nvlm.nlnvlm.nl/wp-content/uploads/2018/04/...Populisme-in-de-klas_DEF.docx · Web viewDit beeld...

97
Populisme in de klas? LiO-praktijkonderzoek bachelor Maatschappijleer tweedegraads Hogeschool van Amsterdam

Transcript of nvlm.nlnvlm.nl/wp-content/uploads/2018/04/...Populisme-in-de-klas_DEF.docx · Web viewDit beeld...

Populisme in de klas?

LiO-praktijkonderzoek bachelor Maatschappijleer tweedegraads

Hogeschool van Amsterdam

Martijn PetersStudentnummer 500692064Eerste beoordelaar, Hessel NieuwelinkTweede beoordelaar, Berend-Jan MulderTweede lezer, Janneke NieuwesteegStageschool, Grafisch Lyceum Rotterdam30 Mei 2017

Voorwoord

Voor u ligt mijn LiO-praktijkonderzoek welke ik uitgevoerd en geschreven heb ter afronding van mijn opleiding tot tweedegraads docent Maatschappijleer aan de Hogeschool van Amsterdam. Dit onderzoek heb ik uitgevoerd op het Grafisch Lyceum Rotterdam, te Rotterdam.

Met veel interesse en enthousiasme heb ik dit LiO-praktijkonderzoek uitgevoerd. Tijdens het gehele traject ben ik begeleid door de HvA-docenten Hessel Nieuwelink en Berend-Jan Mulder. Mijn dank gaat uit naar hun enthousiasmerende houding ten aanzien van mijn plannen en hun zeer kritische blik en altijd verdiepende feedback.

Tevens wil ik de collega’s Sabrina Gaudio, Priscilla Schrauwen, Bahman Radfar en Dick Douma van het Grafisch Lyceum Rotterdam hartelijk danken voor hun medewerking en hulp tijdens dit onderzoek. Speciale dank gaat uit naar mijn werkplekbegeleider en docent Maatschappijleer/burgerschap aan het Grafisch Lyceum Rotterdam Maarten Ibelings.

Daarnaast wil ik mijn vrouw Janneke speciaal danken voor haar onvoorwaardelijke steun en geduld tijdens mijn gehele opleiding.

Martijn Peters

Mei 2017

2

Samenvatting

Het onderzoeksverslag dat voor u ligt betreft het onderzoek dat ik heb uitgevoerd om een antwoord te kunnen geven op de vraag die in mijn beroepspraktijk van het Grafisch Lyceum Rotterdam naar voren kwam. Namelijk of er verschillen zijn in hoe leerlingen individueel en in een groepssetting naar populisme kijken.

Om mijn onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden heb ik gebruik gemaakt van een beschrijvende vorm van onderzoek en een vorm van vergelijkend onderzoek. Door middel van de data verzameling heb ik in kaart gebracht of en hoe groot de verschillen zijn tussen hoe leerlingen aankijken tegen populisme in een individuele setting en in een groepssetting.

Het onderzoek is uitgevoerd in twee klassen van twee verschillende studierichtingen in twee delen. Waarbij de ene klas een klas is met vrijwel alleen meisjes, de andere klas met vrijwel alleen jongens. Het eerste deel bestond uit het afnemen van een anonieme individuele vragenlijst (kwantitatief onderzoek) met daarin acht populistische uitspraken verdeeld over vier thema’s van het populisme. Het tweede deel is iedere klas in groepssetting geobserveerd (kwalitatief onderzoek) terwijl iedere leerling een positie van waardering in de klas kon kiezen naar aanleiding van wederom acht (hergeformuleerde) populistische uitspraken naar vier populisme thema’s.

Om een goede onderzoeksbasis te leggen heeft allereerst een theoretische verkenning van populisme en aanverwante begrippen plaatsgevonden. Deze waren van essentieel belang voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Het literatuuronderzoek heeft bovendien bijgedragen aan het formuleren, selecteren en analyseren van de onderzoekselementen in dit LiO-praktijkonderzoek.

De resultaten van het onderzoek zijn vervolgens op een beschrijvende en vergelijkende manier verwerkt. De data die verzameld zijn door middel van de anonieme individuele vragenlijst, het onderzoek in groepssetting plus bijbehorende observaties zijn geanalyseerd en daaruit is een antwoord gekomen op de onderzoeksvraag. Daarnaast ben ik gekomen tot praktische aanbevelingen en een suggestie tot vervolgonderzoek.

Uit analyse is gebleken dat leerlingen individueel verschillend aankijken tegen populisme dan in een groepssetting. Dit verschilt echter wel per populisme thema. Waarbij de emotioneel geladen thema’s ‘De nationale cultuur bedreigd’ en ‘Stijl van communiceren populistische politici en de persoon Wilders’ op grotere waardering kunnen rekenen dan de thema’s ‘Anti-pluriformiteit, immigratie & asiel’ en ‘Anti-establishment, antipolitiek, anti-elite’. Integendeel,

Verder is gebleken dat er wel verschillen zijn tussen een ‘jongensklas’ en een ‘meisjesklas’ en dat er wel gedragsverschillen zijn, maar dat de patronen tussen individueel kijken naar populisme en in groepsetting kijken naar populisme in grote lijnen overeenkomt. De meisjes in de ‘meisjesklas’ zijn soms minder anti-populistisch dan het lijkt, de jongens in de ‘jongensklas’ bestaan uit meer genuanceerden dan de paar dominante aanwezigen lijken te suggereren. Integendeel, leerlingen uit beide klassen blijken behoorlijk genuanceerd tegen ‘de politiek’ aan te kijken en in grote mate, en met velen, de pluriforme samenleving te waarderen.

3

Inhoud

1. Inleiding 6

2. Theoretisch kader 8 Wat is populisme? 8 Groepsgedrag in de klas 10 Jongeren en populisme 10

3. Onderzoeksmethode 12 Type onderzoek 12 Populatie Onderzoeksinstrument 12

Deel 1, meting in een individuele setting 12 Deel 2, meting in een groepssetting en observatie 13

Wijze van analyseren 14 Deel 1, meting in een individuele setting 14 Deel 2, meting in een groepssetting en observatie 15

4. Resultaten en analyse 16 4.1 Klas p1f34 16 4.1.1 Resultaten thema 1 ‘De nationale cultuur bedreigd’ 16 4.1.2 Resultaten thema 2 ‘Anti-pluriformiteit, immigratie & asiel’ 18 4.1.3 Resultaten thema 3 ‘Stijl van communiceren populistische politici 20 en de persoon Wilders’ 4.1.4 Resultaten thema 4 ‘Anti-establishment, anti-politiek, anti-elite’ 22 4.2 Observatieverslag van klas p1f34 tijdens de uitvoering van Deel 2, de

klassikale stellingen 24 4.3 Klas p1l12 25 4.3.1 Resultaten thema 1 ‘De nationale cultuur bedreigd’ 25 4.3.2 Resultaten thema 2 ‘Anti-pluriformiteit, immigratie & asiel’ 27 4.3.3 Resultaten thema 3 ‘Stijl van communiceren populistische politici en 29

de persoon Wilders’ 4.3.4 Resultaten thema 4 ‘Anti-establishment, anti-politiek, anti-elite’ 31 4.4 Observatieverslag van klas p1l12 tijdens de uitvoering van Deel 2, de 33

klassikale stellingen

5. Conclusie en discussie 34 5.1 Conclusie 34 5.1.1 Conclusie verschillen tussen onderzochte klassen en eventuele 35

vervolgstappen 5.1.2 Eindconclusie 39 5.2 Discussie 40

4

6. Aanbevelingen en vervolgonderzoek 42 6.1 Vervolgonderzoek 43

7. Reflectie 44

Literatuurlijst 45

Bijlagen 48 Bijlage I - Individuele vragenlijst, deel 1, VOORBEELD 48 Bijlage II – Powerpoint uitspraken groepssetting, deel 2, VOORBEELD 51 Bijlage III – Observatielijst, deel 2, VOORBEELD 55 Bijlage IV.1.a – klas p1f34, data Individuele vragenlijst, jongens 56 Bijlage IV.1.b – klas p1f34, data Individuele vragenlijst, meisjes 59 Bijlage IV.2 – klas p1f34, data groepssetting, deel 2 62 Bijlage V.1.a – klas p1l12, data Individuele vragenlijst, jongens 65 Bijlage V.1.b – klas p1l12, data Individuele vragenlijst, meisjes 68 Bijlage V.2 – klas p1l12, data groepssetting, deel 2 71

5

1. Inleiding

Tijdens het bespreken van de politiek-juridische dimensie in mijn lessen Burgerschap aan het Grafisch Lyceum Rotterdam bemerk ik vaak aan uitingen van leerlingen een opvallend verschil in reactie zodra ik begin over ‘populisme’. Met name de daarmee geassocieerde bekende partijen, lijstrekkers en thema’s, respectievelijk: PVV, Wilders, allochtonen/vluchtelingen/islam kan per klas erg uiteenlopen. Van zeer pro-Wilders tot uitingen van anti-Wilders gevoelens. Soms zijn deze tegenstellingen waarneembaar in een en dezelfde klas maar meestal verschilt dit per klas. Opvallend hierbij zijn de verschillen tussen afdelingen. Het lijkt wel alsof een ‘jongensklas’ van de studierichting Podiumtechniek vaker pro-PVV is dan de overwegende ‘meisjesklassen’ op de afdeling Audiovisuele Media.

2017 is het jaar waarin niet in Nederland maar ook diverse andere Europese landen parlementsverkiezingen worden gehouden. Kranten en media staan vol over Wilders, AfD, Trump, Brexit en Front National. Als docent Burgerschap is het onderwerp ‘populisme’ een zeer actueel en urgent thema dat zowel met het sociaal-maatschappelijke als de politieke-juridische dimensie samenhangt. Het bespreken van het onderwerp ‘populisme’ en de bijbehorende reacties leveren een spanning op met de burgerschapsdoelstellingen van de overheid om leerlingen te leren omgaan met verschillen.

Daarnaast levert dit onderwerp ook met mijn onderwijsvisie als docent een spanning op, het democratisch burgerschap vereist van mensen kennis, vaardigheid en een constructieve houding om maatschappelijk verantwoord te kunnen handelen. Burgers moeten in staat zijn democratisch te handelen en kunnen omgaan met conflicten en verschillen. De confrontatie met migranten, soms ook met andere opvattingen over ‘goed’ en ‘slecht’, het onder druk staan van autochtone tradities en een groter wordende Europese Unie maakt het allemaal, ogenschijnlijk, veel minder overzichtelijk voor burgers. Minder ‘zoals het vroeger was’. Mensen leven blijkbaar al in grote onzekerheid over hun eigen autochtone cultuur en die van anderen (allochtonen). Men ervaart minder grip op de wereld om hen heen. Men kan het uitbreiden van de Europese Unie, de toenemende migratie en globalisering lastig plaatsen. En boven op deze, terechte of onterechte, gevoelens van angst en onzekerheid worden deze gevoelens, naar mijn mening, ook nog eens gevoed en aangewakkerd door de meest platvloerse, ongefundeerde en onwetenschappelijke uitingen en meningen op sociale media en internet. Wat is er dan makkelijker dan hier in mee te gaan? Wat is er dan fijner om deze online zwart-wit wereld tot je te nemen en een ogenschijnlijk overzicht te krijgen? Deze gepresenteerde eendimensionaliteit en bijbehorende politieke stijl van het populisme leveren bij mij als docent Burgerschap tijdens de lessen een spanning op. En bovendien de opkomende vraag: “Hoe hier, uitgerekend als docent Burgerschap, kundig en professioneel mee om te gaan en naar te handelen?” Daar gaat dit onderzoek in de kern dan ook over. De actualiteit schreeuwt hier om.

Het vormgeven van burgerschapsonderwijs, en zeker binnen de context van het mbo, is actueler dan ooit. Zo spreekt een recent uitgebracht rapport van de Onderwijsinspectie over: “Leraren geven invulling aan het onderwijs, en zouden samen moeten bepalen hoe de school burgerschapsonderwijs inricht. Daarbij is nodig dat ze de leerdoelen vertalen in activiteiten en ervoor zorgen dat die op elkaar aansluiten. Hierbij is het belangrijk dat leraren hun leerlingen kennen en dat ze nagaan of zij leren wat de school wil bereiken.”1

1 https://www.onderwijsinspectie.nl/binaries/onderwijsinspectie/documenten/rapporten/2017/02/07/burgerschap-op-school/Themarapport_burgerschap_en_maatschappelijke_stage.pdfschool/Themarapport_burgerschap_en_maatschappelijke_stage.pdf

6

Met name het ‘kennen van de leerlingen’ en het inzicht krijgen in hun politieke denkbeelden zie ik als het belangrijkste motief om dit onderzoek te verrichten. Leerlingen bewegen zich in een levensfase waarin zij nog zoekende zijn, sterk beïnvloed door vrienden, leeftijdsgenoten en dus ook klasgenoten. Zijn de uitingen bij het bespreken van het onderwerp ‘populisme’ bij mij in de les dan wel ‘echt’? Zijn deze reacties een individuele stellingname of een gevolg van groepsdruk?

Dit stelt mij als docent Burgerschap voor de vraag: “Zijn er verschillen in hoe leerlingen individueel en in een groepssetting kijken naar populisme?”

Met de verkregen inzichten hoop ik een van mijn geformuleerde onderwijsvisie doelen, om leerlingen de complexiteit van de werkelijkheid te laten in zien als tegenwicht tegen de zwart-wit mediawerkelijkheid, zo effectief mogelijk te verwezenlijken. Tevens zouden de resultaten wellicht, binnen de context van deze school, een vakgroep breed nut kunnen hebben om “en zouden samen moeten bepalen hoe de school burgerschapsonderwijs inricht” te bereiken.

7

2. Theoretisch kader

In dit gedeelte van het onderzoek zal ik eerst de begrippen en theorie uiteen zetten om een beantwoording van de gestelde onderzoeksvraag mogelijk te maken. Allereerst zal ik een beschrijving geven van het begrip ‘populisme’, vormen en kenmerken van populisme behandelen. Vervolgens zal ik op basis van literatuur dieper ingaan op ‘de groep’, ‘groepsbeinvloeding’ en gedrag in de groep. Ik sluit af met denkbeelden van jongeren over politiek en ‘conformiteit’.

Wat is populisme?Als definitie van populisme hanteert Woerdman (2013, p.208) “Een beroep op ‘het volk’ gericht tegen zowel de bestaande machtsstructuur als tegen de waarden van de politieke elite”. Populisme is met name een opvatting over de relatie tussen burgers en politiek volgens de Kievid (2012). Deze wijze van politiek handelen kan zowel ter rechterzijde als ter linkerzijde van het politiek spectrum worden gezien. Verbindend hierbij is de rol die ‘het volk’ hierin zou spelen. Müller (NRC, 2016) voegt hier aan toe: “ze zijn ervan overtuigd dat zíj, alleen zij, namens het volk spreken. Daaruit volgt dat hun politieke opponenten niet namens het volk spreken. Daarom demoniseren populisten die opponenten. Ook burgers die het niet met hen eens zijn, zien ze als ‘verraders’ die niet bij het volk horen en moeten worden buitengesloten. Dit is de rauwe essentie van populisme: het anti-pluralistische karakter ervan.” Het volk is een eenheid. Dit anti-pluralisme wordt vaak gevoed door gevoelens van onzekerheid en angst van de massa voor ‘de ander’. Het behoren tot een nationale identiteit lijkt een antwoord te geven aan deze gevoelens van onzekerheid. Zo voert Lucardie (2007) als mogelijke oorzaken van nationalisme de toestroom van vreemdelingen en een integratie van de staat in de Europese Unie aan. Daarnaast voeren Wilterdink en van Heerikhuizen (2012) aan dat met name lager opgeleiden zich zorgen maken over de vermeende ondermijning van de nationale cultuur.

Kort samengevat zijn er drie kenmerken van de populistische politiek: anti-establishment, het volk als eenheid en anti-pluralisme.

Daarnaast spreekt veel literatuur over de kenmerkende stijl van populistische politici, deze wordt vaak geduid als direct, rauw, persoonlijk, een fel en charismatisch (de Kievid, 2012). Zij doen in een beeldende stijl vaak een beroep op emoties en gezond verstand van de burger (Lucardie, 2012). Daarnaast worden allerlei organisaties en instituties beschouwd als hinderpalen tussen de volkswil en de besluiten die genomen dienen te worden. Hierbij kan gedacht worden aan vakbonden, politieke partijen, parlementen en rechterlijke macht. Dit is de reden waarom veel populistische politici een sterkere stem van het volk bepleiten door middel van referenda en andere vormen van democratie. De gedacht hierbij is dan vooral dat het volk prima in staat is met gezond verstand beslissingen te nemen waar de elite dit niet kan. Het populisme is sterk anti-establishment.

Als populistische partijen en politici in Nederland worden aangevoerd: LPF, Pim Fortuyn, Geert Wilders en de PVV. De term ‘populisme’ gebruiken zij zelf overigens niet. De term is in zekere zin besmet want het wordt zeker niet als een compliment bedoeld (Woerdman, 2013), maar vaker nog als een scheldwoord (de Kievid, 2012). Mede alsgevolg hiervan geven veel PVV-aanhangers aan dat het slechte imago hen er vaak van weerhoudt openlijk toe te geven dat ze PVV stemmen (Aalberts, 2012). Deze schaamte kan ook de zogenaamde ‘gordijnbonus’ tot gevolg hebben: “Het zou ook kunnen dat mensen niet eerlijk voor hun mening uit te komen bij een interview of invullen van een vragenlijst omdat ze bang zijn veroordeeld te worden door de interviewer.” (Romijn, 2015, p. 41). Hierdoor kloppen soms peilingen voor verkiezingen niet en wint zoals onlangs Trump ‘onverwacht’.

8

Hoewel het wel steeds bespreekbaarder wordt houdt nog altijd ruim een kwart (26%) van de PVV-aanhang zijn/haar stemkeuze voor zich uit angst voor negatieve reacties.2

Aangezien de LPF niet meer bestaat en echt links-populisme minder zichtbaar is onder leerlingen en in Nederland, zal ik me in dit onderzoek richten op de meest zichtbare vorm, het zogenaamde rechts-populisme of het nationalistisch-populisme. Als PVV kiezers zijn mannen, lageropgeleiden, autochtonen, onkerkelijken en werklozen volgens van Dongen (2010) oververtegenwoordigd. Meer recent onderzoek van zowel Aalberts (2012) als Damhuis (Steenbergen van, NRC, 2017) laten zien dat naast deze groep lageropgeleiden er ook twee groepen te onderscheiden valt. “De tweede groep die de socioloog Damhuis zag, bestaat uit harde werkers en ondernemers: selfmade mensen. Ze vinden dat ze te veel geven. Damhuis: „Zij hebben het vaak over ‘hun zuurverdiende belastingcenten’ en over ‘gelukszoekers’ die hier komen leven op hun kosten.” En dan zijn er nog , zoals Damhuis ze noemt, „ideologen”: mensen van goede komaf die het op een abstract-ideologische manier eens zijn met Wilders.”3

Daarnaast blijkt uit recent onderzoek van I&O Research (2017) dat 27% van alle jongeren tot 25 jaar voornemens is de PVV te gaan stemmen (zie onderstaande tabel 2.a) voor de Tweede Kamerverkiezing 2017.4 I&O Onderzoeker Peter Kanne: “Jongeren van nu groeien op in een angstiger wereld dan tien jaar geleden: sindsdien greep de financiële crisis om zich heen, bracht de vluchtelingenstroom uit het Midden-Oosten grote onzekerheid, schokten terroristische aanslagen in Parijs, Brussel en Berlijn het vertrouwen en kregen overal in Europa populistische partijen de wind in de zeilen. Geen wonder dat jongeren pessimistischer zijn over de toekomst.”5

Tabel 2.aVoorgenomen stemgedrag naar leeftijd (alleen partijen met meer dan 1% getoond)  Totaal < 25 jr 26-35 36-50 51-65 65+PVV 16% 27% 24% 18% 13% 8%VVD 11% 10% 11% 13% 12% 10%GroenLinks 9% 7% 9% 8% 9% 9%PvdA 8% 4% 5% 4% 8% 16%D66 7% 7% 10% 7% 7% 7%CDA 6% 1% 2% 6% 5% 13%SP 5% 5% 4% 6% 7% 4%50 Plus 4% 1% 0% 1% 6% 9%ChristenUnie 3% 3% 3% 3% 3% 3%Partij voor de Dieren 2% 2% 2% 2% 3% 2%SGP 2% 4% 3% 4% 0% 1%Weet ik (nog) niet 20% 21% 20% 23% 22% 16%

Als uitslag van de Scholierenverkiezing Tweede Kamerverkiezingen 2017, onder jongeren van het voortgezet onderwijs en het mbo, eindigt de PVV met 12,56% op de vierde plaats. Ondanks de populariteit van GroenLinks (winnaar met 19,26%) komt het procentueel goed overeen met de officiële landelijke uitslag: 13% voor de PVV. Wat wel opvalt is dat het percentage jongeren dat op de PVV stemt redelijk stabiel blijft met 19,86% (Scholierenverkiezing Provinciale Statenverkiezing 2015) en 14,89% (Scholierenverkiezing Europese Parlementsverkiezingen 2014).6 Gemiddeld over drie jaar is dat 15,77%.2 http://opiniepanel.eenvandaag.nl/uitslagen/72141/pvv_kiezers_komen_openlijk_uit_voor_stem3 https://www.nrc.nl/nieuws/2017/02/12/voor-ieder-wat-wilders-6665149-a15456944 http://www.ioresearch.nl/Portals/0/I%26O%20Research%20politieke%20peiling%20december%202016.pdf5 https://www.vn.nl/vernieuw-de-democratie-en-snel/

9

Volgens van Dongen (2010) zijn de belangrijkste drie motieven om voor de PVV te kiezen: de culturele dreiging die kiezers ervaren, politieke ontevredenheid en de sympathie voor Geert Wilders. Dit wordt bevestigd door I&O Research (2016): immigratie & asiel, de dreiging van terrorisme, de relatie tussen autochtone Nederlanders en migranten, veiligheid en de Europese Unie. En uit zeer recent onderzoek onder jongeren voor Vrij Nederland (Kanne, 2017) blijkt dat de volgende zaken een relatief grote rol spelen bij de keuze voor een partij: normen en waarden, immigratie, dreiging van terrorisme en religieuze zaken.

Groepsgedrag in de klasAangezien dit onderzoek zich richt op het in kaart brengen van eventuele verschillen tussen opvattingen en uitingen daarvan in een groep ten opzichte van een individuele mening ga ik eerst een aantal begrippen ontleden aan de hand van de literatuur. Daarnaast richt ander onderzoek zich alleen op jongeren als individuen terwijl de groepsfactor in de klas niet wordt meegenomen. Jongeren kunnen zich anders gedragen in een groep dan in een individuele setting.

Wat is een groep? Volgens Alblas (2011, p. 134) zijn dit “mensen die regelmatig en direct contact met elkaar hebben, die het gevoel hebben een groep te zijn, die normen voor het gedrag in de groep hebben en die elkaar helpen om gezamenlijk doelen te bereiken”. Bekker (2016) spreekt over een samenstelling van twee of meer individuen die elkaar beïnvloeden door sociale interactie en wederzijds afhankelijk zijn. Brakenhoff (1995, p. 248) spreekt van “een begrensde eenheid van twee of meer personen die in bepaalde opzichten van elkaar afhankelijk zijn, gemeenschappelijke doelen en waarden hebben en die elkaar wederzijds beïnvloeden”. Het is nu juist de wederzijdse beïnvloeding die me doet afvragen of de politieke geuite denkbeelden in relatie tot populisme ‘echt’ is danwel ‘overgenomen’ door groepsbeinvloeding. Wat is ‘waar’?

Jongeren en populismeDe bepaalde mate homogeniteit die alle definities van ‘groep’ suggereren is in de lessen Maatschappijleer/burgerschap wel de vraag, zeker in relatie tot een ‘besmet’ onderwerp als populisme, waar blijft dan het individuele denken? Volgens Olgers (2010) is er een paradoxaal iets aan de hand met de individualisering (waar mensen hun eigen keuzes maken) die jongeren menen te bezitten. Het is opvallend hoe sterk leerlingen zich richten op wat in de groep hoort, wat de populaire media hen voorschrijven en hoe hun medeleerlingen zich gedragen. Ook blijken leerlingen vaak te ‘kiezen voor de kudde’ (Duyvendak, 2004) en is de leerling vaak lang niet zo individueel als hij/zij zelf veronderstelt. Sterker nog de maatschappelijke en politieke denkbeelden liggen vaak helemaal niet ver van die van hun ouders verwijdert (Olgers, 2010). Het proces in een groep dat het denken en uiten bepaald van jongeren van ongeveer dezelfde leeftijd en sociale positie noemt men een ‘peergoup’ (van der Wal, 2014). Adolescenten gebruiken leeftijdgenoten (peers) in toenemende mate als referentiekader.

De manier waarop jongeren naar politici kijken is dat ze vinden dat politici duidelijke principes en standpunten dienen te hebben en dat ze deze met veel overtuiging moeten uitdragen (Olgers, 2010). Ook vinden jongeren dat ze niet zo snel een compromis moet sluiten en dat ze niet zo snel naar anderen moeten luisteren. Dat kan wellicht een verklaring zijn voor het feit dat de PVV bij de

6https://uitslagen.scholierenverkiezingen.nl/index.php?action=l_compare_v&hidden_verkiezing_id=21&select_comparison_verkiezing=19&submit_comparison_verkiezing=vergelijken

10

Scholierenverkiezing 2010 de grootste partij werd. De eerder beschreven stijl van populisme kan jongeren wellicht sterk aanspreken.

PVV stemmers zijn vaak erg cynisch over de politiek. Politiek cynisme wordt door Dekker (2006, p. 32) omschreven als: “een negatieve attitude ten aanzien van de politiek, gebaseerd op de overtuiging dat de politieke actoren, instituties en het politieke systeem immoreel en incompetent zijn.” Van de andere kant laat onderstaande tabel 2.b van CBS (2013) niet zien dat het politiek cynisme onder jongeren van dezelfde hoogte is als dat van de PVV-stemmers. En ook laat het onderzoek zien dat jongeren de kloof tussen politiek en burger niet groter ervaren als het gemiddelde van alle mannen of alle vrouwen.

Kritiek op onderzoeken naar politiek cynisme komt van Aalberts (2004) die stelt dat onderzoek naar politiek cynisme er vaak ten onrechte van uit gaat dat cynisme een diepgewortelde attitude is, terwijl dergelijke uitspraken ook een bepaalde manier kunnen zijn om jezelf te presenteren. Er wordt volgens Aalberts geen rekening gehouden met het feit dat cynisme vaak bepaald wordt door de context waarbinnen burgers over politiek spreken, het is vaak een presentatiestrategie.

Tabel 2.b

Wat verder opvalt aan de verschillen in politieke houdingen van jongeren zijn de verschillen tussen jongens en meisjes. Volgens Olgers (2010) zijn jonge vrouwen minder geneigd te praten over politiek hoewel hun belangstelling ervoor niet minder is. En verder vinden zij een samenleving interessant met zoveel verschillende culturen in vergelijk met jonge mannen.

Tenslotte, is er sprake van conformiteit? Dat wil volgens Alblas (2011, p. 134) zeggen: “aanpassing aan de geldende opvattingen, gedragingen en wensen van anderen”. Sterker nog, “de groep is een gedragsbeperkende en voorschrijvende omgeving waarin de door de groep ontwikkelde normen een sterk regulerende werking hebben op de opvattingen en gedragingen van de groepsleden”. In een groep speelt daarnaast ook de rol die een groepslid heeft mee en de mate van inbreng in een klassengesprek of discussie. Want volgens Alblas (2011) zijn er maar een paar groepsleden die veel aan het woord zijn en deze richten zich voornamelijk op elkaar, en als een groepslid aan het woord komt dat verder weinig aan het woord is gekomen dan richten die zich vaak tot de groepsleden die veel aan het woord zijn. Daarnaast voegt Brehm (1999) hier aan toe dat als mensen hun oordeel anoniem mogen geven de conformiteit daalt. En bovendien dat jong volwassenen het meest conformeren van alle leeftijden.

3. Onderzoeksmethode11

De betrouwbaarheid van dit onderzoek wordt verhoogt door triangulatie en verschillende onderzoekmethodes. Het onderzoek bestaat uit een twee vragenlijsten en observaties door twee onderzoekers. Er worden zowel kwalitatieve als kwantitatieve gegevens verzameld.

Type onderzoekOm mijn onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden heb ik gebruik gemaakt van een beschrijvende vorm van onderzoek. Door middel van de data verzameling kan ik in kaart brengen of en hoe groot de verschillen zijn tussen hoe leerlingen aankijken tegen populisme in een individuele setting en in een klassikale setting. Automatisch komt hier ook een element van vergelijkend onderzoek om de hoek kijken. Ik stel twee verschillende klassen bloot aan een eenzelfde situatie om te komen tot een keuze en maak een vergelijk middels kwantiteit (vragenlijsten) en kwaliteit (observatie). Afrondend heb ik middels observatie een antwoord op de hoe-vraag, hoe komen de keuzes tot stand in de klassen en wat zijn hier eventuele opvallende zaken en verschillen per klas en tussen de klassen.

PopulatieAangezien mijn probleem zich voordoet in mijn lessen Burgerschap bij het bespreken van een bepaald onderwerp en de door mij ervaren verschillen in reactie tot dit onderwerp, ligt het voor de hand beide klassen als geheel als populatie te nemen. Het selecteren van de volledige klassen zoals ze zijn motiveer ik door de groepsinvloed zoals hij is te behouden. Zou ik wel selecteren dan bestaat de kans de onderlinge invloeden in de groep te verstoren.

Concreet: een klas van de opleiding Lichttechnicus (mbo-4), afdeling Podiumtechniek (klas p1l12) en een klas van de opleiding Fotograaf (mbo-4), afdeling Audiovisuele Media (p1f34). De p1l12 bestaat uit maximaal 25 leerlingen bij 100% aanwezigheid. In deze klas zitten slechts 3 meisjes. De p1f34 bestaat uit maximaal 23 leerlingen bij 100% aanwezigheid, in deze klas zitten slechts 6 jongens. De klassen als geheel zijn absoluut gezien beperkt in aantal leerlingen en daarnaast ook kwetsbaar gezien de eventuele absenties tussen beide metingen. Ondanks deze beperktheid van de aantallen is het doel om de verschillen in kaart te brengen realiseerbaar. Maar minstens zo belangrijk, essentieel door het indicatieve karakter om vervolgstappen te kunnen nemen.

Beide klassen hebben grotendeels een autochtone achtergrond, een vmbo-tl/mavo vooropleiding en een gemiddelde leeftijd van 16 a 17 jaar.

Onderzoeksinstrument

Deel 1, meting in een individuele setting middels vragenlijstDe leerlingen van beide klassen kregen ieder een individuele vragenlijst met daarin naar thema van populisme gemaakte gesloten vragen. De vragenlijst is anoniem afgenomen en zonder onderling overleg klassikaal gemaakt. Klassikaal zodat tussentijdse beïnvloeding onmogelijk was. De vragen zijn naar thema gemaakt om de uit de literatuur gefilterde onderwerpen die PVV-stemmers bezig houden te toetsen bij de leerlingen. Als leidraad heb ik een mix van eerder genoemde thema’s zoals aangegeven in het theoretisch kader genomen.

Deze thema’s zijn: 1. nationale cultuur bedreigd2. anti-pluriformiteit, immigratie & asiel3. stijl van communiceren populistisch politici en de persoon Wilders4. anti-establishment, antipolitiek, anti-elite

12

De motivatie om ook “stijl van communiceren populistisch politici en de persoon Wilders” erbij te betrekken is om misschien te achterhalen of leerlingen meer voor een bepaalde directe stijl van communiceren vallen of dat het gaat om de inhoud van de PVV. Doel van de vragenlijst is te achterhalen in hoeverre leerlingen populistische denkbeelden waarderen vanuit zichzelf en in welk mate deze waardering wordt beïnvloed door de groepssetting.

De uitspraken die ik gebruik baseer ik op werkelijk gedane uitspraken door PVV-stemmers en opgetekend door het SCP (2016) of in andere wetenschappelijke publicaties. Per thema komen in de vragenlijst twee uitspraken voor. Later in deel 2 van het onderzoek heb ik deze twee uitspraken nogmaals gesteld alleen nu grammaticaal veranderd. Inhoudelijk komen de uitspraken op exact hetzelfde neer. In totaal zijn er dus per thema vier uitspraken, twee in een individuele vragenlijst (zie Bijlage I), twee in een groepssetting (zie Bijlage II).

Voorbeelden van uitspraken in de individuele vragenlijst: “Het is goed als een samenleving bestaat uit mensen van verschillende culturen” 7

“Nederland moet van ons blijven met Zwarte Piet en alle andere tradities die bij ons land horen. Buitenstaanders moeten zich aanpassen en niet andersom.”8

“Politici draaien er allemaal omheen. Het gaat niet zozeer om wat goed is voor de burger, maar meer om hun eigen positie.”9

Leerlingen kozen na het lezen van iedere uitspraak voor de mate van waardering door een van de volgende opties aan te kruisen:0 zeer mee eens0 mee eens0 neutraal0 mee oneens0 zeer mee oneensDaarnaast was ik ook geïnteresseerd in de verschillen tussen jongens en meisjes. Daarom begon de vragenlijst met deze inventarisatie. Alle uitspraken en gebruikte formulieren zijn oningevuld terug te vinden in bijlagen I en II.

Na de individuele vragenlijst uit deel 1 heb ik ruim een week gewacht met het afnemen van deel 2 van het onderzoek. Dit om de grote kans op het vasthouden aan hun zojuist bepaalde positie te voorkomen.

De vragenlijst uit deel 1 en de uitspraken uit deel 2 (zie Deel 2) werden inhoudelijk zo constant mogelijk gehouden, om de verschillen te kunnen beoordelen. Wel werden de uitspraken geherformuleerd om opnieuw uit te dagen en de leerlingen na te laten denken.

Deel 2, meting in een groepssetting middels geprojecteerde uitspraken en observatieRuim een week na het invullen van de anonieme individuele vragenlijst ging de klas op een plek staan in de klas en moesten ze aan de hand van populistische uitspraken die ik toonde in een Powerpoint een kant kiezen. In de Powerpoint in bijlage II is te zien met pijlen waar de leerlingen konden gaan staan om hun mate van waardering van de uitspraak aan te geven.

7 Kenmerken en motieven van het PVV ‘electoraat’; in 2007, 2009 en 2010, Door: Britt van Dongen8 Burgerperspectieven 2016|4, SCP9 Burgerperspectieven 2016|4, SCP

13

Doel van deze methode van dataverzameling was de individuele leerling in de groep, onder bestaande groepsdruk en in mijn aanwezigheid als docent openlijk te laten kiezen. Ik heb als docent de leerlingen voldoende tijd gegeven om te kunnen switchen van positie en daarbij ook geobserveerd met een mede-observant of en hoe men elkaar eventueel overhaalde om van zijde te veranderen. Om tot een grotere betrouwbaarheid te komen van het onderzoek observeerde een collega-docent mee en maakte aantekeningen (zie Bijlage III). Na iedere stelling ging iedereen weer naar de oorspronkelijke plek in het lokaal. Zodat eventuele passiviteit en/of ongeïnteresseerdheid weinig kans kreeg door bijvoorbeeld op een plek te blijven hangen. Ook is er op geen enkel moment door mij of de mede-observant ingegrepen. Hoe rumoerig of druk het soms ook kon zijn, we hebben de klassen ‘gelaten’.

Kort samengevat heb ik ter voorkoming van gewenning of het kiezen op herinnering drie zaken veranderd tussen deel 1 en deel 2, hieronder een opsomming:

1. Een aantal uitspraken worden ‘omgekeerd’ gesteld, dus anti-populistisch. Zodat eventuele ‘gewenning’ om altijd naar een kant op te lopen na een stelling werd vermeden. De bedoeling was dat ze na iedere uitspraak even nadachten voor de positie te kiezen.

2. De volgorde van uitspraken is omgedraaid. Uitspraak 1 in deel 1 is nu de laatste uitspraak in deel 2 namelijk uitspraak 8, uitspraak 2 in deel 1 is nu uitspraak 7 in deel 2 etc.

3. Tenslotte heb ik de uitspraken uit deel 1 grammaticaal geherformuleerd voor deel 2 maar komen zij inhoudelijk op hetzelfde neer. Hieronder staan een aantal voorbeelden.

Voorbeelden van geherformuleerde uitspraken (de gehele Powerpoint is terug te vinden in Bijlage II):“Het is echt goed voor onze samenleving dat er veel verschillende culturen zijn.” 10

“Buitenstaanders hebben de typische Nederlandse tradities zoals Zwarte Piet maar gewoon te accepteren. Wij hoeven ons daarin niet aan te passen, zij wel.”11

“Welke partij je ook neemt, het is allemaal een pot nat. Ze zijn vooral bezig met hun carrière en niet met te doen wat de burger wil.”12

Wijze van analyseren

Deel 1, meting in een individuele setting middels vragenlijstIn de bijlagen IV en V zijn alle data absoluut en procentueel beschikbaar per uitspraak, per leerling, per klas, per thema en per geslacht. In het kader van overzichtelijkheid en leesbaarheid heb ik bundelingen gemaakt die grafisch gezien zo duidelijk mogelijk een indruk geeft tussen de verschillen van individuele waardering en waardering in een groepssetting.

De percentages zijn uitdrukkingen van hoeveel waardering er is in welke mate voor twee uitspraken in totaal die binnen een en hetzelfde populistisch thema vallen per klas, per geslacht. De grafieken die in hoofdstuk 4 aan bod komen bevatten alle zojuist genoemde elementen. Deze grafieken bieden op overzichtelijke wijze de mogelijkheid te analyseren en voor de lezer mee te kijken/lezen. Vervolgens heb ik in mijn analyse de observatienotulen meegenomen om kwalitatief ook een indruk te krijgen van hoe een keuze in de groepssetting tot stand komt.

10 Herformulering uitspraak uit: Kenmerken en motieven van het PVV ‘electoraat’; in 2007, 2009 en 2010, Door: Britt van Dongen11 Herformulering uitspraak uit: Burgerperspectieven 2016|4, SCP12 Herfomulering uitspraak uit: Burgerperspectieven 2016|4, SCP

14

Deel 2, meting in een klassikale setting middels stellingen en observatieVan dit onderdeel, de klassikale uitspraken, heb ik een kort verslag gemaakt in de vorm van beschrijvingen of quotes van leerlingen tijdens het onderzoek. Alle gedane uitspraken door leerlingen zijn spontaan gedaan en geen gevolg van interactie tussen mij en de leerling. Ook is er op geen enkel moment ingegrepen. Hoe rumoerig of druk het soms ook kon zijn. Vooraf heb ik bepaalde observatie elementen vast gesteld en in een lijst geplaatst (zie Bijlage III):Hoe verliep de uitvoering? Hoe reageerde de klas op de stelling in woord en gedrag? Werd er openlijk druk op elkaar uitgeoefend om een positie te kiezen? Was er twijfel of was men resoluut? Was er polarisatie zichtbaar of juist nuance? Werd er overleg gepleegd over welke positie te kiezen? Omdat ik het onderzoek moest leiden heb ik in het kader van triangulatie en uit praktisch oogpunt gebruik gemaakt van een mede-observant. Deze collega-docente heeft mede geobserveerd, genoteerd en mee geteld.

Voor de kwantitatieve data geldt hetzelfde als hierboven omschreven: in de bijlagen IV en V zijn alle data absoluut en procentueel beschikbaar per uitspraak, per leerling, per klas, per thema en per geslacht. In het kader van overzichtelijkheid en leesbaarheid heb ik bundelingen gemaakt die grafisch gezien zo duidelijk mogelijk een indruk geeft tussen de verschillen van individuele waardering en waardering in een groepssetting in een klas.

De percentages zijn uitdrukkingen van hoeveel waardering er is in welke mate voor twee uitspraken in totaal die binnen een en hetzelfde populistisch thema vallen per klas, per geslacht. De grafieken die in hoofdstuk 4 aan bod komen bevatten alle zojuist genoemde elementen. Deze grafieken bieden op overzichtelijke wijze de mogelijkheid te analyseren en voor de lezer mee te kijken/lezen. Vervolgens heb ik in mijn analyse de observatienotulen meegenomen om kwalitatief ook een indruk te krijgen van hoe een keuze in de groepssetting tot stand komt.

Tenslotte zal ik na analyse een eindconclusie trekken en tot een evaluatie komen van mijn onderzoek.

15

4 Resultaten en analyse4.1 Klas p1f344.1.1 Resultaten thema 1 ‘De nationale cultuur bedreigd’In onderstaande figuren is een grafische weergave te zien van de waardering van leerlingen in een individuele setting (zie Figuur 4.1.a) en in een groepssetting (zie Figuur 4.1.b) van twee uitspraken passend binnen thema 1 van populisme: ‘De nationale cultuur bedreigd’. De mate van waardering van leerlingen per populistische uitspraak, per leerling in individuele en in groepssetting over alle thema’s zijn op detailniveau te zien in Bijlagen IV.1.a, IV.1.b en IV.2

Figuur 4.1.a

Figuur 4.1.b

16

Uit bovenstaande figuren 4.1.a en 4.1.b blijkt overduidelijk een neiging naar waardering van populisme binnen het bevraagde thema ‘De nationale cultuur bedreigd’. Dit blijkt zowel uit de individuele meting als tijdens de groepsmeting. Met name de uitspraken “Nederland moet van ons blijven met Zwarte Piet en alle andere tradities die bij ons land horen. Buitenstaanders moeten zich aanpassen en niet andersom.” en “Buitenstaanders hebben de typische Nederlandse tradities zoals Zwarte Piet maar gewoon te accepteren. Wij hoeven ons daarin niet aan te passen, zij wel.” krijgen vrijwel unaniem instemming. Ook de relatieve overtuiging waarmee in de groepssetting voor de uitspraak word ingestemd is veelzeggend. Tijdens de observatie bleek hierin geen echte twijfel zichtbaar en/of hoorbaar (zie 4.2).

Bij de uitspraken: “Ik heb vaak het gevoel dat onze Nederlandse tradities, waarden en normen er niet meer toe doen.” en “Zo langzaam aan voelt het steeds meer alsof onze Nederlandse tradities, waarden en normen niet meer van belang zijn.” is er instemming te zien maar wat minder overtuigend.

Om dit thema langs de meetlat te leggen van de gestelde onderzoeksvraag “Zijn er verschillen in hoe leerlingen individueel en in een groepssetting kijken naar populisme?” is er overduidelijk een overtuigend verschil te zien. Met name de verschillen tussen in de individuele setting en de groepssetting is opvallend. Waar de jongens behoorlijk constant blijven in hun waardering voor de populistische uitspraken switchen de meisjes van milde instemming individueel naar grote instemming in de groepsetting. Het algehele beeld laat een polariserende verschuiving zien van maar liefst 39,38% binnen de groep van meisjes. En waar 26,67% van de meisjes zich eerst nog neutraal ten op zichtte van de uitspraken opstelt is dat nu nog maar 18,76%. Het algehele beeld is dus in een groepssetting een verschuiving naar ‘zeer mee eens’.

In de volgende hoofdstukken zal ik in combinatie met de drie andere thema’s van populisme een verdere analyse maken en mogelijke verklaringen en vervolgstappen aandragen.

17

4.1.2 Resultaten thema 2 ‘Anti-pluriformiteit, immigratie & asiel’In onderstaande figuren is een grafische weergave te zien van de waardering van leerlingen in een individuele setting (zie Figuur 4.1.c) en in een groepssetting (zie Figuur 4.1.d) van twee uitspraken passend binnen thema 2 van populisme: ‘Anti-pluriformiteit, immigratie & asiel’. De mate van waardering van leerlingen per populistische uitspraak, per leerling in individuele en in groepssetting over alle thema’s zijn op detailniveau te zien in Bijlagen IV.1.a, IV.1.b en IV.2

Figuur 4.1.c

Figuur 4.1.d

18

Uit bovenstaande figuren 4.1.c en 4.1.d blijkt weinig neiging naar waardering van populisme binnen het bevraagde thema ‘Anti-pluriformiteit, immigratie & asiel’. Eerder een tegengestelde waardering, dit blijkt met name uit de geuite waardering voor de uitspraak: ““De aanwezigheid van verschillende culturen is winst voor onze samenleving.” En de uitspraak: “Het is echt goed voor onze samenleving dat er veel verschillende culturen zijn.” Zowel in individuele meting als in groepssetting is hier grote instemming voor te vinden.

Dit beeld word bevestigd door de magere instemming met de ongenuanceerde en prikkelende uitspraken: “Vluchtelingen moeten hun problemen zelf oplossen, ze wonen toch daar!” (0% individueel door meisjes en 25% individueel door jongens, wat absoluut gezien 2 jongens zijn op een hele klas van 22 tijdens de klassikale meting).

Om dit thema langs de meetlat te leggen van de gestelde onderzoeksvraag “Zijn er verschillen in hoe leerlingen individueel en in een groepssetting kijken naar populisme?” zijn er duidelijke verschillen te zien. Met name de verschillen tussen in de individuele setting en de groepssetting is opvallend. Het algehele beeld laat een polariserende verschuiving zien van afkeuring in individuele setting van populistische uitspraken naar zeer afkeurende waardering. Opvallend is dat de jongens hier van 25% ‘mee eens’ opschuiven naar 33,33% ‘zeer mee oneens’. En wat opvalt is dat de meisjes van 66,67% ‘mee oneens’ naar 31,26% ‘zeer mee oneens’ gaan terwijl 37,5% het wel ‘oneens’ blijft binnen dit thema. Het algehele beeld laat geen populistische instemming zien, eerder anti-populistische neigingen (klassikaal) en/of nuance (individueel).

In de volgende hoofdstukken zal ik in combinatie met de drie andere thema’s van populisme een verdere analyse maken en mogelijke verklaringen en vervolgstappen aandragen.

19

4.1.3 Resultaten thema 3 ‘Stijl van communiceren populistische politici en de persoon Wilders’In onderstaande figuren is een grafische weergave te zien van de waardering van leerlingen in een individuele setting (zie Figuur 4.1.e) en in een groepssetting (zie Figuur 4.1.f) van twee uitspraken passend binnen thema 3 van populisme: ‘Stijl van communiceren populistische politici en de persoon Wilders’. De mate van waardering van leerlingen per populistische uitspraak, per leerling in individuele en in groepssetting over alle thema’s zijn op detailniveau te zien in Bijlagen IV.1.a, IV.1.b en IV.2

Figuur 4.1.e

Figuur 4.1.f

20

Uit bovenstaande figuren 4.1.e en 4.1.f blijkt een zeer verdeelde waardering van populisme binnen het bevraagde thema ‘Stijl van communiceren populistische politici en de persoon Wilders’. Dit is op individueel niveau bij de meisjes met name zichtbaar in de geuite waarderingen voor de uitspraken: “De PVV heeft als enige partij de ballen om te zeggen wat er echt aan de hand is.”. Hier zijn alle mogelijke posities van waardering bezet, van ‘zeer mee eens’ naar ‘zeer mee oneens’. Ook de uitspraak: “Wilders maakt mensen bang voor moslims, om stemmen te winnen.” zorgt voor veel verdeeldheid, ook hier zijn alle posities bezet. Bij de jongens is er op individueel niveau ook verdeeldheid, met 37,5% ‘mee oneens’ en 37,5% ‘mee eens’ en 12,5% ‘zeer mee eens’. Onder jongens is hier iets meer neiging naar waardering van de PVV en de persoon Wilders, de mate van waardering ‘zeer mee oneens’ ontbreekt geheel.

Om dit thema langs de meetlat te leggen van de gestelde onderzoeksvraag “Zijn er verschillen in hoe leerlingen individueel en in een groepssetting kijken naar populisme?” is er een opvallende verschuiving te zien in de positie van de jongens in de klas. Daar waar er eerst een redelijke balans is binnen dit thema is nu opeens de groep ‘neutralen’ verschoven van 12,5% individueel naar 49,49% in de groepssetting. Maar is ook de mate van waardering ’mee eens’ met 37,5% helemaal verschoven naar de neutrale positie. De meisjes laten een constanter beeld zien, hoewel de groep ‘zeer mee oneens’ wel stijgt van 13,33% naar 37,5%. Het algehele beeld laat een nuancering zien in waardering van dit populisme thema onder jongens in klassikaal verband, de meisjes blijven constanter.

In de volgende hoofdstukken zal ik in combinatie met de drie andere thema’s van populisme een verdere analyse maken en mogelijke verklaringen en vervolgstappen aandragen.

21

4.1.4 Resultaten thema 4 ‘Anti-establishment, anti-politiek, anti-elite’In onderstaande figuren is een grafische weergave te zien van de waardering van leerlingen in een individuele setting (zie Figuur 4.1.g) en in een groepssetting (zie Figuur 4.1.h) van twee uitspraken passend binnen thema 4 van populisme: ‘Anti-establishment, anti-politiek, anti-elite’. De mate van waardering van leerlingen per populistische uitspraak, per leerling in individuele en in groepssetting over alle thema’s zijn op detailniveau te zien in Bijlagen IV.1.a, IV.1.b en IV.2

Figuur 4.1.g

Figuur 4.1.h

22

Uit bovenstaande figuren 4.1.g en 4.1.h blijkt op individueel niveau een zeer neutrale en genuanceerde waardering van populisme binnen het bevraagde thema ‘Anti-establishment, anti-politiek, anti-elite’. Dit is op individueel niveau bij de meisjes met name zichtbaar met 56,67% in de geuite neutrale waarderingen voor de uitspraken: “Politici draaien er allemaal omheen. Het gaat niet zozeer om wat goed is voor de burger, maar meer om hun eigen positie.”. En voor de uitspraak: “De meeste politici zijn bekwame mensen die weten wat ze doen.”. De jongens zijn in een individuele setting wat over beide uitspraken zeer genuanceerd, een gelijkmatige verdeling van ‘mee eens’ (25%), ‘neutraal’ (37,5%) en ‘mee oneens’ (37,5%). Komen we echter in de groepssetting terecht dan is van alle jongens er helemaal niemand meer in de categorie ‘mee oneens’ en is de positie onder meisjes gehalveerd van 33,33% naar 15,63%.

Om dit thema langs de meetlat te leggen van de gestelde onderzoeksvraag “Zijn er verschillen in hoe leerlingen individueel en in een groepssetting kijken naar populisme?” is de bovenbenoemde opvallende verschuiving al benoemd over de positie van de jongens in de klas. Verder valt op dat zowel naar de waarderende kant als naar de anti-populistische kant de meisjes zich verspreiden. Het algehele beeld laat een polarisering zien naar de flanken tussen de individuele setting naar de groepsetting ondanks de enorme groep neutralen onder meisjes in beide situaties (respectievelijk 56,67% en 62,5%).

In de volgende hoofdstukken zal ik in combinatie met de drie andere thema’s van populisme een verdere analyse maken en mogelijke verklaringen en vervolgstappen aandragen.

23

4.2 Observatieverslag van klas p1f34 tijdens de uitvoering van Deel 2, de klassikale stellingen

Hieronder is een korte en beknopte uitschrijving te vinden van de observatienotulen tijdens deel 2 van het onderzoek, de leerlingen in de groepssetting.

A. Eerste inhoudelijke reactie, hoe reageert/reageerde de klas op de stellingen in woord en gedrag?

Aanvankelijk is de klas wat sceptisch. Er zijn gelijk in het begin wat uitingen te horen in de trant van: “Ik heb hier geen verstand van, politiek enzo” (meisje, 16 jaar in reactie op uitspraak 1 “Over het algemeen zijn politici mensen die vakkundig zijn.”). Later werd de klas wat stiller en leken ze iets langer stil te staan bij het maken van keuzes over de uitspraken. Zo was er behoorlijk wat felle uiting over de uitspraak 4 (“Zo langzaam aan voelt het steeds meer alsof onze Nederlandse tradities, waarden en normen niet meer van belang zijn.”) door een meisje (17 jaar): “Nederland heeft geen eigen normen en waarden!”. Reactie van een ander meisje (16 jaar): “Echt wel!”.

B. Groepsdruk, is/was er sprake van openlijke uitoefening van druk op elkaar om een positie te kiezen danwel te veranderen van positie?

Er is overleg onderling over de te kiezen positie maar geen zichtbare uitingen van overhalen of druk richting de ander. Toch switchen er regelmatig leerlingen na het zien wie de vinger opsteekt voor inventarisatie. Dit switchen gebeurt niet openlijk maar men schuifelt een pasje naar links of naar rechts in het lokaal en geeft dan snel woordelijk aan: “Mee eens!”. Of ook waargenomen: tussen mensen gaan staan in een voor of tegen vak, maar eenmaal gevraagd om een vinger snel ook opsteken of juist niet.

Zeer opvallend: het enige Marokkaanse meisje (18 jaar) in de klas kiest vaak als enige de meest anti-populistische kanten. Zij krijgt na afloop een respectvol geuite opmerking waaruit lichte bewondering lijkt te blijken: “Jij stond ook best vaak alleen.” (jongen 19 jaar)“Ja. Maar als ik het niet mee eens ben…..zo zie ik het gewoon.” (Marokkaans meisje 18 jaar)“Terecht.” (jongen 19 jaar)“Vind ik wel knap van je.” (meisje 16 jaar)

C. Keuzegedrag, is/was er twijfel of was men resoluut over de te kiezen positie? Wordt/werd er overleg gepleegd over welke positie te kiezen?

Veel uitingen van twijfel a.d.h.v. kennis over politiek: “Dit zegt me allemaal niets, politiek.” (meisje van 16 jaar). Er werd veel rondgekeken voor men een positie koos. Zeer duidelijk overleg en openlijk samen keuzes maken over waar te staan. Terugkerend patroon: vriendinnen kiezen wat vriendinnen kiezen.

D. Resultaten/algemeen beeld, is/was polarisatie zichtbaar of juist nuance?

Zie 4.1

24

4.3 Klas p1l124.3.1 Resultaten thema 1 ‘De nationale cultuur bedreigd’In onderstaande figuren is een grafische weergave te zien van de waardering van leerlingen in een individuele setting (zie Figuur 4.3.a) en in een groepssetting (zie Figuur 4.3.b) van twee uitspraken passend binnen thema 1 van populisme: ‘De nationale cultuur bedreigd’. De mate van waardering van leerlingen per populistische uitspraak, per leerling in individuele en in groepssetting over alle thema’s zijn op detailniveau te zien in Bijlagen V.1.a, V.1.b en V.2

Figuur 4.3.a

Figuur 4.3.b

25

Uit bovenstaande figuren 4.3.a en 4.3.b blijkt duidelijke neiging naar waardering van populisme binnen het bevraagde thema ‘De nationale cultuur bedreigd’. Dit blijkt uit de individuele meting maar meer nog tijdens de groepsmeting. Met name de uitspraken “Nederland moet van ons blijven met Zwarte Piet en alle andere tradities die bij ons land horen. Buitenstaanders moeten zich aanpassen en niet andersom.” en “Buitenstaanders hebben de typische Nederlandse tradities zoals Zwarte Piet maar gewoon te accepteren. Wij hoeven ons daarin niet aan te passen, zij wel.” krijgen ook in deze klas vrijwel unaniem instemming. Ook de relatieve overtuiging waarmee in de groepssetting voor de uitspraak wordt ingestemd is veelzeggend. Tijdens de observatie bleek ook in deze klas geen echte twijfel zichtbaar en/of hoorbaar.

Bij de uitspraken: “Ik heb vaak het gevoel dat onze Nederlandse tradities, waarden en normen er niet meer toe doen.” en “Zo langzaam aan voelt het steeds meer alsof onze Nederlandse tradities, waarden en normen niet meer van belang zijn.” is er instemming te zien maar wat minder overtuigend. Zo is in een individuele setting nog altijd ruim 21% van de jongens afkeurend richting deze uitspraak.

Om dit thema langs de meetlat te leggen van de gestelde onderzoeksvraag “Zijn er verschillen in hoe leerlingen individueel en in een groepssetting kijken naar populisme?” is er overduidelijk een overtuigend verschil te zien. Met name de verschillen tussen in de individuele setting en de groepssetting is opvallend. Met name 21% van de jongens die het er ‘mee oneens’ was is plots vrijwel verdwenen. De 2,36% is opgeschoven van zeer overtuigd afkeurend naar mild afkeurende waardering binnen dit thema.

De minderheid van meisjes zijn op een zelfde wijze naar de instemmende kant opgeschoven, in hun geval van 66,67% ‘mee eens’ individueel nu naar 50% ‘zeer mee eens’. De meisjes switchen dus ook hier van milde instemming individueel naar grote populistische instemming in de groepsetting. Het algehele beeld is dus in een groepssetting een verschuiving naar ‘zeer mee eens’ bij zowel de jongens als de meisjes.

In de volgende hoofdstukken zal ik in combinatie met de drie andere thema’s van populisme een verdere analyse maken en mogelijke verklaringen en vervolgstappen aandragen.

26

4.3.2 Resultaten thema 2 ‘Anti-pluriformiteit, immigratie & asiel’In onderstaande figuren is een grafische weergave te zien van de waardering van leerlingen in een individuele setting (zie Figuur 4.3.c) en in een groepssetting (zie Figuur 4.3.d) van twee uitspraken passend binnen thema 2 van populisme: ‘anti-pluriformiteit, immigratie & asiel’. De mate van waardering van leerlingen per populistische uitspraak, per leerling in individuele en in groepssetting over alle thema’s zijn op detailniveau te zien in Bijlagen V.1.a, V.1.b en V.2

Figuur 4.3.c

Figuur 4.3.d

27

Uit bovenstaande figuren 4.3.c en 4.3.d blijkt weinig waardering van populisme binnen het bevraagde thema ‘Anti-pluriformiteit, immigratie & asiel’. Gezamenlijk leveren de uitspraken “De aanwezigheid van verschillende culturen is winst voor onze samenleving.” en de uitspraak: “Het is echt goed voor onze samenleving dat er veel verschillende culturen zijn.” meer voorstanders dan tegenstanders op. Dit beeld wordt bevestigd door de magere instemming met de ongenuanceerde en prikkelende uitspraken: “Vluchtelingen moeten hun problemen zelf oplossen, ze wonen toch daar!” en de uitspraak “Problemen van vluchtelingen moeten wij niet willen oplossen, dat moeten ze daar zelf doen!” in de individuele setting.

Om dit thema langs de meetlat te leggen van de gestelde onderzoeksvraag “Zijn er verschillen in hoe leerlingen individueel en in een groepssetting kijken naar populisme?” zijn er duidelijke verschillen te zien. Het algehele beeld laat afzwakking zien van de afkeuring in individuele setting van populistische uitspraken naar meer neutraliteit onder meisjes en jongens in de groepssetting. Aan de andere kant is de kant van waardering richting populisme er per saldo niet sterker op geworden, in beide gevallen rond de 22%. Opvallend is dat de jongens hier zo ongeveer voor de helft opschuift van 21,05% ‘mee eens’ naar 11,9% ‘zeer mee oneens’ waar deze individueel slechts 2,63% was. En wat opvalt is dat de meisjes van 66,67% ‘mee oneens’ naar 50% ‘neutraal’ gaan terwijl de andere 50% het wel ‘oneens’ blijft binnen dit thema. Het algehele beeld laat geen echt populistische instemming zien, de meerderheid is of neutraal of is het er niet mee eens. ‘Zeer mee eens’ en ‘zeer mee oneens’ houden elkaar in groepssetting in evenwicht.

In de volgende hoofdstukken zal ik in combinatie met de drie andere thema’s van populisme een verdere analyse maken en mogelijke verklaringen en vervolgstappen aandragen.

28

4.3.3 Resultaten thema 3 ‘Stijl van communiceren populistische politici en de persoon Wilders’In onderstaande figuren is een grafische weergave te zien van de waardering van leerlingen in een individuele setting (zie Figuur 4.3.e) en in een groepssetting (zie Figuur 4.3.f) van twee uitspraken passend binnen thema 3 van populisme: ‘Stijl van communiceren populistische politici en de persoon Wilders’. De mate van waardering van leerlingen per populistische uitspraak, per leerling in individuele en in groepssetting over alle thema’s zijn op detailniveau te zien in Bijlagen V.1.a, V.1.b en V.2

Figuur 4.3.e

Figuur 4.3.f

29

Uit bovenstaande figuren 4.3.e en 4.3.f blijkt op individueel niveau een behoorlijk verdeelde waardering van populisme binnen het bevraagde thema ‘Stijl van communiceren populistische politici en de persoon Wilders’. Dit is op individueel niveau bij de meisjes met name zichtbaar in de geuite waarderingen voor de uitspraken: “De PVV heeft als enige partij de ballen om te zeggen wat er echt aan de hand is.”. Hier zijn de genuanceerde posities van waardering ‘neutraal’ en ‘mee oneens’ bezet. Ook de uitspraak uit de individuele vragenlijst: “Wilders maakt mensen bang voor moslims, om stemmen te winnen.” zorgt voor verdeeldheid. Ook hier zijn de posities ‘mee eens’ en ‘mee oneens’ bezet. Bij de jongens is er individueel een grotere groep die positief tegenover dit populisme thema staat dan negatief.

Om dit thema langs de meetlat te leggen van de gestelde onderzoeksvraag “Zijn er verschillen in hoe leerlingen individueel en in een groepssetting kijken naar populisme?” is er een opvallende verschuiving te zien. De positie van alle jongens en meisjes in de klas, behalve van de meest gepolariseerde posities ‘zeer mee eens’ en ‘zeer mee oneens’, verschuift. Daar waar er eerst een voorkeur is voor populisme waardering binnen dit thema, is nu opeens de groep ‘neutralen’ verschoven van 23,68% individueel naar 40,47% in de groepssetting bij de jongens. Bij de meisjes groeit de groep ‘neutraal’ van 33,33% naar 50%. Opvallend verder is dat de meisjes uit de ‘mee eens’ categorie, 33,33% verspringen naar 16,67%. De groep ‘neutraal’ stijgt naar 50%. De positie ‘zeer mee oneens’, stijgt van 0% naar 16,67%. Bij de jongens is hetzelfde te zien; de groep ‘mee eens’ slinkt van 39,47% naar 9,52% en de positie ‘neutraal stijgt van 23,68% naar 40,47%. Bij zowel jongens als meisjes stijgt de positie ‘mee oneens’ in de groepssetting. Het algehele beeld laat een stijging zien van het neutrale standpunt over dit populisme thema onder jongens en meisjes in klassikaal verband. Velen komen vanuit de ‘mee eens’ categorie individueel, de jongens en de meisjes die overtuigd instemmend danwel afkeurend zijn blijven standvastig instemmend danwel afkeurend in de groepssetting.

In de volgende hoofdstukken zal ik in combinatie met de drie andere thema’s van populisme een verdere analyse maken en mogelijke verklaringen en vervolgstappen aandragen.

30

4.3.4 Resultaten thema 4 ‘Anti-establishment, anti-politiek, anti-elite’In onderstaande figuren is een grafische weergave te zien van de waardering van leerlingen in een individuele setting (zie Figuur 4.3.g) en in een groepssetting (zie Figuur 4.3.h) van twee uitspraken passend binnen thema 4 van populisme: ‘anti-establishment, anti-politiek, anti-elite’. De mate van waardering van leerlingen per populistische uitspraak, per leerling in individuele en in groepssetting over alle thema’s zijn op detailniveau te zien in Bijlagen V.1.a, V.1.b en V.2

Figuur 4.3.g

Figuur 4.3.h

31

Uit bovenstaande figuren 4.3.g en 4.3.h blijkt op individueel niveau een zeer neutrale en genuanceerde waardering van populisme binnen het bevraagde thema ‘Anti-establishment, anti-politiek, anti-elite’. Dit is op individueel niveau bij zowel de jongens als de meisjes zichtbaar met in de geuite neutrale waarderingen binnen thema 4 in individueel als in groepsverband. Dit zijn verreweg de grootste groepen met 50% en 66.67% voor de meisjes en 36,84% en 45,24% voor de jongens.

Om dit thema langs de meetlat te leggen van de gestelde onderzoeksvraag “Zijn er verschillen in hoe leerlingen individueel en in een groepssetting kijken naar populisme?” is er een opvallende verschuiving al benoemd namelijk het neutraler worden ten opzichte van de individuele setting. Het algehele beeld laat een nuancering zien naar het midden van de individuele setting naar de groepsetting.

In de volgende hoofdstukken zal ik in combinatie met de drie andere thema’s van populisme een verdere analyse maken en mogelijke verklaringen en vervolgstappen aandragen.

32

4.4 Observatieverslag van klas p1l12 tijdens de uitvoering van Deel 2, de klassikale stellingen

A. Eerste inhoudelijke reactie, hoe reageert/reageerde de klas op de stellingen in woord en gedrag?

De klas koos heel direct en stellig. Het was muisstil bij het projecteren en het voorlezen van de uitspraak. Als ik klaar was met het voorlezen kozen ze zeer direct en zonder zichtbare twijfels. Naarmate de tijd vorderde kwamen er wat meer baldadige en openlijke uitingen van voorkeuren. Zoals een jongen (17 jaar) bij uitspraak 4 (“Zo langzaam aan voelt het steeds meer alsof onze Nederlandse tradities, waarden en normen niet meer van belang zijn.”) een imitatie van een Marokkaan deed: “Is cultoer weet je, is cultoer.” Bij de volgende uitspraak, uitspraak 5 (“De enige partij die de moed heeft de problemen te benoemen is de PVV.”): “Ik ben voor de PVV! PVV! PVV!” (jongen, 17 jaar). Sommigen lachten erom, anderen gaven een luchtige vorm van afkeur door te zuchten en met de ogen weg te draaien.

B. Groepsdruk, is/was er sprake van openlijke uitoefening van druk op elkaar om een positie te kiezen danwel te veranderen van positie?

Ondanks het lawaai was er geen zichtbaar waarneembare druk uitoefening te zien. Wel na het projecteren van een uitspraak 8 (“Buitenstaanders hebben de typische Nederlandse tradities zoals Zwarte Piet maar gewoon te accepteren. Wij hoeven ons daarin niet aan te passen, zij wel.”) halflachend roepen: “Daarheen!” wijzend naar een kant. Desondanks was een positieverandering niet waarneembaar, iedereen bleef bij zijn/haar standpunt.

C. Keuzegedrag, is/was er twijfel of was men resoluut over de te kiezen positie? Wordt/werd er overleg gepleegd over welke positie te kiezen?

Geen openlijke discussies, geen overleg. Eenmaal gekozen is eenmaal gekozen. Terugkerend patroon: vrienden kiezen wat vrienden kiezen.

D. Resultaten/algemeen beeld, is/was polarisatie zichtbaar of juist nuance?

Zie 4.3.

33

5 Conclusie en discussie

Nu alle resultaten kort en bondig zijn weergegeven in hoofdstuk 4, zal ik een interpretatie geven van de resultaten, mogelijke verklaringen geven en vervolgstappen aandragen. En zal ik methodologische beperkingen van mijn onderzoek en de generaliseerbaarheid bespreken.

5.1 ConclusieDe onderzoeksvraag van dit LiO-praktijkonderzoek luidt:

“Zijn er verschillen in hoe leerlingen individueel en in een groepssetting kijken naar populisme?”

In het voorgaande hoofdstuk is gebleken dat dit het geval is. In ieder thema van populisme is een verschil waarneembaar in waardering voor populistische uitspraken in de individuele setting en de groepssetting. Mijn oorspronkelijke motivatie voor dit onderzoek kwam voort uit het feit dat ik als docent Burgerschap bij het bespreken van de onderwerpen PVV, Wilders, allochtonen/vluchtelingen/islam de reacties per klas erg uiteen vind lopen. Van zeer pro-Wilders tot uitingen van anti-Wilders gevoelens. Soms zijn deze tegenstellingen waarneembaar in een en dezelfde klas maar meestal verschilt dit per klas. Opvallend hierbij zijn de verschillen tussen afdelingen. Het lijkt wel alsof een ‘jongensklas’ van de studierichting Podiumtechniek vaker pro-PVV is dan de overwegende ‘meisjesklassen’ op de afdeling Audiovisuele Media.

De werkelijke waarde van dit LiO-praktijkonderzoek zal voor mij dan ook zitten in de toetsing of dit ook werkelijk klopt en hoe te handelen of verder te onderzoeken om mijn onderwijspraktijk te verbeteren. Om hier achter te komen zal ik per thema de beide klassen vergelijken om per thema te komen tot een formulering van een mogelijke vervolgstap. De vervolgstap kan dus per thema en klas verschillend zijn. Tevens zal de vervolgstap betrekking kunnen hebben op een tweetal elementen. Ofwel zie ik uitdagingen (of juist niet) op het vakinhoudelijke vlak, moet ik leerlingen voorzien van meer kennis? Bijvoorbeeld omdat uit metingen en/of observatie blijkt dat kennis van bijvoorbeeld ‘de politiek’ of politieke besluitvorming tekort schiet. Of is er sprake van een pedagogisch-didactische uitdaging? Bijvoorbeeld, er is sprake van een situatie waarin de klas, of specifieker een enkeling, blijk geeft van ‘in zijn opvattingen en gedrag geen respect te tonen voor culturele verscheidenheid’.13 Om aan de burgerschapseisen te voldoen zal dan gewerkt moeten worden aan: ‘de acceptatie van verschillen en culturele verscheidenheid’ (MBO Raad, 2017).

Ik benoem deze elementen zoals omschreven in de sociaal-maatschappelijke dimensie van het ‘Kwalificatie-eisen Loopbaan en Burgerschap’-document, omdat dit spanning kan opleveren met de ervaringen die ik incidenteel heb voor de klas als docent Burgerschap. Overigens hangen deze in combinatie met het onderzochte thema populisme natuurlijk onlosmakelijk samen met de ‘politiek-juridische dimensie’. Wat dat betreft geven de populisme thema’s zoals ik deze heb samengesteld uit de literatuur, zoals behandeld in het theoretisch kader, goede aanknopingspunten.

Ik zal nu voor de overzichtelijkheid komen tot een conclusie per thema door beide klassen te vergelijken en per klas een mogelijke vervolgstap voor te stellen.

13 https://www.mboraad.nl/sites/default/files/documents/kwalificatieeisen_loopbaan_en_burgerschap_vanaf_2012_0.pdf34

5.1.1 Conclusie verschillen tussen onderzochte klassen en eventuele vervolgstappen

Klas p1f34, individueel, thema 1 Klas p1l12, individueel, thema 1

Klas p1f34, groepssetting, thema 1 Klas p1l12, groepssetting, thema 1

Klas p1f34, individueel, thema 2 Klas p1l12, individueel, thema 2

35

Klas p1f34, groepssetting, thema 2 Klas p1l12, groepssetting, thema 2

Klas p1f34, individueel, thema 3 Klas p1l12, individueel, thema 3

Klas p1f34, groepssetting, thema 3 Klas p1l12, groepssetting, thema 3

36

Klas p1f34, individueel, thema 4 Klas p1l12, individueel, thema 4

Klas p1f34, groepssetting, thema 4 Klas p1l12, groepssetting, thema 4

Alles overziend en daarin tevens de observaties meenemend kom ik tot de conclusie dat thema 2 ‘Anti-pluriformiteit, immigratie & asiel’ en thema 4 ‘Anti-establishment, antipolitiek, anti-elite’ voor beide klassen geen aanleiding geeft tot het nemen van vervolgstappen, anders dan het voortzetten van het reguliere onderwijsprogramma zoals het er nu ligt. In beide thema’s is wel het patroon terug te zien dat de groep polariseert ten opzichte van de individuele kijk op beide thema’s. Dit kan in klas p1f34 mogelijk verklaard worden door dat uit de observatie bleek dat een meisje van Marokkaanse afkomst consequent ‘zeer mee oneens’ koos. Gezien haar populariteit in de groep en de genoteerde positieve opmerkingen (zie 4.2) naar haar door anderen, zou het kunnen zijn dat men haar openlijk wilde steunen. De groep ‘neutralen’ blijft hierin gelijk, de groep ‘mee oneens’ verschuift naar ‘zeer mee oneens’. Wilde men haar een hart onder de riem steken? Voor de p1l12 is het aandeel van ‘mee eens’ met 23,68% in thema 4 onder jongens wel een factor van belang maar niet zo urgent als de thema’s 1 en 3.

Onder beide klassen is merkbaar in uitingen, zoals tijdens de observatie opgetekend, maar ook in metingen te zien dat met name thema 1 ‘De nationale cultuur bedreigd’ sterk leeft. Leerlingen kunnen zich in overtuigende meerderheid vinden in de standpunten van populistische uitspraken. Zowel in een klas waarin meisjes de meerderheid vormen met 72,72% (p1f34) als de klas met een meerderheid jongens met 87,5% (p1l12) is dit in bovenstaande figuren goed te zien. Een echt

37

wezenlijk verschil is er niet, eenmaal in de groep is een patroon te zien van een hoog punt aan de instemmende kant in een neerwaartse lijn naar een laag punt in de grafiek aan de afkeurende kant. Concluderend voor dit thema is dat dit meer aandacht, extra aandacht behoeft in de lessen Burgerschap. Indien leerlingen instemmen met het populistische standpunt dat “Nederland moet van ons blijven met Zwarte Piet en alle andere tradities die bij ons land horen. Buitenstaanders moeten zich aanpassen en niet andersom.” en “Buitenstaanders hebben de typische Nederlandse tradities zoals Zwarte Piet maar gewoon te accepteren. Wij hoeven ons daarin niet aan te passen, zij wel.” dan levert dat een spanning op met de opdracht die het vak mee krijgt van de overheid om jongeren respectvol te leren om te gaan met verschillen.

Kijkend naar de beide klassen dan is meer aandacht voor de ‘sociaal-maatschappelijke dimensie’ snel gelegd. Met name die onderwerpen en begrippen die samenvallen met: cultuur, identiteit, samenleven, stereotypering, beeldvorming en discriminatie vragen blijkbaar om meer verdieping. Het onderwerp ‘Zwarte Piet’ roept emoties op, dit kan dus een uitstekende aanleiding zijn om de benoemde begrippen meer betekenis te geven en te duiden. Een les volledig extra besteden aan deze onderwerpen binnen dit thema zou een oplossing kunnen zijn. Met name om het verwerven van een ander perspectief op dit onderwerp zodat dit leidt tot meer inzicht en begrip van andere betrokkenen. Wanneer mensen het belang er van zien zich te verdiepen in een ander ontstaat er een zogenaamde proces van ‘individueren’; daardoor komen ze dan tot meer accurate en genuanceerde oordelen (Vonk, 2013). Wie zijn die mensen die een ander perspectief hebben op onze cultuur en waarom ervaren zij een onderwerp als ‘Zwarte Piet’ emotioneel zo anders dan ‘wij’? Dit thema is complexer in zijn actualiteit dan leerlingen wellicht inzien en tot hun komt via de media. Dergelijke gevoelens verleiden sommige van hen tot het innemen van ongefundeerde radicale meningen zoals Heesakkers en Kraak (2017) in hun artikel optekenen.

Voor de p1l12-klas is tijdens de observatie wel de enorme dominantie opgevallen van een paar individuele leerlingen. Ja, de klas is collectief positief over dit populisme thema, maar het onderwerp wordt wel ‘gekaapt’ door een paar luidruchtigen. Kijkend naar bovenstaande grafieken dan lijkt de categorie meelopers wel echt heel groot te zijn. Wellicht kan deze dominante aanwezigheid zorgen voor groepsdenken waardoor mensen uit zichzelf al meegaan met de heersende mening om maar niet buiten de boot te vallen (Vonk, 2013). Ook lijkt de invloed die de dominanten hebben aan te sluiten bij de in het theoretisch kader toegelichte effect van grote inbreng is grote invloed (Alblas, 2011). Wat betreft het groepsdenken zou ik als docent kunnen ingrijpen door in een reguliere les een of meerdere personen in de klas in de rol van advocaat van de duivel zetten, zodat de mening van de groep van binnen uit wordt uitgedaagd en dit nieuwe perspectieven biedt (Vonk, 2013). Op individueel niveau is het wijzen van deze leerlingen op ‘breed geaccepteerde sociale omgangsvormen’14 na de les zeker een optie. Ook behoort tot een eventuele koppeling met Sova-docent en/of mentor tot een mogelijkheid. Binnen deze klas zou het aansterken van kennis, maar zeker ook het werken aan de vaardigheden een oplossing kunnen bieden. De best aanzienlijke groep ‘mee oneens’/’zeer mee oneens’ van 23,36% die ‘opeens’ verdwenen is, zou een sterkere stem moeten krijgen en zeker niet in stilte moeten blijven door in de klas opeens ‘neutraal’ te zijn.

De waardering van beide klassen voor de uitspraken binnen thema 3, ‘Stijl van communiceren populistische politici en de persoon Wilders’ geven naar mijn mening ook aanleiding tot vervolgstappen. In beide klassen is met name onder jongens een positieve waardering te zien voor de wijze waarop populistische politici communiceren en de persoon Geert Wilders. In beide klassen is een gemiddelde onder jongens individueel in de categorie ‘zeer mee eens’/’mee eens’ 52,63%,

14 https://www.mboraad.nl/sites/default/files/documents/kwalificatieeisen_loopbaan_en_burgerschap_vanaf_2012_0.pdf38

onder meisjes gemiddeld individueel in de categorie ‘zeer mee eens’/’mee eens’ 30%. Dat alleen is reden genoeg om een vervolgstap aan te gaan waarin met name de stijl van communiceren wordt afgezet tegen de politieke realiteit van begrippen als: ‘consensus’, ‘coalitie’ en ‘compromis’. Niet om de leerlingen te wijzen op een ‘foute’ keuze maar eerder om de mogelijke problematische consequenties van bijvoorbeeld het vormen van een coalitie na verkiezingen te laten ervaren. Door de link te leggen met de weliswaar mediagenieke wijze van directe en rauwe stijl van communiceren van populistische politici is het bewust maken van een mogelijk groot nadeel in een consensusdemocratie (Kievid, 2012) een reële optie. Dit is goed uit te leggen binnen de ‘politiek-juridische dimensie’15 zonder dat de leerling zich persoonlijk veroordeeld voelt en het mogelijk als een aanval op de eigen unieke ik ziet (Olgers, 2010).

Aanleiding om terughoudend te zijn is het zichtbare verschil in de grafieken van waardering tussen de individuele setting en de groepssetting. In beide klassen is er een enorme toename te zien van de ‘neutralen’ en in beide klassen komen deze uit de genuanceerde posities. Behalve onder meisjes in de p1f34 waar in de groepssetting een toename is van 24,17% voor de positie ‘zeer mee oneens’. Hoe is dit te interpreteren? In de p1f34 is wellicht de aanwezigheid van een Marokkaanse leerlinge aanleiding om zich solidair te tonen ook al ligt de waardering anders door van ‘mee oneens’ te polariseren naar ‘zeer mee oneens’. In alle andere gevallen; jongens in beide klassen en meisjes overwegend in de p1l12 lijken de aangehaalde onderzoeken van Aalberts (2012), Romijn (2015) en TweeVandaag (2017) in het theoretisch kader te bevestigen. Openlijk de PVV-voorkeur uiten is wat veel leerlingen willen vermijden. In de p1f34 verdwijnt de helft van de jongens vanuit de gecombineerde categorieën ‘zeer mee eens’/’mee eens’, de gehele categorie ‘zeer mee eens’ bij zowel jongens als meisjes. In de p1l12 verdwijnt er maar liefst 29,95% van de jongens uit de categorie ‘mee eens’. Bij de meisjes is dit percentage 16,66%. Is dit te verklaren door de aanwezigheid van een docent, hetgeen zou kunnen aansluiten bij het onderzoek van Romijn (2015) waarin mensen bang zijn voor veroordeling? In ieder geval is er, ondanks de bombarie van een aantal zeer aanwezige jongens uit de p1l12 (zie 4.4), geen aanleiding om bij de waardering ‘zeer mee oneens’ te vertrekken. Voor een behoorlijk aantal is het zelfs reden om zich sterker af te zetten tegen deze uitspraken, 13,53% groei onder jongens in de categorie ‘mee oneens’ en sterkere polarisering onder meisjes van 0% naar 16,67% in de positie ‘zeer mee oneens’. Ik interpreteer dit verschil daarom bij sommigen als een vorm van schaamte of angst om veroordeeld te worden.

5.1.2 EindconclusieAls ik nu een koppeling maak tussen de waardering voor de uitspraken uit thema 1 en thema 3, dan ligt het voor de hand dat leerlingen uit de p1f34 en de p1l12 het meest instemmen met die onderwerpen die emoties teweeg brengen. De thema’s ‘De nationale cultuur bedreigd’ en ‘Stijl van communiceren populistische politici en de persoon Wilders’ zouden gekoppeld kunnen worden. Leerlingen maken zich kwaad, voelen zich aangevallen of hebben zorgen over de bedreiging van hun Nederlandse ‘eigenheid’. Wilders komt voor hun gevoel ferm en duidelijk voor deze zaak op.

Verder valt op dat er wel verschillen zijn tussen de ‘jongensklas’ en de ‘meisjesklas’ en dat er wel gedragsverschillen zijn, maar dat de patronen tussen individueel kijken naar populisme en in groepsetting kijken naar populisme in grote lijnen overeenkomen. Verrassend is dat mijn beleving als docent niet helemaal strookt met de gemeten werkelijkheid. Als ik naar bovenstaande figuren kijk dan valt op dat er weliswaar verschillen zijn in reactie op de onderwerpen (zie 4.1 en 4.3), maar dat de in individuele setting geuite waarderingen dichter bij elkaar liggen dan ik had ingeschat. De meisjes in de ‘meisjesklas’ zijn soms minder anti-populistisch dan het lijkt, de jongens in de ‘jongensklas’ bestaan uit meer genuanceerden dan de paar dominante aanwezigen lijken te

15 https://www.mboraad.nl/sites/default/files/documents/kwalificatieeisen_loopbaan_en_burgerschap_vanaf_2012_0.pdf39

suggereren. Bovendien blijken de leerlingen behoorlijk genuanceerd tegen ‘de politiek’ (thema 4) aan te kijken en in grote mate, en met velen, de pluriforme samenleving te waarderen (thema 2).

Het genuanceerde beeld als eindconclusie over de leerlingen aangaande het onderwerp populisme vertelt daarnaast ook iets over mijn eigen rol en functioneren als docent. Hoewel ik geen uitgesproken negatief beeld had van individuele leerlingen of klassen in zijn geheel, integendeel, ben ik toch positief verrast. Het beeld dat ik van de klassen had met betrekking tot het onderwerp populisme strookt niet met de gemeten werkelijkheid. Ik heb me blijkbaar te vaak laten misleiden door een paar individuen, de luidruchtigen. En het te vaak uitgelegd als mondige vertolkers van het naar populisme neigende groepsgevoel. Dat is dus niet zo. De realiteit is genuanceerder gebleken; provocatief gedrag van leerlingen hoort er gewoon bij, evenals sociaal wenselijk gedrag. Dit onderzoek over populisme in de klas is daarnaast ook een bewustwording gebleken over de eigen preconcepties als docent.

5.2 Discussie Het uitvoeren van dit LiO-praktijkonderzoek heb ik zo zorgvuldig mogelijk gedaan. Toch kent dit onderzoek een aantal beperkingen. Ik zal zo zelf-kritisch mogelijk zijn en pogen met afstand mijn eigen onderzoek te benaderen en tegen het licht te houden.

Ten eerste geeft dit onderzoek geen sluitende verklaring voor de oorzaak waarom leerlingen sommige thema’s van populisme sterker waarderen dan andere thema’s. De gemeten waardering op individueel niveau en in groepssetting in combinatie met observaties in de groep geeft wel heel veel inzicht in deze specifieke context en de verschillen daartussen. Dit onderzoek houdt echter geen rekening met de oorzaak van de waardering door diverse factoren als: leeftijd, etniciteit, nationaliteit, vooropleiding, woonplaats, opleidingsniveau ouders/verzorgers, inkomensniveau ouders/verzorgers, mediagebruik of persoonlijke interesse in politieke vraagstukken etc. mee te nemen.

Ten tweede is er bij het onderzoeken van de klassen geen rekening gehouden met de fase waarin de klas als groep zich bevond. Diverse literatuur spreekt van fasen of stadia die iedere groep mensen doormaakt. Het zou dus goed mogelijk kunnen zijn dat de metingen in de groepssetting in bijvoorbeeld de ‘oriëntatiefase’ een heel ander beeld zou opleveren dan de ‘prestatiefase’ (Alblas, 2011). Gezien het verloop van een studiejaar is praktisch gezien rekening houden met dit eventuele verschil niet inpasbaar noch uitvoerbaar en dus is hier geen rekening mee gehouden.

Ten derde kunnen de absenties van individuele leerlingen invloed hebben op zowel de voor de hand liggende kwantiteit van het onderzoek, maar ook op de kwaliteit. Zoals in dit onderzoek naar voren is gekomen kan een enkele leerling een behoorlijke invloed hebben op een groepsproces. Daarnaast waren er weliswaar kleine maar toch aanwezige verschillen door absenties tussen het afnemen van de individuele vragenlijst en de groepsetting een week later.

Ten vierde is mijn gebrek aan ervaring om observaties uit te voeren een grote beperking. Ik ben geen sociaal-psycholoog en heb hierin vast zaken over het hoofd gezien die wel gebruikelijk zijn.

Ten vijfde heb ik het gebrek aan ervaring zoals hierboven omschreven gepoogd te compenseren door een collega mede te laten observeren. Echter is het onduidelijk wat nu precies de invloed van haar aanwezigheid was tijdens de groepssetting.

40

Afsluitend is dit onderzoek niet generaliseerbaar. Het geeft alleen informatie over deze school, dit schoolniveau, deze leerlingen in deze groepssettings, deze studierichtingen en ondergetekende als docent-in-opleiding. Toch denk ik dat mijn onderzoek wel van praktisch nut kan zijn als het wordt gezien als een meetinstrument. Het zou dan ook ingezet kunnen worden op een andere school, een ander niveau, andere leerlingen en een andere docent voor de klas en mogelijk voor een ander onderwerp binnen het vak Maatschappijleer/burgerschap.

41

6. Aanbevelingen en vervolgonderzoek

Voortkomend uit de conclusies van dit onderzoeksverslag doe ik de volgende aanbevelingen, deze kunnen tevens van praktisch nut zijn voor collega docenten Maatschappijleer/burgerschap:

- Er dient rekening gehouden te worden met verschillen in hoe leerlingen naar populisme kijken individueel en in een groepssetting. Deze verschillen kunnen per populisme thema sterk uiteenlopen, daarom is het zicht krijgen op thema niveau op de verschillen van belang. Het zicht op deze verschillen geeft de mogelijkheid leerlingen beter ‘te leren kennen’16 en vervolgens om per klas eventuele vervolglessen vorm te kunnen geven, passend bij de betreffende klas.

- Indien leerlingen op individueel niveau en in groepssetting blijk geven populistische uitingen in duidelijke mate te waarderen, binnen een specifiek thema van populisme, is interveniëren op kennis en vaardigheden binnen dit thema sterk aanbevolen. De geformuleerde burgerschapseisen leveren een onvermijdelijke spanning op met deze positiename van leerlingen.

- Indien leerlingen wel op individueel niveau, maar niet in een groepssetting blijk geven populistische uitingen in duidelijke mate te waarderen, binnen een specifiek thema van populisme, is interveniëren op met name kennis binnen dit thema aanbevolen. Indien leerlingen individueel een waarderende positie innemen en in de groep niet meer, kunnen vraagtekens worden gezet bij hun argumentatie. Het aansterken en verdiepen van de feiten ten opzichte van de meningen zal meer inzicht geven in mogelijk consequenties en gevolgtrekkingen van dit populisme thema. De geformuleerde burgerschapseisen leveren een onvermijdelijke spanning op met deze positieinname van leerlingen.

- Indien leerlingen niet op individueel niveau maar wel in een groepssetting blijk geven populistische uitingen in duidelijke mate te waarderen, binnen een specifiek thema van populisme, is interveniëren op met name vaardigheden aanbevolen. Aandacht aan de individuele leerling op individueel niveau en hem/haar wijzen op sociaal wenselijk gedrag eventueel in overleg met collega docenten en/of mentor is aan te bevelen. De geformuleerde burgerschapseisen leveren een onvermijdelijke spanning op met deze positie inname van, vaak individuele, leerlingen.

- Bij de behandeling van het onderwerp populisme in de ‘politiek-juridische dimensie’ een duidelijke koppeling maken met de eerder (of wellicht later) te behandelden ‘sociaal-maatschappelijke’ dimensie, zodat leerlingen de samenhang beter leren zien of gaan inzien.

- Oog hebben voor de emoties die spelen in de klas, deze weliswaar niet onderdrukken maar zeker niet ervan uitgaan dat het lawaai/provocatief of ‘stoer doen’ gedrag van een of enkelen ook representatief is voor de gehele groep ten aanzien van het onderwerp populisme, PVV, migranten etc. Provocatief gedrag of ‘stoer doen’ van enkelen is groepsgedrag van een individu, maar geen representatief gedrag voor de gehele groep. Wat leerlingen uiten in een groepssetting over populisme, Wilders, PVV etc. hoeft geen juiste afspiegeling van individuele belevingen aangaande het onderwerp populisme te zijn.

- Het afnemen van een anonieme individuele vragenlijst kan niet alleen vooraf inhoudelijk richting geven aan de lessen van het onderwerp populisme (Waar leg ik accenten? Wat speelt in deze groep? Wat kan ik aan reacties verwachten?). Ze kan ook tijdens de lessen geuite emoties of ongezouten meningen in een groepssetting doen relativeren. Daarom is het afnemen van een anonieme vragenlijst aan te bevelen.

16 https://www.onderwijsinspectie.nl/binaries/onderwijsinspectie/documenten/rapporten/2017/02/07/burgerschap-op-school/Themarapport_burgerschap_en_maatschappelijke_stage.pdfschool/Themarapport_burgerschap_en_maatschappelijke_stage.pdf

42

6.1 VervolgonderzoekAfrondend zou ik als vervolgonderzoek een ontwerponderzoek willen voorstellen waarbij de conclusies van dit onderzoek de basis vormt voor het ontwerpen van een lessenserie en/of lesprogramma specifiek over dit onderwerp.

43

7. Reflectie

In februari 2017 ben ik gestart met dit onderzoek. Het bedenken van een onderwerp ging vrij makkelijk. Ik had naast het onderwerp populisme nog aardig wat andere alternatieven. Al snel bleek populisme in de klas me het meest aan te trekken, door de grote persoonlijke inhoudelijke interesse die ik voor dit onderwerp heb, in combinatie met een uitdagende klassensituatie die het bespreken van dit onderwerp veroorzaakt. Daarnaast was de positieve reactie van mijn begeleider in het onderzoeksopzet-traject voor dit onderwerp veelzeggend en nam lichte twijfel in de definitieve keuze weg.

Ik heb op vakdidactisch vlak een verdieping mee gekregen, met name door het lezen van de literatuur tijdens het maken van het theoretisch kader. Ook op het gebied van de pedagogiek is dit onderzoek enorm verdiepend geweest. Mijn onderzoeksopzet heeft me in een gebied gebracht waar ik aanvankelijk nauwelijks iets van af wist: de sociale psychologie. De literatuur van dit vakgebied heeft mijn blik op de onderwijspraktijk, alsmede op de vakinhoudelijke Maatschappijleer/burgerschapsterrein verbreed.

Het spreekt voor zich dat mijn onderzoeksvaardigheden en mijn onderzoekende houding door begeleiding van beide docenten, alsmede door de uitvoering van het onderzoek enorm is gegroeid. Dit merk ik door de continue aanscherping in het begintraject, het verhelderen van de bron van motivatie voorafgaande aan de uitvoering en door vallen en opstaan in de uitvoering. Met name het observatie gedeelte in combinatie met de opgedane kennis uit de sociale psychologie is hier een goed voorbeeld van.

De vakinhoudelijke verdieping, het scherper oog krijgen voor groepsprocessen en het analytisch koppelen van individuele uitingen naar groepsuitingen geven veel aanknopingspunten tot verbetering van mijn onderwijspraktijk.

44

Literatuurlijst

Aalberts, C. (2004). Politieke betrokkenheid en politieke sensitiviteit onder jongeren. Amsterdam: Amsterdam School of Communications Research / ASCoR

Aalberts, C. (2012). Achter de PVV waarom burgers op Geert Wilders stemmen. Delft: Eburon

Alblas, G., Endeman, A., Heinstra, R. (2011). Praktische psychologie voor leren en onderwijzen. Groningen: Noordhoff Uitgevers.

Becker, S. (2017, 22 februari). Wat is populisme? Trouw Geraardpleegd op 22 februari 2017, via https://www.trouw.nl/democratie/wat-is-populisme-~a58ba006/

Bekker, M., (2016). Groepsdynamica Werken in en met groepen. Amsterdam: Boom

Blokker, B., Chorus, J. (2017, 3 februari). PVV-stemmers willen gered worden. NCR Geraadpleegd op 20 februari 2017, via https://www.nrc.nl/nieuws/2017/02/03/pvv-stemmers-willen-gered-worden-6541142-a1544458

Brakenhoff, J., Homminga, S. (1995). Ontwikkelingspsychologie voor het onderwijs. Groningen: Wolters-Noordhoff

Brehm, Sharon S.; Kassin, Saul M.; Fein, Steven (1999) Social Psychology. Boston: Houghton Mifflin

Broer, T., Pleij, S. (2017, 19 januari). Vernieuw de democratie! En snel! Vrij Nederland Geraardpleegd 20 februari 2017, via https://www.vn.nl/vernieuw-de-democratie-en-snel/

Bijman, R., Zonderop, Y. (2012, 5 september). Het is toch één pot nat. Groene Amsterdammer. Geraardpleegd op 20 februari 2017, via https://www.groene.nl/artikel/het-is-toch-een-pot-nat

CBS, (2015) Nationaal Kiezersonderzoek 2006 – 2012, Den Haag: CBS

Dekker, P., Schyns, P. (2006) Politiek cynisme onder jongeren en de bronnen daarvan. Driebergen: Stichting Synthesis

Dongen, van B. (2010). Kenmerken en motieven van het PVV ‘electoraat’; in 2007, 2009 en 2010 (masterthesis). Geraadpleegd van: https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/160873

Donk van der, C. & Lanen van, B. (2015). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho.

Duyvendak, J.W., Hurenkamp, M. (2004). Kiezen voor de kudde lichte gemeenschappen en de nieuwe meerderheid. Amsterdam: van Gennep

Fiddelaers - Jaspers, R., Ruigrok, J. (2001). Communicatie in de klas. Houten: Educatieve Partners

45

Gruyter de, C. (2016, 11 november). ‘Populisten denken dat alleen zij ‘het volk’ zijn’. NRC Geraadpleegd 20 februari 2017 via https://www.nrc.nl/nieuws/2016/11/11/populisten-denken-dat-alleen-zij-het-volk-zijn-5245418-a1531488

Heesakkers, G., Kraak, H., (2017, 4 maart) Zo stemmen kinderen van 9/11 Hoe het opgroeien met terrorisme, polarisatie en vluchtelingenstromen je politieke wereldbeeld beinvloedt. Volkskrant , Vonk, p. 8-11.

I&O Research (2017). Rapport JONGEREN & DEMOCRATIE Onderzoek i.o.v. Vrij Nederland. Geraardpleegd via http://www.ioresearch.nl/Portals/0/Rapport%20VN.pdf

Kas, A. (2017, 3 februari). Waar is de linkse kiezer gebleven? NRC Geraadpleegd 20 februari 2017, via https://www.nrc.nl/nieuws/2017/02/03/verdwijning-van-de-linkse-kiezer-6545611-a1544509

Kievid, de J. (2012) Democratie ideaal en weerbarstige werkelijkheid. Den Haag. ProDemos

Lucardie, P., Voerman, G. (2012). Populisten in de polder. Amsterdam: Boom

Lucardie, P. (2007). Nederland stromenland een geschiedenis van de politieke stromingen. Assen: van Gorcum

Müller, J-W. (2017) Wat is populisme? Amsterdam: Nieuw Amsterdam

Olgers, T., Otterdijk, van R., Ruijs, G., Kievid de, J., Meijs, L. (2010) Handboek vakdidactiek maatschappijleer. Amsterdam, Landelijke Expertisecentrum Mens- en Maatschappijvakken. Instituut voor Publiek en Politiek.

Onderwijsinspectie (2017). Themarapport burgerschap en maatschappelijke stage. Geraardpleegd op 20 februari 2017, via https://www.onderwijsinspectie.nl/binaries/onderwijsinspectie/documenten/rapporten/2017/02/07/burgerschap-op-school/Themarapport_burgerschap_en_maatschappelijke_stage.pdf

ProDemos (z.j.). Scholierenverkiezingen. Geraadpleegd 20 februari 2017, via https://uitslagen.scholierenverkiezingen.nl/index.php?action=l_compare_v&hidden_verkiezing_id=21&select_comparison_verkiezing=19&submit_comparison_verkiezing=vergelijken

Romijn, S. (2015) Heimelijke polarisatie in Nederland Opleidingsverschillen en vertrouwen in de rechtspraak (masterthesis). Geraadpleegd van: https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/315319

SCP (2016). Burgerperspectieven 2016 - 2. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

SCP (2016). Burgerperspectieven 2016 - 4. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

SCP (2017). Burgerperspectieven 2017 - 1. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

46

Steenbergen van, E. (2017, 12 februari). Deze drie groepen steunen Wilders. NRC Geraadpleegd 20 februari 2017, via https://www.nrc.nl/nieuws/2017/02/12/voor-ieder-wat-wilders-6665149-a1545694

TweeVandaag (2017). PVV-kiezers komen openlijk uit voor stem. Geraardpleegd 20 februari 2017 via http://opiniepanel.eenvandaag.nl/uitslagen/72141/pvv_kiezers_komen_openlijk_uit_voor_stem

Uitermark, J., Oudenampsen, M., van Heerikhuizen, B., van Reekum, R. (2012) Populisme en de sociologische verbeelding. Sociologie 2012 (8) 1

Vonk, R. (2013). Sociale psychologie. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers

Wal van der, J., Wilde de, J. (2014): Identiteitsontwikkeling en leerlingbegeleiding. Bussum: Uitgeverij Coutinho

Wilterdink, N. en Heerikhuizen van, B. (2012): Samenlevingen. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers

Woerdman, E. (2013). Politiek en politicologie. Groningen. Noordhoff

47

Bijlagen

Bijlage I – Individuele vragenlijst, deel 1, VOORBEELD

Enquête maatschappijleer

Let op! De volgende vragenlijst vul je anoniem en zonder overleg in.

Hieronder staan acht uitspraken of stellingen. Kruis per uitspraak aan in hoeverre je het eens bent met de uitspraak of juist niet. Denk rustig na voor je antwoord geeft. Er zijn geen ‘goede’ of ‘foute’ antwoorden.

Mijn geslacht:

O manO vrouw

Uitspraak 1“Nederland moet van ons blijven met Zwarte Piet en alle andere tradities die bij ons land horen. Buitenstaanders moeten zich aanpassen en niet andersom.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

O zeer mee eensO mee eensO neutraalO mee oneensO zeer mee oneens

Uitspraak 2“Politici draaien er allemaal omheen. Het gaat niet zozeer om wat goed is voor de burger, maar meer om hun eigen positie.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

O zeer mee eensO mee eensO neutraalO mee oneensO zeer mee oneens

48

Uitspraak 3“De aanwezigheid van verschillende culturen is winst voor onze samenleving.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

O zeer mee eensO mee eensO neutraalO mee oneensO zeer mee oneens

Uitspraak 4“De PVV heeft als enige partij de ballen om te zeggen wat er echt aan de hand is.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

O zeer mee eensO mee eensO neutraalO mee oneensO zeer mee oneens

Uitspraak 5“Ik heb vaak het gevoel dat onze Nederlandse tradities, waarden en normen er niet meer toe doen.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

O zeer mee eensO mee eensO neutraalO mee oneensO zeer mee oneens

49

Uitspraak 6“Vluchtelingen moeten hun problemen zelf oplossen, ze wonen toch daar!”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

O zeer mee eensO mee eensO neutraalO mee oneensO zeer mee oneens

Uitspraak 7“Wilders maakt mensen bang voor moslims, om stemmen te winnen.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

O zeer mee eensO mee eensO neutraalO mee oneensO zeer mee oneens

Uitspraak 8“De meeste politici zijn bekwame mensen die weten wat ze doen.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

O zeer mee eensO mee eensO neutraalO mee oneensO zeer mee oneens

50

Bijlage II – Powerpoint uitspraken groepssetting, deel 2, VOORBEELD

51

52

53

54

Bijlage III – Observatielijst, deel 2, VOORBEELD

Observatielijst LiO-praktijkonderzoek klassikale stellingen

Klas:

A. Eerste inhoudelijke reactie, hoe reageert/reageerde de klas op de uitspraken in woord en gedrag?

B. Groepsdruk, is/was er sprake van openlijke uitoefening van druk op elkaar om een positie te kiezen danwel te veranderen van positie?

C. Keuzegedrag, is/was er twijfel of was men resoluut over de te kiezen positie? Wordt/werd er overleg gepleegd over welke positie te kiezen?

D. Resultaten/algemeen beeld, is/was polarisatie zichtbaar of juist nuance?

55

Bijlage IV.1.a – klas p1f34, data Individuele vragenlijst, jongens

O man 4O vrouw 15

Uitspraak 1 thema 1“Nederland moet van ons blijven met Zwarte Piet en alle andere tradities die bij ons land horen. Buitenstaanders moeten zich aanpassen en niet andersom.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens I, I, I 30 mee eens I, 10 neutraal 0 mee oneens 0 zeer mee oneens

Uitspraak 2 thema 4“Politici draaien er allemaal omheen. Het gaat niet zozeer om wat goed is voor de burger, maar meer om hun eigen positie.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens 0 mee eens I, 10 neutraal I, I 20 mee oneens I, 10 zeer mee oneens

Uitspraak 3 thema 2, OMGEKEERD“De aanwezigheid van verschillende culturen is winst voor onze samenleving.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens 0 mee eens I, I, I, 30 neutraal I, 10 mee oneens 0 zeer mee oneens

56

Uitspraak 4, thema 3“De PVV heeft als enige partij de ballen om te zeggen wat er echt aan de hand is.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens I, 10 mee eens I, 10 neutraal 0 mee oneens I, I, 20 zeer mee oneens

Uitspraak 5, thema 1“Ik heb vaak het gevoel dat onze Nederlandse tradities, waarden en normen er niet meer toe doen.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens 0 mee eens I, I, 20 neutraal I, I, 20 mee oneens 0 zeer mee oneens

Uitspraak 6, thema 2“Vluchtelingen moeten hun problemen zelf oplossen, ze wonen toch daar!”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens 0 mee eens I, I, 20 neutraal I, 10 mee oneens I, 10 zeer mee oneens

Uitspraak 7, thema 3, OMGEKEERD“Wilders maakt mensen bang voor moslims, om stemmen te winnen.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens 0 mee eens I, 10 neutraal I, 10 mee oneens I, I, 20 zeer mee oneens

57

Uitspraak 8, thema 4, OMGEKEERD“De meeste politici zijn bekwame mensen die weten wat ze doen.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens 0 mee eens I, I 20 neutraal I, 10 mee oneens I, 10 zeer mee oneens

TOTALEN thema 1 in mate van waardering populistische uitspraak (uitspraak 1 + 5 = totaal)Zeer mee eens (3 + 0) = 3 (37,5% + 0) = 37,5%Mee eens (1 + 2) = 3 (12,5% + 25%) = 37,5%Neutraal (0 + 2) = 2 (0% + 25%) = 25%Mee oneens -Zeer mee oneens -

TOTALEN thema 2 in mate van waardering populistische uitspraak(uitspraak 3 + 6 = totaal)Zeer mee eens -Mee eens (0 + 2) = 2 (0% + 25%) = 25%Neutraal (1 + 1)= 2 (12,5% + 12,5%) = 25%Mee oneens (3 + 1) = 4 (37,5% + 12,5%) = 50%Zeer mee oneens -

TOTALEN thema 3 in mate van waardering populistische uitspraak(uitspraak 4 + 7 = totaal)Zeer mee eens (1 + 0) = 1 (12,5% + 0%) = 12,5%Mee eens (1 + 2) = 3 (12,5% + 25%) = 37,5%Neutraal (0 + 1) = 1 (0% + 12,5%) = 12,5%Mee oneens (2 + 1) = 3 (25% + 12,5%) = 37,5%Zeer mee oneens -

TOTALEN thema 4 in mate van waardering populistische uitspraak(uitspraak 2 + 8 = totaal)Zeer mee eens -Mee eens (1 + 1) = 2 (12,5% + 12,5%) = 25%Neutraal (2 + 1) = 3 (25% + 12,5%) = 37,5%Mee oneens (1 + 2) = 3 (12,5% + 25%) = 37,5%Zeer mee oneens -

58

Bijlage IV.1.b – klas p1f34, data Individuele vragenlijst, meisjes

Mijn geslacht:

O man 4O vrouw 15

Uitspraak 1, thema 1“Nederland moet van ons blijven met Zwarte Piet en alle andere tradities die bij ons land horen. Buitenstaanders moeten zich aanpassen en niet andersom.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens I, I, I, I, 40 mee eens I, I, I, I, I, I, 60 neutraal I, I, I, I, I, 50 mee oneens 0 zeer mee oneens

Uitspraak 2 thema 4“Politici draaien er allemaal omheen. Het gaat niet zozeer om wat goed is voor de burger, maar meer om hun eigen positie.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens 0 mee eens I, I, 20 neutraal I, I, I, I, I, I, I, I, I, I, 100 mee oneens I, I, I, 30 zeer mee oneens

Uitspraak 3 thema 2, OMGEKEERD“De aanwezigheid van verschillende culturen is winst voor onze samenleving.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens I, 10 mee eens I, I, I, I, I, I, I, I, I, I, 100 neutraal I, I, 20 mee oneens I, I, 20 zeer mee oneens

59

Uitspraak 4, thema 3“De PVV heeft als enige partij de ballen om te zeggen wat er echt aan de hand is.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens I, 10 mee eens I, I, I, 30 neutraal I, I, I, I, I, I, 60 mee oneens I, I, 20 zeer mee oneens I, I, I, 3

Uitspraak 5, thema 1“Ik heb vaak het gevoel dat onze Nederlandse tradities, waarden en normen er niet meer toe doen.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens I, I, 20 mee eens I, I, I, I, I, I, 60 neutraal I, I, I, 30 mee oneens I, I, I, I, 40 zeer mee oneens

Uitspraak 6, thema 2“Vluchtelingen moeten hun problemen zelf oplossen, ze wonen toch daar!”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens 0 mee eens 0 neutraal I, I, I, I, 40 mee oneens I, I, I, I, I, I, I, I, I, I, 100 zeer mee oneens I, 1

Uitspraak 7, thema 3, OMGEKEERD“Wilders maakt mensen bang voor moslims, om stemmen te winnen.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens I, 10 mee eens I, I, I, I, I, 50 neutraal I, I, I, I, I, 50 mee oneens I, I, I, 30 zeer mee oneens I, 1

60

Uitspraak 8, thema 4, OMGEKEERD“De meeste politici zijn bekwame mensen die weten wat ze doen.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens 0 mee eens I, I, I, I, I, I, I, 70 neutraal I, I, I, I, I, I, I, 70 mee oneens I, 10 zeer mee oneens

TOTALEN thema 1 in mate van waardering populistische uitspraak(uitspraak 1 + 5 = totaal)Zeer mee eens (4 + 2) = 6 (13% + 7%) = 20%Mee eens (6 + 6) = 12 (20% + 20%) = 40%Neutraal (5 + 3) = 8 (16,67% + 10%) = 26,67%Mee oneens (0 + 4) = 4 (0% + 13,33%) = 13,33%Zeer mee oneens - -

TOTALEN thema 2 in mate van waardering populistische uitspraak(uitspraak 3 + 6 = totaal)Zeer mee eens Mee eens (2 + 0) = 2 (6,67% + 0%) = 6,67%Neutraal (2 + 4)= 6 (6,67% + 13%) = 20%Mee oneens (10 + 10) = 20 (33,33% + 33,33%) = 66,67%Zeer mee oneens (1 + 1)= 2 (3,33% + 3,33%) = 6,67%

TOTALEN thema 3 in mate van waardering populistische uitspraak(uitspraak 4 + 7 = totaal)Zeer mee eens (1 + 1) = 2 (3,33% + 3,33%) = 6,67%Mee eens (3 + 3) = 6 (10% + 10%) = 20%Neutraal (6 + 5) = 11 (20% + 16,67%) = 36,67%Mee oneens (2 + 5) = 7 (6,67% + 16,67%) = 23,33%Zeer mee oneens (3 + 1) = 4 (10% + 3,33%) = 13,33%

TOTALEN thema 4 in mate van waardering populistische uitspraak(uitspraak 2 + 8= totaal)Zeer mee eens - -Mee eens (2 + 1) = 3 (6,67% + 3,33%) = 10%Neutraal (10 + 7) = 17 (33,33% + 23,33%) = 56,67%Mee oneens (3 + 7) = 10 (10% + 23,33%) = 33,33%Zeer mee oneens - -

61

Bijlage IV.2 – klas p1f34, data groepssetting, deel 2

16 meisjes6 jongens

RESULTATEN

Uitspraak 1, thema 4, OMGEKEERD, aantal per stelling:0 zeer mee eens -0 mee eens 20 neutraal 13 WAARVAN 3 JONGENS0 mee oneens 3 WAARVAN 2 JONGENS0 zeer mee oneens 4 WAARVAN 1 JONGEN

Uitspraak 2, thema 3, OMGEKEERD, aantal per stelling:0 zeer mee eens 20 mee eens 9 WAARVAN 4 JONGENS0 neutraal 5 WAARVAN 2 JONGENS0 mee oneens 60 zeer mee oneens -

Uitspraak 3, thema 2, aantal per stelling:0 zeer mee eens 2 WAARVAN 1 JONGEN0 mee eens 40 neutraal 7 WAARVAN 4 JONGEN0 mee oneens 5 WAARVAN 1 JONGEN0 zeer mee oneens 4

Uitspraak 4, thema 1, aantal per stelling:0 zeer mee eens 8 WAARVAN 3 JONGEN0 mee eens 30 neutraal 8 WAARVAN 3 JONGEN0 mee oneens 30 zeer mee oneens -

Uitspraak 5, thema 3, aantal per stelling:0 zeer mee eens -0 mee eens -0 neutraal 10 WAARVAN 4 JONGEN0 mee oneens 2 JONGENS0 zeer mee oneens 10

Uitspraak 6, thema 2, OMGEKEERD , aantal per stelling:0 zeer mee eens 10 WAARVAN 4 JONGENS0 mee eens 10 WAARVAN 2 JONGENS0 neutraal 20 mee oneens -0 zeer mee oneens -

62

Uitspraak 7, thema 4, aantal per stelling:0 zeer mee eens -0 mee eens 7 WAARVAN 5 JONGENS0 neutraal 11 WAARVAN 1 JONGEN0 mee oneens 30 zeer mee oneens 1

Uitspraak 8, thema 1, aantal per stelling:0 zeer mee eens 16 WAARVAN 2 JONGENS0 mee eens 4 JONGENS0 neutraal 10 mee oneens -0 zeer mee oneens 1

TOTALEN MAN thema 1 in mate van waardering populistische uitspraak (uitspraak 4 + 8 = totaal)Zeer mee eens (3 + 2) = 5 (25% + 16,67%) = 41,67%Mee eens (0 + 4) = 4 (0% + 33,33%) = 33,33%Neutraal (3 + 0) = 3 (25% + 0%) = 25%Mee oneens - -Zeer mee oneens - -

TOTALEN MAN thema 2 in mate van waardering populistische uitspraak(uitspraak 3 + 6 = totaal)Zeer mee eens (1 + 0) = 1 (8,33% + 0%) = 8,33%Mee eens - -Neutraal (4 + 0)= 4 (33,33% + 0%) = 33,33%Mee oneens (1 + 2) = 3 (8,33% + 16,67%) = 25%Zeer mee oneens (0 + 4) = 4 (0% + 33,33%) = 33,33%

TOTALEN MAN thema 3 in mate van waardering populistische uitspraak(uitspraak 2 + 5 = totaal)Zeer mee eens - -Mee eens (0 + 0) = 0 -Neutraal (2 + 4) = 6 (16,67% + 33,33%) = 49,49%Mee oneens (4 + 2)= 6 (33,33% + 16,67%) = 49,49%Zeer mee oneens - -

TOTALEN MAN thema 4 in mate van waardering populistische uitspraak(uitspraak 1 + 7 = totaal)Zeer mee eens ( 1 + 0) = 1 (8,33% + 0%) = 8,33%Mee eens ( 2 + 5) = 7 (16,67% + 41,67%) = 58,34%Neutraal ( 3 + 1) = 4 (25% + 8,33%) = 33,33%Mee oneens - -Zeer mee oneens - -

63

TOTALEN VROUW thema 1 in mate van waardering populistische uitspraak(uitspraak 4 + 8 = totaal)Zeer mee eens ( 5 + 14) = 19 (15,63% + 43,75%) = 59,38%Mee eens ( 3 + 0) = 3 (9,38% + 0%) = 9,38%Neutraal ( 5 + 1) = 6 (15,63% + 3,13%) = 18,76%Mee oneens ( 3 + 0 = 3 (9,38% + 0%) = 9,38%Zeer mee oneens ( 0 + 1) = 1 (0% + 3,13%) = 3,13%

TOTALEN VROUW thema 2 in mate van waardering populistische uitspraak(uitspraak 3 + 6 = totaal)Zeer mee eens ( 1 + 0) = 1 (3,13% + 0%) = 3,13%Mee eens ( 4 + 0) = 4 (12,5% + 0%) = 12,5%Neutraal ( 3 + 2)= 5 (9,38% + 6,25%) = 15,63%Mee oneens ( 4 + 8) = 12 (12,5% + 25%) = 37,5%Zeer mee oneens ( 4 + 6) = 10 (12,5% + 18,76%) = 31,26%

TOTALEN VROUW thema 3 in mate van waardering populistische uitspraak(uitspraak 2 + 5 = totaal)Zeer mee eens - -Mee eens ( 6 + 0) = 6 (18,76% + 0%) = 18,76%Neutraal ( 3 + 6) = 9 (9,38% + 18,76%) = 28,14%Mee oneens ( 5 + 0) = 5 (15,63% + 0%) = 15,63%Zeer mee oneens ( 2 + 10) = 12 (6,25% + 31,25%) = 37,5%

TOTALEN VROUW thema 4 in mate van waardering populistische uitspraak(uitspraak 1 + 7 = totaal)Zeer mee eens ( 3 + 0 ) = 3 (9,38% + 0%) = 9,38%Mee eens ( 1 + 2) = 3 (3,13% + 6,25%) = 9,38%Neutraal (10 + 10) = 20 (31,25% + 31,25%) = 62,5%Mee oneens (2 + 3) = 5 (6,25% + 9,38%) = 15,63%Zeer mee oneens ( 0 + 1) = 1 (0% + 3,13%) = 3,13%

64

Bijlage V.1.a – klas p1l12, data Individuele vragenlijst, jongens

Mijn geslacht:

O man 19O vrouw 3

Uitspraak 1 thema 1“Nederland moet van ons blijven met Zwarte Piet en alle andere tradities die bij ons land horen. Buitenstaanders moeten zich aanpassen en niet andersom.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens I, I, I, I, I, I, I, I, I, I, I, 110 mee eens I, I, I, I, 40 neutraal I, I, I, 30 mee oneens 0 zeer mee oneens I, 1

Uitspraak 2 thema 4“Politici draaien er allemaal omheen. Het gaat niet zozeer om wat goed is voor de burger, maar meer om hun eigen positie.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens I, 10 mee eens I, I, I, I, I, I, 60 neutraal I, I, I, I, I, I, I, 70 mee oneens I, I, I, I, 40 zeer mee oneens I, 1

Uitspraak 3 thema 2, OMGEKEERD“De aanwezigheid van verschillende culturen is winst voor onze samenleving.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens I, I, I, 30 mee eens I, I, I, I, I, 50 neutraal I, I, I, I, I, I, 60 mee oneens I, I, I, I, 40 zeer mee oneens I, 1

65

Uitspraak 4, thema 3“De PVV heeft als enige partij de ballen om te zeggen wat er echt aan de hand is.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens I, I, I, I, 40 mee eens I, I, I, I, I, I, I, 70 neutraal I, I, I, I, I, 50 mee oneens I, 10 zeer mee oneens I, I, 2

Uitspraak 5, thema 1“Ik heb vaak het gevoel dat onze Nederlandse tradities, waarden en normen er niet meer toe doen.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens I, I, I, 30 mee eens I, I, I, 30 neutraal I, I, I, I, I, 50 mee oneens I, I, I, I, I, I, I, I, 80 zeer mee oneens

Uitspraak 6, thema 2“Vluchtelingen moeten hun problemen zelf oplossen, ze wonen toch daar!”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens 0 mee eens I, I, I, I, 4 0 neutraal I, I, I, 30 mee oneens I, I, I, I, I, I, I, I, 80 zeer mee oneens I, I, I, I, 4

Uitspraak 7, thema 3, OMGEKEERD “Wilders maakt mensen bang voor moslims, om stemmen te winnen.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens I, I, I, 30 mee eens I, I, 20 neutraal I, I, I, 40 mee oneens I, I, I, I, I, I, I, I, 80 zeer mee oneens I, I, 2

66

Uitspraak 8, thema 4, OMGEKEERD “De meeste politici zijn bekwame mensen die weten wat ze doen.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens I, I, 20 mee eens I, I, I, I, I, 50 neutraal I, I, I, I, I, I, I, I, 70 mee oneens I, I, I, 30 zeer mee oneens I, I, 2

TOTALEN thema 1 in mate van waardering populistische uitspraak(uitspraak 1 + 5 = totaal)Zeer mee eens (11 + 3) = 14 (28,95% + 7,89%)= 36,84%Mee eens (4 + 3) = 7 (10,53% + 7,89%) = 18,42%Neutraal (3 + 5) = 8 (7,89% + 13,16%) = 21%Mee oneens (0 + 8) = 8 (0% + 21%) = 21%Zeer mee oneens (1 + 0) = 1 (2,36% + 0%) = 2,36%

TOTALEN thema 2 in mate van waardering populistische uitspraak(uitspraak 3 + 6 = totaal)Zeer mee eens (1 + 0) = 1 (2,36% + 0%) = 2,63%Mee eens (4 + 4) = 8 (10,53% + 10,53%) = 21,05%Neutraal (6 + 3)= 9 (15,79% + 7,89%) = 23,68%Mee oneens (5 + 8) = 13 (13,16% + 21,05%) = 34,21%Zeer mee oneens (3 + 4) = 7 (7,89% + 10,53%) = 18,42%

TOTALEN thema 3 in mate van waardering populistische uitspraak(uitspraak 4 + 7 = totaal)Zeer mee eens (4 + 2) = 6 (10,53% + 5,26%) = 15,79%Mee eens (7 + 8) = 15 (18,42% + 21,05%) = 39,47%Neutraal (5 + 4) = 9 (13,16% + 10,53%) = 23,68%Mee oneens (1 + 2) = 3 (2,36% + 5,26%) = 7,89%Zeer mee oneens (2 + 3) = 5 (5,26% + 7,89%) = 13,16%

TOTALEN thema 4 in mate van waardering populistische uitspraak(uitspraak 2 + 8 = totaal)Zeer mee eens (1 + 2) = 3 (2,36% + 5,26%) = 7,89%Mee eens (6 + 3) = 9 (15,79% + 7,89%) = 23,68%Neutraal (7 + 7) = 14 (18,42% + 18,42%) = 36,84%Mee oneens (4 + 5) = 9 (10,53% + 13,16%) = 23,68%Zeer mee oneens (1 + 2) = 3 (2,36% + 5,26%) = 7,89%

67

Bijlage V.1.b – klas p1l12, data Individuele vragenlijst, meisjes

Mijn geslacht:

O man 19O vrouw 3

Uitspraak 1, thema 1“Nederland moet van ons blijven met Zwarte Piet en alle andere tradities die bij ons land horen. Buitenstaanders moeten zich aanpassen en niet andersom.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens I, 10 mee eens I, 10 neutraal I, 10 mee oneens 0 zeer mee oneens

Uitspraak 2 thema 4“Politici draaien er allemaal omheen. Het gaat niet zozeer om wat goed is voor de burger, maar meer om hun eigen positie.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens 0 mee eens I, 10 neutraal I, 10 mee oneens I, 10 zeer mee oneens

Uitspraak 3 thema 2, OMGEKEERD“De aanwezigheid van verschillende culturen is winst voor onze samenleving.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens 0 mee eens I, I, 20 neutraal I, 10 mee oneens 0 zeer mee oneens

68

Uitspraak 4, thema 3“De PVV heeft als enige partij de ballen om te zeggen wat er echt aan de hand is.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens 0 mee eens 0 neutraal I, I, 20 mee oneens I, 10 zeer mee oneens

Uitspraak 5, thema 1“Ik heb vaak het gevoel dat onze Nederlandse tradities, waarden en normen er niet meer toe doen.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens 0 mee eens I, I, I, 30 neutraal 0 mee oneens 0 zeer mee oneens

Uitspraak 6, thema 2“Vluchtelingen moeten hun problemen zelf oplossen, ze wonen toch daar!”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens 0 mee eens 0 neutraal I, 10 mee oneens I, I, 20 zeer mee oneens

Uitspraak 7, thema 3, OMGEKEERD“Wilders maakt mensen bang voor moslims, om stemmen te winnen.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens 0 mee eens I, 10 neutraal 0 mee oneens I, I, 20 zeer mee oneens

69

Uitspraak 8, thema 4, OMGEKEERD“De meeste politici zijn bekwame mensen die weten wat ze doen.”

Kruis aan in hoeverre je het eens bent of niet met de uitspraak hierboven:

0 zeer mee eens 0 mee eens I, 10 neutraal I, I, 20 mee oneens 0 zeer mee oneens

TOTALEN thema 1 in mate van waardering populistische uitspraak(uitspraak 1 + 5 = totaal)Zeer mee eens (1 + 0) = 1 (16,67% + 0%) = 16,67%Mee eens (1 + 3) = 4 (16,67% + 50%) = 66,67%Neutraal (1 + 0) = 1 (16,67% + 0%) = 16,67%Mee oneens - -Zeer mee oneens - -

TOTALEN thema 2 in mate van waardering populistische uitspraak(uitspraak 3 + 6 = totaal)Zeer mee eens -Mee eens - -Neutraal (1 + 1) = 2 (16,67% + 16,67%) = 33,33%Mee oneens (2 + 2) = 4 (33,33% + 33,33%) = 66,67%Zeer mee oneens - -

TOTALEN thema 3 in mate van waardering populistische uitspraak(uitspraak 4 + 7 = totaal)Zeer mee eens - -Mee eens (0 + 2) = 2 (0% + 33,33%) = 33,33%Neutraal (2 + 0) = 2 (33,33% + 0%) = 33,33%Mee oneens (1 + 1) = 2 (16,67% + 16,67%) = 33,33%Zeer mee oneens - -

TOTALEN thema 4 in mate van waardering populistische uitspraak(uitspraak 2 + 8 = totaal)Zeer mee eens - -Mee oneens (1 + 0) = 1 (16,67% + 0%) = 16,67%Neutraal (1 + 2) = 3 (16,67% + 33,33%) = 50%Mee oneens (1 + 1) = 2 (16,67% + 16,67%) = 33,33%Zeer mee oneens - -

70

Bijlage V.2 – klas p1l12, data groepssetting, deel 2

21 jongens3 meisjes

RESULTATEN

Uitspraak 1, thema 4, OMGEKEERD, aantal per stelling:0 zeer mee eens -0 mee eens 8 WAARVAN 1 MEISJE0 neutraal 10 WAARVAN 2 MEISJES0 mee oneens 20 zeer mee oneens 4

Uitspraak 2, thema 3, OMGEKEERD aantal per stelling:0 zeer mee eens 3 WAARVAN 1 MEISJE0 mee eens 70 neutraal 8 WAARVAN 1 MEISJE0 mee oneens 3 WAARVAN 1 MEISJE0 zeer mee oneens 3

Uitspraak 3, thema 2, aantal per stelling:0 zeer mee eens 50 mee eens 40 neutraal 12 WAARVAN 2 MEISJE0 mee oneens 2 WAARVAN 1 MEISJE0 zeer mee oneens 1

Uitspraak 4, thema 1, aantal per stelling:0 zeer mee eens 80 mee eens 11 WAARVAN 2 MEISJE0 neutraal 4 WAARVAN 1 MEISJE0 mee oneens 10 zeer mee oneens -

Uitspraak 5, thema 3, aantal per stelling:0 zeer mee eens 30 mee eens 20 neutraal 12 WAARVAN 2 MEISJES0 mee oneens 3 WAARVAN 1 MEISJE0 zeer mee oneens 4

Uitspraak 6, thema 2, OMGEKEERD aantal per stelling:0 zeer mee eens 50 mee eens 10 WAARVAN 2 MEISJE0 neutraal 8 WAARVAN 1 MEISJE0 mee oneens 10 zeer mee oneens -

71

Uitspraak 7, thema 4, aantal per stelling:0 zeer mee eens -0 mee eens 40 neutraal 13 WAARVAN 2 MEISJE0 mee oneens 6 WAARVAN 1 MEISJE0 zeer mee oneens 1

Uitspraak 8, thema 1, aantal per stelling:0 zeer mee eens 19 WAARVAN 3 MEISJE0 mee eens 10 neutraal 40 mee oneens -0 zeer mee oneens -

TOTALEN MAN thema 1 in mate van waardering populistische uitspraak (uitspraak 4 + 8 = totaal)Zeer mee eens (8 + 16) = 24 (19,05%+ 38,1%) =57,15%Mee eens (9 + 1) = 10 (21,43% + 2,38%) = 23,81%Neutraal (3 + 4) = 7 (7,14% + 9,52%) = 16,66%Mee oneens (1 + 0) = 1 (2,38% + 0) = 2,38%Zeer mee oneens - -

TOTALEN MAN thema 2 in mate van waardering populistische uitspraak(uitspraak 3 + 6 = totaal)Zeer mee eens ( 5+ 0) = 5 (11,9% + 0%) = 11,9%Mee eens (4 + 1) = 5 (9,52% + 2,38%) = 11,9%Neutraal (10 + 7)= 17 (23,81% + 16,66%) = 40,47%Mee oneens ( 1+ 8) = 9 (2,38% + 19,05%) = 21,43%Zeer mee oneens ( 1+ 5 ) = 6 (2,38% + 11,9%) = 14,28%

TOTALEN MAN thema 3 in mate van waardering populistische uitspraak(uitspraak 2 + 5 = totaal)Zeer mee eens (3 + 3) = 6 (7,14 + 7,14%) = 14,28%Mee eens (2 + 2) = 4 (4,76% + 4,76%) = 9,52%Neutraal (7 + 10) = 17 (16,66% + 23,81%) = 40,47%Mee oneens ( 7+ 2)= 9 (16,66% + 4,76%) = 21,42%Zeer mee oneens (2 + 4) = 6 (4,76% + 9,52%) = 14,28%

TOTALEN MAN thema 4 in mate van waardering populistische uitspraak(uitspraak 1 + 7 = totaal)Zeer mee eens (4 + 0 ) = 4 (9,52% + 0%) = 9,52%Mee eens ( 2 + 4) = 6 (4,76% + 9,52%) = 14,28%Neutraal ( 8 + 11) = 19 (19,05% + 26,19%) = 45,24%Mee oneens (7 + 5) = 12 (16,66% + 11,9%) = 28,56%Zeer mee oneens (0 + 1) = 1 (0 + 2,38%) = 2,38%

72

TOTALEN VROUW thema 1 in mate van waardering populistische uitspraak(uitspraak 4 + 8 = totaal)Zeer mee eens ( 0 + 3) = 3 (0% + 50%) = 50%Mee eens ( 2 + 0) = 2 (33,33% + 0%) = 33,33%Neutraal ( 1 + 0) = 1 (16,67% + 0%) = 16,67%Mee oneens - -Zeer mee oneens - -

TOTALEN VROUW thema 2 in mate van waardering populistische uitspraak(uitspraak 3 + 6 = totaal)Zeer mee eens - -Mee eens - -Neutraal ( 2 + 1)= 3 (33,33% + 16,67%) = 50%Mee oneens ( 1 + 2 ) = 3 (16,67% + 33,33%) = 50%Zeer mee oneens - -

TOTALEN VROUW thema 3 in mate van waardering populistische uitspraak(uitspraak 2 + 5 = totaal)Zeer mee eens - -Mee eens ( 1 +0) = 1 16,67%Neutraal ( 1 + 2) = 3 (16,67% + 33,33%) = 50%Mee oneens ( 0 + 1) = 1 (0% + 16,67%) = 16,67%Zeer mee oneens (1 + 0) = 1 (16,67% + 0%) = 16,67%

TOTALEN VROUW thema 4 in mate van waardering populistische uitspraak(uitspraak 1 + 7 = totaal)Zeer mee eens - -Mee eens - -Neutraal ( 2+ 2) = 4 (33,33% + 33,33%) = 66,67%Mee oneens ( 1+ 1) = 2 (16,67% +16,67 %) = 33,33%Zeer mee oneens - -

73