New Het verstoorde leven - WordPress.com · 2014. 9. 26. · Etty Hillesum Negen dicht beschreven...

24
Het verstoorde leven

Transcript of New Het verstoorde leven - WordPress.com · 2014. 9. 26. · Etty Hillesum Negen dicht beschreven...

  • Het verstoorde leven

  • etty hillesum

    Etty. De nagelaten geschriften van Etty Hillesum 1941-1943Etty. The Letters and Diaries of Etty Hillesum 1941-1943

    Wachten jullie op mij? Etty Hillesum in beeldHet denkende hart van de barak

    Leverbaar bij Uitgeverij Balans

  • Het verstoorde leven

    Dagboek van Etty Hillesum1941-1943

    Samengesteld en en ingeleiddoor J. G. Gaarlandt

    uitgeverij balans

  • De eerste tot en met zeventiende druk verschenen bij Uitgeverij De Haan (Unieboek).

    De foto’s werden welwillend afgestaan door mevrouw Joh. Sme lik, mevrouw Ruth Busse-Spier, mevrouw J. C. J. C. van Nooten, mevrouw H. Starreveld-Stolte en het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie.

    Eerste druk, 1981Achtentwintigste druk, 2009

    Alle rechten voorbehouden.

    Omslagontwerp Nico RichterDruk Wilco, Amersfoort

    isbn 978 94 600 3022 2nur 321

    www.uitgeverijbalans.nl

    Uitgeverij Balans stelt alles in het werk om op milieuvriendelijke en duurza-me wijze met natuurlijke bronnen om te gaan. Bij de productie van dit boek is gebruikgemaakt van papier dat het keurmerk van de Forest Stewardship Council (fsc) mag dragen. Bij dit papier is het zeker dat de productie niet tot bosvernietiging heeft geleid.

  • [Vrijdag 3 juli 1942]Vroeger heb ik gemeend vele geniale gedachten per dag te moeten produceren en nu ben ik soms als een braakliggend land, waar niets op groeit, maar waarboven een lage, stille hemel hangt. En zo is het beter. Een veelheid van opborrelende gedachten wantrouw ik tegen-woordig in me, ik lig liever braak en wachtend soms. Er is zo ver-schrikkelijk veel in me gebeurd de laatste dagen, maar nu heeft zich eindelijk iets uitgekristalliseerd. Onze ondergang, onze waarschijn-lijk ellendige ondergang, die nu al begonnen is in de vele kleine din-gen van het dagelijkse leven, heb ik regelrecht in de ogen gezien en de mogelijkheid daarvan heeft een plaats in mijn levensgevoel gekre-gen, zonder dat mijn levensgevoel daardoor in kracht verminderd is. Ik ben niet verbitterd en ik ben niet opstandig, ik ben ook niet meer moedeloos en geresigneerd ben ik helemaal niet. Mijn groei gaat even onbelemmerd door, van dag tot dag, óók met die vernietigings-mogelijkheid voor ogen.

  • vii

    Etty Hillesum

    Negen dicht beschreven cahiers in een klein, moeilijk leesbaar handschrift, zó trof ik aan wat me daarna vrijwel onafgebroken bezighield: het leven van Etty Hillesum. In de cahiers ontvouwde zich het verhaal van een vrouw, 27 jaar oud, wonend in Amster-dam-Zuid. Het waren haar dagboeken uit 1941 en 1942, jaren van oorlog, maar voor wie haar schriften leest jaren van persoonlij-ke ontwikkeling en paradoxaal genoeg van bevrijding. Het waren de jaren waarin overal in Europa het scenario voor de jodenver-nietiging voltooid werd. Etty Hillesum was joodse, zij schreef een tegenscenario. In een poging haar greep op een ‘wild dooreenge-gooide wereld’ niet te verliezen zoekt zij de bronnen van haar be-staan en vindt ten slotte een levenshouding die de belijdenis is van een radicaal altruïsme. De laatste woorden in haar laatste dagboek zijn: ‘Men zou een pleister op vele wonden willen zijn.’ Wie was Etty Hillesum? Tussen haar aantekeningen van donderdagochtend 31 oktober 1941: ‘Levensangst over de hele linie. Volledige inzinking. Gebrek aan zelfvertrouwen. Afkeer. Angst.’ en die van vrijdagochtend 3 ju-li 1942: ‘... deze nieuwe zekerheid: dat men onze totale vernietiging wil. Ook dat aanvaard ik. Ik wéét het nu. Ik zal anderen niet met mijn angsten lastig-vallen, ik zal niet verbitterd zijn wanneer anderen niet begrijpen waar het bij ons joden om gaat. De ene zekerheid zal door de an-dere niet aangevreten of ontkracht worden. Ik werk en leef door met dezelfde overtuiging en vind het leven zinrijk, tóch zinrijk’ – tussen deze twee aantekeningen ligt Etty’s bestaan ingeklemd. En de vele schakeringen daartussen: haar verhouding met S. (over wie later) en andere mannen, haar familiebetrekkingen, haar uit-

  • viii

    eenzettingen over het ‘vrouwenvraagstuk’, haar bevindingen in de literatuur van de Russen en Duitsers, van Rilke vooral, haar visie op de geschiedenis en het jodendom, haar constante groei naar een leven dat zich verzet tegen de haat die vriend en vijand be-heerst, de eerlijkheid en vrijgevochtenheid waar het erotiek be-treft, haar stemmingen, haar lyrische ontvankelijkheid, de drei-gende gebeurtenissen, de steeds grotere evidentie van ‘het ver-stoorde leven’ om haar heen, ze peilt ze, schrijft ze neer, helder, intens, met een opvallend literair talent. Het dagboek begint op zondag 9 maart 1941. In februari van dat jaar heeft zij een man ontmoet die in het brandpunt van haar denken en voelen zou komen te staan. Deze man is de psychochi-roloog Julius Spier, een dan inmiddels beroemd ‘handlijnkundi-ge’. Spier – door Etty consequent met S. aangeduid – was een jood-se emigrant uit Berlijn. Geboren in Frankfort op 25 april 1887, oe-fende hij aldaar het vak van bankdirecteur uit. In de loop der ja-ren ontdekte hij zijn talent om uit de lijnen van de handen aanleg en karakter van mensen af te lezen. In 1925 richtte hij uitgeverij Iris op, volgde een zangopleiding en toog vervolgens naar Zürich voor een twee jaar durende leeranalyse bij Carl Gustav Jung. Het was Jung die hem inspireerde om van de ‘psychochirologie’ zijn beroep te maken. Overal waar Spier kwam, maakte hij school. In 1939 emigreerde hij naar Nederland, naar Amsterdam, waar zijn zuster woonde. Zijn kinderen Ruth en Wolfgang bleven bij zijn niet-joodse vrouw, van wie hij in 1935 gescheiden was. Een zeer ongewone man, een ‘magische persoonlijkheid’ zoals velen, vooral vrouwen, hem kenschetsten. Zijn gave om in handen het leven te doorvorsen schijnt verbluffend en fascinerend geweest te zijn. En wat hij via de hand ontdekte trachtte hij als psycholoog verder te analyseren. Deze wat nuchtere gegevens staan in geen verhouding tot de genezende invloed die zijn werk op mensen had. Voor Etty in ieder geval is hij de katalysator van het zelfonder-zoek dat zij op die zondag 9 maart vorm begint te geven. Een niet aflatend zelfonderzoek, dat op veel plaatsen universele gestalte aanneemt. Met dit laatste bedoel ik: Etty Hillesum beschrijft in haar dagboek zichzelf, maar evengoed de menselijke mogelijkhe-den van iedereen, op ieder willekeurig tijdstip.

  • ix

    Bij dit alles ontwikkelt zich in Etty een religieus bewustzijn dat voor een aantal lezers misschien onbegrijpelijk is en afschrikwek-kend. Etty was een ‘godzoeker’, hetgeen uiteindelijk resulteert in de belevenis dat ‘God’ werkelijk bestaat. Al in de eerste schriften kan men het woord ‘god’ tegenkomen, maar het lijkt bijna on-bewust gebruikt. Langzaam maar zeker vindt een verschuiving plaats naar een vrijwel onafgebroken godservaring. Etty’s aan-tekeningen krijgen een heel aparte stijl daar waar zij God aan-spreekt. Ze doet dat regelrecht, zonder een spoor van gêne. Etty’s godsdienstig beleven is onconventioneel, zij was geen lid van sy-nagoge of kerk, zij had haar eigen religieus ritme. Dogma’s, een theologie, systematiek in deze waren haar volkomen vreemd. Ze spreekt God toe als zichzelf. Gaande door deze jaren voelt zij hoe zij door een diepere werkelijkheid dan zij in de buitenwereld kan aanwijzen, gedragen en gevoed wordt. Ze zegt: ‘Als ik bid, bid ik nooit voor mezelf, altijd voor anderen of ik houd een dolzinnige of kinderlijke of doodernstige dialoog met dat allerdiepste in me dat ik gemakshalve maar God noem’ (cursivering van mij, J. G. G.). En later: ‘En hiermee is misschien het meest volkomen uitgedrukt mijn levensgevoel: ik rust in mijzelve. En dat mijzelve, dat aller-diepste en allerrijkste in mij waarin ik rust, dat noem ik “God”.’ Op andere plaatsen schrijft zij passages die op liefdeslyriek lijken: ‘en ze zeggen: mij zullen ze niet in hun klauwen krijgen. En ze ver-geten dat men in niemands klauwen is, als men in jouw armen is’. In weer andere fragmenten lijkt zij volkomen op te gaan of te ver-zinken in die dialoog met ‘God’. Was zij een mysticus? Wellicht, maar wel iemand die noteert: ‘Mystiek moet rusten op een kristal-len eerlijkheid. Na de dingen eerst doorvorst te hebben tot op hun naakte realiteit.’ De naam God lijkt hier onbelast te zijn; eeuwen christendom en jodendom lijken er geen vat op te hebben gehad. Naar het mij toeschijnt is het deze ‘onbelaste’ gelovigheid van Et-ty die enerzijds direct herkend zal worden door andere gelovigen, anderzijds door niet-gelovigen zonder veel moeite aanvaard zal kunnen worden en zelfs begrepen. Hoe zag het leven van Etty er vóór de oorlog uit? De biografi-sche gegevens uit die tijd zijn schaars. Esther Hillesum werd op 15 januari 1914 geboren in Middelburg. Haar vader was leraar klas-

  • x

    sieke talen, een geleerde man met vele contacten in de weten-schappelijke wereld. Boeken en studie namen bij hem een centra-le plaats in. Na leraarsposten in Tiel en Winschoten verhuisde de familie in 1924 naar Deventer. Dr. L. Hillesum werd conrector en in 1928 rector van het Stedelijk Gymnasium. Etty beleefde in het hoge statige huis aan de Geert Grootestraat nummer 9 een heftige jeugd. Haar moeder was Russische van geboorte, die op de vlucht na de zoveelste pogrom in Nederland terechtgekomen was. Het huwelijk van haar ouders was turbulent. Etty en haar broers Mi-chael (Mischa) en Jaap – beiden jonger dan zij – waren alle drie ui-termate begaafd. Etty was zeer intelligent, maar zonder de discipline van haar vader. Mischa was een geniaal pianist, een jongen die naar zeggen van velen tot de belangrijkste pianisten van Europa behoorde of zou behoord hebben, als hij in leven was gebleven. Zijn begaafd-heid bracht hem soms in grote problemen en zelfs tot in psychia-trische inrichtingen. Jaap werd arts, van hem is weinig bekend. Van huis uit is Etty niet of nauwelijks in het joodse geloof opgegroeid. Hoe sterk haar verbondenheid met het joodse volk echter was en hoe sterk een godsbewustzijn aanwezig was zou in later jaren blijken. Etty verliet in 1932 de school van haar vader om in Amsterdam haar doctoraal rechten te halen en daarnaast Slavische talen te gaan studeren. Wanneer ze zich met psychologie gaat bezighou-den, is de Tweede Wereldoorlog in volle gang en begint haar leven die dimensie te krijgen die we in de dagboeken zien ontstaan. 15 juli 1942. Op aandringen van haar broer Jaap solliciteert Etty Hillesum naar een baantje bij de Joodse Raad, afdeling ‘Hulp aan Vertrekkenden’. Zij gaat gedurende veertien dagen te voet naar de Lijnbaansgracht nr. 366 om er ‘typiste’ te zijn en noemt het ‘de hel’. Ze verafschuwt de Joodse Raad en meldt zich vrijwillig om zich met een aantal leden van die Joodse Raad in kamp Westerbork te vestigen en ter plekke hulp te bieden. Begin augustus is het zover, zij gaat zonder aarzelen naar Wes-terbork. Aan het lot van de joden, het ‘Massenschicksal’ zoals zij dat als onafwendbaar ziet, wil zij zich niet onttrekken. Zij meent dat zij pas werkelijk haar leven recht doet, als ze mensen in defi-

  • xi

    nitief gevaar niet in de steek laat, en als ze de talenten die zij van zichzelf kent, gebruikt om verlichting te brengen. Overlevenden van de kampen hebben bevestigd dat Etty inder-daad tot het laatst toe een ‘lichtende persoonlijkheid’ geweest is. Nog een aantal maal keerde zij, in het bezit van een bijzondere reisvergunning, vanuit Westerbork naar Amsterdam terug. Op 7 september 1943 echter werd zij met haar hele familie op transport gesteld. Het gold hier een strafdeportatie, omdat Etty’s moeder een brief had geschreven aan Hans Rauter, hoofd van de Duitse politiemacht in Nederland en direct verantwoordelijke voor de deportatie van joden naar Polen, waarin zij bepaalde pri-vileges bepleitte voor haar familie. Uit woede dat een jodin hem had benaderd, gaf Rauter het bevel om de hele familie Hillesum onmiddellijk op transport te stellen. Na de oorlog meldt een Rode Kruisbericht Etty’s dood op 30 november 1943 in Auschwitz. Ook haar ouders en broers kwamen om.

    Hier zij vermeld dat ik, als uitgever van Uitgeverij De Haan, de negen dagboeken van Etty Hillesum in mijn bezit kreeg via dr. K. A. D. Smelik, die ze weer van zijn zuster Johanna Smelik, een vriendin van Etty, ontving. Hun beiden ben ik dank verschuldigd voor hun medewerking aan deze uitgave. Wie de dagboeken na de oorlog bij de familie Smelik bracht, kon ik niet achterhalen. Door gesprekken met nog levende vrienden en vriendinnen kon ik een aantal namen traceren die in de dagboeken voorkomen. Ik voeg-de, waar mogelijk, noten met aanvullende informatie toe. Mevrouw H. Starreveld-Stolte, mevrouw H. M. Neitzel-Tide-man, de heer E. Glassner en mevrouw Ruth Busse-Spier (dochter van S.) wil ik hiervoor dankzeggen. Ook wil ik wijzen op de uitgave van Twee brieven uit Wester-bork, door Etty Hillesum, voortreffelijk verzorgd en ingeleid door David Koning en in 1962 bij Bert Bakker verschenen. Dr. J. Presser noemt deze brieven ‘onovertroffen’. Etty schreef vanuit Wester-bork vele brieven. Uit het stapeltje dat mij ter beschikking stond koos ik er enkele, die ik achter in dit boek opnam. De negen cahiers werden ontcijferd en overgetypt door me-

  • xii

    vrouw Joh. Smelik, mevrouw E. J. Wefers Bettink-Wolter en me-vrouw A. Kalff-Schreuder. Uit de door hen met grote moeite en aandacht verkregen tekst moest ik, gedwongen door de omvang-rijkheid van het materiaal, een keuze maken. Van de eerste vijf ca-hiers trachtte ik een zo getrouw mogelijk beeld te geven, de laatste drie nam ik vrijwel integraal over. De spelling werd hier en daar aangepast, evenals de interpunctie. J. G. Gaarlandt, 10 augustus 1981, Haarlem

    bij de vijfde druk1 oktober 1981 werd het dagboek van Etty Hillesum in het Con-certgebouw te Amsterdam in de openbaarheid gebracht. Oude vrienden en vriendinnen waren daarbij aanwezig, maar ook jour-nalisten, radio en televisie. Het was vanaf die dag dat er een in-drukwekkende aandacht en steeds intenser wordende publiciteit rondom het boek van Etty op gang is gekomen. Nu ik dit schrijf zijn er overal initiatieven gestart die Etty Hillesums nalatenschap in steeds ruimere kring bekend zullen maken. Bij deze vijfde druk verzoek ik ieder die brieven of foto’s van Etty in bezit heeft, con-tact met mij op te nemen, aangezien ik voorbereidingen tref voor de uitgave van een brievenboek en het complete werk van Etty. Als aanvulling op mijn inleiding kan ik inmiddels vermelden dat de dagboeken van Etty via bemiddeling van haar huisgenote Ma-ria Tuinzing, de latere Maria Anhalt, in handen zijn gekomen van Klaas Smelik sr. Het was het uitdrukkelijke verzoek van Etty dat haar dagboeken aan Klaas Smelik zouden worden gegeven. Het was haar wens dat haar schriften zouden worden gepubliceerd. De familie Smelik heeft vanaf 1947 getracht een uitgever te vin-den. Na een aantal jaren werden deze pogingen gestaakt, totdat ik eind 1979 bij Klaas Smelik jr. een oud, verweerd schrift in handen kreeg. J. G. Gaarlandt, 1 november 1981, Haarlem

    bij de negentiende drukSinds de publicatie van Het verstoorde leven heeft de dagboek-schrijfster Etty Hillesum over de hele wereld weerklank gevon-den. Haar werk werd in veertien landen gepubliceerd en een

  • xiii

    stroom reacties was het gevolg. Nu, acht jaar na verschijning van haar dagboek, blijkt er nog altijd grote aandacht naar haar uit te gaan. Op 17 oktober 1983 werd de Etty Hillesum Stichting opgericht die de auteursrechten op haar oeuvre overnam van de familie Hil-lesum. Eerste taak van deze Stichting was het voorbereiden van een wetenschappelijk verantwoorde en tegelijk voor een groot publiek toegankelijke, complete editie van Etty’s werk. De inspan-ningen van een groep onderzoekers onder leiding van K. A. D. Smelik resulteerden in Etty. De nagelaten geschriften van Etty Hil-lesum, 1941-1943, uitgegeven in oktober 1986 door Uitgeverij Ba-lans. Bij deze negentiende druk zij opgemerkt dat de uitgaverech-ten van het werk van Etty Hillesum zijn overgegaan van Uitgeverij De Haan (Unieboek bv) naar Uitgeverij Balans, vanaf 1 mei 1986 gevestigd te Amsterdam. Als vroegere uitgever van Uitgeverij De Haan en als huidige uitgever van Uitgeverij Balans heb ik de verantwoordelijkheid ten aanzien van de in Het verstoorde leven gepubliceerde selectie uit Etty’s dagboeken en brieven. Deze selectie is sinds de eerste druk ongewijzigd gebleven en ook in deze nieuwste druk is zij niet veranderd. Wel dient uitdruk-kelijk vermeld te worden dat ik dankbaar gebruik heb gemaakt van de uiterst zorgvuldige teksteditie van de bovengenoemde Na-gelaten geschriften (inclusief de toegevoegde dateringen). De spel-ling werd echter hier en daar aangepast. Ook werd een aantal no-ten toegevoegd op grond van gedaan onderzoek. Voor uitvoeri-ge biografische en historische annotaties verwijs ik graag naar de Nagelaten geschriften. Ten slotte wil ik vermelden dat deze negentiende druk opnieuw werd gezet en op een nieuw formaat werd gedrukt. Het omslag kreeg een andere vormgeving. Voor wie geïnteresseerd is in de verschillende reacties zoals die in de loop van de jaren in binnen- en buitenland zijn verschenen wijs ik op de bundel Men zou een pleister op vele wonden willen zijn. J. G. Gaarlandt, maart 1989, Amsterdam

  • xiv

    bij de achtentwintigste drukDe inleiding op de eerste druk heb ik op een paar plaatsen gecor-rigeerd, zoals aangegeven in een nawoord dat ik deze achtentwin-tigste druk heb meegegeven. In dit nawoord leg ik onder andere rekenschap af van de keuze die ik in 1981 uit het werk van Etty maakte. Sinds het verschijnen van de dagboeken en brieven van Etty Hillesum is een ononderbroken stroom reflecties op haar werk op gang gekomen. Daarnaast is er in Deventer een Etty Hillesum Centrum gesticht en is door K. A. D. Smelik een Onderzoekscen-trum opgericht aan de Universiteit van Gent (E. H. O. C.), dat zich de wetenschappelijke doordenking van Hillesums nalatenschap ten doel heeft gesteld. J. G. Gaarlandt, maart 2009, Amsterdam

  • Etty Hillesum aan de tafel waar zij haar dagboeken schreef, uitkijkend over het Museumplein.

  • Courbetstraat 27, Amsterdam-Zuid: de psychochiroloog Julius Spier leest de handen van ‘Tide’. Rechts naast hem Etty.

  • Julius Spier, de S. uit het dagboek; leermeester en geliefde van Etty.

  • Boven. Dr. L. Hillesum, de vader van Etty, werd als een van de laatste jood-se ambtenaren op 29 november 1940 met directe ingang ontslagen. De leer-lingenvereniging van het Deventer Stedelijk Gymnasium, waarvan hij rector was, liet diezelfde middag een foto maken waarop alle leerlingen en docenten stonden. Dr. L. Hillesum, tweede rij van onderen, zittend in het midden. Onder. Etty in 1939.

  • Boven. Het IJsclubterrein was gelegen op het huidige Museumplein in Am-sterdam. Daar organiseerde de n.s.b. op 22 juni 1941 een massabijeenkomst ter gelegenheid van de Duitse inval in Rusland: ‘Mit Adolf Hitler in ein neues Europa’. Onder. De oproepen voor Westerbork zijn gekomen: men verzamelt zich op het Olympiaplein in Amsterdam-Zuid. Begin augustus 1942 reist Etty voor de eerste maal naar het kamp.

  • Rechtsboven. Maria Tuinzing aan wie Etty in 1943 de dagboeken in bewaring gaf. Linksboven. Etty (links) en Leonie Snatager, Leonie overleef de de oorlog en ging als econoom naar de Wereldbank in de v.s . Onder. Etty leest het Algemeen Handelsblad ten huize van de familie We-gerif, bij wie zij woonde.

  • Vanuit Westerbork schreef Etty vele brieven op alle mogelijke soorten papier. Een ervan was een stencil waarop joden die toestemming hadden het kamp tijdelijk te verlaten, hun adres moesten opgeven.

  • 1

    Zondag, 9 maart [1941].Vooruit dan maar! Dit wordt een pijnlijk en haast onoverkomelijk moment voor mij: het geremde gemoed prijsgeven aan een onno-zel stuk lijntjespapier. De gedachten zijn soms zo klaar en helder in het hoofd en de gevoelens zo diep, maar opschrijven, dat wil nog niet. In hoofdzaak is het geloof ik het schaamtegevoel. Grote geremdheid, durf de dingen niet prijs te geven, vrij uit me te laten stromen en toch zal dat moeten, wil ik op den duur het leven tot een redelijk en bevredigend einde brengen. Zoals ook bij het ge-slachtelijke verkeer de laatste bevrijdende schreeuw altijd schuw in de borst blijft steken. Erotisch ben ik geraffineerd en ik zou haast zeggen doorgewinterd genoeg om tot de goede minnaressen te behoren en de liefde lijkt dan ook volmaakt, maar toch blijft het Spielerei om het essentiële heen, er blijft diep in me iets gevangen. En zo is het ook met de rest. Intellectueel ben ik zo geoefend dat ik alles kan peilen, alles kan aanroeren met heldere formules, ik lijk zeer überlegen in vele problemen des levens, maar toch, daar heel diep zit een samengebalde kluwen, er houdt me iets vast in de greep en ik ben af en toe toch maar een angstige stakkerd, on-danks het heldere denken.

    Laat ik het moment van vanochtend even vasthouden, hoewel het me nu al bijna weer ontglipt is. Door helder denkwerk had ik S.* voor een ogenblik overwonnen. Zijn doorzichtige, reine ogen, zijn zware zinnelijke mond; zijn stierachtige, zware gestalte, en de vederlichte, bevrijde bewegingen. De strijd tussen stof en

    * S. is de Duitse psychochiroloog Julius Spier.

  • 2

    geest, die bij deze 54-jarige man nog in volle gang is. En het lijkt of ik verpletterd word onder het gewicht van die strijd. Ik word bedolven onder die persoonlijkheid en kan er niet onder uitko-men; mijn eigen problemen, die ik ongeveer als van dezelfde aard aanvoel, liggen daar maar wat te spartelen. Het is natuurlijk toch heel anders en het kan niet precies gezegd worden, de eerlijkheid is misschien nog niet onbarmhartig genoeg bij mij en om met woorden tot de bodem der dingen door te dringen valt ook niet mee.

    Eerste indruk van enige minuten: geen zinnelijk gezicht, on-Hol-lands, type dat me toch ergens vertrouwd was, deed denken aan Abrascha*, was me toch niet helemaal sympathiek. Tweede indruk: verstandige, ongelofelijk verstandige, stokou-de, grauwe ogen, die de aandacht van de zware mond voor kor-te tijd wisten af te leiden, maar toch niet helemaal. Zeer geïm-poneerd door zijn werk: het peilen van mijn diepste conflicten door het lezen in mijn tweede gezicht: de handen. Ergens ook even heel onaangenaam getroffen: toen ik even niet oplette en dacht dat hij het over mijn ouders had: Nein, das alles sind Sie, philosophisch, intuitiv begabt en nog wat van die heerlijkhe-den, das alles sind Sie. Hij zei het op de manier zoals je een klein kind een koekje in de hand duwt. Ben je nou niet blij? Ja, al die mooie eigenschappen hebt u nou, bent u nou niet blij? Toen een kort moment van afkeer, ergens vernederd, misschien ook alleen maar geraakt in m’n esthetische gevoel, in ieder geval vond ik hem toen vrij misselijk. Maar later waren er weer die verrukkelij-ke, menselijke ogen, die vanuit grauwe diepten peilend rustten in mij, ogen, die ik graag had willen omhelzen. Nu ik toch eenmaal aan de gang ben, er was nog een moment, diezelfde maandag-ochtend, nu al een aantal weken geleden, dat hij mij tegenstond. Zijn leerling, juffrouw Holm**. Kwam een jaar geleden bij hem, van top tot teen bedekt met eczeem. Werd patiënte van hem. Nu genezen. Ze aanbidt hem op de een of andere manier, op wat

    * Joodse jongen, met wie Etty vóór de oorlog bevriend was.** Adri Holm; behoorde tot de ‘Spier-club’.