Past Simple - onvoltooid verleden tijd
-
Upload
meester-gijs -
Category
Education
-
view
129.011 -
download
3
Transcript of Past Simple - onvoltooid verleden tijd
Past Simple verleden tijd
I went to the movies yesterday.
We had to do some homework yesterday.
Yesterday I visited my niece and nephew.
Yesterday I fell off my bike.
I worked at McDonald’s yesterday.
I was ill yesterday
We were cleaning our room yesterday.
….
…
Past Simple verleden tijd
Je gebruikt de past tense voor dingen die in het verleden zijn gebeurd en
die nu zijn afgelopen.
Vaak gaat dat gepaard met tijdsaanduidingen voor het verleden, zoals
yesterday, last week, a few months ago, when she was at school, etc..
I went to a public primary school when I was 10 years old.
We left for France last Friday and came back yesterday.
They visited me last weekend, because I was ill.
Past Simple verleden tijd
Regelmatige werkwoorden krijgen –ed in de past tense. Let op spelling
van werkwoorden met –y op het einde. Staat er geen klinker voor, dan
wordt –y -ied, wel een klinker ervoor, dan wordt –y -yed. Let ook op
regelmatige werkwoorden die al op een –e eindigen + -d
to try he tried
to enjoy/play I enjoyed/ we played
to love/bake She loved me / I baked a cake
Past Simple verleden tijd
Exercise: Zet de regelmatige werkwoorden in de verleden tijd
1. We _________ (to announce) our wedding during lunch.
2. Batman _________ (to disappear) in the middle of the night.
3. I _________ (to enjoy) the musical very much.
4. She _________ (to empty) the bin and went straight to school.
5. When I was younger I _________ (to jump) over bicycles to dunk a
basketball.
6. He _________ (to work) at the restaurant for three years.
7. She _________ (to be) ill before school started.
Past Simple verleden tijd
Exercise: Zet de regelmatige werkwoorden in de verleden tijd
1. We announced (to announce) our wedding during lunch.
2. Batman diseappeared (to disappear) in the middle of the night.
3. I enjoyed (to enjoy) the musical very much.
4. She emptied (to empty) the bin and went straight to school.
5. When I was younger I jumped (to jump) over bicycles to dunk a
basketball.
6. He worked (to work) at the restaurant for three years.
7. She was (to be) ill before school started.
to be = onregelmatig werkwoord….
Past Simple verleden tijd
Voor een overzicht van de onregelmatige werkwoorden, die je uit je hoofd
moet leren!, kijk achter in je tekstboek (Stepping Stones) op blz.:
1ha: TB p.192
1vwo+: TB p.201
2ha: TB p.193-194
2a: TB p.200-201
3h: TB p.210-211
3v: TB p.212-213
Past Simple verleden tijd
Oefening – zet alle onregelmatige werkwoorden in de verleden tijd
be - Tom ______ in New York last month.
beat - We ______ the home team yesterday.
bend - He ______ the branch until it broke.
buy - Janice ______ a new watch last week.
come - We ______ home earlier yesterday.
draw - She ______ a beautiful picture in class.
be / drink - I ______ so thirsty I ______ two bottles of water.
eat - We ______ lunch early today.
fly - Cheryl ______ to Brazil last month.
give - They ______ us an early appointment.
Past Simple verleden tijd
Oefening – zet alle onregelmatige werkwoorden in de verleden tijd
be - Tom was in New York last month.
beat - We beat the home team yesterday.
bend - He bent the branch until it broke.
buy - Janice bought a new watch last week.
come - We came home earlier yesterday.
draw - She drew a beautiful picture in class.
be / drink - I was so thirsty I drank two bottles of water.
eat - We ate lunch early today.
fly - Cheryl flew to Brazil last month.
give - They gave us an early appointment.
Past Simple verleden tijd
Om ontkenningen en vragen in de past simple te zetten, gebruik je vaak
een hulpwerkwoord. Meestal is dat did (not) gevolgd door het hele
werkwoord zonder to.
Ontkenningen (onderwerp + didn’t + hoofdwerkwoord)
Hij fietste niet naar school. He didn’t cycle to school.
Zij las niet veel boeken. She didn’t read many books.
Vragen (Did + onderwerp + hoofdwerkwoord)
Fietste hij naar school? Did he cycle to school?
Las zij veel boeken? Did she read many books?
Past Simple verleden tijd
LET OP! Verleden tijd to be (was, were) (2e klas en verder!)
Was en were krijgen in ontkenningen en vragen in de past simple deze
hulpwerkwoorden niet. Je zet er alleen not achter om ze ontkennend te
maken. In vragen komen was en were vooraan in de zin te staan.
Ontkenningen (onderwerp + was/were + not)
Hij was niet aardig. He wasn’t nice.
Vragen (was/were + onderwerp)
Waren zij bang? Were they afraid?
Past Simple verleden tijd
LET OP! (2e klas en verder!)
Als een vraag in de past simple begint met what of who en het is
onderwerp van de zin, dan krijg je geen did gevolgd door het hele
werkwoord zonder to, maar de past simple vorm van dit werkwoord.
VB:
Wie heeft jou gebeld? Who called you?
Wat was dat? What was that?