Parool Stadsdichtersbijlage tijdens Manuscripta 2010

5
F. Starik stadsdichter Amsterdam

description

Eenmalige bewaarbijlage van Stadscihter F. Starik bij Het Parool tijdens Manuscripta 2010. Initiatief van F. Starik in samenwerking met Het Parool, SLAA (Stichting Literaire Activiteiten Amsterdam), stadsdeel Centrum, en werd mede mogelijk gemaakt door het Amsterdams Fonds voor de Kunst. Tekst en redactie: F.Starik en Jasper Henderson. Gedichten: Adriaan Jaeggi, Robert Anker, Mustafa Stitou, Jos Versteegen en F.Starik. Foto omslag: Ron Zwagemaker. Foto ‘eenzame uitvaart’: Jan van Breda. Illustratie: Jan Rothuizen (www.janrothuizen.nl). Vormgeving: Melle Hammer.

Transcript of Parool Stadsdichtersbijlage tijdens Manuscripta 2010

Page 1: Parool Stadsdichtersbijlage tijdens Manuscripta 2010

F. Starikstadsdichter Amsterdam

Page 2: Parool Stadsdichtersbijlage tijdens Manuscripta 2010

Kwartetten

Mag ik jouw bikinilijn, dan krijg jij mijn hoofddoekFijne islam met blasse roze, tere groene kleurenAfgestemd op vriendelijke muizenissen in jouw wijkVerstop ik jouw geschenk, mijn vrijheid, in mijn spiegelDan zie ik beter wie ik ben, zuster, mag ik ook van jouVan ‘Begroetingen’ de handdruk van jouw manDie zal ik in de mouw van mijn djellaba gaan bewarenKrijg jij van ‘Hygiëne’ mijn linkerhand in de hamamOm mijn teerste plekken met jouw pijn te zalvenWant je houdt van mij, kom, wij gaan ons leidenIk ben compleet van jou en jij van mij – dit uit te strijden.

Smartlap voor Amsterdam

Wij drijven als planeten uit elkaarwe pakken een terrasje onder koude sterren, lallenik hou zoveel van je

Niet alles is verloren maar wel je fietsals je hem niet vastnietaan het trottoir als het er isWij drijven als planeten uit elkaar

Ik heb niks van je aan en nee ik hebgeen kleingeld voor koffie maar ik kanproberen van je te houden

Je bent een watje dat je nog in God gelooft of Allahof hoe heet hij vandaag spicy chickenJe bent hulpeloos en misleid maar dat vind je van mij ookZe zeggen dat dat een band schept

Ik rij je voor je kloten als je niet uitkijkt bij hetoversteken maar dat betekent nietdat ik niet van je hou

Wij drijven als planeten uit elkaarmaar ook na honderd miljard jaarals het Kalfje zijn deuren sluithou ik nog van jegeloof me maar

Agenda

donderdag 26 augustus 17.30 uurMuzyqAtlantisplein 1Amsterdam

uitreiking van de Amsterdamprijs voor de Kunst. Wie worden de drie winnaars? Erik Kessels, Cappella Amsterdam, Parra, Yasmine Allas, Krisztina de Châtel, Mediamatic en Alex van Warmerdam werden genomineerd. F. Starik, een van de winnaars van het afgelopen jaar, droeg een gedicht voor.

zondag 29 augustus15.00 - 16.00 uur Uitmarkt, Museumplein, Spiegeltent

speciaal stadsdichtersprogramma met medewerking van onder anderen Mustafa Stitou, Maarten van Roozendaal, Jos Versteegen, Paul Prenen, Tjamke Roelofs, Wilmar de Visser en uw stads-dichter F. Starik.Tijdens het Uitmarkt-weekend was F. Starik ook enkele malen te zien op een groot podium elders op het plein met het gedicht ‘Uitmarkt’, dat hij speciaal voor deze gelegenheid schreef. Hij wordt daarbij begeleid door Guus Bauer op de snare-drum.

zondag 5 september15.00 – 16.00 uurManuscriptaWestergasfabrieksterrein

F. Starik treedt op in de Flex-bar en is aansluitend te gast bij de VPRO-radio, die tussen 14.00 en 18.00 uur rechtstreeks uitzendt vanaf het festivalterrein.

donderdag 16 september20.00 uurRobisco-festivalRoode BioscoopHaarlemmerpleinAmsterdam

VICTORIA. Martin Fondse (vibrandoneon), Martijn Grootendorst (video), Saskia Meijs, (altviool) en F. Starik (tekst).

donderdag 23 september15.30 uurDe Bazel, Vijzelstraat 32, Amsterdam

voordracht gedicht ter gelegenheid van de overdracht van het archief van het Hofje De Zeven Keurvorsten aan het Stadsarchief Amsterdam.

zondag 26 september14.00 uurMadness & Arts-festival: Poëzie & Psychiatrie, Bibliotheek Haarlem, Gasthuisstraat 32Haarlem

Met Nico Keuning, biograaf van Jan Arends; Chris Junge, die een fragment uit Keefman speelt; Menno Wigman, die in 2006 Het gesticht publiceerde, en Rogi Wieg, die zijn leven lang al worstelt met zijn psychiatrische geschiedenis en daarover Kameraad scheermes schreef. Presentatie van de middag is in handen van F. Starik.

zaterdag 9 oktober20.00 uurGeen Daden Maar Woorden FestivalSchouwburg Rotterdam

Ronald Giphart, F. Starik en vele anderen.

zondag 10 oktober14.00 – 17.00 uurOutlineOeterwalerstraat 73 Amsterdam

MOEDER. Onder anderen Moniek Toebosch, Raymond van den Boogaard,Dick Tuinder, Maria Barnas, Marcel Faber, Manon Uphoff, F. Starik, PJ Roggeband, Dana Linssen en Anton de Goede zullen een voordracht houden over hun moeder, in welke vorm dan ook. Claire Fons, Patricia Kaersenhout en Chantal Breukers verbeelden MOEDER met tekeningen, video en kleine objecten.

maandag 11 oktober20.00 uurToneelschuurLange Begijnestraat 9Haarlem

een avond met Rick de Leeuw. Rick de Leeuw heeft voor deze poëzie-avond twee van zijn favoriete Nederlandse dichters uitgenodigd om voor te komen dragen, te weten F. Starik en Erik Jan Harmens. De Leeuw zal de dichters om beurten introduceren en kort interviewen. Vervolgens zullen de dichters voordragen uit eigen werk.

Wat is zo fijn of verschrikkelijk aan Amsterdam of de Amsterdammers? – Ik vertel graag dat ik precies op 30 april 1980 in Amsterdam aankwam, de dag dat Beatrix tot koningin werd gekroond, de dag van de krakers-rellen, van ‘geen woning, geen kroning’. Een dag van totale anarchie. Die anarchie bevalt me eigen-lijk nog steeds. Als er al regels bestaan, en jij kent ze toevallig, dan gelden die hooguit voor anderen, nooit voor jou. Ik kreeg eens een bekeuring voor het negeren van een stuk of tien stoplichten, de hele rij op de Rozengracht – die bekeuring weigerde ik te betalen. Ik heb de zaak laten voor-komen. Voor de rechter betoogde ik serieus dat die stoplichten alleen voor auto’s golden, als ieder-een net als ik per fiets de stad bereisde waren die stoplichten immers helemaal niet nodig. Ik moest natuurlijk toch betalen. Nu hebben de auto’s die fietsmentaliteit grotendeels overgenomen en zie je fietsers braaf voor stoplichten wachten terwijl automobilisten door rood scheuren.

Waarom is dit jouw stad?– Dit is al dertig jaar de stad waarvan mijn hart openspringt als mijn trein het Centraal Station komt binnendenderen, waar ik mijn fiets van het driedubbele slot haal, toch dankbaar dat hij niet is gestolen, dat ik heb onthouden waar in die

eindeloze, veel te krap bemeten fietsenrekken ik hem zoeken moet, voorzichtig uitproberend of de wielen nog draaien, of hij niet al te erg beschadigd is geraakt, de banden niet plat staan omdat buurman een ventiel nodig had, en dan op hoge snelheid, met de roekeloosheid van de jeugd, naar huis, naar huis. Ondenkbaar overi-gens dat je je auto zo moest parkeren als wij dat met onze fietsen doen: ze met geweld tussen de andere auto’s persen. Ik rijd sinds een jaar of tien overigens op een driejaarlijks fonkelnieuw aangeschaft herenrijwiel met een dubbele stang en zo’n nostalgierek voorop, alsof ik eigenlijk een slagersjongen uit 1920 ben, die de bestel-lingen gaat uitrijden. Er worden tegenwoordig opmerkelijk veel minder fietsen gestolen dan vroeger, is mijn indruk. Twintig jaar geleden reed iedereen op een gestolen fiets rond, die dan ook weer werd gestolen – je kon op iedere straathoek van een junk voor een tientje een nieuwe kopen. Een soort junkenbelasting, alsof de fietsen in de stad hun toebehoorden, als een ondergrondse vorm van het witte-fietsenplan. Ik weet eigenlijk ook niet waarom ik ineens zoveel over fietsen praat. Als het regent neem ik gewoon de tram. Ik woon nu al meer dan de helft van mijn leven in deze stad: er zijn wel duizend plekken waarmee ik een geschiedenisje heb: buurten waar ik heb

F. Starik, 2010-2011, een kennismaking

Mustafa Stitou 2009

‘De stad heeft zich dieper in mij genesteld, en andersom ook,’ zegt Stitou over zijn stadsdichterschap. ‘Ik heb me door de functie meer in de stad en haar geschiedenis en wijken en inwoners verdiept dan ik mis-schien anders zou hebben gedaan.’ Het was een druk jaar voor Stitou, omdat hij naast zijn stadsdichterschap bezig was met een eigen boek. Ook bleek dat het schrijven van gedichten in opdracht toch anders is, intensiever dan een gedicht dat meer uit jezelf komt: ‘Niet emotioneel intensiever of in-tenser, maar er gaat gewoon meer tijd in zitten. Misschien vooral omdat je recht wilt doen aan verwachtingen, en dus denk je dat je misschien maar het beste dicht in de buurt van de werkelijkheid kunt blijven, en een bepaald realisme na moet streven. Ik kon dat pas na verloop van tijd een beetje loslaten, die druk.’ Een van de mooie facetten van het stadsdichterschap, is dat het werk vaak een directe respons van het publiek oplevert. Ook Stitou heeft dit ervaren, vooral bij het gedicht ‘Tempel’, dat hij schreef voor de Openbare Bibliotheek. ‘Ik heb reacties gehad van mensen die zeiden dat ze er erg door geraakt waren, en dat ze wanneer ze de bibliotheek bezochten, altijd weer even een paar regels herlazen, en op zich in lieten werken.’ Net toen zijn termijn als stadsdichter begon af te lopen, vond Stitou steeds meer zijn draai: ‘Daarom is het goed dat de huidige stadsdichter niet één maar twee jaar stadsdichter is. Bovendien is er dan meer tijd om de gedichten ook op andere manieren dan via het papier onder de aandacht te brengen van de Amsterdammers.’

Robert Anker 2008

Op 30 januari 2008 gaf Adriaan Jaeggi het stokje over aan gelauwerd dichter en Amsterdammer Robert Anker. ‘Ik vond het geweldig inspirerend om gedichten te schrijven die op de een of andere manier geadresseerd waren door de stad Amsterdam. De opdracht die ik mij daarbij stelde was om die gelegenheidsgedichten om te buigen tot echte poëzie, zonder dat ze hun aanleiding zouden verloochenen; ze moesten een on-derdeel zijn van mijn werk.’ Ankers gedichten waren goed zicht-baar. Het Parool plaatste ze op een prominente plaats in de krant, maar daarnaast werden enkele gedichten ook in de openbare ruimte getoond. ‘Thorbeckeplein’ werd tijdens de Mu-seumnacht de hele nacht gedraaid op het reusachtige videoscherm boven de Escape; ‘Zuidas in de pas’ was te zien op het videoscherm van de Zuidas, en Amsterdammers konden het gedicht ‘Het dagelijks leven’ dagelijks voorbij zien glijden op de videoschermpjes in een aantal trams.

Adriaan Jaeggi 2006-2007

‘Wat hebben Groningen, Venlo, Alkmaar, Hoorn, Zwolle, Dordrecht, Roermond, Mid-delburg, Breda, Gouda, Gent, Haarlem, Antwerpen, Valkenswaard, wat heeft zelfs bloody Den Helder dat Amsterdam niet heeft? Een stadsdichter.’ Zo begon Adriaan Jaeggi (1963-2008) op 25 januari 2006 zijn inaugurele rede als eerste stadsdichter van Amsterdam in een bomvol Paradiso. ‘Dat is toch om gek van te worden,’ vervolgde hij. ‘Hebben wij niet alles wat een stadsdichter kan inspi-reren? Hebben wij niet grachten, architec-tuur, kunstschatten, bezienswaardigheden? Hebben wij niet muziek, kunst, horeca en overlast? Staat de naam Amsterdam niet in de hele wereld synoniem voor vrijheid, fees-ten en wiet waar je een paard mee plat krijgt? Hebben wij niet een stadsbestuur met kleur-rijke charlatans en handige compromissen-bakkers?’ Tot zijn eigen verbazing was Jaeggi na een oproep in Het Parool prompt zelf aangewezen als de eerste stadsdichter van Amsterdam, en vanaf het aller-eerste moment kweet hij zich uiterst nauwgezet van zijn taak. Hij schreef een gedicht voor de Stadsspelen – welk gedicht foutief op een vaas werd ge-schilderd, die vervolgens werd over-gedragen aan het bestuur van Poetry International, al is dit niet zeker –, de Week van de Poëzie, de Intreeweek, Amsterdams mooiste straat, de ope-

De stadsgedichten van Adriaan Jaeggi werden gebundeld in Het is hier altijd laat van licht (Nieuw Amsterdam, 2008); die van Robert Anker in De dichter en de stad (Querido, 2009).

Op 21 augustus j.l. werd op feestelijke wijze de ‘Stads-dichtersmuur’ van de Openbare Bibliotheek Amsterdam onthuld. Op deze muur zijn gedichten van alle stadsdichters aangebracht. Dagelijks te bezichtigen.

ning van de Openbare Bibliotheek, De Eenzame Uitvaart, en nog vele andere gelegenheden. Maar Jaeggi vond ook dat een stads-dichter niet alleen mooie gedichten over en voor de stad moest schrijven, maar hij diende zich ook op andere vlakken in te zetten. Zo organiseerde hij op 30 juni 2007 De nacht van de vrijheid in de Stadsschouwburg: ‘In een stad waar veel verschillende mensen wonen, kunnen vrijheden botsen. De vrijheid van de boerka-babe is niet die van de bling-bling bimbo en op straat kan jouw vrijheid door het gedrag van een ander worden ingeperkt. Hoog tijd voor een vrolijk, diepgravend, ver-rassend onderzoek naar de stand van de vrij-heid in Amsterdam.’ Een avond vol debat-ten, film, theater, poëzie, met gasten als Theodore Dalrymple, Hedy d’Ancona, Jelka van Houten, Ilja Leonard Pfeijffer, Pieter Hilhorst en Rebecca Gomperts. Het was een avond die liet zien dat de stadsdichter van Amsterdam ook een maatschappelijke functie heeft.

gewoond, de plekken waar ik studeerde, uitging, werkte, optrad, tentoonstelde, waar ik heb liefgehad, mijn zoon is hier geboren. Vrienden die ik hier maakte, hier wonen en van wie som-migen hier ook stierven, de levens van volmaakte onbekenden, die mijn pad hier kruisten.

Wat betekent de functie van stadsdichter voor je? Vind je een dergelijke functie nuttig?– Als dichter heb ik natuurlijk een zwak voor het nutteloze. Nut zal de functie niet hebben. Ik ben pas sinds mei beroepen als stadsdichter en ik moet zeggen, sindsdien heb ik weinig anders meer kunnen doen: er kwam onmiddel-lijk een lawine aan opdrachten en verzoeken om te verschijnen op me af. Deze uitneembare bewaarbijlage is daar een voorbeeld van. Als je dan toch stadsdichter bent, moet je er ook echt iets van maken, vind ik, al zal ik in de toekomst selectiever moeten worden in het aannemen van opdrachten, ik moet ook nog boeken kun-nen schrijven, mijn echte werk kunnen doen. Misschien had ik de mazzel dat mijn aantreden samenviel met het vertrek van Cohen. Daar kon ik wel wat mee, en daarna de komst van Van der Laan. Tegelijk heb ik al vrij snel voor mezelf een paar ambities geformuleerd. Ik wil graag een gedicht ergens in de nieuwe metrolijn perma-

Ik moet eropuit. Linksaf de Albert Heijn, gevolgd door de videotheek, die al zijn video’s tegen afbraakprijzen heeft verkocht, de modewinkel van mijn regenjas, de bakker, een snackbarachtig restaurant, een tijdje niks. De overkant. Het hele rijtje behoort geloof ik aan een buurtgenoot die zijn fortuin maakte in de kraakhan-del, er heeft een tijd een coffeeshop gezeten, waarnaast een reeks onduidelijke neringen, nu eens een muziek-instrumentenhandel, een platenzaak gespecialiseerd in Caribische muziek uit het tijdvak 1920-1930, een wierookwinkel, die tevens in mutsen voor verdrietige mensen handelt, en kleurige lappen waarvan niet zeker is of ze bedoeld zijn om over tafel of bed te spreiden, of om als kledingstuk te dragen, een jurk, misschien? Een restaurant dat ieder jaar een nieuwe kaart voert en dan meteen ook maar van naam verandert. Een designwin-kel, een opgeleukte rommelmarkt, die zelden geopend is, en dus in korte tijd haar omzet moet bereiken uit de rommel die daar design wordt genoemd, en sinds die naamsverandering een fortuin moet opbrengen, vindt de eigenaar. Hij heeft gelijk. Het is maar wat de gek ervoor geeft. Ik heb laatst op de biologische markt een tube mayonaise gekocht voor vijf euro vijfenzeventig, alleen omdat die belachelijke prijs erop stond. Echt lek-ker was het niet. Het gaat om het idee. Je bent benieuwd hoe mayonaise van bijna zes euro smaken zal, omdat een tube van vergelijkbare omvang bij de Dirk maar negentien cent kost.

nent aanbrengen, een kort, achtregelig vers dat ik inmiddels inderdaad heb geschreven. Ik wil ook graag iets met die gesloten musea doen. Of dat gaat lukken, is nog maar de vraag, maar ook dat gedicht is al geschreven.

Wat zijn je plannen voor de stad? Waar zie je naar uit?– Plannen voor de stad zal ik niet maken. Ik ga niet voorstellen om nog maar een metrolijn te beginnen, daarvoor zou vermoedelijk ook maar weinig draagvlak te vinden zijn, het leven is al duur genoeg. Het meest zie ik uit naar het af-treden van Beatrix en het aantreden van Willem-Alexander, de abdicatie/inauguratie moet welbinnen mijn termijn als stadsdichter vallen, dus,Koningin, als u dit leest, wilt u hier alstublieft rekening mee houden? Ik heb voor deze gelegen-heid een plan: Ballonbardement. Een visueel referendum, zou je het kunnen noemen. Het idee is om mensen voor een euro het woord ‘oranje’ of ‘zwart’ naar een nummer te laten sms’en, voor of tegen, uitgedrukt in de kleur van de ballon. Die ballonnen worden dan tijdens het zwaaimoment op het bordes van het paleis op de Dam uit hoog-werkers losgelaten: dat levert een beeld op dat waarschijnlijk de hele wereld overgaat, enverwijst op een zachtaardige manier toch naar de moeizame geschiedenis van de Republiek Amsterdam met het Koningshuis. En op het moment dat ze de grond raken krijg je een soort vuurwerk, een atonale compositie van voeten van mensen die de ballonnen stuktrappen. Na afloop wel even opvegen. Het schijnt dat vogels plasticresten lusten, ofschoon dat niet erg gezond voor ze is. Al zou je natuurlijk de gelegenheid te baat kunnen nemen om in één klap het duivenbestand te decimeren. Het zal overigens niet eenvoudig zijn dit plan daadwerkelijk te realiseren, er staan natuurlijk wetten in de weg en praktische bezwaren. Het is dus ook een oefening in democratie. Moet toch kunnen, denk ik dan. Zo heeft bijvoorbeeld Joop van Riessen, oud-commissaris van politie, zitting genomen in het comité van aanbeveling, naast volkszanger Dries Roelvink. Ik hoop echt dat het een heel groot ding gaat worden. En ik ben ook gewoon ontzettend benieuwd of je met zo’n actie daadwerkelijk iets losmaakt. Ik kan me voorstellen dat Oranje-verenigingen hun leden gaan oproepen om massaal te stemmen, om te voorkomen dat Amsterdam die dag zwart wordt gekleurd.

Is het schrijven in opdracht moeilijk? Hoe vrij ben je als dichter?– Op een gegeven moment leer je erop vertrou-wen dat als je maar eenmaal weet dat je over dit of dat moet schrijven en wanneer het klaar moet zijn, er ergens van binnen een motortje gaat lopen, je hoeft er niet eens meer aan te denken. En als de deadline dan nadert ga je zitten en dan is de aardappel grotendeels klaar. Die heeft iemand in jou alvast geschild en gekookt, je hoeft

het fatsoen, in een stad. Als burgemeester ben je officieel verantwoordelijk voor het begraven van de minvermogenden en onbekenden. Hij was dan ook meteen bereid om Job Cohen als bescherm-heer van de Stichting de Eenzame Uitvaart op te volgen. En ik kon hem in één moeite door meteen inwijden in het aanstaande Ballonbardement. Als je zoiets voor elkaar wilt krijgen, lijkt het me wel handig als de burgemeester alvast weet wat hem te wachten staat.

Wat zijn memorabele momenten uit je leven die verbonden zijn met de stad?– Prinsengracht hoek Rozengracht. We sloegen rechtsaf, het meisje dat ik toen liefhad, het jonge hondje, dat we net een dag bezaten, – onze liefdesbaby– en ik. We wilden het hondje leren om los met ons mee te lopen, een vrije hond. Het dier liep prompt onder een auto. We hebben hem begraven in het Vondelpark. We leenden een schep en een plastic hark. De grond was hard. De kuil werd niet erg diep. Onze liefde is die klap niet te boven gekomen. Nu ik eraan denk, zal daar ook de oorzaak aan te wijzen zijn dat ik liever fiets dan autorijd. Maar dat gaat in wezen ook over bescheidenheid. Ik vind het nogal wat, als je je moet verplaatsen, om dat dan ook meteen maar op twee volledige bankstellen te gaan zitten doen, aangedreven door een machine, je weegt wel duizend kilo. In mijn leven moet je zelf trappen, als je ergens heen wilt.

hem alleen nog maar even af te gieten. En voor de eenzame uitvaart moet je natuurlijk altijd in staat zijn om binnen een paar dagen een gedicht dat hout snijdt te kunnen leveren. Douchen helpt trouwens ook. Als ik het even niet weet, ga ik onder de douche. Werkt altijd. Nooit aan gedacht trouwens, om de frequente douchebeurt als beroepskosten op te voeren. Als dichter heb je per definitie een behoorlijke mate van vrijheid. Je wordt toch al gevraagd om een onderwerp van een andere dan de gebruikelijke zijde te belichten – je wordt niet gevraagd om te vertellen wat iedereen al wist. Eerder om te vertellen wat menigeen wel dacht, maar niet hardop durfde te zeggen.

Wat vind je van de nieuwe burgemeester?– Verschrikkelijk aardige kerel. Maar ik heb sowieso een zwak voor burgemeesters. Net als voor de Koningin. Misschien omdat het van die loze, ceremoniële functies zijn, net als dat van stadsdichter, zeg maar, haha. Ik kende Eberhard van der Laan vaag van de lagere school waar zijn kinderen naar toegingen en waar ook mijn zoon op zat. Ik schreef een gedicht over zijn nieuwe ambt, dat las hij in Het Parool, ik heb het hem persoonlijk op de dag van zijn installatie in de raad voorgelezen. Hij vertelde dat hij eerder die dag al over de eenzame uitvaart had gesproken, als een van die dingen die ogenschijnlijk nutte-loos lijken, maar toch zo belangrijk zijn, voor

F. Starik heeft in zijn werk op verschillende manieren laten zien dat zijn betrokkenheid bij Amsterdam en zijn bewoners verder gaat dan het feit dat hij hier nu eenmaal woont en werkt. Al jaren is hij de drij-vende kracht achter ‘De een- zame uitvaart’, waarover verderop in deze bijlage meer te lezen is. Maar ook in zijn proza toont Starik zich een be-trokken en liefdevol observator van de mensen om hem heen: in zijn buurt Westerpark, in het trappenhuis van zijn woning. Hij wandelt door de buurt, begroet de winkeliers, beziet het kleine dagelijkse leven dat tegelijker- tijd zijn leven is. Hiernaast leest u een fragment uit De gastspeler, het boek waarin Stariks portretten van zijn buurt gebundeld zijn.

Een stadsdichter schrijft gedichten over de stad en haar bewoners; een goede stadsdichter is daarnaast ook op een andere, meer maatschappelijke manier betrokken bij alles wat er in de stad gebeurt. Hij weet wat er leeft bij de mensen, probeert te doorgronden wat ze beweegt en mengt zich waar nodig in het publieke debat; heeft in ieder geval een idee over de dingen.

Kijk eens rond in de Blokker. Onnoemelijke bergen rotzooi staren ons aan, en heel veel soorten plastic

dozen, schaaltjes en kistjes om die rommel weer in op te bergen. We versieren ons bestaan door dingen aan te schaffen. Ik zag er laatst een mevrouw zes zakken pot-pourri kopen. In een zak potpourri zitten gedroogde blaadjes, veren, en allerlei andere stoffige rommel, in dezelfde kleur geverfd. Ik heb die mevrouw gevraagd wat ze dacht met die zakken potpourri te beginnen. Die ging ze uitstrooien, vertelde ze, in een schaal of in een leegstaande vaas. Dat is gezellig. Sierknikkers, ook zo’n product om in een decoratieve schaal te laten liggen, tot ze stoffig en dof geworden zijn. Zouden er mensen zijn die hun decoraties wassen? Geurkaarsen, die je kunt la-ten drijven in een schaal. Soorten schoonmaakdoekjes, gespecialiseerd schoonmaakplezier. Kijk ook eens in de bak met sterk afgeprijsde dvd’s, vijf voor vijf euro, ver-schrikkelijke films, waarvan het mij nooit gelukt is er een tot het einde uit te kijken. Pannensets in rolkoffer. Ik denk al jaren na over de aanschaf van een pannenset, opdat ik allemaal dezelfde soort pannen zou bezitten, schone, mooie, nieuwe pannen. In plaats van de slordi-ge verzameling ongelijksoortige dingen, waarin ik mijn maaltijd bereid. Het is er nooit van gekomen, terwijl ik dagelijks langs de Blokker kom, waar men een rijke variëteit aan pannensets aanbiedt. Hoe vaak heb ik niet peinzend de collectie in mij opgenomen?

In 2000 bracht F. Starik ‘De zwaaiende fietser’ - een kleitablet met zeefdruktransfer - op zestien onopvallende straathoeken aan in stadsdeel Westerpark.

Tempel

Keer deze tempel de rug niet toehier strijken talrijke goden neervan ademende waarheden is deze tempel vergevenhier bespreekt het brein het breinbezingt wonder wonder en tegenwonderhier wordt de beul bestudeerd en de bijer staan heelallen op de plankendroefenis stelpende alfabettende letters der ketters vliegen klapwiekend opde rede beent over het waterhier kwijnt de kwelgeest wegautocraat wordt onttroond kind gekroond(schedels in de regen schedels in de zon)hier wordt betekend benevens beneveldkan men hier sterven leren en leven?hier stokt het hanige heilige woordhet eindvonnis wordt versnipperd hierkeer deze tempel de rug niet toe

Page 3: Parool Stadsdichtersbijlage tijdens Manuscripta 2010
Page 4: Parool Stadsdichtersbijlage tijdens Manuscripta 2010

De heer Ali Mahmood van de Dienst belt op maandag 22 maart, vroeg in de ochtend, om een dode aan te melden. Meneer Ramani, nog maar zevenentwintig jaren oud. Mahmood meldt dat er twijfel is over de identiteit van de man, die beweerde uit Irak afkomstig te zijn, een asielzoeker, die onder verschillende na-men in verschillende landen asiel aanvroeg. Men vermoedt dat hij uit Algerije of Marokko afkomstig is, geboorteplaats onbekend. Ook de geboortedatum lijkt achteraf gekozen. Waar en hoe hij overleed, weten we wel: hij stierf aan een overdosis in een hotelkamer aan het Damrak, in Amsterdam, Hotel Continental: ‘Een comforta-bel hotel op 5 minuten lopen van het Centraal Station. Met de Dam, het Koninklijk Paleis en de beroemde Wallen om de hoek is Hotel Con-tinental een ideaal startpunt voor het verken-nen van Amsterdam,’ meldt de website. Twee sterren. Je kunt er eenpersoons, tweepersoons, zelfs driepersoonskamers huren, sommigen met eigen badkamer, er is wireless internet, er wordt gerept van een koelkast en een bar. In september van het afgelopen jaar werd hij als ongewenst vreemdeling ontslagen uit een asielzoekerscentrum in ’s Gravendeel. ‘Het AZC gevestigd aan de Kilweg is gericht op terugkeer. Dit betekent dat hier asielzoekers worden ge-huisvest die van de Immigratie- en Naturali-satiedienst een negatieve beschikking hebben ontvangen op hun asielaanvraag. Zij worden begeleid om terug te keren naar het land van herkomst of migratie naar een ander land.’ Er verbleven op 1 januari 2010 445 personen in dit AZC, er bestaan plannen om de capaciteit uit te breiden met nog eens honderd personen. Ali Mahmood heeft gebeld met dit asielzoe-kerscentrum, of er misschien vrienden of be-kenden waren die wisten hoe hij nu werkelijk heette, maar geen van de Irakezen daar kende hem. En ook de Turken niet, noch de Marok-kanen, noch de Algerijnen, de Tunesiërs. We begraven hem dan maar onder de naam die we van hem kennen, één steek diep, min of meer volgens islamitisch gebruik: geen aula, geen muziek, geen bloemstuk. Het aandachtsmo-ment ligt dan vroeger, niet pas op de uitvaart. Die is maar een formaliteit. Gedenken doe je al eerder. Afleggen. Wassen. Naar voren treden en een gebed opzeggen. Waken bij de dode. Hui-len. Desnoods iemand huren om voor je te ko-men huilen. Bij de uitvaart zelf hoort hooguit een laatste serie gebeden, om je nog eens aan te bevelen in de gunst van Allah. Die weet immers allang dat jij onderweg bent. Dat hebben de mensen, als het goed is, al gezegd. Maar het is niet goed. Je bent gevonden, je bent zwijgend en vakkundig afgelegd, je bent netjes aangekleed in de kist gelegd. En je zal vanochtend vanuit de lijkwa-gen rechtstreeks naar het graf worden gereden, waar dichter van dienst Jos Versteegen zijn ge-dicht zal uitspreken, en waar ons vervolgens de taak wacht de kist met zand aan het gezicht te onttrekken. Meneer Mahmood biedt aan om een kleine draagbare versterker aan het graf te laten plaatsen, om het gedicht goed luid te laten klinken. Ik meen dat het niet nodig is de dich-

ter te versterken in het naar alle waarschijn- lijkheid zeer bescheiden gezelschap dat me-neer Ramani op zijn laatste tocht zal bege- leiden. En we kunnen er gerust van uitgaan, dat aan het gehoor van het Hogere Wezen, in wiens aandacht we meneer Ramani aanbevelen, niets mankeert. Schreeuwen helpt niet. Omdat meneer Mahmood zijn arm heeft gebroken, kan hij niet naar de begraafplaats komen fietsen, hij hoopt dat zijn chef, Bert Kiewik, hem met de auto zal willen brengen. Het is druk op de begraafplaats als ik door de overweldigende lentemorgen kom aanfietsen, ik negeer het verbodsbord ‘uitsluitend voor rouwstoeten’ en rijd over de rouwstoetenweg op de aula aan, terwijl een rouwstoet gebruik- maakt van de reguliere aanvliegroute. We doen het allemaal verkeerd, vandaag. Voor de aula dromt een groep mensen samen. Langzaam parkeer ik mijn fiets, speurend naar aankno-pingspunten: een eenzame-uitvaartleider, de witte dienstauto van Mahmood en Kiewik, die even later inderdaad komt aanrijden, achter de aula verdwijnt, op zoek naar een lege parkeer-plaats. Ook de uitvaartleider vertoont zich. Hij noemt me Frank. Het is dezelfde uitvaartlei-der die ons de vorige uitvaart bijstond, toen herkende hij Wim Brands ook al, van dat fijne zondagochtendprogramma op teevee, kijkt hij graag naar. Een rustige, fijnbesnaarde man, een lezer. Als ook Jos Versteegen aan komt fietsen, zijn fiets onregelementair tegen een paaltje heeft geplaatst, een paaltje naast een beton-nen beeld met een gat erin, waaraan je dus heel

goed je fiets kunt vastketenen, wijst Kiewik, we lachen. De fiets wordt niet op slot gezet. Ik moet dan altijd aan Adriaan Jaeggi denken, de man die vond dat een fiets op een begraafplaats niet op slot hoort te staan. En, o wonder, hij vond zijn fiets altijd terug. Ook Jos Versteegen zal zijn fiets straks terugvinden. We wandelen achter de uitvaartleider aan, om de aula heen. Daar staat de glanzende lijkwagen met onze man erin. ‘We moeten omrijden,’ vertelt de uitvaartleider, als de dragers zich naast de auto geposteerd hebben. ‘Het is een heel eind.’ Dus lopen we achter de haast geruisloos zoe-mende wagen aan, over verharde paden, tot we in de buurt van het islamitische gedeelte van de begraafplaats zijn geraakt. Daar wordt de kist op het karretje geplaatst, de auto keert om en rijdt langzaam weg. Nu wandelen we door een bosrijke omgeving, over onverharde paden, de kist schommelt zachtjes heen en weer. Alsof hij wordt gewiegd. De kist wordt met enige moeite boven het met planken omzoomde graf ge-plaatst. Het moet een zware man geweest zijn. Hij zal aan touwen naar beneden worden ge-laten. We staan in een dichte kring om het graf heen. Op een teken van de uitvaartleider leest Jos zijn gedicht.

Als de kist gezakt is, beginnen de dragers te scheppen. Er zijn vijf grote batsen op de berg zand geplaatst. Een bats is een soort schep waarmee je enorme happen los zand kunt ver-plaatsen. Ze gaan aan het werk. Met overgave worden er grote porties zand de kuil in ge-

Eenzame uitvaart nummer 114I.M. Younes Hathem Salih Ramani

1 januari 1983 – 14 maart 2010donderdag 25 maart 2010, 10 uur, begraafplaats en crematorium Westgaarde

dichter van dienst: Jos Versteegen

schoffeld. Al spoedig is de kist aan het oog ont-trokken. ‘Stop maar,’ oordeelt de uitvaartleider dan. ‘De ring moet er nog af.’ Ik stap als eerste naar voren om een laatste schep te werpen, gevolgd door Kiewik, Mahmood, Versteegen. Dan is het klaar. We blijven nog even zwijgend bij de kist staan. De uitvaartleider begint over koffie. We wandelen traag terug naar de koffiekamer. ‘Een uiterst doeltreffend gedicht, in zijn eenvoud,’ compli-menteer ik de dichter. ‘Ik wou wel weer eens zing-en,’ verklaart hij, even eenvoudig, even doeltref-fend. In de koffiekamer praten we over de waar-schijnlijkheid dat deze man deze man niet was. Over hoeveel procedures in hoeveel lan-den onder hoeveel namen hij vergeefs door-lopen moet hebben, over die droom binnen een droom, of hoe een doom in een nachtmerrie verandert. Versteegen vertelt dat hij het hotel heeft bezocht, er even is binnengelopen om te vragen hoe je Continental uitspreekt. Het kan op zijn Engels, op zijn Frans, het kan in het Duits, het kan heel lollig met de nadruk op de eerste lettergreep, het kan in plat Amsterdams, met nadruk op de laatste lettergreep, fonetisch, zoals mijn woningbouwvereniging in de volks-mond ‘rogdale’ wordt genoemd, alsof je het woord eigenlijk wilde uitspugen. Waar je ge-neigd zou zijn Rochdale uit te spreken als be-trof het een woonplaats op het Engelse platte-land. Continental. Universeel. Anoniem als het woord ‘taxi’, of ‘hotel’. Je schijnt dat wereldwijd te kunnen roepen en dan verschijnt er een taxi en die brengt je naar Hotel Continental. Als ik een hotel zou hebben, had ik het graag zo ge-noemd. ‘I’m just a tourist in this life.’ Zo waaiert het gesprek al snel uit naar de oorsprong van het licht, zijnde het duister, de oerknal, zwarte gaten, de oneindigheid van de ruimte, over dat niets verdwijnt, maar alles ver-andert, dat alles krimpt en uitdijt, in concen-trische cirkels, dat al wat bestaat ook weer moet sterven, zoals de zon, ooit boven ons opge- gloeid, weer zal uitdoven. Er zal een nieuwe IJstijd komen. We putten ons uit in vergelij-kingen: als de wereld een arm is, aan het lichaam van de kosmos, de geschiedenis der mensheid daarop niet meer dan een vuiltje onder een nagel is, terwijl alle mensen teza-men het lichaam van God of Allah vormen, dat ieder mens op zich een cel van Zijn reusachtige lichaam vertegenwoordigt, en dat ieder die ons ontvalt dat enorme lichaam beschadigt, en dat het daarom zondig is om een ander mens te doden. We vragen ons af of de geest los van het lichaam kan bestaan. Ik opper de mogelijk-heid dat iedere cel in ieder individu op zich een compleet universum vertegenwoordigt, daar stonden vroeger van die miniadvertenties over in de krant: ‘Atomen zijn ruimteschepen.’ We giechelen over piepkleine mensjes die in piep-kleine gebouwtjes in ons wonen en daar, bin-nen in ons, over hele kleine rode weggetjes in piepkleine autootjes rondrijden, net als op een wegenkaart. Ali Mahmood heeft nog andere zorgen. Alles staat tegenwoordig op internet. Maar wat als de chip kapot gaat? De harde schijf van de wereld crasht? Zijn we dan alles kwijt? En wie van ons weet eigenlijk, waar alle informatie die op al die computers staat opgeslagen toch vandaan komt? En stel dat het zoek raakt, moet je alles dan weer helemaal opnieuw intypen? ‘Wie doet dat toch,’ mijmert hij. ‘Iemand moet al die infor-matie toch op internet hebben gezet?’ En wat erop kan, zo hebben we vandaag geleerd, kan er ook weer af. Wat begint moet ergens eindigen.

Sinds 2002 brengen in Amsterdam dichters eenzame doden naar hun laatste rustplaats onder auspiciën van F. Starik, die altijd tekent voor het verslag. Een van de dichters van dienst is Jos Versteegen. Zijn laatste bundel Zijn overhemden op jouw huid verscheen dit voorjaar. Victor Schiferli schreef in Het Parool: ‘Zeer ontroerende bundel.’

Hotel Continentalin memoriam Younes Hathem Salih Ramani

Het einde van een droom komt soms per brief.Er was beschikt: je kon niet blijven.

Je schreef je in bij dit hotel,het Continental aan het Damrak.Er was beschikt: je kon niet blijven.

Een overdosis van een droom,die had je vroeger ook genomen,thuis, in een ander werelddeel.Er was beschikt: je kon niet blijven.

Je woonde in je droom, voor even,maar dit hotel is klein en druk. Er was beschikt: je kon niet blijven.

En ergens in papieren, zwart op wit,is plotseling beschikt: je mag hier blijven.Een droom ging over in een droom.

Als de stad een lichaam is,de huizen – huid en haar – hun bottenin de aarde steken, wij als bloedlichaampjes,bleke, door haar aders stromen

door reusachtig opengesperde mondenbinnengaan, weer boven komen, danhad dat lijf een hartprobleemen legden wij een bypass aan.

metro

F. Starikstadsdichter Amsterdam

vormgeving Melle Hammer

Page 5: Parool Stadsdichtersbijlage tijdens Manuscripta 2010

Deze eenmalige bewaarbijlage is een initiatief van de stadsdichter in samenwerking met Het Parool, SLAA (Stichting Literaire Activiteiten Amsterdam), stads-deel Centrum, en werd mede mogelijk gemaakt door het Amsterdams Fonds voor de Kunst. Tekst en redactie: F.Starik en Jasper Henderson. Gedichten: Adriaan Jaeggi, Robert Anker, Mustafa Stitou, Jos Versteegen en F.Starik. Foto omslag: Ron Zwagemaker. Foto ‘eenzame uitvaart’: Jan van Breda. Illustratie: Jan Rothuizen (www.janrothuizen.nl). Vormgeving: Melle Hammer.

Angst is het woord niet

Er kwam een dag dat ik een winnaar werd.Maar eerst moest ik verlangen. Ik haaktenaar erkenning, naar de liefde van mijnharteloze vader, ik hunkerde naar roem en geld als water, mooie vrouwen, durekleren. Maar eerst moest ik nog leren teverliezen. Alles werd op het spel gezet: diekoude vader stierf, mijn vrienden, volstrekte onbekenden, mijn geloof in de kunst, mijn haaren zelfs mijn baard schoor ik af. Pas toen mijn oudemoeder mij vergeten was, alle ambitie gesmoord - pas toen vond ik mijn woord. En kon ik eindelijkbeginnen. En ik begon te zwemmen. Ik begonte zingen. Ik zou de mooiste vrouw beminnen.

Vorig jaar was F. Starik een van de zeven genonimeerden, en uiteindelijk een van de drie win-naars, van de Amsterdam Prijs voor de kunst. Dit jaar woonde hij de prijsuitreiking op 26 augustus in Muzyq in Amsterdam-Oost als stadsdichter bij, om in een grappig bedoeld toespraakje te voorspellen dat Mediamatic en Krisztina de Châtel de prijs in ieder geval gingen winnen, maar waarin hij als derde winnaar niet kon kiezen tussen Yasmine Allas en Alex van Warmerdam. Hij zat er flink naast: de prijzen gingen tenslotte naar Parra, Erik Kessels en tenslotte Krisztina de Châtel. Dat dan weer wel.