PKG cursus deel 1 - godsdienst...

10
www.godsdienstmariagaard.weebly.com De PKGschaal – deel 1 Naam:

Transcript of PKG cursus deel 1 - godsdienst...

www.godsdienstmariagaard.weebly.com

De   P KG -­‐ s c h a a l   –   d e e l   1  Naam:            

 

Cursus godsdienst 2015-2016 PKG-schaal

2

DE POSTKRITISCHE GELOOFSSCHAAL

https://prezi.com/fjqt3mrggpcf/de-postkritische-geloofsschaal/

ACHTERGROND

De Post-Kritische Geloofsschaal is een empirisch instrument in de vorm van een vragenlijst (33 items, op een 7-punten Likert Scale) dat peilt naar het al dan niet accepteren van het transcendente (1ste dimensie & horizontale as: geloof – ongeloof) en naar de manier waarop men het geloof en de geloofsinhouden interpreteert (2de dimensie & verticale as: letterlijk – symbolisch).

Het doel van de PKG-schaal is om de verhouding van de vier cognitieve geloofsstijlen bij een individu of in een populatie in kaart te brengen.

Algemene uitleg: https://www.youtube.com/watch?v=FLchfB7Xz94

Cursus godsdienst 2015-2016 PKG-schaal

3

INLEIDING: ANNA’S RING

Luister naar het verhaal van Anna.

Stel je in de plaats van Anna en beschrijf wat waarschijnlijk jouw reactie zou zijn.

Bij Anna zijn ruwweg 4 houdingen mogelijk, die komen overeen met de kwadranten van de PKG-schaal. Probeer de reacties te linken aan de juiste geloofshouding.

• Reactie Anna 1 – geloofshouding?

• Reactie Anna 2 – geloofshouding?

• Reactie Anna 3 – geloofshouding?

• Reactie Anna 4 – geloofshouding?

Welke geloofshouding komt overeen met jouw reactie?

Cursus godsdienst 2015-2016 PKG-schaal

4

LEESSLEUTEL ‘ANNA’S RING’

De ring De christelijke traditie of Jezus

De verloren ring Het inzicht dat Jezus niet meer zomaar toegankelijk is of dat de traditie niet letterlijk kan genomen worden

De oma Vertegenwoordiger van de traditie die wij lief hebben

Anna De geloofsleerling, de ontvanger van de traditie, elk van ons

De inbraak Het moment waarop we beseffen dat dingen niet letterlijk kunnen genomen worden, dat zaken complexer zijn, dat traditie ook bezoedeld is

De replica ring Nieuwe vermiddelingen van de traditie die naar de bron verwijzen maar niet zelf het origineel zijn

Het verdriet van Anna De groeipijnen van kinderlijk naar volwassen geloof De politie De hoop dat autoriteit kan zorgen voor het terugbrengen

van het origineel

De vuilnisbak De negatieve reactie van mensen wanneer ze ontdekken dat het origineel niet meer beschikbaar is

De dubbele betekenislaag van de replica

De liefde van de grootmoeder en de liefde van de moeder = toegevoegde waarde van het post-kritisch geloof

De vaas De poging om de vermiddelingen vast te leggen

De onverschilligheid van Anna over het verhaal

Het relativisme van mensen die niet meer geëngageerd zijn rond bepaalde symbolen

Centrale gedachte: we hebben het origineel niet meer (‘Jezus is weg’) maar we hebben een traditie van schakels (vermiddelingen) die door een gemeenschap wordt doorgegeven in de loop van de tijd en waarlangs we in contact kunnen treden met de bron ook al blijven we ons bewust dat dit via schakels (vermiddelingen) verloopt: die schakels (vermiddelingen) zijn broos en krachtig tegelijk

HET ZIJN SYMBOLEN!

Cursus godsdienst 2015-2016 PKG-schaal

5

1. DE PKG-SCHAAL

Concreet kan je:

• Uitleggen waarom godsdienst niet per definitie tot intolerantie leidt

• Uitleggen waarom je niet zomaar kan spreken van ‘dé godsdienst’. • De volgende uitspraak duiden: Er bestaat een fundamentele

discrepantie tussen enerzijds de waarden die elke grote wereldreligie verkondigt en anderzijds de wreedheden die in de loop van de geschiedenis werden gepleegd in naam van God

• Uitgebreid de vier geloofsstijlen uitleggen (en ze opsommen) • De link leggen tussen letterlijk met geloof omgaan en intolerantie • Uitleggen waarom deze manier van denken over religieuze

onverdraagzaamheid nieuw is. • De PKG schaal tekenen, uitleggen en er je eigen positie op

bepalen. • De vier geloofsstijlen toepassen op concrete voorbeelden.

1.1 LEIDT GODSDIENST TOT ONVERDRAAGZAAMHEID? (D. HUTSEBAUT)

Leidt godsdienst tot onverdraagzaamheid?

DIRK HUTSEBAUT in PATTYN & J. WOUTERS (red.), Schokgolven.

Terrorisme en fundamentalisme, Leuven, Davidsfonds, 2002, p. 214-220.

"Naar aanleiding van de gebeurtenissen van 11 september verschenen er in vele kranten opiniestukken waarin boude stellingen over godsdienst werden verdedigd. Indien we de auteurs van die stukken mogen geloven, leidt godsdienst bijna per definitie tot fanatisme, onverdraagzaamheid en intolerantie. Toegegeven, als het gaat om fouten die in het verleden binnen de eigen geloofsgemeenschap werden gemaakt, is ons geheugen soms selectief. De kruistochten hebben in het Westen bijvoorbeeld niet dezelfde betekenis als in islamitische landen. Dat president Bush de strijd tegen het terrorisme onnadenkend een kruistocht heft genoemd, deed de Arabische wereld huiveren. Dat er een verband bestond en bestaat tussen godsdienst en intolerantie mag men niet verdonkeremanen, maar dat verband mag niet op een ongenuanceerde manier worden belicht zoals dat in tal van opiniestukken het geval was.

Cursus godsdienst 2015-2016 PKG-schaal

6

Dat godsdienst tot onverdraagzaamheid leidt, moet worden genuanceerd, vooreerst omdat er niet zoiets bestaat als 'de' godsdienst. Het gaat steeds om een specifieke en historisch bepaalde traditie, die evolueert doorheen de tijd. De manier waarop mensen in de Middeleeuwen het christelijk geloof beleden, komt niet overeen met de manier waarop mensen dat vandaag doen. Er zijn echter niet alleen historische verschillen: de manier waarop mensen hun geloof beleven kan ook binnen één en dezelfde tijdsperiode sterk uiteenlopen. Wie met dit soort verschil geen rekening houdt, gaat eraan voorbij dat niet alle vormen van geloofsbeleving aanleiding geven tot intolerantie. Wat ik in deze bijdrage zal doen is bijdragen tot een genuanceerder oordeel over de relatie tussen godsdienst en intolerantie vanuit een godsdienstpsychologisch perspectief.

Er bestaat een fundamentele discrepantie1 tussen enerzijds de waarden die elke grote wereldreligie verkondigt (bijvoorbeeld universele broederliefde, tolerantie, verdraagzaamheid…) en anderzijds de wreedheden die in de loop van de geschiedenis werden gepleegd tegen mensen met een andere cultuur, ideologie, religie, seksuele voorkeur of huidskleur in naam van God (de kruistochten, de inquisitie…). Het heeft heel wat filosofen, historici, psychologen en sociologen doen besluiten dat religie onverdraagzaamheid in de hand werkt. Psychologisch en sociologisch onderzoek bevestigde die intuïtie door te wijzen op de statistische samenhang tussen geloven en intolerantie. Er is veel aan gelegen die samenhang correct te interpreteren. Dit soort samenhang impliceert enkel dat de kans dat iemand die gelooft intolerant is, groter is dan de kans dat hij of zij tolerant is. Het betekent niet dat iedereen die gelooft meteen ook intolerant is, en nog minder dat mensen intolerant zouden worden door hun geloof. (…)

Sinds een tiental jaren maak ik in mijn godsdienstpsychologisch onderzoek gebruik van een instrument dat peilt, enerzijds, naar het al dan niet accepteren van transcendentie (geloof versus ongeloof) en, anderzijds, naar de manier waarop men het geloof en de bijbehorende geloofsinhouden beleeft: hetzij op een letterlijke, dogmatische (in de psychologische betekenis) manier, hetzij op een symbolische en open manier.

Deze twee hoofddimensies geven in hun onderlinge combinatie aanleiding tot vier geloofsstijlen of geloofstypen, die ik op de volgende manier benoem: het gaat om letterlijk-gelovigen of 'orthodoxen'; om letterlijk-ongelovigen of 'externe kritiek'-personen; om symbolisch-ongelovigen of 'relativisten'; en om symbolisch-gelovigen of 'ondanks-toch-gelovigen' of 'prostkritisch-gelovigen'. Het onderzoeksinstrument kreeg de naam van de vierde dimensie die ze aan het licht bracht: de postkritische geloofsschaal. (…)

1 DISCREPANTIE: 1) Afwijking 2) Deviatie 3) Misverstand 4) Onderlinge afwijking 5) Onderlinge tegenstelling 6) Tegenstrijdigheid 7) Tegenspraak 8) Verschil

Cursus godsdienst 2015-2016 PKG-schaal

7

Orthodox-gelovigen, letterlijk-denkend en gelovig, zijn mensen die de betekenis en inhoud van hun geloof ontlenen aan de (kerkelijke) autoriteit. Zij willen het precies weten, zij gaan ervan uit dat de geloofsinhoud niet veranderd is en zelfs niet kan veranderen. Zij hebben de neiging moeilijke vragen uit de weg te gaan, zijn in zekere zin behoudsgezind, vinden dat alles moet blijven zoals het is. Letterlijk-denken betekent ook dat zij geen interpretatie toelaten, het staat er zoals het er staat, er moet niet te veel over gedacht worden. Interpreteren brengt onzekerheid, want er zijn altijd verschillende interpretaties mogelijk. Zij zijn in die zin erg zeker van hun geloof. Hun manier van geloven geeft hen een positief gevoel, maar ook gevoelens van schuld en angst. In extreme mate kunnen we zeker spreken van fundamentalisme.

'Externe kritiek'-denkers denken letterlijk en zijn ongelovig. Zij kunnen niet geloven omdat de geloofsinhouden niet kunnen worden bewezen en aangezien zij letterlijk denken, net als de orthodox-gelovigen, komen zij in de problemen met de voorgestelde inhouden. Wat er verhaald wordt, is eigenlijk niet mogelijk, dus geloven ze niet. Zij zijn ongelovig omdat het geloof geen absolute zekerheid biedt, en het is dat wat zij zoeken: zekerheid, net zoals de positieve wetenschappen - in een bepaalde en wat achterhaalde opvatting hierover - dat zouden bieden. Daar is het immers te bewijzen en duidelijk. Hun manier om met geloven om te gaan genereert voornamelijk negatieve gevoelens. Hun ongeloof is vooral een verwerping van het geloof en die verwerping schijnt toch niet zo makkelijk te zijn. Ik meen dat we hier ook zouden kunnen spreken van een ongelovig fundamentalisme.

Relativisten denken symbolisch, maar zijn geneigd tot ongeloof. Naar hun mening is al dan niet geloven afhankelijk van de context waarin je bent grootgebracht. Het is je nu eenmaal aangeboden of niet; er was de mogelijkheid om erop in te gaan of niet. Relativisten staan duidelijk open voor verschillende geloofstradities. Zij nemen immers aan dat het feit dat mensen dit of dat geloven, een of andere God aanbidden of deze of gene rituelen voltrekken, afhankelijk is d van de cultuur waarin ze zijn grootgebracht. Hoe men gelooft is in die zin afhankelijk van toevallige omstandigheden. De initiële geloofshouding, die door een contingente context wordt bepaald, kan worden beschouwd als een mogelijk tussenstadium, dat alter al dan niet kan worden overstegen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze positie vaak door jongeren en jongvolwassenen wordt ingenomen. Het is evenmin bevreemden dat deze positie relatief onafhankelijk is van een heel aantal andere variabelen of dimensies. De relativistische houding genereert noch duidelijk positieve noch negatieve gevoelens. In zijn extreme vorm hebben we hier te maken met een vrijblijvendheid, de persoon vertoont geen persoonlijk commitment. Dat vormt waarschijnlijk het belangrijkste onderscheid met de volgende groep.

Ondanks-toch-gelovigen of postkritisch-gelovigen zijn gelovig en denken symbolisch. Fundamenteel zijn zij zich bewust van het feit dat de geloofsverhalen moeten worden geïnterpreteerd en dat ze nog enkel maar na interpretatie geloofd kunnen worden. Dat induceert een zekere vorm van onzekerheid, maar zij kunnen ermee leven. Zij zijn zich goed bewust van de vele kritieken die op geloof en gelovigen kunnen worden uitgebracht, maar desondanks blijven zij op zoek gaan naar wat geloven voor hen kan betekenen.

Cursus godsdienst 2015-2016 PKG-schaal

8

Zij staan open voor andere religieuze visies en gewoonten en zijn er zich van bewust dat er verschillende manieren zijn om met religieuze vragen om te gaan. Zij staan ook open voor verandering en beseffen dat elke geloofsuitspraak vervat is in een historische vormgeving, die dus kan veranderen. Hun manier van geloven geeft hun een positief gevoel, zij voelen zich goed in hun vel. In zijn extreme vorm gaat het om een geloofsbeleving met een zeer algemene en vage geloofsinhoud, zonder enig duidelijk referentiepunt, waarin elke interpretatie een plausibel karakter heeft.

Ik heb hierboven gesteld dat deze vier geloofsstijlen telkens combinaties zijn van de twee centrale hoofdassen die het model bepalen: de as 'letterlijk versus symbolisch' en de as van geloof en ongeloof. De beide hoofddimensies werden uitvoerig in verband gebracht met andere variabelen zoals onverdraagzaamheid. (…)

Mensen die op een letterlijke manier met geloof omgaan neigen naar intolerantie. Wat nog niet wil zeggen dat alle mensen die op een letterlijke manier met geloof omgaan ook intolerant en onverdraagzaam zijn. Dat geldt niet alleen voor gelovigen die op een letterlijke manier met geloof en geloofsinhouden omgaan of, anders gezegd, voor orthodox-gelovigen maar eveneens voor ongelovigen die vanuit een letterlijke lezing geloof en geloofsinhouden verwerpen, die met andere woorden bijvoorbeeld geloof verwerpen omdat wat in de bijbel staat historisch of wetenschappelijk gezien niet klopt, de 'externe-kritiek'-personen. Voor zover ik kan opmaken is dat een nieuw gegeven in de onderzoekstraditie. Tot nu toe werd de intolerantie van een specifiek soort ongelovigen nooit geobserveerd. Men ging er blijkbaar te vanzelfsprekend van uit dat intolerantie enkel samenhangt met geloof en niet met ongeloof. De vraag of ongelovigen intolerant kunnen zijn werd zelfs niet eens gesteld.

Mensen, daarentegen, die op een symbolische, hoogsteigen en ondogmatische manier met geloof omgaan, laten zich eerder kenmerken door een tolerante houding tegenover mensen die er andere opvattingen, gebruiken en gewoonten op nahouden. Dat geldt zowel voor mensen die niet geloven als voor mensen die ondanks alle kritiek op religie (bijvoorbeeld dat religie zou berusten op een illusie) toch tot geloof komen. Intolerantie heeft dus niet op de eerste plaats te maken met geloof, maar met de cognitieve stijl die mensen hanteren wanneer ze met geloof en geloofsinhouden geconfronteerd worden: staat iemand open voor diversiteit en verscheidenheid of niet? We moeten erbij aantekenen dat dit geen automatisch proces is dat gewoon uit de cognitieve stijl voortvloeit. Steeds opnieuw zal men dit moeten verwerken in de eigen manier waarop men met geloof omgaat.

Cursus godsdienst 2015-2016 PKG-schaal

9

OPDRACHT: Los de vragen (uitgebreid) op. Werk vanuit de tekst.

1. Leg uit waarom godsdienst niet per definitie tot intolerantie leidt

2. Waarom kan je niet zomaar spreken van ‘dé godsdienst’.

3. Duid de volgende uitspraak: “Er bestaat een fundamentele discrepantie tussen enerzijds de waarden die elke grote wereldreligie verkondigt en anderzijds de wreedheden die in de loop van de geschiedenis werden gepleegd in naam van God “

4. Som de vier geloofsstijlen op en leg ze (duidelijk en uitgebreid) uit: 1. 2. 3. 4.

Cursus godsdienst 2015-2016 PKG-schaal

10

5. Leg de link tussen letterlijk met geloof omgaan en intolerantie

6. Leg uit waarom deze manier van denken over religieuze onverdraagzaamheid nieuw is.