NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

471

Click here to load reader

Transcript of NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Page 1: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 2: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

J O A N N l E U H Ö F S

Z E E « 1 L A N T -

REIZE

door verfcheide Geweften van

OOSTINDIEH

*Behefyenck

vecle zeltzaamc cn wondcrlijke voorvallen c n gc fch icdcn i f l cn .

Beneffem

Ecnbcfchrijving van lantfchappcn^cdcnjdicrcnjgewaflcni d ragh tcn iz&dcn c n godsd icnf t der i n w o o n d e r s :

En inzondetheit

cen wijtloopig vcrhacl der Stäct

BATAVU,

Vereiert doorgaem mtt verfcheide Ködere Tlaten.

t'iAM $ T E R D A M ,

VoordeWcduwcvaa JACOB van MBURS, opdcKeizcrs-gracht. 1682.

Page 3: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

D e S c h r i j v c r foan ?s(ieuhof\ o p d e S t a d B a t a v l a e n

de omlqggcnde hooven en landeryen.

, E welvaert hecft den weg nae't ooften uirgevonden ; En d'ongebaendc zee haer febatten roc verrroud Zy veilt haer waer met winftop wiffe vafte ßronden

En heefr B A T A V 1 A dus heerl|k opgebout ' Hier zien wy met vermaek een luftige lantsdouwe

ßeplantmetgnldenooftenvruchtcnvecldedey, Lntuynen zonder talen Itercke knjgsgcbouwen,

En Hofftecn in de fdneu van 't Ioofrijk boom geway. Debronnen fpringen hier ütthooghgctopte bergen,

En däclen mec gemack zoet vloeyend na beneen En fchijnen't kriftallijnin klaerigheittetergen,

En ftroomen door de ftadt enom de veften heen Nae't Noordcn bromt de zee metzoo veel zee kafteelen

Gelaeden met de vrucht van'teeuwigh vree verbont. Daer zietmen in ' t verfehlet de Water-Nymphies ipeelen»

En dobbren op de zee tot aen den honzond Laets'weerelts hooftftadvry op haeraeloutheitpraelcn

En trotzen op de praelen pronk van't Roomfe hof. ' Een ander migh haer fterkte en ftrijtbaerheit verhaelen '

En kroouen haer bednjfmet ruifchenr lauwcr-lof Ick ftcl B A T A V 1A, de ftad der Batavieren,

Veerbooven andrefteen. Hiervmt men'raltemael \Vat landen vruchtbaer maekr en fteeden kan vercieren

Met eeuwighdurenc lofenheil uics'heemels zaal. * * J. Nienhof.

S O N N E T Aen den Beer

JOAN NIEUHOF*

op fijn ReisBefchrijving, cn vertrek vanBatavia, na 'c Vaderland.

Eleer de Nienhof die in'/ Noorden en in V Zuiden In t Ooflen, m het JVcfi, door 'tgantfe We, elds rond, Naeukeurtg onderfochtygelucktgonäervond

Alwatterwonderfchijnt voor wonder keurigeluyden: D " tleltfamfltndenAertvanmnfchenA

Geflah van HeemehZeeen^erdehebtterßond

En^mTn^aa^nTee nog zftl^ftlto^hu^Zn^ gm*eki mt m<m* ^rlaetgynu de Stadt, diegydborfchrtft en dicht

n/t jTrl ßdtUntomJ°0k™ß&rengtin'thebt? mit gy dit fchoone Landnu t'eenemael ver/aeten ?

S oo miß Batavia de Bloemder Sehrijversvan Haer Löf enAmßel.ßadtbekomt een Nienhof °dan,

^ensbloemenkleurengeurgantsNederlandfalbaeten.

P.Kctting. 1^70. in Batavia,

Page 4: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

O p d e S t a d B a t a v i a , o p * t e y l a n d

groot Java, künftig af-geteekend,

en geleerdelijk befchreeven:

DOOR

fOAK. F.

Unfl>wijfeSchrijver,die de Pen vocrdals'tPenceel, Pappier,en Parkement,als't glad gefchaafd Panneel: Die Inkt, en Potloot is, in ftee van held're vervcn; Die künftig, felf t\atuur, cn Kunft, mer haer getooy, Weet uyt te beeiden, in haaraldermooyfte mooy: Uw Schnjf, uw I eyken-kunft, fal ingeen fterven, ftervcn.

Soo hebt gy eerrijds, met een vlagge Pen, en Hand, Het machtig China ("door den grooten Cham onrmand} Na 't leeven afgebceld, geteykend, en befchreeven: Soodanig, dat lv t ook geleerdheyd hteft behaagd: E n * I aal kun, datfy'taandetongenoverdraagd» Sy falu,Tijm,en Palm,en Mirh,en LauwVengeeven.

Soo beeld gy Nieu-hofnu, het nieuw- Batavia, AanSunda'soudefoom , voor'toog.i van Jacarra, Jn vollen luyfteraf, enmaakt haar naam Roem-ruchtig. Maar, onderrufTehen,wijldat haarglans vertoond, Haar oude Vaders met Lau wrier, en Palm bekroond: Kroondgyufelf, enbhjftonfterflijk,endoorluchrig.

HierfpeelddeDichr-kunft,mer,enSchr»jf, en i eyken kunft: Hierteeld de weetei fchap twee Dochters, Nijd en Oui ft: Hiervoedwel Ipreekendheyd haareygen ^ chte Kmd'ren. Befchreeven Waarheyr, lsdes Menfchen Leevenslicht: Dar alle eeuwen, naekr vertoond,aan elks geficht •, Schoon,dat het valfcheyd, met bcdrog,door l i f t ,wi l hind'ren.

Gy Nieu-bof, wankeld niet: gy hebt een Staate moed : Gy ftoot, cn rreed entrapr dat Sehr ik-dicr metde voet, Gy Wied dat On kruyd uyt de Akkerenvan Nien hof. Gyplanr,cnqueektdaar.in,eenon-verwelkbaarKruyd: Daralnjdgroeyd, en bloeyd,envruchtengeeft:, en fpruyd. Enfal den planter ftaagh begroeren, met een nieuw Löf.

Batavia, foo jong, foo teeder in hegin, Soo wonderlijkgeveft, foo vaardig.foogefwin, Braveerd de fteeden, die K öcm-ruchtbaar z i jn , door oudheyd> Syfalu, dichaarkruyntcnfteylenTop punt heft, Een Denk-beeld Rechren, dat haar hoogte over-trtft: Daarfygeplaatftis, doof der / tow/trmftouthcyd.

Bauviadem^vanWitn- JACOB STEIKDA«. mamd, i67o. oochvafter.

tSmgiul Hmim « wijchoogikcf-m JtteT de» gefebiedeniflen. m d« hooge School der Stad ley den.

Page 5: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

O p h e t N a e u w k e u r i g h b e f c h r i j v e n

en Teykenen van de Stad Batavia,

op t Eyland Java, in t Konink-

rijk van Jacatra.

Door den Ed.

JOAN NIEU HOF

J Ie eer/ijts der Chinefenßaet volkomen bracht in 't licht ± En meewg defitg dmggafluyfie» doorjtjn dicht,

' Deesfielt ons hier voor 't oogh het hooft van aidefleden^ Die in het Ooßer-landt, der Bataviren leden,

Met moet en met geweit, in [pijt van Dommagon En V moedig Brttfe Volk, tebouwen *e> ßbigen.

Dit kofielijk Gebouw, dat ßet ghyhier ontleeden 'Door M ieuhof, die hier toont met vaßgegronde reeden t

Vanwaer dit Jacatra eerfiquam, tn hoe 'tging voort. En hoe Batavia,geßicht door bloet enmoort,

Nu heeden legt en pronkt foo heerlijk en verheevent

Dat fietgy hier foo netgeteykent en befchreeven. Hy raekt niet flegts de fchors, maertreetdoor fteeg en ßraet, En toont ons al *t Gebouw> dat ergens aerdig ftaet.

DeKerk,hetFort,H Stad-huts, Rievier,en'thuysderWeefeni

En buyten Tuyn en Hof enwatßaet ujtgeleefen. Dit 's Nienhof met genoegh te toonen hetgebouw. Maer deefe (ehrandre Heer almeeräer faeken wouw,

Op dat een Nieuweiingßch niet en mocht begeeven Tot ietsy dat fchaedelijk is. Siet hier dan vlack nae 't leeven

WatfruytiWat kruyt, wat blaen} is dtenßig nut engoet Tot Spij r en tot vermaek: wat bitter juur effbet.

Wat Vogel, Vtfch ofVee, men fonder fchroom mach ecten. En ook he£ Zee-gewas en is hier niet vergeeten.

Wat tat de Keuken hoort tftot deMedtcyn, Ofwat voor drank men dritikt, in p/aets van bier ofwjjn.

Hygaet verhaelen voort veeldoen en vreemde feeden, Dat hier in fwanggaet of willig wortgeleeden.

Stet hier Nttnsgierig Volky die dickwtls hebt een Infi In'tkefenvan wat raers, enwenfi een vreemde kuji

Als naturel tefien-, maer fchrickt voor d'hooge baaren En door de woeße Zee foo lang tyt te vaeren.

Komt hier en leeßdit B ekt hier vintgy goedeßof, Tot voeding van u lufien prijs van Nieuwen-hof.

Den 2i. van Louvemaent 16 7 x.

Ämico fuo pofuit non ut Volult, fed ut potuit in tegerrimus tuus

ZACHARIAS KAHEINGH.

Page 6: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

J p H A N N l E U H O S S *

G e d e n k w e e r d i g e

Z E E e n L A N T - R E I Z E .

na en d o o r

O O S T I N D I E N .

Kieuhofs vertrek raOoft-indien.

A ik my dan gelijk vcr-haelt is,in mijn vader-lant eenigen tijt had op gehoudcn, wert ik da-ghelix meeren meer met begeerte en drift

ontfteke,om ook de geweften vanOoft-indienaentc doenen te bezightigcn.

Dies trok ik van daer weer na de ftad Amfterdam, om my tot de reize na Öoftindien tevervaerdigen: gelijk ik my ook, na verloop van eenige weinige weken, op het fchip,het Kall , der-wacrts begaf, in gezelfchap van noch vier andere fchepen: te weten, de Vre-de: het Lam, de vergulde Draek en Naerden. Ons fchip, het Kalf, was met 24 ftukken gefchuts gcmonteert, en de Schipper Kornelis Juft getreten

Wanneer deze fchepen van alle noot-xvendige behoeften verzien waeren, liepcn wy dendrieentwintighftcn van oogftmant, des jaerszeftien hondert drie en vyftigh, na genomen affcheit van de E.Ed. Heeren Bewinthebbers, uit het Telfel in zee, om achter Yflant om te Zeilen; uit oorzake wy, om zeke-regewight ige reden, door de Hoof den voorby Engclant nier moghten varen.

Den vier en twintighften was de koers Noorde ten Welte, op 54 gradcn en 56 minuiten. Des avonts worpen wy gront op 13, en des nachts op 17 vade-menzantgront.

Denxj was de koers alsvoore: de hooghte 5-5 graden 59 minuiten, en wert gront op vaden geworpen.

Aldus zcilden wy tot den negen en twintigften, op de hooghte van 5 8 graden, 14. minuiten. De koers was noordt noordt-ooft, met een topzeils koelte.

Den dertighften zagen wy met den dagcraet Hitlant, leggendeopdehoek VanSchotlant,omtrent 6 mylen van ons.

Des middaghs bcvonden wy ons op

de hooghte van 60 graden ,3 minuiten, en op dejlengte Van 18 gr. en 49 min.

Dtn eerften van Herftsmant had men dchooghftevan 62 gradcn,4o minuiten , en de lengte van 19 graden en 1 minuiten, met een fty ve koelte en her-den voorrgang. W y gingen roen zuid weft ren wefte aen , achter Hitlanrom* en tuflehen de Fairöofe eilanden cn Hitlant deur.

Den Vierden ontftont een hert en buyigh weder: waer door wy de fche-pen,hetLam en Naerden, vermiften en uit het gezight verloren. W y hadden dehooghte van 60 graden en 11 minui ten, en behielden den vorigen koers; doch moften van weegen het hert weer: de Zeilen innemen.

Des volgenden daeghs wal het weer wat bedaert. Dies wy toen de marszeils Eilant weder by zetten: en haddendesmid- K i l d a f

daghs de hooghte van59 graden, en het eilant Kilda, bewerten Schotlant gelegen, zuidweftwaerts omtrent zes mylen van ons. Aldus vervorderen wy onze reize tot den dertienden, en meefl: met herden winr: als wanneer onze fokke malt, door het verheffen van cen fterken ftorm, aen ftukken brak.

Derhalve wy het met een zeil moften laten dry ven.

Des middaghs hadden wy de hooghte van 50 graden, en 1 minuit. Des anderen daeghs wert de fokke maft weer klaer gemaekt: hcewel het buyigh weer noch aenhieldj Zoo dat men de Zeilen wederommoftinnemen, en het met een zeil laten dry ven.

Den zeventienden wert de hooghte van 4,6 graden en 27 minuiten genomen. Toen ontftont weer een geweidige herde ftorm, die alle de zeilcn fchaeloos en reddeloos maekte, en ons van al ons gezelfchap deed afrukenen allecnzwerven.

A Den

Page 7: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

2 G E D E N K W Den negentienden zagen wy van ver-1

re twee Zeilen, welke enwy giften het Lam, een van onze andere fchepen, te zijn: gelijk wy naderhant ook bevon-den.

Den twintigften was'er een ftyve koelte, de koers zuitweft, en dehoogh-te van 43 graden, en 3c minuiten. Toen ontdekte haer de kaep Finis Terre (dat is einde der aerde, } de uitftekende hoek van Spanje, die wy giften omtrent vyf mylen van ons te zijn.

Des avontsquamtoet fchip het Läm by ons, dat volgens beright van den Schipper enzijnvolk, in devootleden ftorm van het fchip de Vredeafgeraekt was, zijn grote ftenge en maft quyt geworden was, en Zeilen wegh gewaeit waeren: dies volgens was het Hecht met hem geftelt.

Wy hadden doorgans een ftyve koelte , met goeden voortgang, tot den der-tigften: als wanneer wy ons op de hoogte van 30 graden en 20 minuiten bevonden, en hadden het lanr van Afrika zuid zuid-weftwaerts omtrent vyf mylen van ons, metonbeftendige wint.

Den tweden van Wynmant was de wint en koers als vooren. W y waren toen op 28 graden en 51 minuiten, en op de lengtevan 57 graden,enzeildennevens het Kanarifch eilant Lancer otta, längs den wal hene, en lieten het aen ftuer-boort leggen. Men zagh een zeilj maer kon het niet verpreien.

Des anderen daeghs waren wyne-vens het eilant Eretevanture of Forte-rentum, en hadden het des middags noord-ooft ten noorde omtrent tien mylen van ons,op de noorder brete van 27 graden 45 minuiten. Wy zeilden alzoo tuflehen de Kanarifcheeilanden deur, en waren dien dagh veertigh mylen gevordert.

Den zevenden zeilden wy met een doorgaenden noord-oofte wint in dit etmael dertigh mylen, en waren op 19 graden 1+minuiten. Des avontswiert opveertien vadem grontgeworpen,al-waer een Vinkje op ons fchip quam zitten: niet tegenftaende wy over de hondert mylen van lant waren.

Den negenden waeren wy op 17 graden 41 minuiten -t en zagen des avonts lant, weft zuidt-weft van ons, engingen des nachts met kleine Zeilen dryven.

E E R D I G E , Den tienden, in den daegheraet, had«

men het eilant S.Vincent, een van de Ei ,afc Zoute eilanden, vyf mylen zuid-weft. S

c^~ waerts vanons.De koers was zuidweft-waerts tot tuflehen het eilant voor-noemtendatvan S.Antoni. Des middaghs wert het anker in de bay van S. Vincent op vier vadem zantgronrge-worpen. W y haelden den zelven dagh noch een boot met verfch water, en bragten zeven bokkenaen boort.

Ik ging met onze boot na het eilant S. Antony, om ververfching te halen: maer quamledig en bedrogen weerom.

Den vyftienden kregen wy tien Schilpadden: en die van het fchip de Draek ook tien, dat eengoede verver-fching was.

Den achtienden ginghikmeteenige van ons fchip na den Commandeur van S. Vincent, die ons vriendelijkont-fing en wel onthaelde, en gaf ons ieder een ezel, om weer na de haven tery-den.

Wy vingen een grote menightevan vifch.

Den twintigften gingen wy met ver-fcheide krameryen na het eilant van S. Vincent, en milden daer tegen vele ververfchingen, alsoranjeappels, l i -moenen, bakovens, en pompoe-nen.

Ten zelven dagh wert noch al veel vifch gevangen: en quam het oorlogh fchip de Roos, dar na Brazil gefchikt was,in de haven by ons ten anker.

d'Oude Wil t fchut , commandeur van de krygsluiden, quam my aen boort bezoeken, cn was verwondert van ons hier te vinden.

Na men van alles, zooveeldoen-lijk viel, verzien was, vervaerdighden wy ons weer tot den zeetoght: dan konden voor des anderen daeghs, den vyf en twintigften, door belet van weer en wint ,niet uitkomen.

Het eilant S. Vincent is omtrent vyf mylen in c ronde groot, en doorgaens met rotzen bezet, daer niet als mager gras op groeit, tot voetfel voor de wilde bokken.

Her eilant wort beftiert door een gou-verneurofopperhoofr, van wegende Portugefcn, die een Muiaet was, dat is een.die van een blanke vader,enz\yarre moedergeborenis,cndeze eilanden al eenige jaren geregeert had. Zyne on-

derza*

Page 8: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 9: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 10: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 11: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 12: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

derzäten zyn Negers en Zwarren, die derwaerts uit verfcheide geweftenge-zonden waren, om bokken te vangen, die zy om de Vellen allcen dooden, en dczelve na Porrugael overzenden:want al het vleefch daer van kan by hen niet vertiert worden.

Zy leven zonder vrouwvolk, zeer zo-ber, en niet vermakelijk. Zy halcn benc-den aen'den hooghften bergh, die gedu-righ met wölken bedekt is , dät van den dauwdoor goten naomlaegh lekt, hun water in zakken vanbokke Vellen ge-maekt. AI het ander water is'cr brak en zalpeterigh, en dienvolgens onbe-quaem om tedrinken, danbygebrek van beter.

De Gouverneur had zyne wooningh aen d'andere zyde van 't geberghte, dicht by de zeekant, omtrent drie uuren! van dchaven. Zijn Hövelings hurjes waeren met fchilden van fchilpadden bedekt, en ftonden rontom in verfchei-den klein geboomte, om haertegende hitte der zonne te over fchaduwen.

Ik ging met eenige van onsfeheeps Volk, om op den hooghften bergh te klimmen ,cn het lant tedoorzien ;hoe-

Wel mijn gefelfchaphetten halven wc* genlictftckcn,} maerik klauterde met grootemoeite tot boven op den top: daer ik mijn hoet, door het fei waeien van de wint, quy t raekte. Men kan van den top het geheel eilant overzien, en hoc het rontom met de zee befpoelt wort.

De bergh is zoo fteil, cn hoogh, dat men, van wegen de yfieijkefteilehoog-te,nictals op den buik leggendedaer af dürft zien.

De in woonders verhalen,hoewei zeer belaggelijk, dat een Konings dochter op dezen bergh zou gebannen zijn, die daerop in een Hang verändert wert, eh zoo lang moet blyven, tot ter tijt toc cen van koninglijken bloede daer op komt: dan zal zy weer verändert , en tot haere voorige geftaltc kee-ren en vcrloft worden.

In hetaf komen zag ik honderden vari kraeien by malkanderen, en ging mec mijn gezelfchap, dat my ten halven we ge gewachthad, derwaerts om te zien.

W y bevonden, dat een groote fchil« le-padopdcnrughgcvallen was, dien de kraeien zoo levendigh onder had-

A 2 den

Page 13: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

4 G E D E N K den cn begonnen te eeten. Wy maek-tcn onder de beck los, en haeldenver over de driehonderteyeren uit , die een van onze maets in zijne onderbroek knoopre, om ftruif van te bakken. Het vleefch wert voor de zieken fcheep ge-haelt.

Het eilant S. Antonis leit drie uuren van S. Vincent, en recht daer tegen over.

Aen de voet van de hooge punt, der oofthoek van dit eilant, is een Santbay, voor kleine vaertuigen,opPortugeefch genoemt El Pracaden Siniao: alwaer omtrent dertighhutjesftaen: daer ee-nige Negers en 'Portugefen in woo-nen, die niet ten belle hebben, als eeni-gevruchten.

Dit eilant is ook doorgiens vol hooge en kaelekiippcn. Voorhenewarcn'er zeer weinigh. vruchten: maer nu groeien'er,door vlyt en arbeyt der {Pör-tugefen, velerleie vruchten,diealdaer welightieren.

DeWyngert draeghter twee mael desjaers : desgelijx meer andere vruchten. Men heefter verfcheiden en velerlei gevögelt, maer inzonderheit is het lant vol wilde bokken.

Het wafler op den middagh zoo ge-weldigh heet, datmen naulix daer her-den kon.

Toen wy hiercerftaenquamen, liefen de inwoonders ons niet toe ver-verfching te halen , maer naderhanr onthaelden zy ons vriendelijk , en broghren ons zoo vele vruchten, als wy begeerden.

Het brant'er allenthalve zeer vreeze-lijk aen ftrant; dies men zeer verzich-tigh te werk gaen moet,wil men zijn vaertuigh behouden.

Zoute Deze eilanden zijn tien in'tgeralen eilanden. werden gemeenlijk de Zoute eilanden

genoemt, van wegede meenighteen overvloet van Zout , dat aldaer van zelf voorkomt en valt. Zy leggen omtrent hondert en zeftigh mylen van dekufte van Afrika.

Zy zijn allereerft door de Porrugefen op her jaer vyftienhonderr entweeen zeventigh gevondem van wien zy noch veel bewoont worden.

Wy gingen dan weer ten zelven da-ghe, den zes en twinrighften, 't zeil met een noord-oofte winr en topzeils , koelte, en waeren dien dagh op 15 gra-1 denen u minuiten.

B E E R D I G E , Den zesen twintigften zagen wy Tlhä

Blanko , of Witten eilant, alzooge^ noemtom zijne witheit vankleur; en is het uitterfte eilant.

Wy hadden in 't eerfte eengoeden voortgang; maer kregen daernaftilte: endeden dien nacht en dagh niet anders als dryven.

Des anderen daeghs ontftont een ftyve koelte, op de hooghte van 14, graden 16 minuiten.

Des morgens wert het lant omtrent tien mylen van ons gezien.

Den derden van Slaghtmaent vor-derden wy, van wege de ftilte, metzeilen niet meer als omtrent drie mylen j en waren op de hooghrevan 8 graden 11 minuiten. Des avonts vertoonde haer een hoos omtrent anderhalve myle van ons: het welk vreemt om te zien was: waer van te vooren in deBrafi-liaen Iche reize gefproken is.

W y gingen dus langzaem voort tot den achtienden, zonder eenig ver-hael waerdig,en waren op de hooghte van 5 graden, en door de hollen zee veel meer om de Ooft gedreven, als wy giften.

Tot aen den eerften van Winter» maent was het meeft ftilte en flappe koelte:waer over wy veeltijts des daegs niet meer als drie, vier of zes mülen voorrzeilden , zonder enige verande-ring, en hadden de hooghte van 2 graden 15- minuiten.

Denachten des morgens pafleerden wy de Linie , en waeren daeghs daer aen op f o minuiten zuider brete ,en op de lengte van 353 graden 1 o minuiten, Toen beliep ons een herde Travadoof ftormbui uit den Oofte met regen, en Merken wint: waer door de voor mars« zeils-fchootbrak.

Des middaghs waren wyop de zuider brete van 1 graeten 37 minuiten.

Men ziet hier dikwils zeer kleine wölken, die in Y kort heel groot en zwart worden: een tekendat zy van om hoogh fchieli jk neerzakken, en al-zoo een geweidige winr maken.

W y hadden deze ganfehe maent, doorgaens goedewint, en voortgang, zonder by zondere verandering,en wa ren OP33 graden, en 52 minuiten, zuider brete, en op de lengte van 3 5$ graden, en 36 minuiten gekomen.

Men bevond des zonsondergang 14 gra-

Page 14: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A N T - R E I 2 E. ©

graden 3 minnuten, N . O. Door het lang talmen, en zemme-

len begon de fcheur buik onder ons volk t'ontftaen en woeden: en ook het water te verminderen.

Den eerften van Lourtiant hadmen topzeils koelte, ende hooghte van 34 graden 58 minuiten , met harden voortgang, en waren een ftreke van 30 mylen gezeilt.

Den derden hadden wy de hooghte van 35 graden, en 38 minuiten; en 6 graden, en 29 minuiten lengte. De koers was ooft ten noorde. Toen begoßen wy na deKaep van Goede Hope te verlangen.

Den zelten qua men wy met een fne-dige koelte op de hooghte van 55 grade , en 4 minuiten, en hielden den zelven koers ooft ten noorde, en zagen veel fteenkroos d ry ven, en hadden een herden voortgang: dit duurde tot aen den twee en twintigften j hoewel met veel ziekte, hert weer en wint.

Toen hadden wy des morgens de hooghte van van 31 graden, en 3 6 minuiten , en zagen lant, tot ons grote blyfchap, omtrent drie mylen van ons;

daer wy nu omtrent drie weken van ter zy na toe gezeilt waren. Men wierp het dieploot, en bevont op, 58 vadem fteengront, en des middaghs op 75 zantgront.

Wy gi n gen weer in zee, en wen den het des middernachts weer na den wal, en des anderen daeghs weder inzee. Op omtrent 7 of 8 mylen in zee,wertop 80 vademfteek,en zantgrontbevonden , en veel vogelen gezien.

Het was zeer dyzigh weer: waer doorwy de Draek uyt hetgezightver-looren.

Den vyf en twintigften waeren wyop 3igraden 38 minuiten, 7 of 8 mylen buiten de wal, maer konden geen gront peilen.

Des avonts wert de Draek weerom gezien.

Aldus hielden wy tot aen den acht en twintigften af en aen het lant, en zwor-venheen enweer, zonder de Kaepte kunnen krygen. Wy wenden het weder na lant, en hadden de hooghte van 3 2 graden 5 8 minuiten, en waren een my 1 van de wal, metgrootgevaer : alzoo • het'er doorgaens vol klippen is. Dies her tuflehen den 3 z en 33 graden zeer vuil

ftrant is, daer de zee geWeldigh op , brant.

Waer door wy gedwongen werden j weerzeewaertsintefteken ,tot groote droefheir van ons allen; wa nt wy door al dit zukkelen zooziek, enzwak ge- Scheut. worden waeren, dat wy naulix ons j e r

fchip koften regeren. Eenigen hing al volk. het tantvleefch over de fanden heen. Ja defcheurbuikwaszoo verre gekomen, dat de Barbier, die een Hoogduitfcher en een gau, en verftandigh meefter was, zeide dar zy hun leven niet weer te reghtzoudenkomen. Waeropikhem zeide, dat hy wel haeftbinnen achtda-gen verandering zoude zien: zoo wy flegts met lieve aen de Kaep konden komen,en het volkgroente,enverver-fching krege : gelijk het ook gebeurdej en tot zyne grore verwondering : dan het was geen wonder : want de meefter had noit zulke zware fcheur-buik gezien, dewyl hy niet gevaren hadde.

Den negen en twintigften, en der-tigften ftormdehet geweldigh, waer door men het met een zeil moeft laten dryven. De Draek raekte toen weer van ons af.

Tot aen den tweden van Sprokkel maent, moften wy al van de manaf-houden, tot op 3 4, graden 39 minuiten, zuider brete, en 3 6 graden, en 32 minuiten lengte.

Den derden wert het weder, om den herden ftorm, uit den zuid-oofte, van lant gewent, cn de fok op de fteven genomen.

Des morgen nam de ftorm noch toe, en floeg het fchover zeil aen flarden : zoo dat een nicu zeilmoft angeflagen worden.

Den Vierden quamen wy met een herde koelte op 33 graden 40 minuiten ; zagen toen weder zes of zeven mylen Van ons lant. Des avonts hadde n wy het Däffen eilant een myl van ons, wenden het weer zeewaerts i n , en wor-pen op 60 Vadem zan t gront.

Het is'er längs de walmeedeheelvol klippen.

Wy moften al weer of en aenhou-den, tot denachften: als wanneer wy de Tafel-bergh zuidweftwaerts negen mylen, en het Daflen eilant noord noord weftwaerts omtrent twee of drie mylen van ons hadden.

A x Men

Page 15: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

6 G E D E N K W E E R D I ' G E Men diepte op 30,36, en 40 vade-

men , by kansecn halve myl van het lant» fchoonezant- gront,en traghte bo-ven het Robben eilant te zeilen. Maer het wiert fegen den avontheel ftil: dies moft men weder,tot groot on-benoegen des volks ,in zeelleeken, en had den Tafel-bergh tweeof drie mylen van ons.

Den negenden hadden wy den Tafel-bergh omtrent drie mylen van ons : kregen des middaghs een brave koelte, Uit den znid-weite, en raekteneinde-l i j k , na zoo veel zwervens ,indeTa-

indeTa fel"01^ op vyf vademen fchoone zant-fel-bay. gront, ten anker.

Aldaer lagh het Galjoot deVos,daer Ja n Zymenx Schipper op was.

De Heer Commandeur Rietbeek, die van wegende OoftindifcheKompagnie, aendeKaep gebood, zond datelijk een floep met vifch, en een loots, die ons binnen braghr.

W y hadden tot hier toe achtdoden, en ruim veertigh zieken gehad. Daer en boven was veel van ons volk zoo dapper aen de fcheurbuik vaft, en daer door afgemat, dat het hoogh tyt was, om ververfching te krygen: naerdien het fchip qualijk langer door hen be-ftiert kon werden.

Ik voer aenftonts met den fchipper Kornelis Juß aen lant, en braghr een deel mollert-bladen mee,om tekooken, tot ververfching des volks, te fcheep.

De fiskael cjuam aen boort, enver-boodhethandelen met de Hottentofs, en des nachts aen lant te bly ven, zonder laft van den Kommandeur Rietbeek. Voorts wert water beftelt ,enaen boort gebraghr, dat aldaer heel goet, cn gemakkelijk te bekomen is.

Draek Dcntwaelfden quam het fchip de kome Draek binnen, en liet zijn anker achter binnen. ^ Robben-eilantvallen. Het waeide

zoo hert, dat het zijn grote marszeil verloor.

Midier wylc waeren wymetviflehen doende: maer konden, van wegen den fterken lant wint,niet vangen.

Den 14, wanneer het weer wat bedaert was, körten wy het dichter na de wal. De Tafel bergh vertoonde zieh toen heldcr en klaer, daer hy anders altijt met wölken bedekt is, die uit het lant komen cn daer aen hangen blij ven. Di t is een wis voorteken van on weer.

Wy gingen den zelven dag weer uit viflehen, en vongen met centrekzoo veel,als de floep voeren kon. Den Heer Rietbeek nam zoo veel voor hem, als veertien kruiwagen konden voeren. AI deze vifch beftont in herders, die men längs het ftrant met hele fcholen ziet zwemmen, en met een zege bc-fluit.

De Draek quam nu cerft binnen in de Bay, enhadvyftigh zieken plat tc koy leggen, enzesentwintighdoden. De anderen waeren zoo zwak van fcheurbuik, cn andere zickte gewor-den,darzyverklaerden,indien her noch veertien dagen geduurt had,het zouden moeten opgeven , en laten dryven hebben : alzoo zy machtighloos waeren, en de Kaep qualijk konden krygen.

Wy vongen ondertuflehen, als het weer tecliet,geduurigh geweldigh veel vifch.

Den negentienden waeide de wint zoo heftigh over de Tafel-Bay, dat wy het pleght anker moften laten vallen.

Tot den twee en twintigften waeren wy doende met water tehalen , en de boot uit te viflehen.

De timmer-luiden gingen aen lant, om brant hout längs denoevervan de zoute rievicr, alwaereen deel krcupel bolchftaet, te kappen: datmendaer Hechts om 't kappen en 'thalen heeft.

Den drie-en-twintigften , ging ik met nocheenige over her gebergte, om L3nK0^ eenigh wiitoptedoen, totaen dever-fcherivier: alwaerdeNegerseengeral van 300 beeften by cen hadden j maer gingen, zo dra zy ons vernamen, tcryl met hun beeften , zonder ons tc verwaghten wegh.

Wy zagen hele velden vol bloemen, als witte lelien, cn tulpen. Men zagh'cr ook velc patryzen, en rec-kalven, die zieh aldaer met menighte onthouderi.

Wy verftonden ook , dat'er een R i n o f l e c

Rinoftef, ofneushoren, in cen morafch ofNew-vervallen was,diezich,van wegen zvne zwaerte, daer niet uit helpen kon.

De Kommandeur Rietbeek ftuerdc eenige zoldatenderwarts,mct musker-ten: maer de kogelsftieten op zijn her-de gerimpclde huit af . Dies zy hem een gat by de fchofr in hakten, endaer in

fchoten

Page 16: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 17: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 18: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 19: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 20: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E-en L A fchoten, tot dat zy hem eindeli jk doot kreegen.

De Hören worr noch aen de Kaep in het fort bewaert, en daer uit by wyle de gezontheit gedronken.

Den eerften van Lentemant washet fchoon weer: maer veel van ons volk niet genegen om aen lant tegaen: uit oorzake daer zoo weinigh te Halen was, en alle ding te dier moft betaelt worden. Een musje arack kofte zes ftuy vers,een

musje brandewyn twaelf ftuyvers, en een watermeloen, zo groot als een kleine kokos noot,vyf fchellingcn.-dat velen by hun klein gelt niet tepasquam om wat te koopen: zoo dat zy aen lant niet als verdriet zaegen: daer wel ververfing was, maer zeer dier.

Des anderen daeghs verftondcn wy, dat in de zoute rievier een wal vifch ge-ftrant was. Ik ging met onzen fchipper enden Kommandeur Rietbeek, en zijn huis-vrouw en ecnige meer om den zelven tebezienj die vry groot was.

Wy klommen daer boven op, en liefen den trompetter eens luftigh het dcuntje, Wtlhelmus van Na/fouwen}op blazen. De Z warten halden'er hachten af,zoo

groot alsze fiepen konden, enbegroe-venzeinhetzant, omnaderhant t'ee-ten.

Den zeften zond de Heer Rietbeek eenighvolknade Hottentots, om te zien of men wat beeften fegen root koo-per, toebaks-pypen, en andere prallen kon verruilen: maer zoodra zy de onzen vernamen, vlughten zy land-waerts in.

Den negendenwashetftil, enklaer weer. Veel van ons volk ging aan lant, om hun goet te waflen: want dewyl wy des anderen daeghs meenden tzeilte gaen, zoo moft een iedcr zieh daer na fchikken.

Een deel kool, en twee fchapen wert tot ververfching voor de aenftaende reize aen boort gebragt :maer zeker een zobere ververfching voor zoo veel volks; daer het na brande. Dan men kon niet anders bekomen.

Het volk haelde alledaegh, Zölang men daer lagh, twee zakken vol groen-te , als koolsbladcn , en witte beet, die wel de belle waeren, enmof-ter-zaetbladen. AI het welck met wat fpek gekookt, en twee rriael des daghs

N T - R E I Z E. f gefchaft wiert: dat het volk verqüikte.

De Kaep van Goede Hope leit op 34. graden , en 2ominuiren, zuider KaePvan brete ,en vertoont zieh als een penin- G°ede

fu lof hangend eilant: want het paelt H o p c " ten noorde aen het ander vaft lant, mec een enge ftreke lants, die ter weder zyden, met de zee of twee bayen be-fpoeltwort.

Daer zijn verfcheide fchone ha-vens. Als de Tafel-bay, alzoo na den Tafelbay. bygelegen Tafel-bergh genaemt, die ruim vier mylen in 't ronde heeft: dies een hele vloot fchepen gemakkelijk daer in en uir laveren kan , en dat mec alle winden: behalve met een noord-wefte wint, die recht het gat in valr.

Aen het ftrant, beneden de Tafel-bay, by de verfcherivier, heeft d e K a f t e c I

Ooftindifche Kompagnie een vier-kanr Kafteel, Fort of Vefting, doen bouwen, genaemt de Goede hope: dat met gefchut en krygs bezetting, tegens des vyants aenvallen, gefterkt is. In dit Kafteel heeft de Heer RieU beek als, Kommandeur of opperhooft, die van wegen de gemeide; Kompagnie daer over gebiet, zijn woon-plaetfe en verblyf. Daer by is een thuin van vyftien mor

gen lants, met allerley gewaflen be-plant

Dicht aen de zoute rivier leit noch een reduitje.

Achter het Fort van Goede Hope zijn verfcheide lanthuizen, en plaet-fen , längs de rievier netafgefteken, daer in kool , en andere groente rede-lijk wel tiert.

Deze plaetfen worden by verfcheide luiden, uit Hollant derwaerts over-gekomen, bewoont, en bebouwr, die gemeenlijk vrye luyden genoemt worden, en voor den vryen lantbouw, eenigh genot van hun gewaflen cn vruchten, aen den Gouverneur be-talen en uitrecken.

De gront aen de Kaep is meren-deels vanklei: Waerdoor aldaer alles ook waflen w i l : hoewel die op eenige plaetfen ftenigh, fchulpigh, en zan-dighis.

Daer omtrent is veel geboomte, hoewel niet als kreupelbofch,dat goec om te branden is. Men zeit teland-waerts in zeer ongemene grote boomen groeien.

Page 21: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

$ G E D E N K W E E R D I G E In de tuin groeien olyf oranjcperfik, \ het water over het läge lant heen j tot

aprikoos,en andere vruchtbomen Devlakkeveldcnendalcn zijn met

gras, en welriekende kruiden, en bloe-men bewarfen: en zouden ook roggc, taruwe, rys, en gerft kunnen voort-brengen, indi«n zy daer daer mee be-zaeit wierden.

Daer groeit grote en kleine zuuring met knobbelige wortelen, en veeler-lei geurigh vleefch-kruit: ook groeien aldaer tulpen,boomhuislook,en meer andere kruiden in ' twi l t .

Daer groeit zeker worteltje in de aerde, die des winters de Hottentos braden, en in plaetfe van broot ge-bruykcn.

Eenigen malen deze worteltjes ook tot meel,

Defmaekvanzommigeis, als die van aert-ekelen of kaftanien: hoewel andere als anys en zoctachtig fmaken.

Op zekeren bergh, by herForr van Goede*hope,zijn door de onzen eeni-ge duizenden van wynftokken, of wyngertloten geplant, die overvloe-digh rype druiven, maer zuuragtige wyn geven.

Doch fchoon, van wegen de goet-heit des gronts, alles daer wel tieren en groeien w i l , zoo doen evenwel de ftormwinden zeer grote fchade aenhetgewas*

De fterke en herde val-winden körnen over de toppen van 'tgeberghte, inzonderheit in zomer, en Hooimant die zygemeenlijk metdikke wölken bedekken, als'er onweer ophanden is, en waeien met zulken kracht, dat het meeftal,wat boven de aerde is,ver-derft en vernielt wort. Dan gaet de zee zeer hol om dien ftorm-hoek, en de fchepen loopen , in het landen uit zee, groot gevaer.

Anders is de lucht omtrent de Kaep zeer goet, en alty t helder, niet te warm noch te kout.

In zomer en Hooimant is het daer herfft en winter: als dan vrieft het daer dikwils, tot de dikte van een rugh van een mefch.

I n Wyn-Slaghten Wintermantwai-t'er een zuidehjkewint:dan is het daer kout, als in Hollant, by een noorde wint.

Het regent'er dan dikwils zoo fterkj alsof hetmet emmerengoot:en vloeit

deflelfs groore vruchtbaerheit; want het lant wortdoor de regen verfrifcht en groen.

Het lant is rijk van allerlei tarn, en G e d i e r t « wilt viervoetigh gedierte, en gevo-gelt.

Daer zijn zekere vogelsPinguwyns, Flamengos', Antenayas, A/katraces, Fayfons, gavoitoyns, Garagians, Jan vanGenten, Kaepvogelsenandere.

De pinguwijns zijn Tangzaem van gang, en kunnen hchtelijk op lant met loopen achrerhaelt worden. Ui t hun neft zijn zy niet als met ftokkcn te krijgen: en wanneer zy daer op be-trapt worden, zy zoeken zieh met fei byten te verdedigen.

Men heefc'erookpatryzenfefanten, rorganfen, quakkelen, kraien, veler-lei muflehen, bergh-enden met gele nekken,pylftarten,telingen,ftnientcn, houten water-fnippen,

Slobbenof halve enden. Daer zijn overvloedelijk veel zekere zwarte vogels, zoo groot als ganzen of ent-vogels, die fcholfers by de onzen ge-noemt worden.

Men heeft'er wilde paeu wen, grote blaeuwe, en witte, en zwarte rei-gers. De witte zijn van middelmatige grote; maer de zwarte zoo groot als meeuwen, die meeftop de moeraf-fchen houden.

Daer zijn rietvogels, met rode bek-ken en benen, en meerkatten velerlei-flagh vanhavikken, raven, exters, en zeer grote vogelftruizen.

Eenigen rekken met hun hals zoo hoogh, als een ruiter, dietepaertzit. Zyzijngraeu vankleur, loopen mer opgefpalkte vleugels, zoofnel als een paert. Zyeeten allerlei groen te, en flokken by wyle fteen, kooper, en yzerin.

Daer zijn zekere vogels,als ganzen, die zeer goedeeyeren zonder dooren of geel hebben, en zijn van de grote alsganle-eyeren. Zy zijn boven matc vet, en hierom by nae onmoghelijk om te eeten,hebbende meer de fmaek van vifch, als vleefch.

Daer zijn zekere ganzen,wat klein-deralsde hierlantfe: maer hoger van beenen, met graeu we of witte plckken op 't lijf. Zy zijn boos van aert, en niet wel om tarn te maken: dies zy andere

vogo

Page 22: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E cn U N T

fingu-

flamin-

vögelen, daerzy by gezet worden, dbot byten, Indien zy hen niet ont-gaen kunnen.

Eerrijts waeren'er vele vogels, pin-guwyns genaemt, die Zeer hert van huit, wit enz wart van kleur, enwat groter als een gans zijn. Zy gaen recht op het lant,eh kunnen ook z wemmen. Aen ieder voet zijn lere Vinnen ,die hen in het zwemmen dienen : waer doorzy fnellen voortgang maken ,en de viflehen tot hun aes achterhalen ; daer hiin vleefch zeertraenigh riae fmaekt: en diens volgens wallighach-tigh in het eeten valt, 5t en zy het ver-fcheiden mael mfct verfch water opge-kookt, en met boter in depangebra-den wört. Zy onthouden zichop de klippen,en

op'tlant, en ook in zee: enneftelen, en leggen op het zantin eenehollig-heit huneyeren.

De flamingos is een Zeer fbhone Vogel, vändegedaenreby na als een reiger, heeft den geboggelde bek, te dik ,ofliever te breet, om eenige har-digheit te können verbreken. Zy zijn vael-röot en heclaerdigh rös-verwig. De pennen i i j n eensdeels wi t , en eensdeelszwart,ende bovenpluimen, die de rygen pennen bedekken, Van een aengename'.roze kleur.

Daer zijn offen met dikke en vette fchoften. Zy hebbenfraeie lange, enkrommehooren.

Eenige hebben de horensookvlak by het lyf neerhangen, en andere zijn zonder hoorens.

Zy zij n een halve voet groter, als de hierlantfeöflen.

Onder andere vreemde water-ge-droghten, zijn'er ook zeekoeien die veel groter en zwaerder, als een ge-meene Europifche os zijn. Zy hebben genehoornen, maergrooteooren,en körte oogen, dikke benen, en voeten als een olifant,met ftompe teenen jen een körte ftaerr. Zyhebbep geenhair op 5t lyf j maer een gladde en vale huit, en fchrikkelijke groote fanden. Zy eeten gras, onthouden zieh veeltijts in de moeraflehen, en fchieten onder het water, daer Zy zieh zoo lange Verbergen, als zy willen. Maer Zy körnen zelden te voorfehyri, en worden dien volgens zelden gezien of gevan-gen.Het vleefch isalsvaneenos:hoe-

R E I Z E ; £ wel Herker. Als her gezouten is, wort het zoo groen en doormarmert,als het Hollantlch gezouten oflenvleeffch.

Daer zijnöokyzere verkens, met lange pennen ,diezy,Wanneereenigh dier ofmenfeh hen te naekomt, me* de huit ftyf in malkanderen te trekc ken, zoo vinnigh en fei weten uit te fmyten, dat zy iemant gevaerlijki ja dodelijk kunnen doen quetlen.

Op zekeren tijt is aldaer een leeu w door gevonden,die zulken pen in de borft had fteke-dewelkc hem ongetwy^ feit de dootaengedaen had, endoot een yzerverken daer in gejaegt was,uit oorzake hy hette na gekomen was.Het vel van dezen leeuw zietmen in het Kafteelnoch hangen, tot een gedacht tenis.

Daer zijn fleen-bokken, haezen, konynen: en landwaertsin vervaer* lijke bontetijgers, leeuwen j wolvenj luypaerts , rhinofters of neushorens, rheen, koeyen, kalveren, haezen, fteendaflen. Men heeft'er overvloe^ delijk veelfchapen, daerdeinwoon-ders zieh me erneren , en aen de onzen fegen root koper, tabak, en tabaks-pijpen en andere kleinigheden verruilen. Zy hebben geen woli maec gekleurt hair op *tlyf , gelijk gelten, en zijn lang van becnen. De fteerten zijn lang,en d ik , en beftaenuit louter vet. Dezommigen weeghen twin-t igh, en meer ponden , en zijn tot groot Verhinderingen beletfel in hec gaen.

Men heefc'er zeker wilt gedierre, jakhai«i jäckhals by de Nederlanders genaemt. Het is van geftalte tuflehen eeri vos en liont,en gräeuw van hair.

Het gilt en giert des nachts gewel-diglijk,en is wonder gretigh na men-fchen vleefch: engraft en vroet by Wyle de doden meer als tien voeten diep uit de aerde.Men zeit het fcherp vanreuk is, endaer door het aes, en roof voor den Leeu weet op te fpeu* ren.

Onder andere onthout zieh in ' t wi l t , een gedierte van grote als een Olifanr; maer heeft twee hoorens op deneusftaen. Her heeft ook een fteert als een Olifant, en een klein bosje zwart hair in den nek, met rechte en ronde hoorens. Op de huit zit korc muis vael hair.

B Aen

Page 23: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

xö G E D E N K Aen het hooft van de leeuwen-bergh,

(diealzoogenaemt wort, omdat hy eenigzints de gedaente van een leg-gendeleeuw vertoont, en een kanon-fcheutte wefte van het fort leit) hou-denzeer veel grote Bavianen ,diezoo fnoozyn, dat zy menigmaeldenieus-gierigen, die dezen bergh beklimmen, met ftenen daer weer afjagen, diezy,of hethalve menfchen waeren, redelijk weten van zieh tefmyten.

Doch verfcheurende dieren, als leeu-wen, luipaerts, wolven, jakhalzen, en tygerszyn nu zoo veel niet omtrent daer het lant gcbouwtwort. Uitoor-zake miflehien zy voor de menfchen vervaert geworden z i jn : die dikwils op hun aenleggen. Alzoo van de Com-pagnie een prys voorde genegeftelt JS, die een leeuw, tygerof anderwreet gedierte fchiet: waer van alle drie de huiden in 't fort aen de foldering van de zael hangen.

-Telandeen te water , houdenzee, en lantfehilpadden in grote menigte.

De bolTchen geven vele byen,die de honigh in holle Hammen van bomen maken.

Daer zijn ook honden met root, hair, en körte fteerten.

Hotten- Men heeft'er een zeker-flagh van 'ifch ' ^ e o n z e H ° t t e n t o t s vifch y i ' ' nocmen} dewyl de Hottentots die

met een hoekje weten te vangen. Deze is een van de belle vifch, die

menproevenkan, en fmaekt als kab-beljauw.

Men vong'er ook eerty ts zeer veele tongen; maer worden nu niet meer ge-vangem Doch de meefte menigte van viflehen beftaet in onbekende vif-fchen.

In de Tafelbay onthouden zieh vele walviflchori; daer van men in'teer-ftezeer goede hope had, om traen van te kooken, doch men heeft door ervarentheit bevonden,dat die tema-

«f T S 8 e r z i i n > e n g e e n voordeej daer van te vifch. trekken is.

Men vint'ar ook zekere vi(ch,die by de Laty nen Torpedo, en by de Grie-ken in een zelven zinNarce, en by de Spanjerts Hugia,en by d'onzen aen de Kaep Kraek-vifch, en anders Traegh-vifch genoemt wort: nietuitoorzake hy traeg is,om zijn zelven te bewegen, maer om zyne verborge kracht, die

W E E R D I G E , men zeit, dat hy by zieh zou hebben. Wantalshyzich ziet van deviflehers beknelt, of van andere viflehen ver-volght, dan fchiet hy eene voehtig-heit van zieh, die menfchen,en beeften op ftaende voet doet ftille ftaen, en de leden als, verlammen: waer over zy gedwongen zyn hun viflehen re fta-ken, als met beroertheitgeraekt.

d'lnwoonders van dit lant worden by d'onzen, van wege hunne hakkelige fprake, Hottentots genoemt. Hotten-

De mannen gaen meeft naekt, en""-hebben flechtseen onbereit robben,of g l

daflenhuit, of fchapen vacht, man-tels wyze uit drie ftukken zamenge-nait, om de fchouderen, en het bo-ve lyf, tot aen de billen, hangen. Het ruigh hangtgemenelijk na buiten, in-dien herheetis, of nabinnen, indien het kout is, en worc met een bant onder de kin vaft gebonden.

In het reizen hebben zy gemenelijk, boven deze onderftemantel, een andere met de wol na buyten.

Defchoenenbeftaenuit een platte lap vaneen RhinoftersofNeushorens vel,zijn achteren voor even hoogh, en boven opde voet met twee leere riemen toegebonden.

Het hooft is des nachts, of als het regent, met een muts van een jonge lammeren vel , met het ruigh na binnen , bedekt.

Voor de fchamelheit hängt een Iap-je,of velletje van een bontentyger, of jakhals, of bofehkat, die achter mec twee kleine riemen toegebonden wort, die by het lyf neerhangen.

Het hair is met kopere plaet jes,dui-ten,witte horentjes, engrote kralen verciert, en wort hier en daer afge-fchoren.

De vrouwen dragen op een zelve wijze, als de mannen, een mantel van een fchapenvacht, met de wol na binnen , om het boven l y f } doch die hangt haer wat langer, als die van de mannen. Daer en boven hebben zy het onder lyf tot aen de billen met een ander vel, ende fchamelheit met een Vierkant velleken bedekt.

Een muts van een fchapen. daflen, of Robben vel bedekt het hooft, en wort met een brede fchapen-vellen-riem om 'c hoofe toegebonden. De fchoenen zijn van een zelffte fat-

foen

Page 24: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A foen, en ftoffe, als die van de mannen.

De mannen zoo wel als de vrou-wen, die veel vee hebben, befme-ren niet alleenlijk het lichaem,en aen-gezight: maer ook hunne mantelcjes en mutfen wel dik en vet mec fmeer : maer die geen vee hebben, of arm van vee zijn, dragen zoodanigemantelt-jesniet.

Dies deze fmerigheic by hen voor een teken van njkdom van vee,en tot cieraet gehouden wert.

In beide ooren hebben zy tot cie* raet grote bofien van eenige ftrenge kralen hangen: ieder ftreng by na van een vierendeej ponts zwaer.

De hals is hen mec gele, en rode kopere krael kettingen: en de armen met een elpenbene ring verciert: ook hebben zy aen devoorhanteen kopere ring, die tot nypens toe dicht daerom fluir.

De vroiiwen hebben gemenelijk in her uitgaen een lere vierkantezakop rugh, die aen ieder eind meteen bofch quaften neerhangt,en daer altijt d'ene of andere kleinigheit,en fnuiferye in-fteekt. Die een jong kint hebben, dragen het op de rugh daer by: het welk haer niet weinigh bezwaert.

Omde benen hebben zy , tot cieraet, verfche en (linkende dcrmen van beeften,twee endriedobbeldom malkanderegeftagen,dach en nacht. Desgelyx hangen zy beide ge-drooghde darrnringen om de bee-nen , diezy eensdeels tegen het 11 e-ken van fcherpe doornen dragen: en ten andereom daer door, onder het danzen, en bedry ven van vreughde, geluic en geraestemaken. De mannen hebben ook dusdanige dermen om den hals hangen, en leggen daer in ta* bakspypen, en andere kleinigheden.

Wapenen ^ e voornaemfte wapenen der Hottentots zijn Afagayen of javelys , of fchichten, dat zijn ftokken van drie, vier, of vyf voeten Iang,aen 't end met een breet yzer, dat voor fcherp is,be* flagen", diezy zelfsmaken, en zeer vaerdigh weten uit de hant te werpen, en handelen.

Zy hanteren ook pyl , en boogh: doch hebben tot noch toe geen fchiet-geweergebruikt

Wanneer zy uitgaen,hebben Zy ge-

N T - R E I Z E. i l i menelijk in d'eene hanteen Afagaye^ en in de andere een vogel- ftruis veer, of een ftokje, met een fteert van een wilde kat daer aen gebonden, om daet mee ftof, zant, ten vliegen, daer het lant vol van is, van het aengezighc afte keren.

In het nuttigen van fpyze, zynde Sp y Ä e, Hottentots boven mate roU, gruizigh, flordigh, gulzigh, en onbefchoft: wantzy weten die niet, gelijk andere volken, toe te makenof te bereiden: maer lungeren ftukken,en bachte van geftorve beeften ,en doden krengen, raeu w in 't lyf: daer zy de tanden, gelijk hondenj gretigh inzetten. Zy fchokkenzelf hetingewant, en dar-men raeu in 'c lyf,na zy de drek flechts een weinigh uitgefchuc, ofmecde handen uit geduwt hebben. Zelden worden deze gerechten by hen ge« kookt, By gebrek van geftorve en dode bee

ilen , nuttigen zy dode vifch, die zy op ftrant vinden: alsook moflelen, alikruiken, enklip-koufen.

Het vee wort by hen niet geflagtnV 't en zy het door ziekte, ouderdom of ander ongemak niet langer voort kan* Desgelyx worden geen fchapen by hengeflaghr, 'tenzyopbruiloft.

Het vleefch van zeehonden,of robi ben wort by hen raeu, -of half gaer op 't vuur gebraden, zonder af te waf. fchen, genuttight.

U i t de wal viflehen , en andere zee gedrogbtert, diekomen te ftranden , wort het fpek, en traenigh vleefch ge-fneden, en metgrootefmaekby hun genuttight. Jazyfcheppen detraen j die de zon uit de .geftrande walvif-fchen heeft doen braden , mer hele händen daer ui t , en drinken die in* Men vint er^ie ftukken daer uit fny-den, en onder het zant begraven, om namaels te nuttigen.

Doch hunne voornaemfte, en da-ghehxe fpyze, iszeker flagh van wor^ teltjes, die de grote van aertekelen hebben, en by het vrouwvolk uit de rivieren^en andere plaetfen gegraven, engekooktof gebraden, en zeer gretigh gegeten worden.

Zy hebben zeer grote fmaek in broot van tarruweof rogge,datby d'onzen aldaer gebakken wort, en zy zeer gaerne tegen beeften verruilen.

B 2 De

Page 25: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Drank.

12 G E D E N De voornaemfte drank der Hot

tentots is water, en melk van hunne beeften. Wonder zijn zy op branden, enfpaenfchen wijn verflingert, hoe-weleen weinigh hen dronken kan ma-ken. Onder den drank laten zy zieh, met fchreeu wen , en ander misbaer te maken, luitruchtigh hören.

De Kaffers, of Strantloopers, of Hottentots omtrent deKaep,zijngeel-achtigh, ofbruin vanveruwe, gelijk Molaten: welke veruweof kleure zy niet uit de natuur, en vanhunne ge-boorte af hebben> maer bekoomen die door het ftryken met zeker vet of fmeer, dat zy van verfcheide enkele kruiden, die hen bekent zi jn, maken , en daer mee het aengezight, en het l i jf beftrijken om zwarttezijn. "Want men heeft by ervaernis bevon-den, dat een dochter, die, zoo dra zy terwereltquam , inhet kafteel by de onzen opgevoet, en groot gemaekc wert, zoo blank als eene Europifche vrouvv was.

Men zeit,dat zy, indien zy zieh daer niet dikwils, en van hunne geboorte af meefmeerden, waterzuchtig zou-den worden, gelijk d'andere zwarten van Afrika: en gelijk d'Abyfllniers, died'eenedye, tweemaei dikker als d'andere hebben.

. Deze Hotteofos, of ftrantloopers vervoegen zieh, op de komfte van de Nederlantfchefchepen,.in de kom-buis, by de koks-ketel, en fmeren het roet, en zwart van de ketel tnet vet doormengt, in 't hair,en om het hooft, cn aengezicht, om ter deeghte glimmen , en bruin en zwarc te zijn: het welk by hen voor een groot cieraetge-

' houden wort. Waer door zy zeer mor-f igh , en vuil uitzien, en boven mate fttnken. Daer boven hebben zy in de huit kerven,en fneden gemaekt, daer zy, toteieraet ,vet ofongel infteken ; dies men de ftank van hunne licha-men op,eenen afftant van hondert tre-den, vernemenkan.

Zy zijndoorgaens mager, en klein daeme van lichaem, en lelijk van poftueren der Hot- aenzien. Maer hebben fchone bruine tentots. 0 0 g e n s e n fcherp gezight, en witte,

fterkeen herdefanden en zijndievol-gens ftyf van gebit. De neus is wat platachtig; hoewel niet allen even plat: de lippen , inzonderheit de

Wc

K W E E l R D I G E bovenfte, zijn d ik , en fteken wat uit.

Het voorhooft is tamelijkbreet,en wat gerimpelt. Het hair van het man volk is gelijk lammeren wol , kort en gekrult, doch door het befmeren met vet, morfligh en vuil.

Het vrouwvolk heeft wat dikker hair.

De mannen plukken al het hair om de kinuit.

De mannen hebben fraeie beenen, doch dünne kuiten, en zijn zoo vlugh te voet, dat zy eeneh Merken fticr, in vollen loop, kunnen achterhalen en in loopen en tegenhouden

Het vrouw-volk inzonderheit heeft zeer kleine ,en fraeie voeten. De buik is hun dun, en rang, en de billen uit-ftekende. Dchanden zijn fatföenelijk: doch devingeren lang, en met lange nagels.

Her m anvol k is groot van teellit of mannelijkheit. Doch bebben, nacr men zeit, alle maer een kloot of bal: want de moeder, zoo drae cen knechtken gebooren wort, fnyt dien de rechte klpot af, en geefc hem zee-water te drinken, en tabak te zuigen. Door hetaffnyden van de rechte kloot, worden zy gezeit vlugger, en vaerdiger tot loopen, gemaekt te worden.

Devrouwen hebben langeborften, inzonderheit de gefrouwde, die zy los en bloot hebben hangen , en daer uit de kinderen, op den rughhangende, te zuigen geven..„

De voering fehynt haer op de hei-melijkeplaetfe loste zi jn, enwatuittc hangen. ^ ~*

De Hottentos zitten veeltytsopde hurkenneer.

De voornaemfte ,jaallederijkdom der Hottentots beftaet in vee,dat zom-mige overvloedelijk veel hebben, en niet doden, ' t zy het door ouderdom, of eenige ziekte niet meer voortkan.

Zy.hakkelenmachtigh in defprake, xaie. en fpreken als de kalkoenfe hanen.

Zy hebben genelettere noch kunnen in hunne tale lezen noch fchryven: hoeweheenigen by d'orjzen, aldaer Neerduits fpreken, fchry ven, en lezen geleert is. Dies zy in den aert niet dorn; maerfchrander, en vernufeigh genoeghzijn.

De Hottentots anders zijn domme/n on-

Page 26: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Domhcit onvernuftige menfchen}zonder kennis, der Hoc- zy hebben geen beleic van eene fterkke tcntots. p i a e t f e ) 0 f v e f t i n g t e kunnen veroveren.

Ja een ftenen huis, dat brantvry is ,zou genoeg zi jn,om hen te we'erftaen: want men behoefde niet dan grendels aen de deuren, om hen daer uit te houden. Zoo men eenige in een huis-fluit, ven-fters en deure llegs toedoet,zijn zy daer in veel beter bewaerr, dan op een vaft kafteeljnaerdien zy de wetenfchapniet hebben, om daer tegen te ftoten, \ zy deurof venfter, om eene opening, tot hunneverlolling,te maken. Hierinzyn zy onverftandiger, dan d'on vernu ftige dieren, die noch gemenelijk geweit ge-bruiken regen de plaetfe, daer zy in geruckt zijn. •* En hoewel de Hottentots, een lelijk

enplomp volkis, en myns oordeels, wel het vuilfte, en verachtigfte op den ganfchen aertbodem , zo zyn'er evenwel onder hen, die Ichrander en flimgenoeg in hun ftukken zijn ,inzon-derheyt als zy geflepen en afgerechc worden. Als onder andere door twee jongensgeblekenis, die door d'onzen mee na Batavia genomen waeren , daer zy in körte tyt leerdenDuitfch fpreken, lezen en fchry ven.

D'een wert een dienaer, van den Heer Generael^öd« LMaetzuiker.

Na vcrloop van eenigen ryr, wert hy Weer om na de Kaep gezonden, om tuffchen d'onzen, en Hottentots alstolk te dienen.

Ik vond hem in myne eerfte weerom-reize, weder onder zijn volk, en vraeg-de hem, of hy niet liever by d'onzen, daer hy het beter had, wilde wezen. Maer hy gaf my ten antwoort:lievermet zijn volk wildeleven. Ik heb nader-hant verftaen, hoe hy tuflehen d'onzen ende Hottentots veel twift gerokkent heeft, daerverfcheidenmenfchen,ter weder zyde, om dootgebleven zijn. Waer over de Kommandeur van de Kaep hem, wanneer hy hem eens in handenkreegh, ophet Robben eilant bände ,daerhy ookgeftorven is.

Dieverye wert by hunmetftokfla-gen geftraft: desgelyx dootflagh : hoewel niet uit vreze voor Godt: maer volgens een out gebiruik. Zy zeggen datier eenis, dien zy Hunuma noemen, die regen ,en drooghte geven kan, hoe welzy die niet aenbidden.

Z E E - e n L Ä N T . R E 1 Z £. * j De huwelijke ftact is by hen in re- Eck

delijke achting. Een man reemt zoo veel vrouwen, als hy maghtigh is te voeden.

Een verloofde vryfter doct hären cet van getrouheit, en onderdanigheitop een vreemde maniere: wantop hethn-welijk-fluiten, fnyt demoeder haer een litvan derechter pink af :waer medezy vaft en aen den man verbonden is.

Het afgefneden lit wort begra ven ,en daer op een koebeeft geflaght, daer mee de vrienden zieh vrohjk maken,ert aldus bruiloft houden.

Terwyl de dochters noch onge-trouwr, en vryfters zi jn, kentmenhaer aen het vercierfel, om de beer.en: want die hebben ringen van groene rysjes daer aen gevlogten* die zyophaerert bruylofs dagveranderen,en doen'erhet gedrooght gedermte van ' t koebeeft* dat op de bruiloft geflaght is, om: het welk haer in plaetfe van een fpeel-tuigh is: alzoo zy in het danfen de be-nen, na haer ftem, weten te bewegen, en deze gedrooghde darmen, ophet gel^ank, doen drillen, het welk aen-genaem door de vreemde beweeging is.

Wel zijn de Hottentots, hetwoefte sehynes volk des ganfchen aertbodems : doch Gods-de gene fehynen evenwel myns oor- hebben!* deels te dwalen, die ftaende zouden willenhouden,dat'ergantfchgeneken-nis of zelf fpoor van Godsdienft by zoude zijn: naerdien, volgens een pa-righ gevoelen van alle God< gelecrden, geen volk ter werelt zoo Barbarifch is, dat niet eenige Godtheic, 'tzy waere of valfche, eert.

Want vooreerfteeren zy deMane,die zymetongewoon gefchrey,engezang toejuigen, en begroeten.

Gelooflijkisook, dat zyde Zonin geen minderachting houden:naerdien zy dezelve geduurigh met hun vee na volgen,zoo veel moghelijk is: want als deZonde Tropeus Capicornu raekt, heeft men hen naeftaen deKaep(-, de Kaepmansuitgezondert,) en hebben zieh aen het zuidooft beekje neerge-flagen. Wanneer nu de Zon de mid-delyn door fnyt, envan 't noorde of Tropicus Cancrt trekt, dan breken zy op, en trekken die na.

Wannneereenherderegen valt.dan kruypenzy in hunne hurjcs,zijn zeer

B 3 ver-

Page 27: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

r + G E D E N K W E E R D I G E , vervaert en bevreeft: waer uit zyniet ! ftoolen: zoo dat diedaerom nü geen

Kottfn-tos zijn vclctlei.

koomen, voor de zelve weder over is. Als dan beginnen zy te hippelen, en trabbelen , heften hun hooft ten hemel op, en wiegen daer mee: het welk, zoo veel men bemerken kan, een maniere van geber, en goeden dankbaerheit is: •want gevraeght: waerom z,y zieh, ter-wi j l het regent, fchuil-houden ? ge-ventenantwoort: uitoorzakede grote Kapirein quaet is, die hen komt ka-ftyden, en met een dement, hunnena-tuurtegenftrydigbezoeken. Bydezen grotenKapiteyn verftaen zy het eeuwig wezen.Zeer node hören zy,datmen van Godt fpreekc: gelijk zy ook de genen, diedatdoen, beftraffen , enzeggen, dat zy te lichtveerdigh , en met gene genoeghzame eerbiedigheit van lict Goddeüjk wezen reden voeren.

Indien men hen van den bozen geeft ondervraeght, zy w y zen met den vinger na de gront, en wyzen hemu alzoo aen.

Watbelangtd'opftandifig, zooge-loven zy, wanneer zy aen de Kaep fterven, by andere, en achter't gefcprg-te weder op komen zullcn. Doch dit

meer planten. Doch hun eige naem , in het Hot-

terttots,is Korrochaukwa. Noch is'er een geflaght Chemakwa,

met een klok na het woort,genoemt. Zy zijn magtiger, en rijker van vee

als de Kaepmans, doch in 't minfte noch niet als de Hottentots, Kochuk-waes geheten, die zieh noch dieper in "t lant onthouden , veel duizende fterk zijn, enontallijkemenighte vankoe-beften, en fchapen bezitten.

Deze ftaen onder twee overfte: d'een genaemt Odo/y:en d'ander Monomana.

D'Cerfte was getrout, met de zufter van de tolkinne in het for t , die onlangs te voore, op het verzoek van de Commandeur Rietbeek, aen het fort quam: doch liet eerft, met grote onderzoek: vernemen of de Commandeur geen re geringe perzoon was: waer door Zy-ne achtbaerheit anders een grote krak zou krygen: aengezien hy een gröte Kapiteynwas.

Rietbeektced met den zelven Odefoy op de paerdejagtjdoch Odefoy wert van een feile leeuw befprongen,die hem om

en meer andere dingen, zoudenzy u i t j hals zou hebben gebragt/t en wäre zijn de Portugefenen d'onzen kunnen ge- volkmeteene gtote ftoutmoedigheit,

j en'ongelofelijketrouheit, op de zelven 1 gefprongen, en met hunne' Affagaien dootgelenft hadden.

! Des niettemin was hy zeer gequeft: het fchouderblar lag by na b!oot,de nek was zeer befchadight ,en hetaengezigt onzichtbaer: dies men niet andersoor-delen kon, ofhy zou daer van geftor« ven zijn. Rietbeek wilde hem na het fort hebben, om hem van zyn chirurgyn te doen ge« nezen.-maer hy wilde niet: betrou wende zynen eigen meefters veel meer toe.

Deze genees-meefters, de Hottentos, fehynen noch al eenige kennifte te

hoort hebben Zy voeren oorlogh tegen malkande-

ren, en merendeel, omde befte weiden voor hün vee, die zy alle zoeken, en voor hun vee ook van node heb ben.

By w'yle bly ve,in een algemene fchcr-mutfelingcf veltflagh, welzesof Zeven Hottentots doot.

De Hottentots zijn velerlei, en worden verfcheidentlijk genoemt.

Die dicht aen het fortwoonen, of hen daer onthouden , noemen d'onzen Kaepmans : doch is hun eigen-fte naem, in het Hottentots, Chourie-qua. Zy zijn de fhootfte, en argfte van \ hebben,, te minfte om ecn gat toe te alle.-naedien zy geftadigh met ons volk, flikken: maer de littekens bly ven ftaen: en andere Europersverkcren

Zy leven meeft by worrelrjes, vifch, en moflelen, en andere fchulp-vifch, die zy op ftrant vinden.

Wat verder binnenwaerts, zijn de Hottentots die de Kaepmans, op En-gelfch Tabak-tekemans, en d'onzen Tabaks dieven noemen: uit oorzake zy de groene tabak, die de Nederlan-ders plaghten te planten,gefladig weg-

als of de wonde toegefchoeit was. Zy dragen hun poppegoetje,en hulp-

middelen,na de wy ze der quakzalvers, by zieh.

De kruiden hebben zy in fchilden van fchilpadden befloten: doch hun worteltjes^laeuwenjtanden.enhorent-jes van beeften ( want hier in beftaec hunne kunft, en hebben 'ook eenige kennis van hunne kragte) hebben zy

aen

Page 28: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E cn L A N T R E I Z E aen een bant geregen onder malkande-ren, die zy, op de maniere der tanttrek-kers, om den hals hebben hangen : in plaetfe de gemene Hottentots koralen, en andere fnuiferyen daer aen hangen hebben.

Daer zijnook Hottentots, die d'onzen de Sardinjeluiden of Saldanhas}

(na de bay Sardinje of Saidanba, daer zy dichte by woonen,) noemen: maer worden op Hottentots Krijegoekwa genoemt.

De Hottentots zeggen, dat in het noord oofte van de volken Cochequas> een zeer magtigh volk in fteene huizen woont, dat in burgerlijke wetten voor d'onzen geenzins bezwykt.

Na hun zeggen,zouden zy zo blank, als d'onzen, zijn.

Men vertrouwt,het de Maenluiden zijn,of een geflagt van volk, dat tuffen de Maen-bergen in befloten is. Maer alzoo zy weten teverhalen, dat zy mede van gout, en zilver, en andere bezonder heden meer weeten, en zeer na d' Europianen trekken, zoo ge-loven d'onzen, dat het wel Portugefen mogten zijn,die,uit 'JftlozambiqntyiX.-daer enige volkplantinge hebben opge-recht. Daer hene ook d'onzen menigh'-maellant-togten gedaen hebben: hoewel tot weinigh kennis tot noch toe gekomen, en niets uitgerecht is, naer-dien zy op ieder-mael, door gebrek van water, gedWongen wierden, terugh te keren.

Zy weten ook van een geflagt, Heu-kumqua, en van een ander, Groeman genaemt, te zeggen.

De Hottentots, ofingezetenenvan dit lant, zijn geen van alleeen opper-maght te zeer onderdanigh, en houden hun overfte meer om welftans-hal-ve, alsom dien tegehoorzamen.

Zy hebben ganfeh gene vafte woon-plaetfen: maer dwalcn op een zelve wyfe, als d'oude Schyten of Arabieren^ omher, en voeren wyf en kinderen, cn vorder tuigh met zieh.

Na gout, noch zilver zijn zyg^n-zins begerigh, 't en wäre eenigen, die met ons volk zeer gemeenzaem daghe-lyxtvckeerende, wel aerdigh een dobbelftuiver voor een oortjeneemen, en kennen: als wetende van de Hol-lantfe boeren iets daer voor te krygen: daer zy anderflnts het koper zeer hoog waerderen.

Zy hebben gene vaertuigcn, en zijn zeer fchuw voor het water, en derven niet verder, dan tot de knien daer in-gaen.

Zy zijn tot den arbeit lomer, dan hunne fchilpadden: welker vleefch zy nuttigen en opjpeuren.

De meefte hahdel, die met hun gc-dreven wort, is met koper en koralen , waer voor zy koebceften,en fchapen in ruilinge geven. Doch na het voltrek-ken des handels, moet men hen tot een toegift eenigh fabak, en pypen gevenj en mec brande-wijn befchenken. De fmaek van de brande-wijn cn tabak hebben zy, als iet goets in hun zin, van de vreemde volken geleert.

Daer en boven ruiltdenieüsgierige zeeman, van hen ook wel vogelftruis-eieren, vecren, kleine lant-fchilpatjes, die zy Herego noemen, en rhinofters-horens.

Hetis wonder, zy het kooper-me-tael,dataen hun voeten leit,en dagelix by hen vertreden wort, niet gevonden hebben: naerdien men daer veletekens van kopermynen befpeurt.

D'onzen hebben, op verfcheide ty-den, verfcheide lant-toghten, aen de Käepte landwaerts in gedaen.

Desjaers zeftien hondert en zeftigh, deden eenigen eenen lanttoght, en vonden twee nieuwe volken, a!s 1/-lunhwa, en d'andere Namakkawa ge-heten.

Zy waren na, hun vermoeden, dicht by de Tortugejen geweeft, en vermein-den eenkanonfeheut gehoort te hebben. Men zietin het reizen teland-waerts

een ongeloofelijke meenighte van in watervogels, als ganfen, kropganfen, eenden,telingen,fmienten,doch zijn zo fchou en fchichtigh, datmen die, op verrena, niet binnen fcheutskan krygen. De wiltfchiit des gou verneurs heeft op

verfcheide plaetfen huisjes vanruigte: waer uit hy het gevcgelte wonder wel beloeren,en bedottenkan.Het welk ook d'eenigftemiddel is,om het te vangen.

Op het geberghte vinrmen klippi* gegronden,waer van eenige fteenen in hunne holligheit verfch water beflo^ ten houden.

Eenigh van ons volk vond , in het gaen, op het geberghte, om het

lant

Page 29: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

G E D E N K W E E R D I G E

Tafelberg!!.

lant febezightigen, cen klipfteen ruim Vier vadem lang, enanderhalve breet, dien de natuur, als tot een drinkvat, uitgeholt, en als in ' t vier kant een fpanne diep ingebyt had. Aen het eene cnd viel hy wat laegh, als een loozing voor het overvloedigh water, dat het volk daer in vond, en ,totlavenis van hun nen groten dorft, gretigh dronk.

Men ziet'erongemene grote voogel-ftruizen, en met zeer lange halzen.

De voogel-ftruizen zijn ongemeen fnelin het loopen, en können een peert in vollen ren voor by ftreven.

Te weten zy rechten hunne vleuge-lenop, nevens eenige ruige pluimen , tuflehen hunne vleugelen gelegen: waer in de minfte wint zoo zeer vat, dat hen die, in plaetfe van Zeilen , ver-ftrekken. Daer by hebben zy zulke yze-ltjke grote pooten,dat zy daer verre nie weten te ftappen, en opeenlouteren draf hene fchokken: niet anders als iemant, die eenen fteilen bergh met dewintopderuch afloopt, zieh qualijk kan tegen houden. De zelve maniere van de veeren in de wint te zetten, be-fpeurtmen ook aen ramme zwanen.

Eer wy ons verder in zee , van de Kaep begeven, zal ik den Tafel, en Leeuwen-bergh, als ook de Tafel-bay, en't Robben-eilant, die te vöoren ter loop zijnaengercerr, een weinighbre-der befchrijven.

Twee hoge bergen zijn aen de Kaep, de Tafelen Leeuwen-bergh.

De Tafel-bergh wert alzoo genaemt, öm dat hyzich boven plat als een Tafel vertoont.

Hy is omtrent twee Duitfche mylen hoogh, zeer fmal, en derhalve qualijk te beklimmen.

Hy wort door eene kloove van een anderen bergh, de Duivels-bergh genaemt, gefcheiden.

Aen de zee-zyde is hy bar, en zonder eenigh groenteof geboomte: doch aen de lant-zyde ftaen, in het hangen van den Zelven berg,zeerdigteen fcho-neboflen, met reichte cn opgaende hoge boomen, die tot allerlei timmer-hour dienftigh,en zeer veel te bekomen zijn. Wat lager, en adn de voet van den bergh, ftaen veel kleinderen lager boomen , bequaem tot branthout.

Onder anderen zyn daervete wilde Srrhandelboomemdoch de vnjchtenzijn

bitter vanfmaek, die, volgens zeggeh der Hottentots of ingezetenen »eenige vergiftige eigenfehap byhaer zou hebben. Dies zy niet gegeten dienen. Daer zijn Veel wilde pynappelbomen:

hoewclfe niet zeer hoogh waflen: maer de vruchten zijn van binnenledigh.

De Tafel-bay leitop de zuider bre- tafets ter van 34 graden, en eenige minuiten, bax-omtrent vyf of zesmylen noordelijker, dän d'uitterfte-hoek in hetzuidelijkfte van Afrika.

Zy leit in een geftaltevan eenhalve mane, en is aen de zyde,tegens het woe-den van de volle zee, met het Robben-eilant gewapent.

Het is een zeer fchone bay: behalve dat bezuideri het Robben-eilant, na de bay toe, eenige blinde klippen leggen, die men de Walvifch noemt.

Men leit in deze bay met de fchepen van \ negen, tot op zeven vadem water ön minder: jaghten en fluiten tot op Vier en vyf vadem/raeic zant-gront.

Doch men dient voor twee an-kers, en wel vertuit te leggen, omde ongernene zware winden, die gemenelijk aldaer waien,inzonderheit de zuid-oofte wint.

Voor de Tafel-bay leit een eilant, het Robben-eilant genaemt, van wege ^ J j * de menighte der zee-röbben, die zieh daer onthouden.

Het is zeer laeg, en omtrent twee Duitfche mylen in'tronde. Het heeft eenige zantduinen, daerkonynen geplant z i jn , die heel wel voortzetten.

Het is zeer gul , en met groen kruit bewaflen, dat zeker flagh van gele blaetjes heeft, byna van fatfoen, als de boterbloemen: daer de fchapen heel vet van worden.

In het noord-oofte van het Rob- Daffea« ben-eilant, leit op 34, graden, en 33eiIanr* minuiten, het Daflen-eilant, het welk zyneh naem van de menighte der Daf-fen heeft, die daer in het begin gevon-den werden: maer minderen nu zeer: alzoo daer zeer veel worden opge-vanfjen.

Het is eert myl in ' t ronde, zandigh van gront, en heeft vele robben,,en pinguwyhs eieren.

Daer woonen vier vryluyden, ne-venseenige flaVen,op, die zichmeeft mec verkens , 6n hoendprsaenteqüe-ken,en traen van de robben te branden,

örne-

Page 30: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E-en L A N T - R E I Z I . erneren: al het welk zy aen het fort , en de vrye-luiden te koop brengen: als mede het vleefch, de gemene fpyfe der Compagniesflaven.

Voor de bay van S'aldanha Jeggen twee of drie eilantjes»daer de vier vrye lu den voornoemt mede hunjaghtj en viflchcry e hcbben,en vangen aldaer ongemeen veel patryfen, en meenigte van herder en andere vifch.

De voornaemfte rievieren aen de Kaep zijntwee^deZoetecnZoucere-vier.

Behalve die, is'er ook een beke ücs d*Liesbeke genaemt: dewyl zy dicht Beck. m e t j j e s b e w äffen is.

De Lies beek neemt zynen oor-fpronk by een bofeh-heuvel, en ftort in de zoute revier. Hy is niet breder dan twaelefof veertien voeten, en op zom-migej^aetfen meerder, en op andere minder* maer is daer en tegen zeer diep.

Even over den bofeh-heuvel, of een weinig verder, neemt een andere beek uit een moerafch, of laegh ltezigh lanr, achter de Hout-bay gelegen, zynen oorfprong. Zy loopt zuid-ooft, en ont-laft haer door läge duintjes (die ror Cabofalfo zieh uitftrekken ) in de volle zee.

Geen plaetfe indewerelt weet van zwaerderftormen, als deze Kaep of uithoek van Goede- Hope.

De fchepen zouden het quaet ge-Kaep. noech hebben > en genoechzaem on-

moghelijk fehynen het daer omtrent gaende te houden ,'tenwaere dena-ture daer in had verzien,en,tot befchut der fchepen, dezen ftormhoek met be-quamc bayen verciert.

Onder deze bayen, isdie vzn'Sal-danba, gemenelijk Sardinje genaemt, geenfinsdeflechfte, maer een zuivere mwyk buiten alle zecen gevaer: en ten waere het gebrek van verfch-water, de Tafel-bay zou voor deze, van be-quaemheits halve,moeten wijkcn.

Daer waeren gemeenlijk zeerzwa-re winden , inzonderheit de zuid-oofte wint, die van WyntotGras-maent waeit,(het welk hetzuid-oofter Mouzon is,) die met zulke vrezelijke val-winden,door de klove, (de fcheit-pael, tuflehen de Tafel en Duivels-bergh, j zieht ftort,dat ,tert zy het een lager wal, en zuiver flecht wacer was,

Stormen aen de

zee..

onmoghelijk eenige fchepen, vooü anker zouden kunnen rijden* rnaet daer van Wegh fpoelen moeren.

Van Gras-tot Wynrtiaent wait^erde ncordwefte-wint, (het noord-weftef Moucongenaemt), dieook^zomtijts kan doorkluizen; doch nergens na mec zulke felheit, of zoo verwaeitt als de zuid-ooftewint. Maer achter: den Tafel-bergh toont die al weder-om even grote kracht door de zelve kloove,als de zuid ofte-wint aen d*an* dre zyde doet. Ganfeh geen onder-fcheit is tuflehen deze winden, als dat de zuid-oofte wint droogh en fchrael komt:en denoord-weftc winr, altijt met regen vermengt is: endaer door ook te meerder fchade aen de boomen en vruchten doet.

Wanneer men tegen over de Kaep, omerent op de zuider-brete van 34,Tefeene« graden is,zietmenblijkeliiktekens,die v a n «k

u r * Kaepio men heeft waer te nemen ,en waer aen. men kan bekennen of men dicht by 'c lant is of niet. 1 en is geen wonder, dat eenige fthryvers van d'Indianen (hoewel het tegen wöordigh niet meer bevondenwordr) getuigen, hoezyj wanneer zy van 't een lant tot 't ander zouden overfteken,en geen lant konden zien, als dan een deel lantvogels medenamen, diezy , wanneer al het lant uic hun gezichtwas, liefen met parthyen vliegen, en näer deze hun vlucht, als naer een Kompas, de koers richten. De vogels moeten wel te recht den Ooliindifch-vaerders den wegh en hetlant aenwyzen: want noch ver-re buiten \ lant van de Kaep zijnde, ontmoeten u in de woeftezce kleine meeuwtjes, eeneigenflagh, dieom« trent deeze uithoek vallen, en ieder lichtclijk voor 'clant waerfchou* wen. Doch alzoo deze wel een hon-dert my 1 of t wee buiten 't lant houden, zo kanmen het lant zo gewis niec ver-moeden, dan als men zeker flagh van grote meuwen ziet,metbonte vlerken, die de kenders kaepvogels met bonte mouwen noemen. Gebeurt

j het dat iemant eenige tortelduiven , | van tlant af gedwaelt, quam tc zien ,zoo is'er ganfeh geen twyfel aen. En is men dicht onder 't lant, en hebbende tuflehen de4oen j o vade-men, wit fchulpzant-gront, mec rode ftukken daer onder gemengt, daec

C voor*

Page 31: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

s8 G E D E N K f E U D I G E voordcrs duikertjes vernemende, kan men vaftelijk geloven, en zieh verze-kert houden, op het r if van de Kaep d'Aguillas te zijn, fchoon geen lant en wiert gezien. Aen de andere zyde of bewerte de Kaep deGoede-hoop, heeftmen, behalve deze grote kaepvo-gels met haer fluwele mouwen, die dikke-trompen, b.y de Portugefcn Trombas genoemt, zijnde dikke hol-le pypwortelen, die als een ruichte onder de wal opde klippige gronden wart, en met eenige bladeren even bo-ve water leit, gelijk men de zelvein de Tafel bay, voor het hooft van 't Fort in overvloetvint: 'c welk de booten en fchuiten, om gemakkelijker aen 'c hooft te komen, moeten myden; alzoo gene riemen aldaer kunnen gebruiken. Dit zelve kruit of ruichte is in Japan ook, en van d'inwoonders zeergeacht, die het zelve tot hun koft gebruiken, en voornamelijk in faufTen over vifch, als ook in plaets van d'HolIanders en vordere Europianen

. Agurk jes,en anderelndianen hun Aets-jaer gebruiken.

De Hottentots,die onbezuisde menfchen, waeren zoo boosaerdigh,dar zy niet eene os, of eenige ververfchinge aen ons verruilen wilden. Zy maek-tenonsdrink-watcr, datwy meenden te halen, onklaer; daer wy ons tegen (leiden, en eenigen by het lyf greepen: Maerzy gooidenzoo geweldigh met fleenen, dar eenigen van ons onder de voet raekten. Doch uit oorzake zy veel Herker als d'onzen waeren, möf ten diede vlught nemen.

Ik was aen de Tafel-berg onderwyle gegaen , om wat wilt tc fehieten , maer eer ik daer by kon komen, waren de oftzen al op de loop.

Des anderen daeghs, ging ik met hen, en verfcheide gewapende mannen, met voornemen en opzet van onder hen te fehieten, zoozy weder ons quamen beletten, om onze dingen te doen. Maer zoo dra zy ons vernamen gewapent aenkomen, namen zy, met wyfen kinderen, en alhun have, lant-waerts in de vlught. Eenige hunncr zagen van verre zoo wilt als kraeien uit d'oogcn.

wndef Naeenverblijf van drie dagen aen Kaep. de Kaep, wy zetten het, den dercien-

denvanLentemaent, na *t welle, orri het fchip de Draek opte zoekemdoch konden het niet vinden. Toen wenden wy het weerominzee, cn hadden de Tafel-bay vyf of zes mylen van ons,en waeren op de zuider brete van 34 graden, en 20 minuiten.

Tot den achtienden des morgens 3 hadden wytamclijken voortgang: en des middaghs de hooghte van 38 graden en26 minuiten , zuider brete, en waeren op 33 graden en 27 minuiten lengte.

Het Kompas wees toen recht zuide en noorde.

Des anderen, en des volgendcn daegs, was het regenachtigh en buijigh weer.

Den ze ven en twintighften,begon het geweldigh te büxemen , mec groo-te regen, en Merken win t , die zoo geweldigh toenam, dat het 6p een herden ftorm uithep. Dies alle de Zeilen in genomefi werden. W y waeren toen op de zuider brete vä*n 39 graden 20 minuiten, en door de ftroom vry om de noord gedreven.

Den eerften van Grasmaent, was het nochalregenachrighen buijigh wcer}

gelijk wy zedertden zevenen twintigften gehad hadden. Wy waeren toen opde hooghte van 39 graden, 21 minuiten enop 9$ graden en 30 minuiten mengte, cn hadden dat etmael zes-en-dertigh mylen gezeilt.

Des avonts begon het zoo hert te waeien, dat demarzeils moften inge-nomen werden, dat tot den derden duurde. Als wanneer wy het kompas verleiden op 15- graden N . W-

Wy hadden, federt den zeften van Lentemaent, geen peyl können be-komen. Den zevenden waeren wy op de hoog-

te van 38 graden cn 13 minuiten, en waeren in dit etmael viereh-veertigh mylen, met cen topzeilskoclre, gezeilt.

Dit weer duurde, met regen enher-debuien , tot den dertienden des morgens. Toen kregen wy helder weer, en waeren dit etmael by degiszes-cn-veertig mylen gczeilr, cn op de hooghte van 36 graden en 30 minuiten, en op de lengte van 98 graden en42 minuiten. Toen kregen wy weer fterke

buyen

Page 32: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E-zagen veel

en E N L A N T - R E I 1 E. fteen - kroos buyen en

dryven. Den vyftienden , peilden wy den

zonnen opgang, enbevonden 24graden N . W . Deze was d'eerflepeiling, die wy, federt den vierden,om het hert weer, gehad hadden.

Des middaghs hadden wy z$ graden I4minuitebrete, en 104 graden en 40 minuiten lengte, en waeren eene ftrekevanvier-en-dertigh mylen gezeilt.

Tegens den a von t wert het ftiljmaer duurde niet lang: want de wint ver-hefte wederom; nu met buyen en dan met regen, dat tot den eerfte van Bloei-maent duurde: als wanneer wy op de hooghte van 12 graden en 18 minuiten en op 114 graden en 46 minuiten, lengte waeren. Doorgaens was eene ftyve koelte, die tot aen derden van Bloeimaen t ons by bleef.

Des nachts hadden wy fterke don-der (lagen, metblixem vermengt, en geweidige travaden, dat tot des anderen daegs duurde.

Den zeften van Bloeimaent,des morgens, zagen wy devaftekuft van het

zi.en j ! c t eüant Sumatra , omtrent vier of vvf matra. mylen van ons, en loer-waerts een zeil,

en bcvonden ons op 5- graden en 2 2 minuiten. Des nachts liep de wint uit de wal, en wiert toen na het zuide over-geleit.

Den 19 hadden wy naulix zes of zeven mylen längs de wal van Sumatra gewonnenen kregen doorgaens hert weer, met veel blixem, donder, regen, en fterke travaden. Wydeden onsbeft, om boven de vlakkehoek van de ftraet Sunda tc geraken.

Den twaelfden was het ftilweeren wint. Des middaghs waeren wyop 6 graden en 5 minuiten, kregen des ach-termiddaghs, wederom eene topzeils koelte, en hadden de vlakke hoek voornoemt,ooft noort-ooftwaerts omtrent anderhalve myle van ons. Op zeftien vademen wert gront ge worpen. Des anderen daeghs waeren wy omtrent drie mylen van de gemeldehoek.

Den veertienden, hadden Wy Kei-zers eilant, omtrent drie mylen van ons, en zagen des arfderen daeghs, zuid-ooftten oofte omtrent vyf of zes mylen van ons, op de hooghte van 6 graden en 4? minuiten , de Prinfen-

Keizers eilant.

eilanden , daer wy dien dag meeft te- prinrcri gen bleven niet ftilte, eilandt«.

Den zeventienden waeren wyop de hooghte van 17'graden en 10 minuiten, en hadden de Prinfe-eilanden twee mylen van ons, enquamen des avontsomtrent de hoek vän het eilant Java, ("daer wy met fmerte zeer lang na verlangt hadden,) vier of mylert van ons, en dreven den achtienden als voore, zonder grooten voorr*

Des anderen daeghs hadden wy de hoek van ' t e i l a n t ^ i ^ twee mylen,eh des middags de Prinfen-cilanden twe of drie mylen van ons Wy meenden daer tuffchen deur te loopen • maer een fterke wint of travado, uit den oofte , belette ons: dies wy weerorn moften keeren.

Den twintigften, hadden wy de hooghte van 6graden en 41 minuiten, en de Prinfe-eilanden zes mylen van ons, met ftil weer.

De Prinfe-eilanden bleeven ons den een en rwee-en-twinrigflen, noch al byjdaer wy den drie en-twintigften meenden voorby te Zeilen. Des nachts) wierpen wy op dertig vademen fteek-gront, doch het wert toen zoo ftili dat wy het anker lieten Valien. De ftroom ging ook zeer hert, zuidweft-waerts.

Den vier-en-twintigften, hadden wy Het eilandt Dwars in de Wegh, noord noord-ooftwaercs van ons.

Des avonts quam ons een Javans vaartuigh, met verver fing, aen boorc dat ons, na zoo veelzukkeling, wel te pas quam. Wy raekten kortdaer-aen op dertigh vadem ten anker: daer de ftroom zoo hert ging, dat wy dien en den anderen dagh moften blyvert leggen*en niet vcon koften koomen. Wy kregen noch verfcheide Jav an fö vaertuigen aen boort, met verveN fching.

Den zes-en-twintigften gingen wy weerom tZeil; maer konden, van wegen den gemeiden fterken ftroom,die aldaeraltijt zeer fterk gaet, niet vorderen : dies wy het op vyf en-twiixig vaden zetten , en moften des anderen daeghs noch op anker bly ven Jeggen ryen.

Den acht-en-twintigften, gingen C a wy

Page 33: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

2 o G E D E N E K W E E R D I G E wederom tzeil, op hope van de Gfl^r, bekleet..Tweejaghten wer.

Komen voor Batavia ter rede.

Nieuhof trekt met dege-zanten naChina.

wy voorc te raken ; maer moften des a-vonts ons anker weer laten vallen. W y haddentoen Pulo (of eilant)Baly ten noord-oofte , en groot Pulo-modi ten oofte, en klein Pubmodi}izn.zui-de van ons.

Des avonts gingen wy wederom tzeil , doch konden, wat moeite wy aenwenden, voor de Stad Batavia niet komen, daer wy zoo na verlang-den :maer moften het anker een halve myle van het eilant Rotterdam, op elf vadem fteekgront, weerom laten vaU len.

Den derrigften gingen wy weerom tzeil i dan konden niet voort komen: zoo dat wy weerom het anker moften late vallen. Het ging hier even als voor de Kaep van Goede-hope: daer wy zoo lang zworven, t'elkens daer voor waren,en evenwel wederom weg moften. Doch eindelijk quame wy,na veel omzukkelen, met zoo vele zieken, en kranken den zelve achtermiddagh ten vier uure voor Batavia, op vier vadem , en een halve fteek gront ten anker.

Ik voer des anderen daeghs aen lant, en trad in de beroemde koop ;

ftad van Batavia ,en nam mijn verblijf by zekeren Gerrit Eppink van Ulfen, totterrijt toe ik weer laftonrfong, op wat toght ik my zoude begeven. Ik be-zagh ondertuftchen naeukeurigh deze grooteftad, en rontom gelegen lant-ftreke: een ganfeh ander geweft, als B/azyl, hier te voore befchre ven.

Midlerwyle ik my aldus te Batavia op hield, wert door laft van den Heer Generael Joan Cfrlaetzmker, en de Raden van Indien, op ordre en aenfehryven van de Heeren Bewmt-hebbers, een gefantfehap aen den gro-ten Cham van Tartarye ( die toen ook voor eenige jaren,met by ftant van d'onderhorige Tarters, 'tganfeh Ko-ningrijk van China ingenomen had_) vervaerdigt,om de vryen koophandel op dat rijk te verzoeken : gelijk de Ooftindifche Kompagnie vele jaren, omdien handel re verwerven,by deSi-nefen angehouden, en verzoght had: maer zy hadden dien altijt afgeflagen en op het ftrengfte verboden. Het gezantfeap wert door t we hooft-

%e2anten)zhIakofrdeKeizer£nPieter

den gereet gemaekt,KoukerkenBloe* mend^l , die met 90 koppen en verfcheide koopmanfehappen bemant, en gefchenken , om aen den Keizer en eenigen groten te vereren, geladen waeren.

Ik wert voor hof-meefter, ophet jaghe Bloemendael befcheiden.

Ophetjaer zefticn-hondertvyf-en-vyftigh, den veertienden vanHooi-maent,gingen de gezanten van de ree van Batavia tzeil, en quamen den Vierden van Herftmaent in de ftad Kanton, en den Vierden van Bloei-maent, des jaerszeftien hondert zes-en vyftigh, voor de ftad Nanking, en den zeftienden van Hooimaent in de ftad Peking.

Na eenigh verblyf vertrokken de K o m t

gezanten weer uit de ftad Peking, weder «p en quamen den een-enrfwintighften B a t a v i a ,< van Slaghtmaent voor dedkd Nanking, enden acht-en-twintigften van Sprokkelmaent, des jaerszeftien hondert zeven-en-vyftigh,voor Kanton, enden een-en-twintigften van Lente-maent voor de ftad Batavia op de ree: daer de gezanten verflagvanhunwe-dervaren, aen den Heer Generaeljö-han CMaetzuiker, en aen de Hoge Raden van Indien, deden. Gelijk bre-der in mijne reisbefchi yvinge dezes gezantfehaps te lezen is, d ie eerft in de Neerduitfche,endaer na in verfcheide andere talen, tot Amfterdam, by wy- . \enjac ok vanMeurs gedrukr, en met verfcheide afbeeldingen van fteden, dieren,gewaflen,endraghten uitgege-ven is.

Midlerwyl ik mijn verblyf een wyl in de ftad Batavia had, wierden acht fchepen gereet gemaekt, en met Indi-fche koopwaren geladen, om na het vaderlant te vaeren: als de Peerel, Prins Willem, Oranje, degekroonde Leeuw, Achilles, Malakka,'Ulyfles en Hektor.

De Ed. Heer Koenes, Ctoenmaels eerfte Raet van Indien, en naemaels Schcpen der ftad Leiden,) had herge-zagh over deganfehe vloot, en trad op het fchip de Peerel, de vlagh voerder, groot zevenhotidertlaftcn, en bemant met hondert en tachtigh koppen,en ge-monteert met zes-en-twintig ftukken gefchuts.

En

Page 34: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Vertrekt nahet Vadct-iant.

Z E E - en L A N En al hoewel mijn befcheide tijt

noch niet verftrcken was, om na het Vadcrlant te vertrekken, 2,00 ging ik evenwel, volgens zijn begeren, met hem derwaerts op het fchip de Pe-rel.

Dentwee-en-twintigften vanWin-termaent lichten wy hecanker,en gingen tzeil, ennamen de koers nahet eilant S. Helena, daer wy den laeften I

T - R E I Z E. at van Lentemaent,des volgcnden jaers zeftien-horidert acbt-cn-vyftigh, wel Enkomt en behouden aenquamen, zonder eni- 'fiam". ge byzondre voorvallen t'ontmoeten, Helen«. als het uitftaen van eenige ftormen en Travaden: waer dq§r wy by wyle, met al wat optafelftonr, overhoop raek-ten. Ja het groot fchip beweeghde zieh, totverwondering, zoodanigh alsofheteen klein fchipof fchuitwas.

H e t E i l a n t v a n

S. HELENA.

O Et eilant S. Helena leit op iögra-•* den, en 15 minuiten,zuider bre

te, zeer verrein zee cn van allen laflt afgefcheiden.

Het naefte lant; daer het aenleic,is ^Angola; hoewei opeen af ftänt van drie hondert en vyfrigh mylen. Men heefc zieh met recht te verwonderen, hoe zoo diep in zee een eilant leit $ daer omtrent omnochby geen gront te peilen is.

Het is omtrent zeven mylen in*t ron-dc groot, en vol hooge klippen,die op en tuflehen beide vol geboomten ftaen, en by klaer weer wel veertien of vyftien mylen verre in zee kunnen gezien worden. Dies dit eilant, fchoon klein, door deze hooge klippen veel länts bevangt.

Daer zijn verlcheide valeyen: maer byzonder dekerk,enappcl-valcy. In de kerk-valeyftaet noch een vervallc

C 5 kapel-

Page 35: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

i x G E D E N K kapelletje,daerde Portugefen wel eer { hunnen dienft in gedaen hebben. j

Hec is'er vo l , oranje, limoen, en granaet boomen.

Dit eilant was by mynen tijt volk-loos , en onbe^ont: maer federt hebben d'Engelfen het in bezit geno-snen.

Ten tijde der Portugefen, bleef op dit eilant een kluizenaer, onder fchijn vanboetvaerdigheit, dievele bokken doode ,en de huiden verkocht. Maer hy wiert by dePortugefen opgezocht, en weggezonden.

Noch zijn'er opzekerentyt eenige zwarten en twee flavinnen gebleven, die zieh al tot twintigh vermeerdert, en hunne wooning in het hoogh ge* berghte genomen hadden: dies men hen met moeite opzoght, en daer af-haelde.

Hec is beneden in de valeyen heet, en boven op her geberghte kout. Anders is'er de lucht zeer gezont,en wort door de winden, en regen getempert: want het regent'er dikwils opeenen dagh: daer dan de zon met haere warme ftralen op fehynt, dat ook het aert-rijk vruchtbaer maekc, dat anders uit de natuur zoo wonder vet niet is.

Men heeft'er zeer fchoon, en zoet verfch water, dat van de bergen en klippen af-loopt, en tuflehen dezelve als Kriftal door kronkelc en in zee loopt.

Het is een lud te zien,hoe het volk, als het aen lant komt, drinkt, zieh daer in wafl , fppelt en baet-.

De meefte vruchten, en dieren, die daer waflen, en zeer weeJderigh, om reden.voornoemt ,tieren, zyn'er door de Portugefen gebraght: als oranje-boomen ,(daer van nugehele boflehen vol z i jn , ) granaet-boomen, en verfcheide andere , die het ganfeh jaer door draegen.

Daer groeit ook mollert, peterfelie, zuuring, porceleyn, winterkers, en andere moeskruiden ververfching , en fcheurbuik dienftighzijn.

Daer groeit ook geboomte; hoewel deflelfs hout niet veel byzonders is , en dient nergens beter, alsomte branden.

Het is'er ook vol vee, dat'er over-vloedigh voorttiert. Qnder andere

meer, die tot zeer

W E E R D I G E , zyn'er byzonder veel wilde bokken, geiten,en rheen,die zieh op de klippen weten t'onthouden j en loopen: en zijn hierom niet wel te vangen.

Men heeft'er tamme verkens gebraght, die geweldigh vermengh-vuldightzijn } maer zoo wilt geworden, dat men, die ter zake van de klippen, als andereruighte, qualijk achrerhalenkan.

Ook zyn'er veel patryzen,duiven, korhoenders ,en paeuwen: maer zoo wilt,datmen die niet wel bezetten kan. Want als men hen op den eenen bergh vervolghc, dan vliegen zy zach-

j es over de diepe dalen, op eenen anderen : daer men een uur van doen heeft, eermen den bergh af, en den anderen weer opklaucerc.

En als men hen al na loopt, vliegen zy zoetjes wederom over, en latenu na zien: ja het is, alsof zydegekmet u fcheren. Dies men zieh eer moede loopt, om wat te vangen, als datmen zig aen ' twilt moede zal dragen.Maer men moetmet een heel parrhy volks op den jaght gaen, en zien zoo watte bezetten: anders is'er nier te krygen. Daer zijn gene verfcheurende of ver

giftige dieren : alsgrootefpihne-kop-pen- Ook zyn'er veel vliegen.

Ronrom en over het eilant zwer-ven veele meeuwen, teroorzake van de vifchrijkhejt der ondergelege zee.

Men vind'er verfcheide verruwen* en onder andere een rode, die zeer fchoon van kleur is.

Daer valt ook zeer wit zout, dat door de Zon uic het zee water-gemackt worc.

En uit oorzake daer omtrent anders geen lanris, zoo is'er de zee vol vifch, inzonderheit van makrelen, brafems, karpers, zeehanenenmeer andere. Maer men kan die, van wegen de klippen , en groote diepten, niet, als met de hoek vangen: daer men zoo veel mee vangt, als men begeert.

Ja men kan met cen kromme fpy-ker, die wat fcherp, en daer Hechts een veere aengebonden is, zoo veel vifch vangen als me^ w i l : want de vis is'eer zeer happigh.

Krabben, oefters, kreefren, en mof-felen, zyn'er ook genoech aen de kanten van het warer te bekoomen.

Na wy aen het eilant S. Helena van 7 alles

Page 36: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Vertrek ran het eilant S. Helena.

Z E E en L A N alles ververfcht, cn wat'erte krygen

vcrzien waeren, gingen wy in was, het laeft van Bloeimaent wederom tzeü.mee nemendchet koftelijk retour fchip Aernhem, dat, naveelzakke-lens en tegenfpoeden, een jaer had moeten overleggen. De Heer Koenes zettc een deel volk uit ieder van d'andere fchepen daer op : alzoo veele maets daer van, door kommer, onge-maken ziekten, geftorven waeren.

Wynamenden oudenkoers, waer mee wy voorlpoedigh, en zonder merk - waerdige voorvallen , ons vaderlant in het gezight kregen , en den zeften van Hooimant, des jaers zeftien-hondert acht-en-vyf-tigh, gelukkightot Amfterdamaen-quamen. Alwaer ik mynen broeder Hendrik Nieuhof f j by wien ikging thuis leggen)en andere vrienden noch gezontvond.

ik had daghelix groot bezoek Van verfcheide liefhebbers, om de Sinee-fche fchriften en tekeningen, dieik met my uit Sina gebraght had , te zien en daer van te fpreken.

Na ik my aldaer omtrent drie m aen -den, om wat uit teruften,opgehouden, en myne zakg zoo daer, als in Zeelant, verrichc, en het journael of de reisbe-fchreivingh des Sineefchen gezant-(chap aen mynen broeder gelaren had, om onder zijn opzight, enop verzeek van vele voorname perzo-nen, te laten drukken, zoo befloot

Kieuhofs & wederom na Ooftindien te gaen. hveede Inzonderheit door de gelegentheir, Inita* die my toen d'Ed. Heeren Bewintheb-

bersdeden opdragen, enaenbieden. Ondertuflchen wierden vyf fchepen gereet gemaekt, om derwaerts te vaeren onder het gezagh en beleit van den Heer Adriaen Ael-monde, te weten, het fchip Aernhem, grootvyf-hondert laften, gemonteert met veertighftukken ,en bemant met vierhondert en dertigh mannen: daer op Schipper Jan Tymenfz was, en ik befcheide wert. Het tweedc fchip was de Perel. d'Andere waeren drie jagh-ten.

Wyliepenmetdezevloot van v^f fchepen den twee-en- twintigften van "Wynmaent, des jaers zeftien-hondert acht-en-vyftigh,uit hetvlietzeil. In

f R E I Z E . .£$

op hiet zant vaft, en liep dienvolgeh8

grootgevaer van te berfte te ftooten. Daer en boven quam een ander ons zoo na, dat de gehele galderye van ons fchip aen flarfen raekte.

Dan wyquanaen, door Gödesge> nade, methoogh water wederom los,

| en gingen zoo neffens d'andre fche-j pen tzeil.

Den zeftienden van Lenteraaent j ^ 1 ^ | quamen wy gelukkigh aen de Kaep Kaep;6

i van Goede-hope, enlietenhetanktr : in de bay vallen.

De Perel, met de driejaghtenjqtiä-men den twee-en-twintigften in de-zelve bay ten anker.

Wy voeren voort aen lant, en (leiden orde oponze zieken. W y hadden tot hier toe twaclf dooden gehadj maer anders doorgaens gezont volk. Wyhaelden daeghehx verfch water^ branrhout, en ververfching,die men daer bekohlen koh.

By wyle vingen wy veel vifch. Ik ging met eenigen van myn ge

zelfchap aen lant, om wat wilt met een fnaphaen aen de Tafel-bergh te fchieren. Maer hoogh aen de bergh lagh een groote leeuw te flapen, daer wy onverziens dicht by waeren, en zouden hem liehe op het lyf gefopen hebben. Ik rrad zoet en zachjes te rugh, cn ze'd? tegen myne makkery. Het is niet goetzutkeikpende hon-den wakker te maken. Dies wy van daer gingen en den leeuw lieten flapen.

Na wy veertien-dagen aen de Kaep Vertrete i V J J i wer vari

gelegen hadden, en van water, brant- daer. hoüt , en ververfching verzien waren , gingen wy wederom tzeil, en hadden een voorfpoediger reize, als opmyn eerften toght, met het fchip hetKalf,en raektengelukkig tot onder dekuft van Java Maer rot onzer aller droefheit fterf d'Ed. Heer Adriaen Aelmonde, ( zoo als wy het lant voor ons zagen, daer hy zoo zeer na verlangt had, )aen zyne oudequyncnde ziekte. Zijn lichaemwert na Batavia gevoert, en aldaer heerlijk begraven.

W y quamen ondertuflchen des K o n * °P jaers 1658 den 18 van Hooimaent, r

gelttkkigh voor Batavia ten anker, na wy ontrent Zeven maenden onder-weegh geweeft waeren, daer, federt

Batavia.

het uitgaen raekte ons fchip Arenhem mynen laften toght, weinigh aenmer-L kens

Page 37: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

2+ G E D E N R W E E R D I G £ kens waerdige zaken voorgevallen waeren.

*°™°? Wanneer ik d'ingenome koop-rnanfehappen verantwoorr, en de re-keninge en boeken overgelevert had, deed ik eenige kleine toghten na de weftkuft van Sumatra, als na Jambe, enPadame:daer veel peper,en ook eenigh bergh-gout, en zalpeter valt.

Eindelijk quam ik,den tienden van Wintermaenc, wederom voor Batavia op de ree.

Trek na Ondertuflchen ontfing ik orde, Amboina. Q m m e C j j e t fay^ Henryerte Lowyfe,

na het eiland Amboina, te gaen-> dat by fchipper Gerrit Gerritzen van Vliflingen gevoert wert, en met rysen andere lyfsbehoeften,voordic plaetfe, geladen was.

W y gingen dan den drie-en-twin-tigften van Wintermaent, des jaers zeftienhondert negen-en-vyftigh, van Batavia tzeil, enraekten in weinig weken gelukkigh ogderdehoek van Bimaer, en aldaer tuflehen de klippen in groot gevaer: dewyl het fchip in een mael-ftroom verviel, die het omdreef als een meulen, en zoo fnelalseenpaertzou mögen loopen, endat op een fpacie en beftek van

twee of drie fcheeps lengten. Wy dre* ven dicht, met groot gevaer, voor by eenen klip, en waeren naulix een fprong verre daer van. Doch wy quamen noch zonder fchade daer van, en endelijk, na het uitftaen van verfcheide travaden en ftormen, voor het gat van Amboina, daer wy met groote moeite,om den fterken ftroom,binnen geraekten, en op zes-en-dertigh vadem ten anker liepen.

De Heer Jacob Huftart, ("toen Gouverneur en opperhooft van het eilant Amboina, een man indienoort zeer ervaren, en daer by vroom van leven, en voorzightigh in zijn doenontfing ons zeer beleefdclijk.

Na de fcheeps-laft ontladcn , en alles overgelevert was, deed ik met het operhooft Huftart eenige kleine toghten na verfcheide eilanden, die daer omtrent vele leggen, omdezelve te bezoeken en bezightigen.

Onder andere trokken wy na het eilant Büro, daer d'voornaemfte in-woonders ons op hun wyze luftigh onthaelden, en toedronken uit kroe-zen van bladen van boomen gemaekt, die by na als een roemer gewaflen waren.

H e t e i l a n t

BOURO of BOERO.

t T Et eilant Bouro of Boero leit -"-omtrent vier-en-twintigh mylen

van Amboina, enheefc bynaderrigh mylen in den omrrek.

De zee onder dit eilant, inzonderheit aen de zuidzyde, is zeer diep: en fehieten de (teile oevers by na overal rontom dit eilant, als muuren, na de grondeloze diepten.

De zuide-wint maektaendit eilant een laegh en hoogh water.

Op het eilant van Bouro leggen he-melhoge bergen, na den boght van Thamahoo, de bergen van Thama-heo genaemt, die met hunne hooge toppen, en kruinen boven de wölken uitfteken; gelijk men dieblacuwekrui

nen van verre uit zee , op cen af« ftant van achtien of twintigh mylen, boven de wölken ziet uitfteken, zonder het eilant onder of de voeten der bergen te kunnen zien: het welk cen aengenaem gezight en verfehlet geeft, en den zeeman doet twyfelen, of hy lantof luchtzier.

Aen dien oortleit een bay of bogt aen de zee, de boght van Tamahoo genaemt, die met de bergen voornoemt omringt is.

"Men ziet'ergene huizen, hutten of wooningen, en niet als een eenzame cn naren oort,met dichte boflehaedjen bewaflen en vol wilderniflen. In de-zen boght kome een rivier uit het lant

vloeien

Page 38: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - c n L A N T R E I Z E

vloeien, die längs hare oevers metal-tijd groene boomen bewailen is.

Boght ^ e n ' c n ö o r d o o f t eind van 'teiland «nKa- Boero iseenbay, de boght van Ka-yslie. yeiie genaemt, die op verfcheide

plaetfen wel twee mrjlen wijd is. De oevers en ftranden van deze

Boght zijn met dichte wildemiflen en luftige bolfchagien bewaflen. A l daer groeien vele ebbenhout - boomen, dochvallenfeer^uaftig. Aen de binnen kant van de boght ftaetin eenmoerafch en in het zeewatereen bofchvanlaryboomen, die yzerhart en rootachtigh houthebben.

Aettdes Het eiland Bouro is vruchtbaer en dan«. dicht met boomen en wilderniflen be-

woflcn,en heeft een groene kulf. Het zelve eilanr geeft Kokosnooten, Banannas , pynang , boontjes, pa» tatas , groenebbenhoute-boomen , lary boomen , katjang , dat een ze-ker flagh van kleine erweten is , geers, mil !e, of Indiaenfcbe tarwe, ta-back , lymas of kleine wränge en zuure limoenen , en veelerleye moeskruyden. Ö p het geberghte

houden civetkatten , daer de Boe-ronefen ofde inwoondersdecivet be-

| hendelijkweetuit te krijgen, die zy voor een geringe prijs aen d* onzen te koopveilen.

Hetgantfch eiland heeft vruchtba-relanderyen, en dichte boflehaedjen:

Het wort ook mer veele rivieren van zoet water dcorfneden en be-vochtigt. Maer het is daerenregeri vervaerelijke en zware aerdbevirfgen onderworpen.

Ophet eilant Bcuro hont onder aridere zeker vier-voetigh gedierte, van een ongehoorde en wonderlijkegeftal-te, dat d'Indianen onder de mon-ftreufeof wanftaltigedierenrekenen.

Het heeft de groote van een honr of hert, en hair, als een wint hont, don-ker-bruin en graeuw van kleur.

Het hooft en de bek is als cen ver-ken: en d'oogen en ooren klein: de ft'eert isinrwee of drie krullen omge-bogen : de voeten en klaeuwen zijn gelijk die van een bok of hert.

Zijn vleefch wort by d'inwoonders en vreemdelingen, voor een lekkerye,

Ö en

Page 39: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

t « G E D E N K W cninplaetfe van herten vleefch opge-difcht.

Het bekkeneel van dit beert heeft de grcote van een kalfs-hooft, en be-ftaet uit zeer vafte benen, inzonderheit van beide kake-beenen.

Daer zitten op beide zyden,achter ha de keel toe , omtrent twaelf kiezen : maer voor in het begin vande bek zit-ten in het onderfte kake-been zes fanden, en twee groote in het bovenfte gedeelre, en worden met de bek bedekt: maer in plaetfe van de honts--tanden fehieten uit het middenfte ge-dcelte des anderften kakebeens twee zeer groote tanden, en doorbooren debek. Zy zijn eenheelevoet lang, een duim dik, en een weinigomge-kromt, als de flagtanden van wilde zwijnen. In het bovenfte gedeelte van het bovenfte kaeckebeen verroo-nen zieh ter weder zijden twee holle beenige uitwafien of uitfteekfels: waer uit twee hoornen fehieten, die een vinger d i k , twee hantbreeten lang, glat, eneffen, als tanden, en hoekswijs omgekromtzijn: zoo dat dirdier,in hereerftaenzien, metvier hoornen neffens elkander ftaende fch'jnt gewapenttezijn. Diesfchijnt dit dier om tweederley redenen onder de monfters gehouden en gerekenr tezijn. Eerftelijk, devvijl hettegen Ariftotelesftrijt, die fchri jf t , dat de hoorendragende beeften in d' eene kaeckealleenlijk tanden hebben, en de voorfte tanden van de bovenfte kaecken ontbeeren. Ten tweeden, dewijl Anftoteleszeidt, dat geen le-vend gedierte gevonden wort, dat te gelijk hoornen en uytftekende tanden heefr.

Längs de noortkufte van Büro leggen de negeryen of vlekken fPaife-longa , Fogt , Waintte, Tcmabou, Palmatte , Hokonima , Bara , en Lide/a, die des jaers zeftien hon-derc drie en zeftigh door d ' onzen wierden afgebranc en in kolen gezer: beneffens al het vaertuigh, dat zy daer vonden r ujtoorzaeked'inwoon-derstegen d'onzen waren opgeftaen.

Op Boero leit ook een vlek Wat-famma genaemt, cn een ander Hat geheten, als ook Romaite.

Hec zelve eiland ftaec onder den koning van Ternate.

E E R D I G E Op het eiland Büro wiert door de

onzen des jaers 1660 een groote Merkte gebouwt, uit vreeze de Ma-kaflaren aldaer komen mogten. Men noemde de zelve Cfrlandarfchaa, na den koning vah Ternate. Zy beftaec uit vier punten, en heeft bequame woonplaetfe voor de krijghs bezettin-gen.

Alle de wilden of eilanders van Büro ("volgens het verdragh met heben d'onzen gemaekt) zijn gehouden zieh rontom de baey of Boght van Kayelle met der woon neer te flaen, diezy, onder befcherming van d'onzen, o-ver de veertien negeryen in fraye w o-ningen, van riet of Adap, en eenige met vertrekken gemaekt, in ruft en vree onder malkanderen bewoneni Om dezen oort des te gehavender en vruchtb.ierder te maken zijn zy ver-plicht boflehen en boomen om verre re houwen , en de heivelden in den branr te fteken, om daer op te zaeien, planten, tuinen en boomgaerden te maeken.

Zy bewoonden te vooren flechts kleine hutjes van niet boven een mans lengte hoogh, d ie 1 angs het ftran t en in dichte boflehen ftonden.

d' Inwoonders zijn ganfeh zwart van verwe, en gaenflechr, na de wijze van meeftalle de gebufr-eilanders , gekleet, en beide zoo wel mannen als vrouwen ganfth naekr, behal-veneen kleetje, dar hen om de len-den en effen boven de knien komt.

Doc h knechjes en meisjes gaen tot aen hun twaelffte jaer moeder naekt.

Eenjongman, die een doghterwil trouwen offen wij v e hebben, kan die van d'ouders voor eenige kleinighe-den van eetwaren of voor wat anders van klein belang bekomen.

Een vrouwe, dieeeh kindgebaert heeft, brengthetaende rieviere, om het zelve en haer te zuiveren, en keert dan weder tot hären gewooneüj-kenarbeir: midlerwijlelaerdeman, als kraemheer, zieh koefteren en queeken.

Over d' overleden wort by de bloetverwanten en gebuuren een groot misbaer gemaekr, die, wanneer het lijk begraven is, onder het danfen* zingen, en fpringen , en maelrijd houden, grootevreughdeenvrolijk-

heit

Page 40: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 41: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 42: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 43: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 44: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A N heycbedrijven. De graven beftaen uyt metfelwerk, en worden metftee-nen en kley toegemackc , om voor hetwilcgediert bevrijttezijn.

Degemeene en gewoonelijkefpij-ze der inwoonders is zagouw, geers, miüe gedrooghde vifch en rijs.

De meefte inwoonders omhelzen de leere van Mahomet, hoewel eenige ook,na de wijfe der heidenen.met groren wangeloof, tot het aenbidden encerenvankaymansof krokodillen genijghtzijn: uitoorzaekezybeuze-len, datalle krokodillen uit hec paren van een krokodil met des konings dochter, zouden voortgekomen zijn : hierom houden zy ook de krokodillen in bylöndere waerde, en willen die niet gedoot hebben.

Wanneer Madira, ftadhouder des Ternataenfchen konings landen in Amboina,tegen d'onzen desjaers i6jo in ^Amboina was opgeftaen, vielen ookdelantluidenopß<?«n?, (zoo wel die onder den koning van Ternate, als onder de Compagnie ftonden_) Madira toe, en wilden zieh liever door vechren, als den zelven verla-ten.Ook hadden zy desjaers 1651 vier mannen van onze fluic de Gans (die omtrent hetv\ekTomabouopde wagt lagh ) die wat te verre bofeh waert ge-treden waren, doorgeflagen.

Na Arnold de Vlamingvan Outs-hoorn des jaers 1652 met een vloot fchepen van Batavia na ^Amboina en voortsnahet eiland Büro overgefte-ken was, om met d' inwoonders van B.iic een vrede te (luiten, dit vernf m, deed hy de ganfehe lantftreke van

T - R E I Z E. a 7

Büro den oorlogh aen, en al hetgrooc en kleyn vaenuig verbranden : ook de vlekkcn Waifelongo,Fogi,lVaintite}

Tomahou, 'Palmatte, Hokonima, Ba-ra tn jucie/a mec den brant vernielen. Met hem quam weerMandarlcha.ko-wng van '1 > enate, die na Batavia ver-trokken was, en een verbont van vrede met de Hoge -raden getroffen had.

Eindelijk begaven wy ons van dit eiland weder op zee nahetedand van Amboyna toe.

Terwijl wy op Amboyna f l i ! lagen, noodighde deheer Huftard de voornaemfte van de Compagnies dienaers en vijfvan denazatender Amboineze koningen , en onthaelde ons met aller-hande fpijze en drank, die'er tekrij-gen was, heerlijk. Na de maehijd rechten zy verfcheide fpelen tot ti jd-verdrijf met ons aen, entoondenzig zeer wel vergenoeght. W.er uit men b. merken kon, dat zy met Huftard in eengoet verftantftonden.

Midlerwijl wiert ons fchip met zef-tig laften nagelen geladen.

Na alles gereet en hec fchip volla-denwas, nam ik mijn affcheit van het opperhooft, de heer Huftard, en ver-trok den derden van bloeimaend weer na Batavia.

Onder dit opperhooft ftaen van wegen de Compagnie alle deMoluk-fe eilanden, die naeuwe achring op alle fchepen geeft, of zy ook .eenige nagelen vervoeren.

Maer eer ikmy van het eiland Amboyna op zee begeef, zal ik defte'fs ge-legenheit en wat byfonders daer op te bezichtigen is, ten toon Hellen.

Nieunofi venrek »an Amboyna na Batavia.

H e t E i l a n t v a n

A M B O Y N A.

l_J Et eilant Amboyna of Amboyno 1 werd by veelen onder de Moluk-

fe eilanden gerekenc: uic oorzake aldaer mec veele nagelen groeien, gelijk opalle Molukfe eilanden.

Het leit op de hooghte van omtrent drie graden, zuider breete,en omtrent vier en twintig mijlen van hec eilant

Banda, en nader aen Malakka en de vafte kuft , als eenige van de andere Molukfe eilanden.

Het heefc omtrent vijf en twinrigh mijlen in den omtrek, en wort door een grooten inham of golf by na in tweengedeelr.

Daer is een fchoone bay, daer men D 2 mec

Page 45: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

28 G E D E N K W E E R D I G E met de fchepen dicht by kan Jeggen: en omtrent twee mijlen de bay in-waerts leit het Neerlants kafteel Vi-cJoria.

Die eiland fchijnt alsitit twee dee-len te beftaen, of twee eilanden te zijn : want her hangt mec een hals of engte aen elkandcren vaft.

Voor omtrent zeftigh ofzeventigh jaren lagen op dit eilant zeven en vijf-tighnegeryen, (dat zijn gehuchtenof dorpen) die zoo by Krillenen als Moorfe volken bewoont wierden: daer onder waren eenige fterke plaetfen: doch zijn veele en de meefte na der hant door den oorlogh gewejdigh verwoeft en vervallen.

Onder anderen was Way een fchoo-W a y- ne negerye, aen het noordeind desei-

lants, een halve uure van ftrant, op een klippigh gebergtegelegen, en mec een fteene borft weering gefterkt.

d' Inwoonders waren Kriftenen. Niet tegen ftaende Way door de na-

tuuren konft gefterkt was, zoo wierd het evenwel des jaers zeftienhonderc dricen dertigh door den Kimelahaop hec onverfienfte overvallen en afgeloo-pen.

Omtrent die fterkte groeien veele kruitnagelboomen, als ook Zagu en Zaguweerboomen.

Daer omtrenc leggen verfcheide negeryen längs het ftrant: daer ook opeenige plaetfen veel nagelboomen en Zaguen Zaguweer waflen.

Dichc onder de negerye van Way is veeldrinkwater te bekomen , daer in die hete en droge landen veel aengele-gen is.

Nouffani- Noußanive was eene negeryegele-v e- gen aen de riviere, ten werten van het

neerlantfch kafteel Vittoria, en onder her gefchur, en is verdeilt in drie buur-cen.

Daer omCrent waflen veele nagelboomen : want de nagelboflchen en tuinen ftrekkenzich tocopdeuiterfte lantftreke van die hoek , ten werten uic, als ookaend'overzijdeby Ayer-Kahouba. Een koning was coen de eerfte perzoon in den lantraet.

Hitto. Hitto of Hitoe is een oude negerye, gelegen aen ftrant by het reduic van de Compagnie: alwaer de hooftplaerfe van het ganfeh lant Hitoe plagh te zijn.

WawamiycX hooftnegerye, leit wat Wawa. landwaerts in, en meer als cen mi jle van m i-ftrant, op een berg van meeralseen vierendeeluurshoogh, mec een op-gaenden wegh, die in het midden des bergs mec palifladen gefterke is. Boven is de berg langwerpigh , en met een muur van lofle fteenen opge-leit.

Tuflehen het hoogh geberghte en het fort loopt een riviere. in voorige tyden plaghten d' inwoonders zieh al-tijc op dit gebergte met der vlughr, als een zekere fchuilplaetfe, tc bege-ven.

De negerye Moufala leit op eenen M o u f a ] j L

berg van anderhalf uur opkhmmens " hoogh, en is uit de natuur zoo flerk, dat hy niet licht te veroveren is. Dies niettegenftaende is alles door de magc van wapenen onder hec gezagh enge-hoorzaemheit van de Compagnie ge-braght, die het daer nu alles van härene wegen doet beftellen en bcftieren.

De negeryen, die omtrent desjaers zeftien hondert en dertigh onder ge-hoorzaemheit van den nede-lantfehen ftaetof Kompagnie ftonden , en gehouden waren haer dienft te doen, zijn deze volgcode.

Roffenive. Daer onder zijn begrepen Rofjeni*

ve3 Amahoeße, en Hat toe. OverRoßenive gebood zeker An

drea /?^»/? /* , des jaers zeftien hondert en derrigh,als koning. Van Ama-hoefoe was 'Domingos de Kofla Mak-kaha Poeta hooft : en van Hattoe een Leflemafle hooft.

Deze dorpen waren tamelijk wel, en meer als andere dorpen van mannen en vrouwen bcvolkt. Zy de-denbelijdenis van den Kriftengods-dienft j doch waren wat wangeloo-vigh, en vele hingen het Moorfdom of Mahometfdom aen: uitgezondert die van Amahoeße. Want het hooft van Amahoeße was litmact van de gemeen-te,en veelgodfdienftiger,als d' andere door den bant zieh toonden. Doch het fchorte veel aen de koningenen hoofden: waer van koning Andrea van Roßemve de vroomfte voorgan-ger nietwas,'doch hy was ganfehge-veinft en eenzinnigh. Hy leefde on-getrouwt; maer hield veele byzitten:

en

Page 46: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E- en L A N T - R E I Z E. $t voert den naem van Olil'ymas, bchata ven Rauton lafary. Deze zijn op ge* Iijker wijs als d 5 Olißvas verbonden;

en alhoe wel d 5 onze hem menighmael vermaenden , om zieh tot den huwe-lijken ftaet te begeven, zoo heefr hy zieh noit daer toe können laten bewegen »het welk groote fchandael en ergernis onder d' andere koningen en hoofden veroorzaekte.

Het gemeene volk was ganfeh wil-ligh en vaerdig,om dienften aen de Kompagnie te doen, ja vlijtiger alsdie van andere dorpen.Zy wzrenOltßvas.

De dorpen Rojfentvey Amahoeße, Hattoe zijn gehouden d' eene helft van desgouverneurs Korrakoren re be-flaen en bevaren : gelijk de dorpen Kielangy Nakko, enHattela d'andere helft.

Kielang. Kielang was een der voornaemfte

negeryen op de zuidzijde van't Lay-timorfe gebergte, niet verre van ftrant gelegen, hoewel niet gefterkt.

Dicht onder deze negerye is goet water.

Omtrent die ftreeke groeien veele nagelboomen.

Onder Kielang behooren de negeryen of dorpen Kielang yNakkoen Hattela.

Omtrent des jaers zeftien hondert dertigh was d' oude Manuel de Silva koning of hooft van Kielang: maer droeg de regering aen zijnen oudften zoon over.

Hy was een gezeggelijk en goetaer-dighheer, en de tweede perzoonin onzen landraet.

Anthony Pays was patty of hooft van Nakko. •

Anthony Lopes hooft van Hattela.

Alle deze waeren redelijke goede Kriftenen, willighen wakker.

Emä.

Onder Erna ftaen de dorpen Van Oekorilla,Lewary en Routon lafary.

Manuel was opperfte ofhoofe van Oekorylla.

Sijmau hooft van Erna. Anthony hooft van Routon lafary, Deze zijn verbonden een Korkore

van vier Nadjos ten dienfte van de heeren uit te ruften.

Het iseen trouwilligen goet volk,

Soya.

Onder Soya ftaen de dorpen Ahoe* fen, Oeritettoe, en Aman telloe.

Deze voeren een Korrakorevah vier Nadjos, zijn redelijk V2erdigh in hum ne dienfte, en doen belijdenis van den Kriften godfdienft. De koning en alle zijne voornaemfte Orangkays zijn ledematenvande gemeente. Zyzijri alleOlißvas ,en ender andere deze:

Lourenzo de Sylva , koning vari Soya.

Anthonio Ahoefen, hooft van hoefen.

Jeronymo Teholopoe , hooft van Oeritettoe, en Amantelloe.

Hative.

Onder Hative ftaen de dorpen Taviery,en Hokkonahe, en Mardykka. Deze dorpen ruften eenKorrakore vart vier Nadjos uit. Het zijn goede K r i ften ,vroome zoldaten, en veele vart de hoofden komen ten avontmael des Heeren.

De voornaemfte z i jn , Lourenzo Markus, hoofe vx\Ha*

tive. Pedro Anthonio, hooft van Tavie*

ry. Lourenzo Mendos, hopfc van

konaloe en Mardykka. Die van Mardykka of de Mardyk&

kers is een parthye volk van d'over-geblevene Portugefen, en aridere ge-vrijde Häven, en beftonden des jaers 1630 in omtrent 100 of 120 weer-bare mannen, daer de ftaet van Am-\)oyna grore dienften van trok. Het warenyverigeentrouwe Kriften, zy hadden een ongemene Korrakore vart vier Nadjos, daer mee zy dienft dee-den. Zy reeknenden zieh mede Olify-vostezijn. Deoverfte wasgenoemrj

Anthony de Kofto.

Hdlotl. Onder Halou ftaen de dorpen Ha-

tive-Kifchilefl, die redelijk bevolkt zijn. Deze voeren een Korrakore van vier Nadjos, zijnatie Kriftenen, ra-

D 3 me*

Page 47: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

3 o G E D E N K melijke zoldaten. De hoofden waren' genaemt:

Diego Paty, hooft van Halon. Adam Marano, hooft van Hatttwe-

Kitchil. Deze waren met Olyßvas.

Tonta.

Onder Touta ftaen twee kleine dorpen, Kapa en Chery.

De over den waren : Steven Terfera, hooft van Pouta. Manuel Lopes, hooft van Kapa. Andrea Pardia, hooft van Chery.

Oettomary.

Die van Oettomary hebben zooby den lantvoogd Houtman, als Speult tot driemalen toe opgeftaen en ge-muit i doch zijn in den jare zeftien hondert zesentwintigh door denlant-vooght Gorkum by den anderen ge-plaerft , en wiert hen plaetfe op den 'Paffb gegeven.

Zy ftonden toen onder een hooft, Don Pedro van Oettomary, die een trouw perzconwas, en droegen zieh zederthunne herftelling zeer vlijtigh. Hetis door den bankklotkvolk, en tamelijkgoede krijgsliuden. Zy oef-fenen ook meer als andere onzen gods-dienft,en brengenin de fchoolenmeer kinderen, als andere dorpen. Zy ruften een Korrakore van vier Nadjos uit, en zijn Olißvas.

Onder de Kompagnie ftaen ook de dorpen Our Jen, Lank, Wakkacfive> en Ajfelou.

De inwoonders daer van zijn alle mooren en fterke mannen, ftaen onder d' Olißvas, en hangen ten opzighte van deze fekte eenigzins aen kapitein Hittoe: hoewel de Kompagnie d' op-perhoofdige bezitting aen haer hout. Deze twee dorpen ruften, ten dienfte van de Kompagnie, eene Korrakore van vier Nadjos u it.

Onder de Kompagnie ftaen ook de dorpen Alang en Ltllebay9 welker inwoonders Kriftenen zijn , uitgezon-dert drie of vier huisgezinnen op A-lang. Her is een goetwilligh volk.

Over Alang was Salvador, en ever Iftllebay Baftiaen Kaftan-go ,P aty o{ novit.

W £ E R D I G E , d' Inwoonders van de orn dpe^-

lang en Liliebay zijn Olißvas. Deze zes dorpen leveren groote

menighte van nagelen uit: want omtrent het jaer zeftien hondert fcn dertigh waren aldaer een groote meenigh-te van nagelboomen geplant , die vruchten begonnen te geven: en de boflehen van nagelboomen groeiden aen malkanderen.

Die plaetzen leveren des jaers drie hondert Bhar nagelen uit.

Aend' zuidzijde des eilants wierd des jaers zeftien hondert zes en dertigh de voortplanting en bouw der nagelboomen ernftelijk bevordert,en ieder huifgezin was belaft jaerlix tien boomen te planten , gelijk die oort daer zeer gelegen toeis.

Daer wierden ook Kokus-en andere vruchtboomen door de inwoonders geplant.

KamariayiSeriiwawans enKayra-to zijn drie Alfoerifche dorpen, en leggen aen ftrant.

d' Inwoonders houden zieh ten dienftevanden ncderlantfchen ftaet, en verfchijnen met eenen Orangkay by wijlen aen het kafteel vandeKom-pagnie.Zy hangen zeer aen öeMardij-kers, en zijn alle heidenen en Olißvas.

Aen de hoek en in de boght leggen vier dorpen, zhguelipapoety, Amaf-fee, CMarykque en Savoukque. Que-lipapoety rufte een Korrakore van drie Nadjos uir, en quam daer mee neffens de andere mer den gouverneur te Pangaien.

Amaßee} Cfrlarikque en Savoukque ruften een Korrakore van vier Nadjos uit.

In hetdorp Amafßee hadden tedier tijden twee jongekinderen van den 0-rangkay hun verblijf, en den tijt van zeveh jaren by den gouverneur als gy-zelaers gewoont. Deze twee borften hadden de regeering van de gemeide dorpen aen zieh genokken, en fchee-nen iet goets, onder behoorlijk op-zicht, ten voordeel van de Kompagnie , te zullen uitrichren.

Op Amboyna leggen veele zeer hoo- B e f g en ge en fteile bergen, Gönnen in de raele Go«ncu-des lants genoemt, die met bronnen van zeer zoet en klaer water bevoch-tight worden, en op de toppen verfcheide dorpen hebben leggen.

Tuf-

Page 48: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 49: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 50: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E en L A Tünchen enop deze bergen Jeggen

ook fchoone wandel - piaerfen, en meeft onder fchaduwnjke boflehen, längs bequame paden.

In rijden van oorloghdienen zieh d* inwoonders tot fchuilplaetfen van deze bergen: naerdien die door hunne hooghte en fterkte bezwaerlijk voor den vyant tegenaken zijn.

Men heefYereen klip, cTOliphants klip by d' onzen, van wegen zijne grote en geftalce, genaemt: daer voorby een beke met zoet en klaer water als kriftal uit de hooge bergen komt ftro-men, en op de groene vlakte neerftor-ten.

Na deze klip gaet men menigmael vermaeks halven uir wandelen.

bn?efon- De lucht is 'er ongezont. «iciucht- Ophet eilant van Amboyna en an

dere Molukfe eilanden woet onder de inboorh'ngen en vreemdehngen een zekere lant-ziekte , die door hae-re toevallen de Spaenfe pokken zeer gelijkis, waerom zy byd'onzenook d' Ämboynfe pokken genoemt wort: hoewel hier in het onderling onder-fcheic beftaet, dat deze ook gemeen-hjk zonder bekennen of byflapen van een vrouw ontftaet.

In het aengezicht, armen en beerien ja door ganfeh het lichaem komen bui-lenofgefwellen,en in zulken menigte, als exteroogen cn wratten in handen en v oeten hier te lande Zy zijncerft hert, daer na fchirreus: maerbyaldien zy aen het fweeren raken, dan geven zy een taie en hjmige ftofte uit hoewel zoo fcherp en bijtend, dat daer door diepe en holle fweeren t'onrftaen met eeltige en omgekeerde kanten, komen.

Het is een vui l , fchendigh , enle-l'jk quaet, en komt met de Spaenfe pokken over een: behalven daer zoo groote pijne nietby is, noch zoo licht eenebedervingin'r gebeente ontftaet.

Dit gebrek ontftaet inzonderheit uit eene byzondere kracht of aert des hemels en des lants : als ook uit de lucht, die met ziltige zee-ckmpen be-fmet is: daer eh boven uit het veel eeten der zeeviflehen, en koeken, Zago genaemt, als ook uit het veelnuttigen van den drarikSagwweer.

Indien deze quäle verfch is, zoois zy licht te genefen, maer moeielijker,

N T R E I Z E . j i I zoo die veroudert is. Zy wort bynä , door de zelve middelen genezen, door j de welke de Spaenfe pokken, verftop-ping der milt, en waterzugr genezen worden: te weten, met het kookfel van den wortel Izina, Sarzapariü, en Guajakum: en met fterk kamergang te maken.

H et eilant van Amboyna is tamelijk ^ e r t ^ vruchtbaer. Daer greeit veel Milie, eüam:. geers, tabak, kokos - noten, patatas, pinang , oranjeappelen , limoenen, citroenen , zuikerriet, bamboesriet, en meer andere vruchten.

Op zommige plaetfen groeien ook notemuskaten, maer weinigh, en ook zoo goet niet alsop het eilant Banda. Ook waflen in 't wilt'Jgeen notemus-kaetboomen; maer wel in de tuinen

i hierendaer. Men heeft'er allerlei flagh van vee;

en inzonderheit herten ,verken,en veel vifch:

Maer inzonderheit is Amboina vruchtbaer van geroffel ,o f kruitnage-len, die aldaer Welig in' twild groejen.

De nagelen woiden alzoo op Neerduitfch van wegen hunne ge-ftalre genoemt.; dewijl zy boven eeri ronr getant hooft hebben , als een fpijker, en onder fmal,als een platte botte fpijker , toe-loopen. Anders worden zy ook Geroffel - nagelen genoemt; Welk Geroffel miflchien een gebröken Griekfch woort is:wanc de Grieken noemen een kruit nagel Karyophyllon, dateigentlijck zoo veel geZeit is, als Noten-blat.

Opde Moluckfeeilanden worden dezelve kruit-nagelen Champe of™®^ Chanpe, en op het eilant Java Sjanke, ' en op Malaytfch Synken oiTßnka, en by d'Arabieren , Türken, Perfia-nen,en meefte Indianen Kalajur genoemt.

De boom, daer aeh deze kruit-nagelen groeien,loopt met zijnetakken* die dicht regen malkanderenuitfprui-ten,als een pyramide boven toe. Hy is omtrent zo groot als een kerfleboom, en heeft de gedaentevan eenen groo-ten laurier-boom, en ook ten naeften by zülke bladen, cn aen den dam een baft of fchors , als d'olijf-boom : te weten, asgraeu van kleur.

Door de bladen loopt een dikke ribbe, waer uit vele zenuwen, maer

wat

Page 51: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

$ i G E D E N K W wat fmalder, fer zijden uitfchieten.Zy zarten by wijlcn een alJeen : maer ge-meenelijk veel in getale by malkande-ren, aen langachtige fteeltjes; zijn aen de toppen der takken purpur van kleur, en geven een byzonder fchoon enaengenaem gezight: maer zijn anders herten donker groen, zygeven, tuflehen de handen gewreven y een fterker reuk als de nagelen zelfs: ge-Iijck ook hethout van de takken na nagelen ruikten fmaekt.

D'einden of toppen der rakken eindigen in vele dünne fcheurjes of fteeltjes: aen welke fteeltjes knop-pen of botten groeien, daer uit vele bloemen fehieten, t ien, r wintigh, en meer byeen.

Ten leften waflen de knopjes tot vruchten, die in het groeien zeer tai zijn, maer hert, wanneer zy vol waflen zijn. Lerft zijn zy groen,daer na roor of bleeckroot van kleur, als wanneer de boomen zieh toonen, als of zy met fchaerlaken bedekt waren, zoo dat men dan gene bladeren byna kennen kan: dat een iuftigh gezicht geefc. Zy bloeien eerft wicachtigh, byna als kerflen, en elk blaerje van de bloeflern is met drie ftrecpjes onderfcheiden. Dan worden de knoppen groen, ein-dehjk root of ros-bruinvan kleur, en daer n a geelachtig of geelachrig zwart. Zy hebben de gedaente van een botte fpijker of nagel, boven aen de kop met een kleine uitholling, daer een ront dopje in zic, dat'er bchtelijck af gaet en bros is. De nagelen zijn anders hert van ftof, en zoo licht niet te breken. Als'er meer bloeifel als bladen aen de boo m z ij n, is het een teken van een rijpen ooghft van vruchten.

De bloemen neken veel geuriger by helder en droogh weer maer minder by regenachtigh \fleer : waer aen ook de meerder en minder vruchtbaerheydt hangt. Want in een droogh faizoen worden dikwils meer vruchren als bladen getelt hoewel ook in een goet fayzoen alle de boomen jaerop jaer niet even vruchtbaer zijn : wantom het tweede of derde, en zomrijrs om hetvierde jaeris deze vruchtbaerheyt minder, als of de boom dan zijne krachten weer verga-derde, die door te milde vruchtbanng uirgeput is.

E E R D I G E De nagelen worden eermael des

jaers grplukr; re weten, v a r half Herfft maenf, of begin van Wijn- tot

| Sprokkel-maenr: welke njt aldaer de | befte zomer-tijt en tijd'ghfte faizoen j i s -

Een gedcelte wort met de handen ! afgeplukr, en een gedeelte mer een I lang riet,of met een fl< gel, aen cen touw gebonden, afgeflagen. Maer deze laefte wijze van doen is de vei-lighfteniet: naerdien daer door, in-dien men niet voorzichtigh tc werk gaet, de eindeft efer fcheurjes gequeft worden: waer op des volgenden jaers een fchrale oogft volghr, hoe vruchtbaer dien het faizoen ook belooft.

Wanneer de plukking gefchieden zal, zoo worr de gantfehe gront onder den boom uitgewiet engezuiverr, om d'afgeflage nagelen destebererre vinden, en niet ondtr degroenteover "t hooft tc zien.

De nagelen, die aen den boom blij-ven.zwellen en wordtn.bolcndikin het rijpen, en veelgrooter alsd'ande-ren: maer onbequaem om tor het da-gelijxgebruikgebezigt te wordenen zijn hierom by d'onzen ook niet bc-geert.

Des volgenden jners vallen die van zclfs af, cn werden, fchoon zy zoo aromatijk van krachten- niet zjn, en onbequaem om djghelijx gebc-zightte worden, m waerde gehouden, en in plaetfe van zaet, tot Voorplan-ting van andere boomen , gebruykt. Hierom worden die nagelen de Moeder der vruchten, of Moer-nagelen genoemt.

Eenigen dier nagelen,dewelke van de boeren over \ hoofe gezien zijn, en op d'aerde van zclf afvallen, wor-telen fehieten, groeien binnen d'aght of negen jaren tot een volwaflen boom op, en geven vrughten neffens d'andere: maer evenwel geven dejonge fcheuten, die om het tweede of derde jaer verplant worden, overvloediger vruchten.

Men zeit de nagel-boomen hondert jaer in'tlevenblijven,eer zy uitgaen.

De verfchgeleze vruchren zijn root-aghrigh ,en een weinigh zwarrachrig, . die dan, om geheel zwart re worden, gedrooghe en gerookt, en om voor de

wurfll-

Page 52: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

I E E - en L A N T - R E I Z E. wurmfteking bevrijt te z i j n , een weinigh in zee-water geweekt, en weer gedrooght.

Aldus toeberek, om te verduuren, worden zy op hoopen geleit, endan t'fcheep gebracht, en na alle geweften des werelts vcrzonden.

Daer de nagelen aenkomen, worden zy gemenelijk van hunne fteelen gezuivert, en die afzonderlijk verkocht. D'onzen noemen die freien Nagelgruüjcn de Portugezen Baflon.

De nagelen zelfs zijn zeer heet en droogh, bitterachtigh en fcherp van fmaek, zoo wei de groene of onrijpe als rijpc, maer inzonderheit de ge-drooghde.

Zy fchijnen uit overvloedigegom-aghtigeenvuurige deelen te beftaen; en hebben een aentrekkende en ver-drogende kraght: als blijkt uit het volgende:

Wanneer d'Indianen de nagelen zul-lenverkopen,of de gekochte leveren, zoo Hellen zy gemenelijk in de nagel fchuren of pakhuizen een groot vatof bak vol waters, dat in'tkort^uitwaef-femt,en in de nagelen trckr,en die ver-zwaert, tot merkelijk gewin der leve-raers; ja men vindt de nagelen by na zoo veel verzwaert te zijn, als'er water bygezet is. D'onze Hellen ook dezen vonr van de nagelen te verzwaren, dikwils in't werk.

Zooeenigen meenen, zou de kracht van de nagel-boomen door hunne hitte de voght des lants der maten na zieh trekken, dat geen groente daer op waflen kan: maer het is cen groor misverftant: naerdiende boeren zelfs degroenreuitwieden,om den gront fchoon te houden: teneindede boomen des te weeliger zouden groeien, tn de vrugten na het afflaen te vinden zijn: hoewel eenigen ook doeken of klceden in het afflaen onder de boomen fpreien, om de nagelen te kunnen vinden.

En alhoewcl de nagel-boomen om hunne vruchten alleen aengequeekt engeacht worden, zoo is evenwel ook in de bloemen, bladett, takjes, ja in de gom, die de boomen üitzweeten, een aromatijke kracht,en dezclve ver-ftrekken artzenye.

D'Indiaenfcheen Portugeele vrou-wen trekken uit de groene bloemen en

nagelen, door kracht des Vuurs, met een heim* een water, ofgeeft, die won-derlijk zoetvan reuk, en door een zonderlinge kracht den gebreken der herflenen dienftigh is. Inzonderheit is die tegen zekere lamheit, Beribery genoemt, dienftigh.

Tot het genezen dezer quälen worden ook de verfche nagelen, klein ge-kerfc, en in zuiker ingeleit, dienftigK gehpüden. Uitdenagelen,en felfsook uit de bladen, wort een krachtigeolie gerrokken. De nagelen, in melk ge-'kookt, verwekken de luft van byfla-pen. Zy verfterkenhet herten inge-want,'en maken, gekauwt, een goedert aeflem. Z y wordeh ook verlch ge zulr,en totgebraet gegeten, om de luft tot eeten te verwekken, en zijn dari .zoo heet niet.

Voorname luiden maken ook eck van nagelen, met de groene nagelen in eek te leggen, die dan zeer duurzaam is, en,om over de fpijze redoen, ende mage te verfterken, en hare tering tö bevorderen, groote kracht heeft. D'Indianen noemen die eek Atzjdr.

Noch is'er een ander flagh van ha- Konings* gelen, hoewel byderi gemeinen man n a s e , e n ;

niet in gebruik, dewijl die raer en zeer dier zijn. Zy worden by d*Ihd/anert Tfinka Papoua genoemt, dat foo veel gezeit is, ahgetande of gekrulde nagelen : hoewel men hen beter geairde nagelen zou mögen noemen, van wegen de gelijkenis, die fy mec een koorn-air hebben, en dewijl zy uit d'opperfte fcheutjes der takken, als de koorn-ai-ren uic de halmen, fehieten.

D'onzen noemen die Konings-na-gelen, dicwtjlze by de Molukfche ko-ningen en grooten, tot waengeloof toe, in waerde zijn, doch niet ÄOO zeer omde fmaek enwelriekentheit (hoewel fcy die boven andere uitftekender hebben) als om hunne by«ondere fat-foen, en ongemeene raerheit: want men zeit , dat tot noch toe niet meer als eenof twee boomen, die zülke nagelen dragen, gevonden zi jn , en ner-gehs als op het eilant Makjan alleen: en ook eer eenige nagel-boomen op dat eilant uitgeroeit waren.

D'ecn dezer boomen is grooter als d'ander : maer beide de gemene nagel-borhen gelijk, üirgezeit in hoogte, Ook zijn de nagelen zelfs veel grooter

E als

Page 53: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

54 G E D E N K W als de gerÄne, en van cen ander.fat-f&cn, als uit de nevengaende af beelding te zäen is. Maer in fmaek , reuk en kracht verfchillen zy niet vanelk-anderen.

Op het eilant Zeilon groeien ook nagcl-bomen in't wilt, maer gcvin gene vruchten.,

Men z.ek inoude tijden de nagelen by de Molukfe volken van gene waer-de waren,ter tijt toe de Stnefen aldaer aenquamen »diehetgebruik der nagelen van deze eilanders leerdcn,dcwcl

Wilde palmof Z.igou-hoom.

A E R D l G t |fmaek,enaengenaemvan reuk: maer

wort daernae heel droogh en hert, e a

blinkt in het breken als glas. Zy mengen ook 't meel of de fijnft gerafpte Zagott met war waters in een bak, en laten het zelve eerft opkooken, als witte pap van boekweiren meel, of bloem« pap van tarruwen meel: daerna fteken of duwen zy in die pap het zap van een verfche limoen of twee , en roe-ren dit t' zamen met een ftockje om. Deze pap heeft een aengenaemeen zeer verkoelende fmake. Zy ecen

ke door hen in groote menighte na j^dezepap met een ftockje, dat zy in de hun lant, en van daer na Indien, Per fie, Arabie, en andere geweften ,ge-voertwierden. *

Op d'eilanden Ternate* Makjan, Moticr, en Batsjan groeiden eerrijt« overvloedelijk veel nagel-boomen i, maer zijnnu geheellijk daer van ont-bluot: want d'onze hebben die door de koningen dier eilanden, volgens verdragh, voor een ige jaren, doen uit-roeien.

Op Amboynagroeiteenwildepalm-boom, ofZagfiubocm, en anders Pa-pedo genaemt.

Het gewai of loof van dezen boom heeft de gedaente, gelijk alle andere palm- of kokosboomen ,en de bladen hangen ten eenige neerhangende takken, zoo andere fchrijvcn , maer is wat wilder en oncierhjker om aen te zien: d'onderftetakken vergaen by wij-len, en hangen by denboom neer. Hy geefc geene vruchten, als het geen men hem met kunft onrrekc. Hy heeft flechtseene vruchtj doch die niet gebrückt wort.

d' Inwoonders maken van het pi t , dat in de jonge boomen zit, hun broot. Te weeten , aen den oppfrften top groeit een dik hooft of bol, in vorm van een fluitkool, in wefkers midden zeker wit meel z i t , dar eigenttijk Za gote genaemt wort, gelijk het brood, dat d'inwoonders daer van maken,i?<2-goumanda. Eenige willen dat dit Za-gou niet anders fcy, als het binnenfte ge-tzfptehout der Zagou-boomen. » y mengen of bellaen dit meel met een weinigh waters , laten her ftaen rrj-zen, en zetten het dan in zekere fteene vormen te bakken: daer zygloeiende koolen rontom en boven op leggen. D u verfch broot gegeten, iszoet van

bak fteken,en draeien het zelve om,en om, zoo lang als 'er genoegh van de bry ,die zeer hjmigh en tai byna als terpentijnis, aenbhjftzitten: dan fteken zy dezelve met het ftokjenadert mont, en nuttigen die alzoo. i?

Deze boomen, inzonderheit de jon-gen, waren ook getijffert, dat is, zijn vocht afgetapt , even als de kokos-boom: want aen den top wort een van zijne befte ftronken afgefneden , en daer aenfen ftuk van een hol bamboes riet, (gelijk dat daer te lande in plaetfe van vaetjes, tobben, emmers en knri-ken gebruikt word) gehangen: daerin dan binnen körten tijt uit dez?n uitge-houwen tronk van den Zagoubcom een groote meenighte van honighzoete Vocht vloeit,die cigenttykZagouweer oiZageweer genaemt wort: maer hy is warwreder, als het zap of de drank van den kokusboom.

Op Amboynawoti deze drank ge* meenelijk met een bitteren wortel^ dien zy met een algemeenen naem op 't Malaitfch Oubat noemen, gemengt, om den zelven des te langer goet te houden: want anders wert de zoete Zugowweer, na verloop van körten t i j t , zuur als azijn: daer voor zy dan ook gebruikt worr. Men brant 'er ook door kracht des vuurs Arakvza. Deze Zagouweer is de gemene drank in alle herbergen daer te lande, en koft hctglasnauwlixeendobbelfje.

De Zaagbweerfto veel gedronken» is kouten fchaedlijk aen de zenuwen: inzonderheit als men heet is: dan moet men dezelve fpaerzacmgebrui-» ken: anders volgt 'crdebuikloop, en een flagh van beroertheit en lamheit op , die men daer te lande Benberi noemt; waer door veele van d'onze

Heek,

Page 54: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E en L A bleek,misvervig,en öngezont uirzien.

Zoo vruchtbaer Zijn deze boomen van dien vocht, dat een in den tijt van vier en twintigh uuren meer als dertigh kannen Zaeghwetr kan uitlcve-ren.

Ophet eilant Java wort zomtijts van d' inwoonders hier en daer een Zagou boom ge vonden, dien zy tijffe-ren: maer de drank wort in Baravia, zoo veel my bekent is, niet gedronken. Zeker Javaen vond omtrent drie uuren in het bofch dezen boom, dien hy getijffert had.

Men rrckr de voght uit deze boomen, zoo lang als ze vergaen: en daer-na weder uit anderen.

In her wilt op Amboyna zijn boomen, die alle etmael zoo veel Zagou* weer geven, als een man op zijne fchouderen kan dragen.

Onder het eilant v n Amboyna be-hooren eenige andere eilanden, daer omtrent gelegen: als httgroot land van Ceram: d'eilanden Mampa,Que-lang, en Amblau.

wm'flm- " et eilant Ambeyna beftaet uit twee boyna verfcheide ewellen: daer van heree-*"* ne de Kompagnie in eigendom bezit,

en het ander den koning van Ternate toekomr.

De Kompagnie bezit in eigendom het lant Laitimor, en daer ophet kafteel Vittor\a\ een Houtwerkjc op denroodenberg Wantrou, en opde 'Faffo van Baguale de red uit fJ^üddel-borg: als ook drie nageln jke eilanden , Oma, Hanomoa, en Nau/alaut, als ook de ganfehe kuft van Hittoe : en d^erop de reduiten, Amßerdam,op Hila: Rottet dam, op Lavike: en Lei-den,opHitoe en Lamma: en verfcheide Houtwerkjes opOurien , Lebele-hn, Ceit cn IVay. De koning bezit de buiten en binnen kuft vx\Ceram, d'eihnden Amblau, (JHampa, Bonoa en meer andere.

v f i a H c t k a f t e e l ViÜoria (daer de mee-ftemiddelcn van de Kompagmevan dienoortin bewaert worden} leit vijf tuiren lande waeitsMn, is met vier fterke bolwcrken gefterkt , en met een gracht omringt: het is alt*jt met fterke krijgsbezetcingenenallerleie behoef ten verzien.

In de gracht van hec kafteel ont-hieldzieh vecltijts een groote kroko-

N T R E I Z E. 37 d i l , die de ganzen cn andere water-vogels (daer de heer Huftard cen lief* hebber van was_) voort wegh fnapte. Wy bezetten , om dat fehadelijkge-» droght te vangen, de uitgangen mec een deel zoldaten, en andere, die met ftokken in de gracht traden om hem op te zoeken, doch konden hem in lang niet vaiden. Ten leften fchcot hy metzulken geweit op den Sekrtta-ris van Hullard aen, d e mee in de grachtgetreden was,dar hy niet wifte, hoe hy zig bergen zon: maer clk fchoot toe, cn vielen den krokodil met ftokken en hantfpaken zoodamgh op het l i j f , dat zy hem met geweit o-verweldigden , en zoo op het lant fleepten. Hy was geweldigh dik en groot.

Buiten het kafteel woonen verfcheide vrye luiden, Zoo nederlan-ders, als andere volken, cn ook eenige binden.

Binnen en buiten her kafteel ftaet eene kerke, daer in Maleitfch en Duitfch gepreekt wort.

d' Inwoonders of Amboynezen zijn Wezen; olijfachtkh uit den zwarten van ver- a e r , t C B

We. Amboy-De mannen hebben groote kncvels,z e n-

en weinig baerts, en een kleet je flechts om het l i j f geflagen, dat zy om de len-denen toebmden.. 1 De vrouwen hebben het hair geeftig in knoopen gerolt.

Die een doghter trouwt, moet den vader gelr geven. Zoo de doghter niet zwanger wort, is het huwelijkaf.

d'Inwoonders waren voorheen een wilt en woeft volk , en menfeheeters, en heidenen van godfdienft. 'Maer heden zijn de meefte Mahometanen; hoewel zigh daer ook eenige Kriftenen bevinden, die, zoo door de Portuge-zen tot hetRoomfchgeloof, als door d' onzen tot den Hervormden godfdienft bekeert zijn: welk eerft zy alder-eerft des jaers vijftien hondert zeven en veertighontfingeli.

Men - had eerrijts op Amboyna veertigb Roomfgczinde Kriften negeryen of dorpen: maer desjaerszes-tien hondert cn cen niet meer als acht.

d' Onzen hebben nu in alle dorpen fchoolen, om de jeught te leeren lezen en fchrijv* n, en in den hervormden gudfdien It t'cn Jerwijztn, cn beke: en.

h 1 d'Am-

Page 55: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Wapen-

56 G E D E N K ? d' Amboynezenis een ftout en on-

vertzaeght volk van aert, doch be-drieghachtigh en meineedigh in al hun handel en wandel,enden belle niet veel tebcrrouwen. Zy zijn uit denatuur traejjhen ongenegen tot het leren van goede zeden, en willen liever dorn fterven, dan urt eigen drift zieh tot hedzameoeffeningenbegeven.

Zy gebruiken zeker vaertüigh ten oorlogh, Korriikoren genaemt, die zy

»ofroeie. zeer fncl met * pagayen weten vbort rezecren. Deze Korrahren hebben de geftalte van eenen draek. De voor-fteven verroontde kop, en d' achter-ftevende fteerr.

Daer is ook zeker ander klein vaer-tuig, Faros genaemt.

De hnizen zijn'er van Bamboes-rict,en Za.mweei boomen gemaekt en bcdek'r.

Zyflapenop ledekanten vanBam-boefen gemaekt: ofook wel op een matje.

De wapenen der inwoonders zijn pijl en booge, hantpieken, aiTagaycn, zabels , rondaflen, loncroers, en ander fchiet geweer: al het welk zy met groote vaerdigheit hanreeren. Zy weten ook wonder wel met worppij-len, daer een weerhaek aen is, om te gaen.

Daer en boven gebruiken zy ook fpattenten oorlogh tegen hunne vy-anden, daeruit zy met kleinepijlrjes, voor met een vergiftighfeherp, fpat-ten , cn daer mec gevaerlijke wonden maken ,en de menfchen haeft omhet leven helpen, indien het vergif niet voortuitgefneden wort.

d' Amboynefe vrouwen zijn boven mate geil en onkuifch, en gebruiken veele middelen om de Kriftenen tot hareliefdete verwekken. "Wanneer zy het tegendeel bemerken, en tot haer ooghwit niet können komen, Jtzy het man volk haer verlaet, ofeen weerzin in haer krijght, zoo weten zy hen hei-melijk eenigh vergiTin te geven , daer zy langzaem aen gaen quijnen, alsof zy berovert waren, zonder hun luf t naemacls met eenigh vrouwvolk re kunnen volbrcngcn: voor al eer zy door het zclffte vrouwvolk onttoverr zijn.

Qp Amboyna woonen ook vele Si-nclen: doch die vertrekken bywijlen

Aert -Ä vronv\-

E E R D I G E na de Moorfche'plaetfen, als Hittoe, Lothoe, en Cerarn, om de vryheit der Moorfche zektete genieren ,enmet de minfte laften bezwaert tezijn.

Desjaers zeftien hondert zesender-digh wierden aen kapitein Hittoe, op zijn ernftigh verzoek, drie of vier Si-nefenvergunt: mitsdat die, als d'andere, de laften cn bezwaringen, aen den Ncderlantfchcn ontfanger op Amboyna, opbrengen zouden.

Aen ieder van eenige dorpen, die onder de Kompagnie ftaen,wiert op gelijke voorwaefde een Sineestoege-ftaen, omhun met Arakte branden te geneven.

Alzoo ontrent het jaer zeftien hon-dertzesen dertigh de flaven der burgers dikwils met quaetaerdigheit, of door fnoo beleit der Mooren, na de Moorfe plaetfen verliepen, cn hec lant daer door van volle ontblooteo, zoo hebben d'onzen daer tegen van tijt tot tijt verfcheide plakaten, om het overloopen der flaven te belerten, uitgegeven : ja hebben eck eenigen daerover met de doot geftra rt: het welk onder d'andere grote fchrik ver-oorzaekte, en namaels in langen tijt niet gefchiede.

Op Amboyna woonen ook zekere volken, Mardijkers genaemt, die vrye zwarte Kriftenen zijn.

Hec gerecht wert'er by d'onzen N e ^ r . door drie Vergaderingcn beftierr en kmfebe-bedient, te weten, door den krijghs-J|"fb^. raet, burgerlijken raet, en weeskamer, na. die ieder op verfcheide dagen zitten.

De krijgsraet vergaderde des Maen-daghs en Donderdaghs. Daer in buy-tengewoönelijk de gouverneur, op-per-koopman, koopman, kapitein, licutemnt, een van de ervarenlte fer-janten,en defekretaris verfchenen. In dezen raet wierden door den Fiskael befchuldigtente recht getrokken,in 'talgemeen alle de Suppooften of Be-dienden vandekrijglisbezettingemen aenhangvan dien.

De burgerlijke raet verfcheen binnen het kafteel, enljeftont u t vier dienaers van de kompanjie, uit vier voorname burgers : uit vier of vijf Orangkays van den hnt-raet, nagele-gentheic: uit twee fekretarifen, een Nederlander en een ingeboorne; uit een Amboyneefche en uit een Neder-

lantfc

Page 56: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E- en L A N lantfe bode, om ieder te bedienen. In den zelven raet had d'opper-koop-mandeskafteelsdevoorzitting. Voor dtze veigadering wierden, onder vorige geetkeuring van den gouverneur, alle burgcriijke, lijf-ftrafbare en lant-zaken afgedaen, zonder dat iemant van de dornen maght had, eenigh by-zonder recht buiten deze vergadering t'oefcnenofplegen.

De lant-raet of Orarrgkays van de kamer, dewelke beneffensden Gouverneur en Ed. Raden, raeiflagerj over tent-zaken, uirrufting van Kor-rakoren, en beftier van voorvallcnde zaken , tot afwering van den alge-meenen V37ant , zaten in orde als volghr:

Andrea, koning van Roßenive. Manuel, dt oude, koning vanÄ7-

lang. Laurens de Sylva, koning van

Svyi. Simaon Erna, hooft van Erna. Lourenzo Markus , hooft van Ha

tive. 'Diogo Taty Hattoe , hooft van

Halve. Anthony de Koßa} hooft v,an Mar-

dykers. Don Pedro, hoofe van Vettomoery, Salvador *Paty Alang, hoofe van

xjilang. Siman Baguala,hooftvzn Baguala. Joan Barkabtffie , hooft van Way. Steven Tercera, hooft van Pouta. Pedro Anthonio,hooft van Taviery. Fernando Latoehalat, hooft van

Ii \ai ve. kmtT1 k ' e t gsntfch eilant van Amboyna <J«Te°" ft°ntm oude rijden onder een byzon-

dereh en eigen koning: maer is namaels onJ.er dien van Ternate vervallen, by dezegelegentheit, volgens verhael der inwoonders.

Voor eenige jaren heerfchte, met de tijtel van koning, over Ternate, zeker Babou, zoon van Cheiroen Dia-melou. Deez had allereelft in dat ge-weft het Mahomctaqis geloof aenge-nomen,en was daer door in grote gunft by de Moorfe papen geraekt: waer-om zy hem jfeoch heden in hunne gc-beden gedenken.

Midlerwijle was tuflehen de nege-ryen of vlekken Warnalete en Maka-tit, in het gebiet van Warnoela ge!e-

T R E I Z E , 37 gen , onderlinge twift of tweefpalt ontftaen.

Wanneer nu die van Makatit in krachten tegen de Warneleters niet op mogten , zonden zy heimelijk aen koning Babou eenen gezant, met oot-moedighverzoekvan henbyftandte willen doen ,en van den overlaft der Warneleters te willen bevrijden. De koning ftond aenftonts hun verzoek roe, en vaerdighde derwaerts af Hama-rou, zijn njksraet , met een fterke krijghsmacht van volk en Korrako-ren, die in 't kort op de hoek van Sa-ragt, een kaep tuflehen Erang en Liß ßdy, ten anker quam.

d'Inwoonders van Kdmbeüo (die hun beneffens d' inwoonders van E-rangen Lyßfidy ook onder de gehoor-zaemheir. van koning Babou begeven hadden,en vyanden van deMakatiters geworden waren,) rieden den War* nelerers Samarou metgefchenkente-gemoet te gaen, en door dat middel zijne gunfte zoeken te bejagen. Hier-op vielen de Warneleters en Samarou gezamentlijkin het lant van de Maka-titers,taften hen vyantlijkaen, eno-verwonnen hen eindelijk. Dan hier mee hield zieh Samarou met verge-noegt, maer heeft ook alle d' omleg-gende eilanden onder gehoorzaem» heit van zijnen koning gebracht.

Indierwijze heeft dit gewift door inwendige twift en tweefpalt zijnen vrydom verlooren.

Samarou, zeeghachtigh in zijniand te rugh gekomen, wierc door koning Sabou treffelijk onthaelt, en zijn zoon Robohongy, tot loon van zulken gedenk weerdigen zege, met den tijtel van Salahakkum, datis, ftedehoü-der over die gewönne landen, ver* heerlijkt.

AI tc vooren was hem detijtel van Kimelahatoegevoeght, dien ook zijne navolgersin het ftedehouderfchap, hoewel oneigentlijk , aengenoomen hebben: naerdien Salahakkum, en niet Kimelaha, in de lanttacle eenen ftedehouder betckent.

Na de doot van Robohongy volgde zijn outfte zoon Adjahem in'tftad-houderfebap, enna Ad ja zijn broeder BafliFrangi:na hem fijn broeders zoon Sabadijn,naSabadijn Louhou, zoon van Adja,dieom zijn fnoot bcdi i j f , en

E 3 trouw-

Page 57: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

G E D E N K f E E R D I G E

Madira valt van den koning van Ternate af.

?8 trouwloosheidt onthalft wierdt.

Daer nadrongLeliatte, zoon van Bafli Frangy , zonder toeftemming des konings, zieh in hec gebiec des ftadhouderfchaps , hoewel die ook den gangh van zijn voorzaec volgh-de, en eindelijk gelijke ftraffegeboec heeft.

Aldus quam Madira, zoon van Sa-badijn,rot hetftarhouderfchap,diede zevendein ry der ftadhouders was.

De Kompagnie zelve heeft mec alle magt by Hamfia, koning van Ternate, Mädiras verhefHngh rot hec ftad-houderfchap zoeken te bewerkenen bevorderen , tot vergelding van de goede genegentheden, daer mee zij n vader haer geduurigh bejegenc had. Maer wie zou gedaght hebben, dat de zoon , gefprooten van zulken eer-lijken vader, zoo trouwloos ja zoo bloedt-dorftigh van inborfl: was? Wanc deeze Madira , uit het oudt huisTomogolo gefproar$erii, (daer de rijxraet Samarou d* eerfte ftam van was) en ftedehouder over de geweften des konings van Ternare, in Amboyna , viel des jaers zeftien hondert en vijftig den koning af, en nam de vef-tingvan Anblauw, Manipa, Liflidy, klein Hatua, Aflahoudy, Laala en Nouflatelo, doorhulpe en byftant van

vaertuigen van d'eilanden Java, Ban. da, Makafler, en A mboyna op de Mo. kikfe eilanden, om nagelen tehande-len en in tekoopen. Galvan des ver-witright, fmeec , ten einde döor de aenkomfte van die fchepen de koop-handel der Porrugezen niet zou ge-ftoort worden, op vijfentwintig Kor-rakoren niet meer als veertigh Portu-gezenen omtrent vier hondert hulpe-lingen. Mec deze krijghsmacht trok Jakob Lupi Azevedi, opperhooft der Molukfe zee, na Amboyna, den vy-ant tegen. Het gevecht wiert zonder eenigh vertoeven aengevangen ,en de Indiancn met grooten neerlaegh op de vlught gedrevenenyerjaeght. Eenige jonken vervielen in handen der Portugeezen; daer in veel groot ge-fchuts, een groote meenighte van pij-len, en niet weinigh gelts gevonden wierr.

Wanneer d'overwinnaer Azevedi de fchrik wijt enzj t onder d'indiaen-fche eilanders gebraghe had, voer hy daerna längs de kuft van Amboyna, en fteldeallede aenzeegeleegene volken , 't zy met wi. of geweit, onder het gebiet der Portugezen,en veranderde den ftaet der regering.

Na eindelijk Azevedi zijn werk na wenfehuitgevoert had, voer hy mec

d'inwoonders,in,roofdedegoederen, grooten luifter en glory weer naTer-en deed omtrent honderr en tachen- > nate, van waer hyafgeftekenwas. tigh dienaers van de Kompagnie om 'tleyenbrengen.

Ze"ker Joan Pais, hoofe van de ne-geryeyan Hatuwe, Tawiro,en Hou-konalo, omtrent het kafteel op t^Am-boyna gelegen, had mee, na het gerügt door ganfeh Amboyna hep, aen den afval gehouden, en dienhelpen fme-

< den, dien de prefident Simon Kos (den welken, byafwezen van Arnold van Outshoornde Vlaming, heegebiecin Amboyna aenbevoolen was) cotvoor-komen vangevaerlijker onheilen, binnen het kafteel op Amboyna in gijze-lingdeedftellen, tot dat de Vlaming daer zou verfcheenen zijn. Hier uic oneftonteen langduurige oorlogh.

Amboyna Heteilancvan Amboyna wert door hoedoor de Portugeezen in het jaer vijftien j„»«..,.- ** • I i * .

honderr zes en veerrigh opdezewij-zc ingenoomen. Wanneer Antho-nis Galvan opperhoo/t van het eilant Ternate was, voepen veele jonken of

de Porta gezen i genoo-

ZedertdedendePortugezen, wanneer zy van Malakka na de Moluken of van daer na Malakka overftaken, 'c eilant van Amboyna altijt gemeenclijk aen ,om water te halen.

Des jaers zeftien honderc en drie wiert Amboyna door d' onzen ingenoomen , en den Portugeezen afhan-digh gemaekt: daer op zy grooten buit en oprloghstuigh bequam.

De Neerlanders hebben nietgaerne hunverblijf op Amboyna, alzoo het een fchraele en zobere oort is.

Na wy dan den derden vanBloei-maent van Arfiboyna,gelijk verhaeltis,zi«pag-waeren t' zeil gegaen , quamen wy voorfpoedeli jk, den negen en twintigften der zel ver maent, voor Batavia op de ree. *

Na het uitleveren van onzen laftj bequam ikorde,om met het fchip -chilles , daer fchipper Jan van der Wcrvcn op was, na Japan te gaen.

Wan-

Page 58: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A Wanneer het fchip vervaerdight en' met alderhande koopmanfchappen voor dat kantoor geladen was, nam ik mijn affcheit van de Hooge Regee-j ring, cn ging den achtentwintighften van Hooimaent wederom t'zeil, on- j der de vlagge van den Heer Jgn van der Laen, die met vijftien fchepen na ' Tey wan ging, om de ftat Makao (die j treffelijk bevolkt, en met meer als zes hondert zoldaten toen bezet was) te veroveren, en op Koxingas aenfla-genteletten.

itorm. Maer omtrent het eilant Anyam o-vervielonseen afgrijzelijke enfchrik-kelijke ftorm, diergehjkenik noit gezien noch beleeft heb: dies wy vreef-denalletezullen vergaen. Dcfchnk-kelijkhcit kan niet befchreven wor-den:want de baren ftonden zoo yfelijk hoogh, dat men de toppen van de maften van onze andere fchepen niet zien kon. By wijlen quam de wjnt vlak van boven zoo fterk neer, dat het de fchepen neerdrukte: dan ging^de zee ftijf en fleght, maer als dat ophielr, joegen de bacren hemel hoogh. Men wift by wijlen niet of men baeren of wölken zagh, zoo fchuimdc cnüuif-de de zee: waer over her onmoogelijk fcheen om daer door te komen.

Het jagt Gorkom (daerop tot koop-man Francois Lansman befcheiden

K T R E I Z E , $4 was, die met my in Zina geweetten altijt goede vriendfchaponderhouden had) wiert door rde fchrikh jke baren met volk met al in een oogenbhk ver^ Hunden.

W y waren .ook in geen klein gevaer van re vergaen, doch God be-waerde ons: maer wy raekten van malkanderenen zeer befchadight.

Na dat deze vervaerelijke ftorm wat bedaert was, deed ieder zijn beft, om met d'ontrampaheerde fchepen na onze beftemde plaetfe te gaen: daer wy, nalangzukkelen en tegen« wint, Jicü twintighften van herfft-maend aenquamen.

Ondertuflchen was de tijt en het Moueon , om na Japan te trekken, verloopen: waerom ik de lading, die ik na Japan meende te brenghen , moeft loflen , daer ik niet wel in tc Vreden was.

Wy gin&eg voorts met de ganfehe vloot rja de eilanden Piskadores, alzoo het belegh van Makao afgeraden was, enook uit oorzaeke men voor Kojtingas aenflagen vreefde.

W y quamen den derden van wijn-maent in de Kerkbay ten anker, aldaer wiert ik gsordeneert in het fluitfehip Leerdam zuiker te laden, om die na Perfie te brengen: dat ook voort in ' t werk geftelt wiert.

D c E i l a n d e n

P I S K A D O R E S o f P E H Ü .

" T \ E eilanden Piskadores, <!at is , Viffchers eilanden, en by de Z i -

nezen Pehu w genaemt, leggen op de noorder breete van drie en twintigh ofvi&en twintigh graben, twaelf öf dertien mijlen van het eilant Tcy-wan.

Daer zijn goede havens en twee bayen, of inwijken of inhammen, daer de fchepen op acht of negen vadem waters vry en veiligh mögen leggen.

In het aenkömen ftaen twee ver Valien forten met fteene muuren, door de Zmcfen gebou wt, (o f het cen door

deZWfen,en 'tander door d'onzen gebouwt)

I n het middenis noch een fort. Het lant isgrafrijk en vlak : maer

fteenigh. Daer zijn verfcheide volkrijk-be*

woonde dorpen op deze eilanden, want alle die eilanden zijn vol menfchen en wel bewoont.

Men heeft 'er vele vette koebeeften, en allcrhandcgevogek, inzonderheit leeuwerken, zoo vol als gras, die by mooiweerhoog opklimmenen vliegen, enfchelzingen.

By

Page 59: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

^ G E D f e N K W E E R P l G E By den regentijc heeftmen daer ria, derwaerts , met üitdrukkelijke

by vcrfch wacer in purjes : maer droogh weer is het brakachrigh.

Daer waflen veclpatarafen en andere vruchten.

Het is'er altijt vol jonken cnvaer-tuigenuitTzina: zomrnigeomtevik fchen, en zommige om te handelen.

In hec inkomen van de kerkbay ftaet aen de noortzijde een Sincfc pa-gode: al'vaer goede ankergronc is: daer men by wijle uit noot na toe moet, alzoo menop Teywan geene bequa-me haven voor groote fchepen heeft.

DeeilandenPifcadoresof Pehuge-naemt zijn veele in getal: onder andere zijn 'er twee, welker een het Vif-fchers Eilant, en het ander Pehou of Pehü genaemt wort.

Op het zuider eind van de Pifcado. res ftaet niet een boom.

Bewerten die eilant leit noch een klein eilantje. Tuflchep beide is het droogh: zoo dat geen jaght of vaer-tuigh daer door rhagh.

Wat ten zuiden van daer leit een ander eilant, by d'onzen het Verdric-tigh Eilant genaemt.

Het heeft geene reede, maer is rontom fchoon. '

Weftwaerts, een kleine mijlevan daer, leit een Sreenklippen eilanr, die twee eilanden zijn dicht aen malkan-deren gelegen : maer met veele klippen tuflehen beide en niet bevaer-baer*

Die eilantis rontom met klippen be-zet, die als zcilen zieh vertoonen.

Het heeft ook gene rede voor eenige winden

het eilant den Piskadores verricht hadden, gin-

Taywan. g e n W y Weerom naher eilant Tey,wan t'zeil.

En vermits d' Heer Konjet, die als Gouverneur van wegen de Kompan-jie op dir eilant geboot, quaet ver-moeden, en ook niet vergeefs,opde Sinezerf had, om de groote maghe van fchepen en menfchen , die zieh in de riviere Cincheu, op de kufte van Tzi-na, onthielden, en kunne loopplaerfe en vaftigheit op d'eilanden van Eyen Queymuyhadden, zootrokik, volgens genoomen, befluit, den eenen dertighften van Wijnmaent, benef-fensdejaghten 's Gravelande en Ma

ria, ordre en laft , om ront uit en volko-. mentlijk re vragen, o f Koxinga vree of oorlogh in den zin hadde.

W y waren gelaft aldaer niet langer als tien dagen op befcheit te wagh- ^ ™ ten. f xinga.

Ik bleef ondertuflchen op den ftroom by de fchepen, om daer Zorge voor te dragen, terwijl mijn mak-ker Koxinga ,zou fpreeken.

Alzoo nu de befremde t i j t voorby gegaenwas, voerik ook met de boot derwaerts, om de zaek voort te prek fen , ente bevorderen: latende laft aen onze fchepen, om by alle voorval-len toe te zien.

Ik vond duizenden van menfchen op ftrant; dies ik genoegh te doen had, om door den drang van zoo vee. le menfchen te komen.

1 k raekre by geval by eenen Sinees, die Porcugees fprak, dien ik na de onzen vraeghde. Deeze Sinees was voort gewilligh, om my hen re wij-zen, en ging voort mee, enbraghe my aen hun loogement.

Dan zy wären toen daer niet inj want Koxinga, die zijn volk mon-fterde, had hen vtrzoght om het zelve te komen zien.

Ik ging mee derwaerts, en vond de onzen aldaer.

Als wy nu verzochten befcheit te hebben, volgens onze orde, ofdat wy anders zouden moeten vertrek-ken, zoo kregen wy ten antwoort: alzoo Kioxinsa nu doende was met K o M g *

• 1 1 / 1 j . antwoort zijn volk te monfteren , dat hy op morgen ons zou befcheit geven: gelijk ook gefchriftdijk in eenen brief aen den Gouverneur Konjet gefchie-de.

Waerbyhy beloofde^iet de Kompagnie geenen oorlogh in den zin te hebben; maer in alle vrientfehapdaer mee zoghtteleven.

Hy ftuurde ook, om alle achter-doghtweghtenemen, eenige fchee-penmet koopmanfehap na Teywan: datevenwelbyveelen hec quaet ver-moeden niet wegh nam * te meer, om dat wy zijne groote maght zelfsge-zien hadden, en daer van verflagh de* den, na wy den tweeden van Win-termaent wederom voor het kafteel te Teywan aengekoomen waren.

De

Page 60: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E L A De bfief luide van woort tot woorc

aldus f Koxingi" Verre van u zijn de , heb ik itwen

briefmet by zonder e vreughde ontfan. gen, en den zelven meer als eens herle zen ,omden inhout des te beter tever-fiaen. Ghy fch> ijft van eenige valfche mtßrootjelen gehört te hebben, en fchynt daer ook aen te gelooven. Ten tijde mijns vado s Tquams, hebben de Holländers op Tywan eet.e plaetfe ge. nomen, om den bandet, door hem aen-geweezen, aldai r te dryven: dien ik in mijneregeertng niet hebbe vermindert; dat ghy voor eengr-ote weldaet behoor-de te achten.

Zedert eenigen tijt heb ik zoo veel te dorn geh ad met dl ocrldfeen tegen de Tay te; s, dat ik om een klein grasvoort-bi engend^eilantgeenegidachten neem.

Alsik ook om deoofl iet worheb , zoo.laet ikom de wefl een gervght loopen. Hoe kan dan iemant myne verborgene gedachten wreten, en trat ik voo genoomen beb? Hoc kan men dan wteten doorgeruchten, wattkbeflöten heb ?

Dat nu zoo weinigh jonken hörnen, isom dat zy v in wegen d jn zwaren tolgemvoordeel kunnen doen. Dezen jare was de Tai ter met eene groote mnont in df benede landen van Stnagefall n, om met eeneflagh een emdedes oorlogh's te maken : maer wy greepen hem zoo aen, dat 'er over d*. hondert bi-vährbbers op de plaetje doOt bleven, btneff n een ontelbaer getal van zoldaten, d''overige namen zeer ver wer t de vlught. Daer na zijn wy op a* eilanden Ey en Qjieymuygcgaen, om hen afte lokken ,en zoo te v erntet igen.

Voorts dat UE.fcbryft , van u vyantlyk in de Tukadores gehandelt te hebben,indien zulxgefchtet, zoo 14 het iemanigeweeH, buiten myne kennis, die het op mynen naem gedaen heeft.

Op den brief, voor vier jaren van Batavia im mygczonden,heb tktoen-maels voortgeant woort, en degefchen-kenwederomgezondm: dier mikook gefchreeven vond, da'men aen d'a'n-gehaelde jonken, met l^aer gelt en goet, zoodam^h twyffrlde, dat ik daer uit beßuitm mopfl, dat men my ran de pre-tenfie met veel \e willt wiH. Dies bfß nt tk by my zelven, van deze kleine zaeke gtdult te nemen, ten einde

N T R E I Z E . 4,1 door meer aen houden tuffchen ons geen tweefpalt moght hörnen t oni-ftaen. Na het eineiigen van den Tartarif chen oorlogh, zalik bevlijtigen, dat de koophandel zynen voortgang mag nemen. Ghykont ondertuffcheh van uwen kant alles goets daer toeaen-wenden, op dat dezelve eenigh vo.or-deel bar ende zieh verbeuge. *

Gefchreven in het veertiendejaer, den negentienden dag der tiende maht der regeenng des komr/gs lndtk.

Na Koxinga« brief ge'ezen, en o-verwe gen was, wat ons tedoen ftond, zoo wie tmt t de meefte ftemmen be-floten • Koxinga geenoorl ghnoch geweltaen tedoen, zoo om zijn ver-keert 2 nr woort, als ook c m dat zem-mige nxr grlooven konden, dät hy tegen de Kompagnie iet zou derven ondememen.

Hoewel de Gouverneur Konjct van een ander gevoelen was: gehjkdaer-nagtblekenis.

Dies bleef het werk dan dus fteken, en wiert vordes niet gedaen : wanc men oorde'dde h r t-nncodigh re zijn oorlogh tegen Koxinga aen te vangen : daer de zaken reets op een goede voet fcheeren te ftaen: naer-dien hy zocht te handelen : dat voor de Kompagnie berer Ava«.,als oorlogh , gelijk ook de waei heir was, als men het lant daer mee houuen kon.

Na dan ander befluir genoomen was, vemokken a! le de fchepen,ieder na zijne plaetfe.

Ikging metd'irgcbde zuiker nef-fens her fluitfchip Leerd m 'en elf-ften van Winte; maent ook na Garm-rou in Gerzen t' zeil.

De bovengenoemde eilanden Ey E i t a t 1 j e n

en Qyeymuy zijn doorgaens hoogh Ey cn en bergachrigh. Queymuy

De ftad Eymny leir op eenen bergh een itukweeghs lantwae-ts in , en k mer een ftecne muur omringt

Buiten de muunn ftaet een toorn en pagode, na de Sinei.it he wjzege-bou wt, die nu meeft verwoeft is.

De ftat QLU ymuy 'eit w«.t h >ger de riviere op, en is nu de hooftft.r daqr vanook het eilant zijnen naem voert.

Zyleit mee wat landwaerrs in , eh heeft een groote voorftat, die van de

F ttVXG-

Page 61: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

G E D E N K W E E R D I G E Daer ftaet wat land- | Voorts gingen 'er wel zeftigh van G e „ e c I i

41 riviere begint. waerts in een vry fterk kafteel, 'met\ des vyants jonken, ieder voor met twee tuffchen een hooge muur ömrmgt , daer op | groote ftukken verzien, opaf. Maer^ 0

s

n^ Koxinga zijn verbhjfte houden plaghJ zy wierden zoo van onze fcheepen fen,

Sinefen \ lnsjhren na ty en Qisy-njuy.

Het lant is bergh en fteenachtigh, waerom aldaer wemigh wäft: als hier en daer komt tuflehen de bergen eenigh gras voorr,daer dekoeien ter weide gaen. "

d' Inwoonders zijn meeft viflehers, diezigh met viflehen erneeren, gelijk andere met den koophandel.

En uit oorzake den* Sinefen hctlant van Sina door de Tarrers tc naeuw gemaekt wierr, en daer en boven grooten toeloop vanyerdreeven menfchen hadden, (ten getale van 25O00zielen, enoverde^oo oorloghs jonken) zo vlugten zy al te famen na defe eilan-

vcrwellekomr, dat 'er kort daer aen twevänzonken: d'andere waren zoo doornagelt, dat zy genootzaekt wierden af te houden. Doch vijf of zes jonken zetten het dicht by een, en fchoo-ten zoo geweldigh , dat de vloot in brant fcheen te ftaen, en door de rook men niet een eenigh fchip kennen kon.

Dan door ongeluk fprongdeHek-tor door zijn eigen krui t , met volk met al,beneftens de jonken,die hem op zy lagen. De andere icheepen weer-den zieh dapper, mer door den vyant heen te flaefl, en veel fchade te doen.

Her jaght Maria raekte in brant, den Ey en Queymuy, niet zoo zeer om 1 hoewel die mec grooten y ver nechge-de bequaemheit van de plaetfe, als j bluft wiert. Daer quamen over de om dac zy niet wiften, waer zy zieh j duizenc Sinefen te fneuvelen , behal-

Koxinga !jnc op Teywan.

voor de Tafters bergen zouden Na Koxinga nu alles gereet had,

en aen d 5 eene zijde ten hoogften door de Tartars gedrongen wierr, en aen d'andere zijde weinigh voor d'onzen vreefde, zoo waeght hy eindelijk den kans, dien hy lang irizin gehad had.

Hy komt dan des jaers zeftien hondert een en zeitig, den dertighftcn van grasmaent, met meer als vijfentwin-tighdulzend welgeoefende zoldaten, in een groote meenighre jonken, tot op een mijl na onder het kafteel Zelan-dia,op Teywan, drijven,en zet met alle zijne magt regt na lant toe, daer hem rijnelanrgenoten,die nietliever als met den overwinnaer wilden houden, met karre en ander gereetfehap toeholpen.

Voorts zerte een groot getal van oorloghsjonken tuflehen het kafteel en fort Pro vintie.

Toen waren d'onzen ten hooghften verlegen. Volk en vaertüighwas'er zoo veel niet, om die groote maght van Koxinga tegen te ftaen.

Dat d'on- Kapitein Pedel trok met twee hondert enveertigh, en kapitein Aldorp met twee hondert man, ui t , om,. zoo veel doenelijk was, den vyant het landen te beletten.

Vier van onze fcheepeit, als de Hektor, Gravelant, fluit de Vink , en het jaght Maria, wierden gelaftj tegen de jonken aen te gaen, dac ook dade-Jjik gefchiede.

zen trauten tc bc Jetten.

ven degequetften. Kapitein Pedel deelde zijn volk in

tweehoopen, en tradzelf moedigh voor aen den vyant tegen.

Na hy zijn volk tot dapperheit ver-maeftt had, valt hy vol moets en vuurs op den vyant aen , die met vier dui-zenman hemverwaghte, en in volle flaghordeftont, en metpijlen, alsof het hagelde,fchoot. En al hoewel veele door d'onzen terneer gefchooten wierden, zoo wil echter de vyant niet wijken, als men wel gemeint had.

Dewijl nu eenige van den vyant, donzen om eenen heuvel heen trokken, en vlushKn-den onzen op zijde invielen, zoo fmeeten eerft zommige zoldaten het geweerneer, die voort vandenmee-ftenhoop gevolghc wierden, enzoo op de vlught ftaken, latende den kapitein in de pekel fteken : daer hy met niet meer als negentien man ftaen bleef. d' Andere quamen meeft weer-loos door het water aen de lootsboor, en zoo op Tay wan.

Hier op wiert kapitein Aldorp, om dat völk ophet kafteel te houden, te rughgeroepen.

Daer door kon nu den vyant na zijn believen landen, en het fort Provintie, ^ , n

en met een het ganfeh lant vanhetka-pra.!r-fteel affnijden. Ditallcs gefchiedein drie of vier Uuren rijts. Dies alles war laodwaerts in was, en alledeFor-mozanenraadeloos wierden, en zieh

tot

Page 62: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A to'tafbreuk van d' onzen laten gebruiken.

De vyant het flecht vermoogen der onzen verftaen hebbende, eifchtehet kafteel, met veele fchimpwoorden, op: of dat hy , byweigering, alles zouterneerhouwen, en met vuurcn zwaerde verdeigen.

En uit oorzaeke het fortProvintie door den vyant afgefneden was, en hiet kon houdendö beraetflaegden de belegerden of men niet iemant na Ko

T A E I 2 E 43

xingazou toezenden, dewijl hyhen temachtighwas, en zien of men hem

met zijn ganfeh leger om het föft Pro-vintielagh, fterk omtrenttwaelfdui-zentman , waeroverhy het fort weinigh achte.

Zy waren alle wel met wapehs ver« zien. De eerfte met pijlen booge, daerzy wis en doordringend mee wee-ten te fehieten. d'Andere metfchil-den, daer zy zieh meedekken, en dringen ganfeh onverzaegr, met een zabel in de vuift, tot den vyant in, zonder eenigen aenfehouw of fchroomi wie valtof volghr. Het derde flagh had breede yzers, als flaghfwaerden,

niet lievereen gedeelte zou mögen jo f ftokken van drie of vier voet hoog,

/fgezotv Jenen aen Ko-

iroeftaen, behoudens den vryen vaert en handel, als alles te verliezen.

Daer op quam, volgens verzoek, een bode mec eenen brief van vry geleide van Koxinga voor degenen,dien men zou afzenden.

Hierop wierden de koopman Thomas van Yperen, en de fiskael Leo-nardus met eenen brief aen Koxinga

^^•"afgevaerdight, die meeft van dezen inhout was.

Dat hem de Gouverneur, de Heer Generael en Raden van Indien , uit den näetri van de Generaele Neder-lantfe Kompagnie, deden begroeten, en hem geluk en voorfpoec in zijn doen wenfehten , voor zoo veel het niet tot nadeel van hunne heeren en meefters was Dat zy wel wenfehten hem in een andere gelegentheitte hebben mögen zien, en op het hooghfte verwondert ftonden, dat hy hen zoo onverwaghtop het l i j f quam vallen, zonder eens den oorlogh aen te kündigen.

ßy aldien hy nu oordeelde eldersin beledighttezijn, men was gewilligh hem vergenoegingtegeven, en zoght niet anders als in vriendfehap met hem te verdragen. Voorts waren de afgezondenen of Gemachtighden gelaft te Zeggen :zöo Koxinga na geen Verdragh wilde luifteren, en beide kaf-teelen hebben, dat de Kompagnie machtigh genoegh was, om hunleet te wreeken : gelijk zy dat ook doen Zou. Waer op d' onzen dan zonder iets te akkordeeren zouden vertrek-ken.

Hier mee vertrokken deGemach-tigdenderi derden vanbloeimaent buiten het kafteel na Koxinga toe,die

die als hunne piekeniers zijn. Wanneer 'er nu wanorde ontftaet, zoo doen deze krijghsknechteh veel quaets.

Als nu de gemachtighden in het le- K o m f ^ ger gekoomen waren , wierden zyinzijn door een voornamen bevelhebber in l eß e r° eene grootetente gebraghr, om aldaer zoo lange re waghten, tot dat het Ko» xinga gelegen zou koomen.

Ondertuflchen trokken verfcheide troepen,en(fo d'onzen konden bemerken) dikwils dezelve, voorby de ten-te, om zijne maght zoo veel te grooter te doen fchijnen.

KoXtnga was onderwijle doende met zijn zwart glimmend hair te kommen, daer de Sinezen groot werk van maken.

Wanneer dan Koxinga gereet was, wierden de Gemachtighden ter ge-hobr gehaelt, en voor hem gebraghr, die onder eene blaeuWe tente, in eenen armftoel, voor een vierkahte tafel zat. Rontom hem ftonden de voornaemfte bevelhebbers alle in lange rokkengekleet, zonder geweer, die alle ftil waren, en met een eerbiedigh en zeedigh gelaet nauw toezagen. Aen beide zijden waren eenige zoldaten , als zijne lijfwachten, gerangt.

Voorts fprakeh de Gemachtigden Koxinga op zijn Neerlantfch aen, en leverden hem den brief over, die aen-ftohtsin 't Sineefch vertaelt wierr.

Waer op Koxinga zelf in defer wij -zeantwoorde. Ke*mgäi

Dat de vriendfehap, die de Kompa-gnie met hem heeftgehöudensals ook met gemach-andere votftenvan Indien, ü en daurt"^' zoo lang, als 'er de Kompagnie voor deel tyzieti maer als zy die daer nietiy

E 2 ziett

Page 63: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

44. G E D E N K W E E R D I G E iet, zoo wort dezelve by haer ook niei Zyjbadden aen Koxinga verzoght, K o m e n

het fort Provintie re mögeninh« veelgeacht. Voorts was hy nht gewent te zeg

gen, wat hy doen wilde, ofzyneaen-fiagen t' ontdekken.

Doch evenwel wilde hy dat wel zeggen, dat hy, omden oorlogh tegen de Tarters, dit et laut in beztt genoomen had: dat het den Sineefen toebehoorde*, en niet meer als biüyk was, dat Zy dat, nu zy het van noode hadden, eenigen vreemdelingen ontnamen,dieri't alleen. lykvergunt was daer te woonen. Dat hyniet legende Kompagniequam,maer om bezit van het zyn tenemen.Hy wilde ook wel, dat zy alles, wat haer toe-behoorde ,wegnamen , zelfs de kaftee-lenafbraken, en het gefchutvervoer-den daer hy zijne jonken en volk wel toe wilde leenen, niet tegenßaende zy hem zoovyantlykte water en te lande aengetasl hadden: daer nochtans d' onzen genoegzaemondervonden hadden, wat hy ver moght.

Voorts zeide hy, dat a" onzen hoog-moedige menfchen waren, die hun met zoo weinigh volks tegen zijne groote maght derfden zetten. Dat als hy

om m . gaen, dat hen toegeftaen wierr. Daer körnende bevonden zy alles in een zeer zoberen ftaer, cn dar het fort gene acht dagen het zou können houden, en naulsjx zoo veel kruitshad, als,om eenen ftorm af re keeren, van nooden was: want behalven het uit de natuur ganfeh niet fterk, cn toen daer-cn boven zoo flecht verzien was, zoo ftonden de Gemachtighden den bezet-tclingen toe, volgens hunnen laft, een verdragh met den vyant te maken: mitsdekrijgsbezetting op het kafteel Zeelandia over te brengen: en wat zy voorders bedingen moghten.

De Gemachtighden quamen dien j nin h« zelven dach noch ophet kafteel, e n ^ ^ deden verflagh van hun wedervaren: daer over de kafteel voogt Konjet en de andere lager bevelhebbers zeer bezwaert waeren : naerdien zy van het fort Provintie afgefneden cn het ganfehe lant quijt waren.

Na alles ovcrleit te hebben, was ' e r v ^ geene andere hope overigh, als datier».«« men het kafteel zoo lang zou zien te

wilde, dat kaßeeltje(meenendehet fort verdeedigen, ter t i j t toe men hulpe en Provintie _) door zijne krijghsmacht zou doen vernietigen,en niet eenen fteen op den ander laten leggen. Dat als hy zijne maght zou willen in V werk Hellen , hemel en aerde zou können om-keeren,en,daer hyquam, over Winnen zou.

Dies {voeghde hy daer op) hadden de onzen zieh in het kort te bedenken, wat hen te doenßont.

Hier op antwoorden d'afgezon-denen : '

Dat dit eilant, fetlert dlonzen de €Piskadores ver laten hadden, door ver-drag in eigendom aen hen verhandelt was maer byaldien Koxinga eenige prttenfie of voorwending tegen de

byftant van Batavia kreegh, dat met de zuider en noorder Moucon noch wel een jaer mocht aen loopen, eer men dien bequam. Des onaengezien wiert beflooten, het kafteel ten uiter-ften te verdeedigen: en men liet, tot teeken van dien, de bloetvlagge van't kafteel waeien.

Voorts moft het fort Provintie zig overgeven, met gefchuten al, blijven-de de knjghsbezetting krijghsgevan-g e n - . ,

Het volk en alles wat men uit des.*«? ftad kon bekomen wiert in het kafteel^*" getrokken, endeftatin brant geftee-ken.

Dit kon evenwel zoo haeftigh niet Kompagnie moghte hebben, men kon gefchieden, van wegen demeenighte

d' Afge-

kcn.

daer van handelen, en hem voldoen, Doch na vele woordenoverenwe-

zondenen der, wilde hy van geen handelen hoo-vertrek- r e n.fnaerallesgeheelhebben. Waer

op de Gemachtighden vertrokken, en verklaerden, dat de Kompagnie haer daer van vry gevoelijk zouroo. nen, en,tot tcken,des anderen daeghs, in plaetfe van de Prinfenvlagge, de Bloetvlagge waeien.

der aenkomende vyanden, of eenige huizen en pakhuizen bleven ftaen, daer de vyanden zieh achter begaven.

Pe vyant bragtagten twintig ftukken gefchuts in de ftat, die-zy daer ^ bloot ftelden,om eenebres in te fchie-""^' ten , en dan ten ftorm daer op tefefcootea. loopen. Doch d'onzen konden de blootftaendeSinefen ook wel treffen, en verweilekoomden hen zoodanigh

met

Page 64: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A N metkogels, fpijkers en aldcrhaUdel fchr oot, dat het daer omtrent en over-al metlijkenbezaeic was: waerom zy ganfeh verwert in de dwersftraten vlughten moeften, cn de ftukken lae-ren ftaen: daer van een ige door d'onzen onbruikbaer gemaekt wierden.

Necriacg Aen d' andere zijde drongen zes d e s v y " duizent man tot onder het gefchut,

daer zy ook zoo aenl iepen, dat zy wederom moeften afwijken achter eenen heuvel. Hierop vielen de belegerden uit, en vernagelden al het gefchut.

Zy zouden toen wel een algemeene uitval gedaen hebben, by aldien zy m.er van volk verzien waren ge-weeft, en niet gevreeft hadden, dat de vyant dan in *i kafteel, die daer zoo dicht aenlagh, wanneer zy het zooda-nigh ontblooten, moght in breeken.

Des anderen daeghs viel eenfeher-pe fchermutfeling voor, daer in d'onzen een ftuckje, ichietende zes pont, bequamen, en in het kafteel braghren.

De vyant ziende, dat her zoo geen bres te fehieten was, liet het* kafteel nau beflooten houden , en Voerde het vernagelt gefchut over.

Ondertuflchen woeden en fpeel-denzyineen vec en fchoon lant, na hun welgevallen,den meefter, enna-men volk, predikanten, fchoolmee-, fters, en wat zieh in de dorpen ont-hield, gevangenj uit oorzake twee fehoolmeefters 'rvolk in hun dorp had den aengemaent, om deSinefen doot te flaen,dat zy zeiden wel te doen was, en van andere zou nagevolgt worden. Maer gelijk het gemeenelijk gaet, als een geheime zaek onder veele perzo-nen bekent is, zoo fpat iemantveel-tijts uit en brengt den aenflagh in het licht, ' t zy uit vreeze van ftrafte, of op hoope van belooning te genieten. Aldusginghet hier ook, alzoo zeker Formofaen het zelve te kennen gaf, daeropdeaenrechters gevat, enleven-dighop een kruis gefpijkert, en daer mee in de dorpen opgerecht wierden»

Omtrent de Piskadores kreegen ee-1 &d?S n igeSmeefe vaertuigen een fcheepje nefen van d'onzen met dertien perzoonen «roverc. gevangen, die zy op een Sinees vaer-

tuigh met dertigh man zetten, enzoo na Koxingas leger toe ftuurden. Als zy nu niet verre van het kafteel waren, beflooten d'onzen het fcheepje af te

T . R E I Z E . + ? loopen: dat ook niet ondoenlijk was, enlichtelijkkongefchieden: wantals Dat de d J eene helft beneden fliep, was d'an-dere helfe m aer boven, die men dan af t e loö-lichtelijk onverwacht op het l i j f kon p e a

vallen. Wanneer dit dan vaft gefteltwas,

om het den aenftaenden nacht in het werk te ftellen, zoo komt cen Frans-man, die onder d' onzen was,'t zy die zorghde of d J aenflagh niet wel moght uicvallen,of om zelf zijne vryheit door zulkendaettebekoomen, en verraet zij ne andere maet s, en maekt den Si-nefen den toelegh bekent, die datelijk andere vaertuigen aen boort zeinden, enalle d'onzen gevangen namen, en maermis-in het leger by Koxinga brächten;daer I u k r-zy hen allen de neus en ooren af fnee-den, en handen afkapten, en zoobe-bloetenellendig gefielt in het kafteel zonden, dat een fchrik om aen te zien was: zy wierden aldaer alle verbonden , en bleven in het leven.

Als nu het belegh ondertuflchen aenhield en langzaem voortging, en Koxigga vreefdc,dat d' onzen, door ' t lang zukkelen, midlerwijle ontzet moghtenkrijgen, zoo begon hy met lift t'oorlogen.

Onder de gemeide gevangenen, Hami die deSinefen in de dorpen bekomen broekvati hadden, was de predikant Hambf oek. Xd"Jn<. Dien zond Koxinga aen den gouver- aen ge-neur Konjet, met voorflagh van het z o n d c ' * kafteel goedtwillighaen hem op tc geven, zoo wilde hy d*onlen goede voor-waerden vergunnen-, en met al hun goet, enal wat de Kompagnie toebe-hoorden, laten volgen en uittrekken: anders zouden zy het zieh naemaels beklagen: en mögt ook wel zijn toom regen de gevangenc Neerlanders koo-men uit te berften. Met zulken laft ging deze na het kafteel, en moft zijn vrouwen eenige kinderen in het leget laten blijven. En alhoewel hy wel wifte dat,indien d'onzen het niet opgaven, hy, in het leger körnende, met zijne vrouw, kinders en andere Neerlanders daer een gewifle doot t' ontfangen had, zoo riet hy evenwel dcnbelegcr-den, zieh ten uiterften te verdedigen s

ofmiflehien God noch ontzetenuit-komft mögt geven. Hy zeide voorts, dat veele jonken Koxinga ontvluch-ten,enzijoebefte zoldaten gebleven

F 5 waren.

Page 65: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

G E D E N K W f c E R D I G E , waren.Dät het ook Koxinga zelven be-) gontevei dr!eten,die wel zag dat d'onzen hoopten't kafteel te houden, tot byftant van Batavia zou gekomen zijn.

Na Hambroek zijne droevige reden geeindigthad, gafde knjgsraet hemm keine, of hy liever blijven wilde,of in'c leger gaen, daer hy niets als dedootte vcrwaghten had. Elk bad hem met tränen in de oogcn. Twee van zijne dochtens,diein het kafteel waren, vielen hem om den hals, en fcheenenin haere tränen te fmchen.

In 't leger was zijn vrouw met twee kinderen rot onderpant gelaten, die da-rehjk, wanneer hy achter wasgeblee-ven , zouden vermoort geworden zijn. In hec kafteel hadden hem zijne dochters in d'armen vaft, en konden van droefheit uit het binnenfte van hun ziel gene traanen meer fchreien.

Hambroek evenwel maekte zijne dochters armen los , en vermaende nochmael ieder tot ftantvaftigheit,en zeide in het fcheiden: l k hoop u lie-denenonzengevangenennoch dienft te doen. •

Gekoomen in het leger, verhaelde hy aen Koxinga, het geene d'onzen hem gezeid hadden: dat zy niet anders

Koxmga. m e t n e m k o n c j e n handelen, als met het behouden van het kafteel. Dit ftont Koxinga niet aen ; maer wilde hecal-les hebben. Temeer alzoo hy in het lant ook voor oproer vreefde: naer-dien verfcheide Sinefen van de For« mozaenen wierden doot geflagen. Hier door wierc 'Koxinga geweldigh verbittert, en dee kort daerna een ge-rucht loopen, hoe de gevangene neer-landers de Formozaenen tegen hem

Yzeliik ophitften. Dies gafhy orde en bevel, moorden a { i e d c gevangene neerlanders , wat «h"ga°c-manlijk , en in verfcheide dorpen

verdeelt was, re vermoorden. Het welk ook datelijk in het werk geftelt wiert. De meefte wierden onthooft, en anderen nog wreder doot aengedaen, na de Sinefen daer luft toe hadden. De doode lijken, na zy van hun befte goet ontbloot waren, wierden by vijftigen zeftigh in groote kuilen, wel tot v i j f honderttoe, gefmeeten, zonder ie-mant te verfchoonen, als de lantdroft met omtrent twintigh van zijn volk, die gevangen na Tzina gevoert wierden. Vronwen en kinderen wierden meegedoot.

Hambrock vertrekt weer na

gen de rieetlan ders.

De bevelhebbers kochten vahd'ovei*-gebleven de befte voor zig: dereft was voor den gemeenen man. De vrou-wen, die aen ongetrouden mannen raekten, waren 'er beter aen, als die getrouden te beurt vielen: naerdien de Smefe vrouwen, die zeer jaloers zijn, haer allen verdriet en o ver laft aende-den. Naderhantzijn zy alle by ver-dragh noch na Batavia gegaen.

Onder deze vermoorden waren ook de predikanten Hambroek, Mus, cnArnoldus Winsheim en veel meer andere, beneftens veele fchoolmee-fters, die alle onthooft wierden.

Midlerwijle alle deze dingen zieh aldus toedroegen, had men op Batavia kennis van Koxingas overval ge-kregen, door het weggevluchte jaght Maria,dat tegen 'tMoucon aenzeilde, en d' onverwaghte tijding braght.

Datelijk wierden tien fcheepen gereet gemaekr, metbootsvolk en zeven hondert zoldaten bemant, die in zo-mermaenr des jaers zeftien hondert een en zeftigh, onder beleiten gezag vanjakob Kou, afvoeren, en ook niet lang daer näby het eilant Formozaan-quamen.

Doör dezeonverwagte tijding wa- By f l a n t

ren de vyanden niet weinigh onftelt:™™"'' en wierden d'onzen volmoer,ophoo. F s r m e z I

pe van nu ontzet te zijn. En alhoewelsezon i lcB

het hert weer was, zoo loftenzy eenige zoldaten en buflekruit aenflant. Maer wanneerbet hert weerhant over hant begon toe te nemen, zoo moeften de fcheepen wederom van de wal in zee gaen, tot groote droefheir van de beleegerden : naerdien de ganfehd maent verliep, eer zy weer quamen. Het fluitfehip Urk dreef mer eenen ftorm aen Formoza en borft. Uit het geberghde volk verftonden de vyanden alle omftandigheit: dat hen wat gerufter maekte, alzoo zy meenden dat het veel grooter was.

De belegerden beflooten nu de ftad pe bei* Zelandiaaentetaften, om den vyant g«^ zoo na op den hals niet te hebben: als uit h« ook de jonken te Hoopen, die men be-k s ß e c !' koomen kon.

Ditnam den zeftienden van herfft-maent zijn aenvang j maer in de fcheepsftrijt ging de wint leggen: waer over de fcheepen daer niet by konden koomen. o" Onzen vielen

even-

Page 66: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E en L A evenwel in kleine vaertuigen, en roei-den d Jer na toe. Dog naerdien d'onfen bloor in de vaertuigen ftonden , en de Sinefen in de jonken bedekt waren,zoo hadden d'onzen het doorgaens te quaet: te m<" er alzoo eenige overzeilt cn genoomen wierden, dies d'andere na hunne fcheepen vlughten.

Twee van onze fcheepen raekten vaft. Het eene vloogh door herge-duurigh fehieten op, en her ander ver-brande. d'Onzen verlooren byde-zen ongelukkigen fcheepsftrijt omtrent hindert en dertigh mannen: maer aen des vyants zijde quam veel

daoa-g m e c r v o ^ s t e meuvelen. Hier door zen. bleefdeuitvalte lande fteken.

Ook wiert het volk en goet uit de tweeforten omdeNoortgehielt, en ophet kafteel gebraght, uit oorzaeke debezetting in het kafteel dagelijx af-nam.

Inmiddcls vielen verfcheide fcher-mutfelingenvoor. De vyant, die zoo doende ook weinigh kon Winnen , en zijn maght verminderde, begon ook teverflaeuwen.

Men ftuurde, om den vyant deste beter te kunnen uitharden , allevrou wen en kinderen, en die geenen dienft konden doen , na Batavia.

Ophet kafteel ontfing menbrieven van den Tarrerfen ftadthouder van Hokfieu ,die eenige fcheepen en volk verzoght, om d' overige macht van Koxinga teverdrijven: met belüften van daerna den onzen op Formoza met groote magtte zullcn komen hel-pen.

Hier op wiert Jakob Ko t i , volgens zijn verzoek, der waerts met drie fche-penen twee fluiten gezonden, die vah alles, zoo van volk als krijgstuig, wel verzien waren. Doch hy ging na de Piskadores, daer zy met hert weer de ankers verlooren: dies hy genootzaekt was drie fcheepen wederom na Tey-wante ftuuren. Metde twee overige vertrok hy na Batavia. Daer hy maer paftelijkwellekomwas. Zoodatdoor deze verhindering van den toghr na den Tarterfen ftathouder niet viel.

Dewijl nu de belegerden van zoo w T v e - e i volks enkrijgstnigh onrblootwa

N T R E I Z E . 4,7 waer door de vyant ons zwak vermoo-genenalles verftont. Zy rooidenmec een ook Koxinga op, om zig nu van deze gelegenheit en zake te dienen, en door dar middel een einde van de be-legeringre maken.

Hy verziumde ook dien kans nier, Koxinoa maer quam met al zijne maght in lou- btßonnt maent des jaers zeftien honderr twee ^dzä^

• Wort

De Tarier be-loofc d'onz"n byftanc.

Die miflukt.

loopen tot den ''en, zoo begoften zy wederom te vereint 0 . flaeuwen,en liepenzommige tot den

vyant over: onder andere een ferjant,

en zeftig op de Zantplact, daer hy drie kndia. bolwerken deed opwerpen,cn die met achtentwintig ftukken gefchutsftof-feren.

d' Onzen ziende den vyant zo dicht onder het kafteel de bolwerken opfrtiij.-ren, ftonden daer door verlegen: want zy wel bevroeden konden , dar dit voor hen het laetfte gerecht zou zijn.

Zydedehhun beft mec hecfchiecen uiegrofgefchue en musketten, om den vyant in zijne werken te ftooren : maer die geen volk ontziende, ging daer-mee voorr, en fchoot daxelijk met zulk een geweit op de wallen, dat zy in'c kort een bres hadden: daer zy ook tot tweemael toe op ftormden, maer wier denmannehjk, met groor verlies, a f d o o r d e

geflagen. Dies het o ver al als mer do- o r ,z f n den bezaeit lagh. Hier door begoften 3^z' zy tefchrikken, en het flormen achter te laten, maer voeren geweidig met fehieten voort: zoo dat tegen den a-vonrdeganfehe reduit plat gefchoo-ten was, en de beh gerden daer geen lijfberging meer hadden. Waerom de onfede ftucken vernage Jden,en delon-tenaen vier vaetjes kruit leiden, die des nachts met een deel Sinefen opv!ö-gen. Men zeit Koxinga even voor't Kox.^* opvliegen daer op gaen wilde $ maer ingevaa, door den overgeloopen ferjant vpor-noemc weerhouden was: die hem toonde, hoe gevaerlijk hec was, op zulke^erfchewerken, die eerft vertaten waren, tegaen. Hier maekre Koxinga een groor bolwerk op een heu« vel, om het kafteel van daer platte fehieten.

En wat tegenweer de beleegerden deeden, zoo met kanon als granaden, de vyanden gingen mer 't maken van ' t verflerk bolwerk voort. Zy verhoogden na de z i c h ^ e " kant de borftweering , brachren gan- belegh, fche pakken mec linnen cn gefch ilder-de kleoden, tot tegen weer, en wat men voorts kon bybrengen. Zy waren in dien nacht zoo verre gevordert, dac

Zy

Page 67: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

43 G E D ; E N K W A E R D I G E zy tot ltormen gereet ftonden. Tcen 11

Kafteel Zelandia gaet by verdtag ovo:.

wiert by d'onzen in dit uiterfte gevtfer voorgeltelt, of men niet een u itval zou doen > om te zien of men den vyant van daer zou kunnen flaen, uit oorzake menTächin'c kafteel niet bergen kon, dan ofmenden ftorm zou af wachten: Anderen floegen voorom eenverdrag te maken; dewijl niet anders meer o-verigh was- Tot uitvallen was men tezwak, enookonmoogelijk met zoo weinigh volks tegen allede maght aen te gaen. Waer door . het afgeftemt wert.

önmoogelijk kon men ook den ftotmafwaghten, naerdien alles open lagh, en mer zoo weinigh volks alle de maght der Sinefen niet zou kunnen af-gekeert worden, maer zou dus'doen-de zieh zelfs al willens op den vleefeh-bankbrengen, en alles, Wat Jer noch o-verigwas, verliezen. Dies wiert het van ieder afgeraden, en daerom beft geoordeelt tot een verdragh'te treeden, en het kafteel over te geven ; dewijl alle middelen van behoudenis wegh waren. Dit wiert ook voort, onder ftilftant van wapenen, in het werk gefielt, en na vijfdagen handelens, en veelftribbelensover en weder,einde-'kort befchrijven.

Het Eilant van

ijkeenverdragh getroffen, datniedt hier op uit quam.

Alles wat de Kompagnie tockomt, zal aen Koxinga overgelevert wor- Vcrd"8t» den.

AI het volk, zoldaten, en die in het lantgevangen zijn, zullenvry na Batavia venrekktn, en t(der zijn eigen goertnogenmee nemen, en van alles tot de reize ver zien worden.

Aldtistrokkeri d'onzen aenbeort, na een belegh varfnegen maenden, en fneu velen van meer als 1600 menfchen aen onze zijde, en zeilden na Batavia.

De Gouverneur Konjet, en Raden van Formoza op Batavia körnende, wierden voor zoo veele mceiteenle-vensgevaer, dat zy zco lang uirgeftaen hadden , in hechtenis geftelt: hunne goedereh verbeürtgemaekr, en Konjet op ' t eilant Ayof Eyineen eeuwige gevangenisgebannen. Dochhyisop't verzoek van zijne Hoogheit, de Heere Prinfe van Orahgie, ende Heeren Be-winthebbers wederom verloft, en des jaers zeftien honderr zes en zeventigh in het vaderlantweer aengekomen.

Dewijl hier dikwils het eilant Formoza gedacht is, zullen wy datin't

F O R M O S A .

1_I Et eilant Formoza leit op drieen twintigh graden en een halve,

noorder breete: dies d' inwoonders eenmael desjaers in zoomermaent de zon recht boven het hooft hebben.

Het is langwerpigh, en niet zeer breer ,na zijne lengte •, want liet breit Äich in de lengte over de hondert en vijfentwintigh mijlen uit.

Het valt doorgaens vry bergachtig, met veele grasrijke laeghten tuflehen beiden, daer op veele plaetfen fchoone verfche rievieren door vloeien.

Het lant is aldaer zeer vruchtbaer vanrijs, maer inzonderheit vanzui-ker, die het by heele fcheepsladingen uitleverc.

Het geefr ook meeft alle d'Indiaen-fche vruchten, die in de warme Indi-fche landen waflen: waervan wy t' zi j-

ner plaetfe wijtloopig fpreken zullen. Daer riereo ook wonder veele ver

fcheide Neerlantfche vruchten, als wortelen en moeskruiden, derwaerrs uit Nederlant gebraghtrookperfiken, aprikofen, en meer andere vruchten.

Men vint 'er fchoone koebeeften,en offen, verkens, fteenbokken, hazen en konijnen: enby zonder herten by veel duizenden. Zy vallen wat k'elndcr alsdievan Europe, en hebben geene hoorens. Jaerlijx worden'er vele herren gevan

gen, en meeft om de huiden, daerd'm-woonders grote koophandel mee drij-ven : wanthet vleefch is'er nietgeacht» maer de tongen worden nocheenigh-zins by hen in waerde gehouden.

Men heeft 'er ook veeleelanden, die zy , dewijl ze heel fterk z i jn , voor de

karren

Page 68: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - eh L A karren fpannen, en in plaetfe van paer-denen offen gebruiken. Als iken mijn fchipperopzeekerentijt by zijne zuf-ter, die daer aen een Formozaen ge-troutwas,ter maeltijt genoot waren) zoo wierden wy met een karret je, daer buffels voor gingen, gehaelr. De fchipper, die beter een fchip als de kar wifttebeftieren , wilde zelf voerman zijn, maer prikkelde de buffels zoo-danigh met een prikkel, dien men daer toe gebruikt, dat zyop den loop enop

N T R E I Z E , 4$ l i j f fpringen en de keel affnijden.

•De berghluiden zijn kleinder. De vrouwen zijn wat kleinderals

de mannen, maer vet en fterk, en gaen eenighfins geklect.

Zy hebben zwart glimmend hair, meeft mer een knoop op het hooft vaft gebonden.

De mannen loopen des zoomers ganfeh naekt zonder-fchaemte: maer die niet naekt gaen des winters, dragen een kleetje van zijde of katoen,

Rieding),

hollen raekten. Wy hielden het met j datzyom her l i j f flingeren , en knoo-groote benauwtheit noch een tijt lang pen het onder d' armen toe, zoo dat opdekar, en vloogen al over dat ons j d'eene zijde meeft blootis. Maerde voor quam, tot het onderfte boven f vrouwen hebben het kleetje om de

\Vezen der Formatier!

raekte, en wy over hals en kop daer uitftoven,en de buffelsdoorgingen. Wy hadden , t' allen geluk, ons zon-derling nietbezeert, en gingen voorts te voer, latende den Formozaen, die-'erzeerwilten verbaeft uitzagh, de buffels wederom vangen : gelijk hy ook deed, en ons ecrlang met de buffels en kar volghde.

Daer zijn ook veel patrijfen, kor-hoenders, duiven, en veel klein gevögelt.

Men heeft Jer tfjgers en beeren: dan ofer andere groote , wilde enfehade-lijke beeften zi jn , is my niet bewuft.

De bergen geven veel zwavels, die men meent d' aertbevingen te ver-' oorzaet&n, daer dit eilant • geweldigh mee gequelc wort. * |

Men hout ook dat er goutCn zilver in de bergen beflooten is: naerdien 'er bergen zijn, die daer bewijs enblijk van geven, hoewel^aer tot noch toe niet in gedaen is.

Daer zijn geene havens voor groote fcheepen, maer die moeten hun na d'eilanden,omtrent twaelf mijlen van daer gelegen, begeeven.

Het lant is vol volks. Behalven de lantzaefen, ofeige inwoonders, de Formozaenen, zijn'er meer alsvijf en twintigh duizent Sinefen, door den Tarterfchen oorlogh verdreeven , al-lengsenvan tijt tot tijt opgekoomen.

d' Eige inwoonders of Formofae-nen, de mahnen, zijn bruinachtig geel vag kleiir, doch vet, fterk , groot en wel geftelr vanlcden, en rat te voet en fterk van loop. Men vint'erÜiezoo fterk loopen, dat zy een wilt verken of hertkonnen inloopen, dat zy op het

beenen toe geflingert. Doch zy houden in byzondere waerde de kleedingj die van hontshair. gemaekt is. Z y fcheeren den honden het hair af, gelijk men hier te lande de fchapen doer> en fpinnen en weven het, en maeken daer verfcheide fraeiigheden van.

Zyzijn doorgaens trouw envrien-delijk tegen onzen landaert,en zullen niet licht her verbonr, dat zy gemaekt hebben, breken.

Zy kunnen eene zake wel vatten en en begrijpen, en zijn van goet oor« deel. «dür-

Veele hadden den Kriften gods-dienft reets aengenoomen en wel be-> leeden. Dies het ganfehe eilant met der tijt Kriften ftont te worden, naei-dien in iederdorp fchoolmeefters, om de jeught te leeren , en predikanten waren.

Dan dit is nu ganfeh omgekeert, na dit eilant Koxinga verovert, en in bezit genoomen heeft.

Zy maken van verfcheide wortelen*spijz;, hun broot, hoewel zy meerwerks van de rijs maken. Dan zaien niet meer alstfoorhungebruik, en komen zelfe veeltijts noch te kort.

Hun drank is, gelijk in meeft In dien, water. Maer zy maken ook een fterkendrank van rijs, in volgenden maniere.

Zy laten de rijs even opkooken, en ftampen die dan tot een papofdeeg. Dan kauwen een deel oude vrouwen een parthy rijs tot meel, en fpouwen dequijlineen potuit, zoo veel als zy oordeelen tot de deegh van rijs ge-« noegn te z i jn , om die te doen giften*

Dit mengen zy onder de geftampte G rijs-

Page 69: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

doen den y^TX lantbouw

j b G E D E N K W njsdeeglidoor, werken hetc'zamen, en doen het dan in groote aerde pot-ten. Dan gieten zy water daer op, en maken de porren boven toe, en laten het dan zoo rwee maenden met de cjuijl ftaen werken, als of'er gift in was. tiindelijk wort het tot een fter-ken en klaren drank , die dronken maekt, en meer als twintig jaren duu-ren kan en goet blijven, maer wort Herker.

Als zy in het velt gaen werken, nemen zy van dien klaren drank mee, om te danken, cn eeten het dik.

In dezen drank en quijlkoft ver-bezigen zy de meefte rijs, die zy door den lantbouw gewinnen.

> v e n De vrouwen, regens de gewoonte meeft alle volken, moeren het

werk doen, en den lantbouw gae flaen, en rijs, zuiker, genber, en andere vruchten bearbeiden. Daer en tegen ishet werk van de mannen te oorlogen of jagen .-anders gaen zy ganfeh ledig, hoewel d'oude mannen de vrouwen zomtijtsnoch wel wat in het velthel-penarbeiden. Maer als de vrouwen met den lantbouw en vruchten niet te doen hebben, dan vangen zy krabben, oeftersengernelen, daer zy veel van houden.

De mannen befteden grooten yver in het jagen. Groore menighten van ver Icheide dorpen befiaen een groote ftreke lants in *c ronde, en gaen zoo altijt t'zamen, en befluiten her wilt, dat'er in is, zonder het hen dan kan ontkomen : dat zy dan doden, en onder malkanderen deelen. Zy vangen ook vele wilde herten en verkens met fltikkcn,die zy aen een krom gebogen riet vaft maken. Wanneer het wilt daer op trapr, zoo fpringt het riet om hoogh, en raekt zoo aen het een of ander been vaft ,dat zydan voort doot-fchieten. Ofzy hebben eenige rieten van zes voeten lang, met tweeof drie weerhouten daer aen gemaekt, en een bei daer aen vaft. Hier mee gaen zy loeren op her wi l t , en fehieten die weerhaken met de rieten in'c l i j f , dat dan op der loop treckt met de rieten in Jc l i j f , die hec voortfleept. Maer aen het geluit van de bei kan men altijt hooren', waer het wilt is, dat zy dan vervolgen, achterhalen, en den hals affnijden : want door hec bloeden uit

De Man nen erne-renzich met de jaght.

A E R D I G S de quetfure wort het dier machteloos.

De huizen, die de Formozanen be- Huizen: woonen,zijn groot, en meeft vap dikke rieren gemaekt., zonder zolders: maer hebben verfcheide deuren, als na'tooften, weften, zuiden en noor-den,enzomtijtswel meer. Zybou-wen de huizen op hoogh lant, en dan zomtijts hoch wel twee of drie voeten boven d'aerde, dat zy voor gezont houden.

Zy vercieren de huizen met gefchil- Huisra«. derde katoenekleetjes, met verkens en hertshoofden, houwelen, om mee te werken, pijl en boogh, knotfen en allerhande oorlogstuigh. Maer hun fchoonflehuisraet zijn de hoofden en beenderen van hunne verflagene vyanden.

Zy eeten en drinken meeft irit houte fchoteien,enuit houte bekkensof dikke bamboezen. Zy hebben ookva-ten van gebakken aerde, om in te koo-ken en tot andere dingen te gebruiken.

Dit groot lant heeft geen opper- Regeeräg hooft of koning : maer ieder dorp is een republijkopzich zelf.

Zy kiezen uitde voornaemften onder hen, die veertighjaren oudtzijn, twalef perzoonen tot raetsheeren, die veel jaren vervolgens regeeren. Zy hebben geen andere maght, als iet tot het gemeene beft met elkanderen te befluiten, endan het dorp, nazy hec doen vergaderen hebben, hun befluic voor te dragen, daer in zy malkanderen de hant biedenenhelpen.

De gemeente ftout haer ondertuf-fchen zedigh en ftif, en luifterc nau toe,en fpreekt'er, na her Icheden van de vergadering, onder malkanderen van.

Zoo nu het genomen befluit der twalef oudfte raetsheeren, haer goet dunkt en aenftaet, dan gaet hec voort, en anders is het af.

Zy ftellen mec ter uitvoering het geen hunne profeterflen of duivel-jaegfters gebieden. Te weten, op zc-keren tijc des jaers moeten zy drie maenden naekt gaen : of zouden anders , zoo zy zeggen, geen regen heb. ben. O f zoo zy op andere tijden te koftelijk met zyde klederen gaen, zoo nemen de raersheerenhen die af, cn fcheuren dezelve voorhare oogen aen

ftuk-

Page 70: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

E E - en L A N T - R E I Z E . ji O f zy moeten herte-vellen,' en leit de zwangere vrouw op de rüg,

Ouder-dom hoogh seacht.

Huwe-lijcken Staat.

ftukken rijs,of fterken drank rot boete geven. Van andere ftraffen, ' t zy aen l i j f of leven, weten zy niet.

Behalven deze macht der raetsheeren voornoemt, is'er ieder evcn veel meefter.

Alle d'eere, die zy malkanderen aendoen, beftaet in den oudcrdom alleen, zonder eenige nalatigheit, zoo in het verby gaen, (want dan moet de jongfte voor den oudtften wijken) als in maeltijden, daer den oudften eerft voorgedeilt wort, gelijk die ook aen "c hoger cinde zit. Die heefc ook plaetfe in het fpreken: want dej ongfte z wijgt altijt voor fijne n ouder.

De mannen trouwen, als zy over de twintigh jaren gekomen zijn: maer de vrouwen, zoo vroegh als zy daer toebequaem zijn.

Zoo lang de Formofanen noch niet manbaer zi jn, mögen zy het hair niet langer als gelijeks de ooren dragen: maer laten het daer na waffen, zoo lang als het wiU dat ook wilt genoegh ftaec.

Alseenjongmaneen dogtertenhu-weLijk verfoekt,ftuurt hy een van fijne naeftevrienden met het huwelix goet, dat in eenige Sineefe kleetjes, armrin-gen van gevlochten riet , en in eenige breede vinger-ringen van hoorn, of of koper, en in eenige andere fnuifle-ryen van kleinder waerde, beftaet. Wanneer de dochrer dit alles aen-ftaet, zoo ishet huwelijk geflooten. Geduurende de jongheit woonc man en vrouw ieder alleen: want de mannen woonen niet eer by de vrouwen, voor zy vijftigh jaren oudt z i jn , en dat meeft op 'c velt in kleine hutjes ; daer zy de vrouwen altemets een weinigh helpen Werken.

Wanneer dejongman byzijnejon-ge vrouw wil zijn, dan komt hy ter fluik in huis, en op de flaep-plaetfe leggen: daer dan de jonge vrouw by hem onderkruipt: maer voor dagh gaet de jongman ftil weer wegh na zijn eigen huis: dewijl ieder zijn goet .alleen heeft en behoud t.

Voor de mannen of vrouwen zeven en dertigh jaren out zijn, laten zy gene kinderen in het leven blijven: maerals een vrou verneemt fwanger te zijn,dan komt een priefterin of duiveljaeghftcr,

cn drukt en en perft haer zoo lang, mec handen en voeten, op 't l i jf , tot haer de vrugr,hoewei niet zonder groote fmer-te,afgaet.Ditdoen fy hierom alleen,dc' wijl zy meenen, zonde te zijn, voor dien tijt de kinderen te laten in 't leven te blyven. Na dien t i j t laten zy eerft de kinderen leven.

Zoo lang de kinderen klein zijni houdtde moeder hen altijc by haer: maer rta den oudcrdom van twee jaren * komen zy by wijlen ook by den vader. Zoo licht als de mannen aen een vrou komen,zoo licht können zy daer weer affcheiden, en om allerleye redeneri: maer zonder reden daer af re willen fcheiden, dan zijn zy hec huwelix goet, dat zy haer gegeven hebben, quijt. Doch heeft de man reden, als van overfpel, of dat de vrouw hem flaet, zoo ontfange hy hec gegeven huwelix goet wederom. Desgelijx van de vrouws kant. Dan mögen zy beide vry weder een ander rrouwen: waer door zommige verfcheiden malen in een jaer trouwen. Ook maken zy weinigh zwarigheyt van overfpel, indien her flechts ftil kan gehouden worden. Doch zy myden zieh evenwel van bloetfchande.

De juftitie of het recht wort onder Gerecht; hen doorderegeering niet geoeffent: maer ieder wreekt (ich van dootflagh* diefee, of echtbreuk, zoo als hy beft kan. Is iemant beftolen, zoo haelt de beftolene, indien hy weet, wie hec gedaen heeft, zoo veel goets uitJhet huis van den dief, dat hy rykelijck be-taelt is, 7c zy met goetheit of geweit» cn hulp van fijne vrienden: waer uic dikwils groote moeyte ontftaet, ja dootflagh gefchiet. De dootflager moec vluchten, ter tijt toe hy zieh mec de vrienden^, van den dootgeflageh voor verkens o'fhertevellen verdragen heeft} dan komt hy wederom, en wort van niemant gemoeit.

' Overfpel, indien hec uitkome, worc met het geven van twee of drie ver* kens beflechr, na d'overfpeelder van machten middelenis: die de man van dt>verfpeelfter daer voor haelt, die hier door met zijnen z wager en vrouw goede maets wort, en in ruft en vrede leeft.

Bywyle krygen geheele dorpen te-G 2 gen

Page 71: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

G E D E N K W E ^en malkanderen oorlogh : en twee of drie helpcn malkanderen, ja komen dikwils en over vallen alle de genen, die in de velrhuizen zijn,en flaenhen doot. Zy nemen de hoofden, en al wat hen voorders aenftaet, daer uit, daer zy hunne huizen mede verzieren. Zy val!en ook wel by nacht in de dorpen, en overrompelen en verflaen de dorpelingen, eer zy opde beenen komen. Wanneer zy een gelukkigen

' tocht gedaen hebben, dan wort in het dorp groote vreughde aengerechr, metvrecten, zuipen, braffen en flem-pen. Die zieh in dien vclttocht wel gequeeten heeft, wort van cen ieder grotehx geeerc en aengehaelt.

Wapene. Hunne wapenen zijn lange en bre-de fchilden , in plaetfe van rondaffen, daer zy zieh achter verbergen : kone enbrede zabels, daer zy vinnigh mec hakken:aflagayen,voor met een ftherp yzer beflagen : zy voeren ook pijl enboge, maer gebruiken geen fchiet-geweer.

My is onbewuft, of zy eenige fchrif-ten of boeken hebben.

Zy hebben een heidenfehen afgo-dendienft, die zy malkanderen men delmglceren, enalzoovan hant tot harrt by overlevering na laten.

Sygeloven , datdeweereltvaneeu wigheit isgeweeif, eneeuwighbl jven zal: ende zielen na dit leven goer, na zy gedaen hebben, ontfangen zullen.

Wanneeriemanronder hen fterfr, dan maken zy voor zijn huis een Itella-gie, met eenige vaendels verciert. Zy llellen daer een kahbas met water by, ten einde de ziele haer daer in zou mögen waflen, en reinigen van hunne zonden: als, van binnen 37 jaeren kinderen ter werelt gebracht te hebben, op verbotsdagh kleetjes gedra-gen, houc ,oeftersof kiabben gehaclt, en andere lomperye meer gedaen re hebben. Maer wat doorflagh,moorr, cchtbreuk,hoererye,dieverye en andere gruwelijke zonden meer belangr,die rekenen zy niet voor zonde, maer die kunnen met herte Vellen, rijs en drank verefTent en wel gemaekt worden.

Sy hebben verfcheide afgoden, doch twee, diezy byzonder mec hare vrouwen ceren. >

Wanneer het dondert, dan meenen zy, dat de vrouw met hären man ki j f t ,

Gods-diuift,

E R D I G E uitoorzake de man geen regen geerc» Waerom zy de vrouw van dezen god ook meeft aenbidden d'Andere,die zy zeggen zeer boos te z i jn , bidden zy meeft aen , om dat zy hen doch geen quaet willen doen.

De godsdienft wort 'er niet door mannen, maer door vrouwen,die Pne-fterinnen zijn, verricht. Sy beginnen met den offer van verkens, herten en verfcheide vruchren. De Priefterinnen vallen neer, en tieren en beeren, als of zymet den duivel bezeten waren Sy beven en tzitteren, als d'afgod, naer haer zeggen, tot haer fpreekt. M idlerwijlen drinken d' omftaenders, diede meefte wijven zijn,- haer dron-ken en vol.

Zy klimmen op de hoeken van hare kerken , ftaen er moeder naekt, en toonen al wat zy hebben, haien afgoden enden Volke, en waflen het gan-fchclijf.

Zy weten geluk en ongeluk te voor-Zeggen, goet cn quaet re voorfpelkn.

Zy vermeten haer den duivel uit de huizentebannen, en enreineplaetfen r e heiligen.

Voor hene wäs in eenige dorpen een gewoonte, dar, als 'er eenige zick waren, die zy meenden rie op zouden koomen, een ftnk om den hals te fmij-ten, die zy dan daer zoo hoogh by op-haelden, als f y oordeelden wel te zijn. Dan lieten zy dezelve weder vallen, dat hen ingewant en herr in 't l i j f borft: daer mee waren zy genezen, te weten» doot, en voelden geenepijnemeer.

Dedodehjken worden op een lang zantvuvr ged roogr, niet zonder grooten ftank Ondertuflchen houden de magen en vrienden eendoormaelmet vreeten, zuipen en danzen, verfcheide dagen achter een. Als hetlijkge-drooght is, laten zy het noch wel twee jaren ftaen, en begraven het dan eindelijk in hunne huizen.

Dus flont het met deregeering; en ftaet der Formozaenen in oudetijden, maer federrzy onder de regeeringvan d'Ooftindifche Neerlantfche Kompagnie geraekr z i jn , hebben zyzicr* na hunne wetten moeten fchikken.

Een der voornaemfte van ieder dorp wiert van wegen de Kompagnie als opzienderover de plaetfe gekooren, die aldaer alles in ordc hield , en eens

des

Page 72: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Vertrek ha Malakka.

Z E E - en L A N des jaers aen den Gouverneur reken-fchap moft doen.Du&ver van Formofa

N a wy dan den elfften van Winter-maent van Teywan vertrokken waren, quamen wy den dertighften der-

T - R E I Z fe. zel ver maent, zonder iet by zohders te ontmoeten, voor de ftad Malakka ten anker: daer de Heer Jan Ti j fz . opperhooft van wegen den handelder Kompagnie was.

M

H e t L a n d e n S t a d V a n

A L A K K A .

H E t lant of K.oningrijk van Malak- J ka, en anders Malcya of Maleja,

na zijne hoofe ftat genoemt, leitop die ftreeke lants, of op dat hangend eilant, dat de koningrijken van Martavan, Queda, Pera en andere begrijpt, en ftrekt zieh tot aen het eilant Sumatra, dat het met zijne ftraet ten weften en zuiden heefc: gelijkten ooften de koningrijken van Pan en Johor.

Het lant van Malakka wort by veele fchrij vers voor het Gout cherfone-» Jus of hangend eilant van Ptolmeus gehouden : want alhoewel Malakka heden geen hangend eilant is: zoo zijn Jer evenwel, die zeggen, dat tuf-fchen-het vaft lant van Malakka, en eilant Sumatra eertijts geene andere fcheiding was, als een kleine ftreeke lants: maer nu is 'er eene ftraet of arm j van de zee, die twee bevaerbare kana- ] lenbegrijpt.Het een wort genoemt het Kanael of de Straet van Sinkapura, om dat het aen de ooftzijde van de kaep van Sinkapura begiat : en het ander: wort hec Kanael van Saban gehe-) ten, na een eilanc ten weften gelegen.,

Längs de kuft ftrekt dit lant tot drie of vieren zeftigh mijlen verre; want; dsebegintby het eilant Kambilan,of Zabilan by andere genaemt, en ein-1 dight aen het eilant van Beitan, die de eigenfte grenspalen zijn. O f liever het emdight aen de kaep van Sinkapura , twintigh mijlen van Malakka gelegen.

De hooft ftad is ook Malakka ge-( naemt, en wort voor de geene gehou-

kb. 3 den, die in oude tijden Takolagehe-ten wiert.

Sy leit op twee graden en een halve noorderbreete, tegen over het eilant Sumatra, aen den inhamen oevervan de zee , cn in hec hangen vafl eenen

Hsofc

bergh, en aen de weft zijde van den monc der riviere Muar , (en anders Gaze, en ook Tyga en Kroifant, of Krijforant van oucs geheeten} die de ftad en'c Kafteel vaa malkanderen fcheit ,endiepuit hetTanc komt, en dicht voorby de muuren der flatmet een fnellen loop in zee yalt.

Over de riviere is by de ftad eene fterke fteenebrug met verfcheide bogen geflagen, daer men over gaet.

De ftad is groot van omtrek,en wert oulangsdoor d'onzen met een muur van gehouwen oeerfteen enrondelen gefterkt. Sy is van binnen dicht be-timmert, en bewoont, en heefc fom> mige wijde ftraeten en verfcheideftee-gen: de (traten en groote wegen zijn met groote boomen geboorc.

Inhetmiddenleiteen bergh, daer een kerk, aen S. Paul gewijc, opftaet, daer tegen woordigh van d'onzen in gepreekc worc: maer de toorn, kerk en kloofters ,' door de Portugezen geflieht, ver vallen zeer.

De meefte huizen zijn van groote en dikke bamboesrieten gemaekt, die langduurenkönnen,en onvergange-lijk z i jn , zoo lang zy droogh blijven : eenige zijn ook van fteen opgebouwt. De huizen zijn doorgaens klein en laegh, met läge kamers en vertrekken* die met weinigh huisraets geftofteert zijn.

De ftad Malakka wiert door Albu-kerk, des jaers vijftien honderc en tien, voor de Portugeezen ingenoo-men, het welk men zeit aldus zou onc-ftaenzijn.

Seker Emanuel , of liever Maho-mer, geboortigh van Arabie, was te dier tijden koning van Malakka. Mec dien maekte Albukerk een verbonr, maer wiert by den A rabier niet gehou-

G 5 den,

Page 73: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

5£ G E D i N K W E E R D I G E , den, en overviel de Portugeezen, en ftonc De Ponugeezen, die zieh vee! floegh hen doot. Hierop quam Al-bukerk voor de ftad, terwijl de koning , eh alle zijne hovelingenen rijx-raeden opde bruiloft van zijne dochter vreu iihde en goe cier maekten, en viel'er op in,cn verbrande een gedeelte der ftad. De ftedelingen booden grooten tegenweer, tot de vrouwen toe, die met fteenen van de daken der huizen fmeeten. Na veele en verfcheide fchermutfclingen drongen de Portugezcn tegen de gewapende oli-fanren ter ftad in , en dreven den koning ter ftad uit, die het ontvlughte, cn in de woeftijne ftierf. DePortu-gezen bequamen grooten buit: men zeit wel over dqcwee hondert duizent kroonen.

Zy verfterkten de ftad met een fterk zenc man belegerc.

aen deze ftad lieten geleegen leggen, quamen met een mächtige vloot van Goa tot ontzet: daer Maelief genoot-zaekt was tegen tc flaen. d' Onzen en de vyant verloor< n ieder twee Ichepen, d'Onzen , die gebr« k vankruic hadden, zochten de Ponugefe fchee-pen^enreren , maer dePonupezen ftaken op de vlught, en begaven zieh onder hec kafteel: daer Marehtfhen vervolghde, en vermeide hunne gan-fchevloor, beftaende in zeftien gal-joenen, viergaliaflenen veertien fuf-ten: daer over de drie duizencmen-fchen op waren.

Des jaers zeftien hondert en zes wiert Malakka door den koning' van Johor mec een heir van zeftigh dui-

kafteel, en timmerden zeer treflijke kerken en kloofters. Daer waren, ten tijdeder Portugefen, f parochien of hooftkerken: maer de kloofters derge-fteHjken in noch grooter gcral. Daer was een fraei collegie huis der Jefui-ten mer groote vet trekken, die groote weLladen aen de ftad bewezen, der-waertszichde vrcemdelingen uic alle oorden begaven.

Onder andere was'et eene kerke, aenS. Maria gewijt, daer inS. Xave-rius dikwils z m gepreekt, en groote mirakelenuitgewerkt hebben.

Op een zeer hogen bergh in de ftad ftont een kloofterder Kapueijnen.

De ftad Malakka was onder de Roomsgefinden tot een bifdom opge-recht, cn ftont onder hecaertsbildom vanGoa.

Een ige jaren tevooren, eer de Portugeezen daer quamen, was Malakka flechs een dorp: maer wiert daerna door de Javanen tot cen ftad gemaekt.

Desjaers zeftien hondert envijfbe-ftont d' Admirael Kornelis Man lief

Na dePortugezendeftad Malakka omtrent hondert en dertigh jaren beze- £°°z

r

OT

Malakka door Ma-fcegcrt6" met elf fchepen en dertien hondert en

zeven en dertigh man de ftad Malakka , ("daer toen , van wegen de Por-tugezen, Don Fürtado deMendoza, eenftrijtbaer krijgshelr, over geboor} te bevechten en befpringen. Hy nam vier fcheepen van de ree, ftak de voor-ftad in bra nt, voorts beleegerde hy en belchootdeftad, den rijt van twee of driemaenden, waer uit grootehon gersnoot en fterfte van binnen ont

renhadden, wiert de zelve, na een vero?ert, halfjarigh belegh,dcora'onzen voor de Kompagnie, desjaers zeftien hondert een en veertigh, veroverr.

Men vond er een ftuk gefchuts, dat vier en zeftigh pont yzers fehoor.

Zedert hebben d'onzen de ftad zoo mec Neerlanders als Indiaenen deen bevolkenengeruftehjk bezeten, onder een opperhooft van wegen de Ooftindifche Maetfthappye

D'opkomfte, eerfte ftuhting, en oorloghs ampten van Malakka wor-worden aldus by Baitos en andere Schrijvers verhaelt.

Malakka is allereerft geflieht twee j ^ hondert en vijftighj .ren voordekom- wanneet fteder Portugefen in Indien. ge f t , c h t'

Te dier tijt regeerde in Sinkapura, gelegen op een halve graet benoorden demiddellijn, zeker Sangefinga,enin de gebu u r-geweften vanjavaeen, met name, Paravifa, die ,ftervende, twee z.oonen nahet: en beval daer over de vooghdyfchap aen fijnen brot*der: maer deez dode den oudften, en wierp zieh zelven tot koning op: over welke tierannye verfcheidejavaenfehe ede« lenmetden jongften, Paramifora ge-heten.het lant verlieten,en vluchten na Sinkapura : alwaer zy by Sangefinga minnelikonefangen wierden. Dan niet lang daerna dode Paramifora, met by-ftanc van fijne Javanen, Sanfeginga, en nam reif het ri jkin bezitting. Maer

de

Page 74: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A de koning van Siam, ( Wiens fchatte-ling en fchoonzoon Sangeilnga was,_) dwong hem zijn met ge weit den ver-kregen throon te verlaten,encen nieu-we woonplaetfe te zoeken. Waerop hy zieh aen den ftroom Muar neder-zerte, en aldaer een nieuwe vefting, Pago Pago bouwde. Hem volghden rwee duizent man: welker eenige Cellati waren genoemt, of,Juiden, die op zee by de vifchvangft en roveri je leve : hoewel hy hen,uit eenigh misvertrou-wen , in de vefting niet wilde nemen, niet t egenftaendc zy hem te vooren Heere van Sinkapura hadden gemaekt. Dies deze zieh drie of vier mylen van Muar neerfloegen, op eene plaetfe naby, daernu Malakka leit,en vervoeghden fich by d'inboorlingen, half wilden : welker tale Malayan wortgenoemr.

Wanneer de plaetfe hen begon te klein te worden, trokken zy den ftroom een vierendeel mijl hooger op: alwaer een heuvelwas, genaemt Bei-tan,met een ruime vlakte: welkerge-rijf en fchoone ge^egentheit Paramifora lokte Pago te verlaten , en zieh by hen in deze nieuw geboude plaetfe te vervoegen: welke namaels Malakka wiert genoemt (dat gezeit is, balhng, ofeengebanne man) ter gedachtenis van dit Javaenlche ballinfchap.

By vcrloop van tijt is allengs de koophandel van Sinkapura na Malakka verplaetft.

Na Paramifora volghde zijn zoon Saquen Darfa in deregeering, die zieh zelven, als vafael, den koning van Siam onderwierp. Deez ftelde onder zijne gehoorzaemheit de gant-fche lantftreke van Sinkapura, ten oo-ften, tot Pulo, of eilant Zambtlan, welkis ten weften van Malakka, een ftreeke van dertigh mylen.

De navolgers van Saquen Darfa hebben namaels allengs het Siamfch jok van den halsgefchudt -.inzonderheit, na de Moren, Perfen en die van f

Zuratte hen tot het Mahometsdom bekeert hadden, en hebben eindelijk de volkome opperhoofdige regeering met geweit verkregen.

Maer de koning van Siam zond op Jt jaer vijftien hondert en twee, en negen jaren te voren, eer de Portugefen Malakka hadden veroverr, een vloot 1

N T R E I Z f e van twee hondert Zeilen, bemant mei: zes duizent man, tegen den koning van Malakka, onder 'c beleit van de zee-vooght Laofamava Privan ,ftede-houder van Lugoor, die door ftorm en on weer wiert verftroit,en vcrviel^ ten dele door verraderye, in der Ma-hometanen handen.

Malakka heefc een der fchoonfte havens van gantfeh Indien: daer men t'allen tijden van 't jaer in kan komen: daer andere plaetfen van Indien van verfteken zijn.

DeHftad leit wel ten koophandel, Koop-en daer komt noch heden veel vaer- h a n d e ! ' tuigh uit gantfeh Indien, als van Bengala, Koromandel, Banda, Java, Sumatra , Siam, en uit andere geweften, die met rijke koopmanfehappen geladen zijn.

Ten tijde van de Portugefen was'er ongemeene groot chandel, ende ftad bezat toen groote rijkdomrnen van gout, edelegefteenten, enanderekofl telijkheden : ja Malakka was als de fleutel der fchip-vaert van Tzina» Japan, en van de eilanden na Molu-kes en Sunda. I n ' t korr, Malakka was de rijkfteen kooprijkfte ftad van Indien, naeft Goa en Ormus.

Eer de on zen zieh meefter van deze plaetfe gemaekt hadden, wiert alle jaren een fchip uit Portugael gezonden* dat een maent voor d'andere Ooftin* difche fchepen vertrok. Het deed gene oort van Indien aen,'tenzy door1

noot: maer zeilde regelrecht na Malakka, om aldaer fijne lading inte nemen , die het met grooter rijkdomrnen te rugh fleepte,als eenigh ander fchip.

Door de Straet van Malakka o f G r o o j e

Sinkapura, en vooorby Malakka, (ge- vaert lijk gezeit is} moetenalle de fchepen £°°,^ 0

varen, die van de Noorr, als van Tz i - a

na, Japan, Siam.Kambodiä/Tohking, en Manilha, na de Weft willen: te weten, na de kuft van Koromandel, Bengale,en andere plaetfen: en weder van de Weft na d'Noord : zulx doot dezelve Straet een groote vaerc valc. Waer over de Portugefen in hunnen tijc alle fchepen hebben doen vertollen, entien ten hondert aen rollen be-talen: het welk hen een ongelooflij-ken rijkdom toebrächc. Dan het zelve is by de Nederlantfche Maetfchap* pye, als onredelijk, afgefchaft: en

wor>

Page 75: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

5 6 G E D E N . K W wort by haer heden daer niet als gehandelt.

Malakka is een lant, dat uit zieh zelfs weinigh of niec uitlevert: maer daer veel waren uit andere plaetfen te merkt gebraghr worden: byzonder-lijkvan't eilant Sumatra peper, gout, en andere waren: voorts van Ligoor, Pera,Queda,Oudjang, Sälang, t in: gelijk de Neerlantfche Maetfchappye in dezelve plaetfen mede de tin in-koopt: dewelke zy dan na Malakka voeren, om van daer voort op de kuft van Koromandel, Bengala, Perfien, en Suratte verhandelt en te gelde gemaekt worden.

De toeloop der koopluiden is'er zeer groot, en de koophandel zeer r i jk : waerom d'ouden herzeive, buiten twi j f fe l , het goutnjk Cherfonefus noemden. Men moet'er lang vertoe-ven, uitoorzake aldaar na het Mou-zon, of zeil-winden, of weer-faizoen, af re wachten is.

Men komt'ervan Tzina, Moluk-ka, en andere gebuur-eilanden, als ook van Bengala, Koromandel, Banda, Java, Sumatra, Siam,Pegu, en andere geweften met zeer rijke koopwaren merkten.

De Sinefen brengen aldaer over-vloet van zyde, porceleine vaten, Da-maften, Brokaden, Satynen van verfcheide kleuren, Muskus, Rhabarber, yzer, zalpeter, fijn zilver, groote en kleine peirlen,ivoir,vergulde waeiers. Zy voeren weer van daer,in verruiling, peper, wierook, laken, of kleden van Kambaye, gewrochreenongewroch-te korael, gefchilderde karoene klee-den van Palakatte, en andere witte van ßengala, cinnaber, quikzilver, Amfioen , en andere 4coop waren en drogeryen van Kambaye. Daer komen ook vele fchepen van'c eilant Java, geladen mer rijs, offen, fchapen, herten, en zwynen-vleefch, en meer andere waren.

Zulx Malakka de rijkfte haven is, dewelke men zou mögen vinden : ja men vont'er eertijts zoo veel gouts, dat groote koopluiden hunne: midde-len niet rekenden, dan by Bharen gouts} gelijk ook noch: want uit het lant veel ftofgout komt, daer d'in-woondersgroten handel mee dryven : het wel ke aen de riviere« gezocht, of

E E R D I G E uit hetgeberghte gehaelt wort: te weten, weft waerts op, uit de vermaerde

riviere Kedan en Peren of Peragh. De Moren van de kuft plaghten al

daer fterk met lijnwatcn , en«andeie koopmanfehappen te komen: maer nn zoo veel niet meer. Ook komt de peper aldaer zoo veel niet als voor-hene: naerdien meeft alle de plaetfen f

op de Weftkuft, of Sumatra, met de kantoren van de Maetfchappye bezet zijn : welke kuft een groote menighte peper uitlevert.

Men gebruikte eertijts in Malakka M u m e

geen andere munte, dan van t in, de- laTka.*' welke zwaer in gewicht, maer weinig in waerde was. O f liever men veruül-de het een ding tegen het ander : of nam gout en zilver in gewicht aen. Maer heden flaetmen'er gout en zilver. Een reael van achten doet'er gemenelijk twee gülden elf ftuivers.

Men heeft'er tweederlei gewicht: te weten, een groot, en een klein: of een groote en een kleine Bhaer.

De groote Bhaer doet aoo. Kattys, ieder Karty gerekenr op 26. Tayls of op 38. oncen eneen half, Portu-gaels gewicht: naerdien een Tayl effen andernaive oneeis. De kleine Bhaer isook van twee hondert Kattys, een Katty gerekent op twee en t wintigTai-lcn. Volgens andere doet een E haer op Malakka twee hondert Kattys Aetfchijns, of drie pikol Tzinaes: ieder pikol gerekent op hondert twee en twintigh pont: tezamen driehendere zes en zeftigh pont.

Men weeght met het groot gewigt of Bhaer, peper,n agelen, noremuskaet, foelie, wit en root zandel-hour, Indigo, Aluin, Arents-hout, Civec: en met % het klein, quikzilver, koper, blatgour, olye vannoce-muskaet, benjuin, kam-fer, en andere waren.

In Malakka woonen vele vryc lui-den , en zijn de meefte Mefticen en Kafti§en, en eenige Sinefen, Heidenen en Joden, om den koophandel.

De Malayers, of 's landts inboorlin- J « £ gen, is een volk bruin van verruwe, iayets. met lang zwart hair , groote oogen, platte neuzen,en groot van ftal.

Men zeidt zy meeft vandejavanen herkomftigh zijn, daer zy nochtans van oogen nietnagelijken.

Zy gaen meeft nackt, met een kleet- K I Ä

Page 76: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 77: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 78: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Kakkerlakken.

Z E E- eii L A je flechts om 't l i jf , en d'armen en bee-nen bloot. Zy dragen tot cieraet gou-de arm - en oor-ringen, en koftelijke gefleenten.

De vrouwen dragen zyde kleeren> met körte hemden; maer mer gout e,n gefteenten geborduurt,en hebben ook 't hair, dac zy lang houden, met eedele gefteenten bezet.

Het vrouwvolk is'er zoo moedigh en trots, dathet boven alle ander lndi-aninnen wiluitmuntenen gee'ertzijn.

Menvindook öp Malakkaeen zeker flag van menfchen, Kakkerlakken by d'onzen genaemt; dewijl zy gelijk de kakkerlakken (een zeker onge-diertc in Indien) des daeghs, ook met oopeoogen, niet veel zien kunnen, maeralleenlijk des nachts. Zy kunnen byduifter gelc teilen, naeien en andere dingen doen: dac hen des daegs onmoogelijk is. Deswegen leggen 2ich des daeghs te flapen, maer beginnen aenftonts, zoo dra de zon onder de kimmfen is, en d' avontftonc valt, weder op te ftaen.

Vanftalen gelijkmatigheit van le-den,en ook vanverwe,zijn fy den volken van Europe gelijk: hebbengrau-we oogen, daer anders alle Oofterfche volken zwarte en zwart-bruine oogen hebben.

Het hair is geelachtigh , en hangt dat van de vrouwen, toc achter over delendenen.

De voeten ftaen inwaertsgeboogen.

N T R E I Z E-. deren heufcher te zijn, als zy die wee« ten en verftaen.

De Neerlantfche Ooftindifche Kompagnie heefc ook een ganfeh woortboek in de Malaytfche tale, met neerduitfeh daerneffens, laten druk-ken,totgerijfvan hunne onderhoori-re dienaers en koophandel.

De meefte Malayers zijn of Krifte- G o j s -nen of Mahometanen vanGodsdienft. dienft. Men heefc 'erookheidenen en joden, die derwaerts ten koophandel koo-men.

Aen de kuft is het lant van Maleya AenJcs meeft vlak, effen en moerafligh, en a w*' niet zeer gezonc: maer binnen waerts zijn veele heuvelen "bergen , bof-fchenen wilderniflen: gelijk dier eenigen uit zee genoegh kunnen gezien worden.

Daer omtrent wall: niec al reveel leeftocht,uit oorzaeke het lant laegh is : alshierendaerinde tuinen. Het , is een behoefeigh lant van granen, als rijs , erweten, en diergelijke peul-vruchten : maer die worden uit het lant en de gebuurgeweften fgebraghti Daer komen fdagelijx Bengaelfe en Sumatraenfe Thyanenof vaertuigen, met rijs en andere eetwaeren gelae-den.

Daer groeien evenwel veele In-diaenfcheboomvruchten, die men ge-meenelijk op het vaft lant van Indien vinc.

De vruchten, Durions geheeten, Men vind dit flagh van luiden op waflen'er beeter enweeliger als opee

verfcheide plaetfen in Indien, en ook j nige plaetfen in ganfehlndien.

Malaytfe tale.

in Africa De tale of fprake wort de Malay-

fche tale, na de Malayers, 's lants im-boorlingen, genaemt, die zeer ver-maert, en doorgeheel Indien bekenr en verbreit is: want wanneer veele volken van verfcheide talen te Malakka gekoomen waren, hebben zy eene by-zondere tale opgerechc, die uic d'aen-genaemfte woorden en fraeifte wijze van fpreektrant van andere volken be-ftaer. Waerom die tale de aenge-naemfte en gefchaeffte van alle Ooftindifche talen is. Ja zy is zoo zoet, dat de gebuur- en andere verre gelegene volken, die op Malakka hande-len,dezelve gewoonlijk leeren, zoom den koophandel, als aengenaemheit. Daerenbovenachten zy zi,ch veel abel-

Daer groeien Änanalfen, Jambos, Mangues , Karambölas en Papaias.

Men ziet 'er heele boflehen met ko^ kösboomen.

Daer groeit zeker boom Zingadyj en by de Portugezen de Droevige Boom genaemt, om dac hy des naches zijne bloemen toefluit.

Mert ziet'er ook kaneelboomen: hoewel in geene groote meenighte, noch zoo goet, als op het eilant Cei-lon.

Daer valr Kalambak of Aloes-hout, en groote menighte van Ben* zuin.

Daer groeien ook eenige Indifche vruchten, die nergens als in dien oort gevonden worden: maer weinigh Eu-ropifche vruchten: want men heeft 'er

H gene

Page 79: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

5* G E D E N K W A E R D I G E genepceren,appe!en, pruimen noch kleine, maer fchoone diamanten gc kcrferi.

Daer zijn niet veel oflen, koeien,! fchapen noch peerden : maer moeren die alle bym boyen uit hec lant koomen. Ook zijn de beeften, die daer omtrent vallen, niet al te vet.

Men had'er eertijts veel Wilrgedier-re van allerlei flagh, inzonderheic oli-fancen en rijgers ,en zoo verwoer, dac zy by wijlen na de huizen, en zelfdes nagts in de ftatquame Ja d'inwoonders ten platte lande waren genootzaekt op de boomen te flapen , om daer voor bevrijt te zijn. Maer federt deze plaetfe door d'onzen meer en meer be

vonden worden. By Sinkapura houden volken in zee

in kleine vaertuigen, met vrou en kin» deren, die zieh mec viffchen erneeren. Deze volken zijn onderdanen des konings van Jor,en worden Salettesge-noemc.

Gekoomen omtrent twee mijlen uit zee, door de ftraet van Sinkapura, begiric de ftroom van Johor. In deflelfs inkoomen ftaen twee heuvelkens of eilandekens, gelijk Zuikerbrooden: Het een is viermael zoo groot als ' t ander , en leir een in 't inkoomen noord-noordooftwaerts, en het ander noord-

volkt wiert, heeft zieh allengs ook het j ooft waerts. Aen d' andere zijde des wilt gedierte vertrokken. ftrooms leit een heuvel of bergh:

Kaep Ra-ch.ido. Barcclai.

Dicht by Malakka is de Kaep o f hoewel het land aen dezuitzijdezoo Uithoek van'Rachado : als ook de Kaep van Barcelai , dewelke eene hooghichtige bergh is, en op eenen hoek leit.

Omtrent Malakka leit een groote

hoog niet is. Voor den ftroom is 't tien vadem diep.

Weft ten zuidenvan de ftad Malakka leit een eilantjie van omtrent een Hb de halvemijlegroot, byde PortugeezenPedra1,

BergMa- zalpeterri jke bergh, Madian geheeten,1 Hha das Pedras genoemt, dat is, eilant

Sinkapura.

fpringtop ^ e s j a e r s zeftien hondert zes en veertigh door z ijne zalpeterachrigheit opfprong7, dat mec zulk een gedruis en aertbeving vermengt was , als of de heele werelt fcheen te vergaen.

Sinkapura is geleegen op de zuider punt of hoek van ganfeh Afie , omtrent een halvegraetnoordwaerts van' de middellijn , en twintigh mijlen van Malakka.

Na die Sinkapura wort de Straet van Sinkapura alzoo genaemt.

Sinkapura wierd eertijts door een byzonderen koning beftierc, en was, voor d'opbouwing van Malakka, de voornaemfte handelplaetfe en woon-ftede op deze kuft , en wiert doortle koopluiden van Tzina,Kambodiaen andere geweften aengedaen.

Omtrent de Straet van Sinkapura leit een berg van een zelve name, daer

van fteen. Hetheeft goet verfch water.

Een half kartoufcheut van de ftadIIhaJjJ

leit een klein eilantje Malakka, anders Naos. Ilha das Naos, dat is, eilant van Sche-pen ,by de Portugezen geheeten.

Twee mijlen van de ftad leit eensapta. groot eilant Sapta genaemt.

Op deezen uithoek of uitfteekende ftreeke lants, die het lant van Malakka of Maleya begrijpt, en het verfte van ganfeh Ooftindien na 't zuiden fchiet, leggen verfcheide andere ko-ningrijkenenfteden, als, Patany, Pa-han, Pera, Queda, Johor of Jor, L i -gor, en voorts meer na "enoorden het koningrijken de ftad van Tanaffery.

In ' t kort zullen wy de koningrijken van Johor Pacany, LigorenPa-han ten toon ßellen.

"** f

Het

Page 80: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - eh L A N T - R E I Z E . 59

H e t K o n i n g r i j k v a n

J O R o f J O H O R .

T_J Et Koningrijk van Jor of Johor is A •* alzoogemeenclijk na zijnehoöfr-ftad genoemt, en wort by eenigen ook GoerofGoera, enjoarofGoar, en Gohor geheeten.

Het leit aen de ftraet van Malakka, eftpaeltten deele aen het koningrijk van Malakka, enten deele aen het koningrijk van Pan of Pahan.

De oude ftad van Johor of Jor (en anders in eenige kacrten Guar genaemt) was eertijts zeer groot enon-gemeen fraei bebouwt. Maer de Portugeezen hebben die des jaerszeftien hondert en drie dier mate verwoeft: dac'eralleenlijk eenige weinige huizen bleeven ftaen, die evenwel volkrijk bewoont wierdert.

Des jaers zeftien hondert eri negen deed de koning van Johor eene nieuwe ftad hooger den ftroom op, boven Johor, bouwen, en Batufabar noemen: waer töe d'onzen,onder den Admirael Pieter Verhoeven, tot byftant in den opbouw, drie duizend realen vah achten uitreikten, die zy uit den buit der Portugeefche fcheepen van Makao, by hen omtrent Kabo Rachado vero-vert,bekoomen hadden.Derwaerts begaven zig de voornaemfte inwoonders der oude ftad met den woon. Een

tfel, maken: want zy zwarte fänden voor de fchoonfte houden.

Gemeene luiden gaen ganfc h haekr, behalven een kleetje voor hunne fchamelheit , welk hen tot op de voeten hangt.

Rijken en luiden van ftaet dragen Rieding een karoeh rok, t zy blaeuw, groen, root, of van andere kleure, byna van fatzoen, als onze hcmden ', metbree-de mouwen , voor operi rot aen de borft, en hangende tot op de knien.

Zy hebben daerenboven twee zijde of katoehe banden van een zelffte kleure, als de rok: d' een dient hen tot een gordel, hangende met de twee eih-den tot opde voeten, en d'ander tot een hooftband.

Zy verwen de nagelen geel: en hoe iemant hooger van adel is, hoe hy de nagelen langer laet groeien.

Derijkegaen gemeenelijk met een kris of ponjert op zijde, die met edele gefteenten bezaeit is.

De koning heefc eenige kleine kö-nihgen, als zijne leenmannen, onder Zieh.

Des jaers zeftien hondert en zes quam hy voor Malakka, met zeftigh duizent man,een teken van zijne groote krijghsmacht: en kreegen de Portu-

halve daghreize van Bathufabar leit geezen, in deveroveringderftad Jorj eeneplaetle aen Zee Sedalli genoemt. j 1500 metale ftukken gefchuts.

Het lant is zeer vruchtbaer, engeeft Die des jaers zeftien hondert en rneenightevanlimöenen, odk citroe-|acht heerfchte , wiert Ratispont ge-nen, zoo groot als een mäns hooft, naemt,en had omtrent den ouderdom bananas, bacatafen, ahanaflen enan- van dertigh jaren. Hyquam by den dere Indiaenfche vruchten. onzen met dertigh van zijne vrouwen Daer valt zeer veel peper,ook kaneel, j aen de fcheepen, had drie goude ket-

buffels, koeien, herten, wildezwij- ten met eedelgefteenten omderffials. nen,en veelerlei flagh van meerkat-:Zijn ponjert was ingeleit met faphiren tenenvogelen, ook eenige zeemon fters.

dTnwoonders zijn uit de natuur W j * " ' t b a e r 5 maer geil; logenachtigh, sonders ° 0 v en mate geveinft, en zeer tröts.

Vezen en aert

1 en diamanten, waerdigh vijftigh dui zent gülden.

d' Inwodnders zijn half moorfch en halfheidenfeh vangodfdienft.

Des jae/s zeftien hondert en negen Zy zijn blontblauvir van vesruw, heerfcj^e over Johor een koning, Jan

breet vanaengezicht, krom van neus,| de Paratuan.dat is,degrootfte koning* enongemeen zwart van tanden, die die ook koning van Malakka was, en 2y dusdöor kunft, bfkäuwen vanBe-! RayaSybrang, dä t i s , koning ofvorft

H 2 van

Page 81: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

6o G E D E N K W A E R D I G E vand'overzijde : twee gebroeders.j

Des jaers zeftien hondert en elf zond de koning van Atzemden broeder des konings van Jor weer te rugh, meteengeleivan zes en dertigh vaertuigen ,en twee duizendzrjner onder-zaten, beneffens veel ftukken gefchuts en krijghstuigh, om de vefting van de ftad J or weer op te bouwen.

Zoo het geruchc liep, had de koning van Aczem hem zijne zufterten

huwelijkgegeven, engeneegen, om hem in plaetfe van zijnen broeder die het lant beheerde, op te werpen.

Linga is een eilant, dat onder het gebiet des konings van Johor ftaet, die £fn

a* aldaer eenen ftedehouder heeft.

Daer groeit veel Zagu: maer geen rijs.

Het was des jaers zeftien hondert en zes met omtrent drie duizend menfchen bewoont.

H e t K o n i n g r i j k v a n

PANofPA HAN.

T T Et Koningrijk van Pan of Pahan *- •* wortby de Portugeezen Paon ge-noemt',en by andere, na d'Arabifche fpelling, Phaamnaerdien de Mahome-taenfe Arabieren, uitonkunde van de letter/>,in deflelfs plaetsde phe ftellen.

Het paelt ten noorden aen het koningrijk van Patane: leit na by aen dat van Johor, en aen de Straet van Malakka.

De ftad Pahan leit omtrent een mij-le van ftrant, en wort alleenlijk by den adel bewoont: want het gemeene volk onthout zieh buiten in de voor-fteeden. Zyisnicrgroor, bezetrontom met een wal van wel gehouwen en t ' zamen gevoegde palen, tot de hoog-te omtrent van vier vadem: en leit op ieder hoek een bolwerk maer zonder aerde. De ftraten zijn wijd afgefchut met rieten heininge,en beplant met ko-kos- en andere boomen: zulx zy eer een voorftadvan hovenentuinen, alseen bewoonde ftad gelijkt. De huizen zijn van riet en ftroo; maer des konings paleis van hour.

In de riviere van Pahan, hoewel zy vry wijt is , kan men geene galeyen gebruiken, dan met hoogh water.

A I 't lant is laeg, en kan jaerlijx omtrent drie hondert bhaar peper geven.

DitgeweftgeeftPalode Aguila.of arentshout, en kalambakhout. Men heeft'er kanfer: maer niet zeo goet als die van ßorneo , gout, (3y)ewel dat Hecht is) nofemuskaeten ., foe-lie,oSapan hout, diamanten, enpe-dro de porco, of verkens fteen, die

i krachtiger tegen het vergif, dan de Be-zar fteen is.

De landewaerts in houden veel oli* fanten.

d' Inwoonders zijn de grootße be-: driegers van de weerelt.

De koning is dien, van Siam in het ftuk van fchattinge onderworpen.

Maer wanneer Albuquerk Malakka veroverde, zond hy gezanten aenhem,omhem van zijnezijdege-hoorzaemheit te belooven.

Te Pahan werden veel baflen gemaekt enoveral verkocht: zijn beter als de Javaenfche , hoewel niet zoo goet als de Portugefche. Mengiet'er ook metaele ftukken ,van drie duizent pont.

D' ingezetenen volgen ten deele de moorfche of Mahometaenfche, en ten deele de heidenfehe leere.

De koning, die omrrentdesjaers zeftien hondert twaelf heerfchte, had ten wijve dejongfte zufter der konin-ginne van Patan. Te dier tijde hadden deeze twee gezufters in acht en twintigh jaren elkanderen niet gezien. De koningin van Patan deed den koning van Pahan verzoeken, haer ver-lof te willen geven, van na Patan te reizen , om haer te zien: maer als zy dien koning hier toe niet zag te bewilligen, deed zy alle de vaertuigen van Siam, Kambaya , Lugor , en andere ge-weftejj, die met rijs geladen waren, om na Pahan over te fteken, beflaenj en zond een vloot van zeventigh Zeilen, gemant met vier duizent zielen,

met

Page 82: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E en L A N T R E 1 £ E, met orde aen d' opperhoofden, deze koningin,'tzy met wilofgewelt, teha-lcn.

Een körte wijle daerna quam de koning van Pahan felf,metzijn vrouw cn twee kleine kinderen, en had zijn lant verlaeten, verwoeft door hongersnoot, vuur en opftanding van eenige zijner onderzaeten.

Danniefeen der Grooten aen'thof der koninginne quam den gevluchten koning van Pahan bezoeken : maer wel deed men alle zijne honden doo-den, uit oorzaeke hy die niec kon on-derhouden.

Na verloop van eenige dagendeed het werk zieh heugelijker met den koning van Pahan op. Want den eer*

ften van ooghftmaend deed de koninginne een groot feeftmael aenrechten * over de komfte des konings van Pahan , met het gedansen gefpeel vanlu« ftige daniTereflen.

De koning van Pahan trok daerna met zijn koninginne, zufter der koninginne van Patan, weer wegh, en, in plaets van groote gefchenken uitdit hof mee te neemen, verteerde hy byna al wathy had.

De koning , die des jaers zeftien hondert en zeven heerfchte , was toen omtrent in zijnen ouderdomvan veertigh jaren.

Zijn zoon was getrouwt aen de dochterdes konings van Queda.

H e t K o n i r i g r i j k v a n

PATAN E .

Tl EtKoningrijk van PataneofPa-tany , alzoo na zijne hooftftad

genoemt, heeft ten zaiidcn dat van Pahan , op dezelveoofter kuf t , paelt ten noordenaen dat van Siam: van gelij-kenaen'c koningrijk van LugorofLi-gor: want deeze twee koningrijken zijn gelijk te zamen tot een koningrijk ingehjfr.

DeftadPatane leit op de hooghte van zeven graden en een halve, of zes en vijftigh minuiten , benoorden de middelhjn, na by de zee, enjaen de lantzijde, in een moerafch.

Zy heeft geene haven 4 daer de fchepen kunnen zetten, dan op een hälve mijleweeghs van daer. Is lang om. trenteen halve mijlei maernietzeer breet: na 's lants maniere bewalt met groote vierkante balken; die aen de zijde flecht behouwen en neffens malkanderen heel dicht in d'aerde met groote kracht gehaeit z i jn: fteekende wel zoo hoogh boven d' aerde, als de groote maft van een fchip [buiten het bovenet, tot aen de groote mars.

De huizen zijn gemaekt van hout en riet, hoewel heel deurluchtigh en zeer kunftigh te zamen gevoeghe.

Devoorftadistamelijk lang, hoewel niet zeer breet.

| Aen de waterzijde ftroomt een klein riviertje, dat geheel achter de ßad weg

I fchiet. De plaetfe, daar de^&jbnings paleis

ftaet, desgelijx de wooningen der Grooten, is met een fterk houten fta-kecfel afgefchut en omcingelt.

De metzid of kerk der mooren is van gebakken fteen zeer fraei gebouwr, van binnen zeerkoftelijk vergult, ert met künftige gefchilderdepilarenver* eiert. In 't midden, tegen de muur aen, ftaet een groote vergulde preek* ftoel, met vier trappen op te gaen, en boven mate kofteftjken künftig gemaekt. Op dezen ftoel magh niemant koomen , dan alleenlijk de priefters van't lant.

Men heeft'er ook verfcheide hei-denfehe kerken: en onder andere drie. Des jaers zeftien hondert en twee vonden d'onzen ineen, die de Siammers daer hadden, een vergult beeld in de gedaente van een man, hoewel zoo groot als een peert. Het was gezee-ten met d'eenehant neerwaerts, en d'andere opw«erts ilaende. Aen ieder zijde ftont een groote v^gulde draek, en beneffens elken draek een fteene beelt,'c een van een man ,en'c ander van een vrouw, met de handen

H 3 t'za-

Page 83: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

6t G E D E N K W E E R D I G E

Aert des L|KS-

t' zamen gevoüwen, even als of zy baden.

Een diergelijk beeld ftont in de twe-de kerke , hoewel flechs ten halven vergult, en ten halven root ge-verfc: en ook zoodanigh een in de der-de,mereen vergulde ftreepopdeborft.

Achter het altaer van dit laetfte beelt ftont noch een kleinder van fteen , in de gedaente van een man 3

met een groote tuir, hoornsgewijze, op't hooft.

De priellers houden zulk een beeld voor den grooten god.

De lucht is 'er gezont en wel getempert , hoewel het lanc niet verre van de middellijn afwi jk t , en hierom zeer heetis.

De zomer begfrtt in fprokkelmaent, endirurt negen maenden lang, tot het cindevan wijnmaent, geduurendeal dien tijt waeien'er geftadelijk zekere eenerlei winden: des middags uit zee, en des nachts uit het lant.

In flacht-winter- en louwmaentis-'er winter: en dan doet het daer nier als regenen en fterk waeien uit den noort-ooften, zulx men niet kan in zee gaen, tot aen fprokkelmaent: als wanneer de winden, die, na^c ooften loopen, de regen doen dp houden, enden zomer brengen ,om de vruchten tedoen rijpen.

Het lant van Patane is zeer vruchtbaer, en heeft de volheit van rijs, en allerlei andere vruchten: waer onder de voornaemfte zijn Durions ,Mange-ftans, Ananas, Lancrats, Ramboutans, Pifangs, granaten, oranjen , limoe-nen,en limoenen gibol; 't welke een ander flagh van fimoenen is, en daer ook in een groote menighte wel eer uit Tzina gebräche wierden.

Men heefc 'er alle maenden des jaers nieuwe vruchten, doch d'eene maent altijt lieffel ij ker als d' andere.

De landen worden beploeght met buffels of offen, tot den rijsbou w.

Men plant 'er ook peper, die aldaer enin zommigelanden daer omtrent, zeer goeten fchoon waft, hoewel zy wat dierder te ftaen komt, als op andere plaetfen. #

Rijkisookhetlant en de boflehen van tarn cn wilt vee: als hazen , konij-nen, ("hoewel tengerder van l i j f als die hier te lande) herten j veel wilde ver-

kens,tijgers, buffels,olifanten,aepenof meerkatten /ganzen enentvogels, die tweemaeldes daeghs eyeren leggen, tortelduiven mec veeren zoo fchoon, als die van papegayen.

De wilde zwijnen doen groote fcha-den aen de rijsgewaflen : waer over de landieden gedwongen zijn des nachrs wachr daer tegen te houden, omhaer re fchieren of anders ce dooden. De gedoode worden onder d' aerde ge-dolven, en moogen by niemanr gegee-ren worden: want de mooren(zoodanigh de Patanders en Maleyers zijn) nuttigen geen zwijn-vleelch,noch wi l len het niet van andere volken genuc-cight hebben.

d'Olifanten zeitmen by hen in de- Vangft zerwijze gevangen worden. Zy ko-men mec een tammen grooten en fter-ken olifant in 'c bofeh rijden. Dees eenen wilden olifant verneemende, ftelt zieh daer tegen ten ftrijt. Gekoomen by elkanderen ftrengelen zy hunne fnuiten döor den ander, om elkanderen onder de voet te helpen. Midlef-wijlekomen eenige, daer toe befielt, van achteren, en binden den wilden o-lifant d'aehterfte beenen wel vaft c'za-men,die hy dan nietderft bewegen, uit vreezevan re vallen , en . wort alzoo door grooten honger ramgemaekr,om ten oorlogh te gebruiken, of gedoot, om de tanden, daer de Sineien veel werks van m aken. c

De zee, onder 't lant } geefc veeler-lei flagh van viflehen. Men heeft'er kreefeen, fchilpadden, cn veelerlei oefters, in groote menighte.

De drogeryen, metalen en edele gefteenten van Pahan, vintmen ook in dit koningrijk.

D'inwoonders zijn's lants inboor-lingen,of uitheemfehen. Daer zijn ook Sinefen en meftifen of half-flachtigen, en Siammers, die meeft ten platten lande woonen, en Jt zelve be» bouwen.

D'inboorlingen of Patanders zijn afchverwighvan aengezichr,welge-maekt van lichaem:docblaetdunkend, inwooo-en hovaerdigh: 'c welk zy mec hunne c t s

ftaetfiein 't uitgaen genoeghte kennen geven: want die van vermoogen komen niet ui t , dan met een grooten ftoet van dienaers. Daerencegen zijn zy.gefpraekzaem, enheufch inhun-

* nen

Page 84: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E en L A N T R E I Z E . 63 zoon vertrekt, gceft hy haer, het geen hy beloofc heeft. Zoo iemant van vrouwsperzoon wd veranderen, hy vmd gelegenheit genoegh, om zieh te vernoegen : uitoorzake d'edelen menighte van flavinnen ten dien einde houden , om daer mee gewin te doen. d'Inboorlingen of inwoonders zijn uit derm-

de natuur lui en ledigh, erheeren zieh joon-alleenlijk met hantwerken en viflche- e r s" rye: leven zeer zoberlijk, drinken meeft al water, en hebben nergens meerafkeer als van fterken drank.

Alle andere neringen, ambachten, en koophandel worden meeft gedre-vendoor de Sinefen,en hunne Meltilos of Kommifen,die groote handelaers ter zee zijn, en altijt over en wedervae-ren na de omleggende lantfchap* pen en plaetfen, als Siam , Ligor, Kamboya,Kouchinchina, Makafler, Pahan, Jambi, Johor, Bantam, en andere plaetfen,zoolängs de zeekufte, alstelandewaerts in. Derwaerts voeren zy allerhande Sjnefe waren, by hen

Dandemisdadigevermagheenmanie-1 tePatane gekocht, als] pörceleinen, re van fterven na zijn welgevallen ver- potten, pannen , ketels en allerlei an-kiezen. der yzerwerk. RijUofH

Niettegenftaendedeze ftrafte, ter I Hun rijkdomrnen beftaen meeft in en kooji-zake van overfpel, zeer ftreng is, zoo j lant en flaven , die zy met een weinigh h a n d c l « gaet het daer nochtans boven mate in rijs en vifch des maents onderhou zwang, uit oorzaeke van de groote den. geilheitenonkuifchheitder vrouwen, die nacht en dagh in haere welluften

nen omgang, zoo wel tegen vreemde» als inboorlingen, doch zijn geene krijghsluiden, nochte in de wapenen geoeffenr -, maer weinig ftoutmoedig, en meer genijght tot welluft, als tot de wapenen.

De kleeding is niet zeer fraei. De mannen zijn zeer genegen tot

vrouwvolk: maer boven mate jaloers, en laten de befte vrienden elkanderen hunne wijven of dochters niet zien. De mannen moeten, uit kracht van een wet,door bevel des konings,federt een lange wijle ingevoert, om de geile der-telheit van Sodomieeniger wijze tebe-tomen,twee of drie goude,of zil vere,of Jode klootjes, tuflehen de voorhuit en 't hooft van de roede, geftadighlijk dragen.

Overfpel wort by die van Patane met de doot geftraft, inzonderheit onder de edelen en bevelhebbers desrijx. En mqet de vader van den misdadigen, zoo noch leeft, of , by overlijden, anders iemant van fijne naefte bloetvrien-den, d' uitvoeringe des rechts doen.

trachten te baden Hoererye,tuflehen twee ongebonde

perzoonen, wort by hen voor geene zonde gereekent. Wanneer eenige vreemdelingen te Patane koomen, om te handelen, dien vraeghtmen of zy eene vrou we tothunnen dienft vannoo-de hebben. Ook zijn 'er veel jonge vrouwen, die haeren dienft gaenaen-bieden: en maghdan een ieder na zijn welgevallen een uitkiezen, na dat hy met haer eens geworden is over het geen men haer ter maent moet geven : want na de prijs gemaekt is, gaet zy in zijne woonftede, om hem des daeghs voorkamermeit, en des nachts voor byflaepte dienen: maer dan moet de man zieh onthouden van eenige andere , op pene van onheil, te krijgen.Een vrouwe is defgelijx gehouden te fchuuwen den omgang van andere mannen. Wanneer nu de mansper-

Men brengt van Bengale en Malakka na Patane verfcheide klede: die van Java brengen derwaerts zandelhout: die van Borneö, kanfer, flaven, was, en Bezoarfteen. Van Siam krijgende Patanders rijs, gout, zout en loot: vanSjampaen Kamboye, flaven,ka-toen, kalambak, en uitftekend aloes hout: van Sina, witte en geele zijde y floers, damas, larijn, porcelein, yzer, koper, en diergehjke dingen: van Japan , hou wers, koper, en andere waeren. Zy brengen ook veel dingen in't lant, die zy op andere plaetfen koo-pen,alsvanBandaen Amboyna, no-temuskaten, foelie, en kruitnagelen: van Timor, zandelhout: vanjamby en Andragny, peper: welk zy ook van Champor,Lihor,Pahan, Mordyllion, en Ligor halen : Pcgu zepd Patane ook menighte van edele geftetn-ten toe. De vreemdelingen flepen ook veel dingen uit Patane : gelijk die van Laboren Pahan, rijs, zout, oflen,

gevo-

Page 85: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

G E D E N K W A E R ' D I G E

Be (Hering.

gevögelt, eiandere eetwaeren. Die van Malakka , bezarfteen: die van Borneo ,yzer,ftaelen koper: die van Siam, allerlei flagh van kleeden, en peper: deSmezen wel,peper,kanfer,wit en geel zandelhout, vellenen olifants tanden, buftelshoorens en diergelij-kedingen:deJapanders hertevellen, tin,looten zijde.

Het lant is fchiprijker, als Johor , Pahan of andere gebuurlan-den.

Het lant wort beftiert door eenen koning, die, neffensdien*vanMaleya, fchatbact isaen den koningvan Siam, en geeft aen den zelven jaer'ijx, tot een erkentenis van onderdanigheir, een gouden bloem , met eenige rarig-heden van klecderen ,-fiuwelen en fcharlakens.

Des konings raetsheeren worden Mentary geheeren.

Des jaers zeftien hondert en twee wiert dit koningrijk door een vrouwe, de koningin , by overlijden van hären gemael, geregeert, den tijt van vijftien en meer jaren, Zy was Pratie gehceien,en toen inhacren oudcrdom

vän vijftien jaren. Zy hield haer mee-ften t i j t in huis onder hare ftaetjof* fers, die veele in getale waren, en niet vermoghten te trouwen: maer wel, bygelegenheir, boeleeren. Jn het uitrijden op eenen zeer cierlijkuit-geftreeken olifant, ('t welk zeer zelden gefchiede, en niet als om haer te vermaken) was zy gewoonelijk ver-zelt met een ftoet van over de 2000 ce-delen en groote heeren, beneffens een groot geral van olifanren, die de wapenen van den overleeden koning en haer koninglijk gewaer en ander hof cieradjen droegen. Gekoomen ter beftemder plaetfe, onthaelde zy het geheel gezelfchap met overvloec van allerleifpijzecndrank, na's Jantswij-ze , en keerde dan in gelijke orde weer t' huiswaert.

Hetlanr van Patane is zeer volk* r i j k , en können de fteden, dorpen en viekken hondert en tachentigh dui-

| zent weerbaere mannen opbrengen. i De ftad Patane alleen, met hare voor-j fteden enondeihoorigh gebiet kano-I ver de 10000 weerbare mannegeven.

Daer wert vierderlei ta!e gefpreo-Tale ken,

Page 86: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A N ken : als de Maleyfchej Siamfche; Sineefche en Patanifche; hoewerer de Malayfche meer in gebruik is: gelijk ook meeft in alle geweften in Indien.

De koning van Patane vermocht den oudtften zoon des konings van Johor, die zes of vier zoonen had, en Taratuan genaemt was , voor zijne dochter ten huwelijk: waerinde koning van Johor bewillighde , ende zond den zelven derwaerts, beneffens zijnen jqnghften broeder tot gezelfchap.

Na een wijle verblijvens, misging de jonghfte zieh aen de huisyrouw van den oudften broeder: waer over zy beide door den oudften ter doot ge-braght wierden.

Namaels heeft de koning van Patane, de vader der dochter, inweer-wrake, zijnen fchoonzoon, of oudftc zoon des konings van Johor ook het leven doen benemen.

T - R E I Z E. 6$ Dit ombrengen van den oudften

broeder, door den koning van Patane, achten de koningen van Johor ,jan de eParatuan en RagiaSabrang, ge-broeders des gefneuvelden, zieh tot grote fchande en verfmaetheit: naerdien uit kracht van rechten, wetten en gebruiken aldaer te lande over alzoo-danigh overfpel in dier wijze gedoogt wort.

Hier over de den zy door eenen ge-zant, afgezonden in gezelfchap van den Admirael Jakob Heemskerk, genaemt Magat Mangfor Hoch,. (doch quam deez op zee te fterven, ^ en by brieveaen de Hoogmog. Heeren d'al-gemeneStaten byftant verzoeken, tot het beoorlogen van den koning van Patane» ten einde alzoo hun fchande en fmaet moght uirgewifcht werden, voor alle koningen» zoo wel daer te lande, als hier.

H e t E i l a n t

D I N G D I N G .

*~J Oo dra ik mijne zaken by den ^ Heer Jan Ti j fz . verricht had, ver-trokken wy des änderen daeghs,naeen eilant Ding Ding geheten, daer veel branthout en fchoon verfch water re bekomen was. Het is omtrent 30. mijlen om de noord van Malakka gelegen, daer wy denrienden van Loumaent, desjaers zeftien hondert eenen zeitig, aenquamen. Het leit vol met hoge bergen beftuuwt, en is met veele hoge boomen dicht bewaflen.

Daer groeit veelderhande hout en onder an der een foort, dat bleekroot engevlamt is: wy zoghten lang daer na,eer wy het konden vinden. Ende alle boomen, die wy begoften te kappen, "waren niet root, tot wy eindelijk bevonden , dat van die boomen het hert alleen ljk root is, en al het fpint, dat'cr zeer dik om zit,is van een andere kleure. Dit hout wort by d'Indianen zeer bc-geert, die daer vele koftelickheden van maken. Ook is het aengenaem* in het oo£h.

Men vint'erzulk fchoon water, als

men nergensin Indien-heeft, dat van de rotfen afvalt en mec kromme bogh-ten in zee loopt. Het heeft een goede bay voor de holle zee, daer in de fchepen veiligh leggen.

Aen den ooftkant iseen vifchnjke bay, de koxbay geheten Men vangt-'er dikwils met een zegen, cn eenen trek, een ganfehe floep vol vifch: als herders,fnoek, fteenbraefem. De viieh moet voort gegeten worden , of zy wordt meeligh: daer de meefte vifch van Indien noot van heeft.

Op dit eilandt zijn geene menfchen noch wilde dieren, als wilde verkens, D a £ f

die over het water van de vafte kuft woonen daer na toe zwemmen, om eenigeimenfchcri wortelen,die aldaer waflen, te zoeken

Het is'er wonder vol water vogels: en zietmen ooknergens in Indien zoo velerlei flagh: dies men zieh met recht daer over verwonderen moet. Inzonderheit zijn'er veelfchuizvogels, die omtrent de groote van eenoyevaeren een kale kop zonder veeren, als de bek) hebben, dat millijkftaet.

I Daer

Page 87: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

$5 G E D E N K A E R D I G E Daer zijn ook vele fchilpadderr.en gegaente hebben, raeckten wy einde*

aen de ruighte en takken der boomen lijk noch weer tc recht. hangen oelters, die met het zee water,1 Midlerwijle wy alle zoo ziek wae-dan droogh,dan onder water ftaen. ren, en van benautheit niet willen,

Het fchoon water lokre ons aen te waer wy ons bergen zouden, quamen zwemmen , dat men daer in de warme eenigen van het volkons in de kajuit landen vt-el rijts doet. aendienen , hoe de kok zoo qualijk

lkvodde onder het water, dat my daer aen, en zeer krank was: waeruit iets in mijn bcen ftak, en zagh een wy vernomen, dac hy rtiet weynigh Oorzak« ront ding, als een zee-appel, aen mijn enhec befte van de vifch gegeten had: ^1"$; been, dien ick affloegh. Maer alzoo en befpeurden roen war voor een de- verg.%' d'angel daer in bleef fteken , ontftak ghelijkenen vromen man hy was. W y h e K -mijn been zoo geweldigh, dat ik van bevonden toen wel het oude fpreek-pi jne my niet bergen kan. Na d'angel, woort waer te zijn. Zoo lang als er tiitgetrokken was, gin^ ik een langen watis, gebeurt het zelden, dat de kok

vanhonger fterfr. Twee van onze katten, die de gra

ten van dezen fteen-braefem gegeten

t i j t , eer het been weer tercchtqnam. Vente'c Na wv van alles verzien waren, zoo % jn Ding veel men van deze plaetfe kon beko

men, vervorderden wy onze reize, en hadden, ftorven} niet tegenftaende de maets haer tabaks warer,om tebraken, in den halsgegoten hadden.

Niemanc evenwel van ons ftorf, hoewel zommigen al vry lang gingen quijnen, gelijk gezeic is.

O f deeze vifch nu, die anders niet

vertrokken den veertienden van Lou-maenr.

Onder het Zeilen langhs de kuft van Sumatra, vong onze trompetter,op den veertienden van Loumaenr, een

Vergifci- fteenbraefem van omrrenr drie voeten fcm6raef * a n « ' ^ w a s ^cboon in'c oogh,en ook ongezonc en goec van fmaek is, zoo vangen. g o e t v a n fmaek. , vele zeequallen, of iec anders gegeten

En dewijl wy alle daer zeer greetigh hadde, zou ik niet weten te zeggen. na waren, om van t'eeten, zoobela-1 Want deze quallen* zijn inzonderheit ften wy den kok, dienbraefem voor j in de hete landen zeer vergiftigh: wände kajuit te fchaffen. Wanneer die op neer ook een qual iemant aen het bldte tafel gebraght was, vroegh een onder j l i j f raekt, brant die by na als vuur. Zy ons of het daer alles was. De kokge-t zijn eeltachtigh en week van ftof of noeghde daer over zeer qualijk: en vleefch, byna als dik kalfszop of fter-zeide : waervoor men hem aenzagh,1 re fchotfel,als men die ophet lant fmijt. of men meende hy daer vangeftolen Zy zijn omtrent een tafelbort groot, had ? Hy was die man niet.

Maer niet lang na de maeltijt, wier-Miekthet den wy alle in de kajuir zoo qualijk,

en zoo licht van hooft, dat d'een hier, fcheeps volk ziek

en ookkleinder: hebben rode en pur-prachtige kantjes en onder achtlellen, die in het zwemmen na drijven, en tuflehen die vier gaten: dies achterde

en d'anderop een andere plaetfe, met lellen eene holligheit is. Zy drijven het hooft in de hant ging neerzitten, ik zeide: verzeker hebben wy een ver-giftigevifchgegeten, uit oorzakedie ons zoo qualijk bekomt. Dat wy o©k datelijk alle bevonden waer te zijn. De Barbier had geene geneesmiddelen te fcheep , om ons te helpen : dies

inen ophet water. Op zommige tijden van 't jaer, hoewel niec altijt, is de zee omtrent Toutekorijn, en op andere plaetfen op de Malabaerfe kuft,zoo vol quallen, dat men de viflehery niet gebruiken kan.

Eer wy verder voort-zeilen , zal ftuurden wy onze floep na het fchip hetnodig zijn,den lezer een kort be-Leerdim om arrzenye, en namen alle ! rieht van het eilant Sumatra tentoon braekdrancken in. Na veel brakensen J teftellen. meer als veertien dagen als vergeven

Het

Page 88: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E eh L A N T R E I Z E . 67

H e t E i l a n t v a n

S U M A T R A .

T T Et groot cn maghtigh eilant Van *• •* Sumatra wort alzoo gemeenlijk, en anders ook by wijle, by eenige fchrijvers,Somatra,Samatraen Zama-tra genoemt.

Sumatra Het leit zuidweftwaerts recht tegen hoe gele- over Malakka, zeven of acht mijlen sen- van het vaft lant: heeft ten zuiden het

eilant groor Java, en begtnt aen den Golf van Bengala, op 5. graden Noot-der brete, en ftrekt zieh na het zuid-zuid-oofte tot aen de zevende graet zuider brete of bezuidede middellijn, tot aen de ftraet of engte van Sunda voor by de kufte van Malakka: dies het twalef hemels graden van hetzui-detot het noorde begrijpt, eeneftreke van hondert en dertigh mijlen: en fnijt de middellijn daer door.

Hetis cen groot eilant, ftrekt zuid-ooft en noord weft, en heeft omrrent hondert en vijfennegentigh mijlen in de lengte, vijftigh in debrete, en drie hondert en zeftigh in de ronte.

Wascer- Dit eilant wiert eertijts by eenigen verfihei-,n v ' e r J e n by anderen in tien koningrij-de kleine kenverdeift:waervan metname bekent familio. z Ü n Eedir, Pazem, Achem, Kampar, riiken" Menankabo > Zunda , Andragide , verdait. Auru. Andere ftellen een getal van

dertigh kleine koningrij ken -.alsDaya, Lambry, Achem of Achenof Achin, Biar,Pedir, Lide, Pirada, Pacem, Bara, Daru, Arkat, Irkan, Rupat, Pury, Gaka , Kamper, Kapokan, Andraguery, of Andragide, Jamby, Palimbang, Tana, Malayo, Sakam-pan, Tulumbävan, Andaloz, Piria-tnan of Pryaman, Tiko of Tikouw, Barros, Quinchel en Man kapa. Alle deze kleine koningrij ken waeren ieder na eene van hunne hooft-fteden genoemt.

By ouds wiert ieder van deze kleine koningrijken door een bezonderen koning en opperhooft beftiert.

Maemu Maernaderhant zijn die koningrij-ia«Inder ken tot een minder getal, en het een

door het ander t' ondergebraght. Waer onder het koningrijk van.Achin

wel het maghtigfte gebleven is , en voert hfct gebiet over de rijken en fte« den van Pedir, Pacem, Daya, Barros, Paflaman , Pryaman cn Padang, en heeft het grootfte gedeelte van Su-

! matra onder zieh: gelijk het ook over ! de koningrijken van Queda en Pera, op het vaft lan r gelegen, gebiet.

Andere koningrijken en fteden van Sumarra zijn ook door geweit van uit-heemfe koningen cn vorften verovert eh onder gehoorzaemheidt gebraght: want de zuider delen van Sumatra, als Sillebaer, Dampin, Liampon,Palimbang j Jamby, en andere ftaen onder het koningrijk vanBanram: of erkennen den groren Mataram van Java tot befchermer. Dies vele kleine koningen van Sumatra heden onder Achin of onder Java ftaen.

Eenigen houden het eilant Sumatra voor het geen, dar by d'ouden Tapro-bana genoemt wiert: hoewel veel meer het eilant Zeilan voor hec eilant Ta-probana te houden is.

Een van de voornaemfte plaetfen op rronseo Sumatra was de ftad Palimbang pf Pa- d

v°£jf lembang, op de binnen of Weftkuftcbangere van Sumatra gelegen, die desjaers zes- v«1"110«6

tien hondert negen en vijftig» den vier en twintighften van Slachtmaent,door d'onzen, onder beleit van deij Admi-raelen krijgsoverfte Joan vander Laen, verovert en in koolen geleit wierc : hec welk inweerwrake vanzekrenge-pleeghde moort gefchiede : want de Sumatranen hadden twee jaer te voo-ren twee van onze jachten, Jakkratra en de Wächter, trouloos en verrade-lijk overvallen, en het volk wredelij-ker wijze gedoot.

Desgelijx wierden desjaers zeftien hondert acht en vijftigh in Herfft-maenc twee Neerlanders, die voor tolken te Sillebaer uit de boot aen lant getreden waren , om ververfching voor de Fluiren Nieiipoorc en Leer-dam, (die defiel ven jaers den zeftien-den van Grasmaenc uit het TelTel na ooftindien waren tzeil gegaenj) op be-

1 2. vel

Page 89: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

63 G E D E N K W A E R D I G E

Waer over en (cheeps-vjoot na Palim-hmc\ ge-zonden Wort.

vel der Orangkay en,wredelijk door de zwarten vermoort, ende afgehouwe hoofden, met bioer en zant begruift, ten toone voor het ander volck, dat in de boot gebleven was, opgeheven.

Om dan wrake te nemen, over deze verraderlijke en.afgrijzelijke moort, door den Pangora van Palimbang aen d'onzen gepleeght, verfl-ok van de ree der (lad Batavia den negentien-denvan Wijnmaenr, des jaerszeftien honderr negen en vijftigh, een vloot fchepen, onder het beleitvan het op-

Het Jaght Koukerken, als Onder* admirael.

Het Jaght de Kat. De groote Chialoep de Kreeft. Toen de Galjoten het Nacht^las,

Appelboom, Hammehiel, en eindelijk de fchepen Charlois en Molukko.

De vijf over ige Chaloepen waren gelaft geftadigh weerzijts der riviere by en omtrent den Admirael te houden.

Den derden en Vierden deden in ge-melde rang d'onzen hun beft ,omde

perhooft en veltoverfte Joan van der i riviere op te drijven Laen , en d' onder-admirael Johan Truytmans: beftaende in elf Zeilen, als her fchip d'Oranje, de vlagvoer-der,de Poftiljon, Moluko, hetwa-pen van Batavia, en Charlois : beneffens de Galjoten, Appelboom, Nachtglas , en Hammehiel, als o©k de cha-loepen,de Krecfr,Tronk,her Vliegen-de Harr,en de Grote en Kleine Vink. Zy waren gezamentlijk met een getal van zeven hondert krijgsknechtenen omtrents zes hondert bootsluiden, bemant.

Komt Den ; o. quam de vloot, zonder eeni-vfereCpä- S e m e r kwaerdige voorvallen gehad Jimbang. te hebben, omtrent de riviere van Pa

limbang, al waer zy terftont de jaghten Bloemendael, Koukerken en Kat, als ook de chaloupen, Konijn en Koe-lang in her gezight kregen, eninde befluiting dezer riviere bevonden.

Ten zelven daghe kreegen zy een Sineefch vaertuigh in hetgezichr, dat zijnen koers na Jamby zette. Dit wiert zoo lang by de vloot gehouden , tot dat de onzen de riviere van Palimbang gefloten hadden, uit beduchten het wel lichtehjk de riviere zou mögen infnappen, en kennifle vand'oor-zake van de komfte der onzen te doen: maer den. derden van Slaghtmaent vertrokdit vaertuigh met de chaloep deTronk na Jamby.

In het opvaeren längs de riviere volgenden de fchepen , Chaloupen, cn Jachten elkanderen in dezen rang

op-vaten. en ordre. Als eerfteli j k : het fregat, het wapen

van Batavia. Defluit de Poftiljon. Het Jaght

Bloemendael, als Admirael: wanevan der Laen was van 't fchip Oranje, dat voor de riviere op de wacht bleef leggen, daerop overgeftapt.

In wat rang de fchepen de nviete

Des nachrs, den negenden, hadden d'onzen een kleine aenftoot van de Palimbangfe volken in hunnenbrant-waght bekoomen : waer door vier of vi jf eenighzins gequetft wierden: dat meeft. door onverzichtigheit van d'op-perhoofden toequam.

Den tienden waeren zy tot boven Komen de rivier, tuflehen het eilant Kambora j ^ s * en deflelfs overkuft, in het gezight de flad" van de ftad Palimbang opgedreven, en £alim-. kregen drie van 's vyants fterkten in M s " het gezicht; waer van d'eene of eerfte Bamagangan genoemt was, die aen de Weftzijde op de hoek van de riviere des eilants Komboralagh: en de twee andere aen den Ooftkant der riviere, die recht regen malkanderen over ftonden j als Mathapouraen Menapoura.

De vyant hield zieh op d'eerfte aen-komfte heel ftil en bedekt in de fterkten. Waer op d'onzen aenftonts beiloten, met hunne vlote en krijghs-maght, de reviere Talimbang op te körten.

In het midden der riviere lagen verfcheide huizen, als vlotten , of branders, en een paggering van zeerzwa-re en ongemeene balken dwers aen malkanderen gehecht. Tevore wiert derwaerts Schipper Jurjaen Paulufz. met eenige roeifloepen, en het Jaght hec Nacht-glas gezonden , om die werken te bezichtigen, en los tedoen kappen, en de byleggende branders Wy„,i» in den brant te fteken en eeheel en al brahd« te vernielen. „„va-

Na dit verrichtwas, körte d'Ad- nielc mirael met de gantfehe vloote deri-viere op, en befloot de fterkte Bamagangan aen te doen.

Maer wanneer hy met de vlote binnen fcheuts van die fterkte quam, be-

gon

Page 90: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 91: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 92: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 93: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 94: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Sterkte Bama-gangan

bevoch-ten,

en vero Veit.

Z E E - en L A gon de vyant geweldigh met grof gefchut, uit de fterkten aen d'ooft- en weft-zijde, op d'onzen te fehieten : hoewel met weinige fchade. Dies men geraden vond, dicht voor d'eerfte fterkte te körten.

Eindelijk raekte door dit fei fehieten, hun bufle-kruit in den brant, en quam daer door's vyandts grootfte fort te fpringen : waer- door ook eenige huizen daer ontrent in den brant raekten.

Hierop befloten d'onzen, met de jaghten Bloemendael, Koukerken,en de Kat, voor de gemeide fterkte te körten, en dicht onder de wal, tot op een piftool-fcheut, t'ankeren: daer beneffens die met kanon en klein fchiet-geweer zoodanigh te benauwen, en afte matten, datzy op het veilighfte onder des vyants eigen gefchut zouden kunnen landen, om tot inneming van die fterkte, en verdrijving des vyants te dienen. Gelijk zy ook, na een heftigh ge fchiet van wederzijden, dezelve fterkte veroverden, en daer in twee en twintigh ftukken gefchuts, zoo mctale als yzere, met eenigh oor-loghs-tuigh, vonden.

Voorts verbleven d'onzen den gantfehen nacht in dezelve fterkte, bezetten die met fterke wacht, en keerden datelik het gefchut lant-waerts, t'hunncr befcherming, na den vyant toe.

De vyant deed evenwel noch een aenval op d 'onzen,«loch wiert met kloekmoedigen wederftant te rugge gedreven.

D'onze kregen in dit gevecht eenen doode, en brachten dien gantfehen nachten nacht zonder flapcn door.

's vyams De vyant zond op d'onzen ook vijf branders of zes verfchnkkehjke branders, ge-de'rivKre m a e ^ t van huyzen op vlotten, van A zeer groote en zware balken en bam-

boefen in'tvierkant, aen den anderen wel vaft gehecht: waer van het grootfte gedeelte ruim de breette der r i viere befloegh. Zy quamen fei op onze fchepen, al brandende, afzak-ken : en hadden het jacht Bloemendael en Koukerken, als ook de Kat, (leggendein eene halve mane ;te weten, Bloemendael, en Koukerken,met hunne boeghfprieten aen den anderen, ende Kat achter Bloemendael,

N T R E I Z E 6$ fchip aen fchip} genoegh te doen * zoo met afkappen van hunne an-kers,als mede met fchuiten en boors over ftuur te boeghfeheren, hun zelven te redden, en denbrandt t'ontwij-ken. Evenwel quam noch een brander het jaght Moluko voor deboegh drijven: waer door deflelfs boegfpriet reedsin den brant raekte-, doch wiert eindelijk noch door behulp'vat fchuiten en bootsontzet,ende brant gefiift, zonder nochtans merkelijke fchade te bekomen.

Voorts dreven de branders de r i - Doen ge-viere vruchteloos af, eh verdwenen i n n e f c h a d ! i

rook. In deze fterkte quamen over de

dertigh Javanen te fneuvelen : waer onder d'oude Quey , Tommagen, Nadapen Radja, beneffens zijne twee zoonen, die noch des anderen daeghs in de de ftad begraven wierden.

Den elfden, des morgens met den sterkte dagh, wiert ook de fterkte Matha- Matha-poura verovert: en daer in een getal ye verfi van vier ftukkengefchutsgevonden: waer van de gevluchten vier in de r i viere geworpen hadden, die d'onzen daer weer uit haelden.

Den gantfehen dagh wiert met het affchepen van gefchut en jfghs-tuigh toegebraght.

Des namiddaghs ftaken d'onzen, Eiiane met acht compagnien zoldaten , na het eilant Kombara over,datdie vrees-achtige en verflagene menfchen zeer verwerdelijk, alshopeloos, verlaten hadden. Het verwonderlijkfte van allen was,dat die volken zieh zoo licht-veerdelijk uit zulke ongelooffelijkd vaftigheden lieten verjagen.

In die fterkte veroverden d'onzen twalef ftukken gefchuts : waer van eenige door de vluchtelingen in pur* ten en modder-poelen geworpen waren ; die d'onzen evenwel daer weer uit haelden, en aen boort braghten: beneffens weinigh oorloghs-tuigh.

Des niet tegenftaende, hadden die van de ftad Palimbang, in wiens gezight dit alles gefchiedde, het fluitje de Waghter, ("leggende geankert by het in de gront gezonken jaght Jak-katra) in het gezight van d'onzen, in den brandt gefteken, entot hetwater toevernielt. Ookdeden de gevluchten des avonts, met een donkere en

I 3 harde

Page 95: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

?b G E t> E N K W barde regen-bui, noch drie heftige acnvallen op d'onzen,waer by zy twee dooden en zes gequetften bequamen: dicsde vyant dien gantfehen nacht die fterkte in geduurigen alarm, en wa-penkrf et, met het fehieten uit grof ge-ichuten musketten, hield.

Den twalefdenen dertienden wiert, mec het laden van grof gefchut, en krijgstftigh, toegebraght.

Na dan uit de drie veroverde fterkten , als Bamagangan, Mathapoura en MenapourapX hetgefchuten krijgstuig gefcheepr was, wiert by den krrjghraet befloten, aenftonts het Sineefch quartier, aen d'overzyde gelegen, eerft aen te doen, en voorts na de ftad Palimbang opwaerts aen te rukken, ren ein-de door het lang zamelen en toeven den verbaefden vyand geene nieuwe oorzake van weder moetfehepping moght gegeven worden.

In hec voorby drijven van die ftad, wierden d'onzen alzoo vinnigh en he* vigh met fehieten uit hec grof gefchut begroet, als voor de drie fterkten voor-noemc: zonder evenwel een van onze fchepen ("het geen teverwonderenis_) in den gronetebooren.

: ct< t e Deftaol Palimbang was mer hooge Pa- en zeer vafte paggers, van grote dikke

b a" s" balken, aen den anderen vaft geheghr, rontom becin gelt,en met grof gefchut, cn allerlei fchiet-geweer, wonder wel voorzien. Dies by na onmogelick fcheen, dat die ftadby d'onzen kon verovert en vermeefterr worden. Daer en boven had zy, tot meerder verfter-king, een zeer fmalle en modderige barm.

Na men evenwel verder en verder opgedreven was, keek d'Admirael zekere hockaf, dieaen'tuiteinde van de gemeide pagger lagh : alwaer men gantfeh geen gefchut meer kon zien , noch ook gene kanon-fcheuten van daer ge waer worden. Op die hoek

«he- vielen d'onzen met alle maght aen: te m t - weten, in een zeker klein fpnut je , dar

längs de dwars pagger, met een floot, of gracht, mec een fmalle barm, heen liep.

Aldaer gelandt, raekten, met het werpen van hanr-granaten, door des vyantseige fchietgaten, aide huizen daer ontrent in den brant. Dies aenftonts d'inwoonders van dien oort op

A E R D 1 G ß de vlught ftaken. Waer doord'onzetl gelegentheit kregen, eenige openihg in de pagger van hunne toegemaekte fchietgaten te maken , en zieh daer binnen te begeven. Gelijk ook d'Admirael vander Laen, 1 ruytman, en kapiteyn Harman, met de troepen, ge-fchaerc-in drie parthyen, ter ftad in-ftreefden, en zieh tegen den vyant in flagh-orde ftelden.

De vyant bood mannelijk tegen-weer, viel met een goet gedeelte, on- trekken der een twijftelmoedigh gevecht, en ?etßi<f wanhopigh Amok fpclen, na den aert"1' dier volken, opden Admirael, enge-volgehjk op Truyrman, en kapitein Harman in , die in drie troepen, wel verdeelt, tegens hem in flagh-orde ftonden.

In dit gevecht bequamen d'onzen zeventien of achtien dooden : daer onder een Lieutenanc en Vendrigh, en een Serjant : beneffens eenige gequetften. Aen 's vyants zijde bleef een ongelijk grooter getal verflagen.

Door het geduungh regenen, trok d'Admirael, des avonts, met degant-fche maght, weer aen boort j ter tijt toe hy van de geftaltenis dier plaetfe meerder verzekering, door branden

| en anderfints, zou hebben bekomen. Doch hy ftelde aenftonts orde, om des morgens, voor den dagh, weder aen lant te gaen, en den zege te ver-krijgen: gelijk zy ook toen met alle macht weder landden, en ter ftad i n m m '

n , I overen trokken: dien m ftedehngen eenigen dezelre. tegenftant boden, niet zonder veel bloets vergieten, aen d'eene en d'an-derezijde: maer de vyant wierd aenftonts door d'onzen opdevluchr ge-dreven, en week ter ftade uic, telan-dewaert in.

Des koninghs paleis wiert aen de Desto-' vlamme overgegeven, dat ongemeen "Jjf, met allerlei flagh van oorloghs-ruigh verbräm* voorzien was. Dies het ongelooflijk fchijnttezijn, dat die ftad zoolicht-veerdighlijk van dat fiere volk verla-ten wierd. De koning zelf gaf al het geen, dat hy in lange jaren, totsrijks befcherming, by een gebracht had, ten befte.

Men vocht'er hant aen hant: zelf Vander Laen velde twee van. de voornaemfte Quey Ndbeys (die wel de meefte roervinken van de gereze

ge-

Page 96: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

% E E- eri L A gefcliillen waren, en hierom des te verwoeder en hartnekkiger op hem aenquamen} met zijn geweer voor zijne voeten ter neder. D'overigen wierden voorts in de vluchr gellagen, en zeer verftrooit verjaeght. Hier op vervojghde d'Admirael zieh na her groot merael gefchut, en deed het, met al het verder grof kanon , uit de rampaerden werpen.

Het is merkwaerdigh , hoe dit volk op hun gefchur, als hun eenigh toe-verlaet,hunbetrouwen fchijnt geftelt te hebben: naerdien zy het zelve met root fcharlaken » met ramboutijns ge-voert, bekleet, en met reukwerken zoodanighbeftreken hadden, dat de genen,die hunne handen daer aen ftre-ken, de reuk offtank lang behielden.

Voorts wiert door den Admirael de pagger, en neffens ftaen de huizen, op verfcheide plaetfen in den brant gefteken.

D'onzen in de ftad körnende, von-vijftien den 15. van onze 21. gevangenen in ™Je°"~detronk, ofboeyen, wel vaft gefloten, moort. ter wederzyde van des konings paleis,

zeer jammerlijk, met meenighte van wonden, gekrift: waer aen deze moor-dadige menfchen in »het ein de noch hunnen bloetdorftigen aert hebben willen uitbraken. Zy wierden voorts ontbonden, en begraven. Onder de vermoorde was een ftierman, Jakob de Groot geheten.

Zeker Nederlantfche jongen, die ongefloren gehouden wiert, was den dansontfprongen, en tot d'onzen komen overgelopen. D'overigezes per-zoonen waren, naer men zeide, lande-waerts in gevoert.

Den zeftienden wiert al het gefchut, krijghs-tuigh, en andere ver-overde goederen, t'fcheep gebraght. Voorts wiert de ftad met branden en blaken, gantfeh in de aflehe geleidt, en geheellijk vernielt.

Vyants ^ e n z e lven tijde wiert van boven trander de riviere, door den vyant, een groote loos!"e e n verfchrikkelijke brander afgezon-

den. Zy befloegh meer als de wijtte der riviere,en beftond in zewntigh of tachentigh huizen, dieop vlotten aen malkanderen vaft waren : maer zoo haeft d'onzen die in het gezicht kregen , voeren zy die met booten en fchuiten te gemoet, enftakenze, na-

isr T - R E I Z E. ? i zy onze fchepen voorby gedrcven waren, in her gezichtvan den vyanr, in den lichten brant. OokOwiert een goet deel huizen, ftaendeopde kant van de riviere, daer door in koolen geleit.

Den zeventienden en achtienden waren d'onzen noch al geduurigh, met het infehepen van gefchut, baffen, en al het ander oorloghs-tuighj doende : als ook met branden en blaken , en de geheele ftad in kolen te Jeggen.

Op zondagh, den drie en twintigh-ften, wiert by d'onzen op de fchepen een algemeene dankzegging over de bevochte zege gehouden.

Daer na zeildemen de riviere noch hooger op, om te gaen bezichtigen, of noch eenige negeryen en andere vaertuigen zieh op de riviere mochten vertoonen : doch daer quam niet van belang tevoorfchijn.

Den twintighften wiert, door een gevangen Sinees, en eene oude vrou-we, uit den naem van den Admirael Joan van der Laen, en Jan Truytmans, een brief aen den Tangoran van Ta-limbang gezonden, die aldus luide:

*Deze brief wort gekonden aen den Brief väi Tangerang , en aen all* zijne grote ^„"den raetsheeren des lants vanTalimbang, Pange-door den Heere bevelhebber en velt- "olfcm overße Joan van der Laen,enden Ka-piteyn Joan Truytman, zijnde Kaey Demang, Sittia Bouwa , gebieders over de Hollantfe krijgsmaght,die haer noch tegenwoordigh in de riviere en op het lant van 'Palimbang bevinden.

Wy hebben niet willen nalaten, ach-ter ons oorloghs befchik, zijne hoogheit noch eens tetndaghtigen van denjehan-delijken moort, die door zijn volk aen zoo veele onnozele menfchen, dienaren van de Compagnie , hier voore ge* pleeght zy, omtrent defe plaetfe.

En niet tegenßaende hoe boos en ge* voeligh voor ons die daet ook geweefi zy,zoo heeft evenwel onze Grote Heer t

de Gouverneur Generael en de Raden van Indien tot Batavia, uit een zaght-moedigh en oprechte genegentheit tot vrede, toenmaels welgewenfeht^en ook onderleit gehad, tot verhoeding van meerder bloetßorting, dezeafgryzeltjke daet engerezen gefihil met uwe hoog

heit

Page 97: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

7* G E D E N K W A E R D heit, zoo het moghelyk waeregeweefi, hy te leggen. Tot welken einde nader-hant zyn^Ed. een vriendelijcke bezen-ding met twee fchepen aen Zijne Hoog-heit heeft gedaen, en door den kapitein Job an Truytmans laten voorßellen de middelen en dingen, in reden en biüijk-hettgegront, die daer toe hadden kunnen dienen: enook wel gedient zouden hebben: ten wäre Zijne Hoogheit door eenige quaet wilUge raetgevers daer •van afkeerigh gemaekt, en fchande-lijk müleit ge worden was.

Aenge zien dan Zijne Hoogheit alle-fints in gebrekegebleven is, zieh van die goede enminlijke cenditten en aen-bie dingen te dienen, zoo heeft het den Heere Godt, des hemels en der aerde, zelfs verdroten, en daerom het herte van onzen welgemelten Heere, de Gouverneur Generael, en zijne raden beweeght, na de wapenen tegrijpen, en mitsdientegebruiken de middelen, die God Almachtigh Zijne Ed., totsuoor-flant van het recht zijnergoede onder-danen, heeft verleent.

Dit nu zoo gefchiet, engevolgelijck ms doen van den Hemelfchen Godt ge-xegent ztjnde\ tot eenerechtveerdige fit äffe van^Z'ime Hoogheyts boosaerdt-ge onder zafm^ zoo moet uwe Hoogh. evenwel wefen, en zieh des ook ver zeker t houden,dat onze daety tegen uwe Hoogheit en de zijnen begaen, nergens anders om toegeleght en verright zy, als in weerwrake van het onnofel ver. goten bloet: ook met een onder voorne-men en meining, om door dat middel de zaken tot een billijke beflechting, ac-commodatie en bevreding te herßeÜen: want onze Heere, de Gouverneur Generael en zijne Raden, meer tot vrede en vTtendtjchap, dan tot oorlogh en VJ/antfchap,genetght blijven. i Indien zichnu Zijne Hoogheit hier toe mede zoogeßnt mocht vinden, zullen wy fijn antwoort hier op, of eenige bezendtng aen ons, hierverwaghten: alzoo doch gene gen zijn tot zoo lange hier tevertoeven, om ondertuffchen ons verblijf in fijne Hoogheits landt te nemen : zullendt in dien geval deze

firekken tot een vrygelei voor dengenen, die uwe Hoogheit zal gelieven tot ons afte zenden. Gef ?hreven in t oorlogs-fchip Bloemendael, den 20. Nov. 1659. fVasgetekent Joan vander Laen.

Joan Truytmans.

I G E Den vi j f en twintighften ftaken De vloot

d'onzen noch verder en verder de ri- d r i i f t to-viere op, en vernamen bywijlen drie viereoP. of vier fchep-praemtjes, die twee en drie over de riviere ftaken : beneffens acht of tien huisjes, ftaende op vlot-ten, om voor branders re dienen, leggen de voor aen in de fpruit.

Deze praemtjes konden onmoghe-lijk by d'onzen bekomen of achter-haelt worden : naerdien zy zieh verre genoegh buiten fchoots hielden , en darelijk mer de vlucht in het bofeh onrfnapten. Na de huisjes in brande geftekente hebben, dreven d'onzen de riviere weder af.

Den zes en twinrighften quam de geheele vloot weder voor de verover- ^ de fterkten, en bleef aldaer tot des an- weerat; deren daeghs ten anker leggen.

Ondertuflchen zond PietcrdeGo-yer, opperhooft des Nederlantfchen Kantoors van Jamby, uic Jamby, den elfden van Slachtmaent, metdeCha-loep de Tronk, vijf en zeventigh ka-poenen, hondert hoenders, en vijf bokken .tot een ververfching,aen) oan van der Laen en andere bevelhebbers. Het welk al het geen was, dat hy had kunnen bekomen : want allemontkoft was aldaer zeer dier,en roenmaels ge-heel niet of weinigh te bekomen; uit oorzake de Pangoran van Andragory en de jonge koning van Johor aldaer den ti j t van drie maenden merontrent twee duizent zielen geweeftwas.

Desgelijx was op het trouwen of bruiloft houden van de gemeide Ma-jefteit, de jonge Patuan,met de dochter van fijne Hoogheit veel groot ea klein vee: als ook piuim-gedierte, vertierd.

Met het fchrijven van Pieter de Goyer, den zes en rwintighften, ont-fingen d'Admirael, en Johan Truytmans, ook eenen brief van den Pan-gorang ,vanjambay,als een antwoort op hunnen brief van den 20. November, die uit hetMaleifch vertaelt, al-dus luidde.

Deze vtiendelijke brief komt uit een ^JJ oprecht en zuiver herte van den Part- gerang

• . aen d'on-gorang van Jamby,aen den bevelhebbei _ Joan van der Latn, en * Deman Sittid» Aizoo Bauwa : welker namen overal zeer^t, vermaert zijn, wegens hun goet ver-m*™ &

* 6 ßsKtM

Page 98: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

D'onzen dnjven dcriviere

Z E E - c n L A N T R E I Z E ^ fiant en manhaftigheidt tegen hunne woorde, op hunnen brief van den vyanden. twintighften der zelver maent, aen hem

Zoo heeft <de Pangoran verßaen,' gezonden , hadden blijven leggen dat de Gouverneur Generael Joan waghten: want zy bleven van gevoe-CHaatzuiker achtien,zoo fchepen als , len, dat de Pangorang met de zijnen Chaloupen, na 'Palimbanggezonden niet veel moets hadden, om iemant had: het welk numet des Pangorans tot henaftezenden: ofdatanderfints begeerte over een komt. AI wat nu hunne hartnekkige en hoovaerdige de Gouverneur Generael Joan Maet* aerc niet roehet, het zelve te laten ge-zmker gelieft tedoen, dat zal de Pan- fchieden. goranniettegen fpreken: waer aen Joan j Dies lighten zy met d'eerfte ebbe van der Laen, • en Demang Sittia 1 het anker , en dreven door de riviere Bauwa, niet behoeven te twijfeien:, Banjarmaffum af, om in dezelve me-als mede aen des Pangorans belofte de re verzoeken, of zy noch eenige voor defen gedaen: daer hy als noch \ Negeryen op de rivier kant moghten onvtr ander Iijk by blijft. I vinden, en die als dan ook aen koolen

Dienvolgens heeft de Tangorang, te leggen. op den ontfang van den brief,den Zttta Zy dreven dan vijf dagen, tot aen Antakka,om tegen de Paltmbangers in den derden van Wintermaent, de r i -het lant te oor logen, na boven gefonden. j viere af, zonder huizen, of iet in den

Zoo waerfchouwt en beveelt de j wegh vernomente hebben, en quamen Pangoran Jean vander Laen, enDe- met de gantfehe vloot buiten voor de mangSittta Bauwa, wel verdaght en ! riviere, by het fchip Oranje. Zy ver-op hunne hoede te zijn .-naerdien de f?a- J trokken den Vierden weer na Batavia, weeT1* limbangers mede op hunne hoede zijn. en quamen den negenden des namid- ™°r B*$

Dit is het geen de Pangoran aen j daghs met de gantfehe ingezette kri jgs t a v i a ' Jan van der Laen en Demang Sittia1 en fcheepsmaght voor Batavia op de Bauwa weet te beveelen. ree.

Deganfche veroverde buite beftont Bekomm Den zeven en twintighften wier- in zes enzeventigh ftukken gefchuts: b u i t<

den door orde van den Admirael d'o- beneffens hondert twee en veertigh verige huizen, die noch vele in getale metale en yzere baffen. onder de fterkte C^lanfapoura ftonden , in brandr gefteken: als ook de fterkte zelve, die d'onzen noch in we-zen gelaren hadden. Men haelde ook noch ten fei ven dage een ftuk gefchuts uit de modder van het eilant Kombara.

Voorts beflooten d'onzen de rivie-vete vertaten, aengezien zy rot noch

weer.af. toe te vergeefs na des Pangorans ant-

Men vond'er geen peper, maer een groten voorraervan rijs en padie, dat door den brant vernielt wiert: als ook al het gevonden vaertuigh zoo klein als groot, tot des konings lange fpeel-vaertuigen toe, die in een groot getal beftonden. D'onzen namen etlijke dier lange fpeel-Vaertuigen metzichj tergedachtenis.

A

H e t k o n i n g r i j k v a n

c H I N .

| - J Et koningrijk van Achin leit aen het Noorder eind van Sumatra,

op vier graden en cen halve. De hooft-ftaddes koningrijks van Achin is ook Achin genaemt, leit aen een luftigen vliet, en op eene vlakte ,om* trent een halve mijle van de zee.

Des konings hof leit in hetmidden der ftad, is groot^ langwerpigh, en

met eerte watergracht omcingelr, eh op zommige plaetfen met zwaer gefchut geftoffeerr. Het heeft zeven poorten, en is van buiten met een fta-ketfel van palifaden omringht.

Op de linke zijde van de riviere ftaet een kafteel, om des vyants fchepen het in en aenkomen te beletten.

Meer andere kleine vaftigheden en K fterk-

Page 99: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

*r4 G E D E N K W A E R D I G E

fterkten zijn op voordeligen toegan- ^peper. Sillebar ftaet onder de gen in ruighten en op moraflen omtrent

ko»

Sillebaer,

Achin, tot be veihng van hofen ftad, gebouwt.

De lucht fchijnt in dit koningrijk veel gezonder engetemperder te zi jn, als op hec zuider gedeelte des eilants.

De huizen zijn'er in de hooghteop palenoffturtengebouwt, endemuu-ren en daken met riet bedekt. Men klimt'er by rrappen van buiten in: want men derft'er niet om laegh woonen, uit oorzake van het water,dat by wijle zoodanigh oploopt, dat hec de gantfehe ftad als overftroomt.

Des konings grootfte rijkdomrnen beftaen inzonderheit in gout,juweelen en olifanten.

Hy hout velebywijven,die hem niet alleenlijk in het bedde ten dienfte zijn: maer ook voor de zalen en binnenka-mers waght houden: beneffens vele gelubden, die ook op hem paflen.

Naeft den koning ftaet de regeering des ri jks, aen de vier Sabandars en edelen.

Des jaers zeftien hondert drie en zeftigh, ftont de regering des rijks aen eene vrouw , dewelcke, naer men zeide , voorflagh maekte, om met eenen Hollander te trouwen: hoewel de Hoge Raden op Bitavia, om zekere ge* wightige redenen, daer toe niet bewil ligen wilden. !

d'Inwoondtrs van Achin waeren van ouds her voor goede krijgsluiden vermaert, en overtroften hunne ge-buuren in ftrijtbaerheir, en toonden kloek en ftout beleit, om hunne vyanden een voordeel en kans af te zien: want niet alleenlijk hebben htmn^do-ningendengebuurkoningenop 5&na-tta, landen en fteden ontweldispi: en afhandigh gemaekt: maeroojnöpde vafte kuft van Malakka de koningrijken van Queda en Pera verovert.

Dikwils hebben zy oob^de Portugefen in de ftad MalaMjrcelegerr, en groote fchade aengeaaen : naerdien zy zieh altijt vyanden van de Portugefen geroont hebben.

OpdeWeft-kufte, viermijlen be-' zuiden de Middellijn, leit in eenen boghr, aen een wyden vliet, eene plaetfe, Sißebar genoemt. Ronrom leggen hooge bergen en wildernidTen. Hec lant rontom geeft overdocdelijk

ningvan Bantam. Aen de We-ftkuft van Sumatra leit

een groote boghr of inham. D'cever is overal mec hoge en dichee bot fchaedjen bezet. Desgelijxisdebochc van' Sillebar rontom mec zeer hoge bergen omringr. Ook is d'oever van debochrvan Sillebar met groente en luftigh kreupeI-bof».h btwaffen. Een weinigh binnen den inham vertoont zieh eene uitftekende hoek, daer achter het ftedeken of vlek van Sillebar leit.

Eenige weinige minuiten ten zuide van de Middellijn leit de ftad Tilzow®,Tikcu*' die flechten flordigh gebouwt is.

Eenige mijlen ten Noorden van Tikouw, leit PaJJaman, aen de voet Paß-van een hoogh geberghte. n ) a n-

Barros leit op de Weft-kuft van Barre* Sumatra, ontrent eene kleine mijlc lantwaerts i n , aen een grooten vhet, tuflehen 'PaffamanemJÄchin. In deze lantftreke groeit peper, kamfer, en Benzoin. ,

Daer na volgen eenige andere plaetfen, als Sinkel, Labo, en T)aya.

Tedir leit tien mijlen ooft waerts P e d i r ;

van Achin, met geberghte tuflehen beiden, en was wel eer een koningrijk. Het lant is tamelijk vruchtbaer van rijs en fruit.

Meer Ooftwaerts leggen vervol-gens längs de binnen-kant van Sumatra, Patern fDe/y, Arn, Kampar, An-dnponrojjamby,en Palmban. Andri-fottro leit op drie graden en een halve.

cPad<mg leit aen een luftigen vltet, Padaog. enwort met Indiaenfch vaertuigh en fchepen veel bezochr.

Sumatra wort by d'onzen in twee kuften onderfcheiden: als in een binnen en buiten-kuft. De binnen-kuft worc by die van Java de Weft-kuft ge-noemr. De buicen-kuft des eilants ftrekt tegen het N oorden: alwaer het koningrijk van Atchin leit.

De lucht is op Sumatra van wegen 0 n e e . de groorc nitre, door deflelfs gelegent- »«»Jjj heit onderde Middellijn, boven mate V 3

c

n S u. ongezondt: inzonderheit voor dematra. vreerrodelingen, en in den regen - of fborm-tijt: want dan heeft men meeft alle dagen een fchiehcloenftorm, met herde wmt, donder, en blixem vermengt, waerop aenftonts jftiilten vol

gen.

Page 100: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E en L A gen. Daer en boven waeflemen uit de menighvuldige poelen en moeraflen vele vuile en {linkende dampen, die door de hitte der zonne opgetrok-ken worden, en de luchr ongetempert enbefmet maken: waer uit velequaet-aerdjge koortfen en langduurige fiek-ten t'ontftaen komen. Dit befpeurt-men inzonderheic op de Weft-kuft van Sumatra: en allermeeft aen de buiten kuft , op Tykouw en 'Pryaman: alwaer d'ongezonde lucht niet min voor d'in-als uitheemfchen (chadelijk en nadeeligh is: waer over d'onzen, die aldaer ten koophandel leggen, op-geblazen, bol en bleek van lichaem worden.

Op het Duivels-eilant, en in de riviere Indapura , is de lucht zoo onge-zonr, dat menfch of beeft, daer op körnende , aenftonts fterft, of datelijk daer wederom af körnende, kons daer aen t'overlijden komt.

Het eilant van Sumatra heeft luftige dam!" boflchen,en yzelijke hoge bergen, ver-

makelijkedalen, vruchtbare vlakten, vifchrijke bayen of zee-boefems, mee-nighte van beken en vlieten met klaer water: ook vele poelen en moeraflen, met taen-boflehen be waflen, die het water foot maken.

fiivieren. De voornaemfte vlieten ofrivieren zijn Achin ,*_Andregiri, Jamby, Palimbang, Manancabo ,Banjarmaffum, Sillebar, Indapura, Priaman, die alzo by d'onzen na de bygelege fteden, of de fteden na die vlieten, genoemt.

Het water in de riviere Indapura, en twee mijlen in zee, is bloet-root, dat door de taen-boflehen veroorzaekt wort, die in de moeraflehen waflen, en dien volgens de zee en de riviere met hunne rode kleure verwen: waer door ook het water om tedrinkenon-gezonc is.

Aendes Hetgeeft geers en rijs in overvloer, ftlants. en byna alle Indiaenfche vruchten, als

Bananas,patatas,kokos-noten,oranje-appelen, limoenen, tamarind, walch, Zuiker,honigh, genber. Inzonderheit groeit'er door her gantfeh eilant onge-meen veel peper, die met hclefcheeps-ladingen door d'onzen van daer ver-voert wort.

Op de buiten-kuft van Sumatra wierden voor eenige jaren door den oorlogh vele peper-tuinen uitgeroeit

N T R E I Z E ; 7 f doch zijnnaderhant weer aengeplanf Ook zijn'er vele peper-bomen uit-ge-roeit, en katoen-bomen in de plaetfe geplant.

Op de buiten- kuft valt ook de befte kamfer in duurzaemheit, en verfchilt hier in vandejapanfe kamfer, dat in deze alle de reuk in het hout, endie van de buiten-kuft van Sumatra in de kamfer zelf z i r , zonder dat het hout eenige reuk behoudt.

Daer valt ook lak, witte Benzoin, kalambak of aloe's-hout, arents.houtj en wit zandel-hout.

De boflehen voeden in overvloet allerlei wilt gedierte : als olifanfen, buffels ,tygers, herten, rhinofters of neushorens, wilde zwijnemapen, meer-katten,flangen,&c. De vheten,poelenj en .moeraflen zijn boven mate vifch-rijk. In eenige houden ook krokodil^ len. Daer is ook velerlei wilt en tarn gevogelte, zoo in de boflehen als op het lant. Ook zijn'er ongemeene groote vleermuizen. Voorts is het vreemt, dat her eilant Sumatra het ee-nighfte in Indien is, dat beeren voet.

De bergen houden in hunne boe-fem ,gout, zilver, koper, tin, yzer, en zwavel befloten. Men heefc inzon* derheit aen de buiten-kuft van Sumatra goutrijke mijnen : hoewel'er het gout weynigh gegraven worr. Des niettemin heeft de koninginne van At* chin voor eenige jaren daer uit duizent ponden: en de Compagnie voor d'eer-fte male des jaers 166 f . over de 300. ponden getrokken. Men vint'er ook fmaragden,hyacinthen,en andere gefteenten.

£)p de kruin van den brandenden bergh Balabam is een bron ,die zekere vochc uitwerpr.als olie Men heeft'er oo|: zekere olie of vocht, die uit d'aerdö zweet, als peter-olie: ofuit de rotfen in d'ondergelegerivieren ftorc. D'Indianen noemen deze vochc ook MinjahTannafo dac is, olie van aerde. M i n j a f , Deze olie wpjfc by d'inwoonders in Tannali zulken waerde gehouden, dar de ko- lf£n' ning van Atchin die op hals ftraffe verbiet uit het eilant te voeren: dies d'inwoonders dezelve by nacht en on-tijden, aen boorr van onze of. d'En-gelfefcheepen, fteelswijze, brengen.

Deze olie is z waer van reuk hoewel niet zeer walghaghtigh. Zy wort

K x zeer

Page 101: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Tale.

enaerc der Inwoonders.

G E D E N K W E E R D I G E meeft alle d'Indianen in dat ftuk geen grorfcnoverdaet bedrijven.

De meefte inwoonders, en inzon- Rieding. deaheit geringe luiden, gaen met het boven-lijf gantfeh naekt,en hebben alleenlijk een kleetje voor de fchamelheit gefl igen, of om het onder-lijfge-wonden r zonder fchoenen of kouf-fen, zoo wel mannen als vrouwen.

Rijke en voorname luiden hebben aen het boven- of opper-lijfecn dünne zyde of katoene rok, of van andere ftoffe,na de Moorfche wijze gemaekt.

Een doek bedekr hen het hoofr, mer een flagh of twee daer om gewon-den.

De koningen worden met meer als Maght flaeffe onderdanigheit en gehoor-^ s k£ zaemheit by d'onderzaten geeert, niet uir liefde en genegentheit t'hen waerts: maer uit een enkele ingeboorne vreefe en fchrik.

De Heerfchers, of overften, voeren den tijtel vznTangerang.

De misdaden ,°zelfs de geringften, S m ( &

zen, ftouten trots volk, dat zieh zelf worden byhen mer groote ftrengheit, der mit hoogh, en alle uitheemfehe volken als met het af kappen van handen en^"-

geftrafr. Dootfchuldigen

76 zeer dienftigh tegen d'Indiaenfche lamheit, Beribery genoemt, gehouden. Want zy helpt, indien de bele-dighde delen daer mee befmeert worden, de kranken wonderlijker wijze.

Daergroeitop dit eilant zeker riet, dat zieh opvelerlei wijze om deboo men flingerten wint, en tot een, twee, ja 500. vademen voortkruipt: zoo dat men naulixdeflels oorfprongen eind vinden kan. Het is zeer dienftigh en en bequaem om hoepen van te maken.

De gemeenetale der inwoonders is de Maleytfche: hoewel zy ook andere byzondere talen hebben en fpreken: zy hebben ook fcholen,daer in de jeugt lezen en fchrij ven geleerr wort.

D'inboorlmgen of eilanders van Sumatra zijn groot van ftal, en zwart of bruinvan verruwe, als de Javanen. Het vrouwvolk is fraei van leeft en witachtigh, met witte tanden. Het is zeer geil en onkuyfch,en rekertthettot eere, zieh voor gelt te laten gebruiken.

Het is een boosaerdigh opgebla-

laegh acht. Het is zeer tot bedrog en verraderye genijght, en breektlichte-lijk eet en belofce , op een voordeel van beter.

Ieder trouwt, na de Moorfe wijze, zoo vele vrouwen als hy voeden kan : hoewel een van alle de voornaemfte en opperfte mevrouw is. Voorname vrouwen ziet men zelden längs ftraet gaen.

Binnen's lants woonen menfehen-eeters, Bataches of Batatas genoemr, die niet alleenlijk vreemdelingen eeten ; maerdoden hunne vaders in hun-nen hogen ouderdom, desgelijx hunne broeders, en eeren die ook.

Rijken zoo wel als armen knauwen geduurighbetel-bladen, met kalk,en Areka of Faufel daerondergemengr. Rijs verftrekt hen broot , daer zy een lekker kookfel van weten te maken , en koeken van bakken, daer zy olie over gieren. Zy nuttigen ook vifch en vleefch, en allerlei groenre.

De gemene drank is water: hoewel-*er ook Arak van rijs enkokos-noren gebrant, enwijn de palm gedronken wort.

In het nuttigen van fpijze zijn de Sumatranen matigh en zober: gelijk

voeten worden op een wreede en vervarelijke wyze om 't leven gebraghr.

By ouds gaf de koning een misda-dige of doodtTchuldige aen eenigen van de rnenfeh-eerers over, die hem, met het afhouwen van hooft, handen en voeten deden doden. Daernafme-ren zy zout en peper op fi jn vleefch, of romp, en aten het aldus gantfeh raeu op.

Meeft alle d'inwoonders, en inzon- GoJs-derheit, die längs de zee-kuft woo-dlenft* nen, omhelfen heden de Mahome-raenfehe godsdienft , dien zy ledert vele jaren door vhjt der Mooren aen-genomen hebben.

Tevore waren alle d'inwoonders, zoo längs de zee-kuften als re landc-waerrsm, heidenen: gelijk zieh ook noch vele heidenen te lande waerts in bevinden.

Op het eilant van Sumatra, en in- Opsu-zonderheir op her koningrijk van^" ' Atchin ,is grote handel en fchipvaert koopban-uit alle oorden van Indien: want al- e

daer komen Sinefen, Maleyers, Javanen, Kriftenen, Moren ,en andere volken ten koophandel.

D'Ooft-Indifche Maetfchappye heeft

Page 102: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E en L A N T R E I Z E . j f heeft ook eenige landen cn plaetfen, i ons belafte datelijk mee aen lant te op de Weftkuft van dit eilant gelegen, 'gaen, met zoo veele foldatenenma-in befchermingaengenomen , enmet j troofen,als'er aen onze fchepen waren die een verbont opgerecht, vihgeen ; befcheiden,om deze vefting tehelpen

Koop waren van Sumatra.

peperofgout,aen iemant anders,als aen haer, toreengezettenprijs, re mögen verkoopen. Deze plaetfen zijn Priaman ^Indrapoura, Tadang, Tiko en Baros. Op Andragiri had de Compagnie ontrent des jaers 1665. wederom een nieuwe logie geftelt: doch de kleine menighte van gout en peper, die aldaer ingekochr wiert, kon d'onkoftenvanhet kantoor niet goet maken.

De voornaemfte waren, die het eilant Sumatra uitlevert, is peper. Daer valt ook gout, tin, en kamfer. Op de Weft-kuft vallen ook Pedro Porcos, die het ftuk over de twee honderr rijx-daelders koften. Inzonderheitlevert, Jamby cn Palimbang een groote menighte van peper u i t : op welke plaetfen d'Engelfen ook een kantoor hebben , tot wien de koning zeer gene-gen is.

Daer cn tegen wordenen verruiling, door d'onzen op dit eilant te koopge-braght, realen van achten, katoene lijnwaten , Sineefchgout, draet-yzer, ftael, lakens, Suratfe dekens, zijde ftoffen, zout, en meer andere waren. Dus verre van Sumatra

Wy vervorderden voorrs onze reitende ze,zonder voorval van meerverhael-reize. ^erdige zaken, en voeren den derden

van Sprokkelmacnr , voorby Punte Ga!e , en quamen den Vierden van Sprokkelmaent voor Kolomba, beide fteden op het eilant Zeilon, ten anker

Na wy onze zaken aldaer verright hadden , gingen wy den negenden weer tzeil, en voeren den twaelfden voor by de kaep Komorijn en de ftad Koylang,en zoo voort längs de Mala-baerfe kuft: daer her fchip de'Vogel lemx voor de ftad Kalkelang lagh, peper te laden, die by ons quam, om neffens ons na Perfie te gaen.

Wy vonden regen over het eilant Baypijn vijftien of zeftien fchepen, onder de vlagge van den Heer A-driaen vander Meyden ,om het fort of vefting Palipatnam te belegeren en veroveren.

Wy voeren terftont aen het jaght Vlielant, daer d'Admirael op was, die

Palipat*

Vervor-

Varen voorby Komorijn. Koilang.

Mi nam".

pat-

innemen. Wanneer nu alles aen lant was, cn

alle.foldatencn bootsgezellen inorde geftelt waren, en voort trokken, om deze fterkte met geweit t'overweldi-gen en aentetaften, vonden wy nie- n « mant als een out wi j f en een jongen § e n°-daer in : dies wy die vefting zonder m e n '

; flagh offtoor in kregen: want de vyant : had die alreets op onze aenkomfte ver laten.

I Het verder voornemen,om de ftad Kranganoor te belegeren, wiert niet raetzaem gevonden, uit oorzake wy toen eerft de rechte kuntlchap van de fterkre van die ftad kregen , en ons daer anders op dienden te voorzien.

Wy vervorden onze reize, en rrok-ken des anderen daeghs, den vijfden van Lentemaent, voorby de bacr van Goa: alwaer wy den Kommandeur Komen Roothaes fpraken, die daer met eenige *™rbf fchepen kruifte, en de baer befloren ^ hield, zonder dat een eenigh fchip in of uit moght.

Wy vervolghden onze koers en reize, en quamen den zeften op de rede wirfgut-voor JVmgurla ten anker. Aldaer von- l a-den wy eenige van onze oorloghs-fchepen,die haer ververfcht hadden, en wederom na Goa vertrekken wilden : als ook het jaght Banram, dac ge-fchiktwas, om dekoningin van Gol- Koningin konda na Mocha, (eenftad in Arabic, ™n G o 1 -aen de hoek van het Roo Meir gele- ,r°i!?na gen) te voeren, die van daer na de ftad M 3 " ° -Medina zou trekken, om het graf van m e t sS r a f* den berugten Profeet Mahomctte be-zoeken. Zy nam een groote fchat met haer, om aen het graf van Maho-met te vereeren, en trok met vier duizent ruiters, die haer meer als fachen-tig mijlen over lant, tot aen Wingurla^ vergezelfchapt hadden. De ruiters zaren op fchone Perfiaenfche paer-den,die als fpiegelsglommen,en waren vreemtuitgedoft. Zy waren gewa-pent mec lange maely-rokken , cn zommige hadden op de fchouders fnaeks-hoofden, als d'oude Romeinen. Zyhaddenblankekelmetcenop hec hoofe, en waren met pijl enbogc gewapent.Vele hadden lange baerden.

K 3 In

Page 103: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

G E D E N K W A E R D I G E Inden voortroep reden twee trom-1 in hetjaght,daerzy onder ging zittert,

om niet beziente worden. Zygafden Heer Kommandeur Roothaes enhet Oppefhooft Zantvliet ieder een kofte-lijk gefchenk van gout en diamanten.

De Schipper, die haer met het jaght naMocha overbraghr, reifdemethaer voort, en is, naerfchijn, Mahome-taenfchgeworden : want de ftiefman braght het jaght, in plaetfe van de fchipper, wederom.

Wmgurla is een ope dorp, in het wingur

petters mec twee bazuinen , welker mont voor wel twee eilen wijt was. Zybliezen bybeurtcn,en maekten een fterk geluit.

De groore heeren, die by haer waren, zaten ook te paerde, met een voetknecht aen iedef zijde van't paerr, die het by den toom leide, tot meerder pracht en ftaetfie.

De koningin zelve wiert in een koftelijkeoverdektePalakijn, omniet | gezien te worden, gedragen: desgelijx koningrijk van Golkonda, dicht aen 1* alle hare ftaetjoffers. Voor haer ge volgh gingen verfcheide keemels, die !

heel antijks toegemaekt, en met ko- i ftelijke dekkleden behangen waeren.

Op eenen zat een herpauk, met een gombe,("die, gelijk liierte lande, op de keteltrommen) met d'armen kruis-wijs over een, met een hamertje op een trom floegh. De trom was gemaekt van hout, onder fpits van fatzoen, alseenbyekorf, en met een dierenvel overtrbkken. Op ieder zijde des Kemels hing een trom.

De Kommandeur Roothaes , en Santvliet ("die teGamrontoen opperhooft van wegen de Kompagnie was} waeren de koninginne wel twee uuren te gemoet gegaen, om haer te verwel-lekomen.

Terwijl de koninginne daer was, dichte zy zelve aen verfcheide Sckre-ranfen, elk in cen byzondere cale, brieven voor : waer uic men haer verftant en taelkunde kon befpeu-ren. Zy liet vragen, of hec fchip gereet w.is,daer mee zy zou vertrekken • en verftaendedat hec klaer was, ver-vaerdighde zy haer voort coc de rei-z,e, om aen boorc ce komen. Maer als zy daer aen quam, en zagh,dac hec fchip zoo grooc niec was, als d'andere, die daer neffens lagen, was zy niec wel daer over in haer fchik, en qualik te vrede. Doch de Heeren Roothaes en Zantvliet onderrichtenhaer, dac hec jaghe, om d'ondiepte van de Roode Zee, daer bequamer, als de groote fchepen, was. Waer op zy h ier liet ge-zeggen,en beter genoeght fcheen.

Aen ftrant was een tenre opgefla-gen, en voorts een gang tot aen de lloepgemaekt,die gantfeh met katoen behangen was. Ook was een tent over de floep gemaekt. Desgelijx een

den oever der zee, v i j f mijlen van de ftadcGoa,en ontrentopdeNoorder-breete van vijftien graden gelegen.

Die van de Kompagnie hebben aU daer een deftigh huis van witte fteen en plaifterwerk gebouwt, en heerlijk opgemaekc.

Alle fchepen, die na Perfien gaen, moeten die plaetfe aendoen , om lieh van branthouc en water te verver-fchen: dar aldaer om een kleinen pnjs overvloedelijk te bekomen is. Anders is'er geen handel.

Na wy van Wingurla vertrokken Komen waren, quamen wy den 6. van Gras- t e G i r a i

maent voor de vermaerde Perfifche m

ftad Gamron,op zes vadem ten anker. Ik voer dien zelven dagh noch aen

lanr, omonze aenkomfteen aenbren-gen b kent te maken, teneindeorde op het loflen moght gefiele worden, en vond de zaken der Kompagnie in goeden ftant. Wanneer wy nu onze ingeladen koppmanfehappen hadden overgelevert, (die in een pakhuis ge-leic, en voorts, volgens de maniere, verkocht wierden) ftelden wy voorts wederom orde tot de lading, die dagc-hx gefchiede. Uic oorzake nu de meefte lading ingemunt gout-en zilver beftonc, zouden wy die haeft en en des t'eerder ingekregen hebben: maer dewijl wy na andere koopman-fchappen moften waghten, raekten wy eerft den tweeden van Zomer-maent klaer om te vertrekken.

De Heer Jakob Willemfz. Direk-teurin Perfie,van wegen de Kompan-jie, ging mee op ons fchip, naerdien zijn tijt aldaer om was, om mee na Batavia over te fteken.

De vermaerde ftad Gamron» d'ee. BefcWr nighfte zee-haven van Perfie, leit aen j j j j j een vlakke ftrant,op de Noorder-brete

ran

Page 104: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z' E E- en L A Van zeven en twintig graden, tuflehen I twee kafteelen, aen de kant van den Perfifchcn Golfof zeeboefem,. en aen de voet van eenen kalen zant-bergh, vlak tegen't zuiden, daer loof noch gras op was.

Gamron wiert van de puinhopen enafbraken deskafteels en ftadt van Ormus gebouwt : want de verwoe-ftingvan die ftad wasd'opkomfle van Gamron.

De ftad isaende waterkant met drie bolwerken, van gehouwen fteen , ge-fterkr, die met yzere geftukken ge-ftofteert zijn.

Na de lantzijde is zy met een muur van ongebakke fteenen bemuurt, die toen geweldigh vervallen waren, dewijl fchijnen van dien kant geene vreze te hebben.

De ftad Gamron is dicht berimmert. H u i z e n De huizen z i jn , na de Perfiaenfche

wijze, zeer antijks cn vremt gebouwt. De meeften hebben een Vierkante too. ren, die verre boven hetdak uitfteekr, en boven na de vier winden openin-genengaten heefr, om lucht te fchep-pen cn wint te vangen, die daer door fpeelt, en het gcheele huis verlucht. Inden heeten zomertijtleggen zy des nachts daer onder, om geruftelijk te kunnen flapen. De voornaemfte huizen zijn van leem-aerde gebouwt, dewelke tot vierkante ftukken gevormt, en geftampt worden, die dan zoo hert droogen , dac zy regen en wint ver-duuren können, en zoo fterk als fteen zijn. De huizen worden met kalk, van moffel-fchelpen gebranc, over-wi t : waer door het fteenc huizen fchijnen te zijn. Achter af ftaen veele flechte hm zen, die met bladen van da-del-bomen bedekt zijn, en Hechts tegen de hitte verftrekken.

Straten. De (traten zijn nauen kort, en komtmen t'elkens aen een hoekhuis. Zy zijn mcerendeels van het een tot het ander huis dwers overdekt, tegen de hitte der zonne: hoewel het daer dan noch evenwel zoo heet en naer is, datmen dezelve niet als met ongemak enflaeure kan gebruiken. Ook zijn de ftraten niec met ftenen beleit: maer beftaen uit herde aerde, t'zamen getrapt, dieelk,om dekoelteen ftof, gedurigh met water begiet, droogen dan door de hitte zoo hert op.

N T - R E I Z E . 7$ De Hollanders en Engelfen hebben

ieder aldaer een loosje, dicht by mal-kandere: en lact elk zijne vlaggedaer van waeien. De Hollandfche loosje leit dicht aen het water, en vertoont haer zeer heerlijk, en is gexnakkelijk om te laden cn 1 offen. 0

Daer is geen verfch water: maerj^««* . d'inwoonders moeten het zelve wel verfch drie uuren gaens uit het geberghte in waten aerde potten op het huofc,of in bereide lere fchape Vellen op den rugh dragen. Zy binden of knoopen de beenen t'za-men, en laten de zak op de fchouderen en rugh leggen. Dit zwaeren moeie-lijk werk wort door de flaven voor zonnen opgang verright|, eensdeels om de hitte, en ten anderen, om het water des te koelder te houden. Dies her verfch warcr aldaer zoo qualijk te bekomen is,datmenbyzommigevoor-name luiden byna eer een fchale wijn, als water kan krijgen. Ook zijn'er geene putten met verfch water , als alleenlijk in de regen-tijt.

Daer groeit niets,als eenige dadel-boomen: en evenwel is'er van alles re kr ijgen,dat derwaerts te lande uir Perne en andere plaetfen gebraght wert.

De meefte drank der inwoonders is water: doch hebben ook, inzonder-heir in den handel-tijt, fchoone Perfiaenfche w i j n , die hoogh roor van kleur, krachtigh, en evenwel zoer van fmaek is, als Kanarifche wijn. Deze wijn valt ©ntrent de Perfifche fteden Schiras en Jezd , en wort in groote fleflehen cn kaffen gepakt en geftuuwt, en van daer vervoert.

Men heeft'er ook arak van dadelen en rijs gebrant. Ook wort'er water met zuiker en limoenen toegemaekt, dat in de grote hitte gedronken wort: hoewel het, zoo't overvloedigh gebruikt wort, de roode loop veroor-zaekt.

De lucht te Gamron, en in de ge-pe!uck weften daer ontrent,is van Bloei-tot j * ^ ^ Herfft.maent,zoo ongezont cn heet, heet. alsik oit op eenige plaetfen in gantfeh Ooft-en Weft-lndienfeevonden heb. Waerom de vreemdelingen aldaer nier in verzekerde gezantheit kunnen blij ven, als in W inter, Sprokkel -en Lente-maent. Wat belangt de inwoonders ,die de luch<- des lants ge-woon zijn , inzonderheit voorname

luiden.

Page 105: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

8o G E D E N K W A * E R D I G E

Hete Wint.

luiden, blijven'er langer, te weten rot aen Grasmaent. Daer na wijken zy, om de hitte temijden, uit de ftad na hec gebergte, ontrent 10. of 12. mijlen van daer gelegen : daer zy zieh dan aen d'oeversv^n de rivieren, als op hunne hofßeden en lufthuizen, den tijc van vijf of zes maenden, nederzerten en ophouden, verteerende hec geen zy mec den koophandel gewonnen hebben. Ondertuflchen laten zy de ftad van hunne flaven en het gemecne volk bewoonen ; tot in Wijnmaent, als wanneer de fchippers en koopluiden wederom komen.'

Zy flapen, om de hitte,op leere zak-ken, of mer heconderlijf in 'c water, of bovenindecoorens van de huizen,die ten dien einde, om de koelte re fchep-pen, met lucht-gaten gemaekt zijn.

Zommige gieten rooze-water by den hals i n , en laten het onder byde beenen af loopen, om zieh te ver-koelen.

Het fchip, dat van wegen de Kompagnie aldaer om den handd blijfc leggen, moer mec zeilen behangen gen worden, of de planken en balken zouden van malkanderen fcheuren. Her pek en teer ftaet mec blaesjes, als ofhetkookte. Ook kan niemantdan de bloate voet op den overloop, van wegen deflelfs grote hitte, zetren.

Die het derven wagen om, geduu-rendede hitte, te Gamron te blijven, halen eene quaetaerdige koortfe op den hals: daer zy naulix kunnen van genezen, fchoon zy daer niec aen fter-ven. Ja na de genezing zelf volghr een geepsheit van lichaem, die het gantfehe leven lang byblijfc.

D'oorzake van deze grooce hitte fchi jnt , mijns oordeels, ce zi jn,dewijl de ftad tegen een kalen zant-bergh, vlak regen'c zuiden aen leic, die niec als dor zant is, en daer de zon zoo heet met hare ftralen regen aen fchijnt, die aldaer verdubbelen, en dan zoo kragh-tigh heet wederom ftuiten. Daer en boven komt de wint altijc uic den zuiden , en mec de hete zonneftralen uic eenen en den zelven oorc, dar ook niet weinigh helpt, om de lught met hitte t'onrfteken.

Na Lentemaent begint er de wint te veranderen , en wair gemeenelijk uit den Welle en Zuidwefte, en wort

op eenige tijden zoo fmoor heet,dat zy de menfchen als verftikr. D'Ara-bieren noemen die wint Elhamudl. datis ^tTJt\x.iVijch-wint,tXi dePerfia-nen Badefambour, uit oorzake zy den genen,daer zy opvalt, fchiehjk ver-ftikt en dbot.

Wanneer men een arm of been, of eenigh ander gedeelce van het l i chaem der genen, die daer aeri verftikr zijn,aenvac, datblijftin de handen, als lijmigh vet of fmeer, enals of het lichaem een maenc was dooc ge-weeft.

Deze wint waeit aldaer gewonelijk in Bloei, zomer, hooi,en oogft- maent: desgelijx ook ontrent Muaflil , tegen over oudNinive gelegen, en ontrent Bagdad. Maer wanneer men, ( hetgeen zeer merkwaerdigh is) in een vaen uig, op eene riviere is, zoo doer deze wint aen het lichaem geen quaet, fchoon men ook gantfeh naekt was.

De burgers van Gamron zijn meeft inwoe* koopluiden, die opde fteden Baflbra, Q"™ aen den arm van den fcufrates gelegen, emeren Schiras, llpahan, Tauns, en Smyrna, handel drijven. Eenmael des jaers, in hanJel. Wijnmaenc , komen de Karavanen, die duizenden van menfchen en beeften fterk zijn, uic byna alle geweften van'c oofte, als Babylonie, Turkye, Perfieen andere oorden, metallerleie koopmanfehappen opkamelen, dro-midarifen en ezelsigeladen, derwaerts. Van daer fiepen zy zijde, en andere ooftindifche waren te rugh naer hun lant.

Te Gamron is eene treffelijke merkt-plaetfe van zy, goutlaken, Alkatyven van Garn« of rapyten, peerlen, die omtrent hetron-eilant Bahrain gevifchc worden: als ook van allerleie aerevrucheen, pruimen , rozijnen, krenten, nooten, da-dels, oranje-appelen, citroenen, gra-naten, perfiken,en meer andere vruchten. Daer is ook overvloet van groen-te te bekomen, hec welk aldaer van andere plaetfen gebraght wort, maer her meefte van het eilant Kumts, drie mijlen van daer gelegen.

Meu vint'erook treffelijken en geu-rigen wijn te koop, die vandePerfi* fche fteden , Schiras en Tezd , met grore vleflen, in kaflen gepakt en ge-ftuuwt, overgebrachr wort.

Daer komt ook uitftekend fchoon fterk

Page 106: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E * en L A N T . R E I Z E . 2t fterk en geurigh rozenwater re koop, dat nergens overvloediger als aldaer te bekomen is.

Grote Op Gamron is een grote vaert van dei°Ptean a ^ e f c h- e P e n »d ie v a n Indien komen, öimron. en van daer koopmanfchappen , voor

Perlie, Turkye , en andere plaetfen van Afie brengen.

Te Gamron komen by wijle zulken groote meenighte van fchepen , dat men daer meer koopmanfchappen als gelt vint.-dieraenkomen dekoopluide aenftonts na Lar, Schiras, Ifpahan en andere fteden van Perfie overfchrijven.

Die gereet gelt hebben,en daer mee handel doen, blijven niet in gebreken, van dat gezwint na Gamron overte ftuuren.

Wanneer de fchepen aldaer aenge-komen zi jn, vindmendaer vele koopluiden; maer de meefte zijn Perfianen, Armeniers, en Indianen, die in Perfie hun verblijfen woonplaetfe hebben. Maer noch wel meer zouden'er uit andere plaetfen komen, indien zyde quade lucht van Gamron niet vrees-den: waer door zy gedwongen worden te Ifpahan te blijven, ter tijt toe, d andere koopluiden weerom komen, van wien zy de koopwaren, die zy van node hebben, koopen.

De vrouwen worden daer zelden, na d'oofterfche wijze gezien, en ont-

Gjoiron. houden zieh in byzondre gebouwen of vertrekken, daer de mannen zom-wijl eenen tijt lang by houden, en alle handel zaken dan laten varen.

Het licht vrouwvolk zit des avonts met lanterens voor de deuren op ban-ken, daer de mannen dan na roe gaen, en hunne zinnelijkheit uitkiezen, die dan ook voort mee gaen, en tot hun-nen dienft zijn.

D'inwoonders zijn zeer bruin van verruwe.

D'arme luiden gaen met het meefte Iijfnaekt, en hebben flechts een kleetje om de middel. In de hitte loopen zommige gantfeh naekt: andere hebben niet als een hembt aen.

De rijken zijn koftelijk op zijn Per-fiaenfeh gckleet. Daer zijn'er , hoewel eenige weinigen, die zieh kleden, als zy in oude rijden deden, en met ringen van gout, zilver en yzer aen d'han-den, oorenenneusvercieren.

Spijze. De gemene inwoonders der ftadt /

Aert der inwoon-dtrsvan

Kled mg.

eeten dadels, in plaetfe van broot of rijs, tot allerhande fpijze.

Het dient aengemerkr, dat de gewo-nelijke fpijze des volks,van Bajora af, tot aen iSV»<//,langs de kufte van Indie, dadelen en vifch is : waer van het grootfte gedeelte in de winr gedrooght wort. Zy nemen de hoofden en 't in-ge wand van de viflehen, met de ftenen van de dadelen, die zy gegeeten hebben, en kooken diet'zamen met een weinigh brak water* darzy alle avonds de koient'eren geven, wanneer zy van J t velt komen ,daer zy niet hebben kun-» nen vinden , als flechte ruighte en heefters.

Daer zijn ook hazen, fchapen, dui-ven, en patryzen: Maer wat de hoen-ders belangt, die daer overvloedelijk z i jn , worden niet veel gegeeten , uit oorzake zy een fmake van de zee-lught hebben.

Door de naby gelegentheit aen zee is'er overvloedelijk veel uitftekende vifch. Onder andere treflijke vifch verfchafc de zee SoldaenSardijn.

Daer zijn ook zeer goede oefters: hoewel die by d'inwoonders des lants n iet gegeeten worden: waer over men zelfs daerom na de viflehers moet ftieren, wanneer mendiewil eeten.

Men heeft'er ook allerhande kon* fituren en gedrooghde vruchten.

De groote en rijke koopluiden leven aldaer zeer prachtigh, inzonderheit de lantvooght des koninghs van Perfie, die aldaer zijn verbhjf houdt.

Aen d'ooft-zyde, ontrenteenuur-gaens van de ftad, iseen rijk graf,daer in een Benjaenfe Heiligh vooreenige hondert jaren in begraven werr,ondet een wortelboom,door hem zelven ge-plant,die by de Porrugefen Arvor das Rais, dat is, wort el-boorti, enby d'Indianen en Perfen Lul genoemt wort. Hy wort ook de boom der Benjanen, genoemt:'tzy na den planter of poterj of dewijl de Benjanen daer onder een Pagode,dat is,een heidenfehen rem-pel, met een Karavanfera, dar is,een gemene lants-herberg, geflieht hebben. Dees boom heeft zieh, na zijnen aerr, geweldigh verre uirgebreic : hoewel hy niet meer als eentyi ftam heefr, cn wort noch jaerlix grooter, cn fchijnt van buiten een geheel boomrijk bofeh,

L te

Page 107: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

82 G E D E N K W A E R D l G E te zijn •, want hy beflaet met zijne j ken; ja, (het is fchande men het zeidr,)

Indiaen-fche Hei ligen.

takken, die weder tot wortelen en jonge boomen worden, ruim zes hondert en vijftigh voeten.

Wanneer d'ingezetenen of vreem delingen zieh willen gaen verlufri-gen, dan gaen zy na dezen boom toe, en rechten daer onder kleine gaftmalen aen: om zieh onder zijne fchaduwe voor de hete zonneftralen re verbergt;

Het graf is mer een huis je of Pagode overtimmert,daer in nachten dagh, onder een zijde verhemelt, eenige lampen hangen te branden.

Degront is mer geb'akken fteen beleih en aen weerzijden metzitbanken gemaekr,die alle zeer ner en fchoon gehouden worden : dies het in de dichte fchaduwe aldaer zeer aengenaem te zitten is.

D'Indianen koomen daer veele ' offerhande doen : inzonderheidt de Stögs , anders Goegys , Gioghi, en Joegbi, en op Ar^bifch, en by de Mo ren Fakirs geheten. Hetis een flagh vanßenjaenfe Hei ligen:of willen zkh daer voor altoos gehouden hebben Het is een van de vier hooft fekten der lndiaenfe Braminos: want in vier hoofr- fekten zijn de Braminos verdedt D'eerfte is Cenrawaghi: de rweede Samarath ; de derde Bisnou, en de Vierde deze Stögs, of Goegys.

Zy zitten längs de wegen,met de be nen kruislings onder hec l i j f , na de Moorfche wijze. Zy körten noit de nagelen, maer laten die door malkan deren waflen, dar vervaerlijk te zien is. Eenigen hebben verwarde vlechten van vierof vijfvoeten lang,achter aen het hooft. Anderen fcheren noit her hair van baertof hooft af. In 'tkorr, zy zien'er zoo yzehjk en vervaerlijk tut, als men eenige nare helfche gee-ften of duivelen zou kunnen affchil-deren.

Zy mögen gene eige huizen hebben: maer flapen des nachts in de kerken of in de portalen der kerken, of op vuil-nis-hopen,hoeken der ftraten,of inholen enfpelonken. Zy gaen of zitten al-t i j r , zoo binnen als buiten deftadt, moeder-naekr, met een kleetje alleen om den middcl

hunnemannchjkeleden zeer nederig te kuffen: zonder men eenige bewee-ging of gevoelijkheit in hen befpeurt: want die dan eenige bewegenis daer mede quamen te maken, of eenige gevoelijkheit te toonen , zouden voor onheiligen en onkuifchen gehouden worden Maer zy zien ten tegendeele gene menfchen aen , en verdraeien d'oogen op eene vervaerlijke wijze, niet anders als ofzy verrukr waren.

Zy leiden alle een geftreng en hert leven, en mergelen her lichaem uir, met verfcheide flagh van boete, cn cn vreemde en onnatuurlijke gebaer-den en geftaltcn des hchaems aen te nemen. Zommigen gaen in donkere holen ' f kclders zitten, daer geen lichr in komt, als door een klein gat. Zy bl ij en daer eenige dagen in, by wijlen negen of nen, zonder eeten of drin-ken, mer grooren aendachr.

Zommigen, tot meerder boervaer-digheit, gaen altijt, eenige jarenlang, zonder dagh noch nacht te leggen. Wanneer fy nu willen flapen,dan hangen z zieh by een rouw om den middcl, aen eenen boom.

Anderen houden hun leven lang, tot aen hunne doot, in het zitten of in het gaen, d'armen boven her hoefr, in de lucht, rechr opgefteken: waer door in de gewrichren allengs zooda-nige herdigheden ontftaen, dar d'armen aldus begroeien, en mer meer kunnen neergebogen worden. Zy blijven nacht endagh,zomer en winrer, in die geftalte, gantfeh naekr, en weten, zonder regen en hitte der zonne tc fchuwen, her fteken der muggen uit te ftaen, zonder zy zieh van hunnehan-den ,om diete verjagen, kunnen dienen. Wanneer zy eeten of drinken willen, dat wort hun van anderen, met grotenyveren aendaght, indemont geftoken. Wanneer zy ziehte flapen leggen, houden zy noch d'armen in de zelve geftalte uitgeftrekr: her welk ongetwijffelt een der grootfte pijnen en rormpnten is, die het menfehelijk lichaem zou kunnen uitftaen. Zommigen vallen de handen uic zwakheit achter over op den rugh: naerdien zy

D'Indiaenfchavrouwen vervoegen 'd'armen , die door gebrek van voetfel zieh dikwils by hen, uit aendacht,om 4'einden van hunne vingeren aen te ra

uitgeteerten uitgedrooght zijn meer buigen können.

niet

Men

Page 108: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 109: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 110: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Merl heeft'er een ontallijk flagh van andere boetvaerdigen. Zommi-gen hebben d'oogen altijrnadczonne gekecrt. Andere houden d'oogen na d'aerde, zonder oit eenen menfch in het aengezicht te zien,of eenigh woort te fpreken.

Zy befmeeren cn beftrijken hun zwart en vuil lichaem met allcrhande vuilighcdcn en afch : defgelijx hun ongehavenc hair cn aengezicht met geftote zandel-hout, cn faffraen : maer inzonderheit met koedrek, daer zy dan afch over heen ftrooien: waer door zy gantfeh morflig, graeuw, en vervaerlijk uitzieri.

Ten tijde van ons verblijfte Gamron, gingen wy verfcheide malen daer hcen,omons in de hirte wat te verver-fchen. Men lact gewonelijk een kelder met Perfiaenfchcn wijn » en eenige konfituren mee dragen. Daer zijn ook allcrhande dadclen, amandelcn, noo-ten, en andere droogefruiten, wijn, konfituren, en wat men meer zou bc-gecren,voor ieder,die daer door komt, te koop.

De Iantvooght des konings vari Perfie , die zijn verblijf te Gamron heefr, hout zieh geweldigh prachtigh.

De koning zent alle jaers eenige ge-maghtighden , dien de Iantvooght, dan gewoonlijk zonder geweer moet tegen gaen. Indien hy niet wel gehandelt, en zijn lantvooghdye qualijk be-ftierr heeft, dan flaen zy hem het hooft

(af. Anders wort hy met een genaden-kleet befchonken. Dan komen zy in

1 de ftad te zamen, en zijn'er eenige da-gen vrohjk. Doch de Iantvooght, die

j toen van 's konings wegen te Gamron gebood, trok den gemaghtighden met een deel volks tegen, en quameri Zoo gelijkelijk en vrolijk in de ftad.

De polten, die van Gamron na de ftad Ifpahan loopen, leggen den wegh wonder kort af. Zy worden, uit laft des konings,door den Iantvooght daer toe geftelt, als zy den proef hebbert uitgeftaen, dir gefchiet, ten overftaeri van gemaghtighden, met hetopgaen vandezon, gedurigh na een voorge-fteldeplaets te loopen: daer altijt een met een paert neffens r i j t , om nergenS

L 2 tc

PerfifchiC Lant-voogc vafj Gamron.

PerfTfcritf polten.

Page 111: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

G E D E N K W E E R D I G E te ruften.. Dit duurtzoo lang, tot dat de zon hare ftralen wederom onder-trekt. Wanneer die gedaen is, fchenkt de Iantvooght hen, tottekenvan den uirgeftanenproef, eenkleec, met den tijtel van looper: daer zy zieh dan van degenen, d:e hun van noodehebben, toe laten gebruiken.

Terwijl iemant van aenzien teGam-ronis, komt aenftonts d'cenof d'an-derinwoonder, die hem als een dienaer of arbeider oppaft, en geleir, waer hy wezen wil. Hy ftaec alle morgen voor zijn logement en loopt hem den ganfchen dagh na, om op te paffen, en te recht te wijzen : waer voor hy flechts eene kleine vereering geniet.

Ik wasbegeerigh, omdeveeherders i iren" m e t hunne tenten, en meenighte van Gamron, hunne fchapen en geiten eens te zien

Dies gingik met eenen van deze arbei-ders, die my derwaerts braght, twee

zietdc of drie uuren te landewaerts in , en vond hen eindelijk, by hunne kudde, die zy op een dor en mager zanrgras, alshierte lande de duinhelm, weiden. Deze herders, diealleenl rjk een kleetje

voor aen jeatbeel-dins.

den voor hun vee te hebben. En al-hoewel de weiden tuflehen het geberghte cn ontrent Gamron zoo fchrael vallen , zoo zijn'er evenwel fchone fchapen en geiten. Een teken, dat zy zieh ook opeen zobere weiden kunnen erneren.

De weide, daer op deze beeften gaen, ftrekt zieh rot aen het geberghte ui t , dat zieh achter de ftad, een ftukweegs landewaerts in verroont, en door de hitte zoo verre ook fchrael en mager lant is.

Zommige rammen hebben vier ho-rens, en zijn ongemeen groor en fchoon. De geiten en bokken hebben meerendeels lang gekrult hair, dat afgefchooren, en daer van verfcheide fchone kamelotte ftoffen gemackc worden. Zommige hebben geweidige lange ooren, die hen als de brakken nederhangen, en onder de keel kunnen tzamen geknoopt worden. De bokke-vellen worden bereit, die Perfie in groote menighte uitlevert.

Dus verre van Gamron, &c. Een weinigh terrechter hant van de

om'r,lijf hebben,gaen met troepen van haven van Gamron zier men het eilant fchapen en geiten van vier of vi j f hon- \ Ormus, in den mont van den Perfi-dert fzürnen. Zy flaen hunne hutten in fchen zee-boefem, beneffens eenige het vlakke veltneer, hebbben geene andere eilanden , als Queixome,Ke-vafteplaetfe, na de wijzeder ^rabie- fem,en Larek: die wy hier,omhun-ren: maer veranderen vanftedeen gaen ne merkwaerdige cn byzondere zelt-geduurigh van den eenen ror den an- zaemheden, op 't kortfte befchnjven deren oort, om t'elkens verfche wei- zullen.

O

H e t E i l a n t v a n

R M u s .

Belege« Enigen ftellen het eilant Ormus ieit. op de hooghte van vijf en twintigh

graden en dertigh minuiten, en op de Jengte van twee en twintigh graden en vi j f en veertigh minuiten : andere op de hooghte van zes en twintigh graden en vier minuiten, en andere weer op de hooghte van Zeven cn twintigh graden, en zommige op de hooghte van zeven en twintigh graden, en dertigh minuiten Noorderbreete.

Eenigen houden het eilant Ormus voor het geen in oude tijden by TU-niuii fPomponwsie.n "Dionys, Ogyris genoemt wort.

Doch men zou het ook voor dat eilant kunnen houden, het welkf/ff-lemeus Vorochtha noemt.

Het leit in den golf of Perfifchcn zeeboefem, omtrent twee mijlen van het vafte lanr van Perfie, heeft ten oofte het lant van Karmanie, ren Welte enZuide, Gclukkigh Arabie, alwaer de ftraet van Baharcm is, en ten Noorde her vafte lant van Perfie.

Het is byna driehoekigh, en ftrekt zich,daer het de groorfte kufte of zijde heefr, van her Zuid oofte na het Noord-wefte, leggende zijne groot-ftc zijde byna gantfeh tegen het Ooft-

noord-

Page 112: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E en L A noord-oofte, en ftrekkende zieh van dekluisvan S. Lucie tot aen de hoek, of punt, op het welk het kafteel gebouwt is, en die het naefte aen het vaft lant leit: daer op eertijts eene Por-tugefe vefting Komoran ftonr, ontrent eene mijle van het eilant Van Ormus.

D'andere zijde loopt van dezelve kluis, van'c zuid-oofte na het zuide en zuid-wefte, tot aen de hoek of punt van Karu , en van daer na het Weft-zuid-wefte, en Wefte,en fluir de Balis van den driehoek.

De klein ftc der drie zijden ftrekt haer van Karu tot aen het kafteel, en Jeit na d'andere zijde van het lant van Mogofthan toe: welk CMogofthan gemenelijk de kufte van Perfie genoemt wort, die ontrent twee mijlen van daer leit.

D'omtrek of de kufte van dit gantfeh eilant begrijpt ontrent drie mijlen in 't ronde.

Het wefterlijkfte gedeelte des eilants , aen den zeekant, daer het geberghte eindight,wortA^r» genoemt: alwaer eenige huizen der Mooren ftaen: maer zoo veel niet als in den oort van Turumbake: hoewel zy ook flecbr, en op een zelve wijze, als d'andere gebouwt zijn.Behalvedeze,zijn'er andere kleine huizen, die den Auguftijner .geeftelijken toebehoorden, daer in zy zieh by wijle gingen verl uftigen. Daer is ook een fraeiepoel of vyver, om-ringtmetkoftelijke fchaduwrijke boomen; beneffens een groote bak, met regen-water.

Sergen. ten zeer hooge bergh doorfnijt het gantfeh eilant van 't Ooften na ' t Welte. Achter dit geberghre is alles vol bergen, heu velen, rouween onluftige plaetfen: want dit eilant is van binnen gantfeh met groote, rouwe en witte bergen bedekt ; welker meefte zeer wit en goet zout uitlevercn.

Daer is onder andere een bergh, Kuykaftarongenoemt, dat bergh der doden gezeit is.

Op het hooghftc van deze bergen ftonr, ten tijde der Portugefen, eene kluize, genoemt Onfe Lieve Vrouwe der Steenrotfe. En, uit oorzake dit geberghre byna gantfeh uit zout beftaet, zoo is deze kluize allengs opge-neveni dewijl de top des berghs alle

N T - R E I Z E. 8f dage aengroeit, van wegen de menigte des zouts , zwavel en zalpeter, die de natuurin den boefem der aerde voort-brengt en opheft.

Men klimt na deze kluize , die 's landts inwoonders grote eer biedig-heic toedragen, längs een klove des berghs , die trapswijze met veele draeicn opgaet: dewijl de bergh zeer recht en fcherp op-loopt.

Na by den bergh, op wiens top de- Zoutberg ze kluis geflieht is,is cen rondeen zeer hoge heuvel, Wiens fpits of toppunt,als in een piramide endighr. Deze heuvel is van zijne voet, tor aen den toppunt ganfeh van zout,dat het witfte en befte zout is, dat men mefcogen aenfehou-wen magh: dies men dien, in het aen-fchouwen van verre, voor een bergh met fneeu bedekt zou houden.

Niet verre van dezen heuvel ftont een kluis vanS. Lucie, achter eenige oude ver woefte toorens, daer in d'ou-de koningen van Ormus eertijts hun broeders deden bewaren, na zy hen ge-bhnt hadden.

In het gaen na de ftad, ftont ten hal«Kluis vi* ven wegen de kluis van Sinte Lucie, L u c i e " en daer by eenige hu zen: daer d ' inwoonders van Ormus, geduurendede grote hitte des zomers, zieh vertrok-ken: als ook in de genen, die op den oever der zee ftonden , welker meefte van rier gemaekt, en met dadelboo-men bedekt zijn.

Lüftchen de ftad en her geberghre, vlakc« treet men op eene vlakte, die haer van dekluisvan S. Lucie afftrekt: daer op vele inwoonders der ftad hunne over-welfde water-bakken hadden, die met fleutels toegcfloten wierden: hoewel men daer niet, als regen-water heeft, dat aldaer vergadert wort, wanneer het regent.

Nabyen ontrent deze plaetfe, daef de warer-bakken z i jn , is her gantfehe lant zout: als ook op andere plaetfen her gantfeh eilant door. Het regen-water in de bak ken is ongelijk beter, als dar van de purten: doch »ergens na zoo goet, als dat van het vafte lant, en varl het eilant Qiieixome gehaelt wort.

Het overige van deze vlakte is vol graffteden van Moren , Heidenen cn Joden, die aldaer onder malkanderen vermengt leggeh, zonder eenige on-

L 3 der«

Page 113: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

«* G E D E N K W derfcheic van leere of landaert. Daer zijn eenige overdekt, als kapeilen: maer aen alle zijde open.

Menighre van Moorle, Joodfche, en Hcidenfche vrouwen, zoo hooge als läge, en zoo jonge dochters als vrouwen, komen des nachts deze gra-ven bczoeken,rontom de welke zy haer neerzetten. De meefte brengen derwaerts hare ofterhanden en eetwaren, die zy in platte en kleine fchotelen quanfuis denovcrlcdenen, totzoen-offer der ziele, aenbieden. Eenige van deze volken gaen ook, uit een by-zondereaendighe, degraven,dieop hetprachtighftegeftightzijn, bezoe-ken: dewijl daeftekere godvruchtige luiden in begraven leggen, aen welk.:r gedachtenis zy groote eerbiedigheie ! betoonen: naerdien zy voor groote Heil igen onder hen gaen.

Aen heteind van die plein iseenan-Ardcmiraderplein, datookmflehende ftad en

den bergh ftrekt, dat de Mooren met eenbyzondere naem , Ardemira noemen: datgezeit is, ^ W / , c n fchoon gezicht : ("of, gelijk men op het Franfchin een zelven zin Beüevidere zeidt:)alwaer de Mooren van den hui-ze des konings, en de Kadis, of rechters, tepeerrfteekfpeelen aenrechten.

Dit plein of vlakte ftrekt haer weftwaerts nade zee toe ,op de wegh, die na den oort of ftreke van Karu loopt. Aldaer is de fraeifteengrootfte aenkomfte van de gantfehe ftadt.

Achter het geberghre, na het zuid-zuid-wefte.en na het weft-zuid-wefte, iseen andergedeelte des eilants, dat teg. n hec rede befchreven over leit, enden oort van Turumbake begrijpt. Maer her is veel kleinder als het ander: dewijl aldaer veel weiniger ruimte tuflehen de zee en het geberghte is: hoewel het aenzienlijker,als her ander is: want aldaer zietmen het aeloude lufthuis der oude koningin van Ormus, met eenige kleine boomen, en verfcheide dadel-boomen. Men heeft'er noch twee groote water-putten, die na den naem van den oorr, daer zy gemaekt z i j n , d e fü t t envan Turumbake genoemt worden : welker water het gezonfte en verfchte van het gantfeh eilant is. Aldaer zijn noch vele andere putten by verfcheide voorvallen ge-grayen.

Turumbake.

E E R D I G E In het lufthuis voornoemt is een

poel, of liever een regenbak, die met het water uit drie putten van eene kleine riviere, die uit het naby gelegen geberghte komt, opgevult wort. Dit wacer is zoo zout niemals dat van d'an* dere pueten, die d'andere zyde des eilants , tegen het Ooften en Noord-noord-ooften over, bevochtigen: dat de zon ftolt en in zout verändert.

Dit luft-huis was al voor 50. of 60. jaren in een quaden ftant : hoewel het noch eenige kamers had, daer den koning van Ormus zijne huisvefting nam, geduurende de groote zomer-hirte.

In den oort van Turumbake ftonden eertijts vijftien of twintigh huisjes, die eenvlekje of gehuchcuicmaekten, en alle van riec gemaekr, en met da-del-bomen bladen bedekt waren: daer in de Moren mrt hunne vrouwen en kinderen woonden: hoewel zeer jam-merlijk-

Daer zijn op veele plaetfen des eilants meer andere huizen van een zelf-fte fatfoen, en ftofte gemaekt. Vele inwoonders, die in de ftad Ormus wel gehuisveft zijn,brengen in deze flechte kleine huisjes vznTurumbake den zomer met hunne vrouwen, kinderen en flaven over: hoewel zy daer zeer wei^ nigh gemaks vinden,en naulix onder dak kunnen fchuilen.

Zy nemen aldaer hun verblijf; dewijl zy eensdeels door ervarentheir, en eensdeels door een oude overlevc« ring weten, dat het verblijf en delucht in het velt, veel gezonder, gedurende de grote hitte des zomers, als in de ftad is.

Op de Noortzijde van dit eilant leit ^ 0 f ;

een ftad, ook Ormus geheten. Eer de ftad Ormus door de Portu

gezen verovert wierr, was zy volknjk bewoont, zoo met inboorlingen, als vreemdehngen, want de groce winften, die aldaer met den koophandel gedaen wierden, hadden derwaerts een grooten toeloopvan koopluiden uit ganfeh Perfie, en Ooftindien en ookuicEu-rope, gelokt: die aldaer, als op eene gemene merckt, ten handel quamen.

In ' t kort, Ormus was eertijts de be-roemfte en neringrijkfte kooprtad, van den gantfehen aertbodem : inzonderheit eer de Portugezen den vaert op

Indien

Page 114: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E en L A Indien ontdekt hadden. Daer woon-den niet alleenlijk Perfianen, Arabie-ren, Abyffiniers, Armeniers, Tarraren , Türken en andere Mahometanen: maer ook vele Italianen, Franlen, Duitfen, Engelfen, Polen, en andere volken van Europe.

Daer woonden eertijts vele Portugezen ; hoewel zeer weinigh Span-jerts: want de Portugezen verboden den Spanjerts , derwaerts over den Oceaen te varen: en de Türken be-letten hen over lant, tulfchen de mid-dellantfe zee, en den Perfifchen zee-boefem gelegen, derwaerts te komen.

Daer waren evenwel eenigen, doch onder den naem engewaet van andere luiden.

d'Imboorlingen van Ormuz zijn Mahometanen,maer fommigen Xiays, of van de Sekte van Alis, Mahomets Schoonzoon-, als de Perfianen. D'an-deren zijn Stinys, of die Mahomct, 0-maren Otsmart volgen , als de Türken. De koning zelf hangt die zekre aen. Behalve deze ziet men daer vele heidenen, alsBanjanen, Kambayers en andere volken.

De ftad Ormus was ten tijde der Portugezen, eer zydoor dePerfianen desjaers 1619 ingenomen wiert,.zeer prachrigh,uitftekend,en heerlijk: waer om de burgers gemenelijk zeiden: Dat Ormm, indien dewerelt een ring was, daer van het edelgeßeente, ofdtamant zou zijn.

De Porrugefen, na zy de ftad verovert hadden, hebben die federt, van tijt tot t i j t , met prachtige gebouwen verheerlijkt.

Her yzervande deuren en venfters was ganfeh vergult. Het was daer te lande een gemeen zeggen : dat de Portugezen, by aldien zy meefter van Ormus gebleven waeren, heden, in plaetfe van yzer, aen de deuren en venfters, niet als gout zouden gehad hebben. Op eene verheventheit hadden zy eene kerke gebouwt, en die aen de Maeght Maria toegewey t. By de kerke ftont ook een Gafthuis der Barm-hertigheit.

By de plaetfe van de kerke der Barmhertigheit ftont de beurs of tol-huis, of Douane, en by de Perfianen Benkfalgenoemt. Het was een tame-Hjk fraeigebouw, en met galderyen vanbuitenopen.

N T R E I Z E 87 Men had'er, ten tijde der Portuge

fen, verfcheide kloofters: als onder andere een van d'Auguftijnen , en een van de Karmeliren Daer ftaet noch een hoge kloktoren, Alkoran in d'A-rabifche tale by de Mahometanen genoemt, die volmaekr, fchoon, en veel prachtiger, dan eenigh ander gebouw der ftad, geftichr is.

Na de zijde des kafteels ftont wel eer een Cfrloske , die de Portugefen geeftelijken, uit oorzake zy tena aen hun kafteel ftont, verwoeft en gefloopt hebben : het welk niet alleenlijk byde Mooren van die plaetfe ; maer ook by

| alle de nagebuuren van het vaft lant, en by den Perfianen zelfs, zeer qualijk opgenomen wiert: die daer over tegen de Portugezen met eene onverzoene-hjkc haet ontfteken wierden : naerdien deze Moskedoor hunnen koning Tahamaß) of Tahamas, groot.vader van Schah x^Abbas, geflieht Was.

Wanneer de ftad door de Perfianen ingenomen was, quam zy allengs tot een deerlijken ftaer te vervallen , en wiert byna geheel en al verwoeft, en woeft: want zy wiert van alle haere inwoonders ontbloot , dewijl die ten dele in het belegh te fneuveien quamen, en ten dele wegh-vluchten, en na andereplaetfen vertrokken. Alle de kerken en huizen, en andere gebouwen, waeren byna ten gronde gefloopt« Men vond'er niet anders dan eenige wmkels,met kleine huisjes in de ßazar ofwinkel-ftraet.

De fchepen van de Necrlantfche Ooftindifche Maetfchappye,flepen de •befte en de fraeifte marmer ftenen, na Batavia , om daer huizen van te bouwen, die zy ("onder fchijn van ballaftin nemen,) wanneer zy weerle-digh van daer vertrekken. Zy zouden al over lang noch meer fteenen wegge-nomen hebben, indien de Kan of over-ftevan Ormus zieh eindelijk daer niet tegen geftelt ,en hen het wegh voeren der ftenen wel ftrenglik verboden had.

Zelfs de Perfianen hebben ook al over lang vele ftenen en afbraken van huizen van dit eilant na de ftad Gamron vervoerr, om daer huizen van rc bouwen: want Gamron is meeft van de puinhoopen van Ormus gebouwt.

De, ftad van Ormus lagh ten t i j de der Portugezen op 'c jaer 1 6 1 9.

aen

Page 115: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

88 G E D E N K W A E R D I G E aen alle zijdcn open , het kafteel was zwak, en buiten ftaet van befcher-ming. De gracht, om het kafteel, was bynatoegevult, en had niet boven zes voet waters. Daeren boven was het te klein, voor noch minder volk, als daer toen hun krijgsbezetringuitbeftont.

Ook hadden d'overften, die aldaer malkanderen, van drie tot drie jaren volghden , na de Portugezen wijze, geenervarentheit van oorlogh ; men had ook gene krijgs-boumeefters,noch volk, die de buflohietery verftonden: als flechts een bevelhebber, die out,en zijn amptnietverftonr.

Opd'uitterfte Noorderof Noord-wefter hoek deseilants,dicht na 't vaft lant van Perfie toe, ftontditoudt Vierkant kafteel : daer de zee van twee zijden tegen aen fpoelt. Hetoverigh ziet na de ftad toe: tuflehen de wel ke, en het kafteel, een zeer fraeie wapen-plaetfe of plein, van drie hondert voeten in'c vierkantleit, die haer uitzight na de zee heeft.

Het was ten tijde der Portugezen, niet zeer groot, en had flechts vier bolwerken, zonder eenen aerde walgang. De bolwerken en gordijnen waren van zekere kleine vuurfteenen, en van kalk,met zeewacer gemengt, gemaekt: zoo dat zy niffl machtigh waren, het beuken van het grof gefchut te kunnen uitftaen: en ftorten by wijle voor een gedeelte ter neer: hoewel de breuken r'elkens van dezelve ftoffe her maekc wierden.

De gracht was nieediep: alhoewel zy mec kleine onkoften diep genoegh kon gemaekt worden: dewijl de zee van twee zijden daer in valt, en haer genoechzaem water verlchafc. In de-zen ftaet was het kafteel van Ormus, wanneer het onder de Portugefen ftont.

De Portugefen ftoften geweldigh op de fterkte van dit kafteel, en hielden het voor onwinbaer : daer he,t nochtansinderdaetvan klein belang en onfterk was.

De Perfianen verfterkten hec kafteel, na zy hec veroverchadden, mec nieuwe borftweeringen en Vellingen, en rechten zekere fchermen of be-fchutfelen op , om daer achter met musketten en pijlen veilighre kunnen fehieten. Buiten op de kant van de

gracht wierpen fy een halve maneop, en planten daer op eenig gefchut, dat water pas längs d'aerde fchoot, en zekere galdery kon befchermen.

Het kafteel is heden noch zeer fraei in ftaet en wezen. Sederc de koningen van Perfie zieh daer meefter van ge-maekc hebben,onderhouden zy daer op eene krijghsbezetcing. De Kan van Ormus, die fijn verblijf te Gamron heeft, fteltdaer zelf eenen bevelhebber op na zijn wil en welgevallen.

Deze kafteelvooght houde zijn verblijf en wooning in hec huis, dac eer-tijts den koning van Ormus toequam.

De haven defes eilants is in eene bay Häven. of zeeboefem, die door twee kapen of uithoeken gemaekt wort: op d'eene kaep ftaet het kafteel, en op d'andere ftont ,ten tijde der Portugefen, eene kerke van onze Mevrouw van Hope. Maer zy fchiet een weinigh meer na de ftad toe: zoo dat de plaetfe, daer de groote fchepen, galeyen, en zelfs lichte vaertuigen, eertijts ten anker quamen,recht tegen het Noord-oofter gedeelte der ftadt leir, tuflehen twee kloofters, die de Portugefen aldaer hadden: het een van de Karmeliren, en het andervand'Auguftijnen.

En hoewel die plaetfe hec diepfte van de gantfehe bay inwaerts fchiet, en de zee by hoogh gety de huizen drie en vier voeten hoogh in het water zer, zoo is evenwel deze bay zoo ondiep, dat by laegh zee-gety de gront of bodem meer, als twee hondert fchreden droogh leit: en over hondert en vijftigh fchreden van daer, komt het water niet boven een knie hoogh: en felfs opde plactfen,daer het meefte water is. Waerom de groote fchepen, buiten de baye, ontrent zes hondert fchreden van de ftad, ende galeyen vijf honderc, genootzaekt zijn t'anke-ren. Hier door is deze haven niec zeer vcihgh : inzonderheir wanneer d'oofte wint ftormt,en onweer maekr, die dikwils aldaer de fchepen op hec lanc jaegt. Het gevaer zou noch on-gelijk groorer zijn, indien het nabyge-legen vaft lant, die de haven ten ot> ften en noordooften bedekt, en het eilant Queixome, dat de haven ten Noorden cn Noord weften bedekt, het geweit der zee-baren op hare kuften niet braken.

Eenigen

Page 116: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Water-loosheit des eilants.

Zouth.

Z E E- en L A Eenigen (teilen twee Bandeis of

Bay«n op het eilant Ormus: een ten Ooften, en d'andere ten Weften: met twee gantfeh veilige havens, welke door eene kleine ftroke lants, die verre in zee fchiet, gefcheiden worden.

Op her gantfeh eilant is geen water: behalte in eenige fcheuten, daer zour waterin is:hoewel het een zouter als het ander is. Maer by noot kan men het water drinken, dat uit eenige bron-nen of putten gefchepc wort, die by laegh zee-gety zieh opdoen. Hoe deze putten verder van de bergen zijn, hoe het water minder zout is.

Hetregentook bywijleop Ormus in drie ja ren niet.

Men heeft'er alleenlijk eenige weinige putten meclzoec water: daer mee de tuinen des koningsen Vezirs be-vochtight worden.

FerraGutxa, koning van Ormus, die ophet jaer vijftien hondert en zes en tnegentigh regeerde, vond eenen nieu wen bron van foet water teTurum bak. Na by dezelve plaetfe, tuflehen derotfen, niet verre van zee, komt zeker zout water voort, dat 's lants inwoonders op Perfifch Abdarmon, dat gezeitis <_slrtzeny-water, noemen: dat de kracht heefr van kamer-gang te maken, en het l i j f van vele onreinighe-dentejZuiveren.

Vele menfchen komen aldaer op zekere tijden van Jc jaer dit water drinken, na hun welgevallen, zoo lang als zygenoegh hebben. Wanneer zynu ontlaftinggevoelen, zoo eeten zy (om verzekert te zijn,of zy gantfehehjk ge-zont zijn) een weinigh van een oran je-appel of citroen : en indien zy aenftonts, zoo dra zydie gegeten hebben, de korlen van onderen loflen, zoo houden zy zieh zeer wel gezuivertre zijn.

Wel zijn op dit eilant drie levcndi-ge bronnen,die van verfcheide oorden lür den voet des berghs komen, en drie rivieren met kfeer en helder water maken : maer hec is zob zout, als het

e i t ' water van de zee zelve. In hec hangen der bergen, die na't

ooften en zuiden leggen,ftromen kleine rivieren met zeer klaer water: maer het is mede zoo zout, dat men des zo-mers, wanneer de bedden, of de killen van defe rivieren droog zijn.de boorde

N T - R E I Z E . 8<) bedekt ziet. Wanneer dit zout door de hitteder zonne geftolris, geefrhet deblaetfe te kennen, die tot een bedde aen de rivieren des winters dient.

Ter oorzake van de zoutigheit en drpogheeder aerde, fchijnen alle vel-den en bergen van dit eilant van verre niet dan zoutklommen te zijn: dac een zeer bar en vervaerlijk gezicht geeft: naerdien de kleur der zout-ftoffe zieh duifter, verbrant, en aertachtigh ver-toont.

Men heeft'er zekere zoute kley, of pot-aerde: waer van drink- en watcr-vaten gemaekr worden: dewijlzyhet warer een friflehe en goede fmaek by-zetten.

Het gantfehe lant is niet anders als Aerten zout,droogh,dor, enonvruchtbaer; onvrugt* Waerom aldaer byna geen boom noch b a e

eenigh gewas groeien wil : behalven eenige wein ige op de vlakte en in de ruinen des konings en viziers, die alles3 het geen'er geplant of gezaeic wort, volkomentlijk voorebrengen. Hec eilanc isookvanbehoeftentotle-vens-middelen ontbloot.

/ilhoewel nudic eilanc gantfeh onvruchtbaer is, zoo groeien evenwel op zommige plaetfen eenige boomen* doch brengen gene vruchten voort: behalven eenige weinige dadelbomenj eneen kleine vnicht, die aen eenige doornige heefters groeit, mer groene bladen, die een weinigh fchaduwe maken. Daer en boven groeic'er noch een ander flagh van heefter, die kleine en rouwe bladen heefc; want alle deze heefters, fjwaer onder eenigen zeer dikke flammen hebben,) zijn zeer on-aengenaem in 'c oogh , en vol door-nen: als ook de weinige kruiden, die deze drooge en onvruchtbare aerde voortbrenge.

Men vindc ook eenige .groote en takrijke boomen, en zelfs zeer groen, in d'openingen der rotfen ; niet regen -ftaende eenigen gefchreven hebben, dat lover, kruit , noch gras op dit eilant groeit.

Die eilant geefc veel minerael of bergh-zout, dat helder en doorfchij-nendis: desgelijk z wa vel, die op verfcheide plaetfe der bergen valc. In herde wincers, wanneer het overvloedelijk regent, wort veel zouts van het

met groote ftukken of klompen zouts water1, dat van de bergen afloopt, door M de

Page 117: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

j o G de kraght der zonnen gemaekt.

AI hec minerael of bcrghzout, dat-menoogfchijnlijkfiet waflen,iser zeer fcherp. xMaer men gebruikt'er geen zout, rot fpijze en gerechten, als dat door de hitte der zonne gemaekt wort: dewijl het minerael zout het vleefch, en al wat'er om en aen is, in plaetfe van te bewaren, op eet en verteert.

De Hollanders voeren van het eilant Ormus veel zouts na Indien.

Daer is ook zeker witpleifter, dat zy Gueche noemen: daer op het vaft lanc overvloet van te bekomen is. Noch is'er zeker rode pleiftcr: maer valt zoo goet niet. Zy dienen zieh ook van zekre andere ftoffe, omgebouwen in het water te ftichten. Deze wort van d'oudfte med gemaekt, die men vinden kan: daer men het bovenfte van neemt, en maekt van de reft. klompen of koeken, en laet die in de Zon droogen. Wanneer alles wel gedrooght

D E N K W A E R D I G E zijn zeer hart, en zeer zwaer om te verduuwen. Deze erreten worden den peerden alle avonden t'eeten gegeven: maer des uchtens ieder ontrent twee ponden grove zwarte zuikeis die byna als wafch is,die mer zoo veel meelen een pont boter toegemaekt worr: waer van de ftalknechtcn kleine bollen of klompen maken, die zy hen in de keel fteken: wanr anders zouden zy die niet willen eeten. Daer na waflen zy hen de keel fchoon uit, die gantfeh op malkandereu gekleeft is, en inzonderheit de tanden 5 het welk hen voor dat voetfel doet walgen.

Des daeghs worden de peerden eenige kruiden gegeven, die op het velt met de wortels uitgehaelt zijn, doch zy moeten eerft wel gewaflen, en van d'aerdegezuivert worden.

Men haelt in de gantfehe Bay, en zinkhont längs de gantfehe kuft van het eilant Ormus, van onder uit het water veel houts op : hoewel het grootfte ge-

is , dan legten zy die op een groote deel e klein is: maer goet en gaef. hoop, en fteken'er den brant i n , en laten het een wijle branden. D'aflche, ofhet geenyervan komt,bewarenzy, en nemen daer een zeker gedeelte van, en ftampen die op een vlakke, herde en effe plaetfe: waer door zy diebequaem maken um verarbeit te worden, en gebruiken die aenftonts tot het werk. Want indien men die ftoffe liet kout worden, en eenen dagh of twee be-waerde, zy zou bederven en nergens toe dienen. Deze ftoffe ftaet het water tegen, en blijft vele jaren daer tegen goet. Men heefc op het gantlche eilant gene keifteenen •, maer wel andere, die meerendeels vuurfteenen zijn: waer van ook de muuren des kafteels ten dele gebouwt zijn.

Op het eilant Ormus valt ook zeker flagh van zeer zwart en blinkend zant, dat dienftigh is om op het fchrifc te (trooien. De Portugefen zonden het eertijts van Ormus na alle hunne kantoren van Indien, ten zelven ge-bruik.

Men zait, noch heefc daer te lande geen gerft, noch ha ver. Men geeftde beeften, als peerden en offen, zekere flagh van dikke erreten of boonen t'eeten , na die eerft tuflehen twee kleine meulen-fteenengenialen ,endan een uur in water geweekt z i jn : want zy

Dit hout kome van de regen over kufte of zyde van Perfie, twee of drie mijlen van deze bay'gelegen , daer de rivieren het van de toppen en kruinen der bergen, daer zy af ftorten, met haer flepen, en in zee voeren. Her welk een zonderlinge zake is, en die zeer tegen het geen ftrijt, dar men gemeene-hjkop ändere eilanden ziet, dienaby het vaft lant, ofby eenige andere grote eilanden leggen : na de welke d'over- en afwatering der rivieren veel klein en groot hout na toe fleept: welk uit of op het water komt,en drijft of daer boven op dobbert, en wort aen den oever der zee merendeels vergaen en verrot gevonden; daer dit hout,dat op deze kufte gevonden wort, zinkt, en te gronde gaet, enin de zee zelve moet gevifcht worden, en niet geheellijk verrot is. Hierom hebben eenigen , en ook niet zonder waer-fchijnelijkheit, geloofc, dat dit hout onder het water zou groeien.

Die hout verftrekt branthout op den haert.

Men vind ook op de kuften van dit eilant, en in de Perfifche zee van Ormus , onder water, zeker flagh van zeer lichte fteen, en van ftoffe en dikte als dn j f fteen, of puin-fteen: en al-rijc op plaetfen , daer onderaertfehe

Page 118: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A N T R E I Z E . 9 t weshalven deze fteen | den ontftaet een zwavclige flank uit vuuren zijn

gantich wit is, en daer in van d'andere fteenen van die ftoffe verfchilt : die meerendeels of zwartofgraeuwzijn: maer fpongiachtigh of wit,gelijk d'andere. Men vindt'er een groote menigte dier fteenen: daer inzonderheit de wintvangcn der huizen van gemaekt < worden: naerdien die ftenen zeer licht zijn, en wel kalk vatten, ter oorzake | van hunne holligheden. Ook bezwa-1 ren zy de huizen niet: maer maken het gebouw zoo hecht , gebonden en vaft, dat hec de woedende winden kan tegenftaen: die aldaer zeer groot zi jn, inzonderheit ten tijde van de fcheidingh der zaifoenen. Eenigen gevoelen, dac deze fteenen uit den bergh, die eertijts zou gebrandt hebben, geworpen en gebraektzijn: want men ziet, tot groot bewijs van dit gevoelen, op denrouften oort des bergs, een groote menighte van ftenen , die zoo zwart en verbrant als kolen zijn: waer mede de gantfehe rugh des berghs bedekr is, tot aen de vlakte: daer zy by hoopen op malkanderen leggen.

Datnu de fteenen, opd oever der zee gelegen, wit, endieopden bergh zwart zijn, gefchier uit oorzake d'eer-fte door het water in den tijt van vele j jaren, ja miflehien van veele eeuwen,1

gefchuurr, en van hunne vuiligheit

het geberghte, die de gantfehe lucht befmet,en vergifcight.

Het is op Ormus noch veel heter, als re Gamron.

De hitte woet aldaer meer dan vijf maenden,van Bloei- tot Hei fft-maentj of rot in 't begin van Wijnmaenc.

De dau valt'er,in het midden van den winter, den gantfehen nacht over zeer overvloedelijk,

De hitte is'er in dien zomertijt, des nachts, zoo groot, dat d'inwoonders aldaer ni^t zouden knnncn leven,'t en zy die door verfcheide middelen en kunllen de hitte willen te temperen en matigen.

Zy hebben ook op de daken der huizen zekere holle vaten,rroggenof bakken,diezoo groor, lang en ruim zijn , dac twee perzoonen gemakke-lijk in een uitge(trekt,alsopeen bed-ftede, kunnen leggen. Wanneer zy dan zullen gaen flapen, Zoovullen zy het vat met verfch water, daer zy toc aen den hals gaen in zitten: en alzoo blijven zy den gantfehen nacht,onder den blooten hemel, om te flapen.

Men fchrijft deze feile en overgrote hitte de dorheit des aertrijks toe: want behalven hetzandigh is.is het ook zil-tigh en zalpererachtigh.

Uit oorzake de hitte aldaer zoo boven mate groot is,en diedaei door

en morfigheitgereinighten gezuivertj eemgroore Verllroojing van geeften zijn. Deze fteenen worden by d'in- j komt te veroorzaken, zoo zijn d'inwoonders Sanchmay genoemt, dat \ wconders genootzaekt, zieh by nage-Steen-vi(ch gezeit is: dewijl die in de j duurighin het water te baden: hoewel zee groeit hnzoo veel fteen men daer dat water niet zeer gezont noch goet van haelt, zoo veel groeit'er weer aen:: daertoeis: naerdie'nal het water van het welk den inwoonders groot voor-deel is: naerdien die hun bouw-ftoffe verftrekr.

Men zeit, dac eercijts dit eilant den tijt van zeven dagen gebrant hebbe: waer van de kenteekenen noch heden gezien worden: wantd'aerde der bergen is rootachtigh, als verbranr: maer de gront der valeyen en dalen is bol als een fpons, en gelijkt afch of le-vendige kalk te zijn. Het is ook ge-duurigh zware aerdtbevingen onder-worpen.

Her gebergfrtc is gantfeh net zout bedekt, en de gantfehe aerde is zal-peterachtigh.

By het waeien van zuidwefte win-

het eilant Ormus bak- of put-water is, dat van Bandd Kongo, of van hec eilant Queixcme derwaerts gebraghe wort, en noch door beweging van loop , noch door de ftralen der zonne gezuivert is.

Het water, dat uit de putten gehaelc wort, iszoo volflijk,dat het zoo wit als melk zieh in het bad vertoont. Wanneer hec gezonken is, laet het over de twee vingeren dik flijk op denbodemvande kuipen : desgelijx in de vaten, daer het in bewaert worr* om te drinken. Waneeer de hitte zeer groor is, zoo zietmen de zee, die aen de muuren van vec'e huizen flaetj gantfeh vol menfchen, zoo mannen

M i als

Page 119: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

trank.

G E D E N K W als vrouwen, vanallerleie ouderdom. Maer die van Europe gaen weinigh in zee te zwemmen of baden ? dewijl het zee warer zoo zout is, dat het de huit doetaffchuuren.

Wel zijn de nachten, geduurende den zomer, ongemeen heer, en zeer ongemakkelijk : maer evenwel niet onverdraghelijk : naerdien men met de kulfens en peluwen der bedden met water te bevochtigen en befproeien, zieh genoegzaem weet te verkoelen.

Daerenboven is de verfcheident-heit en verandering der winden , die aldaer blazen, zoo groot: datmen daer over verftomt moet ftaen: want in niet meer als een halfvierendeel uurs, ver-neemtmen daer van verfcheide wer-kingen: naerdien d'eene veel herer, als d'andere is. Zommige doen zwe-ten, en andere fluiten en floppende zweetgaten.

De winden, die het meefte in dit zaifoen waien , zijn d'Oofte, Zuid-Oofte, Zuid-Welte, en Weft-Zuid-Wefte winden: maer zeer weinigh de Zuide winr: doch deze wint , hoeon-gemeen heet die ook is, valr niet zeer ongezont. Daer en boven heeft zy dit byzonders en wonderlijks, dat zy, in het waien over het water, dat in de potten bewaert wort, om te drinken, het genoegzaem verkoelt: hoewel niet de kamers , gelijk eenigen meenen: want deze verandering en onderfcheit befpeurt men nier, als in het water, dat in de potten bewaert wort.

De drank van dengemenen manen flecht volk is water. De overften en andere groten drinken ook Spaenfche wijn ,en wijn van Schiras, of Perfifche wi jn ; maer dien kan men daer zelden bekomen, en is'er zeer dier.

Men heeft'er ook brandewijn, die van rijsenzuiker aldaer, enook door gantfeh Indien gebrant wort.

Men heeft'er ook zekeren drank Tari genoemt, die van eenen boom komt, en zoo zoet als moft is: en wort overal in de herbergenenhoerhuizen verkoght: hoewel niet zonder groten paght aen den koning te geven. Hy wort van vijf of zes plaetfen in lere vleflchen op peerden derwaerts ge-braght, dieop ieder zijde een hebben hangen, en alle daeghs ten getalevan vyf of zes hondert in aldaer komen.

A E R D I G E Het eilant van Ormuz ftont in oude ,? e f

Ich; ppye

van Ormus.

tijden onder byzondere koningen, en e n r y ^ heerfchersof vorften, die afkomftigh koningen van de koningen waren, die over het" vaft lant van Arabie, Perfie, en andere oorden geboden, in dezer wijze.

D'eerfte dezer koningen, die gedacht wort,waseen zeker Arabifche Emir of Vorft,mer name, Mahamed Dramku, die af komftig van d'aeloude koningen van Saba of Gelukkig Arabie was Dees mer begeerte ingenomen, om nieuwe landen te veroveren, maekte zieh meefter van de gebuur-geweften, ftrekte zijn heerfchappye tot aen den Perfifchen zeeboefem uit. Hy trad re Kala-yatta, een zeeftad van Gelukkigh Arabie, met zijn volk te fcheep,voer voorby de kuft van Perfie, en ftichte de ftad van Harmus of Ormus op het vaft lant. Nahy zijn lant met vredebe-ftiert had. liet hy tot navolger zijnen zoon Soleiman na, die door de vol-gende koningen gevolghr wiert.

De derde was lga, zijn zoon. De vierde was Lax Kari, zoon van Ifa, die zieh tut het hof begaf,om een een-faem leven teleiden,en verlier fijn rijk.

De vijfde was K aikobad,z\)n zoon. De fefte Ifa,xic foon van K aikobad. De zeven de Mamud, zoon van lfa,

die zijnen neve Mir Xabadm CMo~ long, dien hy verdaght hield, op het kafteel Gat zette: maer hy vlughte van daer na het kafteel van Seugon, en nam de dochter van den kafteelvoogt ten wijve.

D'achtfte Xaxanta, zoon van Ma-mudy die Molong vervolghde. Mamui quam in een gevecht te fneuvelen.

De negende, Mir XabatinMohng, wierr tot koning verklaert. Daerna troude zijne dochter Sed t^Alkatum, met Emir, of vorft Seyfadin Aben A-zar, zoon van Aly, zijn broeder, koning van het eilant Keys.

Niet lang daer na overleed Aly. Toen verhieven die van Keys Emir Seyfadin tot koning.

Eerlang overleed CMir Xabatht: Toen maekte zieh de Vizir Xarear meefter van het koningrijk. Ten zelven tijde zetren die van Keys Emir Seyfadilfzi, die na Harmus vlughte: alwaer hy wel ontfangen wiert, en belegerde op het kafteel van Kareanden opgeworpen koning Xarear: dienhy

doode.

Page 120: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A doode. Voorts maekte hy zieh meefter van het koningrijk.

Na Emir Seyfadin zijn rijk in ruft en vrede had gebraght, trok hy tegen die van Keys ten oorlogh op, om lieh over hen te wreken. Hy verfloegh vcle,cn nam de voornaemflen gevangen. Daer na nam hy de haven op het eilant Gerun, heden Ormus, in, deed aldaer zijne gcvangelingen op eenen bergh dooden, die namaels den ber^h Kuy Koßaron, dat is, bergh der dooden,genoemt wiert. Eindelijk trok hy na Ormus, ahvaer hy de reft zijns levens overbraght.

D'elfde was Xabadin Mamud,zoon van I f a , de tweede van dien name, die zijnen oom in het rijk volghde.

De twalefde was Emir Roknadin Mamud,zi)nneve,zoon van Hamed, die hem in de plaetfe volghde. Hy bevochtvelezegens, braghe alles, tot aen Safar, een lantfehap in Arabie, onder zijne gehoorzaemheit, en regeerde 3 5-. jaren. Hy fterf des jaers twalef hondert acht en zeventigh.

Na hem volghde zijn zoon Amir Seyfadtn Nocerat: maer wiert aenftonts door K^Amir Kodbadm Thahantam, en door Amir Moechzadin Fulad, of Tulad, verjaeght. Doch na hyzich, met fijn moeder Bibi Banuk,by Sultan Gehaladtn SuragetCMex, Iantvooght van Kermon, vertrokken had, wiert hy door fijnen byftant herftelt.

Maer Mir Kodbadin, fi jn andere broeder, overwan hem: dies hy in een Tarrank, of lichte bark, na het eilant van Queyome vluchte. Aenftonts deed zeker Melik ("of koning) Seyfadin, Kodbadin,dien hy had tjyge-ftaen,doden,en de krijghskncchten, die eenen haet op Malek kregen, her-riepen Amur Seyfadim Nocerat, en herftelden hem op den throon , en verdreven Malek. Daerna dooden de twee andere broeders van Nocerat, met name Amir Mafaud, en Amir Turkonxa,hem,en BtbiBanek en Bibi Neyty, zijne zufters. Hy regeerde twalef jaren, cn ftierf des jaers twalef hondert eenen tnegentigh.

Mafaud was navolger van zijn broe-der,dien hy gedoot had Hy was ftrijt-baer, maer wreet, cn daer over zeer gehaet: want hy deed menighte van het gemecn volk en adel fterven: dies

N T R E I Z E. $3 de grooren des lants hunne toevluchc tot Amir Bahadtn Ayas Seyfin na-men, die een flave van koning Nocerat was, en daer na Iantvooght te Kalayatte, een zee-ftadt van Gduk-kigh Arabie, gemaekt wierdt. Deez Voerde een heir tegen Amir Majaud, en dwong hem, zijn hertret na het lant vanVKermon te nemen : van waer hy na Syrien vertrok. Hy ftierf namaels , na eene regeenng van drie jaren.

Na Mafaud volghde Bahadin A-yas Seyfin, die de twee broeders van Mafaud, die hem trachten tc herjftel-len, deed onthoofden. ^

Midlerwijle quamen de Türken uit Turkeftan in groten getale , en be-maghtighden vele landen in Perfie, en quamen tot aen het koningrijk van Ormuz, dat zy verwoeften, en d'inwoonders van daer deden verhuizen j die door bevel van ^Azaez, hun koning, na het eilant van Queixome vluchten. Daerna zochr deez eenigh bequaemeilant, omzijn volktehuis-veften, en quam op een woeft eilant, twee kleine mijlen van §luetxome gelegen : op wiens eene hoek, zeker oude man,mer name Gerun, zijn verblijf: had, die van zijne vifleherye leefde, en daer mee de fchepen verzagh.

Deez ried den koning zieh aldaet neer te flaen, zonder hy zijn voorne-men wifte. De koning verzoght het eilant van den koning van Keys, dien het toebehoordc. Desgelijx alle d'eilanden vanden Perfifchen zeeboefem. Hy verkrceghhet,met beding van-ze-kerezommegeltstebetalen, en braght daer zijn volk op. Voorts noemdejiy dit ejlant n;i de naem van fijn vaderlanc Ormuz; hoewel de Perfianen en Ara-bieren het gemenelijk Gerum of Gerun noemen. Deze verhuizingen bevol-king van dit eilant, gefchiede des jaers derrien hondert. Deez koning gebood van daer federt, over het groorfte gedeelte van Arabie, over een groot be- ftek van Perfie, en over de gantfehe Perfifche zee tot aen Bapra. Zijne navolgers hielden zieh aldus tot aen de komfte der Portugefen. Hy fterf des jaers derticn hondert en twalef, in het tweede jaer van zijne regeering.

Zoo andere fchrij ven, had hy zijn koningrijk, nahyde zaken van zijnen

M 5 nieuweq

Page 121: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

54 G E D E N K W nieuwen ftaet in orde gebraght had, aen Amir Ayzadin Gordonxa, zoon van Salhor, enBibi Zeweb, den neve van eenen der vorige koningen ,over-gedragen,en was toen na Kalayatte,in Arabie, getrokken, älwaer hy gerufte-lijk ftierf.

Gordonxa Voerde oorlogh met den koning van Keys: dewijl disde Ichepen van Indien belettete Keys te komen. Maer de koning van Keys wiert overwonnen en vlughte. Daer na quam deez weder , en nam eindelijk Gordonxa gevangen, onder fchijn van hem t'omhelzen, en voorwaerde van vijede te maken. Bibi Sultan, gema-linvan Gordonxa, gaf het beftier des lants aen Malek GuayaKadm Dinar, zoon van Xamxa, zijn broeder, over

Na verloop van vijf maenden keer-dc de koning van Keys weder na Ormus,braghr zijnen gevangen, Gordonxa, met lieh , die met groote vreughde in de ftad gebraght wiert. Maer Dinar, die reeds den koning ge-fpeelthad, wilde Gordonxa niet ge-hoorzamen: di^shy gedwöngen wiert van daer na het vafte lant van Perfie te vertrekken, en hield zieh op het kafteel van Minab.

Dinar, die voor de wederkomfte van Gor donxa vreefde, en zagh, dat zy alie Gordonxa toeyielen, vluchte na het koningrijk van Makron, gelegen tuflehen h-t lant van Perfie en Send, öf Ind. Toen wiert Gordonxa op \ eilant wel ontfangemalwaer hy des jaers dertien hinderten achtien overleed.

Nahem volghde zijn zoon, Amir Mobare (adin Bararon Xa, die, beneffens zijnen broeder, door eenen van fijne hopmannen, met name,M/> ~Kabadm l f f u f , des jaers dertien hondert ennegentien,ge vangen genomen, en in de gevangkenis gefmeten wierr

Voorts bleef l f f u f koning : doch wiert, niet lang daer na, door Mir Xa Kodbadin, d'andere broeder van den gevangen koning, beoorloght: ook quam Dinar met een fterk vliegend leger van Makron, Kodbadin te hulp. Maer wanneer hv l f f u f veel fterker zagh, maekte hy met hem een verbont van vrientfehap. Daer na deed l f f u f den gevangen koning,en zijne moeder en broeder, doden. Kodbadin vlughte van daernaKalyatte, met Bibi Ma~

E E R D I G E riam, gemahn van Ajas Ceyfin. Namaels quam hy onverziens met een groote maghi van volks te Ormus, cn nam l f f u f gevangen.

Mir Xa Kodbadin, zoon van Gor-donxa, en toen achtiende koning van Ormus, deed aenftonts l f f u f , zijne gemahn, en twee zoonen, dooden, nam het eilant van Keys in : en de koning CMalek Guayadadin nam het eilant van Bahren, Katifa,Karga, en Der ab in,en heerfchteover dezee-kuften van Perfie en Arabie : van waer hy alle jaers eene groote fchatnng trok.

Maer wanneer desjaers dertien hondert vijf-en veertig Kodbaain terjaght op het vafte lant getrokken was, nam Rud Xur Najomadin, zijn broeder, het eilant van Gerun of Ormus in bezit, en deed zieh tot koning uitroe-pen. Wanneer Nafomadin zagh, hoc weinigh volks hem erkende, trok hy van daer na het « aft lant. Hebbende daer na Homer Soiadin , lieutenant van Kodbadin , op z jne zyde gekre-gen , overwon hy hem door ver-raer: want deez viel hem met veel volks vau zijn krijghsheir toe. Hier op vluchre Kodbadin na Kalyatra , en bleef'er een jaer. W anneer hy namaels beright van de doot van Nofomadin kreegh, en hoe die by uitterfte wille zijnen zonen, Xembe en Xady,behh\ had, de voeten v an Kodbadin, te Ka-lya'ta te gaen kuflen, en hem het koningrijk over te leveren : maer ziende datdiezich als koningen droegen,zoö trok hy tegen hen ten oorlogh op, en overwon hen, en maekte zieh meefter van het eilant Ormuz. Hy fterf namaels in Nakelftan,een lantfehap van Mogesftan, desjaers dertien hondert zeven en veertigh.

Turonxa, zijn zoon, (die het leven der koningen, zijne voorzaten, zoo in dicht als ondicht befchreven heeft,) wiert na Kobadin koning van Ormus. Hy overwon Xambeen Xadyjzn fterf, na eene regeering van dertigh jaren, desjaers dertien hondert acht en ze-ventigh.

NaTuronxa wierr fijn oudfte zoorii Mazud, koning van Ormus.

Na hem, Xabadin,de tweede zoon van Turonxa.

Nahem volghde Salgar, de derde zoon van turonxa. Onder Wiens re-

geering

Page 122: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - e n L A N T R E I Z E . *>f pen. Hyvertrok dan met zijneknjgs- Komfte geering Soli Hhalila gantfeh Perfie

bemaghtighde, en quam tot aen het geweft, tegen over het eilant Gerun, of Ormuz, gelegen. Maer hy kon aldaer niet overtrekken , by gebrek van fchepen. Eindelijk trok Hhalila

maght, den twintighften dagh van t , ' ; r P o r " Ooghftmaenr, des jaers vijftien lv. n- t

Uormus. dert en zeven, na den mont van den Perfifchen zeeboefem, en voer voorby de kaep van Rofalgat, en liet het

weerte rugh, zonder Saigartebefcha-j anker voor Kalayat, ("een edele en digen, dan in zijne geweften van het d'eerfte ftadop die kufte, cn onder het vaft lant. Hy heeft gene andere oor- gebiet des koningnjks van Ormuz gelogen van belanggevoert.

XauwespXyx navolger, regeerde ge-ruftelijk.

legen) vallen, om te ververfchen, en voorraet van lijfroght inte nemen.

De ftedelingen quamen ingefprek Nahem volghde Seyfadin3detwee- J met Albukerk, en mackten, uit vreze

de van dien name, die regeerde wan-! voor onheil en rampen , (\vant der neerde Portugefen,des jaers vijftien ' Portugefen naem was toen by die hondert en zeven, onder gelei van j volken reeds zeer vermaerdt en be* Alfonfes Albukerk, ophet eilanc van roemt,) een verbont van vrede en Ormuz quamen, en Indien met hunne fchipvaert begonnen aen tedoen.

Hy was toen noch zeer jong, en in zijne kmtsheit, en ftont onder voog.

vrientfchapj op zekere voorwaerden, die ^Albukerk zelf hen voorfchreef. Toen trok hy na Kunatte, een andere ftad des koningrijk's van Ormuz, en

dyfchap van zijnen vadersflave, Atar \ opdekuftevan Arabie gelegen. Maer of Kogear geheten, een man van kloek aldaer vond hyde gemoeden der in-beleit en groote fchranderheit: maer ! woonders heel anders gezint: wanr zy die het niet wel met den onmondigen I liever de Portugefen met de vvape-koning voorhad. Want alle zi jne raer- ' nen wilden verjagen,als met hen d'aen-flagen fchenen hier opte oogen, dat, gebode vrede maken- Hoewe! hen zoo lang hy leefde, de kroone en ko ninghjke naem by den onmondigen koning was: maer hy het gezagh en bewmtover alle zaken behield.

Hier en tuflehen traghte Albukerk door alle middelen en geweit de ftad Ormuz -zieh voor Emmanuel, ko ning van Portugael, t'onderwerpen, oftenminften die, met het bouwen van een kafteel, cijnsbaer te maken: want koning Emmanuel had hetoogh opdeftadt Ormus inzonderheit geworpen , om de Türken , en andere Mahometanen, uit den Perfifchen zeeboefem, ("daer längs zy na Indien met hunne koopwaren voeren) re fluiten, en allen dien koophandel in Portugael over te brengen

Om dan zijn voornemen uir te werken , en het gebier over de ganrlche zee, dieGelukkigh Arabie van het eilant Sokotoren, tot aen den Perfifchen zeeboefem befpoelt, te hebben, be-gaf hy zieh met zes welbemande fchepen op zee. Maer het doghe hem een

dac zeer qualijk verging. Want Albukerk , om die woede en trotsheit te bedwingcn,lande met een fterke magt van krijgsvolk, en beftormde de ftad, daer de knjghs - bezcttelingen , na eenigh tegenftant te bieden, uitvlugh-ten. Voorts trad hy in de woefte en verlare ftad , en deed die tot fchnk verwoeften , en in brant fteken: desgelijx de fchepen, die voor de ftad ten anker lagen Op een zelve wijze ver-overde hyde fteden Maskata, enOr-fazan, die ook onderden koning van Ormus ftonden, en met fterke wallen en knjgsbezertingen verzien waren. Van daer vertrok Albukerk met zijne fchepen en krijgsvolk na Ormuz, fijn voornaemfteooghwit,en deed den jon-gen koningZeifadinen zijnen vooght Atar aenzeggen : dat Emmanuel, koning van Portugal, tegen de Mahometanen, vyanden des Kriften naems, ("inzonderheit zoodanig de koningen zijne voogden waren,)een doodelijke cn eeuwighduurende oorlogh, byna

fchande te zullen zi jn, op die kufte als doorerf recht, aenge vangen had, als.een zee-rover te fchuimen. | en die nier, als met overgeving van de

Dies nam hy een ander befluir, en \andere parthye, kon ge-eindightwor-traghte het koningrijk van Ormuz1, den. Indien zy gezint waren, eenö den koning van Portugael t'onderwer- jaerlixfe fchatting te betalen, na den

voor-

Page 123: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

9 6 G E D E N K W voorgangvan vele koningen van A f r i ka en Alle, dan zou hy in ruft en vrede weder vertrekken : maer zoo zy wei-gerden, zieh onder fijne gehoorzaem-heit te begeven, zoo moeften zy ze-kerlijk weten,dat zy tegen hem,tot hunnen ondergang, zouden moeten oorlogen.

De koning, verfchrikt doordehge-lukkigen en voorfpoedigen voortgang van Albukerk,en vrezende voor noch erger, gehet zieh metlieftallige woor-den,eneen liftigh aerzelen, tot vrede te nijgen. Door raec evenwel der rijxvoogt Atar, ftelde hy de zake nie, j en draelde, Albukerk t'ant\voorden,ter t i j t toe de nieuwe hulp-troepen der bontgenooten, die alle uuren verwagt wierden, uic Perfie zouden aengeko-men zijn. Wanneer die dan in de ftad gekomen waren, gafde koning, zonder eenigh fchoorvoeten en om wegen, Albukerk ten antwoort: Dat de koningen van Ormus niec gewoon waren, toi aen vreemdelingence bera-len: maer van hen te vorderen. In dien de Portugefen gelijk recht envry-heit, neffens d'andere handelaers, ge-nieten wilden, zo zou hen in die haven te handelen vryheit en verlof vergunt worden. Dan by aldien zy kracht en geweit in'c werk wilden ftellen, zy zouden haeft gevvaer worden,hoe veel

E E R D I G E pen niet kon befchermt worden, zoo zond hy aenftonts eenige gezanten aen Albukerk, met verzoek van vrede; die hyminnelijk ontfing, en gehoör verleende,en deed den brant, die d'andere fchepen reeds hadaengetaft, uic-blufTchen.

Voorts begon men des anderen daeghs van voor waer den van vrede te fpreken, en te handelen , die ook in dezer wijze getroffen wiert.

Zeyfadin en alle de volgende koningen van Ormus zouden zieh onder befcherming en gebier der koningen van Portugael met goet recht begeven, en hen jaerlix vijftien duizent Serafs tot fchatting geven.

Daeren boven zou hy eene plaetfe, om een kafteel teftichten, aen Albukerk, na zijn welgevallen en goetdun-ken, coeftaen, en de fticheing, met gereet gelt en andere behoefte tc hul-pe koomen, en byftaen. Midlerwijle wierc hec kafteel geflieht, dac Albukerk mec groten yver trachte voort te zetten. Maer het Portugeze jongman-fchap en adel begon te morren, dat zy gehele dagen in flaeffen arbeit bezigh. gehouden wierden: daer de Turkfche fchepen vry en vrank op zee voeren, op de welke groote en rijke buit te be-halen was. Het oproer nam allengs d'overhanc ,cot dac twee fcheeps-hop-

gewapende Arabieren en Perfianen, luiden, met hun volk, zonder Albü, van half naekte Kaffers en onbehou weenplompe Moren verfchilden.

De rijxvooght Atar had meer als twintigh duizent krijghsknechten in dienft ; welker eene gedeelte hy op de koopvaerdy-fchepen verdeile had, die hy längs hec ganefche ftranc deed leggen , en ftak mec d'oorloghs-fchepen Zelf in zee: ten einde hy, by aldien miffchien Albukerk de vloot, na by ftrant gelegen , moght aentaften, de Portugefen aldus van achteren en van voren al5 in een nec zou befluicen. Maer Albukerk tafte de vloot van Atar met een fei gevecht aen, enver-overde alle des vyants fchepen, en ftak de meefte inbrandt, en boorde andere cen gronde, metfneuvelen van vele menfchen: daeraendc Portuge-fc zijde niet meer als tien te fneuve-len quamen. Wanneer koning Zey-fadin dien neerlaegh befpeurde, en wel wifte, dat het eilant zonder fche-

kerk te vragen, of verlof te verzoe-ken, weer na Indien trokken.

Geweidig fpeet het dien admirael, dat hy van zulke treffelijke, en byna uitgevoerdezeetoght verfteken wiert. Maer hy vond zichgenootzaeckt, den t i j t toe te geven , en d'andere te vol-gen. Doch wanneer hy, na verloop van eenigejaren, onderkoningvan Indien, van wegen de Portugefen, gemaekt was, zoo braght hy dit werk, na het veroveren van Goaen Malakka, ten gewenfehten einde. Het welk in dezer wijze gefchiede.

Desjaers vijftien hondert en vijftien deed hy twee en twintigh oorloghs, en vele koopvaerdy fchepen toe te ruften. Hy liet een gerughe te Goa loopen, met deze vloot fchepen na Aden (eene ftad aen den mont van het RooMeir gelegen) te zullen varen: ten einde die van Ormus, den fnof van zijnen aen-flagh,niet zouden in den neus krijgen.

Ga-

Page 124: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A Gekomen te Maskata, keerde hy

wederom , en trok recht op Ormuz aen j door wiens önverwaghte komfte de koning van Ormuz niet weinigh verfchrikt wiert, en een grote ontftel-tenis t'Ortmiz ontftont. Want de rijxvooght Atar of Kogetear was reeds overlcden, en Noradm deftadvooght had koning Zeifadin metvergifom't leven gebraght, en zijne kinderen van het rijk beroofe, in wiens plaets hy den broeder vnnZeifadiny met name Toro of Torunxa, (gelijk eenigen hem noemen, (geftelt had.Nadien dznNoradin Toro te vore met veele dienften, en nu met dezen nieuwenweldaet aen hem verpligt had,zoo beftierde hy het rijk en den koning, na goetdunken en welgevallen. En om het rijk noch meer in zijne maght en geweit te brengen, hadhyzich,metdienaersen trawanten, die hem in het byzonder getrouw waren, omringt. Onder deze waeren drie volle gebroeders, dieby Noradin, dewijl fy hem in namaegfehap beftonden. de voornaemfte plaetfe van waerdig-heit en gunfte bezatert.

Maer onder alle munte verre uit zeker Hamedes, out v i j f en dertigh jaren, die in heerfchzught enkloek be-leit van zaken, den rijxvooght Atar, zeer gelijk was. Deez was allengs, met de herten van allen aen flehte trekken, endezwaertfteampten op zieh alleen te nemen, tot die maght opgeklom-men,dat hy het gantfehe rijk na zijn welgevallen beftierde en handelde : zulx de koning naulix, zonder bevel van' dezen Hamedes, niet deed of liet. JaookAZö/W/0,door wien Hamedes tot dien top van eere en gezagh gefte-genwäs, fcheen, by hem te vergclij-kenjin'cvoetzant te leggen, en niet met allen geacht te worden.

Zwaer viel Toro deze dienftbaer-heit: maer dorft zieh eveh wel tegen Hamedes niet kanten, noch uit zijne handen zieh ontflaen, om niet mif-fchien, na 's lants wijze, van oogen cn leven berooftte wordeni

Wel wiert het verbont j met de koningen van Portugael opgerecht, on-kreukeiijk gehouden, en der Portugefen overften, die door Ormus quamen reizen, herberghverlecnt, enJjimma-nuel, koning van Portugael, whjaer-lixc fchatting> volgens ontwerp van

N T - R E I Z E. 5>7 Albukerk, betaelt. Maer evenwel ftonden de zaken zoodanigh gefcha-pen, dat Hamedes, dieeentomeloos gebiet voerde, den koning en het rijk van de Portugefen aferok, en koning Emanuel eenighzinshet gebiet des eilants by bede fcheen tebezicten.

Want koning Toro had reeds, uit dwang van Hamedes, die meer na de zyde der Perfianen als Portugefen helde, de mutfe,door lfmael Sofi over-gezonden, ontfangen: desgelijx de gebeden en geloofs-artikelen van Ali: (che de Perfianen voor hunnen pro-feet houden) waer by hy beleeden ver-klaerde, een onderdaen of leenmah van den koning van Perfie te zijn.

Na alle deze dingen in het licht gekomen waren, befloot Albukerk koning Toro uit de rampzalige flaverr nye van zijne dienftgenoten te verloffen, en geheellijk in de befcherming en getrouwheit van koning Emmanuel te veftigen.

Zoo dra hy t'Ormus quam,omring-de hy aenftonts het eilant met zijne fchepen, ten einde derwaerts van andere plaetfen gene by ftant noch voor-raet van lijftocht kon na toe gevoert worden.

Daerna deed hy den koning aen«. zeggen,dathy gekomen was, om nieu-we verbont-wetten tuflen den koning van Ormus en Portugal te maken.

Koning Toro, dieoverde komfte van deze grote vloot fchepen verbaeft en Verflagen ftont, vaerdighde aen* ftonts eene bode aen Albukerk af, en liet hem vragen, wat zijn begeren was. Het kort van Albukerks eifchen be-ftpnt hier in : Behalve de jaerlixe fchatting, die Toro den koningen van Portugael ter goeder trouw betalen moft, toe te ftaen een kafteel en her-bergh of logie voor de Portugefen by, de ftad te fliehten, om den Handels halve.

Dit ftont koning Toro toe: en wert het verbont met plechtelijke eede ter weder zijde getroffen.

Maer midlerwijle het kafteel ter zelver plaesfc, daer het voor zeven jaren begönnehitoas, geftight wiertj zoo fpande Hamedes alle fijne krachten tzamen, uit vreze van uit zijn gezagh , door de Portugefen, die in de ftad de heerfchappye hadden, te ra^

N Ken,

Page 125: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

9* G E D E N K W A E R D I G E ken, om het begonnen werk des ka- Torro twee hondert Terraden of ber-

Albukerk flcrft.

fteels tc beletten. Zoo dra men dit vernam,overviel Albukerk Hamedes, (die met heerfchzugt ingenomen was) en deed hem, door eenige opgemaek-te perzonen,om'tleven brengen.

Na de doot van Hamedes vond | Albukerk gene hindcrntsmeer, noch j iet, dat hem belette, of in het volvoe-1 renvandenopbouwdes kafteels kon ftooren. Hy deed dan met groote naerftigheit het begonnen werk vol-toijen. Zelf koning Toro verfchaf-te overvloedelijk bouw-ftoffe en andere nootwendige behoeften. Daer na wert ook al het grof gefchut, dat totmuitcnen opftant zou kunnen aen-moedigen, dien van Ormus ontno-men, en de wapenen van Portugael opgereeht.

Ontrent dertigh mannen van ko-ninglijkenbloede,die uit zuchtnahet r i j k , door de koningen of dwmgelan-den,meteen gloeiend yzer, geblindt waren, en in de ftadt op 's konings on-koftegefpijft wierden ("ten einde om hunnenr halve geen oproer zouont j ftaen) verzond Albukerk na Goa, on- j der zorge van eenige opzienders, die hen alles, wat rot l i j f- en levens-be-hoefte van node was, op onkofte van koning Emmanuel, zou verfchaffen. Aldus zwoer koning Toro met de zijnen aen Albukerk getrouwheir, van wegen den koning van Porrugael.

Na Albukerk de zaken van Ormus befleght had,keerdehy weer na Goa. Maer naulix was hy in de ftadgetre-den, of hy overleed dezer werelr.

De Mahometanen noemen dezen Albukerk <JMalandy : dewijl hy van Melinde.eengeweftin Afrika, dar zy Maland noemen, gekomen was.

Namaels weigerde koning Toro den Portugefen , de gewoonelijeke fchatting te betalen dewijl de Portugefen hem niet befchermden tegen (Jvlokrin, heer van het eilant Baharen, zijn leenman , die de zee onvei-ligh met kapen maekte, en de koopluiden belette, na het eilant Ormus te trekken.

Sequeira, LuitenarftVan den koning van Portugael, verving het bewintder zaken , die zeven fchepen, met vier hondert Porrugefe krijgsknechten, aen ^Antonis Korrea gaf: waer by koning

ken voeghde, mer ontrent drie duizent Perfianen, onder beleu van Ratz, of admirael Xaraf.

Mobtn vergaderde, aen zijne zijde, een heir van twalef duizent mannen : onder de welke waeren drie duizent Arabifche ruiters , vier duizent Perfiaenfche booghfehieters, en eenige Turkfe moskettieren, en weinigh van zijne onderzaten, die niet als met een zabel en javelijn gewapent waren. Mokrin quam in her gevecht tc lneu-velen: en raekte door dir middel het eilant van Baharen, in handen van den koning van Ormuz, die hetaenzeke-ren Bardadtgzf, met beding van hem alle jaers veertigh duizent Sera/s, tot fchatting, te betalen.

Wanneer nu Sequeira zagh, dat men zijnen koning bedroogh,ren aen-zien van de paghren en rollen , zoo ftelde hy Portugezerechrers,en Kommifen aen de haven, tot groot verdriet der Arabieren.

Toro floegh namaels,op her einde des jaers vijftien honderr een en twinrigh, aen het muiten, en deed 1-le de Portugezen, die hy in < )rmu>k n achterhalen, doden: behalve de ge-nen, die zieh op het kafteel vemokken hadden : desgelijx wierden alle de ge-nen, die zieh te Kur täte, Soar, en op het eilant Baharen bevonden, ten zelven tijde ter neer gehouwen , of gevangen genomen Daer na ftelde Toro alle fijne krachren m't werk, om het kafteel der Portugezen te bemagh-tigen; maer vergeefs. Eindelijk vlüch-te hy, uit vreze voor de komfte der Portugeze vloot , na het eilant van Queixome, met alle d'inwoonders van Ormus, en hungoederen. Daerna ftak hy de ftad in brant, die den tij-van vier dagen duurde.

Maer Ratz Xaraf, d'aenrechter der muitcrye, wanneer hy de komfte der Portugezen verhornen had,en voor ftraffevreesde, dode den koning, en ftelde in zijne plaetfe Mamud Scha, een van de zoonen van Zetfadm, de tweede van dien name, in fijnen ouderdom van dertien jaren.

Deez maekte vrede mer de Portugefen , op befprek van twintigh duizent Sfrafs, tot fcharting,aen den koning van Portugael jaerhx te betalen.

Daer

Page 126: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - cn L A Daer en boven zouden d'inwoonders al het geen, dat zyinde ftad den Portugefen ontnomen hadden, herftellen: die zieh daer en tegen met gene tollen, noch met het gerecht zouden mögen bemoeien.

Ontrent des jaers vijftien hondert en vijftigh wiert Ormus door de Türken uitgeputen verwoeft.

De koning, die des jaers vijftien hondert zes en zeftigh over Ormus heerfchte, was Siafirußa, oiXafiruxa Gialedin geheten: en die desjaers vijftien hondert en tachentigh regeerde, Ferragutxa genoemr.

Deez laetfte, die zeer oudt en be-daeght was5had groote begeerte na het gelt van zekere Bifatme, weduwe ee-ner Rex Bradadiu, zij n onderdaen, en viziervanMogoftan. Dies floegh hy haer voor, om haer te willen trouwen. Waer op zy hem ten antwoort gaf, dat zy daer in zou bewilligen ,w anneer de koning een nieuwe tum te Tarumbake zou gemaekt, en eennieuwenbronvan zoet water ontdekt hebben. Aenftonts deed de koning een beter tuin toeftel-len,als d eerfte,en vond een fchoonen bron met verfch water. Maer kreegh evenwel het gelt van de weduwe niet.

De koning,die des jaerszeftien hondert en zes over Ormus regeerde, was Xeque, (datis,overfteof vorft)t_yf/o geheten. Anders wort hyook by eenige Schrijvers <.y4jo-Sja, (dat is, ko-mg Ajo) genoemt.

Enalhoewel de Portugefen het eilant Ormus, door kloek beleit van Alfonfes Albukerk, ten tijde vah hun-nen koning Emmanuel, des jaers vijftien hondert en zeven verkregen hadden , zoo wierdt nochtans de wettige ftacc-vervolging der koningen des lants, een langen tijt behouden: zoo dat de zonen den vaders in de regering volgden: hoewel met groote onderda-nigheit aen de kröne vart Portugael.

Het eilant van Ormus wiert in die t i j den wel door een eenigen opper-vorft beftiert; maer hy moghtniet een voet van het eilant zetten, fl|hder verlof van den Portugefen Iantvooght. Wel wiert hy by de Portugefen met grote praght en ftaetfie gehandelt en ont-haelr, en als een koning gedient j maer evenwel was by hem noch altijt eenige onderdanigheit , ten aenfien van de

N T R E I Z E . 99 Portugefe kröne : naerdien hy daer aen jaerlix eene fchatting moeft betalen.

Na de doot van den koning wiert by d'inwoonders een ander uit ko-ninglijken bloede, met groote plegh-tigheir, gekoren: hoewel niet zonder bewilliging en toeftemming van den Portugefen läncvoogha

Deez nieuwe koning was gedwon-gen, den eet van getrouvvheit en ge-hoorzaemheit aen den koning* van Portugael te doen : waer na de Portugefe Iantvooght hem, uit den naem van zijnen koning, de fceprer en kroone aenbood, en geleide hem met groote ftaetfie na her paleis.

D'oude koningen van Ormustbeza- Wijtftrek-ten ook grore wijdftrekkende landen £je

n

E

d|e

e

r" en fteden aen de zijde van Perfie en oude ko-Gelukkigh Arabie: als onder andere ™"£e£ in Perfie het lant vanLar, en Mogo- mus. ftan: welke laefte gemenelijk de kufle van Perfie genoemt wort.

Het Iaht van Lar wäs door zijne rouween moeielijke bergen, endoor zijne fmalle doorgangen ,tot groote verfterking , en als cot een bolwerk voor het eilanc van Ormus, tegen den Pers.

Namaels maekee de Pers den koning van Ormus, Lar, cn andere landen, die hy op de vafte kuft van Perfie bezat,afhandigh: desgelijx namen de Arabieren de landen, die hy öp de küfte van Arabie bezac, hem af.

Na de Perfianen hec lanc van Lar, dar eertijts onder eenen byzonderen vorft ftont, ingenomen hadden , wiert het eilant van Ormus daer door des re onfterker, en lagh voör den Perfifch open.

D'oude koningen van Ormus had- Hbe^ den voor een gewoonte, rot voorko- f l c h v™

D . . . . nun rijk ming van oproer en muitery, alle hun- Verzeke?J nemagen enbloetvrienden, (dieeeni- d e n-ge voorwending en zeggen op hec koningrijk, en cot de kröne hadden,) beneffens vrouw en kinderen, inafge-floote kafteelen te zetten: daeropzy, met eenprachtigh onthael, Zeet nauv gehouden en bewaert wierden, ter tijt toe, de koning op cen andere wijze over hen difponeerde. Zy hadden ook eene gewoonte, hunne näefte magen, als broederen, en anderen van koninglijken ftam, van het gezight te

N i oero-

Page 127: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

reo G E D E N K W A E R D I G E beroven,orn zieh des te beter van hen 'de (ladt Ormuz, den koning van Or- Eilant te verzekeren: want blinden werden \ mus en den Portugefen, door de PerhV °™ u$ by hen, volgens 's lants gewoonte, uic \ nen, onderde regeering v an den Perfi- taLm hec ri jk geflocen. j fchen koning, Schach Abbas, en met verovert.

Dit blinden enberoven van gezicht byftanr der Engelfen, afhandigh ge-gefchiede in dezer wijze Zy namen maeckt: het welcke Zieh aldus toe-een koper bekken uic hec vuur, zoo droegh. heet als het was, en hielden dac veel- Wanneer de Portugefen de verove-malen voor d'oogen des genen, dien ring van de vefting Queyxome ("opde zy wilden blint maken : zoo dat die, ' hoek van het eilant gueyxome gele-zon^er iet anders daer aen te doen, gen) vernomen hadden, zonden zy het gezight verloren. D'oogen onder- aen den Kam van Schiras, uit den tuflehen bleven even helder en klaer, naem van den koning van Ormus en alsrevoren. Goazi,om aen hem eenige voorftellen

Die blinden gefchiede ook,* zoo an- j van verdragh te doen. Voorts verzoch-dere zeggen, met een heeten ofgloe-, ten zy de vrede, met zulke fchande-jendyzer. ! lijke neerflaghtigheit, enzulke klare

, , De rijkdom der koningen van Or- 1 merkrekenen van vreze, dar de Per-Maehten J & . ' rijkdom mus was eertijts zeer groot:want uit de fianen (die zieh met d overwinning derko- tol-gelden,dievand'uiceningebragte der vefting Queyxome zouden ver-

br- koopmanfchappen gegeven wierden, genoeghr gehouden hebben, naerdien hadden zy zieh groote middelen en zy wiften, dat te dier tijde d'Usbeek-rijkdommenbefchaert,en aldus,door feen ZagataifeTartaren in het landt dac middel, de palen huns rijks wijd en van Korozan gevallen waren,) beflo-breet uitgebreit: naerdien zy de heer- ten , zieh van diegelegentheit te die-fchappye over vele nabygelegen eilan- j nen, eninhet voorbygaen en ter loop den en fteden, op het vaft lant, zoo, de rijke ftad van Ormus uit teplon-op de k ufte van Arabie als i n Perfie,ge- (deren

ninoen van niuz.

legen, ge voert hebben. Die zy nader hant door onachtzaemheit en nala-tigheic verloren. Want zy lieten alle zake van oorlogh en vrede, opde Zorge van hunne overften, en bevel-hebbers aenkomen, en lagen ten hove in wellufl en overdaec verzopen. Wanneer dan de rijxraden en bevelhebbers dit zagen, namen zy,na zy allengs grote middelen en rijkdomrnen bekomen hadden, het koninglijk gezagh aen, en lieten den koning niet als den bloten naem overigh. Zy hadden het bewint over alle zaken, ja ook over de fchat-k i f t , en beftierden eindelijk alles na hun welgevallen engoetdunkcn,ar beiden alleenlijk om hun eigen gewin, en gelt en goet by een te fchrapen. Hier door wiert de maght der koningen vermindert: en begonnen hunne kraghren allengs te bezwijken: zoo dat zyden vyanc, gelijk voorhene , niet langer konden weerftaen , noch verdrijven; maer wierden de koningen van Portugael in het ftuk van fchattingen on-derworpen en cijnsbaer, gelijk aenftonts breder gezeit is.

Des jaers feftien hondert twee en twintigh wierdt het eilandt en de

Hierom zond de Kam van Schiras, fjzonder zieh langer op het eilant van Queyx'ime op te houden) aenftonts eene groote menighte vanTer-rados, of berken, met ontrent vier duizent mannen, zoo Perfianen als Ara-bieren, onder gelei van Emankuli-bey, Lieutenant van den Kam van Schiras. Deez vond de ftad wel van alle de Portugefen, en van het mee-ftendeelder Arabieren verlatemmaer evenwel vol van allerleie koopmanfchappen , die zy niet op het kafteel hadden willen brengen.

Wanneer dan de Perfianen zagen, dat zy in de ftad, zonder de minfte te-genftant getreden waren, en hunne genaekgra ven, zonder vreze voor het gefchut des kafteels,konden maken,zo ftaken zy aenftonts de fpa in d'aerde, en brachten hunne affnijdingen tot aen de kant^an de gracht: daer zy lichtelijk over gcraekten, dewijlze on-diep was. Voorts taften zy het bolwerk van S.Jakob aen, dat zy onder-mijnden, en voor een gedeelte Hoopte, en in weinigh dagen tijts veroverden , met een gedeelte van dezelve plaetfe: zonder de krijghs-bezet-

twg-

Page 128: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - cn L A N T - R E I Z E. t o t ting in al dien tijt een eenigen uitval deed.

Den derden van Bloeimaentgaven zieh de belegerden, ten getale van vierhondert weerbare mannen, ("zonder de vrouwen en kinderen, dewijl men dezelve reeds eenige dagen re vore na Maskate gezonden had) na een belegh van derdehalve maent, over.

Het kafteel wierdtop d'aenbiedin-gen,died5Engelfen deden,-overgege-ven. Te weten, alle de menfchen in 'c leven tc laten, en die in twee van hunne fchepen, na Maskate te voeren. | Het welk ook ftips nagekomen wiert: behalve dat de Perfianen fich van den perzoon des konings van Ormus, en vanGoazil verzekerden: die mec hun hui;gezin krijghs-gevangenen bleven: beneffens hun fchatten van gout en peerlen, tot buk der Perfianen: die over de twee millioenen gouts gefchat wierden, behalve andere edele gefteenten en rijkdomrnen der burgers: als ook drie hondert ftukken gefchuts. De Perfianen verloren in het belegh veel volks. De Portugefen, eer zy het kafteel overgaven , vernagelden al het gefchut, en maekten het onbruik-baer.

De koning van Ormus, en andere Arabieren, wierden aenftonts na Perfie vervoert, met Goazil Rata Noradma. Deez laefte was een onderdaen van den koning vanSpanje, en een jons; heer, wel gemaekt van leden, ver-ftandigh,enin dehiftorienvan Perfie en Arabie volkomen ervaren. Hy had in den aenvang des beleghs vi jf hondert duizent kroonen, in dukaten en Xerafins, den Perfianen aengebo-den,om na Maskate of na Goa gezonden te worden.

De rampzalige koning van Ormus bood van zijde, alher zilver, dat hy had,om dezelve gunfte te mögenge-nieten: maer de Portugefen floegen dat af, niettegenftaendezyonderda-nen van den koning van Portugael waren. Waer uit men zoude mögen vermoeden , dat de Portugefen dac werk te voren mec de Perfianen hei-melijk befteken hadden, wanneer zy aen het eilant Queixome om vrede gezonden hadden.

D'Engelfen bedongen voor den be-

wezen byftant by den Pers, de helft, of een gelijk gedeelte van den toi en andere rechten.

D'oorzake van het verlies van de ftad en kafteel van Ormus, was d'op-ftanding en'mtiiterye der Portugeze foldaten ,dieop het Portugeez kafteel van het eilant Queixome in bezettin-gen lagen : dewelke opftonden , ert met de vyanden, tegen wilen dank van het opperhooft Ruy Freira , parle-menteerden. Indien ook het Porru* gees opper-hooft des kafteels, na den

| raet der krijgsbevelhebbers, de gracht, die tuflehen het kafteel en de ftad was, met hec openen van eene fluize, vol warers had doen lopen, de Perfianen zouden zoo lieh celijk de ftad niec ver-overr hebben.

Eer de Portugezen Indien ontdekt Byouds hadden, kreegen de volken van Euro- t

Ve a s

f c£[o i

pe alle d'Indifche koopwaeren, over vaertop" het eilant, of de ftad Ormus: want uit 0

e

r ^ s

a n f e

Indien wierden zytefcheep na het eilanc Ormus, en van daer na de ftad Baflbra, längs den Perfifchen zeeboefem, en Eufrates gevoerc: welke ftad op de by een komfte van den Etifra tes en Tigris leit. Van Baflbra werden zy te lande met de Karavanen op kemels, na de ftad Bagdad, op den Tigris ge* legen, gevoert.

Van Bagdad tmk men door de woe-ftijne van Syrie, een reize van 4,0. dagen, op Aleppo, en van daer op de ftad 'Tripolis in Syjie, aen demiddelant-fe zee, een reize van drie dagen. Van Tripolis werden de koop waren o ver de middellantfe zee, na Europe gevoert. Hier uit büjkt, dat Ormus eertijts een pakhuisen fchuur der Indifche koop-waren was. Maer federt de fchip-vaerr op Ooftindien, voorby de Kaep van GoederHope, ontdekt wierdt, is deze wegh en lantreize ten deele vervallen en afgekomen : hoewel ook noch heden bywijle vele Perfilche en Indifche koopwaren, en inzonderheit Perfilche zijde , over Ormus längs den felven weghmetdeKaravanege-voerr worden.

Het eilant en de ftad, isdoor zijne gelegentheit aen de monden van den Perfifchen zeeboefem, en door zijne twee havens,wonder wel tor den koophandel en fchipvaerr, uit alle geweften van'toofte, gelegen.

N 3 Na

Page 129: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

loa G E D E N K W A E R D I G E Na Ormus door de Perfianen inge- braght. Want de ondergang van Or-

nomen en verwoeft was, wierr de mus, was d'opgang van Gamron. koophandel, enftapel der Indifche Vervolgens zullen wy hier de naby-waren,van daer na de ftad Gamron,op leggende eilanden Baharen, Qtteixo-de kufte van Perfie gelegen,overge-\ me,tnKefembefchrijven.

H e t E i l a n t v a n

B A H A R E N .

T N den golf of zeeboefem van Perfie •* leggen vele eilanden, die onder den Pers ftaen : maer het voornaemfte van allen is het eilant van Baharen , o f Baharempf Bahrem. Baharen wort by Slnabo en Plinius Tilos genoemt. Het wort ook by eenigen voor het eilant Ichara van Ptolomem gehouden, ter oorzake van deflelfs gelegenheir.

Het leit in de ftraet van Baflbra, of golf van Perfie,tuflchen Boßbra,en het eilant van Gerum,o(Ormus, zeftigh mylen van ieder van deze plaetfe, naby de kufte van Arabie, en tegen over de haven van Katifa.

Dit eilanr heeft veel waters: maer zeer flecht en brak: waer van het befte in diepe putten van Nanyah, in het midden des eilants is. Het befte water naeft dit is het geen, dat men in zee in dezer wijze vangr.

Men heeft'er zekere aederen van klaer enzoet water, die in de zee naby de ftad Manama,op de diepte van drie en een halve vadem ornfpringen. Zekere mannen gaen des uchtens,twee of drie musket-fcheuten van het ejlant, met vaertuigen in zee. Wanneer zy aldaer z i jn , dan duiken zy na den bo-dem der zee roe, en vullen eenige aerde porten, of lere zakken, dicht coe,en komen aldus van den gronr der zee weer opduiken. A I het welk met grote vaerdigheiten fnelheit toegaet.

Men houdt, dat deze bronnen eer tijts op het vaft lant, verre van zee, waren : maer de zee namaels dezelve be-dekthebbe, nahet landt door aertbe-ving verdronken was.

Diteilant is ongemeen vruchtbaer en fr i fch: heeft overvloet van vruchten , inzonderheit van dadelen. Wat belangt de rijs, (beneffens de dadelen de gemeenfte fpijze der in woonders) die wort aldaer van het eilant Ormus,

en voorts uit Indien gebracht. Het is vermaert door gantfeh Oo

fte, teroor2akevan zijne rijkeenko-ftelijke peerl-viflcherv.

De koning van Perfie trekr van dit eilant groote inkomften: want na het in handen van zekeren Bardadin vervallen was (na Antonis Korrea Mokrin, die dit eilandt van den koning van Ormus te leen bezat,) overwonnen had, zo beloofde hy alle jaers veertigh duifent Serafs aen fchatting te betalen.

Daer en boven brengt de handel der peerlen, die op dit eilanr gedaen wort, vijf hondert duizent dukaten in gere-de penningen op: behalve hondert duizent, die men achter de hant hout, uit vreze voor deVizier,of lantvoogt, die over dit eilant, van wegen de koning van Perfie, gebiet.

De koopluiden komen vah alle kanten na dit eilanr toe, om allerlei flagh van peerlen te koopen, en die na Indien en andere geweften te vervoeren: want de befte en treffelijkfte peerlen worden 'onder het eilant van Bahren, en onder die van Gwnfar of Giolfar gevifcht: uit oorzake die veel grooter enronder zijn , dan die by d'andere kleinder eilanden gevifcht worden, # als daer zijn d'eilanden: Latif, Laßen, Barechator, Zeziraßlhar,tjklul, Se-ran,Djiud,Daas,Emergocenon,Ance-vi, Serecho, Delmefialmas,Sirbeniaft, Aldane, Feßebruatich , Cherizorn, Dibei, Sarba, Agiman, Ras, EmcU gouien, Rafagiar, Daoin, Rafaelchi-mes, Sir korkor, Kafab, Konzar, Me-fendenderadi, Lima, Debe, Cborf Chelb, Sarar, Süet, Meßar,Garajat, Teuji, Golaf, Furgattle,Sam,Game-da, Bacha, en Jadi. Want men vind op alledeze plaetfen peerlenrmaer die zijnlangWerpighen bultigh. Merivind evenwel ook onder Madkate, drie of

vier

Page 130: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E £ - en L A N T R E I 1 E. vier en dertigh mylen van het eilanr Ormuz, zeer fchoonepeerlen.

De peerl-viffchery van Baharen be-gintby wijlein Zomer-maent:maerge-menehjk in Hooimaent, en duurt die gantfehe maent, en de gantfehe Oogftmaenr.

Ontrent twee hondert barken maken zamen een gezelfchap uit , waer van hondert van het eilant Baharen, vijftigh van Tilfar, en vijftigh van Nthely komen.

De vaertuigen gaen gewonelijk onder Katar, eene haven van Arabie, I

Perfie,gedaen. Maer deze "aetfle vif-fcheryen zijn klein: hoewel van groot belang voor de gene,die dezelve on* dernemen.

Nagelang d'oetTers gevangen worden, zco worden die geopent: en aen= ftonrs komen de peerlen daer uit. Men zeit, die in Grasmacnt van den dauw groeien: waer van deze oefters, wanneer zy zieh boven op de vlakte des waters verhelfen, eenige droppe!en> met zieh t'openen,ontfangen,die metter tijt hert worden, en in peerlen veranderen. Indien men die voor Zcmer-

zes mijlen zuitwaerts van Baharen, en Herfft maentopent, zoovint men viflehen.

De peerlen, die in deze zee gevangen worden, zijn beter, 7 waerder, en

deze peerlen week, als teer of Joden* "ijm.

De meefte inwoonders van Bahren koftelijker,dan alle d'ai lere, hoewel zijn Arabieren: maer de krijgs-bezet* van gehjke groote. 1 ting beftaer uit Perfianen.

Die van Baharen viflehen met ee- ! Het wort beftiert door eenen V i -nen fteen, die hen door zijne zwaerte zier,van wegen den koning van Perfie, twalef en vijftien vadem neerwaerts Het ftont eertijts onder hec gebiet des onder water hour. j konings van Ormus: en wiert dei jaers

Men verkoopt'er de peerlen by Ka-' zeftien hondert cn eweedoor de Porraten, en by Abas: waer van drie een tugefen ingenomen. Maer wanneer Karatdoen,en by Matikals, of Miti- den Sultan van Xi-as voor den ko-gals: waer van ieder tweeen veertigh nmg van Perfie het Porrugees kafteel Karaten doet.

De kleine peerlen worden by Mit i -kals verkocht.

Behalve deze algemeene vifleherye van Katar, geduurende den ti j t van twee maenden, worden ook andere byzondere vifleheryen, onder Nihe/u, Baharen, Julfar, Maskate, Teude, cn Rozalgate, in den zee-boefem van

van Komoran had belegen:s maekte hy zieh meefter van het eilant Baharen. Namaels zeide de koning van Perfie^ datdit eilant n'et den Portugefen af-genomen was: maer den vafalen des konings van Ormus, die zijn valäel was: zoo dar de koning van Perfie dit eilant federt het jatr zeftien hondert en twee in befit gehouden heeft.

H e t E i l a n t v a n

Q U E I X O M E , of K E C H M l C H E .

U Et eilant Queixome of Queixume * J of Quezome, en anders Kechmt-che by de reis en lantbefchrijvers, en by d'inwoonders des lants Brokt genoemt, leit dicht onder het vaft lant van Perfie, daer her door eenen arm der zee van gefcheiden is, en omtrent drie mijlen van het eilant Ormuz, en heeft twee mijlen in den omtrek*

Men heeft'er twee voorname fteden : d'eene Arbez, en d'andere Ho-tneal genoemt: daer de koning van Ormus,ten tijde der komfte van Albu

kerk, een fterke krijgsbezetting inhield D'anderj plaetfen zijn Lapht, de!

haven van dit eilant, desgelijx 2)<zr* baga, na by Lapht, Chau, en Sirmton of Sermion, de befte plaetfen.

Die eilant is zeer vruchtbaer van koren en gerft: zonder het welk ook niemant op het eilant Ormus zou kunnen woonen : want van dit eilant trekken die van Ormus een groot gedeelte van voorraet voor hunnen paerden, Opdit eilant is ook een Ichoone wa-ter-bron: tot wiens befcherming en be-

houde-

Page 131: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

f04, G £ D E N K houdenis de Perfianen aldaer een vefting gebouwt hadden, uit vreze dat de Portugefen, die toen noch het eilant Ormus bezaten,zich daer meefter zouden mögen van maken.

Zoo men eenige Schrijversgeloven magh,zoudit eilant wel eer woeft en onbewoont geworden zijn ;eensdeels, dewijl 'r voor een groot gedeelte door zware aertbevingen verwoeft was •' en ten anderen ,om de grote menigte van adders, (langen, en allerleie andere vergiftige dieren, die aldaer houden : waer uit zulkeen vergiftige en peftige lucht waefiemt, dat die nier alleenlijk de menfchen doot, die aldaer flechs een weinigh tijts hun verblijf houden : maer ook de gewaflen Zelfs vergifrighr. "Waer onder een boom is, Baxama, of Baxana genoemt : wiens vruchr den menfch, zoo hy die alleenlijk proeft, aenftonts ver-ftikt. Het welk ook deffclfs fchadu we doet, indien iemant niet meer als een vierendeel uurs daer onder verblijft. Daer nochtans de wortel van den zelven boom in andere geweften een te-gengift van alle vergiften is: maer daer is hy doodelijk: als ook deflelfs blaten vrucht, die Rabuxit genoemt wort.

De Portugezen namen des jaers zeftien hondert twee en twintigh, den Perfianen dit eilant af, en wierpen ten zelven tijde op de hoek•, na het eilant Ormus toe, een vefting ofburght op. Rontom wiert een brede en diepe gracht gegraven, en met eenen muur verftcrkt: hoewel de muur zwak, en met aerde van achreren aengevult was. In ' tkor t , het was eene flechteenon-weerbarevefting:naerdienzy met geen gefchut verzien was, noch ook opde muuren geen gefchut kon geplant worden.

Binnen deze vefting waeren drie Waterputten befloten: want de Portugefen hadden die vefting, uit geen ander inzight, terwijl opgebouwt : als om deze waterputten te kunnen be-fchermen , tot voordcel der Portugefen van Ormus, die zieh daer uit van water verzagen Over deze vefting, had zeker PortugeefchOpperhooft, Ruy Freira £ Andre ada, het gebiet.

Naulix hadden de Portugezen de vefting volbouwt,of de Perfianen qua-Ihen dezelve beibringen, en belege-

W E E R D I G E ren: hoewel zy geen gefchut daer voor geplant hadden: dewijl zy zonder gefchut die plaetfe lichtelijkin hun geweit konden krijgen.

Het eihmgueixome wiert des fei ven jaers zeftien hondert twee en twintigi door de knjghs-troepen van den Iantvooght van Lara, te lande, en ter zee door d'Engelfche fchepen, belegert.

D'overfte Ruy Freira bood den Pers evenwel groten tegenweer, en deed een groote meenigbte der vyanden, die hem in de vefting belegert hadden, fneuvelen. Ook zou hyde vefting zoo lichtelijk niet hebben over-gegeven, 't en wäre d'hngelfen gekomen waren , en mer hun gefchut de vefting dreighden om v erre te fehieten. Dies vond de Portugees zieh ge-nootzaekt de fterkre den vyant over te geven; hoewel op bilhjke voorwacr-den: maer wiert aen 's vyants zijde niet nagekomen.

D'oorzake van dezen oorlogh en belegh dezer vefting, verhalen anderen aldus.

De koning van Perfie had het eilant van Queyxome voor eenige jaren, ontrent des jaers zeftien honderr twalef» den koning van Ormus afgehomen, als ook het eilant Baharen, en de vefting Bändel en Mogofian, op het vaft lant, alle welke plaetfen hy niet wilde wederom gev en ; maer behouden: gelijk hy by brieven den koning van Portugael had doen verftendigen.

Hier over beval de koning van Portugal Ruy Freira by brieven,by aldien de koning van Perfie het eilant van Queyxome en Bändel niet wilde her-ftellen, hem den oorlogh aen re doen, en een vefting op de hoek van Queyxo-me re ftichrert.

Ruy Freira de Andreada, die inbe-gin van Zomer-maent,des jaers zeftien hondert eh twintigh, op het eilant Ormus quam, deed, op bevel des konings van Portugal, een vefting opde hoek van het eilant 0peyxome bouwen.

Het was met eenen muur van fteen en kley, of leemaerde omringt: als een flechtgebouw van een byzonder huis: waer op d'Engelfen, met byftant der Perfianen, van eene kleine cn zwakke baterye, aenftonrs begon nen op te beu-ken: dies de Portugefen de krijghs-bezetting, zonder den ftorm af te

Page 132: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E- eh L A tyaghten , Ruy Freyra tot overgeving der vefting dwongen.

De Scedehoudcrvan Schiras, met xam&Emanculichan, was ten zelven tijde met vijf duizent man te Bändel, of Gamron, gekomen : waer van hy aenftonts een gedeelte in her belegh der vefting van Queixome zond, onder beleit van zijnen luitenanc Emanku-Ubey.

Ruy Freyra dan gaf zieh over, met beding van vryheit voor de bezettelin-gen, en zelfs voor d'Arabieren, die tot byftant gekomen , en altijdt beftan-dighgebleven waren, zonder de minfte lafhey t , geduurende het belegh, te beroonen.

D'overfte of kapitein der Arabieren was genaemt Emir, (dat is vorft) Gene-din Alikamai Zemir xjftlahomet.

De krijghsbezetting, daer over Ruy Freyra in deze bezetting gebood, be-ftont in ontrent twee hondert Portugezen, en twee hondert en vijftigh A-rabieren, die de koning van Ormus van Zulfa, op de kufte van Arabie gelegen, doen komen had, daer zy Zeven jaren te vore komen woonen waren, na het oorlogh van Bändel. Want voordien tijt hadden zy in het gebergte van Hamadt , i n het lant van Mogo-ftan gelegen , hun verblijf gehad. \Vaerom deze Arabieren t'Ormusge-meenehjk Hamadizas genoemt worden.

Deze Arabieren bewezen voor de Portugefen een ongemeene kloekmoe-digheit, in het belegh van Queyxome, en deden eenige uitvallen , en daer door vele Arabieren, die in 's vyandts veltleger waren, fneuvelen.

D'Engelfen kregen de plaetfe in handen, en beloofden den bezetrelin-gen veiligh na de ftadt Maskate,opde kufte van Arabie, onder het gebiet der Portugezen gelegen, te voereft,dewijl zy hen niet na Ormus wilden laten gaen : hoewel tot grooten misflagh : naerdien dit getal vanonnutte volken meer was om de ongemakken des kafteels van Ormus te vermeerderen, als verminderen. <j5>

D'Engelfen evenwel, uit vreze van tijtteverliezen, zonden hen in twee Parachen te lande op het eilant Ormus, van waer zy recht na het kafteel toe liepen.

N T - R E I Z E. ioc Eer,dePortugefe bezetting Vertrok,

deed de veld-overfte der Perfianen;, die met eenige Soldaten derwadrr getrokken was, alle d'Arabiers onthoof-den: onaengezien d'aentugingen en klachten, die Ruy Freyra aen d'En-gelfen deed, van dat zy hun woort niet hielden. Maer die ontfchuldighden zieh, met te zeggen, dat zy hec niet konden beletten: dewijl deze Arabieren te voore onderdanen van den koning van Perfie waren geweeft. Aldus wierden alle deze Arabieren gedooc, behalve vijftienoftwintigl^died'En-gelfe bootsgezellen verborgen hadden.

D'Overfte der Arabieren , Emir Genedin, wiert voor de veltoverfteder Perfianen gebracht, die hem door Xrf-rial, ftedehouder van Mogoßan, 'zijn; fchoonzoon, met een pook lietdoor-fteken.

Het eilant JAREK.

"T\ Rie mylen van de kuft van Ara-bie, ten Zuide van het eilant Or

mus , en ren Qoften van het eilandc Kechmiche,leit een ander onbewoont klein eilanc, Larek geheten.

D'onzen, die van wegen d'Ooftin-difche Compagnie te Gamron hun verblijf nemen, hebben aldaer, dicht byeen poel,eerPtuin gemaekt: alwaer de herten en verkens, die aldaer in grote menighte zijn, komen drinken.

Zy houden aldaer ook hoenders en fchapen, en deze plaetfe tot hun luft en vermaek-plaetfe.

Hier mede zal ik Gamron en het eilant Ormus, &c. laten beruften,enmy weder ter reize begeven.

Na ik dan weder de lading ingenomen , en my tot de reize verveerdight had, ging ik den tweeden van) Zomer-mermaent van Gamron t'zeil, en ver-vorderde de reize voorfpoedigh längs-de Malabaerfe kuft, nahet eilant Ceylon, alzoo men het gantfeh lant moft omzeilen, om aen de kuft van Koromandel te zijn. En dewijl ik brieven Des mee had,diede Commandeur opP«»- Schnee« to Gale, eene ftad van Ceylon, moft ZZly-hebben, zoo beftelde ik die, daer ko- , o n» mende, met een inlantfch vaertuigh, zonder aen lant te komen.

O Na

Page 133: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

,0t» G E D E N K W A E R D I G E Na wy ons water ingenomen, had- j verfcheide bolwerken gefterkt.

den, verftont men, dac alle de fchepen re Pünfo Peät o by een komen moften: alwaer de heer Rijklofvan Goens met een leger gereet la^h,om de ftad Sint Thomas , of Jhomee te belegeren, daer wy mede na toe gingen.

Wanneer hec oorloghs-tuigh en al het gereetfehap voor den treyn of na-fleep van 't leger ingefcheept waren, endekrijghsknecluen gereet ftonden, om aen boort te gaen, 2,00 verftont men, dac de Portugezen St. Thomas aen de Jentyven ,of heidenen, hadden verkocht en overgelevert: waer door die tocht achter bleef

Voorts ging ik na Jafenepatnatn, en beftelde hec gene ik aldaer ce doen had.

stad Sine De ftad St. Thomas leit op de hoog-Thomas. te van ontrent twalef of derrien en

een halvegraet, Noorder breete, 26. Duitfche mijlen van Negapatnam,

Eertijts ftonden onder het gebitdt derzelve ftad over de dertigh dorpen of vlekken.

Hec iseenvan derijkfte zeehavens van gantfeh Indien : dewijl zy: byna in het midden van alle de voornaemfte havensvan die geweften leit: endien-volgens de bequaemfte van allen tot den Ooftindifchen koophandel is.

Deze ftad had onder de Portugefen eenen Biflchop, die onder den Aerts-biflchop van Goa ftonc: maerte vore was zy onder het bisdom van den Bif-fchop van Koetzijn.

Ten tijde van de Portugefen was in de ftad een kerk van S.Francois,die by de Kapu§ijnen bezecen wierc: alsook een kerke vanS. Jan, en een van S. Maria: daer in d'ongeloovigen onderwe-zen en gedoopr wierden. Buiren de ftad ftont eene kerke van Sr. Luce. In de ftad hadden de Portugefen een klo-

enanderhalve vanden ftroom Ganges' ftervan Bermhertigheit,eneen van St. de kaep van Komonjn , en een ; Lazarus: beneffens drie anderen. en

daghreizc,of 5.mijlen zuidwaerts van 'Pahakatte, op de kuft van Koromandel ,en dicht op denoevervan de zee.

De ftad St. Thomas wierdt anders Kalamina, en by's landts inwoonders Mchapor genoemr. Maer de Portugefen hebben haer den naem van St. Thomas gegeven, ter eeren van dien Apoftel: gelijk zy no£h heden door gantfeh Indien , niec afleenlijk by de Kriftenen, maer ook by d'Indianen en Mahometanen aldus genoemt wort.

Meliapor bediec eenen pau. Waer mede d'inwoonders, die haer dezen naemgaven, hebben willen te kennen geven, dat, gelijk de pacu de fchoonftc van alle vogelen gehouden worc,alzoo ook deze ftad in fchoonheit alle andere fteden van 't Ooften overtrefr.

Eenige houden de ftad Sc. Thomas Meliapor voor de gene, die by Tto-

lomeus Mapura genoemt worc. Zy lagh by ouds gantfeh verwoeft,

maer de Portugefen hebben die des jaers vijftien hondercvijf en veertigh herbou wt. Sedert heeft zy zoodanigh toegenomen, dat zy namaels een der fraeifte fteden van Indien wierdt, zoo in prachtigheit van gebouwen, als door de menighte van treffclijke inwoonders.

De ftad is met een fteenen muur cn

Dejefuicen hadden aldaer een Col-legie-hu s, die zieh daerin grotenge-tale onthielden : waer in de kinderen der Portugefen, en die van voorname Malabaren, of Badagers,onderwezen wierden.

Beneffens het Collegi-huis was onder de ftad eene parochie, dewelke over de vijf duizent Kriftenen be-greep;die van t heiden- en Mahomets-dom door de Jefuiten tot het Kriften-dorn bekeert waren.

Des jaers zeftien hondert en vier wierden'er hondert en twintigh door den doop toc de Roomfche Kerkebe* keert.

Men ziet'er de beruchre kerke van Sr.Thomas. Want die zou, zoo de Portugefen zeggen, aldaer geftorven en begraven zijn : gelijk zy ook noch zijn graf ten huidigen dage in-het hangen van het geberghte, boven de ftad bewaren, datinhecvoorbeyzeilenkan gezien worden, en boven met een ka-pelletje overbouwt is.

Dicht by hec Collegie-huis ftaet op K 3 p e, eentamelijkenhoogen heuvel een ka-TanSint pel, daer in d*Apoftel Thomas, zoo ^ men zeidt, gewoonelijk ter bede ging. De Jefuiten hebben deze kapel,eensdeels uit eerbiedigheit tegen deze plaetfe, en ten anderen,om de gods-

vrucht

Page 134: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 135: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 136: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 137: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 138: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 139: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 140: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 141: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 142: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A vruchten yver derbeevaerderste ver-noegen en verlieren: want zy hebben vergulde yzere trappen aen de plaetfe doen maken: waer in d'Apoftel, naer men zeid, plagh te bidden.

Hetkruis,in een fteen gehouwenj en zeer oud, naer het fchijnt, ja dat gehouden wordt al ten tijden der Apo-ftelen uit den hemel neergedaelt te zijn, hebben zy met een geweif over-flagen, en den bron, uit eene fteen-rotze (bringende, met een dak, dat op

N T R E I Z E . tof vier kolommen ruft, overdekt.

Daer en boven is deze kapel met andere cieraedjen verrijkt, om de godsvrucht der genen t'ontfteken, die deze plaetfe komen bezoeken.

Het hout van het kerkje of kapellet-je worc, alseen heilighdom, in gout en zilvert gevat en wegh gevoerr.

Wy voeren voorts, dekuftlangs,tot aen de ftad Negapatnam, om aldaer eenige pakken en koopmanfchappen in te nemen.

N e g a p a t a n , ^ N e g a p a t n a m .

N Egapatan of Negapatnam, is\ De ftad is heden tamelijk fterk ert

een koppel-woort, cnzoo veel' met weerbarepuntcn, en rontom met gezeidt als Slange-ftadt: want Naga | water-grachten gefterkt. Ookiszyna heeft in de Malabaerfe tale de beteke- hare grote tamelijk bevolkt: hoewel nis van eene Hang: enP atnam of de meefte inwoonders bruin van kleur Patan, bediec eene ftad. Men zeidt zijn,als Meftycen en Kaftycen. Mefty-deze ftad alhierom alzoo zou genaemt; §en zijn de genen, die van Portugefe zijn, dewijl in dien oort,en rontom de J vadersen zwarte moeders geteeltzijn: ftad, vele vergiftige Hangen houden, die de Portucefen Cobras Capellos, datis, Hooft-flangen, noemen.

Deze ftad leid op de hooghte van negen graden en drie Vierde deelen, en met hare kaep of uithoek ontrent elf graden, Noorder breete, voorby de klippen van Romanankir, by na recht tegen over het eilant van Manar,

maerKafty$en,in tegendeel,van zwarte vadersen Portugefe moeders.:

Men heeft'er ook Benjanen en Moren, of Mahometanen, die onder alled'inwoonders den grootften handel drijven.

Des jaers zeftien hondert acht en N«r-vijftigh, den drie en twintighften van I a n l

vlote ver-Hooimaent, wiert de ftadt Negapat- vaerdigcj

en tegen over Tripalikorin, drie mylen \ nam met verdragh by d'onzen ver-p™ 1^^ van de ftad Tranguabar, en ontrent ne- J ovcrt: ' t w$lk fich,volgens de gehoude vsrovcrei

dagh-aentekeninge, aldus toedroegh. Jan van der Laen, als opper-bevel-

hebber der Nederlantfche knjghs-macht,trokop Vrydagh, den negen-ticnden van Zomermaent des zelven

gen en dertigh mylen van de kaep van Komorynjdnetde kuft van Bünagaren Koromandel begint, en op de zec-kuft.

De ftad Negapatnam ftonr eertijts onder de Poxrugefcn, hare ftichters, die aldaer ook een fraei kafteel beza- jaers, van de ftadt Jafenepatan, op ten, Ragiu genoemt, dat zy doen bouwen hadden, uit vreze van door den Naik of Neyk, de heer des lants, over-vallen te worden. #

Men had'er toen vele kerken, en inzonderheit een kloofter der geeftelij-ken van d'orde van Franciskus, die door d'edelen en andere rijke burgers onderhouden wierden.

Noch heden zijn'er fraeie kerken, en groote oude gebouwen en huizen, met kamers, zalen, vertrekken en gal-deryen, na de Portugefe wijze gebouwt.

het eilant Ceylon gelegen, onder geleide van den Heer Rijklof vanGoenSj Admirael veltoverfle, tot ontrent een kanon-fcheut buiten de ftad, en ver-vorderde zijne reize na Punto da Pedra, daer hy ontrent des avonts tert anker liep, en vand alle de kleine jach-ten en vaertuigen, als Workom, de Morgenfter, Manaer, de Waterpas, Narfapoür, 'tgaljoot Amfterdam,cn de floep Japara, tot de tocht vervaer-dight: behalve het jaght de Duif , dat, by gebrek van water, aen den grondt vervallen was: desgelijx was het jaght

Onder het hajs der Jefuiten ftont de | Workum aldaer gebleven, door het kerke van Tranguabar. \ fpillen van drie ankers.

6 O i De

Page 143: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

108 C E D E N K V A E R D I G*E De vloot wierdt aenftonts met zoo [tigden,voorzien met volkomen maght

Komt voorde ftadNe-gapacan.

Dieby d'onzen opgeeift »vort.

vele beeften, en andere ververfchinge voorzien, als men kon bekomen.

Den twintigften quamen de jaghten terGoes,deDuif, en Workum voor Tunto daTedra, mee ten anker: en wierden des anderen daeghs alle de Soldaten uit de vaertuigen overge-fcheept, die op 't jaght Workum waren befcheiden. Voort deed de Fif-kael Lukas van der Duften de monfte-ring: en beftont het knjghsvolk, in ontrent 500. man,verdeilr in elf ven-dels: behalve het bootsvolk.

Allenden fchippers,by vanderLaen aen boort gekomen,deed hy voorhou-den, wat hen te doen ftont, en waer na

engezagh,om teverdragen,aen boort van den Opper-bevelhebber van der Laen verzocht. Dit namen zy aen des volgenden uchtens vroeg te doen: en verzochten derhalven de floep weder mochte komen, om de gemaghtighden af te halen : uit oorzake zy gene vaertuigen ("alzoo de Jentiven meefter van demondt der reviere waren) konden uitbrengen.

Den drie en twintighften dan des Portugtfc uchtens voerVerduflen met de floep gf?$* en vrede-vlagge weer na lant, benef-komen" fenstwee vendrighs , en bracht m e t ^ 0 0 « zieh van lant aen boort Manuel Kar- fud valho, jefuit, Louis de Quint al y<*r- t e l««a

zy zichtereguleren hadden. Hy beval '• fire, Diego Berifero, hopmannen: en hen ook byzonderhjken, wanner zy \ ^Antonio d Almeyde, luitenant, met voor de ftad Negapatan zouden gekomen zi jn, en van 't jacht ter Goes een witte vlagge zagen waeien, zy echterde Prinfe vlaggen zouden blijven laten waeien. De komfte voor Tunto da Tedra, en wat zieh zederc het vtrtrek van Jafenepatanhadtoe-\ gedragen, verwittigde van der Laen by brieve van den een en twintighften aen den veltoverfte Rijklof van Goens.

Ten zelven dage ging de vloot onder zeil, en quam des morgens, den twee en rwintighften, ter reede voor 1 de ftad Negapatan: alwaer zy de jaghten Pipelen en Narfepour vond leg- i gen, eneen Deenfche floep.

Voorts liet van der. Laen de witte

geloofnis-brieven en volmaght van het Portugeefch Opperhooft en zijnen raet, om de ftad Negapatan op eerelijke enredelijke voorwaerde aen de NederlantfcheOoftindifche Maat-lchappy over te leveren.

De voorwaerden, die zy zelfs ont-wierpen, waren deze:

Dat hen een kerk ingeruimt, en gee-ftelijke perzoonen, tor bediening van die, re verblijven zoude toegeftaen worden.

Dat den inwoonders vry zou ftaen naer Bengale te mögen vertrekken.

Dat degoederen,den armen behoo-rende, by henluiden zouden mögen mede genomen worden.

vlagh van't jaghr ter Goes waeien,en1 Eindelijk overquam men de ftad G a e t

zond den Fiskael Lukas vander Duflen, Negapatan op deze volgende punten o v c r ' en drie bevelhebbers en eenen tolk, met een floep en een vrede-vlagh, beneffens brieven van geloofnis, aen hec Portugeefch opperhooft der ftad Negapatan, Kaß>ar Alfonfo de Karvaüo, en zijne raet,aen lant,om dezelve ftad, in den name der Nederlantfche Ooft-indifche Maetfchappye, onder rede-lijke en gunftige voorwaerden,op te eiflehen.

Des middaghs quam de Fiskael wedervan lant aen boorr, met verflag, hoe het opperhooft en fijne raet nie-mant anders als zijnen perzoon enden tolk had willen binnen laten komen: doch hy was zeer minnelijk ontfan-gen,en hem inradegehoor verleent. Hy had metalle bedenkelijke beweeg-redendeftad opgeeifchr, engemagh-

overre leveren. Ui t den naem en van wegen zijne ? m e a

Majefteic van Porcugael op den vier <i«v«-entwincighften van Hooimaent, desdras

Woensdaghs, in de macht van de Ne-derlantfcheOoftindifche Maetfchappye de ftad Negapatan, met zijne on-derhoorrge gebiet en gerechtigheden, neffens al het gefehlt, krijghstuigh, en wapenen, die tot befcherming der ftad gedienten gehoort hebben, over te leveren: als ook alle de fleutelen der huizen en kamers', of de plaetfen, daer dezelve zouden mögen opgefloten leggen.

Dien volgens aenftonts zoo veel ge-wapende perzoonen van de Maetfchappye in te laren, als men gelieven, en by het Portugeefch opperhooft ver

ftaen

Page 144: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E en L A N T - R E I Z E. iet> ftaen zal worden, ror verzekering der Maetfchappytebehoren. Vangelijken alle de goederen en koopmanfchappen,dietot de heerlijkheden derkroo-ne van Portugael behooren, over te leveren.

De Portugeelche krijghsbezett ing, in de ftad leggende, zal met flaende trommel, brandende lonten, kogels in de mont, zoo verre mögen trekken,tot deplaets, haer by den opperbevelheb-ber van der Laen aen te wijzen, en aldaer voor de ftandaert der Maetfchap-py ontwapent worden. Behoudens dat de hopmarinen en andere bevcl-hebbers, tot vendrighs toe, zullen bc-houden hun zijd-geweer, en daer mee vertrekken.

Alle ingezetenen, zoo geeftelijke als werelthjke, getroude en ongetrou-dcperzoonen,zullen vryen onverhin-derc blijvcnfitten,enbezitten alle hunne goederen, uitgezeic wapenen, zoo wel huizen, als gout, zilver, koopmanfchappen, flaven en flavinnen, tot den laetften van Herfft- of Wijnmaent des zelven jaers: als wanneer dezelve met bequame fchepen van de Maer-fchappye zullen verzien , en daer mede, tot kofte der Maetfchappye, naGoa,ofbenoorden van daer, ver-voert worden.

Aisdan zullen de geeftelijke in vrye eigendom vermögen met zieh te nemen en vervoeren alle de kerk-§ieraed-jen, kerken-gewaet, en artgeen tot den kerken-dienft behoort, uttgezeit de klokken: desgelijxalle d'onroeren-degoederen, die hentoebehoren.

Van gelijken zullen dewcreltlijke, zoldaten en vreemde koopluiden, nie-mant uitgezondert, met zieh mögen nemen en vervoeren alle hunne onroe-rende goederen, gelt, gout, zilver,

•kleinoodjen, flaven, flavinnen, niets uitgezonderc, zelf hun koopmanfchappen, mits die fijne Majefteit van Portugael niet toebehoorende.

Den blanken Portugefen, ten dage van hun verrrek uit de ftad, zalmen hun zijdgeweer herftcllen , om met zieh te vervoeren.

Het opperhooft Kafpar Alfonfo de Karvalho wiert vergunt met zijn ge-heel gezin, in plaetfe van na Goa, te vertrekken ter plaetfe, daer het hem gelieven zou.

Hierop trokken den vier en twintighften op den middagh zeven ben-den Neerlanders,en cen Bandaneefchj nevens den Modlicr van Negombo, cn zijn onderhoorige Laskaryns, rer ftad in,om allepoorten teverfien.Men liet de Portugezen, van de bolwerken, met vollen geweer, ieder na zijn huis ten gaen.

Men deed ook een ftreng gebod uitgaen, geenovcrlaft aen d'ingezete-nen te doen: 't zy met roven of wegh-nemen van eenige goederen, op pene van de koorde.

D'opperbevelhebbcr vander Laen V a n d t t

vervoeghde zieh in perzoon ook der- Laen waert: cn wierden hem door het P « * ^ ^ " tugeefch Opperhooft, dat ziekelijk e 3

was, en aen de poortehem quam ver-wellekomen, de fleutelen der ftadts-poorten overgeleverr.

Voorts bezichtighde vander Laen de bolwerken, ftelde op alles noodige en vereifchtc orde, en belafte den fte-delingen des namiddaghs ten vier uu- s ^ s

o f

ren re verfchijncn voor het konings- orde. ofrechthuis, om aldaer, in gevolge van het verdragh, de wapenen neer te leggen, cn ontwapent te worden: gelijk ook gefchiede.

De gewapenden beftonden in drie honderr zes en zeventigh koppen,ver-deelcin zeventien benden, zoo blanken, Mefticen alsToepaflen, zonder onder hen iemant was, die des konings belooning genoot: maer waren alle burgers en inwoonders.

Het gefchut, in de ftad bevonden, beftontin acht en twintigh metaleen drie en vijftigh yzere ftukken , zoo grote als kleine, inachtduizent pont pont buflekruit, ront fcherp, cn ander oorloghs-tuigh, nagelang : achtien klokken, tien grote en acht kleine.

Ter zelver tij t, als d'onzen daer voor quamen, wierr Negapatam door den Kapado Nagape van wegen den Ney k, de beer des lants,bclcgert en befchote.

Wanneer nu de ftad by d'onzen verovert was, deed dees Kapado ver-zoeken binnen te komen,om wegen den onverwachten overgang der ftad te fpreken. Dit ftond men hem toe: en Hybraghtopfijn verfchijnen vele hi-ftorien en onfatfoenelijkc redenen van klein belang by. Dan het voornaemfte was, dat de ftad en de Portugefen

O 3 den

Page 145: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

i r o G E D E N K W den Neyk datelijk zouden overgelevert worden, of die zonder des Neyks verlof niet vertrekken, om aen de zelven fijn voorwending te vcrhalen,over eenige achterftallige betaling : want zonder dezelve zou de N eyk niet kunnen Werden vergenoeght. Dit floegh vander Laen met alle beleeftheit af, en bstuighde groote genegentheic te hebben, om met den Neyken zijne onderzaten in alle vrientfehap te leven en handelen : maer niet te kunnen verftaen, zoo welingevolge van het Kriftelijk geloof, als gemaekt ver-dragh, tot dit zijn verzoek.

En alzoo de uure van ontwapent te worden, verfcheenen, en de bezetting al aen het trekken was, noodighde vander Laen den felven Kapado,oin te betuigen alle vriendfehap, totaenzien der zelve : het welk hy met eenige aengenaemheit aennam en by woonde.

D'ingezetenen baden en fineekten zeer, om na Bengala, in plaets van na Goa, vervoert te worden : waer roe Verlaen ,om van hen ontfhgen te zijn, beloofde, in hunne gunfte, aen den vekoverfte en Admirael van Goens te zullen fchrijven.

Den vijf cn twintigften deed van der Laenby rrommelflagh, op pene van te verliezende krachte van het gemaekt verdragh, uitroepen : Dat ieder, zonder aenzien van perzoon, zijn geweer ophet ftadthuiszou leveren. Ditge-fchiede des anderen daeghs,en was men byna den gantfehen dagh daer mede bezigh.

Midlerwijle bleef het volk van den Neyk in hun belegering volherden: dat fchaersheit vanlevensmiddelen onder d'onzen veroorzaekte. D'onzen waren te Tranguabar, een Deenfe ftad, zeer beducht voor grooten oproer en aenval van den Neyk : en braghten daghelix vele pakken kleren, als andere goederen, in de vefting Danisburg: want men voor vaft zeide, dat Warda-rasje Turmal, van de grenfen des

* ofTan- lants van* Tansjouwer by zekeren Ola jaor. 0 f brief van dezen Neyk op ontboden

was, om de ftad Tranguabar alle moe-ielijkheden aen tedoen: onder voor-geven van deze reden. Het opperhooft der Deenen, Esbek Andriefz. (die toen ten hovewas_) zoubelooft hebben drie kloeke jachten, wel bezet

A E R D I G E met volk, en van alle oorloghsbehoef-ten verzien, geduurighlijken voor de bhaar van Negapatan te houden: ' t welk hy alleenelijk met cen klein floep je vervolght had.

Den zeven en twintighften ver-fcheenin de ftad Negapatan de Kapado Nagapa,doox den Neyk uit Manie-goul, afzonderlijken met een Ola of brief aen den opperbevelhebber,}ohan van der Laen, afgevaerdight: by den welken de Neyk zieh zeer misnoeght toonde over het in nemen der ftad Ne-, gapatan. De briefluide aldus.

T N het jaer Welenby,den zeßienden B f i e f

* dagh. A f f y Para Neykzend aen den a e n v J n

Hollandfchen hopman Moor deze zijnedaLara. letteren: waer byik doe verßendigen, hoe de Portugefen uit Negapatan in tien of twalef jaren tijts niets aen my hebben opgebracht, en veel ten achteren zijngeraekt. Te dienernde heb ikmijn veltleger voor de ßad Negapatan doen trekken, om dezelve te beoorlogen: ook voorts de ßad te doen ßechten, en alle de Portugefen, na die t'ondergebraght te hebben,onder mijnegehoorzaemheit, gelijk voor dezen gedaen, blijven woonen.

Dies heb ik alleenlijk UE. om byflant ter zee verzocht: naerdien ik met de Maetjchappy in vrientfehap ßa. Dan nu is myter ooren gekomen, hoe UE. met de Negapatnafe Portugefen ver-dtagen, zijt: en zyde ftad aen UE. hebben overgelevert: *t geen ons niet wel behaeght. Ghy hehoorde, om de vriendtfehap fonder houden, ons eerß des verwittight te hebben : zou dan alles wel gedaen hebben. Der halven moet ghy de ßad in handen van mijn volk doen over leveren. Wanneer dan ghy eenen van uw volk tot my kondt zenden,ommetmy te fpreken , ik zal die van de Maetfc happye alle eere en vrientfehap aendoen: ook in alles ver-genoeging geven, om voort aen in ttUe vriendtfehap te volherden. Ofander-fints, anders doende, zal het niet wel gaen. Doch alzooghy verßandige luiden zijt,zoo twi) feien wy hier niet aen, ofzult de ßad in handen van mijn volk overleveren. Ten welken einde, om getuigen daer uit te zien, zende ik mijn Kapado Nagapa.

Page 146: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

men, beantwoorde van der Laen in dezen zin.

DDla aen ons, door uwe Hoogheit s gezant Nagapa, gefchreven, heb

brief xnikmetbehoorlyke flechtigheden, door denNeyk ^ e t /0j~en v a n ^ r t e kanon-jcheuten, eer-

biedelijken wel ontfangen: ook den in-houdt en uw Hooghey tsvoornemen wel begrepen.

Daer op weder tot antwoort dient: Eerßelijky hoe ons de Portugeßn de-

zegeßerkteßad Negapatan,op ons aen-komenalhier, zonder eenig tegenweer, met zoodanigh verdragh, als tuffchen elkanderen ts beraemt, hebben overge-gelevert: dies wyookgenootzaekt zijn, volgens krißelijke oprechtigheit, de gemaekt e punt en t'achtervolgen: dewijl wy, zonder uw Hoogheits nadeel, onze vyanden,deePortugefen, waer het zou-

Z E E - en L A N T - R E I Z E . nt Den Ola of brief van dezen Neyk,«j Laen ,bybricve van den negen entwin-

bm alle aenftootelijkheic voor te ko-J tighften van Rijklof van Goens, debe-krachtiging des verdraghs: teffens orde van de Portugefen,die hec verzoch-ten, ten getale van hondert en vijftigh, na Bengale te verzenden, om hen des teeerder quijtte zijn: alzoo zy den onzen voor eerft minder quaet konden doen.

De zaken van den Neyk riedt van Goens door gefchenkenen verecringen te vereftenen : maer zoo hy onredelijk bleef, hem te landewaerts in wegh te jagen: hoewel zijnen gezanten allen goetonthaelaen tedoen, enteverze-keren, dat hy in weinigh dagen daer zou z i jn , om met zijne Hoogheit alle gefchillen effen tc ftellen. Dan zoo hy eenige nader vyantfehap op de ftad gebruikte, niet meer dan in ftaet van befchermingte blijven, en tegen zijn bedrijf by gefchrift aen te tuigen.

Midlcrwijle bleef de Neyk noch in de mögen wezen,of können begaen, alle het volharden van zijn aengevangen doenelijke afbreuk trachten aen te doen. Derhalve hope, de vrientfehap tuffchen Uwe Hoogheit ende eJMaet-jehappy daerom onvermindert te zullen blijven. Te meer, aengezien het verdrijven der Portugefen onlangs in het landtvan den Ntykvan Madure: beneffens in andere landen en koningrij. ken, de Maetfchappy niet qualijk afge-nomen isgeworden:dies vertrouwen wy vaß, deze ver kregen zegen uwe Hoogheit mede wel behagen zal, ter oorzake wyhier door meergelegentheidt hebben bekomen,om den handel der Maetfchap-pymeerder,alsvoorhene, in uw Hoog-heits landt uit te breiden: waer van Uwe Hoogheit niet, als alle voordeelen te verwachten heeft. Ondertuffchen hebben wy uwe Hoogheidts meeninge, door twee afgezondene jaghten, door den Fiskael aen de hooge Gemaghtighden , na Jafenepatan doen bekent maken : daer van wy alle uuren het antwoort verwachten : het geen daer op te volgenßaet,wert uwe Hoogheit in alles, zoo veel moghelijkf vergenoeging gedaen.

Hieren tuflehen was Kamerapanijk by dezen Neyk in groote ongunfte geraekr, door het aenraden van Negapatan te belegeren.

Den dertighften ontfingh van der

werk, cn dicht onder de ftad tot aen de gracht leggen, en nam in maght en ftoucheit meer en meer toe: waer uic groote fehaersheit van levensmiddc-lcn ontftont.

Den eerften van Oogftmaent be- B r i e ( . V j n

quam van der Laen tyding , hoe de den Neyk veltoverfte van den -Neyk, voor de j£"L

v

a™ ftad Negapatan in bezeting leggende, eenOla -of brief van den Neyk aen van Goens bekomen had: en verfcheenen des namiddaghs drie perzonen van buiten ten dien einde binnen de ftad, met verflagh van het aenkomen van den Ola,en de fchenkaedjen, met cen te verzoeken van ordete ftellen,omdie met alleeerbiedigheit t'ontfangen.

Ten dezen einde zond van der Laen datelijken Hopman Wafch, met een bende Nederlantfche krijghsknech-ten, en den Modiiar van Negumbo: beneffens een vendel Laskarijns, buiten de poorte aendezelvcom hen alle eerbiedigheit en hec loflen van drie ftukken gefchuts t'ontfangen.

Zy bleven alle aldaer tot aen dena-vonc: als wahneer een uit het heirle-ger in alle ftilligheit by den Modliar verfcheen, enhem in de Singaleefche tale, om van andere niet verflaen te worden, berichte: dat geen Ola noch vercering van den Neyk gekomen : maer alles bedrogh was: en niet anders"

dien-

Page 147: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Tempel •Tzina.

Vertrck van Negapatnam

Pagode oftempe Tyripo-peliri.

i I i G E D E N K W diende,als d'onzen door dat middel op het velt een ftuk weeghs buiten de poort telokken,en dan t'overvallen: 'r welk, alzoo ons volk maer buiten de poort bleef ftaen, hen in hun voorne-men verhindert wierr.Op welk verflag de hopmaij en de Modliar met hun volk weder na de ftadkeerden , zonder toen verder van den Neyk tehoo-ren of verftaen.

Op 't jaer zeftien hondert en zeitig in Herfftmaenr, had deze Neykvan Tanjowwber de ftad weer belegert, uit oorzake hy eenigh onbenoegen tegen d'onzen opgevat had, zonder hy door eenige reden tot het aftrekken te bewegen was. Maer de Neerlantfe krijgs-bezettelingen vielen ter poorten uir, en velden ontrent vier hondert mannen ter neer. Waer door hec onder-ling gefchil bygeleit wierd.

Des volgenden jaers ftont de Neyk opnieuws tegens d'onzen op.

Hetlant rontom brengt r i j f t inzul-ken overvloet voorr, dat d'inwoonders die te koop.na verfcheide geweften vervoeren.

Men heeft'er veel licht vrouwvolk en roftianen.

Niet verre van de ftad ftaet eene pagode of fteenetoren, of heidenfehe tempel, T-s/Vwgenaemt, die hären kruin zeer hoogh in de lucht fteekr. Zoo men d'inwoonders gelooven magh, zou de duivel dentoren op eenen nacht gebouwt hebben.

Aen de Noortzyde leit eene treffe-lijke voorftad, die met vele pagoden of heidenfehe tempels en kapeilen verrijkt is : daer in afgoden beeiden van efen vervaerlijkegeftalte} hoewel flechts van klay-aerde gemaekt, te pronk ftaen.

Dus verre van Negapatnam, Wy vervolghden voorts onze rei-

narPaüa- ze na de ftad Paliakatte, en quamen tot aen d'oude en hoge pagode Tyripo-peliri, die binnen een fort , een weinig landewaert, in ftaer,en ik, om zijn out en antijks gebouw,gin^ bezichtigen.

Hec is eene oude heidenfehe tempel , wiens gevel vol kleine beeltjes is, die met groten konft en arbeic uit-gehouwen zijn. Daer is een muur rontom met eene galderye , dewelke met grote zerken bedekt is, die op pi-larcn, ieder van een byzonder beeide,

A E H D I G E ruften: wsmt d'een verbeelt een fprin* gend peert, en d'ander wat anders.

Demuuren zijn van grooteblauwe fteenen gemaekr, die verre uic het landt,en met groote fchranderheit en kunft op malkanderen gebraght zijn.

Ind'Indiaenfche tempels is zelden meer lichts, als door de deur-fchreef daer ingaec, en door een gat in den gevel. Dies zy van binnen eer eene duiftere moortkuil, als een heiligh huis gelijken.

Ik trad binnen in de pagode, daer in lampen hingen te branden, en klom by eene houte trapop, om uit het gat van den gevel het lant t'overzien. Boven H e e f t

aen'tdak zaten duizenden van groote m?nighte vliermuizen, die, wanneer zy my ge- Vinvl'er-waer wierden, met zulken groten menighte toefchoten, om uit het gac te geraken, dat ik geheelen al daer onder verwert raekte, en niec wifte, waer ik my bergen zou : wanc zy hingen op malkanderen als by zwermen: zoo daeik mec groote moeite uic de deur geraekte.

Deze vliermuizen zoeken deze donkere fchuilhoeken en gateti, om dac zy de heldere ftralen van de zon niec kunnen verdragen.

Na wy gereec waren, gingen wy weder t'zeil längs de kuft, die vlak en zan-digh is, en quamen den vijfrienden van Zomermaencop Paliakatte, daer wy K o m t a

al onsgour cn zilver, dat wy inPerfien Paiiaiat-hadden ingenomen, loften, en aentcn* het opperhooft Laurens Pi t , volgens de befcheiden,overleverden.

D'Ooftindifche Kompagnie heeft tot Paliakatte een fterk fort of kafteel, genaemt Geldria, mer vier bolwerken Kafteel van gehouwen fteenen opgemetfelt,Gcldt11' die zeer weerbaer en fterk zijn «,dat zy al zedert her jaer zeftien hondert en nc-gentien bezeten heeft, en by noodige voorval en gelegenthciczou geftight zijn.Buiten het kafteel leit een negerye offtad, dienadelantzydemctcenaer-denwal gefterkt is: maer wort fleght en fober onderhouden. Doch binnen is het redelijk dicht mec hooge huizen betimmert.

D'inwoonders zijn ten deele Hollanders , en ten dele Jenty ven of Heidenen. De laefte erneren zieh meeft met het maken en verkoopen vanka-

toenen

Page 148: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 149: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 150: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 151: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 152: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 153: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 154: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en toenenlinnen : want het katoen, dat landewaerts in met groote menighte wart, geeftaldaer groote handeling : en worden daer van verfcheide foor-tenvan könftigh gefchilderde kleden gemaekt

A N T - R E I Z E. 113 boefem,Suratta,Goa, Malabara, Sumatra, en Malakka;

Vifch is te Paliakatta in overvloet, en ander hjfcocht wort'er genoegh uic het lant gebracht.

Na wy hier onze zaken befielt had- vertrek van Pa-

walt,wort inovervloet,met andere gra-nen,alle weeks aen de merkt gebraght.

By hec kafteel loope een re vier, die in den regentijr hoogh is, en een diep gat fchuurt: zulx men mec vaertuigen de koopwaren uit de fchepen kan aen lant brengen. Des zomers droogt defel-ve meeft uit. Dan moetmen de goederen derwaerts dragen: het welk moeie-' lijkvalt. Zy heeft overvloedelijk vifch, inzonderheit herders, die des zomers veel fterven, maer bytijts gevangen en dan gedroogt,werden overal vervoert.

In Wijnmaenc begint aldaer het Noorder Moufon, en duurt cor in

De rijs, die aldaer te landewaerts in den, vervorderden wy onze reize na de groote ftad ^Mafulipatnam, o m , l u k a c t e i

beneffens verfcheide koopmanfchappen , hout'en andere ftoften , tot öp-bouwvande veftingen >op Paliakatta te brengen.

Wy lichten den twintighften van Hooimaent het anker, en quamen met goeden voorfpoer, den twee en twintighften voor Mafulipatnam ten an- Komen ker. Ik voer dien zelven dagh aen [ ? M a f u i

lant, en ftelde voorts op alles orde om i p a t n a m " te loflen, en onze vrachtin te nemen. W y waren daghelix doende met het laden van verfcheide koopmanfchappen, beftaende meeft in katoene lin-

Slaghc-en Wintermaent zoo hert, dat i nen , en voorts om bouwftoffen van dan gene fchepen op de rede kunnen | timmerhout, als anders', in te nemen.

Inwoon-

blijven. In Loumaent verändert het Moufon, en wert wederom goet weder.

D'inwoonders der ftad Paliakatte dersvan zijn meeft Meftycen en Kaftycen. Paliakatte Meftycen worden die kinderen ge

noemt, welker ouders met buytenlan-ders getrouwe zijn: als wanneer een Hollander eenIndianin,ofeen Indiaen een Hollantfche vrouwe trouc. De kinderen , uic zulkeen hu welijk geboren, zijn Meftycen. Maer de kinderen dezer Meftycen worden Kaftycen genoemt. Aldus zijn aldaer verfcheide inboorlingen, inzonderheit die Thio-lengenoemc worden, aen Hollandtfe vrouwen getrout:van gelijken ettelijke Hollanders mec vrouwsperfoonen der Thiolen. Waer uit veel Meftycen en Kaftycen voortgekomen zijn.

Aldaer woonen ook Brahman-nen, Benjanen, Penekayers of Tho-miften, en Joden. Onder de Benjanen en Joden heeft men veel rijke koopluiden.

De ftad is rijk van koophandel. Alle vier weken komt aldaer de Kaffila of Karavane over lant van Agra, Gol-konda, Suratte enK-ambaia, engaet weder wegh.

Kriftenen en Moren fiepen ook derwaercs hunne koopwaren over zee van het Roo Meir, Perfiacnfchen zee-

Dit duurde toc aen den veertienden van Ooghftmaent,als wanneer wy weder zeilvaerdig waren, om te vertrekken, en t'zeil gingen.

Ondertuflchen had ik tijt om de ftad te bezichtigen.

De ftad Mafulipatnam leit aen den Befchrfj-oever van de vlakke zee, en aen den Vn$ d c t

. Tyr . «ad Ma-eenen arm van de groote revicr K isna fuüpat-geheten, weynige mijlen van Negena-nam* patnam, en is rontom met water om-ringt. Zy is dicht betimmert, en wort van allerleie volken bewoont, die aldaer groten koophandel, inzonderheit. in katoenerMinnen, indigo, diamanten en andere edele gefteenten, dryven : want Mafulipatnam is d'eenigh-ftehandel-plaetfe des koningrijks van Golkonda.

Aen de lantzyde,Noordweftwaerts ugk van de ftad, leit een tamelijk grooc binnen-water, daer over een brugh van twee duizent en vier hondert tre-den lang geflagen is. In 't midden ftaet een huis,voordengaenden en körnenden man, om ce ruften.

Deze brugh ruft 0^ dikke palen, daer fchalen, van oncrenr twalef of veertien voeten lang, op leggen, en is zonder lejming.

Het is'er meeft moerafliig aen dien kant: daer de brugh met een over heeni • gemaekt is,ten einde men, als men

P over

Page 155: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

G E D E N K W A E R D I G E

Riviere1

Kisna.

I I 4 over het water is, voort tot aen het vaft lant kan komen.

De meefte inwoonders zijn heidenen en rijke koopluiden.

De Mooren of Mahometanen, die Perfiaenfche Mahometanen zijn »hebben daer ook een Metzfd of tempel, die in het midden van de ftad ftaet, en met Witten fteen zeer antijks opge-bouwtis.

De huizen zijn alle van hout gemaekt,en met pannen bedekt: want het is door den koning verboden, ftenen huizen te bouwen , uit vreze van dat zy dezelve moghten vaft maken of verfterken.

De inwoonders, als heidenen, gaen met witte katoenen rokkengekleedr, gelijk de Mooren, en mettulbanden ophet hoofe.

Zy eeten rijs voor broot, en drinken doorgaens water.

Daer is veelerlei vifch, als ook veel hoenders,eenden, ganfen en verfchei-den wilc.

De Nederlantfche Ooftindifche Kompagnie heefc eene wooning in de ftad: als ook d'Enge! fche, daer ieder zijne vhgge laet af waeien.

DeFranciskanen,diealle Portugefen zijn, heboen'er een kloofter.

Aen hec vaft lant zietmen een dorp, daer de gouverneur, of over fte der ftad, een fraei huis heefc, in welk hy zieh by wijlegaec verluftigen.

De revier Kisna komt diep uit het landr,en ftort met zijnen eenen arm ontrent vi j f uuren beneden de ftad in zee:doch 't is aldaer wat ondiep: waer-om de reft na Mafulipatnam bruift, daer het watdieper is.

Over deze rivier by de ftadis gene brugh geflagen: maer men vaertdaer over mec vaertuigen.

De rivier Kisna is vifchrijk, en voet vele krokodillen en andere water-of zee-gedrochten, Zy wortzomtijts in den regen-tijt zoo hoogh, engrootof breec, datmen met fchuitendoor en over de (traten varenkan. Anders is zy des zomers dfoogh en ook laegh, en voor de ftad naulix vier voeten diep.

Een halve myle ten weften van de

zyde is zoo vol geboomte niet. Wy vertrokken van Mafulipatnam, Komen

vervolghden onze reize, en quamen j j j * ^ den negen en twintighften wederom b«c. voor Paliakatte ten anker.

Dewijl nu rot Palliakattc verfcheide koopmaufchappen waren» die na Batavia moften gebraght worden, zoo vonden wy goet dezelve in tc nemen : daer ook datelijk orde op geftelt, en met laden daghelix dapper voortge-varen wiert.

Wanneer wy byna vol'aden waren, schepen quam de fluyt het Perkietjc, hier op u i t h« de rede met tijding, dat de fchepen ^a*™ 't Huis te Zwieten, het Zeepaerr, de den>°m Beurs en Stadthuis van Amfterdam, baerfe ' de Rijzende Zon , en de WaflendeM«. Maen, alleenlijk ten dien einde u ;t het v e r o m £ ' Vaderlant met volk en allerlei krijghs-tuigh afgezonden waren, om de Ma-labaerfe kuft re hclpcn Winnen.

Die veroorzaekee aldaer in alle ge-nomen be.fluiten en voornemen verandering: want ieder kreegh laft om zieh by deze vi )ot te vervoegen. Waer op wy de ingenome lading weder lieten loffen, om d'oorloghs-vloot meete volgen : het welk met alle haeft ge-fchiede Dies wy in J i kort gereet waren tc vertrekken.

Wy gingen dan den tienden van Herfftmaent t'zeil na Kolombo : al-waer de vergader-plaets was aenge-ftelr.

Na dac wy t'zeil waren gegaen, en XotPuntoTedro onze lege vaten met drinkwater gevult, en branthout voor de kombuis ingenomen hadden, zoo quamen wy den zevenden van Wijn-maenrvoor Kolombo ren anker,en waren voorts daghelix dcende,om den treyn van t leger in te nemen.

De Kommandeur Roothaes ftak met zeven fchepen voor af,en wy gingen mer de reft van de vlooc mede t'zeil, den vijfden van Slachtmaent na Cfrlanepare, een van de zeven zee-dorpen op de kuft van Lffladure, om JJ^Jj daer alle t'zamen by malkanderen te t e Mane-komen. • P"8,

Joan van der Werf,Heere Symonfz. enik, waren over den gantfehen treyn

wal is het laegh lant. Aen d'Ooft-zyde van oorlogh geftelt, om het opzichf, ftaen Palmiras-en Syry-boomen: daer zoo wel van ontfang als van uitgift te zieh op verfcheide plaetfen het ge-1 hebben. berghte achter vertoont. Aen de W t f t - \ Wanneer wy nu volkomengerecf,en

van

Page 156: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Komt voorii ftad Ko lang. Vero'e-ring der ftad Ko lang.

Z ' E E en L A van alles, dat tot zoodanigh werk ver-eifcht wort, voorzien waren, zoo gingen wy van daer t 'zeil, en quamen den zevenden van Wintermaent met de gantfehe vloot twee mijlen bezuiden

* °AKO- de ftad Kolangoi Koulang ten anker. Na alle de Soldaten aldaer terftont

aen lant gezet waren, om deze ftad te belegeren, verliep ondertuflchen den dagh met landen,en allenootzakelijk-hedenafre fchepen. De fchepen haelden ondertuflchen zoo dicht aen de wal, alsdoenelijk was.

Den achtften, na ons gantfeh heir-leger in flaghorde was geftelt, floegen wy weer op wegh, en trokken voort.

DeZwarten hadden een halve uure van de ftad eene vaftigheidt opgewor-pen, daer zy dapperop onze jaghtqn uitfehoten, hoewel met weinigh fcha-den : doch maekten daer door het ftrant zoo onvry, dat wy door het bofeh moften breken, om de Zwarten vanachteren aen te vallen.

De timmerluiden maekten de pas voor de veltftukken klaer, en hieuwen 't al onder de voet wat in den weg was: en de matroofen maekten de pas met fchoppenen fpaden eften.

Een weinigh in het bofeh voortge-trokken zijnde, quamen wy opeene kleine vlakte, daer op de linke handr, na ftrant toe, een kleinfteenehuis in een dal ftont: al waer men ftant hield, omwatademte fcheppen: dewijl de matrofen veel werks gedaen hadden, om de ftukken door het gulle zandt, längs het ftrant te trekken, en daer door gantfeh afgemat waren.

De vyant lagh aen de rechte zyde in zijn voordeel, en deed een kleine chergie op onzen voortoght, dieecr-ftont orde kreegh om daer op in te Valien. De Zwarten ftonden een geweidige chergie ui t : maer namen op het left na hunne vaftigheit de wijk. Ondertuflchen quamen onze veltftukken aen. Elk maekte zieh gereet om te ftormen: t welk ook metzulken feile woedetoeging, dat de Negros hunne vaftigheit verlieten, en met de vlucht hetzochrent'ontkomemmaer de mee-ften wierden doorfchoten. D'andere quamen in 't vluchten om.Zy quamen cen kompagniemuskettiers van kapit. Polman, die door her bofeh gebroken was, om de fterkte van achteren aen te

N T - R E I Z E. itf vallen, recht in den mont loopen. Daer wierdt dapper ter wederzyde gevoch* ten: en bleven van Js vyants zyde meer als hondert op de plaetfe doot leggeh: behalven een groot getal gequetften. Aen onze zyde waren niet meer als drie dooden : maer vele gequetften, die voort verbonden, en na de Ichepen gebracht, en met goede zorge gae geflagen wierden.

Wy vonden in deze fterkte twee y zere ftukken, die datelijk vernagelt, en d'aftuiten in ftukken geflagen wierden.

Na deze overwinning wierden de poften overal bezet. Het volk zat, tot fchuiling voor de hitte der zonne, onder't geboomre, om zieh wat te verquikken en uit tc ruften.

Na verloopvan twee uuren, wanneer een ieder het hert wat verfterkt en gegeten had, 'tgeenbyhemover-fchoor, floegen wy in volle flaghorde ten ftrijde op wegn, na de ftad Kolang, en trokken ter wederzyde voorby heer-lijke plantagien, met hooge wallen en enge wegen.

De vyandt fchoot dapper van de waterpunt: alwaer de Portugeefche vlagh afwaeide. Maer wanneer zy ons zooonverzaeghtopde muuren zagen aentrekken, begonnen zy te verflaeu-wen, en namen de vluchc, en verlieten de ftad, daer wy roen voort introkken. Een ieder wiert na zijnen ftaet en ampt gehuisveft: en de Soldaten op de pun-ten geplaetfr.

Des anderen daeghs bleven wy ftil leggen, om uit te ruften. Maer elk (naerdien wy zoo eene voorname plaetfe, met zoo weinigh moeite,ingenomen hadden} wierdt des te meer aengemoedighr, ja verlangdeflechts, om voort te trekken.

Den tienden, des morgens, wierdt het gantfehe leger buiten de water-poorte gevoert,en in flaghorde geftelt. Na dan de leeraer Baldeushet gebedt gedaen had, wiert ieder een door zijne bevelhebbers aengemoedighe , om mannelijk, totde voorftanr vanvader-lanten godsdienft, te vechten: gelijk zy ook alle, ieder in zijn ampt, beloof-den hun beft te zullen doen, en hun leven voor de Compagnie re wagen. Daer op ging het geroep van't volk aen: waer onder ook de trommeis en

P % trom-

Page 157: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

G E D E N K W A E R D I G E trompetten gchoort wicrden,om voort terrekken.

De Heer Ysbrant Goske voerdedc voortoght: de Kommandeur Roothaes den achtertoght, beide twee deftige en errate krijghshelden > die voor-hene blijkenvan hunne dapperheicte Wateren te lande gegeven hadden.

D'Admirael, de Heer Rijklof van Goens, Voerde de batailje of middel-toght.

Wy namen verfcheide veltftukken mee, om ons daer vante dienen.

Hier moften wy weder door wegen trekken,daer naulix vier mannen konden doordringen : al waer de vyant in een fort verft. hanft lagh. Daer op trokken eenige kompanien na de rechte, en andere na de linke hanr. Dematroofen braghten ftorm-gereetfehap aen : en vielen'er zoodanigh op aen, dat wy 't 'tzelve, na weinightegenftant, veroverden.

Wy vonden hier maer twee yzere ftukken, noch geladen, die de vyanden niet eens geloft hadden. Zoo on-voorziens waren wy hen by gekomen!

Buiten wiert äen wederzyde dapper gefchermurfeert. Doch de vyant ver-trok zieh allengs, en nam eindelijk ge-heel de wijk na het hof van hare ko-ningin: alwaerjiy weder ftant hield: hoewel niet lang: wantdefchrik was'er nu al in: dies hy met alle maght vluch-te , en wy de plaetfe in bezitting namen , en al hec geen plonderden, datier tekrijgcn was.

De vyanden hadden onzen achter-troep op verfcheide plaetfen dapper aengetaft: uit oorzake men met het grof gefchut coor de naeuwe wegen zoo gezwint niet voorr kon trekken als men wel wilde. Waer door men zoodanigh verlet wiert, dat ik met de veltftukken, (daer ik toen het opzicht over had,) moft ftil ftaen, om het gefchut in re waghten:want men kon,wat moeire de matroozen ook deden, met her gefchuc, daer aen ieder meer als dertigh mannen trokken, zoo ras niet volgen, als de voort roep voorttrok , die zoo geweldigh doordrong. Der-

laden, onder, dat vele het loopen ver« gaten , en verfcheide bleven leggen. Door dit fterk tegen weer bieden, ver-dedighden wyons zoo lang, en hielden den vyanr zoo lang op, rot datwy ontzet kregen. De vyant dit verneinende, verliet ons, en het ons het veld be-houden. Ter wederzijde bleven verfcheide dooden, en wierden vele ge-quetft.

Wy waren ondertuflchen tot aen de riviere doorgedrongen, cn meefter van 't velt, en's vyandts meefte vaftigheit geworden.

Wy bequamen hier twee metale, en twalef yzere ftukken, en zeven of acht yzere baflen.

Voorts namen wy het koninglijk hof met een in in, zonder grooten ce-genftant. Zoo groot was de verbaeft-heic!

Wy vonden in eene pagode, naeft het koninglijk huis, genaemt Matta dd Reyne, eene kift met boflekruit, daer de brant in geftoken wiedre: waer door die oudeen antijkfe gebouw,dac mec geel koper gedekt was, in eenoo-genblik door de vlam vernielt wierdt, en indeluchc vloogh. Alles wierr om verre gerukt en onder de voet gehaelt.

Ons krijghsheir verfpreide zieh voorts na de rechreen linke hant, om alles te verbranden,wat branden wilde. Aenftonts zagh men het gantfeh bofeh vol vuurs, vlam en rook. De bamboes-rieten kraekten,en branden als zwavel. Een aengenaem gezight voor ons, maer ellendigh voor onze vyanden, die hec alles verloren, en de vlucht over de riviere namen: alwaer zy aen d'andere zyde van den oever bleven ftaen, en zagen in een oogenblik verbräm , hec geen zy in zoo vele jaren hadden opgebouwc. M i j n Neefjoan Pikkarc, coenmaels kapiteyn luite-nanc, mec Willem van Teylingcn,wa-ren mec eenige floepenen volk de riviere Aywijkopgevaren,omdevluch-telingen aen de rivier waer te nemen en onderfcheppen. Maer de vyant, hen verneinende, floegh een andere wegh in, omtevluchten. Wel zagen zy

halve was ditden vyant rot zijn voor- hen met hecle troepen doorderiviere deel, die met woede, als dul door den waden, maer koften daer niec by ko-Amfion geworden, ons fei op de zyde \ men: en dienvolgens niec uitrechten. aenviel. Doch ik troff'er zoo ge wel-! Pikkart voornoemt liet zieh met zijn digh met het gefchut, met fchroot ge-1 kompagnie aen lant zetten,en deed in

de

Page 158: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 159: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 160: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 161: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 162: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A N T R E I Z E . 117 de veertigh huizen in brant fteken. Waer door wy overaldefchrik zoodanigh in den vyandt braghten, dat zy metgroore verbaeftheit vluchten.

Naditalles verrecht was, trokken wy met gemak wederom af by d'eer fte pagode: alwaer het gantlch leger zieh neerfloegh, om wät uit te ruften. Een ieder opende zijnknapzak, en fchafte,wathy hadde. Ondertuflchen braghten de matrofen de veroverde ftukken in het bofeh.

Den zelven avont quamen wy nochzeeghafeigh, als overwinnaers, in de ftad Koulang.

Den twalefden wierden al de tim-merluiden aen lant geroepen, om alle de boomen aen de ftads muuren af re

S t j d houwen. Voorts wierdt orde geftelt, Koulang om de ftad een groot ftuk af te fnijden, afgefiiede e n k i e } n ( j e r t e m a k e n , en de muuren

te Hoopen : daer wy daghelix mee" doende waren.

Midlerwijle zonden d'inwoonders gezanten, en verzochten vrede. W y verftonden toen, dat op onze aen-komfte,niet meer als dertigh geboore Portugefen in de ftadgeweeft waren, die de vlucht na hunnen overften namen.

De Nayros hadden onze komfte j e

e t al vijftien dagen verwaght, en waren %ros. meer als acht duizent fterk. Zy had

den befloren alte Hollanders doot te flaen,uitgenomeneenigen, diezy op hunne roeyfchepen wilden behouden. Maer het viel heel anders uit. W y waren midlerwijle alle daegs doende met breken en om verre rukken.

Onder het afhalen van eenigh ge-Eramin reetfehap uit het fchip 't Zeepaerr, om het fchip aen lant te gebruiken , raekte de brant ZcePaert- i n j i e t f c n j p . door dien de kombuys

nier wel voorzien was. Het fchip liep groot gevaer van

gantfeh verlooren te worden : alzoo het reeds in den lichten brandt ftont: doch wiert door de goede orde en groten yver van het volk noch behouden.

0 n z e Ondertuflchen wierdt goet gevon-vioot den,om, op deze overwinning, voort vertr'" o n z e voorgenomeaenllagen te vervol-ring jer gen, en de ftadt Kranganoor aen te fodKran- taften.

De Heer Kommandeur Roothaes ging dan ten dien einde met acht fche-

Wreet voorne-

pen, wel bemant met krijghsvolk, vooraf, om de riviere te bezetten.

Den negentienden voer ik aen boorr, om de kommiflaris Jakob Borchorft te fpreken : maer daer ontftont zulk een geweldigh onweer, dat ik met groote moeiteen gevaer weer aen lant quam. De wint quam eerft over lant, met geweidige regen ; maer floegh daer na geheel om. AI het dak waeide van onze huizingindelucht: ende boomen uit de aerde.

Door het om loopen van de wint lagen onze fchepen, wel ten getale van dertigh fterk, zoo klein als groor,daer toenonzegantfehe maght in beftont, in groot gevaer van fchipbreuk tel i j -den.

Des morgens lagh het Raethuis, dat veel water ingekregen had, dicht aen den wal, tuflehen de klippen : alwaer het zijn roer verloor. Het deed zeyn van in noot te zijn; maer niemant kon hethelpen,als God. De menfchelijke hulp was uit.

Het fchip d'Achilles ging daer na meedeur, fpoelde van zijn anker, en quam dwers in de klippen drijven. Doch het kreegh zijn plecht-anker uit: zoo dar het een weinigh boven hec Raethuis afdraeide.

Het fchip d'Erafmus raekte mede driftigh, en lagh by een nf in groot pc-rijkel. Verfcheide kleine vaertuigen vergingen ,cn wierden aen flarfen geflagen , cn andere waren heel fchade-loos geworden.

Des middaghs washet Raethuis geweldigh in noor, en ftiet verfcheide malen op de klippen, en quam daer door zijn roer te verliezen. Het gaf fchoor op fchoot, dat het in noot was : maer het was onmöghelijk hem by-ftant tedoen. Dit duurde den gantfehen dagh en nacht: zoo dat des

\ nachrsnochgefchooten wierd. ! Des morgens bedaerde, door Gods ' gen ade, het weer war: hoewel de zee noch geweldigh hol ging. Dies quamen wy hun nu met volk en vaertuigen tehulp, die werp-ankers uit kregen, om her fchip af te winden: waer door beide de fchepen gelukkigh afgeraek-ten, en den twee en twintighften wac

| zeewaercs ingingen, om van dege vaer-] lijke klippen af te raken.

Wy herftelden en kalefaterden de P z de

Page 163: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

n 8 G E D E N K W A E R D I G E de kleine vaertuigen, die overgeble-ven waren. Aldus ging deze ftorm over: hoewel niet zonder grorefcha-de aen 't krijghstuigh, dat in de kleine vaerruigen was,telijden : doch alle de grote fchepen wierden behouden.

Den vier en twintighften wiert het garnifoen of krijghsbezetting, dat in de veroverde ftad Kolang tot bezetting bleef, en in zes honderr en drie en zeftigh koppen, zoo foldaten als matrofen, beftonr, van alles voorzien.

Daer over wiert her bevel aen kapitein Koxen den onder-koopman Jürgen Hendrix Wil l ing , gegeven, die alles zouden waernemen, terwijl ik mede in de belegering van Kranganor. moft gaen.

D'onzen Tegens den avont vertrok de Heer trekken van Goens, met het fchip de Noote-"a oor" boom en Vüelant, na Kranganoor. tevero- De Kommandeur Gotske zou mec veren. de r e f t volgen. Voorts deden wyons

beft, om 't fchip het Raethuis te her-ftellen.

Den vijf cn twintighften was het roer van het Raethuis weder vaerdigh. Maer ik bleef aen landt met de Heer Gotske,terrijttoe hecboskruit, dat in het Raethuis en andere fchepen nar geworden was, wederom aen lant ge-drooghe was.

W y verft onden, dac de Nayros van de Portugefen gelcontfangen hadden, om tegen d'onzen te vechten. Wel hadden die het gelt aengenomemmaer gingen deur, als het daer op aen quam, en lieten de Portugefen alleen in de ftadt Koulang : dies zy des namid-daghs, wanneer wy gelant waren, ook deurgingen: als verhaelris.

Den negen en cwintighften gingen wymet het fchip de Beursc'zeil, om de vloot ce volgen.

De Malabaren zonden eenen ex-preflenenbegeerden, dacwytocdes anderen daeghs zouden blijven : hec welk wy zelfs affloegen, om ons mec zaken, die daer na wel konden gedaen worden, niec opte houden.

Des volgenden daeghs waren wy voor Kalkoulang. Het opperhooft quam aen ons boort met eenige ververfching, die wy aennamen.

Den een en dertighften gingen wy längs den wal czeil,en lieten hec anker vallen. Een van onfe jaghten raekte foo

dicht aen de wal, dat wy vreesden of het eenigh onheil zou mögen we-dervaren. Dies zonden wy een vaertuigh , met twintigh Soldaten, na het jaght toe, om het t'ontzetten of hec nooc was.

Den eerften van Loumaent,des jaers zeftien hondert tweeenezeftigh »hadden wy des morgens met den dageraet de ftad Koetzijn ontrent cen myle van ons, en raekeen zoo dichc aen de wal, dac wy de waghe hoorden. Wy zagen vijf fchepen leggen, die hunne ften-gen gefchoten hadden. Hec voorfte fchip liet de Engelfche vlagh waeien.

W y quamen noch, met goeden voortgang, dien middagh op de ree voor de riviere Paliiport, en voeren des anderen daeghs, met alle de vaertuigen vol volks, en mec een boot mec Landen kruic en loot, en twee velcftukjes,recht ophet lant aen.

De vyant deed verfcheide fchooten met kanon uit de ftadt Kranganoor*, doch zonder eenige fchade.

Wy hadden ons in drie quartieren of oorden neergeflagen, om alles des te beter te bezetten. Des volgenden daeghs kregen wy twee laften rijs, en twee metale ftukken, en daer na alle onze treyn en behoeftigheden,en hielden de ftad aen de lantzyde,en ook aen rivier-zyde zoodanigh bezet, dat'er niemant in noch uit moght. Wy Helden ons mec alle maghe aen't gra ven, en braghten in 't kort önzeloopgraven zeer dicht onder de ftad, en drangen met ge weit aen om de ftad te naderen: het welk de vyandc met fehieten uit musketten en grove ftukken trachte tc beletten: daer zy vaerdigh mee wiften om te gaen, met fneuvelen van verfcheide van d'onzen.

Onder andere wiert zekeren foldaet Wona*«-de gantfehe fchouder mec den arm q '^f u r c

weghgefchoten , die evenwel, opbc-« n e^ vel van den Heer van Goens, door den 0 " ' wondmeefter verbonden wiert, die tot my zeide: 'Dewijl hy toch moet fter-ven, zal ik hem iet ingeven, om dege« voelijkheidt zijner pijne wat wegh te nemen. Als hy in mijne tegen woordig-heit op d iergelijke ope wonde een plei-fter leide, vraeghde ik den foldaet, hoe hy alvoer.Hy antwoorde met een ftatig gelaet: AI wel, ik bevoel my niet qua-lijk, Maer deez rampzalige menfeh,

die

Page 164: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Plaetfe ©mte llormen wortaf

A N T R E I Z E . 119 ge wijle. D'onzen drongenevenwel zoo hart op den vyant aen, dat hy ein- c n v e r . delijk wijken moft, en wy ftormender overt» hant de ftad inkregen. Kapitein Schuilenburg en Polman wierden. beide dapper gequetft. Tachcntigh van de onzen bleven opde plaetfe doot: maer degequetften waren veel meer.

Aen 's vyandts zyde bleven over de twee hondert verflagen: beneffens een groot getal Neyros, die alle inderivier gefmeten wierden : daer in zy lang bleven leggen drijven, dan met den ftroom af,dan met de zee weer op. Het welk fchrikkelijkom te zien was.

Het liep hier zoo makkehjk niet af, als te vore, in het innemen van Kou-

j lang. Dekans hing lang in twij f fe l : of men niet wederom zou hebben moe-

! ten terugh wijken. Her welk ook on-getwijffeltzou gefchietzijn,'t zy onze krijghs-overften tot dapperc en ftrijt-bare voorgangers verftrekt hadden. Want deze ftad was zoo fterk, dat men met recht zieh magh verwonde-ren, h )e wy dezelve zoo dra hebben kunnenveroveren. Het welkbdlik het goet beleit en ftoutheit van onfe krijgs-overften magh toegefchreven worden.

De ffcdc wierdt daerna uitgeplon- envu. dert, en tot den gronde verwoeft: be- w o e f t " halven een fterke ftenen toren, dicop de reviere f tont , daer een deel volk,

allegf legentheit verhaelde, enwaer | toc bezetting en bevnjding van dere-de ftad op haer zwakfte, en het befte vier, op gehouden wiert. •

De ftad Kranganoor (tc weten het B e r c h n j -Porrugeefch,en nu het Hollants Kran- Kranga!" ganoor, en een ander dan 't Malabaers n o o r ' Kranganoor, nader aen ftrant gelegen) leit ontrent 4 o f f mylen benoordende ftad Koetzijn. Her is de hooftftad van een koningrijk van een zelven name, dat ten Noorden aen Koetzijn, en ren Zuiden aen Koulang pae lr.

Deze ftad was, om hare outheidr en fterkte, zeer vermaert onder d'Indianen. Zy lagh aen den oever \ an eene

Z E E - en L die een recht krijghsmanshertȣcheen in ' t l i j f te hebben, overleed na eenige wein ige uuren.

Na wy ontrent veertien dagen dicht onder de ftad in onzeloopgraven gelegen hadden, en verfcheide fchermut-lelen ter wederzyde voorgevallen wa* ren, befloten wy, dezelve re beftor-men. Na het genomen raetflot ging ik, met twee oppaflers, om den Heer Kommandeur Gotske en Roothaes

pkeken. daer over te fpreken, en na de gele-gentheit, en anetere omftandigheden vernemen, waer men beft ten ftorm op de ftad zou loopen.

Ik ging by wijle tot de midden door het water, en trof den kapitein luire-nant Pikkard aen, die de buiten-waght had. Deez zeide my, dat ik niet al te m de ftad mofte voorby gaen, ter oorzake van het geweldigh fehieten:waer door vele te fneuvelen quame.lk moft J her evenwel wagen j want anders zou ik te verre hebben moeten omgaen. Ook mofe ik voor den morgen by den Admirael zijn, om over het ftormen re raetplegen. Ik ging dan dicht onder de ftad heen. De fchiltwacht riep op Portugeefch : Wte daer? Ik antwoor-de in dezelve tale: dat ik vriendt was. En zoo raekte ik voorby.

De Heer Gotske en Roothaes hadden eenen der N ay ros by hen, die hen

tebeftormen was Na ik van alles bericht was, vertrok

ik weer,en was noch voor den morgen bydenAdmirael,die daer op ook voorr befloot te ftormen, en zeide in t ver-trek: Morgen zal de ßad ons zijn,

Wanneer nu alles rot den ftorm ver-vaerdight was, ging ik wederom op de fchepen, om aldaer, daer ons zoo veel aen gelegen was, opzicht te houden.

De ftad Ondertuflchen trokken d'onzen op roorEJ" ^ e ft°rmpkiets aen ,en belprongende wort be ftormc.

ftad met groote woedeeny ver, onder groote reviere, een uure landewaerts befcherm van de rook des gefchuts; in,en was mer een fteene borftweering dat eerft geloft wierdt

Ik zagh van de fchepen de rpok al nade ftad trekken: het welkik zeide een goet rekente zijn.

De vyandrweerdezich geweldigh dapper, waer door vele van d'onzen

en aerde wallen omringt. De muur had zeven fterke bol werken,en de wal drie van aerde. (">p d'eene hoek van de rivier leit noch een frerkeftene toren, die de rivier befchermr, en aen die zijde een bol werk verftrekt Aen de

op de plaetfe doot bleven, cn vele ge-1 andere kant leit een aerde forrje, dat cjuetft wierden. Dit duurde al een lan-,waterpas längs de rivier en de ftad

fehieten

Page 165: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Schans Palliport.

120 fehieten kan, en alle vaertuigcn het in-komen tegen haerwil beletten.

De ftad had verfcheide fchone ftene huizen, en eene kerk, die boven de huizen uitftak.

Aen d'overzydc van de rivier, na Koetzijn toe, leit een fchans, genaemt Palliport, die mede cor befcherming van de rivier is.

Het fort leit op een lang eilant, genaemt Baypijn, dat zieh tot aen de rivier van Koetzijn uieftrekt.

DekoningJioudtzijn hofniet verre van daer, in een vermakclijke en lufti-gelandouw. Hyiseen wakker vorfc, in krijghszaken wel geoeffent, en nu een man op het beft van zijn leven.

Na het veroveren van deze fterke ftad, vonden de meefren geraetzaem, de vermaerde ftad Koetzijn , daer men zeide mede de fchrik alin te zijn, aen te taften , en met zulken krache voort te zetten, om dezelve, waer het moghelijk, in dat lopend faifoen noch te veroveren.

H«leger Hieropbrak ons leger op, en trok trekt op m e ( : dg prantfche macht der waerrs, en terbele- • i • 1 • • c • gering wiert weder in drie quartieren or wij-äwftad kenverdeelt. DeHeerYsbrantGots-

°ttzijn. a £ n ^ e n Zeekant: de Heer Roothaes aen heteind, by de riviere, en d'Admirael in het midden. Dan die van Koetzäjn waren zoo niet ver-fchrikt, als men zieh ingebeelt had: lUaer zy ftelden zieh wel dapper in ftaet van tegen weer tebieden. En al-hoewel wy den Neyros vertoonden, dat wy niet tegen hen quamen, noch om hen in hec minfte te beledigen}

maer tegen onze vyanden,de Portuge-zen,zoo begaven zy zieh evenwel met mache in de wapenen, en taften ons vyantlijk op verfcheiden malen aen, alsdulenrazende van den amfion geworden. Zy quamen met geweit in onze kompagnien dringen, en dooden verfcheide,eer zy zelfs verflagen wier-den.En niet tegenftaende zy naekc ten ftrijde komen, zoo vallen zy evenwel zoo geweldigh tuflehen pieken en musketten in , als een wilt zwijn.

N iet verre van het hof des konings, ("dat in hooghte uitmunt ,en verfcheide vertrekken heefc) was een grote pagode, die de Neyros vaft gemaekt hadden, en daer op zieh onthielden. D'onzen drongen met cen meer alsgemee-

G E D E N K W A E R D I G E ne kracht daer op i n , en deden meer als vier hondert Neyros opde plaetfe fneuvclen: behalven vele gequetften, die zieh met de gantfehe hoop, toc hun behoudenis, op de vluchc begaven. D'oude koningin meende haer in het dak van die oude pagode te verbergen jmäer zy wiert daer uitgehaelt, en door kapiteyn Hendrik van Rede gevängenin 'tieger gebraght.

Na dat nu deze belegering ontrent Brette twee maenden geduurt had , en het [™Jte-laegh landt byna afles onder water Uekgh ftont : ("waer door men de loopgra-°P-ven niec kon gebruiken, cn de iolda-cendaer in in 't water ftonden); dewijl daer en boven ;onze krijghsmachc mec de bezettingen der ingenome plaetfen, als ook door het blijven en overlijden van veel volks, zeer ver-zwakc was, zoo vonc men raetzaem, ftilletjes op te breken, en de belegering met meerder maght in hec voor-jaertehervatten. Dit wierdt dan vaft, en voorc in't werk geftelc: her welk zoo ftil toeging, dac wy in eenen nachc alles fcheep kregen: hoewel mec grote moeite de ftukken op den natten gront voortgetrokken wierden.

Aldus hadden wy alles des morgens fcheep: hoewel de Portugefen dac niec eer als tegen den middagh gewaer wierden, en meenden niet anders, als of men hen met een loozen optoghe zocht t'overrompelen en verraflen. Maer als zy de waerheit daer van eerft op den middagh vernamen, deden zy de ftukken rontom de ftad los branden. Maer wy bleven hen het anr-woorc daer opfchuldigh, tot beter en gelegener tijt .

Zoo dra dan de vyant de zekerheit, van onze opbreking en vertrek verno-men had, deed hy aenftonts alle legerwerken flechten. Desgelijx wiert alles, wat hen buiten de muuren in de weegh ftonc, om zieh des te beter te verdedigen, weghgebroken. Alle Dornen, welker zommigen over de muuren hingen, wierden ter neer gehou-wcn. Voorts wierdt de ftad, zoo veel doenlijk was, verfterkt en van alles voorzien : want de vyant maektegeen andere giffing, als dat wy hem op een beter en gelegener tijt zouden komen bezoeken: gelijk ook niet lang daer na gefchiede.

Na

Page 166: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - cn L A N T - R E I Z E . vertrek Na wy dan het belegh voor de ftad derfche- Koetzijn vertaten hadden, gelijk ver-E j n . haelt is, zoo wiert de gantfehe krijghs-

machc,enal de fchepen, na verfcheide plaetfen verzonden.De Heer Ysbrant Gotske vertrok mec een deel fchepen en volk na Batavia; en andere weer na

.. andere plaetfen. Ik ging met het fchip Jeraekt' de Beurs over de ftad Kalkulang na rnKai- ^e ftad Koylang,om daer het gebiec te k u l a n § ' hebben, en de zaken der Kompagnie

ga te ftaen. Meh had goet gevonden enbelaftdeftad Kalkulang te verfter-ken, enmet een goet aencal foldaten, onder kapiteynPoIman en andere be-velhebbers, te bezetten: ter t i j t toe anders met het krijghsvolk zou werden geordonneert: naerdien men de belegering van Koetzijn in het voorjaer meende te hervatten.

toltdaer Wanneer ik dan ce Koylang den ze-opaiies yenden van Loumaenc wel aengeko-

men was , ftelde ik voorts orde rot het vertimmeren des kafteel s , om der Kompagnies middelen te bewa-ren: als ook om de koopmanfchappen cn allerley krijghstuigh te kunnen bergen. Ik deed ook wooningen voor myen ändere hooft-offidieren herbou-wen, en alles zoodanigh beftieren, dat tot hec doen van de ßoopmanfehap na behooren vereifchc wierdt. A I hec welk in körten tijt in goeden ftant en orde gebraght wiert.

Dies de koophandel, na verfcheide handelingen met de. koningih van Koulang en andere prinfen, weer begon toete nemen.

Verdrag Vervolgens zal ik nu verhalen, hoe iknaderhant mec verfcheide koriingen

•rde.

»et de Itoni «nKou- en prinfen, uit den naem van de Kom-lang. pagnicj heb gehandelt en vaft verbonc

cn verdragh getroffen. Na hec veroveren der ftad Kalku

lang, wierc met de koningin van Koy-^angi by voorraet,verdragen en gehandelt , ter tijt toe men een vaft verdragh en verbont zou maken: Te weten,haer gefchut zou haer wederom gegeven, en het hof ingeruimt worden: daer zy voorts introk, en daerna heerlijk liec opmakenen deftighopbouwcn. Voor haregelede fchade wiert haer een ftuk gelcs toegcleit: wanc hec was de mee-ningvan d'onzen niet, aldaer koftelijk oorlogre voerert , en elk een te^en te hebben} maer alleenlijk met vrede te mögen handelen.

De ftad Kolang, of anders Koulang, Befchrij-Koulon en Koylang, de hooft ftad des ^ " f ^ . koningrijks van een zelVe name, leit lang. op de Malabaerfche kuft> dichc aen den oever van de zee, op negen graden, Noorder breete, dertien Franlche mylen, ofvolgehsLinfchoten, vieren twintig mylen zuid waerts vmKoet-zijn. *

Zyis met een fteenen muur, van 18. of 20. voet hoogh, en met acht bolwerken gefterkt, en heefreen heer-hjkc en groote voorftad, die de Portugefen Kolang Chyna noemen.

Kolang beftaet in twee fteden, of liever in twee deelen van eene ftad: het eene wort genoemt Opper- of Ma-labars Kolang, en het ander Neder-Kolang. In Opper- of Malabaers Ko~ lang, heeft de koning en koningin hun verblijf.

De Portugefen bezaten wel eer Neer-Kolang, als nader by de zee.

De Paters of Monniken van S. Paul cn Franciskaner Monniken, hebben ieder aldaer cen kloofter gehad, die mec verfcheide hooge torens, kerken en gebouwen verciert waren. Behalven deze waren'er noch vier andere kerken, ieder na eenen Roomfchcn Sant genoemt. In alles waren'er zeven kerken: welker een zeer out, cn voor vele jaren door de St.Thomas Kriftenen getimfnert was,die ook na het verkleinen van de ftad is blijven ftaen. Daer in leit een Portugees kapiteyn begraven, die te Koylang zeftig jaren geregeert heeft.

De huizen der hrwoonders waren zeer fchoon, en hoogh van gehouwen fteen opgemctfelt en cierlijk gebouwt. Onder andere was'er een koftelijk raethuis , dat boven alle andere gebouwen der ftad uitmunte. Het was twee ver-diepingen hoogh. Aen wederzijde ging men onder een portael met een bredefteenetrap na boven. '

Maer boven al munruic het kafteel of huis, daer wel eer de Portugefe gouverneur of opperhooft der ftad in woonde, en toen totPons logemenc vervaerdight was. Het leic dight aen de zee, op d'eene zyde van de ftad. Het is ten deele met oolen, of bladen van kokos-bomen , gedekt, en heefc drie torens: welker cen met een 51er-lijken en antijkfen kap met pannen £e-

C t dekt

Page 167: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

m G E Ü E N K f dekc is. Fen ander ftaet aen den zee-kant,cnis vierkant. Op den welken ik een hooge maft deed Hellen, daer de Kompagnies vlagge af waeit, als men fchepen in zee ziet.

,ln het midden is een hoogh gebouw , daer in de Portugefen wel eer hunnendienft gepleeghrhebben: dat ik toen in verfcheide kamers liet ver-delen,tot woningvoor's Kompagnies dienaers.

Die huis is het oudfte en fterkfte kafteel, dar de Portugefen op de gantfehe kuft van Malabargehad hebben , en is voor eenige honderr jaren door den er-varen veft-bouwmeefter Hektor dela C a f e gebouwt.

Door orde van de Kompagnie wiert de ftad namaels toen byna geheel ge-fleght: alle huizen,kerken en andere gemeene gebouwen,tot den gront roe ter neder geworpen en gefloopt. Voorts wierr de ftad afgefneden en verkleint, en met een heele en twee halve bolwerken van delantzyde gefterkt.

Het voornoemt gouverneurs huis, beneffens de kerke van St. Thomas en andere, mci de klooftersen eenige van de koftelijkfte huizen, werden noch binnen dit beftek van de verkleinde ftad begrepen.

Achter deze huizen zijn fchoone tuinen, met kokos- cn andere Indiaen-fcheboomen beplant, die aldaer welig tieren.

Daer zijn verfcheide tanken of waterbakken, die zeer fchoon watcr geven, en door de klippen tot opher welzant doorgehouwen zijn: daer men aen de zyde met trappen ncergaet.

Men heeft'er ook eenige putten met verfch warer. Anders is aldaer het meefte water halfbrak, en zalpeter-< achtigh.

De lucht is'er boven mategezont. Het landt is ovcral laegh en gebro-

ken: zoo datmen van daer verby Kalkelang en Koetzijn, tot aen de ftad Krangenoor kan varen.

Desgelijx iashetlanr rontom Koulang zeer Juftigh, en worc voor het vruchtbaerfte van gantfeh Indien ge. houden. Het is zeer dicht mer allerlei flagh van Indiaenfche vrucht boomen beplant: zuix de wegen alleen ledigh zijn.

A E R D I G E Daer groeit veel peper, die met

zijne ranken by de Indiaenfche boomen hoogh op klimt, en in Lou- en Sprokkel-maent van zijne vruchten ontlaft wort.

Men ziet'er overal vele fchoone tuinen mec Mangas en andere Indiaenfche vruchten beplant.

Daer is een fchoone haven voor kleine vaertuigen: maer voor gene grote fchepen : wantdezuide winde is'er vlak op de wal: en de zee jaeght in den regentijc zeer hoogh en hol op het lanc aen. De plaetfe, daer de vaereuigen aenkomen, wort Koydanal genoemt.

Na de zeekant ziet men zeer rouwe en ongefchuurde klippen van oerfteen, die los op het zant leggen , en by wijle van de zee werden weghgevoert: waer door het landt daghelix zeer verminderten afneemt.

De groote rivier Eywijk ftort haer ontrent een klein uurtjen na de Weft-kant vznKoulang in zee.

D'onzen hebben wel eertevorede ftad Kfa/awgingchad.Maerde Neyros vermoorden kapiteyn Hendrik Glun-wing, als hy buiten de ftad uit wande-len gegaen was. Toen vielen zy in de ftad, enhieuwen alles ter neer. Sedert hebben de Portugefen die weer beze-ren.

Aen de zyde van Koulang de Cbyna is längs het ftrant een groot dorp, dat de Jefuiten voor de Parvas hebben gebouwt: het welk een van de flech-fte geflachten deY Malabaren is,en zieh meeft met de viflehery erneerr.

Daer ontrenc heefc d'onderkoning des konings van Trevankor&Xs ook de pr\nsßaryette(Poele) zijne wooning, die beide met aerde wallen verfterkt zij n , en ontrenc een vierendeel uurs in 'c ronde beftaen. Zommige hoeken zijn uitgezet, als bolwerken, en mec gefchuc wel geftoffeert, om de kruis-paflenen andere toegankelijke wegen, zonder de welke men daer niet aen kan komen, te beftrijken. Dies men dezelve bez warelijk, met geweltvan wapenen, zou kunnen vermeefteren.

Zoo de Malabaren zeggen» zouden, de Maldivifchc eilanden, die daer d wers of fchuin tegen over, welzeftig mylen in zee, leggen, wel eer van het vaft lawt afgefpoelt zijn: gelijk zieh zomtijtseen groot ftuk in zee eenige

klippen

Page 168: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - cn L A klippen vertoonen. Zy verklaren ook, datzy nier alleenlijk aen het valt lant zijn vaft geweeft: rtiaer gedenken daer en boven, dar daer opeen kerkje zou geftaen hebben.

De huizen hebbefa'er doorgaens j fchone tuinen, inzonderheit die längs j de rivieren leggen, dewelke met aller- j hande bomen, vruchten , bloemen en j kruiden bewaflen zijn. Onder andere zietmen daer zeer fchoone citroenen, j die aen gene bomeh,maer aen heefters j waflen. -*> |

De fchoonfte huizen ftaen längs de j rivier, cn zijn gemenelijk twee verdie-pingen hoogh, daer raen by brede fte-netrappen van binnen na opgaet. De kamers zijn meerendeels met geele en groene eftnkjes gevloef t,eri hec fpoor-werk boven de bovenfte verdieping met kiaten of Indiaenfch eiken-hout befchoten. Eenige zijn konftigh met loofwerk en andere cieraedjen uirge-fneden,en zommige mer fiftonnen, al-lerhande gevögelt en fnakeryen ge-fchildert.

Boven de rivier zietmen vermake-lijke prielen achter de tuinen : daer het, inzonderheit des avonts, als de meefte hitte over is, zeeraengenaem is. D'inwoonders zitten aldaer dan met den angel te viflehen, en vangen zomtijts veel vifch.

Hiviere ^ e m ° n t V 3 n ^ " V ' e f C K^lchan, Kaichan, anders tJWangalofMangar,daer deze

N T - R E I Z E . t i j tegenaken, om iets weder aen te vangen, zoo ging de Heer Jakob Huftarr, Extraordinaris Raet van Indien, den vijf en twintighften van Wjjnmaenr,

I desjaers zeftien hondert tweeen zef« j Aign, beneffens de kapiteyhen Pierre \duPoncn Hendrikvan Rede, met elf i fchepen, daer hy mee van Batavia ge-| komen was,voor uir,om Koetzijn met 1 geweit aen te triften. Waer op de Heer j van Goens, met drie andere fchepen, ! noch zou volgen I Na dat ons leger aldaer aengelandt Deft.id was, vonden wy de flad roen veel fter- v ^ ° e " z ^ ker, als wy dezelve des vcrleden jäers k-gert. verraten hudden.

Voorts wiert de belrgering der ftad met zeer grooten kracht en y ver voort-gezer, en die rontom zeernau omein-gelt en befloten gehouden. Dies de belegerdcn , die geen ontzet te verwachten hadden , na een belegh vart drie maenden, met verdragh , aen de onzen zieh overgaven : na de Portu-enver-gefendie ftad over dehonderert v i j f - o v e r t -tigh jaren , met toeiating van den koning vanKoetzijn, bezeten hadden.

De Portugezen hadden den wetti* gen koning, genoemt Montadavti, uic Koetzijn verdreven, en eenen ander van ' t huis van Gedornte in zijne plaetfe geftelt, en zijne Moeyelatert regeren.

Terwijl d'onzen voor Koetzijn Ja- Montagen, was decs prins by my te Koulang, dmi, die "ekroont zou worden , alswy d e ^ g e

ftad aen en längs leit, is een groote bay \ ftad overwonnen hadden. Ik had de van Koe'-öf inham, daer in van verre zieh drie | grootezael met tapyten als anderfints, ™J >^

zoo veel de gelegentheit daer toeliet, rpcko-laten vescieren : daer de prins Monta- ±,ns&f~ davil op logeerde, die daghelix by ons C°° ' quam. Hy was in wit katoen gekleet;

maer andters naekt; had het hair-mec een tuifbp het hoofe gebonden; ringen aen de vingers, eneengoudeke-ten om het li jf . Hy fprak Portugees

groote rotzen op een ry vertoonen. Zyis zoo groot, dat gemeene jaghren van drie hondert laften daer binnen kunnen komen en aen het hoofrloflen en laden. Zy is met hoogh water ach-tien voeten diep: maer by tegenwint gevaerelijkom inte komen: naerdien de vlakke zee daer op aenbruift

Dezware regen doet de revierover j en Mbläbaers,enWasvrohjk vangeeft loopen, en fleept veel zants met zieh: eri gdTaet. Maer na eenige dagen verwelke regen, door de menighte van zocht hy, alzoo hy eenen tijt lang zieh dikke wölken, die aen het hooge ge- onpaflerrjk had bevohde*, na de ko-berghte t'zamen gedreven worden, en dan met groote kracht nederftorten, gemaekt wort.

H.tlant is'er ontrent mee vlak en moeraflighj maer de lucht zoo gezont niet als te Koulang,

ningin van Koulang tc gaen , omhem wat te vermaken. Hier vond ik z wa-righefr in, alzood'opzichtmy bevo-len Was, en my mocht re laft geleir, en van zijneonderdanen,dier vele hem zeer hoogh achren , qualijk genomen

Wanneer dan hierontren^alles op worden, indien hem eemgh ongeval cengoedevoet ftont, ende tijt begoftj wedervoer : naerdien hy reeds niec

Q . 2 wel

Page 169: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Trekt na Koetzijn.

Steife op reize.

Zijnbroe der wiprt nahen» tot ko-nmg*« kroonr.

Befchrij-ving der ftadKoe tzijn.

t i * G E D E N K W wel was. Doch eindelijk, op zijn fterk aen houden,a's of hy daer beter hoopte te worden •, als ook dat de koningin, welker vriendelijkheir en goetaerdig-heitmy wel bewuft was,beloofde alles tot hären lafte te nemen, zoo hem ier mocht overkomen,geleide ik hem derwaerts , en verzocht aen de koningin, datzy de zaken wdde behettigen. Ik verftont evenwel, na verloop van ee* nige dagen, dat het met dien prins niet beter wiert.

Ondertuflchen quam een van onze jaghten, om den Prinsin het leger voor Koetzijn renalen: maerhyontfchul-dighde zieh, dat hy van wege zijne zwakheic niet kon reizen: gelijkook waer was. Doch her moft evenwel zoo voortgaen : uit oorzake het jaght alleenlijk ten dien t-inde gekomen was, om hem renalen.

Ik ftuurde mijn palakijn heen, daer de prins, om zij ne ziekte, in gedragen wiert, en geleide hem, neffens eenige andere officieren, aen boort. Dan eer hy voor Koetzijn in 'c leger quam, nam zijne ziekte zoodanigh toe, dat hy in het fchip ftorf; doch het doode lichaem wiert evenwel derwaerts ge- j braght: beneffens zijne broeder.

Deez broeder was de naefteaen de kroone,en wiert ook, na wy de ftad verovert hadden, met eene goude kröne gekroont: daer het merk van de Kompagnie ingefrieden ftont.

Dees regeerde toen voorts aldaer, en hield niet verre van de ftad,ophet Ma-labaers Koetzijn, alzoo by d'onzen ge-noemr, in een luftigen landguw zijn hof. Deeswiftzijn'ontzagh wonder weite houden, had zijne lijftrawan-tenen fpeelluiden, en was gelijk zijn broeder, de vorige koning, koninglijk, na 's lanrs wijze geeiert.

De ftad Koetzijn , en byde Portugezen gemenelijk Cochin, eneigenr-l i jk Kakochin genoemt, isde hoofr-ftad des koningrijks van een zelven name, envande gantfehe Malabaer-fchekuft.

De ftad leit ontrent op tien graden Noorderbreete,vierof vijf mylen be-zuidedeftadKc«/*»£, en ftrekt haer längs een groote verfche riviere, Koi-chan of Mangal, of Mangar by anderen geheten.

Eenigen Hellen twee fteden met

A E R D I G E den naem van Koetzijn: te wetch* een oud Koetzijn, ontrent anddrhalve myle van de zeekuftlandewaerts m gelegen , dat by de Portugezen Kochin Dacima, of Ar abiba ,dar is gezeidt, hoogh Kochin, genoemt wort,ter oorzake het hooger aen de re vier op leit» maer wert by d'onzen Malabäers Koetzijn geheten, In het Mahbaers Koe-t zijn houdz de koning zijn hof. Het ftaet dicht opden kant van een bin*

i nen*water, en is met verfcheide woo-' ningen enhoge pagoden,na de wijze der Malabaren, wel betimmert. Het ander Koetzijn wordt nieu Koetzijn

I genoemt, en leit niet boven een kleine myle van de zee, aen den monc en längs dezelve riviere, en is voor vele jaren door de Portugezen bewoont.

i Wanneer deze ftad onder her gebiet | der Portugefen ftont, eer d'onzen die verovert hadden , was zy met een fteenen muuren bolwerken gefterkt, en

i met koftelijke kloofters en kerken, en ; ongemeene fchoone huizen dicht be-j rimmerr. Zy had nade lantz) deeene brave en welbenmmerde voorftad,die mer verfcheide kerken , en met een

j klooftervan St.Jan,datnade zeekant ftont »verciert was.

i D'Auguftijnen, Jefuiten en Franziskaner monniken hadden elk aldaer ook

' cen byzonderkloofter, die alle aldaer zeer heerlijk en prachtig opgebouwt,

I en met fchoone tuinen en luttige binnen plaetfen verliert waren.

• D'inwoonders waren alle Portu-! gefen. I Maer zedert deze ftad door d'onzen voor de Ooftindifche Kompagnie

! verovert was, wiert zy meerendeels gefleght en afgefneden, en met nieu.

i we ftenebolwerken, gordynenenbre. de grachten zoodanigh verfterkt, dat zy nu byna onwinbaer is. Daer is niet meeralseene kerke blijven ftaen: daer in die van den hervormden godsdienft prekenen leeren.

Onder andere torens, die in deze ftad waren, munte in hooghte cn fchoonheiddetorenen kerk van Sint Paul u i t , die van gehouwen fteen zeec hcerlijk opgebouwt was.

Alle de huizen zijn gedekt met kleine tegelt jes van een hant groot,dic met haj&jes aen de latten vaft over malkanderen leggen. De latten leggen

zoo

Page 170: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 171: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 172: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 173: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 174: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

zoo ditht'aen malkanderen, dat'er de tegeltjes efte tuffchen kunneftleggen» Zommige lichtgaren of venfters zijn van traliwerken andere van gefpouwe rottingen gemaekr: diezyaerrighwe- ! tenceviechten. Andere nemen grote j platgeperfte en gefchaefde perlemoer- j fchdpen, en zetten die in ruiten, als in Hollant de glazen: daer de dagh helder doorfchijnr.

Wanneer wy byna degehele Mala-baerfche kuft veroverr,en dezelve mec geweit van wapenen gedwongen had-dcn,daer van meefter geworden wäre, en de koophandel op zommige plaer-fen nu begoft te wakkeren en redelijk tc gaen, zoo was ten hoogften noodig,

i>v>nzen met de koningen, prinfen en vorften "bonde d e s * a n t s m e e t l v a ^ v e r r j o n t en ver-inet.de draghtetreden, en alles,aengaendede Se koopmanfchappen , met den aenkle-tonmgen ven van dien, op een vaften voet te "P" Hellen ,ten einde de koophandel, tot fechten* a

1

genoegen van beide zyden, in ruften vrede zou mögen gefchieden. Hier op wierden my door den Heer Jakob Huftart, Exrraordinaris Raet van Indien en van Zeilon, en de kuft van Malabar, laft en befcheiden , en brie-

vj. venvangeloofnis toegezonden, om het werk na behooren te bevorderen en uit te voeren. **

Na ik dan alle zaken had overleit, enop wat wijze en maniere mer elk te handelen was, vervaerdighde ik my tot de reize, en nam zoodanigh volk mee, als ik oordeelde daer roe be-quaem te zijn: re weten,eenen Serjant, eenen colk,eenige foldacen, roejers en boorsgezellen.

Ten dien lk trok den een en twintighften van »ehde Loomaent, des jaers zeftien hondert fchrijver vier en zeftigh, met een vaertuigh Ian-faUg1" ^ewaertsin,omnade ftad Kalkolang

tegaen,daer ikden twee en twintighften wel en behoudenaenquam.

Zoo dra ik aen lant geftapt,cn in ons loosjement gekomen was, lierik den koning mijne aenkomft door den tolk bekent maken, die, na weinigh tyts,met eenen Refidoor ,ommy uit den naem des konings te halen, wederom quam.

Toen ik nu gereet was, reed ik met den onderkoopman, Wil l ing, die aldaer de zaken der Kompagnie vraernam, na het hof. De koning ver-

Z E E- en L A N T - R E I Z E. ttf leende voorts gehootjerl deed my door Kdmt den Refidoor voornoemt by zieh bren- ?en. gen. Hy was met alle de voorhaem ften,die zieh gewonelijk byhembe-vinden, om r ingt.

Na heraflcggen van de gewonelijk ke plichtplegingea en grcetenifTen, die aldaer gebruikelijk zijn, langde ik den brief van geloofenis den koning zslven in handen,die hem met bchoor-hjkeeerbjedigheitontfing, en toonde zieh in het lezen zeer vergenoeghr. Na het lezen gaf de koning eenen Refidoor, die groor gezagh aen het hofhad, Jaft om alles voort rr.et my af te handelen , war rot welftant ert vrede van beide zon mögen dienen, endan den koning daer van verfbgh te doen. ° Hetgemoct van dien vorftkon men in zijn gelaet en wezen befpeuren. Hy^ is zeeroprechr en trou in zijnen handel en wandel: daer de Refidoor voornoemt zijn voordeel meedoet,diede gantfehe beftiering des ri jks in handen heefc.

Wanneer ik mer den Refidoor zoo vertreke verre had afgehandelr als toen mijne wewvat» meening om re doen was, verzocht ik i a n s.°~ te mögen vertrekken, om van eenige zaken nader orde ce hafen. Dit wiert my by den koning roegeftaert. Nagenomen affcheit van den koning, begaf ikmy noch den zelven aVontmet den onderkoopman Will ing opde reize, T i t W en quam in 'c dorp of vlek Porka aen: d c n k ° -derwaerts ik een Serjant met zes van potU* onze foldaten voor af gezonden had. Ik verftont alhier, hoe de koning van Torka voör tien dagen na zijn hof, te Kudde Maiair of YLoramal-lur, oi^mmallo, dat onder andere wel het voornaemfte, en meer als tien m^g^illttdewaens in gelegen is, vertroMwtr'was. Ik vond raetzaem derwaerts te gaen. En mits men daer mo^te 'water varen, zoo maekte ik mydaerroe vaerdigh, en begaf myop de reize Het lant is aldaer overal door-warerr,en mer floren en grachten door-fneden,alshierinHollanr: dies men daer nergens als op de dijken en dam* men wegen vind. Zulx men zieh mec recht over daengenaemheic van dit luftigh lantfehap, dat met boomen en rijsvelden doorgaens beplanc en bezcc is, teverwonderen heeft,

Q j i k

Page 175: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

* Zeker vaertuig.

it& G E D E N K f A E R D l'C E 1 k liet ons * Manfiool meer als een {Kriftenen woonen, die daet groote ge-

uur giens door een enge floot trekken, j rechtigheÄ hebben. Het iseen oud en en roeide van daer over een meir, dat i vreemc gebouw, rontom met aerde Noorrwaerts meer als twee mylen breet is, en zoo wsjt, dat men aen d'eene zy geen lant kanzicn

Wy quamen daer na in cen nauwe en lijnrechte gracht of vaert, met menfchen h-mden gemaekt . tot ontrent een myle lang. Zy heeft een zeernauwen ingang, cn rer wederzyden moeraf-fen,mec kreupelbofchbewaflen: waer door men de riemen by wijle niet gebruiken kan.

Op het eind van deze vaert ver-toonc zieh eenluftigh lantfehap, tot aen den voet van het hoog geberghte, dac meeft met njsvelden afgefteken, en vol van a'lerhande watervogels van verfcheide gedaenre was, die ik no!t ] ergens anders gezien had.

Derijft waft'er het geheel jaer deur : wanc d'inwoonders maken develden mec zonderlinge konft en vonden j droogh. Op d'eene plaetfe wordrde

wallen en grachten gefterkt, doch daer in geen water dan by den regen-tijt is.

De koning liet toen het hof weerop timmeren en herbouwen, en had'er al twintigh jaren mee bezigh geweeft.

lkzond den tolk voor uic,om mijne aenkomfte den koning bekent te maken , en te gelijk een Joosjement voor ons te beftellen. Wy waren naulix aengelant, of d'eerfte refidoor quam aen het loosjement, om ons, uitden naem des konings, ten hoof te halen, en braght my in het vertrek des ko- ninS vin nings. lkleverde hem, nagewonelij-P o t k i L

ke eerbiedigheir, de brieven over, die zijnen refidoor gebood,fBy zoo lang gezelfchap te houden, ter tijt toe hy de brieven alleen gelezen en hemdaej op bedacht had.

Na het lezen des briefs quam de koning met verfcheide van zijne dienaers wederom in het vertrek,en vraegdeof

rijs gez ieit en geplant: en op eene an- ik ook laft had, om buiten Jdezen brief dere plaetfe is zy half volwaflen : en weder op eene andere plaetfe is hy ry-dighenrijp,om gefnedente worden. Daer wäft geen peper, alsop het hoge lant, dat weinigh te bedutden heefc. Het krielc'er van menfchen.

Eermen aen hec hooge landt komt, vaertmen door eene breede loopende riviere, die ter zyde mec fchoon geboomte , huizen en tuinen beplant en bezet is. Het is naulix te gelooven, Jioeaengenaem zieh die boomgewas, daer de huizen in de fchaduwe ftaen, in de rivier fpiegelt.

In het voorby varen zagen wyaen een zandigen oever een #röote ge-fchulpte kroködil in de zörfliegen ba-keren: daer de foldatenidoorenijn laft, vierop gaven: maer hy liet zieh zoetjes na den gront zakken. De lui Temdaer ontrent verhaelden,dat vele menfchen door dat vreefelijk groot watef-dier verflonden wierden, en waren degee-nen daer voor zeer vervaert,diedezen wegh voorby moften gaen.

Na wy eenen tijt lang deze revier opgevaren waren, quamen wy , al wat verre over den middagh, aen het hof des konings van Torka, dät aen de rechte hant van de rivier leit, byeen opedorp, daer in vele St. Thomas

Zijn je-tehandelen : het welk verftaen heb-fpreken bende, begoft hy de byzondere gene- ^*än" gentheit ce verhalen, die hy onzen meuura. landaertaltijccoegedragen had, wanneer d'onzen längs deze kuft noch gene vrede hadden. Hem was ook niet onbewuft; hoe veleachrer zijnen rugh hem by d'onzen zochten zwartee maken: maer hy zou mec der tijt doen bhjken, dac hy een vrient van d'onzen was.

Hy voeghdedaer by, dat hyde vlag van d'Engelfe en andere had doea ftrijken , en die van onze Kompanjie laten ophtjzen. Maer zy waren noch zoo ftout en baldadigh, dat zy hem in zijn eigen lant mec een openbaren oorlogh derfden drygen,en voorgaven niec uic zijn lant te willen. Dan zy moghten, zeide hy, vry gedenken, dat zy om die en diergelijke baldadige hooghmoedtnergens als met weerwil geleden wierden. Waer op ik voorts mijnen laft bekent maekte. Dekoning zeide daer op, dat hy den Heer Admirael Huftart zelf wel eens wenfehte te fpreken: naerdien hem nu hetoog-merk van de Kompanjie zeer wel bekent was, en ook niet vreemtvoor quam. Waerop ik zeide: dat de Kompanjie zijne vrientfehap op hethoog-

Page 176: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

2 E E* en fte waerdeerde, en ook den onzen noch in verfche gedachtem^ lagh, het geen gedaen was.

Na verfcheide redenen van eenige zaken , daer in wy zoo verre over een quamen, verzochcik, of het zijne Ma-jefteitmocht behagen, om den Heer Admirael Huftart te Koutzijn te komen bezoeken, tot voltrekking van de handeling,die ik hem voorgeftelt had, en wat voorders tor wclftant van beide zyden moght ftrekken.

Dit floegh den koning zeer beleef-delijkaf}Zeggende,dat hy,om byzon-dere redehen, als noch in Koutzijn niet mochte komen: maer zoo het den Admirael geliefdetotPorkaof eiders in zijn landt te komen, hy zou niet na-laten zelfs daer te verfehl jnen, om de handeling te (Mten. De Koning vraeghdemy, of ik fchriftehjk rap-port en beright begeerde, hy zou het my aenftonts laten vervorderen en in mijnloosjement beftellen. Het welk ikaennam: enverzoght daer op verlof om te mögen vertrekken, dat de koning todtont.

„ . Naik miin affcheit van den koning Vertrekt •» , , - ° v.m Poe- genomen had, geleide hy zeit my tot k aen de deure van zijn verrrek, en na m

roen weer minnelijk zijn affcheit. De refidoor braghe my in zijn loosjement, en deed aldaer verfcheide ververfching ,zoo van hoenders, pifang, als anders brengen. Het welk voor mijn volk wel te pas quam: dewijl op zommige plaetfen in het opreizen voor gelt niet te bekomen was.

Tegens den avont ontfing ik den Ola of brief van den koning door den refidoor, daer ik noch verfcheide redenen mede voerde.

De refidoor, diemy by den koning braght,toonde my alle de plaetfen des hofs.

JMdej H e t n ° f h e e f c ontrent veertigh tre-Uings den in'c vierkant, en is byna zoo vol

P o r kleine vertrekken als het doolhof van Dedalus was. Zy zijn alle vierkant,en van binnen met kiaten-hout heel kon-ftigh en wonderhjk fraei,met fifton-nen, loof-en beeltwerk, en allerjhande rariteiten gefneden. Van binnen is een groot effe plein, daer alle dewoo-ningen rontom ftaen. In eenige zijn fchoone tanken of water bakken, daer men by trappen na toe af gaet, om

L A N T - R E l Z f i . tif in te waflchen. D'ingangen zijn met bredezerken beleit.

In een der binnen-plaerfen is eeri put daerom zerken vangraeuwen ar-duin-fteen, van twintigh Voeten in ' t vierkant, en andcrhalve voet dik Jeggen, die mec ongeloofelijken,ja byna onbedenkelijken arbeit, verre uic het Iantgehaelc zijn.

De daken beftaen in tegeltjes van een hant grooc. De lichtgaten zijn van gevlochten röttingen, of parlemoer-fchelpen, daer de dagh heldcr door-fchijnc, gemaekr.

Wanneer ik uit het hef des konings Kom« van Parka vertrokken , en te Koulang ™ e e r t < i

aengekomen was, cn aldaer wederom ° u

had befielt wat'er tedoen was,vondik raetzaemna Koetzijn te trekken, en den Heer Huftart zelven re fpreken, a^ 0 8*' enhem mijn wedervaren te vcrhalen. Na ik dan hem Van alles had verflagh gedaen, vond hy goet, dat ik noch-maels daer henen zou trekken, en met den koning van verfcheide zaken vooraf handelen, om dezelve vaft te ftellen, en te weten, waer na men zieh tefchikken had.

Op bekomen orde* vertrok ik, neffens eenigen tot mijn gezelfchap, den derden van Sprokkelmaent wederom van Koetzijn na het hof des konings verrrek« van Porka, en liet mijne aen könnt «mn» voort bekent maken. Na verloop van nfng

k°w, eene uure quam een Refidoor ommy Porka. boven by den koning te halen, daerhy koftelijk zat opgetooit, na de Mala-baerfe wijze, onder vele van zijne ho-velingen. 3k vertoonde den koning» z ; . n ^ na alle eerbiedige groetenis aen hem fpreken afgeleit te hebben, mijn bevel of laft- J£ t r i c I)l brief: waer op hy , na hy dien gezien herir had, alte,zijne chenaers, en die hem gewonehjki'er^ellen, gebood te vertrekken :als ook mi jnen tolk: want de konipjftwüde my alleen mondeling, zoncdRkalk, fpreken : naerdien hy goet Portugecs fprak.

Ik vertoonde den koning,hoe ik we» derom gekomen was, om zijne Maje-fteir, uic den naem van mijne heeren en meefters tebegroeten,en met eenbe-taling tedoen, volgens y^oorgaendö bclofre.

En alhpewel, zeide ik, de zom grooter was, als de waerde Vßp dien, dies

^nict tegenftaende zullen wy betoonen, dat

Page 177: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

128 G E D E N K - W

Handel-placclc vart gefiele.

dat wy onze belofce zullen voldoen,| en woort houden. Maer de koning j zeide ront uit, dat de koopluiden noit j de peper te Koetzijn gewogen had-*' den,(gelijk ik op hem verzocht te mögen gefchieden,} en wilde ook niet twijfelen,ofde Kompanjie zou d'oude gewoonte alzoo in zijn lantonderhou-den.

Voordcrs verzekerde hy my, met vele ömftandige redenen,onzen koopluiden in alles behulpigh te zullen zijn, en verfcheide vele andere zaken, die wyhier, om wijtloopigheirte myden, zullen voorby gaen.

Ik verltont wel, uit al zijn voorftel, zijn vaft voornemen in de zaek : te weten, dac men de handel niec zou können verplaetfen. En dewijl de Kompanjie noch fchade noch voor-deel daer van kon hebben, zoo v(pek ikdaeraf, en ftont toe, dat de peper aldaer zou ontfangen en gewogen worden.

A E R D I G E De toen heerfchende koning van Wezen

"Porka was een ftatig vorft van opzigtj Jn

Sg°' radten welgemaekc van leden,en ontrent de dertigh jaren out. Hywasko-ftehjk met juweelen,zoo diamanten en robijnen albgout, aen handen,armen en ooren, na de Malabaerle grootsheir, behangen en vercierC.

Hy rcgeert met groot gczagh: want zijner«. de minften en meeften zien hem na8"'"*' zijne oogen, war zijn believen is.

Niemant heeft'er een voec eigen lanc. Het behoort alles den koning toe , zonder hy aen iemant is ver-plicht.

Hy doet ftreng rechr, en de diefftal zoodanigh ftraften, datmen daer van genedieverye hoorr.

Wanneer ik den Refidoor in de Diefftal Voorzaledeshofseejpigh gelc hadge- i n P o r k l

telt, en noch doende was, en midier- hü u wijle geroepen wiert, om noch eens by denkoningte komen, zoo gaf ik eenen van mijn volk laft, om achting op

Ik toonde zijn Majefteit, dat de [het gelt tc geven entebe waren: alzoo Kompanjie niemant in zijn goet recht zouverkorten : dat zijne Majefteit kon zien uit zoo vele roemruchtige voor

meer als vijftigh perzoonen van ver-feheiden landaert in de zael waren. De Refidoor die bemerkende, begon

beeiden,die wy daghelix voor alle de tejagghen en zeide. Het ü ormoodigh. werelCjinet zoo vele koningen en prin fen tenroön ftelden.

De koning was hier over, naer het fcheen, ten hooghften vergenoeght, en verzocht, dat voorc een faktoor rtiocht gezondert en geftelt worden, om de peper aldaer m re koopen en t'om fangen, Hec welk ik zijne Maje-fteic beloofde te zullen gefchieden. Daerna beftelde de koning eenen refidoor, om de pennmgen voornoemt t'ontfangen,dieikhem toetelde.

Na ik alles afgehandelt had , dac mijnooghwit was, versffchflik mijn affcheit, dat de koning toeftont. -

Vertrek Dies vertrok ikdes anderen daeghs. P o r " De refidoor quam aen het ftianr in

m'jn logement, het welk em*klein kerkje was, be zoeken, en uit den naem des konings, volgens's lants gebruik, met verfcheide ververfchingen ver-eeren.

En dewijl deez Refidoor by den koning vee vermoght, zoo verz*ochr ikhem hercelijken,by alle voorvallen de zaken van de Kompanjie te willen begunftigen:dat hy aen nam ,en beloofde te zullen doen.

Niemant zal fich verftouten, al wierd het niet geßen, het gelt aen te raken: want wy weten van genen diefftal. Dit quam my zeervreemt voor, om dat zoo vele Malabaren de fnootftc dieven z i jn , en ftelen, als ravens, al wat hen voorkomt

Her koningrijk van Porka of Por-^^. kaht en anders Perkatti, is alzoo mW** zijne hooftftad genaemt, en paelr ten P o t ' Noorden aen het koningrijk van Koetzijn, ten Zuide aen dat van Kai-kolang , heeft ren Noord-ooften Tekken Berkenkar, en ftoor cen Weften aen de zee. Het beftaet ontrent rwalef mylen in de lengte. De hooftftadheerook Porka of Porkah. Fen van d'andere voornaemfte fteden is, Koramallur of Koramaüo, gelegen op de rivier, waer längs men van Koe* tzijn na Koulang vaert.

De koningen van Porka waren byqnJek' oufls zeer cor afgoderye en afgodenge- ™SCpor. negen ; die elk ten getale van over de ka^ negen hondert had. Aen ieder deed ^8°^ men daghelix gebeden en orferhande, negen. bezoght deze beeiden alle daeghs ten zes of zeven uuren des uchtens, en

ging-

Page 178: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E cn L A ging'er niet weer van daen, alstetwa lef uuren, zonder in al dien tijt eenigh perzoonhem konlpreken.

Het Roomfch geloof is in dit koningrijk allereerftopenrlijk, desjaers vijftien honderten negencighontfan-gen. Daet roe de koning zelf aenlei-dinggaf. Behalve dat reeds te voore daer St. Thomas Kriftenen waren. Hy ftont den Jefuiten toe aldaer kerken te bouwen,en kruifen over al op te rechnen , en alle de genen re doopen, die Kriftenen wilden worden. Daer en boven ftont hy hen toe, dat gene pagode of heidenfehe tempel, of Synagoge der Joden , o f Moskeder Maho* metanen by de de Roomsgezinde kerken zou mögen ftaen. Ook ftont hy den Roomsgefinden toe, klokken in hunne kerken te mögen hebben.

AI het welk altijdt ongefchonden onderhouden is.

De koning, die des jaers vijftien hondert negen cn negentigh heerfch-te, was Nambrale öf Numbrane geheten, dat Grote of Hoge Pricfter gezeir is.

De koning, die ontrent des jaers zeftien hondert en veertigh over Porka heerfchte, was Siam Baatfchery Vau-baar genaemt.

De koning van Torka 'eigent zieh hec gebiet over dien van Koetzijntoty tegen wien hy ook in oude tijden grote oorlogen gevoert heefr.

Heden ftaet de koning van Porka onder de gehoorzaemheir der Ooft-Indifche Kompagnie, däer toe hy alleen door dwangen fehrikderortzen gebraght wiert, wanneer zy mer een fterk krijghsheir regen hem in aentogt waren.

De voornaemfte krijgsmaght des konings beftaet in fregatten,dic hy in den regentijt, wanneer de rijsvelden onder water leggen, ten getale van ontrent vijfhondert kan te water brengen.

Wel eer hadden de Portugefen den vryen handel van peper, met toelating des konings, op dit geweft. Maer als zy van eenige plaetfen zieh meefter zochten re maken, met toelegh van die te verfterken, zoo deed de koning van Porka hen daer over den oorlogh aen,die drie gehele jaren duurde.

Noit hadden d'onzen dit koningrijk bezocht, noch aengedaen, voor

N T - R E I Z E. 12$ op het jaer zeftien hondert twee eri veertigh. De koning, genaemt Siam Baatjchery Faubaar, oild ontrenc viet en twintigh jaren, ontfing hen met zeer gröote blijdfchap, en rechte) met hen een verbont Van vriendtfehap op, eh ftont hen den vryen peper-han-del roe.

Dit geweft is zeer vruchtbaer, inzonderheit van rijs $ maer heefc eert Zeer ongezonde luchtftreke. Het grootfte gedeelte der inwoonders is met zeer dikke pompbeenen, als die van dikke olifanten, geqtielt: welke quäle het drinken van braken zalpe-rachtigh warer tocgefchreven wordt. Vele menfchen zijn'er ook met blind-heit geflagen, die door het eeten van hete rijs, naer men zeide, veroorzaekt wordt.

De hooftnering der inwoonders be-ftaerin den lantbouw. Inden regentijt leggen de meefte rijsveldcn onder water, als ook het gantfehe lant van de Kaep Komorijn tot aen Panare Biar. bar.

Het lant van Porka levert ook veel peper ui t , die meerendeels byd'En-gelfchen opgekocht Wort, die al voor vele jaren aldaer een loosje gehad hebben.

Binnen *s lants woonen vele Kriftenen , die door de Portugefen rot het Roomfch geloof bekeerr zijn. Deze vergaderen het grootfte gedeelte van peper, dien zy aen zekeren koopman, een Bramos, door den koning daer toc geftelt, weten te leveren.

Daernadocht my raetiaemte zijn, Nieuhof na de koning van Matta of de CMar* trekt na ten te gaen, een hooftftad des koning- „fngv°n

rijks van een zelven name, en drie my- de Matte. len zuid waerts van Koetzijn, aen de riviere, die van Koetzijn na Koulang loopr, gelegen.

Na ik alles overleidt had, in wat wijze en maniere de handel enärtijke-len van een verbonc beft gefiele dien-den, en degefchenken gedaen, zoo reed ik met den onderkoopman Jur-jaen Hendriks Willing derwaerts, en quam ten tien uuren te Karnopoly: alwaer Wy ons verblijf in een huis na de kant van de reviere namen , het welk de Kompanjie voor eenige jaren van den koning gekocht had. Hec is redeli jk groot van begrijp, hoewel met

R wei-

Page 179: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

1JO G E D E N K W A E R D I G E

aen den konmg over.

weinigh gemaks ; dewijl het, na de I Malabaerfche bouwkunft, met hoe-! ken en winkels, opgebouwt is.

De tuin is met renige palmboomen beplant,die aldaer getijtTert worden, tot onderhoudt van hof en huis.

Leven Ik n e t tnijne aenkomfte voort den brief aen den koningh bekent maken, en Adrr rael wierdt niet lang daer na ten hovege-Huftart roepen en by den koning gebracht.

Nahet afleggen der groetenilTen, die men aen de Malabaerfe koningen ge-wonelijken doen moet, leverde ik aen zijne Majefteit d'0/<?of brief van den Heer Admirael Huftarrover, die van woorc tot woort aldusluide.

Jakob Hußart, Raet van Indien, Admirael, Iantvooght en beftier-dir van het eilant Ceilon en de kuft van Malabaer , zendt dees Ole, neffens fijne groet,iaen den koning de Marten.

Deurluchttge Vorfl. TJt Et is my, op mijne komße alhier, *• •* byzonder lief en aengenaem ge-weefi, te verfiaen het goet onderltng verfiant en vrientfehap, die uwe Ma-

jeßeit altijt met d'Ed. Compagnie tot nutoe gehouden heeft. En nademael wy het zelve zeer hoogh w aerde er en, zoo hebben wy den kapitein van Koulang, Johan Nienhof, afgezonden, om met Uwe CHajeßett een bondige en vaße verbinteniffe te maken, tot nader vrientfehap en vermeerdering van bontgtnootfehap. Uwe Majefteit ge-luve hem in alles, als mijn eigen per-foon,geloofte geven, in het geen hy met uwe ^Majeßeit zal handelen: het welktk ten allen tijden met gelijk zal erkennen. God beware den perfoon van uwe Majeßeit,en verleene hem een lang en zaligh leven.

Koufzijn den tweeden van Sprokkelmaenc, 16.64..

Jakob Huftart.

Daer op vertoonde ik zijne Majefteit in't lang, waerom ik aldaer gekomen, en wat mijn aen brengen was, dat ik hem alles van ftuk tot ftuk voor-ftelde.

De koning gaf ten antwoort, dat hy

Zijnge-fprek en verrich-ting met den koning.

welk ik gaerne. aennam, en vertrok zoo lang na mijn loosjemenr.

Des anderen daeghs wierd ik ten hovegeroepen,en vond het daer vol volks: want alle de voornaemfte ho-velingen waren daer tegenwoordigh. Zijne Majefteit belafte eenen zijner kapiteinen,die groot gezagh by hem had, met noch twee Moorfche koopluiden, om den handel te beginnen. Dan alzoo ik in ervaring gekomen was, dat aldaer vele Moren woonden, die veel te zeggen hadden, enop Ka-nanoor den handel dreven, tot groot nadeel van de Kompanjie, zoo kon ik my van hen niet veel goets belooven noch verzekeren. Maer ik bedacht een middel, om voor te komen,dat zy Moren de Kompanjie zoo nier mochten in den wegh zijn. Dies fprak ik zijne Majefteit zelf aen, en vertoonde,

'Dat mijn laft niet inhield, om met de Moorfche koopluiden aldaer te handelen-, maer met zijne Majeßeit zelve.

Dat de Compagnie de gantfehe Malabaerfe he kuft de vrede aenbood: en nu de tijdgebooren was, zoo zijne Majeßeit gelief de, zelve metmi daer af te handelen, om in vrede te leven %

en ßjn koopmanfehap te doen: gelijk ik daer volkomen laft van had. Maer zoo Zijne Majeßeit niet gelief de, dat ik dan oorlofverzoght, om te mögen vertrekken.

De koning, na weinigh overleghs, zeide. Men zou de punten, dien aen-gaende, opeen Ole brengen, en hem eens vertoonen : het welk ik deed. Deze punten beftonden in drie.

Hetaenbrengenvan den Amfion,en het fchiUen van de wilde kaneel, en vervoerenvan de peper af te Ichaffen. Dezewaren weide drie voornaemfte punten van hetooghwitder Kompanjie. De koning liet dezelve punten in onze tegenwoordigheidc overluidt lezen. Maer daer quamen vele hinderpalen voor : want de Moorfc koopluiden, die zoo groot gezagh hadden , zochten het zelve met alle maght te beletten.

Na veel overleghs, en veel over en weergaen van de Refidoren, dat zy den koning t elkens verwittighden,en heimelijkin 'toor luifterden, het welk

fich tot des anderen daeghs daer op itotdenavont duurde, gaf onsdeko' wilde beraden en bedenken. Het ningoorlofom naer ons loosjement te

mogea

Page 180: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - cn L A inogen vertrekken, met belofte van

Koning. rijk de Warten.

des anderen daeghs ons af ee vaerdi-gen: gelijk ook gefchiede. Want des anderen daeghs heel vroegh quam de tweede perzoowvan't r i j k , met den kapitein voornoemt, en liet zieh ver-luiden,dat ik 2aken,tot nadeel van den koning en ' t rijk^voorftelde.

Ik vertoonde hem met verfcheide redenen, dat wy niet anders als den vryen handel vcrzochten,cn met d'andere lantregeerders van de Malabaerfe kuft ons alrede verdragen hadden: al het welk ik hen allen voor oogen ftelde: als ook hec welvaren , dat zy zelfs daer van zouden trekken.

In elk punt wilden zy iets veranderen ,en gingen meer als zes maelover en weder.

Ten lefte quamen zy,en vraeghde na de menigte of hoevcelheit van peper, die wy jaerlix zouden begeeren. Ik zeide: men behoefde de hocveelheit niette noemen: wy zouden alle de peper nemen, die daer gezamclt wierd. De Moren zoüdcn ons geerne met een gedeelre gepaeit cn de reft zelfs gehad hebben, daer zy zeer by den koning omaenhielden en woelden: maer zijne Majefteit ftont ons ten leften alles toe: behalve het fchillen Van de wilde kaneel: daer ik ook zoo hart niet op kön ftaen, ter oorzake wy zelfs die zouden moeten koopen. Daer en boven kon men dezelve met der tijtop zoodaragen prijs ftellen,die den fchil-der de foften van den arbeit niet zou mögen opbrengen: en dienvolgens zieh zelfzou vergetenen vervallen.

Het koningrijk van Marten of de Marten is byna zoo groot als dat van Kalkelangycn ftrekt Noortwaerrsop, tot aen hec koningrijk van Torka: raeketen Zuidcn aen d'Indifche zee, en ftoot ten Ooften aen het hoogh geberghte. Het ftrekt längs de riviere, waer by men van Koetzijn na Koulang opvaert.

De hooftftad des rijks is ook Marten oiMarta genoemt.

Aen de Zuit-zyde aen de zeckant leit een plaetfe, T ander at out te byde inwoonders , en by de Portugefen Teffe genoemt, alwaer de koning den onzen een huis te bouwen vergünt heeft. Aldaer plagh alle de peper van verfcheide plaetfen, om de goede ge-

N T - R E I Z E . I 3 I legen^deit, gewogen te worderi.

Daer is©okeene ftad Todiagafoof anders Mault kar a göfcaemc.

Deze koning heefc zommige landen mec den koning van Kalkelang gemein : gelijk de meefte rijken aen deze kuft zoodanigh door malkanderen zijn verwerc,dat«nen rijc van noo-de heefc, om dezelve te leeren kennen en onderfcheiden.

Het lanc is de gantfehe kuft längs wel bewoont.

Daerwaft veel peper, erweten en boonen.

Aen d'oevers vän de rivieren zietmen vele rijsveldenenzoucpannen.

De koning is een opperhoofdige vorft, en aen niemant verbonden. H y houde geduurigh twalef hondert Neyi rosin dienft, en was een tnan van zeftigh jaren, grof vanlichaem, en ftraf van opzicht. Zijn hooft-cieraec was van een wonder en hoogh fatfoen, cn van rootfchaerlaken, van binnen met katoen vaft gemaekt.

Hy houdt zijn hof gemenelijk in de ftad Kafnopolyyfat met een aerde wal van twintigh voeten hoogh ver* fterkt,en vierkant van vorm is.

Het was toen zeer vervallen, waer uicblijkr, dat hy niec zeer begeerigh was om het zelve t'onderhouden.

Men heefc in dit koningrijk al van over langen tijt vele kriftenen gehad. Maer de koning heeft het bouwen van hunne kerken niet willen gedogen.Dies bleven de kriftenen den tijt van twalef jaren zonder kerke, tot aen het jaer vijftien hondert een entachentig.,De koning,die toen regeerde, gaf hen niet alleen verlof van eene kerke teftich* ten: maer ook hout in de boflehen te houwen, dat aen de afgoden geheiligt was. Hy ftont allen zijnen onderda-nen toe, te mögen kriftenen worden, enverleende den Jefuiten maght van genen te kaftijdcncn ftraffen, die, na gcdoojpt te zi jn, na de Kriften wer niet fefden.

De ,kerke voornoemt Voerde den naer{| van St. Andreas: dewijl zy on-trertfrde dagh van St. Andreas vol-tooit was.

Längs dezelve riviere, daer aeri het koningrijk van Marten leit, worc ook een koningrijk Batyma geftelt,metee-' ne fadl&tyapery.

R » Men

Page 181: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

G E D E N K W A E R D I G E Men 2eidt de koningen vanßBaty-

ma een wet gemaekr iaobtbe*: waef by den mannen geöortoft is de vrouwen te dooden, die, van wat ftaet zyook zouden mögen zijn, hen eenen dienft weigeren, zonder eenige ftraffe daer voorte lijden.

Na ik nu alles had abgehandelt en gellooten, bood lkde gefchenken den koningaen, die hy door zijnen twee-den perfoon, beneffens eenige andere, lietontfangen.

fcn overmits deze perfoooen vele moeiten met ons gehad hadden, en ook behulpzaem waren, zoo vereerde ik aen eenen ieder een kleine feben-kaedje.

Wanneer wy nu alles klaer waren, wierden wy voor het hof, onder den blooten hemel, befcheiden: alwaer de koning,en ik daer na, d'Olaof brief, daer het verbont of verdragh op ge-fchreven was, in het gezicht van al zijn volk ondertekende: ten einde een ie-per zou können zien, hoe oprechtde koning handelde.

Hier op nam ik mijn affcheit, eerft van den koning, en daer na van alle de Grooten, en trok des avonts met mijn volk na ons vaerruigh, dat ontrent een mir gaens van daer in de rivier lagh.

De ftrant-heer, een onderdaen de-Zes konings ,quam my aldaer verwel-lekomen, en toonde zieh zeer minne-lijk'en beleefc, met aenbieden van alle dienften, en vereeren van een deel hoenders,pyfang, en andere ververfching.

Ik nam van dien heer ook mijn af-fcheir, en vertrok wederom na Koy.

Koylang. lan&' ^ a e r ^ ^ e n n e g e n d e n aenquam, en alles in goeden ftant vond.

Midlerwijle ikte Porka was, ont-bood de koning van Kalkolang my in

. zijn hof, verftond dat de handeling, tot beider zy den genoegen, met zijnen nabuur gefloten was, dat hem zeer wel behaagh de en aen ftont. Hy vereerde myeenkoftelijken palsrok van brakade,dieik, volgens's landts ge-bruik, mereerbiedigheitaennam, en bedankte zijne Majefteit voor zoo vele ontfange eer, op verfcheide tijden van hem genooten, en vertrok voorts.

Wanneer ik den negenden te Koylang aengekomen was, quam des anderen daeghs d'eerfte kapitein van de

Nienhof neemt zijnaf-fcheit,

en vertretet

Wortby den Koning van Kalkolang ont-boden.

koninginne van Koylang, om de toi en het gefchut t'ontfangen. Ik £eide> dat m den toi niet zou gedaen worden: maer ftont het gefchut, gelijk met haer verdragen was, geerne toe te leveren ofte betalen.

Ondertuflchen liet ik de Manßou vervaerdigen, om na het hojfdesko- Trekt na ning$ van Travaujiaar tc trekken. d?n K o* Maecde Refidoren des koninghs van GOOTO.

^Goenree en Barijette Pule verzoch-ten om met my te fpreken, daer ik met den boekhouder Cherde Venne na toe reed.

Daer waren meer als drie hondert z i j n W N

Neyros by malkanderen, die alle niet «ckting als van den toi fpraken. Doch na veel t willens en krakeeis, wierdt ik te rade om van daer te feheiden, cn des morgens weer teverfijhi jnen * hoewel met beding, zoo zy geen ander befluir namen, dat daer dan met in zou te doen zijn; dewijl zy eifchtea, dat noch in't verdwg bedongen was,noch niet kon toegoftaefc worden. En dewijl tendier tijde*daerf jiiet anders in tedoen viel, lietik het daer by blijven, en quam des avonts weer te Koylang.

Den twalefden van Sprokkelmaent* des avonts ten negen uuren, vertrokYik weder over zee , na het hof van At-tingen: alwaer de koning van Travan-koor voor eenige dagen was aengekomen. Met den dageraet quamen wy raet ons vaertuigh voor het dorp Mappul, ontrent vi j f mylen Ooftwaerts van Koylang gelegen : maer kondtn door het geweldigh aenrollcn van de zee met ons Maufiou niet aen lant komen: waer over ik een klein Thonijs moft huuren, die ons mer zonderlinge be-hendigheit door de baren aen landt braght.

Van daer trok ik ontrent een uur Trekt« längs ftrant tot aen een groote riviere: ^ f f alwaer ik met mijn volk in ging zit- koning ten. Na ontrent drie uuren roeien en J j J J een geweidige groote en ongeraeenc hitte quamen wy voor het hof aen te landen, en vernamen dat de koning gereet ftonr, om na Kalkolang re vertrekken. Wanneerik zijne Majefteit onzeaenkomfte door den tolk deed bekent maken, liet my de koning ter-ftont door eenen refidoor by hem roe-pen, en vond hem op de bovenfte trap, met de voornaemften van zijnen ftaet,

ftaen.

Page 182: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E . cn L A ftaen. Na ik den koning eerbiedeüjk d'Ola overgelevert, de gefchenken aengeboden, en in *c kort mijne reden voor hem gedaen had, liet hy d'Ola openbaer voor al zijn volklezen,en de gefchenken weghdragen. Hy zeide zelf my, dat hy my voort antwoort zou befchikken, hoe zijne meening was; en ik kon, zoo ik begeerde, zoo lang neffens de refidoors (dien ik de zaek kon voorftellen) indetuin onder fchaduwe van de boomen , dicht by het kafteel, my onthouden, daer de koning zelf met zijne handt my wees te gaen.

Ik maekte dan den refidoors (die vier in getale, en door den koning ge maghtight waren,} in 't lang, volgens hun begeeren, mij ne mening, en waer-om ik gekomen was, bekent. Maer als' zy daer over met my wilden handelen, vertoonde ik hen, dat ik, volgens mijne orde ,om byzondere reden, moft met den koning zelven handelen. Met dit antwoort traden zy na den koning, en quamen na weinigh rijts wederom ,en zeiden; dat zijne Majefteit haer over zoo eene gewichtige zaketot morgen moftberaden, en begeerde dat ik zoo lang zwachten.

Zy vereerden ons, uit den naem van den koning, eenige böflenpifang, «ft vergällen ons voorders dezen dagh. ' *

*_ , Aen de Weft-kant van't hof, in het Ljkwaen- hangen van een bogen heuvel, leit een van°°n ^uis, d a t m e t n e t g e w a s van verfcheide MaUbae" boomen overfchaduwt is, en een fcho

ne lornmer geef t. Aen d'eene kant gaetmen naer om laegh, längs vlakke en vermakelijke rijs-velden, die rontom met palmboomen beplant zijn. A l daer wierden wy gehuisveft by eenen vroomen man, naer het fcheen: maer zooongeloovigh, als iemant vanzijns gelijk:wantals wy des avonts wat zouden eeten,zoo wilde hy ons gene fcho-tels noch iets laten tojkomen, om de fpijze aen te brengen : waer over hy met onze zoldaten in gefchil geraekt was. Wanneer ik d'oorzake daer van wilde weten, zoo zeide deez onnooze-leman: Dat de duivelen'tgeluk zijn huis gefchonden en verwoeft hadde, zoo dra wy daer waren ingekomm. Daerom begeerde hy ons niet te her-bergdn-, maer verzocht, wy zouden vertrekken, en op een ander gaen. Ik

N T - R E I Z E* verzekerde hem, dat hy bnzent halve nietongelukkigh zou zijn,en gaf hem daej: op eenige fanijns, zoo dat hy het zelve moft geboten, cn ons teen wil-ligh verzorgen, 't geen wy van noodeü hadden,

Des anderen daeghs, den veertien- Wort den van Sprokkelmaene, ontrent ten weenen achtuuren, het my de koning, door iSES*" eenen Nayier,ten hove roepen: alwaer de vier refidoors voornoemt voor de poorte ftonden,en op mijne aenkom-fte wachten* W y traden met malkanderen ter zyde af in den tuin voornoemt : al waer ik mijn alkatijf of tapijt* beneffens hunne matten, in de fchaduwe der boomen, liet ncderleggen, om te zitten.

D'eerfte refidoor zeide, Dat zijne D e j k ö_ Majeßeit niet wel te v%ede was over nings re-het verbranden van het ^ouwen-hof^^^ te Kolang, en hen daerom gemacht ight ° o t

had, als ook om den handel te beginnen, en zijn Majefteit daer van ver flagh te doen. Dat zijn meening cn voor nemen van zijnen brief, aen den Heer Admirael Huftart gefchreven was, om de zaek van den prins Godormo by te leggen $ en dat zy nu wenfehten te ver* ftaen, wat ik daer in mocht ordonnertn» Dewijl nu mijn voornemen niet was, Nieuhoß de zaek met verbloemdc woorden Antwoort voor te ftellen, zoo zeide ik rond uit: o p " dztGodormo zijn ongelukniemant als zieh zelven re wijten had i want als wy voor twee jaren met ons krijghshetr voor Koetzijn gekomen waren, om onze vyanden, de Porrugezen, te be-oorlogen, zoo had onze admirael de witte vlagh laten waeien, om met de oude koningin van Koetzijn in een vriendelijk gefprek te komen. Maer Godormo had het zelve verhindert, en d*onzenvyantlijk aengetaft, en zieh altijt zoo gedragen, en deed noch daghelix, als een vyant van de Kompanjie , en het Koetzijnfe koningrijk, dat wy dachten teherftellerr, en daer by op te zetten, wat daer toe van node moght zijn. I k had zijne Majefteit tijdÄjfcgenoeghdoen bekent maken» als%^oortwee jarend'eerehad, om hem te Kaligoli te fpreken, dat wy Koetzijn met geweit van onze wapenen overwonnen,en met den wettigen koning,LMontaDav,ile, eenceuwig verbondt gemaekt hadden. Dat Go-

R dormo

Page 183: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

»3* G E D E N K W A E R D I G E dormo gene gifllngbehoefde te maken, omoit wederom aengenomen te worden.

Hierop gingen zy na hunnen korring, en quamen wederom, en vraegh -den, of men hem dan voor den twee-den of derden perzoon van't rijk niet zouden willen aennemen.

Om hen nu van dat ftuk af te leiden, daer zy fchenen dat met reden nietaf te krijgen waren, vraeghde ikhen,of zy Mouta Davila nier voor den wettigen koning erken ? Zy antwoorden alle van Ja. Toen vertoonde ik hen, dat zy groot ongelijk hadden, eenen perzoon in het rijk op tedragen, die zieh tegen zijnen wettigen koning opgeftelt had.en nochzochtop te (teilen : dat niet als t'elkcns onluft kon verwekken. Ik wilde hen in alle zaken believen, maer hier van moften zy niet meer handelen.

Na verfcheide raetplegingen fpra-ken zy van de zaken van Godormo re herftellen niet meer maer zeiden: Hy had voorgenomen met zijne drie broeders in het rijk van Koetzijnte fterven fen begraven te worden. Wy moften op onze hoede zijn. Ik zeide; dat ik het rijk van Koetzijn doörgereift had, dat'er wel plaetfe voor hondert duizent man was, als zy het zochten. Ik verhaelde wyders, dat hunne koning by de Kompanjie in zoodanigh aen-zien was,dat wy zijne vrientfehap noit in twijfel hadden getrokken : al hoewel zy de zaek van Godormo zoo fchenen voort te zetten en tc begunftigen. To t beveftiging van noch nader vrientfehap, was ik aldaer gekomen ,om met hen,gelijk ik met andere köningenal-reets gedaen had,ookte handelen.

Terwijl zy zieh hier op berieden, quam een gezant van de koningin van Kolang ,met een O/a, klagen, hoe zy noch van den toi niets hadden ontfan-gen, noch het gefchut niet herfielt was.

De Refidoor vraeghde my, hoe ik dit wer k ver ftond, of wy niet doen wilden , als de Portugefen gedaen hadden. Maer ik vertoonde hen, dat-wy^hen dan ook moften handelen, als de Por-tugefen,dic hen,d'een by d'ander,doot floegen, en andere ongebondentheden bedreven. Dat dit de meeninge van de Kompanjie niet was > maer eenen

ieder in het zijn met vrede tc laten woonen,en den vryen handel, mer den aenkleven van dien, onverhindert re mögen doeh. En dit was, zeide ik eindelijk, al het geen , dat ik aen alle de Malabaerfe konirigen cn prinfen voor teftellen had.

Na verfcheide handelingen en re^ denen, zeide ik, dewijl ikin hen eenige traegheit bemerkte, dat ikalhet geen gedaen had, dat rot de vrede diende, en het fcheen dat zy liever oorlogh begeerden.

Wanneer ik Zagh, dat zy daer op zwegen, voer ik voorr,en zeide, dat zy een voorflagh Zouden doen, om te zien, ofmen de zaek in vrientfehap zoude kunnen byleggen,en hen, kon-de het z i jn , zoo zy de reden wilde plaetfe geven, een jaerlixfc vereering toeleide,of eens voor al eenj ftuk gelt telde.

De koning verftont, dat hy zieh over deze zaek, idaer verlcheiden hun deel in hadden, zou beraden, en dan een Refidoor tot Kolang zenden, om metmy voorders te handelen, en een goet verdragh uit te vinden. Ik had alles liever daer af gehandelt : maer de Refidoors dorften den koning daer van niet meer fpreken,en verzochren dat het, volgens believen, tc Kolang mocht gedaen werden : dar ik voor dien tijt daer by moft laten blijven, en zien wat daer na af vallen wilde. Maer het zal moeielijk zijn metdien koning te handelen, 'cen zy verfcheide dingen toegeftaen worden.

De koningin liet my heimelijk weten, dat zy wel genegen was metmy te handelen; maer de koning van Tra-vankoor moft eerft vertrokken zijn*. het welk my niec qualijk aenftonc. Voorts verzocht ik hären refidoor, die my de bootfehap braght, het zelve by haer Majefteit te bewerken: naerdien ik van wegen de Kompanjie geernezou zien, dat aen ieder haer vrientfehap gemeen was.

Het geweft van Attingen heeft onSG tot noch toc niemant bekent maekt.

Het is een lande vol van peper, en derwaerts daghelix veel toevoer, uit d'aengrenzende rijken,gebracht worc.

Attingen is hec rechte ftamhufsder Trevankoorfe koningen: maer byge-

brek

fF'tmg

Page 184: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - c n L A N T - R E 1 Z E. brek van mannelijken oir, vvort een uit I ning en alle de grooten. de Koetzijnfe prinfen gekooren: ge Üjk de toen heerfchende koning, van daer uit den geflachte van Rarnme-rankoil, rot het koningrijk van Tra~ vankoor beroepen is.

Een der refidoors vcreerde my, uit den naem des konings, met eene vereering, die men^ na 's lants wijze, moetaennemen.

Ik rrad uit het hof, en gihg recht na vertrete de rivier} alwaer onze Tonys gereetW £ r '

Het is hoogh root en fteenachtigh • lagh. Voor mijn verrrek deed ik on lant, daer de peper waft: en dien vol- zen waert roepen, en eenige fanijns ge-gens isdie vafter en kleinder van korl, \ ven. als eiders in de dalen van Kolang of i Toen voer ik de rivier weder af, en Koetzßn. j quam met zonnen ondergang te May-

Tuffchen het geberghte ziet men pule: alwaer my de refidentvan Ten-niet als rijsvelden,die allengs met trap-! gepatnam, dien ik mijne komfte pen neerwaerts loopen, en van boven verwittight had, bejegende

Nieuhof weer ten hoveonr-boden.

bewatert worden: dat zeer aengenaem enluftightezien is.

Het hof des konings en der koninginne ftaen recht tegen over malkanderen, en zijn in hethangen van eenen bergh gebouwt, daer tuffchen beide luftige rijsvelden zijn.

Des anderen daeghs, ten tien uuren, wierd ik weder ten hove geroepen

W y trokken des volgenden daegs, den zeftienden van Sprokkelmaent, weer over zee na Koylang: van waer ik terftont onzen tolk na de Tule te E n t o ö >i i Margaty lier gaen, om tc vernemen, Koylang. waer de koningin van Goenree haer toen moght ophouden. Hy braght my daeghs daer aen befcheit: als dat zy voor vier weken landwaerts in ver-

wanneer de koning voorfteldc, dat het j trokken was, na het lant van Peretaly, beter te Kolang met my te handelen ruim vier dagh reizen van daer gele* was. Endewijl ik daer niet tegen had, gen. 200 nam ik mijn affcheit van den ko- [

Het koningrijk van

TRAVANKOOR

T 1 Et koningrijk van Travankoor, alzoo na zijne hooftftad gencemr,

neemt zijn begin aen de kaep van Ko-mory, ofKomoryn, nabydepeerlvif-fchery, en ftrekt längs de zeekuft tot aenKoylang, eeneftreke van twintigh ofvier en twintigh mylembehalve het vermaerde dorp Paru, daer over de koningin van Singnaty gebiet. Voorts paelt het na 't Ooften aen het rijk van Madure, en heefc ten Weften de landen van Peretaly en Kotarkery.

Hec heeft verfcheide groote dorpen , die volkrijk by de Mooren bewoont worden : als inzonderheic Ten-gepotanen, Kuletture, Koritypatnam, en Allaye.

Ontrent des jaers vijftien hondert vieren veertigh, lagen ontrent dertigh dorpen längs de zeekuft, die door zekere volken., Makaos genoemt, die meerendeels viflehers waren ,en door Mahometanen bewoont wierden.

Maer de befte fteden leggen te landewaerts i n , daer het landr zieh verre uitftrekt, en langhs de bergen, in het geweft van Naynar, aen de kaep van Komorijn, en na de zyde van de ftad Travankoor, twintigh fteden of groote dorpen. Men ziet'er de ftadt Kotate of Kokatti, een plaetfe van grooten handel, ontrent anderhalve myle Noortwaerts van de kaep van Komorijn gelegen: de volkrijkeftad Simintira, ende grote ftad Matada-iW»r,omringtmet zesof zeven vlek-ken, en Varrage een klein vierendeel mijls: van Kotate en Ta/ikury, die d« twee voornaemfte cn maghtighfte plaetfen van dien oort zijn.

Ifalkelang is eene groote ftad, op de grenfen van den Neyk van Madure, en ftrekt haer anderhalve mijl weeghs uit. Zyleit drie mylen van Tengepat* nam, en zeventien van %oylang) aen een hoogh geberghte, dat haer aen de

eene

Page 185: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

i ; 6 G E D E N K W A E R D I G E

Nieuhof trekt na het koningrijk, vanGoen

eenezyde tot cen vefting verftrekt. Aen d'andere zyde iffe met een

muur omringt, die onder van gehou-wen, en boven van gcbakken fteenen, tot vier en twintigh voeren hoogh op-getrokken is.

Het konings paleis ftaet aen de Weftkant, dat met een fteenen muur is afgefneden.

Na het Oofte leit cen oud vervallen kafteel, op den top van eenen heuvel, die met drie muuren becingelt is.

De voornaemfte hof-houding des konings in de ftad Kalkelang.

Deze ftad wort gewonelijk met tien duizent Neyros ,voor het in vallen van den Neyk van Madura, daer zy zeer bang voor zijn, bewaert.'

Het is cen vruchtbaer landt van peper, rijs,en andere granen. Daer waft veel wilde kaneel,die wel de befte van degeheele Malabaerfe kuft is. Maer het heeft gebrek van vele andere le-vens-behoeften.

Een der voornaemfte rivieren, die dit landt doorfnydcn, is Mannikortn, die ontrent de Kaep Komorijn in zee ftort.

De koning van dit lant wort by eenigen de groote koning genaemt j uit oorzake hy meerder lancs dan d'andere koningen van Malabaar heeft.Hydoet zieh met grooren pracht dienen , en houdr in zijnen ftaet veel landtvoogh-den of bevel hebbers, die zy Mändigals noemen: desgelijx vele andere byzon* dere raetsheeren, Tullas geheten.

Hem wort ook by eenigen groot gezag over Koylang,de Marten en andere landtfehappen toegefchreven: maerik heb hec zelfde wel anders bevonden. Zyeeren hem wel als koning} maer gehoorzamen niemant.

Andere maken hem eenen vaflal o f leenman van den koning van Nar-finga.

Het lant is ovcral, waer men zieh wendt of keerc, vol menfchen.diealle, na den aerc en wijze der Malabaren, wel gekleer gaen.

Den achtienden vertrok ik weder van Koylangjn gezelfchap van den re-fident Siewert Bakker, na het koning-

• rijk van Goenree. Wanneer wy te Kaligoli aenqua-

men, verftonden wy van den Refidoor des konings , dat de koningin van

Goenree voor vier weken in \ lant ver* trokken was, en noch voor eerft niec weder zou komen, ter oorzake van eene zonderhnge kerken-gewoonre, die zy aldaer te verrichten hadde. ]k verzocht eenen weghwyzer, alzoo ik de koningin van eenige zaken van groot belang te fpreken had.

Hy ontfchuldighde zieh, als dat het onmoghelijk was de koningin te volgen, van wegen de fteenige en fpoorloze wegen, wel vi j f dagen rei-zens verre in het koningrijk van Pe-retalijn, her welk aen het landt van den Neyk vznMaduregrenft.

Dewijl nu aldaer voor dien toglit niet anders,als mec moeite en kofte,uit te rechten was, zoo liet ik een Ole aen den Refidoor, om aen de jkoningin te beftellen, van volgenden inhoudt.

Ik was daer gekomen, om hare Ma- zijn jeßeit met een kleingefchenk te begroe-ten, en -voort met haer eene vaße koningin eeuwige vrientfehap te maken. Dan nademael ik nu het geluk niet gehad had, om hare Majeßeit aldus te vinden,zoo twyfelde ik evenwel niet, of hare Majeßeit zou de vrientfehap van de Cpmpanjie , met alle Malabaren voornoemt, gemeen willen hebben. Wy zouden van onze zijde alles daer toe aenwenden, als hare Majeßeit met den br\%ger dezes hare meeninge zal believen bekent te maken.

I k verftond afdaer, hoe de TYevan* koorfe refidoor te Kolang China aen-gekomen was, die den twintighften dezer maent door onzen Tetangatyn, Thome Bottecho, lieewecen, dachy daer aengelant was, en verzocht my van eenige zaken te fpreken , die zijn koning na mijn vertrekhad aenbevp-len.

De plaetfe was Kolang China, in 't kerkjevande Sint Thomas Kriftenen. Waerom ik my weder na Kolang begaf, daer ik my op de geftelde uur liet vinden.

Dan wanneer i k , na verfcheide re-denenenlangftribbelen, niet vorder-lijx koft uitrechten ,ging ik re paert zitten , om weder na de ftad re ryden. Als zy nu zagen, dat het mijn meening was te vertrekken, verzochten zy my om noch eens t'zamen tc komen: het welkiktoeftont.

Na veel moeite en herrewerren, wiert

Page 186: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E * eil L A N T - R E I Z E . wiert een verdragh van volgenden in-houdt getroffen. «

Nader Verdragl* van den Toi der vijf Fanins , 'c vervoeren van de peper en inbrengen vanden amfion, gemaekt tuffchen de Nederkndfche Ooftindifehe Kompanjie, door den koopman Johan Nieuhof, gemagh-tighde, ter eenre, en de koning de tjftlarten Singnaty , Goenree, en Trevankoor cn Baryetta Pule, ter andere zyde.

i. Niemant zal in defe landen eenig amfion brengen, verboten of verrui-len, als alleen de Kompanjie.

2. Niemant, wie het ook zy, fal eenigh peper of kaneel vermögen uit het lant te voeren, of aen iemant te verkoo-pen,dsa4nde kompanjie.

In het derde punt wiert deprijs, en het geent ß voor den toi genieten zouden, ook vaB gefielt en verdragen. Waer by dan alle vordere pretenfien of 'voorwendtngen zonden ie doot en.te niet zijn.

Aldus gedaen«» het hof Matta del Reyne,

Desjaers 1664,. den «i.Febr. 1

In het wederkeeren van koylang, reed ik längs den wegh na Matta del Reyne,znvonc\c\c kruis poftenoveral met fterken waght bezet. Ik vraeghde Matta dt Pub, overfte der Neyros, wat dit te bedUiden had. Die verhaelde my toen met een bedroefr ge-

rivHte8"' ^ a c t J n o e de P r m s BariyettePule,ecncn Refidoor van de koningin, door zijne foldaten had laten dootflaen, en voorts meer als tachentigh huizen verbranden , en vele palmboomen om verre hakken.

Te dien einde waren de foldaten op-getrokken, en zouden hem nu in zijn kafteel belcgeren. Maer de Refidoor des konings van Trevankoor had het zelve belet, met beloften van den prins Bariyette Pule , uit den naem van zijnen koning , by den kop te zullen laten vatten, om reden van zijn fnoot bedrijfte geven.

Hy had het nu al drie dagen flepen-degehouden, en zeide zijn volk niet ^ngecie kunnen beftieren. Ja zorghde

**7

nyette Pule fcrouwt aiocke.

voorongeval, endat het den eenen of anderen nje met een fchrikkelijke wra-ke zou mögen «itberften. Hy had ook geerne geweten, wat'er tuffchen my en den koning van Marta verhandele was: doch ik ontfchuldighde my,dat ik het zelve noch niet kon verhalenj maer verhoopte, tot beider zijden ge-noegen, die zake af te doen.

Den tweeen twintighften fchreefik een Ole of brief aen den koningin van Stngnatgtfmx. onzen tolk Baftiaen Fer-dinandes-, nopende het geen ik met de Travankoorfe Refidoors had, verright.

Midlerwijle waren des konings en prinfen volk handtgemeen geweeft, daer door vejffcheide gefneuvelt en ge-quetft waren.. De prins wierd ook in zijn kafteel belegert, die aen my eenen van zijne vertrouden om b^ftant, en om kruit en loor zond: hoewel ik hem dat om gewichtige redenen*ffioegh. Enofwelzommigen, by verandering, voordeel zoeken, zoo was my evenwel de ontrouw der Malabaaren in 't gemeen wel bewuft. Het is een volk, dat gene verbonden of beloften, als door dwang, wil houden. Ook kan men den eenen niet helpen , of heeft den anderen tegen. Dies, is het beter met een koningje, als met eenen koning te handelen, encen ieders vrientfehap te zoeken. .

Dewijl nu den Refidoor des ko- • ningsvan Travankoor, volgens onsaf-fprek ,zou komen, om d'overige zaken voort afre doen; maer op den ge* zetten ti j t niec re voorfchijn quam,zbo fchreef ik daer over aen hem dezen volgenden Ole of brief, dien ik met den Toepas Ntkolaes da Kofta zond.

De kapitein van de ftad Koulang zend dezen Ole, neffens zijnen groetjaen den Refidoor van Trevan~ koorJSlarrano Poly,

T7 Olgens onsgenomen befluit, ben ik Brief van " weder in Kolang-Tzyna verfchee- ^" nen, om den aengevangen handel in Refidoor vriendtfikap voort feindigen. Maer ^ " k ^ f uwe 1) eur lucht igheit heeft zijn toezeggen niet acbtervolght. Ook heb ik geefi befcheitgekregen, hoe onze vet-richting by de koningin van Singnaty wort verßaen. Over mit s nu de tijt geen langer uit fielkon lijden, zoo had ik on-

S fen

Page 187: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

138 G E D E i N K W zen tolk by de koninginne van Stgnaly, en den Toe pas NzBaes da Kofta aen Goenreeenßaryme gezonden, omhet felve te vragen. Die brengen my tot antwoort, dat aen de koningin de vaor-gewende toi volkomentlijk moet vol-daen worden, dat ik niet kan toeßaen. En nademael ik alles heb bygebragbt, wat recht en redelijk was, omdezake by teleggen,en evenwel tot noch toe niet aengenomen is, zoo is *t,dat ik eenmael, en zoo veelmael als het by rechte ver* eifcht wordt, proteßere uit den naem van de kompanjie,tegen uwe deurluch-tigheit Narrano 'Poly, en tegen alle andere, die hem zoo onredelyk zullen handthaven, dat wf ontßfhuldigh zijn van alle onhetlen, fchade en oorlogen, die daer nu of namaels uit zouden mögen ontßaen.

Koulang den zes en twin-tighfte van Sprokkelmaent,

Joan Nieuhof.

Nieuhof fcfereef al die bedrijf en handeling verneigt swijtloopigh aen den Heer Huftart Sjmwe- o v e r « naecJjyvoegen dat ik wel detvaren, wenfcbte,dat zijne Ed. eens zelve zoo

wichtige zakemochc by woonen, om te zien, tot wat einde men dezelve zou kunnen brengen. Daer opontfing ik een antwoort, gedaghtekent den vier en twintighften van Sprokkelmaent in Koetzijn. Waer by zijn Ed. liet weten, dat hy zelf over twee dagen meinde te vertrekken: enikdat aen de koningen van Travankoor en Singnaly zou laten weten. Waer op ik datelijk poften met eenen brief der-waerrs afvaerckghde.

Den zeven en twintighften lietmy de Travankoorfe Refidoor , door den Toepas Nikolaes da Coßa, we-

A E R D I G E uit den mont des konings had verftaen J deel in den toi hadden, zoo liet ik den refidoor by brieve weten: hoc dat ik wel genegen was, om alles by te leggen en te befleghten: maer het moft openbaer geschieden : gelijk met andere Malabaerfe vorften gefchiet was, die het voor al het volk lieten lezen: want onze woorden en werken moften overeenkomen.

Des avonrs kreegh ik wederom eenen brief, om des anderen daeghs weder in St. Thomas kerjkje te zijn: alwaer ook de Refidoor zou zijn.

Ik reed derhalven des anderen daeghs derwaerts, met den boekhou-der Jakob Cherdevenne. Na veel reden-kaveling raekte ik Jclaer, met befprek, van dat den Refidoor des anderen daeghs zou in de ftad komen, om het verdraghvolgens mijn ont-werp,re tekenen: als wanneer ook den handel zijnen voortgang zou nemen.

De teoningin van Stgnaly liet op den brief, dien ik aen haer gezonden had, wederom fchrijven van volgendenin-* houde.

Verhan-deling van den toi de Travan-koorfe Refidoor,

Denbriefdiende kapitein van Koj. S J -

lang, Joan Nieuhof, aenmygezonden toniim» "•heeft, heb ik wel ontfangen , en den^^ tnhoudtgeßen. Ik zal, om dezen han hof. del, in de maent Maert te Kottekkery

ftuuren. Ik zal het zelve laten weten. Wy zullen malkanderen daer dan wel bejegenen. Ik zal voor goet kennen, al wat mijngemaghtighde daer dan doet. Om deze zaken heb ik dezen brief belaß te fchryven aen den kapitein Johan Nieuhof.

Des anderen daeghsquam deRe-Rcfi^ ankoM

ten, dat hy den toi metmy wilde cn eere ontfingen enonthaeldcn. Na

fidoor des konings van Travankoor in \ de ftad, dien wv met alle belceftheit *<>ma

- Koylang-afhandelen; maer daer moft niemant als de koningin alleen van weten : en hy zou een ander gerughr onder het volk doen uitftroien. Maeifäengezien dit voor de Kompanjie fcftadehjk zou z i jn , en die ook niet geweaite is, met averrechtfetreken omte gaen : dewijl daer en boven ook namaels door de Neyros, die aldaer groot gezagh hebben , anders moght gehoort worden, en zeer nadeeligh zi jn; inzonderheit naerdien vele grooten, ("gelijk ik zelf

verfcheide redenen over en weer waren voorgevallen, en inzonderheit no-pende den prins Godormo , daer zy noch geduurigh van fpraken, vertrok hy wederom dien dagh, tot dat de Heer Huftart , die aldaer verwäght wiert, zou gekomen zijn.

Den tweeden'van Lentemaentging Nieuhof ik,voor hetaenbreken van den dagh trekt

lionm-met den onderkoning des konings vao Travankoor,dien zy ook Gorepe noe"KoyW mcn,en met MattadePulotOvette van

de

Page 188: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

de Neyros, na het hof van de koninginne van rvoylang,dat toen te Kallie-re was, en quam aldaer ten twee uuren na den middagh aen.

Na wy onze aenkomfte hadden bekent gemaekt, quam voort orde, om ten hoöve te verfchijnen. Zoo dra ik degefchenken enpenningen,omaen hare Majefteit te vereeren eh teilen, voor de peper gereet had, wiert ik boven gehaelt.

Kleeding Meer als zeven hondert foldaten WogSr w a t en in de wapenen, die alle, na de

Malabaerfe wijze, zeer antijks en vreemt uitgcftreken en toegetakelt waren. De koningin was redelijk out van jaren,engekleec na de Malabaerfe wij ze, met een kleec van fijn katoen om den middel, enhet boven l i j f bloot: zy had flechts om de fchoüderen een katoen kleetje geflagen, däer de blote armen uitquamen. De lange ooren, armen en hals waren met vele koftelij-ke gefteenten, goude ringen cn armbanden verejert, en het hoofe met een wit katoen doekje gehult. Zy was bruinachtigh van kleur,en het hair was

zwart, met een knöop In de nek: madf ftatigh en koninglijk van gclaet en op-zicht, eneen verftandigeprincefle,dic goede orde in haet landt onderhieldt. Eenige van hare nichten waren byna blank, en op dezelve wijze uitgeftre.. ken, met het boven lijfbloöt;

Na hec afleggen der groetenis en ovcrlcvercn en onrfangen der gefchenken en penningen, vertoonde ik aen de koningin de voörwaerde vän het verdragh eh verbondt, dat ik iridt haermeende aen te gaen ,cn alreets in orde en in'tnet gefchreven had, en flechts te tekenen was. Zy liet het twcemael herlezcn, om den inhoude wel te verftaen: en vraeghde einde-hjlf: of daer mede nti alle vorige vef-boiLden te niet wareh, en daer alles in begrepdfwas. Waer van ik haer Ma-jaeicnyehoorenonderrechee. Na vf l^ jgppn overen weder,ftonc zy ten leften alles toe : hec welk getekeric wiert.

Daerna bevalik harfe Majcfteity*-cob Cherde-venm aen» die in mijne plaetszou volgen: alzoo ik orde be-

S % komen

Page 189: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

H ö G E D E N K W A E R D I G E komen had, orn na Toutekorkte ver- prins Godormo byftanc van volk of trekken, en de zaken der Kompanjie wapenen tegen de Kompanjie cn het aldaer ga te ftaen en Waer te nemen. [rijk van Koetzijn zou doen, dat hem Verzocht voorrs,dat zy hem daer voor dan den openbaren oorlogh, van we-geliefde Verkennen,en wydersmetde j gen de Kompanjie, zouaengezeit en aengevange vrientfehap van de Kom- aengedaen Worden.

Nieuhof Verzockt sijn af-fcheir.

panjie te volherden : dat zyallesbe-loofde te Zullen doen.

Hierop verzocht ikmijn affcheit, van te mögen vertrekken: naerdien ik den Heer Admirael Huftart alle uuren te Koylang verwachte! dat de koningin toeftont. Zy trok een gouden arm-bant van hären arm, en vereerde my die toc een gedachtents van vriendtfehap, tuffchen haer en de Kompanjie,

te pas deed maken. Te vore had zy my ook eenen arm-

bantvereert, wanneer ik d'aenkomfte van den Heer Huftart haer had bekent gemaekt.

Ik bedankte«hare Majefteit voor zoo vele genote eere, als ik , zedert mijn bewint te Koylang, van haer ont-fangen had,en bevalhaer noehmaels de zakgn van de Kompanjie aen.

Hy deed groce beloften, dat het niet zou gefchieden} met byvoegen, dat zijn koning altijt een vriendt van de Kompanjie zou blijven. Waer op hy des avonts wederom vertrok.

Daer na ging d'Admirael aen boort, en datelijk na Kranganoor t'zeil.

De kommandeur Bitter ,die aldaer, Kom-beneffens zijne vrouw en gantfeh huis- Jjjfjjjj« gezin, met het fchip Nieuwenhoven, te« "™

Zy liet my den zelven door eenen Re- j van Batavia gekomen was, om peper j ^ * . fidoor aen den arm doen: maer hy was ;te laden, was'ernoch mee doende va™^ wat te nau, wacrom zy dien datelijk Zijn vrouw was begeerigh, om de ko- l j n &

ninginneeens tezien, daer ik orde in ftelde, en haer in mijn pallakijn derwaerts brengen liet. De koningin ontfing cn bejegende haer beleefc, en was zeer nieuwsgierigh om Hollandtfche vrouwen te zien. De Malabaren deden verfcheiden malen de palakijneen weinigh open,ert loerden met groote ver-wonderiqgh en nieuwsgicrigheit toe: dewijl zy al zoo vreemt op ons zien,

Komt weer te Koylang.

Iknamroen mijn affcheit, en ver- als wyop hen. trok voorrs op Koylang: daer ik des nachts ten twee uuren aenquam, en

Na de Kommandeur de Bitter zijn Ifgfing ingenomen had, ging hy t'zeil,

door de geopende poorte binnen de .en vertrok weer na Batavia. ftad trad: alwaer daeghs te voore de Ikging denelfdenookt'zeil,cnver- NieuSof Heer Admirael Huftart, metdefche- jtrok na het hof van Goenre, en den j J?™'1

pen Erajfmus en Nieuwenhoven, van ! prins Bariyette Pule, en beval hare GOTW, Baravia aengelanr was. | hoogheden Cherde Venne:ö\ie by voor-

Ik ging des morgens vroegh den | raet de zaken der Kompanjie te Key-

. -Onder-koning van Travankoor lomtte Kojlang.

Heer Admirael in zijne kamer ver wellekomen, en met een alle hande-lingverhalen: als ook in hoedanigen ftant het kantoor aldaer nu was : dac hy alles mer groot vernoegen verftont. Voorts ftelde hy orde op andere zaken , die noch tedoen ftonden , eerik vertrok.

Ondertuflchen quam d'onderko-ning des konings van Travank/m wederom in de ftad Koylang^f om den Heer Admirael re verwcUoKomen, en van eenige zaken te fpreken. JL

Na verfcheide redenen van,'isJ(nts beftiering, by diegelegentheit,voor-gevallen, en andere zaken afgedaen waren, liet d'Admirael hem eenige fchenkaedjen vereeren, en met een aenzeggen: wanneer zijn heer den

lang zöü waernemen: (naerdien ik,als gezeit is,na Tutekorijn gingjen datzy hem daer voor geliefden t'erkennen: 'c welk zy zeer beleeftaennamen. Voorts zeide i k , dat ik nu gekomen was, om mijn affcheit van hare Hoogheden te nemen: en twij ftelde niec, of zy zouden in de vriendtfehap van de Kompanjie volherden, die haer (des zy wel moghten verzekert zijn) na hare waer-digheden daer voor bejegenen zou: hec welk zy beiden ten hooghften be« loofden te doen. Als ik nu daer op min affcheit nam, vereerden my de prins BaryettePule mereenkonftigh gemaekte gouden armbant,en d'onder-koningh des koninghsfehonkmy een koftelijk zyden kleet.

Na vele eerbewijzingen vertrok ik weder

Page 190: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

en weer na Kay-lang.

Z E E en L A weder ha de ftad Koylang cn vervaer-1 dighde mijne zaken tot d'aenftaende \ reize na Toutekorijn. \

Na ik alles klaer, en de middelen1

der Kompanjie. aen Cherde Venne overgelevert, en hem van alles onder-rechthad, zoo nam ik mijn affcheit van alle de voornaemfte dicnaers der Kompanjie, en vertrok den twalefden van Maerr, met den dageraet, na ik aldaer tiree jaren de zaken der Kompanjie had waergenomen. Naerdien mijne verbondejaren byna uit waren,zoo had ik liever gewenft dien tijt te Koylang, daer ik nu den handel op een goeden voet had, en daer inbedreven was ,te mögen voort aitblijven: gelijk ik ook fchriftelijk na Kolomba liet weten : raaer alzoo het opperhooft van Toutekorijn na Perfie moft vertrekken, zoo kon het voor dien tijt niet anders zijn.

Ik zal eenige verhaelwaerdige zaken van dit lant Malabaer, dat ik zoo doorwandettheb, den lezer ten tone ftellen,en deflelfs gewaflen, dieren en inwoonders in't kort befchrijve«,

Het landt of de kuft van Malabaer £35*" wörtgemeenhjfc zoo verre gerekent Ums van en uitgelfeBlfct^ ak daer de Malabaerfe M i h b s a rtalege(prokenwort. Te weten, het

begint vijftigh mylen zuidwaerts be-nedenGoa, en eindightten Zuidg?aen de kaep van Komorijn, die op Zeven graden en een halve, Noorder breete, leit,enftrekt«ontrent 80. mijlen längs de kuft. Het heeft ten wefted'Indifche Zee, en ten Gölten het hoogh geberghte , daer door het van de kuft van Koromandel gefcheiden worc.

isin w. ^ e t l a n t v a n Malabar wort gemee-fcheide nelijk in vijf koningrijken verdeelt: rijkm" a ^ i n Kananoor^KalekutyKranganoor, verdeck Koetzijn, cn Koulang : daer andere

ook het koningrijk vanTorka, Tana-«07* of Tanor, Koykolang en Travankoor by voegen: beneffens vele andere verfcheide kleine koninkrijken, als

N T R E I Z E . 14.1 Het is waterrijk,en meeft tot aen het Aerten

geberghre toe, inzonderheit na de zee-kant, gebroken : cn wordt op vele deshna plaetfen te lande waert in, met fchone v«>Ma-bronnen, meiren, watcrenen rivieren, l a b a c r* alsHollant,bcwatert en doorfneden: waerommen het lant * zonder behulp van vaertuigen,niet bereizen kan: hoewel de wateren ondiep, en dien volgens voor gelade fchepen onbevaer-baer zijn.

Daer waft overvloedelijk veel, en de befte peper, die hert en vaft van korül ,en ongclijk beter, als eiders te vinden is. D'in woonders plaghten de peper voorhene aen alle vreemdelin-gen tegen zilver, gout, amfioenen andere waren, re verruilen en verkopen: maer federt eenige jaren de Neerlant-fe Ooftindifche Kompanjie de rijken vaikKranganoor, Koetzijnen Koylang doöT gewdt van wapenen heeft overwon nen* en de Portugefen daer uit gedreven, zoo heeft zyde handeling, met de voornaemfte vorften en koningen, op zoodanige voorwaerden gemaekt , dat de peper aen niemant, als aen häer,magh verhandelt worden.Tot onderhout van dien zijn de fteden Koe-tzijn en Koylang doot d'onzen zoodanigh gefterkt en met krijghsbezetting voorzien, dat zy in onvermogen zijn.

Het lant van Malabaer is doorgaens metklappcs of kokosboomen, by bof-fchen op brakke plaetfen bewaflen, die aldaer weeliger tieren,als op eenige andereplaerfen van Indien: ja zommige verheffen hunnen kruin tot 95". en meer voeten hoogh in delught.

Metd'oly,arak en kayer, of baft van de vrucht, wort grote handel in d'om-leggende geweften gedreven.

Men heeft'er allerlei flagh van hout, dienftigh tot het bouwen van huizen en grote fchepen.

De lucht is'er helder en klaer, en in Lucht. Lou- Sprokkel - en Lentc-maent des

Kota,Moutingua }Badara,Chambays9 tnachts zeer kout : maer des daeghs Marta, Muterte, en de koninkrijkjes^ v^rdraeghlijk heet. In dien ti j t valt-die opde hergen van Malabaer gele-f'er zeer fterke dau : die inzonderheit gen zijn. , de groote koude des nachts veroor-

Hetleit ontrent in het midden,tuf-; ,^ekt. fehen de Liny, en Tropicus Cancri: waer door het aldaer altijt des daeghs heet is.

Het is eeft zeer luft igh, ongemeen vruchtbaer, vermakelijk en gezont lant.

De winter begint'er in Gras- of ten zajfoe-langftenin Bloeimacnt, eneindight in "a

c

e

n

t s.cs

Herfft-of ten langften in Wijnmaent, metdonder,'blixem en on weer. Dan zijn'er de meefte vruchten ; dewijl het

S 3 onder

Page 191: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

G E D E N K W A E R D I G E onder de regen warm is. Dan beginr meeften tijt ftorm en onweer, en op dt de zomer, en duurc tor in Gras- of anderekalmteenftilte

_ 1 — Bloei-maent, met grore hitte ,en klare lucht, zonder, of zelden, regen rehebben. Dan wort het zant, door deze grote hitte, op zommige plaetfen zoo heet* dätde inwoonders de bloote voeten daer niet kunnen opzetten: waer-omzyope fchoenen,die zy SiYipom noemen, dragen moeten.

Allen uchtens,tuflchen negen of tien uuren,begint'er de Ooftelijke wint uit hetlant te waeien ,L en kortna zonnen ondergangde weftelijke Wint uit de Zee,die beide,zoo de lant als zee-wint, de lucht geweldigh verfriflen en ver-koelen. Dit heeft men byna op alle eilanden van dien oort, hoe klein zy ook zijn.

De lant-wint komt noit, dat vreemt is, boven de tien mylen in zee. Het welk zeker gaet en niet mift: waerop men in het varen giffing kan m aken

De gemene huizen zijn'er van bam-H u f e e t !» boefen gemaekt, en met olen of bladen van kokosbomen bedekt, en zommige met koedrek befmeetr, zonder floten,fpijkers of glazen. De huizen worden'cr niet gefloren : wanr men vindt'ernietinteftelen. Diesniemant prachtigh gehuisveft is, uitgezeitgrote heeren. Dedeuren zijn laegh ; daer menal buk kende moet doorgaen.

Zommige zijn mer loot, andere met koper of regels, bedekt,en,na de wijze der Malabaerfe bouwkunft, fraei op-getoit.

De gemeene gebouwen zijn laegh, en zoo hoogh niet als hier te lande. Eenige hebben twee of drie vertrekken, d'een in d'ander. Het middenfte of binnenfte heefc een hof, en zeer kleine galderyen, en d'andere rontom van van gelijken na gelang. Deze vertrek-

De faizoenen zijn'er recht anders kenen hoven zijn hierom in dezer wij ze gemaekt, om niet het minfte drop-pel water opde vloeren, die zeer net en glat zijn, te ftorten of fpuwen.

Aen den ingang van alle de huizen» zoo van armen alsrijken, zijn groote voorhoven, met muuren of. hooge grachten, en fterke houte paliflkden

als hiertelande : want dewijl geduu rende onzen zomertijr, door de grote hicteder zon de gewaflen verwelken, zoo zijn die in hetlant vanMakbaer groen en fr i fch, ter oorzake van de groote regefls in het winter-faizoen: wanc hec regenc'er den tijt van zes inaenden dagh en nacht zeer ftcrk,zon-der men,geduurendedien tijt,de zon ziet. Maer in den t i j t van d'andere zes maenden regent het daer noit.

In Wijn-Slacht-en Winter-maenc waeien op deze geweften feile en zwa-re winden.

Wanneer het op de kufte Malabaer zomer is, dan ishet opde kufte van Koromandel winter, het welk wonder is 5 gemerkt die op eene hooghte leggen. Doch dit wort door het hoog geberghte van Gate veroorzackt, dat de winden ftuit en ophout: want op een zelven tijt heeft men zomer met eene groote drooghte aen d'Ooft-zyde van de bergen van Gate, die langhs de gantfehe kuft van Malabaer ftrekken: daer men ten Weften van dezelve bergen , winter met fterken regen heeft. Desgelijx heeft men in Gras - Bloei - Zomer- Hooi - Ooghft. en Herfft-maent,aen de Zuitzijde van de Kaep van Komorijn zomer, enop een zelven tijt aen de Noorrzyde winter. Op d'eene plaetfe heeft men den

omringt. Deze voorhoven voor de huizen

zijn gemaekt om de vreemde reizers t'ontfangen, zooom tedrinken en eeten, als omte ruften en flapen, cn zijn niec van binnen , ten einde zy des nachts zouden kunnen weghtrekken, wanneer hendesgevalt, ennahet gezelfchap gereet is.

De paleizen der koningen en de pa-goden zijn gemenelijk van fteen opge-» metfelc, mec een aerde wal omcingelt, en met gefchut voorzien.

Meeft alle de paleizen der koningen zijn op poelen of meiren gebouwe, en hebben eenige een halve myle in denomtrek.

Hec hout en fchrijnwerk van de huizen is zeer fraei, en met verfchei-den beeiden luftigh uitgewerkt. De zoldering is net als een gepolijfthou-ten tafereel. Men vindt'er verfcheide puinhoopen, die zoo oude zijn, dac de tijt de geheugenis heeft wegh-genomen, hoe vele eeuwen zy geftaen hebben«

Ale*

Page 192: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E cn L A Alexander ck: Groote,naer het zeg

gen van zommigen, zou dit lant door-trokken, en verdelght hebben, al wat hemvoorquam, als hy den zeevooght had bevulen, uit den ftroom de Ganges in zeete loopen , cn na Babylon op den Eufrates over tc fteken. Andere meinen ook dat Tamerlanes deze geweften zou doortogen en verwoeft hebben.

De Malabaren doen hun maeltijt, vlneeten zitrende op d'aerdc, met de beenen en dnn 0nder 't l i j f geflagen, als de fnijders,na K L e de Moorfe wijze. De drinkvaten,kop-

pen en lepels, zijn van kokos-noten gemaekt. Groote en voorname luiden leggen hun fpijze in kopere ofme-talc bekkens,of fchotelen. Zy eeten, in plaetfe van broot, nier anders als rijs: zy nuttigen ook vleefch, vifch, fpece-ryen en verfcheide lanrvruchten, melk en eyeren: als ook het vleefch van de jakhalfen : maer dier vleefch fmaekt als dat van de groote vlecrmuizen. Zy drinken veel waters, en ook den Sury of voghr, dien zy uitdeklappes-boomen tappen. Eenige boomen geven in een etmael dertigh kannen Sury. Die boomen geven vrught: cn als het tyferen al te lang duurt, dan gaen de boomen uir. J*%

Zy diftcleren ook arak uirtnen voght: maer die is niet zeer aenge-naem, nochfcoogezont niet, als onze brandewijn.

Zy raken in het drinken den rant van de pot met de hppen niet acn-,maer gieren het water vanom hoogh in den monc.

Eenigeneeren vleefiShnoch vifch-, maer leven alleenlijk van aerdgewaf-fen. •

Zy nuttigen den amfion met groote begeerre en fmaek, cn mengen dezelve met arak, tot de groote van een erret. Zy flokken die ool? zonder arak op,en herkauwen dezelve zoo lang, tot zy k n ikkebollen, en in fl icp raken. Indienflaephebtben zy genoeghhjke droomtn, en fchijnen als in d'Elifee-fche velden te wandelen.

Wanneer de Malabaren ten ftrijde gaen, nemen zy een goet deel in: waer door zy zoo dol en onverzaeght worden, dat zy naekt fegenden vyandten Zwserden indringen. Wanneer de kraght van den amfion vervlogen is,

Nuttigen *eel äm-fioen.

N T - R E 1 Z E . Ui en zy als wat beginnen te bedaren, dan weten zy niets met allen van het geen, dat'er gefchiet is, en zieh toegedra-genheefc. Waer uit bhjkt,datdege-heugenis daer door zeer verzwakt wort.

Zommige nemeri d'amfion alle daeghs: zommige om den tweeden, en derden dagh in.

Het heeft my rnenighmael doen verwonderen, als ik eenigh verbont of verdragh met hen gefloten had, hoe zy zoovergeetigh waren.

Als de koningin van Koylang my over deze zaek op zekeren tijt eens vroegh: hoe het quam, dat de Hollanders veel wakkerder en beftandiger waren; daer haer volk zoo verander-hjk-en wifpelturigh was, en nergens geen ftant hield. Ik onrfchuldighde des haer volk, enleideal den fchulc op den amfion , zeggende. De Malabaren moften doen als de Hollanders, die drinken gemenelijk wijn, die, mat Itjk gebruikt, hetverßant opwekt,de gte* ßen wakkert, en dikwils de waerbeit openbaert.

Onder verfcheide flagh van- fek- Brahman-' ten, die zieh op de Malabaerfe kuft n e n o n -bevmden,is deftam der Brahman nen MauLr* de geachfte van allen ,en onder houdt «kgcach-. byzondere maniere en wijze van 1c-ftc* ven.

Het is een zeer vernufrigh, vaerdig en handigh volk , zachtmoedigh en minzaem ,en onderhoudt ongefchent huntrouen woort,

Hun ampten betoep is verfcheiden na hun welgevallen: naerdien'er zijn die de wapenen, beneffens de Neyros voeren, en het zelfftedoen, cn een zelffte gewaet als de Neyros dragen: behalven dat zy altijt de gewoonte on* derhouden, van zieh van vleefch eö-ren t'onthoudcn, en door hun koortje onderfcheiden zijn.

D'andere zijn of priefters en ofFe* raers van hunne afgoden : naerdien men gene andere zoodanige magh hebben, als uit dien ftam. O f zy zijn koopluiden: waer van vele fchatrijk worden, enleven na hunne wijze.

Zy leggen zieh ook op de fterre-kunde en andere wetenfehappen, cn zijn gelijk onze Filofofen en leeraers.

Daer zijn "er ook, die dearrzenye, apteek-kunft en alle andere ampten,

oefe-

Page 193: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

144« oefcnen. Zy eeten noit vleefch noch vifch, noch iet dat leven ontfangen heeft, en drinken niet dan water. Zy doen n oir maeltijt, voor zy zieh ge-waflehen en gebaet hebben. Daer na bedekken zy alleenlijk met een kleedt defchaemte, en laten het overigh van hun gewaer uit, om gantfeh naekt te eeten.

Gene andere, als luiden van hun-nen ftam , mögen voor hen fpijze bereiden •, of liever, zy doen het zelfs, hoe groot van ftaet zy ook zi jn: want al zouden zy moeten fterven, zy zouden geen ding eeten, dat van iemanr, die van hunnen ftam niet is,asnge-raekt is. Daer alle andere afgodiften vryelijk het geen mögen eten,dat door de Brahmannen aengeraekten toebe-reit is. Zy raken noit, gelijk ook d'andere niet, den mont of rant van hec vataen, daer zy uit drinken; maer gie-ten zelis hec water van om hoogh in den monc.

Zy dragen een witten tulbant op het hoofe, en rode fchoenen,eneen rok van zeer wir fijn katoen-doek, die hen toc half wegen d'enkelen hange. Daer boven hebben zyeen grooc wie kleet, dat hen tot half wegen de dyen komt-, dat zy twee en drie mael om het l i j f flaen,en laten het van vore tuffchen de dyen door fehieten, en fchortzenhet achter op delendenen mer een knoop toe. Zy zijn omgort mec een fluier van fijn wie katoen doek, als dat van hunnen eulbant: en dragen ook gemenelijk op de fchouderen cen ftuk wit ofgekleurt doek van karoenof zijde : gelijk men hier te lande de mantels draeghr.

Zy dragen alle lang hair, en pendan-tenaend'ooren.

Het raerkteken alleen, dat hen van andere Malabaren doet onderfcheide, iseen koordevan dünne katoenedra-den,die zy op hun bloot vleefch in den fluier dragen. Deze koorde is als een orde, die hen in de tempels met grote onkoften cn plechtigheden gegeven wort. Waerom men eenen Brahman geen grooter ongelijk kan doen, dan hem zijne koorde aen ftukken tc trekken. Want hy moet met alzoo grote pleghtigheit een ander nemen: anders zou hy niet meer een Brahman zijn.

G E D E N K W A E R D I G E Wanneer men ook eenen Bramert

wil ftraffen, zoo wordt hy eerftelijk, met hem van zijne koorde reberoven, afgezec. Desgelijx wort hy daer van beroofe, indien hy regen de ceremo-nien misdoer.

Wanneer zy met hunne witte ka-toene rok op ftraet gaen, en eenen vreemdelingoncmoeren, zoo zeggen zyaenftonrs,om hen tekennen,wiezy zijn; dewijl men hunne koorde, die zy op hun bloot vleefch in de fluier dragen, niet zien gaen. Wanneer zy zweeren en de hanc op hunne koorce leggen, zoo verdienen zy nooewendigh geloof.

Alle hunne vrouwen hebben de neus doorboorc, en dragen daer goude of zilverebaggen, peerlen enedelegc-fteeneen in : als ook goude en zilvere baggen of juweelen aen de beenen, en ind'ooren grooce ronde ftukken van een zelve ftoffe , die in heemiddenen roneom met koftelijke gefteenten be-zetzijn.Maerde vrouwen der-Neyros, Moucois, en andere Malabaren, dragen die niet.

Desgelijx dragen zy brazeletten van de vuift tot aen den elleboogh: dier zommige van gout of zilver, en andere van glas, offchilpadden, zeerprach-zigh^bn metallerhandeverruwen be« fchildert, en met allerlei beelcwcrk doorwrocht zijn.

Alle de vrouwen der ßrahmannen zijn zeer fraei, en wel geftelt van leden. Ook zijn er eenige zoo wie als de Portugefe of bruine Hollantle vrouwen.

Zy trouwen^eer vroegh, en veel-tijts op het ze venfte en achtfte jaer, zoo mannen als vrouwen :want men laec de kinderen van jonghs af zoolangh mec malkanderen fpeelen, dac het op hec left ernft wort. Maer zy vermengen zieh niet mec andere Hammen.

De mannen mögen eweemael trouwen : hoewel een Brahaman niet meer als eene vrouw trouwt.

Hoe arm zy ook zijn, zoo bewaren cn onderhoüden zy evenwel aleijc hunnen rang. Wanneer andere menfchen hen voorby gaen, zoo zijn die verpligt en gehouden, mec hec buigen des hoofts, hen te groeten, ten teken van eere.

De genen, die Bramenos-Ney«"oS

zijn,

Page 194: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 195: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 196: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E- en L A i i j r i , worden qget meer als d'andere gehouden: behal ve hunne ftrengheir.

De koningen (teilen al hun geloof op hen , en houden altijt de voor-naemften by hen, zoo om de wet, als om raet,en volgen hun gevoelen in alle zaken en voorvallen.

De grootfte onder dezeBramenos en andere edelen, hebben altoos vele menfchen by zieh: waer van d'eene een zonnefcherm, d'andere een zilvere fchotel vol betel, en een ander een zilvere flefch vol waters, om zieh te waffchen , draeght. De rijkfte worden in palakijns of draeghftoelen gedragen.

Irtft der De ßramen hebben, onder fchijn Brah- v a n godsdienft, zeker feeft ineevoert: mannen. ° , , ° ,.

waer door zy tegen de genen, die zy haten,plagbtente woeden. Teweren: de Malabaerfche koningen hebben voor een gebruik, alle jaers, in Wijn-maent, opde Nieuwe maen, d'ovcr-winningen en zegen, die zy gelooven door hulp en byftant der afgoden ver-kregen tc hebben, met een plechtige efferhande te gedenken.

Dan moeten zy de huizen van zommige inwoonders , die de Bramen ge-woonelijk aenwijzen, laten in brant fteken

Deze brantftichting wort gemenelijk des nachts, op het heimelijkfte, in 't werk geftelt, zonder d'inwoonders het minfte daer op verdaghr zi jn, die dan dikwils zelfs ook met huis cn goer verbranden, zonder iemant de hant daerimghaenflaen ,om den brant uit tebluflchen Dit noemen zy d'Offer-handevan vuur en bloet.

In Malabaer woonen Benjanen van Kambaja , die onder hen ook Bramen van hun lant hebben, die de achrbaerfte luiden onder hen zijn. De Bramen van Malabaer mögen evenwel in hunne pagodengaen.

Deze Benjanen onderhoüden dezelve ftrengheir en regelen, als hunne Bramen: maer zy zijn minderen trouwen noit met hen.

In het koningrijk van Kalekut is cen zeker flagh van Bramen, die alle beeiden voorbedachtelijk verwerpen en verachten , en onderhoüden van huntwintighfteof vijfen jaerdekuis-heit. Deze luiden haten, en mögen geen vrouw zien •, ja wanneer zy uitgaen, loopt iemant voor ui t , en roept! De Neyros zijn krijghs

i x

N T - R E I Z E. ttf luitskeels, Po9,poo,dat i s ,Wijkjwi jkj ten einde alle de vrouwen, die haer op wegh bevinden , haer voor hen zouden verbergen.

Deze dragen de drie katoenedra-den,die aen eeneknoop hangen, ("het eigen merk der Bramos j niet. Zy onthouden zieh ook niet, gelijk d'an-deren, van vleefch, vifch en wijn. Maer om de kuisheit des te lichter te onderhoüden, eeten zy daghelix het mergh van zekere vrught, Karuza genoemt : want zy door ervarenis hebben bevonden, dat zy door de koutheit van de vrucht voor eenen rijt onbequaem worden,om voort te telen.

De lijken hunner dooden worden niet, gelijk die van andere Bramen, verbranr.

Daer zijn'er, die zieh met affche begruizen, en in een yzere kou nacht en dagh laten flauen, daer zy nauhx in zitten kunnen.

Andere branden van zelf het cen of ander deel des hchaems, om her uit te mergelen: waer door zy de gunfte des gemenen Volks boven mate Winnen.

Dus verre van de Brahmannen of Bramen. Dan het dient aengemerkr, dat d'inwoonders des lants van Malabaer zijn of vreemdelingen: of eige in- i n n o e

boorlmgen en tantzaten. veeierie-De vreemdelingen worden e igen t -ä e

b

n

a f | lijk Malabaren genoemt, en z i jn , ze-verdcik dert langen t i j t , uit Arabie in dir ge-z l , n" weft gekomen; hot wel die zieh niet als op de zeekuften onthouden.

D'eigeinboorlingen zijn heidenen, en vcrdeilt in degemelde Brahmannen, of anders Bramenyss Bramos en Bramen genoemt, en in Nairos of Neyros, en in het.gemeen volk, dat * Moukois oFPouUaSy cn anders Par- »0f MOU* vas genoemt wort. sois-

Anders zijn d'inwoonders in vijf geflaghten verdeilt: Het eerfte geflaght is koninglijk : waer onder het huis van Godot mo zeer naemhaftigh en deurluchtigh uitmunt. Her tweede geflaght is van depnefterlijke of gee-ftclijkeorde,cn beftaet uit de Bramen. Het derde is van de krijghs-orde of edellmden, cn begrijpt de Neyros.Het vierde beftaet uit koopluiden, enhet vijfdeuit Tarvas of viflehers.

ofedel lui - N { y r o s >

den

Page 197: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

14.6 G E D E N K W denvanhoogen geflaghte, nacftden koning,en zijn de genen, die de wapenen hanteren en oorlogh voeren. Zy gaen gemeenehjk met een lchilc aen den linken arm,dat zy hoogh en verhe-ve dragen,en mer een bloot zweert aen de rechte hant. Zy zijn ftouteen rrot-fc luiden,en wilden in 't eerft den Portugefen niet wijken : waer over daer uir altijt groote moeite ontftonr. Eindelijk wierdt het het gefchildoor een lijfgeveght tuflehen eenen Neyros en eenen Portugees befleght, die beide daer om voghten: hoewel met verlies van den Neyros. Dies de Neyrosfe-dertvoorde Portugefen hebben moe-ten wijken. Anders moeten alle de gemeene Malabaren voor de Neyros wijken.

De Neyros zijn de fchoonfte en wel gemaekfte menfchen, als men zou kunnen zien : maer zijn bruin of zwartachtigh uit den olyven van ver-ruwe.Zy fcheppen alle groot vermaek in groote ooren te hebben, en maken die door kunft aldus: want zy door-booren of doorfteken de lel van 't oor den jongen kinderen, zoo knechjes als meisjes, en vullen de holte met kleine rollen van palm-boome-bladen , die dat gedeelte verwijderen ,en fteken'er van tijt tot tijt een dikker rol in,om het geduurigh noch meer enmeertever-lengen,totzoo langd'ooren niet meer kunnen groeien noch uit-rekken, en hen op de borften, en noch lager, hangen. Het wort by hen voor een groote cieraet gehouden , zulke groote en doorgeboorde ooren te hebben, daer zy daer na gout, edelegefteenten en andere cieraedjen infteken.

En alhoewel de Neyros altijt onder de wapenen opgevoedt, en boven mate ftout en kloekmoedigh zijn, zoo zijn zy evenwel luiden van zeer zoe-ten omgang, zeerheufchen wclge-maniert na hunne wijze. Dies niet tc-genftaende zijn zy groote roovers, ja beroven en dooden, dikwils de reizers op wegh,indien die niet wel op hunne hoede zijn. Maer alle de Mahome-taenfe Malabaren, die onder hen leven, nemen gewonelijk eenen Neyros voor een ftuk gelt met zich,tot veilige hoede en vrygeleijom over lant na denae-fte ftad te reizen, en nemen in ieder ftad, daer zy aen komen, een nieuwen.

A E R D I G E Aldus kunnen zy dfior het midden

van vele duizenden van Neyros reizen, al hadden zy niet als een zwakken en ftokouden, of cen jongen Neyros by zieh.

De Neyros hebben byzondere ge-woonten , die zy zeerftip onderhoüden ; het welk de Moucois,of gemeen volk niet doet: want zy verkeren niet als met de Bramen ofgeeftehjken: anders zouden zy zieh houden befraet te zijn. Ja indien iemant hen inheevoor-bygaen aenrakt, de dienaer, die hen her eeten nadraeghr, zou het al op de aerde moeten werpen. En indien iemant van een ander geflaght in hunne huizen trad, en hun huis, muuren of deuren aenraekte, zy zouden op die plaetfe niet mögen eeten, zonder belmer of bevlekt te zijn. De Neyros maken evenwel daer van zoo veel zwarigheits niet, als de Bramen.

Zyzijnnier ondeugend, noch tot Sodomie of bloctkhande genegen. Zelfs de jongmans noch de mciskens, fchoon die beide naekt en bloot onder malkanderen verkeeren, zouden niet een geil woort uit den monr laren, noch onkuifch gelaet toonen. Zy lag-ghen byna ook noit , en houden het lagghen voor een groote onbefchoft-heit en onheufchheit, ' t en wäre zy daer roe groote reden hadden. Jade anderen zien voor henncer integen-woordigheit van den genen, die lagghen.

Wat de Neyros belangt, die zieh aen de poorten der fteden houden, om rotvrygeleiders aen de reizers re dienen , die zijn d'armfte onder hen, en willen evenwel liever dat doen , als zieh tot het een of ander handtwerk re begeveni het welk hunnen adcldom te na zou zijn.

De Neyros leggen zieh van kints-bcen af , tot aen het einde van hun leven, op de wapen-oefening, cn fcher-men dikwils tegen elkandcren , met bloote zwaerden en rondaflen. Hier door worden zy wonderlijk vaerdigh op de wapenen afgereght. In her wor-ftelen munten zy boven maten uit, en vinden daer in niemant huns gelijk. Zy zijn ook geweldigh fnel in 't loopen,en fpringen iemant, alscenblixem, op het lijf , Zy komen naekt ren ftrijde uit,en hebben alleenlijk de fchamel

heit

Page 198: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A heit bedekt. De wapenen, diezy han-teren en voeren, zijn böge, p i j l , jave-lynen , zwaert en fchilt. Zy voeren groote fchilden, daer zy hec l i j f won-derlijk, in het vechren, mee weren te bedekken en bevrijden

N T - R E I Z E . 147 wijze gekleet: naerdien zy gantfeh naekt gaen: en zijn alleen met een kleine banr omgort,daer een klein ftuk katoen doek, of een blac of fchors van eenen boomom hangc,omde fchaem-tetc bedekken. Zy houden zieh even-

Aen hetgeveft van hunhouwersof; wel trotsin huis, en komen noit mec zwierden hebben zy klater-gout han-) gedekten hoofdevoor den dagh. gen, dat een groot geluit geeft, en hen door het razen aenmoedight, wanneer zy als dol van den amfion geworden zijn.

Sedert de Portugefen en d'onzen daer gekomen zijn, hebben zy van hen ookhetgebruik van fchietgeweer ge-

De vrouwen dragen een katoene kleet, dat haer tot op de knien hangr, en lang hair. Doch de mannen derven geen lang hair dragen, als de vrouwen: maerfnijden het geheelen al af: behalve dat zy op de kruin des hoofts een bos of tros van een hant breet Jangh la-

leere: daer zy ook wonder wel mee ten vallen, dat zyniet geheelen aldcr. weten om tegaen, en in orde en op een \ ven affnijden. ry, zoo braef hun roers te gelijk te lof-fen, als de Nederlanders zelfs.

Eck der Een Neyros magh niet meer, als ee-Neyros. ne vrouw op een zelven tijt hebben.

Maer met de vrouwen ftaet het anders

Alle de Malabaren hebben zwarte tanden, ter oorzake van de berel-bladen, die zy geduurighlijk knauwen. En worden de genen , die de zwartfte tanden hebben, voor d'aehtbaerftege-

gefchapcn,die ieder op eenmael en een houden: wanc die gene betel knauwen, zelven tijc, drie mannen mögen nemen, indien zy willen : behalve dac eenNayros vrou w,uit den geflachte of ftam der Bramen,niet meer dan eenen man magh hebben. Alle deze mannen geven tot onderhoudt van deze eene vröuwen hare kinderen, zonder men evenwel hier over onder hen eenige ja-loersheir of krakeel heefc.

Wanneer cen van deze mannen in het huis met de vrouw gaet, zoo laet hy fijne wapenen aen de deure ftaen: als wanneer d'andere niet derven in-gaen, voor dat hy uitgegaen is,om den anderen niet te ftooren.

Dczegewoonre geeft hen dit voor-deel en genöt, dat iemant, die gene middelen heeft, omeen vrouwt'on-derhouden,hetgenof van eene vrouw hebben kan, met eene derdendeel van haer alleenlijk t'onderhoüden. Maer dit veroorzaekt evenwel grooce onzekerheit der kinderen, dieom deze reden niet den vaders in d'erfenis volgen.'naerdien deze de kinderen der zufters zi jn, die d'erfenis cler oomen genieren.

De Nayros dienen zieh van deze Volken alleenlijk, in hunnen lantbouw en arbeit: maer in huis hebben zy niet als Nayrosen edelluiden,(gelijk zylui-den zelfs zijn: hoewel zeer arm) die hen ten dienfte ftaen.

AI dit gemein volk is op een zelve

worden voor luiden van flechten en lagen ftaet gehouden.

De Malabaren zijn groote tovenaers enduiveljagers,en weten iemant door toverye, die zy ter plaetfe toeftellen, daerhy voorby moet, tedoen fterven, en allengs hem het bloet, zonder eeten of drinken, te verteeren.

Zy vallen boven mategierigh, en zullen om een klein gewin alles onder-nemen en beftaen.

Het vrouwvolk is'er in 't algemein zeer tot onkuisheit cn byflapen gene-gen. Dochters van achtien en minder jaren zijn daer tocgenootzaekt: want zoo lang zy maeghe bleven , zou geen man haer willen crouwen: ja de vrouwen , die het meefte bemint worden, acheen haer hooger, als d'andere.

De Malabaren hebben een groote menighte van grof gefchut,musketten en vuurroersj ja hunne wapenen waren eertijts veel beter, als der Portugefen: maer zy wiften voorhenede borft-harnas noch ftormhoeden niettever-herden. 'Zy maken ook fterke en brave loopen : alsooklontenbuflekruit.

De kinderen der Neyros worden vanjongs af, of van hun zeven jaren, met een zonderlinge zorge, op de wapenen afgerecht en geoefent,en in den oorlogh opgequeekt: maer ieder hanteert niet meer als eenderhande flagh van wapenen: dewijl zy houden, dat

T 2 een

Page 199: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

H 8 G E D E N K W een man zieh niet volmaektelijk noch volkomen van alle wapenen kan die nenen behelpen.

De jonge lichämen en tengere le-dematen worden met zekere olie en zalve daghelix beftreken, om de ze-nu wen des te flipper te maken: waer door zy ras en Aap van leden worden,1

en zieh wonder gez. wint weten te wenden, buigen en keeren.

Zy trekken gantfeh naekt ten ftrij-de.behalve d itzy alleenlijk een ftuk doek voor de fchamelheit hebben.

In her vluchten ftellen zy hun grootfte voordeel : want zy ontfprin-gen gezwint hunnen vyanc, en vallen hem aenftonts, eermen het weet, van van achteren weer op het lijf; naerdien zy wonder fnelen vlugh ter voet zijn.

In her vlughten of wijken weten zy ook van achteren zeer vaerdigh hunne javelijnen enfehichten opdenvyandc te werpen

Indien de gelegentheit of noot hen dwingt,om van na byte vechren ,dan fchie;.enzy gezwintop hunnen vyant in, of wijken en verbergen zieh zoodanigh achter hun fchilt,dat zy door geen middel te quetfen zijn.

Maer hoewel alle de Neyros groote krijghsluidenzijn, zoo worden evenwel de genen meer als alle d'andere geacht, die zy Amokos, en d'onzen Amok-roepers noemen. Deze zijn boysierdige , ftoute , onvertzaegh-de, fterke en opgeblazene menfchen Zy verloven en verzweren zieh, en hunne huisgezinnen , by dieren eede, wrakevan t enezake te nemen, en het ongelijk, dat hen, of hunnen makkers is aengedaen, te wreken,en nemen den hemel tot getuigen van hunne belofte cn eer, dat die hen, indien zy hunnen plight niet nakomen, de grootfte ram-pen en onheilcn wil toezenden, die hen,en hunganrfch geflaght, zouden knnncn overkomen.

Deze vcrvolgen ook de genen, die eenen zouden vermoort hebben , zoo halsfterrigh en verwoet, dat zy niet fchromen dwers door vuur en zwaerr op hen in te vallen, als wan-hoopige luiden, en doen ook veel quaets. Tot deze woede hclpt hen grorelix het nuttigen van den amfion. U i t deze oorzake zijn zy meer ge-vreeft.

A E R D I G E De doot of moorr van hunne omge-

braghten koning, wreken zymet een onvertzaeght herte en groote woede, zonder eenigen fchroom voor hun leven. Hierom worden de koningen voor de maghtighften gehouden, die het grootfte getal van Amoks hebben.

Alle de fteden längs de Malabaerfe kuft zijn vol van deze Neyros, met hunne wapenen altijt aen't l i j f : dies men in het doortrekken niet anders meine, of men komt door een groot knjgh«.leger reizen. Dochdemeeften houden zichnier in de fteden, maer op hetvelr. Akne bevind zieh ook een grocc getal van Neyros by den koning.

De groote Heeren houden gewoo-nelijk deze Neyros voor zekere wed-de. op hunne eige onkoften ,in dienft. Zy noemendie Jingayst

Wanneer een Malabaer mer eenen Neyros eenighgefchilheefr.dan zend de koning aen eenen ieder, op onko-ftevanden Malabar, een anderen Neyros, tot zijne veihgheit, en verbiet hen te vechten. Zoo lang die by hen is, derven zy nier vechten , anders zou d'eerfte aenvaller gehouden worden gequerfte Majefteit fehendery begaen te hebben.

Ook zijn de grootfte cn achtbaerfte Heeren onder hen degeenen, die dac meefterftuk'nier mögen aenvaerden, als met verlof en toelating des konings. Deze meefters worden door her dragen van een goude ring aen den echten arm, ofdoor een ofTen- of buffels - hoom,onderfcheiden.

Zy rrekken ook dikwils op den ty-ger-jaghr.

Vele Neyros leggen zieh ook opde wiskunft,en inzonderheit op de fterre-kunde. Maer zy bemoeien noch vermengen zieh met geen hanewerk of koophandel.

Zy nuttigen allerhandefpijze, uit» gezeit koeien-vleefch, en eeten zeer gaerne verken-vlcefch.

Zy gaen byna gantfeh naekt, bloots voets en bloots hoofts, cn hebben alleenlijk een groot klcet van wit katoen of zyde om 'r l i j f geflagen, dat hen van de middel tot opde knien hangt, en tuffchen de beenen doorgaer,en achter boven de lendenen toegeknoopt is. Daer boven zijn zy met een fluier van

rode

Page 200: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - cn L A N T - R E I Z E , rode taferasomgart, daer half goude f bl i j f en woonplaetfe hebben.Deze zijn en half zyde franjc , van een zelve kleur, tot een halve voet lang by ncer hangt.

Zylaren het hair lang tvaflen, zonder het oit af te fnijden, en zijn hier door van het gemeen volk onderfchei-dcn. Zy binden of knoopen het hair boven het hooft zeer net, zindehjk,en in vorm van een quaft of bofeh t'za-men.

Zy dragen gemenelijk een fchilt aen den linker arm, en een zwaert aen de rechte, dat zy hoogh en verheven dragen. Bywijle dragen zy een javelijn, mosket,ofpiek.

De vrouven der Neyros zijn^p een zelve wijze gekleet,en hebben met dat hen van elkanderen onderfcheit, als. de wapenen. Dies men geen knechtje van een meisken kan onderfcheiden, Jt en zy wanneer het groot is,en de bor-flen beginnen tez wellen.

Zy mögen niet trouwen dan aen mannen van hun geflaght offoor t : en rfidienhetgebeurde , dat een Neyros vrouw zieh met eenen »nderen, alseen Neyros,vermengt had, men zoud haer aenftonts het hooft af houwen.

Indien ook de mannen met vrouwen verkeerden, die gene Nayros waren , zy zouden met de doot geftraft worden.

Dit doen zy, om zieh met geen vremdelingen,of met luiden van lagen ftaer, tc vermengen, met wien zy zieh in dier wijze gedragen, dat die hen niet derven genaken noch naderen. Ja,wan-neerdeNairos längs de ftraet door de ftadtgaen, en iemant van het gemeen volk zien, zooroepen zy luits keels, TopOjdatistezeggen,Wijk. Want indien iemanr van het gemein volk eenen Neyros quam aen ce raken, hy zou dien quetfen.

Het gemeen volk van Malabaer, Moukois oi Föa//Äf,en anders Parvas of Parruas genoemt, is zeer verach-

"oueois telijk-en wordt als flaven gehandelt. °» Parva, -7 • 1 t-, «enoem»,L^ zijnlehker van verruwe,en zwarter

als de Nayros: en mögen zulke lange ooren niet hebben, als zy: maer alleenlijk drie vingeren ten hooghften lang.

Dit gemein volk is van verfcheiden ftaet: want daer zijn eenigen hunner, dieopdenoevervan de zee hun ver-

Gemten Volk van Malabaer,

eigentlijk Moukois genoemt, die alle vilichers zijn, en zout maken. Längs de gantfehe kufte van Malabaer dient men zieh van geen ander volk, om te roeien, ofin zee te gaen, die daer toe voor loon gehuurt worden.

Hunne vrouwen en dochters doen alle dienften te lande, en laten haer tot allen arbeit gebruiken, ja tot het dragen van laften toe. Zy maken gene grote zwarigheic, haer l i j f voor gelc aen allerlei (lagh van menfchen, van watlandacrt of godsdienft die zoude mögen zijn, ren befte te geven, zonder eenige vreze voor hare mannen, die ook geen gelaec van mceielijkheit zouden derven toonen.

Men heeft'er gene andere hoerenof byzitten,als de vrouwen en dochters der Moukois enTivas, die alle handc-werks-luiden zijn: want d'andere ver-voegen haer niet* alsby die van hunnen ftam of geflaghte. »

Alle deze Moukois, zoo mannen als vroüwen, hebben veel moeicen in her gaen längs de ftraten, wanneerzy eenen Neyros opeen engen oortont-raoeten} dewijl zy genooczaekt zijn een lange wijle te Waghten, ter tijt toe zy voorby gegaen zijn.

Men heeft'er ook anderen vän een gelijkenftaet: maer die van een byzon-der ampt zijn. Welker eenigen Tu vasgenoemc worden, die het fapof de vocht uitdekokos-boomen tappen of tijferen. Andere zijnambaghts-luidcn, of lantbouwers.

Ditis evenwel een zelffte geflaght of ftam van perfoonen, die zieh met elkanderen vereenigen: alhoewel tuk Ichen hen eenigh onderfcheit van eere is: gelijk de lantbouwers de geachtfte en eerbaerfte zi jn: daerna de^iantwer-kersen ookdeTivas; maer de geringe fteof flechfte zijn de Moukois ofvifc fchers. »

D'andere, Parruas of Parvas genoemt, woonen längs het ftrant in verfcheide dorpen.

De Parruas,die op de peerlknfr,ert op hec eilant Manar woonen, zijn ook eigenlijk de genen, die voor het dorp Tutokorijn, tuffchen de kaep Komorijn en het eilant Ceylon, de peerl-vif-fchery doen, en zieh inzonderheit daer mee erneren.

T % De

Page 201: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

ISO G E D E N K W A E R D I G E

f crt der fi er Parruas.

DeTarruas iseen trots en herenek-kigh volk, wiens genegenrheit meer na de welluft als dienft he! t. Zy erneren zieh alle, of wel de meefte, met de viffchery van vifch, peirl. n,of oefter-fchelpen ,en Sjanken.of kinkhorens. Zy zijn zeer goede duikers, en de tref-felijkfte gewennen zieh van jongs af daer toe.

Terwijl de mannen in zee gaen om te viflehen , vcrzamelen de vrouwen en kinderen ftamp-peerlen of peerl-gruis op het ftrant.

Zy zijn zeer vreesachtigh en ver tzaeght van gemoer maer vol van ai-lerhande -bedriegeryen : want liegen enbedriegen wordt by hen voor gene zonde gerekent, uit oorzake het by hen de maniere en gewoonte is. Zy zijn het geeftehjk recht zeer toege-daen. En wanneer iemant zijn fchult bekent en beterfchap belooft, dan mag hy niet geftraft worden. Het welk aldaer zeer ftip onderhoüden wort.

De Parruas waren voorhene alle af-godiften, en lagen diep in de duifter-

vaizytoc nuTedesheidendoms verzopen. Maer het uit oorzake zy door de Moren of Ma-gdoerf hometanen zeer geplaeghten onder-

drukt wierden, zoo raekten zy, by dien voorval, tegen hen in het oorlog, en floegen, met byftant der Portugefen, het jok van den hals. Hier door kregen de Portugefen gelegenheit van vele Parruas tot den Roomfchen \ godsdienft te bekeeren en te doopen. Wanr als de Parruas daghelix meeren meer onderdrukt wierden, zonden zy, opaenraden van Jan de Kruis,(dieeen Malabaer van geboorte was,) een gezantfehap na de ftad Koetzijn, met verzoek van byftant tegen de Ma-hometanen,en om den Doop t'ontfan-gen. Difc^gezantfchap wierdr door eenige van hunne overheden dier plaetfen, die zy eigentlijk <Pantagitinos noemen, bekleec. De Portugefen ont-fingen de gezanten beleefdelijk, en be-loofden aenftonts den Parruas byftant te zullert toezenden. Waerom ook de gezanten , eer zy uit de ftad Koetzijn vertrokke,den doop ontfingen.en namen, tot erkentenis van dankbaer-heit, den toenaemvan Jan de Kruis aen, die hun zo rroulijk geraden had.

Men vind'cr ook nu noch vele onder de Tarruas, die den zelven toe-naem van Kruis voeren.

Door wat middel en voor-

bekeert zijn geworden

Na de Parruas de Moren, met by-ftant en hulpe der Portugefen, verdre-ven hadden, kregen zy weer, gelijk voorhene, de geheelepeerl-viffchery in bezit. Hier op wierden in verfcheide plaetfen en tijden duizenden van Parruasgedoopz.

Ten tijde van Stephanus Gamma, opperhooft van Indien,van wegende Portugefen, wierden, onrrent des jaers vijftien hondert, op dertigh plaetfen, twintigh duizent Parruas gedoope. Dan niec lang bleven zy ftantvaftigh in de nieuwe aengenome leere: macrVaiien hadden alleenlijk den naem van Kri- weeraf. ftenen en Doop behouden, en waren weer, door gebrek van priefters enlee-raers, om onderwezen te worden, rot tot d'oude zeden en wijze van leven vervallen. Wanc weinige Porcugefen verftonden hunne Malabaerfe tale: enuit oorzake de lantftreke zelve on-vruchtbaer is, en gene nootwendige lijfsbehoeften voortbrengt, zoo wierden de Portugefe leeraers daer door afgefchnkt, om derwaerts te trekken.

Wanneer dan Frangois Xaverius)0m

(die op her jaer vijftien hondert twee wijzeXi-en veertigh tc Goa, in Indien, geko-S'^ men was, en daer te lan de gemeenelijk «i» de Groote en Heilige Vader genoemt t a t

wierdt) door Michael Vas, van dezen gantfehen toeftant der Terruas verwittight wierdt, befloot hy aenftonts, van Goa na de pcerl-viflchery byde 'ParruaSyte trekken, om den vervallen Roomfchen godsdienft onder hen te herftellen,

Hy trok dan desjaers vijftien hondert drie en veertigh, in het begin van Wijnmaent, van Goa, ("na hy aldaer vijf maenden fijn verblijf gehad,en den vervallen Kriften lereherftelt hadjop reize,cn nam mee rot reisgenoot eenen Fr angois Manßlla, dien hy mer zieh uit Portugael gebraght had, beneffens ewee jongelingen, che in de Malabaerfe lanc-rale ervaren, en voefterlingen van 't Collegie van Goa waren.

Zoo dra hy op deze kufte gekomen was, begon hy aen d'Ooftzijde van de kaep van Komorijn t'onderftaen,of hy zieh van den arbeit dcrtolken, diehy mec fich gebraght had, zou kunnen dienen.

Maer wanneer hy weinigh daer door vorderdeA zoo verzon hy een an

der

Page 202: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - c n L A N T - R E I Z E . i f t H y ontbood alle de in- ) hebben: en zes of zeven vlekken, na der middel.

boorlingen, (die eenighzins in de Por tugefc ralc kundigh waren) op eene plaetfe by malkanderen,dien .als ook zijnen hulpgenooten , hy bevat de voornaemfte artijkelcn des gcloofs, de tien geboden, en eene körte verklarin-ge daer over, in de Malabaerfe talete fchrijvcn en over te zetten : als ook cenealgemecne belijdenis, en andere ftukken, dienftigh en noodigh voor de Kriftenen te weten. Eindelijk deed hy ook eene preke, na het verftant cn begrijp der tochoorders: waer inr hy van de voornaemfte plichten eens K r i ften menfeh, hemclfcheglorie, en hcl-fche ftrafte, handeldc. Hy ftelde hco ook d'oorzake voor , waerom deze ter hellen voeren, en andere de he-melfche glorie dcelachtigh gemaekt wierden.

Hy begon van het teken des kruis, en ftelde daerna deszelfs verklaring voor : t'effens gaf hy hen ook eene fmake van de H . Dricvuldigheic, daer zy tot noch toe niets van gehoort hadden.

Wanneer hy dit alles in de Mala baerfe tale had doen overzetten, be goh hy zelf het van buiten te leeren.

Wanneer Xaverius van de peerl

by Bendala en Remanankorts gelegen.

Xaverim zou ook, naer het fchrijvcn der Roomsgczinden, vele mira-kclen uitgewerkt, en door dat middel duizenden van menfchen , en gantfehe dorpen, tot het Kriften ge-loof bekeert hebben : waer door dage-lix het getal der kriftenen grooter en grooter wiert: want behalve hy velo van ziekten zou genezen, cn duivelen uirgedreven hebben, zoo zou hy ook twee of drie dooden doen heile ven hebben.

Ecrftelijk had hy eenen zoon van een arme vrow, die in eene put ver-fmoort was, van den dooden opge-wekt.

Noch zou hy eenen zoon van een voornamen man, in de ftad Punikale, van den doode opgeweke hebben. Menzeidt,hy ook een dootmeisken weer doen herleven had.

Ook zou hy eene vrouw, die in ba-? rens noot met de doot op de lippen, zat,zonder fmerte doen vcrloflen hebben , zoo dra zy de Kriften leere, cn doope van hem ontfangen had.

Door het uitwerken van dit mira-kel wierden alle d'inwoonders van het

viffchery-kuft vertrok, waren'er meer dorp, na byTutekorijn gelegen, bewo-als veertigh duizent Kriftenen: daer gen, omde Roomfe leere en doope op zijne aenkomfte niet meer als vi j f t'ontfangen. Ja Xaverim braghe daer en twintigh duizent getelt wierden, endie veel meer heidenen,als kriftenen waren.

Xaverim zelf getuight in eenen brief van den twalefdcn vanLoumaenr, desjaers vijftien hondert vieren vijftigh, den grooten aenwas des Kriften-doms in die geweften, met de volgen-de woorden.

Hoe groot het getal der genen zijn, die tot Kriftm fchaefskoy treden, kan hier uit hchtetyk be flöten worden, dat tny handen en armen moede worden, door het doofen der genen, die my tegen komen: want zomtüts doop ik gantfeh'e dorpen te gelijk. Dikwils ontbreken my de(frakeenkrachten, van wegen het zoo menighmael herbaten der ar-tykelen en hooft ftukken desgeloofs.

Ook zou hy negen of tien vlekken, van Bringan tot aen Permanel (twee fteden dicht by een op ftrant gelegen) tot het Kriften geloof bekeert

door zoo veel te weegh, dar de kranken , zoo Kriftenen als heidenen, hem by zichontboden,om genezen te worden : gelijk hy ook, met hec ftorten van gebeden, in het Evangelie over de kranken te lezen, daghelix veel tijts verfleet,en groote wonderdaden uic-werkee. Gelijk verfcheide Rooms-gezinde fchrijvers, in hec leven van Xaver ins, wütloopigh verhalen: en onder andere Jan de Lucenas.

Alhoewel Xaveriusgrote vruchren in het onderwijzen en leeren der Parruas, dieonlangs Kriftenen geworden waren »gebaert, en vele andere tot het Kriften geloof bekeert had, zoo heeft hy evenwel niet meer als een eenigen Bramen kunnen bekee-ren: niet tegenftaende hy daer toe groote moeite aenwende.

Vele ^Parruas zijn ook noch met heidenfehe waengeloven befmet en be-zeten. Ja cepigen hangen die noch

dier-

Page 203: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

i < i G E D E N K V dierroegen aen,dat zy weinigh werk vanden Kriftelijken godsdienft meer maken.

De Parruas, die zedert vele jaren het onderwijs van de leere des Pausdoms hebben aengenomen enomhelft, hangen dezelve noch aen, en worden van tijt tot tijt door Roomsgezinde leeraers, die te landewaerts in woonen, daer in ook onderwezen. Zy brengen hunne kinderen een uur of twee gaens te landewaerts in ten doope: want zedert d'onzen, desjaers zeftien hondert achc en vi jf t igh, de ftad Tutekorijn in bezit namen, hebben gene Roomfche priefters meer in de ftad hunne woonplaetfe mögen houden.

De Parruas is een hcrtnekkigh volk in het ftuk van de godsdienft: hoewel metonkunde. De kinderen weten het Geloof, Vader ons, Tien Geboden cn Ave Maria t'uiten: daer in de gantfehe kennis, zoo van oude als jonge, beftaet.

De Parruas houden geduurighlijk grooten aenhang met de Portugefen: hoewel met blinden yver, en willen zeer nood van godsdienft veranderen. Z y dragen doorgaens Pater-nofters of Rozen-kranfen, en ftaen kruiffenop het voorhooft en den borft , na de Roomfe wijze.

De leeraers van den hervormden Godsdienft, van wege de Maetfchap-py, hebben menighmael getraght de kerken der Roomsgezinde Parruas längs de zeeftrant, tc hervormen en veranderen •, maer de Parruas hadden daer toe gene ooren,noch wilden daer na nier luifteren. Gelijk zyook toen noch daer toe eenige reden hadden : naerdien de Roomfche leeraers noch overal daer re lande hun verblijf hadden , eer d'onzen Tutekorijn noch in bezit hadden.

Nanu Tutekorijn door d'onzen verovert was, heeft men weder verfchei-denmale beftaen, om de Parruas van leere te doen veranderen, en dien van den hervormden Godsdienft in te fcherpen. Maer alle moeite wierdt vruchteloos befteet en aengewent. Wel wiert'er in ' t Portugees gepreekt, maer niet cen onder alle de Parruas derfde zieh in de kerke vervoegen, uit vreze voor de Roomsgezinde leeraers,

A E R D I G E ' die daer ontrent zieh onthouden.

De Tarruas beleden tegen Xave* rius, anders Michael J affus t endie daerte dier tijde Grote en Heilige Vader genoemt wierr, dat hen , zoo lang zy in het heidendom verzopen lagen, de duivel dikwils met vervaerjjke ge-fichten en fpoken verfchrikte : zulx zy des nachts niet derfden uitgaen: ja niet te viffchen varen, ' t en zy met een fterk gezelfchap. Dikwils voer hy ookin delichamen derlcvendigen.cn dreighde, niet eer daer te zullen uit-rrekken, voor zy hem kapeilen opge-recht hadden. Aldus eifchte hy van die verdoolde menfchen zeer zware fchattingen. Maer federt zyde Kriften leere aengenomen hadden, zoo was de duivel noit in hunne huizen of vaertuigen verfchenen, Waerom zy toen ookin het midden van de nacht uit viflehen derfden varen, en waren van alle vreze ontflagen, en behoefden gene gezelfchap met ziehte nemen. Xaverim had dit alles met groore blijdfchap aengehoort, en vermaende hen, in het aengenome geloof te volherden.

Daer na trok Xaverites, na hy de PadManapara, en alle plaetfen daer ontrenr,bezocht had, met zijne gezcl-genoten, na het eilant van Ceylon over.

Alle de Mahometaenfe Malabaren Maho-zijn of koopluiden, of zeerovers en ka-pers: want met roven en kapen op zec zijn of erneren zieh deze volken. P1™-

Wanneer vreemdelingen in de ha-ven komen, daer deze korzaren zieh onthouden, en met hen ten oorlogh willen trekken, die, en hunne vrouwen, onderhoüden zy den gantfehen winter.

Wanneer zy gereet ftaen om flagh te leveren, dan nemen zy Betel, en zwecrendaergetrouwheit by.

Na zy iet op zee genomen of ge-roofe hebben, danonderzockenzyal het fcheepsvolk , en het gantfeh fchip, eer zy aen lant komen.

De kapitein en voornaemfte nemen het beft daer uit: daer na geven zy, het geen hun goetdunkt, aen het gemeen fcheepsvolk.

Deze volken ftaen een ongcloofe-lijken kommer, hongeren ongemak op zee uit. Zy gaen zonder eenige

opper-

Page 204: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A N T - R E I Z E . i f 3

opperhoofden ofmecftersopzee, enj fchraept: maer zy laten noit de kne-komcn evenwel, her geen re verwon- S vels affnijden: waer door eenigen die deren is , zeer wel met elkanderen \ zoo lang hebbenjdatzy dezelve om hec over een, zonder eenigh krakeel of! achterhoofe kunnen vaft binden. twiftte hebben.

Men heeft'er vele*zeer rijke Malabaerfe heeren, die galjocen uicruften en toereeden, en foldaten en vry willige roei-flaven betalen, en hen op zee zenden, zonder oic van daerte kee-

't enzyhet een opperhooft van ren een groorentroep was, en de buic hem toebehoorde. -

De koopluiden gaen de waren koo-pen, die door andere gerooft zi jn, om die beter koop te hebben* ja zonder aenfehouw te nemen, of zy hunnen magenenvriendenonenomen zijn.

Zy hebben genen adeldom,dan die vanftrijtbaerheiten rijkdom.

De koopluiden zijn aen hun gewaet, cn aen geen ander ding,te kennen: want aoo wel de koopluiden, als kor-

Alle deze en andere Malabaren dragen gene fchoenen.

De vrouwen gaen alle eveneens gekleet, en dragen geen ander hoofr-hul-fel, als hun bloot hair: maer zy hebben zeer groote goiide pendanten aen de ooren,en ringen en baggen aen de vin-gerenen teenen.

Zy dragen een kleine lichte rock van katoen,die haer niet verder als tot aen de middel komt, en een zydeof katoen klect, dat haer van de middel, toc beneden de deyen hanghr. Zy gaen alle ook bloots voets, geljk de mannen.

Allede Malabaren zijn middelma-tigh van ftal$ en zoo op den borft als op andere plaetfen ruigh van hair.

De vrouwen zijn zeer fraei vaft aen-zaren, dragen gewonelijk wapenen: zicht,en blank,- maer klein. maer de koopluiden hebben geen lang hair, en dragen een muts van roor fchaerlaken, in vorm van een kalot, en veeltijts een neusdoek, gantfeh ronr-om omgerolt, in maniere van een tul-bant, die zy Mondu noemen. Deze neusdoeken zijn met gout, en gekleur-de zyde geboorduurt. Zy hebben de baert halfafgefchrapr, zonder knevels, en dragen een kleine rok van zydeof katoen, die hen drie vingeren beneden den midden komr: en voorts een Hütet, dat hen op de knien hangt. Zy dragen ook een met zijde cn katoen ge-borduurde neusdoek, daerzy hunne beurzein knopen en verbergen.

Watde korzarenbelangt, die dragen lang hair, gelijk de vrouwen, en

De mannen, die ter zee varc% ftaen veel ongemaks en kommers u i t , en doen meer moeite als men zou geloo-ven kunnen.

En alhoewel zy Mahometanen zijn, zoofpreekenzy dezelve tale alsd'an-deren, en gehoorzamen de koningen der Neyros, en betalen fchatting aen de genen, in welker lant zy hun verblijf nemen. Zy woonen inzonderheit längs de zeekuft. *

Deprieftersvan hunne wetbemoe* ien zieh met geen ding, als met trouwen en mec de Meszijden of tempels. Zy zijn alle in wit gewaet gekleec, na d'Arabifche wijze,en hebben by zieh zeker flagh van menfchen,die zyAbe-dallen, daC is, Gods dienaers, noemen;

fnijden hec noic af: aldus knoopen of i diebelofre van armoededoen,en gaen binden zy het hair quifpelswijze, ge- j aldus het gantfehe lanedoor lijk alle d'andere Indianen, en zefren een van deze geboorduurde neusdoeken daer boven op. Zy gaen gantfeh naekt, uitgezeic dar zy mec een zijde kleet,cot aen de knien bedekt zijn.

Maer alle de Malabaren, zoo koopluiden als Korzaren, dragen een mes met cen zilver hecht, indien zytnidde-len hebben, met kleine fnüizeryen, als tande-ftokers, oorlepeltjes, cn dierge-lijke dingen: dac alles zeer net gemaekt is.

De korzaren hebben de kin afge-

Men vindt'cr bywijle dertigh of veertigh op eene plaetfe; hoewel zy gemeenelijk niet meer als twee of driet'zame gaen,en dikwilseen alleen.

A I dit groot landt van Malabaer Beßie-wierd eertijts door cen eenigen koning fa",fs

d£*a

en opper-vorft, Sarama 'Perimal ge- Malabaer. noemt, beftiert,die, door fterk aenra-den van eenige Arabische koopluiden , die in zijn landt ten koophandel gekomen waren, Mahomets leere aen-nam, en een Mahömetaen wiert.

Namaels wiert deze groote koning V zulk

Page 205: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

i f l . G E D E N K W zulk een groote y veraer in het Maho-metaenfch geloof, dathybefloot zijn koningrijk teverlaten, en na Mekka cn Medina ter beevaertte trekken, om Mahomers graf te bezocken. Maer alzoo hy gene kinderen had, verdeilde i hy, voor zijn vertrek, zijn landt onder zijne vriendenof voornaemfte bevel-hebbers. Te weten, aen zijnen wa-pendrager gafhy het landt van Kana-noor : aen zijnen fcepterdrager zijn, en aen zijnen zwaertdrager, dien hy het meefte beminde, Kalikut, en aen eenen ander Koulang. Voorts gaf hy verfcheide ftukken landts aen andere, en wilde die geweften koningrijken genoemt hebben.

Aen zijnen zwaertdrager, dien Ka* likut ten deele viel , gaf hy den tijtel van Zamory of Zamorijn, ten einde hy alskeizer enopperhoofdige vorft van alle d'andere minder koningen zou zijn: want Zamorijn betekent by de Indianen een keizer,en wordt in de tale des lants Tambarana geheten, dat zoo veel als God gezeid is: gelijk ook alle gebuurvolken, uit oorzake het koningrijk van Kalckut het eerfte cn voornaemfte koningrijk van de Malabaerfe kuft was, de wangeloovige ze-den en kerkehjke gebruikelijkheden van dat rijk gevolght hebben.

Hier uit is ontftaen, dat deze vorft, de Samorijn, voorwent boven alle an-Here Malabaerfe koningen te zijn.

De twee grootfte koningen na hem waren die van Koulang en Kananoor Maer de koning van Kalikut had gantfeh al'een de maght van gelt te flaen

Daer zijn vele andere heeren in Malabaer , die zieh koningen willen doen noemen; maer zijn die nier: uit oorzake zy geen gelt mögen flaen, op pe-ne van door d'anderen bcoorloght en verdelghtte worden.

Maer de grootheit van den Santo-rijn,of koning van Kälekut,\f '\tit zeer verminderr, federt de komfte der Portugefen, die den koning van Koetzijn het jok des Zamorijns van den halzc hielpen fchudden ,en hem byna grooter gemaekt hebben, als die van Kale-kut. De koning van Koetzijn hield zieh als de Zamorijn, of byna ten minfte zoo hoogh, waerom hyook meeften tijc met hem oorlogh gevoert heeft.

A E R D I G E Daer en tegen zijn alle d'andere

kleine Malabaerfe koningen cn de Neyros, leenmannen van den Zamo-rtjn,en wijken voor hem ,enbetoonen aen zijne groo.shcit eerbiedigheit. Zy fpreken van hem als van hunnen op-perhoofdigen heer, en derven hem niet tegenfpreken: behalve de koning van Koetzi jn. Dies niet tegenftaende zijn die kleine koningen opperhoofdi-ge heerfchersen vorften in hunlant,en doen wat zy willen.

Wat belangt de koning van Kou-lan '^y die houdt zieh veel oppermach-tiger als d'aodcre, uit oorzake hy verre afgelegenjs.

Deze koningen trouwen noit, en houden alleenlijk, na hun believen, welgevallen en goetdunken, een jonge dochter van adelijken ftam, de welke in hun paleis bhjft. Wanneer het haer verdriet langer aldaer te verblij-ven, komt een andere in hare plaetfe. Vele koningen evenwel veränderen die niet dikwils, uit zedigheic

De zoonen, die uit deze jonge mee-vrouwen gebooren z i j n , worden niet voor hunne kinderen gehouden , noch volgen geenzins in het koningrijk, noch in het bezit der goederen des konings j maer alleenlijk in die van de moeder. Wel geven de koningen hen een groote fommcgelts, ten einde zy zieh des te prachtiger, als andere edel-luiden, zouden kunnen onderhou-derv»

De neven der koningen, en zoonen hunner zufters, zijn hunne erfgtnamen.

Deze zufters trouwen noit, maer mögen met elk eenen minne-liefde plegen Dies wanneer een van deze vrouwen drie of vier zoonen en twee of drie dochters gebaert heeft, zoo wort d'oudfte der zoonen tot koning gekoren : en d'andere vcrvol-gens. Wanneer die komen tefter-ven, zoo valt het rijk op den oudften zoon van de tweede zufter des konings, en aen zijne broeders na hem-». Wanneer die komen t'ontbreken,zoo erven de zoonen van d'andere zufter de kroone. Dies het koningrijk altijt van de broeders opde neven, de zoo-, nen der zufters, overgaet. Indien nu by ongeval gebeurt, dat deze vrouwen gene zoonen kri jgen, dan vergaderen

de

Page 206: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - cn L A N T - R E I . 5 2 E. de voornaemften van den ftaer, en ma-f meer. als eenmael des daeghs ken tot koning eenen van hunne ma-gen, indien zy eenen hebben} maer by aldien niet,zookiezen fy eenen ander. Wanneer deze zufters tot den ouderdom van kinderen te kunnen krijgen gekomen z i jn , te weten, tot haerder-tiende of veertiende jaer, zoo geven zy aen den eenen of anderen jongen edelman,(dien zy onder velen,die daer toe gefchik zijn, uitkiezen) groote gefchenken. Den zelven doet zy aen-zeggen, te komen, om hären maegh-de-blomte plukken, en haer zwanger te maken. Deez komt dan met veele ftaetfie en pleghtigheit, en hangt haer een koftelijk juweel aen den hals, dat zytot gedachtenis den gantfehen tijt haers levens draeght.

Dan neemt hy zijn vermaek, en blijft eenige dagen by haer, en fcheidt daer na van haer, en keert na zijn huis. Bywijle wort zy zwanger, en by wijle niet. Wanneer zy niec zwanger is, neemt zy daerna den eenen of anderen welk zy doen, omtezien, ofzichie Bramen, die haer aenftaet,en flaept by manttegen hem zou willen opwerpen.

eeten. Voor den eeten waft hy zach$ daerna vermagh hy zijne oogen op niemant te flaen, voor hy fpijze genuttight heeft.

Op heteind des jaers gaet de nae- verkie-fte navolger des rijks, en andere v o r - z i n § v a n

ften van den bloede, en veleheeren, wenko-**" hunnen plight aen den nieuwen ko-ninS-ning, met groote pleghtigheit, be wij-zen: daer by zieh vele duizenden van perzonen bevinden. Dan beveftight de nieuwe koning den prins, die hem moet volgen: desgelijx d'andere na-volgers van trap tot trap:daerna bevef-ftight hy de lantvoogdyen, ampten eft waerdigheden, aen alle de heeren.

Na dien t i j t magh deriieilwe prins zieh niet meer ten hove, zoo lartg dees koning leefr, onthouden. Maer alle d'anderenavolgers mögen gaen en komen, en aldaer hun verblijf nemen.

Geduurende den tijt van dezeder-tien dagen, gebiet de prins niet, noch wordt voor koning gehouden : het

hem, om zwanger te worden. Maer na verloop van dien t i j t , doen Ujkdaet- Wanneer een Malabaerfe koningh hem alle de groten des rijks, en d'oude

£ r fterft, wort het lijk drie dagen daer na taerfe alleenlijk verbranc. toningen Aenftonts fch»pen zy alle het hair

van den hoofde tot de voeten af: behalve de wijnbraeuwen en oogfcheel-hairen. De prins , d'erfgenaem des rijks, begint eerft. Daerna volgen d'andere , tot het minfte heidenfeh kint des rijks.

Zy verzorgen en flaen dan hunne tanden ga, en kaeuwen niet meer be-tel-bladen den tijt van. dertien dagen: 1

want by aldien iemant die kauwde, men zou hem de lippen affnijden. Men magh ookin dien tijt van dertien dagen geen vifch noch vleefch eeten, en niemant vermagh te viflehen, op pene van Dieven. Dan worden groote ael-moefen uit.de middelen des konings uitgereikt, en aen vele Bramen fpijze gegeven.

Na verloop van deze dagen magh ieder eeten wat hy wil : behalve de nieuwe koning, die dezelve onthou-ding een gantfeh jaer onderhoudt. H y doet ook zijn hair des hoofts, noch eenigh hair des lichaems, noch zijne nagelen affnijden. Hy zeidt zekere gebeden alle daeghs op, en magh niet

bevelhebbers en Iantvoogden,zweeren, I alledekeurenen infettingen van fijnen voorzaet tehanthaven,alle zijne fchul-

: den te betalen,en dat hy zal traghten al 't geen te herkrijgen, dat de vorige koningen verloren hebben.

j Hy doet deze eet met een blote de-genof zwaertinde linke hant,en leit de rechte handtopeen vat met olie, daer veb ontfteke pitten of lemmetten in zijn en van binnen een goude bagh,diehy, onder het zweeren van alles te hanrhaven, met het zwaert aenraekt. Na dit gedaen is, leggen zy hem rijsop het hooft, onder het doen van vele pleghtigheden en gebeden, keerende het aengezicht na de zonne toe. Desgelijx zweeren alle d'andere van koninglijeken bloede en groote heeren, hem gehoorzaem en trouvv te zullen zijn.

Geduurende de dertien eerfte dagen, die als een tuflehen-rijk zijn, wort de gantfehe ftaet door eenen Kaimalcs beftierr, die als een groote kanzelier des rijksis, en zijn ampterffelijkbedient. Hy is ook opper feharmeefter ofopziender der inkomften cn fchar-tendes rijks, zonder wien de koning

V i de

Page 207: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

l s s G E D E N K W de fchatkift niec magh bezien, noch daer uit nemen, 'cen zy by grooten nooc,en toeftemming van dezen fchat-meefter, en vele anderen. Hy flaet ook de willekeuren en wetten des konings ga.

Kaima- De tweede perzoonen naeft den I e s ' koning zijn heeren, Kaimales ge-

naemc: daerna volgen deBramenijs of Bramen, die ge-eert worden zoo veel als moghelijk is: naerdien de koning van Kalekut zelf een Bramen is,enook hunne koorde draeghr.

Na de Bramen volgen de Neyros, die den oorlogh hanthaven, en in der daet de rechte edelenzijn.

Na de Neiros is het gemeen volk, ißrloukoti of Poulias, en anders P*ar-ruasgenoemt,gelijk reeds te vore ge-zeic is.

Het gereght hangt alleenlijk aen de koningen, zonder zy eenige rechters in alle hunne (taten hebben. Indien iemandt eenen misdaet begaet , of zijnen fchuldeiflcher niet betalen wil, dieklaeght daer over aen den koning: die dan de waerheit van de zaek onder-zoekt,en eenen iegelijk gelijk en reght doet. In zijn afwezen doen dit de voornaemften enoppervooghdendes rijks.

Indien een vreemdeling of Moukois eenen ander onrecht doet, die ver-voeght zieh aen den eerften Neyros, die hem ontmoec, en doec aen hem zijne Machte. De Neyros doet hem op ftaende voec recht, zonder daer voor aen den Neyros iec betaelt worc, als alleenlijk een gelchenk re geven. Dit heeft plaetfe in zaken van minder belang, naerdien in een grooten misdaet niet zonder believen en wil des konings gedaen wort:want dan is men gehouden recht nahem toe te gaen.

De gemeene ftraffen van misdaden fijn lange gevangkeniiTen,en verlies of af houwen van een lit. O f indien de misdaet de doot verdienr,zoo worc de misdadige voor olifanten geworpen, die hem aenftonts verpletteren. Ook is'er geen andere ftrafte.

De gevangkeniffen zijn alle in het paleis der koningen.

Doen Wanneer onder d'afgodiften een ge-vaneet. fehilontftaen is,om een zake,voor het

gereght te bewaerheden, zoo leggen zy, in plaerfe van een eet te doen, de hant in ziedendheete olye,of nemen

A E R D I G E een heet yzer in de hant: of zwemmen over zekere revieren,die vol ha^edifte zijn. Wantzy houden, indien zyde waerheit zweeren, dat geen van deze dingen hen zal kunnen Ichaden. Maer ten regendeele, indien zy loogen en valfch zwoeren, zouden zy daer door befchadight worden. Dochdeprocve der waerheit door een heet yzer isde voornaemfte.

Wanneerde koningen of lantvoog-den van Malabaer het volk zwarelijk willen plagen, dan zetten zy takken van eenen boom op zekeren oort in'c ronde. Door deze wijze van doen blijven alle de gene, die in dit beftekle-ve^gevangen, en mögen niet daer uitgaen, noch koopen of verkopen, noch eenigen handel drijven, op pene van het leven, tot dat deze takken, door laft van het gerecht, dat dezelve doen zetten heeft, weghgenomen zijn. Zy doen het zelffteaen dedeure van eenen ieder: wanneer zy iemant willen vaft houden of gevangen zetten.

Alle d'afgodiften, zoo Bramenijs L i j W i a . als Neyros cn Moukois , ver branden fieof bc-delichamen der geftorvenemenfchen: §" r a i s" hoewel voorhene meer als nu-, inzonderheit federt zy door de Portugefen en d'onzen in de Keiften leere onder-wezen zijn. Te dier oorzake verga-deren zy met groote zorge, by hun leven, welriekend hout,en andere dro-geryen van grote waerde, om dit vunr te maken. D'affche wordt onder de bloetverwanten verdeilt, die dezelve be waren, en op hun feeftdagen mec eenige vocht mengen, en daer mede het aengezicht beftri jken.

Wanneer een Bramen fterfr, zoo is de vrouw verplighr, tot ge-cuigenis van hare genegeniheit tot hären man, haer in her vuur te werpen, en te laten verbranden: het welk ge-fchiec onder hec geluidc van fpee-tui-gen, om het gefchreeuwen gehuil te verdooven ,en in het by zijn van bloet-vrienden, mer groote ftaetfie.

Wanneer zy haer niet wil laren verbranden, magh zy het laten. Maer dan is zy gefchantvlekt, en haer hair wordt afgefneden, en magh noit meer langh hair dragen, en wort uit het gezelfchap van eerbare vrouwen verjaeght, noch magh niet weer hertromven. Doch de meefte vrouwen willen liever deze

fchande

Page 208: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Echtof huwe-lijk-

Z E E en L A fchande uitftaen , als haer laten verbranden.

De vrouwen der Neyros zijn niec gehoude haer re laten verbranden met Iure mannen.alhoewel eenigen ook,uit groote genegentheit t'henwaerts, haer in het vuurgefmeten hebben. Zymo gen vryehjk, zonder onteerc te zijn, hertrouwen, 'ten zy datzy uic den geflaghte der Bramen waren. Maer die befpeurc men niec onder hec gemeen volk.

Wae belangt de mannen, die dragen geen andere rou over de door van hunne vrouwen, als dac zy niet mögen hercrouwen.

Inhecfluitendes huwelijks en trouwen, onder voorname en njke luiden, recht men groote pleghtigheden en vreughde aen.

In het begin, na zy over een gekomen zi jn, en zieh verdragen hebben, gaenzy na de pagode ofcempel, daer zy eenige ceremonien voor de pne-fters doen. Daer na geleiden de magen envrienden van den nieuwgetrouden, zoo mannen als vrouwen, de bruic of nieuwgetrouwde vrouw, geduurende den tijt van vijftien dagen, alle daeghs na 't huis van den bruidegom, en brengen de reize met vrolijkheit over.

De beft opgetooide vrouwen zin-genen fpeelen op verfcheide fpeeltui-gen, als trommelt jes, fluiten ,en dan-zen op het geluit van zeker muzijk. De mannen verdrijven midlerwjjle den tijt met toezien.

Men bied aen allen den genen, die daer komen, en zelfs vreemdelingen, een fchotel met betel aen. De ge-trouwden zitten op een verheve plaetfe, en zijn prachtighen koftelijk gekleet: zommige zijn zoodanigh mec juweelen beladen, dac zy die naulix kunnen dragen, en komen bywylen over de twee honderc duizenc kroo-nente ftaen.

De zael, daer men in vergadert, is met goude en zyde tapyten opgetooic.

Men onthaeltallede genoodigden, op onkoften des bruidegoms, twee-mael des daeghs.

De vrouwen, die de bruic geleide hebben, brengen haer's avondts weer na huis.

Eindelijk doet men,op het eind van den vijfcienden dagh, de nieuwge-

N T - R E I Z E. i S 7

rrouwden ,prachtigh uitgeftreken, op een koftelijk uitgedoften olifant klimmen, en iecJer in zijne ftoel zitten, die tegen elkandre overftaenen aenraken. D'ohfant wordt door eenen Neyros geleie. De magen en vrienden gaen roncom te voec, die hen met ftaetfie door de gantfehe ftadt geleiden, en houden alleenlijk voor de huizen der magen en vrienden ftil, daer perzoonen zijn, die hen regemoet gaen, om hen t'ontfangen,en betel, vruchten, en konfituren aen te bieden. Zy be-ftrijken ook mec eenige welriekende wareren en drogeryen den olifanc, en gaen dan, zonder ophouden , verder voort, om het zelffte aen een anderen maegh en vrient ee doen. Wanc het zou voor een fchimp en hoon gehouden worden, indien zy daer in by iemant in gebreke bleven.

Na zy van den olifant afgeftegen zijn,tredenzy in de pagode, daerzy noch eenigen tijt verblij ven. Van daer gaen zy na hec huis van de bruidc: alwaer hec huwelijk voltrokken wort. Ieder perzoon,die zieh aldaer bevind, geeft een kokos-noot, die de Neyros, die den olifant geleie, voor hem be-houc. Aen alle deuren, daer de nieuw-gehouwde voorkomen en blijven ftaen, wordc de kop des olifants mec zandel-hout, en gemengt met vele welriekende droogeryen, gefmeert.

Zy beginnen hun jaer in Herfft- Nieujaer maent, zonder evenwel een zekeren d e r M a -dagh voor den ingang der maenr te k b a r e n ' houden. Zy raetvragen de fterrekij-kers en wichelaers, en nemen voor hec begin van't jaer d'uure,d:'e zy gelukkig vinden. Die over vijftien jaren oude zijn, bedekken dien dagh hun aenge-zichc en oogen, om niet een eenigh dingte zien. Daerna worden zy door kinderen na den tempel geleir, die met afgoden beeiden opgepropt zijn. Wanneer zy aldaer z i jn , worden zy ontbloot,en flaen zeerfchichtighhet gezichten oogen op het geen, dat zieh voor hen bevind. Indien zy terftont het gezicht op het beele van eenen God flaen, dien zy byzonderlijk eeren, zoo houden zy, dac hec jaer hun gun-ftigh zal zijn.

In ganefch Malabaer wordt een by- T a | e e n

zonderetalegefproken, die zy CMat- fchrift. kama noemen. Zy gebruiken geen

V 3 papier

Page 209: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

i 5 8 G E D E N K W A E R D I G E

Godsdienft der Malabaren.

papicrom opte fchrijven: maer trekken cn maken de letteren op bladen van wilde pa!m- of kokos-boomen, met een yzer, alseengr,f|eofpennetje. Zy hebben op deze bladen, behalven hunne geeftelijke zaken ,2-cer velehi-ftorien, van langen tijt, gelchreven.

De bladen zijn alle op een zelve lengte gefneden, van twee palmen lang en twee vingeren breet.

Zy maken in d'einden van ieder blat een gaf, en nemen, om die t'zamen te binden, twee ftukken van glat gepo-l i j f t hout: daer zy desgelijx gaten in fteken,en voegen die t'zamen. Wanneer zy nu de bladen in orde hebben t'zamen geleit,en de houten van binnen daer bygevoeght, zoo fteken zy op bey de zyde door de gaten een koorde oftouwetje,en binden alles vaftte zamen. Als zy willen lezen, maken zy het touwetje los,en flaen de bladen open. Zulk een brief of blat wordt in de Malabaerfe tale Ola genoemt.

Zy fchrijven ongemeen vaerdigh, envlugh: daer in zy onze fchrijvers verre te boven gaen. Ja zien by wijle onder het fchrijven om, en ergens anders henen, of fpreken tegen de genen, die by hen zijn.

De Malabaerfe tale is een zeer zwa-re tale om te leeren: uit oorzake zy uit vele woorden beftaet, en een eenigh ding zeer vele namen heeft.Ook voert niec alleen een ieder dagh der weke: maer ook ieder dagh des gantfehen jaers, by hen eenen byzonderen naem.

De Portugefe Jefuiten hebben al over lang verfcheide boeken, tot ont-dekking der Malabaerfe tale, uitgege-ven: als onder andere P. Gaß>ar<~A-quilar.

Zy hebben zedert vele eeuwenby-zondere letteren gehad, die eenige ge-lijkenis met deSyrifche letteren hebben, en velerlei zijn.

D'inwoonders des landts van Malabaer zijn, gelijk gezeit is, of vreemdelingen, of's lants eige inboorlingen en lantzaten. D'eige inboorlingen zijn, ten aenzien van godsdienft, afgodi-ften of heidenen. De vreemdelingen zijn Mahometanen, en zedert langen tijc uit Arabie derwaerts gekomen.

Alle de koningen van Malabaer zouden, na het fchrijven van eenigen, een zelve godsdienft volgen: raaer on

der het gemeen volk achtien foorten of fekten van heidendommen zijn, die ieder van elkanderen verfchillen.

Maer zoo veel ik uit anderen heb kunnen befpeuren, hebben alle 'slänts inboorlingen van Malabaer, zoo Bramen , als Neyros en Pouliasof Moukois , een gemeenen godsdienft. Zy zijn alle afgoden- ofbeelden-dienaers, en bidden, in het opftaen van den bed-de, de zon aen.

In hunne tempels ftaet een goude koe of een ander beelc, dat zy aen bidden. Hierom dragen zy zulke groore eere en eerbiedigheitditbeefttoe,dat zy het niet zouden derven flagheen noch eeten : het geen niet alleenlijk onder de Bramen; maer ook onder de Neyros en Moukois oncerhouden wort. Ja zy hebben voor een gewoonte, de wanden en vloer der huizen met koeien-drek , met water gemengt en beflagen,te beftrijken.

Wanneer ook de koning van Kalikut zieh baed,dan zijn'er tien ofvijf-tien meiskens, die dekoeimeftinzil-vere vaten beflaen, en waflen met dat beflagh, tweemael des daeghs,het ver-trek des konings, en alle de hoven, inzonderheit daer hy door moet komen, om naden tempel te gaen.

Hun oudfte god is Tarabramma genaemt, dien zy drie zonnen toevoe-gen, wien ter eere de Bramen drie kleine koorden, of een ftreng van drie ka-toene draden, of drie draden aen een knoop hangende, op het bloot l i j f , aen den hals of in den gordel dragen.

Zy bidden niet alleenlijk de men-fchen,maer ook de dieren aen,en fliehten hun tempelen ter eere, died'aelou-de Romeinfche tempelen in praghe overtreffen.

Men ziet'er onder anderen eenen tempel van den aep, wiens galderyeop zeven hondert marmere kolommen ruft.

Zy bewijzen ookdenolifanten god-delijke eere, en houden de koeien in groteachting; want zy geloven,dac de zielen der menfchen in het lichaem van die beeften, na de doof, over-gaen en verhuizen.

Zy hebben vele boeken van hun wangeloovigen godsdienft, die na by deGriekfchefabelen, en wichelaryen der oude Romeinen komen.

Hun

Page 210: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 211: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 212: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E en L A Deprieftersende Bramen, beletten

het gemeen volk daer kennis van te hebben, en trekken daer uit hunne voorzeggingen, en alle byzondtre middelen,die dienen,om deze onnoo-jzele menfchen re blinddoeken.

De bekeerde Bramen evenwel hebben hunne bedriegeryen grotelix ontdekt.

Zy onderhoüden veel meer de ce-remönien of plechtelijkheden, als de Neyros.

In de kerken doen zy,oponkoften des konings, een groote menighte van rijs kooken, die zy aen d'armen, en aen alle de genen,die dezelve begeren, uitdeelen: want het wort by hen voor gene fchande gehouden, die rijs aen te nemen.

Zy houden in hunne pagodenvele Jampen te branden , en maken een groot geluit met fchellen: waer mee hunne wichelaers , die aldaer zijn, gantfeh behangen zijn,en rechten vele danzen, lprongen en gnmmalfen aen.

De Moukois hebben hnnne tempels afzonderlijk, die ljzelijk zwarr zijn. Zy gaen'er zoo dikwils nier in, als de de Neyros* en niet meer als alle maenden eenmael, op de nieuwe maen •, uit oorzake zy met hunnen arbeit belet zijn. Aen de deure van hunne pagode worr eenen ieder, die ingaet, gemerfg-de auche gegeven.

De Neyros gaen alle daeghs in de pagoden,ieder affonderlijk,om hunne gebeden te ftorten, die zy zeer kort doen.

Hunne pagoden ftaen op vele plaetfen , die zy op zekere dagen des jaers bezoeken,en komen derwaerts, met aendaght, van twintigh en dertigh mylen verre.

Zy onderhoüden vele plechtelijke feeften, en onder andere twee of drie des jaers.

Te weten, op den eerften dagh van Jt jaer,wanneer alle de Neyros den koning komen begroeten, die hunne begroetingen uithetvenfter van eene hooge galderye ontfangt, en eenen ieder een bos met betel toewerpt, en eenige ftukken gouts, den eenen meer, en den anderen minder.

Hy doet dezelve gefchenken aen allerfeiflagh van menfchen uitreiken.

De koning, Bramos en Neyros ee-

N T . R E I Z E . 15S ren ook flangen,die zeer groot eh fcha« delijkzijn. Zy houden deze gedrogh-ten voorgeeften Gods, die zouden ge-fchapen z'jn, om de menfchen te plagen , en om hunne zonden te kaftif-den.

Men ziet'erook eenige Malabaerfe lantloopers, die met Hangen, in groote korven, het gantfehe lant deurloopen. Zy dragen de kerven met hun tween aen eene ftok, met zemel daer i n , tot voetfel der Hangen. Eenige flangen zijn zes, ze^en en negen voeten lang; hoewel niet dikker als een vinger, en grasgroen van kleur. Andere zijn groot endik,en grijsgefprengkelt.

Op het geluit, dat de Malabaren op zeker blaes-fpeelruigh,als een zakpijp, geftadigh maken, gaen de flangen op de fteert zitten: en eenige fpalken de Vinnen, die dicht by het hooft zitren, uit, en danfen en fpringen wonderlij-ker wijze. Zy ftellen zieh tegen elkanderen fchrap, als om te vechten, en grijpen malkanderen zoo feinen, als of d'een den ander verfcheuren wilde, dat zeer fchrikkehjkenvcrvarelijk van de groote flangen te zien is.

Op de kruinen en toppen der ber- V ö , k e n

gen of rotfen van Malabaer, ("aen Maliern«. wiens voeten de St. Thomas Kriftenen woonen) onthouden zieh ook zekere volken, Malkanen genaemt, en be« woonen onder andere zeker vlek, Priata genaemr, der den of veertien mylen van Madura gelegen.

Men zou mögen twijfelen , ter oorzake van de over-een koming en gelijkenis van name, of dezecJJfo/-ieanen dezelve volken zi jn , die by Plutarehus en Kurtius, in het leven van Alexander de Groote , gedacht en gezeit worden, de ftrijtbaerftc der Indianen tc zijn: in welker ftad Alexander de Groote doodlijk met eene fchicht gewont wiert.

Zy woonen niet in fteden, vlekken of dorpen; maer in kleine gehuchten, tuffchen de rotfen in. De huizen zij n laegh, en alle van riet gern aekt,en met kleyof leemaerde beftreken.

Andere leven in de boflehen , en bouwen op de boomen, om voor het wiltgedierre , alstygcrscn olifanten, bevrijt re zijn, hurten van balkcn of ftaken, die zy van den eenen boom tot den ander leggen : daer in zy met

vrouw

Page 213: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

i6o G E D E N K W A E R D I G E vrouw cn kinderen leven. Zy leggen zieh inzonderheit op den tyger- en olifants-jaghc.

D'olifanten worden in gegravekui-len, met aerde en takken van boomen los bedekc, gevangen: daer in zyon-voorziens Valien > wan n eer zy daer over Willen gaen.

Zy leggen zieh op den lantbouw: hoewel zy die weinigh behertigen: wantalhoewelzy zeer vruchtbare lan-deryen en dalen hebben, indien die flechts bebouwe wierden, zoo worden evenwel de meefte by hen niec be-bouwt. Hier door is aldaer geen rijke ooghft.

Zy houden zieh mec eene vrouw vergenoeghr, die zy altijt by zieh heb-ben,enzelf op de jaght : waer in zy z^er veel, van d'andere heidenen de-zes lants verfchillen, die gemenelijk vele vrouwen trouwen.

Zy verfchillen van d'andere Malabaren nier, dan in de verruwe des aen-gezichts. Zy zijn oprecht eneenvou-digh, minzaem, weldadigh, zonder eenigh logh of bedrogh;ftouc cn kloek-moedigh, leerzaem , vernufeigh en fchrander : maer zijn grote tovenaers en duiveljagers, en houden,door hunne Coveryen, gefprek mec den duivel •, hoewel meer, om hier door den uicflag van hun eige, en ftaeeszaken te weten : (naerdien zy zeer nieusgierig zi jn,) als om anderen te befchadigen: wantzy doen nier,gelijk alle d'andere Malabaren en Indianen,die door hunne cove-ryen vele menfchen befchadigen en om 'C leven brengen.

Zy dragen eene groote eere de graven van hunne overledene voor-ouders toe, en wikkenen fpelleniets quaets-daer uic te vore, indien die ge-fchondenof uicgegraven worden.

Op feeftrijden hebben zy een lange rok aen, met een tulbant, als de Mooren , op het hooft. Anders gaen zy meeften tijt met het boven-lijf gantfeh naekt, na de wijze van d'andere Malabaren.

Zy hebben den hals, ooren en neus met gout verciert: want zy door boo-ren ooren en neus, en fteken daer goude ringen en baggen in. Die houden ook de Heidenfe Malabaerfe vrouwen voor een grooc cjeraet: inzonder-hekheteen neusgat alleen door boort,

en met gout verciert tc hebben. Op hunne feefttijden en gaftmalen

fpeelcn de dochters op oude ruifch-pijpen en zeer kortefluiten, en flaen op kleine trommeis.

Men vindt gene dieven onder de Malleans: dies zy het huis ope laten ftaen, en uitgaen, zonder eenige vreze van diefftal: alhoewel alle d'inwoonders van een dorp zieh te gelijk by wijle na een ander dorp (Volgens gewoonte) begeven.

Het een gedeelte der Malleans ftaet onder den koning van Turbu-la,en het ander onder dien van Pugna-ti Perumal. Maer zy zijn vry, als alle d'andere Malabaren: uit oorzake zy gene andere onderdanigheit betoo-nen, als aen deze koningen zekere fchattingen jaerlix te beralen : want zy hebben anders mec hen niec ce doen: en leven na hun eige welgevallen en believen, onder zekere opperhoofden, die zy Ar eis noemen, die gelijk hjannc kapiteinen en rechters zi jn: en ieder heefc in zijn wijkover v i j f o f zesdui-zent menfchen het gebiet. Wel zijn die hunne heeren nier, maer alleenlijk hunne opperhoofden en rechters.

In ieder gehucht, hoe klein het ook is, heefemen eenen overften of bevel-hebber, dien zy Vandara noemen, en alle gehoorzamen: naerdien zy zijne bevelen ftips navolgcn en onderhoüden.

Zy waren voorhene alle heidenen, eer zy des jaers vijftien hondert negen en negencigh, door vlijc van den aerts-biflchop van Goa, in hec Roomfch geloof onderwezen wierden. Maer naderhanc zijn veele hunner tot het Kriften geloof bekeert. D'eerfte,die gedoope wierden,waren acht van hunne hoofden: waer onder drie 'Panda-ras, met hunne huisgezinnen. Sederc heefr men altijt voorrgevarenhen t'on-derwijzcn en tedoopen. Inhccvlek 'Priata wierc ook eene kerke geftight, cn aen St. Michiel gcwijt.

Zy hadden gene openbare kerken of kapeilen, aen hun godentoe« gewijc, noch eerden die met gaftma« len,danfen en andere kerk-gebaeren. Maer ieder had zijnen byzonderen god, die hy in zijn huis aenbad.

Zy worden by de Malabaren iioo-geren beter, als d'andere gemene am-

bachts-

Page 214: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 215: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 216: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 217: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 218: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A N T bächtsluiden gcacht. Waerom men hen ook voor rein houdt, en geoorloft is aen te raken, en niet min met hen, als met d'andere Nairos en Thomi-ften verkeercn magh. Zulx zy zieh, wanneer zy hen aenraken, of weder van hen aengeraekt worden, niec voor befmet houden.

De Malleanen hebben genen handel noch wandet met de gebuurvol-ken: zy komen byna ook nooitvan'c geberghte: geh jk ook niemant cot hen opkome. Dies ook de Thomiften of S. Thomas kriftenen, die aen de voeten der bergen hun verblijf hebben, zeer bezwarelijk eenige verkeeringot aengang mec hun hebben kunnen.

Zy voeren een en dezelve wapenen, als d'andere Malabaren, als bogen en pijlen, mec een bredeflits of yzer behagen. Zy hanteren ook Turkfche za-bels of houwers, en hebben hec ge-bruik van byzondere roers of muskec-! re verwonderen heefc, hoe zulke hoo-

R E I Z E . 16t als een man omvatten kan: doch is on-derdikker: maer behoude daer na rot aen den top een zelve diktc. Het hout des ftams is van binnen fpongiacririg, en zoo wit, als fijn t'zamen gevouwen papier.

De ftam fchiet niet recht op, en is met leetjes rontom bezet, cn zonder takken tot boven aen den top: daer ge-wonelijk zeftien of achtien, cn in een grooten boom ontrent achten twintig uitfehieten, die eendoorgaenderibbe hebben, en mec ncerhangende alcijt groene en groote bladen, als lies of brecc rier, van ruim een vinger lang cn breet, en drie! fpanof anderhalve cllc-boogh lang, ter wederzijde bezet zijn.

Na de groote en hooghte van den ftam des booms, is de wortel zeer klein, en fchiet niec diep in d'aerde ; maer loopt byna flechts boven daer over hene. Dies men zieh mec recht

WnMa kbacr.

ten: zoodanige by d'andere Malabaren niet in gebruik zijn.

Aen de voet van de rotfen der Malleans , Karatnara genoemt, na by het koningrijkvan Karanareta, ftaet eene kerkeder St. Thomas Kriftenen, gebouwt ter eere van Sr. Auguftijn: waerom zy ook de kerke van Sc. Auguftijn genoemc worc; dewijl die van d'orde van S. Auguftijn,d'inwoonders van deze plaetfe Kriftenen gemaekt hebben, die zieh houden zeer aen hen verplicht te zijn.

Gewann Het landt van Malabaer is ("gelijk reeds te vore gezeit is) rijk en vruchtbaer van veelerleiaerrgewaflenen In-diaenfehe vruchten: waer van wy hier eenige, en de voornaemfte, vervolgens zullen befchrij ven, en met den kokos-boom beginnen.

Längs den geheelen zeckant van Malabaer, en aen de rivieren,niet verre van de zee, groeit op zandige en brak-kegronden, d'Indifche palm- ofko-kos-boom,die in de Malabaerfe tale Tenga, in de Brahmanfe Mado, en in de Maleyfe Kalappa genoemt wort.

Hy fchiet met zijnen afchverwigen ftam, by wijle tot de hoogh re van vi jf en tnegenrigh voeten op,gelijk ik ver-fcheidcom en by de ftad Roy langtet roedenheb gemeten. De ftam heefc omtrent doorgaens zeftien duim in dendiameter, of is by wijle zoo dik,

tegen-

Kokos-

ge boomen de wint kunnen ftaen.

De vruchten,kokos-noten by d'onzen gemenelijk genaemr, na den voor-gang derPomigefcn,die defelve Coquo of Coco noemen, groeien boven aen den ftam ,daer de takken uitfehieten, en zitten aen herdc en quallige rijftigc einden van de takken, ten gctale van zes, acht, tien en meer, by troflen neffens clkanderen: ieder tros ter zwaer-te van zeftigh, of hondert en meer ponden : of zoo zwaer als een man kan optillen.

De rijpc vruchten zijn zeer groot, en worden grooter als een menfchen hooft, en vallen driehoekigh. Zy zijn met een dubbelde fchil bedekt. De buirenfte fchil of bolfter is ontrenc een vinger dik, en beftaec uic vele vezclen of draden, als pluys, die in de lengte daer door loopen. Zyis van buiten bruin afchgracu van kleur,en van binnen rosachtigh. Daerna volghc een herdc bruine fchil of dop, daer een pic of kern binnen in zit.

De jonge vruchten zijn rondc en eerftgccl,of witachtigh geel,daerna donker groen. Aen hec voorfte eind zic een krooncje mec een ftecre, als hec loof van de rapen. De pic of kern voornoemr, is wie, en een weiftigh uit den gelen, oncrene eenen duim dik of dikker, na deneut groot is, en van

X binnen

Page 219: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

G E D E N K W A E R D I G E daer in, als zy jpng is, on- i den derden dagh wortze zuur als eek,

162 binnen hol trent, of na de neue groot is, een hal ve kan nat, zap of vocht is. Als de vruent njp is, verminderrhet zap, en zerzich tegen de binnenfte fchil aen. Dit zap is goet om te drinken. De pic of kern is heel zocc, en niet onaenge-naem van fmaek: maer watlaf.

Het bloeifel openbaert zieh voor de vruchten, boven in den top, binnen het gewey der takken, en is dat van de kaftanien gelijk.

De neut wort in drie maenden rijp. Hetpir,gedrooght,kanmcn bewaren en vervoeren, als kaftanien. Hec pit gerafpt, cn met zuiker cn kaneel be-ftrooit, is niet onaengenaem van fmaek,en verwekt het zaet en luft van byflapen.

De Zwarten, om deneuren af te halen, klimmen en klauteren met han-

cn verlieft geheel en al hare zoerigheir. De vocht, dien een jonge en tenge-

re boom geeft, is zoo fterk cn krach-tigh nier, als die uit een grooten cn enden boom zijperc, en is ook zoo vol geefts niet: wacrom zy ook weiniger brandewijn in het diftcleren geeft. Doch een zeer oude boom geeft minder Sury als een jonge:macr die van een oudeniszocter,fterker, enmaekt ook ieman t eerder dronken.

U i t deze vocht, na zy een dagh in d'afgenomene potten geftaen heeft, wort een geeft of brandewijn, met eenige druppelen van oly de kokos daer by te doen, gediftclecrt, die zoo fterk is als brandewijn, en by d'Indianen Arak, by anderen Fulaof Mype genoemt wort.

Ui t dezelve vocht wordt ook een den en voeten, wonder rat tegen de; eek aldus gemaekt. Men zet de pot-boomen op , en fnijden die rijp zijn,; ten, daer in de vochr uit den boom ge-met hele boflehen af, en latenzc van tapt is, vijftien dagen in kalk : waer boven necr opd'aerde vallen, dat het door zy fterk aen hetgeften raekt, en dreunt en daverr.

Behalve de vruchten of nooten voornoemt, geeft de boom ook zeker zap of vocht, Sury, en gemenelijk by d'onzen Wi jn de Palm genoemt. Te weten , men fni j t , wanneer men gene vruchten aen den boom begeerc te hebben, een tak af, daer dan de vocht of zap geduurigh uitzijpert, dat in een onder gehangen pot of bamboes vergadert wordt. Als men al te veel vocht den boom aftapt,worden de tak-ken bruin : ook dragen de boomen dan gene vruchten meer.

De Zwarten leggen van den eenen boom tot den ander, die op regels geplant ftaen, ftokken , daer zy over loopen , om de getijferdc of uitgezijperdc vocht af te halen} dat t'elkens, als de pot of bamboes vol is, gefchieden moet.

Deze verfche vocht is goet om te drinken, cn heeft de krachr van dron-kenfehap te verwekken, als wi jn } en fmaekt als de befte wijn 5 maer wort, in deheetezon gezet, in eenuurtot eek. Dezelve vocht, Sury genoemt, dieop den middagh in de potten, dewelke des uchtens aen den boom gehangen zijn , afgetapt worc, is zoet, en des avonts zuurachtigh, des ananderen daeghs eekachtfgh: maer

geweldigh fchuimt, cn op den bodem van de pot een afchverwige ftoffe laet leggen: en verändert aldus in eek.

' U i t dezelve vocht wort ook zuiker, Jagra genaemr, in dezer wijze gemaekt. In de potten, daer in de vocht uit den boom ontfangen is, wordt een weinigh kalk gedaen, zoo veel alsge-noegh is,om d'mgezijperde vocht root te maken. Want indicn'er te veel kalk by gedaen wort, zoo is de vocht witter, en als melk of de kalk zelve. Maer indien'crre weinigh kalk is by-gedaen, zooisde vocht uit haer eige kleure witachtigh.

Deze vocht Sury, met de kalk aldus na behooren vermengr, wort gc-kookt, en onder het koöken geduurigh met cen lepel omgeroert, tot dat zy dik wort: dan krijghtmen cen rode zuiker.

Het dient aengemerkt, dat uit de afgetapte voght, daer te weinigh kalk by gedaen is, geen zuiker kan gemaekt worden. Maer indien'er te veel kalk by gedaen is, en de kalk op den bodem onvermengt blijft leggen ,zoo moet men, öm de zuikerte maken, de neergezakte kalk eerft uit nemen.

In het maken van de witachtige zuiker ofjagra, ftaet dir daeren boven aen te merken ,dat de vocht Sury,

met

Page 220: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E- cn L A met de kalkdoormengr,in verfcheide potten, om de kalkte fcheiden,over-goten wort, met de potten d riemael te veranderen. Want als de vocht des uchtens afgetapt is, zoo wort dezelve des middaghs in een nieuwe pot over-gegoten : en aldus voor de tweede mael ten twee uuren: en weder voor de derde mael des avonts, en worc dan gekooke.

De vocht, die des nachts getijferc wort, is beter, als die des daeghs in de hitte uitzijpert, die eer verändert. De verlche vocht froaekt byna, als zoec huy, dien d'inwoonders metblaeuwe rozijnen weten toe te maken, of het Spaenfe wijn was.

De ftam van den boom is dienftigh tot den fcheeps-en huis-bouw, ende takken en bladen , omopte fchrijven , de huizen mec te dekken , en mantjes en waeiers van te maken. Van de fchil of dop der neut kunnen verfcheide vaetjes en kopjes gemaekt worden: welker zommigebleek, en andere bruin zijn. Eenige worden glac gepolijft en in zilver gevac, die dan zeer eierlijk ftaen. Van hec pluis in de bolfter der nooten, Kayer genoemr, worc couwerk geflagen, dac lang de verroccing kan tegenftaen : cn ook lonten gemaekt, die vinnigh branden.

Men heeft vaertuigcn gezien, die van de Maldivifche eilanden quamen, (daer op deze boomen in een groote menighte groeien} die geheel en al uit dezen boom beftonden: want de bodem en't gantfeh fchip beftont uit het hout van de ftam, dat zonder fp i j ker of yzerwerk aen malkanderen vaft gemaekt was : de Zeilen en rouwen uit het pluis des bolfters: de fpijze en drank voor het volk uit het zap en pit der noot: de kopjes en fchep-bekkens uit de binnenfte herde fchi l : de mantjes, waeiers,tenten en hoeden, voor zon en regen, uic de bladen van dien zelven boom:zoo dat het gantfeh fchip met alle fijne koopmanfchappen en uitrufting,van dien boom verzien was. In 't kort, deze boom verfchafc den Indianen al wat zy tot hunnen onderhout van node hebben.

Deze boom is zeer vruchtbaer, inzonderheit die op ziltige cn aenzeege-lc plaetfen groeit: maer die op bergh-

N T - R E I Z E. 10-3 achtige plaetfen waft, is ZöoVrucht^ baer niet, en brengt kleinder vruchten of kokos-nooten voort: welker water: onzoeter en ongeuriger is. Hy geeft ook minder vocht ofJ'ar;; hoewel die Herker is.

Van het v i j f en twintighfte tot het dertighfte jaer is de boom op zijn beft en krachtighfte, en geeft overvloedi-ger en gpooter vruchten, en ook over-vloediger Sury. Van den tijt af, dat hy vruchten geeft »vallen derijpcvruchten af, en groeien geduurigh nieuwe weer aen: alhoewelhy, wanneer hy out is, weiniger en kleinder vruchten geefr.

Deze boom leeft lang, cn gewone-lijk tachentigh en hondert jaren. Wanneer hy verwelkt en aen hec uitgaen is, dan worden alle de biaderige takken geelachtighen als verbrant.

Hy groeieuithet pit van de kokos-note.

D'Indianen zetten eerft zoo vele noren, als zy boomen willen planten, in den gronc, dichc by malkanderen, tot dat zy uitfehieten. Dan maken zy de gaten, daerdeplantaesje ftaen zal, recht vierkant, en ieder zijdeontrenc \ voet w i j t , en zoo diep ,!dat de fpitze van defpruit, die uit de dop tevoor-fchijn komt, met de vlakte van den gronc overecnkomt. Dan fmijtenzc een paer hande vol zant, daer geert zantgront is, en een halve hant vol zout , onder in den gront van 't gat, en zetten daer de noore boven op. Voorts bedekken zy dezelve ontrent half met d'aerdc, die uit het gac gefme-cen is, en gieten om den anderen dagh, in ieder gat, een putfe of poc waeers, wanneer het in den droogen tijt is: het welk men zoo lange onderhoude, als de nore hare wortels heeft vaft gezec*

Men plant de noten met het fpirs eind om laegh, en uit het dik einde fehieten twee of drie breede blactjes: daer het rechte blat na volght. Daer na fehieten de takken uit , en vallen de onderfte t'elkens af. Aldus waft de boom allen jaren voort, tot zijne vol-kome hooghte.

Om het vijfdejaer geeft een jonge boom, uit een pir geplant, zijne eerfte vruchten: ' t zy men denfelven wil t i j -feren, om wijn van te tappen, of laten ftaen, om nooten te dragen, daer

X x oly

Page 221: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

A E R D I G E hena , of ook Kaunatna,, dat is, zoet-hout: want Kau is, in de tale des lants, hout: en Nama zoet *gezeit: de Maleyets Kais Mants: de Zingale-fen, of inwoonders van Zeylon, Ä«-ruäo of Kurundo: d* Arabieren Quer-

Wilde kaneel-boom.

x6 + G E D E N K W oly en meer andere dingen van tc bekomen zijn.

Men moet goede zorgc voor de jonge boomen dragen, dat die van de kc-vers niet bedorven worden. Deze wurm heefc twee feherpehoorens, in de gedaente van een fchaerwevel: \ faaen£{ue>fe, of Kerfah. maer is zoo groot niet. Hy zet zieh j Voorhene plagh deze kancel by de gemeenelijk in het hert van de jonge; onzen van daer vervoert te worden: boomen , dat hydootbijr, en onder- maer zedert zy het eilant Zeylon heb-houdt zieh voorrs zoo lange met het ben in bezit gehad, wort zulx weinigh jongefcheutje,totzygeheeluitgaen: meer gedaen. ' t en zy men den wurm voor den dagh haelt, en uitfnij t : daer de Malabaren behendigh mee weten om tegaen.Dan komt de boom weder tot verhael, en groeit onverlet voorr.

Men heeft aen dezen boom bevonden, dat hy op het derde jaer, na de planting of zaeijing, met takken van volkome en voiflage groore bedekt is, en zedert dien tijc de takken beginnen af rc vallen: en dan zijn de rakken tot de hooghre van anderhalve man, ofook wel van twee mannen, opgefchooten: en de ftam,die gantfeh met takken rontom bekleet en bc-dektis, niet hooger als een halve eile, en ontrent een voet dik.

Alle maenden fchiet gewonelijk een nieuwetakuit: vallcnde midlerwijle d'oude af.

In den drogen,ofzomer-tijt vallen de takken meer en hoopiger af, als in den regen - tijt. In den tijt van drie maenden groeien de takken tot volkome groute. i k heb zelf, om de ftad Koylang, meer als vier duizent boomen doen planten: doch die meeft door onachtzaemheit van mijne na-volgers vergaen zijn.

Daer zijn veelerlci geflaghten van dezen boom, die aen hunne vruchten te kennen zijn: inzonderheit aen het water, dat m de doppen van de neu-ten is.

Een groote menighte van bofeh -of wilde kaneel-boomen, groeit in hetlantfchap van Malabaer: maer de kaneel is in treftelijkheiten reuk veel flechter, als die het eilant Zeilon voortbrenght: wantop gene andere plaetfe groeit d'oprechte kaneel, als op d'eilanden Zeylon en Floris.

De Portugefen noemen die kaneel Canella del Mato3dzt is, kaneel van 't bofeh: de Malabaren Karua of ßa-

De boom is van de groote als een oranje-boom, en zomtijts kleinder en zomtijts groorer j maer kleinder als de Zeylonfche kaneel-boom. Heeft vele rakken, welker tengere recht zijn. De bladen zijn dievandenlaurier gel i jk : maerbreder, bleker en vochti-ger, en mer drie zenuwen doorregen. Debloemof bloeifemis wi t , en byna zonder reuk. De vrucht is die van den wilden oly f-boom gelijk, in ' t begin groen: daerna rootachtigh, enin hare volköme rijpheit zwart en blinkend. Ht eft van binnen een fteentje, die van de wilde oly ven gelijk, en is met diergelij k vleefch bezet: waer uit een zekere groene olyachtige vocht druipt: van reuk als de laurier-bezien, en fcherp van fmaek, met een weinigh bitterheit vermengt. Wyders, deze vrucht heeft aen het plat gedeelte een kleinen kelk.

De fchors van dezen boom, of kaneel, is dik ,cn zonder eenige uitftee-kende fmaek: hoewel de dünne fchor-fen cn takken een weinigh geuriger zijn: doch in alle deelen flechter en geringer, als de Zeylonfche kaneel.

Ui t den fchors des wortels wordt een oly e en vliegend zout, kanfer ge« noemr, gedifteleert. Zy is lichter als het water, daer zy te gelijk mee op-klimt $ klaer en doorfchijnend, geel-achtigh, fterk en welriekend, zeer fcherp van fmaek, en diep deurdrin-gend ofdeurtrekkend: zy beftaet uit dünne deelen, en die haer in d'ope en vrye lucht lichtelijk verfpreienen ver-vliegen.

De kamfer is zeer wi t , cn in reuk veel treffelijker als de gemeene kanfer Dcffelfs deelen zwemmen of drijven in d'olye, wanneer die eerft gedifteleert en noch warm is-, en zijn met haer onzichtbacr vermengt,

en

Page 222: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E en L A cn verdonkeren geenfins dedeurfchij-nentheiten klaerheit der olye. Maer wanneer d olye kout wort, zoo dnj ven de deeltjcs van de kanfer, en zijn ge-fcheiden van d'olye,en kleven in vee-lerlei geftalte aen elkandre vaft, en onder andere in lange ftokken, en zinken, door hunne zwaerte, na den gront van d'olye.

De deeltjes van de kanfer, die aen elkandre kleven, befluiten eerft d'oly-achtige deelen in zieh, en makenze onzichtbaer, die zieh daer na van de deeltjes des kanfers, die na boven tot een enger plaetfe gevlogen zijn , ont-flaen en feheiden, en door de lichtig-heit na boven roe fehieten.

Deze kanfer is boven mate vervliegend, en ontfonkt en vat zeergezwint vlam, en laet in 'r verbranden gene vuiligheit of droefem na.

Deze olye komt in reuk en fmaek zeer na met de kanfer over een , enis zoo licht ver v liegend, datzy, fchoon op geverfde kleederen valt, verdwijnt en vervlieght, zonder fmet of moet na te laten. Zy ontvonkt en vat ook zeer licht vlam, en verbrandt in körten t i j t , en geeft een witachtige en blaeuwe vlam. Op het vuur gezet en warm gemaekt, vervlieght zy ook zeer gezwint, en verftuift in een witachtige rook, die aen het vuur zeer licht vlam vat.

Indien buflekruit met deze olye nat gemaekt en gemengt is, zoo vat dat vlam: maer niet als zeer langzaem, en na vele deeltjes van d'olye vervlo-genen verteert zijn.

Daer en boven wort deze olye, zoo zy inzwavelofzalpeter, of in beide vermengt, gegoten wort, door de vlam gantfeh verteert en verniclr, daer de zwavel en zalpeter onaengeraekt en ongefchonden blijven.

De damp of rook van d'olye, die uit dezelve, wanneer zy op vuur ftaet, uitwaeflemt, en door een drie of vier dobbelde doek ontfangen is, zet zieh boven aen tot een fpier wit zout, dat de kanfer zelve is. Daer en boven werpt deze olye met der tijt eenige kanfer-achtige deeltjes uit: waer door zy zui-ver en klaer wort.

D'olye, die uit de Malabaerfe kaneel getrokken wordt, is doorfchij-nend,klaer, geelen blinkend, enook

N T - R E I Z E. i6f welnekend, en drijft op het water:daer uit deZeylonfe kanael, behalve zoo-danige olye,op het water drijvende, ook een olye getrokken wort, die in 't wacer te gronde gaet.

D'olye, uit de bladen getrokken, is eerft drabbigh, wort met der tijt geel-achtigh, doorfchijnend, en groenach-righ van kleur, en is zoet en fcherp van fmaek, riekt een weinigh na kaneel, en gaef in \ water te gronde.

D'olye , die uit de fchors des wor-tels, met het vliegend zout, kanfer genoemt, getrokken worr, bezit vele en uitftekende krachten. Zy is zeer dienftigh tegen alle gebreken van lamheit, indien in rijts van buiten op de bele-dighde parthye geftreken wort. Voor het podagra is zy een uitftekend ge-neesmidftel,enhelpt opftaende voet, en ftilt de pijne der beledighde deelen, indien die daer mee beftreken worden : gelijk zy ook daer roe zeer dienftigh is, zoo van binnen ingenomen wordr. Zy geneeft ook quaeraerdige koort-len, en doet zweeten, en verdrijft da winden: ontfteekt de luft van ectcn,en breekt de fteen der nieren en blaze. Z y geneeft ook de kuch en andere lange ziekten. In 't kort, deze olye verftrekt den onzen daer te landein de gafthui-zen een algemeen geneesmiddel.

De kanfer is dienftigh in de gebreken des lijfmoeders, om de maent-ftonden te verwekken; doet ook zwe-ten, en wort gebruikt in plaetfe van de gemeene kanfer.

D'olye des kaneels, getrokken uit de fchors des booms, is dienftigh voor alle gebreken der mage,en in buikpijn, die uit koude ontftaet,

Het water des kaneels is hertfter-kend.

D'olye uit de bladen is dien fl igh tegen de kolijk, indien van buit-n op den buik geftreken wort,en verdrijft de lamheit.

Overvloedelijk groeit in de b o f - Z u a j 0 f

fchen van Malabaer, ontrent Kana-z^m-noor, in 't wilt, zeker gewas, dat by de b e c ' Malabarem£«rf,by die van Suratte,De-kanjzn by deKanarijns,C«f^ör<-Ä,by d' Arabieren en Perfen Zerumbetpn by de Türken Zeruba wordt genoemt. Het wil op vele andere plaetfen groe-jen, zoo de wortel gepoot of gezaeit wort: en noemen het vele hierom wil-

X 3 de

Page 223: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

i66 G E D E N K W A E R D I G E

Maccr.

de gcnber: en niet zonder reden: de-wi j l deflelfs bladen die van de genber gelijk zijn j hoewel langer en meerge-opent. Ook is de worrel grooter, dan de gcnber.

De worrel wort uitgegraven, en dan gefneden en gedrooght, en na ver-lcheide geweften vervoerr.

In hetlant van Malabaer, ophet Makre of eilant Sine Kruis, deskoningrijks van

Koetzijn,aen d'oever des ftrooms^Ä»-gatte, groeit een boom, die by de Bra-manner agtzen tJJrlakre genaemt wort, by d'ingeboore'Kriftenen Makruyre> en byde Portugefen Arboredelas Ca-mar as, en Ar bore San£lo,dat is, boom •van den roden loop, en heilige boom. De Jogues of Heiligen van dien oort noemen denzelvenboom, in de tale des lants, Kura Santea Macre Niftufaga* r«/ ,dat is , Macre is denmenfehenvan d'engelengetoont tot hun heil. ByGa-lenus, DiofcoridesenPlinius wort hy Macer, en by Avicenna Talisfdr ge-genoemt: want ook d'aeloude Grie-ken hebben dezen boom, of altoos deflelfs fchors, onder dien naem ge-kent.

Het iseen breede boom, groter dan den olm-boom, en heeft vele takken. De bladen zijn zes of zeven voeten lang, twee breet, aen de boven-zyde bleek,en aen d'onderfte donker-groen.

Men gelooft deez boom geen ändere vrucht heeft, als zeker zaet van de groote als een duit,datdun, hertsge-wijze, geel, maer van fmaek als een amandel, of pic van een perfik, en met een dünne en witte vlies bedekt is.Het leit in zekere blaze belloten , die uit twee zeer dünne t'zamel%evoeghde en doorfchijnende vliezen beftaet. Deze blaze groeit midden op een blat, en is de blaze njet ongelijk, die in bloeimaenc aen d'olmboomen groeir, hoewel een weinigh breeder en platter. Het blädt van deze blaze is in groote andere bladen niet ongelijk: maer ftomper van fpits, en ontrent de fteel fmalder, van verruwe tuflehen root en geel, oneffen, en mec vele rechte vezelen van de fteel toc hec einde doorloopen, gekrulc cn rim-peligh.

De boom heeft melkachtigh zap, gelijk demoerbezien-boom,enwor-tels,dievanden ftecn-palm boom niet

ongelijk : zijn dik, groot, en in de bre-eeen diepte verfpreir.

De fchors dezer wortelen is dik, rou, geborften, afchverwigh van buiten, maer van binnen wir: vol melkachtigh zap,wannccrhy verfch is:maer geelachtigh, als hy gedrooght is, en zeer t'zamentrekkend. En fchoon dit zap met eenige zamentrekkingecn weinigh bi j t , zoo gaet nochtans die bijten haeft over.

Deze boom bemint vochtige cn zandige plaetfen, en doet byna alle gewaflen rontom hem uitgaen.

De fchors der wortelen van dezen boom is by de Malabaren en andere In-dianenin dehoogfte waerdye,en wort ook zeer veel gebruikt in alle de gaft-huizen der lantfehappen van Sina, Japan, Malakka en Bengale, tegen rode cn buikloopen en bloctfpouwingen: alwaer men die uit Malabaer ontbiet.

D'artzen, zoo B rahmannen, Kana-rijns als Malabaren, genezen met den geftoten verfchen fchors,gemengtmet karne- of zuure-melk, allerlei flagh van rode- en buiklopen. Eenigen welken den drogen en geftoten fchors, tot de zwaerrevaneenloot, eenen nacht in een mutsje wei,en geven denzelvcn tweemael des daeghs te drinken, des uchtens en des avonts. Aenftonts daer na geeft men den kranken rijs t'eeten, zonder zout en boter gekookr, en hoender-kuikens,in het afzietfcl van rijs gekookt,geweikt en geftooten.Zoo by wijle de noot vereifcht, mengt men daeropium onder, tot fterking van het geneesmiddel. Ook wort de fchors zeer heilzaem gehouden, omdebra-king te ftempen en mage te ver fterken, ingenomen met water van kruize-munt en poeder van Maftik.

Volgens berecht van zekeren Jogue, heeft een klein ftukje van dezen fchors meer krachts, als een groote meenighte van <JMyrobo-/ ^ » • f c h e l l e n , o f v a n y f r ^ ; j a wort voortrefFelijker gehouden, als de Ma-labaerfche Koru. De vrucht of zaet doocendrijfcallerlei flagvan wurmen uic 's menfchen lichaem, en breekc denfteenindenieren. Ookzoudede genen, die den zelven des uthtens gebruiken, vry van den fteen enkolijk-wee zijn, en niet dronken kunnen worden,

Op

Page 224: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - cn L A N T - R E I Z E . i6f Op dezelve plaetfe groeien,behalvej jes,die van de zelfde dingen gemaekt

den boom Macer voornoemr, tvveei worden, uitgezeir de boter.

andere boomen, die zeer veel van elk-andere verfchillen } maer van een zelve kracht met den Macer zijn.

D'eerfte wort in 't Malabaers Kuro-" dapala en Kuro, en in Kanaryn Koru, i

by de Brahmannen Kura, en by de Portugefen het Malabaerfch kruit genoemt, uit oorzake de Malabaren def-fclfs gebruikallereerft geleert hebben.

Deez boom is een lageoranje boom gelijk, en boven al in bladen: hoewel deze in'tmidden cen dikkerzenuwe hebben, met 8 of 9 andere, zy waerts verfpreir. De bloeifem is geel, enT)yna zonder reuk. Volgens Garcias fchiet deez boom tot de hooghte van een haagh-appel-boom op.of een weinigh minder, heeft bladen die van den per-fik-boom gelijk: witte bloemen, van reuk, als die van het geiten-kruit. De fchors des booms is bleek-groen, glat cn dun,die, zoogebroken of ingefne-den wordr, veel melkachtigh zap uit-geeft, dat tacieren veel lijmiger is, als het zap van de boom Mac er, zonder fmaek, maer een weinigh bitterachtig, cn meer kout als droog: in welke graet hetdeartzen van Malabaer ook Hellen.

Met dit gewas geneeft men zeker-lijk allerleie rode loopen, na dar eerft meerendeels de quade vochtigheden afgedreven zijn: want anders ftorten de kranken weerlichtelijkin.

De Malabaren , zoo Garcias ge-tuight, branden, door kracht des vuurs, uit den wortel een water, zeer krachtigh regen den rooden loop, in dezer wijze. Te weten, zeftien loot van het poeder van deze geftoten wortel wort in een diftilleer-ketel gedaen, en in wei van zoetc melk en nat van gekookte rijs geweikt: daerna daerby gefmeten het geftoten en gc-rooft zaet van Ammi,peterfelic,ko-riander en zwarte kumijn, van ieder drie loot: zeven vierendeel loot fchel-len van Myrobalanen, met vier loot ongezoute boter: waer uit dan,door kracht des vuurs, een water wordt ge-brant, welk, tot ontrent een mutsje, met een half musje arak, ofweegh-bree-water, den kranken te drinken wort gegeven. Zoo nodigh is, doet-men daer by het poeder vandekoek-

Ook worden klyfteren van het Zelf> fte water, met groor voordeel, gebruikt: maer kout en des nachts inge-fpuit,uit oorzake van de hitte des lants.

Men geeft, zoo de noot vereifchr, dit water t weemael des daeghs in , des uchtens, ren zes uuren: en des namid-daghs, ten twee uuren.

De fpijze is rijs, met vet gemengt, en hoenderen, geweikt in het afzietlel of watcr van rijs , dat men Kan je noemt.

Men geeft den kranken geheel en al geen wi jn , 't en zy by hoogh dringenden noot, in verouderde roode lopen.

Eenige geven het zap,uit de groene plant gedrukt, tot anderhalve musje, des uchtens in, en zoo veel des avonts, zoo de noot vereifcht: maer dewijl het fap bitteren onaengenaem is,zoo geeft men, na het innemen, een dronk wei, om den mont re fpoelen. Zoo de Malabaren zien, noch fterker geneesmid-middel van noode tezijn, zoo mengen zy gewonelijkcn daer opium of amfion onder.

Dit kruit is ook een heilzaem gc-neesmiddel voor de zwakheit der ma-ge ; ftilt ook het braken, zoo met watcr van kruizen-munt, of met het poeder van maftigh ingenomen worr.

Ook is de wortel dienftigh, 't zy met het afzietfel van rijs ingenomen, ofgefmeerr, tegen d'ambeyen en klo-ven dercers.

Met den dampvan het afzietfel der bladen, en die van tamarind, worden gezwolle beenengeftooft: endoeken, in het zelffte afzietfel nat gemaekt, met groot voordeel in de buikloop en waterzucht gebruikt.

D'andere boom, najnelijk het derde flagh der genen, die tegen den buikloop dienftigh zi jn , wort doorgaens in't Malabaers Tavate, by de Brahmannen cn Kanarijns Vafa Veli, en by J j j 1

de Portugefen xylrvor contra las ü. erifipolas^ztis, boom tegen de roos, genoemt.

Hetis eenheefter van acht of negen voet hoogh, niet zeer vol van takken, en met weinigh bladen , de kleine bladen van denoranje-boom gelijk, (behalve het hert je, dat zyniet hebben,) en onder en boven groen.De bloem is

klein

Page 225: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

i68 G E D E N K W klein en wir, beftaet uit bladen : uit wiens midden een witte vefel fchiet, met een groen fpits, is van reuk als de bloem van het geite-kruit:dien hy ook zeer wel van verre gelijkr.

Het zaet is rondt, van groote als dat van den maftik-boom, uit den groe-nen zwartachtigh, en wort in 't njpen zwarc.

De ftam en takken zijn afchverwig, de wortel wit enonlmakehjk , met eenige bitterheit, en byna zonder reuk.

B o o m Onder d'edcle en gemeene vruchc-jambos boomen is de gene te rekcnen, dien de beiro."1" inwoonders na hären vrucht Jambos

noemen : en de Portugefen met een ge-broken naem Jambeiro.

De Malabaren en Kanarijns noemen de vrucht J'amboli: d* Arabieren Tufa ladt: de Türken %^/Llma, de Per-fen Tufat.

Men zeidt deez boom, om zijne geurigheit van bloeifel en zoetheit van vrucht, uit Malakka, ("daer hy over-vloedelijken groeit) na alle verrege-legenge weften van Indien zou over-gebraght zijn.

Men vindtewcederlei flagh van deze boomen, elkanderen zeer gelijk, maer de vruchten zijn eenighzins ver-Icheiden. Zy verbeeiden beide,zo wel in wezen en geftalte, als in groote, een Europifchen appelboom: vereifchen gene queking noch byzonderen aert van grondt: raaer groeien zoo weel-drighop vele plaetfen van Indien, dat zy dikwils binnen het vijfde jaer vruchten geven : en wortelen diep, ("het geen zelden andere bomen in Indien doen) en vaft in d'aerde.

Het zijn breede boomen, lchoon in het oogh, en breiden zieh uit met vele loof-en lommerrijke rakken, tot de groote van een pruimen-boom. De fchors, zoo wel van den ftam als takken, is afchverwighenglat: het hout bros.

De bladen zijn byna van groote, als die van den pruime-boom: maer op het einde war fpitfer, en zeer lchoon en glat, cen pal men meer langer. Zy hebben groote gehjkems mctd'yzere punt van een groore lancie: zijn boven hoogh,en onder bkek-groen,doorloo-pen mec een eenige, doch rechte zenu-we in't midden:waer van fchuinfe ade-

A E R D I G E ren na de zyde uit loopen.

De bloemen zijn van reuk en kleure als een roos: maer meer gefchakeerc: of, uic den rooden purper, met veele luftige ftijlen in'c midden, van fmaek, als de klaviertjes van den wijngaerr, die met hare wijnige fmaek, zoote zeggen, een voorfpel van de vruchc zelf maken.

De vrucht heeft de groote van cen konings-peer, of als een ganfen-ey, en grooter. Daer is tweederlei: want d'eene is hoogh donker root, ja fchier zwart: heefc merendeels geen fteentje, en overcrefc d'andere in goetheievan zap. ' D'ander is uit den wit ten root-achtigh, heeft een witen herc fteentje, nier zeer rontachtigh, van groote als hec fteentje in den perfik , en met een witte en rouwe vlies bedekt.

Niec cegenftaendedeze vrucht zoo goet niec is, als d'eerfte, zoo fmaekt zy nochtans ongemeen lekker.

By wijle is d'eene vrucht volkomen rooc, en zondter kern: maer d'andere flaeupurperachtigh , enriekt als een roze.

Deze vrucht is kouten vochtigh, cn zeer reder ; en bedekt mec zulk een dünneenweke fchil, dat zy met gene mefch kan afgenomen worden.

De bloemen en vruchten lamboszijn van een vochtige remper, doch zeer welriekenc : cn hierom by alle d'inwoonders onder de voornaemfte lek-kernyen geacht: en men eec haerge-wonelijken voor alle andere fpijze,in hec begin van de tafel,en desdaegs.Zy zijn ook van groot gebruik doorgaens in d'artzenyc: want de rouwe vruchten en bloemen worden in zuiker, om te bewaren, ingeleit : en dan in hittige koortfen, ontftaen uitgal, tot leflching der dorft , met groot voordeel gebruikt : nadienzy door hare vochtige koude dezelve ver flaen, en de leven-dige geeften verfterken: dies deze vruchten, niet zonder reden, in groote achting onder d'Indianen zijn.

Deze boomen zijn uit her getal der genen, die, door hunne overlchoone verfcheidenheir van bloeifel en vruch-ten,de vreemdeling tot verwondering oprukken; niec alleen om het aenge-naemgezichc: maer inzonderheit om de geduurige beurt wifleling van bloei-

Page 226: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Vrucht Kark». pult.

Z E E - en L A fei en vruchten: want wanneer d'eene zydeof helft des boomsvan bladen of bloemen is beroofr,zoo wort het ander deel zoo lang met rijpe en onrijpe vruchten beladen en verciert, rer tijt toe d'andere meer bladen heefc ge-kregen : zulx men in dezelve een geduurige lente, en t'effens den herfft, maghgenieten. Derhalvezict men den boom noit zonder bloeifel of vrucht: naerdien een en dezelve takken fchier altijt met bloeifel en groene en rijpe vrucht zijn beladen, en, onder het geduurighafvallen van bloemen (zulx d'aerde onder den boom bywijle root geverfc fchijnc) weer nieuwe uitfehieten : en andere vruchten eerft groeien, andere rijp worden : en andere reeds r i jp , verza-melt worden.

Deez boomdraeght niet eenmael 's jaers: maer geefc alle jaers veelmalen nieuwe vruchten.

Met den boomtefchudden, vallen de rijpe vruchten zeer licht af: maer de takken te zamen gevat, om de vruchten te plukken , worden zeer licht van den boom gefcheurt.

De vrucht, by de Malabaren Kar-kapuli- en by de Kanarijns Karkapoli geheten, heefc de groote en gedaente vaneenongefchilde oranje-appcl; en beftaet geheelüjken uitkorlen. Eerft is zy groen, daerna geelachtigh, en rijp zijnde , witachtigh , en zoet zuur van fmaek. In het midden van het mergh leggen langwerpige, platte en donker bruine zaden,zoo groot als een lit van een vinger.

Deze vrucht groeit aen eenen hoo-Koddam gen boom, die by de Malabaren Kod-

U1* dam-pulli, of Otta-pulli, en in de Bramanfe tale Darumbo, cn by de Zingalefen, of inwoonders des eilants Zcilon, Ghoroka geheten wortv - Men gebruikedeze vruchein de fp i j ze .^y wordc by d'Indianen voor zeer Ijeil-zaem gehouden ,en ftile wonderlijken den buikloop, van wat aert die ook zy: en inzonderheit in den genen,die denselben door te veel byllapen hebben gekregen.

Wyders, d'onrijpe vrucht, of def-felfs zap, wort mec karnemclk ingeno-men,of het poeder van de gedrooghde

Boom

N T - R E I t ß . iö-$> trage mage hongerigh. Öok is deflelfs zap, en het poeder van de gedrooghde vrucht, zeer dienftig tegen de fcherhe-ring , katarakten en vliezen der oogen : te weten, het zap,mec dat van andere kruiden vermengt, wort gcleit op den nagel van den groote teen, aen de zelve zijde, aen de welke iemant de fchemeringdes gezichrs, of een begin van een katarakt heeft. By de vroed-vrouwen is ook het poeder van dt vrught zeer in gebruik: want zy dat gewonelijkden kraemvrouwen inge-ven, om de nageboorte aftedrijven, en de volheit van zogh te doen komen.

Deze vrught wort, gedroght,na andere lantfehappen overgebraght.

Daer is noch een andere foorc, die; een zoece en ronde vrughe, van de groote als eenicers, heefc, enook by Linfchotcn Karkapuli genoemc worr. De boom, daer aen deze laefte groeit, wordc by de Singalefcn Kanna Cho-raka, dacis, zoete Choraka, genoemt. Uit den ingefneden fchors of ftam van beide deze boomen, druipt een gom, Gotta genoemt; hoewel die uit den boom Kanna Cboraka druipt, beter is.

Zeer gemeen is het gebruik der bla- Gebruifc. den van Aloe, om kamergang tema- J a ^ Ä ken, in her landtfchap van Malabaer: bydeMa-en worden dezelve zonder f ch room, l a b a r e n i

niec alleenlijk kinderen, maer ook z wangere vrouwen, in dezer Wijze in-gegeven. Zes looc bladen, in ftukken gefneden, worden mec een half looc zwarc zouc, op een liehe vuurtje, ge-kooke, totziedens toe, daerna ver-zijghc, en onder hec verzijghfel twee looc zuiker gemengten den gantfehen nacht in de lucht gezet. Des anderen daeghs uchtens, ontrentzesuuren,ge-» ven zy denj^enen, dien zy willen ftoel-gang verwekken, dit watcr kout in j gebieden hem van flaept'onthoudenj maer laten hem door de kamer wan-delen, op dat des te haeftiger d'artze-nye werke. Drie uuren na het inne-men geven zy hem een musje hoender-zop, met eenige greinen van Maftik in. Na verloop van een uure eec de kranke, en drinkt dünnen wijn. Wyders, de dofis der bladen en verzijgfel

vrucht, met karnemelk gemengt, cn 1 wortvermeerdert of vermindert na de gekookte rijs, maekt wonderlijken een !natuur en krachten der genen t die

I Y dit

Page 227: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Vrucht Chivi-quelenga

170 O E D dir. geneesmiddel zullen inneernen.

Deze wijze van ftoelgang te maken, inzonderheit voor lekkerbekken , is met min gemeinder,als die met manne, of verfchemerghvan kaflie gefchiet : en, Jt geen meer te verwonderen is ,de Malanaren verwerpen alle andere ge-neesmiddelen van d'apoteken ,en kie-zen dit alleenlijk.

In Malabaer groeit zekere vruchr, van de grote als een hafelnoot met hare dop: hoewel zoo ront niet: en is wit. Zy groeit aen de takken van zeker \ gewas, dar gezaeit wort. In d'artze-nye, voor zoo veel men is bewuft, heeftze geen gebruik.

Deze vrught veel genuttight, maekt,zoo dezelve Serapio getuight, overvloec van zaet: maer verwekt het bort. AI het welk ook de Malabaren deze vrucht toefchrijven.

By de Malabaren wort deze vrucht Chiviquelenga genoemt, en op eenige plaetfen in Malabaer Kur kos, en in Kambaye Karpata.

Volgens Garcias, zou deze vrucht de gene fchijnen te zijn, die Serapio met een gebroken naem van Habel-culcul gedenkt: daer hy Hab-alculcul had moeten zeggen: het geen Cur cos betekent: ("'ten zy wy zelfs miflchien Curcas gebroken zeggen:) want Hab bedictzaet,en a/is zoo veel gezeitals •van of des: zulx Hab-alculcul eigent-l i jk zaet van Culculwi) zeggen.

Kumbulu in de Malabaer fe,en in de Kumbuiu Bramanfe tale Bon-Fd^o genoemt, is

een hooge boom, met een ftam zoo dik, als een man omvattenkan.

De bladen zitten aen lange, ronde, dikke en groene fteeltjes: zijn een fpan en tweeofdrieduimenlang, en twee palnien breet, en aen de fteelen met wol bezer.

Aen het einde der fcheuten van de takken groeien, by troffen,aen zeer körte fteeltjes, geele bloemen, die uit vijf ronde en dikke blaerjes beftaen. Na de bloeifem volgen langwerpige ronde vruchten, met zappjgh, geel en zoetachtigh vleefch van binnen, welker uirgeperft zap, hoogh geelen root-achtigh verft.

Eerft zijn zy groen, daer na bleek geel, flaeu van reukj hoewel niet on-aengenaem.

In het midden van ieder vrucht zit

Boom

E N K W A E R D I G E een witachtighlangwerpigh, hert en glat fteentje, van vormals een peer,dat een kleine pit of kern befluir.

Het kookfel of affiedfeldes wortels, met een weinigh rijs, is goet in een koorrfe, die na het podagra cn gicht volght. Met zuure melk, ofolyeSir-chelim ingenomen, verdrijft het de winden en pijne des borfts.

Het zap der bladen van dezen boom , met zuure melk ingenomen, ftiltden buikpijn.

De boom, in de Malabaerfche tale B o o m

Ganfcbiy en in de Bramanfe Schivan- Qanfchi. ni genoemt, groeit op zandige plaetfen, en fchiet hoogh op, met een ftam vaneenmans omarmingdik,enis,als ook de takken, met een afchverwige fchors bedekt, die van binnen gtoen is.

De bladen hangen aen lange, ronde en groene fteeltjes, zijn over een fpan lang, en ontrent twee palmen breet, en langwerprgh ront.

De bloemen of bloeifcls hangen aen ronde, bleekgroene, körte en dünne fteeltjes, en zijn bleekgroen, en beftaen uit drie, of zelden uit vier blaet-jes.

Na de bloemen volgen driehoc-kige, platachtige, ronde en groene vruchren, die aen lange en groene fteeltjes hangen, en die driehoekige zaden van binnen befluiten.

Het vleefch is dicht. Het affiedfel des wortels geneeft

het podagra, indien de beledighde parthye daer mee geftooft wort.

De boom Pajaneli is rweederlei: d'een wort in de Malabaerfe tale Pale-ga-Pajaneli, en d'ander enkelijk Pa-janeli genoemr.

De Palega-Pajaneli, en in de Brah- Boom manfe tale Davandiku genoemt, is^'jj^ een hooge boom, en heeft eenen ftam,f'l>K

zoo dik als een man om vatten kan,die met een afchverwige fchors bedekt is: desgelijx de takken, die niet dwers; maer recht in de hooghte opfchieten, en dik zijn.

U it den ftam zelf, en ook uit de takken, fchietenxie bladen, die aen lange fteeltjes hangen.

Op heteind der takken zitten vele klok vorm ige bloemen by troffen, aen dikke en groene fteeltjes, beftaende uit zes dikke blactjes, die van binnen

wir»

Page 228: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Ander flag van Pajaneli.

Boom Pal».

Z E E cn U wir, of witachtigh geel, en van buiten mec roode ftreepen doorloopcn zijn. De reuk der bloemen is niet aenge-naem ; maer trinkende.

Na het afvallen der bloemen volgen zeer groote vruchten, van drie fpan lang, een palm breet, en ontrent een vinger dik. De fchil is donker groen en dik. Het vleefch van binnen is ren-geren vochtigh, dat daerna hert wort, metplat zaet van binnen.

De fchors des booms, geftoten, en met wijn gemengt, geneeft beenbreu-ken en wonden, indien daer op geleidt wort.

Het afzietfel des wortels geneeft de waterzucht.

De jonge bladen, met Malabaerfe fafraen gemengt, heelen zweeren, indien daer op geleidt worden.

Het ander flagh van Pajaneli, en by deBramannen Davandiku genoemt, iseen hooge boom, en fchiet met zijne takken in de hooghte op -, maergeen-zinsindebreete, en groeit op zandige plaetfen.

De wortel fpreit zieh wijt en breet uit, en is met een dikke en afchverwige fchors bedekt.

De ftam is zoo dik , als een m an ora-vademen kan, en beftaet uit bros en vezeligh hout, en is met een donker afchverwige fchors bedekt.

De bloemen zijn ook klokvormig, als die van den eerften boom; maer beftaen flechts uit vijfblaetjes. De vruchten zijn een en dezelve.

Het zap van de gekneufde bladen, endat van de vrucht Kareka of Mira-bulanen,t'zamen gemengt, gebruiken de Malabaren, om hunne lijk-kleden mec zwart te verwen.

Het affietfel van den fchors des wortels verdrijft hardc gezwellen, indien daer mee geftooft worc.

De boom Pala, en in de Brahman-' fetale Santeru genoemt, is van vier-derley flagh. Hec eerfte is enkeüjk Pala: het tweede Kurutu Pala: hec derde Kadaga Tala, en het Vierde Kaikotten Pala genoemt.

Het eerfte flag,enkelijk Tala geheten, is een hooge boom,verfpreit zijne takken wijten breec, en groeit op zandige plaetfen.

De wortel fchiet diep in d'aerde, en is met een donker geelc, of rosverwige

N T - R E 1 Z E, t f t fchors bedekt, die melkachtigh en bit ter zap geeft.

De ftam is twee of drie vadem dik, met een asverwige fchors bedekc: als ook de takken.

De bladen zitten drie, vier envijf teffensaen hec eind der fteeltjes, zijn langwerpigh rondt.enophet eind aen de fteeltjes fmal, d ik , cn vol melkachtigh zap.

De bloemen zjtten troswijze byeeh, zijn witachtigh,- en beftaen uit vijf rondeblaetjes: zijn lieflijk en fterk van reuk ; maer zwaer: verwekken zinkin-gen en verkoutheic, en beledigen hec hooft: waerom zy nietgeachtzijn.

Na de bloemen volgen vruchten, die vele te gelijk aen kleine fcheutjes hangen, en zijn lange hauwen of peu-len van ontrent een elleboogh langhs doch fmal, plac en groen, en van binnen vol melkachtigh zap : gelijk de* boom zelf melkachtigh, ofvol melkachtigh zap is. Hy brengr eenmael des jaers,in Loumaent, vruchten voort.

Het tweede flagh van Tala, wort op MihbzerfchKurutu Pala, cn o p ] ^ * 1

Brahamanfch Kudo genoemt. Het is een boom van cen öf rwee mans lengte hoogh, heeft eenen ftam van een voet dik, met cen donkere en afchverwige fchors,gelijkookdievan de takken is.

De bladen groeien uit de takken en fcheuten,acn körte ftcelen: zijn lang-werpigh ront en voor fpirs.

De bloemen of bloeifels fpquiten uic het bovenfte eind der feheuten, zijn grooter als die van het eerfte flagh van "Pala, fpier w i t , en beftaen uit v i j f langwerpige bladen.

De vruchten hangen aen fteelen, veelby cen, twee entwee tegen malkanderen over. Zy zijn langwerpigh ront, d ik , en melkachtigh van fchil t in'c eerft donkergroen: daerna, alsfe rijp worden , van buiten gourgeel van gleur. Van binnen leggen vijf, zes en zeven langwerpige zaden.

Deze boom geefc hec gantfeh jaer door vruchten, maer allcrmceft in den regenrijc.

De fchors des ftams geftoocen, cn mec warm water ingedronken,ftiltde buikloop, cn, met melk, den rooden loop.

Het derde flagh van Pala,cn op Ma- Jkjj™ labaerfch Kadaga-Tala, en op Bra- P a i a ;

Y i mans

Page 229: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

171 G E D E N K W A E R D I G E maus Alego-kudo genoemt, iseen läge boom, gelijk de Kuruiu-Pala, en groeit op zandige plaetfen.

De wortel fchiet veel ondicper in d'aerde, als die van de Pala, en is donker bruin van fchors en melkachtigh.

De ftam wort ook een voet dik , als het tweede flagh.

De bladen en bloemen komen met het tweede flagh byna over een.

De vruchten zijn langwerpige hau-wen, of peulen, als die van de Pala: maer dikker en zoo pht niet, groen, en onrrcnc een fpan lang, en vol melkachtigh z.ap.

De fchors des ftams geftoten, en met zuure melk gedrunken, ftilt den buik-loop: desgelijx de fchors des wortels, op een zelve wijze gebruikt, ftilt den roden loop.

Het afzietfel des zaets is dienftigh in heete koortfen, als ookin een hete Jever cn podagra , en doot ook den wurm.

Het vierde flagh, Kaikotten Pala ten Pala. genoemt, verfchilt weinigh van het

derde. De boom, op Malabacrfch Tarua,

is tweederlei: d'een Tmdaparua, cn d'ander Anapama, enop Bramanfch Bendarli genoemt

Kaikot-

Boom Parua

Boom Tinda-paru.

De boom Kavalam op Malabaers, gO 0 l t )

en op Bramanfch Benkaro genaemt» Kavalam; groeit op fteenige en zandige plaetfen, fchiet met een dikken worrel rechr nederwaerts in d'aerde, die met een witachtige of afchverwige en dikke, doch weeke fchors bedekt is.

De ftam is ontrent een mansomar-ning dik, en met een dikke fchors bedekt, die van buiten afchverwig graeu: en van binnen groenachtigh wir is. Het hout is w i t , cn kan, gebroken, tot draden of vezelen getrokken worden.

De bladen, die aen langachtigh ronde , en lieht groene fteeltjes hangen, zijn langachtigh rondt, cen fpan en twee of drie duim lang, cn voor fpits.

De bloemen zitten by troffen aen groene en hairige fteel rjes, zijn klein, en beftaen uic vi j f fmalle blactjes.

De vruchren zitten aen cen fteeltje van gemeene dikte ,by twee, dric,vier cn vij f doorgaens by malkanderen, en zelden een alleen. Zy zijn ront, en cen weinigh langachtigh, dik en hert van fchil. i n deze vruchten leggen negen of tien boonen, of wel minder: zijn dik , ronc, langwerpigh, en ontrent een vinger lang, en glar: met een dub-belde fchilbekleedt, dieweekenwit zijn, wanneer zy jong zijn. Dezeboo-

De Tiuda-parua is een hooge boom,, nen gebraden, verftrekken fpijze, en en groeit op zandige plaetfen

De wortel heeft een dikke, witachtige enweke fchors.

D t ftam iseen mans omarming dik, cn met cen afchverwige fchors bedekt: gelijk ookde takken en fcheutjes, die onder den buitenften fchors donker bruin van verruwe zijn.

De bladen hangen hier en daer aen körte fteeltjes, zijn langwerpigh ront, voor eenighfints fpits, en roncom cen weinigh getane.

De bloemen hangen ook aen körte fteeltjes,en beftaen uit vier bleek groene fpirze blaerjes.

De vruchten zijn ronde bezien, dun vari fchil,eerft groen, daerna witachtigh, en root in het rijpen. Onder de dünne fchil leide een ronde en grove kern.

De wortel geftooten en ingenomen, geneeft de vallcnde ziekte. Het af-fchietfel der bladen verdrijft alle pij-nen-, indien het beledighde deel daer medegeftoofe wort.

zijn eerbaer. Deze boom bloeir een mael desjaers,

inSprokkelmaenr, en heefc onder de Malabaren, in darrzenye, geen gebruik.

Daer is tweederlei foort van d e n ^ boom Ambalam,we\kerecn op Mala- Ambafi. baerfch enkelijk Ambalamscn op Bramanfch Godoe Ambado: f j ' t welk by de Bramannen zoo veel gezeic is, als zoecc Ambado, om dat de boom zoet-zuure en geurige vruchren voort-brengr) cn d'ander Kat-Ambalam,di Pee-Ambalam genoemt wort.

d'Ambalam is een hooge boom, fchiet met zijne takken in de hooghte, en niet veel in de breetc, en groeit op zandige plaetfen.

De wortel is lang, cn fchiet met vele vezelen vaft in d'aerde.

De ftam is d ik , en met cen dikken fchors bedekt: cn het hout week.

De bladen fehieten uit tengere en groene fteeltjes of fcheutjes,en hangen doorgaens vi j f , en gemenelijk twee en

twee

Page 230: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E cn L A twee tegen over, of neffens malkanderen, met een blat op het eind, aen 2«eer körte fteeltjes: zijn langwerpigh ront, en byna eens zoo lang als breet, week, glat, ter weder zijde, hoogh groen van kleur.

De bladen, diehetdichtftc aen het begin der fcheutjes zitten, zijn kleinder dan d'anderen , fterk van reuk, aengenaem zuur van fmaek, gelijk de fchel vand'Indifche Mangas-vrucht.

De bloemen fehieten uittengereen groene fcheutjes, zijn klein en wit als fterretjes ,en beftaen uir f of 6 bladen. De bocten of knoppen der bloemen zijn ront, eerft groen: daerna witachtigh. Ten tijde, wanneer de bloemen uit de knoppen beginnen te fehieten, wort deze boom van alle zijne bladen ontbloot, en ook zoo lang hy bloeit. Maer raet de vruchten krijgt hy weder nieuwe bladen.

De vruchten zitten bofchwijze, veelby een, zijn langwerpigh rondt en hert, ende vruchten van d'Indifche Mangas, of onze ekelen gelijk. D'on-rijpe zijn donkerbruin van fchil, en vol zappighenzuur mergh: maer de rijpe zijn vrolijk groen van kleur: daerna geelachtigh , en aengenaem zuur en geurigh van fmaek,, en verftrekken den inwoonders fpijze. In het midden zit een groote en harde fteen, die byna de gantfehe holte der vrucht vervult.

Deze boom brengt tweemael in't jaer bloemen en vruchten voort: te weten, in Lou- en in Sprokkel-maent.

De wortel ftopt den vloec der maent-ftonden, indien die in de vrouwehjk-heit geftöken wort. De fchors geftoo-ten, en met zuure melk ingedronken, ftilt den buikloop. Waer toe ook helpt, indien deflelfs zap met rijs gemengt wort, daer van het broot, Apen doorgaens genoemt, gemaekt wort.

Het affietfel des houts ftilt den zaet-vloet Het zap der bladen, met de vrucht des booms geftampt, en in de ooren gedaen, ftilt d'oorpijn.

Boom D'andere foort van Ambalam JCat-Kaum- Ambalam&f Pee-Ambalam in de Ma-

a m ' labaerfche, en in de Bramanfche rale Koduko Ambado genoemt, komt met d'eerfte grootelix over een; maer de bladen van dezen boom zijn zoo groot noch langachtigh niet,als die van den Ambalam.

N T - R E I 2 E. I / J

De vruchten zijn ook zoo langwerpigh niet, en eenighzins ronder, en cen weinig kleinder, en zuurachtigh bitter van fmaek: waerom zy ook weinigh gegeeten worden.

Kat-Ambalam of Pee-Ambalam is wilde Ambalam op Malabaerfch ge* zeit, en Koduko Ambado bediet by de Bramannen bittere Ambado, en worc alzoo genoemt, om dat zijne vruchten zuurbitterzijn.

De boom, op Malabaerfch tyigaty, B o o n j

en op Bramanfch Agaflo genoemt, Agacy. fchiet tot de hooghte van vier of vijf mannen op. De rakken fchiecen reche uit het eind des ftams in de hooghee, en verfpreien zieh niec zeer in de bree-ee. De ftam iseen mansomarmingdik, week van houc, ennochweeker van herc.

Uic d'ingefneden fchors druipe een dünne en wacerige vocht, die daerna dik en gomachtigh wort.

De bladen fehieten uic dünne cn bleek-groene fcheutjes, van byna anderhalve fpan lang, en hangen twee en twee aen zeer groene fteelen. Zyzijn klein, langwerpigh rondt, ontrent anderhalve duim langh, en een vinger breet.

De bloemen hangen aen een licht groen fteel tje, vier, vijf en meer by een, bedaen uit vi j f bladen : waer van een om hoogh ftaet.

Na de bloeifem of bloemen volgen langachtige, fmalle,rechre en groene hauwen of peulen, van vier fpan lang , en een vinger dwers breet, met een dikke fchil bekleet. In deze hauwen leggen boonen beflooten, van fmaek,alsonfeTurkfe of Roomfe boonen, maer zijn kleinder, in't eerft groen, daerna witachtigh groen, die fpijze verftrekken.

Deze boom brengt, in den regentijt, twee endriemael des jaers bloemen en vruchten voorr,en ook het ganefeh jaer door }maer zelden.

Hec zap van den fchors des ftams in den mont gehouden, of mee honigh gemengten de mont daer mee gewaf-fen, is tegen d'ontftcking der kele en puiften des monts dienftigh. Het zap der bladen, in de neus gefteken, verdrijft de derdcndaeghfe koorts.

De boom Appel, of Nalli-Appdi'a J°° m

op Malabaerfch, en op Bramanfch Y 3 Karo.

Page 231: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Boom Schagen Kotcam.

174 G E

Karo Nervoloe geheten,heeft een dik-achtigen wortel, met zeer vele hairige vezelen, en is mec een fafraen-geele fchors bedekt.

De ftam is vijf of zes palmen dik, en fchiet zijne Cakken in de hooghte. HeC houtis witachtigh,en deffelfs hert van binnen donker root.

De bladen fehieten uit de takken en dünne, groene en Vierkante fcheutjes, aen körte, ronde cn bleekgroene ftee-len, twee en twee neffens malkanderen : zijn langwerpigh ront,loopen van voore kort en fpits toe, en vallen aen de fteel ront.

De bloemen of bloeifems zitten kroonswijze by een, zijn klein en wit, of witachtigh bleek groen, en beftaen uit vier kleine en ronde blaetjes.

Na dafgcvalle bloemen volgen ronde beziea: welker onrijpe bleek-groen , en rijpe zwart zijn. Van binnen zit een ronde fteen.

De boom draeght eenmael in 't jaer bloemen en vruchten.

De wortel van dezen boom, geftoo-ten en met water ingenomen, ftilt den buikloop : met zout of zeewater ge-kookt, ftilt de pijne van podagra, Indien het ophet beledighdedeelgeleit worc. Het affchietfel der bladen ftile de pijne van buik en borft, die uit winden ontftaen.

D'olye, uit de fchors des wortels getrokken,geneeft ook de buik-pijne en verdrijft de winden, indien de buik daer mede beftreken wort. Deze oly, die uit den fchors des wortels gerrok-ken wordt, is dun, klaer, gout-geel van kleur,geurigh en aengenaem van reuk, en fcherp en bitterachtigh van fmaek.

De boom, op Malabaerfch Schagen Kottanty enop Bramanfch Sahali genaemt, groeit tot de hooghte van e'enen man, op zandige plaetfen, en heefc eenen ftam van een arm dik , en een wortel met een fchors van bin nen bloetrooc,en van buiten Zwarrachtig.

De bladen fehieten uit de fcheuten der takken aen korte,rondeen groene fteeltjes: zijn groot, langachtigh,voor fpits, aen de fteel breet, boven donker groen en een weinigh blinkend, cn onder licht groen.

Aen de toppen der fcheuten groeien aen kleine ftcelen vele bloemen byeen, die uit vier cn vijf langwerpigh ronde,

D E N K W A E R D I G E witachtigh groene, en geelachtige bladen beftaen.

Na de bloemen volgen langachtige ronde en peervormige bezien, die in 'ceerft donker groen, daerna zwarc zijn. Donrijpe fmaken zuur, en de rijpe zoetachtigh, en worden by de Malabaren gegeten.

Hec zap der bladen, met zuiker ge-kookt en gedronken, is dienftigh voor de Iever,en ftilt de buikloop.

De boom, in de Malabaerfe tale Boom Kolini/s en in de Brahmanfche tale K o l i n i L

Schera Punka genoemt, groeic niet boven de ewee of drie voeten hoogh, cn heefc een ftam of ftengcl van vier vingeren dik: waer uic de takken over dwers fehieten.

De ftam ishert van hout, en met een afchverwigen groenen fchors bedekt ,die een bittere en fcherpe fmake heefc.

De bladen fehieten uit kantige dünne, en groene fcheutjes, en hangen aen kleine fielen: zijn langwerpig ronc, voor rondr en breedt, en aen de fteelen fmalder, fcherp en bitterachtigh van fmaek.

De bloemen zijn klein, en als die van boonen, en beftaen uic vier bladen.

Na de bloemen volgen gladde,lang-achtige, fmalle, dünne en platte hau-wen, van twee of drie duimen lang, die eerft groen,en daerna donkerroot worden, en langacheige ronde boonen befluiten, dewelke eerft groen,cn daerna zwartachtigh worden.

Deze boom draeght twecmael des jaers bloemen en vruchten, in den regen- en in den zomer-tijt.

De geftoten wortel, in melk of zap van de kokosnoot gekookt, is dienftig tegen de vollende ziekte.

Men heeft'er vierderlci fbort vanAtu,of zekere vruchten, als onze vygen c- f j j j , vygeboomen, Atu op Malabaerfch, met een algemenen naem genoemt. D'eerfte foort wordt op Malabaerfch Atty-AUu: de tweede Itty-Alu : de derde Areälu en de Vierde Peralu%> heten.

De vygeboomAtty-Aftty cn indevyg* Braman fche tule Roembadoe genoemt, fchiet hooghop,en fpreit zijne takken wijt cn breet uit. De ftam isdikker,als een man omvatten kan.

De

Page 232: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Bnom Acealu.

Boom Peralu,

Z E E- en L A De vruchten zijn platachtigh ronr,

en aen de fteel fmalder, eenighzins hai-ngh en ruigh , en onze vygen niec ongelijk. D'onrijpe zijn groen en vol melkachtigh zap : de rijpe root, en zoo vol melkachcigh zap niet. Van binnenzitcen, als in onze vygen, zeer kleine,dünne, langwerpige korlen. In de njpe vruchten groeien mieren. Deze vygen alleen worden by de Malabaren gegeren,en niet d'andere foorten.

Deze vruchren of vygen ,rijp gegeten, floppen de buikloop.

De boom geeft tweeen driemael in 'rjaer vruchten, gelijk ook d'andere foorten.

Zy worden alle, zoo d'inwoonders zeggen, uic her zaet der vruchten voorrgeplant, die v^n de ravens gegeten zijn, en mec de drek uitgekakt worden.

B o o m De tweede foorte, Itty-^Alu op itty-Alu. Malabaerfch, en op Bramans Areka-

Goh genoemt, isdekleinfte boom van alle vier, en heefr eenen ftam, van cen mans omarming dik.

De vruchten zijn klein en rondr, en d'onrijpe groen, en vol melkachtigh zap : maer de rijpe hebben minder melkachtightigh zap, en zijn geel van kleur, en zoo root niec. Van binnen zitten ook vele kerlen, in geftalte en klcure,alsdie van d'eerfte foort.

De derde foort, Arealu op Malabaers, en op Bramanfch Bipaloe genoemt, isook een hooge boom, als de eerfte, en fpreitfich met zijneloofrijke takken wijt en breet uit.

De ftam is dik, dien twee mannen naulix omvatten kunnen.

De vruchten z i jn , gelijk die van Itty-Aly, klein en ront, en minder root, anders die van Itty-xyilu geheel gelijk.

Deze boom is den afgod VSftnu toe-gewijr,die, zoodeze heidenen beuze-len,onder den zelven geboorenis,en deffelfs bloemen afgeplukt heefc. Zy eerenenaenbidden dezen boom, en omringen dien met een fteenen muur, enverwendenzelven ,ofde nevensge-ftelde fteenen,root: waeromhy van de Kriflen inwoonders de boom des dui-i'ds genoemt wort.

De vierde foort van Ls4lit, op Mala-labaerfch Peralu, cn op Bramanfch Vadhoe genoemt, overtreftalle d'an-

N T - R E I Z E , t } f

dere in hooghte: waerom ook de Bra-mannen hem, uitftekentheits halve, den naem Vadhoe, dat is, Groot,gegeven hebben.

De vruchten zijn van een zelve groote, als Atti-Alu, maerronder,en hooghroot, en worden in het rijpen met een wolligheit bezet.

De boom, Parittop Malabaerfch genoemt, is vierderlei: als Pariti, Bu-pariti,Kudu~pariti ,en Schem-pariti.

De boom ßupariti,cn op Bramans Boom Val/t-Kari-Kapoefigenocmt, is een B uP a t i t i ;

hooge boom, met dichte loofrijke takken , die een zeer fraeie en aengename kroon maken : waer toe veel helpt, dat gene mieren noch muggen dien fchenden.

De bladen zijn van geftalte, als een menfchen herr, en een palm van een hant groot, voor fpits, aen de rechte zyde blinkend groen, en aen de ver-keerde bleek groen.

De bloemen of bloeifelszijn klok-jes,en beftaen uir vi j f langachtigh ron-deen wkachtige blaetjes.

Na het afvallen der bloemen volgen vijf hoekige geclebollen, die een geele en gomachtige vocht uitgeven, indien men daer in fnijt.

Den boom draeghehee gantfeh jaer door bloemen.

De tweede foort, Tariti op Mala- B o o m

baerfch, en op Bramanfch Karikapoeß i'ariti. genoemt, fchiet byna tot drie mans hooghte op, cn heefc eenen ftam, die dun'er is, als een man omvatten kan.

De bloemen zijn die van den boom Bu-Pariti gelijk, maer kleinder.

Na de bloemen volgen ook langwerpige ronde bollen, met kleinachti* ge witte hairen bezet.

De bloemen,geftampt met zog van vrouwen,genezen de pijne des hoofts, indienzein d'ooren gefteken worden.

De derde foorte, ftudupariti, en op B o o m

Bramanfch Kapujfi genoemt, fchiet Kudu-tottwee mans hooghre op } maer heefc p a r i c u

eenen ftam, die met boven twee pal-mendikis.

De bloemen zijn ook klokjes, en van een zelve geftalte en kleure als de voorige : maer hellen meer na den groenen, en zijn kleinder.

De bollen, die na de bloemen volgen, zijn driehoekigh, cn loopen boven eng en fpits toe: zijn van binnen

door

Page 233: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

ij6 G E D E N K W A E R D I G E

Chavan-m- Man «iaru.

doorvliezen in drie laetjes, ofkasjes, ofhoiligheden onderfcheiden, die ieder drie of vier zaden en dichte en witte wollige draden of vezelen befluiten, daer de zaden dicht in befloten leggen. Ui t de witte en wollige draden wordt wol gemaekt.

Deze boom bloeithet gantfeh jaer. De bladen,met kociemelk geftampt

enop het hooft geleit, verwekken den flaep: en füllen dienvolgens de hooft-pijn.

De vruchten geftoten,en met water ingedronken, Hillen den roden loop.

De vierde foort,Schem-Paritt, ver-fchilt weinigh van de derde.

B o o m De boom CHandaru is vierderlei: Mandaru. als Cbovanna-Mandaru;wacrvan twee

foorten van een zelven name z>ijn: Ve-lutta-'Jvlandaru, en Kanfchenapuny.

d'Üerfte, Chavanna-Mandant op Malabaerfch,enop Bramanfch Tam-bido-Mandaru genoemt,fchiet tot vier mans hooghte op, enfpreit zijneloof-rijke takken wijd en zijd uit. De ftam is ontrent een voet dik. De bladen hangen aen körte fteelen, en zijn aen het bovenfte eind in tween geklooft, als boxvoeten: wacrom zy van de Portugefen Tee de Capra, in cen zelven zin, genoemt worden.

De bloemen of blocifels beftaen uit 5 rondtachtige en langwerpige bladen.

Welker een,het grootfte cn breetfte, cn ront van geftalte is, van binnen pur-per-root, en van buiten witachtigh.

De vier andere blaetjes zijn lang-werpiger, van binnen hoogh root van kleur j maer van buiten bleek root. Twee dezer blaetjes, die dicht neffens het grootfte ftaen, zijn van binnen onder aen, witachtigh : maer de twee andere , van binnen byna gantfeh roos-verwigh. Nadezeroosverwigekleur der bloemen, wort deze boom op Malabaerfch Chavanna-Mandaru genoemt.

I n eenige blacdtjes vertoonen zieh ook bloetrode ftrepen, die men zeit, van het uitgeftorte bloet van St. Thomas ontftaen te zi jn: want men houdt, die in het landt Malabaer, en op het eilandt Zeylon geleert zou hebben.

Na de bloemen volgen langachtige, zeer platte, en gladde hauwen of peu-len, van ontrent zeven of acht duim

lang. Van binnen zitten platte en lang» werpige boonen: d'onrijpe zijn wit: maer de drogc rosverwigh of geclach-tigh,endonkerroot van kleur.

Deze boom draeght het gantfehe jaer door bloemen, maer in denregen-tijt veel overvloediger.

De bloemen, met zuiker opge-kookr, worden, met groot voordeel, voor rozen-zuiker gebruikt, om zacht kamergang te maken.

De tweede foort van Chovama-CMandaru, is ook cen hooge boom, gelijk d'eerfte, met loofnjke takken, die zieh wijt en breedt verfpreien, met een ftam van cen zclvcdikte,cn gehjke gekloofdebladen: doch grooter dan die van d'eerfte, cn van de twee andere foorten.

De bloemen beftaen ook uit vijf of zes langwerpige fmalle bladen, die van buiten en binnen hoogh purper-rootvan kleur zijn. Een alleen is van binnen en buiten met witte ftrepen, tuffchen purpere äderen, gefchakeert.

De hauwen van dezen boom zijn delangfte van alle de vier foorten, te weten: anderhalve of twee fpan lang, een duim dik: en ook plat, rechr en glar. De boonen zijn van cen zelve geftalte en kleur, als die van d'eerfte. Hy bloeit ook op een zelve tijt en wijze, als d'eerfte boom.

De blote bloemen van dezen boom gegeten, verwekken kamergang. De fchors, bloemen en vruchten t'zamen geftoten,en gemengt met watcr, daer rijs in te weken gelegen heefc, zijn dienftigh, om de gezvvellen t'openen en rijpte maken.

De worrel gekauwt, verdrijft de tant- en hoofrpijn.

De derde foort van Mandaru, Ve- B°j>m

lutta-Mandaru,op Malabaerfch, en Daruo-Mandaru op Bramanfch genoemt, iseen boomtje van een mans hooghte, cn ontrent een arm dik.

De bladen zijn ook in tween geklooft, gelijk die van d'eerfte foort: maer de bloemen geheel fpierwit,zon-der reuk,en beftaen ook uit vijf rondt-achtige blaetjes.

De hauwen zijn kleinder, dan die van d'andere foorten: ce weten, vier of v i j f duimen lang, en een duim dik: maer ook plat en glar. De boonen zijn langwerpigh ront, dikachtigh en veel

kleinder

Page 234: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A kleinder als die van Chovanna-Man-dura- geelen minder roorachcigh.

Deze boom krijght twee en drie-mael bloemen in ' t jaer, en overvloedi-gcr in den regen ti j t .

De bloemen , met peper geftoten, en voor het voorhooft gt bonden, ver-drijven de hooftpijn. Het afzietfel vanden fchors des wortels verdrijft de jeukte tulTchenvel en vleefch, indien de huit daer mee gewaflen wort.

De Vierde foort van Mandura, Boom M a ' f hc" Kanßhenapou op Malabaerfch, en op mpou.t' Bramanfch Kantfanu genoemt, fchiet

byna tot twee mans hooghte op, en heeft ook loofrijke takken, die zieh in de bretteverfpreien,en een ftam van byna een halve voet dik. De bladen zijn ook, als die van de drie andere foorten in tween geklooft: maer veel kleinder, fterk van reuk, inzonderheit des avonts en des nachts, wan-neermen die tuflehen de. handen vrijft.

De bloemen zijn uit den witten geel-achtigh,zonder reuk, en beftaen uit \ijfblaetjes.

De hauwen zijn van een zelve lengte, als die van den boom Chovanna-Mdndarttytn van buiten zeer gladt en wolligh, wanneerze jong zijn.

De boonen zijn zeer klein, envan fatfoenen kleur, als die van den boom Velutta Mandaru.

De boom krijghc twee en driemael des jaers bloemen, en overvloediger in den regentijt.

Het afzietfel van den fchors des wortels gedronken, is goet tegen de wurmen des buiks, ontftekmg des Jevers, en ambeyen. Dezelve fchors geftoten, verdrijft de gezwellen der oor-klieren ,heel t de wonden en maekt nieu vleefch, indien op de beledighde par-thye geleit wordt.

De boom Ndikamaram op Mala-baerfch,en op Bramanfch Anvali genoemt, Ichiet met zijnen kruin tot vier mans hooghte op, en heeft eenen ftam van een mans arm dik, die, als ook de takken, met een zwartachtigen fchors bedekt zijn.

De bladen fehieten met zeer körte fteeltjes, uitdunneenroncefcheuten, van ruim een fpan lang: zy zijn klein, langwerpigh en fmal, twee en twee tegen malkanderen over, aen de bovenfte zyde donker, en aen d'onderfte zyde licht groen.

Boom Nilika-maron.

N T - R E I 2 E. jyf Des avonts of des nachts fluiten de

bladen, die op een zelve ry ftaen, zieh t'zamen, en nijgen tot elkanderen.

De bloemen zitten aen bladige fteeltjes, en aen takken, veel byeen, zijn klein, en beftaen uit zes fmalle witte blaetjes.

Na he$afvallen der bloemen volgen de vruchten.Deze zijn platachtig ronr, bleek groen, ook de rijpe, en eenigh* fins deurfchijnend, vol zappigh en lichrgroen vleefch, dat zuur, aengenaem van fmaek, en wat tzamentrek-kend is. In het midden zit een hert fteentje, beftaende uit zes afzonderlij-ke holligheden : in welker ieder een klein en driehoekigh zaet ofpit leit.

Deze vruchten worden by de Malabaren gegeten.

Het water', uit de vrucht gedifteleert, is dienftigh tegen de hitte des Jevers. De vruchten,gedrooght en ge-ftooten, en met zuure dikke melk ingenomen, füllen den roden loop.

De boom, in de Malabacrfche rale B o o m

Odollam, en in de Bramanfche Uro odoilam; genoemt, fchiet tot de hooghte van twee of drie mannen op, en heeft eenen ftam van een mans omarming dik, en kromme takken. Het hout des ftams is zeer week, het hert van binnen rosverwigh : en de fchors donker afchver-wigh, bitteren heet.

De bladen hangen hier en daer aen takken en dikke fteelen, zijn langwerpigh fmal, en tongvormigh, dik, vaft, melkigh, glat, blinkend, donker-bruin aen de rechte zijde, bitter en fcherp van fmaek.

De bloemen of bloeifels zitten kroonswijze, aen lange, dikke, melkige en groene fteeltjes, en beftaen uit vijf zeer wilteenfpitze blaetjes.

De vruchten zijn groote lang werpi-ge,ronde, en eenighzins platte en zeer lichte appelen, met een dunne,gladde, melkige, cn groen geelachtige fchil . Onder de fchil zit , van binnen, een dun, witachtigh en melkigh vleefch of mergh, dat waterachtigh fmaekt. Van binnen zit een groote fteen, van fat-foen als een menfchen hert, die twee witte kernen of pitten bcfluit.

Eenigen houden dezen boom voor den genen, die d'Indianen Mangos noemen.

De boom, op Malabaerfch Marotti, Boom '£ en Marotti.

Page 235: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

17! G E D E N K W A E R D I G E en op Brairnnfch Kaitu genoemt, fchiet hoogh op, en heefc dichte en loofrijke takken, die zieh in de breete verfpreien.

D : ftam is een mansomarmingdik, heefc wit hout, en een dikken fchors , die van buiten zwartaehtigh groen,en van binnen rootachtigh is. <JJ

De bladen groeien hier endaeruit de takken en fcheuten, aen körte, groene en ronde ftelen ; zijn een fpan lang, en vier of vijf duimen breet, langwerpigh rondt: voor fpits, en aen de zijden met fcherpe tanden, en byna van geftalte en fatfoen Jalsdelaurier-bladen,

De bloemen fehieten hier cn daer, uit het bovenfte gedeelte der takken, ontrent zes of zeven uit een zelve plaetfe, troswijze by een, en beftaen uit drie ryen van blaetjes. In d'eerfte ry is een fterre van vijf kleine, fpitfe cn dikke donkerbruine ruige blaetjes. In de tweede ryzijn vijf ronde, kleine en rosverwige , en in de derde of buitenfte ry vijf fpitfe en groene blaetjes.

De vruchten hangen aen körte en dikke ftelen, en zijn ront of langwerpigh ront, van buiten meteen rosverwige en rouwe fchil bedekt, en van binnen groen, die een grooten, dikken en geelachtigen fteen, met tien of twalef witte en olyachtige pitten van binnen, befluit.

Deze boom brengt het gantfeh jaer cfoor overvloedelijk veel bloemen en vruchten voort. Ui t de Zaden of pitten der vruchten wort een olye getrokken,die pijnftillendeis,endefchurfte en jeuktedes lichaems geneeft, indien daer mede beftreken wort.

Dezelve olye, met de \gucht, die de Malabaren Paleyo noemen , ge-mengt,door de wurmen in de zweeren van's menfchen voeten, indien die daer mede beftreken worden.

B a 0 m De boom Kaniram is van vierderlei Kaniram. foorte :d'ecn wort enkelijk Kaniram,

de tweede Karakaniram, ende twee andere VaÜikaniram genoemt.

De boom ,by de Malabaren Kaniram, wort op Bramanfch Karo genoemt, fchiet hoogh op, en heefc loofrijke takken, die zieh wijd cn zijd verfpreien.

De wortel is dik, ongemeen bitter,

en met een geelen fchors bedekt. De ftam heeft dedikte van twee mansom-armen, en is met cen Zwartaehtigh as-verwige fchors bedekt.

De bladen groeien twee eh ewee tegen elkanderen over, en zijn langwerpigh ront, in hec midden het breetfte, voor fpitsachtighront,zeerbitter van fmaek, en wilt van reuk.

De bloemen of bloeifels zitten aeh fcheutjes kroonswijze by een, beftaen uit vijf of zes bleek-groene,fpitfe en dikke bladen.

Wanneer de bloemen in de botten re voorfchijn komen , dan wordc de boom van alle zijne oude bladen be-roofr: en krijghc dan Weer,mec de borten der bloemen,nieuwe jonge bladen.

De vruchten zitten aen körte fteeltjes een alleen, of twee, drie, vier en meer byeen: en zijn ronde gladde appeleh, eerft groen van kleur, daerna gourgecl. Het vleefch o f mergh van de onri jpe vruchren is witacheigh eneen weinigh watcrighrmaer dar van dcrijpe fpierwit, flijmerigh, zeer bitter van fmaek, en mec een dikachtige broffe fchil bedekt.

De boom draeght in de zomertijt bloemen, cn in den wintereijt vruchten.

Van binnen in *c vleefch leggen rontachtige platte zaden, die zeer bitter van fmaek zijn

Het zap uit de bladen geperft, en mec hec afzietfel der bladen ingenew men, ftile de hootcpijn: maer ce veel gebruikt, brengt de doot aen: doch kan die voorgekomen worden, met menfeheh-drek t'eeren.

Twee of drie zaden alle daeghs ingenomen, tot twee jaer lang, maekc dac de vergiftige bete van den flang, Cobra de Capelo by de Portugefen genoemt, gene fchade doet.

De boom, op Malabaerfch Manja- Boom pumeram, en op Bramanfch Pariata-^^ ka genoemt, fchiec tot de hooghte van drie of vier mannen op,en heefc dikke en loofrijke cakken , die zieh in de breece verfpreien.

De ftam is een arm dik, cn met een afchverwige fchors bedekt.

De bladen hangen rwee en twee, kruis wijze tegen elkanderen aen,ein-digen voor in een fmalle fpirfe,zijn aen de boven zijde donker, en aend'on-

derfte

Page 236: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

2 E E en L A derfte helder-groen, zamentrckkend cn bitcerachtigh van fmaek.

De bloemen zitten aen ftijve fteeltjes, by vij ven neffens malkanderenizijn zoet en liefelijk van reuk, als de befte honigh, en beftaen uit zes, zeven en acht bladen, die van buiten en binnen witachtigh en waterachtigh van kleure zijn.

De vruchten zijn langwerpigh plat cn groen, en befluiten twee ronde plar-achtige zaden.

Deze boom is byde Malabaerfe art-zenin geen gebruik.

Boom De boom Champakäm, opMala-c h M ' p a " baerfch, en Cbampo op Bramanfch

a ' genoemt, is een hooge boom, mec dichte en loofrijke rakken* die zieh in de breete verfpreien.

De ftam iseen mans omvattendik, en heeft een dikken fchors, die van buiten afch verwigh,en van binnen week, bitteren famentrekkend van fmaek is.

Het hout is wit. De bladen zijn langwerpigh rondr,

loopen voor langwerpigh fpits toe,en zijn een fpan en meer langer, en vierof vijf duim breet, aen de boven-zijde donker en blinkend, cn aen d'onder-fte zijde helder groen: bitter en fcherp van fmaek.

Aen d'einden der fcheuten van de takken groeienbleekgroene bloemen, die fcherp en welriekend zi jn, en beftaen uit langwerpige blaetjes, op een driedobbelde ry neffens elkandere De blaetjes in d'eerfte ry zijn ontrent acht, en byna eens zoo breet,als die van de tweede ry, en op hec eind rontach-tigheneen weinigh fpits: maer die in de tweede ry zij n fpits'er: en die in de derde ry klein, kort, cn op het einde het fpitfte van alle, en bleek geel.

Na de bloemen volgen vruchten, die troswijze byeen zitten , en langwerpigh ront,eenighzinsbultigh, en met een dikke fchil bedekt zijn. De onrijpe zijn groen: de rijpe wicacheigh bleck geel, fcherp van fmaek, en on-aengenaem van reuk. Van binnen leggen drie of vier zaden, die aen d'eene zyde ronde, en aen d'andere plat zijn. In de rijpe zaden zit van binnen een dun,vochtigh en melkachtigh mergh, dat met een inkarnaet roode vlies bedekt is. Van binnen zit een grootach-tige zwarte fteen.

N T - R E I Z E. 1751 De boom bloeit tweemael in't jaer,

behalve wanneer hy oudt is. U i t de bloemen wordt een welrie

kend en hertfterkend water getrokken.

De boom, Elengi in de Malabaer- Boom fche,ert in de Bramanfchetale^z'z/rfÄ'i E l e nS'' genoemt, fchiet hoogh op, en heefc loofrijke en dichee takken, die zieh in de breete verfpreien.

De ftam is ontrent zoo dik, als twee mannen omvatten kunnen: en van buiten met een donker-bruine en rouwe fchors bedekt, die van binnen melkachtigh zap heeft.

Het hout des ftams is ook melkigh, zwaer, enzeer duurzaem onder 't warer ; maer verrot zeer licht buiten hec water.

De bladen hangen aen k!eine,groe-neen ronde fielen, zijn langwerpigh ront, dik,enloopen voor kort fpits toe.

De bloemen of bloeifels zitten vi j f of zes by een, aen groen geelachtige fteeltjes, zijn witachtigh, of uit den geclen witachtigh, fterswijze, van zeftien langwerpige en fpitze bladen, en geurigh van reuk. De Malabaren maken van deze bloemen ruikertjes en kransjes.

De vruchten zijn langwerpig ront, en als oly ven: eerft groen: daerna geel en rootachtigh van fchi l , met geelen meel igh vleefch. Zy worden by de Malabaren gegeeten. Van binnen zitten een of twee grootachtige fteentjes, die langwerpigh ront, een igh zins plat, en donker bruin en blinkend zijn.

D eze boom geeft tweemael desjaers bloemen.

De Malabaren difteleren uit de bloemen een welriekend water, dat dienftigh voor de genen is, die droe* vigh van gerhoeten koortfigh zijn.

De vruchten, in warm water ge-ftampt en ingenomen, zijn dienftigh voor de vrouwen, die in barens noot zitten.

Daer groeit ook Caffia Fißula, Kon-na op Malabaerfch, en op Bramanfch Bajo genoemt : als ook Tamarind, Balam-Pulli, of Maderam-pulliop Malabaerfch, en op Bramanfch «5z». za genoemt

In hec lande van Malabaer valc ook kardemom ,Borborri ,genber, en een weinigh aloe: als ook eenige Bezoar-

Z 2 ftenen,

Page 237: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Dieren van Malabaer.

,86 G E D E N K W fteenen , zalpeter, wafch, honigh en gommelak* hoeweldie flechten ftok-achtigh is. Daer groeit ook katoen. In 'c kort, het lant is deurgaens vruchtbaer van allerhande Jndifche boomen a^rdt- vruchten.

De boflehen zijn vol allerlei gevo-gelte: waer onder de paeuwen wel den prijs verdienen, niet alleen om hunne pluimen i maer ook om hun welfmaekend vleefch, dat kort en wit is.

Geen oort in de werelt, daer meer water-gevogtlt van allerlei flagh en fatfoenis, als aldaer: het welk de wa-terrijkheir des landts veroorzaekt. Men vint'er onder andere vogelen, die zoomak en tarn zijn ,datmen die met ftokken kan dootflaen: want vele inwoonders, de heidenen, die, na de wij • zevanPythagoras,de verhuizingder ziele van het een in het ander lichaem toeftaen, willen niet een eenigen vogel, ja het alderminfte gedierte, tot een luis toe,dooden: maer zetten die op d'aerde. Waerom het wilt gedierte geweldigh aldaer aengroeit.

Daer zijn overvloedelijk veel verkens , die goet en fmakelijk vleefch hebben, dat in Indien heel gezont gehouden wort.

overvlo« Maer boven al zijn'er byzonder veel vanhoen* h o e n c i e rs : en kan men aldaer een goet

hoen voor twee ftuivers, desgelijx dertigh eyeren voor een zelven prijs bekomen.

Op zekeren t i j t had ik driehondert hoenders, te Koylang, gekoght, tegen de komfte van onze fchepen, die ook korts daer aen quamen peper te halen Maer op een morgen wierden zy alle, in hetbouwvalligh kerkje van S. f ho-mas,daer in ik haer had doen bewaren, doot gevonden. Men zoght na d'oor-zake des doots; doch kon die niet vin-den,of aen de hoenders iet zien. Maer een van de Malabaren zeide:daer moet voorzekereen Cobre Kapel,(datis,een hairige en zeer vergiftige Hang ) in z i jn } hoewel men dien niet kon vinden. Dan ten leften vernam men dien (lang onder een deel afgekapte klap-pes-boomen leggen. Wanneer die boomen wegh getrokken wierden, zettc de flang zieh in 'c ronde, en toen recht op de fteert, en fpalkte de twee Vinnen, die hy onder de kop heefr, op,

deren.

A E R D I G E (daerzieh dan een natuurlijk trohyein vertoont_) en blies met yzehjke blik-ken van zieh. Een van onze foldaten verftoute zich,envloogh op den flang toe, enfloegh hem doot. U i t denop-gefneden buik haelde hy meer als een hant vol vets, om tot artzenye te gebruiken , en ook twee eende-pooten, die de kok aldaer aen de fonteyn ge-fmetenhad.

Daer is verfcheide flagh van wilt gedierte.

Daer zijn vleermuizen van ver- vi«:. fcheiden flagh. Onder andere zijn'er »luen. zoo geweldigh groote, dat zy de vleu-gels of vlerken zoo lang uitrekken kunnen, als een man uitvademen kan. De kop en hals is root, en het l i jf zwart, en zijn van fatfoen alseenvos. Zy zien geweldigh fnel engaeuuit de oogen, en hebben vele feherpe tanden, daer zy allerhande boom vruchten mee weten te knappen. De vleu-gels of vlerken zijn kael en velhgh, als" die van de kleine vleermuizen in Hollandt, daer de pooten en fteert aen vaft zijn: dies zy niet gaen noch ftaen kunnen. Aen ieder vleugel hebben zy eene haek, als een kleine vinger dik, daer zy fich mee aen de rakken van de. boomen hangen. Ui t oorzake zy niet gaen noch ftaen kunnen ,zoo kruipen zy met den bek en pooten al voort, en hangen dan aen de haek. Maer zy kunnen fnel vliegen. Zy zitten met duizenden in de boflehen aen de boomen •, dies iemant, die dezelve be-geert te fehieten, niet miflen kan. Maer al wat men raekt, blijft in de dichte boomen hangen. Zy zijn zoo wi l t , dat men dezelve niec tarn kan maken. Wanneer zy gevangen zij.i, bijten zy hen zelfs de vleugels, en al wac zy bereiken kunnen, met den fcherpen bek af.

Ik liet eens twee t'zamen bijten, die malkanderen de kop kraekten , als nooten ,tot dat zy dooc waren. Zy by-ten een brandende kaersaf,enflokken, uit een wilde boosheic, vuur in. Zy zuipen deSury, of vochc des kokes-booms,uit debamboefen, daer zy in getijfert i s , die hen zoo dronken maekt,datzy rollen.

Zy werpen gewoonelijk twee jon« gen,en gemenelijk in holle boomen.

De Malabaren eeten het vleefch, dat

Page 238: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A N T - R . E I Z E,

dat eenighzins na muskeljaet fmaekt, en niet aengenaem is.

Jakhalze. Men vint'er ookzeker gedierte, jak-ziecpag, halzen by d'onzen genoemt, die on

trent de gedaente van wilde voflen hebben, enrosen grijs van kleur, en zoo groot als een gemeene boereh hont zijn. Zy zijn dun van hair, en veeltijtsfchurft. Zy loopen desnachts met groote troepen, en inzonderheit by nieuwe mane, ontrent de fteden en dorpen uit de boflehen ,en maken met gillen en fchreeuwen een geluit,als een menfch : dies zy verfcheide malen onder d'onzen , eer die dit gedierte kenden, alarm gemaekt hebben: naerdien zynietanders meenden, als of'er een deel menfchen waren. Zy zijn zeer gretigh na menfchen vleefch, en graven de dooden uit d'aerde, zoo men die, met het opleggen van zeer zware fteenen, niet wel bewaert. Zy zijn zeer wilt , en fchier niet om te temmen.

De Malabaren hadden eens een jakhals in een ftrik gevangen, die zy le-vendigh, aen twee ftokken gebonden,

by my te Koylang braghten. Zy eeten het vleefch van jakhalfen, dat als van vleermuizen fmaekt.

Dus verre zy van het lant der Malabaren gefproken.

Na ikdandentwalefden ran Len-vervor-temaent, gelijk verhaeltis, van ^ * J - ^ €

n *c

lang t'zeil gegaen was» kregen wy, met weinigh voorfpoets, des avonts in de wint: waerom wy ons anker moften laten vallen, en konden niet eer als ten elf uuren voort raken, als wanneer wy met de lant-wint tzeil gingen.

Den dertienden hadden wy fchoon weder, met weinigh koelte: dies wy den wal längs liepen. Maer om dat de windtooft-zuid-ooftliep, moften wy het in zee zetten: doch wenden het tegen den avont weer na de wal, daer wy het anker moften laten vallen,en raek-ten ten tien uuren, met de landtwint, weerom tzeil.

Den veertienden hadden wy flappe koelte, [en waren noch niet meer als twalef mylen van Koylang. Komen

Den vijftienden waren wy tegen tegen over de ftad Tengepatnam, lieten een °""J_en~

Z 3 kanon-nam!"

Page 239: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

iU G E D E N K W A E R D I G E kanon-fchcut nalandrgaen, om den daer zijnde refident Koek tefpreken, die ook aen boort quam. Na alles af-gefproken was, vervorderden wy on ze reize,zonderaen lant tegaen. Tegen denavont ontftont een geweidige herde ftorm, die ons het gebruik der Zeilen belette,endwang het anker te latenvallen.

Den zeftienden,des morgens, als het het weer wac begoft te bedaren, gingen wy weertzeihmaer moften het door te-gen-windc weer boven Talon zetten: alwaer de Portugefen een kerk je van St. Marten hebben , dat niet verre van de kaep van Komorijn is.

Den zeventienden raekten wy voorby deze kaep: maer de regen wint hield ons zoodanigh op, dat wy den ach-

Körnen tienden eerft aen Totttekorijn quamen, leToute* de hooft - en voornaemfte plaetfe der * o r i ' n* zeven zeehavens van de kuft van

Madare. Aldaer vond ik vry wat te doen in

verfcheide zaken, zoo in het beftier van den handel der Kompanjie : als in de regecring der inwoonders, die alle onder hec gezagh van de Kom-1 panjie ftaen, en zieh längs de kuft van Madure, in zeven voorname dorpen, hebben neergeflagen : daer van Totttekorijn het voornaemfte en de hooft-plaetfe is. D'andere zes dorpen zijn

Zeven Mannapara, Alendale, Wtranypat-z e e der" nam* Pommekiel, Baypaer of Vaypaer kufi van en Bempaer. Madure. Wanneer ik dän het kantoor te

Totttekorijn meer als een half jaer bedient had, en in den handel ervaren en bedreven was, kreeghik orde van den Heer van Goens, om weerom na de ftad Koylang te vertrekken,en die ftad, als voorhene, te beftieren: inzonderheit dewijl ikby de Malabaerfe koningin bekent was, en wifte war in den handel en wandel daer te doen was. Ik droegh voor mijn vertrek alzoo weder de middelen der Kompanjie aen Laurens Pijl, in tegenwoordigheir van kapitein van Reede , tot Draken-ftein , volgens fchrifcelijk befcheit, over.

Ik vertrok dan den negentienden vanGrasmaenc', des jaers zeftien hon-derc vijf en zeftigh, van daer weder over lanc na de ftad Koylang.

Het getal der inwoonders van deze

7 zee-dorpenof zee-havens beliepen, desjaers honderr vier en czeftigh,roeer als over de twintigh duizent zielen, H""Vo'k en zijn alle viflehers. Te weten,

Totttekorijn had ontrent} tien duizent

Mannepaer vierduizent Alendale acht hondert Wirany Patam negen

hondert ^menfchen. Temmekiel, of Pun't-

£^/,tweeduizent acht hondert.

Baypaer zeven hondert Bempaer acht hondert , Behalve deze woonden by de Kaep

van Komorijn, en te landewaerts in, een groot getal van menfchen.

Alle deze zeedorpen hebben heer-lijke kerken, doorde Porrugelenge-bouwt, inzonderheit Mannepaer en Bempaer-, maer ftaen nu ledigh,door het vcrdrijven der Portugefen , dier Priefters evenwel in de omleggende dorpen komen Misdoen, daer d'inwoonders mer meenighte na toe gaen. En alhoeweldeze volken Roomfche Kriftenen willen z i jn , zoo toonen zy zieh in al hun bedrijf meer heidenen, als Kriftenen te zijn.

Men kante Toutikorßn)aex\i% een groot deel van alle koopmanfchappen vertieren -3 uit oorzake alles van buiten moet ingebraght worden. Want aldaer woont veel volks, en dienvolgerts moet'er veel wezen : en alhoewel'er van d'omleggende ende te landewaerts in leggende dorpen iets gebraght wordt , zoo moeten hier nochtans vele andere dingen zijn: waerom die aen de Portugefen voorhene groote winften aenbraght.

Toutekorijn,en anc)ersTutukurijn,o( ^ liever Tutukttry of Tutakuryn-oflu- ^ tokory, is heden de hoofrplaetfe van de gantfehe kuft ende negen zeedorpen of zeehavens. Het is een open vlek, zonder poorten ; maer heeft hoge en heerlijk gebouwde fteene huizen.

Daer zijn drie groote of hooftker-ken, doorde Portugefen geftight, die haer verre (dewijl het daer vlakis) in zee vertoonen .In d'eene kerke worr nu by d'onzen vanden hervormden godsdienft gepreekt. Daer is een klooftcr der Franciskanen: welk de Kompanjie

tot

Page 240: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E- eri L A totharen dienftgefchikt, en heerlijk doenvertimmeren heeft.

De Nederlantfche Ooftindifche Kompanjie heeft'er een kantoor.maer de Nijk väüMadure wil haer aldaer gene vaftigheit laten hebben.

Ik begort de tuin ook met een fteenen muur t'omringen, om de middelen der Kompanjie, die aldaer zijn, t'allen tijden des te beter te befcher-nien. Maer de Jency ven zorghden voor eene fterkte of vefting. En wanneer zy zieh jaloers deden blijken, liet ik het werk aenftonts fteken.

Ik liet het huis by mijn afwezen aldaer vermaken, dewijl het zeer ver

N T - R i 8 j lijden, dies begaven zy zieh met de vlucht tot de nabygelcge volken vah Narßnga, Badagas genoemt. Die, des verwittight, eensdeels op de Portugefen , en eensdeels op de nieuwe Kriftenen ("die men zeide aen het zelffte ongelijk de handt gehouden te hebben ) verbittert, en met haet ingenomen wierden.Om dan het ongelijk, dac den afgod en afgodiften door de vreemdelingen wedervoer, ("die ook d'inboorlingen, om het zelffte te doen^ hadden aengemoedight,) te wreken, riepen zy het jongmanfehap, door zekere tekenen, na 's lants gewoonte,tot de wapenen, en quamen in een oo-

vallen was, en daer een hooge maft i genbliktijtsontrent ren getale van zes oprechten, daer de vlagge van de duizent mannen t'zamen. Kompanjie afwaeide, dien men verre in zee kon zien.

Deze plaetle is allereerft door d'onzen, des jaers zeftien hondert acht en vijftigh, na weinigh tegenftants, alzoo dezelve open was, voor d'Ooftindi-khe Kompanjie gewonnen, Portugefen afgenomen.

Daer is gewoonelijkeen koopman, als opperhooft: beneffens eenen onderkoopman ,twee of dricafliftenten, en een krijghsbe velhebber met eenige foldaten.

D'eerfte koopman of opperhooft was Edward Ooms: de tweed&Kor-nclis Valkenburgh : dederde Willem Boefem: de Vierde Joan Nienhof :en my volghde Kornelis P i j l , de vijfde.

Voor Toutekorijn is goede zandt-grontin zee, op j vadem en een halve.

Drie kleine mylen van Tutekorijn, by de watten of klippen van Remana-kor 4en na by het koningrijk van Nar-

DorpPu- finga, leit het dorp of vlek Punikael genoemt.

Te Punikael ftont eertijts een Portugeefch kafteel, dat met eene bezetting van veertigh koppen gefterkt was.

Twee mylen van daer ftonc een vermaerde heidenfehe kapel der Bramos,

C S Trichanduri genaemt, op dewelke,

hikael

Oorlog der in-Woon

Zy trokken dan,met grammen moede, rechrna het dorp Punikael toe $ daer het kafteel der Portugefen ftont, dat by geval toen, onder andere dingen, van buflekruic fchaers verzien was, daer mee weinige Portugefen te

en den dier tijde groote troepen van Barbaren gewoon waren op de vlught te drijven.

Dit was den Badagas niet onbe* wuft: die ook däer van doorheime-lijke verfpieders en overdragers kunc-fchap gekregen hadden. Weinigh hadden de Portugefen op de Par-vas, d'inwoonders dier plaetfe, te hoopen i want zy zijn geenzins woeft van aert: maer zachtmoedigh ,en tneerop viflehen en zwemmen, als op de Wapenen afgerecht.

Wanneer zy dan dekomfte der vyanden vernamen, en hun önvermogeri van hen te kunnen wederftaen bemerkten, zoo benoten zy zieh heimelijk na de vaertuigen, d e op ftrant lagen, te begeven.De Badagas dit befpeurende, traghten hen te vore te komen, en den weghaf te fnijdcn, om niet na zee te kühnen vluchten.

Reeds liep een geruchc, dat devyant naby was: waer over elk op eengoec heenkomen begon te denken. Zom-migen namen de vlucht naongebaen-

«egende fortuge-tea

als ook op hunne afgodendienaers, de j de wegen. Anderen braghten, al het Portugefen dikwils met woorden enj geen, dat zy konden meefleepen, ter-werken fcholden: want zomtijts floegen zyde handen aen de Bramo$j*en plaeghden hen, uit dertelheit ,met al-lerleie vonden vanbaldaet, hoon en wederwaerdigheden. Zwaer viel den heidenen dit ongelijk endete fmaet te

wi jl uit de huizen, en traden daer mee 4ifi?de vaejttyjgen. Anderen wierden eindelijK radeloos, enwiften niet wat zy doen zouden, en hepen herwaerts en derwaerts dolen, en zochten het t'onvluchtcn. De vrouwen inzon

derheit

Page 241: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

184 G E D E N K W A E R D I G E

Stantvaf-tigheit van An toni minalis.

derhtit maekten een groot misbaer, en vertoonden een droevigh fchouw-fpel,met hare kinderen t'omhelzen, en den mannen om byftant te roepen, en hemel enlught met gelchrey en ge-weente vervullen.

Antonis Kriminales, die voor eenige dagen aldaer, volgens gewoonte,

Krj. gekomen was, ziende dit droevigh fchouwfpel, en daer toe geen middel om het tegen te ftaen, dan met vrede van de Badagas,op eerhjke voorwaerden, ootmoedelijk te verzoeken, trad na de fchepen, en vermaendeyo^z» Fernandes Korrea, opperhooft, om vrede, in die ongelegentheit van zaken , tc verzoeken, en den Barbaren op eenige ecrlijke wijze te bevredigen. Maer deze floegh dat af, met voor-wending, dat geen opperhooft, zonder krenking van d'eere en glorye des Portugefen naems, van de Barbaren vrede kon verzoeken: dies- wilde hy liever gelegenheit verwaghten van zieh te vvreken,alsdic ellcndige *Pa-•ravaSydic fleh evenwel onder befcher-ming derPortugefen begeven hadden, uic zoo groot een gevaer te redden.

Wanneer dan Kriminalis niet zagh uit te rechten, ylde hy, om zieh by zijne gemeente te begeven. Maer de Portugefen zoghten het te beletten, mette zeggen, dat het geenzins noo-digh fcheen, zijn leven in zoo een merkelijk gevaer teftellen, dat allen den anderen Kriftenen zoo hoogh-noodigh was. Zy betuighden hem, dat hy zieh niet aen de woede der Barbaren mofte opofferen : naerdien zy zijne behoudenis liever als hunne eigen kinderen hadden. Maer hy,meer door heegekermengeween der genen, die in noot waren,als doorde reeds be-houdenePortugefen bewogen, trad, als een goet herder, weder in de kerke, daer hy des uchtens den godsdienft gepleeghthad.

Toen liep hy na ftrant toe, als bekommen: voor de behoudenis van de zijnen, en dreef alle de genen, die hy kon, in de vaertuigen. Maer wanneer de Kriftenen hem, elk om ftrijr, een vaertuigh aenboden, en her-telijk baden, dat hy zieh toch uit het tegen woordigh gevaer wilde begeven, zoo yverde hy met de grootfte moeite, om het volk daer in te hclpen: cn

bleef zelf op hetlant. De Badagas midlerwijle, die na

geen voorflagh van vrede wilden lui-fteren, waren vol moeten vuurs, en fchoten met pijlen op de Portugefen van verre, die met vreze van lande ftaken. Vele wierden ook van na by met lancien doorftoken. Eenige hadden ook vuurroerts,dieonlangs te vore hen toegebraght waren , hoewel zy daer zoo vaerdigh niet mee wiften om te gaen: maer wiften evenwel met hunne lode kogels eenigen te treffen. Zes gefchote Portugefen quamen namaels te fterven.

K_Antonis Kriminalis, zieh zelven vergetende ,en zijn ampt, als een goet herder, rraghtende te bedienen, rrad met een bly en ftantvaftigh gemoet na de Bagadas toe, wanneer hy hen tot zieh zagh naderen, nietom tegen hem te vechren: maer om overwonnen te worden, en te fterven.

Wanneer hy een booghfeheut weeghs van den eerften troep afftont, wiert zijn metgezel en tolk voor zijne oogen dootgefchooten : op welker fneuvelen hy zijne handen en oogen he melwaert floegh, enop zijne knien viel. D'eerfte troep trok hem voorby, zonder hem eenigh leet of quaet aen tedoen,alszijnehoetaftenemen. De tweede troep raekte hem nietecns aen. Maer een in de derde troep, die uit Mahometanen beftont, ftak hem mec een ftael in de .linke zyde, en door * griefde zijn ingewanc. Wanneeran-dere meenden,dathyaendiewontge-ftorven was, fchoten zy op hem toe, om zij ne kledercn uit te trekken: maer hy leefde noch, en gaf hen met eige handen zijne rok, en bebloede borft-rok. Toen ftont hy op , en trad in de kerke, niet verre van daer, omby hec altaer, zijn leven, als een flaghtoffer, Gode opt'offeren.

De Badagas, die meenden, dat hy na de kerke trad, om zijn leven te be-houden en redden, volghdenhem na. Hy hen verneinende, keerde zieh na hen toe , met dezelve ftantvaftigheit van wezen,alsd'eerfte mael, en kreegh een tweede fteek,en viel op zijn knien, . ontfing toen een derde fteek : waer l ,n

door hy op zijne zijde viel. De Badagas fchreeu wden aenftonts

luitrughtigh, vielen op hem aen, en hieu-

Page 242: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A N T - R E I Z E .

«lert derin-woon-ders.

hieuwen het hooft van den romp, dat zy t'efTens,met de bebloede borftrok, in den tcmpel van Tricbanduri^Xs een zegeceken,boven aen de roos des tempels ophingen.

De romp wiert door d'overgeble-vene Kriftenen, met een weinigh aerde bedekr, naerdien zy, uit vreze voor de wederkomfte der Badagas, den tijt niet hadden, omdiedieper onder d'aerde re fteken. Maer de Portugefen hebben den romp daerna dieper onder d'aerde begraven.

Niet verre van Punikael leic een groot vlefe, *Putanam genoemr.

Daerna ziermen längs de kuft de fteden BembaroiBempaer, Kalekure, Beadal, Manankor, of liever Remana-korü,en Kanhameira.

Van daer komt men aen Negapar tan, daer de kuft van Koromandel beginr. Maer een van de voornaemfte fteden van deze kuft is Periapatan, na by de klippen van Remanankorn, en wort voor de hooftftad der Maravas gehouden.

De Maravas zijn berghluiden, bar-baerfch en woeft van aert, leven alleenlijk op den roof, cn ztjn gantfeh tpt quaet doen genijght. Wel hebben eertijts eenige Jefuiten, die de kerke van Periapatan beftierden, hen cen weinigh en allengs hunnen woeften en wilden aert doen vcrlaten: doch de meeften namen weer hun vorigen aert aen.

Daer is Ook een vlek , Tripalikory genoemt, gelegen op d'andere zyde der klippen of watten van Romanan-'körn, recht tegen over Negapatam: wiens inwoonders alle Kriftenen zijn.

Op de gantfehe peerlkuft leggen ontrent vijf en twintigh, of ten hooghften dertigh dorpen: waer onder, behalve de voornoemde, Tricbandär, of Irekandar genoemt, Kallegrande, ChereakäUe de voornaemfte zijn.

D'inwoonders van deze zeehavens zijn alle zwerc vanverruwe, fterk en welgefteltvanleden.

Het iseen arghliftighenbedriegh-hjk volk, daer niet op te vertrouwen is. Zy achten hunne vrouwen weinigh, en houden gemenelijk twee of drie byzitten: waer door vele zeftien of achtien kinderen hebben.

De mannen dragen een enkelt l in -

nen kleetje, datzyom het l i j f henen flaea, en dekkenhet hooft met een katoenedoek, die zy Romare not* men.

De gemeehe vrouwen dragen een K l e t J i n

Pannebaeyrje of licht kleetje, datzy m S ' laten fchilderen. De voornaemfte gaen met goude armbanden en ringen: doch valkn over hier lijf en in huis morffig, Het hair fltngercn zy met een knoop in malkanJere, achter aen het hoofr,

j na de Malabaerfe wijze. Anders zijn j zy wel beliieden van tronieen heufch.

Zy eeten vleefch en nj>: maer drin-j ken nier anders als water, dat zy meer '.als een h i l f uürgaens van Orantallen {morgen, inpo tenop het hooft, van daer dragen , en uit putten , die zy daer gegraven hebben, fcheppen.

D'inwoonders erneren zichmetde Emering. viffchery van peerlen, vifch en Sjan-ken, en met dezeevaert en deweve-rye. Zommigen varen mec vaertuigen na Kalpeniien, Kolomba en de Malabaeifchekuften,om te hmdelen met konftig wit en gefchildcrdinnen.

Daer woonen veel katoen en lm-nen-wevers, en künftige fchilders op katoen, dar zy mec groot gedult«en vlijt doen. Ikheb'ergehcle behangfels van ledekantenen andere'dingen laten fchilderen, die byzonderfraei enwel gedaen waren. By mijnen ti j t namen deze hantwerken geweldigh toe: al. zoo ik veel liet doen, en het zel ve,zoo veel doenehjk was,bevorderen.

d'inwoonders van deze zeehavens B e f t i e , hebben hunne byzondere rechters i die ring. door het oppei hoofe ,• van wegen de Kompanjie, (de kapitain van de zeven zeehavensby hen genoemt) allen jaers vernieuwt worden.

Uic elk dorp Hellen zy vier der voornaemfte onder hen voor: waer uit de kapitein twee na zijn behagen en welgevallen voor het gemeen beft uit-kieft, die den eetvan getrouheit aen zijne handen moeten doen.

Zy doen alle gemene en burgerÜ jke zaken, ieder in zijn dorp, af: maer alle zware en halszaken komen te Toute* korijn, de hooft plaerfe, daer de raet uic negen aenzienelijke perzonenbeftaet: daer de kapitein de voorzitter van is.

De Portugefen geven niet aen de Kompanjie: maer aen den Neyk van

A a Ma-

Page 243: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

G E D E N K W A E R D I G E dar evenwel d'inwoonders \ van hunne aenzienlijkfte koopluiden Madurc

van de gantfehe kuft jaerltx moeten < doen.

Dit wordt met rieten daet, zoo als het opperhooft beft oordeelr goet te zijn, uitgete!t,en een iegelijk wordt ha gelang van zijne goederen gefchat.

Die op den gezetten tijt met beraelt, Wordt ftreng, door hec volk van den Neyk, geexecüteert: waer uit by w i j le tuffchen d'inwoonders ende foldaten van den Neyk groot gefchil ontftaet, die niet licht, als met gefchenken of met de wapenen , neer te leggen zijn : gelijk by mijncrt tijtgefchiet is.

De Neyk van Madure eifchte een groote fchatting van de Parvas. Ik zond onzen Serjant, met eenige foldaten tot zijn gelei, om te verzoeken, of hy iemint gehefdete ftuuren, om te handelen: naerdienonmoghelijk die fchatting in dien tijt kon opgebraght Worden. De Neyk ftuurde daer op zijnen overfte, mec een goet aencal van ruiteren, om te zien, of men met hem zou können verdragen. Ik ftelde den overfte alle z warig heit en onmo-ghelijkheic voor oogen: waer mee hy zieh watgezeggen liec. Voorts zeide i k , dat hy zijnen Heer, uic den naem der zeven zeehavens, twee koftelijke zilvere fchotelen, met een goet deel dukaten daer i n , zou aenbieden. Die nam hy aen te doen: dat ook den groo-ren Neyk wclge viel, en zieh daer mee genoegen liet. Hy zond my, tot groot genoegenvan d'inwoonders, een ko

gcvangen,dien zy, om hun leet te wre-ken, beide ooren affneden, en lieten hem, na veel fchandeenfmaet geledeh te hebben, weer loopen. Hier uit ontftont een geweidige oorlogh. De Moren trokken mec een machtigh legerj van over de dertigh duizent mannen fterk, op ,en floegen hun leger, niet verre van Toutekorijn, neer. De Larvas waren niet boven de v i j f duizent mannen fterk: maer alle wel gewapentj en verlieten zieh meer op hunne goede zake en groote ftoutmoedigheit^ als op de menighte vän hun volk. Zy traden, met groote kloekrooedigheit, tot het gevecht, en deden de Moren, na het leveren van een.grooten flagh, het vele ruimen. Over de zeven duizent bleven op de plaetfe verflagen leggen. Andere,dien hec lantte nauw viel, begaven zichop de ruime zee: maer wierden, door een harden ftorm uic den Zuidweften,zoodanigh beloo-pen cn voorrgejaeghe, dat men federt tael noch teken van hun vernomen heefc, of iemant hunner te voorfchijn gekomen is.

Na deze overwinning namen de Parva* de zeehavens in ,en fteldendc gemeide koningin te vredej mies dat zy zoo veel fchattinge betalen zouden , als de Mooren gedaen hadden, dac hen onmoghelijk te doen was. Der-halve ontftont allengs groot jammer en hertzeer. Zommigen wierden in hechtenis gezet, anderen ellendigh

ninglijke Sjerp, ftijf van gout gebor-1 geflagen en tot flaven verkoght, en duurt,rot eenevereering.

De zeven zeehavens wierden, eer de Porcugefen daer mec hunne vlore aengekomen waren, door den koning van ^Marten geregeer r, onder het ge-hoor der koninginne van Tengauj), die zy zwaren toi betalen moften.

De "Parvas woonden toen in het lant, en volghden den oorlogh van den geen, die hen het meefte gelt gaf.

Een der Parvas raekte t'eener tijde met de Mooren zoodanigingcfchilen

en Portu- krakeel,dat zy hem met gcwelt aen-gefen. grepen, en neus.cn ooren affneden.

Seer qualijk wiert defe daet by d'ande

Oorlogh tuflehen de Patvos

zoodan igh gehandelt,dat zy ten leften na middel uitzagen, en met malkanderen raetpleeghden, om zieh van die tierannye e'ontflaencn verlofTen.

De Portugezen waren aldaer met hunne vaertuigen van Koetzijn > in denjare 1490. eerft aengekomen engelande ,• en hadden eoen aldaer al over de veercigh jaren gchandelc: waer door de Parvas tot kennis van hun vermogengekomen waren.

Derhalve vonden de Pdrvasgo&i een gezantfehap aen de Portugefen, na Koetzijn, te ftuuren, cn hunne ar-

1 moede en nooc bekent te maken, met tcParvas opgenomen, diezichdaer j aenbieding, van hun in alles te willen. over, om wraekte nemen, alle in de [ gehoorzamen,cn hun geloof aen tene-wapenen begaven, enzooiegen de j men , by aldien zy hen van de tieran-Moorenop trok ken. Zy kregen cenen ! nye, daer mee zy gedrukt wierden,

i " wilden

Page 244: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - cn L A e

wilden vcrloflen. Deze gclegentheit wiften de Portugefen zoo wel in achc te nemen, dat zy zieh in weinigh rijts meefter van de zeehavens maekten. Desgelijx was hun vloot zoo haeft daer niec gekomen , of de Parvas lieten hun in den jarc vijftien hondert drie en dertigh, op eenen dagh, doo-pen. Daer na hebben zy noch groote moeite met de Malabaren, Koroman-dellers en anderen gehad. Ten leften verdroegen zy zieh mer elkanderen aldus. Tc weten, de Portugefen zouden het gebiet over de kuft hebben, en de Parvas een zekere zom van pen-ningen jaerlix, na vermögen, uitrei-ken:op die voet worden zy noch gere-geerc.

Delantvorften zouden t'elkens, als de peerlviflchery was, mee eenen dagh viflehen.

Naderhant heeft de Nijkvan Ma-dure deze landen ingenomen, en de Portugefen by hunne voorgaende voorwaerden gelaten, en hun gebiet over de Parvas beveftight, en groote vryheit aen de Roomfche geeftelijk-heit vergunt > die het beftier tot aen denjare zeftien hondert en dertigh in handen gehad hebben: wanneer de koning van Portugael aldaer den eerften kapitein beveftight heefc , om de macht der geeftelijkheic wat te be-fnoeijen : waer uit veel onhcils ont-ftaen is:

De Parvas wierden in tween ver-deelr, en trokken vyantlijk tegen malkanderen op. En dewijl deze landaert een waengeloovigh volk is, dat veel van de papen houdr, zoo hadden altijt de geeftelijke groot voordeel, en benamenden kapitein al zijn gezagh, zonder de koning het kon verhoeden. Zy bouwden kerken en kloofters, en

N T - R E I Z E. 187 maekten hun rijk zoodanigh, dat de gemeente arm en beroit wierr.

De Jentiven of heidenen roeideri daer zoodanigh onder, dat den Parvas by wijle het vaft lantte bang viel, en gedwongen wierden de vlucht met wijfen kinderen, na hunne vaertuigenj te nemen, en zeilden zeewaerts in na d'eilanden, of na andere plaetfen, däer zy zieh veiligh konden erneren.

N u wordt het beftier over de 'Parvas aen den kapitein, van wegen de Portugefen, betroüwt, dien zyallege-hoorzamen.

Ieder dorp heeft twee rechters, die alle jaers verändert worden. Zy zitten twee mael ter weke, om eenen ieder gehoor te geven, en alle kleine zaken af te doen , met hunne Petangijns of overheden, die erffelijke officieren of amptehaerszijn, en van d'eenopden anderovergaen. Deze ont fangen de fchattingen, en moeten eenmael des jaers, inhetopenbaer,vooralhet volk rekening doen, en alle ftaetszaken meeft af handelen.

Ten tijde van de Portugefen moften dejenty ven of heidenen niec een Fanin meer vorderen als d'ingezette fchattingen, of zy gingen met hut en mut onder tzeil na d'eilanden, en dan moften hen de Refidoren een deel quijt fchelden, eer zy weer komen wilden.

Hetfchijnt,dat zy nu zieh zoo verre niet vertrou wen, welk d'oorzake is| waerom de heidenen hen nu veel meer op den hals leggen, als behoorlijk is, ofalszy weidragen kunnen,

N u worden de Larvas t'elkens met nieuwe laften bezwaert, en moeten noch wel driemael zoo veel geven, ofde heidenen verbieden hen het water, of iet anders, waer door zy hen daii dwmgen.

H e t l a n t o f k o n i n g r i j k v a n d e n

N A Y K v a n M A D U R E -

O Et landt of koningrijk van den L 1 Nayk van Madure, daer de gehleide zeven dorpen aenbehooren, paelc ten Weften aen het koningrijk Van Travankkor, heefc na't Oofte de

zee, en ftoot tegen het Noordwefte aen het lande van den Nayk vah Tati-iaor, oiTanjauwer, en leir ruflehen het lant van Malabaer, by de kaep Komorijn, cn tuflehen Korbmandel be flöte.

A a x Hec

Page 245: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

J8Ä G E D E N K f A . E R D I G ' E Het ftrekt zieh längs de gehele bin- groote fchade aen de kooptnahfehar)-

nen-boght, en tangs d'Ooftkuft, tegen over het eilandt Zeylon, van de kaep Komorijn, daer de kuft van Malabaer cindight,rot het vlek värt Bempaer,of riviere Ulton, eene ftreke van vijf en zeventigh mylen. In de breete ftrekt het landewaerts in, tot ontrent dertigh mylen.

De zeekuft, gemeenlijk depeerle-kuft, na d'in zee gelege peerlebanken, genoemt, ftrekt bykans Zuide en Noorde, en loopt op zommige plaetfen meer als een halve myle landewaerts in.

De voornaemfte ftad des lants, en hof des konings of Neyk, is Cfrladure, vijf dagh reizens Noortwaerts van de ftad Koylang gelegen.

Deze ftad is met vele prachtige pa-goden of heidenfehe tempels verciert, die zeer fchone en hooge vergulde torens hebben.

Opdekuftvan Madare waftlover noch gras, als alleen wat witte hage-doornenhuislook: en het water is'er brak.

Alles is'er evenwel, tot nootdruft Vän's menfchen leven, genoegheno-vervloedightekrijgen: welk diep uit her lant en van tl'ornleggende plaetfen aldaer gebraght , en te Toütekortfn op de merkt verkochtwort.

Men heeft verfcheide malen be-Zocht, om kokos en andere Indiaenfche boomen aldaer te planten: maer die willen daer nier tieren.

Het lant is vol wilt van hazen en pa-trijzen. De hazen gelijken onze kouij

pen. Daer zijn ook kleinder en roode

muizen, die na muskus rieken. De katten willen die ook niet vangen > maer loopen daer voor te tügh.

Daer zijn ook Hangen en andere vergiftige dieren.

Op een morgen, als ik opftönt, zagh ik , dat een flang in mijne kamer was geweeft, die door een gar, daer de kamer, om de hitte, door gefpoelt wiert, ingekröopen was. Hy had zijn oud vel aen den ftijl van de ledikant afgeftroopt, dat'er des uchtens noch aenzat, zonder ik den flafig eens ver-nomen had.

In Wijn-Slacht- en Winter-maent waeien'er weftelijke winden, zöohert en fei over het hoogh gebefghte, dat uit fijn zant beftaet, dat men gene vijf rreden van zieh zien kan. Het regent herttelandewaerts i n , enäende kaep Komorijn: doch nimmermeer in Tou-tekorijn : maer des nachts dauWt het daer fterk. Dan is het kout: cn dien-volgens, om de groote verandering, ongezorit. De winden waeien daer bywijlen zoo geweldigh heet, alsof zy uit een oven quamen. Wanneer deze hete winden waeien-, magh men zieh in het velt niet begeven : en d'inwoonders moeten voor her heet zant ichoenen dragen.

De Nayk, of koning van Mahdurc, houdt te Madure, de hooftftad des lants, zijn hof*.

Hy bezit verfcheide lahtfchappen, die ieder door een byzonderen' refi-

nen byna, en hebben wit vleefch-, doch door,of Iantvooght, beftkrt worden. fmaken meer na hazen-vleefch. De patrijzen zijn zeer fmakelijk, hebben

De lantbeftierder heeft het gebiet en beftier over alles. Die toen ter tijt

kort vleefch, roode pooten cn ronde regeerde, was Bormdlapaües geheten. bekken.

Daer zijn muizen,zoo groot als katten, die gene katten derven aendoen. Als men haer vervolght, zoo zetren zy haer in een ftoel ofkas, of waer in zy kunnen komen, en bijten als hon-den van zieh: waerom zy niet als met groote moeite kunnen overweldight worden. Zy zijn van fatfoen en kleure als dehierlantfche muifen ; maer hebben geen hair, en een rimpelige en fchobbige huit, als die van eenen olifant. Zykrabben onder de fondamen-ten van de pakhuizen deur, en doen

Voorts heeft ieder dorp eenen rechter, dien d'inwoonders groote eere bewijzen.

De Neyk, om alle zijn amptenaers en bevelhebbers in plicht te houden, gebruikt deze liftigheit. Zeven mylen van Madure leidt een vermaert dorp, genoemt Zwela-Baddyydzt mec een kafteel verfterkt is: daer op alle de vrouwen der refidoors,lantvooghden of bevelhebbers, haer verblijf hebben: die door medr als drie hondert Las-karijns, dat zijn gelubden, zoo nau bewaert worden, dat niemant, zonder

hunne

Page 246: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A N T - R . E I Z E - i8£ hunne kennis, by haer kan komen., gen innam, dat hem de Neyk in langen Wanneer nu iemandc genegentheit heefc,om zijne vrouw eens cefpreken, die moet hec zelve van den Neyk ver-

njc had ontweldight. Waerom zijn krijghsheir begoß te vertzagen, en aen het geluk, dac hem eenigen tijt zoo

zoeken, enna een of cweedagen we- gedienc bad,tewanhoopen. Diesver-derom vertrekken. Ondertuflchen zijn'er vele , die de Wijven befparen, cn zieh met hoeren behelpen.

Door die middel komt de Neyk te vore , dac zijne bevelhebbers gene nieuwigheden derven aenrechten: want dewijl'er noch zommige zijn, die eenige liefdeen trektot hunne vrouwen en kinderen hebben, zoo zou de Neyk, indien zy iecs traghten aen te rechten', aen hare vrouwen het weten te verhalten. En aldus blijfrhetlantin ruftenvrede.

De meefte inwoonders des lants van Madure zijn JenCyven of heidenen: (zy worden ook by eenigen Badagas genoemt): hoewel vele door de Portugefen tot het Roomfch geloof bekeert zijn.

De Jentyven zijn goede foldaren : hoewel byde Malabaren.nier te gelij-ken: nademael de Neyk van Tanjaor, die nergensnazoo maghtighis, hen zoo veel werks verfchaft.

Men heefc daer te lande drie Neyken ofNäyken: als de Neyk van Ma-dure: de Nayk vznTanjaor, by d'onzen de TBnsjouwer,tn Tanjouwer ,en Teuver genoemteen de Nayk van Gin

zochtde Neyk van Madure hulpe en byftant aen de Kompanjie, om den Tanjouwer te verdeigen, en zond ten dien einde den Iantvooght aen my, door den welken hy aenbood,onseene van zijne havens, tot verzekering van onze hulpe, te willen ingeven.

Het is dien lantaert niet wijs te maken , dat wy onze verbonden, zonder gewichtige redenen, niet können bre-ken: derhalve heb ik den lautvooghc liever het zelve ontraden, als afgezeit, wel wetende, dat d'oorloghsvlam niec alleenlijk van naby alles verteertjmaer ook van verre verzenge : dac ons niet diendemademael wy daer buiten wäre. Wy moften evenwel genoegh fchade by dezen oorlogh in onzen koophandel te Toutekorijn lijden : daer men anders vry wat meer voordeel zou hebben können doen.

Onder, längs of tuflehen de kuft p ^ van Madure, of der zeven zeedorpen, bankeri. en het eilant Zey lon,Icggen in zee verfcheide vermaerde peerlbanken: waer-om ook deze tuflehen gelege zee de peerlviflchery genoemt wort.

Deze peerlbanken zijn eigentlijk klippen van witte koraelfteen ,dieby-

giy anders by d'onzen de Cingier o f j wijle ook wel met zant overfpoelen: Chengier genoemt. j aen welke klippen de oefter-fchelpcn,

Neyk of Nayk ,o f eigentlijk Naie-1 op eene onbekende wijze, vaft groei-ka, is zoo veel gezeit als leenvorft of j jen. Zommige banken ftrekken toi: ftadhouder : wanc hunne voorzaten waren voorhene flechrs leenheeren en lantvooghden of ftadhouders van die landen , en ftonden onder gehoor-zaemheiedes koningsvan VidiaNa-jarof Bünagar, o fNarßnga : cegen wien zy zieh namaelsöpwierpen, en namen,ieder in hun lantfehap, denko-ninglijken tijtel en ftaetjaen.

De Nayk van Madure was lang, met den Nayk van Tanjaot, in gcfchil ge-weeft, en had hem met geweit verfcheide plaetfen afgenomen. Ten t i j de van mijn aenwefen te Toutekorijn ging d'oorlogh geweldigh hevigh aen.

De Tanjouwer, die toen met een groot heir gefterkt was, viel den Neyk van CHadure met zulk een kraghten geweit op ' t l i j f , dat hy in weinige da-

twalef en dertien, cn eenige wel tot vijftien vademen diep zeewaertsin,en leggen zoo verre van lant,alshecoogh toedragen kan.

Zommige banken leggen op vijf,zes en zeven vademen} hoewel de duikers niec dieper als vijf vademen na de gront kunnen gaen.

D'oefters leven zes jaren. Na verloop van die jaren gaen de fchulpen van zelfs open, en de peerlen tot niet: waerom men dezelve zeer nauw moet waernemen eri ga flaen: gelijk my de duikers verfcheide getoont hebben, welker zommige al meeft vergaen, en andere vol drek en vuiligheit zaten.

De pcerl-banken worden alle jaers bezoght, om te vernemen of de: (chulpen, daer zy in groeien, hären

A a 3 vol-

Page 247: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Peerl oc-Itcr fchclpen hoe ge-vifch Worden.

t 9 ö G E D E N K W volkomen wasdom hebben. Dit be-zoeken gefchiet gemenelijk in Wijn-maent : want dan is de zeeoveralftil en zeer klaer. Wanneer zy dan rot volkomen wasdom gekomen zijn, zoo wort de peer! viflchery uitgefchreven, en het g-hcel landt door bekent gemaekt.

Derwaerts komen > uit alle geweften van Indien, Arabien, Turkyenen uit vele andere oorden, by wijlen meer als over de vier duizent menfchen, met vrouwen en kinderen t'zamen, die dan tenten längs de ftrant,met vlaggen cn wimpels, opftaen: daer dan alles re koop komt, als op cön kermismerkt.

Het viflehen van peerlen ofoefler-peerl-fchclpen, gefchiet door middel vanditikersen fchuiten. De fchuiten zijn ontrent zoo groot als fteigerfchui-ten, en achtien of c wintigh voeten lang, en worden Tonys genoemt. Dikwils leggen drie of vier hondert fchuiten t'effens te viflehen.

Ieder fchuit of Toni js heeft gemee-nelijk acht of negen fteenen : want zommige fchuiten drijven boven de banken: andere laten voor en achter eenen fteen , in plaetfe van een anker, hangen.

In ieder fchuit zijn vi jf , zes j Zeven, ja by wijle achrduikers^dre^feen voor en d'ander na duiken7en na degrondt gaen.

De duikers zijn gantfeh naekt, en hebben flechts een kleetje om het lijf. Maer elk heeft een netom den hals, en cen paer hantfehoenen aen de handen , daer zy de fcherpe oefters mee van de klippen trekken, om de handen niet te quer fen noch te bezeeren.

Elk heefc ook eenen fteen van een halve voet lang, en ontrenc vijftigh ponezwaer, in hetduiken, omdrate gronde te gaen. Boven in den fteen is cen gat, daer een tou w met een ftrop aen vaft gebonden is. In het neder-duiken of zinken zetten zy de voet in de ftrop, en nemen het touw, wiens eind een anderindefchuic vaft houd, in de linke hanr, houden mec de rechte hant de neus toe, en halen den adem in, en laten zieh aldus zinken.Gekome op den gronde, geefe depeerleduikereen trekofrukaen her couw: waer opde geen, die in de fchuic zic, den fteen ophaelt. Dan fchropt de viflcher,zoo

A E R D I G E dra als hy kan, zijn net voloefterfchef-pen, en krabt die van de klippen af. Hy ftrekt hec nec vol oefterfchelpen over zijn hoofe, en geeft een trek aen her touw. Waer op de geen, die in de fchuic zie, hec nec ophaele. Daer na drijfcde peerlduiker zelf ook op: en dikwils een grooc eind van de fchuic, die met wint of ftroom verdrijft: doch daer in wort by hen weinigh zwarig--heit gemaekt: want zy kunnen zwemmen als eenden. Alsd'een op is, duikt weer een ander na beneden. Dir duurt zcolang, tot dar zy d'oefters vänalle de klippen afgekregen hebben.

Deze duikers kunnen den adem viermael zoo lang inhouden, als iemant van ons. Zy moeten van drie tot vijftien vadem diep duiken ; maer niec dieper •, dewijl zy den adem niec lan-gerkunnen inhouden.

Zy gaen des morgens in den dage-racr, met de lantwint, gelijk uit in zee, en komen des namiddaghs, mec de zeewinr,weer in.

Die de fchuiten roebehboren, zijn meefters, en beftellende duikers, en die hen ophalen. Beide deze hebben, alsarbeiders,hun daghloon.

Alle d'aengebraghre oefters worden op een hoopgefmeten , tot de gantfehe viflchery gedaen is:die van Wijn-maent toe Slacht- en WAtermaent duurc. Dan worrde zeevolquallen: waer door hec viflehen belet wort;

D'oefters leggen midlerwijle ijfe-lijk te flinken in de groote hitte: het welk groote ongezontheit veroor-zaekt,enzommigen krank maekt.

Eindelijk, na de viflchery geondigt is, wort van de Kompanjie en Neyk, een huisje van planken opgeflagen, met de vlagge daer op. Elk heeft zijne gerechtigheit van d oefters: want alle de fchuiten viflehen cen dagh voor den Neyk, en een dagh voor de Kompanjie. Zy bevrijden ook de viflehers voor allen overlaft, en het opperhooft mec de recheers rijden daghelix längs het ftrant, om allen twift en ongemak voor te komen.

Ten leiten worden in het huisje voornoemt, depeerl-oefter-fchelpen, in herbyzijn en ten overftaen van gemaghtighden, geopent.

In ieder fchulpe zijn gene peerlen, ja in de meefte zijn gene of kleine.

Maer

Page 248: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 249: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 250: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 251: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 252: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

PfCfl-jtUlS,

Hoortns efSjjn-kos,

% E E - en L Maer in zommige fchelpen leggen vijf, zes, Zeven, ja acht peerlen. Eenige peerlen leggen in het water: andere in het vleefch, en zommige, doch weinige, zijn dicht aen de fc hui pen vaft : gelijk ik verfcheide tot een rariteit ge-had heb.

Wanneer nu de peerlen uit de fchul-pen genomen zi jn , worden die door een blikke zeef gelorteert, en, na de zeef groote of k leine gaten heeft, ge-waerdeert. Elk forreenng wort aen de meeftbiedendeverkoght. Hecpeerl-gruis, of ftamp-peerlen, dat mee gevifcht wort,wort by oncen verkoght.

Hetvleefch van deze oefters wordt wel geftooft-, maer het is een weinigh fterk,enhertachtigh, en nier zoo aengenaem van fmaek , als dat van d'En-gelfe oefters.

De peerlen worden fchoon en blinkend met geftoten rijs en zoüc gemaekt.

Van de fchulpen wort fchoone en witte kalk gebranr.

Het peerlgruis of de ftamp-peerlen zijn tweederlei, nieuwe en oude. De nieuwe ftamp-peerlen worden daghelix, door het vrouw volk,üit de vuilig-heit vergadert.

Het oud peerlgruis wordt uit den gronr,metzantrrtetal,tot aen de wellen van het zout water, met de fpa, wel zes, zeven, achten meer voeten diep, gegraven, enis wat zwarter, en ook zoo veel nietwaert.

Zy latert d'uitgegrave ftoffe in de zon droogen, en het ftof en fijn zanr door de wint wegh vliegen en ftuiven, blijvendehet zwaerfte, dacis, het gruis, op den bodem leggen : dat zy dan den voorkoopers, die hen eenigh geldt op handt gegeven hebben, met kleine parthyen toebrengen. Dit gruis heeft weinigh tebeduiden: ja kan een menfeh nauwlix de waerde van drie duiten daeghs daer mee Winnen. Zeker een zobere winfti die evenwel ge-noegh is, om in dit lant het leven t'on-derhouden.

Behalve de peerlen, worden daer ook zekere hoorens gevifcht, die d'inwoonders Sjankos noemen. Deze hoorens zijn als trompetten Marijns van vorm,dik,en fpierwit van kleur. Hier maken zy arm- en duim-ringen vän $ welke laefte zyin't fehieten met den

A N T - R E I Z E. i 9 k

boogh gebruiken, en zijn veel beter e n

fchoonder, als die van ivoir, Dit zee" gewas önthoudc zieh meeft op de diepte van acht tot twalef vadem, eene ftreke van ontrent tien mylen weeghs lan^s de kuft van Vyraamdes Laar», coc llha Doce toe.

Deze viffchery begint in hec midden van Wintermacnt, eh duurt toC half Bloeimaent: als wanneer de zee daer ontrent zoo vol quallen komr, dat gene duikers na de grendt kunnen gaen.

Onder deze zeehoorehs vindtmen by wijlen eenen , dien Konings-hoorn genoemt wort; hoewel nauwlix alle honderc jaren een. Men kan tuffchen dezen en d'andere hoorens geen ander onderfcheit zien, als dar de konings-hoorn het ope aen de verkeerde zyde heeft: is van binnen root, en van buiten groen. In het water rollen ofgaen deze konings hoornen voorr, dien de anderc,als een koning volgen ; dies de viflehers die ookin het water moeten naloopen om te vangen.

Zeer hoog en koftclijk worden deze konings-hoornen by hengewaerdeert; en maken de Jentiven inzonderheit daer veel werksvan, enjgevenby w i j le acht hondert realen voor een eenigen hoorn.

Ook worden de koningen van Gol-konda, eri andere, uit zülkenhoorri gezalft.

By mijnen tijtcroomde zeker vif-fcher, dat hy eenen konings-hoom ving : her welke hy des daeghs aeri zijnen kameraet verhaelde , die tegen hem zeide: Zoo ghy eenen vangt, ik zal dien half hebben : dat den dröomer aennam. Des daeghs gingen zy beide; volgenS gewoonte;uic viffchen, en de droomer ving eenen konings hoorn ;

maer wift deri anderen daer van niec met allen te wil. Het gefchil quam eindelijk zeer hoogh, en voor de rechters. Maer als men den aenklager verhoor-de,was'ergeen bewijs, als zeghswoor-den: en d'eeh, d ie den konings-hoorn gevangen had, looghende alles: dieä derechrers daer in niet doen konderi. Waer over de geen,die den hoorn gevangen had, hem behield.

Hy wierc my, om dat ik een liefheb-ber vanrariteyten was, aengeboden, en kocht hem ook voor hondert en ze

ven-

Page 253: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

ICA G E D E N K ventigh realei. Doch cen van de rechters wldeniy aenftonts twintigh njx-daeldcrs w.nft ue> cn.

Met deze Ranken wort ook groote handel in ßeng.degedreven, alwaerde inwoonders die dier opkoopen. Zy maken daer armnn;;en en andere frac-

W A E R D l G E doordic bezweeren, daer afte komen'} dewijl zy zien,dat vele,die het bez we-ren in 'c werk ftellen , daer behouden afcekomen zijn. Weshal ve deze peerl-viffchery voor zommigen zoo wel niet afloopten eindight ,als zy begint.

Na alle mijnezaken icToutekorijnNieuhof jigheden van : ook weten zy die zoo | afgedaen, en de middelen der Kom-trekt nu net en glat te polyften, en ztjn zoo fpierwit, dat geen y voir daer by te ge-lijken is.

De viflchery v.mde Sjanken is mee een van de voornaemfte middelen, daer door dit volk hun levens-noot-druft weet te zoeken.

Men moet wel zorgedngen, dat by d'inwoonders, in plaetfe vanSjan-kos,gene peerl-oefters opgehaelt worden v maer dat alle de peerl-oefters zoo lang zitten blijven , tot dat zy t i j -digh zijn.

Ik had verfcheide luiden , die daer oppaften. kens braghten zy my een Moors fchuirjen , van d'inwoonders vanKalipauum, op, die,in plaerfe van Sjankos , peerl-oefters meenden teviflehen. Na hen fcherp ondervraegt te hebben , verftont ik eindelijk, dat zy uitlouterarmoede daer toe gedreven waren rwaerom ikhen liet gaen.

Zoo eenigen gevoelen, zou het ge-graven peerl-gruis door de hooge vloeden, toen alle d'eilanden, als Zeylon en de Maldivifche eilanden, van'c vaft lant afgefcheurten gefpoelt wierden, zoo diep aldaer onder het zant geraekc zi jn , wanneer zieh in vorige tijden ter zelver plaetfe de fchelpen openden: welk peerlengruis daer toen bleef leggen: nademael zy te dier tijde daer geen werk van maekten.

Het peerlgruis wort by de mannen meeft gegraven, als zy niet viflehen : of by de vrouwen en kinderen, wanneer de mannen uit viflehen zijn.

Vele peerlduikers worden door de haeyen verflonden: dies met recht te verwonderen is, dat men noch volk daer aen krijgen kan. Maer elk hoopt, dat hem het ongelukjuift niet treffen zal. Ook doen zydehieyen doorde bezweerders of duiveljagers bezweeren, (daerin zy,niettegenftaendezy Kriftenen zi jn, groot geloof ftellen J tot voorkoming van ramp en onheil

panjie aen Laurens van Pijl , die als op- J.oatAo-t c - •• i r i r r i ' n n a

perhooft in mijne plaetle zou volgen, Koybng. en aen den onderkoopman Kornelis van Duin, overgelevert waren , zoo maekte ik my wederom ter reize ge» reet, om over hec hoogh geberghte van BaHi%ate3de naefte wegh, over lanr, na Koylang te reizen.

Wanneer ik nu mijn affcheit van de voornaemften had genomen, begaf ik my, desjaers zeftifen hondert en negenden, op de reize, onder gelei van eenige foldaten,toc befcherming,beneffens verfcheide arbeiders, om het goet tedragen.

Men vint'ergene herbergen, enop vele plaetfen op wegh niec ce koop: waerom men zieh daerna ftellen moec.

Maer na eene daghreize wierden wy van een fterken croep Malabaerfe roo-vers overvallen, die mec krits, pijl en boogh gewapent waren. Ik trad uit de palankijn, en belafte den foldaten hun geweer klaer te maken, daerde Malabaren , inzonderheit voor fchietge-weer, zeer bang voor zijn. Zy hadden reeds rwee flaven aengepakr, die eene kelder met Perfiaenfchen wijn droe-gen, op hoope van daer in eene fchac te vinden. Maer als zy d'onzen zieh zagen fchrap ftellen, om onder den hooplos te branden, zoo verlieten zy ons } hoewel cegen wil en dank, en volghden ons noch lang na. Maer ziende, hoe wyop onze hoede waren, ble v en zy eindelijk geheel achter.

Ik trok alzoo over het yzelijk hoog Geb«?«! geberghte van BaUigate, dat zieh hon-w n B * derc en twintigh mylen verre uitftrekt,§l te" en uit geheel ront fijn zant, als ftof, beftaet , en ongetwijfelt voor vele eeu-wen ongelijk hooger geweeft is : uit oorzake in W i j n- Slaght - en Winter-maent, het zanr zoo geweldigh ver* ftuift, dat het den geen, die het niet gezien heeft, ongeloofelijk fchijnt tc zijn: want de feile weftelijkc winden

En alhoewel vele hec leven daer by in- dnjven't zant tot op hctjeilant Zeylon, fehieten, zoo meenen zy nochtan*;, |ecnc ftreke van vijftigh mylen, over.

Men

Page 254: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E tn L A Men magh dan te Toutekorijn qualijk cen venfter open zetten, of alles is vol ftof. De wint dnjfc dit zant als een ftof-wolk,naerom hoogh. Wanneer de zon, by eenige tijden, in dit root zantfchijnr, fchijnt de lucht als in een brandt te ftaen, dat fchtikkelijk en vrecmt om te zien is.

Dit hoog gebergte veroorzaekt ook wonderlijke verandering in de jaer-faizoencn : want benoorde de kaep Komorijn is het in Gras, Bloei, Zomer , Hooi cn Herfft-maent, winter ;

enbezuide die kaep Zomer. Aen d'eene zijdehceftmenherdewinden, don-der en blixem.en aen d'andere zijde ftil cn fchoon weer en een liefiijke zomer. Opdien tijt onthouden zichop dezen bergh zware wölken, die daer op een hoopen, en fterke winden, die met een grote-jjegen uitberften, of het met em-mersnedergegoren wiert; en mer zul-ken water-vloet, dat alle rivieren vol raken,en veel zants mee Heepen: waer door zommige rivieren voor eenigen tijt onbevaerbaer zijn.

^™hof Na ik de reize over het geberghte werte had afgeleit, quam ik den vijfentwin-Koykng. t jgh(t e n v a n Grasmaent te Koylang :

alwaer door de fterk neergevalle regen alle velden blank ftonden.

Do«de Volgens genomen befluit, om de lang vYrl kleinder te maken, en na de lanc-Heinen. zyde met een heele en twee halve bol

werken te verfterken, liet ik alle huizen , kerken en toorens, en wat ons in de weegh ftont,af breeken,en alle boomen om verre houwen.

Ik deed ook dertigh duizent fteenen, van twee voet lang, en een voet diken breet, houwen, die, van wegen den arbeit,wat koftelijk vielen.In'tkort wierden de grontveften tot deze nieuwe zee vefting uitgegraven,en de fteen, kalk en hout, van d'afgebrokegebouwen, aengebraght, Voorts wierdt het werk zoodanigh gevordert, dat ik den eerften fteen van den grontveft, den eerften van Zomermaent leide, en daghelix daer dapper deed aen arbciden en mee voortvaren.

Trekt na Ordkrtuflchen ging ik met een in-K o «%landtlfi vaertuigh over Kalkolang,

na de ftad Koetztjn, om den Heer Kommandeur Kolfter tefpreken,en met hem te bei amen, hoe men de kan-toren van Koylang, Kalkolang en

N T - R E I Z fe. Karnopoly, op de belle voet, tot voordeel

van de Kompanjie , zou kunnen te Koylang bedienen.

Wanneer wy alles overleidt eh vaft geftelt hadden, vertrok ik van Koetzijn, na ik my aldaer drie dagen opge-hoaden had.

Onderweeghs overviel ons een geweidige ftorm: waer door ik genoot-zaekt wiert het Warer te verraten, en op hec landt te vernachten, by aldien ik niet vergaen wilde. De winde was zoo feien herr, dat hy boomen uit d'aerde fcheurde, en alles ter neer velde,wat'er ontrent ftont, dat niet byzonder vaft was. Die weer duurde den meeften nache} maer bedaerde des anderen daeghs wat. Toen vervorderde ik mijne reize, en quam den vierdendag, na mijn vertrek uit Koetzijn, te Koy» langten.

D'oorlogh was'er noch niet t*ee-nemael gc-eindight. Veele volken van den koning van Travankoor ftorven van ongemak. De koning was te Manjafji ; maer de koningin onthield haer te Koylang.

Dewijl nu de fprakeging , dat de koning van Travankoor, die een groot leger by een had,zou af komen,om die van Kalkolang onverziens in her landt te vallen, zoo zond ik den onderkoopman Cherdevenne, met een brief vart den kommandeur Kolfter , aen den koning, om d'oorzake te vernemen: waerom hy hen met zoodan ige maght op den hals quam. Maer hy braght van zijne voornaemfte hovelingen befcheit, dat niemant den koning fpreken moghr, voor hy zijne gewoonehj-. ke kerken-dienft in de pagode vaa Soirmal had afgedaen,dat al eenigen tijt duurde. Midlerwijle lagh hec Je* gerftil,en wiert niets in d'oorlogh gedaen.

Ondertuflchen had ik te Koylang alles weer op een goeden vosr gebragr, en was daghelix met het ophalenvart de nieuwe muuren doende, die reeds zoo verre gevordert waren, dac zy eeri goet eind boven d'aerde waren, en haeft zouden voltoo^en volcrokken zijn.

Wanneer dat zou gedaCn zijn , was mijne meening, om als dan na het va-derlande te vertrekken j dewijl mijne verbondene jaren bynauit waren.

B b Maer

Page 255: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Nieuhof fekt na Kolum-feo.

i 9 4 G E D E N K W A E R D I G E Maerfia Jakob Huftart na Batavia van eenige aenmerkenswaerdige zä-

verrrokken , en de Heer van Goens ken,den twintighften Van Hooimaent, weder in zijne plaetfe gekomen was, des jaers zeftien hondert zeven en zoo raekte ik met hem over deregee- zeftigh. ringvan Toutekorijn in krakeel: waer ; Ik verbleef op Batavia den t i j t van overik, door laft van den Heer van drie geheele jaren, ftil en buiten dienft Goen«!. wederom van Koylang na de van de Kompanjie, en vertrok einde-ftad Kolombo, op het eilant Zeylon ge- Ii jk,des jaers zeftien honderr en zevenlegen, moft vertrekken : blijvende ka-' tigh, van daer weer na her vaderlanr.

Geduurende mijn laefte driejarigh verblijf op Batavia, ging ik geftadigh de ftad, zoo buiten als binnen, bezichtigen en doorfchouwert, en alle

pitein van Reede te Koylang in het beftier.

DewijJ nu de tijt van't jaer, dien men door geheel Indien in het Varen moet waernemen, verloopen was,zoo deflelfs gebouwen befchrijven en na 't kon men dez.ee niet gebruiken: maer leven afrekenen : desgelijx alle boo-moft d^ reize over hnt, längs den zee- j men en kruiden, die i n , ontrent en kam nemen, eene ftreke van zeftigh ' verrebuiren Batavia te landewaerts in mylen weeghs, die zeer verdrienghen in de boflehen groeien.Doch verre bui-moe>ehjkte reizen is: want men viht- ten de lladderfdeik my noir alleen be-"er nergens he, bergh voor gelt: 't en zy geven, u it vreze voor het wilt gedierte d'een of ander Roomfe dorppaep zoo en de wrede Javaneh: maer namältijr, gberaerdigh is , dat hy iemant in huis in'topzoeken van verfcheide vruch-neemr: naerdien aldaer längs ftrant ten,enaftekenen van boomen,eenige, meeft Roomsgezinde Kriftenen woo- met goer geweer voorzien, tot mijn nen, en hier en daer ftaet een kerkje. gezelfchap mee: hoewel niet zonder

Komt te Na eenige daghreizen quam ik ein- groote moeite, ter oorzake van de Tonte- dehjkte Toutekoriyn, daerik her jaght jdichre boflehaedjen cn ongebadnde

Maria vond, om na de ftad Kolombo j wegen over re fteken: alwaer ik des anderen Doch eer ik frede tot het befchrij-daeghs, den achtienden van Ooghft-; ven van de gemeide dieren,boomen, maent, des jaerszeftien hondert Zesen vruchten, kruiden ender goote ftad zeftigh, behouden aenquam. | Batavia, gelegen op het groot eilandc

Na ik my byna een geheel jaer al- Java, zal ik de gelegentheitvan dit daer had opgehouden, vertrok ik ein- eilandt in 't körte verhalen, en den le« delijk, met het jaght Brederoo, na Ba- zer ten tooneftellen. tavia, en lande aldaer, zonder voorval

Eilant van

GROOT JAVA.

korijn.

TeKo-lombo.

en op Batavia.

f "T Et eilandt, gemeenelijk cn door-*• -* gzcnsGrootJava genoemr,tot on-derfcheir van een ander klein Java , anders Bali geheren , leidt ontrent zes graden bezuide de middellijn, recht tegen over het zuider eind van het groor eilandt Sumatra, met de ftraet van Sunda tuflehen beide, op een af-ftant van vier of vijf mylen ter plaetfe, daer het eilandt Dwers in den Wegh leit.

Ten Noorde leit het eilant Bomeo, daer tuflehen beide een bequame vaert voor kleine fchepen en vaertuigen is: ten Oofte het eilant Bali of klein Java,

met d'engte van Balambuam tuflehen beider'en ten Zuiden den Grooten O-ceaen.

Het ftrekt zieh in de lengte tot ontrent hondert en dertigh of veertigh mylen uit: te weten, van de ftraerSun-da, tot d'engte van Balambuam, byna Ooft en W e f t ; hoewel cen weinigh zuid en noordehjker.

De breete van dit eilant is veAhei-den: mJer wort in zijnen omdek op ontrent drie hondert mylen begroot.

De Noort-kuft van Java heeft zeer fchoone inhammen, bochten, baeyen, havens,en neeringrijke koopftedenren

leggen

Page 256: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 257: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 258: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 259: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 260: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Java in twee röten ver-dnlc

Steden,

Z E E - eri L leggen däer onder vele andere kleine eilanden in zee.

Het eilant Java was in vorige tijden in verfcheide en vele kleine koningrijken verdeilt: naerdien ieder ftad van eenigh belang onder een byzonderen koningen opperhoofdigen vorft ftont en befticrc wierr. Maer heden wordt gantfeh Java door twee opperhoofdi-ge vorften bezeten: d'een is de keizer van rJftlataram, en d'ander de koning van Bantam.

D'eerfte bezit het grootfte gedeelte des eilant, na 't Oofte: en d'ander het kleinfte gedeelte na 'c Welte: want na de Mataram, (alzoo wert de keizer gemeenelijk by d'onzen, na zijne hof- en hooftftad Mataram, genoemr, en anders ook keizer der Javanen en van Groot Java) eenigen der oude kleine koningen van Java, met ge weit der wapenen, had t'ondergebraghr, heefc hy zedert zijne heerfchappye over die overwonne geweften, nahet Oofte gelegen, uitgebreit.

De keizer,die by mijnen eijc het gebiet over hec grooefte gedeelte van Java voerde, waseen jonge vorft, Sott. ßuhounan lngelaga geheten1, eneen zoon van Sultan Mahomet.

Onder deze twee machtige opper-hoofdige vorften moeten verfcheide andere buigen : hoewel'er noch verfcheide groote landen zijn, die onder byzondereeige Heeren cn heerfchers ftaen, inzonderheit längs de zeekuft, daer zommige met volkome mache heerfchenengebieden. Ook ftaet de ftad Batavia ,en onderhoorige lantftreke, onder het gebiet der Ooftindifche Maetfchappye.

Verfcheide kooprijke en welbe-bouwde fteden leggen op Java , inzonderheit op de binnenkuft: als, te be ginnen van 'c Oofte na *c Wefte, de ftad Balambuam, Panarukan, Pajfar-van,Joartan, Surabaaya, Brandaon, Sydayo, Tubaon, Kajaon,Japare, Patt, Dauma, Samarang, Mataram, des keizers hooftftad.

Voorts leggen längs de binnenkuft van Java, Weft waerts aen de zee, de RedmTaggel,Charabaon,Dermayaon, Manukaon en Karavaon. Daerna volgt de ftad Batavia, dieby d'onzen bezeten wordr, dier befchrijving wy aenftonts op'c korftc cn bondighfte zullen laten rolgen.

A N T - R E l Z E . it>f Tien of cwalef mylen van Batavia

leidt de vermaerde cn kooprijke ftad Bantam, daer d'Engelfen een loosje hebben, en den meeften koophandel drijven.

D'inwoonders, de Javanen, iseenAerten ftout, wreer, hertnekkigh en moedigh j e

e

r

Z j C " v a . volk $ bruin van kleur, plac van aen- nen. gezichc, hebben dun , körten pek-zwarthairjgrote wijnbrauwen en hooge kaken. Zy roemen zieh een oude volk , en van de Sinefen herkomftigh te zijn: gelijk zy ook, als de Sinefen, kleine oogen met groote ooghleden hebben.

De mannen zijn fterk van leden, en wel tot den oorlogh gefchikt: de vrouwen vallen doorgaens klein.

De mannen hebben een katoen Rieding. kleetje, tweeof driemael om't l i j f geflagen: dar luiden van vermögen met gout geeiert, ofgebloemt of geftreepc dragen.

De vrouwen hebben het kleetje van onder d'armen tot aen de knien. Anders loopen zy naekc, en bloots voets.

Zommige mannen hebben eweeof drie vrouwen: en houden daer en boven noch verfcheide bywij ven, na een ieders ftaec en vermögen.

Zy maken weinigh zwarigheits van liegen en bedriegen.

De aenzeegehegeJavanen zijn Ma- G o j S 4

homecanen van leere, die zy voor on- dienfte trenchondercen vijftigh jaren aengenomen hebben. Te landewaerts woo^ nen noch meeft heidenen, die niet eeten, dac leven onefangen heeft.

Zy houden hunne raetsplegingen als de hitte over is, tot midden in der nacht.

Het eilant is doorgaens zeer vrucht- vrueta-baer; maer om d'on bereis bare cn on- Waerheit gebaende wegen van binnen by velen UndT van noch onbekent. Java.

Men heeft'er zeer hooge bergen, die mec hunne kruinen boven de wölken uitfteken, inzonderheit de peper-bcrghna'tZuide.

Daer zijn ook groote Wilderniflen cn boflehen,die den onzen noch ten vollen niet bekent zijn.

Tuflehen Batavia en Bantam, na 't Noorde, leggen volkrijkc landen en

j fchoone rijsvclden, en vol tarn en wilt i vee.

Daer valc zout en zwarte peper j Bb 2 maer

Page 261: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

196 G E D E maer is zoo goet niet, als de Malabaerfe peper: ook rijs, en byna alle Ooft-indifche vruchten in overvloet.

In de boflehen vallen veie fchoone vruchten, die alle te Batavia ter merkt gebraght worden.

Men heeft'er veelerlei vifch, en ver-kers, offen , fchapen, en ander tarn vee, die (choon en fmakehjk vleefch hebben. Daer is ook veel gevogelte en wilt gedierte : en in de boffchen fchrikkehjke groote en boofe tygers, rhinofters, en andere wreedeen wilde dieren. Inderivieren houden ook krokodillen, Kaymans by d'Indianen genoemt.

Tempet Wat belangt de lucht van deze der lucht i a n c j o u w e , die is, mijns oordeels, zoo en zai- ' r - r \ foenen matigh, getempert, f n k h en cezont de* jaers. a i s e i d e r s i n ganrfchIndien. D'Oofte

en Werte winden waeien aldaer her gantfeh jaer längs de wal, met de ge-meeneiarit en zee-winr.

De getijden of faizoenen hebben hunne verandering aldaer, evenals in Europa: uirgezondert dat de zon den in woonders tweemael boven het hooft fchijnt.

De zoetfte tijt van ' t jaer begint in Gnsmaent,enduurt, met een door-gaendeOofte wintcnhelderenhemel, tot Slachf maent toe : als wanneer de ftormtijt begint aen te komen, met een donkeren lucht cn regen, die by wijlen drie of v er dagen,en meer,achter malkanderen aenhoudt, en al het läge lant blanken onder water zet: waer door het meefte on gedierte gedooten weg-genomen worc, dat anderzinrsgroote fchade aen d'aertge waflen zou doen.

Deftormtijreindighr in Grasmaent: als wanneermen weer een klaren hemel knjght

N K W A E R D I G E In Hooimaent is derijsenhetzui-

kerriec rijp. in Herfftmaent is'er de zon op het

heetfte In Wijnmaent zijn'er de boflehen

vol vruchten. De temperen matigheit der lucht

veroorzaekt aldaer zoodanige vruchc-baerheit en voortteeling van alle dingen, dat'er weinige landen gevonden worden , of zy zullen gewi lighhjk voor den rijkdom van dir gewell w i j ken : want waer wort'er meer vee en gevogelte van allerlei flagh cn aerr,als ook zee-cn ri ver. vifch, en her geen in fchulpen en hoorens fteekt, (d^.rGod de Heer tot onderhoudr van's men-lchen leven gefchapen heeft, J als aldaer in en om dir eilant gevonde ?

De verfche wateren, die de ftad Batavia in twee wijken van een feheiden, enmethunne klare en blinkende ftro-men uir de roppen van her geberghre komen nedtrd den, vcrdcclen hunnen loop in verlc'eide fpruiten < f Icheu-ren Deze fpruiten doorfmjden en doordringen d'omhggende landtftrc-kc, en komen weder omrrent Batavia rezamen: alwaer zy zieh dooree* en montinderuimezee uitgieren ,en het al verquikken, war zieh lang h^ren groenen water kant,en in de ftad en haven ophoudt.

S t a d B A T A V I A .

~T\E ftad Batavia, alzoo by d'on-^-^ zen voor vele jaren , in hare eerfte opbou wing,genoemt, wiei t te voore, en noch heden by de Javanen cn Sinefen, Kalappa geheren, te wtren, na de vrucht van zekeren palm- of kokos-

In Wintermaent nemen d'onguure j boom,diedaer ontrenr uvcrvloedigh Wefte winden daghelix meer cn meer toe: en kan de zee dan naulix bevaren worden

In Sprokkelmaenr waeitde Wefte wint met ongeftu me vlagen: en de we

voortkomt, enindewildernis plagh tc groeien : wiens vrucht de Jav anen Kalappa noemen. Anders wordt de ftad ook den naem \zt\Jakatra by de lndianen gegeven,welke naem afkom-

gen worden week en waterrijk. Dan ! ftigh fchijnt te zijn van zeker boom-weerlight endondert het met feile fla- gewas,dat d'Indianen Jakkas, ende gen. Hollanders Schrookzak noemen.

Niet lang voor de komfte der Mooren of Mahömeranen in Indieri, was Bataviaflechtseenopenvlek enwert door Heidenfe menfchen bewoont. Eerft was het flechts met ftakerren van

bamboe«

I n Lenremaent wort'er weer gc-gezaeit: deze maent verfchafc ook fmakelijkefruic.

In Bloeimaentishct aldaer de zoetfte tijt van't jaer.

Page 262: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 263: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 264: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 265: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 266: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E cn L A N T - R E I Z E . 197

bamboefen gefterkt; maer is allengs tot een ftad aengegroeit, wanneer de inboorlingen hec oorlogh tegen den koning van Bancara en andere nage-buuren hadden opgenomen , enlofte-lijkuitgevoert.

De ftad Bacavia leit op vijf graden 50. min. zuider breete, aen de binnen-kant en Noortzijde van het eilant Java,op een effen, doch lageen morafn> ge vlakte. Zy is vart vore, ten Züide, met eencilantrijke zee, en van achteren , ten Noorden, met fchoone bof-fchen en hemclhooge bergen omringr. Zy wordt met een riviere in de lengte doorfneden, en in twee wijken ver-deilc: leit in cen Vierkanten muur, van karaelfteen, beflooten, die met twee en twintigh vafte bolwerken en punten gefterkt is: met name: Amfterdam> Middelburgh , Delft , Rotterdam, Hoorn tEnkbuizen, Vyanen, Gelder* l&nt, Catzenellebogen^ Oranje, de Nieuwe Toort, Holland:a, Dieft, Naffou, ZeelantJJitrecht, Vrieslant, Overy/felyGroeningenyZeeburghiKui-lenburgb, etiMddelpunt.

De barmte, onder de muur, Is met dikke fchaalen befchooit,en wiert des jaers zeftien hondert en zevenrigh met een heggevanwitten hagendoorn,van drie voeten breet, eh ontrent vier roe-den van de muur, beplant.

De ftad heeft in hare muuren vier voorname poortemwaer van twee zeer koftelijk en bouwkunftigh aen de Zuidzydeopgemaekczijn. D'eene is geheren de N ieuwe poorte, en d'andere Dieft. D'eerfte wierdt desjaers zeftien hondert een en derrigh, cn d'andere des jaers zeftien hondere zeven en vi jf t igh, door den vermaerden bou w-meefterenlandtmeter, Johannes Li-ßinZ* gemaekt. De derde poorte ftaet aen d'Ooft-zyde,, en heet Rotterdam, en de Vierde, Uitrecht,acn de Weft-zyde.

De ftad Batavia is aen of in een zeeboefem, of bay gelegen, die ten Oofte tot aen een hoek of kaep , Karowan genoemt, cn ren Wefte toc aen den Ruigen Hoek ftreke, na de ftad Bantam toe, die, ontrenropeen zelve ftreke, twalef mylen van daer leit.

Bb 3 Bin«

Page 267: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

198 G E D E N K W A E R D I G E

Boom.

binnen en buiten deze bay leggen zeventienofachtieneilantjes: alwaer de bulderende baren van de zee tegen aen ftooten ,en, mec daer op te breken, haregramfchapafleggen : waer door meer als duizenc fchepen aldaer hec ganrfeh jaer door op de ree vry en vei-liger voor alle winden bevrijt kunnen leggen,als eiders in de gantfehe werelc.

Kleine vaertuigen en fpeeljaghten loopen dicht aen den wal , en zetten zomwijlen in de modder, zonder een anker te laten vallen: of in den bin-nenkanc, aen wederzyde van de r i vier, daer becer gront is: welker water-loop mec ewee hooge bakens wort aenge wezen.

De riviere is aen beide zijden met zware ftukken van korael-ftecn afge-di jk t , tot dicht aen den boom, die allen avonts ten negen uuren toegeftoo-ten, en met foldaten bewaerc worc, die ontrent het tolhuiseen fterke krijghs-waghe hebben. En ten einde de door-toght der genoemde riviere wat zou ontlaft worden, wierdc aldaer, desjaers zeftienhondert zeven en zeftigh, een

nieuwe haven afgepeilt, alwaer deHaVeii jonken en kleine zeejaghten bequame-lijk können leggen. Alle vaertuigen, die door den boom komen, moecen zekere toi betalen. De zouthaelders geven een, en de ftcenhaelders twee realen.

De ftad is metbreedebuitengrach-ten omringt,dieop zommige plaetfen zoo diep zijn, dat'er niet te gronden is: inzonderheit wanneer de zee haer met een fpringvloet tegen de ftromen-de riviere aenzet, dan ftaet het water doorgaens met den boort van de barmtegelijk,en houdr eenige ftraren buiten de ftad mee blank en onder water: waerommen dezelve dan qualijk gebruiken kan.

Alle blokken, erven of perken der ftad z i j n , na gelegenrheit van hären aerten plaetfe, welgefchikt en fraei geleght: want de meefte huizen hebben luftige achter-plaetfen en fchoone hoven, die met boomen r en veelerhan-de kruit en bloemen beplant, enmet warerputten, pompen en bequame gemakken verzie.n zijn.

De

Page 268: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 269: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 270: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 271: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 272: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E- en L A De (träten leggen alle opeen rechte

lijn,en zijn doorgaens derrigh voeten •breet, enaen wederzyde,buiren de lc-ningen der huizen, met een voetpät van gebakken fteenen beftraet.

Men heeft'er acht, zoo rechte als dwersftraten, die alle dicht betimmert zijn,en wel bewoont worden. Waer onder de Prin fe-ftraet een van de voornaemfte is. Zy loopt uit het middel-puntvan de burght of kafteel, regelrecht op het raethuis aen, en wört met twee dwarsgrachren doorfnederi,en in drie deelen verdeilc.

Naeftde Pnnfe- volghtde Heere-ftraet, die haer begin aen de Noordt-zyde vandebinnengrachttegen over het kafteel heefr,en ftrekt haer, met€e-ne rechte ftrepc, na het hert van de Nieuwe poorre toe.

D'eerfte dwersftraet aen d'Ooft zyde der ftad voert den naem van den gewczen lantdroft JanFirment, mif-fchien uit oorzake hy de meefte hui zen aldaer op zijne koften heefc doen bouwen.

De tweede#ort de Merktitraet genoemt : ' daer de derde, de Petävijns-ftraet geheten, tegen aen zier.

De vietde is de Gafthuis- ftraet. In liet inkomen uit het kafteel \'an de Prinfe ftraet, is de Prinfen-fteegh, aen delinke-hant.

Alle deze ftraten en ftcgen voornoemt leggen aen d'Ooftzyde van de groote riviere, daer wy nu zullen met gedaghten over varen, en aen d'andere zyde weer re lande treden.

aldaer zietmen de barmte wijd eh breet met boomen beplant, en dicht betimmert. De huizen ftaen'er alle op een rechte l i j n , enloopendicht opde poorte van Dieft.

D'eerfte ftraec, in dit gedeelte der ftid, isdejonkers-ftraer, die door een dwers-gracht in twee ftrarert wört ver-deelt.

De tweede ftraet looptdwersdoor dit deel der ftad heen, en begint van de Punt Uitrecht: waerom zy ook de Uirrechtfe ftraet genoemt worc.

Wy zullen weer te rugh treden, en de binnen-grachren cn bürghwällen, bezien,dicde ftad geen klein gemak en cjeraedt toebrengen.

Men telt'er in alles vijftien grach-ten: waer onder de Tygers-gracht de

N T - R E I Z E. t 9 9 alleraenzienehjkfte, in heerlijke huizen en gebouwen,is. Zy is aen weder-zijdc dicht betimmert,en,gelijk meer andere,metveelerhande boomen beplant , die hun groen gewai wijd ert breet uitbreiden, en den wandelaer zommiger wegen, met hun luftige, dichte en lommerrijke fchaduwe,daer geen zon kan doorfchijnen , verluftigen. D'oeverismet gehouwe fteenen ten water uirgetrokken", diemeeften-deelanderhalve voet breet zijn. Zy is op vier plactfeamet vier overwclf-de fteene bogen, van twalef voeren breet, overflagen. Op het eind is een houte brug: gelijkaenftonts zal gezeit worden.

N u zullen Wy vah de ftads bin nen-grachr, achter de huis- timnierwerf, alwaer ook de gefchurgietery ftaet, beginnen.

Deze gracht heefr drie bruggen. Daer aen volght de Kaymans-

gracht, met vier bruggen. Dederde isde Xygers-grachr,daer

vijf bruggen van koraelfteen over leggen : uitgenomcn d'eene voornoemt, die na 't Zuide leit, en van hout is.

D'eerfte dwers-gracht is de ftads binnen bürghwal, met eene brugh. Daerna volght de Groene gracht, zonder overgang of brugh.

De derde wort de Leeuwirine-grachjt genoemt, en loopt onder zes bruggen door,van de Middelpunt af,regelrecht na de Rotterdamfe poorte toe.

Ten leiten volgt de Binnen-gracht, met eene brugh overflagen.

Deze zijn alle de binnen-grachten en burgh wallen van de Ooftzyde der ftad.

NU volgen de grachtcri van de Weftzyde.

D'eerfte is de Jonkers-gracht, met drie bruggen.

De tweede wortdeRinoftersgracht genoemr,en heeft ook drie bruggen.

De derde isde ftads-binnengrachti daer drie bruggen overleggen.

D'eerfte dwarsgracht na'cNöordei isde ftads binnen-grachr.

De tweede ftoor regen de timmer-werfaen, en worc de Javaehfe grachc genoemt.

De derde heet de Sineefe grachr, die eene brugh heeft.

Op mijne aenkomfte te Batavia heb

Page 273: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

G E D E N K W A E R D I G E fcob heb ik eenige maenden op deze gracht i gewoont, ten buize van een burger, Marten Klaefz.,gebynaemt d'Yrsman, Alwaerik dezegracht aftekende,vol gens de nevensgacnde af beelding, tot aen de muur van het kafteel toe.

De Vierde dwers-gracht begint van de Punt Vrieslant, en loopt regelrecht onder drie bruggen door, na de Nieuwe Brugh cn V ifehmarkt toe.

Daerna volght de ftads-binnen-gracht, met eene brugh.

Deze zijn alle de grachtenen burg-Wallen van de ganffche ftad: daer in alles zes en vijfcigh bruggen overge-flagen z i jn , die rneeftendeel metko-raelfteen en bequame boogen opge-mrtlclt zijn: behalte die over de bui-u n grachten geleit,en met valbruggen en hoge ftaketfels, verfcerkcen roege-takelt zijn.

Gemeene Gebouwen der ftad.

KR U IS-K ER IC

i~\ Nder de gemeene gebouwen der ftad is de Kruiskcrk zeer naem-

haftigh en aenzienehjk, die des jaers zeftien hondert en veertigh van Wirten korael-fteenopgemetfelten bouw«. kunftigh geftightis.

In het midden van het dak ftaet een toörent je, dat zeer acrdigh met boogh-ftijlen en yzerwerk, onder den weer-haen, verheven en overtogen is.

°Het heeft flechts eene klok , die niet geluit wort, dan als men preeken zal.

De hoek en bovenfte fteenen, op de fpitfen van de gevels, zijn alie mec heerlijke en prachtige cieraedjen uit-gehouwen, en boven opde punt met cherubijnen geftv.fleert.

Maer de tijt, die het al met zijne fta-le handen verbrijzelt, heefc dit gebouw, inkorre jaren, niet weinigh van zijnen uitwendigen luifter ontbloot, door de lucht, die yzer en ftael verteert, en hier in deze geweften veel hongeriger toehapt, als in de landen yan Europa.

De preekftoel en zitphetfen der overheden cn bevelhebbers, zijn alle zeer net gemaekt, en met yzer en eb-benhoute ftukken treffelijk uirgeftre-ken.

De vergaderkamer, alwaer de ker-kenraer t'zamen komt, is met dezelve netheic en pracht van bouwftoffe gemaekt.

Die gebouw is van binnen zeer ruim en luchtigh, en met v i j f kopere kroo-nen verejerr, die uit Hollanc gebraghr, en aldaer opgehangen zijn.

In d'andere wijk der ftad wierd, by mijn aenwezen,eene nieuwe kerke gebouwt, daer daghelix dapper aen ge-arbeit wiert. Het metfei werk was toen meeft volroit, en van gebakken fteen cicrlijkcpgehaelr.

Op het kafteel is ook eenachtkan-tigkerkje, dat desjaers zeftien honderc vier en veertigh begon geftighr ce worden. Het is van binnen zeer licht en helder, en met een plat dakoverdekr, dat op twee houte zuilen ruft. De vloer is mec witte en blaeuwe geflepe fteenen, cjerlijk en kunftigh toegelcidc. De bovenfte luchegaren zijn mt fcho* negebrandcglazen, en beneden mec gefpouwe rottings, na de wijze van Indien, verciert cn geeftigh uitgeftre-ken. Het geftoelte,cniji'at>er meer gezien wort,is van Kijaaten,en ander ko-ftelijkhout,onverbeterlijkgemaekt.

RAETHUIS.

O Et raethuis ftaet byna in hetmid-1 -* den en hertje van de ftad , op een groot en effen plein. Het wierdr op het jaer zeftien hondert en twee en vijftigh van gehouwen en gebakken fteen gebouwt, heefc ewee verdiepin-gen, en gaet met een wendeltrap na boven. D'ingang is recht in het mid-den,en, na de Korintifcheorde, bouw-kunftighopgehaelt,en boven met een (teene wandelry verzienen gekroont: daer men uit d'opperzael kan mtreden, en na buiten zien.

Als'er hals-rechr gedaen wordt,dan recht men voor het raethuis een icha-vorop.

De venfters van dit huis zijn alle, na de mate van het werk, zeer hoogh en heerlijk,en metglazenen yzere trajicn, verlichten tocgeftelt.

Aldaer hebben de Heeren Raden van den gerechte hunne zitplaetfen en vertrekken: desgelijx de Heeren Sche-penen,Weesmeefters en bevelhebbers

van

Page 274: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 275: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 276: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 277: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 278: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 279: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 280: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 281: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 282: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - e n L A N T - R E I Z E .

Vän geringe zaken: beneffens de Heeren van den burgerlijken krijghsraer.

Debinnenplaetfe is aen wederzyde met een hoogen fteenen muur, op een breedevoet, met dubbelde zuilen, bouwkunftigh befloten: alwaer de geweidige hooftman, met andere die-naers van den gerechte, hunne woö-ningen hebben. Daerneftens isde boeien en bekommet1 kamers.

Aen den Weftkant van den ingang woont de ftokwaghter met zijn volk.

Dit werk wierdt by mijn tijt alles vernieuwt, meteenheerlijk aen zien,

Ieveri, ingebräght: zoo datier bywijiö meer als twee ofdrie hondert te ver-zorgen zijn, die alle met bequame ruftplaetfen en vertrekken genjft kühnen worden.

Ook zijn'er huizen en gebouwen voor d'opzienders, en hun gevolgh en dienaers, die alle zeer zindelijkge* huisveft zijn. Aldaer woont de ge-neesmeefter, apteker, wondtheeler* ziekentroofter , boekhouder , fchat-meefter, en oppafler met zijne flaven, die het huis helder en fchoon houden j en den zieken handtreiking doen en

nahet groot buiten-plein. Het ftrekt verbedden zieh van de Tygers- gracht tot aen de Alle deze luiden worden Vän de ge Heeren-ftraet.

GASTHUIS.

13 Et gafthuis ftaet op den kant van J de groote riviere, die door de ftad

ftroomt, tuflehen de Nieuwe poorte, en tuflehen de pootte Dieft. Daer in worden alle zieken en kranken ,die anders geen middel hebben,orn van te" j

meene Maetfchppye onderhoüden en rijkelijk beloont.

Behalve deze zijn'er hoch drie voorname Heerert van dezelve Maet-fchappyegeftelt, die op alles toezight hebben, en ieder; weke de fchouwe doen, en onderzoeken wat'er omgaet: inzonderheit of'er ook zieken bevon* den worden , die wederom dienft kunnen doen.

Binnen hec beftek van den muur is Cc cen

Page 283: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

G E D E N K W A E R D I G E 201 een p'ein, met boomen beplant, tot verluftmg en verquikking : alwaer men na de riviere kan uirgaen, en längs eene houte fteiger in het water klimmen,om zieh te ververfthen.

De krankbezoeker doet'er des morgensendesavonts hergebedt, het welk met het luiden van eene klok, die in eene dak-tooren hangt, aengevan-gen, en meteen geeftehjkenlofzang geeindight wort.

De preeke wort alleenlijk des zon-daghs gedaen , door eenen voorlezer: waer in een iegelijk gehouden is te ver-fchijnen, 'ten zy door zwakheit belet, om uit den bedde tegaen.

SPINHUIS.

Aer isook, tottemming van het lichtveerdigh, ondeugend en on-

tuchtigh vrouwvolk,een fpinhuis of tuchthuis opgereghr.

Her heefc nergens geen uitzicht, als na den Ooftkant van de burghwal: alwaer eenigh yzer rraliewerk in de deure gemaekt is, dac van binnen mec een houten venfter, (dat niemant als d'opzienderonrgrendelen kan) bebol-werkt is. Aldaer wordc d'onkuisheit geboeie en opgefloten, en geftadigh aen hec werk gehouden,om hare licht-vaerdigheittebetreuren, eneen leven te leiden, dat eerlijken luiden gene hinder noch ergernifle toebrengt.

Over den omflagh van dit huis zijn, uit de wetvergadering der fchepenen, twee Heeren geftelc, die 't zelve in orde houden, neffens een vrouwsper-foon, om het huis te bewaren, en het volk op een caxt te zetten, die zy alle daeghs moeten afdoen, of hebben de geeflelzweep te verwachten. Maer zware mifdaden, die de tuchtelingen komen te begaen, worden aen den raet van den gerechte opgedragen.

Alle Zondaghs wort'er voor dit lichtveerdigh vrouwvolk, om haer de vreze Godes in te fcherpen, eenepre-ke gelezen, in tegenwoordigheit van devoornoemde Heeren , die een iegel i j k , op zware ftraffe, moetgehoor verleenen.

V L E E S C H - H A L L E N *

T"\Icht op de kant van de rivier, over ' t water, ftaen twee vleefch-

hallen of flachrhuizen, dicop palen cn houte flutten geveft, en met kiaten planken befchocen z i jn , onder een verheven pannendak. Alle vuilighe-den, die het flagh ten der beeften gemenelijk met zieh fiepen, kunnen be-quamelijk in de rivier gefmeten worden.

Alle weeke wort'er, tot gerijfder in-woondcrs,tweemacl geflagc. Deflagh-ters hebben iederdaer byzondere Danken, om her vleefch uit te veilen, voor zoodanige waerde, als daer d'overheic het op geftelt heeft: hoewel de meeften het zelve na hungoetdunken en welgevallen verkoopen,zoo dieralfle kunnen.

Het runtvleefch gold by mijnen tijt vier ftui vers hec ponc: desgelijx het verkenvleefch : maer het fchapen-vleefch is'er dierder: uir oorzake rijke luiden daer zoo veel voor betalen.

AI het vee, dat er geflaght wordt, moec door den pachter gewaerdeertof1

getaxeerr worden: waer van de flagh-ter, zonder eenige tegenfprake, de tiende penning betalen moet. Maer ingevalle de waerdye te hoogh geno-men was, na het oordeel van alle de flaghters, zoo moet de pachter het zelffte voor den eigenften prijs behou-den.

(jemaefye KJmen^ix Stoffe-

merkf.

\ En den Weftkant van het groot ^ pleyn, na d'eene zyde, tegen het raethuis, ftaet een huis ofbeurs, daer in allerhande ftoffenen gemaekteklee-ren, gefchildert en ongefchildert Jy-waet, beneffens veelerleie krameryen, en winkelwaren, doüf de Sinefen verkocht worden.

De Sinefen hebben aldaer hunne byzondere winkels, daer voor zy alle maenden drie rijxdaelders aen den pachter betalen moeten, die gehouden is van den ontfang rekenfehap te doen, en hec huis fchoon en klaer te houden.

Dit

Page 284: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - cn L A N T - R E I Z E . *o 3

Dit huis of deze böurs is van hout opgebouwt , en met kijate deelen be-fchoten, die na boven toe aen het dak getralijt zijn, om lucht te fcheppen.

Het heeft van binnen vijf doorgan-gen, die aen wederzijdein ohderfchei-delijke winkels verdeelt zi jn: en van buiten vijf ingangen ,die nachten dag open ftaen: dewijl de koopluiden des avonts hunne waren opkramen, en des morgens die weer vöordoen en ten toon ftellen, voor een icgehjk, die luf-tighiswatte koöpen: daer de Sinefen eeneniegelijk, met ongerrieenen y ver, toe aenlokken:'t gden hen niet fcheelt of het mec bedrogh of oprechtigheit toegact: indien'er flechts voordeel aen vaft is. Dies men daer voorzichrigh moet te werk gaen: of men wort be-fpoc.

Men kän aldaer anders zijn gerijf beter bekomen, als eiders, daer dat Volk zijne groote Wihkels heefc, en geweldigh op zijne achtbaerheit fchijnt te ftaen. Inzonderheit wanneer herie-manc aentreft, dien zijn baetzuchti-gen aet t vreenvt en onbekent is.

Stadt Tderden-flal.

A End'Ooftzydevanhet ftadhuis is ^ e e n aenzienelijk gebouw opge-recht, en gefchikt tot een ftal voor deJ paerden. Hetisgancfch,vanonderen cot aen den top, van gebakken fteen opgemetfelc, en cierlijk uitgeftrekenj onder een hoogh pannen-dak,

Hec is van binnen mec rekken, krib-ben en draeiboomen,zeer wel verzieni en doorgaens mec grove hartfteenen beleic, die met goten en verheven ftal-lingCn zoodanigh gemaekt zijn, dat men de mift van de paerden mec ge-makkan weghnemen ,en verfpoelen.

De ry-plaetfe is heel Iuchtigh eil breec: desgelijx de deuren : alwaer" men aen oeiae zijaen in en uitrz;t.

D'eene deur ftaec na hec Züide, dicht op den kant van de ftads binnen-grachc: waer door de paerden ce wä-ter worden geleiten gewaflehen.

Behalve de koets en wagen-paef* den, ftaen aldaer gemenelijk meer als

Cc x hon-

Page 285: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

hondert ftuks op ftal, die daghelix door berijders worden afgeright.

De befte paerden komen uit Per-fien en Arabien, en koften de Maec-fchappye aldaer veelgelts: zoo dat d'onzen menighmael voor ieder paerr aoo. rijxdaelders en meer, moeren geven, die noch nergens na van de befte ftal is: want de befte paerden willen de Perfianen om geen gelt af-ftaen.

Het is aenmerkens waerdigh, hoe zindelijk de Perfianen dezelve op-queeken, en, zonder (lagen, na hun hant wennen. Dierhal ve laten zy zieh van onze ftalmeefters, die in f t gemeen met fcherpe fpooren en flaghriemen gewapent zijn, zeer langzaemen traeg temmen, en roomkeerigh maken,eer zy al doen wat een ruftigh en afgerecht ros toekomt, om zijnen berijder in geen gevaer van hec leven te brengen.

Van Japara, en andere plaetfen, op het eilant Java gelegen, worden ook vele paerden op Batavia gebraght: maer moeten in alle deelen voor de Pcrfiaenfche paerden wijken.

Zommige laten hen wel en gemak-kelijk handelen, en doen hun dingen treffelijk, wanneerze flechts van den beginne af, door cen goeden pikeur, worden afgeright. Maer het meeften-deel is de bek al gebroken, eer zy op Batavia komen.

D'inboorlingen berijden die alle met een watertoom, waer aen de kin. ketten zoo hecht geklonken is , dat men die niet verfchakelen kan. Hier door flaen hunne paerden de kop in de lucht, wanneermen diemer gene loflereugel wil laten loopen. Om hen dit gebrek t'ontwennen > zoo gebruiken onze berijders den fpringriem,daerdit moedigedier door geremt worc.

Het Sinees Siefen- en Oude*

atmen Huis,

r\ P de Rhinofters-gracht, aller-naeft het fpinhuis, ftaet het zie

ken en oude-mannen-huis der Sinefen.

De plaetfe is met cen hooge fteenen muur

Page 286: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 287: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 288: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 289: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 290: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A N T - R E I Z E . ZOf

muur beiloten , en heeft bequame vertrekken, en een luftigh voorhof,om de zieken te verquikken.

De bouw wierdt ophet jaer zeftien hondert zesenveertigh begonnen en voltooit. Daer in worden alle zieken en ouderloozeweezen, als ook die gene nootdruft hebben omvan te leven, ingebraght,enuit de gemeene middelen onderhoüden.

Die toneel-fpeelen of vuurwerken aenrechtcn,of trouwen, of hunne dooden begraven, moeten aen dit huis de gerecht igheir, daer toe ftaende .betalen Ook wort'er van de rijke Sinefen, binnen hun leven, en by uitterfte wil, veel bygebraght. Dies dit huis een goet in komen heeft.

D'opzicht isaen twee Neerlanders, cn aen twee Sinefen, bevolen, die, neffens eenen Sekretaris,ordeop het geen ftellen, dat moet gedaen en gelatcn worden.

Weeshuis.

C\ P het eind van de Weft-kant van ^ de Rhinofters gracht, ftaet hec

Weeshuis : waer in alle oüderloöZe kinderen, die hunne oudersin hunne kintsheit verlooren hebben, opgevoet en groot gemaekt worden.

Het is met een hoge fteene muur omringt, en van binnen met bequame verrrekken voor de bedienaersder we« zen verzorght.

Dit huis heeft, mijns wetens, tot noch toe gene inkomft ; maer heeft zijn onderhoudt van den daghehxen giften godspenning.

Stadt £\4eeflers enKjmße*

naert huit.

A End'Ooftzyde, in eene hoek van de ftad, is het begrijp of woon-

plaetfe van alle kunftenaers en handt-wcrksluiden, die in dienft van de Maetfchappye zijn : als huistimmer-luiden, molenmakers, metfeläers,ge-fehütgicters, fteenhouwers, beeltfnij-ders, fteenleggers, fchilders, fpiegel-makers, glasblazers, draeiers, metael-branders, landtmeters, ingenieurs of

C c 3 ver-

Page 291: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

a o 6 G E D E N K W A E R D I G E ftelingen, goutproevers, lctter-' fteenen opgemetfelt, en met fraeie ka

mers en plaetfen verzien. In het midden vandcdeur, na de

ftad, iseen fchrijfvertrek, daer de boeken gehouden worden : met een ge-mak voor zee- en paskaert-makers.

Aen deze werf worden alleenlijk kleine jaghten en roei- en vlotfchui-ten gebouwt, die men gebruikt om na de ree te varen, als'er wat te laden of re loffen is. Maer de groote fchepen worden aen het eilant Onxuftvertim-mert, dat ontrent een myle van Batavia , na 't Wefte, leit. Het is fterk be* fchanft, en met ruirae pakhuizen voor grove waren, daer de fchepen mee ge-ballaft worden, verzorght.

vernur fnijders, tinncgieters, waterwerkers, kaertemakers, tekenaers, enz. Alle deze luiden hebben aldaer bequame ruft en arbeit-plaetfen: behalve die der Maetfchappye lijf-eigen zijn: alwaer drie Duitfchenhet gezagh over hebben, om die aen het werkte houden.

Daer is noch een wondtheelet en fchoolmeefter ,die des avonts hetge-bedt onder de timmerloots doer: alwaer een ieder, op verbeurte van zekere boete,gehouden is te verfchijnen.

Alle deze luiden ftaen onder het gezagh van den bouwmeefter dezer ftad, die aldaer een zeer fchoone woo-ning heeft, beneffens eene fchrijf-kamer voor twee klerken.

Alle die, om hunne bedreve mis-daden, verwezen zijn , om eenige maenden of jaren in de ketting te gaen, werden aldaer geklonken, en door eenen fterken krijghswaght bewaert ,en tot zwaerder werk aengewent.

Deze plaetfe wordt des avonts ten negen uuren toegefloten, endoor lijf-eigene flaven van de Kompanjie bewaert , tegen allen oploop en onraet, die onder zoo vele verfcheide menfchen lichtelijk zou kunnen veroor-zaekr worden.

Aldaer had ik ook voor eenen tijt mijne ruftplaetfe en kamer; alwaer ik deze befchrij ving van de gantfehe ftad Batavia, en wat daer ontrent getekenr is , ontworpenheb.

^Pakhu'iT^en vetn tgilen

touyperk*

A den zeekant, in hetinkomen van de groote riviere,aen de rech-

tehant,is eene bequame plaetfe tot de ftoffen en gereetfehappen van den op-bouw der fchepen en zeejaghten ge-fchikt,diete Batavia, en voorname-lijk aen het eilant Onruft, opgebouwt en vertimmert worden.

Aldaer zietmen de pakhuizen voor zeil en touwerk : als ook de fmits en blokemakers winkels : en het huis van den Uitruftmeefter. Dit is een zeer hoogh en fterk huis, van gebakken

Lijnbaen.

T \ E Lijnbaen leit tegen de timmer-werf over,in de hoek der ftad: al

waer de tou wdraeiers op den binnenb-barm een lange en luftige loopbane hebben, onder het geway enlommef van grote nooteboomen.

Hunne wooning ftaet'er tegen over, op cen klein eilant: alwaer de weverye mee aen vaftis.

Daer längs, weftwaerts op, ftaen 's Kompanjies pakhuizen, alwaer de peper, kaneel, rtooten, nagelen, bloemen of foely,ontfangenen uitgegeven worden.

De bevelhebber heeft'er zijne by* zondere wooning»

Het IZjjs-pakJotiis.

T~\Aer ontrent, aen het bolwerk Amftcrdam,ftaet hetrijs-pakhuis,

dat mee van geen klein begrip is t alwaer men door cen deur na buiten kan komen, en de vraghtfehepen waerne-men en ontloflen.

Dit pakhuis wiert by mijn rijt vertimmert , en desjaers zeftien hondert cn zeventighj met een hoogen fteenen muur, uit den gront opgehaelt.

Het vierkant is eene plaetfe, die aen de binnen-werf ftoot, en met een ftee-ne muur befloten is : alwaer d'alge-

meeae

Page 292: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 293: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 294: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 295: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 296: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 297: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 298: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 299: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 300: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 301: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 302: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 303: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 304: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A meene ontfanger zijne wooninge en j rekenkamers heeft: als ook de boom-wachrers, pcnnmgmeefters,en wont-! heeler, die 's Kompanjes dienaers ,al- i daer woonach[igh,gaflaet enverbint. j

Het Traeuwen-huü.

£J Er praeuwenhuis ftaet dicht aende - 1 rivier, en is alzoo genoemt,dewijl

velepraeuwen of kleine vaertuigen al daer op den wal gehaelt,en vertimmert worden : wanr Prao betekent in de Maleytfche tale een klein vaertuigh öf roeifchuitje.

Aldaer woonen verfcheide fcheep«-timmerluiden, en werkmeefters, met zommige bootsgezellen, die zieh altijt gereet en veerdigh moeten houden, om opde kleine vaertuigen teroeien, of eiders te varen , daer het hen door denonderhoofrmanaenbevolen wortj onder wiens gezagh dit gantfeh gezelfchap befcheiden is.

Aen de Weft kant van de kleine werf ftaet een kleine wooning: alwaer de gezaghhebber mec zijn volk ge-huisveft is.

Toc dus verre hebben wy de voornaemfte algemeene huizen of gebouwen, en timmerwerven der ftad, met al hun aenfehou Welijk omtrek, en wat ons eerft voorquam, en het oogh be-haeghde, gezien, en zoo nauw na het leven waergenomen, getekent, en met behulp van de pen vertoont, als ons eenighzins nadegelegenrheir van tijt en plaetfe doenlijk was Nu zullen wy ver volgens de vier groote merktplaet-fen ten toone ftellen, enmet de vifch-merke, als de voornaemfte en nering-rijkfte van allcn,beginnen.

F'tjchmerkt.

*P\E vifchmerkt leit opden Weft-kanc van de groote riviere, en

ftaet op houte ftutten, enis met hoogh fpoorwerk en pannen overdekt.

Tegen het midden iseen huisje over het water voor den afflager gebouwt : daer alle viflehers moeten aenleggen, wanneer zy uit zee komen: alwaer de vangft datelijk, byopenbaren afflagh, aen den meeftbiedenden wordt opge-dragen.

N T R E I 2 fe. iöf De vifchkoopers of mijnders zijn

a l l : Sinefen, die hunne byzondere banken hebben, daer zy alle maendert twee rijxdaelders voor moeten betalen ,eer zy hunne gemijnde vifch mögen uicvcilen en verkoopen.

D'afflager betacle terftont,na de ver-kooping, den koop van d'afgeflagö vifch, en geniet, voor het verfchor der penningen, voor ieder read t twee ftuivers.

Aldaer kan cen iegelijk zijn gerijf bekomen, en tc merke gaen, na hem de beurs gefpekc is, en zee of rivier-vifch, of modder of Ichelp-vifch koopenj zoo veel of weinigh als hy begeerr.

Deze neeringduurr aldaer van des morgens ren rien uuren, tot desach-termiddaghs ten vier uuren. Dan ver* trekken de vifchkoopers, achter de vleefchhal, op den kant van het water, alwaer een ongeloofelijke menighte vifchaengebraght,en metter haeft verkocht wort.

Aen het Zuid-eind heefc d'afflager een bequame wooning, daeruichy alles kan overzien, wat'er omgaet.

Ifyjf of Kporenmerfy.

"|H>E rijs-of koorenmerkt ftoot aldaer tegen het Noorden dwers tegen

aen, en is na die zelve fchikking, als de vifchmerkr,gebouwr: behalvedac'er gene toonbakken zijn.

Men ziet'er veelerlei flagh van gra-nen,die, tot gerijf der inwoonders, met kleine mate (Gantingdaer rer fte-de genoemt) worden uitgemeten, en voorzoodanige waerde verkoghr, als de merktgang meebrengt.

Deze mate houdt gemeenelijk dertien of veertien ponden rijs, en kan gemenelijk voor zes ftuivers gekocht worden.

D'yk meefter heeft eene byzondere wooning aen het eind , en verzorght den openbaren yk , die rweemael des jaers op het ftadhuis, in Lou- en Zo-mermaenc, ten overftaen van twee fchepenen,gedaen wordc: alwaer een iegelijk, die maten en gewightengebruikt, gehouden is re verfchijnen, om die te laten y ken, mits betalende van

j ieder yk zes ftuivers.

Höeth

Page 305: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

208 G E D E N K W A E R D I G E

Hoendermerfy.

o jtttrentde Nieuwe brugh, alwaer men längs de riviere, na de kruis-

kerke gaet, is de Hoendermerkc, daer de hoendermelkers hun vleugel-vce, met heele bennen vol, ter merkt brengen. Men koopt'er bywijle een ge meen hoen voor drie ftuivers. Maer de welgevoetfte en zwaerftezijn dier-der.

De meefte hoenderverkooperszijn alle zwarten,die men CMardijkers en Toepajfen noemt.

Längs deze merkt ftaen verfcheide hutjes, vän bamboefen gemaekt, daer in allerhande gedrooghde vifch,uyen, look, eyeren,potten en pannen te koop zijn. r

(froenmerkt.

TXE groenmerkt begint aen de nieu-J - r w e brugh, en ftreke längs de r i

vier, tot aen den brugh by de Middel-punt. Aldaer vindt men allerhande flagh van boom- en aerdvruchten, die de Sinefen en zwarten aen den merkt te koop brengen, en betalen den hon-derften pen ning voor paght of toi. Het krielt'er van vier uuren des na-middaghs,tot des avonts toe, van menfchen : zoo dat men qualijk door den drang kan heen dringen.

Latijnfe en (frie\[e Schoole.

Q P de Tygers-gracht is de fchoolc, ^ d a e r de Latijnfe en Griekfe tale geleert wort. Zy komt na achteren op de Kaymans-grachr uit, met een hoge fteene poorte aen de ftrate. Zy heeft van binnen een fchoone plaetfc,alwaer zieh de geeft der leerlingen verluftigen kan, en is van binnen, na den aert en wijze der fcholen, in tamelijke geftalte.

De rektor ofopper-fchoolvooght heeft'er een fraeie wooning.

Behalve deze hooge fchoole zijn'er noch

Page 306: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 307: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 308: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 309: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 310: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L , hoch verfcheide andere hooge* fchoo-

len, daer de jongheic in de .duitfche letterkunft, goede zedcn en godsdienft onderwezen en geleert wordt: daer toe zommige inboorlingen , inzonderheit de Toepaflen, zoo toenij-gen, dat zy voor gene andere volken behoeventewrjken.

De noodige boeken worden niet alleen uit het vaderlant overgezonden: maer men heeft'er op het jaer zeftien hondert'Zeven en zeftigh ook eene drukkerye beginnen toete ftellen: daer alreetseenige boekjes met goet geluk zijnuitgekomcn.

Het eerfte tijtböek wiert te Batavia, des jaers zeftien hondert hegen en vijftigh , door Kornelis Pijl uitgegeven.

Kjißeel, Slot, of^Burght.

O Et kafteel, flot of burght, leit in cen vierkante vorm, vlak tegen

de ftad aen, en ziet, met twee geflote punten, de Diamanten Robijn,over alle haer veften heen : d'eene längs de Tygers-gracht, en d'andere, längs een rechte hjn, door de Heere-ftraet, op het middel-punt van de Nieuwe-poort. , Aen de Weftkant lbopt de riviere

dicht längs de muur, die met een barm van de groote gracht is afgefneden. Deze zijde wordt met de Weftzyde van de ftad, die aldaer vlak enopen leit, befloten.

De twee andere bolwerken , de Peerlen Safyr, leggen na de zee toe.

Buiten den Weftkant is hetaleffen en laegh lant, hof, tuinen en hoffteden, die meeftendeel met fruitdragende boomen dicht beplant zijn.

De bolwerken ehgordijnen des ka-fteels, zijn alle met Witten koraelfteen uit den gront opgehaelt, en met beq ua-me wooningen en fterke krijghswagh-tenverzorght.

Het heeft zeer wijde en op zommige plaetfen zeer diepe grachten, die het waflend water noch wijder maekt. i

De barmte is des jaers zeftien hondert negen en zeftigh, na de Weftzyde , met een hooge hegge van witte hagendoorn , zeer eierelijk bcheint: w-er van d'eerfte vinding met recht den Heer predikaht Heermannus Bushof magh toe gefchreven worden.

A N T - R E I Z E . 109 Behalve de cieraet, die deze

vdoorn-hegge dit fterke flot en buiten» fchanflentoebrengr, zoo geeft zyook groot voordeel aen de veften: daer men zieh, by voörval van vyantlijke feyten, dapper van zal können dienen: inzonderheit daer men niet voor den borft heeft, als aerde', die ha weinigh weinigh maenden tijrs, gehen ftorm zal können uitftaeh. Zoo krachtigh enonweerftandelijk werkt de lucht in d'opgeworpe wallen:wanneer de zon, het groote daghlichc, met zijne goude ftralen, aendeZuytzijde van den evenaer beginc op re dagen en na den hooghften trap te klimmen.

In dit kafteel woont de gouverneur, of opper-ftedevobght en iandt-beftierder van Nedcrlantfch Indien, beneffens alle de Raden van Indien, die te Batavia zijn befcheiden : als ook de koopluideh van den ontfang en uitgift der koopmanfchappen , en rekenkamers, daer de boeken van verdiende maerttgelden gehouden worden. D'algemeene boekhouder, cn Sekretäris van den Hocgcn Raet,de hooft man vart de wapenkamer, de geneesmeefter: de. wondtheeler en onderhooftman des krijghsvölks , en alle dehulpgenöoten, alstotzulken omflagh vereifcht worden, zijn alle aldaer in welgebouwde wooningen en werkplaetfen gehuisveft. Waer onder het huis van den opper-ftedevooght boven alle üitmiint, in aenzien eri pfaght van heerlijke kamers en vertrekken.

Het is vän gebakken fteen , met twee verdiepingen , opgehaelt, en zoo hoogh gefpoort, datmen hec pan-cendak zeer verre in zee, over alle huizen en bolwerken heen, kan zien, en aen een daktoren kennen , die recht in hetrilidden ftaet,en zeer bouwkun-ftigh verhevenis.'

Het yzerwerk, op. den top van de kap, vertoont een fchip, dat door de wint wort omgedreven, als een weer» haen: waer in te befpeuren is, dat de

| werkmeefter zijn uitterfte vermögen daer aen te koftgeleit heeft.

D'ingang des huis is recht in 't midden, met een bredeftene trap; alwaer menaenwederzijdekanoptrcden, eri na binnen gaen.

AldaerVergadert de Hooge Raet D d in

Page 311: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

G E D E N K W A E R D I G E 210 in een by zonder vertrek, en befchikc de zaken van ftaet.

Daerneftensis de Sekretarye en reken-kamer.

Daer is ook een groote voorzael, die met blinkend wapen-ruigh,bloec-vlaggen en ftandaerden pronkc, die de Holländers hunnen vyanden, in verfcheide veldt- en zee-flagen, hebben oncweldight, en aldaer, tot eenlang-duurige gedachtenis en zegen-prael van hunne overwinningen, opgehan-gen.

Aldaer wordt allen avonts het gemeen gebedt gedaen: als ook aen een iedergehoor verleent,die wat te verzoeken heefc.

Men heeft'er ook eeneruime wan-delry en lullige binnen-plaetfe, die, doord'aengename fchaduwe van een hoogen tamarindt n-boom, noch luftiger gemaekt wort.

Van daer gaet men, door een enge poorte, van de gordijn over de barmte, met een fmalle brugh,opeen fpeel-huis, dat boven het water is gebouwt: van waer men de gantfehe werf, met een groot gedeelte van't vierkanc,en hec inkomen der riviere, toc de ree toe, kanaenfehouwen.

Aen hec Ooft-eind van dit huis, gaetmen door een ftaketfel, dat aen de reken-kamer ftaet, daer de verdiende maentgelden ingefchreven worden: gelijk reeds te vore gezeit is.

Die gebouw is aen d'eene zyde gantfeh hcerlijk vernieuwr, en mer een fteene muur opgemetfelt. Hec heeft een platdak, envan binnen bequame fchrijf vertrekken, en ruften wandel-plaetfen. De vloer is met graeuwe hert fteenen zeer net eneffen beleit.

De meefte bookhouders en fchrij-vers houden aldaer een algemeene ta-f e l , die de fchatmeefter, vooreen ie-ders koftgelt, moet verzorgen, en maken dat'er alles vol op is.

De wooningen van de Heeren Raden ftaen alle zeerpraghtighen kofte-lijkaen de Zuiczydedes kafteels, en zijn in twee blokken, door de lande-poorte, verdeilr, die aen wederzyde twee fterke krijghswaghren heeft.

De wapenkamer is mede op dezelve wijze bouwkunftigh, als de reken-kamer , geftight. Zy ftrekt haer längs degordijn na hec Oofte, met eene ver-

dieping,daer de zwaertvegers, bufle* makers, en andere kilnftenaers, onder werken. Aldaer heeft een ieder zijne byzondere bank , fchroef en gereet-fchap.

De hooferaan van de zeekamer heeft zijne wooninge rechr daer tegen over, indeNoorczydevan hecbinnenblok: alwaer de koopluiden, geneesmeefter, wontheeler en apteker, medegehuis-veftzijn.

De pakhuizen, daer vleefch, fpek, wijn ,Brorfswijkfe mom, Hollantfche boter,olye,azijn, enanderelevensbe-hoeften, in bewaerc worden, hebben aldaer alle bequame plaetfen. ö o k zijn'er kelderß, daer in het buflekrurt en de vuurwerken in opgeflocen worden

Het kafteel of burght heeft twee voorname roegangen, en vier poorten. D'eerfte en aenzienelijkfte wordt de lanrdeure genoeme, en is desjaers zes-cien honderc zes en dertigh gebouwt. Aldaer leide een fteene brugh over de gracht,op veertien bogen,die metge-houwe fteenen uit den grondt van hec warer zijn opgetoogen. Zy is zes en twintigh roeden lang, eneien voeren breer, en mec klinkers beftraee. Zy heeft aen wederzyde een fteenen fchutfel, en is'in de midden mee een van ewee fteene ftaketfels afgefneden.

De water-deur zier na het Noorden , en verftrekt de bezetting, zoo wel voor eene fterke krijghswaght, als den opzienders van de pakhuizen aen wederzyden, längs de gordijn, voor een fchrijf- kamer. Zy wierr des jaers zeftien hondert en dertigh gebouwt, naeruitwijzing van het opgehouwen jaergeeal.

De kleine deuren ftaen in de 'gor-dijnen,tegen het Oofte en Wefte,en hebben geen gebruik, als by geval, dat'er aen de kanten iecs ce loflen ofee laden is: als grof gefchuc en kogels, moortkriflen en ruftkarren, die aldaer op den barm van d'Ooftzyde, in goede fchikking worden opgeleghe.

De vlakke gronde, längs de halve gordijn , na de ftad toe, beneden de punt de Robijn, verftrekt den knjgs. knecheen eene dril. plaetfe. Aldaer worden de nieuwclingen, die niet ge-fchikt met hun geweer weten om tc gaen, alle morgen in de wapenkunft,

door

Page 312: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

S E E en L A N T - R . E I Z E.

tfoöreenen drilmeefter, die daer zijn byzonder werk vanmaekt, en anders gene beftellingheeft »önderwezcn.

Scdert eenige jaren herwaerts is'er ook een houte trek-brugh gemaekt, over de gracht, ontrent het bolwerk de Safyr: zoo datmen daer längs de gantfehe ftad om en om kan gaen , tot aen den boom : alwaer men met een vlotfchuit moet overvaren.

Het voornemen Was, by mijrien tijt , om op de punt de Robijnccn andere kloktooren te zetten : waer van al-rcets verfcheide fchetfen op het papier gebraght waren: als ook hoedanigh de poorten Rotterdam en Uitrecht zouden vernieuwt, en tta de bouw-kunft opgemaekt worden: beneffens het uitleggen van de ftad na 't Oofte en na'tNoorde,tot aen de boght van de groote riviere, zoodanigh, dat het kafteelaende Noordkant, recht tegen over hetmiddelpunt zou leggen.

Dus verre van de ftad Batavia en hare voornaemfte gemeene gebouwen vanbinnen. N u zullen wy dezelve van buiten gaen bezichtigen.

E)e reden is lichtelijjc te vatteri," waerom d'overheeren dezer ftad hare fterkte nä 'c Oofte, tot aen de riviere Ansjol, en na't Wefte tot aen de riviere Anke j längs den zeeboefem van Batavia, uitgebreit, en te lande, na ' t Zuide, met de vefting Nöortwijk, en met de vijf-hoek Rijswijk en Jakatra befloten hebben. Waer door d'eige-naers der binnehlanden hunne akkers en tuinen nu met gemak en veiligh kunnenbebouwenenbezaeien, en al het geen verzamelen,dat hen door Go-des zegen en zwaren arbeit is toegebraght.

Men heeft buiten de ftad vele fchone dreven en rivieren, rijs- cn rietvel-den,en tuinen, die alle met verfcheide vruchtboomen beplant, en zommige met heerlijke huizen en lufthoven vereiert zijn.

Men ziet'er allenthalveh vele fteen-eri pannebakkeryen, en een goet getal zuikermölens,die den eigenaers groote voordeelen, en de ftad geen klein gerijf, toebrengen.

I Om nu eenen iegelijk tot den Ianr-D d 2 bomr

Page 313: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

' » I * G E D E N K W E E R D I G B

kou w des te meer aen te lokken, zoo heefc de Hooge Regcering dezer ftad, de groote riviere boven NoortWijk, desjaers zeftieq hondert negen en vijf-tig, doen opftoppcn,en met tweebree-deendicpe grachten, d'eene na Rijs-wijk,en d'andere na de fchans Jakatra, laten verleggen. Waer door alieöde binnenlanden,na den aert vandezaey-t i j t , kunnen bedijkc en overwaierr Wurden.

Na het Weften wierdt een van deze fpruiten in eenegraehrgejeidc, dieregelrecht op hec midden van de ftadc aenloopt, en ontrent de tweede brugh van de N ieuwe Poort, door een hoo-gen dam en hecht fchutwerk, opge-houden wort.

Aldaer ftaen zeven molens:waer van d'eene een korcn-molen is: d'andere zijn kruit-molens, met een zaegh - cn paptermolen : die alle door kraghe des waters , dat voor dezen dijk opge-ft u wt wiert,omgaen, en de Maetfchap-pye groot voordeel toebrengen.

Demolenaers en opzienders hebben aldaer alle hunne byzondere woo

ningen } en plaetien, om hunne werk-ftoffen te bereiden, en van de handt te zetten.

In het aenkomert uit de ftad, beneden dijks, wort d&zwavelgezuiveet: alwaer mede voor den zuiveraer en zijn volk fraeie wooningen en werk-huizen opgerechr zijn.

En ten einde de landtzaten hunne waren met meerder gemak, en minder koften in de ftad zouden brengen können, zoo wiert a'daer des jaers zeftien hondert acht en vijf t igh, een zware fteene flui^ geleir, en met fterke fchut-df uren verzorght: maer het watcr weide metzoodanige menighte onder den gront door, dat dezelve gantfeh red-deloos en onbruikbaer geworden is. Dieswegen is naderhanteen overtoora gemaekt voor alle vaerruigemdiedaer aenkomen, cn hunne waren na de ftad brengen.

Lazarus-buis*

T7 Oor eenige jaren ontftont in de * ftad Batavia eene krankheit, die

gcwd-

Page 314: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - cn L A N T - R E I Z E, a i *

geweldigh voörtwöede, en zoo af-fchuwehjk en aenklevende was, dat een iegelijk dezelve zocht te mijden, als de peft. Om dat nu zoodanige zieken , en de genen, die met die quäle belinet waren,fich zouden kunnen af-zondercn, zoo wiert buiten de ftad, en poorte Dieft , bezijden den wegh van Anke, een huis gebouwt 3- enden naem van Lazarus-huis gegeven, daer in alle de genen, die met zoodanige ztekten befmeczijn, ingebraghr,en met fpijze, drank en geneesmiddelen onderhoüden,en na vermögen genezen worden.

Over dit huis hebben eenige uit de oudfte en aenzienclijkfte vaderlandef s opzichten zorge.

rVa[chblehery,

A En d'Ooftzyde van de Molen-dijk, is des jaers zeftienhondert

negen en zeventigh een wafchblekery toegeftelt,en daer toe een huis opge-recht,om het linnenbequarnelijkwit

te maken en te bleken. Het water, daer roe noodigh, wordt

door t'zamengebonde bamboefen, uit den molendijk in de kuipen, en eiders daer het dienftigh is,geleit..

Alle, deze gebouwen behooren de Maetfchappye eigen toe, die ik hierom na't leven, door my afgetekenr, vertoont heb.

Anders zietmen hier,als hier vorens aengeroert is , eene groote menighte van huizen , die de huurlingen der Maetfchappy, en vrye burgers ge-ftight hebben: doch ik zal die o^er-llaen, om het werk met alte verre uit te breiden.

Wy keeren dan weder na de buiten- n„ker,t

veften enfehanflen. Dieh ggen alle in vefteii. vlakkevelde,enzijn met aerde wallen en water-grachtenbefchanft, en met een dikke hegge van witte doornen omheint: uitgezondert de Vijf-hoek en K^Ansjul, die met fteene muuren opgemetfelt en verfterkt zijn, D'andere hebben ieder een vafte waerbur^ in hec midden ftaen, met twee largen ftukken grof gefchut, die over de wal-

D d i »en

Page 315: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

G E D E N K W A E R D I G E

lenheneiien, en het velt wijd en zijd bevryen.

Alle deze gemeide krijghswachten, bolwerken en fchanflen: als ook het kafteel en ftad Batavia, zijn doorgaens van wapentuigh en Ieeftoght voor de inwoonders en bezettelingen,een ge-ruime reex van maenden, ja van jaren, overvloedelijk verzien.

Het grof gefchut wordt allerwege zeer naeu waergenomen en fix gehouden. Het ftaet alle op fterke ruft-karren en vlakke beddingen van kija-te fchalen, en is meeft zeer zwaer van metael toegeftelt.

D'Oppas is aen verfcheide bos-fchieters, en het gezagh daer over, aen een hooftman toevertrou\vt,diemede over de vuurwerken geftelt is, en zijne wooning op de punt de Diamant houdt.

De bezetting wort altijt nademaet van de fterkte vaft geftelt, en zoo lang onderhoüden, als de gelegentheithet zelve toelaet. . Z y beftaet gantfeh of meeft uit voetknechten.

De ruiterye wort onder het gevolgh

van den gouverneur ofopr*rfrcn fte-dchoudergerekent: maer moet evenwel hare tocht en wacht mede waer-

' nemen, en ,by voorval van krijgh en | oorlogh, den ftoutften weerftant, na het eerfte aentreffen, uitftaen.

De ruiterye heeft'er vele en byzondere voorrechten, om haer des te heer-lijkerre houden.

De voorrijder of ritmeefter wordt uit de dapperfte bevelhebbers gekoo-ren, die in de krijghsoeffening tepeer-de afgerecht zijn.

De wapens der ruiterye beftaen in een breet zijdge weer, met een lange, en twee körte hantbuflen. Zy moeten alle zondaghs,in.het blanke harnas» wapenfehou w , en in goede fchikking voor d'overheit verfchijnen.

Lmoonden.

TTY'n woonders der ftad Batavia zijri J - ^ a I l e vrye luiden, of huurlingcn van de Maetfchappye,en beftaen in verfcheide volken of landaerden: waer

onder

Page 316: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 317: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 318: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 319: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 320: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

H, Causc.Jrtij

Page 321: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 322: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - c n L A N T R E I Z E . n f onder boven al de Hollanders d'aen- hebben, en bezitren de voornaemfte zienelijkfte z i jn , en in rijkdom en eer- en neeringrijkfte hoekhuizen. ampten uitmunten. jyc huizen zijn'er meeft alle laegh

by de aerde gebouwt, en hebben onder niet meer als een vierkant, met het dal<

Sinefen. daer boven.

De Sinefen doen'er mee grooten handelen koopmanfehap, en brengen deze ftad groote neeringh, profijt en gerijf toe. Zy gaen alle Indifche volken in zee • en lantbouw verre te boven. De groote viffcherye wort door hunne neirftigheic meeft onderhoüden: desgelijx alle rijs, riet, graen en wortel-akkers, moesenboomgaerden.

Zommigen winnen de koft met het trecknet en tootebel. Anderen loopen metd'angelroelängs de revier en ftacis-grachten,en vangen katviieh, krab-ben engarnelen,met de mant, zonder garen. Eenigen plukken of breken

"" oefters van de boomen: of halen * Mo-riskes, die zy met heele bennen vol längs de zee opfcheppen. De voor-naemfte onder nen doen, alsgezeit is, groote koopmanfchappen , daer zy zieh wonder wel mee weten te behel-pen.

Zy pachten de zwaerfte tollen en fchattingen, van de Maetfchappye, en weten overal voordeel uit te vinden. Doch federt eenige jaren herwaert hebben andere volken hen vry wat gauwigheit afgezien : inzonderheit om iemant te bedriegen, daer zy zeer behendighin zijn,en niemant aenzien, alsmy felfgebleken is.

Zy leven aldaer na de wetten van hun lant, en hebben eenen hooftman, die hunne zaken by de hooge heer-fchappye hanthaefc, cn ten heften duit.

Zygacn na's lants wijze, met een wijderok cn breede mouwen van ko-toenof zijde na een ieders ftaet. Het hooft hair is hen niet op de Tarterfe wijze gefchooren, gelijk in Sinaj maer dragen 'er lang hair,dat fy zeer cierlijk gevlochten hebben.

Haere huizen en wooningen ftaen door de gantfehe ftad verfpreit: maer het meeftendeel is aen de Weft- zyde, ontrent de groote riviere, gehuisveft: hoewel zy ook d'Ooftzyde byna in

Maleyers.

De Maleycrs hebben in Barsri zoo veel handels niet, metkoopen en ver-koopen , als de Sinefen : en erneren zieh meer met de groote viflcKer-e, daer zy zeer gaeu en neerftigh in zijn.

Haere vaertuigen zijn zeer g!at, en aerdigh, na d'indifehe maniere, toe-getakelt,mereenftroo z.-d, dat zy by mooi weer zeer hcoph opzetten, om fpoedigh aen de merkt te komen. Desgelijx kunnen zy mede haere riemen toe!eggen,enroien.

Hun hooftman woont in ^eftad, op de Rinofters gracht: nlwaer d meefte memghre van dezen landaerthae; niee heefc ter neer gezet.

De kleed-ng der Mnicyers is van lichte en dünne ftoffe, 't zy ; iide of katoen : doch voorname Vrou- en draagen kleederen van geblciitleof geftreepte zijde.die haer zeer geeftigh om het l i j f flingert. Het hair, dat pik zwart is, hebben zy achter aen het; hooft in een knoop geflagen.

Maer de mannen hebben een doek om het hooft gebonden, zoo om de vaftigheid, als om het hair by een te houden.

De koopluiden, die zieh van dezen landaert te Batavia onthouden, zijn naeft de Sinefen wel de gaeufte in het ftuk van den Koophandel, hoewel zy nergens na zoo grooten Koophandel drijven.

De huizen der Maleyers zijn te Batavia zeer flecht gebouwt, en metolcn bladen bedekt, en veeltijts rontom met kokos en andere boomen beplant.

De meefte kauwen geduurigh betel bladen, en drinken Tabak uit verlakte rietpijpen met een fteenen ketcl.

Moo-

Page 323: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

2I<5 G E D E N K W A E R D I G E

Mooren.

Wat de Mooren of Mahometanen belangt, die dragen en crneren zieh byna even eens. Zy woonen mede aen dezelve zijde, en zittc meeft op haer am-bachten. Een igen loopen metdemars längs de ftraten, en verkoopen aller-leie krameryen, koralen en glaze peerlen. Andere hebben hunne hutten aen de groote merkt-veldcn, daer zy de waren verroonen, om te verkoopen.

De voornaemfte erneren zieh met koopmanfchappen en korael-ftecn,dic zy raet haer eige vaartuigen van d'eilanden halen , en wederom aen de branders overlaten. De klcdmg is na de Moorfe wijze.

Ambojnefen.

De Amboynefen woonen buiten de ftad, in een byzondtrewrjk , aende lirickc hant, opde wegh vanjakatra, allernaeft de plaetfe, daer de Sinefen haer dooden begra ven.

Aldaerheefteen van haeroverften, ("die de Maetfchappye eenige jaren voor hoofeman gedient, en zijnkloek beleir en groot gemoet in verfcheide oorlogh^toghreniofiijk betoonten bekent gemaekt heeft,) een heerlijk huis doen bouwen, en na de wijze der Amboynefen zeeraerdighoptooien.

Het gemeen volk onderhoudt zieh meeft met den bouw der huizen van bamboefen, diezy zeer behendigwe ren op re maken ,en te bereiden. Zy befcherende raemen van de venfters mede zeer frai mer gekloofdc rottings, die zy op verfcheide manieren , om licht daer door te feheppen ,mer ftarren en ruiten tocftellen, en met vele ver-anderingen, tot verwonderens toe, verzien.

DeAmboinefen is een ftoutenon-verzaeght volk ,en wreet,van gelaet, met lang zwart hair.Zy zijn rot opftaen en muiten zeer genegen: ook heeftmen den befte Amboinefen Mooren met veel betrouwen,

Men heefc onder de Amboinefe zeer kloekmoedige en ftrijtbare Soldaten.

Hunne voornaemfte wapenen zijn zwarc zabels en langwerpige fchil-

den , daer mee zy hun l i j f tegen de how vancenzabel en fcheut van een pijl weten te befchermen.

De mannen hebben om het hooft een katoen doekje, met verfcheide (lagen gewonden ,daer decinden geme-hjk by neerhangen.Tuffchen beide fte* ken bloemen en andere ciraedjen.

De Vrouwen dragen flechts een pannebayrje of dun kleetje o m ' t l i j f j en een katoen doekje om de fehoude-ren geflagen , daer de armen meeft bloot uitkomen.

Hunne huizen zijn van planken op-geflagen , en met olen bladen bedekt, en tamelijk hoogh geboutjhocwcl het eenhoger, als het ander, met twee of drie wooningen of vertrekken achter malkanderen. Dekleding is na de Moorfe wijze.

Javanen.

De Javanen woonen aen den andere kant van de Sinefe grafftedc,m bam-boefe huisjes: waer van eenige na lants-wijze, zeer net opgemaekt, cn met het zelve riet of gewaey van kokos boomen zeer glat en dichtgedekt zijn.

Zommigen der Javanen erneren zieh mer den lantbouw en planten van rijs. Andere maken kleine fchuitjes, daer d'inwoonders hunne waren mec aen de merkt brengen : als ook gras,hout, en al het geen, dat hen voor komt, daer zy gelt voor weten tc krijgen.

Zy varen medeinzecop de groote viffcherye. Hunne vaertuigcn loopen zoo vaerdigh en fnel door het water, dat d'onzen dezelve hierom Vliegers noemen. Zy zijn voor en achter met klampen van dikke fchalen opgeboeit, en zoo geboogen, als de hoorens van een halve maen.

De Javaenfe mannen , gaen meeft naekt, behalven dat zy cen kleetje om de midden dragen, dat hen tot over de knien hangt.Zommige hebben daet cen fluier omgebonden, daer zy cen pookjeofeemg ander geweer tuflehen fteken. Het hooft hebben zy met een muts bedekt, doch gaen bloots voet.

De huizen maken zy doorgaens net'er en zindelijker, als andere Indi-anen, tc weten van gckloofde bamboefen op malkandcre geleit. Zy bouwen

daet

Page 324: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 325: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 326: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 327: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 328: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 329: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 330: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 331: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 332: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 333: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 334: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 335: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 336: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E- en L A N daer ook groote afdaken aen, daerzy onder gaen zitten.

Mar dykers of'Toepaffen.

De Mardijkers of Toepaffen zijn lantzaten van verfcheide Indiaenfche volken, die hierom, mijns oordeels, Toepaffengenaemt zijn, dewijl zy de rhanieren , zeden en gods-dienft van den genen, daer zy by woonen, lichte lijk aennemen,en hen zelven toepaffen.

Zommigen zeggen, dat zy van de Portugefen na den Topaes alzoo aller eerft zouden genoemt zijn, die d'aller edelfte fteen , in den tweeden trap ;

naeft den diament is : daer men vee-lerleie verwen mziet, die t'elkens met eendraei veranderen. Hetzy hoe het wi l : die naem komt met den aert des volks, en het Nederduitfeh woort, niet qualijk overeen: wanr zy weten zieh zelven alle dingen zeer wel toe te paffen.

Zy woonen binnen en buiten de ftad : en hebben zommigen van hen Zeer koftelijeke huizen.

De voornaemften behelpen zieh met den koophandel, en varen met hunne eige vaertuigen aen de naeft-gelege havens en eilanden , daer zy vrygelei-brieven toe verkrijgen , om hunnen handel vryen onverhindertte mögen drijven.

Andere bouwen en beplanten akkers en tuinen, en leven van de vruchten en het vee, dat zy zelfs op-queeken, en aen de merkt brengen, omte verkoopen. Zy doen mede verfcheide ambachren , en hebben hunne byzondere oorlogs.benden enhooft-mannen, die mede in den krijghsraet zitten : als ook hunne eigefcholencn leerrneefters , om de jeught in de let-terkunften gronden van den godsdienft t'onderwijzen.

De kleeding der mannen is meeft na deHollantfe wijze,'t zy van geftreepte of andere ftoffe met ope mouwen. Zy dragen broeken, die hen toropd'en-kelen hangen, en hebben hoeden op het hoofr.

De vrouwen gaen na de wijze van andere Indiaenfe vrouwen gekleer.

Zy bouwen beter huizen, als andere

f -R E I Z E. i i ? Indianen, die zy doorgaens van fteen en met pannen gedekt, en vry hoogh en cierlijk mec bogen opgehaelc zijn : desgelijxd'afdaken voor de huizen,nä de tuinen toe.

De plaetfe om de huizen is met bamboefen afgefchoten, en met allerhande Indiaenfche boomgewaffe,krui-denen bloemen beplant. Aemde andere zijde houden zy verkens , hoenders, duivenen kalkoenen, die zy aen-queken om te verkoopen.

Makaffirfe Soldaten met Spat ten.

De voornaemfte wapenen der Ma-kafferfe Soldaten, die zy in den oorlogh tegen hunhe vyanden gebruiken, zijn zekere vergiftige pijltjes van een grote voet lang Aenhetvooreind zitten kleine fcherpeenfpitle vifch tant-jes , en aen het achter eind zekere dopjesvan voos houc.

De fpitfen dezer pijltjes worden lang te voor, eer men die gebruikt} in vergif gedoopt en dan gedroogt.

Die vergift, iseen zap, dac uit de fchors der takken van zekeren boom, als die uit pijnboomen, druipr.

Hy groeit ophet eilant Makafferte Iandewacrcs i n , en opdrie of vier ei-lantjes derBougiffen,ontrent het eilant Makaflar gelegen.

Deez boom komt in hooghte met den nägelboom over eeh,en heeft byna diergelijeke bladen.

Het verfch zap van dezen boom is zeer dodelijk en vergiftigh , ja heeft een ongeneezelijke krache by zieh.

De pijltjes met dit vergif gewapent en roe bereit, worden door de Ma-kafferfe Soldaten, niet met de böge, maer uit zekere fpatten gefpat: even gelijk men hier te lande met ronde proppen van potaerde uie fpatten na hec gevögelt fpät.

Zy kunnen daer mee op een afftant van vier roeden, by ftil weer hun voor-geftelt doelwit treffen.

Men zeit de Maskaffaren zelfs geen hulpmiddel tegen dit vergif weren: maer die met deze vergifrige pijltes getroffen zi jn , koomen aenftonts daer op te fterven: want het vergif dringt gezwint totinhec bloeten levendige geeften door,en veroorzaekt een ge-

e c wel«

Page 337: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

a i 8 G E D E N K W A E R D I G E weidigen brant. Men hout het zckerftcl en ftrijtbaer volk, gebruikeu,tot wa-gcneesr.iddel tegen het vergif van | pcnen,zabcls,werp-pijlen en fclulden,

' en weeten zeer w d hun geweer te han-teren.

Zy gaen meeft naekt en dragen flechts een naeu kleetje om de midden tot aen de knien, Het hooft is met een platte mutfe gedekt.

De vrouwen gaen, gelijk andere, na d'Indiaenfche wijze gekleet

Sedert de Hollanders met de koningen van Makafler in oorlogh gewteft zijn , hebben de Bougü ot BougiJJen en anders by d'onzen gebroken Bok-jes genaemt, mede hunne wooningen op verfcheide plaetfen binnen en buiten de ftad Batavia genomen, ter

defe pijltjes te zij n , het eeten of innec-men van menfchen-drek, zoodra men gewontis: want de gequeften die ftoffe ingenome hebbende, rake daer door aen het braken, en maken aldus het ve-g'f kra hteloo«;, Docr dit middel hebben verfcheide van onze krijghs-kv.ec'u. n , die d >or Makaflerfe Sol-d i cii mec deze vergiftige pijltjes ge-qaeft waren, et leven behouden: hoe-w j i !•! J-re, 01 ;d> f-:Ci-.n h:t gebruik vm ,n"!ifch:*n <-hvk, aenftonts na de quo ' re geftorve 1 zijn : en eenige t ye of dne da^en daer-na noch ge-k'- f" he'iben.

Daer ^ lande grne;t zeker wortel \ n'y tu;-- men zagh, wienhet wankelbaer rehik des oorloghs wilde toevallen cn '.lieiv n.

D'oude koning der Bougiflen hield zijn hof ontrent den buitenwaght, d <er men van Rijswijk naNoortwijk gaet.

De koningin van den jongen ko-ning wierdt eene wooning in de ftad vergunt. Doch naderhant,wanneer de Holländers, door kloek beleir en dap. perheit van den ve.'theer, Kornelis Speelnian ,de Makaflers hadden over wonnen, en d'aenpalcnde landen onder hunne heerfchappye gebraght cn bevredight, zoo isdie koningin, met hären gemael, eene wooning in de Heere-ftraet toegevoeght.

Dit huis reikt tot aen de barm van de riviere, en heeft van binnen een luftige wandel laen cn blom-tuin. D'overige plaetfe wort belommertvan eenen wijngaert,dic ongemeene fchone drui ven draeght, en by mijncn tijt, des jaers zeftien hondert zes en zeven. tigh, zoo dicht met bollc troffen be-zwangert was,dat de rancken neder-bogen , enden gragen aenfehou* wer fcheenen te nodigen , om met zijne edelc vrucht tc ver-verfchen.

D'intredc van de deurc , na de flrate voornoemt, iszeer fraei, na d'ordedcr aeloude Jonifche botiw-kunft, uitgeftreken , en met eene getralyde wanderly en wapen in d«a gev el verciert.

De binnen-kamers cn faletten zijn mede zeer luftig, cn zoo net gefchikt, dat'er een koning van Indien met zijn

ge-

va i \\cd enre als ejn zuiker-wortel, d vh i trer van fmaek , die men ook voo> c n ft rk , en zeer goet teg^n g-\- 'oii" , en van d'onzen mrent maeUinr reg?n bepro'.*fc en gebruikt is-, naerdien he; mneemen van n;en-fchen-drek zeer af.-eerig en wnlgh-achtighisi teueren men kauwtdeze wortel, enbefmeert met een weinigh van het kauwfel het gat van de quet-fuure.

7imorefe Soldaten*

De Timorefe Soldaten, of inwoonders van het eilant Timor , gebruiken Sandel houte zwaerden, in den oorlogh , daer mee zy met een flagh een m«n midden kunnen doorhouwen: want op het ulant Timoor een der Mo'ukfe eilanden, en zuid-zuid-ooft-waerts, voorby het eilant klein Ja M,en omtrent op tien graden zui-derbretc; clegcn,groeien heleboflehe met wir en geel zandelout, dat d'eilanden Chandaua noemen.

De I imerefen iseen woeften onge> fehikt volk j doch ftrijtbaer. Zy waren voorhene alle heidenen: maer de meefte ha igen na Mahomets leere aen, Ir .cv el eenige ook tot het Roomfch geloof bekeert zijn.

BougiJJen.

De Bokjcs of Bougiflen (die wel eer op drie of vier eilantjes, na by 't eilant Makafler gelegen,woonde)is cen ftout

Page 338: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 339: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 340: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E i cn L A N T gevolgh bequamelijk kan woonen.

Alle deze vreemde volken maken, behalve de Hollanders, een groot getal van weerb'aremannen uit,die men voor eenigen ti j t bevonden heeft, volgens de gehoudeaentekening, ten ge-tale van zes duizent zeven hondert en twintigh te beloopen : te Weten, Vier

S l j f hondert Toepallen of Mardijkers volken te Waren binnen de ftad , onder twee B a t 3 V U" hooftmannen , Manuel Symefz. en

Antony Tomefz. die ieder twee hondert onder zieh hadden.

Zeven hondert en tien woonden buiten de ftad, onder drie hooftmannen, als

Anthony Louys) over Pieter Alvis > Jugey Pieterfz. )

t'zimen in alles

R E I Z E . 217 ieder om daghloon of beding laten gel

Petangatijns Ambonefen Maleyers

xeoo 300 160 710

1100 70

600 201

Sinefen, die hoofrgelt betalen tegen 900, zijn wel 1100

Mooren 200 f i n ' t quartier binnen 1 de N ieuwe poort, 7 jo

Javanen-? By het Chinees jkerkhof, 1500 I I n ' t quartier bullten de nieuwe veft 800

De volken Balp buiten de veft. 300

t'Zamen6720. O f nu dit eilant maghtigh genoegh

is, zoodanige menighte van menfchen, als in het beftek van deze ftad gevonden worden, te voeden / kan men lichteiijk afnemen uit denover-vloet, diejaerlix metgeheelefcheeps-ladingen na Amboina en andere geweften, vervoert wort. Wel waft aldaer, noch wort gene tarruwe gezaeit, maer die voorraet kan men by wi j le , wanneer de voorraetkamers van Japan en Süratte al geftoten wierden, met rijs vergoeden.

De voornaemfte ambaghten en kunften worden in deze ftad van de Hollanders geoeftent en in het werk ' van dezen opper-freevoogr, daer alle geftelt: daer zommigen zieh wel mee \ daeghs gehoorverleent wordt, voor

bruiken. Zy maken zeerglat fchrijn-werk en hechte kiften, die zy, met zwavelfteerten , zonder eiders eene pen in te fteken, zoo net eh dicht in malkanderen weten te voegen, dat'er nergens byna gene tzamehkomfteof voegen te kennen zijn.

Eenigen Verkoopen ook zhiker-bier, als ook gekookre koft en Sury, Arak, of Indifche brandewijn: waer vanzyMalfak maken, en Follepons; gelijk het d'Engellanders noemen, daer de gemeene luiden htinne ftuivers, met gene geftoten hant } maer ope hert, en vrohjk voor laten ftui-ven.

Maer d'aenzienlijkfte gafthouderS en herbergierszijn de Hollanders, die zoo wel als andere volken , twee realen rer maenr geven moeten: en daer en boven noch voor ieder legger Spaenfchen wi jn , dien zy vertappen, zevenrigh realen.

_ D'Arakbrahders zijn meeftendeel Sinefen,die voor ieder ketel alle maenden vijftigh realen moeten opleggerij en aen den ontfanger betalen.

Heßiering der ßad.

"TVAIgemeene ftaetbeftiering is ge-ftelt op den grondt en voet cer

vereenighde Neder!anden,die in orde, naeft d'alleenheerfching, opgetelt wor/: alwaer de ridderfchapen ieden het hooghfte gezagh hebben, en is, om gewichtige redenen, in zeScolle-giehofamptgenootfehappen verdeilr.

D'eerfte en hooghfte raetsverza-meling beftaet uit de Kaden van In dien zelfs: waer in de gouverneur, of opperfee ftedevooght,alrijt voorzit-ter is. Dit hooge en heerlijk ampt heeft toraen mijnen r ij d'edeleHeer, Jöhan Maetzuiker, bek leer. In deze vergadering worden alle zaken van ftaet verhandelt, en de berightbrieven der bewinthebbers ontfangen en be-antwoort. Hunne zitplactfcis,als te voore verhaelt, te weten, in het huis

Kunften [nam-k«hten.

weten ferneren De Sinefen hebben mede onder

hunne inboorlingen goede metfelaers cntimmerluiden, die hen van eenen

eenen iegelijk, die wat te verzoeken heeft.

De tweede ractsvergadering beftaet in negen perzoonen : behalve den

I e voor-

Page 341: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

G E D E N K W A E R D I G E voor zit ter, die gemeenelijk cen Raet van Indien is. By mijn aenwezen wierdr dit ampt door den hooghge-leerden Heer, Pieter Antcnilzoon Overwaterjbckleet. Hy bewaerr ook het groot zegel, waer in hetbeeirenis van eene vrou w gedreven is, die in 'r midden van een vafte burght ftaet,met een fchalein d'eene, eneenzwaertin d'andere hant, beneffens dit opfchrift: Z E G E L V A N D E N R A E T VAN J U S T I T I E D E S K A S T E E L S B A-T A v I E. Dit ampegenootfchap wort de Raet van het gerecht genoemt Alle zaken van 's lants heerlijkheden en fchatkamers komen voor deze ver-gadering : mirgenomen burgerljjke bezwareniflen, en bevelfchriften van afftanr, en diergelijke gebodtbrieven, die door den Hoogen Raet worden afgedaen en verleenc. Zy nemen mede kennis van beroep en herftelling van den gerechte der fchepenen: mits de berocper vijf en twintigh reae-len te berde te brengen heefc, voor boete,wanneer het vonnis goet gekent wort.

De reehtsverzorger heefc zijne Item, neffens den raet, in borgerlijke zaken. Hy trekt zijn voordeel uic de boece, dac een derde deel van \ hondert is. Maer als de zom men meerbe-dragen, dan heefc hyeenzeftendeel. Zijn ampt is, te verzorgen, dar de hoogheit en heerfchappye der veree-nighdc Nederlanden, in haer eer en ftanc, gehouden worr.

De Sckrataris of geheimfchrijver moet alle zaken, die in deze vergade-ring voor vallen, opde rol brengen, en allegetuighfchriften en handelingen, die de reehtsverzorger en landtdroft in hetvervolgh van hunnepleydoyen of dingtalen dienftigh zijn, zonder loo:i fchrijven. Hy heeft alle bewijs-fchriften en ceberc gebraghtepennin-gen en goederen in zijne bewaring, daer hy behoorlijk boek van houden moer.

Dedeurwaerderdoet alledagingen en bekom mein ifte n , en moer voor de raetkamer opwagheen, zoo lang als de zitting der raden duurc. Hy draeght cen uitvoerftok, en een zilver fchilt op de linken borft: waer in het wapen van den Raet gefneden is. Hunne ge-vangens bewaert de geweidige. Deez

ontfangt voor fluitgelt van ieder per* zoon een halve reael,en houdt drie ta-fels voor zoodanige luiden. D'eerfte betalen een achtfte deel, de tweede een Vierde deel, en die aen de derde tafel gefpijft worden, een halve reael.

Die genootfehap voornoemt heefc zijne zitplaetfe op de raeckamer, op hecftadhuis, nadenooftkant, opde tweede verdieping, en vergaderc alle weke ewee mael of meer, na meer of min te pleiten is. Aldaer magh een ieder zijneeigezake verdedigen: maer kan het gewijfde nergens anders als in hec vaderlanc becrekken.

De derde raets-byeenkomftebeftaet in fchepenen, en wort uic d'eerlijkße en oudfce vaderlanders gekooren. Zy'zitten gemeenelijk driemael ter weke : als des maendaghs , woens. daghs en Donderdaghs, van zevenen tot elf uuren voor den middagh. Zy worden op hunne verkiezing met vijftigh rijxdaelders: en daer en boven alle zes maenden met hondert rijxdaelders vereerc.

Voor dit amptgenootfchap worden alle rechtzaken der vrye burgers bc-pleic en afgedaen: mec dien verftan-de, dac een ieder vry ftaer, hec gewijfde voor den racc van den gerechte te beroepen: gelijk te voore aengeroerc is. Wanneer de dienaers der Maet-fchappye mec vrye luiden wac tc ver-effenen hebben, dan moeten zy die voor dezen raet betrekken. Desgelijx magh geen borger noch vryman voor den Raec van den gerechte beroepen worden.-maer moec zijnen eifcher voor de fchepenen ten antwoorc ftaen, en zijn reche vervolgen.

Deze raetsheeren maken mede keu-ren en bevelfchriften, op gemeene tim-meraedjen, bruggen en ftraten, mec kennis van de hooge Heerfchappye, die dezelve moec bekrachtigen.

De voorzitter bewaerr hec zegel van ftaer, en beroept den Raet na zijn welgevallen. Hy doorzoekc de rol, en draeghe alle zaken, die in ftaet van wijzen ftaen, ter vergadering voor* Hy heefc by overeenkomfee een dub-bcldefrem , en is doorgaens een Raet van Indien. By mijnen rije bekleede die ampt de Heer Pieter van Hoorn. Alle brieven en fchepenkenniffen wor

den

Page 342: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E- e» L A den by twee raetsheeren verzegelt: waer voor d'cigenaer gehouden is een reacl te betalen. Maer mögen geen verbontfehnfe hooger bevefetgen, als rot gemeen gelt-ge win, dar by mijnen tijt drie Vierde deelen teh hondert was. ,.

De Iantdrofr heefc in dit genoot-fchap, als'erhalsrechr voorvaki een befluitende, en in bürgerlijke een bedenkende ftem. Hy rrekt een derde deel van alle boeten, cor onderhoüdt van zijne dienaers.

Het geral dezer Heeren beftaet uit negen perzoonen : waer onder twee Sinefen z i jn , die alle op hunne ver-kiezing den eec van dprechrigheit, in handen van den opper-ftedevoogt, moetendpen. Zy hebben eenen deur-waerder, die ds Srads bodegenoemr wort. Hy draeght, in hec bedienen van zijn ampt, een uitvoer-ftokje, niet een zilver wapcnfchilt, daer hec merk ran de ftad in gefneden ftaet.

Hunne gevangens worden door een ftokbewaerder vaft gezet cn ver-zorght.

Het vierde l i t of bank van het beftier dezer ftad beftaet in de vergade-ring van Weesmeefters, die mede, gelijk de fchepenen, uit d'budfteen aen-zienelijkfte bofgers voorgedragen en verkoren worden: uirgenomen de voorzitter, die mede een Raet van Indien is, welk ampt, by mijn aenwezen, döor den Heer Laurens Pit bedient wiert. Zy beftaen uit v i j f perzoonen: waer onder drie borgers z ij n: d'an dere zijnhuurlingen van de Maetfchappye. Zyverzorgenalle de middelen van de ouderlooze kinderen, en pnderzocken hunne fterf huizen: mäken befchrij-ving van goederen, en laten niemant van hunne kinderen eiders heen rrek-ken,zondcr hy behdorlijkeäcnwijzing van alle zijne middelen gedaen heefc.

Het vijfde raetgenöotfchap beftaec iiit het bewinc der bevelhebbers van kleine zaken : waer in een Heer uic den raet van 't gertcht voorzitter is. Alle perzoonen, die zieh in den echten ftaet begeven willen, moeten hunne geboden voor dezen Raet verzoeken, ten overftaen van getuigen. Wanneer een jongman een en twintigh, cn een rhaeghe achtien jaren out is, zoo wordt het huwelijk van luiden

N T - R E I Z E. 210 van eer en aen zien toegeftaen : maer zy vermögen gene onkri ftenen mec Nederlanders , noch Nederlanders met inboorlingen, die geen Duitfch kunnen , laten trouwen. Geringe zä-ken, daer de fchepens zieh niet mede mögen bemoeien , worden voor die amptgenootfchap bepfeie, cn ren eerften afgedaen. Zy zitten mede twee-mael ter weke, en hebben hunne raets-kamer op het ftadhuis.

HetZefte en laetfte l i t van dit groot lichaem der ftad en gemeen te, beftaet indcborgerlijkekrijghsraet:waerin de opperhooftman van de vrye volken en inwoonders d'eerfte zitplactfe.be-kleerj die by mijnen cijc de Heer Pie-ter van Hoorn was. Alle kleine zaken worden door den waghtmeefter voor dezen Raet gebraght, en ten eerften afgedaen. Maer zaken van belang komen voor den rechtsverforger of ftadsdrofr, cn voor de Heeren Raden van den gerechte of fchepenen, die daer over het oördeel ftrijken:

Zy vergaderen mede op het ftadhuis , envcrlcenen alle weken eenmacl gehoor. **

Alle dezeRaees-byeeri4komfecn,of rechrbanken,hebben ieder hunne by-zonderen Sekreraris of geheimfehrij-ver, klerken en Deurwaerders, die hunne onderhoiit van de Maetfchappye krijgcn : uirgeriomen eenigen,die hun voordeel uic de fchade van eenen ander trekken: achrervolgens de bevelfchriften daer van gemaekt, cnby de Hooge Raden goet gekeurten on-dertekent.

N u fchiet noch over te vcrhaleni hoedanigh de kerkclijke ftaec en raet befeiert worr.

Deze beftaet iiit predikanten , ou- Ke derlingen en oprechte armen-verzor-gers. Zy hebben hun vergaderplaccfe in cen byzonder affchutfcl aen de kerke, en komen niet t'zamen, als op hec öntboc van den voorzitter, die dac eer» ampe alle maenden afleir, en aen eenen ander overlaer, om zorge voor zoo vele zielen re dragen, als hunne zorge toevertrouwt zijn.

De predikanten of voör-ieeraers Zijn alle, toc de bedieningder kerke in het vaderlant aehgefcmen, cn aldaer bekraghtight, en worden van de ge-meentezeerge-eert.

£ e 2 Ba^

etil

Page 343: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

J20 G E D E N K W A E R D I G E Belege. Batavia. de hof - en hooft-ftad van ringenen Nederlantfch Indien, heeft, federt de van Bau- onzen het b^zcten hebben, verfcheide via- rampcn, ftormen cn belegeringen van

's lants inboorlingen, ofjavanen, u:t-geftaen. Want zoodra d'onzen zieh des jaers zeftien hondert en achtien, na het innemender ftadjakacra, ("namaels by d'onzen Batavia genoemt) mecopwerpen van eene vefting cn kafteel, ter zelver placrfc hadden ver-fterkt, zoo begonnen zieh ook d'inwoonders der ftad, dooropruijingder Engelfen van Bantam, uit een onbe-dachten y ver , tegen hen te verfterken en begraven : waer uic een geweidige oorlogh ontftont.

D'Engelfen deden de lanrzaten in hunne legerplaetfen een ftormkar bou wen, daer zy hu n grof gefchut, dac

•wel eer hen door de Hollanders ge-fehonkA was, in goede orde hebben op geplant, en daer van dapper vuur gegeven. Dit gevaerte lagh vlak tegen hec nieuw bolwerk van de Hollanders over : waer door het hen groot hinder roebraght, cn in het optrek-ken van hunne aengevange vaftigheit zeer verachterde. Dies deeddopper-fledevooghtjohan Pieterfz. Koen den raet by een roepen,en droeg dien voor, watonheil zy alree van den vyant ont-fangen hadden ,en, nafchijnvanalle omftandigheden, noch meer ftonden uic reihen, by aldien die niec wierdc aengetaft, en in zijn begonnen werk geftoort, eer hy zieh wat beter be-fchanft had.

Hy gaf den raet dan in bedenken, of men denvyandt niet mec een deel volk zoude könnenoverrompe!en,en uit zijn voordeel doen verhuizen , om ademtocht te halen.

Na alles cen nauwften overwogen te hebben, zoo wierdc eenftemmigh goetge vonden envaftgeftelc, dat men hecGraven gedeelte, en de wijk der Sinefen: als ook de wooning der Engelfen, cn hunne fehietfehans, den aenftaenden morgen, met het doorbre-ken van den dagh,kloekmoedelijkzou aehtaften, en verdclgen al wat zieh repte, om tegen weer tebieden.

Achtcrvolgens het voorgenomen befluit,zoo hebten d'onzen hun volk gewapent, enin drie troepen verdeck. D'eerfte en voornaemfte wierdt door

Pieter van den Broek, dienamafcls öp-per-ftedehouder van Nederlanrs In. dien wierr, gevoerr. De eweede ftonc onder Pieter Dirkfz,en de derde en lactftetrok met Pieter van Ray op.

Hier mede vielen d'onzen uit, en beftormden 's vyant veften, op drie wij ken r'effens. De Javanen weerden hen in 'c eerft zeer herenekkigh, eri branden hun grofgefchuc uic de waer-bargh, aen de riviere, geduurigh op de Holländers. Maer toen zy hunne be-ftookers den moet zagen verdubbe-len, om te Winnen of te fterven, zoo begon hen hec herte t'ontzakken. Dies verlieten zy hun voordeel $ en deifden allengs na hun toevcrlact,uit hunne oude werken, die de Hollanders weder innamen, en in weinigh uuren met geringe moeiren afbraken, cnal her geen verbranden, dat hunne vyanden met zwaren arbeit, in vele dagen hadden opgebouwt cn volcrok-ken.

Inmiddels wierdt uit de ftad zoo hefeigh mec grof en klein gefchut ge* fchoren,dac de Hollanders het bc[formen van de nieuwe fehietfehans, op den kant van de rivier, moften laten fteken.

Zy fchoten evenwel met hun grof gefchurtoc des avonts 5 maer konden gene opening maken, om'er in re vallen : dienvolgens moften zy ophou-den, cn aftrekken met verlies van vijftien foldaten, en acht of tien gequet-ften. In het midden der ftad, die met een fteenen muur becingelt was, ftont mede een hooge ftormkat,geftoffeert met zwacr metale gefchut, dat d'En-gelanders van hunne fchepen gelight, en daer op geplant haddemdaer fy den belegerden groote fchade mee deden: als ook van de fchietfehans voornoemt, in den monc van de groote r i -viere,die de belegcracrs mec ftaekwerk en flammen van dikke boomen toege-ftopt hadden , om hec doorwaterei> na de reeonveiligh te maken.

Het grof gefchut dondeede geduurigh aen wederzijden: maer de bele-geraers hadden hec meefte en grootfte voordeel: naerdien hunne bolwerken gereec en veerdigh waren, die de belegerden , by gebrek van volk en gereet-fchap,langzaemen traegh moften op-trekken, cn dies wegen genootzaekt

wier-

Page 344: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E cn L A wierden hun borftweer met fijn ly waer. enkoftelijke katoene kleden te verze-keren.

Terwijl elk zijri beft deed, om zieh te befchanften, zoo deden de Hollanders wederom eenen uitval op het bolwerk,aen den öever voör denmondc van de riviere, die zy bezwarehjk konden miflen: maer wierden, met verlies van zeven Soldaten, weer te rügh gedrcven, beneffens een onderhoofe-man, dien de Javanen het hooft affloe

N t - k E I 2 E. n i eenen trompetter op-eifchen. ,Maer zy verftonden wel haeft, dat'er niet anders als kruit ert loot voor hentert bellen was.

Wanneer nu de Hollanders bemerkten; dat hun de vyant te mächtig was, zööhebben Zy hunne Zeilen by-gezec, en zijn, al vechtende, Oolt-waertaengeftevend,na Amboyna, om zieh mec meerder maght te verfter-ken : na zy het kafteel mec noodige ooi-loghs-gereetfchappen, tn watzy

gen, en, ten trots van de belegerden,' meer konden miflen, hadden verzien. op een hoogebamboes,reCht tegen het i D'Engelfen vervolghden hen eenige kafteel overftelden.

OndcrrufTchen hadden d'Engelfen te Bantam vernomö, hoe de belegerden hunne wooningen afgebrokenen verbrant hadden derhalven poogh-den zy de hunne daer mede aen de vlam op tc öfteren $ maer de Pangeran was'er regen, en wilde hec zelve niec toeftaen.

Men zou qualijk könnengelooven, dat zoo weinigh volks zulken groot en geweldigh heir, welk door d'Engcl-

dagen,doch met weinigh voordeel,en keerden, mecachtien fchepen, wederom , en lieten het anker voor derede van Baravia in den gront val len: waer door de belegerden te Water en te lande befloten en vaft geblokeert wierden. Zy befchermden evenwel hunnen fchans zoo dapper, mec kloek-herrigh regenweer, enuitvallen, dac hunne doot-vyanden, hoe verbolgen en machtigh zy waren,ten leften noch gedwongen wierden, om [ftilftant van

fen mec raet en daet noch öriderfteunt J wapenen re verzoeken, op hcope, dat-enbygeftaen wierr, zoo lang kondop- 'ercen fecrlijke overefenkömfte enge houden, en alle hurine aenflagcn ont-zenuwen.

De gantfehe macht der Hollanders beftont flechts in drie hondert en vijf-tighzielen : waer onder nier meer als twee hondert en veertigh weerbarc zoldaten konden getelt worden.Daer-entegen had de koning van Jakatra alle zijne maght byeen verzamelr, die men achte re dien tijde, (behalve de huIpederEngclfen ) wel mec vier dui-zenc gewapende krijghsknechten in het velt te zullen komen.

Toen men hier te lande malkanderen dus dapper in het hair gezeten had, zoo quam de zeevooghr der En-gclfchen , mec elf kloeke oorloghs-fchepen van Bantam, enliep in het gewicht van de Ree voor de ftad Baravia. Derhalven voerd'opperfteedevoogt

der Hollanders zelf aen boort,en zakee mec zijne byhebbende fchepen , en onverfchrokken moec, op d'Engelfen af, na hy de bewaring ophet flot, aen den hopman Pieter van den Broek, had bevolen, en alsftadhoudervoor-geftclt.

D'Engelfen lieten de bloetvlagge

wenfehte vrede, zoo zy voorgaven, uit zou geboören worden : waer toe de Hollanders ook niet onwilligh waren : maer begeerden twee aenziene-lijke perzoonen in verzekering, eer zy hunne gezanten wilden uitzetten, om de vrede- handel tc beginnen: het welk aen wedcrzijdc goec gevonden wierc.

De Dommagön}dts konings broeder^ zeide : Hoe de Hollanders in eene geltboete van vier duizenc rijxdael-ders vervallen Waren: uit oorzake zy d'Engelfei| in zijn gebiet bcoorloghc hadden, tegen het uirgedrukr gebodr, daer over met hem zelven gemaekc en in gefchrifc geftelt. By aldien zy nu de katte ,met het nieuwe bolwerk, niec wilden af breken, dac men hen dan ten allerminfte met een zom vart acht duizent tijxdaefders moft. be-fchenken.

Na vele en merfighvuldige wifpeP tuurige veränderingen, daer deze inboorlingen gedtturigh van zwanger gaen, braghten zyten laeften eenige ftukken op'c papier, die aen weder-zyden bevefcighe wierden: nademaef

waeien, cn de Hollantfe fehetWn door j de Hollanders, door gebrek van buffe^ t e j kruit,

Page 345: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

G E D E N K W A E R D I ' G E knair^ niet machrigh waren, hun kafteel , rot de weclerkomfte van den opper- zee ooghr, te befchermen.

Dezefchielijke verandering en bil-iijke voorwaerde voor de belegerdcn mishaeghde den Engelfchcn, alt'on-verzettdijk, hoe onbillijk zy ook was, wanneer men achc neemt op de feite-hjkedaden, die van den beginne dezer onrufte voorge vallen wären: want de belegerden zouden hünne vaftigheit aldaer, en hunne wooning te Bantam, voor eene zekere zom van penningen aen den koning te vereeren, inhouden enbezitten als tevoren.

Dieswegen bedachten Zy eenen !ift , om de Hollanders te bedriegen, en kregen zoo veel geloofs, datdeftad-ftouder, Piaervanden Broek, op ernftig'i verzoek van de voornaemfte Javanen, uit het kafteel rrad, om den 'koning met zijn gezelfchap te vereeren. Maer hy wiert terftont, op zijne aenkomfteten hove, metzijn byheb-bendgevolgh, aengetaft en vaft gezet, en metvzere boeiens aen handen en voeten geftoten. De koning dreighde hen allen eene wreede doot aen te doen : inzonderheit den ftadhaUder Van den Broek: o f dät hy zijn volk zoubelaiten, het kafteel darelijkop te geven, metal het geen dat'er in was Maer de belegerden trokken stich deze dreigemencen zoo wein igh aen, dat zy zieh weer tot vechten vaerdigh maekren , om hunne doot-vyanden te betoonen, dät hen die daeten verrade-rye ten hooghften mishaeghde.

Toen brachten d'Engelfchen meer grof gefchuts uit hunne fchepen aen lant,en moedighden dejavanendapper aen, makende die zoodanigh tegen de Hollanders verbittert, oat zy den gevangen ftedehouder, aert handen en voeten geboeit, met een ftrop om den keel , tot aen de muuren des kafteels fleeptcn,en dreighden hem te dooden: by aldien hy zijn volk tot het overge-ven van het kafteel niet wilde aenma-hen. Daer en tegen heefc hy hen, als een dapper krijghsheiten voor rechter van zijn volk en vaderlant, tot de bewaring van hunne fterkte vermaent cn aengemoedight, om dezelve tot denlaetften adem toe, te befchermen. Waerom de Javanen, en twee ontaer-deEngelfchen, die daer neffens fton

den, hem met de ftrop achter oyer rukten, cn, als een onredelijk dier» längs d'aerde Weder na het hof fleep-ten : hec welkhy alles meteenüer en onvertzaeghe gemoet uit ftont , en zommigen Engelfchenzooin het hert rrof, dat zy zieh over de beganc fehendingen begoften t'onttchuldi-gen, en ten dien einde brieven met pi j i len na binnen fchoren, en betoonden', hoe zy hunne oude nukkeh van voor« betuigingen niet vergeten hadden,

• De Holländers waren nu byna ten einde van buffekruic gekomen, en za-gen,zonder middel van dat kruit,geea kans, om hunne fchans tegenszoodanige vyanden, dijehun nacht en dagh in de wapenen hießen, te befchermen. Dies wierden ty genootzaekt met hen in gefprekte treden, cn quamen dienvolgens over cen. Te weten, Het volk en kafteel, met al het oorloghs-tuigh, zou aen d'Engelfchen, ende koopmanfchappen, gcreedc penningen en kleinoodje,in de maght van de Javanen,overgelevert worden.

Dit gefchiededen eerften dagh van Sprokkelmaent, des jaers zeftien hondert en negentien, cn was getekent door WydurkRama, koning vanja-katra : desgelijx door den bewints-mander Engelfchen, cn door alle zijne Raden, als ook door alle de Raden der belegerdcn.

Als nu de Hollanders gereet ftonden , om ziel} zelfs, met al watzy be-zaten, aen hunne hals-vyanden over te geven, en gene menfchelijke hope meer voor handen was ,om hen te hei-pen, toen daelde de goddelijke hulpe van boven, en ontzette d'Engelfchen en Javanen van alhet geen, dat zy reeds in huune handen, en verovert hadden, door deze navolgende ge-legentheit.

De Pangoran van Bantam had zoo haeft gene kennis van deze overeen-komite bekomen, of die mishaeghde hem boven mate zeer. Derhalve liet hy den Dommagon voor hem roepen, en gaf hem datelijk laft , om zoo veel volks by malkanderen terukken, als hem noodigh was, om den ftadhou-der in zijne handen te krijgen, en verder te verzorgen, dat hem de heerfchappye van het kafteel, enden buit niec oiiffnapce.

Peez

Page 346: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A N T - R iE I Z iE. t i \ beez trok terftont met vier duizent het oogh van al de werelt,ten töön ftel-

zoldaten op ,en trad, körnende te Ja. katra, ongevraeghc by den koning in Zijn vertrek, en pafte hem de naekte ponjaert op zijne bloote borft, zeg-gende : Koning,geveugevangen, of datgaefer deur. Over welke onver-waghte moortrede en doodelijke uit-fprake, die hec blank ftael noch doo-dehjker voprcdreef, de koning zoodanigh verfchrikte, dat hy alten befte voor zijn leven gaf, en op ftaende voet met zijne gemahn en eenigen zoon landewaerts in vertrok : zonder men pit meer van hem heefc vernomen. Zommigen meenen, dac hy zieh na-derhanc cot de vifleherye zou begeven hebben,om zijn leven t'onderhouden. Maer dien de moortluft van Moorfe Mahometanen bewuft is, zal dat quali jk kunnen geloo ven.

Als de Dommagon, of ftedehouder des konings, dit nu aldus gezwint had uitgevoert, nam hy de ftadhouder van de Holländers in zijne bewaer nis, en tragbte het flot met een in zijn geweit te krijgen : maer de bezectelingen wilden het zelve hem, zonder eenige voorwaerden, niet overge ven. Zy be-riepen zieh op het gemaekte verbont* fehrifr, en zeiden, dac men hen wederom zoc ht te verraden.

Onder dit zamelen en dralen vermerkten de Hollanders, dat hunne Vyanden om den buicbegonnen tezin-twiften : waer door hen de klem en vreze wat van het herte begon te wijken. Zy moedighden derhalve elkanderen aen >, om hun kafteel in te houden, engeenj van hunne tegenftrevers meer te vertrouwen, zoo lang Zy met elkanderen over hoop lagen.

D'Engelfen waren niet wel te Vreden, als zy gevoelden,dat hen de Ban-tammers muilbanden. Dies braghren Zy al hun grof gefchut, dat zy van de fchepen hadden kunnen lichten, met kennis van de belegerden, wederom aen boort: waer door de Hollanders niet alleenlijk moet fchepten ; maer verfterkten hen daghelix zoodanigh, dat den Javanen de dullen moet wac begon te ontzakken:

Toen gaven d'onzen hun kafteel den naem van Bacavia, cn lieten dien mec groote letteren op een bort fp i j -keren, en boven de VVaterpqgrt, in

len. Aldus ftonden de zäken aen weder-

zyden gefchapen, wanneer het langh verwaghte ontzet voor de belegerden, ppden vijf en twintighften dagh van Lentemaent, des jaers zeftien honderc en negentien, verfcheen. Als d'op-perfteedevooght, Jan Pieterfz. Köen, wederom uic de Molukfe eilanden, voor de ftad Jakatra^ mec eene vlooc van zeventien fchepen quamopdon-deren.

Hybraght al het volk, beftaende in elf hondert weer bare mannen, die hy in twalef troepen verdeelt had, datelijk aen lande, en trok regelrecht op de ftad aen, dewelke hy ten gronde toe liet af breken.

D'inwoonders ftonden den eerftert ftorm dapper tegen: maer konden de krachtige hooftftoffc van het vuur niet verduuren. Derhalve begonnen zy Vari het borft weer af re Wijken, en ftelden ten leften hunne behoudenis in d'o-penbare vlucht. De Hollanders ver-volghden hunne vyanden dapper op de hielen, en gaven niemant lnfsgenai als weerloze wijven en kinderen.

Deze verovering gefchiede den dertighften dagh van Lentemaent voornoemt, des jaers zeftien hondert en negentien: welken dagh d'inwoonders noch alle jaers, met een gemeenen dank-enbiddaghvieren, en vertoonen zieh alsdan voor de hooge Oyer-heit te voet en te paerde in de wapenen.

Ten zelven tijde verzeilde d'Op-perfteedevooghtdacrop met degant-fchevloot, na Bantam, en begeerde van den Tanger an, dac hy hem alle de gevangenen rerftont zoude toezenden: of zou dezelve mec gewelc komen halen.

Deez worftelde aldaer in 'c eerfte mec maghtelooze armen, na hunne quadegewoonte,wel wat tegen: maer als hy zagh, dat de blixem van hec grof gefchut in zijne daken begon te flaen, en het geen jok, maer ernft en rechtfehape dapperheit was, zoo heeft hyde gevangenen, te gelijke met de hoope van het kafteel, (dat nu Batavia genoemt was) te vermeefteren, laten varen.

Toen d'Engelfen dit verftonden, en

Page 347: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

* H Ü E D E N K \ V cn hunne aenflagcn en ongeoorlofde | burgerhjke ftreken valfch ,en vooral I de vverelc ontdekt waren, zoo verlie- J ten zy het lant, entoonden het regen- J deel van te voore, als zy met elf IchC- j pen tegen zeven Hollantfche fchepen, van den middagh tot den avondttoe, j fchutgevecht hielden, e'n zieh lieten verluiden , dat z,y meefter van de zee en gantfeh Indien waren.

Het eerfte werk, dat zy op d'aen-komfte van de Hollantfche vloot, by der hant namen, was het anker te lichten, en hitn zeilen los te maken. Daer na deed hun Admirael een fchoot, en ging deur: daer d'andere fchepen alle op volghden, enliepen de ftraet Son-dauic.

Als de Bantamer gewaer wiert, dat hem zjnegewaendc vrienden en bont-genoten verlaten hadden, ("zonder wiens hulpe en byftant hy zieh zelven niec machtiga kende, om Batavia te winnen, en de Hollanders uic dat geweft te verdrijven,) zoo vertrok hy mec zijn volk en verftrooide legerfcharen weer te rugh, en nam al het geen mede, dat hy zoo onrechtveerdigh had verovert. Waer door de Hollanders hünnehanden ruim kregen,engrepen hec goet geluk, dac hen zoo lieflijk aenlokte, by hec hair.

Wanneer d'onzen nu befpeurden dac d'omleggende lanedouwe zeer ge-zonten vruchtbaer, en daerbeneffens met eene goede ree verrijkt was,al waer meer als duizenc fchepen voor alle winden veilighen befchuc kunnen leggen, zoo beiloten zy, en ftelden terftont orde, eer iemant het dachte, om aldaer eene fterke ftad te fliehten, die van het kafteel Batavia,tegende macht van alle hunne vyanden, zou kunnen verdedight worden. Denaeftegelege eilanden verfchaften tot den bouw kalk en fteen genoegh. De verderc nootwendigheden van hout en andere ftoften wierden van de bonegenoo-ten voor gelt gekocht.

Toen dit nu aldus wierdr aengevan-gen, en met gezwinde werkluiden achtervolght, zoo wiert d'yverzucht der Javanen daer door weer opge-wekc, die zoodanigh aen hec hollcn raekte, dat de Mataran , des jaers 1 6 x 9 , met een machtigh heir van 12000 mannen,onder opperbeleit van

A E D 1 Ö E den prins van Madtira, op d'onzen quam afzhkken, en legerde zieh zoö dicht onder de muuren der ftad, dar* men hunne buitenwerken met handt* buflen befchieten kon. Zy deden verfcheide ftoutmoedige ftormen, des nachts, met een luitruchtigh veltge* fchrei, om des te affchnkkelijker te fchijnen, alsbydage, Wanneermen malkanderen het wit van d'oogen ontdekken, en zien kan, wat een ieder in den fchilt voert. Maer de belegerden dreven hen t'elkens met den don-der van 't gefchut weder te r ugge, en overvielen by wijle de bol werken van de belegeraers zelfs, die zy dan door hunne vuurwerken lieten af branden* en verfchaften hunne vyanden werk-ftof genoegh: maer genen tijt om de* zelve teherftellen,

Om nu al te doen, wat het vernufc in diergehjke ootloghs-biiien kan by-brengen of bedenken, tot nadeelen af-breük van zijnen tegenftrever, zoo hadden de Javanen de ftroomende r i vier boven de ftad, mec afgehouwd boomftammen toegeftapelt, en alle doode lichamen van menfchen en beeften, die dagh op dagh ftorven, en een ontelbaer getal fcheenen uic ce maken, derwaerts gefleept, en in hec water geworpen: het welk daer door niet alleen onbequaem wiert omte drinken:

i maer veroorzaekee ook zoodanigen j ftank, dac de naefte luchc daer door allenchalven wierdc ontfteken: waer uit groote onluft en ziekte ontftont: waer over de belegerden hunnen dorft meezoue wacer lelfchen moften. Maer5

eindelijk vonden en dolven zy zommige putten op, die wat beter watet gaven. Daerna deden de belegeraers, op den twiniighften dagh van Wijn-maent, desjaers zeftien hondert negerl en rwintigh, een algemeenen ftorm op de Zuitzyde van de frad. Zy ver* fterkten hun volk reis op reis, met ver-fche benden, en vielen zeer onvef-tzaeght en dapper opde veften aen: maer vonden zoodanigen tegenweer, dat zy met verlies van weinigh volk moften afwijken.

In hec verfchoeijen befrormden zy Maesl'ants Waerburgh : alwaer niet meer als 1 y. foldaten tot bezetting in lagen,die hen zoo manhaf tig verweer-den,akde vyant kloekmoedigaenviel.

Wan-

Page 348: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A Wanneer nu al hun kruit en loot

Verfchooten , en voor dien ti j t gene hope was om meefte bekomen, zoo begonnen zy zieh met vloerfteenen en dakpannen zoo lange te verweeren, als'ertehalen waren. Ondertuflchen bemerkten de Javanen hec gebrekder onzen, en d'onbeqnaemheic van hun eigen ftorm-gereeefchap, om den Wacrburgh te beklimmen. Dies traden zy dicht aen de voet van de muur, en flrngerden een zwaer vygertou om de veften, met voornemen van de ge-heele Waerburgh om verre te rukken, en mec macht van menfchen over hoop te halen. Maeralsdeftedelin-gen het zelve gewäer wierden, zoo deden zy, tot ontzet van hunne lantslui-den, eenen u'itval op de Javanen, die genen ftant hielden -y maer achter in hun voordeel dijfden ; uitgenomen eenigen, die liever fterven als wijken wilden.

Den eerften van Slachtmaent, zes uuren na Zonnen ondergang, deden de Javanen hunne legerplaetfen op drie verfcheide plaetfen in brant fteken, en vertrokken, zoo heimelijk als zy konden, weer lant waerrs in j na zyde ftad drie maenden en tien dagen belegerc hadden.

D'onzen waren wel te Vreden, dat zy van zoodanige raeuwe galten, die hen zelfs genoodight hadden, onrfla-gen waren.

Zy vonden in de verlate legers niet te plonderen: maer waren ver wonderr, wanneer zy op eene kleine plaetfe meer als acht hondert menfchen vonden leggen, diealle met malkanderen vermoort, en jammerlijk om't leven gebraght waren.

D'oorzake van dit gruwel-ftuk was ontftaen uit eene hooghhertige fpot-redevanden prins van Madura,en aldus bygebraghe.

De Macaran had in de voorige bele-gering eenen van zijne voornaemfte nooftmannen, met een goet getal foldaten, den koning van Jakatra te hui. pe gezonden, om de ftadte Winnen: maer als hem hec zelve ondoenlijk was, en derhalve onverrichter zake moft wederkeeren, zoo wierdt hy daer over van den voornoemden prins be-fpot, en mec herde woorden aertge-taft : want hy zeide : Was het zake,

N T . R E I Z E , 2 2 ; dat men my zoodanige mächt had toevertrouwt, ik zou het kafteel ge-Wonnen hebben , ofmijn leven daer voor tepandegelaten hebben. Dit wiert den Mararan daerna aengedragen, als hy voorgenomen^had, de tweede bele-gering zelf aen te vangen. Dies gaf hy dien Inorker het opperfte bevel over zoo vele oorloghs-benden,als d'ander van te vore onder zijne gehoorzaem-heit gehad had, enliet hem daer mee optrekken. Dan als deez zoo vele maenden en dagen te vergeefshad ge-oorloght, om hec kafteel te Winnen, zoo gaf hy, (als reeds tevoore is ver-haelc) zijn leger aen de vlam ren befte, endaghe mec gemak weerom na Ma-dura te vertrekken. Maer de MaCa-ram deed hem hec zelve door eenen van zijne overften beletten , en op ftaende voet, mec alle zijne byhebben-de hooftluiden en foldaten, die hem gevplght waren, op hoope van goeden buice,denkopafflaen,zeggende: Nu moet ghy uw woort met de waerheit be kr achtigen, om het kafteel te Winnen, ofhier op ftaende voet fterven> Dit was een ellendigh fchouwfpel en deerlijkom aen te zien voor vrienden en vyanden.

De Javanen hebben dezenongeluk-kigen toghe, daer in zy meer als dertigh duizent foldaten lieten zitten, haeft uit den zin gezet: want desjaers zeftien hondert vijf en vijfcig begonnen die van Bancam hunne ooren weer op te fteken ; doch konden den Hollanders weinigh hinders coe-brengen. Hunne troepen hielden wat verre van de han t , en hadden zoo vele kans niet als te vore, om tegen den donder van 't grof gefchut in re dringen. Dies trokken de Hollanders zelfs tegen de Javanen in 't vlak en ope velt op: (waer uit men d'arme lantman gejaeght had: na al hetgewas van rijs en zuikerriet verniek, en gantfehehjk bedurven was,) daer zomtijts eenige herde bejegeningen voorvielen. Maer de Javanen hadden den meeften rijt den neerlaegh: waer door zy het oorlogh moede wierden. Te meer als zy vernamen, dat Arnold de Vlaming met een goet getal van Soldaten uit de Molukfe eilandemfop Batavia aengekomen was. Derhalve lieten zy den krijsh varen, en maekten vrede, die Zy

1 F f noch

Page 349: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Fort An ke.

52« G E D E N K W noch onderhoüden, en laten de Hollanders , die hen te machtigh zijn, on-gemoeir.

Sederr hebben d'onzen, tot meerder befchermingen verfterking van de ftad en kafteel, verfcheide Vellingen of forten een ftuk weeghs daer buiten re lande, en aen de zee kant, doen leggen: alstenOoften, aen de zeekant,

ziet pag. het fort Amjol, enaen de Weft-kanr het fort Anke: maer te landewaerts de forten de Vijf-hoek, Rijswijk, Noort-wijkenjakatra.

Het fort K^Ansjol leit ontrent twalef hondert roeden buiten Batavia, aen de Ooft zyde, aen zee, by de kalkovcns: derwaerts men längs een rechten wegh na toe gaet. Het is van Vierkante fteen opgehaelt ,en wort aleijt mec een deel foldaten bewaert.

Het fort Anke leit ontrent vijf hondert roeden buiten de ftad, aen de riviere, een weinigh landewaerrs i n , en niet aen zee. Het is ook in ' t vierkant gebouwr,en met rode pannen gedekt. Daer ontrent woonen verfcheidelant-luiden, längs de riviere: dewijl delan-douw daer ontrent zeer vruchtbaer is. Daer ftaet ook een kalkoven, en dicht daer by het Lazarus-huis.

Her fort Jakatra ftaet op de kant van deriviere, ontrenc vi j f hondert treden Noordooft waerts buiten de ftad Batavia. Men gaet derwaerts längs een rechten wegh , die zeer luftigh met boomen en plan tagten ter wederzyden dicht bezet is. Aen dien oort leggen de meefte tuinen en plantagien. De Sinefen , Amboinelen , en andere vreemde volken, hebben daer hun quartier en wijk.

Tuflehen de forten Jakatra enRijs-w i j k , leidt, benoorde de ftad Batavia, op de riviere,'t fort Noortwijk. Hctis mee, gelijk d'andere, in 't vierkant van fteen opgemetfelt, en met roode pannen gedekt.

Buiten de ftad Batavia hebben eenige voorname burgers verfcheide tuinen en lufthuizen gemaekt. Onder andere ftaet op de groote riviere, buiten Batavia , het huis van kapitein Burgs, die met allerhande flagh van Indiaenfche boomen beplant is. Het huis is, na de wijze van de meefte In-diaenfe huizen , met een afdak gebouwt , daer men boven op, voor de,

Fort Ja Jcacra.

Fort Noord wijk.

E E R D I G E zon, en onder, dewijl het open is> luchtigh zitten kan.

Op de rivier ftaet een aengenaem fpeelhuisjc, dat in de hitte op het water geen klein vermaeken aengenaem-heit geefc: inzonderbeic het gevogelr, als zwanen,ganfen, en andere water-vogels, die in dit water houden.

Buiten Batavia , op de groote ri-viere, ftaet ook het huis van eenen voornamen burger , Strantwijk genoemt, dat wel eer het fpeelhuis van den Steehouder, de Heer Johan Maet-zuiker, was. Hec is zeer luchrighen luftigh , met een aerdigh en antijks dak, en voor met een uicftekgetim-mert. Het heefc een fchoone cum, die mec allerhande vruchtboomen en bloemen beplant is.

Buiten de nieuwe poorte, rontom in luftigh geboomte, ziet men een graf-Sinef t

ftede , door de Sinefen, na hunne wijze pracheigh, gebouwt,ter eere van hunnen oppervooghtJ^«tf. Hecbe-ftaec in een heuvel mer opgeworpe aerde daer voor, en in verfcheide mec-fel werken , die alle wit gepleyftert zij n. In het midden ftaet een cafel, met een kan daer op: daer de Sinefen t'elkens het een of ander, 'c zy fpijze of gelc, infmijcen, tot zoene van de ziele deroverledenen.

Iayaenfe en Indiaenfi gelpaffen, boomen, kruiden en bloemen.

T\ E lantftreke in en ontrent de ftad Baravia: als ook hec gantfeh ei

lant Java , is wonder vruchebaer in het voorrbrengen van de meefte gewaflen, die door gantfeh Indien gevonden worden, en wy vervolgens hier zullen tentoon ftellen.

Onder de mirakelen der natuur, die op dit eilant Java gezien worden, is onder andere een het volgende : Te weten, kruiden en planten, die op an* dere plaetfen der werelt uit de natuuf week en zacht zi jn, worden aldaer veel met een houtachtige fteel of Iren-gel gezien. Als te zienis aen het gemeen kaesjcs-kruit,dat lageen houti-ge ftengels heeft, en fraei bloeit en kaesjes voortbrengt.

Daer en boven zijn'er vele foortert van boonen enLupijnen i dieopjava

aen

Page 350: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A N T - R E I Z E . den de boomen groeien, dat in Europe na behooren hanthavent en waerneemc ongehöorc is

Het lant van Java, ontrent Baravia, is zeer vruchtbaer: want de Hollant-fc zaden , endic uit Perfie en Suratre derwaerts al over eenige jaren gebragt zijn,en noch gebraght worden, cieren-'er weelderigh,en geven overvloedigh vruchten.

\Aerd'uruchteh.

Holtantfe koö!en,indien ter rechter tijt ter aerde gebraght en gemeft zijn, worden volkomen rijp : maer indien iemant die onachtzaem handelt , en ! nietgaflaet, dan ontaerden zy, en fehieten uit tot heefterachtigeen hou-tige bladen.

Het fchijnt de natuur, als met voor-daght, vele zuure en zamenrrekkende kruiden aldaer in Indien voortgebragt te hebben. tegen de feile en woedende lantziekten : als roode loop , borr, kramp, enz. die gemeenelijk uir de gal-le ontftäen.

Men heeft'er veelerleie foorren van driebladen: inzonderheit' koekkoex-bropt,die zoo in de bolfchen, ontrent de rivieren, als in de tuinen groeien.

Daer groeitporcelein, fparsjes, en-divie,latuw, weeghbree, bekabung, warerkers, peterfelie,radijs, roode en witte beet,en diergelijke moeskruiden: die eensdeels uit zaden derwaerts uit Hollandt gebraght, en eensdeels van zelfs in het wilt groeien.

De radijs groeit'er veel langer, en is fmakelrjker: waer onder een körte en dikke foort, die in plaetfe van rapen gekookt worden. De Sinefen leggen ook de radijs en bladen in een pekei, en eeten die, om de luft van eeten tc verwekken.

Daer groeit een zeker foort van Mandragoräs, Belladona by d^talia-nen genoemt, dät by d'Indianen in groot gebruik, regen de gedüurige en heetekoorti'en, is. Herworrineekof pekel ingeleit. De vruchten onder de aüche gebraden, eeten gezonden en kranken in plaetfe van falade.

Wijngert.

De Wijngert is aldaer zeer vruchtbaer, wanneer men den aelVeri

Wieden Wijngerr allereerft aldaer gebraght en in d'aerde gefteken heeft, zou men mer zekerheit niet kunnen zeggen noch weten: naerdien men in gene daghregrfters vah alle dte reizen, die zedert het jaer vijftien hondert vi j f en tnegentigh derwaerts gedaen zijn, daer van iets aengerekenr vind: 't Welk buiten twijfel zou gefchiet zijn, by aldien men defelve eiders gevonden häd.

Hy waft in de ftad Baravia zeer weeldrighop.en meeft by vele huizen j daer plaetfe is. De vruchten kan men het gantfeh jaer door genieten, wanneer men die op zijne orde en tijtlaet fnijden. Anders heeft men van eenen rank, alle drie maenden rijpe vruchten. Veertien dagen na hy gefneden is,vcr-roont hy de knoppen van zijne troffen: die, na verloop van andere vcerriert dagen, in htinne volle bloeifel ftaeni en voorts in twee maenden daer na bolleen rijpe drüivenzijn.

In de ho ven, buken de ftad, Wil de wijngerc zoo wel niet rieren: uir oorzake mifleh en van de leegre des lants: ofdat het noch niet genoegh van fi jnen zoutenen zälpeterächtigen aert gezüi-vert is: dat metter tijr kan onderzocht worden.De wrjnteelt zou den inwoonders groot voordeel äenbrengen, i n dien die gelukken wilde.

Men ziet'er ranken, die troffen met rijpe druiven dragen, die de zwaerte van veertien on£en , of een ponr, en meer heboen. Anders zijn aldaer op eenige plaerfcn druiven, die onge-meen groor, en zoo grof van bef-fen zi jn, als de Spaenfe moskadel-len.

Blaewwe boonen.

överal, längs de wegen buiten Batavia, groeit in ftruiken en ftruweleri zeker geWas, mer zeer durtneenracic ranken, als die van de hoppe, en fpreic zieh wijten breet längs d'aerde uir , o f i t idc lucht: wattneer het ontrent zieh eenigh fteunfelvind, daer het by om hoogh kan klimmen, op een zelve wijze, als het loof of de ranken vari Turkfe boonen of erweren.

De bladen zijn byna,ils die van deri rozenboonu

De bloem fpfuft uit eeh groefi F f a knop*

Page 351: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

i t 8 G E D E N K W A E R D I G E , knopje, en is zoo groot als een cnkelde 1 tuw, d i l , vcokel, fparsjes. Menheeft roos, onder fpits : maer zeer lchoon 'er ook veelerlei aertvruchten,alswa* hemelsblaeu van kleur, en in het mid-'ter-meloenen , pompoenen , kom-den geel. ' kommers, citrullen ; desgelijx vele

Het geeft wränge en wilde vruch- hauw-vruchten vaq boonen en erwe* ten: waerom het van niemant geacht ten,die by ftokken,heefters en boo-en voortgeplant wort. \ men opklimmen.

Jndiaenfch Cfrloeskruit.

Het Indiaenfchmoeskruit, alzoo by onsallereerftgenoemt, waft op Batavia in verfcheide tuinen , heeft bladen van groote als de fuuring, daer eene bleke ribbe längs deurloopt.Het heeft cen fchoonen purperen bloem, die uit een groen fteeltje , met vele kleine knopjes,voortkomt. Zommige zijn fneeuwit: andere met purpere en groene vlam men gepiekt.

De bladen en ftengels hebben de fmaek van het moeskruit Bajan , cn worden als bect gekookt, en fmaken

Fokky-Fokky.

De vrucht, by d'Indianen Fokky-Fokky geheten, is langwerpigh rondt als een peere, en bywijlc grooter als een eile, en ruim zoo dik als een mans arm. Zy is vol klein zaet, en heeft een dünne, doch zulken gladde fchi l , dat men zieh, als in cen fpiegel,daertegert kan fpiegelen. De bladen zijn rouw, en als mpt wol bezer, doch grasgroen. Het gewas fchiet tamelijk hoogh op.

Deze vrucht is een van de voornaemfte vruchten in Indien, en niet alleenlijk eetbaer; maer van een zeer

niet vreemt, alfle wel toegemackr zijn. lckkere fmaek, indien zy met wijn en peper gekookt wordt, en fmaekt dan

tjttoeskruiden.

D'Indianen houden de moeskruiden, en alleeetbare kruiden, in groote waerdeen achting: want de meeften, die van Suratte en de kuft van Kormandel op Batavia komen,eeten byna alleen aertgewaflen: na den voorgang vanPythagoras, die geen vleefch van eenigh levend dier proeven wilde: naerdien hy de leere van de verhuizing der ziele ingezogen had: gelijkookdc meefte Indiaenfche heidenen die leere aenhangen.

Aldus onthouden die menfchen zieh noch heden van roode boonen, cn al wat onder de kruiden een roode kleure, en eenigh gclijkenis met bloct heeft. Dit is ook d'oorzake: waerom d'Indianen, die anders flechte enon-kundige menfchen zijn , grondige kennis van kruiden en boomen bekomen hebben.

De Malayers noemen alle moes en eetbare kruiden, in hun tale, met een algemeene naem Seir: maec'arrzenye of genees - en vergiftige kruiden, Ou-bat.

Daer groeien op Java en ontrent Batavia vcelerleie moeskruiden tot 's menfchen voetfel: als roode en witte beet,peterfeli: alle foorten van la-

eveneens als de ftoelen van onze arti-sjokken. Het is een gemeene fpijze, zoo by d'Indianen als d'onzen, gelijk derapen hier te lande: en geeft goet cn licht verteerend voetfel, en heefc een water afdrijvcndc kracht, en is dien volgens zeer goet tegen den fteen yan nieren en blaze.

Noch is'er cen andere wilde foort van Fokky-Fokky: doch die heefc geene langwerpige ronde vrucht: maer cen heel ronde. Wanneer zy rijp worc, is zy geel. De ftengel is gantfeh met doornen bezet.

Deze wilde vrucht wort nietals van rhinofters en wilde zwijncn gegeeten.

Jambos.

Over al op de vlakke velden van Java groeit een boom, wiens vrucht de Malayers Jambos,en d'onzen J3-vaenfe fleen en Pruimkens noemen» want de boom is den wilden fleen of pruimboom in alles zeer gelijk.

De vruchten zijn ook zainentrek.^ kendc van fmaek j maernicc onhefe-lijk. De rijpe vruchten zijn geel van kleur: maer de hierlantfe wilde pruimen of fleen, purperachtigh zwert. Zy koomen in krachten mec elkande

ren

Page 352: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

2 E E- en L A Iren over een : want op een zelve wijze, gelijk hier te lande, wordt het zap dier Vruchten, mer water van Champakka en rozen water, tegen d'ontfteking der kele, amandelenen fpruuw gebruikt. Het zap, van binnen ingenomen, is dienftigh tegen den rooden loop, bort, en andere gallige quälen. Dies dit zap van d'Indifche wuchten Jangomas,in alles het gebruik van het zap van d'A-cacit der Oudea , o f vandehierlantfe fleen voldoet.

Kuheben of Kumuk.

Ophet eilant Java alleen, aen den oever van den vliet Sunda, groeien in de boflehen in 't wilt, zekere vruchten, die by d'Arabieren Kubeben en Qua-beb , by de Javanen Kumuk, en by alle d'Indianen, behalve de Malayers, Kubab Sini, dat is, Stneefche Kubt, cn ook by eenigen Kubachim genoemt worden: niet om dat zy in Sinagroei-jen: maer dewijl zy derwaerts vervoert worden.

De boomen, daer aen deze vruchten groeijen, zijn in bladen en takken onze appelboomen nietongelijk:hoe-wel kleinder: maer klimmen als klim-op by de boomen op. De bladen zijn als die van de peper; maer fm i l der.

De vruchten Kubeben zijn rondt, kleinder als de peper, donker bruin van verru we, en geven, met de naelt daeringefteken, eenige vocht, als de kruitnagelen, uit.

Zoo hoogh worden deze vruchten by de Javanen geacht, dat zy die niet als gekookt willen uit het lant gevoert hebben, om op andere plaetfen nier geplant te worden. Zy worden rijpen onrijp van de boomen geplukt. D'onrijpe zijn lichten rimpelighvan huit, en befluiten van binnen, in de ledige holligheit van den f ch i l , een kleine, weke en witachtige kern.

De rijpe vruchten zijn effe, niet rimpeligh,van binnen blaeu,en hebben een grooter p i t , zijn hierom zwaerder als d'onrijpe. D'onrijpe hebben een zeer aromatijke , fcherpe en middel-rnarige bittere fmaek, die in het kau-wen na het hooft trekt. De rijpe zijn zoo fcherp noch bitter niet, en zen-den, in het kauwen, ook dedampen opwaerts: maerevenwei minder,als d'onrijpe.

N T R E I Z E . a 9

Men houdt deze vi lichten in den derden graer warm en droogh te zijn. Zy zijn goet voor een flymige maegh, en zuiveren den borft van taeie en ly-mijge vochigheden , verdrijven de winden,en helpen de koude quälen des lijfmoeders.

Wanneer men die lang met maftik kauwt,trekken zyde fluirnenuithet hoofe, en verfterken de herffenen.

De Iavanen, en andere Indianen, hebben deze vruchten in groot gebruik, engebruikenze,inwijngeweekr, om het zaet en de luft van byflapen te verwekken, enom de magete verwarmen. Drie of vier vruchten gekauwt, cn in den mont gehouden, verdrijven de draeijing en zuizeling des hoofts : doch men moet de vergaderde vocht t'elkens uitfpuwen, en eindelijk ook de Kubeben zelfs. Onder het kauwen dienden ook de neusgaten toegehoti-dente worden, ten einde de reuk en damp des te beter na het hooft trekt.

Duivels-drek of Hin.

De Javanen t Malayers en andere. Indiaenfe volken, hebben in groot gebruik, om hunne fpijzegeurigh te maken, en te faufen , zeker zap of fpecerye,dat zy H i n , en d'Arabieren Altit,en wy hier te lande duy velsdrek, op neerduitfch, en op latijn Afa Fati-da,dzt is, ftinkkende Afa} van wegen zijne vuileen Ielike reuke, noemen: Dit gewas , uit wiens wortel die zap geperft wort , groeit in hec Koningrijk van Perfie, tuffchen de ftad Gamron en Lara.

Dit gewas is twederlei: het eerfte is rijsachrigh, by na als de waterwillige hier te lande: uit wiens ingefneede bladen en fcheuten het zap of duy vels drekof Hin met een pers geperft worr, dat gelijk, alle andere zappe, in de zon hert worten een lichaem krijght. Hec tweede flagh is veel ftinkkender, en is een zap, dac uic de wortels van dit ga-gewas gepÄrft worc.

Die zap , als ook d'Amfuoen, is een van de voornaemfte koopmanfchappen, die door ganfeh Indien by d'onzen verhandele worden.

De Ooft Indifche fchepen, die na het eilant Java en andere geweften van Indien vaereff; voeren altijt een

F f 3 groote

Page 353: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

G E D E N K W A E R D I G E groote menighte van dit zap uit Perfie derwaerts, hec welk d'onzen aen d'in-woondersop Java, in verruiling van hunne mlantfe waren, verhandclcn.

Kardamom,groote en kleine.

Kardamom (alzoo by d'Arabieren, en by d'Indianen MiUguettas genoemt,) groeit ook op het eilant Java: zoo wel de kleine als de*groote.

De kleine Kardamom heefc een fteel, als het riet, met leetjes onder-fcheiden ("gelijk ook de bladen niec daer van verfchillen) en groeit op een Zelve maniere, hoopswijze, by een. Maer de Kardamom Ichiet naulix rot de hooghte van twee of* drie voeten op : en de bladen, tüflchen de handen gewreven, geven een zeerlie-felijke renke. Ontrent den wortel fchiet eerft een air uit,gelijkmen in de Spica Nard ziet, mec kelken : daer op blekebloemen groeien, die van d'o-ranje-boomen bloemen zeer gelijk.

Na het afvallen der bloemen volgen in dier plaetfe hauwen of peulen, die het welriekend zaet van Kardamom befluiten. Deze zaden zijn geel van kleure: maer worden, door langheit van t i j t , donker en vermiljoen-roor.

De Kardamom is een treffelijke fpe-cerye,en bezit uitttekende en groote krachten: want zy heefc eeneliefelijke Warmre, en die mets menfchen na« tuur over een komt: zonder eenigen brandt in d'ingewanden na te laten : waerom zy ook alleen, zonder eenige andere fpijze,kan gekau wt en gegeten worden. Zy drijft de pis af, verwekr de maentftonden der vrouwen, opent de verftoppingen van milr en lever, en maekt,gekauwt, een liefelijken aedem.

De groote Kardamom waft overvloedelijk in de boflehen van Iava, en krijght bloemen aen een fteel, even als een hyacinth.

Zy verfchilt van de kleine Karda-damominveelerleie manieren. Eer-ftelijk fchiet zy boven een manshoog-te op. De bladen zijn ook grooter: de ßeel is niet mec leden of knobbeligh, als hec rier: maer op de wijze van een uijen-fteel. Daerenboven fmijt de kleine Kardamom ontrent zijne wortelen

airenuit. Haerzaet eindelijk,of peu« len, is langwerpiger, en zomtijts een vingerlang. De bladen evenwel, en bloemen, komen in reuk over een, behalve dat de bladen van de groote Kardamom niet alleen ongelijk grooter: maer ook aend'averechtfe zyde, als motte-kruir,wollighzijn.

Het ganrfch gewas is fraei van aen-zien , vrolijk groen, en heefc witte bloemen met purpere randen.

MottlitBebek, of Indiaenfche Herne/-fleutelen.

13 Et flagh van kruit, dac men hier *• - 1 re lande Hemel-fleutelen noemr, groeic in de tuinen van Batavia, met een weinigh verhevener fteel, als de Kardamom, en is altijc groen. De bladen verfchillen ook, en zijn rontom gefchaertof ingehakkelt.

De Malaiers noemen dit kruit , na de geftalte, Moulit Bebek, dat Eents. bek gezeit is: wanc her verbeelt zeer wel eenaverechtfeneenden-bek.

D'inwoonders gebruiken de ge-kneufde bladen van dit kruit tegen hun fchorftheit,enandere gewoone-lijke zweeren, die uit gal ontftaen. Meteekgeftampt, zijn zy ook dienftigh regen de rooze. De Malaifche vrouwen leggen dit kruic ook boven op het hoofe der kinderen, ter plaetfe, daer de naden noch niec t'zamen ge-groeic zijn, om de herflenente verfter-ken : en om des te beter de kraght te doen doordringen, fcheeren zy het hair met een fcheermes af.

Indiaenfche Zmring.

Op het eilant lava, en op d'omleg-gende eilanden, groeit een wonder-lijk flagh vanzuuring, die geheellijk niets mec d'Europifche zuuring gemeen heeft. Zy fchiec cot de hooghte van cen mans lengteop, met een vafte, fterke en kantige fteel, als die van de hennip. De bladen zijn ook die zeer gelijk,met fcherpedoornrjes, die hier en daer uitfteken.

De bloem is die van het keeskruit gelijk: beftaet uit een enkel blat, enis van een zelve groote, die in den omtrek witachtigh geel: maer in denkelk purperachtighis.

De

Page 354: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - cn L Ä N T R E I Z E. De bladen, gekauwt, fmaken als; gemoedighr worden.

D'Amfioen wort by d'Indianen mec zuunng: maer zijn vetteren lijmiger op de cong. Het zaet is ftekeligh of doornigh,cnals dät van de Kardebenedikt. Het is kout en drooghachtigh vanaerc.

De Malaiers gebruiken dir kruic onder d'eecbare kruiden voor moeskruir. Zy wrijven ook de bladen op een marmer- fteen, met fchraepfel of zage-Iis van zandel-houC: daer by doen zy olie van kokos nocen en eek, en maken daer in docken nac , en leggen die op het hooft voor de cancpijn, welke

grooc voordeel gebruikt: want indien men van d'amfioen niet verzien wasj men zou qualijk in die zeer heete geweften eenige genezihg kunnen doen: inzonderheit in den rooden loop, bort,

I heete koortfen, en andere quälen, die uitdegalontftaen.

Arme Indianen koken uit de bladen en fcheuten van den heul een flechter foorevan amfioen, die zy in de zon laten herc worden. Dit flag noemen de de rijken Pouft, eh de gehen , die hec

uitgalontftaet,enveeltijtsdeherflen-<gebruiken, fchimpswijze Poufti, als vliezen ontftelt. of men bedelzakken wilden zeggen;

Daer en tegen drijven d'armen den r i j ken her woort van Amfioniften weer tot fchimpcoe: waer mede zyquanfuis hun overdaet en welluft willen ver-wijten.

Benjoin-boom.

Op Java groeit ook de boom, uit wiens ingefneden fchors des ftams de welriekende gom Benjom oiBenjmn druipt.

Het iseen gewas of boom ,die uit vele fcheuten of takken, van een arm dik, beftaec.

Nardus.

Ontrent en niet verre van Batavia, groeit overvloedelijk een gewas, Nardus genoemt, dat by de Javanen in de keuken, om de fauffen van vifch engezoode vleefch cen geurtegeven, in groot gebruik is.

Men Icir de gedrooghde Nardus in eek, op een zelve wijze als gouts-bloe-men hier te lande Men kookt'er ook, met zuiker, een fyroop van, die regen de koude gebreken.der ingewanden, alsvanleveren mi l t , dienftigh is, eh alle verftoptheden opent.

Deze eek en fyroop geneeft ook de fteken en beten van flangen en fcor-pioenen: 'c zy van buken opgeleit, of van binnen ingenomen.

Opium of Amßoen.

Anfioen of Amfion by d'Indianen, enbyde Grieken enLatijnen Opium geheten, is een zap van heulen of maenkoppen,enby d'Indianenen la-vanen in ongemeen groor gebruik, inzonderheit wanneer zy ten ftrijde zül-len treden: waer door zy dan als dol, uitzinnigh,tazend en tot vechten aen-

Pyzang of Bachoven.

De vruchten Pyzartg of Tndifche vygen, en anders Bachoven by d'onzen gebroken, na den Portugefen naem Pakovia, genoemt, worden by de Maleyers Pyzang, en anders Batjanas, by de lavanen Gedans, by de Sinefen Thio, by andere Indianen Quellif by d'inwoonders van het eilanr Sint Thomce Quetta , en by d'Arabieren Cfrlausen Muza geheten.

De ftam van dit gewas loopt van onderen,a!s met langwerpige fchulpen of fchubben, na om hoogh : daer aen deze vruchten groeien. Hy fchier tot de hooghte van twintigh en dertigh Voetert, in zes maenden t i j t , o p , en heefc de dikte van vier voeten in de ronre: maer is zoo voos en week, dat-men den zelven mec een mefch kan fnijden, als een koolftronk. Het heefc een fchoon gewai, en loof van bladen : dier zommigen wel anderhalve voet breet, en vijf, zes of zeven voeren lang z i jn : aen de bovenfte zyde grasgroen, en aen d'onderftevael, mec een dikke1

ribbein 'c midden. De vruchten hebben boven een

geel kroontje, zijn zeer liefelijk om aen te ziert, en byna als langwerpige komkommers, met d'enden halve1

maens wijze na malkanderen toe gebogen. D'onrijpe zijn groen, of pa-pegaygroen van kleur, en de rijpe

geel-

Page 355: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

i p G E D E N K W geelachtigh, en zien van binnen mee uirdengeelen.

Wanneer de vruchten hären was-dom hebben, om gefnedenre worden, dan wordt de ftam tot onder aen den gront wegh genomen, en de vrucht, die noch groen is, aen debalk in hui;, opgehangen, om te rijpen , die in weinige dagen daer na bleek geel en rijp wordt. Zy hebben een dünne fchi l , die iichtelijk met de hant, zonder behulp van eenigh werktuigh,kan wegh-genomen worden.

De boom ofvrucht geeft geen zaet} maer een fchoonen purperen of paer-fen bluem of knoop, zoo groot als een ftruis-ay ,die boven in den top, uic een hert of fcheut, voortkomt, en opent zijne bladen op verfcheide t i j den. Zoo lang als de ftam vruchten genoegh heeft om te voeden, dan vallen de bladen by trappen , allengs-kens af, en laten voor ieder bladr een regel vruchren.

Ui t de knoop voornoemt fpruir een lange tak, daer de vruchten tros-Wijze, by wijle ten gctale van meer als eenof twee hondert ftuks, aenzitten: en hebben aen eenen tros twee mannen byna een draght.

Elk ftronk, ftam, öf ftrui^c brengt maer een tros met vygen voort.

Daer zijn veeierleie g. ftaghren van deze vruchten, die alle by d'inwoonders met namen , gedaence en fmaek onderfcheiden zijn.

Het gebruik van deze vruchten is menigedei Zommigen weren dezelve in de Zon te droogen, cn zoo fmake-lijk als Portugefe vygen te maken: geli jk ikopS. Ämony, een van de Zoute Eilanden, heb gezien.

D'onzen bakken deze vruchten in de panmet boter eneyercn,of met boter alleen, en houden dezelve voor een groote lekkernye. Aldus roebe-reir, worden zy gezeitte verkoelen, goet voetfel te geven , en den buik week te maken.

De rauwe vruchten zijn eggerig en tzamentrekkend: en dierhalve onbequaem om raeu t'eetcn: want zy zijn walgelijk, veroorzaken winden , en doenbraken, ende migeomkecen. Ook verwekken zy den geenen, die haer niet gewoon zijn t'eeten, den roo-dcnloop., Evenwel worden zy, om

A E R D I G E haer aengename fmake'en reuk, wel raeu gegeten,indien zy lang voor hare volkome rijpheic afgefneden zijn. Dan biijft de fchil by wijle groen, en het bmnenfte knjghtmet der ti j t zijn eigen aert en aengename fmaek, niet ongelijk de weeke zuiker-peeren of zappigegroentjes,en wort rinsachtig.

In de doorgefneden vrucht vertoont zieh van binnen een kruis.

De bladen van dit gewas worden gebruikt , om allerhande goet in te pakken,ennade merkt te brengen.

Wanneer ik des jaers zeftien hondert en zeftigh , met den Heer Ja- zi a

kob Huftarr op het eilant Büro was, braghten d'inwoonders alle hunne fpijze voor ons, in deze bladen,op den dilch, die mec dezelve bladen ook gedekt was: desgelijx beftonden de hantdoeken uir deze bladen Zy wilden uit geen glas, dat hen door d'onzen wierr aengeboden, drinken: maer hadden cen bladr van zekeren boom, dar. zy daer roe bequamelijk gebruik-ttn: uit her we ke zy alle dronken,en meendeh dan geenen dienaer vannoo-de te hebben, om de glazen ce laten fpoelen.

De Javanen gelooven j dat de bladen van dit gewas eene ongemeene kracht hebben,om vuur uit releflchen: derhalve planten zy hec gemeenelijk dicht by hunne huizen, om diebladen in tijt van noot by der hant re hebben.

Na detronkofftruik van dit gewas tot den grondr roe met de volwaflc vruchten afgefneden is, fehieten uic den wortel, rontom de voet van den oudenftam,nieuwe fpruirjes van zelfs, in groote menighte, weer voorr, diein weinigh t;jts hunnen volkomen was-dom krijgen, en weer nieuwe vruchten voortbrengen. Dies men deze vruchten het geheel jaer dcor genie-ten kan.

Dir gewas groeit met kleine moeite, en door geheel Indien in zoodanige menighte, dat men voor eene ftuiver een gehecle tros koopen kan. Zy komen het weeldrighfte in vetteen mollige aerde voorr.

Eenige willen,datdeze vruchten de genen zouden zijn, die de befpieders uit het lant van Belofte in het leget Jfraels braghten Men vind'er ook, die gevoelen, dat Adam en Eva hunne

fchaemte

Page 356: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 357: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 358: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 359: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 360: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E eh L A fchaemte met deze bladen zouden bedekt hebben. Andere fchrijven, dat Adam van deze vruchten, tot zijnen val, in het paradijszou gegeeten hebben. Waer om zy by eenigen ook Ta-radijj-a-ppeUn genoemt worden.

Bamboes-kruit.

Het bamboes-kruit of gewas groeit overal op Batavia in opgerichte bam-boelen, dieaend'opperfte eindenge-klooft zijn, zonder het zijne wortelen in d'aerde fchiec, en waft, zonder aer-dc, buiten het water, en gaet nergens als in het water uit: het geen met recht verwonderenswaerdighis. Het heeft onder een dikachtigh knobbeltje, daer zommige vezeltjes uitfehieten, die hun voetfel uit de lucht en dau trek-ken,en hunne bladen en bloemen ver-to >nen.

Het heeft fpierwitte bloemen, die uit vijf Ungachcige en gekronkelde bladen beftaen, en eenighzins na de w.tte leiten zweemen •, gelijk zy ook ruim zoo liefelijk als die ruiken s en hebben geel zaet van binnen. Deze bladen fpruiten aen het einde van dünne cn buigende täkjes : daer aen langachtige en fmalle bladen groeien.

Dit gewas dient niet alleenlijk tot een aengename reuk ; maer ook tot een vreemt fchoufpel in 't oogh, en wijftonsaen, hoe wonderlijk zommige dingen in de natuur gefchapen zijn.

Knoop-bloem.

DebIoem,dien de Maleyers Böengo SoeJ<,n, de Javanen Bunbang Uugo, cn de Sinefen L'teuhoa noemen, worr by de Portugefen Fulede Botano,dat is, bloem van de knoop, geheten, om zijne gehjkenis,dichy met eene knoop heeft.

Hy groeit overal zeer ge wil ligh, en hem wordt, om zijne byzondere fchoonheit, en hooge purpere ver we, (die, na de bloem afgebroken en verdorr is, noch even fchoon en groeiend blijfrjmdehoven der liefhebbers van kruiden en bloemen geerne plaetfe vergunr.

Hy heefc anders gene reuk, enzou ongetwijfelt onder de jongvrouwcn Wel voor de befte geachc zijn* byal-

N T . R E I Z E . i 3 | dien hy zoo fchoon van reuk, als kleure was. Hy waft als onze bruine kla-ver: maer is heel anders van bladt: naerdien de bladen uit een dun bruin fteeltje, tegen malkanderen uitfpruit. Ook komt het bloemtje tuflehen twee bladen, uit een groen knopje * voor dencagh.

Witte Eglentier.

Deze Eglentier, byde Javanen en Maleyers Boenga TDadu, en by de Sinefen Tjntfiu genoemt, heeft bladen en knopjes als de hierlantfe rozen-boom : maer de bloemtjes, die fpier-wic zijn, vallen zoo groot niet, en hebben fpitsaghtige blaetjes. Zy hebben een reuk, als onze roozcn : maer zoo krachtigh niet.

Men zeit, dezeEglentier-boomen allereerftuic Perlien na Batavia door d'onzen overgebraght z i jn , een weinigh na de t i j t , wanneer d'onzen aldaer eerft quamen te woonen, omdic ftad teftighten.

Uit de blaetjes van deze witte eglen-tieren wordt te Batavia rozen-water gebraut: waer coe deze boomtjes by zommige liefhebbers zeer zorghvul. digh worden aengequeekt, en mec bamboefen-ftokken onderfteunt, om hen in de lucht tc verheff« n. Het rozen-water wort tot verfcheide zaken gebruikt, als ons rozen-water.

Jakkas.

De boom, die de vruchten ,Jaaka of'Jakkas by de Portugefen, en by de Maleyers en Javanen Nanka,en byde onzen Schrootzakken genoemt, voort-brengr, iseen van de grootfte vrucht» dragende boomen, die in Indien ge-vonden worden. Hy waft gaerne op hooge landen, die droogh en molligh zijn, en fchiet tot de hooghte van eenen eekel-boom op. De bladen zijn onder blaeu,en boven grasgroen,ront-achtigh ,en zoo groot niet als de bladen derkerflenboom. Hy heeft geen bloeifel: maer de vrucht komt uir hec dikfte van den ftam cn uic de takken tevootfchijn,en wordt zoo groot en z waer, dat een eenige by wijle meerals negen of tien ponden weeght, en acht duim in dcmiddellijn heefc, cn ander-

G g halve

Page 361: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

2 3 4 . G E D E N K W A E R D I G E halve voet lang is: want de minfte o f ' zout gegeten: het welk een goede koft kleinfte van d<rze vrucht iszoogroot cn grooter als een kauwoerde: zoo dat de gemeene takken die niet zouden kunnen dragen. Zy zijn ongemeen fchoon in het oogh, en van geftalte als pompoenen of groote meloenen, en van buiten als ananaflen of pijn-appels.

De vrucht is eerft groen : daer na alfle afgefneden is, wordt zy rijp en geel. Zy heeft van buiten een, herde dikke en fcherpe huit of fchel, die allerwegen met dnekante ftekelen bezet is,die in kotte en groene doornen eindigen: maer dezelve zijngeenzins fcherp of ftekeligh: alhoewel zy fchijnen te fteken.

Binnen deze huit zijn verfcheide kasjes,laetjesofkamers, als in de rate van een byenkorf,dacr kerlen, pit-ten, of kafhnien in zitten, die langer en dikker als dadelen, en met geel vleefch, dat men eet, overtogen zijn. Ieder korl is ontrent zoo groot als het li t vaneen duim. Men heeft zomtijts in een van die groote vruchten meer als hondert korlen gevonden. Zommige zijn van binnen geel en andere wit. De hertfte zijn de zoetfteen befte.

De reuk van de vruchr is aengenaem. Zy zijn aertachtighen raeu van fmaek, indien zy raeu gegeten worden, en maken vele winden. Maerin-dienze gebraden worden, als kaftanien , dan zijnze geurigh van fmaek, en verw-kken de luft van byflapen: waerom het gemeen volk die gewoo-nehjk veel eet.

Deze vrucht, zoo men dietc veel eet, ontfteekt hec bloet bijfter, en maekt het hitfigh. Zy verwekt lang-duurigen buikloop, zweenng in den cnteldarm, endoodelijkc bloetgang. In't kort, de vrucht Jaka is gantfeh ongezont, enzeer zwaer, door hare zoetigheit, om te verteeren, en gaet byna onverteert, van onderen af, als zy door den mont ingenomen is: want haer geel vleefch, dat om de kerlen z i t , is vaft en zoo tai , dat het naulix met de tanden kan afgebeten worden. Maer de kerlen zelfs geven eene witte ftoffe van zieh alsroom; doch bhjft tai en lijmigh, aen de vingeren hangen. De kerlen worden van d'inwoonders gekookt,

is, als men gene rijs noch broot heeft. Men heeft tweederlei flagh van

deze vruchten : d'cen wordt Barka genoemt, en is de befte, en d' ander hcetT apa of Girafol> enis zoo goet niet: het welk men aen de weekheit verneemt ; want iindien menze met de hant aenvat, zoo wijkt het voor de vingeren.

Deze vruchten groeien door gantfeh Indien; maer de befte op het eilandt Zeylon , en op de kuft van Malabaer: gelijk ikby mijn aenwezen aldaer zelf heb bevonden: want de koningin van Signati vereerde my, onder andere, met een van deze vruchten: die zoo edel en welfmakendewas,datik dier-gelijkenaderhantnoit heb bevonden.

Bloem Siampiri.

Deze bloem wordt by eenigen de bloem van Kamboja genoemt, dewijl hy van daer op Batavia zou gebraght zijn: hoewel andere willen, dat die al-lereerft uk'Izina zou gekomen zun: daer hy Pekjahoa geheten wort.

Hy waft binnen en buiten de ftad Batavia in alle hoven zeer gewilligh-hjk aen gehakkelde en knobbeligc heefters , die zomtijts twalef voeten hoogh opfchieten.

Hy heeft geen zaet ; maer dikke envette blaetjes, die aen de punten wir zijn, cn loopen bleekgeel na binnen. Zommige hebben buiten op de bladen eenige roode aertjes.

Hy waft boven uit den top van de takjes, en breit zieh in een breeden ftoel, met verfchcjde bloemen en knoppen uit. Zijne*feuk aert na onze Mey-bloemen: maer is fterker cn zoo zoet niet.

De bladen van den ftam zijn lang, fpits, engrasgroen, met vcleaedert-jes. Het hout is asgraeu, en boven aen de punt, daer de bloem uitgroeit, met verfcheide jonge uitfpruitfelen bezer.

Bloem Katßepiri.

De bloem Katßepiri by de Malayers , en Konban by de Javanen, en Mieuhoa by deSinefen genoemt, waft in de tuinen op Batavia, aen een hee-

en met een korentje fter, van gedaente als de palmboom» die

Page 362: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E- en L A N T - R E I Z E . itf die wat hoogh opgefchooten is: maer van binnen bloetroot, en fmäken a l s

de bladen zijn wat grooter Hy fpruit uit een bleekgroen knop

je, als d'Iris,is welriekenddchoon van gedaente, en heeft dikke vetre blaetjes, die zoo zuiver wit z i jn , als eerft neergevallen fneeu. In het midden is een geel hert, met fteelen of uttfpruit-felen.

Deze blom wort by d'inwoonders, om zijne welriekenthcit en fchoone geftalte, zeer geprezen, en in de meefte hoven aengequeelft: en gelt dikwils een eenige blom twee ftuivers.

Arroz of Rijsblom.

De rijsblom wort op Porrugeefch, in een zelven z i n , Fu/odi Arroz, op Malay tfeh Boengo Pitßa Tria, en op Javaenfch Pella Sidanga, genoemt. Te weten, hy wordr de rijsblom ge noemr, van wegen zijne reuk : want hyriekteveneensals rijs, die eerft uit de ketel komt en gekookt is.

Hy waft aen eenen rank, die zieh wijt en zijd uitfpreit, als de wijngert,en fchoone en breede bladen, als die van den queepeeren-boorn, heefc: die zoo groen als look zijn. Hy groeit zoo dicht in malkanderen, dat gene zon daer door kan fchijnen, en wort met bamboefen om hoogh geleidt. Het blocmpje heeft wicte enkelde blaetjes, die van binnen met groene ftreepjes doortogen zijn. In het midden ftaet een fpits puntje, dat rontom metknop-jes bezet v$>.

Pompelmoefen.

De vruchten of appelen, pompel-rnoefen by d'onzen rtby de Portugefen Jamboa, byde Malayers en by de Sinefen Thoe genoemt, groeien byna nergens in ganefeh Indien, als op groot Java, en binnen en buiten Batavia, in verfcheide hoven.

Die gewas en vrucht komtnietals van de kerl of zaet, en van zijn eigen afzctfcl,als door kunft, voorr. Op het eerfte jaer, na het afgezet is, draeght het al vruchten : maerdeplaot, die vandekerlofzaec voortkome, geefc die eerft om hec derde of vierde jaer.

Deze vruchten of appels zijn van buiten goutgeel van kleur, en eenigen

\ zomerkerflen. Andere zijn wieenwa* ^zoec'er. Zy gelijken zeer wel een o-ranjc-appel van buiten en van binnen: maer zijn meer als vijf mael zoo groot' want zommige wegen tien en twalef ponc ,en zijn in de rontetien of twalef duimen dik : dies twee of drie menfchen genoegh aen een appel t'cecen hebben. •

Zy hangen met boflen van vier of vijf dicht by malkanderen, onder aen dunnetakjes, die met bamboefen on-derftut worden , of zouden anders, doorde groote der vruchten, breken, of cot aen den gront neerbuigen.

De boomen hebben een geway of loof, als d'oranje-boomen : behalve dac de, cakken wac dikker cn dichter, en de bladen breeder zijn. Zy hebben een wit bloeifel, mec witte bladen, en geel zacc van binnen, en van de groote als onze appel-bloeifcl,daer uit de vruchten voortkomen.

Hec is te verwonderen,en zeer ver-makelijk om aen tc zien, hoe de taeie takken, doof 't gewighte van zoo grote en gout-gecle vruchten en groene bladen, neerbuigen na d'aerde, alsof-ze de menfchen komen noodigen,om henteplukken.

Dit ooft duurejaer in jaer uit. D'afgeplukte opgehange vruchten

kunnen vier of vijf maenden duuren en goet blijven.

Deze vrucht tiert zeer weeldrigh en waft gaerne in cen vetten grondr, dien men zeer fchoon moet houden, inzon der heir ontrent den ftam.

Cfrlangos of Manges.

' De meefte ca befte Indiaenfche vruchten heeft men het gantfeh jaer door: uirgenomen eenige, waer onder de vruchc.,by de J a vanen Mangos, en by de Malayers Pao Ampelam ge-noemc, meegerekene magh worden.

De boomen, daer aen deze vrücVu ten groeien, zijn zommige zoo hoog, dik en breet van takken, als de grootfte eikenboomen in Europe, en hebben takken alsde mifpelboomen.

Aen dünne fcheutjes, die uit het uitterfte einde van de takken voorr-komen , zitten heel kleine witte bloempjes , daer uit de vi uebten met

G g i aoü-

Page 363: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

t%6 G E D E N K. W zoodanige meenighte groeien, als het takje verdragcn kan, en worden tnec-terrijt, in het rijpen , zoo zwaer, dat men de jonge boomen onderftutten moet.

De voornaemfte ooghft of faizoen dezer vruchten is in Herfft-en Wi jn-maent: dan buigen de takken van de meenighte ncer, en vertoonen hunne goude vruchten , die wonder liefelijk in het oogh ftaen. Wel heefc men deze vruchten het geheel jaer deur; maer in zulke groote meenighte nier, als m deze twee maenden. Ook dragen de meefte boomen flechts om het andere jaer.

De vruchten zijn wat grooter, als een prnim : en in 'c eerft groen , cn worden daerna geel J of uit de» oran je; Zommige" zijn met eenige vlakken gepiekt, die zeer aengenaem ftaen, en hebben van binnen een zelve kleure. Zy zijn byzonder fthooA in het oogh: maer in der daet wat wrang en t'za-mentrekkend.

D'inwoonders maken van deze vruchten verfcheide toefpijze , die zeer wel fmaken, en liefelijk en aengenaem om t'eeten zijn. Zy koken d'onrijpe vruchten in pekel, en weten die zoodanigh te zoiiten, dat zy zoo goet zijn als Portugefe oly ven, en dezelve fmak'c bykans hebben. Eenige worden gezooden, en met ediken groene peper ingeleit: die dan by gebraden vleefch of vifch nietonliefehjkte gebruiken zijn, en als onze agorkjes. Zy worden ook in zuiker ingeleit en be-waert, wanneerze eerft gezoden zijn, en verftrekken hec vrou welijk geflaght, die gierneTheedrinken.mede voor eene van hare voornaemfte lek-kernyen. Men doerde buicenfte fchel en binnenftc kern wegh, en ftoofe dan de reft mec zuiker, boter en eyeren, als appelzop of kruisbeflen: hec welk een aengenaem en lekker difchgerecht opdetong, en gezont voor demage is. De rijpe vruchten zijn zoogezonc

A E R D I G E

UM'angoßan, of Mmges Tanges.

De vrucht, byde Malayers Mango-fiartytn byde Javanen Manges geheeten, is onder alle vruchten van Indien d'allerwelfmakenfte:gelijk zy ook den roemdraeghe, d'acngenacmftefmakc van alle Indifche vruchten- re hebben. Zy groeit meeft ontrent Bantam, en ook in eenige oorden van Malakka.

De boom, daer aen deze vrucht of appel groeir,waft niet hooger als onze pruime- of >moerbezien-boom , en heefc onder een rechten ftam , van een mans been dik onder de knie, met rui-ge baften, die allengs vermindert en greten wordc, en fpreic zidh mer zijne takken regen rhalfcinderen uic •» als een nagel-boom. De.bladencntakkcnzijn luftigh om aente z*cn.

D'appel of vruchc hangt op het eind van dünne en buigende takjes, enis mec twee blaetjes back kr-: die van binnen zeer fchoon groen , en van buicen watbleJfaer, en zommige wel twee pal-menlang,en mec vete aderejes doorlo-pen zijn. De vruchten vertoonen haer zoo liefelij k en aengenaem, dat men zeggen zou, deze de vrucht was, die Eva bekoort cn graegh gemaekt had om t'eeten. Zy komt uit een bleek knopje voort, dat zieh bloeicnde open doet, daer dan d'appel in groeit. Boven op den top ofkrum van den appel ftaet een kroontje,dat zieh open breit, wanneer d'appel tot zijne volkome groote groeit. Dit kroontje^wijuSaeo, door zijne ftralen, hoe vele pitten of korrels ieder appel in zieh befloten houdt: want zoo vele ftralen als'er zijn, zoo vele kernen zijn ook in d'opc Mangoßan: te vJeten, zomtijts zes, en zomtijts acht. D'appels, die de meefte pitten hebben , zijn gemeenelijk de befte.

D'appel heefc een dikhuidige fchil, als van een granact-appel, die van buiten purperachrigh , en van binnen

nie't, indien men die overvloedelijk | bleek is, cn lichtelijk open gaet, al» veel eet: maer matelijk gebruikt, niet ongezont, en goec voor de roode loop.

Deze boomen komen uit de kernen voorr, en groeien eenige jaren, eer zy vruchten dragendoch blijven ook weer eenige jaren ftaen,cer zy vergaen.

men dezelve tuffchen de handen duwt. De fmake is wat eggerigh of tza-mentrakkend, als de fchil van een gra-naec appel: maer een weinigh bitter-der.

Het vleefch, dat buiten om de binnenftc picten üic, is zeer dun vawdelen»

en

Page 364: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E en L A en fpierwit of bleek-root : het welk men met den mondt van dekorreis af-doeten eet. Het is zeer liefelijk enby* zonder aengenaem van fmaek, ver-koeit d'inw.endigc parthyen ook ma-teh jk ,en zal niemant overladen, hoe veel men daer van eet: daer anders d'indiaenfche verkoelende vruchten

N T - R E I Z E. 237 De vrucht is van buiten met een

groene bol Her bezet , als een 00-kernoot, die in het rijpen verkrimpt en geel wort. Binnen de bolfter is, in een fchale of dop, gemeenelijk een, enby wijle twee pitten befloten. De-zepittenzijn zoo zoet alseen aman-del, en hebben ook dezelve gedaenre,

groor gebrek van hebben. Zy wordt j en worden raeu, en ook anders, genut-nief, ongezontj maer goet regen de tighe, en taerten daer van gebakken, koortfe gehouden.

A en het onder fte gedeel te, of d cn die zoo goet als amandel-taerren zijn. Zy worden in Indien zeer veel toege-

bodem, rontom de fteert, iszymet maekt, en voor cen zonderlinge aen-drie of vier byzondere fchillen bedekt

Deze vruchten worden van Bantam zoo overvloedelijk veel na Baravia gevoert, darmen aldaer eene groote meenighte voor eenen fchelling bekomen kan.

Ik hebte Batavia, in verfcheide tuinen, vier boomen gevonden, daer van d'een menigte van vruchten droegrdes zy aldaer ook wel fchijnen tc willen aerden en eieren.

Kat afpers. of Indiaenfche amandel-boom.

In Indien zijn,mijns wetens, gene fruir- ofvruchcdragende boomen, die van hunne bladen ontbloot worden, JUS deze alleen: die, als ook deflelfs vrucht, Katapper genoemt wort.

Hy waft zeer hoogh en fraei in de lucht,en heeft dikke takken en bladen: onder wiens aengename fchaduwe men zieh voor hec fteken der heete zonne-ftralen genoeghzaem kan verbergen en verluftigen.

Hy heefr het fatfoen, aenzien of gedaente van een hoogen beuken-boom maer de bladen zijn meer, als cen hant lang, en wat fmaldcr, met ge-le ribbenen aedertjes doorloopen.

De boom heeft een rechten ftam, om den welken fchoone en groene takken, met drie en meer kroonen, in orde enop eene ry boven malkanderen, uitwaflen. De vruchten hangen

gename en voedzame fpijze gehouden. De d op is zoo hart, datmen die nau

lix met tanden kan kraken. Daer is meer als eenedei flagh van

deze vruchten:want zommige hebben een bleek rootachtige fchil, en zijn wat grooter : en andere een geele, gelijk gezeit is.

Javaenfe Rottangs.

De rank van dit gewas groeit meeft in alle deze landen mec menighte, zonder men het zelve behoeft aen ce queken,

Daer zijn verfcheide foorten ofge-flaghtenvan dit gewas, die men alle aen hunne gedaente onderfcheiden kan. Zommigen hebben dezen rank onder het riet geftelt, enook alzoo genoemt : miflehien om gene andere oorzake, als dacettelijke in zoodanige verdeiling opwaflen. Anders is'er niets dat na den ftam of blat zwijmc.

Deze rank is van binnen gantfeh voos, en loope coc boven in de toppen van de hooghfte boomen, die hy zoo vaft en dicht omvat, datze cen lefte, doorgebrek van lucht, vergaen.

Het gebruik van deze rangen is in Indien boven mate menighvuldigh.

Die tot een leunftok en hantgebaer voor de befte gehouden worden, komen uit Siam en Japan.

Zy dragen mede, na hunnen aerr, verfcheide vruchten : gelijk hier in de nevensgaende prenr na 't leven zijn af-

by rrosjes of bosjes, aen het eind van, gebeelc. Zy zijn bruin van kleur, en c'e takken , en hec bloeifel daer neffens: dat met kleine witre bloempjes, die geel zaet hebben, beneffens een deel groene knopjes,die noch niec open zijn,om een dunen langvezeltje ,uit-gewaffenen zoo ordentelijk bezet is, als of hetgeiecht was.

byna van fatfoen als een aertekel, cn met een fchil van buiten bezet, die van gedaente, en zoo dun is, als een flangen-vel. Van binnen zitten twee pitten, die wi t , maer hart en wrang van aert zijn, en hierom nier gegeten worden.

Gg 3 A I

Page 365: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

;8 G E D E N K W A E R D I G E Alhet geen men van deze vruchten j

kan eeten, zic allernaeft de buitenfte Ichil, dat zeer welfmakcnd is. j

De Sinefen weten deze vruchren op Veelerhände maniere toe te maken, en gebruiken die by andere fpijze,als men hier re lande ge zou t e of ingeleide oly-vendoet. Daer wort ook een olye uit geperft, die dienftigh is ,om wonden te genezen.

Boom en vrucht Anoene.

De boom en vrucht, by d'onzen en Portugefen Anoene genoemt, wort by deMalayersSarborajfa geheten.

De boom en vrucht Anoene groeit op verfcheide plaetfen in Indien , en fchiet tot de hooghte van eengemee-nen appel boom op : heeft rouwe en herde bladen , . die in ' t eerft fchoon groen, cn daerna bruinachtigh worden, als de vrucht begint tc rijpen, en waflen regen malkanderen over, als die van den boom Gojavaas: maer zijn zoo breet niet.

De boom geeft geen bloeifel: maer de vruchten komen van een knopje voort, als de Portugefe vygen.

De vrucht heeft een rouwe fchille, die bykans zoo getekent zijn als de pijnappel, met fehubben ,cn is bleek groen, en in drie maenden r i jp : die dan van den boomafgenomen enzoo lang bewaert wort, tot dat zy begint weekte worden, cn zieh bequameljjk met de hant lact breken.

Zy is dan van binnen aen te zien als een verrotte mifpel, en befluit ver-fcheiden zaet. Maer haer vleefch is zoo aengenaem en zoet van fmaek, dat men zieh qualik daer van verzaden kan.

D'inwoondeJs doorhouwen de baft van dezen boom rot op het hout toe, om dien meerder vruchten te doen dragen: gelijk men zeit van onze grote noote boomen,hoe de rakken,in het afplukken der vruchten, meer geknot cn geflagen worden, hoe zy meerder vruchten dragen.

Daeris noch cen ander geflacht van deze vruchten, die d'inwoonders AU. noene noemen. Deze zijn ongelijk kleinder: desgelijx dcboomen,die wel heeftersgelijken,en hebben ook fmal-der bladen, doch wel een fpan lang.

De vruchten zijn zoo groot alseen groote appel Sina: van buiten geel-achtigh met oranjc gemarmerr: en van binnen witachtigh, meteenigh bruin zaer. Zy zijn edelcr van fmaek, en ruiken in het opdoen, als verfch rozen-warer,enverquikkencn vermakendc herflenen, zoo wel met hären reuk, als de tonge met hären fmaek : waerom zy van eenen ieder zeer begeert worden.

Deze vruchren waflen mede van een langachtigh groen knopje,dat zieh in drien opent: daer van binnen een ront knopje inzit: waer uit de vruchten voortkomen.

Dadelboom.

De dadel-boomen groeien över-vlocdigh veel in Perfie, ontrenr Gamron, op zantachtige gronden, daer in zy wonder wel weten te tieren.

Men heefc deze boomen by mijnen tijcook op Batavia beginnen te planten : gelijk ik die in de tuin van eenen Pieter Koleth zien opkomen, en aldaer den jongen ftam, met zijne takken, na't leven getekent heb. O f hy tot volkomen wasdom zal opgroeien, en vruchten dragen, zal de tijc leeren.

Dedadelboomen leven lange jaren. Zy hebben mede, als dekokos-boo-men,een kleinen worrel, en zijn boven dik'er, als onder, van ftam.

Het mergh uit de boom genuttight, vermeerdert het zaet, cn luft tot byfla-pcn. D'inwoonders van Perfie, ontrent Gamron, eeten de dadelen by alle toefpijze, als of men hierte lande hetbrbot,of in Indien de rijs doet.

Zy hangen metgeele dopjesaende boomen, en zijn zeer aengenaem en zoet van fmaek: inzonderheit als zy noch groen zijn.

Daer is onder de dadelboom een mannetje en een wijfje 5 daer van het wijfje alleen de vruchten draeght. Ook is verfchil tuflehen beide in de hooghte: want het wijfje is dikker en lager van ftam : doch het bloeifel isee-nerlci, dat boven uit den kruin des booms,m een trosen fcheedc fchiet,en ontrent zoo dik als cen arm is. Hec gaet na eenigen tijt open, en brengt de bloemen te voorfchijn, daer aen de vruchten groeien.

De

Page 366: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 367: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 368: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 369: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 370: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A De Perfianen fnijden dezen rros,eer|

die open gaet,van'cmannetje af, en verdeelen denzelven in zoo veel par-! thyen,als zy wijfjes- boomen hebben. j Daerna fpouwen zy den rros van het wijfje open , en geven aen elk een gedeelte van het man netje : welk dan overvloedigh vruchten voortbrengt.

Andere verhalen zoo veele beuze-len,die tuflehen het mannetje en wijfje zouden gefchieden , dat ik dezelve niet de moeite waerr acht te verhalen.

N T - R E I Z E . 139 Dit gewas tiert het weelderighfte in

zandige aerde. Het wordt ook in het vaderlanr, in de hoven, gequeekt: maer de vruchten zijn'er veel wateri-ger en laf.

\ylnanas.

Water-Meloenen ofPatekas.

De water-meloenen,by d'Indianen Batiek, en anders Patekas of Tateko genoemt, waflen byna in alle landen, die tuflehen den Tropicm Cancri en Capricorni> of den Noord en Zuid-zonnenftant, gelegen zijn : maer hoe nader aen de Liny of Evenaer, hoe dezelve beter en volkomender zijn. Men heeftzc meeft het gantfeh jaer door, uitgenomen in denvoornaem-ften regentijr.

Zommige zijn van buiten wi t : ge-lijkze op Batavia meeft vallen : maer

De vrucht Ananas wordt alzoo by d'onzen, na den voorgang der Portugefen, geheten, en isop Maleytfchen JavaenfchAfow^enop Sineefch glay genoemt.

Het gewas, daer aen deze vrucht waft, groeit gaerne in fchaduwrijke plaetfen, en in zoete en gulle aerde.

In het midden fchiet'er een luftige ftronk uit, zoo dik als een duim, en wat meer als een voet hoogh: daer onder aen, en weinigh boven d'aerde, de vrucht aenwaft, als een meloen, doch met een fchoon gekleurde en fcherp-achtige fchil bezet is. Te weten, zy zijn van buitengeelachtigh root, mec met oranjeverru wige ftreepjes gefcha-keert, die na boven allens uit den groe-nen hellen. De doorfnede vrucht ziet uit den geelen. Eenige vruchren heb-

de roode zijn de befte. Zy hebben j ben vi j f duim in de ronte, en negen in buiten om een dun en groen vliesje of, de lengte, en wegen by wijle vijf of zes fchil, die zijne hardigheit na binnen allengs verlieft.

Hetbinnenfteof vleefchisglinfte-rend en krakachrigh, en fmelr in den mont als z,uiker. Die week en flibbe-righ zijn, worden niet geacht.

Zy hebben zwarc zaet, van gedaen-teals ons pompoenen-zaet, en eenigen bloetroop zap of water.

Zy kruipen mec hun loofen ften-gels, evenecnsals pompoenen, längs d'aerde, en beflaen geheelc akkers, en gelijken in hec opgaen,met hunne ranne, allerbeft na komkommers.

De vrucht is zoo vol zoet en liefelijk vleefch,dat aen een eenige zomtijts vier perzoonen genoegh hebben, om t'eeten.

Onder alle vruchten, die met raeu eet, is geen zoo aengenaem als deze,en diemen zelden teveel kan eeten; fchoon men een recfje moet uitbinden: want het gaet haeft weer over. »Het matelijk gebruik is evenwel het befte: want dan ververfchenzy, en verwekken den honger: anders veroorzaekt het veel eeten in een quade mage den bloetgang.

ponden. Onder en ter zijde groeien uit-

fpruitfelenuit, als huislook of Aloe, met vijf-tien of zeftien getakte blaetjes. Deze bladen zijn van een zelve kleure als de Vruchten, in 't midden groen, en aen de kanten oranje-ver-wigh.

Een recht rijpe Ananas is een van de lekkerfte vruchten , diemen in Indien vind, enfmelt in den mont, als zuiker. Maer d'onrijpe hebben een fcherpbijtende en vergiftigen acre by haer. Zelfs de rijpe hebben een door-dringendeen fcherpe krache, als fterk water. Diesmen dezelve zober ge* bruiken moet, indien men in gene on-gezontheit wil vervallen. Hierom, wanneermen deze vruchtj eeten wil , zoo fnijtmen die in ftukken of fchij-ven,en giet'er, omde fcherpigheiruit te trekken, Spaenlen wijn op, die dan na de geur van de vrucht fmaekt. Men laetdieook by wijle flechts in een weinigh verfch water leggen, om de raeu-» heit'; te verteeren en uit te trekken. Evenwel verhit de vrucht dan noch de

keel:

Page 371: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

24.0 G E D E N K W A E R D I G E keel: dies zy in brandende ziekterten hete koortfen, de hitte en brant noch meerontfteekc. Zydoec daer en te -gen warer maken, en is dienvolgens goet voor het gra veel.

Indien men deze vruchten niet eenigen tijc in wijn liet weeken ,zy zouden 't vel van't verhemelt des monts,ende tonge, dodrbijcen, en de koortfe en doodelijkenbloetloop verwekken.

Zy worden ook by wijle gekonhjt en in zuiker ingeleit: zoodanigh dezelve zomtijts ook uit Weftindie na Europe overgebraght worden : en fmaken dan zeer zoet en lekker.

De reuk van deze verfche vrucht is zookrachtigh,dac zy, wanneer men dieopfnijt , een gantfehe kamer ver-vulc, en nekt zoo liefelijk, als een verfche rooze. De fmake komt byna mec die van de groote aerebezein overeen: maer is war zerper : waer door men lichtelijk bekoorc wordr,om zoo veel t'eeten, als de graeghte vereifcht. Het welkdemage daer nazeerlaftigh valr, en d'inwendige parthye zoodanigh verhit, dac daer koortfe of buikwee uic ontftaet. Waerom men, in 'c eeten van deze vruchten, welop zijn hoede moet zijn.

Op het eilant Zeylon zijn'er zeer veel, en goet van fmaek. Die te Batavia ofop Java groeien , zijn zoo zerp cn krachtigh nier, maer vallen wat laf-*er en wateriger.

De vrucht wort in zesmaenden rijp. Dan fnijrmende fteel aendengrondt af, en laet den jongen fpruit ftaen. O f men fnijt d'afzetfels,of uitfpruitfelen, dekroonvan de rijpe vrucht, af, en fteekt dezelve, zonder wortel, in de aerde, die dan weder voortwaflen, cn nieuwe planten voortbrengen.

Deze vrucht Ananas groeit byna in in alle geweften van beide Indien. Zoo eenigen willen, zouden de planten of gewaflen van deze vruchten allereerft voor vele jaren uic Bralil na Ooft-In-dienovergebraght, en aldaer geplant zijn.

Betel.

Onder d'Indiacnfche aertgewaflen, die hec menfchehjk geflachte met zijne ruifchende bladen voordeel of voetfel aenbrengen, is hec geen, dat by

d'Indianen Betelot Betete ,by de Maleyers Siry, byde Javanen ^'«r^jenby de Sinefen Lauheu genoemt worr,niet het geringfte: inzonderheit in Indien, daer hy op alle plaetfen genoegh bekent is.

Het is een gewas, van verre aen te zien , als dat van de zwarte peper, en klimt en loopt, met zijne taeie ranken, by andere ftam men, palen, ftaeken, of wat het vind, tot fteunlel, even als de hoppe,en hooger op ,enmaekt boven dezelve, verfcheide krullen en kritfen in de luchc.

Het groeit gaerne in welgemefte aerde, en bemint fchaduwachtige plaetlemzoo dat het onder den blaeu-wen hemel, in de openbare lucht, zeer ongewilligh cn langzaem voonkomt. Hec wort ook niet als in warme plaetfen geplanc. Zelf in Indien kan het de koude lucht niet verdragen. Waerom het ook niec als in warme landen, ontrenc den zeekanc, en niet lande-warts in, waflen wil. Ja hec moet des nachts, in de wermfte plaetfen , voor de koude bedekt worden, zoo teer is her.

De ranken en bladen gclijken die van de peper zoo wel, dat geen onderfcheit tuflehen beide is. De bladen zijn by wijle wel zes duim breet, en ook zoo lang en bruin-groen, daer längs heen dünne ribben deurloopen, met v i j f o f zes zenuwenter zijde,en hangen aen fteeltjes van een vinger brecc.

De fmake fchijnc wac fpeceryarh-tigh, en doordringend en tzamen-trekkend te zijn.

Het gebruik van dit bladt is zoo gemeen, dat niemant in Indien is,of wect het zelve te gebruiken; inzonderheit by d'inwoonders, die het nachten dag in den mont hebben, en kauwen, om tebetoonen, dac zy zonder hec zelve niet leven kunnen.

Zy nemen een enkel bladr, dat zy met wat kalk van gebrande oefter-fchelpen beftrijken, en vouwen hec zelve zeer aertigh en net te zamen, in vorm en gedaente van een peperhuis-je. Daer in fteken zy dan het vierde-gedeelce van de nooc Areka, of anders Pinang genoemr,die den Betel een za-mentrekkende ae c en kraghe byzet, en den mont voc'uigh maekc: waer

door

Page 372: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

2 E E - en L A N T - R E I Z E ,

door men t'elkens fpuüwen moet. Het eerfte fpeekfel, zap, of de quijl,

is root,als geronnen bloet, en wort uic-gefpogen, maer het hefte ingeflokt.,

Dit fpeekfel maekt de lippcn der jongvrouwen zoo roosverwigh en gloeiend,als hare wangen, wanneer do werkende kracht van dit kr uit de herf-fenen heeft ingenomen: waer van de oudePinangof Areka het kraghtigh-fteis: ja eenigen worden zoodanigh door dit kaeuwen in hunne herflenen bevangen, dat zy heel van zieh zelfs vallen, fchoon zy het zelve wel gewent zijn te kaeuwea. Hec veroorzaekt altijt in de genen, die het niet gewene zijn te kaeuwen , zuizeling in het hooft: doch het gaec voort over, wanneer men hen zout om de tanden wrijft, want dan komen zy aenftonts weer by zieh zelfs.

Het ingezwolgenzap wortgezeir, door zijne tzamentrekkende krache, de magere verfterken, als men hec eerfte, daer de kalk mee vermenge is, uit-fpuuwc. Hecfluic een walgende maeg, verdrijft de dronkenfehap, verquikt

ch hout een menfeh wakicer en luftigh; Het is goet voor een ftinkenden adem, tantpijn en fcheurbuik : geefe fterke en vafte tanden ,en goet tantvleefch: hoewel die daer door rds, ja zwart worden, en als ebbenhout glimmen, daer d'Indianen zeer hoovaerdigh op zijn. Maer onze jongvrouwen weten die zwartheit met geftampte houtkoo-len te verdrijven, en hare tanden witter als elpenbeen te maken. Daer en tegen dpet veel betel, met pinang en kalk,altijt gekauwt, de tanden vertee-ren en uit vallen.

Betel, zonder kalk gekauwt, geeft groen zap of fpeekfel: maer met kalk gekauwr, rooc.

Luiden van vermögen doeri'cr wac muskus, ämber of kamfer by. Als meniemant in Indien komt bezoeken of aenfpreken, zoo bietmen hem aenftonts een fcliotelmet betel aen.

Voorname luiden fpuwen her eerfte quijlfel nier opde vloer : maer in eenzilvcre quijl-pot.

H h

Page 373: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

t* E D E K N W

Pynang-boom.

D'oude kruitbefchrijvets hebben dezen pynang-bcom mede onder hec geral van de palmboomen gerekent: miflchien om dar zijn (tarn, loof en geway den kokos-boom niet ongelijk is. Hy heeft zijn begin uic het pic van denoore,alsde kokos-boom,en wall geheel Indien door, inzonderheit op Ceylon, daer met de vruchten of noten van dezen boom grote handel gedreven, en van daer na de kuft van Madu-ra en eiders , met geheele laften ver-voertwort.

Nadephnting van de dop of noot draeght hy mee, na weinige jaren, vrucht, die onder de bladen een groote en dikke fchedete voorfchijn brengt, met ftrobbelige rijsjes, die dicht in malkanderen groeien, en om en om met kleine witte bloemtjes bezec zijn. Deze bloemtjes geven des morgens een aengename reuke van zieh,die haer wijden zijd indetüinen omher verfpreidc.

N a deze bloemtjes volgen de vruchten of noten,die by d'Arabieren Fau-

fel, by d'Indianen i^treka, en by de Maleyers Tynang genoeme worden, Zy waflen aen wederzijde van ftijve ribben, dichc aen malkanderen, en zijn in 5t eerft groen, daerna worden zommige geel, andere zijn oranje-Verwigh.

Zommige noten hangen wat ylder aen ftrobblige rijsjes: andere, die rooc en uic den oranje zien, hangen byna als druiven, en komen onder de groene fchede, uic een groenachtige fchil voort. Zy zijn van buiten, eer men tot het merghofkern komt, met zee rcaie vezelen bezec.

De boomen verheften hunne krui-nen zoo hoogh, als de kokos-boomen: maerzijnniec dikker in hec kruis als zeven duimenen een halve. De takken zijn zoo langen veel niet, als die van de kokos-boomen. Maer de bladen zijn korter en breeder. J

De boomen ftaen wonderlijk in hec f aenzien,dewijl zy zoo geweldigh dun, en by na zonder takken zijn : waer door z y , wanneer een fterke wint waeit,heen en weer flingeren,en evenwel , datwonderis, niec breken.

De ftam is van binnen voos, en heeft

A E R D I G E buiten om een herde fchil, die tot latten opde huizen, en anders, kan. ge-bru ikt^ worden: waer toe zy,om hare effe lengte, zeer bequaem zijn.

Deze vrucht heeft de geftalte van eenen ekel: hoewel viermael grooter. Maer wanneer zy van hare vezelen of draden ontbloot z i jn , dan zijn de noten niet grooter, als de noten-mus-katen,en hebben van binnen byna hec zelffte aenzien. Zy zijn egger igh en tzamentrekkend: en dienvolgens goet voordemage:

Deze vrucht is nergens toe nut noch dienftigh, als by het kau wen van de becel bladen : daer d'Indianen groot werks van maken en geheele dagen mee bezigh zijn. Zy hebben daer een byzonder gereetlchap , als eene fcheere, toe, daer mee zy de noot van hare caeie vezelen oncblooten , en in vier deelen fnijden, indien zy groot is: of in twee, by aldien zy klein is. Een dier ftukken fteken zy in een be-ccl-bladr, na hec zelve met kalk van ge-brande oefter-fchelpen is aengeftre-ken. Die kaeuwen zy zoo lang, hec vogeigheie van zieh geeft, en fpouwen daerna het overblijflel uit. Maer de oude Pynang, met het bladt betel, ver-gaet hen gantfeh in de mont. • Het uitfpouwfel is in hec eerft het geronnen bloetniet ongelijk.

Die de noot Pynang niet gewent zijn te kauwen, inzonderheit wanneer zy onrijp is, krijgen daer door lichtelijk eene zuizeling in de herflenen, en vallen roereloos van hen zelfs.

Suryboa. Suryboa is cen gewas , of rank,

dat geweldigh dik om de pijnang-boomen oploopt, en zeer hoogh waft: die op ryen of regels geplant ftaen, daer het zeer luftigh en vermakelijk is tuflehen, en in defchaduwe tegaen wandelen.

De bladen en takken zijn evencens als die van de Becel of peperrank, daer de vruchten feercierlijk by neerhange.

Het geeft vruchten, die de gedaen-rein het aenzien van de Bengaelfc peper hebben, en hangen aen een dünne groene fteel van twee vingeren lang. Zy zijn groen en cierlijk, en als met Vierkante ruirjesomtrokken, enruirfl een hanc breet, cn naulix zoo dik als

eene-

Page 374: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - e n L A N T H E I Z E - . i£ eene kleine Vinger. Van binnen zit Kanne koeni genoemt,worden byd'on-wit mergh met klein zaer.

Men gebruikt deze vrucht by d'A-reka,in plaetfe van Betel, en is niet on-aengenaem om te kauwen. Men fnijt dezelve midden deur, cn neemt de lengte van cen pynang , mede in het midden van malkanderen gefcheiden. Deze beide ftukken bintmen mec een draetjevan katocnen garen t'zamen, en beftrijkt die met kalk van oefter-fchelpen gebrandr, als de betel. Zy heeft dezelve werking, en worc meeft van groore heeren en rijkeluiden ge-bruiktj dewijl zy koftehjker, als de betel-bladen valt.

*Dap.Dafof Tfap-Dap.

Dap-Daf of Tiap-Ttap is een zeer aengename vruchc, zoo wel raeu als geftoofe, en fmaekt tuflehen zoec en zuur, cn heeft eene verkoelende krachr. Zygroeit onder uit den ftam van eenenboommet fchoone bladen, en komt uic fraeie bloempjes, vol van fmalle en roode blaetjes, voort. Zy is wat rootachtigh, met zwarte ftippelt-jes vermengt, langwerpigh van] fatfoen , en rompeligh gebogen als een konkommer. Van binnen leit een witachrige kern of pir, die aengenaem van fmake op de tong, cn met een wic-acheige fchil befloten is.

Deze boom draeght het geheel jaer door vruchten ,cn groeit eigentlnkop de Molukfe eilanden , en iri de hoven op Batavia : werwaerrs zy van daer gebraght is : maer tiert weeliger op zijne geboorre-plaetfe : want op Batavia wort hy geweldigh van de mieren, die aldaer aen alle vruchten groote fchade doen , gcplaeght en onder de voet gehouden.

D'cigenaer van den tuin, daer ik dezen boom uittekende, onderhield dien met een ftaketfel, daer een fteene vloer van binnen in lagh, met een grippe vol waters , die om den boom heen geleie was. Evenwel was de boom zoo vol mieren, datmen de vrucht qualijk kennen koh.

Takkatak, of Roode bejftn.

De vrucht, byde Maleyers Takkatak of Boa Burun,ci\ by de Javanen

zen roode Bejfengenoemr, van wegen de gelijkenis der gedaente met onze hierlantfe bellen: hoewel zy in deught en kraghe veel daer van verfchillen.

Deze beflen waflen aeh een zeer ho-gen boom, mec groore bladen, als die van de kaftanien, en komen met groene knopjes voort, en zitten by menigte, aen risjes,by malkanderen, en zijn van dezelve groote als de hierlantfe; hoewel zeer wüten wrang van fmaek: maer worden des niettemin veel bc-geerc. Zy worden op Baravia als roode beflen gebruikt, eh bp verfcheide tijden, na den aert des faizoens, met hecle bennen vo l , op de merke gebraghr, en eer begeerte verkocht. Zy waflen om de ftad Batavia,in verfcheide tuinen, en geven alle drie maenden rijpe vrucheen, doch meeft in Herfit« maenc.

BoomMorongo.

Men zicc dezen boom , die by Portugefen en d'onzen Moringo, by de Maleyers Ramohgy, en by de Javanen en Sinefen Kehr genoeme worc, met zijnloofen gewaei, niec alleenlijk irt alle hoven cn tuinen, maer ook voor de deuren van de huizen ftaen waflen.

Deze boom heefc wie bloeifel o£ bloemen, die uic een wie knopje voort komen, met geel zäet van binnen.

De vruchten hangen verfcheide by een, en zijn in een harde fcheeof häüw befloten, gelijk de Turkfe boonen: behalve dat de fchede ronc; veel längeren om eh orogekrulcengehoornt is.

Wanneer de vruchten rijp zijn^ zoo worden dezelve geplukt, en de takken boven aen den rop afgehou-wen, die daer na weder uitbotten, als de willige boomen, en geven dan weer vruchten, als te voore.

Hetloofvandcn boom is dicht en f i j n , en bykansvan fmaek als de koe-koeks- bladen in Neclerlandc: hoewel zoo zerp en doordringend niec. Die Ioof worr geftoofe mec vleefch, of alleen, als fpinagie, en is zeer fmake-ltjk cn verkoelende: gelijk ook de peu-lcn van dezen boom: dieby vleefch of alleen gezoden worden. De jonge worden, als peulen zonder fchellen,

H h 2 zeer

Page 375: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

244. G E D E N R W zeer mals: maer de oude houden van binnen een raei vleefch: zoo dat men defcheededoor de fanden moet trekken, eer men de boonen, en hec geen'ereetbaer inis, zonder hinder-niffen kaiVeeten. Dies het genot en ple.zier, dac deze boom geefc, een iegelijk bekoort, om denzelven fe planten, en aen zijne vruchten deelachtigh re worden.

Hy wordt van eene tak, die men flschrs in den gronr behoefe te fteken, geplanr, en waft zoo weeldrigh voorr, als de wilgen hier te lande, en begint, na verloop van eenige maenden, te bloeijen en vruchten te dragen.

Boom Ton e of Boom-petilen.

De boom, by de Maleyers Torre, by d'onzen boompeulen, by de Portugefen Tary, en byde Javanen Rombang Juri genoemt, fchiet niet hooger als een gemeene appelboom op.

Hy brengt zijne vruchten , die fFialen, hauwenofpeulen zijn, aen dunnetakjes voorr ,die reche neer komen te hangen, en omrenteen vieren-deel van eene eile lang, en zoo dik als een kleinevingerzijn.

1 n de fchalen zitten zomtijts meer, als acht of tien kleine erweten, die tot faufe, by andere fpijze, gebruikt worden:desgelijx de blaetjes,dieklein en ronrachtigh zijn, en aen dünne tak-jesziteen : als ook de bloemen, die dezen) boom verwondering en aenz'en geven. Deze waflen halve maens wi j ze, uiteen groen knopje meepurpere punten, die na binnen met rechte ftrepen loopen.

Uit het binnenftebladt groeien lange vezeltjes, die voor aen de puntgele hairtjes hebben. De fteel is groen, als ookdebeker of kelk: alwaer de bladen van de bloemen wit beginnen te worden,en loopen met papegaeygroe-ne ribbetjes, ten einde uit, tot aen de roode kleur, dat byzonder cierhjk ftaet.

D'inwoonders gebruiken de bladen , alseen byzonder heelmiddel, tegen de beten der flangen, daer het vleelch gekneuft is. Zy mortelen of wrijven de groene bladen tuflehen tweekeifteenen, en fmijten dun daer wat zout onder.

E E R D I G E Dit wort t'zamen op de gezwolle,

ofgekneufde plaetfe geleit, die ter-ftont verlichtenis gevoelt, en aen de beter hant geraekt.

Duivels of Helfch-kruit.

Het fchijnt de Portugefen aen die gewas of kruit den naem van tolio di

j Lnvzrnoy dat is, bladt der Helle, gegeven hebben: uir oorzake heczoowile

j waft en voortlocpt in hoven en tut-i nen , daer 'c niec gezaeienoch geplanc | worc. De Maleyers noemen het Gar-j rak,en de Javanen [Hatte.

Het heefc verfcheide heilzamc krachten, die den menfchen zeerdien-

I ftigh zi jn, roe geneezing van eenige | ziektenen krankheden.

Daer is tweederlei aert, die men aen deverwe kan onderfcheiden: want het een heefc groene bladen, en groeic weelderiger, en v eel hooger als'c an-

| der. Hec is bruin rooe, even als de bladen van de roode kool, en klünt op totdehooghte van cwalefen veertien

| voeten van d'aerde, cn heeft breede I gehakkelde bladen,aen lange fteelen.

U ic den top nj f t een fpruit vol brui-ncknopjes,die allengs open berften, en geelachtigh bloeifel te voorfchijn brengen. Daer eindelijk een vrucht meteen bolfter, als in een kaftanie, uit voortkomt, die eetbare boontjes befloten hout.

Breede Nomerado, of bont Moes-kruit.

Hetmoeskruit, breede Nomer/ffo by de Portugefen genoemt,wort byde Maleyers en Javanen Bajan Dierdia, en by d'onzen bont Moeskruit geheeten. De gedaente van het bladt, dat men aen de fteel van die Moeskruit, zoo lchoon alseen marmcreeulp, ziet pralen, is van gedaente of fatfoen als onze bete, en heefc ook het zelffte gebruik in de keuken. Maer het wordt meeft om zijne veelvoudige blaetjes, die boven in den top ftaen, ver-fchoont, en, als een koftaiijk hof-cie-raet, zorghvuldelijk ga geflagen.

Men vinc'er noch cen ander gifl igt vand'C'gewas, dat van kleure, onze roode koole gelijk is, cn van de Sinefen opgequeekc, en met groote menigte te batavia aen de merke daghelix re

koop

Page 376: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E en L A koop gebraght wort. Het is zeer liefelijk om t'eeten, 't zy het zelve alleen, met een hoen, of ander verfch vleefch aen het vuur teftoven gezet wort,

KappokyO? J avaenfe boomwol. *

De boom, daer aen de J avaenfe boomwol groeir, wort by de Maleyers Kappok,by de Javanen Jerondo, en by deSinefen CMy genoemt. Hy heefc niet alleenlijk, tot vermaek der oogen, fchoone groene bladen; maer ook een groene ftam.

Hy fchiet mer Zijne ftam rot dehoog- j te dikwils van een maftboom op, en j fmijt zijne takken niet fchuin op waerts als andere boomen ; maer dwers ter j zijden uit, opeen gehjkery en lengte,, met twee en drie kroonen. De fchors ' des ftams is wit , tot aen de benedenfte takken, en worc daerna groen, tot aen den top toe.

Hy krijght aen zijne takken witte bloemen, diegrof van bladen zijn, en uit een knoop, als een anjelier, voorr-komen. Na die volgen de vruchten, die zoo groor als eenhennen-ey: maer langen fpits, en eerft groen zi jn, en daer na zoo bruia als een dor eiken-bladt worden.

Deze vruchten hangen by fteelen aen het midden en einde der takken, gemeenelijk by paren,' en zelden een alleen. Zy berften eindelijk byde fteel open, envertounen de witte wol , die om het zaet isheen gewaflen, enhaer wijd uitbreit,\vanneerze in de luchc en zonne kome.

Het zaet is zwart ,en byna van aenzien als debruinepepenmaerzoorim-pelrgh niet.

De wol , katoen of dons van deze vruchten worein Indien in Wi jn - en Slachtmaent vergaderc, en daer mee groore koopmanfchapgedreven:wanc zy wort gantfeh Indien door begeert, om daer mede kuflens , bedden en bultzakken te vulien, in plaecfe van veeren, die aldaer niec in gebruik zijn. Maerzy kan, om haer kortheic, niec gekernt, noch kleeden daer van geweeven worden. Men moet deze wol voor de minfte vonk van Vuurof vlam waghten: wanc hec vuur Vater licht i n , en flaet zoo gezwint voort, dat het naulix met water kan

N T - R E I Z E . uirgeblufcht worden.

Deze boom waft ge willighlijk,dacr hv^geplancworc.

Jamboefen. •

De boom, Jamboes by d'Indianert en Javanen, by de Portugefen Rofa-doy by de Maleyers Jamboe Ramus, en

j by de Sinefen Ileyapont genoemt,geefc j een aengenaem gezight en ocgenluftj j wanneer hy in zijne krache en bloeifel j ftaec. Hy fchiet zoo cierlijk, in vorm van een pyramide, in de luchc op, als of

jhy door kunft gefcliooren en onder-j houden wiert: want de takken groei-jen noch door, noch voorby malkan^

| deren. Hy'groeiten fchiet zoo hoogh op, als de hooghfte peere-boom m Europe, en worcelt diep en vaft in de aerde.

De bladen zijn fchoon groen en langachcigh. Aen d'einden van dünne takjes komen eerft groene knopjes: waer na bloemen mer bloet roode blaetjes volgen, die roode vezelrjes van binnen befloecn houden. Eindelijk volgen de vruchren, die langwerpigh, envan groote en facfoenalsecn zuikerpeer zijn. Zy zitten mec mee-nigheevandrie, vier envijfen twintig by malkanderen. Eenige zijn roor en eenige wie: doch hebben alle eenerleic fmake en kracht: hoewel de witte voor de befte gehouden worden. Zy riekenlieflijken roosachrig,doch zijn wat voosachtigh, en hebben van binnen een herden fteen, daer een groote bitterepitinzit; maer wort niet gegeten. Buiten om dezen fteen zic hec vleefch om zoo dik, als dac van de groote peeten, dat men alle kan nuttigen.

Zommige bloemen, daer geene vruchten aen komen, cnrloflcn zieh meeften tijt van de takken, en vallen af: waer door dan de bodem of gronr, beneden den boom,a!s met rootfehaer-laken fchijnt bedekt te zijn De ftengen of fteelen van deze bloemen zijn root van gedaente, alshetbieslook : maer zoo lang niet. Deze bloemen hebben eene liefelij ke fmake, die zerp zoet is: zoo dat men dezelve, in plaetfe van zalade, eeten kan.

De vruchten hebben een liefebjke en zerp zoete fmake, en verkoelcn de

Hh 3 bitte

Page 377: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

G E D £ hitte der mage, en mögen zelfs van kranken gegeeten worden. Zy worden meeft geftoofe mec waczuikcr,en fma-ken dan eveneens, als of men gcftdbf-de peeren eer.

De beite heb ik op het eilant Zeylon gegeeten: daer deze vrucht zeer overvloedigh valt.

Deze boomen komen van het zaet voort, en dragen in het Vierde jaer, na zy geplant'of gezaeic zi jn, en drie-maelinhetjaer: dies men in alle fay-zoenen rijpe vruchten aen den boom heeft.

Men zeit deze boom uit het pepsr-rijk Malakka, om de liefelijke reuk der bloemen , en fmaek van vruchten, na verregelege geweften oveegebraghr is.

Noch is'er een ander geftaghe van van Jamboefen, die op heteilart Am-

N K f A E R D l G E dezelve met groote menighte te Ba* taviaop de merkt gebraght worden.

Kanarie-boom.

De boom Kanaric by de Maleyers, Javanen en £inefen genoemt,is een In-difeeekelboom. Hy waft zeer hoog en heefc een ongemeen fchoon geway of loofvan rakken,engladde bladen mec aedertjes deurloopen. De ftam breidt zieh beneden, na den loop van de worfele n , zeer wijt uic, mec holle Dochten, die den reizer op zommige plaet-fen voor eene ruft- en zitplaetfe kunnen verftrekken.

Dewiltfchutten weten dezen boom in hec bofeh beft te vinden: uit oorzake zydoor zijn toedoen groot voordeel trekken, als hy zijne rijpe vruchten, die eekelen zijn, cn vah wilde ver-

boyna waflen, en aen kleine boomen, \ kenszeer begeert worden, laet afval als kerfleboomen, groeien De fmake ! len. Dan houden zy de waghe op ee-

n" bequame plaetfe, en fehieten af het geen, zonder onderfcheic, dac onder den boom ter weide gaec, rer neer, en mer zulken meenighte , dat men hec verfch vleefch daer van alle daeghs te Baravia bekomen kan.

De vrucht van dezen boom is een c-kcl of nooc,dewelke na een klein bleek geelbloempje volghc, enaen fchran-kelige cakjes waft, die aen de leetjes miflehjk en wanftaltigh geknobbelc zijn.

Buiten om de noot zic eerft een groene en weeke fchil,die men afdoet, of van zelve afvält: daer onder leidt, om de nooc, een dop, zoo dichc en yzer-vaft befloten , dat men die niet kraken kan maer met een hamer gebroken en opgeflagen moer worden. Waerom dezelve aldaer ook weinigh geachc wordc. Anders is de pit zeer zoet en wie, en zeer Iiefelijker om t'eeten, als de befte amandelen, enlcidt van buiten met een vlies je befloten.

is wat wrang en wiltachtigh : dies deze boom meer om de fraeiheit van van zijnen aert, als om de fmake en goetheit van zijne vruchten geplant wort.

De vruchten zijn root van kleur.

Wilde pruimen, of Boa Malakka.

Onder zoo veele vruchten , die men niet raeu, nochuitdehandt kan nuttigen, of men men trekt zijn ge-zicht, alseen die azijn heeft gedron-ken, of letop de tonge krijght, dat noch zuurderis, magh de gene niet vergeten worden, die op Neerduitfch wilde pruimen,op Portugees Nelyka, op Maleyts en Javaens Boa Malakka, en op Sinees Jörf/y genoemt wort. Zy Waffen met groote menighte aen dünne takjes, zijn groenachtigh, en van groote als onze kroosjes. Het vleefch lsvan binnen witachtigh. De takjes hebben kleine groenachrige blaetjes, die dicht aen malkanderen zitten, en z'jn byna van gedaente als de pors-blaetjes, die in Hollandt in de Vcenen waflen.

Deze vrucht heefc een rinfe fmaek en verkoelende aert: waerom zy by zommige zeer begeerr wordt: hoewelzy anders zoo aengenaem niet is.

De voornaemfte van deze vruchten vallen in Oogftmacnt, als wanneer

Kamille-bloem,otFulo de Madre.

In en om de ftad Batavia, in all« tuinen, waft zekere bloem, die in reuk en gedaente weinig van onze kamille-bloem verfchilr: doch of die dezelve krachten heefc, ftaet noch t'onderzoc-ken.

De Toepaflen noemen dien met een

Page 378: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

t E E- en L A een Portugefe naem, Fulo de CMadre, datis, bloem der Moede r, of Moer-bloem: om dat het bladt en de bloem onze Moerbloem of Matricaria^ gel i jk , of miffchien her zelfdeis. Het heeft een groot gehakkelr blat, en waft ontrent een voet hoogh. De bloem komt uit een groen knopje voorr, en is fpierwit, met verfcheide getakte blaetjes, dubbelt op malkandere, zoo grootalseen middelmacige angelier.

Bloem van Viervuuren.

Deze bloem fpruit uit een klein knopje voort, en is van fatfoen alseen ehkelde angelier: maer zeer fchoon root van kleur. Hy beftaet uit vier ge-hakkelde blaetjes, daer eenige geeftige krullerjesboven uitfehieten.

De blaetjes zijnvän binnen donker, en van buiten bleekgroen, en zeeraer-righ, met rontachtige ftreepjes door-waflen, die allengs, na her fpits van hetblat,dat byna de gedaente van een hert heeft, kleinder uitloopen.

Deze bloem wordt meer om zijne blozende verwe, als andere deugden, (daer andere bloemen om begeert wordenen de hoven en tuinen plaetfe verguht: maer vergaet haeft.

Kyiüioi Water-bloem.

Men ziet'er weinigh ftaende wate-ren,of daer waft d'een of d'ander bloem öp. Maer nergens vint men meer van deze bloemen, Aüt geheten, als längs de tuflengracht van Ansjolen Jakatra.

Het is een cierlijke bloem, en kan in huis, in water, bewaert worden. Hy komt uiteenlangachtigen en fterken knoop voort: is bleekgroen, mer eenige fteeltjes, van binnen wit met geel zaet. Wanneer hy open gaet, is hy by na als een tulp of lely van geftalte: maer het bladt blijftvan buiten groeh-achtigh, en is van binnen wit, met geel zaet.

Wat byzondere krachten deez bloem heeft, is onzeker: maer hy wort om cieraet meeft by eenige liefhebbers van bloemen bewaert.

Witte Violet of Jarrort.

De bladen van deze bloemen zijn even zoogekartelt, en doot malkan-

N T - R k i z k . 54.-7 deren gekronkelt, als de hierlandcfe violieren. Waerom men die gevoege-hjk witte violieren noemen kan : die haer nergens in ongelijk zijn, als in de reuk. Zy groeien buiten Batavia in*t wilde, aen kromnae heefters. Die deze heefters in de hoven planten , kappen den ftam een weinig boven d'aerde af eh queken d'uitfpruitfels , daer bloemen met meenighte aen groeien.

D'inboorlingen zeggen , dat deze bloem van hec eilant Baly is overgebraght, die denzelven Jarron Jarron noemen; maer de Maleyers BengaSu-

fun, de Javanen Malati Romf ah, en de Sinefen Btlehoa.

Hy heeft gene reuk als des morgens, eer de zon de dau van zijne blaetjes heefc afgezogen. Hy heefc groote gelijkenis met de Katfiopiri , maer is zoo fterk van reuke niet.

Het bladt is bleek, en van gedaente alseen perfik-blat: maer war breeder. De bloem kome uit ebn bleek groen gedraeit knopje voorr, van groote als een dubbelde tijloos:maer is fneeuwic van kleur.

Kappas, of boomwolvan Bengale*

Een zeker flagh van katoen or* boomwol groeit re Batavia, dat uic Bengale gebraght, en aldaer voortge-plant is. Het worc by de Sinefen Al-goedang; by de Maleyers en Javaneri Kapos of Kappas genoemc, en bloeit en draeght het gantfeh jaer door.

Wanneer de bloem afvalc, dan ver-toonc zieh deknop, dafer het katoen of witte wol in waft. De bladen hebben drie hakken , en gelijken zeker kruic, dac hier te lande Ende-voet genoemt wört. De bloem is bruin-roor^ en heefc van binnen witte fpitfen of pijlen.

Van dit katoen worden lywateri en andere dingen gemaekt;

Batsjan, of wilde Mangos, anders Stinkers.

De vrucht, Batsjan by de Javanen, Maleyers en Sinefen genoemc , is eeri geflaght van Mangos, of wilde Mangos , en wordt van d'onzen ,om zijne fterkeen onäengenamereuk ,Stinkers genoemc : wanc men kan deze vruchc op de merkt eer rieken, als

Page 379: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

t 4 8 G E D E N K W A E R D I G E De boom , daer aen deze vrucht en by d'onzen gebroken '©«/W gc~-

groeit, is heel fchoon in ' t oogh, enby noemt. Hetwaftin Indienbyna op na als de Mangas; maer de bladen zijn alle \vegen en in alle wilderniflen: hoe-grooverenook watgrooter,als die van wel eenigen het zelve ook in hunne d'amandelboomen ,en donker groen. j hoven queeken, om zijnen liefelijken

Zijn bloeifel is ook van de Mangas, datgeelis, en door verfcheide rijsjes uitgcbreit, onderfcheiden. Deze ftaen alle om en om in takjes, enzijn recht purperv^rwigh.

De vrucht is groen, en van fatfoen en groote als een gemeene limoen .Van binnen zitten amandelen , die aenge -namer en fchoonder in het oogh zijn, als van fmaek: doch is de fmaek van de vrucht zoo onaengenaem niet als de reuke : maer zyis wat wrangenbitter-achtigh, en in deughtby de Mangas niet te vergelijken ; waerom zy ook weinigh re Batavia wort geplant-,maer komt met groote menighte in Wijn-en Slacht-maenc van Bantam na Batavia , en wordt aldaer op de merkt te koop gebraghr.

Marokko of Da-Dap.

Ontrent Batavia, en door het gantfeh eilant Java, waft een boom, Marokko of Cfrlorukko by de Portugefen, en by de Javanen Dap-Dap of Dadap, by de Maleyers Darradap, en by de Sinefen Oy Senfio genoemt. Hy heefc bladen, als die vandepope-lier j maer wel eens zoo groot. Zyrie-ken verfch en aengenaem, en hangen aen geele fteelen.

Wanneer men dezen boom van verre en in t verfchiet ziec ftaen, zoo fchijnt hy" even als met bloemen bedekt te zijn: want ieder bladt is längs zijne ae-dertjes met geel, door het groen heen, gemarmert, enzeergeeftigh geplekc.

's Lants inwoonders leggen deze bladen op de pot met verfch gekookte rijs,en laten die daer onder ftaen meu-ken ; waer door dezelve van de bladen een liefelijke en aengename reuk krijghc i en veel aengenamer worr om t'eeten. Anders fchijnen deze bladen, zoo veel men tot noch toe heeft kunnen weten, geen gebruik te hebben.

Kruit Dutter. Het kruit, by de Maleyers en Java*

nen Ratßobonk geheten,wort by de Sinefen Bantohoa, by deTurken cn Per-fianen Datura, by d'Indianen Duroa,

aert. Het waft niet hooger noch dikker als een bruine kool- ftruik, en heeft onder aen den fteel ook dezel\je gedaente. Maer de bladen zijn hakkeligh» breet en bleek-groen. Het heefc verfcheide bloemen, die des morgens o-pengaeri, en fluiten zieh tegens den middagh, wanneer de Zon begint tc fteeken , weder. Zy zijn van binnen fpierwit, en van buiten bleek-geel.

Zommige zijn bykans een handc lang, en voorts ront als een klok. Andere zijn aen den ranc wac gehakkelt. Na deze bloemen volgen ronde vruchten, die licht groen van fchel, cn omenom met fpitze of fcherpe door-nen bezec zi jn, als de klitfen: maer zuiver en zoo kladdigh niet. De grootfte zijn niec grooter, als een geele pruim:daer klein geelachtig zaet in befloten is. O f du kruic de krache heefc, om iemant voor eenen tijc van zijne zinnente berooven, alszommigege-Ioven, dac hebik noch niet vernomen. De Tocpaflen cn andere zwarten, die het buiten Batavia , in hunne hoven hebben, houden het voor leugens , cn weten verder nergens meer af: doch eenigen gebruiken de bladen.

Het is eigentlijk cen foort van nachtfeheye of Bitten.

Kananga.

De boom, by de Maleyers, Javanen en Sinefen Kananga genoemc, heefc eenige geele of papegay-groene blaetjes, die onder zijn bloeifel ftaen, cn by de Betel gegeten worden. Dies men zijne hooge kruinen in de meefte rui-nen, oncrenc delufthuizen of eiders aen de kant, boven alle fruit-boomen ziet uttfteeken. Men heefc niet kunnen vernemen, dat hy anders eiders toege-bruikt wort.

Behalve deez,onder andere boomen, aen zijne neerhangende en kreupele rakken, wel te kennen is, zoo ziet men gemenelijk in de top een wintmole, die met haer geklepde veugelen vervaert:, inzonderheit de groore vleermuizen, die zieh in deze boomen vergaderen, en by hunachrerfte klaeuwen aen de

takken

Page 380: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A N T - R E I Z E . * 4 0 takken hangen, met het hooft om! zaem, en wort niet licht Wurmttekig. laegh, dat zeer vreemt om te zien is,: Ook is het zoo zeer niet eenige kleine inzonderheit als'er zoo vele by mal- j mieren onderworpen, die het hout in

körten tijt op-eeten. Zoo dat groote balken, fchoon zy van buiten heel en gaef fchijnen te zijn , dikwils van bin* nen door het ongedierte zijn opgege-ten.

kandren hangen,als'erbyna bladen aen den boom zijn.

Kyaten of Indiaenfche eiken-boom.

Schoon deze boom gene eetbare vruchten verfchaft, zoo brengt hye-venwel den inwoonders van dit eilant, daer hy waft, met zijn hout groot voordeel toe: geijk alle menfchen, die aldaer iet van fatfoen hebben laten timmeren, zullen getuigen: want hec hout van dezen boom is zoo goet en duurzaem, als ons eiken-houc. {

De boom fteekt, met zijnen kruin hoogh in de wölken : als de balken getuigen in verfcheide aenzienelijke gebouwen van kerken en huizen, zoo op Baravia als eiders, daer het de kroon van al het timmerhout fpant, dac aldaer of eldcrs magh groeien. Hy is liehe aen zijne groote takken en breede bladen tc kennen, die längs de takken uitfehieten, cn met groene aederen doorloopen, en vael van ver we zijn,als de fchaerley of faly.

Zy zijn ook rou: dies men die voefr vygen-bladen zou mögen aenzien: maer zijn rontom niec ingehakkelr.

Aen d'uitterfte cinden der rakken zietmen een bloem, als die van de hoppc : daer van binnen een ekel in groeit : waer van deze hooge boom vo&tkomt.

D'inwoonders gebruiken de bladen tegen de pleuris of zyde-wee. Zy nemen uit de kokos-nooten het watcr, en zieden het zelve mec cen gedeelce van deze bladen op de helfe, en geven het zelve den zieken tc drinken, om van de pijne verloft tc wojeden.

Men ziet'er balken, die zoo recht, alseen ftrael,en veÄtigh voccen lang zijn, cn cot in den top twee en een halve voet in't kruis hebben.

Men vint'er verfcheide planken, diedrie voeten cn meer breet zijn.

De Maleyers noemen dezen boom Kyati: desgelijx d'onzen hec hout, Kyaten-hout.

Het Ffeut is uitftekend here: en de planken gevlame: op eteii zelve wijze, als het eiken-hout. Want het is duur-

Katolas ofwater-vleflchert.

De vruchten, by d'onzen, na hare geftalte warer-vleflchen gehecen, noemen de Maleyers cn Javanen Katolas, en de Portugefen gebrooken Kati-las. * Het is geen boom, heöjfter, kruit noch fpruic: maer een rank, die zieh van een korcneje zoo wijd en zijd uic-fpreit, dat hy met zijne bloemen en bladeren gehele huizen bedekt.

D'Indianen leiden hem veeltijts in hunne hoven met bamboefen, over de flöten en tanken, (dat zijn vyvers,daer zy zieh in waflen cn baden,) om voor de hicteder zonnc bevrijt te zijn.

Hy heeft zijnen voornaemften Ooghft - in Grasmacnt : doch meeft het gantfehe jaer, cn groeit zeer wecl-derigh. Het bloeifel is byna als van onze pompoenen, en valc ook mee van zclfaf, zonder daer vruchten van komen.

Deze vruchten zijn twederlei. Eeni* ge worden zoogroot,als een gemeene pompoen: en andere, dewelke de befte zijn, niet grooter als de hierlancfe kon-kommers of melocnen.

Haer gebruik iseenerlei. Zy worden gebruikc toc toefpijze by verfch vleefch,cn anders.

Daer isnöch een ander geflaghc van die aert Jlyas,dat een arm lang groeir, en zoodun is als een rotting, met witte, gcle en roode plekken,dic gefchubt l i j -kenalseen flangevcl. Een,dieikdaer getekentheb, was 13. duim langten drieeneen halveinde middellijn dik, en woegheen ponten drievicrendeel.

Wanneer de hoveniersdeze vrucht langer willen hebben, als zy natuurlijk waft, zoo binden zy eenigh gewighr, met cen draet je, aen het eind^en laten het zelve nederhangen : dan groeit zy , toc verwonderens toc, in* de

len6te< 1 i Het

Page 381: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

x 5 o G E D E N K Het bladt en de rank is byna als die

van de pumpoenen De vrucht is groen geelachügh van buiten, en van binnen wit: desgelijx de korrels bf zaet.

Defchil, die men af moet fnijden, ziet uit den groenen.

Bloem Champakka.

W A E R D I G E f Behalve deze Hoengen heeft de boom noch eene vruchr, die,evenals een druiven-tros,aende takken hangr,

j en mede van die kleur en groote is: ! maer is wilt en nergens toenuc : zoo 1 dac deze boom om de bloemen of I blocifem alleen aengequeekc worc.

Groote Klimboomn}&c.

Op hec eilant Java groeit een groote menighte van welriekende en veler-leiekleurige bloemen. Dies men hele boeken zou moeten Dellien , indien men die alle befchrijven wilde.

Onder de voornaemfte en uitftee-kenftc bloemen iseen, die Champakka of Sjampakka by de Maleyers en Ja va-nen,enbyde Sinefen Vinhoagenoemt worc.

De boom, daer aen deze bloemen groeien, waft cot de hooghte en geftalte van een peeren- of perfik-boom, en heefc lange en gekronkelde bladen, mec vele aedertjes. De takken Waffen eerft van den ftam af recht uic: daer na zecten zy zieh recht om hoogh: en zommige zijn zoo dun en zwak, dat men dezelve niet beklimmen kammaer de bloemen, die boven op den top ftaen, worden met een bamboes-rkt afgenomen: naerdien men, wegens de dünne takjes, daer anders niet by kan komen.

Deze bloem wordt by d'Indianen, om zijne liefelijke reuk, zeer begeert, en in alle feftoenen, of kranflen van bloemen, gebruikt: of dezelve worden anders niet geacht.

Hy riekt als eenroze, meteenvio-lier vermengt, en is zoo krachtigh van reuk, datmen dezelve in de huizen kan ruiken, wanneer hydders voorby gedragen wort. Dies^ommigen, dien hunne fterke lucht tejfen ftaer, genoegh geplaeght zijn: nademael die daghelix längs de (traten gedragen worr, om te verkoopen.

Cy zijn van twcederleie kleure, goutgeel en groen, als de bloeifel van de Spaenfe dranje- boomen, en van geftalte als d'Engelfe fafraen.

D'Indiaenfche vrouwen gebruiken ook dezen bloem in hare cdele zalve, Borberygpnozmt. Zy fteken ook deze en andere bloemen in haer hair, tot cie-raef ,en om by het manvolkdcst'aen-genamer tezijn.

De rank, daer deze boonen aen-groeien, ("die de Maleyers en Javanen Katsjang Parang noemen} waft zoo hoogh en vaft, met verfcheide uit-fpruit feien, dat hy böven de hooghfte lufthuizen noch krullen in de luchc maekc. Hy wordt heneden aen den gront zoo d ik , als een mans arm, en en ver wiflelt zijne bladen en vruchten, zonder te vergaen , als onze boonen. Zy hebben een fchoon groen en dicht bladt, met aedertjes doorloopen. De bloeifem of bloemtjes zijn purperach-tigh, eerft boven fpits, en gaen daer na open. De fchalen,daer de boonen inzitten, zijn als d'onze, groen van kleur,met een purpere nbbe längs hee-nen.

Men heeft'er veelerlei aert en flagh: waer van deze meeft begeert worden.

De boonen zijn bont,en van fatfoen als onzeTurkfe boonen,en laten hen, gekookr, zeer wel eeten, en zijn niet vreemt van fmaek% Maer zy hebben herde bolfters : behalve de fchale of hauw.

De Moorfe boonen yFabasde Moro Fahas Je van d'inwoonders genoemt, zijn veelM o r a

grooter, en waflen mede zeer hoogh op. Zy planren die ontrent de Py-nang-boomen, daer zy weeldrightegen op loopen. Zy zijn met de fchale , meer als een voet lang, en een duim breet. Men vindze meeft by de Sinefen en Javanen van dit lant: maer worden, om hunnen aert, die wat na 't wilt fmaekt, by ons volk weinigh gegeten: gelijk dHindere.

De boonGondola klimt ook feer hooge» op, en geeft een aengenamefchaduwe De bladen worden geftooft, cn zijn zeer goet en verkoelen." Zy duurt niec meer als een jaer : daer deboont-jes zom wijlen wel drie of vier jaren groen blijven.

Ik heb van de groote kfiro - boonen , op Koulang geplant, die zoo

!vol vruchten hingen, dac van vier ° of

_ gt

Page 382: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - . e n L A ofv i j f boonen, dieik rontom een lufthuis had geleit, bykans een geheel fchecpel vol quamen.

* \ Kadjang.

Kadjang, alzoo by de javanen en Maleyers, en by de Sinefen Petau genoemt , is een foorte van erweten of wikken, die om hun daghelix gebruik, by eeneh ieder op Batavia bekent zijn. Zy waflen rontom Batavia op de ak-kers met groote menighte , en zeer weeldrigh.

De rijpe vruchten worden na hunne graden afgeplukt en in de lucht gedrooght.

D'erweten zijn zoo groot als de wikken, die hier te te lande in het win-rer-kooren waflen, en zitten in een groene* bolfter, en zijn eerft groen, en daer na zwart. Tuflehen elk blat komt een knoopje, daer een bloempje uit-fpruit: daer de wikken uitgroeien.

Deze wikken verftrekken het va-rend volk een lekkere en zeer gezonde potfpijze : wanneerze met een ftuk fpek of v/at uyen en boter gekookt worden : want zy houden het l i j f en den buik gezont en wel.

Men kan dezelve in een vochtige pot, binnen drie etmael, doen voort-komen of uit waflen: en te fcheep, op lange tochten tot ververfching, voor eene falade eeten.

'Boom Makandoti.

De boom, wiens vrucht de Javanen Makandou noemen, heefc zeer brede, dikke en fchoone bladen. De bloemen zijn wit cn langwerpigh. Na dieafgevallcn zi jn, volght de vrucht, Makandou genoemt, die volkoment-lijk een pijnappel verbeelt: behalve dat hy zoo fpitsront niet toeloopt, noch zo fteenhert nictts:maer gantfeh Week. D'onrijpe vrueht is groenjmaer de rijpe geel.

Voorts is de vrucht flijmigh,eh byna fmakeloos. De Maleyers eeten dezelve, onder d'affche gebraden, tegen den bloetgang, bort, kuch, aerobor-ftigheicen zijde-wee : om zijne cm-plaftijke kracht, die in hare flijmerig-neitfteekt. " 2 r

N T ^ E I Z E , . f r Op Jäva groeit zeker breede boorri»

met bladen als die van den eflehen» boom,cn raet een quallige of knöbbe-ligeftam. Hy draeght vruchten, byna als hazelnotem Wanneer'er de fchillen van zijn , zijn zy eetbaeren niet quaet van fmaek: maer een weinigh zamfen« trekken d.

Debladen,op dewonden enzeerert gelcir, zuiveren en heelen die, en maken in 'c korc een litteken daer aen. Het zap der bladen, toteenlepelvol ingenomen, verdrijft de wormen.

Daer groeit een heefter uir, die niet hoogh van d'aerde opfchiet, en eerft geele bloemen, als die van de Nacht* fehaye, voortbrenge. Waer na vruch-ten/*eele by een, volgen, die in hare onrijpheit groen: maer in hare rijpheit fchoon root, en ront van geftalte zijn. Wanneer men die tuflehen dehandert wrijfc,geven zy zulke ftinkende reii^ ke van zieh, alsDuivels-drek noch Sa& gapenum niet kan hebben. Hierom houden d'lndaenfe vrouwen die ook voor de neus der genen, die het moer-fpel hebben.

D'Indianen zeggen, dat zy nictfcef* baer zijn, en ook nergens anders, als voor de quäle voornoemt , gebruikt worden.

© *) 'Daulontds.

In de boflehen van Java groeit een heefter, tot eene mans hooghte, ert fpreit zijne takken wijden zijd uit, als de water-willige in Hollant. Ja deze heefter kruipt zoo weelderigh voorr, dat de Sinefe tuinluidendie metvüur en ftael moeten uitroeien.

De bladen zijn die van de Balfä* mina niet ongelijk: en desgelijx op de kantingemto|en.

Hy draeght een kroontje van bloemen , als de vlier: waer na bittere be» zien volgen.

De bloemen of bladen riekenals ka-mille bloemen, cn fchijnen eenen dezelve kracht tc hebben.

Het afzietfel van de bloemen en bla* den is dienftigh tegen de kugh enlang« duurige lantziekten: en geen genees» middel, dat ftetkef de maentftondsn der vrouwen verwekt.

Ii % Vrucht

Page 383: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

G E D E N K W A E R D I G E

Vrucht Mangam. Trattyoi Waterbloeml

De bloem, dien de Maleyers en Javanen Tratty, of Tongjong Tratty, de Sinefen Tienhoa, en de Portugefen Fulo de Tanke, dat is, Meirbloem,noe-men,Ts eengrooteen fchoone bloem, en wall gemeenelijk in flooten enft i l -ftaendewateren. Hy heeft een hooge fteel, die wel eehheele vadem boven het water uitfteekt, dat vreemt te zien is, en fchijnt van aenzien onze tulpen gelijk te zijn : maer is wel ruim eens zoo grooten breet van bladen. Eenige zijn voor aen de punten van de bladen purperachtighen verliezen hunne verruwe allengs, na den fteel toe, in wit of bleek geel. Andere zijn fpier-wir,en gevormt als de eerfte.

Deze bloemen geven-een aengename lucht van zieh, wanneer de knop eerft open gaet, en vertoqnt ons zijne inwendigefchoonheit, die zeer liefelijk is om aen te zien, enom zijne grote en fchoone kleure ieders oogen na zieh trekt.

Zy komen uit een groenagtige knop' voort, die met het opgaen van den bloemopebarft, alsde peonien.

Eenige bladen ftaen als de bloemen om hoogh, en zijn zoo breet als d'om-jtrek van de rant vari eene hoet en fchoon groen. Andere leggen vlakop het water neer, even als onze water-plompen,en zijn meeft ront: daer de fteel met de bloem recht in het midden aengroeit.

Nahet afvallen van debladengroeit in het midden een kelk ofkroon, die beneden bleek geel zaet, in ronde huisjes, heefc, en zoo groot als de vlakte van een mans handc, en groen van ge-

gelijk men hier te lande dß^worcels of j daence is Daer in zitten ook veele klei-bladen van de witee lehen, doet: te} ne groenagtige gele boonen, die in het weten, in pappen, om op gezwellen, die uit koude ontftaenzijn, te leggen. Maer zijn in derooze niet goet. Waer uit re befluiten is, dat dit kruit of ge was warm van aert is. Hec welk ook de bittere, en warme fmike te kennen geeft. Van binnen ingenomen, ver-wekt het flerken ftoelgang,en doot,op den navel geleie, de wurmen en mae-ien.

Mangam is eene vrucht,die de Javanen hooger, als eenigh tegengifc in de werde, achten: 'c zy Bozoarof Mal-divifche nooc, of iet anders.

De boom , daer aen deze vrucht groeit, waft op de graven der koningen, De vrucht is van de groote als een kokos-nooc. Op het eind of top van deze vrucht zec de koning van Bantam een beker ofkroes, endrinkt dien den grooten en uitheemfchen gc zanten, tot teken van zijne gunfte, toe,

Simbar MangiramoiTando Roufa.

Ontrent de rivieren opjava,inzon-derheic in het koningrijk van Bantam, groeit een plant of gewas , dat met zijne bladen cen elants-hoorn Zoo le-vendigh verbeelt , als geen fchilder zou kunnen afmalen : waerom de Ja-vanen het Simbar Mangir am, en de Maleyers Tando Roufa noemen : het welke beide een elants-hoorn betee-kenc.

Hec heefc geenen wprfel maer in diens plaetfe een veenachrige|

klomp. Het grocic daer en boven niet, met aerde bedekt: mae/ leidt of bloot op eenen fteen, of in een hollen ftam van eenen boom, en fmijc na alle zij den zijne bladen uit.

Het gewas is vol zapen altijt groen: want hec wort noit dor: nuer wanneer de bladen by wijle door den regen verrotten, zoo komen aenftonrs, met de eerfte zonnefchijn, weer nieuwe bladen te voorfchijn.

De Javanen gebrühten de bladen,

voorhooftmet hunne tipjes bloot leggen, en vertoonen de gelijkenis van de Egyptifche boonen van Dioskorides. Tc weten, deze kelk of kroon is voor plat, en als met eenmefchin het midden doorgefheden, en vertoont ontrent dertighbooneninderonte.

Wanneer deze boonen allengs grpoc worden, zoo mackc ieder zieh een byzondere kelk. R i jp zijnde,ver-coonen zy iiigeftalte een kelk, van een hazelnoot zonder dop, die zy ook van

fmake

Page 384: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E . en L A fmake niet qualijk gelijken: wantzy zijn zoec: hoewel een weinigh wacer-achrigh. Zy worden daghelix te Batavia op de merkt te koop gebraght.

Die gewas fchijnt een foort van plompen te zijn: want het is in breede en roode bladen, en in fteel en wortel, diegantfrh gelijk: doch in bloenrver-fchilt het van onze hierlantfche water-plompen, die in Hollant wit of geel is j maer in Indien is hy fchoon pur-per. Het verfchilt ook in vrucht en kelk van onze hierlantfche water-plompen.

De bladen van dit gewas worden gezeic in den derden graet kout te zijn, als de hierlanrfe water-plompen: waerom d'onzen aldaer, na den voor-gang der Maleyers, het afzietfel in hete ziekten, brandige koortfen, fre-nefye en doodclijke roode loopen, gebruiken.

Men heeft'er noch een ander foort, die bleek purperachtige bloemen, en zulke fpitfe bladen niet heefc.

Men heeft'er driederlei flagh van zulke watergewaffen, die met recht bezienswaerdigh zijn.

Daer groeic in de poelen'en rivieren waterkroos , een aengenaem en gree-tigh voetfel voord'enden, die de Sinefen aldaer overvloedelijk veel houden.

Daer groeit ook in de ftilftaende wateren en rivieren potamogeyton,of fonteyn-kruic, en water- weegbree, die tongen keel, in het kauwen, door zijn hitte, brant en fehrooke.

Vrucht Langzap.

Alhoewel men in Indien zeer vele treffelijke vruchten het geheel jaer deur heeft, zoo komt deze vrucht, die by de Maleyers Langzap, by de Javanen Kakajan, en by d'onzen en Portugefen gebroken Lanjen genoemt vort, alleenlijk eenmacl dies jaers, in Sprokkelmaent, uic.

De boomen, daer aen deze vruchten , mec groote menighte en zeercier-lijk by troflen,als druiven, hangen,zijn groot en breec, en hebben een zeer fchoon geway en bleek-groene bla-den,als laurier-bladen.ofalsdie van de kaftanie-boomen : hoewel niet ge-fchaert noch gehakkelt.

N T - R E - I Z E; J #

De vruchren hebben van buiten eene wekeen geele fchil, als onze perfi« ken : die een witte en fcherpe vochc uirgeeft. Zy zijn van gedaente als onze geele pruimen: maer een weinigh root, en van binnen witachtigh, met ribbetjes onderfcheiden.

Het binnenfte mergh of vleefch fmaekt zuur of wijnachtigh, en als aelbeffen; doch wat tzämentrekken-de: maer zoo liefelijk, dat men zieh naulix verzaden kan. Zy zijn doorgaens by alle d'inwoonders beroemf, dewijl zy de hitte der koortfe gemee* nehjk temperen.

Gemeenelijk zijn van binnen twee of.dnepitjes, daer men den aen was moet afzuigen, om te nuttigen: maer de fchel is bitter en ondeugend: gelijk ookdefteentjes.

De vruchten komen van een klein geelachtigh knopje voorr, dac na hec bloeien de vrucht voortbrengt.

Dit Ooft groeit overvloedelijk op het eilanc Amboina, en inzonderheit op Gilolo: daer de ftapel is. Gelijk die by mijnen tijtaldaer met groote menighte aen de merkt gebraght wierden.

Een ander flagh van vruchren groeit opjava ontrent Batavia, dieby de Maleyers Boa Rampi, en byde Javanen Kapundung genoemt wordenen alleenlijk in d'uitterlijke gedaente van d'andere verfchillen; maer zy hebben beide een en dezelve fmake cn krachten. Waerom dezel ve bfequamehjk Ja-vaenfe Lanfcn zouden *kunnen genoemc worden. u ±i

De rijpe Ooghft dezer vruchten is in Wijnmaent ,en worden uit het lant den inwoonders op Baravia toegebraght.

0 « v Purpere pruimen.

De purpere pruimen worden alzoo by d'onzen ,na hunne kleure,genoemt; maer by de Javanen Gapak, en byde Maleyess Boka Gohok. Zy waflen aen boomen, die niet zeer groot z i jn , en hangen mec grore menigte aen de takken. Zy zijn van groore als kroos-jes, van buiten purperachtigh, en van binnen witachtigh, met een rode fteen. De fmaek is wiltachtigh,en vry wat za-mentrekkend.

Ii 3 7ami

Page 385: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

2 f 4 l G E D E N K W

Jambulang of Krieken.

De vrucht Jambulang is een oofe als onze krieken: waerom de Hollanders haer ook dien naem gegeven hebben: maer de Javanen noemen dezelv e © « ^ , ende Maleyers Kriango. Doch zy is den krieken meer van ver-ru we,als van gedaente en vorm gelijk: wantzyis langwerpigh. De fmaek is ook vry wilder en wrang, en niet veel aengenamer als die van de groote fleen: wanneer zy in het laeft van den herfft eens of meermacl berijpt zijn. De boomen, daer aen deze vruchten groeien, waflen ook veel hooger als een krieken-boom,enfprciden hunne takken wijd en zijd uir. Het bladt is donker groen, en aen de fteel fmal, en achter breeder-, en niet fpits aen het eind, en wordt ter wederzyde met rib-ben doorloopen. *

De bloem of bloeifel beftaet uit root-achtige blaetjes : daer vezeltjes uit-fpr uiren.

Deze vrucht wordt in Herfft - en Wijnmaent met hele bennetjes te Batavia ter markt gebraght, en zeer goet koop gekocht. Zy wort zeer goet voor den rooden loop en het bort gehouden.

Enkeldeen dubbelde Schoen-bloem,of Fuh de Sapato.

D'enkeldeSchoenbloem wordt by de Portugefen in een zelven zin, Fulo de Sapato, datis, bloem des fchoens, genoemt:uit oorzakedie tot het zwart maken, of bruineren der fehoenen, zeer treffelijk is: want de bloem,gekauwt, geeft een zwart zap van zieh.

Daer is tweederlei flagh, die men in cen manneken cn wijf ken zou kunnen onderfcheiden, even als onze peo-ni-bloemen.

U i t de bloem, die donkerroot, en yan fatfoen als onze gemeene rooze is, wafteen geele fteel, die boren zeer aerdigh met een kroontje, met geele pluisjes, bezet is. De bladen zijn fchoon groen engetant of gehakkelt, als de bernde netelen: daer een gee-ftigh knopje,vol ribbetjes,\titfpruit. die zieh open doen, cn den bloem tc voorfchijn brengen.

De fmaek der bloemen is tzamen-

A E R D I G E trekkend : en dienvolgens kout van temper. Men trekt'er, door kracht des vuurs, een water uic, dat dienftigh in heetc koortfen is, en voor het voor-hoofegeflagen worc, omdenflaep te verwekken.

Daer is noch een derde geflaght van deze bloemen,die enkelde bladen, en een izabelle of lijfverwige kleure hebben. Deze bloemen waflen aen heefters, die hooger als onzeeglen-tiers opfchieten. De takken fpreiden zieh wij ten breet u i t , en worden rot heggen gebruikt, enom de lufthuizen geleie. Men maekt'er ook manden van.

D'inwoonders waflen *e hooft met hec afzietfel van de bladen. De bladen, mec azijn ingenomen, houden zy gocc voor den buikloop: als ook voor gekneuft vleefch,dat dodr ftooten ver-plettertis, wanneer die gckneuft op degequetfte plaetfe geleit worden.

Dit gewas groeic geerne in de ver* dubbeling van de zon, en hitte: waer* om het ook veeltijts tegen de muuren, daer d'Oofter zon vlak op fchijnc, geplant wordt: als in Europe tegen het Zuidewort gedaen, wanneer men de Zon van noodeheefc, tot zoodanige boomen en planten, die ons uic warme geweften toegebraght zijn.

Daer is ook een fchoenbloem met dubbelde bloememhoewelzy nergens in van elkandere verfchillen, als in de gedaente der bladen, en het kroontje, dat in de midden ftaet. De kleure van beide is robijn root, en gloeic zoo uic-nemend, datzy met gene verruwe af tc malen is.

BloemDukol.

Deze bloem wordt by de Javanen Duhly by de Maleyers Bale Adap, en byde Portugefen Fulo dt Te^o, dat is, Put*bloem, genoemt. Hy waft overal in dikke heggen en hagen, aen een heefter van twalef of dertien voeten hoogh, en heeft boven in den top een bladt zoo wit als fneeu w, dat gemenelijk recht over eind ftaet: daer de fchone oran je ver wige bloemen zieh om en tegen aen vertoonen en flikkeren, die by trosjesaen malkanderen zitten.

De bladen zijn donker groen, tact een witte aeder in het midden.

Wring*

Page 386: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E .

Wring-pruimen.

en L A N T - R E I Z E ; als een roos -t maer zonder takken en vol nbbetjes.

De vrucht, byde Maleyers Boenga Tanjong, by de) avanen Kombang, by de Sinefen Kauky, en by d'onzen Wringpruimen genoemt , waft aen eenen zeerhoogen boom, met gekron-keldc bladen. Hy heeft kleine Inf ver-wige bloemtjes, die des morgens open ftaen, en een wonderfchoone en liefe-lijke reuk van zieh geven j maerflui-ten zieh, tegen zonnen opgang, weder dicht roe.

De vrucht is naulix zoo groot als een hazelnoot en van een zelffte fatfoen : eerft groenachtigh en daer na bleekroot en oranjeachtigh. Her vleefch, of het geeneeetbaer is, zit van buiten aen een bruinen fteen, is oranje-verwigh, en fmaekt onaengenaem en wrang. Waer om deez boom meer, om zijn cierlijk geway en welriek*»-den aert van bloemen, in de hoven geplant wort, alsom de aengenaemheit van;zijne vruchten, die by ons volk niet zeer begeert worden.

De vrucht, by d'Indianen Karam-bolas en ook Kamozia, Karabelli, Chamarah en Bolunbach genoemt, groeit in Indien op verfcheide plaetfen, aen eenen boom, die teder van ftam, takken en bladen is. Hy komt uit zijn zaet voort, en fchiet zoo hoog op, als een kerlle-boom , en krijght bleek-blaeuwe bloemen, daer uit de vruchten voortkomen , die in ' t eerft groen, en daerna geel en deurluchtig worden, en hebben de gedaente van een pompoen ; maer vallen kantigh.

Zommige dezer boomen geven ("het geen wonder Is) vruchten van zoo liefelijk en verquikkende fmaek, dat niet aengenaemers kan gefmaekt worden. Andere zijn wederorrT zoo zuur en wrang, dat zy niet alleen den mont} maer de kele toetrekken, als of zy den menfeh wilden verftikken en van het leven berooven. Wanneer j men dezelve doorfnijt,vertoonen zy de gedaente van cen fterre, met vi j f j hoeken, van binnen. n j

De bladen van dezen boom zijn fchoon groen van kleur, met blaetjes j

Boea Bidara of CMaJfam, of St eek-pruimen.

De boom van de vruchten,die by de Maleyers en Javanen Boea Bidara, by de Sinefen en Portugefen Maffam , en by d'onzen Steekpruimen, van wegen haer ftekelige en doornige takjes, ge* noemt worden, fchiet met zijn loof en takken höoger, als onze krieken - of kernen-boom op , en heeft asgraeuwe bladen, daer drie aederen doorloopen. Hy heefc kleine takjes, omenom met fcherpe doorntjes bezet, die men ten eerften qualijk kan zien, en derhalven den onvoorzichtigen, in her afpluk-ken der vruchten, Jichtehjk quetfen.

Deze boom draeght het gantfeh jaer door vruchten, en zoo overvloedelijk, dat de teere takjes gantfeh ne-derbuigen: dies men zieh met reche over de zeltzame vruchtbaerheit van

| dezen boom ce verwonderen heeft. De vruchten hebben de groote van

eene hazelnoot, zijn donker-groen-achtigh. Het vleefch is van binnen wir, daer een lijfverwigh fteentje in zit. Zy komen voort uit kleine geelachtige fterswijze bloemtjes, met vijf blaetjes, daer ook vi jf vezeltjes of ftijlen tuffchen ftaen. ^

Men eet deze vruchten gemenelijk raeu uit de vuift. De fmake is liefelijk zuur, en wat tzamentrekkend. Zy verdrijft de hitte en .dorft.

Deze boom groeit buiten Batavia in' t wil t : maer d'cmze hebben dien, om de aengename fmake van zijne vruchten, voor eenige weinige jaren, buiten en binnen de ftad, in de hoven en tuinen beginnen te planten. "

J avaenfe Rapen.

D'onzen hebben dit gewas, dewijl hec als onze rapen,onder d'aerde waft, den naem van Javaenfe rapen gegeven, die de Javanen en Maleyers Gadang noemen. Zy waflen knobbeligh, by na als artizjokken onder d'aerde, en zijn byna van groote als onze hierlant-fe rapen : hoewel zy in fatfoen, fmaek en vleefch, daer van verfchillen. Hec bladt of lof is donker groen mer wit-

ach-

Page 387: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

r$S G E D E N K W A E R D I G E achtige aedertjes: daer boven een tak- der vrouwen, en verdrijft de barens je,vol purpere bloemtjes, uitgroeit.

Men houdt deze rapen geen quaet voetfel te gezen : als zy wel toege-maekt z i jn , en matigh, of niet ved, gebruikt worden.

Vuivels-bfoot of Taddeftoelen.

Men heeft'er verfcheiden flagh van duivels broodtof padde ftoelen, die de Maleyers Kniet, en de Javanen Ja-tnornoemen. Zommige zijnros: an-dere bleekgroen: en andere zoo bros, dat zy in het aenraken breken. Zy groeien, zonder zaet, van de vochtig-heit. Zommige wprden, gelijk ook hier te lande , voor eene lekkernye gehouden, en met wijn en zuiker toe-gemaekc: want anders hebben zy eene vieze reuk en fmaek.

Indiaenfche Safraenoi Borbort.

Het gewas, wiens wortel de Iava-nen Bobori^n de Portugefen Safran di Terra, dat is, Saffraen onder d'aerd, d'Arabieren Kurkumen d'Europifche arrzenop Latijn Radix Curcuma, dat is, wortel van Kurkuma , noemen, heeft bladen als die van de witte nies-worrel. Zy zijn dik , breet en groot: hoewel glaten vol aederen. Hetheeft een dikken Äengel, en fchiet redelijk hoogh op. De bloem is fchoon pur-per. De wortel is byna als die van het kruit Gentiane.

Na de bloemen volgen ftekelige vruchten , als kaftanien met de bol-fters. Dope vruchten vertoonen een ront zaet, van fatfoen als erweten.

De wortel verfc laff raen geel: waerom die ook by eenige fchrijvers Indifche Safraen genoemt wort.

De Maleyers gebruiken dezen wortel niet alleenlijk onder d'artzenye-middelen: maer kooken die ook te geli jk met vifch en vleefch, om geur en gezontheits halve. Ook wordt die tot vifch of vleefch, of iet anders, als toe-fpijze gebruikt.

Hetis het alderuitftekenfte genees-middel voor verftoppinge der ingewanden, te weten, van le ver, long en milt :en verdrijft de graveel-pijn,fteen

noot. Voor al is het een byzonder en eigen geneesmiddel indegeluwe. In 't kort gezeit: deze wortel magh met recht onder d'openende geneesmid-dclen de voornaemfte plaetfe beklee-den: want het opent allcverftopthe-den, en doet het water loozen.

Deze wortel komt ook in zekere zalf, die de Javanen met een zelven naem Bor bori noemen : daer mede zy, zoo vrouwen als mannen, het gantfeh lichaem befmeeren.

Het zaet, in hoender- of weren-zap gekookr, isook dienftigh in de voor-gemelde gebreken , en geeft goet voetfel.

Indiaenfch 1iöom* huis-look.

De Indiaenfche boom-huis-look groeit op Iava niet in d'aerde : maer op de Mangas-boomen,en op zekeren Indiaenfchen eikenboom, Kyati by de Maleyers genoemt, daer aen her vaft zit, geh jk hierte lande de Maren-tak: hoewel op die boomen ook de Marentakken groeien.

Het gewas of heefter heeft langwerpige bladen, van fmaek als zuu-ring: maer veel dikker en zappiger: zoodanigh de bladen van ons gemeen huislook zijn.

Het heeft wonderlijke langwerpigh ronde wortelen : waer uit vezelen fehieten, die ook op ftenen of boomen vatten en vaft houden,en aldus waflen.

De bloem is klein, die van het Gui-gclgail-kriut gelijk: maer wit, aroma-tijk van reuk en citroenachtigh: waerom die by de Maleyers tegen de ziek-ten van zenuwen en herflenen gebruikt wort.

Een konferf van de bladen en bloe-men gemaekt, isook voor krampen het bort cen goet geneesmiddel.

De bloemen, in zuiker geleidt, zijn al zoo hertfterkend als die van bor-naesje.

Na den bloem volght een vrucht van een halve vingerlang, flijmerigh enlaf van fmaek : waer in zaet, zoo groot als geerft, beflooten leit.

Dit gewas ftaet, door eene verborgene kracht, alleverrottingenbeder

inde nieren en blaze, opent de ver-' vingtegen: waerom het terecht te-jftopte ftonden, helpt alle gebreken gen de gemeide feile ziekten, als een

tegen«

Page 388: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A N T R E I Z E. tegengift, by d'inwoonders gebruikcj de gedrooghde wortelen worr. De Maleytfe artzen houden geen krachtiger genees-middel,als dit gewas,tegen vergifcige wonden, die doorjavaenfepijlen, pooken, kritfen en aflagayen veroorzaekc zijn : wänt de Javanen, de wreetfte onder alle menfchen, vergiftigen hunne pijlen, poken en kritfen, met het bloec vän zeker vergifeigh hagedis, die d'onzen, na zijn geluit yGekko noemen.

Indiaenfche Veronica of Eerenpry's.

In de veldenen boflehen van lava groeit een kruit,/7"?r0»i*vzofeerenprijs by ons genoemt,meteen Witten bloem, dat de Maleyers en inwoonders van lava Oribat Matta noemen, het welk een geneesmiddel voor d'oogen bete-kent: dewijl deflelfs uitgedrukte zap goet voor loopende en omftekertde oogen is.

Het zelffte zap cn afzietfel van het gantfeh kruit geneeft de kuch,teering cn andere lantziekten.

Het heeft ook een pis afdrijvende kracht: waerom d'inwoonders het in de gebreken van nieten en blaze gebruiken : als ook in de zäetvloet, die uit een onzuiver byflapen ontftaen is.

Degeftoteofgekneufde bladen hee-len de zweeren van vöeten en fchee-nen, indien zy daer op geleidt worden : want zy droogen zeer treffehjk op: maer deze zweeren zijn, om de vochtige tejnper des klimaets, zeer zwaer te genezen.

Kolkds.

Kolkdsy alzoo by d'Arabieren en Mooren genoemt, is een gewas, dat dikke wortelen heefr, en breede, gro-tebladen, en roode troswijze vruch-ten,als het Arurri of Kalfc-voet voort-brengt.

Het heeft een vergiftigen aert: waer om de I avanen de wortelen, aen fchij-ven gefneden, drie of vier dagen in een loopend watet te weken leggeh: om de fli jmerige ftoffe, die het by zieh heefr,aftewaflen: want in deze flij-merigheit beftaet zijne vergiftige kracht;J Dan leggen zy de wortelen, nadie in een pers uitgeperft zijn, in de zon te droogen,en malen of Wrijveri

tot meel: daer dart kocken van gemaekt, en in plaetfe van rijs en broot gebruikt worden. De Maleyers en Sinefen berei-den en gebruiken de wortels op etri zelve wijze.

DeZe is dezelve wortel, die door denneerlaeghder Matäraenfche lava-nehzooberught wierdt,wanneer zy d'onzen des jäers zeftien honderr neigen en twintigh, in de ftad ofop hec kafteel Batavia, belegert haddemwant hy veroorzaekte onder hen in de Je-gers een doodelijken roden loop,wanneer zy door hongers-noor geperft Waren > dewijl al de rijs, die van de ftad Tengal na het leger mofte gevoert worden, door ons volk önderfchept en verbranc was. Dies waren zy ge-höotzaekr, met dezen wortel byna alleen, eenige weken , in den grootfteri hongers-noot, het l i j f re houden.

De Sinefen en Maleyers kooken dezen wortel ook : maer fnvjten hec eerfte köokfel wegh, en doen'er dari weer verfch water op, en eeten die dan mec eek, olie van kokos-nooren, en peper: gelijk hier ce lande de roode beetwortclen.

IndiaenfeBetoni'e-Boom.

D'IndiaenfcheBetonie-boom heefc geplekre of gevlakce bladen, als ons longe-kruic.

De bloemen waflen airswijze,die by na duizenc in eene air zijn , hebberi cen bleekachtige blaeuWe kleur, als de rosmarijn-bloenien hier re lande.

Het afzietfel van dit kruit is zeer dienftigh tegen het bloetfponwen, te-ring ende kugh, welke de Maleyers1

Sahit Haty 9 dac is gezeit, ziekte des herten, noemen: dewijl zy het herte, lever, longe, jade milt zelve, den naem van herte geven : en klagen , wanneer een van deze werktuigeri ontftelc is, dat zy Sakit Haty, dat is, pijne aen het herte, hebben.

D'Indiaerife vrouwen houden het uitgedrukte zap van die krüit voor een treffehjk tegengift tegen de fteken van flangen, fcorpioenen, en andere vergiftige beten.

Kfc 7»*

Page 389: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

M S G E D E N K W A E R D I G E

Indiaenfch gras.

Op Tava groeit allerlei flagh van gras. Onder andere cen, dat aen den top van de fteel vier kruis wijze airen heefc: maer bladen als hec gemeen gras.

Daer en boven groeit*er cen gras van een zelven flagh, mec zes of achc zoodanige airen, die klein zaet befloten houden.

De Maleytfe artzen gebruiken de wortels en het gantfeh gewas tegen denrooden loop, droppel- ofkoude-pis, zweeren en pijne der nieren en blaze, en om de maeneftonden der vrouwen tedoen komen.

Noch waft'er een ander flagh van gras, dat in den wortel alleen van het gemeen gras verfchilt, en drie of vier knobbelen voortbrengedie, gekau wc, eene fmaek als kruitnagelen hebben: maer zijn zoo heet niec.

Indiaenfch Monthout; of Langondi en Älkanna.

Het Indiaenfch monthout wort alzoo gevoeghlijk by d'onzen genoemt: dewijl de bloemen, bladen en takken volkamenclijk ons monthout verbeeiden : hoewel de bladen ecnighzins zoeter als monthout rieken. De bloem is ook, hoewel van een zelve geftalte,! verfcheide van kleure : want die van het indiaenfch monthout is blaeuach-tigh : maer die van het hierlanrfche is witter als fnceu. Maer de bezien van beide zijn zwart.

Met dir gewas komt over een, en is cen medefoorr, zeker heefter, die by d'Arabieren Alkanna cn Henne, en by de Perfianen Chinne genoemt wordt : maer het heefc kleinder bladen.

De bladen v^n^Alkanne zijn door gantfeh Indien in gebruik, om de fanden ,Uppen ,en inzonderheit de nagelen, rooc te verwen : hec welk voor een groote cicract onder de Moren gehouden wort. Deze verruwe worc in dezer wijzecoegemaekc. De bladen, op eenen fteen, met een marmere ftam-per, gewreven, worden in klaer water geweikt, met cen weinigh kalk: waer uic dan een roode verwe ontftaet:waer mec ook de Perfianen en Türken de feerten der peerden verwen,

De bladen,gekaeuwt, gfcveri eehlgfc prikkelingopde tonge: hoewel Zünder eenige uitftekendefcherpheic.

Beide deze heefters zijn byde Ma* leytfe vrouwen in zoo hooge achting en eere, dat de geen voor den godloo-ften menfeh van de werelc gehouden wort, d ie een igh quaet woort daer van zeit. De rijke vrouwen gebruiken de bladen in alle waffchingen van hare kinder-bedde, en in alle gebreken des lijfmocdcrs. Ja zy zeggen, dat meer is, dac zy d'outheic beletten. Maer in der daet hebben deze bladen, inzonderheit van Lagondi, groote krachten : want het afzietfel dezer bloemen, is wonder dienftigh tegen d'Indiaen-fche lamheic der leden, Beribery ge* noemc.

Het iseen zeer edel gewas,en groeit door gantfeh Indien. De Maleyers noemen die MonchoutXrfgW/'.

Indiaenfche boom Salle.

D*Indiaenfche boom Sdlie fchiet tot de hooghee van ewee mannen op, cn groeit ontrent Batavia zeer ovef-vlocdeli jk by heele boflehen: want zy fpreit wijd en zijd zijne wortelen uit,, even als het zoethoutin Europe: dies degenen,die deze Saite in de tuinen planten, naulix dezelve kunnen uit-roeien.

De bloemen zijn witachtigh blaeui en de bladen zeer lang, rieken liefelijk , en verftrekken eene fehaduwe tegen de hitte der zonne.

Indien dir boomgewas wel in de tuinen gequeckt cn gehanthavent wordt, zoo Iaet het veel van zijne wilt« heic af: hec welk gefchiec, met de wortelen en fcheuten op zekere tijden be* hoorlijk afte fnijden. Het is dan zoo goet in de fpijze, als de tamrae falie hier te lande: als ook tegen alle ziek-ten en quälen van de lijfmoeder en ze-nuwen. De Maleytfe vrouwen gebruiken het in hare gemeene ftovingen en waflehingen, met het Indiaenfche monthout of Langondi&n met den he-fter Daullontas genoemt.

De bloemen worden ook by onze artzen daer te lande ingeleit, enzijn zeer dienftigh tegen alle koudegebre-ken van herflenen en zenuwen, eri zetten ook het water af, en verftrek

ken

Page 390: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E cn L A ken dienvolgens een goet geneesmiddel voor de waterzucht.

Lange Salie groeit'er zeer weinigh; en ook niet veel rosmarijn , die met zoo groote zorge cegen de hitte der zonne moet bewaert worcjen , als hier tc lande des winters tegen de koude.

Indiaenfch Verbene of Tzerkruit.

Op lava groeit een Indiaenfch Ver-bene of Yzerkruit, dat onze verbene zeer gelijk is: maer d'airenzijn herder cn langer.

D'inwoonders, en ook d'onzen, na hunnen Ivoorgang cn lciTen«. gebruiken de geftoote bloemen, op zeere fcheenen: want zy droogen trcffelijk op: het welk in alle wonden vereifcht wordt, die inzonderheit op Batavia, om de hitte en warme temper des Juchts, zeer zwarelijk genezen worden.

Het uitgeperfle zap der bladen, tot cenlepel vol ingenomen, geneeft het kolijk, bloetgang, bort, en andere zo-danige gebreken, zonder onderfcheit, met ongemeen groot voordeel.

D'Indiaenfche vrouwen houden dit voor een heiligh kruit, en goet tegen alle toverycn.

Indiaenfe Duhels-melk.

Overal in de boflehen op Java, waft een wonderlijk flagh van E/ula of Duivels-melk. Di t gewas fchiet zeer hoogh op , en heeft dikwils een drie-kantigen ftam, ftronk of fteel,van een been dik.

Het is vol doornige buiten , die evenwel, dewijl zy week zijn, niet fteken. De bladen groeien hier en daer, en zijn de bladen van onze gemeene huislook zeer gelijk.

U i t d'ingefnede of gequetfte fteel druipt een melkachtigh goutgeel zap, als uit het gewas, Duivelsmelk genoemt. Dit geel zap is zeer bijtejid, cn bcvlekt klecrcn, ja aengezicht en oogen. .

U i t dit zap wort een extract of uit-trekfel gemaekt, dat tegen de waterzucht, lamheir, Indifche ziekte, Bert-bery\ en andere koude quälen, zeer dienftigh is : want het maekt fterken kamergan g,en zet het water kragtig af.

N T - R E I Z E. \si Dit gewas verfchilt niet in gedaen

te noch in wijze van waflen, van het geen,dat zekere geele traen of zap uit" geeft, die in d'Apteken gebroken GuttaGemoU, en by d'Indianen Lo~ nan Kambodja genoemt wort; dewijl her in het koningrijk van Kambodja waft.

'Peerl-krttit.

• Daer waft ook een kruit, by ons pccrl-kruit,en intLar i jn Milium So* /«•genoemt, dac vanhethierlantfc in bloem, fteel en bladen niet veel verfchilt. Maer de vruchc is veel grooter, cn zoo hare als fteen , die van binnen een eetbaer meel begrijpt. Het wort opPortugces Tervada Rofärios, dat is, kruit der Rozenkranflen, genoemt: dewijl, ten tijde der Portugefen, d'ar-me Maleytfe vrouwen en flavinnen van die vruchten hare rozen-kranflen of paternofters maekten. Zy gebruik-ten dezelve ook in plaetfevan hals-ke-tenen, alsrijke vrouwen goude kete-nen.

Het kruit en zijne vruchten is dienftigh tegen de gebreken van nieren cn blaze,

• Boa Kamhaof Indifche peeren,

De vrucht Boa Kamba of Kamm by de Javanen, en Boa Binfil by de Ma-\eycxs,enLetßfe by deSinefen geheten, noemen d'onzen Indifche peeren, van wegen hare gelijkeriis en groote, die zy met de hierlantfe peeren hebben.

De rijpe zijn bleekgroen , met zwartachtige vlakjes of plekjes, zijn van binnen niet vol als onze peeren: maer al hec goet, dat'er aen is, zit tegen de buitenfte fchil aen; zoo datzy van binnen een holligheit met cenigh blaeu zaet hebben.

Men ziet deze vruchren weinigh in de hoven van Batavia : dewijl zy niet zeer aengenaem maer wrang van fmaek zijn: hoewel luftigh in het oogh.

De voornaemfte ooghft dezer vruchten is in Sprokkelmaent : als wanneer zy te Batavia,mer groote menighte, op de merkt gebraght worden.

De boom, daer aen deze vruchc groeit, fchiet zeer hoogh op, cn heefc z e c r grof en bros houten bladen.

& K k * RAnu

Page 391: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

i t f r j G E D E N

Ramhußan of Rampoßan.

Onder eenige weinige vruchten, die zonder bloem of bloeifel, uic een knopje , haer wafdom hebben of voorckomen, heefc deze vrucht,Ramhußan of Rampoßan by de Maleyers

jgenoemt, mede hare plaetfe: want zy leomt uit een klein groen knopje voort.

Zy waflen aen een hoogen boom, als onze kerffe-boom, en hangen met hecle bosjes by malkanderen aen zeer dünne , lange cn teere takjes, cn fchijnen van verre aen te zien, als kaftanien, wanneer die noch aen hare eige bolfters aen de boomen hangen,en zijn heel purperverwigh. Zy hebben van binnen een kleine zuure ftoffe,die men van den fteen afzuight,om tc nuttigen, en zeer liefelijk en zerpzuur van fmaek

K W E E R D I G E I men: hoewel zoo zuur niet. In het eerft zijn zy van buiten groen, en worden daer na geel, met oranje kleur vermengt. Het binnenfte is ook geel van kleur.

D'inboorlingen leggen deze vruchten met menighte in zout ofpckel , en gebruiken dezelve voor eene Ickkere toefpijze, als in Europe d'oly ven. Z y zijn niet onfmakelijk-, maer vallen wac hairiger als de vruchten Mangas.

Japanft bloem.

De Japanfe bloem ,en in een zelven zin op Portugeefch Fule de Japan, op Malcyts Boenga Japan,cn op Sineefch guiboa genoemt, groeit geerne op*' fchaduwachtige plaetfen, aen een ftronkje van cen voet of anderhalve hoogh. Zommige ftronken hebben witre, andere lijfverwige of purpere bloemen ,als hiertelandede ftokroo-

wen,wanneer deze vruchten rijp zijn, zen,dieuit lange cn fmalachtige leet-hoe de dünne en tedere takjes buigen, jes, tuflehen de bladen, te voorfchijn door de minfte der vruchten. komen, en laten «ich zeer cierlijk,

De voornaemfte tijt van rijpen is in boven malkanderen zien. Wanneer Sprokkelmaent, wanneer zy met gro- de blaetjes van d'onderfte bloemen

is. Het is zeer vermakelijk t'aenfehou-

te menighte tot Batavia op de merkt gebraght en verkoght worden.

Noch is'er een ander flagh van deze vruchten, die Rambußau of Rampoßan Kafry, dat gehairde Kaffers-vrucht gezeitis, genoemt worden: uic oorzake de buitenfte bolfter met zwarte takken bezet is, en het aenzien heeft, als het hooft-hair van eenen Moors-ofMoorjaens-kop. De takjes, daer deze vruchten aen zitten , zijn zoolang niet, als de voorige purper-achtige vruchten.

En alhpewel deze vruchten in uit-terlijke gedaente zeer veel van clkan-dere verfchillen, zoo zijnze nochtans van binnen eveneens van fmake, en zonder groot onderfcheit.

Romani of Satarra, anders Gandaria

De vruchten ,by de Maleyers Satarra , by de Javanen Gandaria, en by de Portugefen Romani genoemt, zijn even als onze geele pruimen van gedaente : maer ruim zoo groot. Z i j n van binnen de vruchten Mangas niet ongelijk, en fmaken gelijk de Batßan of ftinkers, gelijk d'onzen die noc-

verflenft zijn, dan komen weer andere boven uic: waer door men altijt bloemen heefc. Aen de fteel, daer de blaetjes zijn afgevallen, groeit een knopje, daer zwart zaet in is , zoo fijn als ra-baks-zaet. Die gewas kome ook zeer gcwilligh, zonder wortel, roorc: wanneer men flechts een takje in d'aerde fteekt.

Men heeft van deze bloemen mijns wetens,anders niet als het vermaek, dat men in het aenfehouwen daer van neemt.

Boom Patty.

De boom Tatty,by de Maleyers en Javanen genoemt, waft veel ontrent Batavia in verfcheide hoven, en wort by d'inwoonders, om zijn takken en fchoon geway en loof, daer men voor de hitte der zon onder fchuilen kan, hoogh geacht.

Hy groeit ontrent tot de hooghte van eenen appclboom,en heeft dünne takken: aen welker einde de vruchten, aen fteelen van ontrent een fpan läng» bydrien tzamenhangen,die wilt,za-mentrekkend, wrang en onaenge-

l naem

Page 392: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A naem van fmake zi jn: dies zy, mijns wercns, van niemant gebruikt worden. De vruchten zijn gckartelt als de pijn-appelen, daer van binnen eenigh zaet inzir.

De bladen zijn fchoon groen van kleure, cn ftaen zeer dicht en net aen malkandere, dat een wonder fraei en luftigh gezight geeft.

Goutsbloemen.

Debloemen,die d'onfen goutsbloc-men noemen, worden alzoo meer om de kleur als gelijkenis geheten. Het blat is donker groen , als dat van den appclboom: maer wat kleinder.

Boven* aen de takjes groeien verfcheide lange orarrje knopjes, die aen het eind met vier hoogh gekletirde oranje-blaetjes open gaen, en met hun brandende kleure ieders oogen na zieh trekken: waerom zy ook van de liefhebbers in de hoven opgequeekt cn onderhoüden worden, zonder zy, mijns weten, ergens toe goet of quaet zijn.

Jager-boom.

De Jagerboom is een (bort cn geflagt van wilde palmboomen,en heeft eenen ftam, die met een graeuwen fchors bedekt, en rontom als vol ringen is.

De bladen hangen zeer cierlijk aen lange geelachtige fteelen, en zijn fchoon groen van kleur. D'onderfte, als die out worden,hangen ncerwaerts, cn worden geel in het verdorren. Anders is deze boom zeer aengenaem in 'toogh.

De vrucht van dezen boom is veel kleinder, als de kleinfte kokosnpot, en heeft gene andere nuttigheit noch gebruik, als dat d'inwoonders daer fyroop en zuiker uit trekken, die zy het geheel lant door vervoeren, en daer mee grooten handel drijven.

Het hout van den ftam desbooms is onvcrgangkelijk, als het onder een dicht dak wel bewaert wordt. Het, is zoo hert, datmen het niet houwen, boorenof zagen kan,en laet fleh niet anders, als met een klein beiteltjecn een houte moker bearbeiden en Icheiden : daer mee wordt' er een gat in gehakt, in plaetfe van booren,om een houte pen daer in te drijven. Zommi-

N T - R E l Z ß . a f f i ge Indianen maken van de gaefftc af« fcheutfels boogen, die zeer taei en fterk zijn. De binefenop Batavia maken van de rakken of bladen, waeiers, diezy daghelix gebruiken, om in de hitte derzonne het aengezicht te ver-koclcn.

De Malabaren gebruiken de bladen , (die zy Olen noemen) om op^, te fchrijven, gelijkmcn hier te lande' op papier, van doek gemaekt, fchrijft. Zeer aertigh weten zy deze bladen of olen toe re ftellen, inzonderheit wanneer zy aen iemant hunne meening, gelijk wy met brieven van papier, wil len laten weten. De bladen zijn ontrent drie vingeren brecr, en anderhalve eilen lang, en op het eene eind met cen gaerjedoorboort, daer een koort-je doorgeftoken wort,offl zoo vele bladen aen malkanderen terijgcn, alszy tot het ontwerp van hun fchrijven van noode hebben Het fchrijven gefchiet met een yzere priem of ftijler, daer mee zy de bovenfte gront of vlakte der bladen zeer bchendigh weten te door-fnijden;, om de letters in te drukken, die noit uitgaen. Dit weten zy meeftendeel by 'c gevoel te doen, zonder het gezicht daer by zoo geftadightc moeten hebben, als wy by hetfehrij* ven.

De bladen mögen zeer lang duu> ren, en vergaen zelf in het watcr niet lichtelijk. lkheb verfcheide brieven van verfcheide Grooten, aen de Malabaerfe kuft, op zoodanige Olen of bladen gefchreven, ontfangen.

U i t deze boom wordt ook een zap getijfcrt of getapt, als uit de kokos-boom, dat zoet is , als het gekookt wort , cn fmaekt dan, als mos, en kan iemant dronken maken. Maer meer wordt daer zuiker van gekookt. Het wort anders, ongekookt, voort zuur.

Deze Jager-boom is onder zoo vele geflaghten van palmboomen,als'er in Indien gevonden worden, geen van de minfte : dien d'inwoonders ook, om zijn menighvuldigh gebruik, zeer zorghvuldigh voortplanten en aen-queken, inzonderheit op het eilandt Zeylon en Jafnapatnam,daer men hele boflehaedjen van deze boomen ziet.

Kk 3 Boom

Page 393: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

G E D E N K W A E R D I G E i van ongepelde of ongedorfchte rijs,

Boommvrucht Billingbing oiBl'm-hing.

In en ontrent Batavia groeit een boom,dic uirtcrlijk van aenzien en op-flaghwonderlijk is,en zeer cierlijkeen fraeie bladen heeft, die alle naer om laegh hangen.

Ui t den ftam, die dik is, enuitde, takken,fpruiten kleine takjes vol groene knopjes, daer welriekende, roode bloempjes, als kleine lelien ,uit voort-komen : waer na de vruchten volgen, die by trosjes daer aen hangen, en van groote en fatfoen als kleine komkom-mers.of agorkjes, en zoo dik als een duim,en een vinger lang zijn. Zy hebben een groene fchil , en van binnen eenigh zaet, als dat van de konkom-mers: maer wat ronder. Deze vrucht wort by de Maleyers en Javanen Billingbing of BUngbing genoemr.

Deze boom doet wonderlijke wer-king: want men berooft hem niet alleenlijk van zijne welriekende bloemtjes en fmakelijke vruchten: maer de bladen cn baften worden hem mede ontnomen en tot genezing van 's menfchen krankheden en oqderhouding van gezontheic gebruikt.

H y is onder de boomen , als'het fchaep onder de beeften. Hctis niet genoegh, dat hy ecns zijne vruchten geeft; maer zy villcn en fnijden hem daer en boven de baft tot aen den wortel toe, op zommige plaetfen, van den ftam. Alduszcudebootngehak-kelten gefchonden blijven ftaen, by aldien de milde natuur hem niec had verzien met bloemen cn vruchren,die den geheelen ftam, en hetdikftevan de takjes, zoodanigh bezetten, als of zy, door kunft, met feftoenen waeren behangen.

De vrucht is zeer zappigh, verkoe-lend enongemeen feherp-zuur ofam-per van fmaek: waerom hy uit de hant niet raeuw kan gegeten worden} maer

*Pady genoemt, in heece en geduurige koortfen. Zy ftile ook wonderwel de dorft.

Iets wondedijks heefc deze vrucht, want niettegenftaende zy ongemeen zuur is, zoo verdrijfc zy evenwel de zuurigheit of amperheit , indien iemant, door het eeten van d'eene of andere vrucht, de tanden eggerigh en ftomp worden, zoo dra men dezelve proeft.

Indiaenfche Hontstonge.

Het kruit hontstonge, alzoo van wege zijne geftalte en gelijkenis mec eene hontstong geheten, wordt by de Maleyers Sudu-dudu, by de Javanen Suroe, cn by de Sinefen Kautju genoemt.

De ftronk is onder heel dik en boven dun. Wanneer men de bladen af-trekt, zoo zietmen uir den ftam eene melkachtige vochtigheit druipen , op cen zelve wijze , als uit onze melkdif-telen. Deze vocht is goet voor pijne in d'ooren, wanneer men een druppel of twee in dezelve laec druipen.

Men ziec die gewas in weinigh tuinen j macemeeft in 't wilc groeien: uic oorzake hec by d'inwoonders in de geneeskunft alleenlijk gebruikc wort.

Bitter-groen.

Het gewas of rang bitter groen, wort alzoo by d'onzen, van wegen zijne bittere fmake, genoemc.

Het waft in en buiten Baravia in verfcheide hoven, en klimt tot in den top van de naefte opflagh, daer het aen-raekc, op een zelve wi jze , als de rank,gewas of loof van de komkom-mers maer de bladen zijn hakkeiiger en fpits'er.

Het heeft eene vrucht als eene kommer , die geelachtigh, en vol groene ftreepjes enftipjesis, met een dikach-tige fchil, die van binnen geelachtigh

geefe in dej fpijze een aengename rinfe (is, daer een roode kern en holte in leit. fmaek, en laet haer wel met zuiker inieggen en konfijten.

Uic het zap worc daer te lande, by onze artzen, ook een fyroop gekooke, tegen de heete ongetempertheit des levers cn brandt des bloets. Men gebruikt die fyroop ook in het kookfel

In hare rijpheit ifte met oranje-kleut gemarmert.

Deze vrucht wort by ons volk wei» nigh, om hare bitterheit en onaenge-name fmake, geacht. Maer d'inwoonders weten dezelve toe te maken in hunne faufle, diezy Karry noemen, en

mec

Page 394: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 395: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 396: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 397: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 398: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

t E 1 cn L A f - k E 1 1 ß . met rijfr, tot eene klömp mer de handen t'zamen geduwt, in den möht Hin-geren.

De wortel en bladen gebruiktmen aldaer in hetbier, dat met zuiker zoet gemaekt wort, om de Walghachtige bitterheit te verdrijven, en om des te langer goet te houden: wartt dari kan het wel twee öf drie dagert dUuren: wanneer het kookend in fieffchen Wordt afgetapt: artderfints is het ter-ftont zuur.

^Urions.

Nergeris in gantfeh Indien wordt eenigh ooft gevönden, dat de wonder-bare kracht en liefchjkheic van dit ooft tc boven gaet. De reuke van deze vrucht is,als die van de verrotte ui-jen, en zoodanigh, dat zy eehen iegelijk, dien haer ortbekent is, öniuftigh maekt om het aengenaem pit aen te raken, veel weiniger, dat men genegentheit zoüde krijgen, om dezelve te eeten. Maer wanneer men de zoetheit van de fmake öp de tonge beginr te proeven, dan kan men zieh qualijk daer van verzaden.

De boomen, daer deze vruchten aen groeien, i i j n krom, en quaet om te beklimmen, völ takken, en hebben herde bladen, van een halve fpan lang, voor fpits, cn veeltijts äende buiten Zijde graeü, en aen de binnen zyde fchoon groen, Zy ftaen gelijk met de hooghfte boomen m Europe, en gehj k onzebeukeboomen byd'eiken.

De vruchten Duridns hangen by trollen aeh dedikte van de takken, om hare zWaerte, die d'fcnden van de dun -ne fcheurjes niet zouden kunnert dragen. Zy komen uit een groene knop voort, dieallengskcns groöter wordt, en eindelijk open barft, daer uit dan een bloem of bloeifem van ifabelle kleur te voorfchijn komt, die van büi-fen herde fchillen en vette bladen heeft. Deze bloem brengt een ftekd-lige vrucht, ontrenr zoo groot als een rneloenvoort,metecnbolftervänbtu-ten zeer ftekcligh,als de vrucht Jaka: en deswegen quaet om aente taften. Zy is in 't eerft groen en daer na geelachtigh. Ieder heeft van binnen vier huisjesoflaetjes,daerdezoeteeetbare Vrucht in een fteen of pit in zit, als die Van cen perfik, en zoo groot als een ka-

! ftariie, met witachtigh hiergh vänbin nen.

Van Wegen de ftekeligc bolfterdei zer vrucht,traptmen die eerft, als mert dezelve wil eeten, zoerjes met de voet plat of in ftukken , om zieh niet tts bezeetert.

De Duridns hebben anders geen gebruik, als om raeu t eeten, ertzijnde gtzontfte vruchten van Indien, indiert matigh gebruikt worden. Maer te; veel gebruikt, bntfteken hec bloet door hare drooge hitte, en maken pui-fteh in hfet aengezight. Zy fchijnen vyandtfehap met de betel te hebben: wäntals zydaer by körnen, verrotten zy, en willen niec groeien.

Deze vruchr worein drie maenden rijp. Haer voornaemfte ooghft is in Wijh-cn Slachtmaent: hoewel ik die ook te Batavia op de merkt ih Ooghft-maenc rijp gevonden heb. Ancers heefemeri dezelve hec gantfeh jaer door: doch zooöverVloedigh nier.

Zy groeit veel ontrent Bantam: vart waer die*na Bätavia wordt gebraghe. Ik heb dezelve vrught allcreerft gevonden op hec lant van Kriftiaen Kart-delaers, aen de groote rivier gelegen, die door de ftad Batavia vloeit. Merl vindtfe ook op andere plaetfen meer: dies deze vrught äldaer zoo wel, als te Bantam, wafteh wil. Maer zy groeit nergens beter als ontrent Malakka, daer men ze öngfemeert groot cn fchoon vint.

Peper.

De peper, van de Maleyers Lada of Laden ,en van de Javanen tjvlaritfia genoemt, waft aen zwakkeenkronke-lige rankjes, die vol knopjes zijn, en eveneens als klimop of hop, by boomen, ftokken, ftutieJsen ftaken,daer zy neffens gepoot worden, om vaft te houdenenopteklimmen. Ja zommigen groeien tot boven in de hooghfte boomen , en dalen en hangen, wanneer zy niet hooger kunnen, met de toppen en einden weer neerWaerts.

Aen de fteeltjes van deze ranken groeit de peper by trosjes, bosjes of risjes, die daer dikwils zoo vol aen zitten, datmen de bladert qualijk onder-fcheidenkan.

Debladen,dieukdcknopjesvan de rankgfl

Page 399: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

G E D E N K W A E R D I G E ranken fpruiten, zijn groen, en meeft met nbben in de lengte doorloopen, byna als de bladen van kaneel, Ipits-achrigh, en aen de linke zyde met ! groenerimpelrjesbezet, en zommige meer als een hant breec, lang bitt er- ; achtigh van fmaek, en heet op de tong.

Na de bladen komen fteeltjes te voorfchijn, als eerft aen de hazelaer, metpluisjes, en eindelijk groeien be-zien,alsdie van d'aelbez:en;maer mec langer boflen. In hec rijpen worden deze bezieh zwarr.

De peper is onder de fpeceryen een van degrootften handel in Ooftindi-en, en brengt de Maecfchappy groor voordeel toe.

De befte peper waft längs de kuft van Malabaer , ontrent de (lad Koylang: alwaer ik den zelven met meenighte voor de Maetlchappye hebin-gekochr.

De peper worc geplant op een vrughtbaren en vochtigen gront, en geeft binnen het jaer vruchten. Zijn voornaemften oogft is aldaer in wintre-en Loumaent,doch op andere plaetfen vroeger of laeter,nahetklimaet is.

ü p het eilant Java worr hy in Wijn-maent rijp, en in Slacht - en Wmter-maent gezamelt.

De peper wordt groen geplukt, en op marten in de zon gedrooght, en wort dan zwart.

Daer na befluiten zy die in baeltjes van tachentigh en tnegentigh ponden, zoo vele een man kan dragen, en brengen die ter plaetfe, daer men den ont-fang heerc.

De befte peper is van binnen wic,vaft en fcherp, en daerom waerdiger en dierder. Daer is ook lange peper.

De peper wort in Indien ook groen ingeleit, encocfpijzegebruikt, om te verwermen.

De S gou-boom,indenevensgaen-de af beelding verroont,is op pag. 13 4. befchreven.

Wilde uyen.

De Portugefen hebben dezen bloem den naem van Sab ollasde Matte, dat is, wilde uyen, gegeven-, dewijl zijn worrel den bol van d'uyen niec qualijk gelijkt. Anders heefc hy geen gemeenfehap mec dat aertgewas. De Javanen en Maleyers noemen dien

Hakung,en de Sinefen Tankio. Deze bloemewaft in een tros, bo

ven op een dünnen ftengel, diezom-zijts meer als drie voeten hoogh op-fchiet. Zy komen uit een root knopje voort, zijn fchoon root en wi t , met purpere ftrepen doormengt, enmeer alseen hant lang.

Hec is een fchoone bloem, en wort overal in de tuinen op Batavia aenge-queekt. De reuke is ook niet onaen-genaem, inzonderheit des morgens,als dedau noch blank op de blaetjes leit.

De bladen van dit gtwas zijn meer als drie voeten lang, breiden zieh wijt uir, en loopen met kronkelende gol-ven fpits toe.

Patattes.

D'aertvruchten of(#prteIen,2W<*/-tes by de Portugefen, na den voor-gang der Brafihanen geheten, worden byde Maleyers Übt! ora, byde Javanen Ubiy en by de Sinefen Hantfoa genoemr.

Deze wortels waflen onder d'aerde aen ranken, die byna cen loof, als dat van de komkoramers hebben. Zommige ranken geven witte, en andere blaeuwebloeme,in vorm van klokjes.

De Sinefen planten deze wortelen of aert vruchten in develden om Batavia , op fmalle en lange velden, die aen wederzyden met voorens van wel-gemefte aerde opgegraven zijn. Te weten, de voorfte rop van den rank wort afgefneden ,enin d'aerde gefte-ken. Dan laetmen den zelven zoo weelderigh voortloopen, als hy kan. Daerna dektmen denzelven hier en daer, zomtijts een of meer voeten van malkanderen, metvette aerde : daer de rank dan zijne wortels onder uic fchiec, die in weinigh rijcs volwafien zijn, en zommige zoo dik worden als een arm, en meer als een voet lang.

Eenige zijn van buiren roor, die men te Baravia voor de befte houdt: doch zijn nergens na zoo goetnief,als in Brazil, inzonderheit aen Rio Sine Francisko : alwaer deze wortel van binnen en buiten root is.

Deze wortel verfchafc den onzen een goede toefpijze, by vifch en vleefch gekooke, en fmaekr zoo zoet als zuiker, en overtreft in aengenaem* heit van fmake, verre onzepinfterna-

kelen

Page 400: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A N T kelen of aertjizokken. Zy worden ookzomrijrs, met zout, wel raeu,of met olye enazijn, als falade, gegeten: maer zijn dan hert te.verduwen. Doch het is brter men dezelve in hete alfche doorwarmt,en week maektofbraet: alsdan fmaken Zy byna als kaftanien, en zijn gezont voor iemant, die loslij-vigheit heeft: het welk ons volk in In dien en meeft in alle landen, die onder de middellijn leggen, en hunne lange armen tot aen den zonnenftant uit-ftrekken, onderworpen is : waer toe deze aerdvrucht een gemeen gebruik heeft,en wort, om die quäle te genezen, dies wegen van alle volken j in beide Indien zorghvuldighlijk opge-queekt: waerom dezelve ook zeer goet koop Ziijn, en kan iemant voor een halve ftuiver zoo veel koopen, daer hy eene maeltijt mee doen kan.

Op het eilant St. Thomee werden deze wortels, in plaetfe van broot, gegeeten.

Men maekt ook een drank van dezen wortel aldus. Men kooke eerft groot deel van deze wortelen in een ketel met weinigh waters, en dicht toegcftoptjtotzy murruw zijn. Dan ftampe ofvr i j f t men die klein, en doet-ze in een vat met water, dat dan in in tweemael vier en twintigh uuren begint te giften en werken: als wanneer men het vat moet toeftoppen. Na het uitgewerkt is, wordt het zoo fterk als bier,en klaer en helder.

R E I Z E . i 6 i karty gerekent op een ponten Cen vier-endeel. Dies men met eenen wortel wel dertigh menfchen kan fpijzen en verzadigen.

De fmake iszoo liefelijk en aengenaem niet, als die van de patattes. Hy valt ook veel drooger, en kropt de keele, en ftopt den buik, en wort, om zijn grof voetfel, dat zwaer om te ver* doüwen is, by ons volk weinigh gegeeten. d'Inlanders evenwel houden veel van dezen wortel, enqueken dien Zorghvuldigh op.

Blaeüwepruimen of krieken.

Injames of Byra.

Behalve de patattes heeft men te Batavia eenen wortel, dien de Portugefen Injames, met een Braliliaenfe naem, de Javanen en Maleyers Byra, en de Sinefen Siatßni noemen.

Hy heefc een fchoon groen blat,dat dikengeaedert is.

De wortel heeft in het kruis gemeenelijk vi j f of zes duimen, eniszom-tijs wel anderhalve voet lang, met een bruinefchorfle overtogen : maer van binnen is hy gantfeh wit.1*

Uit de fteel komt een groenachtige bloem te voorfchijn.

Deze wortel wort te Batavia dage-lixop de merkt gebraght, en by ftukken verkoght. Een eenige wortel weeghe gewoonelijk vijftien katty,een

De boom, daer aen blacu we pruimen of krieken groeien , heefc een fchoon gewaei van takken en bladen» en komt mec den moerbezien boom in hooghte en alles over een: behalve de bladen.

Deze boom is te gelijk met bloemen , rijpe en onrijpe vruchten bela* den,en derhalve waerdigh,om in alle tuinen, neffens de befte boomen,plaet«. fe fshebben.

Het hout is kronkeligh en täy$ zoo-datmen zieh , in het opklimmen, aea de dunfte takjes wel betrouwenmagh;

De bloemen of bloeifels hebben een aengename reuke, inzonderheit des morgens, wanneer de dau noch ophet velt leit.

DezeVruchten worden te Batavia van d'inwoonders en lantsluiden weinigh geacht, uit oorzake zy met groote menighte derwaerts uir het gebergte afgebraght worden. Anders is de vrucht niet onaengenaem, en aert min of meer wat na de dadelen: maer is wat drooger en wilder. Dies ziet men te Batavia weinigh hovenieren, die dezen boom aenqueken.

Deze vruchten komen uit kleine knopj« voort, die uit vi j f witte blatjes beftaen, en zitten aen takjes, als onze eyer-pruimen. Zy zijn eerft groen,dan bruin rootachtigh,en hebben van bin* nen witachtigh vleefch, en gemeene« lijk drie fteenen.

De Maleyers en Javanen noemen deze vruchten of pruimen BoaSoaoi Sau, de Sinefen Theely en de Portugefen Fruite de <Manilhas dat is, vrucht van Manilha.

Ik heb tc Batavia niet "meer als ec-L J nen

Page 401: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

266 G E - D E N K W A nen boom gevonden, die te gelijk met bloemen en rijpe vruchten beladen was.

Öranje-appelen.

Meh heefr te Batavia verfcheide foorten van oranje-appelen: waer onder dne de voornaemfte z i jn , als, gemeene ,Japartfe en Sineefe Oranje-appelen. De boomen dier appelen zijn van eenerlei hooghte: maer verfchillen in bladen. De Japanfe boomen hebben breeder bladen, als de gemene, ende gemenebreder bladen, als de Sinele appelboomen.

Zy zijn alle onderfcheiden in de imake: maer zeer liefelijk cn verquik« kende.

De Javaenfe appelen zijn de grootfte, en vol zap, trek kende wat na het zuur.

De gemene zijn zommige zoo zoet als zuiker, en andere heel zuur.

De Sinefe appelen hebben de fmake tuflehen zuur en zoet, en worden aldaer meeft geacht. De fchil ispbo dunalscen vlies,dies mendezelve ge-makkelijk met de hant kan afdöen. 2y worden in zuiker ingeleit en gedrooght , als de Portugefe vygen, en geheel Indien door vervoert.

Kleine of wilde Jamboefen.

Alhoewe deze vrucht ,by d'onzen kleine of wilde Jamboefen, by de Maleyers en favanen Jam'ooe geheeten, geen gemeen fchap met de Jamboefen, te voorebefchreven, heefc: naerdien d'een aen zeer hooge boomen Waft,en een fchoon bloeifel heefc,daer deze aen läge boomen, als onze moer-bezien, zonder bloeifel, van een groen knopje, te voorfchijn komt ,als de vygen, zoo is haer fmaek en gabruik nochtans eenerlei. Zommige dezer vruchren zijn zeer aengenaem van fmake, en verflaen den dorft. Men Vind'cr ook bloetroodeen witte $ met eenig root gemarmerr, aen een zelven boom hangen. Zy hangen met gehele troffen by malkanderen, en bedekken de bladen en takken,met hare menigh-te, zoo dicht, alsofze mec root laken behangen waren. Zy zijn zoo groot als een kleme zuikerpeer.

E R D I G E In Amboyna heefemen deze vrucht

zoo overvloedigh, dat de grondt onder deze boomen, van d'afgevalle vruchten, geduutigh vol leidt,en daer mee bedekt is, die dan, van een iegelijk die wil, mögen opgeraepten gegeten worden. Men vind'er te meer, dewijl de meefte inwoonders aldaer Mooren of Mahometanen zi jn, en dierhalve gene verkens öpvoeden ,die haer mec dir oofe meften en vet maken , als in Europe met ekels.

Tabäk.

Öp alle plaetfen in Indien waft het kruit cabak, die ook, na den voorga ng der Portugefen, by de Maleyers en Javanen Tabako: maer by [de Sinefen Hun genoemt wort.

De rabak wordt by d'inwoonders, om zijn daghelix gebruik, zeer zorgh-vuldighopgequeekt, en groote handel daer mee gedreven, inzonderheit op het eilant Ternate , die voor de befte vermaert is, en derhalve te Batavia meeft gezoght worr.

Zy binden verfcheide bladen by boflen, met gefpouwe rottangs, te zamen, die zy zeer ftijf en aertigh weten te beieggen, en ontrenc twee ponden zwaer maken: waer van de befte altern er s wel drie dobbeltjes gelden: maer door den bank kooptmen die te Batavia voor twee ftuivers, na zy goet zijn.

In Amboyna hebben d'inwoonders in ' t gemeen eenige plaetfen by hunne huizen ftaen, daerze daghelix tot hun gebruik af halen, zonder zy zieh raet deverdere plantaesjebemoeien.

Op Batavia flaen de Sinefen en Ja-vanen den bouw van tabak gae,diedacr groot gelt mee winnen. v

.. "De tabak waft'er zeer gewilligh: maer wi l een vetten gront hebben. Men ziet'er planten ,die tot acht voeten hoogh op fehieten, met bladen van veertien duim lang en acht duim breet-

Men ziet gene Indianen, die uit pijpen Zuigen : maer zy nemen een blat o f meer t'zamen, na die groot zijn. Dit bladt of deze bladen fteken zy ophet eind aen, en zuigen dezelve aldus aen het einde : waer onder die van Ternate meeft begeerr wordeni en gelden de twee , van een vhiget lang, op Batavia wel een ftuiver.

Page 402: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A De vrouwen zuigen flechter tabak,

diezyop dezelve wijze rollen , enin een ftukje van drooge pyfang bewin-den.

Fula Mogori.

In Indien is geen bloem , dien d'inwoonders meer achten, en zorghvul-delijker aenqueken, als de gcne,die by de Portugefen Fula Mogori of Mugri, dat is, bloem Mogori, en by de Javanen Kombans Malati3tn by de Sinefen Badthoa genoemt wordt. Zy planten denzelven in hunne tuinen op lange welgeme%pbedden, daerzy op paden tuflehen beiden kunnen doorgaen , en de bloemen van wederzijden afpluk-ken.

De ftam, daer aen deze bloemen groeien, verheft zieh niet hooger, als een voet of twee van d'aerde, en ftaet als kreupel-bofch of ftruwelen , met zijne takjes door malkanderen, die be-quaemzijnom heggen te maken.

De blaetjes zijn gladt, als die van de queepeerboomen.

De bloem is zoo wit als fneeu 3 en beftaet gemeenelijk uic vier blaetjes, die meerendeels geflooten zijn. Zy hebben de reuk enaerden na de zoe-tigheit van onfe witte lelien: maer zijn wat onliefelijker, en zoo zoet enho-nighachtigh niet: rieken anders zeer liefelijk, en zijn ongemeen fraei van aenzien. Zy zijn niet grooter als de bloeifem van appel boomen.

Deze bloemen worden aen fnoe-ren geregen : waer mee de Javanen, zoo mannen als vrouwen, hun hair vercieren, inzonderheit wanneer zy iets byzonders voor hebben om vro-Jijktezijn. Ikhebtejaparaeen tour-noi-fpelte peerde gezien,daer de Javanen meeftendeels mec deze bloe-mcn,als St.Jacob met zijne fchelpen, behangen waren. Eenigen hadden de fnoer achter hunne ooren gedaen, en verfcheide malen omgeflagen, die hen tot op den borft neerhtng.

U i t de bladen van deze bloemen wort een water getrokken, dat zeer hertfterkend en goet tegen de flaeute, cn veel beter als ons rozen-water is. Het wort zoo krachtigh, als water van oranje boom-bloeifel gehouden. Het is ook zeer dienftigh in heete geduuri-

N T - R E I Z E. t6f ge koortfen en in hooftpijn,dieuit gal ontftaet.

De Javanen waflen en beftrijken ook hec aengezichc met dit water, om het blank en fraei te maken.

De gekneufde bladen zijn goet voorzeere en loopende of druipende oogen: naerdien zy die opdroogen, verzachtenen helder maken.

Men heeft'er dezen bloem meefthet gantfeh jaer door, en in zulken meenighte, dac de flaven daer mede längs deftracen loopen, om te verkoopen.

t^Arvore da noyte of droevige boom.

De droevige boom worc alzoo genoemt; dewijl hy alleenlijk des nachts, na den ondergang der zonnen, begint te bloeien , en zijne bloemen of bloeifel uic te breiden Waerom de Portugefen den zelven ook op Portugeefch Arvore da noyte, dat is, boom des nagts, noemen. Anders wort hy ce GoaTare-vatako, op Malakko Singadi, in'c koningrijk van Dekan Tul, by d'Arabie-renGuart, by de Perfianen en Türken Gul3 enin de Malabaerfe cale, uitfte-kentheitshalve, Mogli, dat is boom, geheten : gelijk ook hec water, uic zijne bloemen gebranc ,de Malabaren hec water van Mogli gemeenelijk noemen.

Daer is noch een ander flagh van dezen boom,die des morgens begint ce bloeien, en des avonts van zijne bloemen ontbloot wort.

Deze boomen groeien ontrent Kc^p i jn en op Malakka.

i Boenga Mera of Kombang Merak.

Dit gewas, by de Maleyers Boenga Mera,by de Javanen Kombang Merak enbyde Sinefen Konkußou genoemt, heeft fchoone groene blaetjes , aen dünne fteeltjes, die dicht by malkanderen ftaen. Het heeft bloemtjes, die eenighzins na onze anjelieren zwij-men: zijn zeer fchoon root, en boven geel, met eenige lange ftijltjes. Zoo dra deze bloemen zieh hebben geo-pent, verwelken Zy aenftonts, en Valien af; latende meerendeels een peuie in de plaetfe, daer kleine wikjes in zit-

I ten,die zoo wrang en wilc zijn.dat men dezelve nergens toe gebruiken kan.

L I * Kau

Page 403: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

268 G E D E N K W E E R D I G E

Katfian. Verkens^vijch.

Onder veelerlei flagrTvan zeergoc-! De verkens-vifch is vijftien of 2es* de eetbare boonen, die in Indien groe- j tien vingeren lang, en gemeenelijk ze-jen, worden de gene voor de befte ge- j ven breec. De huit isdik,en zoo dicht houden, die by de Maleyers Katfian, met herde fchubben overdekt,datmen Goeäiy byde Javanen enkehjk Kats- dezelve met geen werktuigh, daer jan, en by de Sinefen Lak Goetuin ge-' men diergelijke water mee ontwijr, noemt worden. i kan open doen. Maer als zy wel ge-

Zv waffen om enom Batavia zeer kooktis, dangaendefchubbenlos,en weelderigh,en zietmen daer gantfehe de huit wordt zacht, datmen dezelve akkers mee beplant: daer de Sinefen zoodanigh met gemak kan wegh ne-zich wel mee weten te erneren.

De fteel o f f t ronk , endefchelder boonen, zijn bleek groen, en warruig-achtigh. De bladen zijn gladt, en van fatfoen als die van de Turkfe boonen,

men. Haer vleefchachtigh vifch isfpier-

wi t , en zoodanigh vandraet, alsde borft van een gekookte kalkoen. De mont of bek is, na de geftalte en mate

met vele aedertjes doorwaflen. De des gantfehen lichaems, zeer klein: bloemen of bloeifcls zijn wir, en ko-! maer wel met fcherpe tanden bewaert, men uit een groen knopje voort. die onder en boven dicht by malkan-

Men heeft deze boonen meeft het i deren ftaen, en zeer wit en blinkende gantfeh jaer door, en brengen re Ba-J zijn. Boven op den rugh, die bruin tavia geen kleine vervulling aen. Zy | van kleur is, zit een fcherpe pen, van hebben een verfterkendekrachr, en j ontrent een halve vinger lang, diezy geven den arbeitsman goet voerfcl. i verroeren, en fchrap zetten kan, om Z y worden meeft te fcheep genurtigr,! haer te befchermen: desgelijx zit eene

pin ontrent den navel. D'overige Vinnen zijn week, fladderighendoor-luchtigh, van bleek blaeuwe verruwe,

en kunnen op zee langgoet blijven.

Türk ficht teruwe of Matz,.

De Turkfcheterruwe, by d'Indianen doorgaens Maiz,by de Maleyers, Javanen en Sinefen Jangon genoemt, groeit op verfcheide plaetfen in Indien, ente Batavia, zeer gewilligh opde akkers en in de hoven, als men een van koorens die om den tros of air zetten, afneemt, en in d'aerde fteekr. <^fc

Deze terruwe wort aldaer alle drie maenden rijp.

Het wort in de buitenfte fchille gekookt en ook gebraden, en by de inwoonders voor eene groote lekkernye gehouden.

Eenige gewaflen geven wirre, andere rode terruw.

In Indien groeit ook overal rijs, genber, katoen, en op vele plaetfen zuiker, vygen, queepeeren, appelen, limoenen, en meer andere vruchten.

Dus verre zy gefproken van de boomen , vruchten en aertgewaflen, die zoo in gantfeh Indien, als ontrent de' zwijmt eenighzins na de baers: niet al

daer gemeenelijk drie blaeuwe ftrepen doorloopen. De buik is van onderen wit en blinkend, als zilver: maer de zijden zijn met bleek geel vermengt: 't welk allengs na boven in een afch-graeuwe kleur verdommelr.

D'oogen zijn groot,en van verruwe als van bruin glas, dat zeer klaer en blinkend is.

De gekookte vifch heeft een goede fmaek.

Amboyntfie vijch.

D'Amboynefe vifch wordt alzoo gemenelijk genoemt; dewijl zy ophet eilant van Amboyna, in verfch water, en in de rivieren, haer onthoudt, en gevangen wordt; hoewel weinigh: dies men dezelve zeer raer houdt: inzonderheit dewijlfe aengenaem van fmaek is.

Zy is ontrent een fpan lang • en

ftad Baravia , en op heteilandr Java waflen. Vervolgens zullen wyd'Ooft-indifche dieren befchrij ven, en met de viflehen beginnen.

leenlijk in gedaente ; maer ook in fmaek, die wrongelachtigh is.

De kleur is uic den brumen, met blaeutf-

Page 404: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 405: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 406: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 407: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 408: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 409: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 410: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 411: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 412: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E- en L A N T - R E I Z E. blacuwachtige ftreepen onder de bckj worden, die demeefte,indien rtien de

zelve niec aenftonts eec, meeligh De Vinnen onder de bek zijn ook blaeuwachtigh: maer die aen de zijde groenachtighen gevlakc.

Het is cen gezonde vifch, en, met een goede faus, zeer aengenaem van fmaek.

Steenbraeffem.

De fteenbraeffem is een fchoone en groore vifch: en de zommige wel vier voeten lang. Zy gelijkt eenighzins onze braeflem ; waerom zy by d'onzen alzoo genoemt wordt: maer ver-fchilc veel m groote : naerdien de fteenbraeffem veel grooter is;

D'oogen zijn groot : de bek root-achtigh, die zy geweldigh wijc kan open fperren : desgelijx de vinnen na achteren en de fteerc.

Zy houdt in deruime zee, en wort met de hoek gevangen : alzoo men die met het net niet wel bezetten kan.

Men eet deze vifch gezodenen gebraden. Eenige krimpen in her fnijden : waerom d'onzen die krimpers noemen : maer deze vallen wat hart • achtigh,enzoofmakehjkniet, als de andere.

Kaelkop.

De vifch kaelkop is alzoo genoemt; dewijl haer de kop en nekkael fchijnt te zijn : hoewel het l i j f dicht met fchobben bezet is.

Zy is graeu van kleiir, en heefc de bek, die zy wijc kanopfpalken, met roode vlakken gepiekt.

De oogen zijn geelen groot, en glinfteren cn puilen uit de kop.

Zommige zijn meer als twee voeten lang.

Deze is een van de befte flagh van viflehen, diemeninlnd/en vindt, en goet en aengenaem van fmaek, 'tzy men die gezoden of gebraden eet.

Zy houdt zoo wel in zout, als in verfch water, cn wort in alle beide ge* vangen.

Meer-Bleyer.

Onder zoo veelerlei flagh van viflehen, als'er in Indien gevonden

worden, zoovint men'er ook eenige, hoewel zeer weinigh, die haer laten zouten en inieggen , als haringen of Sardijn: gelijk deze, die men dan tot groot gerijf, by ongelegentheit, door gantfeh Indien vervoeren kan.

Zy is ontrent zoo groor alseen ha-ring, maer wat kort'er en breeder.

De rugh is groenachtigh , en de buik onder w i t , met een gefpleten fteert. De kop is vreemt van fatfoen, en de bek en d'oogen groot. Zy worden doorgaens met groore men igh ten gevangen: naerdien zy, by hele fcho-len, onder de haring tzamen zwemmen, inzonderheit op de Malabaerfe kuft: alwaer de rijs-velden daer mede gemeft worden.

De fmaek is niet vreemt noch on-aengenaem: doch aert niet na die vah onze haringen.

Stront-vifch.

Deftrontvifch is alzoo by d*onzferi genoemt 5 dewijl zy veeltijts, en meeft in fekrecen, gevangen wordt: daer zy gaet aezen : waerom zommige haet niet veel achten: hoewel zy heel goet van fmaek is, 'c zy gezoden of gebraden.

Zy is platachtigh, en qualijk een fpan lang, en byna zoo breec: heefc een blaeuwachtigen buik en bruinß plckken ophet l i jf .

Geel-ftaert.

De vifch geel- ftaert is van fatfoen cn groote als een braeflem, heeft voor in de bek fcherpe tanden, die recht voor uit ftaen,

De kleur op de rugh, en na de fteert toe, is geelachtigh,en die van de ftaert heel geel: waer van zy ook den naem voert. De buik is blaeuachtigh, en na voore bruinachrigh. De vinnen zijn root. Zy wort in het zout water, met de hoek gevangen, en meeft by de klippen,enis heel goet van fmaek, en zeergezont gegeten.

L I 3 Naelt*

Page 413: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

z7o G E D E N K W

Naeli-vifch.

De Naelt-vifchis een geflaght van fnoeken of geepen,heefc een lange en fpicfe bek, vol tanden, en groote en glinfterende oogen.

De kleur ontrenc den buik en' fteert is purperachtigh, en die van de rugh bruinachtigh. Zy is rondt van vifch, ontrenc anderhalve voet, en meer, lang, en fnel in hec zwemmen.

Zy is zeer goec van fmaek : maer valt wat hart van vifch.

Ravens.vifch.

Ravens-vifch wort alzoo van wege zijne gedaente van bek genoemt, die haer onder de kop zit. Zy is ontrent een fpan lang, fraei van geftalte, op den rugh en fteert rootachtig, en trekc onder den buik na den geelen. Aen ieder zijde loopen twee geele ftrepen > die allengs verdwijnen. Zyis harren wit van vifch, en goet en gezonc om re eeten, 'c zy gezoden of gebraden : maer wort by d'onzen veeltijts tot wa-tervifch gebruikt. Zy houc in het zout water.

Konings-vifch.

De konings-vifetvis alzoo genoemt omhaeruitftekentheitentreffelijkheit van fmaek: wanczy is zeer aengenaem van fmaek en gezonc gegeten, en een van de befte viflehen ,die men in Indien vind. Zommige zijn wel v i j f voeten lang. De fteert is lang en gefple-ten. De rugh en zijden zijn met verfcheide bruine plekken gevlekt, en de buik na beneden wit. Zy kunnen den bek wijt open fperren, en zijn gretigh en happighnaaes.

xjielen.

In de rivieren en ftilftaende wate-ren houden ookgrooce menighte van aelen,die boven op den rugh zwarc van kleur, en onder vael, lelijk en geel zijn, met bleck vaele plekken gefpik-kelt.

Men zeidtzekerlijkjdatzymctde water-flangen paren: zoo dat het gezight alleen een fchrik aenjaeghe.

A E R D I G E Zy zijn om haer walgelijke vettig-

heicongezont c'eeten. Daer is een ander foort van ael, van

een waterflangvoorrgereelr. Zyi\ros van kleur en ftrepen, en geelachtigh over het lijf. De kop is voor heel fpits, mec kleine oogjes.Deze vifch is droog van fmaek enongezonc, en wordc by niemant als by d'inboorlingen gegeten. Zommige zijn anderhalve voet lang, en zien'cr vergifeigh uic.

Meir-ael.

Men vinc ook op verfcheide plaetfen van Indien een wonder en vreemt flagh vanmeir-aclenof water-flangen, van ontrent drie voeten lang cn bruin van kleur: maer ruitswijze met zwarte plekken gefpikkelt, als de huic van e-n flang. Hec voorfte gedeelte des lijfs is dun, het achterfte byna eens zoo dik, en van voren als een quaftige knots. Het hooft en de bek is langh-achtigh, die zy gemeenelijk wijt open fperr. De bek ismer zeer fcherpe tanden bezetj hoewel die naulix zichtbaer zijn.

Hyleeftopden boden vanfteenige holen, daer hy aeft en vet wort, en verftrekt den inwoonders cen aengenaem enlekker voetfel.

Men befpeurtiec byzondersindeze meir-aelen: want de genen, die hen dooden of ontwijden, worden als mec fchrik en beving, ja by wijle met flacu-ce, bevangen : hoewel die niet lang duur t: maer aenftonrs overgaet en op-houdt. Waeruit bl i jkt , dat in heteen of ander gedeelte eenige vergiftigheic fchuilt, die, by ophouding van het leven des beefts, in de lucht1"wordt ver-fpreit.

Meirhaen.

De Meerhaen is een wonderlijke vifch van fatfoen, en gelijkt eer een zeemonfter, als een gemeene vifch» Zommige zijn wel twee voeten lang, plat en breet in een gedrongen : zoo dat cen groot deel kop is,en voorts hec l i j f breer. Boven ftaen twee lange vinnen, welker eene heel hngis,enonder drie, diealle zeer lang zijn. De fteert is gefpleten: die bruinachtigh, en het l i j f blaeuwachtigh is. De huit

bliukt

Page 414: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 415: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 416: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 417: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 418: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E eri L A N blinkt als louter zil ver,uit den purper. Aendezijdezijnde vlot vinnen root-achtigh.

Zy worden in het zout water gevangen , en zijn goet van fmaek, zoo gezoden als gebradert.

Witvifch.

De Witvifch heeft een dikken en ftompen kop,is op den rugh bruinach-tigh,en aen den buik blaeu,en trekt na den geelen. Zy is fchilferachtigh van vifch ,en gelijktnaden Sardijn: is anders goet van fmaek, 't zy gezoden of gebraden .Zy wort met groote menigte in het zout water, ontrent het landt, met de netten gevangen:maer by zom migen niet veel geacht.

Knörrepot.

De vifch, knörrepot, wordt alzoo genoemtj dewijl zy, gevangen zijnde, knort, daer nochransde vifch anders zonder ftem, en ftil is.

Overden rugh loopen, aen ieder Zyde, twee bruine eh een geele ftreep. Zy is dik van vifch,heeft kleine fchob-ben, de lengte van een fpan, en een kop ontrent als een pos. Zy is goet van fmaek,en wort gezoden en gebraden gegeen: maer meeft tot water-vifch gebruikr, als de kleine baers of pos hier te lande.

Verkens-vifch.

De verkens-vifch , by de Portugezen in een zelven z in , Pixo Porkos genoemt, is verfcheide van de vorige verkens-vifch: want deze is naulix een fpan lang, bruin groenachtigh van kleure, met zwarte fehobben, vinnen cn fteert, en oogen uit den geelen.

T - R E I Z E- %ft Het iseen dikkeen vette vifch, en

goet van fmake, en wort in verfch water gevangen.

Knorhaen.

De vifch,Knorhaen ,wort alzoo by d'onzen, van wegen zijn knorrendge-luir, genoemr, dat zy rriäekr, wanneer zy gevangen wort. Zy is dik en rondt. De huit is gbdt: maer wönderlijkge-vlakt en geknobbelt: bruin va n kleur 3

mer »warrachtige ftreepen. De kop is dik,ftort1pen knobbeligh:

ende bek groot, met roode ooghjes. De fteert is achter ftomp. Aen ieder zyde van'r l i j f ziteen rootachnge vin, om haer voort te zetten. De vifch is goet van fmaek, 't zy gezoden of gebraden.

Zee-luüi

De zee-Iuis is een wonderlijk en vreemt fatfoen vaneenvifch,van meer alseen voet lang: en een geflaght van fchulpvifch.

Het is een ronde klomp met een lange fteerr,en vele rakken aen beide zijden. De kleur isgraeu uir den groene. Zy houdt ontrent Batavia: maer wort nietof wein ig van ons volk gegeten * maer welvande Javanenen Sinefen.

Negen-oogen ofBont-ael.

Negen-oogen of Bont-ael is een geflaght van ael-quabben. Zy zijn meer alseen voet lang, gladt van huit,en vet als ael: maer wat anders van fatfoen. Zijn op het l i j f bruinachtigh'van kleur, hebben onder het l i j f purpere vinnen, en boven ophet l i j f verfcheide geele plekjes : alsof daer iet vergif?-tighsinftak.

De kop gelijkr na eene flek met ho-rens. De vinnen zijn ook, als die van de penne vifch, vergiftigh: dies men zieh daer voor wachren moet.

Zy houden in ftilftaenJe wateren en poelen: worden geftooft gegee

ten ,

Page 419: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

, 7 , G E D E N K W ten, cn zijn niet onaengenaem.

Kalos of Aelauabben.

Kabbosis mee een foort van Aelquabben, als de vorige; hoewel wat grooter: want zoodanige zijn over de twee voeten lang, en heel vet. De huit isookglat, en zonder fchubben, en bruinachtigh van kleur: doch de buik Wecker, met zwarte plekjes. De kop isftomp, daer d'oogen voor in ftaen. Zy fmaken, zoo gezoden als gebraden/heclgoet.

Penne-vifch.

Penne- vifch is een foort van aelquabben , gladt van huit, en zonder fchubben: zier op den rugh uit den brüh en, en heeft een blceck blaeu-achrigen buik, en ontrent de lengte van een voet.

De vinnen zijn fcherp en bruin}hoe-wel zeer vergiftigh: want als iemant zieh met dezelve quetft, enietsdaer van in de quetfurc blijft zitten, zoo is het qualijk te genezen. Anders is de vifch goet van fmaek: doch veel gegeten, wort dezelve zoo gezont niet gehouden.

Sy hout in verfch watcr en ftilftaen-de poelen.

Elefantsmus.

De vifch, Elefantsneüsgenaemt, iseen geflaght van geepen, en vreemt van fatfoen. d'Onderfte bek is een fcherpe pen gelijk.

Het l i j f is aertigh gefpikkelt en ge-kartelt, en midden over loopt een groene ftreep. Zyis rondt van vifch, en wort in het zoute water gevangen : heeft een goede fmaek, 't zy gezoden of gebradcn,en is van groote en fmaek als onze groote fpiering.

A E . R D I G E

Jakob Evertfzen.

Jacob Evertfz. is cen heel fchoone en groote vifch, van over de tien voeten lang. Eenige wegen ter zwaerte van vier honderr ponden.

De buik is dik en blaeuachtigh, en het l i j f bruinachtigh; dat neffens de fteert en kop vol roode zwarte plak-ken zit. De bek is groot en wi t , de fteert ftompen bruin. N a de rugh loopen groote Vinnen opwaerts.

Kromrugh.

De vifch Kromrugh is alzoo na zijne gedaente genoemt. Sy is gladt van huit , zonder fchubben, witachtigh van buik, en geel van fteerr cn vinnen. Sy wordt door gantfeh Indien gevangen, en zeer begeert, om de hardeen goede fmake, 't zy gekookt of gebraden.

Men vint'er,die over de vier voeten lang zijn.

Hoorn-vifch.

De Hoorn-v ifch is ontrent een fpan lang, en by wijle langer, heeft eenen kleinen mondt; maer een zeer groten kop, na mate van het lichaem^ want het meeft is kop} en geene fchubben. De huit is fchoon en blinkend van kleur. De rugh is blaeu wachtigh, de buik wirachrigh, en de vinnen en fteert geel. Maer het l i j f heeft, zoo dikwils men het omkeerr,ecn anderen glans.

I Kroeffen.

De vifch Kroeflen is eenbaftert*ar-per,ontrent een fpan lang,en wat breet» en met fchobben bezet. De fmaek van deze vifch is goet, inzonderheit wanneer zy geftooftis. Sy houdt m verfch water.

Bot,

Page 420: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

R E I Z E . 27$ maer is zoo hairigh, dat zy

Z E E - cn L A N T | fmaek

Bot. by velen niet gegeten wort Zy houdt m verfch water, en wordt

met het net en hoek gevangen. De bot is van gedaente en grootte als d'onze ; maer heeft de bek vol fanden ; waer mee zy vaft kunnen houden, al wat zy achterhalen.

Deze vifch is goet en aengenrem van fmaek, als de HoUantfe bot.

Men licefi "er ook fcharren en tar-bor, met weinigh onderfcheit van de onze : en zijn Ickker, en geven goet Voetfel.

Klipvifch.

De klipvifl h is een foort van vifch zonder fchubben, gladt van huit, plat en br .er, als grooie lch< d en, met een breede fh-u-rt De rugh is brüinächtig' tecn fatfoen als een karper, heeftg'o met witte pl^jes gefbppelt: maer de t e fchubben, en rootachf'gc vinnen, zyden na de buik toe wit'er ,enwon-, eneenfle.rr, daer tWce zwarte ftrepen

Rootvifch.

De rootvifch is een geflaght van braeflem , en bloetroot van kleur en vinnen: onder den buik blauwachtigh, met twee geele vinnen aen de zyde. Het l i j f is vry dik, en de kop loopt voor fpits toe. De bek is groor, en de oogen geel. Sommige zijn wel Vier voeten lang.

Bin'er.vifch.

DeBitrer-vifchis o*>trent van groö-

derhjk geilreepr. d'Oogen en bek z'jn als die van een braeflem. Zy imaekt^zeergoet, 't zy gezoden of ge-braden.

Kabeljäuuu.

Dekabeljauw is'er ontrent van gro. te en kleur als d'onze : maer heeft fcherpe vmnenop den rugh, en den onde> ften bek heel voor uit ftaen.

De vifch is fmakelijk en fchilfer-achtigh; doch wat drooger als onze kabeljauw.

Hoornvifch.

De hoornvifch voornoemt, heeft cen hoorn boven op de kop, en onder twee, die weerhakigh cn bros zijn; Deze hoorn is zeer vergifrigh: want als men zieh daer mede fteekt, zoo zweert het voort: cn zoo van de hoorn in de wondeiet blijfc zitten, dat lich-telijk door de brosheit gefchiet, dan is die bezwarelijk te genezen.

Ptatvifch.

De plat vifch is ontrent een voet lang, gladt van huit, zonderfchub* ben en wijt van bek, maer blinkt als zilver. Op den rugh iseen fmal vin-netje: en aen ieder zyde cen klein vin-net je. Onder den buik, met fteert met al,isflechseen vin

om loopen. Sy zijn fchoon in'c oogh , en goet

van fmaek, zon gezoden als gebraden: maer zoo vol kleine graetjes en hairig, dat men die nier als met moeite kan eeten: waerom by velen geen werk van die vifch gemaekt wort.

Papegays.vifch.

De Papegays-vifch is a'zoo na de geftalte van zijne papegays bek genoemt. Syisruimeen vee. lang, en valt op eenige plaetfen grooter.

De huit is groen van kleur, en na de kop met geel doormarmert. De vinne zijnblaeuwen d'oogen groot englin-fterend, van fchoon b!aeuw,met geele ringen omringr.

Sy heeft groote fchubben en twee ry tanden, zoo hart als been, en een fterk gebic: waer mee zy menighmael in het vangen de hoeken af bijt.

Haer aes is oefters, mofielemen andere hoorens, diezy met haer fterk gc-bit weten te kraken, om de vifch daer uit te halen.

De vifch is hart, doch goet vari fmaek.

Stompnetts.

Stompneus is een vifch ontrent vari grootealsecn fchelvifch, enronr van lijf. Onder de buik iszy geelachtigh

Dez^'viTc^heeft wel een goede |van kleure, en heeft^ook gele Vinnen. 0 M ra De

Page 421: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

274. G E D E N K W A E R D I G E De bek zit onder de neus, die heel

ftomp is. Sy is fchilfcrjghcigh van vifch, als verfche fchelvhch,engoet van fmaek.

Hairvifih.

De hairvifch is van groote en gedaente ontrent als een ^arper: maer plat'er en de kop wat anders van fatfoen. Sy heefc groote fchobben en een gefplete fteert. Sy is goet van fmaek, zoo gezoden als gebraden: doch vol k leine graerjes, en hierom een weinigh afkeengh.

Zantfpiering.

De zantfpiering is van groote en kleure als de kleine weiting,en ront vanlijf: maer wat geelachtigh onder den buik. Sy worc in't zout water gevangen, en is goet van fmaek , ' t zy gezoden of gebraden , of gedrooght. Men gcbruiktze ook yecl tot water-vifch.

Tokvifch.

De pokvifchis doorgaens' meer als een veet lang, heefr gene fchubben: maer een gladdehuit, dieblinkt zoo fchoon als een duiven hals, van allerhande kleur, zoo dikwils als men de vifch omdraeic en verroerc: want zy vertoont haer nu blaeu,dan groen,pur-per en van allerhande kleure.

D'onderfte buik fteeke op een vreemde wijze voor uit.

Sy is langachtigh ,en niet breet, byna van gedaente als onze groote fpie-ringen, mec een gefplete fteert. De bek is vol tanden. Sy heefc een tame-lijkegoede fmaek; maer worc evenwel van d'onzen,om de men%hce van zijne kleine graerjes, niet veel gezogt: maer meeft by d'inlanders gegeten.

hoc*

Sineefche vifch.

De Sineefche vifch is een flagh van meerpoeten, ront van geftalte, en een fpan lang. Sy heefc cen kop alseen

• acl ,een groote fteert cn kleine oogh-jes. De rugh is groenachtigh cn de buik van onderen wie. Sy wordt in verfch water gevangen , en fmaekt,

'c zy gezoden of gebraden, goet wel war weekachtigh.

Die in ftil ftaende poelen gevangen worden* houdt men voor niet zeer ge> zont.

Piivißh.

De pitvifch is ontrent zoo groot als een groote fpiering,ront van l i j f , zon* der lichubben, met blaeu en geel zeer fraei gefpikkelt. D'oogen ftaen uit de kop, die zyinen uit können trekken. Op de rugh ftaen fcherpe getakte Vinnen : waerom andere viflehen haer niet licht achterhalen. Sy houden in modderige flöten: maer zijn evenwel goet en aengenaem om t'eeten. Sy zijn wonder vlugh en fnel, en fpringen van d'eene in d'andere floot.

Härder.

De Härder is een fchoone vifch, die op vele plaetfen in Indien gevangen cn gedrooght, en door gantfeh Indien vervoerc wordc. Syisfraey in'c oogh en wicachtigh, met wat purper en blacuwachtigheic vermengt. Sy is boven mate fnel in het zwemmen, en ipringe, alfle bezet is, niet alleenlijk over het net • maer over een gantfeh vaertuigh heen.

Men eet deze vifch gezoden en gebraden, enisop zekere tijden vet en lekker. Sy wort op vele plaetfen in Indien in groote menighte gevangen, en overal gedrooght, datop ftranem de zon gefchiet.

Bywijle komt deze viflehen eene ziekte over: want tuflehen het vleefch groeien wurmen, dan worden zy hai-righ,en krijgen vele graten en beenen, en zijn onfmakclijkcn niet gezont om t'eeten.

Zee-fnippen.

D'onzen noemen rccltijts vreemde viffchen, daer men genen naem van weet, nadenaefte gclijkenis vanhet geen ons beft bekent is. Op cen zelve wijze noemt men ook de zeefnippen alzoo, om zijne fnippen-bek.

Sy hebben groote en glinfterende oogen : en zommige de lenghte van ruim vijf voeren. De kop zwijmt na die van een ver ken. Op den rugh zit

ten

Page 422: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 423: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 424: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 425: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 426: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

& E E cn L A ten hooge en ftekelige vinnen, die met vlakjes in orde gefpnkkelt z i jn , en, als een kam, van de kop tot de fteert gaen.

Köret.

Zommige koretten zijn zes cn zeven voeren langh, hebben groote en gele oogen, en een wijt gefpleten gele en graeuwachtige fteerr, met gele Vinnen. Onder de buik, die blaeuwach-tigh groen is, en onder de fteert, zijn verfcheide Vinnen. Sy zijn wonder fchoon vanglans, en blinken als zilver, wanneer zy gevängen wordemdat in de groote zec met de fpeelhoek gefchiet.

Sy fmaken, zoo gezoden, als gebraden , goet en aengenaem, cn zijn niet ongezont om t'eeten: waerom deze vi ich een fchoone ververfching voor de genen is,dic dezelve op zulken lan gen tocht vangen.

Zee-duivel.

Wel te recht wort dit flagh van viffchen een zeeduive/, van wegen zijne ijflelijkeen vervarelijke gedaente, by d'onzen genoemt. D'oogen ftaen aen d'eene zyde,en de bek in de holligheir, voor byde kop. Sy hebben een rog-gen fteert, en aen ieder zyde twee lange lellen, die allengs fpits toe-loopen. De huitis voor aen de kop vol bruine ftipjes, en het l i j f op zommige plaetfen doorkerfr.Eenigen zijn heel groot, en wel zeven of acht voeren lang.

Het is mede een geflaght van rog-gen: maer fterk en grof van vifch, en z waer om tc verteeren.

Stipvifch.

De Stipvifch heeft cen gevlakte huit: is goet van fmaek. Sy wort veel in zee, omtrent het eilant Vincent,mec de hoek gevangen.

Zee-duif.

De zee-duif wort alzoo na zij ne ge-daenregrnoemt; dewijl de kop na een duif zwijmt, en de borft, als een groote kroppert, voor uit ftaet. Deze vifch heefr gene fchobben; maer verfcheide vlakjes, ieder van een byzonder flagh, op de huit.

N T - R E I Z E. Sy wordt niet veel gevangen; en is

ook de befte vifch van fmake niet.

Zee<-ogel.

De zee-egels worden alzoo met recht genoemt, om dat zy vol fcherpe pennen zirren , als een t gel. Zy hebben ontrent de groore van een noofr, en een ronde bek, met groote oogen, die rontom met fcherpe pennen bezet Zijn. Sy kunnen niec fnel noch fterk zwemmen : waerom zy van d'andere viflehen licht zouden kunnenachrer-haelt worden : hoewel zy voor d'andere viffchen niet vrezen, dieanders malkanderen geweldigh vervolgen, uit oorzake zy uit de natuur wel ge-wapentzijn.

'Lutgers.

De zuigerszijn levens-grootein de prent vertoont: hoewel'er ook grooter ge vonden wördeh. Sy zijn blaeuw van kleure, mer helderegeele oogen, gladr, zonder fchobben cn flibbcngh. by hebben gene tanden; maer kevers, daer zy zoo hart en vaft mee zuiggn» dat zommige haer eerder laten dooden, als afdoen. Sy zitten de hayen zoo väft aen het l i j f , datzy die niet alleenlijk niet los laten : maer als men de hayen vangt, blijven zydaer aen zitten, en laten zieh mec haer vangen. Sy worden, by gebrek van andere fpijze, ook gegeten: alhoewel zy niet aengenaem van fmaek zijn.

Hayen.

Zommige hayen zijn wel acht, tien en veertien yoeten lang. Sy hebben geen gladdehuitj maer fcherp als een vij l , en twee ryen of regels tanden, en zommige drie cn vier in den bek, die zy met het rantvleefch bedekt houden. D'oogen ftaen voor na den hiont toe. Haer vleefch is tranigh en herr. Het is een zeer ftout en fchadelijk zee-gedroghr, en ontziet zieh geen leven-digh menfehaen tedoen :naerdien her iemant, die in zee Zwemr, cen arm of been, met eene becte van ' t lijf bijt.

De hayen werpen levendigejongeu, die de moeders over al achter na voU gen,en by quaec weder zieh in harert buik verbergen , en loopen by ftil weder daer in eniuc

M m ? Ge*

Page 427: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

xj6 G E D E N K W A E R D I G E Gewonelijk volgen eenige viflehen,

van een voet lang, de hayen, die effen too zwemmen en ftil houden als de hayen. Men kan deze viffchen, by ftil weder, in de klare zeeduidelijk zien.

Zeekalje.

Een zeekatje (gelijk in d'af beelding levens-groote getekent ftaet,) is wonder vreemt van cnaekfel en kleur. De oogen zijn veel grooter als het l i j f , na gelang en mare. De rugh is purper-verwigh. debuikbleekblaeuw, en na beneden mec purpere vlakjes gefpik-kelt. De fteert is, ten aenzien van het l i j f , zeer groot, en bleek root: door dewelke alleen het zwemmen gefchie-den moec: naerdien het gene vinnen heefc.

Het heefc voor aen het hooft zeven vinnen, die voor uit ftaen, als die van de garnelen. Her geeft een goec eeten, inzonderheit als het gedrooght is.

Klipvifch ofSoldat'en-vifch.

Klipvifch iseen geflaght van braef-f e ip : maer worden veelcijcsniec boven een fpan lang, en zijn plat en bleek van kleur. De rugh is met fcherpe vinnen,als een baers, bezet : defteert is fpits: en d'oogen geel.

Het iseen van de befte viflehen, die men in Indien Vind , en lekker van fmaek, zoo gebraden, als gezoden: want zijn vifch iswit,hart, fchilfer-achtighen gezonc.

zwarre gom,diede Sinefen gebruiken, om haer ink te maken.

Deze vifch wort als fchol gedroogt, en by d'inlandet s zeer begeerc: hoewel hy hare van vifch is.

Springers.

De vifch Springers worden alzoo by d'onzen genoemt: dewijl zy geduu-righ uic hec water fpringen en fpeelen. Sy zijn van groote en dikee als cen ha5

ri n g, he bben op den rugh, roc de fteert roe, gene vinnen. De kop is knobbel-achrigh : en de kleur des lijfs uitdsn grauwen , met zwarte vlakjes gefpik-kelt; maer witachtigh na den buik toe. Sy kijken vmnigh uic d'oogen,

; en zetten de kop voor ui t , alfiefprin-I gen wil'en.

Sy worden in zout water gevangen, en fmaken goet, byzonder alfle gebraden zi jn.

Tamptts.

De vifch Pampus is ruim een voet lang,een fpan breet, en van gedaente en kleur als een fchol: maer d'oogen ftaen op beide zijden, ende bek recht: de huit is plat en gladt.

Sy is goet van fmaek, ' t zy gezodeo of gebraden , en wordt mee als fchol gedrooght, en ook zoo gegeten.

PeyxeKok.

De Peyxe K o k , dat is, vifch-kok, wort alzoo by de Portugefen genoemt, om dat zy, gevangen zijnde, eenge-luit enftemme van kok geeft.

Sy worc veel aen hec eilant St. Vin-De zee adelaer is een wanftaltige ' c e n t gevangen , is in haer zelve zoo

vifch, heefc een lan^e fteert als een : byzonder lekker niet: maer fmaekt flechs redelijk.

Blazers.

Blazers zijn groote en onbezuifde viflehen, die haer by wijle in de ruime zee vertoonen en onthouden. Sy wor-

ontrenteen fpan lang, en wonderlijk j den alzoo genoemt, dewijl zy het wa* van fatfoen: want het achtet l i j f is een rer inhalen', en met groot geweit we-langwerpige klomp ; daer een hoofe deromuit,indeluchc,blazen. mer eenige pennen voor af hangt. De

rogh, met grote vinnen als vleugels, en een mismaekteen dikke kop. Sy is is graeu van kleure^n fmaekt als rogh.

Zeekat.

De zeekat iseen ronde vifch, van

oogen zijn langh en heel groot, de huit glat en uit den blauwen, en bruin-achrigh op het li jf .

In het ingewant vind men zekere

Witvijch.

Witvifch is ontrent zoo groot als de wyting. De buik hanght ronde uit,

de

Page 428: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A de rugh is recht, en de bek ftaet om hoogh. De fteert is gefpleten als een vork. Opde rugh iseen vin , en van den buik rotdelieertishec vol kleine vinnetjes. Het l i j f is geftreepr als de graren van een vifch. Voor aen de bek zitten twee lange lellen.

Deze vifch is zeer zoer van fmaek ; hoewel zy beter gekookt als gebraden fmaekt.

Vijf- vinger vifch.

De vijf-vinger-vifch is alzoo na vijf zwarte plekken genoemr, die deze vifch aen weder-zyden heefc: als of zy daer met vijf vingeren gegrepen was.

Sy is ruim anelerhalve voetlangh, heeft een kleine kop, na hare groote; maer een groote bek, en na de fteert toebruinegetakte vinnen. De kleur van de huit is fchoon en blinkend, als zilverachrigh, blaeu en purper, zonder fchubben.

De fmaek isgoet; maer watdroogh-achtigh. Sy houdt in' zout water, en wordt opalle plaetfen, in gantfeh Indien, gevangen.

Karappa of rontvifch.

Karappa is een rontvifch, als wy-t ing, en ook nietal ce herc van vifch; hoewel nietonaengenaem van fmaek. De kop en fteert is klein ; maer de buik, na de groote van de vifch, dik. Onder aen den buiten-kant , tot de fteert toe, zitten eenige Vinnen, als d'aclen hebben.

Vliegende viffchen.

Zommige vi iegende villen zijn zoo groot als een köret je. Sy zijn op den rüg blaeuachtigh van kleur: desgelijx de vleugels: maer de fteert is bruinder. Sy hebben groote oogen en geelachti-gegroote vinnen, en zijn van fatfoen cene fpiering niet ongelijk.

Sy fmaken niet onaengenaem,'c zy gezoden of gebraden.

Men kan hen door geen l if t vangen; uic oorzake zy zoo fehicheigh en vreesacheigh zijn. Soo dra zy hec minfte vcrnemen,ftuivenzyuithec wacer op, uic vreeze voor verflindende viffchen.

N T - R E I Z E . 177 Sy vliegen mec groote fnelheic zon*

der beftier, zomtijts tegen de Zeilen en want aen, en vallen zoo op de fchepen neer.

Sp/itßeert.

Splitfteert is een flagh van ronde en langwerpige viflehen, met een lange en gefpleete fteert: waer na zy by de onzen fplitfteerten genoemt worden f

Sy hebben eene kop alseen haring, en zijn van de groote als cen makreel. Boven aen de kop zit een lange, cn onder aen de bek twee lellen: alsdegar-neels-hoomen: maer zijn dikker, die zy in hec zwemmen dichc aen het l i j f verbergen.

De fmaek van de vifch is wat wrecn waer over niemanc veel moeite aen-went, om die te vangen.

Tongen.

Zommige tongen zijn ontrent eert voec lang, en van kleur als de hierlanc-fe. De kop is vreemt van maekfel: naerdien zy fcheele oogen en een fchieve mont aen d'eene zyde zitten hebben. De vifch en fmaek is byna als die van d'onzen.

Bonyti

De Bonyt is een vifch byna van gedaente als de Koretten : maer heefc kleinder vinnen, enblaeuachtige ftrepen over 't l i j f , die haer allengs na de fteerc in malkanderen verfmclren. De rugh is donker groen, en de buik onder wie : d'oogen zijn blacuw en grooc, met gele kringen. Sommigen zijn anderhalve en twte voeten lang, en blinken, in het ophalen uit hec wacer, als zilver.

Sy zi jn, verfch gegeten, goet van fmaek: maer fmaken bertr,wanneer zyeen weinigh in ' t zout leggen, ert gebraden worden.

Sy worden in de groote zec gevangen, en volgen gaerne de fchepen. Sy zijn geweldigh happigh, en flokken al op wat haer voorkomt: waerom zy ook licht te vangen zijn.

M m a Zwatrt*

Page 429: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

> 7 8 G E D E N K W A E R D I G E nigh uit d'oogen. Voor hebben zy

Zwao tvifib. t w e e rooc\c vinnen,en een blaeu fteerr-je, dat heenen weerovergaet. Sy wor-. den in verfch water gevangen, zijn wit van vifch, en goet van fmaelct

De Zwaertvifch heefc eenleelijk en ichrikkelijk gezicht, een diepen en hollen bek, en een kop als een uil. De huit is fcherp en kartehgh, alseen vi j l , de rugh graeuw van kleur, zonder fchubben, en de buik wit. Aen ieder zydevan het zwaert,dat ruim vi j f voeren lang is, ftaen zeven en twintigh rinden. De gemeene hebben de leng-re van vijf en twintigh voeten, met het zwaert, en de diktc van twee mans omarmingen. By d'oogen ftaen twee fnuifgaten, daer door zy het water in en uit fnuiven.

Siap Siap.

$hp Siap, alzoo by de Javanen genoemt,is cen vifch, die zeer begeert, en alleen tot watervifeh gegeten wort, om zieh wat te ververfchen, als men wat te veel gedronken heefr. Sy wort by Batavia in zoet water gevangen.

Bontvifch.

Debontvifchkomt met hären naem, in de kleure, recht overeen, die bont is. Syis ontrent een voet lang, envry dik : bruin van kleur, aen fteert en vinnen , en vol bleek blaeuwachtige plakken, tot in de fteert toe.

De huit is zonder fchubben. d'Oo-gen zijn geel, met blaeuwe ringen rontom. Onder den hals hanght een krop, die, zeer wonderlijk geftreept, na de fteert toe loopt. Sy heefc aen ieder zyde een geele vin, en,na hare grote, cen klein btkje.

Deze vifch wordt by d'inlandcrs zeer gezochten begeert: maer heefc eenigh vergiftby haer, dac men in hec fchoonmaken moec afnemen,cn daer in zeer voorzicheigh zijn. Anders is de vifch goec van fmaek.

Vijfoogen.

De vijfoogen zijn alzoo van wegen hare vijf zwarte oogen, met gele ringen , die zy in de vinnen aen de fteert hebben, genoemc. De huit is geelachtigh van kleur, glat en zonder fchu b-ben. Hec l i j f isdikachtigh. Zy hebben een kleine kop, en cen lange neus, die over de bek heneftaet,cn zien vin-

Zee-vle'ermuis.

De zec-vleermuis is alzoo van wege zijne gedaente genoemt, en heeft twee yzelijkegeelachcige vleugels, met drie blaeuwe ftrepen , die cierlijk over het l i j f hene gaen. Defteercislangh, de kop dik ende bek groor.

Hec fchijnc een flagh van roggente z i jn : gelijk zy ook als rogh fmaekt, wanncerze gekookt is.

Grimdelims.

Men heeft'er grundelihgs ontrent een vinger lang, en naulix zoo dik. De huit is blaeu wachtigh bleek, van verfcheide kleuren, en zonder fchub. ben. De fteert is klein en gefpleren.

Sy wort in verfch water gevangen, en is goet van fmaek.

Men heeft'er noch cen geflaght vaa deze kleine visjes, die zieh in zee onthouden, en meezulken menightege-vangen worden , dat d'inwoonders daer mee de ganfen, eenden en water-vogels meften. Men kan by wijle een heele kanoe of bootje vol voor acht of tien ftuivers koopen.

Karpers.

Groote en fchoone karpers houden in de loopende waters in Indien, die in gedaente cn fmaek van d'onze niet verfchillen.

Zeemonfter.

Het zeemonfter is een wonderlijk wanfchepfel, dat eene fter van acht takken , vol knopjes, op het hooft heefc, Boven ftaet een gewas, alseen biflchops-mijccr. Van de zyde des hoofes fehieten twee vinnen of pennen, zoo lang als het montier zelfs is. Het heeft cen miflelijkebek,en achter een breede fteert,dacr het in het zwemmen alleen zieh mec weet voort tc zetten: want het heeft anders gene Vinnen.

Gar-

Page 430: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 431: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 432: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 433: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 434: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A N T - R . E I Z E. *79

-Garnelen cnKreeßen. I gebruik van fpijze of artzehyc; maer worden meeft, als iets raers, bezien.

Men heeft'er allerlei flagh van gar- j nelen , en onder die ook in grooten overvloet fteurkrabben, die op de rüg, zaeghswijze,getant zijn. Eenigen zijn L-ongemeen groot, en wegen de zes cen ' ^ pont zwaer. Sy zijn zeer lekker van fmaek enongemeen gezonc: waerom zy den aemborftigen, en die bloecuic de longen fpouwen, een arczenye verftrekken.

Zee-garneelen worden in het zout water gevangen. De grootfte zijn een fpanne langh, hebben fchildenals de hierlantfe garnelen. Ui t de kop fehieten verfcheide pennen: waer aen twee zeer dunnc en lange horentjes hangen. Sy hebben een roode gefpleete fteert, en een vale kleur.

De fmaek van de vifch isgoec cn zoet. Men kan mec vijf of zes een goede maclcijc doen.

Vliet-garnelen houden in het verfch water, en zijn van groote als onze zee garnclen. Sy zijn blaeuwachtigh van kleur, hebben een fmalle kop cn dik achrcr-lijf. Voor uit de kop, die zeer miflelijkvan geftalte is, fehieten twee lange pennen , als draden. De fteert is ftom. Sy zijn week van fchulpen en ook van vifch: waerom zy by d'onzen niet begeert worden: maer d'inwoonders eeten die met groote fmaek.

In de zoete rivieren worden ook kreeften gevangen, die in gaten en holen , ontrent d'oefters, houden. Sy zijn beter van fmaek en drooger van vifch als dezee-kreeften.

Zee-krabben.

Zeeftarre.

De zee ftarre is een wonderlijk cn zeltfaem fchepfel met vijf takken, zoo net als men die met een peneeel zou kunnen afrekenen. Sy zijn uit cen gelen rootachtigh : ontrenc een duim dik, en hebben cen dikke» herde en bultige huit, cn duizenden van beent-jes, die zieh bewegen. In hec midden is eene opening, daer zy eenigh voec-fel doortrekken, om te leven. By ftil weer kruipen zy in zee: maer by hart weer kleven zy eiders aen, om van de baren niet op'tlant geflingerttc worden.

Sy worden niet, noch hebben cenig

De zee-krabben zijn ontrent cert an groot, fchoon van kleure,

mer geelachtige en zeer aerdigh ge-fpikkelde fchilden, en van achteren groenachtigh. Sy hebben drie purpere ronde vlakken, daer witte ringetjes omzijn. De fcheeren zijn aen het l i j f uit den geelen, en dan wit,en voor aen fchoon en hoogh purper, met fcherpe klauwen, daer zy vinnigh mee houden en geweldigh vaft knijpen. d'Ocgen ftaen op pennetjes , wel een vinger breet uit het hoofe.

Daer zijn blaeuwe krabben, welker zommige anderhalve voec groot, en zeer fchoon van kleur zi jn: want hec fchilt ispurperachtigh met witte vlakjes doorzaeir, die allengs in flaeu ver-dwijnen, als ofs'er opgefchildcrc waren. De fchacren zijn fchoon blaeuw van kleur,en na'rlijftoe purperachrig. Hetfchildt isveormee, alsdevoor-noemde krabben, getakr. d'Oogen ftaen ook op kleine puntjes, wel een vinger lang uic hec hoofe. De voorfte fcheeren hebben zeer fcherpe takken en klaeuwen : dies zy met voorzich-tigheit moeten aengetaft worden. Sy worden in het zout water gevangen, en zijn vol van fmakelijke vifch.

Daer isook een foort van krabben, fnel in't loopen, en wat kleinder als de andere: zy hebben ook d'oogen op twee pennen, die meer als twee vinger breet hoogh zijn. In het loopen zetten zy die om hoogh, om beter van haer te zien. Anders leggen zy die achter twee pennen neer, die zyaen ieder zijde hebben, onder dun en bo* ven war dikker, om die tc bc waren.

Het fchilt ophet l i j f is gewölkt als gemarmerc. De fcheeren en potert zijn purper van kleur en aerdigh getakt. Achter hebben zy als twee ronde blau wefchiltjes, die met geelachtige kantjes bezet zijn. De vifch is goeten zoet van fmaek. Menvind'er op eenige plaetfen, die heel groot zijn, en veel vifch in hebben.

Daer iseen foort van zee-krabben, van de groote, als de blau we krabben i hoewel men die lichtelijk aen de kleu

re

Page 435: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

aSo G £ D E N K. \V Te en de fmake onderfcheiden kan: want de fchüden trekken na den groene, en de Icharen zijn rootachrigh. De oogen ftaen wel cen vinger breer, op pennetjes, uit het hooft. Het fchild t is voor aen aerdigh, als een handt, ver-volgens getakt.

Die flagh van krabben is het befte, dat mgaiflch Indien gevonden wort: want zy z tren vol witte, fchoone en fmake! ljke vifch.

Men vint'er, op zommige plaetfen, zulke groore krabben, die, al wat z mer de fcheeren vaft krijgen,te pleiteren d ukken.

De krabben en alle fchulpviflchen zijn beft met de volle maen.

Zommigen verkruipen haer eeni gen tijt van 'rjaer in d'aerde, en veran deren van fchilt. Sy leggen zoo lang naakun d'aerde, daer zy haer dich verftopr hebben, rer tijrtoezy weer een fcfulrgekregen hebben.

Men houdt a'le d'Indiaenfe krab ben 'oor beter van vifch, als de vader laiufe.

UMoßekn en Oefters.

Men heeft'er moMelen van de groo-*e,also zeZee-of Vhe-Untfe m >flc-len: hoewel doorgaens grooter. Zijn binnen en bm*en bruin, en evenwel vol ieno me en witte vifch. Sy wo r -dk-n gekookr,en op een felve wijfe mc f i.ife, als hier te Unde, gegeten j en fmaken ook byna eveneens.

De ftect-mofTJen z jn vangroore, als d'onze, eneen weinighgroenach-t.gh. en o >k goet om t'eeten. Na het open end hebben zy rwee fcherpe ho-rentjes, en na het toe-end een bleek-achtige fteert, die, op den grondt, aen het een of ander aerdrrijk, vaft in den modderzir,en diezy uit enin kunnen I rekken, na het water waft of valc.

De Sr. Jakobs fchulpen worden'er alsmoftelen gekookt, enzijnookby-kans van vifch en fmaek alsmoffelen.

Daer zijn verfcheiden flagh van oefters, en zommige, die grooter tnjn, zirren aen de klippen: andere groeien aen de wortelen en takken van de boomen, die met laegh waterdroogh ftaen, en dan afgenomen worden, en anders onder warer ftaen. Sy zijn alle zoo zoet en aengenaem van fmack,als men

A E R D I G E zou mögen begeeren. Sy worden met fpeceryen geüooft, en ook räu met la-moen-zap en peper en zoutgegeren. Men gaer by wijle, met een hmoen in dezak , na buiten , en eet'er zoo veel en verfch, als iemant begeert.

Purper-ftekken.

De purper-flekken worden overal, aen de eilantjes regen o er Batavia, gevonden. De hoornen zien uit den geelen, tnzijn zeer groot, als een Citroen , en hebben aen het roeeind aerdige kruilen. In deze hoornen zir een grooteflelc,diedik, vei,g' el van kleur, en met nette zwarte ftreepjes verciert is. Deflek wortgekooktcnalsahk u:-ken gege en : maer valt vryherrvan vleefch, cn is evenwel by de Sinefen zeer begeert. Birnen in de flckiseen purpe.-c verf, die rot verfcheide zaken ka i gebruikt werden , als ernte verwen, en roode inkr van re maken.

De Sinelen weten deze hoornen zeergladr re polijften : en houden die, als ook de flekken,in groote waerdye.

Men hi eft'er groenachrige hoornr-je?, mer zwarte ftipjes en ftrepen,zien aen den mont uit den roode, zijn van binnen wi t , en hebben de groote van een klein kinrs hooft. De flek,die van binnen inzit, is zoobont van kleur,als de h »orentjes. Sy worden als alikrui-ken gegeten, en fmaken wel.

Men heeft'er m ch een ander eierlijk gedraeit hoorentje, bleek root van kleur, met witgemarmert, dat root in een verfmelt. Het is zoo groot als een gemeene oranje- appel. De flek is ook bont,wir, en root, als het hoorenrje,ge-kleurt, en wordt gegeten als ahkrui-ken: maer is wat hertachtigh van vis, en zwaer teverteren.

Quallen.

De quallen is een levendigh zeege-was: hoewel men niet zeggen kan, dat het vifch of vleefch is: noch been noch gract: noch hooft noch ftaert, nochm-gewant heeft: maer hetis een lillende ftof, als kout kalfs-zop of fterre-fchotfel:

Zy zijn ontrent zoo groot als een tafelbort, en ook kleinder. Zy hebben rontom aen d'einden heel nette puf-

peie

Page 436: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A pcre kantjcs, die zy in het z wemmcn bewegen, enzich daer mee voortzet-ren, cn laten de reft nadri j ven, dat uit lellen beftaet. In het midden zit iet, dat in de groote als witachtigh,en in de kleinfte blaeuwachtigh is : daer mif-fc . ien al hjjn leven en kracht in beftaet.

Wanneer zy op het landt drijven, vervallen zy voort, engaen lichtelijk van malkanderen, en worden tot niet.

Zy dienen nergens toe. De Sinefen alleenlijk branden daer arak af, die zeer heet en ongezont is,en den bloet-loop, z weering der longen,bloetfpou-wen, tering, en eindeh jk de doot ver-oorzaekt. Wanneer zy het bloot vel van eene menfch, in het zwemmen, aenraken,dan branden zy het byna als vuur: daer op kleine blaren volgen. Waer uit hun brandende hitte te be-fpeurenis.

N T - R E I Z E . 2 8 i vifch fmaekt byna als die van de vader4

Iahtfe roggen : dochvalr,om hare grote, wel zoo grof van vifch. De vinnen zijn groor en trekken na den purperen.

Met de ftacchel van cen rogh de baft van eenen boom öpgekrabt, zal de boom uitgaen.

De jonge roggen zijn beter als d'oude, die herr t'eeten eh verteeren zijn.

Alle gefchobde vifch fchicc kuit: maer de gladde, zonder fchobben, werptlevcndige jongen.

Indiaenfc cn javaenfe vogels en viervoet ige

dieren.

Vigel Erneu of Kafuarü.

Voraden.

De Doraden worden by eenigen ook zeebraeflems genoemt, en is een flagh van dolfijns en tonijnen. Sy hebben op den rugh lange fpitfe vinnen, en een groote fteert met takken. Onder het l i j f ftaen drie vinnen: welker Iae-fte haer uit de.fteert loopt. Zommige zijn wel vi j f voeten lang, en meer breet als dik.

Zy fmaken beft gezouten en gedrooght : maer zijn hert van vifch en leggen lang in de mage. Sy worden veeltijts met de hoek gevangemen zijn, om hare groote fnelheit, niet wel met de harpoen te vangen/

Sy zwemmen zoo fnel, dat geen fchip met volle zeilen haer ontzeilen kan. Sy fpringen bywijlen vijf en zes voeten hoogh uit het water, na de vlie-gendeviflehen, en, als zy gevangen worden, zomtijts over het fchip hene.

Roggen.

Men heeft, in d'Indifchegeweiten, gewcldige groote roggen ; ja eenige zoo groot als een tafel,aen welker een meer als veertigh menfchen genoegh t'eeten hebben. Sy hebben cen lange fteert, datijzelijk omtezien is : maer zijn van kleure als onze roggen.

Het gebeente is kraekbeenigh en de

Op d'eilanden Sumatra, Banda, ett andere nabygele Molukfe eilanden* houdt zeker vogel, die by d'inwoon* dzrsEmeuof Ernenn anders gemeenelijk byons Kafuarü genoemt wort.

Hy gaet ftatigh, met opgerechten hals en hooft, en is dan ontrent vi j f voeten hoogh: maer heeft in de lengte, van de borft tot de fteert, drie voeten. Het hooft is, na de groote des l i -chaems, zeer klein, glat, en zwartaehtigh blaeü van kleur.

Voor aen den hals hangen twee root-achtige vellige lellen.

D'oogen zijn groot, en ftaen brandende ep wilt in't hooft. Achter die ftaen kleine en bloote oorgaten.

Een weinigh boven hec fcherp van de bek ftaen twee gaten, in plaetfe väh neusgaten. Uit hec midden van de bek fchicc, tot aen den kruin des hoofts, een herde, rootacheige ert blauachcige of donker geelachcige fehile of fchulp: die inzonderheit het mannetje heeft.

Sy zijn hoogh, dik en grof van bce-nen, die als met bruin-geele eeltige fchorzen bedekt zijn. De voeten eh tenen zijn ook dik en hert, fchobbigh en zonder fpooren: maer voor ftaen drie lange en hoornige klaeuwen: waer in deze vogel van den ftruisvo-gel verfchilt: dewijl hy voor en achter geen gekloofde voeten heeft, als de ftruis.

Hy is naby gantfeh met pennen, of* liever met pluimen,bedekt, diedon-

N n ker*

Page 437: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

G E D E N K W A E R D I G E

ker-rooten zwar r zijn. Die op de borft en dyen zitten, fehieten altijt twee en twee uit cen felvc klein bu ltjc:maer die de fteert maken, zijn langer en herder dan d'andere,en zoo wonderlijkge-vormeert, dat de huit, van verre aen te zien, niet met pluimen; maer met een haitige vilt alleenlijk fchijnt bedekt tezijn.

Onder de pluimen, die de zijden bedekken, zirten vleugcls, of liever fcherpe pennen verborgen, die om te loopen dienen , in plaetfe van cen zeil ,en niet omte vliegen. Dies deze vogel zieh naulix van d'aerde kan op-heften: waerom men hem ook onder de vogels niet kan rekenen.

Deze vogel is zeer gulzigh in het eeten , flikt alles in wat hem voor-komt, tot yzer en ftael toe : ook gloe-jende koolen. A I het welk hem weder afgaet als het ingeflokt is. Ja hy werpt het bywijle,na verloop vaneenjacr,on-verteert weer uit. A nders eet hy ook groenre.

Sijne fterkte beftaet niet in de bek ;

maer in de voeten : want hy is zeer

fnel en fterk in het loopen :en kan geen man hem achterhalen.

Wanneer hy boos is of hem iemant tc na komt, dan flaet hy met de dikke voeten achteren ter zyden uit, alseen paert.

Hy leit groenachtige eyeren op de aerde, in eenige ruighten, die veel kleinder en dunder als hoender-eyeren, en doorgaens met donker groene bult-jes vercierr zijn. De doicr wort by de inwoonders gegeten.

Hy heeft gene tonge noch fteert.

Fliegende Katten.

Onder het geflaght der vlccrmui« zen magh met recht geftelt worden, een zeker foort, die van zommige niet oneigentlijk vliegende Katten genoemt worden: naerdien zy in groote kop, fteert, lijfen alles, byna met de katten over een komen. Zy verfchillen evenwel geheellijk vande vlecrmuifcn: want in plaetfe de vleermuizen aen een haek hangen, zoo hangen deze katten aen de klaeuwen, en bedekken

zieh

Page 438: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A zieh met hunne vcllige vleugels: waer over zy geen levend beeft gelijken : nuer niec anders als of'er een zakjc hing. Het hair is doorgaens uic den bruinen rosachtigh: m3er op den rugh zwarc. Zv hebben van de voorfte pooten toc d'aehrerfte, aenleder zyde, cen vel, dat van buiren dun mec hair be-kleeris; door wiens middelen hulpe zy vliegen, en liieren zieh met de fteerc terechr.

Men heeft'er ook een foorC als apen, en gcvleugelc als deze katten. Zy hebben fcherpe tanden en klaeuwen, en cen zeer fielen levendigh gezichc,

Wanneer zy gevangen zijn, zien zy geweldigh wilcen leelijk uic d'oogen.

JagervogeL

Op eenige plaetfen in Indien vindc men zekeren vogel, Jäger-vogel genoemt. Het l i j f cn de borft is hem gantfeh zwarc, en de fteerc waemeer uic den graeuwen. De kop is veerloos en bruingeel. Onder de kin hangt cen lel,cven als in de kalkoencn. De bek is met kringen bezec, mhTelijk van geftalte, cn dubbelt : want boven uic de bek fchiet als noch een hoorn uit.

Meh rekent hunne jaren nä de kringen, diezy opde bek hebben: want alle jaren komt'creen by,als opde hoornen van een os Zy zijn'er zeer fchaers: waerom zy zeer dier verkocht Worden, als'er eenige gevangen zijn."*

'Dronte of Vodatrs.

Op hec eilanc Mauricius inzonder-heit, houde zeker vogel van een won-derlijke geftalte, Dronte, cn by d'onzen Vodatrs genoemt. Hy is van groote tuflehen cen vogel-ftruis en Indifche hoen: cn verfchile ingeftalce, en komt ten deele daer meeover-een, ten aenzien van de vecren, pluimen en ftaert.

Hy heefc een grooc en wanftaltigh hoofe mec een vel bedekc, en verbeelc dac van een koekoek. d'Oogen zijn grooc en zwarc, de hals krom, vet, en fteekt voor uit. De bek is boven mate lang, fterk cn blaeuwachtigh wi t : behalve d'einden: waer van d'onderfte zwartaehtigh, en bovenfte geelachtig fcijn, en beide fpits en krom. Hy fpert

281 4

N T - R E I Z E. den bek leelijk en zeer wijt open, is ront en vet van l i j f , dat met zaehfe-en graeuwe pluimen, als die van den ftruisvogel, bedek r is. De buik en aers is dik, die byna op d'aerde hangt daerom, en van Wegen hunnen loomen gang, deez vogel Dodaers by d'onzen genoemt wort.

Aen beide zijden zitten eenige kleine pluymfgepennen,ih plaetfe vart vleugels, uir den gelen witachtigh, en achter aen den ftuir, in plaetfe van de fteert, vijfgekrulde penne-vecren van een zelve kleure.

Dcbeenen zijn geelachtigh en d ik ; maer zeer kort : doch mec Vier vafte en lange pooten.

Deze vogel is lahgzaem van gang endom,enlaetziehhchtelijk vangen.

Het vleefch, inzonderheit dac van den borft, is ver en eetbaer. Hyiszoo zwaer, dat hondert menfchen aen drie of vier Drcnten genoegh t'eeten hebben.

Het vleefch van d'ouden is, zoo niet gaer gekookt is, zwaer om te ver-tecren. Het wort ook ingezouten.

Veeltijts hebben zy een grooten en herden fteen in de mage, dieholach-fighen evenwel hartis.

1 'Ferkietf ts.

De perkierjes zijn ontrent zoo groot als een fpreeuw, fchoon groen van kleur. De bek is geel, cn rontom fchoon root. De hals is root met groen gemengt, en de vleugels voor aen fchoon geel.

Zy onthouden zieh met grote meenighte t'zamen in dichte boflehen, en maken een geweldigh gekrijt cn ge-t j i l p , als zy eenen menfeh of iemant verneinen. Zy zijn licht tarn te maken , en wel en volkomen te leeren fpreken. Men heeft'er verfcheide ge-flaghten, die alle zeer fchoon van kleur z i jn , en kunnen fpreken leeren : maer de nevensgaende afgemaelde zijn wel de fraeifteen meefte gewilt.

tßiarlijntjes.

De Martijntjes zijn byna zoo groot als cen exter, gantfeh zwei t van kleurj maer geel van bek. Zy hebben ook achter aen het hooft cen geel kapjej

N n 2 als

Page 439: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

284 G E D E N K f E E R D I G E

als mede aen de zyde van't hooft. I n het midden van de vleugels zijn de veren fpierxjjjt. De pooten zien uit den geelen, en hebben fterke cn krom-me klaeuwen.

De Javanen houden veel van dezen vogel, maken hem tarn, en leeren hem fluiten cn fpreken. Zy fpreken met een grove ftem, enzoo duidelijkals een menfeh.

Men heefc'cr noch een geflaght van dien zelven aert, die wat kleinder vallen. Zy worden gantfeh Indien door gevonden, en eeten ri js , papayen en andere groene boomvruchtcn.

Kratyen.

De krayen zijn'er byna van fatfoen, als ruften d'oyevaeren reiger,en bleck blaeuachtigh van kleur. De kop cn het midden van den hals is w.u bruin-der, en de fteert wat meer gekrulr, en de bek fpits. Zy onthouden zieh meeft indewilderniflen ,cn vhegen geweldigh wijt: ja men zeit zy al heel uit Indien over m Europe heen vliegen, en met zulken orde, dat zy altijt ee

nen leirsman volgen, die dan bywijle. veränderten achter aen vlieght.

VfigelRubus.

De Vogel Rubus is ontrent van de groote als cen fpreeuw. Hy heeft een blaeuwe bek cn beenen, cn een roodea rugh en fteert , en witte cn zwarte vleugels. Op het hooft is hy groen. Achter in de fteert zitten twee langa vecren : waer door hy van verre wd een paradijs- vogel gelijkt.

Vleermuizen.

In Indien zijn op verfcheide plaetfen ongemeene groote vleermuizen, en van de groote als katten.

Op Java zijn ook gemeene vleermuizen, van de groote als een duif, die in de boflehen houden, en vande Javanen voor cen groote Jckkernye gehouden worden.

Zy komen des nachts bywijle indc kamers, indien de venfters om de hitte open gclaten zijn, en bijten in de voeten der genen, die flapen,en trekken'er

een

Page 440: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E- en L A een groote menightebloets u i t : hoewel met grooter fchrik, als gevaer.

Gwira,

De .vogel Gwiri is van tweederlei flagh, en beide wi t , met bruine veeren gefrhakeerc. d'Een heefc een rooden buik, en d'ander een blaeuwe fteerr, met een lange veder daer in : het welk in het vliegen vreemt om te zien is.

Toero.

Pocroiseen langen fmal veugeltje, niet dik, en, met de fteert en bek, meer alseen fpan langh. De bek is lang en kromachtigh, en de fteert als die van de vogel Guira. Het heeft blaeuachti-ge vecren, met geel gemerkten kleine poot jes. Het leeft by mieren.

Krop-vogels.

Men vind op Java ook kropvogels, van fatfoen als een gans : maer veel grooter. Zy hebben onder aen de bek een groote krop hangen, die zy inen uit kunnen trekken, cn daer in, in her viflehen, veel vifch verbergen. Zy hebben toevoeten als de zwanen, om de viflehen te kunnen nazetten, en een krommen hoek voor aen de bek, daer zy dezelven wel vaft mee kunnen vat-ten.

Zy zitten in de ruightcn ,en loeren op de vifch met zulken y ver, dar zy te mets, eer zy het weten, gevangen zijn. Zy zijn zeer happigh na aes, en flok-ken levendige oefters in. Als die dan in de krop beginnen te gapen, zoo fpuwen zy die uit, en halcn'er de vifch uir.

Zy können eenlelijk geluit maken, en houden veel op het eilandt Dingding.

Eenden.

Overal door gantfeh Indien worden eenden met groote men ighre gevonden, en verfchillen weinigh in gro-teen fmaek van de hierlantlc eenden. Zy zijn bruinachtigh geel van kleur, zwart van bek en pooten, hebben een kuif op hethoofr,en cen dikken buik. En gelijk de Weftindifche eenden de borft en krop om laegh hangt, zoo gaen dezetentegendelebyna met den

N T R t i Z E . 2 8 f borft recht op, als de ping'uwijns, en fchijnen van verre cf zy kleine dwerg-jes waren.

d'Eenden willen inlndien nietwel aen het broeien, ter oorzake miftchien van d'overgroote bitte , die in hec broeien zeer laftigh valt. Dies is men genootzaekt,d'eyeren onder de hoenders te leggen , of in d'ovens en peer-den-miftuit te broeien.

Her vleefch van de welgevoede is met ongezonr.

Wijibekken.

De wijtbekken zijn alzoo van wc ge hunne wijde bek genoemt , die hen heel onder hec oogh heen komt, en hebben naulix de groore van eene duif. Zy zijn vael van kleur, zwarc van vleugels, en om d'oegen en onder de bek wat witachtigh.

Zy vliegen met menighte in 't wilr, cn worden ook veel gevangen en da-gelix te Batavia aen de marke te koep gebraght en verkocht : want zy hebben zeer fchoon en goec vleefch.

Stranthopers.

De ftrantlooper is een geflaght van fnippen, en van groote, als on ze hout-fnippen. Zy hebben groenachtige gele veeren, met zwart doormen^t: en worden daghelix te Batavia aen de merkt gebraght en verkochr. Men eet hen gebraden en gezoden, en fma* ken byna als houtfnippen.

Tortelduiven.

De tortelduiven zijn wat kleinder als d'onze, en geelachtigh graeu van kleur. Zy hebben een zwart flaghvee-ren in de vleugels, eneen zwarte fteert met witre veeren gemengt, en zijn onder den hals wat helderder van kleur. De borft is wat rootachtigh.

Zy onthouden zieh met groote menighte oritrent de rijsvelden, en hebben vet en goec fmakelijk veefch, als het gebraden is.

* Ganfen.

d'Ooftindifche ganfen zijn veel fraeieren grooter als d'onzen ,en zwij-men war meer na de zwanen: wantzy hebben veel langer hals als de hier-

3 Lnife

Page 441: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

*86 G E D E N K W l.xntfe. De bek is zwarten de hals een weinigh na den gelen crckkcnde. De rugh, vleugels, boutcn en (teert, zijn donker graeu, mec wat lichter vecren gemengt: anders is hetonderlijf wit. De llcm o'f geluit is wac heefcher,als die van onze ganfen: maer verfchillen in fmaek van vleefch, en aerr weinigh van elkandre. Ook zij n de pooten root.

A E R D I G E

Kokoy.

Kokoy is een geflaghc van reigcrs : maer veel fchoonder alsdehierlantfe. Sy zijn voor geel en achter groen. Op het hooft zit eenen pluim van fchoone veeren , die längs den hals af hangen. Daer is wqjpigh vleefch aen. Dejon-

j gen hebben geen onfmakelijk vleefch: Men heeft'er wilde, die opderivic-! maerd'oudentaei, yjfiigh, en gantfeh

ren houden, eh ook tamme, die in huis j niet aengenaem. opgefoke worden.

Roof. vogel en.

Men heefc op verfcheide plaetfen van Indien vele ftoure roof-vogels, als arenden, havicken, fperwers, cn veel ander diergelijk flagh: en inzonderheit groote kiekedieven, die veel quaeesdoen, nietalleenlijk onder het wilrgevogelr,en boven alop korhoen-ders en patrij zen : maer zelf op de hutshoendersen kuikens,daer zyzecr heet na zijn : doch de hoenders, die hären vyant wel kennen, maken, zoo gau alszy hem zien, een yzelijk ge-fchrceuw : waer op alle de kuikens komen loopen, cn haer verkruipen, zoo alszy beft können. Daer zijn'er, die zoo grooten ftout z i jn , dat zy cen jong verkenrje in de klaeuwen vateen, en daer mee deur kunnen gaen, en in het bofeh of op de klippen , daer zy zieh meeft onthouden, vcrfchcurcn.

Men heeft'er ook een foort, die zieh met uirgefpanne wieken, in de lucht weten op cc houden, cn opde winde zweven , zonder de wieken cc verroe-ren : maer ftieren zieh mec de fteerc, na hun believen, te recht.

Onder alle deze roof vogels, munt in fnclhcit zeker fperwer u i t , dien de S incfcn Jin noemen. Hy is groenach^ tigh bruin op den rugh, en van borft wat wit'cr. Heeft rootachtige fnclle oogen en een gcelachtige bek, mec cen krommeen fcherpe hack. De pooten zijn ook geel, cn met fcherpe cn lange klaeuwengewapenr,daer zyde wapcnloze veugeltjes mee vervolgen en in de lucht vatten : ja zelfs toc in de huizen, en toebyen aen de menfchen.

Kolibry.

Kolibry is het kleinfte vogeltje, voor zoo veel men weet,dat gevonden kan worden. Her is ontrenc zoo g'ooc als een keever. Hec heeft een fcherp bekje, dat niet dikker als een groote naelt is, daer mee het zijn voetfel uit de bloemen zuighe: hoewel zommige zeggen, dat het meeft van den dauw leefc.

Het heeft een byzondere fchoone kleur, als de regenboogh , ofals de vleugels van duiven of eenden , en knjghr, zoo dikwils als menhetaen-roerr, een andere kleur.

Het maekt zeer behendigh een vaft en fchoon nesjq, van vafte ftoffe, onder cen tak van een oranje-ofli-moen- of katoen-boom,ttgen her zui-de : om niet alleenlijk van hetgezicht, maer ook van de Noorde wint bevrijt te zi jn. Het leie cyeren als ercen.

Noch is*cr cen ander flagh •, hoewel zoo fraei niec, dac fchoon zingt, en naulix vier en twintigh aefen weeght. Men kan dit klein beesje naulix hoo-ren vliegen: wanr het maekt een geluit als een draeiwint. Men vangt hec tuflehen de handen en onder dehoet, als de pennevogels of wit jes.

Vogels als Kjßers, of guakktls.

In de boflehen van Java vliegen by fcholen vogels, als lyfters,en zijn van de groote als duiven: maer in de kleure onzen quakkels zeer gelijk: doch hebben een weinigh langer bek, en geven ook by tijden cen geluit, als de quakkcl gemenelijk doet: hoewel het van de ftemmeen het geluit des quakkels zeer verfcheiden is, en gelijkt beter na het vervaerlijk geluit, dat de pittoois hier tc lande maken.

Deze

Page 442: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E cn L A Deze Vogel is zoo kout van natuur,

dat, wanneer hy , in de kougefloten zijnde, niet in de zon gezet, en onder hem zant in de kou geftrooic wordt, rhachteloos wort,en gevaer loopt van ce fterven: waerom hy des nachts, en by zonnen ondergang, zieh in de flammen van de boomen in malkanderen rolt , en met zijne vederen bedekt. Maer wanneer de zon opgaet, dan zingt hy aenftonts, en kan zijn geluit eenige fchreden verre gehoort worden. Dies deze vogel te recht met zijn geluit voor een morgen-wekker dienen kan, om iemant vroegh , met zonnen opgang, opte wekken.

Quakkels.

De quakkels zijn'er byna van grote als d'onze, hebben op den rugh brui-ne, en aen den borft blaeuwachtige veeren. Het overigh l i j f is met bruine veeren gedekt. De bek is geel en de pooten voor met drie klaeuwen, en achter met een bezet.

Zy quakken niet, noch geven geen geluit: maer worden alleenlijk voor de keuken gevangen. Het vleefch fmaekt lekker en goet.

Rijsvogels.

Rijsvogels zijn ran de groote, als een hoen i maer wat langer op de bee-nen, en hebben heel lange klaeuwen, en bruine veeren op het Ii jf,cn een root kopje. Zy eeten gaernerijs, daerzy ookby d'onzen den naem van voeren, en fmaeken Ickker, byzonder alflc gebraden zijn.

Fefanten.

Men vint ook op verfcheide plaetfen van Indien fefanten. De fteert is langen fpits. Het vleefch fmaekt gebraden Ickker. Zommige zijn fpier-wit voor op den borft, en om d'oogen.

'Pennevogeh.

Pcnnevogels zijn'er met menighte, en van verfcheide kleure en groote. Zy hebben voor een lange bek, die zy opkrullen, en, als zy willen, uitdoen, om hun voetfel uit de bloemen te zuigen. Eenige zijn wonder fchoon van kleur, en met blaeu, wit en zoo hoogh

N T - R E I Z t . 287 root gefchakeerc, dat geen fchilder mec de peneeel zoodanigh die zou kunnen verroonen.

Zy zijn ontrent, met uitgeflage vleugels"", een hantbreet grooc. Andere hebben grooter vleugels en eert dik l i j f , en Voor tweepluimrjes op de kop.

Houtduiven.

De hoütduivcn zijn ontrent van de groote, als onze tamme duiven, en op den rugh bruin gefpikkelt. De buik is wit, de borft purperachtigh, en de po-tenrootachtigh. Zyzwijmen wonder wel in fatfoen na de tortelduiven, en korrekotten, alsonze duiven. Zy onthouden zieh in dichte boflehen, ert worden zeer , om hun goet en vec vleefch, begeert.

Zommige houden heninhokkenj en maken die zoo half ram. Sy paren dan ook, en reelen voorc.

De meefte fpijze is rijs.

Lory.

De Lorys zijn ontrent zoo groot als depapegayen, die men in Neerlandt ziet: maer geweldigh wonder fchoon en hoogh van kleur: want de borft is hoogh ront, en de krop mec gele vereri doormenge. De vleugels zijn fchoon groen, en hec höofc boven blinkend zwarc ,cn de bek geel.

Gene vogels zijn'er, daer d'Indianen meer van houden: want zy geven bywijle voor eenen dertigh rijxdael-ders. Zommige leeren zeer duidehjk verfcheide talen fpreken.

Zy zijn ongemeen maken täm, eri vliegen de menfchen öp ftraet na.

Men vint-er verfcheide foorten, die groote en lange fteerten hebben, en eenige van drie vierendeel eilen lang, die men Indifche ravens en Kakkaraus noemr. De buik is geel en de rugh blaeu.

Men heeft'er ook fpierwitte,met cen geele kuif op de kop,die zy, wanneer-ze boos zijn, recht over eind weten te zetten.

Daer zijn ook zekere vogels , als onze exters of Ii jfters van groote en geftalte, die veel duidelijker en nettef eens menfchenftemnabootfen, alseen

pape«

Page 443: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

188 G E D E N K W A E R D I G E papegay v hoewel veel rijts met een on-tijdigh cn ongeregclt gekakel.

Zy ztjn blaeu van veren en met don-Hoenders.

De hoenders zijn wit en fraei vari ker blaeuwe en asverw.ge flippen of k l e u r c n y e e r e n . h e b b e n e c n bloet-plekjesgefpikkelr: maer hebben a e n , r o o t kammetjeen baert, met ecn lan-den hals een gele kmf en het hooft met e n r o o ( J e ftfCrt} e n a e n d e v o e f e n

zwarte en zachte veeren, als fluweel, bezet.

Geelv'inck.

De geelvinken zijn'er ontrent zoo groot, alseenleeuwerk, hebben een geel en dik bekje en roode pooten. De veeren zijn bleek geel, en metgraeu aerdigh gefchakecrt. Zy houden met groore menighte by malkanderen in debüfTehen en wildernifTen, en worden met het net gevangen en daghelix te Batavn overvloedigh veel op de merkt te koop gebraght Het gebraden vleefch is lekker, enfmaekc byna als dat van vinken.

Rijsmoffen.

De rijs-moffen zijn ontrent van de groote, als onze mofl'en, en ook vael-achtigh van kleur: maer hebben een körten en dikken bek, en na de fteert eenige zwarre veeren, en het onder-l i j f witte, met blaeuwe pooten.

Zy vliegen met duizenden t'zamen, en doen groote fchaden inde rijsvel-den, als de rijs aen het rijpen is : waerom d'inwoonders genootzaekt zijn molokken en andere dingen te maken, om hen te verdrijven, of zelfs het gewaste bewaken. Zy worden gebraden gegeten.

Terkietjeso? Peroket.

De Perkietjes, of eigentlijk Pero-ketten, zijn zoo groot als Ieeuwerken, en fchoon groen van kop en vleugels, en onder de vleugels op den rugh root, met een helder groene borft en fchoon gekleurtkortfteertje.

Zy vliegen met menighte in de dig-teboffchen: maer zijn tenger van aert: waerom men dezelve zeernacu moet wachten. Dit flagh fpreekt niet: maer worr alleenlijk om de fchoone pluimen gehouden. Zy leven by rijs cn andere boomvruchten.

Alle perkietjes, papegayen en andere vogels van dien aerr, doen groote fchadeaende vruchten enrijsvclden.

eenige veCrcn.Zy vallen klein,en ruirn zoo groot als Ncderlantfche duiven: maer zijn vol moet cn rrots na hare grote. Hec vleefch is goet van fmaek. Deze zijn eigentlijk Siamfe hoenders, cn uit Siam na Batavia overgebraght.

Men vinder ook hoenders met zwarte veeren , zwarte beenen en zwart vleefch, dat evenwel goet van fmaek is, en voor de zieken zeer ge-zont gehouden wordr. Zy worden meer om vermaek als profijt gehouden.

Eenige hebben hair in plaetfe van veeren. Andere hebben de veeren verkeert ftaen, en averrechtsgekrultj wanc zy ftaen, in plaetfe van na achtereren nahet l i j f toe, na voorc, en van het l i j f af.

Reigers*

Ontrent Baravia onthouden zieh vele reigcrs: als ook in andere geweften van Indien, daer laegh en water. achtigh landt is. Zy zijn van groote ontrent als een Neerlantfche reiger,en graeuachtigh van kleur: hebben lange veeren cn zwarte vleugels.

W e l onthouden de reigcrs zieh altijt ontrenc en aen de kant van het water , daerzy met de lange bcenen in-gacnen hun aes zoeken : maer neftelea op de boomen.

Her vleefch fmaekt wat taci en vifchachtigh.

Springers. De vogels, Springers, zijn alzooby

d'onzen genoemt; dewijl zy geduurig van d'eene tak op d'andere fpringen. Zy zijn van grootealsecn lijfter, en fluirenook alzoo: hebben eenzwert hooft, vleugels en fteert: maer den borft en buik wit. Men vind'cr veele te Batavia, die dezen vogel, omzijn byzonder geluit, by ecn keten aen het been vaft houden, cn met gekookte rijs voeden. Hy is licht tarn tc maken.

Bofeh-

Page 444: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L

Bofchduiven.

De Bofch-duiven zijn ontrent van fatfoen en'groote, als de hierlaridtfche duiven : maer fchoonder van kleur: want de hals en borlt is uit den groenen, en op het l i j f en onder de fteert is het purperachtigh, en de fteert en vleugels blaeu, met witte kanten.

Zy onthouden zieh met menighten in de wilderniften en dichte boflehen ontrent Batavia, en Worden daghelix aen de merkt te koop gebraght.

Het vleefch is goet en niet onaen-genaem van fmaek, wanneer hec gebraden wort.

Gtutvinkeh.

Degoutvinken hebben zeer aengename pluimen, en ontrenc de groote van onzegoutvinken. Debekisbleek root: de kop fpierwir, en heC boven l i j f en de vleugels fchoon blaeu, de buik root, en de fteerc donker blaeu. Zy vliegen mec duizendenden binnen en buiten Batavia,en worden by d'inwoonders, om hunne fchoonheit, in in koüwengehouden. Zy eeten meeft rijs.

Scorpioenen.

Men heeft teBatavia overvloedelijk reel grote fcorpioenen, en eenigen een vierendeel lang. Daer zijn ook zeer veel kleine. Ja naulix kan rnen eenen fteeen verroeren, of daer zitten eenige fcorpioenen onder.

Sy onthouden zieh in de hoeken, acheer kiften enkaften, ftoelen en banken , fpiegels en fchildcryen, Cn in de oude muuren.

De kleine zijn ontrent een vinger lang, en het l i j f is zoo dik als cen pen, en vol leetjes. De kleur is geelachtigh met bruine ftipjcs gefpikkelt. Sy hebben voor twee fcheeren met twee fcherpe knijpers, en een lange fteerr, die zy meeft opkrullen en op den rugh dragen. Aen hec eind zit een fcherpe, harde en vergiftigeangel,daer zy mee fteken.

Sy loopen op acht lange pooten, byna gelijk de kreefren.

De bcete of fteek van eenen fcorpioen wort zeer vergifeighen gevare-l i j k , ja doodelijk gehouden, zoo men

A N T - R - E I Z E. %%9

die niet voort helpt: want in den t i j t van weinige uuren wordt de gefteke perzoon een lijk.

Andere daer en tegen houden de bete offteke van eenen fcorpioen daer te lande zoo vergiftigh niemals in Italic ofSpanje.

Ecn fcorpioen dootgekneuft cn op de fteke geleit, of in d'olie vcrdronken± en dan daer op geleit, trekt het vergif uit. Een fchijf radijs op eenen fcorpioen geleit, doot dien terftonC

Ter oorzake die dier zoo vergiftigh en gevarelijk is, moet men het voor-zichtelijk handelen : want men magh 'er naulix een fpiegel offchildery, of iet anders, van de want af nemen, of een ftoel of bank verzetten, zonder eerft ce zien, of'er gene fcorpioenen acheer zitten, om niec geftoken te worden.

Men zeidt, dat de mieren eenen fcorpioen bywijle zoodanigh bezer-ten ,en aen de pooten hangen, dac Zy zieh niet weten te bergen, noch verwe-ren; waerom hy zieh zelven met zi jnen angel byde kop in dootfteekc:en worc dan van de mieren weg gefleept.

Duizent-beenen.

De Duizentbeenen zijn ontrent vijf of zes duimen en meer lang, en eenige byna als een vinger dik , ros van kleur, vol leetjes en bcenen : waerom die Duizent-beerten genoemt worden. Sy hebben twee knijpen,die zoo vergiftigh fteken, als die van de fcorpioenen: want hun vergif wordc mec zoodanigh krachtigh gehouden, als dac van de fcorpioenen.

Hunne fteke veroorzaekt zulken feile pijne, datzy byna den menfeh tot razens toe dol maekt : maer die wort, als de bete en fteke van den fcorpioen, met zijne olie genezen.

Sy onthouden zieh mee, als de fcorpioenen , overal in de hocken, achter kiften enkaften,. in de muuren enop vochtige plaetfen.

Hagedijfe en.

- In Ooft- en Weft- Indien heeft men ongemeen veel hagediffen van vef* feheiden groote, kleur en foorten.

Onder andere isop 't eilandt Jäva O o cen

Page 445: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

I9ö G E D E ' N K W en groote menighte van hagedilTen,1

dieniec langer als een voetzij;i. Näu-lix kan men cen voet in het grasneer-zetten, of men ziet dit zeer vreesach-tigh gedierte hier en daer opfprin-gen.

Daer zijn'er, die groote en blinkende fchobbenop het l i j f ,en zulkeglin-fterende oogen hebben,datmen die in de zonne-fchijn vvelopecnuur gaens zien kan. Anders zijn zy leelijk ge-fprenkelt, endoen temantin het aenzien vcrfchrikken.

Noch is'er een foort van huis-hage-dififen, die veel kleinder als develt-hä-gedilfen, en bleekgroen van kleur zijn. Z-y houden zieh aen de zolders en aen de muuren van de huizen, en erneren zieh met vliegen, fpechten, muggen en mieren. Zy houden zieh alsonbeweegehjk, en alsofzeaende muuren gefchildert waren , wanneer Zy op dit ongedierte loeren, om het tot hun voetfel te gebruiken. Wanneer zy dan hun aes zien te bereiken, fehieten zy fchichtigh daer op toe, en vatten her.

De fteert van eene hagedis groeit weer aen, wanneer die met een ftok afgeflagen is.

Alhoewel deze hagediflen affchu-welijk van aenzien zi jn, zoo doen zy evenwel den menfeh geen quaer. Sy komen in de flaepkamers, en loopen den flapenden over hec aengezicht, en maken hem > door zijne koude leden, wakker, zonder eenige fchade tc doen.

In de boflehen van Java en in de poelen en flik: als ook in de holen en fpelonken, houdt cen zeker flagh van eene hagedis, of om beter te zeggen,-een foort of geflaght van eenen landt-krokodil } dewijl hy meer te lande als in het water leeft, en wort eigentlijk by d'Indianen Leguaen genoemc.

Wac de geftalce belangt, daer in komt hy wonder wel mer eenen kro-kodil over een : maer is veel kleinder: want de grootfte zijn niec boven vijf , of ten hooghften zes voeten lang: daer een gemeene krokodilwel 15.20.en meer voeten lang is: hoewel de Javanen zeggen.dat op de bergen wilde en grooter houden.

Die dier heeft cen rimpelige en leelijk groene fchubbige huit : zoo dat

E E R D I G E men van het zien alleen vervaert zou worden. Het vleefch is evenwel fpier-wit , als dat van konijnen, cn lekker van fmaek.

De bek is w i j t , de kop langachtigh, ende fteert zoo lang, als hec gantfeh lichaem. Aen ieder voet zijn vier po-ten, die mec fcherpe en groote nagols gewapent zijn.

Fliegende hagedis of gevleugeldc draek.

In de boflehen op het eilant Java houden zekere vliegende hagediflen of draken, by groote menighten. Sy hebben vier pooten, en een lange ftcert,na mate des Iichaems,ende huir, met bonte plekken, zeer fraei gefpik-kelr.

Sy hebben vellige vleugels, als die van vleermuizen,die zy onder hec vliegen opheffen : maer anders kan men dezelve, wanneer zy die by de zyden laten neerfchiecen j naulix zien.

Sy vliegen wel, te weren met ge-kruis en gefnor: maer kunnen het niet lang uithouden Sy fpringen van den eenen boom op den ander,die ontrent twintigh of dertigh treden van elkanderen ftaen.

De Javanen houden deze hagedit fen niec voor vergiftigh ,en handelen die, gelijk ook andere hagediflen, met de handen zonder hinder en onbe-» fchadighr.

Aen de keel zitten van buiten tweö gele blazen, die zy onder het vliegen opblazen, en in plaetfe van cen zeil gebruiken. Sy leven by vliegen, mieren en ander klein ongedierre : maef worden zelfs ook dikwils den grooten flangen tot aes en voetfel.

Kikvorfchen.

Men heeft'er kikvorfchen,ontrene zoo grooc als hier te lande, donker geelachtigh en met bruine plekken op het l i j f , als de hierlantfe.

Dit flagh wort daghelix te Batavia op de merkt gebraght en verküghr» die de Sinefen cn inboorlingen voor wat raers, en als wiltbract houden} doch eeten niet als alleen d'achtcrlte bauten,

Men

Page 446: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Horfeh

Z E E - en L A N T - R E I Z E . 2 9 I

Kakkerlakken ofKakalakkas.

De kakkerlakken worden alzoo gebroken by d'onzen genoemt: want de rechte naem is Kakalakkas, gelijk de Portugefen hen noemen: dewijl zy cyeren leggen, die in kleu r en gladdig-heit het gemaekte lak verbeeiden.

Sy zijn ontrent zoo groot als de hor-felen, cn bruinachtigh van kleur, en hebben twee lange hoorens op hec hooft. Sy können fnel en rat loopen^ en ook vliegen. Sy leven meeft toc fchade van de menfchen.

Gene kiften of karten, hoe dicht zy z i jn , of zy graven van zelfs daer in. Hecis wonderlijk hoe deze beeilen in drooge koffers en kiften ,daer nier als droogh wollen of linnen goet in is, zonder eenige eetwaren,evenwel her leven kunnen houden. Sy groeien ook in nieuwe en fchoone fcheepen, die uit het Vaderlant komen, bnder weegs, inzonderheit als onder de hny alle lui-zen fterven, dan begintmen deze dieren te vernemen, Op de weeromkom-ftc, wanneer men onder de liny deur is, en d'onzen weer luizen krijgen, dan vergaen deze kakkerlakken allengs.

Wanneer zy op papier, linnen of laken zieh neer zetten, dan eeten en knagen zy, als motten, die gantfeh aen ftukken:dies de kakkerlakken, alseen fchadelijk ongedierte ,groote fchade aen papieren, boeken en andere waren doen.

Jakalat.

Dit ongedierte laet niets onaenge-raekt nochongefchonden, inzonder£ heit in hec ohderfte gedeelte der huizen. Dit gefchiet door de vochrigheic en wärmte desaertnjks, die beide ver-rötting veroorzaken. Hierom zijn de woonfteden in het bovenfte gedeelte der huizen veel gezonder: dewijl die drooger zijn: gelijk die ook door deze beeften en mieren nietgequelt noch geplaeghc worden.

Sprinkhanen.

Öp Batavia is een foort van fpringha-nen van ontrent een vinger lang,en zöö dik als een pen, met verlcheide leetjes, Sy hebben zes beenen, en tweehoo-rentjes voor aen het hooft.

Ob i Meri

Men heeft op Java eenigen, van de groote alseen konijn, die zeerle-lijk en affchouwelijk zij n , cn ook niec gegeeten worden. Deze können een geluit maken, als of'er een os bulkte, of koe bruldc.

Vuurvliegen.

De vuur-vliegen worden alzoo by d'onzen genoemt, dewijl zy des avonts, wanneerze vliegen, als vuur branden, en zoo klaer lichten,dat men van verre zou meenen, zoo veel ont-fteken lonten te zien: ja men zou daer by fchrijven kunnen. Men vangtfe des avonrs, door middel van vuur of licht, daerzy tegen aen vliegen ,en worden dan gegrepen. In de dooden vergaet het licht.

Syzijn ontrent"een duim breet en lang: hoewel op eenige plaetfen grooter. De kop is bruin, daer twee horent-jes op uit fteken, en de hals root. Sy hebben twee harde bruine vleugels, diezy in het vliegen opiiehten, daer zieh de dünne vleugels, daer zy mee vliegen, onder verbergen. In het vliegen ziet men eerft het licht, dac eenige vochtigheit is, die op de rugh, in een zwarc blaesje, zic. In hec loopen verbergen zy dit licht raet de vleuge-len, en kan dat dan niec gezien worden. Sy vliegen zonder eenigh geluit.

Sy houden in den regentijt mec grote menighte in de boflehen en boomen, en leven van de bloemen der boomen.

Daeris verfcheiden flagh.

en.

De horfelen is een boos en vinnigh ongedierte,en fteken met eenfterken angel zeer vergiftigh. Sy zijn ontrent t wee vingeren breet en lang, br uinach-tigh van kleur, en hebben in 'c midden van'c l i j f een gele ftreep.

Sy maken hunne neften zeer aerdig aen de balken vaft, als de wefpen aert de rakken van de boomen doen, cn leggen daer in eyerrjes, en broeijert met groote menighte uit.

Sy leven van verfcheide boom-vruchten en andere zappigheir. De dootgcflagegeVen eenlelijke reiik van zieh.

Page 447: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

2 J M G E D E N K W Men heeft'er fpringhanen van ver

fcheide flagh en groote. Eenigen hebben een gelen buik, bruine vleugels en rwee hoorens Op het hooft. Sy kunnen geweldigh fpringen, door middel van twee lange en fterke beenen: waer van zy ook dien naem voeren. Sy vliegen re mets met menighte by malkanderen.

Noch is'er een ander flagh ontrent van dezelve gedaenre , groen van kleur, en een vinger lang. Deze komen op eenige tijden in zommige landen , by heele zwermen, in zulke meenighte over, darzyde lucht, alseen wölk, verduifteren,en vallen met zulken menighte neer, dat het gantfeheI lant daer door bedorven, het aertrijk bedekt, en alles afgegeren worc: waer door menfchen en beerten vanhonger fterven, of na andere plaetfen verhui-zen moeten: gelijk in f zina, en op het eilant Tajowan meermalen gefchiet is.

Blaerbijters.

Deblaerbijrers zijn alzoo genoemt, van wegen her bijten der blaren op des menfchen huit. Sy zijn van verfchet-den flagh, groote en kleur, en ontrent zoo dik en lang als een vinger.- Sy hebben groote oogen, en onthouden zieh gaerne längs het water. In Wunen Slachtmaent heeft men die te Batavia met groote menighte.

Schaerwevels.

De fchaerwevels zijn alzoo genoemt , dewijl zy voor aen de kop een knijp als een fchaer hebben, daer zy geweldigh mee knijpen,en wat zy ge-vat hebben, niet los laten, al zou men hun de kop aftrekken.

Daer zijn'er van verfcheide groote en fatfoen, en zommige overdevijf duim Jang,en bruin zwart van kleur. In het vliegen lichten zy hunne ftijve fchulpvleugels opwaerts, daer orftier zy dünne vliezige vleugeltjes verbergen, om nietbefchadightte worden, die zy bewegen, en daer mee vliegen.

Sy leven bygroenre van zommige boomen, die zy weten uit te kiezen.

CMieren.

Mieren zijn opBatavia en door gants

A E R D I G E Indien ongemeen veel van verfcheide groore. Zommigezijn ruim een vinger lang,en ros en zwart van verruweittiet en zonder vleugelen. Zy doen groote fchade aen koorn-vruchten eneetwa-ren, zoo ten platten lande, als in de huiz< n Zy doorbijren, als een zeef, huis, kiften en kafteh: en kan men niet voor haer verbergen, al s dar in het water ftaet,ofaeneen tengh rouw hangt. Anders dragen zy in eenen nacht weg alwat zy vinden.

Zy houden goede orde1 in her aeh-halen: want een ledige mier zal altijt voor een belade wijken.

Bontekevtrs.

De Bonte kevers onthouden zieh veel in de tuinen en hoven ontrenr Baravia. Zy zijn ontrent vijf duimen, met de hoorens, lang, die bruin van kleur, fterk en hoogh verheven ftaen.

Her 1 i j f en de kop is geelachtigh: en de vleugelen zijn uit den groenen, met gele plekjes gefpikkelr.

Zy vliegen door de lucht als de fchaarwevels, zonder eenigh geluit, en leven by groente, als de fpringha-nen.

Schrenkels.

De fchrcnkels worden alzoo byde onzen genoemt, van wegen hunne fchrankelige geftalte des lichaems. Zy zijn over het l i j f ende becnen bleekgroen van kleur, en hebben voor twee groote pooren, met fchilden als kreef-ten. Het is byna een foort als fpring-hanen, cn leven ook by groente, als de fpringhanen : maer zy können niet vliegen,en ook niet ras loopen.

Onder de fchrenkels magh zeker wanfchepfel ook met recht gerekent worden: wiens kopenhals wonderen miflebjk van geftalte, en her achterlijf dik en yet is: daer achter twee pen-netjes uirkomen.

Voor ftaen twee pooten, met fchilden van een vreemt fatfoen. Sy hebben twee vleugels > maer kunnen van wegedezwaerte des lichaems weinig vliegen.

'Spinnekoppen,

Men heeft'er veelerlei flagh van fpinnekoppen, en van verfcheide grote. ZonTmige zijn over de vier dui

men

Page 448: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

% E E - cn L A N T - R E I Z E.

men lang» cn hebben dikke beencn. Eenige hebben acht pooten,en een

dik gefpikkeltachter-lijf,en cen ronde kop mec twee bruine oogen. De bek is met twee fcherpe haken gewapent, daer zy mee kunnen bijten. Sommigc maken van deze haken tandeftookert-jes, die zy in gout zetten.

Luchs.

Luchs is een boosaerdigh en vinnig dier, van de groote als een hont, gelijk het daer na eenighzins lijkt, als ook na eene kat. Het is bruin rosachtigh gewölkt, met zwarte ftrepen, heeft een körte fteert en heel zwarte ooren.

Het is boven mate fnel, en leefc by den roof.

Sukotfo of Sukoteriö.

Het dier Sukotyro, alzoo byde Sinefen genoemt, iswonderlijk cnfelt-faem van geftalte. Het is ontrent zoo groot als een os, heefc een fnuit als ecn verken, twee lange ruwe ooren, en een lange,wanftaltigehairige fteert,en

tweemiflelijke oogen, die fpits en om hoogh ftaen , en gantfeh anders, als in anderedieren. Aen de zijde van hec hooft, neffens d'oogen, ftaen ewee lange hoorens of baktanden, die wac dun-der alsolifancs-canden zijm

Hec leefc by groen ce,en worc zelden gevangen.

De Jakhalzen, hier in de prenc vertoont, zijn te voreop pag. igen 1S1. befchreven.

Bult-qfeti.

Aen de kaep van Goeder Hope* en inzonderheit aen het eilant Mada-gafear, zijn eenige offen, die een dikken buk op den fchoudet hebben, die niet als cnkel vet is, dat d'inwoonders in plaetfe van boter fmelcen,en eeten. Deze beeften hebben zoo veel niervet niet als andere. Eenigen knjgen twee endriekalveren tegelijk.

Makaßerfe VÖS.

De Makafferfe vos is alzoo genoemt, dewijl hy veelop het eilandt Makafler hout en gevonden worc.

O o 3 Hy

Page 449: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

G E D E N K W A E R D I G E

>K%'1"

Hy heefc een ongemeene lange en opgerechte ruige fteert, met platte voeten, lange nagels en körte ooren, gelijk hier na 'c leven vertoont wert.

xyipen en Meer kat ten.

Daer zijn veelerlei flagh en foorten van apen en meerkatten, die teder een byzonderen naem voeren. Zommige zijn heel klein: andere van middelba-regroote:en zommige weer zoo groot, ab een gemeene jongen van acht jaren: gehjk zulk een geweidige groote by mijnen rijtte Batavia was.

In vele plaetfen van Indien, daer de inwoonders gene beeften dooden, ver-mcnighvuldigen zy geweldigh, en worden zoo tarn , dat zy de menfchen weinigh {chroomen. Sy onthouden zieh anders meeft in de boflehen, daer zyby de vruchten leven.

Eenigen zien uic den groenen, hebben ecn lange baercen wijnbraeuwen, als d'oude mannetjes: het welk wonder vreemt om te zienis.

Onder andere ib'cr ook een flagh,

die d'Indianen Cikatik noemen, die een zeer lange en rouwe fteert hebben: waerom zy van zommige, hoewel t'onrecht,een vos genoemc worden, zoo ten aenzien van hec fatfoen, alsom de kleur.

Ook is'er een foort, Sarogofe ge-noemr, mer een lange fteert, die zy altijt recht om hoogh dragen.

Andere worden by d'onzen doocs-hoofden genoemc j dewijl zyzeer wit bleek en doots van aengezicht uic-zien.

De Sttrikatjes zijn ontrent van grote en fatfoen als een eekhorentje, en geelachtigh vael van kleur. Sy hebben körte en ronde ooren, groote oogen, en een lange cn rtiuwe fteerc, diegroo-ter als her gantfehe beeft fchijnt. Sy können geweldigh verre van den eenen boom en cak cocop d'andere fpringen, zonder oir te miflen: want zy liieren zieh met de fteert te recht,enfchijnen dan als te vliegen.

Men heeft'er cen zeker flagh van meerkatten of apen, datgandchniec quaetaerdigh is, en van de groote al«

een

Page 450: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - cn L A N T - R E I Z E . cen rat: maer hebben een lange fteert, die zy veeltijts recht op dragen.

Sy zijn groen van kleur, hebben zacht, dicht cnwolligh hair, dat graeu om d'oogen , cn aen de poten wat wit-'er is. d'Ooren zijn kort en de bek fpits met een bruine fnuit en pooten, als die van eeneaep. Sy zijn'er weinig te vinden: maer zoet om meetefpec-len.

Een Sanguwijntje is ontrent zoo groot alseen rot,en byzonder radt en gaeu. Het heeft een zwarte tronie of aengezicht ,cn handen en ooren. Het l i j f is bruinachtigh zwarc, en de rugh mer eenige bruingeele hairen bezet. De fteerr is lang.

Het leeft by boom-vruchten , en heeft gene onaengename reuk j enis aerdigh om meete fpeclen.

Mieren-teter.

Het dier mieren-ecrer wordt alzoo by d'onzengcnoemt'dewijl zijn voornaemfte voetfel cnaes mieren is, die hy met zijne tonge uic de neften haelt.

Daer isdriederlei flagh. Het eerfte is wel zoo groot, als cen halfwaflen verken. Het tweede is vry kleinder: en hec derde is als een kat; maer wat langer. Sy zijn alle ros van kleure, bleekachtigh byna als een vos: hebben äen d'eene zijde een fchuinze ftrepe, een fpitzecn lange fmuil,voormercen gat, kleine ooren en een kop als een verken.

Hinden en Herten. 1

Hinden cn herten Worden door geheel Indien met menighte gevonden, die zieh meeft in de wilderniflen onthouden, daer weide voor hen is. Sy laten zieh lichtelijk tarn maken j en weiden by ander tarn vee. Sy zijn ontrent van groote als de hierlantfe cn rosachtigh van kleur , cn zommige met witte. ftipjes gepickt. Sy hebben groote ooren, lange becnen, enden buik wit. Het mannetje heeft hoorens, die onder aen de kop ruigh, en boven herten bruin zijn. Hun vleefch is zeer zoet cnfmakelijk.

De Vellen der hinden worden bereit

*9$ zonderophec eilantTayowan: wanneer d'onzen dat bezaten. Sy wierden by duizenden aldaer gevangen, cn al-lermeeft om de huiden, die op Japan verhandelt wierden. Eenige liefhebbers be wären daer ook niet als de ton-gen van toteenelekkcrnye.

Tzere verkens.

Buiten Batavia, en op verfcheide plaetfen van Java in deböffchen, houden yzere verkens in groote menighte. Sy knorren als verkens, cn hebben het l i j f met fcherpe herde pennen,als yzer, bezer: waerom zy met recht den naem van yzere verkens voeren.

Sy zijn van verfcheiden groote en fatfoen, en eenige zoo groot.als een hont: maer wac langer en lager opde bcenen. Sy hebben cen bruine kleurcj een graeu we kuif op de kop, en cen hazen mondc: onder en boven twee groote tanden, als een paerr, ooren als ecn menfeh: de twee voorfte voeten als een das, en de twee achterfte als cen beir.

De, pennen, die in het l i j f zitten , zijn een voet of anderhalve vierendeel van een eile lang, wit en zwart gemar-mert, zoo dik als ecn ganfe.fchaft, en ophet eind heel fcherp enherr. Alszy zieh verfteken cn kruipen, leggen zy de pennen neer : maer als zy boos or" benaut worden, zoo fteken zy die tegen hunne vervolgers op, en weten de huit zoo toe tcnijpen, daterdepem. nen met een byzondere kracht,en zulke fnelheit uitvliegen, dat zy ook iemant daer mee ter doot quetfen kunnen : waerom hergevaerlijk is hen te naderen,alfle boos zijn. Voor eenige jaren heeftmen aen de Kaep van Goede Hope een dooden Leeuw gevoh-den, met zulken pen in de borft, die zonder twijfel daer van geftorven was : uit oorzake hy het yzer-ver ken wat te na gekomen was.

Sy verkruipen zieh des winters, eh leggen dan in een ronde kloot, zondef eeten of drinken,a!sofzydoot waren.

Sy leven by groente cn worrelen, Cn veranderen van pennen, gelijk andere beeften van hair.

Sy flinken, wanneer zy befloten cn tot verfcheide dingen gebruikt, en j zijn, geweldigh daer mee groote handel gedreven, by- ( In de mage van zommige groeit cen

l fleen,

Page 451: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

%96 G E D E N K W fteen, die doet zweeten, engoet tegen j de koortfe en alle vergifeige ziekten is. Op een zelve wijze als de fteen , die in de gal-blaze van de wilde verkens groeit,en op Portugeelch Piedra da *Puerco, dat is, fiecu van het verken, genoemt wordr. Hy is ook wonder dienftigh tegen de ziekte het bort, dat de Javanen Morderi noemen : en duer tc lande zoo zeer gevreeft wort, als in Hollandc de peft : naerdien zy den menlch gemeenelijk binnen weinigh uuren tijts dood

Tamme en wilde Virkens.

De verkens zijn in Indien van ver-fcheidc foort en flagh, en de meefte kaelj andere hebben wat hair ophet lijf.

Men houd het Verken-vleefch in Indien zeergez.onrtezijii,enIichtom te verteeren, en beter als offen-of fcha-pen-vleefch: inzonderheit als het wel gevoedt is. Anders is het vleefch wat wekeüjk. Het is by de Sinefen zeer begeert, en, ook verfch,niet onaenge-naem van fmaek : waerom men het den zieken en zwakken doeteeten.

De wilde verkens erneren zieh n ^ f t met vruchten en wortelen , die zy uit den gront zoeken en wroeten. Sy Zwemmen heele waters over om hunne koft te zoeken : gelijk ik zelf by Malakka,op het eilandt T>mgdirjg}ge-1 zien heb.

Het wilt verken-vleefch is wel zoo ! droogh als het tarn ; hoewel daerom I nietflimmer. Dies het by velen ook meer als vleefch van tamme verkens geacht worr.

Indegalblaze van d'Indiaenfe wilde verkens groeit een fteen, die hierom gemenelijk op Portugeefch Piedra da Puerco, dät is, ßeen van het verken, genoemt wort. Hy is weck en zacht in het aenraken,heeft een zweec-afdrijvende kraghe, en is dienftigh regen alle quaetaerdige koortlen. De fteen wort een nacht in wijn te weken geleidt, en dan de wijn.gedronken. Men geeft ook het affchraepfel van den zelven fteen, ter zwaerrevan vijftien of ewincighgreinen, met wijn, tegen dezelve ziekte in.

Zwangere vrouwen worr die fteen niet ingegeven: wanc men hout zeker-

A E R D I G E lijk,dat hy misdragt verobrfaekt:geli)k ook de Malaytfe vrouwen zeggen,dat zy, wanneer hare maentftonden niec wel fehieten willen, flechts den fteen in de hant dragen of houden, en daer by grooc voordeel vinden.

Schapen.

De Javaenfche Ichapen zijn ontrent van groote als d'onzen. Daer zijn witte en ook bonte, metwitreen roode vlakken, korc van fteert,doorgaens kiel of met weinigh wol. Hec vleefch houdt men wel gezont: maer evenwel zoodanig niet als in "c vader-lant: daer men het zelve verre boven 'r verken-vleefch fielt. Ten tegcndeele wort in Indien het verken-vleefch het gezontfte geoordeelt.

De fchapen hebben veeltijts twee bellen aen de keel hangeü, als op zommige plaetfen de verkens.

Men vind op zommige plaetfen fchapen met zulke lange ooren j dac men die haer onder den hals kan t'zamen knoopen. Andere hebben zulke dikke en zware fteerten,van twintigh, dertigh, ja veertigh pont zwaer: die niet als enkel vet zijn. De fteenen worden meeft gekookt gegeten : want danisdat vet nietonaengenaem.

Eenige hebben flecht hair, als de geiren,en geengekrulde wol.

Sy worden gemolken, en de melk verkoche.

Bokken en Geiten.

De bokken en geicen zijn'er vry wat kleinder, als de fchapen.

Daer zijn wicte, bonte, en andere met tamelijk lang hair. Het vleefch is zoo aengenaem noch zoo gezonc niet als dat van de fchapen ; maer valt wat fterker, inzonderheit dat vande ouden. Evenwel hebben de jonge bokken op verfcheide plaetfen van Indien fmakelijk vleefch.

Eenige hebben ook heel lange ooren en de hoorens recht op het hoofr ftaen.

Op eenige plaetfen werpenzy drie en vier jongen.

Zy worden mee gemolken, en de melk verkocht, of kaes daer van gemaekt.

Page 452: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z £ £ - en L A N T R E I Z E. \ $ den, en Valien niet veel grooter,als een

Büffels. Jgroore hont. Men gebruikt die veel, als wat raers,voor kinder-wagentjeS,

De buffels zijn veel grooter, alseen als hier re lande de bokjes. Sy zien'er groote Deenfeos, en ook veel fterker jzeer wilten boos üit>als of zy alles ver-Sy hebben geen hair, als d'olifanten, nieleh wilden,inzonderheit osjes. en een vale kleur. Het vleefch is köre

Ziet pag. 19}.

engoet: maerniet wel zoo mals, als dat van onze offen, en valt ook zwaer-der te verreeren : inzonderheit wanneer het out is: waerom liet beter voor arbeiders is, als voor de genen, die ftil zijn, ofhet lichaem niet bewegen. Des wegen wordt het ook meeft van de flaven en flecht volk gegeten.

De hoorens leggen hen vlak aen het hooft, als die van onze koeien. Sommige hebben geweidige zware en pikzwarte hoorens, die zeer fchoon kunnen gepolijft, en daer vah verfcheide fraeie dingen gemaekt worden : als onder andere geveften van degens.

De ramme buffels worden, om hunne fterkte, tot den arbeit gebruikt: zoo in de zuikermolens, als voor kar en ploegh. Men doet hen een keting in, of*door den neus, in plaetfe van een toom, daer mee zy beftiert worden. Sy geven melk, die zeer gezonc ge-oordeelt ,en daghelix te koop gebragt wort.

De wilde buffels, die zieh in de boflehen onthouden, zijn boos, wreet en qualijk te vangen.

Offenen Koeien.

Op verfcheide plaetfen in Indien zijn ook offen en koeien, die goet vleefch hebben, en goede melken boter geven, dieby de huizen verkoght wort.

Zommige zijn bontjroot,wit,en van allerhande kleuren. Eenigen hebben de hoorens recht op het hoofe ftaen : anderen heel krom ,en groote hangende ooren.

Het oflen-vleefch is op d'eene plaetfe beter en gezonder, alsop d'andere. Het wort'er ook gezouten: maer in de heete plaetfen wil het zout nietvat-ten : zoo dat het boven drie of vier dagen niec duuren kan. Waerom her meeft verfch gegeten wort.

Op Baravia zijn koeien en offen, die eigentlijk van Suratte gebraght wor

'Paerden.

Paerden zijn'er vah verfcheiden flagh en kleur, als bruin, zwarc, wie en appelgraeu.

Die op Java vallen niec aleegrooe : maer dik en dicht van hals, ontrent als de Weftfaelfe of Noorweeghfe paerden : zijn evenwel fterk enarbeitfaem: doch zoo moedigh niec als de Perfi-aenfe paerden, die in fchoonheic, fnel-heic en moedigheit, boven al uitmun-ten: en van daer, als ook uic Suratte, na Batavia overgebraght worden.

'D'Indianen oörlogen meeft te voer, en gebruiken de paerden coc den är-beic, en om op te rijden in hec reizen.

Dus verre zy van het eilant Java eh Batavia gefproken. Vervolgens zal ik mijne reize na hec Vaderlaflc vervorderen.

Na wy dan klaer en van alles voor- zi« . zien wären, lichten wy, na het gege- ^,| uh 9

0f ven zein,deh zeventienden van Win- vertrekt termaent, desjaers zeftien hondert "nthek en zeventigh,hec ankej: voor de ree vaderiant van Batavia, en gingen; met de landt-wint,onder zeil.

Wy voeren tüflclien verfcheide eilanden door,ten Zuidevoor Batavia, tuffchen de Ruigen-hoek en Karowan gelegen , welker meefte na zommige Van de Hollantfche fteden genoemc zijn, als, Kuipers eilant, Onriift, daer gemeenelijk de fchepen vermaekc worden, klein Onruft, Scfvedam,Ani-fterdam, Middelburgh, Purmerend, Rotterdam, Düifkens eilandt, Haer-lem, Hoorn,Enkhüifcri, Edarti, Alk-niaer, enz.

Wy quamen noch dien zelven a-vonc onder hec eilandt, de Menfcheri-eecers genaeme, ten anker: daer het fchip Zuidpolsbrcek vaftraekee, en tot den avont ziteen bleef dech raek-re toen weder los.

Aldaer wiert de monflering gsdaeri, cn alle perfoonen , die aen de Maet-fchappy te quaet waren i weder aen

i ' p lant

Page 453: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

«28 € I D £ N K w* A E R D 1 G E

lanc gezonden, omaie weder tc die nen.

Na dit gedaen was, gingen wy wederom tzeil,en hadden den negentien-den de hoek van Bantam ten Werte* en Pttlo Bafy Noord weft van ons. Doch door ftilte entegenftroom moften wy het anker op vijftien vademen laten vallen.

Den twintighften quam het viktä-lie-fchip de Goude Leeuw onder den wal van Bantam, met ververfching, opons afzäkken: dewelkc aenftonts op alle de fchepen verdeilt wiert.

Wy gingen toen weder rzeil: maer moften,door ftilte, het anker op vijftien vadem laten vallen.

Des anderen daeghs vervorderden wy weder de reize, en hadden den drie en twintighften Krakketou, de derde hoek van het eilant Java, Ooft-zuid-ooft van ons, cn drie en twintigh vadem diepte.

De kommandeur liet de witte vlagh Waeien, om daer op, als het gewoone-Jijk zein, alle d'opperhoofden van de andere fchepen aen boort re doen komen, en te vernemen, of ieder van water en andere nootwendige dingen voorzien was.

Na di* verricht was, vertrok net1

jache de Goude Leeuw weer na Baravia. W y hadden toen de Noorthock van het Prinflen eilantWeft ten noorde , en den v i j f en twintighften deffclft Zuid-hoek ontrent vier mylen van ons.

Des middaghs voer de kornman-deuraen aJlede fchepen.om tc zien, of ieder zijn fchip ook behoorlijk hadde opgereddert, en deed voorts op alles orde ftellen. Na hy alles bcfchikt en ieder tot zijnen plicht|vcrmaent had, voer hy des namiddaghs weder aen boort.

W y waren toen op de hooghte van zeven graden een en veeffigh minuiten, Zuider breete, en hadden verfcheide travadeft ; hoewel die niet lang duurden j maer t'elkens overgingen.

Den een cn dcrtighften hadden wy de hooghte van negen graden en vief cn vijftigh minuiten, en des namiddaghs een herde rravado met fchrik-keujken donder en blixem; doch het duurde nier lang.

Den eerften van Loumaent,dcsjaerJ zeftien hondert ecn cn zeventigh,fticrf ecn bootsgezel.

Wy zagentoen onVerwaght landt, Zui-

Page 454: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Eilant Mony.

Dirkln-djjk over kden.

Z E E- cn L A Zuideri tenOofle van ons: maer bevonden , door het napaflen der koer-fen, het eilandt C^hny tezijn, en wy Zuid- zuid-wcft, vier en zeftigh mylen van het Prinfen eilandt waren r want de fterke ftroom had ons zoo veel Oo-ftelijker gedreven. De gegifte breete was tien graden negen en twintigh minuiten.

Den tweeden hadden wy het voornoemt eilant Zuideten oofte van ons, en bevonden her wel twee cn vijftigh minuiten Noordelijker te leggen, als hetindekaerteftaet.

Den derden waren wy niet meer als vier mylen van het eilant voornoemt. De bootsman , Jakob Willemer van den Bofeh, wierdt doot in zijne kooi gevonden. Hy had des daeghs te vore een zweet-drankje ingenomen : daer het zommigen op leiden.

De voorfteng raekte boven aen het ezelshooft ftukken, die wy evenwel den zelven dagh noch weder maekten. De gegifte hooghte was elf gtaden en vijftien minuitien

N T R E I Z E . 299 Den tweeden van Sprokkelmaent

hadmen de hooghte van negen en twintigh graden. Het begon hert te waeien , met regen en fchnkkelijke donder en blixem, en herde travaden Uh den Wefte , die tot den Vierden noch duurden. Daer na hadmen verfcheide dagen, nu goet en dan hert weer, zonder voorval van eenige ver-haelwaerdige zaken.

Den zes en twintighften, met het doorbreken van den dagh, wierdt hec loot op hondert en twalef vadem diepte geworpen,zonder noch lant kon gezien worden.

Daer op liet de kommandeür ech fchetic en hergewoonelijk tzem, met het waeien van de witte \ lagh ,doen, tot waerfchöuwing voor d'andere fchepen.

Des middaghs hadmen de hooghte van vijf en dertigh graden en zeven-rien minuiten, en den koers weftwaers. Het was ecn zeer aengenaem wecr,en de zee verbolgen. Men zagh eenige wal viflehen, die het water, als rook,

Den zeften, des middaghs, hadmen >n de lucht bliezen: als ook zec-rob-de hoogte van dertien graden en veer tien minuiten, en den negenden de hooghte van veertien graden en ze~ ventien minuiten.

Den zelven dagh ftierf Dirk Indijk, gewezen koopman en fiskael in Bengale, aen zijne langduurigeen quij-nende ziekte. Zijne kifte en alles wiert datelijk, in tegen woordigheit van den gantfehen krijghsraet, verzegelt. En aengezien hy voor geweldigh rijk uir-gekreten wiert, zoo quam des anderen daeghs de kommandeür zelf, met alle d'andere opperhoofden , aen ons boort, om alles opte fchrijven.

Des anderen daeghs zeilden wy in dat etmael tweeen dertigh mylen, en hadden tot den negentienden goeden voortgang, als wanneer wy ons op twintigh graden vier en vijftigh minuiten, enop de lengte van hondert cn vijf graden en veertien minuiten bevonden.

benen quallen. De verandering van het water toonde ons genoegh, dat wy niet verre van landt waren. Dies liet men des anderen daeghs het loot wederom na de gront gaen, enbevondt zeventigh vadem diepte, zonder men noch lant kon zien.

Den acht en twintighften, ontrent zienlam. vier u'urdh voor dagh, wierden wy het lant N oord N oord- weft waerts van ons gewacr, en wierpen op vi jf en veertig vadem gront, en na zonnen opgang,op achten dertigh vadem. Wy hadden het landt ontrent drie riiylen van ons, datheuvelachtigh, cn längs de ftrant wit van kleur was, mei eenparigh vlak voorlant.

Des middaghs hadden wy de hoogte van vier en dertigh graden en zes en dertigh minuiten, mec klaerenkoUc wecr.

Den eerften van Lentemaent waren wy op de hooghre van vijf en dertigh

Den zes en twintighften deed de J graden , namen de koers Züid-ooft-kommandeur tzein om aen boorc te j waerts, en Zagen Noord-ooft waerts komen , het welk gefchiede , om hec; zeer gebroken en heuvelachtigh lant. verfchil der lengte te vergehjken. Men Des avonts wiertde diepte van vijfen bevondde minfte en meefte flechs ecn graeten 33. minuiten te verfchillen waerom gene verandering wierdc ge maekt.

zeftigh vadem gepcilt,cn nochal berg-achtigh lant gezien.

Den Vierden zagen wy noch al lant: Pp 2 wier-

Page 455: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

3 oo G E D E N K W A E R D I G E wierpen gront op acht en veertigh vadem ren tegen den avontop twmtigh.

Inen t i j t , om onze fchepen fchoon tä j maken,en van drinkwater, branrhour,

Den zelten, voor zonnen onder- cn alle ververfching, re voorzien. Je-gang, zagen wy de vermaerde Srorm- der van de gemeene maets wiert des hoek van de Tafel-bay, aen de Kaep

Hope.

Komen aen de Got-d"11 van Goede Hoope,en heteo het anker,

ontrent vijf uuren voor zonnen onder-gang, in de Tafel-bay, voor het forr, opachc vadem waters, vallen. Wy dankten Gode, die ons dus verre zoo genadelijkgeleitenbewaerc had.

Wy vonden aldaer drie lchcpen,als de gekroondeVrede, Damiaten, en een jaght, zeil ree leggen, om na Indien te varen,en verftonden uit de vrienden den goeden toeftanc van ons Vader-Jant, en dat de kom mandeur Ysbrant Gotske, den tweeden van Sprokkelmaent, aldaer voorfpoedigh aengekomen, en den vier en twintighften daer aen, met drie retourfchepen, weer na het Vaderlant vertrokken was.

En nademael onze kommandeür, eenige dagen her waerts ,ziekelijk was geweeft, ging een van ons volk aen landt , om aen den kommandeür van de Kaep , Hakkius, onze aen-komft en coeftant bekent te maken. Maer des volgenden daeghs voer hy zelf aen lant, en nam zijn verblijf in de ordmaris plaetfe.

Den achtften quam aldaer het jaght Maria, van het eilant Madagafcar, ter ree, op hebbende den Marquis de Mondeverguin, Viceroy van wegen den koning van Vrankrijk, van dat ei-

komtaen lanten andere plaetfen, die onder zijn de kaep. gebiet ftaen.

Hy was een heer van groot aenzien, en byna 70. jaren oudt. Hy liet den kommandeür Hakkius weten, dat hy gaerne aen lant wilde komen, als men hem na zijne waerdeen ftaet wilde in-halen : daer hem antwoort op wierdt gezonden. Maer hec zy hy daer geen behagen in nam, of uit besuchten en de loopende geruchten van oorlogh met Vrankrijk, hyging, zoodrahy waterenbranthout in had, tzeil, eer men het vermoede.

Het fluitfehip Spanbroek quam van Zeylon , tegen den avont, aldaer mec ter ree, met tyding, hoede Cin-galefen, onder den vermaerden koning Radya, de wapens weer begoften rer hanrte nemen.

Ondertuflchen verzuimden wy ge

Marqui» Mondeverguin

Verttekt A\cer.

daeghs ecn half pont fchapen vleefch, en zoo veel kool en wortelen, als daer toe van noode was, gegeven.

Het fluitfehip de Zantlooper, dat mec ons van Batavia gekomen was, om deze plaetfe met rijs en andere be-hoeftigheden te verzorgen, bequam aldaer orde, om over her eilant Mauritius wederom tekeeren, beneflensde fluic Bunfchooten , die mee doende

i was omde rijslading aen lant te bren-Igen. 1 Tot den zeventienden van Lente-| maent waren wy bezigh, om ons van / nootdruften behoefeigheden tevoor-! zien, en te ververfchen. j Ten zelven dage beriep de kommandeür den breeden Raet, en hield dien voor: hoe onze legdagen byna ten einde waremdies, zoo noch iemant iets gebrek had, dat kon bekent maken: want hy was van zins, zoo Winten weer roeliet, des Zondaghs, den twee en twintighften van Wintermaent,het ankerte lichten en nahet Vaderlant te vertrekken , zonder na de twee ach-tergebleve retourfchepen te wachten: hec welk dan ook vaftgeftclc wiert: waer op ieder hem van alles voorzagh.

En nademael de geruchten van oorlogh met Vrankrijk liepen, zoo wiert ieder belaft, zieh zoodanigh gereet tc maken, om , by alle voorvallen, zieh te kunnen verweeren, en flaghvaerdig houden.

Den twintighften ging het volk by beurte, en volgens gewoonte, aen lant, om zieh te ver verfchen.

Den eenen twintighften wiert hetGo««« goet van denoverleden Indijk,aenheti"#.te

fchip't Hof Breda, verkocht: waerbyvc' ieder,die wilde, van lanten d'andere fchepen quam om te koopen.

In het verkoopen wiert, in een bin-nen-beursje van een broek, in een root zakje, hondert dertien ftuks diamanten gevonden, die allegewaerdeertcn befchreven waren, uirgenomen vier groote, daer gene briefjes van waer-dering by waren , als ook een houten doosje, met Bezoar-fteen. Al het welk t'zamen gebonden en verzegelt , als conrrebande goederen, en aen den

kom-

Page 456: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A kommandeür behandight, en nader-hanc aen d'E. Heeren bewinthebbers overgelevert wierdt.

Den twee en twintighften, nahet houden van het af fcheifmael, liet de kommandeür hen fein doen,om te ver-trekken.Wy waren toen vj j f fchepen, als de Vryheit, het Wapen van ter Veer,het HofvanBreda, Zuidpols-broek en Spanbroek.

Hier op deed ieder zijn beft, om het anker voor den boegh te krijgen ;

maer waren , door het hart waeien, meer als drie uuren doende.

Na Zonnen ondergangh lagh de fteert van de Tafel-bay ontrenc derde halve myle van ons.

Des volgenden daeghs liet dekom-nundeur de witte vlagh waeien , om zieh te beraden over het verleggen van het kompas. Waer op vaft geftelt wiert, het zelve drie graden wef-teringsie verleggen.

Den drieen twintighften kregen wy de hooghte van drie en derrigh graden, en peilden den Tafel-bergh Zuid-ooft ten Ooften , achtien mylen,van ons.

zien het zeilden aldus na het eilant Sint eiiamst. Helena, en zagen het den twalefden Helena, van Grasmaent, op de hooghte van

zeftien graden en vieren veertigh minuiten , ontrent zeven of acht mylen van ons , zonder eenige byzondere voorval len gehad rehebben: als nu goet weer, en dan weder regen enalte-mets ftilte.

Den dertienden, des morgens, zagen wy, met zonnen opgang, het ei lant St. Helena ontrent vi j f of zes mylen van ons.

De kommandeür deed een fcheut, cn liet de vlagge waeien: waer op alle

1 d'opperhoofden van d'andere fchepen aen boort quamen. Daer wierdc overleicom cen vaften koers tot het ei-. lant Afcenfion te beramen ,enop hoe vele graden lengte men» dan de liny zou doorfnijden.

Den vier en twintighften hadmen de hooghte van vier graden en twee en dertigh minuiten.

Den zeven en twintighften waren Wyop zeftien minuiten,Zuider breete, en zeilden Noord-weft ren Wefte heen, met cen Oofte windt, en herde koelte. Des volgenden daeghs had-

N T - R E I Z E . 30k den wy een graet en vijftien minuiten* Noorder breete : dies wy foen de Liny gepafleert waren.

Den negen en twintighften hadden wy de hooghte van twee graden ert acht en dertigh minuiten , envelere-gen-buyen en travaden.

Den veertienden vah Bloeimaent wiert uit het fchip,het Hof van Breda, een fcheut gedaen, uit een vermoeden van lant te zien. Maer men bevond, dat de zon zoo door de wölken opde baren fl ikkerde, dat het fcheen als of zy over een klip of zantplaet hene rol-de. De zee lichte des nachts wonder-lijk , en fcheen of zy gantfeh in vuur ftont: dies wy in een brandende zee fcheenen te zwemmen : want alle fprengkels ftooven voor den boegh, alslouter vuür, op: dat fehrikkelijk om te zien was. Dit zietmen doorgaens meer in Warm, als kout weer ge-fchieden.

Den vieren twintighften waren wy op de hooghte van vjjf en twintigh graden en negen en twintigh minuiten , en zagen toen allereerft mos of kroos drijven , en bevonden öns in de kröos-zee rezijrt.

Des anderen daeghs zagen wy veel Z |. kroos drijven, doch mer gene groore, riiaente maer dichte boflehen : waer uit wy R c j r e

oordeelden , dät wy wat Ooftehjker p s " waren, als wy meenden : de fchepen krijgen aldaer heele velden van die gewas voor de boegh, eri kunnen nier, als met groote moeite, daer door komen.

Den dertighften (berf onze konfta-pel, Hans Timmer,en wierr,na fcheeps gebruik, over boorc gezec.

Wy waren op de hooghte van zeS enewinrigh graden vijfnen minuiten, en zagen nochal kroos drijven, daer wy over en deur zeilden : desgelijx op den eerften en tweeden van Zomer-mäenr.

Wy vervolghden dus onzen koers tot aen den dertienden van Zomer-maeht, als wanneer de kommandeür den breeden raet deed vergaderen, om het verfchil der lengte en breete te vereffenen, en het kompas op vier graden wefterings re verleggen, en Noorde ten Oofte aen tc gaen, cm de luvens van ons Vaderbndt te bezei-len.

Pp } Den

Page 457: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

3 o i G E D E N K W Den vijfcienden was hetregenach-

tighen donker weer, en zoo miftigh, dat wy alleenlijk twee fchepen ontrent ons konden z ;en: deden derhalve een kanon fcheut, en loften alle uuren een musket, om niet van malkan-! deren te raken. J

Ontrent middernacht liet my de kommandeür by hem voor zijne flacp-plaetfe roepcn in tegen woordigheit van Hendrik Span,Schipper ,en d'eerfte Chirurgijn}, en de krankbezoe-ker. Hy klaeghde , hoc hy zeer zwak en krank was, en van zijne t i j -delijke middelen wilde difponeren. Nadargedaen was, verzocht hy, dat wy, nazijn overlijden, doch wat op nalatenfchap acht wilden nemen, en verzegelen, en zoo den Heeren bewinthebbers der kamer van Amfter-damoverleveren.

Kom- Des morgens ten zes uuren ontbood mandeur n , , m y wederom, en begeerde zijnte-ovcrledc. J j T- -i

ftament watteveranderen. Enterwijl de boekhouder dat op cen regel of twee na gedaen had, overleed hy zeer fchtelijk ; waerom hy het zelve niet heeft kunnen tekenen.

Wy lieten terftontde vlagge ter halve ftenge waeien, en deden tzein, om den breeden raet aen boort te beroepen. Het lijk wiert in een kifte,achter op de kampanje gezet, om mee na het Vaderlant te voeren.

Den acht en twintighften overleed Huibert Iheunifz. matroos, aen het water, dat men opde wederom-reize van Indien veel onderworpen is.

Des anderen daeghs wiert landt gezien , Noorde ten Oofte van ons, en tegen den avont grondt, op de diepte van honderr vijftien vadem, gepeilt.

Door dedijzigheir van't weer,konden wyonze andere fchepen niet zien: waerom wy bywijle een musket lof-ten,omby malkanderen te blijven.

Den dertighften waren wy tegen het eilant Fulo over, en verftonden tegen den middagh uit die van een klein Fuloos vaertuig, dat,ontrent veertien dagen geleden, elf grote Ichepen daer voorby gepafleert waren : en het tuffchen Vrankrijk, Engelant en Hollant noch wel ftont.

Wy milden wat verfche vifch , als kabcljau, voorhemdenen fchoenen, aen hen, daer zy zeer om verlegen wa-

A E R D I G E ren. Men koopt'er een kabeljau voor

Komen tegen o. ver het eil?nt Fulo.

de waerdye van twee ftuivers. j Wy lieten ondertuflchen een ka-j nonfeheut doen,om de kruizende oor-i loghs-fchepen te waerfchouwen, dac ! wy onder lanc waren. J Den eerflen van Zomcrmaent die- K n m

. ven wy tuflehen Fulo en Hitlant: al- tuS waer wy een klein vaertuigh aen boort fu}°m

kregen,en daer in het li jk van den over- l t M t

leden kommandeür zetten, omhetop H itlant te begraven. Die van het vaertuigh ontfingen zes rijxdaelders tot eene vercering, met toezegging, als zy befcheif van hun opperhooft kregen, dat de begraving na behooren gedaen was, dan noch zes rijxdaelders zouden hebben.

Des middaghs quamen de kruiflen-de oorloghs-fchepen,Middelburgh en Leyden, in onze vloot, enverwelle-komden elkanderc met veleeerfcheu-ten.

Wy ontfingen daer mede brieven van onze Heeren en meefters, daer uic wy verftonden, war ons re doen ftonc: en maekeen voorts den bewinthebbers ter kamer van Amfterdam, door een klein briefje, onze gelegent-heit bekent.

Wy hadden weer eene doode aen't water geftorvemen ook een ander.den derden J uly. Desgelijx ftierf des avonts de quartiermeefter aen het water. Ook lagen noch veel andere meer in de ko-jen aen het warer ziek: dac dengezon-den des ce meer werks verfchafee: inzonderheit aen de pompe, daerdoor-gaens vier mannen moften aenftaen; ' t welk van den achtienden vanGras-maent geduurchad, zonder men het lek kon vinden.

Den vijfden was de lucht onguur, en zoo kout, dat het naulix re verdra-gen was: doch mec goede voort-€ a n g - , ,

Den zeften was het hol water, cn goet weer, en wierdt gront op achtien vadem geworpen.

Den zevenden ftierf weer een aen hec water, en wierdr op zeftien vadem zanr-gront geworpen. Het was kout en regenachtigh weer: en wierdenZeven fchepen te ly van ons gezien-Door dit weer ftorre ons volk geweldigh in ziekte : en bleven meer als twim igh plac in de koy leggen en

ftonden

Page 458: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E . eri L ftonden noch meer te volgen, äengt-zien d'ontvangene viktalie reeds verteert was. Dies men weder by het out rantfoen moft leven.

Tegen den avontfcheide het fchip, het wapen van rer Veer, van ons af, en raekte haeft uit hetgezicht.

Den achtften van Zomermaent zagen wy de kufte van ons waerde V i -derlandt, daerwy Godevoor dankten.

Wy namen noch eenen Ioots uit de vaertuigen over. Het fchip Spanbroek liep van ons af, om het Spanjerts gat in

Komen t e ^ ° ° P c n •* e n W ^ V ^ a ' C V O O r Winde TnrrfTci- heen: maer moften, doot de ftil re eh

verloop van ty, by leggen, tot achter-middagh ontrent vier uuren: wanneer de vloet weer lant waerts keerde , en quamen des avonts inTelfel ten anker, dankende Gode voor behouden reize.

Des Volgenden daeghs quamen de Heeren bewinthebbers, Silvius, Bek-ker en Schagen aen ons boort. Deze Heeren ftelden orde op de lof. fing en lading, en ontuoegen het v olk van den eedt, dat met lichters vertrok.

Na wy de juweelen en diamanten der Mactfchappy hadden overgelevert, vertrok ik met een kaegh, ch quam des anderen daeghs t'Enkhui-2en, en den elfden tot Amfterdam.

A N T - R E I Z E . 3 o ^ Ondertuflchen quam aldaer zijn

Vorftehjke Genade Graef Maurits Van Nailäu, met Zijn jaght, om ha Zee-lanr, en voorts na Kleef te gaen.

Hy liet my, hebbende mijne aen- N i c u h o f

komfte verftaen , by hem bntbicden. komt°b> met wien ik een lang gefprtk , hopen- ?/a-j j n n,°JP, r — „ «1. Maurus. de den ftantvan Brafil en Ooftindien hield ,cn toondehem alles\ wat ikdaer van in fchnften preht ontworpen had. Voorts begeerde hy, dat ik 's anderen daeghs by hem ten eereh,teh huize van den Heer Dokter Willerh Pifo,zoude komen , daer verfcheide regeeren-dc Heeren vah Amfterdam , beneffens eenige groore Heeren, die hem Vergezelfchapren,oök genoodt waren. Na de maeltijt, alzoo de Graef op zijn verrrek ftoht,nam ik mijn affcheit van hem.

JNa verloop van eenige dagen ver- mrchijnt fcheen ik in de vergaderihg der Heeren>n dever-bcwinthebber's, om met hen van al te j f j j !? mijne zaken tefpreken, die my voor wimheb-alle trouwe en plichten, aeh dt Maer-b e r s-fchappye in Indien bewezen, bedankte, en eindelijk my weder met een kooptnans plaetfe begiftighden.

Ik ging dan des zelven jaers wederom tzeil met het fchip de Pijl,na Ooftindien, om mijnen derdehtocht aeh te vangen.

Einde der eerfie en tweede Ooft.lndtfche Zee - 1 n Lant-reise*.

D f c l t D E

Page 459: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

3°+

D e r d e - *

Z E E - e n L A N T - R E I Z E

J O B A N

Van

N l E t J ä O F ,

M e t h e t f c h i p d e P Y L , n a d ' e i l a n d e n v a n

M a j o t t e e n d e A f r i k a e n f e k u f t v a n

M o z a m b i q u e .

(jetrokhgn uit deffelfs gehouden journae'ldoor den fchipper Rein ic r Klae fz . te rugh gebraght •, en aen %jjnen broeder

Hendrik Nieuhof. behandight.

A dan onze kooprhan,Jo-:han Nieuhof,methet fchip »de Pi j l , tzeil was gegaen, [quamen zy denachtienden van Wintermaenc tegen

deFranflekuit. Den eerften Van Löumaent, des

jaers zeftien hondert tweeen tzeven-tigh, waren zy op de hooghte van negen en twin tigh graden, by de Kanari-fe eilanden,en ontrent drie mylen van \ het eilant Teneriftb, hebbende tot dus | verre drie dooden gehad.

Körnende aldus uit de barre en koude winter, begonnen zy d'aengename en warme lucht te gevoelen, en ont- j moeten aldaer het jacht, de geftoorde Leeuw,dat na Weft- Indien zijne reize gemunt, en totfchipperErnft Rang ophad. j

Onder zoo veel volks, als daer op was, vond hy zijnenouden vrient en ] reisgenoot, Matthias 1< aquet, die derwaerts voor vry man ging, en met hem in Brafilgeweeft was. Zy waren beide {

zeer verwondert, van elkanderen in zulken ruimen zee tontmoeten.

Zy hadden dac etmael eene ftreke van eweeen veertighmylen afgeleidc, en quamen, zonder voorval van eenige merkwaerdige zaken, den Vierden van Sprokkelmaenr onder de l iny, en den zestienden der zelver maent op j zes en dertigh graden en 36. minuir. Zuider breete: alwaer Zy d'eilanden van Joan Kriftiaen d'Akonha zagen,

Zien dt

diefteil en hoogh zi jn , byzonder het weftelijkfte; want dat heefc een piek of top, als die van de Vlaemfchc eilaji-den>enis mer wölken bedekt.

Den achtften van Grasmäent waren zy op de hooghte van drie en dertigh K'^' graden en dertigh minuiten, en zagen G o c d c [

de Kaep van Goeder Hoope, daerzy H o p {

het anker in de Tafel-bay op vijf vadem lieten vallen. Zy vonden aldaer zeventien fchepen, cn twee hoekers: waer onder dertien Ooftindifche retour-fchepen waren, die nahet Vaderlant zouden gaen,en den vier en twintighften vertrokken.

In het fchip de Pyl was een fcheepje of chaloup , genaemt de Boogh, c'Amfterdam by ftukken of gefloopt gezet, dat aen de Kaep wederom in malkanderen gevoeght en opgezet wiert, om aldaer mee de kuft längs So-fala, Mozambique en de Majotfe eilanden des tc beter tc kunnen aendoen en onderzoeken.

Na het klaer gemaekt en vervaer-dightwas, gingen zy, den dertigh-ften van Grasmäent, met de Pyl en Boogh, beneffens een Hoekers Boot) de Gout vin k , dat na het eilant Mauritius zou overfteken, t'zeil: daer op Huigens metz jn huisgezin was, die op Mauritius opperhooft zou zijn.

Dus voortzeilende, waren zy, den zeften van Zomermaenr, op zes en dertigh graden en drie minuiten, met een ftijve koelte, cn hadden in dat et

mael

Page 460: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E cn L A des avondrs met Hugo weder aen boorr: want de koning noch inwoonders wilden met handelen, en lieten daer en boven de putten, die d'onzen om verfch water te fcheppen, gegra-ven hadden,toewerpen. Dies men wel zagh, dat daer niet meer te doen viel: . gelijk ook de meefte Madagaskars quaetaerdige luiden waren.

Den zevenden overleed de huis-vrouw van Hugo.

Zy vervolghden aldus hunnen koers, en quamen den negenden in denbocht van de riviere Marigando : daerzy des volgenden daeghs mer een voorvloer, beoofte de hoek, op acht vadem ten anker liepen : en zoch-ten'er verfch warer, dat zy op de Weft-hoek van de bay bequamen.

Nieuhof had eenige zwarten van Mafiliagiogelprok(jn,die hem zeiden, dat hun konmg ,opredelijkeconditien, met hem wilde handelen: waer op hy en Hugo beflooten derwaerts tza-men met den Pijl re gaen : gelijk zy ook aldaer verfcheide dingen verhan-delden,en braghten twee en twintigh flaven, drie koebeeften, bokken en andere ververfching mee, dewelke hen voor dien tijt zeer wel quam.

Den twee en twintighften befloten zy zes enderrigh of veertigh mylen omden Noort te Zeilen,daer, volgens bericht van hen, meer andere flaven en ververfching genoegh te bekomen was.

Nieuhof ging'met den boot voor uic, om allen gevaer,zoo van klippen alsanderfins, t'onderzoeken,en quam in de bay van Jongman , daer het tien, twalef en vijftien vadem diep was.

Dus voortzeilende, quamen zy den zeven en twintighften, ontrent den middagh, aen Punto of hoek Parmi-ra,by een van de V i j f liilanden,op dertien graden en dertien minuiten, ten anker.

Den negen en twintighften waren zy opde hoek van Konquifo, daerzy eenige vaertuigen vonden te viflehen. Het middelfte eilandt heeft een onge-meeneen zeerhooge fteile klip: dies daer niet opte komen is: en men kan dezelve zeer verre uit de zee zien.

De viflehers wezen den onzen, dat hooger op de koning woonde , en aldaer flaven en ververfching te beko-

N T - R E I Z E. 30; men waren. Hier op ging Nieuhof* beneffens den ftier man en eenigen van hec volk, mec de boot, hooger op, mee nemende eenen viffcher, om hen den weghte wijzen.

Hy ging den eerften van W i j n -maenc met den Boogh tzeil. De Pijl bleefinde bochc leggen viffchen , en aldaer Coc den zetten der zelffter maent zukkelen.

Den zevenden,opvfydäghdes morgens vroegh, zagen die van de Pijl den Boogh uit de boght komen. Hydede twee fcheuten na malkanderen , dat een quaet teken cn van groote ongelc-genrheitwas, en liet ook de fjouw waeien. Waer op de fchuit van de Pijl derwaerts voer, die kort daerna met defchipper van de Boogh weder-

iomquam, en aen Hugo en voorde-ren fcheepSraet verhaelde, hoe de koopmanJohan Nieuhof, beneffens den ftuurman en eenige andere maets, met de fchuit van den Boogh aen lant gevaren was, te weten, in den boght van Antsgoa of anders Ant OfySaw boy en by zommige van d'onzen de Moordenaers bay genoemt, om den koning te fpreken, en re zien wat han-delingvoordeMaetfchappy daer Valien moghte.

Na de Boogh twee of drie dagen daergewaght had, quam het fchuitje met Nieuhof en zijn volk niet weder* om, zonder men wif t , hoe het met het zelve afgeloopen was: dies de Boogh zijn anker lichte en tzeilging,en quam weer by de Pijl.

En alhoewel in den fcheepsraet befloten wierdt, dat de Boogh met het buorje weer derwaerts zou gaen, om na den koopman Nieuhof en d'andere te vernemen : zoo heeft Hugo, tegen het genomen befluit, uic quaetaerdig-heit belaft, weerom tzeil na het eilant Mauritius te gaen: zeggende,om het werk een fchijnte geven, dathy flechs voor zes maenden van eetwaren voorzien was:daer zy alreeds zoo lang hadden leggen zukkelen: (hoewel hy de oorzake daer van was.3 Dies hy voor-wende, Mauritius miffchien niet zou kunnen krijgen, cn derhalven alle van honger vergaen moeten.

Wel was dit waer: maer men had evenwel, met verlies van weinigh tijts, na Nieuhof en zijn volk kunnen ver-

Q^q 2 nemen.

Page 461: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

5 c8 G E D E N K W nemen. Derhalve belloot Hugo weer na de Kaep te gaen, en zieh daer eerft van levens-middelen te voorzien. Waer opde Pijl en Boogh des namid-daghs het anker lichten en rzeil gingen. Zy hadden in het uitzeilen twint igh, vijfen twintigh en dertigh, en dan weer twintigh envijfen twintigh vadem waters, en voeren tegen den avonc voorby eene zantplaet, Zuidc ten Wefte en Noorde ten Oofte van het grootfte eilant van de drie , op de hoek van Konquifo,ontremdrie mylen van het eilant, en vanhetNoordelijk-fte lant en hec groot eilant Nßuffy.

Aldus is aldaer onze fchrijver, Jo-han Nieuhof,gebleven, die zoo vele jaren re water en te lande, op zpo vele vreemde kuften van Weft - en Ooft-Indien gezworven had, zonder men tot noch toe iet zekers van hem verno-men heefr.

De Pijl en Boogh vervolghden hunne reize, en waren den achrften op twalef graden en veertigh minuiten, en hadden des avond.sde weft-hock van St.Sebaftiaen Noord-ooft vi j f of zes mylen van hen,doch konden gene gront peilen.

Des volgenden daeghs voeren zy voorby een klein eilantje, dar vol boomen ftont, gelegen drie mylen van de KaepS.Sebaftiaen. En naerdien zy door tegen winten ftroom lang zwor-ven, zoo ver vielen zy in groote onge-mäkken, toteenrechtvaerdige ftraffe voor Hugo ; wanc zy met een lepel rijs een etmael zieh moften behelpen: waer door niet weinigh volk krank wiert cn fterf.

Eindelijk, na lang zukkelen enuit-ftaen van vele armoede, honger en kommer,quamen de Pijl cn Boogh, den zeventiendenvan Wintermaenr, aen de Kaep vanGocdcr Hoope:daer Hugo niet al tc wellekom was : ook wiert de fchipper van den Boogh af-gezet, uic oorzake hy zoo haeft was weggevaren.

A E R D I G E De Pijl en Boogh lagen aldaer niet

meer als tien of twalef dagen, en gingen , na zy van lijftoght voorzien waren, den eerften van Loumaenr, des jaers zeftiennondertdrieen zevenrig, weer tzeil: te weten,de P i j l , om Hugo na het eilandt Mauritius oyer te brengen, en dan mec een lading van eb-benhouc na Batavia te gaen : ende Boogh wederom na de plaetfe,daer hy Nieuhof en her ander Volk gelaten had,om hen,indien zy noch in 'c leven waren, van daer te halen.

Na de Pijl en Boogh van malkanderen gefcheiden waren,heefcmenin langen tijt van den Boogh niet vernomen: dies men meende,dathy gebleven was. Doch eindelijk heeft men zekerheit bekomen, hoe de maets het fchip, uic oorzake hec geen hoofe had, afgeloo-pen,enaen Mofambiqueaen de Fran-fen verkocht hadden Dies men niec weec,ofeenighvolkvande Boogh ter gemelder plaetfe aen lanr geweeftzy, of ier van Nieuhof vernomen hebbe.

De Bewinthebbers ter kamer van Amfterdam hebben eindelijk, op ver-zoek van zijnen broeder, Hendrik N ieuhof, des jaers zeftien hondert zes en zevenrigh, befloten, een jaght van de Kaep der waer tstezenden, omre ver nemen, of ook iemant noch mochc in t leven zi jn, om die dan van daer te halen.

Hier op vertrok des jaers zeftien hondert zes en zevenrigh, den twee en twintighften ran Blocimaent, het jaght Voorhout van de Kaep derwaerts, en quam den twintighften van Herfftmaenc wederom aen de Kaep, met twee honderc en vijftigh flaven: mec berighr, hoe die van het jaght den Koning gefproken hadden, maer hadhy den veinferc gefpeelt,en nergens van willen weten. Men heefc fe-derr, vooren na, verfcheide, dochon-zekeretijdingen van Nieuhof en zijn volk gehad; maer hetisongetwijftelr, dac zy alle, in d'eerfte woede, doorde inwoonders dootgeflagen zijn.

E I N D E .

A E N -

Page 462: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

Z E E - en L A N T mael eene ftreke van een en dertigh mylen afgeleir. Aldaer fcheide de Goutvink van den Boogh, en vervor-derde zijnercize na Mauritius. Desgelijx vervolghden de Pijlen Boogh hunne reize: hoewel de Pijl den Boog, om zijne welbezeilcheit, geftadigh moft inwaghten : naerdien die de Pijl niec volgen kon.

Den twintighften zagen zy het eilant Madagaskar,.dat binnen 'slandrs hoogh en berghachtigh is, en waren ontrent drie mylen buiten den wal, zonder gront te kunnen peilen.

Zy zeilden voorby een uirftekende hoek,die zieh als een eilanr vertoonde. Aen den wal ziet men klippen, en wert, een myle buiten den wal, op vijf en twintigh vademen gronc gepeilt. Daer by leidt een r i f , daer hec hertop branr en de zee, mer groote ftorting, geweldigh op aenraeft.

Des vooormiddaghs ftierf Johaa Nieuhofs jonge, met name Frans, ge-boorcigh van Ongele, op de kuft van Koromandel gelegen.

Zy waren op vier enewintigh graden , en moften, nie oorzake de winc des nachts uit het lant quamj af cn aen den wal houden,en wierpen,dichtaen den wal, op veertigh vadem gronde; maer hadden ewee of drie mylen buiten den wal genen gront.

De Boogh zeilde längs den wal, cn de pijl voor uir.

Den twee en twintighften vonden zy een klein eilantje , een halve myle van de wal, daer de Pijl het anker, op zeventien vadem,liet vallen.

Zy gingen, alzoo men na de zee-wint moft wagliren, met de boot uic viflchen,en quamen met twee vaereuigen, daer eenige zwarten in waren, wederom van het lant, die wat kokos-noten en water-limoenen mee braghten.

D'onzen verftonden uit eenen, die een weinig Engels fprak,dat de Boog, die voor uit gezeilt was, in de bay van Auguftijn,aen het eilant Madagaskar, tenankerlagh. Derwaerts de Pijl ook natoezeildc,en vond de Boogh in de riviere, voor een eilanr je, ten anker leggen.

Aen de riviere vertoonen zieh twee witte hoeken.

De zwarten braghten den onzen

R E I Z E . 3of wat kalabaflen, kadjang en böontjes, en beloofden ook flaven te brengen. Dies Hugoen Johan Nieuhof des anderen daeghs aen landt traden, om te zien, wat'er te verrichten mochc zijn: doch vonden weinigh van belang. Voorts braghten de zwarten da-ghelijx meer fruit.

Den derighften ruil3e Nieuhof twee flaven voor de Kompagn e, ging uit viflehen enving, in de mont van de riviere veel vifch.-

Den tweeden van Hooimaenr zeilde de Boogh in de riviere, om te krenT

gen: naerdien hy onder aen de fteven wac fchadeloos geworden was. Z y Ipanden netten , om fchilpadden te vangen; maer konden gene krijgen.

Des middaghs quam de kapitein van de zwarten aen boort, cn verruil-deneenigeflavenaen d'onzen,,

Denzevenden ging Nieuhof eenige mylen om den Noord, om te verneinen, of'er eenigeflaven te verruileh of handel te doen was. Desgelijx ging het fchip de l?ijl mee tzeil: maer zouden, volgens af fprek, in de Majotfe eilanden weerby malkanderen komen.

Den veertienden .was Nieuhof mec de Boogh , na ontrent zevenrigh mylen gezeilt tie hebben, op de hooghte van zeftien graden en zes en vijftigh minuiten, en zagen Zuid-waercs het vaft lant van Mozambique, hadden drie mylen van de wal, op hondert vadem , gronde, en bleek en wit water mec een r i f , daer hec geweldigh op brande. Herlanc vertoon-de zieh vry hoogh.

Des anderen daeghs hadden zy het eilant 'Primi Aris anderhalve myle van hen, en noch op hondert vadem genen gronr.

Den achtienden waren zy op zeftien graden vijftien minuiten, en zagen witenduinigh landt,en quamen opden avont eegen een rif opacheiert vadem cen anker: hoewel het achter het fchip wel zeftigh en zeventigh vadem diep was. ..

Den twintighften voeren zy voorby een grooten inboghr cn zecrif: daer hetop het drooghfte zes vadems waeers is.

Den Cwec en twintighften lieperi zy tüflehen de Zuidelijkfte eilanden van Mozambique, genoemt St. Jakob

Page 463: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

^o6 G E Ö t N K W cn Sr Joris ,en quämen daer op negen vadem ten anker. Zy vondcn'er een groot Porrugeefch fchip , achter het fort leggen , daer een Generael op was, die na Goa ging, en'uit Portugael gekomen was, beneffens twee of drie kleinder fcheepen. Een Portu-geefeh vaendrigh van het fchip voornoemt quam aen boorr, en zeide, belaß: te zi jn, den onzen te zeggen, dat zy zouden laten volgen, wat d'onzen begeerden.

De Pijl quam ook by den Boogh ren anker. Verfcheide Portugefe vaertuigen quamen om goet te kopen. Ook quam'er ecn Portugeefch fchip van Sofab met flaven: en het Portu-gees opperhooft van Mozambique met twee fcheepjes van Sofala, na ecn uitreize van acht maenden.

Men had dien dagh geweidigen donder en blixem , die daer te mers fchrikkelijk ontftaen.

Den eerften van Ooghftmaent vertrok ken de Pijl en Boogh, na zy van water voorzien waren, en zetten den koers Ooftwaerts nahet eilant Madagaskar en Mafyelcyn, om flaven en ververfching te bekomen, en zagen dentienden het lant van Madagaskar, op vijftien graden en drie en vijftigh minuiten, en qttamen op tien vadem, een halve myle buiten den wal, die zieh als een ronde bergh vertoont, ten anker.

De Boogh ging raet de floep de r i viere dieper i n , zagen twee fcheepjes mec matten, en verfcheide kanoos: doch die wilden niet aen boort komen, alzoo zy malkanderen niet verftonden.

De windt loopt'er alle vier en twintigh uuren het kompas ront: dies men daer längs de wal na beliehen Zeilen kan.

Den twalefden ging Nieuhof na het eilant Makandaritn MagelagityVLtW, omte verneinen of'er ook eenige handel viel, en nam eenen Zwart mee, die de Madagaskarfe tale fpreken kon, en zeide, dat'er flaven, koeien, fchapen en ander goettekrijgen was.

Den vijftienden quamen de Boogh cn Pijl weer by malkanderen, hadden weinigh opgedaen. Negen vaertuigen, met Vierkante Zeilen, voeren hen voorby.

E E R D I G E Wanneer Zy dan aldaer niet meer

wiften uic te rechten, gingen zy weer t'zeil, en vonden noch in een klein rr-viereje een vaertuigh,dat hen ververfching beloofde : maer zy bequamen niet als acht hoendew: doch kregen daer van bericht, dat om de Noord genoegh re krijgen was.

Na vi jf dagen, zcilens quamen zy in een groote bay, op zes en zeven vadem ten anker. Aldaerverftontmen, dat aen d'ovcrkull genoegh tc krijgen was,en kregen bericht, dat Magfetagie cn d'eilanden Makandan noch verder om d'Ooft lagen.

Den twee en twintighften hadden zy een eilanr, ruim een mijle, van hen, en zetten het op elf vadem. Het water viel'er met een fpring twalef en dertien voeten laegh.

Den vier cn rwintighften ging Nieuhof mer den boor tzeil na de r iviere Magfe/agie,en zeilde den boght, in de riviere, op, om daer na te verneinen.

Hy quam den zes en twintighften wederom, met verhael dat het de riviere was, daer C^lagfelagie oplagh, dat een volkri jke plaetfe was, daer ververfching en flaven genoegh te bekomen waren: dat'er een Engelfch fchip met flaven lagh, omna de Barbados te varen : beneffens eenige Moorfche fchepen en groote vaertuigen, om met flaven re handelen. Waer over Hugoen Nieuhof derwaerts voeren, en quamen den dertighften wederom.

Ontrent twee mijlen landewaerts in heeftmen een hoogen rugh lanrs: en op het eilandt ftaet een hooge boom.

| Den een en dertighften voer Nieu* hof met een deel koopmanfchappen aen lant, na den koning. Doch kon niet handelen : alzoo d'inwoonders te weinigh voor de koopmanfchappen geven, en voor ieder flaef zeftien realen hebben wilden docht.

Den tweeden van Herfftmaent voet Nieuhof met Hugo weder aen landt, met eenige nagelen cn fpeceryen, om voor het laeft tc zien, of hy zoude kunnen handelen : dewijl de koning voor de nagelen gelt geboden had: en Nieuhof de flaven tegen twalef realen ieder flaef zou acnnqmen : maer hy quarrt

des

dat Hugo te veel

Page 464: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

B L A T W Y Z E R . ibid. ibid. 17*

ibid. ibid. 177 ibid. ibid. ibid. 178 178 179

ibid. .»

217 ibid. 228

ibid. 1*9

ibid. 230

Boom Pariti. boom Kuduparici. boom Mandaru. boom Chavanmandaru. boom Vellutta Mandura. boom Mandaru Kanfchenapou. boom Nilikamaram. boom Odollam. boom Marotti. boom Kaniram. boom Manjapumerara* boom Champakam. boom Elcngi. Wijngert. Blaeuwe boonen. Indiaenfch moeskruit. Vrucht Fokky Fokky. Vrucht Kubeben of Kumuk. Duivels-drekofHin. Kardamom, groote en kleine. MoulitBebek, of Indiaenfche Hemels-fleü-

telen. Indiaenfe zuuring. Benjoin-boom. Nardus. Opium of Amfion. Vrucht Pyzang of Bachoven. Bamboes-kruit. Knooplook. Witte Eglentier. Boom en vrucht Jakkas. Bloem Siampiri. Bloem Katfiepiri. Arrozof rijsbloem. Vrucht Pompelmoefen. Vrucht Mangas. Vrucht Mangoftan. Vrucht Katappers of Indiaenfche Amandel-

boom. Hl Javaenfe rottangs, ibid. Boom en vrucht Anoene. 231 Dadelboom. i b i d ' Watermeloenen of Patekes. Vrucht Ananas. Betel. Pynangboom. Suryboa. Vrucht Dap-Dap. Takatak of roode beflen. Boom Morongo. Brede Nomerado of bont moeskruit; Kappok of Javaenfe boomwol. Vrucht Jamboefen. Wilde pruimen ofboaMalakka. Kanarie-boom. Kamillebloemof Mulo Mädre. Bloem van vier uuren. Wilde Violet of Jarron. Kappas of boomwol van Bengale. Vrucht Batsian of wilde Mangas, aaders Stin

kers. i b i cJ.

ibid. 230

ibid. ibib. ibid. *?$ ibid. ibid. 234 ibid. ibid. ibid. ibid.

*?? ibid. 240 242 ibid. 245

ibid. ibid. H4 ibid. 24? 24« ibid. ibid. 247 |

ibid. ibid.!

Boom Marokko ofDadap. Kruit Dutter. Boom Kananga. Kiaten of Indiaenfe eikenboom. Vrucht Katolas of waterfleffchen. Bloem Champakkä. Klimboonen. Fabas de Moro. Boonen Gondola. Erweten Kadjang. Boom Mankandou.

,248 ibid. ibid. 249

ibid. 250

ibid. ibid. ibid. *5*

ibid. Vrucht Mangam. 252 Gewas Simbar Mangiram of Tando Roufa.

ibid. Tratty of waterbloem. ibid. Vrucht Langzap. 2 f j Purpere pruimen. ibid. Jambulang of krieken. 2*4 Enkelde en dubbelde Schocnblocm. ibid. Bloem Dukol. ibid. Wringpruimen. »ff Vrucht Karembolas. ibid. Boea Bidara offteekpruimen. ibid. Javaenfe rapen. ibid. Düivelsbroot of paddeftoeleri. 2f(S" Indiaenfefafraen of Borbori. ibid. Indiaenfe boom- of huislook. ibid. Indiaenfe Veronica of EerenprSj s. 2 f 7 Vrucht Kolkäs. ibid. Indiaenfe Betonie-boom. ibid. Indiaenfch gras. 2f8 Indiaenfch Monthout of Alkanna. ibid. Indiaenfe Salie. ibid. Indiaenfe Duivels-melk. » 2f^ Peerl-kruir. ibid. Boa Kamba. ibid. Indiaenfe peeren. ibid. Vrucht Rampoftan. 2^0 Vrucht Satarraof Gadariai ibid. Japanfe bloem. ibid. BoomPatty. ibid. Goutsbloemen. ibid. Jager-boom. ibid. Boom en vrucht Billingbing of Blinbing.

2<Si Indiaenfe hontstonge. ibid. Gewas of rang BÜtergroen. ibid. Vruchten Durions. i<jj Peper. ibid. Wilde uyen. 2^4 Aert-^uchten Patattes. ibid. Aertvruchten Injames ofByra. 26y Blaeu we pruimen of krieken. ibid. Oranje-appelen. 266 Wide Jamboefen. Tabak. ibid. sloem? üla MögorL 267 Arvore da noyte, of Droevige boom. ibid. Gewas Boenga Meraof Kombang Merak. ib. Boonen Katsjan. 26% Turkfc tarruwe of Maiz. ibid.

v i f -

Page 465: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

B L A T W Y Z E R .

V i f l e h e n en zeegedrochten.

VErkens-vifch. Amboynefe vifch.

SteenbraefTem, Kaelkop. Meirbleyer. Strontvifch. Geelltaert. Naeltvifch. Ravensviftrh. Koningsvifch. Aelen. Mtiraei. Meirhaen. Witvifch. Knörrepot. Verkens-vifch» Knorhaen. Zeel ms. Negenoogen of Bontacl. Kabos ofaelquabben. Pennevifch. Elefanti-neus. Jabob Evertfz , Kromrugh» Klipvifcfu Kabeljauw. Hoornvifch. Kroffen. Plarvifch. Bot. Klipvifch. Rootvifch. sittervifch. Papegays-vifch. Stompneus. Hairvifch. Zantfpiering.

a*8 ibid. ibid. ibid. ibid. ibid. ibid.

ibid. ibid. ibid. ibid. 27° *7i

ibid. ibid. tbid. ibid. ibid. ibid. ibid. ibid. ibid. ibid. ibid. ibid. ibid. ibid.

27* I ibid. i ibid. j ibid. | ibid. i ibid. ibid. I

Pokvifch. ibid. Sineefche vifch. ibid. Pitvifch. ibid. Härder. ibid. Zcefnippen. 274.

j Köret. »7f | Zeeduivel. ibid. : Stipvifch. ibid. Zeeduif. ibid. Zee-egel, ibid. Zuigers. ibid. Hayen. ibid. Zeekatje. 276 K ip- of foldaien-vifcft. ibid. Zee-adelaer. ibid. Zee-kat. ibid. Springers. ibid. Peyxe Kok, ibid. Blazers. ibid. Witvifch. 276 Vijf vinger vifch. 177

»bid. Karappa of rontvifch. 177 »bid.

Vliegende vi/Tchen. ibid. SpJkfert. ibid. Tongen. ibid. ßonijt. ibid. Zwaertvifch. 2 7« Siap Siap. ibid. Bontvifch. ibid. Vijfoogan. ibid. Zee- (fleermuis. ibid. Karpers. ibid. Zeemonfter. .279

ibid. Garnelen en kreeften. .279 ibid. Zeeftarre. ibid.

Zeekrabben. ibid. MofTelen en oefters. ibid. Purperflekken. ibid. Quallen. 2&>

E I N D E des Regif ters .

Drukfjtaten en misflagen.

P. 3.!in. 4. lees, bedekt is, hun water in zakken van bokke-veflen gemaeftf /dat Vandeh dau daer na om laegh lekr. P. 11. Im. 47. Jarefijns. P. 31. lin. 44. fehieten* wonder» p.40 lin. 4;. Kojet. P. 41»lin. 46. Eymujr. p.Sj. Ha. 13.Oir; ioj.La.rck. 183. p. 41. lin. 18. Jaervogel.

Page 466: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

A E N W Y Z I N G voor den

BOEKEBINDER,

öm de Printen re plaetfen.

Lantkaertevan de Kaep van Goede Hope. «, - ]Pag. 7 Staden eilant Amboyna. - „ %y Hagelboom. -Een Maleyer, met zijne vrouw, houdende een doos met pynang in de hant. 5 6 StadPal/mbahg, ejrc. - - 6 8 Goegys ofBenjaenfe Heiligen. - - - 85 St.lhomee opde kuft van Koromandel. - - to6 Lantkaerte van de kuße van Koromandel enC^iadurä. - 107 De ftad Paliakatte. - - - i n , Een Meßyce vrouw. - 113 Koylang. - » . . 117 S ad Koetzijn. £ - - ' 124, Malabaren. - - i ^ f Malabaerfe lant loopers, dießangenlaten danßen. » - 159 Kokosboom,&c. - - - 161 VeerIvißchery van Toutekorßn. - '<• 19Ö Lantpoort van Batavia. - - i p f Kaerte van de Lantßreke van Batavia. • 197 Sweefe gracht. - - * ijoo) Kruis kerk. * - - 200 Raethuis. * - * 200 Spinhuis. •<- - <• - 20z Vleefch hal. - - 201 Weeshuis. - - - - aof VtfcLmerkt. - - 207 Gouverneurs huis binnen het kafteel. - 209 Een Maleyer krijghsoverße,&c. - - -£ f » Moorfe kramer met zijne vrouw. - * 21 f xylmboynefe foldaet. » 217 Een Javaenfe koopman. - - 216 EenJavaenfe man en vrouw. - - 216 Een Makaßer met zijne vrouw. - - 210* Makaßerfe vergiftigeJpatters. - - 216 %epasofMardijker met zijne vrouw. - * z i 6 Timor efe foldaten,&c. - - 216 Een Bougis met zijn vrouw. - - 218 Indiaenfe Vygeboom,&c. - - - 23 a BoomiAnoene yUadeiboom.&C. - - 238 Blinbingijagerboomy&c* - • xda

Vifch-prentcn.

Verken-vifch,Amboynefc vifch, &c. I 2 päg. 26*8 Geelßaeit,&c. - - 2 6 9 Verkens vifch. &c. - - " 17* Zeefnip,&c. - ^ • 27+ Vjjf oogh, &c. • * • *78

C^q 3 fcLAT.

Page 467: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

B L A ' T W Y Z E R

d e r n a m e n v a n d e v o o r n a e m f t e k o n i n g r i j k e n , e i landen, fteden, d ieren en gewaf len .

A.

1 V matra. Amboyna, een eilant.

Chin, een koningrijk op hetelandtSu-73 »7

B.

BAharen, een eilant aen den Perfifchen zeeboefem. 102

Büro, een eilant. 21 Batavia, een ftid op het eilandt Java. 176.

haer befchrij ving.

D

D. Affen eilant. Dingding, een eilant

E.

'Ymuy, cen eilant.

r 16.65

41 F.

48

G

Ormofa, een eilant. G.

Amron, een ftad op de kuft van Perfie. 7» 136

*94 f«

Goenree, een koningrijk.

HH.

Ottentots aen de Kaep. 10,11,12, See. I .

IAva, een eilant. llaa das Naos, een eilant.

llha de Pedra>, een eilanr. Johor, een koningrijk en ftad.

K.

KAep van Goedcr Hope. 5,6 Kiyelle,een boght ophet eilant Büro. 25

Kisna, een riviere. 114 Koetzijn, een koningrijk en ftad. 129 Kolombo , eene ftad op het eilant Kolombo. Koylang, eene ftad. 117

»49 Kranganoor, eene ftad by d'onzen verovert. Kruitnagelboom. 51

L.

LArek, een eilant aen den Perfifchen zeeboefem. 105

Ligor, een koningrijken ftad. 61 M.

MAdian.een bergh by Malakka. j>8 Madura, een koningrijk op de peerl-kuft. , g ,

Malabar, een lnnten koningrijk, is verdeilt in verfcheide koningrijken. 14.1

Malakka een (lad en koningrijk. f 2

Mafulapatnam, een ftad op de kuft van Koromandel. , J y

N.

NEgapatnafti, ecn ftad. 107. By vander

Laen verovert. jog O.

ORmus, een eilant aen den Perfifchen

zeeboefem. g A

P. *

PAhan, een koningrijken ftad. 69 Paliakatte, eene ltad op de kuft van Koro

mandel. i,%

Palimbang, eene ftad op Sumatra. 75 Palipatnam, eene ftad op de kuft van Koro

mandel, by d'onzen verovert. 77 Patane, een koningrijken ftad. 6z Pthu, eilanden. 39 Peerlbanken. 189 Punikael, een dorp op de peerlkuft. 18 j Piskadores eilanden. j o, Q.

OUeixome, een eilant aen den Perfifchea

zeebofcfem. I 0 . Queymuy, een eilant. 4 X

R R.

Adya, koning der Zingtlefeni tcu S.

Sinkapura, een Kaep by Malakka. jg Sumatra, een eilant. <s7

T. yAfel-bay. L Tatelberg. J 0

Toutekorijn, cen hooftdorp opdepeerlkuit. 182

Travankoor» koningrijk. i j f Gewaflen, boomen, vruchten

en kruiden.

NAgel-boom. Wilde Palmboom of Zagou-

Kokos-boom. Wilde kaneel-boom. Zerumbet. Boom Makreof Macer. Boom Papavate. Boom Jambos, of Jambeiro. VrULht Karkapuli. Boom Koddam Pulli. Aloe. Vrucht Kurkas. Boom Kumbulu. Boom Ganfchi. Boom Palcga Pajaneli. Boom Itty-Alu. Boom Arealu. Boom Peralu. Boom Bupariti.

3* boom. )4

Ut 164 l6f 166 167 i6i 169 169

ibid. 170

ibid. 17» 170 I7f I7f

ibid. ibiJ.

Joorn

Page 468: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 469: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 470: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682
Page 471: NIEUHOFS Gedenkweerdige Brssilianse Pt 2 1682

I

1