Natuurlijk Willemstad

47
natuurlijk Willemstad

description

Natuurlijk Willemstad

Transcript of Natuurlijk Willemstad

Page 1: Natuurlijk Willemstad

natuurlijkWillemstad

Page 2: Natuurlijk Willemstad

Colofon

© 2010, Coos Salomons

Alle verhalen zijn gepubliceerd in De Ster, weekblad voor Willemstad en omstreken

Binnenwerk: Maurits Malherbe Fotografie: Coos Salomons, Jan de Wit en Maurits MalherbeRedactie: Hilde Salomons

Page 3: Natuurlijk Willemstad

voorwoordcoprofagiedijkenvoorlopigkerkringwintersreigerommetjefonteinhekherderzwaantjesjanuarikoufluitekruidversagavezeelandhondenpoeplammetjesvolkstuinveredeling

Page 4: Natuurlijk Willemstad
Page 5: Natuurlijk Willemstad

De columns verschenen tussen 2006 en nu in De Ster onder de titel Natuurlijk Willemstad. Aanvankelijk waren er drie schrijvers actief voor deze rubriek, allen zeer verschillend qua stijl en thematiek.

In mijn stukjes komt de natuur er soms bekaaid vanaf. Soms dient zij alleen als aanleiding om iets anders naar voren te brengen. Veel verhalen beschrijven een levende en sprekende natuur met bomen die bewegen en eigen meningen hebben.

Het woordje ‘ik’ was verboden vanaf het begin. De ‘je’ figuur komt mij wel zeer bekend voor, maar die ‘je’ kan dus ook heel goed een ander of de lezer zijn.In een lastige tijd heb ik aan het schrijven veel plezier en ontspanning beleefd. De meeste ontstonden op zondagochtend als ware het een nieuwe vorm van religie: een herijking op de vertrouwde omgeving. Ik bedank de Willemstadters voor de vele, vaak vriendelijke reacties op de columns en hoop dat ze ook in digitale vorm genoegen verschaffen.

C.S.

Voorwoord

Page 6: Natuurlijk Willemstad
Page 7: Natuurlijk Willemstad

Een moeilijk woord staat hierboven en dat woord heeft bovendien een heel vieze betekenis. Coprofagie is het eten van poep en in dit stukje gaat het over het eten van poep door honden. Besluit u toch verder te lezen en zit u nog aan het ontbijt? Misschien is het beter De Ster even weg te leggen.

De Buitensingel is in Willemstad dé ideale plek om honden uit te laten. De hond kan, behalve voor- of achteruit, geen kant op. Rust regeert hier meestal. Af en toe kom je iemand tegen -al dan niet met hond- je groet, een praatje soms en vervolgt het schelpenpad. Hondenbezitters uit Willemstad kennen het loopje goed. Velen volgen er dagelijks hun hond of andersom. Ook mensen uit de regio komen speciaal naar de Buitensingel om met één of meer honden het bekende rondje te maken. Uitrekenen kun je het niet maar het is zeker dat de hoeveelheid achtergelaten zeik en stront op jaarbasis gigantisch moet zijn. Al die tonnen uitwerpselen vormen een enorme belasting voor de bomen die er staan. Je ziet de verkleuring op de schors en sommige bomen hebben al het loodje gelegd. Ze worden letterlijk dood gepiest en -gepoept.

De honden hebben bij hun toch al forse productie ook nog versterking gekregen. Sinds een aantal jaren ontwikkelt zich een nieuwe vorm van recreatie in het gebied: ‘karpervissen’. Deze sport ziet er zeer professioneel uit. De vissers beschikken over vier of meer hengels die allemaal zijn uitgerust met elektronische verklikkers. Die hengels hangen in statieven. De meestal jonge, mannelijke vissers liggen op stretchers (hoezo sport?), half of helemaal verscholen in groene legertentjes. Ze zien er met hun commandokleding uit als Brabantse Rambo’s; vesten met vakjes en broeken met camouflageprints. Het zijn jongeren die kennelijk willen ontsnappen aan het vertier van hun leeftijdsgenoten. Ze waken en dommelen liever de nacht door, al vissend op jacht naar het avontuur. De jacht op die ene, die monsterlijk grote karper, die zich in de wateren van de Buitensingel zou ophouden. Zo heeft Willemstad in de fantasieën van de vissers haar eigen ‘Monster van Loch Ness’.*

Deze stoere jagers bivakkeren hier de hele nacht en daar hoort vanzelfsprekend ook proviand bij. Je ziet ze op gasbranders eieren en worstjes bakken en moeder heeft

misschien nog een blikje ‘Smak’ in de ransel gestopt. Een hamburger eroverheen, colaatje of biertje erbij, wie doet ze wat! Natuurlijk prikkelt zo’n maaltijd de werking van het ingewand aanmerkelijk. Het duurt dan ook niet lang of ze schieten achter een boom uit hun camouflagebroek. In hurkzit wordt daar dan een gezonde Hollandse drol gedraaid. Een nieuw fenomeen in de ‘kakscene’ van de Buitensingel.

Helaas: hond Boris is er helemaal gek op. Aangekomen bij de Singel zie je zijn neus in de wind draaien; hij weet dan al wat hij honderden meters verder achter die ene boom zal aantreffen. En… wat hij daarmee gaat doen, tenminste als de baas het niet ziet. Dus vertoont de smiecht opvallend gewoon gedrag. Hier wat gesnuffel, nog wat terug lopen, even sproeien tegen een boom en dan pseudo opgewonden in de grond krabben: het vaste ritueel. En ongemerkt proberen wat achter te blijven. Is de baas al om de volgende bocht? Uit het oog, uit het hart. Weet u wel hoe doortrapt zo’n hond kan zijn? Al met al is het hem maar een keer gelukt hoop je. Werkelijk walgelijk om te zien hoe een hond mensenstront eet. Bij die aanblik moet je bijna kotsen. Wat moet je doen? Slaan? Dat helpt niet. Je kunt gewoon niet anders dan vaststellen dat honden enorme viespeuken zijn.Zo houden ze er ook van om door dode, rottende vissen te rollen. Wie legt die toch altijd op de kant? Ze springen toch zelf niet uit het water? En dan heb je ook nog honden die poep van soortgenoten of zelfs hun eigen uitwerpselen eten. Dat heet nu coprofagie. Op internet kun je er hele theorieën en zelfs een Wagenings onderzoek over vinden.Misschien zijn er Willemstadters die iets tegen die karpervissers hebben. Wildkamperen, -poepen en -plassen dat mag toch niet? Ach, laat die gasten toch. Je mag in Nederland toch al helemaal niets meer. We willen de Buitensingel toch ook niet bezaaid zien met Dixi’s of closetrolhouders aan oude eiken? Boris en zijn baas laveren wel tussen de drollen door; de ondeugd zal het blijven proberen, maar zijn baas spiedt als een verkenner in een mijnenveld. Weer een verheffend ritueel aan de dag toegevoegd.

* op een verjaardag vernomen: de vader van Lars, Gerrit de Visser, zegt dat zijn vissende neef in het voorjaar van 2006 de giga-karper dood heeft gezien. Die is dus verdronken en kan niet meer aan de haak worden geslagen.

Coprofagie

Page 8: Natuurlijk Willemstad
Page 9: Natuurlijk Willemstad

Rond de polder Ruigenhil liggen uiteraard dijken. Ze kenmerken het landschap van Nederland en omlijsten polders aan de zee ontfutselt. Dijken typeren ook de Noordwesthoek. Als je er niet op een snelweg zit, rij je al snel op of naast een dijk. Dijken bepalen je blik. Je kijkt ertegenaan of eroverheen. Vanaf de dijk tuur je in de verte of de dijk beperkt juist je blikveld. De dijk bepaalt ook de bebouwing: je kunt op het dak kijken van de huizen die in de polder staan, maar wel dicht tegen de dijk. Zo hoog zijn de dijken dus en zo laag de polder. Bomen en dijken vormen een vast duo. De bomen maken de dijk nog hoger. Overal in de omgeving kun je dijken met bomen van grote afstand zien. Dijken structureren het landschap. Gelaten wachten ze op zwaar weer en hoog water. Ze stralen een enorme rust uit. Is de natuur dan niet altijd rustig? Nee, helemaal niet! Denk aan jagende wolkenluchten en witte schuimkoppen op het water, zelfs op het Hollands Diep. De dijken vormen een vertrouwd gezelschap. De Oostdijk, de Lantaarndijk, de Stadsedijk, de Helsedijk en de Kraaiendijk: het is een fijn stel vrienden.

Je fietst best veel en dus vaak over dijken. Je mag op hun rug meerijden, een kinderlijk gevoel bijna. Vanaf de fiets kun je de wereld in een mooi tempo bekijken. Aan het begin van de Oostdijk fiets je eerst naast de dijk, die daar hoog is. Bovenop staat het betonnen muurtje dat de dijk met zo’n tachtig centimeter verhoogd. Verschillende korstmossen hechten eraan vast: sommige bijna oranje, andere donkergroen en grijs in de vorm van plakken of zachte dotten. Het is moeilijk vast te stellen welke van die mossen nog leven en welke dood zijn. Elke fietser hier weet het: de dijken leveren ook kleine colletjes, soms moet je uit het zadel om het vals plat te bedwingen, soms krijg je vaart in de afdaling. De dijken vormen het hooggebergte van de polder. Hoe het kan, weet niemand, maar het valt op dat het hier altijd waait en waar je ook gaat: je hebt altijd wind tegen! Wat raar dat je op de Oostdijk de wind schuin voor hebt en op de Stadsedijk ook. Het kan niet anders dat het hier om een subjectieve ervaring gaat met een sterk Calvinistische signatuur.

Het zit in het leven immers allemaal niet mee, ’t is allemaal geen makkie, het leven is een strijdtoneel etc. De fietsende West-Brabander moet wel beschikken over longen als blaasbalgen en een hart als een poldergemaal.Op de Oostdijk –je favoriete dijk- staat ‘De Wachter’, een mooi voorbeeld van ‘Land art’. De Wachter is een heuvel van enkele meters hoog. De hellingen zijn vormgegeven met regelmatige glooiingen, ingezaaid met gras. Je ziet er kinderen spelen, schapen grazen en toeristen stoppen er om wat te eten en te drinken. De Wachter is een stoer natuurlijk object dat de essentie van de dijk versterkt: een verdedigingswerk tegen het gevaar van het water. De opdracht voor het kunstwerk is in 2001 gegeven door het Hoogheemraadschap ter gelegenheid van de voltooiing van de dijkverzwaring. In 1995 was gebeurd wat je in ons land niet meer voor mogelijk hield. Snelwegen stonden onder water en werden onbegaanbaar, de hele bevolking van een polder moest worden geëvacueerd. Nu eens niet door zeewater uit het westen, maar door rivierwater uit het oosten. De eerste gevolgen van klimaatverandering konden we van dichtbij meemaken. De overheid reageerde nu razendsnel: in enkele jaren werden de rivierdijken verbreed en verzwaard. Als je nu naar de Oostdijk kijkt, kun je je niet voorstellen dat het water er ooit zo hoog tegenaan zal staan. De Oostdijk is gewoon een dijk van een dijk!

Er liggen ook dijken in je geest. Je hebt ze in verschillende soorten. De eerste zou je ‘principes’ kunnen noemen. Deze dijken zijn best hoog. Ze zorgen dat er van buiten niets in het brein komt wat er niet in hoort en ze houden ook de juiste dingen binnen: waardevolle herinneringen, persoonlijke overtuigingen. Een ander soort dijken in de geest zijn ‘frustraties’. Deze dijken zijn nog hoger dan die van ‘principes’. Eigenlijk kun je er niet overheen kijken. Ze omsluiten angst en onbevredigd verlangen en regeren krampachtig gedrag. Zo lijkt je innerlijk op een polder en jij bent zelf de dijkgraaf die alles koestert in de mogelijk –zelfs waarschijnlijk- verkeerde overtuiging dat alle dijken op de juiste plaats liggen.

Dijken

Page 10: Natuurlijk Willemstad
Page 11: Natuurlijk Willemstad

Behalve de naam Willemstad hebben de beide plaatsen niet veel gemeen. Bij aankomst op Hato-airport valt direct de temperatuur op: alsof er een opgewonden naakte man op je rug springt. Het zweet breekt je uit en je besluit een ander, veel trager tempo in te zetten. Het kan niet anders. En die hitte verdwijnt ook geen moment meer. Afkoeling in de nacht, vergeet het maar. Schoenen en sokken had je wel thuis kunnen laten. Een jasje? Belachelijk gewoon! In de plaatselijke krant, de Amigoe, zoek je vergeefs naar een weerbericht. Dat heeft hier op Curaçao helemaal geen zin. Als toerist is het weer je meest betrouwbare vriend. Moet je hier werken, zoals de bouwvakkers hiernaast, dan is het klimaat een dictator. De huizen lijken wel in slow motion te worden opgetrokken. Vaak ligt het werk ook lange tijd stil, dan is het geld even op, maar daar zit verder ook niemand mee.

Natuur en mentaliteit volgen het tropische klimaat. Flora en fauna vieren permanent carnaval. De markante composities van de metershoge ‘orgelpijpcactus’ vormen de vaste decorstukken van het eiland. Je ogen krijgen geen moment genoeg van de verleidelijke roodroze kleuren van struiken als de Trinitaria en de Kayena. Een geel vogelduo vliegt hier af en aan in de grote villatuin. Eerst arriveert de Troepiaal die er charmant uitziet, maar zich onbehouwen gedraagt door aan de bloemen te trekken. Hij scheurt ze wild van de takken af. Dan het Suikerdiefje, de lieveling van de Antillianen. Ze hangen voerbakjes voor ze neer, zodat ze nooit ver uit de buurt zijn. Als je even niet oplet, verdwijnen ze in je limonadeglas voor een flinke teug. In de carnavalsparade dansen en springen verder de grote zeevogels: de pelikanen en de fregatvogels. De flamingo’s zijn de mooie dames, slank en in strakke roze tricots. De groene leguanen spelen de clown. Ze komen dichtbij en stellen zich aan door quasi boos hun kop te schudden.

Waar je ook kijkt; overal val je voor de lonkende bloemen, waarvan de meeldraden als lange tongen naar buiten likken. Wat maakt de natuur er toch een mooie show van.Je bent bij Perry Sport in Roosendaal. Geen moment sta je erbij stil dat er in het rek voor je een venster op een nieuwe wereld hangt, een patrijspoort naar de wereld onder water. Die snorkelsetjes lijken allemaal even lelijk en goedkoop glanzend zoals alleen plastic dat kan zijn. Als een pseudokenner pas je er een paar. De tip van je vrouw sla je in de wind: ‘vraag om advies’. Altijd is er die diepe angst dat er juist voor jouw hoofd geen masker bestaat. Nu drijf je met duikbril en snorkel in de Caribische Zee, links de steile rotswand en voor je de toenemende diepte van lichte, groenblauwe tinten, naar donkerblauw en dan naar het zwart van een peilloze oceaan. Je ontdekt een nieuwe wereld, de plaatjes die iedereen kent van

documentaires: papagaaivisssen, koffervissen, anemonen met hun zachte wenkende armen en het decoratieve vlijmscherpe koraal. Onder water heeft de natuur zich getooid in circuspakjes. Die vissen maakt het allemaal niet uit. Voor hen ben je de zoveelste malloot die met een veel te wit lijf en wat plastic attributen onhandig en stijf boven ze ronddobbert. Wat die animalplanet-programma’s je niet leveren is de beleving van het tijdloos zweven. Je eigen adem die komt en gaat door de buis langs je oor. Alleen deze luchtstroom verbind je nog met de werkelijkheid. Opgenomen in de oerdeining van de oceaan blijft je ‘ik’ niet overeind. Wat een opluchting eigenlijk.

Dus Curaçao is een soort paradijs? Vanuit een West-Brabantse point of view zou je het hier ook heel goed een janboel kunnen noemen. De raffinaderij die direct aan Willemstad grenst –beide liggen aan dezelfde baai- stoot permanent zijn naftageur uit over het westen van het eiland. De beroemde gekleurde gevels, Unesco erfgoed, kun je zelden los zien van de industrie-coulisse op de achtergrond. De wegen over het eiland zijn van een heel andere orde dan bijvoorbeeld rond het Brabantse Willemstad. Vage, verbleekte strepen, brokkelige wegranden en diepe gaten zorgen ervoor dat men de vaardigheid ‘banden wisselen’ tot grote hoogte weet op te voeren. Kavels van huizen zijn afgezet met tweedehandse, gedeukte en provisorisch gerepareerde hekken en golfplaten. Buiten staan overal restanten van de huishouding, auto- en machine onderdelen. In een arm land gooi je nu eenmaal niets weg wat je misschien ooit nog kunt gebruiken. De bloemen in veel struiken langs de weg zijn niet fel van kleur (zoals in de villatuin), maar doorzichtig wit of grijs met letters erop. Het zijn plastic zakken, kranten en proppen. Zo bevindt zich alles hier in een staat van ‘voorlopigheid’. Morgen pas wordt het afgebouwd, opgeruimd, vervolmaakt. Of de dag erna. Hart voor Willemstad zou het hier nogal druk gaan krijgen. Paradijs en puinhoop liggen hier broederlijk naast elkaar op 60 km eiland. Vreemd genoeg mixt het veel beter dan je zou denken. Het irritante verschraalt bij de pracht: in de locale temperatuur smelt elke ergernis.

Het Brabantse Willemstad komt je ineens wel heel gladjes en voorspelbaar voor. Was er maar meer onaf en voorlopig: dat heeft ook zijn charme en zeker minder aangeharkte pretentie. Waar in Willemstad de buurten Helwijk en Kloosterblokje heten, hoor je hier exotische namen als ’Otrobanda’ en ‘Punda’. Het zindert er; die namen trekken aan en je wilt er nu direct naar toe. Veel blijft er onaf en die hoedanigheid past perfect bij je huidige staat. Vakantie is per definitie voorlopig.

Voorlopig

Page 12: Natuurlijk Willemstad
Page 13: Natuurlijk Willemstad

Bestaat de jeneverfles die geen kringen maakt? Jawel: dat is de vierkante fles van Bokma. Een grapje rond de cirkel en het vierkant. Willemstad heeft met de Kerkring ook zoiets: een vierkante ring. Hoe komt dat nu eigenlijk? De 16de eeuwse stadjes en dorpen die in onze omgeving uit de grond worden gestampt, krijgen allemaal het plan van een ringstraatdorp. De hoofdas bestaat uit een Voorstraat met aan de ene kant het raadhuis en aan de andere kant de kerk. Wereldlijke en kerkelijke macht houden elkaar zo mooi in evenwicht. Rond de kerk wordt steevast een Kerkring aangelegd. En dat zijn ook echte ringen: ‘rond’ zoals bijvoorbeeld in Oude Tonge nog te zien is. Met de opkomst van de renaissance komen romeinse ideeën over stadsaanleg naar voren: rechte, evenwijdige straten en haakse hoeken voeren de boventoon. Willemstad is -nog los gezien van de vestingwerken- een gaaf exemplaar van zo’n ‘nieuwe stad’. De traditionele middeleeuwse ring rond de kerk ziet men opeens als iets heel ouderwets en wordt dus ingeruild voor een vierkant. Je ziet hetzelfde in Klundert en Fijnaart: de ring die een vierkant wordt. De organische natuurlijke vorm van de middeleeuwen maakt plaats voor de rationele nieuwe wereld, waarin we nog steeds leven.

De Kerkring is ook de omlijsting van een klein natuurgebiedje, niet precies in het midden, maar wel in het hart van de stad. Een straat en een sloot omlijsten het kerkhof, letterlijk de tuin rond de kerk. Het vierkant vormt een theatraal decor voor de hoofdrolspeler: de Koepelkerk. Die kerk kun je op zich niet kolossaal noemen, maar in de context van haar omgeving toont ze toch fors. Als je er goed naar kijkt, klopt er iets verschrikkelijk goed in de verhoudingen van kerk en kerkring. Ze helpen elkaar mooi te zijn en tot hun recht te komen. De kleur van de baksteen glimlacht naar het groen van de natuur. Kerk en omringende gevels schenken elkaar welwillend aangename verhoudingen. De architectuur werpt een

handkus naar de indrukwekkende bomen. Echte lummels zijn het: uit de kluiten gewassen stammen met enorme takken, grillig en soms ook recht. De tijd ligt gevangen in hun kruinen. De jaarringen, die je nooit hoopt te aanschouwen, onthullen een geschiedenis van eeuwen. Bomen hebben geen geheugen, ze onthouden niets, zeker geen details. Maar met gemak een eeuw overzien, dat kunnen ze weer wel. Aan de kant van het Molenpad vertelt een bijzondere boom zijn eigen verhaal. Je moet wel goed kijken om het te horen. Hij fluistert dat hij op een kerkhof staat en hij schreeuwt met zijn takken dat het leven grillig is. Zijn tocht omhoog, het reiken naar de hemel, is op een teleurstelling uitgelopen. De takken kronkelen van ellende en onmacht: hoger kunnen ze echt niet komen.

Rond de kerk rust het kerkhof. Wie is er niet geweest? De graven van de dierbaren, ouders, oma’s, opa’s, broers en zusters, kinderen ook, bevinden zich in de kern van de stad. Dat is zo ontzettend mooi. De geliefden, de vrienden en kennissen blijven nabij. Als je passeert, zie je gezichten en verschijningen. Je herinnert je een stem, een uitspraak zelfs. Het geheugen houdt alles vast. Als bij het uitdragen van de kist de deuren van de kerk openslaan, zie je een tunnel van licht voor je: eerst de linden voor de kerk die dan versmelten met de haag in de Voorstraat. Het lijkt de ‘tunnel van licht’ waarover mensen spreken met ‘bijna dood ervaringen’. Iemand ‘wegbrengen’ is er in Willemstad niet bij. Je huivert al bij de gedachte aan een begraafplaats in zo’n buitengebied. Het waait er altijd. De natuur is er te gezocht en te aangeharkt. De tijd en het verleden kunnen er niet tot zichzelf komen. Het Willemstadse kerkhof schijnt gelukkig nog wel twintig jaar mee te kunnen, ook omdat crematie terrein wint op ter aarde bestelling. Ieder het zijne natuurlijk. Maar je ligt het best in het hart van de stad. De herinnering blijft springlevend. Niemand wordt vergeten. Het eeuwig leven kan direct beginnen.

Kerkring

Page 14: Natuurlijk Willemstad
Page 15: Natuurlijk Willemstad

Eigenlijk is die winter van 2009-2010 helemaal geen strenge winter, maar vooral een lange. Vriezen doet het elke nacht wel wat. En wanneer het overdag dan dooit, verschijnen lange ijspegels aan de goten van de daken. Bijzondere ijsvormen zie je ook aan de uiteinden van drainage pijpen, die schuchter uit de klei van de polder steken. De keren dat het sneeuwde zijn bijna niet meer te tellen. Wanneer we de gordijnen ’s ochtends opentrekken, zeggen we: ‘ja hoor, daar gaattie weer’. Voor de zoveelste keer kleedt de tuin zich in het wit, terwijl de laatste resten nog niet verdwenen zijn. Een lange winter heeft duidelijk twee kanten: niet eerder is Willemstad zo vaak, zo mooi geweest. Als je nu nog geen mooie winterfoto’s hebt –een winterkalender vol- dan komt het er nooit meer van. Aan de andere kant: het blijft hier en daar verraderlijk glad en voor je het weet, lig je op je plaat. Voor mensen die zich wat minder gemakkelijk bewegen, moet het een ramp zijn. Hetzelfde geldt voor zzp-ers die nu niet kunnen werken en direct terugvallen op hun reserves. En tenslotte frustreert de lange winter alle senioren die lekker buiten aan de slag willen en sneeuw en vorst proberen weg te kijken. Ze vervelen zich gewoon kapot.

In de eerste dagen van januari maak je een avondwandeling langs de buitensingel. Je komt natuurlijk geen mens tegen. De hond volgt kort achter je, dat doet hij altijd als het donker is, bang om je uit het oog te verliezen en zich verloren te voelen. Het blijft een roedeldier. Het besneeuwde ijs weerkaatst het licht van de volle maan. Om je heen scharrelen silhouetten van bomen in een steeds veranderend ritme. Sneeuw maakt alles stiller en de leegte in je oren legt rommelige gedachten het zwijgen op. Nu pas beleef je hoe mooi Willemstad zich in besneeuwde duisternis presenteert. Je kijkt terug vanaf de hoogte bij het Hollands Diep naar het water voor je, de maan staat er trots boven. Maanlandschappen van 17de eeuwse schilders, composities over meren van klassieke componisten: alles schiet door je heen Maar niets haalt het bij dit moment. Heel soms wint de werkelijkheid het van de kunst. Echt wel.

Met de vorst komt ook het ijs om te schaatsen. De ijverige ijsclub zorgt voor een baan bij de Landpoort: dat was

alweer een tijd geleden. Het voordeel van deze plek kun je wel de zichtbaarheid noemen. Wandelaars blijven even hangen bij het witgeschilderde hekwerk, praten wat en kijken naar het oer-Hollandse tafereel. Voor de rest weet de harde noordoostelijke wind wel raad met een ijsbaan op deze plek: de gevoelstemperatuur ligt rond min twintig. Met een grappig Italiaans vehikeltje van Frascati wordt foerage aangevoerd. Een koek en zopie kun je het eigenlijk niet meer noemen: Glühwein is sinds jaar en dag uit de wintersportcultuur overgewaaid. Bij zo’n baantje verschijnt tegenwoordig al gauw een klein discotheekje dat avond aan avond schettert en met andere ijsbaanspullen wordt opgeslagen in een voor de gelegenheid geparkeerde container. Nederlandstalige en house muziek voegen een nieuw, nogal onwennig klankbeeld toe aan het bekende krassen van de schaatsen. Zonder muziek kan het niet meer leuk zijn.

Op een zondagmiddag waag je het er zelf ook maar op. Als je eenmaal door het schaatsvirus bent gepakt, kom je daar nooit meer van los. Zolang je gezond blijft en kan lopen, moet je gewoon wel schaatsen. De cultuur van de ijsbaan blijkt al snel sterk veranderd. Mensen schaatsen alle kanten op. Niemand is het opgevallen dat je een ijsbaan bij voorkeur linksom schaatst, zoals dat bij alle sporten op banen het geval is. Het zijn vooral de kinderen die alle kanten opvliegen: tegen de stroom in, dwars over de baan. Opeens staan ze stil -je schrikt je dood- of ze gooien met ijsballen schaatsers van de baan. Ze hebben alle pretparken van Europa bezocht maar op een ijsbaan zijn ze kennelijk nog nooit geweest. Je kunt ze niets verwijten want het is ze ook niet verteld welke kant ze op moeten schaatsen. Zo toont die ijsbaan wat je maatschappelijk overal ziet gebeuren. Iedereen gaat voor zichzelf, niemand wil nog meeschaatsen in de richting, die voor het collectief het beste zou zijn. Je maakt immers zelf wel uit of je vooruit of achteruit gaat of gewoon stil gaat staan. Iedereen moet zichzelf zijn, een eigen identiteit hebben, zijn eigen weg gaan. Op een ijsbaan werkt dit principe niet best. Mensen knallen tegen elkaar op en de snelheid gaat eruit. Wat je op de ijsbaan ziet gebeuren, lijkt zo een goede metafoor voor de maatschappij.

Winters

Page 16: Natuurlijk Willemstad
Page 17: Natuurlijk Willemstad

Hoeveel toeristen hebben dat kiekje al gemaakt? Bij de vest, zeg maar achter de bloemen van Dane en de groenteman. Regelmatig staat daar een reiger op het bord ‘verboden te vissen’. Wat een humor, die helaas aan kracht inboet als je het iedere week ziet. Vanochtend staat een reiger aan de sloot bij de Hogeweg. Je denkt terug aan een beklemmend gedicht, waarin de toon wordt gezet door de naargeestigheid van de herfst, het ineengedoken zitten van de reiger in zijn grauwe, versleten veren jas. Het spieden van de kille ogen en zijn magere gestalte bepalen verder de sfeer.

De reiger: geen populaire en welkome gast. Willemstadters met vijvers herkennen het zeker: opeens staan ze de jonge vis weg te prikken alsof ze een frietje eten. En als je pech hebt beschadigen ze ook nog de grotere vissen. Dit schijnt tot vreemde voorvallen te leiden. Soms trekt de reiger een te zware vis mee en laat die verderop uit zijn bek vallen. Als je daar net onder rijdt, ligt er opeens een pond Koi-karper op je vooruit. Zo’n verhaal hoor je regelmatig, vooral op verjaardagen waar de glazen met respectabel tempo worden bijgevuld.

Intratuin heeft aan de bestrijding van de reiger zowat een hele afdeling gewijd. Spuitertjes bijvoorbeeld die op een sensor werken en de reiger bij aankomst een flinke pets water voor de kop spuiten. Het beste werkt gewoon nylon visdraad dat je subtiel rond de vijver spant: daar houden reigers niet van, bang als ze zijn om erin verstrikt te raken. Op het dak van de buren zitten ze te bedenken hoe ze de situatie meester kunnen worden. En net als ze de oplossing te pakken hebben, schiet die weer weg in hun vogelbreintje. Dieren denken meer dan je zou verwachten, maar ze handelen er nooit naar. Net als sommige mensen overigens.

De reiger kan niet rekenen op een gul onthaal, terwijl hij toch niet anders handelt dan andere roofvogels. Doeltreffend laten ze zich het grut van de akker en de sloot goed smaken: kikkers, muizen, mollen, kleine vis: het gaat er in als koek. Voor de winter moet de vetlaag op orde zijn. Ze gedragen zich als volmaakte vreetmachines. Maar waarom zeggen we dan van een valk dat hij staat te ‘bidden’ boven het land? Zo’n heilig boontje is het niet. Wat voor negatieve associatie kleeft er toch aan die reiger?

Dat kun je verklaren met inzet van iconologie: de leer van de beelden.

Er bestaan lange tradities om een slecht persoon, een echte gluiperd, een valse crimineel, een laaielichter af te beelden als iemand met een lange gestalte, bijna uitgemergeld, haakneus erbij, priemende ogen, spitse oren, grauwe kleding. Denk bijvoorbeeld aan de slechterik in de Da Vinci-code van Dan Brown, de broodmagere en bleke ascetische monnik. Of herinnert u zich de rol van buurman Boordevol in ‘Ja zuster, nee zuster’ in de vrij recente speelfilm? Gespeeld door Paul Kooij wordt daar een door en door valse persoon weggezet met alle uiterlijke kenmerken zoals zojuist beschreven. Ook bij W.G. van der Hulst verschijnt de slechterik als een spits persoon. Eigenlijk zijn deze personages allemaal reigers. Er zijn echt honderden voorbeelden die ons hebben beïnvloed. De associatie van gestalte en uiterlijke kenmerken passen precies bij de ongelukkige reiger. Hij kan het gewoon niet goed doen bij ons omdat wij met al die negatieve beelden voorgeprogrammeerd zijn. Zo blijft de reiger een naargeestig type.

Reigers doen het wel heel goed bij dichters. Sterker nog: iemand schrijft : ‘De dichter heeft iets van een reiger’, waarmee het gedreven zoeken naar de juiste woorden wordt bedoeld en dat vaak vanuit minimale existentiële omstandigheden. Altijd honger hebben naar die ene geniale zin die uit elkaar spat van betekenis. Tot slot een gedicht, zomaar ergens van het worldwideweb.

Reiger Met die reiger aan de waterkantzou ik wel een praatje willen makennaast hem hurken en vragen:‘Nog wat kikkers gevangen?’Samen kijken over het water en als hij een beetje vertrouwd raaktwil ik met mijn hand zachtjesglijden langs zijn hals.Hem eens lekker pakken in zijn verenjas en laterde spitse snavel gevaarlijk laten rusten tegen mijn wang.

Reiger

Page 18: Natuurlijk Willemstad
Page 19: Natuurlijk Willemstad

Landschapsbeheer Nederland wil het ‘ommetje’ in ere herstellen, staat in Trouw te lezen. Wat verstaat Landschapsbeheer onder een ommetje? Een ommetje is volgens de beheersclub drie tot zeven kilometer lang en voert vanuit een dorpskern door het omliggende gebied. Uit onderzoek blijkt dat voor 70% van de Nederlanders het ommetje de populairste wandeling is. Laten we eens inzoomen op dat begrip ommetje: wat staalt er van dat woord eigenlijk een knullig imago af. Een ommetje maken: dat lijkt vooral iets voor mensen die op een sukkelgangetje niet te ver willen lopen. Hardlopers die rond de vesting rennen, maken zeker geen ommetje: daarvoor gaan ze simpelweg te snel. Van de heftig zwetende stampers gaat bovendien te weinig rust uit om hun rondje het ontspannen karakter van een ommetje te verlenen. Is het nu zo dat elke relaxte wandeling tussen de vier en zeven kilometer een ommetje is? In het woord ommetje ligt ook besloten dat je ergens omheen loopt. De Oostdijk tot de camping heen en weer lopen: dat kun je geen ommetje noemen. De vesting rond: dat weer wel. Zo komen we ergens.

Dat brengt ons op de volgende kwestie: bestaat er zoiets als een fietsommetje? Dat hangt er vanaf of je ergens omheen fietst en hoe hard het gaat. Wielrenners maken geen ommetjes. Ze noemen het zelf badinerend een rondje. Maar zo’n tochtje kan zo maar vanuit Willemstad door de Kiltunnel voeren. Pakweg zo’n 60 kilometer racen: dat is geen ommetje meer, maar een etappe. Toch kan er op de fiets best een ommetje gemaakt worden. Wat dacht u van een rondje Zwanenmeertje, of rondje Helsedijk of rondje polder, met tal van mogelijkheden het ommetje te verlengen of in te korten. Laten we stellen dat er zoiets bestaat als een fietsommetje en dat deze tussen de vijf en vijftien kilometer beslaat.

Misschien bent u zelf iemand die regelmatig ommetjes maakt. Beken het nu maar, we zien u heus wel lopen of fietsen. Waarom trekt iemand eigenlijk de deur achter zich dicht voor het halen van een frisse neus, of het scheppen van een luchtje? Misschien heeft u thuis wel een verschrikkelijke partner die akelige dingen zegt of een nare lucht verspreidt. Dan is een ommetje zeker een verademing. Andere ommetjesmakers hebben een medische indicatie om dat te doen. Ze hebben rugklachten en hebben in hun leven vaste loopjes geprogrammeerd

om zitten, liggen en lopen in een zekere balans te brengen zodat de rug niet te eenzijdig wordt belast. Anderen hebben misschien stoornissen aan de spijsvertering, waarbij een ommetje de zaak wat in beweging brengt en opluchting biedt. Het ware motief achter een ommetje is niet altijd direct zichtbaar. De een is aan het ’Sonja Bakkeren’ en wil de succesvolle diëtiste nog wat extra helpen. Een ander loopt hand in hand met zijn geliefde en beleeft het ommetje –al of niet met hond- als een moment van quality-time.

Zoals yoghurt links- of rechtsdraaiend kan zijn, zo hebben mensen ook verschillende voorkeuren voor het maken van hun ommetje. Misschien hangt het ermee samen waar je woont. Vanuit de Koningin Wilhelminalaan loop je de vesting bij voorkeur rechtsom, met de klok mee. Maar vanuit de Voorstraat lopen de mensen linksom. Waarom is dat eigenlijk, of is het niet waar? Rotondes neem je linksom, atleten lopen hun rondjes linksom: dat vinden we heel gewoon. Maar diep in ons ligt kennelijk een voorkeursrichting verankerd.

Willemstad biedt mooie ommetjes, zowel voor de wandelaar als voor de fietser. Wel wordt hier en daar een potentieel mooi ommetje verpest door een hek of een muur. De teleurstelling druipt van de gezichten van bezoekers als ze hoopvol de Westbeer betreden en aan het einde ontdekken dat je daar niet verder kunt: gelijk is zo’n ommetje goed verpest. De meeste mensen willen niet heen en weer lopen: en zeker niet als ze een ommetje denken te gaan maken. Echt verdriet ontstaat er bij wandelaars als ze ontdekken dat je aan het einde van de kleine Singel tegen een hek aanloopt. Juist daar zou je zo aardig door kunnen gaan over de dijk richting jachthaven (de oude) of de andere kant op richting het kunstwerk ‘De Wachter’. Toegegeven, vanaf dat punt is er ook bijna geen ommetje meer van te maken: te veel heen en weer weet u wel. Als je jong bent, gaat het allemaal nog wel, dan klim je gewoon over de hekken heen. Veel meer valt er niet te zeggen over ommetjes. Een ommetje is eigenlijk een milde vorm van ontsnappen. Waaraan? Aan jezelf, je omgeving, de tegenslagen, lichamelijk ongemak en de stress. Willemstad en omgeving vormen een grote, groene spons die al die ellende met genoegen en gemakkelijk absorbeert.

Ommetje

Page 20: Natuurlijk Willemstad
Page 21: Natuurlijk Willemstad

Zoals elke dag laat je de hond uit in de kleine singel. Maar er is iets. Je kunt het niet direct benoemen, maar je hoort een nieuw geluid in het orkest van het vertrouwde. Dat bestaat uit de wind die de bladen ritselt in de bomen, de specht die de boomstam bewerkt met korte roffels, het knerpen van de schelpen onder je voeten, de roep van een vogel en verder de ontelbare raadsel-geluidjes die van de natuur zo’n aangename plek maken. Het nieuwe geluid blijkt van de fontein bij de Landpoort te komen, zojuist opgestart. Je hoort een hoop plenzend water met daarachter de sonore brom van het elektrieke pompje dat er stevig aan moet trekken. Een nieuwe lente met een nieuw geluid.

Eigenlijk ben je gek op fonteinen. In de tuinen van Tivoli bij Rome zijn het prachtige ‘eye-catchers’ die de show stelen tussen de cypressen en laurier in de geometrische compositie. In de hitte van Italië staan fonteinen al sinds de oudheid voor ongehoorde overdaad. Als je klaterend water kunt inzetten als speeltje etaleer je een enorme rijkdom. Leg er nog wat beelden bij, wat nimfen en een Neptunus, en je laat de bezoekers in verbijstering achter. In Tivoli vormen de tuinen van de Villa d’Este het perfecte decor voor een serie waterwerken zonder weerga. Fonteinen en grandeur, dat zijn twee handen op een buik. Kijk bijvoorbeeld in Wenen, Londen, Parijs en in al die andere historische binnensteden die in de 17de, 18de en 19de eeuw zijn aangelegd met veel gevoel voor theater en dus met fonteinen. Het meest extreme voorbeeld staat natuurlijk in Rome zelf: de Fontana di Trevi. Hier slaat grandeur om in kitsch en zo wordt de essentie van de fontein definitief ontmaskerd. Met fonteinen is helemaal niets mis, maar je moet er wel de ambiance voor hebben.

De fontein komt bij de aubade op Koninginnendag even ter sprake. Hij spuit dan net en de wethouder ontvangt een klein applausje voor de realisatie. De initiatiefnemers blijken uit de boezem van Willemstad zelf te komen; inderdaad het immer ideetjes pompende Hart voor Willemstad. Je kunt ook minder enthousiast naar die fontein kijken. Als het beleid er op gericht is om Willemstad als vestingstad te profileren –en dat lijkt het enige juiste- dan moet je dat consequent uitvoeren. Bijvoorbeeld: het profiel van de vestingwerken opstrakken, zoals recent is gebeurd. Een fontein past daar niet bij, sterker nog, die slaat als een tang op een varken. Al dat kletterende water kon je in de 17de en 18de eeuw wel horen in Willemstad, maar dat was alleen als het hele

garnizoen tegelijk ‘uit de broek ging’. Een fontein bij de Landpoort van de vesting moet je zien als een marinier met een balletjurkje aan of een bodybuilder met een poederpruik, een legionair met mascara of een generaal met een tangaslip. Het wufte spuitfonteintje brengt onze stoere verdedigingswerken in travestie.

Je vraagt je af welke romantische afwegingen de bedenkers van deze waterstraaltjes hebben gemaakt. Je ziet al enkele decennia lang dat mensen de contexten van zaken door elkaar heen haspelen. Zo kun je tegenwoordig dominee zijn, maar niet in God geloven. Dat is geen enkel probleem. Wanneer nieuwe toevoegingen aan Willemstad worden bedacht, moeten de historische rol en uitstraling centraal staan. De vestingwallen en dat water ervoor, die horen gezag uit te stralen. De wallen liggen er statig bij en het water rust bladstil voor de oprijzende hellingen. Zo hoort het te zijn. Willemstad biedt noch het historische toneel, noch heeft het de theatrale setting waarbinnen fonteinen het zo goed doen. Nooit vergeet je de trieste aanblik van de trouwe sportvissers op hun steigers: beteuterd kijken ze naar het spuitende water dat de rust van hun sport en het moment van de dag en de hele setting compleet verziekt.

Met je fietsmaatje bespreek je uiteraard de Willemstadse noviteit: de fontein . ‘Jaren zestig shit’, zegt hij. En hij heeft gelijk: ook in de jaren zestig kon er geen overheidsgebouw worden geplaatst of er moest zo’n lullig fonteintje bij. Een volkomen misplaatste uiting van de nieuwe overdaad destijds, gepaard aan verkeerd geduide vakantieherinneringen. In de Willemstadse context wordt het fonteintje een spuitertje van niks, een aanfluiting voor de goede smaak. Met dit soort contextloze initiatieven staat ons nog wat te wachten mensen! Hier alvast een aantal ideeën voor de toekomst: een roeibootverhuur in de vestinggrachten, zodat de jongelui op warme en zwoele zondagmiddagen kunnen spelevaren en in het hoog opschietende riet een frisdrankje (of zoiets) kunnen nemen. Of een eerbiedige fluisterboot die toeristen rond de Kerkring vaart. Eigenlijk hoop je dat er weer een strenge winter komt zodat de hele techniek van die fontein uit elkaar vriest. Of dat het spuiten wordt stilgelegd vanwege blauwalg. Of dat de stekker er wordt uitgetrokken omdat de legionellabacterie in een fijne spray op de toeristen en de bewoners van Willemstad neerdaalt. Krijgen we met die veteranenziekte toch nog iets wat echt bij de vesting en haar geschiedenis past.

Fontein

Page 22: Natuurlijk Willemstad
Page 23: Natuurlijk Willemstad

Je haat niet alle hekken. Het ene hek is het andere niet. U wilt zeker wel een voorbeeldje? Het hek rond het dierenparkje van John Timmermans tussen brandweer en molen, dat is een zinnig hek vind je. Het staat er strak bij en het heeft een functie. Het houdt de herten, de siereenden, de konijnen en andere bewoners binnen en jou buiten. Zo eenvoudig kan het zijn met een hek: wat binnen moet blijven, blijft binnen en wat buiten moet blijven, blijft buiten. Je kunt alleen nog door of over het hek naar de dieren kijken. Je vergelijkt John met een moderne Noach: hij verzamelt voor het behoud van de soort twee van alle dieren. Of zou hij toch meer kijken als een restaurateur: de eendenborst en reerug zijn immers altijd kakelvers?

Een hek van een heel ander kaliber zie je rond het korfbalveld, het veldje achter de tennisbaan en langs het voetbalveld. Het hek daar strekt zich over honderden meters uit. Die meters hoog groen gaas maken van de prettige en onschuldige omgeving een soort Colditz, de strafgevangenis uit de gelijknamige televisieserie. Het staat er nu alweer een paar jaar en als je niet uitkijkt raak je er ook nog aan gewend. Een medewandelaar –niet van hier- attendeert je er weer op. Wat een maf hek! Waarom irriteert dat hek je nu zo? Dat komt –beste mensen- omdat dit hek geen enkele zin heeft.

De argumentatie was destijds dat de gemeente aanzienlijke financiële risico’s zou lopen als een onverlaat met een auto of een crossmotor de sportvelden even zou omploegen. De gemeente zou dan voor de kosten opdraaien. Net als dat een paar jaar geleden het geval was, toen tijdens de onvolprezen Willemstadtse ‘country fair’ het bastion Zeeland werd geruïneerd. Dus wat doen onze daadkrachtige volksvertegenwoordigers: ze trekken een stevig budget uit voor een enorm hek. Een hek dat de hele omgeving voorgoed verpest, volkomen detoneert en zoals gezegd absoluut zinloos is. Want alle ijzeren deuren staan pertinent open, soms letterlijk, maar op slot zijn ze in ieder geval niet, zelfs niet de poort vanaf de tennisbaan naar het voetbalterrein. Dus elke crossmotor of welk vehikel dan ook kan lekker zijn gang gaan op het korfbalveld. Wie zou er dan voor de kosten opdraaien: nog steeds die zelfde gemeente toch? Zo bekeken, zou je de plaatsing van dit hek weggegooid geld kunnen noemen.

Wat houdt dit wanstaltige hek nu eigenlijk binnen en wat houdt het buiten? Loop je met de hond langs het hek dan zie je de korfbalfamilie rondhuppelen zoals alleen korfballers dat kunnen. Toegegeven: een voordeel van

het hek is wel dat de hond de bal niet lek bijt of achter een vrolijk opwaaiend korfbalrokje aan rent. Maar die korfballers zijn onbezorgde types. Het maakt hen allemaal niet zoveel uit, de poorten zijn nooit op slot. Je loopt er zo naar binnen en je ziet iemand daar ook gewoon zijn hond uitlaten. Dat is toch wel erg goor op een sportveld, hoewel die korfballers nooit een sliding maken. En waarom zit die grote dubbele poort eigenlijk in het hekwerk? Wel, die staat er voor de hulpdiensten: de ambulance kan doorrijden tot de verstuikte enkel, de beenbreuk of erger. Dat had natuurlijk allemaal veel simpeler en goedkoper gekund. Neem bijvoorbeeld de entree van de buitensingel: daar staat een “klappaal” die met een bepaalde sleutel kan worden neergelaten. De relevante diensten hebben zo’n sleutel en kunnen indien nodig doorrijden. Voor een dergelijke oplossing had ook gekozen moeten worden bij het korfbal-, tennis- en voetbalveld. De gemeente heeft het linksom of rechtsom natuurlijk altijd gedaan.

Toch zit je soms fout met je oordeel. Vroeger – nog voor de herindeling – werkte er een opzichter bij de gemeentelijke werken in Willemstad. De man heette Loef of Loeff. Hij stond bekend als een man met een grote voorkeur voor palen, van hout wel te verstaan. In de Groenstraat waren toen net lijlinden geplaatst en om ze wat stevigheid te geven, liet Loef of Loeff dikke palen naast de nog fragiele boompjes zetten. Veel mensen vonden het geen gezicht en dat was het ook niet. Maar kijk nu: er stak wel visie achter. De stammen zijn nu even dik als de palen en samen versterken ze het tunneleffect van de bomen. Stammen en palen verhogen het ritme van de verticale lijnen. Heel mooi dus achteraf, maar wat hebben we destijds om de palen van Loeff gelachen.

Als burgers zouden wij super alert moeten zijn op plannen van de overheid die ‘boven ons gesteld is’. Zeker als het plannen zijn die onze leefomgeving en de beleving ervan jarenlang kunnen verzieken. Zijn die plannen wel doordacht en duurzaam, kan het niet eenvoudiger? Het erge is dat de overheid wel beslist en uitvoert, maar zelden iets terugdraait. Erkennen dat men heel misschien een verkeerde analyse heeft gemaakt komt nagenoeg nooit voor. Zo blijven die lelijke hekken nog een eeuwigheid detoneren. In hun zinloosheid zullen ze langzaam in verval raken, jongens knippen er gaten in en mollen de poorten. Dat pompeuze hek maakt de omgeving desolaat. Dat hek valt compleet uit de toon van de Willemstadse gemoedelijke sfeer; het suggereert iets van ‘gangs’, misdadigheid, joy riding. Dit hek slaat als een tang op een varken.

Hek

Page 24: Natuurlijk Willemstad
Page 25: Natuurlijk Willemstad

Ze zijn er weer: de schapen! En nu, zo te zien, met scherpere tandjes en een grotere eetlust dan tijdens de eerste ronde. Bastion Overijssel ligt erbij alsof het net is aangelegd: alle vegetatie verdwenen. In die eerste ronde leverde de kudde feitelijk broddelwerk. Kennelijk moeten ze eerst een beetje ingrazen. Sommige delen van de wallen zagen eruit als post-nucleaire landschappen, bij het Mauritshuis bijvoorbeeld. Mogelijk heeft een plaatsgenoot het verrijken van uranium als tijdverdrijf en gebruikt hij de sloten als koelwater voor het reactortje in het hobbyschuurtje. De hellingen tonen donker en kaal, bedekt met verfomfaaide, troosteloze, aangevreten sprieten. Zo zou Willemstad eruit kunnen zien na de Apocalyps, na de zeven plagen. Die aanslag op het groen, zou je ‘depri’ maken als niet alles wordt goed gemaakt wordt door de aanblik van de kudde zelf. Deze kudde op de wallen: wat een plaatje! Je zou er met kerst een puzzel van willen maken met wel duizend stukjes.

Veel mensen zal het plaatje van die kudde schapen wel bevallen, net als een ondergaande zon in de zee en al die andere cliché-plaatjes die we geleerd hebben mooi te vinden. De waardering voor kuddes schapen komt niet van onze 17de eeuwse landschapschilders. Die zagen meer in koeien en gevogelte. Een enkele keer –laat in die eeuw- zie je een herder met schapen, vaak aangeduid als ‘Italiaans landschap’. De koe deed het veel beter als hèt symbool voor Hollands welvaren in de gouden eeuw. Pas de 19de euwse landschapschilders van de Haagse school wisten het onderwerp ‘schapen’ en kudde populair te maken. Specialist pur sang was Anton Mauve. Amerikanen stonden in de wachtrij voor zijn schilderijen met schapen. Je kon ze op twee manieren bestellen ‘sheep going’(met hun kont naar je toe) of ‘sheep coming’ (net andersom). En verder moest je maar afwachten wat je van hem kreeg voor je goeie geld. Die schilderijen kosten nu nog een vermogen. Mauve en zijn maten hebben ons geleerd met een romantische blik naar schapen als bevolking van het landschap te kijken. Daarnaast jaagt een enorme stroom symboliek van schapen, de kudde en de goede herder de beleving van het beeld aan.

We hebben ook een kudde met een herder in Willemstad, eentje met een hanenkam. Daar moet u niet van opkijken, Jezus was immers ook geen alledaagse verschijning. Je wilt graag aannemen dat het hier om een goede herder gaat. En daarmee slaat de fantasie gelijk op hol: goede herders liggen immers niet voor het oprapen! Je zou deemoedig op hem willen toetreden en vragen: ‘zeg goede herder, spreek tot ons over wonen in Willemstad’.

En dat hij dan als antwoord zijn keel schraapt en woorden zijn mond verlaten en de betekenissen van die woorden tussen de bomen blijven, zodat je ze altijd herinnert als je die plek passeert. ‘Spreken over wonen in Willemstad? Willemstad vormt je groter lichaam. Zoals je ziel woont in je lichaam, zo woont je lichaam in de stad. Als je zorgt voor je lichaam, verzorg je de ziel, zo verzorg je jezelf wanneer je de stad bemint en verzorgt. En hoe prachtig en heerlijk Willemstad ook is: het zal niet je geheim kunnen bevatten, noch je verlangen beschutten. Want wat grenzeloos in je is, verblijft in de Woning des Hemels.’

Even lijkt de goede herder vermoeid door de diepte van zijn eigen gedachten maar dan neemt hij weer het woord, terwijl hij al sprekend zegt: ‘En ik zeg je dat er vrolijkheid zal zijn binnen de vesting, feestgewoel rond een groot schapenfeest. De gespierde, ongehuwde jongemannen zullen elk een schaap op de schouder nemen en wedijveren wie dat het eerst rond de vesting draagt. En de maagden Willemstads zullen zuiglammeren uit de kudde nemen en zogen met de fles en kijken hoe snel en hoe veel ze wel niet kunnen drinken. De buikjes zullen rond staan van deze hoorn des overvloeds. Tijdens het schapenfeest zal in de etablissementen ‘Willemstads lam’ worden gegeten, goed gebraden en bereid met mint. Tegelijk moet de wijn voldoende aards, dierlijk en aromatisch zijn om aan te sluiten bij het smakelijke lams- en lamsvlees.’

Zo heeft de herder gesproken, hij stapt in zijn busje en rijdt weg. Verbijsterd blijf je achter, terwijl je denkt:’wat een malloot!’

Herder

Page 26: Natuurlijk Willemstad
Page 27: Natuurlijk Willemstad

Wat hebben we toch met zwanen? Zodra de ouders gaan broeden, staan de Willemstadters er even bij stil en kijken de jonge zwaantjes zowat hun eieren uit. Je ziet toeristen stoppen bij de Waterpoort. Ze maken foto’s van dit warme plaatje. Dat levert vaak een hoop geblaas van vader zwaan op. Waar zijn de tijden gebleven dat een zwaan je nog echt een flinke pets kon verkopen? Zelfs zwanenvaders worden wat week. Maar op zekere dag is het zover en zwemt het ouderpaar met de kleintjes rond. Een zucht van verlichting gaat door de Willemstad alsof de bewoners ze zelf uitgebroed hebben. Vertederd zien we het gelukkige gezin rond dobberen of op de kant zitten bij de Singelschool, een hoop grijs pluis achterlatend.

Is het u ook opgevallen dat er toch ook heel wat jonge zwaantjes verdwijnen? Dat zit zo.Velen weten niet van het bestaan van een WZG, dat is een wat obscure organisatie die zich in het voorjaar bezig houdt met de jonge zwanen. Het WZG staat voor niet minder dat het Willemstads Zwanen Genootschap. Leden zijn jonge kerels uit ons stadje en omstreken. Wonend buiten de Ruigenhil schijn je geen lid meer te mogen worden. Het zijn jongens van het soort dat vroeger nesten uithaalde, kikkers opblies met een rietje: vervelend maar niet met een echt verdorven inborst.

Op een bepaalde zaterdag na het uitkomen van zwaneneieren –niemand weet hoe die dag wordt bepaald- verzamelen ze zich bij het krieken van de dag op een geheime plaats. Hun ogen fonkelen boven hun waterdichte broeken. Ze dragen lieslaarzen, slijpen spiesen, controleren de vangnetten en halen herinneringen op aan voorbije succesjaren. De sfeer is vrolijk opgewonden. En dan gaan ze op jacht, een fanatieke laffe drijfjacht op jonge zwanen. Die slungelige, bijna weerloze pluizebollen maken daarbij geen schijn van kans natuurlijk. Als je er kritiek op hebt, zeggen ze: ‘er blijven er nog genoeg over’, ‘het is juist goed voor de zwanenstand’ en ‘bemoei je met je eigen zaken’ of ‘wil je een knal voor je kop’? Vindt u het gek dat zo’n vreemd genootschap jarenlang haar gang kan gaan?

De hamvraag is natuurlijk: wat doen ze met die zwaantjes? Niet schrikken: die eten ze op. Niet dat die jongens ze ook zelf klaarmaken. Dat doen hun moeders en ook sommige Willemstadse eetgelegenheden. Die zijn dus ook bij deze dubieuze praktijken betrokken. Er schijnen allerlei smakelijke recepten voor jonge zwaan

te worden doorgefluisterd. U moet maar eens opletten hoe vaak vrouwen bij de schuifdeuren van de Jumbo met elkaar praten en dan net als jij langskomt opeens hun mond houden. Waar denkt u nu dat die gesprekken over gaan? Een echt Willemstads gerecht lijkt gevulde jonge zwanenhals te zijn. Mits goed doorgegaard, kunnen de nog broze werveltjes mee gegeten worden als een soort chips. De vulling bestaat uit Zeeuws spek met gedroogde abrikozen. Echt super en het wordt ook toegestaan binnen het Sonja Bakker dieet, ook al noemt ze het gerecht zelf niet. Neem wel een zwanenhalsje per persoon anders slaat de honger weer snel toe.

Dan de Willemstadse eetgelegenheden: er wordt gezegd dat twee zich inlaten met het WZG: BoraBora en Frascati. Bij de eerste moet je een korte rituele handeling verrichten om aan de lekkernij zwaan te komen. Vanaf je elleboog doe je de onderarm omhoog, je zet je hand er haaks op (zo een zwaan imiterend) en dan snappen ze dat je komt voor die overheerlijke jonge zwanenkebab die van onder de toonbank wordt geleverd. Met een pitabroodje en knoflooksaus vormt zwanenkebab een heerlijk tussendoortje. Bij Frascati ligt het anders: je kijkt eerst op de kaart of er nog eendenlever op staat en dan zeg je: ‘ik heb eigenlijk meer trek in zwanenlever’. Pieter zal dan net doen alsof hij het niet in huis heeft en zeggen dat hij er eigenlijk tegen is, maar als je even doorzeurt, krijg je toch meestal wel je zin. Let op: niet echt goedkoop!Dit is natuurlijk allemaal niet waar, de werkelijkheid zit heel anders in elkaar: wie zal de zwaantjes ook maar iets aandoen? Maar als een paar culturele ontwikkelingen even anders waren gelopen, had het bovenstaande zomaar kunnen gebeuren. In de middeleeuwen werd bij feestelijke gelegenheden door genootschappen zwaan gegeten. Een Nederlandse culinaire historicus lijkt zelfs specialist op dit gebied te zijn. En op internet kun je ook middeleeuwse recepten vinden voor het bereiden van zwaan.

Zwanen bereiden, opdienen en eten blijft voor ons een ‘ver van je bed show’. We vinden ze veel te statig en te sierlijk. We genieten ervan als ze in de vestinggrachten zwemmen en met succes broeden. De KLM heeft de vogel uitverkoren als symbool voor majestueus vliegen in een prachtige clip waarin zwanen opstijgen en landen. Afgezien van deze associatie komt ook nog de waarschuwing dat ze nogal taai zouden zijn, maar misschien valt dat voor heel jonge zwaantjes nog wel mee. Dus u ziet maar.

Zwaantjes

Page 28: Natuurlijk Willemstad
Page 29: Natuurlijk Willemstad

Hij staat er bekend om. De maand januari met zijn donkere luchten, oneindig grijze wolkendotten aan het zwerk, opgejaagd door de wind. Je ziet het bij het Zwanenmeertje, lange striemen regen slaan stuk op het smeltende ijs dat er nog ligt na een geweldige schaatsperiode. De resten van een ijsbaan tekenen zich af, maar alles is nu anders. Op de ruiten van je werkkamer stroomt het water in straaltjes naar beneden, urenlang. De tuin laat zich alleen nog zien in een wazig, waterig beeld. De lichtkoepel boven je hoofd geeft exact aan hoe hard het regent. De hond houdt zich dus gedeisd in zijn mand; die hoort dat natuurlijk ook. Naar buiten gaan? Mooi niet!

In deze tijden staan de kranten vol van Calvijn: 2009 is zijn jaar. Je kunt je C-factor zelfs testen op Internet. Als Willemstad kon internetten en mee zou doen, wist je het wel: zij scoort heel hoog op de Calvijn-factor. Op deze regenachtige maandag ziet de stad er echt somber uit. Omdat er nauwelijks licht schijnt, verdwijnen de kleuren. Willemstad staat erbij als een doodgraver in functie. De gevels van de Landpoortstraat gapen je dom aan met hun zogenaamd romantische kozijnen. Je hoort de riolen zuchten en gorgelen, de dakgoten klotsen en de regenpijpen borrelen.

‘Oefenpand van de brandweer’ staat op de ramen van voormalig eetcafé Lap. Zo te zien, is heel Willemstad overgeleverd aan de drift van die typisch Hollandse spuitgasten: ons opgewarmde zeeklimaat trekt weer eens de hemelsluizen open. Geen mens op straat; de vermaarde weekmarkt is een triest boeltje verzopen zigeuners bij elkaar. Het optrekje van de groenteboer lijkt wel een bedoeinentent met een handvol kopers, die de regen trotseren altijd nog beter vinden dan eenzaam achter de natte ruiten plakken. Ze vormen de helden van de dag, ze trappen in een plas, slippen met hun fietsen, laten hun kapsel verpesten; lange slierten haar vallen over hun plakkerige voorhoofden. Thuis drinken ze thee –nog meer water- en kletsen dat het buiten zo’n onaangenaam weertje is.

Een vriend in Willemstad werkt ook thuis. Hij houdt vooral van warmte, veel licht en de zon. Je denkt aan hem en weet dat hij de hele dag de gordijnen niet zal opendoen.

Alles beter dan die nattigheid buiten aanschouwen en zich laten meesleuren in een modderstroom van negatieve gedachten. De radiator staat vermoedelijk wagenwijd open en pompt tropische temperaturen in de bedompte werkkamer, waar nu even weinig plezier, maar wel hoop op betere tijden in de lucht hangt. De dimmers die de lichtarmaturen aansturen, leveren het maximum van hun vermogen. De screensaver laat een zinderend Caribisch strand zien en een nagenoeg blote mevrouw die langzaam uit het water oprijst. De regen klettert buiten op de Hogeweg. In de verte kun je de Helsedijk niet eens zien. Het maakt ook niet uit, deze kamer bevat vandaag alleen een binnenkant en geen uitzicht. ‘A room without a view’.

Je zware gevoel krijgt steun uit onverwachte hoek. Op deze derde maandag van januari hoor je een bizar bericht op de radio. De in depressies gespecialiseerde Britse psycholoog Cliff Arnal komt op de proppen met zijn enkele jaren geleden ontworpen wetenschappelijke formule. Daaruit blijkt dat de meeste mensen zich de derde maandag in januari neerslachtig of weemoedig voelen. Hij noemt deze dag zelfs ‘blue monday’. Het ligt aan de duisternis van deze donkere maand: je ziet bijna geen lichtpunt meer. In plaats van kilo’s af te vallen, blijkt de weegschaal hardnekkig staan op het getal dat je niet wilt zien of erger nog. Ook in 2009 zullen de goede voornemens niet brengen wat je ervan had verwacht. Daarnaast brengt de postbode door de stortbuien de verse rekeningen van 2009, terwijl het nieuwe salaris nog op zich laat wachten. Een postbode in de regen met vochtige enveloppen en een doordrenkt tijdschrift: kan het nog triester! Je pakt de kleffe zooi uit de brievenbus en er blijkt ook nog zo’n donkerblauwe jongen tussen te zitten. Makkelijker kunnen we het niet maken -ok- maar mag er wel een beetje zon bij!

Vandaag is er gelukkig één positief nieuwtje dat ook voor andere bewoners van Willemstad gunstig kan uitpakken. Het dagblad Trouw meldt dat de ‘Calvinist mag genieten van sex’. Tussen al de ellende van januari is het een zonnig bericht te noemen: onze natuurlijke dadendrang wordt bekrachtigd door de oude meester zelf. Ook dit beschouw je dan maar als een passend aspect van héél natuurlijk Willemstad.

Januari

Page 30: Natuurlijk Willemstad
Page 31: Natuurlijk Willemstad

De weermannen beginnen er in november al mee. Ze brengen ons naar Noord Europa waar zich enorme massa’s kou ophouden. Record na record wordt gebroken. Nog nooit eerder heeft het er zò vroeg, zò hard gevroren. Dit kan niet anders dan een voorbode zijn van een heel strenge winter. Jaar in jaar uit trap je er weer in, in de pseudo overtuigingskracht van statistieken en metingen, maar vooral ook in het enthousiasme van al die pratende en schrijvende meteorologen. Die boren precies op de juiste plek: je eigen verlangen naar barre koude, onbegaanbare wegen, sneeuwjachten en metersdik ijs. Een machtige natuur die tijdelijk je agenda bepaalt en die je laat zien dat zij de baas is en zich niet laat inpakken door de mens. Je wilt schepen zien die vastlopen in het ijs en polen die aanvriezen in plaats van ontdooien en afbrokkelen. Wat een rot gezicht is dat toch!

Je denkt terug aan de strenge winters van vroeger. Je ziet het zo voor je. Waaghalzen lopen op een dichtgevroren Hollands Diep en vanuit Zuid Beijerland schaatsen ze naar het eiland Tiengemeten. Drommen watervogels, vooral eendensoorten, staan ontdaan te kleumen op het ijs bij de vuurtoren. Bij bakker Bunt vragen mensen broden om hen bij te voeren. Je komt dat jaar met een uitgeputte bergeend thuis die je probeert op te lappen in de douche. Onbegonnen werk uiteraard: je moet je niet bemoeien met natuurlijke selectie. Of het echt zo koud was? Bij zeventien graden onder nul bevriest de waterleiding van het huis in het Kloosterblokje. De deuren van de auto krijg je met geen mogelijkheid meer open. Als je diesel rijdt, gooit Saarloos er benzine bij anders zal het ‘gaan vlokken’. Joggend op de Oostdijk vriest je linkeroor er zowat af en je snor verijst. En na het schaatsen merk je dat je niet meer kunt piesen omdat ook je eigen leiding is dichtgevroren. Schrik alom. Wat is daar nu zo leuk aan?

Het beeld van de barre winter vormt het perfecte decor waarop alle sentimenten rond de warmte van het gezin, familiebanden en vriendschappen kunnen acteren. In feite bestaat het uit een romantisch concept waarvan ‘dreaming of a white christmas’ wel de meest

uitgesproken formulering is. Een witte kerst maakt de droom waar die we op duizenden kerstkaarten zien. Sneeuwval met kerst wordt bezongen in honderden songs. Belletjes van arrensleeën vormen een voorgeschreven deel van de kerstpercussie. In kerstfilms speelt sneeuw feitelijk de hoofdrol. De hoofdpersoon kan door onbegaanbare wegen bijna niet thuis komen, maar redt het uiteindelijk net om thuis kerst te vieren: kinderen en vrouw dolgelukkig.

Het romantische plaatje rond sneeuw en strenge vorst wordt gedragen door symbolische opposities. Tegenover de koude buiten staat de warmte binnen. Als tegenhanger van het gevaar: de onbegaanbaarheid van wegen of erger nog ‘verongelukken’, staat de bescherming, de zorg en de veiligheid binnenshuis. Met sneeuw trekt de wereld een wit kleed aan, sneeuw maakt alles zuiver. Deze witte mantel bedekt symbolisch het zwart van het kwaad, de ellende en alles wat een mensenleven verder kan verzieken. Daarom past sneeuw zo goed bij kerst. Ook mensen die niet ‘geloven’ kleuren hun beleving met dergelijke symboliek. Een mensenkind heeft dit kennelijk hard nodig om niet zinloos te blijven rondzwerven in een leven zonder kaders en betekenis.

We moeten maar afwachten of deze winter echte kou gaat brengen. Wat zeker komt is een ijstijd in de economie. Daar gaan we nog last van krijgen. Maar die economische vrieskou lijkt ook hèt moment om zaken eens grondig aan te pakken, zowel in de samenleving en privé. Banken en verzekeringen kunnen zich bezinnen op hun bedenkelijke rol. De overheid kan zich ontwikkelen tot een echte toezichthouder die niet toestaat dat de economie wordt leeggeplukt en ondermijnd. We moeten de thema’s ‘groen’ en ‘duurzaam’maar eens serieus gaan nemen. Die CO2 uitstoot en de invloed daarvan op het klimaat kun je niet echt meer negeren. Ziet u die kolencentrales op de Maasvlakte nog wel zitten? Privé zit er niets anders op dan de consequenties onder ogen zien. In 2009 ga je dus op zoek naar een minder brandstofverslindend en vervuilend voertuig.

Kou

Page 32: Natuurlijk Willemstad
Page 33: Natuurlijk Willemstad

Het staat er weer en overweldigend in bloei: Fluitekruid. Langs de singels, de sloten van de Noordlangeweg, langs de Oostdijk. Willemstad heeft zowat een witte jas aangetrokken. De boterbloemen, lukraak er tussendoor, en op de achtergrond de uitbundige meidoorn die nu ook in bloei staat en bedwelmend zoet ruikt, maken het lentebeeld compleet. Wat is Willemstad mooi in mei.

De eerste, voorzichtige scheuten zie je al begin januari, vooral op het stuk tussen brandweer en molen. Dat ligt beschut en als de zon schijnt, pakt de binnenzijde van de wal alle warmte. Fluitekruid bloeit daar ook het eerst. Het kan zich daar massaal presenteren. Op heel warme dagen met niet al te veel wind kan de weeë geur van de witte schermbloemen je adem bijna afsnijden. Beklemd loop je tussen deze overdaad van eenvoud en kracht.Vroeger noemden we het kikkerbloemen, geen idee waarom. Ze lieten zich gemakkelijk plukken. Je maakte er grote boeketten van voor je moeder, lekker snel klaar. Thuis gingen ze dan op de vaas, maar niet voor lang. Want er kropen allerlei insecten uit, die je eerder helemaal niet opgevallen waren. Of ze hingen na een paar uur al slap, of ze stonken zo dat moeder bedenkelijk naar de gulle gift van haar zoon begon te kijken. Dat bleek bepaald geen fijn ruikertje te zijn! Kordaat als ze was, rukte ze de slootkanters uit de vaas en kieperde het hele zaakje in de zinken vuilnisbak op het balkon.

Waar de naam Fluitekruid vandaan komt? Je schijnt er vrij gemakkelijk een fluitje van te kunnen maken. De plant heeft holle stengels die bij de bladoksels gesloten zijn. Als je de plant onder zo’n oksel afsnijdt en daarboven een stuk pijp laat staan die je weer schuin afsnijdt, ontstaat er een fluit volgens het panfluitprincipe. Blaas er vanaf het hoogste punt overheen, dan moet het wel lukken.

Wanneer u het echt gaat proberen, kijk dan wel een beetje uit, want er zijn verschillende soorten die op Fluitekruid lijken en zeer giftig zijn.

In mei is Fluitekruid heer en meester in de natuur rond Willemstad. Je ziet er gewoon tegen op dat de maaiers komen en het feest weer voorbij is. Vorig jaar heeft de gemeenteraad gelukkig een motie van SP en Onafhankelijk Moerdijk verworpen om intensiever te gaan maaien. Dat zou beter zijn voor de landbouwers. Ze hoeven dan minder chemische middelen in te zetten en biologische boeren zouden minder handwerk hebben. Dat een doordacht maai- en zaaibeleid interessant kan zijn voor Willemstad lijkt bijna vanzelfsprekend. Als je de aard van de beplanting in zekere mate regisseert, kan de toeristische aantrekkingskracht enorm toenemen. Laat dat Fluitekruid maar lekker uitrazen en zorg ervoor dat er daarna wat anders uitbundigs komt.

Tenslotte een gedicht, vrij naar Rutger Kopland:

Fluitekruid

Alles kan ik verdragenEen Willemstad zonder horecaEn een avond in de feesttentKroos in zeven sloten tegelijkDuizend nestkastjes in de bomenDesnoods betrek ik een appartementin het Arie de Wit park,zo hard ben ik.

Maar Fluitekruid in mei, needat trek ik niet.

Fluitekruid

Page 34: Natuurlijk Willemstad
Page 35: Natuurlijk Willemstad

Nederlandse restaurants presenteren hun visaanbod meestal op een vaste kaart. Dat geldt dus ook voor de Willemstadse etablissementen. Die gerechten zijn over een lange periode altijd beschikbaar: of uit voorraad -de diepvries misschien wel- of ze worden vrijwel dagelijks aangevoerd door Smidt Zeevishandel uit Rotterdam, de ISPC (horeca groothandel voor het hogere segment) uit Breda of Komans vishandel uit Moerdijk. Deze leveranciers zie je in de vesting regelmatig rondrijden. Groothandels kopen hun vis natuurlijk op de veiling. De veiling, op haar beurt, verkoopt het aanbod van vissers die rondvaren op drijvende fabrieken die dagen, zo niet weken, op zee blijven. De vraag doet zich dus voor hoe vers is de vis eigenlijk die we krijgen voorgeschoteld?

Wat echte verse vis voorstelt, zie je op vakantie. In het noorden van Frankrijk –net onder de Belgische grens- trekken de vissers met tractoren hun vangst met boot en al naar de markt. De netten leeghalen gebeurt ter plekke. De Franse dames staan al klaar met hun mandjes; wie het eerst komt, het eerst maalt. Alle aangeboden vis zwom een paar uur eerder nog in zee, een paar kilometer verderop. In de kustplaatsen van Italië leidt een ober je naar een soort vitrine. Een kaart hebben ze niet, want je kunt alleen eten wat die nacht en in de vroege ochtenduren in de netten zwom. En die mooie, onbekende glanzende vissen liggen niet eens op ijs. Zo zag je op Sicilië een enorme zwaardvis, moeizaam dubbelgevouwen in een bakje achter een soort scootmobiel, zoals je die alleen in Italië ziet. En die combinatie staat keurig een uurtje in de volle zon geparkeerd. Die vis is zo vers, het maakt allemaal niet uit: voor je gaat slapen, is hij soldaat gemaakt in de vele restaurants. Twee zwaardvissen vangen heeft helemaal geen zin: de bewoners en gasten van Syracusa eten er maar één.

Hier in Willemstad, Curaçao kom je borden tegen met ‘Catch of the day’: de vangst van de dag. Je ziet geen gelikte reclameborden, maar een paar planken, beschilderd met de verf en de kleur die toevallig voor het grijpen stond. ‘Catch of the day’ is een boodschap voor de bewoners hier. Het verwijst niet naar een specifieke vis die je kunt kopen, maar naar de kwaliteit van het product: supervers, net uit het water, nauwelijks dood eigenlijk. In Willemstad zijn het de Venezuelanen die de vis rechtstreeks uit hun schepen verkopen. Je moet er wel vroeg bij zijn. Om een uur of elf liggen er nog maar een paar, nog steeds supervers, maar de echte visliefhebbers hebben al lang hun slag geslagen. De restaurants voeren ook dat bord ‘Catch of the day’. Daar staan dan twee, hooguit drie vissen op: Dradu, Red Snapper en Grouper bijvoorbeeld. Maar de visverkoop kan hier op het eiland

nog simpeler. Een trucje staat met een open laadbak langs de weg, een enorme tonijn erin en een flink mes. De bewoners stromen toe met tassen en plastic zakken. Het vlijmscherpe mes snijdt en hakt dikke moten. Het bloed druipt uit het laadbakje. Daar ligt nu echt verse vis mensen.

Wat verse vis ooit betekende in het Brabantse Willemstad lezen we tussen de regels door in het dagboek van de 19de eeuwse plaatselijke notaris Van Wijngaarden. Zijn notities lijken op het eerste gezicht wat formeel en zakelijk, maar zodra er eten en drinken in het geding zijn, zie je de man direct opleven. Hij schrijft graag over het nuttigen van glaasjes rijnwijn, hele flessen zelfs, champagne soms en heel regelmatig over vis. Hier volgt een kleine bloemlezing uit verschillende dagboekfragmenten: ‘Wij aten ‘s middags zalm die te 2½ uur met de stoomboot meekwam. Zij viel echter in prijs tegen, daar zij 3 gl. de vijf ons kostte. Van vader smiddags eene portie heerlijke kabeljauw gekregen. Des avonds kastanjes en ingeleide paling gesoupeerd. Heerlijke bot gekocht bij Groen, doch duur (voor 6 st. 1 gulden). Smiddags keurige duimse paling gegeten. Smiddags nog ene levende kabeljauw voor Henri gekocht en met de postillon meegegeven. Vandaag 50 oesters gekocht die door de Nijs werden opengemaakt en die wij savons met ons drietjes hebben opgepeuzeld.’ Typisch voor Nederland is natuurlijk het gezeur over de prijs: ook toen al werd de vis duur betaald vond Van Wijngaarden. Hoe dan ook, je leest dat er met smaak verse vis in Willemstad werd gegeten: vooral die nog levende kabeljauw spreekt tot de verbeelding.

De meest verse vis in de huidige Willemstadse restaurants moeten de nog levende mossels, oesters en oosterscheldekreeften zijn. Maar zou het nu inbeelding zijn dat die veel kleinere Normandische mosselen –die er soms echt niet uitzien- toch veel beter smaken? Zou de lange keten van de Nederlandse vislogistiek, het koelen, zo niet invriezen, toch niet veel van de smaak aantasten? Hier op Çuracao ligt elke vis stevig en vol structuur op je bord. Dat komt omdat die Dradu nooit ijs heeft gezien en in het wild werd gevangen. Zo bekeken is het gek dat in Willemstad geen restaurant op het idee is gekomen om dagverse snoekbaars als ‘Catch of the day’ op de kaart te zetten. Die vis wordt bij onze voordeur dagelijks gevangen en schijnt in behoorlijke aantallen –legaal of illegaal- naar de restaurants van Antwerpen te gaan. Het zal er wel niet meer van komen. Van een stoere visnatie met reputatie zijn wij verworden tot leveranciers van grondstoffen voor de ranzige vissticks van Kapitein Iglo, dierenvoer en waterige vissen die als lekkernij op de kaart prijken. Wat wil je dan nog?

Vers

Page 36: Natuurlijk Willemstad
Page 37: Natuurlijk Willemstad

Ook planten zijn mode- en trendgevoelig. In de jaren zestig tierde de cyclaam welig: moeder kon er heerlijk mee omtutten. Blaadje eraf, scheutje Pokon erbij. In de jaren zeventig zag je cactussen in allerlei vormen: ze sierden als stekelige totempalen je studentenkamer. In die tijd was het in om van de huiskamer een soort oerwoud te maken, bijvoorbeeld met de ficus benjamina in de zitkuil. Die ficus was voor een benjamin overigens nogal fors uitgevallen. In het decennium daarna kwam het ‘moderne’ interieur, geïnspireerd door de Nederlandse kunststroming ‘ De Stijl’. Planten raakten uit de gratie: de kleur groen was al helemaal niet populair. Mondriaan had een hekel aan het groen van planten en schilderde ze het liefst wit, geel, rood of blauw. De beleving van planten en de natuur verandert continue.

Je rijdt over de Stadsedijk. Bij nummer 93 - Huize Dortmund - flankeren twee enorme vetplanten de poort. Hoe lang staan die er eigenlijk al? Dit jaar zie je ze pas voor het eerst; heb je er dan al die jaren overheen gekeken? Zo onopvallend zijn ze niet, integendeel. Ze zijn echt groot en de kuipen vermoedelijk zo zwaar dat ze er wel met een heftruck moeten zijn neergezet. Het tweetal staat er monumentaal te pronken. Twee wachters die met hun scherpe pieken lijken te willen zeggen: ’kijk uit, we blaffen niet, maar we prikken wel’. Tegelijk staan ze er voor de exclusiviteit. Twee exoten van een ander continent voor een streekvreemd huis met de Germaanse naam: ‘Dortmund’.

Dat het hier om agaven gaat, hoor je pas later. Ze staan bekend als een typische Mexicaanse plant, maar komen in heel Zuid-Europa voor sinds Columbus ze aan het begin van de 16de eeuw heeft geïmporteerd. Overal op de aardbol, waar het warm en droog is, kun je ze vinden. Het zijn echte gebruiksplanten die ook op plantages worden gekweekt. Van sommige soorten worden de gemene drankjes Tequila en Mescal gemaakt. Andere varianten leveren vezels voor touw en matten. Wat de agave bijzonder maakt is zijn persoonlijkheid en uitstraling. Vorm, kleur en formaat maken de plant tot een echte verschijning. Geen wonder dat hij in de negentiende eeuw uitgroeit tot een populaire sierplant in de chique Europese tuinen. Elke week zie je de agaven voor Huize

Dortmund pronken en je besluit dat je die zelf ook wilt. Geen idee waar ze in de tuin moeten staan, want je beschikt noch over een entree als die van het statige huis aan de Stadsedijk, noch over een heftruck. En in de winter zullen ze toch naar binnen moeten: daar gaat weer twee vierkante meter in de schuur! Toch maar doorzetten. Je gaat zoeken bij Intratuin in Numansdorp: niets wat er ook maar bij in de buurt komt. Een trend is het kennelijk nog niet.

Maar het zit mee: op een dag moet je iemand afzetten in de Prinses Christinastraat in Helwijk en wat staat daar bij de overburen in de voortuin? Een joekel van een agave in een kuip en er staat een mevrouw bij. ‘Mooie plant mevrouw’. ‘Inderdaad’. ‘Te koop’? Mevrouw zegt dat ze de agave heeft gekregen van iemand die haar dierbaar is. Ze vertelt dat ze de scherpe punten bedekt met dopjes zodat kinderen zich er niet aan verwonden en dat de plant in de winter naar binnen gaat. De bloei zal nu wel snel komen denkt ze, want de agave is al oud, bloeit maar één keer en sterft dan. Sterven na de bloei: of dat naast zijn imposante verschijning ook nog een romantische plant is! Genoeg redenen om die plant niet te verkopen, ook niet voor een heel aardig bedrag. Nog meer motivatie om die plant vooral heel graag te willen hebben.

Op een dag stopt er een auto voor de deur. Mevrouw Christinastraat laat twee mooie, jonge agaveloten bij je afleveren. Zie je: als je iets echt wilt, komt het meestal ook wel naar je toe. Ze kunnen nog een paar weken tussen de andere pot- en kuipplanten staan en je ervaart hoe bijzonder ze zijn. De sculpturale vorm en de matte blauwgroene kleur verrijken het palet van de tuin en geven er iets tropisch aan. Je hebt de planten nu voor de zekerheid binnen staan, maar misschien is dat niet eens nodig. Huize Dortmund laat het kennelijk afhangen van het weer: begin januari pronken beide agaven nog gewoon bij de poort. Mevrouw Christinastraat laat zich de lang verwachte bloei van haar plant niet ontnemen door een flinke nachtvorst. Haar voortuin toont leeg. Alleen het cirkelvormige plaveisel laat zien waar de agave weer haar opwachting maakt in het voorjaar. Je hoopt dat ze je belt als de finale bloei zich aandient.

Agave

Page 38: Natuurlijk Willemstad
Page 39: Natuurlijk Willemstad

Op het eerste gezicht lijkt het een trapveldje met twee goals omringd door wallen. Maar er staat ook een muziektent. De allergrootste populieren verdwenen een aantal jaren geleden. Vergeleken met de andere bastions toont Zeeland eenvoudig. Het draagt geen enkele fortificatie en het bevat ook geen brugje met een sluisje zoals bastion Overijssel. Zeeland beschikt over de meeste ruimte en verder is het daar vooral groen en ruim. Ideaal om iets leuks mee te doen.

In de hoek staat dus die muziektent, een open octagonaal gebouwtje met een piramidaal dak met leitjes gedekt. Het betonnen fundament draagt de houten constructie waarop het dak rust. De kleuren zijn sober, beige en ossenbloedrood, een Willemstadse kleur die je ook ziet op de affuit van het kanon voor het Mauritshuis. Dat komt vast uit hetzelfde potje verf: onze belastingbijdrage wordt goed besteed. Op een zondagochtend in de vroege lente kijk je naar de muziektent, die is wel heel stil en in zichzelf gekeerd. Deze muziektent verveelt zich stierlijk!

Ooit heeft er een muziektent op de parade te hebben gestaan. Iemand als Jan Bandsma die de grootste collectie van oude Willemstadse ansichten bezit, heeft daar vast wel een foto van. Op feestdagen als Koninginnedag of de Willemstadse paardenmarkt moet er vette pret zijn geweest. Je probeert het voor je te zien. Een orkestje in de muziektent, onversterkt nog, duwt een vrolijke pijp muziek naar de gevels aan de haven. Je denkt aan zwierige rokken, aan boeren die toen ook al een vrouw zochten, een flirt, een dansje en een gestolen kusje. Het ziet er allemaal nog heel zedig uit, maar je vergeet dat onder die dekmantel van fatsoensregels en preutsheid, onder die lange rokken en in die dikke pikbroeken dezelfde gepassioneerde Ruigenhilse mens woonde. En misschien was het allemaal wel spannender omdat het er zo heimelijk en in ’t geniep aan toe ging, omdat er niets mocht en velen het toch deden. Behalve de dokter wist niemand nog wat hormonen waren, maar ondanks de onwetendheid van hun bestaan wisten die hormonen zich heel goed te manifesteren.

Die eenzame muziektent op bastion Zeeland verdient beter dan zijn huidige lot. Natuur, muziek en cultuur vormen goede combinaties. Denk aan Oerol op Terschelling of de fameuze jaarlijkse opera in een weiland bij Spanga in Friesland. Diverse Willemstadters hebben het ook geprobeerd. In het feestjaar 1983 werd er op bastion Zeeland een popfestival georganiseerd met de

muziektent als podium. In de jaren negentig kwam er een tweede festival, maar nu met een podiumwagen die de decibels van de stad af duwde, in plaats van ernaar toe. Het toen nog onbenullige bandje Krezip uit Tilburg trad er op voor een habbekrats. De moeder aller popfestivals ‘Woodstock’ heeft de toon gezet voor de beoordeling van zo’n festival. Het moet heel vol, goed, vernieuwend en alternatief zijn en helaas werd in Willemstad voor al die criteria nooit een voldoende gehaald. Aan ‘Zeeland’ ligt het niet: het bastion vormt het ideale terrein voor uitvoeringen. Spontaan zie je er wel eens wat gebeuren. Iemand wordt vijftig en een koor brengt een aubade vanuit de muziektent. Of havenkoor Fortitudo gaat er op een mooie maandagavond spontaan repeteren. Het bandje Maïs, met de Willemstadse bassist Maurits Malherbe, staat er wel eens onversterkt te spelen. Heel klein –ze zijn maar met zijn tweeën- alleen met gitaar en staande bas, zweren ze bij de geweldige akoestiek van de muziektent. Voorbijgangers gaan dan in het gras zitten en de omwonende buren kijken vanuit hun tuinen verschrikt wat er gaande is.

Rond bastion Zeeland zou je beleid moeten ontwikkelen, voor de muziektent zeker. Elektriciteit aanleggen: altijd praktisch voor verlichting en wat kleine versterking. Initiatiefnemers en programmamakers zouden zich moeten manifesteren, wie zorgt voor de catering, een hapje en een tapje bij gelegenheden. Het kan zo simpel zijn. Je zag de zoontjes van het Rosenberg Trio enkele jaren geleden spelen op Fort Sabina: drie rasmuzikanten, twee gitaren en een bas. Dat geeft echt geen overlast, maar verbetert het toeristische product Willemstad en de leefbaarheid. ‘In Willemstad altijd wat te doen’ bekt heel wat beter dan ‘Je kan er een kanon afschieten’.

Je kijkt naar die kale en lege muziektent op bastion Zeeland. In je fantasie zwelt de muziek aan. Het orkestje doet zichtbaar zijn best. De trompet excelleert, de muziek lijkt klassiek, maar het is jazz. De drummer zit goed in de groove. Hoog in de bomen beoordelen spechten het ritme. Een groep overvliegende kraaien zet passende dissonanten onder de muziek. Luisteraars liggen in het gras. Sommigen hebben stoeltjes meegenomen en een koelbox. Het ziet er ongeorganiseerd en spontaan uit. Zoiets kan alleen maar hier. De muziek vloeit uit over bastion Zeeland, die op haar beurt de klankkast wil zijn voor de muziek. Muziek en natuur versterken elkaar onversterkt.

Zeeland

Page 40: Natuurlijk Willemstad
Page 41: Natuurlijk Willemstad

Een en al geluk: dat straalt de hond uit. Braaf eet hij zijn bak leeg, drinkt water in een plas of in de vijver: veel smakelijker dan het leidingwater dat je voor hem klaar zet. Naast zijn brokken, krijgt hij een plakje worst van de slager, als er tenminste nog een was in Willemstad. Af en toe een rotschop als dat nog ‘bon ton’ zou zijn en iemand hem een echt hondenleven zou gunnen. Dat zit er allemaal niet meer in. De omstanders protesteren al wanneer je de hond corrigeert door hem flink in zijn nekvel te grijpen.

Je probeert te bedenken hoeveel honden er hier eigenlijk rondlopen. In gedachten wandel je door de straten, ook in Helwijk: daar drie, daar vier. Het zou zo maar kunnen dat er in Willemstad en Helwijk dagelijks 125 honden worden uitgelaten en dat minimaal drie keer per dag. Stel dat een hond -pak ‘m beet- twee ons per dag schijt, levert dat per week 175 kg stront op. Als dit een juiste gedachtegang is, dan doet Willemstad 9100 kg hondenpoep op jaarbasis. En inderdaad, je ziet ze om de haverklap liggen: kleine dampende keuteltjes, dikke worsten waarbij je medelijden met het beestje voelt, hele dropstaven met takjes erin, dunne hoopjes, plasjes poep. Soms als een piramidaal hunebed weggelegd (de hond is mooi stil blijven zitten en de drollen hadden genoeg lengte), dan weer als een mooi ensemble, bijna ritueel gegroepeerd, of als een rijtje (deze hond is van de beweeglijke soort).

Je kunt een hele studie maken van deze materie, vooral als je met een schroevendraaier de strontsubstantie uit je reliëfzolen peutert. Je zit dan nog in de auto en moet zo aantreden bij een sollicitatiegesprek. Het zweet parelt op je voorhoofd en al kokhalzend voltooi je het klusje. Het zit ook al aan het gas- en rempedaal. De geur is niet te harden: die baan krijg je nooit. De heren van de commissie moesten eens weten hoe schoon de hand is die ze zo toegestoken krijgen.

We hoeven ons niet te verbazen dat de overheid, de gemeente Moerdijk, de ambtenaren, de gezagsdragers het nodig vinden hard in te grijpen. Als hondenbezitter moet je daar niet moeilijk over doen, die van jou is immers ook goed voor 73 kg per jaar. Die 9100 kilo hondendrek moet voortaan gedeponeerd gaan worden in opvallende oranje bakken die om de twee honderd meter zijn geplaatst, zodat je nooit verder hoeft te lopen dan honderd meter. Ze maken het gewoon te gemakkelijk: op deze manier kun je echt geen excuus meer bedenken om niet mee te doen. Bovendien meldt de Ster van 19 januari bars: ‘Tegen het plaatsen van de hondenpoepbakken bestaat geen bezwaar- of beroepsmogelijkheid’. Stront leent zich kennelijk niet voor democratische processen.

Handhaving gaat natuurlijk wel een probleem worden, dat hebben de politici zich vast wel gerealiseerd. Maar zij rekenen –optimistisch als ze altijd zijn- op het goede in de

mens, specifiek op de sportiviteit van de hondenbezitters. Er komt natuurlijk een speciale functionaris in dienst, die we in Willemstad ‘de neus’ gaan noemen. De man in kwestie heeft een merkwaardig groot en nogal gezwollen reukorgaan waarmee een vers gedraaide bolus op een kilometer kan worden gedetecteerd. Wanneer het in die neus acuut poepalarm is, springt hij op zijn karretje en probeert de ‘zaak’ rond te krijgen door de dampende hoop en een willekeurige wandelaar met hond met elkaar in verband te brengen. ‘Je bent er gloeiend bij mannetje, die drol komt uit jouw hond.’ De wandelaar laat zich echter zomaar niet van zijn stuk brengen, kijkt eens verbaasd naar de smurrie en zegt dan: ‘zo poept een Rottweiler ech nie!’ U begrijpt: dit wordt moeilijk qua bewijslast. En dan: ‘wat heb jij een rare grote gok, zal ik die eens even verbouwen?’. De ambtenaar laat zich zomaar niet uit het veld slaan, want hij is op cursus geweest bij de parkeerwachters van Amsterdam. ‘Ik wil die hond van jou hier niet meer zien, heb je dat begrepen?’.

Het kan ook goed dat het heel anders gaat. Zo’n handhaver is natuurlijk niet voor één gat gevangen. Hij ligt dan met zijn verrekijker op de wallen om te zien wie er op de Buitensingel in de fout gaat. Bij honden met krulstaarten, die je recht in de poeperd kunt kijken, zie je met een goede veldkijker de overtreding gemakkelijk aankomen. Wanneer de drol kopjes gaat geven, kun je snel ingrijpen. Zo kan het niet missen: onze diender scoort een heterdaadje: een fikse prent voor een dikke drol, want hoe zwaarder de hoop, hoe zwaarder de boete. ‘Laat u de hond schijten? Dan hebben wij schijt aan u!’: dat is de nieuwe slogan van de gemeente Moerdijk.

Het worden moeilijke jaren. Voor het huis is ook zo’n bak geplaatst. En aan de overkant staat er ook al een voor incontinentieafval. Zo worden we wel heel erg zwaar getroffen. Je moet er niet aan denken dat het gaat zoals met die glascontainers: als die vol zijn, zetten ze de zakken en dozen eromheen. En dit is nog maar een detail. Zoals de slagersvrouw het gehakt pakt met een omgekeerde plastic zak, zo krijg je dat zelf nooit voor elkaar met een verse hoop hondenpoep. Je maag komt al omhoog bij het idee dat je de warmte van je hond in die poep door het plastic voelt. En wie ruimt dat dan weer op? Dat jouw vingerafdruk achterblijft in de ontlasting van je hond is een onverdraaglijke gedachte. Dat je met een zakje derrie aan de wandel moet!

Ok, je schaamt je rot als je hond in de Voorstraat poept. Zeker omdat je ver gewandeld hebt om dat juist te voorkomen. Maar niemand weet waarom het daar lekkerder is dan elders. Je kijkt rond of iemand het ziet en dan naar je hond. Die geniet zichtbaar en kijkt je met zijn oneindig lieve ogen aan, terwijl het voedsel naar een volgende fase in de natuurlijke keten glijdt.

Hondenpoep

Page 42: Natuurlijk Willemstad
Page 43: Natuurlijk Willemstad

Sommige beelden worden je akelig opgedrongen. Wat je van lammetjes moet vinden bijvoorbeeld. Mag je daar eigenlijk wel iets negatiefs bij voelen? Je hoort het op verjaardagen: ‘heb je de lammetjes al gezien, ze zijn weer vroeger dan vorig jaar en wat staan ze er toch schattig bij’. Met de sneeuwklokjes en krokussen staan ze zo’n beetje symbool voor de start van de lente: die kan nu pas echt beginnen. Rond Pasen zag je ook al de eerste zwaluwen bij een boerderij aan de Stadsedijk. Maar die maken nog geen lente zoals u weet.

Fietsend rond de Ruigenhil en op de wallen kun je die lammetjes overal zien. Opeens valt het op dat het eigenlijk vrij irritante en egoïstische beestjes zijn. Ze zien er bovendien raar uit en bewegen gek. In plaats van rustig te leren lopen, zie je ze opeens recht omhoog springen. Ze lijken wel te worden gelanceerd als een terrorist bij een bomaanslag. Hoe die poten precies in elkaar zitten, blijft ook een raadsel. Hebben ze hun knieën nu echt aan de achterkant, zodat het pootje verkeerd scharniert? Nog irritanter is hun hebzucht en ongedurigheid. Waar een mensenbaby in intimiteit en diep genieten de tepel zoekt, daar probeert een lammetje zijn broers en zussen de loef af te steken in een ongenadige tepelstrijd. Als ze er eindelijk een te pakken hebben, gaan ze er niet rustig bij liggen, nee, ze blijven onrustig heen en weer wiebelen en kwispelen met hun achterlijke staartjes . Kleine vreetzakjes zijn het. Ze groeien zo bizar snel dat ze al na enkele weken een omvang hebben die compleet detoneert bij hun fragiele pootjes. Ze gaan direct hun vette mamma’s achterna. Je ziet hetzelfde ook wel eens bij oudere, te goed doorvoedde mannen: de bolle omvang van de romp, met name de buik, krijgt iets mals in verhouding tot de stakerige beentjes die het allemaal moeten dragen.

Nou, nou, nou, denkt u misschien. Zo negatief kun je toch niet zijn over die enige lammetjes? Het woord ‘lam’ blinkt intussen wel uit in negatieve betekenissen, vooral

wanneer bedoeld wordt dat iemand zich niet meer kan bewegen. Zo kun je je ‘lam’ zuipen. Of iemand uitmaken voor een ‘lamstraal’, een ‘lamzak’ of een ‘lamlul’. Na een avond stappen, sta je bijvoorbeeld ‘lamlendig’ op. Als die lammetjes eenmaal schaap zijn geworden, blijven de lelijke betekenissen komen. Zo kun je zeggen over menig caissière dat ze ‘schaapachtig’ kijkt. Of: ‘dom schaap’ als het wisselgeld niet klopt. Als je echt niet in slaap kunt komen, dan ga je ‘schaapjes tellen’. Schapen zijn inderdaad zo nietszeggend dat de uitvinders van onze taal niets slaapverwekkenders konden bedenken dan schapen. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de negatieve betekenissen van ‘mekkeren’ of op zijn West-Brabants ‘blèten’.

Maar eerlijk is eerlijk: die schapenmoeders staan wel toegewijd bij hun lammetjes en gaan er helemaal voor. Ze proberen je aan te kijken met hun vreemde ogen, alsof er geen licht invalt. Van jou, de fietser op de dijk, krijgen ze geen beeld op het netvlies. En jij krijgt maar weinig zicht op wat er in hen omgaat.

Lammetjes blinken vooral uit in de koekenpan. Daarom tot slot nog een fijn recept voor ‘Lamb Racks’, afgekeken van de plaatselijke ‘patron cuisinier’ Ton Post. Je snijdt koteletjes van de racks, zodat je soort eenhappertje krijgt met het uitstekende ribje als stokje. In een platte bak giet je wat goede olijfolie, je voegt een beetje versgemalen peper toe en strooit er losjes wat zeezout over heen. Twee fijn gesnipperde teentjes knoflook erbij en de dressing is klaar. Koteletjes erin leggen en keren. Laat maar lekker een paar uur staan. Het vlees bak je op de plaat of in een pan, een minuut aan elke kant. Het vlees mag van binnen rosé zijn. Je weet niet wat je eet! Dit moet wel de grootste bijdrage van het lam aan de culinaire beschaving zijn. Overigens heb je ook de beste herinneringen aan het kindergerecht lammetjespap.

Lammetjes

Page 44: Natuurlijk Willemstad
Page 45: Natuurlijk Willemstad

In en rond Willemstad liggen zeker vijf volkstuinen: twee binnen de vesting, een statige, omringd door hoge bomen, bij het Hollands Diep, het complex achter het Kloosterblokje en een lapje net rechts van de Stadsedijk. Misschien zijn het er nog wel meer als je goed kijkt.

In ieder geval bestaan er naast volkstuinen nog vele groenten- en fruittuinen aan huis. In kasjes worden druiven, courgettes, paprika’s en andere exoten geteeld. Bonen slingeren zich weelderig om stokken. Blauwe netten beschermen bessen tegen gretige vogels. Volkstuinen vormen een wereld op zich. Voor de een is het een hartstochtelijke en langdurige hobby, een identiteit bijna, voor de ander een aanvulling op het budget, voor een derde de enige mogelijkheid om nog groenten en fruit te proeven, zoals die smaken oorspronkelijk waren bedoeld. De wereld die volkstuin heet, heeft zijn eigen gereedschappen: waterputsen aan stokken en ingenieuze pompsystemen bij een sloot. Je ziet de oude Swijgers nog lopen met zijn handige karretje op fietswielen. Alles paste er op: vaten met water, allerlei gereedschappen en op de terugweg de weelderige en superverse oogst.

Volkstuinen ontstonden in het midden van de negentiende eeuw. Stedelingen konden er ontsnappen aan de bedompte straten en zich uitleven in de vrije natuur met frisse lucht, lichaamsbeweging en gezonde, eigen geteelde groenten op tafel. Het verschijnsel is nooit meer verdwenen, maar deels wel van functie veranderd. Soms maakt een eigenaar er een privécamping van met een ‘opstalletje’ en siertuin. In Nederland bevinden zich bijna een kwart miljoen volkstuinen en dat aantal blijft over de jaren vrij stabiel. Om verschillende redenen zou je echter kunnen verwachten dat de vraag naar volkstuintjes gaat toenemen. Want in de opbrengst ervan blijft bewaard wat anders zeker verloren raakt: de oorspronkelijke goede smaak van groenten en fruit. Laten we eigenlijk niet te berustend toe wat de voedselindustrie voor ons als smakeloze hap in de schappen plaatst?

Herkent u het volgende? Je staat ’s ochtends vroeg op. Snel wat eten en brood klaarmaken. Appeltje erbij? Ja lekker, maar je aarzelt toch. Op vrijwel elke appel zit tegenwoordig namelijk zo’n stickertje, een wel heel irritant plakkertje. Als je pech hebt scheurt er een stukje van de schil mee bij het verwijderen. Of je nagel beschadigt de appel. Zulke details verzieken een mooie start van de dag. Daar komt bij: je wilt helemaal geen stickertje op je appel en zeker niet een waar ‘Jazz’ op staat. Je bent gek op jazz; maar die komt door je oren naar binnen en niet door je mond.

Die hele groenten en fruit keten is door en door verziekt met het verpakkingsvirus. Appels liggen in een lullig treetje van vier of zes, strak overspannen door plasticfolie. Komkommers staan paalstrak in hun condoom. Waarom eigenlijk? Hun eigen schil lijkt voor bescherming adequaat genoeg. Tomaten, champignons, druiven in vele soorten: het zit allemaal in kunststof bakjes. Wie heeft daar eigenlijk om gevraagd? Je denkt terug aan de markten in Frankrijk, Italië, het centrum van Istanbul zelfs, waar de groenten weelderig liggen uitgestald en indrukwekkende stillevens van vruchtbaarheid en vergankelijkheid vormen. Verschillende vakantiefoto’s laten zien dat je van zoiets natuurlijks en alledaags kennelijk zwaar onder de indruk was. Niet alleen om het esthetische aspect, maar ook omdat hier voedsel ligt zoals het hoort te zijn: dichtbij, aanraakbaar, geurend en vooral overtuigend aantrekkelijk. De eigenaar van de groentestal staat er rustig bij. De klanten komen toch wel en hij pakt nog eens de waterspuit om de groenten wat op te frissen.

En dan hebben we het nog niet eens over de smaak van die ingepakte groenten gehad. Die komkommer in zijn plastic jas, die is ook nog niet te vreten. Echt niet! Zo’n teler zou er zelf eens eentje moeten proeven, zoals koks hun eigen gerechten keuren. De tuinder is gaan denken in kilo’s in plaats van aan smaak en kwaliteit. Denk eens aan tomaten. Omdat normale exemplaren allang niet meer te eten zijn, komen er steeds nieuwe soorten: cherry tomaatjes, trostomaten, romaatjes, noem maar op! Ze ruiken veelbelovend als je de vacuümverpakking opent, maar eenmaal gewassen in een mooie salade raken ze hun geurspray kennelijk kwijt. Ondanks de lekkerste dressing van de beste olie en balsamico glijdt de smaak weg. Die smaak zit er namelijk niet in: die zit erop of hangt eraan. Vooral omdat voedsel, nog vóór huisvesting, de primaire menselijke behoefte is, bekruipt je het gevoel dat er iets heel wezenlijks fout gaat en eigenlijk allang mis is. We onthechten van de natuurlijke smaak en geur. Ze maken ons smakeloos. Hoe groenten en fruit echt horen te smaken, dat leren we van de volkstuinders. Zo bewaken ze als echte ridders de heilige graal van de goede smaak. Hun harnas is slechts een overall, hun wapen een spa.

Wat volkstuinders niet goed kunnen is plannen. En dat komt mooi uit. Opeens hebben ze een overdosis aan kroppen sla en boontjes. Die vinden hun weg dan wel bij vrienden, buren en kennissen. ’t Zijn gulle luitjes, fier op hun producten. Man, man, sperzieboontjes die dezelfde dag geplukt zijn, rustig gekookt, even aan de pan. Daar doe je toch een moord voor?

Volkstuin

Page 46: Natuurlijk Willemstad
Page 47: Natuurlijk Willemstad

Rond de Willemstad ligt een uitgestrekt agrarisch gebied. Al bij de inpoldering in de 16de eeuw was het creëren van economische kansen uitgangspunt en tot op de dag van vandaag verdienen boeren er hun dun of dik belegde boterham. ‘Boeren’ is een vak met een lange adem: een reeks van succesvolle jaren wordt afgewisseld met droge of juist te natte jaren. En prijzen kunnen tegenvallen. In tegenstelling tot wat je zou verwachten van zo’n traditionele sector zit er veel flexibiliteit en aanpassingsvermogen in het agrarische bedrijf. In de Ruigenhil is bijvoorbeeld het gemengde bedrijf gekomen. Anderen hebben zich gestort op het telen van champignons of concentreren zich exclusief op ‘peren’. Fruitteelt, landbouw, veeteelt, toerisme en zelfs tuinbouw floreren broederlijk naast elkaar in de polder. Als gevolg van de klimaatverandering zullen zeker nog nieuwe initiatieven volgen. Het aanzicht van de Ruigenhil blijft veranderen.

Achter het huis van Frank Looman aan de Zuidlangeweg staan een aantal plastic tunnels waarbinnen een bijzondere vorm van veredeling plaatsvindt. Verschillende koolsoorten bloeien daar in lange rijen om uiteindelijk een nieuw product op te leveren. Het veredelingspad dat wordt afgelegd gaat van eetbare en wilde kolen in allerlei varianten naar strakke en kleurige bloemen op steel bestemd voor boeketten en perken. Van groente op je bord, naar een bloem in een vaas of in de tuin: dat is de grote uitdaging en tegelijk een spannend traject vol valkuilen en successen. Wil zo’n ‘koolbloem’ bijvoorbeeld opgenomen worden in een boeket dan mag de steel niet te dik zijn uiteraard. Die dunne steel wordt gezocht en gevonden in het veredelingsproces. De bloemen moeten natuurlijk ook fraai ogen en stabiel van kleur en vorm zijn, zeg maar commercieel aantrekkelijk.

Het lijkt een activiteit die onze tijd typeert: een beetje rommelen met de natuur. Maar ‘veredelen’ van groenten en fruit, het verbeteren van rassen is van alle tijden en wij Nederlanders zijn er al eeuwen mee bezig. Noord-Holland was in de 17de eeuw een belangrijk centrum voor de teelt en verbetering van bijvoorbeeld ui, kool, peen, rapen en pastinaken. Fruitrassen veranderen permanent en richten zich op de toekomstige vraag naar andere smaken en kwaliteiten: minder zuur, zoet, frisheid, kleur,

de dikte van de schil etc. Je hoeft er dus niet raar van op te kijken dat er aan de Zuidlangeweg gewerkt wordt aan deze opmerkelijke innovatie. Sterker nog: onze economie zou zich mondiaal veel meer moeten profileren met zulke kennisintensieve initiatieven.

Voor een deel vindt de veredeling nog plaats met handbestuiving. Je ziet gelijk dat het monnikenwerk is. Met een bloempje worden handmatig andere bloempjes bestoven, heel systematisch, tak voor tak. Is een tak gereed, dan komt er een labeltje aan te hangen: klaar! In andere tunnels staan groepen bloeiende kolen bij elkaar, nauwkeurig van de buitenwereld afgescheiden door een soort vitrage. Binnen een dergelijke ‘kooi’ zorgen vliegen en hommels voor natuurlijke bestuiving. Het uiteindelijke doel is steeds hetzelfde: het ontwikkelen van zaden die in productie kunnen worden genomen en waarmee kwekers worldwide aan de slag kunnen. Wat zo klein en ogenschijnlijk eenvoudig begint in onze polder heeft absoluut een globale ambitie. Plaatsgenoot Cees Bregman is het brein erachter en ziet alle perspectief voor de nieuwe bloemensoorten op basis van kool. Ze kunnen veel duurzamer en goedkoper worden geteeld dan traditionele bloemen want ze hebben minder warmte en minder licht nodig.

Als je kijkt naar onze multiculturele samenleving, kan het niet anders of allerlei rassen zullen in toenemende mate worden vermengd. Veredeling kun je dit proces niet noemen want het gebeurt gelukkig spontaan en ongestructureerd. Religies en traditionele culturele saamhorigheid zijn steeds minder in staat ‘gemengde’ huwelijken en relaties te voorkomen. Dat levert een oneindig en wonderschoon palet aan huidskleuren op: van echte bleekscheten tot pikzwarte, bijna donkerblauw glimmende negers. Tegelijk mixen volksaarden natuurlijk: zuidelijke vrolijkheid zal zich vermengen met noordelijke stuursheid. Nederland kan op termijn zijn eerste donkere premier tegemoet zien. En het duurt dan ook niet lang meer tot een heel bleke en boze jongen naar je roept: ‘respect man!’ En als je dan nog wat terug durft te zeggen, komt hij heel bedreigend op je af met de woorden: ‘Wat! Wat! Wat! Wat! Wat!’ die hij heel snel, maar desalniettemin bekakt uitspreekt.

Veredeling