PPP P aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg ... · Een parasiet is een micro- of...

44
P a r a s i t o l o g i e Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 1 Schrijver van dit paper tijdens zijn uitzending in Kabul in 2003 bezig met het injecteren van pentavalent antimony bij een kind met cutane leishmaniasis.

Transcript of PPP P aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg ... · Een parasiet is een micro- of...

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 1

Schrijver van dit paper tijdens zijn uitzending in Kabul in 2003 bezig met het injecteren van

pentavalent antimony bij een kind met cutane leishmaniasis.

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 2

Inhoudsopgave

Onderwerp Vanaf pagina

Voorblad 1

Inhoudsopgave 2

Algemeen 3

Uitheemse medische parasitologie (1) 6

Ectoparasieten 10

Uitheemse medische parasitologie (2) 16

Uitheemse medische parasitologie bij Defensie anno 2008 17

Malaria 18

Darmparasieten 26

Lintwormen & Zuigwormen 34

Leishmaniasis 36

Larva migrans cutanea 38

Loa loa 39

Triple Feces Test 40

Woordenlijst 41

Bronvermelding 44

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 3

Algemeen

Een parasiet is een micro- of macro-organisme dat wordt gekenmerkt door een parasitaire

levenswijze. Deze levenswijze – ook genaamd: parasitisme – wordt gekenmerkt door het feit

dat de ene soort, de parasiet, leeft ten koste van de andere soort, de gastheer. Letterlijk

betekent parasiet dan ook “dicht bij voedsel”.

De parasiet is voor zijn ontwikkeling en voortplanting geheel of gedeeltelijk afhankelijk van

het verblijf op de gastheer (ectoparasiet) of in de gastheer (endoparasiet). Het is voor een

parasiet in principe dan ook onverstandig om zijn gastheer te doden. Het samenleven – de

symbiose – tussen de parasiet en de gastheer staat voorop.

Naast parasitisme worden nog twee andere biologische vormen van samenleven

onderscheiden:

commensalisme Een samenlevingsvorm van twee

soorten waarbij één organisme voordeel

heeft en de ander niet. Voorbeelden

hiervan zijn de bijenluis of zuigvissen op

de buik van een haai.

mutualisme Een samenlevingsvorm van twee soorten

waarbij beide soorten voordeel hebben.

Voorbeeld hiervan zijn de korstmossen.

Dit is een samenlevingsvorm van

een groenwier en een schimmel waarbij

de één zorgt voor de voedingsstoffen en

de ander voor de opname van water en

sporenelementen.

Blijkbaar is het dus een gegeven dat bij parasitisme de ene soort zich voedt ten koste van de

andere, zonder deze te vernietigen.

Vaak is het zo dat een parasiet gastheerspecifiek is. Dat wil zeggen dat de parasiet slechts

voorkomt bij één dier- of plantensoort. Wanneer er twee of meer parasieten bij één

gastheer worden gevonden, wordt gesproken van multiparasitisme.

Aangenomen wordt dat parasieten zich hebben ontwikkeld uit vrij levende levensvormen. Zo

zouden darmparasieten kunnen zijn ontstaan doordat het is gelukt om na opname in de

darm te overleven en zich aan te passen aan de omstandigheden. Eenmaal aangepast

zouden de darmparasieten eigenschappen hebben kunnen ontwikkelen die het mogelijk

maakte naar ander plaatsen in het lichaam te gaan. Parasieten zijn soms maar enkele

micrometers (duizendste millimeters) klein. Voor de overdracht van de ene gastheer naar de

andere zijn zij aangewezen op verschillende methoden:

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 4

� Directe overdracht, bijvoorbeeld door geslachtsgemeenschap.

� Via zgn. duurstadia, zoals cysten en sporen. Dit zijn vormen van de parasiet die

bestand zijn tegen bijvoorbeeld hitte en droogte en daardoor lange perioden

van minder gunstige omstandigheden kunnen overbruggen. Sporen van

grampositieve staafbacterie Paenibacillus larvae, de veroorzaker van Amerikaans

vuilbroed, kunnen zo 30 tot 40 jaar overbruggen. Eenmaal in de darm van de larve

ontkiemt de spore en baant zich een weg via het darmweefsel naar het bloed van de

bij. Daar vermenigvuldigen de bacteriën zich snel; de larve sterft.

� Indirecte overdracht, bijvoorbeeld via een vector. Voorbeelden van microparasieten

zijn protozoa, eencellige organismen zoals de amoebe die de amoebeziekte

veroorzaakt.

Macroparasieten zijn groter, maar nog altijd erg klein. Voor de overdracht zijn zij

aangewezen op directe (geslachtsgemeenschap) en indirecte (vectoren) overdracht.

Voorbeelden zijn:

� luizen

� mijten

� platwormen, bijvoorbeeld van de klassen Cestoda en Trematoda

� rondwormen, bijvoorbeeld van de klasse Nematoda

� vlooien

Bij de mens zijn er vele mechanismen die voorkomen dat parasieten het lichaam kunnen

binnendringen. Het afweersysteem begint met fysieke barrières, zoals de huid en

slijmvliezen.

Weet de ziektekiem deze hindernissen te nemen, dan kan zij door het lichaam

worden herkend. Op celniveau wordt er vervolgens actie ondernomen door de leukocyten

(witte bloedcellen): deze eten als het ware de lichaamsvreemde deeltjes op. Dit wordt

fagocytose genoemd. Ook kunnen er door het immuunsysteem enzymen worden

geproduceerd die bijdragen aan het bestrijden van de ziekteverwekkende (pathogene)

indringer.

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 5

De parasitologie beschrijft – klinisch en/of diagnostisch – de ontwikkeling, voortplanting en

(pathogene) eigenschappen van parasieten. Gedegen parasitologische kennis heeft

betrekking op de volgende deelaspecten:

Biologie en ontwikkelingscyclus van parasieten

Diagnostiek onderzoek

Epidemiologie & Infectiologie vóórkomen en verspreiding van

parasitaire infecties onder de

bevolking

Interacties tussen parasiet en gastheer

Morfologie uitwendige bouw en vorm van

organismen en hun organen

Pathogenese ontstaan, ontwikkeling en verloop

van parasitaire infecties

Profylaxe behandeling ter voorkoming van

een parasitaire infectie

Symptomatologie ziekteverschijnselen

Therapie behandeling

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 6

Uitheemse medische parasitologie (1)

In het kader van de uitheemse medische parasitologie komen hier nog bij de verschillen

tussen mortaliteit en morbiditeit in de westerse wereld en de tropen, de belangrijkste

tropische infectieziekten en specifieke problemen die, met name in de tropen (Derde

Wereld- of ontwikkelingslanden), samenhangen met foodborne en vectorborne infecties en

gebrekkige hygiënische omstandigheden.

Aangenomen werd dat reizen in de tropen voorwaarden was voor het opdoen van een

parasitaire infecties. Als gevolg van een combinatie van intensief internationaal verkeer,

toegenomen immigratie, centra voor zorg en onderwijs, en andere bronnen voor

eenvoudige overdracht, kan vandaag de dag echter iedereen besmet raken. Diarree, zowel

bacterieel als parasitair, is wereldwijd de belangrijkste oorzaak van morbiditeit en sterfte.

NHG-standaard

ACUTE DIARREE

Diarree veroorzaakt door parasieten (protozoa)

wordt in de huisartsenpraktijk relatief vaak

gevonden, vooral bij patiënten met diarree die

grofweg gemiddeld 13 dagen duurt.

Potentieel pathogene protozoa zijn:

� Cryptosporidium

� Dientamoeba fragilis

� Entamoeba histolytica

� Giardia lamblia

� Isospora belli

� Microsporidium

Infectie met Cryptosporidium kan bij

immuungecompromitteerde patiënten – zoals

Bechterew, diabetes mellitus, HIV/AIDS,

hypothyreoïdie en reumatoïde artritis – leiden

tot langdurige, ernstige diarree; ook bij jonge

kinderen kan het leiden tot relatief ernstige

diarree.

De infectie vindt plaats door feco-orale

besmetting. Cryptosporidium kan zich bevinden

in drink- en zwemwater, en in voedsel.

Wormen, die ook tot de parasieten behoren,

zijn vrijwel nooit de oorzaak van acute diarree.

Naast diarree worden in toenemende mate

diverse organismen verantwoordelijk

gehouden voor potentieel pathogene

werking. Nog maar een paar decennia

geleden werd Giardia lamblia, de

belangrijkste oorzaak voor darmparasitaire

infecties, niet pathogeen geacht. Pas

recentelijk is Cryptosporidium, een bekend

pathogeen in dieren, herkend als ook

pathogeen in mensen.

De meningsverschillen houden aan over het

wel of niet pathogeen zijn van Blastocytis

hominis, het na gist meest voorkomende

organisme in feces. De mate van pathogeen

zijn blijkt in het algemeen afhankelijk te zijn

van:

1. de soort parasiet

2. de vatbaarheid van de gastheer zelf

3. de microbiële omgeving waarin de

parasiet leeft

De meest voorkomende symptomen van

parasitaire infecties zijn diarree en buikpijn;

andere symptomen kunnen zijn flatulentie

(winderigheid), gewichtsverlies, koorts,

rillingen, bloed of slijm in de faeces en

vermoeidheid.

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 7

Hoewel specifieke symptomen wel worden geassocieerd met bepaalde organismes – zoals

colitis bij Entamoeba histolytica, kunnen veel symptomen in verband worden gebracht met

bijna iedere parasiet.

De algemeen heersende gedachte is nog altijd dat parasitaire infecties de oorzaak zijn van

acute maagdarm-symptomen. Steeds vaker worden parasitaire ziekten echter in verband

gebracht met systemische klachten die traditioneel niet in verband worden gebracht met

parasieten. Voorbeelden hiervan zijn netelroos (urticaria) en reactieve artritis. Een persoon

met een deficiënt immuunsysteem of een persoon van wie de darmflora chronisch in

onbalans is, kan al meerdere jaren een parasitaire infectie huisvesten en zich niet realiseren

dat chronische vermoeidheid, astma en constipatie het resultaat zijn van een chronische

infectie met Giardia lamblia, de eencellige darmparasiet die verantwoordelijk is voor de

dunne darm-aandoening giardiasis.

Daarnaast hangt de diagnose van parasitaire infecties sterk af van het laboratorium, waarbij

de mate van opsporing van de parasiet dramatisch verhoogt met de ervaring en

gesofisticeerde opsporingstechnieken.

De medische parasitologie houdt zich bezig met de volgende hoofdgroepen:

Entamoeba

(histolytica)

Eencellige

protozoën

Trichomonas

Endoparasieten

Meercellige

wormen

Helminthen (Ascaris)

Luizen

Mijten

Teken

Vlooien

Ectoparasieten Geleedpotigen

Wantsen

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 8

De eencellige protozoën worden gewoonlijk als volgt ingedeeld:

Sporozoën

Babesia Teken

Cryptosporidium Voedsel en water

Cyclospora Voedsel en water

Microsporidia omgeving

Plasmodium Muskieten

Toxoplasmose Rauw vlees; kattenfaeces

Flagellaten

Giardia Voedsel

Leishmania Zandvlieg

Trichomonas Seks

Trypanosoma Vliegen; wantsen

Amoeben

Acanthamoeba Water; lucht

Cyclospora Voedsel; water

Entamoeba Voedsel

Isospora Voedsel; water

Naegleria Besmet water

Ciliata

Euplotes Voedsel; water

Paramecia (pantoffeldiertjes) Voedsel; water

Stylonychia Voedsel; water

Protozoën

Sporozoën Amoeben Ciliata Flagellaten

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 9

Het ziek-zijn als gevolg van een infestatie door parasieten hangt af van verschillende

factoren:

I. Aangepastheid aan

de gastheer

hoe groter de

aangepastheid aan de

gastheer, des te minder last

de gastheer ervan heeft

II. Parasitic load

aantal parasieten waarmee

de gastheer belast is

III. Pathogeniciteit ziekteverwekkend

vermogen van de parasiet

Het overbrengen van een ziekteverwekkend middel door een vector (transmissie) vindt in

twee fasen plaats. De eerste fase is die van de tussengastheer of –heren, waarin de parasiet

infectieus wordt; de tweede is die van de eindgastheer, waar de seksuele vermeerdering van

de parasiet plaatsvindt. Zowel tussen- als eindgastheren kunnen ziek worden door de

aanwezigheid van de parasiet.

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 10

Ectoparasieten

Ectoparasieten zijn parasieten die zich uitwendig op de mens voordoen. Zij zijn hoofdzakelijk

van dierlijke oorsprong (luizen, mijten, teken, vlooien, wantsen), maar soms ook van

plantaardige oorsprong, zoals schimmels.

Ectoparasieten kunnen de huid en haren aantasten, maar ook systemisch schade aanrichten.

Zo kunnen zij symptomen als eczeem, jeuk en haaruitval veroorzaken.

Bij de ectoparasieten is de indeling als volgt:

Hoofdluis Pediculosis capitis Luizen

Schaamluis Phthirus pubis

Haarfollikelmijt Demodex

folliculorum

Mijten

Schurftmijt Sarcoptes scabiei

Teken Schapenteek Ixodes ricinus

Dierlijke vlooien Vlooien

Humane vlooien

Bedwants Cimex lectularius

Tropische

bedwants

Cimex hemipterus

Wantsen

Bedbug Leptocimex boueti

Hoofdluis

Hoofdluis

De hoofdluis voedt zich met menselijk bloed dat met behulp van de zuigsnuit wordt

opgezogen uit de menselijke hoofdhuid. Wanneer de luis niet regelmatig de hoofdhuid kan

bezoeken, zal hij verhongeren.

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 11

Onder ideale omstandigheden vermenigvuldigt de hoofdluis snel; hij is zeer besmettelijk. In

tegenstelling tot de schaamluis heeft hij kleine klauwtjes, waarmee hij gemakkelijk van het

ene haar op het andere kan klimmen. Bij nauw contact tussen twee personen kunnen de

luizen overstappen.

Een bekende besmettingshaard is de kapstok van basisscholen, waar rijen jassen hangen. De

hoofdluis plakt de eitjes (neten) tegen de haarschacht aan; na ± 1 week komen de luizen uit

het ei, na ± 1½ week zijn zij geslachtsrijp.

In tegenstelling tot de algemeen heersende gedachte zit de hoofdluis het liefst in schoon,

gewassen haar. Het bestrijden van hoofdluis vindt plaats met stofkam (en vergrootglas).

Verder zijn speciale lotions, shampoos en sprays verkrijgbaar, die werkzame stoffen

bevatten als bioalletrine (piperonylbutoxide), permetrine (Loxazol) of malathion (Noury;

Prioderm).

Antiluismiddelen die deze ingrediënten bevatten, moeten 1 week na de eerste toepassing

een tweede maal worden gebruikt. Geen enkel middel werkt preventief, behalve het

kaalscheren van het hoofd. Veelvuldig profylactisch gebruik van antiluismiddelen kan

resistentie in de hand werken. In het kader van Europese wetgeving is sinds 31-01-2007

hexachloorcyclohexaan (C6H6Cl6, Lindaan) voor uitwendig gebruik tegen zowel hoofdluis als

schurftmijt (scabiës) verboden; bovendien kan Lindaan door de huid worden opgenomen.

Schaamluis

Schaamluis

De schaamluis (‘platje’) is een zeer klein, ongevleugeld, insect met een parasiterende

levenswijze op de mens. Zij hechten zich met hun tangachtige poten aan de basis van haren,

waar zowel de eitjes (neten) als de ontlasting vaak zichtbaar zijn. Niet alleen de

schaamharen zijn in trek, ook andere behaarde plaatsen (baard, oksels, wimpers) met

uitzondering van het hoofd. Wanneer schaamluizen in de wimpers voorkomen kan ook een

ontsteking van de oogleden (blepharitis) ontstaan.

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 12

Hoewel zij worden overgebracht door nauw lichamelijk en/of seksueel contact en zij om die

reden worden beschouwd als een seksueel overdraagbare aandoening (SOA), kan

schaamluis ook worden opgelopen via besmet beddengoed, handdoeken en kleding.

Hét symptoom van schaamluis is hardnekkige jeuk op de plaats waar de parasiet zich

bevindt. Als gevolg hiervan wordt de huid soms tot bloedens toe opengekrabd; krablaesies

zijn vaak zichtbaar, het krabben kan leiden tot ontstekingen.

Gedurende zijn gehele volwassen leven legt de schaamluis 2 à 3 eitjes (neten, grijs-wit tot

geel gekleurd en vaak in groepjes gelegd) per dag, die na ± 1½ week uitkomen. Na 2 weken

zijn de jonge schaamluizen zelf volwassen en in staat zich voort te planten. Behalve de neten

kan ook de bruine ontlasting van de luizen worden herkend.

Schaamluis kan afdoend worden behandeld met dezelfde medicatie die wordt gebruikt bij

hoofdluis, zoals malathion en permetrine. Beddengoed en kleding moeten worden

gewassen, minimaal op 60 graden. Partners moeten zich tegelijkertijd laten behandelen, ook

indien de partner géén jeukklachten heeft. Luizen en neten in de wimpers mogen niet met

chemische producten worden behandeld; op deze plaatsen kunnen de parasieten met een

pincet één voor één worden verwijderd.

Als alternatief kunnen zo nodig de wimpers worden behandeld met vaseline om de luizen te

verstikken. De wimpers moeten dan 2 maal daags gedurende 3 weken met vaseline worden

ingesmeerd.

Naast de hoofd- en schaamluis leeft ook de kleerluis (Pediculus humanus corporis) op de

mens.

Haarfollikelmijt

Haarfollikelmijt

De haarfollikelmijt nestelt zich bij mensen in haarzakjes en talgklieren, vooral in het gezicht

(wenkbrauwen en rond de neus). Besmetting met de haarfollikelmijt wordt demodicose

genoemd. Zij geeft geen klachten; soms treden irritatie en roodheid op.

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 13

Schurftmijt

Schurftmijt

De schurftmijt is verantwoordelijk voor de huidaandoening schurft (scabiës). Hoewel de

ziekte in de westerse wereld door verbeterde hygiëne zeldzaam is geworden, kan zij nog

steeds worden overgebracht door beddengoed, kleding, knuffeldieren (!) en – vooral –

(seksueel) contact. Schurft wordt gerekend tot de seksueel overdraagbare aandoeningen

(SOA’s). Soms kan een periode van enkele weken liggen tussen de besmetting en het

ontwikkelen van de eerste klachten als gevolg van contact met de schurftmijt.

De schurftmijt is nauwelijks met het blote oog zichtbaar, maar het gangetje dat het diertje in

het oppervlakkige deel van de huid graaft is zichtbaar als een witte streep met een lengte

van enkele millimeters. In de omgeving van de gangetjes en op andere plaatsen op de huid

ontstaan als gevolg van een allergische reactie op zowel de mijt als de eitjes (neten) rode

bultjes. Dit is voornamelijk in lichaamsplooien waar het warmer is en de luchtvochtigheid

hoog: bilspleet, dijen, oksels, polsen, rond de tepels, schaamstreek, tussen vingers of tenen.

Bij kinderen worden deze rode bultjes weleens aangezien voor eczeem of urticaria.

De bultjes gaan gepaard met jeuk (vooral ’s nachts), waardoor patiënten zich tot bloedens

toe krabben. De schurftmijt wordt bestreden met antischurft- of scabicide middelen als

benzylbenzoaat of permetrine. Behalve aan de huid moet aandacht worden besteed aan de

nagels: door krabben kunnen mijten of eitjes onder de nagels zijn gekomen. Met een zacht

borsteltje kan het scabicide middel onder de nagelrand worden aangebracht.

Schurft kan ook worden bestreden met tabletten 3 mg ivermectine (Stromectol). Dit is een

antiparasitair middel dat effectief is in een eenmalige dosis, maar het wordt alleen

voorgeschreven als een besmetting met schurft microscopisch is aangetoond.

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 14

Vlooien

Kattenvlo Mensenvlo Hondenvlo

Vlooien zijn parasieten die zich voeden met het bloed van een gastheer. Alle vlooien zijn

kleiner dan 1 cm en kennen een volledige gedaanteverwisseling.

In Nederland is de meest voorkomende vlo de kattenvlo (Ctenocephalides felis), die ook op

mensen kan voorkomen. De mensenvlo (Pulex irritans) wordt in West-Europa haast niet

meer gezien en de hondenvlo (Ctenocephalides canis) nog zelden. In andere delen van de

wereld komen vlooien algemener voor.

De beet van een vlo verloopt eerst vrijwel ongemerkt; wél treedt na verloop van tijd vaak

een sensibilisatie op tegen het speeksel dat de vlo inspuit in de bijtwond om het bloed niet

te laten stollen (anticoagulans); daarna worden vlooienbeten duidelijke jeukbulten, soms

zelfs uitgebreide blaren. Typische locaties voor vlooienbeten zijn de onderbenen, de enkels

en onder de broekriem, waardoor zij kunnen worden onderscheiden van de meer verspreid

gelocaliseerde muggenbulten. Indien de blootstelling aan vlooienbeten voortduurt, kan

iemand gedesensibiliseerd raken; vervolgens treden geen jeukbulten meer op.

Vlooien hebben, ook medisch gezien, soms onverwachte neveneffecten. Zo zijn

kattenvlooien een tussengastheer van de lintworm Hymenolepis nana (de meest

voorkomende en tevens allerkleinste, humane lintworm) en de hondenlintworm Dipylidium

caninum. Rattenvlooien brengen de pestbacterie Yersinia pestis over. Bij het niet (goed)

bestrijden van vlooien, ontstaat er snel een vlooienplaag.

Vlo-bestrijdingsmiddelen worden onderscheiden in vlododende middelen en middelen die

de voortplanting van de vlo stoppen. In deze laatste categorie is het enige werkzame middel

het insecticide lufenuron, dat wordt gebruikt tegen vlooien bij honden en katten. Deze

middelen dienen uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik!

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 15

Bedwants

Bedwants

De bedwants is een kleine parasiet – 5 à 6 mm lang – die behoort tot de wantsen. De

bedwants leeft van bloed van onder andere mensen, en dankt de naam aan de plek in huis

waar in de regel de meeste bedwantsen zich bevinden: het bed.

Met zijn steeksnuit prikt de bedwants door de huid. De steeksnuit bestaat uit een buisje dat

bloed zuigt en een buisje dat verdovende, antistollende stoffen injecteert.

TRIATOMA INFESTANS

In Zuid-Amerika heeft de roofwants Triatoma infestans

een slechte reputatie. Deze wants heeft zich sterk

uitgebreid in de sloppenwijken. Zoals malariamuggen

de ziekte malaria overbrengen door mensen te

bijten, brengt de Triatoma infectans de bacterie

Trypanosoma cruzi over. Dit is de verwekker van de

Ziekte van Chagas, een soort slaapziekte.

De ongeneeslijke Ziekte van Chagas – die het

zenuwstelsel aantast en koorts, anemie, oedeem van

de oogleden en myocarditis veroorzaakt – is soms

dodelijk.

In Latijns-Amerika is de incidentie van de Ziekte van

Chagas groter dan besmettingen met HIV of

hepatitis. Een geducht vraagstuk in Latijns-

Amerikaanse landen zijn de contaminatie van

bloedbanken en kruisbesmetting via prostitutie.

De bedwants kan in principe overal

prikken, maar de benen lijken favoriet. De

steekwondjes hebben veel weg van

muggenbulten. Soms zijn rijen bultjes

aanwezig, veroorzaakt door een bedwants

die gestoord werd tijdens het voeden en

meerdere malen kort na elkaar geprikt

heeft. De wondjes genezen snel, maar

soms komen huidinfecties (rode vlekjes)

voor of worden de bultjes opengekrabd

waardoor littekens ontstaan. De rode

vlekjes zijn pas na enkele weken volledig

verdwenen.

In tegenstelling tot andere bloedzuigende

insecten, zoals sommige muggen en

vlooien, kan de bedwants geen ziektes

overbrengen.

Terwijl eerder werd aangenomen dat de bedwants door het gebruik van het insecticide DDT

(dichloor-difenyl-trichloorethaan) was uitgeroeid, is de parasiet heden ten dage bezig aan

een opmars in de westerse wereld. In gematigde streken is Cimex lectularius de bekendste

soort. In tropische streken komen Cimex hemipterus en Leptocimex boueti voor; deze

soorten leven onder andere van vleermuizenbloed.

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 16

Uitheemse medische parasitologie (2)

In het kader van dit paper – uitheemse parasitologie – is de geneeskunde binnen de

krijgsmacht anno 2008 met name gefixeerd op het missiegebied Afghanistan.

Dit is duidelijk te bemerken aan het protocol ‘Tropische en infectieuze aandoeningen.

Richtlijnen afgestemd op het verblijf van Nederlandse militairen in Afghanistan. Uitgegeven

door het Tropencentrum AMC in opdracht van de Directie Militaire Gezondheidszorg

(DMG)’. Het protocol dateert uit 2006, het begin van de missie in Uruzgan (International

Security Assistance Force Stage-III).

Het is niet bevreemdend als de krijgsmacht bij inzet te maken krijgt met allerhande

infectieziekten. Hier vallen ook parasitaire ziekten onder. Het leven en werken in

missiegebieden valt nu eenmaal voor een groot deel samen met omstandigheden die in deze

het best kunnen worden omschreven als risicogebieden. Voor de volledigheid dient wel te

worden vermeld dat de belangrijkste doodsoorzaak onder militairen in tropische gebieden

het gevolg is van ongevallen en trauma’s, niet van pathogene parasieten…

Waar in Nederland en andere westerse landen tientallen jaren geen uitheemse

infectieziekten voorkwamen, is ook hier de morbiditeit het laatste decennium toegenomen.

Deze toename van zgn. import- en reizigersziekten komt ook voor bij de populatie aan

Defensiepersoneel die tijdelijk in niet-westerse, d.i. Derde Wereld- of ontwikkelings-, landen

leeft en werkt.

Hoewel, zoals gezegd, deze ziekten in Nederland niet (meer) endemisch zijn, hebben het

groeiende internationale verkeer, migratie van bevolkingsgroepen e.d. zeker bijgedragen

aan een toegenomen belang van het onderkennen van parasitaire ziekten, zowel in het

missiegebied als bij terugkomst van een missie.

Het is onder andere een taak van de Algemeen Militair Verpleegkundige om te onderkennen

dat er een mogelijkheid is dat een patiënt een parasitaire infectieziekte heeft opgelopen.

Daarna is het noodzakelijk te weten welke stappen moeten worden genomen.

In eerste instantie gaat het dan om het (doen) stellen van de juiste diagnose – uiteraard te

allen tijde als ‘verlengde arm’ van de arts. Hoewel volgens de Wet Beroepen in de

Individuele Gezondheidszorg (BIG) de verlengde arm-constructie officieel niet meer bestaat,

wordt er wel gesproken over het delegeren van taken (artikel 38 Wet BIG).

Deze taken kunnen voorbehouden handelingen zijn, maar het kan evengoed voorkomen dat

de AMV op een buitenpost (forward observing base) in een situatie terechtkomt waarin de

arts de AMV via de radio begeleidt/informeert bij een patiënt die wordt gezien in het kader

van een mogelijke parasitaire infectie. Na de consultvoering op de buitenpost verwijst de

AMV de patiënt alsnog naar de arts. Wanneer deze situatie structureel voorkomtof er zijn

afspraken over gemaakt – wat in beide gevallen het geval is tijdens uitzendingen – dan wordt

gesproken van de verlengde arm-constructie.

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 17

Een andere vervolgstap is het onderzoek laten verrichten naar de oorzaak van de parasitaire

infectie. Deze onderzoeken zijn te onderscheiden in een visuele (met kam en vergrootglas),

een dikkedruppelpreparaat in het kader van verdenking op malaria en een triple feces test in

het kader van verdenking op een ziekte veroorzaakt door een darmparasiet. De opsomming

van parasitaire ziekten die in dit paper volgt is zeker niet limitatief.

De gepresenteerde ziektebeelden zijn gebaseerd op het missiegebied Afghanistan en de

algemeen geldende vakliteratuur over uitheemse parasitologie.

Uitheemse medische parasitologie bij Defensie anno 2008

Als wordt uitgegaan van het protocol ‘Tropische en infectieuze aandoeningen. Richtlijnen

afgestemd op het verblijf van Nederlandse militairen in Afghanistan’, geldt – niet vreemd –

de gezondheidszorgsituatie in Afghanistan als maat- en richtinggevend.

In deze publicatie komen een drietal zaken met betrekking tot parasieten (humane

parasitologie) aan de orde:

1) Aan de hand van ACUTE KOORTS DIE KORTER DAN 2 WEKEN DUURT met een

positieve dikke druppel, moet het onderscheid worden gemaakt tussen Plasmodium

falciparum en Plasmodium vivax. In de uitstrijk wordt vervolgens gekeken naar de

mate van parasitemie, d.w.z. het percentage erytrocyten (rode bloedcellen) dat is

geïnfecteerd met de aseksuele Plasmodium falciparum parasieten. Er kan vervolgens

een onderscheid worden gemaakt in niet ernstige (<2%), matig ernstige (2-5%) of

ernstige (>5%) malaria tropica.

2) Bij PERSISTERENDE DIARREE DIE LANGER DAN 2 WEKEN DUURT wordt gekeken naar

de oorzaak van de co-infectie met een ander micro-organisme dan waarvoor

behandeling werd ingesteld, bijvoorbeeld de parasieten:

� Cryptosporidium

� Cyclospora

� Entamoeba histolytica

� Giardia lamblia

3) LEISHMANIASIS ULCUS. In Afghanistan komen twee vormen van cutane leishmaniasis

voor:

i. die als gevolg van Leishmania tropica, anthroponotische vorm (dat wil

zeggen van mens tot mens overgebracht)

ii. die als gevolg van Leishmania major, zoönotische vorm, waarbij

dieren, m.n. woestijnratten, het reservoir zijn

De vector die de parasiet voortbrengt is een klein mugje de zogenaamde zandvlieg

(Phlebotomus). Versleping van de parasieten door afvoerende lymfvaten kan

voorkomen; dit geeft aanleiding tot het klinische beeld van een nodulaire lymfangitis.

Malaria, darmparasieten en leishmaniasis worden in dit paper verder belicht.

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 18

Malaria

Hippocrates beschreef al de kenmerkende intermitterende koorts van malaria. In de

Republiek der Nederlanden was malaria in de 17de eeuw berucht als de 'zwartwaterkoorts',

die onder Nederlandse missionarissen en handelslieden in West-Afrika de belangrijkste

doodsoorzaak was. Tot 1958 kwam malaria veroorzaakt door Plasmodium vivax endemisch

voor in Noord-Holland. Pas in 1880 ontdekte de Franse militaire arts Alphonse Laveran

(1845-1922) parasieten in het bloed van patiënten die aan malaria leden. Hiervoor ontving

hij in 1907 de Nobelprijs voor Geneeskunde. Twintig jaar later, in 1897, ontrafelde de

Indiaas-Schotse arts Ronald Ross (1857-1932) de complete mens-mug-cyclus, waardoor hij

als eerste in staat was de besmettingsbron voor malaria bij de mens aan te duiden.

Ook Ross ontving, in 1902, de Nobelprijs voor Geneeskunde.

Na 1961 werden er geen gevallen van malaria meer in Nederland gerapporteerd, waardoor

Nederland in 1970 als laatste land van Europa door de Wereldgezondheidsorganisatie

(WHO) malariavrij werd verklaard. In Nederland beperkt de behandeling van malaria zich

sindsdien tot geïmporteerde malaria.

Wereldwijd wordt de jaarlijkse incidentie van malaria tegenwoordig geschat op 300 à 500

miljoen gevallen. Naar schatting overlijden per jaar 1,5 tot 2,7 miljoen mensen malaria; het

grootste deel hiervan zijn kinderen onder de 5 jaar op het Afrikaanse continent.

De resistentie van Plasmodium falciparum tegen medicijnen (in Nederland: chloroquine)

breidt zich echter steeds verder uit. Malaria wordt moeilijker te voorkómen en te

behandelen.

Vanwege deze wijdverspreide resistentie voor chloroquine is momenteel het meest

geadviseerde malariaprofylacticum mefloquine (Lariam). Dit geldt wanneer de aanwezigheid

in een malaria-risicogebied langer duurt dan 4 weken.

Wanneer de aanwezigheid in een malaria-risicogebied korter duurt dan 4 weken, wordt

Malarone (combinatiepreparaat van atovaquon en proguanil) aanbevolen.

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 19

De levencyclus van de malariaparasiet omvat verschillende stadia (zie afbeelding hierboven).

Tegen elk van de stadia van de malariaparasiet is een vaccin denkbaar. Een vaccin in het

leverstadium (I) blokkeert de invasie van sporozoïeten in de lever en ruimt geïnfecteerde

levercellen op. Een vaccin in het bloedstadium (II) blokkeert de invasie van merozoïeten in

erytrocyten en ruimt geïnfecteerde erytrocyten op. Een vaccin in het muskietenstadium (III)

remt de bevruchting van vrouwelijke gametocyten door mannelijke en ruimt de bevruchte

eicel op. Een cocktailvaccin werkt tegen meerdere stadia tegelijk.

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 20

Levenscyclus van Plasmodium: van gametocyt tot sporozoïet

De onderste mug krijgt de gametocyten binnen via besmet bloed. Binnen 10 dagen

ontwikkelt de parasiet zich in het maagdarmstelsel tot aseksuele sporozoïeten die in het

speeksel terechtkomen. De bovenste mug spuugt de sporozoïeten samen met het speeksel de

bloedbaan van de mens in. De sporozoïeten vinden hun weg naar de levercellen binnen 30

minuten waar zij zich nestelen om uiteindelijk zich via de rode bloedcellen te ontwikkelen tot

gametocyten.

Malaria is een infectie van de erytrocyten in het menselijk lichaam die wordt veroorzaakt

door Plasmodium, een protozo (eencellig organisme). Van de ± 200 bekende soorten

Plasmodium kan ± 5% de mens infecteren; andere soorten richten zich op knaagdieren,

reptielen en vogels.

Een geïnfecteerde vrouwelijke steekmug van het geslacht Anopheles doet dienst als vector

van de Plasmodium-eencellige. Er zijn ± 400 Anopheles-soorten, waarvan 10% als vector kan

dienen bij de verspreiding van de Plasmodium-parasieten. Overigens zijn de Anopheles-

muggen berucht om hun ziekteverspreiding. Zo dragen zij ook zorg voor de verspreiding van

O’nyong’nyong-koorts en riftdalkoorts.

Na een muggenbeet wordt het bloed geïnfecteerd. Infectie is ook mogelijk na een transfusie

met besmet bloed of een injectie met een naald die eerder is gebruikt door een

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 21

malariapatiënt. Er zijn 4 soorten parasieten die de mens kunnen infecteren en op deze

manier malaria kunnen veroorzaken:

� Plasmodium vivax

� Plasmodium ovale

� Plasmodium falciparum

� Plasmodium malariae

Door het gebruik van profylactische medicatie en insecticiden is malaria in de meeste

westerse landen zeldzaam geworden, maar de infectie komt nog steeds algemeen in de

tropen voor. De infectieziekte wordt dientengevolge als importziekte meegenomen uit de

tropen. Op deze manier worden in Nederland jaarlijks gemiddeld 900 gevallen van malaria

geregistreerd.

De levenscyclus van de malariaparasiet begint wanneer een vrouwelijke mug een

malariapatiënt steekt. De mug zuigt bloed op waarin zich malariaparasieten bevinden. Via

het speeksel van de mug worden de parasieten overgebracht naar de lever. Daar

vermeerderen zij zich. In 2 à 4 weken worden zij volwassen, verlaten de lever en infiltreren

de erytrocyten. In de erytrocyten vermeerderen zij zich; uiteindelijk barsten de

geïnfecteerde cellen open. Plasmodium vivax en Plasmodium ovale kunnen in de

levercellen blijven, terwijl er ondertussen met tussenpozen volwassen parasieten vrijkomen

in de bloedbaan die aanvallen veroorzaken met malaria-achtige symptomen. Plasmodium

falciparum en Plasmodium malariae blijven niet in de lever.

Wordt een Plasmodium-infectie niet (goed) wordt behandeld, kunnen bepaalde volwassen

vormen van Plasmodium nog maanden of jaren in de bloedbaan blijven en op deze manier

herhaaldelijk intermitterende koortsaanvallen veroorzaken.

Symptomen en patronen van malaria

Malaria tertiana Verwekker Plasmodium vivax of Plasmodium ovale.

Een aanval kan plotseling beginnen met koude rillingen,

gevolgd door transpiratie en koorts die intermitterend is

(zadelkoorts). Binnen een week doet zich het

kenmerkende patroon van aanvallen met tussenpozen

voor. Een aanval van hoofdpijn of van ziek voelen kan

worden gevolgd door koude rillingen. De koorts duurt 1

tot 8 uur.

Nadat de koorts is verdwenen, voelt de patiënt zich goed

tot de volgende koude rilling. Nieuwe aanvallen treden

meestal iedere 48 uur op bij malaria tertiana (P. vivax).

Malaria tropica Verwekker Plasmodium falciparum.

Een aanval kan beginnen met rillingen. De

lichaamstemperatuur van de patiënt stijgt geleidelijk en

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 22

daalt dan plotseling. De aanval kan 20 uur tot 1½ dag

duren. Een patiënt met malaria tropica kan zich zieker

voelen dan een patiënt met malaria tertiana (P. vivax) en

kan ernstige hoofdpijn hebben. Tussen twee aanvallen,

met tussenpozen die variëren van 36 tot 72 uur, heeft de

patiënt meestal last van algehele malaise en lichte koorts.

Malaria quartana Verwekker Plasmodium malariae).

Een aanval begint vaak plotseling. De aanval is

vergelijkbaar met die van malaria tertiana (P. vivax) maar

keert iedere 3 dagen terug.

De symptomen van malaria beginnen gewoonlijk 10 tot 35 dagen nadat een Anopheles-

steekmug de parasiet op iemand heeft overgebracht. Vaak zijn de eerste symptomen een

lichte intermitterende koorts, hoofdpijn, spierpijnen en koude rillingen, samen met algehele

malaise. Soms beginnen de symptomen met koude rillingen gevolgd door koorts.

De symptomen houden 2 à 3 dagen aan en worden dikwijls aangezien voor griep.

De daaropvolgende symptomen en ziektepatronen variëren voor elk van de malariatypen.

Bij alle malariatypen is het totale aantal leukocyten in de regel normaal, maar de

hoeveelheden lymfocyten en monocyten, twee specifieke typen leukocyten, nemen toe.

Vaak ontstaat er een lichte geelzucht als de malaria niet wordt behandeld; milt en lever zijn

vergroot. Een lage bloedsuikerspiegel komt dikwijls voor en kan ernstig zijn bij patiënten met

veel parasieten in het bloed (hoge parasitemie). De bloedsuikerspiegel kan nog verder dalen

bij patiënten die met kinine worden behandeld. Soms duurt de malaria voort, ook wanneer

maar een klein aantal parasieten in het bloed aanwezig blijft. De symptomen zijn onder

andere apathie, periodieke hoofdpijn, algehele malaise, slechte eetlust, moeheid, aanvallen

van koude rillingen en koorts. De symptomen zijn aanzienlijk lichter en de aanvallen duren

niet zo lang als tijdens de eerste aanval.

Anopheles, de malariamug

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 23

Diagnose

DIKKEDRUPPELPREPARAAT

Het dikkedruppelpreparaat is een concentratiemethode

voor bloedparasieten. Door het lyseren van erytrocyten is

een grotere hoeveelheid bloed (15 tot 20 maal) te

onderzoeken dan bij een uitstrijkpreparaat mogelijk is.

Door het lyseren van de erytrocyten blijven eventueel

aanwezige parasieten en leukocyten over. Bij voorkeur

wordt bloed afgenomen van de ringvinger. Een niet te

grote druppel bloed – bij het opbrengen met een

doorsnede van maximaal 5 mm – wordt op een schoon en

vetvrij objectglas voorzichtig uitgespreid, zodanig dat

kleine gedrukte letters door het preparaat te lezen zijn.

Het preparaat wordt aan de lucht gedroogd en mag niet

worden gefixeerd. Lysering kan plaatsvinden met

kraanwater.

Malariaparasieten zijn ‘altijd’ in het bloed aanwezig; het is

onjuist voor de afname van het bloed te wachten op een

zgn. koortspiek. De periodiciteit van de verschillende

malariasoorten is daarentegen wel bepalend voor de

tijdstip van de afname van het bloed.

Het dikkedruppelpreparaat moet goed gefabriceerd zijn; er

moet 20 minuten worden in tenminste 100 velden onder

het olieimmersie objectief voordat kan worden vastgesteld

dat er geen parasieten zijn gevonden. Als er

malariaparasieten zijn gezien, moet de juiste soort

Plasmodium worden vastgesteld. Een ervaren microscopist

kan een parasitemie van 0,002% aantonen.

Een positief dikkedruppelpreparaat wijst op een malaria-

infectie. Bij een verdenking op malaria maar een negatief

dikkedruppelpreparaat zonder een alternatieve diagnose,

moet na 8 tot 18 uur opnieuw een bloedonderzoek worden

uitgevoerd. Wanneer het onderzoek binnen een periode

van 72 uur in totaal driemaal met vers bloed is uitgevoerd,

is de diagnose malaria onwaarschijnlijk.

Malaria wordt vermoed wanneer een

patiënt periodieke aanvallen van

rillingen en koorts heeft zonder

duidelijke oorzaak. Het vermoeden

wordt groter als de patiënt in het

voorafgaande jaar een endemisch

gebied heeft bezocht waar malaria veel

voorkomt en als milt en/of lever van de

patiënt vergroot zijn. Daarnaast wordt

gekeken naar de periode van het

verblijf (zomer, winter), gevolgde

malariaprofylaxe, gebruikte

geneesmiddelen en eventueel

onderliggend lijden.

Identificatie van de parasiet in een

bloedmonster, het zgn.

dikkedruppelpreparaat.

In het laboratorium wordt de soort

Plasmodium geïdentificeerd die in het

monster is gevonden, omdat de

behandeling, complicaties en prognose

variëren per soort.

Preventie en behandeling Mensen die in gebieden wonen waar

malaria voorkomt of die naar deze

gebieden reizen, kunnen preventieve

maatregelen nemen: langwerkende

insecticiden, horren, muskietennetten,

muskietenwerende middelen met

DEET op de huid aanbrengen.

Daarnaast is het dragen van voldoende

dekkende kleren (lange mouwen, lange

broekspijpen), vooral na

zonsondergang, noodzakelijk. Hiermee

wordt de huid zoveel mogelijk

beschermd tegen muggenbeten.

De Anopheles-steekmug is immers een nachtsteker; zij is actief tussen zonsondergang en

zonsopgang.

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 24

Geen enkele malariaprofylaxe biedt 100% bescherming tegen het oplopen van een malaria-

infectie. Indien een westerling koorts krijgen bij aanwezigheid in een (endemisch)

malariagebied, moet hij onmiddellijk door een arts worden onderzocht.

De primaire behandeling van acute malaria bestaat uit toediening van kinine. Het zeer

bittere kinine – dat bij zwangere vrouwen tevens weeënopwekkend is – is ook te vinden in

het hart van de ananas en de frisdranken bitter lemon en tonic.

De verdere behandeling van malaria is afhankelijk van het malariatype waarmee iemand

geïnfecteerd is en de eventuele aanwezigheid van een parasiet in een (endemisch) gebied

die resistent is zijn voor chloroquine.

Voor malaria gelden de volgende stelregels:

� De vroege symptomen van een malaria-infectie zijn aspecifiek en worden vaak

aangezien voor symptomen van griep.

� Een snelle diagnose en vroege behandeling zijn belangrijk, vooral bij malaria tropica

(veroorzaakt door Plasmodium falciparum), die dodelijk is bij éénvijfde van de

patiënten.

� Malariaprofylaxe is nooit 100% werkzaam.

� Symptomen van een malaria-infectie kunnen beginnen vanaf één week tot wel één

jaar nadat de infectie is overgebracht door een muggenbeet.

Indicatie: Afghanistan, Georgië en Tsjaad

Anno 2008 vinden er onder andere militaire missies plaats in Afghanistan (International

Security Assistance Force), Georgië (European Union Monitoring Mission in Georgia) en

Tsjaad (European Force Tchad/RCA). Voor deze missies zijn specifieke waarschuwingen

gepubliceerd die een beeld geven van de te treffen maatregelen tegen een malaria-infectie:

In Georgië komt de Anopheles-mug voor, in het bijzonder in het zuidwesten in de regio

boven Batumi en in het zuidoosten aan de grens met Azerbeidzjan van juli t/m oktober.

Alleen wanneer iemand in dit gebied wordt geplaatst, wordt verzocht contcat op te nemen

met een behandelend arts in verband met malariaprofylaxe. Overige

antimuggenmaatregelen zijn niet nodig.

De voorgeschreven aanvullende preventieve maatregelen gelden zowel malaria als

leishmaniasis:

� Impregneren uniformen met permethrine

� Onbedekte huiddelen beschermen met DEET

� Slapen onder geïmpregneerde klamboe

� Uniformen gesloten dragen

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 25

In Tsjaad is malaria endemisch. Eerste keus malariaprofylaxe is Lariam. Als alternatief geldt

Malarone bij een verblijf korter dan 4 weken. De malariaprofylaxe Lariam, eenmaal per week

250 mg, moet worden genomen vanaf 3 weken vóór de dag van vertrek tot 4 weken na

terugkeer. Het alternatief Malarone, 1 maal daags 1 tablet, moet worden genomen vanaf

één dag vóór vertrek tot tenminste 7 dagen na terugkeer.

Collega-artsen met een specifieke vraag ten aanzien de opties voor het gebruik van

Malarone bij een verblijfsduur in een risicogebied langer 4 weken moeten contact opnemen

met drs. Pieter van Thiel van het Tropencentrum AMC; hij is dé autoriteit in Nederland op

het gebied van uitheemse parasitaire ziekten en consulent voor de krijgsmacht.

In Afghanistan is de malariaprofylaxe afhankelijk van de locatie. In Kabul, op Kabul

International Airport en op Kandahar Airfield is geen profylaxe nodig; in overig Afghanistan:

van mei t/m november Paludrine, dagelijks 200 mg. Dit is dus ook het geval in Uruzgan, waar

het merendeel van de Nederlandse militairen gelegerd is. Verdere bijzonderheden ten

aanzien van Afghanistan:

Najaar

(herfst; september t/m december)

Zodra de temperatuur gedurende een aaneengesloten

periode van 3 weken aan het eind van de dag onder de

16 graden Celsius is gedaald hoeft men zich niet meer

met DEET in te smeren of onder klamboes te

slapen en kunnen de 4 weken doorslikken starten.

Voorjaar

(lente; mei t/m juni)

Zodra de temperatuur gedurende een aaneengesloten

periode van 3 weken aan het eind van de dag boven

de 16 graden Celsius is gebleven dient de profylaxe te

worden hervat in combinatie met het gebruiken van

DEET en het slapen onder klamboes.

Daarnaast gelden dezelfde aanvullende preventieve maatregelen als genoemd onder

Georgië.

De malariaprofylaxe dient in de periode van mei t/m november, met uitzondering van de

genoemde locaties, te worden genomen vanaf de dag van vertrek tot 4 weken

na terugkeer. Genoemde maanden zijn indicatief: van belang is de temperatuur gedurende

avond en nacht. Zodra de temperatuur aan het eind van de dag gedurende een

aaneengesloten periode van 3 weken onder de 16 graden Celsius is gedaald kan worden

gesteld dat er géén transmissie meer plaatsvindt. Indien er sprake is van een vroege lente

kan het nodig zijn om eerder dan mei met antimuggenmaatregelen en/of profylaxe te

starten.

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 26

Darmparasieten

In dit paper worden de darmparasieten behandeld.

De opsomming is niet limitatief maar louter alfabetisch:

Blastocystis hominis

Blastocystis hominis

Onder de microscoop lijkt de parasiet veel op een gist of schimmelachtige. De parasiet komt

in de dikke darm voor, maar beschadigt de darmwand niet. Wel infiltreert de parasiet de

dikke darm, wat zwelling van de lamina propria en een ontstekingsreactie van de

slijmvliezen kan veroorzaken. Zij komen vaak samen voor met Dientamoebe fragilis voor.

Van alle parasieten wordt de Blastocystis hominis het meest aangetroffen. Wie drager is van

de parasiet heeft aantoonbaar minder leukocyten en een lager hemoglobinegehalte.

Symptomen van een infectie met Blastocystis hominis zijn:

buikpijn (flatulentie, opgezette buik)

gewrichtsklachten

jeuk

Ter behandeling geldt als eerste keus Clioquinol 100 mg/ml suspensie (werkzaam

bestanddeel: clioquinolum); het doodt de parasiet in meer dan 50% van de gevallen.

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 27

Cryptosporidium

Cryptosporidium

Deze eencellige parasiet veroorzaakt cryptosporidiose. Zij vermeerderen zich in de dikke

darm, waarbij zij oöcysten vormen – microscopische eitjes. De oöcysten worden

uitgescheiden in de ontlasting en komen zo in de omgeving terecht. Vervolgens ondergaan

de oöcysten een paar veranderingen waardoor zij besmettelijk worden en tot ziekte kunnen

leiden bij opname door andere mensen via de mond.

Landbouwhuisdieren, met name herkauwers, en de mens zelf vormen een belangrijke bron

van besmetting met Cryptosporidium. De oöcysten zijn te vinden in oppervlaktewater als

gevolg van lozing van rioolwater en de afvloeiing van mest. Op kinderdagverblijven wordt

vaak rondgang van de parasiet beschreven.

Gemiddeld verloopt er een week tussen de besmetting en het optreden van

ziekteverschijnselen (2 tot 12 dagen). Het ziektebeeld varieert van geen enkel verschijnsel

tot ernstige symptomen. Kinderen jonger dan 5 jaar en mensen met een verminderde

weerstand vormen een extra gevoelige groep en vertonen een ernstiger beeld van de ziekte.

Symptomen van een infectie met Cryptosporidium zijn:

algehele malaise

hevige buikkrampen (braken, diarree, misselijkheid)

lichte koorts

Bij mensen met een goede weerstand is de ziekte na 2 à 4 weken self-limiting.

Om infectie te voorkomen, is een goede hygiëne belangrijk: handen wassen na een bezoek

aan het toilet, verwisselen van een luier, tuinieren, omgang met jonge/zieke dieren, na

contact met ontlasting, vóór het eten.

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 28

Cyclospora

Cyclospora

De parasiet komt voor in de dikke darm en veroorzaakt de ziekte cyclosporiasis.

De besmetting vindt plaats via slecht gewassen fruit en groente of via water. Hygiëne bij

voedsel- en waterconsumptie biedt de beste bescherming tegen infectie. De overdracht van

mens op mens is niet mogelijk: het parasitaire stadium dat voor besmetting zorgt moet

minimaal 2 weken in het milieu uitrijpen. Na opname via de mond vestigt de parasiet zich in

de wand van de dunne darm. Daar vermenigvuldigt de parasiet zich en vormt stadia die met

de ontlasting de darm verlaten; na rijping in het milieu worden deze stadia infectieus voor de

mens.

Iedereen loopt kans op besmetting, maar de grootste risicogroep wereldwijd zijn reizigers. In

Nederland worden regelmatig Cyclospora infecties gediagnosticeerd bij reizigers naar Azië,

Oost-Europa en de VS.

Infecties met Cyclospora worden wereldwijd gevonden, niet alleen in (sub)tropische

gebieden. De infectie kan een langdurige (1 à 3 maanden) diarree veroorzaken die in

principe self-limiting is. De ernst van de klachten is vaak aanleiding tot behandeling; deze

bestaat uit Bactrimel, waarin de antibiotica trimethoprim en sulfamethoxazol de werkzame

stoffen zijn.

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 29

Dientamoebe fragilis

Dientamoebe fragilis

De meest voorkomende (dunne darm-)parasiet is Dientamoebe fragilis: éénzesde tot

éénvierde van de mensen met gastro-intestinale klachten (onder meer brijachtige feces)

blijkt deze parasiet te bij zich te dragen. Deze klachten zijn echter apecifiek, in tegenstelling

tot haaruitval, huid- en/of gewrichtsklachten en moeheid.

De parasiet is een amoebe met een grootte van 7 à 12 mm, maakt geen cysten en zal buiten

het menselijk lichaam snel doodgaan. Hoewel onduidelijk is hoe de besmetting verloopt,

komt zij in Nederland van alle parasieten het meest voor. In sommige gevallen zijn de

aarsmaden besmet met parasieten, zodat een ontwormingskuur noodzakelijk is. Ook komt

deze amoebe vaak voor tezamen met Blastocystis hominis.

De parasiet kan, evenzo als de overige darmparasieten, buiten het lichaam worden

geconserveerd en zichtbaar gemaakt met behulp van de triple feces test (TFT).

De therapie levert problemen op. Eerste keus is paromomycine (Humatin) dat 4 maal daags

gedurende 4 dagen in een dosering van 500 tot 750 mg oraal moet worden ingenomen.

Vervolgens geldt behandeling met Clioquinol 100 mg/ml suspensie (werkzaam bestanddeel:

clioquinolum) als een goed alternatief; het doodt de parasiet in meer dan 50% van de

gevallen. Probleem is echter dat zowel paromomycine als Clioquinol niet in het

Geneesmiddelenrepertorium van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen

voorkomen, waardoor sommige huisartsen beide middelen regelmatig niet voorschrijven.

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 30

Entamoeba histolytica

Entamoeba histolytica

De meest schadelijke darmparasiet is de Entamoeba histolytica, de veroorzaker van

amoebedysenterie of amoebiasis.

Amoebedysenterie is een infectie van de wand van de dikke darm die vooral in

(sub)tropische gebieden voorkomt: China, India, Latijns-Amerika, West- en Zuidoost-Azië.

Overvolle sloppenwijken worden vaak het zwaarst getroffen. In landen met duidelijke natte

en droge seizoenen vindt besmetting vooral in de regentijd plaats. Epidemieën kunnen

worden toegeschreven aan verontreiniging van het leidingwater met rioolwater.

De veroorzaker van de ziekte, de parasiet, overleeft als cyste, verlaat het menselijk lichaam

via de feces en komt met besmet water of voedsel het lichaam weer binnen via de mond. In

de dunne darm nestelt de parasiet zich in de wand en veroorzaakt daar een ontsteking.

Besmetting kan plaatsvinden door het gebruik van menselijke feces als mest, door seksueel contact tussen mond en anus, via vectoren (kakkerlakken en vliegen) en via voedsel of water

dat besmet is met feces. Bij besmetting nestelt de parasiet zich in eerste instantie in de lever

(levercysten). Amoebedysenterie gaat gepaard met omvangrijke, plakkerige en stinkende

feces.

Er is ook een onschadelijke Entamoeba dispar

variant. Dit is een niet-pathogene vorm van

amoebedysenterie die zowel in morfologie als

ontwikkelingscyclus veel gelijkenis vertoont met de

pathogene Entamoeba histolytica. Echter, deze

variant beperkt zich tot de darm en geeft minder

klachten. Entamoeba dispar komt wereldwijd voor

met hoge prevalenties in gebieden waar de

hygiënische omstandigheden te wensen overlaten;

naar schatting worden hiermee jaarlijks 450 miljoen

mensen geïnfecteerd. Entamoeba dispar

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 31

Giardia lamblia

Giardia lamblia

Giardia lamblia is de enige darmparasiet die voorkomt in de dunne darm en hier een

darminfectie kan veroorzaken. Een infectie met Giardia lamblia wordt giardiasis genoemd.

Na infectie via de mond komt de parasiet via slokdarm en maag in de dunne darm terecht,

waar zij zich vermenigvuldigt en vasthecht aan het darmslijmvlies. Het gevolg is een

beschadiging van het slijmvlies met diarree als resultaat. In de dunne darm worden daarna

door de parasiet cysten gevormd die met de feces worden uitgescheiden. De cyste – die in

tegenstelling tot de parasiet zelf ook buiten het menselijk lichaam overleeft – kan direct weer

andere personen infecteren: zodra een Giardia-cyste, na het eten of drinken van besmet

voedsel of door het zwemmen in (en inslikken van) besmet water, in de darm van de mens

terechtkomt ontwikkelt het zich daar opnieuw tot parasiet.

Giardia lamblia komt overal in de wereld voor, vooral in tropische gebieden. Zelfs in

Nederland is het de meest voorkomende darmparasiet bij de mens; op kleine schaal komen

epidemieën voor in crèches en kinderdagverblijven.

De incubatietijd is gemiddeld 14 dagen. In bijna de helft van de gevallen verloopt een infectie

zonder klachten. In de overige gevallen is vooral sprake van acute diarree zonder bloed of

slijm, braken, buikkrampen, hoofdpijn, lichte koorts, misselijkheid en winderigheid. Deze

klachten zijn in de regel self-limiting, maar kunnen 1 à 2 weken aanhouden. Vooral kinderen

tot 5 jaar zijn gevoelig voor gewichtsverlies en ijzergebrek met bloedarmoede.

Naast de TFT kan het in een enkel geval nodig zijn om een biopt te nemen van het dunne

darmslijmvlies. Eerste keus voor behandeling is voorts één dosering tinidazol (Fasygin); anders

dient 7 tot 10 dagen metronidazol (Flagyl) te worden gebruikt.

Om besmetting met Giardia lamblia te voorkomen moeten, in die gebieden waar de parasiet

veel voorkomt, de volgende regels in acht worden genomen:

geen ongekookt of ongefilterd water gebruiken

geen rauwe groenten of ongeschild fruit eten

regelmatig handenwassen, zeker na toiletbezoek

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 32

Isospora belli/hominis

Isospora belli

Deze parasiet komt voor in de dikke darm en zorgt voor buikpijn, diarree, eosinofilie en

koorts.

Hoewel de ziekte self-limiting is, kan zij bij bijvoorbeeld immuungecompromitteerde

patiënten – zoals Bechterew, diabetes mellitus, HIV/AIDS, hypothyreoïdie en reumatoïde

artritis – ook een heftige diarree veroorzaken.

Behandeling van het ziektebeeld – na het aantonen van oöcysten van Isospora – vindt plaats

met antibiotica. Eerste keus is co-trimoxazol (Bactrimel), tweemaal daags 960 mg gedurende

10 dagen.

Microsporidium

Microsporidium

Deze parasieten – die ernstige, niet bloederige diarree kunnen veroorzaken – komen voor in

de dikke darm

De stam Microspora, die ± 700 soorten microsporidiën omvat, komt vaak voor als gastro-

intestinale complicatie (opportunistische infectie) bij patiënten met HIV/AIDS.

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 33

Lintwormen (Cestoda)

Voorbeeld van een lintworm: Taenia saginata (runderlintworm)

Lintwormen (Cestoda) behoren tot de platwormen (Platyhelminthes). Dit is een zeer

gevarieerde groep van parasieten, die worden gedefinieerd als pathogene macro-

organismen.

Lintwormen zijn in de regel lintvormig, (geel)wit van kleur en opgedeeld in korte segmenten

(proglottiden). Zij leven en voeden zich in de darmen; gedurende het leven van de lintworm

worden er nieuwe proglottiden bijgemaakt, meestal vlak achter de scolex. Iedere proglottide

groeit zodoende verder van de scolex af naarmate er meer jongere proglottiden bijgemaakt

worden. De kop hecht zich doorgaans aan de darmwand.

Een grote lintworm van het geslacht Taenia kan al gauw 4 à 10 meter lang worden. De grote

lintwormen die doorgaans de mens besmetten zijn:

Taenia saginata Runderlintworm; lintworm van de mens

(eindgastheer), blaasworm van het rund

(tussengastheer)

Taenia solium Varkenslintworm; lintworm van de mens

(eindgastheer), blaasworm van het varken

(tussengastheer)

De varkenslintworm komt in westerse en islamitische landen bij mensen nog maar zelden

voor; in West-Europa wordt zij als verdwenen beschouwd. De runderlintworm komt in West-

Europese echter veelvuldig voor. In Nederland gelden ten aanzien van de runderlintworm ±

20.000 behandelingen op jaarbasis.

Over het algemeen merkt de mens weinig van een besmetting met een lintworm. Vage

gastro-intestinale klachten zijn feitelijk het enige, totdat de proglottiden met de feces naar

buiten komen.

Lintwormcysten zijn gevaarlijker, vooral als zij zich in voorkeursplaatsen als hersenen, longen

en lever huisvesten. Bij operatieve verwijdering moeten de cysten in zijn geheel worden

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 34

weggehaald om verspreiding door het lichaam te voorkomen (bloedsomloop, vrije

buikholte).

De lintwormen die de mens als eindgastheer vinden, worden alleen opgemerkt als er

proglottiden gevonden worden. De behandeling van lintwormen bestaat uit

wormendodende middelen, zoals Mebendazol, Niclosamide of Praziquantel. Therapie tegen

de cysten is soms moeilijk, vooral wanneer zij groot zijn en/of op voorkeursplaatsen

gehuisvest zijn.

Controle in slachthuizen moet ervoor zorgen dat er géén vlees in omloop komt waarin de

blaaswormen van de lintwormen zitten. Goede verhitting tijdens vleesbereiding kan er ook

voor zorgen dat er geen gevaar meer is voor de mens.

Zuigwormen (Trematoda)

Voorbeeld van een zuigworm: Fasciola hepatica (leverbot)

Zuigwormen (Trematoda) behoren tot de platwormen (Platyhelminthes). Ook dit is een zeer

gevarieerde groep van veelvoorkomende parasieten, die worden gedefinieerd als pathogene

macro-organismen.

Zij kenmerken zich door één of twee zuignappen die allerlei ziekten kunnen veroorzaken.

Zuigwormen leven in de bloedbaan, blaas, darm, lever en/of longen van de gastheer, waar zij

zich voeden met allerhande weefselelementen.

De bekendste zuigworm is de leverbot (Fasciola hepatica). Een infectie met deze parasiet

kan worden opgelopen door het eten van wilde waterkers, veldsla of door op gras te

kauwen. Deze enkele centimeters lange platte worm komt over de gehele wereld voor bij

grasetende dieren, voornamelijk runderen en schapen. In de tussengastheren huist de

leverbot in galwegen en lever. Via de feces van runderen en schapen komen ingekapselde

larven in de vrije natuur terecht, waarna zij zich manifesteren op allerlei planten. Na het

rauw opeten van de plant komen de microscopische larven in de dunne darm vrij. Na

penetratie van de darmwand komen zij in de lever terecht. Manifest zijn dan pijn zijn in de

rechter bovenbuik, al of niet gepaard met koorts, verteringsklachten en allergieën. De lever

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 35

is pijnlijk bij palpatie. De diagnose kan worden gesteld door het opsporen van eitjes in feces

of galvocht, alsook door het opsporen van specifieke antistoffen in het bloed.

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 36

Leishmaniasis

Zandvlieg; alleen de vrouwelijke sekse brengt de ziekte over

Leishmaniasis is één van de parasitaire huidinfecties.

Het pathogene proces van zandvlieg tot mens

Verschillende Leishmania-soorten veroorzaken de ziekte leishmaniasis. Deze eencellige

parasiet kan een cutane, mucocutane en viscerale vorm van de ziekte veroorzaken,

afhankelijk van de soort waarmee iemand geïnfecteerd raakt.

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 37

De Leishmania-parasiet wordt overgebracht van de ene gastheer naar de andere door de

zandvlieg. Alleen vrouwelijke zandvliegen brengen de ziekte over.

Er zijn drie typische verschijningsvormen van leishmaniasis:

Cutane Er ontstaat een zweer op de plek waar de besmette zandvlieg

steekt. Er kunnen meerdere zweren tegelijk ontstaan op

verschillende steekplekken. De zweren kunnen spontaan in de

loop van maanden of jaren verdwijnen maar kunnen ernstige

littekens achterlaten.

Mucocutane Er ontstaan zweren op de slijmvliezen van mond of neus, die

het gehele aangezicht kunnen vervormen.

Viscerale De viscerale vorm kan zonder behandeling dodelijk verlopen,

maar kan ook latent aanwezig zijn of slechts lichte

verschijnselen veroorzaken, afhankelijk van de weerstand van

de gastheer.

De incubatieperiode varieert van 10 dagen tot enkele jaren; gemiddeld duurt het 2 à 6

maanden vanaf de beet van het zandvliegje tot het ontstaan van de symptomen: algehele

malaise, diarree, gewichtsverlies, hoesten en lang aanhoudende koorts met wisselende

koortspieken. Eerst treedt vergroting op van de milt, later ook van de lever. Anemie, daling

van het aantal leukocyten, spontane (punt)bloedingen in de slijmvliezen en pigmentatie van

de huid kunnen ook voorkomen, evenals secundaire infecties.

Leishmaniasis komt in Nederland niet voor omdat de vector ontbreekt. Wel zijn er veel

gevallen gediagnosticeerd van cutane leishmaniasis, vooral bij militairen die uitgezonden zijn

geweest naar endemische gebieden in bijvoorbeeld Irak en Afghanistan.

Viscerale leishmaniasis wordt wel gezien als importziekte, maar omdat de ziekte niet

meldingsplichtig is zijn precieze aantallen van het aantal patiënten per jaar niet bekend.

Er bestaat geen vaccin tegen leishmaniasis. De zandvlieg is vooral na zonsondergang actief.

Beschermende kleding, insectenwerende middelen en klamboes houden de ectoparasieten

op een afstand.

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 38

Larva migrans cutanea

Larva migrans cutanea

Een typisch tropische importziekte is Larva migrans cutanea, in het Engels creeping

eruption’ genoemd. Het zijn in de huid voortbewegende larven, die endemisch zijn in

warme, vochtige klimaten.

De larven zijn die van mijnwormen van apen, honden, katten e.d. (Ancylostoma). De eitjes

van de parasiet komen op de grond terecht via de feces van deze dieren. Wanneer de blote

huid met de grond in aanraking komt, bijvoorbeeld wanneer iemand op blote voeten loopt

of tijdens zonnebaden op de grond ligt, komt de mijnworm in de huid terecht.

De symptomen zijn een extreme jeuk, iets verhevens, grillig verloop, huidkleurig of

erythemateus lijnenspel, waarbij de grillige, draadvormige rode uitslag steeds langer wordt.

Het ziektebeeld is onmiskenbaar.

De behandeling bestaat uit orale toediening van ivermectine (Stromectol) of albendazol

(Eskazole). Indien nodig wordt de medicatie gecombineerd met een antihistaminicum en

lokale toediening van corticosteroïden. Ook wordt lokaal cryotherapie (ethylchloride)

toegepast, mits de larve(n) duidelijk te lokaliseren zijn.

De mens is geen goede gastheer voor Larva migrans cutanea. De larven kunnen de weg naar

de bloedvaten zelden goed vinden en blijven in de huid ronddolen. Hierdoor is de ziekte

onbehandeld self-limiting.

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 39

Loa loa

Loa loa

Dit is een vorm van filariasis veroorzaakt door een draadworm (Nematode) met de Angolese

naam Loa loa. De ziekte komt voor in Midden- en West-Afrika en wordt overgebracht door

een bloedzuigende vlieg (Chrysop). Reizigers in deze gebieden hebben ook een kans om door

een steek van de vlieg geïnfecteerd te raken en de ziekte te ontwikkelen, maar slechts 30%

van de reizigers die langer dan 4 maanden in een endemisch gebied verblijven, raakt

geïnfecteerd.

De vrouwelijke vlieg leeft in het regenwoud en steekt de mens overdag, voornamelijk in de

schaduw of binnenshuis. Tijdens het steken geven zij bloed met de Loa loa-larven aan de

menselijke bloedcirculatie af. De larven evolueren tot volwassen wormen die 4 tot 17 jaar

kunnen leven.

De 2 à 7 cm lange worm beweegt zich bij de mens door het gehele lichaam, voornamelijk in

onderhuids weefsel, waarbij zich oedemen ontwikkelen, die enkele dagen blijven bestaan. In

het bindvlies van het oog kan de passage van de worm zichtbaar zijn.

De volwassen wormen veroorzaken klinische symptomen die waarschijnlijk berusten op

hypersensitiviteit: vooral pruritis, Calabar-zwellingen en oogworm. Calabar-zwellingen

(genoemd naar een plaats in Nigeria) ziet men vooral in het gezicht en ter hoogte van de

extremiteiten. Zij beginnen met lokale pijn en jeuk, die overgaat in een niet-erythemateuze

zwelling, die in de regel enkele dagen tot weken aanwezig blijft. Bij de oogvorm verplaatst de

worm zich subconjunctivaal en dat kan dan gepaard gaan met voorbijgaande oedemateuse

conjunctivitis. Andere symptomen zijn urticaria, hyperpigmentatie van de huid, xerosis cutis,

artralgie, vergrote lymfeklieren, het gevoel dat parasieten onder de huid bewegen en

algemene malaise.

De diagnose wordt gesteld door het aantal eosinofielen te tellen en aan de hand van het

klinisch beeld.

In endemische gebieden bestaat de behandeling uit diëthylcarbamazine en ivermectine, in

niet-endemische gebieden uit albendazol.

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 40

Triple Feces Test

Deze test is een diagnosemiddel voor parasitologisch onderzoek.

Feces heeft behalve een consistentie (constipatie, diarree) ook een functie als afval van het

menselijk lichaam. In dit afval kunnen wormen, wormeieren, amoeben en flagellaten (cysten

en /of trofozoïeten) worden opgespoord. Dat gebeurt met behulp van de TFT.

De techniek omvat het opsporen van parasieten in 3 fecesmonsters gedurende 3 dagen:

Dag 1 Fecesmonster wordt door de patiënt onmiddellijk

gefixeerd. In het potje zit een fixatievloeistof.

Dag 2 Fecesmonster (niet gefixeerd, droog steriel potje)

wordt onder andere gebruikt voor het opsporen van

parasieten.

Dag 3 Fecesmonster wordt door de patiënt onmiddellijk

gefixeerd. In het potje zit een fixatievloeistof.

Met deze techniek worden ook onmiddellijk 3 monsters van 3 verschillende dagen

onderzocht wat de sensitiviteit verhoogt. Meervoudig onderzoek verhoogt de pakkans in

geval van intermitterende uitscheiding.

Met name darmparasieten (worminfecties) zijn zeer hinderlijk. Omdat zij in het bijzonder in

de tropen voorkomen, worden zij soms in de anamnese over het hoofd gezien of vergeten;

zonder meer bij kinderen, die nu eenmaal vaak pijn aangeven als buikpijn dan wel buikpijn

hebben. Proefondervindelijkheid leert dat 30% van de besmette volwassenen klachten

heeft.

Daadwerkelijke infecties met wormen worden vaker aangetroffen, omdat deze simpelweg

ook met het blote oog waarneembaar zijn.

Omdat de eencellige parasieten (protozoën) leven van de normale darmflora en spijsbrij in

de darmen, kan het patroon van ontlasting zeer veranderlijk zijn. Hierdoor is de

aanwezigheid van darmparasieten moeilijk te diagnosticeren.

Dit is de achterliggende reden voor de TFT.

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 41

Woordenlijst

Aarsmade Enterobius vermicularis; klein (geel)wit wormpjes dat in menselijke feces kan

worden aangetroffen.

Anemie Bloedarmoede.

Anthroponotisch Ziekte die van mens tot mens wordt overgebracht.

Artritis Ontsteking van een gewricht.

Biopt Stukje weefsel dat is weggenomen voor onderzoek.

Blepharitis Ontsteking van de rand van de oogleden.

Chloroquine

Veelgebruikt middel ter behandeling van malaria, voornamelijk Plasmodium

malariiae, ovale en vivax.

Co-infectie Infectie met een andere ziekteverwekker na te zijn geïnfecteerd door de ene

ziekteverwekker.

Colitis Ontsteking van de dikke darm.

Comorbiditeit Tegelijkertijd aanwezig zijn van verschillende aandoeningen of stoornissen.

Conjugatie Overgang van een erfelijke eigenschap van de ene soort op de andere.

Cyste Stadium van sommige eencellige organismen, bijvoorbeeld amoeben.

DEET C12H17NO; insecticide (di-ethyl-meta-toluamide) dat op huid of kleding wordt

aangebracht ter bescherming tegen insectenbeten, voornamelijk muggen en teken.

Demodicose Besmetting met de haarfollikelmijt.

Diarree Abnormaal frequente lozing van ongevormde, niet-ingedikte, waterdunne faeces;

diarree die langer aanhoudt dan 14 dagen of recidiveert wordt chronisch genoemd.

Endemisch Met betrekking tot het voorkomen van een ziekte in een bepaald gebied zonder dat

de patiënten de ziekte in het buitenland hebben opgelopen.

Erythemateus Rode huid door bloedovervulling als gevolg van bloedvatverwijding.

Erytrocyt Rode bloedcel; is verantwoordelijk voor het zuurstof- en kooldioxidetransport

tussen de longen en andere lichaamsweefsels.

Eusinofilie Het aantal eosinofielen – ook genaamd: eusinofiele granulocyten (een bepaald

soort leukocyten) – in het bloed is hoger dan 5%.

Fagocytair Met de functie om bepaalde bacteriën, schimmels en andere lichaamsvreemde

indringers buiten gevecht te stellen en af te breken.

Feco-oraal Besmet geraakt met menselijke ontlasting, bijvoorbeeld via onhygiënische

toiletten, via het schudden van handen.

Filariasis Ziekte die het gevolg is van een besmetting met een tropische draadworm die door

muggen wordt verspreid.

Food borne Overgebracht door eten en drinken.

Gametocyten Stadium van de parasiet dat kan worden overgedragen van mens naar mug.

Giardia lamblia Protozoëngeslacht dat leeft in de darm.

Incidentie Aantal nieuwe gevallen van een ziekte per tijdseenheid, per aantal van de

bevolking; in de regel per 1.000 personen per jaar opgegeven, soms per 100.000

per jaar.

Incubatietijd Tijd tussen de besmetting en het optreden van de eerste ziekteverschijnselen.

Infestatie Aanwezigheid van dierlijke parasieten, insecten, mijten, teken in of op het lichaam

zonder noemenswaardige afweerreactie van de weefsels; gevolg van zich niet in

het lichaam van de gastheer vermenigvuldigen.

Intermitterend Wat met tussenpozen verschijnt of optreedt

Kinine Eerste middel ter behandeling van malaria; C20H24N2O2.

Lamina propria Laag losmazig bindweefsel waarop de oorsprong van een kliercel is ingeplant;

bevindt zich in de slijmlaag en bevat bloed- en lymfevaten.

Leukocyt Witte bloedcel.

Lymfocyt Type leukocyt; witte bloedcel met een grote kern die wordt aangemaakt in het

rode beenmerg, rijpt in lymfoïde organen (onder andere lymfeklieren, milt,

tonsillen en thymus) en antilichamen maakt; circuleert in bloed en lymfevocht en

speelt een grote rol in de afweer.

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 42

Macrofaag Grootvraat; leukocyt met als primaire functie het opruimen van pathogenen in het

immuunsysteem.

Malaria tropica Meest kwaadaardige, gevaarlijke en voorkomende vorm van malaria, die

onbehandeld binnen enkele weken tot de dood kan leiden; veroorzaakt door de

parasiet Plasmodium falciparum; wordt vooral opgelopen in tropisch Afrika,

Zuidoost-Azië en (sub)tropisch Latijns-Amerika.

Merozoïeten Plasmodium-parasiet in het leverstadium; wanneer de lever de merozoïeten in de

bloedbaan heeft gebracht, begint de aseksuele vermenigvuldiging van de

Plasmodium-parasiet: merozoïeten dringen de erytrocyten binnen en vormen daar

schizonten; na ± 2 dagen barsten de schizonten en de geïnfecteerde erytrocyten

open en worden nieuwe merozoïeten in de bloedbaan gebracht.

Monocyt Type leukocyt; kleine witte bloedcel die rijk is aan cytoplasma en – als deel van het

immuunsysteem van het menselijk lichaam – een fagocytaire functie heeft.

Morbiditeit Verhouding van het aantal lijders aan een bepaalde ziekte tot de gehele bevolking,

in de regel uitgedrukt per 100.000 inwoners per jaar.

Mortaliteit Sterftepercentage; verhouding tussen het aantal sterfgevallen door een bepaalde

ziekte en het aantal inwoners; bij infectieziekten in de regel aangegeven per

100.000 inwoners per jaar.

Mucocutaan Met betrekking tot huid en slijmvliezen.

Myocarditis Ontsteking van de hartspier.

Nodulaire lymfangitis Ontsteking van de lymfevaten – meestal bij infectie en ontsteking van huidwonden

– die gepaard gaat met de aanwezigheid van knobbeltjes.

Nosocomiaal Tot het ziekenhuis behorend; door aanwezigheid in het ziekenhuis veroorzaakt.

Oöcyste Microscopisch ei.

Opportunistische infectie Infectie die kan optreden bij mensen met een verminderde afweer/weerstand,

m.a.w. als iemand ziek is en verzwakt is ten opzichte van de normale toestand.

Parasitemie Aantal parasieten in bloed of andere lichaamseigen stof.

Parasitisme Symbiose van twee organismen, waarvan het ene (parasiet profiteert ten koste van

het andere (gastheer).

Pathogeen Ziekteverwekkend.

Permethrine C21H20Cl2O3; insecticide dat het zenuwstelsel van insecten aantast; voornamelijk

gebruikt ter behandeling van kleding en klamboes als preventief middel tegen

(malaria)muggen.

Pieter van Thiel Internist-infectioloog van het Tropencentrum AMC; Consulent Krijgsmacht op het

gebied van infectieziekten en tropische geneeskunde; per e-mail bereikbaar onder

[email protected]

Proglottide Lichaamssegment van een lintworm.

Protozo Eencellig organisme.

Schizont Aseksueel delingsstadium van een bepaald protozo; bij malaria die van de

Plasmodium-parasiet, die ontstaat in de geïnfecteerde erytrocyten.

Scolex Kop- en halsgebied van een lintworm, waarop verschillende vasthechtingsorganen

zitten.

Self-limiting Ziekte die vanzelf overgaat.

Spore Relatief resistent lichaampje van een bacterie of schimmel met als functie de

voortplanting of het doorstaan van een ongunstig leefmilieu; sporen worden

gevormd door conjugatie van cellen (seksuele spore) of deling van een moedercel

(aseksuele spore)

Sporozoïet Cel van de Plasmodium-parasiet die via sporen of vectoren wordt verspreid en

overgebracht.

Symbiose Samenleven van twee of meer organismen van verschillende soort.

Thymus Zwezerik.

Tonsillen Amandelen.

Transmissie Overbrenging van een ziekteverwekkend middel door een vector of iets dergelijks.

Urticaria Galbulten; vluchtige huideruptie, bestaat uit plotseling optredende en meestal in

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 43

korte tijd weer spontaan verdwijnende, vaak jeukende erythemateuze kwaddels

die na opflikkering grote grillige plaques kunnen vormen.

Vector Elk dier dat door transmissie ziekten op de mens kan overbrengen of een essentiële

rol speelt in de levenscyclus van parasieten, zoals de Anopheles-steekmug bij

malaria, een knaagdier als reservoir voor leishmaniasis of een slak als gastheer bij

schistosomiasis.

Vector borne Overgebracht door vectoren (geleedpotigen).

Visceraal Met betrekking tot de ingewanden.

Zadelkoorts Intermitterende koorts; ook wel bi-fasische (tweefasen-) koorts genoemd.

Zoönose Infectieziekte die kan worden overgedragen van dieren op mensen.

Zoönotisch Ziekte waarbij dieren het reservoir zijn.

PPPP aaaa rrrr aaaa ssss iiii tttt oooo llll oooo gggg iiii eeee

Sergeant der eerste klasse Marcel van Hemert pagina 44

Bronvermelding

� Aanvullende eindtermen voor de Algemeen Militair Verpleegkundige (AMV) opleiding

ten behoeve van out of area optreden, Hoofddirectie Personeel Directie Militaire

Gezondheidszorg, 26 oktober 2006.

� Coëlho. Zakwoordenboek der Geneeskunde.

� Diagnostisch Kompas, Commissie Aanvullende Diagnostiek van het College voor

Zorgverzekeringen (CVZ), 3de

editie, 2003, ISBN 9070918307

� Introduction To Animal Parasitology - James Desmond Smyth, Cambridge University

Press, Cambridge, 1995, ISBN 9780521428118.

� Leerboek ‘Algemene Pathologie’, ADK 1-3A, AMV-opleiding.

� Microbiologie en infectieziekten, redactie prof. dr. IM Hoepelman, prof. dr. J. van der

Noordaa, prof. dr. R.W. Sauerwein en prof. dr. HA Verburgh (Bohn Stafleu Van

Loghum, 2002, ISBN 9789031337354).

� Modem Parasitology. A Textbook Of Parasitology - Francis E. G. Cox, Blackwell

Scientific Publications, Oxford, 1993, ISBN 9780632025855.

� Organisatie rondom infectieziektenbestrijding, kapitein-luitenant ter zee-arts N.I. van

Zaalen-Boelema Robertus (vliegerarts en beleidsmedewerker afdeling Strategisch

Gezondheidszorgbeleid van de Directie Militaire Gezondheidszorg), Nederlands

Militair Geneeskundig Tijdschrift, september 2005.

� Pinkhof Geneeskundig Woordenboek.

� The Merck Manual, 19th edition (op het internet: www.merckmanual.nl)

� Tropical Medicine, Geoff Gill & Nick Beeching, Blackwell Science, 5th

edition, 2006,

ISBN 9780632064960.

� Tropische en infectieuze aandoeningen. Richtlijnen afgestemd op het verblijf van

Nederlandse militairen in Afghanistan, uitgegeven door het Tropencentrum

Academisch Medisch Centrum (AMC) Amsterdam in opdracht van de Directie

Militaire Gezondheidszorg (DMG), november 2006.

� www.rivm.nl/cib/infectieziekten (website Rijksinstituut voor Volksgezondheid en

Milieu (RIVM).

� www.tropencentrum.nl (website Tropencentrum AMC).

� Ziekteleer, W.J.C. Hendriks, hoofdstuk 3 (Infectieleer), Thieme Meulenhoff, 1997.