Jan van Bennekom-Minnema [email protected] MSc Programme GIMA msc-gima.nl
Om verbinding te maken moet het scharnier gaan werken · PDF filegaan werken (maar de deur is...
Transcript of Om verbinding te maken moet het scharnier gaan werken · PDF filegaan werken (maar de deur is...
Conceptadvies Expertgroep GGP-leiderschap 26 februari 2012
Versie besproken in de SBG-GGP
van 3 december 2009
1
In opdracht van de Raad van Hoofdcommissarissen
Om verbinding te maken moet het menselijk scharnier gaan werken (maar de deur is zo zwaar)
Advies van de Expertgroep Gebiedsgebonden Politie Leiderschap
december 2009
2
Samenstelling Expertgroep Gerda Dijksman, Politie Drenthe, voorzitter, Brandy de Vries, Politie Rotterdam Rijnmond, Bert de Leeuw, Politie Limburg-Noord, Peter van Bennekom, Politie Midden en West Brabant, Benny Beuvink, Politie Twente, Alfaris Lawalata, Politie Haaglanden, Harald Kodden, Politie Drenthe, Geert Kannegieter, Politieacademie, Wil Gooren, Programma Ontwikkeling Gebiedsgebonden Politie, secretaris.
3
Inhoudsopgave
Voorwoord
1. Inleiding
a. Opdracht b. Het advies
c. Werkwijze
2. Wat is GGP leiderschap: afbakening van het speelveld
a. uitgangspunten
3. De beelden: de resultaten van onze zoektocht a. Leiderschap onder druk
b. Het gaat om verbinding en balans
c. Wat vinden wijkagenten en teamchefs/ operationele chefs belangrijk
d. Wat vinden prominenten belangrijk e. Randvoorwaarden voor de organisatie f. Naar een systeem en cultuurverandering g. Diversiteit h. Indicatoren
4. Zeven thema’s van GGP-leiderschap
5. Hoe zetten we de beweging blijvend in gang
Bijlagen:
1. Taakopdracht Expertgroep GGP- Leiderschap 2. Hulpmiddel voor het bepalen van de veranderstrategie in het korps 3. Visie op politie leiderschap 4. Actuele inzichten over GGP- Leiderschap 5. Adviezen voortkomend uit de groepsgesprekken 6. Belangrijke competenties voor GGP- Leiderschap
4
1. Inleiding Er is binnen de politie de afgelopen jaren een scheefgroei ontstaan. De expertgroep leiderschap
heeft in haar zoektocht als verwonderpunt geconstateerd dat de binnenwereld, en dan met name de
hele beheer- en beleidscyclus, een overdonderende zuigkracht heeft en veel leiders afhoudt van wat
zij graag willen, “de samenleving (de burgers) dienen”. We zijn teveel de bedrijfsvoeringskant
ingezogen. Daar ligt het accent op dit moment. Er is te veel een monocultuur ontstaan. Bijna de hele
politietop is bedrijfskundig opgeleid en veel mensen denken dat meten echt weten is. Waar zijn de
vrijdenkers gebleven die durven vertrouwen op het vakmanschap van ambachtelijke politiemensen?
De uitspraak van een leidinggevende dat hij zich de zingevingkant pas kan permitteren als de
resultaatkant op groen staat is tekenend. Een ander voorbeeld is de certificeringgekte in politieland.
Steeds meer taken worden verbonden aan opgeleide en gecertificeerde krachten met enorme
studiebelastingen. Hierdoor wordt de organisatie als maar verder gesegmenteerd en opgeknipt in
deelverantwoordelijkheden. We komen als we niet uitkijken los te staan van de samenleving, onze
legitimatie. Hierdoor komt de effectiviteit van de politie onder druk te staan. Willen we deze
legitimatie blijvend waar maken dan is de versterking van de gebiedsgebonden politie noodzakelijk
om als politie te kunnen functioneren en verbinding te kunnen houden met een veranderende
samenleving.
Het weglekken van effectiviteit en energie uit zich thans het meest bij de wijkagenten die van ons
vervreemden, die verlangen naar leiders die authentiek en ondernemend zijn en echte
betrokkenheid laten zien bij het vak en de mens die het uitvoert. Leiders die keuzes durven te maken
en die ambitieus zijn met betrekking tot de interne regie op het gebiedsgebonden werken en de
verbinding maken met andere processen. En dat is ook wat teamchefs willen! Geef onze mensen de
tijd om dat proces te coachen. Het momentum is daar dat we van hoog tot laag beseffen dat we een
tegengeluid moeten laten horen. Dat betekent zeker bij de huidige plannen om op de politie te
bezuinigen dat het ook een kans kan zijn om te kiezen voor diversiteit, professionaliteit en kwaliteit
in het werk maar dan wel vanuit een realistische blik op wat de politie wel maar vooral ook niet meer
kan doen.
Dat betekent ook iets voor onze ketensamenwerking. Daarbij is het gebiedsgericht werken de basis
als het gaat om de bescherming van de democratische waarden in onze rechtstaat. Dat is de essentie
van het politiewerk! Daar moet de urgentie liggen en daar ligt ook, hebben wij gemerkt, de passie
van onze mensen. Het vak verbindt ons allen. Terecht dat er vanuit de Raad van
hoofdcommissarissen de opdracht kwam de werkgeversvisie te vertalen naar het operationeel
niveau. Daar ligt het scharnierpunt binnen onze organisatie. De deur is echter te zwaar en het
scharnier kan zijn werk niet goed doen. Dan is rebellie nodig binnen een systeem dat zo sterk is dat
het nauwelijks te doorbreken lijkt.
We hebben antwoord gegeven op de vragen die ons zijn meegegeven in de zoektocht naar
Gebiedsgebonden Politieleiderschap. (GGP) De belangrijkste constatering is dat er een essentieel
verschil is tussen dat wat er is geschreven over leiderschap bij de politie (de visie op leiderschap) en
5
GGP-leiderschap. Het gaat hierbij om het belang van de externe oriëntatie (van buiten naar binnen
denken) en het gevoel voor politiek bestuurlijke verhoudingen in de samenleving en
onderscheidende onderhandelings- en netwerkvaardigheden. Dat zijn primaire kenmerken van GGP-
leiderschap.
Vraagt dit dan andere competenties? Wij denken dat die al uitvoerig zijn beschreven. Het vraagt om
het vertalen van deze extra vaardigheden naar ander gedrag bij die leidinggevenden en het denken
vanuit het GGP concept. Met name de top van de organisatie moet dit voelen als een noodzakelijke
versterking van de legitimatie van de politieorganisatie voor de komende jaren. Korpsleidingen
zitten nu te veel op beheersing vanuit de verticale legitimatie. Er is veel moeheid in de organisatie en
bij de teamchefs. In het verlengde daarvan voelt de wijkagent zich in aandacht in ieder geval een
vergeten groep. De kern is dat men vraagt om authentieke leiders die betrokkenheid bij het vak en
de mens die het uitvoert centraal stellen. Dit is een belangrijk signaal waar we niet omheen kunnen.
Het vraagt om een ontwikkelingsgerichte aanpak en een goede balans tussen mens, omgeving,
organisatie en resultaat.
Dit advies vraagt in onze optiek een verdere uitwerking van juist die elementen in het GGP-
leiderschap die noodzakelijk zijn om op operationeel niveau als politie te voldoen aan de
verwachtingen die burgers en ketenpartners van ons hebben. We denken dat dit advies een goed
discussiestuk is om het gesprek hierover aan te gaan in uw eigen korps en dat het ideeën geeft over
hoe dit opgepakt zou kunnen worden.
Het praten over leiderschap is een, het doen is twee. Tijdens de gesprekken was er van hoog tot laag
binnen de regionale politiekorpsen sprake van veel irritatie, ongeduld en ongeloof over het
daadwerkelijk inzetten van de nieuwe koers op het gebied van leiderschap. Gaat er nu eindelijk eens
wat gebeuren! Wij geven dan ook maar één advies; Doen!
Met de ideeën die genoemd zijn in de bijlagen en ons aanbod als expertgroep hopen wij daar in ieder
geval een extra stimulans voor te geven.
a. Opdracht Expertgroep
Begin dit jaar werd door Bryan Rookhuijzen, portefeuillehouder Gebiedsgebonden Politie binnen de
Raad van Hoofdcommissarissen, een expertgroep gebiedsgebonden politieleiderschap ingesteld. De
expertgroep kreeg tot taak om een vertaling te maken van de algemene visie op politieleiderschapi
naar gebiedsgebonden leiderschap op het operationele niveau, in het bijzonder de teamchef.
We kwamen tot de conclusie dat het “wat” over leiderschap in voldoende mate is beschreven. De
bestaande visie op leiderschap wordt dan ook voluit onderschreven. De expertgroep heeft geen
nieuwe visie op leiderschap geschreven, maar vult deze vanuit de “hoe”vraag voor operationeel
leiderschap zoveel mogelijk praktijkgericht in.
b. Het advies
Opdracht is om te komen tot een praktisch en bruikbaar advies. Daartoe volgen we twee wegen.
Enerzijds zullen we op grond van de zaken die we in onze zoektocht hebben verzameld een aantal
6
praktische adviezen geven waarbij we een precisering geven van het begrip Gebiedsgebonden
Politieleiderschap. Anderzijds benoemen we een aantal gedragskenmerken die naast al eerder
beschreven competenties nodig zijn voor goed GGP-leiderschap en gaan we in op randvoorwaarden
en hulpmiddelen die van belang zijn om aan goed GGP-leiderschap vorm te geven.
Het advies van de expertgroep zal de vraag centraal stellen wat nu nodig is om binnen de
veranderende samenleving gebiedsgebonden politieleiderschap echt vorm te kunnen gaan geven.
Het gaat dan met name om het inzetten van een beweging daartoe. Dat leiderschap moet recht
doen aan de veranderende omstandigheden. Tevens moet de vraag van buiten meer urgentie
krijgen; de buitenwereld bepaalt de inhoud van het gebiedsgerichte politiewerk. Tot slot moet helder
worden wat nodig is om dat voor elkaar te krijgen, hoe breng je balans tussen systeemeisen en de
noden van de samenleving.
In onze zoektocht hebben we gemerkt dat beweging niet vanzelf komt. Beweging ontstaat als er
samen met mensen die werken in het gebied wordt gekeken naar de manier waarop GGP
leiderschap wordt ingevuld. We willen die beweging graag ondersteunen en doen daarom een aantal
voorstellen om de korpsen te helpen bij de beweging om verdere ontwikkeling van goed GGP-
leiderschap meer dynamiek te geven.
c. Werkwijze
Na een eerste brainstormsessie met de expertgroep hebben we een gesprek gehad met Professor
Aardema, de schrijver van het rapport ´Politieleiderschap: verbinding bovenstroom en onderstroom’.
Vervolgens drie landelijke bijeenkomsten georganiseerd. Een met wijkagenten, een met teamchefs
en een met zogenaamde “prominenten”. In de tussenliggende tijd hebben we een terugkoppeling
gegeven van de eerste resultaten aan de begeleidingsgroep bij van het landelijke programma
Ontwikkeling GebiedsGebonden Politie en heeft een gesprek plaatsgevonden met de voorzitter van
de raad van hoofdcommissarissen Leon Kuijs.
2. Wat is GGP leiderschap: afbakening van het speelveld
a. Uitgangspunten
In dit advies hebben wij zoveel mogelijk aansluiting gezocht met de visie op politieleiderschap zoals
die kortgeleden is afgeprocedeerd door de Raad van hoofdcommissarissen. Zie bijlage 3. Daarbij is
het aandachtsmodel figuur 1 waar de vier kwadranten verwarring/veelheid, eenheid, verstarring en
in- en extern zijn beschreven alsmede het model “meer/ minder” in onze zoektocht als uitgangspunt
genomen. In aandachtsmodel figuur 1 zijn vier kwadranten aangegeven die met elkaar in balans
moeten zijn. In figuur 2 zijn de elementen aangegeven waar we meer respectievelijk minder
aandacht aan zouden moeten besteden. Het lijkt erop dat in het politieleiderschap teveel aandacht is
voor intern en eenheid, waarbij overigens de kernvraag; “ is er voldoende interne samenhang” veelal
met nee moet worden beantwoord. In de visie op politieleiderschapii wordt geconstateerd dat er
sprake is van een mankerende verbinding tussen onderstroom en bovenstroom in de
politieorganisaties. In deze visie worden 4 bewegingen en 7 kernthema’s benoemd. In de notitie
7
Leiderschapsontwikkeling Politie Nederland wordt voortgebouwd op deze visie. Wij hebben deze
uitgangspunten als bijlage bij dit advies gevoegd.
Tijdens de vergaderingen van de expertgroep was er veel herkenning voor de verschillende
rapporten die over het onderwerp leiderschap zijn geschreven. Het uitgangspunt is dat we zoveel
mogelijk willen aansluiten bij de bestaande visies. Voor dit advies hebben we dan ook gebruik
gemaakt van de rapporten: ‘De herontdekking van een waardevol ambt’, en de achterliggende
studies ‘Stilstaan bij politieleiderschap’ en ‘Politieleiderschap: verbinding bovenstroom en
onderstroom’.
Tijdens het werk van de expertgroep is er ook een aantal nieuwe documenten verschenen die zijn
meegenomen in dit advies. Het betreft in het bijzonder de notitie ‘Leiderschapsontwikkeling Politie
Nederland’iii en het rapport ‘Gebiedsgebonden Politiezorg. Beperkingen worden mogelijkheden’ van
de BOSNO-groep 2009iv. De belangrijkste onderdelen daaruit zijn opgenomen in bijlage 2.
3. De beelden: de resultaten van onze zoektocht
a. Leiderschap onder druk
De samenleving verandert voortdurend, maar de kern van het politiewerk verandert niet.
Professionaliteit/vakmanschap binnen die veranderende samenleving is ons vertrekpunt.
Leiderschap is dus contextgebonden. GGP leiderschap is gebiedsgebonden, dat wil zeggen de
problemen in het gebied of binnen een doelgroep geven richting aan het handelen, van buiten naar
binnen. Het gebied is de vindplaats van een probleem en vaak ook de start van een
opsporingsonderzoek waar we als politie iets mee moeten. Niet altijd is dat ook de plek om het op te
lossen. GGP is per definitie ketengeoriënteerd en kan niet zonder de samenwerking met de daarbij
behorende interne en een verscheidenheid aan externe partners
Waar voor politieleiderschap in zijn algemeen al als opdracht is geformuleerd de externe vraag te
verbinden met het politievak, geldt dit in nog sterkere mate voor de GGP-leiders. Daar zit het
belangrijkste verschil. GGP-leiders hebben een nog sterkere neus voor wat voor burgers en
ketenpartners van belang is en hebben nog meer oog voor politiek- en bestuurlijke verhoudingen. Zij
beschikken over onderhandelings- en netwerkvaardigheden. De GGP-leider is nog meer gericht op
de buitenwereld en GGP-leiderschap moet daarnaast ook vanuit het GGP concept de verbinding
maken met de interne processen in de organisatie. Doorontwikkeling daarvan is in het licht van de
ontwikkelingen in de samenleving een noodzakelijkheid om de verbinding naar burgers en
ketenpartners te behouden.
Gebiedsgebonden werken is inspirerend. Leiders moeten begrip hebben voor de prioriteiten in het
gebied en tevens het menselijk scharnierpunt zijn naar de rest van het bedrijf. Het is elke dag weer
kiezen uit een veelheid van prioriteiten. Die keuzes moet je kunnen legitimeren. Een leider moet
houden van zijn of haar vak en wordt geïnspireerd door burgers waarna hij of zij de medewerkers
inspireert en faciliteert in het proces naar een veilige wijk of buurt. Dat is in deze tijd buitengewoon
moeilijk is ons gebleken. We worden de komende periode belast met forse bezuinigingen bij de
8
politie maar de eisen waaraan de politie moet voldoen van zowel het kabinet en tweede kamer
(verticale legitimatie) als van burgers in wijken en buurten (horizontale legitimatie) staat
voortdurend onder druk. Probeer dan als leidinggevende maar eens richting te geven aan al die
ontwikkelingen en balans te zoeken tussen alle beleidsprioriteiten, de implementatie van nieuwe
systemen en datgene wat zowel de burgers als de medewerkers in de organisatie van hem of haar
verwachten
‘Het schema meer en minder’ (zie figuur 2 in bijlage3) laat deze sterke paradox ook zien. We willen
ons laten sturen door de vraag buiten, het verlangen, maar de problemen aan de binnenkant hebben
een zeer sterke zuigende werking (planning, roosters, BVCM, chef van dienst, hovj,
taakaccenthouder, jaargesprekken en allerlei andere zaken). Dat we ander leiderschap willen is
helder en hoe dat eruit moet zien ook, maar hoe te realiseren is een volgende stap. Dat blijkt ook uit
het voorbeeld van de ideale leidinggevende, zoals naar voren gebracht in de sessie met wijkagenten:
Hij is altijd aanwezig, zit nooit achter het bureau, heel bereikbaar, Zit niet te zeuren om
cijfers. Zet vragen uit bij infodesk. Weet theorie te vertalen naar praktijk. Houdt politiek af
van de wijkagent. Laat koers niet door de waan van de dag bepalen. Gaat naar problemen
toe, samen met de wijkagent.’ ‘In het team kan het niet zo zijn dat er een actie is in de
buurt zonder dat de wijkagent het weet. Iedereen in het team is betrokken. De chef legt de
reden van dingen uit. Hij is betrokken zonder dingen over te nemen. Zorgt wel goed voor
zichzelf. Hij kan daarnaast capaciteiten van mensen onderkennen. Hij coacht de zeer jonge
brigadier. Hij blijft het proces goed volgen (uit de bijeenkomst met wijkagenten)
De expertgroep kwam in haar eerste brainstormbijeenkomst tot een aantal verwonderpunten die
ook in het eerdergenoemde kwadrant (bijlage 1) aan de orde zijn. Hoe komt het bijvoorbeeld dat de
balans tussen binnen en buiten verstoord is en dat het nauwelijks een agendapunt is in de RMT’s van
de korpsen? Waarom krijgt het Investeren op de legitimatie in de samenleving (horizontale
legitimatie in termen van AEFv) onvoldoende aandacht en urgentie? Hoe komt het dat er bij de
ontwikkeling van de processen erg weinig aandacht is voor de afstemming tussen de processen, die
met name in het gebiedsgebonden werk tot uitdrukking moet komen? Hoe gaan leidinggevenden
daarmee om en wat maakt dat ze zo krachtig reageren op interne prikkels op de bedrijfsvoering? De
vraag is daarmee dus ook in hoeverre we intern goed op orde zijn en of we wel met de goede dingen
bezig zijn.
b. Het gaat om verbinding en balans
“verbinding en balans” zijn de sleutelwoorden en dan niet alleen naar buiten maar ook tussen de
verschillende leidinggevende niveaus en processen binnen de politieorganisatie. Maar de grote vraag
is hoe verbinding er uit moet zien en hoe en wanneer we met elkaar kunnen constateren dat de
verbinding van voldoende niveau is en of dit ook zichtbaar gemaakt kan worden. Primair gaat GGP
leiderschap om verbinding en balans met oog voor horizontale en verticale legitimering.
Noodzakelijke competenties betreffen verbinding met buiten en tussen de teams en de
leidinggevenden en processen binnen. Het aandachtsmodel in figuur 1 geeft het spanningsveld goed
9
weer. Het zoeken naar balans tussen de vier elementen die daarbinnen zijn genoemd is voor veel
leidinggevenden een “toure de force”.
In onze opdracht werd tevens gevraagd of we de belangrijkste competenties voor de GGP leider
wilden benoemen. Zowel binnen de korpsen als ook bij de politieacademie kwamen we veel
vastgestelde competentieprofielen tegen die overigens voor elke leider binnen de politie van belang
zijn. Wij zijn tot de conclusie gekomen dat het in de praktijk veel meer gaat om onderdelen van de
competenties die een relatie hebben met het gedrag van de leidinggevende in relatie tot het GGP
concept . Het motto is wat ons betreft dan ook “ ga in gesprek met die leidinggevende, wat drijft hem
of haar, waar zit de passie? , Hoe lost hij of zij zaken in de praktijk op en waar liggen dan de
prioriteiten. Hoe zit het met zijn of haar onderhandelingsvaardigheden en hoe zien de netwerken er
uit. In selectiegesprekken voor nieuwe leiders zou dat veel meer de nadruk moeten krijgen.
In onze zoektocht kregen wij te horen dat het slechts enkele leidinggevenden lukt die balans goed
“voor te leven”. Uit de gesprekken die we hebben gevoerd komt als rode draad naar voren dat
oprechte betrokkenheid (aandacht)bij het vak en hoe de collega het als mens doet op de eerste
plaats staat. Als tweede is de mate waarin de leidinggevende ondernemerschap laat zien( het doen
en handelen) van groot belang. Als derde wordt genoemd de mate waarin leidinggevenden echt
durven te prioriteren en keuzes durven te maken. Impliciet faciliteren ze daarmee het proces.
Op operationeel en tactisch niveau zitten leidinggevenden in de knel. Veel taal maar weinig
uitvoering! Boodschappen komen niet door. Er wordt onvoldoende gepraat over wat leiderschap
voor mij betekent en hoe zich dat vertaalt in gedrag. ( uit de bijeenkomst met chefs)
Naar aanleiding van specifieke kenmerken van GGP-leiderschap hebben we een interview gehouden
met de voorzitter van de Raad van Hoofdcommissarissen Leon Kuijs. Gezamenlijk kwamen we tot de
Conclusie dat gebiedsgebonden leiderschap de basis is van alle leiderschap binnen de politie. Het
“extra” of meer specifieke zit hem in de al eerder benoemde sterkere oriëntatie op de buitenwereld.
Daarnaast geldt voor de hele organisatie dat echte betrokkenheid (bij de diender op straat), het
professionele vakmanschap en liefde (voor de samenleving als geheel) nodig is.
c. Wat vinden wijkagenten, teamchefs/operationele chefs
belangrijk?
Na een eerste brainstormdiscussie met de expertgroep zelf kwamen we tot een aantal conclusies:
Er “te”veel tijd wordt besteed aan wat binnen wil in plaats van wat buiten vraagt;
We de afgelopen jaren actieagenten hebben gemaakt die te weinig verbinding maken of de combinatie niet kunnen maken tussen resultaat en contact houden met burgers;
Dat het behalen van de aantallen (productie) binnen belangrijker wordt gevonden en meer aandacht krijgt dan de veiligheid of het veiligheidsgevoel buiten;
Chefs zoveel interne verplichtingen hebben dat zij zich daardoor onvoldoende bezig kunnen houden met sturing op het gebiedsgebonden werken buiten;
Het resultaat nog onvoldoende gekoppeld is aan zingeving;
De balans tussen pro-actief en restrictief werken onder druk staat.
10
In de twee bijeenkomsten met zowel de wijkagenten als met team- en unitchefs hebben we met hen
van gedachten gewisseld over het huidige politieleiderschap en daarbij de conclusies vanuit de
expertgroep getoetst aan de praktijk. We hebben voorbeelden gehoord van mensen die het “GGP
leiderschap” ook daadwerkelijk “voorleven” en daar hebben we ook de praktijkverhalen bij gekregen.
Tijdens de bijeenkomsten was er veel energie en werd het verlangen naar het versterken van dit
leiderschap zichtbaar om daarmee een sterkere factor van belang te worden. We zijn te intern
gericht was een van de conclusies en daarnaast is er de druk van buitenaf, de essentie van
politiewerk, waar we in onvoldoende mate aan kunnen voldoen. Een leidinggevende verwoordde dat
als volgt:
“Ik voel me als een potlood dat aan twee kanten geslepen wordt”
(uit de bijeenkomst met de expertgoep)
Een belangrijke vraag die zich op dat moment aan ons voordeed is hoe gaan we dit “gewenste “
leiderschap in de praktijk zodanig vormgeven dat het niet blijft bij het zoveelste mooie boekje met
praktijkverhalen maar dat de urgentie om deze vorm van leiderschap te faciliteren en te
implementeren binnen de Nederlandse politie van hoog tot laag als noodzakelijk wordt gevoeld.
Het systeem heeft ons de bedrijfsvoeringskant in getrokken. Daar ligt het accent. Ik kan me de
zingevingkant pas permitteren als de resultaatkant op groen staat. (uit de bijeenkomst met chefs)
In de sessie met de wijkagenten hebben we naar aanleiding van de eerste brainstormsessie van de
expertgroep een aantal vragen voorgelegd. In feite hebben we de theorie van politieleiderschap,
neergelegd in de eerdergenoemde rapporten, gezamenlijk in woorden en beelden vertaald naar de
basis van de organisatie. De belangrijke gedragskenmerken die genoemd worden ten aanzien van
GGP Leiderschap zijn; Rebellie, ondernemerschap, onafhankelijkheid (goed voor jezelf kunnen
zorgen), authenticiteit, passie voor het vak, het spel van de straat snappen, echt kunnen luisteren en
indien nodig doorpakken (handelen). Het belangrijkste vinden wijkagenten dat er vanuit
leidinggevenden oprechte betrokkenheid ( aandacht) is bij hen als mens en bij wat ze doen. Maak het
voor ons mogelijk ons werk goed te kunnen doen was een veel gehoorde wens. Wijkagenten geven
daarnaast aan dat we als politie intern verdeeld zijn geraakt. Zij herkennen zich vaak niet meer in de
organisatie. Ze stellen dat we los van buiten zijn geraakt. Teamchefs praten alleen nog maar over
resultaat. Chefs geven aan dat resultaatgerichtheid het sturingsconcept op de agenda heeft gezet en
dat dat ook goed was maar het is nu tijd voor een doorstart op zingeving. Die verbinding is er echt
onvoldoende. Als de teamchef niet meer gebiedsgebonden gaat werken, zal de wijkagent nog meer
van de organisatie vervreemden.
De interne gerichtheid is zo groot dat we het sluiten van de bureaus niet eens meer melden aan
bestuur en aan burgers. Ik wil me er hard voor maken dat burgers en politie als bondgenoot naast
elkaar blijven staan voor een veilige buurt. Dan moet je ook echt in de buurt blijven! (uit de
bijeenkomst met de expertgroep)
11
De team- en unitchefs werden naast wat ze zelf vonden ook geconfronteerd met de uitkomsten van
de bijeenkomst met de wijkagenten. De drie belangrijkste punten zijn in gedragskenmerken vertaald.
1. Verbinding kunnen maken betekent: oprechte betrokkenheid (aandacht) tonen voor het vak en
hoe de collega het als mens doet. kwetsbaar durven zijn, vertrouwen geven, het gemeenschappelijk
belang zien, duurzaam echt contact kunnen maken, eerlijk zijn en pijn en plezier delen.
2.Keuzes kunnen maken betekent; eerst bij jezelf beginnen, ken je kwaliteiten en zoek balans, durf
te prioriteren in het werk en houdt overzicht en inzicht in wat er speelt
3. Ambitieus zijn met betrekking tot de interne regie betekent; dat GGP leidend is, dat het
wijkgericht werken en specifiek de wijkagenten gepositioneerd worden, dat er een goede
informatiepositie (IGP) is en dat er goed zicht is op de capaciteit.vi Daarnaast voortdurend zoeken
naar de koppelvlakken tussen de hoofdprocessen. Voor de teamchefs is passie voor het vak
essentieel en daarin ook door hun leiders te worden geïnspireerd een grote wens. Men heeft
behoefte aan leiders die moed en ondernemerschap vertonen. Leiders die vanuit kansen denken en
anderen succes gunnen.
Waarom gingen we eigenlijk bij de politie werken? In eerste instantie toch om met mensen om te
gaan, niet om “outlook” te vullen. Daar wordt het niet veiliger van op straat! (uit de bijeenkomst
met de expertgroep)
d. Wat vinden de prominenten belangrijk?
Op 20 juni vond er een bijeenkomst met zogenaamde prominenten plaats. Er was gekozen voor een mix van in- en externe leiders. Zo was er bijvoorbeeld de directeur van buurtzorg Nederland en een commissaris van Philip Morris, die een product verkoopt waarop staat dat het ernstige schade aan de gezondheid toebrengt. Hoe inspireren en faciliteren zij?
Het algemene gevoel bij de aanwezigen was dat er te veel wordt gesproken over leiderschap maar
dat er weinig van terug te vinden is in de praktijk. Het is nog te veel persoonsafhankelijk. We zijn nog
te intern gericht. Het systeem is daarbij een groot struikelbok. Door sommigen wordt de verbazing
geuit dat er niet veel meer sprake is van “muiterij” binnen de politie. Er wordt gezegd dat de mens
voorop staat, echter zo werd geconstateerd, in de praktijk zijn dat de regels en de procedures. Het is
voor een groot deel cultureel bepaald. Het gaat nu wel over de goede dingen. Voor een ieder geldt,
in elke organisatie, dat het vak centraal staat en mensen de mogelijkheid hebben het vak naar eigen
inzicht uit te oefenen. Dat vak wordt bepaald door de context.
In Amsterdam heeft men de veelplegers op een placemat gezet in plaats van op intranet. Was een
idee van dienders omdat men niet op intranet kijkt. Resultaat minder veelplegers, meer veiligheid.
(uit de bijeenkomst met prominenten)
Er is tijdens de bijeenkomst een keur aan adviezen gegeven. Deze adviezen zijn terug te vinden in de
bijlagen. In feite is de kernboodschap van de “prominenten”: Er is behoefte aan leiders die ruimte
durven geven, ruimte aan en ondersteuning voor ondernemerschap, ruimte aan professionele
12
medewerkers met verantwoordelijkheden en budget. Het werk moet leuk blijven en de burgers en
netwerken tevreden. De strategische top moet met name dat faciliteren en daarvoor zijn er veel
manieren te bedenken.
Een diender koopt een huis van drie en een halve ton, hoe komt het dan dat we ze binnen
(financieel) verkleuteren? Als je niet vraagt of de persoon kan zingen, zie je de talenten niet (uit de
bijeenkomst met prominenten)
Zoek in ieder geval een aantal goede mensen uit die goed leiderschap “voorleven”. Verandering komt
van binnenuit. Saneer wat niet werkt en ga terug naar de kern. De energie zit in het primaire proces!
De trots zit op het vakmanschap (passion for excellence). Resultaatgerichtheid komt dan vanzelf.
Geef mensen zelf de regie dan loop je voor. Verbindt je met je hart aan het vak en versterk dit, dat
moet van boven af beginnen.
Bij buurtzorg Nederland wilde men de bereikbaarheid van de medewerkers over verschillende
wijken verspreiden. Dat lukte niet totdat het per wijk door de eigen medewerkers werd gedaan.
De verbinding met en verantwoordelijkheid voor de eigen wijk is cruciaal! Je moet wel iets met je
wijk hebben en er het liefst willen wonen. (uit de bijeenkomst met prominenten)
e. Randvoorwaarden voor de organisatie
GGP-leiderschap kan alleen dan kans van slagen hebben als “de baas er voor gaat staan”.
Korpsleiding en regionaal managementteamleden zouden veel meer los moeten durven laten, meer
ruimte moeten geven en fouten leren toestaan (lerende organisatie). Daarin is het van groot belang
dat leiders van hoog tot laag, zelf “voorleefgedrag” laten zien. In het Bosno rapport worden nog een
aantal relevante conclusies getrokken. Deze zijn als bijlage bij dit advies gevoegd. Een belangrijk
element daarbinnen is dat er in essentie binnen de politieorganisatie meer ondersteuning dient te
gaan naar het (contextgeoriënteerde) primaire proces. De expertgroep is daarnaast van mening dat
een leidinggevende in het kader van GGP leiderschap zich minimaal voor drie jaar moet willen
verbinden met zijn of haar wijk/gebied.
f. Naar een systeem en cultuurverandering
De interne zuigkracht is kennelijk ingebakken in de politiecultuur. Cultuurverandering is nodig om de
balans op de eerdergenoemde kwadranten te faciliteren . Op individueel niveau helpt het om
intervisie te organiseren. Op organisatieniveau adviseren wij de in de bijlagen genoemde
procesversnellers die zowel op de cultuur als binnen het systeem een verandering teweeg zouden
kunnen brengen.
g. Diversiteit
Diversiteit is een kans. Onder de noemer ‘Meervoudig denken en doen’ staat diversiteit momenteel
centraal in visiedocumenten van de Nederlandse politie. Onder diversiteit verstaan we alle aspecten
13
waarin mensen van elkaar verschillen. De zichtbare dingen - zoals geslacht, leeftijd en huidskleur - en
minder zichtbare verschillen als culturele en sociale achtergrond, competenties en werkstijlen. De
politieorganisatie ziet diversiteit als een kans om optimaal te functioneren in een snel veranderende
samenleving. Een kans die zo goed mogelijk benut moet worden.
Het anticiperen op maatschappelijke trends is van cruciaal belang voor een frontlijn organisatie als
de politie. Niet alleen voor de effectiviteit van de organisatie maar ook voor de legitimiteit naar
burgers toe. Trends als globalisering en een steeds diversere samenleving vragen ook om nieuwe
leiders, om leidinggevenden die meervoudig kunnen kijken, denken en doen zoals de Raad van
Hoofdcommissarissen stelt. Interculturele competenties als culturele empathie, een open geest,
sociaal initiatief en flexibiliteit zijn dan essentieel. Politieleiders dragen bij aan diversiteit die
duurzaam is in een organisatiecultuur waarin verschillen leiden tot kwaliteit. Het gaat daarbij om een
inclusieve identiteit’ en ‘het open klimaat’ van politieorganisaties. Niet de organisatie bepaalt dan de
identiteit van de groep, maar de leden van de groep bepalen de identiteit van de organisatie.
Minderheden voelen zich daarin net zo goed thuis als leden van grotere groepen. Inclusieve
identiteiten houden alleen stand in een open klimaat waarin leiders onderlinge verschillen weten te
benutten.
Concreet betekent dit dat politieleiders divers kunnen en durven samenwerken. Zowel voor
wijkagenten als voor gebiedsgebonden leiders is dit een absolute randvoorwaarden. Dat vereist ook
hier weer voorleefgedrag. Gouden stelregel blijft natuurlijk: ‘Als je als diender niet goed weet hoe je
vanuit diversiteit "de ander" uit een willekeurige jouw onbekende doelgroep moet benaderen, helpt
het enorm om op geïnteresseerde wijze vragen te stellen over die ander en zijn of haar cultuur /
achtergrond. Ongemerkt toon je dan in jouw bejegening de diepst denkbare en internationale vorm
van respect voor die ander.
Knelpunt is dat de deelname van vrouwen en allochtonen op het niveau van operationeel teamchef
nog onvoldoende is om een cultuurverandering te kunen dragen. Uiteraard ondersteunen wij de
wens van de minister om meer diversiteit in de top van de politieorganisatie. Het zou echter jammer
zijn als met name in de scharnierfunctie van de organisatie, daar waar het in de praktijk echt verschil
kan maken , onvoldoende vertegenwoordiging is vanuit deze doelgroepen. Het verdient aanbeveling
hier meer op te investeren juist om de buitenwereld beter te begrijpen en de manier waarop we ons
werk organiseren daar beter op aan te laten sluiten.
h. Indicatoren voor GGP-leiderschap
We hebben vastgesteld dat GGP-leiderschap wordt gekenmerkt door sterke externe oriëntatie en
door gevoel voor verhoudingen in de samenleving. Het sleutelwoord is verbinding en de opdracht is
het brengen van balans. De zoektocht heeft verwachtingen en wensen van wijkagenten en chefs zelf
ten aanzien van GGP-leiderschap aan het licht gebracht. Het realiseren van goed-GGP-leiderschap is
geen instrumentele bezigheid, die door de invoering van een systeem of een standaardwerkwijze
kan worden gerealiseerd. Het gaat om een beweging waarbij lef en ondernemerschap de ruimte
krijgen. Op deze beweging gaan wij in het slothoofdstuk in.
14
In het realiseren van deze beweging kunnen indicatoren dienen als hulpmiddel en als richtsnoer. Op
grond van onze zoektocht stellen we voor om de volgende drie indicatoren te hanteren:
1. De tijd die een leidinggevende met de buitenwereld en de daar levende
problematiek bezig is.
Als norm kan worden gehanteerd dat voor GGP-leiderschap moet worden
gestreefd naar een verhouding van ten minste 50% van de tijd voor buiten en
ten hoogste 50% voor binnen.
2. De bindingstermijn van een leidinggevende.
Als norm kan worden gehanteerd dat voor het daadwerkelijk realiseren van
verbinding met gebied en medewerkers het noodzakelijk is om ten minste voor
3 jaar aan als GGP-leider in hetzelfde gebied werkzaam te zijn.
3. Iedere GGP-leidinggevende beschikt over een netwerk dat ondersteunend is aan
het primaire politieproces in het gebied.
Als norm kan worden gehanteerd dat de GGP-leider beschikt over netwerken in
de samenleving en in de politie-organisatie die helpen bij het realiseren van
adequate politiezorg in het gebied.
4. Zeven thema’s van GGP-leiderschap?
In dit hoofdstuk maken we naar aanleiding van de zeven thema’s van leiderschap een concrete
vertaling naar GGP leiderschap. . Per thema uit de visie op leiderschap wordt aangegeven welke
elementen daarbij in de nota zijn genoemd. Vervolgens wordt per thema aangegeven welke
elementen hierbij in onze zoektocht door wijkagenten, teamchefs of anderen naar voren zijn
gebracht.
De zeven thema’s uit de visie op leiderschap
1. Bij jezelf beginnen
Ruimte maken voor reflectie; hoe (vaak) sta ik stil bij mijn politieleiderschap?
Zit ik in de ‘noodhulp’ of werk ik (ook) aan ‘voorkant van het probleem’? Wie of wat stuurt mijn agenda?
Ken je werking! Weet ik wat ik losmaak, weet ik wat ik vastzet? Heb ik betrouwbare kritische feedback georganiseerd?
Ben ik scherp/alert. Maak ik het mijzelf en anderen voldoende lastig?
Hoe werk ik (nog) aan mijn eigen ontwikkeling? Voed ik mezelf voldoende (ook zielzorg?)
Ben ik nog trots op het politievak en op mijn eigen bijdrage?
Waar is het mij om te doen? Wat zie ik als mijn opgave? Wat bezielt me?
Elementen uit de zoektocht:
15
Er wordt gepraat over wat leiderschap betekent en hoe zich dat vertaalt in gedrag;
Rebellie, moed, ondernemerschap, onafhankelijkheid (voor jezelf kunnen zorgen), authenticiteit, kwetsbaarheid en passie durven tonen. Vertrouwen geven aan medewerkers. Beginnen bij jezelf, wees eerlijk, ken je kwaliteiten en zoek balans, durf in het werk te prioriteren en houdt overzicht en inzicht. Weet waarom je bij de politie bent gaan werken. Denk vanuit kansen en gun anderen succes. Maak gebruik van intervisie.
2. Gericht op goed politiewerk
Wat is mijn eigen visie op goed politiewerk?
Hoe verbind ik politie in ontwikkeling met de vragen van een samenleving in ontwikkeling? Hoe ruim is mijn blik (wijk en wereld)?
Hoe stuur ik op zinvolle resultaten?
Elementen uit de zoektocht:
de samenleving verandert voortdurend, maar de kern van het politiewerk verandert niet.
Professionaliteit/vakmanschap binnen die veranderende samenleving staat centraal.
Leiderschap is contextgebonden.;
Pijn en plezier wordt gedeeld;
Voor de teamchefs is passie voor het vak essentieel;
Doen aan “corperate storytelling”.
3. Gewenste leiderschap verbinden met de externe opgave
Er is niet one best way. Hoe zorg ik voor de juiste fit: mens, context en opgave?
Wat is hier de opgave? Wie past of passen daarbij; pas ik daarbij?
Leiderschapsopgave is een collectieve (team) opgave: is mijn team een fit met de opgave?
Elementen uit de zoektocht:
We gaan ons meer laten sturen door de vraag buiten. Problemen aan de binnenkant krijgen
minder zuigende werking en vragen minder tijd. (planning, roosters, BVCM, chef van dienst,
hovj, taakaccenthouder, jaargesprekken en allerlei andere zaken);
Saneer wat niet werkt, blijf bij de kern; het primaire proces;
Probleemoplossend, dienend met een passie voor het gebied. Respectvol voor de omgeving
De chef moet ook een netwerk buiten hebben. De wijkagent zorgt dat de chef netwerken kan
maken.
4. Verbinding met ( de mensen in) het primair proces
16
Weet ik wat er speelt in het primair proces/ken ik de uitvoeringsdilemma’s?
Met wie heb ik echt verbinding; weet ik wat mensen bezighoudt en beroert?
Hoe verbind ik de uitvoeringspraktijken geloofwaardig met de visie/strategie?
Elementen uit de zoektocht:
het spel van de straat snappen;
echt kunnen luisteren en indien nodig doorpakken (handelen);
Oprechte betrokkenheid (aandacht) tonen en mensen de mogelijkheid bieden het werk goed
te kunnen doen. Resultaat koppelen aan maatschappelijke effecten en zingeving.
Het blijkt dat in ketengericht werk de wijkagent en de chef elkaar ook nodig hebben. De chef
krijgt van de wijkagent de noodzakelijke info over het karakter van een probleem. De chef
steunt in het bewerken van ketenpartners, bijvoorbeeld de gemeente in concrete casus hier.
Persoonlijk contact wijkagent en chef, daarbij hoort gedrag dat wordt gekenmerkt door: o Vertrouwen o Interesse (echt), vragen stellen; o Samen de straat op
Keuzes durven maken, gedrag leidinggevende: o Staat ergens voor o Durft mensen te positioneren o Vasthouden van standpunten en er naar handelen o Samen strategie bepalen
De leidinggevende kiest. Hij doet dat vanuit gezagspositie. Hij loopt met de BM door de buurt, laat de problemen zien en motiveert daarmee zijn keuze.
5. Aanwezig zijn
Hoe ben ik voor de mensen binnen aanwezig. Wie ontmoet ik? Wie ontmoet mij?
Hoe aanwezig ben ik buiten? In welke netwerken werk ik? Heb ik echt werking?
Hoe ben ik aanwezig in de media? Welk beeld toon ik daar?
Elementen uit de zoektocht:
Chefs schenken evenveel aandacht aan interne verplichtingen als aan sturing op het
gebiedsgebonden werken buiten op 50%-50% basis:
De chef is altijd aanwezig, zit nooit achter het bureau, heel bereikbaar;
De chef legt de reden van dingen uit;
De chef luistert en coacht de jonge brigadier,
6. Oog voor systeemwerking (goede bedoelingen, onbedoelde effecten)
Helpt het systeem of verstikt het? Hoeveel ruimte ervaren mensen?
Hoe zie ik het concern: kans of keurslijf?
Blijf ik voldoende systeemvreemd?
17
Elementen uit de zoektocht:
Naast verticale legitimatie ook investeren op de legitimatie in de samenleving (horizontale
legitimatie in termen van AEFvii)
bij de ontwikkeling van de processen aandacht voor de afstemming tussen de processen, die
met name in het gebiedsgebonden werk tot uitdrukking moet komen? Waar voor
politieleiderschap in zijn algemeen al als opdracht is geformuleerd de externe vraag te
verbinden met het politievak, geldt dit in nog sterkere mate voor de GGP-leiders. De GGP-
leider is nog meer gericht op de buitenwereld en GGP-leiderschap moet daarnaast ook
vanuit het GGP concept de verbinding maken met de interne processen in de organisatie.
het behalen van de aantallen (productie) krijgt evenveel aandacht (of: minder aandacht
dan)als veiligheid, veiligheidsgevoel en vertrouwen.
Organisatorische bijstellingen, zoals sluiting van bureaus, worden afgewogen tegen de
maatschappelijke effecten.
Het resultaat wordt gekoppeld aan zingeving en er is balans tussen pro-actief en restrictief
werk.
Leiders zijn scharnierpunt van de wijk naar opsporing en het in beweging zetten van de
organisatie.
7. Gericht op groei, ontwikkeling, diversiteit
Worden mensen ‘groter’ door de manier waarop ik leiding geef?
Ken ik de ambities, verlangens en talenten van mijn mensen. Komen ze tot hun recht?
Zenden, luisteren en vragen. Hoe vaak stel ik een vraag?
Hebben wij de toekomst in huis? (diversiteit als voorwaarde voor ontwikkeling)
Elementen uit de zoektocht:
Creëer je eigen werkelijkheid. Het werk moet leuk zijn en de burgers en netwerken tevreden.
Maak mensen mede verantwoordelijk voor het gemeenschappelijk resultaat.
De chef legt de reden van dingen uit. Hij is betrokken zonder dingen over te nemen.
De chef kan capaciteiten van mensen onderkennen.
Hij coacht de zeer jonge brigadier.
5. Hoe zetten we de beweging blijvend in gang
Wat we willen is het menselijke scharnier waarbij het accent ligt op operationeel en tactisch niveau
beter laten werken. We hebben daarover zowel vanuit basis als de top van de organisatie veel
praktische adviezen opgetekend. Deze zijn in bijlage 4 en 5 opgenomen.
De expertgroep heeft feitelijk maar één advies en dat is dat korpsen overgaan tot de noodzakelijke
doorontwikkeling van het GGP leiderschap met de elementen zoals die in hoofdstuk 4 zijn benoemd
en dat zij daarnaast nu daadwerkelijk over gaan tot doen! In onze visie is elk korps, met uitzondering
van de KLPD, een gebiedsgebonden eenheid. Op alle leidinggevende niveaus zouden de elkaar
18
opvolgende leidinggevenden, van operationeel teamchef tot Korpschef moeten beschikken over
elkaar versterkende onderhandelingsvaardigheden en netwerken en is de externe oriëntatie, het
gevoel voor politie- bestuurlijke verhoudingen een must! Binnen de organisatie wordt dit nu als
zogenaamde “zachte kant” weggezet terwijl het in onze optiek juist naar de toekomst een harde eis
van de samenleving zal zijn. Nieuwe leidinggevenden waaronder ook korpschefs zouden hierop
moeten worden geselecteerd.
Niets houdt ons tegen om deze beweging nu in te gaan zetten of te versterken. Daarvoor zijn er
verschillende mogelijkheden.
Allereerst vinden wij het zaak om het het referentiekader GGP uit te breiden met de
onderscheidende elementen van GGP leiderschap. Ook in de collegiale toets zouden daarvoor
indicatoren kunnen worden opgenomen waarlangs er gemeten wordt. Daarmee wordt ook een
gemeenschappelijke norm gecreëerd. De referenties en de in de collegiale toets te gebruiken
indicatoren hebben betrekking op:
De tijd die door blauwe chefs wordt besteed aan de problematiek buiten;
De mate waarin blauwe chefs beschikken over adequate netwerken;
De bindingstermijn van blauwe chefs met een gebied.
Daarnaast dient er in de korpsen een beweging op gang te komen. Over de conceptrapportage
hebben we gesproken met medewerkers van de VPP. Daarbij is vooral aandacht besteed aan de
vraag hoe je beweging krijgt. In het licht van de architectuurdriehoek die VPP hanteert gaat het dan
om het vraagstuk van veranderingsstrategie en inrichtingsmaatregelen. Geconstateerd is dat elk
korps de zoektocht zoals die door de expertgroep is gedaan in zekere zin zelf moet doorlopen.
Daarbij kan wel gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel waarmee veranderpunten kunnen
worden benoemd en ingevuld. Een aanzet daartoe is opgenomen in bijlage 2.
Er zijn verschillende strategieën mogelijk om te komen tot verandering in het GGP-leiderschap in de
door ons bepleitte richting. Als exertgroep willen we graag een vervolgopdracht aannemen om
samen met de VPP verder invulling te geven aan de wenselijke veranderstrategie. Zoals gesteld geldt
wel dat ieder korps de zoektocht in zekere zin zelf moet doorlopen. Die zoektocht is een noodzakelijk
onderdeel van het veranderingsproces. Een richting voor een veranderingsstrategie staat ons in ieder
geval voor ogen. Het zou in onze optiek veel beweging genereren als er per korps een gemotiveerde
groep mensen (veranderkracht) wordt geïnstalleerd die onder directe verantwoordelijkheid van de
korpschef aan de slag gaat met de door ons benoemde top drie in het kader van gewenst
leiderschap. Een groep in- of externe mensen of een combinatie daarvan die de basiseenheden
ingaat met kritische vragen, die goed luisteren en de verbinding maken met de basis en hen zelf met
verbetervoorstellen laat komen. Deze groep zou achter teamchefs moeten gaan staan maar ook
kritisch durven te zijn naar zowel de basis als de top van het korps.
Wij denken dat het goed is te starten met drie of vier regionale politiekorpsen die in hun korps een
pilot/oefengebied faciliteren waar je alles van de grond af aan weer opbouwt vanuit het GGP-
19
concept met budget en tijd ( in relatie tot slagkracht en snel kunnen aansluiten op behoeften). De
vier Korpschefs en hun districtchefs moeten zich daaraan persoonlijk willen verbinden. Daarbinnen
moet het vak centraal staat. Faciliteer vervolgens de wijze waarop mensen de mogelijkheid (ruimte)
hebben dat vak naar eigen inzicht uit te oefenen. Pak de trekkers en geef ze eigen
“contextgestuurde” verantwoordelijkheid binnen kaders en bovenal kies daarvoor gebiedsgerichte
ondernemende leiders die authentiek zijn en coachend kunnen leidinggeven. Monitor deze
experimenten en maak de verbinding met het landelijke leiderschapsprogramma, het landelijke
programma GGP en de politieacademie en in het bijzonder de school voor politieleiderschap (SPL).
De expertgroep biedt zich aan om samen met korpsen na te denken over de wijze waarop deze groep
mensen zou kunnen worden ingezet en wat de inhoud van haar opdracht zou kunnen zijn. In dit
document zijn daarvoor al veel zaken te vinden . Wij zijn ervan overtuigd dat deze maar ook veel
andere voorstellen die in de bijlagen zijn verwoord daadwerkelijk aansluit bij de energie en beweging
die in alle korpsen reeds aanwezig is. Op deze wijze wordt een start gemaakt met het uitwerken van
een adequate veranderstrategie om te komen tot goed GGP-leiderschap.
20
Bijlage 1 Taakopdracht en samenstelling Expertgroep GGP Leiderschap
Opdrachtnemer; Gerda Dijksman, Korps Drenthe
Opdrachtgever; Bryan Rookhuijzen, Korpschef Limburg Noord, portefeuillehouder gebiedsgebonden politie.
Aanleiding Aanleiding voor deze taakopdracht is tweeërlei. In de eerste plaats blijkt uit recente onderzoeken en rapporten dat frontlijnsturing en het leiderschap in de gebiedsgebonden politie aan herijking toe is. Leidinggevenden van gebiedsgebonden basiseenheden (verder aan te duiden als teamchefs) zijn (te) zwaar belast door de eisen die systemen, procedures, regels stellen, door het voorzien in telbare output en door het meewerken aan veranderingen. Dit raakt hun beschikbaarheid en er zijn zorgen over hun affiniteit en betrokkenheid bij de uitvoeringsprocessen in de praktijk en de ontwikkeling van het politievakmanschap in wijken, buurten en straten. Revitalisering van de functie van teamchef lijkt geboden. In de tweede plaats heeft de RHC recent de onder regie van de SPL ontwikkelde visie op politieleiderschap bekrachtigd die verwoord is in ‘De herontdekking van een waardevol ambt’, en de achterliggende studies ‘Stilstaan bij politieleiderschap’ en ‘Politieleiderschap: verbinding bovenstroom en onderstroom’. Voor toepassing van deze algemene visie van leiderschap op het leiderschap in de gebiedsgebonden politie is met name een nadere uitwerking richting de functie van teamchef wenselijk. Opdracht; Fase 1: ·Formeer een expertgroep en maak een tijdsplanning Fase 2: Oriënteer je op de inhoud van ‘Visie op politieleiderschap’ met prof. Dr. Aardema. Fase 3: Maak een plan van aanpak waarin in ieder geval de volgende vragen terugkomen;
- wat betekent ‘verbindend leiderschap’ uit de visie voor de praktische uitvoering van de teamchef
- hoe legt de teamchef de verbinding met de zeven thema’s voor politieleiders.
- wat zijn de belangrijkste indicatoren en competenties voor een GGP teamchef
- wat vraagt dat van hun persoonlijke ontwikkeling en opleiding
- hoe wordt zicht gekregen op de problemen en behoeften die teamchefs zèlf zien bij de ontwikkeling naar verbindend leiderschap
- wat voor condities moet met name strategisch leidinggevenden daarvoor bieden
- wat is nodig om korpsen te ondersteunen bij de ontwikkeling van verbindend leiderschap in de gebiedsgebonden politiezorg
- Welke (organisatorische) zaken staan verbindend leiderschap in de weg
- Welke belemmeringen zijn op welke wijze op te heffen Fase 4: De uitkomst van fase 3 zal worden besproken in de stuurgroep en de SBG. Dit kan leiden tot een vervolgopdracht. Portefeuillehouder Gebiedsgebonden Politie, Hoofdcommissaris van politie, Bryan Rookhuijzen
21
Bijlage 2 Hulpmiddel voor het bepalen van de veranderstrategie in het korps
In hoofdstuk 4 zijn de zeven thema’s van GGP-leiderschap uit ‘Visie op politieleiderschap’
beschreven. In termen van architectuurdriehoek is dit het richten van de organisatie. Vooraleer een
visie te implementeren is het verstandig om het eens te worden over de veranderstrategie. Dat
bepaald volgens welke weg de visie wordt vertaald naar ingrepen in de inrichting van de organisatie;
aan welke knoppen gaan we draaien om de visie te realiseren.
Voor elk van de 7 thema's kan een korps zelf bepalen wat men wil gaan doen en hoe men dat wil
gaan doen. De aangereikte elementen kunnen daarbij als basis dienen. Ter illustratie is hieronder
voor een fictief korps aangegeven hoe de de verschillende thema’s uit hoofdstuk 4 vertaald kunnen
worden naar concrete implementatieacties’.
Per thema is ingevuld WAT er aangepakt gaat worden en HOE daar invulling aan gegeven gaat
worden.
Ieder korps kan op deze manier zelf betekenis geven aan GGP leiderschap, en als het passend is
voortborduren op hetgeen hieronder gesuggereerd is. Daarbij kan dit ordeningsmodel van thema's
en de wat- en hoe-vraag als hulpmiddel dienen.
22
Thema WAT gaan we doen HOE doen we dat Begin bij jezelf
- Zelfstudiepakket voor
GGP leiders
- …………………
Wat zit er in het pakket, hoe
ga je het aanbieden?
………………
Gericht op politiewerk
- Corporate storytelling,
ofwel het zorgen voor een
aansprekend, inspirenrend
en consistent verhaal over
de politie
- ……………………
Hoe geven we daar invulling
aan?
……………..
Gewenst leiderschap verbinden
met externe opgave
- BVCM hulpmiddel bij
prioriteren in relatie tot
gebiedsgericht
ondernemerschap
- ……
Maar hoe doe je dat dan?
…………….
Verbinding met (de mensen) in
het primaire proces (Waar, in
de primaire processen, zit het
leiderschap?)
- Meer ruimte geven aan een
ieder om zich te profileren
op de vlakken die hij of zij
leuk vindt………………….
- …………………
Introductie van een hyves-
achtige voorzieing met
Microsoft Sharepoint …
………………….
Aanwezig zijn
- ……………………
- ……………………..
Indicator: 50% binnen - 50%
buiten
……………………..
Oog voor systeemwerking
(goede bedoeling, onbedoelde
effecten)
- …………………….
- ……………………..
…………………..
Gericht op groei, ontwikkeling,
diversiteit
- Generatiemanagement
- ………………..
Hoe gaan we daar invulling
aan geven?
Indicator: bindingstermijn 3
jaar
……………..
23
Bijlage 3 Visie op Politieleiderschap
In dit advies hebben wij zoveel mogelijk aansluiting gezocht met de visie op politieleiderschap zoals die kortgeleden is afgeprocedeerd door de Raad van hoofdcommissarissen. Twee model die helpen bij het illustreren van de problematiek hebben we in onze zoektocht als uitgangspunt genomen. In aandachtsmodel figuur 1 zijn vier kwadranten aangegeven die met elkaar in balans moeten zijn. In figuur 2 zijn de elementen aangegeven waar we meer respectievelijk minder aandacht aan zouden moeten besteden. Het lijkt erop dat in het politieleiderschap teveel aandacht is voor het kwadrant linksonder: intern en eenheid, waarbij overigens de kernvraag; “ is er voldoende interne samenhang” veelal met nee moet worden beantwoord.
Figuur 1
Figuur 2
Minder
Gericht zijn op binnen
Aandacht voor
systemen/procedures/regels, cijfers
Beleidslogica
Sturen op telbare output
Gerichtheid op eigen
organisatie(deel)
Antwoorden
Meer
Gericht zijn op buiten
Aandacht voor het vak/bezieling
waarden, mensen
Praktijklogica
Sturen op zinvolle bijdragen
Gerichtheid op groter geheel,
netwerk
Vragen
24
Bijlage 4 Actuele inzichten over GGP- Leiderschap.
Leiderschapsontwikkeling Politie Nederland
In de notitie Leiderschapsontwikkeling Politie Nederland wordt voortgebouwd op de werkgeversvisie over
leiderschap. Daarin wordt een viertal uitgangspunten voor geformuleerd 'die het verschil maken om tot een
echte verandering te komen. Leiderschap zal zich hierop de volgende jaren moeten gaan richten.'viii
Deze
uitgangspunten zijn:
1. Divers kijken, denken en doen Onze (internationale) omgeving verandert in een steeds sneller tempo en laat zich moeilijk voorspellen. Krachtige netwerken voeren steeds meer de boventoon. De eisen die aan leiderschap gesteld worden, zijn dan ook niet statisch, maar moeten meebewegen met de dynamiek van de omgeving. Toekomstig leiderschap vraagt daarom ook om constante oriëntatie op de buitenwereld. Een continu proces van interpretatie van wat ‘buiten’ gebeurt en wat daarvoor ‘binnen’ nodig is. Variatie (diversiteit) in het personeelsbestand is daarvan een logisch gevolg en bovendien een voorwaarde om de aansluiting met de omgeving niet te verliezen en om slimmer te kunnen handelen. Het is daarom noodzakelijk voor het goed uitoefenen van het politievak en voor het interne leiderschap in het kader van diversiteit om het op meer manieren kijken en handelen als basishouding aan te nemen. Het is randvoorwaardelijk voor de leider als persoon, maar wordt ook zichtbaar in de samenstelling van teams. Je moet bij voorbeeld weten hoe de samenstelling (competenties, talenten en dergelijke) van het team het beoogde resultaat bepaalt. Variëteit is ook daar het uitgangspunt
2. Eigen verantwoordelijkheid voor (het stimuleren van) zelfkennis en eigen ontwikkeling Dit gaat verder dan zelfreflectie en als authentiek persoon ‘lekker jezelf’ kunnen zijn. Het vraagt namelijk om het vermogen je eigen gedrag te beoordelen in de context waarin je handelt. Ook moet je je bewust zijn van je authenticiteit in de functie. Wat is het effect van een bepaalde omgeving op jou als leidinggevende en wat voor effect heb jij op die omgeving? Hoe kun je met jouw kwaliteiten het politiewerk beter maken? Hoe maak je onderdeel uit van een team? Politieleiders kenmerken zich door het vermogen de eigen professie steeds te vernieuwen vanuit hun eigen verantwoordelijkheid. Ook kunnen zij anderen stimuleren ditzelfde te doen. Daarbij past een aantoonbare investering in de eigen ontwikkeling (het c.v.).
3. Samenwerken Leiderschap binnen Politie Nederland ontwikkelt zich conform de transformatie die de Nederlandse Politie thans ondergaat. Van iedere politieregio voor zich naar een concern Nederlandse Politie, van “ieder voor zich” naar “samen”. Dat vraagt om meer samenwerking, naar het zoeken van verbinding in plaats van de tegenstelling. Het vraagt om het eigen belang ondergeschikt durven te maken aan het collectief belang. Dit is krachtig leiderschap. Samenwerking richt zich daarbij niet alleen tot de politieorganisatie maar ook tot de partners in brede zin. Het vermogen te kunnen samenwerken is daarmee een cruciale leiderschapscompetentie voor een organisatie die verandert van een hiërarchische organisatie naar een (inter)nationale netwerkorganisatie.
4. Sturen op ontwikkeling en groei De transitie die de politie thans ondergaat van een (traditionele) hiërarchische organisatie naar een netwerkorganisatie maakt veel leiders onzeker. Gevraagd wordt de bestaande structuren los te laten en mee te gaan in een beweging waar slechts de contouren van staan. Het is “building the bridge while walking on it”. Het is van ‘anderen’ veranderen naar ‘zelf’ veranderen. Het vraagt om het creëren van ruimte. Ruimte voor de jeugd, voor de nieuwe generaties, de “Einsteiners”, voor wie het denken in netwerkstructuren een vanzelfsprekendheid is. Het vraagt in bredere zin om ruimte voor andersdenkenden, voor variëteit. Sturen op groei en (talent)ontwikkeling wordt daarmee een belangrijk aspect voor politieleiderschap. Politieleiders kenmerken zich door het kunnen sturen ‘van achter’, op afstand in vertrouwen. Durven loslaten, minder op beheersing zitten en ruimte geven. Vertrouwend op de belofte van de ingeslagen weg. ix
25
Advies Bosnogroep
In de studie van de BOSNO-groep 2008-2009 Politie Nederland worden “Dilemma’s in leiderschap bij gebiedsgebonden politiezorg” centraal gesteld. Ook in het BOSNO-advies wordt geconstateerd dat de orientatie op de buitenwereld te beperkt is en de interne zuigkracht te groot. De BOSNO–groep houdt een pleidooi voor een ontwikkeling naar een contextgedreven organisatie. Voor die ontwikkeling zijn geen absolute conclusies of aanbevelingen te geven. ´Als indicaties willen we echter de volgende aandachtspunten en aanbevelingen benoemen. • Een conclusie is dat een leidinggevende kan pas zijn taak goed kan uitvoeren als hij een voldoende mate van externe georiënteerdheid en sensitiviteit heeft. Daarbij dringt zich de vraag of de huidige leidinggevende hier in voldoende mate voldoen. • Een tweede conclusie is dat de interne meer systeemgerichte organisatievormen weliswaar noodzakelijk zijn voor de bedrijfvoering maar meer ondersteunend dienen te worden aan het (contextgeoriënteerde) primaire proces. Het goed verbinden in een juiste balans van deze twee organisatievormen zal per lokale situatie verschillen. • Voor het besturen van de contextgedreven aanpak zal er een set van kwalitatieve indicatoren moeten worden ontwikkeld. Daarmee moet wel de verbinding met de systeemgedreven context tot stand gebracht worden. • Bij het selecteren en opleiden van onze (wijk-)agenten en leidinggevenden moeten meer extern gerichte competenties (verbinding met de buitenwereld) worden meegenomen. Daamee wordt op termijn een structurele verandering bereikt. • De eerste stap tot verandering ligt bij het actualiseren van je eigen beeld van de werkelijkheid: kun je de werkelijkheid in feiten waarnemen en o p een juiste manier interpreteren. De doorbreken van jou beeld van de buitenwereld is een bewuste stap die iedereen zelf moet zetten. ´
x
26
Bijlage 5 Adviezen voortkomend uit de groepsgesprekken
In de groepsgesprekken met wijkagenten, teamchefs en ´prominenten´ zijn verschillende op de praktijk gerichte adviezen naar voren gebracht. In deze bijdragen wordt een aantal van die adviezen gegroepeerd naar enkele thema´s weergegeven.
Adviezen over ‘Leiderschapontwikkeling:
Leiders moeten territoriuminstinct hebben en zich willen identificeren met het gebied.
Gebiedsgebonden leiderschap is probleemgericht en dienend ten behoeve van een veilig gebied. Daarin moet je respectvol zijn en nieuwsgierig.
Ga af van GGP-leiderschap en groei naar GGP-ondernemerschap.
Geef normen mee voor leidinggeven. Laat je niet uithollen door interne zaken. 20 uur moet besteed worden aan GGP-leiderschap.
Stel de toegevoegde waarde van de mens centraal
Algemene adviezen in relatie tot leiderschap
Hou het simpel maak een paar indicatoren: vertrouwen, vakmanschap en eenvoud.
Gebruik BVCM als hulpmiddel bij het prioriteren in relatie tot gebiedsgericht ondernemerschap
Zoek naar best practices. Loop als leidinggevende meer rond, geef aandacht, vraag naar oplossingen van de werkvloer.
Begin vanuit de top met de tussenlaag (teamchef/unitchef) en de basis. Kies voor outcome en kijk hoe mensen in hun vel zitten
Doe aan “corperate storytelling”
De politie is allergisch voor wat afwijkt van het algemene, wees je daarvan bewust.
Verbindt je met je hart aan het vak en versterk dit, dat moet van boven af beginnen.
Draai de organogram (de driehoek) om en daag mensen uit. Er zijn teveel monologen bij de politie. 2% is trekker, 60% is volger en 20% zijn vertrekkers. Investeer in de trekkers.
Ondersteun ondernemerschap, het scheelt geld op termijn, Geef ruimte aan de uitvoering, geef ruimte aan creatieve mensen
Verandering komt van binnenuit. Saneer wat niet werkt en ga terug naar de kern. De energie zit in het primaire proces! De trots zit op het vakmanschap (passion for excellence). De top moet lef hebben. Resulaatgerichtheid komt vanzelf.
Met een pilot kun je altijd beginnen Stel daar kaders op. Houd het klein
Adviezen met betrekking tot het GGP concept
Zoek naar de koppelvlakken tussen GGP en de processen
houdt zicht op capaciteit gebruik de gebiedsscan als voertuig voor het realiseren van de externe gerichtheid
stimuleer netwerken op alle niveaus
positioneer de wijkagenten
Ideeën ter uitwerking van de Gideonsbende
KC is periodiek klankbord voor de gideonsbende/schouwteam GGP
Een of meer mensen ander korps/leden van XPG kijken mee;
Focus op doen
Leidt tot werkwijze
27
Groep komt 1 x p.m. bijeen, krijgt ruimte in korps, voert gesprekken, loopt binnen, licht netwerken door, kijkt hoe het echt gaat, speelt incidenten na
Focus zit op tactisch leidinggevenden
We kijken naar: omgevingssensitiviteit, netwerken, ondernemerschap, verbinding
We gaan mee met wat er op een dag in de groep gebeurt, het wordt niet georganiseerd, wel aangekondigd.
De ervaringen van de waarneming worden teruggekoppeld aan de KC
We doen het 100 dagen of ½ jaar, waarna het wordt overgedragen aan de korpsen?
De oefenperiode levert resultaten op die worden toegevoegd aan het referentiekader
Laat het korps een reflectie schrijven.
Maak brede cultuurobstakels inzichtelijk. Neem de buitenkant mee.
Beweging maken is niet hetzelfde als een betrouwbaar beeld krijgen. Praat met KC over het verschil tussen droom en daad
28
Bijlage 6 Belangrijke competenties voor GGP- leiderschap
In onze zoektocht zijn vele competenties die van belang zijn naar voren gebracht. Hieronder volgt een overzicht van de meest genoemde:
Duurzaam echt contact kunnen maken
Kwetsbaar durven zijn
Vertrouwen/ruimte geven
Faciliterend
Kunnen prioriteren/keuzes durven maken
Interne regie pakken op GGP
Omgevingssensitiviteit/maatschappelijk belang zien
externe oriëntatie
sterke mate van ondernemerschap
Verbinding kunnen maken
Authenticiteit
Goed voor zichzelf kunnen zorgen/reflecteren
Kunnen rebelleren
Echt kunnen luisteren
Doorpakken/handelen als dat nodig is
Denken vanuit praktijk/uitvoering
Hart/passie voor het vak
Vanuit kansen denken en anderen succes gunnen
Verhalen vertellen
Bereidheid verantwoordelijkheid te willen nemen voor het resultaat
Nieuwsgierigheid
Open staan voor diversiteit (inclusief denken)
29
Noten
i Zoals neergelegd in de zogeheten werkgeversvisie, en in de door de SPL ontwikkelde visie op
politieleiderschap bekrachtigd die verwoord is in ‘De herontdekking van een waardevol ambt’, en de
achterliggende studies ‘Stilstaan bij politieleiderschap’ en ‘Politieleiderschap: verbinding bovenstroom en
onderstroom’.
ii RHC, maart 2008
iii Notitie van de werkgroep MD Politie Nederland, besproken in RHC-vergadering van 16 en 17 juni 2009.
iv Strategisch Onderzoek en Adviesrapport “Gebiedsgebonden Politiezorg”, Beperkingen worden Mogelijkheden!
BOSNO Onderzoek- en adviesgroep 2008-2009 Politie Nederland, mei 2009
v Zie: Gebiedsgebonden politie; maatschappelijke integratie en het organiseren van politiewerk;
AEF/Politieacademie, 2009
vi Dit is ook benoemd in de landelijke nota ‘Informatiegestuurd inzetten van capaciteit’. Ontwerp van
sturingsprocessen binnen de politie.
vii Zie: Gebiedsgebonden politie; maatschappelijke integratie en het organiseren van politiewerk;
AEF/Politieacademie, 2009
viii Uit: Leiderschapsontwikkeling Politie Nederland. Een nieuw gedeeld verhaal over MD, werkgroep MD Politie
Nederland, juni 2009.
ix Idem, p. 11
x Advies BOSNO–groep 2008–2009, p. 27