Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

57
1 Ontmenselijking in de Vietnamoorlog Een Analyse van de Amerikaanse Bevelsketen Student: Lennart Westeneng Studentnummer: 5925835 Opleiding: Geschiedenis UVA Module: MA Militaire Geschiedenis Docent-begeleider: Prof. Dr. H. Amersfoort E-mail: [email protected] Telefoon: 0653204861

Transcript of Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

Page 1: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

Een Analyse van de Amerikaanse Bevelsketen

Student: Lennart Westeneng

Studentnummer: 5925835

Opleiding: Geschiedenis UVA

Module: MA Militaire Geschiedenis

Docent-begeleider: Prof. Dr. H. Amersfoort

E-mail: [email protected]

Telefoon: 0653204861

Page 2: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

Inhoudsopgave

Inleiding ............................................................................................................................... 3

Literatuur ......................................................................................................... 9

Hoofdstuk I

Grunts ............................................................................................................. 12

De training ...................................................................................................... 14

De praktijk ...................................................................................................... 16

Wreedheden .................................................................................................... 20

Hoofdstuk II

De bevelsketen ............................................................................................... 23

Onderofficieren & subalterne officieren......................................................... 24

Generaals ........................................................................................................ 28

Free-fire zones ................................................................................................ 32

Killing for Rest & Recreation......................................................................... 35

Bodycount....................................................................................................... 37

Numbed Warfare ............................................................................................ 38

McNamara ...................................................................................................... 41

Hoofdstuk III

Vervolging...................................................................................................... 45

Aangifte ......................................................................................................... 46

Strafmaat......................................................................................................... 49

Conclusie ........................................................................................................................... 52

Afkortingen ....................................................................................................................... 55

Literatuurlijst ................................................................................................................... 56

Page 3: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

Inleiding

Het doden van de vijand is altijd een belangrijke factor geweest in de westerse

oorlogsvoering. Steeds centraler georganiseerde staten maakten technologische

vooruitgang en de ontwikkeling van nieuwe strategieën mogelijk waardoor het doden van

de vijand op steeds grotere schaal plaats vond. Deze ontwikkeling kwam tot een climax

tijdens de twee wereldoorlogen van de 20ste eeuw. In de uit de Tweede Wereldoorlog

voortkomende dekolonisatieoorlogen kwam er meer aandacht voor sociaaleconomische en

psychologische oorlogsvoering. Het was in steeds grotere mate de loyaliteit van de

bevolking die gewonnen moest worden om dergelijke asymmetrische conflicten te

beslechten. Zowel de Amerikanen als de Fransen gebruikten psychologische

oorlogsvoering tijdens hun oorlogen in Vietnam, en beide slaagden er niet in de

overwinning te behalen. De toepassing van dergelijke psychologische oorlogsvoering is

dan ook uitgebreid onderzocht en kan met de huidige conflicten in Irak en Afghanistan nog

altijd op veel aandacht van krijgsmachten en historici rekenen. Aan een andere

psychologische strijd die de westerse krijgsmachten tijdens de totale oorlogen van de 20ste

eeuw leverden, is echter voor een groot deel voorbij gegaan. Deze strijd was geen all-out

war tegen totalitaire regimes of een wapenwedloop met rivaliserende ideologieën. Deze

strijd werd geleverd tegen de geesten van de eigen soldaten met de bedoeling deze geschikt

te maken om te kunnen doden. Dit gebeurde niet alleen door ze te indoctrineren met de

ideologie waarvoor ze moesten vechten, maar ook door het ontmenselijken van de vijand

tegen wie de legers optrokken. Dit ontmenselijken van de vijand is al zo oud als

oorlogsvoering zelf, maar juist de laatste decennia heeft doden aan belang ingeboet ten

opzichte van sociaaleconomische middelen en de daarbij behorende psychologische

strategieën. Deze omslag tussen botsende denkpatronen heeft zich dan ook niet zonder slag

of stoot voltrokken. Doordat de Vietnamoorlog een conflict was in het schemergebied

tussen de totale oorlogen van de twintigste eeuw en de hedendaagse ongeregelde

conflicten, kan een onderzoek naar de mate waarin ontmenselijking van de vijand in

Vietnam, een door de Amerikaanse krijgsmacht geautoriseerd fenomeen, wat meer licht op

deze fundamentele ontwikkeling in het denken over oorlog werpen.

Door de geschiedenis heen is de noodzaak tot het ontmenselijken van de vijand in

belang toegenomen doordat legers groter van omvang werden en er minder persoonlijke

belangen van de combattanten op het spel stonden. De totalitaire ideologieën van de

twintigste eeuw voorzagen in deze behoefte naar autorisatie van grootschalig geweld tegen

Page 4: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

andere mensen. Het gaf de soldaten een positief doel om voor te vechten, een bindende

noodzaak tot doden. De realiteit van het slagveld is echter een andere dan die van de

politiek. De frontsoldaat schoot niet op een ideologie, maar op andere mensen van vlees en

bloed. Kelman zet in zijn betoog Violence without Moral Restraint: Reflections on the

Dehumanization of Victims and Victimizers uiteen dat naast een ideologische bron voor

autorisatie van geweld, ook routine en ontmenselijking van de vijand nodig zijn. Zonder

deze drie elementen zou een groot deel van de troepen al snel weigeren nog langer andere

mensen te doden.1 Er bestaat echter zeer weinig specialistische literatuur over dit

ontmenselijken van de vijand. Leonard Sillman, in 1943 psychiater aan de Columbia

Universiteit in New York, schreef in 1943 twee essays over de noodzaak tot

ontmenselijking van de vijand. Volgens Sillman was Amerika niet emotioneel genoeg in

het voeren van oorlog. Haat was volgens Silman een psychologische mobilisatie die

onmisbaar was bij het winnen van oorlogen. Zijn advies aan de Amerikaanse strijdkrachten

was dan ook: ’To affect the emotional life of most persons and thus rouse them to the

desire of killing the enemy demands skillful, coordinated presentations of the scenes, raw

and gory, behind 'the facts and figures'.2 En: ‘The enemy has to be presented as an utterly

inferior and unhuman being’.3 Destijds werd deze benadering door de Amerikaanse

krijgsmacht verworpen, omdat haat voor de vijand de Amerikaanse troepen onwaardig zou

zijn.4 Kelman is echter van mening dat ontmenselijking inherent is aan het fenomeen

oorlogvoering en zodoende ook in elke oorlog voorkomt. In zijn essay Violence Without

Moral Restraint: Reflections on the Dehumanization of Victims and Victimizers beschijft

Kelman dit proces waarin de overheid met drie stappen het doden van andere mensen van

een misdaad tot een acceptabele daad ombuigt. Ten eerste is er een autoriserend proces

nodig om de geldende maatschappelijke moraal te vervangen. In het geval van de

Vietnamoorlog was dit de vermeende noodzaak de opmars van het wereldwijde

communisme te stoppen. Het veilig stellen van de eigen manier van leven rechtvaardigde

het afwijken van de normale vreedzame levenswijze en daarvoor in de plaats besloten

Kennedy en Johnson om de oorlog in Vietnam te escaleren. De tweede stap is volgens

Kelman een proces van normalisering. In het geval van Vietnam zou dit neerkomen op de

indoctrinatie van de troepen tijdens de training. In dit deel van het proces werd de soldaat

vertrouwd gemaakt met het nieuw geldende waardepatroon waarin het legitiem en zelfs

                                                            1 J. A. Lynn, Battle: a history of combat and culture, 257. 2 Sillman, Psychiatric Contribution, 499. 3 Ibidem, 289. 4 J.A. Ballard, and A. J. Mcdowel, ‘Hate and Combat behavior’, 3.

Page 5: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

verplicht was de vijand te doden als dit bevolen werd door een meerdere. Het derde en

laatste stadium is het ontmenselijken van de vijand. De tegenstander moet zijn menselijke

eigenschappen worden afgenomen om te voorkomen dat de soldaten bij de uitvoering van

hun plicht terug zouden vallen op hun burgerlijke waardepatroon waarin doden de ergst

mogelijke misdaad was. Zo gauw de soldaat weerzin zou voelen jegens degene die hij

moet doden, zou dit de effectiviteit van de soldaat goed doen en muiterij voorkomen, een

idee dat dicht in de buurt komt van Sillman’s visie op het geestelijk mobiliseren van de

troepen. Het is te begrijpen dat het opperbevel van de Amerikaanse krijgsmacht

terughoudend was in het openlijk propageren van dergelijke denkbeelden, omdat ze in

tegenspraak zijn met de ideeën die de krijgsmacht hoort te verdedigen. Ontmenselijking

van de vijand is volgens Kelman theorie dan ook onderdeel van een vervangend

waardepatroon dat de burgermaatschappij niet zou begrijpen. De cultuur binnen een

krijgsmacht kan dan ook een geheel anders zijn dan die door het opperbevel naar de

burgermaatschappij wordt gecommuniceerd.

Dat de Amerikanen wel degelijk gebruik maakten van het ontmenselijken van de

vijand, bleek onder andere tijdens de oorlog in de Pacific. In de Pacific werden de

Japanners, meer dan de Duitsers in Europa, van hun menselijke eigenschappen ontdaan

door ze in propaganda veelvuldig gelijk te stellen aan apen.5 Lynn is van mening dat het

ontmenselijking niet zozeer het doel heeft om doden makkelijker te maken maar veeleer

het proces van verwerking erna kan vergemakkelijken.6 Tijdens de oorlog in de Pacific

werd dit beeld echter ook naar de Amerikaanse burgers uitgedragen waardoor rekruten op

het moment dat ze dienst namen al beïnvloed waren door deze beeldvorming. Het feit dat

Japan Pearl Harbor zonder oorlogsverklaring had aangevallen maakte deze racistische

benadering acceptabel voor veel Amerikanen. Voor een belangrijk deel vormde dit beeld

van de vijand zich ook in de frontlinies. Zo gaven Japanners zich zelden over tijdens

gevechten en pleegden ze vaak zelfmoord. Daarbij droegen ook de kamikazeacties bij aan

het beeld van de Japanners als een verraderlijk volk met weinig respect voor het leven.

Volgens Dower droeg deze wijze van oorlogsvoeren bij aan de manier waarop de

Amerikanen hun vijand zagen en behandelden.7 Hoewel het Amerikaanse opperbevel

officieel weinig moest weten van Sillmans voorstellen zijn er aanwijzingen dat Japanners

ook in de hoogste regionen van de krijgsmacht en politiek werden gezien als een inferieur

                                                            5 J. Weingartner, ‘War Against Subhumans’, 2. 6 J. A. Lynn, Battle: a history of combat and culture, 256. 7 J. Dower, War Without Mercy, 141-42, 154. 

Page 6: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

ras. Zo stelde Generaal John DeWitt van het US Western Defense Command dat om een

einde te maken aan de dreiging van Japan, het gehele ras volledig van de kaart geveegd

zou moeten worden.8 Ook in door het opperbevel goedgekeurde trainingliteratuur voor het

marinierskops zijn aanmoedigingen om de vijand te ontmenselijken te vinden. ‘From the

evidence, it looks as though only death can change a Jap’s point of view. Not that death

really changes it—it just ends it’.9 Ontmenselijking van een Aziatische vijand was de

Amerikanen dus niet geheel vreemd toen op 8 maart 1965 de eerste van 3.500

Amerikaanse mariniers voet op Vietnamese bodem zetten. Dit keer zouden de Amerikanen

echter met een geheel nieuw conflict te maken krijgen, waarin de klassieke manier van

oorlogvoering en inzet van middelen niet meer voldeden en de Amerikaanse bevolking de

oorlogsinspanningen niet onvoorwaardelijk steunde als tijdens de Tweede Wereldoorlog

het geval was geweest.

Vietnam verschilde van eerdere oorlogen als Japan en Korea vanwege de

asymmetrische aard van het conflict. Doordat de vijand zich tussen de burgers ophield en

uit deze burgers rekruteerde, kwamen de Amerikaanse troepen veel vaker dan tijdens

voorgaande conflicten in contact met de burgerbevolking. Deze scriptie zal ingaan op de

periode van maart 1965 tot juni 1968: de periode waarin Amerikaanse grondtroepen

openlijk actief waren in Zuid-Vietnam en Westmoreland bevelhebber was van het Military

Assistance Command Vietnam (MACV). Westmoreland is vaak verweten dat hij de oorlog

tegen de Vietcong en infiltrerende eenheden van de North Vietnamese Army (NVA) op een

te conventionele wijze wilde uitvechten. De vuurkracht en manoeuvrevrijheid die tijdens

de Tweede Wereldoorlog en in Korea hun waarde hadden bewezen, konden dankzij

technologische vooruitgang in Vietnam nog gerichter en intensiever worden ingezet.

Hierdoor werd ook een nieuw operationeel concept mogelijk, de luchtmobiele cavalerie.

De helikoptervloot maakte het mogelijk dat eenheden door heel Zuid-Vietnam snelle

search and destroy operaties uitvoerden tegen Vietcong en de NVA-eenheden met de

bedoeling deze te verrassen en te vernietigen. Met deze operaties probeerde Westmoreland

een strategie te verwezenlijken waarin de vijand sneller werd gedecimeerd dan dat deze

nieuwe eenheden in het slagveld kon brengen, een aanpak die door David Halberstam

omschreven werd als `directed against a nation’s birth rate´, en al snel de bodycount zou

worden genoemd.10 Het zo efficiënt mogelijk doden van de vijand stond dus centraal in

                                                            8 N.B.A. Pavia, ‘Racism in Japanese and U.S. Wartime Propaganda’, 5. 9 J. Weingartner, ‘War Against Subhumans’, 6. 10 B. Greiner, War without fronts: the USA in Vietnam, 56. 

Page 7: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

deze Amerikaanse strategie die vanaf maart 1965 tot juni 1968 door Westmoreland werd

gehanteerd. Drie jaar lang werden grote search and destroy operaties als Cedar Falls en

Junction City uitgevoerd waarbij gebieden waar opstandelingen en de North Vietnamese

Army (NVA) actief waren werden afgesloten en geneutraliseerd. De resultaten van deze

operaties bleven ondanks de inzet van overweldigende vuurkracht en mobiele eenheden

tegenvallen en in de meeste gevallen was de Vietcong na enkele dagen weer actief in de

schoongeveegde gebieden. Westmoreland kreeg van veel historici de kritiek dat hij een te

conventionele aanpak van een grotendeels onconventioneel conflict hanteerde.

Westmoreland leek zich echter terdege bewust van het grote belang dat het bevorderen van

de veiligheid van de Zuid-Vietnamezen had voor het verdere handhaven van Zuid-

Vietnam. Zo verbood Westmoreland het gebruik van CS-gas nadat er in 1966 tientallen

burgers waren omgekomen toen Amerikaanse soldaten ze met dit gas uit hun schuilkelders

wilden jagen. Ook stuurde hij een dozijn verschillende memo´s naar zijn commandanten,

waarin hij benadrukte dat het maken van Vietnamese burgerslachtoffers ten allen tijden

voorkomen moest worden. Hoewel Westmoreland de oorlog op papier scheen te begrijpen,

getuigt het rondsturen van memo´s niet van veel daadkracht. En daadkracht was juist

onmisbaar om de Amerikaanse krijgsmacht, die geleid werd door in conventionele

oorlogen gevormde officieren met in deze oorlogen gevormde ideeën over oorlogsvoering

en de vijand effectief te kunnen beïnvloeden.

Deze memo´s zijn een goed voorbeeld van het probleem dat historici ondervinden

als ze onderzoek willen doen naar onderwerpen die geen onderdeel zijn van een officiële

krijgsmachtcultuur. Westmoreland´s veelvuldig rondgestuurde waarschuwingen werden in

archieven bewaard en kunnen vandaag de dag worden uitgelegd als bewijs dat

Westmoreland het beleid nauwlettend handhaafde en het garanderen van de veiligheid van

de Vietnamezen als eerste prioriteit zag. Niet-officiële bronnen van soldaten die

Westmoreland in het veld meemaakten, laten een heel ander beeld zien van een

bevelhebber die het eigen beleid niet erg serieus nam. Deze discrepantie kon ontstaan

vanuit tegengestelde belangen. Voor de fontsoldaat zal het belangrijk zijn de uiteindelijke

verantwoording voor misstanden buiten zichzelf te leggen. Voor Westmoreland kan het

besef van het eigen historiebeeld meespelen in het scheppen van een gunstig officieel

zelfbeeld. Daarnaast had het opperbevel de taak om een oorlog aan een burgermaatschappij

te verantwoorden met een verhaal waarin zaken als ontmenselijking en wreedheden niet

pasten. Dit besef en het feit dat er over de praktijk van de Vietnamoorlog veel door

soldaten geschreven bronnen beschikbaar zijn, maakt een benadering mogelijk die het

Page 8: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

fenomeen ontmenselijking binnen de Amerikaanse krijgsmacht van onder naar boven in de

krijgsmachthiërarchie analyseert. Deze scriptie zal ingaan op de wijze waarop

ontmenselijking van de vijand in Vietnam werkte en de manier waarop de verschillende

lagen van de krijgsmacht bijdroegen aan een cultuur waarin een onmenselijke omgang met

de Vietnamese bevolking, die juist beschermd diende te worden, wortel kon schieten.

Eerst zal de vraag worden gesteld of er in Vietnam sprake was van een continuering

van de officieuze traditie binnen de Amerikaanse krijgsmacht om Aziatische tegenstanders

te ontmenselijken. Dit zal worden onderzocht aan de hand van ooggetuigen die bij uitingen

van ontmenselijking aanwezig waren. Vanuit deze waarnemingen zal het onderzoek zich

toespitsen op de vraag in hoeverre het hier clandestiene uitbarstingen van geweld, dan wel

gevolgen van officieel beleid, betrof. Om hier zicht op te krijgen zal eerst gekeken worden

naar de training die de rekruten voor Vietnam doorliepen. Daarna zal worden ingegaan op

de bevelsketen. Wat was de rol van de onderofficieren tijdens wreedheden tegen burgers en

met wat voor opdrachten werd deze door de hoofdofficieren het veld ingestuurd? Deze

tocht naar de top van de machtshiërarchie zal eindigen bij de politiek die de oorlog in

Vietnam uiteindelijk autoriseerde. Hierbij zal de benadering van McNamara en de wijze

waarop zijn manier van managen een geheel eigen wijze van ontmenselijking creëerde

tegen het licht worden gehouden. Tenslotte zal worden gekeken naar de manier waarop het

Amerikaanse leger omging met beschuldigingen van oorlogsmisdaden en in hoeverre het

militaire recht werd gehandhaafd. Militaire tribunalen dienen zich in hun rechtspraak te

houden aan het officiële oorlogsrecht. Verschillen tussen het officiële beleid en de praktijk

zouden hier in het bijzonder aan het licht moeten komen. Daarnaast geeft de manier

waarop de krijgsmacht van oorlogsmisdaden verdachte militairen vervolgde aan in

hoeverre de krijgsmacht stilzwijgende autorisatie verleende aan de officieuze cultuur van

ontmenselijking binnen zijn organisatie. Deze scriptie heeft niet als doel de totale omvang

van een dergelijke cultuur te onderzoeken. Daarvoor zijn de bronnen en de omvang van dit

onderzoek te beperkt. De uitingen van ontmenselijking die in deze scriptie aan de orde

komen zijn dan ook niet perse een afspiegeling van de gehele Amerikaanse krijgsmacht.

Deze scriptie toont aan hoe ontmenselijking een rol speelde in Vietnam en de wijze waarop

de Amerikaanse krijgsmacht tijdens dit conflict met het fenomeen omging. Hiermee kan

dit onderzoek een basis bieden voor verder onderzoek naar de wijze waarop

oorlogsvoering in ontwikkeling met het vijandbeeld omging.

Page 9: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

Literatuur

Zo beperkt als de literatuur over het fenomeen ontmenselijking van de vijand is, zo

uitgebreid is de literatuur over de uit dit beleid voortkomende Amerikaanse wreedheden in

Vietnam. In veel literatuur wordt kort aandacht gegeven aan de negatieve beeldvorming

van de Vietnamezen, maar een grondige analyse van het fenomeen ontmenselijking in de

Vietnamoorlog ontbreekt voor alsnog. Net als het in hele bijzonder gepolariseerde

historisch debat over de Vietnamoorlog, zijn ook de bronnen over deze wreedheden

afkomstig van belanghebbende partijen. Het journaille dat in Vietnam massaal aanwezig

was en grote bewegingsvrijheid genoot, negeerde tot ver in 1969 door Amerikanen begane

wreedheden. Ook hoofdredacteurs weigerden, niet zelden onder druk van de politiek,

artikelen te plaatsen die schadelijk voor de Amerikaanse oorlogsinspanning zou kunnen

zijn.11 Dat het journaille in Vietnam wiens hoofdtaak bestond uit het verslag doen van de

realiteit op het slagveld, zo direct door een belanghebbende partij werd beïnvloed, is

tekenend voor de kritische wijze waarop naar bronnen uit en over deze pijnlijke periode uit

de Amerikaanse geschiedenis gekeken moet worden.

Toen in oktober 1969 de massamoord in My Lai naar buiten kwam, waren het

Vietnam veteranen en burgers die deze door de pers gelaten leegte gingen vullen. Zo zetten

Tod Ensign and Jeremy Rifkin The Citizens Commission of Inquiry into United States War

Crimes in Indochina op: een burgerinitiatief om op een onafhankelijke wijze informatie

over oorlogsmisdaden in Vietnam te verzamelen. Overigens stond dit comité in nauw

contact met de Bertrand Russell Foundation, een organisatie die vond dat Amerika

genocide pleegde in Zuidoost-Azië en om hun standpunten te ondersteunen gebruik maakte

van door Noord-Vietnam verstrekte informatie. Ook dit soort burgerinitiatieven waren dus

niet altijd even onafhankelijk. Het bekendste voorbeeld is The Winter Soldier Investigation

die in de winter van 1971 door de Veterans Against the War in Detroit werd georganiseerd.

Meer dan honderd veteranen getuigden tijdens deze tweedaagse hoorzitting van

oorlogsmisdaden en wreedheden waarvan ze in Vietnam getuigen waren geweest en

waaraan ze in sommige gevallen zelf hadden meegedaan. De Vietnam Veterans Against the

War hadden op hun beurt weer een eigen agenda die er vooral op gericht was de gewone

GI en marinier vrij te waren voor vervolging door de krijgsmacht. Ook bleek al snel een

aantal getuigen helemaal niet in Vietnam geweest te zijn. Hun getuigenissen werden dan

                                                            11 P. Knightly, P., The First Casualty: From the Crimea to Vietnam: The War Correspondent as Hero, Propagandist, and Myth Maker, 376. 

Page 10: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

10 

ook niet opgenomen in de verslaglegging van de hoorzitting. Ook deze bronnen moeten

met de nodige reserve tegemoet getreden worden.

De minst betrouwbare bron over Amerikaanse wreedheden en ontmenselijking van

de Vietnamezen in de Vietnamoorlog is waarschijnlijk de Amerikaanse krijgsmacht zelf.

Tijdens de befaamde Five O’Clock Follies in Saigon werden de cijfers zo gepresenteerd

dat er een positieve ontwikkeling van de oorlog uit op te maken viel. Dat er ook binnen de

hogere regionen van de krijgsmacht getracht werd de waarheid in de doofpot te stoppen,

bleek toen de massaslachting in My Lai aan het licht kwam en het leger een intern

onderzoek naar de doofpotaffaire die op My Lai volgde startte. De uitkomst van dit

onderzoek was dat binnen de hoogste regionen van de krijgsmacht geprobeerd was de

massaslachting te verzwijgen. Door de slachting bij My Lai en deze doofpotaffaire die in

de nasleep aan het licht kwam, was het Amerikaanse vertrouwen in de overheid en

krijgsmacht dermate aangetast dat Nixon genoodzaakt was het Criminal Investigation

Department (CID) een groot onderzoek naar de vermeende wijdverbreidheid van

Amerikaanse oorlogsmisdaden tegen de bevolking van Vietnam te laten doen. Aanklachten

tegen 213 veteranen werden onderzocht, maar het CID-rapport verdween vervolgens in de

archieven. Pas in 1990 werden de dossiers daar ontdekt, maar het zou nog tot 2005 duren

voor er uit gepubliceerd zou worden. Salah verdiende er, met zijn onderzoek naar de

verrichtingen van Tigerforce 35 jaar na dato, alsnog een Pulitzerprijs voor

onderzoeksjournalistiek mee. De openbaargemaakte dossiers die dit onderzoek mogelijk

maakten, werden echter al snel weer als classified bestempeld en opnieuw in de archieven

opgeslagen. De wijze waarop er met de resultaten van het onderzoek van het CID werd

omgegaan en nog steeds wordt omgegaan, is kenmerkend voor de terughoudendheid van

de Amerikaanse overheid om informatie over de donkere kant van oorlogvoering vrij te

geven.

In de periode dat de dossiers nog wel vrij inzichtelijk waren, is er uitgebreid

onderzoek naar gedaan waardoor er recentelijk een aantal boeken over Amerikaanse

oorlogsmisdaden in Vietnam is verschenen. Deze boeken zijn waardevol voor deze

scriptie, omdat wreedheden tegen de burgerbevolking en krijgsgevangen een uiting van

ontmenselijking zijn en inzicht kunnen geven in de rol die ontmenselijking bij deze

wreedheden heeft gespeeld. War without fronts : the USA in Vietnam van Greiner gaat in

op de dynamiek van de Vietnamoorlog. Greiner besteed veel aandacht aan de dynamiek

tussen de verschillende commandoniveaus en zal daarom een waardevolle bron zijn. In The

war behind me : Vietnam veterans confront the truth about U.S. war crimes : [inside the

Page 11: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

11 

Army's secret archive of investigations] zoeken Turse en Nelson de veteranen op die in de

juridische stukken werden beschuldigd van oorlogsmisdaden op en confronteren deze met

de nooit afgeronde rechtszaken. In Tiger Force : a true story of men and war beschrijft

Sallah hoe een verkenningseenheid van de 101st Airborne Division geleidelijk

transformeerde naar een eenheid die structureel geweld gebruikte tegen de boeren in de

Song Ve vallei. Het archief dat aan deze recente boeken ten grondslag lag, bevat onder ede

afgelegde verklaringen van verdachten en ooggetuigen van de gruweldaden en zijn

daardoor een bijzonder betrouwbare bron. Veel van de Winter Soldier veteranen getuigden

van wreedheden die in de lijn van deze verklaringen liggen wat hun stelling dat geweld

tegen burgers een alledaags verschijnsel was in Vietnam ondersteunt. Deze getuigen

kunnen daarom als indicators van een trend binnen de Amerikaanse krijgsmacht in de

periode 1965-1969 worden aangevoerd. Deze geweldscultuur op tactisch niveau zal het

uitgangspunt voor deze scriptie vormen, van waaruit naar boven in de legerhiërarchie zal

worden gewerkt waardoor ook meer officiële bronnen beschikbaar komen.

Page 12: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

12 

Hoofdstuk I

Grunts

Het is opvallend hoeveel emotioneler de Amerikaanse bevolking reageerde op het nieuws

van My Lai, een massamoord waarbij de executeurs oog in oog stonden met hun

slachtoffers, dan op de strategische oorlogsmisdaden zoals de inzet van gifgas en

tapijtbombardementen op burgerdoelen die in 1969 al jaren bekend waren. Toen My Lai in

1969 in het nieuws kwam, bestond er al meer dan vier jaar een bijzonder actieve anti-

oorlogsbeweging in de Verenigde staten. Hoewel een luchtaanval van een B-52 in theorie

een veelvoud van het aantal slachtoffers van My Lai kon maken, bleef het ook bij een

redelijk theoretisch en moeilijk te bewijzen verhaal. Bertrand Russell spreekt zich in

Warcrimes in Vietnam fel uit tegen de inzet van deze middelen.12 Ook de Noord-

Vietnamezen richten zich vooral op de inzet van chemische wapens en bombardementen

op burgerdoelen in hun pamflet American Crimes in Vietnam.13 Hierin maakten ze melding

van een oplopend aantal burgerdoden en zieken door ontbladeringsmiddelen. Het is niet

alleen het wantrouwen tegen de regering van Noord-Vietnam die deze informatie aan

impact deed afnemen, ook de aard van de vermeende oorlogsmisdaden was er één die niet

bijzonder tot de verbeelding van de Amerikaanse burgers sprak. Het zijn niet de cijfers van

de Noord-Vietnamezen die de tand des tijds hebben doorstaan, maar twee foto’s waarop

het menselijke leed in Vietnam werd vastgelegd. Het was ook deze menselijke maat die de

emoties over My Lai zo hoog deed oplopen. In My Lai hadden de zonen van Amerika oog

in oog gestaan met ongewapende vrouwen, bejaarden en baby’s, maar hadden zij toch de

trekker overgehaald. ‘It was like a nazithing’, kopte Hersh boven zijn artikel over My Lai.

Deze associatie met de nazi’s geeft goed weer met welke tegenstrijdige indrukken

Amerikanen te maken kregen. Wie waren hun soldaten eigenlijk? En hoe kon het dat

landgenoten tot deze onmenselijke daden in staat waren?

In Vietnam dienden van 1963 tot 1973 meer dan 2.600.000 Amerikanen. Hiervan

waren er in totaal maar 530.000 daadwerkelijke gevechtstroepen, waarvan de helft ingezet

moest worden om alle Amerikaanse militaire installaties te bewaken. Grof genomen kan

worden gesteld dat gedurende de hele oorlog in Vietnam zo’n 265.000 Amerikaanse

                                                            12 B. Russel, Oorlogsmisdaden in Vietnam, 50-57. 13 Commission for Investigation on the American Imperialists' War Crimes in Vietnam, American crimes in Vietnam, 39-43. 

Page 13: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

13 

soldaten daadwerkelijk de jungle en hooglanden ingingen om de Vietcong en NVA op te

sporen en te vernietigen.14 Veel van de naar Vietnam uitgezonden troepen behoorden tot

de onderklasse van de samenleving. Er waren verschillende manieren om onder dienst

Vietnam uit te komen. Velen meldden zich aan bij de nationale reserve waar gedurende het

hele conflict in Vietnam geen beroep op zou worden gedaan. Ook als men vrijwillig dienst

nam voordat de oproep van het leger kwam, bestond er de mogelijkheid om te kiezen de

diensttijd in Europa door te brengen en zo uitzending naar Vietnam te voorkomen.

in

                                                           

15 Veel

van de hoger opgeleiden wisten via deze kanalen te voorkomen dat ze voor een jaar in

Vietnam moesten dienen, terwijl de onderklasse minder bekend was met deze uitwegen. Er

was, in de eerste jaren van de oorlog, echter ook een aanzienlijke groep die zich vrijwillig

aanmeldde om te dienen in Vietnam. Ook waren er in deze periode velen die zich lieten

overplaatsen van Europa naar Vietnam. Motivaties voor zulke overplaatsingen verschilden

van een postmoderne hang naar zelfontplooiing en het opdoen van levenservaring tot

patriottisme en de zucht naar heroïsme en roem op het slagveld.

Idealisme zou voor veel soldaten al snel plaats maken voor een hang naar

zelfbehoud en een daarmee samenhangende afkeer van alles dat hen daarin kon beletten. In

veel gevallen viel al snel de gehele Vietnamese bevolking binnen deze categorie, omdat de

Amerikanen nooit zeker waren van de ware loyaliteit van de burgers. Uit honderden

verslagen van GI’s en mariniers die in Vietnam dienden, valt deze ontwikkeling het best te

illustreren aan de hand van twee grote veranderingsprocessen die veel in Vietnam dienende

soldaten ondergingen. Het eerste grote veranderingsproces was dat van de training. Dit

proces begon zo gauw de rekruten op het trainingskamp uit de bus stapten en eindigde voor

veel rekruten op het moment dat ze op het vliegtuig of de boot naar Vietnam stapten.

Tijdens dit trainingsproces werden de individuele burgers, die de rekruten toen nog waren,

afgebroken waarna ze opnieuw werden opgebouwd tot een collectief denkende en

acterende groep. De tweede overgangfase begon vaak al meteen bij aankomst in Vietnam.

De jonge Amerikanen waren in veel gevallen nog nooit in het buitenland geweest en

realiseerden zich dat ze terecht waren gekomen in een bizar parallel universum, waar de

waarden die ze van huis uit hadden meegekregen niet meer golden. Al snel begonnen de

Amerikanen zich aan te passen om te kunnen overleven in dit universum waarbij dit

overleven al snel de overhand kreeg boven idealisme. De desillusie met de oorlog nam toe,

net als het wantrouwen jegens alles wat Vietnamees was. Dit proces eindigde voor

 14 B. Greiner, War without fronts: the USA in Vietnam, 112. 15 Ibidem, 114-115.

Page 14: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

14 

sommigen op het moment dat de jonge soldaten overgingen op wat ze tot voor kort tot de

ergst denkbare misdaad hadden gerekend, het vermoorden van onschuldige burgers.

De training

De training van de mariniers duurde 60 dagen en was in twee delen opgesplitst. Eerst

moest het individualisme uit de soldaten gehaald worden. Zo werden bij aankomst op de

trainingsbasis de hoofden van de rekruten kaalgeschoren. Longley stelt dat dit een

ontmenselijkend effect op het kader had, omdat iedereen zo eenzelfde fysiek kenmerk

had.16 Een andere manier waarop drilinstructeurs conformiteit afdwongen bij hun

rekruten, was door het vernederen van degene die de training niet bij konden houden of

anderzijds buiten de groep vielen. Het gevolg was dat de meerderheid zich naar de door de

drilinstructeurs bepaalde standaard ging gedragen. Een rekruut beschrijft de gevolgen van

deze aanpak: ‘a perfectly regular guy could come into the army, and before he knew it, he

was doing things he’d never do before. Making fun of some poor fat guy after the sergeant

kicked him around. Talking about what it would be like to get a gang together and take the

café waitress out in the alley’.17 Ook kleineerden drilinstructeurs hun rekruten op grond

van hun raciale afkomst. Vietnam was de eerste oorlog waarin Amerikanen van alle rassen

naast elkaar in de frontlinies vochten en door de afkomst van de rekruten tijdens de

training te benadrukken, braken de drilinstructeurs de individuele karakters verder af en

deelden deze op in gegeneraliseerde stereotypen.18 Christian Appy schrijft over deze

methode: ‘If the drill instructors’ use of racist language served to defuse internal hostilities

among the trainees, it also served to legitimize racist stereotypes when projected onto

external groups such as the Vietnamese’.19 Na ongeveer vijf weken kwam er een einde aan

dit slopen van het individu. De zelfstandig denkende burgers waren getransformeerd in een

gehoorzamende groep die orders opvolgde en in de eerste plaats het welzijn van de groep

nastreefde.

De tweede helft van de training had als doel een kundig soldaat op te bouwen die

klaar was om ingezet te worden in Vietnam. Eén van de belangrijkste bezigheden in deze

tweede fase van de training was het bekend worden met de wapensystemen waarmee men

moest werken in Vietnam. In deze fase veranderde de relatie tussen instructeurs en

                                                            16 K. Longley, Grunts : the American combat soldier in Vietnam, 42. 17 L. Franks, Waiting Out a War: The Exile of Private John Piccianno, 57. 18 K. Longley, Grunts : the American combat soldier in Vietnam, 49. 19 Appy, Working Class War, 101.  

Page 15: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

15 

rekruten ook fundamenteel. De verbale aanvallen op rekruten vonden nog steeds

regelmatig plaats, maar er was in toenemende mate sprake van wederzijds respect. De

rekruten kregen meer respect, omdat ze de eerste fase van de training succesvol hadden

doorlopen en spoedig zouden worden uitgezonden naar Vietnam. Omgekeerd had het

merendeel van de drilinstructeurs al in Vietnam gediend en begonnen de rekruten in te zien

dat ze een grotere kans op overleven hadden als ze de zoveel mogelijk kennis van deze

veteranen zouden overnemen. In deze fase werd ook aandacht besteed aan het uiteindelijke

doel van de training, het in staat zijn de vijand te doden. Korporaal Geymann omschrijft

het ideale product van een trainingsproces als volgt: ‘Their whole thing is killing. You’re

not to question, you’re not to ask why. If you’re told to kill, you’re to kill. You’re not

supposed to say why or who says so? Or why should I kill this person? For what reason?

How is it benefitting me? How are they hurting me? It’s just to be a machine’.20 Om deze

morele afkeer tegen het doden van een medemens te neutraliseren, werd de rekruten een

onmenselijk beeld van de vijand bijgebracht. Een rekruut herinnert zich: ‘Right away they

told us not to call them Vietnamese. Call everybody gooks, dinks. The Vietnamese were

like animals, or something other than human. They ain’t got no regard for life. They’d

blow up little babies just to kill one GI. They told us they’re not to be treated with any type

of mercy or apprehension. That’s what they engrave in you. That killer instinct. Just go

away and do destruction’.21 Uit onderzoek onder soldaten die in de Tweede Wereldoorlog

en Korea hadden gevochten, bleek dat respectievelijk 15-20 en 55 procent van de

frontsoldaten gericht vuur op de vijand afgaf.22 Om dit percentage in Vietnam omhoog te

krijgen, besloot de krijgsmacht voor een hardere aanpak te kiezen en de rekruten in te

prenten dat ze, als ze de vijand niet eerst zouden doden, zelf de dood zouden vinden in

Vietnam.23 Hoewel de taken van de soldaten in Vietnam tevens een sociaaleconomische

agenda zouden moeten volgen, mocht het doden zich tijdens de training op bijzondere

aandacht verheugen.

De meeste van de drilinstructeurs waren Vietnam veteranen die er al één of

meerdere tours op hadden zitten. Het is opvallend dat deze veteraneninstructeurs zulk

weinig constructieve generalisaties aan de rekruten meegaven, terwijl ze de complexiteit

van de oorlog in Vietnam aan den lijve ondervonden hadden. Ze konden dus weten dat het

                                                            20 Vietnam Veterans Against the War, The Winter Soldier Investigation, 5. 21 T. Haywood, “The Kid” Kirkland, “Recoilles Rifleman, 25th Infantry Division, 4th Infantry Division, U.S. Army, Duc Pho, May 1967-April 1968, 86. 22 J. Bourke, An intimate history of killing: face-to-face killing in twentieth-century warfare, 75. 23 B. Greiner, War without fronts: the USA in Vietnam, 130. 

Page 16: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

16 

conflict juist om het beschermen van burgers zou moeten draaien. Hun ervaring met de

oorlog zou er echter ook juist voor hebben kunnen zorgen dat ze het geloof in het officiële

beleid hadden opgegeven en de rekruten wilden voorbereiden op de realiteit die hen te

wachten stond en die niet veel met het officiële verhaal te maken had. Mogelijk had de

kloof tussen de officiële strategie en het slagveld zich met de instructeurs al naar de

trainingcentra verplaatst. Er waren ook critici van het trainingsprogramma die hun onvrede

via officiële weg deelden. De meeste kritiek had betrekking op het gebrek aan aandacht dat

er aan bepaalde tactieken en wapensystemen werd besteed. Sommige critici kregen gelijk

en er werden aanpassingen gemaakt in de hoeveelheid tijd die aan omgang met mijnen

werd besteed.24 Aandacht voor de strategische waarde van een correcte omgang met de

Vietnamese burgers kwam er echter niet. Desondanks slaagde de training erin trotse

soldaten vol zelfvertrouwen te creëren. Een marinier zegt: ‘I had developed a hardness and

a confidence of which I had not thought myself capable’.25 Vol zelfvertrouwen vertrokken

de mariniers en GI’s naar Vietnam, waar hen een geheel andere realiteit wachtte dan die ze

ingeprent kregen tijdens de training. Al snel zouden frustratie en woede het overnemen van

heroïsme en idealisme.

De praktijk

Het tweede ontwikkelingsproces begon voor velen al meteen bij aankomst in Vietnam.

Veel soldaten waren binnen 24 uur na vertrek van de thuisbasis gearriveerd op het

operatietoneel. Uit verschillende bronnen blijkt de grote indruk die deze aankomst in

Vietnam maakte op de vaak net achttienjarige rekruten die meestal nooit eerder buiten de

Verenigde Staten waren geweest. Veel soldaten herinneren zich vooral de

weerzinwekkende vochtige lucht doordrenkt met benzinedampen die op de longen sloeg zo

gauw ze uit het vliegtuig stapten. Ook de Zuid-Vietnamezen riepen vanaf het eerste

moment weerzin op bij de troepen die tijdens hun training totaal geen introductie op de

Vietnamese cultuur hadden gehad. Vanuit de bus naar hun uitvalsbasis zagen ze vrouwen

in de goot urineren en mensen vol haat en minachting naar hen opkijken. De bussen waarin

de Amerikaanse troepen werden vervoerd, waren daarbij zwaar gepantserd en voorzien van

prikkeldraad voor de ramen om te voorkomen dat er handgranaten naar binnen werden

gegooid. Het feit dat deze zware beveiligingsmaatregelen nodig waren in Zuid-Vietnam,

                                                            24 K. Longley, Grunts : the American combat soldier in Vietnam, 67. 25 Ibidem, 65.

Page 17: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

17 

leidde al snel tot de volgende gedachte bij één van de net aangekomen soldaten: ‘Wait a

minute, now, let’s see if I’ve got this straight. We’re here to help defend the South

Vietnamese against the communist invaders right? Why do we need protection from the

people we’re protecting?’.26 De relatie tot de burgerbevolking was vanaf de eerste minuut

op Vietnamese bodem dan ook ronduit vijandig en zou er in het jaar dat volgde niet beter

op worden.

Na de slag om de La Drang vallei vielen de NVA en de Vietcong terug op de

irreguliere oorlogsvoering die tot diepe frustraties bij de Amerikaanse troepen zou leiden.

La Drang had aangetoond dat de Noord-Vietnamese lichtbewapende infanterie geen partij

was voor de overweldigende vuurkracht van de Amerikanen die in conventionele

gevechten maximaal benut kon worden. Grote Noord-Vietnamese eenheden vielen daarom

na La Drang snel uiteen in groepen van maximaal bataljongrootte die de Amerikanen en de

Army of the Republic of Vietnam (ARVN) op een ongeregelde manier begonnen te

bestrijden. De twee belangrijkste tactieken waren de toepassing van boobytraps en

sluipschutters. Hierdoor konden de guerrilla’s op tactisch niveau het initiatief bewaren en

toeslaan op de plaatsen en tijden die in hun voordeel waren. Daarbij had deze methode als

voordeel dat de aanvallers niet in de buurt van de Amerikanen hoefden te komen om toe te

kunnen slaan. Hierdoor bleef de vijand gedurende de eerste drie jaar van de oorlog

grotendeels onzichtbaar voor de Amerikanen. De Amerikanen werden op hun beurt

constant onder vuur genomen vanuit ver gelegen bosranden of liepen op mijnen die vaak

gemaakt waren van Amerikaanse blindgangers. Deze dagelijkse gang van zaken wekte veel

frustratie bij de Amerikaanse eenheden in het veld. Ze hadden de beschikking over

superieur materieel waarmee ze elk conventioneel gevecht konden winnen, maar de vijand

gunde ze niet de gelegenheid deze vuurkracht in te zetten, terwijl ze er wel in slaagde met

grote regelmaat slachtoffers bij de Amerikanen te maken. Een marinier beschreef deze

frustratie als volgt: ‘maintained by an unseen enemy that would try to pick us off one or

two men at a time with booby traps, snipers… Both approaches were equally lethal. But

the frustration… would be greater because of the near impossibility of retaliation’.27 Deze

constante druk bracht een verandering teweeg bij veel Amerikaanse soldaten. Een

anonieme GI vertelt: ‘We changed a lot. The change was individual. It was silence. It was

reserve. The anger came from within, for seeing the guys blown up. The unspoken words

behind the anger were, “You fucking bastards, you’re going to get it now. Let me find one

                                                            26 K. Longley, Grunts : the American combat soldier in Vietnam, 76. 27 L. B. Puller, Fortunate Son: The Healing of a Vietnam Vet, 115.

Page 18: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

18 

of you and you’re going to die just like they died. I’m going to blow your fucking brains

out.” We went into the jungle angry and silent and very determined to do what we were

trained to do- which was to kill’.28 Het verlies van goede vrienden en de constante

aanwezigheid van ongrijpbaar gevaar zorgden ervoor dat veel gevechtstroepen al snel

gefrustreerd waren over de manier waarop de vijand vocht, zonder dat ze de mogelijkheid

hadden tot directe vergelding op deze onzichtbare tegenstander.

Een gevolg van deze frustratie was dat de Amerikanen iedere Vietnamees als de

vijand of heulend met de vijand gingen zien. Dit kwam tot uiting doordat de Amerikanen

alle Vietnamezen gooks, dinks of slants noemden, een klassieke Amerikaanse benaming

voor de Aziatische vijand. Over de origine van deze term heerst geen consensus, maar over

het algemeen wordt aangenomen dat het tijdens de Amerikaans-Filippijnse oorlog als eerst

door Amerikaanse mariniers werd gebruikt om de vijand aan te duiden.29 In latere

oorlogen in Azië, zoals de oorlog in de Pacific en de oorlog in Korea raakte het woord

ingeburgerd in zowel het Amerikaanse marinierskorps als het leger. Toen deze beide

onderdelen in Vietnam werden ingezet reisde deze term mee met de troepen die al snel

elke Vietnamees als een gook betitelden. Het benoemen van de vijand aan de hand van

generaliserende benamingen komt in elke oorlog voor. Zo werden Duitsers tijdens WO II

Jerry’s en Krauts genoemd terwijl de Duitsers refereerden aan de Russische tegenstanders

als Bolsjewieken, waarmee werd benadrukt dat vooral tegen een verderfelijke ideologie

werd gevochten. Kelman zegt over de Amerikaanse benaming voor de vijand: ‘Terms like

“gook” help to define them as subhuman, despicable, and certainly incapable of evoking

empathy. Terms like “Communist” allow their total identity to be absorbed by a single

category, and one that is identified by the perpetrators of the massacre as totally evil’.

p

nder

g

                                                           

30

Het woord gook legde echter niet zozeer de nadruk op de te bestrijden ideologie, maar o

een algemeen kenmerk van het Aziatische ras. Hierdoor kon het woord in zowel de

Filippijnen als Korea en Vietnam worden gebruikt met het gevolg dat de negatieve

connotaties uit deze conflicten ook voor de Vietnamezen gingen gelden. Dit was bijzo

problematisch vanwege de irreguliere aard van de Vietnamoorlog, juist omdat in dit soort

conflicten de veiligheid van de burgers centraal moet staan. In ongeregelde oorlogvoerin

bestaat de vijand echter ook voor een deel uit deze burgers zodat het onderscheid tussen

combattant en burger makkelijk kan vervagen. Dit gebeurde ook in Vietnam waar de

 28 M. Baker, Nam : The Vietnam War in the Words of the Men and Women Who Fought There, 72. 29 D. Roediger, ‘Gook: the short history of an Americanism’. 30 H. Kelman, ‘Violence Without Moral Restraint’, 50. 

Page 19: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

19 

ARVN en de Amerikanen het moesten opnemen tegen de uit Zuid-Vietnamezen bestaande

Vietcong die daarbij veel actieve steun kreeg van de bevolking. De vijand bevond zich

daarbij ook onder de ARVN-troepen die als krijgsmacht door de Amerikanen geminacht

gewantrouwd werd. De paranoia onder de Amerikanen nam vanwege onverwachte

aanvallen door burgers en de onbetrouwbaarheid van de ARVN tijdens gevechten snel to

Een tweede probleem was dat het woord gook niet enkel een wijze was om een sociale

binnengroep en buitengroep te definiëren, maar ook een biologische dimensie kreeg

doordat het de Vietnamees van zijn menselijkheid beroofde. Een getuige tijdens de Winter

Soldier Investigation zegt over deze ontmenselijking van de Vietnamezen: ‘I think the

feeling was pretty widespread that these people were inferior to us, and based on the

training we received these people were not even looked upon as even humans. If they had

slanted eyes they were the enemy and the only good one was a dead one. And that was for

the majority of the people in my unit, that was the only way they looked at it’.

en

e.

s

ok

ie

n

nde

e

                                                           

31 Hoe

negatief de connotatie van het woord gook voor veel Amerikanen was laat een bizarre

omkering in een getuigenverslag Wayne Karlin zien. Karlin was gelegerd in een kamp

waar een rattenplaag heerste en waar het op een bepaald moment de ratten waren die gook

werden genoemd.

Dit racistische denken kwam overigens niet enkel voor bij de gevechtstroepen, o

verplegend personeel werd erdoor beïnvloed. Een anonieme verpleegster beschrijft dit

proces: ‘I hate to use the word gook, but that’s what it amounted to. When I first got there,

I could see how the Vietnamese weren’t treated the same way as the GIs. I thought, ‘who

the hell do those nurses think they are? They can’t be that way. People are people. And yet

six months later, I was doing the same thing’.32 Ze vertelt over Vietnamese gewonden d

structureel medicijnen werden onthouden of zelfs helemaal niet in behandeling werde

genomen.33 Ook was het officieel beleid dat gewonde legerhonden hogere medische

prioriteit kregen dan wat voor gewonde van Aziatische afkomst dan ook. De afweging

hierbij was dat het opleiden van zo’n hond 10.000 dollar koste.34 Ook bestond er een

ongeschreven beleid in het veld om geen helikoptervluchten te maken voor gewo

Vietnamezen, omdat het niet als de moeite waard werd gezien de levens van d

helikopterpiloten hiervoor in de waagschaal te stellen.35 Er was dus op zowel

 31 Vietnam Veterans Against the War, The Winter Soldier Investigation, 99. 32 M. Baker, Nam : The Vietnam War in the Words of the Men and Women Who Fought There, 136. 33 Vietnam Veterans Against the War, The Winter Soldier Investigation, 89. 34 K. Longley, Grunts : the American combat soldier in Vietnam, 98. 35 Vietnam Veterans Against the War, The Winter Soldier Investigation, 17-18. 

Page 20: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

20 

gevoelsmatig, als officieus en in zekere mate op officieel niveau sprake van

ontmenselijking van de Vietnamezen. Deze afkeer hield niet

z

W

In Vietnam werden op relatief grote schaal misdaden tegen de burgerbevolking en

krijgsgevangenen begaan door Amerikaanse GI’s en Mariniers. Het is moeilijk v

stellen in hoeverre de krijgsmacht hier zelf van op de hoogte was, omdat er een

doofpotcultuur bestond waarin klokkenluiders werden overgeplaatst en getracht werd

juridisch bewezen oorlogsmisdaden binnen de krijgsmacht te houden. De krijgsmacht

slaagde hierin tot 13 november 1969 toen Seymour Hersh melding maakte van een door

Amerikaanse troepen geïnitieerde massaslachting bij het plaatsje My Lai in de Quang

provincie. Daar zou C-compagnie onder leiding van Luitenant Calley meer dan 500

Vietnamese burgers, allen vrouwen, kinderen en bejaarden, in koelen bloede hebben

geëxecuteerd. De media die aanvankelijk met een klein nieuwsbericht melding h

gemaakt van de verdenkingen jegens luitenant Calley, waren na publicatie wel

genoodzaakt te berichten over deze massa-executie. De krijgsmacht stelde dat het hier ee

geïsoleerd incident begaan door een incapabele luitenant betrof, terwijl de Amerikaanse

bevolking de schuld juist bij de top van de krijgsmacht legde. Deze zou de troepen niet

goed hebben voorbereid op het soort oorlog waarmee ze in Vietnam te maken kregen.

op bij de vijand maar richtte

ich ook tegen de ARVN en Zuid-Vietnamese bevolking.

reedheden

ast te

Ngai

adden

n

n

anse

n

rs in de

van een realiteit die waarschijnlijk nooit

eer in

                                                           

36

Het is opvallend dat een massamoord op deze schaal pas na een jaar en met veel geluk aa

het licht kwam, des te meer omdat de Vietnamoorlog de meeste verslagen oorlog tot dat

moment was. Over de rol die de media speelden in het Vietnamoorlog heeft een intens

historisch debat gewoed. De huidige communis opinio is dat de pers de Amerika

troepen over het algemeen steunde in de verslaggeving. Pas nadat My Lai in de

openbaarheid was gekomen, herinnerden veel journalisten zich ook getuigen te zijn

geweest van misdaden tegen de Vietnamese bevolking. Naast deze terughoudendheid va

de pers was er ook een ongeschreven regel onder de troepen dat, zo gauw er pe

buurt was, het officiële beleid strikt werd gehanteerd.37 Zo bestonden er twee

afschermingslagen tegen publieke kennisneming

m zijn gehele omvang bekend zal worden.

 36 J.S. Olson and R. Roberts, My Lai: a brief history with documents, 24. 37 Vietnam Veterans Against the War, The Winter Soldier Investigation, 83. 

Page 21: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

21 

Recentelijk is er dankzij de wet op openbaarmaking nog wel een aantal grote

Amerikaanse oorlogsmisdaden aan het licht gekomen. Nadat My Lai de Amerikaanse

bevolking had geschokt, was president Nixon genoodzaakt een grootschalig onderzoek

naar Amerikaanse oorlogsmisdaden in Vietnam in te stellen. Dit CID-onderzoek ging i

213 beschuldigingen tegen Amerikanen die van onder andere moord, verkrachting en

marteling beschuldigd werden. Uit onderzoek in de archieven van het CID-onderzoek

komen onder andere zeven door Amerikaanse zijde bevestigde massamoorden naar

My Lai en My Khe zijn hier de grootste, maar bij de vijf resterende vielen ook nog

honderd doden onder de burgerbevolking. Hier komen nog twee door grondtroepen b

massamoorden bij. Omdat verschillende getuigen elkaar tegen spraken is het verder

onderzoek naar deze executies gestaakt door het CID. Ook blijkt uit dit archiefonderzoe

dat een eenheid van de 101st Airborne Division, bijgenaamd Tigerforce, gedurende een

aantal maanden in 1967 huishield in de Song Ve vallei. In deze maanden werd structureel

geweld begaan tegen de lokale inwoners waarbij het dodental in de honderden liep. Verde

blijkt uit de honderden archiefstukken een geweldcultuur van marteling en misha

van krijgsgevangenen. Een dergelijke cultuur was in 1973 al uiteengezet tijdens

verschillende hoorzittingen van Vietnam veteranen en deze officiële stukken lijken het

door de veteranen geschetste beeld te bevestigen.

n op

voren.

egane

k

r

ndeling

en

kte

te

                                                           

38 Ook gaat het CID-onderzoek in op e

grote operatie genaamd Speedy Expres. Deze operatie werd eind 1968 uitgevoerd in de

Mekong Delta met als doel dit door Vietcong geïnfiltreerde gebied te pacificeren. Speedy

Expres ging gepaard met veel inzet van zware wapens. De bodycount was er dan ook naar:

10.899 vijandelijke combattanten werden gedood tegen een verlies van 267 Amerikaanse

levens. Overigens werden er in totaal slechts 748 wapens in beslag genomen, een pijnlijke

discrepantie die de nodige vraagtekens zet bij de hoge bodycount. Tijdens het onderzoek

kwamen dan ook talloze gelegenheden naar voren waarbij de rules of engagement (ROE)

met voeten werden getreden en zware artillerie en luchtbombardementen tegen bevol

gebieden werden ingezet.39 In februari 1970 schoot een killerteam bestaande uit vijf

mariniers op drie verschillende plaatsen in het gehucht Son Thang zestien vrouwen en

kinderen dood.40 Deze killerteams waren een initiatief van de bij Son Thang gelegerde

mariniers en hadden als doel snelle search and destroy operaties tegen de Vietcong uit

voeren waarna zo’n kleine eenheid snel het operatietoneel kon verlaten. De Vietcong

 38 B. Greiner, War without fronts: the USA in Vietnam, 16-17. 39 N. Turse, ‘A My Lai a Month In Operation Speedy Express, new evidence of civilian slaughter and cover-up in Vietnam’, 13-20. 40 D. Solis, Son Thang: An American War Crime, 40-49. 

Page 22: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

22 

claimde daarbij dat nog eens 6500 burgers tijdens 21 massamoorden door Amerikaans

handelen om het leven zijn gekomen. Natuurlijk is die informatie afkomstig van bron die

belang had bij zulke verhalen. Zo gebruikte de Vietcong de massamoord bij My Lai als

propagandamiddel om de bevolking voor zich te winnen. In het geval My Lai hield

Vietcong zich echter wel aan de feiten en was daarom in de periode na My Lai een

betrouwbaarder bron van informatie dan de Amerikaanse krijgsmacht zelf. Ook het feit da

er zeven massamoorden bewezen zijn maakt het niet geheel ondenkbaar dat er nog meer

dergelijke executies hebben plaatsgevonden in Vietnam. Uit de genoemde voorbeelden

blijkt dat krijgsmachtbreed, dus zowel in het leger als bij de mariniers wreedheden tegen

burgers begaan werden. Ook blijkt dat deze lichtzinnige omgang met de levens van burgers

door de gehele hiërarchie voorkwam. Zowel een luitenant als Calley als generaal Ewell en

kolonel Hunt die bevelhebbers van de negende infanterie divisie in de Mekong war

respectievelijk de bijnamen ‘Butcher of the Delta’ en ‘Rice Paddy Daddy’ had

gekregen, begingen op hun niveau misdaden tegen de Vietnamese bevolking.

Het ontmenselijken van de vijand is in Vietnam een tweesnijdend zwaard gebleken

Door de troepen tijdens de training met een slecht beeld van de Vietnamese bevolking

indoctrineren, zagen die deze vooroordelen tijdens hun verblijf in Vietnam bevestigd

worden. De Vietnamese cultuur was geheel verschillend van die in Amerika en het feit

de vijand grotendeels onzichtbaar was en de burgers steun aan deze vijand verleende,

ondersteunde de notie dat de Vietnamees de vijand was. Het aanwakkeren van haat jegens

de vijand had echter niet tot gevolg dat die vijand daadwerkelijk een minder mens

Het uiteindelijke doel van ontmenselijking was dan ook juist om een deel van de

menselijke morele waarden van het eigen kader uit te schakelen. Kelman schrijft hierover

‘In dehumanizing his victims, he loses his capacity to care for them, to have compassion

for them, to treat them as human being’.

de

t

en en

den

.

te

dat

werd.

:

deel van

jegens

an bij dat sommige Amerikanen

reedh den tegen de burgerbevolking begingen.

                                                           

41 In feite werd tijdens de training een fictief beeld

van de Vietnamezen geschapen. Dit proces had tot gevolg dat het kader zelf een

zijn menselijkheid verloor. In Vietnam sloeg de ontmenselijking, mede door de

ongeregelde aard van het conflict echter behoorlijk door. De asymmetrische aard van de

oorlog zorgde ervoor dat de troepen hun opgebouwde agressiviteit, maar zelden konden

botvieren op legitieme combattanten. Deze frustratie en het bestaande wantrouwen

de Vietnamezen versterkten elkaar en droegen era

w e

 41 H. Kelman, ‘Violence Without Moral Restraint’, 51-52. 

Page 23: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

23 

H

D

In zijn analyse van de wijze waarop overheden buitensporig geweld autoriseren, omschrijft

Kelman de situaties waarin geweldsdaden zich voordoen als volgt: ‘Sanctioned massacre

by definition occur in the context of an authority situation. The structure of an autho

situation is such that, at least for many of the participants, the moral principles that

generally govern human relationships do not apply… … An individual in an authority

situation characteristically feels obligated to obey the orders of the authorities, whether or

not these correspond with his personal preferences’.

oofdstuk II

e bevelsketen

s

rity

nen de

antwoordelijkheid

staan

ele

eze

g

ant om

ne officieren in Vietnam

                                                           

42 De machtsverhoudingen bin

krijgsmacht die gedurende de training worden ingeprent, ontnemen volgens deze

autorisatiethese de laagste echelons van deze hiërarchische autorisatiestructuur hun gevoel

van verantwoordelijkheid voor hun daden. Het was in Vietnam dus van groot belang dat de

troepen in hun leiders een voorbeeld hadden dat als rem kon fungeren. Het feit dat ook de

onderofficieren weer uit subalterne en hoofdofficieren bestaande autoriserende bevellagen

boven zich hadden, compliceerde de manier waarop de uiteindelijke ver

door de bevelsstructuur was verdeeld. Deze vraag naar de uiteindelijke

verantwoordelijkheid zou ook het proces tegen luitenant Calley en de Amerikaanse

beeldvorming over dit proces compliceren. Tegenwoordig is het soldaten toege

bevelen die tegen de regels ingaan niet op te volgen. In de Vietnamoorlog was

ontmenselijking, zoals dat tijdens de training werd gepropageerd, echter een (officieus)

deel van het beleid van de krijgsmacht en dus niet direct in tegenspraak met eventu

bevelen tot het begaan van oorlogsmisdaden. Ook bestond er officieel nog niet de

mogelijkheid om bevelen van meerderen als onrechtmatig naast zich neer te leggen. D

dubbele situatie van de Amerikaanse soldaat in Vietnam zorgde er tijdens de My Lai

processen voor dat het grootste deel van de Amerikaanse samenleving tegen vervolgin

van soldaten en onderofficieren was, omdat de verantwoordelijkheid volgens hen bij

degenen lag die de orders uitdeelden en het beleid bepaalden. Het is daarom interess

te kijken naar de wijze waarop onderofficieren en subalter

 42 H. Kelman, ‘Violence Without Moral Restraint’, 38-39.

Page 24: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

24 

fu

O

De omstandigheden waarin de onderofficieren met hun eenheden moesten opereren, waren

in Vietnam uniek en verschilden in veel opzichten met die van eerdere conflicten waarbij

Amerikaanse troepen betrokken waren geweest. De vijandelijkheden vonden niet plaats

langs frontlinies en de geografie van Vietnam met zijn dichte jungles en bergen vormden

een bijzonder onoverzichtelijk operatieterrein, terwijl door de inzet van de luchtmobi

cavalerie overal in Vietnam eenheden werden ingezet. Hierdoor waren eenheden op

pelotons en compagnieniveau meer op zichzelf aangewezen dan in eerdere conflicten waar

vaak in grotere eenheden werd geopereerd en zodoende in nauwere samenwerking met het

hogere officierskorps. Luitenant Bunge zegt over deze omstandigheden: ‘… in a war like

Vietnam where small unit commanders have such autonomy (lieutenants and captains to a

large degree run the show), an individual can make a big difference. If a man wants to burn

villages, he can do it’.

nctioneerden en wat voor invloed ze op elkaar hadden.

nderofficieren & subalterne officieren

ele

racht

aar

y

sketen verdeeld was zou tot ver

Hij

                                                           

43 Deze relatief grote autonomie van de subalterne officieren b

tijdens de missie een grote verantwoordelijkheid met zich mee. De aanloop naar de

massamoord in My Lai is een goed voorbeeld van de wijze waarop de relatief grote

verantwoordelijkheid van luitenant Calley een te zware last bleek. Calley zou altijd blijven

volhouden dat hij enkel de orders van Kapitein Medina opvolgde, omdat dit hem tijdens

zijn training was bijgebracht. Medina zou hem over de radio hebben bevolen de bij elk

gedreven bevolking te doden om zo verder te kunnen gaan met de operatie.44 Medina

ontkende echter deze orders te hebben gegeven en uiteindelijk zou alleen luitenant Calle

worden veroordeeld voor de moord op 22 Vietnamezen, omdat het bewijs tegen hem te

groot was om te negeren. Niet alleen de manier van oorlogvoering was onoverzichtelijk,

ook de manier waarop verantwoordelijkheid door de bevel

na de oorlog tot grote verdeeldheid in opvattingen leiden.

Binnen de Amerikaanse krijgsmacht heerste er na de oorlog het beeld dat het de

subalterne officieren aan te rekenen was dat de oorlog in Vietnam werd verloren.45 In zijn

boek Not a Gentleman’s War: An Inside view of Junior Officers in the Vietnam War doet

Milam een poging het imago van de subalterne officieren in Vietnam te rehabiliteren.

 43 Vietnam Veterans Against the War, The Winter Soldier Investigation, 63-64. 44 J.S. Olson and R. Roberts, My Lai: a brief history with documents, 22. 45 R. Milam, Not a Gentleman's War: An Inside View of Junior Officers in the Vietnam War, 3. 

Page 25: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

25 

stelt dat er slechts één Calley rondliep en dat het grootste gedeelte van de subalterne

officieren capabel was. Het waren de opgerekte selectie-eisen voor kandidaat-officiere

ervoor zorgden dat er een rotte appel als Calley tussen kon komen. Tijdens de Winter

Soldier Investigation beriepen veel getuigen zich op de verantwoordelijkheid van de

aanwezige onderofficieren, terwijl gehoorde onderofficieren vaak weer vermelden dat er

subalterne officieren aanwezig waren bij, of op de hoogte waren van de ongeregeldheden.

Zo vertelt een korporaal over het bonte gezelschap van een luitenant-kolonel, een

en een kapitein die aanwezig waren bij een halfuur durende martelsessie van een

krijgsgevangene die na afloop werd doodgeschopt.

n die

majoor

n

47

veel

,

t

door ze niet meer het voorbeeld voor hun eenheden waren dat ze

leider

n

The

                                                           

46 Als op 1 november 1967 kapitei

McGaha het bevel over Tigerforce overneemt van luitenant Hawkins, komt McGaha

terecht bij Tigerforce, een eenheid die op dat moment al enkele weken lukraak burgers

executeerde in de Song Ve vallei. Als de Tigers op 2 november meteen al 16 vrouwen en

kinderen doodschieten, grijpt McGaha niet in, maar rapporteert de lijken als gedode VC.

McGaha was al sinds 1958 actief in de Amerikaanse krijgsmacht, maar had in Vietnam

nog niet het bevel over een eenheid gevoerd. In feite maakte hij in één dag door wat

onderofficieren gedurende de zes maanden dat onderofficieren in het veld dienden

doormaakten, hij paste zich aan en ging zich als hen gedragen. ‘There was an increasing

tendency for platoon leaders to become more like the men they led: frustrated and angry

but protective of the men whose lives were their responsibility’.48 Subalterne officieren

waren in Vietnam geneigd zich aan te passen aan de mannen met wie ze zes maanden he

veld in moesten, waar

hadden moeten zijn.

McGaha’s snelle overnemen van de ongeschreven regels van het slagveld laat zien

dat er niet per se een lang proces van socialisatie of frustratie voor nodig was om een

die het niet zo nauw neemt met de ROE te creëren. Daarbij waren het niet alleen de

soldaten die invloed hadden op hun officieren. De orders tot moord op burgers kwame

soms ook rechtstreeks van boven. Een luitenant vertelt: ‘We had brought a couple of

prisoners back that time. The CO he told me, “Next time, remember, dead men tell no

tales. Don’t bring back no prisoners’.49 Nadat een sergeant een aantal krijgsgevangenen

maakte en aan zijn kapitein vroeg wat hij met ze moet doen kreeg hij de volgende reactie:

‘The captain simply repeated the order that came down from the colonel that morning.

 46 Vietnam Veterans Against the War, The Winter Soldier Investigation, 93. 47 M. Sallah and M. Weiss, Tiger Force: A True Story of Men and War, 206-208. 48 R. Milam, Not a Gentleman's War: An Inside View of Junior Officers in the Vietnam War, 112. 49 M. Baker, Nam : The Vietnam War in the Words of the Men and Women Who Fought There, 179.

Page 26: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

26 

order that came down from the colonel that morning was to kill anything that moves,

which you can take any way you want to take it’.50 Het was ook een dergelijk vage order

van Kapitien Medina geweest die de opmaat was naar de massamoord bij My Lai.51 Naast

dit soort impliciete goedkeuringen werd er ook letterlijker opdracht gegeven tot de moord

op vrouwen en kinderen, getuigt marinier Leffler: ‘If while sweeping on line and pass

by friendly villages, which we did, you receive one round of any sort from a friendly

village, the entire battalion was to turn on and level that village. The exact wording was to

kill every man, woman, child, dog and cat in the village’.

ing

r leek in

or

t oorlogsvoering waaraan de subalterne officieren in Vietnam leiding moesten

ven.

en doorlopen,

ng

am was

tte.

vel

ne

                                                           

52 De subalterne officie

Vietnam dus tussen twee vuren in te zitten. De mannen was tijdens hun training

bijgebracht dat ze zoveel mogelijk gooks moesten doden in Vietnam en de subalterne

officier moest er volgens hun training zorg voor dragen dat dit niet gebeurde, terwijl hij

van zijn superieuren hierin vaak niet werd gestimuleerd. Het enige waar hij op terug kon

vallen, was zijn training en die bleek, net als bij zijn ondergeschikten, niet afdoende vo

het soor

ge

De trainingsprogramma’s die toekomstige subalterne officieren moest

behelsden drie hoofdpunten: fysieke ontwikkeling, academische scholing en

leiderschapstraining. Hoewel zowel fysieke als intellectuele ontwikkeling van groot bela

zijn voor de vorming van een goede officier is het in de context van Vietnam vooral de

leiderschapsopleiding die aandacht vraagt. De opleiding van officieren voor Vietn

in theorie goed geregeld. In 1965 werd de handleiding voor onderofficieren nog

herschreven zodat deze ook de voor Vietnam relevante onderdelen van leiderschap beva

‘Platoon leaders will be required to solve local economic, political and social problems

incident to operating within a population. Small unit leaders must be prepared to content

with combined operations with receiving state forces usually conducted at division le

and higher. In addition the small unit leader must insure that he is prepared to make

positive decisions on his own without recourse to higher authority and to guard against

demoralization of the troops because there are no definitive terrain objectives or because

extensive combat operations may produce no tangible results’.53 De training van subalter

officieren voor Vietnam was in handen van drie instituten: de U.S. Military Academy at

West Point (USMA), het Reserve Officer Training Corps (ROTC) en de Infantery Officer

 50 Vietnam Veterans Against the War, The Winter Soldier Investigation, 44. 51 J.S. Olson and R. Roberts, My Lai: a brief history with documents, 19. 52 Vietnam Veterans Against the War, The Winter Soldier Investigation, 69. 53 R. Milam, Not a Gentleman's War: An Inside View of Junior Officers in the Vietnam War, 38.

Page 27: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

27 

Basic Course (IOBC). President Johnson stelde in 1965 een onderzoekscommissie

moest onderzoeken of deze opleidingen aan de kwaliteitseisen van de krijgsmacht

voldeden en of de opleidingen wel voldoende waren afgestemd op de taak die de officieren

wachtte. Het minst kritisch was de commissie op de USMA. De ROTC die 66 procent van

de in Vietnam dienende officieren opleidde, kreeg de meeste kritiek te voorduren en zo

worden samengevoegd met de IOBC naar het nieuwe Combat Platoon Leader Course

(CPLC). Deze opleiding zou meer gericht zijn op de praktijk die de pelotonleiders

Vietnam zouden gaan ervaren. Ook vanuit Vietnam kwam er vooral de vraag om

bijscholing in praktische zaken. Zo zou de training in het leggen van anti-voertuigmijnen

en de bajonetaanval overbodig zijn, terwijl er meer getraind moest worden in het vermijden

van boobytraps.

in die

u

in

lterne

eraals

itieve

ijk falen van subalterne officieren in het stoppen of voorkomen van

ing

n.

van hun pelotonleiders ver te zoeken was en dat in sommige gevallen soldaten met veel

                                                           

54 Deze kritiek raakt vooral de praktische kant van de training. Andere

kritiek van hoofdofficieren ging vaak over de fysieke gesteldheid van de nieuwe suba

officieren maar zelden over de leiderschapskwaliteiten. De generaals die in Vietnam

dienden, hadden echter een minder positief beeld over de leiderschapskwaliteiten van de

subalterne officieren. Vanuit de veronderstelling dat de gemiddelde subalterne officier in

Vietnam niet voldeed aan de eisen, antwoordde 34 procent van de ondervraagde gen

dat deze kwaliteiten vooruitgingen tijdens de oorlog terwijl 32 procent stelt dat het

leiderschap slechter werd. Slechts 34 procent meende dat er sprake was van een pos

ontwikkeling.55 Hoewel de schuldvraag naar het falen in Vietnam invloed op deze

meningen kan hebben gehad, blijkt uit de toenemende hoeveelheid bronnen over excessen

in Vietnam herhaaldel

buitensporig geweld.

De leiderschapstraining en academische scholing waren beide trainingsonderdelen

die problematisch zouden blijken op het slagveld van Vietnam. In de eerste drie jaar van de

oorlog zouden, zeker bij het leger, sociale en politieke problemen van de burgerbevolk

op de tweede plaats komen. Veiligheid van de burgers moest bereikt worden door de

Vietcong conventioneel te verslaan. Zoals we zagen, leidde de small units oorlog tot een

gebrek aan controle op de subalterne officieren in het veld, waardoor verschillende grote

executies en een cultuur van geweld tegen burgers vaak onopgemerkt of genegeerd bleve

De demoralisatie van de troepen waar in de handleiding tegen gewaarschuwd werd, trad

inderdaad op. Zo vertellen veel Vietnam veteranen dat binnen hun eenheden de autoriteit

 54 R. Milam, Not a Gentleman's War: An Inside View of Junior Officers in the Vietnam War, 68-70. 55 D. Kinnard, War Managers, 112-113. 

Page 28: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

28 

natuurlijk gezag het commando overnamen.56 Naarmate de oorlog vorderde, de frustratie

over de ontwikkeling van de oorlog toenam onder de manschappen en het kader steeds

minder uit vrijwilligers en steeds meer uit dienstplichtigen bestond, begon de eigen

veiligheid een steeds grotere rol te spelen in de besluitvorming van de subalterne

officieren. Als ze hun troepen op teveel risicovolle missies stuurden, weigerden deze steeds

vaker dienst of bedreigden ze hun officieren met de dood. Een anonieme GI vat deze anti-

autoritaire gang van zaken als volgt samen: ‘If you mess with my partner as an NCO or

something like that, in the unwritten code there, I had the right to blow your brains out.

And the guys would do it. Those lieutenants and the CO didn’t mess with nobody in the

field’.57 Op het slagveld ontwikkelde zich een nieuwe dynamiek waarin

gezagsverhoudingen, zoals die in de opleidingen werden bijgebracht, begonnen te

schuiven. Een deel van deze dynamiek ging uit van het kader dat weigerde bepaalde

missies uit te voeren en door het dreigen met, en soms begaan van geweld tegen hun

meerderen een nieuwe, meer democratische machtstructuur in de Amerikaanse krijgsmacht

introduceerde.

Generaals

De hoofdofficieren die in Vietnam dienden waren vaak veteranen van de Tweede

Wereldoorlog en Korea. Ze verschilden in die zin van de vooral op scholen geworven

subalterne officieren: ze hadden hun strepen verdiend in gevechtsituaties en hadden dus al

de nodige gevechtservaring. Veel van de hoofdofficieren hadden het grootste deel van hun

leven in conventionele conflicten gevochten en waren na die tijd getraind om eenzelfde

grootschalige oorlog tegen het Warschaupact uit te vechten. De Vietnamoorlog vroeg

echter om een geheel andere aanpak. Dat het opperbevel zich hier terdege van bewust was,

blijkt niet alleen uit de handleidingteksten voor subalterne officieren, maar ook uit door

Westmoreland zelf uitgegeven richtlijnen. Revisionisten als Sorley stellen dat het moment

dat Abrams het bevel van Westmoreland overnam in 1968 een breuk met diens beleid

inleidde, omdat Abrams de veiligheid van de burger weer centraal stelde in de

Amerikaanse strategie. Sorley stelt zelfs dat de Amerikanen eind 1971 de oorlog alsnog

gewonnen hadden, omdat deze toen meer dan 90 procent van de Zuid-Vietnamese

bevolking onder hun invloed rekenden. In deze interpretatie wordt Westmoreland gezien

                                                            56 Vietnam Veterans Against the War, The Winter Soldier Investigation, 29. 57 M. Baker, Nam : The Vietnam War in the Words of the Men and Women Who Fought There, 171. 

Page 29: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

29 

als een bevelhebber die de ware aard van de oorlog niet begreep en Abrams als een

visionair die de Vietnamoorlog in theorie alsnog won. Een dergelijke analyse draagt het

risico in zich mee dat, om het omslagpunt tussen de twee bevelhebbers duidelijker uit te

laten komen, Westmoreland’s beleid gesimplificeerd gepresenteerd kan worden. Birtle en

Carland schreven in reactie op deze revisionistische benadering een aantal artikelen in

verdediging van Westmoreland’s strategie. Carland haalt in zijn artikel twee door

Westmoreland uitgegeven documenten aan waarin de veiligheid van de burgerbevolking

van Zuid-Vietnam veel aandacht krijgt. In het eerste document Directive 525-4 waarin

Westmoreland’s theorie naar de overwinning uiteen wordt gezet, is het tweede punt onder

de kop TACTICS AND TECHNIQUES FOR EMPLOYMENT OF US FORCES IN THE

REPUBLIC OF VIETNAM: ‘The war in Vietnam is a political as well as a military war. It

is political because the ultimate goal is to regain the loyalty and cooperation of the people,

and to create conditions which the people to go about their normal lives in peace and

security’.58 Birtle stelt dat historici de ware rol van Westmoreland hebben gesimplificeerd

door het PROVN-rapport uit te leggen als rechtstreekse kritiek op het beleid dat

Westmoreland voerde. Het PROVN-rapport werd in 1966 door de Amerikaanse

krijgsmacht uitgebracht en stond een meer geintegreerde en centraal geleide aanpak van de

oorlog in Vietnam voor. Historici als Sorley en Krepinevich zouden volgens Birtle te

weinig oog hebben voor het belang dat ook het PROVN-rapport toekende aan het

uitvoeren van offensieve operaties tegen de VC en NVA en Westmoreland’s besef dat de

veiligheid van de burgers cruciaal was. In zijn conclusie stelt Birtle dan ook: ‘The reality

was that PROVN, Westmoreland and Abrams all sought to execute broad-based-strategies

that used combinations of military operations, security measures and social, economic, and

administrative improvements to defeat the enemy and pacify the countryside’.59

Verdedigers van Westmoreland’s beleid schermen vooral met officiële stukken om hun

stellingen te ondersteunen. Westmoreland’s staff wist echter ook dat de politiek deze

stukken zou lezen en besefte terdege dat de politiek bepaalde eisen stelde aan de manier

waarop de oorlog werd gevoerd. Om een idee te krijgen van Westmoreland’s

daadwerkelijke ideeën en de manier waarop deze het slagveld beïnvloedde, is het

relevanter om te kijken naar de wijze waarop Westmoreland zijn eigen beleid in praktijk

bracht.

We zagen al dat op het slagveld delen van de training vervangen werden door

                                                            58 J.M. Carland, ‘Winning the Vietnam War: Westmoreland’s Approach in Two Documents’, 558. 59 A.J. Birtle, ‘PROVN, Westmoreland, and the Historians: A Reappraisal’, 1246.

Page 30: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

30 

structuren die de eigen veiligheid voorop hadden staan en die van de Vietnamezen naar de

tweede plaats degradeerde. Dat deze discrepantie zich niet enkel voordeed in de lagere

regionen van de krijgsmacht, maar tot in de hoogste regionen reikte, blijkt als we

Westmoreland officiële beleid naast zijn daden leggen. Westmoreland stuurde gedurende

de periode dat hij opperbevelhebber van MACV was een dozijn waarschuwende brieven

aan zijn commandanten waarin hij waarschuwde tegen het mishandelen van

krijgsgevangenen en het inzetten van teveel vuurkracht in bewoonde gebieden.60 ‘Reports

available to this headquarters suggest an attitude of disaffection toward the Vietnamese

may be developing among our personnel… Sufficient evidence is available to require firm

and immediate command action through the medium of troop indoctrination to arrest the

growth of a potentially dangerous development during the incipient stage… Comments

such as “the only good village is a burned village” are indicative of the trend’.61 Hoezeer

Westmoreland zich bewust was van het weinige effect dat zijn memo’s sorteerden, blijkt

uit het rapport dat Westmoreland schreef over My Lai: ‘Directives and regulations, no

matter how well prepared and intended, are only pieces of paper unless they are enforced

aggressively and firmly throughout the chain of command’.62 Deze opmerking van

Westmoreland was echter ook in de eerste plaats een stuk papier en zijn acties gedurende

de eerste jaren van de Vietnamoorlog ondersteunden deze woorden lang niet altijd. Zo

kwam Westmoreland de mannen van Tigerforce in 1967 voorafgaand aan hun missie in de

Song Ve vallei persoonlijk bezoeken. Sallah beschrijft dit bezoek en Westmoreland’s

peptalk aan de hand van interviews met de aanwezigen: ‘Westmoreland warned them their

roughest days were still ahead. They were to look for the enemy and destroy everything in

their path. “Wear down the enemy,” he ordered. “They will surrender.” Before the general

left, he described a color code to help the soldiers on patrol identify the people of Quang

Ngai. “If the people are in relocation camps they’re green, so they’re safe, “he explained.

“We leave them alone. The Vietcong and NVA are red, so we know they’re fair game. But

if there are people who are out there – and not in the camps – they’re pink as far as we’re

concerned. They’re Communist sympathizers. They were not supposed to be there”.63

Westmoreland zegt hier niet letterlijk dat de burgers die niet naar de strategische dorpen

zijn gegaan fair game zijn, maar impliceert wel duidelijk dat ze heulen met de vijand. Hij

                                                            60 B. Greiner, War without fronts : the USA in Vietnam, 86. 61 COMUSMACV, Subject: Relationship between US Military and Vietnamese, 18 Nov. 1966, in NA, RG 319, AS, PI-FR, Vol. III: Exhibits, Box 53, Book I: Directives. 62 W. Peers, Leadership requirements in a Counterinsurgency Envirronment, 18 Mar. 1970, in NA, RG 319, PI-AC, Box 11, Folder: General Correspondence: Security Classified Review – Peers Report. 63 M. Sallah and M. Weiss, Tiger Force : A True Story of Men and War, 30-31.

Page 31: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

31 

laat in ieder geval de ruimte aan de subalterne officieren en onderofficieren om een eigen

oordeel te vellen over het lot van deze twijfelgevallen die ze tijdens hun patrouilles tegen

zouden komen. Tijdens het Tetoffensief in 1968 zou Westmoreland opnieuw van het

officiële beleid afwijken en zijn commandanten in Corps I volledige vrijheid geven bij de

inzet van vuurkracht: ‘The senior commander gave his troops in I Corps Tactical Zone

unparalleled freedom of action, by temporarily countermanding the regulations for the

protection of civilians, their homes and their possesions’.64 William Peers benadrukt in zijn

report over My Lai de omstandigheden waarin de massamoord plaats kon hebben: ‘Since

Tet commanding officers no longer had to worry about sanctions- not even if they had

completely ignored the Rules of Engagement, Westmoreland’s temporary permission

amounted to an open invitation to behave as arbitrarily as one liked’.65 Er valt een

duidelijk verschil waar te nemen tussen het officiële beleid en de ideeën die Westmoreland

in sommige gevallen propageerde. Het schieten op burgers in free-fire zones was te alle

tijden verboden en Westmoreland’s impliciete autorisatie burgers als combattanten te

benaderen wijkt hier vanaf. In het tweede geval werden de regels aangepast om tijdens het

Tetoffensief het maximale resultaat uit de inzet van vuurkracht te halen. Hoewel deze

maatregel gelegitimeerd lijkt in de context van het Tetoffensief, werden de teugels niet

weer aangehaald toen het offensief wegebde waardoor volgens Peers de massamoord bij

My Lai mogelijk werd gemaakt. Wat Westmoreland in feite deed, was de afwijkende

regels met betrekking tot geweldstoepassing verder radicaliseren nadat een ontwikkeling in

de oorlogsvoering dit volgens hem noodzakelijk had gemaakt.

Westmoreland’s actie vertoont hiermee enige overeenkomst met de grunts en

onderofficieren die ook niet in staat waren op tactisch niveau de vijand aan te grijpen,

waardoor de officiële ROE al snel minder strikt gehandhaafd werd. Het eerste voorbeeld

waarbij Westmoreland Tigerforce zo goed als de vrije hand gaf in de omgang met de

achtergebleven Vietnamese burgers laat zien dat deze ruime interpretatie van de ROE van

bovenaf gesanctioneerd kon worden. In dit opzicht weken ook de mariniers in I Corps

onder leiding van Wallace Green af van de door Westmoreland uitgezette strategie waarin

de bodycount, search-and-destroy en free-fire zones een grote rol speelden. Green

organiseerde zijn troepen in Combined Action Platoons (CAP’s) die in nauwe

samenwerking met Vietnamese milities opereerden. Hierdoor werden er relatief weinig

free-fire zones ingesteld en werden meetbare successen in de strijd tegen de infrastructuur

n

                                                            64 NA, RG 319, PI-FR, Vol. I: Analyses, Box I, Vol. I Ch. 3: Background, p. 6. 65 B. Greiner, War without fronts : the USA in Vietnam, 186.

Page 32: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

32 

van de Vietcong geboekt. Westmoreland erkende deze successen, maar meende dat het

leger niet voor deze wijze van opereren was uitgerust.66 Afwijken van de officiële strategie

gebeurde dus zowel per onderdeel van de krijgsmacht, als per periode in tijd en op eigen

initiatief van commandanten, als op initiatief van de hoogste militaire autoriteit in Vietnam

zelf. Vanwege deze lakse houding van de hoge officieren in het handhaven van de ROE

konden er allerlei excessen ontstaan. Een eerste voorbeeld van zo’n exces was het instellen

van free-fire zones door officieren die de ROE vaak losjes interpreteerden waardoor

eenheden met verschillende ROE het veld in werden gestuurd. Een tweede perversie van

de bodycount strategie waren de door officieren geïntroduceerde beloningssystemen

waarbij GI’s werden beloond als ze een bepaald quotum aan gedode vijanden binnen

brachten.

Free-fire zones

Free-fire zones werden ingesteld met het doel de Amerikaanse superieure vuurkracht

alsnog tot zijn recht te laten komen in de small unit warfare die het grootste deel van de

eerste drie jaar van de oorlog domineerde. Vietnamese burgers werden na instelling van

zo’n free-fire zone per luidspreker en pamfletten opgeroepen een gebied te verlaten en zich

te melden bij strategische dorpen, door Amerikaanse en ARVN-troepen bewaakte

nederzettingen waar burgers veilig zouden zijn voor de Vietcong en Amerikaanse

bombardementen. De dorpen hadden als doel de burgers van de combattanten te scheiden

maar beperkten hierdoor de burgers ernstig in hun vrijheid. In de Vietnamese cultuur werd

juist veel waarde gehecht aan de geboortegrond en de plaatsen waar voorouders begraven

lagen. Deze cultuur en de ongunstige omstandigheden in de strategische dorpen droegen

eraan bij dat veel Vietnamezen, ondanks de oproepen, in hun dorpen bleven met het gevolg

dat ze volgens sommige commandanten en hun ondergeschikten als legitiem doelwit

beschouwd konden worden. Volgens een studie van de Amerikaanse senaat stierven

300.000 Vietnamezen door geweld in deze free-fire zones.67 Het waren echter niet enkel de

onnauwkeurige zware wapens die over grote afstand slachtoffers maakten onder

achtergebeleven burgers. Ook voor grondeenheden vormden de free-fire zones vrijstaten

waarin meer gericht geweld werd begaan tegen de achtergeblevenen die hun pad kruisten.

                                                            66 R. Milam, Not a Gentleman's War : An Inside View of Junior Officers in the Vietnam War, 111. 67 B. Greiner, War without fronts: the USA in Vietnam, 73.

Page 33: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

33 

Het is opvallend dat bij veel van de door grondeenheden begane oorlogsmisdaden

de free-fire zones een belangrijke autoriserende rol speelden. Turse zegt over de invloed

van free-fire zones op operatie Speedy Express: ‘The killings were no accident or

aberration. They were instead the result of command policies that turned wide swaths of

the Mekong Delta into “free-fire zones” in a relentless effort to achieve a high body

count’.68 Luitenant Wikerson die tijdens operatie Speedy Express het bevel had over tien

helikopters zegt over de geweldautoriserende werking van de free-fire zones: ‘If you ask

me directly, do I think free-fire zones are idiocy, yes. Are they an implicit recognition of

the fact that you’re authorizing people to do things they shouldn’t? Yes’.69 Olson en

Roberts stellen eveneens dat free-fire zones bijdroegen aan de stereotypering van

Vietnamezen als minderwaardig en menen dat de vele ingestelde free-fire zones in Quang

Ngai hebben bijgedragen aan de cultuur van geweld waarin My Lai plaats kon vinden.70

Ook bij de massamoord op zestien ongewapende vrouwen en kinderen in Son Thang,

speelde de free-fire zones een rol: ’Son Thang was on the boundary of a free-fire zone, so

they felt they could fire at will. “On the boundry” was close enough,’ stelt luitenant

Carney, pelotoncommandant van het killerteam dat de zestien burgers doodschoot.71 Toen

Westmoreland Tigerforce toesprak, stond deze eenheid op het punt naar de Song Ve vallei

te vertrekken, een gebied dat kort daarvoor tot free-fire zone was uitgeroepen. Hoewel er

ook in free-fire zone officieel nooit op ongewapende burgers geschoten mocht worden,

gebeurde dit in de volgende maanden veelvuldig.72 Bij meerdere van deze schietpartijen

waarin ongewapende burgers werden gedood, werd dit door de commandant gelegitimeerd

door te benadrukken dat de burgers zich niet in een free-fire zone hoorden te bevinden.73

De free-fire zones waren kleine vrijstaten waarin het Amerikaanse leger de oorlog kon

voeren zoals ze die ten diepste wilde voeren. In de ideale free-fire zone liepen er geen

burgers meer in de weg en konden de zware wapens naar hartenlust worden ingezet. De

door de politiek vastgestelde ROE golden niet en ook hoefde de Zuid-Vietnamezen in veel

gevallen niet meer om toestemming te worden gevraagd het vuur te mogen openen. Deze

plaatselijke depolitisering van de oorlogsvoering schoof een aantal verantwoordelijkheden

                                                            68 Turse, ‘A My Lai a Month In Operation Speedy Express, new evidence of civilian slaughter and cover-up in Vietnam’, 13-14. 69 D. Nelson, The war behind me : Vietnam veterans confront the truth about U.S. war crimes : [inside the Army's secret archive of investigations], 102. 70 J.S. Olson and R. Roberts, My Lai : a brief history with documents, 8-9. 71 D. Solis, Son Thang: An American War Crime, 40. 72 M. Sallah and M. Weiss, Tiger Force : A True Story of Men and War, 75. 73 Ibidem, 99, 164. 

Page 34: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

34 

naar beneden door waardoor subalterne officieren makkelijker konden beslissen er hun

eigen ROE op na te houden.

Westmoreland´s categorisering van burgers die zich in free-fire zones bevonden als

sympathisanten van de Vietcong laat zo’n moment zien waarop de subalterne officieren

van Tigerforce een vrijbrief werd gegeven naar eigen inzicht over het lot van deze burgers

te beslissen. In een ander geval vertelt een helikopterpiloot over een ongeschreven regel

die onder piloten wijdverbreid was: `I was told by the other pilots in the unit how to tell a

VC from a civilian, if they were running, they were VC. If they were standing, they were

well disciplined VC, and shoot ´em anyhow´.74 Dezelfde piloot vertelt even later hoe er op

tactisch niveau ook andere manieren bestonden om de ROE te omzeilen. Als hij

moeilijkheden had om toestemming tot vuren te krijgen, meldde hij dat er inkomend vuur

was terwijl dit niet het geval was. Hierdoor kreeg hij echter wel van hogerhand

toestemming om het vuur te openen op het door hem beoogde doel.75 Als manschappen op

tactisch niveau geen autorisatie van hogerhand kon krijgen, waren manschappen in staat

die autorisatie aan zichzelf te verlenen. ‘If it’s dead it’s VC. Because it’s dead. If it’s dead

it had to be VC’, dat was de logica waarmee sommige eenheden in Vietnam aan hun

bodycount kwamen.76 Tussen deze redenatie en de logica van de helikopterpiloot die zowel

vluchtende als stilstaande Vietnamezen tot de vijand rekende, ontstond een groot gat

waarin alle controle van het opperbevel verdween. De mannen in het veld doodden

iedereen die ze in de free-fire zones tegenkwamen onder impliciete autorisatie van

hogerhand. De hoofdofficieren volgden vaak de logica dat iedere dode een vijand was,

omdat ze er officieel van uit konden gaan dat deze gedood waren volgens de officiële

ROE. Daarbij hadden de hoofdofficieren ook verantwoording af te leggen aan hun

superieuren. Deze waren dus zowel de autoriserende als controlerende spin in het web van

Vietnam. Om succes aan de politiek te kunnen melden werden er concessies gedaan aan de

door diezelfde politiek vastgestelde ROE. In deze constructie functioneerden de lagere

echelons in een grijs gebied dat, zolang het niet buiten de krijgmacht bekend werd, kon

bestaan.

                                                            74 Vietnam Veterans Against the War, The Winter Soldier Investigation, 74. 75 Ibidem, 75. 76 R.J. Lifton, Home From the War: Vietnam Veterans, Neither Victims nor Executioners, 64.

Page 35: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

35 

Killing for Rest & Recreation

Een gevolg van het versoepelen van het officiële beleid en het doorschuiven van

verantwoordelijkheid naar de lagere echelons waren de gevallen waarin door officieren

beloningen werden uitgeloofd voor het binnenbrengen van een hoge bodycount. Deze

officieuze beloningsystemen deden zich vooral beneden compagnieniveau voor en konden

meerdere vormen aannemen. Al tijdens de training werd er door de instructeurs een

verband gelegd tussen het doden van je vijanden en mannelijkheid. Zo werden de rekruten

tijdens de eerste helft van de training vernederd en vergeleken met vrouwen en kleine

meisjes. Eckhart schrijft in zijn artikel You Can Hack it Little Girl: A discussion of the

Covert Psychological Agenda of Modern Combat Training over dit proces:

‘accomplishment of mission, violence and aggressiveness became equated with

masculinity and masculinity was affirmed through completion of a military function’.77 Dit

verband tussen mannelijkheid en doden hield ook stand op het slagveld. Een anonieme GI

vertelt: ‘There is nothing like a confirmed kill either. They make you crazy. You want

more. You know everybody at battalion will look at you with envy when you get back in.

You scored a touchdown in front of the hometown fans. You get a lot of respect from your

peers who are all doing the same thing’.78 Dit systeem werd in sommige gevallen

geïnstitutionaliseerd door subalterne officieren die statussymbolen toekenden aan degene

die naar behoren had gedood. Sergeant Sheppard vertelde tijdens de Winter Soldier

Investigation over een beloningssysteem dat tot compagnieniveau reikte en waarbij

iedereen die kon bewijzen een Vietcong of NVA-strijder te hebben gedood recht had op

een Sat Cong (Kill Cong) batch. Dit waren geplastificeerde stukken stof waarvan de

soldaten er per gedode vijand één uitgereikt kregen. Met het aantal verdiende batches

konden deze vervolgens onderling bewijzen hoeveel vijanden ze hadden gedood. Als

bewijs voor de subalterne officier hoefde men enkel een ooggetuige te hebben of een oor

van de gedode vijand in te leveren. Het opperbevel maakte een einde aan dit

beloningsysteem zo gauw ze achter het bestaan ervan kwam.79 Door dit statussysteem te

deïnstitutionaliseren, was de vraag naar dergelijke erkenning voor goede doders echter niet

weg. Het gevolg was dan ook dat de GI’s met de afgesneden oren zelf rondliepen om hun

status te bewijzen.

                                                            77 R.W. Eisenhart, ‘You Can Hack it Little Girl: A discussion of the Covert Psychological Agenda of Modern Combat Training’, 16-17. 78 M. Baker, Nam : The Vietnam War in the Words of the Men and Women Who Fought There, 84. 79 Vietnam Veterans Against the War, The Winter Soldier Investigation, 56-59.

Page 36: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

36 

Hoewel dit statussysteem van hogerhand werd verboden, ontkwamen ook de hogere

echelons van de krijgsmacht niet aan een zekere vorm van onderlinge competitie. Een

sergeant beschrijft de druk die van hogerhand werd uitgeoefend om de bodycount te

verhogen: ‘We had a very low body count in our company and we had a lot of pressure

come down from the battalion commander to the company commander down to us. We

were given new incentives to get a higher body count such as a six-pack of beer or a case

of soda. And sometimes, a three-day pass, you know, for the amount of body count we

had’.80 Later vertelt hij van een incident waarbij zijn eenheid via de radio een bodycount

van dertien gedode vijanden doorkreeg. Toen ze later het dorp betraden, vonden ze daar

dertien dode vrouwen en kinderen en een baby. Hoewel het hier een enkel getuigenverslag

betreft, meldde ook de uitvoerder van de moord in Son Thang een bodycount bestaande uit

zes vijandelijke strijders terwijl het zestien burgers betrof.81 Voor operatie Speedy Express

gaat het over duizenden gedode vijanden waarbij slechts een paar honderd wapens werden

buitgemaakt. Een hoge bodycount was dus zo belangrijk voor de bataljonscommandanten

dat ze hun ondergeschikten aanspoorden zoveel mogelijk doden te maken en hier zelfs

materiële beloningen tegenoverstelden. Deze fixatie op een hoge bodycount uitte zich ook

in rechtstreekse manipulatie van de cijfers. Milam beschrijft het gevecht om Phu Nhon

waarbij naar zijn waarneming iets meer dan honderd vijandelijke strijders werden gedood.

De eenheid van de artillerie die bij het gevecht betrokken was, maakte echter melding van

387 gedode vijanden en dat was het aantal dat als de officiële bodycount werd

gehanteerd.82 Om deze mutaties in de statistieken te rechtvaardigen werden bijvoorbeeld

losgerukte lichaamsdelen van eenzelfde lichaam als verschillende gedode vijanden

aangemeld. Er was soms ook sprake van situaties waarin verschillende schutters dezelfde

gedode vijand claimden. In deze gevallen werd vaak het aantal claims op een gedode

vijand in de statistieken opgenomen. Ook in de compagnie van het killerteam dat de

slachting in Son Thang aanrichtte was er sprake van een competitiedrang ten opzichte van

andere eenheden. Greiner schrijft over de bevelhebber van B compagnie eerste luitenant

Ambort: ‘Driven by ambition to make First place on the Kill Board, he put together killer

teams of four to five men on his own initiative and regardless of the organizational

principles applying to the marines’.83 Het opzetten van killerteams was een duidelijke

breuk met het beleid van Wallace die juist een strategie volgde waarin werd samengewerkt

                                                            80 Ibidem, 83-84. 81 D. Solis, Son Thang: An American War Crime, 50. 82 R. Milam, Not a Gentleman's War: An Inside View of Junior Officers in the Vietnam War, 105. 83 B. Greiner, War without fronts: the USA in Vietnam, 106.

Page 37: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

37 

met de Vietnamezen. Dit laat zien dat er een dermate grote kloof bestond tussen het

opperbevel en de subalterne officieren, dat er grote verschillen konden ontstaan tussen de

beoogde strategische doelstellingen en de tactieken die clandestien aan het front werden

ontwikkeld. Ook de mannen van Tigerforce ondervonden druk van hun commandant die

vond dat hun bodycount niet hoog genoeg was: ‘Every morning and every night, the Tigers

would hear the radio crackle and Morse, under his name “Ghost Rider,” firing the same

questions: What’s the bodycount? How many enemy soldiers were killed? The Tigers

didn’t have a lot to report”.84 Later zouden de Tigers van “Ghost Rider” de opdracht

krijgen 327 kills te maken, simpelweg omdat ze de 327ste infanterie waren. Toen in 1975

de honderden door Tigerforce begane moorden aan het licht kwamen, verweerde de

mannen zich met het feit dat ze opdracht hadden gekregen 327 doden voor de bodycount te

maken. Beloningsystemen ontstonden vooral vanuit de vraag naar een hoge bodycount

door het opperbevel. Hierbij maakte de subalterne officieren en onderofficieren gebruik

van het tijdens de training ingeprente verband tussen doden en de status van het kader. In

deze jacht op de bodies die op alle legerniveaus invloed had, werden echter de levens die

aan de aantallen vastzaten op de tweede plaats gezet.

Bodycount

De bodycount strategie was zowel een uitputtingsstrategie gericht tegen het militaire

personeel van de Noord-Vietnamezen als een meetinstrument om vooruitgang in een

oorlog waarin geen doelen als grondgebied of steden te veroveren waren te meten. Tegen

infiltrerende eenheden van de NVA was het een legitieme strategie. De grondstrijdkrachten

hadden zich te houden aan de ROE die hen belette operaties in Noord-Vietnam uit te

voeren waardoor het strategische zwaartepunt wel moest liggen op de eenheden die langs

de Ho Chi Minh route en de gedemilitariseerde zone Zuid-Vietnam infiltreerden. Voor

Westmoreland stond deze uitputtingsstrategie in belang boven de veiligheid van de

Vietnamese burger, omdat volgens hem veiligheid niet te garanderen was zonder dat de

vijand conventioneel verslagen was. De slechte naam die de bodycount aan de

Vietnamoorlog heeft overgehouden, hield vooral verband met de inzet van de bodycount

als meetinstrument voor succes. Door de vooruitgang van MACV in Vietnam te meten aan

de hand van het aantal gedode vijanden trad er een pervertering van de aard van de oorlog

                                                            84 M. Sallah and M. Weiss, Tiger Force: A True Story of Men and War, 180. 

Page 38: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

38 

op. Kolonel Herbert schrijft over de bodycount als graadmeter voor succes: ‘If anything

has happened to our country as a result of the Vietnam War it is our national infection with

the sickness of the numbers game. We reduced the blood and suffering and the death and

destruction to mere ciphers, and in doing so we reduced our own souls. Numbers don’t die;

people do. Columns of figures don’t disintegrate in the explosion of a bomb; human beings

do. Statistics don’t bleed, and if you can make your war a war of numbers, you have no

trouble sleeping. Most generals and presidents sleep well’.85 De bodycount gaf echter niet

alleen de vooruitgang van de oorlog aan, hij liet ook duidelijk het falen van een

commandant zien. Subalterne officieren moedigden hun onderofficieren dan ook aan om

zoveel mogelijk doden voor de bodycount aan te leveren. Op alle niveaus werd hierin

gemarchandeerd waardoor het uiteindelijke getal nooit de werkelijkheid weergaf. De hang

naar een hoge bodycount kreeg echter ook gevolgen op het slagveld waar de subalterne

officieren moesten laveren tussen onrealistische eisen van hun hoofdofficieren die bang

waren te falen, en hun soms bloeddorstige mannen die zich geen raad wisten met de wijze

waarop de oorlog op tactisch niveau vorm had gekregen. en die bovendien waren

geïndoctrineerd met een vijandbeeld waarin de tegenstander menselijke eigenschappen

ontbeerde. De vraag rijst echter waarom de beleidsmakers in Washington die, zoals uit

officiële documenten blijkt, goed op de hoogte waren van de noodzaak de burgers in

Vietnam te beschermen, de gevaren die aan een dergelijke bodycount strategie kleefden

niet doorzagen. Het antwoord hierop moet gezocht worden in een nieuwe vorm van

ontmenselijking, één die aanvankelijk in het voordeel van de technologisch bovenliggende

partij werkte, maar die uiteindelijk de Amerikaanse krijgsmacht in de eigen voet zou

schieten.

Numbed Warfare

Militaire technologie is er altijd op gericht geweest zoveel mogelijk schade te kunnen

aanrichten bij de vijand en ervoor te zorgen dat de eigen troepen hierbij zo min mogelijk

gevaar lopen. Dit werd bereikt door de vuurkracht te vergroten, net als de afstand tussen

doelwit en schutter. Door de nucleaire wapens kreeg vernietiging een totaal nieuwe

dimensie waarbij degene die op de knop drukte geen enkel contact met de vijand had,

behalve een fictief beeld dat makkelijk te beïnvloedden was. Volgens Keen deed zich

                                                            85 A. Herbert, Soldier, 402.

Page 39: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

39 

daarom met het aanbreken van het nucleaire tijdperk een nieuw soort ontmenselijking voor

op het slagveld, dat van de statistiek en de technologie. ‘Modern technological warfare is

gradually changing the way we think about the enemy. Both the heroic and the vitriolic

images are being replaced by sterile concepts as the long reach of our weapons no longer

makes it necessary for us to respect or hate those we intend to kill’.86 Branfman onderzocht

de luchtoorlog tegen Laos en Noord-Vietnam en toonde in zijn studies al aan dat een

simpele factor als fysieke afstand van grote invloed is op de emotionele betrokkenheid van

een piloot op zijn doel. Zo waren B-52 piloten het minst bezig met de uitwerking van hun

missies en praten ze vooral over technische aspecten van hun werk. Piloten van

gevechtbommenwerpers hadden tijdens interviews veel meer de neiging hun daden te

rationaliseren, terwijl de piloten van gevechtshelikopters die hun doelwitten soms in de

ogen konden kijken dezelfde soorten emoties als grondpersoneel ten toon spreidden.87 Een

piloot die in Vietnam diende, beschrijft dit systeem waarin fysieke afstand morele afstand

schept: ‘I was ok so long as I was conducting high altitude missions, but when I had to

come in and strafe and I could see the faces of the people I was killing, I got very

disturbed’.88 Deze grotere afstand tot het doelwit ontstond in Vietnam door de inzet van

sensoren en onbemande vliegtuigjes die het bepalen van het doelwit en het vervolgens

accuraat bombarderen vanuit hoogvliegende bommenwerpers mogelijk maakten. Lifton

noemt deze wijze van oorlogvoeren, waarbij de uitvoerende partij weinig morele schade

oploopt door schuldgevoelens en combatstress, numbed warfare, die hij in essentie

beschrijft als: ‘killing with a near-total separation of act from idea’.89 De vijand hoefde niet

meer op de klassieke manier van zijn menselijkheid ontdaan te worden. Afstand, rationele

afwegingen en technologie vervingen het menselijke contact dat soldaten tijdens de Eerste

Wereldoorlog soms deed weigeren nog langer op de vijand te schieten.

Een andere manier om deze kloof tussen daad en gedachte groter te maken, is

taalgebruik. Denken doet de mens in woorden en door de inzet van een bepaald

woordgebruik kan een oorlog acceptabeler overkomen op de uitvoerders en een

burgerbevolking wiens enige contact met een strijdtoneel vaak bestond uit schriftelijke en

mondelinge overlevering. Zolang de krijgsmacht zich in zijn communicatie met de pers en

politiek bedient van een woordgebruik dat aansluit bij dat van de doelgroep, zal de

boodschap sneller geaccepteerd worden dan wanneer voor de woorden wordt gekozen die

                                                            86 S. Keen, Faces of the enemy : reflections of the hostile imagination, 72. 87 R.J. Lifton, Home From the War: Vietnam Veterans, Neither Victims nor Executioners, 349. 88 S. Keen, Faces of the enemy : reflections of the hostile imagination, 72. 89 R.J. Lifton, Home From the War: Vietnam Veterans, Neither Victims nor Executioners, 347.

Page 40: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

40 

het dichtst bij het bedoelde liggen. De burger dacht net als veel rekruten over de oorlog in

de traditie zoals die in de Green Berets wordt geschetst. John Wayne deed daarin wat hij in

menig film over de Tweede Wereldoorlog deed: heldhaftig de Vietnamezen beschermen

tegen aanstormende hordes identiteitloze communisten. De krijgsmacht koesterde dit

overzichtelijke en klassieke beeld van de oorlog maar al te graag. Om dit beeld niet teveel

geweld aan te doen, werd gewelddadig ingrijpen door de Amerikanen naar buiten toe, maar

zeker ook binnen de krijgsmacht gecommuniceerd in een soort Orwelliaanse newspeak.

Het bombarderen van Vietnamese dorpen werd verkocht als ‘destroying the social

infrastructure’ terwijl de Vietnamezen geen gebieden bewoonden maar ‘infecteerden’.90

GI’s maakten zich echter ook een vocabulaire eigen dat bescherming bood tegen de

gruwelijkheden die ze om zich heen zagen. De benamingen gook, en slant zijn hier nog

wel het beste voorbeeld van dit gebruik van woorden om de realiteit van het slagveld aan te

kunnen. Ook benamingen met een ironische ondertoon als Puff the Magic Dragon als

benaming voor de Herculestoestellen die uitgerust met miniguns hele gebieden konden

‘neutraliseren’, waren een manier om met de alomtegenwoordige aanwezigheid van de

dood om te gaan. Taal functioneerde dus zowel als een verbinding tussen de oorlog en het

thuisfront, als een filter om de maatschappij tegen de gruwelijkheid van de oorlog te

beschermen. Ook binnen de krijgsmacht zelf prefereerde men technisch taalgebruik dat de

oorlog terugbracht tot rationele en te begrijpen structuren. Zelfs de frontsoldaat gebruikte,

hoewel hij zelf deelnam aan de oorlogshandelingen, woorden die de waarde van

mensenlevens omlaag haalden en de gebeurtenissen in het absurde trokken om zo de

bizarre realiteit aanvaardbaar te maken.

Het creëren van fysieke en morele afstand tot het doelwit door ontwikkeling van

technologie en de indoctrinatie met ontmenselijking van de vijand tijdens de training zijn

allebei terug te voeren op beleid van de Amerikaanse krijgsmacht. Technologische

toepassingen in oorlogsvoering hebben vaak het doel om levens aan eigen zijde te redden.

Een ideaalbeeld in deze ontwikkelingen is het kunnen beschieten van de tegenstander

terwijl de schutter buiten het vuurbereik van de vijand blijft. De steeds grotere afstand

tussen de combattanten heeft als goed uitkomend bijproduct dat het de psychologische

druk die het doden van anderen van nature met zich meebrengt wordt gereduceerd voor de

combattanten aan eigen zijde. Beide ontwikkelingen hebben daarnaast als bijproduct dat

collateral damage in de vorm van burgerslachtoffers makkelijker te verteren is, waardoor

                                                            90 M. Chwastiak and G. Leman, ‘Accounting for War’, 319. 

Page 41: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

41 

dit mogelijkerwijs ook vaker voor kan komen voordat de eigen bevolking zich tegen een

oorlog zou keren. Gesteld zou kunnen worden dat beide psychologische afweersystemen in

nog grotere mate zouden kunnen gelden voor de beleidsmakers in de VS, die op duizenden

kilometers van het slagveld beslissingen namen over de inzet van militaire middelen en

daarover communiceerden in het officiële taalgebruik waarin de menselijke factor werd

gereduceerd tot statistieken en tabellen. De grote voorloper van deze benadering die

oorlogvoering in het nucleaire tijdperk efficiënter moest maken was Robert McNamara.

Zijn beleid droeg in grote mate bij aan de misverstanden die door de verschillende

bevelslagen van de krijgsmacht heenliepen en aan de wreedheden die aan het front werden

begaan.

McNamara

De invloed van de snel voortschrijdende technologie op de Amerikaanse krijgsmacht vroeg

om een nieuwe soort management. Onder Eisenhower was als reactie op de ontwikkeling

van een atoombom door de Sovjet-Unie het nucleaire arsenaal uitgebreid in een poging de

Sovjet-Unie voor te blijven. Deze opbouw was nodig om Eisenhower’s strategie van

massive retalliation kracht bij te zetten. Kennedy voelde echter meer voor een strategie van

proportionele reactie op een vijandelijk aanval en onderkende het gevaar dat de mens de

greep op de doorontwikkeling van een hoogwaardig technologische arsenaal verloor. Om

het evenwicht in de eigen krijgsmacht te herstellen en de uit de hand lopende financiën in

de hand te houden, zocht Kennedy daarom een minister van defensie die volgens Raskin

aan de volgende omschrijving moest voldoen: ’Could impose organizational rationality on

“nuclear weapons, thermonuclear weapons, napalm, millions of men, rifles, chemical

weapons pencils, missiles, promotions, counterforce, aircraftcarriers, anthrax virus and

counter-insurgency’.91 Deze man vond Kennedy in Robert McNamara die voortkwam uit

een nieuwe generatie van goedopgeleide wiskundigen die een nieuwe manier van managen

introduceerden in het Amerikaanse bedrijfsleven. Bauman omschrijft deze generatie van

managers als: ‘Men who had mastered the art of isolating the end oriented actions of

business from irrational norms such as tradition, family loyalty, etc. by assessing business

performance through the use of quantifiable measures which masked the impact of their

decisions on others and thus increased their efficacy by preventing them from confronting

                                                            91 M.G. Raskin, ‘The Kennedy hawks assume power from the Eisenhower Vultures’, 66.

Page 42: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

42 

the ethical implications of their acts’.92 Hoe deze stijl van managen vorm kreeg in beleid,

wordt duidelijk uit de oorlogsdoelen die McNamara zichzelf stelde.

Achieve results in 1966:

1: Increase the population in secure areas to 60% from 50%

2: Increase the critical roads and RR open for Use to 50 from 20 %

3: Increase the destruction of VC/PAVN base areas to 40-50% from 10-20%.93

Doelen werden in procenten gesteld en om vooruitgang te kunnen meten was het nodig te

blijven meten en resultaten in statistieken inzichtelijk te maken. Zo ontstond een aan de

werkelijkheid parallelle oorlog op papier die uit stijgende grafieklijnen of dalende

statistieken bestond. Greiner zegt over deze aanpak van McNamara: “It was known that

Defense Secretary Robert McNamara only used one yardstick by which to Judge society,

politics and war – statistics. By them success and failure were measured and on the basis of

them target guidelines were formulated. He judged his subordinates by their willingness

and ability to translate problems into numbers, diagrams and visual aids’.94 Oorlogsvoering

kreeg met deze nieuwe stijl van managen een nieuw gezicht in de vorm van

taartdiagrammen en staafgrafieken.

Doordat McNamara een hoge autoriteit binnen de krijgsmacht was, had zijn manier

van werken en analyseren invloed op de gehele organisatie onder hem. Om zicht op

vooruitgang en efficiëntie te krijgen, gebruikte McNamara bijvoorbeeld een taalsysteem

waarbinnen zijn ondergeschikten gedwongen werden te argumenteren. Omdat McNamara

de budgettering van de verschillende krijgsmachtonderdelen beheerde, waren de

verschillende onderdelen wel genoodzaakt mee te gaan in de logica en het

beoordelingsysteem dat McNamara hanteerde.95 Dit was het systeem van systeemanalyse,

een manier van beleid maken die tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Amerikaanse

luchtmacht geïntroduceerd werd om de resultaten van hun bombardementen te

optimaliseren, en onder McNamara een enorme vlucht nam. De vraag hoe de militaire

middelen zo effectief mogelijk konden worden ingezet tegen de vijand, begon de meer

traditionele en op het personeel gerichte traditie te overschaduwen. Kenmerkend voor deze

                                                            92 M. Chwasiak, ‘Taming the Untamable: Planning, Programming and Budgeting and the Normalization of War’, 503. 93 The Pentagon Papers, vol. IV, p. 625. 94 B. Greiner, War without fronts: the USA in Vietnam, 278. 95 M. Chwasiak, ‘Taming the Untamable: Planning, Programming and Budgeting and the Normalization of War’, 506.

Page 43: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

43 

statistische benadering van het eigen militaire personeel, is de frustratie met de bodycount

die kapitein O’Mera uitspreekt: ‘The thing which seems so terrible to me was the fact that

the lives of Americans were placed second to enemy dead’.96 Een stijgende lijn in de eigen

bodycount was niet erg relevant voor het opperbevel, omdat ze genoeg nieuwe rekruten

klaar konden stomen om de gevallenen te vervangen. De bodycount van de vijand was van

essentiëler belang voor de strategie. Voor het personeel zelf droeg elk verlies echter bij aan

de toenemende frustratie met de wijze van oorlogvoering, die vaak de rechtstreekse

aanleiding vormde tot het begaan van gewelddadigheden tegen burgerbevolking. Deze

manier van ontmenselijken raakte dus niet enkel de vijand maar ook de eigen troepen en

droeg zo actief bij aan de afname van de wil om te sterven voor een idee.

Sterven voor een idee was voor de beleidmakers in Washington niet nodig. Het idee

dat het communisme in Indochina tegen moest worden gehouden, bracht hen er echter wel

toe doden op grote schaal toe te staan in Indochina en daarmee af te wijken van de

heersende moraal dat doden verkeerd is. Volgens Kelman zijn er twee zaken die ervoor

zorgen dat hoge functionarissen zaken sanctioneren waartegen hun eigen morele waarden

zich verzetten. Ten eerste wordt er in politieke systemen onvoorwaardelijke loyaliteit van

zijn functionarissen gevraagd. Omdat deze functionarissen zelf de staat vormen, zijn ze dus

in principe loyaal aan zichzelf waarmee een vicieuze cirkel ontstaat waarin zich makkelijk

veranderingen in de heersende moraal kunnen voordoen zonder dat één van de betrokkenen

zich er verantwoordelijk voor voelt. De tweede manier waarop officiële sanctie aan van de

norm afwijkend beleid kan worden verleend, is door het idee dat de staat een transcendente

missie heeft uit te voeren, in dit geval de strijd tegen het oprukkende communisme. Om

deze opdracht tot een goed einde te brengen voelen de autoriteiten zich gelegitimeerd om

een van de norm afwijkend beleid te hanteren. Ook het brede mandaat van de bevolking

die functionarissen in een democratische staat op hun hoge posities brengt, draagt bij aan

het idee dat wat de autoriteiten voorschrijven de wil van de bevolking is. Kelman stelt dat

het zowel de onderste, als de bovenste lagen van de samenleving zijn die geneigd zijn tot

kritiekloze gehoorzaamheid: ‘Both groups believe they have no choice but to obey: the

normatively integrated because they are so far removed from the centers of power that they

feel overwhelmed by the authorities; the functionaries because they are so close to the

centers of power that they identify with the authority system and are caught up in its glory

and mystique’.97 Deze ontkenning van directe verantwoordelijkheid kan uiteindelijk

                                                            96 CCI, Citizens' Commission of Inquiry on U.S. War Crimes in Vietnam, 47. 97 H. Kelman, ‘Violence Without Moral Restraint’, 44-45.

Page 44: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

44 

autorisatie verlenen aan een beleid en strategie die vanuit het perspectief van de burger als

onmenselijk of on-Amerikaans kan worden gezien, terwijl degene die het beleid maken

overtuigd zijn van de noodzaak hiertoe. Degenen in de hiërarchie onder de machthebbers

zien dit beleid als autoriteit en in een gesloten instituut als de krijgsmacht in een ver

onbekend land, kunnen de waarden die de troepen als burger hadden meegekregen

gemakkelijk worden overgenomen door een vervangende moraal.

McNamara was een aanhanger van het idee dat als Zuid-Vietnam door Noord-

Vietnam onder de voet zou worden gelopen zich een communistisch domino-effect in Azië

zou voordoen. Dit idee vormde de grondslag voor het escaleren van de oorlog in Vietnam.

De angst voor het communisme maakte de inzet van gifmiddelen op bewoonde gebieden

en akkerlanden legitieme middelen om het communisme te stoppen. Ook de inzet van gas

tegen, en tapijtbombardementen op, burgerdoelen werden legitieme middelen om Zuid-

Vietnam veilig te stellen. Deze strategische inzet van het luchtwapen tegen burgers in

Vietnam miste echter een duidelijke menselijke maat wat eraan bijdroeg dat de emoties in

Amerika nog niet zo hoog opliepen als bij de openbaarmaking van de slachting bij My Lai.

De burgers hadden daarbij genoeg redenen om te twijfelen aan de informatie die naar

buiten kwam en als die al geloofd werd, spraken de aantallen en statistieken maar weinig

tot de verbeelding. Het kan McNamara verweten worden dat hij, hoewel hij verschillende

reizen maakte naar Vietnam, te weinig oog had voor de menselijke maat van de

Vietnamoorlog en bij zijn commandanten bleef hameren op een hoge bodycount. Hij had

zich bewust kunnen zijn van de gevolgen die een dergelijke druk zou kunnen hebben op

officieren die carrière in de krijgsmacht wilde maken en het beeld dat het lagere kader op

deze manier kreeg van de missie in Vietnam. McNamara was een hoge, maar zeker niet de

enige, autoriteit in de krijgsmacht. Waar Westmoreland zijn autoriteit aanwendde om in

theorie te waarschuwen voor burgerslachtoffers, maar hier zelf in de praktijk van af week

had de Amerikaanse krijgsmacht altijd nog een zelfreinigend vermogen in de vorm van de

militaire rechtbanken. We hebben gezien hoe beleid en praktijk soms ver van elkaar

afstonden in Vietnam en het kan daarom interessant zijn om te onderzoeken hoe de

militaire rechtbanken in deze ongeregelde oorlog de regels hanteerden. We zullen

onderzoeken welke aanleidingen er tot rechtszaken tegen Amerikaanse militairen hebben

geleid en wat de strafoplegging was.

Page 45: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

45 

Hoofdstuk III

Vervolging

Tussen januari 1965 en maart 1973 werden er 201 Amerikaanse militairen door militaire

rechtbanken veroordeeld voor ernstige misdaden tegen de Vietnamezen.98 Er vonden meer

rechtszaken plaats, maar die leidden niet tot veroordeling van de verdachte. Over de mate

waarin opgelegde straffen ook daadwerkelijk voltrokken werden zijn geen cijfers bekend.

Er is ook geen duidelijkheid hoe deze rechtszaken over de periode van Amerikaanse

aanwezigheid in Vietnam verdeeld waren. Wel is het duidelijk dat er in Vietnam meer

oorlogsmisdaden zijn begaan dan er aan het licht zijn gekomen. Barnett stelt dat meer

oorlogsmisdaden op de schaal van My Lai niet waarschijnlijk zijn, omdat de Noord-

Vietnamezen dit soort gebeurtenissen altijd aangrepen voor het maken van propaganda.

Als er meer van dergelijke slachtpartijen plaats hadden gehad was dit door de Vietcong of

de NVA zeer waarschijnlijk wel naar buiten gebracht.99 De Vietcong claimde echter

weldegelijk 6500 door Amerikaanse wreedheden omgekomen burgerslachtoffers. De brede

geweldscultuur, zoals die uit de getuigenissen van Vietnam veteranen blijkt, maakt deze

claims niet geheel ongegrond. Hoewel Vietnam de meest verslagen oorlog tot dat moment

was, kwam er pas vanaf 1969 brede aandacht voor de door grondeenheden begane

oorlogsmisdaden tegen de Vietnamese bevolking. Op dat moment waren er, als we uitgaan

van een evenwichtige verdeling van het aantal rechtszaken over de periode 1965-1973, al

tientallen rechtszaken tegen Amerikaanse militairen gevoerd. Ook de uitkomsten van het

CID-onderzoek bleven grotendeels geheim en leidden tot geen enkele veroordelingen

waarna ze al snel in de archieven verdwenen. Hoe ging de Amerikaanse krijgsmacht

tijdens de aanwezigheid in Vietnam om met door militair personeel begane

oorlogsmisdaden? We zullen achtereenvolgens zien hoe de Amerikaanse krijgsmacht in de

gedocumenteerde gevallen omging met aangiften tegen Amerikaanse militairen,

vervolging van de verdachten en strafoplegging. Hierdoor kan meer duidelijkheid ontstaan

over de mate waarin het opperbevel laakbaar gedrag tolereerde waardoor het eventueel

passief autoriserend kan hebben bijgedragen aan de legitimatie ervan.

                                                            98 G. Lewy, America in Vietnam, 324-25. 99 L. Barnett, Atrocity and American Military Justice in Southeast Asia: Trial By Army, 178. 

Page 46: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

46 

Aangifte

Tijdens de eerste drie jaar van de oorlog opereerden veel eenheden op compagnie en

peloton sterkte. Deze waren soms dagen op patrouille zonder controle van hogere

officieren. Juist deze op lange termijn zelfstandig opererende eenheden waren gevoelig

voor het afwijken van de officiële richtlijnen. In dezelfde soort eenheden was het ook

moeilijk om naar buiten te treden met aanklachten tegen collega-militairen, omdat er

sprake was van nauwe betrokkenheid op elkaar. Dit ondervond luitenant Woods van

Tigerforce die een klacht tegen luitenant Hawkins in wilde dienen, omdat deze samen met

een aantal andere Tigerforce leden onschuldige burgers had gedood. Pas toen Woods in de

achterhoede terug was, vond hij de gelegenheid om een meerdere aan te spreken op

Hawkins gedrag. Zijn meerderen tot bataljonsniveau negeerden zijn aanklacht echter en

stelden dat dit soort zaken eenmaal plaatsvonden in oorlogstijd en dat het dom zou zijn de

eigen beste mensen te gaan vervolgen.100 Het duurde niet lang of Woods werd

overgeplaatst naar een andere eenheid. Eenzelfde lot onderging sergeant Bruner die

eveneens een aanklacht tegen luitenant Hawkins en andere Tigers wilde indienen.101 Ook

helikopterpiloot Thompson die tijdens de massamoord bij My Lai wilde ingrijpen en

vervolgens genoodzaakt was zijn boordschutters hun M-60’s uit zelfverdediging op eigen

personeel te laten richten, liep toen hij een klacht tegen Calley wilde indienen tegen een

muur van ontkenning aan. Officieren vertelden Thompson dat ze zelf een onderzoek

zouden starten en verboden hem met anderen over het voorval te praten.102 Het onderzoek

dat vervolgens in gang werd gezet was zeer oppervlakkig en de militaire autoriteiten

kwamen tot de conclusie dat de ROE niet waren geschonden.103 My Lai en Tigerforce

werden beide publiekelijk gemaakt door werk van burgerjournalisten. In het eerste geval

kon dit tot vervolging leiden, in het tweede geval had de publieke opinie zich tegen

vervolging van veteranen gekeerd en werd er geen gevolg meer gegeven aan de resultaten

van het CID-onderzoek.

Er was ook een ander manier waarop deze door officieren opgeworpen drempel kon

worden ontweken. Ziekenbroeder Sugerman was op 15 juni 1969 getuige van een door

kapitein Hartmann bevolen mad minute waarbij een heel dorp werd doorzeefd en meerdere

burgers gedood werden. Ook Sugerman’s klacht over de bevelvoerende kapitein werd in

                                                            100 B. Greiner, War without fronts: the USA in Vietnam, 128-138. 101 Ibidem, 193. 102 M.R. Belknap, The Vietnam War On Trial, 82-83. 103 J.S. Olson and R. Roberts, My Lai: a brief history with documents, 24.

Page 47: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

47 

eerste instantie genegeerd door zijn bataljonscommandant. Sugerman schreef vervolgens

zijn congresman aan die ervoor zorgde dat Hartmann werd betrokken in het CID-

onderzoek.104 Hartmann zou uiteindelijk worden vrijgesproken van de aanklacht. Ook de

grootschalige misdaden tegen Vietnamese burgers tijdens operatie Speedy Express

kwamen pas aan het licht nadat een bezorgde sergeant een drietal vertrouwelijke brieven

schreef aan generaal Westmoreland. Hiermee omzeilde deze sergeant de door veel

officieren opgeworpen drempel en sprak hij rechtstreeks de hoogste autoriteit binnen de

krijgsmacht aan.105 Het is interessant om te zien hoe Westmoreland, op dat moment Chief

of Staff van de Amerikaanse krijgsmacht, hierop reageerde omdat het exemplarisch is voor

de wijze waarop de Amerikaanse krijgsmacht in Vietnam met aangiftes tegen Amerikanen

omging. De bezorgde sergeant schreef Westmoreland en niet een politicus aan, omdat hij

loyaal was aan het leger en een nog slechter imago voor het leger wilde voorkomen.

Westmoreland wachtte na ontvangst van de brieven in mei 1970 echter meer dan een jaar

met reageren. Zijn reactie kwam uiteindelijk in de vorm van een verzoek aan het CID om

de anonieme brievenschrijver te lokaliseren. Op dezelfde dag verwierp Westmoreland na

raadpleging van een adviseur de aantijgingen, omdat het anonieme brieven betrof die hij

als onvoldoende bewijs voor de aanklachten beschouwde. Eind september 1971 kwam er

na een ontmoeting tussen hoge militairen en CID-agenten en een memo van Westmoreland

waarin hij verder onderzoek als funest voor de reputatie van de krijgsmacht noemt een

einde aan het kortstondige onderzoek naar Speedy Express.106 Westmoreland die van 1968

tot 1972 de hoogste autoriteit binnen de Amerikaanse krijgsmacht was, negeerde net als

bataljonscommandanten de aangifte aanvankelijk. Uiteindelijk werd wel een onderzoek

gestart, maar Westmoreland zaagde op dezelfde dag al de poten onder verder onderzoek uit

door de aanvankelijke aanleiding ervan te bagatelliseren. De aanklacht werd in de doofpot

gestopt zoals dat zich ook al zo vaak op lager niveau in Vietnam had voltrokken. Hoe hoog

men binnen de krijgsmacht ook ging om melding te maken van misstanden, de drempel

bleef aanwezig. Naar de politiek stappen leek meer zin te hebben, maar ook politici hadden

belang bij het minimaliseren van imagoschade van hun krijgsmacht. Toen Nixon

uiteindelijk genoodzaakt was om een onderzoek te starten, was het de burgermaatschappij

die niets meer wilde weten van veroordelingen van Vietnam veteranen en op die wijze een

drempel opwierp voor verder onderzoek en veroordelingen.

                                                            104 L. Barnett, Atrocity and American Military Justice in Southeast Asia: Trial By Army, 181-184. 105 N. Turse, ‘A My Lai a Month In Operation Speedy Express, new evidence of civilian slaughter and cover-up in Vietnam’, 14. 106 B. Greiner, War without fronts: the USA in Vietnam, 275. 

Page 48: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

48 

Het is onmogelijk om nog te achterhalen hoeveel aangiftes achter de verschillende

opgeworpen drempels zijn blijven hangen. Het lijkt er echter op dat relatief weinig

manschappen bereid waren om aangifte van wreedheden te doen. In My Lai was het een

relatieve buitenstaander die naar de commandant stapte, terwijl er een hele Amerikaanse

compagnie bij de operatie betrokken was. Bij operatie Speedy Express was zelfs een

complete divisie en een aantal eenheden van de luchtmacht betrokken en ook hier was het

een enkele sergeant die actie ondernam. Daarbij speelde het feit dat voor veel

manschappen overleven belangrijker werd dan de ideologische motivaties die velen van

hen naar Vietnam had gebracht. Deze verandering kon tot gevolg hebben dat de

gebeurtenissen op het slagveld eerder werden beoordeeld op de betekenis voor het individu

en minder in de context van het grotere verhaal. Daarbij opereerden de Amerikanen vaak

in kleine eenheden die nauw op elkaar betrokken waren, omdat overleven alleen met

elkaars hulp kon. Ook gold in het veld vaak de regel: ‘What happens in the field stays in

the field’, waardoor er een gesloten cultuur ontstond. Er was dus zowel druk van boven als

beneden om het systeem, zoals dat vorm had gekregen in Vietnam, niet te bekritiseren.

Deze druk van beneden viel weg zo gauw de soldaten terug in Amerika waren. Daar

kwamen de veteranen echter in een nieuw sociaal isolement terecht van een maatschappij

die niet zat te wachten op gruwelverhalen van een verre oorlog. De veteranen verenigden

zich in speciale groepen voor Vietnam veteranen omdat de veteranen uit Korea en WOII

op hen neerkeken. Toen in 1969 de omvang van My Lai in de maatschappij bekend werd,

waardoor deze laatste drempel wegviel, ontstonden er platformen waarvan honderden

veteranen gebruik maakten om hun ervaringen in de oorlog rechtsreeks aan het publiek

bekend te maken. De tussenliggende hindernissen waren uitgeschakeld.

Hoever het systeem van Amerikaanse informatiemanagement reikte, blijkt uit de

moeilijkheden die Hersh ondervond in talloze pogingen zijn verhaal over My Lai

gepubliceerd te krijgen. Toen hij dat gaatje vond en het verhaal kon publiceren, moesten

ook andere media hun loyaliteit aan de grotere zaak opgeven en zich weer op hun kerntaak

richten: onpartijdige verslaggeving. Het was toen aan de politiek om de publieke opinie

tevreden te stellen. Eén van deze schadebeperkende maatregelen kwam in de vorm van het

door Nixon bevolen CID-onderzoek naar oorlogsmisdaden in Vietnam. Dit onderzoek

startte eind 1969 en zou vijf jaar in het geheim voortduren. Honderd agenten van het CID

ondervroegen honderden van oorlogsmisdaden verdachte soldaten en legden zo een archief

van 9000 pagina’s met getuigenissen aan. Na vijf jaar werd dit onderzoek gestaakt. Ook

het proces tegen luitenant Calley was noodzakelijk geworden om enige politieke

Page 49: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

49 

geloofwaardigheid te behouden. Tijdens het proces bleek de vervolging en veroordeling

van luitenant Calley voor de moord op 22 Vietnamezen niet populair bij de Amerikaanse

bevolking. Calley kreeg dagelijks duizenden brieven, vooral bestaande uit

steunbetuigingen. Van het aan Calley opgedragen nummer The Battle Hymn of Luitenant

Calley gingen meer dan één miljoen exemplaren over de toonbank.107 Tijdens een enquête

die gehouden werd na de veroordeling van Calley, meende 65 procent van de ondervraagde

Amerikanen dat Calley niet schuldig was aan de massamoord. Van deze groep

respondenten schaarde 28 procent zich onder de haviken, 28 procent schaarde zich onder

de duiven terwijl 29 procent zichzelf als gematigd zag. De haviken vonden dat soldaten

niet gestraft mochten worden, omdat ze de uitvoerende partij waren van een oorlog die

Amerika zelf gewild had. De duiven vonden dat de soldaten niet gestraft mochten worden,

omdat dit soort misdaden wel moesten voortkomen uit een verkeerde oorlog als die in

Vietnam.108 In beide percepties wordt de verantwoordelijkheid door burgers gelegd bij de

politiek en legerleiding. Zij begonnen de oorlog, dan wel goed of fout, en moesten daarom

ook de verantwoordelijkheid zelf nemen en niet afschuiven op de lage officieren en

frontsoldaten. De schuld werd door de bevolking bij de kopstukken in de krijgsmacht en de

politiek gelegd, zoals de Amerikanen dat eerder in de 20ste eeuw ook bij hun overwonnen

vijanden hadden gedaan. De strafoplegging zou echter significant verschillen.

Strafmaat

Het opperbevel was bijzonder mild voor de eigen commandanten. Majoor-generaal Samuel

Koster werd aan de hand van het onderzoek naar My Lai gedegradeerd tot brigadier-

generaal en brigadier-generaal George Young kreeg enkel een berisping in zijn dossier

voor zijn rol in de doofpotaffaire die tijdens het onderzoek naar My Lai aan het licht was

gekomen.109 Ook de verantwoordelijke bevelhebbers voor operatie Speedy Express zijn

nooit vervolgd en werden in 1973 zelf gevraagd om hun aanpak van deze operatie op

papier te stellen om zo te kunnen bijdragen aan soortgelijke toekomstige operaties.110

Luitenant Calley werd als enige van zijn eenheid veroordeeld tot levenlange celstraf met

dwangarbeid. Hij bracht slechts enkele maanden van de straf daadwerkelijk door in de

                                                            107 B. Greiner, War without fronts: the USA in Vietnam 340-341. 108 M.R. Belknap, The Vietnam War On Trial, 191-210. 109 J.S. Olson and R. Roberts, My Lai: a brief history with documents, 178. 110 N. Turse, ‘A My Lai a Month In Operation Speedy Express, new evidence of civilian slaughter and cover-up in Vietnam’, 21. 

Page 50: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

50 

gevangenis waarna hij nog enkele jaren in huisarrest leefde voordat zijn straf werd

kwijtgescholden. Ook de verdachten van Tigerforce tegen wie gedurende het CID-

onderzoek overtuigend bewijs werd geleverd, gingen vrijuit. Toen de oorlog in Vietnam

afgelopen was, vond de legerleiding dat verdere vervolging geen zin meer had en

verdween het bewijs in de archieven.111 Van de vier verdachten van de Son Thang

slachting werden er slechts twee veroordeeld. Schwarz werd in eerste instantie tot oneervol

ontslag en levenslang veroordeeld, terwijl Green oneervol ontslag en vijf jaar celstraf kreeg

opgelegd. De andere twee leden van het killerteam kwamen vrij doordat ze werden

verdedigd door ervaren burgeradvocaten die betaald werden door actiegroepen in Amerika.

Schwarz en Green zouden zoals veel andere veroordeelden clementie krijgen van de

militaire rechtbank. De oneervolle ontslagen werden omgezet in normaal ontslag, Schwarz

hoefde slechts een jaar de gevangenis in, terwijl Green al na een half jaar vrij kwam.112

Hoewel er dus wel degelijk zware straffen werden uitgedeeld aan soldaten en mariniers die

bewezen oorlogsmisdaden hadden begaan, werden deze straffen structureel verzacht door

ingrijpen van politiek en actiegroepen. Hoewel de aanvankelijke straffen recht lijken te

doen aan de begane misdaden, was er binnen de Amerikaanse krijgsmacht en politiek

weinig wil om deze drastische straffen ook daadwerkelijk uit te voeren. Deze wil ontbrak

ook al gauw in de Amerikaanse burgermaatschappij.

Amerikanen uit de gehele breedte van de maatschappij keurden al snel na het begin

van het proces tegen Calley vervolging van soldaten en subalterne officieren af, omdat ze

de kopstukken van de krijgsmacht verantwoordelijk hielden. Deze steun die soldaten van

de zwijgende meerderheid kregen staat echter in schril contrast met de ervaring van veel

veteranen die terugkeerden in Amerika. Een veteraan die terugkeerde in zijn woonplaats

herinnert zich een wandeling door het centrum van zijn woonplaats als volgt: ‘Walking

down the streets of Berkeley, I felt like the man from Mars visiting the Earth. Everybody

was looking at me. All kinds of comments. People spit at me. I was more scared walking

down that street than I had been in Vietnam. There I had my weapon and I could protect

myself. But they had taken my weapon away. These people looked at me like they wanted

to kill me more than the Viet Cong did’.113 Veel veteranen werden bij terugkomst in de VS

verwelkomd door anti-oorlogactivisten die hen voor babymoordenaars uitmaakten en ze

                                                            111 B. Greiner, War without fronts: the USA in Vietnam, 165-166. 112 D. Solis, Son Thang: An American War Crime, 267-277. 113 M. Baker, Nam: The Vietnam War in the Words of the Men and Women Who Fought There, 248. 

Page 51: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

51 

bekogelden met rot fruit en uitwerpselen.114 Een andere veteraan werd, terwijl hij iets zat

te drinken in een bar, aangesproken door een moeder met een gezin die hem vroeg hoe he

voelde om onschuldige mensen te doden.

t

                                                           

115 Hoewel Longley benadrukt dat lang niet elke

veteraan dit soort afwijzing ten deel viel, stelt hij ook dat een groot deel van de veteranen

in een sociaal isolement terecht terechtkwam. Juist doordat mensen luchtig deden over het

feit dat ze dienden in Vietnam, gingen ze voorbij aan de ingrijpende ervaringen die veel

soldaten daar opdeden. ‘We went to Vietnam as frightened young men. We came back,

alone again as immigrants to a new World. For the culture we had known dissolved while

we were in Vietnam, and the culture of combat we lived in so intensely for a year made us

aliens when we returned’.116 De veteranen herkenden zich niet meer in de maatschappij

waarvoor ze gevochten hadden en de Amerikaanse maatschappij ging krampachtig om met

zijn veteranen die de oorlog niet hadden gewonnen en met de reputatie van

babymoordenaars thuiskwamen.

De ironie voor veel van deze veteranen was dat ze, door hun vijand te

dehumaniseren zelf aan menselijkheid hadden ingeboet. De maatschappij werd via de

media en de protestbeweging op de hoogte gesteld van dit afwijkende gedrag van de eigen

troepen, waardoor deze bij terugkomst in de maatschappij op hun beurt het mikpunt

werden van ontmenselijking. Tegelijkertijd is het interessant om te zien hoe een groot deel

van de burgermaatschappij zich eenzelfde soort superioriteitsgevoel aanmat, waarmee het

oorlogsmisdadigers aan Amerikaanse zijde vrijwaarde van vervolging. Dit beeld wordt

ondersteund door onderzoek dat Kelman en Lawrence in reactie op de berechting van

Calley deden. Belknap stelt zelfs dat deze houding xenofoob en racistisch was doordat

Amerikanen de standaard waarmee ze eerder de Duitsers en Japanners berecht hadden niet

op zichzelf van toepassing achten. De toepassing van ontmenselijking op de eigen troepen

tijdens de training en inzet in Vietnam, leidde tot gruweldaden waar de Amerikaanse

maatschappij zich niet mee kon vereenzelvigen. De reactie van een groot deel van deze

maatschappij bestond uit het bagatelliseren van de betekenis die deze gebeurtenissen

hadden voor Amerika en waar het land ideologisch voor stond terwijl een ander deel zich

distantieerde van de ‘onmensen’ die hun krijgsmacht had voortgebracht.

 114 K. Longley, Grunts : the American combat soldier in Vietnam, 162-163. 115 M. Baker, Nam : The Vietnam War in the Words of the Men and Women Who Fought There, 251. 116 K. Longley, Grunts : the American combat soldier in Vietnam, 162. 

Page 52: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

52 

Conclusie

Ontmenselijking deed zich tijdens de oorlog in Vietnam in twee verschillende gedaantes

voor aan zowel de basis als de top van de bevelsketen. Tijdens de training van de troepen

kwam, meer dan tijdens eerdere conflicten, de nadruk op het doden van de vijand te liggen.

Het mentaal mobiliseren van de troepen middels ontmenselijking van de vijand werd nodig

geacht om het doden van de vijand langdurig vol te houden. Hoewel de training van de

subalterne officieren er mede op gericht was de opgeroepen sentimenten in toom te

houden, werd het officierskorps in Vietnam door het opperbevel juist gemotiveerd zoveel

mogelijk te doden, omdat dit als sleutel tot de overwinning werd gezien. Deze strategie

kwam voort uit een in het nucleaire tijdperk ontstane cultuur waarin technologische

vooruitgang het virtuele slagveld domineerde. Deze technologische ontwikkeling legde de

basis voor een nieuwe manier van managen waarin een efficiënte inzet van de middelen

centraal stond. McNamara was de belichaming van deze manier van denken die hij,

doordat hij de budgetten voor de krijgsmacht beheerde, aan zijn ondergeschikten kon

opleggen. Door dit streven naar een zo efficiënt mogelijk functionerende krijgsmacht werd

het personeel meer dan voorheen, als een inwisselbaar middel benaderd. Dit gold in nog

veel grotere mate voor de Vietnamezen wiens vernietiging tot een hoofddoel van de te

volgen strategie werd gemaakt. Op deze nieuwe wijze van ontmenselijking zat een rem in

de vorm van de ROE die de geweldtoepassing aan strakke voorwaarden bond. Deze

konden echter worden omzeild door het instellen van free-fire zones waar aangepaste ROE

golden, en het niet strikt handhaven van de ROE door superieuren. De grondeenheden die

naar Vietnam werden gestuurd kwamen daar in een situatie terecht die het tijdens hun

training bijgebrachte beeld van de Vietnamees bevestigde. Frustratie met de moeizame

wijze waarop getracht werd de vijand tot het gevecht te dwingen en het idee dat elke

Vietnamees een VC zou kunnen zijn, transformeerde de bevolking van Vietnam tot een

vijfde colonne die als gevolg vogelvrij werd verklaard. Aandringen vanuit de hogere

regionen om meer vijandelijke slachtoffers te maken, viel daarom soms in vruchtbare

aarde, wat in die gevallen tot buitenproportioneel geweld tegen de Vietnamese bevolking

kon leiden. Zo konden er in Vietnam, ondanks het feit dat de veiligheid van de

burgerbevolking een centrale plaats in de strategie had, veel misstanden plaatshebben die

hun oorsprong hadden in ontmenselijking. Zowel de training als het beleid dat tot de

bodycount strategie had geleid, waren door de politiek en krijgsmacht gesanctioneerde

Page 53: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

53 

ontwikkelingen die in het soort oorlog dat in Vietnam werd gevochten niet bijdroegen aan

de door Amerika gewenste uitkomt.

Deze door ontmenselijking beïnvloede misstanden die zich aan het front voordeden

kwamen op twee plaatsen in het bijzonder in aanvaring met de officiële strategie waarin de

veiligheid van de Vietnamese burgerbevolking wel een centrale plaats had. In de eerste

plaats kwamen de discrepanties tussen beide benaderingen aan het licht op de momenten

dat de sanctionering van het opperbevel samenkwam met het onmenselijke beeld van de

vijand dat het kader tijdens de training was bijgebracht. In sommige gevallen, zoals

bijvoorbeeld Tigerforce, had dit het massaal doden van Vietnamezen tot gevolg,

handelingen die in rechtstreekse tegenspraak waren met het oorlogsrecht. De krijgsmacht

toonde zich in de omgang met deze discrepantie bijzonder flexibel en in veel gevallen werd

het soldaten die aangifte van wreedheden wilden doen bijzonder moeilijk gemaakt om hun

aanklacht door te zetten. Als het lukte om een aanklacht door te zetten, werden verdachten

soms veroordeeld maar was het vervolgens nog lang niet zeker of een straf daadwerkelijk

werd uitgevoerd. Door de clandestiene omgang met het oorlogsrecht aan de frontlinies en

in de gevallen van aangifte tegen verdachten probeerde de krijgsmacht een cultuur te

verhullen die de burgermaatschappij niet zou kunnen accepteren. Toen dit niet langer

mogelijk was kwam het tweede conflictgebied in beeld, dat tussen krijgsmacht en

burgermaatschappij. Toen de menselijke maat van de wreedheden door My Lai benadrukt

werd, reageerde de burgermaatschappij bijzonder emotioneel. Velen ontkenden het

gebeurde en anderen stelden dat dit soort zaken hoorden bij het voeren van een oorlog.

Vervolging van de rechtstreeks betrokkenen was niet nodig omdat de verantwoordelijkheid

bij het opperbevel lag. Deze reactie van de burgermaatschappij lijkt sterk op de

ontkennende reactie van de krijgsmacht zelf op de momenten dat er aangifte werd gedaan

van wreedheden. Door het vergroten van de afstand tussen actoren en het communiceren in

een verhullend taalsysteem kon verantwoordelijkheid voor groot menselijk lijden worden

ontkend, terwijl in de gevallen waarin ontkenning niet meer mogelijk was laconiek werd

gereageerd of de verantwoordelijkheid buiten zichzelf werd gelegd.

De reactie om afstand te scheppen tussen het eigen bestaan en degenen die geweld

gebruiken, heeft er in Vietnam aan bijgedragen dat er een klimaat ontstond waarin door

sommige eenheden structureel wreedheden werden begaan, zonder dat iemand zich er

verantwoordelijk voor voelde of de gevolgen die het begaan van deze wreedheden had

voor de eigen menselijkheid leek te beseffen. In deze eenheden ontbrak de rem in de vorm

van gezaghebbende officieren of een krijgsmachtbreed actief vervolgingsbeleid van

Page 54: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

54 

soldaten die oorlogsmisdaden begingen. De nadruk lag veeleer op het voorkomen dat

problemen naar buiten kwamen dan op het voorkomen dat excessen plaatsvonden. Het

beeld van een meedogenloze vijand die een verderfelijke ideologie voorstond en daarbij

menselijke eigenschappen ontbeerde, lag aan de wortel van dit gewelddadige klimaat.

Deels kwam dit gechargeerde beeld voort uit een gebrek aan kennis van de vijand, deels uit

de opvatting dat de vijand ontmenselijkt dient te worden om de eigen troepen

psychologisch te mobiliseren. De autoriserende werking die dit soort vijandbeelden op het

eigen kader heeft, paste niet bij de ongeregelde oorlog die in Vietnam werd gevochten en

heeft bijgedragen aan de negatieve beeldvorming van burgers over de krijgsmacht, de

afname van steun aan de eigen troepen en het uiteindelijke staken van de vijandelijkheden

in Vietnam.

Page 55: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

55 

Afkortingen ARVN Army of the Republic of Vietnam CAP Combined Action Platoon CID Criminal Investigation Department MACV Military Assistance Command Vietnam NVA North Vietnamese Army ROE Rules of Engagement

Page 56: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

56 

Literatuurlijst

__________________________________________________________ Allison, W.T., Military justice in Vietnam : the rule of law in an American war, (Kansas 2007). Baker, M., Nam : The Vietnam War in the Words of the Men and Women Who Fought There, (New York 1983). Bandura, A, Underwood, B. and Fromson, M.E., ‘Disinhibition of Aggression through diffusion of Responsibility and Dehumanization of Victims’, Journal of research in personality, 9 (1975) 253-269. Barnett, L., Atrocity and American Military Justice in Southeast Asia: Trial By Army, (London 2010). Belknap, M. R., The Vietnam War On Trial, (University Press of Kansas 2006). Birtle, A.J., ‘PROVN, Westmoreland, and the Historians: A Reappraisal’, The Journal of Military History 72 (2008) 1213-1247. Bourke, J., An intimate history of killing: face-to-face killing in twentieth-century warfare, (London 1999). Boyle, R., The flower of the dragon : the breakdown of the U.S. Army in Vietnam, (San Francisco 1972). Brenner, S., Vietnam war crimes, (Detroit 2006). Carland, J.M., ‘Winning the Vietnam War: Westmoreland’s Approach in Two Documents’, The Journal of Military History 68:2 (2004) 553-574. Castano, E., ‘Not Quite Human: Infrahumanization in Response to Collective Responsibility for Intergroup Killing’, Journal of Personality and Social Psychology, 2006 90:5 804-818. Chwastiak, M., ‘Rationality, Performance Measures and Representation of Reality: Planning, Programming and Budgeting, and the Vietnam war’, Critical Perspectives on Accounting 17 (2006) 29-55. Chwasiak, M., ‘Taming the Untamable: Planning, Programming and Budgeting and the Normalization of War’, Accounting, Organizations and Society 26 (2001) 501-519. Chwastiak, M. and Leman, G., ‘Accounting for War’, Accounting Forum 32 (2008) 313-326. Commission for Investigation on the American Imperialists' War Crimes in Vietnam, American crimes in Vietnam, (Hanoi 1966). Dower, J., War Without Mercy, (New York 1986). Eisenhart, R.W., ‘You Can Hack it Little Girl: A discussion of the Covert Psychological Agenda of Modern Combat Training’, Journal of Social Issues 31 (1975) 16-17. Emerson, J. T., ‘How Rules of Engagement Lost The Vietnam War’, Human Events 45 (1985) 8. Falk, R. The wasted nations : report of the International commission of enquiry into United States crimes in Indochina, June 20-25, 1971 (New York 1972). Fitzgerald, J.J., ‘The Winter Soldier Hearings’, Radical History Review 97 (2007) 118-122. Forsberg, S.J., ‘The Corps since Vietnam: Change for the Better?’, Proceedings (2001) 65-67. Franks, L., Waiting Out a War: The Exile of Private John Piccianno, (New York 1974). Greiner, B., War without fronts : the USA in Vietnam, (Londen 2009). Hawkins, J.M., ‘The Costs of Artillery: Eliminating Harassment and Interdiction Fire During the Vietnam War’, Journal of Military History 70:1 (2006) 91-122. Heinl, R.D., ‘The Collapse of the Armed Forces’, Armed Forces Journal 7 (1971). Heberer, P., Atrocities on trial : historical perspectives on the politics of prosecuting war crimes, (University of Nebraska Press 2008). Herbert, A., Soldier, (New York 1973). Holmes, R., Acts of war: the behavior of men in battle, (London 1985). Lawrence, P.K., Modernity and war : the creed of absolute violence, (New York 1999). Lynn, J.A., Battle: a history of combat and culture, (Oxford 2008). Kalyvas, S.T., and Kocher, M.A., ‘The Dynamics of Violence in Vietnam: an Analysis of the Hamlet Evaluation System’, Journal of Peace Research, 46:3 (2009) 335-355. Keen, S., Faces of the enemy : reflections of the hostile imagination, (San Francisco 1986). Kelman, H.C., ‘Violence Without Moral Restraint: Reflections on the Dehumanization of Victims and Victimizers’, Journal of Social Issues 29:4 (1973) 25-61. Kinnard, D., The War Managers, (Annapolis 2007). Knightly, P., The First Casualty: From the Crimea to Vietnam: The War Correspondent as Hero,

Page 57: Ontmenselijking in de Vietnamoorlog

 

57 

Propagandist, and Myth Maker, (New York 1975). Lester, R., The war in Vietnam [microfilm] : the papers of William C. Westmoreland, (Bethesda 1993). Lewy, G., America in Vietnam, (New York 1978). Lifton, R.J., Home From the War: Vietnam Veterans, Neither Victims nor Executioners. (New York 1973). Longley. K., Grunts : the American combat soldier in Vietnam, (New York 2008). MACV’s directive 525-13, Combat Operations: Rules of Engagement for the Use of Artillery, Tanks, Mortars, Naval Gunfire, and Air and Armed Helicopter, MACV Library, RG 427, Records of US Forces in SEA, NARA, 12 October 1968. McQueney, J.R., ‘MACV's Dilemma: The United States and the Conduct of the War on the Ground in Viet Nam’, (University of Maryland 2002). Martins, M.S., ‘Rules of Engagement for Land Forces: a Matter of Training not Lawyering’ Military Law Review 143 (1994) 3-160. Milam, R., Not a Gentleman's War : An Inside View of Junior Officers in the Vietnam War, (North Carolina 2010). Nelson, D., The war behind me : Vietnam veterans confront the truth about U.S. war crimes : [inside the Army's secret archive of investigations], (New York 2008). Nickerson, H., ‘Leadership Lessons and Remembrances From Vietnam’, History and Museums Division Headquarters, US Marine Corps, (Washington 1988). O’Brien, W., ‘The Law of War, Command Responsibility and Vietnam’, The Georgetown Law Journal 60:605 (1972) 605-664. Olson, J.S. and Roberts, R., My Lai : a brief history with documents, (Boston 1998). Osiel, M.J., Obeying orders : atrocity, military discipline & the law of war, (New Brunswick 1999). Roediger, D., ‘Gook: the short history of an Americanism’, http://findarticles.com/p/articles/mi_m1132/is_n10_v43/ai_12056599. Russel, B., Oorlogsmisdaden in Vietnam, (Amsterdam 1967). Sallah, M. and Weiss, M., Tiger Force A True Story of Men and War, (New York 2006). Sanford, N., Sanctions for Evil, (San Francisco 1971). Solis, D., Son Thang : an American war crime, (Annapolis 1997). Turse, N., ‘A My Lai a Month In Operation Speedy Express, new evidence of civilian slaughter and cover-up in Vietnam’, NATION 287 (18): 13 DEC 1 2008. U.S. Rules of Engagement in Vietnam War 1969-1972. Vietnam Veterans Against the War, The Winter Soldier Investigation, (Boston 1973). Weingartner, J., ´War Against Subhumans: Comparisons Between the German War Against the Soviet Union and the American War Against Japan, 1941´, The Historian 58:3 (1996) 557-574.