programmaboekje 1041 - Bolero

8
dirigent Michel Tabachnik viool Veselina ManikoVa Ravel PrograMMa Boléro prijs €1,50 Vrienden NNO gratis

description

programmaboekje 1041 - Bolero

Transcript of programmaboekje 1041 - Bolero

Page 1: programmaboekje 1041 - Bolero

di r ig ent Michel Tabachnik

v iool Veselina ManikoVa

Ravel

PrograMMa

Boléro

pri j s €1,50

Vrienden NNO grat is

Page 2: programmaboekje 1041 - Bolero

B o l é r o ! | n n o 2

boléro ! dinsdag 12 oktober | 20.15 uur *

Meppel | Schouwburg Ogterop woensdag 13 oktober | 20.15 uur *

Emmen | De Muzeval donderdag 14 oktober | 20.00 uur *

Stadskanaal | Theater Geert Teis

Dirigent Michel TabachnikViool Veselina Manikova

Tsjaikovski Romeo en JuliaTsjaikovski Valse-scherzo en Méditation

Pauze

Debussy La MerRavel Boléro

* Gratis lezing één uur voor aanvang concert.

heT noorD neDerlanDs orkesT

Het Noord Nederlands Orkest (NNO) heeft wortels in het jaar 1862, toen het Orchest der Vereeniging De Harmonie werd opgericht als onderdeel van sociëteit De Harmonie. In 1926 ging het orkest zelfstandig verder als Groninger Orchest Vereeniging. In 2012 viert het NNO het 150-jarig bestaan van een orkest met Groningen als standplaats. Het NNO kan dus als het oudste nog bestaande symfonieorkest van Nederland gezien worden. Het NNO is tevens het grootste regionale symfonieorkest in Nederland, waarvan Michel Tabachnik sinds 2005 chef-dirigent is. Het orkest verzorgt zo’n 140 concerten per seizoen in de provincies Groningen, Friesland en Drenthe, maar ook op belangrijke podia in de rest van Nederland, waaronder het Concertgebouw in Amsterdam en de Doelen in Rotterdam. Het NNO treedt ook regelmatig op in het buitenland, zoals in 2007 in Salle Pleyel en Cité de la Musique in Parijs en in 2009 in Perugia, Italië, tijdens het 64e Festival Sagra Musicale Umbra. Het NNO is geregeld te beluisteren tijdens radio-uitzendingen en heeft afgelopen jaren diverse CD’s op gerenommeerde labels uitgebracht. De programmering van het orkest onderscheidt zich door durf en originaliteit. In elk seizoen zijn cross-overs te vinden met andere muziekstijlen - zoals jazz en popmuziek - naast bijzonder samengestelde programma’s van barok tot 21e-eeuws. Daarnaast organiseert het NNO samen met diverse partners elk jaar een festival rondom een prominente hedendaagse componist. Kijk voor de meest actuele informatie over onze concerten op www.nno.nu.

Page 3: programmaboekje 1041 - Bolero

B o l é r o ! | n n o3

en ‘Salle Pleyel’ te Parijs. In de afgelopen seizoenen dirigeerde hij er de Prague Philharmonia en de Brussels Philharmonic Sinds september 2005 is Michel Tabachnik chef-dirigent van het NNO. Hij heeft grote affiniteit met jonge musici en dirigeerde verschillende internationale jeugdorkesten. Hij was artistiek directeur van L’Orchestre des Jeunes du Québec en l’Orchestre des Jeunes de la Méditerranée. Ook gaf hij vele masterclasses in onder andere Hilversum (NOS), Lissabon (the Gulbenkian Foundation) en de conservatoria van Parijs, Stockholm en Kopenhagen. Michel Tabachnik is bovendien een gerespecteerd componist. Daarnaast is hij met ingang van seizoen 2008-2009 chef-dirigent / artistiek directeur van het Brussels Philharmonic.

Michel Tabachnik studeerde piano, compositie en orkestdirectie in Genève en werd gecoacht door grote dirigenten als Igor Markevitsj, Herbert von Karajan en Pierre Boulez. Vier jaar lang was hij assistent-dirigent van Boulez. Michel Tabachnik was chef-dirigent van het orkest van de Gulbenkian Foundation in Lissabon, het Orchestre Philharmonique de Lorraine en het Ensemble InterContemporain in Parijs. Het CV van Tabachnik toont verder engagementen bij de Berliner Philharmoniker, het Filharmonisch Orkest van St. Petersburg, het Koninklijke Concertgebouworkest en het Orchestre de Paris. Hij was gastdirigent bij de Canadese Opera Company in Toronto alwaar hij Lohengrin, Butterfly, Carmen en Rake’s Progress dirigeerde. Michel Tabachnik is regelmatig te gast in ‘Cité de la Musique’

Michel Tabachnikdir igent

Page 4: programmaboekje 1041 - Bolero

B o l é r o ! | n n o 4

Sretoslan Obretenov concours in Bulgarije, de eerste prijs bij de nationale competitie voor jonge muziektalenten in Sofia en de prijs voor kamermuziek en de Tolon Fontainebleau prijs in de zomermuzieksessie in Frankrijk. In 1999 ontving zij de Milka Vioolbeurs, een speciale prijs van de Markow Totery Foundation uit New Jersey. Manikova was lid van het European Youth Philharmonic Orchestra (1998) en de festivalorkesten van het internationale Wagner Festival (2002) en het Schleswig-Holstein Muziekfestival in Duitsland, het Pacific Music Festival in Japan (2003,2004,2005 en 2009) en het Moskow Easter Festival in Rusland (2005). Van 1998-2001 was Manikova assistent concertmeester van het Ruse Philharmonic Orchestra. In 2002 kwam Veselina Manikova als tutti violiste in dienst van het NNO, waar zij sinds maart 2003 plaatsvervangend eerste concertmeester is.

Veselina Manikova werd in november 1976 geboren in Ruse, Bulgarije. Op 9-jarige leeftijd startte zij haar vioolopleiding. Veselina Manikova studeerde aan het College of Music in Ruse en later in Sofia. In 2001 kwam Manikova naar Nederland om te studeren bij Emi Ohi Resnick aan het Prins Claus Conservatorium in Groningen. In 2003 sloot Manikova haar eerste fase af en werd ze aangenomen bij het conservatorium van Den Haag om te gaan studeren bij Vera Beths voor de tweede fase - solospel. Zowel als solo- en kamermusicus nam Manikova deel aan internationale festivals in Bulgarije, Tjechie, Oekraïne, Duitsland, Frankrijk, Italië, Japan en Spanje. Veselina Manikova won menig muziekcompetitie. Ze won onder meer de tweede prijs bij de nationale competitie van de Hogeschool voor Muziek in Bulgarije, de eerste- en publieksprijs bij het nationale

Veselina ManikoVav iool

s t e u n h e t o r k e s tw o r d v r i e n d v a n h e t n n om e e r in fo ve rkri jgba ar bi j de vrie n de n balie e n op www.nno.nu

Page 5: programmaboekje 1041 - Bolero

B o l é r o ! | n n o5

Pjotr iljitsj Tsjaikovski (1840 - 1893)

Romeo en Julia, fantasie-ouverture naar Shakespeare’s gelijknamige toneelstuk (1869/70, 1879)andante non tanto quasiModerato - allegroGiusto

Het was Mili Balakirev, de niet voor een kleintje vervaarde mentor van de Russische en nationalistisch getinte groep ‘Het machtige hoopje’, die Tsjaikovski in 1869 wees op de mogelijkheid een op Shakespeare’s toneelstuk Romeo en Julia geïnspireerd orkestwerk te schrijven. Dit nadat dezelfde Balakirev in een eerder stadium het door Tsjaikovski aan hem opgedragen symfonische gedicht Fatum terdege de grond had ingeboord en alsof het nog niet genoeg was, met een kant en klaar plan voor de dag kwam, waaraan Tsjaikovski zich in zijn Romeo en Julia-fantasie allemaal diende te houden. Zulks met inbegrip van de te hanteren toonsoorten en thema’s. Gaande het ontstaansproces van de ouverture werd de componist, in weerwil van zijn respect voor Balakirevs aanwijzingen, steeds meer door twijfel overmand. Toen hij er in 1870 een uitvoering van bijwoonde besloot hij dan ook de partituur grondig te herzien. Iets wat echter pas in 1879 geschiedde. Zo werd niet alleen de doorwerking van het geheel belangrijk uitgebreid, waardoor de dramatische profilering van enerzijds de verbeten strijd tussen de elkaar vijandig gezinde families van de protagonisten,

de Montaques en de Capulets, aan reliëf heeft gewonnen, maar ook het beurtelings melancholieke en vervoerende melos dat is verbonden met de themagroep van de geliefden zelf. Het is deze thematiek die van een zinnelijke warmbloedigheid getuigt en niet alleen tot de fraaiste melodische ingevingen van Tsjaikovski mag worden gerekend, maar tevens - om met Rimski-Korsakov te spreken - tot de mooiste melodieën van Russische bodem ‘tout court’. Naarmate de strijd meer en meer opbloeit, neemt ook de gloed van deze intense liefdesmuziek navenant toe. Het raamwerk van dit dramatische brok muziek wordt bepaald door de sober georkestreerde en in de laagste registers van de houtblazers opklinkende introductie gekoppeld aan een plechtig koraal (uiteraard verbonden met Pater Laurentiusfiguur die het liefdesverbond tussen Romeo en Julia heimelijk heeft bezegeld), waarop in de afsluitende geleding, die het karakter heeft van een tragische katarsis, wordt teruggegrepen.

Maarten Brandt

Page 6: programmaboekje 1041 - Bolero

B o l é r o ! | n n o 6

wals zo karakteristieke driekwarts maat. De opzet van het Valse-scherzo is die van een driedelige liedvorm (A-B-A) gevolgd door een korte en briljante afsluiting. Een jaar na het Valse-scherzo, dus in 1878 toen ook het al genoemde Vioolconcert werd voltooid, componeerde Tsjaikovski zijn onder de titel Souvenir d’un lieu cher (‘Herinnering aan een dierbare plaats’) bekend staande Drie stukken voor viool en piano, opus 42. De plaats in kwestie is vermoedelijk het nabij Montreux gelegen Zwitserse dorpje Clarens waar Tsjaikovski in die jaren regelmatig verbleef. Het openingsstuk van het drieluik, Méditation, is afkomstig uit de eerste versie van het Vioolconcert waar de maker niet tevreden over was. Hij verving het dan ook door de alom geliefde Canzonetta. Van Souvenir d’un lieu cher vervaardigde Alexander Glazoenov een orkestratie, waarvan u thans het eerste deel, de Méditation dus, kunt beluisteren. Virtuositeit is in dit fraaie en peinzende brok muziek geheel ondergeschikt aan een weldadige melodiek, waaraan een latente dansante cadans niet vreemd is. Opvallend in de instrumentatie is de aanwezigheid van de harp en het feit dat de klarinet gedurende de recapitulatie een dankbare rol vervult door de hoofdgedachte van de viool van een fraaie en bekoorlijke omspeling te voorzien.

Maarten Brandt

Het geniale van de Russische componist Piotr Iljitsj Tsjaikovski is dat hij zowel bedreven was in het creëren van imposante grootschalige vormen als nadrukkelijk tot de verbeelding sprekende miniaturen. In de periode 1877-78 schreef hij bijvoorbeeld zowel zijn befaamde en grootse noodlotssymfonie, de Vierde, zijn lyrisch-dansante Vioolconcert als de vol raffinement stekende Variaties over een Rococo-thema voor cello en orkest. Drie werken die qua emotioneel klimaat optimaal contrasteren. De duistere geladenheid van de Vierde maakt bijvoorbeeld in het variatiewerk - dat zich als een aaneenschakeling van mini-episodes laat beluisteren - plaats voor een ranke en lichte toets, een onverhulde noblesse alsmede een lichte nostalgie. Licht- en rankheid zijn ook de trefwoorden om het in 1877 gereedgekomen Valse-scherzo, opus 34 mee te typeren dat is opgedragen aan de bevriende violist Losif Kotek. Het staat niet geheel vast of de orkestratie van Tsjaikovski zelf stamt of (deels?) door Kotek tot stand is gebracht. Hoe het ook zij, van het in de winter van 1877 gecomponeerde werk vervaardigde Tsjaikovski tevens een versie voor viool en piano. Zoals de titel al aangeeft is in dit stuk sprake van een versmelting van een scherzo en een wals. Dit blijkt uit enerzijds de voorkeur voor spitse motieven - vooral in de blazers (met een opvallend open doekje voor de solofluit die tot tweemaal toe het hoofdthema van de viool imiteert) - en anderzijds de elegante flair van de voor de

Pjotr iljitsj Tsjaikovski (1840 - 1893)

Valse-scherzo, opus 34 en Méditation opus 42 voor viool en orkest

Page 7: programmaboekje 1041 - Bolero

B o l é r o ! | n n o7

kleur in het palet van klanken. Met enige fantasie zou men de compositie La Mer met ‘symfonisch schilderij’ kunnen aanduiden. Dat opschrift zou dit grote orkestwerk van Debussy zeker niet misstaan. De titel Trois esquisses symphoniques (Drie symfonische schetsen), waaronder Debussy het werk in 1905 publiceerde, is in dat verband een veelzeggende aanduiding. Elk van de drie delen heeft een eigen opschrift meegekregen. Daarin wordt de stemming weergegeven die de zee in haar wisselende verschijningsvormen bij de componist heeft opgeroepen.

1. De l’aube à midi sur la Mer (van de ochtend tot de middag op zee). De vage stemming van het begin suggereert de ochtendschemering met de eeuwig veranderende en toch telkens op elkaar gelijkende golfslag van de zee. De zon komt op. Houtblazers begeleiden de lichter wordende ochtend en de wegtrekkende damp. De koperblazers laten een tweede thema horen, de zonneschittering in het water. De orkestklank wordt geleidelijk weelderiger, de fluit speelt zijn triolenmelodie tegen een achtergrond van het strijkersensemble. Een groot unisono vormt het einde van het eerste deel als een hymne aan de oneindige watervlakte.

In de tweede helft van de 19e eeuw ontstaat in het Duitstalige muziekgebied een vorm waarin het huwelijk tussen de woordkunst en de muziek bezegeld wordt: het symfonische gedicht. De naam van Liszt is daaraan nauw verbonden. Heel bekend werd Les préludes, waarin de sfeer en de vormgeving ontleend zijn aan het gedicht ‘Le lac’ van Lamartine. De muziek, die in de Duitse romantiek zo sterk in de ban van de letteren vertoefde, vindt in Frankrijk rond de eeuwwisseling een nieuwe partner: de schilderkunst. Schilders als Monet (met zijn zeegezicht getiteld ‘Impression’), Manet, Degas, Renoir en Sisley worden de grote vertegenwoordigers van een nieuwe kunstfilosofie: het Impressionisme. Zij beogen geen exacte weergave van de waargenomen werkelijkheid, maar veeleer een weergave van de stemming die het geziene innerlijk opwekt en achterlaat. Duidelijke contouren, die dienen om de waargenomen werkelijkheid te begrenzen, vervagen of verdwijnen. Naar de muziek vertaald, manifesteert het impressionisme zich in een verfijning van het timbre, de klankkleur van de afzonderlijke orkestinstrumenten en van hun samenklank. Een vast metrum (aaneenschakeling van gelijke tijdseenheden) waardoor een muziekstuk duidelijke contouren krijgt en meetbaar wordt, zal men zelden waarnemen. De akkoorden die traditioneel dienen om melodieën te ondersteunen krijgen nu een zelfstandige functie: zij worden zelf tot

claude Debussy (1862 - 1918)

La Mer - Trois esquisses symphoniques (1903/05) De l’aube à midi sur la Mer (van de ochtend tot de middag op zee)Jeux des vagues (spel van de golven)Dialogue du vent et de la Mer (dialoog tussen wind en golven)

Page 8: programmaboekje 1041 - Bolero

B o l é r o ! | n n o 8

Maurice ravel (1875 - 1937)

Boléro (1928)

Boléro is de benaming van een Spaanse dans in driekwartsmaat, die van oudsher met het klepperende geluid van de castagnetten wordt opgeluisterd. De Boléro is onsterfelijk geworden door het gelijknamige in 1928 voltooide orkestwerk van Maurice Ravel. Het stuk in kwestie beleefde in laatstgenoemd jaar zijn vuurdoop aan de Parijse Opéra in een choreografie van Bronislava Nijinska (Ballet Russes), de zuster van de befaamde Russische danser Vaslav Nijinski. Het onderwerp van dit ballet is een erotische verlei dingsdans waarbij een jonge vrouw meer en meer wordt opgezweept door een twintigtal mannen. Zulks bijna tot de dood er op volgt. Tijdens de première kwam de hoofdrol voor rekening van de danseres Ida Rubinstein. Het verhitte karakter van dit dramatische gegeven wordt in de muziek treffend weerspiegeld. Ravels Boléro is ook in muzikaal opzicht een beklemmend, om niet te zeggen obsederend werk. Een rituele dans van een strenge, sombere en vooral onheilspellende atmosfeer. Het geheel kent een ongenaakbaar verloop,

dat kan worden omschreven als één reusachtig crescendo, waarvan de afloop onafwendbaar is. Ritmiek en melodiek zijn nauwelijks aan verandering onderhevig, dit in tegenstelling tot de steeds toenemende dynamiek en rijker wordende orkestratie. Ook harmo nisch gezien staat de zaak niet stil en wisselt het decor regelmatig, zij het subtiel. Vlak voor het explosieve einde vindt er een verras sende koerswijziging plaats - herkenbaar aan een opvallende modulatie plus een vrij plotseling optredende versnelling van het tempo - die ook vandaag de dag nog niet aan originaliteit heeft ingeboet. Dat de Boléro tot de verbeelding van velen heeft gesproken, zal niemand verbazen. Zo probeerde bijvoorbeeld Sjostakovitsj het Boléro-procedé uit in het openingsdeel van de Leningrad symfonie. Dit neemt niet weg dat Ravels Boléro in zijn soort nimmer is overtroffen.

Archief NNO

2. Jeux des vagues (spel van de golven). In een scherzoachtig gedeelte laat de componist, als het ware betoverd door de natuurelementen, vluchtige motieven en heel lichte klankkleuren horen, die de rustig deinende golven verbeelden, nu en dan onderbroken door een langere deining. Een glissando van de harp geeft een roller weer. Als de wind opsteekt en de hoorns zich in het spel der klanken mengen, vervaagt meteen het stuk en komt het rustige en fluisterende einde.

3. Dialogue du vent et de la Mer (dialoog tussen wind en golven). In een duidelijke dialoog karakteriseert Debussy hier een ruisende wind en de rollende golven. Het weer wordt ruw, harde wind, regen en onweer steken op. Het stuk eindigt via een grote climax in een majestueuze lofzang op de zee.

Archief Het Gelders Orkest