nr.: lAfë. - Asten...vormen daarin de kern. Het (beoogde) plan van initiatiefnemer (Dhr. Beijers)...
Transcript of nr.: lAfë. - Asten...vormen daarin de kern. Het (beoogde) plan van initiatiefnemer (Dhr. Beijers)...
Raad vanState Afdeling bestuursrechtspraak Pagina 1 van 1
Raad van de gemeente Asten Postbus 290 5720 A G ASTEN
Datum 13 juni 201 6
Ons nummer 201 508675/1 /R2
Uw kenmerk
G E M E E N T E A S T E N injjekonien
I
1 4 JUN 2016 nr.: lAfë.
Inlichtingen M w . M . A . M . Brautigam-van Gaaien 070 -4264690
Procedure Beroep
Onderwerp Asten Bp Heusden Behelp 13 (Camping de Peel 2014
Geachte heer/mevrouw.
Hierbij zend ik u - ter informatie - stukken die betrekking hebben op de bovenvermelde procedure.
Zoals u is meegedeeld, zal de zaak op 22 juni 2016 worden behandeld op een zitting.
Aangezien deze brief geautomatiseerd is aangemaakt, is deze niet ondertekend.
Hoogachtend, de griffier
De griffie is van 21 t/m 25 juli gesloten i.v.m. verbouwing.
29f)724j(Hj:^) Postbus 20019 - 2500 EA Den Haag - T 070 426 44 26 - F 070 365 13 80 - www.raadvanstate.nl Bij correspondentie de datum en het nummer van deze brief vermelden
Mr. G.C.G. Raymakers
Mr. L.C.J. Sars
Mw. Mr. F.A. van den Heuvel
Mw. Mr. S.H.J. Raessens
RAAD VANSTATE INGEKOMEN
13 JUNI 2Ü\S
BRAAKMAN ADVOCATEN
36 ZMKm AAK B£HANCE,3 JD:
Mierloseweg 5 5707 AA HELMOND T: (0492)54 44 15 F: (0492)52 77 85 www.braakmanadvocaten.nl ra>[email protected]
UZ PER TELEFAX: (070) 3651380 Raad van State t.a.v. Mw. M.A.M. Brautigam-van Gaaien Postbus 16113 2500 BC DEN HAAG
Nr.: 39647 RAY/ML Inzake: Boom/gem. Asten bp R.van.St. Uw ref.: 201508675/1/R2 Helmond, 10 juni 2016
Edelachtbare heer / vrouwe,
In opgemelde procedure zal de behandeling ter terechtzitting plaats vinden op 22 juni a.s.
om 11.45 uur. Appellant wenst hierna volgend gebruik te maken van de geboden
gelegenheid om enige aanvullende opmerkingen te maken, mede in het licht van het
verweerschrift van (de gemeenteraad van de) gemeente Asten, na te noemen "venteerder"
en de aldaar betrokken stellingen.
Eén van de belangrijke stellingen in het beroepschrift van appellant is dat venteerder, met
name in retrospectief beschouwd, terzake de totstandkoming van het litigieuze
bestemmingsplan in strijd handelt met haar vanaf 2006 geformuleerd beleid, neergelegd in
diverse beleidsnotities (Toekomst "de Avance"), meer in het bijzonder ten aanzien van de
zonering van gebieden waarin intensieve vormen van recreatie zijn toegestaan en gebieden
waarin extensieve vormen is toegestaan. Op grond van de zonering en de duiding van het
gebied (De Behelp), waarin het ondenterpelijk bestemmingsplan is gelegen, zijn slechts
afgebakende vormen van recreatie toegestaan, meer in het bijzonder gericht op
verblijfsrecreatie. Sleutelbegrippen in genoemde beleidstukken vormen: kleinschaligheid;
ondergeschiktheid (aan hoofdfunctie); voorkomen van publieks/verkeersaanwervende
werking; voorkoming van onevenredige belasting op de infrastructuur en bereikbaarheid,
vormen daarin de kern. Het (beoogde) plan van initiatiefnemer (Dhr. Beijers) voldoet in geen
enkel opzicht aan genoemde beschrijving, gezien de enorme grootschaligheid daarvj
Rabobank nummer NL 63 RABO 0121 0684 04 t.n.v. Sticiiting Belieer Derdengelden, Mierloseweg 5. Onze aansprakelijkfieid is beperkt tot het bedrag dat door onze verzekeraar ivordt uitbetaald. De maatschap Braakman Advocaten bestaat mede uit rechtspersonen.
/ a F I kuitooi
iMet Recht B Tevreden
B R A A K M A N ADVOCATEN
De ontwikkelingen volgend vanaf 2006, het jaar waarin de eerste beleidsnota het daglicht
aanschouwde, en met name daarin het handelen van venteerder, kan geen andere
conclusie opleveren dan dat venteerder haar beleid volledig ondergeschikt heeft gemaakt
aan de ambities en (economische) belangen van de initiatiefnemer. Illustratief daarvoor is de
wijze waarop de exploitant van de camping (oneigenlijk) gebruik heeft gemaakt van de RBV
regeling als opgenomen in het Bestemmingsplan Buitengebied Gemeente Asten 2008,
waarop hierna zal worden teruggekomen. Het handelen van venteerder wordt gekenmerkt
door het "achter de feiten aanlopen" en rationalisatie achteraf. Het moge duidelijk zijn dat
deze handelwijze in haar verschillende verschijningsvormen op gespannen, zo niet strijdige,
voet staat met de beginselen van behoorlijk bestuur, meer in het bijzonder de zorgvuldigheid,
de rechtszekerheid en een deugdelijke motiveringsplicht, laat staan dat dit handelen nog
resultaat zou kunnen zijn van een goede ruimtelijke ordening. Deze stellingname zal
verderop in dit schrijven nog op onderdelen worden toegelicht en geïllustreerd.
Het moge zo zijn, zo luidt één van de stellingen van venteerder, dat appellant niet tijdig en
adequaat heeft geopponeerd tegen de gewraakte ontwikkelingen rondom de camping
middels zienswijze, bezwaren respectievelijk verzoeken tot handhaving, hetgeen hem
kennelijk ( N.B parafrasering advocaat) juridisch dient te worden aangerekend, doch zulks
laat onverlet dat verweerder als overheidsorgaan hoeder dient te zijn van een goede
ruimtelijke ordening en van haar mag worden ventacht dat zij handelt overeenkomstig
geformuleerd beleid alsmede dat zij, overeenkomstig de normeringsfunctie van een
bestemmingsplan, er op toeziet dat conform het bestemmingsplan en de daarin
geformuleerde regels wordt gehandeld en desnodig ook dienovereenkomstig handhaaft.
De Algemene wet bestuursrecht schrijft ondermeer voor dat een bestuursorgaan zich inzake
haar besluitvorming laat leiden door een deugdelijk en zorgvuldig onderzoek naar de
(kenbare) feiten. Aan het bestemmingsplan buitengebied 2008 kan worden ontleend dat
daarin voor het eerst sprake is van een camping op de Behelp 13 met 15 staanplaatsen,
waarbij wordt verzocht (nota zienswijze) naar een uitbreiding van 25 standplaatsen. Het
Bestemmingsplan Buitengebied Gemeente Asten 2008 retrospectieve toets laat zien hoe de
aanduiding VAB, pagina 83, wordt omzeild door gebruik te maken van de RBV regeling
omschakelingen naar een paardenhouderij, om de mini camping te kunnen realiseren met
behoud van het bouwblok. De paardenhouderij is echter nooit een feitelijke dan wel
hoofdactiviteit geweest, maar ondergebracht op het perceel van de buurman 13A (RBV-
locaties met behoud agrarisch bouwblok op maat - paardenhouderij; mini camping (25
plaatsen) Ab verkleind t.b.v. overblijvende veehouderijtak, paardenhouderij; gelegen in
recreatief ontwikkelingsgebied). In het uitvoeringsprogramma recreatie en toerisme (juni
B R A A K M A N ADVOCATEN
2007) pagina 25 onder het hoofdstuk "Toekomst gerichte ontwikkeling" wordt gesproken over
een mini camping met 50 standplaatsen met een verzoek tot uitbreiding naar 100
standplaatsen. Dit gegeven sluit naadloos aan op de als productie 5 bij inleidend
beroepschrift overgelegde foto van Google Earth uit 2005, op basis waan/an door appellant
de stelling is verkondigd dat er in 2005 al sprake was van 40 of meer standplaatsen.
Op 17 september 2014 heeft de provincie Noord-Brabant (in het kader van vooroverleg
reactie voorontwerp - bestemmingsplan "Behelp 13 Heusden 2014) in beginsel vastgesteld -
behoudens enige ondergeschikte aspecten van strijdigheid- dat het bestemmingsplan spoort
met de provinciale belangen en het provinciaal ruimtelijk beleid. Deze vaststelling heeft
plaatsgevonden op basis van een plan (opzet) waarin perceel P750 niet is meegenomen.
Desondanks heeft venteerder geen aanleiding gezien om het bestemmingsplan Heusden
Behelp 13 (camping De Peel) 2014 versie juli 2015 met een gewijzigde plan opzet waarin
perceel P750 wel is opgenomen niet wederom voor te leggen aan de provincie. Dit had
temeer voor de hand gelegen nu ten aanzien van perceel P750 een substantiële aanpassing
heeft plaatsgevonden van "waterberging" naar "sport en spel".
De wijze van meten alsmede de maatvoering betreffende de bebouwen oppervlakte is
volstrekt oninzichtelijk doordat venteerder bestaande begrippen van kampeermiddelen zoals
lodges, (sta)caravans trekkershutten opnieuw definieert als verhuuraccommodaties. Het
begrip verhuuraccommodatie komt in de "regels" onderdeel uitmakend van litigieuze
bestemmingsplan in de gedefinieerde begrippen wel voor als zijnde een bouwwerk (en dus
omgevingsvergunningplichtig), doch wordt gelijkgesteld aan een lodge of stacaravan, die
ieder hun eigen maximale oppervlakte hebben. Door het gegoochel met deze definities is
dus een trekkershut gelijk aan een lodge en aan een verhuuraccomodatie van 60 m=.
Controle op wat nu wel of niet behoort tot kampeermiddelen en met welk oppervlak wordt
volstrekt onmogelijk. Ook de bewering dat de totale oppervlakte 750 m^ zou mogen
bedragen op grond van het vigerende bestemmingsplan is niet vast te stellen op grond van
een zelfde soortgelijke gelijkstelling van een lodge van 27 m^ en een stacaravan van 50 m=.
Het is te kort door de bocht om dan maar 15 stuks van 50 m^ te vermenigvuldigen om op 750
m^ uit te komen en dit als uitgangspunt voor het ondenterpelijke plan te benutten.
Het bestemmingsplan camping De Peel 2011 gaat uit van een totaal te bebouwen
oppervlakte van 2175 m .̂ In het litigieuze bestemmingsplan is deze oppervlakte, zonder
nader uitleg, reeds verhoogd naar 2395 m .̂ Op basis van wat binnen het litigieuze
bestemmingsplan aan bebouwing wordt gerealiseerd, zulks met in acht name van
BRAAKMAN ADVOCATEN
ingeruimde maatvoering, dan komt men uit op een totaal te bebouwen oppervlakte van 2985
m .̂ De facto is derhalve sprake van een grove overschrijding.
Door het perceel P750 te bestemmen voor sport en spel waaronder ten deze tevens dient te
worden verstaan de zogenaamde speur- en GPS tochten treedt evidente strijd op met
(provinciale) beleidsuitgangspunten. Genoemde activiteiten zijn immers niet locatie
gebonden. Daarvan zal een publieks- en met name verkeersaanwervende werking uitgaan,
nog buiten beschouwing gelaten de activiteit boerengolf waarbij groepen mensen met
autobussen worden aangevoerd. Hier treedt evidente strijd op met de Structuurvisie
Bebouwingsconcentraties en ontstaan onveilige situaties doordat de bestaande infrastructuur
daarop niet is berekend.
A fortiori geldt dat eveneens voor de door venteerder eerst in het vaststellingbesluit
toegevoegde (dag)recreatieve activiteit "Peelexpres". Het betreft hier immers een activiteit
met een volstrekt "open einde", waaraan de exploitant naar wens en behoefte allerlei
activiteiten kan toevoegen met navenante verkeersaanwervende gevolgen.
Daarnaast schrijft de verordening ruimte 2014 voor dat een recreatiebedrijf een
aaneengesloten geheel dient te zijn, hetgeen in casu niet het geval is doordat deze wordt
doorsneden door de weg Behelp.
Het onderhavige plangebied bestaat uit vijf kadastrale percelen, te weten gemeente Asten,
sectie P, nummer 121, 1995, 1962, 1963 en 750 (vide producties 20 en 21 bij inleidend
beroepschrift). Op de percelen PI 995 en PI 962 rust een bouwtitel ten gevolge van een
artikel 19 WRO procedure. Het smalle gedeelte van PI963 is met opzet verkaveld om een
nieuwe (derde) ontsluiting te maken). In de toelichting staat dat men voornemens is de
ingang en de receptie te verplaatsen naar PI963 - ondanks dat het bouwblok daarop is
komen te vervallen (zie de pagina 13 toelichting bestemmingsplan) met als reden dat de
huidige inrit teveel overlast heeft voor de exploitant. De percelen P1995 en P1962 zijn
eigendom van de heer Beijers junior, tevens vennoot van de VOF De Peel welke het
recreatiebedrijf exploiteert. De stelling van venteerder dat er geen sprake zou zijn van
planologische binding met de camping wordt ten stelligste betwist. Hieruit kan derhalve geen
andere conclusie worden getrokken dan dat er de facto sprake is van de oprichting van twee
bedrijfswoningen.
Geheel tot slot. Tijdens de behandeling van het verzoek voorlopige voorzieningen op 22
februari 2016 heeft de voorzieningenrechter bij haar afwijzig van het verzoek verstaan dat de
- 4 -
BRAAKMAN ADVOCATEN
exploitant/initiatiefnemer de heer Beijers heeft toegezegd "dat hij in afwachting van de
uitspraak van de afdeling in de bodemprocedure de nieuwe mogelijkheden op de noord
oostelijke zijde van het recreatie terrein niet zal benutten voordat het plan onherroepelijk is
en hij derhalve ook geen omgevingsvergunning voor bouwen zal aanvragen". Korte tijd na de
behandeling heeft de heer Beijers de inrit en de erf verharding gerealiseerd. Hoewel
venteerder aanvankelijk heeft ontkend dat beide projecten niet - vergunningplichtig waren -
is nadien erkend dat deze vergunningplicht weldegelijk aanwezig was. De vergunning voor
beide projecten is niet voor handen en bij gebrek aan wetenschap ook niet aangevraagd,
zodat voorshands sprake is van een illegale situatie. Daarnaast moet worden vastgesteld dat
de heer Beijers gehandeld heeft in strijd met de toezegging.
Een afschrift van onderhavig schrijven werd bij separaat schrijven toegezonden aan de gemachtigde van verweerder.
Het vorenstaande in uw aandacht vertrouwende,jk/er5Ii]ft