Peddelen en slenteren door Oost-Vlaanderen

9
Commerciële bijlage bij De Standaard, Het Nieuwsblad en De Gentenaar van vrijdag 9 april 2010. Valt niet onder de verantwoordelijkheid van de redactie. Oost -VLAANDEREN Peddelen en slenteren door

description

Peddelen en slenteren door Oost-Vlaanderen

Transcript of Peddelen en slenteren door Oost-Vlaanderen

Page 1: Peddelen en slenteren door Oost-Vlaanderen

Commerciële bijlage bij De Standaard, Het Nieuwsblad en De Gentenaar van vrijdag 9 april 2010. Valt niet onder de verantwoordelijkheid van de redactie.

Oost-vlaanderenPeddelen en slenteren door

Page 2: Peddelen en slenteren door Oost-Vlaanderen

� |vrijdag 9 april 2010 Oost-vlaanderen vrijdag 9 april 2010 | �

een culinaire thematocht. dat is wat de

brochure ‘lekker fietsen in het spoor

van adriaen Brouwer’ belooft. Het wordt

een fietstocht tussen Oudenaarde en

Maarkedal. niet voor watjes, want ik heb op

de kaart al gezien dat er een paar serieuze

kuitenbijters bijzitten, rechtstreeks geplukt

uit de ronde van vlaanderen. Maar het zou

een culinaire tocht worden. dat kan niet

missen, genoemd naar een bier, adriaen

Brouwer. Of niet?

Schilder Adriaen BrouwerNeen dus. Oorspronkelijk was Adriaen Brouwer wel een schilder. De grote meester van de kleine werkjes, werd hij genoemd. Adriaen Brouwer was een Vlaamse barokschilder uit de eerste helft van de zeventiende eeuw. Lang leefde hij niet. Hij werd amper 32 jaar. Maar toch moet dat nogal een figuur geweest zijn, die man. Het grootste deel van het eind van zijn leven sleet hij in de gevangenis. Te hoge schulden, zo werd gefluisterd. Of was hij misschien een spion voor de Hollanders? Hij werd - wellicht - geboren in Oudenaarde en trok daarna naar Antwerpen en verder door, naar Hol-land. Om later toch maar naar Antwerpen terug te keren. Hij was een genreschilder, beïnvloed door Bruegel en Bosch en een vriend van Rubens. Hij verkeerde dus in goed gezel-schap, maar toch waren cafétaferelen, kaarters en boeren zijn meest geschilderde onderwerpen. En dan liefst als er gevochten werd. Kroegen leken zijn geliefkoosde biotoop te zijn. Hij was een echte levensgenieter en het is in die sfeer dat deze fietstocht ons meevoert.

De Ronde van VlaanderenVijfendertig kilometer staat ons te wachten over glooiend terrein. We vertrekken in Oudenaarde, aan het stadhuis, in prachtige Brabantse gotiek. Hendrik de Pede heeft dit ont-worpen, de architect die ook tekende voor het Broodhuis op de Grote Markt in Brussel. Voor het stadhuis zie je ook de Koninklijke Fontein, opgericht in 1670 door Vauban, de man die de vestingen bouwde voor Lodewijk de Veertiende. Aan de andere kant zie je het Centrum Ronde van Vlaanderen, een must voor elke rechtgeaarde wielerliefhebber. Je vindt hier het belevingsmuseum met foto’s en teksten van het ar-chief van de kranten Het Nieuwsblad en Het Volk en je kan hier ook een duik nemen in het beeld- en geluidsarchief van de VRT. Dat het ‘veloke’ altijd veel Vlaamse verzamelaars heeft begeesterd, merk je ook. Unieke archiefstukken van die mensen vullen deze bronnen aan. Allemaal boeiend, natuur-lijk, maar ikzelf krijg bijna tranen in de ogen in de Rondeshop. Daar vind je retroshirts, met klinkende namen als Molteni, Faema, Brooklyn, Solo Superia, of een zwart-wit geblokt trui-

Lekker fietsenin het spoor van Adriaen Brouwer

tje van Peugeot. Dit laatste blijft voor mij onlosmakelijk ver-bonden met die arme Tom Simpson. Of petjes van Flandria, Bic of Mercier. Dit is onze wielergeschiedenis, zo tastbaar als maar mogelijk is. Je moet je ogen maar sluiten om de geur van zweet en massageolie te ruiken. Ik overdrijf natuurlijk, maar slechts een klein beetje. Voor ik vertrek wil ik wel eens weten hoe het zit met dat befaamde Oud Bruin. Het bier uit deze streek, met een eigen zachte fluwelen smaak. Dat komt door het water hier, zo vertelt de patron van het café me, waar ik me neergevleid heb op een terrasje. Water met weinig calcium. Eén glas is geen en na twee glazen begin ik ernstig te twijfelen of ik misschien op een andere keer Adri-aen Brouwer achterna kan fietsen. Maar ik ben nu al zover gekomen. Ik sleur me van mijn stoel en rijd om te beginnen naar Pamele, een dorp waar ik hiervoor zelfs nog nooit van gehoord had. Vanop de fietsers- en voetgangersbrug over de Schelde heb ik een prachtig uitzicht over dit middeleeuwse stadje dat nu deel uitmaakt van Oudenaarde. Margaretha van Parma is gedoopt in de Onze-Lieve-Vrouwkerk van Pa-mele. Die Margaretha was een straffe madam. Ze was een buitenechtelijk kind van Karel de Vijfde en werd landvoogdes van de Nederlanden. Het was toen zij hier de plak zwaaide, dat de Nederlandse edelen haar een smeekschrift kwamen overhandigen. Daarin vroegen ze onder meer de afschaffing van de inquisitie. Door de raadgevers van Margaretha wer-den ze weggehoond met de scheldnaam Geuzen. Armoe-zaaiers, schooiers betekende dat. Een scheldwoord dat ze later met trots zijn gaan dragen. Het resultaat is bekend: de Reformatie, de Beeldenstorm en uiteindelijk de afscheiding

van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Op het einde van haar leven trok ze naar Rome. Het Palazzo Mada-ma in die stad is naar haar genoemd. Nu is het de zetel van de Italiaanse Senaat. En zeggen dat het allemaal hier begon-nen is, in Oudenaarde, waar Margaretha geboren is en werd gedoopt.

De Feesttafel van duizend jaarIk moet opnieuw aan Adriaen Brouwer denken als ik in Ename binnenstap in het Provinciaal Archeologisch Mu-seum. De naam zelf laat het niet onmiddellijk vermoeden. Ik dacht automatisch aan oude stenen en gebruiksvoorwerpen. Maar in dit museum wordt je een blik gegund op het dage-lijkse leven in Ename van de vroege middeleeuwen tot van-daag. En het echt bijzondere is dat je hier ook alles te weten komt over de evolutie van de eet- en drinkgewoonten van de laatste duizend jaar. En dat interesseert me. De ‘Feesttafel van duizend jaar’ brengt tien eeuwen eetcultuur in beeld, aan de hand van historische figuren en voorwerpen die met hen verbonden zijn. Ik leer er onder andere dat we eigenlijk onze hele eetcultuur voornamelijk te danken hebben aan de keukens van de kloosters. Bij het buitengaan vergeet ik Adriaen Brouwer weer even, want ik moet me concentreren op de Ronde van Vlaanderen. Je zit hier immers midden in het parcours van deze koers. Ik fiets langs het bos ’t Ename naar de Wolvenberg. Daar moet ik zelfs recht op de trappers, vrees ik. Dit is een stuk met een helling die op een bepaalde plaats 19 procent bedraagt. Maar ik heb geluk, want ik rijd

Colofon:Verantwoordelijke uitgever: Frans De Boeck - Business Manager Corelio Classifieds | Channel Manager: Farida Martens - [email protected] | Advertenties: Dorien Mergan - [email protected] | Thierry Missiaen - [email protected] | Vormgeving: Jos Verbeeck | Beeldmateriaal: Toerisme Oost-Vlaanderen - Guy Van Rijsseghem - © Park van Beervelde - Toerisme Waasland, Fototheek Scheldeland | Redactie: Terry Verbiest |

Het Centrum ronde van vlaanderen

is een must voor elke rechtgeaarde

wielerliefhebber.

Ook niet te missen wandelroutes in de buurt.

De Bierbrouwer wandelroute. Dit traject loopt door de mooiste plekjes van Oudenaarde, brouwersstad bij uitstek. Je passeert een aantal brouwerijen. On-der andere Roman, die fier boven op een heuvelrug de omgeving domineert. De Bierbrouwerroute is ook een herwerking van het vroegere Adriaen Brou-werpad van de plaatselijke VTB-VAB-afdeling. Het vernieuwde traject bestaat uit twee lussen van elk 12 kilometer, die je kan combineren tot één lange wandeling.

Muziekbos wandelroute. Deze bewegwijzerde pro-vinciale wandelroute van zowat 11 kilometer start aan de kerk van Louise-Marie, een gehucht gelegen op de grens van Ronse en Maarkedal. Deze na-tuurwandeling brengt je meestal over onverharde wegen of paden in een streek met een wisselend reliëf. Je krijgt er schitterende vergezichten over de vallei van de Trochbeek en het Muziekbos.

De Omer Wattez wandelroute is 12 kilometer lang. Ze start aan de kerk van Schorisse, een deelge-meente van Maarkedal. De route voert ons vanuit het geboortedorp van Omer Wattez door het typi-sche heuvelland van de Vlaamse Ardennen met zijn talrijke vergezichten. Het is net de schrijver Wat-tez die in vele boeken zijn liefde voor deze streek beschreven heeft. De wandeling voert je door het Bos ter Rijst en het natuurgebied ’t Burreken.

Page 3: Peddelen en slenteren door Oost-Vlaanderen

� |vrijdag 9 april 2010 Oost-vlaanderen vrijdag 9 april 2010 | �

Deinze als ijkpuntVoor de Biënnale van de Schilderkunst ben ik nog te vroeg. Die vindt plaats tussen 4 juli en 12 september. Deze biënnale is een initiatief van het Roger Raveel Museum en Museum Dhondt-Dhaenens om tweejaarlijks een tentoonstelling te maken die een soort wandeling biedt door de moderne en hedendaagse schilderkunst en waarbij telkens één thema centraal staat. Er wordt op de tentoonstelling zowel werk van kunstenaars uit de Leiestreek, als van nationale en inter-nationale kunstenaars getoond. Zo wordt de reputatie van de Oost-Vlaamse Leiestreek als dé kunstregio bij uitstek in Vlaanderen versterkt maar wordt ook aangetoond dat die kunstbeleving niet is blijven stilstaan bij de 2 Latemse groe-pen. Onder de titel ‘Het sublieme voorbij’ zullen deze zomer de kunstenaars Gustave Van de Woestyne en Hippolyt Daeye centraal staan. Er wordt 1 ticket uitgegeven dat toegang biedt tot de twee musea. Twee schitterende fietstochten cir-kelen rond Deinze en voeren je langsheen het Roger Raveel Museum en het Museum Dhondt-Dhaenens. De ene in het

zuidwesten, tot Machelen; de andere naar het oosten, tot Sint-Martens-Latem. De twee tochten varen onder de vlag ‘Bakens van kunst aan de Leie’. De brochure is weer een uit-gave van Toerisme Oost-Vlaanderen en maakt uiteraard ge-bruik van de knooppuntenbewegwijzering van het fietsnet-werk Leie Oost. Dit is de streek waar natuur en kunst hand in hand gaan. Met de natuur als universele inspiratiebron voor talloze kunstenaars. Grote namen die hier graag ver-toefden. Om de rust te vinden, om zich te laten doordringen van de schoonheid en authenticiteit van de landschappen. Maak kennis met kunstenaars zoals Emile Claus, Albijn Van den Abeele, Leon en Gust De Smet, Hubert Malfait, Gustave van de Woestyne, Constant Permeke, Roger Raveel en Raoul De Keyser. De crème de la crème van de Vlaamse kunst. Al deze mensen vonden hun inspiratie hier, aan de oevers van de Leie.

Een uniek museumHet Museum van Deinze en de Leiestreek is het centrale knooppunt, eigenlijk de emanatie van wat er hier aan talent leefde en nog leeft, werkte of er nog steeds werkt. Ik weet dat het oorspronkelijke museum midden in de oorlog werd geopend. Ik vond dat altijd vreemd, omdat me dat met mijn neus op de feiten drukte: het leven stond niet stil tijdens de oorlog. Mensen konden ook nog met andere dingen bezig zijn. In 1942 had de weduwe van Emile Claus zijn werk ‘De Bietenoogst’ aan de stad Deinze geschonken. In maart van het jaar 1942 werd het museum geopend. Deinze zelf had al wat werken verzameld van kunstenaars uit de Leiestreek, en ook de Staat stond een aantal werken af in bruikleen. De absolute kern zou het werk zijn van de ‘Latemse’ kun-

Natuur en kunstin de Leiestreek: onlosmakelijk verbonden

de Wolvenberg niet op, maar af. “Oef!” denk ik. Maar het is uitstel van executie, want voor mij doemt de Volkegemberg op. Tussen vijf en twaalf procent helling. Ik hijg en puf, maar stap niet af. Zelfs niet op de Holleweg, met zijn kasseien die me even doen vrezen dat mijn gebit stukje bij beetje uit mijn mond zal daveren. Maar wanneer ik opnieuw asfalt bereik, zitten al mijn tanden nog in mijn mond. Ik heb tijd om te mij-meren over de Geutelingen, een soort plaatselijke dikke pan-nenkoeken met eieren en kaneel. Je eet die met boter aan de onderkant en suiker erbovenop. Eten, drinken en cultuur. Dat is wat ik hier vandaag allemaal kan en mag verwerken. Ik passeer dan Schorisse, waarvan ik alleen weet dat dit het geboortedorp is van de schrijver Omer Wattez, de man die de naam ‘Vlaamse Ardennen’ aan deze streek schonk. Een van de nieuwe fietsroutes die ontwikkeld zijn door Toerisme Oost-Vlaanderen heet ‘Het wondere verhaal van de Balegemse Zandsteen’. Deze tocht laat je vooral kennismaken met de kerken, kerkjes en kapelletjes en talrijke kleine monumenten die in deze bijzondere Balegemse steen zijn opgetrokken om anekdotes, historische gebeurtenissen of personages te her-denken. In Munkzwalm staat zo bijvoorbeeld een monument, of liever een gedenksteen, ter nagedachtenis aan die Wattez. ‘Pionier van deze streek’ staat erin gekerfd. Nog meer cultuur vind ik wat verder, in Etikhove, waar kunstschilder Valerius De Saedeleer woonde tussen 1921 en 1937. Meer bepaald in Villa Tynlon, een naam die hij overigens zelf aan het huis gaf. Het is een Welsh woord dat mooi klinkt, maar eigenlijk gewoon be-tekent: ‘het huis langs de straat’. De Saedeleer gaf die naam

ter herinnering aan het huis dat hij tijdens de Eerste Wereld-oorlog in Wales had bewoond en dat dezelfde naam droeg. Gedurende zijn verblijf was de villa het trefpunt voor tal van kunstenaars, voornamelijk van de Latemse School: Gustave en Karel Van de Woestyne, Ramah, Deutsch, Baron Minne, Stijn Streuvels. Het is nog steeds een mooie villa, maar als je even de tijd neemt, geniet je van een prachtig uitzicht op de Scheldevallei. Als je rondkijkt zie je de kerktorens van Edelare, Kerselare, Oudenaarde, Pamele, Leupegem, Bevere, Wannegem-Lede, Kruishoutem, Ooike, Petegem, Wortegem, Etikhove, Nukerke en Kaster.

Stoppen voor LekkiesIk fiets Kerselare binnen, bijna aan het eind van de rit, en ik geef toe: ook bijna aan het eind van mijn Latijn. Die glazen Oud Bruin hebben me parten gespeeld. Maar in Kerselare moet ik stoppen. Hier verkopen ze de Lekkies. Onze-Lieve-Vrouw van Kerselare is het bekendste bedevaartsoord van de Vlaamse Ardennen. En die bedevaarders willen ook wel snoepen, of iets mee naar huis nemen voor de kinderen. Het was een Gentenaar die hier zijn babelutten kwam verkopen. Ze kregen hier de naam Lekkies, een samensmelting tussen ‘lekker’ en ‘lekken/likken’, met de plaatselijke –ies erachter. Taal, het is soms iets vreemds. Suiker en boter worden ge-kookt, uitgegoten, uitgerokken en gevormd. Het goedje plakt nog altijd aan mijn tanden als ik even later opnieuw Oude-naarde binnen rijd. Ik heb niet gevochten, tenzij tegen de na-tuur en tegen mezelf. Maar ik heb gedronken en ik ga nu iets eten. Adriaen Brouwer zal zich niet omdraaien in zijn graf. Ik heb zijn route alle eer aangedaan.

www.toerismevlaamseardennen.be

www.tov.be

Onze eetcultuur hebben we

voornamelijk te danken aan de

kloosterkeukens.

de leiestreek is een streek die leeft van gisteren en morgen, die bloeit dankzij de

industriële archeologie en artistieke bedrijvigheid in de schoot van de leie, die gouden

rivier. Oude en nieuwe architecturale pareltjes vangen mijn blik en leiden me langs

boeiende paden aan het water. de leiestreek legt een boeiende brug tussen industrieel

erfgoed en moderne levenskunst. de natuur is hier gevarieerd. Sparrenbossen wisselen

elkaar af met duinhellingen, wijde akkers en groene weilanden met boomgaarden.

en overal vloeit daar de leie tussendoor. lui kronkelend met traag, vaalgroen water.

lieflijk is het woord dat het best past bij dit landschap. vandaag trek ik er alleen op uit.

deze streek mag me verrassen.

Page 4: Peddelen en slenteren door Oost-Vlaanderen

� |vrijdag 9 april 2010 Oost-vlaanderen vrijdag 9 april 2010 | �

Op zoek naar een grafMaar ik heb genoeg musea gezien voor vandaag. Ik blijf even kijken naar een voetbalwedstrijd van FC Ooidonk Leerne. De terreinen zijn door de graaf van het kasteel aangelegd. De kleuren van de ploeg zijn rood en wit. Omdat dit de kleuren zijn van het kasteel. Kleuren, zo heb ik me laten vertellen, die ook de pachters van de graaf moesten aanbrengen op hun woningen. Met de wind in de rug fiets ik naar mijn laatste be-stemming van vandaag. Op zoek naar een graf. Mijn bestem-ming is Machelen Put. Voor de oudsten onder ons: begin jaren zeventig waren er plannen om de oude Leiearm in Machelen aan de Leie te dempen. Roger Raveel heeft zich daar toen met succes tegen verzet. Gelukkig maar. Geniet even van die bocht in de rivier, die naar het Dorpsplein lijkt toe te komen, en vlak daarvoor wegdraait. Vlaanderen op zijn mooist. Roger Raveel zal wel de bekendste inwoner zijn van Machelen aan de Leie. Hij heeft er zijn museum sinds 1999, gebouwd naar een ontwerp van architect Stéphane Beel. Maar ik laat deze kelk aan mij voorbij gaan en trek naar de nieuwe begraaf-plaats. Daar immers is het graf van Gerard Reve, die hier sinds 1993 woonde, en in 2006 overleed. Ik vind het marme-ren grafmonument met daarop de tekst ‘Hier rust in vrede Gerard Reve’. Zijn boek ‘De Avonden’ heeft me jaren geleden de weg doen vinden naar de schoonheid van onze taal. Daar ben ik hem nog altijd dankbaar voor. Nog twee frasen versie-ren het graf: ‘Het is gezien’ staat er en ‘U heb ik lief’.

De dag is bijna om en ik neem afscheid van de Leiestreek. Terug naar het bruisende en rumoerige Antwerpen. Maar hier kom ik terug. Er zijn nog musea die ik niet bezocht heb. En paden die ik niet bewandelde. En landschappen die ik niet gezien heb. Maar ik heb nog tijd.

www.toerismeleiestreek.be

stenaars, werkzaam in het dorp Sint-Martens-Latem. Een dergelijk regionaal museum was het eerste van die aard en met deze opzet in het land. De kunstverzameling groeide en bleef groeien. Er was nood aan een grotere en nieuwere loca-tie. Die kwam er in 1981, vlakbij het centrum van de stad en langs de Leie. Het museum bevat nog steeds de oorspron-kelijke twee afdelingen: deze van plastische kunsten en deze van volkskunde. De collectie van het huidige Museum van Deinze en de Leiestreek bestaat - zoals het de bedoeling was bij de oprichting - nog steeds alleen maar uit werken die ge-maakt zijn door kunstenaars die in de Leiestreek woonden of werkten. Dat lijkt een beperking, maar het is bewust ge-daan. De collectie is rijk genoeg. Zelden vind je zoveel talent op zo een kleine, begrensde oppervlakte. Dit maakt van het Museum van Deinze een streekmuseum, maar dan wel een met een internationale uitstraling. Ik slenter rond en besef dat De Bietenoogst, het visitekaartje van het museum, het ‘eerste werk’ zeg maar, op mij nog steeds een overweldi-gende indruk maakt. De stijl is uniek, post-impressionistisch. ‘Luminisme’ is de correcte term trouwens. Claus schilderde echt het licht. Zijn stijl maakte school en daarvan vind je de vertegenwoordigers hier uiteraard ook terug. Eigenlijk teveel om op te noemen, maar wie niet weet wat hij kan verwachten - zoals ik - valt van de ene prettige verbazing in de andere. Ik kan het alleen maar illustreren door met namen te gooien. Leon en Gust De Smet, Maurice Sys, Frits Van den Berghe. Albert Saverys, Evarist De Buck en Georges Buysse. Op die stijl komt dan natuurlijk reactie en dan krijgen we het symbo-lisme en het expressionisme. George Minne en Gustave van de Woestyne. Albert Servaes, Constant Permeke en Hubert Malfait. Of het surrealistische werk van Frits Van den Berghe. Allemaal kunstenaars die hier gewerkt hebben. Je houdt het bijna niet voor mogelijk. En het eindigt daar niet mee. We zien verder nog werken van Roger Raveel, Raoul De Keyser, Roger Wittevrongel, Dees De Bruyne, Jan Burssens, en zo-veel anderen.

Te Lourdes op de bergenBijna uitgeput stap ik weer buiten. Dit is een cultuurbad zoals je dat zelden meemaakt. Maar ik heb nu wat zuurstof nodig. Dus fiets ik naar Bachte. Daar staat een Romaans kerkje, waarvan het oudste gedeelte teruggaat tot de elfde eeuw. Op de geveltop staat een zeskantig klokkentorentje waaruit om het uur ‘Te Lourdes op de bergen’ weerklinkt. Voor het kerkje ligt een verkeersvrij pleintje, omgeven door schilderachtige huisjes. Bachte heette vroeger, meer dan duizend jaar gele-den, Bathio. Je vindt die naam terug in het kabelveer Bathio, dat me tot over de Leiearm brengt. Zo kom ik bij Vosselare Put, die ontstond toen ter hoogte van Astene een van de grote bochten van de Leie werd afgesneden. Nu is het een zwemparadijs. Als het heel erg vriest, kan je er schaatsen. Van een andere orde is het kasteel Ooidonk. Imponerend maar elegant. Met zijn vele torentjes, zijn schoorstenen en trapgeveltjes, hoektorens en schietgaten. Binnen is er een unieke verzameling van zeldzame meubelstukken, antiek, schilderijen en porselein. Aan het einde van de Ooidonkdreef zie ik het huis van Gust en Leon De Smet en Frits Van den Bergh. Ze woonden hier samen van 1922 tot 1923. Achter werkelijk elke bocht word ik hier met kunst gebombardeerd. Het Museum Dhondt-Dhaenens is hier vlakbij. Hier vind je ook al een rijke collectie werken van Vlaamse kunstenaars. Het is destijds verzameld door het echtpaar Jules en Irma Dhondt-Dhaenens. In 1967 werd er een nieuw museum voor gebouwd en toen hebben ze de collectie opengesteld voor het publiek. Een beetje kunstliefhebber vergaapt zich hier ongetwijfeld aan werken van Ensor, Minne, van de Woestyne, de Saedeleer, Gust en Leon De Smet, Permeke, Servaes en Van den Berghe. Nog wat verder vind je het Gemeentelijk Museum Gust De Smet. Hier zie je het interieur van het huis van deze kunstenaar, zoals het onveranderd is gebleven sinds hij in 1943 stierf.

de crème de la crème van de

vlaamse kunst vond zijn inspiratie

aan de oevers van de leie.

lieflijk, het woord dat het best past bij

dit landschap.

Page 5: Peddelen en slenteren door Oost-Vlaanderen

� |vrijdag 9 april 2010 Oost-vlaanderen vrijdag 9 april 2010 | �

Fietsen langs de azalea’sLochristi, bloeiende gemeente

De vele serres en landerijen getuigen van de bloementeelt die in Lochristi de laatste twee eeuwen een belangrijke rol speelt. Die bloementeelt is ook vandaag voor de gemeente nog heel belangrijk, wat bijvoorbeeld blijkt uit een aantal jaarlijks weerkerende evenementen. Zo kan je in april terecht op de bloemenmarkt in het centrum van Lochristi, terwijl de poorten van het park van Beervelde openzwaaien in mei en oktober. Daar kan je prachtige ideeën opdoen tijdens de Tuin-dagen van Beervelde. Lochristi is dus een fraaie gemeente, een - letterlijk - bloeiende gemeente. Een naam om niet te vergeten is die van Charles Vuylsteke. Dat is de man die aan de oorsprong ligt van de plaatselijke sierteelt. In 1867 al richt-te hij een van de eerste commerciële tuinbouwbedrijven op in Europa. Een straffe man, die Vuylsteke. Hij deed niets liever dan planten kruisen om zo nieuwe soorten te ontwikkelen: azalea’s, rododendrons, palmen en amaryllissen. Anderen in de streek volgden zijn voorbeeld en tegen het einde van de negentiende eeuw waren er al bijna vijftig sierteeltbedrijven in Lochristi. De groei was enorm. Tot goed dertig jaar geleden verdienden zowat alle inwoners van ver of van dichtbij hun brood in die sector. De laatste jaren is dat wat verminderd, omdat de winstmarges enorm onder druk staan. Er is dus veel aan schaalvergroting gedaan, wat betekent dat er min-der bedrijven zijn. Maar de geteelde oppervlakte is nagenoeg constant gebleven. En dat merk je nu nog steeds.

De ratten van ZaffelareIk rij, of liever ik peddel rustig richting Zaffelare, een deelge-meente van Lochristi. Zaffelare ontstond in de 12de en 13de eeuw, een klein dorp, onder bestuur van de Gentse Sint-Pietersabdij. Van Zaffelare herinner ik me vooral de ratten-schieting uit het verleden. Levende ratten werden op palen in kisten gezet en daar afgeschoten. Te barbaars, die folklore.Nu doen ze het met rubberen beestjes. In het dorpje, aan de Busstraat, staat trouwens sinds 2005 een monument met de toepasselijke naam ‘De rat’. Er waren al lang plannen voor een sierteeltmuseum, maar eindelijk is het zover. Volgend jaar gaat in de vroegere pastorie het Sierteeltmuseum open. Beneden zal een filiaal van de bibliotheek huizen en op de bovenverdieping komt een nieuwe vleugel waar je kan kijken naar allerlei tuinmateriaal zoals gieters, sproeiers en andere benodigdheden voor het kweken van bloemen en planten. Daarnaast, dat spreekt vanzelf, een uitgebreide collectie oude foto’s en andere documenten.

Voor de verandering aardbeien De tocht gaat verder naar Beervelde. De wind is wat gaan lig-gen, het is nu niet meer zo koud. In Beervelde vind je ook wel bloemen, maar eigenlijk is dit het dorp van de aardbeien. Dat is al zo sinds het einde van de 19de eeuw. Absoluut niet te missen is het prachtige park van Beervelde. Hier vinden twee keer per jaar de tuindagen van Beervelde plaats, telkens het tweede weekend van mei en oktober. Je kan tijdens deze dagen genieten van het meer dan 20 hectaren grote park rond het kasteel van Beervelde, dat in 1873 werd ontwor-pen en aangelegd in Engelse landschapsstijl. Het was de bedoeling van de toenmalige opdrachtgevers, de graven de Kerchove de Denterghem, dat het park zou fungeren als uit-stalraam voor de toen nog jonge Gentse tuinbouw. Tijdens

deze tuindagen kan je bij de meer dan 200 deelnemers, boom- en plantenkwekers, een prachtige selectie aan bo-men en planten ontdekken. Maar ook antiek en decoratie, die met de tuin te maken hebben, komen ruimschoots aan bod. Alleen tijdens die Tuindagen kan je het park individueel bezoeken. Maar vanaf minimum vijftien mensen kan je een geleide wandeling doen. En dan bezoek je ook de kelder on-der de kasteelvilla met verbluffende wandschilderingen van onder andere Roger Raveel en Raoul De Keyser.

Nonkel Octaaf is een reusAan de Rozelaredreef vinden we het Kasteel Rozelaar. Oor-spronkelijk was dit een stichting van de Gentse Sint-Baafs-abdij en diende het als residentie voor abten. Het oorspron-kelijke kasteel werd meermaals gedeeltelijk vernield en werd uiteindelijk begin 19de eeuw gesloopt. In het kasteel, zoals het nu bestaat, vestigde zich in 1859 ene Ferdinand Vuylsteke. Hij werd hier hovenier en zaakvoerder. In 1867 startte zijn zoon Charles Vuylsteke een commercieel tuin-bouwbedrijf op de gronden van het kasteel dat toen nog wat archaïsch ‘Roselaer’ heette. Hier is het dus allemaal begon-nen. Ook dit kasteel en het park kan je alleen in groep be-zoeken. Vlakbij kasteel Rozelaar ligt de wijk ’t Kasseitje, de thuisbasis van Nonkel Octaaf. Nonkel Octaaf is niet zomaar een oom, hij is de reus die symbool staat voor de ambach-telijke sierteeltsector. Inspiratiebron voor deze reus is de volksfiguur Octaaf Wulleputte, de kleinzoon van de knecht van Charles Vuylsteke. Zo is de cirkel rond.

Het spookt in DestelbergenWeer de fiets op en dan kom ik langs het Proefcentrum voor sierteelt. Hier worden gewasbescherming, bemesting, water en energie onderzocht. Alles in functie van - hoe kan het ook anders - de sierteelt. Ik rij tussen de velden door waar nu niet

veel te zien is, maar waar in de zomer duizenden en duizen-den azalea’s links en rechts van de weg staan te pronken. Die azalea’s zijn uiteraard de vedetten van de Oost-Vlaamse sier-teelt. Tachtig procent van alle azalea’s die in Europa verkocht worden, komen uit de streek van Gent. En zeggen dat ze voor het eerst hier werden ingevoerd op het einde van de acht-tiende eeuw vanuit China en Japan. De laatste kilometers van mijn tocht voeren me langs lekker vlakke wegen naar Destelbergen. Deze gemeente was vroeger een toevluchts-oord voor de Gentse adel en burgerij die het drukke stads-leven wilden ontvluchten. Ze lieten er kastelen met mooie parken optrekken. Destelbergen is trouwens ook een zoge-heten Reinaert-gemeente. De legende van Reinaert de Vos speelt er zich gedeeltelijk af. In het fraaie Reinaertpark achter het gemeentehuis staat het standbeeld ‘Reinaert en Bruin’. Bruin de Beer zit met zijn poten gevangen nadat hij honing probeerde te stelen uit een bijennest. Het Reinaertverhaal wordt ook afgebeeld in de glasramen van de kelder van het Notax-kasteel. In de buurt nog beter bekend als het spook-kasteel, omdat hier al jaren de geesten ronddwalen van een moeder en haar zoon. Als ik van het kasteel wegrijd, loopt er een koude rilling over mijn rug. Alsof iemand me vanuit een van de ramen staat na te staren.

De Floraliëntocht maakt gebruik van de knooppuntenbe-wegwijzering van het fietsnetwerk Scheldeland en Waasland. Je volgt de groen-witte bewegwijzering naar de knooppunt-nummers. Met de fietskaarten Scheldeland en Waasland bij de hand kan je het traject zelf aanpassen, als je dat wil.

www.toerismewaasland.bewww.tov.be

levende ratten werden op palen in

kisten gezet en daar afgeschoten.

Het weer is droog, maar het waait hard. Ware het niet dat de wind vandaag als spelbreker

fungeert, ik zou nog meer genieten van deze tocht van 35 kilometer van lochristi naar destel-

bergen, de azaleatocht. Ik ben geen fanatieke fietser, maar deze lus van de nieuwe ‘Flora-

liënroute’ wil ik vandaag uitproberen. Ik zit hier eigenlijk in een uithoek van het Waasland.

lochristi, zo herinner ik me, dat zijn tientallen serres en velden vol azalea’s en begonia’s.

Ook niet te missen wandelroutes in de buurt.

Fietsen is leuk en gezond, maar wandelen kan min-stens even prettig zijn en je wordt er niet zo snel moe van. In deze streek zijn er twee prachtige wan-delroutes die zeer de moeite waard zijn. De eerste is de Molsbroek-Buylaersroute. Die brengt ons door-heen de mooiste natuurplekjes in de omgeving van Lokeren. Tijdens de wandeling ontdek je verschillen-de natuurgebieden, zoals het park ‘Verloren Bos’, de Buylaersmeersen en het Molsbroek. Je wandelt op de verharde dijken langs de Durme en Molsbroek. Het bezoekerscentrum Molsbroek biedt boeiende informatie over dit natuurreservaat.

De tweede is de Liniewegel. Die voert je langs de Kapel van Eksaarde. Eksaarde is een deelgemeente van Lokeren. De Kruiskapel, ook wel Verre Kapel genoemd, werd gebouwd in 1632 op de plaats waar volgens de legende in 1317 twee miraculeuze kruis-beelden werden gevonden. De gemetselde put in de nabijheid van de Kruiskapel geeft de precieze plaats van de kruisen aan waar ze destijds werden opgegraven. De parochiekerk en de Kruiskapel zijn verbonden door de 14 statiekapelletjes van de twee kilometer lange kruisweg. Eksaarde telt enkele prachtige stukken natuur, waaronder de Fondatie, het gebied rond de Moervaart en het Etbos.

e l k w e e r z i e n , m e e r z i e n

Page 6: Peddelen en slenteren door Oost-Vlaanderen

10 |vrijdag 9 april 2010 Oost-vlaanderen vrijdag 9 april 2010 | 11

Moorden in de bossenEen andere versie is wat prozaïscher. En wellicht ook correc-ter. In de streek waren in de 18de eeuw veel wevers actief. Gent was toen een van de belangrijkste lijnwaadproducen-ten van Vlaanderen. Dat wil zeggen dat hele gezinnen inge-schakeld werden om de productie bij te houden. Meisjes, vrouwen en oude ‘meekes’. En als het mooi weer was de-den ze dat buiten, voor hun deur. Dat viel dus op, vooral de oudjes. Vandaar dus het Meetjesland. Al vind ik het verhaal van Keizer Karel leuker. Het Meetjesland is de streek tussen Gent, Brugge en Breskens. Met onder andere gemeenten als Aalter, Eeklo, Kaprijke, Lovendegem, Nevele, Maldegem, Zelzate en Zomergem.

Voor fietsers zoals ik is dit een uitgelezen landschap. De polders, de landbouwwegen, de bospaden liggen er zo vlak als een biljartlaken bij. Geen hellingen, voor mij wordt het peddelen in alle rust aan een gezapig tempo. Toerisme Oost-Vlaanderen heeft een prachtige route uitgestippeld in het Meetjesland: ‘De Lieve vertelt’. Die verhalen intrigeren me vooral. Dat verhaal van keizer Karel zal wel pure fictie zijn, maar hier in de buurt werd wel een aantal moorden gepleegd, die later aanleiding gaven tot de televisiereeks ‘De bossen van Vlaanderen’. Nog steeds wordt hier met ontzetting gesproken over de moorden in Beernem.

We keren terug naar het begin van de vorige eeuw. Naar 1915 om precies te zijn. De Eerste Wereldoorlog is volop bezig, maar - zo wordt gefluisterd - dat belet de barones d’Udekem d’Acoz niet om er een passionele relatie op na te houden met de burgemeester van Beernem. De baron, Henri d’Udekem d’Acoz (een naam die een belletje doet rinkelen, neem ik aan) moet eraan geloven. Hij wordt vermoord en zijn lichaam wordt in de bossen begraven. Dan houdt het niet meer op. Getuigen van de moord verdwijnen en worden zelf vermoord. Getuigen van die moorden gaan er ook aan. Tot 1944 blijft het drama duren. Zes doden in totaal. Het beeld dat ik had van het brave, rustige Vlaanderen moet er voorgoed aan geloven.

Het verdwenen dorpNog zo een moordverhaal spookt door mijn hoofd, als ik tussen Lembeke en Waarschoot fiets. Hier moet ergens de Bevende Hazelaar staan. Vreemd idee om een boom zo te noemen, want het is geen hazelaar, het is een linde, een tril-linde meer bepaald. Eind van de vijftiende eeuw werd hier de zoon van Filips Van Cleef vermoord door opstandelingen. Van Cleef was de bevelhebber van de Gentenaars. Maar de moor-denaars kregen wroeging en plantten op de plaats van de moord een boom. Later bevestigden de mensen uit de buurt een Mariakapelletje aan de boom en werd het een plaats van devotie. Nu nog wordt hier elk jaar in mei een openluchtmis opgedragen.

Deze hele streek ademt dus geschiedenis uit aan de hand

van legende, recente en minder recente verhalen. Ik had er nooit bij stilgestaan, maar elk dorp, elke hoeve heeft zijn eigen verhaal. Achter elke bocht in de rivier is er weer een plaatselijke historie. Neem nu Watervliet. In 1287 verdween heel dat dorp onder het zeeoppervlak. Volledig weg, foetsie. Pas twee eeuwen later werd het land herwonnen en kwam het in het bezit van Hieronymus Lauweryn. Dat was de kan-selier en schatbewaarder van Filips de Goede. Het meest op-vallende gebouw in Watervliet is ongetwijfeld de Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk. Al spreekt de plaatselijke bevolking graag - en met enige zin voor overdrijving - van de Kathedraal van het Noorden. Nu, het is een mooie kerk, daar niet van. Het interieur is opvallend rijkelijk, met een barok marmeren hoofdaltaar, schilderijen uit de 16de, 17de en 18de eeuw en een orgel uit 1643. Onlosmakelijk verbonden met deze kerk is de volkse Paster Sies. De dorpspastoor die hield van een goe-de druppel en een goede grap op tijd en stond. Zijn levens-wandel was niet meteen alledaags te noemen, want hij was een verwoed speler van krulbol en vermoedelijk de grootste stroper die de streek ooit gekend heeft. Over dat krulbollen wil ik het nog even hebben. Dat is een sport die vooral hier in het Meetjesland en in Gent wordt beoefent. Vergelijk het met petanque, maar dan met grote, halve kaasbollen. Enfin, de echte Paster Sies is al lang dood, maar je kan nog steeds een amusante wandeling maken met een gids die er als die gekke pastoor bijloopt en verhalen vertelt over Watervliet, over ‘zijn’ kerk, over de mooie kunstwerken en het beroemde orgel van Watervliet.

Verhalen, verhalen, het houdt niet op. Deze zomer staat in het Meetjesland overigens in het teken van verhalen en legenden. Er staan heel wat leuke activiteiten op het programma: een nostalgische verhalenbus trekt door het Meetjesland, ver-tellers nemen je op sleeptouw naar feesten en festivalletjes. Kortom, er is deze zomer zo veel te beleven dat het beslist de moeite loont om hier enkele dagen te blijven en je volledig te laten onderdompelen in de streek.

Er verschijnt ook een rijk geïllustreerd verhalenboek - spe- ciaal voor kinderen - met bijzondere, straffe, lieve of onvergetelijke verhalen over het Meetjesland.

Waarheid of verdichtselZal ik er nog eentje vertellen? We zijn hier immers in het land van de verhalen. In Merendree zit er een waterspook. Slod-der heet dat spook. Telkens er iemand langs het kasteel Ter Wallen in Merendree passeerde, sprong dat spook op zijn rug. De arme man – vrouwen vertellen zoiets niet – moest dan dat spook een eindweegs mee op zijn rug nemen. Zoiets gebeurde alleen maar ’s nachts, dus als je overdag in Meren-dree rondloopt, is het risico klein. Maar het vreemde aan dat verhaal is dat er wel tientallen oude getuigen terug te vinden zijn die het verhaal kennen van hun ouders en grootouders. En het strafste is, het was geen verhaal, daar zat echt een spook. Zeggen ze.

Een lieflijker en rustiger verhaal dan dat van Slodder tenslotte is dat van de Lieve. Dat is het eerste echte kanaal van Vlaan-deren, gegraven in de 13de eeuw, dat de verbinding moest maken tussen Gent en de Noordzee. Over 45 km liep ’t Lief-ken, zoals de mensen hier zeggen, van Damme, waar ze in het Zwin uitmondde, naar Gent, waar ze in de Leie stroomde ter hoogte van het Gravensteen.

De verhalen van de Lieve zijn minder sensationeel, maar ver-tellen wel over de rijke economische geschiedenis van heel deze prachtige streek. Om maar een voorbeeld te geven, kijk even rond als je in de buurt bent, in Vinderhoute. De textiel-baronnen uit Gent moeten goed geboerd hebben, want hier, in deze deelgemeente van Lovendegem, bouwden ze hun ‘maisons de plaisance’. De zeven kastelen van Vinderhoute zijn niet voor het publiek toegankelijk, maar zijn, al is het maar van ver, nog steeds de stille getuigen van een eens zo sterke economie, die zelfs op Europees niveau meespeelde.

De verhalenvan het Meetjesland

achter elke bocht in de rivier is er

weer een plaatselijke historie.

als ik aan mijn kinderen vertel dat ik naar het Meetjesland trek om daar te gaan fietsen,

willen ze meteen weten of er ook een Peetjesland bestaat. niet bij mijn weten, maar waar

komt die fascinerende naam eigenlijk vandaan? de mooiste versie is die van Keizer Karel.

dat moet in zijn tijd een fameuze rokkenjager geweest zijn. vrouwen en meisjes werden

beschouwd als loslopend wild. al wat een rok droeg, was niet veilig voor zijn grijpgrage

handen. de mensen in de buurt kenden die reputatie. als ze dus wisten dat de Keizer in de

streek rondwaarde, bleven alle jonge vrouwen binnen. de enige vrouwen die je nog in de

straten en op de pleinen zag lopen, waren oude besjes. Oma’s dus, Meetjes.

Deze zomer staat in het Meetjesland in het teken van verhalen en legenden. Onder de noemer ‘Zo-mer vol verhalen’ trekt een nostalgische verhalen-bus door het Meetjesland, vertellers nemen je op sleeptouw naar feesten en festivalletjes, … Kortom, er is deze zomer zo veel te beleven dat het beslist de moeite loont om hier enkele dagen te blijven en je volledig te laten onderdompelen in de streek.

Ontdek alles op www.zomervolverhalen.be

Page 7: Peddelen en slenteren door Oost-Vlaanderen

1� |vrijdag 9 april 2010 Oost-vlaanderen vrijdag 9 april 2010 | 1�

de mooi uitgegeven fiets- en

wandelbrochures van toerisme Oost-

vlaanderen (meer informatie vind je

op www.tov.be) doen me wegdromen

en toveren me landschappen voor het

oog, mooie, lieflijke landschappen. Met

verre uitzichten over velden, weilanden,

bossen en een rivier die zich daar stilletjes

doorheen slingert. dit zijn beelden van

streken om van te houden.

Te koesteren, ook.

De Gentse FloraliënIn de nieuwste brochure, over de Floraliënroute, word je op de Begoniatocht en de Boomkwekerijtocht doorheen het mooie Scheldeland gestuurd. Je fietst door Wetteren, Destel-bergen, Laarne, Melle en Wichelen. Dit is de streek bij uitstek van de sierteelt. De naam Floraliën is wel geleend van Gent, maar de bloemen komen toch hier vandaan. Die Gentse Floraliën zijn eigenlijk een echt fenomeen. Het is een vijfjaar-lijkse tentoonstelling van bloemen en planten. Met een hele geschiedenis achter zich. De allereerste Floraliën werden op 6 februari 1809 georganiseerd in de zaal van een landelijke herberg, Au Jardin de Frascati aan de Coupure in Gent. Dat zaaltje was nog geen 50 m² groot. Er was een tentoonstelling en een wedstrijd met prijzen voor de mooiste planten. Door het succes van die eerste editie werd dat jaar ook een zo-mertentoonstelling gehouden in dezelfde Au Jardin de Fras-cati. Er werden toen al 137 planten tentoongesteld. Voor de wintertentoonstelling van 1810 werd Au Jardin de Frascati te klein en verhuisde men naar een feestzaal in de Korte Meer. Er waren toen al 243 planten. Na een paar omzwervingen op andere locaties in Gent verhuisden de Floraliën naar het Floraliënpaleis in het Citadelpark. Sinds 1990 heeft de ten-toonstelling – inmiddels om de vijf jaar – haar vaste plek in Flanders Expo. De volgende editie, de vierendertigste, vindt plaats dit jaar, van 16 tot 25 april. Het is intussen allemaal wat groter geworden dan toen in de ‘Frascati’, meer dan 200 jaar geleden. Er wordt een 4,5 hectaren grote binnentuin aange-legd, de grootste ter wereld. Er is een wandelparcours van twee kilometer. 300.000 bezoekers worden er verwacht en er zullen 305 exposanten zijn.

Het verhaal van de visionaire hovenier

De Floraliëntocht staat dus helemaal in het teken van bloe-men, planten, bomen en struiken. Vandaar dat de tocht be-gint aan het Provinciaal Domein Den Blakken. Dat is tevens het Oost-Vlaamse promotiecentrum voor sierteelt, rozen-teelt en parkbomen. Het domein maakte vroeger deel uit van een uitgestrekt bos. In 1931 werd een villa gebouwd in Normandische landbouwstijl. Les Mélèzes heet die, de lor-ken. Die villa bestaat nog altijd. Het is een taverne-restau-rant geworden, met een prachtig uitzicht op de plantentuin er rond. Als je ideeën zoekt voor je eigen tuin, moet je hier beslist een wandeling komen maken. Ik heb zelf geen groene vingers, maar mijn vrouw wel. Zij is in de wolken. Terwijl mijn kinderen en ikzelf wat op de achtergrond blijven, vindt zij er niet alleen inspiratie, maar ook gegevens over alle planten die er staan. De Latijnse naam, de beste tijd om te planten. Er zijn acht thematuinen, waar het heerlijk wandelen is. Zo heb ik er ook wat aan. De kinderen hebben we zoetgehouden met de belofte dat ze straks mogen verdwalen in het labyrint, waarin alle soorten haagplanten verwerkt zijn. Verdwalen doen ze niet. Al was het maar omdat ik hen beloofd had dat we later naar een echt waterkasteel zouden gaan kijken. We fietsen naar Laarne, want daar ligt dat kasteel. Ze zijn allebei gek van verhalen over roof- en andere ridders en tornooien en jonk-vrouwen en paarden. Je moet zelfs niet heel veel fantasie hebben om je plots honderden jaren terug in de tijd te wanen. Het kasteel van Laarne is een van de best bewaarde water-burchten van ons land. Het kwam in de 12de en 13de eeuw tot stand als een feodale burcht met een vierkante donjon, ronde weertorens, weermuren en een slotgracht. Het is ab-soluut een bezoek waard, al was het maar voor de middel-eeuwse muurschilderingen in de kapel, de wandtapijten en de unieke zilververzameling. Het kasteel kan je elke zondag-namiddag bezoeken van mei tot september. In juli en augus-tus ook op donderdagnamiddag. Het stuk van de route waar

we ons nu bevinden, maakt deel uit van de Begoniaroute. Dat verwijst naar het feit dat je hier vroeger in heel de streek vel-den vol met begonia’s zag. Daar kan ik de kinderen nu alleen maar over vertellen. Dat beeld behoort tot het verleden. Deze streek is nog altijd het centrum van de begoniakweek, maar die kweek is nu veel meer gecentraliseerd. Toch zijn er nog 25 begoniabedrijven, die ruim 90 procent van hun productie ex-porteren. “Naar het buitenland, papa?” Ja mannen, dat is de betekenis van export. En dan te weten, dat heel de sierteelt in de streek eigenlijk begonnen is in de omgekeerde richting. Met een bijzonder vooruitziende Gentse hovenier, Frans Van Cassel. In de achttiende eeuw wou de burgerij en de adel uit Gent wel eens andere planten dan altijd dezelfde ranonkels, rozen en tulpen. In de rijk geïllustreerde bloemenboeken die in deze periode in het buitenland werden uitgegeven, zagen zij afbeeldingen van ongekende planten met zonderlinge, prachtige bloemen. Vooral in Engeland werden planten uit de overzeese gebieden ingevoerd en verder gekweekt. Die Frans Van Cassel had ook zo een verzameling van dergelijke bui-tenlandse bloemenboeken. En rond 1774 liet hij van bij een Engelse kweker verzameling planten overbrengen om ze in zijn broeikassen en oranjerie verder te kweken. Napoleon Bo-naparte hielp hem dan - wellicht ongewild - een handje, door zijn blokkade van de handel met Engeland. In 1806 was dat. Daardoor werd Van Cassel één van de weinige tuinbouwers in Gent met een prachtige collectie zeldzame en uitheemse planten. En zo ontstond de Frascati het idee om naar Engels voorbeeld ook bloemen- en plantententoonstellingen te or-ganiseren. De Floraliën waren geboren. Ademloos en stil heb-ben de kinderen naar mijn verhaal geluisterd. Zo stil krijg ik ze zelden, thuis.

Een uniek stiltegebied Van stilte gesproken. We zijn hier in de buurt van de Kalkense Meersen. Dat is een beschermd natuurgebied waar beken, grachten en paden schilderachtig doorheen kronkelen. Met 800 hectaren aaneengesloten, vochtig grasland, vormen de Kalkense Meersen één van de grootste overblijfselen van de Scheldemeersen. Meersen, dat zijn laaggelegen, vochtige graslanden in de overstromingsvlakte van een rivier, doorsne-den met sloten en grachten. In de buurt van de dorpskernen zijn de weilanden afgebakend met knotwilgen, die daardoor het natuurgebied een kleinschalig uitzicht geven. Ruimte, water, groen en rust vormen hier de belangrijkste troeven. De Kalkense Meersen hebben hun natuurlijke rijkdom te danken aan de Schelde die het gebied sinds mensenheugenis beïn-vloedt. We stappen af en staan stil. We laten ons overweldi-gen door de schoonheid van de natuur. Een weids landschap met eindeloze vergezichten, afgewisseld met bomenrijen en kleine bosjes. We zijn stil, onder de indruk van wat we horen. Of beter gezegd, wat we niet horen. We luisteren. Dit is een van de laatste echte ‘stiltegebieden’ van ons land. Geen ge-luid van auto’s, fabrieken of joelende voetbalsupporters. Al-leen echt natuurlijke geluiden: kwakende eenden, ruisend gebladerte en loeiende koeien. En dan nog alleen maar af en toe. De kinderen zijn onder de indruk. Bijna ademloos stap-pen ze verder, de fiets aan de hand. Voor hen is dit iets wat ze nog nooit hebben meegemaakt.

De EendenkooiDe fietsen worden achter op de auto geladen, want ik wil om deze dag af te sluiten nog naar het Donkmeer. Dat ligt in Berlare. Dat is trouwens een serieus meer, want met zijn 86 hectaren is dat het op een na grootste meer van Vlaan-deren. Alleen in Limburg hebben ze een meer dat groter is. Dit Donkmeer is ongetwijfeld de populairste toeristische be-stemming in de streek. Het is in elk geval mooi. De kinderen genieten en kijken uit naar de vissen, omdat ik hen verteld heb dat in dit meer de meeste vissen zitten van heel het land.

“Hoeveel zijn er dat dan, papa?” Dan sta je daar even met je mond vol tanden, natuurlijk. Ik kan de aandacht afleiden door naar de Kooiker te wijzen. Dat is de houten overzetboot die naar het domein Eendenkooi leidt. Daar ontsnap ik dus niet aan. Er is een dierenpark met geitjes, eenden, ganzen, zwanen en herten. Maar mij interesseert vooral die eenden-kooi. Die werd vroeger daadwerkelijk gebruikt om eenden te vangen, die dan werden opgegeten. Via lokeenden werden de beestjes door een speciaal getraind hondje naar een pijp gestuurd om uiteindelijk – domweg – in de kooi te belanden. “Donald Duck zou zich zo niet laten vangen, hee papa.” Neen, Donald Duck wist wel beter. Dit was een goede dag. Een dag om tot rust te komen. Genieten van de stilte. Daar doe je het voor. Dan weet je waarom je hier best met de fiets rondrijdt. Om te genieten van de natuur, van de bloemen, de planten en de bomen. Ze staan symbool voor de hele streek.

www.tov.be

De taal en emotiesvan bloemen en planten

Ook niet te missen wandelroutes in de buurt.

De Asselkouterroute slingert zich dertien kilometer lang door Munte en Baaigem, twee dorpjes van zo-wat 600 zielen. Rust, stilte en natuurschoon maken hier de dienst uit. Het landschap is zachtglooiend, met hier en daar een korte, steilere helling. Op één van die hellingen langs het parcours ontspringt een natuurlijke bron. Als je onderweg dorst krijgen, stel ik voor dat je die toch maar beter lest in één van de eeuwenoude cafés in de buurt.

voor de Floraliën wordt een

4,5 hectaren grote binnentuin

aangelegd, de grootste ter wereld.Donkmeerroute

De Donkmeerroute bewijst dat je in deze streek kunt wandelen zonder de klassieke platgereden paden te gebruiken. De wandeling is 11 kilometer lang en be-gint aan de Donklaan in Berlare. Hier kan je genieten van een mooie brok natuur. De vroegere meander van de Schelde heeft een rijke verscheidenheid aan landschappen opgebracht: velden, bossen, vijvers en polders. Je wandelt door Berlare Broek, op de Scheldedijk naar Uitbergen en je komt langs het recreatiedomein Nieuwdonk. De goed bewegwij-zerde route is echt het verkennen waard, maar ste-vige stapschoenen zijn wel aan te raden. Je moet er ongeveer twee en een half uur voor rekenen. Via de natuurgebieden Polsmeersen en Broekmeers gaat het dan opnieuw naar Overmere-Donk.

Page 8: Peddelen en slenteren door Oost-Vlaanderen

1� |vrijdag 9 april 2010 Oost-vlaanderen vrijdag 9 april 2010 | 1�

Mijn oudste zoontje, acht jaar is hij, is weg

van Urbanus. Hele dagen zingt hij hier in

huis van ‘Bakske vol met stro’, ‘Madammen

met een bontjas’ of over ‘gladde iolen’.

Sketches van Urbanus speelt hij moeiteloos

na. als hij hoort dat er in lokeren een

Urbanusroute is, zal hij niet meer te houden

zijn. dat weet ik nu al.

“Er woedt een hevige oorlog in de Daknamse Bossen, de vlie-gen worden er in groten getale afgeslacht. Amedee kan het niet meer aanzien en trekt ten strijde! Intussen krijgt Cesar een enorme milieuboete en moet de familie Urbanus Tollem-beek ontvluchten. Ze komen terecht bij de primitieve stam der Lokeraars.”

De Ronde van UrbanusDat is de korte inhoud van het album ‘Lokerse Paardenwor-sten’. Want Urbanus is helemaal niet van Lokeren, die is van Tollembeek. Maar tekenaar Willy Linthout, die is wel van Lokeren. Het is dus hij die aan de basis ligt van het idee om Urbanus zijn ding - stripmatig althans - te laten doen in deze stad. De speels bewegwijzerde gezinsfietsroute ‘De Ronde Van Urbanus’ loopt 30 kilometer over de groene fietswegen van het Fietsroutenetwerk Waasland. Af en toe wordt er een ommetje gemaakt om meer te weten te komen over de strip-held. ‘De Ronde van Urbanus’ doet de vele mooie plaatsjes aan die ook Urbanus in zijn 133ste strip ‘Lokerse Paarden-worsten’ konden bekoren. Dit is iets om met de kinderen te doen. Urbanus zelf zal je er niet meer ontmoeten, maar met de grappige bordjes die het parcours opvrolijken blijf je je de hele tijd bewust van zijn aanwezigheid.

’t Is langs hierVooral voor de fanaten van de Urbanusstrips is dit een tocht om van te smullen. Je rijdt van de ene naar de andere loca-tie die een rol speelt in ‘Lokerse Paardenworsten’. Tekenaar Willy Linthout heeft zich terdege laten inspireren door zijn geboortestreek. Wie het album kent, ziet geregeld een stukje Waasland opduiken. In het verhaal beleeft Urbanus weer een waanzinnig avontuur, en de route die hij met zijn driewieler-tje aflegt, is ongeveer de weg die je volgt in de Ronde van Urbanus. En daar ga je geen spijt van krijgen. Je leert op die manier de mooiste plekjes kennen van Daknam, Doorslaar, Eksaarde en van Lokeren zelf natuurlijk. Je moet alleen maar de grappige bordjes volgen met Urbanustekeningen. Wat klein soms, maar blijkbaar was dat de bedoeling, om te zor-gen dat je oplet. Hoe dan ook, de kinderen gaan lachen, want als je bijvoorbeeld een drukke weg moet oversteken, word je daarvoor gewaarschuwd door een bord met de tekst: ‘Over-stekende Olifanten’. Laat je trouwens niet al te rigoureus lei-den door de bordjes. Gebruik je eigen fantasie, de inspiratie van het moment. Want anders mis je bijvoorbeeld de prach-tige tocht naar de Kruiskapel, die daar ligt in een oase van groen en rust. Willy Linthout noemt dit een van de mooiste plaatsjes ter wereld, en hij zit er niet ver naast.

De onsterfelijke FonneDe route vertrekt in het centrum van Lokeren, aan het infopunt Toerisme Lokeren. Dat is aan de Markt. De eerste figuur uit ‘Lokerse Paardenworsten’ is de Fonne. Op de Groen-temarkt staat een borstbeeld van deze Nachtburgemeester van Lokeren, op het pleintje waar deze legendarische figuur bij leven een café openhield. In de Verbindingstraat zie je de wieken van de Heirbrugmolen, waar nu nog elke tweede en vierde zondag van de maand in de namiddag meester mole-naars aan het werk zijn. Wat verderop kruis je de N70 en het is hier dat Urbanus je waarschuwt voor de olifanten. Je rijdt een veldweg in tot aan de struisvogelweide. Wat later komen we in het gehucht Doorslaar aan. Hier ging Willy Linthout naar school, en veel van wat we hier zien, is later door hem verwerkt in zijn Urbanusstrips: de kerk, het schooltje, zelfs de pastoor en de schoolmeester van toen. In het Doorndonk-eindeken, aan nummer 38, is het ouderlijk huis van Linthout. Naast dat huis is er een soort aanbouwsel. In het album ‘De miserie van Tettemie’ speelt dat een rol. Want in dat kamertje had de buurvrouw een afluistersysteem gebouwd om te kun-nen horen wat haar vreemde buren tegen elkaar vertelden. De waarheid is soms vreemder dan fictie.

Smullen onder de PeperbusAls je in Daknam bent, de kleinste deelgemeente van Loke-ren, moet je zeker even halt houden om het dorpspleintje te bewonderen. Let op het kerkje, de witgekalkte kerkhofmuur en de Reynaertbank onder de lindebomen. Als je Daknam achter je laat, zie je het natuurreservaat de Daknamse Meer-sen. Ook hier vind je sporen van Urbanus. Hij verdwaalt er in de bossen en baant zich met zijn speciale fietsroutemaak-kruiwagen een weg naar het prehistorische Lokeren. Wat verder zie je de festivalterreinen van de Lokerse Feesten. Als we Urbanus mogen geloven is hij het die aan de basis ligt van dit jaarlijkse fenomeen. In de voormalige gevangenis van Lokeren zouden hij en de Fonne en de voorzitter van de Lokerse Feesten de aanzet gegeven hebben.

Vanuit het groen kom je dan opnieuw op de Markt in Lokeren. De tocht eindigt in de schaduw van de Sint-Laurentiuskerk, die vooral bekend is om haar toren. De mensen hier noe-men die de Peperbus. Als het mooi weer is moet je nu maar uitrusten en een terrasje doen. Eerst doe je wat Urbanus je beveelt, middels weer een van die bordjes: “Lees hier drie weesgegroetjes en de gazet”. Doe dat, en drink een Lokers Dobbelken en proef van een Lokerse paardenworst. Voor de kinderen is er in de plaats van het bier de lekkere plaatselijke peperkoek en een Trefin Hartmintsnoepje. Echte streekpro-ducten, waarschijnlijk door Urbanus goedgekeurd.

www.toerismewaasland.be

Urbanusgidst je door de streek van Lokeren

Je moet alleen maar de

grappige bordjes volgen met

Urbanustekeningen.

Page 9: Peddelen en slenteren door Oost-Vlaanderen

1� |vrijdag 9 april 2010

Ontvang je fietsroute via smsEr is ook een primeur: vanaf nu kan je een fietsroute ontvan-gen via sms. De online fietsrouteplanner van Toerisme Oost-Vlaanderen kende ik al. Ik vond - en vind - het prettig om zelf te bepalen hoe lang ik wil fietsen en waar ik naartoe wil. Op de kaart de knooppunten verbinden, de kaart uitprinten en ik kan vertrekken. Of de trajectadviesfunctie gebruiken: mijn startpunt en enkele voorkeuren. De routeplanner doet dan een suggestie. Maar ze zijn nog ambitieuzer. Je vertrekt aan een zogeheten fietsinrijpunt. Zo zijn er een veertigtal. Die vind je in het Fietsinfoboekje, dat gratis te verkrijgen is via www.tov.be . Aan het inrijpunt verstuur je het woord FIETS en het nummer van het knooppunt, dat daar op een groot bord staat aangegeven, een spatie en het aantal kilometers dat je wil fietsen. Je verstuurt dat bericht naar 6033 en even later ontvang je een sms-bericht terug, met een reeks getallen die de nummers aangeven van de opeenvolgende knooppunten. Ook goed gevonden: de route is altijd lusvormig. Je komt dus altijd terug uit op de plaats waar je vertrok. Verder zit er in StapAf zitten ook nog eens vijf uitneembare fietsroutes:de Leiestreek, de Vlaamse Ardennen, het Scheldeland, het Waasland en het Meetjesland. Deze routes zijn samengesteld door Toerisme Oost-Vlaanderen en brengen nu ook weer de mooiste wegen in kaart waar het rustig en veilig fietsen is.

Op stap met Lotte PinoyHet afsluitend artikel is een groot interview met actrice Lotte Pinoy, die je zeker kent van haar rollen in ‘Sara’ of ‘Los zand’. Lotte is oorspronkelijk van Oost-Vlaanderen en komt nog graag terug naar haar geboortestreek. Op vraag van StapAf bezocht ze vier groene natuurpareltjes. Eerst trekt ze naar de tuinen van Adegem, waar ze leert waarom rozen niet altijd ruiken. De Plantentuin van Gent mag ook niet op haar menu ontbreken. Dat is eigenlijk de plantentuin van de Universiteit Gent, aan de rand van het Citadelpark. En wij leren dan weer dat Lotte hier vroeger veel vertoefde met haar lief. Volgende halte is dan het Domein Breivelde in Zottegem. Dat is een 14 hectaren groot park waar ze danig van onder de indruk raakt. “Het ziet er weids uit, het straalt rust uit”, vindt ze. De laatste tocht gaat naar de hopvelden van de Faluintjesstreek. Dat is in het Scheldeland, meer bepaald in Meldert. En weer leert Lotte iets bij. Dat als je de geur van de hopbellen diep opsnuift dat een hallucinerende werking kan hebben. Waarop ze meteen een diepe trek neemt.

StapAf:het gratis fietsmagazinevan Toerisme Oost-Vlaanderen

Het nieuwe voorjaarsnummer van Stapaf,

het gratis fietsmagazine van Toerisme

Oost-vlaanderen is er. Het thema van dit

nummer is ‘Groen’. dat heeft uiteraard

alles te maken met de 34ste Floraliën

die opnieuw een prachtig en bloemrijk

uitstalraam bieden voor de Oost-vlaamse

sierteelt. Stapaf grijpt de gelegenheid aan

om in een fietsreportage de mooiste groene

plekjes van Gent voor te stellen. verder

worden we meegenomen naar kwekerijen,

tuinen en waardevolle natuurlandschappen

tussen Gent en laarne.

Je kan StapAf gratis krijgen als je een mailtje stuurt naar [email protected] met daarin je adresgegevens. Als onderwerp schrijf je ‘abon-nement StapAf’. Meer moet dat niet zijn om alle toekomstige edities van dit tijdschrift gratis in je brievenbus te ontvangen.

Win een verblijf in Gent of in het Scheldeland.

In dit nummer van StapAf vind je ook een wedstrijd. In de prijzenpot zit een overnachting voor twee personen (kamer met ontbijt) in Hotel Harmony in Gent. Daarbovenop stelt het hotel je nog een hele dag twee fietsen ter beschikking. De andere prijs is ook een overnachting voor twee personen op basis van kamer met ontbijt in de B&B ‘’t Groene Genoegen’ in Laarne. Ook hier kan je een hele dag beschikken over twee fietsen. En om mee te spelen moet je één vraag beantwoorden. Maar daarvoor moet je eerst wel dit nummer van StapAf zien te bemachtigen. Dat kan onder meer bij Toerisme Oost-Vlaanderen.

www.tov.be