Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale...

48
bekrachtiging van het besluit van · 20 April 1946 doch een nieuwe beslissing vormt : dat het verzoekschrift ontvankelijk is : Wat betreft de grond van de zaak. dat de bij besluit van 14 Juni 194 7 uitgesproken vernietiging enkel gegrond is op het feit dat verzoekster, waar zij de 6e Februari 1947 een soortgelijke beslissing heeft genomen als die welke bij besluit van 20 April 1946 werd vernietigd, het algemeen belang heeft gekrenkt ; dat verzoekster volhoudt dat uit de vernieti- ging van een door haar genomen beslissing geen beperking kan volgen van het recht dat zij bezit om in algehele onafhankelijkheid uitspraak te doen indien zij geroepen is over dezelfde kwestie opnieuw te beraadslagen ; Overwegende dat in onderhavig geval verzoekster, waar zij een identieke beslissing als de vernietigde beslissing heeft genomen, in- breuk heeft gemaakt op het beginsel der administratieve voogdij ; dat de vernietiging van zulke akte op grond van artikel 87 van de gemeen- tewet geen overschrijding van macht is; Overwegende dat de overige argumenten welke verzoekster in- roept ter rechtvaardiging van haar verzoek tot vernietiging van het besluit van 14 Juni 1947, een critiek zijn op het besluit van de Regent van 20 April I 946; dat de vernietiging van dit besluit niet wordt aangevraagd, BESLUIT: Artikel 1. - Het verzoekschrift wordt verworpen. Artikel 2. - De kosten ten belope van 300 frank, zijn ten laste van verzoekster. Nr 79 ADVIES van 1 Juli 1949 (IIId• Kamer) Raadsheren: de hh. Vauthier, voorzitter; Moureau, verslaggever; De Bock. In zake: WOUTERS tegen: Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Minis- ter van Landsverdediging I. RAAD VAN STATE- GESCHIL HERSTELVERGOEDING- BUITENGEWONE SCHADE 11. KRIJGSMACHT EN RIJKSWACHT - MILITAIRE PEN- SIOENEN - PENSIOENEN WEGENS ANCIENNITEIT - LEEFTIJD VOOR OPPENSIOENSTELLING De o.f[icier, die tracht te bewijzen dat de maatregel van oppen- sioenstelling, te zijnen opzichte genomen op grond van het besluit van de Regent van 14 November 1946 tot vaststelling van de leeftijdsgrens tot pensionnering van de o.f[icieren van het militair vliegwezen, gebrek- kig is geweest, bewijst. evenwel het uitzonderlijk karakter der schade 116

Transcript of Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale...

Page 1: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

bekrachtiging van het besluit van · 20 April 1946 doch een nieuwe beslissing vormt : dat het verzoekschrift ontvankelijk is :

Wat betreft de grond van de zaak.

Overwegend~ dat de bij besluit van 14 Juni 194 7 uitgesproken vernietiging enkel gegrond is op het feit dat verzoekster, waar zij de 6e Februari 1947 een soortgelijke beslissing heeft genomen als die welke bij besluit van 20 April 1946 werd vernietigd, het algemeen belang heeft gekrenkt ; dat verzoekster volhoudt dat uit de vernieti­ging van een door haar genomen beslissing geen beperking kan volgen van het recht dat zij bezit om in algehele onafhankelijkheid uitspraak te doen indien zij geroepen is over dezelfde kwestie opnieuw te beraadslagen ;

Overwegende dat in onderhavig geval verzoekster, waar zij een identieke beslissing als de vernietigde beslissing heeft genomen, in­breuk heeft gemaakt op het beginsel der administratieve voogdij ; dat de vernietiging van zulke akte op grond van artikel 87 van de gemeen­tewet geen overschrijding van macht is;

Overwegende dat de overige argumenten welke verzoekster in­roept ter rechtvaardiging van haar verzoek tot vernietiging van het besluit van 14 Juni 1947, een critiek zijn op het besluit van de Regent van 20 April I 946; dat de vernietiging van dit besluit niet wordt aangevraagd,

BESLUIT: Artikel 1. - Het verzoekschrift wordt verworpen. Artikel 2. - De kosten ten belope van 300 frank, zijn ten laste

van verzoekster.

Nr 79 ADVIES van 1 Juli 1949 (IIId• Kamer)

Raadsheren: de hh. Vauthier, voorzitter; Moureau, verslaggever; De Bock.

In zake: WOUTERS tegen: Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Minis­ter van Landsverdediging

I. RAAD VAN STATE- GESCHIL HERSTELVERGOEDING­BUITENGEWONE SCHADE

11. KRIJGSMACHT EN RIJKSWACHT - MILITAIRE PEN­SIOENEN - PENSIOENEN WEGENS ANCIENNITEIT - LEEFTIJD VOOR OPPENSIOENSTELLING

De o.f[icier, die tracht te bewijzen dat de maatregel van oppen­sioenstelling, te zijnen opzichte genomen op grond van het besluit van de Regent van 14 November 1946 tot vaststelling van de leeftijdsgrens tot pensionnering van de o.f[icieren van het militair vliegwezen, gebrek­kig is geweest, bewijst. evenwel het uitzonderlijk karakter der schade

116

Page 2: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

(79)

niet, die voor hem daaruit zou ontstaan zijn, wanneer· het besluit, dat op hem werd toegepast, alle o,fficieren treft die zich in dezelfde toestand bevinden. Zijn persoonlijke verdiensten verleenden hem geen verkre~ gen recht op· handhaving i.n dienstverband.

Gezien het verzoekschrift van 6 November 1948, waarbij Wouters, :Louis, bij de Raad van State een vraag indient om herstel~ vergoeding voor een buitengewone schade, welke voortvloeit uit de toepassing te zijnen aanzien en na 23 December 1946, van het besluit van 14 November 1946 tot vaststelling van de leeftijdsgrens tot pensionnering van de officieren van het militair vliegwezen ;

Overwegende dat de verzoeker, die 21 Juli 1942 benoemd werd, tot het kader van het varend personeel van het militair vliegwezen behoorde ; dat hij bij besluit van de Regent van 5 Maart 1947, met ingang van 1 April 194 7 in ruste gesteld is, ofschoon hij de leeftijd van 54 jaar en 7 maanden had overschreden; dat die maatregel ·genomen is ter uitvoering van artikel 3, A, 5° der samengevatte wetten op de militaire pensioenen, waarbij de Koning de bevoegdheid ge~ kregen heeft de hoofd~ of opperofficieren, welke tot het kader van het militair vliegwezen behoren, op 45~jarige leeftijd op pensioen te stellen, alsmede van het besluit van 14 November 1946, naar luid waarvan de kolonels van het militair vliegwezen, die tot het kader van het varend personeel behoren, hun rechten op pensioen kunnen laten gelden bij het einde van het trimester waarin zij 52 jaar oud geworden zijn;

Overwegende dat de bezwaren van de verzoeker tegen de te zijnen aanzien getroffen maatregelen de wijze betreffen waarop het besluit van de Regent van 14 November 1946, dat op hem toegepast is, tot stand gebracht werd alsmede de gestrengheid van dat besluit en de uitvoering er van, wijl daarbij noch « overgangsmaatregel » noch « progressiviteit » voorzien is, waardoor het mogelijk geweest ware « min of meer de verkregen rechten te eerbiedigen van een goede en loyale dienaar van het leger», welke een schitterende staat van gedurende de twee oorlogen bewezen diensten bezit ;

Overwegende dat, zo de verzoeker aldus tracht te bewijzen dat de ten zijnen opzichte genomen maatregel gebrekkig is geweest, hij evenwel niet bewijst dat daaruit voor hem een uitzonderlijke schade zou voortgevloeid zijn ; dat het op hem toegepaste besluit ook de andere officieren treft, die tot het kader van het varend personeel van het militair vliegwezen behoren ; dat, welke zijn verdiensten ook zijn, deze hem geen verkregen recht op handhaving in dienstverband verlenen,

IS VAN ADVIES : Dat het verzoek moet verworpen worden ; Dat de kosten, bepaald op 300 frank, dienen ten laste gelegd

van de verzoeker. (Vertaling)

117

Page 3: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

Nr 80 ADVIES van 1 Juli 1949 (IIIde Kamer)

Raadsheren: de hh. Vauthier; voorzitter: De Bock, verslaggever: Stenuit.

In zake : VANDENBOSSCHE tegen: Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Minis~ ter van Landsverdediging

RAAD VAN STATE- BETWISTING VAN VOOR DE WET De betwisting betreffende de schade, die de verzoeker zou ge~

leden hebben door een administratieve maatregel, dagtekent van vóór de afkondiging der wet van 23 December 1946, zo de administ.ratie een vraag om vergoeding, haar door de verzoeker toegestuurd, v::iór die datum definitief verworpen heeft.

Gezien het verzoekschrift 28 Februari 1949 ingediend door Van~ denbossche, Gré-goire, waarbij hij uiteenzet dat hij uitvinder was van een tuig dat aan de oorsprong lag van de tank, gebruikt gedurende de oorlog 1914-1918, ·en waarbij hij aan de Raad van State vraagt «te zeggen dat de Belgische Staat hem uit dien hoofde schadeloos~ stelling verschuldigd is en dient veroordeeld te worden tot het betalen van een bedrag van vijfhonderd duizend frank als schadevergoeding »:

Overwegende dat de verzoeker 9 Mei 1945 bij de Minister van Landsverdediging een aanvraag indiende om vergoeding te bekomen voor de schade die hij gedurende de oorlog 1914~ 1918 beweert geleden te hebben, doordat de geallieerde legers gebruik maakten van een uitv~nding van hem welke het ontstaan zou ·gegeven hebben aan de pantserwagen; dat die aanvraag om vergoeding, na onderzoek, op 8 November 1945 verworpen werd;

Overwegende dat noch de bezwaren van na die datum, noch het verzoekschrift op 28 Februari 1949 bij de Raad van State ingediend, voor gevolg kunnen hebben een betwisting van vóór de wet van 23 December 1946 opnieuw te doen ontstaan ; dat de aanvraag, bij toepassing van artikel 58 derzelfde wet, niet ontvankelijk is,

IS VAN ADVIES : Dat het verzoek moet verworpen worden. Dat de kosten, bepaald op 300 frank, door de verzoeker moeten

betaald worden. (Vertaling)

Nr 81 ARREST van 1 Juli 1949 (lilde Kamer)

118

Raadsheren: de hh. Vauthier, voorzitter-verslaggever; Moureau; Stenuit.

In zake : LEMMENS tegen: Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Minis~ ter van Begroting, thans de Minister van het Algemeen Bestuur en de Pensioenen

Page 4: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

(81)

I. RAAD VAN STATE - GESCHIL NIETIGVERKLARING -BEVOEGDHEID - VOORAFGAAND BEROEP

Het beroep tot nietigverklaring van de beslissing van een com~ missie voor militaire pensioenen is niet ontvankelijk, wanneer de ver~ zoeker bij de hoge commissie van beroep. overeenkomstig artikel 67 der samengeordende wetten, van die beslisisng in beroep is gegaan.

11. KRIJGSMACHT EN RIJKSWACHT - MILITAIRE PEN­SIOENEN - HOGE COMMISSIE VAN SEROEP

111. ADMINISTRATIEVE AKTEN - GELDIGHEID - VORMEN Door alleen te verwijzen naar het advies van de commissaris.:.

verslaggever en naar de opmerkingen van· de vertegenwoordiger van · de verzoeker om te erkennen dat de beslissing, waartegen beroep werd

ingesteld, diende: bevestigd te worden, heeft de hoge commissie van beroep haar beslissing niet gemotiveerd, zoals zij er toe verplicht wordt bij artikel 44 der samengeordende wetten op de militaire pensioenen. Zij pleegt een1 ove.rtreding van substantiële vormen waarop zo nodig van ambtswege door de Raad van State dient gewezen te worden.

Gezien het verzoekschrift van 21 September 1948 waarbij Lemmens, Jean~Louis, beroep instelt tegen de beslissingen genomen door de commissie der militaire pensioenen te Brussel op 30 September 1947 en door de hoge commissie van beroep voor militaire pensioenen te Brussel op 19 Januari 1948, waarbij uitspraak gedaan wordt over de aanvraag om pensioen wegens aandoening opgedaan in de dienst gedurende ~.~e oorlog 1914~ 1918, welke aanvraag ingediend is op 16 Juli 1947;

Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend betreffende een chronische bronchitis en rhumatisme opgelopen tijdens zijn militaire dienst gedurende de winter van 1916 ; dat de commissie 17 Maart 1931 erkend heeft dat de verzoeker aangetast was door een chronische rhumatisme, met als resultaat een invaliditeit van tien procent ; dat, wat de bronchitis betreft, de commissie zich als volgt uitspreekt : « Bronchitis zonder raming»;

Overwegende dat de verzoeker op 20 Januari 1937, 21 Augustus 1944 en 7 N overober 1946 zijn aanvragen heeft ingediend strekkende tot het doen vaststellen van de verergering der aandoeningen waarvan sprake in zijn aanvraag van 16 December 1926 ; dat de verergering van het rhumatisme niet werd vastgesteld ; dat, wat de bronchitis aangaat, de aanvraag niet ontvankelijk verklaard werd bij gebrek aan voldoend bewijs van oorsprong;

Overwegende dat de verzoeke11 18 Juli 194 7 een nieuwe aanvraag ingediend heeft, gegrond op een bewijs dat vroeger niet was voor~ gelegd, ten einde de oorsprong van de bronchitis waarover hij klaagt, te doen erkennen ; dat de commissie der militaire pensioenen, uitspraak

119

,_-_-. ,-.--

Page 5: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

(81)

doende bij toepassing der artikelen 5 van de wet van 30 April 1929 en 8 van het koninklijk besluit van 11 Augustus 1933, op 30 September 1947 erkend heeft dat de aanvraag betreffende de verergering bij gebrek aan voldoende bewijzen van oorsprong van de bronchitis niet ontvankelijk was ; dat de verzoeker op 1 November 1947 beroep ingesteld heeft tegen die beslissing ;

Overwegende dat de hoge commissie van beroep voor militaire pensioenen, uitspraak doende bij toepassing der artikelen 5 van de wet van 30 April 1929 en 8 van het koninklijk besluit van 11 Augustus i 933, op 19 Januari 1948 de volgende beslissing heeft genomen : « Gehoord ter zitting, de commissaris~versla.ggever in zijn advies, alsmede de heer Alexander, die de betrokkene vertegenwoordigt in zijn opmerkingen ; Wij hebben erkend dat de beslissing 30 September 1947 door de commissie der militaire pensioenen genomen dient he~ vestigd »;

Overwegende dat het verzoekschrift in die zin moet geïnterpre~ teerd worden dat de verzoeker, bij toepassing van artikel 9 der wet van 23 December 1946, een beroep tot nietigverklaring instelt tegen de beslissing van 30 September 194 7 van de commissie der militaire pensioenen en tegen de beslissing der hoge commissie van beroep van 19 Januari 1948 ; dat, wat de eerste van die beslissingen betreft, het beroep vóór de Raad van State niet ontvankelijk is, daar de verzoeker gebruik gemaakt heeft van de mogelijkheid van verhaal dat voor hem krachtens artikel 67 der samengeordende wetten op de militaire pen~ sioenen openstond door beroep in te stellen bij de hoge commissie van beroep ; dat het beroep tegen de tweede beslissing ontvankelijk is ;

Overwegende dat de hoge commissie van beroep geroepen was om uitspraak te doen over het geschil gerezen ingevolge de conclusiën van de commissaris~verslaggever, betreffende de aard en de waarde der bewijzen door de verzoeker voorgelegd ; dat de hoge commissie van beroep haar beslissing niet gemotiveerd heeft door alleen te ver~ wijzen naar het «advies» van de commissaris~verslaggever en naar de « opmerkingen » van de vertegenwoordiger van de verzoeker, om te erkennen dat de beslissing, waartegen beroep werd ingesteld, diende bevestigd. te worden ;

Overwegende dat volgens de bepalingen van artikel 44 der samengeordende wetten op de militaire pensioenen « elke beslissing houdende verwerping van voorlopig of de:finitief pensioen zal dienen met redenen omkleed en nauwkeurig de feiten en bescheiden vermei~ den waarop de beslissing steunt » ; dat het ontbreken van motieven een overtreding is van substantiële vormen die door de Raad van State, zo nodig van ambtswege, dient opgeworpen te worden,

BESLUIT: Artikel 1. - De beslissing van de hoge commissie van beroep

voor militaire pensioenen van 19 Januari 1948 wordt vernietigd. De zaak wordt verwezen naar de anders samengestelde hoge

commissie van beroep.

120

Page 6: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

Artikel 2. - Het arrest zal overgeschreven worden in de re~ gisters der commissie, wier beslissing is vernietigd, en hiervan zal melding gemaakt worden in de rand der vernietigde beslissing.

Artikel 3. - De kosten, bepaald op 300 frank, zijn ten laste van de Staat.

(Vertaling)

Nr 82 ARREST van 1 Juli 1949 (lilde Kamer)

Raadsheren : de hh. Vauthier, voorzitter-verslaggever ; Meureau ; Stenuit.

In zake: GRIETEN tegen: Gemeente Bressoux

I. GEMEENTEPERSONEEL- GEMEENTESECRETARIS - BE­ZOLDIGING EN TERBESCHIKKINGSTElliNG

II. ADMINISTRATIEVE AKTEN - GELDIGHEID - SCHEN­DING VAN DE WET- VERKEERDE INTERPRETATIE

Artikel 1/l de.r gemeentewet bepaalt dat de wedde van de ge~ meentesecretaris vastgesteld wordt bij een wettelijke weddeschaal, die de gemeenteraad niet mag herzien onder voorwaarden die niet uit~ drukkelijk bij dat artikel zijn bepaald. Het voorziet niet in de ter~ beschikkingstelling, wegens ambtsantheffing in het belang van de dienst, van de gemeentesecretaris.

Het koninklijk besl,uit van 26 December 1938 betreffende de pensioenregeling van het gemeentepersoneel strekt niet tot wijzig·ing van de fundamentele regelen der gemeentewet, die de functie van gemeentesecretaris beheersen en de stabiliteit van zijn betrekking waarborgen.

Door nu reeds te bepalen dat de verzoeker, bij toepassing van de artikelen 36 en 52 van het koninklijk besluit van 26 December 1938, een wachtgeld zal ontvangen in de voorwaarden bepaald bij die artikelen, heeft de gemeenteraad dus de wedde van de verzoeker herzien onder voorwaarden die niet bepaald zijn bij artikel lil van de gemeentewet. Hij heeft de artikelen 36 en 52 van het koninklijk besluit van 26 December 1936 verkeerd toegepast.

Gezien het verzoekschrift van 26 Augustus 1948 waarbij Grieten, Joseph, bij de Raad van State een beroep tot nietigverklaring instelt tegen de beslissing van 21 April 1948 van de gemeenteraad van Bressoux, waarbij hij wegens ambtsantheffing in het belang van de dienst in disponibiliteit gesteld en waarbij zijn wachtgeld vastgesteld wordt;

Overwegende dat de verzoeker, gemeentesecretaris van Bressoux, bij besluit van de Regent van 20 October 1947, bij tuchtmaatregel uit zijn ambt geschorst werd ; dat de gemeenteraad van Bressoux, bij

121

Page 7: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

(82)

beslissing van 10 December 1947, de verzoeker «wegens ambtsont~ heffing in het belang van de dienst in disponibiliteit gesteld heeft volgens de weddevoorwaarden bepaald bij artikel 33 van het konink~ lijk besluit van 30 Maart 1939 » ; dat di~ beslissing, bij toepassing der artikelen 86 en 87 der gemeentewet, door de gouverneur der provincie op 18 December 1947 werd geschorst ; dat de bestendige deputatie van de provinciale raad van Luik 22 December 1947 besliste deze schorsing niet te handhaven ; dat een besluit van de Regent van 18 Februari 1948, waarbij het beroep van de gouverneur werd ingewil~ ligd, de beslissing van de gemeenteraad van 10 December 1947 nietig verklaarde ; dat de gemeenteraad 21 April 1948 een nieuwe beslissing nam waarbij de verioeker « per 1 Mei 1948 wegens ambtsantheffing in het belang van de dienst in disponibiliteit ·gesteld» en hem « voor het eerste en het tweede jaar een wachtgeld toegekend werd, gelijk aan zijn laatste dienstwedde » en waarbij bepaald werd dat « die wedde van het derde jaar af zal beperkt worden tot het bedrag van het pensioen dat hij zou bekomen indien hij vroegtijdig in ruste werd gesteld » ; dat de verzoeker de nietigverklaring vraagt van deze laatste beslissing ;

Overwegende dat de beslissing van de -gemeenteraad gegrond is op de artikelen 36 en 52 van het koninklijk besluit van 26 December 1938 betreffende de pensioenregeling van het gemeentepersoneel ; dat de enige vraag, die de Raad van State dient te onderzoeken, is of die bepalingen, gezien het ambt van gemeentesecretaris van de verzoeker, juist werden toegepast wat betreft het in disponibiliteit stellen wegens ambtsantheffing in het belang van de dienst ;

Overwegende dat de toestand van de gemeentesecretaris geregeld is in de artikelen 109 tot 113 van de gemeentewet; dat uit artikel 111 namelijk voortvloeit dat de wedde van de gemeentesecretaris bepaald wordt door een wettelijke weddeschaal ; dat de gemeenteraad die wedde niet mag herzien onder voorwaarden die niet uitdrukkelijk bepaald zijn bij dit artikel ; dat dit artikel niet voorziet in de dispo~ nibiliteit wegens ambtsantheffing in het belang van de dienst ;

Overwegende dat de wettelijke en reglementaire bepalingen, ge~ coördineerd bij koninklijk hesluit van 26 December 1938, betrekking hebhen op de regeling der pensioenen van het ·gemeentepersoneel ; dat zij niet strekken tot :wijziging der fundamentele regelen van de gemeentewet, die de functie van gemeentesecretaris beheersen en de stabiliteit van zijn betrekking waarborgen ;

Overwegende dat de gemeenteraad, door nu reeds te bepalen dat de verzoeker, hij toepassing der artikelen 36 en 52 van het koninklijk besluit van 26 December 1938, gedurende twee jaar een wachtgeld zal ontvangen gelijk aan zijn laatste dienstwedde en dat die wedde, van het derde jaar af, zal teruggebracht wórden tot het bedrag van het pensioen dat hij zou bekomen indien hij v~;oegtijdig in ruste werd gesteld, de wedde van de verzoeker herzien heeft onder voorwaarden die niet bepaald zijn bij artikel 111 der gemeentewet : dat de gemeenteraad, door die bepalingen te overtreden, de artikelen

122

Page 8: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

~~~~~::::::::c.'-':=J -r~'*::o:o::::::=:~''-:"'0:=":e::::::::::::C::::::::l::::::R::'::-:-:-:-:-:-:-:-:~-:-:------o-..-:-:~---:-:-_-_~~:o:'T1ii~::o-~c:;:;:cc-0::;."':::sTE::~::::::;.t~~

36 en 52 van het koninklijk besluit van 26 December 1938 verkeerd toegepast en zijn macht overschreden heeft,

_ BESLUIT: Artikel 1. De beslissing van de gemeenteraad van Bressoux

van 21 April 1948 wordt vernietigd. Artikel 2. - Een uittreksel van dit arrest zal bekendgemaakt

worden in dezelfde vorm als de vernietigde akte. Artikel 3. - De kosten, bepaald op 300 frank, zijn ten laste

van de gemeente Bressoux. (V er taling)

Nr 83 ARREST va111 1 Juli·1949 (IIId• Kamer)

Raadsheren: de hh. Vauthier, voorzitter-verslaggever; De Bock ; Stenuit.

In zake : VAN DER SL YEN tegen: Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Minis~ ter van Begroting, thans de Minister van het Algemeen Bestuur en de Pensioenen

I. VERGOEDINGSPENSIOENEN - COMMISSIE VAN BEROEP - BEVOEGDHEID

11. VERGOEDINGSPENSIOENEN - BEWIJS VAN HET RECHT OP PENSIOEN

Wanneer zij uit de feitelijke gegevens tot staving van de aan~ vraag afleidt dat de verzoeleer het bewijs niet levert dat de aange~ voerde schade gedurende de dienst en door de dienst werd veroor~ zaakt, zoals vereist wordt bij artikel ] der wet van 26 Augustus 1947, is de commissie van beroep voor ve.rgoedingspensioenen binnen de grenzen van de bevoegdheid haar bij artikel 45, § 3 van de gecoördi~ neerde wetten toegekend, gebleven.

Gezien het verzoekschrift van 11 December 1948, waarbij Van der Slyen, Jean, een beroep tot nietigverklaring instelt tegen de beslissing van 27 April 1948 van de commissie van beroep voor vergoedingspensioenen, waarbij zijn aanvraag om invaliditeitspensioen wegens een hersenschudding, die hij 22 Mei 1940 te Abbeville bij een luchtbombardement verklaart opgelopen te hebben, ongegrond ver~ klaard wordt ;

Overwegende dat de verzoeker op 2 December 1940 bij de dienst der militaire pensioenen een aanvraag heeft ingediend tot het bekome!). van een invaliditeitspensioen, wegens een aandoening opgelopen ge~ durende de veldtocht van 1940 ; dat de verzoeker verklaard heeft aan een hersenschudding te hebben geleden ten gevolge van een lucht~ bombardement te Abbeville op 22 Mei 1940 ;

123

1~:~?~:

Page 9: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

Overwegende dat de aanvraag op 16 Juli 1947 verworpen werd door de commissie der vergoedingspensioenen,. zetelend te Antwerpen ; dat de verzoeker beroep ingesteld heeft tegen die beslissing ; dat de commissie van beroep voor vergoedingspensioenen, bij beslissing van 27 April 1948, het beroep ongegrond verklaard en de bestreden be~ slissing bevestigd heeft ;

Overwegende dat de commissie van beroep haar beslissing gemo~ tiveerd heeft met de vaststelling dat de verzoeker het bewijs niet heeft geleverd, zoals artikel 1 der wet van 26 Augustus 1947 bepaalt, dat de aangevoerde aandoening gedurende de dienst en door de dienst veroorzaakt of verergerd werd ; dat de commissie van beroep in verband hiermede er op wijst dat de verzoeker niet bewezen heeft een oproepingsbevel ontvangen te hebben ; dat de verzoeker zich tussen 14 en 22 Mei 1940 bij geen eenheid heeft vervoegd waarvoor hij zou aangewezen zijn en evenmin op bevel werd ingelijfd in een andere eenheid van het leger ; dat de verzoeker verklaard heeft dat hij te Abbeville alleen was met Franse soldaten, tijdens het bombar~ dement van 22 Mei 1940 ; dat de verzoeker niet mag beschouwd wor~ den als in militaire: dienst geweest te zijn op dat ogenblik ;

Overwegende dat de verzoeker de beweegredenen van de com~ missie van beroep betwist, waar deze niet zou aangenomen hebben dat hij een mobilisatiebiljet ontvangen had met het bevel zich op 14 Mei 1940 naar Roeselare te begeven, en niet zou geantwoord hebben op dit schriftelijk voorgebracht argument ;

Overwegende dat uit de beweegredenen van de beslissing van 27 April 1948 blijkt dat de commissie van beroep de bewijsvoering van de verzoeker beantwoord en zich uitgesproken heeft over de feitelijke gegevens tot staving van de aanvraag voorgelegd ; dat de commissie van beroep, door daaruit af te leiden dat het bewijs vereist bij artikel 1 der wet van 26 Augustus 1947 niet geleverd werd, binnen de perken is gebleven van de bevoegdheid haar toegekend bij artikel 45, § 3 der wet van 26 Augustus 1947; dat zij haar macht niet over~ schreden heeft,

BESLUIT: Artikel 1. - Het verzoek wordt verworpen. Artikel 2. - De kosten, bepaald op 300 frank, zijn ten laste

van de verzoeker. (Vertaling)

Nr84 ARREST van 4 Juli 1949 (IV de Kamer)

124

Raadsheren : de hh. Vranckx, voorzitter ; Mast; Buch, verslaggever.

In zake : BRIEVEN tegen: 1. Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Mi~

nister van Financiën 2. Dienst voor onderlinge hulpverlening ( O.M.A.)

Page 10: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

(84)

I. RAAD VAN STATE- BEVOEGDHEID

De Raad van State is niet bevoegd om de vereffening te bevelen van schuldvorderingen ingediend bij het veretfeningscomité der orga~ Ïnismen en diensten die bij de besluitwet van 5 Mei 1944 werden nietigverklaard. .

11. RAAD VAN STATE- GESCHIL NIETIGVERKLARING-BEVOEGDHEID - VOORAFGAAND BEROEP

111. OORLOGSSCHADE AAN PRIVATE GOEDEREN - GE-SCHILLEN - BEVOEGDHEID

De Raad van State is niet bevoegd om in eerste instantie uitspraak te doen over de veretfening van een vergoeding wegens oorlogsschade aan private goederen.

Gezien het verzoekschrift dd. 13 September 1948 ingediend door Brieven, Viktoor, en waarbij de vereffening gevraagd wordt :

A. Tegen het Vereffeningscomité der organismen en diensten opgericht tijdens de vijandelijke bezetting van:

1 o een schuldvordering van 2.250 frank wegens betaalde boete opgelegd door de Administratieve Rechtsmacht te Mechelen op 2 April 1943;

zo een schuldvordering van 15.000 frank tegen de Hoofdgroepe~ ring Graangewassen en Veevoeders der gewezen N.L.V.C. wegens tegenover verzoeker getroffen corporatieve maatregelen in het uit­oefenen van zijn bakkersbedrijf;

B. Tegen de O.M.A. : van een schuldvordering van 15.000 frank aan de likwidatiedienst

van de O.M.A. wegens verlies van het paard van verzoeker ten gevolge van luchtaanvallen door de R.A.F.;

Overwegende dat het ten onrechte is dat verzoeker op 14 Decem~ her 1948 verstek tegen de Dienst voor onderlinge hulpverlening ge~ vraagd heeft ; dat deze administratie slechts op 17 December 1948 in het bezit werd gesteld van het verzoekschrift ;

Overwegende dat de tegenpartij ten onrechte inroept dat de eisen van vóór de wet van 23 December 1946 dagtekenen ; dat de schuld~ vorderingen op 7 Mei 1947 en 5 Augustus 1947 slechts bij het Ver~ effeningscomité der organismen en diensten opgericht tijdens de vijandelijke bezetting, ingediend werden ;

Overwegende echter dat het artikel 9 van de besluitwet van 28 Februari 1947 bepaalt dat een wet de beginselen zal regelen he~ treffende de likwidatie ·van de organismen en diensten die bij de besluitwet van 5 Mei 1944 werden nietig verklaard; dat deze wet tot nu toe niet tot stand kwam en dat deze betwisting niet tot de

125

c",·.

~---·.

Page 11: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

bevoegdheid van de Raad van State behoort zoals ze bepaald wordt door de wet van 23 December 1946 ;

Overwegende dat het verzoek . tegen de dienst voor onderlinge hulpverlening ( O.M.A.) gericht, eveneens onontvankelijk is ; dat de eis van verzoeker zijn oorsprong vindt in een geleden oorlogsschade ; dat de Raad van State niet bevoegd is om in eerste aanleg uitspraak te doen over de vereffening van een ver-goeding van oorlogsschade ;

BESLUIT: Artikel 1. - Het verzoek wordt verworpen. · Artikel 2. - De betaling van het recht van driehonderd frank

ten titel van kosten valt ten laste van de verzoeker.

Nr 85 ARREST van 5 Juli 1949 (JVd• Kamer)

Raadsheren: de bh. Vranckx, voorzitter; Mast, verslaggever; Buch.

In zake: 1. DE BRUYN .(verzoeker) en VRANKEN, SIEBEN, DONNE, ROTEN, ELSEN, SIMOENS (tussenkomende partijen)

tegen: Gemeente Scherpenheuvel Bestendige Deputatie van de provinciale raad van Brabant 2. VRANKEN, SIEBEN, DONNE, ROTEN,

ELSEN, SIMONS (verzoekers) tegen: Gemeente Scherpenheuvel Bestendige Deputatie van de provinciale raad van Brabant

I. RECHTSPLEGING - VERZOEKSCHRIFT - BELANG De afgewezen candidaat heeft er belang bij de nietigverklaring

te vragen van de benoeming tot het ambt waar hij naar solliciteerde.

11. RECHTSPLEGING- ALGEMENE BEPALINGEN -EENS­LUIDENDE AFSCHRIFTEN

Het feit dat in het eensluidend afschrift van het! verzoekschrift, aan de tegenpartij medegedeeld, geen melding gemaakt wordt van de handtekeningen op het ori9·ine~l aangebracht, is niet van die aard dat, zo niet betwist wordt dat het ve.rzoekschrift door al de verzoekende partijen behoorlijk werd ondertekend, aan de rechten, welke het besluit van de R.egent van 23 Augustus 1948 aa;n de tegenpartij ver~ leent, te kort wordt gedaan en dat daaruit de nietigheid van de mededeling die haar gedaan werd, volgt.

126

Page 12: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

(85)

111. RECHTSPLEGING - VERZOEKSCHRIFT - TERMIJNEN

De bijeenroeping tot een zitting van de gemeenteraad, gericht aan de gemeenteraadsleden en waarbij zij in kennis worden gesteld van de goedkeuring, door de bestendige deputatie, van een beraadslaging van de gemeenteraad, doet voor die gemeenteraadsleden de termijn voor het indienen van het beroep wegens machtsoverschrijding ingaan .

. IV. RECHTSPLEGING - TUSSENKOMST

Een gemeenteraadslid heeft er belang bij in een geding tot nietigverklaring van een beraadslaging van de gemeenteraad tussen te komen, zo hij zijn verzoek om tussenkomst steunt op de beschou~ wing dat door die beraadslaging op zijn rechten als gemeenteraadslid inbreuk is gepleegd.

V. GEMEENTEN- RECHTSGEDINGEN

Volgens artikel 148 der gemeentewet is alleen het college van burg·emeester en schepenen, en niet de burgemeester alleen of de burgemeester samen met een schepen en drie gemeenteraadsleden, bevoegd om een memorie van antwoo.rd in naam van de gemeente op te make.n.

VI. GEMEENTEN - GEMEENTERAAD - WERKING

De burgemeester pleegt machtsoverschrijding wanneer hij, on~ danks een door de gemeenteraad aangenomen beslissing tot verda~ ging, een punt van de dagorde opnieuw ter besprèking leg't, zonder dat de beslissing' tot verdaging ingetrokken werd.

VII. PROVINCIE - BESTENDIGE DEPUTATIE - VOOGDIJ OVER DE ONDERGESCHIKTE OVERHEDEN- GOEDKEURING

De bestendige deputatie overschrijdt haar macht wanneer zij een onregelmatige beraadslaging van de gemeenteraad g·oedkeurt.

Gezien. het verzoekschrift d.d. 24 Januari 1949 ingediend door Debruyn, Theo ;

Aangezien dit verzoekschrift strekt enerzijds tot de nietigverkla~ ring van de beslissing van de gemeenteraad van Scherpenheuvel d.d. 25 Juli 1948 waarbij Johannes Roger tot gemeentesecretaris werd benoemd, en anderzijds tot de vernietiging van de goedkeuring aan deze benoeming, op 11 October 1948 verleend door de bestendige deputatie van de provinciale raad van Brabant ;

Gezien het verzoekschrift d.d. 3 Maart 1949 ingediend door Vranken Remy, Sieben Jules, Donne Henri, Roten Louis, Eisen Basiel en Simons Emile :

Aangezien dit verzoekschrift strekt enerzijds tot de nietigverkla~ ring van de beslissing van de Gemeenteraad van Scherpenheuvel d.d.

127 ,,-_ ,-

Page 13: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

(85)

25 Juli 1948 waarbij Johannes Roger tot gemeentesecreta~is werd benoemd en anderzijds tot de vernietiging van de goedkeuring aan deze benoeming op 11 October 1948 verleend door de bestendige deputatie van de r.•rovinciale raad. van Brabant ; dat bij dit verzoek~ schrift tevens de wens wordt uitgedrukt als tussenkomende partij te worden aanzien in het beroep ingediend door Theo Debruyn ;

Gezien het bevel d.d. 24 Maart 1949 van de IVde Kamer waarbij de bij deze twee verzoekschriften aanhangig gemaakte zaken, wegens verknochtheid samengevoegd werden;

Overwegende dat de bestendige deputatie de ontvankelijkheid van het beroep tot nietigverklaring ingediend door Debruyn Theo betwist om reden dat hij van het bij artikel 11 van de wet van 23 December 1946 vereiste belang niet zou laten blijken daar hij op de plaats van .gemeentesecretaris te Scherpenheuvel « geen recht kan laten gelden» en « het zeer onwaarschijnlijk is dat hij, bij een nieuwe vacature, zou benoemd worden » ; ·

Overwegende dat . op het ogenblik dat de bestreden beslissing getroffen werd Debruyn Theo candidaat was; dat bij de vacáture welke zich zou voordoen indien de aangevraagde vernietiging uitge~ sproken werd, voor hem de mogelijkheid zou bestaan, opnieuw zijn candidatuur te stellen ; dat verzoeker aldus voldoende blijk geeft van het bij artikel 11 van de wet van 23 December 1946 vereiste belang ;

Overwegende dat de bestendige deputatie aanvoert dat het ge­lijkluidend afschrift van het verzoekschrift d.d. 3 Maart 1949, dat haar werd medegedeeld, ge~n melding maakt van de handtekeningen die op het origineel· werden aangebracht en de vraag stelt of « dit vormverzuim de nietigheid van de haar gedane mededeling niet medesleept » ;

Overwegende dat de tegenpartij niet betwist dat het origineel van het verzoekschrift wel de.gelijk door de verzoekende partijen werd ondertekend ; dat de loutere vergetelheid, welke de tegenpartij aanklaagt, niet van aard is om aan de rechten, welke het besluit van de Regent d.d. 23 Augustus 1948 aan de tegenpartij verleent, te kort te doen ; dat de gedane mededeling derhalve als geldig moet: worden beschouwd;

Overwegende dat de beslissing d.d. 25 Juli 1948 van de gemeen­teraad van Scherpenheuvel op 11 October 1948 door de bestendige deputatie werd goedgekeurd ; dat het goedkeuringsbesluit op 10 December 1948 aan de gemeenteoverheid werd bétekend ; dat de verzoekers Vranken, Sieben, Donne, Roten, Eisen en Simons van deze goedkeuring in kennis werden gesteld door het bericht van het college van burgemeester en schepenen d.d. 28 December · 1948, waarbij zij tot de zitting van de gemeenteraad van 31 December 1948 werden opgeroepen ; dat hun verzoekschrift, dat van 3 Maart 1949 is gedagtekend ingediend werd na het verstrijken van de termijn van

128

Page 14: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

(85)

60 dagen voorzien bij het artikel 4 van het besluit van de Regent van 23 Augustus I 948 tot regelitig van' de reèhtspleging voor de afdeling administratie van de Raad:van State; dat hun verzoekschrift derhalve onontvankelijk is ;

Overwegende evenwel dat de verzoek~rs de « weris uitdrukken àls tussenkomende partij te worden aanzieri in het beroep ingediend door Debr.uyn Theo » ; dat dit verzoek ontvankelijk is; dat weliswaar de bestendige deputatie opwerpt dat verzoekers van het vereiste belang niet laten blijken ; dat deze bewering niet dient weerhouden daar verzoekers hun vraag steunen op de beschouwing dat op hun rechten als gemeenteraadslid inbreuk zou zijn gepleegd geworden ;

Overwegende dat de verzoekende partijen terecht laten opmerken dat de memories van antwoord van de gemeente van 22 Februari en 8 April 1949, welke enerzijds door de burgemeester en anderzijds door de bur·gemeester, een schepen èn drie gemeenteraadsledert zijn getekend, uit de debatten dienen geweerd ; dat de ingediende ver.:. zoeken inderdaad tegen de gemeente zijn gericht en volgens de bepalingen van artikel 148 der gemeentewet het college van burge~ meester en schepenen alleen als verwee.rder kan optreden tegen elke tegen de gemeente ingestelde rechtsvordering ;

Overwegende dat, wat de grond der zaak betreft, de gemeente~ raad van Scherpenheuvel die bij toepassing van artikel 64, 2° der gemeentewet, voor de derde maal bijeengeroepen was, in zitting van 25 Juli 1948 met zes stemmen tegen vijf regelmatig besliste de he~ noeming van de gemeentesecretaris te verdagen ; dat uit het proces-: verbaal van de zitting blijkt dat de burgemeester de beslissing tot verdaging niet uitvoerde, maar integendeel de benoeming opnieuw ter stemming legde, ofschoon de beslissing tot verdaging niet inge~ trokken werd; dat de burgemeester aldus zijn bevoegdheid is te buiten gegaan ; dat de gemeenteraad in die omstandigheden over de benoeming van Johannes Roger niet geldig kon beraadslagen en hij door de gedane benoeming zijn macht heeft overschreden ;

Overwegende dat hieruit volgt dat de bestendige deputatie ten onrechte aan de bestreden beslissing van de gemeenteraad haar goed~ keuring heeft gehecht ;

BESLUIT: Artikel 1. - De beslissing van de ·gemeenteraad van Scherpen~

heuvel d.d. 25 Juli 1948 houdende benoeming van Johannes Roger tot gemeentesecretaris wordt vernietigd.

Artikel 2. - De betaling van het recht van driehonderd frank ten titel van kosten, door Debruyn Theo voorgeschoten, valt ten laste van de gemeente Scherpenheuvel. .

Artikel 3. - De betaling van het recht van driehonderd frank ten titel van kosten voorgeschoten door Vranken Remy, Sieben Jules, Donne Henri, Roteri Louis, Eisen Basiel-en Simons Emiel, blijft te hunnen laste.

129

Page 15: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

N• 86 ARREST van S Juli 1949 (IVde· Kamer)

Raadsheren : de hh. Vranckx, voorzitter ; Mast, verslaggever ; Buch.

In zake : HUYGENS tegen: Commissie van Openbare Onderstand van Ant~ werpen

I. RECHTSPLEGING -VERZOEKSCHRIFT - INTERPRETATIE De R.aad van State interpreteert het verzoekschrift volgens de

nadere gegevens vervat in de memorie van wederantwoord. Het verzoekschrift tot nietigverklaring van een akte, die niet

uitgaat van een administratieve overheid, is niet ontvankelijk.

11. OPENBARE ONDERSTAND - COMMISSIES VAN OPEN· BARE -ONDERSTAND - WIJZE VAN ONDERSTAND

Krachtens artikel 66 der wet van JO Maart 1925 beslist de commissie van openbare onderstand eigenmachtig, onder voorbehoud van afwending van macht, in welk gesticht de behoeftige geplaatst wordt.

111. RAAD VAN STATE- GESCHIL NIETIGVERKLARING­BEVOEGDHEID

IV. OPENBARE ONDERSTAND- REGELEN INZAKE ONDER­STAND- LASTEN VAN DE ONDERSTAND- BEHOEFTIGHEID

Bij toepassing van artikel 30 der wet van 27 November 1891 is de commissie van openbare onderstand, die de behoeftigen uitrust en hen namelijk van kledij en schoeisel voorziet, gerechtigd hun extra~ toelage voor huishoudelijke wederuitrusting te eisen.

Gezien het verzoekschrift dd. 8 September 1948 ingediend door Huygens, Emile, Constantin; , Aangezien verzoeker, die door de Commissie van Openbare

Onderstand van Antwerpen in het gesticht « Kindsheid Jesu » te Zwijndrecht werd geplaatst,

1 o zijn verplaatsing vraagt naar «een gezonder oord », 2°er over klaagt dat door een « machtsafwending, een machts~

overschrijding of een machtsmisbruik» het beheer van voornoemd gesticht een som van 1.000 frank heeft in ontvangst genomen welke hem ten titel van extratoelage voor huishoudelijke wederuitrusting toekwam;

Overwegende dat uit het inleidend verzoekschrift, zoals het door de memorie van wederantwoord wordt toegelicht, blijkt dat waar verzoeker zijn verplaatsing naar een ander gesticht vraagt, zijn verzoek moet beschouwd worden als een aanvraag tot nietigverklaring van de beslissing van de tegenpartij waarbij belanghebbende in het gesticht «Kindsheid Jesu » te Zwijndrecht opgenomen blijft; dat op grond

t30

Page 16: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

van het artikel 66 van de wet van 10 Maart 1925 de Commissies van openbare onderstand vrij «beslissen... over het opnemen van de behoeftigen in de inrichtingen van onderstand en over hun weg~ zending » ; dat de tegertpartij door de gewraakte beslissing de he~ voegdheid welke haar bij de wet is toegekend, niet heeft overschre~ d~n ; dat ·verzoeker niet aanvoert dat zij die bevoegdheid van haar wettelijk doel zou hebben afgewend ; dat het verzoek van belang~ hebbende in zover het zijn behoud te Zwijndrecht betreft, onge~ grond is;

Overwegende dat verzoeker bovendien de wettelijkheid bestrijdt van de beslissing waarbij de toelage voor huishoudelijke wederuit~ rusting welke hem toekwam, door het beheer van het gesticht « Kinds~ heid Jesu » in ontvangst werd genomen;

Overwegende dat het gesticht geen administratieve overheid is en het beroep tot nietigverklaring derhalve niet ontvankelijk is tegen de door zijn beheer getroffen beslissingen;

OverWegende dat de tegenpartij echter op 22 Januari 1948 besliste dat « de bestedelingen die de extratoelage voor wederuitrus~ ting, toegekend bij Regentsbesluit d.d. 16 Juni 1947 ontvangen, deze zouden moeten afstaan » ; dat zowel op grond van het verzoekschrift als op grond van de memorie van antwoord dient aangenomen dat deze beslissing door de verzoekende ·partij wordt bestreden ;

Overwegende dat op ·grond van het artikel 30 van de wet van 27 November 1891 de terugbetaling der onderstandskosten in de eerste plaats vervolgd wordt ten laste van de ondersteunde personen ; dat door de algemene bepaling dat de bestedelingen de extratoelage voor wederuitrusting zullen moeten afstaan, de Commissie van Open~ bare Onderstand die de behoeftigen uitrust en ze namelijk van kledij en schoeisel voorziet - niet buiten de perken is getreden van de macht welke de organieke wet op de openbare onderstand haar verleent :

Overwegende derhalve dat het verzoekschrift, in zover het de beslissing van de Commissie van Openbare Onderstand van Antwer~ pen d.d. 22 Januari 1948 bestrijdt, ongegrond is ;

BESLUIT: Artikel 1. - Het verzoek wordt verworpen. Artikel 2. - De betaling van het recht van driehonderd frank

ten titel van kosten valt ten laste van de verzoeker.

N• 87 ARREST van S Juli 1949 ( IVd• Kamer)

Raadsheren : de hh. Vranckx, voorzitter ; Mast, verslaggever ; Buch.

In zake : COMMISSIE . VAN OPENBARE ONDER~ STAND VAN EVERBERG tegen: Commissie van Openbate Onderstand van Mol

131

I

I t-

Page 17: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

----------------------------~~---

\87)

OPENBARE ONDERSTAND - REGELEN INZAKE ONDER­STAND- LASTEN VAN DE ONDERSTAND- TERUGBETAAL­BARE STEUN - WEESKINDEREN VAN MINDER DAN 16 JAAR

~ Artikel 2 vati de wet van 27 November 1891 maakt geen onder~ scheid voor wat de weeskinderen van minder dan 16 jaar betreft, tussen de gevallen waarin de onderstand in nàtu.ra en aan huis of in aanwezigheid van de moeder verleend wordt en de gevallen waarin hij in geldspeciën of in afwezigheid van de ni:oeder geschiedt.

Gelet op het schrijven van 11 Juli 1948 door de Commissie van Openbare Onderstand van Everberg tot de Minister van Volksge~ zondbeid en van het Gezin gericht en waarbij in toepassing van het artikel 33 van de wet van 27 November 1891 aan het Staatshoofd het ·geschil voorgelegd werd dat ontstaan is tussen de 'commissie van Openbare Onderstand van Everberg en de Commissie van Openbare Onderstand van Mol betreffende de terugbetaling van de kosten van onderhoud in natura verleend aan de weeskinderen Dierckx Leopold, Robert en Leon ;

Aangezien op het ogenblik dat de wet houdende instelling van de Raad van State in werking trad, over gezegde betwisting nog geen uitspraak werd gedaan ; dat het thans de Raad van State behoort op grond van het artikel 10, lid 3 van de wet van 23 December 1946 hierover uitspraak te doen ;

Gelet op het bevel d.d. 15 Februari 1949 van de IVd• Kamer, waarbij verrichtingen van onderzoek werden voorgeschreven er nml. toe strekkende uit te maken of de gemeente Mol wel de gemeente van de onderstandswoonst is en welke de hoegrootheid is der kosten die door de weeskinderen Oierckx, Leopold, Robert en Leon aan de gemeente Everberg werden veroorzaakt ;

Gelet op de adviezen uitgebracht door de bestendige deputaties van de provinciale raden van Brabant en Antwerpen, naar dewelke de gemeente Mol gehouden is aan de gemeente Everberg de· hulp in natura terug te betalen welke aan de weeskinderen Oierckx werd verleend; . Overwegende dat de kinderen Oierckx die bij hun moeder wonen, minder dan 16 jaar oud en wees van vader zijn; dat de kosten van de hun verleende hulp op grond van het artikel 2 van de wet van 27 November 1891 terugvorderbaar is op de gemeente van hun onder~ standswoonplaats; dat niet betwist wordt dat de gemeente Mol de gemeente is van de onderstandswoonplaats der kinderen Oierckx ;

Overwegende dat de tegenpartij evenwel de terugbetaling van de onderstandskosten weigert ömdat de fen huize verleende onderstand niet· terugvorderbaar zou zijn en dient beschouwd te worden als zijnde verleend aan de moeder ; ·

Overwegende dat het artikel 2 van de wet van 27 November 1891 voor wat de weeskinderen van minder dan 16 jaar betreft het onder~ scheid niet maakt . tussen de gevallen waarin deze onderstand in

132

Page 18: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

lE~~~::~:::::~=:0~0:m~~ll:}~~~~§§~}R3:] -;W;~~::,~~~~i.~~NTf:~::~=~~:::~~::::~~~~~±:~-:::;K:c;:~~Iit,

natura, en aan huis of in aanwezigheid van de moeder verleend wordt en de gevallen waarin de bijstand in geldspeciën of in afwezigheid van de moeder ·geschiedt ; dat de bewering van de tegenpartij derhalve niet kan weerhouden worden;

BESLUIT: De Commissie van Openbare Onderstand van Mol is gehouden

aan de Commissie van Openbare Onderstand van Everberg de kosten van de aan de kinderen Dierckx Leopold, Robert en Leon verleende onderstand terug te betalen.

Nr 88 ARREST. van 8 Juli 1949 (IIIde Kamer)

Raadsheren : de hh. Vauthier; voorzitter-verslaggever ; De Bock ; Stenuit.

In zake : HO RNA Y tegen: Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Minis~ ter van het Algemeen Bestuur en de Pensioenen

I. BURGERLIJKE INVALIDITEITSPENSIOENEN - HOGE COMMISSIE VAN BEROEP - MOTIVERING DER .BESLISSINGEN

IJ. ADMINISTRATIEVE AKTEN- GELDIGHEID- VORMEN Uit artikel 61 van het koninklijk besluit van 25 April 1920 en

uit de artikelen 31 en 37 van het koninklijk besluit nr 194 van 13 Augustus 1935 blijkt dat de beslissingen van de burgerlijlee invalidi~ teitscommissies dienen gemotiveerd te zijn.

Waar de hoge commissie van beroep zich in haar beschikking er toe beperkt naar de conclusiën van de Rijkscommissaris te verwijzen, heeft zij de beschikking van haar beslissing· niet wettelijk gerecht~ vaardigd en een substantiële vorm overtreden.

Gezien het verzoekschrift van 7 October 1948 van Hornay, Florence, weduwe Frenay, Eugène, strekkende tot nietigverklaring van de beslissing van 24 Februari 1948 van de hoge commissie van beroep waarbij de beslissing op 11 Juli 1947 door de burgerlijke invaliditeitscommissie van Luik genomen te niet wordt gedaan en waar~ bij de vraag door de verzoekster op 31 Augustus 1945 ingediend, ten einde vergoedingen te bekomen voor het overlijden van haar echt~ genoot op 31 Augustus 1945, ongegrond verklaard wordt;

Overwegende dat Frenay, Eugène, echtgenoot van de. verzoek~ ster, op 10 October 1944 door een vrachtwagen van het Amerikaans leger te Grivegnée werd aangereden ; dat hij dezelfde dag overleed ; dat, aangezien de schade voortspruit uit een oorlogsfeit, de « Foreign claims cammission » van het Amerikaans leger zich onbevoegd ver~ klàard heeft ; dat de verzoekster op 31 Augustus 1945 bij de burger~ lijke invaliditeitscommissie te Luik eert aanvraag ingediend heeft

133

I

Page 19: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

(88)

strekkende tot het bekomen van een pensioen wegens het overlijden van haar echtgenoot ; dat de commissie, bij beslissing van 11 Juli 1947, haar vanaf 10 October 1944 af een jaarlijkse en levenslange rente toegekend heeft op basis van 1500 frank, te vermenigvuldigen met de geldende coë:ffi.cient ; dat de Rijkscommissaris op 19 Augustus 194 7 beroep ingesteld heeft tegen die beslissing ; dat de hoge com~ missie van beroep de beslissing, waartegen beroep was ingesteld, 24 ·Februari 1948 heeft vernietigd ;

Overwegende dat de beslissing van de hoge commissie van beroep geformuleerd is als volgt: «De Commissie, overtuigd door de beweeg~ redenen der conclusiën van de Rijkscommissaris ; Doet de beslissing waartegen beroep werd ingesteld te niet ; Emenderend ; V er klaart de vraag ongegrond, wijst de betrokkene af» ;

Overwegende dat de verzoeker aanvoert dat de beslissing van de hoge commissie van beroep niet -gemotiveerd is, omdat zij de argumenten, voorkomend in de conclus1ën van de verzoekster, niet. beantwoordt ; dat zij niet vermeldt dat genoemde cönclusiën werden afgewezen ; dat de commissie, zonder de beweegredenen der conclu~ siën van de Rijkscommissaris op te geven, zich er toe beperkt te zeggen dat zij door die conclus1ën overtuigd is ;

Overwegende dat de tegenpartij tegen die bewijsvoering inbrengt dat de commissie van beroep wettelijk niet verplicht is de ar·gumenten door de betrokkene in de vorm van conclusiën geformuleerd, te he~ antwoorden en dat zij, door in haar beschikkend gedeelte uitdrukkelijk te verwijzen naar de conclusiën van ~e Ri~kscommissaris, haar he~ slissing voldoende gemotiveerd heeft ; .

Overwegende dat de bevoegdheid van de hoge commissie van beroep geregeld is bij het koninklijk besluit no 194 van 13 Augustus 1935 tot opheffing van de oorlogsschadegerechten en instelling van de bur-gerlijke invaliditeitscommissies en bij artikel 27 van het konink~ lijk besluit van 15 September 1935 ter bepaling van de rechtspleging inzake herstel van schade voortspruitende uit oorlogsfeiten ; dat uit artikel 43 van laatstgenoemd besluit blijkt· dat de bepalingen der vroegere wetten en besluiten inzake oorlogsschade Van kracht blijven voor zover zij niet in strijd zijn inet die bepalingen ;

Overwegende dat de beslissingen van de rechtscolleges voor oorlogsschade moesten gemotiveerd zijn ; dat die verplichting voort~ vloeide uit artikel 61 van het koninklijk besluit van 25 April 1920 ; dat zij niet in strijd is met de bepalingen van het koninklijk besluit van 15 September 1935 ; dat dit besluit, waar het bij zijn artikelen 31 en 37 uitdrukkelijk bepaalde dat het beroep van de belanghebben~ den moest met redenen omkleed zijn en dat de conclusiën van de Rijkscommissaris aan de aanlegger zouden worden medegedeeld, integendeel voor de hoge commissie van beroep de verplichting he~ vestigde haar beslissingen te motiveren ;

Overwegende dat de beslissing van 24 Februari 1948 van de commissie van beroep geen enkele beweegredenen bevat ; dat de hoge commissie van beroep, door zich er toe te beperken in haar beschikkend

134

Page 20: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

~=~S'"'-'1II~"~~;f)<"lf""S;'0;[Vl0'"'"'?'""-'~~l'~~l:1i~0~~~~

gedeelte naar de conclusiën van de Rijkscommissaris te verwijzen, het Beschikkend gedeelte van haar beslissing niet wettelijk gerechtvaardigd heeft (Verbreking, 10 April 1924:, Pas. I. 299) : dat, bij toepassing van artikel 9 der wet van 23 December 194:6, de beslissing van 24: Februari 194:8 dient nietig verklaard te worden wegens overtreding van substant~ële vormen,

BESLUIT: Artikel 1. - De beslissing van de hoge commissie van bex:oep

van 24 Februari 194:8 wordt vernietigd. De zaak wordt verwezen naar de commissie van beroep, anders samengesteld.

Artikel 2. - Het arrest zal worden overgeschreven in de re~ gisters van de commissie waarvan de beslissing is vernietigd, en hiervan zal melding gemaakt worden in margine der vernietigde beslissing.

Artikel 3. - De kosten, bepaald op 300 frank, zijn ten laste van de Staat.

(Vertaling)

N• 89 ARREST van 8 Juli 1949 (lilde Kamer)

Raadsheren : de hh. Vauthier, voorzitter-verslaggever; De Bock; Stenuit,

In zake: SAUTE tegen: Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Minis~ ter van Verkeerswezen ·

(

L RECHTSPLEGING - VERZOEKSCHRIFT - BELANG Een personeelslid heeft er belang bij de nietigverklari.ng te vragen

van een omzendbrief met reglementair karakter, die in principe vooraf oordeelt over zijn onbekwaamheid om van de leeftijd van zestig jaar af een hoger ambt te bekleden, wanneer, gezien zijn leeftijd en de func~ ties die hij vervult, hem bevorderingen zouden kunnen toegekend worden.

11. RAAD VAN STATE- GESCHIL NIETIGVERKLARING­AKTE VATBAAR VOOR BEROEP- OMZENDBRIEF EN DIENST­NOTA

Een dienstnota, die de. voorwaarden bepaalt waaraan door het personeel moet voldaan worden om een bevordering tot een hogere graad te bekomen, heeft een reglementair karakter en kan door de Raad van State nietigverklaard worden (impliciete oplossing).

lil. RIJKSPERSONEEL - BEVORDERING - ALGEMENE REGELEN •

, Een omzendbrief, waarbij tegen personeelsleden van zestig jaar een vermoeden van ongeschiktheid tot .uitoefening van een hoger ambt

135

I

Page 21: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

(89)

wordt gevestigd, overtreedt artikeL71 van het statuut van het Rijks~ personeel en artikel 6 van het koninklijk besluit van 7 Augustus 1939 volgens welke de bevordering tot een hogere graad afhangt van het signalement, dat berust op de objectieve beoordeling van de waarde, de geschiktheid, het rendement en de verdienste van de ambtenaar.

Gezien het verzoekschrift van 17 December 1948 waarbij Saute, Elie, een beroep tot nietigverklaring instelt tegen de dienstnota nr 21, uitgaande van het bestuur der posterijen eri gedagtekend 28 Mei 1948, in zover die nota de leeftijdsgrens om toegang te hebben tot de hogere betrekkingen bij het bestuur der posterijen op 60 faar vaststelt ;

Overwegende dat de « dienstnota » nr 21 van het bestuur der posterijen, betre·ffende het « personeel » en de « hervorming der ka~ ders », de voorwaarden bepaalt waaraan voldaan moet worden «om een bevordering tot een hogere graad· te bekomen (ambtenaren en be~ dienden) » ; dat de dienstnota, na met betrekking tot de hogere ambten bij het centraal bestuur en bij de actieve dienst te hebben bepaald dat de ambtenaren der eerste categorie in mededinging komen en gerangschikt worden volgens hun onderscheiden waarde en verdienste, eventueel met inachtneming van hun geschiktheid, hun assimilatie~ vermogen en hun administrati~ve vorming, er aan toevoegt (vijfde lid): « Voor de toegang tot de hogere ambten bij het centraàl bestuur, vari de graad van adviseur af, alsook voor de betrekkingen van inspecteur en gewestelijk directeur in de buitendiensten, mogen de candidaten, in principe, de leeftijd van 60 jaar niet overschreden hebben » ;

Overwegende dat het vijfde lid van de dienstnota van 28 Mei 1948, gezien de leeftijd en de functies van de verzoeker, nu reeds be~ slist over de bevorderingen tot een hogere ·graad die hem zouden kunnen toegekend worden; dat die nota, door hem bij voorbaat, in principe, onbekwaam te oordelen om van de leeftijd van 60 jaar af een hoger ambt te bekleden, hem benadeelt ; dat de verzoeker er persoon~ lijk en· rechtstreeks belang bij heeft de nietigverklaring er van te bekomen;

Overwegende dat uit artikel 71 van het koninklijk besluit van 2 October 1937 volgt dat de bevordering tot een hogere graad aan de ambtenaren wordt toegekend miar de 'orde V.an hun onderscheiden waarde en geschiktheid, zoals deze blijken uit! het signalement ; dat het signalement, volgens artikel 6 van het koninklijk besluit van 7 Augustus 1939, gegrond is op de objectieve beoordeling van de waarde, de geschiktheid, het rendement en de verdienste van de a!llbtenaar ;

Overwegende dat het vijfde lid van de dienstnota van 28 Mei 1948 tegen. de personeelsleden van 60 jaar een vermoeden van on ge~ schiktbeid tot uitoefening van een hogèr functie vestigt ; dat zulk een vermoeden onverenigbaar is met het objectief karakter van de beoorde~ ling die door de daarmede belaste overheid moet gegeven worden van de waarde, de geschiktheid, het rendement en de verdienste van elke

136

Page 22: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

ambtenaar ; dat in geen enkele bepaling van het koninklijk besluit van 7 Augustus 1939 wordt gezegd dat van artikel 6 van dit besluit wegens leeftijd mag . afgeweken worden ;

Overwegende dat de Minister van Verkeerswezen zijn macht heeft overschreden door het bepaalde in het vijfde lid der dienstnota van 28 Mei 1948,

BESLUIT: Artikel 1. -.Het bepaalde in het vijfde lid der dienstnota van

28 Mei 1948 wordt vernietigd. Artikel 2. - Dit arrest zal in zijn geheel en in dezelfde vorm

als de vernietigde beslissing bekendgemaakt worden. Artikel 3. - De kosten, bepaald op 300 frank, zijn ten laste

van de Staat. (V er taling)

Nr 90 ARREST van 8 Juni 1949 (IIIde Kamer)

Raadsheren: de hh. Vauthier, voorzitter; Meureau; Stenuit, verslaggever.

In zake : RIGAUX tegen: Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Minis~ ter van Volksgezondheid en van het Gezin

RECHTSPLEGING - AFSTAND VAN HET GEDING Gezien het verzoekschrift van 1 December 1948 waarbij Rigaux,

F., de nietigverklaring vraagt van het ministerieel besluit van 28 Januari 1946, dat hem van 1 December 1945 af voor een duur van vier maanden uit zijn ambt van eerstaanwezend gezondheidsinspecteur schorste;

Gezien het schrijven van 4 Januari 1949, waarbij de Minister van Volksgezondheid en van het Gezin laat weten dat het betwiste ministerieel besluit werd ingetrokken ;

Gezien het schrijven van 22 Juni 1949 waarbij de verzoeker aan de Raad van State vraagt zijn verzoek als van onwaarde te he~ schouwen;

Overwegende dat de verzoeker bij voornoemd schrijven van 22 Juni uitdrukkelijk van zijn vraag heeft afstand gedaan ;

Beveelt de afstand van het geding. • Legt de kosten, bepaald op 300 frank, ten laste van de verzoeker: (Vertaling)

137

Page 23: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

Nr 91 ARREST van 12 Juli 1949 (IV<Ie Kamer)

Raadsheren : de hh. Vranckx, ·voorzitter ; Mast; Buch, verslaggever.

In zake: DRIES I

tegen: Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Minis­ter van Openbaar Onderwijs

RECHTSPLEGING- VERZOEKSCHRIFT- TERMIJNEN

Het verzoekschrift is verjaard bij toepassing van artikel 94 van het besluit van de ~egent van 23 Augustus 1948.

Gezien het verzoekschrift d.d. 12 Februari 1949 strekkende tot : 1 o « de nietigverklaring van de administratieve maatregelen en

al zijn gevolgen tegen hem getroffen door het Ministerie van Openbaar Onderwijs door het besluit van de Prins Regent van 16 Februari 1946 waarvan door de commissie van advies de uitvoerbaarheid werd onderzocht op 7 Mei 1948 en waarvan de beslissing tot heden hem nog niet werd medegedeeld » ; , 2° « de aanstelling als burgerlijke partij ten einde de schade te zien vergoeden welke hij inet zijn gezin geleden heeft en nog dagelijks ondergaat op geldelijk en moreel gebied, niettegenstaande krachtdadig protest» :

Overwegende dat verzoeker de vernietiging vraagt van een besluit van de Regent dat op 16 Februari 1946 getroffen werd en dat volgens verklaring van verzoeker hem op 7 Maart 1946 medegedeeld werd ;

Overwegende dat luidens het artikel 94 van het besluit van de Regent d.d. 23 Augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling administratie van de Raad van State, de termijn van 60 dagen bepaald yoor het indienen van een verzoekschrift tot nietig­verklaring ingaat na verloop van 60 dagen volgende op de volledige inwerkingtreding van de wet van 23 December 1946 ;

Overwegende dat de inwerkingtreding bij besluit van de Regent, op 23 Augustus 1948 vastgesteld werd, dat bijgevolg het verzoek­schrift ten laatste op 21 December 1948 moest ingediend worden; dat het derhalve niet ontvankelijk is,

BESLUIT: Artikel 1. - Het verzoekschrift wordt verworpen, Artikel 2. - De betaling van het recht vim driehonderd frank

ten titel van kosten valt tèn la-ste van de verzoeker.

138

Page 24: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

Nr 92 ARREST van 12 Juli 1949 (IVd• Kamer)

Raadsheren: de hh. Vranckx, voorzitter; Mast, verslaggever; Buch.

In zake : VERHELST tegen: 1. Gemeentebestuur van Ruddervoorde 2. Baron Pecsteen, burgemeester _ van Rudder~

voorde 3. Verougstraete, advocaat 4:. Poulain, ontvanger der b~lastingen 5. Goormachtigh, pleitbezorger 6. Strubbe, advocaat 7 .. Matthijs, pleitbezorger

I. RECHTSPLEGING - VERZOEKSCHRIFT - BELANG De directeur van een samenwerkende vennootschap, welke opge~

houden heeft te bestaan en wier statuten hem .niet machtigden de vennootschap te vertegenwoordigen, doet niet blijken van het belang, vereist om de nietigverklaring van een administratieve akte betref~ fende de vennootschap te vragen,

11. RAAD VAN STATE- BETWISTING VAN VOOR DE WET De betwisting omtrent een administratieve akte van 1922, tegen

welke de verzoeker sedert 1926 geen bezwaar meer gemaakt heeft, dagtekent van vóór de bekendmaking der wet van 23 December 1946.

111. RECHTSPLEGING - VERZOEKSCHRIFT - VORM - EX-CEPTIO OBSCURI LIBELLI

Het verzoekschrift is niet ontvankelijk, wanneer het de Raad van State niet in staat stelt, .zelfs op grond van de memorie van weder~ antwoord, qe aard van de vraag vast te stellen.

Gezien het verzoekschrift d.d. 11 Januari 194:9 ingediend door -V erhelst, Edmond ;

Aangezien verzoeker verklaart « aanvraag te doen bij de Raad » van _State ter verdediging zijner persoonlijke rechten en deze der » Maatschappij « Samenhandel » tegen het gemeentebestuur van » Ruddervoorde, over de handelingen gericht tegen de maatschappij »om hun de uitbating van de electriciteit te onttrekken en onmogelijk » te maken door volgende feiten : . » 1. de vernieling en het wegnemen der leidingen na hun allerlei

moeilijkheden aangedaan te hebben ; » 2. uitverkoop bij rechtsmacht zijner meubelen en deze der maat~

schappij voor zijn belastingen van tijdens de oorlog 1914:~1918: » 3. verkoop bij rechtsmacht van zijn eigendom te Ruddervoorde met

inbegrip van de electriciteitscentrale met gans de inboedel : » 4:, het beletten zijn persoonlijke oorlogsschade .1914:~1918 te ver~

·effenen:

139

Page 25: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

..

» 5. het beletten van de vere:ffening der nalatenschap zijner moeder >> ;

Gelet op het bevel d.d. 15 Februari 1949 van de·vierde kamer dat de partijen ontslaat van de maatregelen die het onderzoek voor~ afgaan voor zover het om de feiten gaat die in het verzoekschrift onder de nummers 2., 3., 4., en 5. zijn samengevat;

Overwegende dat uit de bewoordingen van het inleidend ver~ zoekschrift blijkt dat verzoeker in de eerste plaats de vernietiging vraagt van de beslissing waarbij de burgemeester van Ruddervoorde op grond van zijn politiemacht, in October 1922 de electriciteits~ leidingen van de S.V. « Samenhandel » waarvan verzoeker directeur was heeft laten wegnemen; dat de S.V. «Samenhandel» die op 4 April 1914 voor een termijn van dertig jaar werd opgericht en die de verzoeker luidens de statuten ·niet gerechtigd was te vertegen~ woordigen, , opgehouden had te bestaan op het ogenblik dat het verzoekschrift werd ingediend ; dat verzoeker niet van het bij artikel 11 van de wet van 23 December 1946 vereiste belang doet blijken ; dat bovendien de betwisting van v'óór de bekendmaking der wet dagtekent ; dat inderdaad uit geen stuk van het dossier blijkt dat sedert 1926 tegen de beslissing van de gemeenteoverheid van Rudder~ voorde enig bezwaar werd gemaakt; dat de betwisting op 11 Januari' .I 949 beëindigd was ; dat het ver-zoekschrift derhalve in zover het het feit sub I. samengevat betreft, niet ontvankelijk is ;

Overwegende dat voor wat de feiten betreft die onder de num~ mers 2., 3., 4., en 5. zijn samengevat, noch op grond van het inleidend verzoekschrift, noch op grond van de memorie van wederantwoord de ~ard van het tot de Raad van State gericht verzoek kan worden vastgesteld : dat het verzoekschrift, in zover het deze feiten betreft, niet voldoet aan de vereisten gesteld door het artikel 2 van het besluit van de Regent d,d. 23 Augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling administratie van de Raad van State en het derhalve niet ontvankelijk is ;

BESÜ.IIT: Artikel 1. - Het verzoek wordt verworpen. Artikel 2. - De betaling van het recht van driehonderd frank

ten titel van kosten valt ten laste van verzoeker.

Nr 93 ARREST van 12 Juli 1949 (IVde Kamer)

140

Raadsheren : de hh. Vranckx, voorzitter ; Mast, verslaggever : Buch.

In zake: COMMISSIE VAN OPENBARE ONDER~ STAND VAN LEUVEN tegen: Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Minis~ ter van Volksgezondheid en van het. Gezin .

Page 26: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

I. OPENBARE ONDERSTAND - REGELEN INZAKE ONDER­STAND- BETWISTINGEN

11. RAAD VAN STATE- GESCHIL NIETIGVERKLARING --"7""

BEVOEGDHEID Het beroep gericht tegen een koninklijk besluit dat, vóór de

volledige inwerkingtreding der wet van 23 December 1946, op grond van artikel 33 der wet van' 27 November 1891 uitspraak deec:/. in een betwisting tussen twee commissies van openbare onderstand, is niet ontvankelijk, wanneer de verzoekende commissie van openbare onder~ stand zich tegen het bestreden koninklijk besluit op geen enkel van de in artikel 9 der wet van 23 December 1946 vermelde vernieti~ gingsgrond~n beroept.

Gezien het verzoekschrift d.d. 27 October 1948 ingediend door de commissie van openbare onderstand van Leuven ;

Aangezien verzoekster naar aanleiding van de betwisting gerezen tussen haar en de commissies van openbare onderstand van Brussel en Mechelen, betreffende de terugvordering van de door de genaamde .Helin, Achille veroorzaakte onderstandskosten, verklaart beroep aan te tekenen bij de Raad van State tegen het besluit van de Regent d.d. 30 Juni 1948 . waarbij deze onderstandskosten te haren laste werden gelegd ;

Overwegende dat verzoekster beroep aantekent tegen en verklaart zich niet te kunnen neerleg·gen bij het besluit van de Regent d.d. 30 Juni 1948 waarbij op grond van het artikel 33 van de wet van 27 November 1891 in laatste aanleg uitspraak werd gedaan over de betwisting gerezen tussen drie commissies van openbare onderstand ;

Overwegende dat, tot op de dag waarop de wet van 23 December 1946 in werking trad, de Koning bevoegd bleef om in laatste instantie de. geschillen te berechten welke bij het artikel 33 van de wet van 27 November 1891 zijn voorzien; ·

Overwegende dat verzoekster het besluit van de Regent d.d. 30 Juni 1948 niet uit hoofde van de in het artikel 9 van de wet van 23 December 1946 vermelde vernietigingsgronden 'bestrijdt;

Overwegende derhalve dat het verzoek onontvankelijk is ;

BESLUIT: Enig artikel. - Het verzoek wordt verworpen.

N• 94 ARREST van 12 Juli 1949 (IV ct• Kamer)

Raadsheren : de hh. Vranckx, voorzitter ; Mast ; Buch.

In zake : COMMISSIE VAN OPENBARE ONDER~ STAND VAN ZICHEM tegen: Commissie van openbare onderstand van Tessen~ derloo

141

I:·

I

Page 27: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

(94)

OPENBARE ONDERSTAND - REGELEN INZAKE ONDER­STAND- LASTEN VAN DE ONDERSTAND- VERZENDEN VAN DE STAAT VAN VOORSCHOTTEN

De terugbetaling der onderstandskosten geschiedt op vertoon van een staat van voorschotten die binnen de zes maanden, te rekenen van de eerste voorschotten, op straffe van verval aan de commissie van het domicilie van onderstand moet gezonden worden.

Gezien het verzoekschrift d.d. 27 November 1948 ingediend door de Commissie van openbare onderstand van Zichem en waarbij aan de Raad van State voorgelegd wordt het geschil dat ontstaan is tussen haar en de Commissie van openbare onderstand van Tessen~ derloo betreffende de datum waarop de terugbetaling moet geschieden van de . kosten van de onderstand verleend aan de echtgenoten Sa enen~ V ermesen ;

Gezien de adviezen van de Bestendige Deputaties van de pro­vincieraden van Brabant en Limburg naar dewelke bewuste onder~ standskosten slechts van 1 April 1948 af door de Commissie van Openbare Onderstand van Tessenderloo aan de Commissie van Openbare Onderstand van Zichem dienen terugbetaald ;

· Overwegende dat niet betwist wordt dat Tessenderloo de ge~ meente van de onderstandswoonplaats is van de echtgenoten Saenen~ Verroesen die sedert 1 Januari 1947 door de Commissie van Open­bare Onderstand van Zichem werden ondersteund ; dat uit de stukkèn van het dossier blijkt dat de Commissie van Openbare Onderstand van Tessenderloo de door de Commissie van Openbare Onderstand van Ziehein voorgeschoten onderstandskosten van af 1 April 1948 terugbetaald heeft ; dat het geschil dat aan de Raad van State wordt voorgelegd slechts loopt over de vraag of de onderstandskosten welke tussen 1 Januari 1947 en 1 April 1948 door de verzoekende partij werden voorgeschoten, op de tegenpartij terugvorderbaar zijn ;

Overwegende dat luidens het eerste lid van artikel 35 van de wet van 27 November 1891 de kosten waarvan de terugbetaling verschuldigd is krachtens deze wet terugbetaald worden op vertooti van een staat van voorschotten die, op straf van verval, moet ge­zonden worden aan de gemeente schuldenares binnen de zes maanden, te rekenen van de datum waarop de eerste voorschotten werden gedaan;

Overwegende dat de brief van de verzoekende partij d.d. 9 October 1948 waarbij aan de tegenpartij, voor het jaar 194 7, 4964 franken en voor het jaar 1948 « 10 maal 357 franken » gevraagd wordt, als de aan de gemeente schuldenares voorgelegde staat van voorschotten dient beschouwd ; dat daaruit volgt dat· de eis van verzoekster tot terugbetaling van de voorschotten door haar gedaan tussen 1 Januari 1947 en 1 April 1948 niet gegrond is;

BESLUIT: Enig artikel. - De Commissie van Openbare Onderstand van

142

Page 28: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

Zichem is vervallen van het recht· de terugbetaling te vorderen van de kosten van onderstand verleend van 1 Januari 1947 tot 1 April 1948 aan de _echtgenoten Saenen~ V ermesen.

N• 95 ARREST van 13 Juli 1949 ( IVd• Kamer)

Raadsheren: de bh. Vranckx, voorzitter: Mast, verslaggever: Buch.

In zake: BRAUN DE TER MEEREN tegen: Gemeente Wezembeek~Oppem

I. RECHTSPLEGING - GEBRUIK DER TALEN- GESCHIL NIETIGVERKLARING

Luidens artikel 8 van het besluit van 23 Augustus 1948, zoals het in het verslag aan de Regent wordt toegelicht, mogen de particu~ lieren, welke ook de taal van de rechtspleging weze, zich tot de Raad van State richten in de taal hunner keuze.

11. RECHTSPLEGING - VERZOEKSCHRIFT - TERMIJNEN Luidens de overgangsbepaling vervat in artikel 94 van het besl.u·it

van de Reg·ent van 23 August,us 1948 gaat de termijn van zestig dagen, bij artikel 4 gesteld voor de indiening van het verzoekschrift, eerst in .na verloop van zestig dagen volgende op de datum van de volledige inwerkingt.reding der wet van 23 December 1946.

111. GEMEENTEN - POLITIE - OPENBARE VEILIGHEID EN SALUBRITEIT (

IV. GEMEENTEN- GEMEENTERAAD- BEVOEGDHEID IN-ZAKE GEMEENTELIJK BELANG

V. BURGERLIJKE EN INDIVIDUELE RECHTEN VI. WEGWEZEN - POLITIE VAN HET WEGWEZEN De gemeenteoverheden zijn op grond van artikel 50 van het

decreet van 14 December 17 89 en van artikel 3 van titel XI der wet van 16~24 Augustus 1790 bevoegd om in het belang van de openbare veiligheid en gezondheid regelen te stellen voor de uitoefening van het eigendomsrecht der particulieren, overeenkomstig artikel 544 van het burgerlijk wetboek. Die reglementeringsmacht wordt door geen enkele wetsbepaling tot een bepaalde strook langsheen de weg beperkt. Zij geldt integendeel voor al de plaatsen waar voorzorgen dienen geno~ men om aan de vereisten va.n een goede politie te voldoen. De wet van 28 Mei 1914 (artikel 3 tot wijziging van artikel 15 der wet van 1 Februari 1844 op de straatpolitie) heeft deze reglementeringsbe~ voegdheid ongewijzigd gelaten.

De gemeenteraad treedt niet zijn bevoegdheid te buiten, wanneer hij het .uitvoeren van allè grondwe.rken aa.n de voorafgaande toelating van het college van burgemeester en schepenen onderwerpt, doch hier~ mede slechts die werken bedoelt welke op de uitvoering van bouw~

143

---~~--~~-,=-~~

,t~-~=~

~·· .. -.

Page 29: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

(95)

werken en aanleg van stuiten zijn gericht, of die het plan ván aanleg van de Flemeente dreigen in het gedrang te brengen.

Gezien het verzoekschrift· d.d. 21 October 1948, ingediend door Mter Georges Collette, advocaat bij het Hof van Cassatie, in naam van Braun de ter Meeren, Maurice ;

Aangezien verzoeker de vernietiging vraagt van paragraaf 6 van het reglement der gemeenti~ Wezembeek~Oppem d.d. 17 November 1947 wa-arbij bepaald wordt dat geen enkel grondwerk zal mogen uitgevoerd worden zonder voorafgaande toelating van het college van burgemeester en schepenen ;

Gelet op het bevel dd. 15 Februari· 1949 waarbij nadere onder~ zoeksverrichtin.gen werden voorgeschreven;

Overwegende dat de bewering van de tegenpartij als zou het inleidend verzoekschrift dat in het Frans· is gesteld nietig zijn wegens niet naleving van het artikel 3 van het besluit van de Regent van 23 Augustus 1948 betr~ffende het gebruik der talen in de Raad ·van State, niet kan weerhouden worden ; dat luidens het artikel 8 van gezegd besluit, zoals het door het verslag aan de Regent wordt toe~ gelicht, de particulieren inderdaad, wanneer zij zich tot de Raad van State richten, steeds de taal hunner keuze mogen .gebruiken ;

Overwegende dat de tegenpartij bovendien aanvoert dat het inleidend verzoekschrift ingediend werd na verloop van de verjarings~ termijn van zestig dagen voorzien bij artikel 4 van het besluit van de Regent d.d. 23 Augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging ; dat deze bewering evenmin kan weerhouden worden daar, luidens het artikel 94 van ·gezegd besluit, bij afwijking van het artikel 4, de ter~ mijnen voorzien voor de indiening van het verzoekschrift eerst ingaan na verloop van zestig dagen volgende op de volledige inwerking~ treding van de wet ; dat het beroep binnen deze termijnen werd ingediend;

Overwegende derhalve dat het ingediend verzoekschrift ont~ vankeiijk is ;

Overwegende dat de verzoekende partij laat gelden dat de bestreden gemeenteraadbeslissing strijdig is met het artikel 544 van het Burgerlijk Wetboek; dat de gemeenteoverheid in casu van de wet geen machtiging ontvangen heeft om het eigendomsrecht te beperken en dat, luidens het artikel 3 van de wet van 28 Mei 1914, de verordeningen van de gemeenteraad het vrije genot der eigen~ dommen slechts mogen verhinderen op een breedte van ten hoogste 8 meter ·gemeten vanaf de vastgestelde rooilijn ;

Overwegende dat de gemeenteoverheden in het artikel 50 van het decreet van 14 December 1789 en in het artikel 3 van de titel XI van de wet van 16/24 Augustus 1790 de bevoegdheid putten o~ in het belang van de openbare veiligheid en gezondheid, de uitoefening van het eigendomsrecht der particulieren, overeenkomstig het 'artikel 544 van het Burgerlijk Wetboek te reglementeren; dat deze regie~ meuteringsmacht door ·geen enkele wetsbepaling beperkt wordt tot

144

Page 30: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

'---~-------------~---~"--~n-----nn·=='"·'····--·····----·-----=----------·---m·--,-,··~~-------r

--

een bepaalde strook langsheen de openbare weg ; dat zij zich integel deel uitstrekt tot al de plaatsen waar voorzorgen dienen genomen 01

aan de vereisten van een goede politie te voldoen ; Overwegende dat de wet van 28 Mei 1914: de reglementerings~

bevoegdheid welke de vroegere wetgeving aan de ·gemeenteoverheden, met het oog op de bevordering van de openbare veiligheid en gezond~ beid, heeft toegekend, ongewijzigd heeft gelaten en dat de op grond van het decreet van 14: December 1789 en de wet van 16/24 Augus~ tus 1790 ·getroffen reglementen het vrij genot der eigendommen mogen beperken ook buiten de strook van 8 meter gelegen langsheen de vastgestelde rooilijn ;

Overwegende dat uit het tekstverband van het gemeentereglement op de bouwwerken en trottoirs, waarin de bestreden beslissing wordt ingelast, en uit de gedane onderzoeksverrichtingen blijkt dat de ge~ meenteraad, wanneer hij het uitvoeren van alle grondwerken aan de voorafgaande toelating van het college van burgemeester en schepenen heeft onderworpen, slechts die grondwerken heeft bedoeld die op de uitvoering van bouwwerken en de aanleg van straten zijn gericht of die de aanleg van de gemeente kunnen in het gedrang brengen ; dat de gemeenteraad derhalve niet buiten zijn bevoegdheid is getreden en dat het ingediend beroep ongegrond is,

BESLUIT: Artikel 1. - Het verzoek wordt verworpen. Artikel 2. - De betaling van het recht van driehonderd frank

ten titel van kosten, valt ten laste van verzoeker.

Nr 96 ARREST van: 13 Juli 1949 (IV<~• Kamer)

Raadsheren : de hh. Vranckx, voorzitter~verslaggever ; Mast ; Buch.

In zake : DE BRUYN tegen: Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Minis~ ter van Landsverdediging

RAAD VAN STATE- BETWISTING VAN VOOR DE WET De betwisting dagtekent van vóór de bekendmaking der wet van

23 December 1946, wanneer de administratie de aanspraken van de verzoeker póór die datum definitief verworpen heeft.

Gezien het verzoekschrift d.d. 21 October 1948 ingediend door De Bruyn; Louis, Guillaume, strekkende tot de nietigverklaring van het ministerieel besluit van .13 September 1946, waarbij de vraag van verzoeker tot betaling van de wedde vervallen over de periode van 1 November 1940 tot 30 September 1942 werd afgewezen ;

Overwegende dat de betwisting ontstond door het schrijven van 18 September 1912 waarbij verzoeker de betaling vroeg van de

145

Page 31: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

achterstallen van zijn wedde voor het tijdperk tussen 1 October 1940 en 30 September 1942 ; dat deze aanvraag definitief werd afgewezen door de Minister van Lansverdediging die aan verzoeker deze beslis~ sing bekend maakte bij brief van 13 September 1946; dat aldus de betwisting dagtekent van v·óór de bekendmaking van de wet van 23 December 1946 en het verzoek niet ontvankelijk is ;

BESLUIT: Artikel 1. - Het verzoek wordt verworpen. Artikel 2. - De betaling van het recht van driehonderd frank

ten titel van kosten valt ten laste van de verzoeker.

N• 97 ARREST van 13 Juli 1949 (IV de Kamer)

Raadsheren: de hh. Vranckx, voorzitter; Mast; Buch.

In zake : BONHEURE tegen: Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen

I. RECHTSPLEGING- VERZOEKSCHRIFT- INTERPRETATIE De Raad van State interpreteert het verzoekschrift volgens de

gegevens vervat in de memorie van wederantwoord.

11. ADMINISTRATIEVE AKTEN - BEPALING : AKTEN DER ADMINISTRATIEVE OVERHEDEN /

Ill. NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOOR­WEGEN- ADMINISTRATIEVE OVERHEID

De onderscheidene administratieve overheden bedoeld i.n artikel 9 der wet van 23 December 1946. omvatten namelijk de organen die door de overheidsmacht werden tot stand gebracht om onder haar gezag een openbare dienst te verzorgen, Zij verliezen hun eigen karakter niet doordat zij opgericht worden in een vorm van privaat recht en. voor hun werking, benevens administratiefrechtelijke• pro~ cédé's, privaatrechtelijke procédé's gebruiken, wanneer de dienst die zij verzorgen een dienst van openbaar belang is' g·ebleven.

Uit het voorgaande en uit het onderzoek der wet van 23 Juli 1926 blijkt dat de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen een administratieve overheid is, en dat de handelingen die zij verricht om het haar toevertrouwde algemeen belang te bevorderen, adminis~ tratieve akten zijn.

Uit artikel 13 der wet van 23 Juli 1936, waarbij het personeel van de N.M.B.S. onderworpen wordt aa.n een publiekrechtelijk statuut, blijkt dat de N.M.B.S. ook ten opzichte van haar personeel, dp wie het statuut van toepassing is, een administratieve overheid is in de zin van artikel 9 der wet van 23 December 1946.

146

Page 32: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

(~7)1

IV. RAAD VAN STATE- BETWISTING VAN VOOR DE WET ·De betwisting betreffende de wettelijkheid van een administra~

tieve akte dagtekent van vóór de bekendmaking (9 Januari 1947) der wet van 23 December 1946, wanneer de administratie een protest van de verzoeker op 24 December 1946 definitief verworpe,n heeft.

~ Gezien het verzoekschrift dd. 14 September 1948 ; Aangezien het verzoek gericht is tegen de weigering van de

tegenpartij over te gaan tot de herziening van de loopbaan van de verzoeker die zijn benoeming tot « aangestelde of assistent » vraagt ;

Overwegende dat uit het verzoekschrift, zoals het toegelicht wordt door de memorie van wederantwoord, blijkt dat de verzoeker geen schadeloosstelling beoogt en zijn eis op het artikel 9 van de wet van 23 December 1946 gegrond is ;

Overwegende dat dient nagegaan of de tegenpartij behoort tot de bij dit artikel bedoelde administratieve overheden;

Overwegende dat het begrip van de onderscheidene administra~ tieve overheden, door het artikel 9 van de wet van 23 December 1946 bedoeld, de organen dekt die door de overheidsmacht werden tot stand gebracht om onder haar gezag een openbare dienst waar te nemen;

Overwegende dat de administratieve overheid haar karakter niet zou verliezen wanneer ze opgericht werd onder een vorm van privaat recht en, naast middelen van administratieve aard, bij hare werking gebruikt maakt van middelen van privaat recht ;

Overwegende dat de dienst der Spoorwegen ook na de inwerking~ treding van de wet van 23 Juli 1926 een dienst van openbaar belang gebleven is ;

Overwegende dat de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen· ten onrechte beweert dat zij « een private, zelfstandige en van de Staat onafhankelijke onderneming » is ;

Overwegende dat deze bewering in strijd is met de bepalingen van de wet van 23 Juli 1926 tot oprichting van de Nationale Maat~ schappij der Belgische Spoorwegen ; dat het tweede lid van het artikel 1 aan de Regering alleen het recht verleend om, in overeen~ stemming met de bepalingen van de wet, de statuten op te maken en te wijzigen ; dat deze statuten op het bureau van de wetgevende Kamers dienen neergelegd ; dat de leden van het college van com~ missarissen door de beide wetgevende Kamers worden benoemd en afgezet; dat deze bepalingen wijzen op de publiekrechtelijke aard van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ;

Overwegende dat ten opzichte van- de bewering der tegenpartij, volgens dewelke de Nationale Maatschappij der Belgische Spoor~ wegen een zelfstandige en van de Staat onafhankelijke ~nderneming zou zijn, dient vastgesteld dat één. der eerste vereisten voor de zelf~ standigheid van een rechtspersoon bestaat in het recht zelf zijn bestuurs~ en vertegenwoordigingsorganen aan te duiden ; dat integen~ deel de leden van de beheerraad van de Nationale Maatschappij der

147

Page 33: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

(97)

Belgische Spoorwegen, luidens het artikel 7 van de wet slechts door de Koning, door het personeel, en in één geval door de Kamer van volksvertegenwoordigers worden benoemd ; dat de bevoegde minister van rechtswege de beheerraad voorzit en stemrecht heeft, en dat, zoals reeds vermeld, het toezicht door de lasthebbers van de wet~ gevende macht uitgeoefend wordt; dat integendeel aan de aandeel~ houders alle recht van voorstelling ontzegd wordt ; dat, zo de maat~ schappij een zekere zelfstandigheid -geniet, deze tot het beheer en tot de regeling van het inwendig bestuur van de maatschappij beperkt is, en deze zelfstandigheid slechts bestaat in de mate waarin de Staat ze aan de maatschappij verleent ;

Overwegende dat de voorbereidende werken en de memorie van toelichting van de wet van 23 Juli 1926 uitdrukkelijk wijzen op het inzicht van de Staat de door de Schatkist in overheidsbedrijven be~ legde kapitalen roerend te maken, en dat anderzijds, op grond van het artikel 1 der wet, de maatschappij slechts het uitbatingsrecht voor een periode van 75 jaar bekomt van het staatsspoorwegnet, dat eigendom van de Staat blijft; dat daaruit blijkt dat de Staat zijn overheidsmacht op de uitbating der spoorwegen slechts heeft beperkt in de mate door de omstandigheden opgedrongen ;

Overwegende dat de bij de wet bepaalde inrichting van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen laat blijken dat dezer bedrijvigheid gericht is, niet op de bevrediging van privaat winstbejag, maar op de bevordering van het algemeen belang, en hare werkzaamheden in deze zin zijn geregeld;

Overwegende dat op grond van het artikel 13 van de wet van 23 Juli 1926 de toestand van het personeel geregeld wordt door een statuut dat door een paritaire commissie wordt opgemaakt en slechts door haar kan gewijzigd worden ; dat dit statuut niet gelijk staat met de collectieve ·overeenkomsten die de dienstprestaties in de private ondernemingen regelen kunnen; dat het door de paritaire commissie opgestelde statuut van het personeel van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen zonder verdere bekrachtiging van toepas~ sing is en de rechten en de verplichtingen van ieder lid van het personeel daardoor worden geregeld ; dat het stelsel en de aard van de mogelijke sancties en de tussenkomst van een beroepscollege, dat een gemotiveerd advies verleent, in overeenstemming is met de publiek~ rechtelijke aard van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoor~ wegen;

Overwegende dat ook ten opzichte van haar personeel op wie het statuut van toepassing is, de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen een administratieve overheid is volgens de zin van het artikel 9 van de wet van 23 December 1946 ;

Overwegende dat de verzoeker reeds op 22 N overober 1944 om de herziening van zijn loopbaan heeft verzocht ; dat de tegenpartij op 17 Mei 1946 besloot aan dit verzoek geen gevolg te geven ; dat op nieuw andringen van verzoeker, de tegenpartij op 24 December 1946 liet weten dat zij bleef bij haar besluit van 17 Mei 1946 ; dat dus

148

Page 34: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

alleen deze datum dient in aanmerking .genomen om de datum van de betwisting vast te stellen ; dat daaruit volgt dat de betwisting van vóór de bekendmaking der wet dagtekent en uit dien hoofde niet ontvankelijk .is ;

BESLUIT: Artikèl 1. - Het verzoek wordt verworpen. Artikel 2. - De betaling van het recht van driehonderd frank

ten titel van kosten, valt ten laste van de verzoeker.

Nr 98 ARREST va111 15 Juli 1949 (lilde Kamer)

Raadsheren : de bh. Vauthier, voorzitter-verslaggever; Moureau ; Stenuit.

In zake : DELFORGE tegen: 1. Bestendige Deputatie van de Provinciale Raad

van Henegouwen 2. Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Mi~ nister van Binnenlandse Zaken

I. RAAD VAN STATE- GESCHIL NIETIGVERKLARING BEVOEGDHEID - VOORAFGAAND BEROEP

11. PROVINCIE- PROVINCIEPERSONEEL-EPURATIE 111. OPENBARE AMBTENAREN - EPURATIE IV. ADMLNISTRATIEVE AKTEN - GELDIGHEID - SCHEN­

DING VAN DE WET - MOTIEVEN

Het beroep tot nietigverklaring van een besluit der bestendige deputatie, waarbij een lid van het provinciepersoneel bij ordemaatregel en door ambtsonthe,tfing in het belang va.n de dienst in disponibiliteit gesteld werd, is niet ontvankelijk zo de verzoeker tegen deze beslis~ sing gebruik gemaakt heeft van het beroep op de Koning dat volgens artikel 8 van de besluitwet van 8 Mei 1944 op de openbare ambten voor hem openstond.

De onjuistheid va.n een der motieven van een koninklijk besluit genomen op grond van de besluitwet van 8 Mei 1944 heeft niet tot gevolg dat dit koninklijk besluit met overschrijding van macht is genomen, zo de andere motieven, waarvan de verzoeker de juistheid niet betwist, op zichzelf reeds de ljeslissing hebben kunnen bepalen.

Gezien het verzoekschrift van 17 December 1948, waarbij Delforge, Marcus, een aanvraag tot nietigverklaring indient tegen :

1° het besluit van de Regent van 10 November 1947 houdende verwerping van het beroep ingesteld tegen het besluit van de besten~ dige deputatie van de provinciale raad van Henegouwen van 15

149

Page 35: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

(98)

Februari 1946 en waarbij ·gezegd wordt dat deze beslissing haar uitwerking zou verkrijgen ;

. 2° het besluit van de bestendige deputatie van de provinciale raad van Henegouwen van 15 Februari 1946, waarbij de verzoeker bij ordemaatregel en bij ambtsantheffing in het belang van de dienst in disponibiliteit wordt gesteld als leraar aan de speciale school voor technische ingenieurs bij de « Université du travail » te Charleroi ;

Overwegende dat de verzoeker, leraar aan de speciale school voor technische ingenieurs bij de « Université du travail » te Charleroi, bij beslissing van de bestendige deputatie van de provinciale raad van Henegouwen van 15 Februari 1946, bij ordemaatregel en bij ambts~ ontheffing in het belang van de dienst in disponibiliteit gesteld werd ; dat hij tegen deze beslissing op 6 Maart 1946 beroep ingesteld heeft bij de Minister van Binnenlandse Zaken ; dat zijn beroep bij besluit van de Regent van 10 November 1947 verworpen werd;

Overwegende dat het beroep ingediend bij de Raad van State tegen de eerste dier beslissingen niet ontvankelijk is, daar de ver~ zoeker gebruik gemaakt heeft van het beroep, dat voor hem ingevolge artikel 8 der besluitwet van 8 Mei 1944 openstond ; dat het beroep tegen de tweede beslissing ontvankelijk is·;

Overwegende dat de verzoeker ter rechtvaardiging van zijn beroep aanvoert dat het besluit van de Regent van 10 November 1947 niet zou gemotiveerd zijn zoals artikel 97 van de Grondwet dit vereist, omdat de beweegredenen een vergissing zouden bevatten en dat « het aanvoeren van verkeerde beweegredenen gelijk staat met afwezigheid van beweegredenen » ;

Overwegende dat het besluit van de Regent van 10 November 194 7 verschillende grieven tegen de verzoeker opgeeft ; dat uit de motieven niet blijkt dat de beoordeling, in het besluit, van de werke~ lijkbeid en de ernst der grieven, bepaald werd door de gegevens waarvan de verzoeker de juistheid betwist ; dat, indien een overwe~ ging, waarin volgens de beweringen van de verzoeker een verkeerde datum voorkomt bij het vermelden van een document, buiten beschou~ wing werd ·gelaten, de andere overwegingen van het besluit daardoor niet noodzakelijk een wijziging zouden ondergaan, daar zij betrekking hebben op gebeurtenissen die plaats hadden op niet betwiste data ;

Overwegende dat de verzoeker geen afwezigheid van motieven in de betwiste beslissing vaststelt ; dat deze niet met machtsoverschrijding is genomen,

BESLUIT: Artikel 1. - Het verzoek wordt verworpen. Artikel 2. - De kosten, bepaald op 309 frank. zijn ten laste

van de verzoeker, (Vertaling)

150

Page 36: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

N• 99 ARREST van 29 Juli 1949 (lilde Kamer)

Raadsheren: de hh. Vauthier, voorzitter-verslaggever; Somerhausen, Sten uit.

In zake: COMMISSIE VAN OPENBARE ONDER~

STAND VAN GEMBLOUX tegen: Gemeente Walhain~St~ Paul

RECHTSPLEGING -AFSTAND VAN HET GEDING Gezien het verzoekschrift van 11 Maart 1949, waarbij de Com~

missie van openbare onderstand van Gembloux aan de Raad van State het geschil voorlegt dat tussen haar en de -gemeente Walhain~St~Paul bestaat omtrent de terugbetaling door deze laatste gemeente van de kosten der opneming van Deconinck, Charles, wonende te Brussel. .. :

Gezien het schrijven van 22 Juni 1949 door de verzoekster aan de Raad van State gericht ;

Overwegende dat de Commissie van openbare onderstand van Gembloux, bij toepassing van artikel 1 der wet van 27 November 1891. aan de gemeente Walhain~St~Paul de terugbetaling gevraagd heeft van de kosten van opneming van Deconinck, Chades, die het slachtotffer zou geweest zijn van een wegongeval op het grondgebied van Walhain~St'~Paul; dat deze laatste gemeente de terugbetaling geweigerd heeft onder aanvoering van het feit dat het niet bewezen was dat het ongeval zich op haar grondgebied had voor·gedaan ; dat de Commissie van openbare onderstand van Gembloux 22 Juni 1949 erkend heeft dat het ongeval plaats gegrepen had op het grondgebied der gemeente Nil~St~Vincent en dat de gemeente Walhain~St~Paul er dus niet bij betrokken was ;

Overwegende dat de verzoekster door deze verklaring uitdrukke~ lijk afstand gedaan heeft van haar vraag,

Beveelt de afstand van het ·geding. (V erta)ing)

N• 100 ARREST van 29 Juli 1949 (lilde Kamer)

Raadsheren: de hh. Vauthier, voorzitter-verslaggever; Somerhausen, Stenuit.

In zake : POSTMAN en POSTMAN tegen: .

· Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Minis~ ter van Wederopbouw, thans de Minister van het Algemeen Bestuur en de Pensioenen

151

--r

,._,_ ,-_-_

Page 37: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

(100)

I. E.ECHTSPLEGING -VERZOEKSCHRIFt - BEKWAAMHEID TOT HANDELEN

Het recht van de vader om zijn minderjarige zoon te vertegen~ woordigen eindigt met de minderjarigheid van de zoon.

11. BURGERLIJKE INV ALIDITEITSPE.NSIOENEN - HOGE COMMISSIE VAN BEROEP - MOTIVERING DER BESLISSINGEN

lil. ADMINISTRATIEVE AKTEN - GELDIGHEID - VORMEN

Uit artikel 61 van het koninklijk besluit van 25 April 1920 e.n uit de artikelen 31 en 37 van het koninklijk besluit nr 194 van 13 Augustus 1935 blijkt dat de beslissingen van de burgerlijke invalidi~ teitscommissies dienen gemotiveerd te zijn.

Waar de hoge commissie van beroep zich er toe beperkt in haar beschikking .naar de conclusiën van de Rijkscommissaris te verwijzen, heeft zij de beschikking van haar beslissing niet wettelijk gerecht~ vaardigd en1 een substantiële vorm overtreden.

Gezien het verzoekschrift van 6 November 1948 waarbij Postman Georges en Postman Joseph een beroep tot nietigverklaring indienen tegen de beslissing van 21 September 1948 van de hoge commissie van beroep, welk verzoekschrift gesteund is op de overtreding : van artikel 1 van het koninklijk besluit van 19 Augustus 1921 houdende samen~ schakeling van de wet van 25 Juli 1921 op het herstel der oorlogs~ schade met de bepalingen van de wet van 10 Juni 1919, die van kracht blijven ; van artikel 2 van het koninklijk besluit van 6 September 1921 met de niet opgeheven bepalingen van de wet van 10 Mei 1919 betreffende de oorlogsschade; van het besluit no 194 van 13 Augustus 1935 tot opheffing van de oorlogsschadegerechten en instelling van burgerlijke invaliditeitscommissiën ; van artikel 97 van de Grondwet ;

Overwegende dat de eerste verzoeker 9 Mei 1944, tijdens een luchtbombardement op Sclessin, .werd gewond, terwijl hij als vrij~ williger van het Rood Kruis hulp verleende aan de slachtoffers van het bombardement ; dat hij een aanvraag om schadever·goeding ingediend heeft op 5 Juni 1944; dat de eerste verzoeker, die toen niet meerder~ jiuig was, op die datum «in zover dit nodig was», vertegenwoordigd werd door de tweede verzoeker die optrad als vader en wettelijke bewindvoerder ; dat de eerste verzoeker meerderjarig geworden is op 26 Juni 1944 ;

Overwegende dat de burgerlijke invaliditeitscommissie van Luik bij beslissing van 23 Januari 1948 aan de eerste verzoeker een ver~ goeding toegekend heeft voor de periode van 11 tot 26 Mei 1944, welke vergoeding berekend is op basis van een invaliditeit van 100 t.h. en, van 27 Mei 1944, een levenslange uitkering berekend op basis van een invaliditeit van 28 t.h. ; dat de Rijkscommissaris op 31 Maart 1948 beroep heeft ingesteld tegen de beslissing getrodfen inzake de eerste verzoeker ; dat de hoge commissie van beroep de beslissing, waartegen beroep werd ingesteld, 21 September 1948 te niet gedaan heeft; bij

152

Page 38: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

(100)

emendatie de aanvraa·g ongegrond verklaard en belanghebbende afge~ wezen heeft ;

Overwegende dat alleen de eerste verzoeker het recht heeft een beroep tot nietigverklaring van de beslissing der hoge commissie van beroep van 21 September 1948 bij de Raad van State in te dienen; dat het recht van de. tweede verzoeker om de eerste te vertegenwoor~ digen op 26 Juni 1944 een einde genomen heeft; dat bijgevolg de tweede verzoeker niet in aanmerking komt ;

Overwegende dat de beslissing van de hoge commissie van beroep geformuleerd is als volgt : « Overtuigd door de motieven der besluiten van de Rijkscommissaris, doet de Commissie de beslissing waartegen beroep werd ingesteld, te niet ; Emenderend ; Verklaart de aanvraag ongegrond en wijst de betrokkene af » ;

Overwegende dat de verzoeker aanvoert dat de beslissing van de hoge commissie van beroep niet gemotiveerd is volgens de vereisten der wet, omdat zij de motieven niet bevat, die de beschikkingen van de gewezen beslissing bepaald hebben; dat zij eenvoudig verwijst naar de thesis vervat in een document dat aan één der partijen, in dit geval aan de Rijkscommissaris, toebehoort, zonder dat die thesis zelfs wordt overgenomen ; dat zij de besluiten van de verzoeker niet beantwoordt en zich niet uitspreekt over de gegrondheid der feitelijke gegevens tijdens het debat voorgelegd ;

Overwegende dat de tegenpartij tegen die argumentatie inbrengt dat voor de hoge commissie van beroep geen wettelijke verplichting bestaat de verweermiddelen in de vorm van conclusiën door de he~ langhebbende geformuleerd te beantwoorden en dat zij haar beslissing als naar rechte heeft gemotiveerd door in haar beschikkend gedeelte uitdrukkelijk naar de conclusiën van de Rijkscommissaris te verwijzen;

Overwegende dat de bevoegdheid van de hoge commissie van beroep beheerst wordt door het koninklijk besluit no 194 van 13 Au~ gustus 1935 tot opheffing van de oorlogsschadegerechten en instelling van burgerlijke invaliditeitscommissiën, en door artikel 27 van het koninklijk besluit van 15 September 1935 ter bepaling van de rechts~ pleging inzake herstel van schade voortspruitende uit oorlogsfeiten ; dat uit artikel 43 van laatstgenoemd besluit blijkt dat de bepalingen der vroegere wetten en besluiten inzake oorlogsschade van kracht blijven voor zover zij met die bepalingen niet in strijd zijn ;

Overwegende dat de beschikkingen der rechtscolleges voor oor~ logsschade moesten gemotiveerd zijn ; dat die verplichting voortvloeide uit artikel 61 van het koninklijk besluit van 25 April 1920, dat zij niet in strijd is met de bepalingen van het koninklijk besluit van 15 Sep~ temher 1935; dat dit besluit, waar het in de artikelen 31 en 37 uit~ drukkelijk zei dat de beroepen der belanghebbenden moeten met redenen omkleed zijn el?- dat de conclusiën van de Staat1)commissaris aan de aanlegger moeten medegedeeld worden, integendeel de ver~ plichting voor de hoge commissie van beroep, haar beslissingen te motiveren, bevestigde ;

153

Page 39: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

Overwegende dat de beslissing van de hoge commissie van be:­roep van 21 September 1948 geen enkel motief bevat ; dat de hoge commissie van beroep het beschikkend gedeelte van haar beslissing niet wettelijk heeft gerechtvaardigd door zich in ·haar beschikkend gedeelte te beperken tot verwijzing naar de conclusi•ën van de Rijks~ commissaris (Verbreking, 10 April 1924, Pas. I. 299) ; dat de beslis~ sing van 21 September 1948, bij toepassing van artikel 9 der wet van 23 December 1946, dient nietigverklaard te worden wegens schending van de substantiële vormen,

BESLUIT: Artikel 1. - De beslissing van de hoge commissie van beroep

van 21 September 1948 wordt vernietigd. De zaak wordt voor verdere behandeling verwezen naar de hoge commissie van beroep op andere wijze samengesteld.

Artikel 2. - Het arrest zal overgeschreven worden op de re~ gisters der hoge commissie van beroep en dit zal vermeld worden in de rand der nietigverklaarde beslissing.

Artikel 3. - De kosten bepaald op 300 frank zijn ten laste van de Staat.

(Vertaling)

Nr 101 ARREST van 29 Juli 1949 (lilde Kamer)

Raadsheren : de hh. Vauthier, voorzitter-verslaggever ; De Bock; Stenuit.

In zake: PONCIN tegen: Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Minis~ ter van Landsverdediging

I. RAAD VAN STATE- BETWISTING VAN VOOR DE WET 11. RECHTSPLEGING - VERZOEKSCHRIFT - TERMIJNEN -

BEVESTIGENDE BESLISSING Door aan de Minister van Landsverdediging de toelating te vra'­

gen om te huwen doet de officier geen betwisting ontstaan. Gezien de aard van het hem toekomend recht om in het huwelijk te treden, kan zijn aanvraag steeds hernieuwd worden en kan de Minister door geen beslissing een ei,nde maken aan het recht van de verzoeker, de teg·en~ over zijn huwelijk gestelde weigering te betwisten. Dienvolgens is een weigering vóór de afkondiging der wet van 23 Decembe.r 1946 mede., gedeeld, geen beletsel voor de ontvankelijkheid van het verzoek tot nietigverklaring van een nieuwe weigering na deze datum ingebracht.

Dient deze oplossing ook ,toegepast tt\ worden voor, wat de ter~ mijnen van verjaring van het verzoekschrift betreft?

111. BURGERLIJKE EN INDIVIDUELE RECHTEN Het recht in het huwelijk te treden met de vrouw zijner keuze is,

voor de officier, een burgerlijk recht onafscheidbaar van zijn persoon.

154

Page 40: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

----::x=•-- ;":;;.

(101)

Die.nvolgens kan de macht van de Minister, geen gevolg te geven aan de aanvraag, slechts uitgeoefend worden binnen de grenzen van restrictief geïnterpreteerde wetsbepalingen.

IV. KRIJGSMACHT EN RIJKSWACHT - DIVERSEN - HUWE­LIJK- MILITAIREN VAN DE ACTIEVE KADERS

V. ADMINISTRATIEVE AKTEN - GELDIGHEID - OVER­TREDING VAN DE WET - MOTIEVEN

Uit het keizerlijk decreet van 16 Juni 1808 en uit het advies van de Raad van State van 21 December 1808 blijkt dat de Minister van Landsverdediging aan een officier de toelating om te huwen niet mag weigeren tenzij het voorgenomen huwelijk onbehoorlijk zou zijn, dit is indien het de achting aan de hoedanigheid van officier verschuldigd zou kunnen schokken.

De Minister mag dienvolg·ens zijn weigering niet steunen op feiten die vreemd zijn aan de persoon van de toekomende en alleen op een van haar broeders betrekking hebben.

Gezien het verzoekschrift van 21 Januari 1949, waarbij Poncirt J. F. L. een beroep tot nietigverklaring instelt tegen de beslissing, op 22 November 1948 ter kennis- gebracht van zijn raadsman, beslissing waarbij aan de verzoeker de toelating geweigerd wordt om in het huwelijk te treden met juffrouw Marie~Louise Omloop ;

Overwegende dat de verzoeker, luitenant, leerling aan de Ko~ ninklijke Militaire School. 20 Mei 1946 aan de Minister van Lands~ verdediging een aanvraag heeft gericht om in het huwelijk te mogen treden met juffrouw Marie~Louise Omloop; dat hem op 20 Juli 1946 werd geantwoord dat het niet mogelijk was een gunstig gevolg te geven aan zijn verzoek, daar de sociale toestand van de toekomende niet in verhouding stond tot die van een officier; dat de verzoeker, luitenant bij de genietroepen, 8 Juli 1948 een nieuwe aanvraag heeft ingediend ; dat hem op 12 Augustus 1948 werd medegedeeld dat het niet mogelijk was op de genomen beslissing terug te komen ; dat de raadsman van de verzoeker op 7 October 1948 aan de Minister vroeg de zaak opnieuw te willen overwegen ; dat hem op 22 November 1948 het volgende antwoord werd toegezonden : « Het nieuwe onderzoek dat gedaan werd heeft bevestigd dat, alhoewel niets te verwijten is aan juffrouw Omloop, het geheel van de toestand van die aard is dat het niet mogelijk is de eerste beslissing te wijzigen » ;

Overwegende dat de tegenpartij tegen de vraag de niet~ontvan~ kelijkheid opwerpt, ·gegrond op artikel 58 der wet van 23 December 1946 ; dat zij te dien einde staande houdt dat de betwisting opklimt tot Mei 1946 en dat zij beëindigd werd door de weigering van de Minister van Landsverdediging, aan de verzoeker medegedeeld op 20 Juli 1946 ; dat noch het indienen van een nieuw verzoek met het~ zelfde doel in Juli 1948, noch het doen van stappen door een raadsman in October 1948, de betwisting hebben doen herleven ;

155

Page 41: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

(lOl)

Overwegende dat de verzoeker, door aan de Minister van Lands~ verdediging de toelating te vragen om te huwen, geen betwisting heeft opgeworpen, doch er zich toe bepaald heeft de instructie van 1 Au~ gustus 1920 na te leven ; dat, met het oog op de aard van het recht, dat de officieren toekomt, in het huwelijk te treden, de toelatings~ aanvraag steeds kan hernieuwd worden; dat de Minister, noch door zijn op 20 Juli medegedeelde beslissing, noch door zijn latere beslis~ singen, een einde heeft kunnen maken aan het recht van de verzoeker de tegen zijn huwelijk ·gestelde weigering te betwisten ; dat het verzoek ontvankelijk is ;

Overwegende dat het recht in het huwelijk te treden met de vrouw zijnèr keuze voor de verzoeker een burgerlijk recht is, onaf~ scheidbaar van zijn persoon ; dat de macht van de Minister geen gevolg te geven aan de huwelijksaanvraag slechts kan uitgeoefend worden binnen de· grenzen van restrictief geïnterpreteerde wettelijke bepalingen ;

Overwegende dat de verplichting van de officieren die verlangen in het huwelijk te treden, daartoe de geschreven toelating te bekomen van de Minister van Landsverdediging, zijn oorsprong vindt in een keizerlijk decreet van 16 Juni 1808 ; dat de draagwijdte van het decreet bepaald wordt door een advies van de Raad van State van 21 December 1808, waaruit blijkt dat «het motief van het decreet geweest is te beletten dat de officieren onbehoorlijke huwelijken zou~ den sluiten, waardoor de aan hun hoedanigheid verschuldigde achting zou kunnen worden geschokt » ; dat geen enkele thans in België van kracht zijnde wettelijke bepaling de macht van de Minister in dit opzicht uitbreidt ;

Overwegende dat de Minister tegen de verzoeker niet het « on~ behoorlijke » karakter van het huwelijk inbrengt, maar dat hij integen~ deel verklaart dat niets aan de toekomende te verwijten is; dat hij, zonder het onbehoorlijke karakter van het huwelijk te erkennen, niet kan beweren dat het van die aard zou zijn dat het de aan verzoekers hoedanigheid van officier verschuldigde eerbied zou schokken;

Overwegende dat de Minister, door zijn weigering te steunen op feiten vreemd aan de persoon van de toekomende en die uitsluitend betrekking hebben op een van haar broeders, buiten de grenzen is .getreden van de macht, die hem door het keizerlijk decreet van 16 Juni 1808 wordt toegekend,

BESLUIT: Artikel 1. - De beslissing van de Minister van Landsverdedi~

ging, aan de verzoeker geen toelating te verlenen om in het huwelijk te treden met juffrouw Marie-Louise Omloop wordt ·vernietigd.

Artikel 2. - De kosten, bepaald op 300 frank, zijn ten laste van de Staat.

(Vertaling)

156

Page 42: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

,_"- _-"~

-. .. -.,,~~ .. ~'=",,,,, .. , .. , .. , .. ,~',,,,~ ... ,,,, .... - ••••• , •• ,, ... ~,~---·--- ·"="-F~-· .. r·~.= ..

Nr 102 ARREST van 29 Juli 1949 (llld• Kamer)

Raadsheren : de hh. Vauthier, voorzitter ; De Bock ; Stenuit, verslaggever.

In zake : WILLEMART tegen: Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Minis­ter van Financiën

RAAD VAN STATE- GESCHIL .NIETIGVERKLARING- AKTE V ATBAAR VOOR BEROEP - OMZENDBRIEF EN DIENSTNOTA

De instructies, die zekere wettelijke en reglementaire bepalingen commentariëren ten geb~uike binnen de administratie, en die noch de draagwijdte noch de g·evolgen van een verordening hebben, kunnen tege.n de onderhorigen niet aangevoerd worden, en, daar zij hun niet schaden, dus ook niet het voorwerp zijn van een beroep tot nietig~ verklaring.

Gezien het verzoekschrift ingediend 15 December 1948 door Willemart, Joseph, dat er toe strekt de administratieve bepaling opge­nomen in de onderrichtingen V. 511 van 14 September 1938 onder nr 33, V. 653 van 14 Juli 1942 onder nr 31 en V. 779 van 15 Februari 1948 onder nr 15, en luidend als volgt : « De provinciale en gemeente­lijke opeentimes zijn verschuldigd op de aldus berekende bijkomende grondbelasting. » nietig te doen verklaren wegens machtsoverschrij­ding;

Overwegende dat de afdeling administratie, overeenkoms(ig arti­kel 9 van de wet van 23 December 1946, bij wijze van arresten uitspraak doet over de beroepen tot nietigverklaring ingesteld onder meer tegen de akten en reglementeil der onderscheidene administra­tieve overheden ;

Overwegende dat de bepalingen nummers 1 tot 23 van de onder­richting V. 779 van 15 Februari 1948 de bepalingen van de nummers 21 tot 35 van de onderrichting van 14 September 1948 en van nummer 3 van de onderrichting van 14 Juli 1942 vervangen en opheffen ; dat de onderrichting V. 779 van 15 Februari 1948 uitdrukkelijk vermeldt

· dat zij de bepalingen opneemt en verklaart van de wet van 20 Augus­tus 1947, waarvan artikel 1 artikel 13, § 1 der bij koninklijk besluit van 22 September 1936 samengevatte wetten op de inkomstenbelas­tingen wijzigt ;

Overwegende dat het tweede lid van § 1 van dit artikel 13 onder meer bepaalt: «Daarentegen, wanneer het werkelijk netto-inkomen uit de in huur gegeven en geheel of gedeeltelijk tot bedrijfsdoeleinden gebruikte vaste goederen, de kadastrale opbrengst met ten minste 15 t.h. van dat inkomen overtreft, wordt, zonder verdere formaliteit, een bijkomende grondbelasting op de grondslag van dit excedent geregeld. » ;

Overwegende, ten aanzièn van die bijkomende grondbelasting, dat nr 15 van de onderrichting V. 779, waartegen het beroep is inge-

157

;-:-:-

Page 43: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

steld, bepaalt : « De provinciale en gemeentelijke opeentimes zijn vet.­schuldigd op de aldus berekende bijkomende ·grondbelasting. » ;

Overwegende dat de onderrichting V. 779 verschenen is in het Bulletin van de Directe Belastingen van Maart 1948, nr 230 ; dat het bepaalde in nr 15 van die onderrichting, vermeld op bladzijde ( 88) van dit bulletin, deel uitmaakt van de commentaar, die de onder~ richting V 779 van 15 Februari 1948 geeft ;

Overwegende dat, zo die commentaar aan de ambtenaren van het bestuur der belastingen voorschrijft de wettelijke en reglementaire bepalingen aldus toe te passen, hij noch de draagwijdte noch de gevolgen van een belastingverordening heeft ; dat hij geen beslissing inhoudt en geen verplichte regel uitvaardigt tegenover de belasting~ plichtigen, tegen wie hij niet kan worden ingeroepen en die hij der .. halve niet kan bezwaren ; dat derhalve, bij toepassing van artikel 9 van de wet van 23 December 1946, de bepaling nr 15 van de onder~ richting V. 779 van 15 Februari 1948 niet het voorwerp kan zijn van een beroep tot nietigverklaring,

BESLUIT: Artikel 1. - Het verzoek wordt verworpen. Artikel 2. - De kosten, bepaald op 300 frank, zijn ten laste

van de verzoeker. (Vertaling)

Nr 103 ADVIES van 29 Juli 1949 (lilde Kamer)

Raadsheren: de hh. Vauthier, voorzitter; De Bock; Stenuit, verslaggever.

In zake : KATTE tegen: Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Minis~ ter van Economische Zaken en Middenstand

RAAD VAN STATE -- GESCHIL HERSTELVERGOEDING­BEVOEGDHEID

De Raad van State is niet bevoegd om ke,nnis te nemen van een vraag om herstel van de, naar de verzoeker beweert, voorbarige ver~ breking van een dienstcontract.

Gezien het verzoekschrift van 9 December 1948, waarbij Katté Ernest vraagt dat hem een herstelvergoeding gelijk aan 4 1/2 maanden loon wordt toegekend en bovendien dat zijn wedde wederaangepast wordt met terugwerkende kracpt op 1 Januari 1946;

Overwegende dat_ de verzoeker, een bediende van de Nationale Landbouw~ en Voedingscorporatie, nietig verklaard bij de besluitwet van 5 Mei 1914, na advies van de Onderzoekscommissie, ermede he~ last de houding der bedienden van genoemde corp01;atie gedurende de

158

Page 44: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

,--,;.-----~-~,~~''TIE.O:O.o:o==~~~~-~-..-.-.;C-::J-F-••·-~-;---·=·oo-.-.-.~-.~--~----·--2-'Cë:c:J='O-è-.·,·.-.O:-,-.-.--------·-----•O::C:·.<·•-----•·-':-TUT---------------.-.---O'--.-.---.---."S-l.'.';' .•• :. -._,-~-

[ (103)

vijandelijke bezetting te onderzoeken, met ingang van 16 Mei 1946 ontslagen werd bij ministeriële beslissing van 30 April 1946 ; ·dat de burgemeester VJin Roehefort 15 Mei 1946 in kennis werd gesteld van dit ontslag en verzocht werd op de verzoeker de onderrichtingen toe te passen betreffende de personen levenslang vervallen van het recht om openbare ambten, bedieningen of betrekkingen uit te oefenen ;

Overwegende dat de Hoge Kamer ten gevolge van bijkomende inlichtingen in Augustus 1946 het advies uitbracht dat de verzoeker ·in dienst mocht gehouden worden ; dienovereenkomstig deed de Mi~ nister van Ravitaillering de verzoeker weten dat uit een patriottisch oogpunt tegen hem geen bezwaren in aanmerking konden worden genomen om reden van zijn activiteit bij de gewezen Nationale Land­bouw~ en Voedingscorporatie; de burgemeester van Roehefort werd 15 October 1946 er van in kennis gesteld dat er geen reden was om de verzoeker te ontzetten uit de rechten bedoeld in voornoemd schrij~ ven van 15 Mei 1946, dat als van onwaarde diende beschouwd te worden ; de verzoeker bekwam een vergoeding gelijk aan drie maan~ den wedde en 2 Januari werd hij terug in dienst genomen;

Overwegende dat de verzoeker oordeelt « dat de Minister van Ravitaillering hem nog een bepaald bedrag verschuldigd is wegens niet uitbetaalde wedden » en beweert gerechtigd te zijn een vergoeding te eisen gelijk aan 23.310 frank overeenstemmend met 4 1/2 maanden wedde, namelijk van 15 Augustus 1946 tot 1 Januari 1947, benevens 27.000 frank die het voordeel van de aanpassing der wedden met terugwerkende kracht op 1 Januari 1946 vertegenwoordigen ;

Overwegende dat, wanneer er geen ander bevoegd rechtscolle-ge bestaat, de afdeling administratie, luidens artikel 7 van de wet van 23 December 1946, kennis neemt van de aanvragen om herstelver~ goeding betreffende een buitengewone schade welke ontstaan is uit een door de Staat genomen of gelaste maatregel ;

Overwegende dat de verzoeker beweert dat de tegenpartij «ver~ plicht was zijn wedde verder uit te betalen», daar de Hoge Kamer de beslissing van de Onderzoekscommissie met al de gevolgen die eruit voortvloeien vernietigd heeft ; dat zelfs zo niet kon aangenomen worden dat hij in dienst gebleven is na 15 Mei 1946, de vergoeding voor opzegging nog niet kan beperkt worden tot drie maanden wedde op grond van de wet van 7 Augustus 1922 vermits zijn bezoldiging hoger is dan 48.000 frank per jaar ; dat « als . basis dient genomen te worden de regelen der rechtspraak in zake opzegging voor he~ dienden wier bezoldiging 48.000 frank overtreft » en dat met inacht~ neming van zijn graad, zijn dienstjaren en het feit dat het ontslag het verval van de burger~ en politieke rechten medebracht, wat het in . feite onmogelijk maakte een andere betrekking te vinden, die ver~ goeding « ex aequo et bono » op 8 maanden wedde kan vastgesteld worden;

Overwegende dat de verzoeker het herstel eist van de naar zijn beweren voorbarige verbreking van een dienstcontract : dat de Raad

159

~~~j~ ~\~\!

@:~:

lll~ ·1:::::

-~---

c:=:=:

[~~l)~ ~~=~:~ F::::-

~~~~~~;

I

Page 45: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

,-

van State, bij toepassing van artikel 7 van de wet van 23 December 1946; geen kennis kan nemen van de aanvraag,

IS VAN ADVIES : Dat het verzoek dient verworpen te worden ; Dat de kosten, bepaald op 300 frank, moeten ten laste gelegd

worden van de verzoeker. (Vertaling}

Nr 104 ADVIES van 29 Juli 1949 (lilde Kamer)

Raadsheren : de hh. Vauthier, voorzitter; De Bock, verslaggever; Stenuit.

In zake : 1. DE GROOTE 2. P.V.B.A. LADEGE tegen: Belgische Staat, vertegenwoordigd door : a. de Minister van Economische Zaken en Mid~

denstand b. de Minister van Volksgezondheid en van het

Gezin

I. RECHTSPLEGING - VERZOEKSCHRIFT - !BEKWAAMHEID TOT HANDELEN

11. RECHTSPLEGING - VERZOEKSCHRIFT - BELANG De depositaris van een merk, waarvan hij inbreng g·edaan heeft

in een vennootschap met uitsluitend recht voor haar om het te ge~ bruiken, is niet gerechtigd om in eigen naam herstelvergoeding te vragen voor de buitengewone schade die hem het verbod tot uitvoer van het product, dat dit merk draagt, zou veroorzaakt hebben.

lil. RAAD VAN STATE- BEVOEGDHEID De Raad van State is niet bevoegd om aan de regering het advies

te geven in het vervolg uitvoervergunningen te verlenen voor een bepaald product.

IV. RAAD VAN STATE- BETWISTING VAN VOOR DE WET De betwisting omtrent een buitengewone schade dagtekent van

vóór de afkondiging der wet van 23 December 1946, zo de vraag in betrekking staat met feiten van vóór die datum.

V. RAAD VAN STATE- GESCHIL HERSTELVERGOEDING­ONTV ANKBLIJKHElD DER VRAAG

Een vraag om herstelvergoeding wegens. buitengewone schade is niet ontvankelijk voor zover zij gericht is tegen een minister, die slechts een advies van technische aard gegeve,n heeft aan de minister die de schadelijke beslissing genomen heeft,

160

Page 46: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

(104}

Vl. HANDEL, NIJVERHEID, GELEIDE ECONOMIE- INVOER, UITVOER EN DOORVOER

W aat• artikel· 1, eerste lid, van het besluit van de Regent van 15 December 1944 de invoer en de uitvoer van alle goederen afhanke~ ljjk maakt van de voorafgaande overlegging van een vergunning door de Ministçr van Economische Zaken uitgereikt, heeft het aan geen beperkende voorwaarden onderworpen de macht, aan de Koning ver~ !eend bij het eerste lid van artikel 1 der wet van 30 J.uni 1931, gewij~ zigd bij artikel 2 der wet van 30 Juli 1934, om de invoer, de uitvoer en de doorvoer van alle koopwaren te regelen, wanneer in buitenge~ wone en abnormale omstandigheden de levensbelangen van het land gevaar lopen.

VII. RAAD VAN STATE - GESCHlL HERSTEL VERGOEDING - BUITENGEWONE SCHADE

De handelaar, aan wie uitvoervergunningen werden geweigerd, bewijst de uitzonderlijke benadeling niet die hij hierdoor zou geleden hebben, wanneer hij, bij ontstentenis van beroep op een fout van de administratie, niet bewijst dat deze te zijne opzichte maatregelen heeft genomen die verschillen van degene die zij gemachtigd is te nemen ten opzichte van alle invoerders en uitvoerders van koopwaren.

Gezien het verzoekschrift van 26 October 1948 waarbij De Groote, Frans, handelend zowel uit eigen naam als in zijn hoedanig~ heid van directeur~beheerder van de personenvennootschap met he~ perkte aansprakelijkheid L.A.D.E.G.E., aan de Raad van State vraagt : de regering (departement van « Economische Zaken » en departement van « Volksgezondheid ») « advies » te geven : 1 ) in het vervolg uitvoervergunningen te verlenen voor het genees~

middel « Oïdiumycine 101 »; 2) aan de verzoeker een vergoeding toe te kennen die zeer bescheiden

op honderd milHoen frank mag vastgesteld worden ;

Overwegende dat uit een akte 4 Mei 1946 door notaris Jacques Eauwens ter standplaats Brussel ontvangen, geregistreerd, blijkt dat De Groote Frans in de personenvennootschap met beperkte aansprake~ lijkheid L.A.D.E.G.E. inbreng gedaan heeft Vqn het merk « Oïdiumy~ cine 101 » dat hij 15 Februari 1946 gedeponeerd had ter griffie van de Rechtbank van Koophandel te Brussel, met uitsluitend recht voor de vennootschap, van dit merk gebruik te maken ; dat, wat de onder~ havige vraag betreft, De Groote Frans gerechtigd is te handelen in zijn hoedanigheid van beheerder van de personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid L.A.D:E.G.E., maar niet om uit eigen naam te handelen ;

Overwegende dat de personenvennootschap met beperkte aan~ sprakelijkbeid L.A.D.E.G.E. herhaalde malen aan het Ministerie van Economische Zaken (Centrale dienst voor contigentering en vergun~ ningen) de machtiging gevraagd heeft om het product, dragende het

161

Page 47: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

(104)

merk « Oïdiumycine 101 », uit te voeren: dat die machtiging haar werd ·geweigerd : dat de verzoekster erkent : a) dat de Raad van State niet bevoegd is om de regering het advies te geven om in het vervolg uitvoervergunningen te verlenen voor het geneesmiddel « Oïdiumycine 1 01 » : b) dat de vraag om vergoeding niet ontvankelijk is wat betreft de weigeringen die dagtekenen van vbór de afkondiging der wet van 23 December 1946 : dat de Raad van State bijgevolg enkel uitspraak heeft te doen over een vraag om vergoeding door de buitengewone schade die, voor de verzoekster, zou voortvloeien uit de weigering van de machtiging tot uitvoer van het geneesmiddel « Oïdiumycine 101 », met welke wei ge~ ring is geantwoord op de aanvragen van 3 Februari 1947, 22 Maart 1947, 9 Augustus 1947, 4 September 1947 en -23 Januari 1948:

Overwegende dat de verzoekster, vooraleer de zaak bij de Raad van State aanhangig te maken, 7 Augustus 1948 aan de Minister van Economische Zaken en Middenstand en aan het Ministerie van · Volksgezondheid en van het Gezin een verzoek om schadevergoeding gericht heeft : dat geen schadevergoeding werd toegekend :

Overwegende dat de Minister van Volksgezondheid en van het Gezin op het verzoek antwoordt dat hij de macht niet heeft om machti~ ging tot het uitvoeren van pharmaceutische producten te verlenen of te weigeren, en dat zijn departement zich beperkt heeft tot het geven van een advies van technische aard aan het departement van Econo~ mische Zaken waardoor het geraadpleegd werd: dat· hij vraagt om buiten de zaak te worden gelaten : dat dit middel moet ingewilligd worden:

Overwegende dat de Minister van Economische Zaken en Mid~ denstand, waar hij aan de verzoekster de machtiging heeft geweigerd om het geneesmiddel « Oïdiumycine 101 » uit te voeren, gebruik gemaakt heeft van de macht die hem verleend is bij het besluit van de Regent van 15 December 1944, gewijzigd bij het besluit van de Regent ·van 29 Juni 1946, betreffende de invoer, uitvoer en doorvoer der goederen : dat die besluiten genomen werden ter uitvoering van de wet van 30 Juni 1931, gewijzigd bij de wet van 30 Juli 1934: dat artikel 1, eerste lid van het besluit van de Regent van 15 December 1949, waar het de invoer en de uitvoer van alle goederen afhankelijk maakt van de voorafgaande overlegging van een vergunning door de Minister van Economische Zaken uitgereikt, de macht welke de Koning bij het eerste lid van artikel 1 van de wet van 30 Juni 1931, gewijzigd bij artikel 2 der wet van 30 Juli 1934, is verleend om de invoer en de uitvoer van alle koopwaren te regelen, wanneer in buiten~ gewone en abnormale omstandigheden de levensbelangen van het land gevaar lopen, niet aan beperkende voorwaarden heeft onderworpen :

Overwegende dat de verzoekster niet beweert dat de Minister van Economische Zaken en Middenstand een fout zou hebben begaan door haat de gevraagde uitvoervergunningen te weigeren : dat zij, bij ontstentenis van beroep op een fout, riiet bewijst dat de Minister van

162

Page 48: Overwegend~...16 Juli 1947; Overwegende dat de verzoeker 16 December 1926 bij de provin~ ciale commissie der militaire invaliditeitspensioenen te Brussel een aanvraag heeft ingediend

Economische Zaken en Middenstand ten hare opzichte maatregelen heeft genomen welke verschillen van degene die hij gemachtigd is ten opzichte van alle invoerders en uitvoerders van koopwaren te nemen : da~ de schade, die de verzoekster beweert te hebben ondergaan, bij~ gevolg niet het buitengewoon karakter heeft dat bedoeld is in het eerste lid Van § 1 van artikel 7 der wet van 23 December 1946 : dat dê aanvraag ongegrond is,

IS VAN ADVIES : Dat het verzoek moet verworpen worden ; Dat de kosten, bepaald op 300 frank, moeten gedragen worden

door dè personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid, L.A.D.E.G.E.

(Vertaling)

N• 105 ARREST van 26 Augustus 1949 (IIId• Kamer)

Raadsheren: de hh. Vauthier, voorzitter; Holoye, verslaggever; Stenuit.

In zake: COMMISSIE VAN OPENBARE ONDER~ STAND VAN BRUSSEL Commissie van openbare onderstand van Houdeng~ Aimeries

RECHTSPLEGING- GEEN GROND OM UITSPRAAK TE DOEN - INWILLIGING

Er is geen grond om uitspraak te doen wanneer de tegenpartij de aanspraken van de verzoeker heeft ingewilligd.

Gezien het verzoekschrift van 8 September 1948, waarbij de Commissie van openbare onderstand van Brussel de terugbetaling vraagt, door de Commissie van openbare onderstand van Houdeng~ Aimeries, van de kosten van onderhoud van Polart Nelly, op 2 Mei 1948 dringend ter behandeling opgenomen in het Sint~Pietersgasthuis te Brussel:

Overwegende dat uit het schrijven van 13 Mei 1949 van de Commissie van openbare onderstand van Brussel blijkt dat de Com~ missie van openbare onderstand van Houdeng~Aimeries haar het gevraagde bedrag heeft uitbetaald : dat het verzoek thans zonder voorwerp is,

BESLUIT: Dat er geen grond bestaat om uitspraak te doen. (Vertaling)

163