OEFENSCHRIFT DEEL 1 | 0-A1 - NT2 · 2016. 9. 29. · 2 Ik Clara. a heet b naam 3 Ik in Utrecht. a...

Universiteit van Amsterdam, Instituut voor Nederlands Taalonderwijs en Taaladvies (INTT)

Nicky HeijneMarten HidmaKarolien Kamma

Vrije Universiteit Amsterdam, Afdeling Nederlands Tweede TaalTitia BoersGerrie GastelaarsVita Olijhoek

EindredactieVita Olijhoek

Basisleergang Nederlands voor

anderstaligen

OEFENSCHRIFTDEEL 1 | 0-A1

binnenwerk.indd 1 6/11/15 10:53

Inhoud

4 Hoofdstuk 1 Wie ben jij?

4 Woorden

13 Grammatica & spelling

19 Hoofdstuk 2 Te laat!

19 Woorden


29 Hoofdstuk 3 Wat eten we vanavond?

29 Woorden


41 Hoofdstuk 4 We gaan verhuizen

41 Woorden


57 Hoofdstuk 5 Op weg naar Rotterdam

57 Woorden


69 Hoofdstuk 6 Wat zie je er leuk uit!

69 Woorden


83 Hoofdstuk 7 Wat gaan we doen?

83 Woorden


96 Antwoorden


Hoofdstuk 1Wie ben jij?

Woorden

Taak 11 Kies het goede woord.

1 Waar kom je ?

a uit b vandaan

2 Ik in een winkel.

a werk b woon

3 Ik uit Congo.

a ben b kom

2 Kies het goede woord.

1 Ik ben .

a autorijles b huisarts c nummer

2 Dit is Markman. Zij is huisarts.

a meneer b vrouw c mevrouw

3 is je achternaam?

a Wat b Waar c Wie

3 Lees de woorden. Is het een man of een vrouw??

man vrouw

1 de broer □ □

2 de dochter □ □

3 de meneer □ □

4 de moeder □ □

5 de vader □ □

6 de zoon □ □

7 de zus □ □


1 Mijn dochter is drie .

a ja b jaar

2 Ik werken.

a moet b zal

4 | HOOFDSTUK 1 | WOORDEN


3 Mijn man geeft .

a autorijles b kinderen

5 Wat hoort bij elkaar?

1 de voornaam a de vrouw

2 ja b gaan

3 komen c nee

4 de broer d de achternaam

5 de man e de zus

6 Schrijf de goede woorden in de zinnen.

Kies uit: Wat – Hoe – Waar – Wie

1 heet je?

2 kom je vandaan?

3 is je achternaam?

4 is dat? Dat is Sam.


1 Hij autorijles.

a geeft b heet

2 Wij twee kinderen.

a hebben b zitten

3 Zal ik met jullie ?

a binnenkomen b meedoen


Kies uit: met – binnen – op – uit – in

1 Ik woon Amsterdam.

2 Ik kom Engeland.

3 We wonen op de Nieuwe Gracht nummer 3.

4 Welkom. Kom .

5 Ik woon mijn familie in Weesp.


1 Ik werk in een .

a autorijles b huisarts c winkel

2 Ik mijn man even voorstellen.

a heet b woon c zal

WOORDEN | HOOFDSTUK 1 | 5


3 Ik mijn vader.

a bedank b geef c werk


1 We hebben één , een dochter.

a jaar b kind

2 Ik Clara.

a heet b naam

3 Ik in Utrecht.

a woon b heb


1 het kind a dit is mijn vader

2 het nummer b 65

3 de naam c Peter

4 voorstellen d de dochter

5 waar e in Amsterdam


1 De winkel is .

a nieuw b nu

2 We met hoofdstuk 1.

a beginnen b zitten

3 Ik huisarts.

a ben b heet

13 Lees de woorden. Is het familie?

ja nee

1 de huisarts □ □

2 de meneer □ □

3 de mevrouw □ □

4 de moeder □ □

5 de vader □ □

6 de zoon □ □

7 de zus □ □


1 Gaat u .

a zitten b zijn



2 Doe je mee? Ja, dat is .

a goed b nu

3 Mijn vrouw werkt in een .

a autorijles b winkel


1 Ik mijn kind een naam.

a heet b geef c werk

2 me even voorstellen?

a Heb b Zal c Zit

3 Ik werk in een winkel

a nu b met c waar

16 Schrijf de woorden in de tekst.

Kies uit: naam – kinderen – voorstellen – nummer – werk – woon

Ik zal me even . Ik ben Esther. Ik ben 38 jaar. Ik

bij een huisarts. Hij is familie van mij. Hij is mijn broer. Ik

in Groningen, in de Kanaalstraat op 27.

Ik heb twee : een zoon en een dochter. Ik heb een nieuwe man.

Zijn is Rob en hij geeft autorijles.

17 Maak de tekst compleet.

1 Miriam Hallo. Hoe je?

2 Louise Mijn is Louise.

3 Miriam Wat is je ?

Louise Bourguignon.

4 Miriam Waar kom je ?

5 Louise Ik kom Frankrijk.

6 Miriam Waar woon je ?

Louise Ik woon in Rotterdam.

7 Miriam wie?

8 Louise Met mijn vader moeder.

9 Miriam je een broer?

10 Louise Ja, en ik heb een zus.

11 Miriam heet ze?

Louise Ze heet Annemarie.



Taak 218 Schrijf de goede woorden in de zinnen.

Kies uit: plaats – vandaag – volg – Kijk – telefoonboek

1 Ik een cursus Nederlands.

2 op internet voor de postcode.

3 Het adres staat ook in het .

4 Els heeft geen krant gekregen.

5 In welke woont u? In Arnhem.


1 De plaatsnaam staat de postcode.

a achter b in

2 Wat zijn van je telefoonnummer?

a de cijfers b de postcodes

3 In straat woon jij?

a wat b welke


1 Mijn zus begint met autorijles.

a vandaag b ongeveer

2 Mijn nieuwe huis is .

a fijn b nu

3 Is dat jouw broer? Nee, ik heb broer.

a een b geen


1 de plaats a 5

2 de postcode b Tuinstraat

3 de straat c Nijmegen

4 het cijfer d 024 6321579

5 het telefoonnummer e 6567 KL


Kies uit: klopt dat – De cursus – plaats – huisnummer – krant

1 Mijn is 351.

2 Mijn is er niet vandaag.

3 In welke woon je?

4 begint vandaag.

5 Uw adres is Spuistraat 12 in Maastricht, ?




1 kijk ik in het telefoonboek.

a Fijn b Soms

2 Mijn huis in de Waalstraat.

a kijkt b staat

3 Ik werk drie jaar.

a soms b ongeveer


1 de cursus a de straat

2 bedanken b het telefoonnummer

3 geen c volgen

4 bellen d dank u wel

5 het adres e niet


Kies uit: fijn – ongeveer – Vandaag – kijken – bellen

1 Ik ga vandaag naar een nieuw huis .

2 Ik zal je . Wat is je telefoonnummer?

3 komt er geen krant.

4 In een straat hebben tien huisnummers één postcode.

5 De krant komt vandaag en dat is .

26 Maak de tekst compleet.

1 Roos In welke woont u?

Erkan Ik woon op de Nieuwe Gracht.

2 Roos Op nummer?

Erkan Op nummer 83.

3 Roos Wat is uw ?

Erkan Dat is 9811 AB.

4 Roos Dus uw is: Nieuwe Gracht 83, 8911 AB. Dat is in

Emmen. ?

5 Erkan Nee, dat klopt . De postcode is 9811 AB.

Taak 327 Kies het goede woord.

1 ben jij?

a Wie b Hoe



OEFENSCHRIFT DEEL 1 | 0-A1 - NT2 · 2016. 9. 29. · 2 Ik Clara. a heet b naam 3 Ik in Utrecht. a...

Documents

Transcript of OEFENSCHRIFT DEEL 1 | 0-A1 - NT2 · 2016. 9. 29. · 2 Ik Clara. a heet b naam 3 Ik in Utrecht. a...