Programmaboekje Stephen Kovacevich 24/03/2011

8
Stephen Kovacevich 10|11 24.03.2011 Piano 4/4

description

Programmaboekje Stephen Kovacevich 24/03/2011

Transcript of Programmaboekje Stephen Kovacevich 24/03/2011

In coproductie met

Stephen Kovacevich

10|11

24.03.2011Piano

4/4

Piano 2010 | 2011

Llyr Williams 1/4do 28 oktober 2010

Severin von Eckardstein 2/4do 16 december 2010

Alain Planès & Matan Porat 3/4wo 16 februari 2011

Stephen Kovacevich 4/4do 24 maart 2011

Met de steun van

Praktisch 20u15 start concert | concertzaal21u05 pauze22u15 vermoedelijk einde concert

Programma J. S. Bach (1685-1750)Suite nr. 4 in D, BWV 828 (30’)OuvertureAllemandeCouranteAriaSarabandeMenuetGigue

R. Schumann (1810-1856)Kinderszenen, opus 15 (17’)Von fremden Ländern und Menschen Kuriose Geschichte Hasche-Mann Bittendes Kind Glückes genug Wichtige Begenbenheit Träumerei Am Kamin Ritter vom Steckenpferd Fast zu ernst Fürchtenmachen Kind im Einschlummern Der Dichter Spricht

PAUZE L. van Beethoven (1770-1827)33 Veränderungen über einen Walzer von A. Diabelli, opus 120 (50’)

Als de naam Ludwig van Beethoven valt, denken we spontaan aan het enigszins ge-romantiseerde beeld van de humeurige en misantropische componist. Vaak vergeten we daarbij dat heel wat van zijn werken hu-moristisch van aard zij. De Diabellivariaties zijn daar een perfecte illustratie van. Amerikaans pianist en musicoloog William Kinderman stelde zeer terecht dat geen ander werk van Beethoven zo rijk is aan al-lusie, humor en parodie als deze set van 33 Veränderungen die hij schreef op een walsje van Anton Diabelli.

In 1819 stuurde de Weense uitgever Diabelli een pianostukje van eigen vin-ding naar een vijftigtal bekende compo-nisten in het Oostenrijkse keizerrijk. Hij verzocht elk van hen er één variatie op te componeren. Zijn ambitieuze opzet was om die variaties samen te publiceren in een patriottistische bundel die hij het Vaterländischer Künstlerverein noemde. De opbrengst van het project was, zeer

onbaatzuchtig, bedoeld ten voordele van de nabestaanden van slachtoffers die ge-vallen waren tijdens de Napoleontische Oorlogen. Tegelijk was het natuurlijk ook een uitgelezen kans om promotie te voe-ren voor zijn gloednieuwe uitgeverij in Wenen. Onder meer Carl Czerny, Franz Schubert, Johann Nepomuk Hummel en Franz Liszt werden in het project betrok-ken. Andere bijdrages werden geleverd door personen die vandaag in de verge-telheid zijn geraakt. Ze droegen nochtans bijzonder welluidende namen als Anselm Hüttenbrenner, Ignatz Assmayer en Ignaz Franz Edler von Mosel, om er maar enkele te noemen. Beethoven, na de dood van Haydn in 1809 met zekerheid de grootste in leven zijnde componist, kreeg vanzelf-sprekend ook een uitnodiging in de bus. Hij weigerde echter aanvankelijk zijn deel-name omdat hij het thema van Diabelli absoluut minderwaardig vond. Vreemd genoeg besloot hij kort daarop om toch op de uitnodiging in te gaan. Beethoven

24.03.2011 | Stephen Kovacevich (piano)Beethovens Diabellivariaties: een ode aan de humor | Door Ivo Delaere

plande daarbij meteen een uitgebreide set en voltooide in sneltempo drieëntwintig variaties. De achterliggende reden voor deze plotse ommezwaai is nog steeds voer voor speculatie. Blijkbaar stuitte Beethoven na die blitzstart echter op een onoverkomelijk probleem, want hij legde het componeren van zijn variatiereeks voor lange tijd stil, iets wat hij zelden deed. De volgende jaren wijdde hij zich aan het voltooien van de Negende Symfonie, de Missa Solemnis en de laatste pianosona-tes. Pas in 1823 hervatte hij het werk aan de Veränderungen. Hij componeerde nog tien extra variaties die hij op zeer speci-fieke plaatsen tussen de originele serie van drieëntwintig voegde. Na een herwer-king en uitbreiding van de coda achtte hij het werk compleet en stuurde hij zijn ‘be-scheiden’ bijdrage tot het Künstlerverein naar een wellicht verbijsterde Diabelli.

In dit ambitieuze werk speelt humor zowel inhoudelijk als structureel een bij-zondere rol. In het schrijven van de varia-ties heeft hij zich naar hartelust uitgeleefd, en laat daarbij weinig heel van het thema. Reeds in de allereerste Veränderung maakt hij het charmante niemendalletje van Diabelli volledig met de grond gelijk. Hij sloopt het walsje tot op de naakte fun-damenten: het draaitje uit de opmaat, de dalende kwart- en kwintsprongen, en de modulerende sequensen. Die elementen gebuikt hij met ongekende creativiteit als bouwstenen voor zijn volgende variaties. Het walsje van Diabelli krijgt het bijna een uur lang hard te verduren: het wordt bela-chelijk gemaakt, geparodieerd, verbeterd, bespot, te kijk gezet, verminkt, maar ook wel beweend, opgetild uit haar intrinsieke banaliteit en uiteindelijk, na drieëndertig

ingrijpende metamorfoses te hebben on-dergaan, voorgoed gesublimeerd.

Verschillende variaties zijn puur mu-zikaal grappig opgevat. We denken dan spontaan aan de schalkse tegentijden in de vijfde, het quasi-ernstige karakter van de zesde, de koppige herhaling van Diabelli’s opmaat in de negende. Het ty-pevoorbeeld treffen we misschien wel aan in de dertiende variatie. Daar hebben de elegante opmaat en de herhaalde akkoor-den van het thema plaats gemaakt voor een dreigend intro, gevolgd door een on-heilspellende stilte en tenslotte een even bescheiden als guitig antwoord. De plotse wisselingen van register en dynamiek in de tweede helft van dezelfde variatie zijn al even geestig.

Daarnaast bevatten de Veränderungen een aantal – vaak humoristische – citaten, parafrases, imitaties en allusies op werken van illustere voorgangers, tijdsgenoten én van de componist zelf. Daardoor vor-men de variaties een unieke blik op het toenmalige muzieklandschap. De meest opvallende referentie is terug te vinden in de parallelle octaven van variatie tweeën-twintig, Allegro molto alla ‘Notte e giorno faticar’ di Mozart. ‘Notte e giorno faticar’ is de eerste aria uit de opera Don Giovanni en wordt gezongen door Leporello, de dienaar van de adellijke Giovanni. Zijn aria is thematisch zeer nauw verwant met Diabelli’s wals. Waarom Beethoven hier deze aria citeert is onzeker. Volgens sommige bronnen klaagt de componist via Leporello’s eerste zin (‘dag en nacht moet ik werken’) over het harde labeur dat hij in het componeren van deze variaties stopt. Anderen vermoeden dan weer dat

hij wil aantonen dat Diabelli het thema eigenlijk van Mozart heeft geplagieerd. Kinderman merkt op dat de relatie tussen Beethoven en het thema, net zoals die tus-sen Leporello en zijn meester, zowel kri-tisch als trouw is. Ook tal van andere variaties bevatten opvallende stilistische verwijzingen. De drieënwtintigste is geënt op een étude uit de pianomethode van Johann Baptist Cramer, een van de weinige pi-anisten waarvoor Beethoven wél enig respect kon opbrengen. Variatie vie-rentwintig (Fughetta) is een hint naar het Orgelbüchlein van Bach. Nummer éénendertig is een aangrijpend Largo vol barokke retoriek en improvisatori-sche arabesken en is gemodelleerd op één van de Goldbergvariaties van de grootmeester. De op één na laatste vari-atie is een energieke en complexe fuga op drie thema’s en is eerder Händeliaans qua spirit, terwijl het ultieme menuet, vol Mozartiaanse gratie, een galante knip-oog is naar de hoofse galanterieën van de achttiende eeuw. In de coda verwijst Beethoven trouwens zelfs op twee plaat-sen naar zijn eigen Pianosonate opus 111 - muziek die eveneens in hogere sferen vertoeft.

Bij de variaties die in 1823 ontston-den, treffen we er drie aan die Diabelli’s wals als geheel parodiëren. Ze leunen veel dichter aan bij het thema dan die uit de eerste reeks variaties. Ze zetten op gro-teske manier enkele minder vindingrijke aspecten van het wijsje van Diabelli in de verf, in het bijzonder de eindeloos her-haalde tonica- en dominantakkoorden. Bijvoorbeeld in de eerste variatie, een krachtige en ietwat pompeuze mars. De

vijftiende variatie is een lichtvoetig en ul-trakort Presto scherzando. Tien variaties verder vormt hij de wals om tot een Duitse springdans met een struikelend ritme en bewust onhandig geschreven overgangen. Deze parodieën gelden als belangrijke au-ditieve steunpunten binnen de structuur, omdat ze de enige zijn waarin Diabelli’s thema nog vlot te herkennen is.

Het was uiteindelijk Beethovens hu-moristische benadering van het thema die hem in staat stelde om de alledaagsheid ervan te overwinnen. Het is de humor in de parodieën die ons nu en dan aan het thema herinnert, zodat het walsje nooit vervalt tot enkel maar een proloog tot de varia-ties die erop volgen. En het is de humor van het begin die de tragiek in de lang-zame mineurvariaties des te aangrijpen-der maakt. Zoals in het leven gaan beide hand in hand, versterken ze elkaars effect en houden ze elkaar in balans. Maar het is de humor die van Beethoven uiteindelijk het laatste woord krijgt: het verrassende eindakkoord van de Diabellivariaties is zijn finale kwajongensstreek.

Stephen Kovacevich

Een carrièrelang gevecht tegen hevige plankenkoorts heeft Stephen Kovacevich er niet van weerhouden zich keer op keer te laten opmerken, als pianist en als dirigent. Zijn eerste concert gaf hij in 1951, toen hij elf was. Op zijn zeventiende ruilde hij Los Angeles in voor Londen, om er te stude-ren bij Myra Hess. Drie jaar later speelde de pianist al in de Londense Wigmore Hall. Ondertussen is Kovacevich zeventig en geeft ons heel wat te onthouden. Hij speelde met toporkesten als het Rotterdams Philharmonisch Orkest, maakte uitmun-tende opnames van onder meer Beethoven, Schumann en Brahms en kaapte zowat alle belangrijke muziekprijzen weg. Voor de opname van Brahms’ pianoconcerto’s kreeg hij zowel een Gramophone Award als een Diapason d’Or. Zijn doordringende interpretaties en een niet aflatende inten-siteit kenmerken deze pianist het best. Kovacevich ziet in zichzelf een duistere naast een stralende kant, plezier naast sar-casme, trekken die men ook wel eens aan Beethoven toeschrijft. Misschien wel de re-den waarom zijn Beethoveninterpretaties telkens als revelaties worden onthaald.Bij EMI verscheen recent een prachtige box met de opnames van celliste Jacqueline du Pré, die Kovacevich een tijdje als vaste begeleidingspartner had. Daarnaast is de Amerikaanse pianist ook actief als di-rigent, al dan niet vanaf zijn klavier. Een mijlpaal in zijn oeuvre zijn de duetten die hij opnam met Martha Argerich, van wie hij enkele jaren de derde echtgenoot was.

Kovacevich’ Diabellivariaties uit 2009

Vanavond brengt Kovacevich in de eerste plaats muziek ten gehore die al jaren lang tot zijn basisprogramma be-hoort, maar die hij onlangs nog (her)opnam bij zijn debuut voor Onyx. Na veertig jaar besloot Kovacevich om de be-faamde Diabellivariaties van Ludwig van Beethoven nogmaals op te nemen, wellicht uit een lichte ontevredenheid tegenover zijn 1969-opname bij Philips. Daarop klinkt Kovacevich technisch weergaloos, maar te-genwoordig zoekt de pianist veel meer naar innerlijke diepte. Uit de opname blijkt dat de Amerikaan zich grondig heeft verdiept in de partituur, op zoek naar nieuwe klem-tonen en dieptes. De technische perfectie is gebleven, maar staat nu ten dienste van een breder scala aan interpretatieve keu-zes. Kovacevich voegt kleur, karakter en dynamische variëteit toe, die zijn nieuwe interpretatie alles bij elkaar een pak inte-ressanter maakt dan zijn vorige. Hij voegt naar hartelust (de)crescendi en pedaal toe, in wat een risicovolle, maar bijzonder gelaagde interpretatie van Beethovens schitterende pianopartituur geworden is. Tegelijk legt Kovacevich introverter ac-centen en laat hij bepaalde deeltjes subtiel in elkaar over lopen, met als bedoeling de samenhang van het werk te bevorderen. Deze opname uit 2009 werd een nieuwe standaard, die naast de Diabellivariaties van Murray Perahia mag staan.

www.kwadratuur.be

Biografie

Tekst Ivo Delaere | Foto Meta4 © New Generation Art | Coördinatie Claire Denoyette Opmaak Jasper Persoons | V.U.: Michael Joostens © Handelsbeurs Concertzaal, Kouter 29, 9000 Gent

Programmawijziging Y. Ivanov & I. Golanvr 8.04.2011Op vraag van Yossif Ivanov werd het pro-gramma van 8 april grondig gewijzigd: in plaats van Stravinski, Pärt en Prokofjev zul-len Ivanov en Golan werken van Franck, Beethoven en Saint-Saëns spelen. De sonate in G van Ravel van het originele programma blijft behouden.

Oude MuziekAmandine Beyer & Gli Incognitidi 17.05.2011Violiste Amandine Beyer en Gli Incogniti brengen muziek uit hun cd ‘False conso-nances of Melancholy’ met werken van de Italiaanse componist en violist Nicola Matteis (c.1650-1700). Voor de opnames be-studeerde Amandine Beyer de speeltechniek van deze vioolvirtuoos. “Dat levert spitse, hitsige, bij de keel grijpende uitvoeringen op die ons alle hoeken van Matteis’ emotionele universum tonen.” (De Standaard)

Binnenkort in de Handelsbeurs Meta4

Haydn, Von Zemlinsky, Dutilleux wo 30.03.2011