PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond...

196
VERHALEN Marie Ko en en

Transcript of PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond...

Page 1: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

PRISMA~BOEKEN

VERHALEN Marie Ko en en

Page 2: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Het werk van Marie Koenen is onverbrekelijk verbonden met het haar zo vertrouwde Limburgse landschap, de glooien­de heuvels, de intieme dalen, afgewisseld met een wijds uit­zicht op de brede Maasvallei. Na de drie grote romans in de Prisma-reeks, De moeder (nr. 472), De korrel in de voor en Wassend graan (nrs. 580 en 581), wordt in deze bundel het beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe diep de invloed ging die Limburg, het land, zijn historie, zijn bewoners, op de schrijfster heeft uit­geoefend. Wat ons tevens opvalt in deze verhalen, ook in de vroegste, is de grote eerlijkheid en de zuiverheid van de schrijfster die zonder zich geweld aan te doen, van nature schoonheid en vreugde geeft. Vreugde over de mensen met al hun lief en leed en over de schoonheid van het landschap. Alles ademt hier natuurlijke adel en een zuiver begrip voor de hoge waarden van het leven. Deze bundel is daarom voor de hedendaagse lezer in een zo geheel anders geaarde wereld een nieuwe beleving of 'n herontdekking van verloren gewaande waarden

Page 3: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

PRISMA-BOEKEN

Marie Koenen VERHALEN

Page 4: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

PRISMA

het Nederlandse pocketboek

Page 5: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

MARIE KOENEN

Verhalen

PRISMA-BOEKEN

Utrecht/Antwerpen

Page 6: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Geïllustreerd door Karel Thole

© 1964 by Het Spectrum Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of open­baar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toe­stemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written per­mission from the publisher. Prisma-boeken, Prisma-detectives, Prisma-juniores, Biggles­pockets, Prisma-kinderpockets, Aula-, Marka- en Pictura-boeken en Prisma-compendia worden uitgegeven door Uitgeverij Het Spectrum N.V., Utrecht/Antwerpen.

Page 7: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

1 . Sint-Marcoensberg

2..De madelie~es

3.De zusters

4.De Voorbijgang

Inhoud

5.De Drie Koningen op de Roosberg .

6.0uwe Giel .

7.Het liedje

8.Haar boetedoening

7

73

93 12.5

135

141

153

169

Page 8: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe
Page 9: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Sint -Marcoensberg

Het was in de nacht van Allerheiligen. Fel wakker geschrikt uit een koortsige droom, lag Mathield als _in een levensverstramming naar bezinning te zoeken. 't Was een verward geraas van stemmen, die één stem, Do­mien z'n stem, verdoven wilden; bewegen en verdwijnen van vele onherkende mensengedaanten, om de ene welge­kende en beminde en niet weer te vinden gestalte van Do­mien heen. In die eerste ogenblikken van haar ontwaken voelde ze zich als in een vreemde zweving geheven, los van haar eigen lichaam, waarvan, in haar waan, niets overbleef dan een hel-doorstraalde kleine lichtruimte ergens achter haar voor­hoofd. Maar tegelijk wist ze helder-bewust hoe ze hier lag, in een bedrieglijke nadroom, opgenomen en verzwonden, zij, in het zwarte stille nachtdonker dat ze inademde en dat toch roerloos om haar heen stond, dat plotseling met al z'n zwartheid haar in het hart drong en meteen haar insloot in enge ondoordringbare wanden, dat zo z'n wanden optrok en toch rondom alle wanden wegwiste. \Vant het was nu alles één, een enkel eindeloos wijd duister, de kamer hier, met de gangen, met de kamers, met heel de hoeve en heel Sint-Marcoensberg, met de heuvel en het land en de wijde hemelruimte, een eindeloos en wonderbaar nachtdonker, waarin niets leefde dan alleen háár zoekende bezinning. Ze voelde dit duister als een zware benauwing op haar neerwegen, en hoorde zich zelve hijgen naar adem en leven, - tot ten laatste dat licht van achter haar voorhoofd lijk in stralen en flitsen uitschoot, en voor haar ogen een klaarte zich opende, al wijder en ruimer - wijd en ruim. als een land­schap in zonlicht: - daar was een weg, waarlangs Domien naderde. Door haar bloed ging een warme stroming en haar vinger­toppen tintelden. Maar ze bewoog niet, durfde niet bewe­gen of ademen. Ze tuurde uit naar Domien. Wat ging er om? Leefde ze in een wonder of waren haar ogen zo zonderbaa! verhelderd? Ze zag Domien levend

7

Page 10: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

voor zich, er was geen schaduw of duisterheid nergens, en hij zelf stond in al dat licht, vervreemd en toch herkenbaar, Domien - en toch niet meer Domien, die haar man was ge­weest en Andreeke z'n vader; de sotJ;lbere mijmeraar niet meer, die met gezonken hoofd en treurige ogen haar dood­stil bestaan was komen binnendolen en naar wie zo laat, zo plotseling en onweerstaanbaar de liefde van haar hart was uitgegaan. Die Domien Deering niet meer, met wie ze zeven lange stille droevige jaren hier op Sint-Marcoensberg gewoond had; - een andere: er straalde licht van z'n groot sterk voorhoofd, en over z'n gelaat leefde een gelukkige lach, - een andere, en tQch - hij zelf, maar zo, - ze wist het ineens, - zo, zielskrachtig en gelukkig, zoals God bedoeld had dat hij zou geworden zijn in het leven en zoals hij was, toen, in de schone aanvang, voordat het leven zelf en de beproeving z'n ziel aantastten.

Mathield lag te luisteren naar haar eigen gedachten - hoor­de ook wel en beluisterde mee het sluimerademen van Andreeke, haar driejarig zoontje, dat bij haar te slapen lag, en voelde in haar hart een vreemd nieuw geluk, een milde herleving als een glans opengaan en tegelijk warme tranen uit haar ogen breken. Ze had in deze twee jaren na Domien z'n dood menige nacht liggen denken en luisteren en schreien. Maar nu was 't zo geheel anders: het deed zo geen pijn meer, het was niet langer meer dat wrede spel van zelf-marteling: te den­ken aan Domien, en weer en immer opnieuw die vale ver­rafelde levensdraad van Domien te herspinnen - om te weten, eindelijk te weten, of hij Gods zaligheid, alreeds, of vroeger of later, zou waardig worden bevonden. Dit was anders: de prangende angst voor Gods oordeel over hem liet -haar vrij voor het eerst - en te zinnen op Domiens aardse bestaan, was niet meer het bange zoeken en opvatten alleen van dat vale en verrafelde en gebrokene, maar't was zijde en zonnegoud weven en vreemde glansen.

'Gods oordeel over hem in Gods goedertierenheid, dat het Domiens aardse jammer en smarten gelieve aan te nemen als boete en vergelding vOOr z'n verdoling. Dat het eeuwige licht hem verlichte I'

8

Page 11: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Domien was hier op aarde de begenadigde man niet ge­worden die de schone aanvang beloofde, de man niet die er toch gegroeid moest zijn uit het kind, dat met een lich­tende en levenskrachtige droom in z'n ziel geboren, van jongsaf met de sterkte der genade bovenmate begunstigd was. Ging er alreeds geen overmacht en bezieling van hem uit, toen hij als knaap hier op Sint-Marcoensberg omzwierf? Hoe weet zo'n knaap van overmacht en bezieling? Er waren er toentertijd velen op de hoeve die in schuwe angst zich van hem terugtrokken of in heimelijke wrok zich verweer­den tegen de kracht die er van hem uitging. En zo'n knaap maakt dan voor zich zelve uit dat deze allen hem haatten, dat slechts een heel enkele hem liefhad, z'n moeder alleen en Bartje Adam, - maar al die anderen? Het was toen volop in de tijd, dat op Sint-Marcoensberg de boerenknechts, de meiden, de dagloners en de koe­jongens allen samen meester waren. Hun onbeheerd luid­ruchtig bedrijf leek dikwijls over te slaan in een onderling oproer. Dan, of ook als ze midden in een gejoel en gebras van verbroedering het werken vergaten, behoefde Domien, een knaap toenmaals van twaalf, veertien jaar, alleen maar voorbij te gaan toevallig, te komen of toe te zien slechts, -en alles werd stil. Ieder bukte zich over zich zelf, greep naar het eigen werk, sloeg de eigen weg weerom in. En Domien meende te voelen, hoe ze hém verwensten. Het maakte hem schuwen teruggetrokken: hij kon onder de mensen toen z'n eigen kracht nog niet dragen. Eén was er, die in z'n verdorven wrok, deze schuwheid in Domien kende: Arnold, z'n vier jaar oudere broer, die hem in een van z'n geniepige vondsten gezegd had dat ze hem, Domien, 'de stille verklikker' noemden. Sedert waalde en wentelde dat woord immer om in het hoofd van de jongste; het deed hem de lippen nog stroever en trotser en nog droeviger samensluiten dan ze uit hun aard reeds versloten waren. Die Arnold, in z'n drieste volbloedige levenskracht, be­handelde de bleke tengere jongere met een schimpende kleinachting, beschouwde hem vroeg reeds als de onder­kruiper van zijn rechten, met wie hij eenmaal het erfgoed zou moeten delen, - en was toch tegelijk bang van hem, hij ook, hield op met drinken wanneer Domien de knechten-

9

Page 12: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

keuken binnenkwam, waar Wj, Arnold, altijd neerzat en volop meedeed bij al dat losbandig volk, - staakte z'n stoei­partijen met de meiden en boerendeerns, had grote brave woorden als Wj met Domien sprak, verdook hem z'n sluip­gangen en z'n slinkse streken, voelde het onaanroerbare reine in die jongere als een macht en een verweer tegen hem gekeerd, en haatte hem werkelijk, Wj wel. En zo ook die andere, die Andries Deering, de vader, op wie de oudste zoveel geleek. Z'n vader zat of liep of stond Domien altijd en overal in de weg, en met smadelijke stom­pen en snauwen werd Wj telkens weer door hem opgejaagd. Er was iets in de stille bleke knaap, wat die man in z'n uitbundige levenslust voortdurend ergerde. Andries Dee­ring gaf er zich geen rekenschap van. Anders had hij gewe­ten dat Domiens tegenwoordigheid hem alleen zo beklem­de, omdat niets of niemand ter wereld dan alleen die jongen met z'n wijze vorsende kinderogen zijn geweten kon wak­ker roepen. Er kwamen zo werkelijk weleens dagen, dat Andries Dee­ring z'n stem verzachtte wanneer Wj tot zijn vrouw sprak, de moeder van z'n twee zoons, het immer kwijnende zie­kelijk en treurig schepseltje, dat niet meetelde op de hoeve, en dat van de dag af waarop ze met de meester van Sint­Marcoensberg trouwde, altijd iets schuws en opgeschrikts in haar ogen had behouden. En dagen kwamen er zo ook, dat Andries Deering als in een vlaag van onrust, ineens het verwaarloosde beheer op­nam, ineens die slaphangende teugels, fel kwaadaardig en onbezonnen, aanstrengde. Andries Deering had hoege­naamd geen verstand van de boerenlabeur. Twee .geslachten vóór hem had het reeds geduurd, dat de Deerings op Sint-Marcoensberg leefden als rijke heren op hun landhuis, en dat de eigen aard al meer en meer in hen verbasterde. Wel kon Andries Deering, Wj, met z'n zie­dende levenskracht en z'n forse lichaamsbouw, soms be­drieglijk gelijken op een der oude Deerings, de vestigers van het geslacht, maar hun sterke werkzin had hij niet; en in hem, die veel te vroeg als hun enige en laatste erfge­naam op zich zelve stond, was de prachtige familietrots die mee het geslacht zo hoog had opgevoerd, voorgoed ontaard in een praalzuchtige laatdunkendheid. .Andries Dee+.mg IO

Page 13: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

leefde als de koning van de streek, en liet nergens na er op te snoeven hoe z'n wijde bezit zich uitstrekte ver over de glooiingen en de vlakten van de heuvel, diep het dal in naar het noorden en zuiden, en hoe bijna het gehele dorp Sint-Marcoen hem onderhorig was. Zien wilde hij niet hoe weinig het meer beduidde met die velden over vlakten en glooüngen: ze waren hem nagelaten, braakliggend of uit­geput of woest; hier en daar slechts groeide er wat koren dun en schrepel. De oogst werd ieder jaar minder. Zien wilde of durfde Andries Deering dit niet, evenmin als de angstaanjagende beduidenis van het andere, dat eigenlijke en heimelijke en ongewetene - de schuldenerfenis, de schul­denlast die hij nog opstapelen moest, steeds zwaarder, op het dak van z'n eigen hoeve. Tussen Sint-Marcoen en RaIder ligt, vereenzaamd in het veld, een oude boerenhof met uitbuItende mergelmuren en zware strodaken, de nokken vol groeisel van sprieten en grasspichten en dor-bruine bloemknoppen doorzichtig af­geteld, steeltje naast steeltje, tegen de lege lucht. - Andries Deerlng wilde nooit gezien worden, wanneer hij daar de drempel overtrad. En binnen, tegenover Lucas Koning, het oude boerenpeutje met z'n slipjas en z'n kuitbroek, de laatste, hij, van de streek, die nog zilveren gespen op de schoenen droeg, - tegenover 'die tamme dooie Lucas Ko­ning,' die rijk en vasthoudend was als geen, heeft hij, de drieste trotsaard, meermalen staan hunkeren als een schooi­er, hij die reus en die zwakkeling, staan stotteren, bedrem­meld als een knaap die om z'n eerste kermisgeld bedelt. Roe kwam het toch dat Andries Deering juist aan zulke vernederende dingen denken moest, wanneer hij het dood­stille vertrek binnenkwam, waar z'n vrouwen z'n jongste zoon samenzaten ? - Trapte hij er in een duistere diepte? De zwarte zorgen, die hij overal elders wist weg te lachen en weg te feesten, leken hem daar ineens en voorgoed over het hoofd te slaan, en hij had een gevoel, alsof hij zich vrij­willig en voor immer overgaf aan het ongeluk. - Kwam dit alleen door het zwijgende droevige verwijt dat hij meende te zien in de ogen van dat ernstige kind? - Geërgerd en ver­bitterd dreef het hem op, joeg het hem heen. De onrust had hem bevlogen als een kwade koorts die hem deed om­tasten en zoeken. in den blinde, naar die ontschoten slappe

ti

Page 14: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

teugels. - Hij tastte en zocht, en rukte en stremde, - begon de knechts af te jakkeren, gaf hun de schuld van alles, en vloekte, en joeg de besten nog het erf af, deelde hot en her bevelen uit, hitste het krakeel nog meer aan, dreef de boel nog meer in de war - en, in die eigenste wervelwind van z'n opgewakkerde wil, trok hij weg, het land in, dagreizen ver, de jaarmarkten af, of de stallen van de streek, voor de paar­den en de paardenhandel, waarvan hij veel verstand meende te hebben. Na dagen, na 'n week of langer nog, keerde hij weerom, meestal bedrogen, en altijd dronken of uitgeput van het nachtbraken, en zinde in lange tijd weer op niets anders dan op vrindenmalen en drinkgelagen, waarvoor z'n vrouw zich afsloofde en waarvoor alle bedrijf telkens twee dagen stillag. Dit was de vader, die Domien haatte. Waar had die schuwe overgevoelige knaap, die zich altijd gehaat en achtervolgd waande, en toch onbewust van z'n innerlijke kracht reeds droomde van vreemde durvende daden, 'later, later' - waar had hij toch z'n toevlucht en z'n blijf moeten zoeken op die grote onherbergzame hoeve, als daar z'n moeder niet geweest was in haar doodstille kamer, en Bartje Adam in z'n warm hoekje van de stal? Z'n moeder vooral, die alleen aan hem haar hart uitstortte, voor hem alleen haar stilgedragen leed roemde: 'het kruis haar door God opgelegd' en haar armelijk verdrukt bestaan: 'de god­delijke weg'. Alleen Domien leidde ze binnen, langzaam, voet voor voet, in dat andere, in dat verborgene, dat schone leven van haar, waar ze met vrome boeken en gezangen en troostende overweging, in voortdurend verkeer met God en de Heiligen, op niets anders haat ogen en verlangen gevestigd hield, dan op die kleurige hemel van haar kin­derlijk geloof. Domien wist wel hoeveel zij van hem hield. Bij haar was het veilig. En bij Bartje Adam ook. Die was z'n vriend; die was maar enige jaren ouder dan hij en ver­telde altijd over wonderen, en samen, Bartje en Domien, spaarden ze telkens weken lang om bij ieder hoogtij een kaars te kunnen offeren bij de Moeder-Gods in de kerk van Sint-Marcoen, want Bartje Adam had een kreupel been, dat de Moeder-Gods door een wonder zeker ooit recht zou gelieven te maken. Alleen met deze twee mensen sprak Domien en leefde

12

Page 15: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Domien, en alleen bij hen was z'n hart open. Bij ieder ander zat het dichtgeprangd in de neep van een kwade kwellende hand, - z'n hart, vol van die sterke bezielende genade Gods, vol van z'n droom, die groeide en groeide. Zo was Domien in z'n vijftiende jaar gekomen. Toen plotseling - en wie ter wereld heeft haar meer beschreid dan hij? - stierf z'n moeder bij de geboorte van het kleine meisje, dat Lucia gedoopt werd en over wier levensvatbaarheid zich ieder verwonderde. Had de moeder al niet vier van haar laatstgeboren kinderen beschreid? Nu was ze zelf gestorven, - en dit kleine-meisje leefde en groeide, was blank en blond en welgebouwd als alle Deerings, en werd 'n blij kind. De dienstmeiden beweerden dat ze op haar vader zou lijken. En Domien, die voelde hoe dit zeggen z'n hart kwelde als een kwade, valse voorspelling, wist nu ook en voorgoed: hun vader? die? die was een onwaardige, die was of aan 't vloeken, of dronken, of weg, die gaf z'n huis en z'n kinderen prijs. - Wie zou naar Lucia hebben omge­zien als hij, Domien, er niet was? Hoe zou 'n kind als zij ooit op hun vader kunnen lijken? Ze had moeders ogen, en ze zou moeders hart hebben. Al de aanhankelijke liefde voor z'n moeder had hij over­gebracht op dit kind, en ook op haar al z'n zorgen, die hij te voren nooit anders had kunnen besteden dan aan de duiven onder het huis dak. En kleine Lucia kende hem gauw, en lachte lief, en Bartje Adam was er ook nog, en daarboven, in haar bonte zonnige hemel, z'n moeder! Wat gaf al het overige? God-zelf had hem lief. Hij voelde het. Langzaam begon Domien en eindelijk z'n eigen innerlijke kracht te kennen. Van het ogenblik dat hij ze volbewust begreep, groeide ze in hem tot een Liefde, zo groot, zo alles-omvattend en zo louterend dat ze zijn ziel wel voorbereiden moest, en heen­voeren, tot die stonde van verrukking in de zomer van z'n achttiende jaar. Het leek wel, toen hij daar zo neergeknield lag voor z'n hoog venstertje en uitzag in die nacht vol sterren, alsof z'n ziel vleugelen kreeg als een duif, en heenvliegen wilde, en gaan uitrusten. Maar tegelijk, alsof een der aanbiddelijke handbewegingen van God hem daarhenen wees, omvatten

13

Page 16: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

zijn ogen het land daarbeneden, het dal, het stuk van de aarde in de maanschemer, zag hij daar de witte wegen en de stille saamschuilende mensenwoningen, en al de vereen­zaamde huisjes en hutten wijd verspreid. En meteen in 't diepst inwendige van zijn hart hoorde hij een stem spreken en vragen: 'Van welk werk dan zijt ge vermoeid, dat nu reeds uw ziel naar mijn rust wil uitvliegen? Hoe kan hij rusten in mijn schoot, die niet gearbeid heeft voor Mij en de mijnen?' - De witte wegen zag hij en de mensenwonin­gen, en zonde en zielsnood en levensjammer wist hij daar omzwerven en schuilen en de harten belagen van hen die er hongerden en dorstten, én van de blinden, én van de dolenden •.• En met de armen wijd open schreide en jubelde hij het uit: 'Spreek, Heer - spreek' - totdat hij sidderend van ont­steltenis neerschokte, en zo bidden bleef, en waken, en bidden, heel de nacht door. In de vroege morgen ging hij naar zijn vader, en zei: 'Ik wil priester worden.' Andries Deering heeft nooit harder en honender gelachen dan in dit ogenblik. 'Zot - grote zot!' Hij keerde Domien de rug toe en bezag hem niet meer. Het deerde Domien niet. Hij liep in het licht, en glans straalde er van z'n voorhoofd. Hij was geen dromer meer; z'n wil was ontwaakt. Hij wachtte, bereid maar geduldig, op Gods beschikkingen. In stilte werkend op de hoeve waar maar z'n handen te werken vonden, in stilte ook telkens z'n gangen richtend naar het Halderse klooster, in stilte z'n nachten doorwakend gebogen over de boeken die de kloosterlingen hem gaven. Het duurde zo reeds maanden lang. Toen had Domien een bondgenoot gekregen: z'n broer Aroold. Wel lachte deze even hard en wreed als de vader, toen hij van Domiens roeping hoorde. Maar tegelijk: 'Laat hem toch, laat hem begaan,' - niet er bijvoegend wat hij bedacht: 'Hij in 't klooster, en ik alleen, ik meester over Sint-Marcoensberg en heel het bezit.' - Want Lucia telde hij niet, het kind dat rondliep, dat bij niemand meetelde dan alleen bij Domien. - En Aroold begon hem te helpen, hij, die in z'n drieste durf veel invloed had op hun vader. Al­reeds begon deze te wankelen. Alreeds peinsde Domien:

14

Page 17: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

'Hoe wonderbaar volbrengt God zijn wil onder de mensen' - toen ... Het was, dit immers ook, door Gods eigen handbeweging, - en God zij geloofd, al ziet men ook niet in, wanneer men in een duistere nacht als deze over het leven van Domien Deering te peinzen ligt, waarom juist in die dagen, toen hij alreeds te rijpen begon tot de ziels krachtige gelukkige man, die hij volgens Gods bedoelingen zou geworden zijn en van wie de Halderse kloosterlingen wonderen van liefde en sterkte en bezieling verwachtten, waarom juist toen deze beproeving en wrede bekoringen over hem moesten ko­men. Men heeft in een na-nacht Arnold Deering dood aan de wegkant gevonden, dronken afgeworpen van z'n paard, dat zes mijlen verder in Halder, woest hollend werd opge vangen. Deze ene eigen handbeweging van God was het: ze sloeg de oudste zoon van Andries Deering met een straffend ge­richt en greep tegelijk diep in het hart van de jongste. Do­mien heeft sinds die dag nooit meer over z'n roeping tot zijn vader gesproken. Maar van dit uur ook stond zijn oog somber en wolkte er schaduw over z'n voorhoofd. Welke strijd heeft hij gestreden en hoe is hij bezweken? Of meende hij toch Gods wil te voldoen, met zo z'n roe­ping te verloochenen en te volbrengen wat daar ineens het leven, z'n vader, de hoeve, het oude geslacht van hem verg­den? - van hem, de laatste der Deerings. Wat die macht van hem vergde, die allesoverheersende macht welke ziels­erfenis was in hun geslacht, en, hoe ook bij velen ontaard, in hem, de sterk-bezielde, sterker herleefde dan bij een: -de familietrots. Verschrikt had hij die voelen opvlammen in z'n bloed, de dag toen hij, terugkerend van Arnolds begrafenis, hun hoeve zag liggen, hun hoeve als een burcht op de top van de heuvel, wit en glanzend in de zon - statig gevestigd midden tussen de bomen, midden in haar gaarden en wei­den, hoog en vereenzaamd boven het armelijke dorp, -hun prachtig bezit! Diezelfde dag vatte hij er zijn werk op. Welke strijd heeft hij gestreden? Hoe is hij bezweken? Waarom heeft hij niet huis en akker verlaten om uw naam,

I~

Page 18: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

oûjn God? Waarom was ook deze, hij, Dooûen, van de vele eersten die laatsten worden? Hij werkte. In het aloude geslacht van de Deerings was in lange tijden niet meer een werker geweest zoals hij. DOoûen wist dit zelf: z'n vader niet, z'n grootvader niet, - en vóór hen? Domien zag over hen heen, zag heen over die allen in wie de eigen aard der Deerings verbasterd was. Hij peinsde alleen maar op de oude Dominicus Deering, de stamvader, de vestiger van het bezit, naar wie hij genoemd was. Kwam die niet als een koejongen hier in de streek, en stierf hij er niet als heer en meester? Hij had geweten wat werken is, die oude, wat opworstelen tegen het leven, en winnen I Diens geest was in hem gevaren, in hém, de laatste. Dooûen werd, na zovele jaren, de eerste die zag hoe er te werken viel op Sint-Marcoensberg, de eerste die het prach­tig bezit weer wilde opvoeren tot z'n vroegere bloei, het rijke goed van de Deerings opnieuw en voor immer doen opleven. Hij werkte. En zag hij dan nimmer op van zijn werk? En kende zijn hart dan het heimwee niet naar het verre verlorene? Het werk joeg hem op, joeg hem om. - Wie heeft hem ooit zien stilstaan of rusten? Hij had geen tijd om op te zien, om uit te turen en te zoeken naar het verre verlorene, de schone verzinkende glans. Hij moest werken en zich weren. In het duister tegen het duister, werken en zich weren, want er was een macht tegen de zijne. De ontaarding die woekerde in het geslacht, had even lang en even heimelijk omgewoekerd in het bezit, een onderoûjnend verval. Het knaagde aan de grondslagen, vervoosde de grond en teerde aan het gewin, dat al schaarser en schaarser was ge­worden en in de tijd toen de laatste Deering het beheer opnam, bijna heel en al verslonden werd door de schul­den. Het kankerend bederf school dáár, Dooûen ontdekte dit spoedig, en daar-ook die macht, welke al z'n rusteloos wer­ken deed gelijken op aanlopen en botsen en dwaas stoten met hoofd en schouders tegen een zware zwarte onver­zettelijke muur: - de schulden I Anrlries Deering en Dooûen hebben op een avond tegen-

16

Page 19: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

over elkander gestaan, niet als vader en zoon, maar als schuldige en rechter. 'Wat. nog meer?' Domien bewoog niet en sprak niet anders dan telkens dit enkele woord, en toch - toen de vader ten laatste benepen en vernederd had weten weg te sluipen on­der die vorsende sombere ogen uit, had hij een gevoel alsof ruwe handen hem geschud hadden en z'n leven voor immer verwoest en bedorven: hij kroop in een hoek, bleef vier dagen thuis, sprak niet, zat over zich zelf gebukt als op on­raad te zinnen. "Kom, vader - wat zullen we beter doen, laten we samen werken I' 'Ongeluk, jij I' vloekte Andries Deering op dat woord van Domien. Toen eerst kwam hij recht, zag woest om zich heen, en vluchtte, - vluchtte voor zich zelf, weg, het dorp in, de herberg in. Sedert werd hem de dran~ voorgoed een levensbehoefte. En sedert ook werd Domiens werken al meer en meer een verbitterd en hartstochtelijk vechten tegen de staag nade­rende ondergang. Lucas Koning, de oude, was in zijn hoeve onder de stro­daken gestorven. Z'n enige zoon, Gillis Koning, die er een­zelvig alleen bleef voortleven, had al de Vroenhofse rijk­dom en al de Marcoenbergse schuldbrieven geërfd. Domien Deering bracht hem ieder half jaar wat hem toekwam - al hun eigen gewin - zolang, tot binnen drie jaren hun gewin alleen niet meer toereikend was voor de verslindende schul­den, tot die te knagen begonnen aan het bezit zelf en bunder na bunder, en steen na steen Gillis Koning tot volle eigen­dom werden. Vijf jaar later zaten de laatste Deerings op Sint-Marcoens­berg als berooide pachters, en tobde en slaafde Domien voor zes en voor meer, naarmate hun volk verminderde. Hoe zou hij ooit hebben durven opzien of omzien? - Hij werkte. Hij wist niet beter te doen; klemde zich vast aan een wrak, hoopte nog, bleef hopen en werken, aldoor, in uiterste inspanning, in lange durende verbitterde en harts­tochtelijke worsteling tegen de wanhoop. Het was in deze tijd dat Domien Deering, die sombere mijmeraar, met gezonken hoofd en treurige ogen, haar, Mathields, doodstil leven was komen binnendolen en, als

17

Page 20: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

schuw voor z'n eigen stem, haar gezegd had: 'Ik heb geld nodig, en een vrouw op de hoeve.' Had zij hem vanaf dit eerste ogenblik niet aangestaard, vreemd bevangen toen reeds en aanstonds door de koort­sige wanhoop van z'n blik, en verwonderd door het raad­sel-stille en smartelijk-ernstige van z'n verschaduwd wezen? Zij, Mathield, zat verweesd in een uitgestorven huis. Ze trachtte wel te overwegen. Ze was al niet jong meer. Ze hoorde in 't dorp vreemde vertelsels over de hoeve van Sint-Marcoensberg. Domien had zo met nadruk en bedoe­ling gezegd, dat haar geld hem zou helpen. En toch, - in haar hart, het werd daar een bloei, een opbloei van liefde, - het bloeide gans open, haar hart. Ze trouwden. Zo was zij, Mathield, hier op Sint-Marcoensberg gekomen bij Andries Deering en Lucia, een kind toen van twaalf jaar, dat al spoedig naar haar opzag met dezelfde schuchtere verering, waarmede ze opzag naar Domien, haar broer en beschermer; Lucia, die hen beiden, telkens zocht en ontliep, en weer zocht en weer wegdartelde, al leven en lach, - op­nieuw haar eigen rijk in, dat wel wezenlijk zich uitstrekte over de vlakte en de glooiingen van de heuvelen diep het dal in en het dorp door, en overal waar de zon scheen. Bij de speelse kleine Lucia kwam Mathield, en bij Andries Deering, de verleefde en versjofelde trotsaard, die z'n wre­vele wroeging verbeet, wanneer hij ze niet wegdrinken kon, en die ze thuis, in de jaren van haar huwelijk, nooit anders zag dan zwijgend neergezakt, zinnend hoe weg te komen, het dorp in, onder hun ogen uit. Hoe kon het huis van Andries Deering ooit voor iemand een gelukkig tehuis worden? Ze had dit moeten bedenken. Ze had niets be­dacht. Er was van het eerste ogenblik af ter wereld niets meer voor haar, en niemand leefde er meer dan Domien. Rijk en gelukkig en begenadigd was ze in haar liefde, en toch, onvoldaan, zocht ze al meer en meer, wilde ze al rijker en gelukkiger worden, ze wilde: - zijn liefde ook, ten volle, voluit, - ze zocht en streed naar z'n liefde 1 Ze zou die echter nooit winnen. Sinds die onzalige dag, na het eerste jaar van hun huwelijk, toen hun eersteling dood ter wereld kwam, leerde ze dit langzaam, wreed en bitter langzaam begrijpen. Ze meende eerst dat hij treurde, Domien, zoals zij, om het

18

Page 21: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

doodgeboren kind. Er was meet ... Hij begon weg te schuilen in z'n eenzaamheid, schuw voot de mensen, schuw voor God-zelf; hij kwam niet meer bui­ten de hoeve, werkte niet meer, bad niet meer - en had voor haar, Mathield, slechts één woord nog, een enkel, en steeds hetzelfde en immer herhaald: 'Het is de straf Gods.' Het was omdat hij opgezien had, Domien, omdat hij had moeten opzien en omzien naar het verre verlorene. Hoe had zij toch al deze jaren over dat hees-gefluisterde woord niet­begrijpend kunnen zinnen, om nu eerst, nu in deze wondere doodstille herfstnacht eerst en ten laatste te weten: - om­gezien had Domien, en de wanhoop had hem overwonnen. En zij? Ze zag niets in die tijd dan de smeulende angst in Domiens ogen, die haar aanstak met een koorts van on­rust, die haar opdreef en omdreef. De straf Gods? •.. De ondergang van de hoeve? ... het doodgeboren kind? - wat meende hij toch? Zij, zij - ze zou Gods straf bezweren - werken zou ze, en vechten tegen de ondergang, en bidden, bidden, zonder ophouden. Ze nam het werk op, overal waar Domien het liet liggen. Zij, ze had werkkracht nog, en haar ouders erfenis - ze zou zich te weer stellen tegen de ondergang, zij, Mathield. Ze kon en ze zou werken en bidden. Ze had vroeger gemeend dat ze werkte en bad, maar nu eerst leerde ze het. Ze wist maar één uitkomst in deze hun nood, voor hem en voor haar: het behoud van de hoeve. Daarvoor werkte ze. Maar ze bád om meer nog dan om dit, om alle troost en heul in het ene, om het kind, dat God hun moest schenken, dat God hun eindelijk en ten laatste zeker schenken zou. En ze werkte, - de ondergang week een voet, en naderde een voet, bespookte de hoeve, en deinsde een wijle terug. Ze bad. Totdat het kind hun geboren werd, Andreeke! Dat was in het zevende jaar van hun huwelijk, en het was te laat. Toen Andreeke blozend leefde, en lachte en groeide, vocht z'n vader reeds tegen de waanzin en de dood ... Hij heeft tegen hun jongske niet ene keer gelachen, maar ook de ondergang heeft hij niet meer gezien, zoals zij hem zien en beleven zouden, morgen of straks ... Domien stierf. God zij hem genadig.

19

Page 22: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

'Gods oorded over hem in Gods goedertierenheid, dat het Domien z'n aardse jammer en smarten, gelieve aan te zien als boete en vergdding voor z'n verdolingl' Mathidd vodde haar gedachten deinen. En weer werd het die open klaarte waarin haar ogen weg­staarden. Het ademen van het slapend kind en het lang-bduisterde stilte-suizden doorzongen haar droombidden. 'Dat het eeuwige licht hem verlichte' ... En het was wonderlijk alsof een glans haar gelaat overblin­ken bleef; alsof stremmende aardse banden zich geslaakt hadden, zo dat haar zid vrij en verlost uitvliegen kon in het licht en naar God. 'Verhoring, verhoring' ... Ze had nooit zo kunnen bidden als in deze nacht. Gods aan­schijn was toegewend. Ze was God hed nabij. 'In de scharen van uw zaligen, 0 Heer, gelieve op te nemen de arme zid van Domien Deering, uw dienaar.' En biddend lag ze te wachten op het ochtenduur, waarin ze op zou gaan tot het schone hoogtij in de kerk van Sint-Marcoen, lag ze in wake naar het wonder dat haar gebeuren zou, -naar het Brood dat haar gereikt zou worden, naar J esus in haar hart. Ze glimlachte stil en hoopvol voor zich heen, en vodde meer en meer al haar leden van licht doorstromen, zoals in die schoonste nacht van haar kinderjaren, toen ze lag te waken om Gods bruidje te worden. Ze bad voor Domien. En al zo droombiddend ging ze op, ten laatste, door de duistere nanacht. Ze vodde de aarde als een wolk onder haar voeten. Ved later, als het Brood haar reeds gereikt was geworden en het daglicht begon te schemeren door de kerkvensters, - toen ... was het Gods wonder-werkende hand zdve, die zich in dat ogenblik naar haar uitstrekte? Plotseling als aangeraakt door een blijdschap moest ze op­zien. 'Het is vandaag dat de hemdpoorte voor Domien z'n zid zal geopend worden.' Welke stem had gesproken? Voor haar ogen verschoten lichtdoorstraalde bonte kleuren, waar­tussen ved wuiving was van wit als van engelenvleugds, en het gewaai van witte lange gewaden.

zo

Page 23: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Haar hart brak open in een jubel: 'DomienI' Maar tegelijk schrok ze op. Wat ging er om? Wat deed ze? Had ze daar overluid Domien z'n naam geroepen? Ze durf­de niet het hoofd heffen--üf opzien. 't Was haar of aller ogen zich vestigden op haar alleen, aller schrik en spot en verwijt op haar; of handen haar gin­gen aangrijpen, en stemmen roepen: 'Stil, stil.' Ze zou zich verweren: 'Ik heb hem gezien, hem, Domien, gezien I' Ze wachtte ademloos. Maar er gebeurde niets, er bewoog niets, en niemand van al die mensen rondom, die verroerde of zelfs haar maar aanzag. Zacht-aan werd het toen weer rustig in haar, en ze hervond zich in haar gewone aardse bestaan, zag zich hier tussen de stille biddende mensen - het treurig mijmerig vrouwmens van immer, Domien Deerings weduwe. Ze zocht het won­derlijke niet weer, wat zoëven was verdwenen. Hoe zou ze durven, zij hier, tussen al die anderen? Wie hier had niet, zoals zij, z'n smart en z'n zorgen en z'n doden om te be­wenen? En waarom zou God, onder hen allen juist aan haar dan een wonder doen? Zijn hand uitstrekken juist naar haar, en spreken ~n zodanig haar ogen verlichten? Maar nog in ditzelfde uur, toen ze langs de holle-weg berg­op huiswaarts keerde door de wolkende nevel, - ze liep in deze doodstille versloten eenzaamheid verhuld als in een witte droom, en er bestond ter wereld niets meer dan de plek aarde, grafbreed, waar ze vorderend haar voeten kon verzetten, - toen kwam het weerom: die stem weerom: 'Het is vandaag, vandaag I' die wonderlijke tintelende ont­roering voor de tweede maal, en al het licht dat openging voor haar ogen. Tegelijk stond ze, snakkend naar adem, sloeg de vuisten tegen het hart en hijgde in angstig zelfverweer: 'Het is mijn hoovaard, ik belijd mijn hoovaardl Hoe zouden zo voor mijn zinnen Gods hemelen open zijn?' Maar ze luisterde toch, en hoorde verre almaar ruisen als van vleugelen, nog toen ze weer voortging. Ze liep te luisteren. Haar voet­stappen waren lichter en stiller dan ooit. Eerst toen vlakbij - te naderen met een schrede en weer een schrede, - als een schaduw in de witte nevel, de hoeve daar plotseling voor haar ogen oprees, zocht ze verschrikt naar haar bezinning

2l

Page 24: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

en naar de wezenlijkheid van het gebeuren: ze kwam uit de kerk, ze moest het huis binnengaan, het leven en de ver­kommering zouden herbeginnen zoals gisteren en eergiste­ren, zoals week na week en twee jaren lang reeds, het wach­ten op de ondergang, het leven zonder Domien. Ze zei dit wel zo tot zich zelve, maar voelde zich, vervreemd van dit alles, hier staan alsof ze verdwaald was. Was hier haar tehuis wel? Was het niet een bedrieglijke droomver­schrikking of herleefde ze in de vage heugenis van een uit­gewist verleden? Zo zwaar en geweldig leken die daken hier, de gevels zo verdwijnend hoog, de versloten poort in de logge ommu­ring zo geheimzinnig en ontoegankelijk. Zij, Mathield, ze was eertijds toch immer door een bonte bloemhof, door een laag groen deurtje een kleine witte woning binnengegaan? 'Domien.' Ze fluisterde, stil voor zich heen glimlachend, die naam. Ze kon toen de poort openstoten, zomaar met een lichte druk van haar hand, ze was weer de bruid die aan Domien z'n zijde ging. En de hoeve van Sint-Marcoensberg in haar bedrieglijke grootsheid was niet, zoals gisteren en eergisteren, en week na week, een onherbergzaam oord, waar angst en armoe en waanzin scholen, - ze was weer als in die eerste dag, een heerlijk nieuw bezit voor haar hart, iets heel schoons en wonderlijks, heel en al omstraald en doorglansd van licht. - Hoe moest iemand dit alles liefhebben, die Domien lief­had zoals zij I Hoe veilig was het binnen te komen door het diepe boogpoortje in het hoge koelduistere voorhuis, en hoe vertrouwelijk was het gekraak der oude traptreden onder de voeten. Het was hier dan het goede tehuis wel wezenlijk van die eerste dag, van haar en Domien. Ze wist niet hoe ze er gekomen was, maar ze hervond zich in dit ogenblik, gebogen over het zwaar-omduisterde grote bed waar Andreeke sliep. Ze fluisterde zijn vaders naam, dat haar adem streelde over z'n hoofdje. Hij lag zo met gestrekte armen en de handjes open als om vruchten op te vangen. Over z'n blond hoofd zweemde de schijn van een bleke morgen. Z'n voorhoofd, z'n groot sterk voorhoofd, lag blank en stralend. Wat schaduw beef·

aa

Page 25: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

de onder z'n wimpers, maar z'n mondje, dat was rijp en rood, dat lachte glanzig. 'Ach God ... zo'n kind toch, zo'n kind ..• dat alles, alles, alles verzoenen kan.' Ze kon zich niet weerhouden. Ze moest hem opbeuren, z'n warm lij~e aan haar hart, z'n duizelend slaapsuizelend hoofdje; en hem houden zo, vast en dicht en al inniger in haar armen, en hem koesteren en kussen, terwijl de· milde tranen haar over het gezicht stroomden, en ook het kind begon te schreien. Toen eerst kwam ze tot zich zelve en werd het weer de ge­wone wezenlijkheid met de zondagse stilte binnenshuis, met de dag die er ontwaakte, met Lucia's voetstappen be­neden door de keuken, met het gezwengel buiten aan de pomp ... Bartje Adam in z'n oude doen nog, z'n klompen klosten ... Bartje Adam, die straks voorgoed gaan zou ... meteen gaan zou, hij ook, hun goed en trouw Bartje Adam, de allerlaatste van hun volk. 'En dan is het uit, Domien, alles en alles, uit ... uit.' Ze stond daar alweer verzonken tot Domien te praten. Maar Andreeke klaagde dat hij z'n zondagskiel met de gouden knopen aan moest hebben en mee wilde naar onder. Ze stuurde hem alleen, toen hij gereed was. Ze bleef wat staan zien, hoe hij tastend z'n voetjes naast mekaar neer­zette op de brede treden, en met z'n handjes in de spijlen van de leuning greep. Leek het niet of er zonnewemeling was om het beweeg van z'n hoofdje? Hem na te zien, zo, waar hij daalde door de duisterige trap­holte, dat was neerzien in een vertrouwelijk tehuis van licht en warmte en liefde stil doorgloord en wonderlijk door­trokken. Eerst als z'n kleine voetstappen ver verloren wa­ren, zag ze op, en ze vond zich tussen de schimmende vale hoge wanden verlaten als in de leegte van een gevloekte en schuw-vermeden woning, waaruit de zondige meester, door Gods wrake, doodarm verdreven is, de weg opge­jaagd om te bedelen ... de zondige meester? hij, hij ... hoorde ze z'n slepende schreden niet komen beneden? .. hij, de oude Andries Deering, straks... en met hem zij allen, Andreeke en Lucia, en zij, Mathield ... straks de weg opge­dreven? Jn een ruk had Mathield zich afgekeerd.

23

Page 26: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

'Nee, nee, neel' ... doffe klanken stootte ze uit, zette weg­tredend hard en vast de voeten neer op de krakende molm­vloer van die bovengang, wilde niet denken, en wilde niet zien in het zwarte duister, dat zich bijna weer geopend had om haar op te nemen, weer en voor immer nu, het nacht­zwarte ongeluk. Maar ze wilde niet, wilde dat niet, wilde alleen ... 'och, weer uw licht, Here God, moge het u gelieven, uw won­derlijk licht, door al mijn leden en mijn levensbloed, alleen maar, alleen, dat licht van u.' Ze zat in de bleke ochtendschijn in de stilte van hun kamer, de kamer van haar en Domien, zo te bidden, met het hoofd in de handen te bidden, zolang totdat ze weer, opgetogen, die hemel mocht binnenzien, waar in het licht Domien tot luisteren overboog, hij zelf, Domien, zielskrachtig en ge­lukkig - Domien met het brede sterke stralende voorhoofd en de lach om de mond. 'Het is vandaag, vandaag I' ... Ze weerde zich niet meer tegen het wonder van deze levende aanschouwing. 'Het is om deze schone feestdag, om al mijn bidden en door Gods genade - het is de verhoring.' 'En hebben wij nu voortaan niet, wij hier op Sint Mar­coensberg, Domien z'n goede voorsprake aan Gods troon? Wie beter dan hij zal daar spreken van onze nood? Wie beter dan hij zal God smeken voor ons?' Toen ze oprees, was er een glanzige rust neergezonken over haar en de dingen rondom, en daarin te ademen en te be­wegen was even weldadig en lieflijk als te ademen en te be­wegen en bloemen te plukken in een zonnige lentehof. Ze moest nu eerst gaan zoeken in de oude kist achter het bed, naar dat pak kleren van Domien om aan Bartje te geven en Bartje zo te betalen, als hij zou heengaan straks. 'Ze hadden anders niets meer voor hem, geen loon of geen brood meer, zij hier op Sint-Marcoensberg, en hoelang nog voor zichzelve brood, hoelang nog dit dak boven hun hoof­den? Gillis Koning ging komen voor 't laatst - vandaag? straks?' Ze overdacht dit alles wel juist als in andere dagen, juist als gisteren en immertoe, maar 't was haar nu alsof ze een ver­haal overdacht van andere mensen, een bang verhaal waar­aan een schone, een onvoorziene en trqostende uitkomst

~4

Page 27: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

zou komen. Ze had die sterke zekerheid in haar hart: 'Do­mien zal ons helpen.'

De morgen lang was er een zonderbare lichtstralende turing in Mathields ogen. Ze zag over de dingen heen en in haar mondhoeken zweemde herhaaldelijk een glimlach weg, zo, alsof de lippen een zeer geliefde naam hadden gefluisterd. Over haar gelaat bleef een raadselstille vreugde glanzen als de weerschijn van een geheimzinnige klaarte, ergens onge­zien, ver en hoog. Lucia, zij, Domien z'n jonge zuster, was de eerste die mede en dadelijk iets van dit licht en die weerschijn opving in haar voor licht zo ontvankelijk hart. Zij, Lucia, ze was vanochtend reeds bij haar eerste groet haar schoonzuster blijven aanzien, en het maakte haar ver­wonderd en zwijgend, zoals ze haar zag, voor het eerst en vervreemd uitgetreden uit die duistere treurnis, waarin zij van jongs-af dat raadselachtig leven van Domien en Ma­thield als in een geheimzinnige schemer verweven had ge­weten. En gelijk Lucia vroeger, als kind, naar hen kon opkijken, plotseling stil, als geraakt door een schielijk langsvleuge­lende en weer verdwenen gedachte, welke haar bijna iets van hun duister wezen geopenbaard had, - zó, - het hoofd even geheven, de ogen diep-oplichtend en vol vragen, zo stond ze ook nu, na jaren weer voor het eerst, getroffen door het zonderbare licht, de weerschijn, in de vreemde blik van Domiens weduwe. 'Wat hebt ge toch, gij? Mathield, zeg?' Lucia wist of hoorde nauw zelve hoe ze vroeg, en toch was het voor de eerste keer in haar leven, dat ze zo vroeg, dat ze in de stilte, die haar vraag maakte, zich staan voelde, tegelijk bang en begerig, en wachtte op een wonderlijke blijmare van machtige gelukbrengende en lichtwekkende werking, die gefluisterd ging worden, hier, binnen het donkere huis. Doch Mathield schudde alleen maar het hoofd, bleef over haar heenzien, met diezelfde lichtende turing in de ogen, - 'niets, niets' - weefde zomaar wat woorden 'het is Aller­heiligen, ge weet het immers, en dat Koning nu komen kan, iedere dag' - maat dit laatste, zo uitgesproken met die

z~

Page 28: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

schuchtere glanzende glimlach had z'n eigen bange be­duidenis niet meer. 'Weet ze van een geluk?' peinsde Lucia, terwijl ze heen­ging, 'weet ze voor ons een geluk? voor Sint-Marcoensberg een geluk? voor haar en Andreeke, en voor vader, en voor mij ? - een geluk voor ons allen?' en verwonderd, verschrikt bijna, door die vreemde nieuwe gedachte in haar hart, welke zo al hun namen in enen noemde en samenvatte, werd ze, zonder dat ze het wist of voelde, opgenomen in een zwe­vende mijmering en droomde ze weg in het wonderbare licht, dat langzaam voor haar ogen openging, een nevel van licht, - maar ze moest turen blijven, - droomgedaanten bewogen en vloden, schemer werd gouden gloor, een zonneklaring, - louter zon, wijde eindeloze zonneschijn -en daarin speelde een kind, zie dan, een klein meisje - zij­zelve - het kind weer dat ze eenmaal was, het kind van Sint­Marcoensberg, dat haar tehuis schuwde en in de zon speel­de. - Oud en stil en duister was het op Sint-Marcoensberg en Domien zag er naar haar. En banger nog dan van stilte en duister was dat kind voor het ogenblik als een woord'van Domien, een beweging van hem, een gebaar of een blik haar plotseling zo vreemd kon raken, en diep, diep in haar hart dat andere wakker riep, dat waarvoor ze geen naam wist, - het beter bestaan misschien? een leven dat wellicht bij haar wil had kunnen opbloeien tot iets wonders ? bij één beweging die ze doen zou? één naderende voetstap, één goedwillig toegeven. - Maar ze wilde niet, wilde nooit. Hetzelfde kind dat in zulke ogenblikken met bevende han­den en bevende lippen in ontroering en vertedering stond te schreien bijna, zonder te weten waarom, - het deed immers nooit anders in zulke ogenblikken, dan opeens de armen wijd, wijd uitslaan, het hoofd woest achterover werpen - en weglopen in een jubel van levenslust - weg -de zon in! Ze moest leven in de zon, zij! met haar ogen, met haar lippen, met haar blij hart moest ze zon drinken, haar voeten moesten lopen en haar armen zich uitslaan in de zon - en zon was overal! Alléen in Sint-Marcoensberg niet. Alleen in Domien z'n ogen niet - en niet in vaders ogen, en niet toen later in de ogen van Mathield. Het kind van Sint-Marcoensberg was bang en vreemd in haar tehuis. bang en vreemd onder de sombere stille men-

z6

Page 29: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

sen, die er leefden. En toen de jaren kwamen dat de logge muren van Sint­Marcoensberg ook om haar leven zich langzaam optrokken en haar insloten, zwierf ze binnen de hoeve om, eenzaam immer en bang, mijmerde ze over het verloren zonnerijk van haar kinderleven terwijl ze zonder te weten uittuurde naar een nieuwe morgen, een zonneopgang van geluk. Het uitturen werd verlangen, het verlangen werd vragen en zoeken in duister. Lucia kwam zo in haar negentiende jaar. In augustus was Andreeke geboren, en eer het voorjaar kwam, zou Domien sterven. Het was een doodstille triestige winter, en nergens ter wereld was het doodser en triester dan op Sint-Marcoens­berg. Meer en meer werd een nieuwe woelende onrust meester over haar hart en al wat daar leefde en droomde. Het was die onrust alleen, welke haar in grillige wisselingen beurte­lings moe en zwijgend deed terneer-zitten bij de anderen, weggekropen in een hoek zoals vader, of die haar opjoeg en deed omtasten naar werk, dat er niet was in de uitge­storven stilte, en ten laatste altijd weer haar deed henen­sluipen de gaarden in, haar deed omdwalen tussen de boom­stammen tot ze zich neerliet op het verbrokkelde mergel­muurtje om uit te zien over de heuvels. Meestal had ze een gevoel alsof ze zich, zonder de kracht er toe te hebben, los­wringen moest uit knellende banden, en het gebeurde meer­malen als ze in de donkere avond eindelijk, onder de ogen van Domien en Mathield weg, in haar kamertje kwam, dat ze als vrijgelaten, kreunend of plotseling uitschreiend, woest opliep met haar gebukt hoofd tegen de muur bon­zend en weer bonzend, om de wellust van die pijn. Zolang, totdat ze ontsteld haar doen bemerkte, en op een stoel neer­gezonken, zat te staren in het duister, en bidden bleef een uur en langer in een klacht van: '0, God - gij - help me toch, help me dan toch,' zonder te weten waarmee en hoe God haar helpen moest. Waarom moest juist toen, juist midden in deze winter, daar opeens de meester van Eekert, vaders verre neef, naar Sint-Marcoensberg komen rijden, om vader en haar, op die bruiloft te noden? Z'n oudste dochter trouwde met een zoon van de Halderse hof en deed alzo een rijk huwelijk, begon hij te zeggen. Het zou

2.7

Page 30: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

een bruiloft worden als er zelden gevierd was in deze streek, voor heel hun maagschap en al hun vrienden. Mochten de Deerings er ontbreken? Vroomans gulhartige uitnodiging had een vreemde uit­werking op haar vader gehad. Uit welk bestaan ook riep ze hem op I Hij had jarenlang z'n vroegere vrinden geme­den en was niet verder gekomen dan in de herberg van Sint-Marcoen. Er schoot een flits van nieuw leven en licht in z'n hart, toch meende hij te moeten vloeken en de vuist op tafel te moeten slaan: 'Dwarskijker, gij, indringer -laat ons, zeg ik, laat ons - wat hebben de Deerings te maken·op een bruiloft bij'rijk volk?' Maar toen de meester van Bekert, goedmoedig en vriendelijk, maar te knikken zat van: 'Kom, kom ... almaar woorden ... ge meent 't beter ... ' toen was haar vader geëindigd met bij het afscheid Vroomans de handen te drukken, en schreiend als een kind te zeggen: 'Er is dan nog trouwen vriendschap in de wereld' ... en reeds de volgende dag ging hij zonder te spreken naar het wagen­huis en rolde, van achter de oude oogstkarren en de ver­roeste ploegen, hun jarenlang ongebruikte sjees in de zon. Krakend van molm en ouderdom, vaal en onooglijk onder stof en spinrag, kwam die te voorschijn uit het vunze duister. Maar op de bruiloftsmorgen stond ze met haar verguld lofwerk daar wezenlijk te blinken in een schijn van vroegere deftigheid, de oude bles er voor, opgekamd en opgetuigd met rode kwasten en zilveren rinkelbellen, de schonkige halfblinde oude bles, die onwillig en wankelig aantrok. Verzakt en onzeker zaten vader en zij weggedo­ken in dat opgepoetste krakende gerij; vader, met z'n ruig gezicht en z'n blakke ogen, gebukt uitstarend, een norse zwijger, en zij, Lucia? ... Wat dan toch maakte haar toen zo bang? Ze reed het leven en het geluk-tegemoet, en toch kon ze niet ademhalen van angst. Meer is de onrust haar nimmer meester geweest dan in het uur van de zonnige wintermorgen, toen ze naast vader van Sint-Marcoensberg naar Eekert reed in de sjees met het verguld lofwerk. Alsof ze aan 't bidden was, had ze gezeten met de handen stil in de schoot en het hoofd op. Ze durfde niet verroeren. Ze wist hoe bij een beweging, bij een gedachte of een gesproken woord de tranen uit de ogen zouden breken. Ze verroerde niet, of dacht niet, of sprak niet. Ze luisterde alleen maat

28

Page 31: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

naar het geklinkel van de bellen. Nog geen kwartier op Eekert evenwel, of heel-en-al voelde ze zich opgenomen in de bruiloftsjubel en zonder voorbehoud of nagedachte gaf ze zich gewonnen aan de volle vreugde, die uit alle hoeken van de grote hoeve aanzwol naar haar 1 Plotseling leefde ze op, ineens in haar eigen waar en eigenlijk bestaan ... on­voorziens en toen eerst begon ze te leven. Vanaf dit ogenblik was het al lach en spel en spot in haar en zelve wist ze hoe ze aller blikken en aller hart tot zich trok. Ze was niet verwonderd geweest dat na de maaltijd toen de avond viel en de muziek inzette, de zoons van de grote hoeven allen, naijverig, bij haar om een dans kwamen dingen. Ze danste met de een zoals met de ander, danste en lachte en schertste en spotte met hen, dat sprankels van licht en leven ontvonkten in hun harten. Ze speelde het vrolijkste spel van heel haar jeugd. 'Lucia Deering I ... Lucial' Ze hoorde haar naam aan alle kanten roepen. Het feestgegons werd één lange luide schallende lach ... En tussen de meesters van de grote hoeven, met hoofd en schouders boven hen uit, hoog en breed en recht, als ge­groeid weer in de vroegere trotse bouw, stond Andries Deering als hun meerdere. Z'n ogen schitterden en over z'n gelaat leefde een glans die hem verjeugdigde. Hij ook lachte, hij praatte druk met levendige gebaren, en zag naar haar, Lucia, - blij en trots en hoopvol zag hij naar haar in dat ogenblik toen' zij, voor het eerst weer aan hem denkend, ook naar hem zag. Ze zagen elkaar aan, de duur van een ademtocht. 'Zie toe, zie toe, - het is in Lucia Deerings macht, eer en aanzien voor de Deerings te herwinnen, - één beweging, een blik, een lach van haar I' ... Welke stem had gesproken? Welke kwellende kwade bekoring wilde haar, Lucia, in dat ogenblik overmeesteren? Was het haar vaders gedachte? Wat was er onverwachts voor een vreemd duister gekomen over de mensen en de dingen? Waarom hoorde ze haar eigen lach zo schril en wanklankig? Hoe deed de zoon van Neerspronk, haar danser, opeens zo stumperig en onhandig? en die anderen om haar heen? Ze strompelden over hun eigen lompe zware stappen, ze waren verward in hun eigen gebaren, - een beweging, een blik, een lach van haar? dat

29

Page 32: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

God het mocht vergeven - voor wie? - voor een van deze allen? voor een van de zoons der grote hoeven? voor de rijkste misschien? Wie zocht ze? Deze hier wellicht? De jonge Manuel Leenders - met z'n gedoken zon-verbrande rode kop en z'n glurende spleetogen? - Zo een? Ze keerde hem de rug toe. Zo een? of een ander? - Het was alles gelijk! De Deerings hadden geldnood. Met wie zou Lucia Deering haar leven en haar liefde voor geld ruilen? Het werd een wrange wrevel en tegelijk een bang en droef verlangen om hier weg te zijn, - weg onder al die listige glurende liefde­loze blikken uit. Ze was hier maar verdwaald. Ze behoorde hier niet. Weerzin en heimwee kwamen haar besluipen. Waarom moest juist toen Martijn tot haar komen? Was hij een uur vroeger of later gekomen zoals hij in dit ogenblik kwam, misschien had ze hem nauw bezien, misschien hem de rug toegekeerd. Wie weet? Ze wist immers wel dat er nergens in de omtrek een arm­zaliger woon was dan de smidse van Sint-Marcoen. Zwaar verzakt hing het verweerd strooien dak er over de zwarte roetkrocht neer. Dat was de smidse van Sint-Marcoen: - een duistere hoefstal, één sprong breed, onder een have­loos dak, een krot van een woninkje dat daar in die witte dorpsstraat steeds zwarter en steeds dieper in de grond stond te zinken - en aldoor armzaliger. Dat was Martijn z'n tehuis, en het oude verrimpelde smidje Michiel was Martijn z'n vader, en Barbara Flier, de bezem­bindster van Heidaal, die vroeger barrevoets langs de wegen had gelopen was Martijn z'n moeder, en hij-zelf was ge­boren in de donkerste hoek van dat donker tehuis, in de donkerste hoek wel van heel Sint-Marcoen en heel Halder en van heel de streek tussen de heuvels. Maar zo gauw hij goed-en-wel praten en lopen kon, waren Barbara Flier en het smidje op een morgen hun jongen kwijt! Ze liepen te roe­pen en te zoeken, en niet lang of er ging een jammer op in het dorp: 'de jongen van het smidje is weg' - en na nog een uur: 'de jongen van het smidje is verdronken' - en het zag heel die dag zwart van mensen bij de zijrivier door de beemden, en uren-ver dwaalden ze heen met de stroom mee, stokken in het water slepend of er door wadend met tastende voeten. Het was één wee-geklaag. Toen ze terugkwamen door het avondrood, ontdaan en treurend, stond de jongen-

$0

Page 33: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

van-het-smidje, met z'n blote voetjes in het roet, voor in de hoefstal naar die zwarte mensenzwerm te lachen, en onderwijl ze allemaal om hem heen stonden te schreien van geluk, vertelde hij aldoor maar van vliegende paarden en reuzenmannen met gouden trompetten, en hoe ook hij door de lucht had gereden en dat alle klokken van veel torens toen aan 't luiden waren. Niemand begreep natuurlijk hoe hij allenig-maar de heuvelhelling opgekropen was en uit het hoge gras als een vogel uit z'n nest in de zonnige lucht had zitten kijken, en dat de brede grashalm die hij in de hand hield, wezenlijk een wonderding voor hem was - 'hoor, die zingt als een vogel' - en hij blies er een fluitende toon langs en een kort geschril en dan weer gepiep en getjilp. Zo was het leven begonnen voor Martijn. Z'n vader had hem slaag gegeven. Maar Martijn ging zolang voort met weg te dolen en verloren te lopen, tot niemand meer naar hem omzag. Het behoorde zo - en ook dat hij uit iedere grasspriet en iedere holle steel vogelgefluit haalde, uit ieder stuk oud-ijzer wondere klanken en geklinkel en klokken­gelui. Schoolgaan betekende voor Martijn fluiten leren maken van vlierhout, schalmeien van rietpijpen, en tokkelsnaren van z'n moeders naaidraden; volleerd zijn voor hem, dat was weten van het schone en begeerlijke vreemde wonder­ding, met alleen alle lied en lach en klank en geklinkel en gekweel en welluidende droomzang in zich: een viool! Thuisblijven, dat werd werken bij vader Michiel, onver­droten en zonder rusten, om elke week twee stuivers zak­geld te verdienen en heimelijk te sparen voor dat wonder­speeltuig van zijn verlangen. In de vier jaren dat Martijn er zó voor z'n spaarstuivers werkte, beleefde de smidse van Sint-Marcoen haar bloeitijd: de verscherfde ruitjes boven de hoefstal werden door blinkende nieuwe vervangen, en alle hout en gebinte werd blinkend groen geverfd; Barbara Flier kocht een nieuwe zondagsmuts met bloemen, en er hing een ham aan de zolde­ring. Tot op zekere keer Martijn weer een hele dag kwijt was geweest en 's avonds terugkwam met dat heilige en kost­bare wonderding onder de arm - zijn viool! Sedert liep het verkeerd met de smidse van Sint-Marcoen.

31

Page 34: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Het smidje Michiel immers was een zo oud treuzel-manneke geworden, dat kwalijk nog werken kon, - en Martijn was met z'n viool altijd onderweg van het ene feest naar het andere - en liet de smidse de smidse 1 Het was almaar lach en dans en muziek wat Martijn zocht en het vertier van de grote dorpskermissen en alle vieringen en bruiloften in de rijke hoeven van de streek 1 Hij dacht aan geen werk of geen broodwinning, - hij was rijkemans gelijke en rijkemans meerdere, wanneer hij zo ter feest ging met een blijde lach van verlangen in het hart, en er stond en bleef om het won­dere gedruis van de vreugde-jubel te beluisteren en daar de weerklank van te zoeken in zijn speeltuig. En niemand weldra die vrolijker tonen uit z'n viool haalde dan hij: de harten werden er blij van, de voeten licht, lust en leven en lach ontwaakten. Maar toen Martijn het zover gebracht had, wilde hij meer. Hij wilde liever dan vrolijke tonen en de weerklank van de feest jubel - de klank van het geluk-zelve uit z'n speeltuig halen. Dit nu mislukte hem immer. Luisterend en trachtend zwierf hij voort van bruiloft naar kermis, maar het begon hem toe te schijnen dat z'n eigen vrolijke tonen hem bespotten, schril en snerpend klonken ze hem in de oren - z'n hart werd er bedroefd bij 1 Zo duurde het totdat op zekere dag het smidje Michiel z'n zoon de weg opjoeg: 'geen werk - geen brood.' 'Even wachten,' zei Martijn, 'de viool moet mee.' Daar greep hij op een lege plaats. Ze hadden het samen zo bezonnen, Barbara Flier met het smidje. .. en de viool bij de buren in het bedstro verstopt. Nu stonden ze met versloten lippen Martijn aan te kijken. En voor de eerste keer in z'n leven bukte Martijn het hoofd. 'Ja, ja,' mompelde hij, 'ik moet werken.' Maar dan aan­stonds met een klare lach, die heel de smidse plots in zon zette: 'Ik weet iets 1 luister, - ik weet iets 1 Ik zal naar de stad gaan in de grote smederijen - en werken - ge zult eens zien 1 Laat die viool maar I' Hij was zonderling blij en verlangend toen weggetrokken. Hij ging goudgeld verdienen en guldens sparen, en mis­schien binnen een jaar reeds ... dat was het: Hij ging een andere, een betere, een volkomen viool winnen, een die meer kon dan pret maken en lachen en schateren, zoals die

3Z

Page 35: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

oude!. .. Die oude? die was dood en leeg en duister van­binnen, dat was een armzalig bedelaars speeltuig - hoe had hij ooit gepoogd er de klank van het geluk-zelve uit te halen? Werken moest hij en geduld hebben -later, later­binnen een jaar misschien - dan ging het leven eerst be­ginnenl Toen Martijn na een week nog niet weerom was gekomen, haalde Barbara Flier de bedelaarsviool bij de buren uit het stro, en hing ze aan de muur bij haar Kruis-lieven-Heer en haar wijwatersvat. En ineenmaal was dat immer gehate speeltuig voor haar een kostbaar ding geworden, waarnaar ze met tranen in de ogen stond te staren als ze 's morgens en 's avonds haar onze-vaders bad. Het was zo: al de tijd dat Barbara Flier met het smidje getrouwd was, had ze 's mor­gens en 's avonds in die hoek haar onze-vaders staan bidden om de goede God te danken dat hij haar, die barrevoets had gegaan, zoveel gegeven had: klompen en zondagse schoe­nen, en de sjaal met palmen van het smidje z'n moeder zaliger, een kruisbeeld en wijwatersvat en een zo schone en deftige woning als de smidse van Sint-Marcoen - en aldoor meer nog: een jongen zoals er geen tweede in het dorp was, die zo groot werd dat hij moest bukken om hun deurtje binnen te komen, zo sterk dat hij de zware voorhamer als een veertje oplichtte en zo werkzaam, dat ze nog eens rijk zouden worden! aldoor meer nog: een muts met bloemen, blinkende ruitjes boven de hoefstal, een ham aan de haak - en niets dan zegen altesaam - totdat de viool er tussen kwaml Toen was er onrust en onvrede in haar hart geko­men, verdriet en armoe in huis. Ze had altijd gemeend dat het een werktuig van de Boze was. Maar thans begreep ze dat ze er toch de goede God voor danken moest. De goede God had gewild dat ze ten­minste de viool nog zou behouden, als Martijn zover van haar vandaan zou zijn. En ze dankte de goede God zó, dat ze bij haar onze-vaders meer naar de viool zag dan naar de Lieve Heer op het kruishout. Ze bad niet dat Gods zegen, maar wel dat' Martijn terug mocht keren in de smidse. Zó­lang bad ze - totdat hij na lange maanden plotseling voor haar ogen stond. Het eerst van al zag hij de viool aan de muur, en hij nam ze voorzichtig, alsof ze ook hem weer iets heel kostbaars en heiligs was, en haalde er zo'n wondere

33

Page 36: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

klagende toon uit, dat Barbara Flier en het smidje Michiel begonnen te schreien. Het leek wel of ze niets meer konden dan grienen. 's Middags onder het maal van enkel rogge­brood en witte kaas, toen Martijn daar van onder z'n vest een leren buideltje haalde en negen rollende guldens over de tafel schudde 'daar dan - allemaal voor u' - alweer tra­nen alleen omdat die zilverstukken met zulk een zonder­baar blijde klank in hun duistere armoe kwamen neer­rinkelen! Want weten konden ze niet dat er een wonder van liefde aan hen gedaan werd, en dat Martijn het heiligst wat hij bezat hun offerde - de spaarpenningen voor het speeltuig van zijn droom! Ze schreiden, maar zoals kinderen schreien, die door hun ~ranen heen in het licht sterren zien verschieten.

's Avonds, toen het meteen weer zo leeg en donker in de smidse was, nadat Martijn, met zijn oude bedelaarsviool door de hoefstal was weggedoken naar de herberg, en weg­bleef, - toen schroeiden hun ogen droog en zagen ze geen sterren meer. Zonder spreken of zuchten zaten ze weer weggekropen in hun treurige ouderdom. En zo s'ander­daags - toen Martijn met z'n viool naar de Halderse na­jaars kermis trok, en zo de derde dag, toen hij met dat werk­tuig van de Boze opging naar de dans in Heidaal. Maar toen Martijn die vierde morgen opnieuw de viool van de muur wilde nemen, was ze weg - bij de buren in het bedstro! En het werd juist als de eerste keer: hij bukte het hoofd, mompelde 'ja, ja, ik zal', - en toog met zijn leeg­geschud buideltje opnieuw naar de stad. Drie keren nog was Martijn zo gekomen, driè keren had hij de eerste middag reeds, tussen het roggebrood en de witte kaas, het geheimzinnige buideltje van onder z'n vest met een haastige beweging leeggeschud, drie keren was hij van feest naar feest gaan dwalen. En alles bleef hetzelfde - behalve de oude bedelaars viool, die álleger en doder van­binnen werd en voor alle geluid alleen de snerpende lach leek over te houden. En elke keer was het hem als een ver­lossing geweest, wanneer het smidje Michiel ze maar weer verstopt had, - en hij weer rustig kon gaan en werken - om nieuwe zilverstukken te sparen, die hij nooit meer en aan niemand zou weggeven. Nu was dit alles voor de vierde

34

Page 37: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

keer aan 't gebeuren. Maar zolang Martijn hier op Eekert tussen de dansspelers stond, wist hij van niets dat gebeurde of gebeuren zou. - Hij had Lucia Deering gezien. En van toen- af had hij daar onder de goudgloed van het licht gestaan met het hoofd zacht gebogen, zo in zijn stilte, zo met z'n ogen neergeslagen, alsof hij luisterend iets be­peinsde wat schoon en gelukkig was - tot in dit ogenblik. Hij had z'n speeltuig neergelegd, en kwam naar Lucia toe, schromend ... In een schok had ze opgezien. Ze lachten tegelijk - ze stonden onverwacht in de volle zonl 'Ik wist het immers wel - nu is het mijn beurtl' zei hij zacht. Ze had hem niet meer gesproken van toen ze als kinderen op Sint-Marcoensberg speelden onder de appelbomen van de boomgaard. Waarom moest hij juist tot haar komen in het ogenblik, toen weerzin en heimwee haar beslopen, hij, Martijn, en opzien juist naar haar, - deze eerste keer dat hij opzag uit de zonneschemer van zijn wonder leven? Later heeft zij zich dit menigmaal verwonderd afgevraagd. Maar in dat ogenblik zelve? Alle bijgedachte of bedenking waren verre, alle verwondering en alle aarzeling. Ze had alleen lachend en gelukkig hem aangezien. Ze zaten stil te praten samen over dat andere, dat betere, dat volkomen speeltuig, dat meer kon dan pret-maken en schateren en het hart scheuren, niet dood en leeg en duister als de nacht vanbinnen, maar dat luisteren zou naar Martijn z'n wil en het geluk zou uitzingen. En of het buideltje ook alweer heel en al leeg was geschud, - het deerde niet I En vader Michiel behoefde deze keer zelfs helemaal niet meer die armzalige bedelaarsviool met haar snerpend gegril te gaan verbergen. - Vannacht al zou Martijn immers heen­gaan - om te werken ginder, te werken zoals nooit te voren - ginds in de duistere reuzensmidse, waar de vreugdevuren vlamden en de vuursterren omstoven. 0, hij zou zo'n rijke man worden. Maar Lucia moest aan hem denken. 'Wilde Lucia wel - zo - aan hem - immer-toe - denken?'

'Kijk eens aan, kijk eens - Lucia Deering heeft eindelijk haar partuur gevonden!' smaalden de meisjes.

35

Page 38: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Meteen kwam de oudste zoon van Eekert aan Martijn zeg­gen, dat het tijd werd om weer op de viool te gaan spelen. Martijn zag over hem heen. De jonge Manuel Leenders kwam Lucia ten dans vragen. Ze antwoordde niet. Hoe lang had dit alles geduurd, voordat Lucia langzaam begon te begrijpen waar ze hier was, en hoe ze hier was -hoe ze hier waren, zij en Martijn, en dat ze elkander gevon­den hadden voor het leven? Het is een wonder gebeuren zo tot bezinning te komen en op te zien. Lucia zal het nooit vergeten hoe ze zich hervond en rondzag. Wat was er ver­anderd om haar heen? Was zij dezelfde tussen dezelfde mensen? Of ademde ze wezenlijk in een nieuw bestaan? Sloeg het bloed wezenlijk met voller en krachtiger slag in haar polsen? Welde er licht uit haar hart en doorstroomde haar een nieuw leven? Wat dan toch voor een leven? Wat dan toch voor een licht? Straalden haar ogen het uit, al te klaar en al te fel? En zag ze daardoor om zich heen alles zo vreemd en onherkenbaar - tot zelfs haar vader? Zie toch, - haar vader? Maar hij had immers zoëven, eerst nog, hoe lang dan toch was 't geleden? - zoëven immers had hij tussen de meesters van de grote hoeven gestaan als, hun meerdere - haar vader? die man? die verfoeilijke dronkeman daar in z'n hoek verzakt en verzonken, versuft en slaperig naast de jeneverkruik, zwijgend en starogend? Maar was ze dan vergeten wie hij was? Of zag ze hem wezenlijk voor het eerst zo, die man om te verfoeien en om te haten? 'Laat hem,' had Martijn gefluisterd die snel haar blik volgde, 'laat hem maar.' En Lucia had hem gelaten, haar vader. Luisteren wilde ze, alleen maar luisteren naar die zalige wonderzang in haar hart, niet ademen of denken, en zoetjes en zacht weer opgenomen worden in de tover van geluk. Totdat ze wel opzien móest, en omzien móest, en in een schrik opstaan. Er was plotseling een onrustige stuwing onder de gasten gekomen, de dansmuziek zweeg... een dringen en mompelen. Tussen de meesters van de grote hoeven stond Andries Deering ruig en versjofeld, wankelig te gebaren, te hakke­len, bedronken te bedelen om leengeld. Hoe is het toen verder gegaan? Ze stond met Martijn op

36

Page 39: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

het erf. Hoe was ze daar opeens gekomen? en de meester van Bekert? hij? 'Lucia, om Godswil, laat het gedaan zijn. Zie je dan niet? Heb je geen hart, jij?' En toen? Ze had niets meer gezien voor haar ogen dan de rusteloos ver­schuivende en verschietende smeulrode lichtwisselingen van de stallantaarns, - niets meer gehoord dan een woeling van onwezenlijke stemmen: 'Lucia Deering, Lucia, Lucia,' een gegons en gegalm, een joelende hoon. Tot in dat laatste ogenblik. Ze stond al in de sjees en greep naar de teugels. Maar tegelijk was de jonge Manuel Leenders op de tree ge­sprongen, en had driest en hees haar toegefluisterd: 'Ik zal -laat mij - ik zal hem en jou thuis rijden.' Toen eerst was ze opgeschrokken in het leven terug. Ze had die opdringer met de de zweep op de handen geslagen, dat hij achterover tuimelde. Ze had zo kwaadaardig aan de teugels getrokken, dat de oude bles opsprong en met een ruk wegsteigerde, de duistere nacht in. Ze had met saam­geklemde tanden gezeten, almaar verbeten klanken uit­stotend, ziedend van haat. - Hem, hem - Manuel Leenders, die haatte ze, die vlegel; - en haar vader hier, - hem, die oude bedronken bedelaar, hem en de meester van Eekert. 'Heb je geen hart, jij?' had die gezegd, durven zeggen, en hoe? geen hart? geen hart? zij? - neen, neen, neen - geen hart dan om te haten, om alles en allen en de hele wereld te haten - en die ene alleen lief te hebben - hem, Martijn I 'Martijn' ze fluisterde zo z'n naam. Het werd meteen alles heel stil in haar. Maar ze voelde al haar levensbloed op­vlammen en licht en vuur branden in al haar leden. Ze dook haar koortsig gloeiend gezicht. Wat was dat wonderlijk geweest, zo die naam te fluisteren in de nacht. Ze had niet geweten meer, dat ze door het duister heen reden en dat vader dronken naast haar te slapen lag in z'n hoek. Ze was dit alles en al het overige vergeten. Er leefde niets en niemand meer in haar gedachten dan Martijn - al­leen Martijn. Totdat het gerij stilstond bij de poort van Sint-Marcoensberg, en Mathield daar kwam met de stal­lantaarn. Toen was vader, wakker, en bekomen in de nacht­lucht, dadelijk afgesprongen - vast op zijn voeten. Ze stonden daar tegenover elkaar in de schijn en de wieken­de schaduwep. van dat lantaarntje - en zagen een zucht lang

H

Page 40: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

elkander aan. - Andries Deering recht en hoog daar, en sterk en trots. Z'n ogen schoten vuur: 'Zij? Zij?' Lucia was weggedoken langs de poort - 'wat wil zij op Sint-Marcoens­berg - Zij? Hoort ge het, Mathield, Lucia Deering zal gaan trouwen met de smidszoon van Sint-Marcoen - de dochter van Andries Deering met de zoon van het smidje beneden -hoort ge dat? hoort ge wel, ha ... ha ... hal' - daar galmde de hoon als een harde schallende lach wijd de duistere nacht in, en de muren van Sint-Marcoensberg weerkaatsten die lach, dat hij naschalde luid en lang, dat Lucia's kamertje er vol van was - al van die honende hatende waanzinnige lach. Ze had op de knieën voor haar bed gelegen met de vuisten in de ogen gewrongen. Ze schreide niet of bad niet of leefde niet. Ze vermocht niet te schreien of te bidden of te leven: ze vermocht niets dan ten laatste weer en opnieuw die naam te fluisteren 'Martijn.' En na dit ogenblik bestond zij-zelve niet meer, en Sint­Marcoensberg niet of de Deerings, vader niet of Domien en Mathield met hun kind. Over alles en allen, en over haar eigen bestaan heen, schouwde ze in de zonderbare wereld, die deze nacht als in een koortsdroom zich voor haar ogen kwam te openen en bleef: Martijn z'n leven. Duistere wan­den rezen en weken voor haar ogen, en in zware zwarte schemerwalm wentelden, hoog, schimmige wielen hun schaduwen om, terwijl omlaag ovenvuren rode gloed uit­laaiden met vlammen en verschietende vonken, gouden lichtsparkels die verknetterden in schitterig sterrengruis. Martijn stond daar en sloeg met een reuzenzwaai zijn hamer neer op het aambeeld en op de gloeiende ijzerstaven - en weerom en nogmaals - recht en trots en sterk als een koning. En waar hij stond, klonk hem aldoor die wondere zang van luidende feestklokken in de oren, voelde hij lentewind om z'n hoofd waaien en zonlicht z'n bloed doorstromen: groe­ne lanen openden zich voor z'n ogen. Moest ze hem dan niet liefhebben en aan hem denken, die op zo schone dingen zinde en er zoetjes over fluisterde als een kind over wonderen en getover? Moest ze hem niet liefhebben en wachten op hem en uitturen over de heuvel heen, die ongekende wereld in, waar hij stond en wendde en leefde in zijn droom? wachten op hem en zijn naam flui­teren door de wijde zonnige stilte heen, zólang tot hij de

38

Page 41: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

voet zou durven verzetten, de groene lanen zou ingaan, en komen waar zij wachtte, tot hij haar vinden zou in de mor­genzon? Vier keren was hij zo tot haar gekomen in de dal­beemden, een droom-uur lang, totdat zij, weer alleen gela­ten, inkerend tot Sint-Marcoensberg, huiverstil naar haar eigen eenzaamheid sloop om er te schreien van geluk! Want wist ze niet hoe Martijn, terwijl zij hier in haar kamertje schreide, buiten liep te dwalen tussen de heuvels, te mijme­ren, en te luisteren naar de volste, diepste en aller gelukkig­ste zang die hij ooit in z'n hart gehoord had, te mijmeren en te luisteren, totdat ook hij schreide, schreide van begeerte naar het speeltuig dat liefde en geluk zou kunnen uitzingen, voor haar, Lucia! Wist ze niet hoe ook hij huiverstil in­keerde in z'n ouders huis en er de bedelaarsviool aan de muur zelfs niet bezien wilde uit angst voor haar snerpende lach-klank; en het buideltje met al de zware rijkdom en al de verwezenlijking - 0 God, neen, neen - stil moest hij het laten, hij moest niet denken er-aan, niet roeren er-aan - het kon niet meer, het mocht niet meer! - En eer de avond viel, trok hij henen uit die duistere armoe, waar hij niet ademen kon. Vol, en zwaar als een steen, hing het buideltj e met de heilige schat op z'n hart - totdat hij weer in de reuzensmidse stond en werkte - en heentuurde in de groene lanen. 'Mar­tijn?' niets anders meer kon zij, Lucia, dan zo schreien van geluk, wanneer ze zijn naam fluisterde, niets anders meer dan zo zijn naam fluisteren en aan hem denken, en denken en dromen zoals hij, en leven in zijn leven - en zoals hij gaan door de duistere nacht binnen de duistere muren terug, die rezen en weken om vlammende sterren-sprankelende vuren; niets anders meer kon ze dan, zoals hij, de wondere zang van de feestklokken horen en lentewind voelen waaien om haar hoofd en zonlicht door haar bloed voelen stromen. Groene lanen lagen open ook voor haar ogen, en de wijde zonnige stilte. - Twee jaren lang. En - terwijl- was Domien gestorven; terwijl had Mathield in rouwen treurnis neergezeten, had Andreeke al spelend lopen zoeken naar iets, en was vader een gebroken oude man geworden, een die met schuddend hoofd en bevende handen loopt te zwerven en sprakeloos te verkindsen. Ze had het gezien en geweten, alles en alles, en hoe ze, vader of Mathield, in de schemer, soms opeens het hoofd konden

39

Page 42: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

heffen, en bang luisteren... Maar ze wilde niet zien, wilde niet weten - wilde alleen maar en immer in groene lanen turen en door de zonnige stilte heen Martijn z'n naam flui­steren. En Sint-Marcoensberg was het duistere tehuis, dat ze schuwde en haatte ... ZÓ had ze bestaan, twee jaren lang. En nu? Waar ging ze? Waar wendde ze? Ze zou zich zelf willen betasten. Maar zag ze dan niet? Nevels wemelden gouddoorglansd open waar ze ging. Ze kon zo voortlopen en niet denken meer en uitturen naar de peppels in de lage beemd. Ze kon zo in een waan van lente lopen, de ogen naar die populieren met hun laatste herfst­bladers, die goudlicht schenen uit te stralen in de ijl-zwe­vende morgennevel, en zo schoon daar stonden als in hun pracht van zondoorschenen prille lovers. Stil kon ze zijn, en aan niets denken meer, en zien naar de wilderozestruik aan de wegboog, die schoner dan in bloei of in zomerse dos, daar stond met rood gefonkel van blin­kende rijpe bottels tussen de starre glinstergroene lovertjes en het zwarte doornhout. Ze kon en ze moest nu stil zijn, en uitzien hiernaar zonder denken, - alleen maar uitzien, en naderen - totdat - roef -in een schrik opstuivend tussen blaren en bottels en dorens uit, een zwerm mussen opvloog, in ene rits - weg - het licht in, glans spinnend en wentelend om haar snelle spitse gou­delende wiekjes, - en ergens alweer verdwenen - het licht in! Het was omhoog, het was ver en wijd, - het was alom, dat licht! Zij, Lucia, ze kon zo lopen en zich blind staren in dat licht! Ze werd tegelijk bang en blij en blind in dat licht, ze voelde met alles ook zich-zelve en al haar mijmeringen opgenomen en verdwijnen in dat licht, en ze moest wel ten laatste, hoog omhoog en ver en vooruit zoeken in die wademende goud­wemelingen naar een vastheid, een rust, een toeverlaat voor de blindturende ogen. Niets vond ze dan telkens weer en alleen, stralender nog te flonkeren in al het geflonker - het gouden kruis van de dorpstoren, middelpunt en wake, zonne nu zelf, daar in de wijde klaarten, zelve bron van glansen en verglanzend tegelijk in de eigen luister - een visioen voor haar ogen! Totdat ~e het wist en b~on; 'een visioen gelijkt het'; - toçn

4Q

Page 43: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

ging het wijken, en het werd zo maar het torenkruis lichtend in de dag van Allerheiligen - en zij? - Ze liep hier langs haar weg dorp- en kerkwaarts en durfde niet denken, durfde niet tot bezinning komen - 0 God, neen, ze wilde niet, wilde niet denken en niet die stekende pijn voelen in haar binnenste, en schreien niet - voort moest ze, voort - en niet meer opzien, de dorpsstraat in, de smidse langs - en niet opzien of denken - alleen in haar droom blijven en zelve niet bestaan - en niet die tranen willen - voort moest ze -al schroeiden de tranen ook al het licht uit haar ogen, al stak die pijn ook steeds feller, zó fel dat haar handen samen­krampten, zó fel, dat haar hart verkromp - vluchten moest ze, of de angst versmachtte haar adem, of de angst zou,­kwam - naar haar keel grijpen - greep - 'n grijpende wurg­hand - laat af - 0 God - laat af - ik zàll 'Ik zàl" - er bleef niets meer dan dit ene woord - 'ik zàl! -ik zàll' Machteloos en zonder verroeren lag Lucia geknield in de kerk van Sint-Marcoen, omvangen door de galm van dat woord. En als ze ademen wilde, ademde ze dat woord, en als ze bidden wilde - ze bad dat woord, en als ze schreide, ze schreide dat woord - en het welde door haar leden, het luwde door haar bloed, het sloeg met haar hartklop - het was zelve haar hartklop, het was, 0 God, het was zelve het leven in haar, een nieuw leven, een warm en mild leven I Ze was tot bezinning gekomen. Ze zag op I Om haar schuifelden de mensen de kerk uit. Ze zag het, en stond daar - ze leefde in de dag, ze stond en' be­woog, en kon zich zo laten meenemen in die mensenstroom, en alles en iedereen zien en kennen. Uit welk wonder was ze ontwaakt in deze wezenlijkheid? Het was immers alles gelijk voor-en-na, en geen ongewoon woord was er gesproken de morgen lang, en geen onge­woon teken had er bewogen - alleen maar, even, een oog­wenk lang, had ze daar gestaan straks, als toen ze een kind was, plotseling stil, geraakt door een lichtschijn, geraakt door dat wonderlijk en gelukkig licht uit Mathields ogen I -'Wat weet ze dan, wat weet ze van een geluk - voor ons?' Uit het diepste inwendige van Lucia's ziel, uit die verborgen bron van haar levensblijheid, glansde die vraag op, en bleef, terwijl hoog op de heuvel, ver en hoog en omwezenlijk SÇhQ9P aJs ççp kasteel uit een wondervertelselI Sint-Mar-

41

Page 44: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

coensberg oprees voor haar ogen, rijk en groots met al de samenschuilende witte huizingen in de wijde onmuring -trots en stralend in de zon I - Leek het niet of het licht in gutsen en vlagen zich uitstortte en neerstroomde over die daken, welke het vingen en weerkaatsten en het in weelde­rige gloeiingen uitstraalden of het versmeulen lieten -in de diep-innige juwelige kleuren van hun rood en fonkelig blauw? 'n Lichtende burcht in het eindeloze licht - hun, hun, hun hoeve I Lucia Deering zag zo Sint-Marcoensberg - en wist dat ze Sint-Marcoensberg zag voor de eerste keer in haar leven. En ze had Sint-Marcoensberg lief.

In ditzelfde uur was daarboven op Sint-Marcoensberg Bartje Adam met die zware zak appelen op z'n schouders door het boogpoortje het voorhuis binnengekomen, uit al die morgenzon de schemer in. En of hij de last ook al liet afglijden, de vreemde benauwing, die hem de morgen lang reeds de adem benomen had, bleef nog op hem wegen. Z'n armen vielen verlamd. Hij stond zo te steunen tegen de muur en wist, bedroefd, hoe hij daar stond - grauw in 't geschemer - een arme strom­pelvoet, - een moede man. Moe en te vroeg oud van al het wachten op niets I Maar met dit laatste uur was ook dat -allemaal - uit, en hij wijzer I Onze-Lieve-Heer moest niet menen, dat Bartje Adam nog ooit aan een wonder geloven zou of er naar uitzien I Zó ver was het dus gekomen, en het laatste uur liep op het laatstl Wat stond hem nog te wachten? Hij voelde wel dat de ogen hem wegbrandden in z'n hoofd en hoe het koud zweet hem uitbrak ... ]esus-Maria, had hij ooit kunnen weten wat het eigenlijk was - van Sint-Marcoensberg weg te moeten en niet meer aan wonderen te geloven I Hij trok de hoed met het veertje diep in z'n gezicht, mee dat Mathield op de keukendrempel kwam, met Andreeke, die langs haar rokken glipte en met zijn wijsvinger putten wilde gaan duwen in die puilende appelzak. Mathield keek, en Bartje keek, en het kwam hem voor dat de appels geel en blinkend schemerden als goud, en hij dacht: 'Het zou kunnen, dat ze al-te-met in goud veranderd zijn.' Weer kwam in z'n hoofd die suizelende doezing waarmee hij vanochtend ont-

4%

Page 45: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

waakt was. 'Bartje, Bartje toch!' verweet Mathield weifelig, aldoor naar die zak met appels turend. 'Mval en opraapsell' weerde Bartje af, zoals hij te voren bedacht had, maar hij hoorde z'n stem uit een nevel en zag de zak daar in die hoek aldoor groter en groter worden, en de appels al geler en blinkender en goudener. - Ging de Moeder-Gods nu toch nog het wonder doen, en - zo -reuzengrote gouden paternosterkralen van die appelen ma­ken? Het was nog niet te laatl Ze zouden alzo in eenmaal weer rijk zijn op Sint-Marcoensberg, en Mathield zou zeg­gen: 'Bartje, nu moet ge natuurlijk hier blijven. Maar eerst gaat ge aan uw moeder in Heidaal zes van die gouden appe­len brengen.' 'We hebben er geen recht meer op, Bartje, opgeraapt of ge­plukt, het is Koning z'n boomgaard,' - zei Mathield in­tegendeel. 'Heb ik somwijlen niet vier weken achtereen over het muur­tje gekeken, of er iemand van Koning z'n volk kwam om te plukken?' Bartje maakte zich kwaad. 't Was altijd zo: als de naam van die Koning maar genoemd werd, dan staken hem netels. 'Moeten die kostelijke vruchten dan zo maar weg­rotten blijven aan de bomen?' Bartje knikte en stotterde: hij zat alreeds verward in z'n eigen boze woorden - z'n hand sloeg met kregele korte rukken om dat war-webbe te scheu­ren. - 'Koning? - die sluiper? - hij durft immers niet - zoals hij hier zat - zoals hij keek - die Koning van u - ik had hem in 't oog verleden Allerheiligen - zoals hij ging en zei: "n jaar, nogeens 'n jaar, voor 't laatst nog 'n jaar' - vernepen en vernegen, 'n blode kwaaddoener. Ik vraag u: wat durft hij tegen Sint-Marcoensberg? Hij durft niet eens meer stu­ren om z'n appelen zoals vroeger - ik zeg bah I Voor-en-na en immertoe die Koning van u.' "t Is al om-het-even. Opgeraapt of geplukt .. .' herhaalde Mathield. Ze dacht aan andere dingen. Ze zag stil over Bartje heen. Bartje voelde dat, en meteen wist hij dat de Moeder-Gods aan gestolen appelen geen wonder zou doen, evenmin als aan hem zelf, die het hart zo vol haat had, en die daarbij een jaar en langer z'n oude moeder in Heidaal zomaar aan haar armoe had overgelaten. Wat was hij waard? 'Ik moet gaan,' zei hij, en hij schrampte onrustig met z'n

43

Page 46: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

kreupele voet. 'n Jaar eerder had hij eigenlijk al moeten gaan om werk te zoeken op-een-ander, waar voor het oudje in Heidaal de kost viel te winnen. Maar hij was dag-na-dag en week-na-week blijven wachten op het wonder. Er had immers 's morgens of 's avonds weleens een wonderbare stem kunnen spreken en zeggen: 'Het is alles maar kwade droom en beproeving; word wakker, Bartje! Men is rijk op Sint-Marcoensberg. - Gij krijgt tot uw loon weer zoals vroeger een klinkende rijkdom. - Waarom zoudt ge hier weg moeten?' Als hij, Bartje zelf, maar de goede God was geweest, hij zou 't zó wel gedaan hebben, of op een van de honderd andere manieren, die hij nu met weten kon. In alle geval had hij dan tenminste toch het kwezelke Sanne uit Heidaal, de beewegbidster, laten langskomen en laten aankloppen zoals anders, met moeders paaseieren eerst en, later, in september, met de kermisvla. Het had een zo schoon wonder kunnen zijn, wanneer dat vrouwtje zo stil en bid­dend gekomen was en dan gezegd had: 'Bartje, hier zijn uw paaseieren,' of: 'hier is uw kermisvla, en uw moeder laat u weten dat ze in haar hofke een aarden pot met een schat heeft opgegraven: ge hoeft niet bang meer te zijn, dat ze in armoe zit. Ze heeft een nieuw kleed gekocht en een koe~ beest. Ge kunt gerust zijn en op Sint.Marcoensberg blijvenl' Op deze wijze was het wonder haast even goed geweest, En het jaar lang had hij gewacht en over het muurtje staan kijken door het kijkvenstertje in de stal, of op het phintje voor de grote poort, elk uur dat hij niet te werken had en overal waar hij de gele grintweg kon zien, die van de Ap()~te­lenberg af door het dal leidde, het laatste einde van de lan· ge weg van"Heidaal naar Sint-Marcoen. Maar het kw~zelke Sanne kwam niet. Ze was elk jaar twee keren gekomen, sedert Bartje's moeder zelve niet meer kon! Nu ze de won­dertijding van de schat aan Bartje brengen moest, kwam ze niet, helemaal niet! Geen schat, geen paaseieren, geen ker· misvla : - die gele grintweg had ten laatste zo'u TI reemd­soortig aanzien gekregen, zo, alsof het alleen nog maar een doolweg was voor bedelaars en armelieden. 'Ik moet gaan,' zei Bartje. De angst werd hem meester. 'Geen schat, geen paaseieren en zelfs geen \' ;I.!rdepartje Heidaalse kermisvla: - Was moeder in Heidaa.. aan 't om­komen van çJlenqe? Zijn schuld, zijn schuldj' .• en de

44

Page 47: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Moeder-Gods zou voor zo iemand als hij gestolen goed in goud veranderen?' ... 'Ge hebt wel goed gezorgd, Bartje,' zei daar Mathield met een zachte glimlach - "n tas aardappelen in de schuur en een grote stapel brandhout - de kroten onder de grond, en het veldje met koren bezaaid - en nu al die appels nog op de koop toe. God zal 't u lonen. Ik weet nu wel, dat ge gaan moet, maar dat ge niet kunt. Heb goede moed, Bartje.' "tIs alsof mijn armen lam geslagen zijnl Ik zal op 'n ander niet werken kunnen, - ik kan 't onmogelijkl' Er sprongen twee grote tranen uit Bartje's ogen. Maar 't kon hem niet schelen; z'n gedoken gezicht zat in de schaduw vin z'n hoed. Mathield zou het niet zien, ook niet, dat er weer nieuwe tranen kwamen, en nog, - warme, levende tranen. - Zou hij in dit uur de vloerstenen van Sint-Marcoensberg niet willen wassen met z'n tranen? Zo was het goed, wie had meer liefde voor Sint-Marcoensberg in z'n hart dan hij? 'Ge moet nu vóór alles aan uw oude moeder in Heidaal denken en aan haar armoe.' 'Ja, - maar ik zou liever willen blijven.' 'Om met ons van honger om te komen, Bartje?' Meer dan honderd keren in dit laatste jaar had Bartje zo gesproken en Mathield zo geantwoord. Maar vanmorgen was het voor de eerste keer onwaar wat Mathield antwoord­de - ze geloofde het zelve niet. Bartje wist het dadelijk, en zag al mee, hij ook, en voor 't eerst, die vreemde gelukkige turing in haar ogen en over haar gezicht die weerglans. In­eens zonk een stilte over hem neer en een zonnige schijn. Hij kon al-met-al toch in een droom leven. 'Weet ge iets?' vroeg hij, tastend in geheimzinnigheid. Maar Mathield schudde het hoofd. 'Ik heb nog dat pak kleren voor u van de jonge meester zaliger, maar uw loon niet, dat weet ge, geen loon of geen brood meer. - Kom, Andreeke, manneke, en zeg nu Bartje g'n dag - en dat we hem danken.' Het woonhuis stroomde vol licht, Bartje nam het kind van Domien en Mathield op z'n arm, het streek z'n blond blozig kopje strelerig langs Bartje's verweerd gezicht: 'Blijven, Bartje.' Maar er was meer. Opeens welde het leven weer vol en warm door Bartje z'n

45

Page 48: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

leden. 'Ze weet, zij, van 'n wonder!' peinsde hij stil. 'Blij­ven, Bartje,' vleide het kind ... 'Waarom moet ik nu weg­gaan?' hoorde hij z'n eigen stem klagen, en hij zag aldoor maar naar Mathield. Ze leek hem vervreemd. Er straalde licht van haar naar hem, - nog, nu haar ogen geloken waren. Scheen het uit van haar voorhoofd? Ze kon evengoed ene heilige zijn, zij, met haar minnelijk vroom voorhoofd, zoals ze daar stond met haar genegen wezen en haar stille han­den - de Moeder-Gods uit Sint-Marcoen zelve. - Was zo de weduwe van de jonge meester gisteren ook geweest en te voren? Of zag hij haar door de glans van z'n tranen anders? ... 'Laat me toch blijvenl' 'En met ons gaan bedelen, Bartje?' het klonk bijna blij, zoals Mathield dat zeide, en Bartje glimlachte wijs en stil: 'De jonge meester en Onze-Lieve-Heer daarboven zullen er u voor bewarenl' Toen zag Mathield in een schok hem aan: 'Hoe weet ge dat?' En Bartje weer met z'n wijze gelukslach: 'En gij? hoe weet gij dat? hoe weten we dat, wij, die in wonderen geloven en in Gods goedertieren voorzienigheid?'

Zo gingen ze in dit uur, gedrieën, Mathield en Andreeke met Bartje Adam het erf van Sint-Marcoensberg af en de grote poort uit. Ze kwamen op het ronde pleintje van keien tussen de zware ruw-schorsige stammen van de vier oude kastanjebomen, twee ter weerszijden van die oprij, opgesnoeid met rijzige reikende stamtakken als een hoge boogdoorgang tot die statige wijde hofpoort, en, terzijde breed uitgegroeid, met stronkig gewar en gekronkel van zwarte takken en kruintwijgen, tot laag tegen de logge grijze muur met z'n donkere kijkgaten. Als glimpen en vegen van tastbaar goud lichtten tussen dat beroofde zwarte kruin­getakte de laatste dorre bladers, - een laatste blad, hier een, daar een - bevend alsof het in een herfstdraad hing. Van dorre bladeren lag het pleintje vol, en de oude weg met de diepe karresporen, en het veldje de glooüng af - het was al goud en geel en van dauw overglinsterd, het geurde kruidig, en het zonlicht speurde en sparkelde in die luchte herfstige laag. Als men ervan opkeek, leken ook de stille heuvels rondom en de wijde hemel in gele en gouden vlam-

46

Page 49: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

men te staan, en als men heenkeek, lag het dal stil wegge­zonken in de goud-wademende weerglans van al dit licht. -Het was alom licht en stil, zoals het nog nooit te voren licht en stil was geweest. Bartje Adam wist dat het de dag van het wonder was. 'Ik kom weerom én gauw,' - zei hij 't allerlaatst. Verschrikt en verwonderd hief daar Andreeke z'n hoofdje op en bezag Bartje straf en strak, alle leven van z'n zieltje en z'n wezen in een te-sterke en overmatige spanning saam­gestraald in z'n ogen en uitstralend. 't Was zo geen kind meer. 'Domieni' lichtte het op, in Bartje's hart, "t is zo Domien' - hij boog zich naar het jongske, en plotseling stroomden hem de tranen weer over het gezicht. Maar Andrecke schokte de handjes op de rug, en aldoor in strakke spanning turend, schudde hii zacht z'n hoofdje heen-en-weer - en keek. Bartje voelde die kinderogen nog naar hem kijken, toen hij reeds daalde, de holweg af. 'Sla een boom van z'n wortels, en zeg: groei en schiet bla­deren,' peinsde Bartje. 'Ik zit daar vast met wortels en vezels. Het is goed, dat het wonder vandaag gebeuren zal. Kan iemand wel de wijze en het uur van het wonder weten? Onze-Lieve-Heer heeft de macht, en vandaag alle Gods lieve heiligen met Hem, en de jonge meester zaliger, die evengoed een heilige is.' En Bartje ging, kreupelend en stil vorderend, met z'n stok en z'n geknoopte bundel, de hoed met het veertje -diep in het gezicht. Hij tuurde uit. En ook voor zijn ogen verschoten de lichtdoorstraalde bonte kleuren, waartussen al die wuiving was van wit als van engelenvleugels en het gewaai der witte lange gewaden.

Boven raapte Andreeke alweer kastanjes, met handen en voetjes woelend in die dorreblader-laag - stil in-zich-zelve bezig, droompratend. Mathield stond te dralen onder de poort en keek over de weg, waarlangs Bartje verdwenen was. Het leek een zo lege weg, en zo vreemde weg. 'Wie zou er kunnen komen uit die wijde eenzaamheid, en naderen langs die doodstille weg en Sint-Marcoensberg zoeken en hun verlatenheid?'

47

Page 50: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

'n Weeë angst beving haar. Ze moest opeens denken aan Koning - 't was of Bartje's verschrilde stem nu eerst tot haar doordrong - 'Koning? - die sluiper?' Ze voelde weer haar armen loom en gekneusd, en in haar voorhoofd rim­pels als bloedige striemen. Ze moest denken aan vanochtend vroeg, toen ze was komen naderen door de nevels. 'Het is vandaag, vandaag' - wat verwachtte ze toch? Geluk of ongeluk? Ze was moe en blindgetuurd. 'Bartje was al­reeds henen en de morgen voorbij. Wat was er ook weer? Waar had ze geleefd de morgen door?' Ze wendde zich om, bezon zich. Het erf van Sint-Marcoens­berg lag vóór haar, de schuren stonden er, de huizingen, - hun schaduwen vielen vreemd over de uitgestorven stilte. Uit iedere deur en ieder venstertje kroop duisternis en armoe. 'Ik behoor hier niet,' peinsde Mathield bevangen, en ze moest sterk staan, want het bloed duizelde haar, en ze voelde neiging om neer te zinken tegen de muur en, verworpen, het uit te schreien van angst en vereenzaming - ze moest sterk zó staan of ze zou zinken, - zinken, wegzinken in haar eigen smarten, de duisternis zou zich over haar hoofd slaan voor immer - en zich sluiten over haar hoofd. Ze moest sterk en roerloos zo staan, star en strak en zonder gedachten, al voelde ze wel, en zag ze wel, daar, rechtuit, - daar door de bestoven ruitjes van dat diepe nisraampje - vlak en schimmig toegewend - vader Deering z'n vaag-starend wezen - naar haar, - z'n wanhopige starre ogen - naar haar, in een jammer om erbarming. 'Andreekel' riep Mathield. 't Was een angstkreet. Het kind kwam toelopen in schrille schrik: 'Moeder', - het krampte zich vast in haar rokken. Ze stond sterk. Ze nam hem op. Maar ze keerde geen ademtocht lang de ogen af van dat starend gelaat. Ze leefde weer in die morgen, toen ze terug van Domiens begrafenis ook dat gelaat - juist als nu - voelde zoeken en smeken naar haar, die jammer om troost en hulp, toen ze juist zo die angst zich aan haar voelde vastklampen, - zoals het kind nu, dat zich vast­wrong aan haar hart, z'n armen in een prangende snakkende kramping om haar hals, z'n voorhoofd vast tegen haar ge­zicht - 'weg hier, Andreeke wil weg hier' - bij haar om

48

Page 51: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

troost en hulp. 'Wat zou ze doen, zij? Hoe zou ze troosten en helpen? Wat zou ze anders kunnen op Sint-Marcoens­berg, dan bidden'... Een smartend verlangen greep haar aan om daar-binnen te zijn, en veilig daar, en stil daar te bidden. Ze zou de poort nu liever sluiten, en binnengaan, en bidden. Maar toen ze de ene poortvleugel reeds halverwege had dichtgeduwd, trok ze die meteen in een schrikbeweging weer wijd open. Ze had plotseling bedacht dat Lucia nog weerkomen moest. Ze stond. Ze overzag in ene blik die weg. Er was niet dan licht. Ze ving in ene blik al dat licht van het wijde land en de wijde hemel in haar hart ... Ze zou oidden! Er was onvoorziens opnieuw een sterke moed in haar ge­komen. Ze zei tot zich-zelve: 'Het is de kracht Gods.' Ze hoorde haar eigen voetstappen moedig en vast over het erf. Ze zei tot zich-zelve: 'Gods hand geleidt me, zoals die me immer geleid heeft - zoals die Domien geleid heeft naar mij -zoals die mij geleid heeft naar Sint-Marcoensberg.' Hoop en levensmoed werden in haar wakker. - 'Veel meer heb ik op Sint-Marcoensberg nooit kunnen doen dan lijden en bidden. Maar het zal Gods bedoeling geweest zijn dat ik hier zo lijden en zo bidden kwam. Ik zal op Sint-Marcoens­berg niet vergeefs geleefd hebben!' Ze was binnen in de schemerige stilte gekomen. Andreeke's hoofdje bleef tegen haar gezicht, z'n armen om moeders hals gelaten en rustig nu alsof hij was ingesluimerd. 'Manneke,' praatte ze zoetjes, 'we zullen binnen voor vader bidden.' Haastig-fluisterig zei toen het kind, koortsig-verlegen op­sidderend: 'Andreeke heeft een grote witte vogel gehoord.' Z'n mondje had fluisterend haar ogen gestreeld, z'n adem zwoelde over haar gezicht. Ze wachtte van toen-af weerom stil-gdukkig op iets won­ders.

In ditzelfde uur was ginder ver-weg, in Heidaal, de moeder van Bartje Adam langzaam en tastend in het duister, de ladder opgeklommen naar haar zoldertje. Bartje's moeder had eenmaal het hoofd hoog gedragen in Heidaal en groot aanzien verworven, alleen omdat Bartje op

49

Page 52: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Sint-Marcoensberg wooncle en Bartje haar iecler jaar z~n groot loon, z'n klinkende rijkdom thuisbracht. Zij had niet meer behoeven te werken en haar hofke vol struikrozen en lelies geplant .

. Ze was toen de voornaamste in Heidaal. Ze at op haar stoep in de zon en droeg alle weekdagen haar zondagse muts. Ze was toen zestig jaar - en nu tachtig. Het had twintig jaar al-met-al geduurd dat ze ieder jaar bij haar klinkende rijk­dom zilverstukken minder te tellen kreeg. Ze was zo gaan­deweg van haar stoep naar de dorpel, van de dorpel tot achter het venstertje, en van achter het venstertje tot weer bij de schouwen haar spinnewiel verhuisd. De zondagse muts zat in de doos. Maar ze bezat toch nog altijd, niet al­leen de duiven onder haar dak, maar ook de kippen in het schuurtje, en in z'n houten stalletje - haar schaap! Dat schaap graasde nu voortaan 's zomers tussen de stokrozen en de lelies, de kippen liepen er te pikken, en ook - maar dat was schoon om te zien - streken de duiven er neer. Het bloem­tuintje was van-zelf weer een grasveldje geworden: hier en daar schoot er alevel nogwel 'ns een verschrompelde bloem uit op. En Bartje's moeder zat op haar stoel gebukt en spon de wol van het schaap, om die aan de moeders in Heidaal te verkopen. De eieren van haar kippen evenwel bracht ze naar Halder, waar rijke mensen wonen. Het duurde zo tot verleden najaar - toen was Bartje gekomen - voor de eerste keer met helemaal niets! "tIs armoe troef-en voorgoed!' had hij gezegd, en verder zat hij maar zonder te spreken te kijken, totdat hij weer ging. 'Het doet niets' - had zij hem toen getroost - 'het doet niets. Ik heb immers altijd het schaap en de hennen nog.' Maar het schaap lag kort daarna dood in z'n stalletje. Het was een boze bijtende winter ge­worden. En één-voor-één had ze haar kippen bij de moeders in Heidaal moeten ruilen voor grote roggebroden en teilen melk. In de struiken langs de heuvel was ze hout gaan sprokkelen voor haar vuurtje. Maar het brandde zo slecht, dat de hele winter het zilte vocht langs de muren had ge­sijpeld. Ze was alzo tachtig jaar en doodarm. Maar hierover had ze geen verdriet. De ouderdom was in haar gekomen als een lichtende stilte. Ze was nu eerst wijs. Ze wist nu eerst dat ze zonde gedaan had, met op haar zestigste jaar reeds alle werkdagen zonder te werken in de zon te gaan zitten met

Page 53: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

haar zondagse muts op. Dat ze nu doodarm was geworden in haar ouderdom en met moeite de kost vond, was Gods straf voor die zonde. Ze zou om die geduldig gedragen straf na haar dood dan toch rechtstreeks het hemelrijk mo­gen binnengaan. Ze peinsde veel over het hemelrijk, evenveel als over haar zoon Bartje, haar enig kind. En als ze aan Bartje dacht, zag ze ook Sint-Marcoensberg voor haar ogen. Ze had Sint­Marcoensberg in werkelijkheid in geen tien jaar gezien. Maar sinds de ouderdom en de lichtende stilte in haar ge­komen waren, stond Sint-Marcoensberg bijna altijd voor haar ogen, en werd daar steeds grootser en glorierijker, met blinkende torens ten laatste en met pralende poorten. En het hemelrijk was geen bloemhof. Ze had dat vroeger maar gemeend, in de tijd dat ze op haar stoep in de zon zat. Ze was nu wijzer. Het hemelrijk was een stralende stad op de berg gebouwd, een witte stad in de glorie, ook met vele woningen en blinkende torens en pralende poorten. Ze kon ten laatste haar hemelrijk en haar Sint-Marcoensberg niet meer van elkander onderscheiden. Maar Bartje bezat z'n geluk ... Die zekerheid blonk in haar ziel, en de lichten­de stilte daarbinnen werd steeds lichtender en stiller. 'Laat maar, laat maar, het is al bezorgd,' had ze dit jaar met Pasen en kermis tegen het kwezelke Sanne gezegd, de bid­ster. Het was leugentaal geweest. En alleen uit angst dat Sanne somwijlen toch zou gaan klappen aan Bartje van z'n moeders bittere nood, had ze nog zo stillekes in een ge­veinsde lach achterna gepraat: 'Ga alzo gerust de weg maar recht-toe naar uw Sint-Marcoen: de berg op hoeft niet. Bartje heeft z'n zaken al, en Bartje weet er alles van.' - Dat was hetl Daarom had ze, zij, nu deze drie slapeloze nachten gehad en almaar aan haar arme, kreupele jongen moeten denken. Want deze week op een avond was het haar ingevallen hoe hij nadenken zou: 'Geen eieren met Pasen, geen vla met Heidaalse kermis en zelfs geen goede dag: moeder zit in nood of in krankte - ik fIloets 'ns gaan kijkèn. Ik ben in geen jaar bij haar in Heidaal geweest. Ik moet zonder fout met Allerheiligen gaan zien.' De jongen zou komen, en zien, en van haar armoe weten, en om nieuwe klinkende rijkdom, voor háár, werken gaan op een ander. En hij

51

Page 54: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

mocht niet komen zo. Ze wilde het niet. Hij moest op Sint­Marcoensberg blijven, hij moest, hij moest. Zij, ze zou niet kunnen sterven en naar het hemelrijk gaan als Bartje niet meer op Sint-Marcoensberg was. Ze moest weten dat hij daar omging, dat hij daar z'n woon had, dat z'n hart daar gevestigd was en z'n geluk, veilig en vast in de blinkende stede op de berg gebouwd ... Ze moest, zoals elke avond, ook de allerlaatste keer, in het uur van haar dood, de ogen kunnen sluiten, terwijl ze haar arme kreupele jongen dáár zag. Ze wilde een woord weten dat ze spreken moest, een gang weten die ze gaan moest, een daad die ze doen moest -een gebed moest ze weten of een offer, een raad moest ze weten van de goede God, opdat Bartje op Sint-Marcoens­berg zou mogen blijven ... Drie slapeloze nachten heeft ze gehad, en na nu de vierde weerom, al zinnend en zoekend naar een uitkomst, in die klaaglijke bekommernis te hebben doorgebracht, had ze deze ochtend gedurende die plechtige en vertroostende Allerheiligenmis in de Halderse kerk van God eindelijk en opeens raad en ingeving gekregen: 'Ge moet een schoon geschenk naar Bartje brengen. Hij zal het zien en denken: als moeder in armoe zat, zou ze mij een zo schoon geschenk niet kunnen geven.' - 'Ja maar, ik heb immers in m'n hele huisje niets meer dan de lege spinde, stoel en tafel en het hoognodige.' - 'Het is niet waar, ge hebt nog vier duiven in uw slag.' - 'Ja maar, ze vliegen zo schoon over het dak, als het zomer is. Ik hoor ze zo graag, en zie ze zo graag. Ze zijn het laatste bezit van m'n hart.' - 'En Bartje dan, en het hemelrijk?' - 'Ja, maar, weet ge soms toch geen andere en betere uitkomst, lieve Heer?' - Toen was het plotseling doodstil geworden, en Bartje's moeder had verschrikt op­gezien: 'Het is goed, lieve Heer, hoort ge wel? Ik zeg: het is goedl Ge moet niet zo vergramd worden en uw voor­hoofd rimpelen. Ik zal immers wel gaan en m'n duiven brengen bij Bartje. Ik zeg: het is goed, ik zal het doen. Hoort ge me wel?' Toen had ze bijna geen geduld meer gehad om tot het einde der Mis in de kerk te blijven. Zo was in ditzelfde uur ginder ter-weg in Heidaal, een halve mijl ten oosten van Halder, Bartje's moeder haar laddertje opgeklommen, en toekruipend over dat lage dui-

52

Page 55: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

stere vlieringzoldertje heeft ze op haar knieën gedoken het luikje opengeschoven van haar duivenslag. Toen is ze met haar knoestige handen werig en beverig zachtjes op de tast gaan zoeken in dat broeiwarme nesthooi. De vier dui­ven, die dicht bijeen zaten te slapen, verschrikten en stoven op met schuwe vlerken. Bartje's moeder bukte zich nog dieper om door het luikje te kunnen kijken. Dat was opeens een geschitter van wit voor haar ogen. Door een reet van het slag drong een wemd van nevdgouden zonnestralen. De ogen van Bartje's moeder werden bijna blind van al dat licht en al het geschitter der fladderende wieken. Onzeker en schrikachtig tastten haar handen om. Ze vingen het licht wd, maar de duiven niet. 'Kom maar, kom maar, m'n dierkes,' stredde haar stem. Het duurde een wijle zo, en vleierig praatte ze maar door, dat haar duiven het toch zo goed gingen hebben. 'Zouden ze nu voortaan niet over de witte woningen en om die blinkende torens van Sint-Marcoensberg mogen vliegen? Begrijp me dat toch 1 Ze moesten wijzer zijn, zij I' Drie waren er toen eindelijk, één voor één, met evenved schuch­tere en tastende moeite gevangen en in de biezen klep korf te kijken gezet. De pluimpjes vlogen en stoven het zoldertje over. - 'Ge zult eens zien, 'n erf zo schoon als een klooster­hof. En Bartje zal daar op en neer gaan, en naar u zien, en denken: dat zijn de duiven, die moeder me met Allerheiligen ten geschenke bracht. Ik kan gerust zijn. Als ze in armoe zat, zou ze zo'n rijke geschenken niet brengen.' Wanneer nu de allerlaatste gevangen moest, och Heere, zo tam als die zich nemen liet, en hoe die uitkeek met haar rode kraal­oogjes en haar slim snaveltje. Die wist het allemaal wd. Die draaide met haar wit kopje, en keek wijs en pikte vriende­lijk met dat slim snaveltje in haar harde vinger ... Zolang, totdat Bartje's moeder vlug moest zijn, en klip-klap, dat laatste duifje weg doen, de korf in, en wegkruipen op de ladder toe, de duivenmand mee, de lichtwemd mee door het open luikje van het lege slag, een blinkend sluipwegske de zoldervloer over, en naarmate zij achterwaarts kroop breder uitstralend, en dieper haar ogen in, en over haar hoofd schijnend als ze neerdook, sport voor sport het laddertje af, de duiven mee in het kor~e van biezen. Toen ze beneden was in haat atJne woonstee, scheen et nog een schemer van

B

Page 56: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

dat licht tegen de zwarte zoldering ... Och Here, ze zou wel krijten! Wat ging ze nu toch doen met d'r lieve, d'r zij zachte, d'r blinkende blanke dierkes, alle vier? Had ze er één gelaten! Had ze dat laatste toch liever gelaten. .. Ze moest wel veel gerucht maken beneden en kreunen en kuchen en met grendels schuiven en ramme­len en luisteren naar haar eigen krakende voetstappen, en schreien niet, en niet zoveel denken. 'Stil maar, m'n dierkes. Zaten ze zo gevangen, moesten ze hun vleugels in bloed fladderen, en hun kopje wond botsen, en zo bijten in die harde biezen? Het was zo immers toch de raad en de in­geving van de goede God-zelve .. .' Bartje's moeder kwe­delde en tjuiterde hun haar zoete woorden voor, totdat ze weerom te koeren begonnen en rustig dan met star-wijze ogen tussen de biezen door te kijken zaten, hoe ze zich kleedde in haar paas beste pronk - ze -had nog die gestreepte rok met wijde plooien, een lakense baskien, en een paarse schort, - maar het schoonst van al was toch de zwarte punt­sjaal, met een rand van bonte bloemen en bladertjes be­stikt, en ook de zondags muts uit de doos, waarover de blauw bespikkelde witte hoofddoek geknoopt moest. Wie die haar zag, zou geloven dat ze deze winter nog van honger en kou zou moeten omkomen, eer ze naar het hemelrijk ging? Bartje zou haar zien en al dadelijk denken, nog vóór hij de duiven kreeg: 'Het gaat haar goed. Ze kan zo in de Halderse processie mee. Ze zit in geen armoe. Zoek er een tweede zo deftig in Heidaal. Goddankl' Ze ging. Aan haar hand bengelde het duivenkor~e. Ze ge­loofde in 't begin, dat ze een beeweg ging doen en sloeg een kruis en bad weesgegroeten. Ze ging zo door Heidaal. Dat was een aardeweg in een heuvelkloof, meer niet, - en dan de huisjes, hier een, daar een, laag en van leem. Achter ieder venstertje stonden er uitgebloeide bloempotten. En in ieder strodak was een blinkend groen duivenslag. Er vlogen ook nog duiven door de zon over die huisjes heen en over het hoofd van Bartje's moeder. De hare zaten te koeren in het kor~e. Het was een moeilijke weg de heuvel op. Bartje's moeder keek uit in 't licht, en dacht aan dat schone kapelletje ginder in het veld. Ze zou daar rusten. De Moeder-Gods stond er midden tussen meien van kleurig papier ...

j4

Page 57: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe
Page 58: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

'Hun, hun hoeve?' - Lucia Deering was nu tot vlak voor de grote poort van Sint-Marcoensberg genaderd - 'hun hoeve? Ach God, voor de laatste dag hun hoeve" - Het sloeg haar. Ze durfde geen voet meer verzetten. Ze kon niet. Was dit het lichtomstraalde tehuis wel? Een jubel had er haar heengedreven als naar een nieuw geluk. Nu stond ze en keek - was zij het, die stond en keek en Sint-Marcoensberg niet herkende? Waarom was die poort zo vreemd wijd-open? Stilte en schemer sloegen haar tegen uit die wijd-open poort. Welke voetstappen of welke stemmen waren het laatst hier in die doodse stilte verstorven? Ze moest wel zo staan en heenzien - en terug denken aan die stoet van donkere gedaanten. Ze gingen Domien begraven. 'Domien? Domien was de dood gestorven - was voor Sint­Marcoensberg de dood gestorven.' Ze begreep het in ene keer, alsof ze in de lichtschicht van een schielijke gedachte z'n leven overzien had. - Wat ging er om? Zag Domien naar haar? Ze stond. Had z'n sombere oogopslag haar geraakt zoals eertijds? Had z'n moede hand bewogen zoals eertijds? Ze stond. Ze wist ineens en voor het eerst waarom z'n oog somber was, en z'n hand moe: 'Had hij, zoals zij, Sint-Marcoensberg lief gekregen toen het te laat was I ... zoals zij - zoals zij. -Welke macht dan toch ging er uit van die vervallen hoeve? - eerst op hem, heden op haar? Waarom moest hij, waarom moest zij - waarom moesten de laatsten van de Deerings Sint-Marcoensberg liefkrijgen als het te laat was? Te laat -te laat - te laat.' Haar bloed stond stil. Het woord ging als een vreemd verloren geheimzinnige klepel zonder klokke­wand door een doodstille leegte. 'n Weeë vermoeienis zonk op haar neer. 'Hun hoeve - voor de laatste dag hun hoeve - wat zou zij, - zij, Lucia - nog kunnen doen voor hun hoeve? Al wilde ze de dood sterven voor hun hoeve, ze zou de dood niet kunnen sterven. Te laat - te laat.' Toen onverwacht, opkomend als een storm uit het aller­diepste van haar wezen, woest haar schuddend en door­sidderend, overmeesterde haar een angst zoals ze nog nooit gevoeld had. Ze moest wel de armen uitslaan naar hulp, ze moest wel zich klampen aan die boomstam, en het hoofd bonzen tegen

,6

Page 59: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

die boomstam, en het uitschreien en die naam kreunen door de stilte: 'Martijn!. .. ' 'Waarom was Martijn toch niet ge­komen vandaag? Het kwam alleen maar omdat Martijn niet gekomen was vandaag. Martijn had moeten komen van­daag. Had ze niet vier lange maanden de dagen en de uren geteld om tot vandaag en tot hem te geraken? Het kwam alles omdat Martijn niet gekomen was - omdat ze op deze allerlaatste morgen vergeten was dat Martijn zou komen -waarom was ze vergeten dat hij komen zou? Waarom was hij niet gekomen? Waarom waren alle wegen en alle wijdten leeg, en de groene lanen ... ' Ze schrok daar op. Wat deed ze? Wat dacht ze? Waar stond ze? Ze moest immers Sint-Marcoensberg binnengaan? Ze was deze keer immers gekomen om Sint-Marcoensberg lief te hebben, om vader en Mathield en Andreeke lief te hebben - van nu-af en voor immer ... Ze schoof schromend langs de poort. Haar handen betastten de muren, alsof ze door het duister liep. Haar handen bestreelden de muren. Ze kwam het voorhuis binnen. 'Ik zal!... Ik zal! .. .' Daar was het weer. Het leven doorstroomde haar met warme ademen. 0, ze had kracht in zich, zij I 'Ik zal! ... Ik zal! .. .' Ze was sterk, zij, om alles te kunnep en alles te geven. Ze had het hart vol lichtende liefde, zij I Het was na hun maaltijd. De namiddag begon om hen heen z'n webbe te weven van goudschemer en stilte. Lucia voelde zich van die glanzige schemerdroom rag om­vangen en bewoog niet. Ze zat alsof ze wachtte, licht ge­bogen; haar handen, stil in elkaar, leunden op tafel. Ze keek mijmerig uit naar Mathield en het kind. Ze zaten vóór haar onder het venstertje; het kind sliep in z'n moeders arm. Verschaduwd in zijn hoek bij de schouw zag ook de oude vader toe hoe het kind sliep. Lucia wist dit zonder zien: hoe hij neerzat en zag naar het kind, heel z'n wezen toegekeerd, rustig, alsof z'n verschuwde ouderdom wegwiste in die neiging en verschemerde in de stilte van de vege blik, die uit z'n ogen nevelde naar het kind. Het lag daar zo veilig in moeders arm, de voetjes sluimer­Ioom langs moeders schoot, het rechterhandje als tastend neergezonken. Z'n gezichtje was opgewend alsof het in sluimer luisterde. Kwijnende zonnewadem bleef beven over

57

Page 60: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

het blond en blank goudschemer, streelde neer over het stille handje dat tastte. Z'n moeder zat gebogen te bidden over z'n sluimer heen, haar gezicht schuil in schaduw. Maar achter haar hoofd stond de klare glanzing van het venstertje, als een heilige­schijn. Ze zagen stil naar elkander, zij, Lucia-en Mathield; ze werden het tegelijk gewaar. Haar ogen lichtten op in een glimlach. Ze schudden beiden de hoofden zachtjes heen en weer; ze wilden wel iets liefs fluisteren over het kind, maar ze waren bang het te wekken. De stilte weefde haar glanzig droomwebbe. Lucia had, zonder te weten, het gezicht zacht in de handen laten zinken... Geheimzinnige klaarten doorstroomden haar; ze zocht stil over de wondere morgen te dromen. Maar alle uiterlijk leven verglansde in de zieleklaarte, die haar vervulde. Ze wist alleen nog maar, dat ze wachtte ...

Totdat ze verschrikt moest opzien. Het was niet meer dan een hoofdheffing van de oude man, z'n kreunend ademen. Maar de droomwebbe scheurde. Ragge schaduwen zweefden en zwierven. De stilte luisterde. Lucia zag hoe Mathield langzaam het hoofd naar het venster­tje wendde - zag haar uitturen, nog met die lichtende ogen­lach van deze morgen. 'Wat weet ze, weet ze voor 'n geluk?' Het werd Lucia bang te moede. En als het kind toen ijl z'n handje opsloeg, het hoofdje beurde in een schok, en schreierig wakker werd, - z'n moeder suste het wel: 'stil maar, stil nu maar', hief hem wel op haar arm, ging wel rechtstaan, maar zonder de ogen een ademtochtlang van het venstertje af te wenden: -'Waar wacht ge toch op?' - daar hoorde Lucia op-eenmaal haar eigen stem hees-verschrild vragen. In een koortsige huiver wrong ze zich tegelijkertijd tegen de stoelleuning, en zat en zag, verstard, willig verstard en door eigen kracht, - en sterk om niet weer die angst te voelen van zoëven, om de angst niet te willen, - ze wilde niet, wilde niet - de angst niet, en geen pijn, geen -droom en geen schemer meer - en de angst niet, -ze wilde niet, ze had kracht, zij, om de angst niet te willen. Ze hoorde wel het kind, dat bang en klaaglijk zich op-

58

Page 61: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

stuwde tegen z'n moeders schouder. 'Andreeke wil weg hier, Andreeke wil liever weg hier!' 'Andreekel' riep ze. Het geluid van haar stem was een lach, - leefde, - zonne­vonkelend. Dadelijk stil keek het kind verrast over z'n moeders schou­der heen. Z'n ogen begonnen te lichten. 'Kom maar, Andreeke, ik zou maar komen.' Mathield zette hem op z'n voetjes, glimlachend over z'n dringend ongeduld om nu bij Lucia te zijn, hield hem nog tegen in een opflikkering van goedige spotternij, wond hem het trektouw van z'n kleine kermispaardje om het handje. 'Daar - en nu gauw - en het paardje ook mee - en nu gauw van moeder weg' en de vlugge voetjes liepen al, en het paardje kantelde al over de vloer. '0 wee, d'n lief dierke!' riep Lucia. Het was nog eens haar kinderlach. Ze hoorde het wel, voelde ook wel - zo - haar kinderlach blij en bloeiend openglanzen in haar hart - maar voor haar ogen schoot meteen een glinsterige tranennevel. '0 wee dan I' plaagde ze, en speels tilde ze het paardje aan de punt van haar schoen. Ze voelde het kind kijken, bang om z'n dierbaar paardje - 'niet doen, niet doen zo' - zei het met een wijze pijnlach. Die lach trof Lucia. Ze had daar in Andreeke het kind gezien, dat ze zelve eens was. En Andreeke, alsof hij het voelde, kwam dicht toekruipen aan haar knieën, zoetjes en lief, en zag hunkerend op met z'n kijkend kopje. 'Dom, dom mannekel' koosde ze moederlijk mild, en ze greep hem op haar schoot, dicht aan haar hart. 'Zo 'n kind, zo'n arm klein kind.' Ze liet met haar spelende vingers het muisje komen aankruipen naar z'n halsje, tot hij schokte en schaterde. Maar de tranen sprongen haar de ogen uit. 'Zou zo'n kind weer zoals zij, nogeens zoals zij, levenslang zoals zij -moeten dorsten naar zon? Met z'n ogen, met z'n lippen, met z'n blij hart zon willen drinken en niet kunnen - weer en nogeens - en levenslang - eerst zij, nu hij? Zo'n kind van droefenis, hij? Het kind van Domien, hij? Dorsten naar zon? - Het kind van Sint-Marcoensbergl Andreeke en zij, kinderen van Sint-Marcoensberg .. .' 'Meer, meer van het muisje,' drong het jongske, lachend nog en spelend, begerig naar lach en spel.

59

Page 62: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Mee wenkte, afgewend steeds naar naar het venstertje, Mathield met haar stille hand, en klaagde de oude man kreunende - 'in dit uur.' Meteen zat Lucia weer met hen in de stilte, - en luisterde. 'Ziet ge wel- er komt iemand I' het klonk als een blijmare­en Andreeke, speels pratend, herhaalde luider en blijer z'n moeders woord - 'er komt iemand!' Z'n lach nog zoe­kend naar Lucia's lach. 'Als het Martijn was!' flitste het plotseling door Lucia's ge­dachten. 'n Warme bloedgolf sloeg haar naar het voorhoofd - ze boog het blozend gezicht over Andreeke heen. Haar lippen bleven in, een durende kus op z'n hoofdje. En weer opnieuw schichtte die lichtende gedachte haar door het hart: 'Het is Martijn!' Duisterige muren rezen en weken, feestklokken luidden, en lentewind woei om haar hoofd. Groene lanen lagen open ... 'Waarom heb ik dat niet eerder begrepen' zei Lucia tot zich zelve. 'Ik had het eerder kunnen begrijpen en gelukkig kunnen zijn de dag lang. Wie anders dan Martijn zou kun­nen komen - en het woord weten, de daad doen - hier - het wonder dat Mathield verwacht, dat Sint-Marcoensberg ver­wacht, en Mathield, en ik .. .' Ze zat stil nog met de lippen op Andreeke z'n hoofdje, -luisterde ... Een schaduw schoof het venstertje langs. Ze zag het vaag. 'Koning I' - ze hoorde de stem van Mathield verslinken in verwachting. 'Koning' haperden Lucia's gedachten, niet begrijpend ... 'Koning,' Het kind woelde zich los uit haar arm, gleed van haar schoot, liep gejaagd op z'n moeder toe, die al kwam en hem opving. De deur was reeds open. 'Weg - weg,' de klanken wilden Lucia niet over de lippen, maar uit haar ogen vlamden fel de angst en de afschuw die stille man op de drempel tegen. Hij stond weerhouden, zocht en zag niemand en niets, dàn alleen haar, alleen Lucia ... 'n Schitterige gedachte schuwde hem uit de ogen - omglansde haar. Ze had het gevoeld, zat verlamd van ontzetting. 'Ge hebt me niet verwacht?' vroeg Koning aarzelig. Z'n vreemde donkere stem kwam, versmacht, als door een zware nevel het vertrek binnen.

60

Page 63: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

'Ge komt op tijd. Het jaar is om,' sprak toen Mathield. Ze zag rustig naar hem. De lichtstralende turing in haar ogen was niet verdoofd. Koning? - die sluiper? - hij? - neen, neen - daar stond een stille man, die wachtte op een goed woord ... 'Kom-in, en zet u.' 'Als ge 't goedvindt.' 'Ge hadt een verre weg.' 'Ver? Ja ... Hoe is het jaar u vergaan?' 'Langzaam, langzaam.' 'Het kind is gegroeid. Het is op z'n vader gaan lijken. Is het bang voor mij?' 'Zijn we niet allemaal bang van u?' 'Waarom bang?' een lach bevloog Konings gezicht, lich­tend, vluchtig. Hij leek jonger - bleef zo - sterker in zijn houding, het hoofd op naar de schijn van het venstertje. '0 God nee, ik heb geen kwade bedoelingen met u.' 'Het jaar is toch om.' 'Om 't even.' 'We zitten hier armer dan ooit. We zijn in uw hand.' 'We zijn allen in de hand van God.' 'We zijn onder uw dak, we treden op uw grond, we teren op uw bezit - het kan immers zó niet duren.' Het waren over en weer twee rustige stemmen, die een stilte weefden ... Mathield stond en wachtte en zag naar Koning, de raadsel­stille glanzende vreugde van haar ogen zag naar Koning. 'Hij weet het wonder!' dacht ze. - 'Wat zit er voor licht in zijn hart verborgen?' dacht ze. 'Wat denkt hij? Wat droomt hij? - Hoe zouden wij weten wat een zo stille man droomt en denkt, en hoe hij het wonder weet?' - en almee moest Mathield aan Domien denken ... 'Koning en Domien? Kon zo Domien niet in het vage staren, zoals die vreemde ook? Duisterde zo de ernst niet, ook over Domiens voorhoofd, zaten zo ook Domiens lippen niet versloten, smartelijk en toch trots en toch ook weer in zo zachte zwijging, of ze het laatst een gebed fluisterden, en het eerst weer een gebed zouden fluisteren? Koning en Domien? - mannen uit één stilte? Wie kan giss~n wat een zo stille man denkt en droomt en hoe een zo stille man het wonder zou weten.' Lucia zat aldoor bewegeloos en durfde niet ademen. Ze zag naar Mathield, durfde naar niemand zien, dan alleen naar

6r

Page 64: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Mathield, - zag en hoorde, en voelde in haar felle angst­spanning iedere ademtocht en iedere gedachte, niet alleen van Mathield, die ze zag - maar zelfs van die ongeziene, de ongekende vreemde man - "n woord komt, nu komt 'n woord' - ze zag en hoorde en voelde het komen. Hijgingen en bonzingen gingen door haar leden ... 'Men jaagt de Deerings zomaar niet weg van Sint-Marcoens­berg.' En - nog in de klank van Konings stem, - tegelijk - met een schok, die ieder deed opschokken: 'Hoor hem - hoor heml' de stem van de oude Deering -z'n rug stramde en z'n grauwe kop stootte bokkig omhoog, - smadelijk óp uit z'n verzonkenheid, recht en trots, kwam hij een stap nader - z'n ogen schoten vuur, - z'n vuisten krampten naar Koning - 'durf het wagen - waag het, waag het' - z'n spraak verstikte in hoon. Toen - één voetstap maar van Koning, alleen maar één handbeweging - één kalm woord maar - 'stil, stil '- en ver­schichtigd meteen week de oude terug, z'n handen vielen verloomd, z'n lippen sloten zich veeg. Maar z'n blik kon Konings sterke blik niet meer loslaten. 'Er zou immers een bemiddeling kunnen zijn, Deering.' 'Ja,' mompelde de oude man. Z'n ogen vernevelden, 'spreek zachter - de jongen zal het horen.' . Koning had hem stil teruggeduwd in z'n stoel, stond goelijk naar hem toegebogen als naar een kind. 'Verstaat ge me, Deering? Ik kom vragen of gij zoudt wil­len, of uw dochter zou willen.' 'Wat m'n dochter? Wie m'n dochter? Er is niemand dan. Domien.' De blik van Andries Deering schuwde naar het kind. 'Ik heb rijkdommen geërfd van m'n vader. - Ge moet me begrijpen, Deering.' 'Ja - ja - maar spreek zachter - hij is bleek en wijs . .f:lij weet alles.' 'Hoort ge wel? Rijkdommenl Wat doe ik met rijkdommen? Wat heeft 'n eenzame man tussen vier witte muren ooit met rijkdommen gedaan als de rijkdommen hem niet meester waren?' - 'Rijkdommen - rijkdommen,' - bleef toen de oude man kreunen. Maar met openlichtende ogen zag Koning naar Lucia om - ze voelde die blik komen, die stem:

62

Page 65: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

'Als gij zoudt willen, Lucial - Ik zou zo maar de Deerings Sint-Marcoensberg kunnen laten, aan Domien z'n kind Sint-Marcoensberg. Zoudt ge willen, Lucia - gij - mijn vrouw worden?' Ze zat, Lucia, omvangen van die stem en die blik - en een beklemmende benauwing ging haar verstikken. Ze zat. Ze voelde en hoorde de stilte luisteren - ze zat: ze zag en wist alles om haar henen: ieder mens in z'n wezen, ieder ding in z'n vormen, en ieder en alles zag haar aan en wachtte, én luisterde angstig. Ze zag en wist ook zich-zelve als versteend daar zitten, heenstarend met dode blik en, wachten ook, en angstig luisteren, hoe uit haar diepste binnenste het leven kwam op­duizelen, en reutelde naar haar keel, en hijgde: 'Ruilen -ruilen?' totdat het in een snerpende lach uitbrak: 'Ruilen? Lucia Deering wacht om geruild te worden.' Ze voelde tegelijk twee grijpende handen om haar polsen: 'Stil, in Gods naam, wees stil!' Mathields stem, die haar lichaam doorsidderde. Toen sloeg ze haar hoofd in een jammer neer aan Mathields hart. Moederlijke armen omvingen haar ... Maar het geluid van haar eigen jammerlach klonk in kla­gende verschalling steeds door, almaar door in haar oren, wilde niet vergaan, leefde luider weer op met hijgende schokkingen, jammerde, - hoor dan, hoor, jammerde op uit de schemer, een weergalm - hard en schallend: 'Zij? - zij? Wat geeft zij om Sint-Marcoensberg? Weet ge het dan niet? Lucia Deering gaat trouwen met de zoon van het smidje Michiel - zij? zij?' En toen, - nog in die schuddende storm van haar vaders hoon, als een aanhuilende vlaag van hartstochtelijke haat, de schokkende stem van Koning: 'Is dat waar, Lucia - is dat waar, wat hij zegt - ik vraag of dat waar is?' Zij hoorde zelf, hoe ze kreunde... Ze zou willen opsprin­gen en het uitjubelen: 'Ja, ja, jal Martijn - Martijn heb ik lief - niemand dan Martijn!' het bonsde en hijgde door haar bloed, en ze zat verlamd, - kon niets dan kreunen van pijn. Erbarmend kwam de hand van Mathield over haar hoofd, de stem van Mathield dan als een droeve glimlach: 'Het is te veel voor haar' - en een lange stilte. Het werd alles toen ver en vreemd, een droom.

63

Page 66: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

'Ik zal morgen liever weerom-komen,' zei Koning, en hij mocht zo wel spreken, ze luisterde zo wel, z'n stem mocht zo wel komen, zijn stem ook als een droeve glimlach over haar hoofd: 'Maar ge moet haar zeggen, Mathield - het is er-op of er-onder, zowel voor Sint-Marcoensberg als voor mij.' 'Ge spreekt sterk, Koning.' 'Ik weet nu eerst, wie ik ben en hoe ik haar liefheb. Ik ben verschrokken van m'n eigen kracht, Mathield.' Hij bracht het er met korte snakken uit. 'Zij voor mij, dat is allesl' 'Het is veel.' 'Ik meende 't anders, beter misschien. Ik heb 'n jaar-lang me zelf van alles wijsgemaakt over naastenliefde en liefde Gods in m'n hart. Ik wilde een schone weldaad doen in Gods licht. Maar alles wat ik dacht en wilde - het was om haar en door haar. Ik begon dat te weten straks toen ik hier­heen kwam door de zon. En had ze nog-maar niet dat woord geroepen, en de oude niet dat woord geroepen. De zoon van het smidje? Weet gij iets van de zoon van het smidje, Mathield?' 'Wacht tot morgen, Koning.' 'Zou ze weten, wat het wil zeggen, wanneer iemand als ik spreekt, Mathield? M'n spraak zit me diep en vast in het hart.' 'Ze is een kind, Koning.' "n Kind? Ja - laat ze een kind zijn! Maar ge moet haar zeggen, dat ik niet ruil om ruil wil, maar liefde voor liefde - en Sint-Marcoensberg voor uw Andreeke!'

Zachte voetstappen gingen toen henen. Lucia voelde het heel stil worden. Het was nu goed - 'laat ze een kind zijn,' - en die moeder­lijke hand lag op haar hoofd - ze kon zo schreien aan Ma­thields hart - ze was zomaar een kind, een verschrokken kind, dat schreien moest, almaar schreien om haar eigen tranen, om anders niets dan om haar eigen tranen ... 'Meer nu, - kom nu, meer van het muisje' - kwam An­dreeke daar zoetjes vleien, alsof hij troost had verzonnen. Hij kroop tussen z'n moeder en Lucia in. Lucia voelde hoe Mathield haar toen zachtjes losliet. Ze zag hoe Mathield het kind opnam, hoorde haar fluisteren

64

Page 67: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

- 'stil nu, manneke, ze heeft pijn - we moeten heel stil zijn.' Lucia zag hoe ze zacht met hun beiden weer bij dat ven­stertje gingen zitten, zag toen plotseling niets en niemand meer dan alleen het kind, bleek en bang in de schemering. 'En Sint-Marcoensberg voor uw Andreeke •. .' De tranen schroeiden droog in Lucia's ogen. Ze voelde het niet. Ze zag naar het kind. Er was niets meer dan het kind en die stem - één openglanzende gedachte, waarin al­andere verzwonden, en zij-zelve, en haar eigen bestaan, -één openglanzende droom, waarin ze wegtuurde. 'Ver en hoog, en onwezenlijk schoon, hoog op de heuvel, rijk en groots met al de samenschuilende witte huizingen in de wijde ommuring - Sint-Marcoensberg! een stralende burcht, een wonderkasteel, in vlagen en stromen van licht, - en Andreeke liep daar en lachte.' Het werd een zacht zingende droomzang, die haar wiegde. Het was goed zo. Ze hoefde nu alleen nog-maar zo te zit­ten en uit te zien - zonder denken of doen, en te luisteren ... Tot ze opschrok. Het was een voetstap. Het was de duw van een hand. Het was de deur die langzaam openweek, zacht en voorzichtig. Hoe kon het Bartje Adam zijn, die binnentrad? Hoe kon het de stem van Bartje Adam zijn, die door de schemer speurde: 'Is het wonder gebeurd?' Bartje Adam, die binnenkwam en sprak, en nadertrad tot waar Mathield was gezeten, en nogeens dan zijn stem: 'Verzwijg het maar niet, - ik weet dat het wonder gebeurd is.' En dan Mathield die naar haar, Lucia, zag, schuw ver­wachtend: 'Hoe komt ge hier zo terug, Bartje, en over 'n wonder vragen?' 'Omdat ik het teken gekregen heb, dat hier het wonder gebeurd is!' en zegevierend beurde Bartje daar een biezen vogelkorf op tegen het vage venstertje - 'dat het wonder gebeurd is, en dat ik terug moest komenl' Bartje's blij-stem, en duivengevleugel, en meteen ... 'Duiven! duiven!' een jubel van Andreeke - hij was al op z'n voetjes, sprong, en leefde, en jubelde de keuken vol feestelijkheid - 'Bartje is duiven komen brengen!' 'Hoe komt ge hier zo terug met die duiven, Bartje?' 'Hoe is het wonder hier gebeurd?'

6S

Page 68: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Over en weer die stemmen, - en nog - voetengeschuifel, nog de schaduwende gedaante van de oude Deering, nade­rend, bukkend naar dat biezen korfje - en almaar onafge­wend naar haar, de blik van Mathield, de lichtstralende glimlach, die het geluk wist, - onafgewend naar haar - en Sint-Marcoensberg vol van een vragende vreugde, vol van een feest, vol van - '0 ,God, nee, nee, nee - één beweging nog, één wil van haar, één woord nog - vol van het wonder! en zij? - zij voor Koning?'

'Zij? Voor Koning?' Lucia vond zich-zelve weer - zo - op de drempel van het boogpoortje - de verkrompen vuisten tegen de slapen, het voorhoofd hard tegen de harde deurpost, het gelaat ver­wrongen in smartende verstarring. Hoe toch kwam ze - zó - hier? Hoe had ze zich losge­scheurd daarbinnen uit die wondermacht? Hoe stond ze hier, zó, en opgenomen toch in die wademende schemer? .. Ze zag uit in de schemer. Het werd heel stil in haar. Ze vond de hofpoort wijd open. Ze zag uit door de schemer naar de hofpoort. Een kwijnende blozing van avondrood droomde daarbuiten nog over de heuvels. Ze wist dat ze nu heel zacht moest henengaan, en daar, in die droom van avondrood heenschouwen, en daar voet na voet, zachtaan, vorderen en niet omzien... Het was nu goed zo: Sint-Marcoensberg had haar losgelaten! Heel stil moest ze nu verdergaan, zonder omzien, zonder bezinnen, - en alleen nog maar aan Martijn denken. Ze ging voet-voor-voet, en dacht aan Martijn. Ze zocht naar Martijn. Ze liep door de paarse avonddoom te bidden, dat ze Martijn zou mogen vinden, hier of een stap verder, ergens - bij de wilderozestruik of aan de wegboog, - ergens op haar weg, waar ze voortging en uitzag en liep te bidden ... Het was nu goed zo. Ze zou aanstonds Martijn vinden en vragen: 'Zou ik zó het wonder moeten doen aan Sint-Marcoensberg? Zou ik zó, voor Sint-Marcoensberg, m'n leven moeten geven aan Koning?' En Martijn zou neerzien op haar, en z'n zonnige lach zou

66

Page 69: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

over haar hoofd komen, en z'n stem: 'Ge zijt immers van mij, Lucia, en niet van Sint-Marcoensberg!' - en ze zouden lachen, hij en zij, en in de volle zon staan, en alles vergeten. En zachtjes, voet voor voet, zouden ze samen verdergaan en stil praten over dat andere, dat betere, dat volkomen speeltuig, dat het geluk zou uitzingen, en het geluk wekken zou in de harten der mensen. Ze zouden heel stil worden. 'Ik heb het gevonden!' - zou Martijn dan fluisteren, in een schroom van eerbied voor z'n heilig geheim. 'God heeft het me laten vinden.' En diep in zich-zelve zou ook zij dat weten: 'God heeft het hem laten vinden!' En in haar hart zou dan een stille stem beginnen te spreken, en zeggen: 'Ge hoeft niet te twijfelen: het is iets van grote wonderbeduidenis, dat God het hem heeft laten vinden, juist op deze dag!' En dan: 'Het is van groter en machtiger wonderbeduidenis dan het wonder­teken van Bartje's duiven! Het is duidelijk: Gods wonder­beduidenis zegt: "Ge zijt van Martijn." "Ik wil," zegt Gods wonderbeduidenis, "dat Martijn een zo rijk en gelukkig man zal wezen." Gij, Lucia, ge hoeft niet meer bang te zijn of te twijfelen. Het is duidelijk: gij, ge moet zacht z'n hand nemen. Zijn hand zal u leiden, de groene lanen in, de wijde zonnige stilte in van het geluk .. .' Het was nu goed, 't was stil. Ze liep dromend te bidden langs haar weg: ze ging Martijn tegemoet. De avond zonk over de beemden. En voor haar ogen ston­den ineenmaal, dichtbij en te naderen, de huisjes van Sint­Marcoen, vaag omzweemd van hun eigen witte schemer­schijn, doodstil. En de klok luidde. Ze hoorde de klok luiden, - dof en doods luidde de klok, de doodsklok voor de doden, de luidende klok voor Allerzielen - de doodsklok, de beeklok, de lui­dende, de biddende klok voor Domien die de dood ge­storven is. 'Heer, geef hem de eeuwige rust. En het eeuwige licht ver­lichte hem. Door het Hart der barmhartigheden van onze God, waar­mede de Opgaande uit de hoge ons heeft bezocht, - 'Om te verlichten degenen, die in duisternissen en in de scha-

67

Page 70: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

duwen des doods zijn gezeten, om onze schreden te richten naar de weg des vredes. Heer, geef hem de eeuwige ruste. En het eeuwige licht ver­lichte hem!' Droombiddend nog vond Lucia Deering zich hier voor de duistere kleine smidse van Sint-Marcoen. De klok luidde. Lucia Deering hoorde het. Ze zei tot zich-zelve: 'Ik sta hier als een arm verdwaald bedelmeisje. Wat ben ik ook meer dan een arm verdwaald bedelmeisje?' Ze klopte zacht op dat donker deurtje in de hoefstal. Ze kwam niet om een bete broods, zij! - ze klopte nogmaals en luider, - want 2e kwam om een woord en een wonder­beduidenis. Hoe was ze het bijna vergeten? Ze kwam om de zonneglans, die blinken moest over haar hoofd ... Toen week het deurtje doodstil open. Het was wel wezenlijk Martijn, die daar stond. Hij week een stap, - zij naderde een stap, - het duister in. 'Ik wist dat je komen zou, Lucia.' 'Hoe wist je, dat ik komen zou?' Er was niets meer dan het duister, en hun fluisterende stemmen, en de klok die luidde ... 'Ik dacht: ze zal het horen en komen.' 'Ik heb niets gehoord, en toch ben ik gekomen: ik wist het immers wel,' zei Lucia. Ze meende: 'ik wist het immers wel dat jij het wonderspeeltuig gevonden hebt.' Ze meende de zonneglans te zien dagen. Haar hart joeg, en haar stem verstikte ... Heel achter in de smidse blikte het kleine kijkvenstertje van Barbara Flier z'n schuwe stervende schijn naar hen henen. 'Hoor je de doodsklok?' zei Martijn zachter nog. 'Weet je dat die drie dagen luiden zal?' 'Drie dagen?' 'En twintig kaarsen zullen er branden.' 'Voor wie, Martijn? - zeg, wat bedoel je - voor wie twin­tig kaarsen?' 'Voor m'n vader natuurlijk.' 'Voor jouw vader?' 'Je weet immers, dat hij gestorven is.' 'Weet ik, dat hij gestorven is?'

68

Page 71: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

'Stil, - zeg nu niets - ik zal levenslang boete doen: 'Waarom boete doen?' 'Meen je dat ik geen boete moet doen? Ik, die m'n vader van honger en ellende heb laten omkomen.' 'Wàt heb je gedaan?' 'Stil, wees stil- we zullen er geen woord meer over spreken - de klok zal drie dagen luiden, en m'n negen zondige goud­stukken liggen binnen op tafel.' 'Jouw negen zondige goudstukken?' 'Het buideltje was de steen op m'n hart.' 'Wat heb je gedaan I Jouw negen zondige goudstukken? Wat heb je durven doen - en de viool dan, de viool...' '0, God, nee, Lucia - je moet nu niet over die viool praten - zo niet kijken en vragen, alsof je om die viool zou schreien.' 'Ik schrei niet om die viool, Martijn.' 'Je bent zo'n kind, Lucia. Je moet me heel stil je handen geven. Je bent zo'n kind, je zult het niet begrijpen. Ik be­greep het ook niet. Maar ik had dat wonderspeeltuig niet hoeven te zoeken - ik heb het sedert lang - het hangt bin­nen aan de muur.' 'Dat is niet waar.' 'Het is wel waar, - maar ik wist het niet.' 'Binnen aan de muur - dat is immers de bedelaarsviool. ' 'Het is geen bedelaarsviool. Ik meende het maar; - ik weet nu dat ze de klank van het geluk altijd in zich verborgen heeft gehad.' 'Sedert wanneer weet je dat nu? 'Sedert vanmorgen - sedert het ogenblik, dat ik de zondige goudstukken op tafel schudde. Het heeft altijd alleen aan mij gelegen.' 'Wat heeft alleen aan jou gelegen?' 'Hoe kon ik de klank van het geluk uit die viool halen - ik die geen liefde in m'n hart had?' 'Wèlliefde in je hart, - wel, wel- well' 'Zou ik m'n vader van honger en ellende hebben laten om­komen, als ik liefde in m'n hart had?' 'Je hebt mij lief - je had mij lief - je had wel liefde in je hart.' 'Ik heb jou lief - ik had jou lief, - en toch had ik geen liefde in m'n hart. Zou ik m'n vader anders van honger en ellende hebben laten omkomen? Je bent zo'n kind. Je zult het niet begrijpen. '

69

Page 72: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

'Ik ben niet zo'n kind. Ik weet wat je bedoelt. En nu? Heb je nu wel die liefde in je hart?' 'Ik moet boete doen, totdat ik ze voel in m'n hart - ik wil ze voelen in m'n hart.' 'Je hebt je goudstukken al op tafel geworpen. Kun je nog meer?' 'Ik zal hier kunnen blijven in het donker, en dag en nacht voor moeder werken.' 'Kun je nog meer, Martijn?' 'Ik zal de viool niet aanraken, totdat ik die liefde in m'n hart voel.' 'Ik geloof dat het nog niet genoeg zal zijn!' 'Je 'stem is opeens zo veranderd, Lucia. Je weet iets.' 'Ik vraag: zou je nog meer kunnen, Martijn? Je moet eens aan mij denken - aan jou en mij - aan ons. Als ik zou zeggen: ik moet - 'n wonder van liefde doen aan vader en Mathield en Andreeke, ik moet voor Sint-Marcoensberg m'n leven in ruil geven aan een vreemde man - aan Koning. - Wat zou jij dan antwoorden, Martijn?' 'Misschien zou ik kunnen antwoorden: laten we dat won­der van liefde doen.' 'En jij en ik dan, en wij beiden dan? Wat met ons?' 'Stil .. .' 'Als ik zou zeggen: het moet nu-vanavond nog. Liet je me dan zomaar gaan, om dat wonder van liefde te doen?' 'Je bent zo'n kind - hoe zou je zoiets kunnen?' 'Je bent zo'n dromer - hoe zou je leven, als je niet meer dromen kon van je wonderspeeltuig, en niet meer van mij? . .' 'Luisteren misschien hoe die andere liefde zou gaan dro­men en zingen in m'n hart - wachten misschien totdat ik de bedelaarsviool het wondergeluk kon laten uitzingen, zien misschien hoe ik die andere liefde en het wondergeluk zal wekken in de mensenharten ... ' 'Je moet m'n handen nu loslaten, Martijn. Ik zal gaan, en het wonder doen aan Sint-Marcoensberg. God wil dat ik vandaag nog het wonder doe aan Sint-Marcoensberg.' 'Vandaag? Vandaag? Omdat m'n vader van honger en ellende is gestorven? Zeg - daarom? Waarom vandaag?' 'Je moet m'n handen nu loslaten, Martijn. Ik zal - zie je wel - ik zal.'

70

Page 73: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

'Hoor je de klok nog?' 'Ik zal luisteren, hoe ze drie dagen blijft luiden.' 'En dan, wat zul je dan doen?' 'Op Koning wachten, tot hij me haalt naar de V roenhof.' 'En dan, - op de Vroenhof?' 'De dood sterven voor Sint-Marcoensberg.'

Eerst na hun avondgebed - boven in de kamer, waar An­dreeke in het zwaar-omduisterde bed te slapen lag, - kwam Lucia zacht naar Domien z'n weduwe toe en zei : 'Ik zal!' Mathield was niet verwonderd. Ze stonden stil naast elkaar in de schijn van het kaarsje - haar handen gleden ineen met zachte druk; ze zagen zwijgend naar het kind. Het lag met gestrekte armen, de handjes open als om vruchten op te vangen. En de kamer, met de gangen, met de kamers, met heel de hoeve en de heuvel, met het land en heel Sint-Marcoensberg en hun leven - het was nu alles één, een eindeloos wijde stilte van God.

71

Page 74: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe
Page 75: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

De madeliefjes

De augustuszon zeeg glanzend rood tussen gouden wolken weg, achter de bossen aan de overzijde van de Maas. Bij de meidorenhaag van het bloemhofke stond grootvader er naar te zien: en Peterke die op het bankje onder de buks­boom zat, keek niet meer naar de tafdsommetjes op z'n lei, maar naar grootvader en hoe de glans om z'n hoofd scheen. 't Was hed stil terwijl ze allebei zo keken, en daarom schrok­ken ze, toen het klapdeurtje in de grote hoevepoort open­knarste. Zij en Peterke's vader, die de weg opging, zagen dkaar een ogenblik recht in het gezicht, maar tegelijk wend­den ze ook alledrie de blik weer af, grootvader treurig naar de zon, Peterke bang naar z'n cijfers, de vader nors voor zich uit. Hij ging dwars over het gras naar de bergrand, en daar het slingerend paadje af dat uitmondde in de grintweg, die met een brede bocht de heuvd afdaalde naar de herberg. Hij was op z'n zondags als een heer, met hoed en boord en das. Peterke vond dat hij er deftig uitzag, en wist ook hoe blij alle kleine kinderen binnen waren, dat hij maar weer weg was en niet meer. schdden kon en klappen uitdden. 't Negenjarig Peterke was de oudste van de zeven en zorgde wd uit de klappenregen weg te blijven. Hier in het bloem­hofke tussen de dichte heggen was hij 't allerveiligste, ook omdat grootvader er bijna altijd aan 't harken of aan 't wieden was, aan 't schoffden of verplanten op het éne grote bloembed in het midden of op de smalle randperken. Maar nu stond grootvader zo doodstil bij de haag naar de verte te kijken, zolang roerloos, dat Peterke nieuwsgierig \Verd wat er ginder toch zou te zien zijn. Hij schoof van het bankje op en ging naast hem staan. Alsof hij met 'n schok wakker werd, keek de oude man Peterke aan, die twee grote tranen langzaam over z'n rimpe­lig gezicht in z'n baard zag rollen. Z'n ogen waren rood, al was de gloed van de avondzon nu ook uitgedoofd. Peterke drong zich tegen grootvader aan, en als zo dikwijls kwam de grote dorre hand zich over z'n glad kopje leggen, dat er helemaal in schuil ging.

73

Page 76: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

'Onthoud wat ik je zeg,' begon grootvader op eenmaal, dof en stoterig, alsof hij snikken en tranen inslikte, 'als God en Zijn heilige Moeder 't niet verhoeden, dan loopt 't mis hier op Bloemberg. ' Zo vreemd en plechtig waren die woorden, dat Peterke bang werd, al begreep hij ze niet. 'Is er iets gebeurd?' huiverde z'n hoog stemmetje. 'Gebeurd? 't Gaat niet ineens, 't gaat stap voor stap, maar zeker naar de ondergang, als huis en hof verwaarloosd worden om te brassen en te lanterfanten. Ik ben te oud, moeder kan weinig met al haar kinderen. Jij bent te klein. Als 't nog zes jaar zo duurt, - je mag later zeggen dat groot­vader 't voorspeld heeft, - dan is er geen stuk meer over, dan zitten jullie ginds op de Drasbeemd in een hut ... God hale me, eer 't zo ver is.' Peterke zou 't willen uitschreien van angst om al die vrese­lijke dingen, waaraan hij nooit of nimmer had gedacht, en toch besefte hij wel dat 't allemaal door vader kwam. 'Waarom doet hij zo?' vroeg hij stilletjes. Hij dacht aan vroeger toen vader hem zondags toch wel aan de hand mee wandelen nam, of hem op het paard of in de kar tilde als hij naar het veld ging, en altijd grappen verzon. 'Hij heeft de slechte kameraden van z'n jonge tijd weer op­gezocht. En 't gaat hun allemaal te goed tegenwoordig; 't geld rammelt hun in de zakken. Hij scheldt op Bloemberg, dat het een wrak is van hout en leem en stro, dat de grond en de vruchtbomen uitgeput zijn, dat hij van twee koeien. 'n varken en twintig kippen moet leven met 'n vrouwen zeven kinderen ... Alles z'n eigen schuld. Als hij maar werk­te, zoals ik vroeger van de vroege morgen tot de late avond.' 'U moest hem dat maar 'ns zeggen,' raadt Peterke wijs. 'Wat is de stem van een man van tachtig jaar? Niemand is hier tegen hem opgewassen. Dat weet hij maar al te goed ... 't Enige wat we kunnen, is bidden.' Peterke vroeg niets meer en grootvader zweeg. Na 'n tijdje schudde hij het hoofd, en zei: 'Kom naar moeder, en speel met de kinderen. Vergeet 't maar weer. Je zult in je leven nog zorgen genoeg hebben.' Zo kwamen ze binnen. Maar 't leek Peterke of het huis en de hele wereld veranderd waren. Opeens zag hij hoe bleek en verdrietig z'n moeder was; wat 'n versleten kleertjes z'n

74

Page 77: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

zusjes aan hadden; hoe schraal z'n boterham was gesmeerd; ook dacht hij aan het paard dat verkocht was, aan de ver­laten schaapskooi, de lege paardestal, het erf dat één vuilnis­hoop leek, aan hun koeien, die de magerste waren van het hele gehucht. En toen moeder zei, zoals alle avonden na de laatste hap brood: 'Nu bidden,' en hij haar grote paternoster hoorde rinkelen, zag hij voor 't eerst niet tegen die lange, lange reeks van weesgegroeten op. Hij ging stram op de knieën zitten, kneep de ogen stijf dicht en knelde de gevouwen vingers vast tegeneen, om door die pijn goed wakker te blijven. Nog nooit had hij zó aandachtig elk woord uitge­sproken. 'Dat vader worden mag, zoals grootvader vroeger was,' bad hij na elk tientje in stilte na, want hij wist zeker dat dan alleen alles weer goed kon gaan. Toen hij bij z'n twee kleine broertjes op het zoldertje onder de roodgebloemde deken lag, viel hij niet aanstonds in slaap zoals anders. In z'n hoofd klopten en bonsden de gedachten. 'Bidden,' had grootvader gezegd. Maar al bad zo'n kleine jongen als hij honderdduizend rozenkransen, dan zouden ze in de Hemel misschien nóg denken: "t Is maar een spelletje.' Zó moest hij kunnen bidden, dat Onze­Lieve-Heer en de Moeder Gods wel luisteren moesten en begrijpen dat 't héél erg en héél treurig was. Dat ze van zelf zeiden: 'zo'n gebed moeten we wel verhoren .. .' Iets heel groots en heel moeilijks moest hij kunnen doen voor Onze­Lieve-Heer en de Moeder Gods. Wát toch? Wát? Hij lag te woelen, gooide zich van de éne zij op de andere, sloeg de deken weg en trok ze weer over z'n hoofd, lag weer dood­stil als z'n broertjes wakker werden en gromden in hun slaap. En eindelijk besloot hij, elke keer als hij de koeien langs de weg moest te grazen leiden, naar het kapelletje bij de vier­sprong te gaan, er een boeket van bloemen te brengen bij de Moeder Gods en maar weesgegroeten te bidden, tot hij weten zou wat het andere kon zijn, het betere en aller­moeilijkste dat hij zou kunnen.

Toen gingen de weken om, en bijna elke dag kwam Peterke met bloemen beladen in het mergelstenen kapelletje onder de drie linden, midden in het veld. Maria met het Kindje stonden er armelijk en eenzaam tussen twee verschoten

7J

Page 78: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

papieren meien op het altaar. Er was op het houten beeldje, op mantel en kleed, nog wat rood en groen en een beetje goud over van betere dagen. Korenbloemen, klaprozen, lierelei, handenvol marjolein legde Peterke aan de voeten van het beeld, zolang de zomer nog duurde; in september bracht hij alle cathrinabloemen uit het hofke, dan de zes dahlia's van z'n struik; daarna tijlozen, die hij op de terugweg uit school in de beemden plukte. Maar hij merkte best dat 't hoe langer hoe minder werd wat hij brengen kon en ten laatste moest hij de Moe­der Gods wel zeggen, dat het alleen nog maar op zondagen en heiligdagen zou kunnen. Hij dacht daarbij aan de laatste geraniums en violen, die nog in het tuintje stonden. Zuinig zou hij die één voor één afplukken. Want als hij eindelijk met lege handen moest gaan, dan was 't voorbij, dan zou hij de hoop maar opgeven ooit iets te weten dat beter was dan te bidden zoals hij bad. En dan zou alles wel gebeuren zoals grootvader gezegd had; zij van Bloemberg weg, arm als bedelaars in een hut van de Drasbeemd, grootvader dood van verdriet, moeder zeker ook, en hij alleen met de broertjes en zusjes, en vader ... Hij rilde en het koud zweet brak hem uit, wanneer hij er aan dacht. En maar gauw ging hij weer aan 't werk. Want sinds die augustusavond hielp hij moeder wat hij helpen kon aan alles en alles op het erf en in huis. Zo was 't de zondag voor Kerstmis geworden. Elk aan een hand van grootvader waren hij en het oudste zusje mee naar de Hoogmis geweest en toen ze thuis kwa­men, had moeder het eten klaar en was vader juist opge­staan. Met lodderige ogen, slordig en ongewassen zat hij op een stoel en stootte het bord met rapen en aardappels weg, dat moeder hem voorzette. 'Da's varkenskost. Ik wil soep op zondag.' Moeder zuchtte, en ging naar het kleine kindje dat lag te huilen. Grootvader bleef in de deur staan, schudde het hoofd en mompelde: 'Er is 'n andere manier om de zondag te heiligen ... ' En toen vader vloekend met de vuist op tafel sloeg dat alles rammelde en rinkelde, glipte Peterke het portaaltje uit, het erf over, en door poort en hekje het bloem­hofke in. 't Was een zonnige decemberdag. Op de kerkweg hadden

76

Page 79: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

de mensen tegen elkaar gezegd: "t Lijkt of 't Pasen moet worden in plaats van Kerstmis.' Maar Peterke wist maar al te goed dat het winter was. Alleen de buksboom was en bleef groen, en er zaten nog fd rode kralen aan het roze­boompje: maar anders was het tuintje hdemaal overdekt met rottende dorre bladeren, waar hier en daar nog een gehavende stronk of struik uit opstak... niets, niets meer, dan de éne, de allerlaatste gde pensee. Treurig kijkt ze hem aan, terwijl hij over haar neerbuigt. Maar 't is héél nodig. Tot hier buiten klinkt vaders stem. Hij moet haar plukken en bij de Moeder Gods brengen. Hij moet raad weten. Als hij reeds op weg is met het slappe bloempje voorzichtig in zijn hand gesloten, bedenkt hij in schrik, dat het over­morgen Kerstmis is, het allergrootste feest van het jaar, het feest van de Moeder Gods en Jesus samen, en dat hij dan niets zal hebben voor hen, voor 't allereerst niets juist op die dag! Om bij het kapelletje te komen, moet hij het karrepad tus­sen de hagen volgen, en dan de vddweg in tot het kruis­punt, waar het midden op de heuvdvlakte hed verlaten staat onder drie kaal-gewaaide winterse linden. Hij gaat er binnen, legt het arme gde viooltje, dat nog warm is van z'n hand, aan de voeten van het bedd en kijkt op. 't Is of de Moeder Gods hem aanziet, zoals grootvader die augustus-avond, alsof ze hem iets hed ernstigs moet zeg­gen, dat hij nooit meer kan vergeten. Maar. hij bedenkt dat een bedd immers niet spreken kan. 't Staat hier maar in Maria's plaats - en ja, dát zou kunnen: de Moeder Gods in de Hemel wil hem misschien vandaag eindelijk laten aan­zeggen wat hij moet doen om verhoord te worden. 'Weet ge 't nu?' fluistert hij. Ze kijkt even strak en. diep. 'Vindt ge 't erg dat het de laatste bloem is? Wilt ge er meer?' Maar het ernstige, vedbeduidende wezen van het bedd verandert niet. 'Wilt ge ook met Kerstmis bloemen? Bedoelt ge dat? Maar dat zou moeielijk gaan.' Tegelijk licht er iets op in z'n gedachten, een klaarte flitst z'n ogen uit en hij ziet ook het gezicht der Moeder Gods veranderen, alsof ze hetzelfde denkt als hij.

77

Page 80: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

'Ge wilt zeggen dat ik immers al deze maanden juist ge beden heb om iets heel moeielijks te weten ... Is het dit? Ja, dan moet ik wel zolang zoeken tot ik bloemen vind om ze u op Kerstavond te brengen.' Als hij op de drempel van het kapelletje staat om weg te gaan, kijkt hij zorglijk de lege dorre wereld in. Nog nooit heeft hij zoals in dit ogenblik gezien hoe vaal en dood de winter is. 'n Bloem? Waar 'n bloem? Er zijn niets wijd en zijd dan slikkerige weien, modderbruiné omgeploegde ak­kers, hier en daar vierkanten frisser groen van winterkoren. En ergens ginds achter de zwarte hagen en bosjes hun huis, waar vader zeker nog aan 't razen is, moeder schreit, groot­vader somber bij het potkacheltje zwijgend zit ineenge­doken, de kinderen huilen ... Nee, hij gaat er niet terug, vóór later in de middag, als vader weer naar het dorp is getrokken. De zon staat nog hoog en hij zal de tijd besteden om vast te zoeken naar de bloemen voor Kerstmis. Hij denkt aan de Kloof, het zijdal tussen twee bosheuvels, waar hij in 't najaar zoveel purperrode marjolein heeft gevonden, in oktober nog lierelei en in no­vember nog twee bloesems aan de bramen. Hij moet een zijweg nemen van de Bloemberg af en komt door het smalle glibberige slijkpaadje tussen de hoge boomgaardhagen ein­delijk op het voetwegje langs de helling. Ver vóór hem ligt breed en wijd het Maasdal open, in het blauwe nevelwaas van de winternoen; opzij diept zich het ravijn woest en somber in z'n winterse verlatenheid. In het zwart-bruine bos aan de overkant leven alleen nog de kraaien, die al kras­send 'en krijsend over de ijle kruinen vleugelen, rouwig zwart tegen de kleurloze lucht. Peterke speurt links en rechts, klautert tegen de helling, zoekt onder en over de altijdgroene braamstruiken, daalt af tot aan de beek, waar zo laat nog vergeet-mij-nieten bloeien; klimt weer omhoog langs de wilderozen met haar rode kralen, langs de bezemige brem met haar zwarte, leren peulen ... tot hij, bijna weer op het wegje terug, daar voor z'n voet, een klein struikje ziet met drie heel armzalige made­liefjes, die kouwelijk gesloten en gedoken het kopje laten hangen op het weke steeltje. 'n Ogenblik staart hij er op neer ... bloemen? Dat? Maar't is dan ook wel het allermin­ste en nietigste wat er bestaat ... meizoentjes, en nog zulke

78

Page 81: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

schrale en zieke, verkleumd en verschrompeld. Nee, die mag hij niet meetellen onder de bloemen. Die hij zoekt, moeten tenminste kleur en vorm hebben. En zo gemakkelijk mag hij 't zich niet maken 1 Als hij hier in de Kloof niets vindt, dan maar verder. De weien door. En het gehucht in. Voor elk huis ligt immers een hofke, ergens zal er immers nog wel een viooltje staan, dat hij vragen kan. Of misschien hebben ze hier en daar beneden in het dorp een bloeiende geranium achter de ruiten waar hij er één van krijgt ...

De laatste lichte uren van de zondag, de eerste van de maan­dag, heeft Peterke besteed om in het gehucht door alle heg­gen en hekjes te gluren of er niet iets kleurde, paars of geel, dat op een bloem leek. Maar het enige wat er overal het­zelfde was overgebleven van de fleurige bloementuintjes, was juist als bij hen: verflenste en dode stronken en struikjes boven de dorre bladers uit. En wel stonden er bij Truuke Arnolds groene planten achter het venstertje, maar een bloem was op heel de berg in huis en hof niet meer te vinden. Dinsdag kwam, en morgen zou 't Kerstmis zijn. Hij moest 's morgens toch met alle schoolkinderen te biechten gaan, en uit de kerk liep hij langs de pastorietuin, waar zomers roze oleanders en witte hortensia's, goudenregen en rozen en wel honderderlei andere bloemen bloeiden, dat de lucht vol zoete geur was... Niets! En niets, venster na venster heel het dorp door. 'Dan toch maar de madeliefjes,' dacht hij op de lange terug­weg naar de Bloemberg, die duister en droevig daar lag onder de zware loodgrijze lucht. Doodstil was 't alom, alsof er iets dreigde, dat de aarde verwachtte in moedeloze ge­latenheid. 't Woog zwaar op Peterke's hartje. Onder al z'n rusteloos zoeken was hij de eigenlijke reden vergeten van alles wat hij deed en wilde. Maar nu wist hij 't ineens weer: 'Vader, die juist moest wor­den als grootvader ... of ze zouden arm als bedelaars over 'n paar jaar in de Drasbeemd wonen, omkomen van honger en kou en verdriet ... ' Huiverig keek hij tussen de peppelstammen door naar het ineengezakte huisje, dat er verlaten stond midden tussen de dof-zwarte plassen van het kwelwater ... Dáár wonen? Wat zouden de jongens op school zeggen? En als hij dan langs

79

Page 82: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

hun huizen in het dorp op blote voeten moest gaan bedelen? Tranen sprongen hem uit de ogen. Maar tegelijk zei hij zich: 'Als ik nu maar die bloemen kon brengen, dan zou ik ook wel verder weten wat te doen ... 't héle grote en moeie­lijke.' En ook dacht hij er weer aan hoe z'n hart geklopt had in de biechtstoel, toen de pastoor hem zei dat hij toch vooral ge­hoorzaam en behulpzaam voor moeder moest zijn. 't Leek hem in dat ogenblik alsof hij liever maar alles zeggen moest van vader en de bloemen. Maar hij kon zo gauw geen woor­den vinden. De eigenlijke zonden te zeggen was al zo moei­lijk. En zonde was dit niet, dat wist hij zeker, als hij z'n belofte maar hield. "k Zal vóór de avond de madeliefjes in de Kloof halen en ze dadelijk bij Ons-Lieve-Vrouwke en Jesuke brengen. Ze hebben ze dan vannacht in het heiligste uur van het jaar.' Peterke was vastbesloten toen hij thuis kwam, en daarom wel geruster, maar tegelijk bedroefd, dat hij met die on­nozele klommeltjes zou moeten komen. Ze konden on­mogelijk meetellen voor het moeilijkste. Dat begreep hij wel. En daarom zou 't opnieuw duren van week tot week, totdat het te laat zou zijn. Eerst moest hij aardappels schillen voor moeder; toen met twee emmers aan een juk, halverwege de heuvel af, op en neer, naar de bron om water te halen; daarna onder de schob hout gaan kappen. Vader was, met een koe voor de kar, in het veld knollen we­zen halen voor de beesten. Peterke hoorde hem komen en keek. 't Schokkend karretje half vol groen, met vader er bovenop en de schonkige koe er vóór, kwam zo armoedig de open poort binnen treuzelen, die hoog en breed toch ge­bouwd was voor grote oogstwagens met sterke paarden er voor. Maar ditmaal duurde Peterke's verdriet om hun armoe maar een kort ogenblik, want tegelijk zag hij dat er sneeuwvlokken begonnen neer te warrelen, heel langzaam, als durfden ze niet goed op de zwarte aarde neerkomen, juist kleine witte vogeltjes. De zusjes kwamen buiten lopen en staken de handen uit om ze op te vangen, en vóór vader het voer had afgeladen en de koe uitgespannen, was hij helemaal wit. Na het eten, terwijl moeder de schotels spoelde, moest

80

Page 83: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Peterke het krijtend kindje dragen. Vader zei dat hij gewerkt had als 'n paard, en ging naar bed. Grootvader zat kouwe­lijk vlakbij het kacheltje; z'n hoofd schudde nog bevender dan anders en z'n ogen die naar de sneeuwvlokken achter het venstertje keken, leken twee pijnlijke wonden, waarvan het bloed pas gestelpt is. Peterke wees het kindje naar de witte vogeltjes, over de hoofden van de vijf anderen heen, die voor het kozijn op­een stonden gedrongen.

Onze lieve Vrouwke, Schud d'n bedje En laat de veerkes vliegen -

zongen ze. Peterke dacht opeens met schrik aan z'n meizoentjes. Maar hij wist immers wel juist waar het stronkje stond op de helling, de wilderozestruiken voorbij, stelde hij zich gerust. 'De wind steekt op,' zei grootvader. 'Nu wordt 't nog erger.' Ze hielden zich allemaal even stil om te luisteren. 't Druiste en loeide buiten, de takken zwiepten, 't floot en daverde of er ergens in de verte op een groot kerkorgel werd gespeeld, dat het galmde over alle bossen en heuvels. Onderwijl ritsel­de de wild opgejaagde sneeuw tegen de ruitjes en pakte zich samen op de vensterbank. Ze konden niet veel meer zien. "t Wordt tijd dat 'k ga,' dacht Peterke. Maar hij durfde niets te zeggen. 'Haal gauw hout binnen,' zei moeder, 'zoveel mogelijk. Anders ligt alles nat onder de sneeuw straks, en kunnen we morgen niet stoken.' De zusjes liepen mee en ze laadden mand na mand vol. Onderwijl zag Peterke dat vader de vracht veevoer zo maar als een slordige hoop op de schuurdorpel had gegooid en dat ook die ondersneeuwde. Hij moest met de schop aan de gang, en eerst toen hij het veilig achter de goed gesloten plankendeur wist, was hij gerust. 'Nu zal 'k gauw gaan,' dacht hij. En bang om binnen weer andere opdrachten te krijgen, liep hij maar regelrecht op z'n klompjes, in z'n dun kieltje en met z'n blote hoofd, de poort uit.

81

Page 84: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Hij vond 't plezierig, sprong en spartelde tegen de woeste sneeuwdans in,. liet z'n gezicht geselen door de vlokken, hapte naar de vlokken die op z'n lippen kleefden, werd niet moe telkens maar weer naar z'n klompen te bukken, die aanhoudend bleven steken in de laag, waarin z'n voeten al tot over de enkels wegzonken. 't Was aardig de eerste stap­pen te zetten in dat strakke donzen wit, dat alle kuilen en groeven en wegen en paadjes wegmoffelde. Alleen de bo­men, de struiken en heggen staken zwart tussen het vlok­kengewarrel en wezen de weg. Zo kwam hij zonder veel zoeken in de Kloof, waar de wind lang niet zo'n geweld maakte en de vlokken rustiger neerdwarrelden. 'n Ogen­blik stond hij rond te kijken, en toen wist hij 't plekje wel: daar voorbij de schuddende bosjes van lenige dunne doren­takken met de rode bottels, die nog duidelijk te onderschei­den waren. En toen hij de afstand tussen de struiken en de plaats van het nu bedolven voetwegje goed gemeten had, liet hij zich in de sneeuw op de knieën zinken en begon de rulle wittigheid met beide handen om te woelen tot het groene gras weer te voorschijn kwam. Zo gauw vond hij 't niet. Maar al verder en breder groef hij de sneeuw om, z'n handen werden rood als bloed, en hij voelde de witte vacht over z'n hoofd en rug. Maar dan stond hij op, schud­de zich, klapte de armen 'n tijdlang overeen met de handen tegen de schouders, en begon opnieuw. Er tintelde een warmende blijdschap in z'n hartje, dat het nu tóch heel moeielijk werd, en geduldig begon hij telkens weer op­nieuw, voorzichtig tastend en frutselend tussen de eindelijk ontblote grasspieten, tot hij ten laatste wezenlijk stootte op het madelievenstruikje. Want dit moest het wel zijn, al telde hij in plaats van drie wel zeven bloemetjes er aan, alle­maal even klein en krankelijk, de kraagjes dicht, diep ineen gedoken, maar toch niet gekneusd door de zwaretsneeuw. Met z'n nagels stootte hij het plokje groene blaadjes uit de grond op, ademde er over om het te warmen, en drukte het dan met z'n twee handen tegen z'n borst, alsof hij een arm halfdood vogeltje had opgeraapt. 'Nu maar ineens gauw door naar 't kapelletje,' zei hij bij zich zelf, bemoedigd en heel blij om z'n vondst. En hij stapte maar, waar hij stappen kon, in de richting van de boomgaardhagen. De avond duisterde reeds achter de

Sz

Page 85: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

vlokkendans, die aldoor duurde. Maar van de witte aarde scheen zoveel'licht uit, dat hij nog best het kapelletje zou vinden. Toen hij tussen de hagen uit op de grintweg kwam, hielp de wind hem, die de vlokken juist de kant opjoeg, waarheen hij ook moest, en ook hem, het witte mannetje, meenam als een hele grote sneeuwvlok, hem voortblies en duwde met zo'n kracht, dat hij moeite moest doen om met z'n voeten op de grond te blijven. Maar op deze harde weg lag de sneeuw niet zo mul en hoog als elders. De wind veegde hier de sneeuw als stuifsel voor zich uit en veel, veel vlug­ger ging 't dan hij had durven denken. Tevreden was hij, alsof hij nu alles deed wat hij kon en daarom ook alles vervuld zou worden. Hoe? Dat zouden de Moeder Gods en het Kerstkindje wel weten. Zeven bloem­pjes in plaats van drie! Dat zouden zij ook wel zien. Zou hij durven zeggen: 'Zeven madeliefjes geef ik u in plaats van onze zeven hartjes ... ?' Dan deden de zusjes, de broertjes en het kleine kindje ook mee aan het moeielijke offer, want als die alles wisten, hoe zouden ze bidden! Maar nu werd het vreemd: hij zag daar het kapelletje als een schaduw voor zich, niet ver meer - en hoe dichter hij het naderde, hoe hoger de sneeuw lag, alsof de wind die daar allemaal bijeen had gedreven. Tot aan z'n knieën waadde hij er doorheen. Z'n klompen had hij maar uitgetrokken. Eerst droeg hi} ze in de éne hand. Maar omdat hij vooral moest zorgen z'n madelievenstruikje niet te bezeren of te verliezen, en z'n ellebogen en een vrije hand nodig had om zich door de sneeuw te werken, stopte hij die dikke holsblokken maar zo goed mogelijk tussen z'n kiel en z'n hemd. En weer verder! Moe? Hij was er immers bijna. Door het allerlaatste, al was 't een wal van sneeuw, zou hij zich ook nog wel heen­slaan ... En hij kwam er! Meer dan een sneeuwberg was het kapel­letje ook van binnen niet, maar boven alle sneeuw uit, die de wind er had opgehoopt, stonden de Moeder Gods met het Kindje hem aan te kijken of ze hem wel hadden ver­wacht en even tevreden waren, dat hij eindelijk kwam, als hij zelf. Hij groef zich een gangetje door de sneeuw, voelde duidelijk de twee trapjes onder z'n voeten, en hief zich als zo heel dikwijls reeds, op de armen tegen het altaar om-

83

Page 86: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

hoog. Hij legde het groene struikje aan Maria's voeten, schikte het nog goed recht, prutste voorzichtig aan de ze­ven bloempjes en zei 't maar, dat 't hun zeven hartjes waren. Even keek hij nog, het leek wel 'n klein groen nestje, en toen kon hij zich niet meer opgehesen houden tegen het altaarblok, z'n gestrekte arm zwikte ineen, en hij plofte neer op het altaartrapje. 'Ik val,' dacht hij, 'maar de sneeuw is zacht. Heerlijk om er in te rusten.' En hij wentelde zich om, dat hij met de rug tegen het altaar zat. Toen warrelden er opeens geen sneeuwvlokken meer voor z'n ogen, maar niets meer dan madeliefjes, een wondere sneeuw van al­maar kleine witgekraagde bloemetjes met gouden hartjes, zeven aan zeven telkens bijeen ... Ze dekten hem warm toe, ze geurden zoet, er scheen licht van hen uit, de lentezon I En wel duizend vogels zongen ...

Grootvader miste hem 't eerst, toen moeder het lampje had opgestoken en vader op z'n zondags, met een nors gezicht om die vervloekte sneeuw, de deur uit was. 'Waar is Peterke toch?' vroeg grootvader. Ze keken allemaal verwonderd op. 'Hij was in de schuur bij 't beestenvoer,' zei het oudste zusje. Moeder stond al op de dorpel, en riep: 'Peterke, binnen­komen!' Maar 't bleef stil. 'Hij komt aanstonds wel,' stelde moeder zich zelve en de anderen gerust, 'hij is misschien met de jongens gaan sleeën en sneeuwballen gooien.' En grootvader geloofde dat ook maar. 'Kerstavond,' zei hij tegen de kinderen, die druk roesden met stoelen en banken, 'kennen jullie geen liedje?' En hij begon zelf met z'n beverige, doffe stem het zijne:

De herderkens lagen bij nachte, Ze lagen bij nacht in het veld.

Moeder, die zat kousen te stoppen, stemde in, en de kinde­ren keken met grote gelukkige ogen, alsof de Hemel open­ging. Want 't was of het liedje alle vloeken en scheldwoor­den van vader, alle zuchten van moeder en grootvader, wegjoeg uit de kamer met heel hun eigen rumoerige stoutig-

84

Page 87: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

heid. Warmer en lichter werd het, en zelfs het kleine kindje schreide niet langer. 'Méér,' dwongen ze, toen het liedje uit was. Maar moeder en grootvader luisterden. 'Waar blijft die jongen toch?' 't Is zo stil, dat ze allemaal de ketel met varkensvoer op het vuur horen pruttelen, de klok horen tikken. De wind buiten schijnt de adem in te houden, juist als zij. Moeder steekt de stallantaarn aan. "k Zal 'ns gaan kijken,' zegt ze. Ze horen haar de trap opklimmen, boven over het slaap­zoldertje lopen, dan weer beneden komen en over het erf gaan. Ze horen één voor één de deur van koestal en schuur en varkenskot open-en-dicht knarsen, en dan haar voet­stappen doffelen door de sneeuw, de grote poort uit. Als ze na 'n lange tijd, alléén, met de lantaarn in de hand terug­komt, zitten grootvader en de kinderen nog zoals ze zaten, bang te luisteren. 'Hij is nergens te vinden,' zegt moeder met een schrille stem, en dan ineens zinkt ze op haar stoel bij de tafel neer, slaat de handen voor de ogen en begint klagelijk te schreien. 'Was 't nog niet genoeg? Hij heeft zeker 'n ongeluk ... nu nog buiten in al die sneeuw - zo'n wijs en braaf manneke.' De zusjes dringen op haar aan, dan ook de kleintjes: ze grienen en krijten allemaal. Maar op eenmaal staat grootvader recht. 'Bidt liever,' zegt hij plechtig. 'Terwijl zal ik gaan zoeken.' Hij neemt z'n lange stok met het herdersschopke uit de hoek, haalt de dikke mantel uit z'n bedstee, trekt de muts diep in de ogen, en komt de lantaarn van de tafel nemen. 'Waar zult ge heen?' schrikt moeder, die nu eerst ziet en begrijpt dat hij wil uitgaan. "n Oude man, zoals gij ... Moeten er meer verongelukken?' "k Zeg je, bid, moeder, en bedaar. Ik weet waarheen I'

In de herberg onder aan de heuvel zitten er drie te kaarten onder de blikken beugellamp, dicht naast de kachel. De waard staat achter het buffet met al het blinkend gerei, en moet telkens weer de lege glazen halen om ze vol te tappen onder de bierkraan. De tabakswalm drijft in blauwe wolken langs h(:t licht. " De drie smakken de vette kaarten op tafel,

8S

Page 88: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

en zitten in spanning gebogen, leven alleen op telkens als winst of verlies weer beslist is. 'Elk rondje het dubbele,' zegt Peterke's vader, die alweer de kwartjes uit de pot schaart, en hij roept om jenever in plaats van dat kinderachtige bier. 'We moeten weten dat het kerstavond is.' Hij voert het hoge woord en kijkt hele­maal niet nors. Behagelijk rekt hij zich uit, de rug naar het vuur. Ze hebben het-rijk-alleen, met hun drieën, verwoede spelers, die aan elkaar gewaagd zijn: de enige zoon van de secretaris, die heel z'n vaders zuinig vergaard erfgoed ver­brast; de rijkgeworden fruitkoopman, die renteniert en alleen nog aan kaarten en drinken denkt; en Peterke's vader, die doet alsof hij een heer is en het geld maar voor 't weg­gooien heeft. Juist heeft deze de kaarten rondgedeeld en zitten de drie, bij de nieuwe troef hun kansen te berekenen, als er gestommel op de stoep komt, en de deur moeilijk wordt opengestoten. 't Gaat zo ongewoon en zo langzaam, dat de drie en de waard wel moeten kijken, met het voorgevoel dat er iets bijzonders gaat gebeuren. Op de dorpel staat een man in wijde mantel, steunend op een lange herdersstaf, de stallantaarn in de andere hand, de pelsmuts diep in de ogen, het gezicht met de witte baard kijkt als verblind de lichte warme gelagkamer in ... 'Sinterklaas,' lacht de secretariszoon. 'Nee, nee, Sint Jozef,' spot de fruitkoopman. 't Is immers kerstavond I' Maar Peterke's vader staat haastig op, stoot een stoel opzij, dat hij kantelt. 'Wat moet dat beduiden, vader?' roept hij hees van drift. Doch de oude komt rustig nader, knikt aldoor met het hoofd, en zegt eindelijk nadrukkelijk en langzaam: 'Weet je waar je oudste kind is?' 'Peterke?' 'Ja juist, Peterke. Die komt niet thuis. Die moet verdwaald zijn in de sneeuw en de avond.' Hij ziet z'n zoon strak en diep aan, en deze hem juist zo, verbijsterd ... 'Ja,' zegt Peterke's vader eindelijk, want hij weet dat allen naar hem kijken en wachten wat hij doen zal. Hij strijkt door z'n haren, en ziet de twee andere kaarters aan: "t Is plezierig 1 Moet ik nu zo'n vlegel gaan zoeken? En waar?'

86

Page 89: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

'Je zult er op uit moeten,' raadt de waard aan. 'Je mag 't er zo niet bij laten.' "t Is me 't weer wel, om 'n kind alleen te laten lopen,' mis­prijst de fruitkoopman, en hij gaart alreeds de kaarten bij­een om opnieuw te geven voor 't spel met twee in plaats van drie. De secretariszoon wipt z'n borrel leegt en gnuift: 'Jij liever dan ik .. .' Geen van drieën denken ze er aan, dat ze wel konden aanbieden mee te gaan zoeken. Bij dat besef draait Peterke's vader hun woedend de rug toe, al durft hij hun het scheldwoord niet toesnauwen, dat hij op de lippen heeft. Wel tegen z'n vader gromt hij: 'Waarom pasten jullie niet beter op hem?' Weer ziet de oude hem doordringend aan, schudt het hoofd, maar zegt niets. 'Kom.' Peterke's vader, nu met jas en hoed, grijpt hem de lantaarn uit de hand. 'Waar kan hij naartoe zijn?' Ze staan buiten op de weg. 't Sneeuwt niet meer en ook de storm is bedaard. Doodstil is 't, en 't lijkt of al de wattige witheid naar alle kanten, ook het geluid van hun stemmen versmoort, zoals dat van hun voetstappen. 'We moeten in 't gehucht gaan vragen.' 'Wel ja, natuurlijk, daar zit hij ergens bij 't wafelbakken. Waarom zoveel drukte om niks.' "k Mag 't lijden voor jou, Peter ... je oudste zoon .. .' 'Da's zeker. De beste van de hele troep.' Grootvader denkt: "t Is het eerste waarderend woord, dat ik hem in jaren over één van z'n gezin heb horen zeggen.' 'Je kent ze geen van allen,' mompelt hij, 'ze zijn bang van je, de moeder en de kinderen, hun leven schrompelt ineen van angst en armoe.' De zoon zwijgt. 't Is lang geleden dat de vader hem iets durfde verwijten. En nu begrijpt hij zelf niet waarom hij geen brutaal ant­woord weet, zoals anders. Maar hij hoort de oude amechtig hijgen en steunen, en weer staat hij stil: "t Is zwaar door de sneeuw, bergop.' De kou bijt vinnig; door het rosse waas van de lantaarn drijft hun adem als een wolk. Ze zijn bij het eerste huisje van het gehucht, dat van de timmerman. Het licht valt goud door het ruitje over de

87

Page 90: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

sneeuw. Grootvader klopt met z'n herdersstaf op de deur ••• 'Ons Peterke niet gezien?' vraagt hij aan de opgeschoten jongen, die opendoet ... 'Is die kwijt?' schrikt de jongen. 'In zo'n sneeuwl' En naar binnen roept hij: 'Peterke van Bloemberg is kwijtl' En ze komen allemaal todopen. 'Waar kan hij zijn?' De kleinste van de jongens weet: 'Hij gaat altijd met de koeien naar 't kapelletje boven.' 'Koeien?' gromt de timmerman. 'Die staan op stal, en kin­deren moesten al lang in bed liggen. Ik ga mee zoeken.' Hij heeft ook een stallantaarn opgestoken en sukkdt op z'n holsblokken zo groot als kleine scheepjes, mee de berg op. In het volgend huisje woont de oude jongedochter Truuke Arnolds, die op hun kloppen achter de deur roept: 'Wie is daar?' Eerst als ze timmermans stem herkent doet ze open ... nt Lijken wd de Drie Koningen,'zegt ze, de handen ineen slaande. En Peterke's vader, die zich achteraf houdt, denkt: 'Ze ziet mij voor de zwarte aan.' Nee, ze heeft Peterke van­daag niet gezien. En anders zo dikwijls. Altijd als ze voer gaat halen voor de koe ... boven bij 't kapelletje ... eon Kind kwijt in de kerstnacht I' jammert ze, of 't nu eerst tot haar doordringt. 'Maar 'k ga mee zoeken I Ik zal overal wd lopen vragen ... Zo'n braaf stil manneke, zo wijs al. Die drijft u over drie jaren 't hde labeur.' Ze heeft ook een lantaarn en loopt naast Peterke's vader, die bij al haar praten maar onverstaanbaar tussen de tanden gromt. Wat moet 't met al die mensen, die hem één voor één zo verbaasd aankijken, dat hij, hij I hun vragen komt naar z'n kind I Nu weer, hier bij de poort van De Kamp, de vader en de drie grote lummds, allemaal 't oog op hém ... Wat denken ze dan wd? Zo ontaard zou hij zijn, dat hij niet zelf z'n kind gaat zoeken door nacht en ontij ... ? Goed, goed, alle vier de Kampen willen mee. 't Wordt een processie van lantaarns tegen de berg op. 'We moeten ons haasten,' zegt de timmerman. 't Vriest hard - en als hij ergens onder de sneeuw ligt ... ' 'Hij zal toch niet onder de sneeuw liggenI' schrikt Peterke's vader, en bij z'n ongewone schrille stem, kijken ze weer allemaal naar hém. Alsof hfj niet bang kan zijn om z'n kindl Wat menen ze toch weL •• ?

88

Page 91: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

"Zeker onder de sneeuw,' knikt het wijze, alwetende Truuke beslist. "Was hij ergens in een huis, dan hadden ze hem al­lang naar moeder gejaagd.' Ze zijn boven, vlak. bij Bloemberg. Peterke's moeder komt uit de poort op hen toegdopen, de handen wringend. "Hij is er nóg niet ..• hij is nergens.' "Kom,' gebiedt de timmerman. 'De Kampen de Kloof in. Truuke en ik verder de huizen en de hdling af .•• Groot­vader naar huis.' '/Ie zal naar de kapd gaanl' overstemt hem Peterke's vader, en allen verstommen. Hij balt de vuist in z'n jaszak, terwijl hij al op weg is. De lantaarn schudt in z'n driftige hand ... "Alsof hij niet de hde nacht zou doorlopen om z'n kind terug te vindenI 'n Hart heeft hij, zo goed als allemaal. .. Ziin kind doodvriezen? Z'n lief Peterke ... 't eerstel en hoe trots hij op hem wasl zijn zoon!...' De tranen springen hem uit de ogen, terwijl hij voortstapt, almaar omsponnen door de rosse lichtkring van de lantaarn... 'Ze hebben gdijk, hij is tóch 'n slechte vader ... als hij denkt aan vroeger, toen hij met zo'n kind kon spden, en 't in z'n bedje leggen, en 't meenam ... Peterke? Maar hij weet bijna niet meer hoe die er uitziet, zo stilletjes en schuw glist die altijd weg zo­gauw hij binnenkomt, alsof hij bang voor hem is. Bang voor slagen en vloeken. Want anders kent zo'n kind niets meer van hem, dat begrijpt hij nu zelf maar al te goed. Allemaal door dat kaarten en dat drinken? Zeker, hij doet het om de miserie te vergeten ... Maar die miserie? Vroeger ging het toch beter, hadden ze een paard en schapen Alle boeren gaat het goed - alleen hém ... Eigen schuld?' Nu en dan heft hij de lantaarn, om het vdd te overzien, of bukt hij zich onder struik of heg, waar de sneeuw zich heeft opgehoopt, tast met z'n schoenpunt ... 'Had hij ooit kunnen denken, nogeens zo naar z'n kind te moeten zoe­ken •.• Op kerstavond I' En dan weer plotsding schokt de schrik in hem op, zou hij 't uitschreeuwen in de stilte - - 'Peterke, Peterke tochl' Maar stram stapt hij verder, plichtmatig, recht op het ka­pelletje toe. Hij ziet de drie linden reeds met hun takken­wirwar schemeren tegen de lucht, merkt nu eerst hoe hd­der die weer is en vol sterren. 't Vriest bijtend en fel. 'Arm, arm kind, in zo'n kou.'

89

Page 92: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

De sneeuw ligt hier hoog, maar 't lijkt dat iemand vóór hem over dit pad is gegaan, er is een gleuf opengewoeld, waar hij zijn voeten gemakkelijk kan verzetten, en die hem recht het kapelletje binnenvoert ... Hij staat daar op de dorpel, eensklaps in een schok stokstijf ... dáár? tóch? .. Hij hoeft de lantaarn niet eens op te heffen: in de eigen lichtkring waarin hij zelf staat, leunt daar klein en donker tegen het altaar. .. Peterke, half oversneeuwd, met de handen ge­vouwen over z'n kieltje, waaronder zijn klompen bulten. 'Slaapt hij? .. of .. .'

Hij durft niet verder denken. Hij durft evenmin naderen en hem betasten ... 'Als hij 'ns niet sliep, maar .. .' 't Koud zweet breekt hem uit, klappertandend staat hij, zou willen roepen en kan niet. Is 't een kwade droom? Z'n kind, het zijne ... '0 God, neen, laat hem leven, straf me niet. Aan z'n moeder wil ik hem terugbrengen ... hem en me zelf, m'n hart, m'n herleefd hart. .. Moeder Maria en Jesus... Kerstkind voor ons ge­boren ... ook voor mij, alles verzoenend .. .' .f lij schreit en snikt het uit, zet z'n lantaarn neer, kruipt op de knieën al dichter en dichter bij, buigt het gezicht over dat van Peterke, raakt met z'n lippen het gladde blanke voorhoofd, en, Gods barmhartigheid, ja ... hij leeft I warm

Page 93: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

is z'n gezichtje, heel zacht gaat de adem, en de wimpers beven even. Maar hij blijft slapen. En voorzichtig, teder en zorgzaam als een moeder, neemt hij z'n kind op in z'n armen, om het te warmen aan z'n hart, met z'n strelende adem. Hij voelt hoe nat doorweekt het dunne kieltje is, en wikkelt hem in z'n jas, dat alleen mond en ogen bloot blijven. Dan draagt hij hem in z'n ar­men naar huis, en vergeet de lantaarn, die aan de voet van het altaar z'n klaarte uitschijnt door het kapelletje, dat midden in de blanke velden een wondere witte grot lijkt, waar Maria en het Kindje, goud overstraald, over het struikje met de zeven madelieijes heen, de vader met z'n kind nakijken, aan wie het licht der kerstnachtsterren de weg wijst naar huis.

91

Page 94: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe
Page 95: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

De zusters

Het avondrood gloorde door de boomgaardhagen en tus­sen de kromme stammen der zomerse appelaars. Telkens als Anne-Marie weer een arm vol wasgoed van de lijnen tussen boom en boom had bijeengegaard en er mee neer­boog over de korf, scheen de gloed neer te vloeien van haar handen over het stralend blanke linnen. Maar ze verlustigde zich alleen in de geur van gras en zon, die haar droge was had doortrokken, en berekende hoe er nog precies tijd ge­noeg zou zijn om ze vóór het avondeten op te rekken en in sprenkelen ... als Lucia tenminste eindelijk zou thuiskomen. De gedachte aan haar zusters lang uitblijven ontstemde haar en gemelijk bezon ze, dat die boodschap naar de winkel eigenlijk helemaal onnodig was geweest, zoals gister en eergister en verleden week ook al. 'Vier keer lopen in plaats van alles ineens? Er steekt wat achter!' Met dat plotse inzicht sprong de bangheid, die sedert hun moeders dood, altijd onbestemd en steeds weer wegge­duwd, in haar geleefd had, kwaadwillig op en beet zich grimmig vast in haar binnenste. 't' Eind is natuurlijk, dat ik hier voor alles alleen blijf zitten.' Kwam het, omdat ze tegelijk die voetstappen hoorde op het heggepad, dat tussen hun boomgaard en die van Gose­wijn Donkers, uit de korenvelden leidde naar de grintweg, langs hun huisje en Donkers hoeve? Stemmen ook, die van een man en een meisje ... de lach van Lucla. Daar was 't! Wie ging er naast haar op het smalle wegje? Anne-Marie sloop achter de naaste boom en gluurde met half dichtgeknepen ogen tegen de lichtwemel in. Maar meer dan de stappen en stemmen, het ritselen lang de heg­bladertjes en de voorbijglijdende schaduwen kon ze niet onderscheiden. 'Toch is 't Gosewijn!' beet de angst feller en dieper. En met een ruwe ruk nam ze de volgetaste mand tegen haar heup om naar voren te haasten. Maar toen ze haar last neer­dofte op de ronde keien van de spronk, waar de avond­schemer zich reeds duisterder samentrok onder het laag en

93

Page 96: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

zwaar overhangend strodak, bedwong ze zich toch. 't Lage deurtje in de poortvleugel zat stevig dicht, en de ijzeren klink werd voor haar ogen als een grote, nijdig afwerende sluitboom, die haar tegenhield. 'Doe 't niet. Wees er te trots voor. Ook zonder op de weg te kijken, zul je 't gauw ge­noeg weten.' En stram de nek, de lippen stijf opeen, ging ze met haar korf de woonkeuken in, trok de tafel onder de hanglamp weg en begon aan het wasgoed. Maar ontrust bleven haar gedachten dooreen-warrelen. Ze was twaalf jaar ouder en had de zorg over dat kind. Want al werd Lucia drieën­twintig met de najaarskermis, 'n kind bleef ze, onnozel ge­noeg om er in te lopen. Gosewijn? Hoe lang was 't geleden, dat zij, Anne-Marie, voor zich zelf had uitgemaakt dat hij de enige was wie ze haar liefde en leven zou willen geven? Twintig was ze toen en hij vier jaar ouder, 'n stille werk­zame jongen, die voor z'n enig plezier over de heuvels en door de beemden ging zwerven, of liep te vissen langs de Maas. Maar ze was toen reeds te trots en te verstandig ge­weest om hem ook maar 't minste aan te moedigen, al poogde hij wel haar te naderen. Ze besefte te goed, dat zij geen partuur voor hem was, en ze dankte er voor zich al­tijd de mindere te moeten voelen in dat rijke huis, een die vandaag of morgen 'r lage komaf toch voor de voeten kreeg geworpen. Want die van Donkers hadden twee paarden en acht koeien, grote weiden en bunders bouwland; en alleen door veel zwoegen en zweten in hun dienst had haar vader hun dit lemen boerderijtje hier, dat haar en Lucia's erfgoed werd, tegen afbetaling kunnen afkopen. In de dagen, dat zij twintig en Gosewijn vierentwintig was, toen ze schuwen blozend langs elkaar gingen, was hier in huis het uitpijnen en hongerlijden, om het koopgeld bijeen te schrapen, nog volop aan de gang. En ze had zich liever het hart uitgerukt dan de enige zoon van die rijke buren te tonen hoe graag ze hem zag en hoe zijn schuchter toenade­ren haar tóch deed hopen, al trok zij zich steeds stugger van hem terug. Ze had zich vast voorgenomen: 'Alleen als hij me ten slotte bidden en smeken zal, en me zegt zonder mij niet meer te kunnen leven, geef 'k toe.' Maar zover kwam 't nooit. De jaren gingen om,. en hij die zolang 'n

94

Page 97: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

eenzelvig dromer was geweest, leek tot een ander leven ont­waakt. De herberg van Gevers in de kerkhoek werd z'n tweede tehuis, en hij kreeg een ganse aanhang uit het dorp en de omtrek, lanterfanters en niksnutters, die teerden op z'n zak, z'n dorpel platliepen en hem mee op sjouw namen per fiets of sjees, de festivals en kermissen af. Geen enkele van z'n nieuwe vrinden, die ze zag komen en gaan langs de wegen, vond genade in Anne-Marie's ogen. Alles van z'n doen en laten ergerde haar, en ze noemde zich zelve geluk­kig, dat ze zo wijs was geweest. Alles in stilzwijgen. Want intussen was ook heel háár aard veranderd. Nors en hard werd ze, zij die vroeger bijna goedhartig was geweest. Al­maar werken en werken wilde ze, om zich zelf te vergeten. Geen huis in Dreve zo blinkend proper als 't hunne, dat, dank haar overleg en haar nooit rustende handen, spoedig voluit hun eigendom werd. Vader stierf. Moeder werd ziekelijk. Lucia leerde 't naaien. Zij, Anne-Marie, dreef en bestierde alles met vastberaden inzicht. Zes jaren lang zorgde ze voor de zieke, plichtmatig; ze stelde de goedige Lucia de wet in 't kleine en grote, en besloot op 't onverwachts dat ze nu wel volleerd zou zijn en naar werk moest uitzien. 't Kind kreeg waarlijk 'n paar naaihuizen en wat verstelgoed. Maar het bracht nauwelijks genoeg op om 't geld van de naaimachine af te betalen, dat zij van 'r spaarpenningen had voorgeschoten. En toen moeder stierf, had zij gezegd: 'Blijf voortaan maar helemaal thuis. Er is werk genoeg voor twee. We zullen wat land er bij pachten, 'n moestuin aanleggen, en met de groenten naar de markt gaan elke week, tot we 'n koe kunnen kopen.' Binnen zes jaar was er de koe! Nu waren ze aan 't sparen en garen voor de tweede. Lucia altijd vrolijk of alle werk 'n grap was, zij-zelf somber, stug en halsstarrig, dat wist ze. Alleen de onverwachte dood van de oude Donkers, 'n jaar geleden, had weer beroering in haar leven gebracht, want Gosewijn zelf was haar tweeën komen vragen om de buren­diensten en had hier in hun keuken zó vertrouwelijk en rustig over z'n vader en hun thuis zitten praten, alsof hij daar goeddoen van had. Aanstonds was het toen in haar ge­dachten opgeklaard: 'Hij is toch zo kwaad nietl En mis­schien, nu hij alleen overblijft in z'n huis en niemand meer verantwoording hoeft te geven, zal hij tot z'n liefde van

95

Page 98: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

vroeger terugkeren.' Lucia en zij waren drie dagen lang het huis van Donkers in­en uitgegaan en hadden voor de dode, het bidden en de be­grafenis g~orgd, zoals goede buren betaamt. En aldoor had Gosewijn hun bijzijn g~ocht. Ook nadat alles was afge­lopen, bleef hij komen, die avonden van verleden winter als Lucia zat te naaien onder de lamp en zij zelf naast het drie­potig potkacheltje spon op moeders oud wieltje. Telkens gaf het haar een schok, wanneer ze zijn gestommel hoorde bij de poort en op de spronk. Ze boog zich over de draad die tussen haar vingers gleed, om de blos te verbergen die ze alaan koortsig warm over haar gezicht voelde gloeien, als hij daar, gemoedelijk met z'n pijp, te keuvelen zat over het weer en het dorpsnieuws en altijd opnieuw, moeilijk en stoterig, over dat lege huis bij hem en z'n eenzaam doel­loos leven. Dan was zij bijna dankbaar als Lucia lachte: 'Maar ge hebt toch kippen en koeien, varkens en schapen genoeg, Nelia de meid en Jan en Joep de knechten. En zo­veel vrienden, als ge zelf wilt.' Lucia's onbevangen en onverstoorde vrolijkheid, die haar anders dikwijls hinderde, redde haar uit een schroom en verwarring, verergerd door haar schaamte er om. Ze trachtte mee te lachen en zag wel hoe beduusd Gosewijn naar Lucia keek, hoorde hem mompelen met minachting: 'Vrinden?' en ze meende dat hij, in z'n vroegere schuchter­heid terug, haar zelfs niet dorst aanzien. Uur na uur lag ze wakker na zo'n avond, overleggend dat het nog niet te laat was, dat zeker nu eerst de tijd kwam voor haar en hem, dat ze hem wel uit de herberg zou weghouden, en hoe ze nu zelf bijna twee koeien hadden, welstand en aanzien, en zij zeker ook verstand en eigenwaarde genoeg om zich niet meer zijn mindere te voelen. Maar toen ze zover was met haar gedachten en besluiten, kwam Gosewijn niet meer terug. 't Was voorjaar geworden, de dagen lengden, en ze zei tot zich zelve: 'Bij licht schaamt hij zich ons huis binnen te komen.' Ze noemde z'n naam niet meer. Kneep de lippen nog stroever opeen. Een diepe rim­pel groef zich in haar voorhoofd en haar ogen stonden dof en star. Lucia keek haar soms vragend en treurig aan, als ze de hele dag weer zo zwijgend doorjachtte met het werk, zonder opzien of verademen, en zuchtte dan wel: 'Hadden

96

Page 99: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

we die tweede koe alvast,' alsof ze meende dat er anders niets ter wereld voor haar zusters hart bestond dan die ge­droomde koeien. Maar de jongste werkte al even ijverig, werd al even stil, heel het voorjaar door. Tot 'n paar weken geleden dat geloop heen en terug naar het dorp was be­gonnen, het lang wegblijven, die verzonnen boodschappen, - Anne-Marie rukte en trok zo hardhandig aan de half­sleetse slopen dat ze scheurden. Er woelde wrok en pijn in haar hart. En ze wist zelf niet: was 't om Lucia - de enige en alles wat ze nog op aarde had, het kind dat ze mee groot­gebracht en bemoederd had z'n leven lang en met wier leven het hare allengs steeds vaster vergroeid was? Neen, neen ... ze kon haar niet missen, in geen geval. En zeker niet voor die Gosewijn, die haar leven al genoeg had bedorven. Wat? .. Plotseling drong 't weer in haar, vinni­ger bijtend. Ze had hen samen gehoord achter de heg. Hij 'n veertiger, die als 'n kwajongen daar gekte. Ze moest het kind waarschuwen. Jaloezie en haat voor hem? Angst om 'r zuster kwijt te raken? En was 't ook dit alles samen, haar heilige plicht was er ook, te waken over de jongste I 'Einde­lijkl' bestrafte ze, toen Lucia daar met 'n plezierig goeden­avond binnenkwam, en met stekend felle blik zag ze haar doordringend aan. In de ogen van de jongste waasde verlegenheid. Maar als onverstoord stapte ze op de eikenkast toe om de koffie­trommel. Terwijl de meegebrachte bonen uit de grijze buil er in stroelden, kwam Anne-Marie's schrille vraag: 'Wie had je bij je daareven?' 'Ik?' ontstelde het meisje zonder haar schrik en de gloeiende blos die haar naar het voorhoofd sloeg, te kunnen verber­gen. Haar hart was ruim geweest, toen ze binnenkwam, en als doorzongen van het nieuwe geluk, dat haar reeds dagen­lang liet voortzweven in een glanzige vergetelheid. Nu stootte de achterdochtige bitse vraag haar ruw terug in de werkelij kheid : Gosewijn Donkers had haar ten huwelijk gevraagd en ze had 'ja' gezegd, omdat ze niet anders kón. Ze hielden van elkaar. Veilig en gelukkig voelde zij zich bij hem, en hij sterk en levenslustig bij haar, zoals hij zei. 't Was alles zo vanzelf gekomen en verwonderd waren ze niets, alleen maar gelukkig. Maar de harde zwarte werkelijkheid was, dat ze

97

Page 100: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

't nu aan die strenge, norse Anne-Marie moest zeggen en dat nooit zou durven. 'Zeg op!' gebood de harde stem. 'Och!' Luda haalde onthutst de schouders op. 'Zo maar.' 'Lieg me niks voor, asjeblieft,' bitste Anne-Marie, "k weet en zie toch alles, dat heb 'k je al 'ns eerder gezegd.' 'Ja,' knikte Luda, 'je mag 't ook wel weten. 't Is er toch door!' 'Wat?' schreeuwde de oudste uit. 't Duizelde haar voor de ogen alsof ze ging neerslaan. 'Gosewijn' ... wilde Luda beginnen. Maar de andere sprong op haar toe, zó doodsbleek en met zó wilde ogen, dat ze terugdeinsde en achter de tafel liep, in bang verweer de handen op. Die schrik bracht Anne-Marie weer tot bezin­ning. Nee, ze zou wel oppassen bet eigenlijke niet te ver­raden! Alles gooien op Gosewijn. 'Hij deugt nietl' stootte ze uit. 'Da's gelogen!' stelde Luda zich plotseling te weer. "t Is de braafste, beste man.' 'Wat weet jij van mannen? Heb ik je ooit iets voorgelogen? Hij deugt niet ... 't Is zo.' 'Waarom liet je hem van 't winter dan zo graag hier in huis komen?' Luda stond slagvaardig. En toen Anne-Marie die heldere blik zo vorsend en diep in de hare voelde dringen bij de straffe vraag, moest ze zich bedwingen om niet ont­daan achteruit te wijken. Had de jongste haar doorzien? Verliefdheid geeft scherpe ogen I Maar wacht even, zo'n kind, dat helemaal van haar had afgehangen, dat haar dank en eerbied verschuldigd was. Trots stramde ze nek en rug, en beet haar toe: 'Als 'k hem in ons huis liet, was 't uit meelij en naasten­liefde. Je ziet wat hij waard is, als hij tot loon m'n zuster 't hoofd op hol brengt. Want al praat hij misschien nog zo mooi, denk niet dat hij er iets van meent of je ooit zal trouwen. Zo een als hij houdt er tien meisjes tegelijk op na, en neemt z'n plezier waar hij 't vindt. Je bent gewaarschuwd. En daarmee uit!' Haar gezicht versteende. Ze begon de rollen ingevocht strijkgoed van de tafel weer in te laden, met de rug naar Luda toe, nam de mand op en ging de keuken uit, het smalle krakend trapje op. Luda staarde naar de dicht gesmakte deur, dan naar de driepotige potkachel. Door de open onderschuif gloeide een vakje

98

Page 101: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

rood licht over de rode plavuizen. De waterketel begon juist z'n hoog zing-deuntje. 't Was alles onveranderd en levenslang gekend, maar 't werd Lucia plotseling zo bang om 't hart, alsof -de lage balken-zolde­ring, de wit gekalkte muren van het nauwe halfduistere vertrek haar op het hoofd gingen storten. Floersen gleden vervreemdend over de dingen om haar heen, en ze drong als om hulp en uitkomst het hoofd tegen het enig venstertje, dat haar, zonder dat ze 't wist, had aangelokt met die schijn van het stervend daglicht door het gordijntje. Toen vloeiden haar ogen over en een hongerend verlangen groef zich in haar hart: 'Was ik maar bij heml' alsof ze nu eerst de leegte en liefdeloosheid van het leven bij Anne­Marie inzag, en haar eigen naar warmte en innigheid hun­kerende aard. Och, te schuilen aan z'n hart, zijn groot goed hart, dat ze begreep en dat ze beheersen zou met een lach - 'de mijne, hij!' - Opgericht stond ze. Dromig voelde ze de weldoende warmte van het nieuwe geluk weer in haar op­leven en 't werd tot een duizel van vertedering, weer de glanzige vergetelheid. 'Als hij nu buiten was? Als zij nu naar buiten ging? Als ze sarnen, handen ineen, heel zacht en stil over de weg konden lopen en opzien naar de sterren die één voor één nu aan de hemel kwamen? Had hij niet ge­zegd, iedere avond wel te moeten dwalen langs hun huis, of hij soms een schim of schaduw van haar zou zien bewe­gen. Hij niet deugen, die haar aanhing als een kind, die almaar poogde al z'n gedachten, heel z'n verleden en z'n heden aan haar over te geven ... ? Ze stond voor de keukendeur. Schuw luisterend lichtte ze héél voorzichtig de klink op, gleed, schichtiger nog, de spronk over, op de poort aan, dicht langs huis en haag de weg op, en zag Gosewijn opstaan van de bank naast z'n inrij, kalm z'n pijp uitkloppen en dan haastig haar tegemoet komen. 'Kind,' groette hij verwonderd en gelukkig. 'Kom je óók buiten? Maar als hij haar ogen groot-open en strak uit de bleke betrokkenheid van haar gezicht zoekend in de zijne voelde staren, greep hij haar handen en vroeg bezorgd: 'Is er iets?' 'Ze heeft gezegd, dat je niet deugt,' - onberaden stootte Lucia van het hart wat er 't zwaarste woog. 'Wie?' vroeg hij met z'n losse zware lach. Maar tegelijk

99

Page 102: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

vond hij 't zelf reeds: 'Je zuster natuurlijk! Ja .. .' even rimpelde z'n voorhoofd, 'wat zal ik je zeggen? Ze heeft haar tijd voorbij laten gaan. Natuurlijk jaloezie. Geloof je er iets van? 'k Heb je toch alles opgebiecht. Niet deugen?' Hij zocht zelf weer naar z'n oude zonden. 'Dat heb 'k je al 'ns gezegd. Er is 'n tijd in m'n leven geweest, dat 'k ver­strooüng moest zoeken. En dat was háár schuld!' beleed hij plotseling het enig verzwegene. 'Misschien heeft ze nu spijt,' lachte hij weer. 'Maar we storen er ons niet aan, hè kind? Of wel?' verbangde z'n stem, toen hij tranen zag wazen voor haar ogen. Nog altijd had hij haar handen in z'n warme greep. Ze waren heel alleen op de schemerige weg. Links van hen de grote hoeve en het lemen huis, de poomgaarden in hun hagen; rechts - achter warrig stru­weel van els en bramen, waaruit de knoestige kromme wil­gen opstronkten, - strekten zich de Maasbeemden uit met hun schimmige peppels, de vallei die aan de ene zijde be­wald is door de bosheuvels en naar deze kant wijd-uit ver­loopt naar de rondende kimmen. De popels lispelden ver. 'n Paar late mussen waren nog wakker in de haag, sjilpten schel en fladderden vechtend op. Dan werd 't weer stil. Gosewijn had haar dichter aan zich getrokken, en ze borg zich in z'n arm, het hoofd tegen z'n schouder. 'Zou ik niet in je vertrouwen?' prevelde ze. Tegelijk week ze met een schok terug, rukte 'r handen los. Had hun bovenvenstertje niet gekraakt? Er verzwierf een gerucht. 'Maar 'wat nu?' mompelde Gosewijn, verschrikt door haar weghuiveren. "k Voel, dat ze ons begluurt. En 'k durf niet meer naar bin­nen dadelijk. 'k zo bang van haar.' 'Hoor 'ns,' stilde z'n vaste mannenstem haar. 'Als ze je ook maar 'n strobreed in de weg legt, kom je hier terug. 'k Zal wachten. En als 't niet meer gaat thuis, dan breng ik je bij moeders zuster op de berg. En we trouwen van daar uit -binnen zes weken.' 'Binnen zes weken?' ontstelde ze. 'Meen je dan dat ik zes jaar zou willen wachten? Zes maan­den op 't allerlangst. En als zij-daar begint ... !' "k Zal me heel stil houden,' beloofde Lucia. 'Och arm .. .' 'Ja,' overdacht hij weer, ook meewarig nu: 'Zo is 't leven. Geluk moeten anderen soms voor ons betalen met hartzeer

100

Page 103: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

en tranen.' Z'n handen hielden de hare gevangen, maar met een ruk hief zij ze aan haar lippen, en na haar schuchtere kus op z'n harde knokkels, liep ze ijlings weg, als een opge­jaagde vogel op hun poort aan.

'Het is eerlijk en uitgeteld precies de helft van wat alles samen waard is, mijnheer pastoor,' zei Anne-Marie, de bun­del bankbiljetten met een bruusk gebaar van haar bruine knokige werkhand op de tafel duwend. 'En ge wilt dus, dat ik haar die geven zal uit uw naam?' vroeg de pastoor, nog niet over z'n verbazing heen. 'Zeg dat 't haar ouderlijk part is. Zonder mijn naam te noe­men.' Tussen hen op het rood en zwart wollen tafelkleed stond de wit-porseleinen petrollamp; in haar goudig schijnsel waren hun gezichten naar elkaar toegewend. Breed en rustig in zijn leren armstoel keek de pastoor haar over z'n bril met z'n donkere flikkerogen vorsend aan, en schudde bedenkelijk het hoofd. 'Anne-Marie, wat hebt ge toch verzonnen?' 'Och,' stootte ze schamper uit, maar zenuwachtig vertrok haar vermagerd gezicht. 'Eerlijkheid gaat bovenal!' 'En liefde,' vulde de pastoor veelbeduidend aan, en z'n stompe blanke vingers speelden achteloos met de zilveren horloge­ketting op z'n toog. Recht en vast bleef ze hem aanzien. 'Mijnheer pastoor,' begon ze dan nadrukkelijk, 'ik kon vooruit weten, dat ge proberen zoudt 't bij te leggen. Maar doe geen moeite! Nu 'k overtuigd ben aan al m'n verplichtingen voldaan te heb­ben, bestaat ze verder niet meer voor me.' 'Kind,' wilde de diepe, wat onvaste stem vergoelijken, 'waarlijk, ik begrijp niet .. .' Bij haar boos-opvlammende blik

101

Page 104: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

brak hij af, toegevend met een handwenk: 'Nou ja, 't had anders moeten gaan. Ze had 't huis niet mogen uitlopen. Bij u uit had ze moeten trouwen. Ordentelijk alles met 'r oudere zuster overleggen.' 'Hád, hád,' smaalde de bezoekster. 'Gedane zaken nemen geen keer.' 'Wat háár betreft,' greep de pastoor toe, 'ze is altijd bereid 't met u goed te maken. Eergisteren bij 't aantekenen zei ze dat uit eigen beweging. En ik bdoofde .. .' 'Ze is dood voor me,' sneed Anne-Marie hem het woord af. Met een schouderschok richtte ze zich nog stijver recht op de stoel. De loshangende zwart-cachemiren omslagdoek plooide achter haar hoekig smal bovenlijf; de handen lagen nu stijf opeen op de strakke rok. Overtuigd van haar gelijk bleef ze de pastoor zo star uitdagend aanzien, dat hij verwarde in z'n pleit. Zorg schaduwde over z'n moederlijk-goedig grof gezicht. 'Hoofdzondige haat,' waarschuwde hij. 'Zij dood voor mij, en ik dood voor haar,' herhaalde Anne­Marie hardnekkig. 'Dood. Dat is geen haat. Er is niks. Of ze nooit bestaan heeft.' Stoterig en hard kwamen de woor­den. Ze bewoog niet uit haar strakke rechtheid. Kalm en kod keek ze de geestelijke aan, die aldoor meewarig af­keurend het hoofd schudde, vergeefs zoekend naar het rechte woord op de rechte plaats, dat hij bij ieder ander immertoe zo wdvoldaan wist te vinden. 'Tegen koppigheid is geen redeneren.' Anne-Marie deed of ze het gemompd niet verstond. Ze schoof vooruit, alsof ze ging opstaan en nu hdemaal op de stodrand, stootte ze de bundd groen en grijze bankbiljetten verder de tafd op. 'Wees zo goed die na te tellen, mijnheer pastoor, en haar 't bewijs te laten tekenen, dat er tussen ligt. Dat kom 'k later wd 'ns halen hier.' Overheerst door haar onverzettelijkheid begon de pastoor het papiergdd uiteen te bladeren. 'Honderd, tweehonderd, tweehonderd zestig, vijfentachtig, driehonderd.' Haar scher­pe blik telde mee. 'Vijftienhonderd vijfenzeventig,' samen noemden ze tege­lijk de slotsom. "n Hed bedrag,' overdacht de pastoor, haar vragend aan­ziende. Op zijn lippen lag: 'Hoe haalde je 't bijeen?' op de

102

Page 105: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

hare, wrang en stug ~ 'Dat zijn mijn zaken.' Maar 't bleef een netelig zwijgen. 'De helft van ons ouden versterf,' verklaarde Anne-Marie trots terwijl ze opstond. Ze zette aanstonds, met beide handen aan de leuning, de stoel van het rood en grijs ge­streepte karpet achteruit op z'n plaats tegen het lichte be­hang. 'En dus .. .' wilde de pastoor nog een poging wagen. 'M'n naam hoeft niet genoemd,' gebood zij ruw. En de pastoor moest wel opstaan. Hij hield haar de kamerdeur half open om het lamplicht in de nog donkere gang te laten vallen. "k Vind 't wel,' voorkwam ze zijn verder uitgeleide. "n Goedenacht, mijnheer pastoor, en wel bedankt,' be­dacht ze zich, opeens weer wellevend. Schielijk was ze dan de voordeur uit en over het klinker­pad, buiten het tuinhek. In de vroege september-avond schenen reeds sterren en door de schaduw van de kerk was 't donker in de enge doorgang tussen het oude brikken muurtje van de pastorie­tuin en dat van het kerkhof. Haar gehaaste stappen klon­ken hard op, en eerst bekwam ze tot overdenken, toen ze, ook tussen de schemerige huizen en hoeven van de Kerk­hoek uit, op de eigen grintweg liep. 'Tevreden mag 'k zijn.' In: eindeloos gerekte watten wolkstrepen dreef uit de Maas­weien de nevel dwars over en door het kreupelhout en langs de wilgetronken van de berm, door de hagen rechts de boomgaarden in. Moest ze van afstand tot afstand door zo'n melkwitte zweef­wolk heen, dan neep ze weerzinnig mond en ogen dicht. Toch prikkelde de vochte, dorre reuk van die herfstmist haar keel en rillig trok ze de dunne doek dichter om haar schouders en armen. Maar dit achtte ze nauwelijks. Ze dacht maar aldoor hoe opgelucht ze zich voelde, alsof nu voorgoed die druk weg­genomen was van haar hart, die er zwaar en bijna verstik­kend woog, sinds de juli-avond dat Lucia bij haar verwijten, schreiend het huif> was uitgelopen om niet meer terug te komen. Twee maanden was dat nu geleden. In de koorts van 'r boze opgewondenheid had ze toen dadelijk het be­sluit genomen, dat in de starre kalmte later een dwang werd,

1°3

Page 106: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

een noodzaak voor haar eer en eigenwaarde: geen penning of geen dakpan wilde ze meer dan haar rechtmatig toekwam 1 Ze zou haar de andere helft van hun ouders versterf over­doen, en dan gedaan er mee 1 Dag na dag sindsdien was ze aan 't schatten en rekenen ge­weest, vergeelde koopbrieven en kwitanties uit 'r vaders kleerkist diepend, en tot een halve cent nauwkeurig alles optellend - kosten, winsten en waarden. - Eerst toen ze nauwgezet wist dat het vijftienhonderd vijf en zeventig be­droeg, wat ze zou afstaan, begon het nieuwe overleg: hoe dat baar geld bijeen te krijgen? "t Huis verkopen en wegtrekken van de Beemdweg, waar zeker niets dan ergernis voor haar overbleef?' Dáárover hoef­de ze zelfs niet na te denken. 'Nooit 't huis uit,' dat stond vast el). voorop. Al leek 't haar in de lengende avonden nu ook al leeg en somber als een graf, 't zou wennen. Verhui­zen om zich niet te ergeren? Kom, daar kwam ze ook over­heen. Afstompen moest maar die wrok. 'r Verder leven laten bederven er door? Die twee? 't Moest zijn of ze nooit had­den bestaan. En dat kon en kwam, als ze 't allerlaatste wat haar aan Lucia herinnerde van zich afdrong. Ze had Nelia van Donkers toegeroepen met een kruiwagen op de spronk te komen, en duwde daar alle kleren en spullen op, die de andere toebehoorden. 'Zorg er maar verder voor,' grimde ze, toen de oude dienstmeid praten en vragen wilde. "t Kan me niet schelen,' en ze was alweer binnen met de deuren dicht. Verder kon alles blijven. De naaimachine, die haar voor de helft toekwam, zou ze verkopen, en het geld bij de driehonderd voegen, die uitstonden voor de tweede koe. Twee honderd had ze op 'r eigen spaarboekje. Dan die overige duizend nog. Nachtenlang spookte het grote getal voor haar ogen, en toen vond ze 't, verbaasd dit niet eerder bedacht te hebben: opnemen moest ze 't bij de notaris, die ook de aankoop van het huis beschreven had 1 De andere morgen ging ze op stap naar het naaste grote dorp waar de notaris woonde. De kortste weg was het voetpad dwars door de beemden, waarover de twee bovenraampjes van haar huis uitzagen. Na een eindweegs keek ze nog 's om en zag die venstertjes, in het spitstoelopende witge­kalkte lemen geveltje, stralend naar haar kijken als een paar vriendelijke ogen, onder het ruige groen-bruine mosdak

1°4

Page 107: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

uit en tussen de bladeren en zwarte takken van de oude wingerd door. Zij hield het huis! Ze hield de boomgaard, de moestuin, de kippen, de koe! 't Bleef allemaal tóch van haar, van haar alleen! Monter was ze die morgen, ook door het genomen besluit en de zekerheid van haar toekomst. Ze zag de lichtpaarse tijlozen sterrelen tussen het gras, dat fluwelig glad leek na de groemet, de tweede hooioogst. De zon die stilaan hoger klom, spon haar stralen met de ijle nevel tussen de peppel­stammen samen tot goud-schemerige lichtbalken, schuinuit van de gele boomtoppen nevelend over de weien en de Maas. Toen ze even stilstond om te verademen, hoorde ze de stroom ruisen en spoelen. Onderweg had ze de deftige woorden samengepast, om haar zaak uiteen te zetten. En 't lukte zonder moeite op het kan­toor. Ze had alleen 'n gezegeld papier te tekenen. Daar stond beschreven dat zij, Anne-Marie Zegers, het huis tot borg stelde en alle jaren vijfenveertig gulden rente zou be­talen, tot ze het bedrag ineens kon aflossen. De duizend gulden werden haar in papieren geld toegeteld, en ze nam ze mee in haar zakdoek geknoopt, krampachtig ze omklem­mend. Met gesloten deuren voegde ze thuis het overige er bij en verborg alles samen op een nieuwe plaats in haar strozak. In de week na de eerste roep, zou ze 't bij de pastoor bren­gen, besloot ze, en angstvallig paste ze op het huis, alle grendels en sloten dicht, wanneer ze uit moest naar kerk of winkel. Dus voortaan was ook die zorg van 't hart. 't Geld het huis uit. Alle plichten voldaan. Alles 't hare. Nu kon ze het leven opnieuw beginnen. Werken! Ze had zich zelf zware lasten opgelegd. De rente. Al 't overige inhalen. En zo gauw mo­gelijk tóch de koe er bij, om die twee te laten zien hoe goed ze 't stelde op 'r enigheid! 'Die twee?' Ze was alweer lang binnen. Zat met 'r werkjak en de blauwe sloof weer aan, achter de tafel. In de lichtkring van de hanglamp lag het roggebrood naast het bebloemde aarden kommetje met witte kaas. Ze beet in de blank be­smeerde broodhomp, en nam 'n teug van de koude koffie. Dat ze 't eten de keel moest afwringen sedert die avond,

1°5

Page 108: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

wist ze wel. 't Eerste voordeel! Wat had ze nodig voor zich zelve? Uitpijnen zou ze 't, op 'n kooltje vuur, op 'n kruimel en 'n draad. Zonder dat iemand er immers iets van merkte. 'n Mens alleen, is tenminste zijn eigen baas. En dit was nu 't eerste en enige: tóch twee koeien! Zo trachtte ze met zich zelf afleidend te praten, terwijl ze het hard, oudbakken avondbrood kauwde of het hooi was. Maar weer drong het, ze wist niet van waar, hel in haar ge­dachten: 'Die twee zouden dus binnen drie weken samen hiernaast wonen. En zij zat hier .. .' Met een ruk stond ze plotseling op. Wat was er opeens, dat ze 't zou kunnen uitschreeuwen van jammer? 't Donkere holle huis uitlopen, almaar recht uit, op de Maas aan, de Maas in, zomaar pardoes . .. Met verwilderde ogen stond ze te staren op de dichte deur ... daar achter lagen de beemden immers open, daar was het water ... Alles uit. En voor die twee, als ze haar zo vonden, nooit 'n gelukkig uur meer. '0 .. .' kermde ze, de vuisten tegen het hart stompend 'die pijn, die pijn . . . God in de Hemel!' Zij? Had de duivel zelf haar besprongen. Zij wilde ... Wat? Werken. Sparen. De koe .. . Ze keerde zich om naar de potkachel, sloeg de handen aan het hengsel van de grote ijzeren ketel met het stalvoer, en zonder te zien of het gaar was of niet, zwoegde ze er de

keukendeur mee uit, de spronk op. Eerst buiten in 't don­ker bedacht ze, dat ze vooraf de lantaarn had moeten bren-

106

Page 109: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

gen. En jachtig ging ze terug. Haar handen beefden nog toen ze het saamgevouwen papierstrookje op de gloeiende kachelkolen hield om er het licht mee te kunnen opsteken en de zwavelstok uit te sparen. Eerst toen ze de lantaarn op de lemen stalvloer zette, het varken hoorde knorren achter het witte walletje van het mesthok, en de koe, die tussen de twee planken beschotten op 'r stro lag, de kop zag opheffen met de verstandige ogen naar háár, hervond ze haar wil weer, vaster en sterker dan ooit. 'Ze kon 't alléén afl'

Verstrooid duwde Gosewijn z'n verschoten vilthoed op het hoofd en bleef nadenkend talmen tussen kapstok en voor­deur in het koele licht van de brede blanke gang. 'Kom,' moedigde hij zichzelf aan, "t moet maar.' Reeds tot de dorpel gekomen, zag hij echter weer om, hun­kerend naar een stem of een noodzaak, die hem zou terug­roepen. Maar 't bleef stoorloos beneden en boven, stil of 't zondagmorgen was. Gaaf dicht, rechts en links, de grijze deuren van zaal en woonkamer, gaaf leeg de brede eiken trap bij de gang-vernauwing. Haast plechtig alles, in de ge­ruststelling na de angsten eerst, in de bezinkende vreugde na de eerste jubel. "t Kindl' doorschokte hem de blijdschap weer nieuw, nu z'n gedachten het nog oneigen besef een ogenblik hadden verloren in de afschrik voor die allermoeilijkste gang naar Anne-Marie. Behoedzaam als nooit trok hij de deur dicht, en met een steelse blik naar de neergelaten jaloezieën van de slaap­kamer boven, sloop hij met wijde lichte passen over de kiezels naar het tuinhek. Lucia sliep nu, en ook het kind, in z'n wiegje. Z'n hart werd warm en week van vertedering nu hij hier buiten in de meimorgen aan die beiden dacht: de zijnenl Nog met sluippassen daalde hij de negen gescheurde en gladgesleten hardstenen trapjes af van het hoge met brikken bewalde terras, waarop woning, stallen en schuren van de hoeve in tuinen en erf lagen, statig en beheersend uit boven wegen en weien, het stil-deftige oude familiegoed, machtig met z'n strakke witte gevels, z'n leien daken, hoog en laag. 'Had z'n vader 't nog geweten, dat er tóch een

1°7

Page 110: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

nieuw Donkers-geslacht zou leven .. .' Handen in de broekzakken, slenterde Gosewijn voet voor voet de glooiende grintweg af, de ogen dromerig in de door­zichtige blauwheid van de zonneklare lucht. Bijna drie jaar hadden ze op 'n kind gewacht, en het deze nacht dan einde­lijk duur gekocht in pijn en angst. Alsof een schrikbaar noodweer door het huis had gedaverd. Maar met zonsop­opgang was er wonderbaar ineens de stilte en het geluk. En weer had Lucia al aanstonds aan 'r zuster gedacht, met een mat lachje hem eraan herinnerd: 'Nu moet je straks ook gáánl' 'tWas háár gelofte en zijn vast woord: bij de geboorte van hun eersteling zouden ze zelf en rechtstreeks de eerste stap wagen tot de verzoening. Ze hadden geen paat ge­vraagd om aan Anne-Marie het meterschap te kunnen op­dragen op de eigen dag der geboorte. En hij wist wel, dat Lucia alles hoopte van hun lang beraamde onverhoedse overval op Anne-Marie's hart. 'Goed en gevoelig is ze tóch,' hield ze vol "r koppige trots onderdrukt 'r eigen­lijken aard. Maar als ze klaar en levend bewezen ziet, dat we helemaal onderdoen, en dan ... 't eerste kleinkind van haar ouders I' Bijna drie jaar lang waren ze van hun eenzame nabuurse niets gewaar geworden, dan soms haar schaduw achter de boomgaardhaag, of haar omwendende schichtig weghaastende gedaante bij haar poort. Voor Lucia bleef 't een kwelling, het enige verdriet van haar leven, de vijandschap van 'r zuster. Maar in haar glanzige milde verbeelding was dat voornemen ter verzoening ge­rijpt tegelijk met het verlangen naar een kind. Zoals haar levenslust en energie was ook dit vertrouwen, het overtuig­de weten dat 't zó moest en niet anders kon da,n gelukken, voor hem aanstekelijk geweest. Als een gelofte werd het, die het ongeboren leven zou wijden ... Zonder er veel over te spreken hadden ze er samen aldoor aan gedacht, evenveel als aan het kind. Nu was 't zo ver, en, - vreemd - nu durfde hij bijna niet 1 Want waarom 't zichzelf niet bekend: nog nooit had hij zo­danig tegen iets opgezien. Bang en tegelijk wars ging hij, om Lucia's wil te doen en zijn woord te houden. Maar nu hij daar Zegers' huis vóór zich zag, als nederig gedoken op een eerbiedige afstand van 't hunne, zoveel lager, als in een kuil weggezakt, armelijk vlak aan de weg, leek hem die

108

Page 111: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

glimmend zwart geteerde spletige erfpoort zo ontoeganke­lijk gesloten, de twee bovenvenstertjes in het bultend top­geveltje zo dreig-starend open, dat hij de hartvormige klink van het spronkdeurtje niet durfde grijpen. Als onbewogen, doelloos, zonder verder een blik, drentelde hij voorbij. 'Eerst wat lucht scheppen en wat moed,' bespotte hij z'n eigen dubben en dralen. En hij begon vlugger en vaster te stappen. "ns Even tot aan de Maas, en dan in het terugkomen ... ' Hij sloeg het karrepad in naar de beemden. De hoge mei­dorenhagen te weerszijden waren onderlangs stronkig en doorward met klimveil, bramen, winden en lierelei. Boven echter vertakten ze zich vrij, zo wijd en verstrengelend dat haar kruivende witte bloei ineengeweven was tot een tent. "n Dak boven m'n hoofd.' Gosewijn zag met welbehagen op; en hij rook de zoele meigeur van de bloei, hoorde die doorzoemd van bijen. En dan ook, een nachtegaal, verder­op, lager tussen de struikige wirwar. Hij zocht en zag hem, vertrouwelijk tam op zijn takje tussen de prille bladers. En hij glimlachte genoeglijk, floot ook tussen de tanden, en was moeilijke plicht en tweestrijd vergeten ... Bij het eind achter het bloesem- en loverpoortje van het priëlig pad, lagen de beemden voor hem open in de gulden zweem van de bloei der boterbloemen. 't Glanzige, pril ontsproten gras scheen te reiken naar die wemel van kleine gouden kronen boven z'n groei uit ... Om ze niet te pletteren onder z'n zware voeten, liep Gosewijn verder over het diep-door­groefde karrepad, tot het de brede gras weg kruiste, die tussen de zilvergrijze peppelstammen, statig als een dreef, uit de kloof tussen de bosheuvels kwam dalen naar de Maas­oever. Daar voortgaande naar de waterklare glans, die achter de verste peppels boven de Maas blonk, voelde Gosewijn z'n hart steeds ruimer. Wat 'n pracht-morgen I Bij al dit late levensgeluk van hem I Die vrouw als 'n roos. Dat kind! Z'n dochter. Anneke zouden ze haar noemen. En als dat ooit hier aan z'n hand zou lopen, en wel midden tussen de boter­bloemen door ... 0 God, nu tranen van geluk om iets waar­naar hij vroeger nooit had verlangd. Doorzongen was z'n hart van dat gemijmer, en wiesen er vleugels aan zijn schouders, hij zou niet verwonderd zijn

1°9

Page 112: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

geweest ze te kunnen uitslaan. Mooi waren de beemden in meibloei en morgenzon, als de hemel zelf. Blind werden z'n ogen van de lichtduizel, dronken z'n gedachten... Eens­klaps stond hij stil. Daar vóór hem, donker, die vrouw, de rug naar hem toe, voet voor voet, smal en hoekig, het hoofd wat gedoken naar haar breikous. Maar dat was Anne-Marie! 'r Koe liet ze grazen tussen de stammen. Als dit geen be­schikking van de Voorzienigheid was, wat dan wel? Nu moest en zou hij toch! En hij durfde zomaar. 'Anne-Marie.' Ze schrikte op bij die stem en zag hem verbijsterd aan, met een schok. Onwillekeurig tikte hij aan z'n hoed, en z'n mond trok in een brede verlegen lach. 'Ik zocht u, om 't goede nieuws te vertellen,' sloeg hij er zich doorheen. 'We hebben 'n doch­ter.' Anne-Marie's mond verbeet stroef en grimmig alle ont­roering. Kalm weer doorboorden haar ogen hem. 'En nu laat Lucia vragen,' zwatelde hij zenuwachtig door, 'of ... nou ja, ze wil zo graag alles weer goed, en of gij meter wilt zijn vanmiddag.' Anne-Marie had het breiwerk in de ene hand gefrommeld en reikte met de andere, bukkend, naar de ketting van het koebeest. 'Hot,' riep ze, het dier dieper het gras induwend. Hij zag haar rug. 'Feeks,' vloekte 't in hem. Maar verward bleef hij toch nog dralen. Voor Lucia moest hij doen wat hij kon. 'Ze wil niets liever,' overwon hij z'n woede, en tastend naar redenen, verried hij het geheimste: "t Is een gelofte.' Maar hij had ook tegen een muur kunnen praten. Z'n stem kaat­ste naar hem zelf terug, striemde hem met schaamte. Afge­wend drentelde zij nu door het hoge gras voet voor voet, de koe voorbij, weer aan 't breien. De peppelstammen wa­ren tussen hen, de boterbloemen ... 'Verdomd.' Met die dreunende verwensing en een korte hoonlach, had Gosewijn zich gewroken en bedwongen, genoeg om de gebalde Vt!isten in de zakken te kunnen dui­ken en voort te gaan, hij ook, zoals hij zoëven nog op weg was, naar de Maas. Toen het wakkeren en flakkeren van z'n opwinding wat be­zonk, bevond hij zich op het voetpaadje, dat vlak langs de lage oever meeboog met de rivierbocht. Hij liep en keek tegen de stroom in en hoorde het kabbelen en spoelen, zó

IlO

Page 113: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

rustig, dat 't hem goeddeed. 'Geen hart heeft ze. Maar 'n gek, die er zich iets van aantrekt! We hebben haar niet nodig - en ons niets te verwijten.' Hij zag schubbige lichtschampen tintelen over het golvend voortschuivend snelle water en naar het midden glans­rimpeling over gladder hemelblauwe spiegel als een zilve­rig net. 'n Vis flitste op en weer onder, met de stroom mee, en veel verder roeide de veerman z'n schuit dwars over. Daar blonk het water donker en dieper in de schaduw van de Maashuizen, achter wier hoog-en-lage daken van rode pannen of bruin-groen van stro en mos, het grijze kerk­torentje z'n leien spits in de klaarte stak. Weer floot hij tussen de tanden een onbestemd wijsje, niet uit lust, maar om zich te verstrooien. Want nu moest hij aan Lucia's tranen denken, die bittere teleurstelling na de milde bedoeling. Zo'n goed hart als 't hare kon zelf niet gissen wat haat en kwaad was ... Zonder 't zelf te weten, stond hij stil in de stroom te kijken, maar 't leek hem of hij zag in de klare zonnigheid van Lucia's ogen, waar diep in het licht verborgen het geheim droomde van haar aantrekkingskracht op hem, nooit weerstaan en steeds inniger doorleefd. Haar ziel? Haar hele wezen, dat enkel liefde was? Voortgaande vroeg hij zich verwonderd af of het water hem dan z'n levensgeheimen kon ophelderen, dat hij hier ineen­maal wist wat hij zich nooit had kunnen verklaren. En ver­tederd keek hij weer naar de Maas, tussen haar lage groene zomen een stroom van louter hemelblauw, al vrede en ge­luk, zoals ze spelend en spiegelend vloot door de weien in het lommer der peppels. Wonder water ... Nog nooit had hij gevoeld zoveel er van te houden. 't Was of de koelte, die er hem uit tegenwoei, hem doorstroomde met een leven van denken en willen. 'En nu in de eerste plaats naar pastorie en raadhuis,' be­dacht hij z'n vaderplichten.

Anne-Marie had hem nagestaard tot de laatste schim van hem in verte en licht was verdwenen. En toen duizelde 't nog door haar hoofd en haar hart alsof ze ten laatste tóch zou neerslaan. Maar ze zei tot zich zelve: "t Is om het eerste wat er in drie

III

Page 114: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

jaren gebeurt. En 'k ben aan een mensenstem niet meer gewoon. Daarom dat beven en duizelen. Die twee? Dood ... dood .. .' Toen ze tegen de middag de koe voor zich uitdreef, het meidoren pad langs, stapte ze nog op de doffe maatslag van dat woord. Maar toch bleef ze Gosewijn zien, zoals ze hem zag, groot en breed vóór haar, met z'n goedige ogen vol zon, en dan ... z'n vloek. .. En die had zij, zij alleen met 'r zwijgen opgezweept uit die gemoedelijke, luchthartige goedzak. En straks zou die andere tranen schreien, omdat ze aan het hele dorp de triomf niet kon tonen van een toe­nadering, die de pastoor haar natuurlijk had voorgepraat ..• Vloeken en tranen door háár, Anne-Marie. Dus leefde ze dan toch niet vergeefs, zoals ze somwijlen wel dacht. Dit nieuwe besef gaf weer goede moed tot verder door­tasten. En 't werd tijd, nu 't daar in dat hoge eigendunkelijke huis van Donkers een kindernest ging worden. Ze ging van­middag nog naar de notaris om haar testament te laten schrij­ven. Alles voor de.kerk! Dan zou de pastoor, die haar voor een schurftig schaap aanzag, weten dat er godsdienst en vromigheid genoeg kon zijn, ook in iemand die door haar enige zuster zó was behandeld. Alles voor de kerk, maar een deftige begrafenis, eeuwigdurende jaardiensten en een graf voor altijd haar enig eigendom! Dat kon betaald van haar eerlijk en ijverig slaven en sparen... Alles voor de kerk I

Van morgen af zou ze 't vertellen in de winkel, aan iedere bekende die ze tegenkwam, en nog meer in aanzien komen en nog beter tonen, dat ze 't alleen af kon, ook na haar dood.

IU

Page 115: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

In de stal, met de melkemmer gereed in haar hand, de drie­poot omgekanteld voor haar klompen, stond ze nog zo te denken, terwijl haar rechter vingertoppen strelend de koe tussen de horens krauwden en ze zonder 't zelf te weten of te horen, almaar kozend mompelde: 'Goed dier - goed dier.' Achter haar over de onderdeur stroomde de meizon de stal binnen, die tussen z'n wrakke wanden van vlechtwerk, stro en leem, een dompe kuil leek. Maar het stro op de vloer, zorgzaam gespreid, glinsterde, en de huid van de koe vlekte blank.

Onderbroken door korte verademingen, als plotseling de kimmen klaarden en een stille sterrennacht of een dag, rus­tig en helder, liet hopen op vorst, was de winter van Aller­heiligen tot nu na Driekoningen voorbijgegaan met plas­regen en stormen. Anne-Marie, eindelijk gereed met pan­nen- en emmergerammel, streek met een natte hand het strak gescheiden haar glad en bond de schone schort voor. Ze luisterde, de ogen bedenkelijk opgewend: "t Begint zo­waar opnieuw I' Loeiend en druisend raasde de wind aan uit de diepe nacht­spelonk, die daar zwart en grondeloos gruwde achter huis en boomgaard. En weer schudden de wanden, kraakte het dak, schokten deuren en venstertjes in hun sponning, en huilde 't met gierende uithalen in de schouw. Vonken sin­telden door de rooster in de kachelbak. "t Is tenminste warm en licht bij me,' troostte ze zich, het spinnewiel voor haar stoel stellend. En met gefronst voor­hoofd boog ze aandachtig naar de draad, tevreden dat het weerom zover was voor vandaag. Lust voelde ze om maar te trappen en te trappen, dat het klapperen der tree en het snorren van het rad de storm en haar huiverig luisteren zou overstemmen. Op de potkachel prutste en pruttelde de veeketel. 't Borrelend water, de uitdijende schillen en knol­len reutelden het deksel op, en de scherpe kooklucht door­wasemde de warmte. 'Straks nog naar de koeien,' bedacht ze bangelijk. Ze wist hoe achter deur en vensterluik, spronk en poortdoorgang nu lagen als een holle groeve, waar alle stormen en duister­nissen saamjoegen als in een vangkuil. Bemerkend dat ze weer zat te luisteren en bang te kijken,

113

Page 116: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

trapte ze weer, trapte... tot rad en tree razend bewogen. 'Hoe kinderachtig, zo op die storm te letten vanavond. Zovéél geweld had er de jaren door immers al over haar huis geraasd. 't Kon er tegenl Zij zelve misschien niet op de lange duur? Begon ze triest en zwaarmoedig te worden? Kom, kom - 't was immers enkel iets van buitenaf. Als haar eigen hart maar stil bleef. Maand na maand, gans het afgelopen jaar door, was 't goed gegaan. Beter aldoor. Weer had ze precies op de dag de rente afgedaan, en tóch van 't zomer de tweede koe er bij gekocht l Geluk, gewonnen met haar eigen handen. Verder was ze over-tevreden met wat de wisselende seizoenen brachten, de dagen die van stilte in stilte gleden, met de regelmaat van het werk en de plichten uur na uur. Zeven jaar geleden, dat ze het testament liet maken, op de verre meidag toen die Gosewijn daar had staan vloeken? De tijd vloog om! Mocht ze niet voldaan zijn over zo'n geleidelijk verlopend leven in eer en welstand? Maar de beste bevre­diging door alles heen, was tóch dat ze 't buurhuis waarlijk niet meer zag, alsof daar naast haar eigen boomgaard de weien onversperd voortglooiden naar de heuvels. En dat ze 'die twee' zonder verblikken, zonder de minste innerlijke ontrusting kon voorbijgaan, alsof 't leeg bleef naast haar schreden. Dáár was ze overheen! Wel had ze soms even boven door het gordijntje gegluurd, wanneer de oude Nelia weer pronkend voorbij drentelde met de kinderwagen vol blondkopjes. Vier, telde ze. En hoe 't kwam was on­begrijpelijk, maar zij, ze wist precies hun namen ... Pronken? dat kon zij even goed met de twee eigen verdiende koeien, prachtbeesten, de hare ... Allo, ze moest nu liever alvast naar de stal. Dat prakkezeren was niets waard, en het spinnen vlotte niet.' Bedrijvig nam ze de grote lantaarn van de kast en toen de vlam helder door het glas scheen, ging ze er mee op de deur aan, om eerst het licht in de stal te brengen, en dan het voer. Maar op de spronk kon ze eensklaps niet voort, zó woest wierp de rukkende en stuwende daver zich op haar. 't Licht woei uit, en worstelend moest ze zich omwenden om weer binnen te komen. Door de wijd opengeflapte deur vaagde het geraas de keu­ken in, dat alles er schokte en waggelde en de blaak uit

114

Page 117: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

de lamp sloeg. En terwijl ze met radeloze kracht de deur dichtsmakte, hoorde ze het vensterluik openklappen. Ze stond bij de kachel gereed om die tegen te houden, wanneer ze door het gebulder in de schouw zou kantelen. Ze dacht aan brand. En dan weer of het huis krakend ging ineen­storten. 't Vreemde gruwen van eerst bedrong haar be­nauwend. Maar in Godsnaam, wat kwaad kon 't hier? Zo­veel noodweer had de jaren door 's zomers en 's winters over het huis gevlaagd. Juist lag het laag genoeg, en ook weer hoog genoeg, en ver genoeg van het water ... Over het water hoefde ze zelfs niet te denken. Al hoorde ze dan van­middag in de winkel: 'De Maas is uit (' Van het dwarspaadje af had ze, als zo menigmaal 's winters, het water weer zien blinken over de weien langs de kerkweg - vuil bruin onder de grauwe lucht met de jagende wolken. Daarachter had­den ze 't erger ( Hier was alleen maar wat tocht en rumoer, een uitgewaaid licht, een opengeklapt luik... Kom, kom, ze moest tegen die afschrik in ( Hoelang stond ze hier nu weer te dubbet'l? 't Leek zowaar of buiten het geweld was bedaard intussen. Zo'n ogenblik van stilte moest ze be­nutten. En reeds brandde de lantaarn weer, en schoof ze schielijk naar buiten, rakelings langs de muur op de staldeur aan. In de hooi geurige warmte binnen, zwoel van de asem der beesten, hief ze de wazig beslaande lantaarn en zag het licht weerspiegeld in de opwendende ogen van Lies en Bel, die herkauwend op hun gestrekte poten lagen en kwispelden met de staart. 'En niet bang voor 't weer?' begon ze te praten. Ze voelde hoe 't haar star geschroefd gezicht ontspande. 'Honger? Komt de vrouw zo laat? Brave dieren ... Ze weten wel, wie 'n goed hart voor hen heeft.' Rustiger voelde ze zich bij dit warm ademend leven. Met weerzin ging ze terug om de ketel met voer te halen; de lantaarn liet ze achter. Langs het opengewaaid luik scheen door het blote venster­tje het licht uit de keuken, een nevelschijn door de zwarte nacht gezeefd. Rosse schemer blaakte tegen de poort. "t Wijst me de weg,' dacht ze, ook tevreden wijl de storm weer de adem leek in te houden. Alleen in de verte duurde een vreemd diep ruisen. 't Water? Wel, ze had 't hier im-

II5

Page 118: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

mers nog nooit gehoord. Ze wendde zich om, de blik het grondeloos donker in. Maar aanstonds haastte ze weer voort, opgemonterd omdat de storm nu ging luwen en de Maas haar hier in geen geval kon deren. Al had ze de vlakke poelen van het kwelwater vanmiddag boven uit het venster wel zien spiegelen in de weien aan de voorkant - veraf! Kordaat droeg ze de ketel de stal in. Leunend tegen het beschot zag ze toe, terwijl de dieren het warme voer op­slobberden. "k Zou willen hierblijven,' dacht ze hunkerend. Maar ze lachte toch weer zich zelve uit, zoals ook andere keren, wanneer ze de drang voelde zo'n dier de arm om de nek te slaan en steun en koestering te zoeken tegen het warme lijf. Wat hield ze ter wereld ook over dan die bees­ten? .. Hel herinnerde ze zich plots Lucia's verzuchting van lang geleden: 'Was er vast die tweede koe maarl' en haar wrevel dan om de onderstelling, dat er voor háár niets dan koeien waren. Maar toentertijd was 't ook anders: Lucia bij haar, en dan - de eigen jeugd nog vol verlangen naar een onbestemd geluk. "t Is slapenstijd,' porde ze zich opnieuw uit het almaar ver­dwalend gedroom. 'De beesten hebben hun bekomst van 't voer, en ik van de dag.' De lantaarn schommelde in haar 1inker, terwijl ze met de andere hand de staldeur van buiten grendelde. Voldaan lette ze op het beveiligende grote kruis, dat ze er ieder voor­jaar opnieuw met de witkwast op kalkte. Als een ondier, dat z'n sprong gaat doen, gromde de storm, ver-weg in de afgrond der dal-diepte, waar dagreizen ver achter de stad, de onbekende wereld lag verborgen met de overlopende bronnen van het water. En duidelijker weer hoorde ze dat vreemde zoevende rui­sen, alsof de duisternissen zelve stromend toeschoven en aanspoelden. Nooit had ze zoiets gehoord, maar best mo­gelijk dat ze er nimmer tevoren acht op had geslagen. De storm in haar eigen binnenste had jaar-in-jaar-uit de oren verdoofd en de ogen verblind voor alles buitenaf. Nu was dit anders geworden ...

Boven, na het gestommel bij het uitkleden, roerloos uit­gestrekt in bed, luisterde ze weer. De storm zoemde van vene als op fluiten en orgelpijpen, en in haar hoofd gons-

II6

Page 119: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

den de gedachten mee, over vroeger en nu, over dat een­zame vrouwmens, zij-zelf, hier in een hokje van lemen muren geborgen, midden tussen de woelende duisternis­sen en dreigingen ... 'En tóch nog beter hier, dan later in dat graf, al is 't ook eeuwigdurend eigendom voor mij alleen, zoals dat in het testament staat beschreven.' Tranen van zelfbeklag kwamen brandend in haar ogen. Ze kende dat: nu moest ze oppassen, of haar gemoedsrust stormde weer uiteen, woest opgezweept als door de Boze zelf. Om z'n aanrandingen af te weren, zegende ze met een duim­kruisje voorhoofd, lippen en borst, zoals in de kerk bij het Evangelie. En wist, dat ze nu even veilig kon slapen als de koeien achter de witte kruisen op de staldeur. Uit een zwart woelende droom sprong ze recht, en wierp het dek van zich af, alsof het de tastbare duisternis zelf was, die haar benauwde. Maar meteen luisterde ze hel-wakker naar de daver van de storm. 't Was niet meer alleen het loeien en druisen van eerst. Wat was er anders? Luidden er klokken? Draafden er drommen paarden voorbij? Kraakten en bonsden er binten en balken? Op de rand van het houten bed zat ze, starend met schrik­ogen. Riep er dan toch telkens een zware dreunende stem haar naam boven al het helse rumoer uit? Neen, ze droomde 't niet 1 Weer hoorde ze kloppen op de poort, met evenmatige tussenpozen, kort en doordringend 'Anne-Marie I' Rillig sloeg ze de sjaal om, en toen ze tegelijk weer, harder en nopender, een slag tegen het hout hoorde, liep ze ge­jaagd op het venstertje aan. Heel de woeste nacht over­stortte haar, terwijl ze over het kozijn boog en gilde boven het geweld uit: 'Wie is daar?' Meteen zag ze het schijnsel van een lantaarn tegen het huis op en even een vreemd glimmen langs de weg, waarover de rosse lichtwaaier wiekte. "t Water komt I' riep de stem, nu vlak onder haar venstertje, en plots herkende ze: Gosewijnl In haar verbijstering drong de beduidenis van z'n noodroep niet tot haar door.

II7

Page 120: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

'Wat hebben ze van mij nodig?' was haar eerste weerzin­nige gedachte. 'Kom naar ons. 't Huis hier gaat onderstromen I' poogde Gosewijn de storm te overgalmen. Anne-Marie verstond. .. 'Ik kan me alléén redden l' snerpte haar weerwoord door het gieren heen; en kwaadaardig smeet ze het venstertje dicht, dat het rammelde en rinkte. Er verschoten vonken en flitsen voor haar ogen, en trillend over al haar leden, moest ze de handen tegen het hart druk­ken, dat bonsde, bonsde. Wat dan toch? Woede om die Gosewijn? Ging dat nooit dood? En weer opnieuw dat hels-harde, driftig dreigende kloppen. Verbeeldde hij zich werkelijk, dat zij hem zou opendoen? 'Kom naar ons I' 0, ze doorzag die twee I Overrompelen wilden ze haar met schrik, dat ze zou komen en de minste zijn. Zoals ze vroeger die eerste grot~ gebeurtenis van hun huwelijk wilden benutten ... Nu dit! 't Water? Of dat zo­maar opeens tot hier... Raaskal I Ze had getast naar de zwavelstokken, en stak de lantaarn op, en nu haar opwin­ding bezonk, hoorde ze weer het kraken en schudden van dak en wanden, het huilen en joelen door het dal. Haar huis overstromen? Met onvaste handen schoot ze haar kleren aan, ontwend aan haar eigen bewegingen, telkens ademloos opkijkend, klap­pertandend. Hoorde ze toch, door de winddaver heen, weer dat zoeven en ruisen, aanzwellend met de loeiende vlagen? 't Bleef haar in de oren gonzen. Vervreemd was haar het oude trapje. Angstig omklemde ze de leuning, want stap na stap vreesde ze neer te slaan in een zwarte diepte. Dan weer stond ze naar de gegrendelde deur te zien, zich afvragend of 't eigenlijk wel waar en echt was, hier, in dit ongewone uur van de nacht. "t Water?' Op de spronk hief ze de lantaarn omhoog. Bij het opwiekende licht leken muren, poort en vloer wel wan­kend dooreen te schuiven, maar niets was er veranderd en helder droog bultten de ingestampte ronde kiezelkeien voor haar klompen. Kalm blikte het blanke kruis op de staldeur haar aan. Ze ging er voorbij, voet voor voet tegen de storm indringend, het hoofd gedoken, de schouders schorend of ze iets zwaars vooruitduwde. Plotseling weer vastberaden,

118

Page 121: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

wilde ze tot het einde van de boomgaard om overtuigd te weten, dat het gekkenpraat was ... de Maas tot hier! De schuurhoek langs, waar de vlakte van gaarden en weien zich onbeschut voor haar opende, moest ze met een ruk zich omwenden. De lantaarn flakkerde uit en de geselende storm­regen overviel haar met zo'n macht, dat ze meende te ver­stikken. Weer tot adem gekomen, begon ze er opnieuw tegen in te vechten. Haren, rokken, omslagdoek, het wap­perde alles om haar heen en trok haar terug, zoals de wind dreef en duwde. Maar voort moest ze en zou ze! Ze voelde het boomgaard­gras week en slikkig onder haar voeten. En dan opeens stond ze stil. Water over haar klomp? 'n Tastende stap, en het spoelde om haar enkel. Toch? Ze bukte en streek met de hand door spoelend nat, links en rechts, overal voor haar uit. Gods barmhartigheid - de Maas tot bij de voorste appelaars van haar boomgaard! Toch. Toch!. .. Ze hoorde en ze voelde het wáter. Ze zag glimpen van z'n blink tus­sen haag en haag. Ze rook het, grondreukig, een wadem van modder en mist. De Maas, die aanstonds deel en spronk ging overvloeien, onweerhoudbaar als een zee ... De stal! Reeds stond ze voor de deur, in het donker tastend naar de grendel. Haar koeien redden, eer het water, 0 God, gulpend en gutsend hier die kuil kwam volstromen! Eerst opnieuw licht aansteken? Maar er was immers geen ogenblik te ver­liezen. Met de wind zwol de vloed aan, breeduit klotsend en ruisend over de dalvelden om hier, hier in de kolk van haar poortgang, tot één stortzee neer te druisen. De stal uit met de koeien! Ze vond immers het horenblok en de ket­tingen wel in den blinde. 'Hot, Lies. Hot, Bel. Brave bees­ten. Och arm, zo gerust in het hooi!' Tastend had ze de kettingen gegrepen en gekoppeld, en ze trok, trok ... Wat gaf 't, of ze ook bijna struikelde over de omgekantelde lantaarn en dat het glas scherfde onder haar voeten? Nee, in geen geval de keuken in met de beesten, die lag nog lager dan de stal. Wat zij deed, deed ze ineens goed I Geen half werk I De weg af moest ze, naar de eerste stal aan deze kant van de Kerkhoek. Die lag hoog genoeg op z'n terp. Daar zou Gradus Gilissen de beesten bij de zijne zetten, warm en veilig. 'Maar eerst moet hier de poort wijd open,' bezon ze, 'dat

II9

Page 122: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

het water 'n vrije doorloop vindt en niet tegen 'n sluis zal opstuwen.' Zeker, ze had verstand en doorzicht, zij I Ze durfde. Ze kón. Zonder iemands raad of hulp. Kalm bij haar doortasten, haakte ze de gedweeë, slaaplome beesten met de kopketting aan de huisdeur-kruk. De wind drukte haar vlak tegen de poort aan, terwijl ze de dwars­boom uit z'n gleuf lichtte. Dan wipte ze door het spronk­deurtje naar buiten om eerst de ene poortvleuge1, dan de andere met al haar kracht en zwaarte open te duwen tegen de storm in en vast te krammen aan de muur. Snakkend en hijgend, zweet op het voorhoofd, moest ze tot adem komen. Maar dan ook met bruuske haast, rukte ze de dommelige dieren vooruit, de weg op, links naar de Kerkhoek. Log en langzaam, bang uitspiedend in de joe­lende nacht, lieten ze zich trekken. Treuzelden. Driftig rukte ze, zelf achteruittredend. Ze zag hun zware schadu­wen. Even blankten de horens, de witte borsten. De ogen glommen. En dan, plotseling, sprong ze met een schreeuw van schrik terug, vlak tegen de horens op van de deinzende dieren. Nauwelijks de weg op, had ze onvoorziens weer in spoe­lend stroomwater gestapt, dat het opspatte tegen haar knieën ... Maria-Jozefl Daar kwam die vermaledijde Maas ook langs de voorkant aan I Erger dan een ten bloede won­dende klem, die haar voeten zou omgrijpen, was dit water hier. Bijna tot aan haar dorpel. 'En toch moet ik er doorl' vermande ze zich. ' En gauwl De laatste droge rand langs, naar Gradus' stal.' Ze tastte met de klompen over de kiezelstrook en stelde zich naast de koeien, om ze met haar lijf op dat smalle pad langs de haag te dringen. Wat kon 't haar schelen, dat ze zelf de voeten door het water sleepte? Alles kwam terecht, wanneer eerst de beesten maar bezorgd waren. Haar ogen boorden door het donker, of er ginder niet een licht was. Ze zou willen roepen I Had zij de lantaarn nog maar, en een stok om die stomme trage dieren te laten voe­len, dat het menens was. 'In Gods naam - vooruit tochl' Met de vuist sloeg ze hen op de schonken, met schouder en heup duwde ze tegen de flanken, en riep almaar hun namen tegen de storm in. Ze hoorde wel hun hoeven door het water plassen, dat ze zelf tegen de schenen voelde. Kletsnat sloeg

IZO

Page 123: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

de dunne rok om haar knieën. En de vervaarlijke storm gierde maar, zwiepte de peppels dat ze kraakten en kreun­den. Klokken in de verte? Dof bonzende kanonschoten? Was alles aan 't samenstorten en vergaan, en gruwde de eeuwige nacht daar vóór haar,. met het woeste bassen en krijsen van alle duivelen? ... Ze stond stil. Omdat de beesten pal en koppig niet meer verder wilden. Omdat zij zelf niet kon. Midden in het don­ker water, dat vóór hen aldoor dieper leek te worden, dat achter hen zwalpend samensloeg. 'God in den HemelI Terug moeten we. Liever nog thuis verdrinken, dan hier in die zwarte hel.' Ze zei 't hardop tegen de dieren. Om zelf haar diepere gedachten niet te horen. 't Ijzige water verstramde haar benen. Ze had geen adem, geen macht meer ... Als ze zich liet neerglijen en die zee zich over haar sloot? Wat was er aan haar verloren? Wat verloor ze zelf? Ziel en zaligheid? Zeker had ze die sinds lang verspeeld, dat ze in zo'n hellepoel werd gedre­ven ... Maar de dieren, de onschuldige goeie dieren? 'Terugl' schreeuwde ze 't uit, worstelend zich omwendend. En bij haar radeloos zuchten sprong een der koeien op, dat het water over hun drieën heen plonsde. De ketting ont­scháot haar hand. Ze wankelde, gilde ..• Maar de ene trok de aangekoppelde ander mee, blindelings door het water terug, midden door het opstuivende plassen en spatten ... Ze wist zelf niet hoe - had wanhoop of doodsangst haar losgemaakt van haar eigen wil en weten? Was ze gestuwd of getrokken? Ze haalde de dieren in, sprong met gestrekte armen voor hun koppen, dat de horens naar haar borst sta­ken, en ze schreeuwde maar: 'Stil toch, braaf toch .. .' Ze had de ketting weer vast, en nu ze de verbijsterde beesten opnieuw meester was, wilde ze hen vooruitzeulen op het eigen huis aan. Maar zoekend keek ze rond. Waar stonden ze? 't Huis voorbij? Ze merkte nu eerst, dat ze haar klom­pen had verloren en op het droge stond. En daar vóór haar schaduwde zwarter in het donker ... Gosewijns huis? Wat nu? Stond ze hier halverwege de oprij naar Donkers grote zijpoort ... vlak bij die hooggelegen veilige stal? Nee, nee, nee ... Zij had die twee niet nodig I Maar die stal voor haar arme beesten? Als ze toch 'ns? Onzin I Hier op de vaste grond van de ophellende weg stonden ze immers al

IU

Page 124: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

gered. Alleen de storm nog. Alleen de kou en het nat, dat hun in plassen van de leden droop ... Zeker, de Maas hoorde ze klotsen tegen het brikken wal­letje van het tuinterras almaar aanstromend of ze haar achter­volgde en voortdreef, hier heen, almaar dichter op het huis van die twee aan. Onderdoen? Kleumend en krimpend stond ze met haar sluike natte rok op haar doorweekte kousevoeten kreunend van ellende en met de tranen over het gezicht, naast de druipende dieren, die nu eigenzinnig en ongeduldig voortwilden. Lies duwde haar opzij, Bel hief de kop en bulkte dat het galmde door de storm. Hun lauwe adem sloeg warmend over haar handen. Kloppen op die schim-grijze stalpoort? Onweerstaanbaar trok ze haar aan. Als ze niet zo zeker wist, dat toch niemand anders dan Jan of Joep, een van de knechten die bij het vee sliepen, haar zou opendoen, zou ze er zelfs niet over denken, dáár te gaan vragen: 'laat de beesten binnen.' Even een woord aan een van die twee, de koeien bezorgd, en dan zelf naar huis terug ... Of ineens alle angst met het laatste aarzelen van haar afgleed, stapte ze op de poort aan, en klopte er zonder verder be­denken met de ring van de ketting tegen, driemaal met even­matige tussenpozen. Hunkerend stonden de dieren te kijken, alsof ze reeds in de stilte van deze beschutte hoek, de veilige rust voorvoelden, die hen binnen wachtte. Met ingehouden adem luisterde Anne-Marie. 't Zou Joep wel zijn die aankwam, de stuntelige bezorgde grijsaard. 'Er is geen andere weg voor me,' ging ze haar noodge­dwongen komst verklaren. Reeds rammelde binnen de klink van het spronkdeurtje. Hoorde ze meer stemmen? Niet Joep? De deur werd opengetrokken. 'God zij dankl' Lucia stond daar, en riep 't hartelijk blij, de lantaarn omhoog, de sjaal dicht om hoofd en schouders, de rokken opgeschort. Ontdaan staarde Anne-Marie haar aan, zonder stem of bezinning te vinden. 'Kom gauw bin­nen,' noodde Lucia gemoedelijk alsof ze de vorige avond nog zusterlijk waren bijeen geweest. "k Wilde je juist ko­men halen. Want 't wordt gevaarlijk. 't Water wast voeten hoog met 't uur. De koeien? Ja, wat anders? Die zetten we hier in de stal ... Joep zorg er voor.'

IZZ

Page 125: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Achter haar stonden ze, de knechts en Gosewijn, de gezich­ten in de rosse lichtschijn stil tevreden naar de gereddekoeien. Anne-Marie staarde wezenloos. Hadden ze haar de ketting uit de handen genomen? Terug naar huis moest ze nu, to­nen dat ze bleef wie ze was ... 'Maar je dryipt van 't nat 1'- jammerde Lucia. 'Is 't water er dan al, bij ons?' 'Bij ons,' dat was: het ouderlijke huis, het eigene van hun samen. Hoe drong dat innige woord opeens in Anne­Marie's hart, dat er een warme golf van tranen naar haar keel welde, naar haar ogen? Schuw beefde toch een glim­lach over haar gezicht, verwijt en verwondering. Die ver­geten jonge stem met de diepe harteklank, ze riep ineens alles van langgeleden wakker. 'Kind,' prevelde ze. En tegelijk voelde ze Lucia's handen de hare omgrijpen. 'Stil maar, stil ... binnen zal je wel bekomen. Wat 'n nacht ookl' Ze praatte van de overstroming en hoe ze 't gewaarwerden, en wat ze tegen Gosewijn zoal had gezegd. Ze stonden reeds aan de achterdeur van het woonhuis, reeds in de gang in het goudige lamplicht, terwijl de gezellige geur vart verse koffie en gebraden spek aanwademde. Gosewijn kwam met z'n pijp op de drempel van de woonkamer, en knikte voldaan: 'Goed zo.' 'Droge kleren, wat warms drinken en eten, en dan naar bed,' beredderde Lucia moederlijk. Uitgeput en kreunend was Anne-Marie neergezonken op de stoel vlak naast de deur. En reeds knielde de jongste bij haar neer en trok haar de doorweekte kousen van de voe­ten. Gosewijn kwam voet voor voet van de tafel met een dampende kom koffie in z'n twee handen. Zonder verroeren zat Anne-Marie, het hoofd achterover tegen de muur. Haar lippen ç:ilden, en ze sloot de wimpers om de tranen tegen te houden. Maar ze vloeiden toch warm over haar gezicht. 'De Maas,' begon ze ijl te frazelen, tóch zoekend naar een ontleg voor haar hier-zijn. 'Die zal zeker nergens en niemand vannacht zoveel goed doen als ons,' zei Lucia, ook door haar tranen heen. Ze had de verkleumde voeten in haar schoot genomen en warmde ze in haar handen.

123

Page 126: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

"k Was dood.' Die snik brak de verstarring. 't Leek Anne­Marie of leven en liefde plotseling haar hart overstelpten. En toen Lucia opstond om haar te duffelen in de eigen sjaal, door Gosewijn geduldig breed uitgehouden bij de kachel om hem te verwarmen, sloeg de oudste haar de armen om het middel en smakte het hoofd aan haar borst, almaar snikkend en sidderend. 'Je bent zo goed voor me, al te goed .. .'

124

Page 127: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

De Voorbijgang

Vaas Vossen heeft de sneeuw van drempel en stoep ge­veegd, en baant nu met z'n heibezem een pad van de erf~ poort uit. Onder z'n brede vagen stuift de luchtige laag naar twee zijden tussen de wit-bepruikte kromme knoest­linden, en er komt een gaaf gangetje open van de Averhof over de heuvelkop naar de voetweg, die dicht langs de hellingstruiken loopt en, niet veel verder, er tussen ver­dwijnt. De adem kwijt na de danige inspanning, staat Vaas daar bij de heuvelrand even op de bezemsteel te steunen, en nu ziet hij eerst hoe de zon als een gloeiende purperrode schijf neer­zinkt in de sleuf tussen de loodgrijze lucht en de onWézen­lijk bleek vernevelde heuvelring aan de verre overzijde. Over het witte landschap waart een zacht schijnsel, dat Vaas laat denken aan stokrozen en z'n zomertuin. De win­terkou en al het wachtende werk vergeten, blijft hij daar uitzien over het wijde Maasdal, zo schemerig stil bij deze wondere zonsondergang. In de verte luidt een klok. De klanken zwerven onbestemd aan en komen hier uitsterven. Onwillekeurig zoekt Vaas

125

Page 128: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

naar alle torens daar beneden, nog duidelijk te onderken­nen, want zwart op de kanten, steken leienspits en kruis uit tussen de verepluimen van de beemdpeppels. Vijf, zes torentjes kan hij tellen - Uickhoven, Reekum,Lanaeken, Mechelen aan de andere Maasoever, Elsloo hier rechts, en vlak bij in het dal de eigen kerk. Hij wacht eigenlijk of de ene klok al die andere niet zal wakker roepen. Al in z'n kinderjaren verlangde hij ze eens allemaal tegelijk te horen, en dan nog met de zuidenwind mee de zware dreun van de grote klok van Sint Servaas : schoner muziek zou er immers niet te horen zijn over het Maasdal, en hoe plechtig zou die juist vandaag Kerstavond inwijden in dit uur van zons­ondergang. Als ten antwoord op z'n gedroom, waarvan hij zelf weer niet wist, begint opeens de klok van de eigen toren daar­onder, en dat klinkt diep als orgelgalm in z'n hart door. Zodat hij wel de muts moet afnemen om de Engel des Heren te bidden, en hier midden in de sneeuw op z'n klom­pen, met de knokkels op de borst klopt en prevelt: 'Het Woord is vlees geworden - En Het heeft onder ons ge­woond', terwijl de klokkeklanken wijd-gedragen zegenend over z'n hoofd en'het dak van Averhofheenzweven ... 'Zo wordt het dan nogeens een echte Kerstavond,' bedenkt hij, en er schieten hem tranen in de ogen, om de herinne­ringen, die hem daarbij door het hoofd dwarrelen als de sneeuwvlokken deze middag om het huis. De vijfenzeven­tigste Kerstmis, die hij op A verhof zal vieren, en toch weer in dezelfde verwachting van iets wonders, die z'n hart al licht en blij liet popelen toen hij nog een kind was I - Och, eigenlijk is hij altijd zowat een kind gebleven, hij, die vijf­envijftig jaren van de vijfenzeventig hier heeft gewoond met z'n moeder, die tot het laatste toe Averhof en hem er bij beheerd heeft met haar sterke wil. Moeder was de enige erfdochter van A verhof, en z'n vader, braaf en zachtzinnig en werkzaam, trouwde er in. Hij, Vaas, hun enig kind, hier geboren en getogen tussen de heuvelbossen zo hoog boven de mensenwereld uit, is altijd zomaar de jongen geweest, met z'n hoofd vol gedachten over allerlei uit boeken en kranten, half-verstaan, en z'n hart vol verlangen naar een ander geluk ... Liefde werd en bleef z'n enig leed. Negen jaar door heeft hij al z'n dromen gesponnen om Anne-

126

Page 129: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Marie van Drikus Dreessen. En dat werd de botsing tussen moeder en hem. Want Anne-Marie, hoe hups en glunder ook, had geld noch goed, verdiende voor haar vader mee de kost met naaien. Moeder noemde haar 'een kwikstaart', die van het boerenbedrijf niets kende en allerminst deugde om ooit A verhof en ook hem naar behoren te bestieren. Zoals dat toch nodig zou zijn als zij er niet meer was. Toch liet hij Anne ·Marie niet, - ze hielden te veel van mekaar, -al begreep hij wel dat er van trouwen niets komen kon zo­lang moeder er was. Tot het meisje zelf na negen j aar begon: 'Trouwen, of 't moet uit zijn.' En z'n moeder zei: 'Goed, kies dan tussen haar en mij.' - Hij koos z'n moeder, omdat hij niet anders durfde. En Anne-Marie trouwde Frans Goo­sens, de kleermaker, de eigenlijke, die haar opgesteukt had tegen hem ... Moeder had haar zin. Moeder was nog in haar volle kracht toen, en alles bleef op Averhof zoals 't was - zij, de meester! En hij hoe langer hoe meer een Godsblok, die alles goed­vond, - welbeschouwd een dooie suffer zonder 'n sprankel levenslust nog. Alleen tegen de kermis, als de vlaaien wer­den gebakken en de beste spullen klaargelegd voor de pro­cessie, ook in de Goede Week, als ze hun Pasen gingen houden en de eieren werden gekleurd, leefde hij op. 't Aller­meest toch Kerstavond, wanneer alles was schoongeveegd, opengezet en bij elkaar gezocht voor de Voorbijgang. Dan vonden moeder en hij elkaar terug, alsof er nooit iets tussen hen was gekomen, en was zij gulhartig en gemoedelijk, hij vrolijk en vol goede moed. Juist alsof ze allebei zoveel dichter bij de Hemel waren, wanneer alles samen hun Ge­loof weer eens verlevendigde en hen er aan herinnerde, dat ze immers niet voor zich zelf en om aards geluk op de aarde waren, maar om God te dienen in volharding en onder­werping, en de eeuwige zaligheid te verwerven. Wanneer ze zo in de Kerstnacht samen voor hun stoelen neergeknield in de keuken de rozenkrans zaten te prevelen, terwijl nachtkou en nachtduister door de wijdopen venster­tjes binnenwaaide over alles wat daar op de kozijnen bij­eenlag, - van alle levensbehoeften een handvol: graan en zaad en voer en bonen en aardappels, een brood, eieren en een ham, - wanneer ze de koeien en het paard in de stal hoorden trappelen, terwijl de haan soms opeens begon te

127

Page 130: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

kraaien en 't altijd scheen of de bijen aan 't zoemen waren in haar korven, - in deze nacht vol heilig geheim, als Chris­tus zelf zegenend over de akkers en langs de mensenwonin­gen gaat, - was er tdkens weer een opbloei van vrome ge­dachten en schone voornemens in zijn hart, en riep 't daar maar aldoor: 'In uw handen mijn leven, Christus.' - Zo dat het hem weinig verwonderd zou hebben, wanneer de Zaligmaker in zijn voorbijgang hier zijn onzichtbaarheid had opgegeven om binnen te komen en met levende stem te zeggen, wat Vaas tóch hoorde: 'Leer van mij, dat lijden geluk geeft en liefde de eindoverwinning .. .' Een wijding bleef over hem en het huis, dagenlang na dke Kerstnacht. Tot hij er zich op betrapte, dat gduk en eindoverwinning voor hem eigenlijk toch niet de Hemdse zaligheid beduid­den, maar enkd en alleen Anne-Marie ... En hij opnieuw verzonk in de sombere onmogelijkheid. Zo met vallen en opstaan had hij nog twintig jaar met moeder voortgdeefd. Vijfenzeventig werd ze, zo oud als hij nu. Bedrijvig en regerend tot het laatst, stierf ze zo als gdeefd had, zeker vlm haar zaak. In drie dagen gezond en ziek, ten volle bediend en dood ... Daar bleef hij alleen. Rijk. Vijfenveertig. 'Neem nog 'n vrouw,' zeiden ze hem. Hij wist, dat Anne­Marie sinds vijf jaar weduwe was. Hij ging naar Anne­Marie op 'n avond. Ze lachte bitter: 'Nu is het te laat!' Zorgen en leed stonden haar diep in het gezicht gegroefd. Uitgemergdd leek ze, zoals ze daar zat achter haar naai­machine ... 'Je zou 't goed hebben bij me,' bdoofde Vaas. -'Ik ben niet alleen,' antwoordde ze kort-af. Ze dodde op haar enige zoon. Die moest toch al bijna twintig worden. -'Er zou op Averhofwerk genoeg zijn voor zo'n jongen.'­'Guus zou je danken,' schamperde Anne-Marie trots, e;n ze begon te vertellen, dat hij op een stadskantoor was, al 'n hde mijnheer, en later zelf zaken wilde beginnen in de stad. Dan gingen ze daar samen wonen. Hij kon haar niet missen, zomin als zij hem ... Dus weer moederliefde waarop Vaas z'n gduk zag afstuiten. Later hoorde hij zo gaandeweg in het dorp, dat die Guus, voor wie Anne-Marie zich krom werkte, hdemaal niet deu­gen wilde. Zo een van twaalf ambachten en dertien onge­lukken, en dan van kwaad tot erger. Lange vingers om de

12.8

Page 131: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

heer te kunnen spden. Een vonnis en de gevangenis. Dan vetdwenen, de vreemde in, dan weer maandenlang bij moe­der thuis als een niksnutter. Zij oud en arm nu, en de zoon een vagebond ... En ondertussen zat Vaas Vossen hier alleen en verlaten op Averhof zó rijk te worden, dat hij er eigenlijk geen raad mee wist. Hij, die om zo weinig mogelijk slemeur te heb­ben, eigenlijk leeft als een arm boertje, met een koe en een varken, een moestuin en een boomgaard, wat kippen en wat bijen tot z'n eigen gebruik en z'n enig vertier. En ove­rigens maar de pachten opstrijkt van z'n akkers, die hij door anderen bebouwen laat, en wd potten moet of hij wil of niet ... Z'n rijkdom zonder bestemtning weegt hem al even zwaar op het gemoed als z'n onmacht tegenover Anne-Marie. En dat beduidt geen geringe zidskwelling voor hem. Want het is hem in de kop gaan steken, dat al haar leed eigenlijk zijn schuld is. Was hij maar mans genoeg geweest indertijd om tegenover z'n moeder het recht van hun wederzijdse liefde te laten gdden, wat een hed ander leven zouden Anne­Marie en hij, zouden ze samen gehad hebben, het ware ge­lukkige mensenleven in z'n natuurlijk verloop door lief en leed heen, maar getweeën, en zeker met een bloeiend gezin om hen heen, kinderen van hun hart en zid, met de goede aard van het aloude eerzame A verhof hun aangeboren ... In plaats daarvan, hij hierboven en zij daaronder, niets dan verdriet ... Doodarm zij, en hij met al z'n rijkdom nog armer omdat hij haar niet hdpen kan: 't enige, dat hij zou ver­langen en zou moeten met z'n overvloed. Maar hij is bang voor haar trots, weet geen weg. En toen hij naar de notaris ging, om dan maar na z'n dood alles aan haar na te laten, keek die op, of hij een zinndoze voor zich had: 'Overweeg dat nog eens goed, Vossen ... de weduwe Goosens is maar 'n paar jaar jonger dan jij, en wat je haar vermaakt is eigen­lijk aan die vlegd van een zoon vermaakt.' Beschaamd alsof hij zdf hed het wangedrag van dien Guus op z'n geweten had, moest Vaas wd toegeven: 'Zover heb ik niet nagedacht.' En het getob, waarvan hij zich door een afdoende daad had willen verlossen, overmande hem van toen af eerst voorgoed ... Tot straks bij het klokgdui, toen de zon onderging en de

IZ9

Page 132: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

heilige avond begon... En hij door z'n Angelus weer dat kind is geworden, vol verwachting van iets wonders. Over het gave wegje, over de schoongeveegde stoep, onder de ijspegels aan de dakluifel door, kwam hij in het binnenhuis terug. Hij is er begonnen met wat hier op Kerstavond nooit werd nagelaten, zolang A verhof er staat en z'n moeders familie er woonde, misschien tweehonderd jaar en langer. Nu staan deuren en vensters weer eens wijd öpen in nacht­kou en duister, en op de kozijnen ligt van alles uitgestald uit spinde en schuur, dat Christus het dagelijks brood zou zegenen in zijn voorbijgang. Bij het warme fornuis onder de schouw zit Vaas Vossen zelf met z'n paternoster neer­geknield voor z'n stoel en; tussen z'n onze vaders en wees­gegroeten door, weven z'n gedachten almaar verleden en heden ineen, niet meer tot een zware druk, somber als een loodgrijze sneeuwlucht, maar tot een rozig schijnsel, waar­in al het starre en doodse wonderbaar opleeft tot nieuwe hoop ... Christus zal voorbijgaan I En al zien sterfelijke ogen hem niet, zo heel nabij komt Hij deze nacht de mensenwoningen en de harten, die op hem hopen ... Vaas Vossen is nu vijf­enzeventig, en wie zegt dat hij na deze nog een volgende Kerstnacht zal beleven? Als Christus in zijn voorbijgang zou gelieven te bedenken hoe hij, de allerlaatste van Aver­hof, wellicht voor het laatst hier waakt en bidt in het heilig uur van zijn menswording. En om de deugd van al de goede brave mannen en vrouwen, zonen en dochters, die hier vóór hem zo waakten en gebeden hebben, hem eens een heel bij­zondere zegen wilde geven. Niet over zaad en graan en brood en bonen of wat ook, daar op de kozijnen, - hij heeft immers zielsgraag al wat hij bezit er voor over - als door Gods zegen die innerlijke kwellingen van hem eens voor­goed werden verdreven, in een oplossing waarbij hij het hoofd rustig kon neerleggen. Als hem het geluk werd ver­leend, tenminste één grote goede daad in zijn leven te vol­brengen, hetzij dan dat z'n dood ze eerst kon verwezen­lijken ... zo mogelijk liefst voor Anne-Marie, de enige op aarde die rechtstreeks door hem, en dan nogwel zoveel en zo ellendig, heeft geleden ... Hij zit, met het hoofd in de handen verborgen, en praat zo met Christus in milde over­gave, zonder aan uur en tijd, of nacht en kou, of wat ook

130

Page 133: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

van de naaste werkelijkheid te denken. Voor het eerst sinds z'n heel prille minnedromen zweeft z'n ziel in de zalige ver­getelheid, waarin ze voluit zichzelf is. In vertedering en zielsgeluk voelt hij Christus waarlijk heel dicht nabij, en vindt het vanzelfsprekend in dit ogenblik voetstappen te horen naderen. Hij heft zich rustig op, en ziet een schaduw­gedaante in de deur, de schim van een gelaat naar hem toe­gewend. 'Kom binnen,' zegt hij stil. Maar de schaduw in het deurvak geeft geen antwoord. 'Wie je ook bent - de Voorbijganger zelf of zijn gezondene - ik weet, dat de Hemel je stuurt in deze Kerstnacht,' zegt Vaas luider en vaster, zó onbevangen en zeker, dat hij een ogenblik meent te dromen de man te zijn die hij eigenlijk levenslang had moeten wezen. 'Kom binnen en blijf bij me. We zullen licht maken. En zeg me dan alles.' Hij heeft de olielamp aangestoken, die boven de tafel hangt, en schuift een stoel bij, waarna hij zich zelf op de muurbank er tegenover neerlaat. Dan ziet hij in de zachtgouden licht­kring, die hen beiden omvangt, een sjofele, onderkomen man van omtrent veertig jaar voor zich, een zwart uitge­hongerd en verkleumd gezicht, dat hem in schuwe verba­zing aanstaart, terwijl hij voortpraat, zoetjes, alsof hij nog bidt: 'Ik wéet wel, dat we Christus moeten zien in iedere mede­mens - de minste der zijnen is Hij zelf. Zeg 't me maar, je hebt honger en dorst - je bent uitgeput en half bevroren ... En zie nu eens aan, hier brood, hier ham, hier eieren en verse boter - ik hoef het zo maar van het kozijn te nemen -het staat voor j~ klaar. - Tast toel - Wat een geluk in een Kerstnacht als deze iemand te kunnen onthalen. - Steken je voeten blootin die schoenen vol gaten? .. Maar dan krij g je mijn zondagse laarzen en een paar van die sokken van schape­wol, en een warme duffelse overjas ... 't Is Kerstnacht, man, je kon op geen beter ogenblik komen. Ook al heb je me niets te zeggen van Christus. Ik begrijp 't nu wel. Hij stuurt je alleen maar, zoals je bent - om mij op m'n vragen te ant­woorden: "Zie mij in de arme mensen, doe hun allemaal goed, maar vooral die ene, op wiedezezoveellijkt .. ."Want dat doe je zowaar, jongen, sprekend op haar gelijken.'

131

Page 134: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

'Ik lijk op m'n moeder,' stoot de vagebond uit - het eerste woord dat hij spreekt hier, dof van schaamte. 'Is ze jouw moeder, zij?' 'Anne-Marie .. .' 'Gods barmhartigheid... kom je met een boodschap van Anne-Marie? Jij? Wat is er? Zeg op .. .' 'Er is niets ... ik weet niet wat er is ... Ik ben in geen zeven jaar in het dorp geweest of bij haar. - Maar ik wilde niet nogeens met lege handen komen, juist met Kerstmis. Eén goede dag moest ik haar tenminste bezorgen, oud en dood­arm als ze zal zijn. Dat ze blij kon zijn, met m'n terugkomst.' 'Dus ... je kwam hier.éigenlijk wat vragen, Guus Goosens?' 'Och, vragen ... ja toch, vragen .. .' 'Misschien meende je, dat wel iedereen naar de nachtmis zou zijn, ook op Averhof.' 'Dat meende ik zeker.' 'En je zou hier wel heel gemakkelijk zijn binnengekomen - en genoeg gevonden hebben.' 'Och ja - ik ben maar een schurk. Die eens steelt, blijft een dief voor de wereld. Nooit kon er ik meer overheen komen.' 'Maar 't is immers nog niet te laat... En is nog heel veel goeds in je over, als je zo aan je moeder denkt.' 'Da's te laat gekomen ... nu ik óp ben ... niet meer voor- of achteruit kan .. .' 'Maar je hebt toch handen aan je lijf ... kunt toch werken, aanpakken wat dan ook.' 'Niemand wil me immers.' 'Kom dan maar hier. Ik wil je wel. Er is genoeg voor je te doen op Averhof.' 'Dat zal God je lonen, Vaas Vossen.' Bij die doffe snik strekt een smalle knokige hand zich schichtig over de tafel. Gul drukt Vaas ze in de zijne. 'Dat danken we Christus van de Kerstnacht,' prevelt hij, en ze zien elkaar door hun tranen heen diep blik in blik, de zachte dromerige ogen van de oude man en de verschuwde troebele ogen van de zwerver ... Maar Vaas kan 't niet meer houden op de bank, de ontroe­ring in hem wordt een jubel, zo machtig, dat hij de armen wijd moet uitslaan, en luid uitroept: 'Nu is het dan toch ge-komen. Nu gaat het beginnen ... Geef me nu ook nog tien jaar leven, Christus, voor hem ... ' 'Daar Vaas,' roept Guus Goosens, in de weergalm van die

13 2

Page 135: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

vreugd, en hij ploft een vlijmscherp dolkmes in het grote ronde wittebrood, dat voor hem ligt. 'Wat doe je?' lacht de oude. 'Dat offer ik aan Christus en jou ... En danke, danke voor alles ... Had ik jou maar eerder gekend.' 'Danke, danke? En je hebt nog niets. De schoenen, de sokken, de jas ... Ja zeker, als een degelijk en deftig man moet je bij je moeder komen.' 'Zoveel voor mij,' murmelt Guus, 'van top tot teen in jouw zondagskleren?' Maar aangekleed staat hij daar zo rijk en gelukkig, dat al het duister gewoel uit z'n ogen is verdwenen ... 'En nu nog in iedere arm een pot honing van onze eigen bijen ... Voor moeders Kerstmis - en zeg haar maar, dat je meesterknecht wordt op A verhof en als 't goed gaat, mijn opvolger hier.' 'Amen,' stamelt Guus, als na een plechtige priesterlijke zegening, en met diepe snikken gaat hij weg, in iedere arm een grote glazen bokaal goudgele honing. Binnen staat Vaas een ogenblik de dolkvlim te bekijken, draait ze om en om, dat het lamplicht er in schittert, wan­delt dan stilletjes over de stoep en het geveegde sneeuw­gangetje naar de heuvelrand, en werpt met een wijde zwaai dat moordtuig over de struiken heen de Kerstnacht in onder de pas opengebloeide sterren.

133

Page 136: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe
Page 137: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

De Drie Koningen op de Roosberg

Ieder hadden ze een wapen: Gradus Grubben z'n houthak­kersbijl; Aloys, de scharenslijper, een vlijmscherp dolkmes; en Witte Peer, Gradus z'n oudste zoon, die zelf al een hele kudde vuile kleine kinders had, zou buiten de wacht houden met een baal voor de buit en een zware voorhamer om ieder­een, die 't hem lastig mocht maken, de hersens in te slaan. Ze hadden in de oorlog samen gesmokkeld, te voren en daarna veel nachten in de heuvelbossen samen gestroopt; nu gingen ze samen uit stelen. Aloys had het voorgesteld op een avond, toen Gradus vertelde, dat er met Nieuwjaar zoveel pacht op de Roosberg werd gebracht. En Gradus liet zich gauw verleiden, te eerder waar het Damus Dolmans gold, die hem vóór z'n bruiloft, zeven jaar geleden, van de Roosberg had weggejaagd, omdat hij niet alleen meer met de kermis of enkel zondags, maar haast elke dag dronken was. Omdat niemand in het dorp hem meer als stalknecht wilde, nu zelfs de wijze geduldige Damus van de Roosberg het niet langer met hem had kunnen klaarspelen; omdat hij honger leed met vrouwen kinderen, had zich in Gradus' hart een bittere wrok vastgezet tegen z'n vroegere meester. Behalve dus, dat hij 't de winter lang verder goed ging heb­ben met. de buit, kon hij meteen z'n wraak koelen op de Roosberg. Met die duvel van een Aloys en z'n reus van een bloedeigen zoon durfde Gradus het best aan! Tegen middernacht waren ze in het Deelserbos bijeen ge­komen, langs de binnenpaden, heuvel op, heuvel af, van de drie dorpsuithoeken waar ze woonden ieder in zijn arm­zalige hut, krotten alledrie van takken, leem en stro. Hoe ver ook uiteen gelegen, leken die krotten van hen meer op elkaar dan zij drieën onderling. Want de lange Gradus Grubben met z'n ruig baardgezicht was al een oude vent, stronkig en verweerd als een holle wilgenknoest ; Aloys de scharenslijper, zwart als een zigeuner, glad en lenig als een

135

Page 138: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

kat; de Witte Peer een bonk met reuzenschouders en reuzen­knuisten. Gradus, die alle hoeken en kanten van de hoeve kende, zou de weg wijzen naar de kamer en de kist, waar het geld werd opgeborgen, een hand helpen met de bijl, als daarbinnen soms iemand wakker werd; Aloys, die het meeste verstand van sloten en grendels had, zou alles open­breken; en de Witte Peer buiten op wacht staan en binnen bijspringen als 't nodig was. Ze stonden nu in de boom­gaard bij de achtergevel van het woonhuis, in het zachte sterrenlicht, drie schuivende schaduwen, donker in hun jassen en dassen geduffeld: Gradus Grubben met z'n schun­nig vilthoedje diep in de ogen; Aloys de lichte batravenpet als immer zwierig op een oor; de Witte Peer in z'n soldaten­kapot met de kraag hoog op. 'Mooi zo,' prees Aloys, toen Gradus hem het meer dan manshoge venstertje wees van de opkamer, die altijd on­bewoond was en tot bergplaats diende van de winterappels en de honingpotten, 'precies groot genoeg'. Een luik met een ruit er achter. Witte Peer moest bok staan, en toen Aloys rustig en handig de luikgrendel had doorgevijld en in één ogenblik de ruit ingeduwd, sprong hij weer op de grond en porde Gradus aan, die met waterige ogen stond toe te kijken. 'Allo danl Nou jij. Doe binnen het hele venster open. Dan kom ik.' Gradus, die thuis nog het laatste klad ouwe klare van Nieuwjaar had leeggedronken, voelde opeens z'n voe­ten loodzwaar en z'n hoofd leeg. Maar vóór hij zou begin­nen te rillen en te klappertanden, zoals immer wanneer hij te weinig naar binnen had gegoten om dronken te zijn en de fut van de foezel al te gauw uit z'n bloed wegtrok, - sprong hij op Peer z'n rug en klampte zich met allebei de handen aan het houten kozijn vast. En - bleef zo, tussen hemel en aarde, bewegeloos - hoe de Witte Peer z'n rug ook opstootte onder zijn voeten, en hoe Aloys ook trampelde en snoof van ongeduld. Want daar vóór Gradus, midden in de opkamer, stond een jongske met een rode ster in de hand. Het vijfjarig blond­lokkig Andreeke van de Roosberg met z'n nachtlichtje, een klein roodglazen olielampje met de pit in een rood bolletje; Andreeke wiens bedje hier midden tussen de appels en honingpotten stond, omdat er met Kerstmis een kindje ge-

136

Page 139: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

komen was op de Roosberg en moeder heel erg ziek lag. Gradus had op de Roosberg nog geen kinderen gekend. Hij wist van Andreeke niets af, en omdat er een vreemde sche­mer in z'n ogen was, zag hij daar een kleine witte engel met een grote rode ster. 'Gelukkig!' Andreeke zuchtte en lachte en juichte alles tegelijk, en wist maar niet hoe vriendelijk genoeg te knikken. En terwijl het ruige baardgezicht hem stralend van ver­wondering zwijgend bleef aanstaren, praatte Andreeke ver­trouwelijk: 'De hele nacht heb ik weesgegroetjes liggen bidden om maar goed wakker te blijven. Ik wist wel dat u komen zoudt. Ik heh u zoëven dadelijk aan het vensterje horen kloppen, en vroeg of ik niet liever de grote poort voor u zou open doen. Wil ik?' 'De poort voor ons open?' mompelde Gradus, zonder zelf te weten. Want hij weet alleen nog maar, dat daar een hemel­engel staat met die ster, misschien wel het Kerstkind zelf. 'Hebt u de kamelen dan niet bij u? En allerlei knechten? En al het moois voor het Kerstkindje? Maar het onze hier heeft geen goud en wierook nodig. Niets dan melk uit z'n fles. U hoeft alleen moeder maar beter te maken. Daarom heb ik ook al die weesgegroetjes gebeden. God de Vader heeft u dat zeker wel gezegd, toen Hij u stuurde ... Ga zo achterom, Drie Koningen. Ik ga binnen door, de sleutel om­draaien en schuif de grendels weg. Daar kan ik best bij. Als u alleen maar van buiten een beetje duwt, want de poort is erg zwaar.' 'Wat is dat voor een gezanik?' vloekt Aloys. En de Witte Peer, ook al met een vloek, springt opeens met z'n rug onder Gradus' voeten weg. Wankel tuimelt Gradus neer op het gras. Maar hij staat terstond weer recht, en stelt zich schrap onder het venstertje met de bijl dreigend in de twee handen geheven. 'Wie het hart heeft ... ' 'Zijn ze wakker? Durf je niet? Laat mij dan ... wat is er?' Maar Aloys, een grote lafaard ondanks z'n branie, is min­stens al zeven passen achteruit geweken voor de dreigende bijl van de lange Gradus. 'Er is ... er is ••. dat ik voor stelen en moorden toch te goed ben,' zegt Gradus Grebben met een diepe snik. 'Vader Gradus is stapelgek geworden,' spot de Witte Peer,

137

Page 140: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

die toch opgelucht zich vierkant op z'n hielen omdraait. 'Ik zal daar 'ns binnenkijken,' vermant Aloys zich. 'Op zij ouwe .. .' 'Er is voor jou daarbinnen niets te zien, niets te doen,' wijst de lange Gradus hem trots en nijdig terug. 'Ik, ik ... heb een moeder gehad, die me leerde geloven in God, een moe­der, die nog voor me bidt in den hemel.' 'Heb je daarbinnen soms een mirakel gezien, zatte zot?' Aloys lacht zó hard, dat hij er zelf van verschrikt. 'Ja juist, een mirakel. We zijn 't nogal waard! En toch een mirakel .•. Ik weet 't nu opeens: Christus waakt over goe­den en bozen ... Kom mee. Weg hier.' 'Als er toch niks met jou is aan te vangen, lafbek, dan maar vort ... voor ze ons horen. Ik heb er m'n bekomst van.' 'Jullie voorop. Mgemarcheerd.' Met de l:>ijl omhoog blijft Gradus onder het open venstertje op schildwacht. Tot hij niets meer hoort van hun voet­stappen. Dan, heel voorzichtig, met ingehouden adem en kloppend hart, heft hij zich op, om nogeens even naar bin­nen te kijken. Maar het opkamertje is leeg, een zwarte lege nachtholte. Alleen de geur van de winterappels waait hem tegen. Met een sprong en grote stappen haalt Gradus de twee in.

Achter de grote inrijpoort staat Andreeke in z'n nachtpon. Hij heeft het lichtje op de grond gezet, reikt naar de gren­del, naar de sleutel, reikt op z'n teentjes, het handje hoog gestrekt, reikt, rammelt - maar kan in sleutel of grendel geen beweging krijgen. Ontmoedigd laat hij de armpjes zinken, houdt de adem in en luistert. Achter hem het grote open erf, donker tussen woonhuis en stallen. Vóór hem de zware zwarte poort ... doodstil ... Maar dan eindelijk toch, buiten op de bergweg, voetstappen door de dorre bladers. En hij, met een schril stemmetje, hoog uit, half schreiend: 'Drie Koningen! Drie Koningen! Niet weggaan! Ik kan 't niet alleen. Maar de poort gaat dadelijk open. Ik zal vader roepen. Wacht even, als u blieft!' Andreeke loopt met z'n lichtje over de spronk in de huisgang terug, en eer hij 't goed weet, is hij opeens midden in de slaapkamer van vader en moeder. Daar staat de witte wieg met het nieuwe broertje bij het grote bed, en naast het bed, aan het voeteneind van

138

Page 141: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

de wieg zit vader in de rieten stoel rustig te slapen. Vader, die bij Andreeke's zieke moeder waken zou. Maar moeder slaapt ook. Andreeke staat aan vaders knieën, stoot hem aan. 'Vader, kom dan toch gauw de poort opendoen,' roept hij, en dan met een schal van blijdschap en trots: 'De Drie Koningen zijn er om ons Kerstkindje te zien en moeder beter te maken, God de Vader stuurde ze, omdat ik zo goed bad.' Damus Dolmans van de Roosberg is wakker geschrokken, staat al recht, ziet van Andreeke naar z'n vrouw, die ook wakker wordt, voor het eerst zonder koorts en pijn van­nacht, en tegen hen beiden zoetjes glimlacht. 'Hij heeft gedroomd,' zegt ze. 'Breng hem gauw weer naar z'n bedje. Wees maar heel braaf, mijn manneke, moeder wordt wezenlijk weer beter. De Drie Koningen hebben me zeker genezen, terwijl we sliepen.' 'Ol' begrijpt Andreeke opeens. 'Dan gingen ze natuurlijk alweer weg, toen ik ze hoorde. Ze wilden zeker nog even bij mij binnen kijken, op het appelenzoldertje, om te zeg­gen, dat ze al klaar waren.' 'Ja, natuurlijk,' praat z'n vader met hem mee, om hem te sussen. 'Ze moeten ook nog zo ver terug naar het oosten. Kom nu maar gauw mee, weer naar bed. En nooit meer met het nachtlichtje door het huis. Onthou dat goed, An­dreeke.' In z'n armen draagt hij hem naar het appelenzoldertje. Maar als hem daar een koude tocht tegenwaait, en hij het open venstertje ziet, keert hij dadelijk om, grijpt de 4ekens van het bedje, wikkelt het kind er warm in en is meteen weer terug in de grote slaapkamer. Stilletjes zit hij opnieuw in z'n armstoel, laat Andreeke voor vannacht verder slapen aan z'n hart en blijft waken en luisteren. Maar alles blijft even stil en rustig op de Roosberg. Over Andreeke's hoofdje heen knikt Damus tegen Anna z'n vrouw, zo gauw ze de ogen weer openslaat en hem aanziet, zo gelukkig om haar beterschap. 'Onze kinderen zijn onze bewaarengelen. ' Ze begrijpt niet goed wat hij zeggen wil. Nooit heeft ze iets geweten van de doorgevijlde grendel,

139

Page 142: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

de ingedrukte ruit, van de baal voor de buit en de grote houthakkersbijl, die Damus op Driekoningenmorgen vond onder het venstertje van het appelenzoldertje.

140

Page 143: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Ouwe Giel

Ze waren nu allen weg om Trezia mee te begraven. In het naaste vertrekje waren Sander's vrouwen haar doch­ter, de geburen, de boel aan 't opruimen. Ouwe Giel zat bij de schouw, gedoken in zijn versleten matten stoel, - dommelig en met gezonken hoofd. 'Ze waren nu weg - en 't was stil.' Dat deed hem weer wat tot zich-zelve komen. Drie dagen lang was 't een aanhoudend gegons in zijn oren geweest van onzekere, halfgedoofde geluiden; - komen en gaan, ge­fluister, gemompel, gezoek in kasten en laden. Ze hadden Trezia in de kist gelegd, met de handen gevou­wen om haar paternoster alsof zij zelve ook nog bad. Als er niemand meer was, stond ouwe Giel op en slofte van zijn stoel in de keuken naar het dompige vertrekje, waar Trezia zo lag. Hij stond haar eerbiedig te bezien. Ze lag zo statig alsof 't een vreemde was, die Giel niet aanging, - haar gezicht was onkenbaar veranderd, zacht en tevreden, een glimlach om de mond, de ogen in berusting gesloten. Ze lag er tenger als een heel jong meisje, en haar kleine schrale handen, die nooit gerust hadden, baden aldoor. Zo wit en zo plechtig lag ze daar met al die stilte om zich heen, een wijde kring van stilte - wie er intrad, sloeg een kruis en zweeg. Terzijde waren op een tafeltje twee kaarsen aan 't branden bij een kruisbeeld: een wit kommetje met wijwater stond er naast met een palmtakje er in. De meesten, die kwamen zien of bidden, namen het palm­takje op en sprenkelden een zegen over de dode. Na een poze deed Giel dat ook telkens en dan slofte hij lang­zaam terug en dook weer in zijn stoel. Iedereen liep in en uit. Sommigen kwamen even op hem toe en zeiden zo iets van een troostreden, zonder veel hartelijkheid of medelij­den. Ze wist~ immers niet zeker of Giel hen wel verstond, of er wel begrip en treurigheid in zijn hart was. De meesten meden hem, en lieten hem maar stil in zijn hoek suffen, met zijn hoofd voorover en zijn beverige handen gesteund op

141

Page 144: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

de stok, die hij altijd zo tussen de knieën geplant hield op de rode plavuizen. 's Nachts had hij in de lang-ongebruikte keukenbedstee ge­legen, onrustig, soms even inslapend en telkens weer op­schrikkend helder wakker. Dan stonden de gedachten in­eens scherp omlijnd, vast, en tastbaar in al de grauwheid, die als een nevel zijn brein was komen vullen. 'Trezia dood,' en met bange ogen lag hij door de spleet der bedgordijnen te gluren naar dat deurtje waar strepen kaarslicht mat sche­nen door de kieren. 's Morgens begon het opnieuw. Mijnheer pastoor met zijn goelijke glimlach was ook ge­komen. Die had zich tegenover ouwe Giel geplaatst en troostte hem, 'dat Trezia een brave vrouwen een goede moeder was geweest. God zou haar ziel hebben.' 'Maar wat moet ik beginnen zonder haar?' zei ouwe Giel toen, klagend. Dat waren de eerste woorden, die uit hem kwamen sedert hij z'n vrouw zag sterven. 'Onze lieve Heer zal er wel in voorzien. Je hebt toch kin­deren. Je bent immers niet alleen op de wereld, Giel?' Toen verzonk Giel weer in zijn dommelige stilzwijgendheid. Er kwam verder geen woord uit hem. 'Hij is er gans van versuft,' zei Nella, z'n dochter, die van haar hof op de heuvel was komen gelopen op de droeve mare van moeders schielijke dood. 'Midden uit het werk, midden uit mijn huishouden,' klaagde ze aan de geburen, die in het sterfhuis hielpen. Ze was een lange schrale vrouw met scherpe trekken en strakke dunne lippen. Ze had be­weeglijke, sluwe ogen, die alles schenen te doorwroeten en haar gebaren waren snel en driftig. Ze vloog in en uit, alles bedillend in ruwheid en haast, omdat het onvermijdelijk was, - maar geen traan had ze nog gelaten om haar gestor­ven moeder. Ouwe Giel was bang van haar. Haar harde, onmeedogende stem sneed hem telkens door het hart. Als zij in zijn nabijheid kwam, dook hij nog dieper ineen en leek hij nog meer versuft. In de middag van de tweede dag was Leo gekomen, -- z'n ander kind. Nella was de oudste, hij de jongste, de anderen waren klein gestorven. - Leo was lang na de ande­ren geboren, en altijd was hij moeders kind geweest, een tere, bleke jongen, te zwak voor ruwe arbeid op het land.

142

Page 145: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Hij had lang geleerd - en Nella, die toen al getrouwd was, had ontevreden gemord: 'Hem alles.' Hij was naar de stad ter school getrokken, bleef er later op een kantoor. Hij verdiende goed geld - trouwde en woonde in een 'he­ren-huis', zoals ze in het dorp zijn roodstenen woninkje in een der ongezellige nieuwe stadswijken noemden. Ontegen­zeglijk, hij had het ver gebracht en zijn vrouw was de doch­ter van een welgesteld burgerman. - Doch van zijn dorpje en de mensen, die er hun sleur-leventje sleten, maakte hij zich zo ongemerkt los; 'n enkel bezoek nog aan het oude witte woninkje van vader en moeder, telkens met langer tussenpozen herhaald. Z'n vrouw was ook eens meege­komen en wilde er later niet meer terug. 'Och, we horen zo helemaal niets bij elkaar,' had ze gezegd. Deze middag trad Leo het huisje binnen en zag zijn vader in de schemer, gedoken naast het vuur. De oude man hief zich langzaam op en zag hem lang aan. 'Leeke,' mompelde hij toen tevreden. 'Is ze nu dood, vader?' 'Ach, mijn jongen, ze vroeg nog naar je in haar laatste uur.' 'Waarom heeft niemand ons iets van haar ziekte laten we­ten?' 'Och, Leeke, ze is bekans niet ziek geweest - geen krankte -een halve nacht en een korte morgen, toen was 't gedaan.' 'Vader, vader - ge moet het u niet zo aantrekken,' suste Leo zoetjes, als hij dat witte hoofd zo heftig zag schokken. 'Haar doodskleed lag onder in de kast, - al-lang, al-lang -ze naaide het zelf - het mijne ook. Ik had het eerst moeten gaan - jongen.' 'Ge moet zo niet spreken, vader,' zei Leo, die eigenlijk niet wist wat tot troost te zeggen, op de hortende woorden, die bijna snikken werden. 'Ach, Leeke, en aan jou dacht ze altijd. Altijd zat ze daar door haar venster ken te zien, en dan peinsde ze in haar hart: "De jongen zou kunnen komen".' Meer en meer bedremmeld stond Leo daar, tot Nella de voordeur opende en hem van het hoofd tot de voeten op­nam. 'Je had wel eerder kunnen komen om moeder te zien,' zei ze tot enige groet. Leo zweeg. 'Je zijt een te grote mijnheer voor ons geworden, - maar we hebben je niet nodig.'

143

Page 146: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

'Wees stil,' mompelde Leo - "t is hier een sterfhuis.' 'Waar is je vrouw?' 'Ze kon niet weg van de kinderen.' Nella's mond verbeet een grijns van spot. Ze zei verder niets.

Nu waren ze allemaal weg om Trezia mee te begraven. Langzaam trok de stoet door de grauwe novembermorgen. Ouwe Giel zat bij het vuur en de zingende waterketel in het donkere binnenhuis. De stilte deed hem goed. De verstarring ontspande zich en langzaam vloeiden tranen uit z'n ogen. Het waren de eerste, die hij om Trezia schreide, ze waren mild en warm en deden hem herleven. 'Trezia is dood, en ik zit hier alleen' - dat had hij al ~e da­gen om- en omgekeerd in zijn trage gedachten. Nu eerst begreep hij het ten volle. Langzaam drong het door. tot in zijn diepste hart. Hij richtte zich recht en luisterend in zijn stoel op, om te horen naar haar verloren voetstappen. 'Dood' kreunde hij, en moeitevol stond hij op, langzaam sloffend naar het donker raam, alleen te onderkennen aan de strepen daglicht, die door de spleten der gesloten blind­jes drongen. Hij wrikte aan de venster-stang, - beverig, on­handig, schoof de grendels weg en stiet de luiken zachtjes open. Het was een hele inspanning - en 't duurde lang eer het raam weer goed gesloten was - en hij zich neer kon zet­ten in Trezia's stoel naast de vensterbank. Dit was wat hij verlangde, in die stoel te zitten en de dag te zien. Giel keek rond in de stilte. - Het was een begoocheling. Trezia was niet dood. Hij zat op haar te wachten. Dadelijk zou de achterdeur opengaan en ze zou uit hun hofke komen, de schort vol groen. - Langzaam kwam ze, voorzichtig en zacht, - ze ging spreken ... ouwe Giel zag hoe ze naar hem keek met haar goedige ogen. Opeens ging de deur van het zijkamertje open, en een vreem­de kwam de treden af - Sander's vrouw, de nabuurse. Ouwe Giel kromp verschrikt ineen, en het goede gevoel van welzijn week meteen van hem. 'Heb jij 't vensterken losgedaan, Giel?' vroeg Sander's vrouw. "t Was zo donker,' zei de oude man verlegen.

144

Page 147: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

'Zoals je wilt.' 'Komen ze dadelijk terug?' 'J a, ze komen en drinken een tas warme koffie.' 'En dan?' 'Je kunt hier alleen niet blijven, Giel.'

't Was nu alles afgelopen. Ouwe Giel met Nella en Leo bleven achter. Vader zat in z'n hoek bij de haard, weer verzonken in z'n gedachten. 'Hij zal 't niet lang overleven,' zei Nella gedempt, toen ze langs Leo ging. Leo keek nadenkend naar z'n vader. 'Men ziet het meer,' fluisterde hij half onwillig. En toen luid: 'Maar er dient gesproken te worden. Vader kan hier alleen niet blijven.' 'Dat zeg je goed. Maar wat zullen we met hem beginnen?' Vluchtig en slim keek Nella haar broer in de ogen. - De vraag bleef onbeantwoord. En later op de dag zei Leo weer opnieuw: 'Er dient raad geschaft.' 'Neem jij hem mee,' zei Nella kortaf en bitter. 'Men moet een oude boom niet verplanten,' opperde Leo, die aan zijn vrouw dacht en zijn huis. 'Hij zou bij ons niet wennen.' 'Zeg, dat je te voornaam zijt om een oude boer in huis te nemen.' 'En jij te kwaadaardig om je eigen vader te verzorgen,' snauwde Leo driftig. Leo mat haar van het hoofd tot de voeten, hooghartig, met een blik, die Nella buiten zich zelve bracht. Maar hij keerde haar minachtend de rug toe. De oude man zat onrustig op z'n stoel te schuiven. Hij had alles gehoord. Hij wilde spreken, maar z'n stem kon geen klank geven. De ruzie-toon woekerde voort in een vijandig stroef stilzwijgen. Ouwe Giel voelde een beklemming, die hem bijna de adem benam. Toen Nella een ogenblik later door de achterdeur in 't hof­ke was gegaan om groen te snijden, stond de oude op en slofte naar Leo.

145

Page 148: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

'Leeke,' haperde hij toen geheimzinnig, 'je moet me maar stil hier laten. Geloof me.' 'Wie zal naar u omzien?' 'Er zijn goede mensen genoeg.' "t Is gauw gezegd,' zei Leo, 'maar het gaat niet. Ge zijt oud en onbeholpen.' Opeens kreeg hij een verlangen om de arme sukkelaar bij zich te zien zitten in zijn eigen woonkamer. 'Ik zal zien wat ik doen kan,' zei hij toen weifelend. 'Maar Nella moet u zolang bij zich nemen.' 'Dat niet, dat nooit,' klaagde Giel, doch Nella kwam juist binnen en keek achterdochtig naar de twee. 'Wat niet?' 'Ik zal zien wat ik doen kan. Neem hem zolang bij je. Ik zal er voor betalen,' zei Leo langzaam en bedaard. 'Ik heb je geld niet nodig,' beet Nella hem nijdig toe. 'Wat zul je doen?' 'Met mijn vrouw spreken en raad schaffen. Binnenkort zal ik nader schrijven. Laat het huisje zolang het huisje. En neem hem mee.' Nella weigerde niet en stemde niet toe. Maar 't was onver­mijdelijk wat haar te doen stond. In de namiddag ging Leo. - Zijn vader schreide en de beve­rige, verschrompelde handen klampten zich om de zijne -hulp vragend. - 'Zul je gauw terugkomen?' 'Ja, ja, stellig. Ik beloof het u.' 'Laat me niet lang bij haar,' fluisterde de oude toen schichtig. 'Ik beloof het u,' herhaalde Leo.

Dag-in, dag-uit zat ouwe Giel te verlangen: 'Dit zal voor 't laatst zijn ... Leeke gaat komen.' Maar de dagen gingen om, -en Leo vertoonde zich niet. Bijna een maand was de oude nu op de hof van zijn dochter, maar vrede had hij er nog niet gevonden. Ouwe Giel voelde zich in-de-weg zit­ten. Hij snakte naar verlossing, - en toch waren Nella, Louis 'r man en de kinderen eigenlijk niet slecht voor hem. De dagen gingen om. 'Louis, waar heb je de sleutel van thuis gelegd?' vroeg hij eens heimelijk en schuw. 'Goed bewaard - in de bovenste schuif van de latafel.' 'Zou je me nogeens naar ginder willen terugbrengen, jon­gen?'

146

Page 149: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

'Klets niet, ouwe,' lachte Louis, en hij ging. 'Een hou-kind er bij, - had ik er aan één niet genoeg?' gromde Nella soms overluid, als iemand haar een verwijt maakte over haar boos humeur. Dan bedoelde ze Treeske ermee, arm klein Treeske - de jongste van haar kinderen, even veertien jaar oud, armelijk en verschrompeld wezentje, dat bij grootvader onder de schouw zat, lijdzaam en zwijgend. 'Leeke schijnt me te vergeten,' klaagde grootvader aan haar, als de anderen allemaal weg waren. Dan keek Treeske op en schudde wijs het hoofd. Ze was er niet bedroefd om, iets als een lach kwam om haar blauwe lippen. Ze verstonden elkaar nu goed. In 't begin was de oude verschrokken van het kind, zo nietig en zo mager was ze, zo erbarmelijk met haar houte­rige armpjes en het dunne, hoekige lijfje, dat verwrongen in elkaar groeide. Ze zat daar tegenover hem en bleef naar de oude man zien met haar grote, starre ogen. Anders zag men niets van het schriele, bleke kind, dan die ogen. 'Onge­luk,' scholden haar de anderen, en haar vader stiet haar soms ongeduldig terug in haar hoek. Toch deed ze niemand enig kwaad. 'Je bent een bezoeking voor ons, onnuttig ding,' grauwde Nella somwijlen. Ook weer kon ze 't kind aanhalen en haar beklagen. 'Ze kan 't ook niet helpen, de stumperd.' 't Was de enige keer, dat er medelijden in Nella's stem klonk. Maar niets scheen het kind te roeren. Ze kroop op haar stoof bij 't vuur, sloeg de handen om de knieën. Ze zat, ineengekrompen als een bal, maar aldoor zag ze de oude man aan. 'Wat zie je toch aan me, Treeske?' vroeg grootvader haar eens, toen ze alleen waren. Het bloed vlamde Treeske naar het hoofd, ze wrong zich ineen, als betrapt op een boze daad. Maar meteen zag ze weer naar hem op: 'Blijft u hier?' stootte ze uit. 'Ik zal wel weer gaan, kind: 'Blijven.' 'Had je dat graag?' 't Kind knikte heftig met het hoofd. Toen zwegen ze verder. Maar wanneer 't donkerder werd, schoof Treeske met haar stoof dichter aan grootvaders voeten.

147

Page 150: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Een maand en langer had dit alles zo geduurd. De kille witte muren spookten voor Giels ogen, de harde stemmen hamerden op zijn hart. Hij zat te mijmeren over Trezia, en waarom ze hem weghielden van haar. 't Was of ze daarachter nog leefde in hun eigen stil, warm huisje. Het begrip, dat ze dood was, vervaagde geheel. Ze wachtte hem ginder. 't Was de dag vóór Kerstmis. In huis was het jachten en haasten, de drukte en het gerom­mel nog heviger dan anders op zaterdag. Nella kletste met water, wreef en schrobde en schuurde, hardhandig. De mannen liepen af en aan, ruimden erf, stallen en schuren ordelijk voor de zondagen. Ouwe Giel en Treeske zaten bij de rood-smeulende haard en waagden het niet zich te verroeren. Uit al dat gerommel en al die drukte zou de stille vrede eindelijk ontstaan. Ze hadden er beiden een vaag verlangen naar. - Maar in de na­middag wrikte er iemand aan de deurklink, een onbekende hand. 't Was de bode, die een witte brief bracht. 'Van Leo?' vroeg ouwe Giel, plotseling opschietend uit zijn ge dommel. In Treeske's ogen kwam leven. Nella smeet haar bezem neer, veegde de handen af aan haar voorschoot. Haastig scheurde ze de omslag open en las met ogen en lippen. Toen, de brief voor evenveel op tafel gooiend, zei ze: 'Leo komt vader morgen halen in een koets. En dan gaat hij naar 't oudmannenhuis.' 'Wie zegt dat?' prevelde Gieloverbluft. 'Naar de stad - in het gesticht,' verklaarde Nella nadrukke­lijk. 'En als ik niet wil?' riep ouwe Giel dan met ongewoon krachtige stem. 'Ik zeg, als ik niet wil?' Treeske sprong verschrikt recht. 'Je hebt niets te willen: waar zou je heen?' zei Nella bedaard. 'Je bent slecht! Ik zeg je - slecht.' 'Ieder moet weten wat hij doet, Leo heeft 't zo besloten.' 'Leo ... Leo .. .' herhaalde ouwe Giel, opeens teruggeslagen in zijn beverige ouderdom, die hij een ogenblik overwon­nen had. 'Leeke .. .' toen verzonk hij weer in gedachten.

Midden in de donkere nacht stonden ze allemaal op, om

148

Page 151: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

met het hele dorp naar de kerstmis te gaan. Grootvader ont­waakte van het gestommel en de stemmen. Een straal licht

. drong door de bed&teegordijnen. 'Naar 't oudmannenhuis,' dat was zijn eerste gedachte, en toen: "t Is Kerstmis.' Hij vouwde de handen samen, maar bidden kon hij niet. 'Naar 't oudmannenhuis', dat was de spookgedachte, die alle andere verdreef, dat was 't onbe­kende, maar 't verafschuwde, 't verre, vreemde en gehate ... vreemde mensen, vreemde muren, vreemde zeden ... daar­heen om te sterven I En hun eigen goed huisje lag te wachten aan de weg, warm en dicht, - en Trezia's voetstappen waren er nog te horen. Trezia zelve wachtte daar op hem ... Toen ze allemaal weg waren, ging hij opstaan, stak zich on­beholpen in de kleren, lang talmend en zinnend bij de schijn van de stallantaarn, die ze op tafel gelaten hadden om licht te vinden bij thuiskomEt. - 'Treeske,' riep hij onder aan het trapje van de opkamer. Treeske sliep daar in een houten krib. 'Treeske,' en met zijn stok maakte hij geweld tegen het hout. Er verroerde geen geluid in het andere vertrek. Hij stond te wachten en een groot verdriet kwam over hem. Hij zou zwak en hulpbehoevend op de treden willen neerzin­ken en schreien als een kind. Maar hij stommelde het trapje op met grote moeite, kwam hijgend boven - toefde even en ging toen bedachtzaam langs de muren voelen, waar Trees­ke's krib stond, tastend raakte hij het gezichtje van het kind aan, warm en levend. Hij roerde haar bij de schouders: 'Treeske.' Treeske richtte zich moeilijk op. 'Wees maar niet bang, kind. Ik ben 't.' 'Grootvader I' riep ze en klampte zijn hand tussen de hare. 'Sta op, Treeske, doe je kleertjes aan en pak er je warm in.' Het kind gehoorzaamde. Na een poos stonden ze beiden in de keuken bij het lichtje. 'Wil je wel met me meegaan?' 'Ja,' knikte het kind op haar eigenaardige, heftige wijze. 'Kom eens hier, je hebt goeie ogen. Schuif die la open. Zie je een grote zwarte sleutel - ja? Geef hem dan hier. We moeten ver gaan, kind. Kom maar - ik weet de weg nog.' 'Waarheen, grootvader?'

149

Page 152: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

'Naar 't stalleken van Bethlehem' schertste de oude goed­moedig met een jonge glans in de ogen. 'Hier, jij moogt onze lantaarn dragen.' Toen gingen ze, - heel langzaam, voetje voor voetje voort­schuifelend in de koude zwarte nacht, waardoor het lan­taarntje een dansende vlek gouden glans voerde. Ze kwa­men langs de boerenwoningen, waar ook licht scheen door een raampje. De weg liep zacht-glooiend de heuvel af -halverwegen lag midden in het kerkhof het kerkje - de deur stond er open, licht viel naar buiten-uit op het plein. 't Orgel speelde, en ze zongen 'Gloria'. 'Hoor je wel, Treeske? Het Kerstkind is geboren.' 'Op hooi en stro,' zei Treeske. Ze gingen al verder. 'Ik kan ook een liedje zingen,' zei het kind, na lange tijd zwijgen. 'Wel zo,' knikte de oude, die nu en dan stilstond om bij adem te komen. 'Wel zo,' zijn hand zocht een steun op Treeske's schoudertje. 'Is 't nog ver, grootvader?' 'We zullen er gauw zijn, m'n kind. Laat eens horen je liedje.' Toen begon het kind half-ingehouden op zangerige klaag­toon:

Kerstkindeken is geboren In 't midden van de nacht, Het heeft zijn klein kap ken verloren, En krijt zich blauwen zwart ... Sus, sus, zoet Kindeken, Wees stil en krijt niet meer -'t Is van Onze Lieve Heer, Kom morgenavond weer!

'Hoe heb je dat zo mooi geleerd, Treeske?' 'Van Mechelke, onze meid,' zei het kind levendig. 'Al zo­veel heeft ze me geleerd, maar ze is doodgegaan.' 'Nu zijn we er haast,' zei grootvader blijmoedig en hij rustte niet meer, al stokte zijn adem. 'Ga nu vooruit. Schuif de grendel van het hekje - zo - en hou de lantaarn hoog. Dit is nu het huisje l' 'Woont hier grootmoeder Trezia?' 'Ja,' knikte de oude nadenkend, en toen: 'Kun je het sleutel-

I~O

Page 153: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

gat zien? Hier, steek er de sleutel in. 't 1s moeilijk, hè?' Samen stonden ze te tasten en te beproeven - eindelijk week het slot, de deur ging open, het kind lichtte de lantaarn op en stond op de drempel bevreesd naar binnen te zien. 'Kom maar, bang hoef je niet te zijn,' zei ouwe Giel, zelf huiverig van de schaduwen, die het wakkerend lichtje daar­binnen bewegen deed. Een duffe lucht sloeg hem tegen. 'Kom maar - hier is 't goed.' 't Was daar alles onveranderd zoals de dag van Trezia's be­grafenis. Maar het vreemde lichtje spookte met wonder­lijke glanzen langs de muren. Geen van beiden durfden ze spreken. Eindelijk fluisterde het kind bang: 'Waar is groot­moeder Trezia dan?' De oude antwoordde niet, hij zat in zijn stoel te hijgen naar adem, zijn ganse lichaam trilde. Treeske zonk neer op de haard-tree en kroop in elkaar, de armen om de knieën. 'Ga dáár niet binnen,' prevelde de oude na een poos, angstig met de ogen wijzend naar het deurtje van Trezia's sterfkamer. Toen verzonken ze beiden in hun stilzwijgen. Na een poos sliep Treeske met het hoofd op de knieën. Toen ze, in het eerste licht van de Kerstdag, zoekend kwa­men aanlopen - vonden ze het kind nog slapend. Ouwe Giel sliep ook, maar hem konden ze niet meer wakker schudden. Hij zat dood in z'n stoel bij de koude haard.

151

Page 154: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe
Page 155: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Het liedje

'Openlaten!' Van de divan uit de cosy-corner klaagt Han­nie's verwend stemmetje; en Emma Looyers, gehaast als altijd zo vlak voor de lunch, steekt de blonde kroeskop door de kier van de schuifdeuren, en sust met een zorgelijke glim­lach, die even toch iets moederlijks geeft aan haar meisjes­achtig persoontje: 'Stil zijn, schat.' 'Nee, ik wil 't horen,' beveelt de vijfjarige rechtop en los uit de kussens en plaids, en haar zenuwachtig handje wenkt heerserig heen en weer: 'Wijd open!' 'Warm toegedekt blijven, heeft de dokter gezegd,' laat Emma zich gelden, nu aan deze kant van de deuren, die ze toch maar liever achter zich heeft dichtgeschoven. Maar nog even duidelijk klinkt de muziek van de straat hier in de achterkamer door. Ze hoort dat verschrikt. Wel vlak voor het huis moeten ze staan. En nu juist met hun kerstdeuntje! Snel zoekt ze naar iets om Hanrue's aandacht af te leiden, komt de poppen oprapen, die bij 't omwóelen tegelijk met het prentenboek op de vloer is gegleden, kleurig op de ver­storven tinten van het perzisch bidkleedje. 'Arm Lijsje heeft zich pijn gedaan.' 'Stil nu toch!' gebieden het stemmetje en het handje ge­hinderd. Het matbleke spitse gezichtje is in gretig luisteren strak naar de dichte schuifdeuren gewend. Met diep uithalend pathos, zo langzaam en plechtig, dat het kerstcanteleentje wel een choraal lijkt, blazen de straat­muzikanten: 'De herderkens lagen bij nachte.' Het koper schalt en schettert feeststemming tussen de hoge nieuw­bouwgevels in de sneeuwmistige decembermorgen, drie dagen voor Kerstmis. Niets meer tegen te doen! bejammert Emma. Immers al te mal om midden onder het spel, midden in de laan, te laten vragen asjeblieft er mee op te houden. Dat durft ze geen van de dienstmeisjes opdragen. "t Is dat liedje van Jesus,' fluistert het kleine meisje opge­togen. Emma hoeft dus ook niet meer te hopen, dat het kind de

IH

Page 156: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

melodie zou vergeten zijn. Hoe vreemd eigenlijk die ver­rukking bij 't herkennen. 't Hele jaar trok het zich van de straatmuziek niets aan. En nu opeens die hevige belang­stelling. Emma gaat op de rand van de divan zitten. Alles moet ge­daan om dat gezeur van verleden jaar te voorkomen - dat eindeloos vragen over het Kerstkind. Leo kan er niet tegen­'t irriteerde hem overdreven. 't Mag niet opnieuw beginnen. ook niet voor Hannie zelf. Nog wel nu ze ziek is. De dokter nog geen uur de deur uit. 'Moeder zal je wat voorlezen.' Emma slaat het prentenboek al open - Hansje in Bessenland - de zomer zelf kleurt en geurt er haar uit tegen. 'Niet lezen,' voorkomt Hannie. 'Meezingen.' 'Ik ken de woorden niet.' 'Van Jesus.' 'Heel ver van de koude sneeuwbergen, over de schouder een zak met speelgoed en in de arm een kerstboom komt het kerstmannetje aanstappen,' begint Hannie's moeder een sprookje te verzinnen. 'Och nee - van Jesus,' houdt het kind aan. 'Hoor maar. Ze spelen 't opnieuw - elk woord - "De herderkens lagen bij nachte - ze lagen bij nacht' in het veld." Maar hoe is 't nu verder? Zeg 't dan.' Fataal, dat er zo'n paar hele regels van het rijmpje in haar hoofdje bleven steken, verwondert Emma zich over zoveel geheugen. Ongelukkig ook, dat zij zelf juist geen enkel kerstliedje kent. Vroeger thuis hebben ze nooit iets aan Kerstmis gedaan. En in Jesus, of in welk geloof ook, heeft ze zich nooit verdiept, zoals anderen soms doen, enkel om­dat ze 't interessant vinden. Maar zij had genoeg aan haar dol-prettige leventje, vond al zo vroeg alles in Leo, en toen al zo gauw alles in Hanneke. 'Moedertje?' 'Heus, ik ken het liedje niet, schat.' Aldoor nog de muziek. Maar liever doen of ze meeluistert? Al dat verweer er tegen, spant Hannie's koppige aandacht misschien nog maar straffer. Te denken, dat zo'n onnozel Leent je dit allemaal heeft gaande gemaakt verleden jaar. Alleen door het liedje mee te zingen toen ze 't ook een paar dagen voor Kerstmis buiten stonden te spelen. En Hannie, van klein kind-af met

154

Page 157: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

allebei 'r oren altijd wijd open voor alles wat haar verbed­ding raakt, Hannie aan 't vragen natuurlijk over wat zo helemaal nieuw voor haar was ... Jesus, en almaar weer Jesus. 'Een kindje, zo heel arm, en toch eigenlijk de koning van de hele wereld. Nieteens een wiegje, maar een kribbe, waaruit anders een os en ezel hooi aten.' Neeltje Kramer was een roomse. En die zijn dweperig. Ze had haar liever niet in huis moeten halen. Maar wie denkt nu aan godsdienst als je een huisnaaister neemt? Een on­gelukkig samentreffen: Neeltje - en het liedje - en Hannie, op wie 't zo'n vat bleek te hebben. Wonderlijk ontvankelijk voor zoiets van godsdienst, dat kind van twee goddelozen als Leo en zij 1 Eerst hadden ze er nog om gelachen. Toen werd het vervelend, een gezeur dat niet ophield. Pijnlijk voor Leo, wie 't natuurlijk aan zijn jeugd herinnerde in dat door en door roomse milieu: z'n ouders huis daar in 't zuiden, aan alles van vroeger, waar niets meer van over was voor hem. Almaar vergeefs probeerde ze 't Hanneke uit het hoofd te praten. Tot Leo, innerlijk heel boos en ge­ergerd, z'n opvoedkundig principe van 'kinderen-nooit­iets-voorliegen' doorzette, en het kind ijzig-kalm voorhield, dat het nu gedaan moest zijn: dat er geen Kerstkind be­stond, zomin als Klaas-Vaak of Sinterklaas of het Kerst­mannetje, allemaal enkel maar vertelseltjes om domme kleine kleuters zoet te houden. Dat zij, Hanneke, al te groot er voor was. - Dan tegen z'n vrouw: 'Geen Neeltje meer hier in huis!' Zelfs het kerstboompje, dat al gekocht was, mocht niet te voorschijn komen. Enkel maar wat hulst en mistletoe en rode lichtjes om het midwinterfeest te vieren. Ze waren nu eenmaal moderne heidenen, beweerde hij, en moesten geen concessie doen aan een overwonnen stand­punt. In de gang rinkelt de huisbel, terwijl de muziek voor de derde maal naar het einde van het melodietje deunt. Emma is haastig opgestaan. "k Zal hun wat geven, Hannie,' be­looft ze. Het dienstmeisje vóór, rukt ze de straatdeur open, "n kwartje vandaag,' voegt ze de hoornist toe, die z'n in­strument beleefd aan z'n pet heft. 'Maar als jullie niet meer hier zo vlak in de buurt komen spelen, kun je na half janu­ari een gulden komen halen,' spiegelt ze hem voor. Eer de man zich verwonderen kan, nog de verklaring er bij: 'We

Ijj

Page 158: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

hebben een zîeke in huis/ Vlak voor de stoep, în de klon­terige bevroren sneeuw tussen de boomstammen, blazen de vier anderen juist het slotakkoord. Waarna de stilte als een vraag blijft hangen in de winterstraat. Emma neemt, door de verwarmde, weelderig beklede gang, een vaag gezichtsbeeld mee terug van de bont en glinsterig opgesierde kerstboom, die het verkleumde vijftal moeilijk met zich meedraagt in het groen-geverfde houten stellinkje. Meteen hoort ze Hannie luid-uit huilen. Ze is al bij haar. 'Maar, Pop,' wil ze sussen, voorovergebogen om haar als een wiegewichtje half op te nemen in haar armen. Maar geen denken aan. 't Kind ligt afgewend, een tranenstroom, weeklagend gehuil, krampachtig snikken, steeds luider en erbarmelijker. 'Stil nu toch - stil toch. 't Is zo slecht voor je. Pas op - ik zeg 't aan de dokter. Foei, foei.' Maar wat Emma ook ver­zint, - zacht, streng, overredend, hard gebiedend, dreigend - 't helpt allemaal niets. 'Zeg moeder dan toch waarom je zo te keer gaat!' Moeilijk door snikken uitgestoten, komen er dan eindelijk woorden: 'Nu heb ik het toch niet gehoord.' 'Wat niet gehoord?' 'Het liedje!' 'Maar tochwel immers. Zeker, zeker, je hebt alles gehoord.' 'Niet waar. Ik wil 't horen.' "n Andere keer komen ze weer terug,' jokt Emma. 'Nee, nu! Alles van het liedje. Alles van het Kerstkindje.' 'Als je lief de ogen dicht doet, droom je er misschien van.' vindt Emma ten einde raad. Want over tien minuten komt Leo thuis, en dan moet de koffietafel klaar zijn en het kind voorgoed tot bedaren gebracht. 'Ik laat Dient je je bekertje warme melk brengen. 't Is tijd. En dan, zul je zien, slaap je dadelijk.' Nog naschokkend en -nokkend, hees hoesterig, zonder een woord meer, drinkt Hannie met weerzinnige slokjes haar beker leeg, en laat zich dan gewillig in de plaids stoppen. 'Ze is uitgeput,' merkt Emma beangstigd, even met de bovenzijde van haar hand het brandend gezichtje aanvoe­lend. 'Nu heus slapen, vrouwtje,' vleit ze, blij om de rust die over de divan zinkt. Heel voorzichtig trekt ze de over­gordijnen voor de tuindeuren dicht, dankbaar dat er geen

156

Page 159: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

protest komt. En gaat op de tenen weg. Eerst hield Hanneke de ogen heel stijf gesloten. Om over het liedje te dromen. Maar de droom komt niet. En vanzelf zijn de ogen weer opengegaan en kijken zonder dat ze 't weet in de gloed van de gashaard, warm goud door de half-dui­stere kamer. De droom, waar ze nu op wacht, is opeens voor haar hetzelfde als het geheimzinnige heerlijke, waar ze al zoveel dagen op wacht. Want ze heeft van verleden jaar onthouden, dat Kerstmis komt als Sinterklaas voorbij is. En over al het nieuwe speelgoed en het lekkers van Sin­terklaas keek ze uit naar het grote geheime, nog achter de dagen verborgen, naar wat zij hier in huis alleen weet en toch niet weet. Dat ze bijna wist zoëven toen de muziek begon. Vóór moeder kwam. Dat ze helemaal weten zou, als ze maar het hele liedje kende. Het liedje van Neeltje waar alles in staat. Alles van Jesus. Allemaal tóch waar. Vader zei dat verleden jaar zomaar oindat hij boos was. Maar van Jesus is alles waar. Dat bestaat wèl. Anders zou Neeltje er niet bij gehuild hebben, toen ze 't vertelde. Grote mensen huilen niet om zomaar (!en vertelseltje ... J esus be­stáát. Daarom zijn er ook kerken en klokken voor Jesus, dat weet ze wel. En ziet ze altijd sterren en niets dan licht, wanneer ze heel zachtjes de naam van Jesus zegt. Dat doet ze wel dikwijls. Nu weer. Zolang tot Hij 't horen zal, en komt, het lieve kleine Kerstkind, uit z'n kribbe naar haar toe, om haar alles te zeggen over zich zelf ... 'Jesus, Jesus, omdat ik 't niet dromen kan .. .'

Eerst toen Leo Looyers uit de tram op z'n huisdeur aan­stapte, vroeg hij zich af of 't soms ongerustheid over het kind kon zijn wat hem de hele morgen tussen alles door op het bedrijf, zo ongedurig en prikkelbaar had gemaakt. Raar eigenlijk. 't Kind was wel lastig en hoesterig geweest van­nacht, aldoor wakker, hangerig vanmorgen en bleekjes. Maar toch aangekleed en beneden. Niet van die aard, vond Emma ook, om haar zo'n hele dag in bed te houden. Eens wat uitvieren op de divan, 'n zware kou. Niets om er over te tobben. 't Moest tenslotte aan hem zelf liggen, die ge­jaagdheid. Overspanning natuurlijk. Overmaat van werk en verantwoordelijkheid als leider. Wel: hoe meer hoe lie­ver, al z'n rust juist in die onrust. Maar toch hard nodig 'ns

157

Page 160: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

die paar vrije dagen, na overmorgen. Nu hij met de sleutel nog in 't slot de straatdeur openstoot, staat daar z'n vrouw bij de voorkamer met de vinger op de lippen om hem te beduiden vooral heel stilletjes te doen. Eerst als ze tegenover elkaar aan de fleurig gedekte koffie­tafel zitten - onwennig Hanneke's plaats leeg - begint Emma verdrietig: 'Ze heeft zo'n vreselijke huilbui gehad.' 'Waarom een huilbui?' 'Om niets. Of eigenlijk - om muzikanten. Die speelden dat Kerstliedje,' zegt ze nu tóch, ondanks haar voornemen 't liever te verzwijgen. Maar ze kan zo slecht iets op 't hart houden. 'Allemachtigl moet dat nogeens beginnen? Voorkom zo iets toch.' Emma, kindvrouwtje gebleven, siddert voor hem als hij zo hard uitvalt en donker kijkt. 'Ze waren bezig, eer ik 't wist. Maar ik heb hun gezegd niet terug te komen.' 'Laat dan maar waaien,' wil hij, verveeld, over het onderwerp heen. 'Wat zei de dokter?' 'Niet veel. Koorts opnemen. We hadden haar eigenlijk in bed moeten houden. Maar nu ze toch eenmaal hier beneden lag, 't eens aanzien. Voor den eten wil jij haar wel naar bo­ven dragen. Hij komt nogeens aanlopen vanavond.' 'Nou .. .' fronst Leo bedenkelijk. 'Tweemaal daags.' 'Och, wel nee - ze is zo ziek niet. Je had haar moeten zien opleven bij die muziek.' Terwijl ze 't zegt, roept het kind met een huilschreeuw: 'Moederl' Verschrikt staan ze allebei meteen bij de divan. 'Ik meende, dat je sliep.' Bij vaders stem verstomt Hannie, kruipt ontdaan weg in de kussens. 'Wat nu? Zeg me 'ns lief goedendag.' Ze snikt onderdrukt. 'Ja maar, al dat huilen om niets.' Dan begint 't pas voorgoed, klaaglijk luid uit. Ze zien elkaar hulpeloos aan. 'Zou ze iets heel ergs onder de leden hebben?' vraagt Emma in 't Frans. 'Ze is helemaal overstuur.' 'Hannie,' probeert Leo 't eens met redeneren, 'als je huilt, moet je weten waarom.'

15 8

Page 161: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

'Het liedje,' komt er uit. 'Nu hoor je 't,' schudt Emma het hoofd. 'Ja, luister 'ns, Hannie,' dreigt hij opeens, 'geen onzin. Verstandig zijn als anders, of we laten je hier aan je lot over.' 'Och, vadertje ... ' bezweert z'n vrouw hem, die wel hoort dat z'n toon er helemaal naast is. Maar 'tis olie op het vuur, nu ook voor hem. 'Je bederft haar in de grond met je sentimenteel gedoe.' Uk Ben helemaal niet sentimenteel,' wil Emma zich ver­dedigen, echt boos en geërgerd zij nu ook. Uk Begrijp al­leen niet,' gooit ze de schuld op hem terug, 'waarom ze niets over Kerstmis mag horen. Wat steekt er voor kwaad in? Laat het een mythe zijn - toch iets liefs voor kinderen.' 'Het liedje,' klaagt Hanneke, die wel voelt dat moeder voor haar pleit. 'J e mond houden en slapen,' valt Leo Looyers uit, nu zo fors en overheersend, dat Hanneke stijf van schrik, de blik bang aan zijn blik vast, niet meer roert of ademt. 'Ziezo,' zegt hij voldaan tegen Emma, 'nu is 't over. Dat is de ma­nier om kinderen te laten gehoorzamen. Flink optreden. Voet bij stuk houden. Tot hun eigen bestwil. Jij hebt niet het minste idee van opvoeding!' Ze zitten weer in de voorkamer aan hun lunch; eten werk­tuigelijk. 't Gesprek is blijven steken bij Leo's vonnis over haar. Toch heeft Emma het nauwelijks gehoord. Zo kwelt 't haar: Hannie, ziek als ze is, aan die schrik te moeten over­laten. Echte ontzetting was 't. Had zij maar gedurfd voor hem, dadelijk na z'n ruwe uitval zou ze haar in de armen hebben genomen en gesust ... Ellendig toch, dat ze zo bang kunnen zijn voor die man, Hanneke en zij al even erg. Toch zijn ze alles voor hem, - zij tweeën en z'n werk voor hen tweeën, beweert hij soms in een opklaring tussen z'n som­bere gedruktheid en z'n prikkelbaarheid in ... En dat maakt dan weer veel goed. Al blijft het leven een onvoldaanheid voor haar - voor hem blijkbaar nog erger - en hun kind, dat ze toch overladen met alles wat 'n kind maar wensen kan, hun kind toch ook al huilen, klagen, lastig verlangen naar iets anders. Maar Hannie heeft er tenminste nog een naam voor ... het liedje!. .. Niets dan droevige gedachten in haar wakker, ontrust door een haar vreemd bewustzijn, luistert Emma toch aldoor.

159

Page 162: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Maar 't blijft doodstil in de achterkamer, benauwend dood­stil. 'Zorg nu in vredesnaam, dat ze niet opnieuw begint,' draagt Leo haar op bij z'n vluchtige afscheidskus. Zij heeft helemaal niets anders geantwoord dan een even vluchtig: 'Tot straks', wacht alleen nog tot hij de voordeur dichttrekt, en is al bij Hannie, die haar met oneigen grote schitterogen aanziet. Toch kalm. 'Ik kom bij je zitten,' troos~ ze. 'Met de mandoline,' vult het kind aan, alsof 't sindslang zo was vastgesteld. De mandoline ligt op een boekentafeltje bij de tuindeuren, meer tot sieraad. Heeft Hannie ze in 't oog gekregen en er haar hoop op gevestigd? 'Ik kan 't zo slecht meer,' aarzelt Emma, 'en je zou immers slapen.' , Zomaar de wijs, moedertje, Dan weet ik 't misschien.' 'Wat weet je dan misschien?' 'Alles.'

Emma heeft het op de snaren nooit verder gebracht dan tot een paar dansjes en minneliedjes. Ze tokkelt, al zoekend: 'Au claire de la lune, mon ami Pierrot,' om 't kind misschien tevreden te stellen. 'Zo nietl' wordt ze terstond heftig onderbroken. 'Ik zal 't wel voorzingen.' Hannie begint te neuriën van hoog naar laag, een verre naklank van het melodietje:

De herderkens lagen bij nachte, Zij lagen bij nacht in het veld ...

Als ze daar afbreekt, omdat ze de woorden niet verder kent, is 't haar of ze voor een zware zwarte muur staat, waar ze tegen op moet klimmen. Verbijsterd kijkt ze. Maar blijft nu toch stil, vraagt niet meer. Met beklemd hart zit Emma naar haar te zien, de hand nog op het instrument. Ze durft niet bewegen. Hanneke's ogen zijn dichtgevallen. Jachtig gaat haar adem, in een vreemde plotselinge sluimer.

In de tuin van het Ho~e is de sneeuw smetteloos rein ge-

160

Page 163: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

bleven, zoals de sneeuw moet zijn en in heel de grote stad toch nergens is, dan alleen in de binnentuinen van de ho~es. Neeltje Kramer is blij als een kind om de sneeuw: kerst­avond en sneeuw. Ze ziet wel hoe er van de sneeuw een eigenaardig licht blijft uitschijnen in de avondschemer, dat al hun huisjes zo stilletjes achter de witte hekjes veel meer op zich zelf laat lijken dan 's zomers, als de rozen bloeien in de middentuin en de zaaibloemen op de perkjes onder de schuiframen. 'Dit is zelfinkeer,' weet Neeltje, die veel in de Navolging van Christus leest. Ze komt, uit de parochiekerk in de buurt, van haar kerstbiecht terug, en schuifelt over de nagebleven bobbels ijssneeuw en sneeuwklonters van het klinkerpad, opengeveegd tussen de huishekjes en de donzig-bepruikte ligusterhaag van de middentuin, naar haar eigen deur. Ze is gelukkig om haar warm huisje, en gelukkig om de koude, witte Kerstmis. Ze vindt het leven haast al te goed. Nog niet zo oud, vijfenzestig, en toch al vijf jaar lang zo welbe­zorgd in dit hofje, waar ze zich met haar eigen spaarpennin­gen inkocht. Toch helemaal geen ho~esbest, weet ze wel. Daar zorgt ze trouw voor: er knap uit te zien, een nette burgerjuffrouw met een bruin ~telpak, een zwarte rand­hoed en een bontkraag. Deftig genoeg voor haar deftige naaihuizen, waar ze ruimschoots de kost verdient. Wat blijft er dus eigenlijk nog te wensen over? Ze is nu binnengeko­men en knipt de lamp aan. Alles meteen in goudlicht. Kerstavond. Dik op z'n schouwmatje onder de platte pijp, kijkt de wel­gedane wollig-rosse kater, hoe ze haar spiegelblanke Bra­bantse potkachel oppookt. Het ingerekende vuurtje vlamt al op. 'Ja poes -lekker warm - en de kerstkaarsjes aan. Alle licht­jes weer in je ogen. Je zult eens zien, hoe prachtig.' Neeltje, kindervriendin vanaf haar jonge jaren, is gewend met haar poes als met een kind te praten, en gedachten te lezen uit die raadselachtige, wijze, wisselkleurige, flikkerlichtende, alles­ziende tijgeroogjes. 'Zou je menen? Ook een poes bij het kribje? Evengoed als een os en een ezel? Alleen omdat poesen zoveel van de mensen houden en mensen zoveel van de poesen?' Maar al te gauw vergeet ze de hele poes. Omdat ze zelf haar

x6x

Page 164: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

kerstkaarsjes zo prachtig vindt. Twintig wel. Elk jaar een paar meer, omdat ze 't elk jaar al beter betalen kan. Op een rode lap vlaggedoek, heel het latafelblad vol, met het kribje in 't midden, en Maria en Jozef, en de herders, en de drie Koningen, en os en ezel, en lammetjes, een herdershond en een kameel. Op elke hoek een engelbeeldje. En tussen alles in de kaarsen en kaarsjes, op glazen en tinnen en blikken kandelaars en luchtertjes, grote en kleine vlammetjes, goud en tintelend, alsof 't de sterren van de hemel zijn. 'Kon Hanneke dat eens zien!' God weet het, hoe ze dat schaapje maar niet vergeten kan, dat arme zieltje. 'n Enig dochtertje, 'n rijkemanskind, en toch meer te beklagen dan de zieltjes in de vreemde landen. Want die worden gezocht en gered voor de Hemel. Maar zo'n kind van stadslui, uit een huis vol rijkdom maar zonder God, daar mag geen priester naar omzien ... Zo'n kind als Hanneke, mooi als een prinsesje uit haar prentenboek, dat had nooit van iemand een woord over het enige en eigen­lijke van hemel en aarde gehoord. Tot zij haar het liedje voorzong. Dat was als dauw op een dorstig bloempje, ze zag 't wel en waagde 't er op nog wat verder te gaan, over het kindje Jesus ... Heel, heel voorzichtig. Maar tochal te veel. Want opeens had mevrouw geen huisnaaister meer nodig in het nieuwe jaar... Zo werd haar de missie afge­sneden in de Van Boogerdlaan. Maar te blijven bidden voor de stumperd, dat kon niemand haar verhinderen. En dat hield ze vol het jaar om, en ze zal volhouden, zij, misschien de allerenigste op aarde, die juist voor dat ene zieltje bidt. -'Jesus, die zelf een kind was, Jesus, grote kindervriend, geef haar Gods koninkrijk, dat immers de kinderen toe­behoort.' Neeltje luistert verwonderd naar de woorden van haar ge­bed. Meestal zijn het alleen maar weesgegroeten aan haar paternoster, die ze voor het zieltje bidt. Maar zo moet 't wel duidelijker zijn in Gods oren. Zo zal ze 't onthouden en elke dag overdoen. Wanneer ze, bij de tafel achter het theelichtje en onder de lamp, over haar breiwerk heen, zonder dat de grote houten naalden een ogenblik stilstaan, de kerstverhalen uit haar zondagsblad zit te lezen, kijkt Neeltje toch telkens weer de kant van de latafel uit, wakend over de kaarsen en kaarsjes,

162

Page 165: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

die al lager inkrimpen en afdruipen. De kleinste beginnen al met laatste heldere opflakkeringen uit te doven. Dan komt de voetstap. Stemmen buiten aan een ander hekje. En weer de voetstap, krakend over de sneeuw. Gestommel op haar stoepje. 'n Klop op haar deur. Zo kort en hard, dat ze er van verschiet. Wie in Godsnaam komt er bij haar kloppen, zo midden in de avond - midden in de kerstavond? 'Neeltje Kramer?' vraagt een mannenstem. 'Wie is daar?' - 'Looyers uit de Van Boogerdlaan - doe maar open.' - 'Mijnheer,' groet Neeltje wellevend, maar in stijgende verbazing, nu ze ziet, dat hij 't werkelijk is, Han­neke's vader, die ze terugkent van even-ontmoeten in de gang of zo. 'n Echte grote meneer, 'n beetje een dandy, ele­gant en uit de hoogte. De zilveren haak van z'n wandelstok en z'n witte gemsleren handschoenen vallen Neeltje 't eerst in 't oog. Zowaar, hij staat met de hoed in de hand. Ont­hutst scharrelt ze naar een stoel voor hem. 'U kent me dus wel terug?' vraagt hij, zoekend naar een aanloop voor z'n pijnlijke boodschap. "t Is voor m'n dochtertje .•. Ik kom u halen.' 'Mij - halen?' 'Voor Hannie. Ze is ziek. Al drie dagen. Heel erg. Ze spreekt en ijlt maar voortdurend dag en nacht over een liedje, dat u haar verleden jaar schijnt voorgezongen te hebben. Wij kennen 't niet. Wij weten geen raad er mee. M'n vrouw be­dacht toen: juffrouw Kramer te laten verzoeken of ze eens even zou willen komen ... Ik kom 't maar liever zelf vragen - kan 't u allicht beter verklaren. 't Is misschien wel veel gevergd - zo midden in de avond - kerstavond immers - en door de kou. U zit hier zo knus en zo warm. Maar 't geldt een doodziek kind.' 'Meneer Looyers, alsof ik me een ogenblik bedenken zou. Ik kom meteen ... dat liedje? Natuurlijk weet ik 't nog. Hoe is 't bij God mogelijkl' 'Een wonder,' peinst Neeltje, terwijl ze de mantel al dicht­knoopt, de kachel voorziet, de kaarsvlammetjes één voor één zorgvuldig uitblaast. 'Zo zijn wonderen. Zo leven we in wonderen - wonderen waarvoor geen woorden zijn -geen andere naam dan Gods liefde.' Het is haar alsof ze de hand van God zelven op haar schouder voelt, en zijn stem

16,

Page 166: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

hoort zeggen: 'Iets groots en goeds gaat er gebeuren ... ' 'We gaan samen,' stelt Leo Looyers haar gerust, wanneer ze zich op het laatste ogenblik bedremmeld afvraagt, waar­om hij eigenlijk niet al opstapte. Gewacht op haar om samen te gaan? Half bewust beseft zij, dat hij wel danig onder de indruk moet zijn van z'n boodschap, om haar met zoveel onderscheiding te behandelen. Misschien zoals hij met z'n moeder zou gedaan hebben. Hij laat haar voorgaan, rechts lopen, regelt z'n pas naar de hare, helpt haar de tram in ... Ongewend laat Neeltje 't zich aanleunen, zelf wel beschaamd over de rare combinatie: hofjesjuffrouw en dandy. 't Is haar een opluchting als ze uit die volle, helder-verlichte tram­wagen stappen, en dan al gauw de rustige Van Boogerdlaan inslaan. 'U zult wel zien, juffrouw Neeltje,' bereidt Leo Looyers haar op het laatste ogenblik nogeens voor, 'hoe minder woorden, hoe beter.'

In haar eigen bedje ligt Hanneke, op haar eigen glanzend witte kamer, waar alle poppen, de teddyberen, Jan Klaassen, harlekijn en het wollen schaapje, de V olendammertjes, eend, olifant en ezeltje van de muurplank verbaasd over haar en al de medicijnflesjes en maatglaasjes en hospitaaldingen heenstaren naar de kleuters in de fleurige behangrand, die midden in hun ronderei van angst verstard schijnen. Op het hoektafeltje een azaleaboompje in roze bloei, grote bossen witte chrysanten, kristallen vazen met rozeknoppen; vlak bij haar bed het stomertje, dat maar dampt en dampt; het lichtend straalkacheltje; 't poogt al te samen de atmosfeer van een bloeiend tuintje in een zoele, zonnige junimorgen te laten leven in de ziekenkamer. De verpleegster is na den eten weggegaan, en 't duurt 'n paar uur eer haar plaatsvervangster voor de nacht komt. Dat wisten ze: het enige uur voor Neeltje ... Eergisteravond hadden de dokters, de dokters-in-consult, een longontsteking geconstateerd, zó hevig, dat het er op of er onder zal zijn. Toch leek 't hun allen wat beter vanmid­dag, toen het kind na uren sluimeren zonder ijlen, voor 't eerst weer met haar gewoon helder stemmetje vroeg hoe laat 't was, en of ze haast kwamen. Alleen Emma raadde toen dadelijk, dat ze de muzikanten bedoelde, en eer het kind er zich opnieuw over zou opwinden, beloofde ze, wat ze in

164

Page 167: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

haar wanhoop Leo reeds had voorgesteld: Neeltje Kramer te laten halen om het liedje voor te zingen. Antwoord kwam er niet op moeders belofte, maar 't werd heel rustig in het witte bedje en het gezichtje bleef opge­wend in een gelukslach van verwachting. Leo zag 't wel. 'Goed danl' beantwoordde hij Emma's smekende blik. 'Ik ga zelf.' - 'Daar zul je geen spijt van hebben,' voorzegde ze, innig dankbaar, opgeklaard als het kind zelf. Als dit eens het laatste zou zijn, wat hij voor z'n enig kind kon doen? De klacht van z'n hart dreef Leo Looyers, Hem hebben de dokters rechtuit gezegd, wat ze de moeder ver­bloemden. 'Geen hoop. De koorts is te hevig. Het hartje te zwak. In een paar dagen zal 't beslist zijn.' Sinds gaat hij om, en doet en handelt als een medium, zonder dat de wer­kelijkheid eigenlijk tot hem doordringt, overmand door een macht, waarvoor hij geen naam wil weten. - Z'n kind? Leven van z'n leven, alles in één voor hem, meer dan Emma hem ooit was. Omdat hij het beste van zichzelf herboren zag in Hanneke? Z'n geest? Of dat betere nog: z'n eigen kind-zijn en z'n moeder meteen, z'n lieve vrome moeder, met wie z'n jeugd stierf, zolang geleden al •.• Na Neeltje is Leo ook weer de blanke kamer binnenge­komen, en achteraf blijft hij staan, schuw bijna, de schaduw van zichzelf. Terwijl Neeltje op Emma's wenk schuchter wat nadertreedt, donker, dor en schamel midden in al dit stralen van wit en lentekleuren. 'Hier is Neeltje nu - zie je wel schat?' prevelt Emma, diep over het bedje gebogen. Hanneke's ogen glanzen open. 'Zingen,' zegt ze mat. 'Zin­gen?' huivert Neeltje terug, ontzetting in de blik, die aan­stonds ziet dat de hand van de dood reeds over dit veeg ver­waasd kindergelaat heeft gestreken. 'Ja, dat liedje, Neeltje,' bemoedigt Emma haar vol hoop. 'Van Jesus.' Is 't alleen een glimlach of ook de stem van Hanneke? Neeltje zit nu op een punt van de stoel aan het voeteneind, stijf-rechtop, handen in de schoot gevouwen, oog in oog met het arme zieltje.

De herderkens lagen bij nachte, Ze lagen bij nacht in het veld .••

165

Page 168: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Schraal en beverig hapert de versleten stem door de angstig luisterende kamer. Maar Neeltje overwint haar aandoening wat, al flinker klinkt het:

Ze hielden zo trouwe de wachte, Ze hadden hun schaapjes geteld.

De kleine zieke zucht diep van voldoening, een verheer­lijking over haar wezen. Leo Looyers doet een stap en nog een stap nader, zonder het te weten. Wat dokters zeggen, is immers maar menselijke berekening ... 'n Macht tóch boven alles uit ... Hij staat met opeengeklemde tanden, zonder ademen... Iets moet hij doen. Roepen? Knielen?

Daar schittert een licht in het duister, Een licht als het zonlicht zo klaar,

Grote tranen vloeien over Neeltje's wangen, maar ze zingt voort:

Een engel verschijnt hun vol luister, Verkondend een vreugdige maar.

'Van Jesus,' hijgt Hanneke almaar weer. Emma snikt.

Zoet Jesuke laat ons ook komen, En knielen bij 't kribbetje neer.

Neeltje's stem slaat over. Opeens staat ze recht, handen in­eengewrongen: 'Bij Gods barmhartigheid - mevrouw, mijn­heer -laat het me doen. 0 niets, niets, dan wat zuiver water. In tijd van nood mag en moet een ieder dopen. Voor u is er niets aan verloren, voor 't kind alles in alle eeuwigheid gewonnen .•• ' 'Doe 't,' zegt Leo Looyers, zonder enige bedenking, omdat hij meteen weet, dat het dit was, dit onvoorziene, dit van de Voorzienigheid, waarop hij en het kind en de kamer wachtten, met de onzienlijken om hem heen die neerzien: z'n moeder, z'n moeders moeder, moeder na moeder van heel z'n voorgeslacht, ginds uit het oude heuvelland der

166

Page 169: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

heiligen, - die neerzien op het dochtertje dat op hun allen gelijkt, naar geest en wezen, hart van hun aller hart, zid van hun aller ziel, - die neerzien en met opgeheven handen wachten ..• Zelf reikt hij Neeltje het glas met water toe, terwijl Emma zachtjes Hanneke's handjes samenvouwt in een natuurlijke aanvoeling, dat het zo hoort: 'Nu zal je van Jesus zijn,' fluistert ze begrijpend, en streelt de krullen van het voor­hoofd weg. Van Neeltje's vingertoppen vloeien de heldere waterdruppels tegelijk over Hanneke's hoofd en Emma's hand. 'Ik doop u in den naam van den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest,' spreekt Nedtje, plechtig als een priester. Weer terug op haar stoel, begint Neeltje meteen bij wat haar 't eerst invalt van het liedje, dat hier haar enig gebed kan zijn: 'Daar schittert een licht in het duister .. .' tegelijk heft Hanneke zich half op, ziet haar aan met ogen waarin de laatste macht en kracht van haar leven samenstraalt, en zingt mee, helder en blij: 'Een licht als het zonlicht zo klaar .. .' 'Hannekel' gilt haar moeder. reeds met de armen om haar heen. Een ogenblik van doodstilte. Dan Emma in een razernij van angst: 'Hann.eke toch - m'n kind. m'n alles - alles van moeder.' 'Nee, Emma - leg haar neer - wees stil,' treedt Leo toe. 'Zie je dan niet - ze sterft - ze is dood - zomaar opeens. Al zingend.' 'Recht naar Jesus.' bidprevelt Nedtje, overweldigd. op de knieën neer. 'In het koninkrijk Gods een engd voor eeuwig.' Als Leo Looyers de ogen van Hanneke teder heeft dicht­gestreken, kan hij niet laten met de duim een kruisje te maken op het broze, lelieblanke voorhoofd, nog vochtig van het doopwater. Zoals z'n moeder zou gedaan hebben.

167

Page 170: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe
Page 171: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Haar Boetedoening

Moeder Verschuren werd er zenuwachtig van. Daarvoor was ze niet gekomen, om zo dood-kalm, met de voeten op de warme stoof, te zitten babbelen over het weer en de mensenl Waarom ook liever niet ineens met de deur in huis gevallen, en 't gezegd, zomaar, zonder omwegen, dat het uit moest zijn tussen Huib en haar Dient je? - Ze zat nu al zo lang te wachten op het gunstig ogenblik om er over te beginnen, als 't zo juist van pas zou komen, alsof het ter­loops en toevallig was. Maar de vrouw van de Nederdonk, die anders altijd de mond vol had van haar jongen, zweeg er nu halsstarrig over ..• zou ze iets vermoeden? In het matte licht van de wintermiddag zaten ze daar. De zonneloze dag schemerde door de groen-verweerde ruitjes. Buiten zwiepten de naakte bomen in de wind, die huilde

169

Page 172: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

langs de eenzame hoeve. 't Was behaaglijk warm in het vertrek; 't rook er naar de gloeikooltjes in de stoof testen. Moeder Verschuren zat er in haar wijde mantel, de kap met zwart-zijden franje neerhangend over de schouders; de witte muts met stijfgestreken rand sloot haar gezicht in een ovaal. 'Ik kom maar eventjes,' had ze gezegd, met iets ongewoon gejaagds in haar manier van doen. De vrouw van de Nederdonk had haar op een stoel geduwd tegenover de hare, had haar, gastvrij, de stoof onder de voeten geschoven, druk-doende en blijdschap tonend: 'Ze had zo graag bezoek: die zondagmiddagen waren zo een­zaam en stil.' Toch wist ze dadelijk, dat er iets aan haperde. Vrouw Verschuren was zo anders dan gewoon. 'Zou er iets wezen met de kinderen?' Dat spookte haar door het hoofd, terwijl ze zacht eentonig vertelde over alledei dingen van het dorp en van de hoeve. Ze vroeg niets, haar ogen echter bespiedden tersluiks met een zweem van wantrouwen de zenuwachtige onrust van haar bezoekster. Toen begon ze te praten over de dochter van haar zuster, die ging trouwen binnenkort, - er zou grote bruiloft wezen ••• En terwijl ze 't zo zei, ging haar achterdochtig-zoekende blik weer naar vrouw Verschuren, die met een ruk zich rechtte op haar stoel - voelende, dat nu het ogenblik ge­komen was om te spreken. 't Bloed joeg haar naar het hoofd, en er schoten sterretjes voor haar ogen; ze hoorde haar eigen stem als een vreemde met hoge, schrille klank; ze was begonnen zonder 't zelf te weten. En ineens zei ze alles, zoals ze het vooruit in haar gedachten had klaargemaakt: "t Moest nu maar uit zijn tussen Huib en haar Dient je; - 't zou immers toch niks geven, - kinderspel was 't ge­weest en anders niets. Menens mocht het ook nooit worden, want, nou, ze wilde het liever ronduit zeggen: zij en haar man vonden de jongen geen partuur voor Dient je. 't Meisje zelf dacht er precies zo over: 't was op Dientje's eigen ver­zoek, dat ze hier kwam om het af te maken.' Ze had in één adem gesproken tot daar, toen stokte haar stem, ze kon niet meer bezinnen wat ze verder had willen zeggen om 't wat te vergoelijken. Nu was er een stilte gekomen, een pijnlijke, beklemmende stilte .••

17°

Page 173: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Bn de grauwe januari-dag, die treurde in het ruime vertrek, begon reeds weg te doezelen in de hoeken, tussen de diepe plooien der bedgordijnen. Een windvlaag joeg in de schoorsteen, sloeg de vlammen neer in het open vuur; - knetterende blauwe tongetjes flikkerden weer op. Vreemde lichtplekken glansden op de tinnen bord<;:n en het koper van de schoorsteenkap; het paars katoenen plooi­rabat bewoog zacht-wuivend. De haard begon zijn rosse gloed te spreiden in de weifelende schemering. De twee vrouwen zaten in die vage lichtkring, het vlammenschijnsel viel op haar gelaat. Moeder Verschuren durfde nu pas het gebogen hoofd licht­jes verroeren om tersluiks te zien wat haar spreken had uit­gewerkt. Dit zwijgen benauwde haar nog meer dan straks de beklemming der ongezegde woorden. Maar de vrouw tegenover haar zat er als eerst, roerloos nu en recht tegen de stoelleuning, de ogen in het vuur ... strak en onbewogen was haar gezicht. Toch waren de haastige, verwarde woorden van haar be­zoekster pijnlijk diep tot haar doorgedrongen. Ze had het gevoeld als een striemende geselslag, en haar hart bloedde. Alsof ze nog hartebloed had I .. Maar kracht had ze toch om niet ineen te krimpen, om geen spier te vertrekken, geen kik te geven, om onverschillige woorden te zoeken en ze einde­lijk te zeggen zonder de minste beving in haar stem: 'Zoals je 't goedvindt, vrouw Verschuren.' Toen was ze opgestaan, met een driftige ruk aan haar stoel: 'Ik zeg, zoals je 't goedvindt. Voor haar een andere. Lieve hemel, 't is zo'n ongeluk niet ... Maar je begrijpt, nu is 't uit, ook tussen ons I. .. Het moet me spijten, vrouw Verschuren, maar ik had eerder kunnen begrijpen, dat we niet goed ge­noeg meer voor jullie zijn .. .' Vrouw Verschuren schuifelde achteruit naar de deur, verlangend om weg te komen, niet wetend wat te zeggen op de verwijten, die ze voorzien had, - huiverig van de harde metaal-klank in die stem. De moei­lijke boodschap was nu immers gedaan, - ze had hier niets meer uit te richten. 'Je moet 't niet te hoog opnemen,' zegt ze sussend, 'de jon­gen zal er niet om malen. Ik wens je goedenavond. Je weet 't nu, en je zult 't Huib wel zeggen. - Maar geen tweedracht

171

Page 174: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

tussen ons - dat bedoelde ik niet.' Zo ging ze, verruimd opademend toen ze buiten kwam. De wind snerpte haar langs het verhitte gelaat, speelde onder haar kapmantel, die opbolde, toen ze de slippen over de arm sloeg. 't Was een klinkerpad, dat van de hoeve voer­de naar de grote weg; de steentjes klonken op onder haar vlugge passen. Ze liep, alsof ze veel jonger was. Wat een pak van haar hart! Ze had er zo tegenop gezien. Toch was 't nogal meegevallen. En nou was 't ook voor­goed gedaan. Goddank gedaan! - Wat zou zo'n Huib om haar dochter durven vragen? - Ja, Dient je scheeri wat te zien in de jongen: 't was altijd zo'n soort vrijage geweest tussen die twee, van jongs-af. Eigenlijk had ze nooit gedacht, dat het meisje zo heel ge­redelijk Huib er áan zou geven. Als ze 't nou bij hoog of laag niet gewild had, zo waren ze dan niet, of ze hadden ge­zegd; "n Mens zijn zin, 'n mens zijn leven.' Kwaad was de jongen niet, al kon er heel goed 'n verkeerde grond in zitten; want z'n vader, nou, z'n vader! In alle geval hadden ze 't zo bij het beste eind. De boel was op, kaal op, daarachter. Armoe troef in de toekomst!- Hun goeie geld was te zuur verdiend om er dáár 't gedoe mee op te knappen. 'Nou, als moeder 't dan afmaakt met Huib,' had Dient je zelf eindelijk toegegeven. Ze had niet aan die ander, aan Toon Mulders gedacht, maar aan het rijke gedoe van zijn vader; aan de sjees, waarin hij naar de stad reed. Ze had niet aan Huib gedacht, maar aan 'de armoe, die ze op moest knappen'. Ze had niet begrepen hoe ze besliste over haar leven en het zijne.

Nu liepen ze naast elkaar voort met haastige passen. Ze liep voorover, het hoofd gedoken, angstig verlangend om thuis te zijn, weg van Huibs verwijten, veilig thuis, waar ze niet hoefde te zoeken naar woorden om zich te rechtvaardigen. Hij heftig z'n woorden uitstotend, kort en afgebroken. 'Jij wilt dus niet ... 't ligt dus enkel aan jou?' 'Och, Huib, laat me met vrede, laten we ieder onze eigen weg gaan.'

17%

Page 175: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

'Eerst zal je me vertellen, waarom je zo doet opeens.' 'Ze willen het thuis zo, Huib, en daarbij, 't was immers nooit ernst tussen ons?' 'Nooit ernst? .. ja, 't is goed, geen ernst!... Nou weet ik wat een gek ik ben geweest ooit naar jou om te zien ... Maar wil ik 't eens zeggen, wie er in de weg zit? ... Toon - die mooie Toon Mulders, die de grote mijnheer uithangt. - Ga je gang, ga je gang .. .' En dan dreigend: 'Maar als je ooit hoort dat 't mis gaat met Huib Huibers, dan zul je begrijpen, dat het jouw schuld is ... jouw schuldl ... Ik heb een dolle kop ... jij had me in toom kunnen hou­den, want ik hield van je, ik hield echt van je ... Dient je ... te echt .. .' Er was een snik in z'n stem, toen hij 't zei, en hij strekte de handen uit naar de hare ... Heel even maar ... toen wierp hij het hoofd achterover. 'Ik ben een gek,' - en hij ging, te stug om iets te tonen van zijn ontroering - te trots om te bedelen om iets, dat hem geweigerd was. Hij ging, alsof 't hem niet schelen kon. Dient je stond voor haar huis - verbijsterd zinnend op Huibs laatste woorden, die haar plotseling wakker hadden geschud uit haar dommel van onverschilligheid. 'Jij had me in toom kunnen houden, want ik hield van je, ik hield echt van je .. .' Nu was hij opeens weg, en zij stond daar in verwarring ... Ze maakte een beweging om hem terug te roepen... de stem stokte haar in de keeL .. ze durfde niet. Toen ze binnenkwam in de warme kamer, waar vader en moeder met de broers om de tafel zaten, heeft ze 't onher­roepelijk gevoeld: 'Huib en zij waren verloren voor elkaar, - en 't was haar schuld, haar eigen schuld.' Ze had 't wel willen uitsnikken. Ze had het gezicht wel in de handen willen verbergen en schreien, luid het uitschreien: 'Hoe had ze zo kunnen doen?' Niemand, die haar ontroering zag ... ze had haar stoel dicht bij het vuur geschoven en zat bewegeloos ; strak staarden haar ogen in het onbestemde, angstig - groot open gesperd in het bleke gezicht; - krampachtig klemden zich de handen ineen.

173

Page 176: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Als de jongste broer haar plaagde 'dat Toon Mulders er zeker zou wezen de volgende zondag', heeft ze wrevelig met de schouders getrokken. Ze wist nu, dat Toon Mulders nooit zou komen. Haar wil was gewekt I Maar 't was te laat!

Die avond heeft de vrouw van de Nederdonk lang op haar jongen moeten wachten. 't Laatste vonkje was weggestorven in de haard, toen hij kwam, het hoofd verhit, de ogen wezenloos verstard. Hij heeft lelijke, harde dingen gezegd tegen z'n goede oude moeder, die hem met sussende woorden in zijn zolderka­mertje heeft gebracht. Daar is hij log neergeploft op z'n bed. Hij had zich een roes gedronken. Dit was het begin.

Sedert 'liep het mis' met Huib Huibers. En de boerderij ging ten onder. De oude moeder stierf van verdriet. Ze werd nog begraven

174

Page 177: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

uit haar woning. Een maand later was de boel verkocht. Huib trok naar de stad. 'Dientje mocht dankbaar zijn, dat ze vroeger haar zin niet heeft doorgedreven,' zeiden de broers en haar moeder. Maar Dient je schudde zwijgend het hoofd, en de lijnen om haar mond groefden zich dieper.

Het is altijd haar wroeging geweest en in de stilte van haar leven heeft het zelfverwijt nooit opgehouden haar te kwel· len. Nu is te vroeg de levenslust gedoofd in haar ogen, en haar gedachten zijn zo oud en zo ernstig. Zonder vreugde is haar leven voorbijgegaan. Ze heeft het zelf zo gewild, omdat ze eens misdeed. 't Is nu vijftien jaar geleden; ze was toen een jongmeisje, - als een kind zwak en lichtzinnig. Ze had haar woord gebroken en haar liefde verloochend. Zo had ze onheil gesticht in het leven van anderen. Nu mocht er ook geen vreugde meer zijn in het hare. Zo was ze haar eigen strenge rechter geweest. Zo wilde ze boetend haar berouw volmaken. 'Dat mislukte mensenleven was haar schuld, en die schuld werd steeds zwaarder.' Toen die gedachte zich eens scherp duidelijk in haar be· wustzijn had gedrongen, kon niets ze er meer verdrijven. Geen troostende, bemoedigende woorden hadden het schuldbesef verjaagd; geen sussende stemmen in haar ziel, die soms troostten: dat zó zwaar haar misslag niet was ge· weest. 'Maar de zonde blijft en.duurt aldoor nog in haar gevolgen.' 't Is een obsessie geworden. De mensen van het dorp zeggen, dat Dient je Verschuren een 'schreupelend kwezelke' is. Begrijpen doen ze niet wat er omgaat in dat stille, afge· trokken leven. De broers hebben nu hun eigen gezinnen; de oudste woont met het zijne op vaders hofstee. Zij met haar oude, kindse moeder wonen samen. - Haar huisje ligt in een zijstraat, waar aan weerszijden lindebomen staan geplant. 't Ligt er stil en vriendelijk in een tuin, met palmbosjes om een effen grasveld, waar wat reseda bloeit en weemoedige violen treuren op de enige

175

Page 178: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

twee bloembedden. 't Is wit geverfd en donkergroen, zoals alle huizen in de dorpsstraat, en als die andere ligt het er zo stemmig en zwijgend met zijn laag, strak gevdtje. Maar dit lijkt stiller nog en strakker. 't Lijkt een huisje uit een begijnhof, zoals het daar ligt achter zijn groene hekje. Nu de deur er opengaat, schemert het donkere binnenhuis achter de vrouw op de drempd, die er even draalt en de blik laat gaan over het tuintje. Dan treedt ze naar buiten, behoedzaam de deur dichttrek­kend, en ze schrijdt over het klinkerpad, door het hekje, de weg op naar de kerk. Zoals ze daar gaat met vlugge passen, lang en recht in haar strakke nauwsluitende mantd, waar de blauw katoenen rok breed onderuit plooit, ziet men 't haar aan, dat zij, en geen andere, moet wonen in het stemmige huisje. De witte, stijf gestreken muts met het strookje achter in de nek, de brede banden gestrikt onder de kin, plooit om het hed blanke, hed ernstige gdaat: - een mooi, fijnbesneden gezicht, stil en vroom - maar ouwelijk door de diepe lijnen om de mond, peinzend en droef ... Zo gaat ze voort over de verlaten weg, in de stille schaduw van de oude bomen. Hoog door de diep-blauwe lucht, waar de warme tinten van de late zomermiddag beginnen op te gloeien, wordt het gdui van het kerkklokje voortgedragen over de stille huizen van het dorp, over de verre weilanden ... Dan plotsding worden haar ogen getrokken door het be­wegen van mensen aan het straateinde, ongewone drukte - een oploop ... 'Voor 't huis van Huib.' Ze vodt die gedachte als een ste­kende pijn. Ze vodt hoe nu het verschrikkelijke gebeurd is: dat 't nu gekomen is, waar 't niet verder komen kan. En in een heftige ontroering, die haar opzweept uit haar stil gedroom, wil ze er heen ... De dorpsstraat is nog lang. Sedert een half jaar woonde Huib weer in 't dorp. De men­sen hadden hem eerst niet teruggekend, zo haveloos en ver­wilderd zag hij er uit. Hij was getrouwd geweest in de stad, z'n vrouw was dood,

176

Page 179: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

en van z'n kinderen leefde nog alleen het zwakke bloedje dat hij meebracht, 'n jongetje van twee of drie jaar. Hij slenterde door de straten met het kind op z'n arm, hij zat in de herberg met het kind op z'n knie. Hij deed niets, de mensen wisten niet waarvan hij leefde. Soms was hij weer verdwenen, dagen achtereen; 't was een hele rust in de buurt. Een oud, smerig vrouwtje paste dan op het kind; -voor een paar centen deed ze het. Die morgen had men de veldwachter op een van de ruige heiwegen gevonden - een schot in de borst. 's Middags werd Huib Huibers zwaar geboeid weggevoerd. Nu stonden de mensen opgehoopt voor de deur. Nieuws­gierig gluurden ze, over elkaars schouders heen, naar bin­nen in de ellendige rommel. Daar zat het kind: zijn tere lichaampje kromp in zenuw­schokken, zijn borstje hijgde naar lucht. Schreien deed hij niet meer, maar de starre ogen tuurden vol angst naar de mensen. 't Zat neergehurkt op een stoof, schichtig zich aandrukkend tegen -de muur, een armpje, in een gebaar van angstig af­weren, opgeheven tegen het voorhoofd. Zo zat het schuw als een arme kleine vogel, die bekje en vleugels ten bloede heeft gevlogen tegen de tralies van de kooi, waarin ze hem opsloten, en die nu bevend van af­matting wegschuilt in het verste hoekje. 't Had zijn zwakke krachten opgevoerd tot het uiterste om het ongeluk afte weren. 't Mocht niet baten. In stomme angst wacht het kind, wat er verder gebeuren zal. De mensen dringen op, maar durven de drempel niet over. Achter hen en om hun hoofden is het warm-schitterend zon­licht, maar hun gezichten vagen weg in de schaduw, die zwart en somber uit dat armoedig binnenhuis lijkt op te doemen. Dan, met een huivering, zeggen ze, hoe dit huis voortaan geschuwd zal worden, hoe er nooit meer zegen op rusten kan. Ze vertellen elkaar, hoe de woesteling zich verzet heeft, toen hij gevangen werd genomen. Met voeten en vuisten heeft hij getrapt en geslagen, tierend en vloekend tegen zijn ver­raders. En boven alles uit: het gegil van het kind, zijn stem-

177

Page 180: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

met je schril van angst. Met allebei zijn handjes had het zich vastgeklampt aan z'n vader. 'Voor z'n kind was hij toch goed!' '0 ja, altijd droeg hij het mee op z'n arm, als hij door 't dorp dwaalde.' 'Alle kinderen liepen voor hem weg, maar die kleine stum­perd leunde zo rustig tegen z'n schouder.' 'Je hoeft niet te vragen of die daar ook voor galg en rad zal opgroeien I' Maar de wrede woorden, als een grap bedoeld, vinden geen andere weerklank dan een meelijdend gemompel van: 'Stil daar. .. schreeuw zo niet. Zie je niet, hoe bang het arme wurm is .. .' Dan beginnen de vrouwen, die 't voorste staan, het kind toe te spreken met goedige woorden. Juist nu is Dient je Verschuren genaderd, en haperend, ang­stig stelt ze haar vraag: 'Wat of er gebeurd is?' 'Weet ze 't dan nog niet? Ze hebben hem weggehaald, de deugniet - en nou zit 't kind daar binnen ... ' De vrouwen willen haar een breedvoerig verhaal van het geval doen, maar Dient je heeft geen geduld om te luisteren: 'Wie hebben hem weggehaald ... waarom ... ?' dringt ze aan. En boven de verwarde stemmen klinkt schel dat woord 'moordenaar. ' 'Levenslang krijgt hij, de schurk.' 'En 't kind? .. Wat moet er met 't kind ... ?' In een snik stoot Dient je er die woorden uit. . En opeens, terwijl haar ogen opflikkeren als haar geest en haar wilskracht, dringt ze zich door de opgehoopte mensen heen. Ze wijken zwijgend voor haar. Ze beseffen dat er iets ge­beuren zal. Op de drempel aarzelt ze even. Daar zit het kind, vaster nog zich dringend tegen de muur, angstig staart het naar de vrouwen, die meelijden hadden en zachte woorden zeiden. 'Ga er niet in!' roepen de mensen, die haar aarzeling gezien hebben. Met een huivering is ze toch binnengegaan. En nu is er niets meer dan, neergehurkt en weggedoken in zijn hoek, het kleine wezentje, dat in zijn zwakheid en verlatenheid om er­barmen vraagt.

178

Page 181: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Ze buigt zich neer over het kind, streelt met de hand over z'n donker hoofdje. 'Arme stumperd ... zit je hier zo helemaal alleen?' 't Kind voelt de warmte van die liefde-hand door zijn be­vend lichaampje vloeien, en de angst laat zijn zieltje los. Bewegingloos blijft het luisteren naar die stem met haar vertroosting, en zijn ogen zien met een gehunker om liefde, in het goedige, zachte gelaat, dat zich nog dieper over hem neerbuigt. Nog even heeft ze geweifeld, duidelijk doorziende het veel­zeggende van wat ze doen gaat, het overwegend in zijn gevolgen. 'Lieveke, wees nu heel zoet, en heel gerust ... nu niet bang meer zijn.' Zo neemt ze het jongetje in haar armen, zachtjes sust ze het. 'Zeg, wil je nu bij mij komen - altijd bij me blijven ... ?' Heel zoetjes fluistert ze haar lieve, goede woorden; de men­sen horen die niet, maar begrijpen ze toch, en ze staan er bij met vochtige ogen. 'Juffrouw Dientje, neem jij het mee? - Och, toe ja, neem het toch mee ... 1' De vrouwen dringen nader, goedig benieuwd en met mee­warige gezichten. 't Jongetje voelt zich zo veilig in de koesterende bescher­ming van de vrouw, die hem in haar armen opnam; in over­gevend vertrouwen drukt het zijn hoofdje vaster tegen haar aan. Dientje voelt het, en een vreemde ontroering, een warm gevoel van moederlijkheid komt in haar op. Dan, het hoofd hoog heffend, zegt ze: 'Ik neem het kind en zal het bij me houden.' De mensen zwijgen bij die veelzeggende woorden. Ze wijken ter zijde om Dient je door te laten, ze voelen iets van eerbied en ontzag. Met het kind tegen zich aangedrukt, slaat ze de weg in naar huis. Vlug stapt ze voort, met nieuwe veerkracht in haar tred. 'Zo'n kind brengt geen zegen in huis,' - een afgewerkt, verschrompeld vrouwtje had het gezegd, toen Dient je weg was en de mensen nog even napraatten over het geval. -Toen had ze de lippen stijf opeengeperst, de ogen dicht

179

Page 182: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

geknepen tot smalle streepjes en ze schudde het hoofd, als een boze toverheks die een kwade voorspelling heeft gedaan. Maar die er stonden bij Huib Huibers voor de deur, wisten wel hoe het een zegen zou wezen voor zijn kind, dat het ginder werd opgenomen in het strakke, witte huisje, stem­mig en rustig in zijn groene tuin.

Thuis zat de kindse moeder te dutten in een hoekje. Er was nog zonlicht in het vertrek, de warmrode gloed van zons­ondergang. De oude meubels stonden stijf gerangschikt. Maar de kille, droefgeestige strakheid van de holle kamer met witte muren leefde wat op onder het warme schijnsel. Dient je kwam binnen met het jongetje in haar armen. 'Moeder,' heeft ze gezegd, zich vlak plaatsend voor haar stoel, de woorden één voor één betonend: 'Moeder ... dit ... kind ... neem ik bij me... 't is het enige kind ... van Huib Huibers .. .' De vrouw keek versuft naar het kind; toen, met een op­lichting in de doffe ogen, mompelde ze: 'Huib Huibers ... die is geen partuur voor ons Dient je ... ze zegt het zelf... geen partuur.'

180

Page 183: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Ze strekte haar dorre handen uit, ze streelde het kind over het hoofdje. Zo liefkoosde ze ook haar kleinkinderen, die schuw waren voor hun oude grootmoeder. Haar geest was verdoofd; heel vage gedachten leefden al­leen nog in haar brein. - Opeens werd ze zo gebroken, de krachtige, forse vrouw, getroffen door een beroerte, die haar leven bedreigde en haar geestkracht verlamd had. 'Lief kindje ... zoet kindje ... ' murmelde ze nu, en ze oogde Dient je na, die het meenam naar de keuken. Die nacht heeft Dient je niet geslapen. Ze was opgebleven om kleertjes te naaien voor haar pleegkind. Moeder sliep achter de bont-gebloemde gordijnen; haar ademhaling ging geregeld en rustig. Dientje zat gebogen over haar werk in het getemperde licht, dat haar ogen schrijnde. Tegen de muur stond haar ledikant in witte gordijnen. Ze had er klein J anneke in gelegd, hem toegedekt met de frisse lakens, z'n handjes samengevouwen op het dek, z'n hoofdje zacht gevlijd op het koele kussen. Zo was hij in slaap gevallen, afgetobd en oververmoeid. Eerst had hij roerloos gelegen, de schaduw van z'n wimpers op het bleek gezichtje. Maar hij was zachtjes beginnen te kreunen in z'n slaap, en zijn borstje hijgde soms naar adem. Toen opeens schrok hij wakker, woest zich opwerpend uit zijn gesluimer, en hij was gaan schreien. Dient je was gekomen, had hem rond gedragen door de kamer, had gesust en geneuried ... Toen ze Janneke weer neerlei, heeft ze met de hand zijn hoofdje gekoeld, dat brandde in koortshitte. 'Nu weer zoet slapen.' Maar hij sliep niet meer, bewegeloos lag het hoofdje in het kussen, en de ogen tuurden de kamer in; donkere, gloeien­de ogen, vreemd-schitterend in het verhitte gezichtje. Dien­tje had zich over hem heengebogen, bezorgd en angstig. Ze gaf hem te drinken - gretig grepen de handjes naar het waterglas. - Slapen kon hij nog niet. Met een stil gesmeek in z'n blik keek hij naar Dient je. Ze zag wel dat hij ziek was, en ze werd onrustig. Ze bleef voor het bed staan en legde haar hand weer op zijn hoofdje. Dat deed hem goed, die koelende hand te voelen, stil bleef hij liggen, en hij kreunde niet meer.

181

Page 184: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Dient je dacht dat hij in slaap zou vallen en durfde zich niet verroeren. - Toen zijn ademhaling weer rustig was, wilde ze voorzichtig haar hand verwijderen; maar Janneke heeft haar hand gegrepen met beide z'n warmgloeiende handjes en ze gedrukt tegen zijn wang, in een liefkozing. Dient je voelde haar ogen vol tranen. Ze is neergeknield voor het bed en heeft het kindje naar zich toegetrokken, haar lippen gedrukt op z'n gloeiend voorhoofd, op de verwarde haren. In haar hart was een grote blijdschap, nu ze wist hoeveel ze van het jongetje zou gaan houden. Ze waakte die nacht bij hem als een moeder.

Janneke werd erg ziek. De dokter zei dat het hersenontsteking was; hij zou er van sterven. Maar gestorven is hij nietl Dientje's hart jubelde van dank­baarheid, toen ze zag hoe hij genas. 'Misschien zou 't beter wezen, als hij gestorven was,' meen­de de dokter. Janneke's beentjes waren verlamd. Maar Dient je drukte het kind aan haar hart: 'Hij is mijn eigen zoete jongen,' en ze wist hoe ze hem verzorgen zou, met evenveel liefde als ze hem bevochten had aan de dood. Zo was het kind van Huib Huibers opgenomen in dat eenzaam huis, en zo had zich dat verlaten vrouwenhart met moeder­lijke liefde gegeven aan de verlaten stumperd. Er was zon­neschijn gekomen in de eenzelvige ingetogenheid van Dientje's leven; een weldaad voor haar, die in strenge ernst alle levensvreugd gebannen had gehouden uit haar ziel. Ze had geleefd als een vroom zusterken, werkend en bid­dend in eenzaamheid. Nu was er dit rein geluk opgebloeid in haar leven. Zo is er soms opgebloeid een stille, witte bloem, een een­zame, ongerepte bloem op een dorre heideplek. De strakke, kille ernst van haar woning was weggeglansd onder een licht van liefde, dat straalde uit een schuldeloos kindergezichtje, leven- en licht-wekkend in haar eigen hart: al-tederheid, al-goedheid. Maar soms in de nacht lag ze slapeloos, en haar ogen staar­den weer vol angst in het verleden. Daar bleef de schuld; zwaar en zwart dreigend stond daar

182

Page 185: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

de schuld. En het licht van blijheid, dat gekomen was, ver­mocht niet de zwarte schuld weg te wissen. Het goede, stille geluk, dat tot haar gekomen was, vermocht niet de zware schuld te delgen. Hoe dan toch had deze zegening kunnen komen over haar, die naar duisternis en rouw zocht ... ? Ze durfde bijna niet bewegen in het licht. Bijna durfde ze niet opzien in het glanzend aanschijn, dat zich vol goedertierenheid over haar heenboog.

Zes jaar was ]anneke zo geworden. Oude, kindse grootmoeder had het liefst, dat hij vlak naast haar zat in z'n laag rolstoeltje, zo dat ze zijn haren strelen kon. Van haar kleinkinderen hield ze zoveel niet als van dit vreemde jongetje, de enige ook, die zich niet schuw en angstig onttrok aan de liefkozing van haar bevende handen. Als hij zat in z'n stoeltje, zou niemand gedacht hebben, dat hij een ongelukkig kind was en niet lopen kon. Zijn hoofdje bewoog zo vol gratie op de goed gevormde schouders, de armen en handen deden zo gemakkelijk hun bewegingen. Hij was een mooi kind. Hij leek niet op z'n vader; die was bleek en blond geweest. ] anneke was donker. Zijn dof-bruine krullen en zijn ogen met een gedroom van zacht-blauw, een gefonkel van zwart er in, de matte tint van zijn gezichtje hadden iets warms. Als hij lachte alleen, was er bij Dient je soms een vage her­innering opgekomen, alsof ze vroeger ]anneke's vader zo had zien lachen, de bovenlip opgetrokken - het hoofd licht achterover. Maar ] anneke lachte niet veel. Toch was hij een gelukkig kind, en al kon hij niet spelen en stoeien als andere kleine jongens, zijn kinderleven was vol en zonnig. ]anneke was een kleine dromer, en zijn rijke kinder-fan­tasie was een goed geluk voor hem. Hij zat er: stil-geduldig lijdertje met weemoedig gemijmer in de ogen. Hij zat er de lange winterdagen en keek naar de sneeuwvlok­ken, die achter de ruiten dwarrelden als kleine witte vogels.

183

Page 186: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Grootmoeder mompelde haar vage gedachten uit. Dient je repte zich bedrijvig. Straks trok ze Janneke's rol­stoeltje naast zich bij het venster. Dan glansde er een blij licht op in de droefgeestige kinderogen. - Het was zo'n feest voor hem, als Dient je mooie figuren voor hem knipte, als ze hem leerde matjes vlechten en kralen rijgen. Zo was hij bezig als zij naast hem zat te naaien, met telkens een vriendelijk, bemoedigend woord voor hem. In z'n zieltje droomde een verlangen om nu iets heel moois te maken voor 'moeke Dient je' , en zijn gezichtje gloeide soms van inspanning, als hij zwijgend de gekleurde papier­repen ineen schoof ... Als de wintermiddag wegschemerde, lei Dient je haar naai­werk neer. Moeder was ingedut in haar hoek. Dan kwam er een heer­lijk stil uur. Dient je nam de kleine jongen op haar schoot; Janneke legde z'n hoofdje tegen haar schouder en vroeg of ze weer zingen wilde. En ze zong, zachtjes, de tonen slepend, veel vrome, zoete liedjes. J anneke kende ze alle en neuriede ze soms mee, zong ze na met een hoog stemmetje vol muziek. Als 't heel donker was geworden, gebeurde het wel, dat Janneke in slaap viel op Dientje's schoot. Dan boog ze zich dieper over hem heen, legde zacht haar wang op zijn hoofdje en drukte hem vaster in haar arm. -In haar ziel weende een gebed. Dient je had Janneke's hoofd wel willen zegenen in grote dankbaarheid. Toen zweefde de rijke, gouddoorstraalde lente als een he­melzegening over de landen. Dient je bracht Janneke in zijn wagentje buiten, reed hem de grote dorpsweg op, de brede grintweg, waar aan weers­zijden de forse kastanjebomen hun kruinen torsen. Ze ston­den in volle bloei, droegen fier hun witte en roze pluim­bloesems. Janneke liet de gulden blijheid van het lentelicht in z'n ogen stralen, dóórschijnen tot in zijn hartje. De mensen uit het dorp, die langs hen gingen, knikten vriendelijk, gaven een lachende groet aan Janneke, die er zo parmantig in z'n wagentje zat. Verderop rolde Dient je soms het wagentje tot aan de weg-

184

Page 187: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

boord. Dan tilde ze Janneke op en zette hem naast zich in het gras, warmgestraald door de zon ... Er bloeiden margrieten rond hen, hoog op haar slanke sten­gels, gouden harten in witte stralenkrans. Langs de bermweg stroomde de trage wetering, schuife­lend tussen de lissen, paarse en gele: grillige bloemen in hun bescherming van scherpe lansbladeren. Daarachter strekten zich de weiden uit, eindeloos ver, warm getint door de bloei van de zacht-rode koekoeksbloemen. Verder, waar de kleuren vervaagden, waasde uit weteringen en sloten een ijle nevel op, die wegtrok in de zonneglans. Aan de einder tekende zich, mat tegen het bleek-blauw, de omnevelde silhouet van de stad, de omtrekken van torens en kerken, de huizenlijnen. Lang zaten zij er dan in de gulden vreugde van de lentedag. Dient je vertelde Janneke van de stad. 'Zou ik er ook ooit 'ns naartoe gaan?' had het kind ge­vraagd met een weifeling in de stem. 'Later hoor, als Janneke groot is.' 'Als ik lopen kan, is niet?' - en Janneke mijmerde verder over de grote kerken, de drukke straten, al de mensen, die er zijn zouden. 'Als ik lopen kan,' - dat zei Janneke altijd, zo vol ver­trouwen. Maar Dient je wist wel, dat het jongske nooit zou kunnen lopen. Toen hij 't weer zei deze lente-ochtend, dacht ze angstiger dan ooit aan zijn toekomst. 'Nu was 't nog niet zo erg, - maar later -later .. .' En ze sloeg haar arm om zijn tere lichaampje, trok hem tot zich in een opwelling van groot medelijden. 'Arm Janneke.' Over de weiden tuurden hun ogen naar de stad aan de horizon •.. Daar stond ook een groot somber gebouw, waar Janneke's vader leefde.

Eer de zomer verbloeid was, zat de oude, kindse groot­moeder klagend te vragen: 'Waar Janneke toch blijft?' Ze hadden hem begraven op het dorpskerkhof .•. Dientje zat in stomme smart neer, de ogen dof, de handen in de schoot.

185

Page 188: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Toen de stilte omzweefde in de nachtduisternis, heeft ze geschreid als een moeder, die haar kind verloor ... Tot ze plotseling met een angstig gestaar in de ogen zich heeft opgericht. Opeens heeft ze begrepen ..• De duisternis, de leegte, - haar grote, grote verdriet ... Dit was de boete I. .. En de samengewrongen handen drukte ze tegen het voor­hoofd. Ze wil niet meer denken, ze mag niet meer denken, dat haar leed zo zwaar is ... Niets mag er meer wezen in haar gedachten dan een gebed van onderwerping: 'Here, kastijd me met de gerechtigheid van uw hand.' Zo heeft ze haar kruis opgenomen.

5025.1

Page 189: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

PRISMA-BOEKEN keus voor iedereen

725 Zo leer je tekenen Tjomme de Vries Het figuurtekenen in al zijn aspecten: de uitbeelding van mens, dier en landschap aan de hand van illustraties en een bondige tekst.

726 Renny's jeugd op Jalna Mazo de la Roche Als een stonn trekken de gebeurtenissen in de zomer 1906 over huize Jalna. Jalna-serie, deel 4.

727 De Bamboe-dokter Thomas A. Dooley De strijd van een arts tegen ziekte en communisme in Laos. Zes jonge Amerikanen bieden hulp aan de bevolking.

728 Stenen rozen Sarah Gainham Een avontuurlijk verhaal uit Oost-Europa. Een Engelsjoumalist meet zich in Praag met geheime diensten en spionnen.

732 Meer kennis van uw hond Jan van Rheenen De verhouding tussen mens en dier, het waarnemingsvermogen, het instinct van de hond enz.

733 Het masker van Dimitrios Eric Ambler Een Nederlandse oud-hoogleraar komt op het spoor van een beruchte Turkse bandiet.

734 Verdwenen steden L. Cottrell Een archeologische speurtocht naar de resten van Babylon, Ninive, Oer der Chaldeeën, Pompeii en andere steden.

735 Prisma-Raadselboek Laurens A. Daane 300 raadsels: beeldanagrammen, geheimschriften, visitekaartjes, rebussen, cijfercodes, rekenpuzzels enz.

736 Zo bidt de mensheid W. Lindenberg De joga-leer, het zenboeddhisme, het geestelijk leven van de joodse chassidim, de meditatie en gebedswijzen van verschillende christelijke groepen.

737 De ondergang van de Graf Spee Michael Powell Opgejaagd door Engelse kruisers brengt de commandant zijn slagschip tot zinken.

738 De levende natuur Dr. Jac. P. Thijsse Een boeiend boek van de grote natuurkenner: over natuurbe­scherming, ontginning en dergelijke. Met vele foto's.

739 Het huis in de storm Mignon G. Eberhart Een bijzondere detective over de moord op een eigenares van een plantage in een omgeving vol duistere dreiging.

740 Lord Peter schaakt een vrouw Dorothy L. Sayers De meesterspeurder Lord Peter en de onvergetelijke Montague Egg spelen een belangrijke rol in deze verhalen.

741 Ontmoetingen met dieren Gerald Durreil Avontuurlijke en grappige verhalen over de vangst van bijzon­dere dieren in Zuid-Amerika en Zuid-Afrika.

742 Dagelijks leven in spreekwoorden J. A. Meijers Geestige beschouwingen over het dagelijkse leven, gebaseerd op oude volkswijsheden en gezegdes.

743 Moord onder het mes Christianna Brand Een oude man sterft op de operatietafel; moord?

Page 190: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

PRISMA-BOEKEN keus voor iedereen

744 Creativiteit in het beroep Eugene K. von Fange Over efficiëntie, rendementsverbetering, het uitwerken van nieuwe ideeën e.d. Een boek voor ieder die vooruit wil komen.

745 Onder doodse stilte Jean Denys Het boeiende verhaal van een Mexicaans boerenjongetje dat zijn stier Gitano van een heldendood in de arena probeert te redden.

746-747 Geschiedenis van de moraal Crane Brinton Het zedelijk denken bij het individu en als regel voor alle ge­dragingen in het geheel der samenleving.

748 Prisma-EHBO-boek Dr. J. A. Molhuysen Praktische gegevens en algemene voorlichting over de eerste hulp bij ongelukken. Een boek dat in geen huis mag ontbreken.

749 De olifantskop en andere detectivèverhalen Philip MacDonald Zes fascinerende verhalen van de bekende Engelse auteur waarin spanning en humor elkaar afwisselen.

750 Kunstgeschiedenis van Italië Wolfgang Braunfels en Eckart Peterich Een overzichtelijke kennismaking met de Italiaanse kunst van het jaar 1000 tot de 1ge eeuw. Een ideale gids voor op reis.

751 De moord op Trotski Isaac Don Levine Reconstructie en historische achtergronden van de moord, de moordenaar en de uitgeweken communistenleider.

752 Sagen en legenden D. L. Daalder Beroemde verhalen uit de middeleeuwen: El Cid, Ferguut, Floris en Blancefloer, de Vliegende Hollander en het Finse epos, de Kalevala.

753 De dood als spelbreker J. Bell Een vrouw staat op het punt te scheiden; op dat moment wordt in haar huis het lijk van haar verdwenen echtgenoot ontdekt.

754 Geschiedenis der Pausen Hans Kühner De geschiedenis der pausen tot heden; jaartallen en feiten in chronologische volgorde.

755 De minzame moordenaar C. Armstrong Een meisje in de netten van een oude clown die langzaam maar zeker haar ondergang voorbereidt.

756 Het masker van de dood Ellis Peters De plotselinge dood van de archeoloog Almond krijgt een ge­vaarlijke nasleep voor zijn zoontje dat een vreselijk vermoeden tracht op te lossen.

757 De vierhandige moordenaar H. Lawrence Een verlamde en stomme vrouw wacht weerloos op haar moordenaar.

758 Dodelijk venijn Judson Philips Bij een auto-ongeluk komen drie scholieren om; grote beroering in Rock City dat zich wil wreken ..• op een onschuldige lerares met moderne opvattingen.

Page 191: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

PRISMA-BOEKEN keus voor iedereen

759 In het web van de dood Mignrm G. Eberhart Een verlaten landhuis, een brandende zon: de Californische omgeving, waarin het gevaarlijke spel een aanvang neemt.

760 Twee dode dames Leo Bruce Wie is de moordenaar met een voorliefde voor lelies? Een toe­vallig aanwezige onderwijzer bijt zich vast op het vage spoor.

762 Hartenvier Ellery Queen Twee acteursfamilies in Hollywood verzoenen zich na een jaren­lange vete, maar dan slaat de dood toe onder verdachte omstan­digheden.

764 Verhalen van de geheim agent W. Somerset Maugham Belevenissen van een man uit de geheime dienst in de eerste Wereldoorlóg.

765 Gedachten Blaise Pascal Een bloemlezing uit nagelaten werk van de grote 17e-eeuwse Franse denker.

766 Prisma-Puzzels 5 J. Koolstra 767-768 Pioniers in de wildernis Eric Collier

Het wonder dat een pioniersfamilie tot stand bracht in de barre wildernis van Brits-Columbia.

769 De wraak van oom Paul Celia Fremlin De eenzaamheid van een vakantiehuisje, de dreigende wraak van een gewezen echtgenoot doen bij Mildred de spanning tot ondraaglijke hoogten stijgen.

771 Hakken in het gelid J. E. Pryce Na een bombardement begint voor de schrijver een eindeloze tijd van gevangenschap, ontvluchtingen en een moeizame worsteling om het behoud van zijn leven.

772 Passie en politiek in het Romeinse keizerrijk Jérome Carcopino De invloed van menselijke driften op leven en politiek van Caesar, Octavianus, Julia en Hadrianus.

773 Het komplot der verzegelde lippen Peter Eton en James Leasor Het verbijsterende verhaal over een Joegoslavische goudschat en de spannende jacht daarop na de oorlog.

774 Hartkwalen Eugene B. Mozes Geruststellende medische voorlichting over een ziekte van deze tijd; de 'hartaanval', oorzaak en gevolgen.

775 Griezelverhalen 2 Moderne verhalen van auteurs als Ray Bradbury, Dorothy Sayers, Muriel Spark, Roland Dahl, Graham Greene e.a.

776 Prisma-Schaakboek 3 Hans Bouwmeester Combinatiemotieven. De techniek van het combinatiespel; openingen en andere mogelijkheden. Met vele voorbeelden.

777 Witte nachten en andere verhalen F. M. Dostojewski Drie prachtige novellen. Met een nawoord van N. Obolonsky.

778 Prisma-Operettegids G. di Foresta Van operette tot musical, van Franz Léhar tot Noël Coward en Cole Porter; een wegwijzer door het land van de lichte muziek.

Page 192: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

PRISMA-BOEKEN keus voor iedereen

779 De dodende stem Ursula Curtiss Katy vermoedde niet dat drie anonieme briefjes die herinner­den aan een voorval uit haar jeugd, zo'n gevaarlijke nasleep zouden hebben.

780 In de ban der geschiedenis Prof. dr. P. J. Bouman De waarde van de geschiedwetenschap ; haar betekenis voor de hedendaagse samenleving.

781 De laatste kogel Robert Leckie Een bundeloorlogsverhalen en anekdotes over de Amerikaanse marinier, waarin we de roemruchte zeesoldaat in de meest ver­schillende situaties ontmoeten.

782 Prisma-Gids voor studie en beroep B. P. de Bont De beroeps- en studiemogelijkheden na de lagere school, uit­gebreid lager en middelbaar onderwijs.

783 Het verborgen verraad Storm Jameson In een voornaam kasteel aan de Loire speelt zich een familie­drama af, dat zijn wortels heeft in de dagen van het verzet.

784 Mozart, portret van een muziekgenie Wouter Paap Mozart als mens, geplaatst in de sfeer van zijn tijd. Het wissel­vallige leven van Europa's meest geliefde wonderkind.

785 De plannen van de dode mannen Mignon G. Eberhart Een jonge erfgenaam wordt vermoord; een ingewikkelde affaire die een ontzaglijke spanning schept.

786 Toveren met getallen Robert Tocquet De geheimzinnige wereld van het getal, de klassieke verschijning van het rekenwonder en de prestaties van bepaalde dieren.

787 De erfgenaam van Jalna Mazo de la Roche Na vier jaar oorlog keert Renny in 1918 op het verwaarloosde landgoed terug. Jalna-serie, deel 5.

788 Inleiding tot de moderne filosofie José Ferrater Mora De voornaamste filosofische vraagstukken in verband met maat­schappij, godsdienst, kunst en wetenschap.

789 Moord met twee onbekenden J. F. Straker Vier monteurs die gechanteerd worden door hun baas, beramen een misdrijf. '

790 De bloempjes van Sint-FranCÎscus Woorden, daden en belevenissen: een historisch getuigenis van Franciscus en zijn eerste volgelingen.

791 Prisma-Puzzels 6 Charles E. D. Julien 792 De Amerikaanse geheime dienst Joachim Joesten

Ontstaan en werkwijze; de strijd tegen het Russische spionage­apparaat: de affaire U-2 en de mislukte invasie op Cuba.

794 De onvindbare verrader Edgar Wallace Een spannende geschiedenis over een dievenbende en hun heler; intriges in duister Londen.

795 De goedverzorgde man Lilo Aureden Ook voor heren der schepping begint het uiterlijk te tellen: vandaar dit handige boek met vele nuttige wenken.

Page 193: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

PRISMA-BOEKEN keus voor iedereen

796 Nederlands vlaggenboek KI. Sierksma Bestaande en nieuwe vlaggen van rijk, provincies en gemeenten; met kleuraanduiding en historische toelichting. Gemustreerd.

799-800 Het dagelijks leven in de gouden eeuw Paul Zumthor Een kleurrijke schildering van het leven in Rembrandts tijd op het platteland en in de stad.

802 Knutselen in huis 2 Piet Marée Een handige gids met vele tips en aanwijzingen voor het zelf verrichten van reparaties in huis. Gemustreerd.

803 De gebroeders Whiteoak op Jalna Mazo de la Roche Eden, de dichter, weet de hele familie te interesseren voor aan­delen in een mijn. Jalna-serie, deel 6.

804 De groei der oecumenische beweging Stephen Neill De weg die leidde tot de oprichting van de Wereldraad van Kerken in 1948. De ontwikkeling tot op de huidige dag.

805 De vijf vaders van Pepi Ira Avery Een zonnig en luchtig boek over een klein Italiaans jongetje dat als wees de harten van vijf vrijgezellen verovert.

806 Wat is psychoanalyse? Daniel Lagache Een uiteenzetting over het wezen en de mogelijkheden van de psychoanalyse.

807 Een lijk is geen speelgoed E. Crispin Een vermoorde vrouw, een speelgoedwinkel die plotseling in een kruidenierswinkel verandert, sensatie genoeg voor een dichter met vakantie.

808 Revolutie in Afrika H. Smeets De dynamische ontwikkeling van het zwarte werelddeel. De toekomstmogelijkheden van de jonge staten.

809 Prisma-Puzzels 7 Charles E. D. Julien 810 Helden zijn dun gezaaid Derek Monsey

De zenuwslopende onderduikperiode van een Engels officier tijdens de oorlog tussen een wantrouwende bevolking in de om­geving van Rome.

811 Het leven der Romeinen in de oudheid Pierre Grimal Het leven der burgers in de eerste eeuwen van de Republiek tot en met het tijdperk van de Antonijnse keizers.

812 Het ijzeren web Ursula Curtiss De valse cheques bereiden Elizabeth March voor op de ont­moeting met een genadeloze vijand.

813-814 De Tweede Wereldoorlog Jack Ie Vien en John Lord Het boek van de televisiefilm 'V for Victory'. Met 14 kaarten.

816 De recherche aan het werk Fred. Dietrich Een blik achter de schermen van het moderne politieapparaat. Een tiental gevallen uit het politiedossier.

818 Onrust op Jalna Mazo de la Roche Door het opnemen van rijke vluchtelingen uit het Zuiden wordt de familie Whiteoak betrokken bij de Amerikaanse burger­oorlog. Jalna-serie, deel 2.

Page 194: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

PRISMA-BOEKEN keus voor iedereen

819 Rode spionage Corner Clarke Het opzienbarende proces Lonsdale en de achtergronden en methoden van de Russische geheime dienst anno 1962.

820 Dank u, Mr. Moto John P. Marquand In het Peking van 1936 is een mensenleven minder waard dan een verzameling kostbare, antieke schilderijen.

821-822 De natuur in lente, zomer, herfst en winter Hans- Wilhelm Smolik Een bijzondere gids die de wonderen van de natuur opnieuw laat ontdekken en beleven. Met vele illustraties.

823 Man vermist Mignon G. Eberhart De dood waart rond in het hospitaal van een belangrijke marine­basis. Tastbare spanning en verdachtmakingen in een kleine gemeenschap.

824 Ciano contra MussoUni Maxime Mourin De dramatische achtergronden van het conflict tussen de Italiaanse dictator en zijn schoonzoon, dat eindigde met de executie van Ciano.

825 Het wezenlijke in de kunst Rudolf Krämer-Badoni Stimulerend boek over de verhouding van de mens tot de kunst. Korte schets van de kunstopvattingen van Oudheid tot heden.

826 Ontsnapping via Gibraltar P. Gibbs De adembenemende vlucht van een neergeschoten oorlogs­vlieger door bezet Frankrijk naar Spanje.

827 Wiskundige capriolen Jerome S. Meyer Een plezierig boek voor wiskundige puzzelaars en liefhebbers van rekenkundige problemen.

828 Engels onderweg B. H. Loof Een Engelse conversatie-gids met vele praktische woorden, uit­drukkingen, zinswendingen en toeristische tips.

829 De bezeten bruidegom Ce/ia Frem/in Geheimzinnige klopsignalen, een oude kist, mensen in bizarre situaties: de zekere weg naar een dramatische ontknoping.

830 Prisma-Belastinggids 2 A. G. F. Lindeijer De meest voorkomende belastingen: personele, grond- en divi­dendbelasting, schoolgeld enz.

832 De godsdienst der primitieve volken Wil/iam Howells Een onderzoek naar de godsdienstige riten en religieuze drijf­veren van primitieve stammen.

833 Het fatale commando Peter Bryant Twee uur lang balanceert de wereld op de grens van een atoom­oOllog: een Amerikaanse bommenwerper boven Moskou.

835 Nieuwe bezems P. G. Wodehouse Tijdens een bizarre familiereünie op Blandings Castle barst de bom ... Lichte kost voor ontspanning en vermaak.

836 Psychologie van de opgroeiende jengd Marie I. Rasey De weg naar volwassenheid, problematiek van de schoolgaande jeugd. Voor ouders en opvoeders.

Page 195: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

PRISMA-VERHALEN

189 Griekse mythen en sagen Gustav Schwab Uit de schatkamer der Griekse verbeelding.

201 Verhalen Anton Tsjechof Juweeltjes van Russische vertelkunst.

248 Verhalen W. Somerset Maugham Prachtige novellen van de grote Engelse auteur.

370 Romeinse sagen en verhalen naverteld door dr. Onno Damsté Het oude Rome komt weer tot leven in deze prachtige verhalen.

793 Moderne Nederlandse verhalen verzameld door C. J. Kelk Aafjes, Blaman, Den Doolaard, Dermoût e.a.

609 De kolk en andere verhalen W. Somerset Maugham Een nieuwe bundel novellen.

615 Negerverhalen gekozen, verzameld en ingeleid door Margit de Sablonière Vertellingen van Afrikaanse negerauteurs.

696 Italiaanse verhalen Carlo Levi e.a. Zeventien novellen van schrijvers als Milani, Moravia, Silone e.a.

717 Keur van Nederlandse verhalen verzameld door drs. P. Maassen Verhalen van Van Looy, Couperus, Van Schendel e.a.

815 Russische verhalen van deze tijd Boris Pastemak e.a. Auteurs van de 20e eeuw. Bijeengebracht en ingeleid door Jeanne Liedmeier.

888 Regen en andere verhalen Piet van Aken e.a. André Demedts bundelde enige opmerkelijke verhalen.

966 Indische volksverhalen Dr. J. de Vries Een omvangrijke verzameling Oostindische volksver­halen, rijk aan sfeer en fantasie.

977 Sprookjes uit het oude Rusland Alexander N. A. Afanasjew Merkwaardige en boeiende volkssprookjes die ons ge­legenheid bieden dieper door te dringen in de Russische ziel.

1001 Russische liefdesverhalen Liefdesverhalen van moderne Russische schrijvers, Isaak Babel, Boris Pilnjak, R. Romanov e.a., die karakteris­tiek zijn voor de Russische mens.

Wenst u regelmatig ingelicht te worden over alle nieuwe uitgaven, geef dan uw naam en adres op aan: Prisma-boeken, Postbus 2073, Utrecht of Prisma-boeken, Schildersstraat 2, Antwerpen

Page 196: PRISMA~BOEKEN VERHALEN - dbnl · 2013-08-20 · beeld van Limburg in haar werk voltooid en afgerond met een aantal ontroerende verhalen. Want nog meer dan in haar romans blijkt hoe

Marie Koenen, in 1879 te 's-Hertogenbosch geboren en in juli 1959 overleden, was nog zeer jong toen haar familie naar het Limburgse trok, naar Maastricht. Deze aanraking met de oude Romaanse stad, met het oude land en zijn bevolking was beslissend voor de toe­komstige schrijfster. Van vaderszijde - vader Koenen was de 'Koenen van het woordenboek' - had zij de aandachtige eerbied voor het zuivere woord geërfd; de kennismaking met de Tachtigers, met Gorter vooral, gaf deze aandacht bezieling. Het talent van de jonge Marie Koenen vond grote waardering bij de redactie van het tijdschrift Van Onzen Tijd, waarin vanaf de oprichting (1901) het meeste van haar jonge werk verscheen. Eerst in 1913 kwam het tot een uitgave in boekvorm. Van toen af volgden de uitgaven elkaar snel op, romans, bundels verhalen en legenden, herdichtingen van het verleden en van het rijke leven in Limburg. Van dit werk zijn het bekendst geworden De Moeder (Prisma nr. 472) en de romans over de Garvershof-familie: [)A knrrAI in rI .. vnnr (Pr;"' .... o nr "gn'

201730_024

koen006verh01

Verhalen

PRISMA BOEKEN