Ondergedompeld in Het Hier en Nu

7
ONDERGEDOMPELD IN HET HIER EN NU EEN NARRATIEF PERSPEC TIEF OP ‘DISCIPELSCHAP ’ EN DE DOOP ALS KEUZE Ruben van de Belt In een tijd waarin rages en hypes elkaar in hoge snelheid opvolgen, zien we dat ook christelijk  Nederland niet aan dergelijke oplevingen ontkomt. 1  Kijkende naar de huidige stand van zaken kunnen we niet om het begrip ‘discipelschap’ heen. Deze term dekt een lading aan  perspectieven op leren in de kerk en christen-zijn in het dagelijks leven. Diverse auteurs hebben ervoor gepleit meer aandacht te geven aan alle aspecten van het leven, en willen het christelijke leven graag aanmerken als ‘discipelschap’ om aan te duiden dat het leerling- zijn—wat die auteurs de kern van het christelijk geloof noemen—over alle levensgebieden gaat. 2  Zij streven ernaar dat christenen bewust kiezen voor een leven als ‘discipel’ en wijzen erop dat er in het Nieuwe Testament sprake is van slechts één soort christen: de discipel. Randkerkelijke zijn, volgens hen, vreemd aan Christus’ oproep tot navolging. Deze claim 1  Met ‘christel ijk Nederland’ wordt hier gedoeld op christenen, afkomstig uit evangelische gemeenten, de kleinere orthodox-gerefo rmeerde kerken en delen van de Protestant se Kerk in Nederland, die o.a. gekenmerkt kunnen worden als achterban van de Evangelische Omroep en veelal stemmen op de ChristenUnie. Ondanks dat een dergelijke typering niet volledig sluitend is, lijkt het voor nu voldoende om aan te duiden op welke sociale- en culturele groep dit betrekking heeft. 2  Hierbij kan men denken aan: Mike Breen, Building a Disc ipleship Cultu re (Grand Rapids: Zondervan Publishing House, 2009), Robert E. Webber, Ancient-Futu re Evangelis m: Making Yo ur church a Faith-Formin g Community (Ada: Baker Publishers, 2003) en Sake Stoppels, Oefenruimte : Gemeente en parochie als  gemeensc hap van lee rlingen (Zoetermeer : Uitgeverij Boekencentrum, 2013).

description

A practical-theological survey of baptism in the context of 'discipleship'

Transcript of Ondergedompeld in Het Hier en Nu

  • ONDERGEDOMPELD IN HET HIER EN NU

    EEN NARRATIEF PERSPECTIEF OP DISCIPELSCHAP EN DE DOOP ALS KEUZE

    Ruben van de Belt

    In een tijd waarin rages en hypes elkaar in hoge snelheid opvolgen, zien we dat ook christelijk

    Nederland niet aan dergelijke oplevingen ontkomt.1 Kijkende naar de huidige stand van zaken

    kunnen we niet om het begrip discipelschap heen. Deze term dekt een lading aan

    perspectieven op leren in de kerk en christen-zijn in het dagelijks leven. Diverse auteurs

    hebben ervoor gepleit meer aandacht te geven aan alle aspecten van het leven, en willen het

    christelijke leven graag aanmerken als discipelschap om aan te duiden dat het leerling-

    zijnwat die auteurs de kern van het christelijk geloof noemenover alle levensgebieden

    gaat.2 Zij streven ernaar dat christenen bewust kiezen voor een leven als discipel en wijzen

    erop dat er in het Nieuwe Testament sprake is van slechts n soort christen: de discipel.

    Randkerkelijke zijn, volgens hen, vreemd aan Christus oproep tot navolging. Deze claim 1 Met christelijk Nederland wordt hier gedoeld op christenen, afkomstig uit evangelische gemeenten, de

    kleinere orthodox-gereformeerde kerken en delen van de Protestantse Kerk in Nederland, die o.a. gekenmerkt

    kunnen worden als achterban van de Evangelische Omroep en veelal stemmen op de ChristenUnie. Ondanks dat

    een dergelijke typering niet volledig sluitend is, lijkt het voor nu voldoende om aan te duiden op welke sociale-

    en culturele groep dit betrekking heeft.

    2 Hierbij kan men denken aan: Mike Breen, Building a Discipleship Culture (Grand Rapids: Zondervan

    Publishing House, 2009), Robert E. Webber, Ancient-Future Evangelism: Making Your church a Faith-Forming

    Community (Ada: Baker Publishers, 2003) en Sake Stoppels, Oefenruimte: Gemeente en parochie als

    gemeenschap van leerlingen (Zoetermeer: Uitgeverij Boekencentrum, 2013).

  • resoneert in o.a. de visie van Stoppels op de doop, waarbij hij pleit voor een doop op

    belijdenis, corresponderend met de hoge eisen die hij stelt aan het leerling-zijn.3

    Het christendom leeftuitzonderingen daargelatenniet in een vacum en trends die

    in die groepering ontstaan vormen mijns inziens een reactie op breder gedragen tendenties in

    de samenleving waar zij deel van uitmaakt. In dit paper wordt de vraag gesteld of de visie op

    de doop in het kader van het begrip discipelschap een uiting kan zijn van een dergelijke

    reactie. Om tot een goed verstaan te komen zal eerst een korte beschrijving van de betreffende

    visie op de doop, waarbij het boek van Stoppels het uitgangspunt vormt, mede vanwege de

    recente publicatie maar vooral vanwege de katalyserende rol die het heeft gespeeld. De visie

    die geformuleerd wordt, zal gevalueerd worden door Charles Taylor en Jos Casanova het

    woord te geven, waarbij continuteit en discontinuteit kernwoorden zullen blijken. Tot

    slot worden een aantal theologische vragen naar aanleiding van die evaluatie geformuleerd,

    die bij willen dragen aan het publieke debat over dit thema.

    Voordat er gestart kan worden, dien ik mijn positie te expliciteren.4 Indelend in de

    diverse benaderingen van praktische theologie zie ik mezelf vooral als betrokken en positief-

    kritisch aangaande de geschetste geloofspraktijk. Ik tracht tot een verstaan en analyse van de

    geloofspraktijk te komen om zodoende bij te dragen aan het gesprek over deze praktijk, zoals

    dat binnen de geschetste groepering een plaats heeft. Tevens probeer ik een zekere mate van

    distantie te houden door de praktijk te beschrijven, en kritisch te bevragen, maar mijn 3 In de inleiding zijn de begrippen discipel, leerling-zijn en navolger inwisselbaar gebruikt. Ondanks dat een

    enkele auteur een onderscheid maakt, is de tendens dat deze termen dezelfde lading hebben. In het vervolg van

    dit paper zullen ze dan ook als zodanig gebruikt worden.

    4 Het uitgangspunt bij deze positionering vormt: R. Ruard Ganzevoort, Forks in the Road when Tracing the

    Sacred: Practical Theology as Hermeneutics of Lived Religion,

    http://www.ruardganzevoort.nl/pdf/2009_Presidential.pdf (geraadpleegd op 23 juni 2014).

  • sympathie voor de praktijk is evident. Met deze benadering probeer ik een bijdrage te leveren

    aan de ontwikkeling van de praktijk in genoemde groepering, en zie in die kerken dan ook

    mijn doelgroep. Daarnaast moet ik opmerken dat ik opgegroeid ben in een gereformeerd

    gezin, op latere leeftijd in contact ben gekomen met een evangelische theologie, en me in het

    heden bewust identificeer met beide tradities en tevens een gemeente bezoek die als zodanig

    te typeren is.

    Dopen in de Oefenruimte

    Om tot een begrip van de volwassendoop, in verband met de rol van discipel die de

    gelovige speelt, te komen beschrijven wij eerst de argumenten die Stoppels aandraagt. In

    Oefenruimte schrijft hij het volgende:

    In mijn ogen is de kerk van de toekomst het meest gediend met een combinatie van een royale mate van

    vrijlatende gastvrijheid n een heldere en grote toewijding aan de zaak van het Rijk Gods. Wanneer ik

    die combinatie toespits op de doop, dan is het in dat kader wijs de zuigelingendoop in te wisselen voor

    het zegenen van zuigelingen en de doop te reserveren voor dat moment waarop gelovigen besluiten zich

    toe te wijden aan God, Zijn Rijk en de gemeenschap van mensen die dat ook willen.5

    In de visie van Stoppels zien een verband tussen de doop en een bewuste keuze om discipel te

    worden. Toewijding wordt voorwaardelijk voor het water; de gelovige begint aan zijn/haar

    nieuwe leven als discipel van Jezus door te getuigen in de doop op geloof. Hier komt het

    goddelijke verhaal van Jezus als de getuigende God in contact met het menselijke verhaal van

    5 Sake Stoppels, Oefenruimte: Gemeente en parochie als gemeenschap van leerlingen (Zoetermeer: Uitgeverij

    Boekencentrum, 2013), 158 f.

  • de enkeling die een omkering maakt in zijn/haar leven en zo begint aan een nieuwe hoofdstuk

    van dat (levens)verhaal.6

    Tevens zien we in het pleidooi van Stoppels, en in de bredere kring van auteurs die

    over het thema schrijven, dat veel Bijbelcitaten afkomstig zijn uit Handelingen en regelmatig

    wordt verwezen naar de Vroege Kerk, wat lijkt te functioneren als narratief waarbinnen deze

    auteurs navolging begrijpen. Die verwijzingen worden vaak onderbouwd door te stellen dat

    de context gelijkwaardig is, in die zin dat ook toen de christelijke gemeente een kleine

    minderheid vormde. Nederland is niet langer een christelijke natie, Het corpus christianum is

    reeds lang vergaan, de volkskerk ligt inmiddels ook achter ons, de kerk is een keuzekerk

    geworden.7 Kijkende naar de doop wordt daarom afgevraagd of het daarom niet een goed

    moment [is] om de dominante praktijk uit de Vroege Kerk in ere te herstellen?8 Het verhaal

    van de Vroege Kerkals minderheids- en keuzekerkbiedt een mogelijkheid tot

    identificatie, wat tot uitdrukking komt door te pleiten voor een doop op geloof. Het verhaal

    van de Vroege Kerk als gemeenschap van discipelen wordt verbonden met een ritueel

    waarin de bewuste keuze van de gelovige centraal staat. Het verhaal en ritueel verkeren in een

    symbiotische relatie en versterken elkaar; de kiezende discipel wordt door de gekozen doop

    onderdeel van het verhaal van de kiezende kerk.9 Deze keuzes hebben vooral een plek in het

    dagelijks leven van de gelovige en willen hem/haar ervan bewust maken dat discipelschap

    gaat over alle terreinen van het menselijk bestaan, hoe onbeduidende ze ook mogen lijken.

    6 Herbert Anderson & Edward Foley, Mighty Stories, Dangerous Rituals: Weaving Together the Human and the

    Divine (San Fransisco: Jossey-Bass), 20-35.

    7 Stoppels, Oefenruimte, 162.

    8 Stoppels, Oefenruimte, 162.

    9 Anderson & Foley, Mighty Stories, 25.

  • Continuteit en Discontinuteit

    Om tot een passende interpretatie van deze wending naar discipelschap als bewuste keuze van

    het individu te komen, geven we nu het woord aan Charles Taylor en Jos Casanova. De

    eerste noemt de huidige tijd het tijdperk van authenticiteit. Hij schrijft hierover:

    Naast moreel/spiritueel en instrumenteel individualisme zien we nu ook een wijdverbreid expressief

    individualisme. Dat is natuurlijk niet volkomen nieuw In de negentiende eeuw zochten intellectuele

    en kunstzinnige elite groepen naar authentieke levenswijze of naar zelfexpressie. Nieuw is dat deze

    plaatsbepaling van het zelf een massaal verschijnsel lijkt te zijn geworden.10

    De moderne mens zoekt dus massaal naar een authentieke en expressieve levensstijl. Men wil

    zich begrijpen als een uniek mens met een dito identiteit. Wanneer we discipelschap zien als

    een levensstijl die uiting wil geven aan iemands geloof, een gevolg is van een bewuste keuze

    en daarin onderdeel wil worden het menselijk narratief, kan gesteld worden dat

    discipelschap een christelijke belichaming van het tijdperk van authenticiteit betreft. Daarbij

    wordt opgemerkt dat Taylor op een andere plaats schrijft over de bevestiging van het gewone

    leven als ontwikkeling in het moderne denken over arbeid, seksualiteit, huwelijk en gezin.11

    In zijn analyse van de herkomst van de nadruk op het gewone leven verwijst hij regelmatig

    naar het calvinistische en puriteins gedachtegoed, wat niet toevallig kan zijn gezien de

    groeperingen in Nederland waar discipelschap invloed heeft.12 Wanneer we kijken naar de

    beschrijving van Stoppels zien we dat ook hij erop wijst dat discipelschap zich niet beperkt tot

    10 Charles Taylor, Een seculiere tijd (Rotterdam: Lemniscaat, 2009), 625.

    11 Charles Taylor, Bronnen van het zelf (Rotterdam: Lemniscaat, 2011), 293 ff.

    12 Taylor, Bronnen van het zelf, 308-312.

  • bepaalde terreinen van het leven, maar gaat over de volle breedte.13 Ook hier treffen we een

    zekere continuteit ten opzichte van deinmiddels postmodernecultuur. Daarnaast zou men

    kunnen verdedigen dat discipelschap een uiting is van de individualiserende werking van

    religie, in die zin dat de gelovige primair wordt begrepen als de enkele leerling die, in het

    kader van de doop, zelf een bewuste keuze moet maken om in het verhaal van de

    gemeenschap te stappen.14

    Echter, deze claim op het gehele leven is ook op te vatten als discontinuteit. In een

    historisch-sociologische studie betoogt Casanova dat religie in het Westen sterk

    geprivatiseerd is en een onafhankelijke sfeer van het leven vormt.15 Dit staat haaks op het

    ideaal van Stoppels, die pleit voor discipelschap als overkoepelend paradigma voor het gehele

    leven van een christen. De gang naar een gefragmentariseerde identiteit, zoals die breed te

    zien is, wordt hier beantwoord met een tegengestelde beweging, waar geloofhet

    discipelschap van het individuhet gehele palet van het menselijke leven wil overkoepelen.16

    Concluderend kunnen we stellen dat het pleidooi voor discipelschap continuteit en

    discontinuteit als kernwoorden heeft; de eerste wanneer we kijken naar Taylors visie op

    authenticiteit en de bevestiging van het gewone leven, en de laatste wanneer we met

    Casanova zien dat religie verworden is tot een segment van het leven, net als het werk, gezin

    of huwelijkdaar waar discipelschap deze gebieden graag onder zichzelf wil scharen.

    13 Stoppels, Oefenruimte, 74.

    14 Ruard Ganzevoort, De hand van God en andere verhalen: over veelkleurigheid en botsende beelden

    (Zoetermeer: Uitgeverij Meinema, 2006), 80.

    15 Jos Casanova, Public Religions Revisited in Hent de Vries (ed.) Religion: Beyond a Concept (New York:

    Fordham University Press ,2008), 101-119.

    16 Ganzevoort, De hand van God, 81.

  • Theologische Vragen bij de Doop van een Leerling

    Wanneer de doop wordt beschreven als de bewuste keuze van de enkeling om deel te worden

    van de christelijke gemeente, die zichzelf ziet als discipel van Christus op alle gebieden van

    het leven, en zichzelf begrijpt als verwant aan het verhaal van de Vroege Kerk, dan werpt dat

    een aantal vragen op over deze typering van de doop. Zonder te pretenderen compleet te zijn

    of het antwoord te hebben, zullen concluderend enkele vragen geformuleerd worden.

    Allereerst kan de vraag gesteld worden of discipelschap als overkoepelend narratief,

    betrekking hebbend op alle levensgebieden, niet een te simpele eenduidigheid wil zijn van het

    individuele levensverhaal? Is het redelijk om te veronderstellen dat een christen eenheid kan

    brengen in zijn/haar gefragmentariseerde identiteiten in verschillende contexten? Het verhaal

    van discipelschap, en doop als uiting van een bewuste keuze daarvoor, lijkt vooral een

    verhaal voor de eigen orthodox-christelijke kring, en zo slechts een identiteit te blijven in de

    versplinterde persoon. Ten tweede, en in het verlengde van het voorgaande, moet de vraag

    gesteld worden naar de rol van het overkoepelend narratief van discipelschap. Stel dat het

    een werkbaar concept blijkt om de versplinterde identiteit bijeen te houden, is het dan

    mogelijk om tot een definitie van discipelschap te komen die het individu bijeenhoudt en

    tegelijkertijd openheid bewaart jegens het versplinterde publiek en afwijkende verhalen van

    andere authentieke individuen? En tot slot: in hoeverre wordt de doop dan een expressie van

    de authenticiteit van de gelovige, en hoe verhoudt deze typering zich tot de doop als

    initiatierite?