New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649...

126
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 Wisselwerkingen, reglementering in verband met aansprakelijkheid van verkoper en producent Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’ Ingediend door Sarah Verschaffel (studentennr. 00800634) Promotor: Prof. Dr. REINHARD STEENNOT Commissaris: DELPHINE GOENS

Transcript of New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649...

Page 1: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

Faculteit Rechtsgeleerdheid

Universiteit Gent

Academiejaar 2012-2013

Wisselwerkingen, reglementering in verband met aansprakelijkheid van

verkoper en producent

Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

Ingediend door

Sarah Verschaffel

(studentennr. 00800634)

Promotor: Prof. Dr. REINHARD STEENNOT Commissaris: DELPHINE GOENS

Page 2: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

VOORWOORD

Verba volent, scripta manent

Hierbij wil ik graag van de gelegenheid gebruik maken om een aantal mensen te bedanken.

Vooreerst wens ik mijn promotor Professor Dr. REINHARD STEENNOT te bedanken voor het aanreiken van dit interessante onderwerp en de zeer goede begeleiding. Tevens wens ik mijn commissaris DELPHINE GOENS te bedanken om mij in de juiste richting te sturen en voor de vlotte communicatie.

Verder past het hier mijn familie te bedanken voor hun onvoorwaardelijke steun tijdens mijn studies en in het bijzonder mijn grootvader voor het nalezen van deze masterproef. De punt/komma pleidooien zullen mij steeds bijblijven. Daarnaast verdient mijn moeder tevens een dankwoord om steeds mijn voorbeeld te zijn geweest. Je hebt me geleerd vastberaden, consequent, doch met het nodige optimisme in het leven te staan.

Tot slot mag mijn verloofde zeker in dit rijtje niet ontbreken. Hij leerde mij geduld te hebben, mijn doel voor ogen te houden en heeft mij steeds de ruimte gegeven om voluit voor mijn studie te gaan. Ik besef dat ik heel veel geluk heb met zoveel mensen om me heen en ik kijk alvast reikhalzend uit naar het nieuwe avontuur dat mij te wachten staat.

Page 3: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

INHOUD

III

ALGEMENE INLEIDING......................................................................................................1

HOOFDSTUK I. GEMEEN KOOPRECHT .........................................................................3

I. INLEIDING ............................................................................................................................3

II. DE TOEPASSINGSVOORWAARDEN........................................................................................4

2.1. De koper ......................................................................................................................4

2.2. De verkochte zaak........................................................................................................5

2.3. De vergoedingsplichtige..............................................................................................5

2.4. De gebrekkige zaak......................................................................................................6

2.4.1. Het intrinsiek of functioneel gebrek ..................................................................................6

2.4.2. Het verborgen karakter ......................................................................................................8

2.4.3. De ernst van het gebrek ...................................................................................................10

2.4.4. Het gebrek is in de kiem aanwezig..................................................................................11

2.4.5. De vordering wordt ingesteld binnen een korte termijn ..................................................11

III. DE RECHTEN VAN DE KOPER ............................................................................................15

IV. HET BEWIJS .....................................................................................................................17

V. VERWEERMIDDELEN VAN DE VERKOPER...........................................................................17

5.1. Het regresrecht van de eindverkoper ........................................................................18

5.2. Exoneratieclausules...................................................................................................19

5.3. Fout van de koper......................................................................................................21

VI. CONCLUSIE......................................................................................................................22

VII. SCHEMATISCH OVERZICHT .............................................................................................23

HOOFDSTUK IBIS. HET GEMEEN RECHT ...................................................................24

I. INLEIDING ..........................................................................................................................24

II. DE BEWAARDER VAN DE GEBREKKIGE ZAAK ....................................................................24

III. INBREUK OP DE ZORGVULDIGHEIDSNORM........................................................................25

IV. INBREUK OP DE SPECIFIEKE GEDRAGSNORM UIT DE WET PRODUCTVEILIGHEID ..............26

IV. CONCLUSIE......................................................................................................................29

V. SCHEMATISCH OVERZICHT................................................................................................30

HOOFDSTUK II. DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID .................................31

I. INLEIDING ..........................................................................................................................31

II. DE TOEPASSINGSVOORWAARDEN......................................................................................32

2.1. De foutloze aansprakelijkheid ...................................................................................33

2.2. Het product ................................................................................................................33

Page 4: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

INHOUD

IV

2.3. De vergoedingsplichtigen..........................................................................................34

2.3.1. De werkelijke producent..................................................................................................34

2.3.2. De schijnbare producent ..................................................................................................35

2.3.3. De invoerder ....................................................................................................................36

2.3.4. De leverancier en uiteindelijke verkoper.........................................................................37

2.3.5. De elektriciteitsdistributeur is producent.........................................................................38

2.4. Het gebrekkige product .............................................................................................39

2.4.1. Het legitimiteitscriterium.................................................................................................39

2.4.2. De presentatie van het product ........................................................................................40

2.4.3. Het normaal of redelijkerwijs voorzienbaar gebruik van het product. ............................42

2.4.4. Het tijdstip waarop het product in het verkeer is gebracht ..............................................44

2.4.5. Andere omstandigheden ..................................................................................................44

III. DE RECHTEN VAN HET SLACHTOFFER ..............................................................................44

3.1. Schade aan personen.................................................................................................45

3.2. Schade aan goederen.................................................................................................45

IV. BEWIJS ............................................................................................................................47

V. VERWEERMIDDELEN VOOR DE PRODUCENT ......................................................................48

5.1. De bewijslastregelingen. ...........................................................................................48

5.1.1. De producent heeft het product niet in het verkeer gebracht...........................................48

5.1.2. Afwezigheid gebrek bij de inverkeerstelling...................................................................50

5.1.3. Afwezigheid economisch doel en beroepsuitoefening ....................................................52

5.2. De werkelijke bevrijdingsgronden.............................................................................53

5.2.1. Overeenstemming met dwingende overheidsvoorschriften ............................................53

5.2.2. Ontwikkelingsrisico.........................................................................................................54

5.2.3. Onderdelenexceptie .........................................................................................................55

5.2.4. Verjaring en verval ..........................................................................................................56

5.3. Verbod van exoneratieclausules................................................................................58

5.4. Fout van de consument ..............................................................................................59

5.5. Fout van een derde ....................................................................................................60

5.6. Samenloop .................................................................................................................61

VI. CONCLUSIE......................................................................................................................61

VII. SCHEMATISCH OVERZICHT .............................................................................................63

Page 5: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

INHOUD

V

HOOFDSTUK III. DE CONSUMENTENKOOP...............................................................64

I. INLEIDING ..........................................................................................................................64

II. DE TOEPASSINGSVOORWAARDEN......................................................................................66

2.1. De consument ............................................................................................................66

2.2. De consumptiegoederen ............................................................................................67

2.3. De herstelplichtige.....................................................................................................68

2.4. De wettelijke garantie versus de commerciële garantie............................................70

2.5. Het gebrekkig product ...............................................................................................72

2.5.1. Het conformiteitscriterium ..............................................................................................72

2.5.2. Het gebrek is aanwezig bij de levering............................................................................75

2.5.3. Het gebrek manifesteert zich binnen de twee jaar vanaf de levering ..............................77

2.5.3.1. De waarborgtermijn.................................................................................................78

2.5.3.2. De facultatieve meldingstermijn ..............................................................................79

2.5.3.3. De verjaringstermijn ................................................................................................81

2.5.3.4. Het lot van de dralende consument bij zichtbare gebreken .....................................84

III. DE RECHTEN VAN DE CONSUMENT...................................................................................86

3.1. De uitvoering in natura: herstel of vervanging.........................................................86

3.2. De uitvoering bij equivalent: prijsvermindering of ontbinding ................................90

3.3. De aanvullende schadevergoeding............................................................................93

IV. BEWIJS ............................................................................................................................94

V. VERWEERMIDDELEN VAN DE VERKOPER...........................................................................95

5.1. Het regresrecht van de eindverkoper ........................................................................96

5.2. Exoneratieclausules...................................................................................................99

5.3. Fout van de consument ............................................................................................101

VI. CONCLUSIE....................................................................................................................101

VII. SCHEMATISCH OVERZICHT ...........................................................................................104

HOOFDSTUK IV. CONCLUDEREND HOOFDSTUK: WISSELWERKINGEN

REGLEMENTERING.........................................................................................................105

BIBLIOGRAFIE .................................................................................................................. CX

Page 6: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

ALGEMENE INLEIDING

1

ALGEMENE INLEIDING

1. De levering van gebrekkige producten zal voor de verkoper en/of producent meer schade teweegbrengen dan een loutere aantasting van zijn reputatie; de getroffen consument beschikt immers over verschillende beschermingsregimes die hem een uiteenlopend verhaal toekennen. Dit verhaal kan de vorm aannemen van een integrale schadeloosstelling of kan eerder gericht zijn op het mogelijk herstel of vervanging van de gebrekkige zaak. Afhankelijk van het beoogde resultaat en met inachtneming van de valkuilen die elk regime kenmerkt zal -de advocaat van- de consument zijn rechtsgrond kiezen.

2. Het opzet van deze verhandeling bestaat erin om een overzichtelijke, samenhangende en ophelderende uiteenzetting te bieden over deze verschillende regimes die het consumenten-kooprecht kent. In het bijzonder wordt onderzocht welke vorderingsmogelijkheden ter beschikking gesteld zijn van de consument bij de aankoop van een gebrekkige lichamelijke roerende zaak. Daar ‘de gebrekkige zaak’ vele ladingen dekt en door verschillende wetgevende initiatieven wordt geregeld, wordt doorheen deze verhandeling de nodige aandacht geschonken aan de onderlinge gelijkenissen, discrepanties en wisselwerkingen. Men zal dan ook ondervinden dat reeds vanaf het eerste hoofdstuk verwezen wordt naar verdere passages, daar het onmogelijk en onwenselijk is om de regelingen strikt van elkaar te onderscheiden. De onderlinge verschillen zullen immers vaak verklaard kunnen worden als reactie op vastgestelde pijnpunten onder een eerder van kracht gegaan regime.

3. Daar de consument vooral belang hecht aan de vraag voor welke schade hij een vergoeding kan bekomen en of hem daarbij de keuze wordt gelaten om een uitvoering in natura te verkiezen wordt deze vraag in elk hoofdstuk helder beantwoord. Deze hoofdstukken beslaan telkens een specifieke wet waarop de consument zich in voorkomend geval kan beroepen: zo begint deze verhandeling met de situering van het gemeen kooprecht1, waarna ingegaan wordt op de buitencontractuele vorderingsgrond uit het gemeen recht2. Eens deze basisregelingen uiteengezet zijn wordt overgegaan tot twee specifieke wetten, met name: de Wet Productaansprakelijkheid3 en de Wet Consumentenkoop4. Ik heb ervoor gekozen om de toepassingsvoorwaarden van elke rechtsgrond steeds op dezelfde manier te benaderen wat de overzichtelijkheid zeker ten goede komt. Er zal hierbij steeds nagegaan worden wie de rechthebbende is, welke koop er geviseerd wordt, wie gekwalificeerd kan worden als de herstel- of vergoedingsplichtige en wat er dient begrepen te worden onder ‘het gebrek’. Volgende rechtsvragen komen daarbij onder meer aan bod: hanteert men een uniform criterium om een gebrek vast te stellen of hanteert men bij elke regeling een onderscheidend aansprakelijkheidscriterium? Welke termijnen dient de consument te respecteren bij het instellen van zijn rechtsvordering? En wat betekent de overschrijding van die termijn voor de rechten van de consument: een beperking of een volledig verval? Zijn er nog andere valkuilen die de consument in acht dient te nemen? 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel 1382-1383 Burgerlijk Wetboek. 3 Wet van 25 februari 1991 betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, BS 22 maart 1991, 5.884. Hierna aangeduid als de ‘Wet Productaansprakelijkheid’. 4 De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, BS 21 september 2004, 68.384. Hierna aangeduid als de ‘Wet Consumentenkoop’.

Page 7: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

ALGEMENE INLEIDING

2

4. De antwoorden op deze aangehaalde rechtsvragen zullen de consument reeds een beeld geven van de elementen waarmee hij rekening dient te houden. Daarnaast is het uiteraard van belang te onderzoeken of de consument zich steeds kan richten tot zijn verkoper of zich daarentegen voor bepaalde schade dient te richten tot de producent. Aansluitend hierbij stelt zich de vraag of de consument voldoende bescherming geniet bij insolventie van de verkoper en in de situatie waarin de producent buiten de Europese Unie gevestigd is. Daarnaast zal de bescherming van de consument kunnen ingeperkt worden indien exoneratieclausules uitwerking krijgen of wettelijke bevrijdingsgronden ingeroepen kunnen worden. De vraag stelt zich dan ook wat de exoneratiemogelijkheden zijn voor de verkoper en/of producent.

5. Afsluitend dient erop gewezen te worden dat zowel contractuele als buitencontractuele vorderingen besproken worden, die desgevallend tegelijkertijd van toepassing kunnen zijn voor verschillende aanspraakmogelijkheden, waardoor het samenloopverbod even in herinnering wordt gebracht. Hierbij zal de Wet Productveiligheid overigens een verrassende rol spelen waardoor kort op deze wet zal worden ingegaan. In het bijzonder zal in dit kader onderzocht worden of een inbreuk op deze Veiligheidswet automatisch een fout betekent in de zin van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek.

6. In het concluderend hoofdstuk ten slotte wordt de wisselwerking van de reglementeringen, inzake de aansprakelijkheid van de verkoper en/of de producent, vooreerst uitgelegd aan de hand van een sprekend voorbeeld. Daarna worden de belangrijkste conclusies uit de besproken hoofdstukken op een zodanige manier herhaald dat de onderlinge wisselwerkingen tussen de besproken regimes duidelijk naar voren komen.

Page 8: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel
Page 9: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

HET GEMEEN KOOPRECHT

3

Hoofdstuk I. Gemeen kooprecht

I. Inleiding

7. De tijd waarin de consument zich voor een gebrekkig roerend goed louter kon beroepen op het gemeen kooprecht ligt reeds ver achter ons. Daar het opzet van deze verhandeling erin bestaat om een coherent overzicht te bieden van de huidige aansprakelijkheidsregels inzake gebrekkige en/of onveilige producten, past het om met de bespreking van het gemeen kooprecht te beginnen. Het verhoudt zich immers als de lex generalis ten aanzien van de Wet Consumentenkoop en de Wet Productaansprakelijkheid, waar in hoofdstuk II en III uitgebreid op ingegaan wordt. Het gemeen kooprecht verliest echter zijn waarde niet door de werking van het adagium lex specialis derogat legi generali doordat het een complementair of aanvullend karakter vertoont. Zo herleeft het waarborgregime van de verborgen gebreken opnieuw, eens de initiële wettelijke waarborgtermijn van de Wet Consumentenkoop is verstreken na twee jaar en laat de Wet Productaansprakelijkheid de regels van gemeen kooprecht onverlet.5

8. De complexiteit van de onderlinge verhoudingen tussen de regels maakt het voor de consument praktisch onmogelijk om te weten waarop men recht heeft, wie men dient aan te spreken en met welke valkuilen men geconfronteerd kan worden. Hierna wordt vooreerst ingegaan op de vrijwaring wegens verborgen gebreken uit artikel 1641 tot 1649 BW. Algemeen dient evenwel vooreerst nog opgemerkt te worden dat deze vrijwaringsvordering slechts een deelgebied bestrijkt van de ruimere leverings- en vrijwaringsplicht uit artikel 1603 BW. Ik wil erop wijzen dat de vordering wegens een niet-conforme levering en de vordering wegens verborgen gebreken uiteenlopende kenmerken vertonen. In de eerste plaats geldt de gemeenrechtelijke tienjarige verjaringstermijn ex artikel 2262bis, § 1 BW bij een uitblijvende, foutieve of laattijdige levering, daar waar de koper van een goed met een verborgen gebrek beschikt over een “korte termijn”.6 Daarnaast is het sanctiearsenaal beperkter voor de koper die geconfronteerd wordt met een verborgen gebrek in vergelijking met de gemeenrechtelijke sanctiemiddelen.7 Dit onderscheid kenmerkt het gemeen kooprecht, terwijl de Wet Consumentenkoop het duaal regime heeft ingeruild voor een monistische verplichting tot conforme levering van kwaliteitsvolle consumptiegoederen in hoofde van de verkoper, waarbij de vrijwaring voor verborgen gebreken deel van uitmaakt.8 Ik stip hier reeds aan dat de verplichting om een zaak te leveren die met de overeenkomst in overeenstemming is, ex

5 Y. VAN COUTER, E. KAIRIS, B. VANBRABANT, S. DE BOECK, S. KINART, H. DHONDT (eds.), “De consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen”, CABG 2005, afl. 3, 13; Rb. Brussel (76e k.) 7 mei 2009, RRD 2009, afl. 133, 362, noot Y. NINANE. Zie ook infra hoofdstuk II en III. 6 Ex artikel 1648 BW. 7 K. VANHOVE, “Het sanctiearsenaal bij niet-conforme levering in het gemene kooprecht” (noot onder Cass. 15 mei 2009), RW 2009-10, nr. 34, 1433-1434. 8 R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 522; A. VAN OEVELEN, “Het nieuwe begrip «conformiteit»”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 30. Zie infra hoofdstuk 3. Afdeling I. Inleiding.

Page 10: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

HET GEMEEN KOOPRECHT

4

artikel 1604, eerste lid BW, aldus een uiteenlopende betekenis heeft, naargelang de overeenkomst een gemeenrechtelijke koop omvat, dan wel een consumentenkoop.9

II. De toepassingsvoorwaarden

9. De aansprakelijkheid voor gebrekkige producten is van oudsher gebaseerd op een uitbreiding van de contractuele aansprakelijkheid voor verborgen gebreken.10 Zo dient de verkoper erover te waken dat, wat hij levert, conform is aan de overeengekomen zaak of met andere woorden, vrij is van verborgen gebreken.11 Ingevolge artikel 1641 BW dient de verkoper de consument immers te vrijwaren voor:

“…de verborgen gebreken van de verkochte zaak, die deze ongeschikt maakt tot het gebruik waartoe men ze bestemt, of die dit gebruik zodanig verminderen dat de koper, indien hij de gebreken gekend had, de zaak niet of slechts voor een mindere prijs zou hebben gekocht.”

10. Opdat de consument de verkoper succesvol in vrijwaring kan aanspreken dienen aan een aantal toepassingsvoorwaarden voldaan te zijn. Zo dient de verkochte zaak behept te zijn met een intrinsiek of functioneel gebrek (1) dat niet zichtbaar is na onderzoek van de zaak (2), dat bovendien voldoende ernstig is (3) en tenminste in de kiem aanwezig was op het ogenblik van de contractsluiting (4).

Artikel 1648 BW voegt hier nog aan toe dat “een rechtsvordering op grond van koopvernietigende gebreken door de koper moet worden ingesteld binnen een korte tijd”.

11. Daar in de hierna volgende hoofdstukken de bespreking van de regeling inzake product-aansprakelijkheid en de consumentenkoop volgt, heb ik ervoor gekozen om de materie op een consistente wijze naar voor te brengen door zo veel mogelijk dezelfde indeling te hanteren. Dit zal de onderlinge gelijkenissen en contrasten beter accentueren.

2.1. De koper

12. Het Belgisch gemeen kooprecht is niet beperkt tot de bescherming van de consument bij zijn aankopen van een professionele handelaar: zowel koopcontracten tussen handelaars als tussen consumenten onderling vallen onder het toepassingsgebied.12 Met andere woorden noch de natuurlijke persoon, noch de rechtspersoon die al dan niet handelt voor doeleinden die verband houden met zijn beroep, wordt een beroep op het sanctiearsenaal ontnomen.

9 A. VAN OEVELEN, “Het nieuwe begrip «conformiteit»”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 35. 10 M. FAURE EN W. VANBUGGENHOUT, “Produktenaansprakelijkheid. De Europese richtlijn: harmonisatie en consumentenbescherming? (deel 1)”, RW 1987-1988, 2. 11 Aangezien de verplichting, in hoofde van de verkoper, om de zaak te vrijwaren tegen uitwinning geen betekenis heeft in het kader van de overeenstemming van de zaak met de koopovereenkomst wordt hier niet op ingegaan. 12 E. ASPEELE, “Hoe snel moet de ontevreden koper reageren?” in E. ASPEELE, H. DE LOOSE, F. MOEYKENS, S. PIETERS, C. TIJSEBAERT, B. VANDER MEULEN (eds.), Knelpunten handelsrecht, Brugge, Vanden Broele, 2007, 95; Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 13, voetnoot 101.

Page 11: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

HET GEMEEN KOOPRECHT

5

2.2. De verkochte zaak

13. Wat de aard van de verkochte zaak betreft wordt er geen onderscheid gemaakt tussen koopovereenkomsten betreffende een roerende of een onroerende zaak.13 Het gemeen kooprecht kent evenmin een afwijkend regime voor hetzij lichamelijke, hetzij onlichamelijke zaken. Gelet op het allesomvattende karakter zijn vaak specifieke wetten van toepassing zoals de Wet Consumentenkoop bij een gebrekkig roerend consumptiegoed of de Wet Breyne14 bij de verkoop van te bouwen of in aanbouw zijnde woningen. Men dient dus steeds na te gaan of deze wet voorrang heeft tijdens zijn werkingsperiode of dat het gemeen kooprecht complementair, d.i. naast de toepasselijke specifieke wet, blijft bestaan.

2.3. De vergoedingsplichtige

14. Het gemeen kooprecht kent een duaal systeem waarbij de verkoper enerzijds verplicht is tot conforme levering en anderzijds tot vrijwaring, waaronder de vrijwaring voor verborgen gebreken.15 De koper die geconfronteerd wordt met een gebrekkig en/of onveilig product dient aldus, in de eerste plaats, zijn rechtstreekse contractpartij aan te spreken. De vraag of de koper daarnaast ook over een rechtstreekse vordering beschikt, tegen verdere schakels in de verkoop- en productieketen, wordt zowel door de rechtspraak als door de rechtsleer quasi unaniem bevestigend beantwoord.16

15. Wat de aansprakelijkheid van de verkoper betreft is de rechtspraak geëvolueerd naar een waarborgverbintenis met een zeer beperkte mogelijkheid tot bevrijding, die niet als dusdanig in het Burgerlijk Wetboek is gestipuleerd.17 Het beginpunt ter zake is het cassatiearrest van 4 mei 193918 waar de verkoper de verplichting werd opgelegd om de schade, die door zijn verkochte zaak is ontstaan, te vergoeden. Hij kon aan deze waarborgverbintenis echter nog ontsnappen door het bewijs te leveren dat hij geen kennis had van het verborgen gebrek, of dat hij de koper erop had gewezen bij de aankoop.19 In de eerste situatie treedt artikel 1646 BW in werking waardoor de verkoper slechts gehouden is tot teruggave van de prijs van het goed en tot vergoeding van de door de koop veroorzaakte kosten. Latere rechtspraak toont aan dat dit tegenbewijs quasi nooit succesvol kon opgeworpen worden met het oog op de 13 E. ASPEELE, “Hoe snel moet de ontevreden koper reageren?” in E. ASPEELE, H. DE LOOSE, F. MOEYKENS, S. PIETERS, C. TIJSEBAERT, B. VANDER MEULEN (eds.), Knelpunten handelsrecht, Brugge, Vanden Broele, 2007, 95; Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 13, voetnoot 101. 14 Wet van 9 juli 1971 tot regeling van de woningbouw en de verkoop van te bouwen of in aanbouw zijnde woningen, BS 11 september 1971, 10.442. 15 E. DE BAERE EN S. VEREECKEN, “Over verborgen gebreken en korte termijnen” (noot onder Brussel 2 oktober 2008), TBBR 2011, afl. 1, 36. 16 Cass. 18 mei 2006, RW 2007-08, 147, noot N. CARETTE; Luik 7 november 2005, TBBR 2006, afl. 10, 620, noot E. MONTERO; M. HOSTENS, “De rechtstreekse aanspraak van de consument: Een nieuw pijnpunt in ons dualistisch kooprecht?” (noot onder Luik 5 november 2009), DCCR 2010, 88. Zie voor verdere verdieping: randnummer 305. 17 H. BOCKEN, “Buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige producten” in H. BOCKEN et al. (eds.), Bijzondere overeenkomsten 2007-2008, XXXIVe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2008, 345. 18 Cass. 4 mei 1939, Pas. 1939, I, 223. 19 H. BOCKEN, “Buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige producten” in H. BOCKEN et al. (eds.), Bijzondere overeenkomsten 2007-2008, XXXIVe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2008, 343.

Page 12: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

HET GEMEEN KOOPRECHT

6

exoneratie van zijn aansprakelijkheid. Sinds eind jaren ’70 dient de verkoper of fabrikant immers het bewijs te leveren van de onoverwinnelijke onwetendheid.20 Dit was bijvoorbeeld het geval bij een absoluut onnaspeurbaar verborgen gebrek.21 Deze evolutie is uiteraard van groot belang daar de rechtspraak de verweermiddelen, in hoofde van de professionele verkoper en fabrikant van een gebrekkige en/of onveilige zaak, aanzienlijk inperkt. Doorheen deze verhandeling zal deze strikt te interpreteren waarborgverbintenis dan ook regelmatig bij de relevante passages in herinnering worden gebracht.

16. BOCKEN22 concludeert dat de koper een effectieve bescherming geniet tegen de gespecialiseerde verkoper en diens fabrikant dankzij deze evolutie in de rechtspraak inzake het vermoeden van kennis van het gebrek en door de erkenning van de rechtstreekse contractuele vordering van de koper.

2.4. De gebrekkige zaak

17. Het gebrekkige karakter van een zaak, van een product of een consumptiegoed, vormt het spilbegrip waarrond deze thesis is opgebouwd. Dit begrip wordt evenwel op uiteenlopende wijze ingevuld in de diverse reglementeringen: zo kan de aansprakelijkheid berusten op de ongeschiktheid van de zaak voor het gebruik waartoe ze bestemd is of vloeit ze voort uit een gebrek inzake de te verwachten kwaliteit of uit een gebrek aan veiligheid. Daar noch het Belgisch gemeen kooprecht, noch de hierna volgende specifieke wetten een definitie bevatten van ‘het gebrek’, dat de verkoper en/of producent dienen te vrijwaren, zal steeds uiteengezet worden wat dit begrip concreet inhoudt onder de respectievelijke wetgevingen, te beginnen met de lex generalis. Het wettelijke uitgangspunt is hier artikel 1641 BW:

De verkoper is gehouden tot vrijwaring voor de verborgen gebreken van de verkochte zaak, die deze ongeschikt maken tot het gebruik waartoe men ze bestemt, of die het gebruik zodanig verminderen dat de koper, indien hij de gebreken gekend had, de zaak niet of slechts voor een mindere prijs zou hebben verkocht. (eigen onderlijning)

2.4.1. Het intrinsiek of functioneel gebrek

18. In het Belgisch gemeen kooprecht wordt, volgens de traditionele conceptuele opvatting, het begrip verborgen gebrek omschreven als een intrinsiek gebrek in de zaak zelf, waardoor de zaak onmogelijk of mits ernstige belemmering kan aangewend worden voor ieder normaal gebruik.23 Met andere woorden, het gebrek is hier het afwijkende kenmerk dat te wijten is aan de samenstelling of de structuur van de verkochte zaak.24 Om te beoordelen of er sprake is

20 Cass. 6 mei 1977, Pas. 1977, I, 907; Cass. 15 juni 1989, Arr. Cass. 1988-89, 1233; Cass. 7 december 1990, Arr. Cass. 1990-91, 391; Cass. 19 september 1997, Arr. Cass. 1997, 840. 21 Cass. 6 mei 1977, Pas. 1977, I, 907-908. 22 H. BOCKEN, “Buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige producten” in H. BOCKEN et al. (eds.), Bijzondere overeenkomsten 2007-2008, XXXIVe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2008, 346. 23 K. LAVEYT, “De vrijwaringsplicht voor verborgen gebreken in een notendop” (noot onder Gent 22 januari 2003), TBH 2004, afl. 6, 553; S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1528. 24 S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1527-1528.

Page 13: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

HET GEMEEN KOOPRECHT

7

van een intrinsiek gebrek wordt de geleverde zaak vergeleken met het typemodel, dat men zich van een dergelijk product voorstelt, om zo tot de constatatie te komen dat er al dan niet een structureel gebrek aanwezig is, waardoor de zaak ongeschikt wordt voor een normaal gebruik.25

19. Daar theorie vaak beter begrepen wordt door haar omzetting in de praktijk worden hierna enkele duidelijk illustraties weergegeven.

In een zaak tegen de NV Coca Cola26 was de hals van een fles Fanta afgebroken nadat een vrouw simpelweg de fles wou openen voor consumptie. Het hof van beroep te Antwerpen oordeelde dat het hier duidelijk een verborgen gebrek betrof, in de zin van artikel 1641 BW, daar de hals van de fles bij een normale manipulatie niet zou mogen afbreken. De fles op zich was aldus behept met een intrinsiek gebrek, daar de fles zelf een afwijkend kenmerk vertoonde door een constructiefout van de producent.

Dezelfde conclusie kan getrokken worden uit volgend arrest dat bij de uiteenzetting van de Wet Productaansprakelijkheid ook nog aan bod zal komen: het hof van beroep te Luik27 oordeelde dat het afbreken van een zadelstang, door een gebrek aan evenwijdigheid tussen de opspanplaten van het zadel, het gevolg was van een constructiefout. De vijs die het zadel in positie diende te houden was immers afgebroken ten gevolge van metaalmoeheid.28 Opnieuw was de zadelstang op zich gebrekkig, zonder nadelige invloed van externe factoren.

20. Geleidelijk aan werd deze conceptuele opvatting vervangen door een meer functionele benadering: niettegenstaande dat de zaak zelf niet behept is met een intrinsiek gebrek, kan een verborgen karakteristiek van de zaak nog steeds tot gevolg hebben dat de zaak ongeschikt is voor het gebruik waartoe de koper ze bestemd heeft.29 Het niet functioneren vormt dan het kenmerk van een gebrek, waardoor de verkoper in vrijwaring kan aangesproken worden.30

21. Zo oordeelde de rechtbank van koophandel te Antwerpen dat de verkochte pompen, bestemd voor olieboringen, op zich niet gebrekkig waren maar alsnog ongeschikt bleken voor het gebruik waarvoor de koper ze wou aanwenden.31 Deze ongeschiktheid had tot gevolg dat de pompen behept waren met een functioneel gebrek in de zin van artikel 1641 BW.

25 A. CHRISTIAENS, “Artikel 1641 BW”, in Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, losbl., z.p.; K. LAVEYT, “De vrijwaringsplicht voor verborgen gebreken in een notendop” (noot onder Gent 22 januari 2003), TBH 2004, afl. 6, 553; S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1528. 26 Antwerpen (4ebis k.) 10 januari 2000, RW 2004-05, nr. 20, 794. 27 Luik 7 november 2005, TBBR 2006, 620, noot E. MONTERO. 28 S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1529. 29 K. LAVEYT, “De vrijwaringsplicht voor verborgen gebreken in een notendop” (noot onder Gent 22 januari 2003), TBH 2004, afl. 6, 553. 30 S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1531. 31 Met name andere industriële doeleinden. Kh. Antwerpen (21ste k.) 22 juni 2004, RHA 2006, 64; S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1533.

Page 14: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

HET GEMEEN KOOPRECHT

8

22. De functionele opvatting brengt aldus met zich mee dat niet enkel de normale gewone bestemming maar tevens het specifieke gebruik, waarvoor de koper de zaak bestemd heeft, tot een ongeschiktheid van de zaak kan leiden. Wanneer de koper afwijkt van het normale gebruik is het essentieel dat de verkoper op de hoogte wordt gebracht van dit specifieke gebruik.32 De verkoper zal immers slechts tot vrijwaring verschuldigd zijn indien de verkoper het bijzondere gebruik zelf heeft gesuggereerd of indien hij hiervan in kennis werd gesteld door suggestie vanwege de koper.33

Het komt er dus op aan dat de koper hetzij bewijst dat elk normaal gebruik uitgesloten was, hetzij kan aantonen dat de verkoper wist welke bestemming hij aan de zaak zou geven en de zaak alsnog ongeschikt bleek te zijn. De rechter oordeelt dan soeverein of de verkoper al dan niet kennis had of behoorde te hebben van het specifieke gebruik, afwijkend van het normale.34 Dat de rechtspraak streng optreedt op dit punt hoeft niet te verwonderen daar dit volledig in de lijn ligt van de rechtspraak inzake de waarborgverbintenis van de verkoper.35 Zo oordeelde de rechtbank van koophandel reeds in de jaren ’80 dat er op de verkoper, als beroepsverkoper, zelfs de verplichting rust om zich bij de koper te informeren over zijn voorgenomen gebruik.36

2.4.2. Het verborgen karakter

23. De uitdrukkelijke of stilzwijgende aanvaarding van de zaak vormt de scheidingslijn tussen de plicht tot conforme levering en de vrijwaring wegens verborgen gebreken.37 Er wordt immers van de koper verwacht dat hij de zaak bij de levering, of minstens kort daarna, aan een zorgvuldig onderzoek onderwerpt.38 Indien hij geen bezwaren oppert wordt de koper onweerlegbaar vermoed met de levering in te stemmen.39 Daar de aanvaarding door de koper met zich meebrengt dat hij verzaakt aan het recht om een vordering wegens zichtbare

32 Cass. 18 november 1971, Arr. Cass. 1972, 274; Cass. 17 mei 1984, Arr. Cass. 1983-84, 1205; Cass. 8 november 1985, Arr. Cass. 1985-86, 323; H. BOCKEN, “Buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige producten” in H. BOCKEN et al. (eds.), Bijzondere overeenkomsten 2007-2008, XXXIVe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2008, 343; E. DE BAERE EN S. VEREECKEN, “Over verborgen gebreken en korte termijnen” (noot onder Brussel 2 oktober 2008), TBBR 2011, afl. 1, 34, voetnoot 2; K. LAVEYT, “De vrijwaringsplicht voor verborgen gebreken in een notendop” (noot onder Gent 22 januari 2003), TBH 2004, afl. 6, 553; S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1534. 33 E. DE BAERE EN S. VEREECKEN, “Over verborgen gebreken en korte termijnen” (noot onder Brussel 2 oktober 2008), TBBR 2011, afl. 1, 34, voetnoot 2; S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1534. 34 K. LAVEYT, “De vrijwaringsplicht voor verborgen gebreken in een notendop” (noot onder Gent 22 januari 2003), TBH 2004, afl. 6, 553. 35 Zie supra randnummer 15 uit dit hoofdstuk, afdeling 2.3. De vergoedingsplichtige. 36 Kh. Brussel 29 oktober 1987, JT 1988, 443. 37 K. VANHOVE, “Het sanctiearsenaal bij niet-conforme levering in het gemene kooprecht” (noot onder Cass. 15 mei 2009), RW 2009-10, nr. 34, 1434. 38 E. ASPEELE, “Hoe snel moet de ontevreden koper reageren?” in E. ASPEELE, H. DE LOOSE, F. MOEYKENS, S. PIETERS, C. TIJSEBAERT, B. VANDER MEULEN (eds.), Knelpunten handelsrecht, Brugge, Vanden Broele, 2007, 96. 39 E. ASPEELE, “Hoe snel moet de ontevreden koper reageren?” in E. ASPEELE, H. DE LOOSE, F. MOEYKENS, S. PIETERS, C. TIJSEBAERT, B. VANDER MEULEN (eds.), Knelpunten handelsrecht, Brugge, Vanden Broele, 2007, 96.

Page 15: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

HET GEMEEN KOOPRECHT

9

gebreken in te stellen, dient deze instemming met kennis van zaken te gebeuren.40 Zeker in geval van een stilzwijgende aanvaarding, dient deze zeker te zijn en uit een omstandig stilzwijgen te blijken.41 Deze protestplicht vindt zijn grondslag niet in het Burgerlijk Wetboek maar vormt een creatie van de rechtspraak, afgeleid uit de verbintenisrechtelijke principes.42 Dit onderzoek mag niet te streng worden opgevat voor de koper: de rechter nam aan dat een geleverd salon, bekleed met een minderwaardige stof in vergelijking met de kwaliteitsvolle overeengekomen stof, een verborgen niet-conformiteit uitmaakte.43 Met andere woorden, de kopers dienden niet onmiddellijk bij de levering te protesteren.

24. Er dient hier even opgemerkt te worden dat, indien de geleverde zaak niet volledig overeenstemt met datgene waarover de partijen het eens waren, er een schending van de leveringsplicht van de verkoper voorligt en de koper aldus geen vordering kan instellen voor de vrijwaring wegens verborgen gebreken.44 Ik benadruk dit hier omdat beide plichten een verschillend verweermiddelenarsenaal kennen en de afbakening van hun toepasssings-gebieden vaak voor discussie zorgt.45 Dit debat heeft er trouwens voor gezorgd dat de Wet Consumentenkoop slechts één verplichting oplegt aan de verkoper tot levering van kwaliteitsvolle goederen.46 Dit monistische systeem kent aldus slechts één artikel inzake de verweermiddelen, dat zowel van toepassing is bij een niet-conforme levering als bij gebreken aan het goed. De keuze voor een ruimere opvatting inzake de plicht tot conforme levering heeft de consument dan ook meer duidelijkheid en aldus meer rechtszekerheid gebracht.

25. De problematiek inzake het onderscheid kan geïllustreerd worden aan de hand van volgend vonnis.47 De kopers van een hond met een stamboom stelden een vordering in wegens verborgen gebreken, nadat was gebleken dat de hond afkomstig was uit een Oostblokland, waardoor het nooit deze stamboom kon gekregen hebben. De rechter oordeelde echter dat dit het dier nog niet gebrekkig maakt en er aldus een vordering wegens niet-conforme levering diende ingesteld te worden. Er ontbrak immers een eigenschap aan de zaak waarover een overeenstemming was bereikt. Daarentegen zou een vaststelling van motorische problemen bij een hond na de aankoop, mijns inziens, wel een verborgen gebrek uitmaken.48

40 Kh. Bergen 26 april 2004, TBBR 2006, 241. 41 S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1510-11. 42 E. ASPEELE, “Hoe snel moet de ontevreden koper reageren?” in E. ASPEELE, H. DE LOOSE, F. MOEYKENS, S. PIETERS, C. TIJSEBAERT, B. VANDER MEULEN (eds.), Knelpunten handelsrecht, Brugge, Vanden Broele, 2007, 97; S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1511. 43 Antwerpen (4e k.) 15 maart 2004, RW 2006-07, afl. 29, 1199. 44 S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1499. 45 A. LENAERTS, “Het nieuwe begrip conformiteit in het Belgisch en het Duits kooprecht”, TBBR 2006, 89. Zie voorbeelden van de discussie: S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1499-1504. 46 R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 522. 47 Vred. Wervik 6 maart 2001, T. Vred. 2003, afl. 9, 394; voorbeeld aangehaald in S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1500. 48 Bergen (21e k.) 15 december 2010, DCCR 2012, afl. 97, 117, noot S. MARYSSE.

Page 16: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

HET GEMEEN KOOPRECHT

10

26. Anderzijds komt het ook voor dat één van de partijen de voorkeur geeft aan een vordering op basis van een conforme levering, omdat op deze manier de korte termijnvereiste, ex artikel 1648 BW, kan omzeild worden.49 Zo probeerde een verzekeringsmaatschappij het niet functioneren van de motor van een wagen, wegens een gebrek aan de zuigers, onder een niet-conforme levering te laten vallen.50 Het hof van beroep te Gent volgde echter niet, daar het duidelijk ging om een verborgen gebrek aan de geleverde motor.

27. Indien daadwerkelijk de situatie voorligt van een gebrekkig geleverde zaak wordt het verborgen karakter van het gebrek soeverein beoordeeld door de feitenrechter.51 Rekening houdend met de onderzoeksplicht die op de koper rust bij de levering zal hij nagaan of de koper de gebreken redelijkerwijze kon opgemerkt hebben.52

2.4.3. De ernst van het gebrek

28. Daarnaast dient het gebrek een ernstig karakter te vertonen: het gebruik van de zaak dient minstens in belangrijke mate belemmerd te worden, waardoor de koper de zaak niet of slechts voor een mindere prijs zou gekocht hebben.53 Men kan zijn contractspartij aldus niet voor elk verborgen gebrek in vrijwaring aanspreken. Deze drempelvereiste vindt men overigens niet terug bij de leveringsplicht: daar kan men elk gebrek aan conformiteit opwerpen, ook al ondervindt men geen schade.54 Daarnaast bevat noch de Wet Productaansprakelijkheid, noch de Wet Consumentenkoop deze vereiste: elk gebrek aan veiligheid of aan overeenstemming met de overeenkomst komt in aanmerking om er een vordering op te baseren.

29. De vraag of het gebrek voldoende ernstig is wordt opnieuw overgelaten aan de soevereine appreciatiebevoegdheid van de feitenrechter.55 Vaststaande rechtspraak hanteert evenwel, als leidraad, het criterium van de belangrijke of langdurige herstelling.56 Indien de zaak zonder al te veel technische of praktische moeilijkheden kan hersteld worden of slechts voor korte tijd uit circulatie wordt genomen, zal de vrijwaringsvordering dan ook falen naar recht. Wat evenwel niet vereist wordt, is dat de zaak definitief onbruikbaar wordt gemaakt door het gebrek. Een beperkte periode, gedurende dewelke de koper de zaak niet kan aanwenden voor zijn normaal gebruik of voor het doel waarvoor het werd aangekocht, volstaat naar recht.57

49 S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1502. 50 Gent 17 mei 2002, RABG 2004, afl. 7, 410, noot I. BOONE. 51 K. LAVEYT, “De vrijwaringsplicht voor verborgen gebreken in een notendop” (noot onder Gent 22 januari 2003), TBH 2004, afl. 6, 554. 52 A. CHRISTIAENS, “Artikel 1642 BW”, in Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, losbl., z.p. 53 Artikel 1642 BW. 54 S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1540. 55 S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1540. 56 K. LAVEYT, “De vrijwaringsplicht voor verborgen gebreken in een notendop” (noot onder Gent 22 januari 2003), TBH 2004, afl. 6, 554. 57 S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1540.

Page 17: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

HET GEMEEN KOOPRECHT

11

2.4.4. Het gebrek is in de kiem aanwezig

30. Eens de koper het verborgen karakter en de ernst van het gebrek heeft kunnen aantonen, zal hij het bewijs van anterioriteit nog dienen te leveren.58 De verkoper staat immers slechts in voor gebreken die aan hem te wijten zijn, wat een schuldloze aansprakelijkheid uitsluit.59 Dit impliceert dat het gebrek in de kiem reeds aanwezig diende te zijn bij de contractsluiting of ten laatste bij de risico-overdracht en dat dit gebrek zich onvermijdelijk zou ontwikkelen.60

31. Daar dit bewijs van anterioriteit voor de koper een grote factor van rechtsonzekerheid met zich meebrengt, aanvaardt men in de rechtspraak een vermoeden van anterioriteit.61 Wanneer de rechter het bewezen acht dat de zaak door de koper op een normale wijze gebruikt werd is deze vrijgesteld van dit moeilijk te leveren bewijs.62 Opnieuw werd dit debat opgemerkt door de auteurs van de de Wet Consumentenkoop waardoor men een weerlegbaar vermoeden inzake de anterioriteit wettelijk heeft vastgelegd.63

32. De bewijsproblematiek kan geïllustreerd worden aan de hand van het reeds aangehaalde vonnis van de vrederechter uit Wervik64: de hond, met vermeende stamboom, was overleden ten gevolge van een ziekte. De symptomen waren op het ogenblik van de koop nog niet zichtbaar, waardoor de koper in principe het bewijs zou dienen te leveren dat de ziekte wel reeds in de kiem aanwezig was. De rechter baseerde zich echter op het vermoeden van anterioriteit, gelet op de korte tijdspanne tussen de aankoop en het overlijden, waardoor werd aangenomen dat het gebrek, zijnde de ziekte, reeds bestond op het ogenblik van de koop.

2.4.5. De vordering wordt ingesteld binnen een korte termijn

33. Veruit de meeste rechtsvorderingen falen naar recht doordat het inroepen van de exceptie van vrijwaring wegens verborgen gebreken quasi steevast stuit op artikel 1648 BW65:

“De rechtsvordering op grond van koopvernietigende gebreken moet door de koper worden ingesteld binnen een korte tijd, al naar de aard van de koopvernietigende gebreken en de gebruiken van de plaats waar de koop gesloten is.” (eigen onderlijning)

58 Zie infra randnummer 45 e.v. uit dit hoofdstuk, afdeling IV. Bewijs. 59 Dit in tegenstelling tot de regeling inzake de aansprakelijkheid voor onveilige producten, die in hoofdstuk II besproken wordt, waar er een objectieve aansprakelijheid rust op de vergoedingsplichtige. S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1541. 60 K. LAVEYT, “De vrijwaringsplicht voor verborgen gebreken in een notendop” (noot onder Gent 22 januari 2003), TBH 2004, afl. 6, 554; S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1541. 61 Brussel 5 juni 1996, Res. Jur. Imm. 1996, 122; K. LAVEYT, “De vrijwaringsplicht voor verborgen gebreken in een notendop” (noot onder Gent 22 januari 2003), TBH 2004, afl. 6, 554. 62 S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1542; A. VERBEKE, “De termijnen”, in STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 85. 63 Zie infra randnummer 248 uit hoofdstuk III. Afdeling 2.5.2. Het gebrek is aanwezig bij de levering. 64 Vred. Wervik 6 maart 2001, T. Vred. 2003, afl. 9, 394. 65 K. VANHOVE, “Korte termijn voor vordering wegens verborgen gebrek en kwade trouw van de verkoper” (noot onder Antwerpen 21 november 2005), NJW 2006, afl. 149, 757.

Page 18: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

HET GEMEEN KOOPRECHT

12

34. De ratio legis van de korte termijn is dat de wetgever vooral soelaas wou brengen inzake de bewijsproblematiek: enerzijds met betrekking tot het anterioriteitsbewijs en anderzijds met het oog op de rechtstreekse vordering van de verkoper tegen diens leverancier of fabrikant.66

Aan de kant van de koper zorgt deze vereiste ervoor dat hij het bewijs van anterioriteit zou kunnen leveren: hoe meer tijd er immers verstreken is sinds de contractsluiting, des te moeilijker zal het zijn voor de koper om te bewijzen dat het gebrek effectief reeds in de kiem aanwezig was ten tijde van de verkoop.67 Vanuit het standpunt van de verkoper biedt de ‘korte termijn’-vereiste hem dan weer een grotere slaagkans bij de uitoefening van zijn vorderingsrechten ten aanzien van zijn verkoper of producent.68

35. Over de vraag of de korte termijn een verval- of een verjaringstermijn is lopen de meningen van zowel rechtsleer als rechtspraak uiteen.69 Dat dit geen onbelangrijke discussie is zal verder nog scherper aan de hand van rechtspraak uiteengezet worden bij de regeling inzake de consumentenkoop.70 De consequenties om de korte termijn uit artikel 1648 BW als een vervaltermijn te kwalificeren zijn enerzijds, dat deze termijn niet vatbaar is voor schorsing of stuiting en anderzijds, dat een laattijdige vordering onontvankelijk dient verklaard te worden.71 In de Wet Consumentenkoop stelt deze discussie zich m.i. op een nog meer prangende wijze aangezien de korte termijn, waarbinnen een gebrek zich dient te manifesteren, op twee jaar is vastgelegd. Daar de termijn nader is bepaald, is het voor de koper des te belangrijker om te weten of hij zijn vordering niet te laat instelt nadat bijvoorbeeld lange onderhandelingen hebben plaatsgevonden. Vandaar dat ik ervoor gekozen heb om dit debat te situeren in het hoofdstuk aangaande de consumentenkoop.72 In het gemeen kooprecht heeft de discussie immers minder belang omdat de rechter over zijn volledige beoordelingsvrijheid beschikt om te oordelen wanneer de termijn begint en hoelang hij duurt.73 De wet verwijst immers enkel naar de gebruiken van de plaats waar de koop

66 E. DE BAERE EN S. VEREECKEN, “Over verborgen gebreken en korte termijnen” (noot onder Brussel 2 oktober 2008), TBBR 2011, afl. 1, 34; K. VANHOVE, “Korte termijn voor vordering wegens verborgen gebrek en kwade trouw van de verkoper” (noot onder Antwerpen 21 november 2005), NJW 2006, afl. 149, 757. 67 Gent (12e k.) 28 mei 2003, T. Verz. 2004, afl. 2, 354; E. DE BAERE EN S. VEREECKEN, “Over verborgen gebreken en korte termijnen” (noot onder Brussel 2 oktober 2008), TBBR 2011, afl. 1, 34; S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1558. 68 E. DE BAERE EN S. VEREECKEN, “Over verborgen gebreken en korte termijnen” (noot onder Brussel 2 oktober 2008), TBBR 2011, afl. 1, 34. 69 Pro vervaltermijn: Kh. Hasselt (6e k.) 24 maart 2000, RW 2001-02, 249; E. DE BAERE EN S. VEREECKEN, “Over verborgen gebreken en korte termijnen” (noot onder Brussel 2 oktober 2008), TBBR 2011, afl. 1, 35, nr. 4. Contra vervaltermijn: Bergen (9e k.) 17 september 2002, JT 2003, 68; S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1557, nr. 168. 70 Ik verwijs hierbij naar randnummers 266 e.v. uit hoofdstuk III. Afdeling 2.5.3.3. De verjaringstermijn. De visie die aldaar aangehaald wordt kan m.i. in dit kader doorgetrokken worden, zeker omdat de rechter hier voor uniformteit kan zorgen. 71 E. DE BAERE EN S. VEREECKEN, “Over verborgen gebreken en korte termijnen” (noot onder Brussel 2 oktober 2008), TBBR 2011, afl. 1, 35; S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1557. Wat de onontvankelijkheid betreft, zie bijvoorbeeld: Antwerpen (1ste k.) 21 december 2001, RW 2004-05, nr. 3, 111. 72 Zie infra randnummers 266 e.v. uit hoofdstuk III. Afdeling 2.5.3.3. De verjaringstermijn. 73 A. CHRISTIAENS, “Artikel 1648 BW”, in Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, losbl., z.p.; K. LAVEYT, “De vrijwaringsplicht voor

Page 19: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

HET GEMEEN KOOPRECHT

13

gesloten is. Deze gebruiken kunnen gezien worden als een soort lex mercatoria: ongeschreven regels waarop men in 1800 een beroep deed bij geschillen ontstaan naar aanleiding van een verkoop op lokale markten en die konden verschillen van streek tot streek.74 Het Hof van Cassatie heeft in zijn arrest van 23 maart 198475 bijkomende criteria aangereikt die een toepassing in de huidige samenleving mogelijk maken. Thans dient men bij de invulling van het begrip ‘korte termijn’ rekening te houden met alle terzake geldende elementen, zijnde de aard van de zaak en het gebrek, de hoedanigheid van de partijen en de gerechtelijke en buitengerechtelijke verrichte handelingen.76 Het Hof verwijst bij dit laatste criterium in het bijzonder naar “het vorderen van een gerechtelijk deskundigenonderzoek”.

36. Wat de aanvang van de termijn betreft zal het tijdstip van de levering enkel relevant zijn indien de koper bij het eerste gebruik van de gekochte zaak, onmiddellijk geconfronteerd wordt met de gebreken.77 Is dit niet het geval dan begint de termijn, waarbinnen de koper zijn vordering dient in te stellen, pas te lopen hetzij vanaf het moment van ontdekking van het gebrek, hetzij vanaf het tijdstip dat men het gebrek en zijn ernst behoorde te kennen.78 Dit kan geïllustreerd worden aan de hand van het arrest van het hof van beroep te Luik79: het hof oordeelde dat de vordering van de koper tijdig was ingesteld na een kleine drie maanden sinds de ontdekking van het gebrek, ook al was de zaak ondertussen reeds drie jaar geleverd.

37. Daarnaast aanvaarden de rechtspraak en de strekking in rechtsleer, die de korte termijn uit artikel 1648 BW kwalificeren als een verjaringstermijn, dat deze termijn geschorst wordt gedurende de periode van ernstige onderhandelingen die een redelijke kans op goede afloop vertonen.80 In dat geval begint de termijn pas terug te lopen vanaf het moment dat het duidelijk is dat de partijen niet meer tot een minnelijke schikking kunnen komen.81 Er kan tevens worden vastgesteld dat het feit dat de koper desgevallend een deskundigenverslag wou verborgen gebreken in een notendop” (noot onder Gent 22 januari 2003), TBH 2004, afl. 6, 556; K. VANHOVE, “Korte termijn voor vordering wegens verborgen gebrek en kwade trouw van de verkoper” (noot onder Antwerpen 21 november 2005), NJW 2006, afl. 149, 757. 74 E. DE BAERE EN S. VEREECKEN, “Over verborgen gebreken en korte termijnen” (noot onder Brussel 2 oktober 2008), TBBR 2011, afl. 1, 35, voetnoot 10. 75 Cass. 23 maart 1984, Arr. Cass. 1984, 969. 76 W. GONTHIER, “ ‘Verborgen gebreken’ en ‘korte termijnen’ ”, Vastgoed info 2003, nr. 8, 4; Kh. Hasselt (6e k.) 16 april 1999, RW 2002-03, 465. 77 S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1558. 78 Kh. Hasselt (6e k.) 16 april 1999, RW 2002-03, 465; Kh. Hasselt (6e k.) 24 maart 2000, RW 2001-02, 249; E. ASPEELE, “Hoe snel moet de ontevreden koper reageren?” in E. ASPEELE, H. DE LOOSE, F. MOEYKENS, S. PIETERS, C. TIJSEBAERT, B. VANDER MEULEN (eds.), Knelpunten handelsrecht, Brugge, Vanden Broele, 2007, 97. W. GONTHIER, “ ‘Verborgen gebreken’ en ‘korte termijnen’ ”, Vastgoed info 2003, nr. 8, 4; S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1558; A. VERBEKE, “De termijnen”, in STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 98. 79 Luik (20ste k.) 30 september 2005, JLMB 2006, afl. 19, 817. 80 Brussel 8 februari 1979, RW 1979-80, 2933; Luik (3e k.) 2 juni 2004, JLMB 2004, afl. 39, 1729; Antwerpen 21 november 2005, NJW 2006, afl. 49, 756, noot K. VANHOVE; S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1564; A. VERBEKE, “De termijnen”, in STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 98. 81 Zie voetnoot 80.

Page 20: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

HET GEMEEN KOOPRECHT

14

afwachten, vooraleer over te gaan tot de dagvaarding van de verkoper wegens vrijwaring voor verborgen gebreken, niet afgestraft wordt door de rechtspraak.82 Zo hield het hof van beroep te Luik83 er rekening mee dat de koper van een motorfiets het verslag van een door hem geconsulteerde adviseur heeft afgewacht vooraleer zijn vordering, vijf maanden sinds de ontdekking van het gebrek, in te stellen. Immers, pas nadat een expert zich over de zaak heeft gebogen en zijn onderzoeksresultaten heeft kenbaar gemaakt, beschikt de koper over het volledige plaatje. Er bestaat echter ook afwijkende rechtspraak die de voorkeur geven aan een spoedige dagvaarding ten gronde.84

38. In beide gevallen dient de koper een vordering ten gronde in te stellen binnen deze termijn, dat wil zeggen dat een loutere ingebrekestelling niet zal volstaan om later alsnog een procedure te kunnen starten.85

39. De duurtijd van de korte termijn varieert zeer sterk, afhankelijk van de specifieke omstandigheden van de casus, in het bijzonder gelet op de eventueel gevoerde onderhandelingen. Zo oordeelde de rechtbank van koophandel te Brussel86 in 2000 dat de vordering van de koper tijdig was ingesteld, tien maanden sinds de aankoop van een computer met bijhorende software. Kort na de aankoop kon de koper het gebrek reeds vaststellen, doch er werden enige tijd later onderhandelingen gestart en de verkoper is gedurende enkele maanden in het bezit gebleven van de zaak. Terwijl in een andere zaak, betreffende een tweedehandsvoertuig, een vordering elf maanden na de ontdekking van het gebrek werd afgewezen.87 Hier waren er geen intensieve onderhandelingen de vordering ten gronde voorafgegaan. In casu was de koper, bijna een jaar voorafgaand aan de vordering, in kennis gesteld van het feit dat zijn voertuig in het verleden het voorwerp van een ongeval had uitgemaakt en nadien nooit degelijk hersteld geweest was. Beide zaken kennen een gelijkaardig interval van tien-elf maanden, terwijl hun resultaat volledig uiteenlopend is. Gelet op de specifieke elementen uit beide zaken lijkt deze discripantie mij gerechtvaardigd, mede gelet op de strekking die de korte termijn schorst tijdens ernstige onderhandelingen en het aangehaalde cassatiearrest van 23 maart 1984. Het gemeen kooprecht kent dan ook het voordeel dat de rechter soeverein is in zijn beoordeling met betrekking tot het al dan niet laattijdige karakter van de vordering, waardoor hij in elke zaak rekening kan houden met de typerende afwijkende elementen. De keerzijde is evenwel de rechtsonzekerheid die de vereiste van de korte termijn teweegbrengt. Zo kan ook een schijnbaar korte termijn van vijf maanden, sinds de ontdekking van het gebrek, toch falen naar recht door artikel 1648 BW: de

82 K. LAVEYT, “De vrijwaringsplicht voor verborgen gebreken in een notendop” (noot onder Gent 22 januari 2003), TBH 2004, afl. 6, 557; S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1559-60. 83 Luik 18 december 1992, RGAR 1995, nr. 12, 492. 84 Luik (5e k.) 30 april 1998, JLMB 1999, 745; Vred. Asse 27 oktober 1999, T. Vred. 2000, nr. 8, 304; S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1560. 85 Luik (5e k.) 30 april 1998, JLMB 1999, 745; Vred. Asse 27 oktober 1999, T. Vred. 2000, 305; Kh. Hasselt (1ste k.) 29 september 2000, RW 2001-02, 249; Kh. Bergen 28 november 2000, TBH 2002, afl. 2, 142; Vred. Wervik 6 maart 2001, T. Vred. 2003, afl. 9, 394; E. DE BAERE EN S. VEREECKEN, “Over verborgen gebreken en korte termijnen” (noot onder Brussel 2 oktober 2008), TBBR 2011, afl. 1, 35. 86 Kh. Brussel (25ste k.) 25 februari 2000, AJT 1999-2000, 843. 87 Antwerpen 21 november 2005, NJW 2006, 756, noot K. VANHOVE.

Page 21: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

HET GEMEEN KOOPRECHT

15

koper had vijf maanden gewacht om zijn vordering ten gronde in te stellen nadat hij redelijkerwijze niet meer kon verwachten tot een minnelijke regeling te komen.88 De rechter hield tevens rekening met het feit dat de koper de betreffende wagen dagelijks intens is blijven gebruiken en er geen nuttige vaststellingen op tegenspraak hadden plaatsgevonden.

40. Gelet op de kort geschetste uiteenlopende meningen van rechters en auteurs adviseert men best de koper om voldoende actief te blijven optreden ten aanzien van zijn verkoper door onderhandelingen te starten. Doch eens de koper merkt dat hij niet de bovenhand haalt in de onderhandelingen, mag hij niet te lang dralen om uiteindelijk de vordering wegens koopvernietigende gebreken in te stellen.89

III. De rechten van de koper

41. De koper van een gebrekkige zaak heeft ingevolge artikel 1644 BW de keuze om ofwel de zaak terug te geven en zich de prijs te doen terugbetalen, ofwel de zaak te behouden en zich een gedeelte van de prijs te doen terugbetalen, welk gedeelte door deskundigen zal worden bepaald. De eerste keuzemogelijkheid komt neer op een koopvernietigende vordering (de zogenaamde actio redhibitoria) die aanleiding geeft tot de gerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst.90 Daarnaast kan de koper er ook de voorkeur aan geven de gebrekkige zaak onder zich te houden in ruil voor een prijsvermindering, de zogenaamde actio aestimatoria.91

42. De vrije keuze van de koper wordt evenwel beperkt indien hij de zaak niet meer kan teruggeven aan de verkoper in zijn oorspronkelijke staat.92 Zo oordeelde het hof van beroep te Antwerpen dat de koper enkel kan opteren voor een prijsreductie wanneer hij de zaak reeds op eigen initiatief heeft laten herstellen.93 Anderzijds, indien de gebrekkige zaak teniet is gegaan ten gevolge van haar gebrekkige hoedanigheid, heeft de koper enkel recht op een vordering tot ontbinding.94 Het verlies van de zaak is immers voor rekening van de verkoper, in tegenstelling tot het verlies door toeval, waarvoor de koper het risico draagt.95

88 Antwerpen (1ste k.) 21 december 2001, RW 2004-05, nr. 3, 110. 89 Zie ook: E. DE BAERE EN S. VEREECKEN, “Over verborgen gebreken en korte termijnen” (noot onder Brussel 2 oktober 2008), TBBR 2011, afl. 1, 36. 90 S. STIJNS, “De remedies van de koper bij niet-conformiteit”, in STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 64; Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 16; A. VAN OEVELEN, “Het nieuwe begrip «conformiteit»”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 32. 91 K. LAVEYT, “De vrijwaringsplicht voor verborgen gebreken in een notendop” (noot onder Gent 22 januari 2003), TBH 2004, afl. 6, 554. 92 D. DELI, “Vrijwaring voor verborgen gebreken bij koop-verkoop: conventionele regeling van de ‘korte termijn’ (art. 1648 B.W.) en de invloed van herstellingen die de koper laat uitvoeren op zijn recht op vrijwaring” (noot onder Antwerpen 15 april 1987), RW 1988-89, 1063; Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 16. 93 Antwerpen 15 april 1987, RW 1988-89, 1061, noot D. DELI. 94 Artikel 1647, lid 1 BW. 95 Artikel 1647, lid 1 juncto lid 2 BW.

Page 22: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

HET GEMEEN KOOPRECHT

16

43. Waar voor de keuze tussen deze twee rechtsmiddelen de kennis van de verkoper inzake het gebrek volstrekt irrelevant is, heeft zijn kennis, bij de vordering tot koopontbinding, wel een weerslag op de omvang van de verschuldigde vergoeding.96 De koper beschikt immers slechts over de mogelijkheid om een aanvullende schadevergoeding te vorderen, voor al zijn geleden schade, indien de verkoper te kwader trouw is.97 Indien de verkoper de gebreken niet gekend heeft, dient hij slechts de prijs terug te betalen alsmede de kosten die door de koop zijn ontstaan, zoals de leveringskosten.98 Gelet op de kopervriendelijke manier waarop het Hof van Cassatie het begrip ‘kennis van de verkoper’ uitlegt, zal een gespecialiseerde verkoper vrijwel steeds geacht worden, bij de eigendomsoverdracht, de gebreken te kennen van de zaken die hij verkoopt.99

44. Er dient tevens opgemerkt te worden dat de beschikbare rechtsmiddelen voor de koper zich niet verder uitstrekken dan de hierboven aangehaalde opties bij equivalent. Zo kan de koper geen aanspraak maken op het herstel of de vervanging van zijn gebrekkige zaak, noch kan hij zich beroepen op de exceptio non adimpleti contractus.100 Het past hier reeds te wijzen op het feit dat de Wet Consumentenkoop, het herstel en de vervanging van een gebrekkig consumptiegoed, als nieuwe alternatieven heeft toegevoegd aan de vorderingsmogelijkheden van de koper.101 Het is volgens STIJNS niet uit te sluiten dat partijen zich laten inspireren door de regels inzake de consumentenkoop en het herstel of de vervanging ook toepassen op koopovereenkomsten die niet onder de Wet Consumentenkoop vallen.102

96 K. VANHOVE, “Korte termijn voor vordering wegens verborgen gebrek en kwade trouw van de verkoper” (noot onder Antwerpen 21 november 2005), NJW 2006, afl. 149, 757. 97 Artikel 1645 BW; Y. Van Couter et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 17; K. VANHOVE, “Korte termijn voor vordering wegens verborgen gebrek en kwade trouw van de verkoper” (noot onder Antwerpen 21 november 2005), NJW 2006, afl. 149, 757. 98 Artikel 1646 BW; Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 17. 99 Zie supra randnummer 15 uit dit hoofdstuk I. Afdeling 2.3. De vergoedingsplichtige. Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 17; A. VAN OEVELEN, “Het nieuwe begrip «conformiteit»”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 33-34, nr. 6. 100 K. LAVEYT, “De vrijwaringsplicht voor verborgen gebreken in een notendop” (noot onder Gent 22 januari 2003), TBH 2004, afl. 6, 555; A. VAN OEVELEN, “Het nieuwe begrip «conformiteit»”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 32. 101 Zie infra randnummers 277 e.v. uit hoofdstuk III. Afdeling 3. De rechten van de consument en S. STIJNS, “De remedies van de koper bij niet-conformiteit”, in STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 62. 102 S. STIJNS, “De remedies van de koper bij niet-conformiteit”, in STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 66. Zie ook de aldaar aangehaalde minderheidsopvatting in de rechtsleer die oppert dat de koper het herstel en de vervanging ook voor de rechter zou kunnen eisen, zelfs onder het gemeen huidig kooprecht: voetnoot 45 en 47 t.e.m. 50.

Page 23: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

HET GEMEEN KOOPRECHT

17

IV. Het bewijs

45. De bewijslast voor het bestaan van het gebrek wordt gedragen door de koper. Hij kan dit bewijs leveren door alle middelen van recht, vermoedens inbegrepen.103 Het staat de koper vrij een positief bewijs te leveren, waarbij hij wijst op een welbepaald gebrek aan het betrokken product. Doch gezien de vaak technisch complexe aard van het gebrek kan de koper ook een negatief bewijs leveren.104 In dit geval zal de koper alle andere oorzaken voor de ontstane schade uitsluiten om de rechter vervolgens te overtuigen dat de schade enkel het gevolg kan zijn van een gebrek.

46. Daarnaast draagt de koper ook de bewijslast inzake het verborgen karakter van het gebrek. Eens hij ook dit bewijs geleverd heeft kan de verkoper het enkel nog weerleggen door te bewijzen dat de koper kennis had van het gebrek op het ogenblik van de verkoop.105 Gelet op het feit dat er op de koper een onderzoeksverplichting rust bij de levering van goederen moet nagegaan worden of de gebreken, op het ogenblik van de levering, redelijkerwijs konden opgemerkt worden.106 De aanvaarding van een aangekochte zaak dekt immers niet de gebreken die hij niet kende.107 Bij deze feitenkwestie over het al dan niet verborgen karakter van het gebrek houdt de rechter rekening met de concrete omstandigheden en met de kennis van de koper.108

47. Ten slotte dient het bewijs van het voldoende ernstige karakter van het gebrek en het bewijs van anterioriteit ook geleverd te worden door de koper, met alle middelen van recht, inclusief het negatieve bewijs.109 Indien de rechter evenwel vaststelt dat de koper de zaak op een normale wijze heeft gebruikt, aanvaardt de rechtspraak het vermoeden van anterioriteit.110

V. Verweermiddelen van de verkoper

48. Wat de bevrijdingsmogelijkheden van de verkoper betreft dient vooreerst opgemerkt te worden dat, in het gemeen kooprecht, de contractsvrijheid geldt. Niettemin zal de verkoper zich dienen te hoeden voor ongeldige exoneratiebedingen op grond van de Wet

103 E. DE BAERE EN S. VEREECKEN, “Over verborgen gebreken en korte termijnen” (noot onder Brussel 2 oktober 2008), TBBR 2011, afl. 1, 34; K. LAVEYT, “De vrijwaringsplicht voor verborgen gebreken in een notendop” (noot onder Gent 22 januari 2003), TBH 2004, afl. 6, 553. 104 K. LAVEYT, “De vrijwaringsplicht voor verborgen gebreken in een notendop” (noot onder Gent 22 januari 2003), TBH 2004, afl. 6, 553-554. 105 K. LAVEYT, “De vrijwaringsplicht voor verborgen gebreken in een notendop” (noot onder Gent 22 januari 2003), TBH 2004, afl. 6, 554. 106 A. CHRISTIAENS, “Artikel 1642 BW”, in Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, losbl., z.p; K. LAVEYT, “De vrijwaringsplicht voor verborgen gebreken in een notendop” (noot onder Gent 22 januari 2003), TBH 2004, afl. 6, 554. 107 E. DE BAERE EN S. VEREECKEN, “Over verborgen gebreken en korte termijnen” (noot onder Brussel 2 oktober 2008), TBBR 2011, afl. 1, 34. 108 K. LAVEYT, “De vrijwaringsplicht voor verborgen gebreken in een notendop” (noot onder Gent 22 januari 2003), TBH 2004, afl. 6, 554. 109 K. LAVEYT, “De vrijwaringsplicht voor verborgen gebreken in een notendop” (noot onder Gent 22 januari 2003), TBH 2004, afl. 6, 554; S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1541. 110 A. VERBEKE, “De termijnen”, in STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 85.

Page 24: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

HET GEMEEN KOOPRECHT

18

Marktpraktijken. Bovendien is het toepassingsgebied van het gemeen kooprecht beperkt tot een niet-consumentenkoop daar de lex specialis de consument op dit punt meer bescherming zal bieden. De enige echte bevrijdingsmogelijkheden die bestaan zijn de situaties waarin de verkoper het bewijs kan leveren van de kennis van het gebrek, van het feit dat de zaak reeds veranderd werd en van de onoverwinnelijke onwetendheid of het onnaspeurbaar verborgen gebrek.111 Hierna wordt op deze punten verder ingegaan nadat de verhaalsmogelijkheid van de verkoper ten aanzien van zijn leverancier wordt besproken.

5.1. Het regresrecht van de eindverkoper

49. Indien het verborgen gebrek, waarvoor de verkoper aansprakelijk is gehouden, voortvloeit uit een handelen of door een toedoen van zijn eigen toeleverancier-verkoper, kan de verkoper zich tegen deze laatste beroepen op diens aansprakelijkheid wegens inbreuk op zijn eigen contractuele vrijwaringsplicht.112 Daar de professionele handelaar quasi steeds tot een volledige schadeloosstelling veroordeeld wordt, op grond van artikel 1645 BW, zal de regresvordering bestaan uit de kosten die de verkoper genoodzaakt diende te maken met het oog op het herstel van de situatie van de koper-consument.113 Indien de regresvordering gegrond is op deze vrijwaring voor verborgen gebreken zal de verkoper onvermijdelijk ook geconfronteerd worden met de ‘korte termijn’-vereiste uit artikel 1648 BW.114 Het Hof van Cassatie oordeelde overigens in dit kader dat de korte termijn pas begint te lopen vanaf het ogenblik dat de eindverkoper door de koper in rechte wordt aangesproken en niet reeds vanaf de ontdekking van het gebrek door de koper.115 Hoger werd reeds ingegaan op deze problematiek waardoor er gezocht dient te worden naar een eventuele alternatieve rechtsgrond. COUSY verwijst hierbij naar de vordering wegens niet-nakoming van de leveringsplicht in hoofde van de leverancier-verkoper door de levering van niet-conforme goederen en waarvan deze niet-conformiteit, ingevolge het verborgen karakter, niet gedekt wordt door de aanvaarding.116 De gemeenrechtelijke sancties ingevolge een contractuele wanprestatie bieden de eindverkoper immers een ruimer sanctiearsenaal zoals de gedwongen

111 Wat de onoverwinnelijke onwetendheid betreft, verwijs ik naar randnummer 15 uit de afdeling 2.3. Aldaar werd er reeds op gewezen dat dit bewijs slechts zeer uitzonderlijk voorgelegd zal kunnen worden. 112 H. COUSY, “Het regres van de eindverkoper en andere aansprakelijkheidsvorderingen”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 135. 113 H. COUSY, “Het regres van de eindverkoper en andere aansprakelijkheidsvorderingen”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 136. 114 E. DE BAERE EN S. VEREECKEN, “Over verborgen gebreken en korte termijnen” (noot onder Brussel 2 oktober 2008), TBBR 2011, afl. 1, 34, nr. 3. Zie supra waar deze problematiek werd toegelicht: afdeling 2.4.5. 115 Cass. (1e k.) 29 januari 2004, RW 2004-05, 431; TBH 2004, afl. 6, 537; S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1563. 116 H. COUSY, “Het regres van de eindverkoper en andere aansprakelijkheidsvorderingen”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 136-137, nr. 17.

Page 25: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

HET GEMEEN KOOPRECHT

19

uitvoering in natura, de schadevergoeding of de koopontbinding.117 Bovendien ontsnapt de eindverkoper op deze manier aan de rechtsonzekerheid die de ‘korte termijn’-vereiste creëert.

50. De rechtstreekse aanspraak van de eindverkoper ten aanzien van zijn leverancier wordt verklaard aan de hand van de theorie van het accessorium.118 Daar deze theorie gebaseerd wordt op artikel 1615 BW is deze bijgevolg noodzakelijkerwijze contractueel van aard.119 Dit betekent dat de eindverkoper, in principe, kan geconfronteerd worden met exoneratieclausules uit de oorspronkelijke overeenkomst met zijn verkoper. Gelet op het steeds terugkerende vermoeden van kennis van het gebrek in hoofde van een professionele handelaar, zullen deze clausules de eindverkoper in de praktijk evenwel niet tegengeworpen kunnen worden.120 De auteurs van de Wet Consumentenkoop hebben deze wettelijke lacune in het gemeen kooprecht opgemerkt, waardoor er inzake de consumentenkoop een uitdrukkelijke regresvordering gestipuleerd is zonder dat een contractueel beding, dat tot gevolg heeft de aansprakelijkheid te beperken of op te heffen, de verkoper kan tegengeworpen worden.121

5.2. Exoneratieclausules

51. Wat de mogelijkheid betreft voor de verkoper om zich bij contract te exonereren dient vooreerst opgemerkt te worden dat het gemeen kooprecht geen dwingend regime kent, zoals de Wet Productaansprakelijkheid en de Wet Consumentenkoop. Dit betekent dat de wilsautonomie van de partijen, in de praktijk de wil van de verkoper, de rechtsvordering wegens verborgen gebreken kan beperken. Dat deze wilsvrijheid enkel geldt ten aanzien van een niet-consumentenkoop wordt in artikel 74, 14°, tweede zinsnede van de Wet Marktpraktijken gestipuleerd in de vorm van een verbod om afbreuk te doen aan de bescherming die de consument wordt geboden ingevolge de tweejarige garantietermijn uit de Wet Consumentenkoop.122 Indien de koopovereenkomst aldus uitsluitend onder het gemeen kooprecht valt, zal de verkoper bijvoorbeeld de onzekere korte termijn mogen invullen.123 Dit kan overigens ook een voordeel voor de koper opleveren, nu hij de precieze termijn kent waarbinnen hij zijn rechtsvordering dient in te stellen.124 Gelet op het feit dat de meeste rechtsvorderingen falen naar recht door deze vereiste, geeft het de koper meer rechtszekerheid 117 H. COUSY, “Het regres van de eindverkoper en andere aansprakelijkheidsvorderingen”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 137. 118 M. HOSTENS, “De rechtstreekse aanspraak van de consument: Een nieuw pijnpunt in ons dualistisch kooprecht?” (noot onder Luik 5 november 2009), DCCR 2010, 89 en verwijzingen aldaar in voetnoot 3. 119 M. HOSTENS, “De rechtstreekse aanspraak van de consument: Een nieuw pijnpunt in ons dualistisch kooprecht?” (noot onder Luik 5 november 2009), DCCR 2010, 91. 120 H. COUSY, “Het regres van de eindverkoper en andere aansprakelijkheidsvorderingen”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 141. 121 Met name artikel 1649sexies BW. 122 E. DE BAERE EN S. VEREECKEN, “Over verborgen gebreken en korte termijnen” (noot onder Brussel 2 oktober 2008), TBBR 2011, afl. 1, 37; L. PEETERS, “Consumptiegoederen: het gebrek aan overeenstemming met de overeenkomst”, RW 2001-02, nr. 16, 552, voetnoot 73. 123 L. PEETERS, “Consumptiegoederen: het gebrek aan overeenstemming met de overeenkomst”, RW 2001-02, nr. 16, 552, nr. 38; A. VERBEKE, “De termijnen”, in STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 98. 124 S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1573.

Page 26: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

HET GEMEEN KOOPRECHT

20

eens hij geconfronteerd wordt met een gebrek. Het is evenwel van belang om op te merken dat een vordering ingesteld gedurende de conventionele waarborgtermijn, nog steeds kan stuiten op de ‘korte termijn’-vereiste uit artikel 1648 BW.125 Indien men een gebrek vaststelt kort na de eerste ingebruikname en men stelt zijn rechtsvordering slechts in de dag vóór het verstrijken van de overeengekomen waarborgtermijn, dan wordt voorbijgegaan aan het opzet van artikel 1648 BW126, met name: het stimuleren van een spoedig optreden vanwege de koper.

52. Anderzijds mag de verkoper niet uit het oog verliezen dat een verkapte exoneratieclausule kan afgestraft worden door artikel 74, 14°, eerste zinsnede WMPC.127 Indien een beding de wettelijke waarborg voor verborgen gebreken beoogt op te heffen of te verminderen, zal dit beding onrechtmatig en bijgevolg nietig zijn. De verkoper zal in het bijzonder rekening dienen te houden met het feit of de koper het verborgen gebrek kon ontdekken gedurende de overeengekomen periode.128 De termijn mag aldus niet onredelijk kort zijn, wat zou neerkomen op een ongeldig exoneratiebeding.129

53. Daarnaast kent het gemeen kooprecht geen meldingstermijn waarbinnen de koper, die het gebrek ontdekt heeft of behoorde te kennen, de verkoper op de hoogte dient te brengen van dit gebrek.130 Het staat de verkoper aldus vrij om in zijn algemene verkoopsvoorwaarden een termijn te bedingen waarbinnen de eventuele verborgen gebreken rederlijkerwijs aan het licht kunnen komen.131 Opnieuw zal de geldigheid van deze clausule afhangen van het feit of de koper effectief de mogelijkheid heeft gehad om een gebrek vast te stellen. Indien de koper elke klacht binnen de acht dagen na totstandkoming van de verkoop van software kenbaar moet maken, biedt deze termijn de consument onvoldoende tijd om met een voorkomend verborgen gebrek geconfronteerd te worden.132 Bovendien bepaalt artikel 74, 15° WMPC dat

125 E. DE BAERE EN S. VEREECKEN, “Over verborgen gebreken en korte termijnen” (noot onder Brussel 2 oktober 2008), TBBR 2011, afl. 1, 37, nr. 11. 126 E. DE BAERE EN S. VEREECKEN, “Over verborgen gebreken en korte termijnen” (noot onder Brussel 2 oktober 2008), TBBR 2011, afl. 1, 37. 127 L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, nr. 12, 456, nr. 46. PEETERS merkt op dat het moeilijk in te schatten is of het over een inbreuk zou gaan, m.i. zal de rechter steeds alle specifieke omstandigheden van de zaak in aanmerking nemen en desgevallend tot de nietigheid kunnen besluiten. 128 L. PEETERS, “Consumptiegoederen: het gebrek aan overeenstemming met de overeenkomst”, RW 2001-02, nr. 16, 552, nr. 38; L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, nr. 12, 456. De auteur verwijst ook naar de aard van de verkochte goederen. 129 Gent (12e k.) 28 mei 2003, T. Verz. 2004, 354; E. DE BAERE EN S. VEREECKEN, “Over verborgen gebreken en korte termijnen” (noot onder Brussel 2 oktober 2008), TBBR 2011, afl. 1, 37; S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1574. 130 Dit in tegenstelling tot de Wet Consumentenkoop: zie infra randnummer 258. 131 K. LAVEYT, “De vrijwaringsplicht voor verborgen gebreken in een notendop” (noot onder Gent 22 januari 2003), TBH 2004, afl. 6, 558. 132 S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1574 en Kh. Brussel 25 februari 2000, AJT 1999-00, 843.

Page 27: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

HET GEMEEN KOOPRECHT

21

een beding onrechtmatig is indien het een onredelijke termijn stipuleert om gebreken in de verkochte zaak aan de verkoper te melden.133

54. Er kan tevens nog verwezen worden naar de exoneratiemogelijkheid uit artikel 1643 BW:

“Hij moet instaan voor de verborgen gebreken, zelfs wanneer hij die niet gekend heeft, tenzij hij in dat geval bedongen heeft dat hij tot geen vrijwaring zal zijn gehouden.”

De verkoper te goeder trouw kan zich aldus exonereren van zijn vrijwaringsplicht voor verborgen gebreken. Zoals reeds aangehaald zal een professionele verkoper vrijwel steeds geacht worden kennis te hebben van alle gebreken aan de door hem verkochte zaak, inclusief de verborgen gebreken.134 Dit vermoeden heeft de professionele verkoper de mogelijkheid ontnomen om zich bij voorbaat, in zijn contractvoorwaarden, te exonereren van vrijwaring wegens verborgen gebreken.135 Enkel het bewijs van onoverwinnelijke onwetendheid of de onnaspeurbaarheid van het gebrek kan dit vermoeden nog weerleggen.136 De kans dat een professionele verkoper aldus zich kan exonereren op grond van artikel 1643 BW is dan ook klein.

55. Ten slotte is het evident dat, naast de kennis van het gebrek door de koper bij de aankoop, de verkoper tevens kan ontsnappen aan zijn aansprakelijkheid als het intrinsiek of functioneel gebrek geen betrekking heeft op de verkochte zaak als dusdanig. Dit wil zeggen dat de koper geen vordering kan instellen, indien hij de zaak reeds heeft veranderd, vooraleer er een tegensprekelijk deskundigenonderzoek heeft plaatsgevonden.137 Men kan daarbij denken aan een, op eigen initiatief, ondernomen herstel door een derde.138

5.3. Fout van de koper

56. Naar analogie met de hierna volgende hoofdstukken past het hier kort aan te stippen dat de fout van de koper zelf specifieke omstandigheden van de zaak uitmaken die de rechter in overweging zal nemen bij zijn uitspraak.

133 Dit wordt tevens aangehaald door S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1574. 134 Zie supra randnummer 15 uit dit hoofdstuk, afdeling 2.3. De vergoedingsplichtige. 135 S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1570. 136 Kh. Brussel (11e k.) 12 december 2003, T. Vred. 2006, 368, noot F. BAUDONCQ; Luik (3e k.) 2 juni 2004, JLMB 2004, afl. 39, 1729; S. STIJNS, B. TILLEMAN, W. GOOSSENS, B. KOHL, E. SWAENEPOEL, K. WILLEMS, “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1570. De auteurs merken hierbij op dat een dergelijk exoneratieverbod, ten aanzien van de professionele verkoper, moeilijk te rechtvaardigen is naar gemeen kooprecht. In de hierna volgende hoofdstukken zal men zien dat de Wet Productaansprakelijkheid en de Wet Consumentenkoop het verbod op exoneratieclausules strikt toepassen. In deze contexten is het verbod dus wel aanvaard en de auteurs menen dan ook dat het verbod tot deze twee wetten beperkt dient te blijven. 137 Brussel (21ste k.) 5 oktober 2005, JT 2006, afl. 6229, 414. 138 D. DELI, “Vrijwaring voor verborgen gebreken bij koop-verkoop: conventionele regeling van de ‘korte termijn’ (art. 1648 B.W.) en de invloed van herstellingen die de koper laat uitvoeren op zijn recht op vrijwaring” (noot onder Antwerpen 15 april 1987), RW 1988-89, 1063; Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 17.

Page 28: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

HET GEMEEN KOOPRECHT

22

VI. Conclusie

57. Zowel het personeel als het materieel toepassingsgebied van het gemeen kooprecht strekt zich ver uit. De regeling is immers niet beperkt tot de verhouding consument-verkoper en regelt zowel de aankopen van een lichamelijke als onlichamelijke roerende en onroerende zaken. Uiteraard werd de aandacht vooral gericht op de aankoop van een lichamelijke roerende zaak door een consument.

58. Eens de consument het bewijs heeft geleverd van het bestaan van het intrinsiek of functioneel verborgen gebrek dat een ernstig karakter vertoont en dat reeds in de kiem aanwezig was, zal de verkoper zich nog maar moeilijk kunnen exonereren. Enkel de kennis van het gebrek door de koper en de mogelijkheid om verhaal te nemen op zijn eigen leverancier zal ertoe leiden dat de verkoper uiteindelijk de schadelast niet draagt. Het bewijs van de onoverwinnelijke onwetendheid of het absoluut onnaspeurbaar gebrek zal immers slechts uitzonderlijk kunnen worden voorgelegd.

59. Daarnaast brengt de erkenning van het vermoeden van kennis in hoofde van de professionele verkoper met zich mee dat de consument zowel de prijs van de aangekochte gebrekkige zaak terug kan vorderen als een vergoeding voor al zijn geleden schade. Dit impliceert zowel een vergoeding van de door de koop ontstane kosten als de kosten voor lichamelijke, morele en andere schade die door de zaak zijn ontstaan en waarvan men het bewijs dient te leveren. Het staat de consument evenwel vrij om ervoor te kiezen de gebrekkige zaak onder zich te houden en genoegen te nemen met een prijsvermindering. Enkel indien deze keuzemogelijkheid verhinderd wordt door de specifieke omstandigheden van de casus, zal de consument gedwongen worden zich op de één of de andere mogelijkheid te beroepen.

60. Aansluitend bij de schaderegeling dient opgemerkt te worden dat de consument voldoende bescherming geniet indien hij geconfronteerd wordt met een insolvabele wederpartij. De rechtsliteratuur, alsook de rechtspraak, kennen de consument immers een rechtstreekse contractuele vordering toe tegen eerdere schakels in de verkoops- of productieketen. Deze vordering steunt de consument op de vrijwaringsplicht van de eerdere verkoper, daar de vordering wegens verborgen gebreken een accessorium vormt van de verkochte zaak die wordt overgedragen.

61. Het grote nadeel van deze regeling bestaat er echter in dat een vordering wegens de vrijwaring voor verborgen gebreken vrijwel steeds stuit op artikel 1648 BW: de ‘korte termijn’- vereiste. Het is de feitenrechter die soeverein oordeelt of deze termijn, die in principe ingaat bij de ontdekking van het gebrek, overschreden werd of niet. Indien de consument zijn vordering ten gronde niet spoedig heeft ingesteld, zal zijn vordering falen naar recht. Uit de aangehaalde rechtspraak blijkt evenwel dat de rechter in grote mate rekening zal houden met het feit of er al dan niet ernstige onderhandelingen zijn gevoerd geweest.

Page 29: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

HET GEMEEN KOOPRECHT

23

VII. Schematisch overzicht

Gemeen kooprecht

Aard aansprakelijkheid Contractueel

Zaak Lichamelijk of onlichamelijk

Roerend (of onroerend)

Aansprakelijkheidscriterium De ongeschiktheid van de zaak voor het bestemd gebruik door een verborgen intrinsiek of functioneel gebrek met ernstig karakter.

Bewijslast Gebrek, verborgen karakter dat voldoende ernstig is en reeds in de kiem aanwezig is.

Verweermiddelen verkoper Kennis van het gebrek door de koper

Verandering van de zaak

In mindere mate:

Onoverwinnelijke onwetendheid

Exoneratieclausules

Rechten van de koper Prijsvermindering

OF

Gerechtelijke ontbinding + verkoper te kwader trouw: vergoeding voor lichamelijke en morele schade alsook zakenschade

Valkuilen ‘Korte termijn’-vereiste

Page 30: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

HET GEMEEN RECHT

24

Hoofdstuk Ibis. Het gemeen recht

I. Inleiding

62. Na de uiteenzetting van het gemeen kooprecht past het vooreerst de rol van het gemeen recht toe te lichten alvorens over te gaan tot de behandeling van de Wet Productaansprakelijkheid en de Wet Consumentenkoop. Vóór de invoering van de Wet Productaansprakelijkheid fungeerde het gemeen recht immers als vangnet voor de buitencontractuele vorderingen tegen de producent van een gebrekkig product. Daarnaast voorziet de Wet Consumentenkoop in een vrijwaringsplicht die enkel relevant is voor de vergoeding van schade wegens niet-conforme goederen in de verhouding tussen contractspartijen.139 Hierbij dient evenwel opgemerkt te worden dat, zoals reeds uiteengezet, de koper nochtans beschikt over een degelijke bescherming onder het gemeen kooprecht door de erkenning van de rechtstreekse contractuele vordering ten aanzien van de rechtsvoorgangers van de eindverkoper.140 Dit alles neemt niet weg dat het gemeen recht, in het bijzonder de artikelen 1382-1383 BW en artikel 1384, lid 1 BW, de meest bekende rechtsgronden zijn voor buitencontractuele vorderingen en hun gelding niet verliezen wanneer daarnaast ook aan de toepassingsvoorwaarden van de Wet Productaansprakelijkheid voldaan is.

63. Hierna wordt vooreerst ingegaan op het aansprakelijkheidsvermoeden ex artikel 1384, lid 1 BW en daarna op de foutaansprakelijkheid ex artikel 1382-1383 BW. Daar de fout uit artikel 1382-83 BW zich zowel kan manifesteren door een schending van de algemene zorgvuldigheidsnorm als door een inbreuk op een specifieke gedragsnorm worden beide invullingen apart behandeld. Daarbij wordt, in het afsluitend onderdeel van dit bishoofdstuk, onderzocht of een inbreuk op de Veiligheidswet automatisch een fout oplevert in de zin van artikel 1382 BW.

II. De bewaarder van de gebrekkige zaak

64. Ingevolge artikel 1384, lid 1 BW is men aansprakelijk voor schade veroorzaakt door zaken die men onder zijn bewaring heeft. Met andere woorden, de fout in de zaak die tot de schade heeft geleid wordt ten laste gelegd van de bewaarder van de zaak.141 Het Hof van Cassatie neemt aan dat een zaak gebrekkig is, in de zin van artikel 1384, lid 1 BW, indien zij een abnormaal kenmerk vertoont waardoor zij in bepaalde omstandigheden schade kan veroorzaken.142 In het kader van een gebrekkige roerende zaak biedt dit artikel echter weinig soelaas; de beperkte betekenis van dit aansprakelijkheidsvermoeden vloeit immers voort uit het feit dat de verkoper of fabrikant de gebrekkige zaak nog zelden onder zich zal hebben op

139 H. BOCKEN, “Buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige producten” in H. Bocken et al. (eds.), Bijzondere overeenkomsten 2007-2008, XXXIVe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2008, 342. 140 Zie supra randnummer 14 uit hoofdstuk I. Afdeling 2.3. De vergoedingsplichtige, en infra randnummer 305 hoofdstuk III. Afdeling 5.1. Het regresrecht van de eindverkoper. 141 J. VERLINDEN, “Twintig jaar productaansprakelijkheid. Een stand van zaken”, in M. DEBAENE EN P. SOENS (eds.), Aansprakelijkheidsrecht. Actuele tendensen, Gent, Larcier, 2005, 58. 142 Cass. 17 januari 2003, RW 2005-06, 1174; Cass. (1e k.) 29 september 2006, RW 2009-10, nr. 20, 1.

Page 31: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

HET GEMEEN RECHT

25

het ogenblik dat de schade zich voordoet.143 Indien de schade zich immers voordoet in de handen van een consument zal deze laatste de actuele bewaarder van de zaak zijn en aldus niet de verkoper of de producent. Een zeldzaam voorbeeld van een situatie waarbij de producent wel nog als bewaarder kon gekwalificeerd worden is de bekende Veedvald zaak.144 Niettegenstaande dat dit arrest van het Hof van Justitie dateert van na de inwerkingtreding van de Wet Productaansprakelijkheid, waardoor men een beroep op artikel 1384, lid 1 BW achterwege heeft gelaten, kan de zaak hier reeds ter illustratie worden aangehaald. In casu had het ziekenhuis een gebrekkige infusievloeistof gehanteerd om een nier te behandelen met het oog op een geplande transplantatie. Daar het ziekenhuis de vloeistof geproduceerd heeft en de stof tot schade heeft geleid in de operatiekamer van het ziekenhuis, kan het ziekenhuis als bewaarder van de gebrekkige zaak beschouwd worden.

65. Afsluitend kan hierbij nog gewezen worden op de beperkte bevrijdingsmogelijkheden voor de bewaarder van de zaak: enkel het bewijs dat de schade is ontstaan hetzij door toeval of overmacht, hetzij door de foutieve gedraging van een derde of van het slachtoffer zelf, bevrijdt de bewaarder van zijn aansprakelijkheid.145

III. Inbreuk op de zorgvuldigheidsnorm

66. De artikelen 1382-83 BW bieden de rechter de mogelijkheid om een gedrag, dat niet door een specifieke norm wordt opgelegd of verboden, toch nog te toetsen aan de algemene zorgvuldigheidsnorm die zich aan eenieder opdringt.146

67. Hoewel de Wet Productaansprakelijkheid een beroep op het gemeen recht grotendeels overbodig heeft gemaakt, vormt het arrest van het hof van beroep te Luik147 een mooi voorbeeld van de vangnetfunctie die het gemeen recht nog steeds speelt. Het hof oordeelde dat de producent van een zadelstang “a manqué à l’obligation de prudence qui s’impose à tous, à savoir celle de ne pas mettre en circulation des produits dangereux”.148 Door het enkele feit dat de onderdelenproducent van een fiets een gebrekkige zaak op de markt brengt, zijnde de zadelstang, is deze tekortgeschoten aan zijn zorgvuldigheidsplicht, die voor iedereen geldt en erin bestaat geen gevaarlijke producten in het verkeer te brengen.149

143 H. BOCKEN, “Buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige producten” in H. BOCKEN et al. (eds.), Bijzondere overeenkomsten 2007-2008, XXXIVe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2008, 346-47; J. VERLINDEN, “Twintig jaar productaansprakelijkheid. Een stand van zaken”, in M. DEBAENE EN P. SOENS (eds.) et al., Aansprakelijkheidsrecht. Actuele tendensen, Gent, Larcier, 2005, 59. 144 HvJ C-203/9910, Veedfald, JLMB 2001, 1332, noot M.-C. BONNAMOUR. 145 J. VERLINDEN, “Twintig jaar productaansprakelijkheid. Een stand van zaken”, in M. DEBAENE EN P. SOENS (eds.) et al., Aansprakelijkheidsrecht. Actuele tendensen, Gent, Larcier, 2005, 58. 146 M. VAN QUICKENBORNE en H. VANDENBERGHE, “Overzicht van rechtspraak. Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad 2000-2008”, TPR 2010, afl. 4, 1847. 147 Luik 7 november 2005, TBBR 2006, 620, noot E. MONTERO. Daar dit voorbeeld tevens in hoofdstuk II aan bod komt, verwijs ik voor de feiten naar randnummer 96 uit hoofdstuk II. Afdeling 2.3.1. 148 Luik 7 november 2005, TBBR 2006, 622-623, noot E. MONTERO. 149 Luik 7 november 2005, TBBR 2006, 620, noot E. MONTERO.

Page 32: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

HET GEMEEN RECHT

26

68. Bovendien wordt de maatstaf van een voorzichtige en omzichtige burger, gesteld in dezelfde concrete omstandigheden, geconcretiseerd indien de aangesprokene handelde in zijn hoedanigheid als professionele handelaar.150 Zo zal de rechter zijn gedrag vergelijken met het zorgvuldige gedrag van een persoon uit dezelfde beroepscategorie. Net zoals bij de vrijwaring voor verborgen gebreken creëert de rechtspraak aldus een zware aansprakelijkheid in hoofde van de producent van een gebrekkige zaak of van de professionele handelaar die ze verkocht heeft, met dit verschil dat ze hier een buitencontractueel karakter heeft.151 Enige nuancering hierbij is dat de zorgvuldigheidsnorm vooral streng wordt toegepast bij fabricagefouten en minder strikt in geval van gebrekkige informatie of bij schade tengevolge van een gebrek in het ontwerp van een product.152 Daarnaast verkiest VERLINDEN153 de gulden middenweg waarbij hij vooral de feitelijke omstandigheden van de zaak laat primeren. Bovendien zou men volgens deze auteur niet mogen concluderen dat er een tekortkoming aan de zorgvuldigheidsplicht voorligt uit het loutere gegeven dat men een gevaarlijke zaak op de markt heeft gebracht.154

69. Indien de schade te wijten is aan een constructiefout beschikt de aansprakelijk gestelde fabrikant of verkoper slechts over een minimum aan bevrijdingsgronden: net zoals in het gemeen kooprecht zal het bewijs van onoverwinnelijke onwetendheid dienen geleverd worden.155 BOCKEN merkt dan ook terecht op dat deze buitencontractuele aansprakelijkheidsregel veel gelijkenis vertoont met de contractuele aansprakelijkheid wegens verborgen gebreken in hoofde van de verkoper.156

IV. Inbreuk op de specifieke gedragsnorm uit de Wet Productveiligheid

70. In het kader van de bescherming van de consument tegen gebrekkige en/of onveilige producten past het om kort de Wet Productveiligheid157 te situeren in deze materie.

150 M. VAN QUICKENBORNE en H. VANDENBERGHE, “Overzicht van rechtspraak. Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad 2000-2008”, TPR 2010, afl. 4, 1865. 151 H. BOCKEN, “Buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige producten” in H. BOCKEN et al. (eds.), Bijzondere overeenkomsten 2007-2008, XXXIVe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2008, 352. 152 Voor rechtspraak betreffende fabricagefouten zie H. BOCKEN, “Buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige producten” in H. BOCKEN et al. (eds.), Bijzondere overeenkomsten 2008, XXXIVe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2008, 347-49, nr. 15. Voor rechtspraak betreffende gebrekkige informatie zie 349-350, nr. 16 en inzake het gebrekkige ontwerp zie 350-52, nr. 17. 153 J. VERLINDEN, “Twintig jaar productaansprakelijkheid. Een stand van zaken”, in M. DEBAENE EN P. SOENS (eds.) et al., Aansprakelijkheidsrecht. Actuele tendensen, Gent, Larcier, 2005, 55-56, nr. 43. 154 J. VERLINDEN, “Twintig jaar productaansprakelijkheid. Een stand van zaken”, in M. DEBAENE EN P. SOENS (eds.) et al., Aansprakelijkheidsrecht. Actuele tendensen, Gent, Larcier, 2005, 55. 155 H. BOCKEN, “Buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige producten” in H. BOCKEN et al. (eds.), Bijzondere overeenkomsten 2007-2008, XXXIVe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2008, 352. 156 H. BOCKEN, “Buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige producten” in H. BOCKEN et al. (eds.), Bijzondere overeenkomsten 2007-2008, XXXIVe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2008, 352. 157 Wet betreffende de veiligheid van de consumenten van 9 februari 1994, BS 1 april 1994, 8.921 aanzienlijk gewijzigd door de wet van 4 april 2001 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de veiligheid en de gezondheid van de consumenten, BS 14 juni 2001, 20.304 en aangepast aan de Tweede Richtlijn Productveiligheid door de Wet van 18 december 2002 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de

Page 33: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

HET GEMEEN RECHT

27

Deze wet, die de omzetting vormt van de Richtlijn Productveiligheid158, richt zich op de veiligheid van de consumenten bij het gebruik van producten.159 Er wordt een resultaatsverbintenis gecreëerd in hoofde van de producent van een product om enkel veilige producten (en diensten) op de markt te brengen.160 Deze wet is dan ook van bestuursrechtelijke aard wat de overheid in staat stelt om preventief op te treden.161 Daar er geen specifieke bevrijdingsgronden worden gestipuleerd, zoals bij de Wet Productaansprakelijkheid, is het van groot belang te bepalen wat als een veilig product wordt beschouwd. Ingevolge artikel 1.1bis Wet Productveiligheid wordt een veilig product gedefinieerd als:

“een product dat bij normale of redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden, ook wat gebruiksduur en eventuele indienststelling, installatie en onderhoudseisen betreft, geen enkel risico oplevert, dan wel slechts beperkte risico's die verenigbaar zijn met het gebruik van het product en vanuit het oogpunt van een hoog beschermingsniveau voor de gezondheid en de veiligheid van personen, aanvaardbaar worden geacht. De mogelijkheid een hoger veiligheidsniveau te bereiken of andere producten met een kleiner risico aan te schaffen, volstaat niet om een product als " gevaarlijk " te beschouwen.” (eigen onderlijning)

71. De verplichtingen die rusten op de producent vloeien voort uit deze definitie: enerzijds mogen enkel veilige producten op de markt gebracht worden en anderzijds dient de gebruiker informatie te ontvangen die hem in staat stelt een oordeel te vormen over de aan een product inherente risico’s.162 Begaat de producent een inbreuk op zijn veiligheids- of informatieplicht, dan wordt deze overtreding strafrechtelijk gesanctioneerd.163 Hoewel deze wet geen zelfstandig aansprakelijkheidsregime invoert door zijn preventief oogmerk, heeft ze hierdoor wel verregaande consequenties voor het aansprakelijkheidsrecht, in het bijzonder voor het samenloopverbod.164 Bovendien leidt een inbreuk op de specifiek opgelegde gedragsnorm uit de Wet Productveiligheid tevens tot aansprakelijkheid op grond van artikel 1382 BW.165 veiligheid en de gezondheid van de gebruikers, BS 6 februari 2003, 05.059. Hierna aangeduid als de ‘Wet Productveiligheid’. 158 Richtlijn 2001/95/EC van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid, PBL 15 januari 2002, afl. 11, 4. Hierna aangeduid als ‘Richtlijn Productveiligheid’. 159 I. DEMUYNCK, “De bescherming van de consument tegen gevaarlijke, gebrekkige en niet-conforme producten”, in VLAAMSE CONFERENTIE DER BALIE VAN GENT (ed.), De consument in het recht: verwend, verwaand of miskend?, Antwerpen, Maklu, 2003,11. 160 H. BOCKEN, “Buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige producten” in H. BOCKEN et al. (eds.), Bijzondere overeenkomsten 2007-2008, XXXIVe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2008, 354; H. COUSY, “De garantie voor verborgen gebreken en de productaansprakelijkheid”, in B. TILLEMAN en P.-A. FORIERS (eds.), De koop/La vente, Brugge, die Keure, 2002, 80: op de distributeur rust er een middelenverbintenis. 161 H. COUSY, “De garantie voor verborgen gebreken en de productaansprakelijkheid”, in B. TILLEMAN en P.-A. FORIERS (eds.), De koop/La vente, Brugge, die Keure, 2002, 80. 162 Artikel 7, §1 Wet Productveiligheid. 163 J. VERLINDEN, “Twintig jaar productaansprakelijkheid. Een stand van zaken”, in M. DEBAENE EN P. SOENS (eds.) et al., Aansprakelijkheidsrecht. Actuele tendensen, Gent, Larcier, 2005, 57, nr. 46. 164 H. BOCKEN, “Buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige producten” in H. BOCKEN et al. (eds.), Bijzondere overeenkomsten 2007-2008, XXXIVe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2008, 356. Zie verder met betrekking tot het samenloopverbod. 165 H. BOCKEN, “Buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige producten” in H. BOCKEN et al. (eds.), Bijzondere overeenkomsten 2007-2008, XXXIVe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2008,

Page 34: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

HET GEMEEN RECHT

28

De fout uit artikel 1382 BW dient immers niet meer bewezen te worden eens vaststaat dat een bepaling uit de Wet Productveiligheid of uit zijn uitvoeringsbesluiten niet is nagekomen166, daar een inbreuk op de resultaatsverbintenis automatisch een fout uitmaakt in hoofde van de producent.167

72. Zo oordeelde de rechtbank van eerste aanleg te Brussel impliciet dat een basketbalring niet beantwoordt aan de definitie van een veilig product en zodoende een fout uitmaakt in de zin van artikel 1382 BW.168 In casu werd een dertienjarige jongen ernstig gekwetst aan zijn ringvinger toen hij trachtte een basketbalring in de hoogte te verstellen.169 De verkoper (nu: producent170) was volgens de rechter tekortgeschoten aan zijn verplichting om de veiligheid van de consument, in het bijzonder jonge kinderen en adolescenten, te waarborgen. Hij baseerde zich vooral op het feit dat er geen enkele duidelijke tekening was aangebracht op de basketbalring voor de mogelijke gebruiker en dat er geen verwittiging voorzien was van een mogelijk gevaar. Daarnaast ontbrak een banaal maar desalniettemin onmisbaar onderdeel om de basketbalring te kunnen verstellen in de hoogte.

73. Tot slot wil ik wijzen op het samenloopverbod. Doorheen deze thesis worden zowel contractuele als buitencontractuele vorderingen besproken, waardoor het uiterst belangrijk is om stil te staan bij de samenloop tussen deze verschillende types van vorderingen. Vooreerst dient gewezen te worden op de gevolgen van het bekende stuwadoorsarrest van het Hof van Cassatie van 7 december 1973.171 Deze uitspraak heeft een buitencontractuele vordering op grond van artikel 1382 BW tegen een contractuele wederpartij in principe uitgesloten. De uitzondering die op deze regel werd geformuleerd in hetzelfde cassatiearrest is evenwel van groot belang in deze context: indien de wanprestatie van de contractspartij tevens een misdrijf uitmaakt, kan men deze partij daarnaast ook buitencontractueel aanspreken. Daar er zonet op gewezen is dat een inbreuk op de Wet Productveiligheid strafrechtelijk wordt gesanctioneerd en aldus een misdrijf uitmaakt, zal een buitencontractuele vordering aanvaard worden tussen contractspartijen voor schade die voortvloeit uit een contractuele wanprestatie.172

353, nr. 19; H. COUSY, “De garantie voor verborgen gebreken en de productaansprakelijkheid”, in B. TILLEMAN en P.-A. FORIERS (eds.), De koop/La vente, Brugge, die Keure, 2002, 81; J. VERLINDEN, “Twintig jaar productaansprakelijkheid. Een stand van zaken”, in M. DEBAENE en P. SOENS (eds.) et al., Aansprakelijkheidsrecht. Actuele tendensen, Gent, Larcier, 2005, 56, nr. 44. 166 J. VERLINDEN, “Twintig jaar productaansprakelijkheid. Een stand van zaken”, in M. DEBAENE EN P. SOENS (eds.) et al., Aansprakelijkheidsrecht. Actuele tendensen, Gent, Larcier, 2005, 56. 167 H. COUSY, “De garantie voor verborgen gebreken en de productaansprakelijkheid”, in B. TILLEMAN en P.-A. FORIERS (eds.), De koop/La vente, Brugge, die Keure, 2002, 81. 168 Rb. Brussel (14e k.) 23 januari 2001, RGAR 2002, afl. 3, nr. 13.513. 169 J. VERLINDEN, “Twintig jaar productaansprakelijkheid. Een stand van zaken”, in M. DEBAENE EN P. SOENS (eds.) et al., Aansprakelijkheidsrecht. Actuele tendensen, Gent, Larcier, 2005, 56. 170 De rechtbank maakt hier toepassing van de Wet Productveiligheid in zijn eerste versie waarin de aansprakelijkheid op de verkoper rustte, terwijl deze nu op de producent rust. 171 Cass. 7 december 1973, Arr. Cass. 1974, 395, RW 1973-74, 1597, noot J. HERBOTS. 172 Uiteraard zal men geen vergoeding kunnen vorderen voor dezelfde schade. H. BOCKEN, “Buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige producten” in H. BOCKEN et al. (eds.), Bijzondere overeenkomsten 2007-2008, XXXIVe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2008, 341; J. VERLINDEN, “Twintig jaar productaansprakelijkheid. Een stand van zaken”, in M. DEBAENE EN P. SOENS (eds.) et al., Aansprakelijkheidsrecht. Actuele tendensen, Gent, Larcier, 2005, 57, nr. 46.

Page 35: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

HET GEMEEN RECHT

29

In het kader van het contractueel kooprecht is deze mogelijke samenloop tussen artikel 1382 BW enerzijds en de vrijwaringsaansprakelijkheid wegens verborgen gebreken anderzijds evenwel beperkt tot één hypothese. Dit is met name de situatie waarin de consument-koper beroep doet op zijn jurisprudentieel erkende rechtstreekse contractuele vordering ten aanzien van een hogere schakel in de distributie- of productieketen.173 De samenloop tussen de Wet Productaansprakelijkheid en artikel 1382 BW vormt geen probleem daar artikel 13 van de eerstgenoemde wet zowel de contractuele als de buitencontractuele aansprakelijkheids-mogelijkheden voor het slachtoffer onverlet laten.

IV. Conclusie

74. Daar de verkoper of de producent slechts zeer uitzonderlijk als bewaarder van de gebrekkige zaak zal kunnen gekwalificeerd worden bij een schadegeval speelt het aansprakelijkheidsvermoeden, ex artikel 1384, lid 1 BW, louter een marginale rol in deze context. In de overgrote meerderheid van de situaties zal de consument immers de gebrekkige zaak reeds onder zich hebben op het moment dat de schade zich voordoet.

75. De meeste buitencontractuele vorderingen naar gemeen recht worden dan ook gebaseerd op de artikelen 1382-83 BW. Deze aansprakelijkheidsregels bieden de rechter een zekere marge waarbinnen hij het gedrag van de verkoper/producent kan toetsen aan het gedrag dat mag verwacht worden van een redelijke voorzichtige persoon uit dezelfde beroepscategorie, gesteld in dezelfde concrete omstandigheden. De omvang van deze zorgvuldigheidsnorm heeft reeds veel pennentwist uitgelokt, in het bijzonder over de discussie of het op de markt brengen van een onveilig product automatisch een inbreuk oplevert. De specifieke omstandigheden van de voorliggende casus en de opvatting van de rechter zullen, in voorkomend geval, dan ook de doorslag geven.

76. Net zoals bij de vrijwaring voor verborgen gebreken zal de verkoper of de producent zich enkel kunnen exonereren indien hij het bewijs kan leveren van de onoverwinnelijke onwetendheid. De gelijkenis tussen de contractuele vordering uit het gemeen kooprecht en de zorgvuldigheidsnorm in hoofde van een professioneel is dan ook treffend.

77. Ten slotte is er nog een verrassende rol weggelegd voor de Wet Productveiligheid. Hoewel deze wet louter preventieve verplichtingen oplegt aan de producent inzake de veiligheid van zijn product en inzake de informatieverstrekking, kan deze wet een impact hebben op de vordering van de consument. In het geval waar de producent zijn verplichtingen niet naleeft, wordt deze inbreuk immers strafrechtelijk gesanctioneerd. Dit leidt ertoe dat de consument tevens een buitencontractuele vordering kan instellen tegen zijn contractspartij indien deze een contractuele wanprestatie heeft begaan. Het samenloopverbod wordt immers doorbroken wanneer de contractuele wanprestatie tevens een misdrijf uitmaakt. Uiteraard zal dezelfde schade niet tweemaal vergoed worden.

173 Zie infra randnummer 305 uit hoofdstuk III. Afdeling 5.1. Het regresrecht van de eindverkoper. H. COUSY, “De garantie voor verborgen gebreken en de productaansprakelijkheid”, in B. TILLEMAN en P.-A. FORIERS (eds.), De koop/La vente, Brugge, die Keure, 2002, 81.

Page 36: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

HET GEMEEN RECHT

30

V. Schematisch overzicht

Artikel 1382-83 BW Artikel 1384, lid 1 BW

Aard aansprakelijkheid Buitencontractueel Buitencontractueel

Zaak Lichamelijk of onlichamelijk

Roerend (of onroerend)

Lichamelijk

Roerend (of onroerend)

Aansprakelijkheidscriterium Inbreuk zorgvuldigheids-norm

Inbreuk specifieke gedragsnorm zoals Wet Productveiligheid

Abnormaal kenmerk van de zaak dat in bepaalde omstandigheden schade kan veroorzaken.

Bewijslast Fout, schade en causaal verband tussen beide

Gebrek, schade en causaal verband tussen beide

Verweermiddelen schadeveroorzaker/bewaarder

Overmacht: onoverwinnelijke onwetendheid

Toeval, overmacht of foutieve daad van derde of slachtoffer

Rechten van de schadelijder: schadevergoeding voor

Lichamelijke schade

Zakenschade

Morele schade

Lichamelijke schade

Zakenschade

Morele schade

Valkuil Bewijs van de fout Verkoper/producent is geen bewaarder

Page 37: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

31

Hoofdstuk II. De Wet Productaansprakelijkheid

I. Inleiding

78. Door de verscheidenheid aan schadevergoedingssystemen, die door elk van de lidstaten waren voorzien op het vlak van de buitencontractuele aansprakelijkheid, pleitte men voor een harmoniserende wetgeving die een effectieve schadevergoeding aan schadelijders zou garanderen. Daarnaast had een reeks van ophefmakende schadegevallen uit de Verenigde Staten de aandacht getrokken van de Europese juridische literatuur wat op beleids- en politiek niveau heeft geresulteerd in intens lobbywerk.174 Om situaties zoals gekend in de Verenigde Staten te voorkomen heeft de Europese wetgever de regels inzake productaansprakelijkheid geharmoniseerd zodat de beruchte schadeclaims geen ingang zouden vinden in Europa.

79. Naast het vermijden van concurrentievervalsing en de bescherming van het vrij verkeer van goederen, voert de Richtlijn tevens expliciet de bescherming van de consument aan als argument voor het ontstaan van deze regeling.175 De onderlinge verschillen tussen de aansprakelijkheidsregels van de lidstaten inzake productschade hebben immers een verschillend niveau van consumentenbescherming in de hand gewerkt. Dit vloeit voort uit de uiteenlopende ontwikkelingswijze van de verschillende nationale productaansprakelijkheids-regelingen. Landen zoals Duitsland en Nederland baseren zich op de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad, terwijl in België en in Frankrijk het leerstuk zich ontwikkelde vanuit de contractuele aansprakelijkheid van de professionele verkoper.176

80. De Richtlijn heeft, naast de onderlinge aanpassing van het niveau van consumenten-bescherming, ook een verbetering van de positie van de consument bewerkstelligd. De consumentenverenigingen, aanvankelijk bezorgd over het feit dat elke regelgeving vrijwel zeker aanleiding zou geven tot een beperking van de mogelijkheden om producenten aan te spreken, zien dan ook in dat de uiteindelijke balans in hun voordeel doorweegt.

81. Aan de kant van de ondernemingen was men er zich van bewust dat elke regelgeving aanleiding kan geven tot een verscherping van hun aansprakelijkheid. De hoofdreden waarom de producent zich alsnog achter de regelgeving heeft geschraagd is de voorkoming van concurrentievervalsing.177 De ondernemers hadden er immers baat bij dat het productaansprakelijkheidsrisico in Europa overal uniform zou zijn, waardoor elke onderneming aan dezelfde vereisten zou onderworpen worden. Zo wordt een onderneming, die een zo veilig mogelijk product op de markt wenst te brengen en hiervoor meer productiekosten dient te maken, niet achterop gesteld door een onderneming die het niet zo nauw neemt en het risico op schade op de koop toe neemt.

174 M. FAURE, “Productaansprakelijkheid in België en Europa: Quo vadis?” in E. DIRIX, W. PINTENS, P. SENAEVE en S. STIJNS (eds.), Liber Americorum Jacques Herbots, Deurne, Kluwer, 2002, 125-126. 175 Overweging 1 Richtlijn Productaansprakelijkheid. 176 M. FAURE en W. VANBUGGENHOUT, “Produktenaansprakelijkheid. De Europese richtlijn: harmonisatie en consumentenbescherming? (deel 1)”, RW 1987-1988, 5. 177 J. RINKES, “Over productaansprakelijkheid en de reisovereenkomst”, hoorcolleges inzake deze materie te consulteren op http://www.youtube.com/watch?v=OzcLQVJUm3E (geconsulteerd op 9 november 2012).

Page 38: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

32

82. Bovendien deed zich de afgelopen decennia de tendens voor dat de afstand tussen producent en consument steeds groter werd, wat de vorderingspositie van de consument in het gedrang bracht. Vaak gaat een product immers van de maker naar de importeur om vervolgens, via de groothandel en de detaillist, bij de uiteindelijke gebruiker terecht te komen.178 De regeling, waarin het Burgerlijk Wetboek voorzag, bood geen geschikt kader meer. Enerzijds bleek het begrip ‘bewaarder van de zaak’ uit artikel 1384, lid 1 BW niet het meest geschikte criterium om in een consumentenmaatschappij de herstelplichtige aan te duiden zoals hoger werd opgemerkt.179 Anderzijds is de consument erbij gebaat een specifieke regeling te zijner beschikking te hebben die zijn vordering uitvoerig regelt, in plaats van de algemene bepaling uit artikel 1382 BW.180

83. Ingevolge de harmonisatiedoelstellingen die de Richtlijn Productaansprakelijkheid mee geïnspireerd hebben, is de tekst van de Wet Productaansprakelijkheid vrijwel identiek aan deze van de richtlijn.

84. Hierna wordt achtereenvolgens ingegaan op de toepassingsvoorwaarden die moeten vervuld zijn opdat de consument recht zou hebben op een schadeloosstelling, de omvang van de vergoedbare schade, de bewijslast en de verweermiddelen van de producent.

II. De toepassingsvoorwaarden

85. Met de uitvaardiging van de richtlijn en zijn implementatie in de Wet Productaansprakelijkheid heeft men ervoor gekozen om het leerstuk inzake productaansprakelijkheid helder aan te pakken: de producent is thans aansprakelijk zodra zijn product gebrekkig is en schade heeft veroorzaakt. Deze aansprakelijkheid vindt zijn grondslag niet op een contractuele, maar op een buitencontractuele basis.181

86. Artikel 1 van de Wet Productaansprakelijkheid stipuleert dit basisbeginsel en somt een aantal toepassingsvoorwaarden op aan dewelke dient voldaan te zijn opdat de benadeelde de aansprakelijkheid van de producent succesvol kan inroepen.182

Het betreft de volgende voorwaarden: (1) het gaat om een product, (2) de aangesprokene is de producent, (3) het product is behept met een gebrek, (4) dat gebrek heeft schade veroorzaakt en (5) er bestaat een causaal verband tussen beide.

87. In wat volgt wordt een overzicht gegeven van deze kernbegrippen, daar het belangrijk is om te weten welke producten men beoogt, wie als producent kan beschouwd worden, wat men juist verstaat onder een gebrekkig product en welke schade vergoedbaar is.

178 R. DE CORTE, “Verbintenis uit onrechtmatige daad”, in X, Overzicht van het Burgerlijk Recht, Mechelen, Kluwer, 2008, 582. 179 Zie supra randnummers 64-65 uit hoofdstuk Ibis Afdeling II. De bewaarder van de gebrekkige zaak. 180 Zie supra randnummers 66-69 uit hoofdstuk Ibis Afdeling III. Inbreuk op de zorgvuligheidsnorm. R. DE CORTE, “Verbintenis uit onrechtmatige daad”, in X, Overzicht van het Burgerlijk Recht, Mechelen, Kluwer, 2008, 582. 181 Tenzij een garantiecertificaat door de consument wordt teruggezonden, maar dit blijkt in de praktijk beperkt van aard te zijn. D. VERHOEVEN, “Het redelijkerwijze voorzienbaar gebruik van een product en het later ontstaan van gebreken in de Wet Productaansprakelijkheid”, TBBR 2011, 388. 182 Zie ook artikel 1 Richtlijn Productaansprakelijkheid.

Page 39: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

33

2.1. De foutloze aansprakelijkheid

88. Het hoofdkenmerk van de uniforme regeling is de invoering van een objectieve aansprakelijkheid in hoofde van de producent (of van diegene die met hem gelijkgesteld wordt). Dit blijkt uit nalezing van de tweede overweging bij de richtlijn dat een aansprakelijkheid “buiten schuld” stipuleert. Door de risico’s die gepaard gaan met de moderne, technische productie van goederen, achtte men het immers niet langer verantwoord de bewijslast van de fout bij de consument te leggen. Eventuele fouten dienen dan ook niet meer bewezen te worden183, wat betekent dat de producent van een goed dat behept is met een gebrek, in de regel, alle hieruit voortvloeiende schade moet vergoeden, ongeacht nalatigheid.184

89. De consument dient evenwel, overeenkomstig het principe actori incumbit probatio, nog steeds het bewijs te leveren van het gebrekkige karakter van het product, alsmede van de schade en het causaal verband tussen beide.185

90. Interessant is dat, bij de uitwerking van deze aansprakelijkheidsregels, er geen onderscheid wordt gemaakt tussen de schadelijders: zowel de persoon die het product onder zich houdt als derden genieten de bescherming van de richtlijn.186

2.2. Het product

91. Onder het begrip ‘product’ verstaat men roerende goederen die industrieel vervaardigd zijn, ook nadat ze het bestanddeel zijn gaan uitmaken van een andere roerende of onroerende zaak.187

92. Men spreekt enkel over goederen waardoor diensten impliciet worden uitgesloten van het toepassingsgebied. Deze situatie dient echter onderscheiden te worden van de omstandigheid dat een gebrekkig product in het kader van een dienstverrichting wordt gebruikt. Zo werd een ziekenhuis aansprakelijk gehouden voor de schade die veroorzaakt werd door een gebrekkige infusievloeistof die ter plaatse bereid en gebruikt werd voor het spoelen van een donornier. De rechter oordeelde dat de situatie waarin het ging om het gebruik van een product in het kader van een dienstverrichting geenszins als uitsluitingsgrond kon ingeroepen worden.188 Het ging immers niet om de dienstverrichting an sich maar om de vloeistof die gebrekkig was en leidde tot de ongeschiktheid van de nier voor transplantatie.

183 Rb. Namen 14 november 1997, JLMB 1998, afl. 15, 644; D. VERHOEVEN, “Het redelijkerwijze voorzienbaar gebruik van een product en het later ontstaan van gebreken in de Wet Productaansprakelijkheid”, TBBR 2011, 388. 184 A.-M. VAN DEN BOSSCHE, “Objectieve aansprakelijkheid geldt ook voor medische sector”, Juristenkrant 2001, afl. 33, 8. 185 Artikel 870 Ger.W.; W. GELDHOF, “Distributienetbeheerder aansprakelijk voor schade door te hoge spanning”, Juristenkrant 2006, afl. 132, 1. 186 M. FAURE en W. VANBUGGENHOUT, “Produktenaansprakelijkheid. De Europese richtlijn: harmonisatie en consumentenbescherming? (deel 1)”, RW 1987-1988, 5. 187 Artikel 2 juncto overweging 3 Richtlijn en artikel 1 Wet Productaansprakelijkheid. 188 A.-M. VAN DEN BOSSCHE, “Objectieve aansprakelijkheid geldt ook voor medische sector”, Juristenkrant 2001, afl. 33, 8.

Page 40: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

34

93. De Wet Productaansprakelijkheid heeft verder gespecificeerd dat een product enkel een lichamelijk roerende zaak kan zijn, wat impliceert dat het goed zintuiglijk waarneembaar moet zijn.189 Meteen komt hier de problematiek van de software naar voren. Dit is een onlichamelijke roerende zaak wanneer ze niet gematerialiseerd is op een materiële drager waardoor ze in beginsel niet onder het materieel toepassingsgebied valt van de wet. Wanneer ze daarentegen bijvoorbeeld wordt gebruikt in automatische schuifdeuren en er een gebrek wordt vastgesteld, dan valt ze er wel onder.

De vraag is gerezen of energiebronnen zoals elektriciteit, water en gas als lichamelijke roerende zaken kunnen beschouwd worden. De opstellers van de richtlijn hebben ervoor gekozen om elektriciteit, hoewel het geen lichamelijke roerende zaak is, door een uitbreiding op te nemen onder het begrip product.190 Verder in deze verhandeling wordt ingegaan op de vraag wie als producent van gebrekkige elektriciteit kan worden beschouwd. Water en gas zijn, in tegenstelling tot elektriciteit, wel zintuiglijk waarneembaar waardoor een specifieke regeling hier overbodig werd bevonden.191

94. Opgemerkt dient te worden dat, bij de definiëring, een optie werd gelaten voor de lidstaten om al dan niet landbouwproducten onder de toepassing van de wet te laten vallen. Aanvankelijk viel deze materie buiten de toepassing van de wet maar met de wet van 4 december 2000 heeft men beslist de producten van landbouw, veefokkerij, jacht en visserij alsnog aan het toepassingsgebied toe te voegen.192

2.3. De vergoedingsplichtigen

95. De objectieve aansprakelijkheidsregeling duidt ‘de producent’ aan als vergoedings-plichtige. Om ervoor te zorgen dat slachtoffers van productongevallen steeds een solvabele partij zouden kunnen aanspreken, heeft de Europese wetgever voor een zeer ruime formulering gekozen.193

2.3.1. De werkelijke producent

96. In de eerste plaats rust de aansprakelijkheid voor productschade op de producent die het product beroepshalve en met een economisch doel heeft geproduceerd en het op de markt heeft gebracht.194 Artikel 3.1 van de Richtlijn Productaansprakelijkheid definieert de producent als:

“…de fabrikant van een eindprodukt, de producent van de grondstof of de fabrikant van een onderdeel.”

189 T. VANSWEEVELT, ‘Art. 2 W. 25 februari 1991’ in X, Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl., z.p. 190 Artikel 2 Richtlijn Productaansprakelijkheid. 191 Parl.St. Kamer 1990-91, nr. 1262/5, 6. 192 Wet van 12 december 2000 tot wijziging van de wet van 25 februari 1991 betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, BS 19 december 2000, 42.220. 193 B. WEYTS, “De Wet Productaansprakelijkheid: het voorzienbaar foutief gebruik van een product en de legitieme verwachtingen van {het grote publiek}”, RW 2004-05, afl. 1, 23. 194 Dit vloeit voort uit artikel 8, c Wet Productaansprakelijkheid.

Page 41: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

35

Deze bepaling, die betrekking heeft op alle deelnemers aan het productieproces, wordt letterlijk overgenomen bij implementatie in de Wet Productaansprakelijkheid.195 Uit deze definitie volgt dat zowel een fabrikant van een zadelstang als deze van de fiets in zijn geheel gekwalificeerd kunnen worden als producent in de zin van de Wet Productaansprakelijkheid en aldus aansprakelijk kunnen gesteld worden.196 De producent die frisdrank fabriceert zal evenmin aan zijn aansprakelijkheid ontkomen omwille van het louter gegeven dat hij niet instaat voor de uiteindelijke verpakking van de frisdrank in flesjes.197 Als eindproducent levert hij de frisdrank immers aan de consument die het kan gebruiken of verbruiken zonder dat de frisdrank nog enige wijziging dient te ondergaan.

97. Bij samenloop van verschillende personen die als werkelijke producent kunnen gekwalificeerd worden, ontstaat er tussen hen een hoofdelijke aansprakelijkheid. Zo oordeelde de rechter in de eerste zaak dat het gebrek aan de zadelstang de fiets in zijn geheel eveneens gebrekkig maakte, waarna hij beiden in solidum veroordeelde tot betaling van een schadevergoeding.

2.3.2. De schijnbare producent

98. Artikel 3 Wet Productaansprakelijkheid breidt de aansprakelijkheid uit tot diegene die zich als fabrikant of producent aandient door zijn naam, zijn merk of een ander herkenningsteken op het produkt aan te brengen. Met deze gelijkstelling beoogt men de professionele verkoper, die zich vanuit het oogpunt van het publiek als producent presenteert, door zijn nauwe relatie met het aangeboden product.198

99. Het louter vermelden van een merknaam op een product, indien de naam van de werkelijke producent eveneens op de verpakking staat, exonereert echter de verkoper van zijn aansprakelijkheid.199 Zo kan een benadeelde de bottelarij rechtstreeks aanspreken wanneer deze eindproducent is van een fles frisdrank en zijn merknaam op de fles wordt aangebracht.200

100. De aansprakelijkheid van de schijnbare producent sluit evenwel de aansprakelijkheid van de werkelijke producent niet uit: eens de consument achterhaald heeft wie de werkelijke producent is, kan hij nog steeds een vordering tegen deze laatste instellen.201 Andere auteurs, zoals VAN DE GEHUCHTE202, menen echter dat de aansprakelijkheid van de ‘pseudo-producent’ wel degelijk verhindert dat de werkelijke producent aansprakelijk zou kunnen 195 Artikel 3 Wet Productaansprakelijkheid. 196 Luik 7 november 2005, TBBR 2006, afl. 10, 620, noot E. MONTERO 197 Rb. Namen 21 november 1996, JLMB 1997, 104; I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, in B. TILLEMAN en E. TERRYN (eds.), Beginselen van Belgische Privaatrecht, XIII, Handels- en economisch recht, deel 1, Ondernemingsrecht, Volume B, Mechelen, Kluwer, 2011, 10 (hierna: I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”). 198 M. FAURE en W. VANBUGGENHOUT, “Produktenaansprakelijkheid. De Europese richtlijn: harmonisatie en consumentenbescherming? (deel 1)”, RW 1987-1988, 7. 199 M. FAURE en W. VANBUGGENHOUT, “Produktenaansprakelijkheid. De Europese richtlijn: harmonisatie en consumentenbescherming? (deel 1)”, RW 1987-1988, 8. 200 Antwerpen 10 januari 2000, AJT 2000-01, 471. 201 I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 12; D. WUYTS, “Productaansprakelijkheid: een Richtlijn voor (n)iets?”, TBBR 2008, afl. 1, 21. 202 D. VAN DE GEHUCHTE, Productaansprakelijkheid in België, Efficiënt ondernemen nr. 5, Gent, Mys & Breesch, 2000, 42.

Page 42: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

36

gesteld worden. Hij steunt zich hierbij op de memorie van toelichting203 bij de Wet Productaansprakelijkheid waaruit blijkt dat het de doelstelling van de wetgever zou geweest zijn in een uitsluiting van aansprakelijkheid van de schijnbare producent te voorzien eens de aansprakelijkheidsvoorwaarden ten aanzien van de werkelijke producent vervuld zijn.

101. Gelet op de beoogde doelstelling van de aanduiding van ‘de producent’ als vergoedingsplichtige, sluit mijns inziens de aansprakelijkheid van de ene deze van de andere geenszins uit. De vorderingspositie van de consument wordt zo optimaal bevorderd en bovendien staat het de aangesprokenen nog steeds vrij om onderling verhaal uit te oefenen op elkaar.

2.3.3. De invoerder

102. Een tweede groep die gelijkgesteld wordt met de producent zijn de invoerders van een product. Zij worden door artikel 4, §1 Wet Productaansprakelijkheid gedefinieerd als eenieder die, (1) in het kader van zijn economische werkzaamheden, een product (2) in de Europese Gemeenschap invoert (3) met het oogmerk dit te verkopen of het gebruik ervan aan derden over te dragen.

103. De invoer van het product moet vooreerst gebeuren in het kader van de economische werkzaamheden van de invoerder. Dit betekent dat de persoon, die een ingevoerd product als geschenk heeft verkregen, zich niet op deze wet kan beroepen om de invoerder aan te spreken, eens een gebrek zich manifesteert.204 Ten tweede stipuleert de wet dat het product dient aangeleverd te zijn van buiten de Europese Unie en bestemd is voor een lidstaat van de Unie, wat de invoer tussen de lidstaten onderling buiten de toepassing van de wet laat.205 Het doel is immers te vermijden dat de consument een procedure moet voeren tegen de producent die zich buiten de Europese Unie bevindt.206 Ten derde beoogt de wet enkel de invoer van een product te regelen dat bestemd is voor het gebruik van een derde. Indien men een product voor zich houdt, kan die persoon niet gekwalificeerd worden als een invoerder in de zin van de wet en aldus niet aangesproken worden.

104. De consument kan hier zowel de invoerder als de werkelijke producent aanspreken voor zover dezelfde schade hierdoor niet tweemaal vergoed wordt. Een nuancering dient hierbij wel gemaakt te worden voor de mogelijke situatie waarbij de producent zich in een land bevindt buiten de Europese Unie. In dat geval zal de consument zich t.a.v. de invoerder kunnen beroepen op de wet, doch wat de vordering tegen de producent betreft zal hij zich niet rechtstreeks op de richtlijn kunnen steunen.207

203 Memorie van Toelichting, Parl. St. Kamer, 1989-90, nr. 1262-I, 9. 204 D. VAN DE GEHUCHTE, Productaansprakelijkheid in België, Efficiënt ondernemen nr. 5, Gent, Mys & Breesch, 2000, 42. 205 Zo kan de invoerder van een product uit Spanje naar België niet met de producent gelijkgesteld worden. 206 H. BOCKEN, “Buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige producten” in H. BOCKEN et al. (eds.), Bijzondere overeenkomsten 2007-2008, XXXIVe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2008, 373; D. D. VAN DE GEHUCHTE, Productaansprakelijkheid in België, Efficiënt ondernemen nr. 5, Gent, Mys & Breesch, 2000, 43. 207 I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 13; D. WUYTS, “Productaansprakelijkheid: een Richtlijn voor (n)iets?”, TBBR 2008, afl. 1, 21; D. VAN DE GEHUCHTE, Productaansprakelijkheid in België, Efficiënt ondernemen nr. 5, Gent, Mys & Breesch, 2000, 43.

Page 43: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

37

2.3.4. De leverancier en uiteindelijke verkoper

105. Leveranciers en loutere verkopers zijn doorgaans niet aansprakelijk, tenzij zij ook producent van het product zouden zijn of indien niet kan worden vastgesteld wie de producent is van een product dat in de Europese Unie werd vervaardigd.208 Dit laatste is het geval bij zogenaamde anonieme producten: dit zijn producten waarop geen naam of merk van de producent vermeld staat, zoals meubilair, bloemen, fruit, groenten, benzine, gas,…209 Indien het product echter geïmporteerd is van buiten de Europese Unie, dient de leverancier de identiteit van de invoerder vrij te geven, ook al heeft de consument kennis van de naam van de producent van het product.210

106. In beide gevallen kan de leverancier zich van zijn aansprakelijkheid ontdoen door, binnen een redelijke termijn, de consument in kennis te stellen van de gegevens van de producent, de invoerder of van zijn eigen leverancier.211 Het aanvangspunt van deze redelijke termijn is de kennisgeving van de schadelijder aan de leverancier van een eventuele dagvaarding.212

Het Hof van Justitie heeft met zijn arrest van 2 december 2009 deze mogelijkheid tot exoneratie verder geconcretiseerd: de leverancier mag niet passief blijven door louter te ontkennen producent (of invoerder) te zijn; hij dient, op eigen initiatief en met voortvarendheid, de identiteit van de producent of van zijn leverancier mede te delen.213 Het Hof laat het aan de nationale rechter over wat dit actief optreden van de leverancier precies impliceert, mits rekening te houden met bijzondere omstandigheden. In de voorliggende zaak wist de leverancier noodzakelijkerwijze wie de producent was, gezien het om de levering van zijn eigen moederonderneming ging.

108. De keuze om de producent, in zijn ruimste betekenis, aansprakelijk te stellen vormt een opvallend onderscheid met het Belgisch gemeen kooprecht dat ten tijde van de implementatie gold. De aansprakelijkheid voor gebrekkige producten ontwikkelde zich immers voornamelijk op basis van een uitbreiding van de contractuele aansprakelijkheid voor verborgen gebreken. In de richtlijn stapt men evenwel af van dit principe en viseert men niet langer de professionele tussenhandel maar enkel de producent en de invoerder.214

208 Luik 7 november 2005, TBBR 2006, afl. 10, 620, noot E. MONTERO; M. FAURE en W. VANBUGGENHOUT, “Produktenaansprakelijkheid. De Europese richtlijn: harmonisatie en consumentenbescherming? (deel 1)”, RW 1987-1988, 8. 209 I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 13; T. VANSWEEVELT, ‘Art. 4 W. 25 februari 1991’, in X, Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl., 4. 210 I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 13. 211 R. STEENNOT, “Hof van Justitie preciseert vervaltermijnen voor productaansprakelijkheid”, Juristenkrant 2010, afl. 206, 16. 212 D. WUYTS, ‘Productaansprakelijkheid: een Richtlijn voor (n)iets?’, TBBR 2008, afl. 1, 23. 213 HvJ C-385/08, Aventis Pasteur t. OB., Jur. 2009, I ; R. STEENNOT, “Hof van Justitie preciseert vervaltermijnen voor productaansprakelijkheid”, Juristenkrant 2010, afl. 206, 16. 214 M. FAURE en W. VANBUGGENHOUT, “Produktenaansprakelijkheid. De Europese richtlijn: harmonisatie en consumentenbescherming? (deel 1)”, RW 1987-1988, 8.

Page 44: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

38

109. Wat de samenloop tussen de leverancier en de producent of invoerder betreft, rust er aldus op de leverancier slechts een subsidiaire aansprakelijkheid. De rechter zal rekening houden met de inspanningen die de leverancier geleverd heeft.215 De rechtbank van koophandel te Ieper oordeelde dat de leverancier daarnaast evenmin aansprakelijk kan gesteld worden wanneer de schadelijder op relatief eenvoudige wijze de identiteit van de producent of invoerder kon achterhalen, aangezien van hem mag verwacht worden dat hij redelijkerwijs handelt om zelf kennis te krijgen van de nodige gegevens.216 Mijns inziens kan deze uitspraak niet zomaar naar analogie toegepast worden op consumenten die duidelijk minder inzicht hebben in het handelsverkeer dan een handelaar. Desalniettemin zijn er ook burgerlijke rechtbanken217 die de leverancier niet als producent kwalificeren indien de werkelijke producent gemakkelijk kan worden geïdentificeerd door de consument. Mijns inziens wou men rechtsmisbruik vermijden in hoofde van de consument wat terecht kan zijn in voorkomend geval. Doch ben ik ervan overtuigd dat de slechts subsidiaire aansprakelijkheid van de leverancier niet zo eng geïnterpreteerd mag worden dat daarvoor de vorderingspositie van de consument zou ondermijnd worden. De grens kan dan ook maar bij rechtsmisbruik getrokken worden.

2.3.5. De elektriciteitsdistributeur is producent

110. Doordat energie opwekken, zeker voor de consument als leek, een zeer complexe gang van zaken kent alvorens de afnemer gebruik kan maken van de elektriciteit, is het niet steeds duidelijk tot wie de consument zich dient te richten. In een notendop kent dit proces een volgend verloop218: elektriciteit die opgewekt is in productiecentrales wordt geleverd aan transmissienetbeheerders zoals Elia en Electrabel. De elektriciteit heeft op dat moment nog een veel te hoge spanning. Het zijn dan de netbeheerders die instaan voor de omzetting van deze spanning naar een voor de consument bruikbare spanning, zijnde 380 of 220 volt.

111. Nu, indien er zich stroompannes voordoen, waarbij elektriciteit met een te hoge spanning ontvangen wordt door elektrische apparaten, kan er grote schade ontstaan. Door elektriciteit te leveren met een hogere spanning dan de gebruikelijke 220 volt kunnen de huishoudelijke apparaten immers schade toebrengen niet alleen aan andere zaken maar ook aan de consument zelf of aan derden. Uiteraard zal ook het toestel zelf schade ondervinden door de stroomopstoot.219

112. Om deze problematiek een wetgevend kader te bieden heeft de Wet Product-aansprakelijkheid voorzien in een uitbreiding waardoor elektriciteit ook als een product kan beschouwd worden. De rechtsvraag wie dan als producent kan worden gekwalificeerd wordt besproken aan de hand van het princieparrest van het Hof van Cassatie van 6 april 2006.220

215 I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 14. 216 Kh. Ieper 24 juni 2002, RW 2005-06, 1229; I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 14. 217 Rb. Namen 14 november 1997, JLMB 1998, afl. 15, 644. 218 I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 10; W. GELDHOF, “Distributienetbeheerder aansprakelijk voor schade door te hoge spanning”, Juristenkrant 2006, afl. 132, 1. 219 Voor schade aan het gebrekkige product zelf zal de consument zich evenwel dienen te beroepen op de Wet Consumentenkoop. 220 Cass. 6 april 2006, NJW 2007, 640, noot I. BOONE; RW 2009-2010, 190.

Page 45: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

39

Het Hof van Cassatie oordeelde dat de distributienetbeheerder, in casu IMEWO, als fabrikant van een eindproduct, een producent is in de zin van Wet Productaansprakelijkheid. Het verweer dat hij een kenmerkende bewerking van het productieproces, met name de omzetting van elektriciteit naar een lagere spanning niet heeft kunnen uitvoeren door een gebrekkige installatie, waardoor schade aan elektrische toestellen is ontstaan, is hierbij irrelevant.221

113. Daarbij aansluitend kan nu ook de transmissienetbeheerder aansprakelijk gehouden worden als producent in de zin van de Wet Productaansprakelijkheid wanneer, door zijn fout, stroompannes in het distributienet veroorzaakt worden.222

2.4. Het gebrekkige product

2.4.1. Het legitimiteitscriterium

114. De Wet Productaansprakelijkheid introduceert een geheel nieuw gebreksbegrip in ons Belgisch kooprecht. De maatstaf is niet langer de ongeschiktheid van het product voor het gebruik, doch het gebrek aan veiligheid, veiligheid, die het grote publiek mag verwachten.223 Een gebrekkig product is aldus een ‘onveilig’ product.224 CORNELIS225 geeft de voorkeur aan de aansprakelijkheid voor ‘gevaarlijke’ producten omwille van het gegeven dat hij weinig of geen gelijkenissen ziet met ‘de gebrekkige zaak’ uit artikel 1384, lid 1 BW en ‘het verborgen gebrek’ uit het gemeen kooprecht. Het staat vast dat er gekozen is voor een veiligheidscriterium als toetssteen maar gelet op het feit dat de notie ‘gevaarlijk’ te onprecies en onduidelijk is, verdient het m.i. niet de voorkeur om van gevaarlijke i.p.v. gebrekkige producten te spreken.226

115. Een product is gebrekkig wanneer het niet de veiligheid biedt die men gerechtigd is te verwachten, alle omstandigheden in acht genomen.227 Het artikel somt onder meer volgende omstandigheden op: de presentatie van het product, het normaal of redelijkerwijs voorzienbaar gebruik van het product en het tijdstip waarop het product in het verkeer is gebracht.228 Deze opsomming is louter exemplatief en enuatief.229 De enkele omstandigheid dat nadien een beter product in het verkeer is gebracht, volstaat niet om het vorige product als gebrekkig te beschouwen.230

221 I. BOONE, “Productaansprakelijkheid en ontwikkelingsrisicoverweer” (noot onder Cass. 6 april 2006), NJW 2007, 462; I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 13; W. GELDHOF, “Distributienetbeheerder aansprakelijk voor schade door te hoge spanning”, Juristenkrant 2006, afl. 132, 5; 222 W. GELDHOF, “Distributienetbeheerder aansprakelijk voor schade door te hoge spanning”, Juristenkrant 2006, afl. 132, 5. 223 Overweging 6 Richtlijn Productaansprakelijkheid. 224 I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 5. 225 L. CORNELIS, “Aansprakelijkheid voor gevaarlijke producten”, RW 1987-88, 1139-1144. 226 Zie in dezelfde zin: D. VERHOEVEN, “Het redelijkerwijze voorzienbaar gebruik van een product en het later ontstaan van gebreken in de Wet Productaansprakelijkheid”, TBBR 2011, 389. 227 Artikel 5 Wet Productaansprakelijkheid; artikel 6 Richtlijn Productaansprakelijkheid. 228 Artikel 5, a) – c) Wet Productaansprakelijkheid. 229 T. VANSWEEVELT, ‘Art. 5 W. 25 februari 1991’ in X, Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl., z.p.; I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 5. 230 L. CORNELIS, “Aansprakelijkheid voor gevaarlijke producten”, RW 1987-88, afl. 34, 1144.

Page 46: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

40

116. Deze nieuwe maatstaf vraagt nadere toelichting inzake de concrete invulling van de termen men en gerechtigd.

117. Het gebruik van de term men verwijst naar de veiligheidsverwachtingen van het grote publiek.231 De rechter dient, bij de beoordeling van het gebrekkige karakter van het product, geenszins de persoonlijke veiligheidsverwachtingen van de schadelijder na te gaan.232 Hij dient louter het objectief criterium van de goede huisvader in acht te nemen: wat mocht een normaal zorgvuldig persoon, geplaatst in dezelfde omstandigheden, aan veiligheid van het product verwachten.233 Elektriciteit die met een spanning van 380 volt binnenkomt in plaats van de gebruikelijke 220 volt is volgens het hof van beroep te Gent dan ook een gebrekkig product. Men levert immers niet de stroom die aan de geldende normen beantwoordt en aldus niet voldoet aan de verwachtingen van de gebruiker.234

118. Bovenstaande geldt slechts voor zover het product niet specifiek tot een bepaalde groep gericht is.235 Zo is een tandbeugel gebrekkig indien het niet de veiligheid biedt die jonge kinderen mogen verwachten, aangezien deze doelgroep nog niet bij machte is de gevaren van het gebruik in te schatten.236

119. Voorts gaat het enkel over de veiligheid die het grote publiek of de doelgroep gerechtigd is te verwachten. Een dergelijke omschrijving van het vereiste gebrek verplicht de rechter om in ieder concreet geval de legitieme veiligheidsverwachtingen na te gaan, d.i. het veiligheidsniveau waaraan het betrokken product behoorde te voldoen.237 Dit impliceert enerzijds dat van de producent geen absolute veiligheid kan worden verwacht; anderzijds kan de rechter de legitieme veiligheidsverwachtingen op een hoger niveau plaatsen waardoor hij niet gebonden is door veiligheidsnormen, vooropgesteld door overheid of producent.238

2.4.2. De presentatie van het product

120. In de eerste plaats kunnen de legitieme veiligheidsverwachtingen van het grote publiek beïnvloed worden door de presentatie van het product.

231 Overweging 6 Richtlijn Productaansprakelijkheid. 232 B. WEYTS, “De Wet Productaansprakelijkheid: het voorzienbaar foutief gebruik van een product en de legitieme verwachtingen van {het grote publiek}”, RW 2004-05, afl. 1, 24. 233 T. VANSWEEVELT, “Art. 5 wet 25 februari 1991” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl., deel 2, z.p. 234 Gent 24 mei 2002, NJW 2002, 393; RW 2003-04, 1271. In dezelfde zin: Rb Brugge 30 oktober 2000, RW 2000-01, 1182. 235 D. VERHOEVEN, “Het redelijkerwijze voorzienbaar gebruik van een product en het later ontstaan van gebreken in de Wet Productaansprakelijkheid”, TBBR 2011, 390. 236 Cass. 26 september 2003, RW 2004-05, afl. 1, 22. 237 T. VANSWEEVELT, “Art. 5 wet 25 februari 1991” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl., deel 2, z.p.; B. WEYTS, “De Wet Productaansprakelijkheid: het voorzienbaar foutief gebruik van een product en de legitieme verwachtingen van {het grote publiek}”, RW 2004-05, afl. 1, 24. 238 T. VANSWEEVELT, “Art. 5 wet 25 februari 1991” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl., deel 2, z.p.; D. VERHOEVEN, “Het redelijkerwijze voorzienbaar gebruik van een product en het later ontstaan van gebreken in de Wet Productaansprakelijkheid”, TBBR 2011, 390.

Page 47: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

41

Dit omvat onder meer: de vorm, de verpakking, de gebruiksaanwijzing, de bijsluiter, de reclame, waarschuwingen of instructies en uitdrukkelijk gewaarborgde eigenschappen.239 Wat dit laatste criterium betreft zal een voertuig gebrekkig zijn indien de reclame aangeeft dat het voertuig zonder moeite door een heuvelachtig landschap kan rijden, terwijl na aankoop blijkt dat de wagen niet over de eerste heuvel geraakt.240 De wijze waarop een product in het verkeer wordt gebracht en aan het publiek wordt voorgesteld heeft aldus een rechtstreekse impact op de legitieme veiligheidsverwachtingen van het grote publiek.241 Hoe meer informatie men meedeelt over de mogelijke risico’s of gebruikseigenschappen, hoe kleiner de verwachtingen zijn.

121. Dit neemt evenwel niet weg dat, ondanks duidelijke waarschuwingen in een handleiding, de rechter van oordeel kan zijn dat de gegeven informatie het onveilige karakter van het product niet wegneemt omdat de legitieme veiligheidsverwachtingen van het grote publiek alsnog hoger liggen. Zo oordeelde het hof van beroep te Antwerpen dat wanneer een driejarig jongetje zijn hand in het radiatorrooster van een Renault Espace kan steken, de waarschuwingen in de handleiding niet afdoende zijn opdat het voertuig veilig zou zijn. Het grote publiek mag immers verwachten dat het onmogelijk is om voorwerpen in te brengen in een radiatorrooster.242

122. Daarnaast kunnen zowel de ontstentenis aan informatie als de onjuistheid of de onvolledigheid een product gebrekkig maken.243 Zo oordeelde de rechtbank van Brussel244 dat een geneesmiddel tegen bronchitis gebrekkig was doordat de bijsluiter slechts onvolledige informatie verschafte aan de consument. In casu leidde het gebruik van het medicament tot een onomkeerbare doofheid bij een kind, terwijl de bijsluiter enkel omkeerbare gehoorstoornissen vermeldde. Aan de hand van het compendium, dat niet kan geraadpleegd worden door de consument, kwam duidelijk tot uiting dat de producent op de hoogte was van het feit dat een onomkeerbare doofheid mogelijk was. In dit document stond immers dat het gebruik van het geneesmiddel in de meeste gevallen omkeerbare gehoorstoornissen tot gevolg kan hebben.

123. WEYTS245 duidt hieromtrent overigens op de frêle grens tussen de beoogde objectieve aansprakelijkheid en de toepassing van de algemene zorgvuldigheidsnorm op de producent. De rechter dient immers het gedrag van de producent, inzake de presentatie van het product, te toetsen aan dat van een normaal zorgvuldig producent geplaatst in dezelfde omstandigheden. 239 MvT, Parl.St. Kamer, 1989-90, nr. 126/1, 12 of 1262/1; T. VANSWEEVELT, “Art. 5 wet 25 februari 1991” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl., deel 2, z.p. 240 Voorbeeld aangehaald in het televisieprogramma Top Gear waar een BMW X6 achteruit bolde op een heuvel. 241 I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 5-6. 242Antwerpen 28 oktober 2009, TBBR 2011, 386; D. VERHOEVEN, “Het redelijkerwijze voorzienbaar gebruik van een product en het later ontstaan van gebreken in de Wet Productaansprakelijkheid”, TBBR 2011, 388. 243 T. VANSWEEVELT, “Art. 5 wet 25 februari 1991” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl., deel 2, z.p. 244 Rb. Brussel 10 februari 2005, JLMB 2006, afl. 27, 1193; R. STEENNOT, “Bescherming van de consument tegen gevaarlijke en gebrekkige producten”, TPR 2009, afl. 1, 511. 245 B. WEYTS, “De Wet Productaansprakelijkheid: het voorzienbaar foutief gebruik van een product en de legitieme verwachtingen van {het grote publiek}”, RW 2004-05, afl. 1, 24.

Page 48: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

42

2.4.3. Het normaal of redelijkerwijs voorzienbaar gebruik van het product.

124. Een product kan daarnaast ook gebrekkig zijn wanneer een normale of redelijkerwijze voorzienbare gebruik van een product aanleiding geeft tot schade en het aldus niet de veiligheid biedt die de consument ervan mag verwachten.

125. Bij de beoordeling of een product de veiligheid biedt die men gerechtigd is te verwachten houdt de rechter, naast het normale gebruik van het product, ook rekening met het redelijkerwijze voorzienbare gebruik dat de consument van het product zal maken.246 De consument kan het product immers ook aanwenden voor andere doeleinden dan de producent voor ogen had.247 Dit getuigt van een consumentvriendelijke houding, gezien de producent ook rekening dient te houden met het mogelijk verkeerde gebruik van zijn product door de consument.248 Zo oordeelde de rechtbank van Namen249 dat het voorzienbaar is voor de producent van frisdrank dat de consument het flesje een tijd met zich kan meedragen en dat het zo wordt blootgesteld aan verschillende temperaturen. Wanneer de fles na uren in de zon gestaan te hebben begint te gisten en ontploft, op het ogenblik dat de gebruiker de fles wou openen en hierdoor schade lijdt, dient de producent deze schade te vergoeden.

126. Bovendien dient de rechter, bij zijn beoordeling of de consument het product overeenkomstig zijn bestemming heeft gebruikt, na te gaan of hij al dan niet lid was van een bepaalde doelgroep. Bij het dragen van een buitenbeugel is duidelijk dat dit product gericht is op jonge kinderen, waardoor de maatstaf hier het voorzienbare foutieve gebruik van een kind is en niet van het grote publiek.250 Ook speelgoedfabrikanten moeten rekening houden met het verkeerde gebruik dat kinderen kunnen maken door speelgoed in hun mond te steken, waardoor men het gebruik van giftige verf bij de bewerking dient te weren uit het productieproces.251 In casu werd de producent tweemaal aansprakelijk gehouden wegens een gebrek in zijn product.

127. De foutmarge die aan de consument wordt toegekend kent evenwel zijn grenzen; ze is beperkt tot het redelijkerwijze voorzienbare verkeerd of onzorgvuldige gebruik van een product. De producent kan niet aansprakelijk gesteld worden voor schade die veroorzaakt wordt door een gebruik dat hij niet kon voorzien.252 Indien een consument aldus op een manifest verkeerde wijze het product aanwendt, is er sprake van onredelijk misbruik, 246 Antwerpen 6 april 2011, NJW 2011, afl. 250, 657; R. STEENNOT, “Productaansprakelijkheid”, NJW 2011, afl. 250, 660. 247 T. VANSWEEVELT, “Art. 5 wet 25 februari 1991” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl., deel 2, z.p. 248 I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 7; D. VERHOEVEN, “Het redelijkerwijze voorzienbaar gebruik van een product en het later ontstaan van gebreken in de Wet Productaansprakelijkheid”, TBBR 2011, 391. 249 Rb. Namen 21 november 1996, JLMB 1997, 104. 250 I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 7; B. WEYTS, “De Wet Productaansprakelijkheid: het voorzienbaar foutief gebruik van een product en de legitieme verwachtingen van {het grote publiek}”, RW 2004-05, afl. 1, 25. 251 In dezelfde zin: HvJ C-9/04, Geharo BV, ww.eur-lex.europas.eu, Rec. 2005, afl. 10, I, 8525, concl. P. LEGER; B. WEYTS, “De Wet Productaansprakelijkheid: het voorzienbaar foutief gebruik van een product en de legitieme verwachtingen van {het grote publiek}”, RW 2004-05, afl. 1, 25. 252 Cass. 26 september 2003, NJW 2004, 272, noot I. BOONE; D. WUYTS, ‘Productaansprakelijkheid: een Richtlijn voor (n)iets?’, TBBR 2008, afl. 1, 14.

Page 49: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

43

waarvoor de producent niet kan instaan.253 Het onderscheid tussen redelijk misbruik, dat door de producent voorzienbaar dient te zijn en het onredelijk misbruik is vaak niet duidelijk en behoort tot de soevereine beoordelingsmarge van de rechter.

128. Volgens meer klassieke auteurs dient de rechter na te gaan wat maatschappelijk aanvaard is.254 Dit criterium is echter niet eenvoudig te hanteren; voor de ene persoon is roken of te snel rijden maatschappelijk aanvaard, voor een andere dan weer niet.255 Zo kan hier de zaak Thibault versus Sears, Roebuck & Co256 aangehaald worden waar een man zijn voet ernstig had bezeerd door zijn grasmaaier. In het instructieboekje werd duidelijk aangegeven dat het gras op hellingen in de lengte diende te worden gemaaid en niet op en neer. Wanneer Thibault dit wel deed, achterover viel op de helling, zwaar ten val kwam en dan nog eens het ‘cutterblade’ op zijn voet kreeg, diende de rechter de maatschappelijke opinie na te gaan over hoe men het gras af diende te rijden. Hij kwam tot de conclusie dat het voor bepaalde zaken, zoals deze, moeilijk is te achterhalen wat de maatschappij aanvaardbaar gedrag vindt.

129. In navolging van andere auteurs257 hanteert de rechter mijns inziens beter de verbintenis-rechtelijke begrippen ‘zware fout’ en ‘opzet’ om uit te maken of er sprake is van onredelijk misbruik. Wanneer de consument de meest elementaire voorzichtigheidsregels miskent bij het gebruik van het product, zal hij zelf dienen in te staan voor zijn schade.258 Een bakker die deegresten wil verwijderen uit een draaiende meng- en snijmachine door op een ladder te gaan staan en zijn hand in de trechter te brengen, begaat dan ook een fout die zo zwaarwichtig is dat de producent die redelijkerwijze niet kon voorzien.259

130. Ook in dit beoordelingselement komt de verplichting voor de producent tot uiting om zich als een normaal zorgvuldig producent te gedragen, wat niet overeenstemt met de vooropgestelde objectieve aansprakelijkheidsgrond.260 Hij moet immers alle maatregelen nemen om het product af te stemmen op een mogelijk voorzienbaar gebruik van het product.

253 Antwerpen 6 april 2011, NJW 2011, afl. 250, 658; R. STEENNOT, “Productaansprakelijkheid”, NJW 2011, afl. 250, 660. 254 M. FAURE en W. VANBUGGENHOUT, “Produktenaansprakelijkheid. De Europese richtlijn: harmonisatie en consumentenbescherming? (deel 1)”, RW 1987-1988, 11. 255 T. VANSWEEVELT, “Art. 5 wet 25 februari 1991” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl., deel 2, z.p.; D. VERHOEVEN, “Het redelijkerwijze voorzienbaar gebruik van een product en het later ontstaan van gebreken in de Wet Productaansprakelijkheid”, TBBR 2011, 391. 256 U.S. Supreme Court 1964, Thibault v. Sears, Roebuck & Co, http://supreme.justia.com/cases/federal/us/ 376/225/case.html (geconsulteerd op 23 november 2012). 257 R. STEENNOT, “Productaansprakelijkheid”, NJW 2011, 660; D. VERHOEVEN, “Het redelijkerwijze voorzienbaar gebruik van een product en het later ontstaan van gebreken in de Wet Productaansprakelijkheid”, TBBR 2011, 391-392. 258 T. VANSWEEVELT, “Art. 5 wet 25 februari 1991” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl., deel 2, z.p. 259 Rb. Namen 14 november 1997, JLMB 1998, 644. 260 B. WEYTS, “De Wet Productaansprakelijkheid: het voorzienbaar foutief gebruik van een product en de legitieme verwachtingen van {het grote publiek}”, RW 2004-05, afl. 1, 24.

Page 50: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

44

2.4.4. Het tijdstip waarop het product in het verkeer is gebracht

131. Als derde beoordelingscriterium met betrekking tot de veiligheid van het product, dient de rechter de verwachtingen van het grote publiek na te gaan op het ogenblik waarop het product in het verkeer wordt gebracht. Het feit dat, op het ogenblik van het schadegeval reeds betere systemen waren uitgewerkt ten gevolge van innovaties op wetenschappelijk of technisch gebied, maakt het product niet gebrekkig. Zo is een voertuig dat betrokken is bij een auto-ongeval niet gebrekkig louter omdat het niet uitgerust is met het ABS-remsysteem.261 Een product is immers niet gebrekkig louter omwille van het feit dat later een beter product in het verkeer wordt gebracht.262 Ook de uitvaardiging door de overheid van strengere veiligheidsnormen maakt het product niet gebrekkig.263

132. Daarnaast kan de consument zich niet beroepen op de wet om de producent aansprakelijk te stellen voor schade veroorzaakt door een product dat door normale slijtage onveilig is geworden.264 Hoe ouder het product, hoe kleiner de legitieme veiligheidsverwachtingen van het grote publiek immers mogen zijn.265

2.4.5. Andere omstandigheden

133. De rechter dient rekening te houden met alle omstandigheden van de zaak. Zoals hoger reeds aangehaald is de opsomming in de wet slechts exemplatief en dus geenszins beperkend, waardoor nog andere omstandigheden dan deze die hierboven zijn aangehaald in aanmerking kunnen komen.266 BOONE haalt daarbij volgende elementen nog aan: de aard en de prijs van het product, de ernst van het gevaar en de vraag of een veiliger product mogelijk was.267

III. De rechten van het slachtoffer

134. De richtlijn beoogt geen volledige schadeloosstelling: niet iedere schade die door een gebrekkig product wordt veroorzaakt komt voor vergoeding in aanmerking.268 De aansprakelijkheidsregels bieden slechts bescherming tegen welbepaalde soorten schade. Om juridische onzekerheid te vermijden heeft de Belgische wetgever ervoor gekozen om het begrip schade aan personen ten opzichte van schade aan goederen te stellen.269 Het is aan de rechter om zelf na te gaan tot welke categorie de schade in casu behoort: schade aan personen, schade aan goederen of onstoffelijke schade zodat het gemeen recht van

261 T. VANSWEEVELT, “Art. 5 wet 25 februari 1991” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl., deel 2, z.p. 262 Artikel 5, lid 2 Wet Productaansprakelijkheid. 263 T. VANSWEEVELT, “Art. 5 wet 25 februari 1991” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl., deel 2, z.p. 264 I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 8. 265 T. VANSWEEVELT, “Art. 5 wet 25 februari 1991” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl., deel 2, z.p. 266 T. VANSWEEVELT, “Art. 5 wet 25 februari 1991” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl., deel 2, z.p. 267 I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 8. 268 L. CORNELIS, “Aansprakelijkheid voor gevaarlijke produkten”, RW 1987-88, 1146. 269 D. VAN DE GEHUCHTE, Productaansprakelijkheid in België, Efficiënt ondernemen nr. 5, Gent, Mys & Breesch, 2000, 46.

Page 51: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

45

toepassing is.270 Zo diende de Deense rechter te oordelen of de nier, die niet meer geschikt was voor transplantatie door het gebruik van gebrekkige vloeistof, schade aan personen d.i. de ontvanger van de donor of schade aan goederen d.i. de nier op zich, uitmaakte.271

135. De wet maakt verder geen onderscheid tussen de schadelijders: zowel de rechtsverkrijger van het product als benadeelde derden kunnen aanspraak maken op vergoeding voor hun schade.272

3.1. Schade aan personen

136. Wanneer een gebrekkig product schade veroorzaakt, komt deze schade integraal273 voor vergoeding in aanmerking, ongeacht of de schade door de consument of bij weerkaatsing, door een derde is geleden.274 Het feit dat het slachtoffer de lichamelijke schade heeft geleden binnen of buiten zijn privé-sfeer is hierbij eveneens irrelevant. Wel relevant hierbij is de vraag of een socialezekerheidsinstelling al dan niet overgaat tot uitbetaling. Indien de schade immers vergoed wordt op grond van een socialezekerheidsregeling zal het slachtoffer geen vergoeding kunnen bekomen via de Wet Productaansprakelijkheid.275

137. De lichamelijke schade omvat onder meer volgende schadelasten: inkomstenschade, begrafeniskosten en kosten voor medische of farmaceutische behandeling.

138. De richtlijn verstaat onder schade enkel de schade veroorzaakt door dood of lichamelijk letsel, daar de lidstaten het onderling niet eens raakten over de definitie van morele schade en de vraag of die diende vergoed te worden.276 Bij de implementatie van de richtlijn wordt, verwijzend naar het gemeen recht, de mogelijkheid gecreëerd om ook aanspraak te maken op schadeloosstelling voor morele schade.277 Deze vergoeding omvat zowel de eigenlijke morele schade als de schade op esthetisch vlak.

3.2. Schade aan goederen

139. Bij de invulling van het begrip materiële schade wordt aan de Belgische consument in de privé-sfeer een grotere schadeclaim toegekend dan aan de professionele consument. Enkel de schade aan goederen die behoren tot de privé-sfeer komen immers voor vergoeding in aanmerking.278 Om hieraan te voldoen dient, objectief gezien, de aard van het goed te wijzen

270 D. WUYTS, ‘Productaansprakelijkheid: een Richtlijn voor (n)iets?’, TBBR 2008, afl. 1, 16. 271 HvJ C-203/9910, Veedfald, JLMB 2001, 1332, noot M.-C. BONNAMOUR. 272 M. FAURE en W. VANBUGGENHOUT, “Produktenaansprakelijkheid. De Europese richtlijn: harmonisatie en consumentenbescherming? (deel 1)”, RW 1987-1988, 5. 273 Van de mogelijkheid tot het vastleggen van een plafond van maximum 70 miljoen euro voor serieschade, d.i. identieke artikelen die hetzelfde gebrek vertonen, wordt geen gebruik gemaakt; artikel 16 Richtlijn Productaansprakelijkheid. 274 Artikel 11 Wet Productaansprakelijkheid; L. CORNELIS, “Aansprakelijkheid voor gevaarlijke produkten”, RW 1987-88, 1147. 275 I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 15. 276 D. WUYTS, ‘Productaansprakelijkheid: een Richtlijn voor (n)iets?’, TBBR 2008, afl. 1, 15; D. VAN DE GEHUCHTE, Productaansprakelijkheid in België, Efficiënt ondernemen nr. 5, Gent, Mys & Breesch, 2000, 46. 277 Artikel 11, §1 Wet Productaansprakelijkheid; D. VAN DE GEHUCHTE, Productaansprakelijkheid in België, Efficiënt ondernemen nr. 5, Gent, Mys & Breesch, 2000, 46. 278 Artikel 11, § 2 Wet Productaansprakelijkheid.

Page 52: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

46

op een normaal privégebruik; bijkomend geldt hier een subjectief criterium daar het goed ook daadwerkelijk dient gebruikt of verbruikt te worden in de privé-sfeer.279

De wet preciseert dat de gewoonlijke bestemming en het hoofdzakelijke privégebruik essentieel, doch voldoende zijn om vergoeding te bekomen voor de beschadigde goederen. Dit brengt met zich mee dat het goed occasioneel in de beroepssfeer kan worden gebruikt.280 Het is aldus niet vereist dat het goed uitsluitend in de privé-sfeer dient gebruikt te worden.

140. Dit onderscheid creëert echter een discriminatie waar mogelijks aanvankelijk geen acht is opgeslaan. Zo heeft een slachtoffer, die schade aan zijn goederen geleden heeft ten gevolge van een gebrekkig voertuig dat toebehoort aan een handelsvertegenwoordiger, geen recht op schadevergoeding, terwijl wanneer het voertuig eigendom is van een particulier, hij wel aanspraak zou kunnen maken op de vergoeding voor zijn zaken. Het Hof van Justitie erkent deze problematiek en laat de deur open om de aanspraakmogelijkheden inzake materiële schade uit te breiden.281 De tot stand gebrachte maximale harmonisatie door de richtlijn strekt zich immers, zo oordeelde het Hof, niet uit tot de vergoeding van schade voor beroepsmatig gebruik bestemde en voor dat doel gebruikte zaak, waardoor niets belet dat België dienaangaande een aansprakelijkheidsregeling kan doen gelden waarbij deze schade zou vergoed worden.282

141. Mijns inziens bestaat er geen overtuigende reden waarom men de vergoeding voor zaakschade beperkt en lijkt de uitbreiding mij gerechtvaardigd. Deze bijkomende voorwaarde is bovendien niet overal in Europa ingevoerd: zo komt in Frankrijk ook schade aan een voor beroepsmatig gebruik bestemd product in aanmerking voor vergoeding.283

142. Belangrijk hierbij op te merken is dat, als een Senseo apparaat brand vat en de waterkoker daardoor beschadigd wordt, enkel de schade aan dit laatste apparaat kan vergoed worden op grond van de Wet Productaansprakelijkheid. De schade aan het gebrekkig product zelf wordt immers uitdrukkelijk uitgesloten van het toepassingsgebied waardoor men voor deze schade beroep zal dienen te doen op de Wet Consumentenkoop.284

143. Daarnaast dient de consument rekening te houden met de aftrekfranchise van 500 euro die geldt bij de vergoedbare zaakschade. Bij materiële schade van bijvoorbeeld 900 euro zal de consument dan ook de eerste 500 euro zelf moeten dragen en heeft hij slechts recht op schadeloosstelling ten belope van 400 euro. Voor die 500 euro franchise of bij kleinere vorderingen kan men nog steeds zijn toevlucht nemen tot het vergoedingsmechanisme uit het gemeen recht, meer bepaald tot artikel 1382 BW.285

279 D. VAN DE GEHUCHTE, Productaansprakelijkheid in België, Efficiënt ondernemen nr. 5, Gent, Mys & Breesch, 2000, 47. 280 I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 16. 281 I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 16. 282 HvJ C-285/08, Moteurs Leroy Somer, JDE 2009, afl. 161, 232. 283 Artikel 1386-2 Code Civil. 284 Artikel 11, §2, lid 2 Wet Productaansprakelijkheid. Zie infra randnummers 277 e.v. uit hoofdstuk III Afdeling 3. De rechten van de consument. 285 De consument zal dan evenwel het bewijs van de fout dienen te dragen, wat een groot verschil vormt met de schuldloze aansprakelijkheid waarvan hier sprake is. Eventueel kan de Wet Productveiligheid in dit kader nog

Page 53: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

47

144. De idee dat hierachter schuilt is dat men vanuit proceseconomisch oogpunt een veelheid aan kleine vorderingen wou voorkomen. Dit lijkt mij nochtans niet op te wegen tegen de bemoeilijkte vorderingspositie van de consument. Tot op heden geldt echter nog steeds het Latijns adagium: de minimis non curat praetor.286

IV. Bewijs

145. De consument dient het bewijs te leveren van zijn schade, het gebrek aan het product en het oorzakelijk verband tussen beide om schadevergoeding te bekomen van de producent (of zijn gelijkgestelden) op grond van de Wet Productaansprakelijkheid. De consument moet niet motiveren dat de aangesprokene de hoedanigheid van producent van het gebrekkig product bezit; het is aan de aangesprokene om het tegenbewijs te leveren.287

146. In beginsel kan dit bewijs van rechtsfeiten door alle bewijsmiddelen geleverd worden, getuigen en feitelijke vermoedens inbegrepen. Wanneer het causaal verband prima facie door de rechter kan vastgesteld worden is er geen bewijsprobleem voor de consument.288 Deze situatie deed zich voor wanneer een aantal elektronische toestellen brand hadden gevat tengevolge van een stroomopstoot.289 De aard van de schade was hier voldoende duidelijk om te concluderen dat er geen andere plausibele oorzaak bestond. De consument kan aldus ook het negatief bewijs leveren door andere oorzaken uit te sluiten om zo aan te tonen dat de schade zich anders niet had voorgedaan.

147. In de situaties, waarin het bewijs van causaliteit niet eenvoudig kan aangetoond worden, zou de vereiste om de absolute of de bijna-zekerheid te eisen niet stroken met de idee van de richtlijn en de wet, met name de consument een effectief verweer te geven. Vandaar dat de meeste rechtbanken de juridische zekerheid of de grote waarschijnlijkheid hanteren.290 Zo oordeelde de rechter in eerste aanleg te Brugge, inzake het geneesmiddel tegen bronchitis, dat de zekerheid die omtrent causaliteit wordt geëist een rechterlijke zekerheid betreft die kan omschreven worden als een zekerheid die leidt tot de overtuiging van de rechtbank wegens de zeer hoge waarschijnlijkheidsgraad van het oorzakelijk verband en niet als een absolute zekerheid.291

148. Tot slot brengt de objectieve aansprakelijkheidsregeling met zich mee dat de consument geen fout van de producent moet bewijzen, noch dat hij het product normaal gebruikte of dat het gebrek reeds bestond op het ogenblik van de levering van het goed.292

soelaas bieden. Zie bv. Vred. Gent 2 mei 1997, AJT 1999-2000, 461 waar de vordering tot vergoeding van zaakschade werd afgewezen; D. WUYTS, ‘Productaansprakelijkheid: een Richtlijn voor (n)iets?’, TBBR 2008, afl. 1, 16-17. 286 D. WUYTS, ‘Productaansprakelijkheid: een Richtlijn voor (n)iets?’, TBBR 2008, afl. 1, 17. 287 L. CORNELIS, “Aansprakelijkheid voor gevaarlijke produkten”, RW 1987-88, 1148. 288 D. WUYTS, ‘Productaansprakelijkheid: een Richtlijn voor (n)iets?’, TBBR 2008, afl. 1, 20. 289 Vred. Gent 2 mei 1997, A.J.T. 1999-2000, 461. 290 D. WUYTS, ‘Productaansprakelijkheid: een Richtlijn voor (n)iets?’, TBBR 2008, afl. 1, 20 en (buitenlandse) rechterlijke uitspraken in voetnoot 183. 291 Rb. Brussel 10 februari 2005, JLMB 2006, afl. 27, 1193. 292 I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 9.

Page 54: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

48

V. Verweermiddelen voor de producent

149. Een rechtvaardige verdeling van de risico’s tussen de schadelijder en de producent impliceert dat de laatstgenoemde zich moet kunnen bevrijden van zijn aansprakelijkheid als hij het bestaan van hem ontlastende feiten bewijst.293 Dit idee heeft zich dan ook geconcretiseerd in de zes limitatief opgesomde bevrijdingsgronden voor de producent, zij het dat deze restrictief geïnterpreteerd worden.294 Zo kan de producent aan zijn aansprakelijkheid ontsnappen, zelfs wanneer aan hoger vernoemde toepassingsvoorwaarden voldaan is, indien hij het in artikel 8 Wet Productaansprakelijkheid tegenbewijs kan leveren.295 Het bewijs dat hij zorgvuldig zou hebben gehandeld bevrijdt hem dus geenszins, gelet op het objectief karakter van de aansprakelijkheidsregeling.

150. BOCKEN296 merkt op dat de eerste drie gronden eerder als een bewijslastregeling met betrekking tot de toepassingsvoorwaarden van de aansprakelijkheid moeten beschouwd worden dan als echte bevrijdingsgronden. Mijns inziens is dit een interessante uitvalsbasis die kan bijdragen tot een beter inzicht in de materie voor de consument, wat zijn vorderingspositie wederom kan bevorderen. Er wordt hierna dan ook een onderscheid gemaakt tussen de bewijslastregelingen en de werkelijke bevrijdingsgronden.

5.1. De bewijslastregelingen.

151. De eerste drie omstandigheden hebben vooreerst betrekking op het in het verkeer brengen van het product, ten tweede op het ogenblik waarop het gebrek is ontstaan en tot slot op de afwezigheid van een economisch doel of beroepsactiviteit.297

5.1.1. De producent heeft het product niet in het verkeer gebracht.

152. De producent die kan aantonen dat hij het onveilig product niet in het verkeer heeft gebracht ontsnapt aan zijn aansprakelijkheid.

153. Het in het verkeer brengen van een product is door de ontwerpers van richtlijn niet nader omschreven; bij de implementatie in de Wet Productaansprakelijkheid heeft men er wel voor gekozen om het begrip van een definitie te voorzien.298 Voortaan geldt de eerste daad waaruit de bedoeling van de producent blijkt om aan het product de bestemming te verlenen die hij aan dat product geeft door overdracht aan derden of door het gebruik ten behoeve van laatsgenoemden als in het verkeer brengen van een product.299

293 Overweging 7 Richtlijn Productaansprakelijkheid. 294 I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 17. 295 L. CORNELIS, “Aansprakelijkheid voor gevaarlijke produkten”, RW 1987-88, 1148. 296 H. BOCKEN, “Buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige producten” in H. BOCKEN et al. (eds.), Bijzondere overeenkomsten 2007-2008, XXXIVe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2008, 374-379. 297 H. BOCKEN, “Buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige producten” in H. BOCKEN et al. (eds.), Bijzondere overeenkomsten 2007-2008, XXXIVe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2008, 376. 298 Deze definitie wordt echter onduidelijk bevonden door de afdeling wetgeving van de Raad van State; T. VANSWEEVELT, “Art. 8 wet 25 februari 1991” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl., z.p. 299 Artikel 6 Wet Productaansprakelijkheid.

Page 55: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

49

Men beoogt aldus het moment waarop het product feitelijk in omloop is gebracht waardoor derden ermee in aanraking komen.300 Het is immers op dat ogenblik dat de producent zelf bepaalt dat het door hem vervaardigde product voldoet aan de legitieme veiligheids-verwachtingen van het grote publiek.301

154. Daar de richtlijn geen definitie bevat, komt het aan het Hof van Justitie toe om duidelijkheid te scheppen gelet op de beoogde harmonisatie. Zo heeft het Hof een duidelijke definitie gegeven in het arrest O’Byrne waar het aanneemt dat een product in het verkeer is gebracht wanneer het product het productieproces van de producent heeft verlaten en opgenomen is in een verkoopproces in een vorm waarin het aan het publiek wordt aangeboden voor gebruik of consumptie’.302

155. Een te restrictieve opvatting van het woord ‘verkoopproces’ is af te raden gezien dit zou leiden tot de situatie waarin een consument die een vergiftigd drankje aangeboden krijgt via een promotiestand, zou stuiten op het verweer van de producent, wat geenszins de doelstelling van de richtlijn inzake gelijkheid tussen schadelijders weergeeft.303 De memorie van toelichting verduidelijkt bovendien dat de situatie waarin een product wordt gebruikt ten behoeve van een derde, dus zoals op een demonstratie die is uitgevoerd door de producent of zijn aangestelde, impliceert dat het product in het verkeer is gebracht.304

156. Een paar jaar nadien licht het Hof van Justitie het begrip verder toe naar aanleiding van het Deense arrest Veedfald inzake de beschadigde donornier. Uit dit arrest leidde men drie situaties af die de richtlijn voor ogen zou gehad hebben.305

Vooreerst is de producent niet aansprakelijk in de situatie waarin iemand anders dan de producent het product uit het productieproces wegneemt, zoals bij diefstal. Daarnaast wordt de producent bevrijdt van zijn aansprakelijkheid door het gebruik van het product tegen zijn wil. Dit doet zich voor indien het productieproces nog niet is beëindigd. Wanneer een werknemer van een bedrijf schade lijdt tijdens de productiefase kan hij zich dan ook niet richten tegen de producent van het eindproduct. De inverkeersstelling van het gebrekkig onderdeel had echter wel al plaatsgevonden waardoor men zich tot de producent van het onderdeel kon wenden.306 Als derde situatie wordt het gebruik voor particuliere doeleinden of voor soortgelijke omstandigheden aangehaald in het arrest Veedfald. Deze situatie doet zich voor wanneer een farmaceutisch bedrijf een nieuw geneesmiddel test op proefpersonen.307

300 L. CORNELIS, “Aansprakelijkheid voor gevaarlijke produkten”, RW 1987-88, 1148. 301 T. VANSWEEVELT, “Art. 8 wet 25 februari 1991” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl., z.p. 302 HvJ C-127/04, O’ Byrne, Jur. 2006, PB C. 8 april 2006, afl. 86, 5. 303 D. WUYTS, ‘Productaansprakelijkheid: een Richtlijn voor (n)iets?’, TBBR 2008, afl. 1, 23. 304 Parl. St. Kamer 1989-90, nr. 126/1, 14. 305 HvJ C-203/9910, Veedfald, JLMB 2001, 1332, noot M.-C. BONNAMOUR; D. WUYTS, ‘Productaansprakelijkheid: een Richtlijn voor (n)iets?’, TBBR 2008, afl. 1, 23. 306 I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 19; T. VANSWEEVELT, “Art. 8 wet 25 februari 1991” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl., z.p. 307 D. VAN DE GEHUCHTE, Productaansprakelijkheid in België, Efficiënt ondernemen nr. 5, Gent, Mys & Breesch, 2000, 56; T. VANSWEEVELT, “Art. 8 wet 25 februari 1991” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl., z.p.

Page 56: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

50

157. In het arrest Veedfald kon het ziekenhuis zich volgens het Hof van Justitie echter niet bevrijden van zijn aansprakelijkheid; het is irrelevant dat de gebrekkige vloeistof de controlesfeer van de dienstverlener niet heeft verlaten, de vloeistof wordt geacht in het verkeer gebracht te zijn wanneer ze gebruikt werd bij de medische dienstverlening om het menselijk orgaan voor te bereiden.308

158. Uit deze rechtspraak van het Hof van Justitie, alsook uit de Wet Product-aansprakelijkheid, kan duidelijk afgeleid worden dat de afronding van het productieproces en de concretisering van de wil van de producent om zijn product in de handel te brengen, centraal staan.309 Hierdoor zal schade veroorzaakt door gestolen of nagemaakte producten dan ook niet tot de aansprakelijkheid van de producent leiden, aangezien de producent niet de wil heeft geuit om zijn product in omloop te brengen.310 Hetzelfde geldt voor een fles bruiswater die louter in het pakhuis van de producent was opgeslagen met het oog op de verkoop ervan. Gelet op de wil van de producent was deze fles nog niet geacht in het verkeer gebracht te zijn.311 Indien daarentegen de fles reeds in de rekken van een winkel wordt uitgestald, is ze wel in het verkeer gebracht. Het feit dat deze ontploft vóór de consument langs de kassa is gepasseerd, is hierbij irrelevant voor zijn aanspraakmogelijkheden.312

159. Indien er wordt geoordeeld dat het product niet in het verkeer is gebracht, doet dit geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de consument om de producent aan te spreken op grond van artikel 1382 BW wegens het naar buiten brengen van een onvoldoende veilig product of, op grond van artikel 1384, lid 1 BW, de producent als bewaarder van een gebrekkige zaak te dagvaarden.313

5.1.2. Afwezigheid gebrek bij de inverkeerstelling

160. Eens het product in het verkeer is gebracht door de producent kan hij alsnog het negatieve bewijs leveren dat het aannemelijk is dat het gebrek, dat de schade heeft veroorzaakt, niet bestond op het tijdstip waarop hij het product op de markt heeft gebracht. 314

308 HvJ C-203/9910, Veedfald, JLMB 2001, 1332, noot M.-C. BONNAMOUR; I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 18-19. 309 I. BOONE, “Het in het verkeer brengen van een product”, NJW 2012, 425; I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 18; R. STEENNOT, ‘Hof van Justitie preciseert vervaltermijnen voor productaansprakelijkheid’, Juristenkrant 2010, afl. 206, 16; T. VANSWEEVELT, “Art. 8 wet 25 februari 1991” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl., z.p. 310 I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 19; T. VANSWEEVELT, “Art. 8 wet 25 februari 1991” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl., z.p. 311 Cass. 6 juni 2011, NJW 2012, 422, noot I. BOONE. 312 D. WUYTS, ‘Productaansprakelijkheid: een Richtlijn voor (n)iets?’, TBBR 2008, afl. 1, 24. 313 Opnieuw kan de Wet Productveilgheid een rol spelen bij het aantonen van de fout. T. VANSWEEVELT, “Art. 8 wet 25 februari 1991” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl., z.p. 314 Artikel 8, b Wet Productaansprakelijkheid.

Page 57: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

51

Daarnaast kan de producent ook opteren om het positieve bewijs te leveren door te staven dat het gebrek pas later is ontstaan, bijvoorbeeld bij het transport doordat het product onvoldoende gekoeld was of door een gebrekkige herstelling door een derde.315

161. Het is duidelijk dat ook deze mogelijkheid om aan de aansprakelijkheid te ontsnappen gebaseerd is op een omkering van de bewijslast ten opzichte van het bestaande gemeen aansprakelijkheidsrecht inzake de koop. Ingevolge het gemeen kooprecht dient de koper immers het bewijs te leveren dat het verborgen gebrek minstens in de kiem aanwezig was op het ogenblik van de eigendomsoverdracht. De wet verlicht de consument van de bewijslast en verlegt ze naar de producent. De reden van deze dubbele mogelijkheid om zich te bevrijden houdt verband met het bewijsrisico. De producent is immers beter geplaatst om het bewijs te leveren, daar hij over de meeste (pertinente) informatie beschikt.316

162. De bewijslastomkering mag nochtans niet overschat worden: de producent moet het aannemelijk maken dat het gebrek later is ontstaan of nog niet bestond op het ogenblik van de inverkeerstelling. Dit impliceert dat de producent niet moet bewijzen dat het waar is; de waarschijnlijkheid van de feiten volstaat. Het Hof van Cassatie bevestigde dat anders oordelen een te zware bewijslast op de producent legt.317 In casu was een auto in brand geschoten na een kortsluiting. Het was niet duidelijk of deze was ontstaan door een elektrische installatie, die door de eigenaar na de aankoop in het voertuig was geïnstalleerd, dan wel door een gebrek aan het voertuig zelf. Het Hof van Cassatie verbrak het arrest van het hof van beroep waarin verkeerdelijk geoordeeld werd dat de producent niet kon bewijzen dat het gebrek niet bestond op het moment van het in verkeer brengen en aldus aansprakelijk was. De producent heeft volgens het Hof van Cassatie voldoende aannemelijk gemaakt dat het gebrek niet bestond op dat ogenblik en naar alle waarschijnlijkheid pas is ontstaan na de installatie van het alarmsysteem. Mocht de producent louter aangevoerd hebben dat de oorzaak van de schade onzeker was, zou dit daarentegen niet volstaan hebben om het vereiste tegenbewijs te leveren.318

163. De rechter beschikt hier over een aanzienlijke beoordelingsmarge waarbij hij rekening dient te houden met alle omstandigheden eigen aan de voorliggende zaak. Als belangrijke indiciën kan de rechter het tijdsverloop tussen de inverkeersstelling en het schadegeval en de intensiteit waarmee het product werd gebruikt in aanmerking nemen.319 Hoe groter het tijdsverloop en hoe intensiever het gebruik, hoe onwaarschijnlijker het zal zijn dat het gebrek reeds bestond op het ogenblik van de inverkeersstelling.320 Hierbij dient men weliswaar de aard van het product mee in rekening te brengen. Dit wordt duidelijk weergegeven in het

315 T. VANSWEEVELT, “Art. 8 wet 25 februari 1991” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl., z.p. 316 D. VAN DE GEHUCHTE, Productaansprakelijkheid in België, Efficiënt ondernemen nr. 5, Gent, Mys & Breesch, 2000, 56. 317 Cass. 4 mei 2007, RW 2007-08, 1283, noot D. WUYTS. 318 Cass. 4 mei 2007, RW 2007-08, 1283, noot D. WUYTS; I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 19; D. WUYTS, “De wet productaansprakelijkheid en het verweer van de producent: geen gebrek op het ogenblik van de inverkeersstelling”, (noot onder Cass. 4 mei 2007), RW 2007-08,1287. 319 I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 20. 320 D. WUYTS, ‘Productaansprakelijkheid: een Richtlijn voor (n)iets?’, TBBR 2008, afl. 1, 25.

Page 58: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

52

volgende arrest van het hof van beroep te Luik.321 De voorvork van een motor brak plots af, waarna de producent werd aangesproken door de consument. Deze laatste beschikte op het ogenblik van de schade nog maar 15 dagen over het goed. De producent trachtte het tegenbewijs te leveren bewerende dat het gebrek later was ontstaan, gelet op het feit dat de motor reeds op korte tijd 3.000 kilometer op de teller had staan en reeds betrokken was geweest bij een ongeval. De rechter achtte het hiermee evenwel niet bewezen dat het gebrek pas later zou ontstaan geweest zijn, daar uit de aard van het product volgt dat een motor bestemd is om langere afstanden af te leggen.322

5.1.3. Afwezigheid economisch doel en beroepsuitoefening

164. Ook hier is de voorwaarde dubbel opdat de producent van zijn aansprakelijkheid verlost kan worden voor een gebrek aan veiligheid van zijn product: (1) indien hij aantoont dat dit product, noch voor de verkoop noch voor enige andere vorm van verspreiding met een economisch doel is vervaardigd én (2) indien hij het product niet vervaardigd of verspreid heeft in het raam van de uitoefening van het beroep.

Zo kan een vriend niet aansprakelijk gehouden worden wanneer hij een fles zelfgebrouwen wijn meebrengt naar een feest als geschenk, net zoals een persoon die bloed of organen afstaat niet kan aangesproken worden indien deze later behept blijken te zijn met een gebrek en schade veroorzaken.323 Het feit dat het ziekenhuis, in de vaak aangehaalde Veedfald324 zaak, niet rechtstreeks door de patiënt betaald werd voor de transplantatie van de donornier deed geen afbreuk aan de economische en beroepsmatige aard van de vervaardiging van de gebrekkige infusievloeistof.

165. Het feit dat bovenstaande voorwaarden cumulatief dienen vervuld te zijn kan het best geïllustreerd worden aan het vaak geciteerde voorbeeld van het taarten bakken.325 Wanneer een oma taarten bakt voor haar familie, valt ze onder de toepassing van artikel 8, c Wet Productaansprakelijkheid. Vraagt ze een kleine vergoeding ter aanvulling van haar pensioen, dan onderneemt ze evenwel een economische activiteit en valt ze niet langer onder deze bevrijdingsgrond. Hetzefde geldt voor de banketbakker die een taart bakt en deze aan zijn familie schenkt. Hij zal zijn verweer immers niet op dit artikel kunnen stoelen omdat het beroepskader aanwezig is. Indien men zich aldus op dit artikel wil steunen zal men dienen aan te tonen dat er geen economische band bestaat en dat men gehandeld heeft uit een zuivere welwillendheid.

321 Luik 18 oktober 2004, JLMB 2005, afl. 5, 212. 322 D. WUYTS, ‘Productaansprakelijkheid: een Richtlijn voor (n)iets?’, TBBR 2008, afl. 1, 25. 323 T. VANSWEEVELT, “Art. 8 wet 25 februari 1991” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl., z.p. 324 HvJ C-203/9910, Veedfald, JLMB 2001, 1332, noot M.-C. BONNAMOUR. 325 I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 20; D. VAN DE GEHUCHTE, Productaansprakelijkheid in België, Efficiënt ondernemen nr. 5, Gent, Mys & Breesch, 2000, 57; T. VANSWEEVELT, “Art. 8 wet 25 februari 1991” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl., z.p.; D. WUYTS, ‘Productaansprakelijkheid: een Richtlijn voor (n)iets?’, TBBR 2008, afl. 1, 25.

Page 59: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

53

5.2. De werkelijke bevrijdingsgronden

166. De volgende drie omstandigheden houden niet louter een bewijslastregeling in met betrekking tot de toepassingsvoorwaarden inzake de aansprakelijkheid van de producent, doch verwijzen naar de situatie waarin deze vervuld zijn en de producent desalniettemin de door hem geschapen risico’s niet hoeft te dragen.326

5.2.1. Overeenstemming met dwingende overheidsvoorschriften

167. De producent kan zich bevrijden door te bewijzen dat het gebrek een gevolg is van het feit dat het product in overeenstemming is met dwingende overheidsvoorschriften.327 Dit is een werkelijke bevrijdingsgrond, daar het gemeen recht niet voorziet in zo’n verweer. Opnieuw dient er voldaan te worden aan twee cumulatieve voorwaarden, met name: het bestaan van een voorschrift dat uitgaat van een overheid en het voorschrift dient van dwingende aard te zijn.

168. Vooreerst kent de term ‘overheid’ een zeer ruime invulling: gaande van het niveau van de Europese Unie tot de provincies en de gemeenten. Samengevat doelt men op iedere instantie die rechtens bevoegd is om dwingende instructies te geven.328 Privaatrechtelijke normeringsinstituten vallen evenwel buiten het begrip, tenzij er naar verwezen wordt door de wet.329 Daarnaast moet de producent verplicht worden het voorschrift onverkort na te leven bij de vervaardiging van zijn producten. Wanneer hij echter over een beoordelingsmarge of afwijkingsmogelijkheid beschikt, kan hij zijn verweer niet voeren op basis van dit artikel.330

168. Bovendien kan de producent zich niet beperken tot het leveren van het bewijs van loutere naleving van de voorschriften; de onveiligheid van het product moet het gevolg zijn van de naleving van een dwingend overheidsvoorschrift.331 Waardoor causaal verband tussen het voorschrift en het gebrek van het product dient aangetoond te worden. Zo werd de producent van het geneesmiddel tegen bronchitis niet ontslaan van zijn aansprakelijkheid louter omwille van het feit dat de minister van Volksgezondheid de tekst van de bijsluiter officieel had goedgekeurd.332 Het is immers ondenkbaar dat het ministerie de producent verboden zou hebben om in de bijsluiter te vermelden dat de gehoorstoornissen onomkeerbaar konden zijn.

169. Dit verweer wordt verder slechts zelden ingeroepen waardoor hier niet verder wordt op ingegaan. Hoe dan ook is het evident dat, indien aan deze voorwaarden niet voldaan is, de consument nog steeds de overheid kan aanspreken op basis van artikel 1382 BW.

326 H. BOCKEN, “Buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige producten” in H. BOCKEN et al. (eds.), Bijzondere overeenkomsten 2007-2008, XXXIVe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2008, 376. 327 Artikel 8, d Wet Productaansprakelijkheid. 328 I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 21. 329 D. WUYTS, ‘Productaansprakelijkheid: een Richtlijn voor (n)iets?’, TBBR 2008, afl. 1, 25. 330 T. VANSWEEVELT, “Art. 8 wet 25 februari 1991” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl., z.p. 331 H. BOCKEN, “Buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige producten” in H. BOCKEN et al. (eds.), Bijzondere overeenkomsten 2007-2008, XXXIVe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2008, 377. 332 Rb. Brussel (4e k.) 10 februari 2005, JLMB 2006, afl. 27, 1193.

Page 60: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

54

Evenwel dient de consument rekening te houden dat een vordering op basis van het gemeen aansprakelijkheidsrecht het bewijs van de fout impliceert en hij zal dienen aan te tonen dat het bevel in causaal verband staat met zijn geleden schade.333

5.2.2. Ontwikkelingsrisico

170. Deze bevrijdingsgrond heeft ook tot gevolg dat de producent de risico’s die hij heeft gecreëerd, door een onveilig product in het verkeer te brengen, niet hoeft te dragen niettegenstaande dat aan de toepassingsvoorwaarden voldaan is. De producent is namelijk niet aansprakelijk indien hij kan aanvoeren dat het op grond van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis op het tijdstip waarop hij het product in het verkeer bracht onmogelijk was het bestaan van het gebrek te ontdekken.334

171. Dit verweer komt echter niet vreemd voor, daar het grotendeels overeenstemt met onze rechtspraak inzake de aansprakelijkheid van de professionele verkoper en fabrikant om verkochte zaken te vrijwaren van verborgen gebreken.335 Zij kunnen zich van hun aansprakelijkheid bevrijden door het bewijs te leveren van de onoverwinnelijke onwetendheid. De absoluut onnaspeurbare aard van het gebrek wordt beoordeeld in hoofde van een normaal zorgvuldig fabrikant. Dit objectief criterium wordt ook gehanteerd in de Wet Productaansprakelijkheid, doch het wordt nog restrictiever geïnterpreteerd en beoordeeld in functie van de stand van de wetenschap in het algemeen.

172. Het Hof van Cassatie heeft in zijn arrest van 6 april 2006 duidelijk gesteld dat de onmogelijkheid om het gebrek te ontdekken absoluut moet zijn en verwerpt de subjectieve benadering van het ontwikkelingsrisicoverweer.336 Verwijzend naar een arrest van het Hof van Justitie337 stelt het Hof van Cassatie dat de onmogelijkheid het bestaan van een gebrek te ontdekken niet uitgaat van de stand van de kennis waarvan de betrokken producent concreet of subjectief op de hoogte was of kan zijn, maar van de objectieve stand van de wetenschappelijke en technische kennis waarvan de producent geacht wordt op de hoogte te zijn. (eigen onderlijning)

De zaak die aanleiding heeft gegeven tot deze uitspraak betrof de vraag naar de aansprakelijkheid van de distributienetbeheerder IMEWO die als producent elektriciteit met een te hoge spanning geleverd had aan de afnemers, waardoor schade was ontstaan. IMEWO voerde aan dat hij niet de mogelijkheid heeft gekregen om het bestaan van het gebrek te ontdekken. Het Hof verwerpt dit risicoverweer aangezien IMEWO louter bewijs levert van de eigen, subjectieve onmogelijkheid om het gebrek te kennen, in plaats van de absolute onmogelijkheid zoals vereist is.

333 D. VAN DE GEHUCHTE, Productaansprakelijkheid in België, Efficiënt ondernemen nr. 5, Gent, Mys & Breesch, 2000, 58. 334 Artikel 8, e Wet Productaansprakelijkheid. 335 H. BOCKEN, “Buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige producten” in H. BOCKEN et al. (eds.), Bijzondere overeenkomsten 2007-2008, XXXIVe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2008, 377-378; D. VAN DE GEHUCHTE, Productaansprakelijkheid in België, Efficiënt ondernemen nr. 5, Gent, Mys & Breesch, 2000, 58-60. 336 I. BOONE, “Productaansprakelijkheid en ontwikkelingsrisicoverweer”, NJW 2007, 463. 337 HvJ C-300/95, Commissie v. Verenigd Koninkrijk en Noord-Ierland, Jur. 1997, I, 2649, concl. G. TESAURO.

Page 61: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

55

173. Na deze verduidelijking omtrent de aard van het verweer, rees de vraag naar de maatstaf van de kennis die dient gehanteerd te worden. Het Hof van Justitie preciseerde dat deze maatstaf van de kennis niet de praktijk en de gebruikelijke veiligheidsvoorschriften in de specifieke sector is waarin de producent werkzaam is, maar wel de stand van de wetenschappelijke en technische kennis in het algemeen.338 Onder dit laatste wordt het meest geavanceerde niveau van kennis begrepen.339 Het is dan ook irrelevant voor de beoordeling van dit verweer dat andere producenten uit dezelfde sector tevens in gebreke blijven om maatregelen te treffen. Het Hof van Justitie nuanceert wel enigszins door te stellen dat de kennis evenwel toegankelijk moet geweest zijn op het moment dat het product in het verkeer werd gebracht. Deze toegankelijkheidseis is wel relevant, gezien de producent kan opwerpen dat er bijvoorbeeld maar één wetenschappelijk artikel is verschenen of dat de materie niet in een wereldtaal werd gepubliceerd.340

174. Het risicoverweer kan verder alleen toegepast worden op de vraag of de producent het risico diende te kennen, niet op de vraag of hij het risico had kunnen verhelpen eens het ontdekt was.341

175. Ook hier komt het maar zelden voor dat een producent het bewijs kan leveren dat nagenoeg niemand het bestaan van het gebrek had kunnen ontdekken. Het Softenon-drama wordt dan ook vaak als uitzonderlijk voorbeeld aangehaald.342

5.2.3. Onderdelenexceptie

176. Tot slot werkt het bewijs, dat het gebrek te wijten is aan het ontwerp van het eindproduct, bevrijdend voor de producent van een onderdeel of van de grondstof. Daarnaast kunnen deze producenten aan hun aansprakelijkheid ontkomen door aan te tonen dat zij instructies moesten volgen van de eindproducent met betrekking tot de kenmerken van het onderdeel of van de grondstof.343

177. Deze onderdelenexceptie is het laatste verweer dat openstaat voor de producent, doch voegt, volgens de rechtsleer,344 niets toe aan de basisregel van de aansprakelijkheid. Indien een onderdeel niet gebrekkig is of pas gebrekkig wordt doordat de onderrichten van de eindproducent niet voldoende of verkeerd waren, kan men logischerwijze niet aangesproken worden om voorkomende schade te herstellen. 338 HvJ C-300/95, Commissie v. Verenigd Koninkrijk en Noord-Ierland, Jur. 1997, I, 2649, concl. G. TESAURO. 339 I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 22. 340 D. WUYTS, ‘Productaansprakelijkheid: een Richtlijn voor (n)iets?’, TBBR 2008, afl. 1, 26. 341 H. BOCKEN, “Buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige producten” in H. BOCKEN et al. (eds.), Bijzondere overeenkomsten 2007-2008, XXXIVe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2008, 378; D. WUYTS, ‘Productaansprakelijkheid: een Richtlijn voor (n)iets?’, TBBR 2008, afl. 1, 27. 342 D. VAN DE GEHUCHTE, Productaansprakelijkheid in België, Efficiënt ondernemen nr. 5, Gent, Mys & Breesch, 2000, 59; T. VANSWEEVELT, “Art. 8 wet 25 februari 1991” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl., z.p. 343 Artikel 8, f Wet Productaansprakelijkheid. 344 H. BOCKEN, “Buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige producten” in H. BOCKEN et al. (eds.), Bijzondere overeenkomsten 2007-2008, XXXIVe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2008, 377; T. VANSWEEVELT, “Art. 8 wet 25 februari 1991” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl., z.p.; D. WUYTS, ‘Productaansprakelijkheid: een Richtlijn voor (n)iets?’, TBBR 2008, afl. 1, 27.

Page 62: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

56

178. Niets sluit evenwel uit dat, indien de onderdelenproducent zich op deze bevrijdingsgrond succesvol kan beroepen, de consument zich kan richten tegen de producent van het eindproduct. Dit verweermiddel situeert zich immers tussen de producenten onderling.

5.2.4. Verjaring en verval

179. Niet enkel de zaakschade die vergoedbaar is maar ook het schadeherstel is aan beperkingen onderworpen. Hierbij kan verwezen worden naar de aansprakelijkheid van de producent die in tijd wordt beperkt door de verjarings- en de vervaltermijnen.345

180. Vooreerst dient de consument zijn rechtsvordering in te stellen binnen een verjaringstermijn van drie jaar. Deze termijn neemt geen aanvang de dag van de aankoop van het gebrekkig product346, maar wel vanaf het moment dat de consument redelijkerwijs kennis heeft of diende te hebben van de schade, het gebrek en de identiteit van de werkelijke producent.347 Het moment waarop de consument over alle nodige gegevens beschikt, of redelijkerwijs diende te beschikken om zijn rechtsvordering in te stellen, is een feitenkwestie en wordt dan ook bepaald door de rechter.

181. De rechtbank van koophandel te Ieper voegt hier evenwel aan toe dat de rechter mag verwachten van de benadeelde dat hij redelijke inspanningen levert om deze kennis te verkrijgen.348 Daar deze toevoeging door de rechtbank van koophandel wordt gegeven, mag men mijns inziens dit niet te strikt toepassen op een consument, daar deze minder in staat is om de verrichtingen in het handelsverkeer te doorzien.

182. Daarnaast vervalt het recht van de consument om schadeherstel te vorderen van de producent na een termijn van tien jaar, te rekenen vanaf de dag waarop de producent het gebrekkig product in het verkeer heeft gebracht.349 In de loop der tijd zijn producten immers onderhevig aan slijtage, worden er strengere veiligheidsnormen ontwikkeld en gaat de wetenschappelijke en technische kennis erop vooruit. Het zou dan ook onbillijk zijn de producent aansprakelijk te stellen voor gebreken van zijn product zonder tijdsbeperking, waardoor zijn aansprakelijkheid na een redelijke termijn dient op te houden.350 Bovendien is het na tien jaar praktisch onmogelijk te achterhalen of het gebrek bestond ten tijde van de inverkeersstelling van het product.351 BOCKEN maakt nochtans een belangrijke kantmelding bij deze vervaltermijn352: de nadelige gevolgen van geneesmiddelen kunnen soms pas na langere tijd zichtbaar worden, waardoor de beperking tot tien jaar de mogelijkheden op vergoeding voor de benadeelden alsnog in belangrijke mate inkort. Deze vervaltermijn is

345 L. CORNELIS, “Aansprakelijkheid voor gevaarlijke produkten”, RW 1987-88, 1147. 346 D. WUYTS, “Productaansprakelijkheid: een Richtlijn voor (n)iets?”, TBBR 2008, afl. 1, 28. 347 Artikel 12, § 2 Wet Productaansprakelijkheid. 348 Kh. Ieper 24 juni 2002, RW 2005-06, 1229; H. BOCKEN, “Buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige producten” in H. BOCKEN et al. (eds.), Bijzondere overeenkomsten 2007-2008, XXXIVe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2008, 379. 349 Artikel 12, § 1 Wet Productaansprakelijkheid. 350 Overweging 11 Richtlijn Productaansprakelijkheid. 351 D. WUYTS, ‘Productaansprakelijkheid: een Richtlijn voor (n)iets?’, TBBR 2008, afl. 1, 28. 352 H. BOCKEN, “Buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige producten” in H. BOCKEN et al. (eds.), Bijzondere overeenkomsten 2007-2008, XXXIVe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2008, 379.

Page 63: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

57

absoluut en kan aldus niet geschorst of gestuit worden conform de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, dit in tegenstelling tot de verjaringstermijn. De consument zal aldus zijn vorderingsrechten onherroepelijk verliezen indien hij nalaat binnen deze termijn een gerechtelijke procedure op te starten.353

183. Het tijdstip waarop een onderdeel van een product in het verkeer wordt gebracht kan verschillen volgens het moment waarop het eindproduct dit stadium bereikt. Vandaar dat het mogelijk is om de eindproducent in rechte aan te spreken terwijl de rechtsvordering tegen de producent van het gebrekkig onderdeel reeds verjaard is. De eindproducent zal dan niet langer regres kunnen uitoefenen tegen de onderdelenproducent op grond van de Wet Product-aansprakelijkheid.354 De consument wordt dan ook des te meer aangezet, gelet op de vervaltermijn, tot het instellen van een gerechtelijke procedure op grond van de Wet Productaansprakelijkheid tegen elke potentieel aansprakelijke producent d.i. zowel de eind- als de onderdelenproducent.

184. In het kader van de vervaltermijn is het evenwel belangrijk dat de consument de werkelijke producent in herstel aanspreekt op grond van de Wet Productaansprakelijkheid. Zo boog het Hof van Justitie zich in 2009 over de situatie waarbij de consument een rechtsvordering had ingesteld tegen een vermeende producent en nadien, pas na het verstrijken van de vervaltermijn, een gerechtelijke procedure opstartte tegen de werkelijke producent.355 Het Hof oordeelde dat de Richtlijn Productaansprakelijkheid zich in principe tegen de Britse wetgeving verzet die de consument toelaat om, na de vervaltermijn, alsnog een andere persoon aan te spreken. In deze concrete zaak wijst het Hof van Justitie echter op de bijzondere omstandigheden die de vordering tegen de werkelijke producent verantwoorden. In casu was de vordering immers ingesteld tegen de volledige dochteronderneming van de werkelijke producent en kan deze laatste in de plaats van zijn dochteronderneming worden gesteld.

185. Dit arrest verduidelijkt de regel dat, in tegenstelling tot de korte driejarige verjaringstermijn, de langere tienjarige vervaltermijn niet gestuit kan worden door een andere oorzaak dan een ingestelde gerechtelijke procedure.356 De wet bepaalt dat de vervaltermijn evenmin kan geschorst worden. Wat betekent dat de vervaltermijn niet onderbroken wordt door het starten van onderhandelingen tussen de consument en de betrokken producenten, wat volgens bepaalde auteurs te betreuren valt.357 Ze menen dat in voorkomende schadegevallen, waar een minnelijke schikking zou gesloten kunnen worden, de consument toch een onnodige gerechtelijke procedure in gang zou zetten om niet geconfronteerd te worden met de vervaltermijn. Mijns inziens leent de tienjarige vervaltermijn zich ertoe om eerst de potentiële

353 D. VAN DE GEHUCHTE, Productaansprakelijkheid in België, Efficiënt ondernemen nr. 5, Gent, Mys & Breesch, 2000, 52. 354 I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 25. 355 HvJ C-385/08, Aventis Pasteur t. OB., Jur. 2009, I., JDE 2010, 30; I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 25; R. STEENNOT, “Hof van Justitie preciseert vervaltermijnen voor productaansprakelijkheid”, Juristenkrant 2010, afl. 206, 16. 356 Artikel 12, § 2, lid 2 Wet Productaansprakelijkheid. 357 M. FAURE en W. VANBUGGENHOUT, “Produktenaansprakelijkheid. De Europese richtlijn: harmonisatie en consumentenbescherming? (deel 2 en slot)”, RW 1987-1988, 40.

Page 64: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

58

mogelijkheid, om tot een minnelijke schikking te komen, te onderzoeken om vervolgens alsnog te kunnen overgaan tot het instellen van een rechtsvordering. Anderzijds sluit ik mij wel aan bij de rechtsliteratuur die er toch op wijst dat de termijn te kort is voor duurzame goederen zoals liften en vliegtuigen.358

5.3. Verbod van exoneratieclausules

186. Zowel de richtlijn als de Wet Productaansprakelijkheid bepalen uitdrukkelijk, dat bij overeenkomst, niet kan afgeweken worden van de aansprakelijkheid van de producent jegens de consument, a fortiori kan deze dan ook niet uitgesloten worden.359 Dit zou een doeltreffende bescherming van de consument in de weg staan.360

187. Exoneratie vanwege de producent is enkel uitgesloten in zijn relatie tot de consument; in andere situaties, zoals bij hoofdelijke aansprakelijkheid tussen verschillende producenten, blijven de clausules aldus onverlet. Bovendien staat niets de exoneratiebedingen tussen de schakels van de productie- en distributieketen in de weg, bijvoorbeeld tussen leverancier en de werkelijke producent.361

188. De energiesector, die sterk gereguleerd is, kent vaak bijzondere wetgeving die een bevoorrechte positie aan de nutsbedrijven toekent. Daar elektriciteit een product is in de zin van de Wet Productaansprakelijkheid zijn voorkomende clausules, die de aansprakelijkheid van de elektriciteitsleverancier beperken te aanzien van de consument, voortaan niet meer geldig op grond van deze aansprakelijkheidsregel.362 Tot deze conclusie kwam ook het Hof van Cassatie in zijn princieparrest inzake productaansprakelijkheid in de elektriciteitssector.363 Dit arrest had tot groot gevolg dat de distributienetbeheerders, zoals IMEWO, zich in hun aansluitingscontracten met hun netgebruikers niet langer contractueel kunnen exonereren voor hun aansprakelijkheid onder de Wet Productaansprakelijkheid.364

189. Tot slot dient opgemerkt te worden dat het verbod enkel slaat op de vergoedbare schade op basis van de Wet Productaansprakelijkheid. Dit betekent dat de schade aan het product zelf en aan de goederen die hoofdzakelijk in een professioneel kader worden gebruikt, alsook de schade ten belope van de franchise, nog steeds het voorwerp van een exoneratieclausule kunnen uitmaken.365

358 D. VAN DE GEHUCHTE, Productaansprakelijkheid in België, Efficiënt ondernemen nr. 5, Gent, Mys & Breesch, 2000, 52; D. WUYTS, ‘Productaansprakelijkheid: een Richtlijn voor (n)iets?’, TBBR 2008, afl. 1, 28. 359 Artikel 12 Richtlijn Productaansprakelijkheid juncto artikel 10, § 1 Wet Productaansprakelijkheid. 360 Overweging 12 Richtlijn Productaansprakelijkheid. 361 I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 23; M. FAURE en W. VANBUGGENHOUT, “Produktenaansprakelijkheid. De Europese richtlijn: harmonisatie en consumenten-bescherming? (deel 2 en slot)”, RW 1987-1988, 33. 362 W. GELDHOF, “Distributienetbeheerder aansprakelijk voor schade door te hoge spanning”, Juristenkrant 2006, afl. 132, 5. 363 Cass. 6 april 2006, NJW 2007, 640, noot I. BOONE; RW 2009-2010, 190. 364 W. GELDHOF, “Distributienetbeheerder aansprakelijk voor schade door te hoge spanning”, Juristenkrant 2006, afl. 132, 5. 365 I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 23; D. WUYTS, ‘Productaansprakelijkheid: een Richtlijn voor (n)iets?’, TBBR 2008, afl. 1, 27.

Page 65: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

59

5.4. Fout van de consument

190. De producent kan zich in principe niet beroepen op exoneratiebedingen die zijn aansprakelijkheid inperken of uitsluiten.366 Een uitzondering hierop is de situatie waarin de schade niet alleen wordt veroorzaakt door een gebrek in het product maar ook door de schuld van het slachtoffer of van een persoon voor wie het slachtoffer dient in te staan.367 Dit impliceert een samenloop van twee of meerdere oorzaken die een causaal verband vertonen met éénzelfde schade.368

191. De richtlijn creëert door deze bepaling een nieuwigheid die niet volledig overeenstemt met ons gemeen recht. Volgens de equivalentieleer zou de fout van de consument, die in causaal verband met de schade staat, slechts een vermindering van de aansprakelijkheid van de producent rechtvaardigen. De bepaling die echter in een volledige bevrijding van de producent voorziet door een fout van het slachtoffer, hoewel de toepassingsvoorwaarden die tot zijn aansprakelijkheid leiden voldaan zijn, dient daarentegen als een uitzondering op de equivalentieleer beschouwd te worden.369

192. Ingevolge artikel 10, § 2 Wet Productaansprakelijkheid kan aldus in een contract gestipuleerd worden dat een bepaald soort gebruik van het product als een schuld van de consument kan worden beschouwd en aanleiding zal geven tot een beperking of uitsluiting van de aansprakelijkheid van de producent.370 Het is de rechter die dergelijke clausules zal onderzoeken, rekening houdende met alle omstandigheden van de zaak.371 Hij beschikt hierbij over een ruime beoordelingsmacht, die geenszins een verplichting inhoudt om de aansprakelijkheid van de producent uit te sluiten of in te perken.

193. Mijns inziens kan de rechter, gelet op een richtlijnconforme interpretatie, rekening houden met de ernst van de fout, de aard van de schade en zelfs met het bestaan van een verzekeringsdekking om de schadelast al dan niet te verdelen.372 Uit het feit dat de Wet Productaansprakelijkheid de zinsnede rekening houdende met alle omstandigheden niet heeft overgenomen, volgt volgens mij geenszins dat de rechter daar geen acht op mag slaan. Alleen door oog te hebben voor alle relevante gegevens van een specifieke zaak kan de rechter tot een gegronde en gemotiveerde beslissing komen.

366 Antwerpen 6 april 2011, NJW 2011, afl. 250, 657, noot R. STEENNOT. 367 Artikel 10, § 2 Wet Productaansprakelijkheid. 368 D. VAN DE GEHUCHTE, Productaansprakelijkheid in België, Efficiënt ondernemen nr. 5, Gent, Mys & Breesch, 2000, 63. 369 L. CORNELIS, “Aansprakelijkheid voor gevaarlijke producten”, RW 1987-88, 1148. 370 D. VAN DE GEHUCHTE, Productaansprakelijkheid in België, Efficiënt ondernemen nr. 5, Gent, Mys & Breesch, 2000, 63. 371 Artikel 8.2. Richtlijn Productaansprakelijkheid. 372 Contra I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 28; BOCKEN daarentegen ziet niet in waarom een afwijkende betekenis in de Belgische wet zou moeten gehanteerd worden: H. BOCKEN, “Buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige producten” in H. BOCKEN et al. (eds.), Bijzondere overeenkomsten 2007-2008, XXXIVe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2008, 365.

Page 66: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

60

194. De rechter kan vooreerst opteren voor een aansprakelijkheidsverdeling. Zo oordeelde het Hof van Cassatie373 dat het voor de producent van een tandbeugel voorzienbaar was dat kinderen zijn product verkeerd konden gebruiken, doch dat het slachtoffer in casu evenveel schuld trof. Het kind had in casu een fout begaan door de elastiekjes niet te verwijderen alvorens de beugel uit de mond te nemen en alzo de uitdrukkelijke aanwijzingen van de orthodontist niet op te volgen. De schadelast werd dan ook bij helften verdeeld tussen de producent en het slachtoffer.374

195. Uit deze casus kon evenwel niet afgeleid worden welke leeftijd het kind heeft. Dit is van belang omdat men slechts dient te handelen als een normaal en voorzichtig persoon, gelet op de concrete omstandigheden van de zaak, indien men schuldbekwaam is.375 Een fout kan immers niet toegerekend worden aan een kind dat de leeftijd waarop men over het oordeel des onderscheids beschikt, nog niet heeft bereikt d.i. 7 jaar. Hier kan vermelding worden gemaakt van het arrest van het hof van beroep te Antwerpen inzake de Renault Espace, die hoger reeds werd aangehaald.376 De rechter oordeelde daar terecht dat de aansprakelijkheid van de producent niet kan verminderd of opgeheven worden op grond van artikel 10, § 2 Wet Productaansprakelijkheid omdat een kind van drie jaar zijn hand in het radiatorrooster had gestoken. Gelet op zijn erg jonge leeftijd, is het kind immers geenszins schuldbekwaam.

196. Daarnaast staat het de rechter ook vrij om een integrale schadeloosstelling toe te kennen aan het slachtoffer of daarentegen te besluiten tot de volledige afwenteling van de schadelast op het slachtoffer.377 Dit laatste zal echter slechts in uitzonderlijke gevallen voorkomen, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van opzet van het slachtoffer of wanneer zijn fout in feite de enige oorzaak van de schade was.378

5.5. Fout van een derde

197. De Wet Productaansprakelijkheid voorziet in een verbod tot uitsluiting of beperking van de aansprakelijkheid ten aanzien van het slachtoffer in de situatie waarin de schade zowel door een gebrekkig product als door het toedoen van een derde wordt veroorzaakt.379 De producent blijft bijgevolg hoofdelijk gehouden tot schadeloosstelling samen met de derde. De consument kan dan ook elk van hen aanspreken tot integrale vergoeding van zijn schade.380

373 Cass. 26 september 2003, RW 2004-05, 22, noot B. WEYTS. 374 B. WEYTS, “De Wet Productaansprakelijkheid: het voorzienbaar foutief gebruik van een product en de legitieme verwachtingen van {het grote publiek}”, RW 2004-05, afl. 1, 25. 375 D. VERHOEVEN, “Het redelijkerwijze voorzienbaar gebruik van een product en het later ontstaan van gebreken in de Wet Productaansprakelijkheid”, TBBR 2011, 394. 376 Antwerpen 28 oktober 2009, TBBR 2011, 381-387 en randnummer 121. 377 H. BOCKEN, “Buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige producten” in H. BOCKEN et al. (eds.), Bijzondere overeenkomsten 2007-2008, XXXIVe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2008, 365. 378 H. BOCKEN, “Buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige producten” in H. BOCKEN et al. (eds.), Bijzondere overeenkomsten 2007-2008, XXXIVe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2008, 365; I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 28. 379 Artikel 10, § 2, lid 2 Wet Productaansprakelijkheid. 380 I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 29.

Page 67: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

61

198. De producent die de consument heeft vergoed op basis van de Wet Productaansprakelijkheid beschikt op zijn beurt over een vordering tot vrijwaring ten opzichte van de derde.381 De omvang van dit regresrecht verschilt naargelang de fout van de derde al dan niet hoofdzakelijk aan de oorsprong ligt van het gebrek van het product. In de regel zal de uiteindelijke schadelast bij gelijke delen worden verdeeld over de producent en de derde.382

199. Er kan tot slot nog opgemerkt worden dat de wet niet spreekt over de schuld van een derde maar wel over schade die mede veroorzaakt is door het toedoen van een derde. Dit impliceert dat, naast de fout van een derde, ook het gegeven dat hij objectief aansprakelijk wordt gehouden aanleiding zal geven tot een regresrecht van de producent.

5.6. Samenloop

200. Wanneer de consument op grond van de Wet Productaansprakelijkheid meerdere personen kan aanspreken voor dezelfde schade, zijn deze hoofdelijk gehouden ten aanzien van de consument, onverminderd een later regresrecht op basis van artikel 1214 BW. 383 Deze problematiek werd reeds bij de relevante passages besproken.384

VI. Conclusie

201. Daar de Europese wetgever heeft ingezien dat de buitencontractuele vorderingen naar gemeen recht de consument onvoldoende bescherming bood, heeft men de stap naar de harmoniserende Richtlijn Productaansprakelijkheid gezet. Bovendien wou men te allen tijde vermijden dat de beruchte schadeclaims uit de Verenigde Staten door Europese rechters zouden worden toegekend.

202. Het leerstuk inzake de productaansprakelijkheid is helder aangepakt door in hoofde van de producent, die het gebrekkig product op de markt heeft gebracht, een objectieve aansprakelijkheid te creëren. Hierdoor dient het slachtoffer geen fout aan te tonen. Dit sluit overigens aan bij de strekking in de rechtsleer, zoals aangehaald in het gemeen recht, die het louter op de markt brengen van een onveilig product gelijkstellen met een inbreuk op de zorgvuldigheidsnorm. Het slachtoffer zal evenwel het bewijs dienen te leveren van zijn schade, het gebrek aan het product en het causaal verband tussen beide. Een absolute zekerheid wordt hierbij evenwel geenszins vereist; de juridische zekerheid inzake het causaal verband volstaat.

203. Eens een lichamelijk roerend product door een gebrek aan veiligheid is aangetast en het nodige bewijs is geleverd, beschikt het slachtoffer over een vordering tot schadevergoeding tegen de producent van het product. Er werd evenwel niet gekozen voor een integrale schadeloosstelling waardoor een beroep op het gemeen recht en op de Wet Consumentenkoop desgevallend nodig zal blijven.

381 D. VAN DE GEHUCHTE, Productaansprakelijkheid in België, Efficiënt ondernemen nr. 5, Gent, Mys & Breesch, 2000, 69-70. 382 I. BOONE en S. GUILIAMS, “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, 31. 383 M. FAURE en W. VANBUGGENHOUT, “Produktenaansprakelijkheid. De Europese richtlijn: harmonisatie en consumentenbescherming? (deel 1)”, RW 1987-1988, 9. 384 Zie hierover: randnummers 97, 100-101, 104 en 109.

Page 68: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

62

Ingevolge de Wet Productaansprakelijkheid kan het slachtoffer aanspraak maken op een schadevergoeding voor zijn geleden lichamelijke en morele schade. Wat de zaakschade betreft, bestaan er echter twee beperkingen: enerzijds zal men geen vergoeding kunnen bekomen voor de schade aan het gebrekkig product zelf en anderzijds komt de schade aan goederen slechts in aanmerking voor een vergoeding indien het gaat om privégoederen. Daarenboven dient het slachtoffer rekening te houden met de aftrekfranchise ten belope van 500 euro. Deze niet gedekte schade zal het slachtoffer uiteraard nog kunnen recupereren door een vordering in te stellen op grond van artikel 1382 BW, met dien verstande dat hij dan wel een fout in hoofde van de producent zal dienen aan te tonen.

204. Om er voor te zorgen dat het slachtoffer steeds een solvabele wederpartij kan aanspreken, die bovendien op zijn minst in de Europese Unie gevestigd is, heeft de richtlijn voorzien in een uitgebreide reeks van vergoedingsplichtigen. Op deze manier wordt het slachtoffer optimale bescherming geboden. Naast de werkelijke producent zal het slachtoffer tevens de schijnbare producent kunnen aanspreken die zich voordoet als de werkelijke producent of die zijn kenteken of merk op het product heeft aangebracht. Bovendien wou men vermijden dat de consument een procedure zou dienen op te starten tegen een producent die zich buiten de Europese Unie bevindt waardoor ook de Europese invoerder gelijkgesteld wordt met de producent. Ten slotte wordt nog een zeer subsidiaire aansprakelijkheid gecreërd in hoofde van de leverancier en de uiteindelijke verkoper van het gebrekkige product wanneer deze entiteiten ook als producent kunnen gekwalificeerd worden of indien de identiteit van de producent niet kan achterhaald worden. In de meeste gevallen zullen zij zich echter kunnen bevrijden door de nodige informatiegegevens te verstrekken aan de consument.

205. Als tegenhanger van de ruime invulling van het begrip ‘producent’ om een solvabele, gekende en geografisch dichtbijzijnde wederpartij te vinden, staan er zes limitatief opgesomde bevrijdingsmogelijkheden ter beschikking van de vergoedingsplichtige. Drie daarvan zijn eerder gebaseerd op de omkering van de bewijslast in het nadeel van de producent. Zo zal hij zich exonereren door het bewijs te leveren dat hij het product niet in het verkeer heeft gebracht, dat het gebrek niet bestond bij de inverkeerstelling of dat het product noch met een economisch doel, noch in het kader van een beroepsactiviteit vervaardigd of verspreid werd. De drie andere situaties doen zich voor wanneer weliswaar aan de toepassingsvoorwaarden voor de aansprakelijkheid van de producent voldaan is maar deze laatste alsnog bevrijd kan worden van zijn aansprakelijkheid. Zo kan de producent eventueel aantonen dat hij handelde in overeenstemming met dwingende overheidsvoorschriften of dat nagenoeg niemand het bestaan van het gebrek aan veiligheid had kunnen ontdekken. Deze uitsluitingsgronden leiden echter slechts zelden tot het gehoopte resultaat voor de producent. De onderdelenexceptie is daarentegen wel een exoneratiegrond die in voorkomend geval met succes wordt ingeroepen. Dit is het geval wanneer het gebrek te wijten is aan een gebrekkige ontwerp van het product. Afsluitend kan hier nog aan toegevoegd worden dat de fout van het slachtoffer of van een derde tot een aansprakelijkheidsbeperking of zelfs tot een uitsluiting van aansprakelijkheid aanleiding kan geven.

Page 69: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE WET PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID

63

206. Mijns inziens biedt de Wet Productaansprakelijkheid een meerwaarde voor de consument, doch stel ik vast dat er nog veel terughoudendheid bestaat om beroep te doen op deze wet. Het is een project dat zich hopelijk in de toekomst wat meer zal inburgeren in de advocatenwereld. Vooraleer dit kan verwezenlijkt worden, zal men echter vooreerst afstand dienen te nemen van de klassieke en vertrouwde contractuele en buitencontractuele rechtsgronden. Het feit dat de regelgeving geen onderscheid maakt tussen schadelijders die in contractuele relatie staan tot de producent, dan wel een derde zijn van deze relatie, is zeker een vooruitgang. De opmerking die hier evenwel toch dient gemaakt te worden is dat om een integrale schadevergoeding te bekomen men nog steeds een beroep zal dienen te doen op het aansprakelijkheidsregime dat bij zijn relatie past.

VII. Schematisch overzicht

Wet Productaansprakelijkheid

Aard aansprakelijkheid Buitencontractueel/ (contractueel)

Product Lichamelijk

Roerend - incl. elektriciteit

Aansprakelijkheidscriterium De veiligheid van het product: product biedt niet de veiligheid die men gerechtigd is te verwachten, incl. alle omstandigheden

Bewijslast Gebrek, schade en causaal verband

Verweermiddelen producent Zes limitatief opgesomde bevrijdingsgronden:

- Geen inverkeerstelling

- Geen gebrek bij inverkeerstelling

- Afwezigheid economisch doel en beroeps-uitoefening

- Overeenstemming met dwingende overheids-voorschriften

- Ontwikkelingsrisico

- Onderdelenexceptie

Rechten van het slachtoffer Lichamelijke schade aan personen: onbeperkt – inclusief morele schade

Schade aan goederen: beperkt tot privégoederen en na aftrek van franchise ten belope van € 500

Valkuil Geen integrale schadeloosstelling

Page 70: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

64

Hoofdstuk III. De consumentenkoop

I. Inleiding

207. Op 1 januari 2005 treedt de wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen in werking.385 Deze wet vormt de laattijdige omzetting in de Belgische rechtsorde van de Europese Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen.386

208. Na de omzetting van de Richtlijn Productaansprakelijkheid, is dit de tweede maal dat een Europese richtlijn in de kern van het gemeen privaatrecht ingrijpt. De eerste keer koos men voor een omzetting in een aparte wet: de Wet Productaansprakelijkheid. Ook voor andere consumentenrichtlijnen, die betrekking hebben op materies die door het Burgerlijk Wetboek bestreken worden, koos men steeds voor een regeling buiten het Burgerlijk Wetboek.387 Met de Richtlijn Consumentenkoop stelde men echter voor het eerst, op een systematische en fundamentele wijze, het bestaande gemeen kooprecht in vraag.388 De Belgische wetgever opteerde er dan ook voor om een nieuwe afdeling in te voeren in het hoofdstuk van het Burgerlijk Wetboek over de verplichtingen van de verkoper.389 Het zijn de nieuwe artikelen 1649bis tot 1649octies BW die gestalte geven aan het dwingende regime van de consumentenkoop, dat naast het gemeen kooprecht blijft bestaan. Gezien het fragmentarisch karakter van de nieuwe regeling, behoudt het gemeen kooprecht zijn waarde en zal het daarenboven opnieuw herleven na het verstrijken van de wettelijke waarborgtermijn van twee jaar.

209. Naast deze twee verschillende koopregimes kent het Belgische kooprecht ook nog het regime van het Weens Koopverdrag dat geldt bij internationale koopovereenkomsten. In dit kader past de bemerking dat het Weens Koopverdrag als inspiratiebron voor de Richtlijn Consumentenkoop fungeerde.390 De overgang van het dualistische regime inzake de hoofdverplichtingen van de verkoper, dat het gemeen kooprecht kenmerkt, naar de unieke hoofdverplichting van de verkoper werd immers bewerkstelligd onder invloed van het

385 BS 21 september 2004, 68.384. Hierna: ‘Wet Consumentenkoop’. 386 Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen, PB. L. 7 juli 1999, afl. 171, 12. Hierna: ‘Richtlijn Consumentenkoop’. 387 Bijvoorbeeld de Richtlijn Oneerlijke Bedingen; J. STUYCK, “Historiek en toepassingsgebied van de Richtlijn Consumentenkoop en de omzettingswet”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 2 en voetnoot 7. 388 J. STUYCK, “Historiek en toepassingsgebied van de Richtlijn Consumentenkoop en de omzettingswet”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 2. 389 L. PEETERS, “Wet betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen”, DCCR 2004, nr. 64, 85. 390 Zie J. STUYCK, “Historiek en toepassingsgebied van de Richtlijn Consumentenkoop en de omzettingswet”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 4; S. VAN LOOCK, “Diamonds are (not always) forever: (verborgen) gebreken in het Burgerlijk Wetboek” (noot onder Rb. Antwerpen 3 maart 2011), DCCR 2012, nr. 94, 113, voetnoot 3.

Page 71: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

65

Weense Koopverdrag.391 Binnen deze verhandeling echter wordt het regime hierna als zodanig buiten beschouwing gelaten.

210. Niettegenstaande dat zowel de Wet Consumentenkoop als de Wet Productaansprakelijkheid de bescherming van de consumenten beogen tegen schade die ze ondervinden ten gevolge van “gebrekkige producten” wordt hierna reeds hun grootste discrepanties aangehaald. Het onderscheid tussen beide regelingen ligt vooreerst in de invulling van het begrip gebrekkig.392 Daar waar de Wet Productaansprakelijkheid het heeft over een gebrek aan veiligheid, verwijst de Wet Consumentenkoop naar het gebrek aan conformiteit met de koopovereenkomst.

211. Daarnaast gaat de Richtlijn productaansprakelijkheid uit van een maximale harmonisatie daar waar men, in de Richtlijn Consumentenkoop, een uitdrukkelijke clausule terugvindt die een minimale harmonisatie voorschrijft.393 Het staat de lidstaten aldus vrij om strengere voorschriften, ter bescherming van de consument, te treffen of te handhaven. Dit contrast wordt enigszins afgezwakt door het gegeven dat de Wet Productaansprakelijkheid de aanspraken van het slachtoffer, ingevolge het algemene aansprakelijkheidsrecht dat mogelijk wel genereuzer is, onverlet laat.394

212. Bovendien is de wijze waarop beide bescherming bieden ook geheel uiteenlopend: enerzijds is de Wet Productaansprakelijkheid er voornamelijk op gericht de vergoedings-plichtige aan te duiden die instaat voor de schade aan personen en/of aan privégoederen, terwijl de Wet Consumentenkoop, in de eerste plaats, een passend verhaalmiddel ter beschikking stelt van de consument aan de hand van een rechtsmiddelenhiërarchie.

213. Ten slotte verschilt het vergoedingsstelsel grondig: schade aan het gebrekkig product zelf zal nooit vergoed kunnen worden op grond van de Wet Productaansprakelijkheid; hiervoor zal men een beroep dienen te doen op de Wet Consumentenkoop. Omgekeerd zal men geen vergoeding kunnen bekomen voor lichamelijke schade wanneer men zich beroept op de Wet Consumentenkoop maar wel op grond van de Wet Productaansprakelijkheid. Voegt men daar nog eens de regels van de verborgen gebreken aan toe, die herleven twee jaar na de levering van een goed, dan komt men tot een complex geheel van regels. Dit kan dan ook meteen de reden zijn waarom de betekenis van de Wet Productaansprakelijkheid voor de rechtspraktijk zeer beperkt blijft: in eerste instantie zal men zich richten naar het Burgerlijk Wetboek waar men het gemeen kooprecht aantreft, alsmede de Wet Consumentenkoop, sinds 2005.

391 L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, nr. 12, 446. Voor verdere uitdieping inzake het dualistische regime in het gemeen kooprecht zie supra randnummer 14 uit hoofdstuk I. Afdeling 2.3. De vergoedingsplichtige. 392 Zie ook L. PEETERS, “Consumptiegoederen: het gebrek aan overeenstemming met de overeenkomst”, RW 2001-02, nr. 16, 546, voetnoot 20. 393 Artikel 8.2. juncto overweging 2 en artikel 1.1. Richtlijn Consumentenkoop. 394 J. STUYCK, “Historiek en toepassingsgebied van de Richtlijn Consumentenkoop en de omzettingswet”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 8-9.

Page 72: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

66

214. Hierna wordt ingegaan op de regeling inzake het nieuwe kooprecht sinds 2005, met bijzondere aandacht voor de verschilpunten met respectievelijk de Wet Productaansprakelijkheid en het gemeen kooprecht. Dit geeft de laatste aanzet om in hoofdstuk IV te kunnen overgaan tot de wisselwerking tussen deze diverse reglementeringen.

II. De toepassingsvoorwaarden

215. De Richtlijn Consumentenkoop heeft een harmonisatie tot stand gebracht van de belangrijkste en meest voorkomende overeenkomst, met name: de consumentenkoop.395 In tegenstelling tot het gemeen kooprecht voert de Wet Consumentenkoop een monistische regeling in wat betreft de hoofdverplichting van de verkoper. Zo wordt de plicht tot de conforme levering enerzijds en de vrijwaring voor verborgen gebreken anderzijds, in de wet gefusioneerd tot de verplichting om een goed te leveren in overeenstemming met de koopovereenkomst.

216. De nieuwe regeling beoogt (1) de bescherming van de consument (2) bij de koop-verkoop van roerende lichamelijke consumptiegoederen (3) door een professionele verkoper. Ingevolge de rechtsmiddelenhiërarchie heeft de consument vooreerst recht (4) op de uitvoering in natura en in ondergeschikte orde, (5) op de uitvoering bij equivalent.

2.1. De consument

217. In tegenstelling tot de Wet Productaansprakelijkheid biedt de Wet Consumentenkoop enkel bescherming aan een natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die geen verband houden met zijn beroepsactiviteit of zijn commerciële activiteit.396 Dit personeel toepassingsgebied is dan ook beperkter dan bij de eerstgenoemde wet: in de Wet Productaansprakelijkheid kan het slachtoffer immers aanspraak maken op een schadeloosstelling, ongeacht zijn professionele hoedanigheid. Evenwel dient opgemerkt te worden dat, wat betreft de schade aan goederen, deze enkel voor vergoeding in aanmerking komt indien het goed voor privégebruik bestemd is en daadwerkelijk zo gebruikt wordt.

218. Het oorspronkelijke voorstel, om onder het consumentenbegrip ook professionele kopers te betrekken, die goederen kopen voor doeleinden die geen rechtstreeks verband houden met hun activiteit, is niet overgenomen in de Richtlijn Consumentenkoop.397 De wet hanteert aldus het bestemmingscriterium waardoor een bakker, die een bestelwagen koopt om het brood rond te brengen bij de mensen thuis, zich niet op de regels van de Wet Consumentenkoop kan beroepen, indien de motor van de wagen vuur vat na één maand.398 Het lijkt evenwel billijker om het specialisatiecriterium toe te passen, daar de professionele kennis en ervaring van de bakker hem hier geen bijzonder voordeel oplevert ten opzichte van de gemiddelde burger. 395 L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, nr. 12, 442. 396 Artikel 1649bis, §2, 1° BW. 397 J. STUYCK, “Historiek en toepassingsgebied van de Richtlijn Consumentenkoop en de omzettingswet”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 9. 398 Y. VAN COUTER, E. KAIRIS, B. VANBRABANT, S. DE BOECK, S. KINART, H. DHONDT (eds.), “De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen”, CABG 2005, afl. 3, 7.

Page 73: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

67

219. Dit heeft zowel de rechtsleer als de rechtspraak ertoe gebracht om het gemengd gebruik, waarbij het consumptiegoed hoofdzakelijk gebruikt wordt voor privé-doeleinden, onder het toepassingsgebied van de Wet Consumentenkoop te brengen.399 Op die manier is ons consumentenbegrip conform het Europese: het Hof van Justitie oordeelde immers in het arrest Gruber400 van 20 januari 2005 dat men als consument wordt gekwalificeerd van zodra het professionele luik te verwaarlozen is. Of zoals het Hof het verwoordt: men is consument wanneer “… het beroepsmatige gebruik dermate marginaal is dat het in de globale context van de betrokken verrichting onbetekenend is.” Het hof van beoep te Antwerpen, en recentelijk nog dat van Gent, zijn gevolgd en bevestigen de toepassing van het adagium accessorium sequitur principale inzake het hoofdzakelijk privégebruik bij een gemengd gebruik.401 Wanneer de bakker aldus een gezinswagen aankoopt en deze in het kader van zijn beroep louter de zondag gebruikt om ontbijtmanden rond te brengen, zal de bakker zich op de Wet Consumentenkoop kunnen beroepen.

2.2. De consumptiegoederen

220. Ingevolge artikel 1649bis, § 2, 3° juncto § 3 BW is het koopregime niet enkel van toepassing op de aankoop van lichamelijke roerende goederen, maar ook op overeenkomsten tot levering van te vervaardigen of voort te brengen consumptiegoederen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld over een op maat gemaakte bruidsjurk, waarbij het contract uit twee facetten bestaat: enerzijds de aankoop van de stof en anderzijds de creatie van het bruidskleed.

221. Elektriciteit wordt dan weer uitdrukkelijk uit het materieel toepassingsgebied gesloten, daar waar de Wet Productaansprakelijkheid in een uitdrukkelijke bepaling voorziet om schadegevallen, ten gevolge van stroomopstoten, vergoed te zien.402

222. Uit de geraadpleegde rechtspraak in het kader van dit hoofdstuk volgt evenwel dat de meeste rechtsgeschillen in essentie betrekking hebben op lichamelijke roerende goederen zoals (tweedehands)voertuigen, kledij en elektronicatoestellen.

399 Gent 12 december 2011, NJW 2012, afl. 268, 602, noot R. STEENNOT: in deze zaak werd de vordering met succes ingesteld door de koper op basis van artikel 1649quinquies BW. Antwerpen 30 juni 2009, NJW 2010, 504: de Mercedes werd in deze zaak voor hoofdzakelijk beroepsmatige doeleinden gebruikt, waardoor zijn vordering werd afgewezen. M. HIGNY, “La notion de consommateur et l’usage mixte en matière de vente de biens de consommation” (noot onder Kh. Hasselt 21 november 2007), DCCR 2009, 163-164; I. SAMOY, “Het toepassingsdomein van de verschillende koopregelingen in kaart gebracht (gemeenrechtelijke koop, consumentenkoop en internationale koop), met bijzondere aandacht voor gemengd gebruik en gemengde overeenkomsten”, TBBR 2009, afl. 71, 19; R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 517, nr. 1039; J. STUYCK, “Historiek en toepassingsgebied van de Richtlijn Consumentenkoop en de omzettingswet”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 26, nr. 81. 400 HvJ C-464/01, Gruber, 2005, NJW 2006, afl. 135, 72, noot K. SWERTS. 401 Antwerpen 30 juni 2009, NJW 2010, 504; R. STEENNOT, “Begrip ‘consument’” (noot onder Gent 12 december 2011), NJW 2012, afl. 268, 604; zie in dezelfde zin: J. STUYCK, “Historiek en toepassingsgebied van de Richtlijn Consumentenkoop en de omzettingswet”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 26. 402 Artikel 2, lid 2 Wet Productaansprakelijkheid.

Page 74: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

68

223. Het determinerende tijdstip om het karakter van het goed te bepalen, is het tijdstip van de levering403: een ingebouwde koelkast blijft zijn roerend karakter behouden, ook al is het onroerend geworden door incorporatie. Daarnaast maken ook dieren, zoals honden en paarden, weleens het voorwerp uit van een rechtsgeschil.404 Zo werd recentelijk, na het overlijden van de puppy aan de gevolgen van de kennelhoest, een professionele verkoper van honden veroordeeld tot de terugbetaling van de aankoopsom van de hond en een schadevergoeding voor de kosten van de dierenarts.405

224. Een in se deugdelijk consumptiegoed kan ten slotte ook gebrekkig worden door een verkeerde installatie van het goed. In een dergelijk geval geldt de regeling inzake de garantie ook, voor zover de installatie uitgevoerd wordt door of onder de verantwoordelijkheid van de verkoper.406 Als accessorium hierbij is de ‘IKEA-clausule’ erkend407: indien de consument dient in te staan voor de installatie van het consumptiegoed, bijvoorbeeld met betrekking tot een doe-het-zelf pakket, dan kan de consument zich alsnog op de Wet Consumentenkoop beroepen wanneer de verkeerde installatie het gevolg is van een fout in de montagehandleiding. Het feit, dat deze montagehandleidingen over het algemeen opgesteld zijn door de producent en niet door de verkoper, is irrelevant voor de aansprakelijkheid van deze laatste.408

2.3. De herstelplichtige

225. In beginsel dient de consument zijn aanspraak tot de verkoper te richten, op wie de unieke verplichting rust om een goed te leveren in overeenstemming met de koopovereenkomst.

226. Een verkoper is iedere natuurlijke of rechtspersoon die consumptiegoederen verkoopt in het kader van zijn beroepsactiviteit of zijn commerciële activiteit.409 Deze definitie impliceert een zekere regelmaat, organisatie en structuur. Op grond van deze motivering besliste het Hof van Cassatie410 dat een hobbyfokker van honden niet als een verkoper kon beschouwd worden, in de zin van de Wet Consumentenkoop. In casu was de man werkloos en verkocht hij slechts occasioneel een puppy om het gezinsbudget te spijzen, waardoor het vereiste duurzame karakter van de activiteit ontbrak.411 Daar de man niet als verkoper kon gekwalificeerd worden, was het contract tot stand gekomen tussen twee particulieren, waardoor de zaak buiten de werkingsfeer van de Wet Consumentenkoop viel. 403 R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 519. 404 Zie bijvoorbeeld: Cass. 21 januari 2010, RW 2011, nr. 17, 784, noot S. MARYSSE en S. MARYSSE, “Over een hond als een consumptie-goed en rechtsmisbruik bij de keuze van de remedies bij een (niet-conforme) consumentenkoop” (noot onder Bergen 15 december 2010), DCCR 2012, nr. 97, 122. 405 Antwerpen 21 mei 2012, NJW 2013, 122, noot R. STEENNOT. 406 Artikel 1649ter, § 4 BW. 407 S. BEYAERT, “Consumentenkoop”, in I. CLAEYS (ed.), Contractenrecht in beweging – Gandius 6, Mechelen, Kluwer, 2004, 51. 408 A. VAN OEVELEN, “Het nieuwe begrip «conformiteit»”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 45. 409 Artikel 1649bis, § 2, 2° BW. 410 Cass. 21 januari 2010, RW 2011, nr. 17, 784, noot S. MARYSSE. 411 A. GODFROID, “Professionele hondenfokkers aanpakken kan via consumentenrecht”, Juristenkrant 2012, nr. 251, 1 en 4.

Page 75: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

69

227. Om als professionele verkoper beschouwd te worden is bovendien vereist dat men handelt in eigen naam.412 Indien een garagehouder, handelend als lasthebber van een particulier, de wagen van laatstgenoemde verkoopt aan een andere particulier, is deze koop-verkoop dan ook tot stand gekomen tussen twee particulieren. De rechtbank van Eupen oordeelde echter anders: voor de hoedanigheid van een professionele verkoper is het irrelevant of het een verkoop betreft van goederen die toebehoren aan de verkoper dan wel aan andere personen.413 Bijgevolg werd geoordeeld dat de garantie, bepaald in artikel 1649quater BW, toegekend werd, nadat de motor van de wagen één maand na de levering vuur vatte. Gezien dit vonnis volledig tegen de theorie van de vertegenwoordiging ingaat, is dit mijns inziens terecht eerder als een misstap te beschouwen.414 De verkoper is nooit eigenaar geweest van de wagen, a fortiori kon hij de wagen dan ook nooit verkocht hebben in eigen naam.

228. De discrepantie tussen de Wet Consumentenkoop en de Wet Productaansprakelijkheid op het vlak van de vergoedingsplichtige lijkt op het eerste zicht zeer groot: waar de Wet Productaansprakelijkheid in essentie de producent aansprakelijk stelt voor het in het verkeer brengen van een gebrekkig product, wijst de Wet Consumentenkoop de verkoper aan. Bij nadere studie gaat echter noch de verkoper, noch de producent volledig vrijuit in de respectievelijke aansprakelijkheidsregimes. Enerzijds kan een professionele verkoper beschouwd worden als de schijnbare producent, wanneer hij zijn naam of kenteken op het product heeft aangebracht, waardoor hij aansprakelijk kan gesteld worden op grond van de Wet Productaansprakelijkheid.415 Tevens rust er, zij het in zeer subsidiaire orde, op de uiteindelijke verkoper ook de plicht om de identiteit van de producent (of EU invoerder) mede te delen aan het slachtoffer, op straffe van eigen aansprakelijkheid.416 Anderzijds, is het niet altijd de verkoper die uiteindelijk de schadelast draagt bij toepassing van de Wet Consumentenkoop: ingevolge artikel 1649sexies BW kan de verkoper verhaal uitoefenen tegen zijn voormannen in de distributieketen, zijnde zijn eigen leverancier, de contractuele tussenpersonen en de producent van het consumptiegoed.417 Bovendien kan de producent ook rechtstreeks aangesproken worden door de consument op grond van een verstrekte commerciële garantie.418

412 B. TILLEMAN en G. VELGHE, “Recente ontwikkelingen in het kooprecht (2008-2011)” in X, Recht in beweging – 19de VRG-Alumnidag, Antwerpen, Maklu, 2012, 58-59. 413 Rb. Eupen (3e k.) 21 juni 2010, JLMB 2011, afl. 19, 918. 414 B. TILLEMAN en G. VELGHE, “Recente ontwikkelingen in het kooprecht (2008-2011)” in X, Recht in beweging – 19de VRG-Alumnidag, Antwerpen, Maklu, 2012, 59. 415 Zie supra randnummers 98 e.v. uit hoofdstuk II. Afdeling 2.3.2. De schijnbare producent. 416 Zie supra randnimmers 105 e.v. uit hoofdstuk II. Afdeling 2.3.4. De leverancier en uiteindelijke verkoper. 417 H. COUSY, “Het regres van de eindverkoper en andere aansprakelijkheidsvorderingen”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 131. 418 Wat de rechtstreekse vordering van de consument ten aanzien van de producent betreft, op basis van de Wet Consumentenkoop, verwijs ik naar randnummer 305 uit hoofdstuk III. Afdeling 5.1. Het regresrecht van de eindverkoper.

Page 76: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

70

229. Met betrekking tot de aansprakelijkheid in hoofde van producent en verkoper kan aldus geconcludeerd worden dat beiden op basis van beide wetten (zij het in subsidiaire orde) kunnen aangesproken worden, met dit verschil dat de Wet Consumentenkoop zich in de eerste plaats richt op het herstel van het goed zelf, daar waar de Wet Productaansprakelijkheid zich focust op de materiële, morele en lichamelijke schadeloosstelling van het slachtoffer.

2.4. De wettelijke garantie versus de commerciële garantie

230. Teneinde de Wet Consumentenkoop naar waarde te schatten en de consument een klaar beeld te kunnen bieden inzake zijn rechten bij de levering van een goed, dat een gebrek aan conformiteit vertoont, verdient het onderscheid tussen de wettelijke en de commerciële garantie vooreerst enige toelichting. De consument kan immers zijn rechten op twee niveaus laten gelden, ingevolge het nieuwe kooprecht: enerzijds kan de consument aanspraak maken op zijn wettelijke rechten ten aanzien van de verkoper en anderzijds beschikt de consument over welomschreven aanspraken ten aanzien van de verkoper of producent, krachtens een specifiek door hen aangegane verbintenis.419

231. De wettelijke garantie vloeit voort bij toepassing van de wet: elke consument die een lichamelijk roerend goed koopt van een professionele verkoper kan zich op de wet beroepen. De garantie ontstaat dus als het ware als een automatisch neveneffect van de koopovereenkomst, waarbij de verkoper een goed dient te leveren dat in overeenstemming is met de overeenkomst.420 Zoals reeds aangehaald komt deze monistische hoofdverplichting van de verkoper voor consumptiegoederen in de plaats van het duale systeem uit het gemeen kooprecht.421

232. De wettelijke garantie bepaalt enerzijds de voorwaarden waaraan voldaan dient te worden opdat men de verkoper kan aanspreken: zo moet er een gebrekkig consumptiegoed geleverd zijn, waarvan het gebrek reeds in de kiem aanwezig was en het gebrek dient zich te manifesteren binnen de twee jaar vanaf de aflevering.422 Anderzijds wordt er bepaald waarop de consument aanspraak kan maken423: in eerste orde heeft men recht op een uitvoering in natura en in ondergeschikte orde, op de uitvoering bij equivalent. Deze regels zijn bovendien van dwingend recht, waardoor ze niet kunnen beperkt of zelfs wegbedongen worden in algemene voorwaarden van de verkoper.424 Een clausule die ‘enkel een herstelgarantie’ biedt aan de consument is dan ook nietig.

419 I. SAMOY, “Commerciële garanties en het dwingend karakter van de nieuwe regels”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 104; R. STEENNOT, “Consument krijgt betere bescherming bij aankoop”, Juristenkrant 2004, nr. 95, 7. 420 L. PEETERS, “Consumptiegoederen: het gebrek aan overeenstemming met de overeenkomst”, RW 2001-02, nr. 16, 545. 421 L. PEETERS, “Wet betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen”, DCCR 2004, nr. 64, 85. 422 Artikel 1649quater, §1, lid 1 BW. 423 Artikel 1649quinquies, §1, lid 1 BW. 424 Zie infra randnummers 309 e.v. uit hoofdstuk III. Afdeling 5.2. Exoneratieclausules.

Page 77: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

71

233. De essentie van de commerciële garantie is daarentegen dat ze op geheel vrijwillige basis verleend wordt.425 De wet besteedt er beduidend minder aandacht aan in vergelijking met de wettelijke garantie. Zo wordt enkel een definitie gegeven en brengt men een aantal beginselen onder de aandacht zoals de verhouding tot de wettelijke garantie.426 De commerciële garantie moet dan ook gezien worden als een extra bijkomende garantie, waardoor ze nooit afbreuk kan doen aan de rechten die de consument heeft, op basis van de wettelijke garantie. Men vindt de commerciële garantie veelal terug in de algemene verkoopsvoorwaarden, op de factuur, op de verpakking van het goed of in een afzonderlijk, voorgedrukt garantiebewijs.427

234. Bovendien regelt ze niet enkel de aanspraken van de consument tegenover de eindverkoper maar kan de eenzijdige wilsuiting tevens uitgaan van de producent van het goed zowel als van enige andere persoon in de distributieketen.428 De regels zijn aldus niet beperkt tot de verhouding consument-eindverkoper.429 De verkoper en/of producent zijn vrij in het bepalen van zowel de voorwaarden als hun keuze voor de één of andere remedie. Zo kan bijvoorbeeld een producent van een televisie bepalen, na het verval van de wettelijke garantie, dat de consument enkel recht heeft op het herstel.

235. Belangrijk is om op te merken dat de consument, gedurende de periode van de wettelijke garantie, de vrije keuze heeft om zich hetzij op de wettelijke, hetzij op de commerciële garantie te beroepen. Er bestaat geen verplichting om steeds een beroep te doen op de commerciële garantie bij gebreken.430 Fabrieksgaranties komen vooral voor in de autosector. Zo geeft de producent van KIA een “totale fabrieksgarantie van zeven jaar of tot 150.000 kilometer, wat het eerst wordt bereikt”.431 Echter, indien de motor van het voertuig binnen de twee jaar vanaf de levering het begeeft, heeft de consument de keuze om zich hetzij op de wettelijke, hetzij op de commerciële garantie te beroepen. Indien het voertuig in kwestie reeds 155.000 kilometers op de teller heeft, verliest men enkel zijn fabrieksgarantie; men kan zich nog steeds steunen op de wettelijke garantie verstrekt door de concessiehouder van KIA.

425 L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, 453; I. SAMOY, “Commerciële garanties en het dwingend karakter van de nieuwe regels”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 104; R. STEENNOT, “Consument krijgt betere bescherming bij aankoop”, Juristenkrant 2004, nr. 95, 7; R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 544. 426 Artikel 1649bis, §2, 6°, respectievelijk artikel 1649septies BW. 427 I. SAMOY, “Commerciële garanties en het dwingend karakter van de nieuwe regels”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 111; R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 544. 428 L. PEETERS, “Consumptiegoederen: het gebrek aan overeenstemming met de overeenkomst”, RW 2001-02, nr. 16, 545; Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 60. 429 R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 545. 430 Artikel 1649septies, § 2, eerste streepje BW; I. DEMUYNCK, “De bescherming van de consument tegen gevaarlijke, gebrekkige en niet-conforme producten”, in VLAAMSE CONFERENTIE DER BALIE VAN GENT (ed.), De consument in het recht: verwend, verwaand of miskend?, Antwerpen, Maklu, 2003, 93; L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, 453. 431 http://www.kia.com/be/inhoud/7-jaar-garantie (geconsulteerd op 22 maart 2013).

Page 78: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

72

2.5. Het gebrekkig product

2.5.1. Het conformiteitscriterium

236. Het sleutelbegrip in de Wet Consumentenkoop is het begrip “conformiteit”. Sinds de invoering van de Wet Consumentenkoop bepaalt het eerste lid van artikel 1604 BW dat de verkoper een zaak dient te leveren die met de overeenkomst in overeenstemming is. De rechten van de consument, genoemd in artikel 1649quinquies BW, ontstaan dan ook pas bij een bewezen “gebrek aan overeenstemming”. Artikel 1649ter, §1 BW voorziet in vier voorwaarden, waaraan een deugdelijk product dient te beantwoorden: (1) overeenstemming met de gegeven beschrijving van het goed, (2) overeenstemming met het bijzonder gebruik dat door de verkoper gekend en aanvaard werd, (3) overeenstemming met het normaal of redelijkerwijs voorzienbaar gebruik van het goed en (4) overeenstemming met de kwaliteit en prestaties die de consument redelijkerwijs mag verwachten. De Wet Consumentenkoop vertrekt aldus vanuit een ruim beschreven, doch weerlegbaar vermoeden van overeenstemming van het goed met de overeenkomst.432

237. Vooreerst wordt een consumptiegoed vermoed conform het contract te zijn wanneer het in overeenstemming is met de door de verkoper gegeven beschrijving ervan en de eigenschappen bezit van de goederen die de verkoper aan de consument als monster of als model heeft getoond (eigen onderlijning).433 Dit is een eenvoudige bevestiging van de regeling inzake de conforme levering uit het gemeen kooprecht.434 PEETERS435 merkt op dat enkel de beschrijving gegeven door de verkoper hiervoor in aanmerking komt. Dit sluit geenszins uit dat de consument zich rechtmatig mag laten leiden door verklaringen afgelegd door de producent in reclameboodschappen of dergelijke. Deze situatie maakt immers het voorwerp uit van het laatste beoordelingscriterium. Voor het overige stelt de eerste zinsnede geen interpretatieproblemen; het gaat bijvoorbeeld om de levering van een salon met ronde houten pootjes in plaats van vierkante aluminium bankvoeten.436 Wat de tweede zinsnede betreft kan er al meer discussie bestaan daar het een vrij subjectieve beoordeling vergt. Ik denk daarbij aan lichte kleurverschillen die het gevolg kunnen zijn van belichtingsmethoden in toonzalen, waardoor de kleur van een kast of zetel, bij de installatie thuis, lichte afwijkingen kan vertonen. Het al dan niet in overeenstemming zijn met de overeenkomst is aldus in grote mate een feitenkwestie, die aan de beoordelingsvrijheid van de rechter wordt overgelaten.437

432 L.PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, nr. 12, 446-447. 433 Artikel 1649ter, §1, 1° BW. 434 A. VAN OEVELEN, “Het nieuwe begrip «conformiteit»”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 39. 435 L.PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, nr. 12, 447, voetnoot 66. 436 Gent (12e k.) 20 oktober 2010, DCCR 2012, 124, noot S. JANSEN. In dezelfde zin: Cass. (3e k.) 9 oktober 2006, RW 2010, 1, noot. 437A. VAN OEVELEN, “Het nieuwe begrip «conformiteit»”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 38.

Page 79: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

73

238. Het past hier reeds op te merken dat de consument het vermoeden van overeenstemming dient te weerleggen door het bewijs te leveren dat niet voldaan is aan één van de voorwaarden.438 VAN COUTER439 daarentegen houdt er een andere mening op na: de verkoper dient volgens hem de bewijslast te dragen inzake de conformiteit van de zaak, gelet op de basisidee van de richtlijn, zijnde de bescherming van de consument. Hoewel dit de consument zeker ten goede zou komen, is dit niet de meerderheidsopvatting.

239. Het tweede overeenstemmingscriterium speelt in de situatie waarin de consument een bijzonder gebruik van een goed wenst dat het normale gebruik overstijgt.440 Hier zal de consument het bewijs dienen te leveren dat hij de verkoper in kennis heeft gesteld van dit gebruik, alsook dat de verkoper dit gebruik aanvaard heeft. Gezien de zware bewijslast zal deze regeling niet vaak spelen. Dit criterium vindt men overigens eveneens terug in het gemeen kooprecht441: een verkoper zal slechts aansprakelijk kunnen gesteld worden voor een functioneel verborgen gebrek, wegens het niet beantwoorden van de gekochte zaak aan de bijzondere bestemming die de consument voor ogen had, indien de verkoper door de consument op de hoogte was gebracht van dit bijzondere gebruik.

240. Dat men naast de wettelijke voorwaarden ook acht dient te slaan op de contractuele afspraken, kan het best aangetoond worden in samenhang met artikel 1649ter, §1, 3° BW. Via het sluiten van contractuele afspraken kunnen partijen immers de kenmerken van het goed preciseren, zonder de overeenstemmingscriteria buiten toepassing te verklaren. Dit kan geïllustreerd worden aan de hand van het volgende voorbeeld442: wanneer een consument een telefoontoestel koopt dat niet meer functioneert door zijn ouderdom, maar men wenst het aan te kopen als een decoratiestuk, is niet voldaan aan artikel 1649ter, §1, 3° BW. De telefoon zal immers niet geschikt (zijn) voor het gebruik waartoe goederen van dezelfde soort gewoonlijk dienen, met name het tot stand brengen van telefoongesprekken. Toch zal het telefoontoestel geen gebrekkig goed zijn door de uitwerking van de contractuele clausule. Enige voorwaarde is evenwel dat de consument duidelijk weet had van het ‘gebrek’ en het dus effectief als decoratiestuk wou aankopen.443 Mijns inziens zullen de verkopers in voorkomend geval de aanvaarding van de consument steeds bedingen: indien ze dit nalaten en er ontstaat een

438 Gent (12e k.) 27 mei 2009, RW 2010-11, 542, noot S. MARYSSE; L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, nr. 12, 447, nr. 15; R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 523, nr. 1049; A. VAN OEVELEN, “Het nieuwe begrip «conformiteit»”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 48, nr. 24. 439 Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 30. 440 Artikel 1649ter, §1, 2° BW. 441 A. VAN OEVELEN, “Het nieuwe begrip «conformiteit»”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 39. 442 A. VAN OEVELEN, “Het nieuwe begrip «conformiteit»”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 36. 443 A. VAN OEVELEN, “Het nieuwe begrip «conformiteit»”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 37.

Page 80: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

74

geschil, dan is het immers de verkoper die het bewijs dient te leveren dat de consument het gebrek kende en dat er dus voldaan is aan artikel 1649ter, § 3 BW.

241. Het laatste overeenstemmingscriterium handelt over de redelijkerwijze te verwachten kwaliteit en prestaties van een soortzaak in hoofde van een gemiddelde consument, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak. Het artikel vermeldt uitdrukkelijk twee situaties waarmee de rechter rekening kan houden: de aard van het goed en de publiek gedane mededelingen over de bijzondere kenmerken van het goed. Dit is echter slechts een niet-limitatieve, enuntiatieve opsomming. De rechter dient alle specifieke omstandigheden eigen aan de zaak in overweging te nemen, zoals de andere contractuele elementen, het merk en de omstandigheden waarin het contract werd gesloten.444 Zo kan een verkoop op een rommelmarkt een mindere kwaliteit doen vermoeden.445 VAN OEVELEN voegt aan deze lijst ook een fabrieksverkoop tegen verlaagde prijzen toe. Persoonlijk vind ik dit criterium te kort door de bocht: indien de consument een kledingstuk of een elektrisch apparaat aankoopt op een fabrieksverkoop mag hij dezelfde kwaliteit verwachten dan als hij deze stukken in de winkel zou hebben aangekocht. Inzake kledij worden er immers jaarlijks fabrieksverkopen georganiseerd waar men de collectie van het seizoen van een vorig jaar kan terugvinden. Op deze verkopen worden de stukken verkocht die over zijn gebleven na het seizoen, doch kan men niet aannemen dat zij daardoor een mindere kwaliteit vertonen.

242. Als illustratie bij de aard van het goed kan gewezen worden op het feit dat fruit en andere bederfbare goederen een houdbaarheidsdatum hebben en dus niet maanden in dezelfde staat kunnen bewaard worden. Hetzelfde geldt bij een tweedehandswagen waarvan men niet dezelfde kwaliteit mag verwachten als van een nieuwe. Dit neemt evenwel niet weg dat de consument-koper die overgaat tot de aankoop van een tweedehandswagen er op mag vertrouwen dat de wagen nog een zekere tijd dienst kan doen. Hier valt op dat de rechtspraak vrij snel aanvaardt dat er een gebrek aan overeenstemming voorligt. Het bekendste voorbeeld is het vonnis van de vrederechter te Landen van 13 september 2007.446 In deze zaak brak de distributieriem van een recent aangekochte tweedehandswagen af, waardoor de motor oververhit raakte na amper 60.000 kilometer, terwijl deze een normale looptijd heeft van 120.000 kilometer. De rechter oordeelde dat de distributieriem van het voertuig niet overeenstemde met het normale gebruik dat men redelijkerwijze mag verwachten en vertoont bijgevolg een gebrek aan overeenstemming in de zin van artikel 1649ter, §1, 4° BW. Het gegeven dat de wagen een respectabele leeftijd van zeventien jaar had bereikt stond hier niet in de weg dat de consument erop mocht vertrouwen dat zijn pas aangekochte wagen, bij een normaal gebruik, niet oververhit zou geraken na amper vier maanden.

444 A. VAN OEVELEN, “Het nieuwe begrip «conformiteit»”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 41. 445 A. VAN OEVELEN, “Het nieuwe begrip «conformiteit»”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 44. 446 Vred. Landen 13 september 2007, T. Vred. 2009, afl. 3-4, 241, noot C. DELFORGE.

Page 81: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

75

243. Wat betreft de publiek gedane mededelingen door de verkoper, producent of diens lasthebbers wordt uitdrukkelijk verwezen naar reclame en de gegevens die op de etiketten terug te vinden zijn. Wanneer in een reclamecampagne een gepromote 4x4 wagen zonder problemen de Pyreneeën doorkruist, mag de consument redelijkerwijze verwachten dat het reliëf in België geen problemen zou mogen stellen.447 Indien dit niet het geval is, is er een gebrek aan overeenstemming. Of nog, wanneer een wagen gepromoot wordt vanwege zijn uitermate laag verbruik, mag de consument hierop vertrouwen dat dit effectief zo is.

244. Opgemerkt dient te worden dat de consument zich bij een gebrek steeds dient te richten tot de verkoper, ook al gaat de reclame uit van de producent.

245. Het meest effectieve verweermiddel, waarover de verkoper beschikt, is dat hij kan bewijzen dat hij de onjuiste informatie vóór de contractsluiting heeft rechtgezet ten aanzien van de consument.448 Artikel 1649ter, § 2 BW stipuleert daarnaast nog twee andere verweermiddelen, waarop de verkoper zich kan beroepen om zijn niet-gebondenheid te bewijzen, maar deze zullen slechts uitzonderlijk succesvol ingeroepen kunnen worden. Immers, gelet op de professionele hoedanigheid van de verkoper, zal deze zich veelal niet kunnen beroepen op het feit dat de bedoelde mededeling hem niet bekend was en hem ook niet redelijkerwijs bekend kon zijn. Er wordt van hem, als professioneel, verwacht dat hij de publiek gedane mededelingen door de producent opvolgt.449 Ten slotte staat het de verkoper vrij om het bewijs te leveren van het feit dat de beslissing van de consument tot aankoop van het consumptiegoed niet kon beïnvloed zijn door de mededeling. Het is duidelijk dat ook hier er een zware bewijslast op de verkoper rust en dat dit verweermiddel slechts in zeer uitzonderlijke gevallen bevrijdend zal werken. Een voorbeeld kan zijn dat de reclamecampagne slechts op heel kleine schaal werd gevoerd en op een grote afstand van de woonplaats van de consument.450

2.5.2. Het gebrek is aanwezig bij de levering

246. Het recht van de consument om zich te beroepen op de garantieverplichting van de verkoper wordt, naast het bewijs van het bestaan van het gebrek, onderworpen aan het bewijs dat de non-conformiteit reeds bestond op het ogenblik van de levering.451 Met andere woorden dient het gebrek reeds te bestaan, of minstens in de kiem aanwezig te zijn, op het moment van de aflevering.452 Opvallend is, dat er bij de vaststelling van het moment waarop de overeenstemming dien te bestaan, voor een ander ogenblik wordt gekozen dan in het

447 Voorbeeld aangehaald in het televisieprogramma Top Gear waar een BMW X6 achteruit bolde op een heuvel. 448 Artikel 1649ter, § 2, tweede streepje BW. 449 R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 527. 450 A. VAN OEVELEN, “Het nieuwe begrip «conformiteit»”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 43. 451 Artikel 1649quater, § 1, lid 1 BW; Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 32. 452 A. VAN OEVELEN, “Het nieuwe begrip «conformiteit»”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 45.

Page 82: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

76

gemeen kooprecht.453 Om op de vrijwaring van verborgen gebreken een beroep te kunnen doen dient het gebrek immers in de kiem aanwezig te zijn op het ogenblik van de contractsluiting, of preciezer nog, op het ogenblik van de risico-overdracht.454 Dit verschil met het gemeen kooprecht zorgt ervoor dat de verkoper, onder de Wet Consumentenkoop, het risico draagt voor al hetgeen er in de tijdsspanne tussen de contractsluiting en de aflevering van het goed gebeurt.455

247. STIJNS456 merkt evenwel op dat het beoordelingstijdstip van het gemeen kooprecht, respectievelijk de Wet Consumentenkoop, alsnog kan samenvallen in zoverre het gaat om een verkoop van soortzaken, daar voor genus-zaken de eigendomsoverdracht slechts plaatsvindt bij de individualisatie van de verkochte zaak, wat veelal samenvalt met de aflevering.

248. Het spreekt voor zich dat de uitkomst van een geschil in grote mate zal afhangen van de vraag wie het bewijs van anterioriteit dient te leveren. Ter zake voorziet artikel 1649quater, § 4 BW in een weerlegbaar vermoeden dat elk gebrek aan overeenstemming, dat zich binnen een termijn van zes maanden manifesteert vanaf de levering van het goed, reeds bestond op het tijdstip van de levering. Gedurende de eerste zes maanden dient de verkoper aldus het bewijs te leveren dat het gebrek niet aanwezig was bij de levering, maar te wijten is aan een latere manipulatie van het goed door de consument. Dit bewijs kan bijvoorbeeld voortvloeien uit een deskundigenrapport waarbij wordt vastgesteld dat een GSM in contact is gekomen met water en daardoor, naar alle waarschijnlijkheid, het gemanifesteerde gebrek vertoont.457

249. De wet voegt er nog aan toe dat dit vermoeden niet geldt wegens onverenigbaarheid met (1) de aard van het goed of met (2) de aard van het gebrek aan overeenstemming, door onder andere rekening te houden met het feit of het goed nieuw dan wel tweedehands is. Volgens de Memorie van Toelichting laat deze bepaling toe om het vermoeden soepeler toe te passen in de rechtspraak, zodat de rechter steeds rekening kan houden met alle omstandigheden die de contractsluiting kenmerken.458

Met de eerste zinsnede doelt men op bederfbare goederen zoals groenten en fruit, waarbij het gebrek, zijnde het bederven, na enige tijd ontstaat en niet mag vermoed worden reeds bij de levering aanwezig te zijn.459 Het manifesteren van het gebrek zal hier steeds samenhangen met het verstrijken van de tijd.460 Het tweede deel van de zin verwijst naar gebreken, die gelet op 453 Zie supra randnummer 30 uit hoofdstuk I. Afdeling 2.4.4. Het gebrek is in de kiem aanwezig. 454 S. BEYAERT, “Consumentenkoop”, in I. CLAEYS (ed.), Contractenrecht in beweging – Gandius 6, Mechelen, Kluwer, 2004, 51 en voetnoot 228. 455 A. VAN OEVELEN, “Het nieuwe begrip «conformiteit»”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 46. 456 A. VAN OEVELEN, “Het nieuwe begrip «conformiteit»”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 46. 457 Voorbeeld aangehaald door Professor R. STEENNOT in de hoorcolleges van de bijzondere studie consumentenbescherming, oktober-december 2012. 458 MvT 31 maart 2004, Parl. Doc. Kamer 2003-04, doc 51, 0982/001, p.17. 459 R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 530. 460 Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 33.

Page 83: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

77

hun aard, onmogelijk in de kiem reeds aanwezig konden zijn.461 Men vermeldt uitdrukkelijk de tweedehandsgoederen, als zou het vermoeden niet gelden voor deze soort goederen. De rechtspraak is evenwel terecht niet gevolgd en oordeelt consequent dat het weerlegbaar vermoeden gedurende de eerste zes maanden ook voor tweedehandsgoederen geldt.462

250. Bij het verstrijken van de eerste zes maanden vanaf de aflevering van het goed verschuift de bewijslast naar de consument. Het gaat om een zware bewijslast, waarbij men rekening dient te houden met zowel financiële als gerechtelijke consequenties.

De consument zal immers enerzijds een beroep moeten doen op een expert, wat heel wat financiële prikkels met zich kan meebrengen, en anderzijds is recht geen wetenschap, waardoor de uitkomst van een geschil op voorhand niet steeds met absolute zekerheid kan voorspeld worden. Dit is dan ook de reden waarom geschillen in de rechtspraak vaak handelen over tweedehandsvoertuigen: ze hebben een grotere waarde, waardoor het de moeite loont om een procedure op te starten en langs de andere kant vertonen deze goederen sneller een gebrek dan een nieuw voertuig.463

251. Dit alles brengt met zich mee dat voor consumptiegoederen met een lagere economische waarde de wettelijke garantie in de praktijk beperkt blijft tot zes maanden.464 Na deze termijn zal de redelijke consument, die een kosten/baten analyse maakt, geen beroep meer doen op de Wet Consumentenkoop gelet op de zware bewijslast.

2.5.3. Het gebrek manifesteert zich binnen de twee jaar vanaf de levering

252. Hierna wordt ingegaan op een aantal belangrijke termijnen die de Wet Consumentenkoop kenmerken en haar onderscheidt van het gemeen kooprecht. Zo voorziet de Wet Consumentenkoop in een termijn waarbinnen het gebrek zich dient te manifesteren opdat men de verkoper kan aanspreken. In het gemeen kooprecht daarentegen hanteert men de ‘korte termijn’-vereiste waarbinnen de koper zijn vordering wegens verborgen gebreken dient in te stellen. Daarnaast geldt er, inzake verborgen gebreken, geen wettelijke regeling met betrekking tot een meldingstermijn.465 Zoals hierna zal worden uiteengezet is dit de termijn waarbinnen de consument zijn protest kenbaar dient te maken bij een niet-conformiteit. Waar het gemeen kooprecht deze lacune opvangt door toepassing te maken van de goede trouw bij de uitvoering van overeenkomsten, heeft de Wet Consumentenkoop een specifieke regeling

461 A. VAN OEVELEN, “Het nieuwe begrip «conformiteit»”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 47. 462 Zie bijvoorbeeld: Rb. Brussel (76e k.) 7 mei 2009, RRD 2009, afl. 133, 362, noot Y. NINANE; S. MARYSSE, “De Wet Consumentenkoop: enkele beschouwingen” (noot onder Gent 27 mei 2009), RW 2010-11, 547 in navolging van R. STEENNOT, “Garantietermijn tweedehandsgoederen” (noot onder Gent 27 mei 2009), NJW 2010, 204. 463 Stelling aangehaald door Professor R. STEENNOT in de hoorcolleges van de bijzondere studie consumentenbescherming oktober-december 2012. 464 Terechte conclusie die werd aangehaald door Professor R. STEENNOT in de hoorcolleges van de bijzondere studie consumentenbescherming oktober-december 2012. 465 A. VERBEKE, “De termijnen”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 94.

Page 84: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

78

gecreëerd.466 Eens het gebrek gemeld is aan de verkoper, dient de koper naar gemeen kooprecht rekening te houden met de aangehaalde ‘korte termijn’-vereiste, die een spoedige instelling van de rechtsvordering stimuleert.467 De Wet Consumentenkoop heeft de rechtsonzekerheid die deze termijn met zich meebrengt opgevangen door deze termijn een concrete invulling te geven. Als laatste punt wordt besproken wat het lot is van de afwachtende consument bij zichtbare gebreken: brengt dit de automatische aanvaarding met zich mee of beschikt de consument alsnog over een bepaalde termijn om zijn protest kenbaar te maken?

2.5.3.1. De waarborgtermijn

253. De consument kan de verkoper niet alleen aanspreken voor een gebrek dat zichtbaar is bij de levering van het consumptiegoed, maar ook voor elk gebrek dat zich in een tijdsspanne van twee jaar na de aflevering veruitwendigt. Artikel 1649quater, § 1, lid 1 BW preciseert hierdoor de ‘korte termijn’ waarbinnen een vordering, wegens verborgen gebreken, dient ingesteld te worden uit het gemeen kooprecht.468 Twee jaar is een aanzienlijke termijn om een vordering wegens niet-conformiteit in te stellen, maar in de praktijk blijkt deze termijn vaak beperkter doordat de bewijslast van het vermoeden na zes maanden reeds verschuift naar de consument, zoals hoger reeds aangehaald.469

254. Voor tweedehandsgoederen staat het de verkoper vrij om een kortere garantietermijn te bedingen, die evenwel niet korter mag zijn dan één jaar.470 Dat de verkoper best enige aandacht besteedt aan de incorporatie van deze contractuele clausule in het contract met de consument-koper kan geïllustreerd worden aan de hand van het arrest van het hof van beroep te Gent van 27 mei 2009.471 De zaak die aanleiding heeft gegeven tot dit geschil handelt over een tweedehandse personenwagen die na ruim een jaar reeds gebreken vertoonde. Het defect bestond uit een breuk van de distributieriem waardoor het voertuig getakeld diende te worden, waarna de consument zich tot de verkoper richtte met het oog op herstel. De verkoper beroept zich echter op volgende clausule die opgenomen werd op de factuur: “Het voertuig wordt verkocht zonder garantie met keuring en in de staat waarin het zich bevindt, gekend door de koper na een testrit en uitgebreid onderzoek.” Deze factuur werd overigens enkel door de garagist voor akkoord ondertekend.

466 A. VERBEKE, “De termijnen”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 94. 467 Zie supra randnummer 40 uit hoofdstuk I. Afdeling 2.4.5. De vordering wordt ingesteld binnen een korte termijn. 468 A. VERBEKE, “De termijnen”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 89. 469 Zie supra randnummer 248 uit hoofdstuk III. Afdeling 2.4.5. Het gebrek is aanwezig bij de levering. 470 Artikel 1649quater, § 1, lid 3 BW. 471 Gent (12e k.) 27 mei 2009, NJW 2010, 200, noot R. STEENNOT; RW 2010-11, 540, noot S. MARYSSE.

Page 85: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

79

255. Het hof van beroep te Gent oordeelt dat dit garantiebeding, dat iedere garantie uitsluit en bijgevolg de rechten van de consument-koper in ernstige mate beperkt, geen rechtsgevolgen kan sorteren en bij toepassing van artikel 1649octies, lid 1 BW aldus nietig is. Bovendien kan de verkoper geen beroep meer doen op deze clausule om te staven dat hij de termijn “zo kort mogelijk” heeft willen houden. Dergelijke clausule kan immers volgens het hof niet tot gevolg hebben dat er een wettelijke garantietermijn van één jaar zou afgesproken zijn. Met andere woorden, aangezien er geen bijzondere regeling met betrekking tot de waarborgtermijn meer bestaat, is de verkoper gehouden tot een waarborgtermijn van twee jaar vanaf de levering.472

256. De vraag die zich hier evenwel stelt is de volgende: wat betekent het verstrijken van de wettelijke garantietermijn na twee jaar voor de rechten van de consument ten aanzien van de verkoper? De Raad van State heeft hieromtrent een advies verleend naar aanleiding van het voorontwerp van de Wet Consumentenkoop.473 Dit advies heeft geleid tot de invoering van artikel 1649quater, § 5 BW dat het gemeen kooprecht inzake de vrijwaring voor verborgen gebreken laat herleven. VAN OEVELEN474 merkt op dat de invoering van dit artikel op legistiek vlak niet vrij te pleiten is van kritiek omdat het de rechtszekerheid niet ten goede komt. Zo zal de consument immers na de waarborgtermijn geconfronteerd worden met andere toepassingsvoorwaarden en in het bijzonder met andere rechtsmiddelen.

257. Naast deze wettelijke garantietermijn van twee jaar, respectievelijk één jaar, tijdens dewelke het gebrek aan conformiteit zich dient te manifesteren om aanspraak te kunnen maken op de wettelijke garantie, kent de Wet Consumentenkoop nog twee andere termijnen die de consument in het oog dient te houden.475 Het gaat enerzijds over de facultatieve meldingstermijn ex artikel 1649quater, § 2 BW en anderzijds over de verjaringstermijn ex artikel 1649quater, § 3 BW.

2.5.3.2. De facultatieve meldingstermijn

258. Wat de meldingsplicht betreft voorziet de Wet Consumentenkoop, doch niet op dwingende wijze, in een termijn waarbinnen de consument het gebrek aan conformiteit dient te melden aan de verkoper, eens hij het gebrek heeft vastgesteld. De Richtlijn Consumenten-koop voorzag echter wel de mogelijkheid voor de lidstaten om een meldingstermijn van twee maanden in te voeren, op straffe van verval van de rechten van de consument.476 Daar de invoering van een meldingsplicht onvermijdelijk leidt tot een lager beschermingsniveau voor de consument, heeft de Belgische wetgever geopteerd voor een middenweg. 472 S. MARYSSE, “De Wet Consumentenkoop: enkele beschouwingen” (noot onder Gent 27 mei 2009), RW 2010-11, 546-547; R. STEENNOT, “Garantietermijn tweedehandsgoederen” (noot onder Gent 27 mei 2009), NJW 2010, 204. 473 Advies van de Raad van State bij het voorontwerp van wet “houdende aanvulling van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek inzake verkoop teneinde de consumenten te beschermen”, Parl. St. Kamer, 2002-03, nr. 2319/001, p. 34. 474 A. VAN OEVELEN, “Het nieuwe begrip «conformiteit»”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 47. Zie ook: R. STEENNOT, “Consument krijgt betere bescherming bij aankoop’, Juristenkrant 2004, 7. 475 Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 36. 476 Artikel 5.2, lid 1 Richtlijn Consumentenkoop. Zie ook overweging 19 en 20 Richtlijn Consumentenkoop.

Page 86: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

80

Men vertrekt van een facultatieve kennisgevingsplicht die de verkoper de keuze laat om ze al dan niet in zijn algemene voorwaarden te incorporeren; doch deze wilsautonomie wordt ook beperkt ten gunste van de consument. Zo bepaalt artikel 1649quater, § 2 BW dat, indien de partijen contractueel een meldingstermijn zijn overeengekomen, deze nooit korter mag zijn dan twee maanden, vanaf de dag dat de consument het gebrek heeft ontdekt. Het gevolg van deze clausule, bij een richtlijnconforme interpretatie, is dat de consument geen rechten meer zal kunnen putten uit de Wet Consumentenkoop, eens de termijn van ten minste twee maanden is verstreken.

259. Artikel 5.2, lid 1 Richtlijn Consumentenkoop bepaalt immers dat de consument zijn rechten niet kan uitoefenen dan wanneer hij de verkoper binnen een termijn van twee maanden na de datum waarop hij het gebrek aan overeenstemming heeft vastgesteld, hiervan op de hoogte heeft gebracht (eigen onderlijning).477 Mijns inziens dient men terug te grijpen naar de richtlijn om de sanctie te bepalen, wegens de niet-eerbiediging van de contractueel overeengekomen termijn, aangezien de Wet Consumentenkoop niet expressis verbis voorziet in een sanctie. PEETERS478 argumenteert dat het correcter was geweest, met het oog op de bescherming van de consument, om een dergelijke meldingstermijn enkel uitwerking te laten krijgen gedurende de eerste zes maanden van de wettelijke garantietermijn. Op die manier wordt de consument inderdaad aangespoord om zo spoedig mogelijk de verkoper te contacteren en wordt de mogelijkheid voor de verkoper, om te bewijzen dat het gebrek niet aanwezig was bij de levering, kleiner. Doch nadien, zijnde gedurende de resterende 18 maanden, is het des te meer van belang dat de consument het gebrek aan conformiteit snel zou melden, daar het alleen maar moeilijker wordt om het anterioriteitsbewijs te leveren door het verstrijken van de tijd.

260. Mijns inziens heeft de meldingstermijn dan ook zeker zijn waarde gedurende de volledige wettelijke garantietermijn. Delicater is evenwel de sanctie bij nalatigheid van de consument. Het verval van de vordering, op grond van niet-conformiteit met het geleverde consumptiegoed, lijkt mij een vrij drastische sanctie daar de consument al zijn rechten verliest om aanspraak te maken op de vergoedingsregeling van artikel 1649quinquies BW.479 De minister van consumentenzaken deelde deze mening gezien hij, in de voorbereidende werken, het volgende verklaarde: De termijn waarbinnen de consument het gebrek moet melden aan de verkoper is een informatieverplichting. En: indien deze niet wordt gerespecteerd door de consument vormt dit een contractuele fout en zal er rekening worden gehouden met de schade die de verkoper door dit stilzwijgen heeft opgelopen.480 De minister ontkent aldus dat een miskenning tot een verval van recht resulteert.

477 Zie ook: L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, 452; J. STUYCK, “Historiek en toepassingsgebied van de Richtlijn Consumentenkoop en de omzettingswet”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 13. 478 L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, 452. 479 Zie hierover ook: A. VERBEKE, “De termijnen”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 94 en verwijzingen aldaar. 480 Verslag namens de Commissie voor de Justitie uitgebracht door mevrouw VIENNE, Parl. St. Senaat 2003-04, nr. 3-722/3, p. 14-15.

Page 87: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

81

261. Doch, deze visie is niet terug te vinden in de wet, waardoor clausules die voorzien in een facultatieve meldingstermijn en die de sanctie van het verval van rechtsvordering bij overschrijding van de termijn uitdrukkelijk bedingen, wellicht uitwerking zullen krijgen.481 VAN COUTER opteert voor een meer voorzichtige aanpak en stelt dat het lot van dergelijke clausules onzeker blijft.482 Mijns inziens is dit een te drastische sanctie en sluit ik mij aan bij de visie van VERBEKE483 inzake de alternatieven: hetzij beperking van de remedies tot prijsvermindering, hetzij de keuze aan de verkoper overlaten inzake de remedie. Bij dit laatste dient de verkoper zich, volgens mij, evenwel te hoeden voor rechtsmisbruik. Daarnaast had de wetgever ook voor een soepelere termijn kunnen opteren door de meldingstermijn vast te leggen op zes maanden bijvoorbeeld, daar de Richtlijn Consumentenkoop slechts minimumdrempels aangeeft.

262. Inzake het gemeen kooprecht trekt het volgende de aandacht: indien de algemene voorwaarden geen facultatieve kennisgevingstermijn bevatten, geldt het gemeen recht onverminderd.484 De consument zal in dergelijk geval de verkoper zo spoedig mogelijk, bij gebrek aan een wettelijk voorziene meldingstermijn ter zake, in gebreke dienen te stellen. Dit geldt zowel in geval van een gebrekkige levering als bij de ontdekking van een verborgen gebrek.485 Bevat het contract wel een dergelijke clausule en wordt de termijn overschreden, dan verliest de consumenten al zijn rechten op verhaal.486 De sanctie heeft dus niet enkel het verlies van de vorderingsrechten op grond van de Wet Consumentenkoop tot gevolg maar resulteert tevens in het verlies van iedere aanspraak op de gemeenrechtelijke bescherming voor vrijwaring tegen verborgen gebreken. Het moge aldus duidelijk zijn dat de sanctie heel verstrekkende gevolgen heeft ingevolge een richtlijnconforme interpretatie.

2.5.3.3. De verjaringstermijn

263. VERBEKE487 definieert de verjaringstermijn als de termijn binnen welke de consument zijn rechten moet uitoefenen en een eventuele vordering ingevolge een gebrek aan conformiteit dient te zijn ingesteld.

481 R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 533; A. VERBEKE, “De termijnen”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 95. 482 Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 40. 483 A. VERBEKE, “De termijnen”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 96-97. 484 R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 533, voetnoot 1716. 485 A. VERBEKE, “De termijnen”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 93-94. 486 A. VERBEKE, “De termijnen”, in o.c., 97. Zie ook: L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, 452. 487 A. VERBEKE, “De termijnen”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 84.

Page 88: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

82

264. Ingevolge artikel 1649quater, § 3 BW verjaart de vordering na een periode van één jaar, vanaf de dag waarop de consument het gebrek aan overeenstemming heeft vastgesteld, zonder dat die termijn voor het einde van de wettelijke garantietermijn mag verstrijken. Dit betekent dat een vordering, gegrond op de Wet Consumentenkoop, zal verjaren na minstens twee en maximum drie jaar vanaf de levering van het consumptiegoed.488 Twee jaar, indien het gebrek aan conformiteit wordt vastgesteld door de consument binnen het jaar na de aflevering en maximum drie jaar, indien de consument de laatste dag van de waarborgtermijn tot de vaststelling komt dat het goed een gebrek vertoont in de zin van de Wet Consumentenkoop.

265. Zoals hoger reeds aangehaald kan een verkoper van een tweedehands consumptiegoed een kortere waarborgtermijn bedingen dan twee jaar, met een minimum van één jaar. In dit geval zal de rechtsvordering van de consument niet kunnen verjaren voor het einde van die kortere garantietermijn.489

266. Men dient niet enkel rekening te houden met een eventuele kortere waarborgtermijn bij tweedehandsgoederen; daarnaast kan de termijn ook verlengd worden door opschorting ingevolge het herstel of de vervanging van het goed, of door het voeren van onderhandelingen met het oog op het bereiken van een minnelijke schikking.490 De Richtlijn Consumentenkoop liet de lidstaten vrij in hun keuze om de termijn, binnen dewelke het gebrek aan conformiteit zich dient te manifesteren, te schorsen of te stuiten in voorgenoemde situaties.491 Daar de Belgische wetgever voor de schorsing heeft geopteerd, zal de vervanging of herstelling van een gebrekkig goed aldus geen nieuwe garantie doen ontstaan.492 De consument zou echter veel beter beschermd worden indien dit wel het geval zou zijn.

267. Ik sluit me dan ook aan bij de rechtsliteratuur493 die het billijker vindt om minstens de consument na het verkrijgen van een nieuw consumptiegoed, ten gevolge van een gebrek aan conformiteit aan de oorspronkelijk aangekochte zaak, dezelfde rechten toe te kennen. Bij een vervanging krijgt de consument immers een volledige nieuwe zaak die op haar beurt gebreken kan vertonen. Deze gebrekkige zaak staat dan evenwel volledig los van de gebreken aan het aanvankelijk aangekochte consumptiegoed.

488 Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 41. 489 Parl. St. Senaat 2003-04, nr. 3-722/3,13; Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 41. 490 Artikel 1649quater, § 1, lid 2 BW; L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, 452. 491 Overweging 18 Richtlijn Consumentenkoop. 492 Rb. Antwerpen (14e k.) 3 maart 2011, DCCR 2012, afl. 94, 105, noot S. VAN LOOCK; Gent (12e k.) 29 juni 2011, DCCR 2012, afl. 94, 90; S. STIJNS, “De remedies van de koper bij niet-conformiteit”, in STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 78; S. VAN LOOCK, “Diamonds are (not always) forever: (verborgen) gebreken in het Burgerlijk Wetboek” (noot onder Rb. Antwerpen 3 maart 2011), DCCR 2012, nr. 94, 115. 493 S. VAN LOOCK, “Diamonds are (not always) forever: (verborgen) gebreken in het Burgerlijk Wetboek” (noot onder Rb. Antwerpen 3 maart 2011), DCCR 2012, nr. 94, 116; A. VERBEKE, “De termijnen”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 92-93.

Page 89: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

83

268. Wat een vernieuwd consumptiegoed betreft, is er mijns inziens een ruimere marge en dient men naar de specifieke omstandigheden van de zaak te kijken. Doch mag de consument er, mijns inziens, in principe op vertrouwen dat de verkoper het goed degelijk heeft hersteld en het dan ook in een zo goed als nieuwe staat kan teruggeven aan de koper.

269. De visie dat, in deze twee situaties, de stuiting van de waarborgtermijn tot een meer aanvaardbaar resultaat zou leiden, wordt hierna geïllustreerd aan de hand van het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen van 3 maart 2011.494 Op 17 maart 2006 gaat de eiser over tot de aankoop van een diamanten ring voor zijn vriendin. Nog geen jaar later (januari 2007) vertoont de ring reeds een gebrek aan conformiteit doordat één van de diamanten steentjes loskomt uit de ring. De verkoper gaat over tot het herstel van de ring en na één maand keert de ring terug naar de koper. Gedurende de periode van herstel wordt de waarborgtermijn geschorst, waardoor deze een einde zou nemen op 17 april 2008. Opnieuw een jaar later, begin 2008, herhaalt zich hetzelfde scenario en ditmaal vervangt de verkoper de volledige ring. De ambachtelijke werktijd om een nieuwe diamanten ring te vervaardigen vergt twee maanden. De uiteindelijke datum van verval van de garantietermijn wordt zo gebracht op 17 juni 2008. Dit alles leidt er dus toe dat de koper voor zijn nieuwe ring slechts een waarborgtermijn geniet van drie maanden, in plaats van twee jaar indien hij deze ring van in het begin in zijn bezit zou gehad hebben. Indien er, na het verstrijken van de garantie, nogmaals een diamant loskomt één jaar na de vervanging, kan de koper zich enkel beroepen op het gemeen koopregime inzake de verborgen gebreken.495 Mijns inziens is het veel billijker om de consument een nieuwe garantietermijn toe te kennen, gezien het om een nieuwe ring gaat, zodat hij opnieuw een beroep zou kunnen doen op de remedies die hem door de Wet Consumentenkoop worden aangereikt.

270. Ten slotte, wat de onderhandelingen betreft, lijkt een schorsing gedurende deze periode wel gepast, daar de consument ofwel tot een akkoord komt ofwel, kort na het afbreken van de onderhandelingen, een rechtsvordering wegens een gebrek aan overeenstemming zal instellen.496

271. Dit laatste dient hij te doen binnen de verjaringstermijn van één jaar, na de ontdekking van het gebrek, tenzij de waarborgtermijn pas later verstrijkt. In tegenstelling tot wat geldt voor de waarborgtermijn inzake de opschorting, wordt de verjaringstermijn niet geschorst door onderhandelingen tussen koper en verkoper die plaatsvinden na het verstrijken van de waarborgtermijn, maar binnen het jaar na ontdekking van het gebrek.497

494 Rb. Antwerpen (14e k.) 3 maart 2011, DCCR 2012, afl. 94, 105, noot S. VAN LOOCK. 495 S. VAN LOOCK, “Diamonds are (not always) forever: (verborgen) gebreken in het Burgerlijk Wetboek” (noot onder Rb. Antwerpen 3 maart 2011), DCCR 2012, nr. 94, 117. 496 R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 534, nr. 1066. 497 L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, nr. 12, 452; R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 534, nr. 1066.

Page 90: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

84

Het gaat hier om een nodeloze inconsistentie daar de richtlijn uitdrukkelijk de mogelijkheid tot schorsing of stuiting van de verjaringstermijn voorziet.498 De verjaringstermijn wordt evenwel indirect geschorst wanneer de onderhandelingen hun aanvang vinden tijdens de waarborgtermijn.499

272. Volledigheidshalve past hier de bemerking dat, wanneer de verkoper de klacht van de koper wegens niet-conformiteit negeert en louter een brief terugstuurt met de melding dat de garantietermijn reeds is verstreken, er geen sprake is van een onderhandeling.500 Bij stilzwijgen vanwege de verkoper zal de consument er aldus alle belang bij hebben om niet te lang te wachten met het instellen van zijn vordering.501

273. Afsluitend kijk ik graag even verder in de toekomst, meer bepaald naar het voorstel van de Richtlijn Consumentenrechten, die wel een regeling bevat betreffende de rechten van de consument wiens goed werd vervangen.502 De verkoper blijft onder deze regel aansprakelijk voor elk gebrek aan overeenstemming dat zich voordoet binnen de twee jaar nadat de consument of een door de consument aangewezen derde partij de vervangende goederen daadwerkelijk in bezit heeft gekregen.503 Hoewel deze regeling enkel de hypothese van vervanging van een niet-conform consumptiegoed betreft en aldus de regels inzake het herstel onverlet laat, zou dit zeker reeds een vooruitgang betekenen voor de consument.

2.5.3.4. Het lot van de dralende consument bij zichtbare gebreken

274. In wat volgt, wordt de impact van de facultatieve meldingstermijn besproken op het lot van de rechten van de consument bij zichtbare gebreken. De Wet Consumentenkoop heeft voor de verkoper de mogelijkheid gecreëerd om in zijn contractsvoorwaarden een termijn te bepalen, waarbinnen de koper een zichtbaar of verborgen504 gebrek aan conformiteit, dient te melden aan de verkoper. Doet hij dit niet, dan betekent dit in principe het verval van zijn rechten.505 Indien de verkoper de meldingstermijn echter niet geïncorporeerd heeft in zijn

498 Overweging 18 Richtlijn Consumentenkoop. Zie ook: A. VERBEKE, “De termijnen”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 100. 499 R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 534, voetnoot 1720; A. VERBEKE, “De termijnen”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 100. 500 Kh. Nijvel 3 november 2009, DCCR 2011, 81, noot C. CAUFFMAN. 501 Zie hierover uitvoerig: C. CAUFFMAN, “Verlenging van de garantietermijn versus schorsing en stuiting van de verjaringstermijn” (noot onder Kh. Nijvel 3 november 2009), DCCR 2011, 83-90. 502 A. VAN OEVELEN, “Het voorstel voor een richtlijn consumentenrechten: voorstellen tot wijziging van de consumentenkoop inzake de garantie- en de meldingstermijn, de sancties bij niet-conformiteit en de handelsgaranties”, DCCR 2009, 216. Net zoals een oudere versie van de Richtlijn Consumentenkoop trouwens: zie S. STIJNS, “De remedies van de koper bij niet-conformiteit”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 77-78. 503 A. VAN OEVELEN, “Het voorstel voor een richtlijn consumentenrechten: voorstellen tot wijziging van de consumentenkoop inzake de garantie- en de meldingstermijn, de sancties bij niet-conformiteit en de handelsgaranties”, DCCR 2009, 216. 504 R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 535. 505 Zie supra randnummer 260 uit hoofdstuk III. Afdeling 2.5.3.1. De facultatieve meldingstermijn.

Page 91: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

85

contractsvoorwaarden, beschikt de consument – in principe – over een termijn van twee jaar vanaf de levering, zijnde de waarborgtermijn. Dit betekent dat de consument die een gebrek vaststelt bij de levering van het goed niet onmiddellijk dient te protesteren tegen de levering, op straffe van aanvaarding, waardoor zijn rechten uitgeput zouden zijn. Inzake een consumentenkoop bestaat er, bij de levering, aldus geen aanvaardingsverplichting meer ten laste van de koper.506

275. In het gemeen kooprecht vormt de aanvaardingsplicht echter de tegenhanger van de verplichting in hoofde van de verkoper om een zaak te leveren die met de overeenkomst conform is.507 Er is dan ook een strekking in de rechtsleer508 die meent dat de regeling inzake de consumentenkoop geen einde heeft gemaakt aan de spoedige protestplicht inzake zichtbare gebreken, daar het een essentieel element vormt uit het gemeen verbintenissenrecht. De meerderheidsstrekking509 baseert zich echter op de tekst van de Wet Consumentenkoop: een zichtbaar gebrek maakt een gebrek aan overeenstemming uit in de zin van artikel 1649ter, § 1 BW, aangezien het goed niet beantwoordt aan de beschrijving gegeven door de verkoper. De consument heeft dan minimum twee maanden, respectievelijk twee jaar, naargelang er al dan niet een facultatieve meldingstermijn is overeengekomen, om te protesteren tegen het gebrekkig consumptiegoed. De consument heeft er evenwel alle voordeel bij om binnen de zes maanden na de levering op te treden tegen de verkoper, gelet op het vermoeden dat het gebrek reeds in de kiem aanwezig was.

276. Bovendien mag de consument geen misbruik maken van zijn recht: indien de consument zijn protest uitstelt tot een paar maanden voor het einde van de waarborgtermijn, zou de rechter kunnen oordelen dat dit onder het rechtsmisbruik ressorteert.510 Deze situatie zou tevens tot gevolg kunnen hebben dat de rechter het gebrek niet voldoende substantieel acht, gelet op het feit dat de consument het goed zolang zonder protest onder zich heeft gehouden. Dit kan dan weer leiden tot een beperking van de remedies, met name: de uitsluiting van het recht op ontbinding van de consumentenkoop.511

506 Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 37. 507 A. VAN OEVELEN, “Het nieuwe begrip «conformiteit»”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 45. 508 I. SAMOY, “Een zichtbaar gebrek van de Wet Consumentenkoop? Pleidooi voor het behoud van de spoedige protestplicht van de koper op straffe van aanvaarding van de zichtbare gebreken”, RW 2005-06, 472-473. 509 R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 534-535; Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 36-37; A. VAN OEVELEN, “Het nieuwe begrip «conformiteit»”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 46; A. VERBEKE, “De termijnen”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 99. 510 R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 535; A. VERBEKE, “De termijnen”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 99. 511 R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 535; A. VERBEKE, “De termijnen”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De

Page 92: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

86

III. De rechten van de consument

277. Op het vlak van de verhaalsmogelijkheden voor de consument heeft de Wet Consumentenkoop een innoverend regime in het Burgerlijk Wetboek ingevoerd door de consument bijkomende remedies toe te kennen, wanneer deze geconfronteerd wordt met een gebrekkige zaak.512 In het gemeen kooprecht is het verweer van de consument, bij een verborgen gebrek, immers beperkt tot een uitvoering bij equivalent, met name: de prijsvermindering of de gerechtelijke ontbinding.513

278. De verweermiddelen uit de Wet Consumentenkoop worden, op hiërarchische wijze, in artikel 1649quinquies BW opgesomd: in eerste instantie heeft de consument het recht om, naast een aanvullende schadevergoeding van de verkoper, tevens het kosteloze herstel of de kosteloze vervanging van het goed te verlangen.514 Pas indien dit onmogelijk is of niet binnen een redelijke termijn kan gerealiseerd worden, heeft de consument het recht om van de verkoper een passende prijsvermindering of de ontbinding van de consumentenkoop te eisen.515 Deze hiërarchie strookt het best met de realiteit; de consument zal immers vrijwel steeds de voorkeur geven aan een herstel of vervanging van zijn goed en bovendien is het in overeenstemming met het beginsel van de prioriteit van de uitvoering in natura.516

3.1. De uitvoering in natura: herstel of vervanging

279. Vooreerst laat de Richtlijn Consumentenkoop de verkoper vrij om de consument, bij wijze van een minnelijke schikking, om het even welke beschikbare vorm van genoegdoening voor te stellen, waarna de consument zijn voorstel kan aanvaarden, respectievelijk weigeren.517 De consument heeft echter niet alleen het keuzerecht in handen wat betreft de aanvaarding van een minnelijke regeling, maar ook wat betreft de keuze tussen het herstel of de vervanging van zijn consumptiegoed.518 Althans in principe: de keuzemogelijkheid in hoofde van de consument wordt, naast het getrapt systeem van de remedies, tevens beperkt door het marginaal toetsingsrecht inzake rechtsmisbruik waarover de rechter beschikt.519

wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 99. 512 L. PEETERS, “Wet betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen”, DCCR 2004, nr. 64, 86. 513 Artikel 1644 BW. 514 De Richtlijn Consumentenkoop voorziet niet in de mogelijkheid om een schadevergoeding te bekomen, doch gelet op de minimumharmonisatie, heeft de Belgische wetgever deze bijkomende bescherming geldig kunnen voorzien. Artikel 1649quinquies, § 2, aanhef BW; R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 536. 515 Artikel 1649quinquies, §3, aanhef BW. 516 S. STIJNS, “De remedies van de koper bij niet-conformiteit”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 65. Zie ook de verwijzingen aldaar: voetnoot 43-44. 517 Overweging 12 Richtlijn Consumentenkoop. 518 R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 537; S. STIJNS, “De remedies van de koper bij niet-conformiteit”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 58. 519 Gent (12e k.) 2 mei 2012, DCCR 2012, afl. 97, 100; S. JANSEN, “Hiërarchie in de remedies bij consumentenkoop: bescherming van consumenten en verkopers?”, DCCR 2012, 141; L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, nr. 12, 450; S. STIJNS en E.

Page 93: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

87

De consument zal zich dus steeds dienen te hoeden zijn toegekende rechten niet op een kennelijk onredelijke wijze aan te wenden. In bepaalde gevallen kan, mijns inziens, het rechtsmisbruik vrij eenvoudig worden vastgesteld: bijvoorbeeld indien de consument, rekening houdend met de aard van het goed, de vervanging verlangt van zijn tweedehandsgoed. Dit toepassingsgeval van rechtsmisbruik ligt voor met betrekking tot alle tweedehandsgoederen520, alsook wanneer het goed niet meer wordt vervaardigd, zoals bij snel verouderde modellen.521 Daarnaast kan ook het herstel in bepaalde situaties technisch gezien niet meer mogelijk zijn gelet op de BATNEEC techniek (Best Available Techniques Not Entailing Excessive Costs)522.

280. Nochtans, zelfs indien het herstel of de vervanging praktisch en technisch gezien mogelijk is, kan de gekozen vorm van genoegdoening nog steeds buiten verhouding zijn, in die zin dat het de proportionaliteitstoets niet zou doorstaan.523 Een mooi voorbeeld dienaangaande is dat van de aankoop van een hond waarbij achteraf werd vastgesteld dat deze motorische problemen vertoonde, waardoor een aantal operaties dienden uitgevoerd te worden.524 De koper wenste daarop zowel de kosten van de operaties als de toekomstige verzorgingskosten te verhalen op de verkoper. Deze weigerde evenwel, doch stelde in de eerste plaats een vervanging voor en in de tweede plaats de teruggave van de helft van de aankoopprijs, indien de koper de hond wenste te behouden. De koper gaat hier echter niet mee akkoord en stelt een procedure in. In beroep oordeelt de rechter evenwel dat het eisen van het herstel en de bijkomende schadevergoeding een manifeste disproportionaliteit uitmaakt gelet op de verhouding tussen de kosten van de vervanging van de hond en de herstellingskost.

281. Het derde lid van artikel 1649quinquies, § 2 BW bepaalt inderdaad dat, als de kosten ten laste van de verkoper onredelijk zijn, de gekozen vorm van genoegdoening als dispropor-tioneel kan beschouwd worden. Dit onredelijk karakter kan vervolgens vastgesteld worden aan de hand van een aantal parameters: vooreerst kijkt men naar de waarde die het goed zou hebben zonder het gebrek aan overeenstemming. Wanneer een consumptiegoed in serie wordt gemaakt525, bijvoorbeeld een eenvoudige broodrooster, zal de keuze voor herstel onredelijk zijn wanneer de kosten hiervoor hoger liggen dan de aankoopprijs van de broodrooster. SWAENEPOEL , “Consumentenkoop”, in B. TILLEMAN en E. TERRYN (eds.), Beginselen van Belgisch Privaatrecht, XIII, Handels- en economisch recht, deel 1, Ondernemingsrecht, vol. B, Mechelen, Kluwer, 2011, 1313-1314. 520 S. MARYSSE, “De Wet Consumentenkoop: enkele beschouwingen” (noot onder Gent 27 mei 2009), RW 2010-11, 547. 521 R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 537; S. STIJNS, “De remedies van de koper bij niet-conformiteit”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 59. 522 De BATNEEC techniek is de best beschikbare techniek die op de markt beschikbaar is en die geen overmatige kosten met zich meebrengt. R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 537 en verwijzingen aldaar: voetnoot 1736 en 1737; 523 En er aldus sprake zou zijn van rechtsmisbruik: Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 44. 524 Bergen (21e k.) 15 december 2010, DCCR 2012, afl. 97, 117, noot S. MARYSSE. 525 S. STIJNS, “De remedies van de koper bij niet-conformiteit”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 59.

Page 94: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

88

Omgekeerd zal uiteraard de vervanging onredelijk zijn wanneer de kosten voor herstel lager liggen dan de aankoopprijs van een nieuw consumptiegoed.

281. Ten tweede neemt men de ernst van het gebrek aan overeenstemming in overweging. Als het drankenhoudertje van een wagen afbreekt, dient men aanspraak te maken op het herstel, niet op de prijsvermindering van de wagen. En ten slotte stelt zich de vraag of de alternatieve vorm van genoegdoening concreet mogelijk is zonder ernstige overlast voor de consument. Zo dient de consument de ontbinding te eisen indien een verkoper telkenmale de nodige herstellingen niet degelijk uitvoert.526 Hetzelfde geldt indien de verkoper hetzij weigert te reageren of slechts laattijdig reageert, hetzij wel reageert maar een onredelijk voorstel overmaakt.527 Het weigeren van de verwijdering van het gebrekkig goed en de installatie van een vervangend consumptiegoed, betekent ook een ernstige overlast voor de consument.528 Er weze opgemerkt dat de consument steeds een bepaalde mate van overlast zal dienen te aanvaarden, in geval van herstel of vervanging, zoals de tijd die men moet uittrekken om het goed bij de verkoper te brengen en later terug op te halen en de wachttermijn die redelijk is, gelet op een degelijk herstel of vervanging.529

282. De uitvoering in natura dient bovendien kosteloos te gebeuren. De enige vergoeding die aan de consument kan gevraagd worden is voor de verergering van de schade die voortvloeit uit het verdere gebruik van het niet-conform consumptiegoed.530 De consument heeft er dus alle belang bij om de ontdekking van het gebrek zo snel mogelijk te melden aan de verkoper en het verdere gebruik minstens te reduceren of stop te zetten.531 Dit kadert in de gemeenrechtelijke schadebeperkingsplicht en is dus geenszins een vergoeding voor het gebruik dat de consument heeft gemaakt van het goed, voor en na de ontdekking van het gebrek.532 Dit werd nog eens scherp gesteld door het Hof van Justitie in de zaak Quelle van 17 april 2008.533

Het Hof oordeelde in deze zaak dat de consument geen vergoeding verschuldigd was voor het gebruik dat de vrouw van haar fornuis heeft gemaakt gedurende het anderhalve jaar na de aankoop, voordat het gebrek zich manifesteerde.534 Financiële lasten mogen de koper immers niet ontmoedigen om zijn rechten te doen gelden ten aanzien van de aansprakelijke verkoper.535 Het argument van de Duitse regering dat de vervanging van een niet-conform 526 Rb. Brussel (76e k.) 7 mei 2009, RRD 2009, afl. 133, 362, noot Y. NINANE. 527 Gent (12e k.) 27 mei 2009, NJW 2010, afl. 218, 200, noot R. STEENNOT. 528 M. VERHOEVEN, “Consument goed beschermd bij vervanging consumptiegoed”, Juristenkrant 2011, 4. 529 L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, nr. 12, 450, voetnoot 94. 530 Artikel 1649quinquies, § 1, lid 2 BW. 531 L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, nr. 12, 450; R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 542; Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 47. 532 S. STIJNS, “De remedies van de koper bij niet-conformiteit”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 57. 533 HvJ C-404/06, Quelle, Jur.2008, I. 534 M. DUPONT, “Le consommateur n’est pas tenu d’indemniser le vendeur d’un bien de consommation défectueux pour l’usage qu’il en a fait jusqu’à son remplacement”, DCCR 2008, 80. 535 HvJ C-404/06, Quelle, Jur.2008, I, nr. 2, 24 en 34.

Page 95: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

89

goed door een nieuw exemplaar, zonder dat de consument enige financiële vergoeding dient te betalen, een ongerechtvaardigde verrijking oplevert, heeft niet stand gehouden voor het Hof van Justitie.536 Er werd eenvoudigweg gewezen op de aansprakelijkheid in hoofde van de verkoper voor elk gebrek aan overeenstemming dat bestaat bij de aflevering van het goed. Met andere woorden: wil hij zijn aansprakelijkheid ontlopen, dan dient hij een kwaliteitsvol goed te leveren dat in overeenstemming is met de overeenkomst.

283. Het is duidelijk dat de kosteloosheid, voor het in overeenstemming brengen van het geleverde goed, voor de Europese wetgever een wezenlijk element is in de bescherming van de consument;537 de verzendkosten en de kosten die verband houden met loon en materiaal worden dan ook slechts als voorbeeld aangehaald door de wet.538

284. In de zaak Weber van 16 juni 2011539 benadrukt het Hof van Justitie nogmaals de ruime interpretatie van het begrip ‘kosteloos’. In deze zaak kwam een koper tot de constatatie dat zijn tegelvloer donkere vlekken vertoonde. Op dat ogenblik was reeds twee derde van de tegels geplaatst. De vlekken bleken fijne sporen van micropolijsting te zijn die niet verwijderd kunnen worden, wat een herstel niet meer mogelijk maakte.540 Hij meldt dit bij zijn verkoper en meent aanspraak te kunnen maken op de vervanging van de tegels, alsook op de kosten voor de verwijdering van de oude en installatie van de nieuwe tegels. Het Hof van Justitie oordeelde inderdaad dat de verkoper hetzij zelf diende in te staan voor de verwijdering van het niet-conforme goed van de plaats waar het geïnstalleerd was, alsook voor de installatie van het vervangende goed, hetzij de kosten voor de verwijdering en installatie diende te vergoeden.541 Bovendien voegt het Hof er nog aan toe dat het irrelevant is of de verkoper zich in de initiële verkoopsovereenkomst ertoe verbonden had het aanvankelijk aangekochte consumptiegoed te installeren.542

285. Als laatste punt dient hier nog opgemerkt te worden dat de consument, in eerste instantie, de verkoper een redelijke kans moet laten om binnen een redelijke termijn over te gaan tot een kosteloos herstel of vervanging.543 De consument die rechtstreeks een derde aanspreekt, met het oog op het herstel van zijn gebrekkig consumptiegoed, maakt het voor de verkoper dan ook onmogelijk om zelf tot het herstel over te gaan, waardoor de consument geen aanspraak kan maken op de kosten voor het herstel door die derde partij.544

536 HvJ C-404/06, Quelle, Jur.2008, I, nr. 44. 537 M. VERHOEVEN, “Consument goed beschermd bij vervanging consumptiegoed”, Juristenkrant 2011, 4. 538 Artikel 1649quinquies, § 2, lid 2 BW; R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumenten-bescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 538. 539 HvJ C-65/09, Weber, Jur. 2011, I. De uitspraak van het Hof betreft in feite twee gevoegde zaken: het arrest Weber en nr. C-87/09, Ingrid Putz v. Media- ness Electronics GmbH. Deze tweede zaak handelde over de kosten voor verwijdering van een gebrekkige vaatmachine en de installatiekosten voor de terugplaatsing van het vervangingsgoed. 540 HvJ C-65/09, Weber, Jur. 2011, I , nr. 16-17; M.Y. SCHAUB, “Nadere vormgeving van de bescherming van Richtlijn 1999/44/EG”, NtEr 2011, nr. 10, 342. 541 HvJ C-65/09, Weber, Jur. 2011, I, nr. 40, 47-48. 542 HvJ C-65/09, Weber, Jur. 2011, I, nr. 1. 543 S. MARYSSE, “De Wet Consumentenkoop: enkele beschouwingen” (noot onder Gent 27 mei 2009), RW 2010-11, 547; R. STEENNOT, “Garantietermijn tweedehandsgoederen” (noot onder Gent 27 mei 2009), NJW 2010, 204. 544 Gent (12e k.) 27 mei 2009, RW 2010-11, 545, noot S. MARYSSE: voor verdere bespreking van dit arrest zie infra randnummer 290.

Page 96: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

90

3.2. De uitvoering bij equivalent: prijsvermindering of ontbinding

286. De consument kan in subsidiaire orde, hetzij een passende prijsvermindering verlangen, waardoor hij het gebrekkig consumptiegoed behoudt en een deel van de aankoopprijs terug vordert, hetzij de ontbinding van de koopovereenkomst eisen, wat tot een restitutio ad integrum leidt.

287. Daar de Wet Consumentenkoop de modaliteiten inzake de ontbinding niet nader bepaalt, zijn de gemeenrechtelijke principes inzake de gerechtelijke ontbinding ex artikel 1184 BW van toepassing.545 De consument dient zich aldus noodgedwongen tot de rechter te wenden bij een grove contractuele nalatigheid vanwege zijn contractpartij. Deze regel lijdt slechts uitzondering, indien de contractsvoorwaarden een uitdrukkelijk ontbindend beding zouden voorzien, in het voordeel van de consument. Deze situatie zal zich evident quasi nooit voordoen.

288. Het herstel bij equivalent is evenwel, gelet op het getrapt systeem, slechts mogelijk indien: (1) de consument geen aanspraak kan maken op herstelling of vervanging, of (2) indien de verkoper niet binnen een redelijke termijn of zonder ernstige overlast voor de consument het herstel of de vervanging verricht.546 In de eerste situatie gaat het bijvoorbeeld over een gebrek aan een verouderd toestel, waardoor de onderdelen niet meer kunnen worden geleverd, of over een gebrek aan een tweedehandsgoed.547 In het recent arrest van het hof van beroep te Antwerpen was de ontbinding van de overeenkomst het enige mogelijke rechtsmiddel, nadat een hond was overleden ten gevolge van een kennelhoest.548 De tweede situatie doet zich voor bij het stilzitten van de verkoper of indien deze laatste een onredelijk voorstel tot herstel of vervanging heeft gericht naar de consument.549 Indien een wagen in slechts twee jaar tijd sinds de levering tot zeventien keer wordt binnengebracht, met het oog op herstel, heeft de consument recht op de ontbinding van de overeenkomst, inclusief aanvullende schadevergoeding.550 Het zijn alternatieve voorwaarden, wat uiteraard niet

545 Overweging 15 Richtlijn Consumentenkoop: de richtlijn liet de lidstaten vrij om de wijze waarop tot de ontbinding van de overeenkomst kon gekomen worden, vast te leggen in hun nationale recht. De Belgische wetgever heeft dit aldus nagelaten. R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 540; S. STIJNS, “De remedies van de koper bij niet-conformiteit”, in S. STIJNS, en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 74; Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 45. Vgl. S. MARYSSE, “De Wet Consumentenkoop: enkele beschouwingen” (noot onder Gent 27 mei 2009), RW 2010-11, 547 en L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, nr. 12, 451 en voetnoot 102: beide auteurs blijven neutraal. 546 Artikel 1649quinquies, § 3 BW. 547 Zie supra randnummer 279 e.v. uit dit hoofdstuk, afdeling 3.1. De uitvoering in natura: herstel of vervanging. 548 R. STEENNOT, “Zieke hond is een gebrekkige zaak” (noot onder Antwerpen 21 mei 2012), NJW 2013, afl. 276, 125. 549 L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, nr. 12, 451 en voetnoot 101: Te lezen in samenhang met de bewoordingen uit artikel 32, 7° WMPC (sic) Nu: artikel 74, 8° WMPC. 550 M. HOSTENS, “De rechtstreekse aanspraak van de consument: Een nieuw pijnpunt in ons dualistisch kooprecht?” (noot onder Luik 5 november 2009), DCCR 2010, 87.

Page 97: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

91

uitsluit dat de consument de subsidiaire remedies kan inroepen indien zowel het herstel als de vervanging niet meer mogelijk blijken.551

289. In principe staat het ook hier de consument vrij om te kiezen tussen deze twee remedies, met dien verstande dat de consument zich ook hier dient te hoeden voor rechtsmisbruik.552 Zo voorziet artikel 1649quinquies, § 3, lid 2 BW de belangrijke uitzondering dat de consument de ontbinding niet kan verlangen indien het gebrek aan overeenstemming slechts een geringe betekenis heeft. Dit principe vindt men overigens ook terug in het gemeen kooprecht waar het verborgen gebrek een voldoende ernstig karakter dient te vertonen.553 Daar de Wet Consumentenkoop zelf geen antwoord biedt op de vraag wanneer de sanctie van de ontbinding al dan niet in verhouding staat met de ernst van het gebrek, speelt de rechter hierbij een prominente rol.554 In de rechtsleer houdt men rekening met onder meer de waarde van het goed, het resterende gebruik en de hinder die de consument ondervonden heeft bij het gebruik ervan.555 PEETERS neemt daarnaast ook het bijzondere gebruik in overweging dat door de consument werd medegedeeld aan de verkoper.556 Uiteindelijk zal het, wederom, de rechter te beurt vallen om te oordelen of de consument, bij de keuze van de remedie, zijn rechten al dan niet op een kennelijk onredelijke manier heeft aangewend. Dit kan het best geïllustreerd worden aan de hand van een arrest van het hof van beroep te Gent van 20 oktober 2010.557

De zaak die aanleiding heeft gegeven tot het geschil vond zijn oorsprong bij de aankoop van een salon. Gezien de kopers vierkante aluminium bankpootjes verkozen boven de standaard ronde poten, werd hun keuze vastgelegd in de overeenkomst. Bij de levering bleek echter dat het salon voorzien was van de ronde pootjes. Na aanmaning om de factuur te vereffenen, sturen de kopers een aangetekende brief met de eis om de koop te ontbinden wegens de levering van een niet-conform consumptiegoed. De verkoper probeert te bemiddelen en stelt voor de gewenste bankvoeten te installeren, op voorwaarde dat de kopers akkoord gaan met een prijsvermindering ten belope van de helft van de aankoopprijs van het salon. De kopers weigeren echter hierop in te gaan. In eerste aanleg oordeelt de rechter te Brugge558 dat de

551 S. STIJNS, “De remedies van de koper bij niet-conformiteit”, in S. STIJNS, en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 62. 552 I. DEMUYNCK, “De bescherming van de consument tegen gevaarlijke, gebrekkige en niet-conforme producten”, in VLAAMSE CONFERENTIE DER BALIE VAN GENT (ed.), De consument in het recht: verwend, verwaand of miskend?, Antwerpen, Maklu, 2003, 86; R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 539. 553 S. STIJNS, “De remedies van de koper bij niet-conformiteit”, in S. STIJNS, en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 77. 554 Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 45. 555 R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 539; S. JANSEN, “Hiërarchie in de remedies bij consumentenkoop: bescherming van consumenten en verkopers?”, DCCR 2012, 145; L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, nr. 12, 451. 556 L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, nr. 12, 451. 557 Gent (12e k.) 20 oktober 2010, DCCR 2012, 124, noot S. JANSEN. 558 Rb. Brugge 3 maart 2008, onuitgeg; S. JANSEN, “Hiërarchie in de remedies bij consumentenkoop: bescherming van consumenten en verkopers?”, DCCR 2012, 132-149.

Page 98: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

92

verkoper niet is overgegaan tot het kosteloze herstel van het salon, zodat de kopers zich op de subsidiaire remedies konden beroepen. Verder is hij de mening toegedaan dat de keuze van de bankvoeten een essentieel kenmerk en een specifieke eis was van de kopers. Daaruit volgt dat het gebrek betrekking heeft op een doorslaggevend element, waardoor hij de vordering van de kopers toekent.559

In hoger beroep komt de beoordelingsvrijheid van de rechters duidelijk naar voor. De beroepsrechter hervormt immers, mijns inziens volledig terecht, het door de verkoper aangevochten vonnis. Het hof oordeelt dat de ontbinding, in dit geval, buiten verhouding staat in vergelijking met het herstel dat door de verkoper werd aangeboden en dat eenvoudig, doeltreffend, kosteloos en zonder noemenswaardige hinder ter plaatse kon worden uitgevoerd.560 Met andere woorden, de kopers hadden in deze situatie het kosteloze herstel kunnen eisen, ze konden niet onmiddellijk de ontbinding verlangen, gelet op het getrapt systeem van de remedies. Daarenboven vormt de keuze van blokvoeten geenszins een doorslaggevend kenmerk van het geleverde salon. Het hof van beroep spreekt dan ook de ontbinding van de koopovereenkomst uit in het voordeel van de verkoper, vermeerderd met een billijke schadevergoeding van 2.500 euro.561

290. Het gegeven dat de consument met de nodige redelijkheid dient over te gaan tot zijn keuze van verweermiddel, kan ten slotte nog kort geïllustreerd worden aan de hand van het eerder reeds aangehaalde arrest van het hof van beroep te Gent van 27 mei 2009.562 Het hof laat hier de koopster van de tweedehandswagen niet toe om zich te beroepen op een prijsvermindering, nadat zij de wagen aan een derde had aangeboden met het oog op herstel. Het arrest gaat echter nog verder door te stellen dat de koopster ook geen aanspraak kan maken op enige aanvullende schadevergoeding, niettegenstaande dat ze wel schade heeft geleden. STEENNOT en MARYSSE stellen terecht dat deze uitspraak te scherp is, wanneer ze ertoe leidt dat elke aanspraak van de koper op een vergoeding wordt uitgesloten, gelet op het feit dat de vordering zijn bestaansreden vindt in een contractuele wanprestatie van de verkoper.563 De auteurs geven er de voorkeur aan om de fout van de consument te kwalificeren als een miskenning van de schadebeperkingsplicht, wat tot gevolg zou hebben dat de rechter enkel de keuzemogelijkheden waarover de consument beschikt kan inperken, maar dat de koper nog steeds aanspraak kan maken op een aanvullende vergoeding voor zijn geleden schade.564 Ik denk daarbij aan de takelkosten die de eigenaar van de tweedehandswagen heeft moeten dragen nadat de wagen in panne was gevallen.

559 S. JANSEN, “Hiërarchie in de remedies bij consumentenkoop: bescherming van consumenten en verkopers?”, DCCR 2012, 133. 560 Gent (12e k.) 20 oktober 2010, DCCR 2012, 128, nr. 4, noot S. JANSEN. 561 Gent (12e k.) 20 oktober 2010, DCCR 2012, 132, nr. 9, noot S. JANSEN; S. JANSEN, “Hiërarchie in de remedies bij consumentenkoop: bescherming van consumenten en verkopers?”, DCCR 2012, 134. 562 Gent 27 mei 2009, RW 2010-2011, 540, noot S. MARYSSE; NJW 2010, 200, noot R. STEENNOT. 563 S. MARYSSE, “De Wet Consumentenkoop: enkele beschouwingen” (noot onder Gent 27 mei 2009), RW 2010-11, 547; R. STEENNOT, “Garantietermijn tweedehandsgoederen” (noot onder Gent 27 mei 2009), NJW 2010, 204. in dezelfde zin: S. JANSEN, “Hiërarchie in de remedies bij consumentenkoop: bescherming van consumenten en verkopers?”, DCCR 2012, 144. 564 S. MARYSSE, “De Wet Consumentenkoop: enkele beschouwingen” (noot onder Gent 27 mei 2009), RW 2010-11, 547; R. STEENNOT, “Garantietermijn tweedehandsgoederen” (noot onder Gent 27 mei 2009), NJW 2010, 204.

Page 99: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

93

291. Het hof van beroep te Antwerpen565, ten slotte, nuanceert dat de consument de vrije keuze heeft tussen beide remedies, maar dat deze regel uitzondering lijdt wanneer de koper een houding aanneemt die onverzoenbaar is met de uitoefening van het recht op ontbinding van de overeenkomst.566

292. Wat de vereffening van de rekeningen betreft tussen koper-verkoper en vice versa, dient nog het volgende opgemerkt te worden: zowel bij de prijsvermindering als bij de ontbinding dient telkens rekening te worden gehouden met het gebruik dat de consument van het goed heeft gehad sinds de levering ervan.567 Er is aldus een gebruiksvergoeding verschuldigd voor de periode gedurende dewelke de consument het normaal en nuttig gebruik heeft genoten van het goed.568 Dit in tegenstelling tot het herstel en de vervanging die verplicht een kosteloos karakter hebben.

3.3. De aanvullende schadevergoeding

293. Indien de consument, ondanks de uitwerking van de gekozen remedie, alsnog schade zou ondervinden ingevolge het gebrek aan conformiteit, kan hij aanspraak maken op een bijkomende schadevergoeding.569 Wat de begroting van deze vergoeding betreft, vindt men noch in de richtlijn, noch in de wet, een precieze grondslag terug.570

294. De vraag stelt zich dan ook of de vergoeding dient gebaseerd te worden op het gemeen contractueel aansprakelijkheidsrecht of op de regeling inzake de verborgen gebreken.571 De meerderheidsstrekking572 geeft de voorkeur aan het eerste regime: de redenering is dat de Wet Consumentenkoop een lex specialis is, waardoor de bepalingen, inzake vrijwaring voor verborgen gebreken, slechts herleven na het verstrijken van de garantietermijn.

565 Rb. Antwerpen 11 april 2008, RW 2010-2011, 115, noot. 566 S. JANSEN, “Hiërarchie in de remedies bij consumentenkoop: bescherming van consumenten en verkopers?”, DCCR 2012, 144-45, voetnoot 47. 567 Artikel 1649quinquies, § 3, laatste lid BW. 568 Overweging 15 Richtlijn. R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 539; S. STIJNS, “De remedies van de koper bij niet-conformiteit”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 62; Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 46. 569 Artikel 1649quinquies, § 1, lid 1 BW. 570 De richtlijn voorziet zelfs niet de mogelijkheid om een bijkomende vergoeding te vorderen. 571 Meer concreet gaat het over de artikelen 1149-1151 BW, respectievelijk artikel 1645-1646 BW; L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, nr. 12, 450, voetnoot 88; Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 46-47. 572 R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 541; L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, nr. 12, 450, voetnoot 88; Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 46. Contra: S. STIJNS, “De remedies van de koper bij niet-conformiteit”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 73-74.

Page 100: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

94

295. Om aanspraak te maken op deze schadevergoeding dient men het bewijs te leveren van de fout van de verkoper, van de schade die niet reeds gedekt werd én van het causaal verband tussen beide.573 Deze zware bewijslast wordt evenwel verlicht doordat er op een professionele verkoper een resultaatsverbintenis rust om een goed te leveren conform de overeenkomst.574 Hierdoor zal men, in voorkomend geval, enkel een afschrift dienen neer te leggen van zijn gemaakte kosten voor het herstel of behoud van de zaak.575

IV. Bewijs

296. De Wet Productaansprakelijkheid voorziet, in tegenstelling tot de Wet Consumenten-koop, in een objectieve aansprakelijkheid in hoofde van de producent of professionele verkoper van een gebrekkig product.576 Dit brengt met zich mee dat het slachtoffer van een onveilig product geen fout dient te bewijzen in hoofde van de producent. Nu, als men de theorie van de resultaatsverbintenis in hoofde van de professionele verkoper volgt, komt men de facto tot hetzelfde resultaat: het bewijs dat de verkoper het gebrek niet kende zal hem immers niet bevrijden van zijn aansprakelijkheid.577

297. Daarnaast vereisen beide regelingen het bewijs van de aanwezigheid van een gebrek: enerzijds dient het slachtoffer het gebrek aan veiligheid aan te tonen, anderzijds dient de consument-koper het gebrek aan overeenstemming te bewijzen.

298. Echter, wat de grondslag van het bewijs inzake niet-conformiteit betreft, vindt men geen aanwijzingen terug in de Wet Consumentenkoop zelf waardoor het gemeen procesrecht geldt.578 Gezien dit stilzwijgen is er afwijkende rechtsleer die stelt dat het de verkoper is die het bewijs dient te leveren dat het goed wel in overeenstemming is met de overeenkomst, indien de consument hem in gebreke stelt.579 Evenwel nuanceert VAN COUTER deze discussie daar beide partijen, voor de rechter, hun stukken zullen overbrengen waardoor er weinig problemen zullen rijzen over het al dan niet aanwezig zijn van een gebrek.

299. Wat wel een werkelijk verschil kan opleveren is de bewijslastregeling inzake het bestaan van het gebrek bij de levering. De uitkomst van een geschil zal immers sterk beïnvloed worden naargelang de partij die deze bewijslast dient te torsen. In principe is het de consument die het bewijs dient te leveren dat het gebrek reeds in de kiem aanwezig was bij de levering van het goed. Wat de eerste zes maanden betreft, heeft de wetgever een weerlegbaar 573 Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 47. 574 Zie supra randnummer 15 uit hoofdstuk I. Afdeling 2.3. De vergoedingsplichtige. 575 Antwerpen 21 mei 2012, NJW 2013, 122, noot R. STEENNOT: hier werden, als voorbeeld, de kosten van de dierenarts vergoed. 576 Zie supra randnummer 88 uit hoofdstuk II. Afdeling 2.1. De foutloze aansprakelijkheid. 577 Cass. 4 mei 1939, Pas. 1939, I, 223; Cass. 12 december 1958, RCJB 1960, 204, noot G. VAN HECKE; Cass. 6 oktober 1961, RW 1961-62, 783; Cass. 15 juni 1989, Arr. Cass. 1988-89, 1233, noot; Cass. 7 december 1990, Arr. Cass. 1990-91, 391; Cass. 19 september 1997, Arr. Cass. 1997, 840; Cass. 18 oktober 2001, RW 2003-04, 97. 578 Memorie van Toelichting, 11 & 15; Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 29. 579 Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 31.

Page 101: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

95

vermoeden ingevoerd, ten voordele van de consument. Tijdens deze periode zal het aldus aan de verkoper zijn om aan te tonen dat het gebrek pas later is ontstaan, ten gevolge van een manipulatie door de consument. Gedurende de resterende achttien maanden van de waarborgtermijn, draagt de consument echter opnieuw het risico.

Hierdoor ben ik de mening toegetreden dat we, in het kader van de garantietermijn, kunnen spreken over een waarborgperiode van zes maanden in plaats van twee jaar voor consumptiegoederen met een lagere economische waarde.580

300. Ten slotte werd reeds aangehaald dat de consument op twee niveaus beperkt was in zijn keuze tussen de remedies581: enerzijds door het getrapt systeem, anderzijds door het marginale toetsingsrecht van de rechter op rechtsmisbruik. De beperking gaat echter nog verder wanneer het gebrek slechts van geringe betekenis is. In deze situatie zal de consument immers geen aanspraak kunnen maken op de ontbinding van de overeenkomst.582 De bewijslast inzake het voldoende ernstig karakter van het gebrek rust opnieuw bij de consument.583 De rechtsleer ziet hierin terecht een gemiste kans voor de wetgever om een meer consumentvriendelijke regeling in te voeren, door de verkoper te laten weerleggen dat de ontbinding niet gerechtvaardigd is door een gebrek van slechts geringe betekenis.584

V. Verweermiddelen van de verkoper

301. Eens vaststaat dat een consumptiegoed aangetast is door een gebrek aan conformiteit met de overeenkomst, dat reeds bestond bij de levering en dat zich manifesteert binnen de twee jaar, dient tot de aansprakelijkheid van de eindverkoper besloten te worden.585 Enerzijds bevat noch de Richtlijn, noch de Wet Consumentenkoop een reeks van bevrijdingsgronden die ter beschikking staan van de aansprakelijke eindverkoper. Anderzijds zullen de algemene voorwaarden, die deel uitmaken van de contractsrelatie, weinig soelaas bieden wanneer de consument zijn aanspraken naar de verkoper richt. Immers, clausules die de aansprakelijkheid van deze laatste beperken of zelfs uitsluiten, zijn relatief nietig. De Wet Consumentenkoop voorziet evenwel in twee hypotheses waarin een gebrek aan conformiteit niet wordt geacht te bestaan en ook het feit dat de consument vaak de bewijslast dient te dragen, werkt in het voordeel van de verkoper.586 Ten slotte beschikt de verkoper over een regresrecht ten aanzien

580 Zie supra randnummer 251 uit hoofdstuk III. Afdeling 2.5.2. Het gebrek is aanwezig bij de levering. 581 Zie supra: randnummers 279 e.v. uit hoofdstuk III. Afdeling 3. De rechten van de consument. 582 Zie supra: randnummer 289 uit hoofdstuk III. Afdeling 3.2. De uitvoering bij equivalent: prijsvermindering of ontbinding. 583 S. STIJNS, “De remedies van de koper bij niet-conformiteit”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 77. 584 S. MARYSSE, “De Wet Consumentenkoop: enkele beschouwingen” (noot onder Gent 27 mei 2009), RW 2010-11, 547, nr. 4; R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 540, voetnoot 1744; S. STIJNS, “De remedies van de koper bij niet-conformiteit”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 77, nr. 56-57. 585 R. STEENNOT, “Zieke hond is een gebrekkige zaak” (noot onder Antwerpen 21 mei 2012), NJW 2013, afl. 276, 125. 586 Artikel 1649ter, §3 BW. Op de bewijslastregelingen wordt hierna niet meer op teruggekomen, ik verwijs hiervoor naar de vorige afdeling inzake het bewijs.

Page 102: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

96

van partijen hogerop in de contractketen, waardoor hij, bij een succesvol regres, de schadelast niet zelf hoeft te dragen en de consument zijn aanspraken ten volle kan uitspelen.587

5.1. Het regresrecht van de eindverkoper

302. In eerste instantie kan de eindverkoper, op grond van artikel 1615 BW, zich keren tegen zijn eigen leverancier of tegen eerdere verkopers van het gebrekkig consumptiegoed: hetzij door hen in tussenkomst en in vrijwaring te roepen in een aanhangig geschil, hetzij door een afzonderlijke procedure op te starten.588 De aanspraken zullen, in principe, beperkt kunnen worden door exoneratiebedingen, daar de vordering in de contractuele sfeer kadert.589 Gelet echter op de eerder aangehaalde constante rechtspraak van het Hof van Cassatie, zal een voorkomend beding in vrijwaring vrijwel steeds zijn nut verliezen, aangezien het vermoeden van kwade trouw of van kennis van het verborgen gebrek geldt ten aanzien van de professionele handelaar.590 De Wet Consumentenkoop heeft eveneens de mogelijkheid gelaten in hoofde van de verkoper om tegen de producent of iedere contractuele tussenpersoon, een contractuele vordering in te stellen, daar waar er geen rechtstreekse band bestaat.591

303. Deze regel vormt de bevestiging van het erkend adagium accessorium sequitur principale: de overdracht van een zaak brengt automatisch de overdracht van de verborgen gebreken met zich mee.592 Bij het instellen van de vordering tegen zijn eigen toeleverancier-verkoper zal men evenwel dienen terug te grijpen naar de regels van het gemeen kooprecht593, in het bijzonder naar artikel 1645 BW. De professionele verkoper zal immers de voorkeur geven aan een schadeloosstelling, eerder dan aan een vordering tot prijsvermindering of

587 L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, nr. 12, 455. 588 Cass. 18 mei 2006, RW 2007-08, 147, noot N. CARETTE; M. HOSTENS, “De rechtstreekse aanspraak van de consument: Een nieuw pijnpunt in ons dualistisch kooprecht?” (noot onder Luik 5 november 2009), DCCR 2010, 89; Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 48. 589 M. HOSTENS, “De rechtstreekse aanspraak van de consument: Een nieuw pijnpunt in ons dualistisch kooprecht?” (noot onder Luik 5 november 2009), DCCR 2010, 90 en verwijzingen aldaar in voetnoot 16. 590 Zie supra randnummer 15 uit hoofdstuk I. Afdeling 2.3. De vergoedingsplichtige. M. HOSTENS, “De rechtstreekse aanspraak van de consument: Een nieuw pijnpunt in ons dualistisch kooprecht?” (noot onder Luik 5 november 2009), DCCR 2010, 91-92. 591 Artikel 1649sexies BW. Dit artikel kwam er dankzij omzetting van artikel 4 Richtlijn Consumentenkoop. 592 Cass. 5 december 1980, Arr. Cass. 1980-81, 382; RW 1981-82, 886, noot: het Hof bevestigt nog eens dat de laatste koper over een rechtstreeks recht op vrijwaring beschikt tegen de eerste koper. Zie ook: Cass. 6 december 2001, Arr. Cass. 2001, 2095; Cass. 15 december 2006, RW 2008-09, nr. 6, 230, noot N. CARETTE; Luik (7e k.) 5 november 2009, DCCR 2010, 80, noot M. HOSTENS; H. COUSY, “Het regres van de eindverkoper en andere aansprakelijkheidsvorderingen”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 137 (hierna: H. COUSY, “Het regres van de eindverkoper en andere aansprakelijkheidsvorderingen”); M. HOSTENS, “De rechtstreekse aanspraak van de consument: Een nieuw pijnpunt in ons dualistisch kooprecht?” (noot onder Luik 5 november 2009), DCCR 2010, 89; L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, nr. 12, 455; Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 48-49. 593 MvT, Parl. St. Kamer 2003-2004, nr. 982/001, 19; M. HOSTENS, “De rechtstreekse aanspraak van de consument: Een nieuw pijnpunt in ons dualistisch kooprecht?” (noot onder Luik 5 november 2009), DCCR 2010, 92. Zie supra randnummers 49 en 50 uit hoofdstuk I. Afdeling 5.1. Het regresrecht van de eindverkoper.

Page 103: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

97

ontbinding.594 De vordering zal hierdoor binnen een korte termijn dienen ingesteld te worden, doch het Hof van Cassatie heeft geoordeeld dat de termijn slechts zal aanvangen vanaf het moment dat de verkoper op de hoogte is gebracht van het gebrek aan conformiteit.595

304. Het regresrecht van de eindverkoper op eerdere verkopers is ingegeven door de bekommernis om de consument een solvabele verweerder te bezorgen.596 Op deze manier zal de verkoper de aanspraken van de consument steeds kunnen voldoen, daar hij zelf de schade kan verhalen op anderen. Ik breng hier even in herinnering dat de Wet Productaansprakelijkheid precies om deze reden een zeer uitgebreid aansprakelijkheidsregime kent.597 Doch de invulling is anders, daar onder de Wet Productaansprakelijkheid het slachtoffer over een rechtstreekse vordering beschikt, daar waar de Wet Consumentenkoop, volgens de rechtsleer598, de consument geen rechtstreeks recht verschaft ten aanzien van eerdere verkopers, inclusief de producent. Dit lijkt mij te verdedigen: de consument verkiest mijns inziens immers een vordering ten aanzien van de eindverkoper, d.i. een duidelijk aanspreekpunt, boven een vordering tegen een producent, die zich in de meeste gevallen in het buitenland bevindt, wat de procesvoering omslachtiger maakt.

305. Alhoewel de consument geen rechtstreekse vordering heeft op grond van de Wet Consumentenkoop, staat niets de rechtstreekse aanspraak in de weg op basis van het gemeen kooprecht.599 De consument zou immers over geen enkele vorderingsmogelijkheden meer beschikken eens de eindverkoper failliet wordt verklaard of met de noorderzon verdwijnt. Ik sluit mij dan ook absoluut aan bij de stelling dat de wetgever een meer homogene regeling had dienen na te streven en zodoende in een apart artikel had moeten voorzien inzake de rechtstreekse vordering in hoofde van de consument.600 Bovendien merkt VAN COUTER terecht op dat de consument nog over een alternatief beschikt bij schade ingevolge een gebrek aan veiligheid van een product, met name: zijn aanspraken tegen de producent van een gebrekkig product op basis van de Wet Productaansprakelijkheid.601

594 H. COUSY, “Het regres van de eindverkoper en andere aansprakelijkheidsvorderingen”, 135. 595 Cass. 29 januari 2004, RW 2004-05, nr. 11, 431. In dezelfde zin: H. COUSY, “Het regres van de eindverkoper en andere aansprakelijkheidsvorderingen” en A. VERBEKE, “De termijnen”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 140 en 98; M. DAMBRE, “Informatieplicht en actiemogelijkheden van partijen bij de aankoop van kunstvoorwerpen”, TBBR 1990, 39; Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 51. 596 H. COUSY, “Het regres van de eindverkoper en andere aansprakelijkheidsvorderingen”, 132 en 144. 597 Zie supra randnummers 95 e.v. uit hoofdstuk II. Afdeling 2.3. De vergoedingsplichtigen. 598 Zie o.a. H. COUSY, “Het regres van de eindverkoper en andere aansprakelijkheidsvorderingen”, 144, nr. 27; L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, nr. 12, 454, nr. 39 en voetnoot 140. 599 M. HOSTENS, “De rechtstreekse aanspraak van de consument: Een nieuw pijnpunt in ons dualistisch kooprecht?” (noot onder Luik 5 november 2009), DCCR 2010, 93; L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, nr. 12, 455, nr. 41; Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 51. 600 L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, nr. 12, 455, nr. 41. 601 Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 51.

Page 104: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

98

306. Er dient evenwel opgemerkt te worden dat de auteurs van de richtlijn aanvankelijk inderdaad een, zij het zeer subsidiaire, aansprakelijkheid wilden creëren in hoofde van de fabrikant.602 Slechts indien de consument de verkoper onmogelijk kan aanspreken, door faillissement bijvoorbeeld, of indien de procedure te omslachtig zou zijn, doordat bijvoorbeeld de verkoper een buitenlandse vennootschap is en de producent niet, zou men verhaal kunnen halen bij de producent.603 Deze redenering werd gaandeweg verlaten en in de richtlijn spreekt men enkel over de mogelijkheid voor de verkoper om verhaal te halen bij zijn leverancier, tussenpersoon of producent.

307. Daarnaast is COUSY de mening toegedaan dat de Wet Consumentenkoop enkel een verhaalsrecht toekent aan de eindverkoper bij een reeds vooraf bestaand gebrek, d.i. een gebrek dat niet aan de verkoper te wijten is.604 Dit vloeit voort uit de belangrijke bedenking dat de vordering van de consument tegen de eindverkoper op grond van een gebrek aan conformiteit, niet altijd een verborgen gebrek is in de zin van het gemeen kooprecht.605 Hieruit volgt dat, indien het goed bijvoorbeeld niet overeenstemt met de gegeven beschrijving van de verkoper, de verkoper geen verhaal zal kunnen nemen op eerdere verkopers, aangezien dit geen verborgen gebrek uitmaakt. Het regresrecht valt aldus, volgens bepaalde auteurs, enkel te situeren in de hypothese waarbij het gebrek aan overeenstemming het gevolg is van een toedoen of nalaten van de producent, van een eerdere verkoper in de contractuele keten, of van enige andere tussenpersoon.606 Wanneer men echter uitgaat van een wettelijke subrogatie in hoofde van de eindverkoper, dan treedt deze laatste in de rechten die de consument heeft op grond van de Wet Consumentenkoop, waardoor regres wel mogelijk is in dit voorbeeld.607

308. Dit alles brengt COUSY en PEETERS ertoe om de regresvordering in hoofde van de eindverkoper, een vreemde eend in de bijt te noemen, daar het niet duidelijk is of hier nu een echte aansprakelijkheidsregel wordt ingevoerd.608 Het gemeen kooprecht biedt immers de verkoper reeds een verhaalsrecht tegen iedere tussenpersoon in de distributieketen. De enige echte vernieuwing die het artikel heeft ingevoerd is dat exoneratiebedingen, die tot gevolg hebben dat de aansprakelijkheid van de producent, de eerdere verkopers of andere tussenpersonen zou beperkt of zelfs opgeheven worden, de verkoper niet kunnen tegengeworpen worden.609

602 Hier zie ik dan weer een gelijkenis met de uiterst subsidiaire aansprakelijkheid in hoofde van de verkoper bij toepassing van de Wet Productaansprakelijkheid: zie supra randnummers 105 e.v. uit hoofdstuk II. Afdeling 2.3.4. De leverancier en de uiteindelijke verkoper. 603 H. COUSY, “Het regres van de eindverkoper en andere aansprakelijkheidsvorderingen”, 131. Zie tevens verwijzingen aldaar naar het Groenboek van 1993 over de garanties van de consumentenkoop. 604 H. COUSY, “Het regres van de eindverkoper en andere aansprakelijkheidsvorderingen”, 139. 605 H. COUSY, “Het regres van de eindverkoper en andere aansprakelijkheidsvorderingen”, 138. 606 L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, nr. 12, 454: deze auteur volgt de redenering van H. COUSY, “Het regres van de eindverkoper en andere aansprakelijkheidsvorderingen”, 138-139. 607 M. HOSTENS, “De rechtstreekse aanspraak van de consument: Een nieuw pijnpunt in ons dualistisch kooprecht?” (noot onder Luik 5 november 2009), DCCR 2010, 90. 608 H. COUSY, “Het regres van de eindverkoper en andere aansprakelijkheidsvorderingen”, 133; L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, nr. 12, 454. 609 L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, nr. 12, 455. Hoewel dit artikel een correcte omzetting vormt van artikel 4 Richtlijn Consumentenkoop, staat die haaks

Page 105: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

99

5.2. Exoneratieclausules

309. Aangezien de regels inzake de consumentenkoop van dwingend recht zijn, kan de verkoper ze niet wegbedingen in zijn algemene voorwaarden.610 Met andere woorden laten ze geen mogelijkheid tot exoneratie, waardoor de verkoper zich ook niet kan exonereren door te stellen dat de producent van het goed geen twee jaar garantie biedt. Recent heeft Test-Aankoop een rechtszaak aangespannen tegen de Amerikaanse technologiereus Apple wegens misleiding van de consument met betrekking tot de wettelijke garantie.611 Via Applecare wordt de consument de mogelijkheid geboden om, tegen betaling, zijn garantie te verlengen tot twee of drie jaar. Deze techniek is er vooral op gericht om garantie-uitbreidingen te verkopen, zonder dat duidelijk wordt medegedeeld dat de consument op grond van de Richtlijn Consumentenkoop steeds over een wettelijke garantietermijn van twee jaar beschikt. De rechtbank van koophandel te Brussel zal zich over dit dossier buigen.

310. Evenwel dient opgemerkt te worden dat er geen sprake kan zijn van een gebrek aan overeenstemming indien de consument, op het ogenblik van de contractsluiting, op de hoogte is gebracht van het gebrek aan overeenstemming.612 De Richtlijn Consumentenkoop laat de contractsvrijheid van de partijen immers onverlet.613 Hierdoor kunnen de partijen het voorwerp van de koop en zijn kenmerken omschrijven, waardoor een ‘gebrekkig’ goed het onderwerp kan uitmaken van een koopovereenkomst.614 Deze bevrijdingsmogelijkheid geldt tevens in de situatie waarbij de consument een toonzaalmodel koopt met een duidelijk zichtbare kras op, gezien de consument redelijkerwijs van het gebrek op de hoogte diende te zijn.615 De bewijslast inzake de werkelijke kennis of inzake de redelijkerwijze mogelijkheid tot kennisname, op het ogenblik van de contractsluiting, rust bij de verkoper.616 Ten slotte voegt de wet er nog aan toe dat er geen sprake zal zijn van een gebrek aan overeenstemming wanneer deze voortkomt uit het materiaal dat door de consument is geleverd.617 Deze situatie kan zich voordoen wanneer de overeenkomst, ingevolge artikel 1649bis, § 3 BW, ook een facet verlening van diensten omvat en de consument de materialen ter beschikking van de verkoper heeft gesteld.

op de overweging 9 uit de richtlijn die het beginsel van contractsvrijheid tussen de eindverkoper en de eerdere verkopers of de producent onverlet laat. 610 Artikel 1649octies BW juncto artikel 74, 14° WMPC; S. BEYAERT, “Consumentenkoop”, in I. CLAEYS (ed.), Contractenrecht in beweging – Gandius 6, Mechelen, Kluwer, 2004, 47; L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, nr. 12, 454; R. STEENNOT, “Zieke hond is een gebrekkige zaak” (noot onder Antwerpen 21 mei 2012), NJW 2013, 125. 611 X, “Test-Aankoop start rechtszaak tegen Apple”, De Standaard 14 januari 2013, www.standaard.be. 612 Artikel 1649ter, § 3 BW. 613 Overweging 8 Richtlijn Consumentenkoop. 614 S. BEYAERT, “Consumentenkoop”, in I. CLAEYS (ed.), Contractenrecht in beweging – Gandius 6, Mechelen, Kluwer, 2004, 47; A. VAN OEVELEN, “Het nieuwe begrip «conformiteit»”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 36. 615 Artikel 1649ter, § 3 BW. 616 Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 35. 617 Artikel 1649ter, § 3 BW.

Page 106: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

100

311. Wat de aard van de nietigheid van exoneratiebedingen betreft, wordt aangenomen dat het gaat om een relatieve nietigheid, daar de Wet Consumentenkoop private belangen beoogt te beschermen.618 In principe zou het aldus aan de consument zijn om zich op zijn rechten te beroepen voor de rechter. Nu, in navolging van de rechtspraak van het Hof van Justitie619, lijkt het mij terecht om te stellen dat ook de rechter ambtshalve kan overgaan tot het opwerpen van de relatieve nietigheid.620 Zo oordeelde het Hof in het arrest Océano Grupo dat de rechter de overeenkomst ambtshalve mag toetsen op basis van volgende overweging621:

“…de door de richtlijn uitgewerkte beschermingsstelsel berust op de gedachte, dat de consument zich tegenover de verkoper in een zwakke onderhandelingspositie bevindt en over minder informatie beschikt, wat ertoe leidt, dat hij met de tevoren door de verkoper opgestelde voorwaarden instemt zonder op de inhoud daarvan invloed te kunnen uitoefenen.” (eigen onderlijning)

De bescherming van de consument staat aldus voorop, waardoor een verboden exoneratiebeding steeds ambtshalve dient opgeworpen te worden door de rechter.

312. Ik breng hier nog even het arrest van 27 mei 2009622 in herinnering waarbij een verkoper van een tweedehandsvoertuig op de factuur volgend beding had opgenomen: “Het voertuig wordt verkocht zonder garantie met keuring en in de staat waarin het zich bevindt, gekend door de koper na een testrit en uitgebreid onderzoek.” Had de verkoper overweging 22 van de richtlijn nagelezen, dan wist hij dat een beding dat bepaalt dat de consument, op het ogenblik van de contractsluiting, op de hoogte was van elk gebrek aan overeenstemming, een verboden exoneratiebeding inhoudt.

313. Afsluitend kan nog gewezen worden op artikel 1649octies, lid 2 BW: indien een clausule het recht van een niet-lidstaat van toepassing verklaart en indien zonder deze clausule, het recht van een lidstaat van de Europese Unie van toepassing zou zijn, waardoor de consument een hogere bescherming kan genieten, zal deze clausule nietig zijn.623

618 A. VAN OEVELEN, “Het nieuwe begrip «conformiteit»”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 49. 619 HvJ C-240/98 en C-244/98, Oceano Grupo Editorial, Jur. 2000, I, 4963; HvJ C-168/05, Mostaza Claro, Jur. 2006, I, 10437. Zie ook: Gent 4 januari 2012, NJW 2012, afl. 255, 70, noot R. STEENNOT. 620 R. STEENNOT, “Ambtshalve opwerpen van regels van dwingend recht die strekken tot bescherming van de consument” (noot onder Brussel 20 april 2012), NJW 2012, 550; A. VAN OEVELEN, “Het nieuwe begrip «conformiteit»”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 50. Zie ook: S. STIJNS, “De remedies van de koper bij niet-conformiteit”, in STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 80-82. 621 HvJ C-240/98 en C-244/98, Océano Grupo Editorial, Jur. 2000, I, 4973, nr. 25. In dezelfde zin: HvJ C-168/05, Mostaza Claro, Jur. 2006, I, 10446, nr. 27 en 10449, nr. 38. 622 Gent (12e k.) 27 mei 2009, NJW 2010, 200, noot R. STEENNOT; RW 2010-11, 540, noot S. MARYSSE. 623 L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, nr. 12, 454.

Page 107: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

101

5.3. Fout van de consument

314. Naar analogie met hoofdstuk I en II, wordt hier stilgestaan bij de consequenties inzake de aanspraken van de consument indien hijzelf, of iemand waarvoor hij dient in te staan, (mede) verantwoordelijk is voor het gebrek aan overeenstemming.

315. In het kader van de Wet Consumentenkoop volstaat het om de sanctie bij miskenning van de schadebeperkingsplicht in herinnering te brengen: de mogelijke inperking door de rechter van de keuzemogelijkheid in hoofde van de consument.624 Zo zal het herstel of de vervanging van een boor worden geweigerd, indien de schade reeds te zeer is toegenomen, doordat men de boor bleef gebruiken ondanks regelmatige blokkeringen.625 Het staat de consument evenwel nog steeds vrij om aanspraak te maken op een aanvullende schadevergoeding. Deze sanctie is erop gericht de verergering van de schade, door een verder gebruik van het gebrekkig consumptiegoed, te vermijden, zodat de consument al zijn aanspraken kan laten gelden.626

VI. Conclusie

316. De Wet Consumentenkoop heeft de contractuele vordering, waarover de consument beschikt bij zijn aankoop van lichamelijke roerende consumptiegoederen, meer rechtskracht gegeven. Voortbouwend op het gemeen kooprecht heeft de wet immers een aantal pijnpunten weggewerkt zoals de invulling van de ‘korte termijn’-vereiste, de invoering van een facultatieve meldingsplicht en de niet-tegenwerpelijkheid van excepties ten aanzien van de verkoper bij de uitoefening van zijn regresrecht.

317. De keuze van de wetgever om de Richtlijn Consumentenkoop in het Burgerlijk Wetboek om te zetten was een goede zet; doch door het feit dat de specifieke regels slechts gedurende de waarborgtermijn gelden, heeft men de kans laten liggen om tot een uniforme regeling te komen. Na het verstrijken van de waarborgtermijn herleeft het gemeen kooprecht immers opnieuw, waardoor de consument geconfronteerd wordt met andere toepassingsvoorwaarden, in het bijzonder de ‘korte termijn’-vereiste.

318. De rechthebbende in deze regeling is, overeenkomstig de rechtsliteratuur en rechtspraak, de consument die hoofdzakelijk voor privé-doeleinden de koopovereenkomst heeft gesloten, waardoor het gemengd gebruik ook onder het toepassingsgebied zal vallen.

624 R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 542, nr. 1079; S. STIJNS, “De remedies van de koper bij niet-conformiteit”, in STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 57, nr. 11. 625 S. STIJNS, “De remedies van de koper bij niet-conformiteit”, in STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 57 en voetnoot 19. 626 Artikel 1649quinquies, § 1, lid 2 BW; L. PEETERS, “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, nr. 12, 450; R. STEENNOT m.m.v. S. DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 542; Y. VAN COUTER et al. (eds.), De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, CABG 2005, afl. 3, 47.

Page 108: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

102

319. De consument zal zich op de Wet Consumentenkoop kunnen beroepen indien het geleverde goed niet in overeenstemming is met de overeenkomst. Deze niet-conformiteit kan het gevolg zijn van een beschrijving die niet overeenstemt met de geleverde waar of kan voortvloeien uit een mindere kwaliteit dan deze die de consument redelijkerwijze mocht verwachten. Daarnaast zal het normale of het specifieke medegedeelde gebruik van het goed ook vergeleken worden met het gebruik dat men van het geleverde goed kan maken. Indien er een gebrek aan conformiteit voorligt zal de consument zijn contractuele wederpartij dienen aan te spreken. Het is aldus de professionele verkoper die geviseerd wordt in deze regeling. De producent daarentegen komt slechts in beeld indien hij een commerciële garantie verstrekt heeft. De consument kan overigens vrij kiezen om zich hetzij op de wettelijke regeling, hetzij op de commerciële waarborg te beroepen.

320. In de eerste plaats is de Wet Consumentenkoop er vooral op gericht de consument een passend verhaalmiddel ter beschikking te stellen. Vooreerst neemt dit de vorm van een kosteloos herstel of een kosteloze vervanging van het gebrekkig goed en, in subsidiaire orde, heeft de consument recht op een prijsvermindering of de gerechtelijke ontbinding. In deze laatste situatie dient evenwel een gebruiksvergoeding aangerekend te worden. Indien de consument alsnog schade heeft geleden die niet gedekt werd, kan hij nog steeds aanspraak maken op een aanvullende schadevergoeding op grond van de Wet Consumentenkoop. Het recht op en de begroting van deze bijkomende vergoeding zal evenwel bepaald worden door het gemeen verbintenissenrecht, waardoor de consument fout, schade en causaal verband zal dienen aan te tonen. Wat het bewijs van de fout betreft zal deze evenwel verlicht worden door het feit dat op de professionele verkoper een resultaatsverbintenis rust om een goed te leveren conform de overeenkomst.

321. Om deze verkoper in aansprakelijkheid te kunnen aanspreken zal de consument evenwel het bewijs dienen te leveren dat het gebrek reeds aanwezig was bij de levering. Daar dit een zeer zware bewijslast impliceert heeft de wetgever geopteerd voor een vermoeden van anterioriteit gedurende de eerste zes maanden. Na deze termijn dooft dit vermoeden echter uit, waardoor ik de mening ben toegedaan dat de wettelijke garantie voor goederen met een lage economische waarde beperkt blijft tot deze zes maanden. Wanneer de consument immers een kosten/baten analyse maakt zal het risico, dat de bewijslast op dit punt met zich meebrengt, een grote beweegreden zijn om niet tot een dagvaarding ten gronde over te gaan.

322. Langs de andere kant heeft men de consument meer rechtszekerheid geboden door de ‘korte termijn’-vereiste uit het gemeen kooprecht nader in te vullen: om de verkoper te kunnen aanspreken dient het gebrek zich binnen de twee jaar sinds de levering te manifesteren. Dit betekent dat de consument binnen deze termijn zijn vordering ten gronde dient in te stellen. Zeker voor duurzame consumptiegoederen, zoals een vaatwasmachine of een tweedehandswagen, biedt de wettelijke garantie toch niet de verhoopte bescherming. Bovendien laat de wet de mogelijkheid open voor de verkoper om in zijn contractsvoorwaarden te bepalen dat, eens het gebrek ontdekt is door de consument, deze slechts beschikt over een termijn van minimaal twee maanden om de verkoper daarvan in kennis te stellen. Wat de sanctie bij overschrijding van deze meldingstermijn betreft, bestaat er veel commotie die volgens mij geheel terecht is. Het verval van het recht lijkt mij dan ook

Page 109: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

103

een te drastische sanctie, temeer daar de geest van de Richtlijn Consumentenkoop de bescherming van de consument centraal stelt. Een mogelijk alternatief zou zijn dat de verkoper de keuze krijgt tussen de beschikbare remedies, met dien verstande dat hij zich steeds dient te hoeden voor rechtsmisbruik. Daarnaast zou een verlenging van deze meldingstermijn, tot bijvoorbeeld zes maanden, ook een andere situatie gecreëerd hebben: de consument zou zo over iets meer speling beschikken om contact op te nemen met zijn verkoper en om eventueel zijn contract te raadplegen.

323. Verder dient opgemerkt te worden dat de wettelijke waarborgtermijn zowel minder als meer dan twee jaar kan bedragen; minder indien dit bedongen is in het kader van een tweedehandskoop, meer indien er periodes van herstel of vervanging zijn geweest of indien er ernstige onderhandelingen gevoerd zijn. Het feit dat de wetgever voor de opschorting en niet voor de stuiting van de waarborgtermijn heeft gekozen valt mijns inziens te betreuren. Zeker in geval van vervanging, waarbij men een volledig nieuw goed verkrijgt, valt de creatie van nieuwe rechten te rechtvaardigen. Bij herstel daarentegen mag men aannemen dat dit degelijk wordt uitgevoerd, doch erken ik hierbij een ruimere marge. Wat de onderhandelingen ten slotte betreft wordt de consument voldoende beschermd door een schorsing van de termijn. De consument zal immers ofwel tot een akkoord komen, ofwel kort na het afbreken van de onderhandelingen alsnog kunnen overgaan tot de instelling van zijn rechtsvordering.

324. Er is tevens ingegaan op de vraag wat het lot is van een dralende consument bij zichtbare gebreken. In principe beschikt de consument in deze situatie hetzij over de wettelijke garantietermijn, hetzij over een facultatieve meldingstermijn van minimaal twee maanden om zijn vordering in te stellen. Daar de consument er evenwel alle voordeel bij heeft om zijn vordering zo snel mogelijk in te stellen, denk maar aan het vermoeden van anterioriteit, zal hij best niet te lang dralen. Daarnaast dient ook de consument zich te hoeden voor rechtsmisbruik. Het mes snijdt immers langs twee kanten.

325. Afsluitend dient nog gewezen te worden op de beperkte exoneratiemogelijkheden waarover de professionele verkoper beschikt. Contractuele bedingen die de aansprakelijkheid van deze laatste beperken of uitsluiten zullen geen stand houden voor de rechter; de Wet Consumentenkoop wordt immers gekenmerkt door een dwingend karakter. Het gebrek aan conformiteit wordt evenwel geacht niet te bestaan, hetzij indien de koper het gebrek kende of behoorde te kennen, hetzij indien het gebrek voortvloeit uit het materiaal dat door de consument is geleverd.

326. Ten slotte beschikt de verkoper over een regresrecht waardoor hij de uiteindelijke schadelast eventueel niet hoeft te dragen. Dit regresrecht is contractueel van aard en vindt zijn oorsprong in de bekommernis om de consument steeds een solvabele verweerder te bezorgen. Dit wordt bewerkstelligd door de verkoper een verhaalsrecht toe te kennen voor zijn schade op hogere schakels in de distributieketen. Anderzijds behoudt de consument ook een rechtstreekse vordering tegen de producent en tegen iedere tussenpersoon, doch hij zal deze dienen te baseren op het gemeen kooprecht en niet op de Wet Consumentenkoop.

Page 110: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

DE CONSUMENTENKOOP

104

VII. Schematisch overzicht

De consumentenkoop

Aard aansprakelijkheid Contractueel

Consumptiegoed Lichamelijk Roerend - Excl. Elektriciteit, water en gas

Aansprakelijkheidscriterium Gebrek aan conformiteit met de overeenkomst: - Beschrijving van het goed - Normaal of bijzonder gebruik - Redelijkerwijs te verwachten kwaliteit

Bewijslast Gebrek aan overeenstemming dat bij de levering aanwezig was.

Verweermiddelen verkoper Kennis van het gebrek Gebrek vloeit voort uit materiaal geleverd door consument

Rechten van de koper Uitvoering in natura: herstel of vervanging Uitvoering bij equivalent: prijsvermindering of ontbinding Aanvullende schadevergoeding

Valkuil Garantietermijn van twee jaar is te kort voor duurzame consumptiegoederen en is bovendien de facto beperkt tot zes maanden voor consumptiegoederen met een lage economische waarde.

Page 111: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

WISSELWERKINGEN REGLEMENTERING

105

Hoofdstuk IV. Concluderend hoofdstuk: wisselwerkingen reglementering

“Nemo censetur ignorare legem”

327. Dit algemeen rechtsbeginsel houdt in dat de burger de wetten dient te kennen die op hem van toepassing zijn in de specifieke omstandigheden waarin hij zich bevindt. De kans echter dat een consument, die overgaat tot de aankoop van een roerende lichamelijke zaak, zich bewust is van het complexe geheel van regels die van toepassing zijn op deze rechtshandeling is mijns inziens evenwel zeer klein. Het feit dat één consumentencontract bovendien onderhevig is aan verschillende regimes gedurende zijn duurtijd, hetzij tegelijkertijd, hetzij afwisselend, kan de verwarring nog meer in de hand werken. Het opzet van deze verhandeling was dan ook om een overzichtelijke, samenhangende en ophelderende uiteenzetting te bieden over de verschillende regimes die het kooprecht kenmerken. Hierna wens ik de belangrijkste conclusies, die uit elk hoofdstuk naar voren zijn gekomen, op een zodanige manier te herhalen dat de onderlinge samenhang van de regimes duidelijk wordt.

328. In de eerste plaats kan de koper, die geconfronteerd wordt met een goed dat niet aan zijn verwachtingen voldoet, aanspraak maken op een kosteloos herstel of op de kosteloze vervanging door de verkoper. Indien dit niet mogelijk of buiten verhouding is, heeft de consument recht op een prijsvermindering of op de gerechtelijke ontbinding. De professionele eindverkoper is een duidelijk aanspreekbare partij voor de consument waardoor deze niet lang dient te twijfelen tot wie hij zich in eerste instantie dient te richten. De basis voor deze vordering is de wettelijke garantietermijn die geboden wordt door de Wet Consumentenkoop. Deze termijn strekt zich twee jaar uit te rekenen vanaf de dag van de levering van goed. Indien deze consument echter nog andere schade lijdt zoals fysiek lichamelijke gevolgschade, zal hij zich niet kunnen beroepen op de Wet Consumentenkoop. De rechtsmiddelhiërarchie is immers beperkt tot de vier hoger vernoemde rechtsmiddelen.

329. Een voorbeeld maakt dit duidelijk: indien een wagen uitbrandt door een ontploffing van de brandstoftank zal deze tank een gebrek aan conformiteit vertonen, waarvoor men de verkoper kan aanspreken. Tussen de consument en de verkoper bestaat immers een contractuele band door de koopovereenkomst waarin de verkoper zich verbonden heeft om, onder andere, de te verwachten kwaliteit te bieden die een consument mag verwachten. Het ontploffen van de brandstoftank na een korte tijdspanne sinds de aankoop stemt dan ook niet overeen met deze overeenkomst. De koper zal de gerechtelijke ontbinding bekomen waardoor hij de aankoopsom terugkrijgt en de uitgebrande wagen terugkeert naar de verkoper. De vergoeding zal evenwel verminderd worden met een gebruiksvergoeding, doch vermeerderd met eventuele andere kosten zoals de takelkosten. Naast de schade aan zijn voertuig kan de consument zelf ook lichamelijke schade hebben opgelopen zoals brandwonden. Voor deze fysiek lichamelijke gevolgschade zal hij zijn vordering dienen in te stellen, niet tegen de verkoper, maar tegen de producent van de wagen. Met andere woorden, hij zal zijn vordering dienen te baseren op een andere rechtsgrond, met name de Wet Productaansprakelijkheid. Deze wet voorziet immers in een integrale schadeloosstelling bij lichamelijk letsel, inclusief morele schade. Bovendien kunnen ook omstaanders zich richten tot de producent indien ze brandwonden, andere fysiek lichamelijke schade of morele schade hebben opgelopen.

Page 112: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

WISSELWERKINGEN REGLEMENTERING

106

Dit alles is evenwel onder voorbehoud dat de schade niet vergoed wordt door een sociale-zekerheidsregeling. Indien de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid deze schade heeft vergoed zal deze instantie ook verhaal kunnen halen bij de producent.

330. Stel dat de consument in zijn haast zijn GSM en laptop in de wagen heeft laten liggen, dan zal hij ook voor deze schade een vergoeding kunnen bekomen op grond van de Wet Productaansprakelijkheid. Op voorwaarde evenwel dat het slachtoffer deze goederen aanwendt voor privégebruik. Bovendien past hierbij nog een belangrijke opmerking: bij toepassing van de Wet Productaansprakelijkheid dient men immers rekening te houden met een aftrekfranchise van 500 euro. Indien de GSM en de laptop samen 1.500 euro waard zijn, dan zal slechts 2/3de van dit bedrag vergoed worden. Daar eindigt het verhaal weliswaar niet: voor de resterende 500 euro kan de consument de producent aanspreken op basis van het gemeen recht, daar men van een normaal zorgvuldige redelijke producent mag verwachten dat hij enkel veilige producten in het verkeer brengt. Het is dan aan de consument om het bewijs te leveren van de fout in hoofde van de producent. Daar een onveilig product in het verkeer brengen tevens een inbreuk vormt op de Wet Productveiligheid zal deze bewijslast evenwel verlicht worden: een miskenning van de bepalingen uit de Veiligheidswet impliceert immers een fout in de zin van artikel 1382 BW.

331. Uit dit verhaal blijkt aldus dat de niet-conformiteit aan de brandstoftank tevens een gebrek aan veiligheid uitmaakt waardoor aan beide regelingen is voldaan. Hierdoor dient de consument evenwel rekening te houden met de beide toepassingsvoorwaarden.

332. Stel dat het gebrek in de brandstoftank zich pas 2 jaar en 1 maand na de levering manifesteert. Kan de consument dan nog enkel zijn rechten laten gelden op grond van de Wet Productaansprakelijkheid, waardoor schade aan het gebrekkig goed zelf niet vergoed wordt? Neen, na de toepassingstermijn van de wettelijke garantie kan men in de eerste plaats nagaan of de verkoper en/of producent een commerciële garantie is aangegaan. In dat geval zullen de regels van de consumentenkoop verder uitwerking hebben, evenwel beperkt tot de bescherming die de commerciële garantie zelf biedt. Stel dat de verkoper/producent zich hiertoe niet heeft verbonden dan kan de consument zich nog steeds beroepen op het gemeen kooprecht. Daarbij geldt evenwel de vereiste dat zijn vordering binnen een ‘korte termijn’ dient ingesteld te worden. Indien daaraan voldaan is, heeft de consument enkel recht op de zogenaamde subsidiaire rechtsmiddelen uit de Wet Consumentenkoop, met name: de prijsvermindering of de gerechtelijke ontbinding. In het voorbeeld stelt dit evenwel geen probleem.

333. In deze verhandeling is steeds de nadruk gelegd op het feit dat ‘een gebrekkig product’ vele ladingen dekt. In het gemeen kooprecht wordt, onder een gebrekkige zaak, het verborgen intrinsiek of functioneel gebrek verstaan dat de zaak ongeschikt maakt voor het bestemde gebruik. De Wet Consumentenkoop houdt eveneens rekening met het normale of specifieke gebruik, doch het toepassingsgebied is ruimer: van zodra het geleverde consumptiegoed niet in overeenstemming is met de overeenkomst zal er sprake zijn van een gebrekkig consumptiegoed. De Wet Productaansprakelijkheid legt dan weer de nadruk op de veiligheid die het grote publiek of de doelgroep mag verwachten van het product.

Page 113: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

WISSELWERKINGEN REGLEMENTERING

107

334. Gelet op de uiteenlopende betekenissen zullen de toepassingsvoorwaarden ook steeds anders zijn. Dit is evenwel niet te onderschatten; de consument zal de overgang van het monistisch stelsel van de Wet Consumentenkoop naar een dualistisch regime van het gemeen kooprecht immers niet bewust meemaken. In het bijzonder wordt de consument bij het verstrijken van de waarborgtermijn geconfronteerd met de ‘korte termijn’-vereiste. Omtrent deze termijn bestaat er veel discussie, gezien de consument opeens veel minder zekerheid wordt geboden dan tijdens de eerste twee jaren. De rol van de rechter zal hier aldus van grote betekenis zijn.

335. Wat de kwalificatie van de ‘korte termijn’ betreft dient mijns inziens gekozen te worden voor een verjaringstermijn die kan opgeschort worden indien er ernstige onderhandelingen zijn gevoerd die een redelijke kans op een goede afloop vertoonden. Het is aan de feitenrechter om hier meer uniformiteit te creëren, daar het aan hem toekomt om de ‘korte termijn’ nader te bepalen. Hij kan dus perfect rekening houden met de gevoerde onderhandelingen om tot de conclusie te komen dat de termijn, waarbinnen de consument zijn vordering diende in te stellen, nog niet verstreken is. Dit zou de overgang van de regeling inzake de consumentenkoop naar het gemeen kooprecht minder abrupt maken. De Wet Consumentenkoop voorziet immers uitdrukkelijk in de mogelijkheid tot schorsing tijdens een periode van herstel, vervanging of onderhandelingen. Hoewel het gemeen kooprecht de rechtsmiddelen van de uitvoering in natura niet kent, betekent dit niet dat in een voorliggende zaak het goed bijvoorbeeld eerst door de verkoper vrijwillig is hersteld. In die situatie zou de rechter mijns inziens rekening kunnen houden met de periode waarin de consument niet over zijn goed beschikte en de herstelling afwachtte. Ik acht het immers gerechtvaardigd dat aan de consument dezelfde rechtsbescherming op dit punt wordt geboden wanneer men na twee jaar terugvalt op het gemeen kooprecht.

336. Het feit dat de auteurs van de Wet Consumentenkoop gekozen hebben voor een schorsing en niet voor een stuiting van de termijn lijkt mij evenwel niet in alle omstandigheden terecht. Zeker in het geval van een vernieuwd goed diende men een nieuwe garantietermijn te laten ingaan. Wat de herstelling betreft aanvaard ik dat er meer discussie bestaat, doch zou de consument erop mogen vertrouwen dat een herstelling degelijk wordt uitgevoerd en dat men ‘een zo goed als nieuw’ goed terug in ontvangst neemt. In de situatie waarin er onderhandelingen gevoerd zijn geweest biedt de schorsing de consument wel voldoende waarborgen: ofwel komt men tot een vergelijk, ofwel kan de consument alsnog een rechtsvordering instellen na het afbreken van de onderhandelingen.

337. Een tweede belangrijke consequentie bij de overgang van de wettelijke garantie naar het gemeen kooprecht is de inperking van het rechtsmiddelenarsenaal. De consument zal immers niet langer aanspraak kunnen maken op het herstel of de vervanging van zijn gebrekkig goed, daar het gemeen kooprecht enkel de uitvoering bij equivalent toestaat. Er bestaat evenwel een minderheidsstrekking in de rechtspraak die oppert dat een uitvoering in natura tevens kan geëist worden voor de rechter, zelfs onder het huidige gemeen kooprecht. Deze stelling draagt zeker bij tot een grotere uniformiteit, doch zal waarschijnlijk niet veel aanhangers kennen. Toch is het relevant dit te vermelden daar het nogmaals wijst op de significante rol die de rechter speelt in dit hele verhaal.

Page 114: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

WISSELWERKINGEN REGLEMENTERING

108

338. De Wet Consumentenkoop kent daarnaast eveens een termijn die voor de nodige ophef zorgt: de facultatieve meldingstermijn. Deze is er gekomen om dezelfde bewijsrechtelijke redenen als de ‘korte termijn’: enerzijds om de consument aan te zetten tot een spoedig optreden zodat de verkoper niet kan bewijzen dat het gebrek later door manipulatie van de consument is ontstaan en anderzijds om het verhaalsrecht van de verkoper alle kans op slagen te geven. De sanctie die echter verbonden wordt aan de overschrijding van deze termijn heeft evenwel geleid tot pennentwist. Het verval van de rechten van de consument vind ik een te drastische sanctie daar de richtlijn in eerste plaats toch de bescherming van de consument beoogt. Alternatieven zoals de beperking van de remedies tot een prijsvermindering of het overlaten van de keuze aan de verkoper zijn noemenswaardig, doch met het voorbehoud dat de keuze van de verkoper geen rechtsmisbruik mag uitmaken.

339. Wat de vorderingspositie over het algemeen betreft dient nochtans geconcludeerd te worden dat, op een paar valkuilen na, de consument een degelijke rechtsbescherming geniet. Zo kan de consument niet alleen zijn rechtstreekse verkoper aanspreken, maar beschikt hij tevens over een contractuele vordering ten aanzien van hogere schakels in de verkoops- en distributieketen. Bovendien zorgt het verhaalsrecht van de verkoper ervoor dat hij de consument steeds zal kunnen vergoeden daar hij zijn schade kan terugvorderen van zijn eigen toeleverancier-verkoper of van de producent. Daarnaast mag niet uit het oog verloren worden dat de Wet Productaansprakelijkheid voorziet in een uitgebreide lijst van vergoedings-plichtigen waardoor het slachtoffer steeds een solvabele partij zou kunnen aanspreken die zijn vestiging, op zijn minst, in de Europese Unie heeft.

340. Ondanks de geboden bescherming kent elk regime evenwel zijn negatieve kanten. Op de ‘korte termijn’-vereiste is reeds voldoende aandacht aan besteed, waardoor ik dit debat laat rusten. Wat de Wet Consumentenkoop betreft, kwamen twee pijnpunten naar voren: enerzijds is de garantietermijn van twee jaar te kort voor duurzame goederen zoals koelkasten en (tweedehands)voertuigen, anderzijds blijft de garantietermijn de facto beperkt tot een termijn van zes maanden voor goederen met een lage economische waarde. Het is immers zo dat de verkoper slechts gedurende deze termijn de bewijslast draagt dat het gebrek niet bestond bij de levering van het goed. Na afloop torst de consument de bewijslast dat het gebrek wel aanwezig was bij de levering en aldus niet aan hem te wijten is. Daar een redelijke consument een kosten/baten analyse zal maken, vooraleer over te gaan tot het contacteren van een expert, zullen de gebreken aan minder waardevolle goederen slechts zelden door de rechter onderzocht worden.

341. Wat de valkuilen inzake de buitencontractuele vorderingen betreft, dient vooreerst gewezen te worden op het bewijs van de fout dat door artikel 1382 BW steeds geëist wordt. Er werd evenwel meermaals verwezen naar de vaststaande rechtspraak die een resultaatsverbintenis oplegt aan de professionele verkoper om enkel kwaliteitsvolle goederen te leveren, waardoor het vereiste bewijs kan geleverd worden. Daarnaast kent het artikel 1384, lid 1 BW slechts een beperkte betekenis aangezien de verkoper of de producent quasi nooit zullen gekwalificeerd kunnen worden als de bewaarder van de zaak. In bijna alle gevallen zal de consument het goed onder zich hebben op het moment dat de schade zich voordoet, waardoor men noch de verkoper, noch de producent kan aanspreken voor zijn schade.

Page 115: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

WISSELWERKINGEN REGLEMENTERING

109

Tot slot kan het slachtoffer van een gebrekkig product geen aanspraak maken op een integrale schadeloosstelling door zich louter op de Wet Productaansprakelijkheid te beroepen. Hij zal daarentegen bijkomend een beroep dienen te doen op het aansprakelijkheidsregime dat bij zijn relatie past. Met andere woorden, voor de schade aan het gebrekkig goed zelf zal hij de verkoper dienen aan te spreken en voor zijn schade ten belope van de aftrekfranchise zal men zich dienen te steunen op de buitencontractuele vordering van artikel 1382 BW.

342. Na de uiteenzetting van de valkuilen, kom ik evenwel tot de conclusie dat het grootste struikelblok zich situeert in een andere context, met name: het niveau van kennis van de consument. Er bestaan namelijk naar mijn mening voldoende regimes die een aangepast verhaal kunnen bieden aan de consument. Het gebrek aan coherentie en doorzichtigheid van de regelingen zorgt er echter voor dat de consument niet weet waarop hij recht heeft. Tot op heden bestaat er immers geen geactualiseerd en uniform kooprecht. Door dit huidige gebrek aan uniformiteit komt het dan ook, volgens mij, zowel aan de overheid als bijvoorbeeld aan de consumentenbonden toe om bij te dragen tot een groter bewustzijnsniveau van de consument met betrekking tot zijn rechten. Tot op heden blijkt dat er toch te weinig initiatieven genomen worden om de consument op adequate wijze de nodige informatie te verschaffen. Ik acht het bijvoorbeeld mogelijk om de verkoper een specifieke informatie-verplichting op te leggen. Hij is immers de direct aanspreekbare contractuele wederpartij van de consument. Indien de verkoper aldus verplicht wordt bij de aankoop van goederen op het garantiebewijs nadrukkelijk te vermelden dat, bij een voorkomend probleem aan het goed, de consument gedurende de eerste twee jaar recht heeft op een kosteloos herstel of op een kosteloze vervanging, dan zal deze informatieverplichting zeker bijdragen tot een groter bewustzijnsniveau van de consument. Ik erken het feit dat een overvloed aan informatie vaak contradictorisch werkt, doch acht ik de expliciete en duidelijke vermelding van het recht op het kosteloos herstel of op de kosteloze vervanging meer dan pertinent en aldus passend. Het louter vermelden dat de verkoper aansprakelijk is bij een gebrek aan overeenstemming, zonder dat daarbij de rechten worden gespecifieerd, zal evenwel niet leiden tot een groter besef. Men dient zich immers de vraag te stellen: als een masterstudent rechten meer dan 100 bladzijden kan neerschrijven over deze materie, hoe vergaat het de consument dan?

Page 116: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

BIBLIOGRAFIE

CX

BIBLIOGRAFIE

RECHTSLEER BOEKEN

ASPEELE, E., “Hoe snel moet de ontevreden koper reageren?” in E. ASPEELE, H. DE LOOSE, F. MOEYKENS, S. PIETERS, C. TIJSEBAERT, B. VANDER MEULEN (eds.), Knelpunten handelsrecht, Brugge, Vanden Broele, 2007, 93-114. BEYAERT, S., “Consumentenkoop”, in I. CLAEYS (ed.), Contractenrecht in beweging – Gandius 6, Mechelen, Kluwer, 2004, 35-72. BIQUET-MATHIEU, C. en WÉRY, P. (eds.), La nouvelle garantie des biens de consommation et son environnement légal, Brugge, die Keure, 2005, 257p.

BOCKEN, H., “Buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige producten”, in H. BOCKEN, C. CAUFMANN, I. CLAEYS, P. COUSSEMENT, L. CORNELIS, E. DIRIX, E. DURSIN, E. HONDIUS, K. LEUS, I. SAMOY, R. STEENNOT, M.E. STORME, J. STUYCK, Y. VAN COUTER, A. VAN OEVELEN, K. VAN STRYDONCK, Bijzondere overeenkomsten 2007-2008, XXXVIe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2008, 335-379. BOONE, I. en GUILLIAMS, S., “Productaansprakelijkheid en productveiligheid”, in B. TILLEMAN en E. TERRYN (eds.), Beginselen van Belgische Privaatrecht, XIII, Handels- en economisch recht, deel 1, Ondernemingsrecht, Volume B, Mechelen, Kluwer, 2011, 1-40.

CHRISTIAENS, A., “Artikel 1641 BW”, in Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, losbl., z.p. CHRISTIAENS, A., “Artikel 1642 BW”, in Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, losbl., z.p. CHRISTIAENS, A., “Artikel 1648 BW”, in Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, losbl., z.p. COUSY, H., “De garantie voor verborgen gebreken en de productaansprakelijkheid”, in B. TILLEMAN en P.-A. FORIERS (eds.), De koop/La vente, Brugge, die Keure, 2002, 59-84. COUSY, H., “Het regres van de eindverkoper en andere aansprakelijkheidsvorderingen”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 129-145.

Page 117: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

BIBLIOGRAFIE

CXI

DE CORTE, R., “Verbintenis uit onrechtmatige daad”, in X, Overzicht van het Burgerlijk Recht, Mechelen, Kluwer, 2008, 553-589. DEMUYNCK, I., “De bescherming van de consument tegen gevaarlijke, gebrekkige en niet-conforme producten”, in VLAAMSE CONFERENTIE DER BALIE VAN GENT (ed.), De consument in het recht: verwend, verwaand of miskend?, Antwerpen, Maklu, 2003, 7-101. FAURE, M., “Productaansprakelijkheid in België en Europa: Quo vadis?” in E. DIRIX, W. PINTENS, P. SENAEVE EN S. STIJNS (eds.), Liber Americorum Jacques Herbots, Deurne, Kluwer, 2002, 111-130. SAMOY, I., “Commerciële garanties en het dwingend karakter van de nieuwe regels”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 103-128. STIJNS, S., “De remedies van de koper bij niet-conformiteit”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 53-82. STIJNS, S. en SWAENEPOEL, E., “Consumentenkoop”, in B. TILLEMAN en E. TERRYN (eds.), Beginselen van Belgisch Privaatrecht, XIII, Handels- en economisch recht, deel 1, Ondernemingsrecht, volume B, Mechelen, Kluwer, 2011, 1294-1314.  STEENNOT, R., m.m.v. DEJONGHE, S., “Hoofdstuk V. De bescherming van de consument bij de aankoop van lichamelijk roerend goed”, in R., STEENNOT, m.m.v. S., DEJONGHE, Handboek consumentenbescherming en handelspraktijken, Antwerpen, Intersentia, 2007, 515-559. STUYCK, J., “Historiek en toepassingsgebied van de Richtlijn Consumentenkoop en de omzettingswet”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 1-28. TILLEMAN, B. en VELGHE, G., “Recente ontwikkelingen in het kooprecht (2008-2011)” in X., Recht in beweging – 19de VRG-Alumnidag, Antwerpen, Maklu, 2012, 41-100.

VANSWEEVELT, T., “Produktenaansprakelijkheid” in X, Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl., z.p.

VAN DE GEHUCHTE, D., Productaansprakelijkheid in België, Efficiënt ondernemen nr. 5, Gent, Mys & Breesch, 2000, 145p.

Page 118: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

BIBLIOGRAFIE

CXII

VAN OEVELEN, A., “Het begrip «conformiteit»”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 29-52. VERBEKE, A., “De termijnen”, in S. STIJNS en J. STUYCK (eds.), Het nieuwe kooprecht. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 83-102. VERLINDEN, J., “Twintig jaar productaansprakelijkheid. Een stand van zaken”, in M. DEBAENE EN P. SOENS (eds.), Aansprakelijkheidsrecht. Actuele tendensen, Gent, Larcier, 2005, 29-66.

TIJDSCHRIFTEN BOONE, I., “Productaansprakelijkheid en ontwikkelingsrisicoverweer” (noot onder Cass. 6 april 2006), NJW 2007, afl. 163, 462-463. BOONE, I., “Het in het verkeer brengen van een product”, NJW 2012, 425.

CAUFFMAN, C., “Verlenging van de garantietermijn versus schorsing en stuiting van de verjaringstermijn” (noot onder Kh. Nijvel 3 november 2009), DCCR 2011, 83-90.

CORNELIS, L. “Aansprakelijkheid voor gevaarlijke produkten”, RW 1987-88, 1139-1159.

DAMBRE, M., “Informatieplicht en actiemogelijkheden van partijen bij de aankoop van kunstvoorwerpen” (noot onder Antwerpen 20 januari 1988), TBBR 1990, 38-46. DE BAERE, E. en VEREECKEN, S., “Over verborgen gebreken en korte termijnen” (noot onder Brussel 2 oktober 2008), TBBR 2011, afl. 1, 34-38. DELI, D., “Vrijwaring voor verborgen gebreken bij koop-verkoop: conventionele regeling van de ‘korte termijn’ (art. 1648 B.W.) en de invloed van herstellingen die de koper laat uitvoeren op zijn recht op vrijwaring” (noot onder Antwerpen 15 april 1987), RW 1988-89, 1061. DUPONT, M., “Le consommateur n’est pas tenu d’indemniser le vendeur d’un bien de consommation défectueux pour l’usage qu’il en a fait jusqu’à son remplacement”, DCCR 2008, 77-81.

FAURE, M. en VANBUGGENHOUT, W., “Produktenaansprakelijkheid. De Europese richtlijn: harmonisatie en consumentenbescherming?”, RW 1987-88, 1-14 en 33-49.

GELDHOF, W., “Distributienetbeheerder aansprakelijk voor schade door te hoge spanning”, Juristenkrant 2006, afl. 132, 1 en 5.

Page 119: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

BIBLIOGRAFIE

CXIII

GODFROID, A., “Professionele hondenfokkers aanpakken kan via consumentenrecht”, Juristenkrant 2012, nr. 251, 1 en 4. GONTHIER, “ ‘Verborgen gebreken’ en ‘korte termijnen’ ”, Vastgoed info 2003, nr. 8, 4-5. HIGNY, M, “La notion de consommateur et l’usage mixte en matière de vente de biens de consommation” (noot onder Kh. Hasselt 21 november 2007), DCCR 2009, 158-172. HOSTENS, M., “De rechtstreekse aanspraak van de consument: Een nieuw pijnpunt in ons dualistisch kooprecht?” (noot onder Luik 5 november 2009), DCCR 2010, 87-98. JANSEN, S., “Hiërarchie in de remedies bij consumentenkoop: bescherming van consumenten en verkopers?” (noot onder Gent 20 oktober 2010), DCCR 2012, 132-149. LAVEYT, K., “De vrijwaringsplicht voor verborgen gebreken in een notendop” (noot onder Gent 22 januari 2003), TBH 2004, afl. 6, 552-558. LENAERTS, A., “Het nieuwe begrip conformiteit in het Belgisch en het Duits kooprecht”, TBBR 2006, 81-99. MARYSSE, S., “De Wet Consumentenkoop: enkele beschouwingen” (noot onder Gent 27 mei 2009), RW 2010-11, 545-548. MARYSSE, S., “Over een hond als een consumptiegoed en rechtsmisbruik bij de keuze van de remedies bij een (niet-conforme) consumentenkoop” (noot onder Bergen 15 december 2010), DCCR 2012, 122-126. MONTERO, E. en TRIAILLE, J.P., “La responsabilité du fait des produits en Belgique après l’adaption de la loi 25 février 1991”, DCCR 1991, 678-715. MONTERO, E., “Les produits défectueux dans un échevau de responsabilités” (noot onder Luik 7 november 2005, TBBR 2006, 624-628. PEETERS, L., “Consumptiegoederen: het gebrek aan overeenstemming met de overeenkomst”, RW 2001-02, nr. 16, 545-553. PEETERS, L., “Wet betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen”, DCCR 2004, nr. 64, 85-87. PEETERS, L., “De nieuwe wetgeving voor consumentenkoop… (eindelijk) in het BW”, RW 2004-05, nr. 12, 441-456.

Page 120: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

BIBLIOGRAFIE

CXIV

SAMOY, I., “Een zichtbaar gebrek van de wet consumentenkoop? Pleidooi voor het behoud van de spoedige protestplicht van de koper op straffe van aanvaarding van de zichtbare gebreken”, RW 2005-06, nr. 12, 472-473. SAMOY, I., “Het toepassingsdomein van de verschillende koopregelingen in kaart gebracht (gemeenrechtelijke koop, consumentenkoop en internationale koop), met bijzondere aandacht voor gemengd gebruik en gemengde overeenkomsten”, TBBR 2009, 71-85. SCHAUB, M.Y., “Nadere vormgeving van de bescherming van Richtlijn 1999/44/EG”, NtEr 2011, nr. 10, 342-349. STEENNOT, R., “Consument krijgt betere bescherming bij aankoop”, Juristenkrant 2004, nr. 95, 7. STEENNOT, R., “Bescherming van de consument tegen gevaarlijke en gebrekkige producten”, TPR 2009, afl. 1, 507-528. STEENNOT, R., “Hof van Justitie preciseert vervaltermijnen voor productaansprakelijkheid”, Juristenkrant 2010, afl. 206, 16. STEENNOT, R., “Productaansprakelijkheid” (noot onder Antwerpen 6 april 2011), NJW 2011, 660. STEENNOT, R., “Begrip ‘consument’ ” (noot onder Gent 12 december 2011), NJW 2012, afl. 268, 604. STEENNOT, R., “Ambtshalve opwerpen van regels van dwingend recht die strekken tot bescherming van de consument” (noot onder Brussel 20 april 2012), NJW 2012, afl. 267, 550.  STEENNOT, R., “Zieke hond is een gebrekkige zaak” (noot onder Antwerpen 21 mei 2012), NJW 2013, afl. 276, 125. STIJNS, S., TILLEMAN, B., GOOSSENS, W., KOHL, B., SWAENEPOEL, E., WILLEMS, K., “Bijzondere overeenkomsten: Koop en Aanneming (1999-2006)”, TPR 2008, nr. 4, 1411-1742. VAN COUTER, Y, KAIRIS, E., VANBRANBANT, B., DE BOECK, S., KINART, S., DHONDT, H. (eds.), “De Consumentenkoop. De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen”, CABG 2005, afl. 3, 1-78. VAN DEN BOSSCHE, A.-M., “Objectieve aansprakelijkheid geldt ook voor medische sector”, Juristenkrant 2001, afl. 33, 8.

Page 121: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

BIBLIOGRAFIE

CXV

VAN LOOCK, S., “Diamonds are (not always) forever: (verborgen) gebreken in het Burgerlijk Wetboek” (noot onder Rb. Antwerpen 3 maart 2011), DCCR 2012, nr. 94, 112-123. VAN QUICKENBORNE, M. en VANDENBERGHE, H., “Overzicht van rechtspraak. Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad 2000-2008”, TPR 2010, afl. 4, 1847. VANHOVE, K., “Korte termijn voor vordering wegens verborgen gebrek en kwade trouw van de verkoper” (noot onder ), NJW 2006, afl. 149, 757. VANHOVE, K., “Het sanctiearsenaal bij niet-conforme levering in het gemene kooprecht”(noot onder Cass. 15 mei 2009), RW 2009-10, nr. 34, 1433-1437. VERHOEVEN, D., “Het redelijkerwijze voorzienbaar gebruik van een product en het later ontstaan van gebreken in de wet productenaansprakelijkheid”, TBBR 2011, 388-396. VERHOEVEN, M., “Consument goed beschermd bij vervanging consumptiegoed”, Juristenkrant 2011, 4. WEYTS, B., “De Wet Productaansprakelijkheid: het voorzienbaar foutief gebruik van een product en de legitieme veiligheidsverwachtingen van ‘het grote publiek’, (noot onder Cass. 26 september 2003), RW 2004-05, afl. 1, 23-25. WUYTS, D., “Productaansprakelijkheid: een Richtlijn voor (n)iets?”, TBBR 2008, afl. 1, 3-30. WUYTS, D., “De wet productaansprakelijkheid en het verweer van de producent: geen gebrek op het ogenblik van de inverkeersstelling”, (noot onder Cass. 4 mei 2007), RW 2007-08, 1284-1287.

RECHTSPRAAK U.S. SUPREME COURT U.S. Supreme Court 1964, Thibault v. Sears, Roebuck & Co, http://supreme.justia.com/cases/ federal/us/ 376/225/case.html (geconsulteerd op 23 november 2013). HOF VAN JUSTITIE

HvJ C-300/95, Commissie v. Verenigd Koninkrijk en Noord-Ierland, Jur. 1997, I, 2649, concl. G. TESAURO. HvJ C-240/98 en C-244/98, Oceano Grupo Editorial, Jur. 2000, I, 4963. HvJ C-203/9910, Veedfald, JLMB 2001, 1332, noot M.-C. BONNAMOUR.

Page 122: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

BIBLIOGRAFIE

CXVI

HvJ C-168/05, Mostaza Claro, Jur. 2006, I, 10437. HvJ C-127/04, O’ Byrne, Jur. 2006, PB C. 8 april 2006, afl. 86, 5. HvJ C-009/04, Geharo BV, Rec. 2005, afl. 10, I, 8525, concl. P. LEGER, ww.eur-lex.europas.eu. HvJ C-464/01, Grüber, 2005, NJW 2006, afl. 135, 72, noot K. SWERTS. HvJ C-404/06, Quelle, Jur. 2008, I. HvJ C-385/08, Aventis Pasteur t. OB., Jur. 2009, I, JDE 2010, 30. HvJ C-285/08, Moteurs Leroy Somer, JDE 2009, afl. 161, 232. HvJ C-65/09, Weber, Jur. 2011, I. HvJ C-87/09, Ingrid Putz v. Media- ness Electronics GmbH, Jur. 2011, I.

HOF VAN CASSATIE

Cass. 4 mei 1939, Pas. 1939, I, 223. Cass. 12 december 1958, Arr. Cass. 1959, RCJB 1960, noot G. VAN HECKE. Cass. 6 oktober 1961, RW 1961-62, 783. Cass. 18 november 1971, Arr. Cass. 1972, 274. Cass. 7 december 1973, Arr. Cass. 1974, 395, RW 1973-74, 1597, noot J. HERBOTS. Cass. 6 mei 1977, Pas. 1977, I, 907. Cass. 5 december 1980, Arr. Cass. 1980-81, 382; RW 1981-82, 886, noot. Cass. 23 maart 1984, Arr. Cass. 1984, 969. Cass. 17 mei 1984, Arr. Cass. 1983-84, 1205 Cass. 8 november 1985, Arr. Cass. 1985-86, 323. Cass. 15 juni 1989, Arr. Cass. 1988-189, 1233.

Page 123: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

BIBLIOGRAFIE

CXVII

Cass. 7 december 1990, Arr. Cass. 1990-91, 391. Cass. 19 september 1997, Arr. Cass. 1997, 362. Cass. 6 december 2001, Arr. Cass. 2001, 2095. Cass. 17 januari 2003, RW 2005-06, 1174. Cass. 26 september 2003, RW 2004-05, 22-23. Cass. 29 januari 2004, RW 2004-05, 431; TBH 2004, afl. 6, 537. Cass. 6 april 2006, NJW 2007, 640, noot I. BOONE; RW 2009-2010, 190. Cass. 18 mei 2006, RW 2007-08, 147, noot N. CARETTE. Cass. (1e k.) 29 september 2006, RW 2009-10, nr. 20, 1. Cass. (3e k.) 9 oktober 2006, RW 2010, 1, noot. Cass. 15 december 2006, RW 2008-09, 230, noot N. CARETTE.

Cass. 4 mei 2007, RW 2007-08, 1283, noot D. WUYTS.

Cass. 21 januari 2010, RW 2011-12, nr. 17, 784, noot S. MARYSSE.

Cass. 6 juni 2011, NJW 2012, 422, noot I. BOONE. HOVEN VAN BEROEP

Brussel 8 februari 1979, RW 1979-80, 2933 Antwerpen 15 april 1987, RW 1988-89, 1061, noot D. DELI. Luik 18 december 1992, RGAR 1995, nr. 12, 492. Brussel 5 juni 1996, Res. Jur. Imm. 1996, 122. Luik (5e k.) 30 april 1998, JLMB 1999, 745

Antwerpen (4ebis k.) 10 januari 2000, AJT 2000-01, 471; RW 2004-05, nr. 20, 794.

Page 124: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

BIBLIOGRAFIE

CXVIII

Antwerpen (1ste k.) 21 december 2001, RW 2004-05, nr. 3, 110. Gent 17 mei 2002, RABG 2004, afl. 7, 410, noot I. BOONE. Gent 24 mei 2002, NJW 2002, 393; RW 2003-04, 1271. Bergen (9e k.) 17 september 2002, JT 2003, 68. Gent (12e k.) 28 mei 2003, T. Verz. 2004, 354. Antwerpen (4e k.) 15 maart 2004, RW 2006-07, afl. 29, 1199 Luik (3e k.) 2 juni 2004, JLMB 2004, afl. 39, 1729. Luik 18 oktober 2004, JLMB 2005, afl. 5, 212. Luik (20ste k.) 30 september 2005, JLMB 2006, 817. Brussel (21ste k.) 5 oktober 2005, JT 2006, 414. Luik 5 november 2005, TBBR 2006, afl. 10, 620, noot E. MONTERO. Antwerpen 21 november 2005, NJW 2006, 757, noot K. VANHOVE.

Antwerpen 24 januari 2007, RW 2009-10, 325-327. Antwerpen 28 oktober 2009, TBBR 2011, 381-387.

Luik (7e k.) 5 november 2009, DCCR 2010, 80, noot M. HOSTENS. Gent (12e k.) 27 mei 2009, RW 2010-11, 542, noot S. MARYSSE. Gent (12e k.) 27 mei 2009, NJW 2010, afl. 218, 200, noot R. STEENNOT. Gent (12e k.) 20 oktober 2010, DCCR 2012, afl. 94, 124, noot S. JANSEN.

Antwerpen 6 april 2011, NJW 2011, afl. 250, 657, noot R. STEENNOT.

Gent (12e k.) 29 juni 2011, DCCR 2012, afl. 94, 90. Antwerpen 30 juni 2009, NJW 2010, afl. 225, 504, noot R. STEENNOT. Gent (12e k.) 20 oktober 2010, DCCR 2012, 124, noot S. JANSEN. Bergen (21e k.) 15 december 2010, DCCR 2012, afl. 97, 117, noot S. MARYSSE.

Page 125: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

BIBLIOGRAFIE

CXIX

Gent 12 december 2011, NJW 2012, afl. 268, 602, noot R. STEENNOT. Gent 4 januari 2012, NJW 2012, afl. 255, 70, noot R. STEENNOT. Brussel 20 april 2012, NJW 2012, afl. 267, 549, noot R. STEENNOT. Gent (12e k.) 2 mei 2012, DCCR 2012, afl. 97, 100.

Antwerpen 21 mei 2012, NJW 2013, afl. 276, 122,  noot R. STEENNOT.  

RECHTBANK VAN KOOPHANDEL

Kh. Brussel 29 oktober 1987, JT 1988, 443. Kh. Hasselt (6e k.) 16 april 1999, RW 2002-03, 465. Kh. Brussel 25 februari 2000, AJT 1999-00, 843. Kh. Hasselt (6e k.) 24 maart 2000, RW 2001-02, 249. Kh. Hasselt (1ste k.) 29 september 2000, RW 2001-02, 249. Kh. Bergen 28 november 2000, TBH 2002, afl. 2, 142. Kh. Ieper 24 juni 2002, RW 2005-06, 1229. Kh. Brussel (11e k.) 12 december 2003, T. Vred. 2006, 368, noot F. BAUDONCQ. Kh. Bergen 26 april 2004, TBBR 2006, 241. Kh. Antwerpen (21ste k.) 22 juni 2004, RHA 2006, 64. Kh. Hasselt (1e k.) 21 november 2007, DCCR 2009, 151, noot M. HIGNY. Kh. Nijvel 3 november 2009, DCCR 2011, afl. 91, 81, noot C. CAUFFMAN.

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG Rb. Namen 21 november 1996, JLMB 1997, 104. Rb. Namen 14 november 1997, JLMB 1998, afl. 15, 644.

Page 126: New Wisselwerkingen, reglementering in verband met … · 2013. 12. 21. · 1 Artikelen 1641-1649 Burgerlijk Wetboek inzake de vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak. 2 Artikel

BIBLIOGRAFIE

CXX

Rb Brugge 30 oktober 2000, RW 2000-01, 1182.

Rb. Brussel (14e k.) 23 januari 2001, RGAR 2002, afl. 3, nr. 13.513.

Rb. Brussel 10 februari 2005, JLMB 2006, afl. 27, 1193.

Rb. Brugge 3 maart 2008, onuitgeg. Rb. Antwerpen 11 april 2008, RW 2010-2011, 115, noot. Rb. Brussel (76e k.) 7 mei 2009, RRD 2009, afl. 133, 362, noot Y. NINANE. Rb. Eupen (3e k.) 21 juni 2010, JLMB 2011, afl. 19, 918. Rb. Antwerpen (14e k.) 3 maart 2011, DCCR 2012, afl. 94, 105, noot S. VAN LOOCK.

VREDERECHTER Vred. Gent 2 mei 1997, AJT 1999-2000, 461.

Vred. Asse 27 oktober 1999, T. Vred. 2000, 305. Vred. Wervik 6 maart 2001, T. Vred. 2003, afl. 9, 394. Vred. Landen 13 september 2007, T. Vred. 2009, afl. 3-4, 241, noot C. DELFORGE.

OVERIG RINKES, J., “Over productaansprakelijkheid en de reisovereenkomst”, hoorcolleges inzake deze materie te consulteren op http://www.youtube.com/watch?v=OzcLQVJUm3E (geconsulteerd op 9 november 2012).

X, “Test-Aankoop start rechtszaak tegen Apple”, De Standaard 14 januari 2013, www.standaard.be. X, “Hondenfokkers op achterste poten na voorstel Onkelinx”, Het Laatste Nieuws 13 mei 2013, www.hln.be.