonen en
woonondersteunende functies, kennen een sterke verkeersgenererende
aantrek. Zij vormen de knooppunten van het verkeers- en
vervoersnetwerk. De tussenafstanden tussen deze knopen bedragen
gemiddeld 3 km, minimum 2 km en maximum 4 km.
Lokaal bedrijventerrein
De bestaande ontsluitingsstructuur is problematisch voor het lokaal
bedrijventerrein nabij het gehucht De Planck. Vanuit bedrijfseconomisch
oogpunt is de excentrische ligging ten opzichte van regionale
verbindingswegen ongunstig voor het aanwezige transportbedrijf.
Bovendien legt het zwaar verkeer een ernstige hypotheek op de
verkeersleefbaarheid van de inwoners in het gehucht.
5.3. Uitwerkingen
5.3.1. Parkeerproblematiek
kaart 39: visualisatie parkeerproblematiek
Verschillende Voerense kernen lijden onder een grote parkeerdruk. Deze
problematiek situeert zich voornamelijk in ’s-Gravenvoeren en Sint-
Martens-Voeren. Zowat het volledige openbaar domein wordt er
gedomineerd door de aanwezigheid van geparkeerde wagens. Oorzaak
ligt bij een gebrekkige bewegwijzering, de concentratie aan vertrekpunten
van recreatieve fiets- en wandelroutes in de kernen, dikwijls gelegen nabij
de kerken, de concentratie aan horeca en het gebrek aan valide
alternatieven.
Gebruikers van deze parkeerplaatsen zijn hoofdzakelijk dagtoeristen, op
zoek naar ontspanning en beleving van het aantrekkelijke landschap. Een
attractieve dorpskern behoort echter ook tot de algemene appreciatie van
het Voerens landschap. Het overvloedige parkeren hypothekeert evenwel
enige kwaliteit en aantrekkelijkheid van het openbaar domein. Zowat elke
beschikbare oppervlakte wordt ingenomen door wagens. De huidige
verschijningsvorm van het openbaar domein is veeleer banaal.
6. Bestaande landschappelijke structuur
6.1. Basisgegevens
Volgens de indeling in traditionele landschappen is het studiegebied
gelegen in het Land van Herve. Dit geheel bevat in het westen de
Voerstreek en in het oosten het Oostelijk Land van Herve. Kenmerkend
voor het Land van Herve is de golvende topografie bestaande uit plateaus
met leem- en kleigronden, duidelijke valleien, verspreide bebouwing en
bossen. Het betreft een uitzonderlijk gaaf landelijk gebied met weidse ver-
gezichten met overwegend weiland, hoogstamboomgaarden en bouwland.
Het oostelijk gedeelte is meer bebost. De open ruimte is van matige tot
grote omvang en wordt voornamelijk begrensd door topografie of vegetatie
van bos en boomgaarden. De verspreide bebouwing is veeleer gering en
maakt deel uit van de open ruimte. De kleine landschapselementen, als
droogdalen, graften, hagen, holle wegen enz., vormen voornamelijk
gehelen van lineair groen. Ze dienen als schermen in het landschap en
accentueren als lijnelementen de topografie.
Een belangrijk ruimtelijk probleem dat zich specifiek in het Land van Herve
stelt is de ligging binnen de stedelijke invloedsfeer van de omringende
agglomeraties Luik, Maastricht en Aken. In de indeling in traditionele
landschappen wordt het wenselijk gesteld om het landelijk karakter van de
streek te behouden en de typische hagenstructuur te herstellen.
6.2. Structuurbepalende elementen
kaart 40: bestaande landschappelijke structuur
Het actuele landschap in Voeren is de concrete uitdrukking van de
wisselwerking tussen het fysisch systeem en het gestadig gegroeid
traditioneel landschap. In de gemeente zijn quasi geen recentelijk
gegroeide nieuwe landschappen aanwezig, die een impact zouden
kunnen hebben op de waardevolle structuur.
De volgende elementen zijn structuurbepalend voor de bestaande
landschappelijke structuur.
Gesloten plateau- en hellingbossen
Voornamelijk in het zuiden en oosten van de gemeente Voeren bepalen
grote boscomplexen het de visuele perceptie van het landschap. De
gesloten bosmassieven van naaldbomen en inheemse loofboomsoorten
verankeren de steile hellingen om hevige erosie te voorkomen. Het betreft
de volgende relictbossen:
het Hoogbos
het boscomplex ten noorden van kasteel Altenbroek
het Kattenrot
het Broekbos
het Konenbos
het boscomplex Veursbos - Roodbos
het boscomplex Stroevenbos - Vrouwenbos
het Alserbos
het Gulpbos.
Halfopen asymmetrisch valleilandschap
De beekvalleien ontwikkelden zich gedurende de opeenvolgende pleis-
tocene ijstijden en verkregen een asymmetrische vorm. De op het zuiden
en zuidwesten gerichte valleiwanden zijn minder steil dan de tegen-
overliggende, op het noorden en noordoosten gerichte wanden. Door
aanwezigheid van permafrost in de bodem kwam solifluctie, als gevolg
van plaatselijk ontdooien, enkel voor op de met zon beschenen oevers.
Hierdoor verminderde de hellingsgraad op de ‘warme’ oever in de loop der
glaciale tijden aanzienlijk. Naast het reliëf bepaalt ook de aanwezigheid
van opgaande vegetatie het halfopen karakter van de volgende valleien
als meanderende groene linten in het boccagelandschap:
de vallei van de Berwijn
de vallei van de Beek
de vallei van de Voer
de vallei van de Veurs
de vallei van de Noorbeek
de vallei van de Gulp
de vallei van de Remersdaalbeek
de vallei van de Mabroekbeek.
Oostelijk halfopen weidelandschap
Het oostelijk weidelandschap, als onderdeel van het Land van Herve,
wordt uitsluitend gevormd door weiden en graslanden, occasioneel
afgewisseld met grote percelen maïsteelt. Het gebied heeft zich reeds
vroeg gericht op de specialisatie van veeteelt, onder concurrentiele druk
van goedkope graangewassen uit het zuiden, en het ontbreken van een
voldoende grote afzetmarkt. Ook het nederzettingspatroon en de
verspreide ligging van landbouwbedrijven, hoeves en kastelen zijn hiervan
een resultante.
De recente intensivering van de landbouw verstoort het typische,
traditionele landschapsbeeld. Dit halfopen beeld wordt immers bepaald
door het sterk golvend landschap, afgewisseld met kleine
landschapselementen en vergezichten. De schaalvergroting van de
landbouwactiviteiten gaat echter gepaard met het verdwijnen van kleine
landschapselementen en de verrijking van kalkgraslanden.
Westelijk halfopen landbouwlandschap
In tegenstelling tot het oostelijk weidelandschap, wordt het westen van de
gemeente Voeren, de Voerstreek, gekenmerkt door een sterke afwisseling
van akkers en weilanden. Door de nabije afzetmarkt van Luik en
Maastricht heeft dit gebied zich traditioneel verder ontwikkeld en
gespecialiseerd in akkerbouwteelten. De intensief bewerkte akkers
situeren zich voornamelijk op de zachte hellingen en plateaus, terwijl
weilanden hoofdzakelijk geconcentreerd voorkomen in de natte valleien.
Het halfopen landschapsbeeld wordt in sterke mate bepaalt door het
gevarieerd voorkomen van akkerteelten als maïs, de gesloten
boscomplexen, concentraties aan kleine landschapselementen en het
golvend reliëf.
Open landbouwplateau van Berneau
Intensieve landbouwactiviteiten bepalen het uitzicht van het plateau van
Berneau. Door de grootschaligheid van de akkerpercelen op het
leemplateau ontstaan grensoverschrijdende vergezichten over het
plateau. Recent is echter een sterke opkomst van laagstamboomgaarden
en intensieve fruitteelten merkbaar. De transformatie van het traditionele
akkerbouwplateau, met nieuwe laagstamplantages, grote banale
fruitloodsen enz., wijzigt ook de landschappelijke perceptie.
Open landbouwplateaus
Op de hoger gelegen plateaus, waar de vlakke lössbodem gemakkelijk te
bewerken is, bepalen grootschalige akkervelden het open karakter. Het
oprichten van nieuwe landbouwgebouwen en het aanplanten van
laagstamboomgaarden bedreigen de bestaande vergezichten.
De volgende open landbouwplateaus zijn structuurbepalend:
het open landbouwgebied ten westen van het Hoogbos
het open landbouwgebied ten noorden van het Hoogbos
het open landbouwgebied ten oosten van het Hoogbos
het open landbouwgebied Snaouwenberg, gelegen ten noordoosten
van ’s-Gravenvoeren
het open landbouwgebied nabij De Planck
het open landbouwgebied nabij de hoeve Gieveld, gelegen ten
noorden van Teuven
het open landbouwgebied nabij de Lohoeve, gelegen ten zuiden van
Sint-Pietersvoeren.
Steilranden en markante hellingen
Het reliëf is dominant aanwezig in de gemeente Voeren en bepaalt in
grote mate het karakter. De Berwijn, de Voer, de Noorbeek, de Veurs en
de Gulp liggen mede aan de basis van het golvend karakter van het
landschap en kunnen in directe relatie worden gebracht met de
reliëfovergangen. Markante reliëfovergangen zijn dan ook erg belangrijke
structurerende componenten van het landschap.
Het selecteren van markante reliëfovergangen hangt nauw samen met het
asymmetrische profiel van de beekvalleien. Zij vormen de steile, dikwijls
zuid georiënteerde, hellingen tussen de lager gelegen valleien en de
hoger gelegen plateaus. Bossen accentueren de aanwezigheid van de
steile hellingen en versterken de kleinschaligheid van het landschap.
Holle wegen
Antropogene ingrepen liggen aan de basis van het ontstaan van holle
wegen. Hun ontstaan houdt verband met de introductie van de landbouw
en de eerste ontginning van de oerbossen. De initiële, door betreding
schaars begroeide paden, werden onder invloed van natuurlijke processen
als wind en regen, verder fysisch uitgebouwd. De eigenlijke, massale
genese van holle wegen komt slechts gedurende de late middeleeuwen
op gang, door het voldoende grote en belangrijke akkerareaal en de
zekere verkeersintensiteit op de onverharde wegen.
Veelal zijn de holle wegen radiaal gericht naar de verschillende
dorpskernen. Er zijn twee types te onderscheiden. Enerzijds volgt een
groot aantal holle wegen de hoogtelijnen. Zij, zowat 75% van alle holle
wegen, zijn minder dan 2,5 m diep, en kenmerkend voor het Voerense
landschap. Anderzijds staat een beperkt aantal holle wegen loodrecht op
de hoogtelijnen. Zij zijn het diepst ingesneden.
Concentraties aan kleine landschapselementen
Van oorsprong hadden alle kleine landschapselementen een functioneel
doel. Vandaag verdwijnen zij in snel tempo uit het landschap door een
gebrekkig onderhoud en hun economische onrendabiliteit. Zij spelen
echter als punten en lijnen een belangrijke rol in de beleving,
aantrekkelijkheid en oriëntering van het landschap. Concentraties aan
kleine landschapselementen als bomenrijen, solitaire bomen,
hoogstamboomgaarden, (meidoorn-) hagen, graften, wegbermen,
soortenrijke graslanden, poelen, grachten, beken enz. komen voornamelijk
voor in de beekvalleien en aansluitend aan de gesloten bossen.
Historische dorpen en gehuchten
De dorpskernen vertonen tot op heden hun historisch patroon en
functioneren ruimtelijk nog in relatief goede harmonie met de landelijke
omgeving. Door het karakter en de lage bebouwingsdichtheid maken de
kernen onlosmakelijk deel uit van het landelijk gebied. Rondom de dorpen
verzachten fruitboomgaarden de aanwezigheid van de bebouwing in het
landschap. Recentelijk worden deze fruitboomgaarden massaal
vervangen door grootschalige, monotone laagstamboomgaarden.
In het westen van de gemeente, de vruchtbare leemstreek, kennen de
dorpen ’s-Gravenvoeren, Moelingen en Sint-Martens-Voeren een
uitgesproken Hapsengouws nederzettingspatroon, met geconcentreerde
bebouwing aan de oevers van de Voer en de Berwijn. De boerderijen met
erf en schuur, en hoeves komen er verweven in de kernen voor. In het
oosten van de gemeente liggen de boerderijen buiten de dorpskom, elk te
midden van hun landerijen.
Elke kernen heeft een aanmerkelijke concentratie aan cultuurhistorisch
bebouwd erfgoed.
Cultuurhistorische bakens
De volgende kerken, kastelen, hoeves en molens zijn omwille van hun
bouwfysische en cultuurhistorische kwaliteiten structuurbepalend voor de
bestaande landschappelijke structuur 23:
23 Ministerie van de Vlaamse gemeenschap, AROHM, afdeling Monumenten en Landschappen, Landschapsatlas, atlas der relicten, Brussel, 2001.
kerken:
de kerk te ’s-Gravenvoeren
de kerk Onze-Lieve-Vrouwe-Ten-Hemelopneming te Moelingen
de Sint-Martinuskerk te Sint-Matrens-Voeren
de Sint-Pieterskerk te Teuven
de kerk Sint-Pieters-Stoel te Sint-Pieters-Voeren
de kerk te Remersdaal
kastelen:
het kasteel Altenbroek te ’s-Gravenvoeren
het kasteel Ottegroeven te Sint-Martens-Voeren
het Hoofkasteel te Teuven
het kasteel te Teuven
het kasteel Sinnich te Teuven
de Commanderie van Sint-Pieters-Voeren
het kasteel Magis te Sint-Pieters-Voeren
het Stroevenboskasteel te Sint-Pieters-Voeren
hoeves:
de hoeve Snauwenberg te ’s-Gravenvoeren
het hof Navagne te Moelingen
het Mariahof te Sint-Martens-Voeren
de Stroevenboshoeve te Sint-Martens-Voeren
de Hoeve Gieveld te Teuven
het Kloosterhof te Teuven
de Lohoeve te Sint-Pieters-Voeren
het Middelhof te Remersdaal
de Bunderhoeve te Remersdaal
de hoeve Neubau te Remersdaal
de hoeve Driezen te Remersdaal
molens:
de molen in Moelingen 24
de oude molen te ’s-Gravenvoeren
24 Niet opgenomen in voornoemde landschapsatles.
het Moleke te ’s-Gravenvoeren
de molen van l’Homme te ’s-Gravenvoeren
de molen van Frisen te Sint-Martens-Voeren
de molen van Sinnich te Teuven.
Zij fungeren als puntvormige herkenningselementen in het landschap.
Natuurlijke bakens
Naast bebouwde elementen kunnen ook natuurlijke elementen als
oriëntatiepunten een zekere waarde bezitten in het landschap. De
volgende samenvloeiingen van waterlopen worden geselecteerd als
natuurlijke bakens:
samenvloeiing van Veurs en Voer
samenvloeiing van Noorbeek en Voer
samenvloeiing van Beek en Voer
samenvloeiing van Remersdaalbeek en Gulp.
Goederenspoorlijn met spoorwegviaduct en tunnels
Naast de structurerende landschapselementen van traditionele oorsprong
zijn er ook enkele recentere ingrepen die een impact hebben op het
actuele landschap van Voeren. De spoorwegberm doorsnijdt de gemeente
in oost-westelijke richting. Ten gevolge van de topografie is het traject
deels verhoogd, deels ingesneden in de hellingen aangelegd. Hierdoor
vormt de spoorweg, met viaduct en tunnels, een merkwaardig
landschappelijk element dat structurerend is over het gehele grondgebied
van Voeren.
Autosnelweg E25
Minder doortastend op gemeentelijk niveau is de autosnelweg E25,
inclusief douanezone, aangezien deze de gemeente Voeren aan de rand
en slechts over korte afstand snijdt. Wel gaat een sterke barrièrewerking
van dit nieuwe landschapselement uit.
6.3. Uitwerkingen
6.3.1. Hoogstamboomgaarden
Tot voor enkele decennia werden vele dorpskernen in Haspengouw en de
Voerstreek door een gordel van hoogstammige fruitbomen omringd. Ook
nu nog is er in Voeren een duidelijke concentratie van
hoogstamboomgaarden merkbaar rond de dorpskernen. Zij komen echter
gedifferentieerd voor. In het westelijk deel van de gemeente, de eigenlijke
Voerstreek, komen hoogstamboomgaarden geconcentreerd voor rond de
kernbebouwing. In het oostelijk Land van Herve is een strikte samenhang
met de kerndorpen niet noodzakelijk. De bebouwing, voornamelijk
landbouwbedrijven, komt er immers meer verspreid voor, alsook de
hoogstamboomgaarden. Zij zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Met
de opkomst van de laagstamplantages verdween echter het economisch
belang van hoogstamboomgaarden als fruitleverancier, en verdwijnen ook
de boomgaarden stelselmatig uit het landschapsbeeld. In het
cultuurlandschap zijn hoogstamboomgaarden nochtans gevarieerde
levensgemeenschappen. Naast de diversiteit aan fruitvariëteiten die ze
bevatten, vervullen ze ook een ecologische en landschappelijke functie.
Het onderhouden en het oogsten van hoogstamboomgaarden zijn echter
arbeidsintensief en vergen heel wat tijd. Economisch zijn
hoogstamboomgaarden voor de fruitsector weinig rendabel. De
hedendaagse laagstamplantages zijn eenvoudiger te onderhouden en
kunnen veel sneller worden geoogst. Zij zijn ook veel productiever en
bieden voor de plukkers een groter werkcomfort en werkveiligheid. Niet of
slecht onderhouden boomgaarden kunnen daarenboven een broeihaard
worden van ziekten, schimmels en bacteriën, waaronder perenvuur.
Deze problemen leiden ertoe dat er in de landbouwsector over het
algemeen weinig enthousiasme is om hoogstamboomgaarden in stand te
houden. In het algemeen beschouwen zowel de landbouwsector als de
diensten die met hoogstamboomgaarden bezig zijn de
hoogstamboomgaarden niet meer als een productieve fruitteelt.
Toch slaagde de gemeente erin - via een doorgedreven subsidiebeleid 25 -
om tijdens de voorbije 3 jaren meer dan 2 000 nieuwe
hoogstamfruitbomen aan te planten in samenwerking met de
landbouwsector en Rgionaal Landschap Voeren. Als deze tendens zich
verderzet, zullen er binnen enkele jaren heel wat weilanden in hun
oorspronkelijke toestand hersteld zijn.
6.3.2. Cultuurhistorisch bebouwd erfgoed
kaart 41: inventaris cultuurhistorisch bebouwd erfgoed
De gemeente Voeren staat bekend om haar waardevolle landschap, sterk
verwijzend naar de oorspronkelijke, traditionele kenmerken van de
Voerstreek en het Land van Herve. Het traditionele landschapsbeeld wordt
niet enkel gevormd door waardevolle historische open ruimte elementen,
maar ook de bebouwde wordt sterk gedomineerd door historisch
waardevolle elementen.
25 Gemeentelijk reglement houdende de betoelaging voor het aanplanten van hoogstamfruitbomen, goedgekeurd in de gemeenteraad op 9 december 2003.
Aan de hand van de inventaris van het cultuurbezit in België 26 is het
cultuurhistorisch bebouwd erfgoed van de gemeente Voeren in kaart
gebracht. De inventaris maakt melding van 375 cultuurhistorisch
waardevolle gebouwde elementen. Hiervan werden 254 elementen op
kaart aangeduid. De artefacten (49), zoals viaducten, groeven, houten en
gietijzeren kruisbeelden enz., zijn omwille van hun beperkte ruimtelijke
impact of relevantie tot de nederzettingsstructuur niet in kaart gebracht.
Door foutieve adresgegevens konden de overige 72 gebouwde elementen
niet worden gelokaliseerd. Hiervoor is een bijkomend gedetailleerd
onderzoek in functie van een actualisatie noodzakelijk.
De inventaris, zoals op kaart weergegeven, betreft 76 woongebouwen,
141 hoevegebouwen (woongebouwen, stallen en schuren), 11 openbare
gebouwen en handelspanden, 9 watermolens, 6 kasteelgebouwen, 8 kerk-
en kloostergebouwen, en 3 kapelletjes.
Hoewel 72 gebouwde elementen niet werden gelokaliseerd kunnen toch
een aantal ruimtelijke conclusies worden getrokken.
In het westen van de gemeente concentreert het cultuurhistorisch
bebouwd erfgoed zich uitsluitend in de dorpskernen. Het weefsel is er
hoofdzakelijk opgebouwd uit oude hoeves en woongebouwen. Deze
nederzettingtypologie, volgens het Haspengouws model, vindt haar
oorsprong in het ontbreken van ondoordringbare lagen in de ondergrond.
Hierdoor is de bodem zeer doorlaatbaar en stagneert het grondwater op
een vrijwel onbereikbare diepte. Het graven van waterputten was
onmogelijk, waardoor de bewoners voor drinkwater waren aangewezen op
de waterlopen of gemeenschappelijke voorzieningen.
26 Ministerie van de Vlaamse gemeenschap, AROHM, afdeling Monumenten en Landschappen, Bouwen door de eeuwen heen, provincie Limburg, arrondissement Tongeren, kanton Voeren, Brussel, 1992.
In het Land van Herve, het oostelijk deel van de gemeente, komt het
cultuurhistorisch bebouwd erfgoed veeleer verspreid voor. In tegenstelling
tot het westelijk deel van de gemeente Voeren neemt het akkerareaal in
de 18de eeuw af. Steeds meer gronden worden omwille van de vochtige
ondergrond als weilanden in gebruik genomen. De drinkwatervoorziening
is in het oostelijk Land van Herve is geen probleem door de aanwezigheid
van talrijke bronnen in de omgeving. Bovendien biedt het wonen te
midden van het vee en de bedrijfspercelen een belangrijk
bedrijfseconomisch voordeel.
7. Synthese van de bestaande ruimtelijke structuur
7.1. Gemeentelijk niveau
kaart 42: synthese van bestaande ruimtelijke structuur
De bestaande ruimtelijke structuur is een synthese van de belangrijkste
elementen uit de verschillende deelstructuren. Structuurbepalende
elementen van de ruimtelijke structuur zijn:
de compacte kernen van ’s-Gravenvoeren, Moelingen, Sint-Martens-
Voeren, Teuven, Sint-pieters-Voeren en Remersdaal
de gehuchten
de linten en lintvormige uitwaaieringen
cultuurhistorische bakens met kerken, kastelen, hoeves en molens
de verspreide sport- en speelvelden
de campings
helling- en plateaubossen
de asymmetrische valleien
de waterlopen
natuurlijke bakens
grondgebonden landbouw, overwegend weilanden
grondgebonden landbouw, overwegend akkerbouw
de open landbouwplateaus
steilranden en markante hellingen
de autosnelweg E25
de bovenlokale verbindingswegen
de lokale verbindingswegen
de oost-west gerichte goederenspoorlijn.
De bestaande ruimtelijke structuur van de gemeente wordt in zeer grote
mate bepaald door de ruimtelijk-natuurlijke structuur, met het fysisch
systeem als drager. Het reliëf en de rivier- en beekvalleien van Maas,
Berwijn, Voer, Veurs en Gulp zijn structuurbepalende elementen van
eerste orde. De samenvloeiingen van deze waterlopen vormen natuurlijke
bakens in het landschap.
Ook de ingrepen door de mens zijn op de natuurlijke structuur geënt: het
wegennet, het nederzettingspatroon (van oudsher boerderijen) en de
landbouw. De bebouwing in het westen van de gemeente is
geconcentreerd in de kernen. In het oosten van de gemeente is ze meer
verspreid, in kleinere gehuchten. Opmerkelijk zijn de talrijke
kasteeldomeinen die in de gemeente gelegen zijn.
Omwille van de gaafheid van het landschap is het toerisme een belangrijk
aspect van de Voerense economie. Daarnaast is de landbouw de grootste
ruimtegebruiker. Andere bedrijvigheid komt slechts in beperkte mate voor
in de gemeente, aangesloten bij of verweven in de dorpskernen en de
gehuchten.
De steile randen van de valleien werden niet voor landbouwdoeleinden in
gebruik genomen en bleven bebost, de kenmerkende hellingbossen.
Bovenaan de steilranden lopen de bossen dikwijls nog door op de minder
vruchtbare plateaus. Verder zijn de hoger gelegen plateaus in landbouw-
gebruik als open kouters. De zeer vruchtbare gebieden op de zachte
hellingen in het noordoosten bleven in gebruik als akker. Het centrale
gedeelte van de gemeente kent een gemengd landgebruik met naast
weiden (laagstam)boomgaarden en maïsvelden, met een veelheid aan
kleine landschapselementen (graften, holle wegen, hagen enz.). De
westelijke flank van de Gulpvallei wordt gekenmerkt door graasweiden.
Twee grote lijninfrastructuren zijn de spoorweg voor goederentransport en
de autosnelweg E25 in het westen van de gemeente. Aangezien deze
laatste slechts over een korte afstand en aan de uiterste westkant de
gemeente kruist is er weinig impact op de bestaande structuur. Wel
belangrijk is de barrière die door de autosnelweg wordt gevormd ten
opzichte van de Maas. De goederenspoorweg baant zich van oost naar
west doorheen de gemeente. De barrièrewerking wordt door het reliëf
grotendeels opgeheven (tunnels en bruggen vergemakkelijken de
verbindingen).
7.2. Niveau van de deelkernen
7.2.1. ‘s-Gravenvoeren
kaart 43: bestaande ruimtelijke structuur van ‘s-Gravenvoeren
Kenmerkend voor de bestaande ruimtelijke structuur van ‘s-Gravenvoeren
zijn:
het lineair kerndorp ‘s-Gravenvoeren langsheen de Voer, met een
concentratie aan lokale voorzieningen waaronder het gemeentehuis,
de kerk, het kloostercomplex met kloostertuin, en enkele historisch
waardevolle hoeves
lintvormige uitwaaieringen, uitsluitend in oostelijke en westelijke
richting
markante hoeves en oude molens aan de rand van de kern
verspreide land- en tuinbouwbedrijven of landbouwloodsen te midden
van de open ruimte
de provinciale secundaire scholencampus met sportvoorzieningen,
gelegen langsheen Weg op Berneau
twee sportterreinen, gelegen in de vallei van de Beek, bereikbaar via
Weg op Dalhem, en aan Mennekensputstraat
boscomplexen op steile hellingen ten noordoosten van de kern
een uitgebreid areaal aan hoogstamboomgaarden, grenzend aan de
dorpsrand
de asymmetrische valleien van de Voer en de Beek
de Voer als smalle waterloop met karakteristieke bruggen doorheen de
kern van ‘s-Gravenvoeren
de oost-west gerichte hoofdontsluiting via Weg op Moelingen -
Onderdorp - Kloosterstraat - Plein - Hoogstraat - Dr. J. Goffinstraat
het dorpsplein met een beperkte parkeercapaciteit
het netwerk van holle wegen.
’s-Gravenvoeren heeft zich ontwikkeld als een lang lintdorp op en rond de
Voer. Het centrum van dit dorp kent een sterke concentratie aan
bebouwing langsheen de as Onderdorp - Kloosterstraat - Plein -
Hoogstraat - Dr. J. Goffinstraat, met uitlopers in de zijstraten. De uitlopers
vanuit het centrum naar het zuiden, zijn sterk ontwikkeld. Enkele recente
ontwikkelingen, zoals het provinciale scholencomplex, sportinfrastructuur
en bedrijfsgebouwen, werden ingeplant op het plateau waar de
invalswegen vanuit Berneau en Warsage samenkomen, vlakbij de Sint-
Annakapel ten zuiden van de oorspronkelijke dorpskern.
kaart 44: bestaande situatie omgeving gemeentehuis en klooster
Het eigenlijk centrum van de kern van ’s-Gravenvoeren, bepaald door de
hoge concentratie aan voorzieningen, situeert zich ten dele rondom het
gemeentehuis en het klooster. Kenmerkend voor Kloosterstraat is de
aanwezigheid van de parallelle Voer en het markante bouwwerk van het
klooster. Recent, in de jaren negentig van de vorige eeuw, werd een rust-
en verzorgingstehuis aan het complex toegevoegd. Grote delen van de
ommuurde kloostersite zijn omgevormd tot parkeerruimte. Een aantal
zones van de kloostertuin bleven bewaard. Monumentale bomen bepalen
het parkachtige karakter.
Grenzend aan de kloostersite situeert zich de muziekacademie van de
Vlaamse gemeenschap ‘Johannes Ockegem’, De achterliggende zone
werd volledig omgevormd tot speel- en parkeerruimte op een
grindverharding. Aan de voorzijde bevindt zich een bushalte.
Het gemeentehuis is bereikbaar via Schoolstraat. Een smalle doorgang
biedt toegang tot de achterliggende, beperkte, parkeerruimte, waar ook de
ingang van het gemeentehuis is gelegen. Deze asfaltruimte is quasi
volledig omgeven door oude stallen en schuren van omliggende
landbouwbedrijven. Recentelijk kocht het gemeentebestuur een
aanpalend handelspand aan met de bedoeling het O.C.M.W. vanuit
Moelingen naar ’s-Gravenvoeren te verhuizen. Gemeentehuis en
O.C.M.W. kunnen in de toekomst worden gecentraliseerd op één locatie.
7.2.2. Moelingen
kaart 45: bestaande ruimtelijke structuur van Moelingen
Kenmerkend voor de bestaande ruimtelijke structuur van Moelingen zijn:
het klein verdicht kerndorp Moelingen met het cultureel centrum en be-
perkte horeca
lintvormige uitwaaieringen, voornamelijk in noordelijke en oostelijke
richting
de kerk, met volledig in gebruik genomen begraafplaats, als
oriëntatiepunt
markante hoeves en oude molens aan de rand van de kern
het speelpleintje, gelegen langsheen de Berwijn
de vallei van de Berwijn als lineaire groenstructuur aanwezig in de
dorpskern
hoogstamboomgaarden, geconcentreerd rond de kern en in de vallei
van de Berwijn
de hoofdontsluiting via Visstraat - Voerenstraat - Batticestraat
twee kleine dorpspleinen
het netwerk van holle wegen.
Moelingen ontwikkelde zich tot een kerndorp aan de benedenloop van de
Berwijn, langsheen de oude weg Visé - Maastricht. Deze heeft zich
ingesneden in een laaggelegen Maasterras en vormt een waardevol
lintvormig groenelement doorheen het dorp. Bomenrijen benadrukken de
lineaire structuur. De bewoning is geconcentreerd rond het dorpsplein,
met name langsheen Dorpsstraat, Bijsstraat, Dries en Winkel. De kern
neemt ongeveer 5 ha in beslag met lintbebouwing op de invalswegen
vanuit Nederland, via Withuisstraat, Batticestraat en het begin van
Voerenstraat.
kaart 46: bestaande situatie omgeving voetbalvelden
Ten noorden van de dorpskern van Moelingen situeren zich twee
voetbalvelden, te midden van uitgestrekte weilanden. Deze velden zijn
bereikbaar via een smalle doorsteek. Enkele oude fruitbomen herinneren
aan de voormalige hoogstamboomgaarden. In westelijke richting strekt het
zicht zich uit over de vallei van de Maas, de richting grind- en
cementgroeves. In het noorden wordt het zicht begrensd door de groene
buffer van de autosnelweg E25.
kaart 47: bestaande situatie omgeving O.C.M.W. en speelpleintje
De omgeving van het O.C.M.W. is de minst attractieve plek langsheen
Dorpsstraat. Hoewel het O.C.M.W.-gebouw nog enige architecturale
kwaliteit bezit, wordt het beeld van de dorpskern sterk beïnvloed door
stallingen en achterkantsituaties. Een weinig uitnodigend toegangspad
voor de achterliggende woningen, geeft uit op een klein speelpleintje. Een
draadafsluiting sluit enig contact met het water uit. Ten westen van het
speelpleintje is, tussen restanten van een oude hoogstamboomgaard, de
kerktoren zichtbaar. Het gemeentebestuur heeft ervoor gekozen het
O.C.M.W. ten laatste in 2008 te verhuizen naar ’s-Gravenvoeren. Het
O.C.M.W.-pand moet dan een nieuwe invulling krijgen.
7.2.3. Sint-Martens-Voeren
kaart 48: bestaande ruimtelijke structuur van Sint-Martens-Voeren
Kenmerkend voor de bestaande ruimtelijke structuur van Sint-Martens-
Voeren zijn:
het lineair kerndorp Sint-Martens-Voeren met een duidelijke
concentratie rond Einde, Dorp en Mot
lintvormige uitwaaieringen, voornamelijk in noordelijke en zuidelijke
richting langsheen Kwinten en Knap
de kerk als oriëntatiepunt
markante molens langsheen de Voer als bouwkundig erfgoed
de begraafplaats, gelegen langsheen Mariahof
sterk beboste, zuid gerichte hellingen
de lager gelegen asymmetrische valleien van de Voer en de Veurs
verspreide fruitboomgaarden in de valleien en op de hellingen
de oost-west gerichte hoofdontsluiting via Ottegraeven - Einde - Dorp -
Knap
de oost-west gerichte goederenspoorlijn met het opvallende viaduct ter
hoogte van de dorpskern
het pleintje aan Veurserveld - Knap
het netwerk van holle wegen.
De bebouwing van Sint-Martens-Voeren is geconcentreerd in het
eigenlijke, compacte dorp. Ten zuidoosten van de kern (12 ha) bevindt
zich lintbebouwing richting Remersdaal en Sint-Pieters-Voeren. Sint-
Martens-Voeren ontvouwt zich als een typisch kerkdorp op de
samenvloeiing van de Voer en de Veurs, geprangd tussen de Kwintenberg
en de spoorwegbrug. Het dorpsbeeld wordt vooral gedomineerd door de
bijna 20 m hoge betonnen spoorwegbrug over de vallei van de Voer, die
meer naar het oosten verdwijnt in een twee kilometer lange tunnel. De
meeste wegen die in het dorp convergeren, gaan aan de rand van de
dorpskom over in holle veldwegen. Ze getuigen van het agrarisch
verleden. Oorspronkelijk was het kerkdorp omringd door boomgaarden en
akkerland. Recentere ontwikkelingen zijn de inplanting van de
jeugdherberg, de kleuterschool, de voormalige rijkswachtkazerne en het
centre culturel et sportif Francophone. De kleuterschool kampt met
uitbreidingsproblemen en is intensief op zoek naar een nieuwe lokatie.
7.2.4. Teuven
kaart 49: bestaande ruimtelijke structuur van Teuven
Kenmerkend voor de bestaande ruimtelijke structuur van Teuven zijn:
het klein kerndorp Teuven, bestaande uit een concentratie van
woningen rondom de kerk
De Planck als concentratie van linten langsheen De Planck -
Planckstraat
Nurop als concentratie van verspreide bebouwing en oude hoeves
langsheen Planckstraat - Nuropstraat
lintvormige uitwaaieringen van de dorpskern Teuven en linten
de kerken van Teuven en De Planck als oriëntatiepunten
markante hoeves als bouwkundig erfgoed
het scholencomplex te De Planck
camping Bergzicht langsheen Varnstraat
hellingbossen ten noordoosten van de Gulp
concentraties van fruitboomgaarden nabij de dorpskern van Teuven,
De Planck, Nurop en nabij oude hoeves
de asymmetrische vallei van de Gulp en haar zijbeken Teuvenbeek en
Losbeek
de noord-zuid gerichte hoofdontsluiting via Nuropstraat - Dorpsstraat -
Sinnichtsraat en Varnstraat in westelijke richting
de parkeerplaats voor transportwagens nabij de kern van Teuven
het netwerk van holle wegen.
Teuven ontwikkelde zich als een straatdorp evenwijdig aan de
rivierbedding van de Gulp. Het nederzettingspatroon van Teuven vertoont
een lintbebouwing van beperkte dichtheid aan de weg van Henri-Chapelle
naar Slenaken (Nederland) die van zuid naar noord doorheen het centrum
van het grondgebied loopt. Deze weg vormt ook de aaneenschakeling van
Obsinnich, Sinnich en Dorp. De bebouwing bestaat voornamelijk uit
hoeves, van middelgroot tot klein, met losstaande bestanddelen. Het
lintpatroon wordt onderbroken door loodrecht insnijdende beekvalleien die
het gebied afwateren naar de Gulp toe. Langsheen de overige straten,
dwars op dit lint, bevindt zich verspreide bebouwing, met recente
bebouwing aan Gievelderstraat. De eerste bewoning in Teuven bestond
uit het kasteel langsheen de Gulp, de abdij van Sinnich en een
watermolen rond de 13de - 14de eeuw. De Sint-Pieterskerk is wat hoger
gelegen dan het straatniveau, en omringd door het ommuurde kerkhof. In
het noorden van de dorpskern van Teuven bevindt zich een visueel
dominant transportbedrijf met aan de ene kant van de straat de
kantoorinfrastructuur, aan de overzijde de logistieke voorzieningen en
parkeerruimte.
De Planck ligt op het plateau met goede landbouwgronden en ligt tevens
aan de officiële grensovergang met Nederland. Het is een klein gehucht,
ontstaan aan een kruispunt, met grote hoeves, enkele bedrijven, een snel
groeiende kleuterschool en horeca. Het gehucht breidt zich expansief uit
langsheen N648.
Naar het noorden toe sluit het gehucht Nurop vrij snel aan op de
lintbebouwing vanuit Teuven. Het is eveneens een gehucht, ontstaan aan
een kruispunt, dat voornamelijk bestaat uit hoeves.
7.2.5. Sint-Pieters-Voeren
kaart 50: bestaande ruimtelijke structuur van Sint-Pieters-Voeren
Kenmerkend voor de bestaande ruimtelijke structuur van Sint-Pieters-
Voeren zijn:
het kleine, lineair uitgestrekte dorp Sint-Pieters-Voeren langsheen
Dorpstraat
Veurs en Dal als concentratie van linten
de Commanderie met hoogstamboomgaarden, dreven, en vijver- en
graslandencomplex
de kerk als oriëntatiepunt, centraal in het dorp
markante hoeves als bouwkundig erfgoed
hellingbossen ten oosten van Sint-Pieters-Voeren, en ten noorden, het
Veursbos, en ten zuiden van Veurs
fruitboomgaarden ten zuiden van Veurs, en rondom en ten westen van
Sint-Pieters-Voeren
de asymmetrische valleien van de Voer en de Veurs
de hoofdontsluiting via Knap - Waterval - Dorpstraat , Veurserveld -
Veurs en Krindaal - Voort - Crutzberg
het groene dorpsplein tegenover de kerk
de oost-west gerichte goederenspoorlijn
het netwerk van holle wegen.
Het kleinere dorp Sint-Pieters-Voeren ontstond nabij de bron van de Voer.
De bebouwing bestaat uit vrijstaande hoeves gegroepeerd in een
straatdorppatroon met zeer lage densiteit, waarvan de kern wordt
gevormd door een klein groen plein voor de kerk. De Commanderie is een
monumentale blikvanger in de omgeving.
Veurs was vroeger een dicht bevolkt gehucht, 22 woningen in de 15de
eeuw, en werd historisch steeds als een dorp beschouwd. De bewoning
van kleinere hoeves is opgebouwd langsheen de weg naar Remersdaal,
met evenwijdig een kleiner straatje. Dal is veeleer een straatgehucht dat
hierop aansluit in het brongebied van de Veurs.
7.2.6. Remersdaal
kaart 51: bestaande ruimtelijke structuur van Remersdaal
Kenmerkend voor de bestaande ruimtelijke structuur van Remersdaal zijn:
het dorp Remersdaal als concentratie van oude hoeves en
herenhuizen nabij de kerk
het lint Roodbos als concentratie van verspreide bebouwing
markante hoeves als bouwkundig erfgoed
de camping langsheen Roodbos
de oude begraafplaats te midden van de kern
aaneengesloten hellingbossen ten westen van Roodbos
een beperkt aantal fruitboomgaarden ten noorden van de dorpskern
de asymmetrische vallei van de Remersdaalbeek
de hoofdontsluiting via Roodbos - Hagelstein, Veurs - Magnebois en
Dorpstraat - Kultien
het netwerk van holle wegen.
Remersdaal ten slotte, profileert zich als een komdorpje in de bronrijke
bovenloop van de Remersdaalbeek, een zijdalletje van de Gulp. Het is
een landbouwersdorp met verspreide grote hoeves.
V. Bestaande deelruimtenVanuit de analyse van de verschillende deelstructuren en de uiteindelijke
systhese van de bestaande ruimtelijke structuur kunnen drie verschillende
deelruimten worden onderscheiden. Deelruimten zijn complexe ruimten,
ook wel ruimtesystemen genoemd, waarvan de ruimtelijke structuur wordt
bepaald door specifieke interactie van elementen van de voorgaand
besproken ruimtelijke deelstructuren. Elk deelgebied heeft typische
kenmerken, kwaliteiten en knelpunten. Ze vervullen een bepaalde rol in
het gebied en hebben een eigen ontwikkelingsperspectief, en mogelijk ook
een eigen gebiedsgericht beleid.
De deelruimten moeten niet strikt worden gezien en zijn ruimtelijk niet precies afgebakend. Sommige deelruimten overlappen elkaar.
Volgende deelruimten worden beschouwd:
1. de vallei van de Berwijn
2. de omgeving vanhet tussengebied rond ‘s-Gravenvoeren
3. het Land van Herve.
figuur 6: situering van de deelruimten
1.
2.
3.
1. Vallei van de BerwijnDe vallei van de Berwijn betreft de meest westelijke deelruimte, omvat de
omgeving van Moeilingen, en reikt van de uiterst westelijke
gemeentegrens bij de Maas in het westen tot voorbij de gewestweg N627
in het oosten.
figuur 7: situering van de deelruimte Vallei van de Berwijn
1.1. Bestaande ruimtelijke structuur van de vallei van de Berwijn
kaart 52: bestaande ruimtelijke structuur van de vallei van de Berwijn
Deze deelruimte wordt gedomineerd door de breed meanderende vallei
van de Berwijn. In oost-westelijke richting slingert de Berwijn naar het
laagste punt van de gemeente Voeren, om uit te monden in de Maas. De
vallei wordt gekenmerkt door een weidelandschap met een hoge
concentratie aan waardevolle kleine landschapselementen. De
meanderende loop van de Berwijn bezit op vele plaatsen een waardevolle
oeverstructuur. Voornamelijk stroomopwaarts Moelingen bezit de vallei
van de Berwijn een uitzonderlijke biologische waarde. Langsheen de
waterloop zijn cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, zoals oude molens
en hoeves, gelegen als bakens in het landschap. Op de hoger gelegen
plateaus overheersen intensief bewerkte akkers en
laagstamboomgaarden het landschap. De hoogdynamische akkers
vormen als het ware uitlopers van het plateau van Berneau en de
oostelijke Voerstreek.
Centraal in de deelruimte heeft het kerndorp Moelingen zich ontwikkeld
langsheen de Berwijn. Een brede gordel van (restanten van)
hoogstamboomgaarden omringen de kern en verzachten de
landschappelijke overgang tussen de open ruimte en het bebouwd gebied.
Recentere ontwikkelingen langsheen Withuisstraat, Batticestraat en
Mescherstraat vormen lintvormige uitlopers naar de hoger gelegen delen
in het oosten. Centraal in het dorp, bestaande uit een concentratie van
landbouwbedrijven en rijwoningen, is de kerk met het kerkhof een
opvallend oriëntatie- en herkenningspunt. Een beperkt aantal ecologisch
waardevolle holle wegen, gelegen ten zuiden van Moelingen, vertrekt
vanuit de hoger gelegen landbouwgronden richting de dorpskern. Zij
vormen opvallende groene linten in het landschap. Ten noorden van de
dorpskern zijn twee voetbalvelden zonevreemd gelegen.
Recente ruimtelijke ingrepen, zoals E25 en de spoorlijn, doorsnijden quasi
contextloos de traditionele elementen van de deelruimte in noord-
zuidelijke richting. Gekoppeld aan E25 en het op- en afrittencomplex is de
voormalige douanezone gelegen. Ten zuiden van de spoorlijn, en op
grondgebied van de buurgemeente Visé, bevindt zich een ontwikkelde
bedrijvenzone. Verschillende bedrijven breidden reeds in noordelijke
richting uit.
2. Tussengebied rond ’s-Graven-voeren
Deze centrale deelruimte beslaat grofweg het gebied tussen de
kerndorpen ’s-Gravenvoeren en Sint-Martens-Voeren. Het tussengebied
omvat de omgeving van ‘s-Gravenvoeren en reikt van de gewestweg
N627 in het westen tot de gehuchten Ketten en Schoppem in het oosten.
figuur 8: situering van de deelruimte Omgeving van ‘s-Gravenvoeren
2.1. Bestaande ruimtelijke structuur van het tussengebied rond ‘s-Gravenvoeren
kaart 53: bestaande ruimtelijke stuctuur van het tussengebied rond
’s-Gravenvoeren
De deelruimte verschilt van de vallei van de Berwijn en het oostelijk Land
van Herve door een hoge concentratie aan akkerlandcomplexen op de
hoger gelegen plateaus.
In het noorden van deze deelruimte wisselen ingesneden asymmetrische
valleien en droogdalen af met de zuidgerichte hellingbossen, zoals het
Alserbos, het boscomplex ten noorden van het kasteel Altenbroek en het
Kattenrot, en hogergelegen akkerlandplateaus. Omwille van de
uitgestrekte vergezichten over het landschap worden drie open
akkerlandplateaus aangeduid. Het uitgebreide areaal aan holle wegen
oriënteert zich dwars op de hoogtelijnen, in de richting van de vallei. Het
reliëf is aldus, in tegenstelling tot de vallei van de Berwijn, zeer sterk
aanwezig en ruimtelijk structurerend in dit glooiend landschap.
In het zuiden, ten zuiden van de vallei van de Voer, sluiten de akkers aan
bij het akkerlandplateau van Berneau. Dit open landbouwlandschap wordt
doorsneden door de vallei van de Beek, opvallend aanwezig door een
hoge concentratie aan waardevolle groenelementen langsheen de
waterloop. Het aanwezige microreliëf ten noorden van de vallei versterkt
de landschappelijke doorsnijding.
In het laagstgelegen gebied, met name in de vallei van de Voer, situeren
zich het kerndorp ’s-Gravenvoeren, en de gehuchten Ketten en
Schoppem. Met uitzondering van een forse recente uitloper ten zuiden van
’s-Gravenvoeren, ontwikkelden het dorp en de gehuchten zich lineair
langsheen de Voer. ’s-Gravenvoeren huisvest de grootste concentratie
aan voorzieningen en markante cultuurhistorische gebouwen.
3. Land van HerveHet Land van Herve betreft de meest oostelijke deelruimte, omvat de
omgeving van Sint-Martens-Voeren, Sint-Pieters-Voeren, Teuven en
Remersdaal, en reikt van Sint-Martens-Voeren in het oosten tot de uiterst
oostelijke gemeentegrens.
figuur 9: situering van de deelruimte Land van Herve
3.1. Bestaande ruimtelijke structuur van het Land van Herve
kaart 54: bestaande ruimtelijke structuur van het Land van Herve
Ook het oostelijk Land van Herve wordt gekenmerkt door een sterk
glooiend landschap. De asymmetrische valleien van de Voer, de Veurs, de
Gulp, de Remersdaalbeek en de Mabroekbeek snijden diep in het reliëf.
Het glooiend landschap wordt hoofdzakelijk gevormd door uitgestrekte
weilanden en een hoge concentratie aan kleine landschapselementen.
Boven op de plateaus en op de plateauhellingen bevindt zich een
uitgebreid areaal aan boscomplexen, zoals het Broekbos, Konenbos, het
boscomplex Veursbos - Roodbos, het boscomplex Stroevenbos -
Vrouwenbos, het Alserbos en het Gulpbos. Zij behoren, naast een aantal
holle wegen, tot de biologisch meest waardevolle complexen van de
gehele gemeente. Vanaf de bosranden vertrekken uitgestrekte zichten
over het glooiend landschap. Het aantal akkerlandcomplexen is, in
tegenstelling tot de omgeving van ’s-Gravenvoeren, veeleer beperkt. Zij
bevinden zich hoofdzakelijk aan de rand van de gemeente en sluiten
veelal aan op akkerbouwgebieden over de grens.
Verspreid doorheen het weidelandschap situeren zich pittoreske dorpen
en gehuchten. In de vallei van de Voer situeren zich de kerndorpen Sint-
Martens-Voeren en Sint-Pieters-Voeren. Sint-Martens-Voeren, ontstaan
aan het natuurlijk baken van de samenvloeiing van de Voer en de Veurs,
wordt overschaduwd door het monumentale spoorwegviaduct en kent een
zeker voorzieningenniveau. In Sint-Pieters-Voeren is de Commanderie
een dominant aanwezig cultuurhistorisch waardevol baken. Teuven,
gelegen in de vallei van de Gulp, en Remersdaal, gelegen langs de
Remersdaalbeek, zijn kleine hoofdzakelijk landbouwnederzettingen die
weinig of geen voorzieningen kennen.
VI. Taakstellingen & behoeften Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan vormt in de eerste plaats het
integratiekader voor ontwikkelingen op het vlak van wonen en bedrijvig-
heid. Naast deze twee essentiële aspecten kan de gemeente zelf
inhoudelijk invulling geven aan het structuurplanningsproces en dit sterk
richten op de bestaande lokale problematiek. Met andere woorden,
kwantitatieve prognoses in verband met de behoefte aan bijkomende
woningen en aan ruimte voor economische activiteiten, waaronder
kleinhandel, kantoren enz., dienen zeker aangegeven. Ander gericht
onderzoek naar sectorale ontwikkelingen met hun ruimtelijke impact in
Voeren betreft recreatie en gemeenschapsvoorzieningen.
1. Bijkomende woongelegenheden 1.1. Behoefte
1.1.1. Taakstellingen
Volgens het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen primeren in het buiten-
gebied de open ruimte functies landbouw, bos en natuur. Wonen en
werken worden geconcentreerd in de best uitgeruste kernen. Maximaal
43% van de bijkomende woningen in Limburg moet in de kernen van het
buitengebied worden voorzien.
Sinds de goedkeuring van het ruimtelijk structuurplan provincie Limburg is
de provincie de goedkeurende instantie voor de gemeentelijke ruimtelijke
structuurplannen. Hierdoor kan de provincie opvolging geven aan het
beleid inzake de verdeling van de bijkomende woningen in de gemeenten
van het buitengebied.
1.1.2. Gesloten bevolkingsprognose tot 2007
Voor de berekening van de natuurlijke aangroei wordt conform de progno-
ses in het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen en zoals aangegeven in het
ruimtelijk structuurplan provincie Limburg vertrokken van de situatie in
1992. Op basis van de leeftijdspiramide in de gemeente kan een raming
worden gemaakt van de behoefte aan bijkomende woningen bij een
natuurlijke aangroei. Op basis van de gemiddelde sterftecijfers per
leeftijdscategorie 27 en het te verwachten aantal geboorten in de gemeente 28 kan worden berekend, dat het aantal inwoners begin 1992 29 (4.226
27 N.I.S., bevolkingstatistieken 1993, nr. 3.28 Hiervoor wordt een inschatting gehanteerd van het aantal vrouwen in de
leeftijdsklasse 15 - 24 jaar.29 De cijfers vanwege het rijksregister waren niet beschikbaar, zodoende
werden de cijfers van de volks- en woningtelling uit 1991 gehanteerd.
personen), louter op demografische gronden, lichtjes zal stijgen tot 4.267
personen begin 2007 30.
Indien wordt verondersteld dat de daling van de gezinsgrootte in de
gemeente zich in dezelfde trend verder zet als gemiddeld in Vlaanderen,
dan zal de gemiddelde gezinsgrootte in Voeren dalen naar 2,6 personen
per gezin begin 2007 31.
Combinatie van deze twee gegevens maakt dat er begin 2007 naar
schatting 1.641 gezinnen zullen zijn, 163 meer dan begin 1992. In de
periode 1992 - 2001 werden reeds minimum 123 woningen gerealiseerd 32,
wat maakt dat de resterende behoefte nog maximum circa 40 woningen
bedraagt voor de periode 2001 - 2007.
Ook in het ruimtelijk structuurplan provincie Limburg werd de natuurlijke
aangroei in de gemeente berekend. Deze calculatie stelt dat voor de
periode 1992 - 2007 de natuurlijke aangroei in Voeren 133 eenheden
bedraagt. Dit betekent dat gelet op het gerealiseerd aantal woningen in de
periode 1992 - 2001, nog een behoefte zou bestaan van maximum 10
woningen voor de periode 2001 - 2007.
Wegens het ontbreken van gegevens over leegstand is het onmogelijk om
na te gaan of er in 2001 een behoefte of overschot was in de frictie-
leegstand, de noodzakelijke leegstand nodig om vlot te kunnen verhuizen 33. Daarom wordt de frictieleegstand (2,5%) enkel berekend op de behoefte
30 De cijfers van 2006 (4.263 personen) staven deze raming.31 Eind 1998 bedroeg de gemiddelde gezinsgrootte 2,76.32 Dit cijfer werd afgeleid uit een telling in het, nog niet volgens richtlijnen
opgestelde, vergunningenregister. Er werd enkel rekening gehouden met nieuwbouw van woningen. Er werd bij gebrek aan precies cijfermateriaal geen rekening gehouden met het verbouwen van hoeves tot woningen, aangezien deze voorheen vaak ook reeds een woonfunctie hadden, en het precieze aantal appartementen. Het aandeel appartementen is zeer laag.
33 Er is wel een lijst van leegstaande woningen die langer dan één jaar leegstaan maar dit is slechts een fractie van de leegstand.
aan bijkomende woningen. De totale op te vangen behoefte, inclusief
frictie, komt neer op 41 woningen of op 11 woningen wanneer men
vertrekt vanuit de cijfers van het ruimtelijk structuurplan provincie Limburg.
1.1.3. Gesloten bevolkingsprognose vanaf 2007 tot 2013
Om een beeld te verkrijgen van de behoefte aan bijkomende woningen op
middellange termijn wordt een gesloten bevolkingsprognose berekend
voor de periode vanaf 2007 tot 2013. Daarbij werd vertrokken van de
bevolkingspiramide van 1 januari 2001, waarbij de totale bevolking 4.327
bedraagt.
Deze raming is indicatief, aangezien zij gekoppeld moet worden aan
nieuwe behoefteramingen inzake bijkomende woningen die mogelijk als
gevolg van de herziening van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen en/of
het ruimtelijk structuurplan van de provincie worden meegegeven.
De bevolking zou volgens een gesloten bevolkingsprognose stijgen tot
4.406 inwoners eind 2012, en de gemiddelde gezinsgrootte daalt naar
schatting verder tot 2,49. Combinatie van deze twee gegevens maakt dat
er begin 2013 naar schatting 1.769 gezinnen in de gemeente Voeren
zullen zijn, 175 gezinnen meer dan in 2001 34. Met een frictieleegstand van
2,5% bedraagt de behoefte voor de periode 2001 - 2013 dus 179
woningen.
Herleid naar de periode vanaf 1 januari 2007 tot 1 januari 2013, 6 jaar in
plaats van 12 jaar, bedraagt de behoefte 90 woningen.
34 Op 1 januari 2001 bedroeg het aantal gezinnen 1.594.
1.1.4. Behoeften aan sociale huisvesting
Voeren heeft inzake sociale huurwoningen een enorme achterstand ten
opzichte van het Vlaams gewest (5,87%). Om het Vlaamse niveau in 2007
te bereiken, zijn er louter binnen de gesloten bevolkingsprognose 97
sociale huurwoningen noodzakelijk. Er zijn reeds 14 sociale huurwoningen
aanwezig. Dit betekent dat voor de periode tot 2007 nog een tekort aan 83
sociale huurwoningen zou moeten worden ingevuld. Voor de periode tot
2013 zullen, aanvullend op de 83 sociale huurwoningen te realiseren in de
periode tot 2007, 21 nieuwe sociale huurwoningen noodzakelijk zijn. Op 1
januari 2013 zal de totale behoefte aan sociale huurwoningen in de
gemeente Voeren dan 104 bedragen.
De provincie streeft naar een aandeel van 10% sociale koop- en/of
huurwoningen op de totale woningvoorraad. Dit houdt in dat 169 sociale
woningen tegen 2007, of 177 sociale woningen tegen 2013 in de
gemeente Voeren gerealiseerd moeten zijn. Met een huidig aanbod van
14 sociale huurwoningen, betekent dat er een tekort is aan 155 sociale
woningen tot 2007 of 163 sociale woningen tot 2013. De nieuwe woningen
worden bij voorkeur in het bestaand weefsel gerealiseerd. Hergebruik,
renovatie, herbestemming van oude gebouwen enz. genieten de voorkeur
tegenover het ontwikkelen van nieuwe lokaties.
De gemeente stelt als beleidsdoelstelling dat de achterstand ten opzichte
van het provinciaal gemiddelde moet worden gehalveerd tegen 2013. Dit
betekent dat tegen 1 januari 2013, minimum 81 sociale koop- of
huurwoningen moeten worden gerealiseerd. Dit aantal is ruimschoots
voldoende om de huidige kandidaat-huurders op de wachtlijst te
huisvesten. Ten opzichte van de totale behoefte aan bijkomende
woningen, bij een gesloten bevolkingsprognose, moet de helft van de
bijkomende woningen een sociale huurwoning worden, en dit zowel in de
periode tot 2007, als in de periode tussen 2007 en 2013.
Het financiële aspect van dergelijke realisaties speelt uietaard een
bijzonder grote rol in de gemeente 35.
1.1.5. Buitenlandse woondruk
Ook de aantrekkelijkheid van de gemeente Voeren voor Nederlanders
genereert een verhoogde behoefte aan woningen voor de eigen bevolking.
Op 1 januari 2001 bedroeg het aantal Nederlandse inwoners 750. In 2005
steeg het aantal Nederlanders tot 919, zo’n 21,6% van de totale Voerense
bevolking (4.238 inwoners). Door de massale instroom van
(kapitaalkrachtige) Nederlanders verdwijnen jaarlijks verschillende
woonmogelijkheden, zowel koopwoningen als bouwgronden, ten nadele
van de eigen bevolking. Jongeren en jonge gezinnen zijn alsnog
genoodzaakt een betaalbare woning of bouwgrond te kopen buiten de
gemeente. De invloed van de Nederlandse immigratie is aldus tweeledig,
zowel ten aanzien van het aantal beschikbare woningen en
bouwmogelijkheden, als ten aanzien van de woning- en grondprijzen.
1.2. Aanbod
1.2.1. Onbebouwde percelen in 2001
tabel 29: onbebouwde percelen volgens kadaster 1 januari 2001
woongebied langs uitgeruste wegen 244
in binnengebied 21
woonuitbreidingsgebieden en woonaansnijdingsgebieden 180
totaal 445
bron: telling op basis van kadasterkaarten en terreininventarisatie
35 Voeren heeft immers een zeer laag gemiddeld inkomen per inwoner.
Op basis van de feitelijke toestand van alle percelen in de verschillende
soorten woongebieden werd voor de situatie per 1 januari 2001 een
overzicht van de beschikbare gronden opgemaakt. Alle gronden waarvan
thans juridisch een nieuwe bouwkavel zou kunnen worden gemaakt, zijn
opgenomen, met uitzondering van de percelen waarop actieve bedrijven
zijn gevestigd.
In totaal zijn in de gemeente minstens 445 bouwkavels voor eengezins-
huizen aanwezig: 265 in de woongebieden, waarvan 244 langs uitgeruste
wegen en 21 in een binnengebied, en naar schatting 180 bouwkavels in
woonuitbreidingsgebieden en woonaansnijdingsgebieden.
Voor minimaal 201 kavels, waarvan 180 in de woonuitbreidingsgebieden
en woonaansnijdingsgebieden, en 21 in de binnengebieden in
woongebied, zijn een expliciete goedkeuring en een initiatief van de
gemeente, zoals het goedkeuren van een wegentracé, het opmaken van
een BPA enz., vereist.
1.2.2. Vrijkomend juridisch aanbod tot 2007
Niet alle 244 juridisch beschikbare bouwgronden langs uitgeruste wegen
in de gemeente zullen tijdens de eerstvolgende jaren daadwerkelijk op de
markt komen. Daarom wordt aangenomen dat in een periode van 10 jaar
ca. 30% van alle juridisch beschikbare kavels op de markt komen en/of
worden bebouwd. Voor Voeren zou dit tijdens de komende 10 jaar
neerkomen op een vrijkomend aanbod van 73 woningen. Geraamd wordt
dat in de periode begin 2001 - begin 2007, een periode van 6 jaar, hiervan
60%, of 44 woningen, op de markt zal komen.
1.2.3. Raming onbebouwde percelen in 2007
Het theoretisch aanbod in 2007 werd tijdens het planningsproces geraamd
op basis van de eerder uitgevoerde telling. Uit de berekening van het vrij-
komend juridisch aanbod in de periode van 1 januari 2001 tot 1 januari
2007 blijkt dat er vermoedelijk 44 onbebouwde percelen in woongebied
langs uitgeruste wegen zouden worden bebouwd. Dit maakt dat er op 1
januari 2007 nog 200 (244 - 44) onbebouwde percelen verondersteld
worden te zijn in woongebied langs uitgeruste wegen.
tabel 30: raming onbebouwde percelen in 2007
totaal
onbebouwde percelen in woongebied langs uitgeruste weg in 2001 244
onbebouwde percelen in woongebied langs uitgeruste weg in 2007 200
1.2.4. Vrijkomend juridisch aanbod vanaf 2007 tot 2013
Het vrijkomend aanbod in de periode 1 januari 2007 tot 1 januari 2013 in
de hele gemeente wordt berekend op dezelfde wijze als voor de korte
termijn. In een periode van 10 jaar zal ca. 30% van alle juridisch
beschikbare kavels op de markt komen en/of worden bebouwd. Dit
betekent een vrijkomend aanbod van 60 woningen tijdens de komende 10
jaar, vetrekkende van 2007. Geraamd wordt dat in de periode begin 2007
- begin 2013, een periode van 6 jaar, hiervan 60%, of 36 onbebouwde
percelen, op de markt zal komen. Dit maakt dat er op 1 januari 2013 nog
164 (200 - 36) onbebouwde percelen in woongebied langs uitgeruste
wegen zullen zijn.
tabel 31: raming onbebouwde percelen in 2013
totaal
onbebouwde percelen in woongebied langs uitgeruste weg in 2001 244
onbebouwde percelen in woongebied langs uitgeruste weg in 2013 164
1.2.5. Bijkomende mogelijkheden binnen de huidige voorraad
Over de mogelijkheden om bestaande woningen en gebouwen in de
toekomst te gaan benutten zijn amper gegevens voorhanden. Zij zijn niet
meegerekend in de tabel onder de vorige punten.
De overtollige leegstand is beperkt. Slechts 9 leegstaande woningen
werden opgenomen op de lijst voor de heffing op leegstaande woningen.
Het mobiliseren van de leegstand biedt dus weinig mogelijkheden om
bijkomende woningen te voorzien zonder nieuwe gronden aan te snijden.
Een beter gebruik van bestaande woningen, naargelang de gezinsgrootte,
is een tweede mogelijkheid. Door het voorzien van kleinere woningen van
verschillende prijsklassen kunnen misschien een aantal alleenstaanden of
bejaarde koppels worden aangezet om hun te ruim geworden huis te
verlaten of op te splitsen. Door verkoop of verhuur zouden zo woningen
voor gezinnen vrijkomen. Hierover bestaat echter geen cijfermateriaal.
Tenslotte bestaan mogelijkheden tot het renoveren en het in gebruik
nemen als woningen van leegstaande panden (industriële en commerciële
gebouwen of gebouwen voor gemeenschapsvoorzieningen zoals scholen,
kloosters en andere historische gebouwen). Typisch voor Voeren zijn een
aantal cultuurhistorisch waardevolle boerderijgebouwen in en buiten de
dorpskernen. Er werden evenwel geen leegstaande boerderijen of andere
bedrijfspanden opgenomen op de inventaris voor de heffing op de
leegstand. Andere gegevens hieromtrent zijn niet beschikbaar.
Ook telt de gemeente een aantal vakantiewoningen. Deze zijn niet in
rekening gebracht als woning, omdat deze momenteel een toeristische rol
vervullen. Ook in de toekomst wordt verwacht dat ze binnen deze regio,
deze rol zullen blijven vervullen.
1.3. Vergelijking van behoefte en aanbod
1.3.1. Vergelijking van behoefte en aanbod tot 2007
Om aan de lokale behoefte, op basis van een gesloten bevolkings-
prognose, tegemoet te kunnen komen volstaat het vrijkomend juridische
aanbod aan bouwmogelijkheden. Uit de vergelijking tussen het aanbod en
de berekening van de behoefte blijkt dat de behoefte (41 woningen) nipt
wordt ingevuld (44 vrijkomende percelen).
Omwille van de hiërarchie van de woonkernen, zoals aangegeven in het
ruimtelijk structuurplan provincie Limburg, is het logisch een beperkt
aanbod te creëren in ‘s-Gravenvoeren, en op de tweede plaats in
Moelingen en/of Sint-Martens-Voeren.
De gemeente kent bovendien een grote achterstand op het vlak van
sociale huisvesting. Omwille van de hiërarchie van de woonkernen is het
daarom logisch een beperkt aanbod aan sociale huur- en/of
koopwoningen te creëren in ‘s-Gravenvoeren, en op de tweede plaats
eventueel in Moelingen en/of Sint-Martens-Voeren.
tabel 32: vergelijking van behoefte, aanbod en potenties aan
woningen tot 2007
totaal
juridisch vastliggend 2001 244
vrijkomend 2001 - 2007 51
gesloten bevolkingsprognose 41
juridisch tekort / -overschot ten opzichte van de prognose 203 (overschot)
markttekort / -overschot ten opzichte van de prognose 3 (krap overschot)
potenties (binnengebieden / wug 36) 201
1.3.2. Vergelijking van behoefte en aanbod voor de periode vanaf 2007 tot 2013
De totale behoefte, volgens een gesloten bevolkingsprognose, voor de
periode vanaf 2007 tot 2013 bestaat uit 90 woningen. Voor deze periode
bedraagt het vrijkomend juridisch aanbod 36 onbebouwde percelen. Het
vrijkomend aanbod zal bijgevolg de behoefte bij een gesloten
bevolkingsprognose, niet kunnen opvangen. De behoefte aan bijkomende
woningen voor de periode 2007 - 2013 bedraagt dan nog 54 woningen.
tabel 33: vergelijking van behoefte, aanbod en potenties aan
woningen tot 2013
totaal
juridisch vastliggend 2007 200
vrijkomend 2007 - 2013 36
gesloten bevolkingsprognose 90
juridisch tekort / -overschot ten opzichte van de prognose 110 (overschot)
markttekort / -overschot ten opzichte van de prognose -54 (duidelijk tekort)
potenties (binnengebieden / wug 37) 201
36 Bij de berekening van het aantal mogelijke woningen in binnengebieden en woonuitbreidingsgebieden werd een dichtheid aangenomen van 15 woningen per hectare.
37 Bij de berekening van het aantal mogelijke woningen in binnengebieden, woonuitbreidingsgebieden en woonaansnijdingsgebied werd een dichtheid aangenomen van 15 woningen per hectare.
1.3.3. Conclusie vergelijking van behoefte en aanbod
Gelet op de enorme achterstand op het vlak van sociale huisvesting is het
wenselijk reeds op korte termijn gemeentelijke initiatieven te nemen tot
realisatie van projecten voor sociale huur- en/of koopwoningen in
samenwerking met de sociale huisvestingsmaatschappijen in ‘s-
Gravenvoeren, en op de tweede plaats eventueel in Moelingen of Sint-
Martens-Voeren.
Om te voldoen aan de behoefte op middellange termijn (tot 2013) kan de
gefaseerde aansnijding van binnengebieden, woonuitbreidings- en
woonaansnijdingsgebieden worden verantwoord in ’s-Gravenvoeren en op
de tweede plaats in Moelingen of Sint-Martens-Voeren.
2. Bijkomende ruimte voor bedrijvig-heid
2.1. Behoefte
2.1.1. Taakstellingen
Het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen gaat uit van een overschot aan
bedrijventerreinen in Limburg. Een beperkte uitbreiding van het areaal aan
bedrijventerreinen is echter mogelijk. .
Volgens de provincie Limburg komt enkel ’s-Gravenvoeren als hoofddorp
in aanmerking voor de ontwikkeling van een nieuw lokaal bedrijventerrein
met een maximale oppervlakte van 5 ha voor de herlokalisatie van
zonevreemde bedrijven 38.
2.1.2. Herlokalisatiebehoeften
Een vijftal klein 10-tal bedrijven maakten reeds kenbaar aan het
gemeentebestuur of de provinciale ontwikkelingsmaatschappij zich te
willen herlokaliseren omwille van de beperkte uitbreidingsmogelijkheden
op hun huidige vestigingsplaats en/of zonevreemdheid. Het betreft de
bedrijven Collings J., algemene bouwwerken (6), Hofman garden center,
bloemen en planten (8), Janssen R., schrijnwerkerij (11), Hofman
gebroeders, metaalbewerking (35) (zie punt IV.3.3.1.), garage Nijssen Piet
(26), en Menuiserie Régis, schrijnwerkerij (41) (beide laatsten kampen met
uitbreidingsmoeilijkheden). Recentelijk meldden Sjerk Nijssens (garage
aan Conenbos, volledig illegaal historisch gegroeide situatie), en Georges
Sneepers (Loobos 72 a, garage in landbouwmachines en zwaar vervoer)
tevens hun herlokalistiewens aan de gemeente.
38 Provincie Limburg, ruimtelijk structuurplan provincie Limburg, p. 215.
Daarnaast hebben een aantal bedrijven problemen met hun
milieuvergunning op hun huidige vestigingsplaats. Dit zijn Smeets J.,
landbouwwerktuigen (5) en , Debougnoux, schrijnwerkerij (16), en Demez,
garage (36). Met uitzondering vanEnkel Smeets J. maakten deze
bedrijven geenzijn expliciete herlokalisatiewens kenbaar.
Op dit moment bestaat nog niet meer duidelijkheid omtrent de lokale
behoefte. Er werd bij deze bedrijven niet gepeild naar hun specifieke
noden. Indien men als werkhypothese een oppervlakte van maximum 0,5
ha per bedrijf aanneemt, dan bedraagt de behoefte voor deze bedrijven
maximum 5 ha.
Verder valt te overwegen de transportgerelateerde bedrijven beschreven
onder punt IV.3.3.1. onder te brengen op een beter ontsloten locatie in de
gemeente.
2.2. Aanbod
2.2.1. Niet-gerealiseerde industriegebieden
Het enige industrieterrein op het grondgebied van de gemeente Voeren,
gelegen tegen de grens met Visé in de lus van de spoorweg, heeft een
oppervlakte van 11,61 ha en werd nog niet gerealiseerd. Er zijn wel
aanvragen tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning voor
de uitbreiding van aanpalende bedrijven op grondgebied van de gemeente
Visé lopende (of geweest).
2.2.2. Niet-gerealiseerde gebieden voor ambachtelijke bedrijven en KMO
De totale oppervlakte niet-gerealiseerde gebieden voor ambachtelijke
bedrijven en KMO bedraagt 9,11 ha 39.
Het lokale bedrijventerreinen met openbaar karakter te ’s-Graven-
voeren met een oppervlakte van 2,57 ha, dat op het gewestplan is
voorzien, werd tot op heden niet gerealiseerd.
Het lokale bedrijventerreinen met openbaar karakter te Moelingen met
een oppervlakte van 7,25 ha wordt gedeeltelijk (0,71 ha) ingenomen
voor de inplanting van een waterzuiveringsinstallatie. Er rest op dit
terrein dan nog een oppervlakte van 6,54 ha. Omwille van de ligging
van dit terrein in de vallei van de Maas en de Berwijn dient de verdere
aansnijding van dit gebied bovendien met de nodige omzichtigheid te
gebeuren of zelfs het desaffecteren van dit terrein te worden
overwogen, mits het vinden van een alternatief.
2.2.3. Potentie
De in onbruik geraakte douanezone langs de autosnelweg, thans bestemd
als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut volgens het
gewestplan, biedt ruimtelijk potenties voor de herlokalisatie van
transportgerelateerde bedrijven die thans in diverse dorpskernen in de
gemeente zijn gelokaliseerd.
39 Het gebied voor KMO te De Planck, met een oppervlakte van 1,79 ha. werd reeds volledig gerealiseerd.
2.3. Vergelijking van behoefte en aanbod
De behoefte van 5 ha kan ruimschoots worden opgevangen binnen het
aanbod van 9,11 ha gebieden voor ambachtelijke bedrijven en KMO. Er is
immers een overschot van 4,11 ha.
Omwille van de ligging van één van beide lokale bedrijventerreinen in de
Maasvlakte, en de ligging van het andere terrein nabij het hoofddorp
’s-Gravenvoeren, wordt thans door het gemeentebestuur prioriteit
verleend aan de ontwikkeling van het lokaal bedrijven te ’s-Gravenvoeren.
3. Bijkomende ruimte voor toerisme3.1. Behoefte
3.1.1. Taakstellingen
Noch vanuit het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen, noch vanuit het
ruimtelijk structuurplan voor de provincie wordt een taakstelling opgelegd
met betrekking tot toeristische infrastructuren en verblijfsaccommodaties.
3.1.2. Lokale behoefte
Het toerisme in Voeren is, als grensgemeente en omwille van de centrale
ligging tussen de verstedelijkte gebieden van Luik, Maastricht en Aken, op
zijn minst grensoverschrijdend. Binnen Europa in het algemeen is
bovendien een toenemende belangstelling voor plattelandstoerisme vast
te stellen en in vele regio’s wordt het plattelandstoerisme beschouwd als
een belangrijk instrument voor diversificatie van de rurale economie.
Binnen deze vraag doen zich, volgens de Vlaamse raad voor toerisme 40,
volgende positieve markttendensen voor:
een grote vraag naar kortere vakanties op het platteland met meer
aandacht voor belevingskwaliteit van het verblijf, met name de kwaliteit
van de verblijfsaccommodatie, de kwaliteit van activiteiten en attracties
enz.
een blijvende belangstelling binnen oudere bevolkingsgroepen voor
een vakantie op het platteland met aandacht voor rust en traditie
een groter kwaliteitsbewustzijn
een toenemende belangstelling voor activiteiten op het platteland,
voornamelijk wandelen en fietsen, maar ook voor het ruraal erfgoed en
lokale producten
40 Vlaamse raad voor het toerisme, hoeve- en plattelandstoerisme in Vlaanderen, 1999.
een toenemende interesse voor de natuur en een groter bewustzijn
omtrent milieuaspecten, verbonden met toerisme.
Binnen deze positieve markttendensen is het, volgens de Vlaamse raad
voor toerisme, van belang een competitief en kwalitatief ruraal toeristisch
product uit te bouwen.
3.2. Aanbod
Omwille van de ruime begripsomschrijving en onduidelijke regelgevingen
ontbreken exacte cijfers van het toeristisch aanbod inzake
plattelandstoerisme. Wat betreft de verblijfsmogelijkheden in de gemeente
Voeren beschikt het gewestelijk VVV-kantoor ‘De Voerstreek’ over een
aantal hanteerbare cijfers 41.
In Voeren zijn 5 hotels aanwezig met een totale capaciteit van 119
bedden. Het maximaal aantal beschikbare overnachtingsplaatsen op een
actief agrarisch bedrijf bedraagt 309, en dit verspreid over 13 hoeves. Het
aantal vakantiewoningen bedraagt 23, met een maximale totaalcapaciteit
van 398 bedden. 13 groepspensions bieden in totaal 383
overnachtingsplaatsen aan. Tot slot bieden ook de jeugdherberg te Sint-
Martens-Voeren, drie bivakhemen voor jeugdgroepen en beide campings
overnachtingsplaatsen aan. Exacte gegevens ontbreken echter.
41 Gewestelijk VVV-kantoor ‘De Voerstreek’ en Toerisme Vlaanderen, juni 2006.
4. Bijkomende ruimte voor specifieke gemeenschapsvoorzieningen
4.1. Behoefte
4.1.1. Taakstellingen
Noch vanuit het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen, noch vanuit het
ruimtelijk structuurplan voor de provincie wordt een taakstelling opgelegd
met betrekking tot gemeenschapsvoorzieningen of voorzieningen van
openbaar nut.
4.1.2. Lokale behoefte
De gemeente is op zoek naar lokaties voor:
een nieuwe gemeentelijke begraafplaats te Moelingen
gemeentelijke werkplaatsen en een recyclagepark te ’s-Gravenvoeren
de herlokalisatie van de kleuterschool in De Planck
parkeerterreinen, voornamelijk voor bezoekers en dagjestoeristen, om
het openbaar domein in de verschillende dorpscentra te ontlasten en
te herwaarderen.
4.2. Aanbod
Op het gewestplan Tongeren - Sint-Truiden (KB 03/04/1977, gewijzigd bij
MB 22/11/1995) zijn in de gehele gemeente 19,5 ha, of 0,39% van het
totale gemeentelijke grondgebied, ingekleurd als gebied voor
gemeenschapsvoorzieningen en voor openbaar nut. Deze 19,5 ha zijn
verspreid over 7 gebieden, met een oppervlakte variërend tussen 0,18 en
5,68 ha. De gebieden zijn niet allemaal, volledig, in gebruik.
Er werden tot op heden geen BPA’s goedgekeurd die deze
gewestplanbestemmingen verfijnen of in afwijking van het gewestplan
bijkomende ruimte voor openbaar nut of gemeenschapsvoorzieningen
bestemmen. De gemeente werkt momenteel wel aan:
de opmaak van een BPA voor de herbestemming van agrarisch gebied
naar gebied voor openbaar nut en gemeenschapsvoorzieningen voor
de realisatie van een gemeentelijke begraafplaats in Moelingen
de opmaak van een BPA voor de herbestemming van agrarisch gebied
naar gebied voor openbaar nut en gemeenschapsvoorzieningen van
een terrein dat de gemeente in haar bezit heeft aan de oostelijke rand
van de kern van ’s-Gravenvoeren, voor de realisatie van een
gemeentelijk recyclagepark.
tabel 34: gebieden voor openbaar nut en gemeenschapsvoorzienin-
gen volgens het gewestplan
ligging opp. gebruik/potenties
Moelingen
nabij autosnelweg E25 5,68 ha grotendeels gerealiseerd in functie van het op- en
afrittencomplex, resterende ruimte is moeilijk te
ontsluiten
’s-Gravenvoeren
provinciale school 6,40 ha gerealiseerd in functie van provinciale school en
sportterreinen
geen bijkomende functies inplanten, enkel in functie
van eventuele beperkte uitbreidingen
kern (Z) 2,96 ha slechts gedeeltelijk gerealiseerd in functie van de
muziekschool
centrale, cultuurhistorisch en landschappelijk
waardevolle ligging met holle weg
niet geschikt voor het inplanten van een
containerpark
kern (N) 0,52 ha gerealiseerd in functie van de begraafplaats
ten N van Hoogbos gerealiseerd in functie van aardgasinstallatie
Sint-Martens-Voeren
westelijke rand kern 0,95 ha gerealiseerd in functie van rijkswachtkazerne en
woningen
kern (N) 0,48 ha gedeeltelijk gerealiseerd in functie van socio-
culturele functie
centrale ligging met cultuurhistorische waarde
Teuven
kern 0,18 ha momenteel enkel parkeerterrein
VII. Ruimtelijke knelpunten, kwaliteiten en kansen
Uit gesprekken met bevoorrechte getuigen, uit gesprekken binnen de
projectgroep, uit het bestuderen van allerlei gegevens en uit terrein-
onderzoek kunnen een groot aantal knelpunten en kwaliteiten worden
opgesomd. Hieronder worden echter enkel deze aangehaald die vanuit de
analyse van de bestaande ruimtelijke structuur, en de behoeften en
taakstellingen naar voor komen als belangrijke ruimtelijke knelpunten of
kwaliteiten op het niveau van de gemeente, waarop het gemeentelijk
ruimtelijk beleid een antwoord zal trachten te bieden.
1. Ruimtelijke knelpuntenkaart 55: ruimtelijke knelpunten, kwaliteiten en kansen
1.1. Rol van en ontwikkelingen binnen de landbouwsector bedreigend voor natuur en landschap
De rol van de landbouwsector zit geprangd tussen het beheren van natuur
en landschap enerzijds, en interne herstructureringen en globalisering
anderzijds. Een aantal recente ontwikkelingen in de landbouw bedreigen
de natuurlijke structuur. Maïsteelt komt meer en meer voor, daar waar
vroeger de weiden het landschap kenmerkten. Deze vorm van bodem-
gebruik vereist veel bemesting, met een verzuring van de bodem en
vervuiling van oppervlakte en grondwater als gevolg. De bodem verliest
tevens zijn waterabsorberend vermogen waardoor de dorpskernen worden
bedreigd met overstroming en afspoeling van bodemmateriaal. Ook het
scheuren van weilanden tast de bodemstructuur aan. De
laagstamboomgaarden, die de plaats innemen van de fruitteelt op
hoogstam, worden veelvuldig besproeid met pesticiden.
Ook de landschappelijke identiteit van de streek wordt bedreigd door een
gewijzigde bedrijfsvoering in de agrarische sector. Ten gevolge van
schaalvergroting en intensivering verdwijnen kleine landschapselementen,
als hagen, bomenrijen, graften, poelen enz. De voor de streek typische
hoogstamboomgaarden moeten plaats ruimen voor steeds grootschaliger
wordende laagstamboomgaarden. Nieuwe opslagruimten die worden
opgericht in functie van de recente agrarische bedrijvigheden storen in het
landschap.
1.2. Onvoldoende bescherming van waardevolle natuurlijke elementen
De ecologisch waardevolle beekvalleien, gekenmerkt door hun grote
biodiversiteit en waardevolle structuur, worden onvoldoende beschermd.
Bemesting en besproeiing tot aan/in de beekvallei zijn nefast voor de
aanwezige fauna en flora. Het voetbalveld ten zuiden van ’s-
Gravenvoeren langsheen Weg op Berneau bevindt zich tot in de vallei van
de Beek. De vallei van de Berwijn wordt bedreigd door de mogelijke
ontwikkeling van een lokaal bedrijventerrein zoals op het gewestplan
voorzien. Doorheen de kernen werden de verschillende rivieren en beken
gekanaliseerd en overwelfd.
1.3. Recreatieve en toeristische druk
Een groeiende interesse in de gemeente als toeristische trekpleister gaat
gepaard met een toenemend aantal activiteten, maar ook met een
groeiend aantal negatieve effecten. De open ruimte staat onder grote druk
van de recreatie. Intensieve motorcross of 4x4 brengt geluidshinder met
zich mee en kan ernstige schade aan de bodem toebrengen. Deze
problematiek zal echter op Vlaams niveau nader moeten worden bekeken.
Lokaal ontstaan conflicten tussen verschillende recreanten, wandelaars,
fietsers, ruiters, mountainbikes enz., onderling. Vele wandel- en fietspaden
doorkruisen tevens belangrijke natuurelementen als bossen en valleien.
De grote druk op het natuurlijk milieu door overconsumptie van het
recreatieve aanbod verstoort de waardevolle biotopen, zelfs ver in de
meest waardevolle kernzones.
In vele toeristische brochures en via bewegwijzering wordt Moelingen als
poort van Voeren aangeduid. De toegang tot Moelingen vormt echter een
knelpunt, zowel wat betreft het uitzicht als wat betreft de verkeersafwikke-
ling. Tevens worden de dorpskernen door het voorgestelde ontsluitings-
systeem onnodig belast met doorgaand verkeer. Bij manifestaties in de
kernen waarbij de doortochten worden verhinderd (of afgesloten) komt de
verkeersafwikkeling bovendien in het gedrang.
Niet enkel de verkeersdrukte, maar ook de andere hinder die het toerisme
met zich meebrengt, bedreigt lokaal de leefbaarheid in de dorpskernen.
De woonfunctie wordt verdrongen door nieuwe hotels,
vakantieappartementen enz. Restaurants en cafés brengen soms
nachtlawaai met zich mee.
Door zijn ligging tegen een heuvelflank verdient camping Bergzicht een
betere landschappelijke inpassing in het waardevolle Voerense landschap.
1.4. Parkeerdruk in de dorpskernen
Het openbaar domein in de kernen lijdt onder parkeerdruk, vooral tijdens
de weekends. Pleinen werden aangelegd in functie van het parkeren van
zoveel mogelijk auto’s, voorbehouden voor dagjestoeristen. Alle
oorspronkelijke kwaliteit en de functie van de pleinen als ontmoetingsplek
zijn met de komst van de auto en de groei van Voeren als toeristische
attractie verdwenen. Het openbaar domein draagt niet bij tot, en staat zelfs
haaks ten opzichte van de kwaliteiten van de relatief goed bewaarde
landelijke dorpskernen.
Tevens heeft de toeristische bewegwijzering, die via de afrit Moelingen
doorgaand verkeer door de verschillende dorpskernen leidt, een negatieve
impact op de verkeersleefbaarheid in de dorpskernen.
Een aansluitend probleem is het parkeren van vrachtwagens, zowel voor
leveringen als de vrachtwagens van een aantal bewoners-truckchauffeurs,
in de kernen. De breedte van de straten is er immers beperkt.
1.5. Gebrek aan bepaalde gemeenschapsvoorzieningen
De gemeente is op zoek naar een lokatie voor een aantal bijkomende
gemeenschapsvoorzieningen, zoals een kerkhof te Moelingen, gemeente-
lijke werk- en opslagruimten te ’s-Gravenvoeren en een plek voor de
herlokalisatie van de kleuterscholen in Sint-Martens-Voeren en De Planck.
Voor de verschillende waterlopen moeten waterzuiveringsinstallaties
worden voorzien. Een lokatie ligt niet steeds voor de hand. Voor de
Berwijn is een grootschalige zuiveringsinstallatie nodig. Voor de Voer
moet een afzonderlijke zuiveringsinstallatie worden voorzien tenzij het
water wordt opgepompt naar de installatie van de Berwijn. De
waterkwaliteit van de Gulp wordt bedreigd door lozing van melk in
Watersprei.
1.6. Schaarse huisvestingsmogelijkheden
Er is in de gemeente Voeren grote vraag naar nieuwe bouwgronden en,
betaalbare, woningen. Het aanbod aan sociale woningen is erg schaars.
Heel wat stedelingen komen zich vestigen in het waardevol
landschappelijk kader van Voeren. Ook de interesse van Nederlandse
kopers speelt mee in de toename van de grond- en woningprijs. Deze
externe druk op de lokale woningmarkt resulteert in onvoldoende bouw-
en koopmogelijkheden voor eigen bewoners. Zij zien zich, omwille van de
beperkte mogelijkheden, verplicht naar buiten de gemeente te emigreren.
Bovendien beïnvloedt de stijgende vraag naar bouwgronden en woningen
de grond- en woningprijs.
Volgende gebieden staan onder verkavelingsdruk:
het woonuitbreidingsgebied Mescherstraat - Voerenstraat, gelegen ten
oosten van Moelingen
het woonuitbreidingsgebied Weg op Berneau - Heuvelke, gelegen ten
zuiden van de kern van ’s-Gravenvoeren
het woonaansnijdingsgebied tegenover de politie te Sint-Martens-
Voeren
het pleintje nabij de Commanderie in Sint-Pieters-Voeren bestemd als
woongebied met landelijk karakter
het woongebied Moster in het zuidwesten van Teuven.
De gemeente Voeren beschikt momenteel over 14 sociale woningen. Ten
opzichte van het provinciale streefcijfer van 10% sociale woningen ten
opzichte van de totale woningvoorraad, betekent dit een wezenlijk tekort
van 155 sociale koop- en/of huurwoningen.
1.7. Bedreiging van het cultuurhistorisch waardevol erfgoed
Door schaalvergroting in de landbouwsector dreigen vele historische
hoeves te verdwijnen. Thans maken zij deel uit van het waardevol
landschap en spelen zij een belangrijke rol in de attractiviteit van de
pitoreske dorpen. Bij renovatie van het cultuurhistorisch waardevol
erfgoed wordt bovendien niet steeds rekening gehouden met de
architecturale waarde ervan. Dit probleem stelt zich niet enkel op niveau
van het gebouw zelf, maar heeft bovendien ook gevolgen voor de ruimere
omgeving, met name het karakteristieke dorpsgezicht.
1.8. Zonevreemdheid
Circa 340 woningen zijn zonevreemd gelegen ten opzichte van het
gewestplan. Verschillende gehuchten zijn op het gewestplan niet
opgenomen in het woongebied. Ook verschillende boerderijen worden
onttrokken aan de landbouw. Bij stopzetting van de landbouwactiviteiten
worden vele bedrijven omgevormd tot gewone woningen.
Naast zonevreemde woningen zijn een aantal bedrijven zonevreemd
gelegen. Hun activiteiten stemmen niet overeen met hun bestemming op
het gewestplan, waardoor er - naast de juridisch-administratieve en
sociaal-economische problemen voor het bedrijf zelf - veelal problemen
van overlast ontstaan. Enerzijds vanuit ruimtelijk of landschappelijk
oogpunt, anderzijds of vanuit sociaal oogpunt en de leefbaarheid ten
opzichte van de buurtbewoners.
Tenslotte zijn ook een aantal recreatieve voorzieningen zonevreemd
gelegen.
1.9. Beperkte ruimte voor bedrijvigheid
Het aanbod aan uitgeruste bedrijventerreinen is beperkt. De slecht
ontsloten KMO-zone De Planck is volledig ingenomen en ontwikkeld. De
lokale bedrijventerreinen met openbaar karakter te Moelingen en te ’s-
Gravenvoeren, voorzien op het gewestplan, werden tot op heden nog niet
ontwikkeld. Er stellen zich evenwel vragen naar de rol die de gemeente
dient te spelen bij de ontwikkeling van deze terreinen, de omvang van de
bedrijven in relatie tot de maximale kavelgrootte. Het terrein van
Moelingen bevindt zich langsheen de infrastructurenbundel in het westen
van de gemeente, maar tevens in de waardevolle vallei van de Berwijn.
Een gedeelte van het terrein is gereserveerd voor de inplanting van een
waterzuiveringsinstallatie.2. Ruimtelijke kwaliteiten en kansen2.1. Aantrekkelijk landschappelijk kader
Voeren wordt gekenmerkt door een waardevol landschap. De gemeente is
min of meer gespaard gebleven van recente ontwikkelingen als
lintbebouwing en verkavelingen. Landschappelijk draagt dit bij tot het
behoud van de traditionele elementen en weidse vergezichten.
Het uitgebreide areaal aan graften en andere kleine
landschapselementen, zoals holle wegen, bomenrijen en meidoornhagen,
koment verspreid doorheen de gemeente voor. De overheersende
aanwezigheid van de landbouw zorgt ervoor dat de open ruimte
gevrijwaard is gebleven.
2.2. Ecologisch waardevolle natuurelementen
De beekvalleien worden gekenmerkt door asymmetrische dalen en droge
depressies. In de centrale en oostelijke Voerdorpen vinden we talrijke
bronnen, omdat daar de dalen tot op de kleilaag zijn uitgesleten. De
belangrijkste bron is die van de Voer, en ontspringt in Sint-Pieters-Voeren.
De rivier- en beekvalleien, en de aansluitende helling- en plateaubossen
bieden nog ruime potenties voor natuurontwikkeling.
Op sommige plaatsen krijgt de natuur reeds haar vrije loop. Dit is het
geval voor delen van de alluviale vlakte van de Berwijn. In Voeren komt
nog heel wat uitzonderlijke fauna en flora voor. De vele beekvalleien en de
bossen zijn uitstekende habitats voor allerlei (bedreigde) soorten.
2.3. Symbiose tussen natuur, landbouw en recreatie
Inspelend op de nieuwe ontwikkelingen in de open ruimte, is het mogelijk
om een symbiose uit te bouwen tussen landbouw, natuur en recreatie. De
veranderende rol van de landbouw kan worden aangegrepen om een
nieuwe, verbrede vorm van landbouw te introduceren, met als doelstelling
het behoud van het aantrekkelijke landschap en het versterken van de
ecologische infrastructuur.
2.4. Compacte authentieke dorpen met rijk cultuurhistorisch erfgoed
De landschappelijke en ecologische kwaliteiten dragen uiteraard bij tot de
woonkwaliteit van het gebied. De rustige en volledig door natuur omringde
dorpskernen geven waarde aan de omgevingskwaliteit en vormen een
aantrekkingsfactor voor bewoners.
Ook het rijke cultuurhistorisch erfgoed, zoals kastelen, hoeves, kapelletjes,
oude boerderijen enz., draagt bij tot de belevingswaarde van de
omgeving. Concentraties van erfgoed zijn voornamelijk terug te vinden in
de kernen, waardoor deze dikwijls als vrij authentiek worden ervaren. Ook
de aanwezigheid van de waterlopen doorheen de kernen speelt hierin een
aanmerkelijke rol.
In de verschillende dorpskernen zijn er tevens nog bouwmogelijkheden
voor nieuwe woningen. Rekening houdend met de draagkracht van de
omgeving, bepaald door de ontsluiting, het voorzieningenniveau enz.,
komen ’s-Gravenvoeren, Moelingen en Sint-Martens-Voeren in de eerste
plaats in aanmerking voor inbreiding en verdichting.
2.5. Leesbaar wegenpatroon
Door de ligging in het zwaartepunt van een stedendriehoek, ondervindt de
gemeente weinig hinder van doorgaande autostromen, aangezien de
autowegen de dragers van de driehoek volgen. Het wegennet in het
gebied is eenvoudig en eenvormig. De 6 meter brede asfaltlinten, zonder
verlichting, verkeersborden, wegwijzers enz., herleiden wegen tot hun
meest zuiverste vorm. Het landschap wordt niet doorsneden door grote
infrastructuren, op de historische goederenspoorlijn na. Deze is echter
praktisch overal geïntegreerd in het landschap, via holle wegen en
tunnels. De bijna 20 m hoge viaducten in Sint-Martens-Voeren en
Remersdaal fungeren als echte landmarks.
richtinggevend gedeelte
I. Visie op de ruimtelijke toekomst van Voeren
1. Algemeen1.1. Geen kwantiteit maar kwaliteit
In Voeren ontstaat een toenemende spanning tussen verschillende
functies die zich verder wensen te ontwikkelen, en de draagkracht van de
ruimte. De aanwezigheid van vele ruimtelijke kwaliteiten vraagt een beleid
dat de bestaande ruimte beschermt en kwalitatief verbetert. De
toekomstige invulling van nieuwe behoeften, bijvoorbeeld inzake wonen,
recreatieve voorzieningen, bedrijvigheid enz., vraagt een kwalitatieve en
minder kwantitatieve benadering.
Werken aan ruimtelijke kwaliteit kan op verschillende manieren: aandacht
voor ruimtelijke samenhang en de ruimere context, de verschijningsvorm
(bepalend voor de kwaliteit en beleving van de omgeving), respect voor
het typisch kleinschalig landschap, zuinig omgaan met de ruimte
(meervoudig ruimtegebruik) enz. Elke ruimtelijke ingreep wordt getoetst
aan haar omgeving. De landschappelijke component weegt hierbij sterk
door. Het lokale schaalniveau wordt hierbij niet uit het oog verloren en zal
ondermeer aanleiding geven tot een gefaseerde aanpak van projecten,
bijvoorbeeld inzake betaalbare huisvesting.
1.2. Prioritair werken op twee sporen
Om de landelijke eigenheid en identiteit in een ‘meer internationaal
wordende’ ruimte te behouden, dient prioritair op twee sporen te worden
gewerkt. Hiermee wordt bedoeld dat de gemeente zowel haar
langetermijnvisie tracht te implementeren in hogere beleidsplannen in
overleg met verschillende partners, als dat zij werkt aan een aantal zeer
lokale ruimtelijke problemen die passen in de uitgestippelde visie en op
korte termijn kunnen worden opgelost.
1.3. Zoeken naar evenwicht
Het zoeken naar een evenwicht voor een goed functionerende, leefbare
en levendige gemeente is essentieel. Zoeken naar een evenwicht
betekent dat bepaalde functies worden in de hand gehouden. Dynamische
functies zoals recreatie, toerisme, bedrijvigheid enz. veroorzaken enerzijds
grote druk op de ruimte en moeten worden beheerst. Anderzijds vormen
zij een belangrijk economisch gegeven dat bijdraagt tot de welvaart en de
levendigheid van Voeren.
2. Positionering van Voeren binnen de ruimere context
Voeren kiest voor een positieve opstelling ten aanzien van de initiatieven
met betrekking tot Drielandenpark en het vervolgproject ROM Mergelland.
Het behoud van een eigen profiel voor Voeren in de MHAL-regio hangt
mede af van de gaafheid van het Drielandenpark binnen de steden-
driehoek. Wil Voeren dit profiel handhaven dan moet het overeenstem-
ming zoeken met aanpalende gemeenten en overleg aanknopen met de
omringende regio’s. Gelet op de beperkte capaciteit zal de gemeente zich
in eerste instantie beperken tot een veeleer passieve opvolging van het
Drielandenproject. Toch verdient het aanbeveling aan te dringen bij de
hogere overheden op een open communicatie omtrent dit project. De
gemeente wenst op de hoogte te worden gehouden van de stand van
zaken en wenst in staat te worden gesteld suggesties te doen van in een
vroeg stadium van het project.
Een interessant aanknopingspunt voor overleg met de (voornamelijk
Nederlandse) buurgemeenten is het vervolgproject voor het ROM-project
Mergelland. Hoewel in eerste instantie gericht op concrete projecten op
Nederlands grondgebied, wordt er ook, zij het voorzichtig 42, over de grens
gekeken. Uitbreiding van de actieradius van het project, eventueel ook
met aanpalende Waalse buurgemeenten van Voeren is aan te bevelen. Bij
dit ROM-project worden verschillende sectoren betrokken, wat de kans op
slagen bewerkstelligt aangezien er op die manier een ruimer draagvlak
wordt gecreëerd.
42 Men vreest in het vaarwater te komen van het Drielandenpark-project.
3. Gemeentelijke toekomstvisie 3.1. Voeren, het mooiste stukje Vlaanderen
De gemeente Voeren onderscheidt zich van de rest van Vlaanderen door
haar waardevol kleinschalig landschap. Het landschap vormt als het ware
het meest belangrijke toeristische product van de gemeente. Het ruimtelijk
beleid accentueert het behoud en het versterken van de landschappelijke
en ecologische kwaliteiten, en de activiteiten die daarin thuishoren:
landbouw, bosbeheer, natuurontwikkeling, landschapsbescherming,
recreatie en toerisme op schaal van het landschap enz. Uiteraard staat de
zorg voor het landschap en het erfgoed voorop, maar moet deze
aangevuld worden met het toekomstgericht werken aan een leefbare
gemeente met betaalbare woonmogelijkheden, aantrekkelijke en rustige
dorpspleinen, voldoende gemeenschaps- en jeugdvoorzieningen,
bedrijvigheid op maat van de kernen enz.
Het waardevolle landschap vormt het toetskader voor nieuwe
ontwikkelingen. Op die manier streeft de gemeente naar een maximale
ruimtelijke samenhang. De ruimtelijke en expressieve gevolgen van
mogelijke ingrepen worden tot een minimum beperkt.
3.2. Behoud van de landelijke eigenheid en identiteit in een ‘meer internationaal wordende’ ruimte
Enerzijds is de gemeente Voeren gelegen in het buitengebied. Voeren
wordt gekenmerkt door zeer waardevolle unieke open ruimte kwaliteiten
als landschap, landbouw, natuur, bos enz. Anderzijds is Voeren zeer
centraal gelegen midden in een dynamisch grensoverschrijdend stedelijk
netwerk. Zeer uiteenlopende en beïnvloedende relaties tussen Voeren en
omliggende regio’s en steden en ook doorheen Voeren bestaan.
De uitdaging voor Voeren bestaat in het sterker uitbouwen van het profiel
van de gemeente, geënt op lokale context en schaal, en de landelijke
identiteit, maar tegelijkertijd inspelend op de positieve aspecten van de
internationale context. Voeren wenst daarbij geen rand- of overloopge-
meente te worden van Luik, Maastricht of Aken. Wel kan de gemeente
een rol spelen in het opvangen van de vernieuwde eisen met betrekking
tot hoevetoerisme en zachte recreatie. De gemeente beschikt immers over
een ruim cultuurhistorisch aantrekkelijk patrimonium. Respectvolle
reconversie van oude hoevegebouwen in functie van het verblijfstoerisme
is bijvoorbeeld een waardevolle potentie.
3.3. Streven naar functievermenging en verweving
Het gemeentebestuur wil geen homogene, monofunctionele gebieden
ontwikkelen: zowel in het bebouwd gebied als in de open ruimte staan
vermenging en verweving bovenaan de agenda.
Functievermenging draagt bij tot een zuinig ruimtegebruik en zorgt dat
meerdere functies en activiteiten op verschillende manieren of tijdstippen
gebruik maken van dezelfde ruimte. Het spreidt de kosten over een groter
aantal gebruikers, verlaagt de behoefte aan verplaatsingen en geeft
mogelijkheden om openbaar vervoer beter te organiseren.
Deze functieverweving gaat de ontwikkeling van Voeren als
monofunctionele slaap- en woongemeente tegen. Dit betekent zeker een
verweving van wonen, voorzieningen, harde recreatie en handel, maar
ook van bedrijvigheid in de dorpskernen. De bestaande economische
bedrijvigheid wordt in het ruimtelijk beleid voldoende ondersteund. De
verwevenheid garandeert een draagvlak voor de verschillende
voorzieningen, zorgt voor levendigheid in de openbare ruimte.
In de open ruimte wordt gestreefd naar een symbiose tussen landbouw,
natuur en recreatie die inspeelt op de kleinschaligheid van het halfopen
landschap. Mogelijkheden voor verbrede vormen van landbouwactiviteiten
als beheerder van de open ruimte, spelen in op de toenemende behoefte
aan zachte recreatie en natuurontwikkeling, en worden ondersteund en
gestimuleerd. Grondloze landbouw, zoals glastuinbouw en grondloze
veehouderij, worden niet aangemoedigd.
3.4. Werken aan een evenwichtige bevolkingssamenstelling
Evenwicht in de ruimte vertaalt zich ook naar een sociaal evenwicht.
Zowel de financieel draagkrachtige als de minder begoede bewoner
moeten een plaats vinden in Voeren. De gemeente wil geen opvang zijn
voor de bevolking van de omringende stedelijke centra. Zij wil in de eerste
plaats een leefbaar Voeren voor haar eigen inwoners.
De gemeente kan hierin enkel slagen als ze samen met andere partners
voldoende beleidsmarge en (financiële) armslag krijgt.
II. Gewenste ruimtelijke structuur voor Voeren
1. Ruimtelijke concepten voor Voeren
Het globaal beeld van de
gewenste ruimtelijke
ontwikkeling van de gemeente
wordt in essentie weergegeven
in ruimtelijke concepten. Deze
trachten de complexe maat-
schappelijke processen en hun
ruimtelijke weerslag op een
vereenvoudigde manier weer te
geven en samen te ballen in
enkele denkbeelden.
De concepten bevatten de
krachtlijnen van het te voeren
ruimtelijk beleid. De car-
tografische vertaling ervan
gebeurt in de gewenste
ruimtelijke structuur. Het is de
bedoeling dat in de toekomst alle
beslissingen met een belangrijke
ruimtelijke impact worden
getoetst aan de ruimtelijke
concepten en de gewenste
ruimtelijke structuur.
1.1. Regionaal landschap op internationaal niveau met ruimte voor passieve recreatie
Omwille van de centrale
positionering ten opzichte van de
stedelijke centra van Luik,
Maastricht en Aken is de
gemeente Voeren sterk
onderhevig aan externe
processen en invloeden. In het
ruimtelijk structuurplan worden
de ruimtelijke potenties van
Voeren in functie van een
regionale positionering
ingeschat. De kwalitatieve open
ruimte en het waardevolle
cultuurlandschap kunnen
(beperkte) mogelijkheden bieden
voor passieve recreatie ten
behoeve van deze stedelijke ge-
bieden. De ontwikkeling van
Voeren dient dan ook te worden
gezien in functie van het be-
houden en het versterken van de
bestaande open ruimte kwali-
teiten. De gemeente wenst het
contrast met de verstedelijking
scherp te stellen.
De (verbrede) agrarische
activiteiten, gericht op de
productie van
luxelandbouwproducten, waar-
voor in de nabijgelegen ste-
delijke gebieden een afzetmarkt
bestaat, werken het behoud van
de open ruimte in de hand.
1.2. Kamstructuur voor de ontsluiting van de Voerense kernen
Om de (verkeers)leefbaarheid
van de Voerense dorpen ook in
de toekomst te verzekeren,
wordt een alternatieve ontsluiting
van de kernen voorgesteld. De
weg Visé - Aken (N608) situeert
zich net ten zuiden van de
gemeente Voeren. Deze route
doorsnijdt minder dorpen en laat
een vlotte doorstroming toe. Dit
in tegenstelling tot de weg die
alle Voerense kernen van west
naar oost verbindt. Hier is het
doorgaande verkeer hinderlijk
voor de leefbaarheid van de
kernen.
Van op N608, gelijkwaardig aan
een secundaire weg, kunnen de
verschillende kernen worden
bereikt door gebruik te maken
van lokale verbindingswegen
loodrecht op N608. Hierdoor kan
elke kern vlot worden bereikt
zonder hiervoor de andere
kernen te doorkruisen. De
geplande nieuwe verbinding
tussen de afrit Moelingen op E25
en de lokale verbindingsweg
N653, ter ontsluiting van het
bedrijventerrein ten zuiden van
de gemeente, gelegen op het
grondgebied van Visé, past
tevens binnen dit concept.
Verbindingen naar de
Nederlandse of Waalse
buurgemeenten, respectievelijk
ten noorden of ten zuiden van de
gemeente, zijn de noord-zuidver-
bindingen N627 en N648. Zij
kunnen als secundaire
verbindingen worden
beschouwd.
1.3. Natuurlijk geheel als ruggengraat
De rivier- en beekvalleien, met
daarop geënt de hellings- en
plateaubossen, vormen een
aaneengesloten waardevol,
maar kwetsbaar geheel. Deze
samenhang dient te worden
gevrijwaard en waar mogelijk te
worden versterkt. De
ecologische potenties dienen
uitgebouwd. De rivier- en
beekvalleien bieden hiervoor
nog heel wat mogelijkheden als
natte verbindingsgebieden.
Het beschermen van de
beekvalleien kan in de eerste
plaats door de beekvalleien
buiten de dorpen vrij te houden
van bebouwing. Verder is een
aangepast beheer van de
natuurlijke oeverbegroeiing
noodzakelijk, evenals een goede
juridische bescherming. De
waterkwaliteit en de natuurlijke
begroeiing van de oevers, in het
bijzonder van de natte
graslanden, worden verbeterd.
De ecologische waarde van het
aaneengesloten geheel van
valleien en bossen wordt
versterkt door de aanwezigheid
van een uitgebreid netwerk van
kleine landschapselementen.
Het netwerk dat door deze ele-
menten wordt gevormd dient te
worden behouden en zelfs te
worden versterkt in functie van
de ecologische infrastructuur.
Het geheel dient ook te worden
gevrijwaard als landschappelijke
entiteit. Het karakteristieke
boccage- en
compartimentenlandschap,
gevormd door het reliëf of de
opgaande vegetatie, speelt een
belangrijke rol in de attractiviteit
van de gemeente.
1.4. Landbouw en recreatie op maat van het landschap
De landbouw past zich in met
een kleinschalige
perceelstructuur, natuurlijke
erfscheidingen en respect voor
bestaande kleine landschapsele-
menten. Naast extensieve
begrazing vindt er een verschei-
denheid aan teelten in fruit en
akkerbouw plaats.
In het oosten van de gemeente
is er plaats voor meer intensieve
landbouw voor zo ver deze de
bestaande landschappelijke
karakteristieken niet aantast. De
landschappelijk waardevolle
gebieden worden gevrijwaard
van bebouwing.
Binnen het kleinschalige
landschap van Voeren is enkel
plaats voor zachte, passieve re-
creatie. Zij komt verweven voor,
naast landbouw en natuur.
Waardevolle natuurlijke
elementen, complexen of
gebieden worden zo veel
mogelijk gemeden in het
toeristisch-recreatieve netwerk
en gevrijwaard van enige
verstoring.
Landbouwbedrijfsgebouwen
en recreatieve infrastructuren
vinden een plaats aansluitend
bij de dorpskernen, en
beperken de visuele impact
op het waardevolle
landschap. Zij worden
ingepast in een
landschappelijke afwerking
van de gehele dorpsranden.
1.5. Open ruimteverbindingen tussen de woonkernen
De versterking van de dorpen ’s-
Gravenvoeren, Moelingen en
Sint-Martens-Voeren mag geen
alibi zijn voor het naar elkaar toe
groeien van de bebouwing. Het
uitbreiden van lintbebouwing en
het verder doorsnijden van het
landschap worden tegengegaan.
Elk dorp wordt als een
afzonderlijke entiteit in het land-
schap uitgebouwd. Tussen de
verschillende dorpskernen en
gehuchten blijven open ruimte
verbindingen. Deze verbindingen
dragen bij tot de belevingswaar-
de van de open ruimte vanuit de
dorpskernen en bewerkstelligen
de continuïteit in de open ruimte
en het ecologische netwerk.
1.6. Hiërarchie van kernen
De gemeente Voeren profileert
zich als een aangename
woongemeente. Afhankelijk van
de hiërarchie, onder andere
bepaald door de uitrustingsgraad
voor dagelijkse behoeften,
worden de dorpen kwalitatief
uitgebouwd en opgewaardeerd.
Elk dorp wordt als een
afzonderlijke entiteit in het
landschap beschouwd.
’s-Gravenvoeren, Moelingen en
Sint-Martens-Voeren nemen, in
die volgorde, als grotere dorpen
met een hogere dichtheid, een
belangrijkere rol op in de opvang
van woningen en voorzieningen
dan de andere kerndorpen.
Bijzondere aandacht wordt
enerzijds besteed aan de
vormgeving en aan de inplanting
van nieuwe kernversterkende
projecten. Anderzijds wordt
zorgvuldig omgegaan met de
kwaliteit en toegankelijkheid van
het openbaar domein als drager
van identiteit voor de
dorpscentra.
In de andere kerndorpen
kunnen nieuwe woningen
enkel langs bestaande
voldoende uitgeruste wegen
binnen het woongebied
worden toegelaten. De groei
richt zich dan uitsluitend op de
lokale vraag.
Het lokaal bedrijventerrein van
’s-Gravenvoeren dient
prioritair ontwikkeld en in
gebruik genomen te worden.
Dit betekent onder meer dat:
voorzieningen op niveau van
de gemeente
(gemeenschapsvoorzieninge
n, onderwijs en recreatie) en
woningprojecten die nieuwe
woongebieden aansnijden,
zich in eerste instantie in ’s-
Gravenvoeren situeren, en in
volgende instantie
respectievelijk in Moelingen,
Sint-Martens-Voeren en
Teuven
Sint-Pieters-Voeren en
Remersdaal als landelijke
kernen worden beschouwd,
waar bijkomende woningen
niet worden gewenst zijn
buiten de vrijkomende
juridische voorraad
woningbouw op de
vrijliggende percelen
langsheen uitgeruste wegen
in de verschillende kernen
steeds mogelijk blijft
in elk van deze kernen
basisvoorzieningen, zoals
winkels, diensten, openbaar
vervoer enz., aanwezig
moeten zijn in functie van de
eigen bevolking
bijzondere aandacht wordt
besteed aan de
aanwezigheid van een divers
en voldoende groot aanbod
aan publiek toegankelijk
domein, zoals pleintjes,
parkjes, speelruimten voor
de jeugd enz. in de
verschillende kernen.
1.7. Verdichte kernen met eigen profiel
De dorpen worden versterkt door
bebouwing met schaal en
dichtheid op maat van de kern,
vertrekkend vanuit de historische
dorpsstructuur. Versterking
gebeurt door opwaardering van
de voorzieningen en het open-
baar domein en kleinschalige in-
breidingsprojecten. Hoeves en
boerderijen aan de rand van de
kernen worden omgevormd tot
kernversterkende
woonprojecten.
Ambachtelijke bedrijvigheid krijgt
ontwikkelingskansen in de
dorpen zolang zij verenigbaar is
met het wonen. Bestaande
landbouwbedrijven kunnen
blijven en krijgen ontwikkelings-
kansen in de onmiddellijke
nabijheid van de dorpen. Ook
recreatieve infrastructuren
vinden een plaats aansluitend bij
de dorpskernen.
Hoewel de Voer binnen het dorp
’s-Gravenvoeren veeleer het
karakter vertoont van een
kanaal, vormt zij een
aantrekkelijk element in de
woonomgeving. De accentuering
van de waterlopen in de
verschillende dorpskernen wordt
aangegrepen als uitgangspunt
bij de (her)aanleg van het
openbaar domein. Voorbeelden
van ingrepen zijn het aanplanten
van bomenrijen en het
aanleggen van een voetpad
langsheen de rivier, het
afwerken van de ‘kanalen’ met
natuurlijke materialen als
baksteen, het plaatsen van
aangepaste en aantrekkelijke
bruggen, het bereikbaar maken
van het water via
trapconstructies enz.
1.8. Twee types landbouwgebied
In functie van de ruimtelijke
draagkracht en de
landschappelijke context worden
in de gemeente twee types
landbouw onderscheiden: het
oostelijk en het westelijk
landbouwgebied.
Steeds ligt de nadruk op
grondgebonden landbouw. In
geen van beide
landbouwgebieden is
landschappelijke schaal-
vergroting wenselijk. Het is
evenmin de bedoeling dat de
huidige grondgebonden
landbouw plaats ruimt voor
glastuinbouwbedrijven of andere
vormen van grondloze
landbouw. Door beide gebieden
te diversifiëren worden de
landbouweconomische potenties
van de gemeente zo maximaal
mogelijk gehouden.
In het oostelijk landbouwgebied
krijgt de landbouw ruime
ontwikkelingskansen, voor zo
ver zij de bestaande
landschappelijke waarden niet
verder aantast (schaalvergroting,
vervlakking, verschraling enz.).
In het westelijk landbouwgebied
is het landbouwgebruik in het
algemeen afgestemd op het
versterken van de
natuurwaarden en de kwaliteiten
van het landschap. Deze
verbrede landbouwactiviteiten
komen verweven voor naast en
in functie van natuur en zachte
recreatie. Het onderhoud van
kleine landschapselementen kan
gestimuleerd worden als
mogelijke extra bron van
inkomsten voor de landbouw
2. Synthese van gewenste ruimtelijke structuur
kaart 56: synthese van
gewenste
ruimtelijke
structuur
2.1. Elementen van de gewenste ruimtelijke structuur
De gewenste ruimtelijke
structuur geeft de samenhang
tussen de voorgaande
ruimtelijke concepten weer. Dit
gebeurt aan de hand van een
aantal structuurbepalende
elementen. Volgende elementen
vormen de krachtlijnen voor de
uitwerking van de gewenste
ruimtelijke structuur:
uitgebreide loofbossen als
waardevolle, aaneengesloten
natuurelementen
herkenbare rivier- en
beekvalleien als lijnvormige,
waardevolle
natuurcomplexen en
blauwgroene linten doorheen
het boccagelandschap
waterlopen Berwijn, Beek,
Voer, Veurs, Noorbeek,
Remersdaalbeek en Gulp
met een goede waterkwaliteit
en ruimte voor water
hiërarchisch gedifferentieerd
nederzettingspatroon vanuit
de historische
dorpsstructuur:
hoofdkern ’s-
Gravenvoeren
woonkernen Moelingen,
Sint-Martens-Voeren en
Teuven
landelijke kernen
Remersdaal en Sint-
Pieters-Voeren
historische gehuchten
nieuwe kernversterkende
woningbouwprojecten in ’s-
Gravenvoeren, Moelingen en
Sint-Martens-Voeren voor de
opvang van de lokale
behoefte
lokale bedrijventerreinen
nabij ’s-Gravenvoeren en De
Planck
zone voor transportbedrijven
gelegen langsheen E25
landschappelijk ingepaste
gemeentelijke werkplaats,
recyclagepark en lokale
sportvoorzieningen
hoogwaardige
grondgebonden landbouw
als beheerder van de open
ruimte
verweven grondgebonden
landbouw in functie van
natuur, recreatie en
landschap
open landbouwkouters
hiërarchisch geordend
wegennet
hoofdweg E25
secundaire wegen N608,
N627 en N648
lokale verbindingswegen
en lokale verzamelwegen
goederenspoorlijn
markante reliëfovergangen
cultuurhistorische bakens.
2.2. Synthese van de gewenste ruimtelijke structuur voor Voeren
De gewenste ruimtelijke
structuur van de gemeente is in
zeer grote mate bepaald door de
natuurlijke structuur met het
fysisch systeem als drager. Het
reliëf en de rivier- en
beekvalleien van Maas, Gulp,
Veurs, Voer en Berwijn zijn en
blijven structuurbepalende
elementen van eerste orde. De
samenvloeiingen van deze
waterlopen vormen natuurlijke
bakens in het landschap.
Ingrepen door de mens dienen
op de natuurlijke structuur geënt:
de landbouw, het wegennet, en
het nederzettingspatroon.
Het behoud van de
kenmerkende hellingbossen, die
bovenaan de steilranden nog
dikwijls doorlopen op de minder
vruchtbare plateaus, is belangrijk
omwille van hun
landschappelijke en ecologische
waarde. Verder zijn de hoger
gelegen plateaus in
landbouwgebruik als open
kouters. De zeer vruchtbare
gebieden op de zachte hellingen
in het noordoosten bleven in
gebruik als akker. In het centrale
gedeelte van de gemeente is de
verdere omzetting van
hoogstamboomgaarden en
weiden naar
laagstamboomgaarden en
maïsvelden een evolutie
waaraan een halt moeten
worden toegeroepen. De
veelheid aan kleine landschaps-
elementen als graften, holle
wegen, hagen enz. dient te
worden beschermd.
De waterlopen en hun valleien
doorsnijden en structureren het
glooiende landschap. Zij zijn
waardevolle natuurlijke en
soortenrijke linten als
aaneengesloten lineaire
complexen. Natuur is dan ook de
hoofdgebruiker in de valleien.
Ondergeschikt kunnen
agrarische en recreatieve
activiteiten op een ecologisch en
ruimtelijk verantwoorde manier
medegebruik maken van deze
elementen.
Er wordt uitgegaan van een
hiërarchie waarbij ’s-
Gravenvoeren de belangrijkste
kern op het vlak van wonen en
bedrijvigheid is en blijft. Ook
Moelingen en Sint-Martens-
Voeren komen in beperkte mate
in aanmerking voor nieuwe
ontwikkelingen op vlak van het
wonen. Kernversterking gebeurt
door kleinschalige
inbreidingsprojecten en
opwaardering van de
voorzieningen. In de andere
kerndorpen zijn de
bouwmogelijkheden voor nieuwe
woningen beperkt tot gronden
gelegen in het woongebied langs
bestaande voldoende uitgeruste
wegen. Aanwezige landbouw-
en fruitbedrijven kunnen
zogewenst in de kernen
aanwezig blijven en krijgen
ontwikkelingsmogelijkheden aan
de randen van de dorpen.
Ambachtelijke bedrijven krijgen
ontwikkelingskansen binnen het
dorp, zolang zij verenigbaar zijn
met de woonfunctie. Hoeves en
molens, aan de rand van de
dorpen, kunnen een beperkte
kernversterkende rol spelen,
door omvorming naar
woonactiviteiten of recreatieve
activiteiten.
De herwaardering van het
openbaar domein draagt bij tot
het aantrekkelijker maken van
alle dorpskernen. De aanleg van
collectoren in functie van de
waterzuivering kunnen worden
aangegrepen bij de verdere
herwaardering van het openbaar
domein. De hoofdstructuur en
vooral de pleinen lenen zich
meer als lokatie voor horeca en
voorzieningen dan de haaks
daarop aantakkende
woonstraten. Aan de rand van
de verschillende dorpskernen
worden parkeervoorzieningen
gerealiseerd.
Omwille van de gaafheid van het
landschap is het toerisme een
belangrijk aspect van de
Voerense economie. Landbouw
is echter de grootste
ruimtegebruiker in de open
ruimte, en speelt een voorname
rol. Afhankelijk van de ruimtelijke
context zal de landbouw
transformeren. In kwetsbare
gebieden zal de landbouw
nevengeschikt of ondergeschikt
zijn in andere open ruimte
functies. In minder kwetsbare
gebieden, zoals de open
landbouwplateaus krijgt de
grondgebonden landbouw
ruimere
ontwikkelingsperspectieven.
Andere bedrijvigheid komt
slechts in beperkte mate voor in
de gemeente, aangesloten bij of
verweven in de dorpskernen en
de gehuchten. Ten zuiden van
de kern van ’s-Gravenvoeren
wordt een nieuw lokaal
bedrijventerrein ontwikkeld.
Deze lokatie biedt een duidelijk
alternatief voor lokale bedrijven
waarvan de functie echter niet
langer verenigbaar of inpasbaar
is met de ruimtelijke context.
Aandacht gaat uit naar een
kwalitatieve en innovatieve
integratie in het landschap. De
verlaten douanezone aan E25
wordt ingericht als zone voor bij
voorkeur
mobiliteitsgenererendetransport
bedrijven, te herlokaliseren
vanuit de dorpskernen.
Veel aandacht gaat uit naar het
verbeteren van de relatie tussen
de verschillende voorzieningen
in en om de dorpen. Het
bestaand net van landwegen,
voetwegen en holle wegen leent
zich hier uitstekend toe.
Van op N608, gelijkwaardig aan
een secundaire weg, kunnen de
verschillende kernen per auto
worden bereikt door gebruik te
maken van lokale
verbindingswegen loodrecht op
N608. Hierdoor kan elke kern
vlot worden bereikt zonder
hiervoor de andere kernen te
doorkruisen.
III. Ontwikkelingsperspectieven voor de deelruimten
Dit hoofdstuk onderscheidt drie
grote deelruimten in de
gemeente Voeren waarvoor een
verschillend beleid geldt, en
geeft dit beleid per deelruimte
aan. Hierbij worden
aandachtspunten en criteria voor
het dagelijks beleid van de
gemeente geformuleerd die
tevens een basis voor
strategische acties vormen.
Deelruimten zijn te verschillend
om gelijkaardig behandeld te
worden. Deze diversiteit is een
rijkdom en wordt in het kader
van het ruimtelijk structuurplan
bevestigd en, waar mogelijk,
versterkt. Zo worden banaliteit
en vervlakking tegengegaan. Er
moet met andere woorden zo
goed mogelijk worden inge-
speeld op de eigen
ontwikkelingsmogelijkheden van
de betrokken gebieden.
Net als in de bestaande
ruimtelijke structuur worden in
de gewenste ruimtelijke structuur
ook volgende deelruimten
beschouwd:
de vallei van de Berwijn
het tussengebied rond ‘s-
Gravenvoeren
het Land van Herve.
1. Vallei van de Berwijn
1.1. Gewenste ruimtelijke structuur van de vallei van de Berwijn
kaart 57: gewenste
ruimtelijke
structuur van de
Vallei van de
Berwijn
Deze deelruimte is en blijft
gedomineerd door de breed
meanderende vallei van de
Berwijn. Het kenmerkende
(natte) weidelandschap met een
hoge concentratie aan
waardevolle kleine
landschapselementen wordt
versterkt. De vallei wordt
hersteld en bakens langs de
rivier, zoals oude molens en
hoeves, worden geherwaardeerd
om het behoud ervan te
garanderen.
Centraal in de deelruimte
bevindt zich de woonkern
Moelingen. Rondom deze
woonkern verzacht een
versterkte gordel van
hoogstamboomgaarden de
landschappelijke overgang
tussen de open ruimte en het
bebouwd gebied. Nieuwe
ontwikkelingen aan de rand van
de woonkern, zoals de inplanting
van een nieuwe begraafplaats,
worden in de toekomst
landschappelijk ingepast in deze
gordel.
Recentere ontwikkelingen
langsheen Withuisstraat,
Batticestraat en Mescherstraat
vormen lintvormige uitlopers van
de woonkern. De grote
binnengebieden tussen de
woonkern en Withuisstraat,
Batticestraat en Mescherstraat
komen bij uitstek in aanmerking
voor fruitteelt en verbrede
landbouwactiviteiten. Zij bieden
ruimte aan hobbylandbouw,
publieke boomgaarden,
passieve recreatie enz.
Een beperkt aantal ecologisch
waardevolle holle wegen,
gelegen ten zuiden van
Moelingen, vormen opvallende
groene linten in het landschap.
Het behoud van het uitzicht en
karakter van de holle wegen is
vanuit landschapshistorisch en
biologisch standpunt absoluut
noodzakelijk. Zij maken immers
onderdeel uit van een
aaneengesloten netwerk van
kleine landschapselementen
waarlangs fauna en flora zich
doorheen de gemeente
verplaatsen.
De voormalige douanezone
langs de autosnelweg in het
westen van de deelruimte krijgt
een invulling als terrein voor te
herlokaliseren
transportbedrijven, als een
eilandje in de vallei van de
Berwijn.
De spoorlijn vormt een scherpe
grens aan het bestaande
gemeentegrensoverschrijdende
bedrijventerrein op grondgebied
van de buurgemeente Visé, dat
verder kan worden ontwikkeld
binnen het industriegebied zoals
voorzien op het gewestplan.
1.2. Gewenste ruimtelijke structuur van de dorpskernen in de Vallei van de Berwijn
1.2.1. Gewenste ruimtelijke structuur woonkern Moelingen
Elementen van de gewenste ruimtelijke structuur
kaart 58: gewenste
ruimtelijke
structuur van
Moelingen
Structuurbepalende elementen
voor de gewenste ruimtelijke
structuur van Moelingen zijn:
de historisch compacte,
structuurondersteunende te
verdichten woonkern
niet te verdichten lintvormige
uitwaaieringen in noordelijke
en oostelijke richting (enkel
volgens het bestaande
juridische aanbod verder in
te vullen)
het nieuwe,
kernversterkende
woningbouwproject voor
betaalbare woningen
gelegen in
woonuitbreidingsgebied,
rekening houdend met de
aanwezige waardevolle
structuur van
fruitboomgaarden en een
verankering met de kern via
fiets- en
voetgangersverbindingen
markante hoeves en oude
molens als waardevolle
bakens en kernversterkende
woningbouwprojecten of
recreatieve projecten
de kerk als religieus en
cultuurhistorisch baken
de strategische plek
langsheen Dorpsstraat met
potenties voor het afwerken
van het bebouwingslint
een kwalitatieve uitbreiding
van het bestaande
speelpleintje langsheen de
Berwijn, in relatie tot de
waterloop
de nieuwe begraafplaats,
landschappelijk ingepast
door middel van een
structuur van
fruitboomgaarden
te beschermen
hoogstamboomgaarden voor
de verankering van de
woonkern in het waardevol
landschap
verbrede
landbouwactiviteiten nabij de
het dorpscentrum met
mogelijkheden voor
recreatief medegebruik van
fruitboomgaarden en
landbouwwegen
de vallei van de Berwijn als
lineair natuurcomplex met
ruimte voor water
te herwaarderen loop van de
Berwijn doorheen de
woonkern, als groen-blauw
lint en aangrijpingspunt voor
de opwaardering van het
openbaar domein
de hoofdontsluiting via
Viséstraat, Dorpsstraat en
Voerenstraat
poorten aan de invalswegen
Viséstraat en Voerenstraat
als dorpentrees
te herwaarderen of
geherwaardeerde kerk- en
dorpspleinen als publieke
ruimte, in relatie tot vallei van
de Berwijn
een nieuwe ‘groene’ parking
voor bezoekers aan de
begraafplaats en de
woonkern
een netwerk van fiets- en
voetwegen, al dan niet door
medegebruik van
landbouwwegen, tussen de
nieuwe begraafplaats, de
parking met het kerkplein; de
linten met het nieuw
woningbouwproject en de
woonkern.
De mogelijkheden voor nieuwe
woningbouw, de verdere
invulmogelijkheden langsheen
de uitgeruste wegen in het
woongebied buiten beschouwing
gelaten, zijn veeleer beperkt en
situeren zich in het noorden en
het oosten aansluitend bij de
compacte kern. In functie van de
lokale behoefte kan een
afwerkingsproject worden
gerealiseerd in het
woonuitbreidingsgebied ten
oosten van de kern. De overige
delen worden herbestemd naar
een open ruimte bestemming.
Verdichting van de lintvormige
ontwikkelingen, in het bijzonder
langs het zuidelijke gedeelte van
Batticestraat, is niet wenselijk.
Markante hoeves, grenzend aan
de kernbebouwing, kunnen, na
het stopzetten van de
landbouwactiviteiten, een
nieuwe functie krijgen.
Mogelijkheden voor het
ontwikkelen van
kernversterkende woonprojecten
of recreatieve projecten worden
gecreëerd.
Ten noorden van de kern is het
voortbestaan van de
voetbalvelden gegarandeerd.
Een nieuwe begraafplaats wordt
aansluitend gerealiseerd en is
vlot bereikbaar vanuit de kern.
Een nieuwe, landschappelijk
ingepaste parking, kent een
meervoudig gebruik voor
bezoekers van de begraafplaats,
de voetbalvelden en voor
dagjestoeristen. Vanuit de
kernen vertrekken verschillende
recreatieve routes, waardoor ook
Moelingen in het netwerk van
fiets- en wandelwegen is
verankerd.
De aanwezige
hoogstamboomgaarden, rondom
de kern, verzachten de
aanwezigheid van het compacte
dorp in het terrassenlandschap.
Verbrede landbouwactiviteiten
worden, aansluitend bij de kern
en in ingesloten
landbouwgebieden,
gestimuleerd. Mogelijke
initiatieven hebben betrekking tot
landschaps- en natuurbeheer of
kennen een veeleer recreatieve
insteek, zoals het openstellen
van boomgaarden als speelveld
of picknickweide.
De vallei van de Berwijn wordt
beheerd als aaneengesloten
natuurcomplex. De waterloop
vormt ook in de kern het
aanknopingspunt bij de
opwaardering van het openbaar
domein, waardoor de
aanwezigheid van de waterloop
wordt versterkt.
Structuurschets voetbalvelden en gemeentelijke begraafplaats
kaart 59: structuurschets
oefenvelden en
speelweiden en
gemeentelijke
begraafplaats te
Moelingen
Deze structuurschets
verduidelijkt de principes die de
structuurschets voor deze
deelkern reeds aangeeft en
geeft een illustratie van de
mogelijke ontwikkeling.
De volledige noordwestelijke
rand van het dorp Moelingen
krijgt een parkachtige invulling,
waar verbrede landbouw instaat
voor het beheer van de
randzone. Nieuwe
hoogstamboomgaarden en
meidoornhagen worden
aangeplant. Weides, aansluitend
bij de kern, worden opengesteld
voor verschillende activiteiten.
Vertrekkende van het
heraangelegd kerkplein, verbindt
een voetgangersas met
voldoende breedte en aangelegd
in een waterdoorlatend
verhardingsmateriaal de nieuwe
uitbreiding van het Vlaams
cultureel centrum, een
receptieplein, een
manifestatieweide en een
publieke hoogstamboomgaard
met de nieuwe begraafplaats.
Langsheen de voetgangersas
worden bestaande
landbouwbedrijven omgevormd
tot woningen. Centraal op de
nieuwe as markeert een
opvallend ceremoniegebouw de
toegang tot de begraafplaats.
Ten oosten van de
begraafplaats, grenzend aan
Bijstraat, situeert zich een
nieuwe ‘groene’ parking. Deze
nieuwe randparking wordt
gebruikt door bezoekers aan het
dorp, aan de voetbalvelden en
aan de nieuwe begraafplaats.
Onopvallende waterdoorlatende
parkeervlakken (bijvoorbeeld in
gewapend gazon) verzachten de
harde parkeerfunctie.
Doorlopende fruitboomdreven
en/of meidoornhagen linken de
parking met de nieuwe
begraafplaats en het omliggend
open landschap.
Via een doorsteek aan Bijstraat
(eventueel begeleid door een
massieve bomenrij), zijn ook de
voetbalvelden vlot bereikbaar
voor fietsers en voetgangers. De
bestaande verbinding wordt
heropgewaardeerd tot een
verbinding voor langzaam
verkeer. Bijzondere aandacht
gaat uit naar de landschappelijke
inpassing van de voetbalvelden.
De betonnen afrastering en de
tribunes worden op termijn
verwijderd waardoor de
transparantie en de visuele
openheid naar de Maasvallei en
de groeves worden hersteld.
Structuurschets omgeving O.C.M.W. en speelpleintje
kaart 60: structuurschets
omgeving
O.C.M.W. en
speelpleintje
De omgeving van het bestaande
O.C.M.W.-secretariaatsgebouw
en het speelpleintje wordt
grondig getransformeerd. De
aanwezige, oude en quasi
vervallen, woningen en stallen
ruimen plaats voor nieuwe
woningen. Langsheen
Dorpsstraat worden de
lintbebouwing en het
symmetrisch profiel van het
dorpsbeeld hersteld. Het
bestaande secretariaatsgebouw
kan een beperkte uitbreiding
krijgen, bij voorkeur met garages
binnen het volume, aan een
aantrekkelijk plein. Het gebouw
krijgt - na de verhuis van het
O.C.M.W. naar ’s-Gravenvoeren
- een nieuwe bestemming als
gemeenschapsfunctie of
meergezinsgebouw met
eventueel een winkel of dienst
op het gelijkvloers. Aan de
overzijde kan een
meergezinsgebouw enig
tegengewicht en schaal geven
aan het pleintje.
Ook de speeltuin wordt grondig
heraangelegd en vergroot.
Speeltoestellen en (eventueel
klim)bomen worden verspreid in
een trapveldje geplaatst. De
relatie met de Berwijn dient
hersteld. Een opvallende
vlonder- en brugconstructie kan
het speelpleintje met het water
en de overzijde van de Berwijn
verbinden.
Een nieuwe doorgang naar het
kerkplein verhoogt de
bereikbaarheid van de
speelplek. Een nieuwe
fruitboomgaard refereert naar
restanten van boomgaarden en
versterkt het perspectief naar de
kerktoren.
2. Tussengebied rond ’s-Graven-voeren
2.1. Gewenste ruimtelijke structuur van het tussengebied rond ‘s-Gravenvoeren
kaart 61: gewenste
ruimtelijke
structuur van het
tussengebied rond
‘s-Gravenvoeren
Deze deelruimte wordt
gekenmerkt door een zeer
uitgesproken reliëf. Het behoud
en herstel van het landschap
staan voorop. In dit centrale
gedeelte van de gemeente is de
verdere omzetting van
hoogstamboomgaarden en
weiden naar
laagstamboomgaarden en
maïsvelden een evolutie
waaraan een halt moeten
worden toegeroepen. Bovendien
verankeren de
hoogstamboomgaarden het dorp
’s-Gravenvoeren in het
landschap. De veelheid aan
kleine landschapselementen als
graften, holle wegen, hagen enz.
dient te worden beschermd.
In het noorden van deze
deelruimte wisselen ingesneden
asymmetrische valleien en
droogdalen af met de
zuidgerichte hellingbossen.
Omwille van de uitgestrekte
vergezichten over het landschap
worden drie open
akkerlandplateaus aangeduid en
beschermd. Beperkte
bosuitbreidingen door het
ontsnipperen van
bosfragmenten, versterken de
aanwezige boscomplexen.
Aansluitend bij deze
boscomplexen, en in de valleien
van de Noorbeek en de Voer
krijgen permanente graslanden
een betere bescherming.
Het uitgebreide areaal aan
kenmerkende en te behouden
holle wegen oriënteert zich
dwars op de hoogtelijnen, in de
richting van de vallei.
In het zuiden, ten zuiden van de
vallei van de Voer, wordt het
landschap gekenmerkt door
akkers aansluitend bij het
akkerlandplateau van
Berneau. Dit open
landbouwlandschap wordt
doorsneden door de vallei van
de Beek. Het behoud en waar
mogelijk de versterking van
groenelementen langsheen de
Beek is wenselijk. Eveneens
wordt in de vallei van de Beek,
alsook in de valleien van de
Voer en de Noorbeek, ruimte
gecreëerd voor gecontroleerde
overstromingen en
waterbuffering.
In de vallei van de Voer situeren
zich het hoofddorp ’s-
Gravenvoeren en de gehuchten
Ketten en Schoppem. In deze
nederzettingen verdienen de
herwaardering van het openbaar
domein en de continuïteit van
het ‘natte’ ecologisch netwerk
van de waterlopen en valleien
blijvend bijzondere aandacht.
’s-Gravenvoeren vangt als
hoofddorp het grootste aandeel
aan nieuwe woningen, ruimte
voor bedrijvigheid en
gemeenschapsvoorzieningen
op. De kern wordt beperkt verder
uitgebreid in zuidwestelijke
richting met een nieuwe
woonontwikkeling en een nieuw
lokaal bedrijventerrein voor de
herlokalisatie van lokale
bedrijven. Landbouwloodsen
worden verwezen naar de rand
van de woonkern, aansluitend bij
dit bedrijvenpark. Verbrede
landbouwmogelijkheden, met
inbegrip van landschaps- en
natuurbeheer, staan in voor een
kwalitatieve afwerking van de
dorpsrand.
2.2. Gewenste ruimtelijke structuur van de dorpskernen in het tussengebied rond ’s-Graven-voeren
2.2.1. Gewenste ruimtelijke structuur hoofddorp ‘s-Gravenvoeren
Elementen van de gewenste ruimtelijke structuur
kaart 62: gewenste
ruimtelijke
structuur van ‘s-
Gravenvoeren
Geënt op de nieuwe
ontsluitingsstructuur, verbinden
nieuwe ontwikkelingen in
zuidelijke richting de bestaande
oost-west gerichte kern met de
provinciale scholencampus in
het zuiden. Structuurbepalende
elementen voor de gewenste
ruimtelijke structuur van het
hoofddorp ‘s-Gravenvoeren zijn:
de historisch lineaire
hoofdkern
een beperkte, niet te
verdichten lintvormige
uitwaaiering in oostelijke en
westelijke richting (verder in
te vullen volgens het
bestaande juridische
aanbod)
het gefaseerd te ontwikkelen
woningbouwproject voor
betaalbare woningen
gelegen in
woonuitbreidingsgebied,
rekening houdend met de
aanwezige waardevolle
structuur van
fruitboomgaarden en een
verankering met het
dorpscentrum via fiets- en
voetgangers-verbindingen
markante hoeves en oude
molens als waardevolle
bakens en kernversterkende
woonprojecten
de kerk als religieus en
cultuurhistorisch baken
de strategische plek rondom
het klooster en
gemeentehuis met potenties
voor nieuwe
kernversterkende
woningbouwprojecten
het nieuw te ontwikkelen
bedrijvenpark voor de
(her)lokalisatie van lokale
(problematische of
zonevreemde) bedrijven
een afgebakende zone voor
het oprichten van nieuwe
landbouwloodsen
aansluitend bij het nieuwe
lokaal bedrijvenpark,
inclusief een aanzienlijke
buffer richting vallei van de
Beek
de nieuwe gemeenteloods
met recyclagepark aan de
rand van de kern,
landschappelijk geïntegreerd
met een boomgaardstructuur
de landschappelijk
ingekaderde uitbreiding van
de begraafplaats met
integratie van de bestaande
landbouwloods
te beschermen waardevolle
natuur- en boscomplexen op
de hellingen ten noordoosten
van de kern met
geïntegreerd speelbos
te beschermen
hoogstamboomgaarden voor
de verankering van de
hoofdkern in het waardevol
landschap
te beschermen holle wegen,
op vlak van structuur,
uitzicht, fauna en flora
verbrede
landbouwactiviteiten nabij de
het dorpscentrum met
mogelijkheden voor
recreatief medegebruik van
fruitboomgaarden en
landbouwwegen
de valleien van de Voer en
de Beek als lineaire
natuurcomplexen met ruimte
voor water
te herwaarderen loop van de
Voer doorheen de dorpskern,
als groen-blauw lint en
aangrijpingspunt voor de
opwaardering van het
openbaar domein
parkachtige afwerking van de
nieuwe dorpsrand met ruimte
voor sportterreinen in open
lucht
de nieuwe noord-zuid
gerichte hoofdontsluiting via
Weg op Berneau
poorten en poortzones aan
de invalswegen Weg op
Moelingen, Weg op Berneau,
Weg op Warsage en Dr. J.
Goffinstraat als dorpentrees
het te
herwaarderengeherwaardeer
de (kerk)dorpspPlein als
publieke ruimte
een nieuwe ‘groene’ parking
voor dagjestoeristen en
bezoekers aan het
dorpscentrum als oplossing
voor het parkeerprobleem
een netwerk van fiets- en
voetwegen als verbinding
tussen de verschillende
activiteitenconcentraties.
De dorpskern van ’s-
Gravenvoeren concentreert zich
in oost-westelijke richting parallel
aan de Voer met uitlopers onder
de vorm van transparante linten
in oostelijke en westelijke
richting en twee linten naar het
zuiden. Het verdichten van deze
linten, buiten het aanwezige
juridische aanbod, is niet
wenselijk. Voor het verdichten
van de kern zijn de
mogelijkheden beperkt, op de
verdere invulling langsheen de
uitgeruste wegen in het
woongebied na.
Het is ruimtelijk gezien niet
wenselijk het
woonuitbreidingsgebied ten
zuidwesten van de kern volledig
te ontwikkelen. Enkel een strook
aansluitend bij de bebouwing
langsheen Weg op Berneau kan
in functie van de lokale behoefte
gefaseerd worden ontwikkeld.
Afwerking van de bebouwing
naar de open ruimte en
inpassing in de landschappelijke
context zijn gewenst. De holle
weg naar Heuvelke dient daarbij
gevrijwaard.
Kernversterkend kan de
omgeving van het klooster en
het gemeentehuis op lange
termijn worden herontwikkeld.
Deze strategische plek leunt
nauw aan bij de kern en is ideaal
gelegen voor een nieuw
woonproject.
Aansluitend bij het dorpscentrum
kan het gebied voor openbaar
nut tussen Heuvelke, Tienhof en
Boomstraat worden aangewend
voor de realisatie van
gemeenschapsvoorzieningen,
onder andere service-flats (in de
nabijheid van het rust- en
verzorgingstehuis) en een
beperkte parking voor dagjes-
toeristen (ca. 100
parkeerplaatsen), mits het intact
houden van de aanpalende holle
wegen.
Voor de opwaardering van het
openbaar domein is het
doorstromen van de Voer een
belangrijk aangrijpingspunt.
Verder dient de parkeerdruk op
het kerkplein verminderd en
verdienen de toegangen tot de
dorpskern bijzondere aandacht.
Parallel aan Boomstraat en Weg
op Berneau wordt een nieuwe
verbinding voor voetgangers en
fietsers gerealiseerd die de
campus van de provinciale
school via de nieuwe woonwijk
en het nieuwe
randparkeerterrein met het
centrum verbindt.
Mits een landschappelijk
inkleding met groenmassieven is
de uitbreiding van de
gemeentelijke werkplaatsen met
een recyclagepark aan de
oostelijke rand van ’s-
Gravenvoeren, langsheen Dr. J.
Goffinstraat, ruimtelijk
aanvaardbaar. Aansluitend
wordt een ecologisch park
ingericht dat direct aansluit aan
het recreatieve fietsnetwerk.
Het te ontwikkelen lokaal
bedrijventerrein met openbaar
karakter tussen Weg op
Warsage en Weg op Dalhem ten
zuiden van de kern komt in
aanmerking voor de
(her)lokalisatie van lokale
(probleem)bedrijven. De
ontsluiting gebeurt via Weg op
Warsage. In het agrarisch
gebied ten zuiden van dit
bedrijventerrein is, naast
bestaande loodsen, nog ruimte
voor (para-)agrarische bedrijven,
mits een degelijke
landschappelijke inkleding.
Op de terreinen van de
provinciale school kan de
infrastructuur van de school
worden geoptimaliseerd en
aangevuld met een sporthal met
bijbehorende
parkeergelegenheid ter plaatse
van het huidige voetbalveld (ca.
100 extra parkeerplaatsen die bij
piekevenementen ook als
overloopparkeerplaats bij het
centrum kunnen dienen).
De relaties met de sport- en
jeugdvoorzieningen ten
zuidoosten van de kern dienen
beter uitgebouwd. De holle
wegen in deze omgeving spelen
daarin een aanmerkelijke rol als
voetgangers- en fietswegen en
zijn structuurbepalend voor de
verdere invulling van het gebied.
Een uitbreiding van de
recreatieve infrastructuur is niet
wenselijk.
Het voetbalveld in het
recreatieveld ten zuiden van ’s-
Gravenvoeren is gesitueerd in
de vallei van de Beek. Een
landschappelijke inkleding van
het voetbalveld en van de
onlangs vergunde
landbouwloods in het agrarisch
gebied aan de overzijde van de
Weg op Berneau dringt zich in
elk geval op.
Structuurschets omgeving gemeentehuis en klooster
kaart 63: structuurschets
omgeving
gemeentehuis en
klooster
Bijgevoegde structuurschets
illustreert de inrichtingsprincipes
voor de omgeving van het
gemeentehuis en het voormalig
klooster.
De omgeving van het voormalig
klooster en het achterliggend
gebied aan Kloosterstraat wordt
geïntegreerd benaderd. Door
afbraak van verscheidene stallen
en schuren ontstaat in het
woongebied ruimte voor een
nieuw kernversterkend
woonproject, aan de achterzijde
van het gemeentehuis.
Het principe van het afwerken
van de bebouwingsrand met een
nieuwe voorzijde gericht naar
een open centrale publieke
ruimte, biedt mogelijkheden voor
nieuwe woningen. Op deze
manier dringen ook de open
ruimte en het waardevol
landschap symbolisch door tot
quasi aan het gemeentehuis.
Het gemeentehuis kan
aanzienlijk uitbreiden en kan een
nieuwe voorzijde krijgen aan een
tweede dorpspleintje.
Nieuwe toegangen tot
Kerkhofstraat en Kloosterstraat
ontsluiten het nieuwe
woonproject. Het beschermde,
doch ingestorte poortgebouw en
bakhuisje worden zo mogelijk
gerestaureerd en accentueren
de toegang aan Kloosterstraat.
Een verkeersveilige oversteek
wordt voorzien ter hoogte van
het klooster.
De omgeving van het klooster
wordt ingericht als semi-publieke
ruimte. Grote delen van de
voormalige kloostertuin zijn
overdag toegankelijk voor het
publiek, functioneren als parkje,
en dit in relatie tot de
muziekacademie. De voormalige
binnentuin aan de voorzijde van
het klooster wordt op termijn in
zijn oorspronkelijke staat
hersteld (afgewerkt met een
aantrekkelijk transparant
hekwerkje). De
parkeervoorzieningen aan het
rust- en verzorgingstehuis blijven
voorbehouden voor bezoekers
en personeel, maar kunnen niet
uitbreiden. De bestaande
groenelementen blijven
behouden. Ook de kloostermuur
is een aanmerkelijk
structurerend element en
bepaalt in sterke mate de
ingetogen sfeer van de
kloostersite.
Structuurschets gemeentelijke loods en milieupark
kaart 64: structuurschets
gemeentelijke
loods en
milieupark
Het gewenste beeld voor het
gemeentelijk milieupark is in
zekere mate geënt op de
landschappelijke context.
Belangrijke principes voor de
inrichting, zoals geïllustreert op
bijgevoegde kaart, zijn:
één duidelijke toegang geënt
op Dr. J. Goffinstraat
een gedifferentieerde
groenbuffer, inspelend op de
landschappelijke kwaliteiten:
een voldoende dichte
buffer naar de
aanpalende bebouwing
een landschappelijke
overgangszone door
middel van een
aangepaste beplanting,
zoals meidoornhagen en
hoogstamboomgaarden,
naar het open landschap
een intern logisch milieupark
met een compacte,
duurzame bebouwingswijze
en een minimale
verhardingsoppervlakte.
Het eigendom van de gemeente
tussen het milieupark en het
fietspad Mennekesput -
Schophem krijgt een natuurlijk
en landschappelijk waardevolle
aanleg met
hoogstamboomgaarden,
graasweiden en kleine
landschapselementen. In deze
omgeving voorziet de gemeente
een rustplaats bij het fietspad.
Ook kan hier een milieu-
educatief pad worden aangelegd
met aandacht voor milieu-,
natuur- en landbouwaspecten.
Het gebied wordt enkel
toegankelijk gemaakt voor
wandelaars, fietsers en
landbouwvoertuigen (dat zo het
fietspad kan ontwijken).
3. Land van Herve
3.1. Gewenste ruimtelijke structuur van het Land van Herve
kaart 65: gewenste
ruimtelijke
structuur van het
Land van Herve
Ook het oostelijk Land van
Herve wordt gekenmerkt door
een sterk glooiend landschap.
Het glooiend landschap,
hoofdzakelijk gevormd door
uitgestrekte weilanden en een
hoge concentratie aan kleine
landschapselementen, wordt
zoveel mogelijk behouden en
versterkt. Dit vergt verbreding
van de landbouwactiviteiten en
ondersteuning van de
grondgebonden
landbouwbedrijven.
Het uitgebreid areaal aan
boscomplexen wordt in beperkte
mate nog versterkt. Vooral nabij
het Alserbos en het boscomplex
Stroevenbos - Vrouwenbos zijn
potenties ter versterking van de
bosrand aanwezig. Massale
bosuitbreidingen zijn niet
gewenst. In de gebieden
aansluitend bij de boscomplexen
en in de verschillende valleien
wordt aan actieve,
gebiedsgerichte
natuurontwikkeling gedaan.
Mogelijkheden voor verweven
landbouwactiviteiten, de
aanplant van heggen,
houtkanten en bomenrijen
worden gestimuleerd.
De akkerlandcomplexen blijven
beperkt tot de rand van de
gemeente en sluiten veelal aan
op akkerbouwgebieden over de
grens. Het omvormen van
bestaande gras- en weilanden
naar akkerland wordt zo veel
mogelijk tegengegaan om het
areaal aan intensieve
landbouwactiviteiten te
beperken.
Verspreid in het weidelandschap
situeren zich de woonkernen
Sint-Martens-Voeren en Teuven,
de landelijke kernen Sint-
Pieters-Voeren en Remersdaal
en verschillende zeer kleine
gehuchten, hoeves en kastelen.
In de woon- en dorpskernen is in
de eerste plaats herwaardering
van het openbaar domein
belangrijk.De woonkernen Sint-
Martens-Voeren en in tweede
instantie Teuven spelen een
grotere rol op het vlak van
voorzieningen en
dorpskernversterking in deze
deelruimte. In Sint-Martens-
Voeren is tevens nog in beperkte
mate ruimte voor nieuwe
woningen in de vorm van
kernversterkende projecten. In
Teuven is nog ruimte voor
bijkomende woningen langsheen
uitgeruste wegen in het
woongebied. In Sint-Pieters-
Voeren en Remersdaal zijn de
mogelijkheden voor bijkomende
woningen veeleer beperkt.
3.2. Gewenste ruimtelijke structuur van de dorpskernen in het Land van Herve
3.2.1. Gewenste ruimtelijke structuur woonkern Sint-Martens-Voeren
Elementen van de gewenste ruimtelijke structuur
kaart 66: gewenste
ruimtelijke
structuur van Sint-
Martens-Voeren
De structuurondersteunende
woonkern Sint-Martens-Voeren
komt in beperkte mate in
aanmerking voor verdichting.
Structuurbepalende elementen
voor de gewenste ruimtelijke
structuur zijn:
de historisch lineaire,
structuurondersteunende
woonkern
niet te verdichten lintvormige
uitwaaieringen langsheen
Kwinten en Knap (verder in
te vullen volgens het
bestaande juridische
aanbod)
het nieuwe,
kernversterkende
woningbouwproject voor
sociale huur- en
koopwoningen aansluitend
bij de woonkern gelegen,
gelegen in
woonaansnijdingsgebied, en
rekening houdend met de
kenmerkende structuur van
het dorp en een
landschappelijke inpassing
richting vallei van de Voer
markante hoeves en oude
molens als waardevolle
bakens en kernversterkende
woningbouwprojecten of
recreatieve projecten
de kerk als religieus en
cultuurhistorisch baken
de zonevreemde
voetbalinfrastructuur gelegen
langsheen Veurserveld, met
een nieuwe verkeersveilige
toegang en landschappelijke
inpassing, als lokatie voor
jeugdheem en jeugdkampen
de landschappelijk ingepaste
begraafplaats met parking
voor bezoekers en
dagjestoeristen
te beschermen waardevolle
natuur- en boscomplexen op
de hellingen ten noorden van
de kern
te beschermen holle wegen,
op vlak van structuur,
uitzicht, fauna en flora
verbrede
landbouwactiviteiten ten
oosten en ten westen van de
woonkern met mogelijkheden
voor recreatief medegebruik
van fruitboomgaarden
de valleien van de Voer en
de Veurs als lineaire
natuurcomplexen met ruimte
voor water
de samenvloeiing van de
Voer en de Veurs als
landschappelijk baken en
aangrijpingspunt voor de
herwaardering van het
openbaar domein nabij de
kerk
een parkachtige inrichting
van de omgeving rond de
jeugdherberg en het cultureel
centrum, waarbij rekening
wordt gehouden met de
aanwezige landschappelijke
kenmerken zoals de Veurs
en de holle wegen
Kerkstraat,
Kastanjeboomstraat en
Kwinten
het te herwaarderen pleintje
aan Veurserveld - Knap als
publieke ruimte en poort tot
de woonkern
de noordzuid gerichte
hoofdontsluiting via Knap
de aanleg van een beperkte
randparking ten zuiden van
de spoorlijn
de oost-west gerichte
goederenspoorlijn met het
viaduct als cultuurhistorisch
baken
het netwerk van holle wegen.
Sint-Martens-Voeren komt zoals
vermeld in beperkte mate in
aanmerking voor verdichting.
Sint-Martens-Voeren is een
compact dorp aan de
samenvloeiing van Veurs en
Voer met een aantal lintvormige
uitlopers, waaronder een lint
richting Sint-Pieters-Voeren.
Noch verdichting, noch
uitbreiding van deze linten is
wenselijk om de identiteit van de
kern te vrijwaren. Voor de
ontwikkeling van nieuwe
woningen, de verdere invulling
langsheen de uitgeruste wegen
in het woongebied buiten
beschouwing gelaten, zijn de
mogelijkheden beperkt tot het
woonaansnijdingsgebied aan de
overzijde van de voormalige
rijkswachtkazerne.
De relatie tussen Sint-Martens-
Voeren en het omliggend
landschap dient versterkt en
hersteld. De helling- en
plateaubossen, de valleien van
de Voer en de Veurs en de holle
wegen worden beschermd. Zij
zijn de dragers van het
aaneengesloten ecologisch
netwerk. Het aanplanten en het
onderhouden van de
hoogstamboomgaarden rondom
de kern worden gestimuleerd. Bij
de herwaardering van het
openbaar domein, gaat de
aandacht in de eerste plaats
naar de omgeving van de kerk,
met inbegrip van de samen-
vloeiing van Veurs en Voer.
Deze samenvloeiing is in die
mate beeldbepalend waardoor
zij is geselecteerd als natuurlijk
baken.
De noordelijke rand van het
dorp, de site van de
jeugdherberg en het cultureel
centrum worden afgewerkt met
een parkachtige inrichting.
Omwille van de veeleer
excentrische ligging en het reliëf
van het terrein is een verdere
invulling van de site niet
aangewezen en gewenst. Een
alternatieve lokatie voor de
kleuterschool is noodzakelijk.
Het spoorwegviaduct vormt een
sterk beeldbepalend en
dominerend element in de
dorpskern, en is in die zin
geselecteerd als baken. Ten
zuiden van de spoorwegviaduct,
nabij de voormalige stopplaats,
is er ruimte voor de aanleg van
een beperkte randparking.
De zonevreemde voetbalvelden
ten zuidoosten van de kern
vormen slechts een beperkte
visuele verstoring van het
landschap door de achterin
gelegen ligging. De ontsluiting
van het gebied dient echter
verbeterd. De huidige toegang,
geënt op Veurserveld, is erg
onveilig. Een nieuwe ontsluiting,
via de achterzijde van het lint
wordt voorgesteld. Uitbreiding
van deze infrastructuur is
evenwel niet wenselijk omwille
van de excentrische ligging ten
opzichte van de kern van Sint-
Martens-Voeren. Het gebruik als
jeugdheem past wel in de visie
over kampeerweiden.
3.2.2. Gewenste ruimtelijke structuur woonkern Teuven
Elementen van de gewenste ruimtelijke structuur
kaart 67: gewenste
ruimtelijke
structuur van
Teuven
Structuurbepalende elementen
voor de gewenste ruimtelijke
structuur van de woonkern
Teuven zijn:
het kleine, historische
straatdorp
niet te verdichten lintvormige
uitwaaieringen langsheen
Hoofstraat, Varnstraat,
Dorpsstraat en Gieveldstraat
(verder in te vullen volgens
het bestaande juridische
aanbod)
markante hoeves als
waardevolle bakens en
kernversterkende
woningbouwprojecten of
recreatieve projecten
de kerk als religieus en
cultuurhistorisch baken
de landschappelijk ingepaste
camping Bergzicht,
bijvoorbeeld door het
aanplanten van een
boomgaardstructuur en
hagen op de
perceelsgrenzen
een beperkte, kleinschalige
uitbreiding van de
basisschool De Planck
te beschermen waardevolle
natuur- en boscomplexen op
de hellingen ten oosten van
de kern van Teuven en ten
zuidwesten van De Planck
te beschermen
hoogstamboomgaarden,
verspreid doorheen het
landschap met een duidelijke
concentratie rond Nurop en
camping Bergzicht
verbrede
landbouwactiviteiten in het
ingesloten landbouwgebied
ten noorden van de kern van
Teuven met mogelijkheden
voor recreatief medegebruik
van fruitboomgaarden en
landbouwwegen
de vallei van de Gulp als
lineair natuurcomplex met
ruimte voor water
de noord-zuid gerichte
hoofdontsluiting via
Nuropstraat - Dorpsstraat -
Sinnichtsraat en Varnstraat
in westelijke richting
het verbod voor zwaar
verkeer (+4 ton) op de weg
tussen Remersdaal en
Slenaken, met name
Nuropstraat - Dorpsstraat -
Sinnichstraat - Obsinnich
poorten ter hoogte van de
waterlopen accentueren de
dorpentrees
te herwaarderen
dorpspleintje te Sinnich als
publieke ruimte
medegebruik van de
landschappelijk ingepaste
bedrijvenparking door
dagjestoeristen.
Teuven is een straatdorp
evenwijdig aan de rivierbedding
van de Gulp. De vallei van de
Gulp is asymmetrisch. De
rechteroever wordt gekenmerkt
door steile hellingbossen, de
linkeroever door een glooiend
landschap met beken die
loodrecht op de Gulp aantakken.
De vallei en de hellingbossen
worden beschermd en hun
natuurwaarden aanzienlijk
uitgebreid.
Hoogstamboomgaarden komen
veeleer verspreid voor in het
landschap. De diverse holle
wegen spelen echter een
aanzienlijke rol in het verbinden
van deze waardevolle biotopen.
Ze worden dan ook beschermd.
Ten noorden van de kern krijgt
verbrede landbouw
ontwikkelingskansen in een
ingesloten landbouwgebied.
Ontwikkelingsmogelijkheden
voor woningbouw zijn, op het
verder invullen van het
woongebied langsheen de
uitgeruste wegen, beperkt tot het
gebied tussen Dorpsstraat,
Mosterstraat en Puntjesweg, aan
de rand van de dorpskern. Op
korte termijn is de invulling van
dit gebied niet wenselijk. Nieuwe
ontwikkelingen komen immers in
de eerste plaats voor in ’s-
Gravenvoeren, Moelingen en
Sint-Martens-Voeren.
Landbouwbedrijven en markante
hoeves aansluitend bij de kern,
kunnen na het stopzetten van
hun agrarische activiteit, worden
omgebouwd tot woningen. In de
kern van Teuven wordt gezocht
naar een geschikte herlokalisatie
voor de kleuterschool te De
Planck.
Voor de realisatie van een
beperkte randparking komt het
onderbenutte parkeerterrein van
transportbedrijf Weerts ten
noorden van de kern in
aanmerking. Het bedrijf zoekt
reeds naar een nieuwe lokatie
voor zijn transportactiviteiten.
Zwaar doorgaand verkeer wordt
geweerd in de kern van Teuven
en in de richting van Slenaken
via Nurop geweerd door de
invoering van een
tonnagebepering met
uitzondering voor lokaal
landbouwverkeer.
3.2.3. Gewenste ruimtelijke structuur landelijke kern Sint-Pieters-Voeren
Elementen van de gewenste ruimtelijke structuur
kaart 68: gewenste
ruimtelijke
structuur van Sint-
Pieters-Voeren
Structuurbepalende elementen
voor de gewenste ruimtelijke
structuur van de landelijke kern
Sint-Pieters-Voeren zijn:
het niet te verdichten
straatdorp Sint-Pieters-
Voeren als lint, parallel aan
de Voer (verder in te vullen
volgens het bestaande
juridische aanbod)
Veurs en Dal als
concentraties van niet te
verdichten linten
een nieuwe,
kernversterkende en
respectvolle invulling van de
Commanderie als
cultuurhistorisch baken,
rekening houdend met de
aanwezige en te herstellen
hoogstamboomgaarden,
dreven, de Voer en het
vijver- en graslandencomplex
markante hoeves als
waardevolle bakens en
kernversterkende woning-
bouwprojecten of recreatieve
projecten
de kerk als religieus en
cultuurhistorisch baken
te beschermen waardevolle
natuur- en boscomplexen op
de hellingen ten noorden, het
Veursbos, en ten zuiden van
Veurs
te beschermen
hoogstamboomgaarden nabij
Sint-Pieters-Voeren en Veurs
verbrede
landbouwactiviteiten door
recreatief medegebruik van
de fruitboomgaarden rondom
de Commanderie
te beschermen holle wegen,
op vlak van structuur,
uitzicht, fauna en flora
de valleien van de Voer en
de Veurs als lineaire
natuurcomplexen met ruimte
voor water
de hoofdontsluiting via
Waterval en Dorpstraat
de oost-west gerichte
goederenspoorlijn
te herwaarderen dorpsplein
tegenover de Commanderie
met behoud van het groene
karakter
holle wegen als recreatieve
wandel- en fietsverbindingen
naar Veurs.
Het is niet wenselijk Sint-Pieters-
Voeren, een klein straatdorp
evenwijdig aan de Voer, te
verdichten. Op de verdere
invulling langsheen de uitgeruste
wegen in woongebied na, zijn er
geen lokaties voor nieuwe
ontwikkelingen. Ook in Sint-
Pieters-Voeren kunnen hoeves,
na stopzetting van hun activiteit,
omgevormd worden tot
woningen. Belangrijk in functie
van de woonkwaliteit is het
behoud van het groene pleintje
tegenover de Commanderie.
De aanleg van dit pleintje kan
worden verbeterd. Ook de
aanleg van het domein van de
Commanderie is voor
verbetering vatbaar door de
verdere uitbouw van een
groenstructuur langsheen de
Voer en het herstel van de
hoogstamboomgaarden in de
ruime omgeving. Dit gebeurt aan
de hand van een integrale visie
voor landbouw, natuur en
recreatie.
De holle weg in het verlengde
van Vogelsang, aansluitend op
het dorpspleintje, kan worden
aangewend als recreatieve
verbinding voor langzaam
verkeer naar Veurs.
Ontwikkelingsperspectief voor de Commanderie van Sint-Pieters-Voeren
Een geïntegreerde visie over de
Commanderie van Sint-Pieters-
Voeren dringt zich op. Een
nieuwe functie voor dit erfgoed is
hoogst noodzakelijk voor het
behoud van dit monumentale
bouwwerk. Momenteel is het
onmogelijk een toekomstige
functie aan het gebouw toe te
kennen. Wel worden een aantal
principes opgesteld waaraan de
toekomstige invulling moet
voldoen:
geen grootschalige,
bijkomende
woongelegenheden in functie
van
woningbouwprogrammatie
geen verkeersgenererende
functies die grote
parkeeroppervlakten vragen
veeleer een functie in de
zachte sector zoals beperkte
horeca enz.
renovatie van het monument
en de omgeving met
maximaal respect voor de
authenticiteit van het gebouw
en de detailelementen
garantie voor het herstel,
beheer en onderhoud van
het domein en de
parkstructuur
publieke toegang van het
park en - indien mogelijk -
van delen van de gebouwen
(bijvoorbeeld door inrichting
als hotel).
3.2.4. Gewenste ruimtelijke structuur landelijke kern Remersdaal
Elementen van de gewenste ruimtelijke structuur
kaart 69: gewenste
ruimtelijke
structuur van
Remersdaal
Structuurbepalende elementen
voor de gewenste ruimtelijke
structuur van de landelijke kern
Remersdaal zijn:
het niet te verdichten
historische straatdorp
Remersdaal, parallel aan de
Remersdaalbeek (verder in
te vullen volgens bestaande
juridische aanbod)
de zuidelijke lintvormige
uitwaaiering langsheen
Kultien
het niet te verdichten lint
Roodbos (verder in te vullen
volgens het bestaande
juridische aanbod)
markante hoeves als
waardevolle bakens en
kernversterkende
woningbouwprojecten of
recreatieve projecten
de kerk als religieus en
cultuurhistorisch baken
de landschappelijk ingepaste
camping langsheen Roodbos
met kleine parking voor
bezoekers aan de camping
en dagjestoeristen
te beschermen waardevolle
natuur- en boscomplexen op
de hellingen ten westen van
Roodbos
te beschermen
hoogstamboomgaarden,
verspreid doorheen het
landschap met een duidelijke
concentratie rond
Remersdaal
verbrede
landbouwactiviteiten met
mogelijkheden voor
recreatief medegebruik van
fruitboomgaarden,
aansluitend op de kern van
Remersdaal
te beschermen holle wegen
op vlak van structuur,
uitzicht, fauna en flora
de vallei van de
Remersdaalbeek als lineair
natuurcomplex met ruimte
voor water
open ruimte vinger ten
noorden van de kerk tot aan
de woonkern
te herwaarderen oude
begraafplaats als buurtparkje
met behoud van enkele
cultuurhistorisch waardevolle
grafmonumenten
de nieuwe begraafplaats ten
zuiden van de kerk,
landschappelijk ingepast
door middel van een
structuur van
fruitboomgaarden
de hoofdontsluiting via
Roodbos - Hagelstein
het nieuw dorpsplein ten
zuiden van de kerk, gelegen
langsheen Dorpsstraat, als
toegang tot de nieuwe
begraafplaats
een nieuwe voetweg achter
de camping tussen Roodbos
en Veurs.
In Remersdaal, een klein
straatdorp evenwijdig aan
Remersdaalbeek, zijn de
ontwikkelingsmogelijkheden
beperkt tot de verdere invulling
langsheen de uitgeruste wegen
in het woongebied. Naast de
kerk langsheen Dorpsstraat en
langsheen Clermonthofstraat zijn
er nog grotere onbebouwde
plekken aan de rand van de
dorpskern. De open ruimte
vinger ten noorden van de kerk
tot aan de woonkern wordt bij
voorkeur van bebouwing
gevrijwaard. Enkele hoeves aan
de rand van het dorp kunnen,
ook in Remersdaal, worden
omgevormd tot woningen, na het
stopzetten van de
landbouwactiviteiten. Een
nieuwe aantrekkelijke
begraafplaats wordt ingericht
aan de voet van de kerk. De
oude, volledig bezette
begraafplaats fungeert als lokaal
buurtparkje.
Een voetweg achter de camping
in het gehucht Roodbos verbindt
Roodbos met Veurs. Nabij de
landschappelijk ingepaste
camping is tevens plaats voor
een beperkte parking voor
dagjestoeristen en bezoekers
van de camping. IV. Gewenste ruimtelijke deelstructuren
1. Gewenste ruimtelijk-natuurlijke structuur
1.1. Beleidsdoelstellingen
De voornaamste
beleidsdoelstellingen bij het
uitwerken van de gewenste
ruimtelijk-natuurlijke structuur
zijn:
het realiseren van een
ecologische basiskwaliteit in
de open ruimte in de gehele
gemeente
het herstellen van de
kenmerkende en
gebiedseigen natuurwaarden
het realiseren en het
versterken van de
habitatrichtlijngebieden als
grote aaneengesloten,
natuurlijk zeer waardevolle
gebieden
het versterken van de
valleien als unieke biotopen
en natte natuurverbindingen
het toepassen van de
principes van integraal
waterbeheer en het
beheersen van de
waterproblematiek, zowel
kwalitatief als kwantitatief.
1.2. Elementen van de gewenste ruimtelijk-natuurlijke structuur
kaart 70: gewenste
ruimtelijk-
natuurlijke
structuur
Volgende gebieden en
elementen zijn
structuurbepalend voor de
gewenste ruimtelijk-natuurlijke
structuur.
Uitgebreide boscomplexen als waardevolle natuurelementen
De volgende, hoofdzakelijk,
helling- en plateaubossen
vormen ‘droge’, natuurlijk
waardevolle, samenhangende
complexen in de ruimtelijk-
natuurlijke structuur:
het Hoogbos, gelegen in het
uiterste noorden van de
gemeente
het boscomplex ten noorden
van kasteel Altenbroek
het Kattenrot, gelegen ten
noorden van Schophem
het Broekbos, gelegen ten
noordoosten van Sint-
Martens-Voeren
het Konenbos, gelegen ten
oosten van Sint-Martens-
Voeren
het boscomplex Veursbos -
Roodbos, gelegen ten
oosten van Veurs en ten
westen van Remersdaal
het boscomplex Stroevenbos
- Vrouwenbos, gelegen ten
oosten van Sint-Pieters-
Voeren
het Alserbos, gelegen ten
westen van Rullen en de
Commanderie te Sint-
Pieters-Voeren
het Gulpbos, gelegen ten
oosten van Teuven en
Remersdaal.
Deze boscomplexen vormen de
meest voorname en waardevolle
natuurkernen van de gemeente.
Om de recreatieve verstoring in
deze natuurkernen en biotopen
te beperken, blijft het
openstellen voor het publiek
beperkt tot een aantal
strategisch gekozen gebieden
en paden, voornamelijk
gesitueerd in de randen.
Een gericht, aangepast en
ecologisch verantwoord
bosbeheer bevordert het
samengaan van natuur en
houtproductie. Een geleidelijke
omschakeling van naaldbos naar
gemengd bos of inheems
loofbos in het Kattenrot, het
Broekbos, het boscomplex
Veursbos - Roodbos, het
boscomplex Stroevenbos -
Vrouwenbos, en het Gulpbos,
verhoogt de biologische diversi-
teit van fauna en flora. Aan de
rand en rond deze complexen
worden beschermende rand- en
overgangszones ontwikkeld,
waar aan de medegebruikers,
zoals landbouw, recreatie en
wonen, zekere beperkingen
worden opgelegd. Deze
beperkingen hebben
bijvoorbeeld betrekking op de
aanwezige bebouwing, het
wijzigen van het reliëf en de
waterstand, het opleggen van
strengere bemestingsnormen,
het verbieden van natuur- en
streekvreemde elementen, het
behoud van de aanwezige
natuurwaarden.
De versterking van de
bestaande waardevolle
boscomplexen vereist de aanleg
van bijkomende ecologische
infrastructuur en gerichte
bebossingen. Door een beleid
van bos- en natuuruitbreiding
wordt gestreefd naar de
ontwikkeling van samenhangend
netwerk van grote,
aaneengesloten natuurlijk zeer
waardevolle gebieden. Bij de
vorming van dergelijke
complexen staat een
gedifferentieerd totaalbeeld
voorop, met een afwisseling van
kleine en grotere beboste
oppervlakten en kleinschalige
open ruimten. De aandacht gaat
voornamelijk uit naar het
uitbreiden en linken van
nabijgelegen, bestaande,
natuurlijk zeer waardevolle
gebieden en geïsoleerde
bossen, en het verhogen van de
ecologische kwaliteit van deze
gebieden. Naast het uitbreiden
en verbinden van
boscomplexen, is het
aangewezen om populier- en
naaldhoutaanplantingen op
termijn te vervangen door
gebiedseigen loofhoutsoorten.
Natuurlijke rivier- en beekvalleien met ruimte voor waterberging
Het netwerk gevormd door de
volgende rivier- en beekvalleien
wordt, samen met de
boscomplexen, beschouwd als
hoofddrager van de ruimtelijk-
natuurlijke structuur van Voeren:
de (te herstellen) vallei van
de Berwijn
de vallei van de Beek
de vallei van de Voer
de vallei van de Veurs
de vallei van de Noorbeek
de vallei van de Gulp
de vallei van de
Remersdaalbeek
de vallei van de
Mabroekbeek.
In deze gebieden dienen zowel
de natuurwaarden als de
landschappelijke samenhang, de
asymmetrische valleistructuur,
de aanwezigheid van
ecologische infrastructuur enz.,
maximaal te worden gevrijwaard.
De valleien worden exclusief
voorbehouden voor natuur.
Nieuwe bebouwing en de aanleg
van verharde oppervlakten in de
valleien worden derhalve
geweerd. Beheerslandbouw
speelt een belangrijke rol in de
ontwikkeling van deze valleien
als lijnvormige natuurcomplexen.
Vormen van akkerbouw worden
in de toekomst geweerd en
omgevormd tot hooi- en
graslanden met strenge
uitrijbeperkingen voor mest.
Hierbij wordt gestreefd naar een
stelselmatige verarming van de
bodem. Deze verarming leidt op
termijn tot een sterke toename
van de soortenrijkdom.
Waterlopen verzekeren de
continuïteit van het ‘natte’
ecologische netwerk, ook
doorheen het bebouwde
weefsel. Door de restauratie met
natuurlijke materialen als
bakstenen en kalkvoegsel van
de gekanaliseerde waterlopen
van de Voer (’s-Gravenvoeren),
de Berwijn (Moelingen) en de
Veurs (Sint-Martens-Voeren)
doorheen de dorpskernen,
ontstaat een rijke
voedingsbodem voor planten en
wordt de continuïteit van de
waterloop als ecologisch
waardevol systeem verzekerd.
Voornamelijk in de Berwijn, de
Beek, de Voer, de Veurs, de
Noorbeek, de Gulp, de
Remersdaalbeek en de
Mabroekbeek wordt gestreefd
naar een waardevolle waterloop-
en oeverstructuur, en een goede
waterkwaliteit. De nodige
rioolwaterzuiveringsinstallaties
worden landschappelijk ingepast
gerealiseerd. De ingebuisde
Koebeek die de Voer voedt
tussen de bron en de
Commanderie van Sint-Pieters-
Voeren wordt opengelegd en
nieuwe inbuizingen worden
vermeden. Een aangepast
maaibeheer in de brede
oeverzone met het oog op
watergebonden
natuurontwikkeling, draagt bij tot
de verbetering van de
ecologische waarde. Waar
mogelijk worden de waterlopen
voorzien van brede natuurlijke
oeverstroken met ruimte voor
natuurlijke en gecontroleerde
overstromingen, en worden
knelpunten in de vismigratie
opgelost. Om verstoring van het
ecologisch systeem te
voorkomen worden geen nieuwe
recreatieve routes langsheen de
waterlopen ingeplant.
Omwille van de ligging in de
vallei van de Berwijn, is het
wenselijk een alternatief te
zoeken voor de ontwikkeling van
het KMO-gebied te Moelingen,
gelegen tussen E25 en de
spoorlijn Luik - Maastricht, met
een oppervlakte van circa 7,4 ha
(de nabijgelegen douanezone,
thans in onbruik geraakt, is een
volwaardig alternatief).
Markante reliëfovergangen
Markante reliëfovergangen zijn
beeldbepalend voor het
golvende landschap van Voeren.
Hellingen en steilranden bepalen
in hoge mate de visuele beleving
van het landschap, met
panoramische vergezichten,
doorkijken en lager gelegen
gesloten ruimten.
Ook in de natuurlijke situatie van
de gemeente spelen
reliëfovergangen een
opmerkelijke rol. De al dan niet
beboste en hoofdzakelijk
zuidgeoriënteerde hellingen
vormen door het aanwezige
microklimaat specifieke biotopen
voor waardevolle fauna en flora.
Ter bescherming van deze
habitats worden reliëfwijzigingen
en het verwijderen van de
vegetatie niet toegestaan.
Het verbod op reliëf- en
vegetatiewijzigingen beperkt
bovendien het risico op erosie.
Het afspoelen van hemelwater
en sediment van erosiegevoelige
hellingen naar de lager gelegen
landbouwgronden en valleien
wordt afgeremd. Op risicovolle
hellingen kunnen nieuwe
aanplantingen van houtkanten
en hagen, en de aanleg van
brede soortenrijke grasstroken
en bermen evenwijdig aan de
hoogtelijnen de
erosiegevoeligheid beperken.
Deze nieuwe ecologische
infrastructuren evolueren tot
waardevolle natuurelementen en
dragen op termijn bij tot het
netwerk van natuurverbindingen
doorheen het landbouwgebied.
Groene linten en lineaire verbindingen
Droogdalen en holle wegen
vormen belangrijke lineaire
groenelementen doorheen het
landbouwlandschap. De speling
van reliëf en bezonning creëert
een specifiek microklimaat voor
de migratie van fauna en flora.
Het prioritair beschermen van
hun structuur, fauna en flora
draagt bij tot de uitbouw van een
waardevol netwerk van groen-
en natuurverbindingen. Het
wijzigen van de vegetatie is
verboden. Langs weerszijden
van de droogdalen en holle
wegen wordt een bufferstrook
van minimum 10 meter
aangelegd, waarin
bestrijdingsmiddelen en
meststoffen worden geweerd.
Deze bufferstrook voorkomt
bovendien het afstromen van
water en sediment van
aanpalende landbouwgronden
naar het droogdal of de holle
weg.
Droogdalen en holle wegen
worden in de toekomst niet
langer verhard (uitgezonderd
onderhoud met losse
waterdoorlatende
verhardingsmaterialen zoals
schors), . Ook zelfs niet indien zij
worden ingeschakeld in het
toeristisch recreatief netwerk.
Nieuwe verhardingen tasten de
waardevolle structuur aan, en
veroorzaken en bevorderen een
snellere afstroom van water en
sediment. Bovendien draagt een
onverharde holle weg bij tot de
rijke landschappelijk beleving
van de gemeente.
Concentraties aan ecologische infrastructuur
Tussen de boscomplexen
vormen concentraties van kleine
landschapselementen een
samenhangende ecologische
infrastructuur. Deze fungeren als
onderliggend puntvormig
netwerk in de open ruimte. In de
zones, geselecteerd als
habitatrichtlijngebied, worden de
bestaande fragmenten versterkt
en verder uitgebouwd met
heggen, houtkanten, bomenrijen,
solitaire bomen enz. om tot dit
solide netwerk te komen.
Voornamelijk in de
geselecteerde
habitatrichtlijngebieden wordt de
samenhang door middel van
ecologische infrastructuur
versterkt.
Ecologische basiskwaliteit in de open ruimte
Een minimum aan ecologische
kwaliteit wordt over het gehele
grondgebied van de gemeente
Voeren vooropgesteld. Hierbij
gaat de aandacht voornamelijk
naar intensieve
landbouwgebieden als open
landbouwplateaus. Een
minimale basiskwaliteit kan
worden gerealiseerd via
beperkte, kleinschalige ingrepen.
Het betreft het respecteren van
afstandsregels met betrekking
tot bemesting en pesticiden, het
toepassen van een ecologisch
bermbeheer, het niet verder
verharden van landbouwwegen
enz.
1.3. Uitwerkingen
1.3.1. Herstel van de historische bosstructuur
kaart 71: gewenste
bosuitbreidingen
Refererend naar de historische
bosstructuur wenst de gemeente
het oorspronkelijke, traditionele
landschapsbeeld van de
gemeente te herstellen. Hiervoor
zal zij in overleg treden met de
bovenlokale overheden. De
gemeente benadrukt dat in
functie van de uitwerking reeds
in de aanvangsfase de mogelijke
betrokkenen moeten worden
gecontacteerd, opdat een
optimale communicatie in functie
van de uitwerking en het
beoogde resultaat mogelijk
wordt.
De gemeente benadrukt dat
nieuwe, massale
bosaanplantingen niet gewenst
zijn. Wel kunnen de bestaande
relictbossen worden uitgebreid
en versterkt om het traditionele
beeld van Voeren en de
historische ontbossingen te
herstellen. Dit betekent dat
bijkomende bebossing enkel op
vrijwillige basis en wellicht
kleinschalig kan plaats vinden
binnen de contouren van de
historische bosstructuur,
aansluitend aan de bestaande
boscomplexen. Historisch
permanente graslanden kunnen
onder geen enkele vorm worden
bebost.
Er kan ook geen overlap zijn met
de beleidsmatig herbevestigde
agrarische gebieden volgens het
gewestplan voor de gebieden
van de natuurlijke en de
agrarische structuur 43.
Twee soorten
bosuitbreidingszones worden
onderscheiden. Een eerste vorm
van bosuitbreidingen vindt plaats
in prioritaire zoekzones voor
bosontwikkeling. Het betreft die
gebieden die ten tijde van de
Ferraris, circa 1775, waren
bebost, die in een latere fase
werden ontbost, en vandaag
gelegen zijn in
habitatrichtlijngebied. Het betreft
in totaal 243,82 ha, aangeduid
als prioritaire zoekzone voor
bosuitbreiding. De gemeente
benadrukt dat het begrip
‘zoekzone’ wordt begrepen als
zone waarbinnen potenties voor
bosuitbreiding worden
onderzocht. Een volledige
herbebossing is aldus niet
gewenst en (waarschijnlijk) niet
haalbaar. De lokale ruimtelijke
context is bovendien steeds
bepalend voor de uiteindelijke
invulling van de zoekzones. Zo
kunnen lokale kenmerken als
ontbrekende ecologische
schakels, beeldbepalende
zichten, historisch permanente
graslanden enz. de inplanting en
exacte lokatie van
bosuitbreidingen beïnvloeden.
Slechts in tweede instantie
kunnen gebieden worden
bebost, die ten tijde van de
Ferraris bebost waren, maar niet
gelegen zijn in
habitatrichtlijngebied. Ook deze
nieuwe bosuitbreidingen dienen
aan te sluiten bij bestaande
boscomplexen. Het betreft een
ruime oppervlakte van
zoekzones van 258,16 ha.
In de overige zones, aangeduid
als habitatrichtlijngebied, kan
aan actieve, gebiedsgerichte
natuurontwikkeling worden
gedaan. Nieuwe mogelijkheden
van verweven
landbouwactiviteiten,
ondergeschikt aan de
natuurwaarden, zoals de
omschakeling van (maïs)akkers
naar hooi- en graaslanden, de
aanleg van ecologische
43 Beslissing van de Vlaamse regering van 2 december 2005 en bijbehorend kaartblad 7: Voeren.
infrastructuur, als heggen,
houtkanten, bomenrijen enz.
worden voornamelijk in deze
gebieden gestimuleerd.
1.3.2. Natuuruitbreidingen in functie van de bescherming van historisch permanente graslanden
kaart 72: gewenste
natuuruitbreidinge
n
Vele historisch permanente
graslanden zijn gelegen in de
rivier- en beekvalleien. Zij
bezitten veelal een ecologisch
waardevol assortiment van
vochtige grassoorten.
Verschillende van deze
graslanden zijn echter niet
gelegen in een groene
bestemming volgens het
gewestplan, met name in
natuurgebied (met
wetenschappelijke waarde),
natuurreservaten,
groengebieden, parkgebieden,
buffergebieden en bosgebieden,
en kennen in die zin juridisch
planologisch geen enkele
bescherming van hun natuurlijke
waarden. Voor historisch
permanente graslanden gelegen
in een groene bestemming geldt
een algemeen verbod op het
wijzigen van de vegetatie.
Hiertoe worden alle handelingen
of werken begrepen die niet tot
het normaal onderhoud behoren.
Ook de activiteiten die de
vegetatie onrechtstreeks zouden
kunnen wijzigen zijn verboden.
De gemeente wenst volgende
historisch permanente
graslanden, die niet gelegen zijn
in een groene bestemming
volgens het gewestplan, te
beschermen en te
herbestemmen naar
natuurgebied:
alle historisch permanente
graslanden die grenzen aan
natuurgebied volgens het
gewestplan en alzo een
aaneengesloten geheel
vormen
alle historisch permanente
graslanden die gelegen zijn
in of grenzen aan een
habitatrichtlijngebied en alzo
een aaneengesloten geheel
vormen
alle historisch permanente
graslanden die gelegen zijn
in of grenzen aan een
valleigebied en eveneens
een aaneengesloten geheel
vormen.
Nieuwe strenge
beheermaatregelen voorkomen
het verdwijnen van deze
voedselarme, doch soortenrijke
graslanden. Het betreft naar
schatting een omvorming van in
totaal 41,23 ha agrarisch gebied
met landschappelijke waarde
naar nieuw natuurgebied.
De overige historisch
permanente graslanden worden
niet herbestemd. Het betreft
79,93 ha die reeds gelegen zijn
in een groene bestemming
volgens het gewestplan, en 6,73
ha die niet gelegen zijn in een
groene bestemming, maar niet
voldoen aan bovenstaande
criteria. Deze laatste komen
veeleer geïsoleerd voor binnen
de gewenste ruimtelijk-
natuurlijke structuur. Zij zijn
volgens het gewestplan gelegen
in woongebied met landelijk
karakter,
woonuitbreidingsgebied, gebied
voor
gemeenschapsvoorzieningen,
agrarisch gebied en agrarisch
gebied met landschappelijke
waarde.
Naast de historisch permanente
graslanden wenst de gemeente
ook de aanwezige
natuurwaarden in de rivier- en
beekvalleien veilig te stellen. De
rivier- en beekvalleien worden
immers beschouwd als dragers
van de ruimtelijk-natuurlijke
structuur. De verschillende
waardevolle, doch versnipperde
natuurelementen worden
samengevoegd tot een
samenhangend natuurgebied,
waar planten en dieren
ongestoord kunnen fourageren.
De gemeente bakent hiervoor de
natte rivier- en beekvalleien af.
Tot de valleigebieden behoren
de natuurlijk overstroombare
gebieden die in relatie staan tot
de eigenlijke waterlopen. Dit
betekent dat natuurlijk
overstroombare gebieden als
gevolg van afstromend water
niet tot de valleigebieden worden
gerekend. Het betreft 99,79 ha
natuurlijk overstroombaar
gebied. In de zones langsheen
de waterlopen waar natuurlijk
overstroombare gebieden
ontbreken, is een minimale
natuurlijke oeverstrook met een
breedte van 10 meter aan elke
zijde van de waterloop voorzien
(18,36 ha). Het betreft
ondermeer de oeverstrook
langsheen de Beek en grote
delen langsheen de Voer ten
westen van ’s-Gravenvoeren. In
totaal worden 118,15 ha
herbestemd naar natuurgebied
in functie van de natuurlijk
waardevolle valleigebieden.
Nieuwe concepten voor het
beheer van deze rivier- en
beekvalleien en de verweving
met extensieve
landbouwactiviteiten dienen
verfijnd.
1.4. Mogelijke maatregelen en acties
Mogelijke maatregelen en acties
zijn:
het opmaken van een of
meerdere ruimtelijke
uitvoeringsplannen voor de
juridisch planologische
bescherming en de gerichte
uitbouw van de
structuurbepalende rivier- en
beekvalleien
het opmaken van een of
meerdere ruimtelijke
uitvoeringsplannen voor de
juridisch planologische
bescherming en de gerichte
uitbouw van de holle wegen
het opmaken van een of
meerdere ruimtelijke
uitvoeringsplannen voor de
juridisch planologische
bescherming en de gerichte
uitbouw van de
natuurwaarden in de
historisch permanente
graslanden
het opmaken van een
gedetailleerde inventaris van
de huidige natuurwaarden in
de gemeente en een plan
voor erosiebestrijding
het sluiten van
beheersovereenkomsten met
landbouwers en
natuurverenigingen, of het
uitkeren van gemeentelijke
subsidies, in functie van het
beheer van natuurcomplexen
het sluiten van
beheersovereenkomsten met
landbouwers, of het uitkeren
van gemeentelijke subsidies,
in functie van het beheer en
het aanplanten van
ecologische infrastructuur
het op termijn uitbouwen van
een gescheiden
rioleringsstelsel en het
verplichten van de aanleg
van een kleinschalige
waterzuiveringsinstallatie
voor de verspreide woningen
het toepassen van een
ecologisch bermbeheer.
2. Gewenste nederzettingsstructuur
2.1. Beleidsdoelstellingen
De voornaamste
beleidsdoelstellingen bij het
uitwerken van de gewenste
nederzettingsstructuur zijn:
het aanbrengen van een
hiërarchie in de
nederzettingsstructuur,
bepalend voor de woning-
bouwprogrammatie, de
voorzieningengraad en de
lokalisatie van een nieuw
lokaal bedrijventerrein
het uitwerken van de
woningbouwprogrammatie
waarbij voldoende aandacht
gaat naar het voorzien van
kleinschalige en kwalitatieve
woningbouwprojecten en/of
woonmogelijkheden voor de
eigen inwoners
het halveren van de
achterstand inzake sociale
woningbouw ten opzichte
van het provinciaal
gemiddelde
het ruimtelijk verantwoord
omgaan met de buitenlandse
woondruk
het uitwerken van de
gewenste ruimtelijke
structuur van de dorpskernen
het tegengaan van verdere
versnippering van de open
ruimte door linten en
verspreide bebouwing
het formuleren van
ontwikkelingsperspectieven
voor de zonevreemde
woningen.
2.2. Elementen van de gewenste nederzettingsstructuur
kaart 73: gewenste
nederzettingsstruc
tuur
In het ruimtelijk structuurplan
provincie Limburg worden de
dorpen ’s-Gravenvoeren,
Moelingen, Sint-Martens-Voeren
en Teuven geselecteerd als
woonkernen. Het gemeentelijk
ruimtelijk structuurplan
differentieert deze selectie en
duidt ’s-Gravenvoeren daarbij
aan als hoofddorp.
Volgende gebieden en
elementen zijn
structuurbepalend voor de
gewenste
nederzettingsstructuur.
Hoofddorp ’s-Gravenvoeren
In het hoofddorp ’s-
Gravenvoeren zijn de
verschillende voorzieningen van
gemeentelijk niveau aanwezig.
Het is de kern met het hoogst
aantal inwoners. Versterking van
de verschillende functies, zoals
openbare voorzieningen,
winkels, kleinschalige
inbreidingsgerichte projecten
enz. vindt voornamelijk in deze
kern plaats. Een sterke
ontwikkeling van ’s-Graven-
voeren in zuidelijke richting,
dwars op de historische oost-
west oriëntatie, bevestigt de
positie van de kern als
hoofddorp. Langsheen Weg op
Berneau wordt het
woonuitbreidingsgebied deels en
gefaseerd ontwikkeld ten
behoeve van de lokale groei.
Nieuwe bedrijvigheid vindt plaats
op het te ontwikkelen lokaal
bedrijventerrein langsheen Weg
op Warsage. De doortocht van
de Voer vormt een belangrijk
aanknopingspunt voor de
opwaardering van het openbaar
domein, en de integratie en
inpassing van de hoofdkern in
het landschap.
Woonkernen Moelingen, Sint-Martens-Voeren en Teuven
Deze woonkernen bezitten een
minimaal voorzieningenniveau,
afgestemd op de lokale
bevolking. Het
voorzieningenniveau drukt de
eigenheid van de woonkern uit,
en ondersteunt de woonfunctie.
Het authentieke karakter van
deze woonkernen wordt ook
voor de toekomst gekoesterd.
Aanknopingspunten zijn het
waardevol cultuurhistorisch
bebouwd erfgoed, de
omringende boomgaarden, de
waterlopen van de Berwijn, de
Voer en de Veurs enz. De
woonkernen worden sterk
afgebakende entiteiten in de
open ruimte.
Enkele kleine, lokale
inbreidingsprojecten kunnen het
functioneren van deze
woonkernen versterken.
De beperkte dorpsuitbreiding
van Sint-Martens-Voeren, het
woonaansnijdingsgebied
tegenover de voormalige
rijkswacht, sluit nauw aan bij de
bestaande dorpsbebouwing.
Sint-Martens-Voeren blijft zo een
compacte kern nabij de
samenvloeiing van de Voer en
de Veurs. Het spoorwegviaduct
vormt een belangrijk
cultuurhistorisch baken aan de
rand van het dorp.
De uitbreidingsmogelijkheden
voor Teuven, als concentratie
van landbouwbedrijven, zijn
beperkt tot het ontwikkelen en
verdichten van het bestaande
juridische aanbod. Het betreft de
ontwikkeling van percelen
gelegen in woongebied met
landelijk karakter volgens het
gewestplan, grenzend aan een
voldoende uitgeruste weg.
Landelijke kernen Remersdaal en Sint-Pieters-Voeren
De overige dorpen, Remersdaal
en Sint-Pieters-Voeren, zijn
landelijke kernen. Voor deze
dorpen zijn kleinschaligheid en
landschappelijke inpassing van
essentieel belang. Het niveau
van voorzieningen blijft veeleer
beperkt.
Gehuchten
Voorzieningen zijn in de
gehuchten afwezig. Deze
historisch gegroeide
woninggroepen, hoofdzakelijk
bestaande uit concentraties van
landbouwbedrijven, zijn sterk
verweven met hun directe
omgeving. Het historisch
nederzettingspatroon is nog
sterk herkenbaar. Van west naar
oost zijn de volgende historische
gehuchten structuurbepalend:
Ketten
Schophem
Berg
Ulvend
Krindaal
De Planck
Dal
Veurs
Nurop
Roodbos
Hagelstein
Sinnich
Mabroek.
Linten
De structuurbepalende linten zijn
uitsluitend volgens het
bestaande juridische aanbod
verder te verdichten, indien zij
de omliggende open ruimte niet
verder compartimenteren.
Maatregelen hiervoor zijn het
streven naar zeer lage
dichtheden, het opheffen van de
belasting op onbebouwde
percelen voor de percelen
gelegen in deze linten, of het
verplicht aanplanten van
streekeigen beplanting als
landschappelijke inpassing.
Specifiek voor de linten zijn niet
alleen de gebouwen langsheen
de betreffende wegen ruimtelijk
structurerend, ook de zichten en
doorkijken naar de
achterliggende open ruimte zijn
waardevol en te behouden. De
volgende linten zijn
structuurbepalend:
’s-Gravenvoeren:
Weg op Mesch
Weg op Moelingen
Vitchenstraat
Dr. J. Goffinstraat
Moelingen:
Withuisstraat
Batticestraat
Mescherstraat
Sint-Martens-Voeren:
Kwinten.
Nieuwe kernversterkende woningbouwprojecten
Ter versterking van het
functioneren van de
verschillende woonkernen en het
verantwoord omspringen met de
lokale behoefte aan nieuwe
woningen, worden verschillende
gebieden aangeduid voor een
gefaseerde ontwikkeling van
nieuwe woningbouwprojecten.
Zij situeren zich steeds in, of
sluiten nauw aan bij de
bestaande dorpsbebouwing. De
volgende gebieden worden
gefaseerd ontwikkeld voor
nieuwe woningbouwprojecten:
delen van het
woonuitbreidingsgebied Weg
op Berneau - Heuvelke te ’s-
Gravenvoeren
delen van het
woonaansnijdingsgebied
Einde, tegenover de
voormalige rijkswacht te Sint-
Martens-Voeren.
Bedrijvenzones
Twee lokale bedrijventerreinen
zijn structuurbepalend. Een
eerste reeds ontwikkeld lokaal
bedrijventerrein is gelegen ten
zuiden en aansluitend bij het
gehucht De Planck. Een tweede
lokaal bedrijventerrein, met een
oppervlakte van 2,5 ha, wordt
ontwikkeld ten zuiden en
aansluitend bij ’s-Gravenvoeren.
Specifieke aandacht gaat uit
naar de landschappelijke
inpassing van het terrein en een
voldoende en ruimtelijk
verantwoorde buffering naar de
omliggende woningen.
Kasteel- en hoevedomeinen als cultuurhistorisch waardevolle bakens
Verspreid doorheen de
gemeente vervullen talrijke
waardevolle kasteel- en
hoevedomeinen, dikwijls zonder
enige bescherming en vaak
gelegen in het agrarisch gebied
of een ruimtelijk kwetsbaar
gebied, kenmerkende bakens in
het landschap. De lijst met de
verschillende
structuurbepalende kasteel- en
hoevedomeinen is terug te
vinden in het informatief
gedeelte. De verschillende
domeinen worden
geherwaardeerd en in betere
relatie gebracht tot hun
omgeving. Vernieuwing in deze
sites gebeurt met afleesbaar
respect voor het waardevolle
beeld. De gebouwen dienen bij
verbouwing het aanwezige
globale uitzicht en de karak-
teristieke elementen te
behouden.
2.3. Uitwerkingen
2.3.1. Woningbouwprogrammatie
kaart 74:
woningbouwprogr
ammatie
De finaliteit van de
woningbouwprogrammatie is het
aangeven van welke gebieden
voor woningbouw kunnen
worden ontwikkeld, welke
moeten worden gereserveerd
voor een ietwat langere termijn,
en welke eventueel kunnen
worden herbestemd.
Onmiddellijk te ontwikkelen gebieden (planhorizont 2007)
Uit de vergelijking van behoefte
en aanbod blijkt dat er op zeer
korte termijn (planhorizont tot
2007) geen gebieden buiten het
woongebied dienen
aangesneden om de lokale
behoefte aan bijkomende
woningen op te vangen.
Om de achterstand inzake het
aanbod aan sociale woningen in
te halen en een antwoord te
bieden op de hoge prijzen op de
woningbouwmarkt als gevolg
van de immigratie vanuit
Nederland, wenst de gemeente
op korte termijn volgende
gebieden actief te ontwikkelen.
De gemeente wil in eerste
instantie een deel van het
woonuitbreidingsgebied
Weg op Berneau - Heuvelke
te ’s-Gravenvoeren fase 1 (1)
aansnijden. Het gebied heeft
een oppervlakte van 3,14 ha
en biedt ruimte aan 46
woningen (berekend a rato
van een woningdichtheid van
15 woningen/ha). Een deel is
bestemd voor sociale
huurwoningen, gebouwd
door het Tongers Huis. De
overige bouwmogelijkheden
worden via toewijzingscriteria
in eerste instantie voor de
eigen bewoners
gereserveerd.
In tweede instantie wil de
gemeente een deel van het
woonaansnijdingsgebied,
gelegen tegenover de
voormalige rijkswacht en
aansluitend bij de dorpskern
van Sint-Martens-Voeren
ontwikkelen. Het gebied
Einde fase 1 (2) kent een
oppervlakte van 0,90 ha, met
ruimte voor 20 betaalbare
woningen. Het gebied wordt
ontwikkeld door de sociale
bouwmaatschappij het
Tongers Huis.
Beide gebieden passen binnen
de gewenste ruimtelijke structuur
van de dorpskernen zoals
aangeduid op respectievelijk
kaarten 62 en 66.
Te ontwikkelen gebieden in de periode van 2007 tot 2013
Uit een inschatting van het
vrijkomend aanbod blijkt dat op
middellange termijn een
bijkomende behoefte zal
bestaan aan nieuwe woningen
(90 woningen volgens het
informatief gedeelte). Een deel
van deze behoefte wordt
opgevangen door het vrijkomend
juridisch aanbod (34
woongelegenheden) in de
periode 2007 - 2013. De
behoefte aan bijkomende
woningen (behoefte - juridisch
vrijkomend aanbod) bedraagt
bijgevolg 54 woningen. Om deze
behoefte aan bijkomende
woningen op middellange termijn
in te vullen, wordt voorgesteld
een tweede deel van het
woonuitbreidingsgebied Weg
op Berneau - Heuvelke fase 2
(3) aan te snijden. Het betreft
een oppervlakte van 2,36 ha met
ruimte voor 35 woningen (15
woningen/ha).
De ontwikkeling van dit gebied
zal worden voorafgegaan door
een actualisatie van de
woningbehoeftenstudie. Er zal
rekening worden gehouden met
de op dat moment geldende
beleidskaders vanuit de hogere
overheden.
Er worden 35 woningen
gerealiseerd in de periode vanaf
2007 tot 2013. Dit dekt de
theoretische berekende behoefte
voor deze periode niet helemaal
maar er moet ook rekening
worden gehouden met het
bijkomend aanbod dat in de
periode voor 2007 wordt
gerealiseerd.
Te reserveren gebieden
De gemeente wil het
woonuitbreidingsgebied
Mescherstraat - Voerenstraat in
Moelingen (4) voor de lange
termijn reserveren. De
oppervlakte van het gebied
bedraagt 2,45 ha en biedt plaats
aan 37 woningen (15
woningen/ha).
Te herbestemmen gebieden
De overige gebieden zijn
vanwege hun excentrische
ligging ten opzichte van de
dorpskernen of hun intrinsieke
waarde, niet geschikt voor
ontwikkeling in functie van
wonen, en worden bijgevolg
herbestemd naar een open
ruimte bestemming:
het niet langs een uitgeruste
weg gelegen gedeelte van
het woongebied Moster (5)
te Teuven, met een
oppervlakte van 1,28 ha en
ruimte voor 19 woningen
(15 woningen/ha)
woongebied Graef -
Dorpstraat te Remersdaal
(6), met een oppervlakte van
0,41 ha en ruimte voor 6
woningen (15 woningen/ha)
woonuitbreidingsgebied
Weg op Berneau - Heuvelke
fase 3 (7), met een
oppervlakte van 1,34 ha en
ruimte voor 20 woningen (15
woningen/ha)
woonaansnijdingsgebied
Einde fase 2 (8), met een
oppervlakte van 0,19 ha en
ruimte voor 3 woningen (15
woningen/ha) aansluitend bij
de open ruimte ten westen
van de dorpskern (voorbij de
haag).
In totaal worden 3,22 ha
woongebied,
woonuitbreidingsgebied en
woonaansnijdingsgebied, met
ruimte voor 48 woningen,
herbestemd naar een open
ruimte bestemming.
Saldo te ontwikkelen gebieden in woonuitbreidingsgebied
Voor 2007 bestaat er - louter
vanuit de natuurlijke aangroei
geredeneerd - geen noodzaak
om bijkomende woongebieden
te creëren 44, De gemeente
wenst nochtans op korte termijn,
44 Het vrijkomend aanbod is voldoende om de behoefte op te vangen (zie informatief gedeelte, deel V: prognoses, behoeften en taakstellingen).
voor 2007, een
woonuitbreidingsgebied en een
woonaansnijdingsgebied
gedeeltelijk te ontwikkelen. Op
middellange termijn, in de
periode tussen 2007 en 2013,
wenst de gemeente eveneens
een deel van een
woonuitbreidingsgebied aan te
snijden.
De gemeente wil een deel van
de aan te snijden oppervlakte
compenseren door elders
woongebied te schrappen. De
gemeente stelt voor om twee
delen van woongebied niet te
ontwikkelen en om te zetten
naar een open ruimte
bestemming:
het niet langs een uitgeruste
weg gelegen gedeelte van
het gebied Moster (5)
het gebied Graef - Dorpstraat
(6).
tabel 35: saldo te
herbestemmen
woongebied - te
ontwikkelen
woonuitbreidingsg
ebieden
te ontwikkelen woonaansnijdings- en
woonuitbreidingsgebied (voor 2007)
te herbestemmen woongebied
saldo te herbestemmen woongebied minus te
ontwikkelen woonaansnijdingsgebied
Uit bovenstaande tabel kan men
afleiden dat de te ontwikkelen
woonaansnijdings- en
woonuitbreidingsgebieden
onvoldoende worden
gecompenseerd door de
herbestemming van minder goed
gelegen binnengebieden naar
een open ruimte bestemming.
2,35 ha of 41 woningen vallen
buiten de compensatieregeling.
Voor het op de markt brengen
van deze 41 woningen wenst de
gemeente een beroep te doen
op de provinciale woonreserve.
Zij wenst dit te doen vanuit
volgende overwegingen.
De gemeente stelt dat
conform de bepalingen van
het ruimtelijk structuurplan
provincie Limburg dit
bijkomend aanbod wordt
ingezet om haar beleid
inzake het voorzien van
voldoende betaalbare
woonmogelijkheden voor de
eigen inwoners te kunnen
waarmaken. Uit de cijfers
van het informatief gedeelte
blijkt duidelijk dat de
buitenlandse woondruk
(vooral vanuit Nederland)
sterk aanwezig is en de
woningbouwprijzen opwaarts
beïnvloedt. Eigen inwoners
hebben het moeilijk om
betaalbare bouwgronden te
vinden.
Voor de ontwikkeling doet de
gemeente een beroep op de
sociale
woningbouwmaatschappij
‘het Tongers Huis’. Voor de
private verkaveling in ‘s-
Gravenvoeren wenst de
gemeente via het hanteren
van toewijzingscriteria de
bouwgronden in eerste
instantie voor de eigen
bewoners te reserveren. Op
die manier wil zij garanderen
dat de nieuwe woningen in
eerste instantie ten goede
komen aan haar eigen
bevolking.
De gemeente beklemtoont
dat het bijkomend aanbod
aan woongelegenheden past
binnen de gewenste
ruimtelijke structuur van de
gemeente. Conform het
ruimtelijk structuurplan
provincie Limburg wil zij het
bijkomend aanbod in eerste
instantie in het hoofddorp ’s-
Gravenvoeren realiseren.
Een beperkt aanbod komt
terecht in de woonkern Sint-
Martens-Voeren.
Tot slot zijn beide
woonprojecten
kernversterkend. Zij passen
binnen de gewenste
ruimtelijke structuur van de
deelkernen.
De gemeente engageert zich om
bij het aansnijden van
woonuitbreidingsgebieden
gelijktijdig de oppervlakte
woongebied naar een open
ruimte bestemming om te zetten
in functie van de
bovengenoemde
compensatieregeling.
Structuurschets woonuitbreidingsgebied te ‘s-Gravenvoeren
kaart 75: structuurschets
woonuitbreidingsg
ebied te ’s-
Gravenvoeren
In functie van de lokale behoefte
aan betaalbare woningen wordt
een gedeelte van het
woonuitbreidingsgebied Weg op
Berneau - Heuvelke, ten zuiden
van de kern van ’s-
Gravenvoeren, gefaseerd
ontwikkeld.
In een eerste fase kunnen
woningen opgericht worden,
aansluitend bij het bestaande lint
langsheen Weg op Berneau. In
een tweede latere fase breidt de
nieuwe woonwijk in westelijke
richting uit. De overgang naar
het halfopen achterliggende
landbouwlandschap krijgt vorm
als een buurtpark met een
kwalitatieve groenstructuur.
Volgens het rug aan rug principe
zal de meest westelijke woningrij
zich steeds oriënteren naar deze
open ruimte.
De inrichting van de nieuwe
woonwijk speelt op een
kwalitatief hoogwaardige manier
in op de aanwezige
groenstructuren en het
omliggende landschap. Relicten
van waardevolle
hoogstamboomgaarden, de holle
wegen enz. worden gevrijwaard
en geïntegreerd in de woonwijk.
Een noordzuid gerichte
recreatieve fiets- en
voetgangersas doorsnijdt het
woonuitbreidingsgebied en
begrenst de gefaseerde
ontwikkeling. Deze as verbindt
de provinciale school in het
zuiden via een markante brug
voor niet-gemotoriseerd verkeer
met de omgeving van het
klooster in de kern van
‘sGravenvoeren. De ontsluiting
en hoofdtoegang tot de nieuwe
wijk is gelegen aan Weg op
Berneau. Twee nieuwe
woningen vervolledigen het
bestaande lint.
Structuurschets woonaansnijdingsgebied te Sint-Martens-Voeren
kaart 76: structuurschets
woonaansnijdings
gebied te Sint-
Martens-Voeren
In functie van de lokale behoefte
aan betaalbare woningen wordt
op korte termijn het
woonaansnijdingsgebied Einde
te Sint-Martens-Voeren, gelegen
tegenover de voormalige
rijkswachtkazerne deels
ontwikkeld.
De voorgestelde
geconcentreerde bebouwing
speelt bewust in op het verder
zetten van het bestaande
nederzettingspatroon van Einde,
zoals wordt geïllustreerd op
bijgevoegde structuurschets.
Korte doodlopende straatjes
staan loodrecht geënt op de
hoofdas. Centraal ontstaat een
aangename
gemeenschappelijke groenzone,
temidden van een 20-tal
grondgebonden woningen.
Het woonaansnijdingsgebied
wordt slechts gedeeltelijk
ontwikkeld. De bestaande
meidoornhaag in het westen van
het gebied vormt de fysische
grens van het woonproject. De
bestaande
hoogstamboomgaard, nog meer
naar het westen, gedeeltelijk als
woonaansnijdingsgebied
bestemd, blijft zo volledig
gespaard. De niet-ontwikkelde
zone wordt herbestemd in
functie van de bescherming van
de boomgaard.
2.3.2. Ontwikkelingsperspectieven voor de zonevreemde woningen
Gelet op het grote aantal
zonevreemde woningen (zie
informatief gedeelte) en de
decretale mogelijkheden en
duidelijkheden, zal het
gemeentebestuur volgende
algemene richtlijnen ten aanzien
van de zonevreemde woningen
op haar grondgebied volgen.
Voor alle duidelijkheid dient
gesteld dat het hier om
algemene beleidslijnen gaat. Bij
de opmaak van de ruimtelijke
uitvoeringsplannen, in uitvoering
van het gemeentelijk ruimtelijk
structuurplan, zal een
gedetailleerde beoordeling van
elke specifieke ruimtelijke
situatie plaatsvinden.
De visie van de Vlaamse
overheid vormt het
uitgangspunt voor het te
voeren gemeentelijk beleid.
Elke zonevreemde woning
krijgt op termijn een duidelijk
ontwikkelingsperspectief en
rechtszekerheid 45.
Het gemeentelijk
ontwikkelingsperspectief
baseert zich op de gewenste
ruimtelijke structuur.
Het geschetste
ontwikkelingsperspectief voor
de zonevreemde woningen
zal bij de opmaak van het
ruimtelijk uitvoeringsplan
verder worden verfijnd of
bijgesteld. Specifiek
onderzoek zal worden
gevoerd naar de historische
gehuchten.
Bij de opmaak van het
ruimtelijk uitvoeringsplan
voor de afbakening en
bescherming van bijkomende
natuurgebieden, zoals rivier-
en beekvalleien, historisch
permanente graslenden enz.,
kan het vooropgestelde
ontwikkelingsperspectief,
voor de woningen gelegen
binnen die afbakening,
worden gewijzigd.
Drie ontwikkelingsperspectieven
worden onderscheiden.
Een tiental zonevreemde
woningen gelegen in
natuurgebied en
recreatiegebied volgens het
gewestplan, zijn vandaag
effectief gelegen in een
ruimtelijk kwetsbaar gebied
zoals een vallei of een
hellingsbos. Deze woningen
vallen vandaag onder
toepassing van artikel 195
bis 3°. Aan deze woningen
kunnen
instandhoudingswerken met
betrekking tot de stabiliteit en
verbouwingswerken binnen
het bestaand volume worden
uitgevoerd, op voorwaarde
dat de goede plaatselijke
ordening niet in het gedrang
komt. Herbouwen kan enkel
worden overwogen in geval
van heirkracht.
Voor circa 230 zonevreemde
woningen, verspreid gelegen
in het agrarisch gebied wordt
een ruimer
ontwikkelingsperspectief
vooropgesteld, eveneens
overeenkomstig hun huidige
decretale mogelijkheden.
Deze woningen kunnen
intern worden verbouwd,
kunnen worden uitgebreid tot
maximum 1000 m³ en
kunnen zelfs worden
herbouwd onder bepaalde
voorwaarden. De inrichting
van tijdelijke
verblijfsgelegenheden bij een
bestaand landbouwbedrijf
wordt echter expliciet
uitgesloten, tenzij het een
cultuurhistorisch waardevol
pand of baken betreft,
opgenomen in de inventaris
van het bouwkundig erfgoed
of de landschapsatlas. De
goede ruimtelijke ordening
mag in geen geval worden
geschaad. Dit betekent onder
meer dat de uitrustingsgraad
van de voorliggende weg, de
waterproblematiek en de
ecologische waarde van de
directe omgeving mee in
overweging dient genomen.
Herbouwen is uitgesloten
indien de woning niet
gelegen is aan een
voldoende uitgeruste weg of
gelegen is in een risicozone
voor overstromingen of
overstromingsgebied.
45 In het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, geldt niet langer een verplichting om alle zonevreemde woningen op te nemen in een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Wanneer de decretale mogelijkheden voldoende aansluiten bij de beoogde ontwikkelingsperspectieven die in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan wordt geschetst, is de opmaak van een ‘sectoraal’ ruimtelijk uitvoeringsplan voor de zonevreemde woningen niet zinvol.
De woningen die een
cultuurhistorisch waardevol
pand of baken betreffen,
opgenomen in de inventaris
van het bouwkundig erfgoed
of de landschapsatlas krijgen
specifieke
ontwikkelingsperspectieven
om de cultuurhistorische
waarde van het betreffende
gebouw te beschermen.
Daarbij kunnen naast
onderhouds- en
instandhoudingswerken in
bepaalde gevallen beperkte
met het oog op het behoud
van deze gebouwen worden
toegelaten
uitbreidingsmogelijkheden
(enkel als gevolg van
voorwaarden tot het
bekomen van een
milieuvergunning,
voorwaarden met betrekking
tot de gezondheid van de
mens, maatregelen
voorgeschreven in het kader
van de arbeidsinspectie,
brandveiligheid enz.).
Functiewijzigingen kunnen
worden toegestaan voor
zover de voortzetting van de
vroegere functie onmogelijk
blijkt, of een duurzame
leefbaarheid van het gebouw
niet garandeerd. Het
inrichten van tijdelijke
verblijfsgelegenheden
(logiesverstrekkend bedrijf in
het kader van
plattelandstoerisme) is een
mogelijkheid, voor zover de
draagkracht van de
onmiddellijke omgeving niet
wordt overschreden (bij
woningen die niet gelegen
zijn in een ruimtelijk
kwetsbaar gebied). Dit
betekent ondermeer dat er
voldoende parkeerplaats op
eigen terrein op een
landschappelijk
verantwoorde manier kan
worden aangelegd.
Herbouwen van deze
panden wordt evenwel enkel
toegestaan in geval van
vernieling door plotse ramp
buiten de wil van de
eigenaar.
Potentieel zonevreemde woningen
Woningen die deel uitmaken van
een landbouwbedrijf, zijn in
principe niet zonevreemd. Zij
worden dit wel in geval de
bedrijfsvoering en de landbouw-
activiteit wordt stopgezet. Het is
aangewezen om ook dergelijke
potentieel zonevreemde
woningen een
ontwikkelingsperspectief aan te
bieden op langere termijn, en op
kortere termijn hiervoor reeds
een aantal richtlijnen mee te
geven. Uit de evaluatie van deze
potentieel zonevreemde
woningen blijkt dat de
ontwikkelingsperspectieven,
geformuleerd binnen de huidige
decretale bepalingen een
voldoende basis geven voor de
hoger omschreven
ontwikkelingsperspectieven.
2.3.3. Ontwikkelingsperspectieven voor de zonevreemde recreatie
kaart 77:
ontwikkelingspers
pectieven voor
zonevreemde
recreatie
Voeren blijft een gemeente met
een beperkt aanbod aan
kleinschalige sportinfrastructuren
en recreatieve infrastructuren,
afgestemd op de behoeften van
de lokale bevolking. Het verder
uitbreiden van het aanbod is in
strijd met het vooropgestelde
beeld van Voeren als rustige
gemeente. De gemeente streeft
daarom naar het behoud en de
optimalisering van de bestaande
infrastructuren.
De gemeente wenst aan
volgende recreatieve
infrastructuren een juiste
juridisch planologische
bestemming toe te kennen:
de voetbalvelden van S.K.
Moelingen (1), gelegen in
agrarisch gebied
de voetbalvelden van Avenir
Fouron F.C. (8), gelegen in
landschappelijk waardevol
agrarisch gebied
de voetbalvelden van V.V.
Voeren (14), tevens gebruikt
als bivakplaats voor jeugd,
gelegen in landschappelijk
waardevol agrarisch gebied
het schietveld te Remersdaal
(22), gelegen in
landschappelijk waardevol
agrarisch gebied.
De voetbalvelden van S.K.
Moelingen (1) sluiten quasi aan
bij de kern van Moelingen. Mits
een kwalitatieve
landschappelijke integratie, het
visueel open houden van het
zicht naar de Maasvallei en het
verwijderen van de storende
betonelementen kunnen de
terreinen worden behouden. De
gemeente wenst de terreinen
niet juridisch-planologisch te
verankeren om een flexibele
invulling en landschappelijke
afwerking van de kern van
Moelingen mogelijk te maken.
Bijkomende inspanningen
dienen geleverd bij het
architecturale ontwerp van het
nieuw op te richten clubhuis.
Nieuwe verhardingen worden
steeds uitgevoerd in
waterdoorlatende materialen.
De voetbalvelden van Avenir
Fouron F.C. (8) zijn mits een
kwalitatieve inpassing in het
omliggende landschap
regulariseerbaar. Het aanplanten
van hoogstamboomgaarden
rondom de voetbalvelden zal de
visuele impact van de terreinen
en het clubhuis enigszins
verzachten. Uitbreiding en/of
nieuwe, bijkomende verharding
voor wegen, parkeerplaatsen of
terrassen zijn niet gewenst en
zullen niet worden toegelaten.
Hoewel ook een voetbalveld, ligt
de problematiek van Voeren
V.V. (14) enigszins anders. Het
clubhuis en de harde
infrastructuren sluiten nauw aan
bij het lint langsheen
Veurserveld. Hierdoor zijn ze
visueel niet storend. Uitbreiding
en/of nieuwe infrastructuren zijn
niet gewenst en zullen niet
worden toegelaten. De
verkeersveilige ontsluiting en
bereikbaarheid van het terrein is
echter problematisch. Een
nieuwe ontsluitingsweg aan de
achterzijde van het lint is
noodzakelijk voor een
verkeersveilige toegang en de
regularisatie van het terrein. De
sportactiviteiten worden beperkt,
waardoor een inrichting en
bestemming als speelweide
mogelijk is. De aanwezige
bivakkampen creëren geen
overlast. De witte keermuur voor
de opvang van het
hoogteverschil kan worden
vervangen door een onopvallend
grastalud.
Omwille van het tijdelijke
karakter van de activiteiten op
het schietveld te Remersdaal
(22) is een herbestemming naar
recreatiegebied binnen deze
context niet noodzakelijk. Het
betreft immers geen permanente
ingebruikname van het agrarisch
gebied.
2.3.4. Ontwikkelingsperspectieven voor de gemeentelijke begraafplaatsen
kaart 78:
ontwikkelingspers
pectieven
gemeentelijke
begraafplaatsen
Verschillende gemeentelijke
begraafplaatsen, verspreid over
de zes dorpen, zijn quasi
volledig bezet. De gemeente
opteert om, geheel in lijn met de
traditie, in de nabijheid van elk
dorp een lokale begraafplaats
met een voldoende aanbod aan
beschikbare rustplaatsen te
voorzien.
In ‘s-Gravenvoeren wordt een
noordelijke uitbreiding van de
bestaande begraafplaats
voorzien. Een herbestemming
van het aan te snijden
landschappelijk waardevol
agrarisch gebied naar gebied
voor
gemeenschapsvoorzieningen is
noodzakelijk.
In Moelingen is de gemeentelijke
begraafplaats gelegen rondom
de kerk, centraal in het dorp. De
begraafplaats is echter volledig
bezet. Een uitbreiding ter plaatse
is omwille van de bebouwde
omgeving niet mogelijk. Een
nieuwe, serene begraafplaats
wordt ten noorden van de kern
ingeplant. Agrarisch gebied zal
hiervoor worden herbestemd
naar een zone voor
gemeenschapsvoorzieningen.
Om de aanwezigheid van de
begraafplaats van Sint-Martens-
Voeren, geïsoleerd gelegen ten
zuiden van de
goederenspoorlijn, in het
landschap te verzachten, wordt
een kwalitatieve
landschappelijke inpassing en
aankleding voorgesteld.
In Sint-Pieters-Voeren wordt de
bestaande, volledig bezette
begraafplaats aanzienlijk
uitgebreid.
In Remersdaal is geopteerd de
nieuwe begraafplaats in het dorp
te verankeren. Ten zuidwesten
van de kerk zal een zone
woongebied met landelijk
karakter worden ingericht als
parking en begraafplaats. De
oude begraafplaats krijgt een
nieuwe functie als parkje.
2.4. Acties en maatregelen
Mogelijke maatregelen en acties
zijn:
het opmaken van een
ruimtelijk uitvoeringsplan
voor de kernen: het
hoofddorp ’s-Gravenvoeren,
de woonkernen Moelingen,
Sint-Martens-Voeren en
Teuven en de landelijke
kernen Sint-Pieters-Voeren
en Remersdaal
het opmaken van ruimtelijke
uitvoeringsplannen voor de
fasering en de
herbestemming van de niet
te ontwikkelen
woongebieden,
woonuitbreidingsgebieden en
woonaansnijdingsgebieden
in functie van de
woningbouwprogrammatie
het afwerken van het
sectoraal BPA voor de
zonevreemde recreatie of het
eventueel omzetten van het
BPA naar een gemeentelijk
ruimtelijk uitvoeringsplan
het afwerken van de
verschillende BPA’s voor de
gemeentelijke
begraafplaatsen of het
eventueel omzetten van de
BPA’s naar een gemeentelijk
ruimtelijk uitvoeringsplan
het opmaken van een
ruimtelijk uitvoeringsplan in
functie van een gericht
vergunningenbeleid voor de
bescherming van het
cultuurhistorisch bebouwd
erfgoed, inclusief hun
onmiddellijke omgeving
het uitwerken van
maatregelen ter
ondersteuning van het
gemeentelijk woonbeleid.
3. Gewenste ruimtelijk-economische structuur
3.1. Beleidsdoelstellingen
Doelstellingen bij de uitwerking
van de gewenste ruimtelijk-
economische structuur zijn:
het aanduiden van een
lokatie voor de realisatie van
een lokaal bedrijventerrein
voor de opvang van
zonevreemde en
problematische bedrijven uit
de gemeente
het aangeven van
ontwikkelingsperspectieven
voor kleinhandel, en horeca,
met klemtoon op het
bestendigen en verweven
van de in de hoofdkern en
woonkernen
het bieden van voldoende
ruime garanties en
verantwoorde
ontwikkelingsperspectieven
voor de landbouw als
belangrijkste beheerder van
de open ruimte
differentiëren van de
landbouwgebieden zowel
vanuit landbouweconomisch
oogpunt en gewenst
grondgebruik als vanuit
landschappelijk oogpunt.
het bepalen van
ontwikkelingsperspectieven
voor mogelijkheden tot
verbreding van de landbouw
het aanwijzen van plaatsen
voor het oprichten van
landbouwloodsen.
3.2. Elementen van de gewenste ruimtelijk-economische structuur
kaart 79: gewenste
ruimtelijk-
economische
structuur
Volgende gebieden en
elementen zijn
structuurbepalend voor de
gewenste ruimtelijk-
economische structuur.
Lokale bedrijventerreinen
Het klein bedrijventerrein nabij
De Planck wordt behouden als
lokaal bedrijventerrein.
Daarnaast wordt een nieuw
lokaal bedrijventerrein
ontwikkeld voor de herlokalisatie
van lokale zonevreemde en
problematische bedrijven. De
keuze valt op de realisatie van
een lokaal bedrijventerrein op de
KMO-zone ten zuiden van ’s-
Gravenvoeren, omwille van de
ligging nabij de hoofdkern en de
logische ontsluiting via Weg op
Berneau. Deze lokale
bedrijvigheid dient
landschappelijk ingepast.
Behalve intensief ruimtegebruik
is de ontsluiting een centraal
aandachtspunt bij de invulling.
De ontsluiting van het nieuwe
lokaal bedrijventerrein gebeurt
via Weg op Berneau. Een
verkeersveilige aansluiting en
deoverbrugging van het
hoogteverschil zijn noodzakelijk.
Een ontsluiting via Weg op
Berneau naar Weg op Warsage
is vrijwel onmogelijk door de veel
te scherpe bocht die het
vrachtverkeer in dat geval aan
Sint-Annakapel moet maken.
Logistiek terrein voor transportbedrijven
De in onbruik geraakte
douanezone langsheen E25
komt in aanmerking voor de
herlokalisatie van lokale
problematische en zonevreemde
transportbedrijven, met een sterk
verkeersgenererend karakter, uít
de kernen. De huidige
bestemming als gebied voor
openbaar nut en
gemeenschapsvoorzieningen en
de aanwezige infrastructuur zijn
echter nog niet aangepast aan
deze nieuwe activiteit.
Optimaal verder in te vullen gemeentegrensoverschrijdend industriegebied
Het industriegebied ten zuiden
van de spoorweglus, op het
grondgebied van Visé reeds
volledig gerealiseerd, wordt
verder gerealiseerd conform zijn
huidige gewestplanbestemming.
De toegankelijkheid van het
gebied dient bij verdere
ontwikkeling gegarandeerd in
functie van de (brand)veiligheid.
Dorpskernen als concentraties voor restaurants en cafés, handel, diensten en verweven bedrijvigheid
Restaurants en cafés
concentreren zich in de eerste
plaats in de zes kernen. Voor
toekomstige ondersteuning en
ontwikkelingen wordt daarbij
tevens rekening gehouden met
de aangegeven hiërarchie. De
herwaardering van het openbaar
domein draagt bij tot een
aantrekkelijke omgeving als
ontmoetingsplaats, en
ondersteunt de lokale horeca.
Het wonen in de dorpskernen
mag echter niet in het gedrang
komen door overlast van deze
functies. Voldoende
parkeermogelijkheden voor
toeristen en bezoekers worden
voorzien aan de randen van de
dorpen.
Nieuwe hotels worden geweerd
uit de dorpskernen.
Handelszaken op niveau van de
dorpen en lager, met
vloeroppervlakten tot een
grootteorde van 300 m² zijn
verweven met het wonen, en
blijven mogelijk. Wat betreft de
primaire voorzieningen blijven de
inwoners van Voeren
aangewezen op Visé, Tongeren,
Aubel en Alleurs. De diensten
blijven in die zin gerelateerd aan
de eigen woonfunctie van de
verschillende dorpen.
Naast lokale bedrijventerreinen
komt bedrijvigheid verweven
voor in de dorpskernen. Deze
past zich nauw aan, aan de
schaal en maat van de
woonomgeving. Zij is direct met
het wonen in het gebied
verbonden. Verweven
bedrijvigheid zorgt bovendien
voor een zekere dynamiek in de
kernen. Hinder wordt beperkt
doordat er voldoende overleg
bestaat en de
milieuvoorwaarden strikt worden
nageleefd. Kleine projecten
hiervoor worden gestimuleerd
zonder hierbij de kwaliteit uit het
oog te verliezen.
Hoogwaardige grondgebonden landbouw
In de zones voor hoogwaardige
grondgebonden landbouw krijgt
de landbouw ruime
ontwikkelingskansen, voor zo
ver zij de bestaande ecologische
en landschappelijke waarden
niet verder aantast
(schaalvergroting, vervlakking,
verschraling enz.).
Landschappelijke
schaalvergroting, zoals het
functioneel samenvoegen van
percelen waarbij de ecologische
infrastructuur op de bestaande
perceelsranden verdwijnt, is in
die zin niet wenselijk. Het is
evenmin de bedoeling dat de
huidige grondgebonden
landbouw plaats ruimt voor
glastuinbouwbedrijven of andere
vormen van grondloze
landbouw.
Grondgebonden landbouw verweven met natuur in landschappelijk waardevol kader
Het ruimtelijk structuurplan
provincie Limburg selecteert de
gemeente Voeren als belangrijk
weidegebied. Grondgebonden
(melk)veehouderij is er een
sterke ruimtelijke drager,
verweven met natuurwaarden.
Zij wordt ruimtelijk ondersteund 46.
Grondgebonden landbouw,
verweven met natuur in een
landschappelijk waardevol
kader, is quasi volledig
afgestemd op het versterken van
de natuurwaarden en de
kwaliteiten van het landschap.
Deze verbrede
landbouwactiviteiten komen
verweven voor naast en in
functie van natuur en zachte
recreatie, en worden
gestimuleerd door subsidies en
beheersovereenkomsten met
landbouwers. Het
cultuurhistorisch bebouwd
erfgoed draagt belangrijke
potenties voor hoeve- en
plattelandstoerisme. De
verbredingsmogelijkheden
inzake hoevetoerisme worden
nader uitgewerkt in de gewenste
ruimtelijk-toeristiche structuur.
3.3. Uitwerkingen
3.3.1. Ontwikkelingsperspectieven voor problematische en zonevreemde bedrijven
Pas bij de opmaak van een
gemeentelijk RUP ‘zonevreemde
bedrijven’ doet de gemeente een
specifieke beoordeling per
bedrijf. In het gemeentelijk
ruimtelijk structuurplan worden
wel de globale
ontwikkelingsperspectieven voor
deze (niet limitatieve opsomming
van) zonevreemde bedrijven
46 2003, ruimtelijk structuurplan provincie Limburg, p. 219.
geschetst. Criteria hiervoor zijn
de samenhang met de gewenste
ruimtelijke structuur voor de
gemeente, de ligging in al dan
niet kwetsbare en waardevolle
gebieden en de plaatselijke
draagkracht en mogelijkheid tot
verweving (schaal, soort
activiteit, verkeerseffecten,
ontsluiting, hinder enz.). Aan de
hand van de individuele
beoordeling worden de bedrijven
onderverdeeld in de volgende
categorieën.
Afwegingskader
tabel 36: globaal
afwegingskader
voor zonevreemde
bedrijven
cat. ontwikkelingsperspectief
0 herlokalisatie, zelfs indien geen
uitbreiding noodzakelijk is
1 geen uitbreiding, enkel
instandhoudingswerken en werken
die betrekking hebben op de
landschappelijke en/of op de
milieuhygiënische inpassing van het
bedrijf
Bij stopzetting van de huidige
activiteiten, na einde
exploitatievergunning, faillissement enz.,
is geen nieuwe zonevreemde
bedrijvigheid toegestaan. Bij de opmaak
van het ruimtelijk uitvoeringsplan zal in
die zin ook de nabestemming worden
vastgelegd.
Bedrijven die omwille van de
bedrijfseconomische dynamiek niet
kunnen worden ingepast, moeten op
korte tot middellange termijn
herlokaliseren.
2 beperkte verbouwings- en
uitbreidingsmogelijkheden,
beperkingen op aard van de activiteit
Een echte schaalvergroting is niet
mogelijk. Er worden beperkingen
opgelegd inzake de toegelaten
activiteiten en de ruimtelijke schaal van
het bedrijf in functie van de natuurlijke
en de landschappelijke omgeving. Ook
inzake de uitstraling en de afwerking van
het gebouwenpatrimonium kunnen
randvoorwaarden, en eventueel
beperkingen, worden opgelegd.
Bij stopzetting van de huidige
activiteiten, na einde
exploitatievergunning, faillissement enz.,
of een vernieuwde invullingen van de
huidige activiteiten, na herstructurering
van de bestaande activiteiten, zijn
nieuwe activiteiten enkel mogelijk voor
zover zij qua milieuhinder minder
storend zijn dan de bestaande, zowel
naar aard als naar dynamiek van de
activiteiten.
3 beperkte verbouwings- en
uitbreidingsmogelijkheden, geen
bijkomende beperkingen op aard van
de activiteit
Er worden beperkingen opgelegd inzake
de ruimtelijke schaal van het bedrijf in
functie van de landschappelijke
omgeving. Ook inzake de uitstraling en
de afwerking van het
gebouwenpatrimonium kunnen
randvoorwaarden, en eventueel
beperkingen, worden opgelegd. Er
worden geen (bijkomende) beperkingen
opgelegd wat betreft de aard van de
activiteit.
Bij stopzetting van de huidige
activiteiten, na einde
exploitatievergunning, faillissement enz.,
en vernieuwde invullingen van de
huidige activiteiten, na herstructurering
van de bestaande activiteiten, zijn
nieuwe activiteiten mogelijk voor zover
zij aan de opgelegde beperkingen
voldoen. Vernieuwde invullingen in
gebouwen met een bakenfunctie worden
aangemoedigd.
4 verdere ontwikkeling mogelijk in
functie van de omgeving
Randvoorwaarden worden vastgelegd
per bedrijf in functie van de leefbaarheid
van de (woon)omgeving. Er gelden
beperkingen qua milieuhinder, zowel
naar aard als naar dynamiek van de
activiteit. De randvoorwaarden voor
uitbreiding worden vastgelegd in functie
van de omgeving.
Bij stopzetting van de activiteit zijn
nieuwe invullingen, ook louter
residentieel, mogelijk voor zover zij,
indien dit het geval is, minder storend
zijn dan de bestaande, zowel wat de
dynamiek als de aard van de activiteit
betreft. Vernieuwde invullingen in
gebouwen met een bakenfunctie worden
aangemoedigd.
ligging in of aansluitend bij dorpskern of
of bestaande bedrijvenzone
niet gelegen in ruimtelijk kwetsbaar
gebied, noch in nabijheid ervan
activiteiten en bedrijfseconomische
dynamiek verenigbaar met woonfunctie
en inpasbaar in de omgeving mits
inachtname van milieutechnische
randvoorwaarden
goede ontsluitingsmogelijkheden
beperkte uitbreidingsmogelijkheden op
het perceel
5 verdere ontwikkeling mogelijk voor
zover de lokale schaal niet wordt
overschreden
De randvoorwaarden voor uitbreiding
worden opgelegd in functie van de
omgeving en/of de bakenfunctie dat het
bedrijf moet vervullen.
Bij stopzetting van de activiteit zijn
nieuwe invullingen mogelijk. De invulling
door andere lokale te herlokaliseren
bedrijvigheid met een beperkte
uitbreidingsbehoefte wordt nagestreefd.
Evaluatie per bedrijf
kaart 80:
ontwikkelingspers
pectieven voor
problematische en
zonevreemde
bedrijven
Om tot een afgelijnd
ontwikkelingsperspectief te
komen per bedrijf is een
ruimtelijke afweging
noodzakelijk. De onderstaande
opties zijn als indicatief te
beschouwen voor de opmaak
van het ruimtelijk
uitvoeringsplan. Definitieve
uitspraken zijn slechts bjj de
opmaak van dit plan mogelijk.
tabel 37:
ontwikkelingspers
pectieven voor
problematische en
zonevreemde
bedrijven
naam cat opmerkingen
problematische bedrijven
3. Deckers J. 2 kan blijven bestaan en eventueel beperkt
uitbreiden of verbouwen
5. Smeets J. 1 kan blijven bestaan maar niet uitbreiden;
concrete herlokalisatieplannen
8. Hofman garden
center
2 kan blijven bestaan en eventueel beperkt
uitbreiden of verbouwen
9. Broers J. 1 kan blijven bestaan, maar niet uitbreiden
14. l’Homme P. 2 kan blijven bestaan en eventueel beperkt
uitbreiden of verbouwen
17. Hoogsteyns P. 2 ontwikkelingsperspectief volgens de
voorschriften van het BPA
definitief vastgesteld in de gemeenteraad
29. Beuken B. 2 kan blijven bestaan en eventueel beperkt
uitbreiden of verbouwen
33. Kremers X. 0 herlokalisatie
34. Meyers L. 0 herlokalisatie
35. Hofman
gebroeders
1 kan blijven bestaan, maar niet uitbreiden
36. Demez 1 kan blijven bestaan, maar niet uitbreiden
38. Xhonneux 0 herlokalisatie
zonevreemde bedrijven
10. Schyns en zoon 0 herlokalisatie
11. Janssen R. 0 herlokalisatie
15. Broun W. 0 herlokalisatie
16. Debougnoux 2 ontwikkelingsperspectief volgens de
voorschriften van het BPA in opmaak
23. Haccourt F. 1 kan blijven bestaan, maar niet uitbreiden
30. Weerts Y. 0 herlokalisatie
32. Weerts M. 2 kan blijven bestaan en eventueel beperkt
uitbreiden of verbouwen
37. Heuts 0 herlokalisatie
39. Droeven J. 2 kan blijven bestaan en eventueel beperkt
uitbreiden of verbouwen
40. Lognoul F. 1 kan blijven bestaan, maar niet uitbreiden
Sjerk Nijssens 0 volledig illegaal
Georges Snepers ? niet in detail onderzocht; problematiek pas
zeer recentelijk bekend
bij uitbreiding zonevreemde bedrijven
6. Collings J. 0 herlokalisatie
18. Pleyers P. 2 kan blijven bestaan en eventueel beperkt
uitbreiden of verbouwen
24. Grisard bvba 1 kan blijven bestaan, maar niet uitbreiden
Voor de bedrijven Hoogsteyns
en Ddebougnoux is werd parallel
aan de opmaak van dit
structuurplanreeds een BPA in
opmaakopgemaakt naar
aanleiding van het positief
planologisch attest voor
Hoogsteyns.
ZMinstens zeven andere
bedrijven komen ook nog in
aanmerking voor opname in een
ruimtelijk uitvoeringsplan
‘zonevreemde bedrijvigheid’:
Deckers J. (3)
Hofman garden center (8)
l’Homme P. (14)
Pleyers P. (18)
Beuken B. (29)
Weerts M. (32)
Droeven W. (39).
Het bedrijf Deckers J. behoort tot
categorie 2. Gelet op de ligging
langsheen de lokale
verbindingsweg Withuisstraat en
het nauw aansluiten bij de
dorpskern van Moelingen is een
beperkte uitbreiding van de
activiteiten mogelijk. De huidige
bedrijfsactiviteiten bestaan
immers uit een koerierdienst met
enkele kleinere bestelwagens en
een auto. De invloed van een
eventuele beperkte uitbreiding
van het bedrijf, gelegen in de
lintvormige bebouwing
langsheen Withuisstraat, op de
vallei van de Berwijn is nihil. De
ontsluiting en de bereikbaarheid
dienen echter rekening te
houden met de nieuwe
kamstructuur om de kern van
Moelingen niet met bijkomend
verkeer verder te belasten. De
mogelijkheid tot beperkte
uitbreiding van het het bedrijf zal
bij de opmaak van het ruimtelijk
uitvoeringsplan verder en in
detail worden onderzocht.
Het tuinbouwbedrijf Hofman
garden center (8) behoort
eveneens tot categorie 2. Het
bedrijf kan de schaal van de
activiteiten niet verder uitbreiden
om de achterliggende biologisch
waardevolle holle weg niet
verder aan te tasten. Wel wordt
de mogelijkheid geboden een
tweede verkooppunt aan
Kerkhofstraat te realiseren,
indien voldoende garanties
worden geboden naar de
toekomstige
parkeermogelijkheden op eigen
terrein, en het bestaande
verkooppunt in het
uitbreidingsproject wordt
geïntegreerd in een kwalitatief
architecturaal concept. Beide
verkooppunten vormen aldus
één geheel. De serres dienen
landschappelijk geïntegreerd.
Het veevoederbedrijf l’Homme
P. (14) behoort ook tot categorie
2. Een beperkte uitbreiding en
verbouwingswerken in functie
van een betere organisatie van
het bedrijf is mogelijk. De
uitbreiding en verbouwing
dienen echter rekening te
houden met de
cultuurhistorische context van
het puntrelict en op een
ruimtelijk en architecturaal
verantwoorde manier te
gebeuren. De ligging in het
natuurlijk overstroombaar
valleigebied van de Voer
verdienen bijzondere aandacht.
Bij een echte schaalvergroting
wordt een herlokalisatie
noodzakelijk.
De schrijnwerkerij Pleyers P.
(18) heeft reeds de intentie in
beperkte mate uit te breiden en
beperkte verbouwingswerken
door te voeren. Het bedrijf
behoort tot categorie 2 en kan
eventueel uitbreiden op het
achterliggend perceel, gelegen
in woonaansnijdingsgebied. De
invloed van een eventuele
uitbreiding op het nieuw te
ontwikkelen
woonaansnijdingsgebied zal bij
de opmaak van het ruimtelijk
uitvoeringsplan verder en in
detail worden onderzocht. Op de
waardevolle noordelijke
Voervallei zijn de effecten van
een mogelijke uitbreiding veeleer
beperkt tot onbestaand.
Het transportbedrijf Beuken B.
(29) is gelegen in de KMO-zone
van De Planck. Omwille van de
uitstekende bereikbaarheid via
de hoofdontsluitingsweg N648
als onderdeel van de
toekomstige kamstructuur, is
een beperkte uitbreiding van de
activiteiten mogelijk. De schaal
van het bedrijf mag echter de
schaal van het gehucht De
Planck niet overschrijden en de
verkeersleefbaarheid in het
gedrang brengen. Indien een
verregaande uitbreiding van het
bedrijf gewenst is, is een
herlokalisatie naar het nieuwe
terrein voor transportbedrijven
aan E25 noodzakelijk.
De schrijnwerkerij Weerts M.
(32) behoort eveneens tot
categorie 2. Het bedrijf vormt op
dit ogenblik geen overlast naar
de omgeving. Indien het bedrijf
echter de intentie heeft tot het
verder uitbreiden van de schaal
van de activiteiten komt de
onmiddelijke leefbaarheid naar
de omgeving in het gedrang. De
schaal van de activiteiten kan
dus niet verder uitbreiden. Wel
zijn beperkte uitbreidingen en
verbouwingswerken in functie
van een optimale organisatie
van het bedrijf mogelijk.
De schrijnwerkerij Droeven W.
(39) behoort ook tot categorie 2.
Het bedrijf vormt op dit ogenblik
geen overlast naar de directe
omgeving. De schaal van de
activiteiten kan in die zin nog in
beperkte mate uitbreiden. De
uitbreiding mag thans de schaal
van het gehucht Veurs niet
overschrijden. Aandachtspunten
zijn bovendien de afwerking naar
de open ruimte en het beperken
van de impact op de omgeving.
Voor de toekomstige
ontwikkeling van de twee
bedrijven Debougnoux D. (16)
en Hoogsteyns P. (17) is reeds
naar aanleiding van een positief
planologisch attest een BPA in
opmaak (voorlopig
aanvaarddefinitief vastgesteld in
de gemeenteraad). Beide
bedrijven kunnen volgens de
voorschriften van het BPA zeer
beperkt uitbreiden indien
aangetoond wordt dat de
bestaande bebouwing optimaal
is benut. Nieuwe bebouwing
dient compact bij de bestaande
bedrijfsgebouwen te worden
gebouwd. Beide bedrijven
worden aldus niet opgenomen in
het ruimtelijk uitvoeringsplan
‘zonevreemde bedrijvigheid’.
Zes problematische of
zonevreemde bedrijven kunnen
voorlopig ter plaatse blijven
bestaan, maar kunnen niet
uitbreiden (categorie 1). Zij
worden niet in een ruimtelijk
uitvoeringsplan ‘zonevreemde
bedrijvigheid’ opgenomen. Het
betreft de volgende bedrijven:
Broers J. (9)
Haccourt (23)
Grisard bvba (24)
Hofman gebroeders (35)
Demez (36)
Lognoul W. (40).
Broers J. (9) behoort tot
categorie 1. Het bedrijf kan
voorlopig blijven bestaan.
Uitbreiden van de activiteit is
echter omwille van de overlast
naar de omgeving niet mogelijk.
Indien een uitbreiding is
gewenst, is een herlokalisatie
van het bedrijf op korte tot
middellange termijn
noodzakelijk.
Het algemene bouwbedrijf
Haccourt (23) behoort eveneens
tot categorie 1. Het bedrijf kan
voorlopig blijven bestaan, maar
de activiteiten kunnen niet
uitbreiden. De impact van het
bedrijf op de natuurlijke
omgeving is nefast voor de
biologische waarden ervan. Een
belangrijk aandachtspunt is
hierdoor de inpassing en de
afwerking naar de open ruimte.
Nieuwe activiteiten zijn na het
verdwijnen van de activiteiten
niet gewenst.
Het algemene bouwbedrijf
Grisard bvba (24), behorend tot
categorie 1, kan voorlopig blijven
bestaan. Uitbreiding van de
activiteiten is omwille van de
kwetsbare omgeving niet
gewenst. Een belangrijk
aandachtspunt is hierdoor de
inpassing en de afwerking naar
de open ruimte.
Het metaalverwerkend bedrijf
Hofman gebroeders (35),
behorend tot categorie 1, blijft op
korte termijn bestaan. De
huidige schaal van het bedrijf, en
de gerelateerde impact op de
omgeving, laat echter een
verdere uitbreiding niet toe.
Indien een uitbreiding gewenst
is, is een herlokalisatie absoluut
noodzakelijk.
De garage Demez (36),
eveneens categorie 1, kan
blijven bestaan, doch in geen
enkele zin uitbreiden. Een
eventuele uitbreiding van de
schaal van de activiteiten zou de
overlast naar de omgeving
verhogen en de leefbaarheid
sterk beperken. Indien een
uitbreiding is gewenst, is een
herlokalisatie van het bedrijf op
korte tot middellange termijn
noodzakelijk.
Het bedrijf Lognoul F. (40),
gespecialiseerd in voegwerken,
behoort tot categorie 1. Het
bedrijf kan zijn huidige
activiteiten ter plaatse
behouden, maar kan omwille
van de geïsoleerde ligging in
een uitgestrekte open ruimte niet
uitbreiden. Bijkomende aandacht
dient wel uit te gaan naar de
landschappelijke inpassing van
het gebouw. Het bedrijf wordt
aldus niet opgenomen in het
ruimtelijk uitvoeringsplan
‘zonevreemde bedrijvigheid’.
Voor negen bedrijven is vanuit
de huidige kennis herlokalisatie
ruimtelijk gezien op korte tot
zeer korte termijn (categorie 0)
de meest aangewezen piste. Zij
worden niet opgenomen in het
ruimtelijk uitvoeringsplan. Het
betreft de volgende bedrijven:
Collings J. (6)
Schyns en zoon (10)
Janssen R. (11)
Broun W. (15)
Weerts Y. (32)
Kremers X. (33)
Meyers L. (34)
Heuts (37)
Xhonneux (38).
Hetzelfde geldt ook voor het
volledig illegaal bedrijf Sjerk
Nijssen.
Het algemeen bouwbedrijf
Collings J. (6) vormt enkel een
probleem indien het bedrijf haar
activiteiten wil uitbreiden.
Collings J. wenst echter haar
activiteiten aanzienlijk uit te
breiden en heeft reeds
aangegeven te willen
herlokaliseren.
Het merendeel van de
activiteiten van garage Schyns
en zoon (10) zijn zonder
vergunning ingeplant. Bovendien
breiden de activiteiten steeds
verder uit naar de
achterliggende open ruimte en
een aantal biologisch
waardevolle elementen in de
omgeving. De opslag van
autowrakken in openlucht tast
bovendien het aangename
visuele beeld van het
cultuurhistorisch landschap sterk
aan. De activiteiten dienen op
korte termijn geherlokaliseerd.
Ook de activiteiten van
schrijnwerker Janssen R. (11)
vinden plaats zonder geldige
vergunning. De verschillende
loodsen werden illegaal
opgetrokken en dienen
geherlokaliseerd. Bovendien is
het bedrijf gelegen in het
natuurlijk overstromingsgebied
van de Voer, en overstroomde
het perceel recent.
Ook het grondverwerkend bedrijf
Broun W. (15) behoort tot
categorie 0. De activiteiten
overschrijden duidelijk de
kleinschaligheid van de
omgeving. Ook de impact op de
omgevende en landschap is erg
negatief. Het bedrijf gaf reeds
aan op korte termijn te willen
herlokaliseren.
Voor ebdrijf Georges Sneepers,
waarvan de problematiek zeer
recentelijk aan het licht kwam, is
nader onderzoek aan te bevelen.
Weerts Y. (32) is reeds van start
gegaan met de herlokalisatie
van het transportbedrijf. De
schaal van de
transportactiviteiten en de
excentrische ligging van Teuven
ten opzichte van belangrijke
hoofdwegen liggen aan de basis
van de herlokalisatiewens. De
geasfalteerde vlakte in het
agrarisch gebied dient na het
verdwijnen van de activiteiten
verwijderd.
De overige transportbedrijven
(waaronder Kremers X. (33),
Meyers L. (34), Heuts (37) en
Xhonneux (38)) dienen omwille
van de inherente
verkeersproblematiek en de
groeiende overlast van het
zwaar verkeer in de dorpskernen
geherlokaliseerd naar het
nieuwe terrein voor
transportbedrijven aan E25.
3.3.2. Structuurschets voor het lokaal bedrijventerrein te ’s-Gravenvoeren
kaart 81: structuurschets
lokaal
bedrijventerrein ’s-
Gravenvoeren
De gemeente wenst het gebied
voor lokale bedrijvigheid ten
zuiden van ’s-Gravenvoeren te
ontwikkelen. Het nieuwe lokaal
bedrijventerrein is gericht op
bewerkende en verwerkende
bedrijven, en heeft een
verzorgend karakter ten aanzien
van de omgeving en de
gemeente. In de eerste plaats
biedt het lokaal bedrijventerrein
een alternatief voor
problematische en zonevreemde
bedrijven.
De inrichting van het lokaal
bedrijventerrein is gebaseerd op
volgende principes, zoals
geïllustreerd in bijgevoegde
structuurschets:
het aansluiten van de nieuwe
bedrijfsgebouwen aan de
schaal van de omgeving
een milieutechnische, doch
massieve landschappelijk
ingepaste buffering naar de
omliggende woningen
het aanplanten van brede
streekeigen
perceelsrandbegroeiingen
als groenblauwe aders
tussen de verschillende
bedrijven, met ruimte voor de
opvang en het transport van
hemelwater naar de centrale
opvangplek
een centraal parkeerterrein
met ruimte voor gegroepeerd
parkeren (bij voorkeur onder
hoogstamfruitbomen in de
vorm van een parkeergaard)
en de opvang en infiltratie
van hemelwater, omsloten
door een centrale rondgang
die verkeersveilig aansluit op
Weg op Dalhem en Weg op
Berneau.
3.3.3. Voormalige douanezone als logistiek terrein voor transportbedrijven
De gemeente wenst de
voormalige douanezone aan
E25 in te richten als logistiek
terrein voor de herlokalisatie van
de transportbedrijven uit de
gemeente. De aanwezige
infrastructuur is echter niet
afgestemd op deze nieuwe
functie en activiteit. Bovendien
fungeert de douanezone,
gelegen in het op- en
afrittencomplex als poort tot
Voeren. Een kwalitatieve
inrichting, enerzijds vanuit het
oogpunt van het functioneren
van de toekomstige bedrijven,
anderzijds vanuit de
poortfunctie, is noodzakelijk.
Ontwerpmatig onderzoek zal,
aan de hand van vooropgestelde
basisdoelstellingen en
uitgangspunten, de kwaliteiten,
potenties en mogelijkheden van
de plek aftoetsen.
Basisdoelstellingen zijn:
een garantie voor een
optimale bereikbaarheid
een logische en heldere
inrichting
een maximale benutting van
de beschikbare oppervlakte
een kwalitatieve
landschappelijke integratie
enz.
Aan de hand van de resultaten
van het ontwerpmatig onderzoek
treedt de gemeente in overleg
met de administratie wegen en
verkeer, eigenaar van de site.
Het overleg zal leiden tot het
destilleren van nieuwe
doelstellingen en een uitgebreid
programma van eisen waaraan
het uiteindelijke ontwerp zal
voldoen. Bijzondere aandacht
gaat uit naar de landschappelijke
integratie van dit nieuwe
landschapselement.
3.3.4. Ontwikkelingsperspectieven en verbredingsmogelijkheden voor de landbouw
De landbouw primeert en krijgt
alle mogelijkheden om op een
duurzame en ruimtelijk
verantwoorde manier beheerder
te blijven van de open ruimte en
het aantrekkelijke Voerense
landschap. De Vlaamse
overheid heeft immers alle
agrarische gebieden op het
gewestplan herbevestigd en
benadrukt het belang van een
leefbare en duurzame landbouw 47. De gemeente Voeren speelt
daarom in op de mogelijkheden
die worden geboden in het
ruimtelijk structuurplan provincie
Limburg 48 om zo veel mogelijk
flexibele en vitale vormen van
gebruik en inrichting van de
open ruimte mogelijk te maken.
Zij worden niet opgelegd, wel
gestimuleerd.
47 Omzendbrief RO/2005/01, betreffende de beleidsmatige herbevestiging van de gewestplannen in het kader van de afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur in uitvoering van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen.
48 Provincie Limburg, ruimtelijk structuurplan provincie Limburg, 2003, p. 220.
Afhankelijk van het thema,
natuur en landschap, toerisme,
lokale economie worden de
verbredingsmogelijkheden
gediversifieerd.
Natuur- en landschapsbeheer
In gebieden waar vele
elementen van de ruimtelijk-
natuurklijke structuur en vele
kleine landschapselementen
voorkomen, kunnen
landbouwers hun activiteiten
verbreden door een rol op te
nemen in het natuur-, bos- en
landschapsbeheer. Het beheer
is onder andere gericht op het
instandhouden van specifieke
biotopen, het landschappelijk
afwerken van dorpsranden enz.
Het betreft in eerste instantie de
agrarische gebieden gelegen in
habitatrichtlijngebied en de
agrarische gebieden aansluitend
bij de dorpskernen zoals
aangeduid in de gewenste
ruimtelijke structuur voor de zes
dorpskernen. In deze gebieden
kan de gemeente het beheer
van de open ruimte stimuleren
en reguleren door middel van
premies, subsidies en
verordeningen. Bermen, holle
wegen, perceelsranden,
boomgaarden en dergelijke
kunnen er door de landbouw
worden beheerd.
Biologische landbouw
Biologische landbouw biedt
vanuit haar ideologie
mogelijkheden tot een milieu- en
natuurvriendelijke teeltmethode,
en sluit daarom nauw aan bij de
mogelijkheden voor natuur- en
landschapsbeheer. De
biologische teelten dienen echter
afgestemd op de
instandhoudingsdoelstellingen
van het natuurbeheer.
Hoevetoerisme
De ruimtelijke invloed van het
hoevetoerisme op de omgeving
moet beperkt blijven en worden
afgestemd op de schaal van de
omgeving. De
verbredingsmogelijkheden
inzake hoevetoerisme worden
nader uitgewerkt in de gewenste
ruimtelijk-toeristische structuur.
Thuisverwerking en thuisverkoop
Het ruimtelijk structuurplan
provincie Limburg stelt dat de
landbouw een bijdrage kan
leveren tot het versterken van
het lokaal aanbod door de
verkoop van agrarische
produkten. Dit geldt voornamelijk
in regio’s waar de leefbaarheid
van kleinere kernen, waaronder
de Voerense kernen, in het
gedrang komt. De verkoop
beperkt zich evenwel tot afzet
van de eigen produktie en kan
niet worden uitgebreid met
andere vormen van detailhandel.
Wel kunnen mogelijkheden tot
samenwerking met de lokale
horeca worden gestimuleerd.
3.4. Acties en maatregelen
Mogelijke maatregelen en acties
zijn:
het afwerken van het BPA
voor de ontwikkeling van het
lokaal bedrijventerrein te ’s-
Gravenvoeren of het
eventueel omzetten van het
BPA in een ruimtelijk
uitvoeringsplan
het opmaken van een
ruimtelijk uitvoeringsplan
voor de zonevreemde
bedrijven
het herbestemmen van de
niet te ontwikkelen KMO- en
industriegebieden te
Moelingen
via ontwerpmatig onderzoek
het ontdekken van de
potenties van de voormalige
douanezone in functie van
het nieuw logistiek terrein
voor transportbedrijven
het gedetailleerd
onderzoeken van de
leefbaarheid van de
Voerense landbouwbedrijven
met het oog op het behoud
van de economisch
rendabele
landbouwbedrijven en het
inschatten van de effecten
van agrarische
schaalvergroting
het uitwerken van een
subsidieregeling voor
verbrede
landbouwactiviteiten in
functie van natuur, landbouw
en recreatie
het sluiten van
beheersovereenkomsten
tussen gemeente en
landbouwers in functie van
verbrede
landbouwactiviteiten.
4. Gewenste ruimtelijk-toeristische structuur
4.1. Beleidsdoelstellingen
Het ruimtelijk structuurplan
Vlaanderen en het ruimtelijk
structuurplan provincie Limburg
stellen dat grootschalige
toeristische voorzieningen in
Voeren niet gewenst zijn. Er
wordt wel gestreefd naar
kwaliteitsvolle vormen van
medegebruik voor toeristische
activiteiten van infrastructuren
die voor een andere functie zijn
uitgebouwd of door andere
functies worden benut. Dit
recreatief en toeristisch
medegebruik kan in principe
overal. De intensiteit ervan wordt
echter afgestemd op de noden,
mogelijkheden en draagkracht
van het gebied. Het recreatief
medegebruik moet de kwetsbare
gebieden immers ontzien 49.
De gemeente verfijnt de visies
van de andere overheden en
stelt een duurzaam toerisme
voorop. De gemeente Voeren
zoekt naar een verantwoord
evenwicht in de relatie tussen
economische, ecologische,
ruimtelijke en socio-culturele
aspecten. Win-win situaties
worden aangegrepen als
potenties om het bestaand mooi
landschap en aantrekkelijk
patrimonium te behouden, te
beschermen en te versterken.
Hoewel de agrarische sector ook
in de toekomst in de open ruimte
zal primeren en er ruime
ontwikkelingsmogelijkheden voor
worden geschetst, kan volgens
de gemeente het toerisme in
Voeren een belangrijke rol
spelen in de lokale economie.
Het inzetten op een verantwoord
toerisme zal zorgen voor de
nodige economische return naar
de lokale economie en de
leefbaarheid van Voeren, in alle
opzichten, ook in de toekomst
garanderen.
49 Provincie Limburg, ruimtelijk structuurplan provincie Limburg, 2003, p. 224.
De voornaamste
beleidsdoelstellingen bij het
uitwerken van de gewenste
ruimtelijk-toeristische structuur
zijn:
het spreiden van toeristische
activiteiten in tijd en ruimte
het beklemtonen van
verblijfstoerisme als sector
met de meeste economische
return en motor voor de
lokale economie
het stimuleren van
toeristische activiteiten met
respect voor het landelijk
karakter en ter versterking
van de natuurlijke en
landschappelijke waarden
van het gebied, zoals
wandelen, fietsen, wellness,
gastronomie, natuur- en
landschapsbeleving enz.
het weren van
hoogdynamische,
publieksaantrekkende,
intensieve en grootschalige
vormen van toerisme, zoals
gemotoriseerde
sportmanifestaties op het
openbaar domein,
pretparken, actionparks,
golfterreinen, hotelketens,
bungalowparken, quadroutes
het bieden van een
waardevol landschappelijk
kader voor het ontwikkelen
van laagdynamische
toeristische activiteiten voor
een ruime regio
het streven naar een
grondige
kwaliteitsverbetering om
vervlakking, banalisering en
terugloop van het toeristisch
aanbod en het landschap
tegen te gaan
het bepalen van
ontwikkelingsperspectieven
voor plattelands- en
hoevetoerisme.
4.2. Elementen van de gewenste ruimtelijk-toeristische structuur
kaart 82: gewenste
ruimtelijk-
toeristische
infrastructuur
Vanuit een kwalitatieve
benadering zijn volgende
gebieden en elementen
structuurbepalend voor de
gewenste ruimtelijk-toeristische
structuur.
Cultuurhistorisch waardevolle landschappen
Het glooiend traditioneel
landbouwlandschap van Voeren
wordt uitgespeeld als
belangrijkste toeristische
trekpleister. De gevarieerde
landschapsbeelden van bossen,
weilanden, valleien en
akkerplateaus bepalen in sterke
mate de identiteit van de
Voerstreek. De gemeente tracht
door de waardevolle
landschapskarakteristieken te
bewaren, en waar mogelijk te
herstellen, de toeristische
potenties van het landschap uit
te baten en een economische
betekenis te geven. Via een uit
te werken ‘visitor pay back’-
systeem dragen de bezoekers
van de gemeente financieel bij
tot het onderhoud en beheer van
het waardevolle landschap.
Bestaande landschappelijk
waardevolle elementen zijn te
behouden of krijgen een (betere)
bescherming.
Aantrekkelijke dorpskernen en gehuchten
De dorpskernen vormen
elementen van de ruimtelijk-
toeristische structuur, in die zin
dat zij in de huidige situatie
belangrijke concentraties
vormen van
verblijfsaccommodaties en
andere toeristische activiteiten.
Deze kunnen behouden blijven.
Nieuwe verblijfsaccommodaties
worden echter niet gestimuleerd.
Voornamelijk de woonfunctie zal
in de toekomst primeren in de
kernen en gehuchten. Op
toeristisch vlak zullen de kernen
een minder dominante rol
spelen.
Het traditioneel
nederzettingspatroon en de
architecturale kwaliteiten van het
aanwezig bebouwd erfgoed
dienen onvoorwaardelijk
bewaard, om ook in de toekomst
het aantrekkelijk beeld van de
dorpen te bestendigen. Het
openbaar domein wordt op een
kwalitatieve en geïntegreerde
manier aangepakt.
Cultuurhistorisch bebouwd erfgoed
Belangrijk element van de
ruimtelijk-toeristische structuur
vormt het cultuurhistorisch
erfgoed. De gemeente
respecteert dit erfgoed en tracht
waar mogelijk door aangepaste
bestemming en inrichting het
behoud ervan te verzekeren. In
de kernen behoudt het
cultuurhistorisch bebouwd
erfgoed zijn woonfunctie of wordt
het waar mogelijk omgevormd
tot woningen. Verblijfstoerisme is
slechts in beperkte en
welbepaalde mate mogelijk.
Belangijk aandachtspunt is
immers dat de gemeente streeft
het permanent wonen in de
kernen te stimuleren. Het
voorzien van logies in functie
van het behoud van het
cultuurhistorisch erfgoed is
mogelijk in de open ruimte
(kastelen, hoeven) en kan een
zinvolle invulling van dit
patrimonium betekenen.
Campings en andere toeristische infrastructuren, landschappelijk ingepast
Beide bestaande campings,
Bergzicht te Teuven en
Haciënda te Remersdaal, blijven
behouden, maar kunnen in
oppervlakte of in het aantal
aangeboden kampeerplaatsen
niet uitbreiden buiten de
geëigende bestemmingszones.
Capaciteitsuitbreidingen zijn
slechts mogelijk na het opmaken
van een masterplan waarin de
aanvrager aangeeft op welke
wijze de uitbreidingsplannen
bijdragen tot een kwalitieve
opwaardering van de site, hoe
de camping landschappelijk
wordt ingepast (bijvoorbeeld
door middel van
hoogstamboomgaarden,
inheemse buffers en
groenstroken), hoe het eco-label
wordt vorm gegeven of
gerealiseerd enz. Uitbreidingen
van de campings voor de
realisatie van bijkomende
bungalows of andere vaste
inrichtingen die als tweede
verblijf gebruikt kunnen worden
zijn geenszins wenselijk.
Nieuwe traditionele campings
zijn niet gewenst. Wel is er
ruimte voor enkele duurzame
kampeerboerderijen om aan de
stijgende vraag van
kortkampeerders te voldoen.
Omwille van de beperkte
ruimtelijke impact worden enkel
tenten toegelaten. Ook
kampeerboerderijen zijn met
boomgaarden, inheemse buffers
en groenstroken kwalitatief
geïntegreerd in het landschap en
takken aan op bij voorkeur
verschillende toeristische (fiets-
en wandel)routes. De gemeente
zoekt intensief naar geschikte
lokaties. Het recreatiegebied in
Moelingen langs de molen komt
hier prioritair voor in aanmerking.
De bestaande natuur- en
landschapswaarden van het
gebied dienen daarbij
gevrijwaard. Ook de
waterhuishouding vormt een
specifiek aandachtspunt bij de
herinrichting van het gebied. Het
behoud van het cultuurhistorisch
bebouwd erfgoed wordt
nagestreefd door middel van een
aangepaste herbestemming.
Ook bij andere recreatieve en
toeristische infrastruren, zoals
de visvijver in het gehucht Berg,
vergt de landschappelijke
inpassing steeds bijzondere
aandacht.
Netwerk van toeristische routes
De gemeente erkent het belang
van een gebiedsdekkend net
van fiets- en wandelpaden die
het Voerens landschap ontsluit
voor zachte weggebruikers. Het
netwerk verbindt de
verschillende dorpskernen met
de voornaamste
bezienswaardigheden op vlak
van natuur, landschap,
cultuurhistorisch erfgoed enz.
4.3. Uitwerkingen
4.3.1. Hotels
Het oprichten van nieuwe hotels,
door renovatie van
cultuurhistorisch bebouwd
erfgoed of door nieuwbouw,
wordt geenszins gestimuleerd in
de kernen. Bijkomende
hotelfaciliteiten zullen naar alle
waarschijnlijkheid de druk op de
kernen inzake leefbaarheid,
verdringing van het eigen
wonen, parkeeroverlast enz.
verhogen. De nieuwe invulling
voor het erfgoed richt zich in de
kernen voornamelijk op het
permanent wonen.
Nieuwbouwhotels in de
dorpskernen zijn uitgesloten. De
bestaande hotels kunnen hun
activiteiten beperkt uitbreiden,
mits een verantwoorde
stedenbouwkundige,
landschappelijke en
architecturale visie op het gehele
hotelcomplex. Elk bestaand
hotel in de kernen mag
maximaal 30 kamers aanbieden.
Hotels worden verplicht
voldoende parkeerplaatsen op
eigen terrein te voorzien zonder
dat deze infrastructuur een
aantasting van het dorpsweefsel
of het landschap betekent.
Om de ruimtelijke spreiding van
de toeristische activiteiten te
vergroten en de druk op de
kernen te beperken kan
cultuurhistorisch bebouwd
erfgoed buiten de kernen,
voornamelijk kastelen in de open
ruimte, worden omgevormd tot
nieuwe hotels. Het aantal
aangeboden kamers in nieuwe
hotels is afhankelijk van de
grootte van het cultuurhistorisch
bebouwd erfgoed. Uitbreidingen
van de cultuurhistorisch
waardevolle
gebouwencomplexen zijn slechts
zeer beperkt toegestaan. Het
behoud en hergebruik van het
waardevol patrimonium staat
voorop. Het parkeren gebeurt
eveneens op eigen terrein,
kwalitatief ingepast in het
landschap en de nabije
omgeving. Nieuwbouwhotels zijn
ook in de open ruimte niet
toegestaan, om de renovatie van
het waardevol erfgoed te
stimuleren.
4.3.2. Feestzalen
De verschillende feestzalen in
de kernen veroorzaken heel wat
overlast voor de buurt (lawaai,
parkeren enz.). Bovendien past
het profiel van een feestzaal niet
binnen de gewenste
kwaliteitsverhoging op vlak van
toerisme. Nieuwe feestzalen of
de omvorming van bestaande
(parochiale) ontmoetingsruimten
tot feestzaal, al dan niet binnen
of buiten de dorpskernen, zijn
niet gewenst. De bestaande
feestzalen worden verplicht
voldoende parkeerplaatsen
landschappelijk ingepast op
eigen terrein of in de directe
omgeving te voorzien. Dit is
mogelijk door overeenkomsten
af te sluiten met de lokale
overheid als het gaat over haar
terreinen.
4.3.3. Plattelands- en hoevetoerisme
Voor de ontwikkeling van
plattelandstoerisme moeten een
aantal principes van
kwaliteitsbewaking worden
vooropgesteld. Enkele
voorbeelden hiervan zijn 50:
een integraal
(plattelands)beleid voor de
hele gemeente
het behoud van de
authenticiteit van gebouwen
en landschappen
50 Vlaamse raad voor het toerisme, hoeve- en plattelandstoerisme in Vlaanderen, 1999.
aandacht voor duurzaamheid
een kwalitatief toeristisch
onthaal
partnerships tussen de
aanbieders van toeristische
accommodaties en de lokale
bevolking.
De herbestemming van het
agrarisch bouwkundig erfgoed
naar een eigentijdse
bestemming kan onder bepaalde
voorwaarden bijdragen tot het
behoud van de culturele
identiteit enerzijds en
economische draagkracht van
landelijke gebieden anderzijds.
Het plattelandstoerisme mag in
die zin niet leiden tot een
overdreven commercialisering
van de open ruimte, maar hoort
thuis binnen de principes van de
verbrede landbouw. De
ontwikkeling van
plattelandstoerisme is in de
eerste plaats gericht op het
verbeteren van de leefbaarheid
in de dorpskernen en het
behouden van de landbouw als
beheerder van de waardevolle
open ruimte.
De aantrekkingskracht van de
omgeving wordt mede
geconditioneerd door de
aanwezigheid van diverse
ondersteunende voorzieningen.
Hoogwaardige natuur en cultuur
vormen de basis voor het
ontwikkelen van het
plattelandstoerisme in Voeren.
Steeds meer mensen zullen het
groen en het landschappelijk
waardevol karakter ontdekken
en weten te waarderen. Vooral
in de uitgestrekte open ruimten,
de groene valleien en de daarbij
aansluitende bossen is een
verdere toename van een
veeleer passieve toeristische
druk te verwachten. De
draagkracht van natuur en
landschap vormt het
belangrijkste criterium voor de
afweging van deze activiteiten.
4.3.4. Eco-kamperen
Een thematisch concept,
geprojecteerd op alle vormen
van kamperen, kan Voeren in de
toekomst onderscheiden van de
rest van Vlaanderen. Voeren
profileert zich als gemeente met
unieke en zeer hoge natuur- en
landschapswaarden. De
kampeerverblijven en bezoekers
worden ingeschakeld in deze
eco-visie.
Eco-campings
Beide campings, Bergzicht en
Haciënda, worden verplicht een
lange termijn visie uit te werken
in een masterplan. Het
masterplan geeft aan hoe het
thema eco-kamperen verder
wordt uitgewerkt. Inhoudelijk
worden voorstellen gedaan over
duurzaamheid, de integratie van
de camping in het landschap, de
sensibilisering van de
campingbezoeker, het gebruik
van duurzame en streekeigen
materialen, de verkoop van
streekproducten in de
campingwinkel enz. De bouw
van bijkomende constructies die
als tweede verblijf gebruikt
kunnen worden, past niet binnen
dit thema.
Jeugdkampeerplaatsen
Vermits het occasionele
kampeerplaatsen betreft zonder
enige vorm van permanente
infrastructuur, is de ruimtelijke
impact van dergelijke activiteiten
veeleer beperkt. Het oprichten
van infrastructuren, douches,
toiletten, keuken enz. in functie
van het aantrekken van
kampeerders is niet toegelaten.
De jeugdkampeerplaatsen
heroriënteren zich binnen het
eco-thema. De
jeugdbewegingen worden
gestimuleerd vanuit een
ecologische invalshoek in
Voeren te kamperen. Zij kunnen
in workshops en doe-dagen
actief deelnemen aan
landschapsbouw en het
onderhoud van kleine
landschapselementen.
Kamperen op de boerderij
Om een antwoord te bieden op
de vraag naar meer ruimte voor
kortkampeerders wenst de
gemeente het kamperen op de
boerderij te promoten bij
landbouwers en toeristen.
Omwille van de ruimtelijke
impact ligt de klemtoon veeleer
op tenten dan op caravans en
kampeerauto’s Daarnaast wil de
gemeente de mogelijkheden
onderzoeken om bestaande
landbouwbedrijven om te
vormen tot ‘voltijdse’
kampeerboerderij. Dergelijke
duurzame kampeerboerderij is
voorzien van het nodige comfort
en landschappelijk geïntegreerd
met boomgaarden, hagen enz.
De gemeente gaat voor dit
pilootproject actief op zoek naar
een mogelijke partner.
4.4. Acties en maatregelen
Mogelijke maatregelen en acties
zijn:
het uitwerken van een
parkeerverordening, in het
bijzonder voor
verblijfsaccommodaties en
feestzalen, met aanvullend
reglement met betrekking tot
de compensatoire
vergoeding voor het geval de
nodige parkeerplaatsen niet
op eigen terrein kunnen
worden gerealiseerd; deze
wordt door de gemeente
ondermeer aangewend voor
de realisatie van
randparkeerterreinen
het uitwerken van een visitor
pay back systeem in overleg
met het gewestelijk VVV-
kantoor ‘De Voerstreek’ en
het regionaal landschap
Haspengouw en Voeren,
zodat aan elke bezoeker van
de gemeente een financiële
bijdrage wordt aangerekend
voor het beheer van het
aantrekkelijke landschap
het zoeken naar een partner
voor de ontwikkeling van een
duurzame kampeerboerderij
het opmaken van een
ruimtelijk uitvoeringsplan
voor de recreatiegebieden:
recreatiegebied
Moelingen: hergebruik en
herwaardering van
cultuurhistorisch
waardevolle gebouwen
en mogelijkheid tot
realisatie van kwalitatieve
eco-kampeerboerderij
met behoud van de
natuur- en
landschapswaarden en
aandacht voor de
waterhuishouding in deze
omgeving
bestaande campings
Bergzicht en Hacienda:
bevorderen van
kamperen in tenten en
kampeerauto’s en
ontmoedigen/verbieden
van
kamperen/tweedeverblijv
en in bungalows
recreatiegebied Berg:
landschappelijke
inpassing en extensieve
vissport (geen
intensivering).
5. Gewenste ruimtelijke verkeers- en vervoersstructuur
5.1. Beleidsdoelstellingen
Doelstellingen bij de uitwerking
van de gewenste verkeers- en
vervoersstructuur zijn het
verhogen van de
verkeersleefbaarheid in de
kernen en het selectief
waarborgen van de
bereikbaarheid rekening
houdend met de bestaande
infrastructuur door:
het uitwerken van een
hiërarchie in de
wegenstructuur
het nader uitwerken van de
nieuwe kamstructuur
het aanwijzen van prioritair
her aan te leggen
aantrekkelijke pleinen in de
dorpskernen
het zoeken naar lokaties voor
randparkings voor de opvang
van vrachtverkeer,
langparkeerders en toeristen
het aangeven van
belangrijke dragers van een
netwerk voor fietsverkeer.
5.2. Elementen van de gewenste ruimtelijke verkeers- en vervoersstructuur
kaart 83: gewenste
ruimtelijke
verkeers- en
vervoersstructuur
Aan de basis voor de gewenste
ruimtelijke verkeers- en
vervoersstructuur ligt het nieuwe
kamconcept.
Voor een aantal relevante
verplaatsingen werd nagegaan
in welke mate het kamtraject de
af te leggen afstand en de
reistijd beïnvloedt. De verschillen
in af te leggen afstand en reistijd
blijken gering. Het alternatieve
traject betekent voor de
verplaatsing naar Sint-Martens-
Voeren de grootste omweg, een
omweg die echter beperkt blijft
tot een verschil van minder dan
4 km in afstand en 6 minuten in
tijd. Voor de verplaatsing naar ’s-
Gravenvoeren en Remersdaal is
het alternatieve traject zelfs
korter in afstand en reistijd.
tabel 38: invloed
kamconcept op
afstand en reistijd
verplaatsing huidige route
km min.
Hasselt - Moelingen 53,0
Hasselt - ’s-Gravenvoeren 57,6
Hasselt - Sint-Martens-V. 60,4
Hasselt - Remersdaal 67,0
Hasselt - Teuven 66,5
Volgende gebieden en
elementen zijn
structuurbepalend voor de
gewenste ruimtelijke verkeers-
en vervoersstructuur.
Hoofdweg E25
De hoofdwegen, waaronder E25,
vormen als geheel de dragers
voor het verkeer over langere
afstand. Omwille van de
relatieve veiligheid en de relatief
grote ruimtelijke draagkracht
wordt de verkeerskwaliteit van
het hoofdwegennet hoger
gehouden dan bijvoorbeeld de
primaire en secundaire wegen.
De afwenteling van
verkeersintensiteit naar wegen
van een lagere orde wordt
hierdoor vermeden.
Via het op- en afrittencomplex,
gelegen op het grondgebied van
de gemeente, is Voeren
rechtsreeks gekoppeld aan het
internationale wegennet.
Hoofdontsluitingswegen N608, N627 en N648: lokale wegen met een bovenlokale rol
De bestaande door de gemeente
als hoofdontsluitingswegen
aangeduide wegen N608, N627
en N648 zijn door de
bovenlokale overheden niet
geselecteerd als bovenlokale
wegen, vermoedelijk omwille van
hun ligging nabij de
gewestgrens. Toch kunnen zij
deze rol goed waarmaken,
aangezien zij de rug van de
nieuwe kamstructuur vormen.
Deze wegen hebben en
behouden ook in de toekomst
best als hoofdfunctie het
verbinden en verzamelen op
bovenlokaal niveau en als
aanvullende functie het lokaal
toegang geven. Zij zijn daarmee
vooral van belang voor het
ontsluiten van gebieden naar de
hoofdwegen en de primaire
wegen, en als verbindingsweg
op regionaal (provinciaal)
niveau. Zij moeten tegelijkertijd
51 Verhouding tussen de af te leggen afstanden of reistijden in beide routes. Een omrijfactor kleiner dan 1 betekent dat de alternatieve route een kleinere afstand of reistijd met zich meebrengt dan de huidige traditionele route.
een vlotte doorstroming en een
goede bereikbaarheid
garanderen. Deze wegen
moeten worden ingericht
rekening houdend met de
leefbaarheid en de
verkeersveiligheid. Bij
conflictsituaties wegen de
belangen van de leefbaarheid
zwaarder door dan die van de
bereikbaarheid. De uitvoering is
in het algemeen die van een
weg met een gemengde
verkeersafwikkeling met
doortochtenconcept binnen de
bebouwde kom. Buiten de
bebouwde kom gaat de
inrichting uit van een gescheiden
verkeersafwikkeling.
De gemeente suggereert aan de
bovenlokale overheden,
meerbepaald het Waals
Gewest/provincie Luik en de
provincie Limburg volgende
infrastructuren te selecteren
omwille van hun bovenlokaal
belang:
N608 in oost-westelijke
richting, langsheen de
zuidelijke gemeentegrens
N627 in noord-zuidelijke
richting tussen Moelingen en
’s-Gravenvoeren
N648 in noord-zuidelijke
richting, maar meer naar het
oosten, tussen de vallei van
de Veurs en de vallei van de
Gulp.
Te realiseren shortcut op N608 langsheen de spoorlijn
Om het functioneren van de rug
(N608) van de kamstructuur te
optimaliseren, zou in Berneau
een shortcut kunnen worden
gerealiseerd langsheen de
goederenspoorlijn. Het verdere
verloop van N608 zou op deze
manier alvast meer herkenbaar
zijn.
Lokale verbindingswegen
De lokale verbindingswegen
vormen de tanden van de
kamstructuur en verbinden
hierdoor de kernen met de
secundaire wegen. De
verbindingsfunctie vraagt een
hoge kwaliteit van
verkeersafwikkeling. Maar daar
het gewenst gebruik van de weg
beperkt is tot lokaal verkeer en
korte afstand, mag de
afwikkelingskwaliteit ook niet te
attractief zijn. Bovendien heeft
de weg meestal nog een
verblijfsfunctie en de
verkeersveiligheid en de
verkeersleefbaarheid gaan
boven de afwikkelingskwaliteit.
De volgende infrastructuren zijn
geselecteerd als lokale
verbindingswegen:
de aantakkingen van op
N627 naar Moelingen en ’s-
Gravenvoeren
de aantakking van op N608
naar Sint-Pieters-Voeren
(doortocht) en Sint-Martens-
Voeren
de aantakkingen van op
N648 naar Remersdaal en
Teuven
de aantakkingen op het op-
en afrittencomplex van de
autosnelweg te Moelingen.
Lokale verzamelwegen
Hoofdfunctie van een lokale
verzamelweg is ‘verzamelen’
c.q. ‘ontsluiten’ op het lokale
niveau. Deze ontsluitingsfunctie
omvat het verzamelen van het
uitgaand verkeer naar een weg
van hogere orde en de verdeling
van het ingaand verkeer in het
gebied. De weg heeft slechts in
tweede instantie een
verbindende functie. De
ontsluitingsfunctie primeert op
deze weg. Het ‘toegang geven’
tot aanpalende functies neemt
ook een belangrijke plaats in.
De volgende infrastructuren zijn
geselecteerd als lokale
verzamelwegen:
de doortochten in de
dorpskernen
de verbindingen tussen
nabijgelegen dorpskernen en
gehuchten (Teuven -
Remersdaal, De Planck -
Sint-Pieters-Voeren, ’s-
Gravenvoeren - Sint-
Martens-Voeren enz.).
Lokale ontsluitingswegen
De overige woonstraten worden
beschouwd als lokale
ontsluitingswegen.
Poorten
Ter hoogte van de toegangen
van de kernen accentueren
poorten het begin en einde de
doortocht. Hierdoor wordt aan de
weggebruikers een signaal
gegeven dat vanaf deze punten
een ander verkeersgedrag van
hen wordt verwacht. Behalve
een aangepaste snelheid
worden de automobilisten ook
gestimuleerd om hun
attentieniveau te verhogen daar
in de kernen veel
voetgangersbewegingen te
verwachten zijn.
De poorten bevatten opvallende
elementen, maar de inrichting
moet inspelen op de lokale
ruimtelijke context.
Randparkings
De situering van de
randparkings hangt nauw samen
met de nederzettingsstructuur.
De aanleg van randparkings
verhoogt de
verkeersleefbaarheid in de
kernen. Hierdoor kunnen de
parkeerplaatsen in de dorpen
worden voorbehouden voor de
bewoners of wordt een
herwaardering van het openbaar
domein mogelijk.
Randparkings maken het stallen
van toeristische bussen of
wagens mogelijk en hebben
tevens een functie als stalplaats
voor vrachtwagens van
bewoners. Volgende lokaties
komen in aanmerking voor de
aanleg van randparkings:
in Boomstraat te ’s-
Gravenvoeren, waar de
randparking tevens kan
worden gebruikt door onder
andere de muziekschool
in Bijssttraat te Moelingen,
waar een randparking kan
worden gebruikt door
bezoekers van de nieuwe
begraafplaats en de
voetbalvelden, en door
dagjestoeristen
in Sint-Martens-Voeren, op
de hoek van Knap en
Veurserveld langsheen het
spoorwegviaduct
in Teuven, waar een
onderbenut parkeerterrein
van een transportbedrijf
gelegen is.
Aangezien het toeristisch
verkeer niet continue aanwezig
is, moet de inrichting van deze
parkings een polyvalent gebruik
toelaten. Buiten de pieken in het
toeristisch seizoen, kunnen deze
parkings voor bijvoorbeeld lokale
evenementen worden gebruikt.
Pleinen in de dorpskernen
De specifieke inrichting van het
openbaar domein maakt de
verblijfsgebieden voor de
weggebruiker herkenbaar.
Verkeersremmende maatregelen
hangen hiermee samen. Er
wordt een onderscheid gemaakt
tussen de matige verblijfsfunctie
in de doortochten en de sterke
verblijfsfunctie rond de (her aan
te leggen) pleinen. De toegang
tot de verblijfsgebieden zijn
afgebakend door de aanleg van
poorten langsheen de lokale
verbindingswegen.
Goederenspoorlijn
De goederenspoorlijn doorsnijdt
Voeren van oost naar west.
Hoewel het systeem van de
spoorlijn los staat van de
gemeente, blijft hij een
opvallende structuur.
Netwerk voor fietsverkeer
Door de vermindering van
doorgaand verkeer op de weg
tussen ’s-Gravenvoeren en Sint-
Martens-Voeren, en op de weg
tussen Teuven en Remersdaal
worden deze wegen, beide
parallel aan een rivierbedding,
respectievelijk de Voer en de
Gulp, en daarom vrij vlak in het
heuvelige landschap
aantrekkelijker als functionele
fietsroutes.
De holle wegen ten zuiden van
en evenwijdig aan ’s-
Gravenvoeren vormen plaatselijk
een aantrekkelijk initiatief voor
de hoofdstraat in de dorpskern
Onderdorp - Dokter J.
Goffinstraat.
5.3. Uitwerkingen
5.3.1. Parkeren
Om een antwoord te bieden op
de huidige toeristische
parkeerdruk en het verdwijnen
van een aantal parkeerplaatsen
door de kwalitatieve herinrichting
van het openbaar domein in de
kern van ’s-Gravenvoeren, wil de
gemeente in eerste instantie een
nieuw parkeerterrein inrichten
aan de rand van de kern 52. Op
langere termijn wenst de
gemeente ook in de andere
kernen een randparking te
realiseren om de toeristische
parkeerdruk op te vangen. Deze
realisatie gaat steeds gepaard
met een grondige heraanleg van
het openbaar domein en tracht
het beeld van de dorpskernen
vanuit de open ruimte zo min
mogelijk te verstoren. Een
landschappelijke inpassing van
de nieuwe randparkings is aldus
noodzakelijk.
Bij de herinrichting van het
kerkplein van ’s-Gravenvoeren
zal de gemeente de voorziene
parkeerplaatsen inschakelen in
het systeem van kortparkeren.
De urenlange ingebruikname
van de parkeerplaatsen door
dagtoeristen wordt aldus
vermeden.
De gemeente zal op basis van
een nieuw op te stellen
parkeerverordening elke
aanvraag voor een
stedenbouwkundige vergunning
verplichten om voldoende
parkeerplaatsen op eigen terrein
aan te leggen, landschappelijk
geïntegreerd in de omgeving, of
een compensatoire vergoeding
te betalen. Bovendien worden
alle verkeersaantrekkende
functies, bij een aanvraag voor
een stedenbouwkundige
vergunning, verplicht de
mobiliteitseffecten in beeld te
brengen, zo nodig via de
opstelling van een
mobiliteitseffectenrapport.
Hoofdzakelijk het
parkeeronderzoek en de
aangereikte parkeeroplossingen
worden daarbij in detail bekeken.
5.4. Mogelijke maatregelen en acties
Mogelijke maatregelen en acties
zijn:
het aanpassen van
signalisatie en
bewegwijzering in functie van
de gewenste
ontsluitingsstructuur, met
name het kamconcept, en dit
in nauw overleg met de
buurgemeenten, de Vlaamse
en Waalse overheid
het opmaken van
stedenbouwkundige
ontwerpen voor het
openbaar domein in de
verschillende kernen
het inrichtten van de poorten
en poortzones tot de kernen
het opmaken van een
gemeentelijke
parkeerverordening waaraan
elke nieuwe
stedenbouwkundige
vergunning onderhevig is
het realiseren van
randparkings
het verhogen van de
verkeersveiligheid met
prioriteit voor de
schoolomgevingen.
52 De parkeerbalans voor de kern van ’s-Gravenvoeren voorziet een toekomstige behoefte van 192 bijkomende parkeerplaatsen.
6. Gewenste landschappelijke structuur
6.1. Beleidsdoelstellingen
De voornaamste
beleidsdoelstellingen bij het
uitwerken van de gewenste
landschappelijke structuur zijn:
het tegengaan van de
verdere versnippering en
banalisering van het
landschap als
identiteitsdrager
het verhogen van de
landschappelijke
herkenbaarheid en
oriënteerbaarheid
het aanwijzen van plaatsen
waar het netwerk van kleine
landschapselementen ter
versterking van de eigenheid
van het landschap
het vrijwaren van
landschappelijk waardevolle
gebieden door de afbakening
van bouwvrije agrarische
gebieden.
6.2. Elementen van de gewenste landschappelijke structuur
kaart 84: gewenste
landschappelijke
structuur
Volgende elementen zijn
structuurbepalend voor de
gewenste landschappelijke
structuur.
Gecompartimenteerd waardevol landschap met hoge cultuurhistorische waarde
Het gecompartimenteerd
waardevol landschap slaat op
het complex van de valleien van
de Voer en de Veurs en de
samenhangende hellingen en
plateaus. Het gebied wordt
gekenmerkt door een hoge
concentratie aan gesloten
volumes, kleine
landschapselementen en
cultuurhistorisch bebouwd
erfgoed. Deze traditionele
kwaliteiten dienen beschermd en
versterkt.
De kleinschaligheid van de
percelen, de versterkte
aanwezigheid van
perceelsranbegroeiingen en het
gevarieerd voorkomen van open
en gesloten landschapstypes
bepalen de hoge mate van
aantrekkelijkheid en visuele
beleving van het gebied. Het
samenvoegen van percelen en
de verdere degradatie van kleine
landschapselementen is niet
langer gewenst.
Gesloten boslandschappen
Verdere uitbreiding van het
areaal aan boslandschappen,
als specifiek gesloten
landschapstype, is gewenst
indien zij de historische
bosstructuur herstellen en het
traditionele cultuurlandschap
versterken. Deze uitbreiding
wordt aangewend voor de
realisatie van ecologisch
waardevolle overgangszones
tussen bos en open
landbouwgebied, waardoor ook
de integratie van de bossen in
het landschap versterkt.
Een onderscheid tussen
toegankelijk en minder of niet
toegankelijk bos dringt zich op.
Om verstoring van de ecologisch
meest waardevolle delen van het
bos, namelijk de boskern, te
voorkomen worden recreatie en
beleving van de
boslandschappen in de toekomst
beperkt tot de randzones. In
deze specifieke zones verdient
een bijzondere bloei van de
kruid- en struiklaag bijkomende
aandacht naar de
belevingswaarde.
Halfopen traditioneel landbouwlandschap met golvend reliëf
Het halfopen traditioneel
landbouwlandschap situeert zich
in het algemeen rond de dorpen
Teuven en Remersdaal, en ten
westen van Sint-Pieters-Voeren.
Het landschap wordt in grote
mate bepaald door de
aanwezigheid van een sterke
veeteeltsector. Ook de lager
concentratie aan kleine
landschapselementen bepaalt
dat het halfopen karakter wordt
gevormd door het golvend reliëf.
Plateau van Berneau als open nieuw landbouwlandschap
De hoofdzakelijke aanwezigheid
van grootschalige akkers en
laagstamboomgaarden maken
van het plateau van Berneau
een dynamisch landbouwgebied.
In functie van een verdere
rationalisatie en optimalisatie
van het landbouwgebruik kan de
schaal van de percelen, en in die
zin van het landschap, beperkt
verder vergroten. Maar ook de
ruimtelijke draagkracht van dit
gebied kent een kritische
bovengrens.
De openheid van het landschap
en de weidse zichten primeren
en dienen gegarandeerd.
Voerenstraat, Weg op Moelingen
en Batticestraat doorsnijden het
plateau maar worden
landschappelijk niet versterkt of
geaccentueerd, door
bijvoorbeeld bomenrijen, dreven
of hagen. Zij blijven zichtbaar als
lijnen in het landschap. Het
oprichten van nieuwe
landbouwbedrijfsgebouwen is
vanuit landschappelijk oogpunt
niet verantwoord. Uitbreidingen
van bestaande bedrijven zijn
mogelijk, indien zij een
landschappelijk kwalitatieve
meerwaarde betekenen voor het
bestaande bedrijf en het
landschap.
De aantrekkelijkheid van het
gebied wordt in sterke mate
bepaald door de differentiatie en
grote afwisseling aan
landbouwgewassen en teelten.
Het is niet wenselijk dat
eenzelfde teelt wordt geclusterd.
Het areaal aan
laagstamboomgaarden en maïs
wordt vanuit landschappelijk
oogpunt beperkt, omwille van de
visuele hinder in het open
landschap.
De verschillende
landbouwwegen worden
medegebruikt door natuur en
recreatie. Zij worden niet
verbreed of verhard, waardoor
hun functie uitsluitend voor
landbouw wordt bevestigd. Het
uitsluitend verharden van de
sporen behoort wel tot
mogelijkheden. De brede
bermen, op maat van het
landschap, worden ecologisch
beheerd en gevrijwaard van
pesticiden en meststoffen.
Open akkerbouwkouters
Op de niet erosiegevoelige
plateaus met diepe
leemgronden, worden
hoofdzakelijk
akkerbouwgewassen geteeld.
Deze akkerbouwplateaus zijn
beperkter qua schaal dan het
plateau van Berneau, maar
kennen een gelijkaardig
ontwikkelingsperspectief. De
openheid primeert, waardoor het
oprichten van nieuwe
landbouwbedrijfsgebouwen en
het aanplanten van nieuwe
laagstamboomgaarden niet is
toegelaten. Het verder vergroten
van de schaal van percelen is
niet gewenst.
Herkenbare rivier- en beekvalleien als groene linten
De verschillende beek- en
riviervalleien doorsnijden het
golvende, hoofdzakelijk
agrarische landschap als brede,
lijnvormige elementen. De hoge
concentratie aan kleine
landschapselementen en de
natuurlijke inrichting van de
valleien verbeelden de halfopen,
groene linten. Gebiedsvreemde
functies, als wonen, en
teeltvormen, als maïs en akkers,
worden uit de valleien geweerd.
Een verhoogde toegankelijkheid
van de valleien als waardevolle
natuurcomplexen is bedreigend
voor de aanwezige en
toekomstige ecologische
waarden en de structuur van de
waterloop. De beleving van dit
landschapstype gebeurt
voornamelijk door het dwarsen
van de vallei. Nieuwe
recreatieve routes worden niet
langer langsheen de oevers van
de beek of rivier aangelegd.
Enkel kruisende bewegingen zijn
in de toekomst nog mogelijk.
Bovendien verhoogt de fysisch
landschappelijke beleving door
recreatieve routes dwars op de
hoogtelijnen te voorzien.
Concentraties aan kleine landschapselementen
De gemeente Voeren staat
bekend voor haar grote
concentraties aan kleine
landschapselementen. In een
aantal gebieden komen deze
landschapselementen, zoals
solitairbomen,
hoogstamboomgaarden,
meidoornhagen enz., minder
uitgebreid voor. Voornamelijk in
het gebied ten oosten van
Remersdaal, de omgeving van
Gieveld, ten zuiden van
Schilberg, tussen De Planck en
Teuven, in de omgeving van
Snaouwenberg, ten noorden van
Hoogbos, en tussen Mesch en
Berneau wordt het areaal aan
kleina landschapselementen
aanzienlijk uitgebreid.
Markante reliëfovergangen
Verschillende steilranden en
hellingen zijn geselecteerd als
markante reliëfovergang tussen
de natte vallei en het droog
plateau. Ze compartimenteren
het landschap.
Compacte dorpskernen en gehuchten
De compacte dorpskernen en
gehuchten zijn verankerd in het
landschap door de aanwezigheid
van uitgebreide
hoogstamboomgaarden.
Initiatieven voor de uitbreiding
van het bestaande areaal aan
hoogstambooomgaarden
worden genomen.
In de dorpskernen en gehuchten
bepaalt voornamelijk de
aanwezigheid en de doortocht
van de waterlopen de kwaliteit
van het openbaar domein.
Concentraties van waardevol
cultuurhistorisch bebouwd
erfgoed worden in de kernen
aangeduid als bijkomende
dorpsgezichten en krijgen
specifieke
ontwikkelingsperspectieven voor
het behoud van karakteristieke
en authentieke elementen.
Cultuurhistorische bakens
Kerken vervullen een belangrijke
rol als baken in het beeld van de
dorpskern vanuit het omgevende
open landschap.
Kasteeldomeinen en hoeves,
zijn dikwijls verborgen achter
massieve bossen en
groenbuffers, waardoor ze hun
functie als baken in het
landschap verliezen. In overleg
met eigenaars kan worden
getoetst in welke mate zichten
naar de verschillende sites
kunnen worden aangebracht,
zonder daarbij de privacy van de
eigenaars te verstoren. Zo
kunnen de cultuurhistorische
bakens opnieuw een belangrijke
bijdrage leveren tot de beleving
van het landschap en de
leesbaarheid van de
landschapsgeschiedenis.
Landschappelijke bakens
De samenvloeiing van Voer en
Veurs te Sint-Martens-Voeren
speelt een aanmerkelijke rol in
de ontstaansgeschiedenis van
het dorp. De aanduiding als
landschappelijk baken betekent
een stimulans en bevestiging
van de waarde van de plek. De
relatie van de plek met het dorp
kan worden versterkt.
6.3. Uitwerkingen
6.3.1. Ontwikkelingsperspectieven voor hoogstamboomgaarden
Wil men hoogstamboomgaarden
omwille van hun ecologische en
landschappelijke functie in stand
houden, dan kan dit niet alleen
door de landbouwsector
gebeuren, maar dient de
overheid en eventueel ook
maatschappelijke geledingen die
zich met natuur en landschap
bezig houden hiervoor (minstens
mee) financieel en/of
organisatorisch een rol te spelen
of ondersteuning te bieden. Voor
de hobbyfruittelers is dit minder
van belang, voor de
professionele telers is dit echter
een must. Ook bij deze actoren
zijn de middelen doorgaans
beperkt zodat selectief moet
worden omgegaan met het
aantal en de omvang van de te
beschermen hoogstam-
boomgaarden.
6.3.2. Afbakening van bouwvrije agrarische gebieden
kaart 85: afbakening
bouwvrije
agrarische
gebieden
In de gemeente komen een
aantal waardevolle gebieden
voor die worden gekenmerkt
door hun visuele openheid. Het
betreft hoofdzakelijk
akkergebieden. Ze zijn hierdoor
sterk bepalend voor het
landschap en de kwaliteit van de
open ruimte in de gemeente.
Vele van deze belangrijke
gebieden met een hoge
landschappelijke waarde zijn
nauwelijks beschermd. Het
betreft:
het open landbouwgebied
ten westen van het Hoogbos
het open landbouwgebied
ten noorden van het
Hoogbos
het open landbouwgebied
ten oosten van het Hoogbos
het open landbouwgebied
Snaouwenberg, gelegen ten
noordoosten van ’s-
Gravenvoeren
het open landbouwgebied
nabij De Planck
het open landbouwgebied
nabij de hoeve Gieveld,
gelegen ten noorden van
Teuven
het open landbouwgebied
nabij de Lohoeve, gelegen
ten zuiden van Sint-
Pietersvoeren.
Het aanduiden van bouwvrije
zones heeft consequenties voor
het te voeren beleid in deze
gebieden. Omwille van het
waardevol karakter van deze
gebieden en omwille van de
representativiteit ten opzichte
van het landschap in de
gemeente Voeren worden in
deze zones beperkingen
opgelegd ten aanzien van op te
richten constructies. De
volgende aandachtspunten
kunnen een basis vormen voor
de op te stellen voorschriften
voor het op te maken
gemeentelijk ruimtelijk
uitvoeringsplan:
het opleggen van perimeters
rond de bestaande
bebouwing waarbinnen
beperkte uitbreidingen ten
behoeve van de
landbouwactiviteiten in de
toekomst nog mogelijk zijn
het bieden van alternatieven
in de randen van deze
bouwvrije zones waarbinnen
het uitbreiden en het
oprichten van nieuwe
gebouwen wel nog mogelijk
wordt geacht, mits het
voorzien van een
landschappelijke inkleding
door middel van streekeigen
opgaande groenelementen
het opleggen van
beperkingen ten aanzien van
het oprichten van nieuwe
schuilhokken voor dieren te
midden van de open ruimte.
6.3.3. Ontwikkelingsperspectieven voor het cultuurhistorisch bebouwd erfgoed
De gemeente Voeren is rijk aan
cultuurhistorisch bebouwd
erfgoed. Het erfgoed verwijst
niet alleen naar wat reeds
beschermd is, maar ook naar
elementen die belangrijke
getuigen zijn uit het verleden,
zonder dat zij een strikte
bescherming hebben.
Er wordt geen onderscheid
gemaakt tussen cultuurhistorisch
bebouwd erfgoed, gelegen in of
aansluitend bij de kern, en
cultuurhistorisch bebouwd
erfgoed, gelegen in de open
ruimte. Dit betekent dat geen
differentiatie gewenst is tussen
de ontwikkelingsperspectieven
voor cultuurhistorisch bebouwd
erfgoed binnen of buiten de
kernen. Beide types, ongeacht
hun lokatie, maken immers
onderdeel uit van het attractief
Voerens landschap. De
hoofddoelstelling is primair het
behoud van het historisch
patrimonium en dit op kwalitatief
hoogwaardige wijze.
Hergebruik van oude hoeves, molens en kastelen
Volgens verschillende
trendstudies 53 blijft Voeren ook
in de toekomst een belangrijk
gebied voor de landbouw. Het
areaal aan landbouwgronden
blijft quasi gelijk. Wel zal het
aantal landbouwbedrijven zeer
sterk afnemen. Verwacht wordt
dat er op termijn slechts een
tiental bedrijven zullen
overblijven. Dit betekent dat een
groot aantal landbouwbedrijven,
dikwijls beeldbepalende hoeves
met waardevolle
cultuurhistorische elementen,
systematisch (al dan niet ten
dele) leeg zullen staan.
De bedrijfseconomische
potenties van de
landbouwbedrijven en de
bedrijfsgebouwen dienen
nauwkeurig onderzocht.
Sommige landbouwbedrijven zijn
bedrijfseconomisch immers te
slecht gelegen om een verdere
rol te spelen in de voorspelde
grootschalige
landbouwactiviteiten. Voor deze
bedrijven, zonder toekomst
binnen de landbouw, zijn nieuwe
functies en invullingen
aangewezen om de
cultuurhistorische en
landschappelijke waarden van
deze gebouwen te behouden.
Een belangrijke nuance is dat
een groot aantal hoeves in die
mate is aangetast door veelal
recente toevoegingen en
aanpassingen (bijgebouwen,
stallen, afbraak enz.), dat het be-
houd ervan omwille van
cultuurhistorische redenen niet
zinvol wordt geacht. Zij kunnen,
na het beëindigen van de
huidige landbouwactiviteiten,
verdwijnen. Hiervoor is een
grondige studie nodig, die zeer
gedetailleerd de huidige
cultuurhistorische waarden van
elke hoeve of molen onderzoekt.
Criteria zijn onder andere
gaafheid, authenticiteit,
zeldzaamheid en context- of
omgevingswaarde.
Hoeves, molens en kastelen
waarvan in detailonderzoek
wordt aangetoond dat behoud
vanuit cultuurhistorisch en
landschappelijk standpunt zinvol
is, kunnen volgende
mogelijkheden krijgen, voor
zover deze de draagkracht van
het gebouw in kwestie en zijn
onmiddellijke omgeving niet
overschrijden. Verder
detailonderzoek moet dit
uitwijzen.
Een eerste mogelijkheid betreft
het creëren van nieuwe
woongelegenheden
(meergezinsgebouwen). Dit
dient op een kwalitatieve manier
te gebeuren, met respect voor
de cultuurhistorische elementen.
Een volledige afbraak van het
complex en vervangende
nieuwbouw zijn niet toegelaten.
Een beperkte uitbreiding is
toegelaten in functie van het
optimaal functioneren van de
nieuwe woningen. De uitbreiding
en cultuurhistorische integratie
van de verbouwing dienen
verantwoord in de aanvraag tot
het bekomen van een
stedenbouwkundige vergunning
en moeten de bestaande
natuurlijke en landschappelijke
kwaliteiten van de omgeving
respecteren. Slechts een
beperkt aantal van maximaal vijf
woningen per landbouwbedrijf
kan maximaal worden
toegestaan. Voor kleinere
complexen is het aantal
woningen uiteraard kleiner. Voor
landbouwbedrijven in de open
ruimte stelt zich echter het
probleem dat, mede door het
verdwijnen van de
landbouwactiviteiten, deze
53 O.a. Afdeling Duurzame Landbouwontwikkelingen, AM&S, Landbouw en ruimte in Vlaanderen. Een verkennende analyse, 2005.
nieuwe woningen niet gelegen
zijn in de geëigende
gewestplanbestemming
(agrarische gebied versus
woongebied), waardoor
zonevreemde woningen worden
gecreëerd.
Voor de verspreid gelegen
bakens in de deelruimte van de
vallei van de Berwijn en van het
land van Herve voorziet een
tweede mogelijkheid in het
creëren van nieuwe
verblijfsmogelijkheden, waarbij
afzonderlijke logies kunnen
worden verhuurd. De verhuur is
echter steeds gekoppeld aan
een effectieve permanente
woonplaats van de eigenaar of
beheerder. Ook hier stelt zich
het probleem van
zonevreemdheid voor
landbouwbedrijven in agrarisch
gebied. Voor de
landbouwbedrijven gelegen in de
kernen, en in woongebied
volgens het gewestplan, geldt
volgens het huidig decreet
houdende het statuut van de
logiesverstrekkende bedrijven
geen vergunningsplicht tot
maximaal drie gastenkamers of
logies voor maximaal negen
personen. Vanaf vier kamers of
bij een accommodatie vanaf tien
personen is een
exploitatievergunning bij
Toerisme Vlaanderen verplicht.
Inzake de stedenbouwkundige
vergunning geldt als algemene
richtlijn dat er geen beperkingen
zijn voor het uitbaten van
gastenkamers als:
het gebouw is gelegen in
woongebied of
recreatiegebied
de woonfunctie van het
gebouw behouden blijft als
hoofdfunctie
de complementaire functie,
de gastenkamers, bestaat uit
een geringere oppervlakte
dan de woonfunctie, met een
totale vloeroppervlakte van
100 m²
de complementaire functie,
de gastenkamers, niet strijdig
is met de voorschriften van
stedenbouwkundige
verordeningen,
bouwverordeningen,
verkavelingsverordeningen,
ruimtelijke
uitvoeringsplannen, plannen
van aanleg en
verkavelingsvergunningen.
Ondanks deze vrijstelling kan de
gemeente ook in geval van een
complementaire functie toch nog
een stedenbouwkundige
vergunningsplicht opleggen door
een verordening.
6.4. Mogelijke maatregelen en acties
Mogelijke maatregelen en acties
zijn:
het opmaken van een
ruimtelijk uitvoeringsplan
voor de selectie en de
juridisch-planologische
bescherming van
beeldbepalende
hoogstamboomgaarden
het opmaken van een
ruimtelijk uitvoeringsplan
voor de afbakening van
bouwvrije agrarische
gebieden
het uitvoeren van een
gedetailleerd onderzoek naar
de huidige landschappelijke
en cultuurhistorische
waarden én de toekomstige
landbouweconomische
waarde van het
cultuurhistorisch erfgoed
(hoeves, molens en kastelen)
in functie van het al dan niet
noodzakelijk behouden en
beschermen ervan.
V. Prioritaire beleidsthema’s
1. InleidingDe veelheid aan acties en
aandachtspunten die in het
richtinggevend gedeelte worden
opgesomd ter realisatie van de
gewenste ruimtelijke structuur
vraagt om ‘vernauwing’ tot een
beleidsmatig gerichte en
realiseerbare prioriteitstelling.
De hierna volgende
prioriteitenlijst vervult in die zin
de rol van ‘filter’ tussen het
richtinggevend en het bindend
gedeelte. De keuzes die hier
worden gemaakt zijn belangrijk
en vragen om een afstemming
met de meerjarenbegroting. Met
deze afstemming wordt de
strategische waarde van het
instrument ‘ruimtelijk
structuurplan’ benadrukt.
De selectiviteit die tot de
uiteindelijke lijst van bindende
bepalingen leidt, benadrukt,
naast de inhoudelijke kwaliteit,
vooral de strategische opties die
het beleid voorstelt.
De prioritaire projecten krijgen
binnen het algemeen
beleidsplan van de gemeente,
en dus niet alleen binnen de
bevoegdheid ruimtelijke
ordening, het merendeel van de
aandacht, personeelstijd en
budgetten. Even evident dienen
de aangegeven prioriteiten met
de nodige soepelheid te worden
gehanteerd om gepast in te
kunnen spelen op interessante
kansen die zich, soms
onverwacht, aandienen. Voor de
grotere projecten is echter een
doorgedreven prioriteitstelling
over meerdere jaren
noodzakelijk om resultaten te
boeken.
De prioriteiten hebben
betrekking op de lopende en de
komende beleidsperiode en een
planhorizon tot minstens 2012.
2. Prioritaire beleidsthema’s
kaart 86: prioritaire acties
Visie, ruimtelijk concept en
gewenste ruimtelijke structuur
bieden een perspectief op lange
termijn voor de ontwikkeling van
de gemeente. De gewenste
ruimtelijke structuur reikt
enerzijds een kader aan voor de
uitwerking van concrete
beleidsbeslissingen. Anderzijds
moet men er naar streven om de
gewenste ruimtelijke structuur in
de toekomst te realiseren.
Daarvoor zijn concrete
maatregelen en strategische
acties noodzakelijk. Zij zijn het
uiteindelijk resultaat van het
structuurplanningsproces.
Dit hoofdstuk bevat voorstellen
voor mogelijke prioriteiten en
noodzakelijk verder onderzoek in
functie van het te realiseren
ruimtelijk beleid. In het verder
verloop van het
structuurplanningsproces
moeten volgende belangrijke
elementen en concrete acties
verder worden uitgewerkt.
2.1. Realiseren van betaalbare woonprojecten
Het huisvestingsvraagstuk vormt
in de gemeente Voeren een
bijzondere ruimtelijke
problematiek. Vanwege de
provinciale overheid wordt dit
bevestigd. In het ruimtelijk
structuurplan provincie Limburg
worden bijzondere maatregelen
gemaakt voor de
grensgemeenten 54. Als
‘specifieke’ grensgemeente
wordt Voeren op bijzondere
wijze geconfronteerd met de
inwijking van voornamelijk
kapitaalkrachtige Nederlanders.
Door het wegtrekken van jonge
gezinnen dreigt de
bevolkingssamenstelling sterk te
verouderen. Via
overheidsinitiatief en/of een
publiekprivaat
samenwerkingsverband (PPS)
kan een antwoord geboden
worden op de problematiek
inzake betaalbare huisvesting,
gericht op jonge Voerense
gezinnen. Ruimtelijk bieden zich
in de eerste plaats zowel in ’s-
Gravenvoeren als in Sint-
Martens-Voeren mogelijkheden
aan om kleinschalige
inbreidingsprojecten op een
kwaliteitsvolle wijze te integreren
in deze dorpskernen.
2.2. Uitbouwen van noodzakelijke gemeenschaps-voorzieningen en ruimte voor bedrijvigheid
Het goed functioneren van de
Voerense ruimte vergt een
aantal ingrepen met het oog op
de realisatie van noodzakelijke
gemeenschapsvoorzieningen.
Voor Moelingen betreft het de
uitbouw van een nieuwe
begraafplaats. In ’s-Gravenv-
Voeren wordt een nieuw
recyclagepark annex
gemeentelijke werkplaats
ingeplant. Beide infrastructuren
worden met bijzondere zorg voor
een landschappelijke inpassing
gerealiseerd.
Hetzelfde geldt voor de uitbouw
van het lokaal bedrijventerrein in
’s-Graven-Voeren.
Overleg en verder onderzoek
moeten de concrete
mogelijkheden tot ontwikkeling
van een bedrijventerrein voor
sterk mobiliteitsgenererende
activiteiten op de verlaten
dienstenzone langsheen de
snelweg te Moelingen in beeld
brengen.
2.3. Beschermen van de open ruimte
Het beschermen en versterken
van de open ruimte, te
bestemmen als bouwvrij
agrarisch gebied, op de
plateaus, en de valleien en
dwarse droge dalen als
natuurverbindingen zijn primair
aan de orde. Het behoud van het
cultuurhistorisch erfgoed, dat
bijdraagt tot de identiteit van de
gemeente is tevens erg
belangrijk. Voor het toeristisch
en recreatief (mede)gebruik van
de open ruimte worden
duidelijke krijtlijnen aangegeven.
De problematiek van de
zonevreemde recreatie en
zonevreemde woningen verdient
bijzondere aandacht.
Grote delen van de open ruimte
in Voeren, zowel gebieden die
belangrijk zijn voor het agrarisch
functioneren als gebieden met
een hoge natuurwaarde zijn
evenwel te beschouwen als
elementen van bovenlokaal
belang.
2.4. Aanpakken van de zonevreemdheid
Het aanreiken van een
definitieve oplossing voor de
vele zonevreemde woningen, de
zonevreemde bedrijven en de
54 Provincie Limburg, ruimtelijk structuurplan provincie Limburg, p.200.
zonevreemde recreatieve
infrastructuur is een belangrijke
prioriteit voor het beleid. Op die
manier ontstaat rechtszekerheid
voor de betrokken actoren.
2.5. Werken aan aantrekkelijke dorpskernen en wandelwegen
Naast de wederzijdse
afstemming van de gewenste
verkeersstructuur zoals ook
voorzien in het mobiliteitsplan,
zijn daarbij volgende aspecten
belangrijk:
het parkeerbeleid, in het
bijzonder de vraag naar
realisatie van randparkings
voor langparkeerders
(hoofdzakelijk toeristen, maar
ook andere dorpsbezoekers).
investeren in de
verblijfsgebieden, met de
klemtoon op het bepalen van
prioriteiten in de heraanleg
van het openbaar domein in
de dorpscentra: de
dorpspleinen (voornamelijk
de kerkpleinen, ook
omgeving Commanderie in
sint-Pieters-Voeren) of
publieke
ontmoetingsruimten, onder
andere begraafplaatsen,
krijgen hier absolute
voorrang; een
parkeerverordening zorgt er
complementair voor dat de
parkeerdruk niet op het
openbaar domein wordt
afgewenteld
beschermen en verbetering
van het netwerk van
voetgangers en
fietsverbindingen.
2.6. Geven van nieuwe ontwikkelingsperspectieven voor het cultuurhistorisch erfgoed
Onderzoek naar de aanwezige
landschappelijke waarden en het
talrijk cultuurhistorisch erfgoed
heeft uitgewezen dat op een
gedifferentieerde wijze dient
omgegaan met dit waardevol
patrimonium. Het
cultuurhistorisch erfgoed verwijst
niet alleen naar wat reeds
beschermd is. Het betreft ook
andere complexen, zoals
bijvoorbeeld historische
gehuchten, die belangrijke
getuigen zijn uit het verleden,
maar die geen strikte
bescherming nodig hebben. Een
zeer beeldbepalend en
cultuurhistorisch erg waardevol
complex dat bijzondere
aandacht verdient in dit kader is
de Commanderie in Sint-Pieters-
Voeren. Het aanwezig
cultuurhistorisch waardevol
erfgoed dat in de open ruimte is
gelegen, vergt een specifiek
beleid. De historische
vierkantshoeves en de
kasteelparken vragen een
maatgerichte en creatieve
aanpak. Verdere bewoning vergt
vaak grondige aanpassingen wat
door de gewestplanbestemming
(vaak zonevreemd) wordt
bemoeilijkt.
bindende bepalingenDe bindende bepalingen vormen
het kader voor de maatregelen
waarmee de gemeente Voeren
haar gewenste ruimtelijke
structuur wil realiseren. De
bindende bepalingen van een
ruimtelijk structuurplan hebben
de volgende kenmerken.
De bepalingen kennen een
nauwe relatie met de
gewenste ruimtelijke
structuur, zoals
weergegeven in het
richtinggevend deel van het
structuurplan.
De bepalingen vormen een
samenhangend
actieprogramma om die
gewenste ruimtelijke
structuur te realiseren.
De bepalingen zijn
verifieerbaar en toetsbaar
(door gemeenteraad en
bevolking).
De bepalingen zijn bindend
voor de gemeente en voor
de instellingen die eronder
ressorteren.
De bepalingen volgen het
subsidiariteitprincipe en doen
aldus enkel uitspraken over
elementen van het eigen
bestuursniveau.
De bepalingen geven de
prioriteiten in het
toekomstige ruimtelijk beleid
weer.
1. Omgaan met het structuurplan als kader
1. De projectgroep die de
opmaak van het
gemeentelijk ruimtelijk
structuurplan heeft
begeleid, blijft
functioneren voor het
uitvoeren van het
structuurplan en voor het
opvolgen van alle
belangrijke ruimtelijke
ingrepen. Zij kan
afhankelijk van de te
behandelen onderwerpen
worden uitgebreid met
vertegenwoordigers van
andere gemeentelijke
diensten en de
gewestelijk planologisch
ambtenaar (vervanger
van gecoro). Zij maakt
adviezen op (eventueel
met medewerking van
externe deskundigen) en
toetst voorstellen voor
ruimtelijke ingrepen aan
het ruimtelijk
structuurplan en meer
bepaald aan de gewenste
ruimtelijke structuur.
2. Conform het decreet
houdende de ruimtelijke
ordening stelt het college
van burgemeester en
schepenen elk jaar een
jaarverslag op waarbij de
uitvoering van de
bindende bepalingen
wordt geëvalueerd. Het
jaarprogramma zal een
keuze bevatten van de uit
te voeren bindende
bepalingen. Het
jaarprogramma en het
jaarverslag worden
voorbereid door de
projectgroep.
3. De gemeente maakt
jaarlijks voldoende
financiële middelen vrij
voor het voeren van een
gericht gronden- en
pandenbeleid met het
oog op het gericht
aankopen van
strategische gronden of
gebouwen.
2. Selecties2.1. Ruimtelijk-
natuurlijke structuur
4. De gemeente vervolledigt
de ruimtelijk-natuurlijke
structuur door naast de
Berwijn, de Voer en de
Gulp die als
natuurverbindingen van
provinciaal niveau zijn
aangeduid, de valleien
van de Beek, de Veurs,
de Noorbeek, de
Remersdaalbeek en de
Mabroekbeek te
selecteren als
natuurverbindingen van
lokaal niveau.
2.2. Nederzettingsstructuur
5. De gemeente hanteert
volgende hiërarchie in de
nederzettingsstructuur:
Sint-Pieters-Voeren
en Remersdaal als als
niet te verdichten
landelijke kernen
Ketten, Schophem,
Berg, Ulvend,
Krindaal, De Planck,
Dal, Veurs, Nurop,
Roodbos, Hagelstein,
Sinnich, Mabroek als
niet te verdichten
historische
gehuchten.
2.3. Ruimtelijk-economische structuur
6. De gemeente selecteert
volgende
bedrijventerreinen voor
kleinschalige en
milieuvriendelijke
bedrijven:
het lokaal
bedrijventerrein te De
Planck
het lokaal
bedrijventerrein te ‘s-
Gravenvoeren.
7. De gemeente selecteert
bouwvrije agrarische
gebieden.
2.4. Ruimtelijke verkeers- en vervoerstructuur
8. De gemeente suggereert
aan de bovenlokale
overheden de volgende
infrastructuren te
selecteren:
N608
N627
N648.
9. De gemeente selecteert
de volgende
infrastructuren als lokale
verbindingswegen:
de aantakkingen van
op N627 naar
Moelingen en ’s-
Gravenvoeren
de aantakking van op
N608 naar Sint-
Pieters-Voeren
(doortocht) en Sint-
Martens-Voeren
de aantakkingen van
op N648 naar
Remersdaal en
Teuven.
10. De gemeente selecteert
de volgende
infrastructuren als lokale
verzamelwegen:
de doortochten in de
dorpskernen
de verbindingen
tussen nabijgelegen
dorpskernen en
gehuchten (Teuven -
Remersdaal, De
Planck - Sint-Pieters-
Voeren, ’s-
Gravenvoeren - Sint-
Martens-Voeren
enz.).
3. Taakstellingen
11. De gemeente beschouwt
volgende woongebieden
als prioritair voor de
realisatie van een aanbod
bijkomende betaalbare
woningen:
het
woonuitbreidingsgebi
ed Weg op Berneau -
Heuvelke te ’s-
Gravenvoeren (fase
1)
het
woonaansnijdingsgebi
ed Einde (fase 1) te
Sint-Martens-Voeren.
Bovenstaande gebieden
kunnen slechts worden
herbestemd in functie van
hun ontwikkeling op
voorwaarde dat de delen
van de woongebieden die
vanwege hun
excentrische ligging ten
opzichte van de
dorpskernen of hun
intrinsieke waarde, niet
geschikt zijn voor
ontwikkeling in functie
van wonen en bijgevoelg
te herbestemmen
gebieden gelijktijdig
worden herbestemd, met
name het woongebied
Graef - Dorpstraat en het
binnengebied Moster.
Bovenstaande gebieden
kunnen bovendien
slechts worden
ontwikkeld op
voorwaarde dat de
gemeente een sterke
regiefunctie op zich
neemt. Voor de uitvoering
doet zij daarom een
beroep op de sociale
woningbouwmaatschappij
en en op vormen van
publiek-private
samenwerking.
12. Nieuwe hotels, door
renovatie van
cultuurhistorisch
bebouwd erfgoed of door
nieuwbouw, worden bij
de opmaak van BPA’s of
RUP’s voor de kernen uit
de kernen geweerd.4. Acties4.1. Bijzondere
plannen van aanleg
13. De gemeente werkt het
bijzonder plan van aanleg
‘Hoogsteyns’ verder af.
14. De gemeente werkt het
bijzonder plan van aanleg
voor het lokaal
bedrijventerrein te ’s-
Gravenvoeren af.
15. De gemeente werkt het
bijzonder plan van aanleg
‘Politielogement’ verder
af.
16. De gemeente werkt het
bijzonder plan van aanleg
voor de begraafplaats te
Moelingen verder af.
17. De gemeente werkt het
BPA Boomstraat - Weg
op Berneau verder af. De
opmaak verloopt parallel
aan de opmaak van een
BPA of RUP voor de
herbestemming naar een
aangepaste open ruimte
functie van de delen van
de woongebieden die
vanwege hun
excentrische ligging ten
opzichte van de
dorpskernen of hun
intrinsieke waarde, niet
geschikt zijn voor
ontwikkeling in functie
van wonen, met name
het woongebied Graef -
Dorpstraat en het
binnengebied Moster.
18. De gemeente werkt het
bijzonder plan van aanleg
voor de zonevreemde
voetbalvelden verder af.
Afhankelijk van de
benodigde tijd kunnen
deze BPA’s worden
omgezet in ruimtelijke
uitvoeringsplannen.
4.2. Ruimtelijke uitvoeringsplannen
19. De gemeente maakt een
ruimtelijk uitvoeringsplan
op voor het hoofddorp ‘s-
Gravenvoeren.
20. De gemeente maakt een
ruimtelijk uitvoeringsplan
op voor de woonkern
Moelingen.
21. De gemeente maakt een
ruimtelijk uitvoeringsplan
op voor de woonkern
Sint-Martens-Voeren. In
dit RUP wordt de
gedeeltelijke ontwikkeling
van het
woonaansnijdingsgebied
voorzien.
22. De gemeente maakt een
ruimtelijk uitvoeringsplan
op voor de woonkern
Teuven.
23. De gemeente maakt een
ruimtelijk uitvoeringsplan
op voor de landelijke kern
Sint-Pieters-Voeren.
24. De gemeente maakt een
ruimtelijk uitvoeringsplan
op voor de landelijke kern
Remersdaal.
25. De gemeente zal het
aansnijden van het
woonuitbreidingsgebied
in ’s-Gravenvoeren en
het
woonaansnijdingsgebied
in Sint-Martens-Voeren
gedeeltelijk compenseren
door in parallel op te
maken ruimtelijke
uitvoeringsplannen de te
herbestemmen gedeelten
van het woongebied, met
name het woongebied
Graef - Dorpstraat en het
binnengebied Moster, om
te zetten naar een
aangepaste open ruimte
bestemming.
26. De gemeente maakt een
ruimtelijk uitvoeringsplan
op voor de zonevreemde
bedrijven.
27. De gemeente maakt een
ruimtelijk uitvoeringsplan
op voor de naar logistiek
terrein voor
transportbedrijven te
herbestemmen
douanezone langs E25.
28. De gemeente maakt een
ruimtelijk uitvoeringsplan
op voor de bescherming
van de geselecteerde
beekvalleien (gelegen
buiten de dorpskernen)
als lokale
natuurverbindingen en
van de permanente
graslanden.
29. De gemeente maakt een
ruimtelijk uitvoeringsplan
op voor de afbakening
van de bouwvrije
agrarische gebieden.
30. De gemeente maakt een
ruimtelijk uitvoeringsplan
op voor ordening van de
recreatiegebieden met
bijzondere aandacht voor
de landschappelijke
inpassing.
31. De gemeente maakt een
ruimtelijk uitvoeringsplan
op voor de bescherming
en gerichte uitbouw van
de beeldbepalende
hoogstamboomgaarden.
32. De gemeente maakt een
ruimtelijk uitvoeringsplan
op met als doel de holle
wegen juridisch maximaal
te beschermen.
4.3. Stedenbouwkundige ontwerpen
33. De gemeente maakt een
stedenbouwkundig
ontwerp voor de site van
de Commanderie van
Sint-Pieters-Voeren met
aanpalend
recreatiegebied en
aanpalende beekvallei,
met het oog op de
gewenste reconversie en
mogelijke herbestemming
van de site.
34. De gemeente maakt een
stedenbouwkundig
ontwerp voor het
inbreidingsproject
rondom het klooster en
gemeentehuis te ’s-
Gravenvoeren.
35. De gemeente organiseert
in samenwerking met de
Vlaams bouwmeester
(systeem Open oproep)
een wedstrijd voor de
verdere heraanleg van
het openbaar domein in
’s-Gravenvoeren.
36. De gemeente maakt een
stedenbouwkundig
ontwerp voor het
inbreidingsproject en het
speelpleintje te
Moelingen.
37. De gemeente laat alle
belangrijke
inrichtingsplannen voor
het openbaar domein, en
specifiek de kerk- en
dorpspleinen en de
randparkings, voorafgaan
door de opmaak van een
stedenbouwkundig
ontwerp. Dit ontwerp
moet vertrekken van de
relevante elementen van
het gemeentelijk
structuurplan en van de
concrete ruimtelijke
context. Op basis van
een analyse van die twee
elementen geeft het
stedenbouwkundig
ontwerp een visie op de
herinrichting van de
ruimte in kwestie en
bepaalt ze een ruimtelijk
concept. Dit ruimtelijk
concept bevat
verschillende ruimtelijke
principes die worden
vertaald in concrete
ingrepen vervat in het
inrichtingsplan. Het
inrichtingsplan dient als
basis voor de opmaak
van het technisch
uitvoeringsdossier. Het
college van
burgemeester en
schepenen beoordeelt
tenslotte het
stedenbouwkundig
ontwerp. Het ontwerp
streeft ernaar om
gelijkaardige ruimten met
een gelijkaardige
vormentaal in te richten.
4.4. Andere acties
38. De gemeente werkt een
parkeerverordening uit.
De bedoeling is de
parkeerdruk, in het
bijzonder deze van
toeristieche
voorzieningen, niet langer
op het openbaar domein
af te wentelen.
39. De gemeente maakt
beheersovereenkomsten
op in functie van het
ondersteunen van
verbrede
landbouwactiviteiten
gericht op de
bescherming en/of het
herstel van natuurlijke en
landschappelijke
waarden in het agrarisch
gebied.
40. De gemeente werkt een
subsidiereglement uit om
de kleine
landschapselementen te
beschermen en waar
mogelijk te herstellen.
41. De gemeente realiseert
een randparking in ’s-
Gravenvoeren, in Sint-
Martens-Voeren, in
Moelingen en in Teuven.
5. Samenwerking en overleg
42. De gemeente bouwt
lokale overlegstructuren
uit met betrekking tot
volgende thema’s:
natuur
landbouw
toerisme en recreatie.
In deze overlegstructuur
zetelen alle relevante
partners met betrekking
tot het behandeld thema.
De overlegstructuren
hebben tot doel om in
samenspraak met alle
betrokkenen de gekozen
opties in het structuurplan
met betrekking tot de
behandelde thema’s
verder uit te werken.
43. De gemeente gaat in
overleg met de bevoegde
instanties, waaronder de
buurgemeenten, de
Vlaamse en Waalse
overheid enz. voor wat
betreft het aanpassen
van de signalisatie en
bewegwijzering in functie
van de gewenste
ontsluitingsstructuur.
44. De gemeente gaat in
overleg met de bevoegde
instanties, voor wat
betreft het oplossen van
de waterproblematiek en
de aanleg van
waterzuiveringsinstallatie
s en retentiebekkens.
6. Communicatie45. De gemeente informeert
de bevolking via een
tweejaarlijks uit te
brengen
informatiebrochure over
de voortgang van de
uitvoering van het
gemeentelijk ruimtelijk
structuurplan.
bijlagen
I. Kengetallen
1. Prijsevolutie van de vastgoedmarkt
1.1. Woonhuizen
tabel 39: prijsevolutie van
de woonhuizen in
het
arrondissement
Tongeren
oppervlakte jaar aantal
alle 1999 1.344
2000 1.109
2001 1.085
2002 1.249
2003 1.341
2004 1.245
360 - 720 m² 1999 412
2000 357
2001 340
2002 370
2003 432
2004 398
720 - 1.500 m² 1999 387
2000 349
2001 327
2002 415
2003 434
2004 382
> 1.500 m² 1999 203
2000 161
2001 158
2002 193
2003 172
2004 173
bron: Stadim, studies en advies
immobiliën
tabel 40: prijsevolutie van
de woonhuizen in
de gemeente
Voeren
oppervlakte jaar aantal
alle 1999 49
2000 28
2001 23
2002 39
2003 39
2004 45
0 - 90 m² 1999 2
2003 3
2004 1
90 - 180 m² 2000 3
2001 6
2002 1
2003
2004
180 - 360 m² 1999 13
2000
2002
2003
2004
360 - 720 m² 1999 14
2000
2001
2002 10
2003 10
2004
720 - 1.500 m² 1999
2000
2001 10
2002 13
2003 10
2004 16
> 1.500 m² 1999 11
2000
2001
2002 12
2003
2004 12
bron: Stadim, studies en advies
immobiliën
1.2. Bouwgronden
tabel 41: prijsevolutie van
de bouwgronden
in het
arrondissement
Tongeren
oppervlakte jaar aantal
alle 1999 799
2000 678
2001 568
2002 489
2003 396
2004 365
360 - 720 m² 1999 285
2000 192
2001 177
2002 175
2003 151
2004 158
720 - 1.500 m² 1999 310
2000 264
2001 211
2002 201
2003 162
2004 136
> 1.500 m² 1999 117
2000 112
2001 98
2002 52
2003 48
2004 50
bron: Stadim, studies en advies
immobiliën
tabel 42: prijsevolutie van
de bouwgronden
in de gemeente
Voeren
oppervlakte jaar aantal
alle 1999
2000
2001
2002 11
2003
2004 13
0 - 90 m² 1999
90 - 180 m² 1999
2002
180 - 360 m² 1999
2000
2001
2002
360 - 720 m² 1999
2000
2001
2002
2003
2004
720 - 1500 m² 1999 1 1.053 m² 40,00 €
2000 3 923 m² 38,70 €
2001 1 1.083 m² 73,30 €
2002 2 1.034 m² 51,10 €
2003 2 1.211 m² 60,90 €
2004 4 1.120 m² 27,00 €
> 1500 m² 2000 3 2.198 m² 32,90 €
2001 1 6.593 m² 3,80 €
2002 3 1.937 m² 58,10 €
2003 4 7.688 m² 30,00 €
2004 7 5.865 m² 15,00 €
bron: Stadim, studies en advies
immobiliën
II. Planningscontext
1. Ruimtelijke structuurplannen
plan status uitspraken met relevantie voor Voeren
uitspraken in het richtinggevend gedeelte
ruimtelijk
structuurplan
Vlaanderen
goedgekeurd
17/12/1997
Voeren behoort tot het buitengebied. Dit betekent dat de huidige
intrinsieke kenmerken van het fysisch systeem, het richtinggevend
kader zijn voor de ontwikkeling van de functies natuur, bos, landbouw,
wonen en werken.
Een kwaliteitsvol aanbod aan huisvesting wordt geconcentreerd in de
kernen van het buitengebied. In deze kernen dient gestreefd naar een
minimumdichtheid van 15 wooneenheden/ha.
Het is niet wenselijk om grootschalige toeristische en recreatieve
(hoogdynamische) voorzieningen uit te breiden of nieuw in te planten.
Gestreefd moet worden naar kwaliteitsvolle vormen van medegebruik
voor toeristisch-recreatieve activiteiten van infrastructuur die voor een
andere functie zijn uitgebouwd of door andere activiteiten worden
benut.
Rivieren en beken, en hun alluvia en bronnen zijn structuurbepalende
elementen. De diep ingesneden beekvalleien van de Voer
hebben een typische waterkwaliteit, flora en fauna door het voorkomen
van krijtbanken en de overwegend natuurlijke bedding.
De natuurgebieden in de Voerstreek, waaronder uitgestrekte
loofbossen op de plateaus, goed ontwikkelde hellings
graslanden, zijn structuurbepalend.
Het Land van Herve wordt aangeduid als gaaf landschap. Het behoud
en de versterking van de structurerende landschapselementen en -
componenten staat voorop.
Het vrijwaren en versterken van open ruimte verbindingen tussen de
grotere, aaneengesloten gebieden van het buitengebied is essentieel
voor de continuïteit binnen dit buitengebied.
Landbouw is in de Voerstreek overwegend grondgebonden, namelijk
grazend rundvleesvee en melkvee.
De lokatiekeuze voor nieuwe rioolwaterzuiveringsinstallaties is
afhankelijk van technische én ruimtelijke randvoorwaarden.
Lokale bedrijventerreinen kunnen door middel van een gemeentelijk
ruimtelijk uitvoeringsplan worden ontwikkeld, indien herlokalisatie van
bestaande lokale bedrijven binnen de eigen gemeente vanuit ruimtelijk
oogpunt onvermijdelijk is, indien nieuwe lokale bedrijven worden
opgericht of indien bedrijven op een bestaand lokaal bedrijventerrein
willen uitbreiden tot buiten het bedrijventerrein. De oppervlakte wordt
beperkt tot 5 ha per hoofddorp.
Een onderscheid door categorisering tussen hoofdwegen (de noord-
zuid verbinding E25 Maastricht - Luik) primaire wegen, secundaire
wegen en lokale wegen moet het bestaande wegennet optimaliseren.
De hoofdwegen en de primaire wegen, die worden onderverdeeld in
twee categorieën, worden geselecteerd door het Vlaams gewest. De
andere door respectievelijk de provincie en de gemeente.
De spoorlijn (Antwerpen - Lier - Hasselt - Montzen) dwars door de
gemeente Voeren wordt als hoofdspoorweg voor het goederenvervoer
geselecteerd.
Het Albertkanaal is aangeduid als hoofdwaterwegennet en ontsluit de
belangrijkste economische knooppunten.
ruimtelijk
structuurplan provincie
Limburg
goedgekeurd
12/02/2003
In de gemeente Voeren wordt ‘s-Gravenvoeren aan de selectie van
hoofddorpen toegevoegd. Sint-Martens-Voeren, Moelingen en Teuven
worden als woonkern geselecteerd. Deze kernen dragen de ruimtelijke
ontwikkelingen van het buitengebied inzake wonen, voorzieningen en
bedrijvigheid op lokale schaal. Verdere verlinting, verkavelingen en
onaangepaste kernversterking, strijdig met de historische lintstructuur,
dienen afgeremd.
Omwille van het groot verbindend belang van de Voerstreek zijn grote
delen van de gemeente Voeren, voor zover zij niet worden
De provincie selecteert Moelingen, ‘s-Gravenvoeren
Voeren en Teuven als woonkernen.
De gemeente Voeren is geselecteerd als droge natuurverbinding.
De provincie bakent in overleg met de betrokken gemeenten en
belanghebbende partijen in provinciale ruimtelijke uitvoerings
natuurverbindingsgebieden af.
Hoogbos - Snoauwenberg is aangeduid als stiltegebied.
De provincie maakt in overleg met de betrokken gemeenten en
belanghebbende partijen ruimtelijk uitvoerings
55 In het richtinggevend gedeelte is ‘s-Gravenvoeren als gewoon hoofddorp geselecteerd. Bijgevolg vervalt de selectie als woonkern.
geselecteerd als onderdeel van het Vlaams ecologisch netwerk of als
natuurverwevingsgebied, aangeduid als natuurverbinding. Het netwerk
van waardevolle bossen, beekvalleien, boomgaarden en kleine
landschapselementen wordt versterkt.
De riviervalleien van de Voer, Berwijn en Gulp worden geselecteerd
als rivier- en beekvalleien van provinciaal niveau.
De historische loofbossen in weidelandschap met graften, holle wegen
en hoogstamboomgaarden worden aangeduid als historische
natuurlijke elementen in een agrarisch cultuurlandschap.
Het stiltegebied Snaouwenberg, in het noorden van de gemeente,
wordt beschermd en versterkt tegen de overdruk van
landschapstoerisme van het Nederlands Zuid-Limburg.
De Voerstreek behoort tot een groot aaneengesloten landbouwgebied
van minstens provinciaal belang. Grondgebonden (melk)veehouderij is
er een sterke ruimtelijke drager, verweven met natuurlijke en land
schappelijke waarden. Bescherming van bodem, landschap en kleine
landschapselementen (hoogstamboomgaarden, graften, holle wegen,
beken en bosjes) is een aandachtspunt. Evoluties naar meer
intensieve of niet grondgebonden vormen van landbouw zijn niet
gewenst. Ook het permanent omzetten van weiden in akkers wordt
tegengegaan.
Het typische graftenlandschap van de Voerstreek met zeer
waardevolle beekjes en bossen, holle wegen, weiden, kerkdorpjes,
kastelen en hoeves wordt door de provincie geselecteerd als een
complex gaaf landschap. Als onderdeel van het grensoverschrijdend
Drielandenpark wordt in Voeren de recreatieve druk op het gebied
beperkt. Kleinschalig toerisme, waaronder kasteel- en
plattelandstoerisme, en kleinschalige recreatie zijn mogelijk.
Hoogdynamische of grootschalige vormen van toerisme en recreatie
zijn niet in overeenstemming met de landschappelijke kwaliteit en de
draagkracht van het gebied.
De Voerstreek behoort tot één van de vier toeristisch-recreatieve
netwerken van provinciaal niveau. Het gebied dankt zijn
aantrekkingskracht aan een rustig en heuvelachtig landschap. Een
(fiets)verbinding met Maastricht, Luik, Aken, Kanne en Tongeren wordt
uitgebouwd.
Het spoorviaduct van Sint-Martens-Voeren wordt door de provincie als
landschappelijk baken
geselecteerd. Het ruimtelijk beleid richt zich op het behoud en de
versterking van de zichtbaarheid en de mentale beeldwaarde ervan.
De buslijn Voeren - Tongeren maakt onderdeel uit van het openbaar
vervoernet van provinciaal niveau (niveau C).
2. Ruimtelijke uitvoeringsplannen en plannen van aanleg
Zie informatief gedeelte, punt II.2.
3. Gebieden met andere wettelijke beschermingen
gewestplan Sint-Truiden - Tongeren goedgekeurd
KB 05/04/1977
B.V.R. 22/11/1995
B.V.R. 09/07/1996
B.V.R. 09/07/2001
De agrarische gebieden, waarvan het merendeel landschappelijk waardevol is, nemen ongeveer 3/4 van de oppervlakte van de
gemeente in, grotendeels ten noorden en ten oosten van ‘s-Gravenvoeren gesitueerd. De natuurgebieden omvatten de alluviale
vlakte van de Berwijn, het gebied ten oosten van de Gulp, de Voervallei en de bossen (Hoogbos, Broekbos, Stroevenbos,
Vrouwenbos en Veursbos).
De woongebieden krijgen een landelijk karakter toegewezen. Het gewestplan houdt echter geen rekening met de diffuus
verspreide bewoning. Slechts enkele clusters van woongebieden in landschappelijk waardevol agrarisch gebied werden als
woongebied ingekleurd. In de buurt van de dorpskernen van Moelingen en ‘s-Gravenvoeren zijn op enkele plaatsen
woonuitbreidingsgebieden en een woonaansnijdings
openbaar nut.
Verspreid zijn zeven recreatiegebieden gesitueerd. Deze recreatie
van een recreatiegebied in de vallei van de Berwijn, dat in het ontwerp tot gedeeltelijke wijziging van het gewestplan naar
natuurgebied wordt herbestemd.
In het westen, nabij de gemeentegrens met Visé, ter hoogte van de spoorweg, is ruimte voorzien voor industrie. De
industriezone op grondgebied van Visé werd gerealiseerd. Op grondgebied van de gemeente Voeren (deelgemeente
Moelingen) kregen de terreinen nog geen invulling (1,61 ha). In diezelfde omgeving, tussen de spoorlijn en de autosnelweg zijn
een lokaal bedrijventerrein met openbaar karakter (7,25 ha) met een buffergebied en een gebied voor
gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut voorzien. Ook deze terreinen kregen nog geen invulling. In ‘s-Gravenvoeren
bevindt zich een kleiner lokaal bedrijventerrein (2,57 ha) dat nog niet tot ontwikkeling werd gebracht. Het kleine gebied voor
ambachtelijke bedrijven en KMO in De Planck (1,79 ha) werd wel gerealiseerd.
Bij de meest recente gewestplanwijziging (B.V.R. 07/09/2001) werden op het grondgebied van de gemeente een aantal
agrarische gebieden, aansluitend bij reeds als natuurgebied bestemde terreinen, en een gedeelte van het recreatiegebied te
Moelingen herbestemd naar natuurgebied.
afbakening van de agrarische structuur goedgekeurd
B.V.R.
03/06/2005
In uitvoering van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen werden sinds midden 2004 systematisch afbakeningsprocessen voor
de gebieden van de agrarische structuur opgestart. Voor een groot deel van de landbouwgebieden worden de bestaande
gewestplannen niet in vraag gesteld. De agrarische gebieden op de gewestplannen zijn, volgens de afdeling ruimtelijke planning
van het Vlaams gewest, voor deze gebieden nog steeds actueel en goede planologische vertaling van de gewenste agrarische
structuur. Binnen die gebieden worden er in principe geen gewestelijke initiatieven meer genomen voor het omzetten van de
agrarische bestemming naar natuur- of bosbestemmingen, of andere bestemmingen. Ook gemeentelijke en provinciale
planningsinitiatieven in deze gebieden moeten de agrarische bestemmingen maximaal respecteren en zullen sys
worden getoetst aan de agrarische structuur. De afdeling ruimtelijke planning zal binnen deze agrarische gebieden voldoende
terughoudend optreden.
In de herbevestigde agrarische gebieden hebben de landbouwers rechtszekerheid. Er geldt een vrijheid van teeltkeuze, met
uitzondering van de reeds geldende beperkingen of mogelijkheden met betrekking tot de historisch permanente graslanden en
met uitzondering van maatregelen in het kader van cross compliance of erosiebestrijdigsmaatregelen. Het beleid gericht op de
instandhouding, het herstel of de ontwikkeling van kleine landschapselementen kan onverminderd worden verder gezet.
afbakening VEN eerste fase:
goedgekeurd
B.V.R. 27/06/2003
tweede fase:
in onderzoek
Grote delen van de natuurgebieden in de gemeente zijn opgenomen in een eerste fase van de afbakening van het Vlaams
ecologisch netwerk. Het betreft alle natuurgebieden volgens het gewestplan met uitzondering van de natuurgebieden in de vallei
van de Berwijn.
In de VEN-gebieden komen natuurbehoud en natuurontwikkeling op de eerste plaats. Het natuurdecreet legt vast dat alleen
gebieden met een welbepaalde (groene) bestemming op het gewestplan als VEN aangewezen kunnen worden. Het VEN wordt
opgebouwd uit grote eenheden natuur (GEN) en grote eenheden natuur in ontwikkeling (GENO).
In deze gebieden geldt ondermeer een verbod op het aanbrengen van wijzigingen aan de waterhuishouding en een verbod op
het aanplanten van niet-inheemse soorten, uitgezonderd specifieke gevallen. Men mag ook de structuur van het landschap niet
wijzigen: kleine landschapselementen zoals perceelsranden, bermen, bomenrijen, poelen enz. moeten behouden blijven.
Met de tweede fase van de afbakening van het Vlaams Ecologisch Netwerk zal een aantal bijkomende grote eenheden natuur
en grote eenheden natuur in ontwikkeling worden afgebakend.
afbakening IVON in onderzoek Met de afbakening van het integraal verwevings- en ondersteunend netwerk worden op Vlaams niveau de
natuurverwevingsgebieden afgebakend. De afbakening is nog in een onderzoeksfase en overleg met de betrokken overheden
moet nog worden gepleegd. In natuurverwevingsgebieden zullen de functies landbouw, bosbouw en natuur nevengeschikt zijn.
Randvoorwaarden met betrekking tot het bestaand grondgebruik kunnen worden opgelegd in functie van de onderlinge
afstemming van de verschillende grondgebruikers in het gebied.
beschermde monumenten,
dorpsgezichten en landschappen
beschikkingsbesluit beschermde monumenten
Sint-Annakapel (KB 12/02/1974)
Conventstraat 92 (KB 18/07/1980)
elektriciteitscabine, Sinnichstraat te Teuven (KB 28/05/2003)
bakhuis van de hoeve, Planckstraat 3 te Teuven (KB 28/05/2003)
hoeve, Planckstraat 10, 11 te Teuven (KB 28/05/2003)
woningen, Kloosterhofstraat 5, 9 te Teuven (KB 28/05/2003)
hoeve Kloosterhof, Kloosterhofstraat 12 te Teuven (KB 28/05/2003)
kapel ter ere van Onze-Lieve-Vrouw, Kloosterhofstraat te Teuven (KB 28/05/2003)
hoeve Driesenhof, Kasteelstraat te Teuven (KB 28/05/2003)
hoeve, Gieveldstraat 7 te Teuven (KB 28/05/2003)
voormalig gemeentehuis, Dorpsstraat 8 te Teuven (KB 28/05/2003)
voormalige gemeenteschool, Dorpsstraat 7 te Teuven (KB 28/05/2003)
hoeve, Dorpsstraat 6 te Teuven (KB 28/05/2003)
salle ‘Le Patria’, Dorpsstraat te Teuven (KB 28/05/2003)
woning en dienstgebouw, Dorpsstraat 9 te Teuven (KB 28/05/2003)
woningen, Dorpsstraat 10, 35 te Teuven (KB 28/05/2003)
burgerhuis, Dorpsstraat te Teuven (KB 28/05/2003)
hoeve Mostert, Dorpsstraat 17 te Teuven (KB 28/05/2003)
torengebouw met elektriciteitscabine, Dorpsstraat te Teuven (KB 28/05/2003)
Sint-Pieterskerk met kerkhof, Dorpsstraat te Teuven (KB 28/05/2003)
kruis te Sint-Pieters-Voeren (KB 04/11/2002)
pastorie, Dorpsstraat 26 te Sint-Pieters-Voeren (KB 14/06/2002)
parochiekerk Sint-Pieters-Stoel met kerkhof, Dorpsstraat te Sint-Pietersvoeren (KB 04/11/2002)
hoeve met losse bestanddelen, erf en onmiddellijke omgeving, Veurs 40 te Sint-Martens-Voeren (KB 09/07/2003)
vakwerkschuur, Schilberg 25 te Sint-Martens-Voeren (KB 20/11/2001)
gietijzeren kraan, Einde te Sint-Martens-Voeren (KB 04/11/2002)
hoeve Den Hof, Dorpstraat 49 te Moelingen (KB 16/06/2000)
spoorwegviaduct te Sint-Martens-Voeren (KB 20/11/2001)
omgeving hoeve Kloosterhof, Kloosterhofstraat 12 te Teuven (KB 28/05/2003)
landelijke omgeving hoeve met losse bestanddelen te Veurs (KB 09/07/2003)
kerkhofmuur van de Sint-Martinuskerk te Sint-Martens-Voeren (KB 11/04/1984)
Sint-Martinuskerk te Sint-Martens-Voeren (KB 11/04/1984)
hoeve met gedenkteken, Mabrouck 17 te Remersdaal (KB 20/11/2001)
hoeve met grond, aanhorigheden en kruis, Driesschen 13, 13A te Remersdaal (KB 03/11/2003)
hoeve, Dorp 61 te Remersdaal (KB 20/11/2001)
spoorwegviaduct te Remersdaal (KB 20/11/2001)
vijf grenspalen en kruisbeeld voor het gemeentehuis, Viséstraat 4 te Moelingen (KB 04/11/2002)
kerk Onze-Lieve-Vrouw-Ten-Hemelopneming met kerkhof, Dorpsstraat 59 te Moelingen (KB 04/11/2002)
beschermde dorpsgezichten
erf met hoevecomplex, Kloosterstraat te ‘s-Gravenvoeren (KB 18/07/1980)
omgeving Sint-Martinuskerk, te Sint-Martensvoeren (KB 11/04/1984)
omgeving hoeve Den Hof, Dorpsstraat te Moelingen (KB 16/06/2000)
onmiddellijke omgeving Dorp, Dorpsstraat 61 te Remersdaal (KB 20/11/2001)
onmiddellijke omgeving hoeve, Mabrouck 17 te Remersdaal (KB 20/11/2001)
omgeving schuurtje, Schilberg te Sint-Martens-Voeren (KB 20/11/2001)
tuin van de pastorie, Dorpsstraat te Sint-Pieters-Voeren (KB 14/06/2002)
dorpskern bestaande uit zeven monumenten met onmiddellijke omgeving, Dorpsstraat 6, 7, 8, 9, 10 te Teuven (KB
28/05/2003)
omgeving hoeve, Planckstraat 10, 11 te Teuven (KB 28/05/2003)
beschermde landschappen
omgeving kapel van de Heilige Maagd te ‘s-Gravenvoeren (KB 30/11/1960)
Hoogbos te ‘s-Gravenvoeren (KB 22/07/1985)
holle weg Kruisgraef te ‘s-Gravenvoeren (KB 03/07/1985)
dal van de Berwijn te Moelingen (KB 30/05/1986)
graftengebied van de Martelberg te Sint-Martens-Voeren (KB 02/07/1990).
habitatrichtlijngebieden B.V.R. De Europese richtlijn 92/43/EEG van 21 mei 1992 beoogt het waarborgen van de biologische diversiteit door het instandhouden
van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna die hiervan deel uitmaken
beschermingszones aan te duiden. Deze bindende richtlijn past in het concept van Natura 2000, een Europees netwerk van
beschermde gebieden.
Grote delen van het grondgebied van de gemeente, met name 1.592 ha, zijn aangeduid als habitatrichtlijngebied. Het betreft in
hoofdzaak de vallei van de Berwijn, de hellingsbossen langsheen de waterlopen Gulp, Veurs, Voer, de vallei van de Noorbeek
en de omgeving van Altenbroek, het Hoogbos ten noorden van ‘s-Gravenvoeren, het Alserbos ten zuidwesten van Sint-Pieters-
Voeren en het boscomplex van Stroevenbos en Vrouwenbos ten zuidoosten ervan.
verbods- en afstandsregels VLAREM II B.V.R. Op 1 juni 1995 keurde de Vlaamse regering het Vlaamse Reglement in
(VLAREM II) 56 goed. Via het milieuvergunningenbeleid worden strenge beperkingen opgelegd aan de constructie en inplanting
van (nieuwe) stallen voor de veehouderij. In waterwingebieden, beschermingszones type I, II of III, kwetsbare zones en andere
dan agrarische gebieden 57
bestaande stallen uit te breiden. In Voeren is enkel het landbouw
onderhevig.
Daarnaast gelden er, afhankelijk van het aantal gehouden dieren en staltype, verbods- en afstandsregels ten opzichte van elk
op het gewestplan aangegeven woonuitbreidingsgebied, natuurgebied met weten
bosreservaat, gebied voor verblijfs
50 m tot 1.000 m, of een totaal verbod.
De ruimte waarin bijvoorbeeld een gemiddeld varkensbedrijf volgens deze verbods- en afstandsbepalingen eventueel een
vergunning zou kunnen krijgen is beperkt. In realiteit zullen er, uitgaande van een stand-still principe, geen nieuwe bedrijven
worden vergund en geen sterke uitbreidingen meer worden gerealiseerd. Enkel herlokalisaties zijn in feite nog mogelijk.
gebieden met verscherpte
bemestingsnormen MAP
B.V.R. Op 23 januari 1991 werd het decreet
het mestdecreet, goedgekeurd. Het uitgangspunt voor het Vlaamse mestbeleid is de Europese nitraatrichtlijn. Deze richtlijn wil
de waterverontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen ver
mestdecreet regelt de inventarisatie, beheer en afzet van dierlijke mest overeenkomstig alge
maximale hoeveelheden mest die op het land mogen worden uitgereden en de minimaal te verwerken hoeveel
hierin vastgelegd.
56 Gecoördineerde versies van VLAREM I en II, zoals van toepassing per 1 mei 1999 (B.S. 31 maart1999), http://www.emis.vito.be en meer in het bijzonder http://www.mina.be/front.cgi?id=675.
58 Officieuze coördinatie van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, http://www.vlm.be/Mestbank/ mest_regel1.html, 5 juli 1999.
57 Het gaat om de agrarische gebieden zoals aangegeven op de gewestplannen.
4. Gemeentelijke verordeningen en reglementen
gemeentelijke verordening met betrekking
tot het overwelven van baangrachten
De gemeentelijke verordening verbiedt het dempen van grachten of beschoeien van grachten met materialen die de infiltratie
van water naar de bodem kunnen tegenwerken. Het overwelven of inbuizen van grachten gelegen langsheen buurtwegen of
gemeentewegen is niet toegelaten, tenzij na goedkeuring door het college van burgemeester en schepenen, en indien de
werken worden uitgevoerd in overeenstemming met de vooropgestelde richtlijnen uit de gemeentelijke verordening.
gemeentelijke verordening betreffende de
lozing van huishoudelijk afvalwater, de
afkoppeling van hemelwater afkomstig van
gebouwen en verhardingen, en de
aansluiting op de openbare riolering
De gemeentelijke verordening heeft tot doel om, in uitbreiding van de wettelijke milieunormen waaronder VLAREM, en de
specifieke noden van de gemeente Voeren, een duurzame ontwikkeling van het milieu, specifiek in verband met de opvang en
het gebruik van hemelwater en het beperken van de verontreiniging door het afvalwater dat niet naar zuiveringsstations wordt
afgevoerd, na te streven. Tevens heeft deze gemeentelijke verordening tot doel concrete richtlijnen voor te schrijven in verband
met lozing van afvalwater, afkoppeling van hemelwater en de aansluiting op de openbare riolering. Iedere burger is zelf
verantwoordelijk voor zijn aansluiting op de riolering en voor een gepaste voorbehandeling, of voor een gepaste individuele
zuivering indien er geen riolering aanwezig is en indien de riolering niet op een rioolwaterzuiveringsinstallatie is aangesloten.
gemeentelijk reglement houdende de
betoelaging voor de aankoop van een
bouwkavel of een bestaande woning
gemeentelijk reglement houdende de
betoelaging voor de aankoop en
aanpassingswerken van een woning of
bouwpand voor bejaarden en mindervaliden
gemeentelijk reglement houdende de
betoelaging voor de opvang van regenwater
gemeentelijk reglement houdende de
betoelaging voor de realisatie van
individuele of collectieve kleinschalige
waterzuiveringsinstallaties
gemeentelijk reglement houdende de
betoelaging voor de realisatie van een
waterput met inhoud van minimum 5.000 l
gemeentelijk reglement houdende de
betoelaging voor het plaatsen van
zonnepanelen
gemeentelijk reglement houdende de
betoelaging voor het aanplanten van
hoogstamfruitbomen
gemeenteraad
09/12/2003
Het gemeentebestuur van Voeren keert een toelage uit voor de aanplant van hoogstammige fruitbomen binnen de
gemeentelijke grenzen met het oog op de uitbouw en instandhouding van hoogstamboomgaarden, en dit met een maximum van
9 bomen in aanvulling op een bestaande provinciale subsidie voor 10 of meer bomen.
5. Sectorale plannen en studies5.1. Natuur
grensoverschrijdend ecologisch basisplan tussen
Vlaanderen en Nederland
opdrachtgevers:
AMINAL afd. natuur, provincies Antwerpen, Limburg,
Noord-Brabant (NL) en Limburg (NL), Ministerie van LNV
en de Benelux Economische Unie
voorstudie Het doel van de studie is te komen tot een gezamenlijke aanpak voor de ver
grensoverschrijdende ecologische relaties tussen Vlaanderen en Nederland.
Het streefbeeld voor de gemeente Voeren is een afwisselend natuurcomplex van aaneengesloten bossen
afgewisseld met schraallanden, bloemrijke graslanden, natuurlijke beekdalen te midden van een
kleinschalig, extensief beheerd landschap. Dit betekent dat het beleid in Vlaanderen gericht moet zijn op
verweving van de functies bos en natuur. De voorgestelde maatregelen hebben onder meer betrekking op:
de aanleg van natuurvriendelijke oevers
beekherstel (meandering)
de uitbreiding van vochtige of natte schraallanden en bloemrijke graslanden
de aanleg en het onderhoud van kleine landschapselementen
het extensiveren van de landbouw
waterretentie en waterconservering in het landbouwgebied.
de uitbreiding van de loofbossen
de omvorming van bestaand bos naar natuurlijk loofbos
de uitbreiding en ontwikkeling van mantel- en zoombegroeiing
geïntegreerd bosbeheer.
5.2. Water
aanleg overstromingszone
opdrachtgever:
provincie Limburg
Langsheen beek nr. 002 zal ten zuidwesten van de dorpskern van ’s-Gravenvoeren een overstromingszone
worden aangelegd. Deze moet overstromingen en erosie elders in het dorp in de toekomst vermijden. De
oppervlakte van deze zone bedraagt 3,52 ha.
integrale waterzuiveringsstudie Voeren
opdrachtgever:
V.M.M.
De keuze wordt gemaakt voor drie bovengemeentelijke rioolwater
Moelingen, ‘s-Gravenvoeren en Teuven, en één kleinschalige gemeentelijke waterzuiveringsinstallatie
(KWZI) te Remersdaal. Meer in detail worden volgende ingrepen voorgesteld.
Moelingen
Een waterzuiveringsinstallatie wordt gepland tussen het op- en afrittencomplex op E25 en de spoorlijn Luik –
Maastricht. Het gewestplan bestemt dit gebied voor een lokaal bedrijventerrein met openbaar karakter. De
collector bevindt zich onder bestaande straten in de dorpskern (Withuisstraat, Dorpsstraat) en onder de weg
van Moelingen naar het op- en afrittencomplex op E25 (Winkelstraat, Schans). Voor de aanleg van de
collector is de opmaak van een BPA voor het lokaal bedrijventerrein met openbaar karakter vereist.
‘s-Gravenvoeren
Een nieuwe waterzuiveringsinstallatie is gepland nabij de grensovergang richting Mesch in het agrarisch
gebied. De zuiveringsinstallatie staat in voor de sanering van het huisafvalwater afkomstig van ‘s-
Gravenvoeren, Sint-Martens-Voeren en Sint-Pieters-Voeren. De collector situeert zich vrijwel parallel aan de
Voer, onder de bestaande straten die de dorpen verbinden. Het afvalwater afkomstig uit Veurs kan via een
afzonderlijke collector onder Veurzerveld worden aangesloten.
Teuven
In Teuven wordt een rioolwaterzuiveringsinstallatie gepland nabij het gehucht Nurop, gelegen in het
landschappelijk waardevol agrarisch gebied. De collector loopt nabij de bedding van de Gulp, met zijtakken
ter plaatse van de zijbeken van de Gulp. Het rioolwater afkomstig uit De Planck kan door middel van een
collector onder Planckstraat op de waterzuiveringsinstallatie worden aangesloten.
Remersdaal
Te Remersdaal wordt in het gebied achter de kerk een kleinschalige waterzuiveringsinstallatie gepland. Het
gezuiverd water wordt geloosd in de Remersdaalbeek.
DuLo-waterplan geïntegreerd in
deelbekkenbeheerplan
Zie ontwerp deelbekkenbeheerplan Voer.
watertoets decreet van 18/07/2003
betreffende het integraal
waterbeleid
Met de watertoets wordt nagegaan of een ingreep schade kan veroorzaken aan het watersysteem. Bij elke
beslissing over een plan, programma of vergunning moet de bevoegde overheid nagaan of er schade kan
ontstaan aan het watersysteem. Wanneer een vergunningsplichtige activiteit een schadelijk effect
veroorzaakt op de kwantitatieve toestand van het grondwater, dat niet door het opleggen van gepaste
voorwaarden of aanpassingen aan het plan of programma kan worden voorkomen, kan die vergunning
slechts worden gegeven, of kan dat plan of programma slechts worden goedgekeurd, omwille van
dwingende redenen van groot maatschappelijk belang. In dat geval legt de overheid gepaste voorwaarden
op om het schadelijke effect zoveel mogelijk te beperken, of indien dit niet mogelijk is, te herstellen of te
compenseren.
Een schadelijk effect wordt in het decreet gedefinieerd als
voortvloeit uit een verandering van de toestand van watersystemen, of bestanddelen ervan, voor zover die
verandering wordt teweeggebracht door een menselijke activiteit. De schadelijke effecten omvatten ondermeer
effecten op de gezondheid van de mens en de veiligheid van de vergunde of vergund geachte woningen en
bedrijfsgebouwen, gelegen buiten overstromingsgebieden, op het duurzaam gebruik van water door de mens, op
de fauna, de flora, de bodem, de lucht, het water, het klimaat, het landschap en het onroerend erfgoed, alsook de
samenhang tussen één of meer van deze elementen.
ontwerp deelbekkenbeheerplan Voer De deelbekkenbeheerplannen bepalen het beheer voor de stroomgebieden, bekkens en deelbekkens. Ze
bepalen de voorgenomen acties, maatregelen, middelen en termijnen om de doelstellingen van het decreet
Integraal Waterbeleid te bereiken, nader aangegeven in de op te stellen waterbeleidsnota. De voornoemde
maatregelen kun
werken of handelingen verbieden of onmogelijk maken die overeenstemmen met de vastgestelde BPA’s of
RUP’s, met uitzondering van de werken of handelin
laatste werden tot nogtoe niet afgebakend. Evenmin werden er reeds functies toegekend. Wel gebeurde er
reeds een eerste aanduiding van waterlichamen en wordt er een uitgebreide reeks acties en maatregelen
voorgesteld zoals onder meer:
het ecologisch herstel van de Noorbeek
de herinrichting van de vallei van de Beek
het treffen van maatregelen om bodemerosie en wateroverlast te beperken in het droogdal van de
Horstergrub
het herstel en de ecologische inrichting van het brongebied van de Voer (stroomopwaarts van de
Commanderij in sint-Pieters-Voeren)
de verbetering van de structuurkwaliteit van de Voer te Ketten
buffering in holle wegen en plaatselijke hermeandering van de Veurs in Kwinten.
natuurlijke overstroombare en recent overstroomde
gebieden in Vlaanderen
eindrapport 31/12/2000 Het in kaart brengen van deze overstromingsgebieden is een uitvoering van actie 66 van het Vlaams
Milieubeleidsplan 1997 - 2001. De studie heeft een tweevoudig doel: het ontwikkelen van een methodologie
en het toepassen van deze methodologie op het grondgebied van Vlaanderen. In de studie wordt een
onderscheid gemaakt tussen van nature (historisch) overstroombare gebieden en recent overstroomde
gebieden (ROG).
In de gemeente Voeren vertonen de van nature (historisch) overstroombare gebieden smalle, duidelijk
ingesneden beek- en
riviervalleien. Enkel de Berwijn vertoont een brede valleistructuur, voornamelijk gesitueerd ten noorden van
de waterloop.
Opvallend is de ligging van de dorpen langsheen de waterlopen. Verschillende recent overstroomde
gebieden situeren zich dan ook in de kernen.
risicozones voor overstromingen nota 31/03/2003,
actualisering 01/10/2003
In navolging van de wet van 21 mei 2003 tot wijziging van de wet op landverzekeringsovereenkomsten en
de wet betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen zijn
voorlopig risicozones voor overstromingen afgebakend. De uiteindelijke kaart is het resultaat van een
combinatie van de kaart met de recent overstroomde gebieden en de gemodelleerde
overstromingsgebieden.
In de gemeente Voeren komen deze risicozones voor in de valleien van de Berwijn, grote delen van de Voer
en de Beek en hun onmiddellijke omgeving.
5.3. Mobiliteit
gemeentelijk mobiliteitsplan Voeren oriëntatienota Tijdens de oriëntatiefase verkent en bestudeert de stuurgroep de bestaande studies, de problemen en de
visies van de verschillende actoren om de behoefte aan het onderzoek in fase 2 inhoudelijk te definiëren.
Het verdere onderzoek zal toegespitst worden op de verkeersstructuur, in het bijzonder met een
onderscheid tussen zwaar en licht verkeer, het versterken van het openbaar vervoer, het bevorderen van de
verkeersveiligheid, het uitwerken van een parkeerbeleid en een aangepast lokatiebeleid.
parkeerbalans ‘s-gravenvoeren eindrapport 19 mei 2006 De parkeerbalans berekent de balans tussen de parkeervraag en het parkeeraanbod binnen de kern van ’s-
Gravenvoeren. Op basis van het gevoerde onderzoek blijkt dat op normale werkdagen een ruim overaanbod
aan parkeerplaatsen in de kern aanwezig is. Op toeristische hoogdagen en weekends, en rekening houdend
met toekomstige projecten in de kern (bijkomende woningen, heraanleg openbaar domein enz.), is het
aanbod echter ondermaats en bedraagt het tekort 192 parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen dienen vooral
voorzien in de omgeving van het kerkplein, binnen een straal van 400 meter.
5.4. Erfgoed
digitale versie van de landschapsatlas studie
31/03/2001
De landschapsatlas is het resultaat van een studie uitgevoerd in opdracht van de afdeling monumenten en
landschappen. Het was de bedoeling om een.
de traditionele landschappen in Vlaanderen
lijnrelicten en puntrelicten.
relictzones
graften van Voeren (R70075)
hellingbossen van Voeren (R70076)
ankerplaatsen
dal van de Berwijn (A70015)
’s-Gravenvoeren, Sint-Martens-Voeren en Sint-Pieters-Voeren (A70016)
vallei van de Gulp bij Teuven (A70017)
lijnrelicten
holle koetsweg te ‘s-Gravenvoeren (L70073)
spoorwegviaduct te Sint-Martens-Voeren (L70074)
puntrelicten
hoeve Snauwenberg (P70591)
hoeve Gieveld (P70595)
kasteel Altembroek (P70603)
molen van l’Homme (P70606)
kapel van de Heilige Maagd (P70608)
molen van Beri (P70609)
kasteel van Teuven (P70611)
kerk Onze-Lieve-Vrouw (P70613)
schans van Navagne (P70616)
Steenbokskapel (P70619)
kasteel van Ottegroeven (P70624)
molen van Sinnich (P70625)
Sint-Martinuskerk met kerkhofmuur (P70626)
kloosterhof (P70629)
molen van Frisen (P70630)
Sint-Annakapel (P70633)
hoeve Middelhof (P70634)
Commanderie (P70636)
hoeve Neubau (P70640)
hoeve Driesen (P70645)
Stroevenboshoeve (P70649)
Magis (P70650)
6. Ruimtelijk beleid over de grenzen
schéma de développement de l’espace régio-
nal (SDER) 59
(W) goedgekeurd
B.W.R.
27/05/1999
indicatieve status
In het SDER richt het ruimtelijke beleid in Wallonië zich vooral op twee items: de polarisatie van stedelijke gebieden
en de verbindende euro
geplaatst binnen de oost-west georiënteerde eurocorridor Lille - Aken en is hierin een belangrijke ontwikkelingspool.
Deze ontwikkeling past binnen de supraregionale samenwerking in het stedelijk netwerk MHAL (zie verder). Binnen
dit ontwikkelingsperspectief wordt ook het Land van Herve en een deel van het Haspengouw aangegeven als een te
ontwikkelen gebied binnen het Drielandenpark (zie verder).
gewestplan Verviers-Eupen (W) De gewestplannen vormen bij gebrek aan gemeente
juridische toetskader voor het vergunningenbeleid in de Waalse buurgemeenten van Voeren. Een conserverend
beleid staat voorop. Opvallend is de hogere graad van verstedelijking buiten de agglomeraties en de assen tussen
deze agglomeraties ten zuidoosten van Luik, die wordt bestendigd in het gewestplan Luik.
gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Aubel (W) Het gemeentelijk ruimtelijk beleidsplan Aubel stelt volgende doelstellingen voorop:
de ontwikkeling van Aubel als een residentiële gemeente met een hoge omgevingskwaliteit door het landelijke
karakter van de gemeente te beschermen
het opwaarderen van het centrum met een verweving aan functies (wonen, handel enz.), waarbij gewaakt wordt
over de woonkwaliteit in het centrum
het waarborgen van een aangenaam openbaar domein, effectieve openbare nutsvoorzieningen enz.
Hiertoe worden reeds op korte termijn, 5 jaar, volgende acties ondernomen die relevant zijn in functie van de
ruimtelijke ontwik
het opmaken van een ontwikkelingsplan voor een nieuwe agro-bedrijvigheidszone aansluitend bij het
noordoosten van de kern van Aubel
het opnieuw in gebruik nemen van de oude spoorwegbedding ten noordoosten van de kern van Aubel als
verbinding voor langzaam verkeer tussen de kern en deze agro-bedrijvenzone en verder richting Hagelstein
het schrappen (bij de volgende herziening van het gewestplan) van twee recreatiegebieden in de vallei van de
Berwijn
het schrappen (bij de volgende herziening van het gewestplan) van een woongebied met landelijk karakter te
Hagelstein
een verhoogde aandacht bij het vergunningenbeleid voor de landschappelijke inpassing van gebouwen
(aanplantverplichtingen)
59 Gouvernement Wallonie, Schéma de Développement de l’Espace Régional, 1999.
het opzetten van een stimuleringsbeleid ten aanzien van het herstel van het boccagelandschap (hagen en
boomgaarden) en van het onderhoud van hagen en poelen.
vijfde nota ruimte 2000-2020 (NL) goedgekeurd
Tweede Kamer
17/05/2005
De nota ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Bij de uitwerking naar de
landsdelen worden vier gebieden aangegeven waaronder landsdeel Zuid waartoe de provincies Noord-Brabant,
Limburg en Zeeland behoren. In het kader van het ontwerp planologische kernbeslissing zijn voor Voeren van
belang:
de benoeming van het nationaal stedelijk netwerk Maastricht - Heerlen, met een internationale afstemming op
Aken, Luik, Hasselt en Genk
het voornemen om het Limburgse Heuvelland (Drielandenpark) aan te duiden als Nationaal Landschap, met als
doelstelling het nastreven van ‘robuuste ecologische verbindingen’ en reconstructiezones
het opnemen van de beleidsnota ‘ruimte voor de rivier’ (Maas) en het voeren van een contourenbeleid voor
water (Drielandenpark)
het voorzien van goede aantakkingen met bestaande H.S.L.-shuttles (bijvoorbeeld Eindhoven, Luik enz.).
ROM-project Mergelland en plan van aanpak
Zuid-Limburg
(NL) Het gebied ROM Mergelland werd grofweg begrensd als het gebied tussen de landsgrenzen van Nederland met
Duitsland en België, A76 en A2, en grenst in het zuiden aan de gemeente Voeren. Het ROM-project Mergelland, als
uitvoering van de vierde nota ruimte, werd in 2000 afgesloten en geëvalueerd. Het opgestelde document, het
zogenaamde plan van aanpak ROM, stond voornamelijk in het teken van het opbouwen van samenwerking tussen
de partijen en leren omgaan met integrale doel
met meer of minder succes uitgevoerd.
Naar aanleiding van de ervaringen met het ROM-project heeft de Provincie Limburg (NL) besloten om samen met de
partners een vervolgproject op te zetten. Dit heeft geleid tot het concept plan van aanpak Zuid-Limburg. Daarbij werd
het plangebied uitgebreid tot het gehele landelijk gebied van Zuid-Limburg. Om de gewenste ruimtelijke kwaliteit in
het landelijk gebied van het Mergelland te behouden worden in het ROM-project vier hoofdlijnen aangeven:
het behoud van het landelijke karakter
de realisatie van de zogenaamde ‘ecologische hoofdstructuur’
de verbetering van de perspectieven voor de landbouw
het in samenhang ontwikkelen van recreatie en landschap.
provinciaal omgevingsplan Limburg (POL) (NL) goedgekeurd
29/06/2001
Het POL doet uitspraken over de inhoudelijke ontwikkelingen in de beleidsterreinen milieu, water, ruimte, verkeer en
vervoer, welzijn en economie en onderscheidt elf gebieden. De gemeente Voeren grenst aan de regio Maastricht en
aan de regio Heuvelland.
regio Maastricht
Maastricht ontwikkelde zich recent tot een internationaal georiënteerde kennis- en dienstenstad. Ze is tevens de
tweede toeristenstad van Nederland (na Amsterdam) en speelt als (inter)nationale congresstad een aanmerkelijke
rol van betekenis. De Europese eenwording geeft inmiddels een extra impuls aan de economische ontwikkeling van
Maastricht.
De provinciale beleidsdoelstellingen voor de regio Maastricht zoals geformuleerd in het POL zijn:
de verdere uitbouw van de bijzondere, internationale positie van Maastricht met daarbij speciale aandacht voor
de ontwikkeling van de kennis- en dienstensector
blijvende aandacht voor een kwalitatief hoogwaardig ingerichte stad en regio, gekoppeld aan de realisatie van
de gestelde planningsopgave voor wonen en werken
het monitoren van en eventueel bijsturen in de planning, inrichting en het beheer van de bedrijventerreinen
het verbeteren van de bereikbaarheid van de regio, met name voor wat betreft de stadstraverse en het
Maaskruisend verkeer
en het versterken van de regionale samenwerking.
regio Heuvelland
Heuvelland is een uitzonderlijk druk bezocht gebied, dat onlosmakelijk verbonden is met de aangrenzende Duitse en
Belgische regio’s. Het heeft een functie als uitloopgebied voor Maastricht, terwijl omgekeerd ook de nabijheid van de
stad voor het Heuvelland belangrijk is. Het onderscheidt zich (inter)nationaal door haar natuur, landschap en
cultureel erfgoed van kastelen en boerderijen. Deze kwaliteiten dienen meer nadruk te krijgen bij de verdere
ontwikkeling en profilering van de regio. Kenmerkend is ook het relatief extensief agrarisch karakter. De vele hoog
stamboomgaarden rond de kernen worden echter langzamerhand omgezet in uitgestrekte landerijen met laagstam
in de hellende gebieden. Het areaal grasland is afgenomen ten gunste van de akkerbouw op de plateaus. Ondanks
een zorgvuldig beleid van de overheid is de laatste 10 jaar de verstedelijking toch verder toegenomen. Er zijn echter
ook positieve ontwikkelingen zoals de toename van de welvaart en het oplossen van het werkloosheidsprobleem.
De provinciale beleidsdoelstellingen voor de regio Heuvelland zoals geformuleerd in het POL zijn:
het beschermen en ontwikkelen van de algemene omgevingskwaliteit: balans tussen de economische,
ecologische en sociaal-culturele kwaliteiten in evenwicht houden, ondermeer door middel van een contouren
beleid
een herpositionering van de landbouw: het uitrusten en stimuleren opdat deze sector zich ook op
omgevingskwaliteit zou richten
het opnieuw kwaliteit realiseren in het toerisme, de belangrijkste ruimtelijk-economische drager van het
Heuvelland
een verbetering van de geleiding van toeristisch-recreatieve verkeers
vervoer onder andere een light-railverbinding tussen Maastricht en Kerkrade, snelbusverbindingen, selectieve
bereikbaarheid, recreatietransferpunten enz.)
het realiseren van het Drielandenpark
een ruimere voortzetting van het ROM-project Mergelland.
bestemmingsplannen Nederlandse
buurgemeenten
(NL) De gemeentelijke bestemmingsplannen vormen in Nederland het enige verordenend kader voor het
vergunningenbeleid ten aanzien van particulieren.
De bestemmingsplannen buitengebied van de Nederlandse buur
zowel het streekplan als het provinciaal ontwikkelingsplan Limburg. Ten aanzien van het buitengebied staat een
conserverend beleid voorop.
ontwikkelingsperspectief MHAL
intentieverklaring
Ministers voor Ruimtelijke Ordening uit
Vlaanderen, Wallonië, Nederland en Noordrijn-
Westfalen
(GO) goedgekeurd
06/1993
In 1989 hebben de vier Ministers bevoegd voor Ruimtelijke Ordening, uit Vlaanderen, Wallonië, Nederland en
Noordrijn-Westfalen, een intentieverklaring getekend om voor het stedelijk gebied van de Euregio Maas-Rijn een
ontwikkelingsperspectief op te stellen.
Het gebied wordt aangegeven als een stedelijk landschapspark. Het ontwikkelt zich langs twee verstedelijkte assen,
waarvan de ene noord-zuid is georiënteerd en samenvalt met de historische ontwikkelingsas van de steden gelegen
langsheen de Maas, Luik, Maastricht enz. De andere, oost-west georiënteerd, valt samen met de meer recente
ontwikkelingen van de mijnsteden Aken, Heerlen, Genk enz. Het concept van de MHAL behelst een ring van
samenwerkende steden die er voor waken niet aan elkaar vast te groeien en er tevens voor zorgen dat het groene
hart in hun midden zijn open en landelijk karakter behoudt. Dit groene hart behelst het landelijk gebied ten oosten
van de Maas en is verder begrensd door Luik, Verviers, Eupen, Eschweiler, Aken, Heerlen en Sittard. Als middel
hiervoor wordt een zorgvuldig ruimtelijk beleid vooropgesteld en een versterking van de sectoren die bijdragen aan
de kwaliteit van dat landelijk gebied. Nadere begrenzing dient plaats te hebben in de verdere ontwikkeling van het
project Drielandenpark (zie verder).
drielandenpark (GO) startovereen-
komst 2001 door
bestuurlijk overleg
MHAL en
grenscommissie
Oost van de
Benelux
Economische
Unie
De vooropgestelde grensoverschrijdende samenwerking is noodzakelijk om aanspraak te kunnen maken op
belangrijke Europese fondsen voor de ontwikkeling van dit gebied als internationaal waardevol landschap. De
Nederlandse provincie Limburg coördineert het proces. De inspraak van de betrokken gemeenten, waaronder
Voeren, is pas voorzien na de oplevering van het concept ontwikkelingsperspectief. Het Drielandenpark is een
grensoverschrijdend open ruimte gebied waarvoor de provincie en haar Euregionale partners van het M.A.H.L.-
gebied een totaalconcept wensen op te stellen. Inhoudelijke afstemming van beleid aan weerszijden van de grens is
een voorwaarde voor een goede ontwikkeling van het gebied. Daarbij gaat het om grensoverschrijdende afstemming
binnen en tussen sectoren in het gebied, waardoor kansen van synergie voor de samen
toenemen.
Het ontwikkelingsperspectief voor het Drielandenpark mikt op een inte
natuur, landbouw, recreatie en toerisme, landschap, ruimtelijke ordening en milieu.
Hierbij wordt gedacht aan:
een perspectief voor natuurlijke watersystemen met het oog op de erosieproblematiek, hoogwaterproblemen en
drinkwatervoorraden
een perspectief voor het afstemmen, versterken en ontwikkelen van een ecologische structuur voor het gehele
gebied met verbindingen naar omliggende gebieden
een visie op de suburbanisatieproblematiek
een perspectief voor cultuurhistorische landschappen met voorstellen voor behoud en ontwikkeling
een perspectief voor biologische landbouw en behoud van weidebouw
een perspectief voor toeristisch-recreatieve grensoverschrijdende struc
een perspectief voor de aanpak van grensoverschrijdende milieuproblemen
een perspectief voor bosprojecten met recreatievoorzieningen in stadsranden.
III. Inventaris bedrijven
tabel 43: bedrijven en handelszaken
Moelingen
1. Walpot J. brandstofhandel Dorpstraat 72a
2. Eureka meubelatelier Viséstraat 261
3. Deckers J. courierdienst Withuisstraat 140a
4. Schutz E. natuursteen Mescherstraat 127e
5. Smeets J. landbouwwerktuigen Withuis 189
40. Lognoul F. voegwerken Bijstraat 90
‘s-Gravenvoeren
6. Collings J. algemene bouwwerken Weg op Mesch 4e
7. Debougnoux X. algemene bouwwerken Weg op Dalhem 163h
8. Hofman garden center bloemen en planten Kerkhofstraat 122
35. Hofman gebroeders metaalwerken Kerkhofstraat 118
36. Demez garage Kosterstraat 173
9. Broers J. voegwerken Koetswegstraat 196b
10. Schyns en zoon garage / sanitair Hoogstraat 245
11. Janssen R. hout / bouw / dak Hoogstraat 257
12. Linder A. voegwerken Hoogstraat 264
13. Pinckers E. transportbedrijf Hoogstraat 266
14. l’Homme P. veevoeders Molenstraat 292
15. Broun W. grondwerken Meulenberg 310
16. Debougnoux D. hout / bouw / dak Schophem 327
17. Hoogsteyns P. landbouwwerktuigen Schophem 323
41. Menuiserie Régis schrijnwerkerij Onderdorp 59
Sint-Martens-Voeren
18. Pleyers P. hout / bouw / dak Einde 3
19. Mens G. c.v. / sanitair Einde 12
20. Demollin P. hout / bouw / dak Comberg 31
21. Pinckers R. algemene bouwwerken Comberg 30a
22. Snoeck J. c.v. / sanitair Dorpstraat 13
23. Haccourt F. algemene bouwwerken Krindaal 3a
24. Grisard bvba algemene bouwwerken Veurs 2
25. Laugs T. leemwerken Einde 7
26. Nyssen P. garage Dorpstraat 47A
27. Nijssen L. grondwerken
Comberg
(maatschappelijke zetel)
+ Conenbos 29c
28. Lahaye algemene bouwwerken De Planck 27b
29. Beuken B. transportbedrijf De Planck 31
39. Droeven J. hout / bouw / dak Veurs 24
Teuven
30. Weerts Y. transportbedrijf Varnstraat 1c
31. Jacobs M. c.v. / sanitair Sinnichstraat 25
32. Weerts M. hout / bouw / dak Dorpsstraat 24c
33. Kremers X. veevoedertransportbedrijf Dorpsstraat 21a
34. Meyers L. transportbedrijf Dorpsstraat 13
Remersdaal
37. Heuts transportbedrijf Roodbos 40
38. Xhonneux Y. transportbedrijf Dorpstraat 67
IV. Inventaris verblijfsaccommodatie
tabel 44: inventaris verblijfsaccommodaties
naam adres deelgemeente capaciteit kamers
hotels
de Cantarel* Berg 17 Sint-Martens-Voeren 24 12
de Kommel * Kerkhofstraat
117D
's-Gravenvoeren 22 16
gasthof Blanckthys * Plein 197B 's-Gravenvoeren 30 - 35 11
hof de Draeck * Hoofstraat 6 Teuven 14 11
the Kings Head Inn * Dorpsstraat 4 Teuven 24 12
hoevetoerisme
de Molenhoeve * Altenbroek 358 's-Gravenvoeren 60 5
de Pensool Kwinten 45 Sint-Martens-Voeren 20 - 26 -
de Shetlandhoeve Berg 5 Sint-Martens-Voeren 8 -
de Snauwenberg * Snauwenberg
365
's-Gravenvoeren 50 4
de Veldhoeve Veldstraat 10 Sint-Pieters-Voeren 6 - 8 -
het Plankerhuis * De Planck 13b Sint-Martens-Voeren 12 5
hoeve Mostert Dorpsstraat 16 Teuven 19 -
hoeve Mostert
(bakkes)
Dorpsstraat 16 Teuven 6 - 8 -
hoeve Mostert
(schuur)
Dorpsstraat 16 Teuven 24 -
hoeve Tienhof Kloosterstraat
109
's-Gravenvoeren 28 5
Pâturages de la Kys Kys 47 Remersdaal 2 - 22 -
Sinnicherhof * Sinnich 25 Teuven 22 6
't Gulpdal * Nuropstraat 13 Teuven 22 6
vakantiewoningen
A Gen Brugske Plein 200 's-Gravenvoeren 5 - 6 -
Berg en Dal Kwinten 17 Sint-Martens-Voeren 16 -
Blanckthyshof * Plein 197 A1 's-Gravenvoeren 4 - 10 -
Clermontshof Clermontshof 59 Remersdaal 22 -
Crindael 6 Krindaal 6 Sint-Martens-Voeren 12 - 24 -
de Brouwershof Weersterweg
165a
's-Gravenvoeren 28 -
de Komberg Komberg 31 Sint-Martens-Voeren 6 -
de Mot Komberg 30A Sint-Martens-Voeren 28 -
de Plank De Planck 23D Sint-Martens-Voeren 2 -
de
Schophemmerhoeve
Schophem
312C
's-Gravenvoeren 28 5
Green Valley Varnstraat 5 Teuven 18 -
Haciënda Rodebos 35 Remersdaal 42 -
het Gillishof Dorpsstr. 42 Sint-Pieters-Voeren 10 -
het Pietershof Planckstraat 16 Teuven 22 -
het Pleintje Sinnich 16 Teuven 4 - 5 -
huize Sint-Martens-
Voeren
Einde 6 Sint-Martens-Voeren 2 - 16 -
Jacquet - Veschkens Veurs 22/1 Sint-Martens-Voeren 6 -
Kraaiendaal Krindaal 9 Sint-Martens-Voeren 15 -
Langs het Voertje Onderdorp 49 's-Gravenvoeren 43 -
Op gen Dêmke Schophem
334A
's-Gravenvoeren 6 -
Os Paradieske Veurs 6 Sint-Martens-Voeren 2 - 4 -
't Maelhof * Hoogstraat 257 's-Gravenvoeren 5 - 21 3
Veurs Veurs 12 Sint-Martens-Voeren 16 - 20 -
groepspensions
b&b de vier
Seizoenen
Dorpsstraat 20 Teuven 4 2
b&b 't Pieterke Dorpsstraat 17 Sint-Pieters-Voeren 4 - 8 -
Bie d'r Notaire * Voerenstraat
231
Moelingen 14 7
castel Notre Dame Obsinnich 1 Remersdaal 160 -
de Appelgaard * Dorpsstraat 115 Sint-Martens-Voeren 18 8
de Blauwe Reiger * Meulenberg 312 's-Gravenvoeren 10 5
de Hubertahoeve Berg 14 Sint-Martens-Voeren 4 -
de Kraanvogel Dorpsstraat 20 Sint-Pieters-Voeren 7 -
de Noor * Vitchen 296A 's-Gravenvoeren 26 4
de Pensool * Kwinten 45 Sint-Martens-Voeren 20 - 26 13
de Shetlandhoeve Berg 5 Sint-Martens-Voeren 8 4
Green Valley Varnstraat 5 Teuven 76 -
't Gulpdal * Nuropstraat 13 Teuven 22 6
jeugdherberg
de Veurs Komberg 29B Sint-Martens-Voeren - -
bivakhemen voor jeugdgroepen
de Koestal Driesch 23 Moelingen - -
Lemmens Drink 51 Sint-Pieters-Voeren - -
Zonnedauw Veurserveld
28B
Sint-Martens-Voeren - -
campings
camping Bergzicht Varnstraat 5A Teuven - -
camping Haciënda Rodebos 35 Remersdaal - -
totaal 1108 -
1209
150
bron: gewestelijk V.V.V.-kantoor Voerstreek en Toerisme Vlaanderen, juni 2006
De verblijfsaccommodaties aangeduid met een * zijn alle hotels met een
exploitatievergunning volgens Toerisme Vlaanderen.
V. Verklarende woordenlijst
Actief agrarisch bedrijf
Landbouwbedrijf dat inkomsten voor het onderhoud van minimum één
gezin genereert.
Ankerplaats
Een ankerplaats is een representatief geheel van gevarieerde punt- of
lijnelementen met een belangrijke samenhang en gaafheid. Ankerplaatsen
kunnen een ruimtelijk structuurbepalend karakter hebben.
Baken
Bakens zijn visuele blikvangers die dikwijls fungeren als
oriënteringspunten in het landschap.
Bindende bepaling
De bindende bepalingen van een ruimtelijk structuurplan zijn de spil
tussen de in het richtinggevend gedeelte uitgewerkte gewenste ruimtelijke
structuur en de realisatie ervan. De functie van de bindende bepalingen
bestaat erin het dwingend karakter aan te geven voor de uitvoering van
het ruimtelijk structuurplan via uitvoerende instrumenten. De bindende
bepalingen van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan zijn bindend voor
de gemeente en voor de instellingen die onder de gemeente ressorteren.
De bindende bepalingen zijn niet bindend voor de burger.
Bouwvrij agrarisch gebied
Dit zijn gebieden van de agrarische structuur waar geen enkele vorm van
bijkomende bebouwing wordt toegestaan. Bouwvrije zones zijn
samenhangende zones die beperkt zijn in oppervlakte. Zij worden zo
geselecteerd en afgebakend dat er geen bestaande bedrijfszetels in zijn
opgenomen.
Buffering
Ruimtelijke buffering is het van elkaar afschermen van twee of meer
functies of activiteiten hetzij door ze op een zekere afstand van elkaar te
houden, hetzij door het aanbrengen van een andere functie of activiteit
ertussen, bijvoorbeeld een groenscherm tussen een bedrijventerrein en
een woonwijk.
Buitengebied
Het buitengebied is - op het niveau van Vlaanderen bekeken - het gebied
waarin de open (onbebouwde) ruimte overweegt en waar een
buitengebiedbeleid wordt gevoerd. Elementen van bebouwing en
infrastructuur die in functionele samenhang zijn met de niet-bebouwde
ruimte maken er onderdeel van uit en kunnen plaatselijk overwegen.
Buitengebied is aldus een beleidsmatig begrip.
Categorisering
Categorisering is het toewijzen van concrete ruimten aan een bepaalde
beleidscategorie. Voor de concrete ruimte geldt bijgevolg het beleid dat
overeenstemt met de betreffende beleidscategorie.
De functionele categorisering van het wegennet is gebaseerd op het
selectief prioriteit geven aan ofwel de bereikbaarheid ofwel de
leefbaarheid. Voor de categorisering wordt niet uitgegaan van de
beheerder of van het huidig profiel van de weg. Er wordt vanuit een lange
termijn perspectief uitgegaan van de gewenste (hoofd)functie van de weg.
Cross compliance
Cross compliance betekent dat een aantal randvoorwaarden, op het
gebied van voedselveiligheid, dierenwelzijn, diergezondheid, gewasbe-
scherming en milieu, worden opgelegd aan welke de landbouwer moet
voldoen vooraleer hij Europese inkomenssteun kan verkrijgen. Indien de
landbouwer niet aan de voorwaarden voldoet krijgt hij, afhankelijk van de
ernst van het tekort, een vermindering van zijn inkomenssteun.
Dagtoerisme
Dagtoerisme staat voor het geheel van toeristische activiteiten dat buiten
de onmiddellijke omgeving van de woning plaatsvindt en waarmee geen
overnachting gepaard gaat.
Hoevetoerisme
Hoevetoerisme is de vorm van toerisme die geïntegreerd is in een actief
agrarisch bedrijf.
Fysisch systeem
Het fysisch systeem is het geheel van eigenschappen, processen en
onderlinge relaties van klimaat, geologie, reliëf, lucht, bodem en water.
Het reliëf, de bodem en de waterhuishouding zijn hiervan de belangrijkste
elementen voor de ontwikkeling van de ruimte. De samenstelling van
bodem, de helling van de terreinen en de loop van de rivieren en beken
staan immers in rechtstreeks verband met het bodemgebruik.
Inbreiding
Inbreiding is de functionele of morfologische verdichting van het bebouwd
weefsel.
Kleine landschapselementen
De kleine landschapselementen zijn de strook-, lijn- en puntvormige
elementen in het landschap.
Kwetsbaar
Kwetsbaar betekent gevoelig voor verstoring en wijziging van het
oorspronkelijk (waardevol) karakter. Dit kan landschappelijk zijn, maar ook
een dorpsgezicht betreffen of een agrarisch gebied enz.
Landschappelijke structuur
De landschappelijke structuur is de samenhang tussen landschappen 60,
als een bepaald soort van ruimten. Landschappen zijn daarbij ruimten die
specifiek vanuit een morfologische invalshoek worden beschouwd. De
nadruk ligt op de verschijningsvorm. De landschappelijke structuur wordt
60 Ook wel landschapseenheden, categorieën of elementen van de landschappelijke structuur genoemd. Een landschap wordt in dit geval een soort ruimte, zoals ook een nederzetting een soort ruimte is.
dus een volwaardige deelstructuur en niet alleen onderdeel van het
buitengebied.
Lintbebouwing
Lintbebouwing is een nederzettingsvorm die bestaat uit vrijwel
aaneengesloten bebouwing, bestaande uit alleenstaande gezinswoningen
en/ of bedrijfsgebouwen langs wegen waarbij achterliggende gronden
onbebouwd blijven. Het begrip lintbebouwing heeft geen beleidsmatige
betekenis.
Migratiesaldo
Het aantal inwijkingen, verminderd met het aantal uitwijkingen.
Natuurlijke aangroei
Dit is de aangroei van de bevolking ten gevolge van geboorten en sterften
van de eigen bevolking, dat wil zeggen zonder in- of uitwijking. De
natuurlijke aangroei moet opgenomen zijn in gemeentelijke
structuurplannen of in gemeentelijke woningbehoeftestudies. Deze moet
worden berekend op basis van een gesloten bevolkingsprognose.
Natuurverbinding
Een natuurverbinding is een gewenste theoretische verbinding tussen
gebieden waar de natuurfunctie boven- of nevengeschikt is aan andere
functies (doorgaans landbouw, bosbouw enz.). Ter plaatse van de
natuurverbinding is de natuurfunctie doorgaans ondergeschikt aan de
andere functies en komen andere functies (doorgaans landbouw,
bosbouw enz.) als hoofdgebruiker voor en de natuur als nevengebruiker.
De biologische waarde wordt er bepaald door de aanwezigheid van kleine
landschapselementen.
Natuurverwevingsgebied
Een natuurverwevingsgebied is een aaneengesloten gebied:
waar de functies landbouw, bosbouw, natuur nevengeschikt zijn en
andere functies ondergeschikt zijn en waar landbouw, bosbouw en
natuur gedifferentieerd voorkomen
waar de biologische waarde kan toenemen door middel van
randvoorwaarden met betrekking tot het bestaand grondgebruik, waar
het bestaand grondgebruik kan gegarandeerd blijven
waar een duurzame instandhouding van specifieke ecotopen kan
worden gegarandeerd.
Natuurverwevingsgebied is een beleidsmatig begrip.
Nederzettingsstructuur
De nederzettingsstructuur is de ruimtelijke samenhang van de neder-
zettingen. Nederzettingen zijn ruimten waarbij de ontwikkeling sterk
gestuurd wordt door menselijke ingrepen en die een hoge dichtheid aan
dynamische, menselijke functies hebben. De verschillende menselijke
activiteiten zijn er verweven in een bebouwde omgeving met een bepaalde
morfologische structuur. Hieronder worden de verschillende soorten
nederzettingen gedefinieerd.
Ontwikkelingsperspectief
Een ontwikkelingsperspectief geeft aan welke mogelijkheden tot
ruimtelijke ontwikkeling (kwalitatief en kwantitatief) worden geboden voor
een bepaald ruimtegebruik of activiteit. Een ontwikkelingsperspectief kan
onder meer bestaan uit: inrichtingsprincipes, ruimtelijke randvoorwaarden
voor het ruimtegebruik, taakstellingen, kwantitatieve opties enz.
Open ruimte
Open ruimte is - op het niveau van de gemeente bekeken - niet of weinig
bebouwde ruimte in de buurt van sterk bebouwde gebieden. Ook bossen
behoren tot de open ruimte.
Open ruimte verbinding
Een open ruimte verbinding is een niet of weinig bebouwde ruimte in de
buurt van sterk bebouwde gebieden. Open ruimte verbindingen
voorkomen het aan elkaar groeien van de bebouwde gebieden en
verzorgen een verbindingsfunctie ten aanzien van de structuurbepalende
elementen van het buitengebied.
Overstromingsgebied
Overstromingsgebieden zijn gebieden die potentieel in aanmerking komen
om overstromingen bij piekmomenten van overvloedige regenval op te
vangen.
Plannen van aanleg
De plannen van aanleg worden in de wet op de stedenbouw (decreet
betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996)
omschreven. Bedoeld zijn het gewestplan, het algemeen plan van aanleg
(A.P.A.) en het bijzonder plan van aanleg (B.P.A.).
Plattelandstoerisme
Plattelandstoerisme is de vorm van toerisme waarbij wordt gebruik
gemaakt van de specifieke toeristische infrastructuur in het buitengebied.
Regionaal landschap
Een regionaal landschap is een duurzaam samenwerkingsverband,
ingesteld op voorstel van een provincie of drie of meer aaneengesloten
gemeenten. Het is gericht op over’leg en samenwerking met de betrokken
doelgroepen ter bevordering van het streekeigen karakter, vann
natuurrecreatie en natuureducatie, van recreatief medegebruik, van het
natuurbehoud en van het beheer, herstel, aanleg en de ontwikkeling van
kleina landschapselementen. Het regionaal landschap is gericht op de
bevordering van een draagvlak en heeft geenszins een reglementair
karakter. Het regionaal landschap is overigens ook verankerd in het
decreet van 21 oktober 1997 op het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.
De gemeente Voeren behoort tot het regionaal landschap Haspengouw.
Richtinggevend gedeelte
Het richtinggevend gedeelte van een ruimtelijk structuurplan formuleert op
basis van de analyse van de bestaande ruimtelijke structuur en de trends
(het informatief gedeelte) en vanuit de uitgangshouding, een visie op de
gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. In het richtinggevend
gedeelte wordt de visie in ruimtelijke termen vertaald in ruimtelijke
principes voor de gewenste ruimtelijke structuur. Op basis van de
ruimtelijke principes wordt een gewenste ruimtelijke structuur uitgewerkt.
Het richtinggevend gedeelte van een structuurplan is dat deel waarvan
door de overheid slechts bij gemotiveerde beslissing kan worden
afgeweken.
Ruimtelijk concept
Een ruimtelijk concept is een coherent geheel van ruimtelijke principes
voor de gewenste toekomst van een ruimte. Een ruimtelijk concept geeft
een ruimtelijke uitwerking van een beleidsvisie en bevat steeds één of
meerdere kaartbeelden van de betrokken ruimte.
Ruimtelijk-economische structuur
De ruimtelijk-economische structuur geeft de samenhang weer tussen de
gebieden die gekarakteriseerd worden door economische activiteiten.
Specifiek wordt gezocht naar de lokatie, omvang en aard van de
belangrijkste economische concentraties en naar hun interne en
onderlinge relaties. De landbouwactiviteiten worden eveneens in deze
ruimtelijk-economische structuur ingebracht.
Ruimtelijke structuur
Ruimtelijke structuur is de samenhang tussen ruimtelijke elementen en
activiteiten. Structuur heeft tegelijkertijd en in samenhang betrekking op
het morfologische (hoe iets is) en op het functioneren (de processen
achter iets). Ruimtelijke structuren komen voor op alle schaalniveaus
(bijvoorbeeld de ruimtelijke structuur van de tuin, van de wijk, van de kern,
van de provincie of van het Vlaams Gewest).
Ruimtelijk-natuurlijke structuur
De ruimtelijk-natuurlijke structuur is de samenhang van alle ruimten in de
gemeente met een min of meer natuurlijk karakter. Deze ruimten zijn
tevens bepalend voor alle andere activiteiten en niet alleen voor natuur.
Het samengaan van het fysisch systeem en biotische elementen, zoals
vegetatietypen, is bepalend voor de ruimtelijk-natuurlijke structuur.
Exclusief natuurlijke gebieden komen in Vlaanderen niet meer voor. In de
meeste gebieden waar de natuurlijke structuur dominant aanwezig is,
komen ook allerlei antropogene activiteiten, zoals recreatie, landbouw enz.
voor 61.
Ruimtelijk-recreatieve en toeristische structuur
Het voorkomen en de samenhang van de toeristische en recreatieve
activiteiten in de ruimte vormt de ruimtelijke structuur van de toeristische
en recreatieve activiteiten.
Ruimtelijk structuurplan
Een ruimtelijk structuurplan is een beleidsdocument dat het kader
aangeeft voor de gewenste ruimtelijke structuur. Het geeft een lange
termijn visie op de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied in kwestie. Het
61 Hierin verschilt de ruimtelijk-natuurlijke structuur van de ecologische structuur. Deze laatste is de samenhang tussen ruimten die bepalend zijn voor het functioneren van natuur en niet voor alle andere activiteiten.
is erop gericht samenhang te brengen in de voorbereiding, de vaststelling
en de uitvoering van beslissingen die de ruimtelijke ordening
aanbelangen.
Ruimtelijk uitvoeringsplan
Een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) is een instrument om uitvoering te
geven aan een ruimtelijk structuurplan. Ruimtelijke uitvoeringsplannen
worden beschreven in het decreet houdende de organisatie van de
ruimtelijke ordening d.d. 18 mei 1999. Het ruimtelijk uitvoeringsplan dat
bindend en verordenend is, bevat voorschriften met betrekking tot
bestemmingen en/of inrichting en/of beheer voor een afgebakend gebied.
Ruimtelijke verkeers- en vervoersstructuur
De ruimtelijke verkeers- en vervoersstructuur is te ontrafelen in
verschillende soorten verbindingen, knooppunten en gebieden. Op de
ruimtelijke verkeers- en vervoersstructuur wordt het traject aangegeven
van de voornaamste verbindingswegen tussen de verschillende
woonkernen met uitlopende verbindingen naar de buurgemeenten. De
structuur bevat ook knooppunten. Dit zijn plekken of gebieden waar ver-
schillende soorten verkeer en vervoer samenkomen en gereorganiseerd
kunnen worden.
Sectoraal
Een sectorale benadering is een benadering vanuit één bepaalde
overheidssector zonder daarbij expliciet of impliciet rekening te houden
met andere sectoren.
Sociale woningen
Dit zijn woningen die voldoen aan de normen van de Vlaamse
Huisvestingsmaatschappij inzake oppervlakte, uitrusting en prijs.
Stedenbouwkundig ontwerp
Een stedenbouwkundig ontwerp geeft evenals een inrichtingsprincipe aan
welke voorwaarden en kwaliteitseisen moet worden voldaan bij de
inrichting van de ruimte. Onder inrichting wordt verstaan: de concrete
lokatie en inpassing van functies en activiteiten, inclusief de hieraan te
stellen kwaliteitseisen en randvoorwaarden, bijvoorbeeld in termen van
maat, schaal en vormgeving van bebouwingselementen en de aard en
intensiteit van het gebruik van de ruimte. Een stedenbouwkundig ontwerp
voor een bepaald terrein vertrekt daarbij echter van een hoger
schaalniveau waarbij de ruimtelijke samenhang met de omgeving centraal
staat en gaat dan in op inrichtingsprincipes voor het terrein zelf.
Structuurbepalend (element)
Ruimtelijk structuurbepalende elementen zijn de elementen in een ruimte
die op een bepaald schaalniveau het meest essentieel zijn voor de interne
samenhang binnen die ruimte. Structuurbepalende elementen zijn een
hulpmiddel om te verwijzen naar de achterliggende ruimtelijke relaties. Zij
hebben op zich geen betekenis en krijgen slechts zin door het ontstaan
van ruimtelijke structuur. Om deze reden wordt de term
‘structuurbepalend’ verkozen boven ‘structurerend’.
Structuurplanning
Structuurplanning is een dynamisch en continu proces van visie- en
beleidsvorming met betrekking tot de kwaliteit van de ruimte en de
realisatie ervan. Het tot stand komen van een structuurplan vormt het
moment in dit proces waarop belangrijke uitspraken worden gedaan.
Structuurplanning is een voor het Vlaams gewest nieuwe vorm van
planning. Het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen is het resultaat van een
structuurplanningsproces op het niveau Vlaanderen.
Subsidiariteit
Het subsidiariteitsbeginsel houdt in dat elke inzake ruimtelijke ordening
bevoegde overheid zich bezighoudt met die materies die geëigend zijn om
op het bewust niveau te worden geregeld. Beslissingen moeten worden
genomen op het meest geschikt niveau. Een beslissing op een hoger
niveau is te verantwoorden als het belang en/ of de reikwijdte ervan het
lager niveau duidelijk overstijgt. Een hoger niveau treedt slechts op
voorzover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende
door het lager niveau kunnen worden verwezenlijkt.
Toerisme
Het geheel van interrelaties en verschijnselen die verband houden met de
occasionele verplaatsing naar en het tijdelijke verblijf van mensen in een
andere dan de alledaagse leefomgeving, hetzij bij wijze van
vrijetijdsbesteding, hetzij in de context van beroepsuitoefening of studie. 62
62 Beleidsnota toerisme 2004 - 2009, 2004.
Traditioneel landschap
De term ‘traditionele landschappen’ 63 is ontstaan uit het feit dat de
landschappen in de preïndustriële tijd zowel ruimtelijk als ecologisch lange
tijd stabiel waren, wat een harmonische integratie van de verschillende
componenten gelijk maakte. Daardoor stemmen ze niet alleen overeen
met de natuurlijke streken, maar bezitten ook een sterke eigen identiteit.
De traditionele landschappenclassificatie 64 is een ruimtelijke indeling van
Vlaanderen in landschapseenheden op basis van de nationale
geografische streken en de cultuurlandschappelijke kenmerken. Enerzijds
vormt ze een meer complete landschappelijke indeling van onze regio
omdat behalve met de abiotische component ook rekening gehouden
wordt met de antropogene component. Interessant is ook dat voor elke
landschapseenheid kenmerken, problemen maar ook ontwikkelings-
perspectieven aangegeven worden.
Verblijfstoerisme
Verblijfstoerisme staat voor het geheel aan toeristische activiteiten dat
buiten de onmiddellijke omgeving van de eigen woonplaats plaatsvindt en
waarmee tenminste één overnachting gepaard gaat.
Verbrede landbouw
Verbrede landbouw betreft, andere dan agrarische, activiteiten die altijd in
combinatie met agrarische activiteiten worden uitgevoerd. Mogelijkheden
63 Landschapszorg in Vlaanderen, Antrop M., Van Damme S., 1995.64 Traditionele landschappen in Vlaanderen, visueel-landschappelijke
kenmerken, begrenzing en versnippering van de open ruimte, Antrop M. en Van Damme S., 1995.
zijn natuur- en landschapsbeheer, recreatie en educatie, agro- en
hoevetoerisme, (rechtstreekse) verkoop van (streek)producten enz.
Verkeersleefbaarheid
De verkeersleefbaarheid verwijst naar een bepaalde toestand van een
bepaald gebied, waarbij de draagkracht van het gebied al (niet-
verkeersleefbaar) dan niet (verkeersleefbaar) wordt overschreden door de
negatieve impact van het verkeer (zowel rijdend als stilstaand) dat er
doorheen gaat of er zijn bestemming vindt.
Verkeersgenererende activiteiten
Een verkeersgenererende activiteit is een activiteit die veel verplaatsingen
veroorzaakt, hetzij verplaatsing van goederen, hetzij verplaatsing van
mensen (personeel, klanten, bezoekers enz.).
Verordening
Een verordening is (in de gebruikelijke publiekrechterlijke betekenis) een
rechtsregel met een abstract, algemeen en onpersoonlijk karakter die voor
de duur van haar gelding op een abstract aantal gevallen van toepassing
is (dus een wet in de materiële zin van het woord) maar die geen wet is in
de formele zin van het woord.
Verweven
Het verweven is het in elkaars nabijheid brengen van functies en
activiteiten op een dusdanige wijze dat er ruimtelijke meerwaarden,
vormen van synergie en complementariteiten ontstaan. De wijze waarop
het verweven haalbaar is, heeft te maken met het karakter (hinder of
positieve effecten die nabijheid van andere functies of gebruik
teweegbrengen) en het structurerend vermogen van de activiteiten.
Ruimtelijke meerwaarden zijn onder meer het concentreren van
activiteiten en het creëren van ruimtelijke nabijheid met voordelen ten
aanzien van bereikbaarheid en mobiliteit. 'Verweven' staat tegenover
'scheiden'. Beide begrippen hebben een duidelijke ruimtelijke betekenis.
Het verweven of scheiden van functies en activiteiten hangt samen met
het ruimtelijk schaalniveau waarop de ruimtelijke meerwaarden ontstaan.
Het scheiden van activiteiten op het niveau van de gemeente (bijvoorbeeld
een lokaal bedrijventerrein aan de rand van een kern) betekent het
verweven van activiteiten op het niveau van Vlaanderen. Het begrip
'verweven van functies en activiteiten' wordt in het gemeentelijk ruimtelijk
structuurplan gehanteerd op het niveau van de gemeente.
‘Visitor pay back’-systeem
Het ‘visitor pay back’-systeem is een financiële tegenprestatie van de
toerist aan de bezochte bestemming. Het systeem bestaat in verschillende
formules. Een van de meest efficiente toepassingen is het systeem
waarbij in de prijs van een overnachting automatisch een klein bedarg is
ingecalculeerd en waarbij de totale opbrengst wordt geïnvesteerd in
bijvoorbeeld een natuurproject of het onderhoud van het landschap.
Vreemdeling
Wie niet de Belgische nationaliteit heeft.
Weiland
Een stuk (permanent) grasland waarop men vee laat grazen. Weilanden
kunnen (in het voorjaar) worden gehooid maar mogen niet worden
omgezet tot grasakkers.
Woning
Het betreft elk onroerend goed of het deel ervan dat hoofdzakelijk
bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande.
Woonkern
Een woonkern of morfologische agglomeratie is het landschapsdeel dat
aaneensluitend bebouwd is door huizen met hun hovingen, openbare
gebouwen, kleine industriële of handelsuitrustingen met inbegrip van de
tussenliggende verkeerswegen, parken, sportterreinen enz. Het wordt
begrensd door landbouwgrond, bossen, braakliggende gronden en ruigtes
waartussen zich eventueel een 'verspreide bebouwing' bevindt. Zowel
steden, dorpen als gehuchten kunnen woonkernen vormen.
Zonevreemde woning
De decreetswijziging van 13 juli 200165 is de regelgeving voor zone-
vreemde woningen, zoals uitgewerkt in het decreet van 18 mei 1999
houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening 66, in belangrijke mate
65 Decreet van 13 juli 2001 houdende de wijziging van het decreet van 18 mei 1999, houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, B.S., 3 augustus 2001, gewijzigd bij Decreet van 8 maart 2002, B.S. 23 maart 2002, en bij Decreet van 19 juli 2002, B.S., 26 oktober 2002.
66 Decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, B.S., 8 juni 1999, gewijzigd bij Decr. 28 september 1999, B.S., 30 september
bijgesteld. Het begrip ‘zonevreemde woningen’ is niet expliciet
omschreven. Uit het decreet kan men wel afleiden dat het woningen
betreft die volgens de plannen van aanleg niet gelegen zijn in gebieden
waar woningen zijn toegelaten. Zonevreemde woningen zijn woningen
die ofwel reeds bestonden van voor de wet op de stedenbouw van 1962
ofwel nadien werden opgericht met een behoorlijk vergunde bouw-
vergunning (met toepassing van de opvulregel of in een behoorlijk
vergunde verkaveling) en die in principe strijdig zijn met de bestemmings-
voorschriften van het vigerende plan van aanleg.
Woningen die in bijzondere plannen van aanleg (B.P.A.) zijn gelegen,
worden in onderstaande tekst niet in beschouwing genomen. Het betreft
als het ware ‘geregelde zonevreemdheid’. Voor deze woningen is in elk
geval het ‘basisrecht’, het recht om onderhouds- en instandhoudings-
werken (inclusief instandhoudingswerken met betrekking tot de stabiliteit)
uit te voeren, van toepassing. In de gemeente Voeren zijn er geen
goedgekeurde B.P.A.’s van kracht.
Ook woningen die in goedgekeurde verkavelingen zijn gelegen, worden
in deze tekst niet in beschouwing genomen, aangezien de bestemming en
de bijhorende stedenbouwkundige voorschriften van de verkaveling prime-
ren op het vigerende plan van aanleg. Er zijn geen dergelijke ‘zone-
vreemde verkavelingen’ in de gemeente Voeren.
Boerderijen en woningen voor conciërge of bewakingspersoneel, of
andere bedrijfswoningen die een directe relatie hebben met de be-
stemming waarin ze zijn gelegen, zijn niet als zonevreemde woningen te
beschouwen. Deze woningen kunnen echter wel op termijn zonevreemd
worden bij het stopzetten van de bedrijfsactiviteiten. Met deze potentieel
toekomstige zonevreemde situatie wordt in onderstaan
1999, Decr. 22 december 1999, B.S., 30 juli 1999, Decr. 26 april 2000, B.S., 29 april 2000 en Decr. 8 december 2000, B.S., 13 januari 2001.