Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

34
Provincie Groningen Detailhandelsvoorzieningen

Transcript of Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Page 2: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 2

Projectnaam : Omgevingsvisie provincie Groningen Deelproject : Detailhandelsvoorzieningen Opdrachtgevers : bestuurlijk: gedeputeerde William Moorlag; ambtelijk: Dick Bresser,

projectleider Opdrachtnemers : Bert Broekhuis en Janny Rijs, Broekhuis Rijs Advisering Datum : 10 februari 2014 Versie : 4 Status : definitief

Page 3: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 3

Provincie Groningen

Detailhandelsvoorzieningen

Opdrachtgever: Provincie Groningen Projectnummer: 1213.241 Datum: 13-2-2014

Broekhuis Rijs Advisering

Postadres: Wederik 1 9801 LX Zuidhorn

Tel. (0594-528358) E-mail: [email protected]

Internet : www.broekhuisrijs.nl

Page 4: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 4

Inhoud

1. Inleiding 5

2. Trends en ontwikkelingen in detailhandel 7

2.1 Algemene trends en ontwikkelingen

2.2 Trends en ontwikkelingen t.a.v. internet

2.3 Trends en ontwikkelingen t.a.v. grootschalige detailhandel

3. Retailaanbod provincie Groningen 21

3.1 Ontwikkeling totaalaanbod

3.2 Ontwikkeling aanbod per gebied/regio

3.3 Ontwikkeling grootschalig aanbod

4. Toekomstperspectief detailhandel 30

Bijlagen 33

1. Indeling branches detailhandel

2. Indeling hoofdkernen provincie Groningen

Page 5: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 5

1 Inleiding

De dynamiek in de detailhandel is bijzonder groot en kent vele trends en

ontwikkelingen. Een aantal daarvan is al jaren aan de gang, zoals de

schaalvergroting en de branchevervaging. Andere trends zijn het afgelopen

decennium actueler geworden, zoals de opkomst van het internet als

verkoopkanaal, de toenemende invloed van fabrikanten en de verdere

internationalisering (met onder meer een toename van vierkante meters). De

afgelopen jaren is, mede door de economische crisis, eveneens een aantal

ontwikkelingen in een stroomversnelling gekomen, zoals sanering en

fusieprocessen.

Naast deze landelijke trends en ontwikkelingen zijn er ook belangrijke

regionale ontwikkelingen gaande, zoals de stagnatie van de groei en de

krimp van de bevolking in verschillende provincies van ons land. De

bevolkingsontwikkeling in het Noorden van Nederland stond de afgelopen

periode dan ook breed in de belangstelling. In Noord-Nederland wonen in

totaal ruim 1,7 mln. inwoners (per 1 januari 2013), waarvan 582.000 in de

provincie Groningen (cijfers CBS Statline). Als geheel groeit de bevolking in

Noord-Nederland nu nog licht, maar de komende jaren zal in het totale

gebied sprake zijn van een stabilisatie; in sommige delen van de provincies

is reeds sprake van krimp.

De discussies over de krimp in de regio en daarbuiten zijn in volle gang. In

het „krimpdebat‟ staan de gevolgen voor het woningbouwprogramma en de

voorzieningenstructuur hoog op de agenda. Daarnaast hebben ook andere

demografische ontwikkelingen zoals vergrijzing direct invloed op de

voorzieningenstructuur, zowel wat betreft de commerciële als niet-

commerciële voorzieningen.

Binnen de provincie Groningen lopen de ontwikkelingen ook niet overal

gelijk; in de stad Groningen verschillen de ontwikkelingen van die in

bijvoorbeeld Oost-Groningen. De provincie Groningen werkt momenteel aan

een Omgevingsbalans voor de hele provincie. Om deze balans goed uit te

kunnen voeren bestaat behoefte aan informatie op diverse terreinen, zoals

de bevolking, de woningbehoefte en de voorzieningenstructuur. Bij de

commerciële voorzieningen gaat het primair om de detailhandel, maar

daarnaast ook om gerelateerde centrumvoorzieningen als horeca en

dienstverlening, voor zover relevant. Ten aanzien van de detailhandel

besteden we apart aandacht aan de ontwikkeling van de grootschalige

detailhandel.

De Omgevingsbalans is vooral gericht op het toekomstige beleid. Maar om

dit goed te kunnen bepalen is tevens de huidige stand van zaken en de

Page 6: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 6

historische ontwikkeling van belang. Hierbij is gevraagd om de historische

analyse vanaf 2007 te schetsen.

Tevens is een bepaalde regionale indeling van de provincie van belang.

Deze indeling luidt als volgt:

Gemeente Groningen

Ring om de stad (gemeenten Marum, Grootegast, Leek, Zuidhorn,

Winsum, Bedum, Ten Boer, Haren, Hoogezand-Sappemeer,

Slochteren)

Krimpgebieden (gemeenten De Marne, Eemsmond, Delfzijl,

Appingedam, Loppersum, Oldambt, Menterwolde, Veendam,

Pekela, Bellingwedde, Stadskanaal, Vlagtwedde).

Voor de analyse is concreet de volgende centrale vraag geformuleerd:

“Hoe ziet de huidige detailhandelsstructuur van de provincie

Groningen er uit en hoe zal de detailhandelsstructuur, rekening

houdend met alle (demografische) ontwikkelingen in de regio en

trends en ontwikkelingen in de detailhandel, er in de toekomst uit

gaan zien?”

Voor het offerteverzoek zijn de volgende subvragen gesteld:

Hoe is de historische ontwikkeling van de commerciële

voorzieningenstructuur in de provincie Groningen de afgelopen

jaren geweest, rekening houdend met de beschreven regionale

indeling?

Hoe zal de commerciële voorzieningenstructuur er de komende

jaren naar verwachting uit komen te zien, naar regionale

indeling?

Hoe ziet specifiek de ontwikkeling van de grootschalige

detailhandel eruit?

Page 7: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 7

2. Trends en ontwikkelingen in de detailhandel De verzorgingsstructuur in Nederland is opgebouwd volgens een bepaalde

hiërarchie. Voor de provincie Groningen staat dan het winkelgebied van de

stad Groningen bovenaan met een verzorgingsfunctie voor een heel

landsdeel. Dit zakt verder af via de regionaal verzorgende winkelgebieden

naar de locaal verzorgende winkelgebieden. Vooral bij de overheid

(gemeentelijk) wordt dit principe nog veel gebruikt als ordeningsprincipe,

maar de laatste tijd wordt dit steeds vaker ter discussie gesteld. Het wordt

nog altijd gebruikt omdat het overzichtelijk is; de marktruimte is te berekenen

(middels distributieplanologische studies), en marktpartijen kunnen een

helder antwoord krijgen op vestigings- en uitbreidingsverzoeken. De reden

dat het steeds vaker ter discussie wordt gesteld, heeft vooral te maken met

het feit, dat het weinig dynamisch is (te veel nadruk op kwantitatieve

aspecten) en omdat andere factoren een sterkere rol gaan spelen. De

afstand tot een kern en de omvang (in inwonertal) van kernen is historisch

een belangrijk ordeningsprincipe. Hoewel nu nog steeds voor een fysiek

winkelbezoek de afstand belangrijk is, speelt het shoppen via internet een

steeds prominentere rol. Hierdoor kunnen (internet-)ondernemingen in kleine

kernen wel degelijk een rendabele exploitatie gaan voeren. Afstand is

daarmee ook een relatief begrip geworden.

In dit hoofdstuk zullen diverse trends en ontwikkelingen beschreven worden,

die allemaal invloed uitoefenen op de detailhandel in het algemeen, maar

waarvan verschillende ook hun sporen na zullen laten in het traditionele

ordeningsprincipe.

2.1 Algemene ontwikkelingen

Inwonertal

In Noord-Nederland (drie provincies) wonen in totaal ruim 1,7 miljoen

mensen. De noordelijke provincies hebben veel overeenkomsten, maar

kennen ook duidelijk hun eigen identiteit. In alle gevallen gaat het om

plattelandsprovincies, met enkele grote kernen. In de provincie Groningen is

er in de verzorgingshiërarchie sprake van een zeer duidelijk onderscheid

tussen Stad en Ommeland.

In de provincie Groningen wonen per 1 januari 2013 ruim 582.000 inwoners

(bron CBS). In de provincie is de stad Groningen veruit de grootste stad, en

tevens een universiteitsstad. Hier wonen bijna 196.000 mensen. In de

provincie zijn een aantal iets grotere kernen aanwezig. Hierbij gaat het onder

meer om Hoogezand-Sappemeer met ca. 34.500 inwoners. Veendam

(inclusief Wildervank) telt ruim 25.700 inwoners, Stadskanaal telt 19.780

inwoners, Delfzijl en Winschoten tellen beide ca. 18.000 inwoners. Haren

tenslotte telt ca. 15.800 inwoners.

Page 8: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 8

Figuur 2.1 Indeling provincie Groningen

Bron: Google Earth, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering

De stad Groningen is in feite de enige gemeente waar nog groei van de

bevolking te constateren is. In de overige gemeenten is sprake van

stabilisatie of van een lichte daling. Wel zal een aantal kernen nog groeien;

dan gaat het vooral om kernen op relatief korte afstand van de stad

Groningen.

Wanneer we kijken naar de indeling van de stad Groningen, de ring rondom

de stad en de krimpgebieden, dan woont momenteel 34% in de stad, 28% in

de ring rondom de stad en tenslotte bijna 39% in de krimpgebieden.

Gezinsverdunning

Het aantal huishoudens is de afgelopen decennia in Nederland nog fors

gestegen. Dit valt vooral te verklaren vanuit de gezinsverdunning die is

opgetreden. In Nederland telde een huishouden in 1975 nog 2,95 personen;

in 2000 was dit aantal afgenomen tot 2,30, in 2010 was dit 2,22. Hoewel de

daling niet zo snel meer gaat, is de gezinsverdunning nog niet tot staan

gebracht. In de provincie Groningen bedroeg de gemiddelde

huishoudgrootte 2,11 (cijfers 2005). Het cijfer voor de stad Groningen telt

met een gemiddelde van 1,72 zwaar door in het totaal gemiddelde.

Page 9: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 9

Bevolkingsprognose

Momenteel ligt het totale inwonertal van Nederland op ongeveer 16,8

miljoen. De verwachting is dat dit aantal tot 2040 nog zal toenemen tot bijna

17,5 miljoen. Maar de verdeling over het land is ongelijk; in sommige

gebieden zal nog sprake zijn van aanzienlijke groei, terwijl in andere

gebieden de krimp zal voortzetten of juist zal beginnen.

In Nederland hebben meerdere regio‟s, zoals Zeeland, Zuid-Limburg, Noord-

Friesland en Noord- en Oost-Groningen te maken met krimp van de

bevolking.

Oost-Groningen en de Eemsdelta zijn landelijk benoemd tot één van de drie

topkrimpregio‟s, samen met Parkstad Limburg/Zuid-Limburg en Zeeuws-

Vlaanderen. Hierdoor is er volop aandacht voor deze gebieden, hetgeen ook

gepaard gaat met extra investeringsmogelijkheden.

In figuur 2.2 staat de trendprognose van de Groninger gemeenten,

ingedeeld naar de drie gebieden, voor de jaren 2015 en 2025. In deze

periode zal het inwonertal voor de hele provincie naar verwachting nog met

1% gaan toenemen, van 571.970 naar 578.181.

Figuur 2.2 Bevolkingsprognose provincie Groningen

Bron: gemeente Groningen, prognose volgens IPB

De ontwikkeling van deze drie gebieden verschilt duidelijk van elkaar. In de

gemeente Groningen neemt het inwonertal naar verwachting met 11% toe.

In de ring rondom de stad blijft het aantal inwoners vrijwel gelijk (daling van

1%), terwijl in de krimpgebieden sprake is van een daling van 6%.

Page 10: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 10

Vergrijzing

Op dit moment is de grijze druk in Nederland 27% (cijfers CBS 2012).Dat wil

zeggen: tegenover elke honderd potentiële arbeidskrachten (20-64-jarigen)

staan 27 personen van 65 jaar of ouder. Vijftig jaar geleden waren dit er nog

14. In 2040 zal de grijze druk naar verwachting zijn toegenomen tot 51%.

Daarna neemt de grijze druk af omdat de naoorlogse generatie

“babyboomers” dan overleden zal zijn. Maar de daling blijft beperkt. In de

tweede helft van deze eeuw zal de grijze druk 40% bedragen. Bijna

tweemaal zoveel als nu. De vergrijzing die al is ingezet is dus structureel.

De gedachte dat vergrijzing samengaat met meer vrij besteedbaar inkomen

en meer consumptieve bestedingen gaat lang niet altijd op. De zorg neemt

een grotere hap uit het inkomen en er worden soms nieuwe hypothecaire

verplichtingen aangegaan om de oude dag verzekerd te hebben. De grote

uitgaven blijven vaak beperkt tot inrichting van het huis en de aanschaf van

een auto. Tot 2010 is dit het patroon geweest.

Rond 2020 zijn er naar verwachting wel steeds meer 65-plussers met een

hoger besteedbaar inkomen, ondermeer als gevolg van dubbele

pensioenen. Vitale senioren hebben in 2020 hun leven anders ingericht.

Voor een deel verhuizen ze van de Randstad naar de nog rustige provincies.

Hun koopkracht verschuift mee van de grote stad (in het Westen) naar de

landelijke provincies. Maar waarschijnlijk zullen mensen in deze provincies

(zoals het Noorden van het land) vooral kiezen voor kernen met

voorzieningen, en veel minder voor de kleine dorpen zonder voorzieningen

als woonplaats. Dus er zijn voldoende mensen die wellicht naar het Noorden

zullen verhuizen, maar zij kiezen daar aangekomen eerder voor de grotere

steden en kernen dan het plattelandsgebied. Ze willen dichtbij voorzieningen

in de buurt blijven. En ook binnen de provincie trekken veel mensen naar de

grotere kernen.

Ontgroening

Waar het aandeel ouderen toeneemt, daalt het aandeel van de werkzame

bevolking en van de kinderen/jongeren. Dit laatste wordt ontgroening

genoemd. In figuur 2.3 is hiervan een overzicht te zien. Rond 2025 zal het

aandeel 65+-ers in Nederland het aandeel jongeren gaan inhalen.

Page 11: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 11

Figuur 2.3 Aandeel bevolking naar leeftijd in Nederland in %

Bron: CBS, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering

De reden dat ontgroening hier apart vermeld wordt heeft te maken met het

feit, dat dit een behoorlijk effect kan hebben op de voorzieningen. Het is niet

ondenkbeeldig, dat juist op het platteland het effect van ontgroening

merkbaar zal zijn; de jongeren trekken sterker naar de grotere dorpen en

steden toe. Daar zijn de voorzieningen voor hen volop aanwezig.

Schaalvergroting

Schaalvergroting doet zich binnen vrijwel alle branches voor. Binnen de food

-sector betekent het onder andere dat supermarkten groter zijn geworden,

maar ook speciaalzaken zijn groter en specifieker geworden. Het aantal

speciaalzaken (slager, bakker, groente/fruit) is de afgelopen jaren duidelijk

afgenomen. Vooral in veel plattelandskernen zijn de speciaalzaken vaak al

geheel verdwenen. Voor de supermarktbranche zien we dat de grenzen aan

de schaalvergroting, voor wat betreft het foodgedeelte zo ongeveer bereikt

zijn. Een supermarkt kan momenteel maximaal zo‟n 3.000 m²

winkelvloeroppervlak vullen. Meer vierkante meters betekent veelal

toevoeging van meer non-food producten.

Ook in de mode is de schaalvergroting de laatste jaren goed herkenbaar.

Was eind vorige eeuw een modewinkel van 500 m² al redelijk groot,

tegenwoordig is al snel minimaal 1.000 m² vereist.

Branchevervaging

Sterk samenhangend met de schaalvergroting is de trend van de

branchevervaging. Een ieder kent de voorbeelden in zijn eigen omgeving;

bouwmarkten verkopen ook planten, tuincentra verkopen ook huishoudelijke

artikelen, supermarkten verkopen ook mediaproducten. Hier is sprake van

Page 12: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 12

een onomkeerbaar proces. Ook tussen sectoren treedt vervaging op,

horecaconcepten met detailhandelsverkopen en omgekeerd (bijvoorbeeld

een bakker met lunchroom) komen steeds meer in beeld. In de stedelijke

gebieden is dit patroon vooral vraaggestuurd ontstaan, d.w.z. de klant vraagt

er in feite om. De consument wil meer keus, bijpassende producten, of juist

het gemak van meerdere producten in één keer kunnen aanschaffen. Het

lijkt er op, dat op het platteland juist ook sprake is van „geboren uit

noodzaak‟. De ondernemer heeft extra inkomsten nodig om een rendabele

exploitatie te kunnen blijven voeren; ofwel aanbod gestuurd.

Filialisering en franchising

De laatste decennia zijn de prijzen per m² vloeroppervlak aanzienlijk

gestegen. De economische crisis heeft hier nog niet veel aan veranderd.

Filiaalbedrijven zijn beter in staat flinke bedragen neer te leggen per m² dan

kleine eenmanszaken, waardoor de beste posities vaak door die

filiaalbedrijven worden ingevuld. Filialisering zorgt voor een uniform en

herkenbaar, maar eenzijdig winkelbeeld. De roep om meer winkels met een

eigen identiteit (door DTZ „knuffelwinkels‟ genoemd) is de afgelopen jaren

toegenomen.

Filialisering gaat vaak gepaard met franchising. De ondernemer wil nog

graag in een dorp blijven, maar door enerzijds de toenemende productvraag

en gewenste herkenbaarheid van formules en anderzijds de toenemende

bijkomende kosten (voor meer assortiment, meer voorraad, meer promotie)

biedt franchising voordelen voor de zelfstandige ondernemer. Oorspronkelijk

was hier sprake van een goede combinatie. De laatste jaren is efficiency

vaker de drijfveer geworden, waardoor vooral in het lagere segment meer

winkels worden toegevoegd.

De laatste jaren zijn veel ketenbedrijven zich – mede door de economische

crisis – aan het heroriënteren. In het ene geval betekent het dat kleinere

kernen juist nieuwe mogelijkheden bieden, terwijl in andere gevallen

besloten wordt om hier juist niet meer in te investeren. Dit is keten- of

formule specifiek.

Internationalisering

De afgelopen jaren zijn steeds meer buitenlandse ketens in de winkelstraten

verschenen. Doordat de Nederlander de afgelopen jaren steeds mondialer is

geworden, zijn de wensen ook veranderd. Winkels wisselen sneller en

internationale formules nemen een steeds dominantere positie in het

straatbeeld in. Nieuwe ketens, zoals de Duitse ketens Hornbach, Aldi,

Mediamarkt en de Spaanse ketens als Zara en Bershka zijn niet meer uit

het winkellandschap weg te denken. Vooral in de grotere kernen in het land,

en dus ook in het Noorden, zullen deze nieuwe winkelketens bestaande

bedrijven (gaan) beconcurreren. Aan de komst van internationale ketens

Page 13: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 13

zitten naast voordelen, zoals versterking van het aanbod voor de consument

en de invulling van winkelvastgoed, ook potentiële nadelen; zo is het risico

van een snel vertrek uit een land aanwezig (denk bijvoorbeeld aan

Schlecker) ten gunste van expansie in andere delen van de wereld of vice

versa. Verder heeft de komst van buitenlandse ketens ook bijgedragen aan

de toename van de winkelmeters in Nederland; vaak gaat het om grote

ketens met grote oppervlaktes. In eerste instantie kiezen ze meestal voor de

Randstad, waarna redelijk snel de stad Groningen aan de beurt is. Daarna

duurt het vaak lang voordat er een vervolg is, aangezien een „tussenmaat‟

steden in de provincie ontbreekt. Voor veel internationale ketens zijn

Hoogezand of Winschoten niet groot genoeg.

Toename mobiliteit en concurrentie tussen centra

Al in de vorige eeuw is de mobiliteit en vooral het gebruik van de auto enorm

toegenomen. Dit heeft nog steeds grote gevolgen voor het winkelbeeld. De

consument heeft veel meer keus gekregen en kan eenvoudig meerdere

winkelgebieden bezoeken. Vooral het aantal buurtwinkels is hierdoor

afgenomen, omdat de consument vaker kiest voor een groter aanbod op

relatief geringe afstand. Afstand is nog altijd zeer bepalend in het

keuzegedrag van de consument, maar niet meer allesbepalend. Veel

consumenten bezoeken dan ook regelmatig meerdere winkelgebieden om al

hun aankopen te verrichten. Voor elk winkelgedrag (shopping, gericht

boodschappen halen ed.) kan de consument een ander winkelcentrum of -

gebied bezoeken en doet dat dan ook regelmatig.

Ook in plattelandsgebieden is hiervan sprake, terwijl de afstanden hier groter

zijn dan in de stad. De afhankelijkheid van een vervoermiddel neemt toe.

Wanneer in een kleinere kern in de provincie een voorziening verdwijnt, dan

betekent dit vaak dat de inwoners niet meer met de fiets hun boodschappen

kunnen halen. Hoewel mensen gemiddeld langer mobiel blijven is juist op

het platteland de vergrijzing sterk aanwezig. Niet iedereen heeft de

beschikking over een auto en/of rijbewijs. Bovendien biedt het openbaar

vervoer in veel gevallen geen alternatief. De keuzevrijheid van de

consument wordt hierdoor beperkt. Centra met ruime parkeermogelijkheden

en goede openbaar vervoerverbindingen gaan daardoor aan belang winnen.

Het centrum als recreatief verblijfsgebied

Binnenstedelijke centra worden steeds belangrijker als recreatief

verblijfsgebied. Het belang en de omvang van de detailhandel in de centra

wordt vaak onderschat. Ook voor het toerisme is het van groot belang. Het

aanbod van de diverse functies (de aanbodmix) en vooral de sfeer van een

centrum is bepalend bij de keuze waar men naar toe gaat. De combinatie

van detailhandel, het complete aanbod en het unieke eigen karakter, de

Page 14: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 14

ondersteunende horeca en de aanwezige culturele elementen in een

centrum bepalen de kwaliteit van een centrum als recreatief verblijfsgebied.

Dit gaat niet alleen op voor echt grote kernen als Groningen, maar ook voor

middelgrote kernen als Stadskanaal, Winschoten of Hoogezand, en meer

toeristische kernen als bijvoorbeeld Appingedam.

Schaalverkleining/nieuwe concepten

Naast schaalvergroting in de detailhandel is er ook sprake van een

tegengestelde trend van schaalverkleining, met name op het platteland. In

het kader van de leefbaarheid van de kleine kernen wordt sterk gezocht naar

concepten, die de leefbaarheid kunnen versterken. Bij supermarkten is dit al

geruime tijd zichtbaar door de combinatie met diverse andere services. Zo is

vaak een pinautomaat aanwezig, een postagentschap, een stomerijservice

enzovoort. Maar ook heel andere combinaties worden gemaakt, zoals met

een zorginstelling, waar in sommige gevallen het personeel bestaat uit

bewoners van de zorginstelling. Een ander voorbeeld is de combinatie van

detailhandel met een dorpshuis of een hoed (huisarts onder één dak), al dan

niet met fysiotherapie.

Aan de andere kant zijn ook diverse filiaalbedrijven op zoek naar expansie.

Die zoeken ze in grotere steden in de wijken, maar soms ook juist in kleinere

dorpen, die ze voorheen te klein vonden. Daarvoor worden concepten

ontwikkeld, waardoor ook deze dorpen een rendabele exploitatie kunnen

geven. Een voorbeeld van een dergelijke winkelketen is bijvoorbeeld de

HEMA. Maar ook drogisten zijn tegenwoordig in veel meer kleinere plaatsen

gevestigd. Ook de bereidheid om mee te denken in nieuwe ontwikkelingen is

toegenomen. Wel is nog altijd een bepaalde schaalgrootte vereist; kernen

met minder dan 6.000 inwoners zonder regio zijn vaak niet interessant

genoeg.

Opvolgingsproblematiek

De komende jaren bereiken veel ondernemers de pensioengerechtigde

leeftijd. Maar veel zelfstandige ondernemers hebben de laatste jaren

problemen met de opvolging van hun bedrijf. De verwachting is dat binnen

een jaar of vijf zo‟n 30% van de zelfstandige ondernemers wenst te stoppen

met hun winkel. Het automatisme van „overdracht van vader op zoon‟

verdwijnt. Dat betekent uiteindelijk dat veel winkels leeg komen te staan of

van gedaante veranderen. Zowel in grote als kleine kernen speelt dit, maar

de effecten zijn niet overal gelijk. In grotere plaatsen komt wellicht een

filiaalbedrijf in het pand, mede afhankelijk van de locatie van de winkel. In

kleinere kernen met een beperkt draagvlak ontstaat vaker leegstand. De

ondernemer heeft door de vaak lage vaste lasten het nog lang kunnen

volhouden, maar voor een nieuwe start na overname is de exploitatie niet

meer rendabel te maken.

Page 15: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 15

2.2 Trends en ontwikkelingen t.a.v. internet

Thuiswinkelen

De opkomst van de postorder- en internetbedrijven is de afgelopen jaren

heel groot geweest. Vrijwel iedereen (97%) heeft inmiddels de beschikking

over internet. Het percentage internetgebruikers dat (bijna) dagelijks surft, is

gestegen van 68% tot 88% in dezelfde periode. Juist onder ouderen is de

stijging sterk geweest, hoewel de middengroepen qua leeftijd nog wel het

meeste surfen.

Figuur 2.4 Percentage dagelijkse internetgebruikers

0 20 40 60 80 100

12 tot 15 jaar

15 tot 25 jaar

25 tot 35 jaar

35 tot 45 jaar

45 tot 55 jaar

55 tot 65 jaar

65 tot 75 jaar

2013

2005

Bron: CBS/HBD, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering

Tegelijk met het gebruik van internet is ook het kopen via internet

toegenomen. In 2005 kocht 46% van alle Nederlanders (van 12 tot 75 jaar)

iets via internet, in 2013 bedroeg dit percentage al 78%. Tussen mannen en

vrouwen is relatief weinig verschil; bij vrouwen ligt het op 76% en bij mannen

op 80%. Degenen, die het minst hun aankopen via internet doen zijn de niet-

werkzame mensen (59%), ouderen (47% voor 65 – 75 jaar) en mensen met

een lager onderwijsniveau (59%).

Behalve het doen van aankopen via internet zijn er ook velen die zich eerst

of uitsluitend oriënteren via internet. Sommigen gaan zich eerst op internet

oriënteren om vervolgens de werkelijke aankoop in de (fysieke) winkel te

doen. Zij willen het product graag kunnen voelen, zien of ruiken. Te denken

valt aan kleding en schoenen. Andere belangrijke redenen zijn de prijs of de

aanbieding in de winkel, het direct in bezit willen hebben van het product of

het persoonlijke contact met verkopers.

Page 16: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 16

Het omgekeerde gebeurt ook; men gaat eerst in de fysieke winkel een

product bekijken om vervolgens de aankoop via internet te laten plaats

vinden. Dit is vaak het geval als de prijs via internet aantrekkelijk is, als het

gemakkelijker is via internet of als het online aanbod ruimer is.

Voor de aanschaf van producten en diensten vindt in 47% van de gevallen

oriëntatie via het internet plaats. Uiteindelijk wordt 31% van de aankopen

(inclusief diensten als reizen, tickets en verzekeringen) via internet gedaan.

De meerderheid (64%) van de aankopen vindt plaats in de fysieke winkel

(bron HBD/CBS).

Er is sprake van grote verschillen tussen de soorten producten. Voor

computersoftware oriënteert men zich sterk via internet en koopt men ook

veel via internet. Voor interieurproducten en fietsen ligt de oriëntatie op

internet en de fysieke winkel vrijwel gelijk. Voor bloemen en planten, brillen

en dierenartikelen is juist sprake van een sterke gerichtheid op de fysieke

winkel (zie figuur 2.5).

Figuur 2.5 Percentage oriëntatie per productgroep

Bron: CBS/HBD, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering

In de volgende figuur laten we de verschillen zien van de daadwerkelijke

aankopen via het internet of in de fysieke winkel per productgroep.

Page 17: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 17

Figuur 2.6 Percentage aankoop per productgroep

Bron: CBS/HBD, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering

De meeste producten worden vaker in de winkel gekocht dan via internet; de

enige uitzonderingen zijn computersoftware, erotiek en muziek. Andere

productgroepen (bloemen en planten, dierenartikelen) worden nauwelijks

online gekocht, hoewel een deel van de oriëntatie wel via internet gebeurt.

Uit de gegevens komt naar voren dat internet in feite voor elke productgroep

van belang is, voor de één meer dan voor de ander. Maar omdat de

oriëntatie vaak (en steeds vaker) via internet gebeurt, is zichtbaarheid op het

net voor een winkelgebied of individuele ondernemer van levensbelang.

Voor winkelgebieden op het platteland is dit zo mogelijk nog belangrijker dan

in de steden in de provincie, waar toch wel vaak geshopt wordt. Surfen op

het web maakt deel uit van de levens van een ieder, en als je er niet

aanwezig bent word je overgeslagen. In feite is het web de altijd aanwezige

en actuele weekfolder.

De omzet van de online bestedingen bedroeg over de eerste helft van 2013

ruim € 5 miljard (bron Thuiswinkel.org). Ten opzichte van de eerste helft van

2012 betekende dit een groei van 8%. De omzetverwachting voor het hele

jaar 2013 bedraagt € 10,5 mld. In 2007 bedroeg deze omzet nog € 5 miljard.

De sterkste groeiers zijn de kleding en telecommarkt; ook speelgoed groeit

sterk. Ondanks de recessie en een geringere koopbereidheid groeit de

online markt, hoewel de groei wel iets afvlakt. Gemiddeld heeft een online

koper € 568,- dit jaar besteed; een stijging van 5% ten opzichte van vorig

jaar. Het gemiddeld besteed bedrag in de eerste helft van 2013 bedroeg

€ 109,-; in 2012 was dit € 110,-. Succesvolle aanbieders zijn vaak bestaande

winkel- en postorderbedrijven die hun activiteiten uitbreiden via internet (bv.

Page 18: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 18

Mexx, Wehkamp, Kijkshop, AH). Maar er zijn ook nieuwe concepten zonder

een fysieke winkel, zoals Zalando.

Inmiddels is een groot deel van de omzet in de detailhandel afkomstig uit de

internetaankopen (zie figuur 2.7). In 2012 was 10,5% van de

detailhandelsomzet afkomstig uit online. Overigens is dit cijfer niet geheel

zuiver, omdat hier ook de (niet onaanzienlijke) omzet van reizen, tickets en

verzekeringen in verwerkt is.

Figuur 2.7 Percentage online aankopen detailhandel

Bron: CBS, GfK, Blauw, Thuiswinkel.org

De online omzet als percentage van de totale omzet van de detailhandel in

Nederland bedraagt 4,2% (ABN Amro 2013). In omliggende Europese

landen ligt het percentage (veel) hoger; in Duitsland ligt het op 5,1%, in

Frankrijk 5,5% en in Groot-Brittannië op 9,5%. De fijnmazige

aanbodstructuur in Nederland speelt hierin een grote rol.

De consument maakt inmiddels van meerdere kanalen gebruik om

uiteindelijk tot een koop te komen; dit heet het „cross channel-gedrag‟.

Daarom zal ook de winkelier van meerdere kanalen gebruik moeten maken

om zijn diensten/producten aan te bieden. Winkels als AH en de HEMA

doen dit al volop.

De „social media‟ neemt een steeds belangrijkere rol in beslag. De

smartphone is onontbeerlijk geworden. Potentiële consumenten kunnen

altijd van de meeste actuele aanbiedingen op elke gewenste plek op de

hoogte gehouden worden en kunnen daar vervolgens ook naar handelen.

De social media worden volledig geïntegreerd in de online proposities. Zij

dichten de kloof tussen het online en offline aanbod.

Page 19: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 19

Door de opkomst van het thuiswinkelen is het winkelbeeld de afgelopen

jaren al gewijzigd. Zo zijn er veel minder fotozaken en reiswinkels in het

straatbeeld te vinden. Het aantal telecomwinkels is daarentegen sterk

toegenomen. Per saldo zal het aantal winkels de komende jaren eerder

afnemen dan toenemen; hier is de invloed van internet absoluut merkbaar.

De locaties waar het om gaat zijn niet de A-1 winkelgebieden, maar wel de

centra met te weinig toegevoegde waarde of met uiteindelijk een te gering

draagvlak. Kleinere kernen en buurtcentra krijgen het nu al lastig en die

trend zal zich doorzetten.

Afhaalpunten

De laatste jaren is een nieuwe ontwikkeling ontstaan bij de internetverkopen.

Marktpartijen zijn op zoek gegaan naar nieuwe distributievormen, die ofwel

goedkoper zijn ofwel het gemak voor de consument kunnen vergroten.

Albert Heijn is de fase van experimenteren inmiddels voorbij en ontwikkelt bij

bestaande winkels maar ook solitair zogenaamde „pick-up-points‟. Ook

andere supermarktbedrijven volgen dit voorbeeld. Daarnaast is vooral in

kleinere dorpen te zien, dat bij een bestaande winkelier diverse andere

producten afgehaald kunnen worden (bv. kleding van Wehkamp of

schoenen van Zalando).

Daarnaast ontstaan ook bij niet-traditionele locaties afhaalpunten;

tankstations is er één van, maar de druk om op relatief goedkope, goed

bereikbare locaties afhaalpunten in te richten wordt steeds groter. In

sommige gevallen wordt van het distributiepunt dan ook het afhaalpunt

gemaakt. Niet zelden ligt een dergelijke locatie op een bedrijventerrein of in

een winkelgebied voor grootschalige detailhandel.

2.3 Trends en ontwikkelingen t.a.v. grootschalige detailhandel

Een branche waar de schaalvergroting zich de afgelopen decennia heeft

voorgedaan is die van de bouwmarkten en tuincentra. In de binnenstad of in

de centra van dorpen bestaat dikwijls ruimtegebrek voor zulke winkels.

Grootschalige ontwikkelingen zijn dan ook vaak gedwongen om uit te wijken

naar de periferie, naar de randen van de plaatsen. Dit is onder meer het

geval in een grote stad als Groningen, maar ook in minder grote kernen is dit

het geval. Door de schaalvergroting – veelal voortkomend uit een

uitgebreidere assortimentswens van de consument – kunnen kleinere

ondernemers niet altijd meer in elk dorp aanwezig blijven.

Page 20: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 20

Groei grootschalig aanbod

Het totale winkelaanbod in Nederland nam tussen 2001 en 2009 (cijfers

Locatus, bewerkt door DTNP/HBD) toe met gemiddeld 23%. Sindsdien is het

aanbod nog met 15% toegenomen tot 31,2 mln. m² in december 2013. Het

vierkante meter winkelvloeroppervlak (wvo) in grootschalige concentraties

(woonboulevards, runshoppingcenters) is tussen 2001 en 2009 toegenomen

met 35%, evenals het aanbod op verspreide locaties (solitaire of buiten

winkelgebied gelegen winkels).

Het aantal winkels is de afgelopen decennia landelijk gezien nagenoeg gelijk

gebleven. Het aantal winkels op grootschalige gebieden nam nog wel toe. In

het totale aanbod nemen de grootschalige concentraties evenwel een

beperkte plaats in; in aantal winkels is deze 2% van het totaal, en in m² wvo

12% (cijfers 2009).

Branchevervaging

De afgelopen decennia zijn onder andere door de schaalvergroting, maar

ook door het door de overheid gestimuleerde beleid inzake perifere en

grootschalige detailhandel op meerdere plaatsen landelijk en regionaal

perifere detailhandelsclusters ontwikkeld. Oorspronkelijk vestigden zich op

deze locaties voornamelijk winkels in de branches wonen, doe-het-zelf en

tuinieren. Hoewel dit vaak nog steeds de basis is, komen steeds vaker ook

andere branches voor. Dit is door diverse redenen ontstaan, zoals de

branchevervaging, maar ook doordat de ruimtes steeds lastiger verhuurbaar

bleken. Regelmatig zijn supermarkten (meestal grote supermarkten) of

vestigingen van Blokker ed. aanwezig op dit type winkelgebieden.

Stagnerende ontwikkeling perifere detailhandelsclusters

Veel van deze perifere detailhandelsvestigingen hebben het economisch

lastig. Er is sprake van leegstand, veel nieuwe filiaalbedrijven zijn er niet bij

gekomen en sfeer ontbreekt vaak. De winkelgebieden worden doelgericht

bezocht. Tijdens de crisis bleken vooral de op dit type winkelgebieden

aanwezige winkels omzetproblemen te hebben.

Page 21: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 21

3. Retailaanbod provincie Groningen

In dit hoofdstuk brengen we de ontwikkeling van de retail in de provincie

Groningen in kaart. In de eerste paragraaf zullen we naar het totale aanbod

in Nederland en de provincie kijken. Als peildata nemen we 2007 en 2013,

zodat de ontwikkeling goed zichtbaar wordt. In de volgende paragraaf gaan

we verder in op de drie benoemde regio‟s en op de verschillende kernen

hierbinnen. Tenslotte zullen we in paragraaf 3.3 verder ingaan op het

aanbod in de grootschalige en perifere detailhandel.

3.1 Ontwikkeling totaalaanbod

De provincie telt op dit moment circa 1,04 miljoen m² wvo aan detailhandel;

dat was in 2007 0,99 miljoen. Het aanbod is derhalve met 4% gegroeid. Het

inwonertal in de provincie is in dezelfde periode gestegen met 1%.

Dit betekent dan ook dat het aanbod per inwoner licht gestegen is. Deze

nam toe van 1,73 naar 1,78 m² wvo per inwoner.

Figuur 3.1 Ontwikkeling winkelaanbod 2013 t.o.v. 2007

Bron: Locatus 2013, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering

Het aantal winkels is met 10% gedaald; de schaalvergroting is derhalve

duidelijk zichtbaar in deze cijfers.

De detailhandel wordt ingedeeld in verschillende groepen en branches (zie

bijlage 1). Niet in alle groepen is de toename even groot geweest gedurende

de afgelopen jaren. In de groep „Vrije Tijd‟ was zelfs sprake van een daling.

Page 22: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 22

Figuur 3.2 Aanbod detailhandel in m² wvo naar hoofdbranche

Provincie Groningen m² wvo

Hoofdbranche 2007 2013 verschil in %

Dagelijks 205.154 214.553 9.399 5%

Mode & Luxe 198.082 216.455 18.373 9%

Vrije Tijd 56.087 52.025 -4.062 -7%

In/Om Huis 493.787 511.146 17.359 4%

Detailhandel Overig 39.623 42.039 2.416 6%

TOTAAL 992.733 1.036.218 43.485 4%

Bron: Locatus 2013, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering

De sterkste groei (relatief en absoluut) heeft plaats gevonden in de branche

„Mode & Luxe‟. Absoluut gezien is ook de (volumineuze) groep „In/om Huis‟

aanzienlijk gegroeid.

Overigens is ook de leegstand tussen 2007 en 2013 toegenomen. Bedroeg

het leegstandspercentage in 2007 nog 7%, in 2013 was dit toegenomen tot

12% voor de hele provincie. Enige leegstand is altijd aanwezig en is nodig

voor de dynamiek van de detailhandel; deze zogenaamde frictieleegstand

bedraagt gemiddeld 5 tot 7%. Inmiddels staat bijna 150.000 m² winkelruimte

leeg in de provincie.

3.2 Ontwikkeling aanbod per gebied/regio

Van de drie benoemde gebieden kent de stad Groningen op dit moment het

grootste aanbod in m² wvo. Het totaal bedraagt ruim 410.000 m² wvo. In

2007 telden de 12 gemeenten, die het krimpgebied vormen, nog nipt de

meeste vierkante meters. De ring rondom de stad Groningen (met 10

gemeenten) heeft in absolute vierkante meters een veel kleiner aanbod. Met

34% van de inwoners heeft de stad Groningen 39% van het aanbod in m²

wvo. In de ring rondom de stad is dat 28% van de inwoners ten opzichte van

22% van het aanbod; in de krimpgebieden ligt het ongeveer gelijk, namelijk

39% resp. 38%. Zowel in de stad Groningen als in de ring rondom de stad is

het aanbod toegenomen; in de krimpgebieden daarentegen is het aanbod

gedaald, gemeten in m² wvo (zie figuur 3.3).

Page 23: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 23

Figuur 3.3 Ontwikkeling naar regio in winkelaanbod (m² wvo)

Bron: Locatus 2013, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering

In de periode tussen 2007 en 2013 is in alle gebieden het aantal winkels

gedaald; in figuur 3.4 is te zien, dat de index van het aantal winkels overal

onder de 100 zit. Relatief gezien heeft de sterkste stijging in het aantal

meters zich evenwel voorgedaan in de ring rondom de stad. Alleen in de

krimpgebieden was sprake van een daling van het aanbod.

Figuur 3.4 Ontwikkeling aanbod per regio, geïndexeerd (2007=100)

Bron: Locatus 2013, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering

Page 24: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 24

Tussen de hoofdkernen1 (zie bijlage 2) en het plattelandsgebied zijn de

afgelopen jaren wel aanzienlijke verschillen opgetreden in de ontwikkeling

van het aanbod (inclusief leegstand).

Figuur 3.5 Ontwikkeling aanbod detailhandel, naar type kernen,

geïndexeerd (2007=100)

Bron: Locatus 2013, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering

De hoofdkernen trekken veel winkels/vierkante winkelmeters naar zich toe,

terwijl in het plattelandsgebied het aanbod aan het afnemen is. De toename

was relatief gezien het sterkst in de hoofdkernen van de ring. De

hoofdkernen in de krimpgebieden hebben nagenoeg dezelfde groei laten

zien als de stad Groningen.

Leegstand

De leegstand is in de periode vanaf 2007 in alle gebieden sterk

toegenomen; ook landelijk is de leegstand in deze periode gestegen. In

absolute termen staat nu bijna 150.000 m² leeg in de hele provincie. De

meeste leegstaande winkels zijn in de stad Groningen te vinden (bijna 180

van de in totaal ruim 600 winkels in de provincie), terwijl de meeste

leegstaande vierkante meters in de krimpgebieden te vinden zijn (zie figuur

3.6).

1 Voor de indeling van de hoofdkernen is per gemeente de kern met het grootste

aanbod detailhandel genomen; in een drietal gemeenten in de krimpgebieden zijn vanwege het relatief omvangrijke aanbod twee kernen in het overzicht meegenomen.

Page 25: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 25

Figuur 3.6 Ontwikkeling leegstand naar regio in m² wvo

Bron: Locatus 2013, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering

Relatief de grootste toename van leegstand (in zowel aantal winkels als

gemeten in m² winkelvloer) heeft plaatsgevonden in de ring rondom de stad.

Opvallend genoeg is hier ook de sterkste groei van de vierkante

winkelmeters geconstateerd in deze periode. In de stad Groningen was de

toename van de leegstand relatief geringer dan in de overige gebieden.

Figuur 3.7 Ontwikkeling leegstand naar regio, geïndexeerd

(2007=100)

Bron: Locatus 2013, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering

Page 26: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 26

In figuur 3.5 hebben we de ontwikkeling van het aanbod in de detailhandel

laten zien, waarbij onderscheid is gemaakt naar hoofdkernen. Ook voor de

leegstand kunnen we dat op die manier laten zien (figuur 3.8).

Figuur 3.8 Ontwikkeling leegstand, naar type kernen, geïndexeerd

(2007=100)

Bron: Locatus 2013, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering

De toename van de leegstand is in zowel de hoofdkernen van de ring

rondom de stad Groningen als in de hoofdkernen van de krimpgebieden

relatief sterk toegenomen. De relatief sterke leegstandstoename van de m²

wvo in de hoofdkernen van de ring (index 394) wordt vooral veroorzaakt

door de toename in Hoogezand en Leek; doordat de leegstand in absolute

termen in deze kernen gering is, leidt deze absolute toename snel tot een

erg hoge (enigszins vertekenende) relatieve groei. De hoofdkernen trekken

derhalve veel winkelmeters naar zich toe, maar ook de leegstand is hier fors

toegenomen.

Opvallend is wel de afname van leegstand in het buitengebied (overige

kernen/dorpen). Het aantal winkels is hier al afgenomen, maar ook de

leegstand is gering en afgenomen. Veel voormalige winkels hebben de

winkelfunctie blijkbaar niet meer.

Page 27: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 27

3.3 Ontwikkeling grootschalig aanbod

In het voorgaande is een overzicht gegeven van het totale aanbod aan

winkels. De grootschalige detailhandel wijkt in een aantal opzichten af van

de overige detailhandel. Mede om die reden is voor de grootschalige

detailhandel in het Provinciaal Omgevingsplan van de provincie Groningen

ook apart beleid opgesteld.

Oorspronkelijk maakten bouwmarkten en meubelzaken deel uit van het

reguliere aanbod in de gangbare verzorgingsstructuur. Mede door de sterke

schaalvergroting in deze branches zijn de afgelopen decennia diverse

perifere detailhandels vestigingen (PDV) planmatig ontwikkeld, ofwel voor

bouwmarkten ofwel als meubelboulevard, maar veel vaker als een

combinatie van deze branches. Dit type detailhandel kenmerkt zich door

doelgerichte aankopen. De efficiëntie en de verkrijgbaarheid zijn heel

belangrijk. De bezoeker wil snel iets halen, waarbij het product vaak al

bekend is en waarbij het gemakkelijk parkeren een noodzakelijke

voorwaarde is.

Binnen de detailhandelsgroep “In/om Huis” vallen vooral grootschalige

winkels (tuincentra, bouwmarkten, meubelzaken). De helft van alle

winkelmeters in de provincie Groningen zit in deze detailhandelsgroep. De

schaalvergroting heeft zich hier sterk gemanifesteerd.

Figuur 3.9 Ontwikkeling groep ‘in/om huis’ per regio in m² wvo

Bron: Locatus 2013, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering

In de periode tussen 2007 en 2013 is het aanbod in zowel de stad als de

ring rondom de stad toegenomen; in de krimpgebieden is het aanbod (in m²

wvo) gedaald. Als provincie totaal is het aanbod m² wvo nog met 4%

gestegen. Het aantal winkels is in deze periode wel fors gedaald, met maar

Page 28: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 28

liefst 14%. Deze ontwikkeling heeft zich in alle drie onderscheiden gebieden

voorgedaan, het minst sterk in de ring (4%).

De belangrijkste PDV-locaties in de provincie Groningen zijn:

stad Groningen - Sontplein

stad Groningen - Hoendiep/Peizerweg

Appingedam (grens Delfzijl) - Farmsumerweg

Delfzijl - Tuikwerd

Hoogezand-Sappemeer - Winkelpark

Leek – Grootwinkelplein

Stadskanaal – Navolaan

Stadskanaal - Industrieterrein

Veendam – Lloyds-/Transportweg

Winschoten – Posttil

In de meeste PDV-locaties gaat het uitsluitend om grootschalig aanbod,

hoofdzakelijk uit de groep „in/om huis‟; in een enkel geval is sprake van

andere branches. Zo zit bijvoorbeeld een grote AH-supermarkt op het Posttil

in Winschoten, en ook op het Grootwinkelplein in Leek zijn twee

supermarkten gevestigd.

In figuur 3.10 is de stad Groningen niet opgenomen, omdat beide gebieden

in de stad beduidend groter zijn en daardoor voor sterke vertekening zorgen.

Het Sontplein heeft ongeveer 60.000 m² winkelvloer en het gebied

Hoendiep/Peizerweg ca. 75.000 m². De twee gebieden in Stadskanaal zijn

samengenomen.

Figuur 3.10 Ontwikkeling PDV/GDV-locaties in m² wvo (excl. stad

Groningen)

Bron: Locatus 2013, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering

Page 29: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 29

In de periode sinds 2007 is in Hoogezand het Winkelpark ontwikkeld; in

Leek is een forse uitbreiding tot stand gebracht van het Grootwinkelplein.

Mede hierdoor is het aanbod in de ring rondom de stad aanzienlijk gegroeid.

Page 30: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 30

4. Toekomstperspectief detailhandel

De detailhandel in Nederland kent een hele andere structuur dan in veel

andere Europese landen, zoals bijvoorbeeld Frankrijk. Frankrijk en

Nederland vormen in dichtheid van winkelaanbod uitersten. Nederland kent

een dicht netwerk van winkels; de winkels zijn op korte afstand van de

inwoners te vinden. Winkelcentra zijn midden in de wijken gepland en

functioneren daar overwegend goed. Afstand is altijd een belangrijk

keuzecriterium geweest voor de Nederlanders. In Frankrijk is onder druk van

de schaalvergroting al snel gekozen voor volledige vrijheid aan de

ondernemers, zonder centrale planning, waardoor grote supermarkten

(hypermarché‟s) zich buiten de dorpen konden vestigen. De dorpen zelf

hebben vaak nog slechts een bakker.

In Nederland heeft de schaalvergroting ook belangrijke gevolgen gehad,

maar verliep in een meer geleidelijk tempo. De centra van dorpen en de

winkelcentra in grotere kernen zijn altijd heel belangrijk gebleven. Hierdoor is

dus sprake van een heel dicht netwerk van winkels en winkelcentra. Doordat

in de provincie Groningen sprake is van relatief veel ruimte en veel kleine

dorpen is hier lange tijd het netwerk in stand gebleven. Door de diverse

bevolkingstrends, de economische crisis en de sterke opkomst van internet

is het draagvlak van veel winkelgebieden nu sterk onder druk komen te

staan. De afgelopen jaren is al te zien dat steeds meer kleine dorps- en

buurtcentra het lastig hebben gekregen. Diverse ondernemers zijn gestopt

en nog veel meer zullen de komende jaren hun onderneming gaan

beëindigen. De leegstand, zoals die landelijk is waar te nemen, is ook in de

provincie Groningen duidelijk aanwezig.

In de jaren tussen 2007 en 2013 is het winkelaanbod voor de inwoners van

de provincie Groningen nog toegenomen (gemeten in m² wvo). Het aantal

winkels daalde in dezelfde periode wel; het effect van de schaalvergroting is

duidelijk zichtbaar. Maar niet in alle gebieden van de provincie verliep de

ontwikkeling op dezelfde wijze; in de krimpgebieden nam het aanbod al af.

Niettemin is ook daar de leegstand toegenomen. De leegstand groeide

relatief het sterkst in de ring rondom de stad Groningen. Veel plannen zijn

de afgelopen periode nog gerealiseerd, die ontwikkeld zijn in de periode van

sterke groei (in de economie en detailhandel).

De komende periode zal het onderscheid tussen echte boodschappencentra

en de winkelgebieden met een verblijfsklimaat (om te shoppen) steeds

groter worden. Bij de boodschappencentra dienen de randvoorwaarden

goed ingevuld zijn, omdat alternatieven op korte afstand aanwezig zijn. Bij

deze randvoorwaarden gaat het onder meer om een goede bereikbaarheid

en voldoende parkeergelegenheid. Het aanwezig zijn op internet/‟social

media‟ is daarbij een nieuwe component, die steeds belangrijker is

Page 31: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 31

geworden. Ook de afhaalpunten voor via internet gekochte

detailhandelsartikelen spelen hier een rol.

Voor de grotere winkelgebieden spelen deze factoren ook een rol, maar

daarnaast wil de huidige centrumbezoeker ook vermaakt en verrast worden

door het aanbod. De stad Groningen neemt een sterke positie in binnen de

provincie, en zal dat ook blijven doen. De overige hoofdkernen in de

provincie zullen steeds meer naar zich toe gaan trekken. Factoren als

„ambiance‟ en „gezelligheid‟ bepalen steeds vaker de keus voor een

winkelgebied. In deze gebieden is „social media‟ ook onmisbaar.

Verder zal een winkelgebied moeten voorkomen, dat er gaten vallen in het

straatbeeld; de aanwezigheid van veel leegstaande winkels nodigt niet uit

voor de bezoeker. Omdat in een aantal krimpkernen sprake is van een te

groot uitgedijd winkelgebied, is het van belang om het kernwinkelgebied

compact te houden. Hiervoor zijn al bepaalde instrumenten ontwikkeld en in

uitvoering in onder meer Appingedam en Winschoten.

In diverse plaatsen is de afgelopen jaren al een proces gaande, waarbij

verschillende winkels gesloten zijn. Dit is zowel in de dorpen als in de

grotere kernen het geval. Hoewel ook winkels in het kernwinkelgebied soms

sluiten, gaat het met name om winkels in de kleinere dorpen en wijken, waar

het potentieel te gering is geworden. Daarnaast gaat het om winkels

waarvan de locatie niet optimaal is; zij zijn vaak gevestigd aan de rand van

of buiten het kernwinkelgebied, en kunnen niet meer profiteren van de

(kleiner wordende) klantenstroom.

De afname van vierkante meters zal naar verwachting ook in de toekomst

blijven doorgaan en vooral plaatsvinden in de niet-geconcentreerde

gebieden, zoals aanloopstraten, solitaire vestigingen en de kleine dorpen.

De toekomstige positie van de grootschalige perifere detailhandelszaken

staat eveneens onder druk. Door de vele m² die er de afgelopen periode in

(Noord-) Nederland zijn toegevoegd zal het voor diverse zaken in dit

branchesegment (met name branches meubelen, tuininrichting en

bouwmarkten) een lastige periode worden. Verdere uitbreiding is hier niet

meer gewenst; vernieuwing blijft evenwel altijd noodzakelijk in een

dynamische branche, maar een kritische blik is meer dan ooit gewenst.

Er zullen de komende jaren dus keuzes gemaakt moeten worden waar nog

geïnvesteerd en waar gesaneerd moet worden. Niet alle nog thans

bestaande winkelgebieden zullen in stand gehouden kunnen worden.

Zonder prioritering wordt het allemáál iets minder (effect van de

kaasschaaf), waardoor ook kansrijke gebieden problemen gaan

ondervinden. De kansrijke winkelgebieden zullen alert moeten blijven op

dreigende leegstand; hier moet men zorgdragen voor een aantrekkelijk en

compact winkelgebied.

Page 32: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 32

Een voorbeeld van hoe iets dergelijks voor de provincie Groningen er uit zou

kunnen zien is een eerdere rapportage over de Eemsdeltaregio (2011); hier

is voor de aanwezige kernen de huidige situatie weergegeven met

betrekking tot de verzorgingsstructuur, en hoe deze er over enige tijd uit zou

kunnen zien (zie figuur 4.1).

Figuur 4.1 Voorbeeld toekomstige verzorgingshiërarchie

Eemsdeltaregio

Bron: Google, bewerkt door Broekhuis Rijs Advisering

Page 33: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 33

Bijlage 1 Branche indeling detailhandel

Dagelijks Levensmiddelen (supermarkten, food-

speciaalzaken), Persoonlijke verzorging (drogisterijen)

Mode & Luxe Warenhuizen, Modezaken, Schoenen- en

lederwaren, Juwelier & Optiek, Huishoudelijke- en Luxe artikelen, Kunst & Antiek

Vrije Tijd Sport & Spel, Hobby, Media In/Om huis Tuin & Dier (o.a. tuincentra), Bruin & Witgoed, Auto

& Fiets, Doe-Het-Zelf (o.a. bouwmarkten), Wonen (o.a. meubelboulevards)

Detailhandel Overig Overig, o.a. partijgoed (bv. Action), 2ehands

goederen/kleding, paramedisch

Page 34: Omgevingsvisie Detailhandelsvoorzieningen

Broekhuis Rijs Advisering 34

Bijlage 2 Indeling hoofdkernen provincie Groningen

Hoofdkernen Ring rondom stad Groningen:

De kernen Bedum, Grootegast, Haren, Hoogezand, Leek, Marum,

Siddeburen, Ten Boer, Winsum, Zuidhorn.

Hoofdkernen Krimpgebieden:

De kernen Appingedam, Bellingwolde, Leens, Delfzijl, Uithuizen,

Uithuizermeeden, Loppersum, Muntendam, Winschoten, Scheemda,

Oude Pekela, Stadskanaal, Musselkanaal, Veendam, Ter Apel.