NW Nieuwsbrief

16
1 | herfst 2011 | 18e jaargang NATUURWETENSCHAPPEN NW nieuwsbrief 2 De onderzoeker 4 Onderzocht 7 Een student 8 Wetenswaard 12 Column Joop de Kraker 13 Nieuwe cursus 14 NW-symposium 2011 16 Faculteitsvereniging NouW

description

NW Nieuwsbrief, Jaargang 18 nummer 1, herfst 2011

Transcript of NW Nieuwsbrief

Page 1: NW Nieuwsbrief

1 | h e r f s t 2 0 1 1 | 1 8 e j a a r g a n g N AT U U R W E T E N S C H A P P E N

NW nieuwsbrief

2 De onderzoeker

4 Onderzocht

7 Een student

8 Wetenswaard

12 Column Joop de Kraker

13 Nieuwe cursus

14 NW-symposium 2011

16 Faculteitsvereniging NouW

Page 2: NW Nieuwsbrief

2 NW nieuwsbrief herfst 2011 | 18e jaargang | 1

Klimaatverandering en de stikstofkringloop in het Nederlandse oppervlaktewater

Waartoe tijd in overvloed en de behoefte aan een intellectuele

prikkel kunnen leiden, blijkt uit het onderzoek waarmee

OU-student Bart Smeets werd genomineerd voor de Rachel

Carson Milieuscriptieprijs.

anderzijds door onzekerheden in de positieve en negatieve terugkoppelin-gen in het complexe klimaatsysteem. In alle modellen wordt voor de 21e eeuw echter een sterke stijging van de mon-diale CO2-uitstoot en een stijging van de temperatuur van 1-6 °C verwacht. Ook zal de zeespiegel stijgen, en de frequen-tie van extreme weers omstandigheden toenemen. Ook het weer in Nederland gaat veran-deren. De Commissie waterbeheer 21e eeuw (met oud OU-docente Cobi de Blécourt-Maas als lid) ontwikkelde voor Nederland in eerste instantie drie klimaatscenario’s, in 2006 vervangen door een viertal nieuwe, gebaseerd op recenter klimaat onder zoek. Hiermee worden de gevolgen van de wereldwijde opwarming en veran deringen in lucht-stromingen op het Nederlandse klimaat in beeld worden gebracht.

Hoe beïnvloeden de klimaats­veranderingen het Nederlands oppervlaktewater? De effecten van de klimaatverande rin-gen op het oppervlaktewater in Neder-land zijn direct en indirect van aard. De directe effecten zijn de veranderingen in de hydrologische cyclus door de tempe-ratuurstijging en het veranderde neer-slagpatroon. Daarbij spelen vooral de hogere watertemperatuur, het water-debiet en de belasting van de Neder-landse oppervlaktewateren door in- en afspoeling een rol. De indirecte effecten zijn het gevolg van de verande ringen in de hydrologische cyclus en hebben betrekking op de chemische en ecolo-gische aspecten van de water kwaliteit.

Enige jaren geleden had ik een drin-gende behoefte aan een intellectuele prikkel, en de tijd hier iets aan te doen. Een module milieukunde bij de Open Universiteit beviel mij erg goed, en al snel stapelden de OU-modules zich op. Na verloop van tijd werd mij de vraag voorgelegd of ik al had nagedacht over een afstudeerproject… eigenlijk niet dus. Toch leek het mij een goede stap om werk te gaan maken van een afstudeeronderzoek. De hoofdvraag van het onderzoek was me snel duidelijk: wat is de invloed van de klimaatveranderingen op de stikstof-kringloop in het Nederlandse opper-vlaktewater? Om deze vraag te kunnen beantwoorden formuleerde ik vijf deelvragen.

Waardoor verandert het klimaat, en wat zijn de gevolgen voor Nederland? Dat het klimaat door antropogene invloeden, zoals de toenemende uitstoot van de hoeveelheid broeikasgassen, verandert, vindt een steeds bredere maatschappelijke acceptatie. De veran-deringen in de uitstoot van broeikas-gassen en de gevolgen daarvan voor het klimaat worden (o.a. door het IPCC) met behulp van complexe modellen beschre-ven en voorspeld. Door de vele aan-namen waarmee gewerkt wordt is er evenwel sprake van een onzekerheids-marge. De bandbreedte van de voor-spellingen wordt enerzijds bepaald door onzekerheden in de hoeveelheid uitge-stoten broeikasgassen (toekomstige bevolkingsgroei, economische, techno-logische en sociale ontwikkelingen) en

D E O N D E R Z O E K E R

Hoe beïnvloeden de klimatolo­gische veranderingen de stikstof­kringloop? De ecologische toestand van een aquatisch milieu wordt sterk bepaald door de nutriënten stikstof en fosfaat. De hoeveelheid stikstof hangt samen met de fysische, chemische en biologische omzettingen van de stikstofcyclus in het water en de waterbodem: begroeiing in het water, hydrologische omstandig heden en de watertemperatuur spelen een rol. De totale hoeveelheid van de verschillende stikstofspecies wordt bepaald door de aanvoer via afspoeling, inspoeling via het grondwater, aan- en afvoer via het oppervlaktewater, deposi tie vanuit de atmosfeer en de hoeveel heid denitrificatie. De verhouding tussen de verschillende species is voornamelijk afhankelijk van de opname van stikstof door algen en waterplanten, verschillen-de microbiologische processen en de uitwisseling tussen water en (bodem)deeltjes. Met behulp van empirische modellen, massabalansen en een zelf ontwikkeld deterministisch model werd de invloed van de klimaat veran dering op de stikstofconcentratie en retentie berekend. Dit gebeurde aan de hand van veranderingen in de verblijf tijden door veranderingen in de neerslag en evapotranspiratie, de veranderingen in de hoeveelheid aanvoer, in- en afspoeling mee te wegen evenals de temperatuurgevoeligheid van de snel-heid van de omzettingen en groei. Daarbij werd duidelijk dat in de winter-maanden een toename in de concen-tratie gebonden stikstof plaats vindt

door Bart Smeets

Page 3: NW Nieuwsbrief

3NW nieuwsbrief herfst 2011 | 18e jaargang | 1

door een versterkte in- en afspoeling. In de zomermaanden bleek in het algemeen juist een afname, door een verminderde in- en afspoeling, en een verhoogde opname en denitrificatie. Een toename van de hoeveelheid stikstof kan plaats vinden door extreme verdam ping en tijdens extreme neerslag.

Wat zijn de gevolgen van de veranderingen in de stikstof­kringloop? De gevolgen van de klimaatgeïndu-ceerde veranderingen in de stikstof-cyclus zijn tweeledig. Enerzijds worden de Nederlandse oppervlaktewateren gevoeliger voor eutrofiëringsverschijn-selen, terwijl anderzijds de aanvoer van stikstofverbindingen verandert. De uiteindelijke veranderingen in het stikstofgehalte zijn variabel, locatie- en tijdgebonden. Bovendien is het stikstof-gehalte slechts een factor in een com-plex geheel dat de kwaliteit van het oppervlaktewater bepaalt. Het is dan ook lastig om de invloed van deze veranderingen op de waterkwaliteit te beschrijven. De schommelingen in de stikstofconcentratie nemen wel toe, maar slechts in beperkte mate. De biodiversiteit in het oppervlaktewater neemt af als de nutriëntenbelasting toeneemt, meer algemene soorten overleven in de eutrofe toestand terwijl de gevoelige en zeldzame soorten sterven. Door de versterkte aanvoer van nutriënten in de wintermaanden is de kans op hogere concentraties stikstof in het oppervlaktewater groter. De toetsingswaarden voor nitraat in het ruwe drinkwater worden regelmatig overschreden en het water uit spaar-bekkens en ander oppervlaktewater dat bestemd is voor de drinkwaterproductie is minder bruikbaar wanneer er algen in voorkomen.

Is het mogelijk om de verwachte veranderingen in de stikstofcyclus in het Nederlandse oppervlakte­water met behulp van (duurzaam) waterbeleid te beheersen? In het Nederlandse waterbeleid wordt de waterhuishouding gekoppeld aan de waterkwaliteitsdoelstellingen zoals vastgelegd in de Kader Richtlijn water (KRW), waarbij eisen gesteld worden aan

het profiel van het water en de aan-wezigheid van of geschiktheid voor speci fieke planten en diersoorten. Maatregelen die ingrijpen op de aan- en afvoer en de retentie van nutriënten zijn nodig om het huidige wettelijk vereiste beschermingsniveau te handhaven. Het is onmogelijk om een standaard-oplossing te bieden waarmee de stikstofbelasting van alle Nederlandse oppervlaktewateren opgelost kan worden. De afgelopen decennia is een enorm scala van verschillende tech-nieken ontwikkeld om de stikstof-belasting en de eutrofiëring van het oppervlaktewater tegen te gaan. Brongerichte maatregelen (type I) brengen de belasting naar de kritische grenzen, zoals waterzuivering en mestwetgeving, en ook flexibel peil-beheer, waardoor in droge perioden minder water ingelaten hoeft te worden. Deze aanpak van puntbronnen en diffuse bronnen dient de hoogste prioriteit te hebben en moet vorm krijgen in beleidsmaatregelen (MINAS, nitraatrichtlijn). Anderzijds worden procesgerichte maatregelen (type II) uitgevoerd om de processen in de stikstofcyclus te bevorderen die leiden tot de verwijdering van het stikstof uit het oppervlaktewater ((de)nitrificatie, opname door water planten). Dit gebeurt door aanpassing van de fysische, biologische en chemische omstandig-heden in het oppervlakte water. Deze maatregelen vergroten de draagkracht van het watersysteem en brengen de kritische grenzen naar de belasting. Hieronder vallen oever- en/of moeras-ontwikkeling, aanleg van ondiepe plekken, helofyten filters, lokaal verdie-pen ten behoeve van slibvang of door-spoelen met schoon water. Tenslotte worden ook interne of effect gerichte maatregelen (type III) genomen om de effecten van een teveel aan stikstof te verminderen. Deze grijpen in op het voedselweb, en bewerkstelligen een omslag van troebel naar helder (zoals actief visstandbeheer). Een andere type III maatregel is tijdelijke droogval in de zomer (geheel of gedeel telijk). Tenslotte zijn er ook spontane ontwikke lingen denkbaar die werken als type III-maatregel: natuurlijke afname van de visstand zoals in de zomer bij droogval

of in de winter bij zuurstofloos heid onder ijs, perioden met lage water-standen met spontane vegetatie-ontwikkeling in ondiepe delen. Effectgerichte maatregelen om de eutrofiëring te beperken lijken kosten-effectiever zijn. Als de bron van deze effecten niet aangepakt wordt, is dit echter op de lange termijn onmogelijk vol te houden. Bovendien worden de kosten door de wijze van lastenheffing voornamelijk afgewenteld op de burgers. In strijd met het beginsel dat de vervuiler betaalt, zijn ze voor de burger verhoogd en voor de landbouw ver-laagd. Onder het mom van natuurbeheer betalen burgers de oplossing van de problemen van de landbouw. Het integrale waterbeleid staat een doel-gerichte benadering van de complexe problemen voor door een evenwichtige belangenafweging. Het gaat om goed en voldoende water dat geschikt moet zijn voor diverse functies, waarbij per functie een of meer belang hebbenden een rol spelen. In dit verdelingsvraagstuk gaat het om de verdeling van ruimte en water, het niet afwentelen van proble-men (vervuiling) op het water en om de evenwichtige verdeling van kosten en baten. De complexiteit van dit vraagstuk wordt nog versterkt door regionale differen tiatie, uitmiddeling en tijdelijke over schrijding en fasering naar de toekomst.

Na de eindpresentatie van mijn afstudeerwerk vond ik het al een hele eer en beloning om cum laude af te studeren. Maar een tijdje later volgde er nog een verrassing. Mijn afstudeerwerk was genomineerd voor de Rachel Carson Milieuscriptieprijs van de VVM. Na een eerste selectie bleek mijn werk tot de top drie te behoren, zodat ik de eer had om tijdens de VVM Milieudag (17 juni) voor een publiek van milieukundigen een presentatie te mogen houden. Het juryrapport noemde vooral de forse hoeveelheid werk, de actualiteit van het onderwerp en de beleidsmatige relevan-tie. Helaas bleek mijn scriptie niet de winnende. Na afloop echter heb ik in de wandelgangen nog kunnen napraten met geïnteresseerden die zelf werkzaam waren op het gebied van waterbeheer en –beleid. Deze belangstelling heb ik ervaren als een mooie beloning.

Page 4: NW Nieuwsbrief

4 NW nieuwsbrief herfst 2011 | 18e jaargang | 1

1

Wonen in energiezuinige woningen

Hoe gezond en tevreden zijn de bewoners?

Monique Hakkennes

Afstudeeronderzoek wo- master Opleiding Milieu- natuurwetenschappen Faculteit Natuurwetenschappen Augustus 2011

Open Universiteit Nederland

Afstudeeropdracht Masteropleiding Milieu-Natuurwetenschappen,

Faculteit Natuurwetenschappen, Open Universiteit

Quality-of-Life-Monitor for Sustainable Urban Neighborhood

Development – a Boundary Object to Promote Learning in a

Regional Multi-Actor Network

2011 Jan Oldenhuizing

Pictures with thanks to: www.emauta.com Logos on this/next page: OU Nederland

O N D E R Z O C H TMeer samenvattingen van onderzoek (bachelor, master, drs) kunt u vinden op: www.ou.nl/nw onder onderwijs > afgeronde afstudeeropdrachten. Daarnaast kunt u pdf’s van volledige afstudeeronderzoeken van masterstudenten vinden op DSpace (http://dspace.ou.nl/ doorklikken op Master Thesis en vervolgens op School of Science). Op DSpace kunt u ook andere typen bronnen vinden zoals wetenschappelijke publicaties van medewerkers van de OU, presentaties, enzovoort. Ook andere onderwijs- en onderzoeksinstellingen plaatsen hier soortgelijke bronnen.

Robust solutions resulting from learning processes involving the integration of diverse perspectives are indispensable in SD. Learning in heterogeneous (web-based) networks requires an object (topic) of shared interest to trigger and sustain dialogue.This paper explores whether a Quality-of-Life monitor could be object of shared interest for a web-based learning network for sustainable urban neighbourhood development. People living/working in the neighbourhood are actors in the network, along with academics, professionals and practitioners.A coherent set of features is derived from recent insights from a disciplinary highly diverse literature (community structures, participatory monitoring, web-based technology and other), combined with an analysis of the concepts of SD and quality-of-life. This results in a conceptual design of an electronic Quality-of-Life monitor with concrete applications to the case study of the Learn4SUN web-based network for sustainable urban neighbourhood development.The design is based on the premises that a neighbourhood (the scale of the case study) already comprises a great variety of social structures -Communities of Practice (CoP). While the monitor should be meaningful for existing groups, it should at the same time be a bridging concept (boundary object) within a community of interest (CoI). These are new groups shaped around an issue, goal or concern, consisting of representatives from various CoPs. Accessibility, interactivity, flexibility and ownership of indicators, thresholds and results are features of the monitor meant to support multi-actor dialogue.In order to fulfil its role as a boundary object, a (Quality-of-Life) monitor should be designed for the process (triggering and sustaining dialogue) it supports, rather than for data-output it could provide.

Jan Oldenhuizing, Quality-of-Life-Monitor for Sustainable Urban Neighborhood Development – a Boundary Object to Promote Learning in a Regional Multi-Actor Network

Afstudeercommissie: dr. ir J. de Kraker (OU), drs. P. Geluk (OU), dr. P. Valkering (SUN-project).

Monique Hakkennes, Wonen in energie-zuinige woningen. Hoe gezond en tevreden zijn de bewoners?

Afstudeercommissie: dr. J. de Blécourt-Maas (OU, voorzitter), dr. ir. L. Fredrix (OU), drs. J. Lako (gemeente Zoetermeer).

De voorraad fossiele brandstoffen is eindig. Daarom wordt er steeds energiezuiniger gebouwd. Hoe gezond en tevreden bewoners van energiezuinig gebouwde woningen zijn was de onderzoeksvraag van deze studie. Het onderzoek bestond uit een literatuuronderzoek en een enquête. Oudere, niet energiezuinig gebouwde woningen worden het beste gewaardeerd door de bewoners, onder andere omdat men in deze woningen meer invloed kon uitoefenen op de ventilatie (vooral het open kunnen zetten van een raam) en het instellen van de temperatuur in de woning. Bewoners van nieuwe, niet energiezuinig gebouwde woningen waren niet tevreden met de temperatuur in de woning in de zomer. Verbetering van energie-gerelateerd bewonersgedrag is in alle typen woningen mogelijk, vooral bij de tijd die men onder de douche staat, het lager zetten van de verwarming als men de woning verlaat (vooral bij oudere woningen) en het ventilatiegedrag. Wat de gezondheid betrof hadden bewoners van nieuwe, niet energiezuinig gebouwde woningen de meeste klachten. Apparatuur om de woning energiezuiniger te maken (zoals een warmtepomp en balansventilatie) leek in dit onderzoek geen negatief effect te hebben op gezondheid. Onbekendheid van de bewoners met energiebesparende gebouwgebonden apparatuur was ook een resultaat van de studie. Deze resultaten maken duidelijk dat bewoners van zowel oude als nieuwe woningen voorgelicht moeten worden over correct gebruik van gebouwgebonden apparatuur, de gezondheidseffecten van gedrag en wat men zelf kan doen om negatieve effecten te minimaliseren. Voor bewoners van oude woningen moet de voorlichting vooral gericht zijn op isoleren van de woning, gasgebruik voor verwarming en manier van ventileren, voor bewoners van nieuwe woningen vooral op juist ventileren, gebruik van apparatuur en warmwatergebruik. Een gebruiksaanwijzing bij een woning kan de bewoners ondersteunen bij het vertonen van het juiste gedrag.

Page 5: NW Nieuwsbrief

5NW nieuwsbrief herfst 2011 | 18e jaargang | 1

Tim Thys, Duurzaam ondernemen in een chemisch laboratorium: beleidsonderzoek naar de rol van een milieumanagement-systeem in het reduceren van energie en chemicaliëngebruik

Afstudeercommissie: drs. J. de Blécourt-Maas (OU), dr. F.G.A.J. van Belleghem (OU), H. Kikkert (TLR)

Duurzame ontwikkeling en duurzaam ondernemen kenmerken zich door de ‘triple P’-benadering (‘People’, ‘Planet’ en ‘Profit’): mens, milieu en financiële stabiliteit. In dit onderzoek werd bestudeerd hoe een milieumanagementsysteem (MMS) een rol kan spelen bij de verduurzaming van bedrijfsprocessen in een chemisch laborato-rium, waar het gaat om energiegebruik en chemisch afval. Reductie van het energie-gebruik is ondermeer mogelijk door het recupereren van restwarmte, installatie van bewegingsgestuurde verlichting, isolatie van muren, wanden, leidingen en centrale verwarmingsbuizen en de installatie van hoge-rendementsketels. Het zelf opwekken van elektriciteit (fotovoltaïsch of windturbines) voorziet niet altijd in de grote energiebehoefte. Laboratoriumapparatuur is nauwelijks energie-efficiënt te noemen.Uit de praktijkcasus blijkt dat de extractiestap de meest milieubelastende stap uit het analyseproces is. Om het gebruik van vooral organische solventen tijdens de extractie te verminderen, vermeldt de literatuur verschillende alternatieven. Ook kan verhoging van de selectiviteit van de analysemethode of het gebruik van ‘miniaturized analytical systems’ leiden tot een daling in de hoeveelheid benodigde chemicaliën. Uit de praktijkcasus bij TLR blijkt dat wet- en regelgeving een hinder-paal vormt in de vrije keuze van milieuvriendelijke alternatieve technieken. Een MMS is een effectief instrument om duurzaam ondernemen te introduceren: het ondersteunt het concretiseren van de milieudoelstellingen (milieuplannen, interne audits en controles), het verbetert als een kwalititeitsmanagementsysteem continu de milieuprestaties, en het faciliteert bij het voldoen aan wet- en regelgeving.

Duurzaam ondernemen in een chemisch laboratorium

beleidsonderzoek naar de rol van een milieumanagementsysteem in het reduceren van energie en chemicaliëngebruik

Tim C. Thys, BSc

Afstudeeropdracht Master of Science-opleidingMilieu-natuurwetenschappen Juli 2011

CYSTEVORMING DOOR DE SPIROCHEET BORRELIA BURGDORFERI SENSU LATO ONDER INVLOED VAN STRESSFACTOREN

MARYSE S. KUMMER

Afstudeeropdracht wo-master Milieuwetenschappen Faculteit Natuurwetenschappen

OPEN UNIVERSITEIT

JULI 2011

Maryse S. Kummer, Cystevorming door de spirocheet borrelia burgdorferi sensu lato onder invloed van stressfactoren

Afstudeercommissie: dr. ir. L. Fredrix (OU), dr. F. van Belleghem (OU)., dr. R. Niesink (OU), drs. Ph. Kielman (TS Products).

Lyme-borreliose of de ziekte van Lyme

– door een beet van besmette Ixodes-teken overgebrachte bacteriële ziekte – wordt momenteel beschouwd als de snelst groeiende infectieziekte ter wereld. De veroorzaker is de spirocheet Borrelia burgdorferi sensu lato, een spiraalvormige bacterie, waatoe drie pathogene soorten behoren: Borrelia burgdorferi sensu stricto, Borrelia garinii en Borrelia afzelii.Ondanks ‘adequaat’ veronderstelde antibioticabehandelingen in de lokale en vroeg gedissemineerde Lyme-borreliose is de spirocheet Borrelia burgdorferi sensu lato regelmatig in staat tot overleving in de weefsels. Korte antibioticumbehandelingen laten een percentage van 30-62% aan recidieven zien binnen 3 jaar na de behande-ling van de vroege Lyme-borreliose. Het aantal patiënten dat uiteindelijk te maken krijgt met een chronische Lyme-borreliose neemt steeds verder toe. Volgens de Nederlandse Vereniging van Lyme Patiënten (NVLP) zouden er in 2009 in Nederland ruim 70.000 personen zijn die min of meer te lijden zouden hebben van de neuro-logische gevolgen van een besmette tekenbeet. Het totale aantal chronische Lyme patiënten zou volgens de NVLP echter enige honderdduizenden groot zijn.Falende antibioticumbehandelingen bij Lyme-borreliose vormde de aanzet om uitgebreid in vitro- en in vivo-onderzoek te doen naar het gedrag van de bacterie onder invloed van diverse stressfactoren waaronder de antibiotica.De volgende vraag staat daarom centraal in dit literatuuronderzoek: ‘Ontbreken er fundamentele schakels in de antibacteriële behandeling bij Lyme-borreliose?’ Tot op heden zijn alle officiële nationale en internationale Lyme-borreliose behandelingsrichtlijnen uitsluitend gericht op bestrijding van de normale spirocheet B. burgdorferi s.l..Uit in vitro- en in vivo-onderzoek blijkt dat behandeling gericht dient te zijn tegen alle mogelijke verschijningsvormen van de bacterie: van de normale spirocheet tot en met de intra- en extracellulaire cysten van Borrelia burgdorferi s.l.. Een brede behandelingsstrategie, bestaande uit een combinatietherapie van antibiotica en chemotherapeutica, ligt voor de hand.

Page 6: NW Nieuwsbrief

6 NW nieuwsbrief herfst 2011 | 18e jaargang | 1

Arjen Hartog M.Ed., De kracht van Spartina anglica. Overlevingskans van Spartina anglica onder stress op schorren in het Schelde estuarium

Afstudeercommissie: dr. A. Löhr (OU), ir. A. Lansu (OU), drs. P. Geluk (OU) dr. T. Bouma (NIOO-CEME), P. Klaassen MSc (NIOO-CEME),

De gevolgen van de door het IPCC en KNMI voorspelde temperatuursverhoging, zoals zeespiegelstijging en toename van de stormintensiteit, kunnen van invloed zijn op de schorren en slikken in de Westerschelde. De Westerschelde is het Nederlandse deel van het Schelde-estuarium waar zoet en zout water in elkaar overgaan. De hierdoor ontstane gradiënt heeft gevolgen voor de flora op de slikken en schorren. Eén van de pioniersplanten op die slikken en schorren is Spartina anglica (Engels slijkgras). S. anglica is gekozen als model voor een onderzoek naar de overleving van planten op schorren en slikken. De vraag voor dit onderzoek was: Hoe hangt de overlevingskans en groei van Spartina anglica zaailingen af van stress en verstoring, die tijdens de groei ondervonden wordt van de factoren: sedimentinstabiliteit, inundatieduur, initiële plantgrootte en stormachtige omstandigheden; vergeleken op geëxponeerde en beschutte locaties in de Westerschelde? In veldexperimenten zijn op drie verschillende locaties in de Westerschelde (Paulinapolder, Baarland en Zuidgors) op schorren en slikken zaailingen van S. anglica geplant. De planten zijn geplant langs een hoogtegradiënt van schorrand tot laagwaterlijn. Van deze planten is de overleving en groei bepaald. Daarnaast zijn, op deze locaties, metingen gedaan om de hoogte van het sediment en om de maximale erosie op schorren en slikken te bepalen. Naast deze veldexperimenten zijn er twee stroomgootexperimenten gedaan met S. anglica planten om te bepalen wat de overlevingskans is tijdens stormachtige omstandigheden. Met deze experimenten is geprobeerd aan te tonen of de overleving van S. anglica zaailingen afhangt van stress en verstoring. Er is aangetoond dat de overlevingskans van S. anglica afneemt als de verandering van de hoogte van het sediment toeneemt. Deze sedimentverandering wordt groter dichter bij de laagwaterlijn en dus lager op de slikken. Tevens zijn de planten die het diepst in het sediment geworteld zijn het best bestand tegen een grote sedimentverandering. De planten die het minst onder invloed staan van stress en verstoring hebben de grootste kans op overleving en vertonen een betere groei. Dit zijn de planten die op hogere plaatsen (de pionierszone) staan, waar de sedimentverandering het kleinst is.

De kracht van Spartina anglica September 2011

1

Afstudeeropdracht Masteropleiding Milieu-natuurwetenschappen Faculteit Natuurwetenschappen

Open Universiteit

Arjen Hartog 2011

Page 7: NW Nieuwsbrief

7NW nieuwsbrief herfst 2011 | 18e jaargang | 1

Diana MetzelaarBachelor Milieu­natuurwetenschappenStudeert bij de Open Universiteit sinds oktober 2010

door Jikke van Wijnen

Toen ik in oktober 2010 begon met de studie, bleek ik net te laat te zijn om de startdag van de cursus Aarde, Mens en Milieu mee te maken. Dat vond ik erg jammer en ik besloot om dan eerst een andere cursus te doen, zodat ik in februari wel een hele begeleidingscyclus mee kon doen. Ik ben dus mijn natuur-wetenschappelijke kennis gaan opfrissen met de cursus Levenswetenschappen 1. Op grond van mijn WO-opleiding heb ik een vrijstelling aangevraagd en die viel veel groter uit, dan ik verwacht had! Ik mocht met een schakelprogramma de master in of met een grote vrijstelling de bachelor halen en dan doorstromen naar de master. Omdat het afstudeertraject van de bachelor mij erg aantrekt, heb ik voor de laatste optie gekozen. Daarnaast volg ik om mijn natuurwetenschappelijke kennis op peil te brengen een aantal basismodulen uit de propedeuse, zoals geologie en scheikunde. Ik heb technische wiskunde gestudeerd aan de TU in Delft. Ik hield me vooral bezig met systeemtheorie, het wiskundig beschrijven van systemen en het ontwikkelen van wiskundige modellen. Na mijn studie ben ik op de universiteit blijven werken om onderzoek te doen, maar dat vond ik te specialistisch. Ik ben toen bij een ingenieursbureau aan de slag gegaan. Die baan was erg leuk, omdat je veel verschillende opdrachten krijgt. Zo heb ik bijvoorbeeld voor het toenmalige Rijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ) een project gedaan waarin ik me bezighield met data-assimilatie: het combineren van veldmetingen met een model, met als doel het model beter te laten aansluiten bij de werkelijkheid. Destijds was deze techniek nog in opkomst: het RIKZ gebruikte het om waterstanden nauwkeuriger te kunnen voorspellen en het KNMI voor meteorologische modellen. Tegenwoordig wordt in allerlei modellen data-assimilatie toegepast: bij klimaatmodellen bijvoorbeeld, of bij modellen die gebruikt worden voor olieboringen.Tijdens één van de projecten ben ik ook met de Open Universiteit in aanraking gekomen: In 1994 werkte ik mee aan een risicoanalyse voor de stormvloedkering in de Nieuwe Waterweg. Als wiskundige wist ik daar eigenlijk weinig van af en een begeleider wees me toen op de cursus Risico’s en Maatschappelijke beslissingen. Hoe leuk ik het werk ook vond, uiteindelijk heb ik er voor gekozen om parttime te gaan werken als software engineer bij een IT-bedrijf. Dat was beter te combineren met mijn andere bezigheden: ik sport graag, help veel op de school van mijn dochter en ga elke week met mijn oude oma op stap.Op het ogenblik werk ik zelfs even helemaal niet! Ik heb dus veel tijd voor de studie. Ik wil graag snel afstuderen, zodat ik nog mogelijkheden heb een baan in de milieuwereld te vinden. Ik vind het leuk om cursussen met begeleiding te volgen. De begeleidingsdagen bij Aarde, Mens en Milieu vond ik erg inspirerend. De cursus zelf was wel confronterend: zo’n ecologische voetafdruk bijvoorbeeld, die liet zien dat als iedereen zo leeft als ikzelf, er meer dan één wereldbol nodig is! Ik heb ook meegedaan aan de proeftoets van Scheikunde voor Milieuwetenschappen 1. Het is me goed bevallen: je krijgt begeleiding, hebt contact met andere studenten en er is een vast leerschema, een rooster, waarin je alles moet bestuderen. Dat vind ik prettig, daar heb je houvast aan. Je moet per hoofdstuk aantekeningen maken en vragen beantwoorden, maar ik vond het niet zo heel veel extra werk. Alleen het tijdschrijven vond ik soms lastig. De cursus werd begeleid met een virtuele klas en dat had ik nog nooit eerder gedaan. De eerste keer vond ik het best eng, het was toch net of je in een collegezaal zat. Maar uiteindelijk viel het allemaal mee: ik vind het een prima manier om begeleiding te krijgen! Ik kan echt iedereen aanraden eens met een proeftoets mee te doen. Ik ga nu aan de slag met Milieubeleid. Omdat ik daar wel een natuurwetenschappelijke tegenhanger bij kan gebruiken, ga ik meedoen met de proeftoets van Scheikunde voor Milieuwetenschappen 2.In de NW-nieuwsbrief lees ik graag de column van Joop de Kraker, en het viel me op dat hij vorige keer een gesprek voerde met zijn moeder waarin hij haar probeerde uit te leggen hoe het onderzoek naar ‘de beste universiteit van Nederland’ te relativeren. Niet nodig Joop: de OU is gewoon de beste!

EE

N S

TU

DE

NT

Page 8: NW Nieuwsbrief

8 NW nieuwsbrief herfst 2011 | 18e jaargang | 1

KORT

Afscheidsrede Pieter Glasbergen‘Bedrijven zijn medeverantwoordelijk voor het algemeen belang en moeten samen met overheden en maatschappe-lijke organisaties de belangrijke beslui-ten voor een duurzame ontwikkeling nemen.’ Dat stelde prof. dr. Pieter Glasbergen, hoogleraar Milieubeleid aan de faculteit Natuurwetenschappen van de Open Universiteit, in zijn afscheids-college. Als voorbeeld haalde hij de recente discussie aan over het al dan niet stoppen van de activiteiten door Shell in Syrië. Op woensdag 21 septem-ber 2011 hield hij zijn afscheidsrede 'Groene politieke ruimten. Over publieke en private verantwoordelijkheden met betrekking tot duurzame ontwikkeling', en ging daarna met emeritaat. Glasbergen hield zijn afscheidsrede in het Akademiegebouw in Utrecht, omdat hij tevens afscheid nam als hoogleraar van de Universiteit Utrecht.In zijn rede pleitte prof. dr. Glasbergen voor een nieuw sociaal contract tussen overheden, marktpartijen en maat-schappelijke organisaties. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven en maatschappe-lijke organisaties niet alleen beperkte private belangen vertegenwoordigen, maar ook verantwoordelijk zijn voor het algemeen belang. Belangrijke besluiten met betrekking tot duurzame ontwikke-ling worden volgens Glasbergen door deze drie partijen genomen. Deze nieuwe ‘groene politieke ruimten’ zijn te vinden in arrangementen voor burger-participatie, in arrangementen voor het gezamenlijk beheer van natuurlijke hulpbronnen van overheden en bedrijfs-leven en in de vele mondiale partner-ships waarin multinationals en grote milieu- en ontwikkelingsorganisaties samenwerken aan duurzame product-ketens. Hierdoor ontstaat een nieuwe politieke orde, waarin sturing van een duurzame ontwikkeling voor een

AfgESTUDEERD

Paul Bakker BSc, De ecologische, beleids-matige en maatschappelijke effecten van natuurlijk sluisbeheer bij de Oosterschelde. Onderzoek uitgevoerd in opdracht van Rijkswaterstaat Zeeland, Afdeling Emissies (AXE), Middelburg, NL.

Annette Bakker BSc, Vergeten stoffen in Zeeuwse Wateren. Onderzoek uitgevoerd in opdracht van Rijkswaterstaat, Directie Zeeland, Middelburg, NL.

Wim van der West BSc, De ecologische, beleidsmatige en maatschappelijke effecten van natuurlijk sluisbeheer bij de Oosterschelde. Onderzoek uitgevoerd in opdracht van Rijkswaterstaat Zeeland, Afdeling Emissies (AXE), Middelburg, NL.

Suzanne Verhoog BSc, Biofuels and women’s empowerment. Theoretical and practical analysis in rural India and Sub-Saharan Africa. Research conducted on behalf of ETC Energy, Leusden, NL.

Koen Romijn BSc, Voor bodem en klimaat: toepassing van biochar in de landbouw. Onderzoek uitgevoerd in opdracht van Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN), Petten, NL.

Tim Thys MSc, Duurzaam ondernemen in een chemisch laboratorium. Beleids-onderzoek naar de rol van een milieu-managementsysteem in het reduceren van energie en chemicaliëngebruik.

Lars Brugman MSc, Naar een duurzamer ontwerp van snelwegen.

Monique Hakkennes MSc, Wonen in energiezuinige woningen. Hoe gezond en tevreden zijn de bewoners?

ACTIVITEITEN

20 oktober 2011Colloquium (klein of groot), AVM-activiteit rondom diverse cursussen van de opleiding, AVM-activiteit, studie-centrum Antwerpen, aanvang 18.30 uur. Aanmelden bij Daisy Tysmans, tel. 045-5762194, e-mail [email protected]

5 november 2011NW-symposium: Risico’s, rampen en maatschappelijke reacties.Na het NW symposium is voor NouW-leden een etentje gepland.

24 november 2011Midden colloquium (‘Engelse’ avond), AVM-activiteit met presentaties en discussie in het Engels, studiecentrum Utrecht, aanvang 18.30 uur. Aanmelden bij Threes Smijs, tel. 010-2771486, e-mail [email protected]

10 december 2011Landelijke Dag Aardwetenschappen, met lezing, AVM-activiteit en cursusbegeleiding, studiecentrum Utrecht, aanvang 10.00 uur.

18 januari 2012Workshop, AVM-activiteit, studiecentrum Eindhoven, aanvang 18.00 uur

27 februari 2012Midden colloquium (‘Engelse’ avond), AVM-activiteit met presentaties en discussie in het Engels, studiecentrum Rotterdam, aanvang 18.00 uur. Aanmelden bij Threes Smijs, tel. 010-2771486, e-mail [email protected]

17 maart 2012Landelijke Dag Levenswetenschappen, met lezing, AVM-activiteit en cursusbegeleiding, studiecentrum Utrecht, aanvang 10.00 uur.

Berichten voor deze rubriek aan melden bij de faculteit Natuur wetenschappen redactie NW-nieuwsbriefPostbus 2960, 6401 DL HeerlenT 045 - 576 28 77E [email protected]/nw

Kijk ook op onze website voor actuele informatie over NW-activiteiten

W E T E N S W A A R D

Page 9: NW Nieuwsbrief

9NW nieuwsbrief herfst 2011 | 18e jaargang | 1

belangrijk deel in en met de private sfeer gerealiseerd dient te worden.Dat er nog veel onzekerheid bestaat over wat precies verantwoordelijkheden zijn van welke partij (overheid, bedrijven en maatschappelijke organisaties), blijkt uit de recente discussie over Shell in Syrië: moet Shell haar activiteiten stil- leggen of moet de politiek de beslissing nemen om Syrië te boycotten?Na het afscheidscollege stond prof. dr. Paquita Pérez Salgado, decaan van de faculteit Natuurwetenschappen van de OU, stil bij het emeritaat van Pieter Glasbergen. Glasbergen is ook hoog-leraar Milieukunde, in het bijzonder de sociaal-wetenschappelijke studie van milieubeleid in relatie met ruimtelijke ordening en waterbeheer, aan de faculteit Geowetenschappen van de Universiteit Utrecht.

Nieuwe medewerker: Nel Reijven

Dr. ir. Nel Reijven is vanaf 1 mei een dag per week als docent verbonden aan de faculteit Natuurwetenschappen. Tot haar takenpakket behoren het tentamineren van de cursus Voedselveiligheid, bege-leiding bij de cursus Gezondheid in Perspectief en het schrijven van een werkboek bij een nieuw te ontwikkelen bachelorcursus Milieugezondheids-wetenschappen.Deze functie combineert ze met haar baan als onderzoeker aan het Maastricht Universitair Medisch Centrum (MUMC) waar ze onderzoek verricht naar de voedingstoestand van patiënten. Haar promotieonderzoek richtte zich op het meten van de lichaamssamenstelling als maat voor de voedingstoestand. Daar-naast bestudeert ze veranderingen in het energieverbruik tijdens ziekte. In samenwerking met de vakgroep Epide-miologie van de Universiteit Maastricht voert ze interventiestudies uit en begeleidt ze promovendi. Nel studeerde Humane Voeding aan de Wageningen UR met als specialisatie toxicologie, voedingsleer en didactiek.

Rietje van Dam: Officier

Prof. dr. M.C.E van Dam-Mieras, Vice-Rector Magnificus van de Univer siteit Leiden, is door de koningin benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Burgemeester Lenferink overhandigde haar op 5 september de versierselen tijdens de opening van het Academisch Jaar in de Pieterskerk. Mevrouw Van Dam nam op maandag 5 september tijdens de ceremonie rond de opening van het Academisch Jaar in de Pieterskerk afscheid als Vice-Rector en lid van het College van Bestuur van de universiteit. Mevrouw Van Dam is per 1 september j.l. met emeritaat gegaan. Prof. dr. Rietje van Dam vervulde de functie van vice-rector magnificus in Leiden vanaf 1 september 2007.Zij is tevens sinds de begindagen van de Open Universiteit verbonden geweest aan deze instelling. Hier was ze sinds 1992 actief als hoogleraar Natuurweten-schappen, in het bijzonder biochemie en biotechnologie. De laatste jaren was zij houder van de UNESCO-leerstoel Knowledge Transfer for Sustainable Development Supported by ICT. In het bijzonder biochemie en biotechnologie, duurzame ontwikkeling en innovatie van kennisoverdrachtprocessen, rekent zij tot haar belangrijkste expertise-gebieden.Rietje van Dam studeerde scheikunde aan de TU Eindhoven, maar stapte na de propedeuse over naar biochemie in Utrecht. In 1976 promoveerde zij daar op het proefschrift 'The interaction of phospholipase A2 with lipid/water interfaces'. Zij heeft verschillende functies bekleed bij de overheid, in het wetenschappelijk onderwijs en onder-zoek en bij het bedrijfsleven. Zij was van 1998 tot 2003 lid van de Wetenschap-pelijke Raad voor het Regeringsbeleid.Toen de Open Universiteit in 1983 werd opgericht, koos zij eerst part- en later fulltime voor de veertiende universiteit van het land. Vanuit de Open Universiteit participeerde zij in diverse internationale projecten op het gebied

van onderwijs en onderwijs ontwikk-eling. Rietje Van Dam heeft grote verdiensten gehad voor het opzetten van nieuwe studieprogrammas aan de Open Universiteit, het ontwikkelen van cursussen en het doen van onderzoek.

Oratie Carolien Kroeze

Op 29 september aanvaardde prof. dr. Carolien Kroeze het ambt van per-soonlijk hoogleraar Pollution Manage-ment aan Wageningen University, met haar inaugurale rede Dilemmas in Pollution Management. In de laatste tientallen jaren is in de wetenschap rond milieu en vervuiling de aandacht verschoven naar vervuiling door een veelvoud van stoffen, en de samenhang daartussen. De wetenschap heeft een aantal cruciale dilemma’s op tafel gelegd, die laten zien dat er nog vele onbeantwoorde vragen zijn. Veel van die vragen en dilemma’s vragen om een afweging en een keuze door vooral de samenleving en beleidsmakers.Carolien Kroeze is als hoogleraar Milieu-toekomstverkenningen verbonden aan de Open Universiteit.

Afscheid Threes Smijs

Na haar jarenlange inzet, eerst als actieve student-voorzitter van NouW en later als universitair docent, verlaat dr. Threes Smijs per 1 januari 2012 de OU: zij zal onderzoek gaan doen bij het Erasmus MC. Het gaat hier om onderzoek dat inhoudelijk een kruising is tussen solid nanodeeltjes, foto- en porfyrine chemie en huidschimmels. Het is de bedoeling dat dit te zijner tijd wordt uitgebreid tot een bredere afdelingoverschrijdende onderzoekslijn, die thematisch valt onder de bestrijding van bacteriële antibioticaresistentie. Zwaartepunt voor Threes ligt bij opper-

Page 10: NW Nieuwsbrief

vlakkige huidinfecties. Het onderzoek ligt in de lijn van haar oude foto-chemische schimmelonderzoek.

Afscheid Ron Cörvers

Na zich 20 jaar voor de OU te hebben ingezet verliet dr. Ron Cörvers, milieu-beleidskundige, op 15 oktober de faculteit Natuurwetenschappen. Als UHD/onderwijsdirecteur zal hij zich bij UM-ICIS gaan bezighouden met de Masteropleiding Sustainability Science and Policy.

Jim van Belzen: NBV HissinkprijsJim van Belzen, MSc student Milieu-wetenschappen is uitgeroepen tot winnaar van de NBV Hissinkprijs 2010. De Nederlandse Bodemkundige Vereniging (NBV) kent deze prijs jaarlijks toe aan de student met het beste afstudeerverslag of scriptie op bodem-kundig terrein. De NBV Hissinkprijs zal in november 2011 worden uitgereikt.Van Belzen verrichtte zijn innovatieve onderzoek (Chess at the Mud Flat – Using Power-laws as Indicator of Salt-marsh Ecosystem Status and Develop-ment) naar de ruimtelijke processen die een rol spelen bij de ontwikkeling van schorren in de Westerschelde. Schorren zijn van groot belang voor het behoud van de natuurlijkheid van estuaria, maar worden wereld wijd bedreigd. Erosie aan de randen van schorren is een van die bedreigingen. Erosie kan een natuurlijke oorzaak hebben en zal onder normale omstan dig heden worden gecompen-seerd door hergroei van de schor-vegetatie. De ontwikke ling in de her-groeifase is echter kritisch en kan belemmerd worden door stress en verstoring. Jim van Belzen ontwierp een krachtig ruimtelijk mathematisch model waarbij empirische data van zes schorren in de Westerschelde, over een periode van 30 jaar, vergeleken werden. Het combineren van velddata met mathematische modellen is belangrijk voor het verkrijgen van inzicht in de ruimtelijk organisatie van dynamische ecosystemen zoals schorren en is een

belangrijke manier van ecologisch onder zoek. Jim van Belzen wist zijn originele ideeën, afkomstig uit verschillende disci plines, zeer goed in te zetten in het onderzoek en kwam met belangrijke conclusies. De innovatieve onderzoeks opzet maakt de integratie van diverse disciplines en complexe data zeer inzichtelijk. Bovendien levert het onder zoek een bijdrage aan inzichten in mogelijke effecten van de verdieping van de Westerschelde.In het volgende nummer van de Nieuws-brief wordt nader op de uitreiking ingegaan.

Studienet in je browserIn juli 2011 heeft de OU een nieuwe versie van Studienet gelanceerd. Nu blijkt dat met name de studentenfora en discussiegroepen in de browser Internet Explorer 9 niet goed zichtbaar zijn. Deze discussieberichten zijn wel zichtbaar als u Google Chrome als browser installeert (zie voor installatie http://www.google.nl/chrome ). Er zijn verschillende internetbrowsers op de markt. De bekendste en meest algemene is Internet Explorer (van Windows). Als u steeds netjes uw Windowssysteem laat updaten, hebt u momenteel de beschikking over Internet Explorer versie 9. De versie van uw browser kunt u verifiëren via de menu-knop Help in uw browser, keuze: Over Internet Explorer. Andere browsers zijn o.a. Mozilla Firefox, Google Chrome en Safari en Opera voor Apple. Iedere browser heeft weer een andere archi-tectuur, waardoor onderdelen van Studienet-cursussites beter of minder goed worden getoond. Bovendien komen er – mede in verband met de continu verbeterde beveiligings-protocollen – steeds nieuwe versies van deze browsers op de markt. Daardoor kan het zelfs zijn dat een recentere browserversie niet meer even goed werkt bij het tonen van de Studienet-cursussite als zijn voorganger. De Studienet-beheerders zijn nu in overleg met de leverancier van de leeromgeving BlackBoard hoe dit te verbeteren valt. Op het tabblad Mijn Werkplek en in Modulair zullen deze verbeteringen binnenkort gepubliceerd worden. Met vragen kunt u terecht bij de helpdesk [email protected]

Personele mutatiesUit dienst:dhr. drs. Wessel Slot, per 1 septemberdhr. dr. Jef Leinders, per 1 oktoberdhr. dr. Ron Cörvers, per 15 oktober mw. dr. Ingrid Holtkamp, per 1 decemberdhr. prof. dr. Pieter Glasbergen, per 1 decembermw. dr. Threes Smijs, per 1 januari 2012Gedetacheerd bij de OU:mw. dr. ing. Nel Reijven (UM), per 1 mei

OpROEp MASTERONDERzOEK

Beide onderstaande onderzoeken staan in het kader van het facultaire onderzoeks-programma ‘Naar een duurzame samen-leving: verkennen – leren – sturen’, zie: http://www.ou.nl/web/natuurwetenschappen/onderzoek

Plastic Soep: Analyse van de belasting van zeewater met plasticDrijvend kunststofafval vormt een groeiend probleem in zeeën en oceanen. Deze drijvende kunststofafvalberg wordt ook wel ‘Plastic Soep’ genoemd. Het blijkt lastig om dit afval uit de oceaan te verwijderen, en het heeft een aantal zeer negatieve gevolgen voor mariene eco systemen.Het kunststofafval is afkomstig van verschillende bronnen, waaronder scheepvaart, visserij, kustrecreatie en rivieren. Naar schatting is 80% van het afval afkomstig van het land, en zijn rivieren een belangrijke aanvoerroute. Om iets aan dit afvalprobleem te doen, moet dus met name naar de afval stro-men van land naar zee gekeken worden. Momenteel is echter niet duidelijk hoe deze stromen precies lopen. Het is onbekend hoeveel kunststofmaterialen er door rivieren naar de zee worden vervoerd. Wel is bekend dat het gaat om een groot aantal verschillende afval-producten, variërend van grote kunststofproducten zoals folies of bouwproducten, tot zeer kleine deeltjes zoals granulaat. Deze producten bereiken de rivier voor een deel door directe lozing, maar voor een deel ook via het riool.Bij de Faculteit Natuurwetenschappen (NW) zoeken we een Masterstudent die dit tot onderwerp van de afstudeer-opdracht wil maken. In de afstudeer-opdracht willen we onderzoeken in

10 NW nieuwsbrief herfst 2011 | 18e jaargang | 1

vervolg van pagina 9

Page 11: NW Nieuwsbrief

hoeverre een bestaand rivierenmodel dat binnen de faculteit beschikbaar is, geschikt is voor het modelleren van kunststofafval van land naar zee. Het betreft hierbij een mondiaal model, waarin meer dan 6000 rivieren worden gemodelleerd. We zijn niet alleen geïnteresseerd in het modelleren van de huidige situatie, maar ook in toekom-stige trends, waarbij we op zoek gaan naar oplossingsrichtingen. Voor een dergelijk onderzoek is het allereerst van belang dat we zicht krijgen op de aard en omvang van kunststofafvallozingen op oppervlaktewater, en in hoeverre dit te modelleren is binnen bestaande riviermodellen. Alhoewel de insteek in eerste instantie mondiale modellering is, is het mogelijk om voor bepaalde gebieden detailstudies te doen.Heb je hiervoor belangstelling of wil je er meer over weten? Neem dan contact op met Wilfried Ivens: [email protected]

Leren reduceren: De ‘Ecological Footprint Calculator’ als leermiddel voor duurzamer leven Vele duizenden mensen berekenen jaarlijks hun ecologische voetafdruk. Wat dat betreft is het idee van de bedenkers Rees & Wackernagel een groot succes geworden. De grote vraag is of het ook echt heeft bijgedragen aan het doel dat ze erbij voor ogen hadden, namelijk “reducing human impact on the Earth”. Het antwoord op die vraag is niet zo 1-2-3 te geven. Als het effect van foot-printing op consumptiegedrag al is onderzocht, dan zijn de uitkomsten in elk geval niet algemeen bekend. De theorie is simpel: door het berekenen van je ecologische voetafdruk leer je wat de milieu-impact van je leefstijl is en met welke concrete acties je die het beste kunt verkleinen. Die combinatie van bewustwording en kennis van haalbare acties zou het makkelijk moeten maken om ook daadwerkelijk je gedrag aan te passen. Maar dat is uiteraard te simpel gedacht: tussen willen en doen staan vaak vele belemmeringen. Afgezien daarvan kun je je afvragen of het middel waarmee geleerd wordt, de Ecological Footprint Calculator (EFC), niet aan zienlijk verbeterd zou kunnen worden. Zijn er geen aanpassingen van het ontwerp te

bedenken waardoor de EFC de processen van bewustwording, inzicht in oplossingen en het zetten van concrete stappen beter zou kunnen ondersteunen? Zou het bijvoorbeeld helpen als de berekening van de milieu-impact verder werd verfijnd en transpa-ranter gepresenteerd? Of als de conse-quenties voor milieu en samenleving concreter werden gemaakt? Of als er meteen doorgelinked kan worden naar discussiefora met ervarings deskun-digen?

Bron: http://ecology110fra.

files.wordpress.com/2011/05/

carbonfootprintandecologicafootprint.jpg

Bij de Faculteit Natuurwetenschappen (NW) zoeken we een Masterstudent die deze vragen tot onderwerp van de afstudeeropdracht wil maken. Doordat al vele jaren onze studenten de cursus Aarde, Mens en Milieu beginnen met het berekenen van hun ecologische voet-afdruk, beschikken we inmiddels over een stevige dataset van Nederlandse en Vlaamse voetafdrukken. Bovendien vormen deze studenten een toeganke-lijke onderzoekspopulatie die bevraagd kan worden naar hun ervaringen met de EFC als leermiddel. Kort samengevat zou het afstudeeronderzoek bestaan uit een inventarisatie van de literatuur over het leereffect van de EFC, een analyse van onze EFC-dataset, bevraging van studenten op hun ervaringen met de EFC, en het ontwerpen en evalueren van ‘verbeterde’ versies van de EFC.Heb je hiervoor belangstelling of wil je er meer over weten? Neem dan contact op met Joop de Kraker: [email protected]

11NW nieuwsbrief herfst 2011 | 18e jaargang | 1

ColofonNW-nieuwsbrief is een uitgave van de faculteit Natuur wetenschappen van de Open Universiteit. Dit periodiek is bestemd voor studen ten, afgestudeerden en faculteitsmedewekers. Berichten van de faculteits-vereni ging NouW zijn hierin opge nomen. Een gratis exemplaar is te verkrijgen in alle studiecentra of aan te vragen bij de redactie. NW-nieuwsbrief verschijnt drie keer per jaar in een oplage van 1500. Het winternummer van de NW-nieuwsbrief verschijnt februari 2012. Deadline voor de rubriek Wetenswaard is 15 januari 2012.

RedactieRoel Hoekstra (coördinatie en eindredactie)Lily FredrixEvelin Karsten-Meessen (grafische productie)Angelique LansuJikke van Wijnen

BasisontwerpAfdeling Visuele Communicatie en Documentverwerking, Open Universiteit

DrukwerkOBT BV, Den Haag

Aan dit nummer werkten verder meeJack Beerse, Elly Gudden, Diana Hendrickx, Wilfried Ivens, Joop de Kraker, Diana Metzelaar, Ad Ragas en Bart Smeets.

RedactieadresOpen UniversiteitNW-nieuwsbriefValkenburgerweg 177Postbus 29606401 DL HeerlenT 045 - 576 28 77E [email protected]://www.ou.nl/nw

Lezersbijdragen zijn welkom op bovenstaand redactieadres. De redactie behoudt zich het recht voor om ingezonden stukken aan te passen of in het geheel niet te plaatsen.

NW-nieuwsbrief is gedrukt op Promail plus natuurwit FSC mixed credit, ontwikkeld uit 100 procent afvalpapier.

 

Page 12: NW Nieuwsbrief

CO

LU

MN

12 NW nieuwsbrief zomer 2011 | 17e jaargang | 3

Klassiek

Onlangs werd op de Nationale Milieudag weer de jaarlijkse Rachel Carson scriptieprijs uitgereikt. Je mag werkelijk hopen dat de schrijfkwaliteiten van de winnaar die van de naamgeefster van de prijs verre overtreffen, want Silent Spring (Dode lente) is toch wel één van de meest onleesbare boeken waar ik me ooit doorheen heb geworsteld. Onder het motto ‘Ken uw klassieken’ was ik er indertijd aan begonnen en ik heb tot het bittere eind doorgezet, maar het heeft me wel definitief afgeholpen van het idee dat je zogenaamde klassiekers gelezen moet hebben. (Een idee dat sowieso kennelijk al weinig leefde onder milieu-wetenschappers, want niet één van mijn NW collega’s blijkt Silent Spring te hebben gelezen. Of ze het Rapport van de Club van Rome wel hebben gelezen durf ik niet eens meer te vragen.) In mijn herinnering bestaat Silent Spring uit een uiterst langdradige aaneenschakeling van brieven van mevrouw A. te B. en meneer Y. te Z., die in onbeholpen proza verhalen over dode beestjes zus of zo na

bespuitingen met middel dit of dat. Toch was dat in 1962 kennelijk zo aangrijpend dat het boek wereldwijd een enorme hit werd en het staat zodoende terecht bekend als het boek dat de milieuproblematiek definitief op de kaart heeft gezet.

Wat veel mensen niet weten is dat er een oernederlandse variant van Silent Spring bestaat, die aanzienlijk beter geschreven is maar veel minder aandacht heeft gekregen. Ik doel hiermee op het boek Zilveren sluiers en verborgen gevaren van Cornelis Jan Briejèr uit 1969. Briejèr was eerst als onderzoeker bij Shell en later als directeur van de Plantenziekten-kundige Dienst nauw betrokken bij de ontwikkeling en toelating van pesticiden. Zodoende had hij een grote kennis van de milieu- en gezondheidsrisico’s van deze middelen. Die heeft hij op indringende wijze te boek gesteld, maar dan wel pas na zijn pensionering, op de typemachine die hij bij zijn afscheid had gekregen. Overigens onderhield Briejèr al langer een intensieve correspondentie met Rachel Carson en is er in Silent Spring ook een lange brief van Briejèr opgenomen. De impact van Zilveren sluiers in Nederland was gering, want het verscheen pas jaren na de Nederlandse vertaling van Silent Spring.

De echte klassieker en must read op dit gebied is wat mij betreft niet Silent Spring of Zilveren sluiers, maar het Bommelverhaal De bovenbazen van Marten Toonder. De boven bazen verscheen als feuilleton in de Nieuwe Rotterdamsche Courant in 1963, dus nog vóór de Nederlandse vertaling van Silent Spring (1964). Behalve een uiterst beeldende beschrijving van de verwoestende effecten van DDT en een pleidooi voor biologische bestrijdings-methoden, bevat het ook een vlijmscherpe analyse van de achterliggende machinaties met geld en macht en voorspelt het en passant ook nog even de kredietcrisis. Op zich is dat alles natuurlijk geen reden om dit boek aan te raden, maar het is bovenal erg leesbaar (veel plaatjes!) en erg humoristisch. En dat is wel het laatste wat je van Silent Spring zou kunnen zeggen.

NaschriftNaar aanleiding van deze column stuitte ik op een analyse van het succes van Silent Spring. Als factoren werden daarin onder andere ‘geluk’ genoemd, maar tot mijn niet geringe verbazing ook “Carson’s skills as a gifted writer to offer a terrifyingly eloquent portrait of what it would mean to inhabit an increasingly toxic landscape.” Terrifyingly eloquent!, daar zakte mijn mond toch wel van open. Maar goed, niets is zo verraderlijk als het menselijk geheugen en het mijne in het bijzonder, en daarom heb ik Silent Spring nog weer eens opengeslagen. Het viel me op dat de titels van de hoofdstukken heel beeldend zijn, maar dat de inhoud toch vooral een trage opsomming is van de impact van pesticiden. Voor mij was dat 30 jaar later ouwe en gesneden koek en dus niet vreselijk boeiend. Wel was ik vergeten dat het boek begint met een pakkend sprookje over een dode lente: “On the spring mornings that had once throbbed with the dawn chorus of robins, doves and scores of other bird voices there was now no sound; only silence lay over the fields and woods and marsh.” Da’s toch wel mooi geschreven. Maar grappig, nee, dat niet.

Page 13: NW Nieuwsbrief

13NW nieuwsbrief herfst 2011 | 18e jaargang | 1

Onderzoeksvoorstel MSc Milieuwetenschappendoor Lily Fredrix en Wilfried Ivens

De meesterproeve, het afstudeeronderzoek, vormt de kroon op

uw masteropleiding Milieuwetenschappen. Eerder verworven

competenties in uw vooropleiding en voorbereidend master-

traject worden in dit afstudeeronderzoek geïntegreerd en

toegepast.

Een goede voorbereiding is het halve werk. In de nieuwe cursus

Onderzoeksvoorstel MSc Milieuwetenschappen (N87311) start u

met de voorbereiding op dit masterafstudeeronderzoek.

studietaak (studietaak 8) maakt u het onderzoeksvoorstel definitief nadat alle begeleiders er nog een keer naar gekeken hebben. Elke studietaak is opgebouwd uit een Inleiding (inclusief studiebelasting), Leerdoelen, één of meer Opdrachten en Bronnen ter ondersteuning van de opdrachten. U wordt bij het schrijven van het onderzoeksvoorstel begeleid door een begeleider op de onderzoeksplek en door twee docenten van de Open Universiteit. Regelmatig ontvangt u op uw deelproducten via de cursussite op Studienet terug-koppeling van de docenten, waardoor de voortgang wordt bevorderd. Het resultaat is een gedegen onderzoeksvoorstel, een stevige basis voor een succesvol af te ronden afstudeer-onderzoek.

De cursus Onderzoeksvoorstel MSc Milieuwetenschappen (N87311, omvang 1 module) is een verplicht onderdeel van de MSc opleiding Milieuwetenschappen en is het eerste onder-deel van het afstudeertraject in deze opleiding. Voldoende afronding van de cursus is een voorwaarde om toegelaten te worden tot het tweede deel van het afstudeertraject: Afstudeeronderzoek MSc Milieuwetenschappen (N87318, omvang 7 modulen). Beide nieuwe cursussen (Onderzoeks-voorstel plus Afstudeeronderzoek) tezamen vervangen de oude cursus Afstudeeropdracht (N94310).Inschrijving is alleen mogelijk voor opleidingsstudenten en pas wanneer uw onderzoeksidee (onderwerp, korte vraag-stelling en aanpak, afstudeerbegeleiding en -plek) is goed-gekeurd door de beoogd afstudeerbegeleider.De cursus bestaat uit een elektronisch cursusboek (op Studienet), twee handboeken en een reader.

Uw afstudeeronderzoek gaat u doen bij een kennisinstituut, een universiteit, bij een overheidsorganisatie, in een milieu-organisatie of misschien wel bij uw eigen werkgever. De ervaring leert dat veel studenten moeite hebben met het schrijven van een goed onderzoeksvoorstel. De cursus begeleidt/ondersteunt u gericht bij het schrijven van een onderzoeksvoorstel op het (milieuwetenschappelijk) domein dat u gaat onderzoeken. De cursus is daartoe opgebouwd uit acht studietaken. In de eerste studietaak leert u uit welke onderdelen een onderzoeksvoorstel bestaat en aan welke criteria een goed onderzoeksvoorstel moet voldoen.De onderdelen van een volledig onderzoeksvoorstel zijn:Samenvatting – Probleemstelling – Vraagstelling – Methode van onderzoek – Planning – Afstudeercommissie – Geraadpleegde literatuur – Bijlage met hoofdstukindeling van onderzoeksverslag.Vervolgens zijn er voor enkele onderdelen criteria geformu-leerd.Enkele criteria voor bijvoorbeeld de probleemstelling zijn:– Is het probleem duidelijk geformuleerd en logisch ingeleid?– Is er voldoende relevante wetenschappelijke literatuur gebruikt?– Is het probleem voldoende afgebakend?– Resulteert het probleem in een logische doelstelling?In de volgende studietaken wordt aandacht besteed aan een voorlopige beschrijving van het onderzoeksonderwerp (studietaak 2), het doen van literatuuronderzoek (studie taak 3), het formuleren van een duidelijke probleemstelling (studietaak 4) en onderzoeksvragen (studietaak 5), het kiezen van passende methoden en technieken (studietaak 6) en het maken van een haalbare planning (studietaak 7). In de laatste

N I E U W E C U R S U S

intake

MScdiploma

4 6 2 2

Handleiding masteropleiding

Milieuwetenschappen

N a t u u r w e t e n s c h a p p e nOpen Universiteit

www.ou.nl

Page 14: NW Nieuwsbrief

14 NW nieuwsbrief herfst 2011 | 18e jaargang | 1

Risico’s, rampen en maatschappelijke reactiesdoor Ad Ragas

In de vorige Nieuwsbrief werd al vooruitgeblikt naar het

NW-symposium op 5 november. Tijd om wat uitgebreider stil te

staan bij het thema van deze dag: Risico’s, Rampen en

Maatschappelijke Reacties.

Directe aanleiding is de brand die op 5 januari van dit jaar woedde bij het bedrijf Chemie-Pack op het industrie-terrein Moerdijk in West-Brabant. Deze brand hield Nederland en Vlaanderen enkele dagen stevig in zijn greep. Zijn er schadel ijke stoffen vrij gekomen? Welke risico’s lopen omwonenden en hulp-verleners? Wat is de schade aan het milieu?Gelukkig was er geen sprake van slacht-offers, hoewel een twintigtal hulp-verleners moest worden behandeld. De schade aan het milieu bleef gelukkig beperkt tot lokale vervuiling van omlig-gende sloten, bodem en grondwater. Inmiddels is het tijd om de balans op te maken. Hoe heeft deze brand kunnen ontstaan? Heeft de overheid steken laten vallen tijdens de vergunning-verlening en het toezicht? Is de brand adequaat bestreden? Zijn de risico’s voor mens en milieu goed ingeschat? Hoe verliep de communicatie? Maar vooral: wat kunnen we leren om dergelijke rampen in de toekomst te voorkomen en adequater te bestrijden? Deze vragen staan op 5 november centraal.

Chemie­PackHet bedrijf Chemie-Pack is sinds 1982 gevestigd op het industrieterrein Moerdijk. Op het moment van de brand zijn er zo’n 45 mensen in dienst, waar-van ongeveer 35 in de produc tie. Het bedrijf bewerkt en verpakt chemische producten: chemicaliën, verfstoffen, mineralen, bestrijdingsmiddelen en schoonmaakmiddelen, gevaarlijke en ongevaarlijke stoffen. De bedrijfs-activiteiten vinden plaats in drie

opslaghallen, een tankenpark, een aantal productieruimten en onder een overkapping. Daarnaast wordt een buitenterrein gebruikt voor het laden en lossen.

Vergunningverlening en toezichtVolgens de milieuvergunning mag het bedrijf gevaarlijke stoffen opslaan in de opslaghallen en bewerken in de pro-ductiehallen, maar niet op het buiten-terrein. De hallen hebben een schuim-blus installatie, het buitenterrein niet. Daarnaast moet het bedrijf een stoffen-lijst bijhouden waarop staat hoeveel van welke stof waar is opgeslagen.De naleving van de regelgeving wordt zo’n 3 tot 10 keer per jaar gecontroleerd door inspecteurs, met tussen 2006 en 2010 een dalende inspec tiefrequentie. Tijdens de inspecties worden verschillende misstanden geconstateerd, waaronder: – het ontbreken van veiligheidslabels en certificaten over de adequate werking van brandbestrijdingssystemen; – het niet melden van ongewone voor vallen, zoals een smeulbrand in de krimpfoliemachine;– de aanwezigheid van een illegale opwarmunit; – de inadequate stoffenscheiding in de opslaghallen; – de opslag van 50 lege containers op het buitenterrein. Meerdere malen wordt een dwangsom opgelegd, die meestal wordt ingetrok-ken zodra de gebreken worden opgehe-ven. Chemie-Pack wordt door de toezichthouders gekenschetst als een reactief bedrijf.

N W - S Y M P O S I U M

Brand en bestrijdingDe brand op het buitenterrein ontstaat bij het overpompen van een vloeistof. Het personeel probeert tevergeefs de brand te blussen. Plastic containers op het buitenterrein (volgens sommige rapporten staan hier honderden) smelten, waarna de brand zich snel over het binnenterrein verspreidt. Om 14.26 uur komt de alarmmelding bij de brandweer binnen. De Officier van Dienst arriveert 6 minuten later, de eerste brandweerwagen na 10 minuten. De stoffenlijst wordt om 15.15 uur aan de brandweer overhandigd.Al snel blijkt dat het hier gaat om een vloeistofbrand die zich snel verspreidt over het terrein, en de opslaghallen binnen dringt. Een vloeistofbrand wordt normaal bestreden met schuim. Nu wordt ook water ingezet, ondermeer voor de koeling van een container met 16 ton aceton. Het bedrijf blijkt echter niet meer te redden, zodat wordt besloten de brand gecontroleerd te laten uitbranden. Als de intensiteit van de brand rond 19.00 uur afneemt waarmee de kans op vorming van giftige verbrandingsproducten toeneemt, wordt besloten met een schuimdeken te blussen. Om 00.15 uur volgt het sein ‘brand meester’.

CoördinatieOm de verschillende hulpdiensten te coördineren wordt in Nederland gewerkt met zogenaamde GRIP-niveaus: van GRIP 1 (relatief kleinschalig) tot GRIP 4 (overschrijdt de grenzen van een veiligheidsregio of provincie). Het incident in Moerdijk is in korte tijd opgeschaald van GRIP 1 naar GRIP 4.

Page 15: NW Nieuwsbrief

15NW nieuwsbrief herfst 2011 | 18e jaargang | 1

Sinds de inwerkingtreding van de Wet Veiligheidsregio’s was dit voor het eerst dat door twee veiligheidsregio’s in GRIP 4 werd opgetreden.Het rapport van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (OOV) levert stevige kritiek op de aanpak door de gemeente Moerdijk en de Veiligheids regio Midden en West Brabant:• beide waren onvoldoende voor bereid op wezenlijke risico’s op het industrie-terrein Moerdijk;• de veiligheidsregio heeft de brand onvoldoende adequaat bestreden en er was sprake van een onduidelijke bevel-structuur;• de veiligheidsregio slaagde er onvol­doende in een eenduidig beeld te creëren van de situatie, wat de samen-werking tussen verschillende teams bemoeilijkte.

Overigens constateert de inspectie OOV dat deze factoren geen directe gevolgen hadden voor het resultaat: de brand was simpelweg te groot. Wel heeft het milieu door het gebruik van grote hoeveel-heden bluswater extra schade geleden. De samenwerking tussen de veiligheids-regio’s Midden en West Brabant en Zuid Holland Zuid wordt positief beoordeeld.

Risicobeoordeling: mens en milieuVanaf het begin probeert men een beeld te krijgen van de risico’s voor mens en milieu. Door ontbrekende meetgegevens is men in eerste instantie aangewezen op informatie over de aard en omvang van de brand. De interpretatie van de stoffen lijst blijkt lastig: 52 pagina’s vol productnamen zonder exacte chemische samenstelling. Om 15.00 uur wordt de eerste meetploeg ingezet (veiligheids-regio Zuid Holland Zuid), gevolgd door die van de Milieuongevallendienst van het RIVM, de veiligheidsregio Midden en West Brabant, de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit, drinkwaterbedrijven en water schappen. Onder inwoners van het effectgebied, hulp verleners en werk-nemers van omliggende bedrijven worden gezondheidsklachten geregi-streerd. De coördinatie is in handen van het Beleidsondersteunend Team milieu-

incidenten (BOT-mi), dat de kennis van tien gespecialiseerde organisaties bundelt. Het team komt met gerichte adviezen hoe de risico’s te beperken. In eerste instantie preventief van aard (binnen blijven, geen groente uit het effectgebied eten), maar na de eerste meetresultaten blijken de risico’s mee te vallen en worden de maatregelen opgeheven.

CommunicatieOm 15.18 uur activeert de veiligheids-regio Zuid Holland Zuid op vier locaties sirenes om de inwoners van het effect-gebied te waarschuwen. RTV Rijnmond wordt als rampenzender geactiveerd. Geluidswagens worden ingezet om inwoners van de gemeente Strijen op te roepen om binnen te blijven. Om 16.34 uur wordt de eerste SMS alert verzon-den, vier minuten later de eerste Tweet. De nationale website Crisis.nl wordt om 17.45 uur geactiveerd.Het bureau Crisisplan heeft de crisis-communicatie tijdens en na de brand in Moerdijk onderzocht en signaleerde onder andere:• de website Crisis.nl bleek tijdens het incident niet goed te functioneren;• er waren problemen met de inzet van Omroep Brabant als crisiszender;

• er was onvoldoende ervaring met de inzet van nieuwe media tijdens crisis-situaties;• tijdens de vergaderingen van het beleidsteam en het operationeel team had de beeldvorming meer aandacht moeten krijgen.

NasleepHet onderzoek naar de brand is nog niet afgerond: zo loopt er een onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) naar de oorzaak en de bestrijding, evenals een strafrechtelijk onderzoek. Het bedrijf Chemie-Pack is op 23 augustus failliet verklaard, maar zal volgens de curator een doorstart maken. Een vennootschap heeft de boedel over-genomen en zet met negen werknemers de resterende activiteiten in Oud-Gastel voort.

Meer informatie vindt u onder andere op de websites van de veiligheidsregio’s Midden en West Brabant en Zuid Holland Zuid: http://moerdijk.vrmwb.nl/ en http://www.vrzhz.nl/.Actuele informatie over het symposium, zoals de aanmeldings procedure en de adresgegevens, vindt u op http://www.ou.nl/web/natuurwetenschappen/nw-symposium-2011.

Programma 09.30-10.00 uur: Ontvangst met koffie/Registratie10.00-10.15 uur: Risico’s in beeld

Ing. A.R. (Rob) Lengkeek, Lengkeek Schade-Expertise Bureau, Zwolle 10.15-10.30 uur: Introductie op het thema

Prof. Dr. A.M.J. (Ad) Ragas, Faculteit Natuurwetenschappen, Open Universiteit, Heerlen

10.30-11.00 uur: De inzet van de milieuongevallendienst bij de brand in Moerdijk Ir. J.J.G. (Jan) Kliest, Milieuongevallendienst, RIVM, Bilthoven

11.00-11.30 uur: Koffie11.30-12.00 uur: Veiligheidsadviezen en -communicatie rond Moerdijk

Drs. H. (Henk) Jans, Bureau Jans Consultancy Gezondheid en Milieu, Nijmegen

12.00-12.30 uur: (Hoe) kunnen we rampen als bij Chemie-Pack voorkomen? Prof. Dr. I. (Ira) Helsloot, Stichting Crisislab, Vrije Universiteit, Amsterdam

12.30-13.00 uur: Paneldiscussie: hoe kan het beter?13.00-14.00 uur: Lunch14.00-15.30 uur: Middagactiviteit15.30-16.00 uur: Huldiging van de afgestudeerden16.00-17.00 uur: Borrel

Page 16: NW Nieuwsbrief

 

 

 

16 NW nieuwsbrief herfst 2011 | 18e jaargang | 1

Haal meer inspiratie voor je studie uit NouW !Bij de faculteitsvereniging NouW (Natuur Wetenschappen OU) ontmoet je studen ten net als jij, met een brede interesse in natuur en milieu. Ook kun je er afgestu deerden en docenten ontmoeten, die je door hun verhalen over hun werk inspireren en activeren om een succes te maken van je studie. Ze vinden het leuk om over hun werk te vertellen, bijvoor beeld tijdens de Rijp- (alumni) en Groen- (studenten) dag in juni. Ieder jaar organiseren we in september een Diabolo weekend in een bijzonder natuurgebied met activiteiten die goed aansluiten bij de studie. We bezoeken (inter)nationale bedrijven en projecten die voor het gewone publiek niet toegankelijk zijn en je kunt er spreken met professionals. Zo bezochten we in april de Tweede Maasvlakte, waar we uitleg kregen van de havenprofessor Tiedo Vellinga en discussieerden met dr. Hein-Anton van der Heijden, universitair docent Politicologie van de Universiteit van Amsterdam.

Zonnige DiabolodagenOp een zonnige vrijdagmiddag – eind september – lieten ruim twintig deel-nemers aan de Diabolodagen 2011 zich rondleiden over het praktijkbedrijf van de biologisch-dynamische landbouw-school Warmonderhof in de Flevopolder. De dag erna bleek ook de Noordoost-polder vol verhalen: van Schoklands eilandverleden tot de overwoekerde proefopstellingen van het Waterloopbos. Niet alleen de zon, maar ook het enthousiasme waarmee sprekers en gidsen ons in hun eigen levensverhaal meenamen, maakte beide dagen tot een inspirerende ervaring. Meer op www.nouw.nl

Nieuwsgierig geworden? Kijk dan eens op de website http://www.nouw.nl of stuur je vragen aan [email protected]

F A C U L T E I T

Faculteitsvereniging NouWNouW inspireert je studie!

door Jack Beerse, Elly Gudden en Diana Hendrickx

Indrukwekkende Rijp­ en Groendag in Antwerpen op 18 juni 2011De jaarlijkse Rijp- en Groendag van NouW vond deze keer plaats in Antwerpen. Na een kopje koffie gingen we van start met de interessante presentatie van Eugenie van der Harst over haar masteronderzoek “verwerkingsmethoden voor dierlijk afval”. Zij lichtte toe dat dierlijk afval vaak hoogwaardige verbindingen bevat zoals eiwitten en vetten, wat in het verleden veelal werd verwerkt tot diervoer. Met de inwerkingtreding van de Dierlijke Bij-producten Verordening werd de toe-passing als veevoer verboden. Dit heeft tot gevolg gehad dat veel dierlijk afval in het verbrandingscircuit belandt, terwijl andere verwerkingsmethoden ook zijn toegestaan. Het onderzoek had tot doel een overzicht te krijgen van de duur-zaamheid van de mogelijke verwerkings-methoden van dierlijk afval, waarbij de duurzaamheid uitgedrukt wordt in de milieubelasting. In de namiddag volgde een bezoek aan afvalverwerkingsinstallatie ISVAG, waar restafval wordt verwerkt. We kwamen onder meer te weten dat de energie die gerecupereerd wordt uit de afval-verbranding volstaat om jaarlijks meer dan 20.000 gezinnen van electriciteit te voorzien. Het as wordt gerecycleerd in de staalindustrie en wegenbouw.Een uitgebreid verslag van deze activiteit, alsook van de NouW-dag op 8 april, is terug te vinden op de NouW-website: www.nouw.nl.

Bezoek aan ISVAG (foto Caroline van der Laan)

foto Wim Genuit

Lid worden kan al voor € 7,50 voor starters (cursisten Aarde, mens en milieu) en studenten met een KCOU-beschikking. Gewoon lid worden kost € 20,– per jaar (meer mag). Je kunt je persoonlijke gegevens (naam, voornaam, adres, postcode, telefoon en e-mailadres) naar [email protected] mailen.

We hopen je te ontmoeten op onze volgende NouW activiteit in Eindhoven, het etentje na het Natuurwetenschappen Symposium, op 5 november 2011.

Agenda5 november 2011: etentje na het NW-symposium, Eindhoven24 maart 2012: NouW-dag en ALV, EVA Lanxmeer, Culemborg16 juni 2012: Rijp- en Groendag (in het noorden van het land, locatie volgt later)