Oosterveld: 'Meer geld voor wachtlijst'

8
1 JONG AAN DE AMSTEL Meer geld voor de jeugdzorg. Daar wil Otto Oosterveld zich hard voor maken. De Zaanse wethouder is sinds kort de hoogst politiek verantwoordelijke voor de jeugdzorg in de agglomeratie Amsterdam. ‘Ik word pissig als ik zie hoe we met onze jeugd omgaan.’ ‘T ot de verkiezingen had ik in concrete zin weinig met de jeugdzorg te maken’, vertelt Otto Oosterveld in zijn werkkamer in het stadhuis van Zaanstad. Hij roert zijn koffie en vertelt in eerste instantie nogal voorzich- tig over zijn werk – ‘Ik ben nog maar net portefeuille- houder’ - maar in de loop van het gesprek komt hij los. Oosterveld heeft als wethouder onder andere de posten economie, haven en sociale werkvoorziening. Daarnaast is hij lid van het dagelijks bestuur van de ROA en heeft daar de portefeuille jeugdzorg. Hij is dus in feite de opvolger van Jaap van der Aa die tot maart 2002 de hoogste politieke baas van de jeugdzorg was. Hard en zacht De portefeuille van Oosterveld kent een vreemde men- geling van harde sectoren, zoals economie, en “softe” sectoren, zoals de jeugdzorg. ‘Ik hecht aan die combina- tie’, vertelt hij. ‘Ik vind het ook niet terecht om van een harde en een “softe” sector te spreken. Die twee zijn namelijk onlosmakelijk met elkaar verbonden. De 60 miljoen die de jeugdzorg te verdelen heeft, moet bij- voorbeeld in de economie worden verdiend. Je ziet ook dat in landen waar de economische ontwikkeling op zijn kont ligt, de sociale structuur uit elkaar valt.’ Die 60 miljoen vind Oosterveld overigens veel te weinig. ‘Ik vind dat er miljoenen bij moeten komen. Vooral voor het bestrijden van de wachtlijsten. Daar is nu 382.000 euro voor, maar dat is veel te weinig. Hier in Zaanstad, maar vooral ook in Amsterdam, zijn de problemen enorm.’ Meer samenwerking Maar het gaat niet alleen om geld, waarschuwt Ooster- veld. ‘Een huwelijk red je ook niet door er alleen maar geld in te pompen. We moeten ook de verkokering in de jeugdzorg tegengaan en de samenwerking met andere sectoren bevorderen. Pleegouders betrokken bij hulpverlening Jeugdzorg natuurlijke partner Brede School ’Derde Oever’ helpt bij signaleren stoornissen c JAARGANG 2 • OKTOBER 2002 • NUMMER 5 NIEUWSBLAD OVER DE JEUGDZORG IN DE AGGLOMERATIE AMSTERDAM 2 5 7 Tienervader wil kind zelf opvoeden ‘De meeste tienervaders laten het met regelmaat afweten’, meent Arnold Sturm van het opvangcentrum voor tiener- moeders van Afra Boddaert PPI. ‘Ze willen misschien wel, maar kunnen het niet.’ Jong aan de Amstel’ bezocht een vader die het in elk geval anders wil doen. Een uitzondering, wat maakt dat de hulpverlening aan tienervaders nog stevig in de kinderschoenen staat. Lees verder op blz. 6 Gezinscoach roept verdeelde reacties op Jeugdzorgwerkers reageren verdeeld op het voorstel om een gezinscoach in te stellen. Staatssecretaris Clémence Ross-Van Dorp maakte op Prinsjesdag – 17 september 2002 - bekend dat zij de gezinscoach zou introduceren in de nieuwe Wet op de Jeugdzorg. De coach moet vanuit Bureau Jeugdzorg de hulp op gang brengen bij gezinnen met ernstige problemen. ‘In de basis een goed idee’, zo luidt de reactie. Jeugdzorgwerkers pleiten echter ook voor een betere uitwisseling van persoonsgegevens. Joop Buinink van Vedivo: ‘Men is te voorzichtig. Er zijn gezinsvoogden die soms belangrijke dingen van een gezin niet weten. Dat is belachelijk.’ Lees verder op blz. 4 Wachtlijst leidt tot uitval cliënten Een deel van de cliënten verdwijnt uit de jeugdhulpverle- ning, terwijl er voor hen wel hulp is geïndiceerd. Om hoeveel mensen gaat het? Wat zijn de oorzaken? Dat wil- de Het Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA – verant- woordelijk voor de jeugdzorg in de agglomeratie Amsterdam) weten en gaf opdracht voor een onderzoek. Het onderzoek is inmiddels in concept gereed. Duidelijk is dat de uitval groter wordt als de wachtlijsten toene- men. Cliënten kunnen blijkbaar niet te lang wachten op de hulpverlening. Jeugdzorg krijgt andere positie in agglomeratie- bestuur De jeugdzorg heeft sinds de gemeenteraadsverkiezin- gen een andere positie in het Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA), het bestuur van de agglomeratie Amsterdam. Het ROA-bestuur kent nu een portefeuille- houder jeugdzorg; Otto Oosterveld. Oosterveld wordt geadviseerd door een adviserend portefeuillehoudero- verleg jeugdzorg, dat onder zijn voorzitterschap staat. Alle zestien wethouders jeugdzaken van de ROA- gemeenten hebben zitting in dit overleg, alsmede drie stadsdeelraadwethouders jeugdzaken. Die laatsten ver- tegenwoordigen de veertien Amsterdamse stadsdelen. Tot aan de gemeenteraadsverkiezingen was de Bestuurscommissie Jeugdhulpverlening verantwoorde- lijk voor de jeugdzorg in de agglomeratie Amsterdam. Zij legde verantwoordelijkheid af aan het ROA-bestuur. Een en ander betekent dat de jeugdzorg een belangrij- ker positie heeft gekregen in het agglomeratiebestuur. Aanbodboek 2003 in de maak Een werkgroep van Bureau Jeugdzorg, Afra Boddaert PPI, SaC-Amstelstad Jeugdzorg en MKD ’t Kabouterhuis buigt zich op dit moment over een model om het hulp- verleningsaanbod in de agglomeratie Amsterdam te beschrijven. Dit model zal worden gebaseerd op de Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) die vooruit- lopen op de nieuwe Wet op de Jeugdzorg. KORT c c c c c DOOR: MARTIN GERRITSEN Met die laatste opmerking sluit hij aan op het beleid van zijn voorganger. Van der Aa pleitte in zijn nota “Samen- hang in jeugdbeleid” uit 2000 voor een betere samenwer- king tussen de clusters gezin, onderwijs, welzijn, jeugd- zorg en justitie. Bij zijn aftreden in 2002 constateerde Van der Aa dat de jeugdzorg de aansluiting met het onderwijs wel heeft gevonden, maar dat er verder nog veel moet gebeuren. Oosterveld onderschrijft dat: ‘Ik vind alleen dat je geen nieuwe vormen van samenwerking moet zoe- ken, maar dat je bestaande structuren moet uitbouwen.’ Efficiënter De jeugdzorg zelf moet ook efficiënter, meent Ooster- veld. ‘Het traject tussen intake en hulpverlening moet zo kort mogelijk zijn. Alle overbodige schijfjes moeten ertussenuit. Het mes snijdt dan aan twee kanten. De hulp wordt beter èn er komen middelen vrij omdat er efficiënter wordt gewerkt.’ Die middelen zijn echter niet genoeg om de wachtlijst te bestrijden. Vandaar dat Oosterveld extra geld van de rijksoverheid wil hebben. Dat zal niet makkelijk zijn in deze tijd van bezuinigingen. Oosterveld: ‘Ik zal m’n best doen om ze te overtuigen. Als je de samenleving kwa- liteit en niveau wilt geven, dan moet je investeren in de jeugd en ik word pissig als ik zie hoe we met onze jeugd omgaan. Als ik zie hoeveel zwerfjongeren er zijn, dan doen we met z’n allen toch iets niet goed.’ Otto Oosterveld: ‘Het traject tussen intake en hulpverlening moet zo kort mogelijk zijn.’ Oosterveld: ‘Meer geld voor wachtlijst’ FOTO: SAKE RIJPKEMA

Transcript of Oosterveld: 'Meer geld voor wachtlijst'

Page 1: Oosterveld: 'Meer geld voor wachtlijst'

1

JONGAAN DE AMSTEL

Meer geld voor de jeugdzorg. Daar wil OttoOosterveld zich hard voor maken. De Zaansewethouder is sinds kort de hoogst politiekverantwoordelijke voor de jeugdzorg in deagglomeratie Amsterdam. ‘Ik word pissig alsik zie hoe we met onze jeugd omgaan.’

‘Tot de verkiezingen had ik in concrete zin weinig metde jeugdzorg te maken’, vertelt Otto Oosterveld in

zijn werkkamer in het stadhuis van Zaanstad. Hij roertzijn koffie en vertelt in eerste instantie nogal voorzich-tig over zijn werk – ‘Ik ben nog maar net portefeuille-houder’ - maar in de loop van het gesprek komt hij los.Oosterveld heeft als wethouder onder andere de posteneconomie, haven en sociale werkvoorziening. Daarnaastis hij lid van het dagelijks bestuur van de ROA en heeftdaar de portefeuille jeugdzorg. Hij is dus in feite deopvolger van Jaap van der Aa die tot maart 2002 dehoogste politieke baas van de jeugdzorg was.

Hard en zachtDe portefeuille van Oosterveld kent een vreemde men-geling van harde sectoren, zoals economie, en “softe”sectoren, zoals de jeugdzorg. ‘Ik hecht aan die combina-tie’, vertelt hij. ‘Ik vind het ook niet terecht om van eenharde en een “softe” sector te spreken. Die twee zijnnamelijk onlosmakelijk met elkaar verbonden. De 60miljoen die de jeugdzorg te verdelen heeft, moet bij-voorbeeld in de economie worden verdiend. Je ziet ookdat in landen waar de economische ontwikkeling op zijnkont ligt, de sociale structuur uit elkaar valt.’Die 60 miljoen vind Oosterveld overigens veel te weinig.‘Ik vind dat er miljoenen bij moeten komen. Vooral voorhet bestrijden van de wachtlijsten. Daar is nu 382.000euro voor, maar dat is veel te weinig. Hier in Zaanstad,maar vooral ook in Amsterdam, zijn de problemenenorm.’

Meer samenwerkingMaar het gaat niet alleen om geld, waarschuwt Ooster-veld. ‘Een huwelijk red je ook niet door er alleen maargeld in te pompen. We moeten ook de verkokering in dejeugdzorg tegengaan en de samenwerking met anderesectoren bevorderen.

Pleegouders betrokkenbij hulpverlening

Jeugdzorg natuurlijkepartner Brede School

’Derde Oever’ helpt bijsignaleren stoornissen

c

JAARGANG 2 • OKTOBER 2002 • NUMMER 5

NIEUWSBLAD OVER DE JEUGDZORG IN DE AGGLOMERATIE AMSTERDAM

2

5

7

Tienervader wil kindzelf opvoeden‘De meeste tienervaders laten het metregelmaat afweten’, meent Arnold Sturmvan het opvangcentrum voor tiener-moeders van Afra Boddaert PPI. ‘Zewillen misschien wel, maar kunnen hetniet.’ Jong aan de Amstel’ bezocht eenvader die het in elk geval anders wildoen. Een uitzondering, wat maakt dat dehulpverlening aan tienervaders nog stevigin de kinderschoenen staat.

Lees verder op blz. 6

Gezinscoach roeptverdeelde reacties opJeugdzorgwerkers reageren verdeeld op het voorstel omeen gezinscoach in te stellen. Staatssecretaris ClémenceRoss-Van Dorp maakte op Prinsjesdag – 17 september2002 - bekend dat zij de gezinscoach zou introduceren inde nieuwe Wet op de Jeugdzorg. De coach moet vanuitBureau Jeugdzorg de hulp op gang brengen bij gezinnenmet ernstige problemen. ‘In de basis een goed idee’, zoluidt de reactie. Jeugdzorgwerkers pleiten echter ookvoor een betere uitwisseling van persoonsgegevens.Joop Buinink van Vedivo: ‘Men is te voorzichtig. Er zijngezinsvoogden die soms belangrijke dingen van eengezin niet weten. Dat is belachelijk.’Lees verder op blz. 4

Wachtlijst leidt totuitval cliëntenEen deel van de cliënten verdwijnt uit de jeugdhulpverle-ning, terwijl er voor hen wel hulp is geïndiceerd. Omhoeveel mensen gaat het? Wat zijn de oorzaken? Dat wil-de Het Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA – verant-woordelijk voor de jeugdzorg in de agglomeratieAmsterdam) weten en gaf opdracht voor een onderzoek.Het onderzoek is inmiddels in concept gereed. Duidelijkis dat de uitval groter wordt als de wachtlijsten toene-men. Cliënten kunnen blijkbaar niet te lang wachten opde hulpverlening.

Jeugdzorg krijgt anderepositie in agglomeratie-bestuurDe jeugdzorg heeft sinds de gemeenteraadsverkiezin-gen een andere positie in het Regionaal OrgaanAmsterdam (ROA), het bestuur van de agglomeratieAmsterdam. Het ROA-bestuur kent nu een portefeuille-houder jeugdzorg; Otto Oosterveld. Oosterveld wordtgeadviseerd door een adviserend portefeuillehoudero-verleg jeugdzorg, dat onder zijn voorzitterschap staat.Alle zestien wethouders jeugdzaken van de ROA-gemeenten hebben zitting in dit overleg, alsmede driestadsdeelraadwethouders jeugdzaken. Die laatsten ver-tegenwoordigen de veertien Amsterdamse stadsdelen.Tot aan de gemeenteraadsverkiezingen was deBestuurscommissie Jeugdhulpverlening verantwoorde-lijk voor de jeugdzorg in de agglomeratie Amsterdam.Zij legde verantwoordelijkheid af aan het ROA-bestuur.Een en ander betekent dat de jeugdzorg een belangrij-ker positie heeft gekregen in het agglomeratiebestuur.

Aanbodboek 2003in de maakEen werkgroep van Bureau Jeugdzorg, Afra BoddaertPPI, SaC-Amstelstad Jeugdzorg en MKD ’t Kabouterhuisbuigt zich op dit moment over een model om het hulp-verleningsaanbod in de agglomeratie Amsterdam tebeschrijven. Dit model zal worden gebaseerd op deAlgemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) die vooruit-lopen op de nieuwe Wet op de Jeugdzorg.

KORT

c

c

c

c

c

D O O R : M A R T I N G E R R I T S E N

Met die laatste opmerking sluit hij aan op het beleid vanzijn voorganger. Van der Aa pleitte in zijn nota “Samen-hang in jeugdbeleid” uit 2000 voor een betere samenwer-king tussen de clusters gezin, onderwijs, welzijn, jeugd-zorg en justitie. Bij zijn aftreden in 2002 constateerde Vander Aa dat de jeugdzorg de aansluiting met het onderwijswel heeft gevonden, maar dat er verder nog veel moetgebeuren. Oosterveld onderschrijft dat: ‘Ik vind alleendat je geen nieuwe vormen van samenwerking moet zoe-ken, maar dat je bestaande structuren moet uitbouwen.’

EfficiënterDe jeugdzorg zelf moet ook efficiënter, meent Ooster-veld. ‘Het traject tussen intake en hulpverlening moetzo kort mogelijk zijn. Alle overbodige schijfjes moetenertussenuit. Het mes snijdt dan aan twee kanten. Dehulp wordt beter èn er komen middelen vrij omdat erefficiënter wordt gewerkt.’Die middelen zijn echter niet genoeg om de wachtlijst tebestrijden. Vandaar dat Oosterveld extra geld van derijksoverheid wil hebben. Dat zal niet makkelijk zijn indeze tijd van bezuinigingen. Oosterveld: ‘Ik zal m’n bestdoen om ze te overtuigen. Als je de samenleving kwa-liteit en niveau wilt geven, dan moet je investeren in dejeugd en ik word pissig als ik zie hoe we met onze jeugdomgaan. Als ik zie hoeveel zwerfjongeren er zijn, dandoen we met z’n allen toch iets niet goed.’

Otto Oosterveld: ‘Het traject tussen intake en hulpverlening

moet zo kort mogelijk zijn.’

Oosterveld: ‘Meer geldvoor wachtlijst’

FO

TO

:S

AK

ER

IJP

KE

MA

Page 2: Oosterveld: 'Meer geld voor wachtlijst'

waarbij pleegzorg wordt gecombineerd andere hulpver-leningsvormen. Zo ving een pleeggezin al eens eenzwangere tiener op omdat er in het tienermoeder-project van Afra Boddaert PPI nog geen plaats was,terwijl Afra Boddaert PPI wel zorgde voor de begelei-ding van de tiener.

Een kind erbijOndertussen besloot Terlien dat ze nog wel een pleeg-kind wilde. ‘Het is heel gezellig, een kind erbij. Het leu-ke van pleegzorg is het leuke van kinderen. Daarom wil-den we graag nog een kind. Deze kinderen zoeken eenplek en wij kunnen wat voor ze betekenen.’ MaarTerlien wilde vanwege haar kleine huis alleen nog kin-deren voor korte tijd opvangen. Terlien: ‘Zo kreeg ik infebruari een kindje voor even erbij. Zij is een week oftwee geweest.’Niet lang daarna vroeg haar pleegzorgwerker of ze dezorg wilde delen over een meisje van acht maanden. Datwilde zeggen dat zij en de moeder afwisselend voor hetkind zouden zorgen. Terlien: ‘Roos was een huilbaby ende moeder kon de zorg niet alleen aan. Maar het zou ookniet goed zijn om de baby bij de moeder vandaan tehalen. Met het zorgdelen zouden we de moeder ont-lasten, terwijl de baby niet van haar zou vervreemden.’Daarbij was het ook nog eens de bedoeling dat deAmsterdamse de moeder van Roos opvoedkundig zouondersteunen. Dat lukte wonderwel. Terlien: ‘Roossliep hier goed en gedroeg zich voorbeeldig. Samen metde moeder ben ik toen gaan kijken wat ik precies deed

D e driejarige Kenhdra praat bijna aan één stuk door.Vol trots laat ze zien wat ze bijna een jaar eerder van

Sinterklaas heeft gekregen om vervolgens weer eenander stuk speelgoed te pakken. Kenhdra kwam driejaar terug als pleegkind, vertelt Terlien in haar woningin Amsterdam Nieuw-West. ‘Ze was toen een half jaar enkwam net uit een tehuis. We waren zo blij met haar.’De opvang van Kenhdra past nog precies in het patroonvan de traditionele pleegzorg, waarbij een pleeggezinvoor korte of langere tijd voor een kind zorgt. Opvoedingen verzorging staan daarbij centraal. Terlien: ‘Dat wasook waarvoor ik me had opgegeven bij de Pleegzorg. Ikwilde een kind in huis halen, opvoeden en een thuisgeven. Aan de ene kant omdat ik kinderen wilde helpenen aan de andere kant omdat ik niet wilde dat mijn zoonJonas alleen zou opgroeien.’

Enorme ontwikkelingDe pleegzorg maakte in de afgelopen jaren echter eenenorme ontwikkeling door. Pleegzorg werd tot voor kortvooral gezien als mogelijk om een kind tijdelijk op tevangen. De laatste paar jaar groeide de gedachte datpleegzorg ook een uitstekende manier kan zijn om hulpte verlenen. Hierdoor kunnen jongeren die tot voor kortniet in aanmerking kwamen voor pleegzorg, toch kennismaken met het gezinsleven. Bijvoorbeeld doordat zedoor de week in een leefgroep verblijven en in het week-end naar een pleeggezin gaan. SaC-Amstelstad Jeugd-zorg – die in de agglomeratie Amsterdam is belast metde pleegzorg – is dan ook volop bezig met experimenten

Zorgdelen. Dat deed pleegmoeder Karin Terlien samen met de moeder van de acht maandenoude Roos. Afwisselend verbleef de baby bij haar pleegmoeder en haar eigen moeder, terwijlTerlien de moeder tegelijk opvoedkundige ondersteuning bood. Het past precies binnen hetveranderende karakter van pleegzorg, waarbij de traditionele opvang steeds meer plaatsmaakt voor hulpverlening.

2

D O O R : M A R T I N G E R R I T S E N

Pleegouder betrokken bijhulpverlening

en wat het verschil was met hoe zij met Roos omging. Opdie manier probeerden we dingen te veranderen.’ Datging niet altijd even makkelijk. Terlien: ‘De moedervoelde zich soms tekort schieten. “Ik kan het kind nietgeven wat nodig is”, zei ze dan. Maar ik probeerde haardan te overtuigen dat het wel goed ging. Kijk, Roos iseen kind dat zelf de leiding wil hebben. De moeder wasdaarom dag en nacht bezig het haar naar de zin temaken. Ze moest leren de leiding weer van het kindover te nemen.’

VrijheidTerlien beviel de nieuwe vorm van pleegzorg wel. Zehad af en toe contact met de begeleider, maar veel weeszich ook vanzelf. Het prettige vond ze de vrijheid die zehad. ‘Ik had Roos een paar dagen per week. We haddendus ook een paar dagen voor onszelf.’Roos woont inmiddels weer gewoon bij haar moeder.Wel heeft Terlien nog steeds contact met haar en somskomt Roos nog langs. Niet voor de hulpverlening, maarik vind het gewoon leuk om haar hier af en toe nog tehebben.’

SaC-Amstelstad Jeugdzorg houdt zich bezig met depleegzorg in de agglomeratie Amsterdam: 020-5400440.

Karin Terlien met op haar zoon Jonas (op schoot) enhaar driejarige pleegdochter Kenhdra. ‘Met hetzorgdelen zouden we de moeder ontlasten, terwijl debaby niet van haar zou vervreemden.’

Pleegzorg startlandelijke wervings-campagneDe Voorzieningen voor Pleegzorg gaven 9 september2002 het startschot voor een landelijke campagnemet als doel een beter beeld van de pleegzorg.‘Pleegzorg is dichtbij’, zo luidt het motto. De cam-pagne wil mensen laten zien dat pleegzorg eengewoon onderdeel van onze samenleving is en datiedereen er mee te maken kan krijgen. Vandaar dat“netwerkpleegzorg” centraal staat in de campagne.Netwerkpleegzorg is de variant van pleegzorgwaarbij een pleeggezin iemand uit het eigen netwerkopvangt, bijvoorbeeld een neefje of een school-vriendje van een van de kinderen.Additioneel doel van de campagne is het bereikenvan allochtone doelgroepen. Daarom zal op regio-naal niveau gebruik worden gemaakt van hetnetwerk van allochtone zelforganisaties. SaC-Amstelstad Jeugdzorg – verantwoordelijk voor depleegzorg in de agglomeratie Amsterdam – zaldaarnaast voorlichtingsactiviteiten ontplooien opscholen.

Page 3: Oosterveld: 'Meer geld voor wachtlijst'

3

De scholen zijn enthousiast over de inzet van deschoolmaatschappelijk werkers. Ze hebben zelf

onvoldoende tijd om zich intensief met hulpverleningaan gezinnen bezig te houden. Bovendien stellen ze dathet hen ontbreekt aan specifieke deskundigheid op datgebied.

BemiddelenSchoolmaatschappelijk werkers kunnen bemiddelen bijconflicten tussen ouders en school, leerkrachten advise-

ren over de aanpak van probleemleerlingen, bemiddelennaar hulp bij crisissituaties in gezinnen, advies gevenover de beschikbare hulpverlening of zelf hulp bieden.Doordat de maatschappelijk werker wekelijks op schoolis, wordt deze voor leerkrachten, ouders en leerlingeneen bekend gezicht. De intern begeleider en leerkrach-ten roepen gemakkelijk diens hulp of advies. Ookouders en leerlingen stappen sneller binnen bij demaatschappelijk werker die op school zien rondlopendan dat ze aankloppen bij een hulpverleningsinstelling.

hebben we toen een pro-ject over gedaan waarbijde kinderen allerlei vaar-digheden en kennis heb-ben opgedaan. Het belang-rijkste resultaat wasechter dat de leerlingenweer met veel plezier naarschool gingen en dat zebeter presteerden’.

KernvakkenDaarnaast heeft de school de basisvorming in de boven-bouw herzien. ‘Wij letten minder op het eindexamen-programma. De standaardisatie van het programmaleidt ertoe dat leerlingen geconfronteerd worden metwat ze niet kunnen’, aldus van der Hilst. ‘Wij hebbendaarom het aantal vakken ingeperkt tot de kernvakken.Ook dat lijkt vruchten af te werpen’.

SchakelstationDe derde maatregel heeft betrekking op de overgangnaar het voortgezet onderwijs waar volgens van derHilst de meeste uitval plaatsvindt: ‘Veel leerlingen blij-ken nooit op de vervolgopleiding aan te komen. Wij heb-ben daarom een zogeheten schakelstation in het levengeroepen. Dat betekent dat wij een coördinator hebbenaangesteld die controleert of de kinderen zich daad-werkelijk op hun nieuwe school melden. Zo niet, danstaat er direct een oude leerkracht of mentor op destoep van de leerling om met hem of haar te praten. Hetis nog te vroeg om het resultaat van alle maatregelen temeten, maar wij denken de vroegtijdige schooluitval zobehoorlijk te kunnen inperken’.

D O O R : M A A R T E N T E R L A G E KORTc

c

ROA wijst plan tegenschooluitval afHet Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA – verant-woordelijk voor de jeugdzorg in de agglomeratieAmsterdam) heeft een plan tegen schooluitval vanSaC-Amstelstad Jeugdzorg, Afra Boddaert PPI en hetEsprit College afgewezen. Dit omdat het begrotebedrag uitkwam boven het normbedrag van hetministerie van Binnenlandse Zaken.Aanleiding voor het plan was een verzoek van hetministerie van Binnenlandse Zaken. Dit ministerie hadde Amsterdamse instellingen gevraagd met een plante komen om schooluitval van risicoleerlingen tegente gaan. Dit zou onder andere moeten gebeuren doorde opzet van internaatachtige voorzieningen voorallochtone risicoleerlingen.SaC-Amstelstad Jeugdzorg, Afra Boddaert PPI en hetEsprit College ontwikkelden een plan waarbij zij deouders van risicoleerlingen thuis zouden bezoeken ende gezins- en omgevingsfactoren in kaart zoudenbrengen. Vervolgens zouden samen met de leerlingde mogelijkheden in kaart worden gebracht. Daarbijzou het mogelijk zijn om – bij grote moeilijkhedenthuis – een “time out” te krijgen in een van de dag-en nachtvoorzieningen.Probleem van het plan was dat het niet geheel vol-deed aan de subsidievoorwaarden van het ministerievan Binnenlandse Zaken. De subsidie ging namelijkuit van een genormeerd bedrag per leerling en eenlooptijd van een jaar. Met name die tijdslimiet werddoor de instellingen als te beperkt gezien. De instellin-gen vonden een jaar tekort om het succes van hetproject te kunnen aantonen.Vanwege de discrepantie tussen het plan en de subsi-dievoorwaarden, noemde de ROA het plan ‘nietopportuun’. Op grond hiervan besloot men uiteindelijkgeen subsidie-aanvraag in te dienen bij het ministerievan Binnenlandse Zaken.

Site kindertelefoonwordt interactiefDe Kindertelefoon start in november een proef inAmsterdam, Utrecht en Heerlen waarbij jongeren viachatpagina’s advies kunnen vragen. De internetpagi-na’s van de kindertelefoon worden nu reeds goedbezocht, maar er zitten geen mogelijkheden van inter-activiteit in. Zo is er een “vraagbaak” waarin kinderenen jongeren antwoorden kunnen vinden op veelvoor-komende problemen. Maar iemand die een persoon-lijk gesprek wil, moet nog steeds bellen. Met de inter-actieve chatpagina kunnen kinderen wel direct eenantwoord krijgen op hun persoonlijke vragen.Website: www.kindertelefoon.nlTelefoon: 0800-0432

Klachtenbureaugaat fuserenHet Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ) inAmsterdam gaat per 1 januari 2003 fuseren met hetBureau Klachtondersteuning Jeugdhulpverlening. HetAKJ is de instellingen waar jongeren terecht kunnenmet klachten over de jeugdzorg. Daarnaast werken erbij het AKJ ook enkele cliëntvertrouwenspersonen diehun werk verrichten op de jeugdzorginstellingen.Aanleiding voor de fusie is de schaalgrootte. HetBureau Klachtenondersteuning Jeugdhulpverlening isactief in Gelderland en Overijssel, terwijl het AKJvooral werkt in de agglomeratie Amsterdam, Noord-Holland, Utrecht en Zuid-Holland.

Schakelstation voorkomtleerlingenuitval VMBO

FO

TO

:PA

TR

ICK

PO

ST

/HH

‘Vroegtijdige schooluitval helemaal voorkomen is een illusie. Maar je kunt veel doen om het in teperken. Het belangrijkste middel is goed onderwijs’. Aan het woord is Ben van der Hilst, lid vande Centrale Directie van de Montessori Scholengemeenschap Amsterdam (MSA), over hetMontessori College Oost (MCO), één van de scholen die te kampen heeft met veel leerlingen dievroegtijdig de school verlaten.

D O O R : H A N S VA N D E R J A G T

Meer maatschappelijkwerk op scholenSteeds meer scholen krijgen belangstelling voor schoolmaatschappelijk werk. Deze maand startAfra Boddaert PPI met deze vorm van hulpverlening op een aantal scholen voor speciaal basis-onderwijs van de Stichting Kolom. Eerder werd al maatschappelijk werk ingezet op scholen inAmsterdam Nieuwwest, -Oost en -Zuidoost.

Leerlingen van een vmbo-

school in Uithoorn verlaten

het schoolgebouw voor de

vakantie. Landelijk gezien is

de leerlingenuitval op

vmbo-scholen relatief hoog.

‘De kinderen die vervroegd afhaken zijn meestal leer-lingen die grote moeite hebben met de aangeboden

leerstof. Die kinderen hebben hun hele schoolcarrièrealleen maar gehoord wat ze niet kunnen. Ze hebben eennegatief zelfbeeld ontwikkeld. Wat wij proberen is hunzelfvertrouwen op te krikken. In de praktijk betekent ditdat wij ons onderwijs aan hen aanpassen’.

Aparte groepenHet Montessori College Oost, de VMBO-school van deMontessori Scholengemeenschap Amsterdam, voertsinds twee jaar een beleid tegen vroegtijdige schooluit-val. Ze nam daartoe drie maatregelen. Ten eerste heeftde school besloten de zwakste leerlingen in de brugklasin aparte groepen samen te voegen en hen een alterna-tief lesprogramma aan te bieden. Van der Hilst:‘Wanneer iemand goed trompet kan spelen, dan moetdie vaardigheid ook op school aan de orde komen.Kinderen moeten zich aan school binden. Wij kijkennaar de vaardigheden en interesses van leerlingen enpassen ons lesprogramma daaraan aan. Vorig jaar waser veel interesse voor de oorlog in Afghanistan en daar

c

c

Page 4: Oosterveld: 'Meer geld voor wachtlijst'

Joop BuininkStafmedewerker Vedivo‘Het idee van Ross-Van Dorp is niet nieuw. Het is al eenpaar jaar oud en komt uit CDA-kring. De staatssecreta-ris heeft het gewoon weer opgepoetst.‘Ik denk dat een gezinscoach een goed idee is als eengezin geen hulpvraag heeft, maar er wel hulp nodig is.De problemen zijn dan nog niet zodanig dat er grondenzijn voor ondertoezichtstelling.‘Gezinsvoogdij is een uiterste maatregel, maar er is eengrijs gebied waarin geen hulp wordt geboden, terwijl erwel problemen zijn die niet te lang moeten doorsudde-ren. Er moet dan iemand zijn – een gezinscoach of hoeje het ook noemt - die langdurig en frequent contactheeft met het gezin. Ik vind wel dat het BureauJeugdzorg de gezinscoach moet aanstellen. En niet opbasis van geïndiceerde hulp.‘De staatssecretaris wil ook bekijken of het makkelijkerkan worden om persoonsgegevens uit te wisselen tussende verschillende instanties. Ik ben voor meer soepel-heid om het belang van het kind beter te kunnen behar-tigen. Uitwisseling gebeurt nu te weinig. Men is te voor-zichtig. Er zijn gezinsvoogden die soms belangrijkedingen van een gezin niet weten. Dat is belachelijk.’

Vedivo is de koepelorganisatie van instellingen in de(gezins)voogdij en jeugdreclassering.

Kitlin Tjin A DjieStafmedewerker AfraBoddaert /PPIOpleider/coach bij “Schoolvoor Coaching”‘Als het aanstellen van een gezinscoach het enige is, danis dat een onzinnig idee. Want een coach is iemand diehet gezin faciliteert. De coach leert het gezin om opeigen wijze de doelen te realiseren die het zich gesteldheeft. Een gezinscoach leert dromen waarmaken. Maarals een gezin in de put zit, dan is daar geen ruimte voor.Faciliteren is namelijk wat anders dan de regie over-nemen. Een gezinscoach aanstellen is dus onvoldoendevoor een gezin dat in een benaderde situatie verkeert.Een coach hoort bij mensen die op kracht zijn.‘Soms is het nodig dat een ander de regie in het gezinoverneemt, bijvoorbeeld omdat het gezin in een slechteconditie is. Zij moeten dan bij de hand worden geno-men. Maar dat is niet het werk van een gezinscoach. WatRoss-Van Dorp beschrijft is eigenlijk een casemanager.Een casemanager is een coördinator, iemand die hetproces volgt, evalueert en zaken op elkaar afstemt.Ross-Van Dorp haalt verschillende termen door elkaar.Dat zorgt voor begripsverwarring.‘Maar ook met het aanstellen van een casemanager, helpje de problemen de wereld niet uit.‘Een gezinsvoogd heeft drie taken: regisseur, coach encasemanager. Daar tussen moet hij of zij wisselen.Gezinsvoogden moeten schakelen als een jongleur,maar vaak willen ze maar één positie innemen. Als eengezinsvoogd de rol van regisseur niet op zich kan of wilnemen, dan kan hij of zij ervoor kiezen die taak uit tebesteden of in te kopen.’

4

D O O R : E L L E N D E V R I E S

Gezinscoach moetleiden tot beterecoördinatie hulpStaatssecretaris Clémence Ross-Van Dorpmaakte op Prinsjesdag – 17 september 2002- bekend dat zij de gezinscoach zou intro-duceren in de nieuwe Wet op de Jeugd-zorg. De coach moet vanuit Bureau jeugd-zorg de hulp op gang brengen bij gezinnenmet ernstige problemen.Aanleiding voor de maatregel was hetdrama in Roermond. Daar stak een vaderop 12 juli zijn huis in brand, waarbij zeskinderen om het leven kwamen. Het wasbij talloze hulpverlenende instanties –waaronder Bureau Jeugdzorg - bekend dater problemen in het gezin speelden, maarniemand kon dit drama voorkomen.De landelijke InspectieJeugdhulpverlening/ Jeugdbeschermingstelde een onderzoek in naar de rol van hetBureau Jeugdzorg en de Raad voor deKinderbescherming. De inspectie conclu-deerde in haar rapport dat hulpverlenings-instanties langs elkaar heen werkten endat het ontbrak aan continuïteit en duide-lijkheid. Verder liet de informatieoverdrachtte wensen over en sprak men elkaar nietaan op verantwoordelijkheden.Is de gezinscoach nu het ei van Columbus?En hoe verhoudt de gezinscoach zich metde gezinsvoogd, die nu al bij veel gezinnenoptreedt als een soort casemanager?

OPINIE

Ellen BakkerTeammanagerJeugdhulpverlening,Bureau JeugdzorgAmsterdam‘In de basis vind ik het een goed idee. Je zou eigenlijkeen “gezinscoach op maat” moeten hebben. Er loopt inNederland een groep gezinnen rond met een continuerisicofactor. Soms gaat het beter met ze, soms wat min-der. Het gaat op en neer. Heel vaak wordt de hulpverle-ning afgesloten op het moment dat het weer goed gaat.Dat is ook de opdracht die de jeugdzorg heeft. Maar eris een groep gezinnen waarvan je eigenlijk zou moetenzeggen: nee, we sluiten niet af. Twee keer per jaar komtiedereen die met het gezin te maken heeft bij elkaar.‘Iemand moet de verantwoordelijkheid op zich nemenom de hulpverleners bij elkaar te roepen. Liefst met hetgezin erbij. Eigenlijk zou je een soort “continumodule”moeten hebben voor bepaalde groepen in Amsterdam.Elk Bureau Jeugdzorg kan zo een stapel dossiers tevoor-schijn toveren, waaruit blijkt dat problemen ook bij devolgende generatie weer voorkomen. Een moeder dieop haar vijftiende met jeugdhulpverlening in aanrakingis gekomen, en nu met haar kinderen hulp zoekt.‘Een gezinscoach zou een gezinsvoogd kunnen zijn,maar het kunnen ook aparte functies zijn. Als je eens oftwee keer per jaar de hulpverleners bij elkaar roept enje betrekt de ouders erbij, dan is het probleem van pri-vacy vaak snel geslecht. Op de werkvloer kom je vaaktegen dat hulpverleners langs elkaar heen werken.’

c

c

ILL

US

TR

AT

IE:

WIM

ST

EV

EN

HA

GE

N

Page 5: Oosterveld: 'Meer geld voor wachtlijst'

Jeugdzorg natuurlijkepartner ‘Brede School’

D O O R : D O R I N E M O B R O N KORTc

Rinck verder over “Schatkamer”: ‘Wewerken nauw samen met de school,maar ook met bijvoorbeeld hetopvoedsteunpunt. Alles kan zo dusmooi op elkaar aansluiten. Kinderenworden gestimuleerd om aan een acti-viteit mee te doen, als aanvulling opeen vakgericht onderwerp of ombepaalde vaardigheden te trainen.”

Natuurlijke manierGruppen van Afra Boddaert PPI vertelt dat de samen-werking tussen jeugdzorg en de “Brede School” op eennatuurlijke manier verloopt: ‘Eigenlijk bestaat desamenwerkingsrelatie met het onderwijs al jaren, maarnu vindt die steeds meer plaats binnen het kader van de“Brede School”. De “Brede School” in Nederland, endan vooral in de grote steden, richt zich op achter-standswijken. Daar zijn veel kinderen die je “kansarm”zou kunnen noemen en de school biedt juist hen veelmogelijkheden. Voor ons ligt daar ook een belangrijkerol.’Die rol moet nog verder worden uitgewerkt, omdat de“Brede School” in Nederland nog in de kinderschoenenstaat. Gruppen: ‘Als je het vergelijkt met bijvoorbeeldDuitsland of de Scandinavische landen, zijn we laat. Datheeft uiteraard te maken met de kleinere afstanden tus-sen school en thuis in ons land. Hoe dan ook, denaschoolse opvang en vrijetijdsbesteding zijn bij onsmeer een gezinsaangelegenheid. Dat is aan het veran-deren. De “Brede School” is in ontwikkeling en is eigen-lijk nu al niet meer weg te denken. Al moet er nog veelwerk verzet worden voordat “het circus” draait.’De jeugdzorg is in dat circus niet meer weg te denken.Gruppen ziet vooral een rol voor de jeugdzorg in de uit-voering en niet in de ontwikkeling van de structuur. ‘Destructuur is vooral een zaak van de onderwijs- en wel-zijnorganisaties.’ En wat kan die jeugdzorg dan doen?Gruppen: ‘Wij zijn belangrijk in de uitvoering. We doenactief mee aan allerlei vormen van ouderbegeleiding,schoolmaatschappelijk werk en onderwijshulpverle-ning. Ons ideaal is om over een paar jaar het merendeelvan de zorgprogramma’s samen met onderwijs, welzijnen kinderopvang gestalte te geven.’

BerenDe jeugdzorg die zorgprogramma’s aanbiedt in samen-werking met onderwijs, welzijn en kinderopvang. Het ishet ideaal, waarbij instellingen niet langer langs elkaarheen werken, maar de handen ineenslaan. Maar voorhet zover is, zullen er eerst enkele beren op de weg moe-ten worden opgeruimd. Gruppen: ‘Het zijn problemendie we als een serieuze bedreiging moeten beschouwen,helaas. Ten eerste het lerarentekort. Dat zet er een gro-te druk op de ontwikkelingen. Ten tweede de bureau-cratisering binnen de jeugdzorg. Daar moeten we zosnel mogelijk iets aan doen. Als we een betrekkelijkeenvoudig programma willen bieden, dan moeten weniet eerst een enorme indicatieprocedure volgen... Danwinnen we het vertrouwen niet. Als we het vertrouwenvan ouders, kinderen en scholen willen krijgen en hou-den, dan moeten we daadkrachtig zijn. Dan moeten wewaarmaken wat we beloven.’

‘Het ligt zo voor de hand dat welzijn, politie, sport enjeugdzorg als partners samenwerken rondom scho-

len’, stelt Gerard Gruppen, directeur van Afra BoddaertPPI. ‘Die samenwerking kan voor ieder kind iets toe-voegen.’Jeugdzorg en onderwijs werken de laatste jaren steedsbeter samen. Zo werkt Bureau Jeugdzorg met Jeugd-zorgadviesteams (JAT) en enkele voordeurmedewerkersin het onderwijs, terwijl Afra Boddaert PPI school-maatschappelijkwerkers en onderwijshulpverleners opde scholen heeft. Het is dan ook logisch dat de jeugd-zorg een belangrijke partner is voor de “Brede School”.De vraag is alleen hoe dat vorm moet krijgen.Maria van der Hoeven, de minister van onderwijs, blijfthet antwoord nog schuldig. Zij stelde 6 september 2002op een congres over de “Brede School” dat onderwijs enjeugdzorg hun beleid beter op elkaar moesten afstem-men. ‘Op die manier moeten problemen bij jongerensneller worden gesignaleerd en aangepakt.’ De ministerkon echter niet zeggen op welke manier de jeugdzorg bijzou moeten dragen aan de “Brede School”. Wel wist zete melden dat ze hiervoor geen extra geld beschikbaarhad.

Niet alleenDe jeugdzorg staat daarin overigens niet alleen. DeAmsterdamse welzijnsinstellingen hielden 7 september2002 een werkconferentie waarin een soortgelijke vraagaan de orde kwam: op welke manier kunnen welzijnsin-stellingen participeren in de “Brede school”. De aan-wezigen zagen weliswaar een rol weggelegd in deopvang tussen de middag, maar veel verder kwamen zenog niet in deze eerste conferentie. Op zich was dat ookniet verwonderlijk, want de “Brede School” is nog volopin ontwikkeling.Het project “Schatkamer” heeft al enige ervaring metde “Brede School”. Het project houdt zich bezig metnaschoolse activiteiten op het gebied van cultuur, sporten maatschappelijke oriëntatie in Geuzenveld/Sloter-meer. Doel is het versterken van de ontwikkelingskan-sen en het vergroten en verbetering van de maatschap-pelijke toerusting en van participatie. Die doelstellingsluit naadloos aan op de doelstelling van de “BredeSchool”. Daarbij gaat het namelijk om meer dan alleeneen verlengde schooldag. De “Brede School” moet deontwikkelkansen van leerlingen vergroten, wat betekentdat de activiteiten van welzijn en jeugdzorg in het ver-lengde van het schoolprogramma moeten liggen. Eenvrijblijvend knutselclubje past dus absoluut niet binnendat concept. Jeanette Rinck, coördinator van “Schatka-mer” noemt het zelf ‘verrijking vanuit pedagogisch per-spectief ’.

Leerlingen van een Brede School in

Rotterdam krijgen computerles.

Rotterdam loopt op het gebied van de

‘Brede School’ voorop omdat daar in het

kader van het achterstandsbeleid 117

scholen zijn aangewezen als ‘Brede

School’.

5

De brede school is “hot”. Alle Amsterdamse stadsdelen hebben het als speerpunt opgenomen inhun programma. Welzijn- en jeugdzorginstellingen in de agglomeratie Amsterdam zijn dan ookvolop bezig om zich te oriënteren op de “Brede School”. ‘We doen actief mee aan allerlei vormenvan ouderbegeleiding, schoolmaatschappelijk werk en onderwijshulpverlening.’

Jongeren kennen BureauJeugdzorg nietDe Bureaus Jeugdzorg genieten een geringe bekend-heid onder hun doelgroep. Dat stelt het LandelijkPlatform Jeugdzorg in het onderzoek “Nu Doen” dat13 september 2002 werd gepresenteerd. De onderzoe-kers in hun rapport: ‘Niet alleen is de naam onbekend,maar ook waar het Bureau Jeugdzorg voor staat laataan duidelijkheid te wensen over. Wat kan een Bureaujeugdzorg voor je doen, waar kun je ze vinden en hoewerken ze, zijn vragen die ouders en hongeren stellen.Vragen van mensen die op dat moment hulp zoekenen antwoorden nodig hebben.’De onderzoekers baseren hun conclusies op gesprek-ken met ongeveer vijftig jongeren en tachtig ouders.Onder hen bevonden zich twee meisjes uit Amsterdam.De ouders en jongeren klaagden verder over de slechtetoegankelijkheid van de kantoren, de slechte bereik-baarheid van de hulpverleners en de vele wisselingenonder de hulpverleners.De onderzoekers komen met concrete voorstellen omde problemen op te lossen. Zo stellen ze voor jongerente betrekken bij de voorlichting, voorlichting te gevenop scholen, cliënten een kaartje mee te geven met tele-foonnummers en een inloop- en telefonisch spreekuurin te stellen. De onderzoekers in hun rapport: ‘Om aaneen flink deel van de wensen van de cliënten tegemoette komen hoeven geen diepgaande onderzoeken endure evaluaties uitgevoerd te worden. Extra geld ismeestal niet nodig. Tegemoetkomen aan de wensenvereist vooral een mentaliteitsverandering. Die veran-dering begint met het luisteren naar cliënten.’Meer informatie: www.jeugdzorg.nl

Gezinsvoogd zietcliënt vakerEnkele gezinsvoogdij-instellingen zijn in september2002 begonnen met een proef waarbij gezinsvoogdenhun cliënten vaker bezoeken. Het gaat om instellingenin Arnhem/Nijmegen, Eindhoven, Gouda en Heerlen.Aanleiding is de veel gehoorde klacht dat gezinsvoog-den te weinig aandacht kunnen besteden aan huncliënten. Dit in verband met een te zware caseload.Gezinsvoogden die aan de proef meedoen, kunnenonder andere administratieve taken uitbesteden.Hierdoor kunnen zij uiteindelijk de helft van hun werk-tijd besteden aan het contact met cliënten. Nu is datslechts 15 procent van de werktijd.De proef heeft een looptijd van twee jaar en wordtgefinancierd door het ministerie van Justitie.

1,14 miljard voorjeugdzorgDe overheid zal in 2003 ruim 1,14 miljard euro uitgevenaan de jeugdzorg. Dat bleek uit de begrotingen van hetministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport(VWS) en het ministerie van Justitie die op prinsjesdagwerden gepresenteerd.VWS zal ruim 750 miljoen euro beschikbaar stellenvoor de jeugdzorg. Hiervan is het leeuwendeel - 710miljoen euro - bestemd voor de doeluitkeringen aande provincies en grootstedelijke regio’s. Zij zijn name-lijk verantwoordelijk zijn voor de planning van hetregionale aanbod aan jeugdzorg. De resterende 40miljoen euro gaat onder andere naar ondersteunendeorganisaties.Justitie geeft 389 miljoen aan de jeugdbescherming.De Raad voor de Kinderbescherming krijgt 97 miljoen,de (gezins)voogdij 154 miljoen, de voogdijvoor alleenstaande minderjarige asielzoekers 110miljoen en de jeugdreclassering 25 miljoen.

c

c

c

FO

TO

:P

ET

ER

HIL

Z/H

H

Page 6: Oosterveld: 'Meer geld voor wachtlijst'

COLOFON

6

‘Jong aan de Amstel’ is een gezamenlijke uitgave vanvier instellingen voor de jeugdzorg in de agglomeratieAmsterdam: Bureau Jeugdzorg Amsterdam, AfraBoddaert PPI, MKD ’t Kabouterhuis en SaC-AmstelstadJeugdzorg.‘Jong aan de Amstel’ verschijnt zes keer per jaar.De artikelen in dit blad vertegenwoordigen nietnoodzakelijkerwijs het standpunt van de organisaties.Evenmin kunnen aan de inhoud van dit blad rechtenworden ontleend.

Overname artikelenOvername van artikelen uit ‘Jong aan de Amstel’ isalleen toegestaan na voorafgaande schriftelijketoestemming van de redactie.HoofdredactieMartin GerritsenKernredactieSanne Bender (SaC-Amstelstad), Esther van Dreumel(MKD Kabouterhuis), Anita van Ewijk (BureauJeugdzorg Amsterdam), Hans van der Jagt (AfraBoddaert PPI)RedactieRik van Beijma (SaC-Amstelstad Jeugdzorg), HerbertBudde (Bureau Jeugdzorg Amsterdam), Annette vander Poel (SaC-Amstelstad Jeugdzorg), Matine Sixma(SaC-Amstelstad Jeugdzorg), Loeki Stoeller (AfraBoddaert PPI)Vaste medewerkersMarnix de Bruyne, Tamara Franke, Corina de Feijter,Suzan Hilhorst, Dorine Mobron, Maarten Terlage enEllen de Vries.Redactie-adresJong aan de Amstel - Fred. Roeskestraat 73 - 1076 ECAmsterdam - email: [email protected] en DTPRoggeveen | Grafisch OntwerpDrukRob Stolk BV

De jeugdzorg in de agglomeratie AmsterdamBureau Jeugdzorg Amsterdam en Bureau JeugdzorgAmstelland/Meerlanden Zaanstreek/Waterland (AM/ZW)zijn verantwoordelijk voor de intake van cliënten. Dezeorganisaties vormen als het ware de voordeur voor dejeugdzorg. Hier wordt ook vastgesteld welke hulp dejongeren en hun ouders nodig hebben.Als kan worden volstaan met kortdurende, eenvoudigehulp, dan wordt deze door Bureau Jeugdzorg verleend.Indien er meer nodig is, dan leidt Bureau Jeugdzorg decliënt naar een zorgprogramma. Deze programma’sworden uitgevoerd door drie instellingen voor Hulp OpIndicatie (HOI): Afra Boddaert PPI, MKD ‘t Kabouterhuisen SaC-Amstelstad Jeugdzorg. Zij bieden zowel ambu-lante als residentiële hulp.

Bureau Jeugdzorg AmsterdamJan Luijkenstraat 76 - 1071 CT Amsterdamtel.: 020-6993399 - website: www.bja.nlBureau Jeugdzorg AM/ZWWestzijde 33-37 - 1506 EB Zaandamtel.: 0900-2003004 - email: [email protected]: www.bjz-amzw.nl -Afra Boddaert PPIPlantage Middenlaan 33 - 1018 DB Amsterdamtel.: 020-5558333 - email: [email protected]: www.abppi.nlMKD ‘t KabouterhuisAmsteldijk 196 - 1079 LK Amsterdamtel.: 020-6445351 - email: [email protected]: www.kabouterhuis.nlSociaal-Amstelstad-JeugdzorgFred. Roeskestraat 73 - 1076 EC Amsterdamtel.: 020-5400500 - fax.: 020-6440864email: [email protected]: www.sac-amstelstad.nlwww.pleegzorg-amsterdam.nl

Tienervader wil Sangiozelf opvoeden

D O O R : S U Z A N H I L H O R S T

G iovanni Braams is net achttien en heeft een zoon vanvier maanden: Sangio. De baby woont bij de moeder

en haar ouders, maar Giovanni is druk bezig geschiktewoonruimte te zoeken voor zijn gezin. ‘Ik wil continu inde buurt zijn van mijn zoon, ik wil niet dat anderenSangio opvoeden, dat wil ik zelf doen.’Giovanni heeft geen gemakkelijke periode achter derug. Toen hij hoorde dat zijn vriendin zwanger was, washij blij, maar het was ook moeilijk. ‘Ik had informatiewillen krijgen over wat het betekent om op mijn leeftijdeen kindje te krijgen. Ik zocht hulp om die dingen teregelen die nodig zijn wanneer je een kind gaat opvoe-den, een huis, een goede baan.’ Giovanni belde heel watinstanties in Amsterdam. Hij ging ook op gesprek bij

Bureau Jeugdzorg. ‘Ze konden weinig voor mij doen. Dehulpverlening richt zich op tienermoeders, maar voortienervaders is er niets. Niemand die mij bijvoorbeeldkon helpen meer druk te leggen op instanties.’

OpvoedingsadviesNu de baby geboren is heeft hij naast de praktischezaken ook behoefte aan advies over de opvoeding. ‘Ikdoe het volgens mij niet slecht. Ik zorg dat ik Sangioelke dag zie. Hij krijgt alle aandacht die hij nodig heeft.Toch heb ik behoefte aan begeleiding.’ Giovanni is eenuitzondering, wat maakt dat de hulpverlening aan tie-nervaders nog stevig in de kinderschoenen staat.Annemarie Lattmann, collega van Sturm, herkent dit:‘Zelden is de tienervader nog in beeld als een tiener-moeder zich aanmeldt. Dat heeft vaak te maken met derelatie tussen de ouders, een echte tienerliefde, niet ergstabiel dus.’ Sturm: ‘We hebben ook te maken met tradi-tie. Het is nog steeds vanzelfsprekend dat de moederzich om het kind bekommert.’Afra Boddaert PPI vindt het belangrijk de vader te sti-

muleren niet alleen pampers voor hun kind te kopen,maar ook bij te dragen aan de opvoeding. ‘De oudersverwachten veel van elkaar, maar de norm lijkt datmateriele steun zwaarder weegt dan steun in de opvoe-ding. Door video-interactie proberen we hier meer denadruk op te leggen. We filmen de vader en het kind enevalueren de band met hem. Ook zijn ze welkom al zeergens over willen praten en we gaan geregeld op huis-bezoek’, verklaart Lattmann.

ErkenningSturm: ‘Een tienervader krijgt een hoop verwijten enwordt vaak van zijn kind vandaan gehouden. Wij erken-nen de jongens echter als de vader van hun kind. Toch

is er weinig respons. Ze voelen zich vaak te stoer voorde hulpverlening en komen hun afspraken niet na. Echtpubers. We hebben geen tijd daar veel energie in te ste-ken. Uiteindelijk zijn we er toch voor de moeder.’Buiten Afra Boddaert PPI is er volgens Lattmann nietsgeregeld voor tienervaders: ‘Ze zouden hulp kunnenzoeken bij een maatschappelijk werker, iemand vanStreetcorner bijvoorbeeld. Maar aan hulp speciaalgericht op tienervaders is er niets.’ Giovanni: ‘De hulp-verlening heeft voor mij afgedaan. Ik hou veel van mijnvriendin, samen met haar lukt het ook wel om Sangioeen veilig thuis te geven. Er zijn een hoop jongens diehun vriendin laten zitten als ze zwanger raakt. De hulp-verlening moet beseffen dat niet iedereen zo is.’

Giovanni Braams: ‘De hulpverlening richt zich op tienermoe-

ders, maar voor tienervaders is er niets.’

Het aantal tienervaders steeg volgens het Centraal Bureau voor Statistiek van 1995 tot 2000 van130 naar 240 per jaar. ‘Dat staat nog steeds in schril contrast met het aantal tienermoeders’, meentArnold Sturm van het opvangcentrum voor tienermoeders van Afra Boddaert PPI. ‘De meeste tie-nervaders laten het met regelmaat afweten. Ze willen misschien wel, maar kunnen het niet.“Jong aan de Amstel’ bezocht een van hen die het in elk geval anders wil doen.

FO

TO

:S

AK

ER

IJP

KE

MA

JEUGDZORG

c

c

Page 7: Oosterveld: 'Meer geld voor wachtlijst'

INGEZONDEN

7

D e jeugdzorg lijkt soms een doolhof, maar geldt datook voor mensen die via internet informatie zoeken?

Jeugdzorg.pagina.nl vormt in elk geval een goede “voor-deur”, om het jeugdzorgjargon eens te gebruiken. Opdeze dochter van startpagina staan de meeste belangrij-ke links helder op onderwerp geselecteerd. Met één klikop de muis kom je terecht bij websites over jeugdzorg,jongereninformatiepunten, jeugdhulpverlening, peda-gogische diensten en op sites over specifieke problemenzoals ADHD en dyslexie.De website heeft een aparte categorie “voor deskundi-gen” die naar sites met allerlei relevante onderwerpenen instellingen verwijst. Sommige sites hebben de ver-melding “tip” gekregen, zoals bijvoorbeeld de stichtingJeugdinformatie (www.jeugdzaken.nl). Op deze inder-daad uitstekende site van het Nederlands Instituut voorZorg en Welzijn (NIZW) staan onder het kopje ‘De sites’allerlei relevante links voor professionals en opvoedersvermeld. Tevens is er een aparte categorie met belang-rijke websites voor kinderen en jongeren waar een leer-kracht een leerling naar kan verwijzen. Ter illustratie:onder het kopje “Kindermishandeling” wordt met her-kenbare verhaaltjes aan kinderen uitgelegd wat eronder mishandeling wordt verstaan en welke stappen zekunnen ondernemen: de kindertelefoon bellen, pratenmet de meester of juf, of praten met een aardige tante of

oom. Al doet dit laatste advies wat vreemd aan als je nethet verhaal “mijn oom zit aan me” hebt beluisterd.

Specifieke informatieWanneer je specifieke informatie zoekt over jeugdzorgkan je ook direct www.jeugdzorg.nl op je adresbalk in-typen. Op deze site van het Landelijk PlatformJeugdzorg (LPJ) vind je veel heldere informatie over destructuur van jeugdzorg en onder ‘Wegwijzer’ staanbehalve handige links en adressen ook een heel prak-tisch woordenboek dat het vakjargon voor de leek ver-taalt. Onder het kopje “Praktijk” vinden we een interes-sant stukje over wachtlijsten. Daarin staat dat denieuwe Wet op de Jeugdzorg voorschrijft dat jeugdigenrecht hebben op snelle zorg op maat, maar dat door delange wachtlijsten in de jeugdzorg dit op korte termijnvaak niet mogelijk is. Voor wie daarover zijn beklag wildoen heb ik nog een laatste tip: het Advies enKlachtenbureau Jeugdzorg (www.akj.nl). Onder het kopje‘Heeft klagen zin?’ staat dat klagen van het allergrootstebelang is om dat alleen dan het AKJ bij Jeugdzorg kansignaleren wat er verbeterd moet worden. Bij deze!Bezochte sites: jeugdzorg.pagina.nl

www.jeugdzaken.nlwww.jeugdzorg.nlwww.akj.nl

Snel surfen naar jeugdzorgMensen die het internet raadplegen voor informatie over jeugdzorg, jeugdhulpverlening ofleer- en opvoedingsproblemen hoeven maar één internetadres in hun favorieten op te nemen:http://jeugdzorg.pagina.nl.

D O O R : M A A R T E N T E R L A G E

KORTc

’Derde Oever’ helpt bijsignaleren stoornissen

D O O R : E L L E N D E V R I E S

D e Overschiestraat is het enige kantoor van BureauJeugdzorg dat in het kader van het pilotproject

samenwerkt met de “Derde Oever”. Het vermoeden datsommige “lastige” jongeren aan een psychiatrischestoornis leden was er langer, maar harde cijfers ontbra-ken. Die zijn er nu wel. Sinds de start van het project ishet aantal jongeren dat wordt doorverwezen naar de“Derde Oever” vier keer zo groot als bij andere bureaus,constateert Janssen. Dat betekent dat er voorheen psy-chiatrische aandoeningen werden “gemist”, maar ookdat we jongeren nu beter individueel kunnen helpen.’

BijspijkerenDe focus van reclasseringsmedewerker was voorheenvooral gericht op strafrechtelijke zaken in plaats van

psychiatrische aandoeningen. Daarom werden zij bijge-spijkerd door collega’s van de “Derde Oever”. Het lerenherkennen van psychiatrische ziektebeelden stonddaarbij centraal. Vragenlijsten dienen daarbij alsbelangrijk instrument tijdens het eerste gesprek met decliënt. Janssen: ‘Het gaat om gevalideerde screenings-instrumenten die vanuit het Engels vertaald zijn naarhet Nederlands en Arabisch.’De reclasseringsmedewerker neemt die vragenlijstdoor met de jeugdigen, ouders en school. Het gaat omvragen over contact met leeftijdgenoten, zelfmoord-pogingen en alcohol- en drugsgebruik. Volgens Moham-med Salihi, jeugdreclasseerder, is het werken met vra-genlijsten prettig. ‘Via de vragenlijsten krijg je meer ensneller inzicht in het gedrag van de jongere. Omdatouders en school de lijst ook invullen kun je vergelijken.’Via de standaardvragenlijst kunnen zaken die in eersteinstantie niet direct zichtbaar zijn toch aan het lichtworden gebracht, meent hij. Dat is vooral van belangvoor reclasseringswerkers die minder deskundig zijn inhet herkennen van psychiatrische problemen. De wer-ker legt de uitkomsten vervolgens voor aan een gedrags-deskundige, die wordt bijgestaan door een sociaal ver-pleegkundige van de “Derde Oever”. Zonodig wordt dekinder- en jeugdpsychiater van de “Derde Oever” inge-schakeld. Bovendien gaat de doorverwijzing veel snel-ler dan voorheen.

Grote verschillen tussenzorgtoewijzingsorganenDe eenvormigheid van de jeugdzorg laat nog veel tewensen over, zo blijkt uit het rapport ‘Zorgtoewijzings-organen in kaart’ van het Landelijk PlatformJeugdzorg. Uit het rapport blijkt dat er grote verschil-len zijn in de werkwijze van de 24 zorgtoewijzingsor-ganen die Nederland telt. Door deze grote verschillenis een vergelijking ondoenlijk en is het zelfs nietmogelijk de meest doeltreffende werkwijze vast testellen.Een zorgtoewijzingsorgaan is verbonden aan hetBureau Jeugdzorg en bepaalt aan de hand van dehulpvraag welke zorg een cliënt nodig heeft. De zorg-aanbieders – in de agglomeratie Amsterdam zijn datAfra Boddaert PPI, MKD ’t Kabouterhuis en SaC-Amstelstad Jeugdzorg - moeten deze zorg vervolgensbieden.Een belangrijk knelpunt bij de zorgtoewijzing is deindicatiestelling. Het ministerie wilde dat deZorgtoewijzingsorganen de indicatiestelling alleenprocedureel zouden toetsen en niet inhoudelijk. In depraktijk blijken de Zorgtoewijzingsorganen een indica-tiestelling echter wel inhoudelijk te toetsen en datleidt weer tot wrijving met de zorgaanbieders.Meer informatie: www.jeugdzorg.nl.

StudiemiddagJanusz KorczakDe Janus Korczak Stichting Nederland, het ROCAmsterdam, de Hogeschool van Amsterdam en hetOverleg Jeugdzorg agglomeratie Amsterdam (OJA)houden 30 januari 2003 een studiemiddag en –avondonder de titel ‘Naast jongeren gaan staan’.Doel is onder andere dat mensen die direct of indirectmet de jeugdzorg te maken hebben, kennis kunnenmaken met de ideeën van de Pools-Joodse pedagoog,arts en schrijver Janusz Korczak. Korczak leefde van1878 tot 1942 en had vooruitstrevende ideeën over departicipatie van jongeren in de hulpverlening.Aan bod komen thema’s, zoals‘Opvoedingsondersteuning, hoe doe je dat?’,‘Opvoeding in een gezinsachtige sfeer in een bijzon-dere residentiële woonomgeving’, ‘Signalering vanverwaarlozing en mishandeling bij kinderen en jonge-ren’, Taakstraffen’, ‘Hulp aan randgroepjongeren’ en‘Participatie van jongeren’.Meer informatie: Janus Korczak Stichting Nederland020 - 6448154.

‘Op een of andere manier konden jeugdreclasseerders en geestelijk gezondheidswerkers elkaarin het verleden niet vinden. ‘Een kwestie van andere werkstijl, andere werksoort,’ verklaart HenryJanssen, projectleider Jeugdreclassering bij Bureau Jeugdzorg Amsterdam. Toch sloegen beidewerksoorten dit jaar de handen ineen. De jeugdzorg had namelijk steeds meer behoefte aan psy-chiatrische expertise. In maart startte daarom een project met de “Derde Oever”.

Jongeren roken een joint in een Amsterdamse coffeeshop.

Zeker bij druggebruik is niet altijd duidelijk of probleem-

gedrag een psychiatrische component heeft.F

OT

O:

HA

RM

WO

UT

ER

S/H

H

Voogd of gezinsvoogd?Uit een mededeling in de rubriek “Kort” in het vierdenummer van “Jong aan de Amstel” maak ik op dat deredactie zich niet goed raad weet met het verschil tus-sen gezinsvoogdij-instelling en de uit oude tijden stam-mende term voogdij-instelling. De redactie valt daarmeeweliswaar niet uit de toon in vergelijking met vrijwelalle landelijke en regionale dagbladen, maar ik neemaan dat “Jong aan de Amstel” zich daar als vakblad nietaan wenst te spiegelen.U schrijft in de kop ‘Veel klachten over voogdij-instellin-gen’, maar uit het inspectieverslag maak ik op dat hetgaat om de wijze waarop de voogdij door de (gezins)-voogdijinstellingen wordt uitgeoefend.Overigens lees ik ‘Jong aan de Amstel met veel plezieren interesse.

Joop Buinink,beleidsmedewerker Vedivo

c

c

Page 8: Oosterveld: 'Meer geld voor wachtlijst'

8

Aline Euser: ‘Met deouders bekijk ik wathaalbaar is’In het Medisch Kleuterdagverblijf (MKD)‘t Kabouterhuis verblijven kinderen vananderhalf tot zeven jaar met ernstigegedragsproblemen en ontwikkelingsstoornis-sen. Het MKD kan ook specifieke diagnostieken therapie aanbieden, zoals speltherapie enlogopedie. De hulp richt zich niet alleen ophet kind, maar ook op de ouders. Aline Euserwerkt als ouderbegeleider in de locatieAmsterdam-Noord.

‘Als ouderbegeleider ben ik de contactpersoon tussende ouders en onze instelling. Ik let erop of de

ouders voldoende gehoord worden en of ze genoeginformatie krijgen die toegankelijk is voor hen. Ik hou

ook in de gaten of deafspraken over debehandeling van hunkind aansluiten ophun wensen.‘We adviseren de ou-ders bij de opvoedingen geven pedagogischeondersteuning. Daar-voor maken we ge-bruik van videohom-training, zodat we hetgedrag van het kind ende ouders positiefkunnen beïnvloeden.Vervolgens kunnen wedan afspraken makenover hoe ze zo prettigmogelijk met elkaarkunnen leren omgaan.We geven ook ambu-lante gezinsbehande-lingen aan huis, zodathet kind niet in eengroep geplaatst hoeftte worden. Voor deouders is dat prettig,omdat ze zo hun kindthuis kunnen helpen.En we kunnen ze snel-ler helpen. Maar er zul-len altijd wel kinderenblijven die meer gebaat

zijn bij plaatsing in een leefgroep, omdat ze daarbijvoorbeeld sociale vaardigheden kunnen leren ofoefenen.’‘Samen met de ouders kijk ik naar wat haalbaar is.Ouders willen het heel goed doen en dan is het somsmoeilijk om te merken dat iets niet lukt. Ze moeten zich-zelf toestaan dat het niet in een keer kan, maar dat hetin kleine stappen moet.’

Anders dan andersIn haar kamer staat een ingelijste poster met daaropeen gedicht van Hans Andreus. ‘Je bent zo mooi andersdan ik… maar ik zou je nooit anders dan anders willen’.Dit gedicht verwoordt een uitgangspunt dat Aline inhaar werk hanteert. ‘Ouders doen allemaal op huneigen manier vreselijk hun best om het goed te doen. Démanier bestaat niet, iedere ouder kan daarin zijn eigenmanier vinden. Zoals iemand ouder wil zijn is soms vol-doende, goed genoeg. Ik wil waardering hebben voorhoe iemand ouder is. Daarom vind ik het in mijn eigenontwikkeling als ouderbegeleider belangrijk dat ik eenopen blik houd en mezelf regelmatig afvraag of ik niet teveel voor de ouders heb bedacht hoe het hoort.’

‘Jervin zit hier nu iets langer dan een jaar en het gaatprima. De opvang en begeleiding zijn echt heel goed.Toen hij hier kwam, kon hij nauwelijks praten. Nu is hijmet gigantische sprongen vooruit gegaan.‘Hiervoor zat hij op een gewone crèche. Met zestienkinderen op een groep en twee leidsters. Ten minste…als er niet iemand ziek was. Je valt dan als kind eenbeetje in het niet. En Jervin vroeg veel aandacht enbegeleiding, maar dat kon hij in zo’n grote groep nietkrijgen. Hier bij “De Pinguïns” hebben ze twee leidstersvoor acht kinderen. En soms zijn het er maar vier, wantde groep zit niet elke dag vol. Zij kunnen echt aandachtaan een kind geven en daar profiteert Jervin van.‘Eigenlijk kan ik niet zo snel iets negatiefs over de hulp-verlening vertellen. Ja, Jervin moet naar een specialeschool en daarvoor is een gigantische wachtlijst.

Dat is zeker vervelend, maar daar kunnen ze hierniets aan doen.‘Dat ik zo positief ben, komt ook doordat ik een goedpersoonlijk contact heb met de hulpverleners. Ik hebhier te maken met de maatschappelijk werkster ende leidster die verantwoordelijk is voor Jervin enmet beide kan ik het persoonlijk heel goed vinden.De maatschappelijk werkster regelt veel. Niet alleenvoor Jervin. Ze is ook benieuwd hoe het met mijgaat. Hoe gaat het me jou? Hoe loopt alles nu? Zijner dingen waarmee ik kan helpen? Zo’n luisterendoor is belangrijk.’

Jervin verblijft in de daghulpgroep 0 – 4 jaar inAmsterdam Zuidoost van Afra Boddaert PPI

c

’Een luisterend oor is belangrijk’c

DE CLIENT Syreeta Faverus, moeder van Jervin(4 jaar) van de daghulpgroep

T E K S T: M A R T I N G E R R I T S E N

F O T O : S A K E R I J P K E M A

FO

TO

:JA

AP

MA

AR

S

Aline Euser: ‘Ouders doen allemaal op hun

eigen manier vreselijk hun best om het goed te

doen.’

D O O R : C O R I N A D E F E I J T E R

DE

WERKER