Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen
Transcript of Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen
Provincie Groningen
Detailhandelsvoorzieningen
Broekhuis Rijs Advisering 2
Projectnaam : Omgevingsvisie provincie Groningen Deelproject : Detailhandelsvoorzieningen Opdrachtgevers : bestuurlijk: gedeputeerde William Moorlag; ambtelijk: Dick Bresser,
projectleider Opdrachtnemers : Bert Broekhuis en Janny Rijs, Broekhuis Rijs Advisering Datum : 10 februari 2014 Versie : 4 Status : definitief
Broekhuis Rijs Advisering 3
Provincie Groningen
Detailhandelsvoorzieningen
Opdrachtgever: Provincie Groningen Projectnummer: 1213.241 Datum: 13-2-2014
Broekhuis Rijs Advisering
Postadres: Wederik 1 9801 LX Zuidhorn
Tel. (0594-528358) E-mail: [email protected]
Internet : www.broekhuisrijs.nl
Broekhuis Rijs Advisering 4
Inhoud
1. Inleiding 5
2. Trends en ontwikkelingen in detailhandel 7
2.1 Algemene trends en ontwikkelingen
2.2 Trends en ontwikkelingen t.a.v. internet
2.3 Trends en ontwikkelingen t.a.v. grootschalige detailhandel
3. Retailaanbod provincie Groningen 21
3.1 Ontwikkeling totaalaanbod
3.2 Ontwikkeling aanbod per gebied/regio
3.3 Ontwikkeling grootschalig aanbod
4. Toekomstperspectief detailhandel 30
Bijlagen 33
1. Indeling branches detailhandel
2. Indeling hoofdkernen provincie Groningen
Broekhuis Rijs Advisering 5
1 Inleiding
De dynamiek in de detailhandel is bijzonder groot en kent vele trends en
ontwikkelingen. Een aantal daarvan is al jaren aan de gang, zoals de
schaalvergroting en de branchevervaging. Andere trends zijn het afgelopen
decennium actueler geworden, zoals de opkomst van het internet als
verkoopkanaal, de toenemende invloed van fabrikanten en de verdere
internationalisering (met onder meer een toename van vierkante meters). De
afgelopen jaren is, mede door de economische crisis, eveneens een aantal
ontwikkelingen in een stroomversnelling gekomen, zoals sanering en
fusieprocessen.
Naast deze landelijke trends en ontwikkelingen zijn er ook belangrijke
regionale ontwikkelingen gaande, zoals de stagnatie van de groei en de
krimp van de bevolking in verschillende provincies van ons land. De
bevolkingsontwikkeling in het Noorden van Nederland stond de afgelopen
periode dan ook breed in de belangstelling. In Noord-Nederland wonen in
totaal ruim 1,7 mln. inwoners (per 1 januari 2013), waarvan 582.000 in de
provincie Groningen (cijfers CBS Statline). Als geheel groeit de bevolking in
Noord-Nederland nu nog licht, maar de komende jaren zal in het totale
gebied sprake zijn van een stabilisatie; in sommige delen van de provincies
is reeds sprake van krimp.
De discussies over de krimp in de regio en daarbuiten zijn in volle gang. In
het „krimpdebat‟ staan de gevolgen voor het woningbouwprogramma en de
voorzieningenstructuur hoog op de agenda. Daarnaast hebben ook andere
demografische ontwikkelingen zoals vergrijzing direct invloed op de
voorzieningenstructuur, zowel wat betreft de commerciële als niet-
commerciële voorzieningen.
Binnen de provincie Groningen lopen de ontwikkelingen ook niet overal
gelijk; in de stad Groningen verschillen de ontwikkelingen van die in
bijvoorbeeld Oost-Groningen. De provincie Groningen werkt momenteel aan
een Omgevingsbalans voor de hele provincie. Om deze balans goed uit te
kunnen voeren bestaat behoefte aan informatie op diverse terreinen, zoals
de bevolking, de woningbehoefte en de voorzieningenstructuur. Bij de
commerciële voorzieningen gaat het primair om de detailhandel, maar
daarnaast ook om gerelateerde centrumvoorzieningen als horeca en
dienstverlening, voor zover relevant. Ten aanzien van de detailhandel
besteden we apart aandacht aan de ontwikkeling van de grootschalige
detailhandel.
De Omgevingsbalans is vooral gericht op het toekomstige beleid. Maar om
dit goed te kunnen bepalen is tevens de huidige stand van zaken en de
Broekhuis Rijs Advisering 6
historische ontwikkeling van belang. Hierbij is gevraagd om de historische
analyse vanaf 2007 te schetsen.
Tevens is een bepaalde regionale indeling van de provincie van belang.
Deze indeling luidt als volgt:
Gemeente Groningen
Ring om de stad (gemeenten Marum, Grootegast, Leek, Zuidhorn,
Winsum, Bedum, Ten Boer, Haren, Hoogezand-Sappemeer,
Slochteren)
Krimpgebieden (gemeenten De Marne, Eemsmond, Delfzijl,
Appingedam, Loppersum, Oldambt, Menterwolde, Veendam,
Pekela, Bellingwedde, Stadskanaal, Vlagtwedde).
Voor de analyse is concreet de volgende centrale vraag geformuleerd:
“Hoe ziet de huidige detailhandelsstructuur van de provincie
Groningen er uit en hoe zal de detailhandelsstructuur, rekening
houdend met alle (demografische) ontwikkelingen in de regio en
trends en ontwikkelingen in de detailhandel, er in de toekomst uit
gaan zien?”
Voor het offerteverzoek zijn de volgende subvragen gesteld:
Hoe is de historische ontwikkeling van de commerciële
voorzieningenstructuur in de provincie Groningen de afgelopen
jaren geweest, rekening houdend met de beschreven regionale
indeling?
Hoe zal de commerciële voorzieningenstructuur er de komende
jaren naar verwachting uit komen te zien, naar regionale
indeling?
Hoe ziet specifiek de ontwikkeling van de grootschalige
detailhandel eruit?
Broekhuis Rijs Advisering 7
2. Trends en ontwikkelingen in de detailhandel De verzorgingsstructuur in Nederland is opgebouwd volgens een bepaalde
hiërarchie. Voor de provincie Groningen staat dan het winkelgebied van de
stad Groningen bovenaan met een verzorgingsfunctie voor een heel
landsdeel. Dit zakt verder af via de regionaal verzorgende winkelgebieden
naar de locaal verzorgende winkelgebieden. Vooral bij de overheid
(gemeentelijk) wordt dit principe nog veel gebruikt als ordeningsprincipe,
maar de laatste tijd wordt dit steeds vaker ter discussie gesteld. Het wordt
nog altijd gebruikt omdat het overzichtelijk is; de marktruimte is te berekenen
(middels distributieplanologische studies), en marktpartijen kunnen een
helder antwoord krijgen op vestigings- en uitbreidingsverzoeken. De reden
dat het steeds vaker ter discussie wordt gesteld, heeft vooral te maken met
het feit, dat het weinig dynamisch is (te veel nadruk op kwantitatieve
aspecten) en omdat andere factoren een sterkere rol gaan spelen. De
afstand tot een kern en de omvang (in inwonertal) van kernen is historisch
een belangrijk ordeningsprincipe. Hoewel nu nog steeds voor een fysiek
winkelbezoek de afstand belangrijk is, speelt het shoppen via internet een
steeds prominentere rol. Hierdoor kunnen (internet-)ondernemingen in kleine
kernen wel degelijk een rendabele exploitatie gaan voeren. Afstand is
daarmee ook een relatief begrip geworden.
In dit hoofdstuk zullen diverse trends en ontwikkelingen beschreven worden,
die allemaal invloed uitoefenen op de detailhandel in het algemeen, maar
waarvan verschillende ook hun sporen na zullen laten in het traditionele
ordeningsprincipe.
2.1 Algemene ontwikkelingen
Inwonertal
In Noord-Nederland (drie provincies) wonen in totaal ruim 1,7 miljoen
mensen. De noordelijke provincies hebben veel overeenkomsten, maar
kennen ook duidelijk hun eigen identiteit. In alle gevallen gaat het om
plattelandsprovincies, met enkele grote kernen. In de provincie Groningen is
er in de verzorgingshiërarchie sprake van een zeer duidelijk onderscheid
tussen Stad en Ommeland.
In de provincie Groningen wonen per 1 januari 2013 ruim 582.000 inwoners
(bron CBS). In de provincie is de stad Groningen veruit de grootste stad, en
tevens een universiteitsstad. Hier wonen bijna 196.000 mensen. In de
provincie zijn een aantal iets grotere kernen aanwezig. Hierbij gaat het onder
meer om Hoogezand-Sappemeer met ca. 34.500 inwoners. Veendam
(inclusief Wildervank) telt ruim 25.700 inwoners, Stadskanaal telt 19.780
inwoners, Delfzijl en Winschoten tellen beide ca. 18.000 inwoners. Haren
tenslotte telt ca. 15.800 inwoners.
Broekhuis Rijs Advisering 8
Figuur 2.1 Indeling provincie Groningen
Bron: Google Earth, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering
De stad Groningen is in feite de enige gemeente waar nog groei van de
bevolking te constateren is. In de overige gemeenten is sprake van
stabilisatie of van een lichte daling. Wel zal een aantal kernen nog groeien;
dan gaat het vooral om kernen op relatief korte afstand van de stad
Groningen.
Wanneer we kijken naar de indeling van de stad Groningen, de ring rondom
de stad en de krimpgebieden, dan woont momenteel 34% in de stad, 28% in
de ring rondom de stad en tenslotte bijna 39% in de krimpgebieden.
Gezinsverdunning
Het aantal huishoudens is de afgelopen decennia in Nederland nog fors
gestegen. Dit valt vooral te verklaren vanuit de gezinsverdunning die is
opgetreden. In Nederland telde een huishouden in 1975 nog 2,95 personen;
in 2000 was dit aantal afgenomen tot 2,30, in 2010 was dit 2,22. Hoewel de
daling niet zo snel meer gaat, is de gezinsverdunning nog niet tot staan
gebracht. In de provincie Groningen bedroeg de gemiddelde
huishoudgrootte 2,11 (cijfers 2005). Het cijfer voor de stad Groningen telt
met een gemiddelde van 1,72 zwaar door in het totaal gemiddelde.
Broekhuis Rijs Advisering 9
Bevolkingsprognose
Momenteel ligt het totale inwonertal van Nederland op ongeveer 16,8
miljoen. De verwachting is dat dit aantal tot 2040 nog zal toenemen tot bijna
17,5 miljoen. Maar de verdeling over het land is ongelijk; in sommige
gebieden zal nog sprake zijn van aanzienlijke groei, terwijl in andere
gebieden de krimp zal voortzetten of juist zal beginnen.
In Nederland hebben meerdere regio‟s, zoals Zeeland, Zuid-Limburg, Noord-
Friesland en Noord- en Oost-Groningen te maken met krimp van de
bevolking.
Oost-Groningen en de Eemsdelta zijn landelijk benoemd tot één van de drie
topkrimpregio‟s, samen met Parkstad Limburg/Zuid-Limburg en Zeeuws-
Vlaanderen. Hierdoor is er volop aandacht voor deze gebieden, hetgeen ook
gepaard gaat met extra investeringsmogelijkheden.
In figuur 2.2 staat de trendprognose van de Groninger gemeenten,
ingedeeld naar de drie gebieden, voor de jaren 2015 en 2025. In deze
periode zal het inwonertal voor de hele provincie naar verwachting nog met
1% gaan toenemen, van 571.970 naar 578.181.
Figuur 2.2 Bevolkingsprognose provincie Groningen
Bron: gemeente Groningen, prognose volgens IPB
De ontwikkeling van deze drie gebieden verschilt duidelijk van elkaar. In de
gemeente Groningen neemt het inwonertal naar verwachting met 11% toe.
In de ring rondom de stad blijft het aantal inwoners vrijwel gelijk (daling van
1%), terwijl in de krimpgebieden sprake is van een daling van 6%.
Broekhuis Rijs Advisering 10
Vergrijzing
Op dit moment is de grijze druk in Nederland 27% (cijfers CBS 2012).Dat wil
zeggen: tegenover elke honderd potentiële arbeidskrachten (20-64-jarigen)
staan 27 personen van 65 jaar of ouder. Vijftig jaar geleden waren dit er nog
14. In 2040 zal de grijze druk naar verwachting zijn toegenomen tot 51%.
Daarna neemt de grijze druk af omdat de naoorlogse generatie
“babyboomers” dan overleden zal zijn. Maar de daling blijft beperkt. In de
tweede helft van deze eeuw zal de grijze druk 40% bedragen. Bijna
tweemaal zoveel als nu. De vergrijzing die al is ingezet is dus structureel.
De gedachte dat vergrijzing samengaat met meer vrij besteedbaar inkomen
en meer consumptieve bestedingen gaat lang niet altijd op. De zorg neemt
een grotere hap uit het inkomen en er worden soms nieuwe hypothecaire
verplichtingen aangegaan om de oude dag verzekerd te hebben. De grote
uitgaven blijven vaak beperkt tot inrichting van het huis en de aanschaf van
een auto. Tot 2010 is dit het patroon geweest.
Rond 2020 zijn er naar verwachting wel steeds meer 65-plussers met een
hoger besteedbaar inkomen, ondermeer als gevolg van dubbele
pensioenen. Vitale senioren hebben in 2020 hun leven anders ingericht.
Voor een deel verhuizen ze van de Randstad naar de nog rustige provincies.
Hun koopkracht verschuift mee van de grote stad (in het Westen) naar de
landelijke provincies. Maar waarschijnlijk zullen mensen in deze provincies
(zoals het Noorden van het land) vooral kiezen voor kernen met
voorzieningen, en veel minder voor de kleine dorpen zonder voorzieningen
als woonplaats. Dus er zijn voldoende mensen die wellicht naar het Noorden
zullen verhuizen, maar zij kiezen daar aangekomen eerder voor de grotere
steden en kernen dan het plattelandsgebied. Ze willen dichtbij voorzieningen
in de buurt blijven. En ook binnen de provincie trekken veel mensen naar de
grotere kernen.
Ontgroening
Waar het aandeel ouderen toeneemt, daalt het aandeel van de werkzame
bevolking en van de kinderen/jongeren. Dit laatste wordt ontgroening
genoemd. In figuur 2.3 is hiervan een overzicht te zien. Rond 2025 zal het
aandeel 65+-ers in Nederland het aandeel jongeren gaan inhalen.
Broekhuis Rijs Advisering 11
Figuur 2.3 Aandeel bevolking naar leeftijd in Nederland in %
Bron: CBS, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering
De reden dat ontgroening hier apart vermeld wordt heeft te maken met het
feit, dat dit een behoorlijk effect kan hebben op de voorzieningen. Het is niet
ondenkbeeldig, dat juist op het platteland het effect van ontgroening
merkbaar zal zijn; de jongeren trekken sterker naar de grotere dorpen en
steden toe. Daar zijn de voorzieningen voor hen volop aanwezig.
Schaalvergroting
Schaalvergroting doet zich binnen vrijwel alle branches voor. Binnen de food
-sector betekent het onder andere dat supermarkten groter zijn geworden,
maar ook speciaalzaken zijn groter en specifieker geworden. Het aantal
speciaalzaken (slager, bakker, groente/fruit) is de afgelopen jaren duidelijk
afgenomen. Vooral in veel plattelandskernen zijn de speciaalzaken vaak al
geheel verdwenen. Voor de supermarktbranche zien we dat de grenzen aan
de schaalvergroting, voor wat betreft het foodgedeelte zo ongeveer bereikt
zijn. Een supermarkt kan momenteel maximaal zo‟n 3.000 m²
winkelvloeroppervlak vullen. Meer vierkante meters betekent veelal
toevoeging van meer non-food producten.
Ook in de mode is de schaalvergroting de laatste jaren goed herkenbaar.
Was eind vorige eeuw een modewinkel van 500 m² al redelijk groot,
tegenwoordig is al snel minimaal 1.000 m² vereist.
Branchevervaging
Sterk samenhangend met de schaalvergroting is de trend van de
branchevervaging. Een ieder kent de voorbeelden in zijn eigen omgeving;
bouwmarkten verkopen ook planten, tuincentra verkopen ook huishoudelijke
artikelen, supermarkten verkopen ook mediaproducten. Hier is sprake van
Broekhuis Rijs Advisering 12
een onomkeerbaar proces. Ook tussen sectoren treedt vervaging op,
horecaconcepten met detailhandelsverkopen en omgekeerd (bijvoorbeeld
een bakker met lunchroom) komen steeds meer in beeld. In de stedelijke
gebieden is dit patroon vooral vraaggestuurd ontstaan, d.w.z. de klant vraagt
er in feite om. De consument wil meer keus, bijpassende producten, of juist
het gemak van meerdere producten in één keer kunnen aanschaffen. Het
lijkt er op, dat op het platteland juist ook sprake is van „geboren uit
noodzaak‟. De ondernemer heeft extra inkomsten nodig om een rendabele
exploitatie te kunnen blijven voeren; ofwel aanbod gestuurd.
Filialisering en franchising
De laatste decennia zijn de prijzen per m² vloeroppervlak aanzienlijk
gestegen. De economische crisis heeft hier nog niet veel aan veranderd.
Filiaalbedrijven zijn beter in staat flinke bedragen neer te leggen per m² dan
kleine eenmanszaken, waardoor de beste posities vaak door die
filiaalbedrijven worden ingevuld. Filialisering zorgt voor een uniform en
herkenbaar, maar eenzijdig winkelbeeld. De roep om meer winkels met een
eigen identiteit (door DTZ „knuffelwinkels‟ genoemd) is de afgelopen jaren
toegenomen.
Filialisering gaat vaak gepaard met franchising. De ondernemer wil nog
graag in een dorp blijven, maar door enerzijds de toenemende productvraag
en gewenste herkenbaarheid van formules en anderzijds de toenemende
bijkomende kosten (voor meer assortiment, meer voorraad, meer promotie)
biedt franchising voordelen voor de zelfstandige ondernemer. Oorspronkelijk
was hier sprake van een goede combinatie. De laatste jaren is efficiency
vaker de drijfveer geworden, waardoor vooral in het lagere segment meer
winkels worden toegevoegd.
De laatste jaren zijn veel ketenbedrijven zich – mede door de economische
crisis – aan het heroriënteren. In het ene geval betekent het dat kleinere
kernen juist nieuwe mogelijkheden bieden, terwijl in andere gevallen
besloten wordt om hier juist niet meer in te investeren. Dit is keten- of
formule specifiek.
Internationalisering
De afgelopen jaren zijn steeds meer buitenlandse ketens in de winkelstraten
verschenen. Doordat de Nederlander de afgelopen jaren steeds mondialer is
geworden, zijn de wensen ook veranderd. Winkels wisselen sneller en
internationale formules nemen een steeds dominantere positie in het
straatbeeld in. Nieuwe ketens, zoals de Duitse ketens Hornbach, Aldi,
Mediamarkt en de Spaanse ketens als Zara en Bershka zijn niet meer uit
het winkellandschap weg te denken. Vooral in de grotere kernen in het land,
en dus ook in het Noorden, zullen deze nieuwe winkelketens bestaande
bedrijven (gaan) beconcurreren. Aan de komst van internationale ketens
Broekhuis Rijs Advisering 13
zitten naast voordelen, zoals versterking van het aanbod voor de consument
en de invulling van winkelvastgoed, ook potentiële nadelen; zo is het risico
van een snel vertrek uit een land aanwezig (denk bijvoorbeeld aan
Schlecker) ten gunste van expansie in andere delen van de wereld of vice
versa. Verder heeft de komst van buitenlandse ketens ook bijgedragen aan
de toename van de winkelmeters in Nederland; vaak gaat het om grote
ketens met grote oppervlaktes. In eerste instantie kiezen ze meestal voor de
Randstad, waarna redelijk snel de stad Groningen aan de beurt is. Daarna
duurt het vaak lang voordat er een vervolg is, aangezien een „tussenmaat‟
steden in de provincie ontbreekt. Voor veel internationale ketens zijn
Hoogezand of Winschoten niet groot genoeg.
Toename mobiliteit en concurrentie tussen centra
Al in de vorige eeuw is de mobiliteit en vooral het gebruik van de auto enorm
toegenomen. Dit heeft nog steeds grote gevolgen voor het winkelbeeld. De
consument heeft veel meer keus gekregen en kan eenvoudig meerdere
winkelgebieden bezoeken. Vooral het aantal buurtwinkels is hierdoor
afgenomen, omdat de consument vaker kiest voor een groter aanbod op
relatief geringe afstand. Afstand is nog altijd zeer bepalend in het
keuzegedrag van de consument, maar niet meer allesbepalend. Veel
consumenten bezoeken dan ook regelmatig meerdere winkelgebieden om al
hun aankopen te verrichten. Voor elk winkelgedrag (shopping, gericht
boodschappen halen ed.) kan de consument een ander winkelcentrum of -
gebied bezoeken en doet dat dan ook regelmatig.
Ook in plattelandsgebieden is hiervan sprake, terwijl de afstanden hier groter
zijn dan in de stad. De afhankelijkheid van een vervoermiddel neemt toe.
Wanneer in een kleinere kern in de provincie een voorziening verdwijnt, dan
betekent dit vaak dat de inwoners niet meer met de fiets hun boodschappen
kunnen halen. Hoewel mensen gemiddeld langer mobiel blijven is juist op
het platteland de vergrijzing sterk aanwezig. Niet iedereen heeft de
beschikking over een auto en/of rijbewijs. Bovendien biedt het openbaar
vervoer in veel gevallen geen alternatief. De keuzevrijheid van de
consument wordt hierdoor beperkt. Centra met ruime parkeermogelijkheden
en goede openbaar vervoerverbindingen gaan daardoor aan belang winnen.
Het centrum als recreatief verblijfsgebied
Binnenstedelijke centra worden steeds belangrijker als recreatief
verblijfsgebied. Het belang en de omvang van de detailhandel in de centra
wordt vaak onderschat. Ook voor het toerisme is het van groot belang. Het
aanbod van de diverse functies (de aanbodmix) en vooral de sfeer van een
centrum is bepalend bij de keuze waar men naar toe gaat. De combinatie
van detailhandel, het complete aanbod en het unieke eigen karakter, de
Broekhuis Rijs Advisering 14
ondersteunende horeca en de aanwezige culturele elementen in een
centrum bepalen de kwaliteit van een centrum als recreatief verblijfsgebied.
Dit gaat niet alleen op voor echt grote kernen als Groningen, maar ook voor
middelgrote kernen als Stadskanaal, Winschoten of Hoogezand, en meer
toeristische kernen als bijvoorbeeld Appingedam.
Schaalverkleining/nieuwe concepten
Naast schaalvergroting in de detailhandel is er ook sprake van een
tegengestelde trend van schaalverkleining, met name op het platteland. In
het kader van de leefbaarheid van de kleine kernen wordt sterk gezocht naar
concepten, die de leefbaarheid kunnen versterken. Bij supermarkten is dit al
geruime tijd zichtbaar door de combinatie met diverse andere services. Zo is
vaak een pinautomaat aanwezig, een postagentschap, een stomerijservice
enzovoort. Maar ook heel andere combinaties worden gemaakt, zoals met
een zorginstelling, waar in sommige gevallen het personeel bestaat uit
bewoners van de zorginstelling. Een ander voorbeeld is de combinatie van
detailhandel met een dorpshuis of een hoed (huisarts onder één dak), al dan
niet met fysiotherapie.
Aan de andere kant zijn ook diverse filiaalbedrijven op zoek naar expansie.
Die zoeken ze in grotere steden in de wijken, maar soms ook juist in kleinere
dorpen, die ze voorheen te klein vonden. Daarvoor worden concepten
ontwikkeld, waardoor ook deze dorpen een rendabele exploitatie kunnen
geven. Een voorbeeld van een dergelijke winkelketen is bijvoorbeeld de
HEMA. Maar ook drogisten zijn tegenwoordig in veel meer kleinere plaatsen
gevestigd. Ook de bereidheid om mee te denken in nieuwe ontwikkelingen is
toegenomen. Wel is nog altijd een bepaalde schaalgrootte vereist; kernen
met minder dan 6.000 inwoners zonder regio zijn vaak niet interessant
genoeg.
Opvolgingsproblematiek
De komende jaren bereiken veel ondernemers de pensioengerechtigde
leeftijd. Maar veel zelfstandige ondernemers hebben de laatste jaren
problemen met de opvolging van hun bedrijf. De verwachting is dat binnen
een jaar of vijf zo‟n 30% van de zelfstandige ondernemers wenst te stoppen
met hun winkel. Het automatisme van „overdracht van vader op zoon‟
verdwijnt. Dat betekent uiteindelijk dat veel winkels leeg komen te staan of
van gedaante veranderen. Zowel in grote als kleine kernen speelt dit, maar
de effecten zijn niet overal gelijk. In grotere plaatsen komt wellicht een
filiaalbedrijf in het pand, mede afhankelijk van de locatie van de winkel. In
kleinere kernen met een beperkt draagvlak ontstaat vaker leegstand. De
ondernemer heeft door de vaak lage vaste lasten het nog lang kunnen
volhouden, maar voor een nieuwe start na overname is de exploitatie niet
meer rendabel te maken.
Broekhuis Rijs Advisering 15
2.2 Trends en ontwikkelingen t.a.v. internet
Thuiswinkelen
De opkomst van de postorder- en internetbedrijven is de afgelopen jaren
heel groot geweest. Vrijwel iedereen (97%) heeft inmiddels de beschikking
over internet. Het percentage internetgebruikers dat (bijna) dagelijks surft, is
gestegen van 68% tot 88% in dezelfde periode. Juist onder ouderen is de
stijging sterk geweest, hoewel de middengroepen qua leeftijd nog wel het
meeste surfen.
Figuur 2.4 Percentage dagelijkse internetgebruikers
0 20 40 60 80 100
12 tot 15 jaar
15 tot 25 jaar
25 tot 35 jaar
35 tot 45 jaar
45 tot 55 jaar
55 tot 65 jaar
65 tot 75 jaar
2013
2005
Bron: CBS/HBD, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering
Tegelijk met het gebruik van internet is ook het kopen via internet
toegenomen. In 2005 kocht 46% van alle Nederlanders (van 12 tot 75 jaar)
iets via internet, in 2013 bedroeg dit percentage al 78%. Tussen mannen en
vrouwen is relatief weinig verschil; bij vrouwen ligt het op 76% en bij mannen
op 80%. Degenen, die het minst hun aankopen via internet doen zijn de niet-
werkzame mensen (59%), ouderen (47% voor 65 – 75 jaar) en mensen met
een lager onderwijsniveau (59%).
Behalve het doen van aankopen via internet zijn er ook velen die zich eerst
of uitsluitend oriënteren via internet. Sommigen gaan zich eerst op internet
oriënteren om vervolgens de werkelijke aankoop in de (fysieke) winkel te
doen. Zij willen het product graag kunnen voelen, zien of ruiken. Te denken
valt aan kleding en schoenen. Andere belangrijke redenen zijn de prijs of de
aanbieding in de winkel, het direct in bezit willen hebben van het product of
het persoonlijke contact met verkopers.
Broekhuis Rijs Advisering 16
Het omgekeerde gebeurt ook; men gaat eerst in de fysieke winkel een
product bekijken om vervolgens de aankoop via internet te laten plaats
vinden. Dit is vaak het geval als de prijs via internet aantrekkelijk is, als het
gemakkelijker is via internet of als het online aanbod ruimer is.
Voor de aanschaf van producten en diensten vindt in 47% van de gevallen
oriëntatie via het internet plaats. Uiteindelijk wordt 31% van de aankopen
(inclusief diensten als reizen, tickets en verzekeringen) via internet gedaan.
De meerderheid (64%) van de aankopen vindt plaats in de fysieke winkel
(bron HBD/CBS).
Er is sprake van grote verschillen tussen de soorten producten. Voor
computersoftware oriënteert men zich sterk via internet en koopt men ook
veel via internet. Voor interieurproducten en fietsen ligt de oriëntatie op
internet en de fysieke winkel vrijwel gelijk. Voor bloemen en planten, brillen
en dierenartikelen is juist sprake van een sterke gerichtheid op de fysieke
winkel (zie figuur 2.5).
Figuur 2.5 Percentage oriëntatie per productgroep
Bron: CBS/HBD, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering
In de volgende figuur laten we de verschillen zien van de daadwerkelijke
aankopen via het internet of in de fysieke winkel per productgroep.
Broekhuis Rijs Advisering 17
Figuur 2.6 Percentage aankoop per productgroep
Bron: CBS/HBD, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering
De meeste producten worden vaker in de winkel gekocht dan via internet; de
enige uitzonderingen zijn computersoftware, erotiek en muziek. Andere
productgroepen (bloemen en planten, dierenartikelen) worden nauwelijks
online gekocht, hoewel een deel van de oriëntatie wel via internet gebeurt.
Uit de gegevens komt naar voren dat internet in feite voor elke productgroep
van belang is, voor de één meer dan voor de ander. Maar omdat de
oriëntatie vaak (en steeds vaker) via internet gebeurt, is zichtbaarheid op het
net voor een winkelgebied of individuele ondernemer van levensbelang.
Voor winkelgebieden op het platteland is dit zo mogelijk nog belangrijker dan
in de steden in de provincie, waar toch wel vaak geshopt wordt. Surfen op
het web maakt deel uit van de levens van een ieder, en als je er niet
aanwezig bent word je overgeslagen. In feite is het web de altijd aanwezige
en actuele weekfolder.
De omzet van de online bestedingen bedroeg over de eerste helft van 2013
ruim € 5 miljard (bron Thuiswinkel.org). Ten opzichte van de eerste helft van
2012 betekende dit een groei van 8%. De omzetverwachting voor het hele
jaar 2013 bedraagt € 10,5 mld. In 2007 bedroeg deze omzet nog € 5 miljard.
De sterkste groeiers zijn de kleding en telecommarkt; ook speelgoed groeit
sterk. Ondanks de recessie en een geringere koopbereidheid groeit de
online markt, hoewel de groei wel iets afvlakt. Gemiddeld heeft een online
koper € 568,- dit jaar besteed; een stijging van 5% ten opzichte van vorig
jaar. Het gemiddeld besteed bedrag in de eerste helft van 2013 bedroeg
€ 109,-; in 2012 was dit € 110,-. Succesvolle aanbieders zijn vaak bestaande
winkel- en postorderbedrijven die hun activiteiten uitbreiden via internet (bv.
Broekhuis Rijs Advisering 18
Mexx, Wehkamp, Kijkshop, AH). Maar er zijn ook nieuwe concepten zonder
een fysieke winkel, zoals Zalando.
Inmiddels is een groot deel van de omzet in de detailhandel afkomstig uit de
internetaankopen (zie figuur 2.7). In 2012 was 10,5% van de
detailhandelsomzet afkomstig uit online. Overigens is dit cijfer niet geheel
zuiver, omdat hier ook de (niet onaanzienlijke) omzet van reizen, tickets en
verzekeringen in verwerkt is.
Figuur 2.7 Percentage online aankopen detailhandel
Bron: CBS, GfK, Blauw, Thuiswinkel.org
De online omzet als percentage van de totale omzet van de detailhandel in
Nederland bedraagt 4,2% (ABN Amro 2013). In omliggende Europese
landen ligt het percentage (veel) hoger; in Duitsland ligt het op 5,1%, in
Frankrijk 5,5% en in Groot-Brittannië op 9,5%. De fijnmazige
aanbodstructuur in Nederland speelt hierin een grote rol.
De consument maakt inmiddels van meerdere kanalen gebruik om
uiteindelijk tot een koop te komen; dit heet het „cross channel-gedrag‟.
Daarom zal ook de winkelier van meerdere kanalen gebruik moeten maken
om zijn diensten/producten aan te bieden. Winkels als AH en de HEMA
doen dit al volop.
De „social media‟ neemt een steeds belangrijkere rol in beslag. De
smartphone is onontbeerlijk geworden. Potentiële consumenten kunnen
altijd van de meeste actuele aanbiedingen op elke gewenste plek op de
hoogte gehouden worden en kunnen daar vervolgens ook naar handelen.
De social media worden volledig geïntegreerd in de online proposities. Zij
dichten de kloof tussen het online en offline aanbod.
Broekhuis Rijs Advisering 19
Door de opkomst van het thuiswinkelen is het winkelbeeld de afgelopen
jaren al gewijzigd. Zo zijn er veel minder fotozaken en reiswinkels in het
straatbeeld te vinden. Het aantal telecomwinkels is daarentegen sterk
toegenomen. Per saldo zal het aantal winkels de komende jaren eerder
afnemen dan toenemen; hier is de invloed van internet absoluut merkbaar.
De locaties waar het om gaat zijn niet de A-1 winkelgebieden, maar wel de
centra met te weinig toegevoegde waarde of met uiteindelijk een te gering
draagvlak. Kleinere kernen en buurtcentra krijgen het nu al lastig en die
trend zal zich doorzetten.
Afhaalpunten
De laatste jaren is een nieuwe ontwikkeling ontstaan bij de internetverkopen.
Marktpartijen zijn op zoek gegaan naar nieuwe distributievormen, die ofwel
goedkoper zijn ofwel het gemak voor de consument kunnen vergroten.
Albert Heijn is de fase van experimenteren inmiddels voorbij en ontwikkelt bij
bestaande winkels maar ook solitair zogenaamde „pick-up-points‟. Ook
andere supermarktbedrijven volgen dit voorbeeld. Daarnaast is vooral in
kleinere dorpen te zien, dat bij een bestaande winkelier diverse andere
producten afgehaald kunnen worden (bv. kleding van Wehkamp of
schoenen van Zalando).
Daarnaast ontstaan ook bij niet-traditionele locaties afhaalpunten;
tankstations is er één van, maar de druk om op relatief goedkope, goed
bereikbare locaties afhaalpunten in te richten wordt steeds groter. In
sommige gevallen wordt van het distributiepunt dan ook het afhaalpunt
gemaakt. Niet zelden ligt een dergelijke locatie op een bedrijventerrein of in
een winkelgebied voor grootschalige detailhandel.
2.3 Trends en ontwikkelingen t.a.v. grootschalige detailhandel
Een branche waar de schaalvergroting zich de afgelopen decennia heeft
voorgedaan is die van de bouwmarkten en tuincentra. In de binnenstad of in
de centra van dorpen bestaat dikwijls ruimtegebrek voor zulke winkels.
Grootschalige ontwikkelingen zijn dan ook vaak gedwongen om uit te wijken
naar de periferie, naar de randen van de plaatsen. Dit is onder meer het
geval in een grote stad als Groningen, maar ook in minder grote kernen is dit
het geval. Door de schaalvergroting – veelal voortkomend uit een
uitgebreidere assortimentswens van de consument – kunnen kleinere
ondernemers niet altijd meer in elk dorp aanwezig blijven.
Broekhuis Rijs Advisering 20
Groei grootschalig aanbod
Het totale winkelaanbod in Nederland nam tussen 2001 en 2009 (cijfers
Locatus, bewerkt door DTNP/HBD) toe met gemiddeld 23%. Sindsdien is het
aanbod nog met 15% toegenomen tot 31,2 mln. m² in december 2013. Het
vierkante meter winkelvloeroppervlak (wvo) in grootschalige concentraties
(woonboulevards, runshoppingcenters) is tussen 2001 en 2009 toegenomen
met 35%, evenals het aanbod op verspreide locaties (solitaire of buiten
winkelgebied gelegen winkels).
Het aantal winkels is de afgelopen decennia landelijk gezien nagenoeg gelijk
gebleven. Het aantal winkels op grootschalige gebieden nam nog wel toe. In
het totale aanbod nemen de grootschalige concentraties evenwel een
beperkte plaats in; in aantal winkels is deze 2% van het totaal, en in m² wvo
12% (cijfers 2009).
Branchevervaging
De afgelopen decennia zijn onder andere door de schaalvergroting, maar
ook door het door de overheid gestimuleerde beleid inzake perifere en
grootschalige detailhandel op meerdere plaatsen landelijk en regionaal
perifere detailhandelsclusters ontwikkeld. Oorspronkelijk vestigden zich op
deze locaties voornamelijk winkels in de branches wonen, doe-het-zelf en
tuinieren. Hoewel dit vaak nog steeds de basis is, komen steeds vaker ook
andere branches voor. Dit is door diverse redenen ontstaan, zoals de
branchevervaging, maar ook doordat de ruimtes steeds lastiger verhuurbaar
bleken. Regelmatig zijn supermarkten (meestal grote supermarkten) of
vestigingen van Blokker ed. aanwezig op dit type winkelgebieden.
Stagnerende ontwikkeling perifere detailhandelsclusters
Veel van deze perifere detailhandelsvestigingen hebben het economisch
lastig. Er is sprake van leegstand, veel nieuwe filiaalbedrijven zijn er niet bij
gekomen en sfeer ontbreekt vaak. De winkelgebieden worden doelgericht
bezocht. Tijdens de crisis bleken vooral de op dit type winkelgebieden
aanwezige winkels omzetproblemen te hebben.
Broekhuis Rijs Advisering 21
3. Retailaanbod provincie Groningen
In dit hoofdstuk brengen we de ontwikkeling van de retail in de provincie
Groningen in kaart. In de eerste paragraaf zullen we naar het totale aanbod
in Nederland en de provincie kijken. Als peildata nemen we 2007 en 2013,
zodat de ontwikkeling goed zichtbaar wordt. In de volgende paragraaf gaan
we verder in op de drie benoemde regio‟s en op de verschillende kernen
hierbinnen. Tenslotte zullen we in paragraaf 3.3 verder ingaan op het
aanbod in de grootschalige en perifere detailhandel.
3.1 Ontwikkeling totaalaanbod
De provincie telt op dit moment circa 1,04 miljoen m² wvo aan detailhandel;
dat was in 2007 0,99 miljoen. Het aanbod is derhalve met 4% gegroeid. Het
inwonertal in de provincie is in dezelfde periode gestegen met 1%.
Dit betekent dan ook dat het aanbod per inwoner licht gestegen is. Deze
nam toe van 1,73 naar 1,78 m² wvo per inwoner.
Figuur 3.1 Ontwikkeling winkelaanbod 2013 t.o.v. 2007
Bron: Locatus 2013, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering
Het aantal winkels is met 10% gedaald; de schaalvergroting is derhalve
duidelijk zichtbaar in deze cijfers.
De detailhandel wordt ingedeeld in verschillende groepen en branches (zie
bijlage 1). Niet in alle groepen is de toename even groot geweest gedurende
de afgelopen jaren. In de groep „Vrije Tijd‟ was zelfs sprake van een daling.
Broekhuis Rijs Advisering 22
Figuur 3.2 Aanbod detailhandel in m² wvo naar hoofdbranche
Provincie Groningen m² wvo
Hoofdbranche 2007 2013 verschil in %
Dagelijks 205.154 214.553 9.399 5%
Mode & Luxe 198.082 216.455 18.373 9%
Vrije Tijd 56.087 52.025 -4.062 -7%
In/Om Huis 493.787 511.146 17.359 4%
Detailhandel Overig 39.623 42.039 2.416 6%
TOTAAL 992.733 1.036.218 43.485 4%
Bron: Locatus 2013, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering
De sterkste groei (relatief en absoluut) heeft plaats gevonden in de branche
„Mode & Luxe‟. Absoluut gezien is ook de (volumineuze) groep „In/om Huis‟
aanzienlijk gegroeid.
Overigens is ook de leegstand tussen 2007 en 2013 toegenomen. Bedroeg
het leegstandspercentage in 2007 nog 7%, in 2013 was dit toegenomen tot
12% voor de hele provincie. Enige leegstand is altijd aanwezig en is nodig
voor de dynamiek van de detailhandel; deze zogenaamde frictieleegstand
bedraagt gemiddeld 5 tot 7%. Inmiddels staat bijna 150.000 m² winkelruimte
leeg in de provincie.
3.2 Ontwikkeling aanbod per gebied/regio
Van de drie benoemde gebieden kent de stad Groningen op dit moment het
grootste aanbod in m² wvo. Het totaal bedraagt ruim 410.000 m² wvo. In
2007 telden de 12 gemeenten, die het krimpgebied vormen, nog nipt de
meeste vierkante meters. De ring rondom de stad Groningen (met 10
gemeenten) heeft in absolute vierkante meters een veel kleiner aanbod. Met
34% van de inwoners heeft de stad Groningen 39% van het aanbod in m²
wvo. In de ring rondom de stad is dat 28% van de inwoners ten opzichte van
22% van het aanbod; in de krimpgebieden ligt het ongeveer gelijk, namelijk
39% resp. 38%. Zowel in de stad Groningen als in de ring rondom de stad is
het aanbod toegenomen; in de krimpgebieden daarentegen is het aanbod
gedaald, gemeten in m² wvo (zie figuur 3.3).
Broekhuis Rijs Advisering 23
Figuur 3.3 Ontwikkeling naar regio in winkelaanbod (m² wvo)
Bron: Locatus 2013, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering
In de periode tussen 2007 en 2013 is in alle gebieden het aantal winkels
gedaald; in figuur 3.4 is te zien, dat de index van het aantal winkels overal
onder de 100 zit. Relatief gezien heeft de sterkste stijging in het aantal
meters zich evenwel voorgedaan in de ring rondom de stad. Alleen in de
krimpgebieden was sprake van een daling van het aanbod.
Figuur 3.4 Ontwikkeling aanbod per regio, geïndexeerd (2007=100)
Bron: Locatus 2013, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering
Broekhuis Rijs Advisering 24
Tussen de hoofdkernen1 (zie bijlage 2) en het plattelandsgebied zijn de
afgelopen jaren wel aanzienlijke verschillen opgetreden in de ontwikkeling
van het aanbod (inclusief leegstand).
Figuur 3.5 Ontwikkeling aanbod detailhandel, naar type kernen,
geïndexeerd (2007=100)
Bron: Locatus 2013, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering
De hoofdkernen trekken veel winkels/vierkante winkelmeters naar zich toe,
terwijl in het plattelandsgebied het aanbod aan het afnemen is. De toename
was relatief gezien het sterkst in de hoofdkernen van de ring. De
hoofdkernen in de krimpgebieden hebben nagenoeg dezelfde groei laten
zien als de stad Groningen.
Leegstand
De leegstand is in de periode vanaf 2007 in alle gebieden sterk
toegenomen; ook landelijk is de leegstand in deze periode gestegen. In
absolute termen staat nu bijna 150.000 m² leeg in de hele provincie. De
meeste leegstaande winkels zijn in de stad Groningen te vinden (bijna 180
van de in totaal ruim 600 winkels in de provincie), terwijl de meeste
leegstaande vierkante meters in de krimpgebieden te vinden zijn (zie figuur
3.6).
1 Voor de indeling van de hoofdkernen is per gemeente de kern met het grootste
aanbod detailhandel genomen; in een drietal gemeenten in de krimpgebieden zijn vanwege het relatief omvangrijke aanbod twee kernen in het overzicht meegenomen.
Broekhuis Rijs Advisering 25
Figuur 3.6 Ontwikkeling leegstand naar regio in m² wvo
Bron: Locatus 2013, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering
Relatief de grootste toename van leegstand (in zowel aantal winkels als
gemeten in m² winkelvloer) heeft plaatsgevonden in de ring rondom de stad.
Opvallend genoeg is hier ook de sterkste groei van de vierkante
winkelmeters geconstateerd in deze periode. In de stad Groningen was de
toename van de leegstand relatief geringer dan in de overige gebieden.
Figuur 3.7 Ontwikkeling leegstand naar regio, geïndexeerd
(2007=100)
Bron: Locatus 2013, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering
Broekhuis Rijs Advisering 26
In figuur 3.5 hebben we de ontwikkeling van het aanbod in de detailhandel
laten zien, waarbij onderscheid is gemaakt naar hoofdkernen. Ook voor de
leegstand kunnen we dat op die manier laten zien (figuur 3.8).
Figuur 3.8 Ontwikkeling leegstand, naar type kernen, geïndexeerd
(2007=100)
Bron: Locatus 2013, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering
De toename van de leegstand is in zowel de hoofdkernen van de ring
rondom de stad Groningen als in de hoofdkernen van de krimpgebieden
relatief sterk toegenomen. De relatief sterke leegstandstoename van de m²
wvo in de hoofdkernen van de ring (index 394) wordt vooral veroorzaakt
door de toename in Hoogezand en Leek; doordat de leegstand in absolute
termen in deze kernen gering is, leidt deze absolute toename snel tot een
erg hoge (enigszins vertekenende) relatieve groei. De hoofdkernen trekken
derhalve veel winkelmeters naar zich toe, maar ook de leegstand is hier fors
toegenomen.
Opvallend is wel de afname van leegstand in het buitengebied (overige
kernen/dorpen). Het aantal winkels is hier al afgenomen, maar ook de
leegstand is gering en afgenomen. Veel voormalige winkels hebben de
winkelfunctie blijkbaar niet meer.
Broekhuis Rijs Advisering 27
3.3 Ontwikkeling grootschalig aanbod
In het voorgaande is een overzicht gegeven van het totale aanbod aan
winkels. De grootschalige detailhandel wijkt in een aantal opzichten af van
de overige detailhandel. Mede om die reden is voor de grootschalige
detailhandel in het Provinciaal Omgevingsplan van de provincie Groningen
ook apart beleid opgesteld.
Oorspronkelijk maakten bouwmarkten en meubelzaken deel uit van het
reguliere aanbod in de gangbare verzorgingsstructuur. Mede door de sterke
schaalvergroting in deze branches zijn de afgelopen decennia diverse
perifere detailhandels vestigingen (PDV) planmatig ontwikkeld, ofwel voor
bouwmarkten ofwel als meubelboulevard, maar veel vaker als een
combinatie van deze branches. Dit type detailhandel kenmerkt zich door
doelgerichte aankopen. De efficiëntie en de verkrijgbaarheid zijn heel
belangrijk. De bezoeker wil snel iets halen, waarbij het product vaak al
bekend is en waarbij het gemakkelijk parkeren een noodzakelijke
voorwaarde is.
Binnen de detailhandelsgroep “In/om Huis” vallen vooral grootschalige
winkels (tuincentra, bouwmarkten, meubelzaken). De helft van alle
winkelmeters in de provincie Groningen zit in deze detailhandelsgroep. De
schaalvergroting heeft zich hier sterk gemanifesteerd.
Figuur 3.9 Ontwikkeling groep ‘in/om huis’ per regio in m² wvo
Bron: Locatus 2013, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering
In de periode tussen 2007 en 2013 is het aanbod in zowel de stad als de
ring rondom de stad toegenomen; in de krimpgebieden is het aanbod (in m²
wvo) gedaald. Als provincie totaal is het aanbod m² wvo nog met 4%
gestegen. Het aantal winkels is in deze periode wel fors gedaald, met maar
Broekhuis Rijs Advisering 28
liefst 14%. Deze ontwikkeling heeft zich in alle drie onderscheiden gebieden
voorgedaan, het minst sterk in de ring (4%).
De belangrijkste PDV-locaties in de provincie Groningen zijn:
stad Groningen - Sontplein
stad Groningen - Hoendiep/Peizerweg
Appingedam (grens Delfzijl) - Farmsumerweg
Delfzijl - Tuikwerd
Hoogezand-Sappemeer - Winkelpark
Leek – Grootwinkelplein
Stadskanaal – Navolaan
Stadskanaal - Industrieterrein
Veendam – Lloyds-/Transportweg
Winschoten – Posttil
In de meeste PDV-locaties gaat het uitsluitend om grootschalig aanbod,
hoofdzakelijk uit de groep „in/om huis‟; in een enkel geval is sprake van
andere branches. Zo zit bijvoorbeeld een grote AH-supermarkt op het Posttil
in Winschoten, en ook op het Grootwinkelplein in Leek zijn twee
supermarkten gevestigd.
In figuur 3.10 is de stad Groningen niet opgenomen, omdat beide gebieden
in de stad beduidend groter zijn en daardoor voor sterke vertekening zorgen.
Het Sontplein heeft ongeveer 60.000 m² winkelvloer en het gebied
Hoendiep/Peizerweg ca. 75.000 m². De twee gebieden in Stadskanaal zijn
samengenomen.
Figuur 3.10 Ontwikkeling PDV/GDV-locaties in m² wvo (excl. stad
Groningen)
Bron: Locatus 2013, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering
Broekhuis Rijs Advisering 29
In de periode sinds 2007 is in Hoogezand het Winkelpark ontwikkeld; in
Leek is een forse uitbreiding tot stand gebracht van het Grootwinkelplein.
Mede hierdoor is het aanbod in de ring rondom de stad aanzienlijk gegroeid.
Broekhuis Rijs Advisering 30
4. Toekomstperspectief detailhandel
De detailhandel in Nederland kent een hele andere structuur dan in veel
andere Europese landen, zoals bijvoorbeeld Frankrijk. Frankrijk en
Nederland vormen in dichtheid van winkelaanbod uitersten. Nederland kent
een dicht netwerk van winkels; de winkels zijn op korte afstand van de
inwoners te vinden. Winkelcentra zijn midden in de wijken gepland en
functioneren daar overwegend goed. Afstand is altijd een belangrijk
keuzecriterium geweest voor de Nederlanders. In Frankrijk is onder druk van
de schaalvergroting al snel gekozen voor volledige vrijheid aan de
ondernemers, zonder centrale planning, waardoor grote supermarkten
(hypermarché‟s) zich buiten de dorpen konden vestigen. De dorpen zelf
hebben vaak nog slechts een bakker.
In Nederland heeft de schaalvergroting ook belangrijke gevolgen gehad,
maar verliep in een meer geleidelijk tempo. De centra van dorpen en de
winkelcentra in grotere kernen zijn altijd heel belangrijk gebleven. Hierdoor is
dus sprake van een heel dicht netwerk van winkels en winkelcentra. Doordat
in de provincie Groningen sprake is van relatief veel ruimte en veel kleine
dorpen is hier lange tijd het netwerk in stand gebleven. Door de diverse
bevolkingstrends, de economische crisis en de sterke opkomst van internet
is het draagvlak van veel winkelgebieden nu sterk onder druk komen te
staan. De afgelopen jaren is al te zien dat steeds meer kleine dorps- en
buurtcentra het lastig hebben gekregen. Diverse ondernemers zijn gestopt
en nog veel meer zullen de komende jaren hun onderneming gaan
beëindigen. De leegstand, zoals die landelijk is waar te nemen, is ook in de
provincie Groningen duidelijk aanwezig.
In de jaren tussen 2007 en 2013 is het winkelaanbod voor de inwoners van
de provincie Groningen nog toegenomen (gemeten in m² wvo). Het aantal
winkels daalde in dezelfde periode wel; het effect van de schaalvergroting is
duidelijk zichtbaar. Maar niet in alle gebieden van de provincie verliep de
ontwikkeling op dezelfde wijze; in de krimpgebieden nam het aanbod al af.
Niettemin is ook daar de leegstand toegenomen. De leegstand groeide
relatief het sterkst in de ring rondom de stad Groningen. Veel plannen zijn
de afgelopen periode nog gerealiseerd, die ontwikkeld zijn in de periode van
sterke groei (in de economie en detailhandel).
De komende periode zal het onderscheid tussen echte boodschappencentra
en de winkelgebieden met een verblijfsklimaat (om te shoppen) steeds
groter worden. Bij de boodschappencentra dienen de randvoorwaarden
goed ingevuld zijn, omdat alternatieven op korte afstand aanwezig zijn. Bij
deze randvoorwaarden gaat het onder meer om een goede bereikbaarheid
en voldoende parkeergelegenheid. Het aanwezig zijn op internet/‟social
media‟ is daarbij een nieuwe component, die steeds belangrijker is
Broekhuis Rijs Advisering 31
geworden. Ook de afhaalpunten voor via internet gekochte
detailhandelsartikelen spelen hier een rol.
Voor de grotere winkelgebieden spelen deze factoren ook een rol, maar
daarnaast wil de huidige centrumbezoeker ook vermaakt en verrast worden
door het aanbod. De stad Groningen neemt een sterke positie in binnen de
provincie, en zal dat ook blijven doen. De overige hoofdkernen in de
provincie zullen steeds meer naar zich toe gaan trekken. Factoren als
„ambiance‟ en „gezelligheid‟ bepalen steeds vaker de keus voor een
winkelgebied. In deze gebieden is „social media‟ ook onmisbaar.
Verder zal een winkelgebied moeten voorkomen, dat er gaten vallen in het
straatbeeld; de aanwezigheid van veel leegstaande winkels nodigt niet uit
voor de bezoeker. Omdat in een aantal krimpkernen sprake is van een te
groot uitgedijd winkelgebied, is het van belang om het kernwinkelgebied
compact te houden. Hiervoor zijn al bepaalde instrumenten ontwikkeld en in
uitvoering in onder meer Appingedam en Winschoten.
In diverse plaatsen is de afgelopen jaren al een proces gaande, waarbij
verschillende winkels gesloten zijn. Dit is zowel in de dorpen als in de
grotere kernen het geval. Hoewel ook winkels in het kernwinkelgebied soms
sluiten, gaat het met name om winkels in de kleinere dorpen en wijken, waar
het potentieel te gering is geworden. Daarnaast gaat het om winkels
waarvan de locatie niet optimaal is; zij zijn vaak gevestigd aan de rand van
of buiten het kernwinkelgebied, en kunnen niet meer profiteren van de
(kleiner wordende) klantenstroom.
De afname van vierkante meters zal naar verwachting ook in de toekomst
blijven doorgaan en vooral plaatsvinden in de niet-geconcentreerde
gebieden, zoals aanloopstraten, solitaire vestigingen en de kleine dorpen.
De toekomstige positie van de grootschalige perifere detailhandelszaken
staat eveneens onder druk. Door de vele m² die er de afgelopen periode in
(Noord-) Nederland zijn toegevoegd zal het voor diverse zaken in dit
branchesegment (met name branches meubelen, tuininrichting en
bouwmarkten) een lastige periode worden. Verdere uitbreiding is hier niet
meer gewenst; vernieuwing blijft evenwel altijd noodzakelijk in een
dynamische branche, maar een kritische blik is meer dan ooit gewenst.
Er zullen de komende jaren dus keuzes gemaakt moeten worden waar nog
geïnvesteerd en waar gesaneerd moet worden. Niet alle nog thans
bestaande winkelgebieden zullen in stand gehouden kunnen worden.
Zonder prioritering wordt het allemáál iets minder (effect van de
kaasschaaf), waardoor ook kansrijke gebieden problemen gaan
ondervinden. De kansrijke winkelgebieden zullen alert moeten blijven op
dreigende leegstand; hier moet men zorgdragen voor een aantrekkelijk en
compact winkelgebied.
Broekhuis Rijs Advisering 32
Een voorbeeld van hoe iets dergelijks voor de provincie Groningen er uit zou
kunnen zien is een eerdere rapportage over de Eemsdeltaregio (2011); hier
is voor de aanwezige kernen de huidige situatie weergegeven met
betrekking tot de verzorgingsstructuur, en hoe deze er over enige tijd uit zou
kunnen zien (zie figuur 4.1).
Figuur 4.1 Voorbeeld toekomstige verzorgingshiërarchie
Eemsdeltaregio
Bron: Google, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering
Broekhuis Rijs Advisering 33
Bijlage 1 Branche indeling detailhandel
Dagelijks Levensmiddelen (supermarkten, food-
speciaalzaken), Persoonlijke verzorging (drogisterijen)
Mode & Luxe Warenhuizen, Modezaken, Schoenen- en
lederwaren, Juwelier & Optiek, Huishoudelijke- en Luxe artikelen, Kunst & Antiek
Vrije Tijd Sport & Spel, Hobby, Media In/Om huis Tuin & Dier (o.a. tuincentra), Bruin & Witgoed, Auto
& Fiets, Doe-Het-Zelf (o.a. bouwmarkten), Wonen (o.a. meubelboulevards)
Detailhandel Overig Overig, o.a. partijgoed (bv. Action), 2ehands
goederen/kleding, paramedisch
Broekhuis Rijs Advisering 34
Bijlage 2 Indeling hoofdkernen provincie Groningen
Hoofdkernen Ring rondom stad Groningen:
De kernen Bedum, Grootegast, Haren, Hoogezand, Leek, Marum,
Siddeburen, Ten Boer, Winsum, Zuidhorn.
Hoofdkernen Krimpgebieden:
De kernen Appingedam, Bellingwolde, Leens, Delfzijl, Uithuizen,
Uithuizermeeden, Loppersum, Muntendam, Winschoten, Scheemda,
Oude Pekela, Stadskanaal, Musselkanaal, Veendam, Ter Apel.