Philip Glass en Robert Wilson. - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/2015/Fleur Devlieger...
-
Upload
trinhkhuong -
Category
Documents
-
view
221 -
download
4
Transcript of Philip Glass en Robert Wilson. - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/2015/Fleur Devlieger...
Philip Glass en
Robert Wilson. Analyse van hun
portretopera Einstein on the
Beach (1976)
Fleur Devlieger
Masterproef aangeboden binnen de opleiding
master in de Musicologie
Promotor prof. dr. Mark Delaere
Co-promotor prof. dr. Maarten Beirens
Academiejaar 2014-2015
119.158 tekens
KU Leuven Faculteit Letteren
Blijde Inkomststraat 21 bus 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
Dankwoord
Het schrijven van een masterthesis wekt bij iedereen verschillende emoties op. Hopelijk (voor
mijn medestudenten) ben ik niet de enige die geniet van het werk, de ontdekkingstocht in een
domein dat voordien relatief onbekend was. Maar hopelijk (voor mij) ben ik niet de enige die
af en toe ook frustraties voelt, twijfel, writer’s block en paniekaanvallen. Ik vind het daarom
ook belangrijk om bij het indienen van deze tweestrijd enkele mensen te bedanken.
Dank aan zij die me hebben begeleid in de ontdekkingstocht: in de eerste plaats mijn
promotor professor Mark Delaere die goede suggesties deed en opmerkingen gaf bij wat ik al
geschreven had en mijn co-promotor Maarten Beirens die me vooral ingewijd heeft in het
analyseren van ‘minimal music’. In de tweede plaats Toon Vannieuwenhuyse, die spontaan
met ideeën afkwam die mijn thesis mee vormgegeven hebben.
En ook dank aan zij die me hebben bijgestaan bij de inzinkingen: mijn ouders, mijn vrienden
en in het bijzonder Lauranne Nédée.
Inhoud Inleiding .................................................................................................................................................. 5
1. Inleidend hoofdstuk ............................................................................................................................. 7
1.1 Minimalisme .................................................................................................................................. 7
1.2 Philip Glass.................................................................................................................................... 9
1.3 Robert Wilson.............................................................................................................................. 10
1.4 Einstein on the Beach .................................................................................................................. 14
1.4.1 Ontstaansgeschiedenis van Einstein on the Beach ............................................................... 14
2. Muzikale structuur ......................................................................................................................... 17
2.1 Fundamenten ............................................................................................................................... 17
2.2 Terugkerende muzikale elementen .............................................................................................. 19
2.2.1 Akkoordprogressies, motieven en vorm ............................................................................... 19
2.2.2 Knee Plays ............................................................................................................................ 21
2.2.3 Drie muzikale thema’s ......................................................................................................... 22
2.3 Harmonische structuur ................................................................................................................ 25
2.4 Tekst ............................................................................................................................................ 28
3. Einstein on the Beach: een mijlpaal in de geschiedenis van het theater in de 20ste
eeuw .................. 30
3.1 Portretopera ................................................................................................................................. 30
3.2 Wilsons dramaturgie en theatrale structuur in Einstein on the Beach ......................................... 32
4. Akte 1, Scène 1: TRAIN ................................................................................................................... 38
4.1 Muzikaal ..................................................................................................................................... 38
4.1.1 Algemeen .............................................................................................................................. 38
4.1.2 Muzikaal thema 1 ................................................................................................................. 40
4.1.3 Muzikaal thema 2 ................................................................................................................. 45
4.1.4 Muzikaal thema 3 ................................................................................................................. 49
4.2 Visueel vs. Muzikaal ................................................................................................................... 53
Besluit .................................................................................................................................................... 59
Bibliografie ............................................................................................................................................ 64
Abstract ................................................................................................................................................. 66
5
Inleiding
De partituur van Einstein on the Beach (1976) vormt samen met Satyagraha (1980) en
Ahknaten (1983) een trilogie van los met elkaar verbonden portretopera’s van Philip Glass.
Het enige dat deze drie opera’s bindt, is dat ze alle drie verhalen vertellen over mannen
wier persoonlijke visies het denken van hun tijd veranderden door de kracht van hun ideeën
en niet hun wapens. Glass werkte echter enkel voor de opera Einstein on the Beach nauw
samen met Robert Wilson. De muziek is een integraal deel van de dramaturgie van Wilson
en Wilsons tekeningen waren de basis voor Glass’ composities. De samenwerking bezat te
allen tijde een weloverwogen evenwicht. Zo deelden ze de gelijkwaardige
verantwoordelijkheid voor het idee, de structuur en de ontwikkeling van de opera.
Tegelijkertijd hadden Glass en Wilson wel hun eigen functie te vervullen als respectievelijk
componist en regisseur.
In deze thesis ligt de focus op analyse. Deze analyse omvat drie luiken: muzikale analyse,
theatrale analyse en een analyse van de wederzijdse invloed die muzikale structuur en de
dramaturgie op elkaar hadden. De opera is muzikaal het culminatiepunt van een unieke stijl in
de stroming van het minimalisme. In het verleden werden slechts twee algemene muzikale
analyses gepubliceerd: een analyse door Glass zelf en een analyse van Keith Potter. Deze
analyses bieden waardevolle inzichten wat de overkoepelende structuur betreft van de opera.
Kyle Gann nam slechts enkele scènes onder de loep om een systematiek te vinden in de
compositietechnieken van Glass. De twee technieken die prominent aanwezig zijn in Einstein
on the Beach zijn de subtractieve/additieve techniek en het principe van cyclische structuur.
Wat een theatrale analyse betreft, werd er enkel onderzoek gedaan naar de dramaturgie in
Einstein on the Beach in relatie tot Wilsons eigen theatrale visie. Zo geeft Stefan Brechts boek
‘The Theatre of Visions’ een overzicht van alle vroege producties van Wilson (jaren ‘60 tot en
met de jaren ‘70). Brecht heeft niet de ambitie een relatie te vinden tussen muziek en de
dramaturgie. Ook Maria Shevtsova deed onderzoek naar de dramaturgie van Wilson. Haar
boek ‘Robert Wilson’ is een uitgebreide beschrijving van Wilsons werken van 1960 tot en
met 2000, met een speciale uitweiding over Einstein on the Beach. Hoewel ze verklaart dat
zijn werk steeds in verband staat met de muzikale parameters, is haar boek louter beschrijvend
wat de bespreking ervan betreft. Wel destilleert ze Wilsons methodes, principes en
terugkerende elementen uit zijn dramaturgie in de opera.
6
De minimalistische opera Einstein on the Beach ging op 25 juli 1976 in première tijdens het
Avignon festival in Frankrijk, gespeeld door het Philip Glass Ensemble. Het eerste hoofdstuk
van de thesis – het inleidend hoofdstuk – is gewijd aan het schetsen van de achtergrond. Zo
zal in de eerste plaats de muzikale stroming ‘minimal music’ kort toegelicht worden. Hierna
zullen Philip Glass en Robert Wilson als makers van de opera niet alleen voorzien worden van
biografische achtergrond, maar ook waar hun muzikale en theatrale carrière op dat moment
stond. Tot slot zal er stilgestaan worden bij het samenwerkingsproces van Glass en Wilson bij
de opera. Hoofdstuk twee biedt een muzikale analyse. Zo zal een algemene structuur gegeven
worden, zullen terugkerende muzikale elementen onderzocht worden en wordt de
harmonische structuur van de opera bekeken. Dit hoofdstuk behandelt tevens welke teksten er
gebruikt worden. De dramaturgie van Wilson zal in hoofdstuk drie behandeld worden. Niet
alleen zal verduidelijkt worden wat een portretopera precies is, ook zal de keuze voor Albert
Einstein gelegitimeerd worden. In de sectie die daarop volgt zullen de terugkerende
dramaturgische principes die Wilson hanteert in Einstein on the Beach blootgelegd worden
aan de hand van ‘Knee Play 1’ en de eerste scène ‘Train’. Hierna zal door middel van een
theatrale analyse van de drie visuele thema’s de dramaturgische relatie met Glass bestudeerd
worden. Speciale aandacht gaat uit naar de muzikale logica die Wilson gebruikt in zijn
dramaturgie. Na een overkoepelende analyse van de drie visuele thema’s, zal het vierde
hoofdstuk integraal gewijd worden aan een muzikaal-theatrale analyse van de ‘Train’-scène.
Om betere inzichten te krijgen in welke invloed de muziek heeft op de dramaturgie, zullen in
de eerste sectie de compositorische technieken van Glass belicht worden. Een gedetailleerde
analyse zal gemaakt worden van de structuur en het gebruik van de muzikale thema’s. Nadat
deze scène muzikaal vormgegeven werd, zal een visuele verdeling volgen. Er zal onderzocht
worden wat de relatie tussen Glass’ muziek en Wilsons dramaturgie precies inhoudt.
7
1. Inleidend hoofdstuk
1.1 Minimalisme
Van alle stromingen binnen de hedendaagse klassieke muziek, is minimal music de meest
bekende bij het breed publiek – populair bij fans van rock, jazz en klassieke muziek1. Philip
Glass trachtte vanaf de jaren ‘80 de scherpe kantjes van zijn toonspraak te vijlen om op die
manier een grotere toegankelijkheid te creëren. Zo bouwt Glass een brug naar de popmuziek
met zijn crossover-projecten zoals zijn twee symfonieën op thema’s uit de albums ‘Low’ en
‘Heroes’ van David Bowie. Zulke projecten werken in de hand dat velen minimal music zien
als een weinig radicale stijl die bovendien populistisch kan overkomen. Al heel snel associeert
men minimal music met slechts vier namen: La Monte Young, Terry Riley, Steve Reich en
Philip Glass.
Binnen ‘minimal music’ kunnen twee types onderscheiden worden: het repetitieve type en het
conceptuele type. Tot het repetitieve type behoren alle varianten waarbij de nadruk ligt op
herhaling. Deze herhaling gebeurt vrijwel nooit exact. Men vertrekt van kleine cellen die
voortdurend herhaald worden, met minimale veranderingen waardoor de kleine wijzigingen
nauwelijks opvallen. Minimal music behoudt een vast tempo en vaak worden de consonante
samenklanken geaccentueerd. Minimal music spitst zich niet toe op de ontwikkeling van de
melodielijn, maar op het gradueel verloop en de ontwikkeling van muzikale patronen. Het
conceptuele type bevat alle vormen van minimal music waarbij de nadruk ligt op reductie. Het
concept “minimal” staat hierbij centraal. Het onderscheid tussen de twee types betekent niet
dat ze niet in verband tot elkaar staan. De grote variëteit binnen het genre is logisch aangezien
er raakvlakken zijn met Aziatische en Afrikaanse muziek.2 Minimal music nam ook afstand
van normen uit de Europese muziektraditie. Ze staat loodrecht op zowel de romantische
opvatting dat muziek het ego van de componist uitdrukt als op de strenge toonorganisatie van
het serialisme. Veel minimal-composities hebben een regelmatige puls die in combinatie met
de vaak lange speelduur tijdloosheid suggereert. Het reductieve concept kan gecombineerd
worden met een repetitieve structuur.
1 Robert Schwarz: Minimalists. Londen: Phaidon Press Limited, 1996: 8-15.
2 Riley verdiepte zich in Indiase raga’s en Reich bestudeerde slagwerktechnieken in Ghana
8
De term minimal music is afgeleid van het minimalisme dat reeds in de schilder- en
beeldhouwkunst bekend was. Zowel minimal art als minimal music ontstonden in New York
rond de late jaren ’50 en vroege jaren ’60. Deze periode wordt gekenmerkt door een sfeer van
onderlinge verbondenheid tussen de kunsten. Beeldende kunstenaars, musici, choreografen en
cineasten hadden veel contact en genoten wederzijdse beïnvloeding.3 In de muziek werd de
term minimalisme voor het eerst in 1968 gebruikt door Michael Nyman in een recensie over
het stuk The Great Digest van Cornelius Cardew. Hij zag een muzikale parallel met het
minimalisme dat reeds bestond in de schilder- en beeldhouwkunst.4 Later breidde Nyman zijn
definitie verder uit in zijn boek “Experimental Music: Cage and Beyond”5.
De visie van de stichters van minimal music sluit aan bij de visie van minimal art. Ze trachten
beiden zo objectief mogelijk een kunstwerk weer te geven door zich te beperken tot de
essentie, waar geen plaats is voor narratieve, verwijzende en expressionistische zaken. Er
heerst geen hiërarchie tussen de verschillende delen, waardoor de waarneming van het geheel
belangrijker wordt. De keerzijde hiervan is dat deze stroming moeilijk te rationaliseren valt.
Minimal music slaagt er als genre in de grens tussen “hoge” kunst en “lage” kunst te
doorbreken, alsook de grens tussen Westerse en niet-Westerse muziek te vervagen. Minimal
art daarentegen blijft gevangen in de afbakening “hoge” kunst, maar doorbreekt wel de
traditionele categorieën zoals schilderkunst en beeldhouwkunst.
De vier grote Amerikaanse componisten (La Monte Young, Terry Riley, Steve Reich en
Philip Glass) worden gezien als de pioniers van de stroming ‘minimal music’.6 Vanaf de jaren
‘70 werd minimal music ook opgepikt in Europa, weliswaar met eigen klemtonen, maar ze
vertrokken vanuit de visie van de “Big Four”. Deze tweede generatie had twee grote centra
namelijk Engeland (met Michael Nyman en Gavin Bryars) en de Lage Landen (met Louis
Andriessen en Karel Goeyvaerts). De derde generatie situeert zich terug in de Verenigde
Staten, maar vindt eerder aansluiting bij Louis Andriessen.7 “Bang on a can” sloeg
aanvankelijk op de naam van een 24-uren festival, later duidde het op een groep uitvoerders.
Nu is het de verzamelnaam van een groep van 6 à 7 componisten met toonaangevende
3 Jonathan Bernard: “The Minimalist Aesthetic in the Plastic Arts and in Music” in Perspectives of New Music 31.
Perspectives of New Music, 1993: 86-132. 4 Schwarz, Minimalists, p. 8-15.
5 Michael Nyman: “Experimental Music: Cage and Beyond” in Music in the Twentieth Century. Cambridge:
Cambridge University Press, 1974: 16-17. 6 Keith Potter, Art. Minimalism, in The New Grove Dictionary of Music and Musicians (New Grove), 2
de uitg. door
S. Sadie en J. Tyrell, 29 dln, Londen, 2001. 7 Politiek engagement waarbij ze hedendaagse muziek trachten te verzoenen met de jazz-en rockmuziek.
9
componisten waarvan David Lang, Julia Wolfe en Michael Gordon de stichters zijn. Minimal
Music is niet te vereenzelvigen met Amerikaanse experimentele muziek. Wel trachten ze zich
beiden af te zetten tegen het Europese gedachtegoed door iets compleet nieuw te componeren
dat in een nieuwe context functioneert.
1.2 Philip Glass
Philip Glass hoort bij de “founding fathers” van minimal music (cfr. supra). Glass werd
geboren op 31 januari 1937 in Baltimore. Hij studeerde aan de universiteit van Chicago en
aan de Juilliard School. Glass haalde geen voldoening uit de “moderne muziek” die zich tot
op dat moment voltrokken had. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Glass zijn studies verder
zette in Europa bij Nadia Boulanger en later in Aspen bij Darius Milhaud. Ook werkte hij
nauw samen met de componist Ravi Shankar wiens opvatting over het ritme in Indiase
muziek bijgedragen heeft tot de specifieke stijl van Glass zoals we die nu kennen. Glass’ stijl
die werd bestempeld als minimal music, hoewel hij zelf liever sprak over “muziek met
repetitieve structuur”8. In 1967 zette Glass het “Philip Glass Ensemble” op poten in New
York. Naast vier werken voor Mabou Mines9, schreef Glass tot de late jaren ‘70 exclusief
voor zijn eigen ensemble, wat een uniek imago voor het ensemble garandeerde. Wanneer er
nieuwe werken van Glass in première gingen, werden ze door dit ensemble gespeeld.
Aanvankelijk vonden de optredens plaats op onconventionele plaatsen.10
Voor de uitvoering
van Music in Twelve Parts huurde Glass de Town Hall in New York. Dit was de eerste keer
dat het ensemble optrad in een traditioneel cultuurhuis. Initieel bestond het werk slechts uit
één deel11
en verwees de titel naar de twaalf stemmen op de partituur. Later werd het werk
8
“Philip Glass Biography,” last modified July 23, 2015, http://www.philipglass.com/bio.php 9 “Mabou Mines is een avant-garde theatergezelschap die de nadruk legt op de creatie van nieuwe
theaterstukken, gebaseerd op zowel nieuwe als oude teksten. Het gezelschap werd gesticht in 1970 en situeert zich in New York. De vier werken die Glass reeds gecomponeerd had voor dit ensemble zijn: Dressed Like an Egg (1977), The Lost Ones (1975), The Red Horse Animation (1970) en Music for Voices (1972) uit het online archief van Mabou Mines, http://www.maboumines.org/ en http://www.dmoz.org/Arts/Performing_Arts/Theatre/Experimental/Companies/ 10 Zoals bijvoorbeeld in een discotheek, restaurant (Max’s Kansas City) en publieke parken in elk van
de vijf buitenwijken van New York. Uit: “The Oscar Nominations: Philip Glass,” January 25, 2007,
http://blog.oup.com/2007/01/the_oscar_nomin/ 11 "I called it Music in Twelve Parts because the keyboards played six lines, there were three wind players
involved, and I had originally planned to augment the ensemble to bring in three more lines, for a total of
twelve. I played it for a friend of mine and, when it was through, she said, 'That's very beautiful; what are the
other eleven parts going to be like?' And I thought that was an interesting misunderstanding and decided to
take it as a challenge and go ahead and compose eleven more parts." Uit: “Music in Twelve Parts,” Tim Page,
last modified July 23, 2015, http://www.philipglass.com/music/recordings/twelve_parts.php
10
vervolledigd tot twaalf delen. Met dit werk bereikte Glass zijn minimalistisch culminatiepunt.
Deel één tot en met tien bezitten een stabiele harmonie die het hele deel standhoudt. In deel
elf verandert de harmonie met elk nieuw figuurtje. Deze toename aan harmonische beweging
ziet Rockwell als een overgang die hij Glass’ “maximalisme” noemt.12
Music in Twelve Parts
wordt gezien als een voorbode op wat er nog te verwachten viel in Einstein on the Beach.13
Muziektheaters die vertrouwde verhalen met moraliserende en soms satirische thema’s
brachten, interesseren Glass niet. Glass wil in de plaats daarvan een revolutionaire vorm van
muziektheater creëren die de mensen uitdaagt om over de maatschappij na te denken14
.
Einstein on the Beach en de twee volgende werken van de trilogie (Satyagraha en Akhnaten)
zijn gevormd rond het concept dat de wereld veranderd kan worden aan de hand van ideeën.
In het voorbeeld van Albert Einstein stelt Glass dat wanneer men opgroeit na Wereldoorlog II,
het onmogelijk is niet te weten wie Einstein is. Het begin van het nucleaire tijdperk had
kernenergie tot meest besproken onderwerp gemaakt15
. Daarom is Einstein een perfecte keuze
in dit kader. Gelijkaardige contexten van sociale verandering komen terug in de volgende
opera’s die de trilogie aanvullen. Zo verwijst Satyagraha (1980) naar het geweldloosheid van
Mahatma Gandhi als politieke actie. Akhnaten (1983) gaat over het leven en de religieuze
veroordelingen van farao Akhnaten.
1.3 Robert Wilson
Robert Wilson werd geboren op 4 oktober 1941 in Texas en studeerde economie,
architectuur en schilderkunst. Zijn traject tot theatermaker was niet rechtlijnig. Dit heeft
mogelijks bijgedragen tot zijn visie waarbij hij alle essentiële elementen van het
traditioneel theater in vraag stelde: de toeschouwer, de uitvoerder, de schrijver, het podium
en het verhaal. Al zijn producties zijn lang, gecontroleerd, minimalistisch doch
gedetailleerd. Wilson stelt zelf dat hij waarschijnlijk een heel ander soort theater zou maken
indien hij effectief theater had gestudeerd.
12
Edward Strickland: Minimalism: Origins. Bloomington: Indiana University Press, 1993: 1-5. 13
Edward Strickland, Art. Glass, Philip, in The New Grove Dictionary of Music and Musicians (New Grove), 2de
uitg. door S. Sadie en J. Tyrell, 29 dln, Londen, 2001. 14
John Malkin: Sounds of freedom: Musicians on Spirituality and Social Change. Berkeley: Parallax Press, 2004: 61. 15
Richard Jones: Music by Philip Glass. New York: Harper and Row, 1987: 29.
11
Wilsons theater is op gelijkwaardige basis betrokken op zowel de muziek als
“soundscapes”16
. Maria Shevtsova stelt dat vanaf het werk A Letter for Queen Victoria
(1974) woord, klank en muziek onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Puur muzikaal
staat zijn werk sterk in relatie tot het ritme, toonhoogte, klankkleur, intonatie, volume,
cadensen en pauzes. Daarom kan er terecht gesproken worden van muziektheater.17
Arthur Holmberg bespreekt de rol van geluid binnen Wilsons werk aan de hand van taal.
Op die manier onderscheidt Holmberg vier periodes in Wilsons carrière als
theaterproducent. In de eerste periode (1960-70) maakte hij geen gebruik van taal. Wilsons
tweede periode start met het stuk A Letter for Queen Victoria (1974), waarbij hij taal tracht
te ontbinden. De derde periode vangt aan bij de realisatie van het werk CIVILwarS in 1984
waarbij er sprake is van grote invloed van Heiner Müller. Deze periode kenmerkt zich door
taal als literair middel te gebruiken. Kenmerkend voor de vierde periode (late jaren ‘80) is
dat Wilson reeds bestaande teksten recycleerde voor nieuwe werken. Holmberg voegt hier
nog aan toe dat Wilson soms ook taal gebruikt om een andere reden dan wat het eigenlijke
doel van taal is. Hij gebruikt taal niet om een boodschap over te dragen, om inhoud te
bezitten, maar om een pure klank te genereren. De esthetiek waartoe taal kan bijdragen was
hetgene Wilson ook ambieerde in zijn werken.18
Voorbereidingen voor een project starten doorgaans enkele jaren op voorhand. Wilson
heeft in het algemeen veel tijd nodig om zijn ideeën op een rijtje te zetten, het thema uit te
werken, de tekst te bepalen, kleuren te kiezen, de belichting… Voor al deze vragen doet hij
steeds beroep op zijn team waarvan elk lid uitblinkt in zijn of haar respectievelijke taken.
Sommigen werken consistent al jaren samen met hem, anderen participeren aan enkele
projecten en keren dan niet meer terug. Ann-Christin Rommen19
is Wilsons permanente
assistente en permanent lid van zijn team sinds de productie van CIVIL warS. Ze wordt
zelfs bestempeld als zijn co-directeur. Van zodra Wilson groen licht kreeg voor een project,
16
Soundscape betreft de akoestische omgeving van de mens, bestaande uit geluiden van de natuurkrachten, de dieren en de mens. Dit is het domein van de ‘akoestische ecologie’. John Jon Kabat-Zinn: “Soundscape” in Mindfulness. Hyperion, 2005: 281-283. 17
Shevtsova, Robert Wilson, p. 36. 18
Arthur Holmberg: The Theatre of Robert Wilson. Cambridge: Cambridge University Press, 1996: 9-40. 19
Ann-Christin Rommen studeerde theater, film en televisie aan de universiteit van Cologne. In 1984 begon ze haar langdurige samenwerking met Wilson. Deze samenwerking begint met CIVIL warS, gevolgd door de eerste heropleving van Einstein on the Beach. Sindsdien werkte ze reeds voor 40 producties samen met Wilson als zijn co-directeur. “Ann-Christin Rommen,” last modified July 23, 2015, http://www.laopera.org/Artists/Creative/Ann-Christin-Rommen
12
doorloopt het werkproces drie fasen. Hij begint met “table workshops”20
. Aan de hand van
de “table workshops” kon er gediscussieerd worden met het creatief team over de ideeën
voor het werk waaraan ze aan het werken waren.21
Het creatief team bestond uit Wilson
zelf, Rommen, een dramaturg, scenograaf, kostuumdesigner en een componist. Dit team
kon aangevuld worden wanneer nodig. Tijdens deze workshops verschafte Wilson sketches
(“visual books”) die bijdroegen tot het uiteindelijke “visual book”22
dat dienst deed als
draaiboek voor de productie. Aan de hand van dit “visual book” kon het creatief team
bijdragen tot de creatie en het design. Naast de totstandkoming van het “visual book”, is de
“table workshop” ook cruciaal voor de dramaturg. Zijn taak is de tekst verwerken in het
stuk. Belangrijk hierbij is dat indien de inhoud van de tekst belangrijk is volgens Wilson,
hij de originele inhoud ongeschonden laat.
Het gebruik van attributen wordt gedetailleerd besproken, ook over de al dan niet
bewegende toestand ervan. Deze beslissingen kan men terugvinden in schetsen van Wilson
met bijhorende cues. De componist begint op zijn beurt te denken welke muziek en effecten
toepasselijk zijn. Elk lid van het team heeft zijn eigen taken die hij zelf mag invullen, maar
de vooraf geplaatste cues garanderen gelijkwaardigheid voor alle medewerkers. Het werk
van de medewerkers wordt uiteindelijk samen gegoten tot een coherent geheel. Niet alleen
het werk van de verschillende medewerkers, ook binnen Wilsons creatie worden alle
elementen gelijkwaardig behandeld. Anders dan de Europese traditie, wil Wilson de tekst
niet benadrukken, maar juist alle elementen zoals ruimte, licht, acteurs, geluid, kostuums en
attributen gelijkwaardig behandelen23
.
De tweede fase draait om de juiste acteurs voor elke rol te vinden en hiervoor een
workshop te organiseren. De acteurs worden dan gevraagd te wandelen, een korte tekst te
brengen, enkele lijnen te zingen en een bewegingspatroon te herhalen dat Wilson hen
voordoet. Zulke workshops met acteurs duren ongeveer twee tot drie weken. Tijdens deze
workshop leidt Wilson een ‘silent play’, zonder dialogen, maar met bijzondere aandacht
voor de muziek. Op die manier kunnen de acteurs gewoon worden aan de uitvoerende taal
van Wilson. De acteurs krijgen een dans met choreografie aangeleerd waardoor ze de
20
De naam die Wilson gaf aan de productie-ontmoetingen 21
Maria Shevtsova: Robert Wilson. Oxon: Rootledge, 2007: 57 22
verschillende visual books vormen het uiteindelijke visual book. 23
“In the European tradition, the text is the most important element on the stage. In my theatre all the elements are equal: the space, the light, the actors, the sound, the texts, the costumes and the props. I think that is something Brecht tried to bring to the German theatre too.” Quote uit Teschke 1999: 14.
13
repetitieve stijl aangeleerd krijgen. Rommen en de dramaturg noteren waar er plaats is voor
dialoog en hoe lang deze kan duren.
De derde fase begint met een tweede workshop voor de acteurs. De tijd tussen de eerste en
de tweede kan hoog oplopen. De acteurs worden verwacht tegen deze tweede workshop de
partituur van buiten te kennen en tijdens de tweede workshop eigen te maken. Het
wezenlijke doel is om wat ze in de ‘silent play’ geleerd hebben te combineren met het
verbale (alle teksten). De nodige tekstuele alteraties zijn reeds gemaakt door de dramaturg.
Aan het einde van de tweede workshop moet de finale tekst klaar zijn. Hierna volgen de
repetities en de eigenlijke productie. Deze periode duurt ongeveer drie tot vijf weken,
afhankelijk van de overeenkomst tussen Wilson en het theaterhuis.
Het grootste verschil tussen Wilsons en de traditionele voorbereiding van een
operaproductie betreft de al dan niet prioritaire status van de muziek en haar uitvoering. Bij
traditionele operaproducties staat de uitwerking van alle andere elementen zoals
bijvoorbeeld het decor, het acteren in functie van het musiceren. Waar de productie van de
traditionele opera uitgaat van een werk dat door enkel een componist geconcipieerd werd,
moet de componist zich bij Wilson baseren op zijn schetsen. Bij traditionele opera staat de
muziek centraal. Hoe attributen en het decor ingevuld worden, hangt af van de dramaturg
van dienst en kan van productie tot productie verschillen. Bij Wilson staat de muziek op
gelijkwaardig niveau als het decor, de attributen, de belichting, kostuums, acteurs en de
ruimte. Elk van deze elementen wordt toegeschreven aan een lid van zijn creatief team die
in de desbetreffende categorie gespecialiseerd is. Wilson gebruikt een heel team, terwijl de
productie van de traditionele opera slechts op dramaturg en regisseur steunt voor deze
zaken. Wat de casting betreft, doen zowel Wilsons theater als de traditionele opera audities.
Deze zijn echter anders ingevuld. Bij de traditionele opera wordt er enkel getoetst of de
personen een goede stem hebben. Alle andere aspecten zijn van minder belang. Bij Wilsons
auditie moeten de personen zowel kunnen wandelen, zingen als bepaalde
bewegingspatronen uitvoeren. Dit is vereist vanwege de gelijkwaardige behandeling van
alle elementen. De repetities volgen dezelfde tendens. Bij de traditionele opera wordt eerst
de muziek geoefend, orkest apart en de zangers apart (eerst zelfs met enkel piano). Bij
Wilson komt de gelijkwaardige behandeling weer naar boven in de repetities. Zo leidt hij
na de audities eerst een ‘silent play’, waar geen teksten gebruikt worden. Louter de
bewegingen op de muziek (orkest) worden geoefend.
14
1.4 Einstein on the Beach
Een van Glass’ baanbrekende werken is de opera Einstein on the Beach. De opera is tot stand
gekomen in samenwerking met de Amerikaanse theaterproducent Robert Wilson. De opera
ging op 25 juli 1976 in première tijdens het Avignon festival in Frankrijk, gespeeld door het
Philip Glass Ensemble. Die zomer werd de opera ook uitgevoerd in Hamburg, Parijs,
Belgrado, Venetië, Brussel en Rotterdam. De Amerikaanse première van deze opera ging door
in de Metropolitan Opera op 21 november 1976 in New York. De opera bevat teksten van
Christopher Knowles, Samuel M. Johnson en Lucinda Childs. Origineel was Andrew de Groat
de choreograaf, maar vanaf de eerste heropleving van de opera in 1984 verzorgde Lucinda
Childs de choreografie. Het schouwspel duurde vijf uur. Het publiek mocht op elk moment de
zaal verlaten of terug binnentreden.
1.4.1 Ontstaansgeschiedenis van Einstein on the Beach
Het was volgens Glass slechts een kwestie van tijd vooraleer ze elkaar zouden ontmoeten,
aangezien ze dezelfde visie deelden. Bij het ontstaan van de opera Einstein on the Beach
vonden op wekelijkse basis ‘table workshops’ plaats met Wilson en Glass. Ze waren het
erover eens dat de hoofdfiguur in de opera een historisch figuur moest belichamen en
waren het beiden eens met Albert Einstein. Zo ontstond de initiële titel Einstein on the
Beach on Wall Street.24
Inhoudelijk is er geen verhaallijn of narratieve inhoud. Alles wat in
de opera voorkomt heeft te maken met het leven van Albert Einstein. Volgens Wilson en
Glass kent iedereen het verhaal al en is het aan het publiek zelf om het in te vullen en te
interpreteren. De structuur van de opera was prioritair op de ontwikkeling van een
verhaallijn of narratieve inhoud.
Ze verdeelden de opera in vier akten met daartussen vijf intermezzo’s die ze ‘Knee Plays’
noemden. Wilson en Glass onderscheidden drie visuele hoofdthema’s van de opera van
zodra ze de opera verdeeld hadden in akten. Deze thema’s zijn Train, Trial en
Field/Spaceship die ze respectievelijk A, B en C benoemden. De thematische ordening van
de opera is gebaseerd op het principe dat de volgorde A, B en C gevolgd moet worden, op
die manier dat alle combinaties met A, B en C gemaakt moeten worden, dat ze niet
24Glass noch Wilson weet waarom er in de titel geknipt is uit: “Einstein on the Beach,” last modified
July 23, 2015, http://www.philipglass.com/music/recordings/einstein_on_the_beach_none.php
15
herhaald mogen worden vooraleer ze allemaal gepasseerd zijn en er is een opgelegd
minimum van twee thema’s per akte. Net als drie visuele thema’s, zijn er ook drie muzikale
thema’s.
De vijf intermezzo’s noemden ze “Knee Plays”. “Knee Plays” verwijzen naar knieën van
het menselijk lichaam die de vier akten metaforisch verbinden.25
De “Knee Plays” bevatten
twee van de drie muzikale hoofdthema’s van de opera.26
Deze intermezzo’s herhalen ook
een visueel thema door steeds dezelfde personen op het toneel te plaatsen. Ze beslisten ook
dat er vier hoofdacteurs zouden zijn, twaalf zangers (mogelijks verdubbeld als acteur of
danser). Wat de instrumentatie betreft, waren ze het ook eens dat er een solo violist zou zijn
en het ensemble zou bestaan uit keyboards, blazers en stemmen. De muziek van Einstein on
the Beach werd gecomponeerd in de lente, zomer en herfst van 1975. Glass en Wilson
werkten onmiddellijk vanuit de tekeningen van Wilson, die uiteindelijk dienden als design
voor de set.
Figuur 1: een vroege versie van het 'visual book'
25
Philip Glass: Opera on the Beach. ed. In: Robert Jones, ed. London: Faber and Faber, 1988: 30 26
lbid.
16
Glass gebruikte Wilsons ‘visual book’ als een inspiratie voor zijn composities. Omgekeerd
wordt Wilsons dramaturgie beïnvloed door Glass’ muziek. Zo stelt Glass in zijn notities over
Einstein on the Beach:
“I worked with the singers and rehearsed the dance sections with Andy de Groat and the dancers. Bob
Wilson, working with the company set the action to music.”27
Wilson bevestigt de uitspraak van Glass wanneer hij Glass’ rol bespreekt tijdens het
repeteren. In een interview door Maxime de La Falaise met Wilson voor het Andy Warhol’s
Magazine vertelt Wilson:
“The actions that I’ve done on stage have nearly always been tightly linked up with the music. For
Einstein, when I was setting these actions Phil would tell me about the music and what the counts were
and how many sections there were and I would map out something along those lines and they fit
together with his music. Sometimes I worked against the music, sometimes with it.”28
Bovenstaand statement verduidelijkt het belang van de muziek voor Wilsons dramaturgie. Hij
bevestigt dat zijn dramaturgie afhankelijk is van de neergeschreven partituur. Hoewel Wilson
ook beweert dat hij tegen de richting in van de muziek beweegt, bevestigt Wilson dat de
muziek een eenheid vormt met de dramaturgie.
27
‘Philip Glass: Notes on “Einstein on the Beach” Part Two’ 28
Robert Wilson Collection, Box 118. from Robert Wilson’s ‘Einstein at the Met (an operatic interview)’ Feb 1977, 27.
17
2. Muzikale structuur
2.1 Fundamenten
Muzikaal ziet Keith Potter Einstein on the Beach als het natuurlijke gevolg op het werk
Music in Twelve Parts (1974). In dit werk ontwikkelde Glass zijn additieve/subtractieve
techniek, cyclische structuur en een combinatie van de twee.29
Het basisidee is om aan een
maat met een bepaalde groep noten die een paar keer herhaald wordt, steeds een noot toe te
voegen of weg te laten. Glass stelt:
"A simple figure can expand and then contract in many different ways, maintaining the
same general melodic configuration but, because of the addition (or subtraction) of one
note, it takes on a very different rhythmic shape."30
Op de partituur is het duidelijk te merken hoe hij deze effecten bereikt (zie infra). Dit
bewijst dat zijn muziek een complexere structuur bezit dan je zou afleiden bij louter
beluistering. Het werken met Ravi Shankar31
en zijn opvatting over ritme in de Indiase
muziek, heeft mee bijgedragen tot deze specifieke stijl. Glass is erg beïnvloed door de
Indiase Raga en Shankars tablaspeler Alla Rakha.
Waar Glass in Music in Twelve Parts technieken toepast die allemaal voortkomen uit
ritmische modellen, richt hij zich in Einstein on the Beach ook op harmonische structuren:
“I have turned to problems of harmonic structure or, more accurately, structural harmony –
new solutions to problems of harmonic usage, where the evolution of material can become
the basis of an overall formal structure intrinsic to the music itself.” 32
Met oog op structurele harmonie heeft het werk Another Look at Harmony (1975) mee
bijgedragen tot de totstandkoming van Einstein on the Beach. De eerste twee delen van dit
vierdelig werk vormen de basis voor de openingsscènes van de eerste twee aktes (Train en
Dance 1). Glass gebruikt harmonie als een nieuw expressiemiddel en een structureel
element in het stuk. Harmonie is voor Glass een nieuwe ‘taal’ geworden (zie infra). Het
accent op harmonie zorgde weliswaar niet voor een degradatie van het ritme.
“My main approach throughout Einstein on the Beach has been to link harmonic structure
directly to rhythmic structure, using the latter as a base.”33
29
Keith Potter: Four musical minimalists. Cambridge: Cambridge university press, 2000: 326. 30
Maria Shevtsova: Robert Wilson. Oxon: Rootledge, 2007: 98. 31
“Shankar is the great Indian sitar player who, in the 1960s, popularised Indian classical music in the West” uit Maria Shevtsova: Robert Wilson. Oxon: Rootledge, 2007: 99. 32
Glass, Philip. Notes: Einstein on the Beach, Performing Arts Journal 2 nr. 3 winter 1978: 63-70.
18
Het gebruik van de additieve-subtractieve techniek en cyclische processen wordt nog
duidelijker (en benadrukt) door het gebruik van cijfers en solmisatie door de zangers.34
De
cijfers vertegenwoordigen de ritmische structuren in de muziek en de solmisatie de
toonhoogten.35
Glass tracht de harmonische structuren direct aan de ritmische te koppelen.
Glass gaat eerst uit van een ritmische structuur en pas daarna van de harmonie en melodie.
Het resultaat hiervan is volgens Glass de hereniging van ritme, harmonie en melodie in een
nieuwe taal, die volgens hem toegankelijk is voor een groot publiek. Glass stelt hiermee
zelf dat hij de Westerse compositie-idealen precies omgedraaid heeft. 36
Zoals reeds vermeld, bestaat de opera uit vier akten en vijf Knee Plays. De opera wordt
zowel geopend en afgesloten door een Knee Play, respectievelijk Knee Play 1 en Knee Play
5. Onderstaand schema (figuur 2) toont de structuur van de opera. Visueel maakt de opera
een reis door de tijd. Ze begint in de 19de
eeuw op de trein en eindigt in de 20ste
eeuw in
een ruimteschip. Doorheen de gebeurtenissen en continuïteit van de Knee Plays, komen de
hoofdpersonages terug in verschillende gedaantes.
Figuur 2: overzicht van het verloop van de verschillende scènes
33
Ibid. 34
Keith Potter: Four musical minimalists. Cambridge: Cambridge university press, 2000: 327. 35
Glass, Philip. Notes: Einstein on the Beach, Performing Arts Journal 2 nr. 3 winter 1978: 63-70. 36
Ibid.
19
2.2 Terugkerende muzikale elementen
2.2.1 Akkoordprogressies, motieven en vorm
Kyle Gann onderscheidt in zijn artikel “Intuition and algorithm in Einstein on the Beach” drie
terugkerende akkoordopeenvolgingen doorheen de opera, bestaande uit vijf, vier en drie
terugkerende akkoorden. De meest voorkomende akkoordopeenvolging is deze bestaande uit
vijf akkoorden:
Figuur 3: akkoordprogressie bestaande uit vijf akkoorden
Deze progressie bevat zowel een cadens als een modulatie. Het spilakkoord bevindt zich
perfect in het midden en zorgt er tevens voor dat het laatste akkoord een halve toon lager is
dan het eerste akkoord. Deze akkoordprogressie is voor het eerst te vinden als derde thema in
train, Akte 1, Scene 1 (A1), met ensemble en koor. In alle interne Knee Plays (2, 3 en 4) komt
deze progressie voor, respectievelijk gespeeld door solo viool in gebroken drieklanken,
gezongen door het koor en zowel gezongen door het koor als gespeeld in gebroken
drieklanken door solo viool. Uiteindelijk worden alle voorgaande arrangementen tezamen
gespeeld in de laatste akte, scène vier: Spaceship. Glass beschrijft deze progressie als enige
die een cadens bezit, terwijl de akkoordopeenvolging bestaande uit drie akkoorden een
simpele vi-V-I cadens is:
Figuur 4: Akkoordprogressie bestaande uit drie akkoorden
20
De akkoordprogressie bestaande uit vier akkoorden komt voor in Trial 1 (B1), Trial/Prison
(B2) en in de Bed-scène (B3):
Figuur 5: Akkoordprogressie bestaande uit vier akkoorden
De baslijn begint met een lange C en wordt gevolgd door een langere G. Ze gaat steeds
gepaard met een arpeggio in de bovenstem. Deze progressie staat niet echt in een bepaalde
toonaard.
De opera is strofisch opgebouwd. Elk deel is verdeeld in verschillende strofes die parallel
lopen met hun functie en gelijk zijn in hun vooruitgang door dezelfde harmonie en motieven.
Het begin van bepaalde delen wordt gekenmerkt door inleidende motiefjes die Gann
“incipits” noemt. Het einde van secties wordt ook gekenmerkt door terugkerende afsluitende
motiefjes die Gann “envois” noemt.
37
Figuur 6: Incipits en envois in Einstein on the Beach
37
Gebaseerd op figuur van Kyle Gann
21
Thema 1 (zie infra) wordt in Train steeds voorafgegaan door drie perfecte kwarten, gespeeld
door de saxofonen. De akkoordprogressie bestaande uit vier akkoorden wordt steeds
voorafgegaan door een opwaarts akkoord in a dat als prelude dient. Night Train wordt
geopend met het viernotenpatroon. Dit patroon wordt gedurende de hele scène herhaald. De
incipits van Train, Night Train en Building zijn op elkaar gebaseerd. Wat de “envois” betreft,
speelt de viool solo in Trial een toonladder in la klein. In Train en Night Train sluit het
AFABCB-patroon in figuur 4 bepaalde secties af: in Train sluit het eerste thema af en in
Night Train elke sectie. Elk rustpunt voor de zangers, wordt door dit patroon voorafgegaan.
Niet elk segment wordt geopend en afgesloten met kenmerkende patronen. Wanneer dit echter
wel het geval is, is het heel duidelijk.
2.2.2 Knee Plays
De Knee Plays fungeren zowel als voorspel, tussenspel en naspel. Het belangrijkste
muzikale materiaal zit in deze tussenspelen. Samen vormen de Knee Plays een groter
geheel. Glass beschouwt het muzikale materiaal in de Knee Plays als zaadjes, die dan
verder tot bloei komen in de scènes. Het muzikale materiaal is voorgesteld in onderstaande
figuur:
Figuur 7: muzikaal materiaal van de Knee Plays
De interne Knee Plays (2, 3 en 4) hebben dezelfde vorm: drie delen waarvan de buitensten
hetzelfde zijn. A staat in dit schema voor het cadensthema van Train (zie figuur 3). In de
drie middelste Knee Plays zijn de buitenste deeltjes dit thema. Dit thema komt ofwel voor
in drieklanken door de viool (A1), koorzetting (A2) of zoals in Knee Play 4 een combinatie
van de twee (A1+A2). Het middelste thema (B) van Knee Play 2 is gebaseerd op een
simpele toonladderpassage die opnieuw voorkomt in het tweede dansthema en in de
middelste sectie van de Spaceship-muziek. De middelste thema’s van Knee Play 3 (C2) en
Knee Play 4 (C3) zijn verschillende arrangementen van hetzelfde materiaal (zoals C1) en
zijn gemakkelijk te herkennen aan het hoog lyrische karakter.
22
Figuur 8: dalende baslijn
De dalende baslijn (A-G-C) vormt de basis. Wanneer de mensen de zaal binnentreden
wordt enkel deze baslijn gespeeld. De drie noten in de baslijn worden respectievelijk 20, 30
en 40 seconden aangehouden. Ook in Knee Play 1 en 5 speelt het elektrische orgel deze
baslijn voortdurend. In Knee Play 3 en 4 komt ze eventjes voor.
2.2.3 Drie muzikale thema’s
Einstein on the Beach bezit drie visuele thema’s: Train, Trial en Field. Deze zijn verbonden
met drie muzikale thema’s. Het visuele thema Train komt in totaal drie keer voor: in de eerste
scène van de eerste akte, in de tweede scène (Night Train) van de tweede akte en in de eerste
scène van de vierde akte waarbij de trein getransformeerd is in een gebouw (Building/Train).
De muziek voor Train bestaat uit drie verschillende thema’s. Het eerste thema (figuur 9) is
gebaseerd op twee verschuivende ritmische patronen: één patroon is onveranderlijk terwijl het
andere steeds verandert. De instrumenten die voor een duur van vier kwartnoten materiaal
hebben om te spelen, herhalen dit materiaal drie keer. Het andere ritmisch patroon bedraagt
een duur van drie kwartnoten, die vier keer herhaald worden. Zo eindigen beide patronen op
hetzelfde moment. Dit is een perfect voorbeeld van de cyclische techniek. Dit thema neemt
het grootste deel van Train in.
Figuur 9: Muzikaal thema 1 uit de ‘Train’-scène
23
Het tweede thema is een herwerking van het idee in het eerste muzikale thema. Volgens het
subtractief/additief principe werkt Glass dit idee uit. De ‘Building’-scène bestaat bijna
integraal uit materiaal uit thema 2. In de gedetailleerde analyse van de ‘Train’-scène in
hoofdstuk vier zal dit verder besproken worden.
Figuur 10: muzikaal thema 2 uit de ‘Train’-scène
Het derde thema is gebaseerd op een traditionele cadens (figuur 3). Deze cadens vormt
volgens Glass het basismateriaal voor de opera.
Ook Trial komt drie keer voor tijdens de opera: eerst in de tweede scène van de eerste akte,
in de eerste scène van de derde akte, (halverwege deze scène wordt de gevangenis ook
onderdeel van het decor), en in de tweede scène van de vierde akte, (in deze scène speelt
het bed in het decor de belangrijkste rol). Ook bij Trial komen de drie muzikale thema’s
voor. De eerste keer is het tweede thema te horen, maar wel pas aan het einde van de scène.
Trial/Prison (derde akte, eerste scène) begint muzikaal hetzelfde als Trial 1. Nadat het
podium wordt opgesplitst en de gevangenis het decor vervoegt, is het derde thema weer te
horen. Het koor zingt cijfers en wordt begeleid door gebroken akkoorden op het orgel die
harmonisch verschuiven. Aan het einde van deze scène, als het decor weer wordt
weggehaald, is het tweede thema te horen, gespeeld door een sopraansaxofoon en een
basklarinet. Bed/Trial (vierde akte, tweede scène) begint met een cadens voor elektrisch
24
orgel. Daarna is het eerste thema weer te horen. En dan is voor de laatste keer het tweede
thema te horen, gezongen door het koor, begeleid door een solo zangstem solo. De eerste
twee keer dat Field in beeld komt is tijdens de Dance 1 en Dance 2, de eerste scène van de
tweede akte en de tweede scène van de derde akte. Ze kunnen gezien worden als
gelijkwaardige reflecties op hetzelfde muzikale materiaal. De twee dansen staan allebei
even ver af van zowel het begin als het einde van de opera. Ze delen alleen op oppervlakkig
niveau de muzikale inhoud van de andere scènes. Tijdens de eerste dans is er in de verte
een ruimteschip te zien, tijdens de tweede dans komt het ruimteschip al dichterbij. De derde
verschijning van Field vindt plaats in het ruimteschip, de muziek komt voort uit het derde
muzikale thema.
Figuur 11: terugkeren van de thema’s
.
25
2.3 Harmonische structuur
In Einstein on the Beach bestond Glass’ methode erin de harmonische structuren direct te
koppelen aan ritmische structuren. Hij koos daarom om steeds te vertrekken vanuit de
grondligging bij akkoordwisselingen. Door bepaalde ritmische structuren herhaaldelijk te
gebruiken, zet hij bepaalde toonaardgroepen in de verf. Potter ziet de algemene harmonische
structuur als volgt38
:
Proloog
a, g, c herhaling in de bas
Knee Play 1
C
Akte I
Scène 1: Train
Thema 1: pentatonische toonladder in As (voortekening
geeft drie mollen, maar de vierde (des) en zevende (ges)
trappen ontbreken)
Thema 2: Pentatonische toonladder in Es
Thema 3 : Modulatie van f naar E (akkoordprogressie
bestaande uit 5 akkoorden)
Scène 2: Trial
A
sequens op vier akkoorden zonder grondtoon
Knee Play 2 a wisselt af met het thema 3
Akte II
Scène 1: Dance
D
Scène 2: Night Train
Pentatonisch in a
38
Potter, Four musical minimalists, p. 3.
26
Knee Play 3
Modulatie van f naar E
C-groot
Akte III
Scène 1
Frygische modus op a
Scène 2
D
Knee Play 4 f-klein/E-groot wisselt af met C-groot
Akte IV
Scène 1
Pentatonisch in As
Scène 2
A
sequens op vier akkoorden zonder grondtoon
Scène 3
f /E afgewisseld en gecombineerd met a (alleen
toonladders, het wordt snel chromatisch en is te
onderscheiden als een verdere variatie op de f/E sequens)
Knee Play 5 C
Glass maakt slechts gebruik van een beperkt aantal toonaarden, er is weinig variatie. Ondanks
deze begrenzing waarborgen de additieve en subtractieve technieken samen met de cyclische
structuur een blijvende fascinatie voor de statische harmonie. Om de harmonische structuur in
zijn geheel te vatten, bestaat de volgende stap erin specifieke harmonieën te identificeren en
hun verhouding tot andere harmonieën op te lijsten. Hierbij wordt er gekeken naar de
frequentie van voorkomen en de duur. Op die manier kan de meest prominente toonaard of
meest belangrijk tooncentrum in kaart gebracht worden. Chelsea M. Coventry onderscheidt
op die manier drie verschillende tooncentra: C, f/E en A/Ab. De laatste twee hebben
gemeenschappelijk dat ze slechts een halve toon van elkaar afstaan.
27
Het tooncentrum C wordt gekenmerkt door een stabiele en prominent aanwezige harmonie.
Potter ziet de toonaard C als de raming van de opera: op de structureel cruciale momenten
staat de opera in C. Zo komt ze voor in het begin, het midden en op het einde. De vi-V-I
herhaalde baslijn in C is het basismateriaal van de Proloog, Knee Play 1 en Knee Play 5. De
opera begint en eindigt dus met deze dalende baslijn in C. De noot C wordt volgens Coventry
extra benadrukt doordat ze qua register en duur respectievelijk de laagste en de langste is.39
Op het exacte middelpunt van de opera (Knee Play 3) komt de toonaard C opnieuw voor. Het
verwijst naar het begin (A-G-C), maar is gealterneerd naar de vorm C-D-E:
Figuur 12: alternatie naar C-D-E
Alle andere toonaarden staan volgens Potter ook in relatie tot C.40
Overblijfselen van de
toonaard zijn te bemerken in kortere overgangssecties. Hier is de toonaard echter gealtereerd
en minder prominent aanwezig. Verder wordt de toonaard C benadrukt in overgangssecties
tussen de scènes, met name wanneer de bas van C naar G gaat onder een ambigue
harmonische structuur.
C
Proloog (A-G-C door orgel)
Knee Play 1 : volledige scène
Knee Play 3
Knee Play 5 : volledige scène
C-G
Trial
Trial/Prison
Bed
Figuur 13: overzicht tooncentrum C doorheen de opera
39
Chelsea M. Coventry, “Einstein on the Beach: A Global Analysis.” PhD diss., University of Nebraska, 2014. 40
Potter, Four musical minimalists, p. 326.
28
2.4 Tekst
Hoewel de opera zich vooral richt op beelden, bevat ze toch belangrijk gesproken materiaal.
Zo zijn er elf teksten die allemaal worden gesproken. Sommige teksten staan in dichtvorm,
andere in proza en sommige zijn een combinatie van dichtvormen en proza. Alles wat
gezongen wordt, bevat geen tekst. Er wordt gezongen op cijfers en notennamen (solmisatie).
De cijfers vertegenwoordigen de ritmische structuren in de muziek en de solmisatie41
de
toonhoogten. Zoals in de ragastijl veranderen de toonhoogtes en ritmes zeer snel. Om de
repetities vlotter te laten verlopen, liet Glass het koor zingen op cijfers en notennamen.
Wanneer de première naderde en Glass nog geen enkel woord geschreven had voor het
libretto, besloot hij het bij cijfers en solmisatie te houden aangezien ze het nu toch zo goed
kenden. De manier waarop hij de zangers de partituur aanleerde, werd de uiteindelijke tekst.42
Naast deze eerder praktische gesproken woorden, zijn er ook echte teksten aanwezig. Deze
staan niet op toonhoogte en hebben geen vast ritme. De solisten die deze tekst voorbrengen
zijn helemaal vrij wat de plaatsing en de intonatie ervan betreft. Deze solisten zijn ook geen
specifieke personages in de opera. De tekst is inferieur aan de fysieke acties die op het
podium gebeuren. Op die manier benadrukken de teksten het ontbreken van een verhaal.
Het merendeel van teksten zijn van de hand van Christopher Knowles. Johnson schreef de
woorden van de oude rechter in de eerste Trial-scène (Akte 1) en de liefdestekst van Knee
Play 5. Childs schreef de supermarktmonoloog voor de tweede ‘Trial’-scène (Akte 3). Wilson
leerde Knowles kennen wanneer hij dertien jaar was. Op dat moment verbleef hij in een
instelling voor kinderen met hersenschade. Knowles kende Einstein niet. Wilson vroeg hem
verscheidene keren of hij wist wie Einstein was, waarop hij steeds antwoordde dat hij het niet
wist. Nadat Wilson het een paar keer gevraagd had, antwoordde Knowles dat hij hem eventjes
moest laten nadenken. Na enige bedenktijd, produceerde Knowles twaalf hoofdstukken tekst.
De “supermarket speech” ontstond wanneer Wilson Childs uitgenodigd had in de studio
omdat ze opgemerkt hadden dat er helemaal nog geen verwijzing in de opera zat naar het
strand (deel van de titel). Hij vroeg haar letterlijk iets te vertellen over het strand. De reden dat
deze tekst de “supermarket speech” genoemd wordt, is omdat ze praatte over het vermijden
van het strand. Ze vertelde over de supermarkt en over het feit dat ze daar badmutsen
verkopen. Juist dat stukje, leek Wilson gepast te gebruiken.43
Hij vond dat stuk leuk omdat ze
41
‘do, re mi’ als equivalent voor ‘C, D, E’ zoals dat de regel is in de Anglo-Amerikaanse gemeenschap 42
Shevtsova, Robert Wilson, p. 99. 43
lbid.
29
het verband legde tussen de supermarkt en het strand door die badmutsen te zien en zo de link
legde met het feit dat ze het strand vermijdt.
Wanneer Einstein on the Beach uitgegeven werd bij het label Tomato Records, gaf Wilson
duiding bij wat hij juist zo fascinerend vindt aan de teksten van Knowles en waarom hij hem
opzocht. In 1973 kwam hij in het bezit van een tape met als titel “Emily likes the TV”. Hierop
was een stem te horen die steeds variaties maakte over Emily die TV keek. Wilson zag er een
ritmisch patroon in, het leek wel muziek. Hij noemde het zelfs vergelijkbaar met een cantate
of fuga, omdat het werkte met vervoegingen van gedachten waar hij variaties op kon maken.
Op de veronderstelling dat de gezongen cijfers een allusie zijn op Einsteins wetenschappelijk
werk na, verwijst er geen enkele tekst direct naar Einstein.
30
3. Einstein on the Beach: een mijlpaal in de geschiedenis van het theater in
de 20ste
eeuw
Maria Shevtsova benoemt Einstein on the Beach als een mijlpaal in de geschiedenis van het
theater uit de 20ste eeuw.44
Ze gaat verder dat het werk een culminatiepunt is van
verschillende experimentele trends van de jaren ‘60 en ‘70 in de Verenigde Staten. Dit maakt
Einstein on the Beach tot een cultuuricoon. Het was een van de eerste internationale theatrale
werken binnen het kader van laat 20ste
eeuwse globalisatie. Dit is te merken aan de manier
waarop het gefinancierd werd, hoe het zich verspreidde over de hele wereld en hoe het werk
doorheen de tijd overgeleverd werd. Einstein on the Beach is een opvallend voorbeeld van een
werk dat doorheen de jaren blijft fascineren, om zowel uit te voeren of te aanschouwen.
Ook in Wilsons oeuvre is Einstein on the Beach een keerpunt in zijn artistieke ontwikkeling.
Dit werk was zijn eerste muziektheater45
en zette hem aan om meer producties te maken. Het
unieke danskarakter was een voorbode op de werken die erop volgen. Einstein on the Beach
is baanbrekend omdat het de grenzen tussen hoge en populaire kunst doet vervagen. De status
van het werk is paradoxaal: enerzijds is het avant-garde en anderzijds is het bedoeld voor het
grote publiek. Dit zou kenmerkend worden voor Wilsons verdere ontplooiing.
3.1 Portretopera
De opera Einstein on the Beach vertelt geen verhaal, maar schetst het portret van de
historische figuur Albert Einstein. Glass wou een revolutionaire vorm van muziektheater
creëren die de mensen uitdaagt om over de maatschappij na te denken. Zijn visie is dat de
wereld aan de hand van ideeën kan veranderen. Wanneer je opgroeit na Wereldoorlog II,
acht Glass de kans klein Einstein niet te kennen. Het nucleaire tijdperk was aangebroken en
de nucleaire wapenwedloop samen met de kernenergie waren veelbesproken onderwerpen.
Zoals bij elke productie van Wilson moet het over een historisch figuur handelen die
algemeen bekend is.46
Wilson stelde eerst Chaplin en dan Hitler voor. Glass ijverde initieel
voor Gandhi. Uiteindelijk konden ze allebei instemmen met de keuze voor Albert Einstein.
Wilson beschrijft de inhoud als volgt:
44
Maria Shevtsova: Robert Wilson. Oxon: Rootledge, 2007: 96. 45
Muziektheater in de brede zin van het woord, inclusief Grand Opera. 46
Bijvoorbeeld The Life and Times of Joseph Stalin
31
"In the past, theater has always been bound by literature. Einstein on the Beach is not. There
is no plot - although there are many references to Einstein - and the visual book can stand
on its own. We put together the opera the way an architect would build a building. The
structure of the music was completely interwoven with the stage action and with the
lighting. Everything was all of a piece".47
Het ontwerp van het decor is voor Wilson van primordiaal belang. Zijn werken zijn groots
opgezet en hebben een lange duur . Keith Potter beschrijft Einstein on the Beach als een
uniek werk, zelfs voor de standaarden die golden voor experimenteel theater in de jaren
zestig en zeventig:
‘Besides, Einstein is probably unique – even by the standards of experimental theatre of the
1960s and 1970s – for its integration of music, image, dance and speech into what previous
terminology can only label a theatrical Gesamtkunstwerk’. 48
Ondanks het willekeurige karakter van de titel, kunnen de meeste beelden en acties
geassocieerd worden met de wetenschapper Albert Einstein. Zo zijn er klokken,
gyroscopen, papieren vliegtuigjes en zowel een ruimteschipspeelgoedje als een toestel zo
groot als het podium. Verder is er nog een maaneclips te zien en een afbeelding van een
nucleaire explosie. Einsteins formule E=mc² komt ook aan bod. Deze toespelingen werden
zeer zorgvuldig gekozen en kunnen tijdens de voorstelling samengebracht worden door de
toeschouwer zelf. Ze refereren allemaal naar Einsteins relativiteitstheorie die energie, licht,
massa, beweging, snelheid, tijd en ruimte omvat. Wilsons focus op tijd en ruimte kan
gezien worden als het algemeen onderwerp van het werk als geheel. Zo stelt Albert Einstein
in zijn relativiteitstheorie dat tijd en ruimte onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en niet
als afzonderlijke entiteiten gezien kunnen worden. Als de verwijzingen niet rechtstreeks in
verband staan met Einstein, dan wel met de populaire cultuur: referenties naar het lied ‘Mr.
Bojangles’, het proces van Patricia Hearst, de radio line-up van WABC New York midden
jaren ‘70, de Beatles en tieneridool David Cassidy.49
47 Page, Einstein on the Beach Highlights 48
Keith Potter: Four musical minimalists. Cambridge: Cambridge university press, 2000: 324. 49 Page, Einstein on the Beach Highlights
32
De portretopera diende als alternatief voor de gehele uitrusting die een conventioneel theater
met zich meebrengt. Dit portret was voor de makers een poëtische visie. Door de
alombekendheid van Einstein konden de mensen zelf hun eigen verhaal vormen. Bij afloop
van een opvoering, kwamen vaak mensen zelf vertellen wat het werk voor hen betekende.
Voor Wilson en Glass gaat het echter niet om wat de opera betekent, wel of het betekenisvol
kan zijn. Hoewel ze beiden geen verhaal wilden vertellen, maakten ze toch gebruik van
dramaturgische middelen. Zo bleef het werk binnen de genrebeperkingen van het drama.
Concreet betekende dit het invoeren van een finale en een epiloog. Ook zorgden ze voor
contrasterende delen. Zo volgt er een snelle dansscène de trage scène Trial op. Een
voorgekauwde betekenis werd bewust weggelaten. Het werk blijft op die manier abstract. Dit
maakt het voor de kijker des te gemakkelijker om zich louter te focussen op de ervaring en
een persoonlijke betekenis te geven.
3.2 Wilsons dramaturgie en theatrale structuur in Einstein on the Beach
Shevtsova tracht terugkerende principes die Wilson hanteert in Einstein on the Beach te
achterhalen.50
Dit doet ze door elke scène apart uitgebreid te beschrijven. Voor deze thesis is
een beschrijving van alle scènes irrelevant. Om louter de theatrale technieken bloot te leggen,
zal deze thesis zich beperken tot Knee Play 1 en Train. Hierna zal dieper ingegaan worden op
Wilsons behandeling van de verschillende visuele thema’s. De volgorde van de scènes met de
daarbij horende visuele thema’s werd reeds in hoofdstuk twee gegeven (figuur 2). De
dramaturgische relatie met de componist Glass zal ook bestudeerd worden. Er zal niet enkel
gekeken worden naar welke semiotiek er schuilt in de visuele componenten, maar ook naar de
onderliggende structuur en muzikaliteit van Wilsons dramaturgie
Knee Play 1 duurt zo’n 30 minuten en begint van zodra het publiek de zaal binnenkomt. Links
op het podium zitten twee vrouwen: een zwarte en een blanke vrouw. De twee vrouwen zitten
kaarsrecht op een stoel achter tafeltjes. Enkel de ruimte rond de vrouwen is belicht. Het is
alsof ze in een onzichtbare kubus zitten, waarvan enkel het ondervlak en het achterste vlak
belicht worden. De vier volgende Knee Plays zullen op dezelfde manier verlicht worden. Hun
vingers bewegen alsof ze aan het typen zijn op een onzichtbare typmachine. Wanneer het koor
opkomt en begint te zingen, begint de blanke vrouw de eerste tekst op te zeggen. Op een
gegeven moment verschijnt een afbeelding van een kind gekleed in een oud pak op het
witverlichte vierkant. Knee Play 1 eindigt met een plotselinge blackout. Shevtsova merkt op
dat de uitvoerders in trance lijken te zijn en zich hier naar gedragen. Acties blijven
50
Shevtsova, Robert Wilson, p.100.
33
onduidelijk en vaag (typen op een typmachine blijft louter een suggestie). Alle opeenvolgende
acties vertonen geen verband met elkaar. Zo staan het typen, het reciteren, het zingen, de
muziek en de foto niet in onmiddellijk verband met elkaar. Shevtsova merkt ook op hoe
‘betekenis’ een triviaal aspect is. Zo is de inhoud van woorden inferieur aan de klank ervan.
Wilson probeert ernaar te streven dat elke hoorbare of zichtbare actie de beleving van de
toeschouwer beïnvloedt, van zowel het geheel als de perceptie van de afzonderlijke
gebeurtenissen.51
Het decor van de eerste scène Train (akte 1) bestaat uit een kraan met een platform waarop
een kleine jongen staat. Een vrouw stapt met gelijke tred diagonaal over het podium.
Verschillende figuren komen het podium op en doen elk hun eigen ding. Ze maken
rechtlijnige bewegingen en herhalen de acties. Bijna alle uitvoerders dragen hetzelfde,
behalve een man in het rood. Een stomende trein komt het podium opgereden, waarna een
verticale lichtstraal naar beneden komt. Hierna gaat het licht uit. De toeschouwers kunnen
door de trein de link leggen met de wetenschapper Einstein. Biografische achtergrondkennis
bezitten van Einstein is echter geen noodzaak. Wilson legt geen betekenis op, maar laat
constant plaats voor mogelijke zinspelingen die de toeschouwer kan maken. Deze
zinspelingen behoeven echter niet noodzakelijk herkenning.
Uit de ‘Train’-scène destilleert Shevtsova enkele technieken waaraan Wilson zijn hele leven
werkte. Het is duidelijk dat Wilsons focus op ruimte, tijd en timing ligt. Wilsons design
bestaat vaak uit een spel van lijnen: verticaal (de kraan, de lichtstraal), horizontaal (de trein,
het platform op de kraan en de gebogen armen en benen) en diagonaal (de vrouw die heel de
tijd over en weer beweegt). Wilson bouwt zijn compositie op uit verschillende lagen. De
afbeeldingen, geluid in het algemeen en de dansen zijn verschillende lagen. Wilson heeft ook
weinig tot geen interesse in personages aangezien hij ze vervangt door uitvoerders die fysieke
acties uitvoeren. Naast opeenvolgende losse acties die geen verband houden, gebeuren zulke
acties vaak gelijktijdig. Tussen de personages heerst er een grote afstandelijkheid.
Communicatie is onbestaande en ze bewegen onafhankelijk zonder enige relatie tot elkaar.
Wilson behandelt het licht autonoom. Het licht is zowel afzonderlijk van belang (lichtstraal)
als praktisch middel om de aandacht te vestigen op bepaalde gebeurtenissen of lichaamsdelen
op het podium. De acties op het podium staan in nevengeschikte positie naast elkaar.52
51
Shevtsova, Robert Wilson, p. 101. 52
Shevtsova, Robert Wilson, p. 104.
34
Wilson behandelt gebaren en bewegingen als afzonderlijke bestanddelen en ziet licht apart
van het decor. De opvallendste nevenschikking is de gesproken tekst naast de situaties die
zich voordoen. Deze scheiding houdt ook in dat Wilson het publiek vanuit verschillende
hoeken op het podium het schouwspel laat bekijken alsof het podium bestaat uit verschillende
vlakken. Deze techniek ontleende Wilson van de kubistische schilder Cézanne. Naast
kubistische elementen gebruikt hij ook andere (meer algemene) schildertechnieken zoals
portret, stilleven en landschap. Wilson voorzag drie verschillende manieren om naar de drie
visuele thema’s te kijken: close-up, medium shot en long shot. Field/Spaceship zag hij als een
landschap dat vanop afstand aanschouwd dient te worden. De ‘Trial’- en ‘Train’-scènes zag
hij als stilleven vanop een middelmatige afstand. De close-up vindt plaats in de Knee Plays
als portret. Deze drie perspectieven roteren doorheen de hele opera. Ze creëren een verloop
van beelden op schaal van geordende afstanden.
De composities van Glass zijn een integraal deel van de opera. De muzikale thema’s die Glass
gebruikt werden reeds in hoofdstuk twee uitvoerig besproken. Net zoals Glass’ compositie,
bezit Wilsons dramaturgie minimalistische kenmerken. Het werk wordt geopend met Knee
Play 1. Hierbij wordt er gebruik gemaakt van een minimum aan dramaturgische middelen (zie
infra) die uitgespannen worden over een lange periode. De acties van de twee vrouwen zijn
geconcentreerd en repetitief. Deze acties worden weerspiegeld in de ostinatobas en
minimalistische structuur van Glass’ muziek. De twee staan niet in semantisch verband tot
elkaar, maar hun minimalistische structuur vertoont gelijkenissen. Wilsons gebruik van
muzikale technieken wordt duidelijk in de manier waarop hij omgaat met de visuele thema’s
en hun variaties. Zowel Glass als Wilson maken gebruik van drie thema’s. De muzikale
thema’s corresponderen echter niet met de visuele thema’s. Een quote van Wilson over hoe
hij te werk ging in relatie tot Glass’ muziek verduidelijkt dit:
Here the visual book was sometimes deliberately attacked by the audio book. Musically, Phil would be
developing a theme in the first act that would later be fully realized in the fourth act. That corresponding
visual theme may be in its fullest in the first act and in a diminished form in the fourth act. Or
sometimes the music and the staging worked together. In most of the cases they worked in opposition.53
Wilson verduidelijkt dat ze beiden zorgvuldig afwogen op welke momenten de muziek
synchroon moest verlopen en op welke momenten beide onafhankelijk naast elkaar plaats
vonden. Dit bewijst dat de muziek en het visuele gerelateerd zijn aan elkaar, zonder
53
Geciteerd in: Jody Dalton, “Robert Wilson: Seeing the Forest for the Trees”, Ear Magazine: New Music News (1988): 13.
35
afhankelijk te zijn van elkaar. Wilson herhaalt de visuele thema’s in Einstein on the Beach
volgens het principe van muzikale variatie. Zoals reeds vermeld, waren Glass en Wilson het
eens over de drie visuele thema’s. Elk thema verschijnt drie keer. Het gebruik van thema en
variatie wordt duidelijk wanneer de evolutie van elk visueel thema bekeken wordt. Het eerste
visueel thema Train verschijnt direct na Knee Play 1. Hierna verschijnen nog twee variaties
van het originele thema. Het originele thema toont de trein van zijaanzicht. De trein wordt
belicht en rijdt drie keer over het podium. Bij elke poging van de trein om het podium over te
steken, wordt ze onderbroken door een verticale lichtstraal. De wetenschapper Einstein
gebruikt een rijdende trein als analogie om zijn relativiteitstheorie te verklaren. Einstein
beschreef een beeld van een rijdende trein die onderschept werd door twee bliksemschichten
op twee verschillende plaatsen op hetzelfde moment. De tweede verschijning van dit visuele
thema is Night Train (akte 2). Het gaat nog steeds om het visuele beeld van een trein. De trein
wordt nu niet meer afgebeeld in zijaanzicht, maar van zijn achterkant. Het podium werd
gedimd verlicht en suggereert de overgang van dag naar nacht. De tweede variatie van het
eerste visuele thema verschijnt in akte vier. Deze variatie bevat geen visuele representatie van
een trein meer. Het visuele beeld van een trein werd vervangen door het beeld van een
gebouw. Volgens Wilson was dit beeld nog steeds een representatie en variatie op het
originele thema omdat dit beeld, net als de vorige twee verschijningen, vanuit hetzelfde
visuele perspectief werd bekeken. Het beeld van de trein verscheen dus eerst als een thema,
dan als een variatie van dit originele thema en tot slot in een abstracte vorm.
Net als het visuele thema Train verschijnt Trial eerst in zijn originele vorm. Dit thema wordt
daarna licht gevarieerd om ten slotte in abstracte vorm een laatste keer terug te keren. Het
originele thema geeft een realistische weergave van een rechtbank weer. Er zijn banken, een
jury, twee rechters, een advocaat en een getuige die vastgekluisterd zit in een stoel. In het
midden van het podium plaatst Wilson een groot bed. Wilson verklaarde dat hij dit bed
toevoegde aan dit thema, omdat hij vond dat de maatschappij Einstein als een dromer zag en
hem daarvoor wilde berechten. Wanneer de wetenschapper Einstein voor de eerste keer
populariteit genoot, protesteerden heel wat organisaties tegen zijn theorieën. Een van de
voortrekkers was Paul Weyland. Hij organiseerde een bijeenkomst om te protesteren tegen de
relativiteitstheorie in 1920 in Berlijn. Einstein was aanwezig op de bijeenkomst als
toeschouwer. Philip Frank beschreef Einstein als iemand die ervan genoot om gebeurtenissen
in de wereld te aanschouwen, alsof hij een toeschouwer was in het theater.54
Dit kan de reden
54
Philipp Frank. Einstein: His Life And Times. Alfred A. Knoph 1947
36
zijn waarom Wilson een violist gekleed als Einstein tussen het podium en de orkestbak zette.
Alsof hij ook tijdens de opera zijn eigen rechtzaak aanschouwde. De invulling van de eerste
variatie (akte drie) is gelijkaardig aan het originele thema. Verticale zwarte lijnen werden (uit
oogpunt van de toeschouwer) rechts toegevoegd. Achter deze lijnen (tralies) stonden dansers
gekleed als gevangenen. Oordeel en bestraffing van Einsteins dromen staan hier in de kijker.
In de laatste variatie is het licht uit, met uitzondering van een horizontale lichtbalk. Deze
lichtstraal roteert zeer traag gedurende de gehele scène tot een verticale lichtstraal. Deze
lichtstraal is een abstracte representatie van Einsteins bed dat voorkwam in het originele
thema en in de eerste variatie. Dit benadrukt de triomf tezamen met de isolering van de
dromer.
Het derde visuele thema volgt hetzelfde abstractieproces als de andere thema’s. De invulling
van de ‘Field’-scène bestaat uit een leeg podium met ongeveer tien dansers. Een dun streepje
licht op het doek suggereert het gevoel van een open veld. Aan het einde van de scène
verschijnt er rechtsboven een witte cirkel. Dit beeldt een ruimteschip uit. De eerste variatie
(Akte 3, scène 2) begint ook met een leeg podium met enkele dansers. Het verschil tussen het
originele thema en de variatie is dat het ruimteschip groter is. Het ruimteschip komt alsmaar
dichter bij aarde. In de enscenering van de tweede variatie van het derde thema wordt het
open veld vervangen door een grote stelling vol vierkanten, drie meter hoog en vijf meter
lang. Elk vierkant is groot genoeg om een persoon in te laten rechtstaan. Achter elk vierkant
roteert een patroon van licht. Voor de stelling manipuleert een uitvoerder het licht met
zijn/haar vingers. Met deze laatste variatie suggereert Wilson het einde van een
chronologische lijn: het ruimteschip dat initieel voorgesteld wordt als een kleine lichtcirkel, is
nu op aarde geland. Het gebruik van een veld als derde thema kan letterlijk geïnterpreteerd
worden als Einsteins geünificeerde veldtheorie. Het gebruik van een ruimteschip in dit thema
verwijst ook naar Einsteins bekende tweelingparadox. Hierbij bespreekt hij hoe verschillend
tijd passeert afhankelijk van of je je op de aarde of in de ruimte bevindt. Hij doet dit door een
deel van de tweeling naar de ruimte te sturen en de andere op aarde te laten.
37
Wilson verklaart het gebruik van zijn thema’s als volgt:
“It sort of measures the time span of Einstein’s life: when he was a young man there were steam engines
and when he died a few years ago, we were flying in space machines.”
Het terugkeren van de drie visuele thema’s (Train, Trial en Spaceship) vormt op zichzelf een
ontwikkeling. Train (akte 1) verandert naar Night Train (akte 2) en eindigt als Building (akte
3). Elk verschijnen was een reductie van het beeld ‘trein’. Tegelijkertijd werd elke scène van
het visuele thema Train steeds energieker. Hetzelfde geldt voor Trial dat eindigt in slechts een
lichtstraal dat een bed moet voorstellen. Het visuele thema Field/Spaceship resulteert in de
grote finale met sterk apocalyptisch karakter. Muzikale logica is duidelijk aanwezig in de
visuele thema’s van Einstein on the Beach. Zelfs zonder verhaal of plot, kan de dramaturgie
geanalyseerd worden door de structuur en vorm waaruit de opera bestaat.55
55
Markee Cardwell-Rambo, “Wilson and musical collaboration: the dramaturgy of music and musicians in Robert Wilson’s practice” (PhD diss., University of Glasgow, 2013).
38
4. Akte 1, Scène 1: TRAIN
4.1 Muzikaal
4.1.1 Algemeen
Train is een van de meest muzikaal complexe delen. Deze scène is integraal opgebouwd uit
drie terugkerende secties die tevens de drie muzikale thema’s van de gehele opera vormen. In
dit hoofdstuk zal er met de letter A verwezen worden naar de secties die opgebouwd werden
uit thema 1, met de letter B naar de secties die opgebouwd werden uit thema 2 en met de letter
C naar de secties die opgebouwd worden met thema 3. De structuur volgens deze
terugkerende secties is ABABCABC. De instrumentale bezetting van de eerste scène is
piccolo, sopraan- en tenorsaxofoon en twee orgels. De B-secties zijn echter de enige passages
die louter instrumentaal zijn. Ze fungeren tevens als verbindingsstukjes. De A- en C-secties
worden aangevuld met sopraan- en altstemmen. De C-secties bevatten voortdurend de
akkoordprogressie bestaande uit vijf akkoorden (thema 3). De eerste twee B-secties zijn
identiek, het derde is uitgebreid. Bij het analyseren wordt er gekozen voor de benaming ‘unit’.
Elke unit wordt herhaald afhankelijk van wat er op de partituur aangegeven wordt. De units
zijn niet uniform wat de duur betreft. Dit is ook een reden waarom er niet van ‘maat’
gesproken kan worden. De A- en B-secties bestaan uit units die steeds 4, 8 of 12 keer herhaald
worden. De twee C-secties vallen respectievelijk onder de unit 59 en 100. Deze units worden
in de partituur van Glass onderverdeeld met letterbenamingen van a tot en met l. De
letterdeeltjes worden 3 keer herhaald, op uitzondering van het laatste letterdeeltje (l) na dat 6
keer herhaald wordt.
Elke A-sectie wordt ingeleid door een 3-notenmotief dat doorheen het hele A-deel
ononderbroken herhaald wordt. De B-sectie wordt zowel ingeleid als afgesloten met gebroken
drieklanken in fa klein. Wanneer C de eerste keer voorkomt, sluit deze sectie de scène niet af.
Als wijze van brug naar de volgende A-sectie, werd er een extra lettergedeelte (m)
toegevoegd. De C-secties hebben niets als voortekening staan, maar m bestaat uit een
gebroken drieklank in fa klein.
39
Units
1 3-notenmotief
2- 17 A-sectie
18-24+ 24A
18
24A
B-sectie
In unit 18een gebroken drieklank in fa klein als brug tussen A en B
(6achtste noten)
In unit 24A gebroken drieklank in fa klein als brug tussen B en A (8
achtste noten)
25 3-matenmotief
26-51 A-sectie
52-58A
52
58A
B-sectie
In unit 52 een gebroken drieklank in fa klein als brug tussen A en B (6
achtste noten)
In unit 58A een gebroken drieklank in fa klein als brug tussen B en C (8
achtsten)
59 (a-l)
+ (m)
C-sectie
Gebroken drieklank in fa klein (brug naar A)
60 3-matenmotief
61-89 A-sectie
90-99 +99A B-sectie
100 (a-l) C-sectie
Figuur 14: muzikale structuur van de ‘Train’-scène
Philip Glass gebruikt in zijn opera het principe van de additieve/subtractieve techniek en
cyclische structuur. Het additieve/subtractieve proces kent zijn oorsprong in de Indiase
muziek. Het basisidee is dat een unit (bestaande uit een aantal noten) herhaald wordt. Aan
deze groep wordt steeds een noot toegevoegd of weggelaten. Deze techniek zal in alle thema’s
aan bod komen. De cyclische structuur is in deze eerste scène enkel aanwezig in de A-secties.
Bij behandeling van deze sectie zal deze techniek dieper bestudeerd worden.
Zoals uitvoerig besproken in hoofdstuk drie, bevat de opera drie visuele thema’s waarvan
‘Train’ er een is. Night Train en Building zijn de twee variaties die volgen op het originele
thema Train. Night Train is integraal opgebouwd met het materiaal van muzikaal thema 1 (A-
secties). Building is hoofdzakelijk opgebouwd uit materiaal van thema 2 (B-secties), maar
sluit af met een unit bestaande uit thema 3 (C-secties). Een overkoepelende muzikale
40
structuur van het visuele thema ‘Train’ is ABABCABCABC. Met andere woorden kan er een
extra ABC toegevoegd worden wanneer Night Train (A) en Building (BC) ingesloten worden
wanneer we het visuele thema ‘Train’ volgens de muzikale thema’s structureren.
4.1.2 Muzikaal thema 1
In de A-secties gebruikt Glass beide technieken: additief/subtractief proces en cyclische
structuur. Bij het principe van additieve of subtractieve procedures vertrekt Glass van een heel
simpel idee dat kan uitgroeien tot een heel complex geheel. Een heel eenvoudige figuur kan
uitbreiden en inkorten op veel verschillende manieren en toch dezelfde algemene melodische
configuratie behouden. Door de toevoeging (of weglating) van een noot, wordt er echter wel
een andere ritmische vorm aangenomen. Onderstaand notenvoorbeeld komt uit de scène
Train, in de eerst A-sectie (unit 31). Dit voorbeeld illustreert hoe de melodische lijn behouden
wordt, ook al verandert het metrum door weglating van telkens twee noten.
Figuur 15: subtractieve techniek in Train, unit 31
De tweede techniek die Glass toepast in de opera Einstein on the Beach is deze waarbij Glass
gebruik maakt van ritmische cycli. Twee verschillende ritmische patronen van verschillende
lengtes worden boven elkaar geplaatst. Afhankelijk van hun lengte, zullen ze een bepaald
aantal keer herhaald moeten worden. Hierdoor eindigen ze uiteindelijk samen op hun
startpunt, waardoor ze de cyclus afronden. Sommige auteurs benoemen deze structuur ‘wheels
inside wheels’56
. Onderstaand notenvoorbeeld is de tweede unit in Train en illustreert Glass’
gebruik van de cyclische structuur. De piccolo en de rechterhand van de piano hebben een
partij bestaande uit acht achtste noten. Tenorsaxofoon en de linkerhand van de piano hebben
een partij bestaande uit drie kwartnoten. De partij bestaande uit vier tellen en de partij
bestaande uit drie tellen moeten respectievelijk drie keer en vier keer herhaald worden opdat
ze samen zouden eindigen.
56
Philip Glass,Music by Philip Glass. New York: Harper&Row, 1987: 59. Glass verduidelijkt echter niet welke auteurs deze structuur zo benoemden.
41
Figuur 16: cyclische structuur in unit 2 van Train
Kyle Gann bespreekt in zijn artikel ‘Intuition and algorithm in Einstein on the Beach’ op de site
NEWMUSICBOX de A-secties in detail.
Figuur 17: Analyse van de A-secties door Kyle Gann
Het bovenstaande diagram brengt de drie A-secties van de eerste scène Train in kaart. Hoe
vaak een unit herhaald wordt, is weggelaten. Het diagram beperkt zich tot de sopraanstem.
Het rechterdeel geeft de toonhoogtes weer. Aangezien er drie mollen aan de voortekening
staan, moet elke A, E en B gelezen worden als Ab, Eb en Bb.
42
Doorheen alle A-secties is er een drienotenmotief dat ononderbroken gespeeld wordt door de
saxofoon. Dit motief bestaat uit de drie kwartnoten EbFAb, wat een ¾ metrum suggereert. De
stemmen zingen voortdurend kwartnoten, uitgezonderd een refrein dat uit achtste noten
bestaat (zie infra). De verschillende units zijn niet allemaal even lang. In bovenstaand diagram
is dit te merken aan het aantal noten dat elke unit bezit. Wanneer het aantal kwartnoten in de
zangstem niet deelbaar is door drie, ondergaan de saxofoon en stemmen een faseverschuiving
(zie supra ‘cyclische structuur’). Het aantal herhalingen wordt enkel bijgevoegd in het
diagram wanneer er sprake is van cyclische structuren. Alle cijfers aan de linkerkant duiden
het aantal kwartnoten aan in elke unit. De aanduidingen 4x3 of 5x3 betekenen dat er een
faseverschuiving plaatsvindt tussen de ostinatopartij van de saxofoon en de zang. Het aantal
keer herhalen is hier van belang. Het eerste getal staat voor het aantal tellen in de unit, het
tweede staat voor het aantal herhalingen dat vereist is opdat de sopraan samen kan eindigen
met de ostinatopartij. Aanduidingen zoals 6+4+2 of 5+4+3+2+1 duiden een supplementair
ritme aan. Dit houdt in dat er een additief of subtractief proces plaatsvindt. De
additieve/subtractieve techniek komt alleen maar voor in de tweede A-sectie. Zoals reeds
vermeld, wordt er enkel gebruik gemaakt van kwartnoten, behalve in het refrein. Dit refrein
staat als enige in achtste noten op Ab-F-Ab-Bb-C-Bb. Ze worden gezongen op de notennamen
la-fa-la-si-do-si. Dit refrein werd eerder aangehaald in het tweede hoofdstuk als envois. Dit
motto komt ook terug in de scène Night Train. In Train zelf komt de envois twee keer aan het
begin van de eerste A-sectie. Verder sluit dit motief steeds elke A-sectie af.
Voor een beter begrip plaatste Gann ook de melodie van de sopraanstem van alle drie de A-
secties onder elkaar. De vergelijking tussen de drie sopraanstemmen (en de tenorstem57
) toont
dat de sopraanstem steeds hetzelfde verloop kent. De sopraanstem begint steeds met een
afwisseling tussen de noten Ab en Bb. Deze stem bouwt op naar Eb en dan F, waarna ze terug
daalt naar Bb, alvorens elke sectie afsluit met het la-fa-la-si-do-si motto. Toch is het
melodische en ritmische karakter van de route in elke A-sectie anders. De eerste A-sectie
bereikt de hoge F relatief snel. De tweede doet er heel erg lang over om ze te bereiken en in
de derde A-sectie wordt er voor een lange tijd gecirkeld rond de F en de Eb, als het ware een
climaxmoment. Zoals reeds vermeld maakt Glass enkel in de tweede A-sectie gretig gebruik
van de subtractieve of additieve techniek. De derde A-sectie bevat als enige een additief
proces middenin een unit en een extra subtractief proces. Aan het einde van elke A-sectie valt
elke sectie onder een subtractief ritmisch proces bestaande uit 5-4-3-2 alvorens ze het la-fa-la-
57
Beweegt altijd een grote terts of in reine kwart met de sopraanstem
43
si-do-si motto spelen. Het is opmerkelijk hoeveel ritmische en melodische opties er waren
voor Glass om de reis te maken van Ab naar F. Om dan terug te keren naar het afsluitende
refrein. Hij behandelde dit verloop met zorg om dezelfde bestemming te bereiken via andere
routes. Voor Gann bewijst Glass hiermee ver verwijderd te zijn van het typische concept van
vroeg-minimalisme waarbij alles reeds logisch gepredestineerd werd. Hij stelt dat de melodie
hierbij geconceptualiseerd wordt door het ritme. Dit voorbeeld bewijst des te meer de
superieure omgang met ritme ten opzichte van de melodie.
44
Figuur 18: melodische lijn van de alt in de ‘Train’-scene
45
4.1.3 Muzikaal thema 2
Voor de analyse van de B-secties werd er ook een techniek ontleend aan Kyle Gann. Gann
analyseerde in zijn artikel ‘Intuition and Algorithm in Einstein on the Beach’ de ‘Building’-
scène. In deze scriptie zullen de B-secties op dezelfde manier geanalyseerd worden als de
manier waarop Gann het deel van de ‘Building’-scène gebaseerd op thema 2, geanalyseerd
heeft. Deze unitgewijze analyse geeft mijn inziens te weinig inzicht in de componeerstijl van
Glass. Daarom zal ik persoonlijk zelf een unitoverschrijdende analyse maken (zie infra).
Zoals reeds vermeld, hebben de drie B-secties een louter instrumentale bezetting, namelijk
twee orgels. De eerste twee B-secties zijn identiek aan elkaar. De derde B-sectie is uitgebreid,
maar werd ook opgebouwd rond muzikaal thema 2. Dit tweede muzikale thema bestaat
integraal uit vier modules. Verschillende combinaties van deze modules vormen deze secties.
Volgend notenvoorbeeld illustreert de verschillende mogelijke modules. Gann merkte in zijn
analyse van de ‘Building’-scène op dat deze modules tot op microniveau complex zijn,
aangezien module 1 deel uitmaakt van module 2 en module 3 deel uitmaakt van module 4.
Figuur 19: de vier verschillende modules in de B-secties
De units uit het B-deel die bekeken worden, zijn beperkt tot de units die integraal bestaan uit
de vier modules. De unit die eraan voorafgaat en de unit die de sectie afsluit, laat ik buiten
beschouwing aangezien zij voor mij als doorgangsunits fungeren om de brug te maken tussen
de verschillende secties. Per unit (een rij) heb ik de modules die gebruikt worden naast elkaar
geplaats. Op die manier kan er unitgewijs onderzocht worden of er een interne logica te
vinden is zodat de combinaties van de modules 1, 2, 3 en 4 gesystematiseerd kunnen worden.
Bij elke overgang naar de volgende rij is er alvast een additieve of subtractieve logica te
vinden. Wat Gann opmerkte bij de ‘Building’-scène is dat de 3/8 modules beginnen met een
46
gevoel in 6/8. De basis is de combinatie van modules 2 en 4 per unit. Dit element zit in elke
rij. Zoals reeds vermeld, maakt module 1 deel uit van module 2 en maakt module 3 deel uit
van module 4. Uit onderstaande figuur is op te merken dat er enkele vaste opeenvolgingen
zijn waar niet van afgeweken wordt. Wanneer module 1 toegevoegd wordt, gaat zij altijd
vooraf aan module 2. Hetzelfde geldt voor de module 3 die steeds voorafgaat aan module 4.
Bij toevoeging van module 1 of 3 wordt het gevoel van een 6/8 maat verstoord door een
onderbreking van een kwartnoot. Alle bovenstaande opmerkingen werden eerst door Gann
opgemerkt bij zijn analyse van de ‘Building’-scène. Glass ging echter op dezelfde manier op
met de behandeling van de vier modules in de ‘Train’-scène. De analyse die volgt is van eigen
hand, net als de conclusies die eruit getrokken zullen worden.
Zoals reeds vermeld zijn de eerste twee B-secties identiek. Deze wordt eerst onder de loep
genomen. Om verwarring te voorkomen, herhaal ik het feit dat de cijfers die gebruikt worden
in onderstaande voorstelling van de eerste twee B-secties staan voor de module en niet voor
aantal achtste noten.
Figuur 20: unitgewijze analyse van B-secties 1 en 2
De eerste drie units van de zes worden alleen maar vervolledigd door de eerste module. De
eerste keer wordt zelfs de basis combinatie van module 2 met 4 extra toegevoegd. In de vierde
unit wordt zowel module 2 als module 4 voorafgegaan door zijn verkorte versie module 1 en
3. Na dit tiennotenpatroon van module 1234 wordt per unit eerst module 1 weggelaten, dan
module 3 om uit te komen zoals de sectie begon met de basiscombinatie van module 2 met
module 4. De muzikale continuïteit is niet onlogisch, maar geen enkele volgende unit kan met
zekerheid voorspeld worden. Hoewel Glass deze opeenvolgingen simpele wiskundige
progressies noemt, blijft dit een zeer onvoorspelbare sequens.58
Het derde verschijnen van sectie B in Train is een uitgebreide versie van de twee identieke
voorgaande B-delen. Naast drie extra units (van zes naar negen), bevatten alle units in de
58
Gann, Intuition and Algorithm in Einstein on the Beach
47
derde B-sectie ook meer modules. In de eerste twee B-secties kwam de basiscombinatie van
module 2 met 4 (op uitzondering van de tweede unit) slechts een keer voor per unit. Bij de
uitgebreide B-sectie bevat bijna elke unit (uitgezonder unit 1,8 en 9) twee keer de
basiscombinatie. Deze B-sectie begint en eindigt ook met de basiscombinatie. Ook wordt er
gebruik gemaakt van de additieve en subtractieve techniek. Het grootste verschil met de
voorgaande twee B-secties is dat in de middelste (vijfde) unit een nieuwe combinatie
voorkomt die voordien nog niet voorgekomen is. Module 1 wordt ook voorafgegaan door
module 1. In de uitgebreide versie komt het tiennotenpatroon van de vier modules ook vaker
voor. Net zoals de eerste twee B-secties zit er ergens wel wat logica in, maar blijft de
voorspelbaarheid te beperkt om van gesystematiseerde combinaties te spreken.
Figuur 21unitgewijze van B-sectie 3
Glass beschrijft het geaccentueerde ritmische profiel als kenmerkend element voor het
materiaal uit het muzikale thema twee. In dit ritmisch patroon vormen de herhaalde figuren
(modules) simpele wiskundige progressies. Aangezien dit in de unitgewijze analyse niet
volledig bewezen werd, zal ik ook een unitoverschrijdende analyse maken van de B-secties in
Train. Hiervoor werden twee grafieken gemaakt waarbij de x-as het verloop van de achtste
noten toont en de y-as de toonhoogte aangeeft. Elke toonhoogte krijgt per halve toon een
hoger cijfer. Voor de duidelijkheid begint de y-as met het cijfer 0 die de toonhoogte B
voorstelt en eindigt de y-as met het cijfer 18 die de toonhoogte F voorstelt.
De vijf toonhoogtes die gebruikt worden in de vier modules zijn terug te vinden in
onderstaande legende.
48
Cijfer 16 9 6 4
toonhoogte Es As F Es
Figuur 22: legende bij grafiek
Onderstaande grafiek toont het melodisch verloop van de twee eerste B-secties. De
basiscombinatie BD wordt eerst twee keer voorgesteld. Hierna is het duidelijk dat wanneer er
twee pieken zijn bovenaan, er slechts één piek onderaan is. Dit gebeurt drie keer. Hierna
gebeurt het tegenovergestelde. Wanneer we enkel kijken naar wat er in de grafiek gebeurt,
zijn er toch wat extra regelmatigheden te vinden. Zo is er slechts een piek onderaan wanneer
er bovenaan twee pieken zijn en omgekeerd. Ook is er een duidelijke symmetrie in de
bovenste pieken: 1 – 1 – 2 – 2 – 2 – 1 – 1.
Figuur 23: unitoverschrijdende tabel van B-sectie 1 en 2
Onderstaande grafiek toont het melodisch verloop van de derde B-sectie. Deze grafiek toont
ook extra regelmatigheden, waar de unitgewijze methode tekortkwam. Ter verduidelijking
werd er een tabel toegevoegd waar de pieken in schema gebracht werden. Zo is er in de
bovenste helft van de tabel te merken dat de bovenste pieken een duidelijke symmetrie
gegeven werd met als middelpunt drie keer Es (de twee keer A in de unitgewijze analyse). Zo
is er in de bovenste pieken een zeer duidelijke symmetrie te vinden. Wat de onderste pieken
0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
1 3 5 7 9 11 13 15 17 19 21 23 25 27 29 31 33 35 37 39 41 43 45 47 49 51
49
0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
1 4 7
10
13
16
19
22
25
28
31
34
37
40
43
46
49
52
55
58
61
64
67
70
73
76
79
82
85
88
91
94
97
10
0
10
3
10
6
10
9
11
2
11
5
11
8
betreft is het gedeeltelijk gesystematiseerd. Vanuit het middelpunt (de drie pieken) gezien
staan het aantal pieken omgekeerd. Waar er aan de linkerkant een 1 staat, staat er aan de
rechterkant een 2 (rode cijfers op de onderste lijn van de tabel).
4.1.4 Muzikaal thema 3
Zoals reeds vermeld in vorige hoofdstukken was het werk Another Look at Harmony een
belangrijk werk in de totstandkoming van de opera Einstein on the Beach. Glass botste op
een probleem van harmonische aard. Hij was op zoek naar een manier om harmonische
progressie te combineren met de ritmische structuur die hij reeds ontwikkeld had. In Einstein
on the Beach probeert hij dit probleem steeds op andere manieren op te lossen. In de scène
Train gebruikt Glass de reeds besproken akkoordprogressie bestaande uit vijf akkoorden met
in het midden een pivoterend akkoord. In tegenstelling tot de andere secties, komt C slechts
twee keer voor. Op enkele details na zijn ze identiek. Bij de tweede C-sectie wordt een koor
toegevoegd die afhankelijk van de ritmische lengte cijfers van 1 tot 3 of 4 zingen.
In de analyse van Gann kwam ook de scène ‘Bed’ aan bod. Hierbij bracht hij de ritmes per
akkoord in kaart. De lengte van elke ritmische cyclus breidt op een voorspelbare manier uit.
Boven 1 2 1 2 1 2 1 3 1 2 1 2 1 2 1
Onder 1 1 1 1 2 2 1 2 1 1 2 2 1 2 1
Figuur 24: verduidelijking bij grafiek
Figuur 25: unitoverschrijdende tabel van B-sectie 3
50
Figuur 26: systematische weergave van de Bedscène van Kyle Gann
Uit de analyse van Gann kunnen we afleiden dat Glass wel op een systematische manier zijn
additieve techniek toepast. Wanneer we deze analysetechniek echter toepassen op de C-
secties van Train, merken we dat hij bij geen enkel akkoord stelselmatig extra ritmische
waarden toevoegt.
F Db Bbb//A B E
4
3
3
3
3
4
4+3
4+3
4+3
4+3
4+3
4
3
3
3
3
4
4
4
3+3
4+3
4+3
4+3
3
4
3
3
4
4
4
4
4
4
3+3
3+3
4
3
3
4
4
4
3
3
3
3+3
4+3
4+3
3
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
3+3
4
Figuur 27: systematische weergave van de C-sectie volgens de ontleende methode van Kyle Gann
Om andere inzichten te krijgen in de C-sectie heb ik de informatie uit figuur 6 in de vorm van
een kolom ondergebracht. Op de x-as staan de verschillende deeltjes van de unit (A,B,C…)
die onderverdeeld worden per akkoord. Op de y-as bevindt zich het aantal achtste noten dat
Glass aan elk akkoord toeschrijft. Het eerste en het laatste segment (A en L) zijn identiek. Uit
de tabel kunnen we het verloop opdelen in twee delen. Het eerste deel loopt van segment B tot
51
en met segment F. Dit verloop bevat enkel de ritmische waarden 3 en 4. Initieel is er een
overmacht aan waarden bestaande uit drie achtste noten. Naarmate we segment F naderen,
helt de meerderheid over naar waarden bestaande uit vier achtste noten. Het tweede deel loopt
van segment G tot en met segment K. Dit deel wordt gekenmerkt door een toename aan
waarden bestaande uit zes en zeven achtste noten. Segmenten G en H zijn ook identiek met
het akkoord f als enige bestaande uit zeven achtste noten. Tot en met segment K blijft de
ritmische waarde van het akkoord f zeven achtste noten. In segmenten I en J bereiken
respectievelijk de akkoorden Db en B hun maximumwaarde van zeven achtste noten. De
akkoorden Bbb/A en E bereiken slechts een maximumwaarde van zes achtste noten. Zij
bereiken dit maximum respectievelijk in segment J en K. Over de gehele lijn kan een toename
opgemerkt worden tot en met K. In segment K bereiken alle akkoorden hun maximumwaarde.
Na het bereiken van het langste segment, wordt het eerste segment herhaald. In de C-sectie
kan geen systematiek gedetecteerd worden wat de additietechniek betreft. Wel kan er over de
hele lijn een bij benadering systematische toename gezien worden.
52
Figuur 28: diagram C-secties
53
4.2 Visueel vs. Muzikaal
Na een louter muzikale analyse van de ‘Train’-scène, zal er ook onderzoek gedaan worden
naar Wilsons dramaturgie. Hoofdstuk drie was gewijd aan een algemene theatrale analyse.
Deze sectie zal dieper ingaan op de het theatrale aspect van enkel de ‘Train’-scène en het
verband onderzoeken tussen de muziek en het visuele. Voor het onderzoek in deze thesis werd
gebruik gemaakt van de opvoering in Théâtre du Châtelet te Parijs op 7 januari 2014.
In de vorige sectie werd de ‘Train’-scène muzikaal gestructureerd volgens de terugkerende
muzikale thema’s ‘ABABCABC’. Wanneer elke herhaling van A beschouwd wordt als een
nieuw deel, kan deze scène muzikaal onderverdeeld worden in drie delen. De ‘Train’-scène
doorloopt zoals besproken in hoofdstuk drie, drie keer dezelfde hoofdactie: een trein beweegt
horizontaal over het podium en wordt gestopt door een verticale lichtstraal. Visueel komt de
verdeling in drie delen hiermee overeen. Zo komt A1-B1 overeen met het eerste voorkomen
van de hoofdactie, A2-B2-C1 met de eerste niet-identieke herhaling van de hoofdactie en A3-
B3-C2 met de laatste keer dat de trein opkomt en onderbroken wordt door een lichtstraal.
Deze drie delen worden niet alleen onderscheiden van elkaar door het herhalen van de drie
gelijkaardige acties. Visueel wordt deze onderverdeling extra in de verf gezet door tussen elk
deel het licht volledig te doven tussen elk deel.
Onderstaand schema (figuur 30) geeft een overzicht van welke acties er visueel
overeenkomen met de muzikale thema’s, welke personages er voorkomen en welke actie als
‘cue’ fungeert. Alvorens dit schema verduidelijkt wordt, zullen eerst de personages die het
meest voorkomen in deze scène toegelicht worden.
Het decor van de ‘Train’-scène heeft een grijze achtergrond. Een kleine jongen (nummer 1 in
figuur 29) staat op een platform aan de top van een kraan. Dit personage is gedurende de hele
scène aanwezig. Dit personage houdt ofwel een verlichte kubus vast ofwel wandelt hij
occasioneel heen en weer over het platform en gooit papieren vliegtuigjes naar beneden.
Wanneer het licht aangaat op scène, begint een vrouw (nummer 2, figuur 23) diagonaal te
stappen. De diagonale pas herhaalt ze ongeveer 50 keer gedurende het verloop van de ‘Train’-
scène. De afstand die ze aflegt wordt korter naargelang het einde van de herhaling van een
unit nadert. Hierna begint ze opnieuw. Ze stapt goed door en ze houdt een pijp in haar hand.
De andere arm steekt ze af en toe uit om wat variatie in haar beweging te steken. In alle drie
de delen herhaalt deze vrouw haar acties.
54
Iets later komt er een man in rode T-shirt (nummer 3) op het toneel die ook enkele
bewegingen steeds herhaalt. Er zal naar dit personage verwezen worden als ‘Crazy Eddie’.
Crazy Eddie staat vaak met zijn rug naar het publiek. Zijn meest voorkomende beweging is in
de lucht schrijven. Aan het einde van de scène spreekt hij ook de eerste tekst, geschreven door
Christopher Knowles. Op figuur 23 is er een schelp te zien. Hoe deze schelp als attribuut
behandeld wordt, volgt later in deze sectie. De stoel is een belangrijk attribuut in de opera.
Deze stoel wordt de hele ‘Train’-scène verlicht. Deze stoel symboliseert het personage
‘Einstein’. Op deze stoel gaat een persoon die lijkt op Einstein later in de opera zitten. Deze
figuur speelt ook viool (de echte Albert Einstein was amateur-violist). Deze stoel staat niet op
het podium en staat niet in de orkestbak. Het staat er als het ware tussenin. Dit personage kan
geïnterpreteerd worden als de wetenschapper Einstein zelf, of louter als een getuige van het
hele gebeuren. Dit specifieke personage toont het belang van de complementariteit aan van
alle verschillende aspecten die Wilson gebruikt. Alles wat je kan zien op het podium draagt
bij tot het geheel. De identiteit van het personage ‘Einstein’ wordt op die manier gevormd,
maar ze zal in de opera zelf nooit volledig evolueren. Dit is aan de toeschouwer zelf om in te
vullen.
Figuur 29: screenshot van de opvoering in Parijs in Théâtre du Châtelet (37:31)
55
Muzikale thema’s Visueel Personages Cues
Thema 1 A1 De scène begint wanneer het podium volledig donker is, stoel is uitzondering. Hierna komt de trein in beeld.
- Vrouw in diagonale tred
- Crazy Eddie - Kleine jongen
op kraan
Verlicht podium – zang Zang – diagonale pas Begin unit 5 – Crazy Eddie komt op Opkomst trein – Crazy Eddie maakt aanstalten te tekenen
Thema 2 B1 Trein is in beeld en verticale lichtstraal bereikt de grond.
Thema 1 A2 De scène begint wanneer het volledig donker is, kubus en Crazy Eddie zijn verlicht. Trein komt op. Scherm komt naar beneden met afbeelding op van een echte trein.
- Vrouw in diagonale tred
- Crazy Eddie - Kleine jongen
op kraan - Tweede vrouw
A2 (drienotenmotief) – blackout Zang – licht geven aan accenten Crazy Eddie springt – licht volledig aan Opkomst trein – Crazy Eddie maakt aanstalten te tekenen Unit 42 (hoge fa wordt bereikt) – papieren vliegtuigjes nemen en gooien Unit 47 (laatste unit voor B) – scherm omhoog
Thema 2 B2 Trein rijdt verder het podium op. Drie nieuwe personen op het podium.
- = A2 + - Een groepje
van drie - Machinist
Drieklanken in fa klein – groepje van drie gaat op grond zitten en de trein stopt met rijden.
Thema 3 C1 De verticale lichtstraal bereikt de grond. Nu bevindt de lichtstraal zich net voor de trein.
- A2 + B2 C1 – lichtstraal
Thema 1 A3 A3 – blackout Zang – licht aan (accenten) Crazy Eddie springt – licht volledig aan AFABCBmotto – jas uit van Crazy E Fa klein akkoord – persoon met Aziatische afkomst komt op houdt schelp aan oor – licht dimmen
Thema 2 B3 Fa klein akkoord – Chinees komt op Chinees houdt schelp aan oor – licht dimmen
Thema 3 C2 Verticale lichtstraal daalt, nu met straal in de buis van de trein. Opmerkelijk: diagonaal het langst en snelst. Kraan kantelt.
C2 – lichtstraal
Figuur 30: muzikaal versus visueel in schemavorm
56
De scène Train heeft, zoals reeds aangehaald, een gelijkaardige structuur als de
overkoepelende structuur van de drie visuele thema’s. In hoofdstuk drie zagen we dat er een
muzikale logica zit in het terugkeren van de drie visuele thema’s (Train, Trial en Spaceship).
Deze ontwikkeling op macroniveau doet zich ook voor op microniveau in de ‘Train’-scène
afzonderlijk. De scène begint met een basisvoorstelling van de hoofdactie. Nadat muzikaal
thema 1 en 2 gespeeld werden, is de hoofdactie voor een eerste keer voltrokken. De scène
begint zonder verlichting. Wanneer het licht aangaat staat de vrouw die een diagonale pas
aanhoudt, Crazy Eddie en de jongen op het platform al op het podium. In de tijdspanne van
muzikaal thema 1 (A1) komt ook de trein op. Tijdens muzikaal thema 2 (B1) komt de
verticale lichtstraal naar beneden. De lichtstraal bevindt zich op een afstand van de trein. De
beweging van Crazy Eddie beperkt zich tot schrijven in de lucht in dit eerste deel (A1-B1).
Het licht gaat uit. In deel twee (muzikaal A2-B2-C1) voltrekt zich hetzelfde patroon: de trein
komt horizontaal op en een verticale lichtstraal onderbreekt het gebeuren. Naast dezelfde
hoofdactie, worden er extra elementen toegevoegd. Er kan dus duidelijk van een variatie van
de hoofdactie gesproken worden. Muzikaal is de grootste verandering de toevoeging van
muzikaal thema 3. Tijdens muzikaal thema 3 daalt visueel de lichtstraal neer. De lichtstraal
bevindt zich in dit tweede deel net voor de trein. De lichtstraal blijft op dezelfde plek van het
podium. Het is de trein die verder rijdt. De machinist van de trein is zichtbaar. Niet alleen
muzikaal, maar ook visueel werden er extra elementen toegevoegd. Zo werd er tijdens
muzikaal thema 1 (A2) een afbeelding getoond van een echte trein. Verder zijn er extra
personages toegevoegd. Tot slot komt de lichtstraal steeds dichter bij de trein. In de
hoofdactie stond deze nog ver weg, nu raakt de lichtstraal de trein rakelings. Het derde deel
(muzikaal A3-B3-C2) draait nog steeds om de trein die opkomt en onderbroken wordt door de
verticale lichtstraal. Opmerkelijk is wel dat de lichtstraal in dit derde deel in de schoorsteen
van de trein belandt. Opnieuw is de C-sectie (muzikaal thema 3) gewijd aan het dalen van de
lichtstraal. Net als in het eerste en tweede deel, is de cue voor Crazy Eddie om aanstalten te
maken te tekenen, de snuit van de trein.
Het is duidelijk dat elk deel in teken staat van de hoofdactie. Zoals we in hoofdstuk drie
gezien hebben, herhaalt Wilson de visuele thema’s in Einstein on the Beach volgens het
principe van muzikale variatie. Elke keer een visueel thema (Train, Field en Spaceship)
herhaald wordt in de vorm van een scène, is het thema een variatie en een reductie van het
origineel. De muzikale logica op macroniveau is ook terug te vinden in zowel de muziek als
dramaturgie op microniveau in de ‘Train’-scène. De reductie tot abstractie die te merken is in
57
het herhalen van elk muzikaal thema, is echter niet merkbaar. De hoofdactie wordt in het
eerste deel van de ‘Train’-scène voorgesteld. In dit deel wordt de muziek beperkt tot muzikaal
thema 1 en 2. In dit eerste deel zijn de eerste twee thema’s ook het kortste. Muzikaal thema 1
bereikt in het eerste deel vrij snel de hoge F. Het thema moet in het eerste deel sneller dan de
andere A-deeltjes het climaxmoment bereiken aangezien de lichtstraal reeds in muzikaal
thema 2 (B1) daalt. In de twee delen die volgen, daalt de lichtstraal pas tijdens het derde
muzikale thema (C). Dit thema is nog niet aanwezig in het eerste deel. Het aantal van de
personages wordt in het eerste deel beperkt tot het minimum: het klein jongetje op het
platform, de vrouw die diagonaal beweegt over het podium en Crazy Eddie. Ook de
afzonderlijke acties van elk personages wordt tot een minimum beperkt: Crazy Eddie blijft
met zijn rug naar het publiek staan en tekent in de lucht, het kleine jongetje wandelt nog niet
of gooit geen vliegtuigjes naar beneden. De diagonale pas van de vrouw is het kortste. De
units zijn ook het minste lang in dit deel, dus de vrouw heeft een minder grote afstand af te
leggen. Deze kortere afstand heeft tot gevolg dat de vrouw niet snel moet doorstappen. In deel
twee en drie werd het derde muzikale thema toegevoegd. Bij elk verschijnen van muzikaal
thema 1 (A) groeit ze in lengte (zoals uitgebreid besproken werd in vorige sectie). Muzikaal
thema twee en drie compenseren elkaar wat de lengte betreft. B1 en B2 zijn identiek, net als
C1 en C2. In deel twee blijft de lengte van muzikaal thema 2 hetzelfde, maar wordt muzikaal
thema 3 toegevoegd. Ook al blijft muzikaal thema 2 hetzelfde, de lengte van deel twee wordt
sowieso langer doordat C1 (thema 3) toegevoegd wordt. In deel drie blijft muzikaal thema 3
hetzelfde, maar breidt muzikaal thema 2 uit. Muzikaal gezien, wordt dus elk deel langer en
visueel is elk deel energieker. Bij elk verschijnen van muzikaal thema 1 wordt haar lengte niet
alleen langer door extra units, maar elke unit zelf wordt alsmaar langer. Dit wordt visueel
vertaald in de actie van de vrouw die diagonaal wandelt. De afstand die ze aflegt wordt steeds
langer waardoor ze ook sneller moet bewegen. In het derde deel blijft er in muzikaal thema 1
(A3) ook lang stilgestaan bij de hoogste noten. Dit komt doordat thema 2 in deel drie
uitgebreid werd. Daarom was er genoeg tijd alvorens de lichtstraal naar beneden kwam. De
personages nemen in aantal ook steeds toe in elk deel. De omgang met de attributen is ook
anders. De schelp die in het eerste deel gewoon op het podium ligt, wordt in het tweede deel
extra verlicht en in het derde deel wordt ze aan het oor gehouden door een personage dat
enkel in het derde deel aanwezig is. Ze houdt de schelp aan haar oor. Dit gebeurt aan het
einde van de scène. Dit kan geïnterpreteerd worden als een voorbode op de volgende scène
(Field/Spaceship), aangezien Newton beweerde dat je het universum kan horen wanneer je
een schelp aan het oor houdt. Vanaf het tweede deel, staat Crazy Eddie ook met zijn gezicht
58
naar het publiek. De actie die toegevoegd wordt is zijn sprong. In deel 3 behoudt hij de extra
acties, maar spreekt hij ook de tekst van Knowles.
De grootste ontwikkeling kan gezien worden in de hoofdactie. In het derde deel wordt de
climax bereikt wanneer de lichtstraal in de schoorsteen van de trein belandt. Onderstaande
figuur illustreert waarnaartoe de hoofdactie evolueert. Elk deel wordt energieker, drukker qua
personages, muzikaal langer en de hoofdactie bereikt zijn hoogtepunt. Dit hoogtepunt wordt
nog eens extra in de verf gezet door het platform dat naar de trein toe beweegt.
Figuur 31: afloop van de elk voorkomen van de hoofdactie
59
Besluit
De portretopera Einstein on the Beach (1976) is het resultaat van een nauw
samenwerkingsverband tussen Philip Glass en Robert Wilson. Als componist en
theaterproducent vervulden ze afzonderlijk hun functie. Glass’ compositiestijl behoort tot
de repetitieve ‘minimal music’ en Wilson behandelt in zijn dramaturgie elk mogelijk
afzonderlijk aspect op evenwaardige basis. Wilsons dramaturgie en Glass’ muziek zijn
echter onlosmakelijk met elkaar verbonden.
De muzikale stroming ‘Minimal music’(°1950) valt uiteen in twee types die in verband
staan tot elkaar: het repetitieve en het conceptuele type. Tot het repetitieve type behoren
alle varianten waarbij de nadruk ligt op herhaling. Het conceptuele type focust louter op
reductie. De term ‘minimal music’ is afgeleid van het minimalisme dat reeds in de schilder
– en beeldhouwkunst bekend was. Deze periode wordt gekenmerkt door een sfeer van
onderlinge verbondenheid tussen de kunsten. Zowel minimal music als minimal art trachten
een kunstwerk zo objectief mogelijk weer te geven. Hiërarchie tussen verschillende
onderdelen ontbreekt en de waarneming van het geheel wordt belangrijker. Als genre slaagt
minimal music erin de grenzen tussen hoge en lage kunst te doen vervagen.
Philip Glass behoort samen met La Monte Young, Terry Riley en Steve Reich tot de vier
grote Amerikaanse componisten die gezien worden als de pioniers van de stroming
‘minimal music’. Glass zelf spreekt liever van “muziek met repetitieve structuur”. Ravi
Shankar en diens opvatting over Indiase muziek hebben Glass sterk beïnvloed. Met het
werk Music in Twelve Parts bereikte Glass zijn minimalistisch hoogtepunt. Dit werk wordt
gezien als voorbode op Einstein on the Beach. Wat muziektheater betreft, ambieert Glass
een revolutionaire vorm die mensen uitdaagt over de maatschappij te reflecteren. Einstein
on the Beach vormt samen met Satyagraha en Akhnaten een trilogie. Deze opera’s delen
enkel het concept dat de wereld veranderd kan worden aan de hand van ideeën.
Robert Wilson stelde alle essentiële elementen van het traditioneel theater in vraag: de
toeschouwer, de uitvoerder, de auteur, het podium en het verhaal. Er kan van muziektheater
gesproken worden omdat woord, klank en muziek in sterk verband tot elkaar staan.
Kenmerkend voor Wilsons dramaturgie is de omgang met taal. Hij gebruikt taal als middel
om klank te genereren, zonder belang te hechten aan de inhoud ervan.
60
De structuur van de opera was voor beide makers prioritair op een verhaallijn. Samen
verdeelden ze de opera in vier akten die voorafgegaan, afgesloten en van elkaar
onderscheiden worden door vijf intermezzo’s (Knee Plays). Ze besloten ook dat er drie
visuele thema’s zouden zijn, namelijk Train, Trial en Field/Spaceship. Deze thema’s
benoemden ze respectievelijk A, B en C. De thematische ordening van de opera is
gebaseerd op het principe dat de volgorde A, B en C gevolgd moet worden en op die
manier dat alle combinaties met A, B en C gemaakt moeten worden. Een thema mag niet
herhaald worden alvorens ze allemaal voorgekomen zijn en er is een opgelegd minimum
van twee thema’s per akte. Zo bevat akte 1 thema A en B (Train en Trial), akte 2 C en A
(Field en Train), akte 3 B en C (Trial en Field). De thema's komen alle drie samen in akte 4.
Dit geeft een totaal van 9 scènes. Wilson vervaardigde een ‘visual book’ met tekeningen
van hoe het podium eruit moest zien. Op basis van dit ‘visual book’ componeerde Glass.
Twee werken van Glass droegen bij in de totstandkoming van Einstein on the Beach. In het
werk Music in Twelve Parts ontwikkelde Glass twee technieken die intensief gebruikt
worden, namelijk de additieve/subtractieve techniek en het principe van cyclische structuur.
Dit zijn twee technieken die voortkomen vanuit ritmische modellen. Bij de
subtractieve/additieve techniek wordt een noot weggelaten of toegevoegd waardoor het
metrum verandert. De melodielijn blijft echter intact. Het cyclisch principe bestaat uit twee
ritmische patronen die boven elkaar geplaatst zijn. Afhankelijk van hun lengte zullen ze een
bepaald aantal keer herhaald moeten worden om gelijktijdig te eindigen. Hoewel Glass de
Westerse compositie-idealen omgedraaid heeft door te vertrekken van het ritme, blijft
harmonie ook een belangrijk onderdeel. Met oog op structurele harmonie heeft het werk
Another Look at Harmony bijgedragen.
Muzikaal gebruikt Glass drie akkoordopeenvolgingen doorheen de opera. Ze bestaan uit
vijf (f-Db-Bbb/A-B-E), vier (f-Eb-C-D) en drie (a-G-C) akkoorden. De akkoordprogressie
bestaande uit vijf akkoorden is de meest voorkomende en bevat zowel een cadens als
modulatie. Het spilakkoord bevindt zich perfect in het midden en zorgt ervoor dat de
progressie exact een halve toon lager eindigt. Ook de progressie bestaande uit drie
akkoorden bevat een cadens, namelijk een simpele vi-V-I-cadens. De Knee Plays bevatten
het basismateriaal dat zich in de scènes verder ontwikkelt. Net als drie visuele thema’s,
bevat de opera ook drie muzikale thema’s. De muzikale thema’s staan in verband met de
visuele thema’s, maar vallen hier niet mee samen. In het eerste muzikale thema wordt
61
gebruik gemaakt van het cyclisch principe. Het tweede muzikale thema is een herwerking
van het eerste thema, maar hier werkt Glass met de subtractieve/additieve techniek.
Muzikaal thema drie valt samen met de frequent gebruikte akkoordopeenvolging bestaande
uit vijf akkoorden. In de opera kunnen er drie tooncentra onderscheiden worden: C, f/E en
A/Ab. Ondanks deze begrenzing en het structurele karakter van de harmonie, waarborgen
de complexe ritmische technieken een blijvende fascinatie voor de harmonie. Einstein on
the Beach bevat geen verhaal. Er wordt gezongen op cijfers en notennamen. De cijfers
vertegenwoordigen de ritmische structuren en de solmisatie de toonhoogten. Andere
tekstvormen zijn proza, dichtvorm en een combinatie van de twee. Deze worden echter niet
gezongen, maar gesproken. Deze teksten zijn louter van belang voor de klank die ze
genereren.
Als portretopera schetst Einstein on the Beach de historische figuur Albert Einstein.
Ondanks het willekeurige karakter van de titel, kunnen alle beelden en acties in verband
gebracht worden met deze wetenschapper. Het portret was voor de makers een poëtische
visie. Voor hen is niet de betekenis van de opera belangrijk, wel of ze betekenisvol kan
zijn. Betekenis als triviaal aspect komt ook tot uiting in de verschillende acties. Deze
blijven suggestief en staan niet in relatie tot elkaar. De focus van Wilsons dramaturgie ligt
op de gelijkwaardige behandeling van alle afzonderlijke elementen.
Op macroniveau werd duidelijk dat Wilsons dramaturgie minimalistische kenmerken
vertoont. Niet alleen gebruikt Wilson vaak een minimum aan materiaal, ook behandelt
Wilson het terugkeren van de drie visuele thema’s volgens muzikale variatie. Elk thema
komt drie keer voor. Het eerste voorkomen van een visueel thema is de presentatie ervan.
Elk terugkeren van een visueel thema is een variatie op het originele thema. Het terugkeren
van de drie thema's vormt op zichzelf een ontwikkeling. Elke variatie is tevens een reductie
van het originele thema tot abstractie bij de tweede variatie (derde verschijnen van het
thema). Elke keer een thema opnieuw verschijnt, wordt ze energieker. Deze ontwikkeling
doet zich ook op microniveau in de ‘Train’-scène voor.
De ‘Train’-scène bevat alle drie de muzikale thema’s. Het verloop volgens de muzikale
thema’s is als volgt: ABABCABC (A= muzikaal thema 1; B= muzikaal thema 2; C=
muzikaal thema 3). De A-secties bevatten zowel de additieve/subtractieve techniek als het
cyclisch principe. Elke A-sectie kent hetzelfde verloop, maar het melodische en ritmische
karakter is elke keer anders. De eerste A-sectie bereikt de hoge F relatief snel. De tweede
62
doet er heel erg lang over om ze te bereiken en in de derde A-sectie wordt er voor een lange
tijd gecirkeld rond de F en de Eb, als het ware een climaxmoment. De B-secties bevatten
een interne complexiteit. Het muzikaal thema is integraal opgebouwd uit 4 modules waarbij
module 1 deel is van module 2, en module 3 deel is van module 4. De eerste twee B-secties
zijn identiek. Wat de combinatie van de verschillende modules per unit betreft, zit er een
duidelijk systeem in. De derde B-sectie bevat complexere combinaties. De twee identieke
C-secties ontbreken systematiek. In de ‘Train’-scène kan over de hele lijn bij benadering
wel een systematische toename gezien worden wat het aantal tellen per unit betreft.
Wanneer elke herhaling van A beschouwd wordt als een nieuw deel binnen de ‘Train’-scène,
kan deze scène muzikaal onderverdeeld worden in drie delen. De ‘Train’-scène doorloopt drie
keer dezelfde hoofdactie: een trein beweegt horizontaal over het podium en wordt gestopt
door een verticale lichtstraal. Visueel komt de verdeling in drie delen hiermee overeen. Zo
komt A1-B1 overeen met het eerste voorkomen van de hoofdactie, A2-B2-C1 met de eerste
niet-identieke herhaling van de hoofdactie en A3-B3-C2 met de laatste keer dat de trein
opkomt en onderbroken wordt door een lichtstraal. Visueel wordt deze onderverdeling extra
in de verf gezet door tussen elk deel het licht volledig te doven. Ook op microniveau is er
muzikale logica in Wilsons dramaturgie. Anders dan op macroniveau, vinden we identiek
hetzelfde terug in de muziek. Het eerste deel is louter presentatie, waarna de delen erna zowel
visueel als muzikaal variaties zijn. Muzikaal wordt elk deel langer en complexer. Visueel
reageren de personages energieker. Dit doen ze enerzijds doordat de muziek complexer wordt,
anderzijds nemen ze toe in aantal en voeren ze meer afzonderlijke acties uit. Anders dan op
macroniveau vindt er geen reductie plaats: de essentie van de hoofdactie blijft intact.
Wilsons dramaturgie vertoont op macroniveau muzikale logica. Het verband tussen muziek en
dramaturgie blijft in de overkoepelende structuur slechts op de oppervlakte. In de ‘Train’-
scène is de link tussen muziek en dramaturgie duidelijker. Zo treedt er ook muzikale variatie
op in Wilsons dramaturgie, maar deze variaties doen zich ook voor in Glass’ muziek. De link
tussen de muziek en dramaturgie is op microniveau heel sterk. Het resultaat van deze thesis is
een zeer nauwe band tussen muziek en dramaturgie. Enkel de ‘Train’-scène werd onderzocht.
Glass en Wilson verklaarden immers soms bewust de muziek en dramaturgie naast elkaar te
plaatsen. Een mogelijke piste voor onderzoek zou kunnen zijn om elke scène te behandelen en
een systematiek te zoeken tussen wanneer de makers ervoor kiezen de muziek al dan niet op
elkaar af te stemmen. De sterke link tussen muziek en dramaturgie kan doorgetrokken worden
naar een gelijkaardige manier van werken van beide makers. Een van de basisprincipes van
63
minimalisme is dat er geen hiërarchie heerst tussen verschillende delen. In de muziek vertaalt
zich dat in de gelijkwaardige behandeling van harmonie en ritme. Ook al vertrekt Glass vanuit
het ritme, doet dit geen afbreuk aan het belang van de harmonie. In de opera wordt dit
versterkt door het zingen op cijfers en solmisatie. Wilson behandelt elk dramaturgisch
element evenwaardig. Beiden ambiëren een intensere beleving van het geheel. In Einstein on
the Beach wordt de toeschouwer zo min mogelijk afgeleid. Zo is de muziek minimal en werd
er niet gekozen voor een verhaal. Deze samenwerkingsvorm garandeert een diepere beleving
van zowel muziek als dramaturgie. De toeschouwer beleeft de opera, maakt er deel van uit en
geeft er een eigen invulling aan.
64
Bibliografie
Boeken
Bernard, Jonathan. “The Minimalist Aesthetic in the Plastic Arts and in Music” in
Perspectives of New Music 31. Perspectives of New Music, 1993, 86-132.
Brecht, Stefan.. The original theatre of the City of New York. From the mid-60s to the
mid-70s. 1:The Theatre of Visions: Robert Wilson. Frankfurt am Main: Frankfurt am
Main Suhrkamp, 1978.
Cardwell-Rambo, Markee. “Wilson and musical collaboration: the dramaturgy of
music and musicians in Robert Wilson’s practice.” PhD diss., University of Glasgow,
2013.
Coventry, Chelsea M. “Einstein on the Beach: A Global Analysis.” PhD diss.,
University of Nebraska, 2014.
Dalton, Jody “Robert Wilson: Seeing the Forest for the Trees.” Ear Magazine: New
Music News (1988).
Delaere, Mark en Beirens, Maarten. “Minimal Music in the Low Countries” in
Koninlijke Vereniging voor Nederlandse Muziegeschiedenis. Koninlijke vereniging
voor Nederlandse Muziekgeschiedenis 54/1 2004, 31-78.
Holmberg, Arthur. The Theatre of Robert Wilson. Cambridge: Cambridge University
Press, 1996, 9-40.
Jones, Richard. Music by Philip Glass. New York: Harper and Row, 1987, 29.
Kabat-Zinn, John Jon. “Soundscape” in Mindfulness. Hyperion, 2005, 281-283.
Malkin, John. Sounds of freedom: Musicians on Spirituality and Social Change.
Berkeley: Parallax Press, 2004, 61.
Nyman, Michael. “Experimental Music: Cage and Beyond” in Music in the Twentieth
Century. Cambridge: Cambridge University Press, 1974, 16-17.
Potter, Keith. The New Grove Dictionary of Music: Art. Minimalism. Londen: S.
Sadie en J. Tyrell, 2001, 716-718.
Schwarz, Robert. Minimalists. Londen: Phaidon Press Limited, 1996, 8-15.
Shevtsova, Maria. Robert Wilson. Oxon: Rootledge, 2007.
Strickland, Edward. Minimalism: Origins. Bloomington: Indiana University Press,
1993, 1-5.
65
Strickland, Edward. The New Grove Dictionary of Music: Art. Glass, Philip. Londen:
S. Sadie en J.Tyrell, 2001: 932 - 936
York, Wes. “Form and Process” in Writings on Glass: Essays, Interview, Criticism,
ed. Richard Kostelanez en Robert Flemming (New York: Prentice Hall International,
2000), 60-79.
Maycock, Robert. Glass: A Portrait. Londen: Sanctuary Publishing Limited, 2002.
Websites
“Philip Glass: Music: Einstein on the Beach Highlights,” Tim Page, last modified
March 24, 2013,
http://www.philipglass.com/music/recordings/einstein_on_the_beach_none.php.
“Einstein on the Beach,” Tim Page, last modified July 23, 2015,
http://www.philipglass.com/music/recordings/einstein_on_the_beach_none.php
“Music in Twelve Parts,” Tim Page, last modified July 23, 2015,
http://www.philipglass.com/music/recordings/twelve_parts.php
“Ann-Christin Rommen,” last modified July 23, 2015,
http://www.laopera.org/Artists/Creative/Ann-Christin-Rommen
“The Oscar Nominations: Philip Glass,” January 25, 2007,
http://blog.oup.com/2007/01/the_oscar_nomin/
“Philip Glass Biography,” last modified July 23, 2015,
http://www.philipglass.com/bio.php
“Mabou Mines,” last modified July 23, 2015, http://www.maboumines.org/
66
Abstract
De portretopera Einstein on the Beach (1976) is het resultaat van een nauw
samenwerkingsverband tussen Philip Glass en Robert Wilson. Als componist en
theaterproducent vervulden ze afzonderlijk hun functie, maar droegen ze samen de
eindverantwoordelijkheid. Glass’ compositiestijl behoort tot de repetitieve ‘minimal music’
en Wilson behandelt in zijn dramaturgie elk mogelijk afzonderlijk aspect op evenwaardige
basis. Wilsons dramaturgie en Glass’ muziek zijn echter onlosmakelijk met elkaar
verbonden. In deze thesis ligt de focus op analyse. Deze analyse valt uiteen in drie luiken:
een muzikale, een theatrale en een combinatie van de twee. In het eerste hoofdstuk wordt
een algemeen kader geschetst. Hierna volgt zowel een muzikale als een theatrale analyse
van de opera in het algemeen. De opera bevat drie visuele thema’s die doorheen de opera
roteren. Ook zijn er drie muzikale thema’s die verbonden zijn met de visuele thema’s, maar
niet samenvallen. Tot slot wordt in het laatste hoofdstuk antwoord geboden op de
hoofdvraag, namelijk de link tussen de muziek en dramaturgie. Naast een algemene analyse
zal er ook toegespitst worden op de ‘Train’-scène. Hier zal zowel de dramaturgie als de
muziek gedetailleerd geanalyseerd worden. Het wordt duidelijk dat de link tussen muziek
en dramaturgie sterker is op microniveau dan op macroniveau.