Onderzoek naar de grensvervormingskrommen van koper ... · Onderzoek naar de...
Transcript of Onderzoek naar de grensvervormingskrommen van koper ... · Onderzoek naar de...
Onderzoek naar de grensvervormingskrommen vankoper, aluminium, messing en staalplaat m.b.v. de KWI-testCitation for published version (APA):Hall, A. R. J. (1985). Onderzoek naar de grensvervormingskrommen van koper, aluminium, messing enstaalplaat m.b.v. de KWI-test. (TH Eindhoven. Afd. Werktuigbouwkunde, Vakgroep Produktietechnologie : WPB;Vol. WPB0191). Eindhoven: Technische Hogeschool Eindhoven.
Document status and date:Gepubliceerd: 01/01/1985
Document Version:Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record
Please check the document version of this publication:
• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can beimportant differences between the submitted version and the official published version of record. Peopleinterested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit theDOI to the publisher's website.• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and pagenumbers.Link to publication
General rightsCopyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright ownersand it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights.
• Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain • You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.
If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, pleasefollow below link for the End User Agreement:
www.tue.nl/taverne
Take down policyIf you believe that this document breaches copyright please contact us at:
providing details and we will investigate your claim.
Download date: 15. Mar. 2019
Luc
~~~~~~'ngskrommen
van koper, aluminium, messing en staalplaat
m.b.v. de RWI-test.
A.R.J. Ball.
Juni 1985.
Vi-code: 01/03.
Opdrachtgever
Docent
Begeleider
Gekommiteerde
Afdeling Vakgroep
Afstudeerperiode
VP80191.
BTS-Venio.
Ir. P.B.G. Peeters.
Dr. ir.J.A.H. Ramaekers.
Ir. L.J.A. Houtackers.
Werktuigbouwkunde THE.
Technologie en bedrijfs
mechanisatie.
5-3-1985 tot 12-6-1985.
Voorwoord. Juni, 1985.
De afgelopen drie maanden hebben wij onze afstudeeropdrachten met veel
plezier uitgevoerd. Dit was zonder goede begeleiding en hulp niet mogelijk
geweest.
Onze speciale dank hiervoor gaat uit naar
dhr. L.J.A. Houtackers, dhr. J.A.H. Ramaekers, dhr. J.H. Dautzenberg,
dhr. M.J.H.Smeets, dhr. T. de Groot, dhr. A. v. Ierland, dhr. N.A.L. Touwen,
welke aIle werkzaam zijn in de vakgroep produktietechnologie van de THE
en onze docent van de HTS-VenIo, dhr. P.B.G. Peeters.
A. FIos,
A. Hall,
L. Tabor.
SAMENYATTING.
Bij het omvormen van plaatmateriaal kan insnoering en breuk optreden.
M.b.v. een grensvervormingskromme kan theoretisch onderzocht worden bij
welke hoofdrekken instabiliteiten zullen optreden.
Een methode om experimenteel een gedeelte van de grensvervormingskromme
te bepalen is de KWI-test. In dit onderzoek zijn voor de material en SPO,
koper (zuurstofvrij), aluminium 25 (HH) en KMs 63, de invloed van de
gatbewerking en de plaatdikte op de grensvervormingskromme onderzocht,
uitgaande van de KWI-test.
Oe KWI-test geeft voor de materialen 5PO, koper en messing een redelijke
indicatie van de grensvervormingskromme in het ~weede kwadrant, voor
aluminium niet.
Uit de resultaten blijkt dat men d.m.v. vonken de gunstigste grensver
vormingskromme kan bereiken.
SYllary.
During the deformation of sheet-materials, instabilities can occur.
By means of a flow limit curve it can be theoretically examined at
which mean strains instabilities will occur.
The !WI-test is a method to determine a part of the flow limit curve.
In this investigation the influence of hole-machinery and sheet-thickness
on the flow limit curve have been investigated, starting from the KWI
test.
The KWI-test gives a good indication of the flow limit curve in the
second quadrant for SPD, copper and brass, but not for aluminium.
Out of the results it c~n be said that the most favourable forming
limit curve can be attained by means of spark-erosion.
INHOODSOPGAVE •
Bst.1 Inleiding.
Hst.2 Theoretische instabiliteitskriteria. 12.1 Instabiliteitskriteria isotroop materiaal.
12.1.1 Belastingsinstabiliteitskriterium isotroop materiaal.
12.1.2 Lokale instabiliteitskriterium isotroop materiaal.
12.2 Instabiliteitskriteria ani so troop materiaal.
bIz.
1.
2.
3.
3,
4.
5.
12.2.1 Belastingsinstabiliteitskriterium anisotroop materiaal. 5.
§2.2.2 Lokale instabiliteitskriterium anisotroop materiaal. 6.
Bst.3 Uitvoering van de proeven. 7. 13.1 c/n/&o- bepaling van staal, koper en messing. 7.
13.2 C,n- bepaling van aluminium. 7.
§3.3 De KWI-proeven. 8.
;3.3.1 Bepaling '1k en '2k' 8.
§3.3.2 Verhouding gatdiameter voor en na de proef. 9.
§3.3.3 Invloed perssnelheid en plooihouderdruk. 10.
Bst.4 Meetresultaten. 11. 14.1 Resultaten van de trekproef op staal, koper en messing. 11.
14.2 C/n- waarden van aluminium. 11.
§4.3 De grensvervormingskrommen van AI, SPD, Cu en Ms. 12.
§4.4 Experimentel~en theoretische bepaalde p-waarden. 13.
Discussie en conclusie.
Literatuurlijst.
Bijlagen. Bijlage I
Bijlage II Toelichting rastermethode.
Afleiding kriterium belastingsinstabiliteit.
14.
17.
(Vervolg inhoudsopgave)
Bijlage III Bijlage IV
Bijlage V
Bijlage VI
Bijlage VII
Bijlage VIII
Bijlage IX
Bijlage X Bijlage XI
Afleiding kriterium lokale instabiliteit.
Beschrijving trekproef en verwerking meetgegevens.
Beschrijving van de uitgevoerde proeven met Al 2S (RR).
Afmetingen gereedschap KWI-proef.
Afleiding P2 en P3' Resultaten van de trekproef op staal, koper en messing.
C,n- waarden van AI. 2S (RR).
Spannings-rekkrommen van AI. 2S (RR). Bepaling ~heoretische GVK volgens lokale instabiliteits
kriterium isotroop materiaal.
Bijlage XII Grensvervormingskrommen van staal, koper,messing en aluminium.
Bijlage XIII Bepaling theoretische GVK volgens lokale instabiliteits-
kriterium anisotroop materiaal. Bijlage XIV Optredende spanning rondom blankgat.
-1-
1. INtEIDING.
In de plaatverwerkende industrie wil men zoveel mogelijk te weten komen over het gedrag van materialen bij het omvormen. Met name is het verloop van de grensvervormingskrommen (GVK) van de verschillende materialen van belang. Deze geven aan tot hoever men mag deformeren voordat insnoeren of scheuren optreedt. Op de T.H.E. is men al enige tijd bezig met een onderzoek over dit onderwerp. In het verleden [1-3] heeft men door middel van onderzoeken het verloop van de GVK voor de materialen staal, aluminium en koper bepaald. Hierbij is men uitgegaan van de KWI-test, ook weI de gatverwijdingstest genoemd. Bij deze test wordt een blank die voorzien is van een centrisch gat, op een dieptrekbank getrokken totdat het materiaal rondom het gat gaat insnoeren. Aangezien het laatste onderzoek enige jaren gel eden plaatsvond (1978) is een recent onderzoek gewenst, waarbij tevens verschillende invloeden worden bekeken. Mijn opdracht is het uitvoeren van KWI-proeven met verschillende materiaalsoorten. Hierbij moet de invloed van de plaatdikte, de voordeformatie van het uitgangsmateriaal en de wijze waarop het gat is aangebracht worden onderzocht.
-2-
2. TBEORETISCBE INSTABILITEITSpITERIA.
In de praktijk wordt er vaak van uitqeqaan dat instabiel rekken,
insnoeren,optreedt wanneer de effectieve deformatie een kritische
waarde overschrijdt. Rierbij worden de volqende aannamen qemaakt :
- Ret proces bepaalt de qevolgde rekweg (fig.2.1).
De effectieve deformatie die bij die rekweg toelaatbaar is, wordt
bepaald door de materiaaleigensschappen .
.,,:Inf 'P2"lnf
Umformgrad 'P2
Fig.2.1 Rekwegen bij een vlakspanningstoestand.
Uitqaande van een vlakspanningstoestand worden die hoofdrekken
waarbij instabiliteit optreedt, uitgezet in een grafiek.
£1 = grootste hoofdrek in het vlak.
£2 = kleinste hoofdrek in het vlak.
De kromme die ontstaat wordt de grensvervormingskromme genoemd. De
GVK wordt gezien als een materiaaleigenschap van een plaatmate
riaal.
In het verleden is door Goodwin, voor £2 < 0 en door Keeler, voor
£2 > 0, een GVK opgesteld (fig. 2.2). Rierbij zijn de hoofdrekken
experimenteel bepaald d.m.v. de rastermethode (bijl. I).
Over het ontstaan van insnoeringen bestaan er verschillende
theorieen. In de volgende paragrafen zullen de belangrijkste worden
beschreven.
-3-
-=i"O 1,0 r------r---.---.--"T""----,--.,.---.---.
c: : O,81::--+----'----+--.l..---+--+-+_~ g:.
0,4
0,2
0,4 O,l 0,2 0,1 o 0,1 +
0,2 0,3 0,4
ql2=lnc\'-
Fig.2.2 GVK van Goodwin en Keeler.
12.1 Instabiliteitskriteria isotroop materiaal.
Bij dit materiaal zijn de breedte- en de dikterek tijdens de
trekproef aan elkaar gelijk.
12.1.1 Belastingsinstabilit§it isotroop materiaal.
Hypothese : Insnoeren begint op het moment dat de belasting bij
voortschrijdende rek, niet meer toeneemt;
belastingsmaximum, dus ~i = o .
...
Fig.2.3 Plaatelementje in vlakspanningstoestand.
-4-
Bij dit kriterium vinden we voor E1k , E2k , E3k en Ek de volgende
vergelijkingen (afleidingen bijlage II) :
(2.1)
(2.2)
(2.3)
(2.4)
Hierin is " i =:z (0 > a ) ", 2 1
I = I(i 2-i +1}
12.1.2 Lokale instabiliteit isotroop materiaal.
Hypothese : In het materiaal bereikt de effectieve spanning
plaatselijk de vloeispanning, waardoor plaatselijke vloei
optreedt.
Bij dit kriterium vinden we voor E1k , E2k , E3k en £k de volgende
vergelijkingen (afleidingen bijlage III) :
(2.5) 2-i* ( 1+1*-) E1k = 1+i n - 2*1 EO
(2.6)
(2.7)
(2.8)
-5-
12.2 Instabiliteitskriteria voor anisotroop materiaal.
V~~r anisotroop materiaal zijn een tweetal theorieen uitgewerkt
[4], die betrekking hebben op de belastings- en de lokale
oppervlakte-instabiliteit.
12.2.1 Belastinqsinstabiliteit anisotroop materiaal.
Uitgaande van de effectieve spannings- en rekvergelijkingen van
R. Hill [4], kunnen de volgende kriteria worden opgesteld :
(2.9) €k = n*Z - EO v
(2.10) £1k = r 1+1-i*_ a*b Ek
(r +1)*i - 1 (2.11) 2 *-E2k = £k a*b
Hierin is : Zv:::::: R, = Anisotropiefactor in o,-richting.
R2 = Anisotropiefactor in 02-richting. r - L ., r
2 = L
1 - R1 R2
a =
l I
i i I
~
><.
-6-
12.2.2 Lokale instabiliteit anisotroop materiaal.
V~~r de kritische rekken gelden voor dit kriterium de volgende
vergelijkingen [4]
(2.12) €k = n*Z - € o 0
r 1+1-i (2.13) *-€1k = a*b €k
(r +1)*i - 1 (2.14) 2 *-€2k = €k a*b
Hiedn is
Zo a*b = *' r 2 1 + r 1 r 1,r2,a en b zie 2.2.1.
-7-
3. Uitvoering Yan de proeyen.
13.1 CrnriO -bepaling van staal, koper en messing. De KWI-proeven worden met de volgende vier materiaalsoorten uitgevoerd
- Aluminium 2S (HH). - SPO. . - Koper (zuurstofvrij). - Messing (IMs 63) .
Bij aIle materialen zijn de volgende plaatdikten gebruikt : 1, 1.5 en 2
mm.
Om de meetwaarden van de KWI-proeven met de instabiliteitskriteria te
kunnen vergelijken, moeten eerst de C,n- en iO-waarden van de materialen bepaald worden.
Voor SPD, koper en messing gebeurt dit d.m.v. de trekproef. Met behulp
van een bestaand computerprogramma (A41003) kunnen de trekproefgegevens
verwerkt worden (In bijlage IV staan de trekproefuitvoering en de
verwerking van de meetgegevens beschreven).
53,2 Crn -bepaling van aluminium. De materiaaleigenschappen van het aluminium kunnen niet nauwkeurig
- - -bepaald worden d.m.v. de trekproef. Oit materiaal heeft bij de trekproef
maar een effectieve rek van ongeveer 0.01, voordat de trekstaaf begint
in te snoeren. In het spannings-rekdiagram (fig.3.1) is de helling van
de lijn dus niet nauwkeurig te bepalen.
tk, '.,.·d! '.,<I"! i,l Ii It-t U"li-?mmn tan a '=
f i~:1-±tllo;rlI:k·: ~~FT
, -
geen'
Fig.3.1 Spannings-rekdiagram h.h. Al (25) volgens de trekproef met
rechthoekige trekstaven
-8-
Daarom zijn een aantal proeven uitgevoerd am op een andere manier de
C,n-waarde van het aluminium te bepalen.
Bij deze proeven wordt in het materiaal een grate voordeformatie
aangebracht, waardoor meetpunten in een grater rekgebied worden
verkregen.
Het aanbrengen van de voordeformatie gebeurd d.m.v. pletten en walsen
met plaatmateriaal van 1, 1.5 en 2 mm.
Hierna worden stuik- en trekproeven met het voorgedeformeerd materiaal
uitgevoerd. In bijlage V staan de uitvoering van de proeven met het Al
en de verwerking van de meetgegevens beschreven.
13.3 De IYI-proeven. De pro even worden uitgevoerd op een Erichsendieptrekbank (afmetingen gereedschap bijl.VI).
Na het instellen van de plooihouderkracht (10.000 N) en de
stempelsnelheid (0.3 mm/s), wordt de blank getrokken totdat insnoering bij het gat zichtbaar is (fig. 3.2).
Hierbij heerst er rondom het gat een lijnspanning (bijlage XIV).
Fig.3.2a Blank voor de KWI-proef. Fig.3.2b Blank na de KWI-proef.
13.3.1 Bepaling c1k en 12k' Het op de blank aangebrachte cirkelraster gaat na de proef over in ellipsen (fig.3.3). De hoofdassen van de ellipsen komen overeen met de
hoofdassen (~- en r-richting) van de rek.
Fig.3.3a Cirkelraster
voor proef.
-9-
Fig.3.3b Cirkelraster
na proef.
M.b.v. een meetmikroscoop worden de vervormingen opgemeten en de
hoofdrekken berekend, waarna de GVK van het desbetreffende materiaal kan worden opgesteld.
Hierbij is uitgegaan van het volgende
- De ellipsen waarbij insnoering van het materiaal zichtbaar of meetbaar
is, worden in de GVK aangeduid ala punten waarbij insnoering optreedt.
- De ellipsen die zich aan de qatrand enlof insnoerinq bevinden, maar
waarbij qeen insnoering of scheurvorminq zichtbaar of meetbaar is,
worden in de GVK aangeduid als punten waarbij geen insnoerinq optreedt.
- De ellipsen waarbij scheurvorming in het materiaal optreedt, worden
niet in de GVK opqenomen.
13.3.2 Vtrhoudinq qatdiaatttr yoor tn DO dt protf. De verhouding van de gatdiameter voor en na de proef is een indicatie
voor de dieptrekbaarheid van het materiaal. (3.1) Stel P = ~ = qatdfamtter na de proef
1 dO gatd1ameter voor de proef
Theoretisch is deze verhouding ook te berekenen
1 Volgens de belastingsinstabiliteitskriterium (§2.1.1) n - i
(3.2) P2 = e 0 (afleiding bijlage VII).
R Vol gens de lokale oppervlakte instabiliteitskriterium (§2.1.2). 2n - iO
(3.3) P3 = e (afleiding bijlage VII).
-10-
13.3.3 Invloed perssnelheid en plooihouderdruk.
- Met koper zijn er proeven uitgevoerd, waarbij de stempelsnelheid het ~n
dubbele (0.6 mm/s) bedroeg aI, bi1 de andere proevert. ~
- Met messing zijn er proeven uitgevoerd, waarbij de plooihouderdruk
(25.000 N) groter was, als bij de andere proeven.
De proeven zijn uitgevoerd met blanks (afmetingen proefstuk bijl.VI) van
drie verschillende plaatdikten n1. 1, 1.5, 2 mm en met de volgende
gatbewerkingen :
• Ms-,SPD- en AL-blanks : ponsen,boren en vonken.
• Cu-blanks : ponsen,boren,vonken en ruimen.
-11-
4. MEETRESUIJATEN.
14.1 Resultaten van de trekproef op koper. SED en messing.
In bijlage VIII staan de resultaten van de trekproef voor de
verschillende walsrichtingen (0°, 45°, 90°).
Voor de theoretische instabiliteitskriteria worden de gemiddelde C-,n
en EO-waarden genomen (tabel 4.1).
SPD Cu Ms
1 mm 1.5 mm 2mm 1 mm 1.5 mm 2mm 1 mm 1.5 mm2mm C Nmm2 558 599 513 537 487 548 802 787 777
... ~ /"r ___ ~~
n 0.19 ~?=) 0.20 0.50 0.43. 0.51 0.60 0.61 0!:!J) EO 0 0.034 0 0.021 0.035 0.012 0.037 0.047 0.056
R 1.12 1.15 1.67 1.10 1.10 0.99 0.93 0.86 0.98
Tabel 4.1 ~emiddeide C,P,R- en EO-waarden van koper, messing en
staal.
14.2 ern -waalden Yan aluminium.
De C,n-waarden van het AI. zijn m.b.v. logaritmische regiessie uit de
meetwaarden bepaald (bijl. IX) .
In bijlage X zijn de spannings-rekkrommen van het aluminium
logaritmisch uitgezet.
Voor de berekeninq van de theoretische instabiliteitskriteria, worden
de C- en n-waarden genomen, die bepaald zijn d.m.v. de stuikproef op
voorgeplet materiaal (tabel 4.2).
n
Ai. 1 mm
161
0.063
Ai. 1.5 mm
144
0.039
Al. 2 mm
130
0.059
Tabel4.2 C,n-waarde van h.h. aluminium (2s).
-12-
14.3 De grensvervormingskrommen van AI. SPD. eu en Ms. In bijlage XI zijn de experimenteel bepaalde GVK en het verloop van de
theoretische GVK voor de vier materialen uitgezet.
De manier waarop de theoretische lijnen zijn bepaald sLaat beschreven
in bijlage XII. Hierbij is uitgegaan van de belastings- en locale opp.
instabiliteitskriteria van isotroop rnateriaal (vgl. 2. 1 tIm 2.8).
Het lokale instabiliteitskriteriurn voor anisotroop rnateriaal geeft voor
i=O (lijnspanningstoestand), dezelfde theoretische instabiliteitslijn
ais bi j isotroop rna teriaal (bi j lage XII I) .
14.4 Experimentele en theoretische B-waarden. De theoretische ~-waarden worden bepaald door in vgl.(3.2) en (3.3) de
waarden van tabel (4.1) en (4.2) in te vullen .
. In fig.4.1 zijn de t31,f32,f33-waarden in een grafiek uitgezet.
Plaatdikte 1mm. Plaatdikte 1.5 Mm. Plaatdikte 2 mm.
-t:: - , -t= """ f
: ,
-:-~ i . l
n - £0 "(3 = e 0 ---- - 2 '" Gat fuimen.
0 ., Gat bor·en.· 2n - £0
.----. ~3 = e 8 '" Gat vonken.
[!J .. Gat pons en.
Fiq.4.1 Experimentele en theoretisch bepaalde p-waarden.
-It; -
5. Piscussie en konklusie.
- De stuikproeven met geplet of gewalst plaatmateriaal aluminium 2S
(HH), geven een hogere C- en n-waarde als trekproeven met hetzelfde
voorgedeformeerde plaatmateriaal. Dit is vanuit de metaalfysica als
voIgt te verklaren :
Tijdens het pletten en walsen worden de discolaties in het materiaal
in een richting gedrongen. Het kost nu minder kracht om de dicolaties
in een andere richting te verplaatsen (trekproef), dan ze in dezelfde
richting verder te duwen (stuikproef).
V~~r de bepaling van de C- en n-waarde van het aluminium is uitgaande
van de discolatietheorie, de stuikproef een betere methode als de
trekproef.
Het aanbrengen van de voordeformatie kan het beste gebeuren d.m.v.
pletten, omdat hierbij de breedterek gelijk aan nul is, hetgeen bij
walsen niet exact het geval is.
De gatbewerking is van invloed op de grensvervormingskromme.
Vanken geeft de gunstigste GVK, vervolgens boren en dan ponsen.
In dezelfde volgarde is ook de grootste gatverhouding te bereiken.
Een verklaring hier-vaor is het ontstaan van verschillende
voordeformaties rondom het gat bij de diverse gatbewerkingen. Bij
vonken en boren is de voordeformatie rondom het gat kleiner als bij
ponsen.
Ruimen blijkt bij koper een ongunstiger gatbewerking te zijn als
boren. Pit komt omdat dit materiaal tijdens het ruimen gaat
uitsmeren, waardoor de voordeformatie rondom het gat groter wordt.
- De KWI-test geeft voor SPD, KMs 63 en Cu (zuurstofvrij) een
instabiliteitslijn die ongeveer een hoek van 45° maakt met de €1-as.
Hiermee kan men een goede indicatie krijgen van de GVK van deze
materialen in het tweede kwadrant van de grensvervormingsgrafiek.
De precieuze ligging van de lijn (snijpunt met de £1-as) moet nog
nader onderzocht worden.
-15-
De experimentele waarden in de grensvervormingsdiagrammen van koper
en messing liggen lager dan de theoretische lokale instabiliteits
grenzen. Dit in tegenstelling met voorgaande onderzoeken.
Waarschijnlijk komt dit doordat de bepaalde n-waarden niet goed zijn.
Van koper, messing en austenitisch roestvast staal is namelijk
bekend dat de spanningsrekkrommen, uitgezet op dubbellog. papier,
afwijken van een rechte lijn naarmate de € grater is [11], zie
fig.5.1.
0,5 Z Fig.5.1 Het verloop van de spanningsrekkromme van koper.
Aangezien de meettaaters op de trekbank een meetbereik hebben van 2
mm (breedte-afname), zijn er waarschijnlijk voorname1ijk meetpunten
gevonden in het gebied waar de lijn nog lineair verloopt.
Ala gevo1g hiervan wordt een te hoge n-waarde berekend.
Aan de trekstaven zijn naderhand de insnoerrekken bepaald d.m.v. het meten
van de breedte- en dikterek vlak buiten de insnoering. In de grensvervormings
grafieken van messing en koper (bij1.XI) zijn de instabiliteitslijnen uitgezet,
die bepaald zijn dan de hand van de insnoerrekken.
Uit de grafieken blijkt dat deze instabiliteitslijnen zich juist onder de
experimenteel bepaalde instabiliteitswaarden bevinden.
- Bij SPD 1iggen de experimentele waarden vrij hoag t.O.V. de
theoretische instabi1iteitsgrenzen. Dit zou verk1aard kunnen worden
door de inv10ed van de reksnelheid € op het insnoeren. Bij dieptrek
kwaliteiten koolstofstaal liggen de spanningsrekkrommen hoger
naarmate de £ grater is (fig.5.2).
t
€ Fig.5.2 Invloed € op de spanningsrekkromme van SPD.
-/6-
: ~ 1 I
Bijv. bij de trekproef neemt de i in het insnoergebied toe (fig.5.3).
Als e groter wordt kan de trekkracht toenemen waardoor het materiaal
weer ergens anders plaatselijk gaat insnoeren. Het insnoerpunt wordt
telkens verschoven, waardoor de werkelijke insnoering pas later
plaatsvindt.
- Bij Aluminium 25 (HH) liggen de insnoerpunten bij gatvonken vrijwel
allemaal boven de theoretische instabiliteitsgrens. Bij pons en en
boren van het gat, snoert het materiaal vrijwel meteett in.
Dit materiaal (kleine n-waarde) heeft dus maar een gering deformatie
vermogen. De GVK van dit materiaal kan m.b.v. de KWI-test nauwelijks
bepaald worden.
-17-
LlTERAIUURLIJST.
1. 'Forming limit diagram for steel,brass and aluminium.'
THE, PT-0338.
F.B. Salem.
1974.
2. 'Grensdeformatiekromme van plaatstaal in het 1ste kwadrant van de deformatiegrafiek .•
THE, PT-0350.
R.W.J. Roosendaal.
1975.
3. 'Onderzoek naar de grensvervormingskromme van koper, aluminium en staalplaat .•
THE, PT-0420.
P.M. Compen.
1978.
4. 'Untersuchung und theoretischeBeschreibung wichtiger Einflu~groPen auf
das Grenzformanderungsschaubild, Teil I, II, III und IV.' V. Hasek.
Blech Rohre Profile 25.
Heft 5, 1978, p 213-220.
Heft 6, 1978, P 285-292. Heft 10, 1978, p 493-499.
Heft 12, 1978, P 619-627.
5. 'Grenzformanderungsschaubild und seine Anwendung bei Tiefzieh- und Streckziehvorgangen .•
V. Hasek.
K. Lange.
Wt-Zeitschrift fUr industrielle Fertigung.
70(1980), p 575-580.
6. 'o.voratechnologie-A'. J.A.G. Rals. J.H. Dautzenberg.
J.A.H. Ramaekers. THE, dictaatnr. 4.558. 1983.
-18- .
7. 'Instabiliteit bij plastische processen.' G.J. Streefland.
CFT-notitie 065/1981.
8. 'Plastisch omvoraen van ~talen, grondbegrippen.· J.A.G. Rals.
J.A.H. Ramaekers. L.J.A. Houtackers.
Omtec Stichting. 1985.
9. 'Werkstoffeinflu~ auf die Grenzformanderungskurve .• A. Helgazy.
VDI-Zeitschrift.
Nr.7, 1981, p 259-264.
10. 'Aufbringen und Auswerten von Me~rastern beim Blechumformen ••
M. Riibert. Werkstatt und Betrieb. 113 (1981) 7, P 483-487.
11. 'Harte und Verforaung metallischer Werkstoffe.·
J.A.H. Ramaekers.
Pivali Eindhoven. 1970, p 25-38
\;r, VUf
\I\~\ Ij q Is
Biilaqe I. 1.
Ioelichting rastermethode.
Om van een product de rekweq op diverse plaatsen in de plaat te kunnen
bepalen, moeten de locale rekken tijdens de voortschrijdinq van het
proces qemeten worden. Om de locale rekken te kunnen meten meet men op
het onvervormde plaatmateriaal, dus voor het proces, een raster
aanbrenqen. Na en tijdens het vervormen worden de veranderinqen van het
raster qemeten.
Er bestaan vierkante en cirkelvormiqe rasters. Een cirkelraster heeft
ais voordeel t.o.v. een vierkant raster dat de qrootste en kleinste rek
altijd kan worden qemeten, onqeacht de richtinqen van de spanninqen (fiq.1) .
Quodratroster Krelsraster Sponnungs- Verze"Uf'9S-zustond zustcnd
Spanovngs- Verzerrungs-zustona zustand
Fiq.1 Cirkelraster in verqelijkinq met een vierkant raster bij
verschillende deformatierichtinqen.
Het aanbrenqen van het raster maq qeen invloed op de materiaaleiqen
schappen hebben en moet na vervormen noq zichtbaar zijn, dus bestand
teqen wrijvinq en smeermiddelen. Vaak wordt het raster op foto-electro
chemische wijze aanqebracht.
8IJLAGE II.
Afleiding belastingsinstabiliteitskriterium.
Aannamen :
- Spanningen homogeen verdeeld over de plaat.
- Plaatje is geen dee 1 van een groter geheel, dus geen volume-elementje.
- Vlakspanningstoestand, 03 = O.
M.b.v. von Mises is af te leiden
a = 0,*/(i2-i+1)
Stel I = l(i2-i+1} Hieruit voIgt
(1) 0 = 0,* I
° Stel i=.:.2. °1
01> °2 , dus i { 1.
i = konstant.
Vlg.(1) wordt gesubstitutieerd in de Levy-MisesvergeIijkingen, dit geeft
vaar de,
(2 )
d - 2-i*d~ 1;:1- 2*1 e
dF, F1 is maximaal ais dE = O.
v = A1*1
dV = A,*dl + l*dA,
dV = 0 dl .. - = 1
dA1 --A
dA' __ 1
A1
1.
Bijlaqe II. 2.
substitutie van vql,(2) qeeft
(3 )
Vql.(1) en (3) invullen in F1 = 01* A1
dF1 de = 0
(5) ~ + - - 2*n*r .. EO - 2-i
substitutie van (2) in (5) (6) 2-i*_ E1k = n - 2*1 eO
Op dezelfde manier is voor eZk ' E3k en ek af te leiden
2'-1 2i-1 (7) E2k = ~*n - eO * 2-1 2*1
(8) 1+i to * 1+i E3k = --.*n + 2-1 2*1
(9 ) tk = 2*~*1 - EO 2-1
BlJUGE III. 1.
Afleidinq lokale instabiliteitskriterium.
De spanningen zijn niet homogeen verdeeld over de plaat en verschillen
per "plaatsje U op de plaat. Er wordt een zodanig klein oppervlakje
beschouwd dat de spanningen en deformatie weI konstant zijn.
5
(1) a = 01*I
VgI.(1) substitutieeren in de Levy-Mises vergelijkingen geeft voor dE3
d = - 1+i*d£3 2*I £
(2 )
dV =0, dus A*ds + s*dA =0
dA - -dE A - 3
substitutie van vgl.(1) geeft
( 3) dA - 1+i*dA - 2*I E
Na integratie 2*I A (4) E = -. *In-1+~ AO
dWs Het betreffende oppervlakte-elementje gaat plaatselijk insnoeren als dA L dWs maximaal is : dA (dA ) = 0 ;
dWs = 0 '* dE
dWs = c*(£o + £)n* dl
BIJLAGE III.
Substitutie van (3) en (4) hierin geeft dW ~ _ k * 2*1 * (- +~*I A )n dA - A 1+i EO 1+i tlAo
.-L dW Uit dA(~) = O. voIgt
(5) - - 2*1* ~ Ek - 1+i n - "'0
2.
M.b.v. de Levy-Misesvergelijkingen is voor E1k, E2k en €3k af te leiden
(6) _ 2-i * t1k - 1+i (n _ 1±i*- )
2*I EO
'( 7) 2i-1 (n - 1+i*_ ) E2k = 1+i * 2*I to
(8 ) €3k _ 1+i*_ - 2*1 EO - n
Als EO gelijk aan nul is
(9) - _ 2*1* €k - 1+i n
( 10) 2-i £1k = 1+i*n
( 11) 2i-1
E2k = --:-*n 1+1
(12) E3k = -n
BIJLAGE IV.
Beschrijving trekproef en verwerking meetgegevens
Uitvoering van de proef :
Van elk van de drie gebruikte plaatdikten (1, 1.5 en 2 mm) worden
trekstrippen gemaakt (fig.1).
:f 9 ,tt? fl(,ggt
---J'
L 6S J
160
(maten in mm),
Fig.1 Afmetingen trekstrip.
1.
Het blijkt dat plaatmateriaal als gevolg van de w~lsbewerkingen die het
heeft ondergaan, verschillende eigenschappen heeft in verschillende
richtingen in het vlak van de plaat. Om deze reden worden er uit drie o a a
richtingen van de plaat trekstrippen gemaakt, nl. 0 , 45 en 90 met de
walsrichting.
Voordat men een trekstrip ins pant op de trekbank moet de breedte en dikte
nauwkeurig worden opgemeten met een micrometer. De plaats waar men deze
breedte en dikte meet, moet de plaats zijn waar men blijft meten.
De trekbank waarop de proeven zijn uitgevoerd is voorzien van een
krachtopnemer en twee verplaatsingsopnemers, waarmee resp. de optredende
kracht-, breedte- en dikte-afname digitaal afgelezen kunnen worden.
Per strip moe ten ongeveer 15 meetpunten gekozen worden tussen de
vloeigrens en het moment van insnoeren van de strip. Als vuistregel kan
men stellen dat het eerste meetpunt gekozen moet worden, wanneer de
breedte-afname 1% bedraagt. Het laatste meetpunt dient gekozen te worden
zodra de trekkracht niet meer toeneemt.
BIJLAGE IV.
Verwerking van de meetgegevens :
Voor de verwerking van de meetgegevens is gebruik gemaakt van een
computerprogramma (A41003).
2.
Het programma is geschreven in algol en wordt uitgevoerd op de Burroughs
7700. Hij berekent de e,n,R-waarden en een eventueel aanwezige EO'
Het principe van de werking van het programma is als voIgt :
M.b.v. de gegeven meetpunten wordt voor elk punt een 0 en een £ berekend.
Door deze punten wordt m.b.v. een niet-liniaire regressie procedure een
kromme berekent. e,n en EO worden in deze procedure zolang gevarieerd
totdat de som van de kwadraten van de afstanden 6 van de meetpunten tot
de berekende krommen geminimaliseerd zijn (fig.2).
cr (~
400
300
200 berekende kromme
100'
0 0.1 02 0.3_[
Fig.2 a als functie van e.
Het programma berekent twee verschillende modellen, nl.
1. Model zander voordeformatie van het materiaal.
2. Model met voordeformatie van het materiaal.
Indien de door het programma berekende EO kleiner is dan 0.001, wordt
aIleen de uitvoer van het model zander voordeformatie afgedrukt.
Voor het verslag wordt model 2 gebruikt.
BlJUGE IV.
De invoergegevens voor het programma zijn
- bnu1 beginbreedte van de strip.
- dnu1 begindikte van de strip.
Per meetpunt :
- FF de trekkracht.
- BS de breedte van de strip.
- DO de dikte van de strip.
De belangrijkste uitvoergegevens van het programma zijn
- C-waarde.
- n-waarde.
- £O-waarde.
- R-factor.
- De gemiddelde restkwadratensom (GRKS).
3.
Dit is een maat voor de nauwkeurigheid van de benadering van de gemeten
punt en door de berekende kramme.
Op de valgende pagina staat een vaorbeeld van de invaer- en uitvaer
gegevens van het programma.
, MATER ~ /;.o\l A. f( . .J. 11'.'_l.. HIS-VENIO
MESSING. j.5 MM 011(. 1 GfcEN. :3 GTWE:.E. 500 cs. O.~ NS, 0.01 DNS. 1 STRIP f~R ORIENTATIERICN1ING. 161M. WAL9~lCHTINQ 0 GRADEN (1.0 F) 10.04 BNvL. J.495 DNUL,
1790.1930. 1970.2160. 2230. 24BO,2670. 2920. 3270.3610.3820 .4170, 4400.4600.4730,4830 FF. 10.035. 10.031. 10.019.9. 972.9. 953.9. 886.9. B24.9. 726.9. 6 05. 9.406,9.314.9. J56,8. 932. 8 746,8. 563.B.329 BB. 1. 494. 1. 49:3.1. 491.1. 4B3, 1. 4S, 1. 46B.l. 456,1. 441. 1. 423.1. 391, 1. 376.1. ::'M. 1. 31B. 1.267. 1. 25~, 1. 216 DD. 1234!> KOI'IJ.
11£ - VAKGHOEP Wf'B LABORATORIUM VOOR PLAS11SCHE VORMGEVING.
THE - VAKGROEP WPB LAHORATORIUM VOOR PLASTISCHE VOkMGEVING.
MATERlAALONDERZOEK (PLAlll) T.D.V. A.R."'. HALL. H1S-VENI.O
A-410Q2-5
BEPALlNQ EXPONENlJELE VFI1STEVIGJNGSFUNKTJES (MET EN lONDEr< VOORDEFORMATI!:) VERLOOP ANISOTROPIEFAKTOf( (R). TREKSTERKTE (SIGMA-D)' INSNOERREK <DELTA-KRIT.), A)'l.',,-E: fiEI' (Ef'~. -'/';)
ONDErnOCHTE HATERIAALSDORT: MESSING, 1. 5 MM DIKe DFHENTA1JE TRFK61IHP: l-IALSRICHTlNG 0 GRADEN 0.0 F) Br.JJL '" 1 Oe 040 DNUL.. J. 495 ANliL "" 15e 010 II H11'O IHtll1) A (11112) F(N) DEL TAB (-) DEL TADe -) 10. 035 L 494 14. 992 1790 -0.00050 -0. 00CI67 10.03J 1.493 14.976 1930 -0.00090 -OeOOI34 1~019 1.49J 14.939 1970 -0.00209 -0.00269 9.972 le4B3 14.768 2160 -0.00660 -0.00B06 ~9~3 1.480 14.730 2230 -0.00070 -0.0100B 9.BBb 1.468 14. 513 ~4BO -0.01~46 -0.01823 9.824 J. 456 14.304 2670 -0.02175 -0.02M3 9.726 1.44J 14.015 2920 -0.03177 -0.03679 9.605 1.423 13.668 3270 -0.04429 -0.04936 9.406 1. 391 13.064 3610 -0.06:;'23 -0.071"10 ~314 1.376 12.816 3020 -0.07~Ob -0.OB?95 ~ 156 1.354 12.397 4170 -0.09217 -0.09906 e.93P 1.318 11.772 4400 -0. f169~ -0.12601 6. 746 J.~~7 11.256 4600 -0.13798 -0.14961 S.563 1.255 10.747 '4730 -0 .• 5913 -0.17499 8.329 1.216 10.128 4830 -0.18683 -0.20656
SIGMA '" C * (DELTA ** Nl C '" 609.2 N/MN2 0.4J5
R(-) O. 74 0.67 O. 78 O.B~ 0.B6 O. 85 0.82 0.86 0.90 0.90 0.90 0.93 0.93 0.92 0.91 0.90
N'" 0.347
DEI-TA-KRIT.
;>98 N/MN2 WEH. ) 320! NINNO! (GEM. ) 0.347
1. 2632E+06 RKS ~ a.4211E+0~ GRKS ~
TlJDHH I>) N<.:lt-N: EX. TIME: O. 738
J.449H:+04 9.6bCl4E+O;;>
lO-TII'Il':
K(-) DELTA(-) E:!G:-J~,(N/MM;)
0.15 0.00117 119.4 ::! (",:7 n (fJ;'1"1r1;:')
~,8 5 ~.l (;,1[' (N/M~121
124.3 12/>.0 129.9 14~.6
0.20 0.00224 1~8. 9 0.12 0.00477 131 '7' 0.09 001486 146 I 0.07 0.01879 J~l. 4 O. 08 O. 03366 1 iC' 9 0.10 0.04818 lS~ 7 O. 07 0, 06850 2('b 3 0.05 O. 09365 22~.2 O. 05 O. 13733 27:;,. ~ 0.05 0.15800 292 1 0,04 0.19123 330 4 O. 04 O. 2429:;' 373 E' 0.04 0.28779 408 7 0.05 033412 440.1 0.0:;' 0 3~339 476 9
SIGNA"" C ... «DeLTA ... DELit".NULI C - 795. 4 N!~M2 EPS -~ N "" 0.616 SIGMA-G
DEL TANUL = 0.048-:.:'
O. '704
KS GKS :.
L 2632E-:)6 S.4.211E-0".
S~; .J 1 Ii 1 ~j
1''' . 1 ~_) E
t::.-_ 1 _
89:; 4
416 " 440. } oJ( * h' j
L "?6~)
J 50. 1 J70.0 We! 0 211. 6 238. 6 ;C61. 5 30,) 5 3:::~. 5 371 7 406.0 439. 7 480.6
3~H N/i"iM2 (flER. :3:'~' N/l'if"2 (GEM.
'<:fj7t~+O;,:
.<';7UL" 01
BIJLAGE V. 1.
Beschrijvinq van de uitqevoerde proeyen met Al 2S (HH).
Proef1. Trekproeven met trekstayen die verdund zijn d.m.v. walsen. \
Voor elke plaatdikte (1, 1.5, 2 mm) worden 10 staven uit het
plaatmateriaal qeknipt.
Oeze staven worden op verschillende dikten qewalst, waarna ze
afqefreesd worden volqens fiq.1, bijlaqe IV. Na het walsen bedraaqt de
breedtetoename onqeveer 1\. Oit wordt verwaarloosd bij de berekeninq
van de effectieve rek.
Hierna worden de staven op de trekbank qetrokken totdat de breedte
afname 0.05 mm bedraaqt.
-Berekeninq effectieve spanning
6 = ! F = benodiqde kracht om trekstaaf onqeveer 0.05 mm in
breedte af te Laten nemen.
A = (sO -/j s)*(bO
-Lb)
50= beqindikte trek5taaf.
bo= beqinbreedte trekstaaf.
5 = dikte-afname.
b = breedte-afname.
-Berekeninq effectieve rek
€ = twa15en + €trekproef
....l 50 £wa15en = 13*lnsovw .
I I 50- dS b -db £trekproef = ~~2 + €~ = /1n 50 + In ~
i ~Srvw = dikte trek5taaf voor walsen (=oorspr. plaatdikte). ! "I
- Bepalinq C,n- waarde
M.b.v. loqaritmische reqressie kunnen uit de berekende 6- en £
waarden, de C- en n-waarde worden bepaald.
BIJLAGE V. 2.
Proef 2. Trekproeven met trekstaven die verdund zijn d.m.v. pletten.
Voor elke plaatdikte (1, 1.5, 2 mm) worden 5 strippen uit het
plaatmateriaal geknipt (1*b=100*50 rom). Deze strippen worden
plaatselijk op verschillende dikten geplet (fig.1).
Om de wrijvingsinvloed zo klein mogelijk te houden, is een smeermiddel
toegepast (HPhilips·) en werd het pletten met kleine stappen (0.1 rom)
uitgevoerd.
De breedterek is hierbij gelijk aan nul.
Fig.4 De pletproef.
De geplette strippen worden tot de volgende afmetingen geknipt :
l*b=100*10 rom. Hierna worden de strippen op de trekbank-getrokken
totdat de breedte-afname ongeveer 0.05 mm bedraagt.
Berekening effectieve spanning: zie proef 1.
- Berekening effectieve rek
£ = e + € pletten trekproef 2 So
€pletten = l3*ln-s -ovp
Etrekproef : zie proef 1. sovp = dikte trekstrip voor pletten (oorspr. plaatdikte).
- Bepaling C,n-waarde : zie proef 1.
BIJLAGE V. 3.
Preef 3. Stuikproeven met voorgewalst materiaal.
nit de gewalste staven van proef 1 worden ronde stuikblokjes geponst
(¢14 mm). Hierna worden deze blokjes op ¢10 mm afgedraaid om de
invloed van de ponsbewerking te elimineren (voordeformatie).
Fig.1 Stuikblokje.
De blokjes worden op de trekbank gestuikt totdat de dikte-afname
ongeveer 0.d1 mm is (smeermiddel RPhilipsR).
-Berekening effectieve spanning
a = i ; F = benodigde kracht om plaatje ongeveer 0.01 mm in dikte
te stuiken. A = ~*d2
4 ns dns = diam. na stuiken.
-Berekening effectieve rek
€ = £ + E . walsen stulkproef Ewalsen : zie proef 1.
£stuikproef =\I~* {2*(ln:nS)2 vs
-Bepaling C,n-waarden : zie proef 1.
Proef 4. Stuikproeven met voorgeplet materiaal.
Deze proef verloopt hetzelfde ais proef 3, maar nu met het
voorgeplette materiaal van proef 2.
BlJUGE VI. 1.
Afmetingen qereedschap KWI-proef.
~~ _________ Trekmatrijs
Blank
Trekstempel
Trekstempelhouder + plooihouder
Trekstempelhouder + plooihouder Trekstempel :
dtsh = 55.0 mm. dd = 32.5 mm.
ddh = 33.8 rom. dts = 55.0+ mm.
dph = 89.0 rom. \:its = 7.0 nUn. dtsc = 14.0 rum.
Trekmatrijs : htsc = 5.5 mm.
dtm = 62.9 mm. bolvormige kop aan
Qtm = 1.0 mm. centreerdoorn.
dtmph= 89.0 rom.
Afmetingen blenk dgat = 14 rom.
DblRnk = ¢98 rum.
BIJLAGE VII. 1.
Afleiding ~2 en ~3'
Afleiding ~2
Bij de KWI-proef geldt voor E1 (1-richting komt overeen met de r-richting,
fig. 3.2a ).
E1 = In ~ o
Belastingsinstabiliteit : 2-i*_ (f~ 6 b' 'I ) E1k = n - 2*I EO ~. , 1J, II ,
voor i =0
( 1 ) ~2
Afleiding ~3
E1 = In !i.. dO
!i.. dO
= e
n - EO = e
n - EO
Locale opp. instabiliteit 2-i* ( _ 1+i*- )
E1k = 1+i n 2*I EO
voor i=O
(2 )
d d = e o
2n - EO ~3 = e
(~.6, bijlage III).
BIJLAGE YIII. 1.
Plaatkwa- Richtinq C n EO Anisotro-liteit en v/d staaf pie factor dikte met wals- R
[mm] richtinq N/mm2
Cu 1 mm 0° 570 0.50 0.018 0.75 Cu 1 mm 45° 523 0.50 0.020 1.55 Cu 1 mm 90° 519 0.51 0.026 1.00 Cu 1.5 mm 0° 487 0.39 0.025 0.89 cu 1.5 mm 45° 474 0.43 0.039 1.32 Cu 1.5 mm 90° 499 0.48 0.041 1.08 Cu 2 mm 0° 581 0.52 0.010 1. 13 Cu 2 mm 45° 526 0.50 0.016 1.01 Cu 2 mm 90° 537 0.50 0.010 0.83 SPO 1 mm 0° 560 0.20 0 1.5 SPO 1 mm 45° 567 0.19 0 0.85 SPO 1 mm 90° 548 0.17 0 1.01 SPO 1.5 mm 0° 549 0.24 0 0.84 SPO 1.5 mm 45° 661 0.40 0.072 0.78 SPO 1.5 mm 90° 587 0.28 0.029 1. 82 SPO 2 mm 0° 509 0.21 0 1.68
45° ~
SPO 2 mm 538 0.20 0 1.28 SPO 2 mm 90° 494 0.19 0 2.04 Ms 1 mm 0° 802 0.70 0.036 0.93 Ms 1 mm 45° 773 0.42 0.047 0.94 Ms 1 mm 90° 723 0.66 0.038 0.90 Ms 1.5 mm 0° 795 0.62 0.048 0.88 Ms 1.5 mm 45° 785 0.62 0.053 0.89 Ms 1.5 mm 90° 780 0.60 0.041 0.82 Ms 2 mm 0° 780 0.70 0.055 0.98 Ms 2 mm 45° 789 0.78 0.066 1.03 Ms 2 mm 90° 762 0.71 0.048 0.92
BlJUGE IX. 1.
C,n-waarden van aluminium.
Aluminium 1 mm. Aluminium 1.5 mm Aluminium 2 mm
1.Trekproef voor- C 125 N/mm2 C 138 N/mm2 C 113 N/mm 2 = = = gewalste staven n = 0.02 n = 0.03 n = 0.05
corr.coef. = 0.89 C.c. = 0.78 C.c = 0.81
2.Trekproef voor- c = 117 N/mm2 C 139 N/mm 2 C 108 N/mm 2 = = geplette staven n = 0.02 n = 0.03 n = 0.03
C.c. = 0.83 C.c. = 0.81 C.c = 0.83
3.Stuikproef voor- C 163 N/mm2 C 161 N/mm 2 C 125 N/mm 2 = = =
gewalste staven n = 0.07 n = 0.06 n = 0.05
C.c. = 0.90 C.c. = 0.92 C.c. = 0.85
4.Stuikproef voor- C = 161 N/mm2 C - 144 N/mm2 C = 130 N/mm2
geplette staven n = 0.06 n = 0.04 n = 0.06
C.c. = 0.95 C.c. = 0.81 C.c. = 0.95
<r
t
Materiaal Al 2S (HH).
Uitgangsdikte 1 mm. o ° met walsrichting.
- -- - - - - -- 1. Trekproef voorgewalst materiaal
--- --- - - 2. Trekproef voorgeplet materiaal
-------·3. Stuikproef voorgewalst materiaal
---------4. Stuikproef voorgeplet materiaal
3-+-------~----+--~~~~++
JOt ----9
e 7-+------~--------+----
6-l-------+-----i---, ~-4--~--~--_+-~
2 3
0 :: 125*£°·034
, 0 ::: 117*£°·024
(j ::: 163*£°·065
0 ::: 161*£°·063
5 i, 7
No 1480 ti ___ --t ... _l
(c.c.=0.89).
(c.c.=0.83).
(c.c.=0.90).
(c.c.=0.95) .
.....
· , . ~ .. · I ~ . : .
. . J ' ... · ~ , . . :.'
Materiaal Al 25 (HH).
Uitqanqsdikte 1.5 Mm. o ° met walsrichtinq.
- - - - - - - - 1. Trekproef voorqewalst materiaal
- - - - 2. Trekproef voorqeplet materiaal
-- ·3. 5tuikproef voorqewalst materiaal
------4. Stuikproef voorqeplet materiaal
a = 138*£°·036 (c.c.=0.78).
ij = 139*£°·034 ( c . c . =0. 81) .
ij = 161*£°·058 ( c . c . =0 . 92) .
ij = 144*£°·039 (c.c.=0.81) .
3 6 ] 8 9 10,,1 5 0 9 .cr' . 3 4 5 .' '. D .' 2 ", 1 l 6 7' 8 . 9 'I~ 1
1' •. 1480 H C ---I ....... C
Materiaal Al 25 (HH).
Uitqanqsdikte 2 DIll. 0
° met walsrichtinq.
------- 1. Trekproef voorqewalst materiaal ij = 113*£°·045 ( c . c . =0 . 8 1 ) .
----2. Trekproef voorqeplet materiaal ij = 108*£°·030 (c.c.=0.83).
-_.---- 3. Stuikproef voorqewalst materiaal ij = 125*£°·048 (c.c.=0.85).
4. Stuikproef voorqeplet materiaal ij = 130*£°·059 (c.c.=0.95).
-0-
f
5
4
......
Ne 1480 H
BIJLAGE XI.
Gegevens onderstaande KWI-proeven.
Materiaal Koper (zuurstofvrij).
'Plooihouderkracht
Perssnelheid
10.000 N.
0.3 mm/s.
--£2. ···1
PLR.TOikrl I Ill_ :
PL""roi&Tf 1.5 """ "c o."t.:r.. 't." Q0.s5.
PI.""TojkT. 2... ! ". a5/. 'ttl aOls..
1.
0" ins no ering
x = insnoeri:r:g
---- INSTf.1BiLiTI!';rsl.!iN BIiPI?J9LI> lLiT Of" (.) iNSNOIi/f(E'UE"N TttEkPII.o£'F.
------- Theoretische inatabiliteitslijn.
DIJLAGE XI.
Gegevens onderstaande KWI-proeven.
Materiaal Koper (zuurstovrij).
Plooihouderkracht
Perssnelheid
10.000 N.
0.6 mmJs.
J l j t.:
eu 1.5 mm , boren
PL""'ailt,, ,.... • tJe ~5D.
. t.= 4011.
PLRRToiul' I. S "' m : "" D." $ • l.: O,OSS
PL""rO;UI 'l.11 ..... : nC451
2.= ",IJI!.
2.
o = insno
x = insnoering
Theoretische instabillteitslijn.
-',----- i--
- --; .
BIJLAGE XI.
Geqevens onderstaande KWI-proeven.
Materiaal Koper (zuurstofvrij).
Plooihouderkracht 10.000 N.
Perssnelheid
eu 1 mm,
n.0.50 loll' 0,01..1
0.3 mm/s.
3.
<:) ::: ins no ering
x = en insnoering
------- Theoretische.instabiliteitslijn.
BIJLAQE XI.
Gegevens onderstaande KWI-prpeven.
Materiaal KMs 63.
Plooihouderkracht 10.000 N.
Perssnelheid
Ms 1 mm
0.3 mm/s.
Ms 1 mm
''''lt1D;KrE I ... '"
PL""'Dikfl I.S lit... It" 0.6,. t:.·40'1t1.
Pl.AIf1();UIf tWit! ~ " .. Or'13. l. ... 0,05'
4.
o = insnoering
x = geen insnoeril:',"; ---- 1 NSTR8iLiUif'Sl.fiN t!:d!fllllLO aiT 1>11
(.) iNSNO~UIfJ(la!N TIUICPIt¢F.
-------- Theoretische instabiliteitslijn.
BIJLAGE XI.
Gegevens onderstaande KWI-proeven.
Materiaal KMs,6.3.
Plooihouderkracht
Perssnelheid
25.000 N.
0.3 ram/s.
PUt"l'Oik'f' I,. .. : ~ • 0.'0' 1:..- 0. 0 37.
n 11 r 0.' c,!I q.. e'l.~
P""'roil(l'E t.. .... !
5.
o insnoering
x = geen insnoering
------- Theoretische in5t~biljteit5lijn.
BIJLAGE XI.
Gegevens onderstaande KWI-proeven.
Materiaal SPOt
Plooihouderkracht
Perssnelheid
10.000 N.
0.3 mm/s.
SPD 1 mm boren
gPD 1 mm
PllfllTDlkfl" I Hit II eo.l9. 1.-0.
PLIIltToilC'f' I.' IfH: /1.0.30. 1..- 0.0'.1'1.
,. .... IIITO;.T. 2. "'.: ... - o.ltD. l.", D.
6.
o = insnoering
x [Seen insnoer
- ----- Theoretische instdbiliteitslijn.
BIJLAGE XI.
Gegevens onderstaande RWI-proeven.
Materiaal
Plooihouderdruk
Perssnelheid
Al 1 mm vonken
Al 25 (HH).
10.000 N.
0.3 mm/s.
Al
,"UUIT oikTl I .. "': ". 0.06$.
PLflffTQilff6 t. S Hlf 'I'll 0.039.
mm
7.
o insnoering
x = insnoer
Theoretische instabiliteitslijn.
[ ,l.! t,.
Al 1.5 mru
Biilage xn:
Theoretische grensdeformatieqrafiek in !let tweede kwadrant.
Voor i=1 en EO=O voIgt uit de beiasting~instabiliteit (bijl.II)
(1) e1k= n
(2)
(3)
Voor
(4 )
(5)
(6)
Fig.1 De grensvervormingsgrafiek.
1.
De belastings- en de lokale instabiIiteitsIijn snijden elkaar op de E1=as,
voor t:1 n.
De grensIijn die technisch interessant is, is de Iijn van het lokale
instabiliteitskriterium. In het tweede kwadrant van de grensvervormingsgrafiek
treedt pa~snoering op na !let bereiken van deze lijn.
Voor i=O (bijv. de trekproef) is £1=2*£2'
Men kan dan de volgende situaties tegenkomen (fig.1) :
Punt A. Bij £1=n gaat de belasting door het maximum. Het materiaal wordt
instabiel en er treedt globale insnoering op.
Bi; laqe XlI. 2.
Punt B. Bij "'1=n-'2 gddt de specifieke arbeid per oppervlakte nadl O.
Na dit punt treedt lokale insnoering op als : E 1=-2£2 4 £2= -no
... '1'= 2n.
Punt C. Bij dit punt wordt de insnoering zichtbaar.
Punt D. Scheur- of breukvorroing treedt op.
•
Biilage xm:
Bet verloop van de GVK yolqens het lokale instabiliteitskriterium vaar
anisotroop materiaal.
Voor de kritische rekken gelden voor dit kritelium de volgende
vergelijkingen :
(2. 12)
(2. 13) f:1k f:; k
(r2+1)*i -
(2. 14) *'E . E2k :::
Rl
R2 r,
Zo
a
:OOI=i:o+e~€o=)o 1k I,
E2k = I1
a*h k
::: Anisatrapiefactoc ::: Anisatropiefactor
= _1
r 2 ::: L
Rl R2
.i*b r *i
2 + r, 1
= 2*(r,+r 2+1) 1/2
3 }
in
in
0 1 richting.
°2-richting.
gaan vgl (2.13) en (2.1~) over in
We vinden vaor i=O en EO=O dus dezelfde vergelijking ais bij de lokale
instabiliteitskriterium vaar isotroap materiaal, nl.
Elk = n- E 2k ·
1 .
Biilage XIV.
Optredende spanning rondom blankgat.
Afleiding via evenwichtsbeschouwing materiaaldeeltje (fig.1).
Verondersteld wordt, dat de plaatdikte van het beschouwde deeItje
konstant blijft.
Fig.1 Evenwichtsbeschouwing materiaaldeeItje.
Uit de
(1)
evenwichtsvergelijkingen in de r-richting voIgt dOr _ om - or dO - It
dor*g + ° *dg r 0 =
IP do
(2) = d(or*Q)
a IP dg
Volgens Tresca geldt voor g=r
Waaruit voar vgl(1) voIgt dOr _~ dg - g
0=0 r
1.
Biilage XIV. 2.
De oplossing van deze vergelijking is
(3 ) o :: 0 *In.Q. r v r
Substitutie van vgl(3) in (2) geeft:
(4) 0 = 0 *(1+1n.Q.) !I) v r
Bij de KWI-test begint de insnaering aan de rand van het gat, dus bij g=r.
Dit invullen in vgl(3) en (4) geeft vaar or en o~
.. a = O. r
.. a ~
Dit is dus dezelfde spanningstoestand als bij de trekproef (i=O).
Random het gat heerst ex dus een lijnspanningstoestand.