naam in Arduin

227
JULES VANDOORN SOLDAAT 2E KLAS 127/52163 KLAS 1910 3E JAGERS TE VOET 2E BATALJON 4E COMPAGNIE Een Naam In Arduin

Transcript of naam in Arduin

Page 1: naam in Arduin

JULES VANDOORN SOLDAAT 2E KLAS 127/52163

KLAS 1910

3E JAGERS TE VOET 2E BATALJON 4E COMPAGNIE

Een Naam In

Arduin

Page 2: naam in Arduin

2

Hier liggen hun lijken in het zand, hoop op oogst O Vlaanderland

In Flanders Fields In Flanders fields the poppies blow Between the crosses, row on row,

That mark our place; and in the sky The larks, still bravely singing, fly Scarce heard amid the guns below. We are the Dead. Short days ago We lived, felt dawn, saw sunset glow,

Loved, and were loved, and now we lie In Flanders fields.

Take up our quarrel with the foe: To you from failing hands we throw The torch; be yours to hold it high.

If ye break faith with us who die We shall not sleep, though poppies grow In Flanders fields. John McCrae

In Vlaanderens velden bloeien de papavers Tussen de kruisen, rij op rij,

Die onze plaats aanduiden; en in de lucht Vliegen de leeuweriken, nog altijd dapper zingend,

Bijna niet gehoord tussen de kanonnen beneden.

Wij zijn de doden. Weinig dagen geleden

Leefden we, voelden de dageraad, zagen de zonsondergang gloeien, Hielden van, en werden van gehouden, en nu liggen we

In Vlaanderens velden.

Herneem ons gevecht met de vijand: Naar jouw gooien we vanuit falende handen

De toorts; het is aan U om hem hoog te houden. Als je ooit geloof breekt met ons die sterven

Zullen we niet slapen, alhoewel de papavers groeien In Vlaanderens velden.

Page 3: naam in Arduin

3

Page 4: naam in Arduin

4

Inhoud

VOORWOORD ........................................................................................................... 6

BELGIË IN DE AANLOOP NAAR DE EERSTE WERELDOORLOG ...................... 10

Legerdienst met de klas 1910 van het 3e Jagers te Voet .................................................................................. 10

Het Belgische leger en zijn strategie ................................................................................................................. 24

DE INTERNATIONALE MILITAIRE CONTEXT ....................................................... 31

Het Franse leger en zijn strategie ...................................................................................................................... 31

Het Duitse leger en zijn strategie....................................................................................................................... 32

DE ZOMERCRISIS VAN 1914 ................................................................................. 37

De mobilisatie en de Duitse inval....................................................................................................................... 37

De val van Luik en de verdediging aan de Gete ............................................................................................... 53

De val van Antwerpen en de terugtocht naar de Ijzer .................................................................................... 67

De slag aan IJzer ............................................................................................................................................... 126

DE LANGE WACHT AAN DE IJZER ..................................................................... 142

Leven aan het IJzerfront .................................................................................................................................. 142

Gesneuveld voor het vaderland ....................................................................................................................... 152

NOTEN ................................................................................................................... 170

LIJST MET AFKORTINGEN .................................................................................. 179

BIJVOEGSELS ...................................................................................................... 180

Bijvoegsel 1 : Grafstenen van Belgische militairen ........................................................................................ 180

Bijvoegsel 2 : Militair dossier Jules Vandoorn .............................................................................................. 181

Bijvoegsel 3 : militie dossier Jules Vandoorn ................................................................................................. 182

Bijvoegsel 4 : Belgische militiewetgeving ........................................................................................................ 185

Bijvoegsel 5 : Uittreksels regimentsboeken 3e jagers te voet......................................................................... 186

Bijvoegsel 6 : Parlementair jaarboek 1913-1914 ........................................................................................... 187

Page 5: naam in Arduin

5

Bijvoegsel 7 : Alexander Heinrich Rudolph von Kluck (1846-1934) ............................................................ 203

Bijvoegsel 8 : Karl von Bulow (1846-1921)..................................................................................................... 204

Bijvoegsel 9 : Max Klemens von Hausen (1846-1922) ................................................................................... 205

Bijvoegsel 10 : Telegram van M.Davignon ..................................................................................................... 206

Bijvoegsel 11 : Léon Trésignies ....................................................................................................................... 207

Bijvoegsel 12 : Het Duitse ultimatum ............................................................................................................. 208

Bijvoegsel 13 : Het Belgische antwoord op het Duitse ultimatum ................................................................ 209

Bijvoegsel 14 : De Belgische identificatie plaatjes.......................................................................................... 210

Bijvoegsel 15 : De val van Luik beschreven door generaal Leman .............................................................. 211

Bijvoegsel 16 : De Belgische automitrailleurs ................................................................................................ 212

Bijvoegsel 17 : Her-begraven van gesneuvelden na de oorlog ...................................................................... 214

Bijvoegsel 18 : De Belgische regering in Le Havre Sainte-Adresse .............................................................. 215

Bijvoegsel 19 : De Belgische legerleiding ........................................................................................................ 216

Bijvoegsel 20 : Het Duitse bestuur in België ................................................................................................... 218

Bijvoegsel 21 : Het weer bij het begin van de strijd ...................................................................................... 218

Bijvoegsel 22 : De slagorde van de 5e divisie augustus 1914 ......................................................................... 219

Bijvoegsel 23 : hoe dit verhaal tot stand kwam .............................................................................................. 220

BIBLIOGRAFIE ...................................................................................................... 223

VERANTWOORDING EN BRONVERMELDING ................................................... 225

Page 6: naam in Arduin

6

Voorwoord

In alle dorpen van ons land vinden we monumenten als stille getuige voor die jonge mannen die lang geleden tijdens de oorlog het leven verloren. De meesten waren te jong om kinderen te hebben die later herinneringen aan hen zouden ophalen. Nu vader, moeder, broers en zusters verdwenen zijn worden de herinneringen in de familie schaarser en wordt hun naam nog zelden of nooit genoemd. Wat overblijft is misschien een vergeelde foto en hun naam in Arduin…

Jules Vandoorn was een van die vele Vlaamse jongens die sneuvelden tijdens de eerste wereldoorlog. Pas 25 jaar oud werd hij op vrijdag 11 juni 1915 te Kaaskerke bij Diksmuide gedood bij de verdediging van een voorpost aan de Duitse oever van de IJzer tijdens de gevechten van Beerst-Blote. Zijn jonge leven eindigde na maanden van zenuwslopende en bloedige gevechten. Ontbering, honger en koude waren zijn deel in het slijk van de IJzervallei. Een lot dat hij deelde met zovele anderen die sneuvelden tijdens deze bloedige episode uit onze vaderlandse geschiedenis. Op het kerkhof van de gemeente Wingene, waar hij net voor de eerste wereldoorlog met het ganse gezin was gaan wonen, staat hij samen met de 27 andere gesneuvelden vermeld op het monument dat daar voor hen is opgericht.. Zijn familienaam is wel verkeerd gespeld. De “e” op het einde is volgens mij toegevoegd omdat de naam Vandoorn in het West-Vlaams dialect Vandoorne wordt uitgesproken.

Jules ligt begraven op de militaire begraafplaats van De Panne, en ook daar is zijn familienaam verkeerd gespeld als “Van Doorn”. Hij ligt er begraven in graf N0194. Vanaf de ingang van het kerkhof loop je via de hoofdingang rechtdoor de trappen op tot bij de militaire begraafplaats die helemaal op het einde als annex van de burgerlijke begraafplaats werd aangelegd. Zijn graf bevindt zich voorbij de middenrotonde. Op zijn grafsteen staan twee eretekens afgebeeld waarin ik aan de linkerkant de Orde van Leopold II herken en aan de rechterkant het oorlogskruis. Volgens zijn militair dossier kreeg Jules inderdaad het Kruis van Ridder in de Orde van Léopold II met palm en het oorlogskruis met palm. (Bijvoegsel 1) De orde van Leopold II en het Oorlogskruis zijn pas ingsteld nadat Jules gesneuveld was. De symbolen V, Y 14 wijzen er op dat hij de Overwinningsmedaille, het IJzerkruis (voorheen IJzermedaille) en de Herinneringsmedaille werd toegekend, de standaard die op de meeste graven terug te vinden is.

Page 7: naam in Arduin

7

Page 8: naam in Arduin

8

Page 9: naam in Arduin

9

Jules 14 jaar jongere zuster Helena was mijn grootmoeder aan moeders zijde en mijn doopmeter, zij is het meisje vooraan helemaal links op de familiefoto verderop in het boek. Ik schat haar op die foto 11 à 12 jaar oud, dat bevestigt ook de datering tot 1915 of 1916. Mijn grootmoeder was 10 jaar oud toen haar oudste broer in 1914 naar de grote oorlog vertrok. Ze had me ooit verteld dat hij te Kaaskerke gesneuveld was, volgens haar werd hij in stukken gereten samen met nog enkele anderen toen ze in de loopgraaf in een groepje stonden te praten en een “schrapnel” tussen hen ontplofte. Tijdens de terugtrekking van het Belgische leger naar de IJzer was hij nog thuis langs geweest. Hij liet haar toen zijn grote bajonet zien die nog vol bloed kleefde. Volgens haar verhaal was hij in Adinkerke begraven en hadden haar ouders daar na de oorlog zijn graf bezocht. Anders wist ik weinig of niks van hem, zelfs zijn voornaam niet. Verdere overlevering of foto’s waren er ook al niet in onze tak van de familie.

Ik was eind 2002 opzoekingswerk aan het verrichten in verband met de twee wereldoorlogen, omdat ik sedert mijn jeugd daarvoor steeds grote interesse gehad heb. Toevallig kwam ik toen op de internet site van het “In Flanders Fields” museum te Ieper terecht. Ik vond daar een mogelijkheid om te zoeken in de registers van militairen gesneuveld tijdens wereldoorlog I, en met het verhaal over mijn grootmoeders broer in gedachten, besloot ik eens te zoeken op de naam Vandoorn. Daar dat geen resultaat opleverde, twijfelde ik even aan de juiste schrijfwijze van de familienaam en zocht dan maar op Vandooren. Ik vond inderdaad een Julius Vandooren terug tussen een lijstje van mannen met dezelfde familienaam (Ondertussen is zijn naam in de dodenregisters op de vernieuwde website correct gespeld). Met wat ik daar aantrof ben ik toen een zoektocht begonnen om meer te weten te komen over het wedervaren van mijn grootoom. Het lag ook in mijn bedoeling om bij gebrek aan overlevering in de familie zoveel mogelijk van zijn belevenissen voor het nageslacht te reconstrueren met behulp van de weinige aanwijzingen die ik kon vinden.

Jules’ familienaam vond ik op verschillende manieren geschreven wat verdere opzoekingen dreigde moeilijk te maken. Bij “In Flanders Fields” stond hij origineel als Vandooren geschreven, in de registers van de Belgische militaire begraafplaatsen en op zijn grafsteen was de spelling Van Doorn, op het oorlogsmonument aan de kerk in Wingene en op het kerkhof van Wingene Vandoorne, in werkelijkheid dient hij echter Vandoorn geschreven te worden.

Ik nodig de lezer uit om nu samen terug te keren naar het België van voor de 1e wereldoorlog voor een overzicht van de gebeurtenissen, het opsnuiven van de sfeer en een reconstructie van de belevenissen van Jules Vandoorn tussen 29 Augustus 1914 en 11 juni 1915.

17 oktoberl 2009, eerste publicatie op internet

1 augustus 2014, Een Naam in ArduinV0.4

©Danny Verhoye ([email protected])

Page 10: naam in Arduin

10

België in de aanloop naar de eerste wereldoorlog

Legerdienst met de klas 1910 van het 3e Jagers te Voet

Jules Vandoorn werd te Ruddervoorde geboren op 24 februari 1890 als eerste zoon in het gezin van de toen 27 jaar oude Kamiel Vandoorn (1) en Leonie Descheemaecker. Hij had één oudere zuster namelijk Judith geboren op 28 november 1888. Zijn zuster Irma werd geboren op 24 augustus 1891, Marie op 14 augustus 1893, Aline op 14 augustus 1895, Magdalena op 2 september 1897, Elza op 26 mei 1899, zijn broer Marcel op 16 september 1901. Jules was reeds 14 jaar oud tegen de tijd dat zijn zuster Helena als 7e dochter van het kroostrijke gezin geboren werd op 28 augustus 1904. Hij zal toen reeds de school verlaten hebben, want dat was toen aan die leeftijd gebruikelijk. Alidor werd geboren op 29 april 1906, Adhemar op 31 oktober 1907, David op 30 oktober 1909.

Het gezin Vandoorn met een deel van de kinderen (1915 of 1916).

Over de allerjongste jaren van Jules zijn voor het ogenblik geen verdere gegevens beschikbaar. Daarom start zijn verhaal in het voorjaar van 1910, want vanaf dan is het mogelijk om met gebruik van de beschikbare informatie het verloop der gebeurtenissen te reconstrueren.

In Februari 1910 woont de 19 jaar oude Jules samen met zijn ouders, zijn zussen Judith (21), Irma(18), Marie(16), Aline(14), Magdalena(12), Elza(10), Helena (5) en zijn broers Marcel(8), Alidor(3), Adhemar(2) en David(4 maand) in de Sijslostraat 80 te Ruddervoorde. Dit weten we uit zijn militiedossier (Bijvoegsel 2) dat als verblijfsplaats Ruddervoorde vermeldt. Zijn beroep was “werkman”, maar waar hij precies werkte kon niet achterhaald worden.

Page 11: naam in Arduin

11

Op maandag 21 februari 1910, drie dagen voor zijn twintigste verjaardag vertrok Jules in de vroege morgen van het ouderlijke huis in de Sijslostraat, ongeveer ter hoogte van kilometerpaal 18. Hij liep te voet over de glibberige grasberm langs de kasseiweg omdat dat makkelijker stapte dan over de kasseien en stak zowat driehonderd meter verderop reeds de brug over de Waardammebeek over. Links en rechts was niks anders te zien dan zompige weiden met rechts in de verte de bossen van het kasteel van Pecsteen. Links vooruit kon hij ongehinderd tot op de Torhoutstraat kijken waar het silhouet van de Termotemolen hoog boven de omliggende huizen uitstak. Rechts voor stak de kerktoren van Ruddervoorde hoog boven de huizen van de dorpskom uit. Iets voorbij de brug bij de lange bocht naar links net voor de dorpskom, passeerde Jules een huis aan de linkerkant met daarachter iets dieper in de velden een tweede. De zijweg rechts (de huidige Kannunik Andriesstraat) was totaal onbebouwd en liet onbelemmerd uitzicht op de huizen in de Torhoutstraat iets verderop. Even ging de kasseiweg rechtdoor om bij kilometerpaal 17 bij het begin van de eingelijke dorpskom weer een lichte bocht naar rechts te maken. Jules was pas een vijftal minuten flink aan het doorstappen. Aan beide zijden van de weg had je hier de voor België zo typische lintbebouwing. Rechts waren twee opvallende witgekalkte lage huisjes net voor de kerk waar de kerktoren hoog bovenuit torende. De kerk was door lage metalen hekken omgeven en de nog kale leibomen lieten vrij zicht op het schip van de kerk. Recht tegenover de kerk aan de andere kant van de straat passeerde Jules de pastorij waarvan alleen de vensters van de benedenverdieping met rood en wit geschilderde luiken afgewerkt waren. De kasseistrook links naast de weg werd vlak voor de markt afgesneden door de gevel van het eerste huis op de linkerkant van de markt (net voor het huidige café de Zwaan). Daar moest Jules iets naar rechts stappen en over de kasseiweg zelf lopen, dat was totaal geen probleem want gemotoriseerd verkeer was uiterst zeldzaam. Het marktplein was net als de straat op hetzelfde niveau als de weg volledig met kasseistenen bestraat. Aan de linkerkant had je huisjes met alleen een benedenverdieping (die zagen eruit zoals café De Zwaan nu nog ). Verderop richting Statiestraat (huidige Sint-Elooistraat) had je herenhuizen met twee verdiepingen en recht vooruit had Jules zowat hetzelfde uitzicht als vandaag want het huis (nu een electriciteitswinkel) op de hoek van de markt is weinig van uitzicht veranderd na meer dan honderd jaar. Rechts aan de achterkant van de kerk op de hoek van de Torhoutstraat had je het café annex Gemeentehuis dat er op vandaag practisch identiek uitziet op het ontbreken van de rood en wit geschilderde luiken naast de vensters op de benedenverdieping na (Huidig café oud Gemeentehuis). Daar waren de bestuurlijke diensten van de gemeente gevestigd. Verleden jaar had Jules zich op dit gemeentehuis nog laten registreren voor de loting, maar sedert 1 december was de loting afgeschaft en was de persoonlijke dienstplicht ingevoerd waarbij één zoon per gezin dienst moest doen. Jules trof in het café bij het gemeentehuis zijn leeftijdsgenoten die net als hij ook waren opgeroepen voor de militaire keuring in de kazerne van Brugge. Tenzij vandaag een of andere lichamelijke afwijking aan het licht zou komen of ze een broer hadden die al dienst had gedaan, waren de jongens die net als Jules oudste zoon waren practisch zeker om soldaat te moeten worden. Tot verleden jaar was er nog de kans om zich vrij te loten of die geld had kon zich vrij kopen, maar nu was er aan de militaire dienst minder makkelijk te ontsnappen. Ze kenden elkaar allemaal van op school en het zal er meteen vrolijk aan toe gegaan zijn omdat ze een dag niet moesten werken, bovendien was een verplaatsing naar de grote stad in die tijd geen alledaagse gebeurtenis. Het was voor de meeste jongens waarschijnlijk de eerste keer dat ze onder het toezicht van hun ouders uit kwamen, want jongens van 19 werden toen nog niet als volwassen mannen behandeld zoals vandaag. Het was een drukte van jewelste want niet minder dan 48 jonge mannen uit Ruddervoorde moesten zich voor de keuring in Brugge aanbieden. Eens iedereen aanwezig vertrok de groep onder begeleiding van de veldwachter. Luid pratend en lachend liep de bende schuin over markt naar rechts de Statiestraat in (De huidige St-Elooistraat) en vervolgde zijn weg richting Kruiskalsijde. In de rechterhoek van de markt had je de met kasseien bestraatte Vlamingstraat in. Daar had je aan de rechterkant een manshoge haag en links het drie jaar geleden geopende Gildhof (De Gilde, 1907), op het einde van die straat woonde ook dokter Ghesquière.

Page 12: naam in Arduin

12

Ze liepen in groep midden de kasseibaan en passeerden aan de linkerkant van de weg meteen de dorpssmidse waar reeds luid gehamer van metaal op metaal te horen was. Iets verderop liepen ze voorbij ze het op de rechterhoek van de Hillestraat gelegen café “In Roomen”. Het huis op de linkerhoek van de Hillestraat is ook op vandaag nog goed herkenbaar (huisnummer 19). Net voorbij de Hillestraat had je weer een korte bocht naar links, maar dan ging het kaarsrecht tot bij de tramstatie. Doorheen de ganse dorpskom was niet alleen de weg maar ook de ruimte ernaast tot tegen de gevels van de huizen op hetzelfde niveau met kasseistenen bestraat, maar je had een duidelijke afscheiding tussen de kasseien van de rijbaan en die ernaast door middel van op hetzelfde niveau ingewerkte blauwe arduinen borduurstenen. Toch hadden de meeste jongemannen beslijkte schoenen want de meeste andere straten van het dorp waren niet verhard en op dit tijdstip van het jaar waren ze altijd drassig en slijkerig. Op de linkerhoek van de Terluchtestraat had je het twee verdiepingen tellendge postgebouw dat boven de ingangsdeur een schuin in de gevel gemonteerde metalen vlaggenmast had. Het hoekhuis op de rechterhoek van de Terluchtestraat is ook vandaag nog zeer herkenbaar en is weinig van uitzicht veranderd sedert 1910. Het derde raam dichtst bij de Statiestraat was toen een deur en ook hier hadden de vensters rood en wit geverfde luiken. De gevel was toen in tegenstelling tot nu niet geplamuurd en grijs gekalkt maar gewoon in rode baksteen. Het dak had een volledig schuine helling en niet zoals nu een knik met vensters in het dak. Voorbij de Terluchtestraat waren de zijkanten van de weg niet meer bestraat met kasseien zoals in de dorpskom. Een eindje voor de huidige Zandstraat vervoegde het tramspoor vanuit de velden rechts de bedding van de Statiestraat en volgde de weg aan de rechterkant. Iets verder aan de linkerkant van de weg, net voor de huidige Zandstraat, had je café “De Statie” waar de tramstatie van Ruddervoorde zich recht tegenover bevond. In en bij het café wachtte de groep jongemannen samen met een paar andere vroege passagiers op de tram naar Brugge. Ze konden de stoomtram uit Zwevezele reeds van ver horen aankomen omdat het vehikel geregeld met zijn snerpende stoomfluit signalen gaf om eventuele passanten tot oppassen aan te manen. Ze konden hem ook reeds van ver zien aankomen door de witte stoomwolken die zich achter het voertuig vormden. Van bij de tramstatie zagen ze hem vanuit de velden gestaag hun richting komen uitgestoomd om met luid gekners van metaal op metaal met een bocht naar rechts de Statiestraat te vervoegen. Meteen weerklonk nogmaals de snerpende stoomfluit en het gevaarte kwam langzaam piepend en sissend vlak voor het café tot stilstand. De passagiers die in Zwevezele waren opgestapt of vanop andere lijnen waren overgestapt, keken nieuwsgierig naar de grote groep jongemannen die zich richting rijtuigen bewoog. Meteen zaten de wagons stampvol en na een schril fluitsignaal vervolgde de tram zijn weg aan de rechterkant van de kasseiweg richting Kruiskalsijde. Het luide gepraat en gelach van de bende jonge gasten overstemde het rytmische gedender van de wielen over de sporen maar daar bovenuit was wel geregeld het snerpende geluid van de stoomfluit te horen. Bij de Kruiskalsijde gekomen was weer luid gekrijs van metaal op metaal te horen terwijl de tram remmend zijn bocht naar rechts nam en tegelijk de Kortrijkse baan dwarste. Aan de rechterkant van deze grote weg stoomde hij weer iets sneller richting Waardamme. Voorbij Waardamme ging het de velden in en zowat een kilometer verderop passeerden ze door een klein bosje. Daar voorbij ging het door de open velden richting Oostkamp. In Oostkamp werden de rijtuigen verder volgepropt met vroege passagiers voor Brugge. Twee kilometer voorbij Oostkamp kruisten ze op hetzelfde niveau de spoorlijn van Gent naar Brugge (nu ligt daar een spoorbrug). Bij Steenbrugge ging het naar rechts de vaart over om aan de overkant meteen een bocht naar links in te zetten tot ze vlak bij het station van Steenbrugge gekomen de spoorlijn van Eecloo naar Brugge kruistten. Die liep links via een aparte brug over de vaart richting stad terwijl de tram rechtdoor het traject van de Baron Ruzettenlaan volgde. Met luid gekrijs van de remmen en aangekondigd door de stoomfluit kwam de tram uiteindelijk tot stilstand bij het eindstation van de tramlijn dat toen nog aan de Kathelijnepoort gelegen was. De groep jongemannen verliet de tram en de veldwachter ging voorop de Kathelijnepoort over en vervolgde naar rechts langs de vesten de weg naar de kazerne waar ze voor de militaire keuring verwacht werden. Het werd voor allen een eerste

Page 13: naam in Arduin

13

kennismaking met het soldatenleven, velen pakten dit zeer luchtig op omdat ze toch practisch zeker waren om geen soldaat te moeten worden, de anderen waren stiller en namen alles wat ze zagen en hoorden ietwat schichtig in zich op. De voertaal van het Belgische leger was toen nog bijna uitsluitend het Frans, dus het grootste deel van de procedure verliep in de taal van Molière en diegenen die het niet voldoende verstonden moesten het doen met een gebrekkige vertaling. Een voor een moesten de jongemannen voor de militieraad verschijnen. De oude militieformulieren werden die dag gewoon verder gebruikt want Jules militiedossier (Bijvoegsel 3) vermeldt “ingeschreven voor de loting te

Ruddervoorde”. Het formulier van Jules vertoonde het met blauwe inkt erop gestempelde nummer 41. Ze ondergingen ook een medisch onderzoek en Jules werd net als de andere jongemannen gemeten, vandaar dat we uit zijn militiedossier weten dat hij 1,63m groot was. Hij was daardoor groter dan de minimum vereiste van 1,57m om soldaat te moeten worden. Jules werd in goede lichamelijke en geestelijke gezondheid bevonden, want dat was een eerste vereiste om soldaat te moeten worden. Zoals hij al gevreesd had kreeg hij dus meteen te horen dat hij zou ingelijfd worden en op zijn militiedossier werd “Désigné” gestempeld. De verantwoordelijke officier doopte daarop zijn pen in de inktpot en schreef in zwarte inkt naast de stempel 21 février 1910 en zette zijn paraaf. Jules was één van de 15 pechvogels die in dienst moest, 5 werden vrijgesteld voor één jaar en 4 moesten naar de tweede keuring. 28 jongens kregen die dag te horen dat ze definitief vrijgesteld waren. De grote groep vrijgestelden gaf luidruchtig uiting aan hun opluchting omdat ze nu definitief zeker aan de militaire dienst ontsnapt waren. Ze trokken samen naar de rond de kazernes rijkelijk aanwezig café’s, waar dat met het nodige gerstennat gevierd werd. De ingelijfden en zij die naar de 2e keuring moesten kon je er duidelijk uithalen want zij praatten en lachten niet zo uitbuding als hun meer fortuinlijke leeftijdsgenoten. Voor hen persoonlijk was er de twijfel van het onbekende waar ze door het leger zouden heen gestuurd worden, maar bovendien betekende dit ook een belangrijk financiëel nadeel in vergelijking met de anderen want 15 maanden lang zouden ze naast de te verwaarlozen soldij geen inkomen kunnen werven voor zichzelf en hun talrijke familie’s. In de late namiddag namen ze bij de Kathelijnepoort terug de stoomtram richting Ruddervoorde…

Op vrijdag 25 maart 1910 werd op Jules militie dossier op een cryptische manier in dezelfde zwarte inkt geschreven “25 mars 1910 3 Ch à P”. Daarmee weten we dat Jules die vrijdag aan het 3e jagers te voet werd toegewezen door de voor de verdeling van de dienstplichtigen verantwoordelijke officier. Deze datum wordt ook bevestigd door het uittreksel van het regimentsboek dat specifieert “25 mars 1910 incorporé comme milicien de 1910”. Hieruit kunnen we ook besluiten dat hij een robuuste jongeman moet geweest zijn. Want dat was een van de vereisten om te worden geselecteerd voor de jagers te voet en de karabiniers (Bijvoegsel 3). In het regimentsboek van het 3e jagers te voet (Bijvoegsel

5) vinden we ook volgende persoonsbeschrijving van Jules terug, origineel in het Frans beschreven : vol gezicht van bleke kleur, voorhoofd gemiddeld, ogen grijs-blauw, Neus gemiddeld, gewone gemiddelde lippen, gemiddelde kin, kastanjeblonde haren, blonde wenkbrauwen…

Het 3e regiment jagers te voet is een regiment lichte infanterie dat ontstaan is uit de vrijkorpsen die meevochten bij het ontstaan van België. De eenheden van het toenmalige Belgische leger speelden een eerder passieve rol tijdens de revolutie. Het waren voornamelijk de Brusselse patriotten, bijgestaan door kleine groepjes vrijwilligers uit de provincie, die de Hollanders uit onze gewesten verdreven. Van uit al de provincies en uit het buitenland, vooral uit Frankrijk, stroomden vrijwilligers toe. Zowel om militaire redenen als voor het herstel van de rust drong zich de noodzaak op dat er orde op zaken werd gesteld. De dag na de inname van Antwerpen op 27 oktober 1830, begon men homogene groepen te vormen ter sterkte van een bataljon. Deze bataljons werden daarna gegroepeerd in drie vrijwilligersbrigades. Op 30 maart 1831 verscheen een besluit dat van de Vrijkorpsen regimenten maakte. Als gevolg daarvan werd de 1eBrigade het 12é Linie, de 2e brigade het 2e Jagers te Voet, de 3e Brigade werd het 3e Jagers te Voet. De getalssterkte en structuur van het regiment leek sterk op die

Page 14: naam in Arduin

14

van de infanterie, doch de eenheid op zich was “anders”. Volgens de organisatie van het Belgische leger van voor 1913 behoorde het 3e regiment jagers te voet tot de 4e legerdivisie. Het maakte samen met de karabiniers en grenadiers uit Brussel deel uit van de 8e brigade. Het 1e jagers te voet uit Charleroi en het 2e jagers te voet uit Bergen vormden toen de 7e brigade. De garnizoensplaats was toen ook reeds Doornik.

In de zomer van 1910 kreeg Jules een oproepingsbevel voor de regimentsschool van het 3e jagers te voet te Menen. Zijn moeder was op dat ogenblik zwanger van haar dertiende kind. Op maandag 3 oktober 1910 vertrok Jules in de vroege morgen van het ouderlijk huis in de Sijslostraat te Ruddervoorde om de trein te nemen naar Menen en daar zijn militaire dienst aan te vatten. Dat weten we ook uit het uittreksel van het regimentsboek waarin we lezen “Le 3 Octobre 1910 au service actif” (Bijvoegsel 5). Hij had voor zijn treinreis de keuze tussen het 8,5 kilometer naar het zuidwesten gelegen station van Torhout of het ongeveer 4 kilometer naar het noorden gelegen station van Zedelgem of de halte van Veldegem die ongeveer ook 4 kilometer naar het Westen van zijn woonplaats lag. Het lijkt het meest aannemelijk dat hij van het station van Zedelgem of de halte van Veldegem vertrokken is. Met de lijn 66 kon Jules via Torhout en Lichtervelde tot in Roeselare reizen. Daar diende hij over te stappen op de nu afgeschafte lijn 65. Zo spoorde Jules naar Menen waar hij die maandag in actieve dienst trad. Deze opleiding kreeg Jules wel in zijn moedertaal (Bijvoegsel 4), alhoewel het Frans toen de voertaal was in het Belgische leger. Omdat regionale rekrutering in die tijd nog niet bestond waren alle regimenten ook gemengd en deed Jules zijn dienstplicht samen met Vlamingen en Walen. Onderstaande foto’s tonen de regimentsschool te Menen waar Jules zijn militaire opleiding genoot.

Page 15: naam in Arduin

15

Zijn leeftijdsgenoot Leo Jacques, die op 28 februari 1890 te Werken geboren werd en dus 4 dagen jonger was dan Jules, deed zijn dienst bij het 2e jagers te voet te Bergen. We kunnen er dus van uitgaan dat Jules zijn diensttijd na de opleiding ook in de garnizoensstad van zijn regiment heeft doorgebracht. Vermoedelijk zal hij dus in november of december 1910 van de regimentsschool te Menen naar de toenmalige garnizoensplaats van het 3e jagers te voet in Doornik zijn gemuteerd.

Page 16: naam in Arduin

16

Vanuit Menen betekende dat een treinreis via lijn 69 tot in Kortijk. Vanuit Kortrijk ofwel via de nu opgeheven lijn 83 tot in Avelgem en vanuit Avelgem de eveneens opgeheven lijn 87 tot in Doornik. Tweede mogelijkheid vanuit Kortrijk via lijn 75 naar Moeskroen en vanuit Moeskroen met lijn 75A tot in Froyennes en van Froyennes via lijn 94 naar Doornik. Deze laatste lijnen bestaan allemaal vandaag nog.

De kledij van de soldaten van de jagers te voet bestond uit een groene tuniek met gele bies, daaronder een blauwgrijze broek met groene naad en zonder bies. Als hoofddeksel droegen zij een shako. Als kenteken droegen zij het regimentsnummer. Op de volgende pagina een eerste sergeant van het 3e jagers te voet in mars-tenu. De daaropvolgende pagina toont een soldaat in mars-tenu.

Page 17: naam in Arduin

17

Page 18: naam in Arduin

18

Page 19: naam in Arduin

19

Een groep van het 3e jagers te voet in het kamp van Beverlo (Leopoldsburg)

Van zijn militair dossier weten we dat Jules dienst deed bij de 4e compagnie van het 2e bataljon bij het 3e jagers te voet. Misschien zal Jules ook ingezet zijn tijdens de grote staking in Wallonië, net zoals zijn leeftijdsgenoot uit Werken. Want toen Leo Jacques twee maanden in dienst was moest het leger optreden tijdens de grote staking in Wallonië, dat moet dus in December 1910 geweest zijn.

Toen Jules eind 1910 thuis op verlof kwam was zijn moeder reeds bevallen van zijn broertje Honore dat op zaterdag 17 December 1910 geboren werd.

Zoals toen gebruikelijk was voor besparingsredenen, zal hij in juli 1911 een maand verlof gekregen hebben om thuis met de oogst te helpen (Zelfs in juli 1914 werd dit verlof nog toegekend aan de Belgische miliciens en bovendien telde het mee als werkelijke diensttijd).

Niet alleen in het binnenland was het in die periode onrustig, ook de international betrekkingen verliepen in een zenuwachtige sfeer. Dat wordt geïlustreerd door het feit dat op 30 augustus 1911 België de klassen 1908 en 1909 mobiliseerde wegens de nakende Italiaanse landing in Libië. Nog geen halve maand later werden ook de klassen van 1906 en 1907 gemobiliseerd. Jules zal dus tijdens zijn militiare dienst deze dienstplichtigen van oudere klassen hebben zien binnenkomen in de kazerne te Doornik.

Leeftijdsgenoot Leo Jacques zwaaide in 1912 af. Gezien Jules zijn legerdienst aanving op 3 oktober 1910 en de diensttijd toen 15 maanden bedroeg zal hij op woensdag 31 januari 1912 met onbepaald verlof naar huis vertrokken zijn. Zodoende had hij effectief maar 14 maanden legerdienst gedaan. Vanaf dat ogenblik is Jules deel gaan uitmaken van het reserveleger. Jules moet ook een militair zakboekje gehad hebben, spijtig genoeg lijkt dat verloren gegaan te zijn. Op de volgende pagina een Model T waarmee militairen met onbepaald verlof op de hoogte werden gebracht van de eenheid

Page 20: naam in Arduin

20

waartoe zij bij mobilisatie behoorden en naar welk depot zij zich moesten begeven. Voor Jules was dat het 3e regiment jagers te voet met mobilisatiecentrum te Kontich (54).

Bericht van verandering (mutation) voor militairen met verlof

Page 21: naam in Arduin

21

Bijeenroepingsbrief voor militairen met onbepaald verlof. Afmetingen.: 213 mm x 342 mm. Jaarlijks werden militairen met onbepaald verlof samengeroepen voor inspectie. De soldaten moesten zich in uniform aanbieden.

Page 22: naam in Arduin

22

Bij Jules afzwaai van het leger eind januari was zijn moeder weer zwanger, ditmaal van haar veertiende kind. Vier maanden later, op zaterdag 8 juni 1912 werd zijn zusje Ivonne geboren als 14e en laatste kind van het kroostrijke gezin. Ivonne stierf echter reeds in de loop van 1912. Het jaar van Jules afzwaai van het leger eindigde zodoende op een verdrietige manier voor het gezin Vandoorn.

Jules heeft na zijn legerdienst zijn bezigheid als werkman terug opgenomen dat weten we uit zijn militiedossier. Het regimentsboek van het 3e jagers te voet vermeld “Journalier”, wat in het Nederlands dagloner betekent. Verdere gegevens over zijn tewerkstelling zijn niet beschikbaar. Zijn vader Kamiel was een keuterboertje, dus zal hij misschien wel op het boerderijtje van zijn ouders wat geholpen hebben en ook bij grote boeren in de omgeving. Het meest waarschijnlijke is echter dat hij een van de vele seizoensarbeiders was die in die tijd massaal naar Noord Frankrijk trokken. Wat gebeurde bij zijn mobilisatie in 1914 wijst ook in dezelfde richting, verderop meer daarover.

Op zaterdag 17 mei 1913 zal Jules samen met zijn vader en familie druk in de weer geweest zijn, want het kroostrijke gezin verhuisde die dag vanop Sijslo-Ruddervoorde naar de Brugsesteenweg 43 te Wingene(2). Dit was mede mogelijk gemaakt door de erfenis van zijn grootvader die zijn moeder Leonie het jaar voordien had ontvangen.

Het huis van de familie Vandoorn in de huidige Lostraat te Wingene

Gezien Jules in 1912 met onbepaald verlof vertrok heeft hij zich in 1913 zeker moeten aanbieden voor de jaarlijkse militaire keuring. Werklieden die van maandag tot zaterdag weg waren zonder naar huis terug te keren konden van de jaarlijkse keuring ontslagen worden mits het voorleggen van een getuigschrift afgeleverd door burgemeester en werkbaas. In dat geval mochten ze tussen 3 November en 15 December een zondagvoormiddag kiezen om in uniform voor de kantonscommandant te verschijnen met hun mobilisatieboekje. Het wedervaren van de vader van Gaston Vandewalle schijnt tegen te spreken dat de soldaten thuis een uniform hadden, maar vele andere duiden er wel op dat de soldaten bij de mobilisatie in uniform van huis vertrokken. Zonder uniform in hun bezit had ook die jaarlijkse keuring geen zin. In dat verband is Jules juridische voorgeschiedenis uit het regimentsboek

Page 23: naam in Arduin

23

interessant (Bijvoegsel 5). Hij werd namelijk op donderdag 19 Juni 1913 door de politierechtbank te Brugge voorwaardelijk veroordeeld tot 2 frank boete of één dag gevangenis wegens een inbreuk op het verkeersreglement. Dit laat vermoeden dat Jules ofwel naar de jaarlijkse controle in Brugge ging voordat hij als seizoensarbeider naar Frankrijk vertrok, ofwel moest hij toen formaliteiten vervullen bij het leger in Brugge wegens zijn verhuis naar Wingene.

Op 20 september 1913, 4 maanden na hun verhuis, sloeg het noodlot weer toe bij de familie Vandoorn, want die dag overleed de toen 2 jaar oude Honore. Voor de tweede keer in iets meer dan een jaar tijd werd het gezin in het verdriet gedompeld door het verlies van een kind. Het najaar van 1913 was voor de gezinsleden daarom even triest als het najaar van 1912. Bijgevolg zal Jules buitenshuis wat extra vertier zijn gaan zoeken, want hij zal zoals alle werklui in die tijd graag een pint gedronken hebben. In dat verband is zijn juridische voorgeschiedenis in het regimentsboek verhelderend. Daarin staat vermeld dat Jules op vrijdag 6 februari 1914 door de politierechtbank te Torhout werd veroordeeld tot 3 frank boete of 1 dag gevangenis doordat hij na het politie-uur nog in een café (Cabaret) werd aangetroffen. Dit toont ook aan dat Jules niet louter aan de kerktoren gebonden was en in de ruime omgeving van Wingene rondtrok, tot in het ongeveer twaalf kilometer verderop gelegen Torhout toe. Of kwam hij die dag van zijn werk als grensarbeider in Frankrijk terug en bleef in Torhout plakken ?

Jules zal waarschijnlijk ook in 1914 nog een jaarlijkse militaire keuring gehad hebben, tenzij hij voor dat jaar uitstel zou bekomen hebben.

Page 24: naam in Arduin

24

Het Belgische leger en zijn strategie

Net als Nederland wenste België zich neutraal op te stellen in de internationale politiek. Deze neutraliteit werd opgelegd door het zogeheten Eindverdrag van 1839, waarin de toenmalige grote mogendheden Frankrijk, Engeland, Pruisen, Oostenrijk en Rusland de onafhankelijkheid van het land erkenden. Het was grotendeels te danken aan Koning Leopold II en koning Albert I dat België enig effectief leger had in 1914. Niet alleen waren zij sterke constitutionele monarchen gesteund door zwakke opeenvolgingen van nationale regeringen, maar ze waren ook grondwettelijk opperbevelhebber van het leger. In de nasleep van de Frans-Duitse oorlog van 1870, met bewijzen voorhanden van een groeiende Duitse macht in Europa, was Leopold II verantwoordelijk voor de bouw van de forten aan de Maas bij Luik en Namen. De koning was ook de drijvende kracht achter een wet die de groei van het leger tot 100.000 man oplegde door een systeem van nationale dienstplicht.

In 1887 meende Duitsland een gevaar van Franse zijde voor België te bespeuren en voerde daarom militaire besprekingen met Brussel. In dit verband is het opmerkelijk dat de Duitsers hun gesprekspartners adviseerden om een fortenlinie bij Luik te bouwen !

Het land gaf geen gevolg aan de wet op de nationale dienstplicht en daardoor werd een verdere wet die de hoofdverdediging aan vrijwilligers toewees in 1902 gestemd. Niettegenstaande sterke Christen-Democratische steun voor militaire expansie twijfelde de regerende Katholieke partij. Het Belgische volk was niet erg militaristisch, en er was niet veel waardoor ze door interne propaganda konden bewogen worden om dienst te nemen.

Een verbouwereerde Leopold II had de helm achterstevoren op het hoofd gezet toen hij in 1904 bij het einde van zijn staatsbezoek aan Duitsland het keizerlijk paleis te Berlijn verliet. Hij zag er volgens zijn adjudant dan ook uit als iemand die zojuist een ernstige schok had moet verwerken. De verwarring van de Belgische vorst wordt begrijpelijk als we kennis nemen van de inhoud van het gesprek dat hij zojuist met keizer Wilhelm II had gevoerd. Deze trachtte in te spelen op de algemeen bekende hebzucht van zijn collega en bood hem in ruil voor een verbond tussen hun beide landen omvangrijke gebiedswinst ten koste van Frankrijk aan. Leopold wees hem toen op een aantal praktische en staatsrechtelijke bezwaren die aan een dergelijke overeenkomst zouden kunnen kleven. Hierop ontstak de keizer in grote woede en stelde dat wie in een grote Europese oorlog niet vóór hem was, tegen hem zou zijn. “Daarom zou ik, als België niet aan onze kant zou staan, mij alleen door strategische overwegingen laten leiden”, zo voegde hij er dreigend aan toe.

Vanop zijn sterfbed, op 1 December 1909, had Leopold II nog de wet op de algemene persoonlijke dienstplicht ondertekend. Dit keer werd de militaire dienst beperkt tot één zoon per familie. De plaatsvervanging werd afgeschaft waardoor de klasse van 1910 reeds 14759 man bedroeg, waarbij nog eens 2322 vrijwilligers moesten geteld worden. Ter vergelijking bedroeg de sterkte van de klassen tussen 1906 en 1909 13000 man per jaar. Men verwachtte dat de klassen verder zouden oplopen tot 21000 of zelfs 30000 man. In realiteit had de klasse 1911 19000 man en die van 1912 21000 man.

De voorgestelde diensttijd verschilde naargelang het legeronderdeel. Maar in alle gevallen was die nauwelijks lang genoeg om een man te trainen, zonder dat er dan nog sprake was hem enige militaire ervaring bij te brengen. De diensttijd bedroeg voor de Infanterie 15 maanden, voor de Artillerie 21 maanden , en voor de Cavalerie 24 maanden Alle mannen werden nadien in actieve reserve gehouden voor een totaal van 15 jaar.

Page 25: naam in Arduin

25

Toen Wilhelm II in 1910 een tegenbezoek aan Brussel bracht, sprak hij geruststellend dat de Belgen niets van hem te vrezen hadden. Inmiddels was Leopold II overleden en opgevolgd door zijn neef Albert I.

Koning Albert I van België

Op 28 september 1911 landden de Italiaanse troepen in Libië waardoor België op 30 augustus 1911 de klassen 1908 en 1909 mobiliseerde. Nog geen halve maande later werden ook de klassen van 1906 en 1907 gemobiliseerd. Vanaf 31 augustus 1911 stelde de Brusselse liberale krant “Le Soir” zijn kolommen ter beschikking voor een ophefmakende artikelenreeks ten gunste van het leger. De weerslag was heel groot en de aandacht van het parlement werd op de zaak gevestigd. Er was door De Ryckel gepleit voor de oprichting van een “Conseil secret de la geurre”. Die zou door de vorst geleid worden en de vorst raad verstrekken. Ook de regeringsleider, de chefstaf en de minister van oorlog zouden er deel van uitmaken. Voor zichzelf had hij de functie van secretaris gereserveerd. Dit lekte op 24 september uit. De minister van oorlog voelde zich omzeild en probeerde zelf het initiatief weer in handen te nemen door een koninklijk besluit op te stellen en rechtstreeks aan de koning over te maken. Daardoor was regeringsleider De Broqueville zeer ontstemd en Hellebout moest ontslag nemen als minister van oorlog, de regeringsleider nam zijn functie waar.

In zijn nieuwjaarswensen van 1 januari 1912 drukte koning Albert zijn hoop uit voor de verbetering van de nationale defensie in 1912. Door de naderende verkiezingen kwam daar vooralsnog weinig van in huis. Wel werd Victor Michel benoemd tot minister van oorlog om met een voltallige ploeg naar de verkiezingen te kunnen gaan. Op 7 mei sprak Michel zich in de senaat uit voor een sterk leger maar hield zich met het oog op de naderende verkiezingen op de vlakte. Tijdens de verkiezingsstrijd nam een liberaal-socialistisch kartel het op tegen de katholieke regering en gaf te kennen dat het de algemene dienstplicht wilde invoeren. De katholieken wezen erop dat zij slechts één zoon per gezin wilden. Anarchisme en aanslagen van anarchistische origine, evenals de wandaden van een automobielfanaat en de gangster Garnier werden tegen de oppositie uitgespeeld. Het resultaat was dat na de verkiezingen de katholieke meerderheid tegen alle verwachtingen in versterkt was.

In oktober 1912 brak de eerste Balkanoorlog uit, die Europa in een diepe crisissfeer dompelde. Minister van oorlog Michel deed een aantal bescheiden voorstellen voor wijzigingen aan de

Page 26: naam in Arduin

26

militiewetgeving. Voor De Broqueville, die snel en doortastend wou optreden in deze zaak, volstond dit niet. Michel nam “om gezondheidsredenen” ontslag. De Broqueville cumuleerde zijn functie van regeringsleider opnieuw met het ministerschap van het Departement van oorlog. Op 8 november stelde hij in aanwezigheid van de vorst de algemene dienstplicht voor op de kabinetsraad. Volgens De Broqueville was een grondige militaire hervorming nodig. Het was een kopie van de uitbreidingsplannen voor het Duitse leger van hetzelfde jaar, maar wel van kleinere schaal. Opmerkelijk is dat de Broqueville in 1892 in het parlement was gekomen als anti-militarist, en dat hij in 1909 de dienstplichtwet niet ondersteunde.

Op 28 mei 1913 werd de clausule over de enige zoon uit de militiewet gehaald, en werd op die manier de algemene dienstplicht ingevoerd. Er was vooropgesteld dat het ten minste tot 1918 zou duren om een beschikbaar leger van 340.000 getrainde mannen te hebben, dat werd door sommigen in de staf beschouwd als het minimum aantal nodig om het land tegen een serieuze aanval te verdedigen. Voor 1913 bestond het Belgische leger uit 4 divisie ’s, die overeenkwamen met het jaarlijkse aantal man van de militiewetten van 1902-1909. De militiewet van 1913 bracht dit jaarlijkse aantal op 33000. De organisatie van het leger moest daardoor opnieuw bekeken worden. Het was nodig om 6 klassen van 33000 man te hebben om een aantal van 180000 dienstplichtigen te bereiken. Daardoor zou het tot 1919 duren voor dit aantal kon worden bereikt en de reorganisatie beëindigd. Er werden plannen gemaakt om geleidelijk het aantal officieren op te drijven en het leger met het nodige materiaal uit te rusten. Het splitsen van regimenten, was slechts gepland voor 1915, maar de regering besliste om dit doen bij eventuele mobilisatie. De duur van de diensttijd, 15 maanden in de infanterie , 21 maanden in de artillerie en 2 jaar in de cavalerie maakte het mogelijk de samenstelling van het leger te beperken tot de 6 jongste militieklassen. Omdat de totale sterkte van het veldleger 180000 man zou bedragen, was het nodig om het in legerkorpsen op te splitsen. Het doel was dus een leger van 6 legerkorpsen met elk 3 of 4 divisie ’s infanterie. In totaal maakte dat ongeveer 20 infanteriedivisie ‘s. Omdat het leger 20 infanterie regimenten had, zou elk regiment de basis worden voor de vorming van een divisie. Om het parlement, dat schrik had voor alle militaire uitgaven, niet op stang te jagen werd er besloten dat de legerkorpsen tijdelijk divisie ’s zouden worden genoemd en de divisie ’s gemengde brigades (3). Een gemengde brigade bestond in vredestijd slechts uit één infanterieregiment dat zich bij mobilisatie zou splitsen en zo een tweede regiment vormen. Om het nodige aantal soldaten te hebben voor die twee regimenten werd beslist in plaats van de 6 jongste militieklassen de 8 jongste aan het veldleger toe te wijzen. Deze twee regimenten werden dan de basis van de gemengde brigade. Het splitsen van het regiment leidde tot twee verzwakte regimenten, met tekorten aan kaderpersoneel en uitrusting. De zeven oudste klassen van dit infanterie regiment vormden een ander regiment, het vesting regiment. Dit was infanterie die aan de vestingen toebedeeld werd. De gevechtskwaliteiten van deze laatsten waren beneden alle peil. De gemiddelde leeftijd was boven de 30 jaar, uitrusting armzalig en sommige compagnieën hadden alleen reserve officieren om hen in het gevecht te leiden. Als voorbeeld : bij mobilisatie van het 11e linieregiment werd dit gesplitst in het 11e linieregiment, het 31e linieregiment en het 11e vestingsregiment. Een legerdivisie bestond uit 3 of 4 gemengde brigades, een cavalerieregiment, een artillerieregiment, een regiment genie, een sectie telegraaf en een transporteenheid. Een Cavalerie divisie bestond uit 2 brigades cavalerie, één bataljon wielrijders, een groep artillerie met paardentractie, een compagnie genie, een sectie telegraaf en een transporteenheid.

Koning Albert I werd in november 1913 uitgenodigd om met zijn gevolg naar Berlijn te komen. Daar werd hen duidelijk gemaakt dat een militaire confrontatie tussen Duitsland en Frankrijk niet alleen onvermijdelijk, maar ook aanstaande was. Vervolgens informeerden de gastheren naar de houding die België in dat geval zou innemen. Toen de Belgische militaire attaché Melotte antwoordde dat zijn land de neutraliteit zou handhaven, merkte generaal Von Moltke fijntjes op, dat men daarvoor wel een leger nodig zou hebben.

Page 27: naam in Arduin

27

Gedurende de jaren voorafgaande aan 1914 vond tweemaal overleg plaats tussen de Engelse en de Belgische legerleiding, omdat men zich in Londen zorgen maakte over de houding die de Belgen zouden innemen bij een schending van hun neutraliteit door Duitsland. De Belgische generaal De Witte had namelijk onder het pseudoniem “O.Dax” in een publicatie het advies gegeven om in geval van een oorlog een “alliance avec le plus fort des deux belligérents” te overwegen (brochure uit 1911, getiteld: “Situation de la Belgique en prévision d’un Conflit Franco-Germain”). Op de Engelse belofte hulp te zullen verlenen in het geval van schending van de Belgische neutraliteit, had de Belgische delegatie geantwoord dat men zich tegen elke invaller, vanuit welke richting hij ook zou komen, zou verweren.

Het Belgische leger bestond in Juli 1914 uit het veldleger en de garnizoenen van de forten rond Antwerpen, Luik en Namen. Het veldleger bestond uit zowat 118.000 man van alle wapens, waarvan er 14.000 beroepsmilitairen waren. De rest was bezig zijn militaire dienst te vervullen of had dat al gedaan en was beschikbaar in de reserve. Het is interessant te weten dat het veldleger van 1839 100.000 man groot was, met een bevolking half zo groot. De opstelling van het leger was gekozen om de verdediging van het land te garanderen en een strikt neutrale houding aan te nemen. De 1e, 3e, 4e en 5e divisie’s hadden de rol van voorhoede in de richting van een mogelijke aanval. De 1e divisie of de “Division de Flandre” in de richting van Groot-Brittannië. De 3e divisie of “Division de Liège” in de richting van Duitsland. De 4e en 5e divisie ’s in de richting van Frankrijk, de 4e zou een aanval op Namen tegenhouden en de 5e een aanval via Maubeuge-Rijsel. Elk van deze divisie’ s had als taak de eerste weerstand te bieden en zo tijd te winnen om de vijf andere samen te brengen.

Page 28: naam in Arduin

28

De forten van Antwerpen onder bevel van Luitenant generaal Dufour, Luik onder bevel van luitenant generaal Georges Leman en Namen onder bevel van luitenant generaal Michel werden bemand door een garnizoen van 5000 beroepsmilitairen en 60000 oudere mannen van de klassen 1899 tot en met 1905. Antwerpen was een verdedigingsgordel en de nationale “refuge”, Luik en Namen waren bruggenhoofden en steunpunten voor het veldleger. De rest van het leger werd uitgemaakt door staf, officieren en verschillende ondersteunende eenheden.

De bewapening en uitrusting van het leger was pover als gevolg van decennia met budgetbeperkingen. In totaal waren slechts 93.000 geweren en 6.000 sabels beschikbaar. Dat was al erg genoeg, maar het echte probleem met zicht op de komende strijd, was de ontoereikende artillerie. Er waren slechts 324 verouderde veldkanonnen en een luttele 102 machinegeweren. Bij decreet van 15 December 1913, werden orders geplaatst voor moderne artillerie. Dit was een reactie op de stijgende spanning en de klare instructies van koning Albert om een neutrale defensieve houding aan te nemen. De orders voor de zware artillerie werden bij Krupp in Duitsland geplaatst. Onnodig te zeggen, dat Krupp de levering vertraagde. Daardoor trokken de Belgen te velde met slechts één type moderne artillerie en dan nog in kleine aantallen. Er was ook praktisch geen gemechaniseerd transport, het leger hing af van paarden en hondentractie. Er was ook een ernstig tekort aan kleine uitrustingsstukken en zelfs uniformen, omdat de administratie er niet in slaagde op dreef te geraken voor de uitbreiding van de klassen 1913 en 1914. De uitrusting van de troepen was miserabel, een bewijs daarvan is dat het eerste verzoek om materiële steun van de bondgenoten na de Duitse inval de levering van schoeisel betrof. Het gebrek aan materiaal was enorm, gewoon materiaal zoals keukengerei en rugzakken waren in sommige eenheden niet beschikbaar. De persoonlijke uitrusting had sedert de hervorming van 1893 wel verbeteringen ondergaan, zo werd aluminium gebruikt dat beter te onderhouden was dan gesmeed IJzer. In theorie kreeg men per twee man één linnemann-schop, maar in praktijk bleek dit na de aftocht uit Antwerpen veel lager te liggen. Ook camouflage werd aan grondige studies onderworpen, maar de pogingen daarond in 1909 en 1911 ondernomen hadden weinig succes. De blauwe linietroepen en de groene lichte troepen bleken enkel goed gecamoufleerd in donkere gebieden met bebossing en bij nachtelijke operaties. De geverniste stof, het metaal van de wapens en gamellen blonk in de zon. Er was ook een groot tekort aan officieren, compagnieën met het normale aantal waren zeldzaam. Bovenop het leger had België een systeem van gewapende locale militie, de “Burgerwacht” en ook een “Gendarmerie”. Terwijl de crisis van 1914 groeide, zou een neutrale observator die de mogelijkheden van het leger peilde om het land te verdedigen, weinig reden voor optimisme gevonden hebben.

Men was op het hoogste niveau niet akkoord over de te volgen strategie, alhoewel ze wel een overeenkomst hadden over de algemene defensieve en neutrale positie. Natuurlijk werden zij geconfronteerd met de mogelijkheid zowel door Duitsland als door Frankrijk aangevallen te worden, omdat de twee grootmachten werkten met strategiën die verre van geheim waren. De Belgische strategie was in haar algemene opvatting het werk van generaal de Brialmont en was aangepast aan de Belgische neutraliteitspolitiek. Het verdedigingsstelsel was ontworpen als een dubbele driehoek, met als basis de fortenketen rond Antwerpen en als punten de forten van Luik en Namen. Daarmee kon men het land verdedigen zowel tegen een Duitse als een Franse aanval. Een akkoord over de te volgen strategie bleef uit tot in augustus 1914. Bij het uitbreken van de oorlog was geen belangrijke beslissing genomen over de opstelling van het leger moest België door Duitsland of Frankrijk aangevallen worden. Over de vraag of men zich bij een vijandelijke inval met alle kracht zou verdedigen, of dat zou worden volstaan met een symbolisch gebaar, wenste de Belgische regering zich voorlopig niet te buigen. De regering de Broqueville hield koppig vast aan de neutraliteit, tot op het ogenblik dat de Duitse troepen de grens overstaken. Men begreep simpelweg niet wat er zou gebeuren als de garanties van 1839 waardeloos werden.

Page 29: naam in Arduin

29

Luitenant-Generaal Ridder Antonin De Selliers de Moranville, benoemd als Stafchef op 25 Mei 1914, stelde voor om het ganse leger bij Antwerpen samen te trekken, zo Luik en Namen als vertragingsscherm gebruikend. Op die manier kon het zich in reeds aangelegde stellingen achter de rivier de Gete verdedigen. Zijn onderchef Luitenant-Kolonel baron Louis De Rijckel, was voorstander van een politiek om de grenzen sterk te bemannen. Voor Luik de invallers uitschakelend telkens als zij verschenen, en alleen terugvallen op Antwerpen indien noodzakelijk. Hij wilde de 3e en 4e divisie ter beschikking stellen van generaal Leman, de commandant van Luik.

Een andere reden tot ongerustheid was de conditie van het leger. Na 10 of 15 kilometer marcheren lieten de eenheden een lange rij afvallers achter. Het leger had nooit gevochten, en praktisch zijn ganse bestaan was het gewoon geweest aan de vlot lopende garnizoensdienst in de forten. Officieren hadden nooit grote groepen mannen in het veld gecommandeerd.

De houding van de stafofficieren tegenover de gewone soldaten was ook een probleem. De generale staf was een gesloten kring die ver van de problemen leefde die lagere rangen en gewone soldaten moesten doorstaan. Lagere officieren zoals luitenanten en kapiteins waren idealistisch en moedig. Sommigen uit de hogere rangen, diegenen die bij het leger kwamen in een tijd waar er geen risico op oorlog was, toonden niet alleen een gebrek aan sympathie en begrip voor de soldaten in de loopgraven maar ook een gebrek aan moed en strijdgeest. Ze waren ook, in de meeste gevallen, totaal hun contact met de manschappen verloren. De meerderheid sprak Vlaams, de officierenklasse sprak echter Frans. Alle orders werden alleen in het Frans gegeven. Meer dan 10 % van de soldaten kon bovendien niet lezen of schrijven.

In de zomer van 1914 was het Belgische leger daar bovenop ook begonnen met de uitbreiding en reorganisatie die in december 1913 was aangekondigd. Deze transformatie was alleen op papier uitgevoerd, in werkelijkheid nam het vinden en plaatsen van de officieren en manschappen veel tijd in beslag. Als gevolg daarvan moesten vele eenheden van brigade, divisie en staf veranderden. Deze staat van administratieve onzekerheid bestond nog altijd wanneer de Duitsers België binnen marcheerden in augustus 1914. Daarom waren vele aspecten van de organisatie van voor 1913 nog aanwezig in 1914.

Het parlementair jaarboek 1913-1914 (Bijvoegsel 6) geeft volgende details over de samenstelling van het Belgische leger : De 1e divisie met hoofdkwartier te Gent stond onder bevel van luitenant-generaal Baix, de 2e divisie met hoofdwartier te Antwerpen stond onder bevel van luitenant-generaal Dossin, de 3e divisie met hoofdkwartier te Luik stond onder bevel van luitenant-generaal Leman, de 4e divisie met hoofdkwartier te Namen stond onder bevel van luitenant generaal Michel, de 5e divisie met hoofkwartier te Bergen stond onder bevel van Luitenant-generaal Ruwet, de 6e divisie met hoofdkwartier te Brussel stond onder bevel van luitenant–generaal Lantonois van Rode en ten slotte de divisie cavalerie met hoofdkwartier te Brussel stond onder bevel van luitenant-generaal De Witte.

Elk infanterieregiment van het Belgische leger bestond uit een hoofdkwartier (generale staf), 3 actieve bataljons en een regimentsschool. Bij mobilisatie werd dit actieve regiment in twee gesplitst om het tweede regiment van de gemengde brigade te vormen en daarbij ook bestanddelen te leveren voor de samenstelling van een regiment vestingsinfanterie. In de praktijk bestond dit laatste uit de oudste militieklassen. Elk bataljon bestond uit vier compagniën. Alleen de actieve bataljons waren op meer dan kadersterkte gedurende vredestijd. Een compagnie was samengesteld uit 3 peletons. Elk peleton bevatte 2 secties en elke sectie 2 escouades.

Page 30: naam in Arduin

30

Gevangen tussen het plan Von Schlieffen van de Duitsers en Plan XVII van de Fransen werd België’s militaire positie onvermijdelijk gedicteerd door zijn geografische en politieke positie.

Page 31: naam in Arduin

31

De internationale militaire context

Het Franse leger en zijn strategie De Franse militaire strategie in Europa werd essentieel door twee factoren gedreven. Ten eerste een passioneel verlangen om de gebieden Elzas en Lotharingen terug te winnen, die goedkoop aan de Duitsers verloren waren in 1870. Sindsdien werden die gebieden tot afkeer van de Fransen intens ver-Duitst Het waren en zijn nog altijd zones van landbouw en industrie. Ze gaven Frankrijk toegang tot de Rijn. Duits gebied ten westen van de Rijn was van immens tactisch belang omdat het een verzamelgebied vormde voor troepen en materiaal, en dat was een logisch doel voor een Frans offensief. Ten tweede, was het Franse leger bezeten door een militaire doctrine die zich alleen baseerde op de aanval – speciaal het idee van “l’attaque à l’outrance”; aanval met flair, met energie, met élan. Dit idee was relatief nieuw, het werd sinds 1900 ontwikkeld, gedreven door de school van Foch en anderen in de stafscholen. Voordien was de strategie defensief, dat had geleid tot de bouw van de grensfortificaties in Maubeuge, Belfort, Verdun, Toul, Epinal en andere plaatsen. De nieuwe doctrine leidde er onvermijdelijk toe dat de Fransen zich niet bewapenden met iets wat er maar uitzag als defensief wapentuig. Training over hoe om te gaan met een vijand die weerstand bood of zelf aanviel ontbrak totaal. Dit zou de Fransen duur te staan komen in de eerste jaren van de oorlog, en nooit meer dan in de eerste botsingen langs de grens.

Door deze strategie plaatsten de Fransen daarom grote aantallen troepen in een positie om Elzas en Lotharingen aan te vallen met de speerpunt van het leger tegenover Metz. Het eerste leger onder generaal Dubail en het tweede leger onder generaal de Castelnau, zouden naar Colmar, Straatsburg en Metz trekken. De Fransen wisten natuurlijk dat de Duitsers Frankrijk zouden aanvallen als ze een gelegenheid kregen, en ze lieten met opzet een toegang open - de “Trouée de Charmes” – zodat ze dat konden doen. Er werd een grote bres gelaten tussen het tweede leger en het derde leger onder Generaal Ruffey die tegenover Longwy en Luxemburg stonden. Er werd aangenomen dat de Duitsers zouden aangetrokken worden om deze bres binnen te trekken, en ze zouden tegengehouden worden door de forten rond Verdun en daar vernietigd. De rest van het leger nam posities in langs de Belgische grens zo ver noordelijk als het oude fort van Maubeuge. Het bleef in het defensief terwijl het eerste en tweede leger oprukten, maar ze waren klaar om door de Ardennen te trekken. De Belgen hadden gelijk zich zorgen te maken over een aanval zowel vanuit het Westen als uit het Oosten.

De Franse planning hield er geen rekening mee dat de Duitsers mogelijk door het noordelijk gedeelte van België konden oprukken. Michel, Joffre’s voorganger als opperbevelhebber, had dit wel voorzien. Zijn idee werd beschouwd als absurd en was een van de redenen waarvoor hij van zijn taak ontheven werd. De afstand was te groot om praktisch te zijn, en natuurlijk zou geen van de mogendheden de neutraliteit schenden waarvoor zijn land getekend had. Zodoende werd alleen een dun scherm territoriale troepen achtergelaten tussen Maubeuge en de kust bij Duinkerken.

Het Franse plan was heel simpel, en los van het feit dat het vol stond met details, bleef het onveranderd sinds de eeuwwisseling. De laatste revisie van 1912, was Plan XVII.

In 1913 brachten de Fransen de duur van de dienstplicht van twee op drie jaar.

Belangrijk is dat de Duitse geheime dienst de grote lijnen van de Franse intenties al van in het jaar 1897 kende.

Page 32: naam in Arduin

32

Het Duitse leger en zijn strategie

Helmuth von Moltke, chef van de Pruisische generale staf en oom van zijn naamgenoot die stafchef was in 1914, overwoog voor het eerst in 1859 de mogelijkheid dat zijn land onverhoopt geconfronteerd zou kunnen worden met een militaire samenwerking van de buren Rusland en Frankrijk. Na de Frans-Duitse oorlog van 1870-71 begon hij zich ernstig met dit probleem bezig te houden. In eerste instantie geloofde Von Moltke dat een gelijktijdig offensief tegen beide bondgenoten mogelijk zou zijn. Omstreeks 1875 wijzigde hij zijn mening en besloot hij om in geval van een oorlog defensief tegen Rusland op te treden en een snel offensief tegen Frankrijk te starten. Toen aan het einde van de jaren zeventig het bondgenootschap met de Donaumonarchie gestalte kreeg en de Fransen een omvangrijke fortenlinie aan hun oostgrens begonnen te bouwen, veranderde Von Moltke opniew van strategische opvatting. Aangezien een snelle overwinning op Frankrijk niet meer in de lijn der verwachtingen lag en hij het bovendien mogelijk achtte om het westelijke Duitse grensgebied met een relatief kleine strijdmacht tegen een Franse inval te verdedigen, bepleitte de Duitse stafchef tegen de Russen in het offensief te gaan. Graaf von Waldersee, gedurende korte tijd opvolger van Von Moltke, hield in grote lijnen aan dit concept vast, maar toen graaf Alfred von Schlieffen in 1891 de leiding overnam, werd het plan ingrijpend gewijzigd.

Stafchef graaf Alfred von Schlieffen

Deze wijziging voltrok zich op een beslissend moment in de geschiedenis van het Duitse keizerrijk. In 1890 was Otto von Bismarck afgetreden als rijkskanselier. Het door hem gevoerde voorzichtige buitenlandse beleid, dat gericht was op consolidatie van de Duitse eenheid en het isoleren van Frankrijk door een netwerk van bondgenootschappen, werd door keizer Wilhelm II bewust losgelaten. Dit proces, dat evenzeer werd veroorzaakt door de rond die tijd gesitueerde opmars van Duitsland als grote mogendheid, leidde vrijwel meteen tot een toenadering tussen Frankrijk en Rusland.

Von Schlieffen was van mening dat het onverstandig was om de door zijn directe voorgangers uitgestippelde lijn te volgen. Een snelle overwinning op Rusland kon, gezien de ervaringen van Napoleon in 1812, zeer onwaarschijnlijk worden geacht. Door de te verwachten Franse

Page 33: naam in Arduin

33

inmenging was de gevreesde twee fronten oorlog onvermijdelijk. Daarom besloot hij dat het Franse leger, de sterkste van de twee vijandelijke strijdmachten, als eerste diende te worden vernietigd. Daarna kon de strijd tegen Rusland worden aangevat want de Russen hadden volgens berekeningen van de Duitse generale staf circa zes weken nodig om hun leger te mobiliseren. Gezien de grote uitgestrektheid van het land en het wijdmazige spoorwegnet en gezien het feit dat Duitsland er in beide opzichten beter voorstond, leek uitvoering van het plan haalbaar mits Frankrijk binnen deze termijn op de knieën kon worden gedwongen.

In de eerste versie van het plan von Schlieffen daterend uit 1894, werd nog uitgegaan van een frontale aanval in Lotharingen. De tijdsnood die bij de uitvoering hiervan zou optreden en het besef dat een moderne oorlog die op deze wijze gevoerd werd, tot onaanvaardbaar hoge verliezen zou leiden, bracht de stafchef ertoe een omvattende beweging in de tweede versie van het plan (1897) op te nemen. In die tweede versie van zijn plan vond von Schlieffen het lef om het voor de hand liggende antwoord op de Frans-Russische alliantie van 1893 the formuleren. Hij kon niet vechten en ze alle twee verslaan. Rekening houdend met de traditionele Russische incompetentie en met hun problemen om massaal te mobiliseren door gebrek aan voldoende spoorwegen, had hij een korte periode om de Fransen te verslaan. De Duitsers konden het voordeel gebruiken van de uitstekende laterale spoorwegen, die werden gebouwd om massa’s troepen te vervoeren van een veroverd Frankrijk naar het Oosten, en dan ook de Russen verslaan. Zodoende werd Frankrijk het primaire doel.

Hierbij liet von Schlieffen zich vooral inspireren door het voorbeeld van de slag bij Cannae in 216 v.C. Toen stelde de Carthaagse veldheer Hannibal zijn leger op met twee sterke vleugels en een opzettelijk verzwakt centrum. De tegenstander, het Romeinse leger, werd met succes gelokt tot een gemakkelijke opmars op die verzwakte plaats. Ze werden vervolgens door een omsingelende beweging totaal vernietigd. Het probleem voor von Schlieffen om deze klassieke manoeuvre na te doen was niet alleen gelegen in de veel grotere omvang van het slagveld en de in te schakelen troepenmacht, maar ook in het niet kunnen ontplooien van een linkervleugel. De Frans -Duitse grens was niet ideaal voor een grote aanval. Een groot deel ervan liep door heuvelachtig terrein en de Fransen hadden een grote bres gelaten voor Verdun die veel te vanzelfsprekend was om aan te vallen. Zo was slechts ongeveer 64 kilometer front ideaal, dit was onvoldoende voor een massale aanval en zou potentieel teveel flank kwetsbaar laten voor een Franse tegenaanval.

Het antwoord was optrekken door België, en de mars op Parijs. Samengevat zou volgens het plan von Schlieffen het leger hard en snel toeslaan tegen Frankrijk, in een beweging om Parijs in te sluiten en de overgave te forceren. Als alles goed ging, zou het leger zijn beweging tegen de klok in verder doorvoeren en de Franse hoofdmacht in de rug aanvallen terwijl die Lotharingen binnen trok. Slechts een licht scherm van troepen zou ten zuiden van Metz gelaten worden. Om de overwinning te verzekeren, zouden er drie keer zoveel mannen zijn op de Duitse rechtervleugel dan op de linker. Ze zouden niet te stoppen zijn. Von Schlieffen plande ook een aanval op Nederland, gaande via Grave, ‘s Hertogenbosch, Tilburg en het Belgische Turnhout, om Antwerpen te veroveren.

Zo kwam het accent steeds meer te liggen bij de rechtervleugel, wat uit de derde en de vierde versie van het plan blijkt. De aanvankelijke verdeling was: 45% van de troepen ten noorden van Metz (de rechtervleugel), 41% ten zuiden van Metz en 14% in het oosten. In het laatste memorandum van de hand van von Schlieffen werd zelfs gepleit voor concentratie van 96% van de gemobiliseerde troepen ten noorden van Metz zodat voor de overige fronten nauwelijks meer iets overbleef. De rechtervleugel zou in de eerste opzet oostelijk van de Maas blijven, maar al gauw werd de zwaai ruimer gemaakt, tot de veldheer met zijn bekende uitspraak kwam dat de uiterst rechts opererende soldaat met zijn mouw langs het Kanaal zou moeten schuren.

Page 34: naam in Arduin

34

De neutraliteit van België, en ook die van Nederland en Luxemburg, zou derhalve niet kunnen worden ontzien. Von Schlieffen zag hierin geen reden om zijn plan te wijzigen. Politiek onmogelijk, scheen het hem toe dat de eventuele insluiting door de alliantie deze actie rechtvaardigde. Politieke en morele overwegingen, die tot een andere keuze zouden hebben kunnen leiden, verbleekten blijkbaar volledig in het licht van het militair-strategische ideaalbeeld. Hoe valt dit te verklaren? De Amerikaanse krijgshistoricus Dupuy gaat ervan uit dat von Schlieffen ongetwijfeld Cicero’s stelling “Silent enim leges inter arma” (Tijdens de oorlog zwijgen de wetten) hanteerde. Verder wijst hij op de autocratische structuur van het Duitse keizerrijk, waarin onafhankelijk denken niet bepaald werd gestimuleerd.

Toen de alliantie de Triple Entente werd met Engeland, was de rechtvaardiging definitief. De Duitse propagandamachine begon het publiek tips te geven, ook aan de landen die nog niet overtuigd waren, dat de Fransen en de Britten niet zouden aarzelen België te gebruiken als hun “aufmarschgebiet” of start-zone, voor een aanval op Duitsland zelf. Zo was het uiteraard alleen defensief dat Duitsland België zou aanvallen.

In 1905 werd von Schlieffen opgevolgd door Helmuth von Moltke de neef en naamgenoot van de hogervermelde von Moltke. Hij wijzigde het von Schlieffen plan zo ingrijpend dat de Duitse operaties in het Westen in opzet en uitvoering erg van von Schlieffens plan en leer afweken, dus kan er twijfel rijzen of dit nog een plan von Schlieffen kon genoemd worden.

Stafchef Helmuth von Moltke

Page 35: naam in Arduin

35

De belangrijkste wijziging die Von Moltke aanbracht, betrof de verdeling van de troepensterkte in het westen. Doordat na 1905 een uitbreiding van het leger werd verwezenlijkt kon het Duitse leger in 1914 over 79 divisies beschikken, zeven meer dan in het plan van 1905. De verdeling van het leger was als volgt (tussen haakjes de verdeling in 1905):

9 divisies voor het oosten (10),

54 divisies tussen Aken en Metz (54)

16 divisies in Lotharingen (8).

Hieruit blijkt dat de versterkingen uitsluitend de linkervleugel in het westen ten goede kwamen. Von Schlieffen was ervan overtuigd dat de uitvoering van zijn plan de vijand zou dwingen om zich bij de door de Duitsers gedicteerde loop der gebeurtenissen aan te passen. Von Moltke daarentegen achtte het raadzamer om rekening te houden met een eventueel voor Duitsland minder florissant verloop van de strijd. Zijn plan ging derhalve uit van drie mogelijke scenario’s :

1. De rechtervleugel voert de door von Schlieffen ontworpen operatie uit en wordt versterkt met troepen van de linkervleugel, nadat deze de Fransen in Lotharingen heeft verslagen. In verband hiermee werden door de “Feldeisenbahnchef”, generaal Groener, achter de linkervleugel grote hoeveelheden spoorwegmaterieel in reserve gehouden.

2. De Franse hoofdmacht is zuidelijk van Luxemburg opgesteld. In dat geval wordt omgekeerd de linkervleugel door de rechtervleugel versterkt.

3. Er wordt geen troepenverplaatsing ondernomen, wanneer de vijandelijke positie nergens een inleidend snel succes mogelijk maakt.

Uit de “Aufmarschanweisungen für das Mobilmachungsjahr 1914-15” blijkt dat Von Moltke de hoofdopmars via België en Luxemburg wilde laten lopen. Zijn voorganger von Schlieffen was van mening dat de Fransen ertoe moesten worden verleid om Lotharingen binnen te vallen. Zo zouden zij nog beter in de val lopen en de Duitse rechtervleugel alle ruimte bieden voor de omsingelingsbeweging die hij plande. Von Moltke wilde de linkervleugel een belangrijkere rol laten spelen dan het uitsluitend terugtrekken voor de oprukkende Fransen. Het 6e en het 7e Duitse leger moesten de vijand, die zijn veilige fortificaties zou hebben verlaten, vernietigen. Toen het moment van de waarheid aanbrak, zorgden een falend communicatiesysteem en het ontbreken van de vereiste veldheerskwaliteiten bij Von Moltke er voor dat dit doel niet werd bereikt.

De tweede belangrijke wijziging in het von Schlieffen plan, waartoe Von Moltke besloot, betrof Nederland. Dat land werd door hem niet bij de aanval betrokken. Het was waarschijnlijk slechts gebrek aan voldoende artillerie en munitie die von Moltke ertoe bracht dit project te laten varen, alhoewel het negeren van de Nederlandse neutraliteit de Duitsers aanzienlijke politieke en economische steun uit het Noorden zou ontnemen. De belangrijkste reden was gelegen in de rol die Nederland in Duitse ogen zou kunnen vervullen als economische “luchtpijp” van Duitsland. Als consequentie hiervan kon geen gebruik worden gemaakt van de Nederlandse provincie Limburg als opmarsgebied. Daardoor moest de omvangrijke Duitse rechtervleugel zich door de relatief nauwe doorgang tussen Nederlands Limburg en de Ardennen heen persen. Bovendien vormde de Luikse fortengordel op deze wijze een geduchte blokkade op de doorgangsroute naar Frankrijk. Het laatste probleem werd aangepakt door de ontwikkeling van speciaal belegeringsgeschut.

Page 36: naam in Arduin

36

Deze wijziging van het plan von Schlieffen betekende ook een verbetering, en niet alleen voor Nederland, dat in ieder geval aan het begin van de strijd letterlijk buiten schot bleef. De rechtervleugel behoefde niet extra te worden verzwakt door een aanval op de Vesting Holland. Nederland werd niet in de armen van de Entente gedreven. Bovendien bleek de inname van de Luikse forten slechts een extra tijdsverlies van twee dagen op te leveren. Het plan voor België was simpel :

de forten van Luik en Namen verslaan en verder trekken.

de spoorwegen veroveren die van het kanaal via Brussel dieper Europa in liepen

Antwerpen veroveren als een handige bijkomende haven met toegang tot de Noordzee.

Het was voor de Duitsers totaal ongeloofwaardig dat de zes lamentabel uitgeruste en slecht georganiseerde divisies van het Belgische leger een bedreiging zouden blijken te zijn voor de besten in de wereld. De legers van Von Kluck (Bijvoegse7), Von Bulow (Bijvoegsel 8) en Von Hausen (Bijvoegsel

9) zouden snel oprukken om Parijs te veroveren.

De Duitsers hielden er totaal geen rekening mee dat het Britse expeditieleger aanwezig zou zijn, gepositioneerd tegenover Maubeuge op de linkerzijde van het Franse scherm. Dit is niet verrassend, want zelfs het Britse parlement wist hier niks van ter elfder ure. Er was geen goede reden om zich zorgen te maken zelfs al hadden zij dit geweten. Vier divisies van een leger dat een een paar jaar geleden door de Boeren een harde les was geleerd zou bijna zonder betekenis zijn. “Afkeurenswaardig klein”, zoals de Keizer zei..

In 1913 verhoogde een militiewet aanzienlijk de Duitse legersterkte.

Page 37: naam in Arduin

37

De zomercrisis van 1914

De mobilisatie en de Duitse inval Nadat aartshertog Franz-Ferdinand van Oostenrijk op zondag 28 juni 1914 te Sarajevo vermoord werd was de internationale spanning voortdurend opgelopen . Terwijl de crisis escaleerde tijdens de hoogzomer van 1914 begon men zowel het Franse plan Plan XVII als het Duitse plan von Schlieffen voor te bereiden. Grote aantallen manschappen werden gemobiliseerd en namen hun posities in.

In de Belgische pers vormde de moordaanslag en het mogelijke risico op een oorlog tussen Servië en Oostenrijk voorpaginanieuws tot ongeveer half juli, maar dan verdween dit weer voor even uit de aandacht. Het was in de eerste helft van juli prachtig zomerweer en dat sloeg in België pas op 21 juli om. Het zou voor de rest van de maand wisselvallig en koel blijven voor de tijd van het jaar.

Op donderdag 23 juli stuurde Oostenrijk-Hongarije aan Servië een heel streng ultimatum dat grotendeels werd ingewilligd. Diezelfde dag beloofde Frankrijk Rusland bij te staan in geval van oorlog. Duitsland steunde Oostenrijk-Hongarije onvoorwaardelijk en anderzijds steunde Rusland Servië.

Vanaf zondag 26 juli ontwaakte de Belgische pers na twee weken relatief weinig berichtgeving rond het Oostenrijks-Servisch conflict. Dit is zeer opvallend en het lijkt alsof iedereen zich plots begint te realizeren dat dit verkeerd gaat aflopen. Dagelijks komen er pagina’s vol over de dreigende oorlog en dat wordt nog erger na de Oostenrijkse oorlogsverklaring aan Servië. Maar de Belgische pers blijft vol vertrouwen dat ons leger goed uitgerust is om de grenzen te verdedigen en dat er bijgevolg voor België geen gevaar is.

Op maandag 27 juli werd in België de voorzorg genomen om de 33000 mannen van de klas 1913 die sinds 15 juli met verlof waren gegaan terug op te roepen. Het ministerie van oorlog had zoals gewoonlijk aan alle dienstplichtigen van goed gedrag en met een goede staat van dienst een bijkomend verlof van één maand toegestaan. Ze konden dit verlof op eigen vraag in één of twee keer opnemen tussen 15 juli en 9 december. Dit bewijst dat de Belgische regering ondanks de aanslag te Sarajevo zelfs half juli nog niet verontrust was en zoals gewoonlijk handelde.

Jules Declerck uit Ruddervoorde was toen in dienst met de klas 1913 bij de 6e compagnie van het 24e linie in de kazerne te Brugge (4).

Op dinsdag 28 juli verklaarde Oostenrijk-Hongarije de oorlog aan Servië. Meteen deden Engeland en Duitsland nog pogingen om de vrede te redden.

Op woensdag 29 juli om 11u in de morgen stelde de chef van de generale staf, luitenant-generaal Antoine de Selliers de Moranville, voor om het Belgische leger op versterkte vredesvoet te brengen. Dat kwam neer op een gedeeltelijke mobilisatie. In de loop van de dag ging de regering daarom over tot het wederoproepen van de drie jongste klassen soldaten die al afgezwaaid waren, met name de klassen 1912, 1911 en 1910. De gemeentebesturen hadden een register waarin per militieklas de namen stonden van alle soldaten die konden worden gemobiliseerd. De bevelhebbers van de gendarmeriedistrikten hadden dezelfde lijsten en hadden ook de mobilisatiebevelen voor iedere soldaat, gerangschikt per gemeente en per militieklas. De distriktsbevelhebber van de gendarmerie werd van de gedeeltelijke mobilisatie op de hoogte gebracht en die bezorgde de mobilisatiebevelen dadelijk aan de bevelhebbers van de verschillende gendarmeriekantons die ze naar iedere gemeente

Page 38: naam in Arduin

38

stuurden. De plaatselijke politie en veldwachters moesten voor de verdeling van de mobilisatiebevelen zorgen. Die dag werden op bevel van de Minister van Oorlog, de regimentsscholen ontbonden, de infanterieregimenten ontdubbeld en de munitiereserves van de veldartillerie in de divisie- en hulpparken ondergebracht. De Heer M.Davignon, minister van buitenlandse zaken, schreef meteen een verklarend telegram naar de Belgische gezanten in Berlijn, Parijs, Londen, Wenen, St. Petersburg, Rome, Den Haag en Luxemburg (Bijvoegsel 10). De burgemeester van Tielt kreeg kort voor 21u rijkswachters aan de deur die kwamen melden dat de miliciens van de klassen 1912, 1911 en 1910 weer naar hun regimenten moesten. Doordat er haast bij was ging de burgemeester onmiddellijk naar het stadhuis en liet politiemannen, bedienden en postbodes ontbieden. De nodige documenten waren vlug klaar en werden door de postbodes in de buitenwijken verdeeld en door de politieagenten in de binnenstad. De verdeling was ongeveer klaar tegen 2u in de morgen van 30 juli. Men zag in Tielt tegen dat uur achter veel ramen het licht branden. De vader van Gaston Vandewalle was op 23 oktober 1890 geboren en werd in 1910 ingelijfd bij het 6e linie gelegerd te Antwerpen, hij was ook een leeftijdsgenoot van Jules. Volgens zijn levensverhaal was 29 juli een warme zomerdag. Toen hij s’avonds naar de herberg aan de vismarkt in Brussel wandelde waar hij logeerde, lag daar een telegram van zijn moeder klaar omdat bij hem thuis in Drongen een mobilisatiebevel was aangekomen. Die avond nog ging hij met de trein terug naar de ouderlijke woning in Drongen. Deze twee verhalen tonen aan dat er naar gelang de gemeente nogal wat verschil in tijd was bij het ronddragen van de mobilisatiebevelen. Te Jabbeke droeg de veldwachter de mobilisatiebevelen rond en begeleidde nadien de miliciens naar Brugge. Ook te Woumen en Jonkershove klopte de veldwachter aan vele huizen aan om te melden dat de mannen zich onmiddellijk met hun oproepingsbrief naar de aangeduide verzamelplaats moesten begeven. Sommige mannen vertrokken daar in burger omdat ze hun blauwe uniform met rond mutsje waren kwijtgeraakt, anderen vertrokken in hun soldatenplunje.

Hogergenoemde Leo Jacques uit Werken die tot de klas 1910 van het 2e jagers te voet behoorde en bijgevolg ook deel uitmaakte van de 5e divisie werd ook op 29 juli 1914 opgeroepen en moest binnen de 48 uur zijn kantonnement vervoegen. Ook te Wingene zal burgemeester baron van der Bruggen (5) in de vroege avond door de gendarmen verwittigd geweest zijn dat een gedeeltelijke mobilisatie van het leger bevolen werd. Veldwachter Felix Fraeyman zal in de loop van de avond van woensdag 29 juli 1914 aan de deuren van de huizen van de betrokken mannen zijn gaan aankloppen met een bevel tot vervoegen van de eenheid. We mogen er van uitgaan dat hij de laatste mobilisatiebevelen tegen de volgende morgen bezorgde.

Page 39: naam in Arduin

39

De richtlijnen te volgen door de militair in geval van mobilisatie, afmetingen.:156 mm x 185 mm.

Op donderdag 30 juli in de morgen vertrok de vader van Gaston Vandewalle vanuit Drongen met de trein naar Antwerpen. De trein zat vol jonge mannen op weg naar hun eenheden en er heerstte een opgewekte sfeer. Te Berchem in de kazerne van het 6e linie was er een naamafroeping en kregen ze hun uniform en wapens. Na het avondmaal vertrokken ze met pak en zak naar Lier waar ze in een vrouwenklooster hun intrek namen.

Van zijn militair dossier weten we dat Jules Vandoorn niet onmiddellijk gevolg gaf aan deze voormobilisatie : “01/08/1914 tegenwoordig bij het 3e jagers te voet 4e Bn 3e Cie”. Als we ervan uitgaan dat “1 augustus tegenwoordig” betekent dat hij in de loop van 1 augustus is aangekomen, dan

Page 40: naam in Arduin

40

heeft Jules er dus meer dan 2 volle dagen over gedaan om zijn eenheid te vervoegen nadat zijn klas gemobiliseerd was. Volgens de mobilisatie instructies uit het militair zakboekje, zou wie zich ten laatste de tweede dag van de mobilisatie in de voormiddag niet gemeld had door de gendarmerie worden aangehouden. Er moet dus wel een gegronde reden voor zijn vertraging geweest zijn. Zonder concrete gegevens daarover moeten we een aantal mogelijke scenario’s onder ogen nemen. Het lijkt vergezocht, maar niet onmogelijk, dat hij door ziekte uitstel van vertrek bekwam. Maar in dit scenario lijkt het onwaarschijnlijk dat je op donderdag te ziek bent om je te verplaatsen om dan twee dagen later terug fit genoeg te zijn. Zou het kunnen dat Jules geen oproepingsbrief kreeg door hun recente verhuis naar Wingene ? We kunnen ervan uitgaan dat in hun kroostrijke gezin minstens iemand over de voormobilisatie zou gehoord hebben op donderdag. Wetende dat de jongens van zijn klas al vertrokken waren zou Jules dan ten laatste op vrijdag ook vertrokken zijn. Dit sluit ook uit dat Jules pas via de algemene mobilisatie vernam dat hij was opgeroepen, dat zou betekenen dat niemand van het gezin in twee dagen met iemand anders gepraat had. Gezien het tijdstip van de algemene mobilisatie kunnen we bovendien besluiten dat die pas in de loop van zaterdagvoormiddag algemeen bekend zal geweest zijn. In dergelijk scenario zou Jules waarschijnlijk ook niet meer op zaterdag 1 augustus bij zijn eenheid geraakt zijn. De conclusie is dat hij niet thuis was op het ogenblik dat zijn oproepingsbrief werd gebracht. Mocht hij in Walonië gewerkt hebben als pendelarbeider dan zou hij ook in de loop van donderdag gehoord hebben dat zijn klas gemobiliseerd was en dan zou hij meteen naar huis vertrokken zijn, op tijd om op vrijdag naar Kontich te vertrekken. Vele Vlaamse arbeiders gingen in die tijd in Noord-Frankrijk in de steenbakkerijen of bij de boeren werken en we kunnen er gezien het bovenstaande van uitgaan dat Jules een van hen was.

De arbeiders in Noord Frankrijk kwamen zelfs zonder mobilisatiebevel te weten dat hun klas opgeroepen was(6). Het verhaal van pastoor Denys, de aalmoezenier van de seizoensarbeiders is daarover ook verhelderend. In Rijsel en omgeving verneemt hij op vrijdag 31 augustus overal waar hij komt dat er steenbakkers met hun klas binnengeroepen zijn (7). Daar de algemene mobilisatie pas op vrijdagavond werd afgekondigd moeten dit mannen geweest zijn die behoorden tot de klassen opgeroepen voor de versterkte vredesvoet net als Jules. We mogen dus aannemen dat het nieuws over de wederoproeping van de klassen 1912, 1911 en 1910 in de loop van donderdag 30 juli de Belgische arbeiders in Noord-Frankrijk bereikte. In tegenstelling tot de reactie bij de algemene mobilisatie die pastoor Denys de dag nadien observeerde (8) waren hier slechts enkelingen betrokken. Die zullen niet door de massa meegesleurd zijn en de tijd genomen hebben om even na te denken wat hen te doen stond. De meesten zullen dus vermoedelijk pas op vrijdag 31 juli naar huis vertrokken zijn nadat ze met eventuele lotgenoten overlegd hadden.

Op vrijdag 31 juli kondigde Rusland de algemene mobilisatie af. Rusland dat in 1908 en 1913 een diplomatieke nederlaag had geleden op de Balkan wilde doorzetten. Om 13u30 die namiddag kwam de Duitse aankondiging van “Kriegsgefahrzustand “. Diezelfde vrijdag 31 juli om 19u werd als gevolg daarvan ook in België de algemene mobilisatie van kracht. Daardoor werden nu ook de klassen 1909 tot 1901 opgeroepen. De klassen 1900 en 1899 zouden pas op 4 augustus worden gemobiliseerd. Na afkondiging van de mobilisatie hakte de opperbevelhebber van het leger, koning Albert I, de knoop door voor de te volgen strategie. Hij opteerde voor het plan de Ryckel, dat voorzag in de concentratie van het Belgische leger ten Westen van Luik op de linkeroever van de Maas. Hier speelden de spoorwegverbindingen en de lengte van de loskaaien een belangrijke rol. Slechts één van de klassen van het leger was van het regime van de algemene dienstplicht, namelijk die van 1913. Bij mobilisatie konden 15 klassen worden opgeroepen, één van de algemene dienstplicht, 4 van de persoonlijke dienstplicht van de jaren 1909-1912 en 10 van het oude systeem van loting. De klas 1914 werd pas vanaf 15 september onder de wapens geroepen. Na haar opleiding zou zij vanaf januari 1915 op het front verschijnen. Dat niet iedereen voor 1913 soldaat moest worden, samen met het systeem van de

Page 41: naam in Arduin

41

afkoping bij de loting, verklaart waarom er zich in augustus 1914 zo’n groot aantal vrijwilligers bij het Belgische leger hebben aangemeld (circa 20.000). Zij waren in meerderheid uit Vlaanderen afkomstig omdat Wallonië door de Duitsers sneller onder de voet gelopen was.

Jules Vandoorn behoorde op vrijdag 31 juli nog tot de 2 procent afwezigen(9). Het bericht over de gedeeltelijke mobilisatie van het Belgische leger werd algemeen beschouwd als een eenvoudige voorzorgsmaatregel. Bovendien waren er in de voorgaande jaren voor allerhande redenen al mobilisatie’s van een aantal klassen geweest. Daarom zal Jules deze wederoproeping waarschijnlijk louter hebben gezien als verlies van inkomen omdat hij zijn seizoensarbeid voortijdig moest afbreken, misschien zoals zovelen zelfs zonder betaling. Mij baserend op het wedervaren van pastoor Denys moet Jules van zijn werkplaats in Frankrijk zeker tot in Rijsel gereisd zijn. Laten we ervan uit gaan dat Jules ergens tussen Arras en Rijsel werkte en dat hij rond 6u in de morgen van vrijdag 31 juli de terugreis aanvatte. Tot het dichtstbijzijnde station en met wachttijd op de trein inbegrepen zal hij al rap minimum een uur kwijt geweest zijn. Als we daar nog een uur bijtellen voor de treinreis tot in Rijsel, dan zal hij tegen 9u in de morgen in die stad aangekomen zijn. Vanuit Rijsel kon hij met de lijn 65 over Tourcoing en Menen naar Roeselare zonder overstappen. Hij kende een stuk van die reisweg van tijdens zijn legerdienst en opleiding te Menen. Een alternatief was via lijn 75 van Rijsel tot in Kortrijk en vandaar met lijn 66 tot in Roeselare, maar dat lijkt me minder waarschijnlijk. Gezien Frankrijk pas op 1 augustus mobiliseerde mogen we veronderstellen dat het treinverkeer voor hem niet aan de grens zal onderbroken geweest zijn zoals twee dagen later wel het geval was. In Rijsel zal hij minimum een uur moeten wachten hebben op een trein naar België. Bovendien zal de grenscontrole gezien de omstandigheden al heel strict geweest zijn en bijkomende vertraging hebben opgeleverd. Als we ervan uitgaan dat hij om van Rijsel tot in Roeselare te geraken alles inbegrepen ongeveer 3 uur heeft nodig gehad. Dan zou Jules rond het middaguur Roeselare hebben bereikt. Alhoewel we hogerop zagen dat hij het uitgaansleven in Torhout goed kende, lijkt het me onwaarschijnlijk dat hij tot in Torhout gespoord is en vandaar te voet naar Zwevezele getrokken is. Mogelijk is hij via de lijn 66 van Roeselare nog tot in Lichtervelde gereisd en heeft hij van daaruit een voettocht van anderhalf uur naar het ouderlijke huis ondernomen. Hij kan ook vanuit Roeselare de tramlijn 32 tot in Ardooie genomen hebben. In Ardooie kon hij dan overstappen op de tramlijn 33 die hem tot in Zwevezele vlak bij zijn ouderlijk huis bracht. Met de tram, wachttijd en overstap inbegrepen tot in Zwevezele zou ook nog eens 2 uur gekost hebben, via Lichtervelde te voet naar huis zou hem ongeveer 2,5 uur gekost hebben. Daarom zal Jules tussen 14u en 15u in de namiddag van vrijdag 31 juli het ouderlijk huis te Wingene bereikt hebben.

Hun huis, Brugsesteenweg 43 bevond zich in de huidige Lostraat op de grens van Wingene en Zwevezele. Vermoedelijk heette die zijstraat van de Brugsesteenweg in die tijd inderdaad ook Brugsesteenweg zoals zoveel doodlopende zijstraten vroeger de naam van de grote straat droegen. In vogelvlucht woonden ze op circa 2 kilometer van het centrum van Wingene, op 1,5 kilometer van het centrum van Zwevezele en ongeveer 3 kilometer van zijn geboorteplaats Ruddervoorde. Tot de Hille was het ongeveer 1,2 kilometer. Zwevezele “Den Hille” was een belangrijk tramstation en kruispunt tussen de lijnen 33 “Ardooie-Zwevezele”, lijn 34 “Zwevezele-Oostkamp-Brugge(het zand)”, lijn 36 “Zwevezele-Tielt Markt”

Page 42: naam in Arduin

42

Uittreksel uit een stafkaart van eind 19e eeuw, met de Hille en ruime omgeving

Thuis zal Jules door zijn bijna 5 jaar oude broertje David en zijn ouders begroet geweest zijn. Hij zal meteen zijn wederoproepingsbevel gelezen hebben Omdat er de voorgaande jaren ook al een aantal mobilisaties geweest waren, met name tijdens de legerdienst van Jules, zal de familie Vandoorn zich niet al te veel zorgen gemaakt hebben. De mensen hebben toen overal in België pas zeer laat in een werkelijk oorlogsgevaar geloofd want men dacht dat het leger alleen de grenzen zou moeten bewaken zoals tijdens de Frans-Duitse oorlog van 1870. Moeder Leonie Descheemaecker zal in afwachting dat Jules thuis kwam al de militaire uitrusting van haar oudste zoon hebben klaargelegd. Die zal gezien hun recente verhuis uit Ruddervoorde nog makkelijk te vinden geweest zijn. Met zijn ouders zal Jules van gedachten gewisseld hebben over zijn mobilisatie en over de financiële gevolgen daarvan. Gezien het late uur en gezien zijn vermoeiende reis zal Jules ook onmiddellijk besloten hebben om pas de volgende dag te vertrekken naar Kontich.

Rond 16 uur zullen de 13 jaar oude Marcel, de 10 jaar oude Helena, de 8 jaar oude Alidor en de 6 jaar oude Adhemar van school thuis gekomen zijn van hun laatste schooldag voor de vakantie (53). Zijn 23 jaar oude zuster Irma was toen vermoedelijk reeds als kloosterzuster ingetreden. Later die avond zullen ook de 26 jaar oude Judith, de 21 jaar oude Marie, de 19 jaar oude Aline, de 17 jaar oude Magdalena en de 15 jaar oude Elza thuis gekomen zijn. Door de verhalen van mijn grootmoeder vermoed ik dat de oudste dochters als dienstmeid werkten bij een van de adelijke familie’s in de buurt, bij notabelen of bij de grote boeren. De vrijdagavond van 31 juli 1914 genoten Kamiel Vandoorn en Leonie Descheemaecker met 11 van hun 12 overlevende kinderen voor het laatst allemaal samen van

Page 43: naam in Arduin

43

het avondmaal. Tijdens dat avondmaal zal er over de internationale situatie gepraat zijn en over het nieuws dat daarover de ronde deed. Jules zal ook zijn wedervaren verhaald hebben en iedereen zal aan zijn lippen gehangen hebben. Het zag er voor hen die avond nog niet naar uit dat België werkelijk in een oorlog zou betrokken geraken.

Op zaterdag 1 augustus verklaarde Duitsland de oorlog aan Rusland, nadat dit land niet had gereageerd op het Duitse ultimatum dat eiste de algemene mobilisatie binnen 12 uur in te trekken. Diezelfde dag werd ook in Duitsland en Frankrijk de algemene mobilisatie afgekondigd. Volgens het dagboek van Louis Lindemans werd die dag in Opwijk in de vroege morgen de noodklok geluid vanwege de algemene mob!ilisatie. De leerlingen van Louis zijn school vertrokken met de eerste treinen, en die zaten volgepropt met soldaten die de Vlaamse Leeuw zongen. In de namiddag reed Louis per fiets naar Lede en Grembergen. Te Dendermonde krioelde het van soldaten, opgeëiste paarden, auto’s en vrachtwagens.

Die zaterdagmorgen in alle vroegte zal de familie Vandoorn de noodklokken te Wingene en Zwevezele dat het dichtst bij lag hebben horen luiden. Ook het klokgelui vanuit Ruddervoorde zullen ze duidelijk kunnen horen hebben. Jules zal net als zijn ouders reeds heel vroeg uit de veren geweest zijn en het luiden van de noodklokken zal de spanning die er in de woonkamer in deze vroege morgenuren heerste nog groter gemaakt hebben. Ze zullen bange vermoedens gehad hebben zonder te weten dat de klokken werden geluid vanwege de algemene mobilisatie. Moeder Leonie zal met veel liefde mondvoorraad voor 1 dag klaargemaakt hebben en aan haar oudste zoon gegeven, dat overeenkomstig de instructies uit zijn mobilisatie zakboekje. Jules zal kort na 6u zeker vertrokken zijn na nog een kruisje van zijn ouders en een groet van zijn zussen en broers, waarvan de allerjongsten misschien nog in bed zullen gelegen hebben. In zijn militaire uniform en met het ronde mutsje op zijn hoofd liep Jules van het ouderlijke huis tot aan de grote baan naar Brugge. Langs de tramrails stapte hij linksweg richting de tramhalte van de Hille. Vader Kamiel zal zijn oudste zoon gezien het luiden van de noodklokken met een bang voorgevoel vergezeld hebben. Na het sombere weer van de voorbij twee weken was het die zaterdag mooi weer maar met 19,5 graden koel voor de tijd van het jaar (10). Onderweg zullen ze al rap van voorbijgangers of lotgenoten van Jules gehoord hebben dat de algemene mobilisatie afgekondigd was. Dat zal de spanning nog wat hebben opgedreven alhoewel ze allemaal nog zullen overtuigd geweest zijn dat de soldaten net als in 1870 alleen de grenzen zouden moeten bewaken. De huizen op de Hille zullen misschien al bevlagd geweest zijn met de nationale driekleur zoals in alle dorpen van het land. Misschien waren her en der reeds de militaire opeisingen van vee, paarden, karren, wagens en voertuigen van alle aard bezig. Vader Kamiel zal na een laatste kruisje zijn zoon opgedragen hebben voorzichtig te zijn en zal zich snel weer huiswaards gespoed hebben. De veldwachter van Zwevezele zal de gemobiliseerden van dat dorp aan de tramhalte bijeengebracht hebben. Met de lijn 36 zullen ook de veldwachter en de gemobiliseerden van Wingene in Zwevezele aangekomen zijn. Jules zal in hun gezelschap meegetrokken zijn. Er moet er een sfeer van patriotisme geheerst hebben onder de gemobiliseerden en omstaanders bij de tramhalte.

Die dag begon de bevolking ook te hamsteren, de winkels werden overweldigd door de vraag. De mensen haastten zich ook naar banken en spaarbanken om hun geld af te halen en dan nog liefst in munstukken, want papieren geld werd niet vertrouwd. Soms namen ze zelfs de tram gewoon om papiergeld in muntstukken te kunnen wissellen.

Het levensverhaal van korporaal Leon Trésignies, die tot het 2e jagers te voet behoorde, bevestigt dat Jules Vandoorn die zaterdag naar Kontich moet gereisd zijn. (Bijvoegsel 11). Met zekerheid stond in het mobilisatieboekje van Jules het magazijn van het 3e jagers te voet te Kontich als mobilisatiecentrum, want zij behoorden net als het 2e jagers te voet tot de 5e Divisie. De grote kazernes van Kontich

Page 44: naam in Arduin

44

waren gelegen dicht bij de spoorlijn Antwerpen-Brussel, men noemde die “het depot”. Het dorp Kontich telde in die tijd ongeveer 5000 inwoners en was toen gelegen tussen de bovengenoemde spoorweg en de lijn Antwerpen-Dendermonde-Gent. Midden door het dorp liep de grote weg die Antwerpen met Mechelen en Brussel verbond en daarop gaven de belangrijkste straten uit. Dicht bij de kerk werd de grote weg gekruist door een weg die van Lier over Lint en Kontich-Kazerne naar Hemiksem, bij de Schelde liep. Een andere weg voerde naar Edegem en Wilrijk en een naar Reet en een andere naar Duffel. De grote weg vormde de directe communicatieweg met Walem op de Nete en het daar gelegen fort. Er waren in Kontich drie stations waarvan een gelegen op de lijn Antwerpen-Zuid naar Mechelen, ook de kazernes waren daar dichtbij gelegen dus dat zal de meest waarschijnlijke stopplaats voor de militairen geweest zijn.

Kontich op een stafkaart van eind 19e eeuw, het depot rechts midden tegen de spoorweg

Jules mocht op vertoon van zijn militair zakboekje, marsbevel of verlofpas of welk bewijs van zijn identieit dan ook gratis met de buurtspoorwegen en de spoorwegen reizen. Gezien de gemobiliseerden uit Jabbeke naar Brugge moesten kunnen we ervan uitgaan dat ze uit alle West-Vlaamse dorpen eerst naar Brugge toe moesten. In gezelschap van de andere gemobiliseerden van vroegere militieklassen uit Zwevezele en Wingene en van de veldwachters van Zwevezele en Wingene zal Jules op de stoomtram van lijn 34 Zwevezele-Brugge gestapt zijn. Vlak na het vertrek reed de tram voorbij het rechts van de tramlijn diep in de landerijen gelegen ouderlijke huis van Jules. Bij aankomst van de tram in zijn geboortedorp Ruddervoorde zullen misschien nog verschillende oude bekenden opgestapt zijn. De sfeer zal gezien de algemene mobilisatie niet meer zo opgewekt zijn geweest, ze zullen onderling gespeculeerd hebben over wat hun te wachten stond. Daardoor zal het gedender, gesis en gepuf van de overvolle stoomtram overstemd geweest zijn door het luide geroezemoes van de gemobiliseerde mannen. Ook in Waardamme en Oostkamp zal de tram zich verder met

Page 45: naam in Arduin

45

gemobiliseerden gevuld hebben. Het station van Brugge was in die tijd nog op het Zand gelegen en daar was sinds kort ook de nieuwe eindhalte van de lijn 34 waar de mannen van de tram stapten.

Het Station van Brugge op het Zand voor 1914

Aan het station van Brugge kon men op de koppen lopen en ook in de nabijgelegen Steenstraat en de verderop gelegen markt was dat het geval. Ook de herbergen zaten natuurlijk proppensvol omdat de opgeroepen militairen zich moed indronken. in Brugge was in die tijd de Poermolenkazerne van het 4e Linie en de kazerne van het 3e lansiers in de Langestraat. Beide regimenten behoorden tot de 1e Legerdivisie. De militaire overheid zal aan het station een verzamelplaats hebben ingericht om de gemobiliseerden overeenkomstig hun mobilisatiecentrum ofwel naar de plaatselijke kazernes te verwijzen of ze naar de mobilisatietreinen te begeleiden in de overeenstemmende groepen. Er zullen die zaterdag zeker speciale mobilisatietreinen gereden hebben die voorrang hadden op het gewone reizigersverkeer. Alle gemobiliseerden die niet in een van de kazernes te Brugge bleven moesten vanuit Brugge naar Gent Sint-Pieters van waaruit alle Vlaamse gemobiliseerden vertrokken naar hun eenheden.

Page 46: naam in Arduin

46

Jules zal vanuit Brugge zeker de trein naar Gent genomen hebben. Toen waren daar twee mogelijke reisroutes voor. De nu afgeschafte lijn-58 over Maldegem en Eekloo naar Gent Dampoort of de nog bestaande lijn 50A over Beernem en Aalter naar Gent Sint Pieters toe en van daaruit naar Gent-Dampoort. Vanaf Gent-Dampoort waren er terug verschillende alternatieve reisroutes mogelijk. Het meest waarschijnlijk lijkt een treinreis vanuit Gent-Dampoort via de lijn 59 over Lokeren, St.-Niklaas en Beveren naar Antwerpen Zuid. Vanuit Antwerpen Zuid dan met de lijn 25 naar Kontich toe. Deze laatste reisweg is de meest waarschijnlijke, omdat veel gemobiliseerden toch naar Antwerpen moesten.

Page 47: naam in Arduin

47

Een trein met Belgisch gemobiliseerden

Jules moet op zijn reis naar Kontich het gezelschap gehad hebben van talloze jongemannen die ook hun eenheden moesten vervoegen. Misschien heeft hij al op de trein mannen teruggezien waarmee hij zijn legerdienst had doorgebracht, maar gezien zijn late vertrek acht ik dat onwaarschijnlijk. De meesten waarmee hij reisde waren van vroegere militieklassen, dus lotelingen, want de meerderheid van zijn klasse en die van 1911, 1912 en 1913 waren toen reeds in de kazernes. Als we ervan uitgaan dat Jules rond 6u in de morgen thuis vertrok, dan zal hij zeker tegen 8u in Brugge geweest zijn. Met wachttijd op de trein inbegrepen zal hij rond de middag zeker Gent bereikt hebben. Ruw geschat vermoed ik dat hij tussen 14u en 16u op zaterdag 1 augustus 1914 Kontich heeft bereikt. Vanaf die zaterdagmorgen brachten de treinen te Kontich-Kazerne en Kontich-dorp een enorme menigte soldaten, zo erg dat ’s avonds niet alleen de scholen, de danszalen, de café’s en de schuren gevuld waren, maar de inwoners moesten ook hun huizen openen om onderdak te verschaffen aan de vermoeide militairen. Ze bereidden hen met enthousiasme enorme stapels boterhammen en potten goeie koffie. De nacht daarop en de zondag vooral bleven de soldaten in grote aantallen in de stations afstappen.

Page 48: naam in Arduin

48

Het station van Kontich-Kazerne

Te Kontich kazerne zal Jules met de menigte lotgenoten meegelopen zijn naar het vlakbij gelegen mobilisatiecentrum. Het moet daar een drukte van jewelste geweest zijn. Daar werd een naamafroeping gehouden om te registreren wie van de gemobiliseerden reeds aanwezig was. Jules werd die namiddag meteen ingedeeld bij de 3e compagnie van het 4e bataljon van het 3e jagers te voet, alhoewel hij zijn legerdienst bij de 4e compagnie van het 2e bataljon gedaan had. Dat lijkt op het eerste zicht wel vreemd want volgens de toenmalige organisatie had een regiment maar drie bataljons. Normaal moest elk infanterieregiment zich bij mobilisatie opsplitsen, het 3e jagers te voet zou als ontdubbelde regiment daarbij het 6e jagers te voet krijgen. Het was de bedoeling dat de actieve regimenten zouden bestaan uit de militieklassen 1913, 1911 en 1909 terwijl het ontdubbelde regiment uit de militieklassen 1912, 1910, 1908 en 1907 zou bestaan. De hoger vernoemde Leo Jacques uit Werken die net als Jules tot de klas 1910 behoorde werd inderdaad bij het van het 2e jagers afgesplitste 5e jagers te voet ingedeeld. Bij het 3e jagers te voet is deze ontdubbeling niet onmiddellijk ingegaan, maar de basis voor het 6e jagers te voet werd al gelegd onder de vorm van de bijkomende bataljons. Een bron vermeld dat het 6e jagers op 6 augustus reeds zijn vaandel kreeg (11), terwijl het Journal Militaire Officiel van 7 september 1914 vermeldt dat de bevelhebber van de 5e divisie bevel gaf het 6e jagers te voet te vormen met 2 bataljons (12). Omdat de dagorders van de 17e Gemengde Brigade op 7 september ook de effectieven van het 6e jagers te voet vermelden kunnen we ervan uitgaan dat de effectieve splitsing pas op die dag gebeurde. Jules Vandoorn maakte zeker deel uit van het 6e jagers te voet tijdens de korte periode dat dit in 1914 als afgesplitst regiment bestond. Indien Jules zoals ik vermoed reeds van thuis een uniform aan had dan zal hij hoogstwaarschijnlijk alleen wat resterend materiaal gekregen hebben. Omdat het pas de eerste dag van de algemene mobilisatie was zal hij gezien het bekende gebrek aan uitrusting van het Belgische leger vermoedelijk wel nog voldoende persoonlijke uitrusting ontvangen hebben. Hij zal ook nog een geweer in ontvangst genomen hebben. Hoe en waar Jules die avond gehuisvest werd kunnen we alleen

Page 49: naam in Arduin

49

vermoeden uit het feit dat zowel scholen, danszalen, café’s, schuren als de huizen van de inwoners van Kontich voor de soldaten gebruikt werden.

De ingang van de kazerne van Kontich

De kazerne van Kontich gezien vanaf het station

Page 50: naam in Arduin

50

Bovenstaande foto toont een sfeerbeeld van het binnenplein van de kazerne te Etterbeek tijdens de mobilisatie

Op zondag 2 Augustus bezette Duitsland het neutrale Groothertogdom Luxemburg. Diezelfde zondag werd ’s avonds om 19u door de Duitse gezant von Below Saleske, een nota afgegeven aan minister van buitenlandse zaken M.Davignon (Bijvoegsel 12). België verwittigde meteen na ontvangst van de Duitse nota de andere mogendheden die garant stonden voor het verdrag van 1839 waardoor het land de neutrale status had gekregen. Na heftige discussie in de Belgische Kroonraad (Koning, kabinet, enkele Ministers van Staat en enkele hoge officieren) werd dit ultimatum uiteindelijk van de hand gewezen.

Op maandag 3 Augustus om 7u in de morgen overhandigde minister van buitenlandse zaken M.Davignon het afwijzende antwoord van de Belgische regering aan ambassadeur von Bulow Saleske (Bijvoegsel 13). De Belgische troepen kregen meteen bevel te schieten op iedere vreemde militaire eenheid die de grens overstak. Diezelfde morgen zal Jules vroeg in de morgen gewekt zijn met de opdracht zich te wassen en na het ontbijt te verzamelen(13). Hij zal samen met de andere reservisten van het 3e jagers te horen gekregen hebben dat Duitsland aan de Belgische regering een vrije doortocht had gevraagd en dat de Belgische regering dit verzoek had geweigerd. Op dat ogenblik moeten de mannen zich gerealiseerd hebben dat het ernst werd. De spanning onder de reservisten zal meteen te snijden geweest zijn. Jules zal die dag ook zijn identificatieplaatje ontvangen hebben (Bijvoegsel 14).

Page 51: naam in Arduin

51

De Belgische eenheden beginnen vanaf die dag ook hun positie’s in te nemen, dat wordt door de belevenissen van Raoul Snoeck geïllustreerd. Onderluitenant Raoul Snoeck diende bij de klas 1913 van het 2e linie in de Leopoldkazerne te Gent. Het 2e linie maakte deel uit van de 2e gemengde brigade van de 1e divisie. In zijn dagboek lezen we : “3 augustus (5 uur). De oorlog is uitgebroken !!!… We

moeten vertrekken om de grens te verdedigen. Elke soldaat ontvangt een dienstplaatje met zijn stamboeknummer, dat een vlotte identificatie van de gesneuvelden moet toelaten. Die dag moesten in de Leopoldkazerne om 22u de lichten gedoofd worden. Om 23u werden de soldaten echter terug gewekt en het 2e en 22e linie moesten op de binnenkoer verzamelen voor een toespraak door de generaal. Om 23u30 vertrekken ze naar het Sint Pietersstation met de muziekkapel voorop. Ze zingen de Brabançonne en de Vlaamse Leeuw. Een enorme massa volk volgt hen de ganse weg. Ze sporen van Gent via Mechelen en Leuven tot 5u30 in de morgen van 4 augustus. Ze stappen in de gietende

regen af bij het station van Grimde bij Tienen”. De hogergenoemde Jules Declerck uit Ruddervoorde werd toen de oorlog uitbrak met het 24e linie naar Tienen en Hakendover gestuurd. Hij behoorde tot de 4e gemengde Brigade die eveneens van de 1e Divisie deel uitmaakte .

Om 19u45 verklaarde Duitsland de oorlog aan Frankrijk. Groot-Brittannië stelde meteen een ultimatum aan Duitsland om de Belgische neutraliteit te respecteren, dit tot grote woede van de keizer. De Britse regering kondigde ook de algemene mobilisatie af.

Om 20u00 kreeg luitenant-generaal Leman in Luik een telefoonoproep die aangaf dat de Duitsers de grens bij Welkenraedt overgestoken waren. Een paar minuten later kwam echter een nieuwe telefoonoproep die het vorige bericht dat de Duitsers de grens waren overgestoken ontkende. Toch bliezen om 20u30 onderluitenant Van Billoen te Homburg, Kapitein-commandant Baudry te Nasproue, Onderluitenant Beaupain te Trois Ponts en luitenant Dindal te Stavelot de spoorwegtunnels op na het ontvangen van de orders van generaal Leman. Om 22u gaf generaal Leman opdracht de bruggen te Argenteau en Visé op te blazen. De eerste poging mislukte en luitenant Brouchon werd vanuit Luik daarheen gestuurd voor een tweede poging. Om 22u40 gaf generaal Leman opdracht dat alle eenheden van de divisie, die niet op wacht waren, moesten verzamelen om 4u de volgende morgen. In elk cantonnement moesten speciale maatregelen getroffen worden zodat de troepen konden verzamelen in de kortst mogelijke tijd. De 12e gemengde brigade en het 2e regiment lansiers moesten naar Luik terugkeren. Er moest op gelet worden dat alle wachten gealarmeerd waren. Als er alarm gegeven werd dan moesten de regimenten in de forten onmiddellijk de verdedigingslinie’s in de intervallen tussen de forten bezetten. Tijdens de nacht staken de artilleristen van het fort van Boncelles de private woningen en de kerk van het dorp die nabij het fort gelegen waren in brand, omdat ze zouden kunnen dienen als dekking voor de vijand.

Op dinsdag 4 augustus om 3u20 kreeg het 2e regiment lansiers van Leman opdracht om met zijn 1e escadron te Battice verkenningen uit te voeren in de richting van Henri-Chapelle. Het peleton van luitenant de Selliers de Moranville was in Gemmenich, dat van luitenant D’Istasse in Balen. Het 2e escadron te Falhez (Soiron) moest verkenningen uitvoeren in de richting van Goé, Jalhay en Francorchamps. Het 3e escadron te Monchamps moest verkenningen uitvoeren in de richting van Spa, Remouchamps en Aywaille. Het 4e escadron te Plaineveaux moest verkenningen uitvoeren in de richting van Ellemelle , Anthisnes. Het peleton van luitenant Picard voerde verkenningen uit in de richting van Stavelot. Het hoofdkwartier van het 2e lansiers zou in Vaux-sour-Chèvremont zijn. Al deze eenheden moesten om 6u op hun plaats zijn, ze zouden echter slechts om 7u vertrekken.Om 4u in de morgen werd de brug te Visé bij de tweede poging opgeblazen.

Page 52: naam in Arduin

52

De vernielde brug te Visé

Kort na 8u in de morgen trokken de Duitsers bij Gemmenich de Belgische grens over. Die dag om 9u ’s morgens was het nieuws van de Duitse oorlogsverklaring officieel ontvangen te Brussel. De klokken kondigden die morgen in vele dorpen het begin van de wereldoorlog aan.

Om 23u ’s avonds verliep het Britse ultimatum en was Groot-Brittannië ook in oorlog met Duitsland.

Page 53: naam in Arduin

53

De val van Luik en de verdediging aan de Gete Het Belgische veldleger trok zich in die eerste dagen van augustus 1914 samen achter de Gete. De rechtervleugel van het leger bevond zich te Namen, waar de 4e divisie de vesting versterkte. De rest van de troepen werd opnieuw gepositioneerd om het noorden van het land te verdedigen, en daar de Duitse vooruitgang te stuiten. De rivier de Gete werd gekozen als eerste natuurlijke verdedigingslijn achter Luik. Bij de keuze voor de Gete liet men zich leiden door diplomatieke, strategische en tactische motieven. Op het diplomatieke forum kon de stellingname aan de Gete verdedigd worden als preventieve maatregel tegen zowel een Duitse als een Franse inval. Strategisch werd het behoud van de verbinding tussen de Steunpunten Luik, Namen, de Vesting Antwerpen en de Centrale Bevoorradingsplaats Brussel verzekerd. Tactisch vormde een bruggenhoofd aan de Gete een mogelijke aansluiting voor de Franse frontlijn Rijsel-Longwy en voor een Brits expeditieleger via Antwerpen, Duinkerken of Oostende.

Belgische soldaten tijdens een eetpauze

Op dinsdag 4 augustus waren de Duitsers zoals hoger beschreven de Belgische grens overgetrokken. Het 5e Duitse leger onder leiding van kroonprins Wilhelm, dat op 2 augustus het Groothertogdom Luxemburg reeds bezet had trok die dinsdag deels via Aarlen en Virton, deels via Longwy rechtstreeks naar Frankrijk. Het 4e leger onder leiding van Albrecht von Würtemberg, viel België binnen ter hoogte van Bastenaken en spoedde zich over Neufchâteau en Bouillon naar Sedan toe. De Duitsers kwamen onder bevel van Von Moltke meteen de versterkte stelling Luik belegeren. Na een aantal verwarde gevechten in de loop van dinsdag 4 augustus bouwden de Duitsers in de nacht van 4 op 5 augustus te Visé een eerste botenbrug. Het Duitse leger voerde een tangbeweging uit in de richting van Luik, vanuit Gemenich langs de Nederlands-Limburgse grens in het noorden en van uit Verviers in het Zuiden. De Oberste Heeresleitung (OHL) wilde de slagkracht van het eerste Leger op de rechtervleugel ontzien bij het doorbreken van de fortenlinie van Luik. Daarom werd een speciale “Taskforce” gevormd, bestaande uit zes infanteriebrigades (25.000 man), drie cavaleriedivisies (8000 man), zes compagnieën pioniers en 124 stukken veldgeschut. Deze troepenmacht was tijdelijk onttrokken aan Von Bülow’s tweede Leger en stond onder bevel van generaal Von Emmich, terwijl generaal Ludendorff de verbindingsofficier was tussen de aanvalsmacht en het hoofdkwartier.

Page 54: naam in Arduin

54

Volgens de organisatie van 1914 behoorde het 3e regiment jagers te voet tot de 5e legerdivisie met hoofdkwartier in Bergen. Die 5e divisie stond op 1 augustus 1914 onder bevel van luitenant-generaal Ruwet (14).

generaal-majoor Ruwet als commandant van de 2e infanteriebrigade in 1910

Page 55: naam in Arduin

55

Het 3e jagers te voet was in 1914 als volgt samengesteld : De staf, het 1e actief bataljon en het 2e actief bataljon waren te Doornik gelegerd, het 3e actief bataljon te Laken en de Regimentsschool bevond zich net als voor 1913 nog altijd in Menen. Kolonel Ruqoy was bij het uitbreken van de oorlog bevelhebber van het regiment, vanaf midden 1915 werd hij nadien nog bevelhebber van de 5e divisie.

Volgens majoor SBH Henrotte vertrok het 3e jagers te voet, op dinsdag 4 augustus vanuit Doornik naar de stellingen aan de Gete. De troepen in actieve dienst vertrokken die dag vanuit hun kazerne in Doornik naar de streek van Perwez-Eghezée(55). Dit wordt bevestigd door de brief die Soldaat Louis Delputte van het 3e jagers 4/7 op 4 augustus vanuit Méhaigne bij Eghezée naar zijn ouders schreef. Hij ontkent in die brief dat de Duitsers reeds in België zijn, volgens hem zijn ze moeten vertrekken om in tijden van nood ten zuiden van de grenzen te zijn maar is er nog geen gevaar. Ze stellen het volgens hem beter dan in de kazerne want ze krijgen alles wat ze willen van de burgers en ze moeten niks anders doen dan slapen. Hij is tevreden dat ze mogen rusten omdat ze sedert een vijftal dagen maar halve nachten rust gehad hebben met daar bovenop nog eens de reis van Doornik naar Méhaigne. Volgens Louis zijn ze om 10u30 te Pecq op de trein gestapt en om 11u30 in Méhaigne aangkomen. Ze hadden grote honger want sedert het vertrek uit Pecq hadden ze nog niet gegeten.

Page 56: naam in Arduin

56

Dat de volledige 5e Divisie gelegerd werd in de streek rond Eghezée wordt bevestigd door het feit dat ook het 2e jagers te paard naar de streek rond Eghezée gestuurd werd. Het 2e jagers te paard nam er nadien deel aan de verdediging van een hulpstelling voor de terugtocht van de 3e Divisie uit Luik. Ook de 1e Gemengde Brigade, bestaande uit het 1e Linieregiment en het uit de ontdubbeling onstane 21é Linie, werd naar de verdedigingsstelling van de Gete gestuurd. Het eerste Bataljon van het 3e jagers te voet hield die avond cantonnement te Eghezée na een mars van 13 kilometer vanaf Grand-Leez. Daaruit kunnen we besluiten dat zij van Doornik met de trein tot in Gembloux of Perwez gereisd waren en van uit een van die twee stations naar Grand-Leez trokken om van daaruit uiteindelijk Eghezée te bereiken.

Op woensdag 5 augustus hadden de Fransen aan de Belgen de verzekering gegeven dat de nodige militaire steun zou worden gegeven wanneer die ook maar gevraagd werd. Die woensdag vond Léon Trésignies te Perwez zijn kameraden van de 2e compagnie van het 3e bataljon van het 2e jagers te voet terug. Zij waren op 3 augustus uit Bergen vertrokken. Jules Vandoorn, die eveneens vanuit Kontich vertrokken was, moet zich op die woensdag ook met de reservisten bij de rest van het 3e jagers te voet gevoegd hebben. Vanuit Kontich zullen zij via lijn 25 of 27 tot in Mechelen gespoord zijn. Vanaf Mechelen via de lijn 53 naar Leuven waar er twee alternatieven overbleven. Vanuit Leuven via lijn 139 naar Ottignies, dan lijn 161 tot in Gembloux en uiteindelijk lijn 147 tot in Perwez ofwel vanuit Leuven via lijn 36 tot in Tienen, dan lijn 142 naar Jodoigne-Rammilies en van daar uit lijn 147 naar Perwez of lijn 142 naar Eghezée. Omdat de 1e divisie waar Raoul Snouck deel van uitmaakte gebruik maakte van de spoorweg naar Tienen lijkt de route via Ottignies, Gembloux en Perwez de meest waarschijnlijke. De eerste dagen zal Jules vooral ingezet zijn bij het delven van loopgraven en het opbouwen van de stellingen. Ze zullen hard gewerkt hebben terwijl er in die eerste dagen ook totaal geen discipline bij de troepen was. Dat uitte zich in het feit dat zelfs de officieren niet gegroet werden door de soldaten. Ook de fysieke weerstand van de eenheden liet veel te wensen over want over 15 kilomter deden ze 5 uur (15) !

Vanaf het plateau van Belflamme werd kort na de middag de beschieting van Luik begonnen, ondertussen bombardeerde ook een Zeppelin de stad. Tijdens een hevig onweer startten de Duitsers die avond om 22u een concentrische aanval op Luik. Ze braken door tussen het fort van Boncelles en de Ourthe in het Zuiden waardoor generaal Leman zijn reserve, de 15e gemengde brigade, het veld moest insturen. In het noorden slaagde de 34e Duitse Brigade erin over te Maas te geraken bij Lixhe. Een Duitse compagnie slaagde er zelfs in om via Vottem tot bij het hoofdkwartier van generaal Leman te geraken. Dat was in een gewone rijwoning gevestigd en onmiddellijk trok de generaal zich in de citadel terug. Bij Sart Tilman vlakbij het fort van Boncelles slaagde het 1e Jagers te voet erin de vijandelijke doorbraak tot stilstand te brengen en hem terug te slaan (16). Omdat generaal Leman door de doorbraak en het gebeurde bij zijn hoofdwartier overtuigd was dat de stad verloren was, beval hij generaal Victor Bertrand om met de 3e divisie naar het veldleger aan de Gete te trekken. Zelf wilde hij vanuit het fort van Loncin, dat het minst verouderde was, de strijd voortzetten. Van daaruit controleerde hij zowel de weg en spoorweg naar Brussel.

Op donderdag 6 augustus trok het Franse cavaleriekorps onder generaal Sordet België binnen. Hun opdracht was de Duitsers op de rechter oever van de Maas houden, niet om directe steun te geven aan de Belgen in Luik. De Belgische cavalerie, die sinds 4 augustus gestationeerd was te Waver, kreeg bevel troepenbewegingen ten Noorden van Luik te dekken, en indien noodzakelijk naar Maastricht en Maaseik te gaan om het afsnijden van de route voor de aftocht voor de Duitsers onmogelijk te maken. Toen het gevecht te Luik startte, trokken zij naar Hannuit, een centrale positie waaruit zij een barrage konden afvuren. Die dag liet generaal de Witte de Belgische cavalerie naar Hollogne trekken waar contact werd gemaakt met de infanterie van de 3e divisie.

Page 57: naam in Arduin

57

Generaal De Witte

Reeds die dag, drukten de Duitsers hun woede uit over het onverwachte verzet van het Belgische leger en over het verzet door burgers. Met herinnering aan de francs-tireurs van 1870, riepen de Duitse kranten op tot weerwraak. De Kolnischer Zeitung titelde: ‘Het beest in België’; ‘Vanuit het wilde België’; ‘Luikse wreedheden’. In de provincie Luik waren er 1200 slachtoffers van Duitse weerwraak. In Luxemburg 842, Namen 2000, Brabant 832. Tot ontzetting van de rest van Europa werden van 25 tot 28 augustus de oude stad en bibliotheek van Leuven in brand gestoken. In Hengouwen waren er 350 slachtoffers, zowat 16000 huizen werden vernield. De terreur was bandeloos, onnodig, en niet systematisch. De enige conclusie die men kan trekken is dat de Duitse bevelhebbers de troepen hun plezier gunden. Ongelukkig voor de Belgische bevolking was dit juist een voorsmaakje van 4 jaar strenge behandeling. Het 6e jagers te voet ontving die donderdag zijn vaandel op de weg van Eghezée naar Namen (11). Die dag schrijft Louis Delputte van het 3e jagers 4/7 vanuit het 19 kilometer van Eghezée gelegen Hannut aan zijn familie dat ze tot dan toe nog geen Duitsers gezien hebben want die voeren slag bij Luik. Hij meldt dat alles goed gaat en dat hij wat vermoeid is van het marcheren en de slapeloze nachten. In de nacht van donderdag 6 op vrijdag 7 augustus trok kolonel Ludendorff aan het hoofd van zijn troepen de stad Luik binnen en begon met de belegering van de twaalf forten.

In de morgen van vrijdag 7 augustus, bracht de Belgische militaire afgevaardigde in Frankrijk aan het GHQ in Leuven een bericht van generaal Joffre over. Die meldde dat de volledige Franse opstelling zou klaar zijn tegen dinsdag 11 augustus. Op dat ogenblik was Joffre nog altijd overtuigd dat Luik stevig in Belgische handen was. Hij wilde dat Luik gehouden werd totdat hij vier korpsen naar de Maasvallei kon sturen vanuit Namen. Hij drong aan dat als een terugtrekking noodzakelijk werd, het in zuid-westelijke richting (richting Frankrijk) moest zijn. Maar de Duitsers waren reeds op beide oevers van de Maas en de Belgische 3e divisie was begonnen met terugtrekken op de Gete. Toen het Belgische GHQ die vrijdag doorgaf dat door de Duitsers in de richting van Hoei aangevallen werd en het daar gevaarlijk werd, trok de Belgische cavalerie naar Warnaut. Verdere bevelen echter, gaven aan dat de meest kritische gevechten in het Noorden en en Noord-Westen plaats vonden. Generaal De Witte keerde daarom terug en haastte zich met de cavalerie naar Sint-Truiden. Die vrijdag lag het 5e artillerie in cantonnement te Mélin even ten noord-westen van Jodoigne. Dit laatste is een bewijs dat de 5e divisie nog altijd in dezelfde omgeving gelegerd was.

Op zaterdag 8 Augustus trok de Noordelijke vleugel van de Duitsers, bestaande uit de 2e en 4e Duitse cavalerie divisie’s onder bevel van Von der Marwitz, de Maas over via een tijdelijke brug te Lixhe. Zo trokken ze naar een positie ten Zuiden van Tongeren en bedreigden de troepen te Luik in de rug. Tegen de morgen lag de Belgische cavalerie ten zuiden van Sint-Truiden. Die zaterdagmorgen om 5u

Page 58: naam in Arduin

58

schrijft Majoor Weicherding van het 5e artillerie vanuit zijn cantonnement te Jodoigne Souveraine ten Zuid-Westen van Joidoigne “Je n’ai pas vue le II/3 chassseurs (CL Peeters)”. Majoor Weicherding was bevelhebber van de 85e, 86e en 87e batterij en behoorde tot de 17e gemengde Brigade waar ook het 3e en 6e jagers deel van uitmaakten. Hij maakt hier melding van het feit dat hij het 2e Bataljon van het 3e jagers niet gezien heeft, dus waren ze wel verwacht in die omgeving. Volgens de dagorders van de 17e Gemengde Brigade bevond de generale staf van het 6e jagers te voet zich die dag te Lathuy even ten westen van Joidoigne. De ganse 17e Gemengde Brigade was die zaterdag dus in en rond Joidoigne gelegerd. Dat de dagorders die dag de generale staf van het 6e jagers vermelden bewijst samen met het overhandigen van het vaandel twee dagen eerder alleen dat de voorbereiding voor de afsplitsing gaande was. Er wordt weinig of geen melding gemaakt van het 6e jagers te voet in verslagen of boeken van de veldtoch in 1914-1915, dat komt waarschijnlijk omdat het regiment zo kort bestond. Bovendien trok het 6e jagers ook altijd samen met zijn zusterregiment van het 3e jagers op.

Op zondag 9 augustus kreeg generaal De Witte bevel om geen risico’s te nemen omdat de sterkte van de Duitse opmars alsmaar toenam. Het bevel hield in dat hij moest terugvallen op de Gete stelling. Ten zuiden van de cavalerie, hield het Belgische veldleger vanaf die zondag een min of meer continue lijn van Tienen tot Jodoigne. In de voorste linie lagen, de 1e, 3e en 5e divisie’s. Achter hen, de 2e divisie in Leuven en de 6e te Hamme-Mille op een 8-tal kilometer ten Zuiden van Leuven. De verdediging van Namen werd overgelaten aan de 4e divisie, waarvan de 8e gemengde brigade de Maasbruggen te Hoei en Andenne bezet hield.

Bij het begin van de oorlog bestond de uitrusting van de Belgische Eerste, Tweede en Vijfde Divisie uit 14.000 geweren, 500 sabels, 48 kanonnen en 18 machinegeweren. De Zesde Divisie, die nabij de hoofdstad werd gelegerd, telde echter 60 kanonnen. De Derde Divisie, die rondom Luik werd samen-

Page 59: naam in Arduin

59

getrokken, bestond uit 18.500 geweren, 500 sabels, 60 kanonnen en 24 machinegeweren. De Vierde Divisie, rondom Namen, had een gelijkaardige bewapening.

Diezelfde zondag gingen de eerste eenheden van het Britse expeditieleger te Le Havre aan wal. De Uhlanen van Von der Marwitz rukten op naar de oude Romeinse stad Tongeren. Maar een compagnie cyclisten, met hulp van de burgerwacht verdreef een complete brigade “Liebeshuzaren”. Deze trokken zich terug naar Gotem. De Duitse cavalerie was na dit treffen nooit zo roekeloos meer, en dat had een belangrijk effect in het vertragen van de algemene opmars.

Op maandag 10 augustus vonden de eerste schermutselingen plaats tussen de voorposten van het Belgische Veldleger en de oprukkende Duitse cavalerie. Die dag nam een sterke Duitse cavaleriemacht Tongeren in. Von der Marwitz realiseerde zich echter dat hij in gevaar verkeerde afgesneden te worden terwijl de Belgische verdedigingslijn achter hem en tussen hem en de rest van de Duitse legers vorm nam. Hij zocht te ontsnappen door een Noordelijke route te kiezen naar Diest toe. Zijn troepen kwamen in regelmatig contact met Belgische patrouilles en bevooradingskolonnes. Een hevig treffen vond die maandag plaats nabij Orsmal, waar het 3e Belgische lansiers de Duitsers aanviel. Alhoewel het vuurgevecht kort was, sneuvelden 28 Belgen en een ongeteld aantal Duitsers. De ‘Slag van Linsmeel’ en de ‘Slag van Orsmaal’ eindigen beide in de tactische overwinning voor de Duitsers. Het Belgische Veldleger diende zich terug te trekken ten westen van de Gete.

Uiteindelijk moesten het zware Skoda geschut en de inderhaast afgebouwde “Dikke Bertha’s” eraan te pas komen om de val van de Luikse forten af te dwingen. Op maandag 10 augustus om 11u ’s avonds kwamen de twee juist voor de oorlog geleverde Dikke Bertha’s per trein aan te Herbestal.

Op dinsdag 11 augustus waren de Duitsers druk doende met het omslachtige lossen van de dikke Bertha’s. In de namiddag vertrokken tien zware wagens getrokken door een stoomvoertuig uit Herbestal. De cavalerie van von der Marwitz houdt een dag rust. Die dinsdag schrijft kolonel Ruquoy “Mon Géneral avec authorisation du luitenant-Géneral Cmdt la 5e D.A. le 3 chasseurs quittera

Joidoigne à 9 heures 30 pour se rendre au lieu de reseemblement que vous lui avez préscrit”. Het 3e jagers te voet verlaat dus om 9u30 Joidoigne.

Op woensdag 12 augustus vond te Halen een langdurig gevecht plaats. Von der Marwitz trok die woensdag met zijn troepen naar Halen. Eenheden van de Belgische cavalerie onder bevel van generaal de Witte en bestaande uit het 4e en 5e lansiers een compagnie cyclisten en een compagnie genie lagen in hinderlaag voor de vooruitgeschoven groepen van de Duitse Uhlanen. Dit was bijna zeker het laatste gevecht tussen cavalerie gekleed met de borstplaten en helmen uit vervlogen tijden. Het gevecht duurde bijna de ganse dag en van beide zijden werden versterkingen aangevoerd. De Duitsers leden een ernstige nederlaag in het dorp en de omliggende boerderijen, daarbij 150 doden, 600 gewonden en 200-300 krijgsgevangenen achterlatend. Het aantal dode paarden bedroeg meer dan 400. De Belgische verliezen bedroegen rond de 500 man. Von der Marwitz trok zich daarop terug, om dagen later met grote voorzichtigheid weer op te rukken. In de Belgische folklore werd dit gevecht bekend als de “Slag der Zilveren Helmen”. Het 24e linie, waar Jules Declerck deel van uitmaakte, was in reserve terwijl het 2e, 22e en 23e linie met de Duitsers in gevecht waren in de slag bij Halen.

Page 60: naam in Arduin

60

Belgische lansiers

Er was een grote bres tussen de Belgen en het Franse 5e leger. Er werd slechts bevel gegeven die te sluiten op 12 augustus, wanneer generaal Lanrezac, als gevolg van de gebeurtenissen te Luik defensieve posities innam op de Maas tussen Namen en Givet. Hij gebruikte daarvoor het 1e korps van Franchet D’Esperey , die hadden een volledige week nodig om hun positie in te nemen.

In de namiddag van 12 augustus bereikte het konvooi met de dikke Bertha’s uit Herbestal het dorpje Mortier. Die avond rond 18u begon de beschieting van het fort van Pontisse. De 420 millimeter projectielen van de Gross Bertha (Kurze Marine Kanone M) hadden een vernietigende uitwerking op de Belgische forten.

Page 61: naam in Arduin

61

Kurze Marine Kanone M – Gross Bertha

De PFL bestond uit 12 forten op zowat 7 tot 9 kilometer van het stadscentrum, tussen de forten in waren intervallen van twee tot zes kilometer. De forten waren van gewoon ongewapend beton gemaakt en waren voorzien om te weerstaan aan de projectielen van 210 millimeter uit 1887. In 1914 hadden die projectielen echter een veel grotere kracht en daardoor hadden zij een vernietigend effect op het ongewapende beton. De zes grote vijfhoekige forten, Pontisse, Barchon, Fléron, Boncelles, Flémalle en Loncin waren twaalf hectare groot. De zes kleine driehoekige, Lantin, Liers, Evegnée, Chaudfontaine, Embourg en Hollogne waren zes hectare groot. De bewapening van zowel de grote als kleine forten bestond uit twee kanonnen van 150 millimeter en vier van 120 millimeter. Daar bovenop hadden de grote forten twee houwitsers van 210 millimeter en de kleine maar één. De grote forten hadden dertien kanonnen van 57 millimeter voor de nabije verdediging, de kleine maar tien. Een groot fort werd door 450 artilleristen bemand en een klein door 250. Het enige fort dat van electriciteit was voorzien was dat van Loncin en bovendien beschikte het ook over latrines binnen het bolwerk. In de andere forten diende men de kazematten te verlaten om in open lucht naar de houten latrines te gaan. Die woensdag schrijft Louis Delputte vanuit Beauvechain(Bevekom) een brief naar zijn familie en moeten we dus daar het 3e jagers en waarschijnlijk ook het 6e jagers gaan localiseren. Het gaat hem redelijk goed maar voor wat eten en slapen betreft vindt hij het toch beter in de kazerne want ze hebben reeds twee nachten in de struiken moeten slapen waarbij ze zich met bebladerde takken tegen de koude beschermen. Van de oorlog hebben ze nog niks gezien.

Op vrijdag 14 augustus, nog voor de verovering van alle Luikse forten voltooid was, zetten de verschillende Duitse legers zich in beweging in zuidwestelijke richting. De val van de forten van Luik opende de weg voor het Duitse 1e en 2e leger om door België heen te zwaaien naar de Franse grens toe, met von Schlieffen ’s intentie in gedachten om Parijs van het Noorden uit in te sluiten. Het 3e leger zou op Dinant marcheren, het 4e op Sedan en het 6e op Verdun. Die vrijdag schrijft Louis Delputte een brief uit Wellelingen (nvdr dit moet Willebringen in Vlaams Brabant zijn zowat 33 kilometer van Eghezée). Ze hebben nog altijd geen Duitsers gezien en moeten voederwagens bewaken.

Page 62: naam in Arduin

62

Op zaterdag 15 augustus 1914 begon de beschieting van het fort van Loncin met de dikke Bertha’s om 15u in de namiddag. Om 17u20 vloog het fort na het 25e projectiel de lucht in. (Bijvoegsel 15). Het fort van Flémalle capituleerde daarop al na enkele uren beschieting. Diezelfde dag slaagde het 2e leger van generaal Von Bulow er eindelijk in om ten noorden van Hoei over de Maas te komen en rukte van daar uit verder op naar Gembloux. Het 3e leger van generaal Von Hausen bereikte die dag Dinant. Dit leger viel België binnen ter hoogte van Malmedy en rukte over Stavelot, Vielsalm en Laroche op tot het Dinant bereikte. In Dinant werd het 3e leger door de Belgen en de Fransen over de Maas teruggeslagen. De Fransen vormden een lijn van Neufchâteau over Dinant, Namen en Charleroi tot Binche.

Na de Belgische overwinning te Halen, volgden verschillende dagen van relatieve rust. Het Belgische leger, reeds geslagen door het verlies van Luik en een groot deel van zijn 3e divisie, kreeg tijd om op adem te komen. Onregelmatig machinegeweervuur vanuit Diest brak de illusie van generaal De Witte voor een verdere doorbraak vanuit Halen, want Von Kluck had de drie korpsen van zijn 1e leger opgedragen doorheen centraal België naar Diest en Tienen door te stoten. Een reservekorps volgde ieder aanvalskorps, en op die manier werd voor de Belgen een ondoordringbaar en vooruit stormend gordijn gevormd. De Belgen stonden er nog altijd alleen voor, want een verbinding met de Fransen van Lanrezac was nog niet gemaakt, en het kleine Britse leger (waarvan de Belgen niet veel af wisten) was nog altijd op weg om ingezet te worden. Langzaam veroverde het feldgrau Sint-Truiden, Tongeren, de jeneverstad Hasselt, Genk en Mol terwijl massa’s troepen voortdurend over de Maasbruggen stroomden. België had al het grootste deel van zijn industriële capaciteit verloren, want de streek van Limburg en Luik was de regio waar veel van zijn koolmijnen en de metaalindustrie gevestigd waren.

Op zondag 16 augustus capituleerde het fort van Hollogne als laatste van de Luikse forten. De betekenis van de verdediging van de vesting Luik was niet zozeer militair maar wel psychologisch belangrijk. Generaal Leman en zijn troepen waren een inspirerend voorbeeld om taai verzet te blijven bieden tegen een vijand die zich inmiddels schuldig maakte aan oorlogsmisdaden tegenover de burgerbevolking. Sporadische voorbeelden van inmenging in de strijd met represailles als gevolg, werden verre overtroffen door zinloze executies van Duitse zijde. Verklaringen voor dit verwerpelijke optreden moeten worden gezocht in frustraties over de door de Duitse soldaten niet verwachte sterke Belgische weerstand, de merkwaardige uniformen van de meestrijdende Belgische burgerwacht die getooid was met leren hoeden, of het knallen van de uitlaat van een Duitse auto in het bezette Luik dat werd geïnterpreteerd als het schot van een franc-tireur.

Op maandag 17 augustus bereikte het 1e leger van generaal Von Kluck St.-Truiden, het was vanuit Visé over Tongeren en Hasselt tot daar opgerukt. Van daaruit rukte het verder op via Diest naar Tienen.

Dinsdag 18 augustus was een stralende zomerdag en die dag slaagden de Duitsers erin op verschillende plaatsen de Gete over te steken. Oprukkend in tirailleurslinie dwars door de omliggende weiden en gesteund door artillerie, vielen de Duitsers Zoutleeuw aan om 7u. Tegen 9u was het dorp veroverd. Te Geetbets was de verdediging bij de overgang van de Gete toevertrouwd aan het 2de eskadron van het 2de Gidsen, aan een peloton Karabiniers-Cyclisten, en aan een peloton Pioniers-Pontonniers-Cyclisten. Rond 3u30 ‘s morgens kwam een vijandelijk vliegtuig laag aanvliegen om de stellingen te verkennen. Het toestel werd door de soldaten met hun geweer beschoten en het moest rechtsomkeer maken en vloog brandend terug om in de Duitse linies te landen. Geetbets was voor de Duitsers belangrijk want zodra ze de overgang in handen hadden konden ze de verdediging van Halen en Budingen in de flank aanvallen en zelfs omsingelen. De Duitsers doorwaadden op verschillende

Page 63: naam in Arduin

63

plaatsen de Gete en voerden een omtrekkende beweging uit. Ze beschoten de paarden van de Gidsen en ook het dorp. Rond 9u was de vijand meester van de oversteek over de Gete.Vanuit Geetbets trokken de Duitsers in twee richtingen, een deel trok naar Kortenaken voorafgegaan door burgers die zij daarvoor hadden bijeengedreven, een ander deel ging linksaf naar Budingen. Budingen is gelegen aan de samenvloeiing van Kleine en Grote Gete en werd verdedigd door 500 man onder het bevel van majoor Schietere de Lophem, kommandant van de 2de Groep van het lste Gidsen. Om 7 uur daagden de eerste Duitse eenheden, behorend tot het 3de legerkorps, op aan de overkant van de Gete. Op dat ogenblik stond majoor de Schietere te praten met luitenant d'Ursel, toen zij plots bemerkten hoe twee Duitsers op hen aanlegden, maar zij waren ze te vlug af en elk van hen schoot een der aanvallers neer. Voortdurend daagden meer aanvallers op en het vuren werd algemeen. Plots viel luitenant d'Ursel, aan het hoofd getroffen, neer. Er werd bevel gegeven hem dadelijk te verzorgen maar er werd heftig gevochten en daardoor bleef de gewonde liggen. Wat later kregen de Belgen ondersteuning door een mitrailleur bij de brug die bediend werd door luitenant de Jonghe d'Ardooie van het 2de Gidsen. Om 16u kwam ook de vijandelijke artillerie in actie. De Belgen hielden stand tot de Duitsers die in Geetbets over de Gete waren geraakt een sterke flankaanval inzetten. Daarop trokken ze zich terug zoals bevolen. Halen werd verdedigd door het 2de eskadron van het 5de Lansiers en door twee pelotons Karabiniers-Cyclisten. De overige troepen hadden daags tevoren Halen verlaten en ontruimden toen ook Loksbergen. Vanaf 7u30 trachtten Duitse patrouilles van het 4e Duitse legerkorps het dorp binnen te dringen terwijl het beschoten werd door hun artillerie. De verkenners werden teruggedreven door het geweervuur van het peleton van luitenant Lardo. Om 9u werd een grootscheepse aanval van de vijandelijke infanterie ingezet. De Belgen trokken vechtend terug nadat zij de kerktoren hadden in brand gestoken om te vermijden dat de Duitsers hem als uitkijkpost zouden gebruiken en hen zo onder vuur zouden nemen. Er werden door de Duitsers meteen bruggen over de Gete geworpen en de lansiers trokken naar Loksbergen terug terwijl de Karabiniers tot voorbij Aarschot terugtrokken. We leren uit een brief die Louis Delputte op 20 augustus uit Willebroek schreef dat het 3e jagers op 18 augustus vanuit Meldert naar Jodoigne getrokken is om er de vijand aan te vallen. Hun rugzakken lieten ze in Meldert achter maar toen ze in Jodoigne aankwamen waren de Duitsers daar reeds teruggetrokken, ze waren verdreven door de Fransen. Toen ze een uur vertrokken waren werd Meldert door de Duitsers met kanonnen bestookt in de hoop het 3e jagers onverhoeds te kunnen aanvallen, maar alleen de rugzakken van de soldaten waren daar nog gelegerd. Volgens Louis lagen het 21e linie en het 6e jagers (waar ook Jules Vandoorn toe behoorde) daar op “Garde a vue” en dreven die twee regimenten de Duitsers met grote verliezen achteruit. Daarna ging het 3e jagers te voet zijn rugzakken terug ophalen in Meldert. Volgens Louis stond Hougaerden helemaal in brand en overal vluchtten mensen weg. Sommigen vluchtten met hun vee, anderen met paard en kar een beetje huisraad, kleren en hun kinderen meevoerend. Het 3e jagers verliet volgens Louis omstreeks 21u dit strijdtoneel om naar La Bruyère te trekken waar ze rond middernacht aankwamen. Ze deden er dus 3 uur over om een afstand van 5,5 kilometer te overbruggen. Het lste en 3de bataljon van het 3de Jagers te voet hadden die dag hun verzamelpunt op het gehucht Aalst, ten zuidwesten van het centrum van Hoegaarden. Het 1ste bataljon leverde bewakingsposten aan de oostelijke grens van de gemeente. De brug over de Gete was om 14u30 reeds opgeblazen door de Genie en werd verdedigd door een post van het 2e bataljon van het 3e jagers-te-voet. ’s. Om 17u30 werd Hoegaarden gebombardeerd door de Duitsers, dit vuur werd niet beantwoord omdat onze artillerie reeds vertrokken was. Bij het naderen van de de 3de compagnie van het 75ste Duitse infanterieregiment hadden de Jagers te voet zich verdekt opgesteld in twee in opbouw zijnde huizen en achter de muur van de suikerfabriek van de Gete. De Duitsers dreven twee burgers en de pastoor van Outgaarden voor zich uit om de weg te wijzen en gebruikten ze ook als dekking. Aan een bocht in de straat stonden zij plots voor een barricade. De Jagers te voet openden het vuur en er brak een gevecht uit waarbij de pastoor van Outgaarden gedood werd. De kommandant van het 2de bataljon van het 3e jagers had het bevel om terug te trekken niet ontvangen

Page 64: naam in Arduin

64

en bleef daarom doorvechten tot 21 uur. Majoor Siron, commandant van het lste bataljon Karabiniers,Cyclisten, en ook plaatskornmandant van Diest, beschikte op 18 augustus over twee pelotons karabiniers, een sectie van twee mitrailleurs, een kompagnie Pioniers-Pontonniers Cyclisten, en over het gewapend brandweerkorps van de stad. Diest werd aangevallen door een brigade van ongeveer 3000 man voorzien van 18 kanonnen en een aantal mitrailleurs, het waren eenheden van het 2e Duitse legerkopors. Rond 11u30 waren de twee mitrailleurs van de verdedigers uitgevallen en trokken de Duitsers over de brug van de buurtspoorweg die ingebouwd was in de omwalling de stad binnen en namen meteen de flank van de Belgen onder vuur. Majoor Siron gaf daarop bevel de posities te ontruimen en om 12u was de strijd te Diest voorbij. De Duitsers durfden echter zomaar niet de stad bezetten omdat de citadel en andere versterkingen nog door Belgische troepen konden bezet zijn. Om 14u begon hun artillerie zich richting citadel in te schieten. De burgemeester ging echter met de Duitsers over overgave onderhandelen en heeft de stad voor brand en plunderingen gespaard. Te Tienen begon de aanval rond 11u met schermutselingen aan de twee uiterste punten van de verdedigingslijn, te Hakendover en te Neer- en Oplinter. Voorposten van het 3e Linie kwamen rond 11u in aanraking met Duitse verkenners te Hakendover. Het waren troepen van het 9e Duitse legerkorps, die rond 14u nog versterkt werden met eenheden van het 3e legerkorps die te Drieslinter opdoken. De bezetting van de oversteek te Drieslinter had reeds te 11 uur haar stelling ontruimd, toen de kavaleriedivisie werd teruggetrokken. Hakendover en Grimde werden verdedigd door de vijf compagnies van het lste bataljon van het 3de Linie. Neer- en Oplinter en Sint-Margriete-Houtem, waar de artillerie van de brigade stond opgesteld, waren bezet door kompagnies van het 22ste Linie die er drie sterke schansen bemanden. Meer naar achter nam het 2de Linie een afgrendelingspositie in. Rond 13u30 werden de vijf compagnies van het 3e linie nabij het sation van Grimde onder vuur genomen door de vijandelijke artillerie en bijna gelijktijdig aangevallen door infanterie. De Compagnies van het 3e linie hielden echter hardnekkig stand en bij de grote Wacht te Neerlinter hielden 150 mannen van de 1e compagnie van het 2e bataljon van het 22e linie het gedurende twee uren uit tegen een minstens tweemaal zo sterke vijand. Te 17u bleven er nog 30 man van de 150 over en die trokken zich vechtend terug naar St-Margriete-Houtem. Te Oplinter was de 4de compagnie, van het 1e bataljon van het 22e Linie, gedurende 4 uur strijd en onder hevig kanonvuur, nauwelijks anderhalve kilometer achteruitgetrokken. Het bataljon te Grimde had tussen 14u en 16u30 aan iedere vijandelijke aanval krachtig weerstand geboden maar kreeg toen het bevel om terug te trekken daar het gevaar liep in de rug te worden aangevallen. Het trok zich terug dwars door Tienen, dat gebombardeerd werd. Tienen werd uiteindelijk door het leger van generaal Von Kluck bezet. Hier splitse het zich in een westelijke en een oostelijke kolonne. Het ganse Belgische leger voor Leuven werd nu bedreigd door insluiting. De Belgen hadden geen andere keuze dan stilletjes naar het noorden weg te sluipen, terwijl ze nog konden. In de namiddag besliste koning Albert daarom tot een terugtocht in noordwestelijke richting. Het hoofdkwartier dat sinds 4 augustus in het Leuvense stadhuis gevestigd was, werd naar Antwerpen overgebracht. De volgende natuurlijke verdedigingslijn was de oever van de rivier de Dijle. Terwijl ze terugtrokken boden ze hevig weerstand, en eenheden van de 3e divisie vochten die dag op grote schaal in defensieve actie’s te Sint-Margeriete-Houtem.

Page 65: naam in Arduin

65

De befaamde honden-mitraileuze van het Belgisch leger

Op woensdag 19 augustus werd Aarschot ingenomen en daardoor kwam de Dijlelinie in gevaar en de koning beval het ganse leger terug te trekken tot binnen de fortengordel van Antwerpen. Die dag bereikte de westelijke kolonne van het 1e leger van Von Kluck Leuven. De Duitse vlag wapperde daar op het stadhuis, dat tot kort voordien Koning Albert en de generale staf van het Belgische leger had gehuisvest. Nadat de laatste forten van Luik gevallen waren, trok de 8e gemengde brigade zich terug van de Maasbruggen te Hoei en Andenne. De Duitsers staken die woensdag op deze plaatsen de rivier over . De legers van Von Kluck en Von Bulow hadden zo volledig vrije doortocht gewonnen op al de belangrijke Maasbruggen. Eenheden van de 3e divisie vochten die dag in een defensieve actie te Aarschot. Eén enkele Belgische infanteriebrigade met één batterij artillerie, hield de Duitse opmars verschillende uren op. Maar na het lijden van hevige verliezen en van drie kanten aangevallen te zijn, trokken ze terug. Onvermijdelijk namen de Duitsers gevangenen, meestal gewonde soldaten. Een groot aantal werd naar de oevers van de rivier de Demer gebracht waar ze werden doodgeschoten. Diegenen die ontsnapten werden in de rivier gegooid om te verdrinken. De Duitsers richtten zich daarna op de burgers van Aarschot. 400 huizen werden geplunderd en in brand gestoken, en 150 mensen werden geexecuteerd. Gedurende de volgende dagen ging deze furie door en de steden Diest, Schaffen en Tremelo werden weggeveegd. Bij de aftocht van het leger naar Antwerpen dekte het 2e jagers te paard de aftocht van de 16e gemengde Brigade. Hogergenoemde Leo Jacques uit Werken diende bij het 5e jagers dat afgesplitst was van het 2e jagers en samen daarmee de 16e gemengde brigade vormde. Op 11 december werd het 2e jagers te paard door zijn schitterende prestaties op de dagorder van de 5 Legerdivisie vermeld. Schietend op de Duitsers trok het 24e linie van Jules Declerck zich terug via de weg Leuven-Mechelen-Walem-Waarloos-Antwerpen. Uit de brief die Louis Delputte op 20 augustus vanuit Willebroek schreef leren we dat het 3e jagers te voet die woensdag om 4 u werd gewekt en dat ze om 5u uit La Bruyère vertrokken terwijl blijkbaar alleen de kolonel (Povet) wist waar ze heen gingen. Louis schrijft “we kregen middag in zeiper zurem 2 in ½”, wat hij daarmee bedoelt is totaal onduidelijk. Dan trok het 3e jagers tot in Leefdaal waar ze 2,5 u rustten om daarnaa tot in Vilvoorde op te rukken en daar te overnachten. Om 21u30 kwamen ze doodmoe in

Page 66: naam in Arduin

66

Vilvoorde aan. Louis had volgens zijn schrijven geen pijn aan zijn voeten maar alleen aan zijn schouders door het dragen van zijn rugzak. Maar dat deerde hem niet en leek hem beter dan onder Duits vuur te liggen.

Belgische infanterie in stelling

Page 67: naam in Arduin

67

De val van Antwerpen en de terugtocht naar de Ijzer In 1859 werd beslist rond Antwerpen een fortengordel te bouwen volgens de plannen van generaal Henri Brialmont. Er kwam een een grote omwalling van meer dan 15 km rond de stad, vertrekkend van de oude zuidcitadel over Berchem, Borgerhout, de Dam en eindigend aan de Schelde ter hoogte van Austruweel. Daar bovenop kwam er een gordel van 8 vooruitgeschoven forten (Wijnegem, Wommelgem, Borsbeek, Mortsel, Edegem, Wilrijk ‘Fort VI en VII’, en Hoboken) gemiddeld 4.000 m van de omwalling. Een negende vestingwerk, een soort bruggenhoofd, vóór Merksem opgericht, zou de verdediging voltooien. De 8 forten lagen op ongeveer gelijke afstand (± 2.000 m) van elkaar en vormden een tamelijk concentrische lijn met de omwalling van Antwerpen.Tussen de forten werden er nog versterkte steunpunten gebouwd: de schansen of redouten. Antwerpen was het Réduit national. Het was één van de meest versterkte plaatsen in Europa. Zij bestond uit een gebied voor oorlogsvoering, uit 22 moderne forten die niet allemaal af waren, en uit overstromingen door afdammingen op de Schelde. Deze uitgebreide overstromingen (gemiddeld 2 à 3 meter diep) konden door kleine boten bevaren worden om de troepen te bevoorraden. Het garnizoen bestond uit 40 000 man. Een kleine versterkte plaats te Dendermonde, 30 kilometer stroomopwaarts op de samenloop van de Schelde met de Dender, blokeerde de doorgang naar Antwerpen. In de forten en de schansen van de rechteroever, was alleen het grote werk klaar. De voorbepantsering van vele koepels had nog niet zijn beschermende betonnen ring. De elektrische lijnen en de telefoonlijnen waren nog niet af, de bewapening was onafgewerkt, schijnwerpers waren er bijna niet. Geen enkel fort was bestand tegen kalibers van meer dan 21 cm. De verdediging van de ruimtes tussen de forten moest via improvisatie georganiseerd worden. De 2de lijn was samengesteld door de gordel van 1859 (forten 1 tot 8) die waren gedeklasseerd, maar nog niet ontmanteld. Deze lijn had geen enkele defensieve waarde meer.

In fighting in Flanders van E.Alexander Powell vond ik het volgende ooggetuigenverslag weer over de vesting Antwerpen: Om de stad in te nemen zou het nodig zijn voor een vijand om door vier verschillende defensielijnen te breken, men geloofde dat een ervan sterk genoeg was om met success om het even welke macht tegen te houden die ertegen zou optrekken. De buitenste cirkel van forten begon te Lier, een twintig kilometer naar het zuid-oosten van de stad en draaide in een grote kwart-cirkel door St Katelijne Waver, Waelhem, Heyndonck en Willebroek naar de Schelde te Ruppelmonde. Drie tot vijf kilometer achter deze buitenste linie van forten werd een tweede verdedigingslijn gevormd door de Ruppel en de Nete, die samen met de Schelde een grote natuurlijke waterweg vormden rond drie zijden van de stad. Achter deze rivieren was een tweede gordel van forten die de stad op een afstand van 8 kilometer volledig omgaven. Op het ogenblik dat de eerste Duitser voet zette op Belgische bodem begonnen de militaire overheden de herculiaanse taak om een grote zone gelegen tussen de binnenste fortengordel en de muren van de stad van bomen en gebouwen te ontdoen om op die manier de invaller alle dekking te ontnemen. Er wordt geschat dat de Belgische sappeurs en genie eigendom voor een waarde van £16,000,000 vernielden. Noch San Francisco na de aardbeving, noch Dayton na de overstroming, noch Salem na de brand boden scenes van grotere desolaatheid dan de buitenwijken van Antwerpen nadat de soldaten met ze klaar waren. Op 1 augustus 1914 kon geen stad in Europa bogen op mooiere buitenwijken dan Antwerpen. Verscholen tussen de bladeren van grote beboste parken waren er statige kastelen. Prachtige landhuizen rezen op midden velden van groen pluche gazon en bloeiende tuinen. Het netwerk van straten, lanen en wandelpaden was omzoomd met hoge bomen waarvan de takken die elkaar bovenaan ontmoetten een tunnel van bladeren vormden. Her en der verspreid waren oude dorpjes met plaasteren muren en rode dakpannen en met leien bedekte kerktorens. Tegen de laatste dag van augustus was dat allemaal verdwenen. De mooiste buitenwijken van Europa waren van de aarde geveegd zoals een spons figuren van een bord veegt. Elk huis, kerk en windmolen, elke boom, haag en muur in een zone van 3 tot 5 kilomter breed en dertig kilometer lang was letterlijk met de grond gelijk gemaakt. Kilometer na kilometer waren de prachtige bomen die de hoofdwegen omzoomden zonder onderscheid gekapt. Villa’s die een koning zouden kunnen gehuisvest hebben werden gedynamiteerd,

Page 68: naam in Arduin

68

kerken waarvan de muren het getrappel van de troepen van de hertog van Alva hadden weerkaatst werden met de grond gelijk gemaakt. Dorpen waarvan de schilderachtigheid een plezier was voor artiesten en reizigers werden aan de vlammen overgeleverd. Sedert het in brand steken van Moskou werd er zeker niet meer zulk een scene van zelf toegebrachte desolaatheid gezien. Toen het werk van de genie klaar was zou een konijn de forten niet hebben kunnen benaderen zonder gezien te worden. Nadat alles met de grond gelijk was gemaakt werden veld na veld met prikkeldraadomheiningen aangelegd, de draden werden geaard en verbonden met het verlichtingssysteem van de stad zodat onmiddellijk een voltage kon aangeschakeld worden dat even dodelijk zou blijken te zijn als de electrische stoel in Sing Sing (Nvdr Amerikaanse gevangenis). Duizenden mannen werden aan het werk gezet om staken te scherpen en deze, met de punt naar boven in de grond te drijven, zodat een soldaat die erop viel zou gespietst worden. Voor deze staken waren “mensenvallen”, duizenden vaten met de deksels eruit geklopt waren in de grond gestoken en met een dunne laag latten en aarde bedekt die het zou begeven als er een man op stapte zodat hij in het gat eronder zou vallen. Voorbij de zones met prikkeldraad, friesse ruiters en mensenvallen waren de aardappel en bietenvelden bezaaid met mijnen die electrisch tot ontploffing zouden gebracht worden als de vijand bijna boven hen was. Op die manier zou de vijand, ganse regimenten per keer, naar de eeuwigheid geblazen worden. Uitgestrekt over velden en weiden waren wat op het eersste gezicht leek op enorme rood-bruine slangen, maar die bleken bij nadere inspectie loopgraven voor de infanterie te zijn. De streek in het zuiden van Antwerpen is een netwerk van kanalen en op de oevers van ieder kanaal rezen als bij magie, borstweringen van zandzakken op. Ladingen dynamiet werden onder iedere brug, viaduct en tunnel geplaatst. Barricades van kasseistenen en matrassen en soms boerenkarren werden over de hoofdstraten gebouwd. Op bepaalde punten werden draden over de straten gespannen ter hoogte van het hoofd van een man om te vermijden dat gepantserde wagens plotselinge overvallen zouden doen. De muren van gebouwen die waren blijven staan werden doorboord met schietgaten. Machinegeweren en snelvuurkanonnen werden overal opgesteld. Bij nacht zwaaiden de witte stralen van de zoeklichten over deze zone van desolaatheid en veranderden de nacht in dag. Het spijtige van de zaak was dat het scheen alsof deze enorme vernieling voor niks gedaan was. Want de Duitsers schoten methodisch de forten aan stukken met belegeringsgeschut dat 20 kilomter ver was opgesteld, in plaats zoals verwacht massale hoeveelheden infanterie tegen de forten in te zetten, en zo de prikkeldraadversperringen, mijnenvelden en machinegeweren hun werk te laten doen. In feite was geen eind prikkeldraad doorgesneden, geen barricade verdedigd, geen mijn geexplodeerd als de Duitsers Antwerpen binnen trokken. Dit was niet veroorzaakt door een gebrek aan moed van de Belgen, de hemel weet dat zij daaraan geen gebrek hadden, maar door het feit dat de Duitsers hen nooit de kans gaven om deze uitgebreide en ingenieuze toestellen te gebruiken. Het was zoals een man die een kind met moeite een constructie van bouwblokken laat bouwen om die dan met zijn hand opzij te vegen. Als resultaat van deze uitgebreide voorzorgen was het even moeilijk om in en uit Antwerpen te geraken als het voor een miljonair is om het koninkrijk der Hemelen te betreden. Schildwachten stonden zo dik op elkaar als politieagenten op Picadilly. Je kon geen halve kilometer vooruit komen langs om het even welke weg in iedere richting zonder gestopt te worden door een ruw “Qui vive?” te horen en het werkende deel van een geweer in je richting gedraaid te krijgen. Als je papieren niet in orde waren moest je onmiddellijk rechtsomkeer maken of werd je gearresteerd als een verdacht individu en voor een officier gebracht voor onderzoek. Alhoewel als je voldoende het vertrouwen had van de militiare authoriteiten om een wachtwoord te krijgen, werd je meestal doorgelaten zonder verdere vragen. In de onmiddellijke omgeving van Antwerpen waren de schildwachten van het reguliere leger en kenden ze de taken van een schildwacht, maar in de districten daarbuiten, vooral tussen Oostende en Gent werden de wegen gepatrouilleerd door leden van de burgerwacht die allemaal met het idee zaten dat de veiligheid van de natie van hun waakzaamheid afhing, wat een zeer aanbevelenswaardige en juiste houding was. Als ik door een burgerwacht gestopt werd was ik altijd een beetje zenuwachtig en verloor geen tijd vooraleer te remmen, want die arme kerels waren bijna altijd opgewonden en handelden met hun geweer op een manier die weinig zekerheid bood.

Page 69: naam in Arduin

69

De toegangspoort van fort-4

Luchtopname van het fort van Walem

Page 70: naam in Arduin

70

Op donderdag 20 augustus trokken de eerste eenheden van het uitgeputte Belgische veldleger, na een lange inspannende nachtmars, de vesting Antwerpen binnen. Ontmoedigd door de snelle terugtrekking na de hoopvolle resultaten te Halen en Aarschot, trokken ze door een groeiende stroom van vluchtelingen naar de ruimte bij de haven. De 3e Belgische divisie die tijdig Luik had kunnen verlaten voegde zich bij het veldleger en werd er gehergroepeerd. In Antwerpen bevonden zich de regering en de koning. Toen de Belgische terugtrekking op 20 augustus voltooid was beraadslaagde men over het te volgen beleid. Men sloot gezien de superioriteit in manschappen en materieel een rechtstreeks gevecht tegen de oprukkende Duitse Legerkorpsen uit. Na ontvangst van het bericht over het beleg van het Steunpunt Namen (20 augustus) raakte men er toch van overtuigd dat een louter defensieve houding geen oplossing bood. Met de ervaring in Luik ging men er terecht van uit dat Namen slechts enkele dagen kon stand houden. Er werd besloten om over te gaan tot een offensieve actie tegen de open rechterflank van het Duitse Leger. Namelijk de verbindingsas Luik-Brussel, de slagader van de Duitse bevoorrading. Om de kansen voor een succesvolle uitval te verhogen, diende aan twee voorwaarden te worden voldaan. Vooreerst moest het gros van de Duitse troepen ver genoeg naar het zuiden zijn opgetrokken, zodat zij niet als onmiddellijke versterking bij een mogelijk tegenoffensief werden aangewend. Ten tweede moest de aangevallen Duitse troepenmacht een inferieure slagkracht bezitten; Hierdoor zou de vijand genoodzaakt zijn om een aantal voor het zuiden bestemde troepen in de richting van Antwerpen af te leiden. De strategische opzet kan als volgt worden samengevat: het afremmen van de Duitse opmars door het verstoren van zijn aanvoerlijnen en het binden van Duitse troepen bestemd voor een confrontatie met onze Geallieerden in de Frans-Belgische grenszone in de omgeving van Bergen. Zoals we hogerop zagen was de uitgebreide “moderne” fortengordel ondertussen door de genietroepen van de versterkte plaats Antwerpen in gereedheid gebracht voor de verdediging. De forten waren op oorlogsvoet en de uitgestrekte lage gronden in het zuidoosten langsheen de Rupel en de grote- en kleine-Nete waren overstroomd. In de nacht van woensdag 19 op donderdag 20 augustus 1914 heeft Jules Vandoorn deelgenomen aan de lange inspannende nachtmars die de eenheden van het veldleger de vesting Antwerpen (PFA) binnen bracht. Die donderdag vinden we hem dus terug binnen de versterkte stelling Antwerpen. We vinden de 5e divisie (5DA) op de kaart hieronder terug in de 4e sector van de PFA, gelegerd in de 2e linie tussen het fort van Breendonk en dat van Walem en beschermd door de overstromingen bij de Rupel en de Nete. Ze was gelegerd tussen de spoorbruggen over de Rupel nabij Liezele en die over de Nete nabij Duffel. Daardoor waren ze meteen ook in de omgeving van hun magazijnen te Kontich en Dendermonde, alhoewel we zullen zien dat die positie’s niet statisch bleven gedurende het beleg. Die donderdag schrijft Louis Delputte voor het eerst in 6 dagen terug naar zijn ouders, dit keer vanuit Willebroek, hij heeft naar eigen zeggen lang gewacht met schrijven omdat de post 3 à 4 dagen gesloten was. Hij zegt zelf ook nog geen brieven ontvangen te hebben. Uit die brief hebben we hogerop geciteerd wat hij op 18 en 19 augustus allemaal had meegemaakt. Op 20 augustus werd het 3e jagers volgens hem om 2u gewekt in Vilvoorde. Om 3u30 vertrokken ze naar Antwerpen en tot zijn geluk hadden ze dit keer kar en paard om hun rugzakken te vervoeren. Volgens Louis zijn ze om 12u in Willebroek aangekomen en zullen ze in de namiddag naar Antwerpen vertrekken. Hij weet niet waarom ze zo terugtrekken en ook niet of ze lang in Antwerpen gaan blijven. Hij denkt dat ze gewoon een aantal dagen zullen mogen rusten.

Page 71: naam in Arduin

71

Page 72: naam in Arduin

72

Diezelfde donderdag 20 augustus bereikte de westelijke kolonne van het 1e leger van Von Kluck triomfantelijk Brussel. De Duitsers gaven hun paarden water op de grote Markt en langs de elegante boulevards van de hoofdstad.

Duitse troepen bij de intocht in Brussel

De oostelijke kolonne van Von Klucks leger trok over Waver naar Nijvel. De Engelsen verlengden diezelfde 20 augustus de linie van de Fransen van Binche via Bergen tot Condé. Het Duitse opperbevel gaf het 3e leger van von Hausen opdracht om in nauw contact met het 2e leger onder Von Bulow, op te rukken naar de Franse troepen tussen de Samber en de Maas. Ondertussen groef de Belgische 4e divisie zich in om Namen te verdedigen. In de grote bres tussen het Franse 5e leger van Lanrezac en het 3e leger van Ruffey, was er slechts één brigade Franse infanterie : de 45e. Die kreeg opdracht de Belgische verdediging te helpen. Ze zouden een Duitse tegenstander van ten minste vier keer hun gecombineerde kracht tegenover zich treffen. De eerste proefaanvallen op de PFN begonnen nog diezelfde dag met de beschieting van het fort van Marchovelette.

Op vrijdag 21 augustus was de westelijke kolonne van het leger van Von Kluck in Halle, de oostelijke kolonne bereikte Nijvel. Vanuit die twee plaatsen rukten beide kolonnes naar Bergen op. Vanaf die dag begonnen de Duitsers hun zwaai naar het Zuiden te hervatten. Ze lieten slechts het 3e en 4e reservekorps als een scherm voor Antwerpen achter. Deze reservekorpsen werden in de Vilvoorde-Haacht zone ten noord-oosten van de hoofdstad gelegerd. Ten zuiden van de PFA organiseerden de Duitsers zich op de lijn Merchtem, Wolvertem, Humbeek, Eppegem, Hofstade, Haacht, Wijgmaal, Kessel-Loo. Twee korpsen hielden ons leger in bedwang om de mars van zoveel anderen op Parijs te beschermen.

Page 73: naam in Arduin

73

Het Duitse opperbevel was er nu van overtuigd dat het Belgische leger verslagen was, en niet in staat tot offensieve actie. Het werd echter snel genoeg duidelijk, dat de Belgen een constante bedreiging vormden voor de noordelijke Duitse flank terwijl hun voorste eenheden naar Parijs trokken. De zijdelingse communicatielijnen en spoorwegen die door België liepen vormden een slagader die het front van materiaal en mannen uit Duitsland voorzag. Ze waren allemaal veel te kwetsbaar voor een plotselinge aanval uit Antwerpen, en Von Kluck werd op de duur verplicht het scherm tegenover de zes Belgische divisie ’s te versterken. De eenheden van het Britse expeditieleger werden op die vrijdag 21 augustus ingezet in de slag om Binche. Diezelde vrijdag opende de Duitse veldartillerie het vuur op vele van de Naamse forten. De superzware mortieren waren in positie, en vuurden hun eerste richtschoten. Tegen zonsondergang, waren alle telefoonlijnen naar de oostelijke forten onderbroken. Marchovelette werd constant getroffen, en buiten gevecht gesteld. De rest van de versterkingen zou langzaam volgen. De Duitsers houden er rekening mee dat de Britten versterkingen aan land zouden kunnen brengen via de havens van Oostende en Zeebrugge. Dat zou natuurlijk hun kwetsbare rechterflank ernstig kunnen bedreigen en de aanvoerlijnen naar het front in het noorden van Frankrijk in gevaar brengen. Generaal der Kavallerie Von der Marwitz, commandant van het 2e kavalleriekorps stuurt daarom her en der patrouilles uit die verkenningen uitvoeren tot diep in het gebied ten westen van de Schelde, met als gevolg een aantal confrontatie’s met burgerwacht of gendarmerie. Deze licht bewapende patrouilles bestaan uit ruiters en wielrijders. Een groep bestaande uit ongeveer honderdtwintig ruiters van het 5e Eskadron van het Kürassiers-Regiment Nr 7 en 23 wielrijders van het Jäger-Feld-Bataillon Nr 9 wordt op 21 augustus van nabij Denderleeuw uitgestuurd met als opdracht de streek van Brugge-Oostende te verkennen en uit te zoeken of er Britse troepen ontschepen. Die vrijdag 21 augustus worden deze Uhlanen reeds gemeld in West-Vlaanderen, namelijk te Aarsele, Ingelmunster en Kortrijk. Voor de Belgen houdt dit het risico in dat hun verbindingslijnen tussen Antwerpen en de kust zouden worden afgesneden, zo zouden ze totaal van de Fransen en Engelsen afgesneden worden.

Op zaterdag 22 augustus had het leger van Von Kluck een treffen met de Fransen bij Charleroi en had het 3e leger van Von Hausen Dinant ingenomen. In Dinant executeerden de Duitsers 85 burgers op het marktplein na ze uit de mis gejaagd te hebben. Vrouwen, kinderen en ouderlingen werden door de Duitsers aangevallen, ze vernielden ook drie kwart van de huizen in de stad. Die zaterdag werden de Duitse Uhlanen in het westen reeds gemeld te Ardooie. Een cavaleriedetachement van de mobiele verdediging van Antwerpen begaf zich naar Herenthout waar het een groter aantal Duitse ruiters ontmoette. Het gevecht dat hierop volgde duurde meerdere uren en eindigde op een Duitse terugtrekking. Het slagveld werd vrijgemaakt door alles wat de Duitsers tot beschutting zou kunnen dienen te verwijderen. De kasseiwegen werden uitgebroken om de Duitse bewegingen te bemoeilijken, de haven van Dendermonde werd vernietigd. Die avond vermeldt Louis Lindemans dat een patrouille Belgische Jagers in Opwijk is, hij verduidelijkt echter niet welke jagers.

Op zondag 23 augustus bereikte von Kluck met zijn westelijke kolonne Bergen. Diezelfde dag bereikte het 2e leger van generaal Von Bulow Gembloux. Het grootste deel van de Duitse troepen bereikte de omgeving van Namen. Dezelfde dag nog hadden zij met het BEF te Bergen een treffen. Een korps van het 2e leger en één van het 3e belegerden de vesting Namen, die onder het bevel stond van generaal Michel. Namen had forten die vergelijkbaar waren met die van Luik. De stad ligt op een lichte bocht in de Maas op de samenvloeiïng met de Samber. De stad was omgeven door 9 forten, op ongeveer 8 kilometer van het centrum. De forten waren net zoals in Luik verbonden door loopgraven en prikkeldraad alhoewel de conditie daarvan verre van perfect was. Het Duitse bombardement van de forten volgde het patroon dat in Luik ingang had gevonden. De forten die op het oosten gericht waren werden systematisch vernietigd door de 305mm Skoda mortieren van de Oostenrijkers (die

Page 74: naam in Arduin

74

nochthans maar op 28 augustus aan België de oorlog verklaarden) en de 420mm mortieren (dikke Bertha’s) van de Duitsers.

305 mm Skoda

Na hevige gevechten tussen vrijdag 21 en zondag 23 augustus rukten de Duitse 38e, 3e Garde en 1e Garde divisies de zondagnamiddag naar Namen op. De Belgische 4e divisie kreeg het bevel om gedurende de nacht te proberen weg te glippen van de gevechten. Alhoewel de achterhoede ingesloten en gevangen genomen werd te Ermeton-sur-Biert, werd dit order door de rest van de divisie miraculeus uitgevoerd. Na hun terugtrekking uit Namen, marcheerden de 12000 mannen van de 4e divisie het door de Fransen bezet gebied binnen. Ze werden gehergroepeerd en naar Le Havre gestuurd vanwaar ze naar Oostende voeren.

Die zondagavond wist men op het Belgische GHK via verkenningen dat de troepen van het 3e en 4e Duitse reservekorps verder naar het noorden waren opgeschoven. Tijdens deze verkenningen kwam het op de grens van Londerzeel en Wolvertem tot een treffen en werden een paar Uhlanen gedood. Tussen het kanaal en Wolvertem werd de aanwezigheid van ongeveer 1600 Duitsers vermoed en in Wolvertem zelf bevond zich het 2de Bataljon van het 24e RIR onder bevel van Majoor von Paulin. Die troepen waren door de Duitse bevelhebber als verkenners voor de stelling gelaten. Ze bouwden schuilplaatsen langs de baan van Merchtem naar Vilvoorde en te Wolvertem en Grimbergen. Ze hadden ook loopgraven gedolven te Peutie, ten noorden van Perk, te Kampenhout en ten noorden van de Dijle tussen Haacht en Werchter. Dat was een zeer uitgestrekt en zwak verdedigd front en die omstandigheid moest worden uitgebuit voor de vijand ze te zeer kon versterken. De generale staf besloot deze kleine eenheden terug naar het zuiden te drijven. Dit is ook bekend als de slag bij Impde (Wolvertem). De officiële geschiedschrijving heeft deze “excursie” altijd als een “verkenning” afgedaan waarbij een groepje Belgische verkenners, verraden door de inwoners van Impde, in een Duitse hinderlaag is gevallen. De waarheid is echter totaal anders. 24 augustus 1914 vormde namelijk het echte begin van de eerste uitval uit Antwerpen, die de volgende dag, ten oosten van het kanaal Brussel-Rupel, door andere eenheden zou worden verder gezet. Het opperbevel had ook besloten de geallieerde troepen die op de Samber en te Bergen vochten ter hulp te komen. Het idee was met de uitval druk uit te oefenen op de belangrijke Duitse verbindingslijnen die langs Leuven en Brussel voorbij kwamen.

Page 75: naam in Arduin

75

In West-Vlaanderen hadden de Uhlanen van Von der Marwitz een kamp opgeslagen in Ardooie-Koolskamp waar ze tot en met de nacht van zondag 23 op maandag 24 augustus verbleven.

Op maandag 24 augustus vertrokken in de ochtend 3 Belgische legercolonnes voorafgegaan door verkenningseenhden vanuit de buitenste fortengordel, tussen het fort van Liezele en dat van Breendonk. Het eerste doel was de spoorlijn Mechelen-Dendermonde. Die ligt op een afstand van 7 km. van de forten en dat was de maximale afstand die legereenheden zich zonder speciale instructies van de forten mochten verwijderen. In het station van Londerzeel zou generaal de Stein d’Altenstein, die de algemene leiding van de operatie had, de telegrammen van de verschillende verkenningseenheden analyseren en op basis daarvan beslissen of er verder kon worden opgerukt. Generaal de Stein d’Altenstein was de bevelhebber van de 17e gemengde brigade waartoe ook het 3e en 6e jagers te voet behoorden.

generaal de Stein d’Altenstein

De westelijke kolonne, die de rechterflank moest afschermen, werd aangevoerd door kolonel Jaminé en bestond uit het 2de regiment Jagers te paard en 2 compagnies cyclisten. Ze moest uitzoeken of er zich Duitsers op de rechterflank bevonden en dan in Steenhuffel op verdere bevelen wachten. De Oostelijke kolonne werd aangevoerd door kolonel Van Grasdorf en bestond uit het 2e regiment jagers te voet, 1 compagnie cyclisten en een afdeling artillerie en machinegeweren. Ze moest de 1600 Duitsers, die in de buurt van Grimbergen tussen het kanaal

Page 76: naam in Arduin

76

en Wolvertem lagen terugdringen of tenminste beletten de centrale kolonne aan te vallen. De centrale kolonne werd aangevoerd door kolonel Ruquoi en splitste zich in twee. De hoofdgroep bestond uit het 3e regiment jagers te voet, een compagnie cyclisten, een afdeling artillerie, een afdeling machinegeweren en de generale staf met opperbevelhebber de Stein d’Altenstein. Deze kolonne had als opdracht het bataljon van majoor van Paulin uit Wolvertem te verdrijven als de omstandigheden daarvoor gunstig zouden blijken. Het eerste doel van deze kolonnes was dus het station van Londerzeel. Ongeveer 1 kilometer rechts van hen marcheerde het rechterdeel van de centrale kolonne, dat bestond uit de 2de compagnie van het 2de bataljon 3de jagers te voet en een aantal cyclisten. Ze hadden als opdracht verbinding te houden met het 2de regiment jagers te paard van kolonel Jaminé dat zich nog 1 km verder naar rechts bevond.

Toen de Generale Staf kort voor de middag het station van Londerzeel bereikte lagen daar geen telegrammen te wachten, maar eigen verkenningen hadden aangetoond dat er geen Duitse dreiging in het westen of het oosten was en dus werd besloten om de geplande operatie uit te voeren. Kolonel Jaminé en de rechterkolonne kregen opdracht om verder op te rukken richting Rossem dat ten noordwesten van Wolvertem en ten westen van Impde gelegen is.

Page 77: naam in Arduin

77

Het rechterdeel van de centrale kolonne moest een positie innemen bij een windmolen op de grens van Steenhuffel, Rossem en Imde. Van daar moesten ze onmiddellijk verder trekken naar de Impdekouter, ten noordwesten van het dorp Impde. De centrale kolonne trok door het dorp Londerzeel en langs de provinciale baan verder richting Slozen en Impde. De linkerkolonne van kolonel Van Grasdorf moest het gebied tussen het kanaal en Wolvertem van eventueel patrouillerende Duitsers zuiveren en daarna, indien nodig, helpen bij de verwachte gevechten voor Wolvertem. Toen begonnen de zaken echter in het honderd te lopen. Verkenners van de westelijke kolonne kwamen Jaminé vertellen dat ze in het westen, richting Buggenhout, geen Duitsers hadden gezien maar wel duizenden burgers die op de vlucht waren om zich in het bos van Buggenhout of binnen de fortengordel te gaan verstoppen voor een groot Duits leger dat hen achterna zat en alle mannen gevangen nam. De aanleiding daarvoor was dat in de buurt van Asse een burger op hen zou hebben geschoten. Die maandag werd later bekend als Vliegende Maandag of de Sint Bartholomeus paniek omdat een massale hoeveelheid mensen op de vlucht sloegen voor de aanstormende Duitsers. Dit was voldoende om Jaminé te doen besluiten om niet tot in Rossem op te rukken, maar in Malderen ten noorden van de spoorlijn te blijven. De oostelijke kolonne deed wat haar gevraagd was, kwam in contact met Duitse verkenners en wist die tijdens het gevecht van Nerom te verdrijven. Dan nam ze een positie in op 1 km. ten oosten van het dorp Impde om verdere instructies af te wachten. Om 12u30 installeerde de Stein d’Altenstein zijn hoofdkwartier in een café langs de weg te Slozen. Intussen hadden de eerste verkenners van de centrale kolonne Impde bereikt. Van dorpelingen vernamen ze dat er geen Duitsers in het dorp waren maar dat er wel waren gezien een kilometer verder in het zuidoosten. Hierop kreeg de voorhoede van de centrale kolonne, bestaande uit de 1e, 3e en later ook de 4e compagnie van het 2e bataljon van het 3de regiment jagers te voet, groen licht om Impde binnen te trekken. Toen ze dat deden werden ze vanuit het zuidoosten onder vuur genomen. Getuigenis daarover van Paul Dutrieux uit Casteau bij Bergen, sergeant bij de 4de compagnie van het 2de bataljon : “Toen ik, even voorbij het huis, opnieuw de gracht wou ingaan, begon de schietpartij.

De Duitsers waren nog maar een vijftigtal meter van ons verwijderd. De andere soldaten uit ons groepje maakten onmiddellijk rechtsomkeer, richting Impde. De luitenant (Ghesquière) wou echter ter plekke blijven. Na enig heen en weer gepraat kon ik hem er van overtuigen dat we zonder twijfel en, vermits de Duitse posities reeds door ons regiment gekend waren, ook onnodig zouden gedood worden. Wij besloten dus eveneens terug te keren.Bij een kleine brug aangekomen, kwam ik uit de gracht. De Duitsers kwamen nu dwars door de wei op ons af. Ik liet me op de hoek van de brug onmiddellijk op de knieën vallen en begon te schieten. De luitenant bevond zich intussen achter het muurtje van de brug. Ik had hoogstens acht of tien schoten afgevuurd, toen een kogel rakelings langs mijn buik vloog, de kolf van mijn geweer brak en mijn rechterbovenarm verbrijzelde. Ik moet het waarschijnlijk uitgeschreeuwd hebben, want de luitenant keek van achter het muurtje op om te zien wat er gaande was. Ik herinner me nog dat hij zei: ‘Ik heb al vele kogels rond mijn oren horen fluiten’. Nauwelijks had hij deze woorden uitgesproken of hij kreeg een kogel door het hoofd, die hem zeer ernstig verwondde. Twee soldaten sleepten de luitenant mee, twee andere ondersteunden mij om me te helpen wegkomen. Bij het kruispunt Impde-Londerzeel aangekomen, zag ik een jonge arts die zich over mij ontfermde. Eigenlijk had deze willen doorgaan tot Londerzeel, doch daar had ik de kracht niet meer toe. De luitenant, ondersteund door de twee soldaten, trok wel verder, richting Londerzeel. Midden op de weg werd hij uiteindelijk toch door de Duitsers doodgeschoten. De arts en ik besloten ons te verbergen in een huis, doch hiervan bleken alle deuren en ramen gesloten. Wij verstopten ons dan maar in een schuurtje van één der laatste boerderijen van Impde en bedekten ons met stro.” De Duitse schoten klonken zodanig dichtbij dat men even geloofde dat ze vanuit Impde zelf werden afgevuurd. Later onderzoek toonde echter aan dat ze wel degelijk vanuit het zuidoosten

Page 78: naam in Arduin

78

kwamen, maar het natuurkundig effect dat Duitse kogels op een later moment dan de Belgische de geluidsmuur doorbraken, zorgde voor dit misverstand. Dit droeg bij tot de “legende van het verraad van Impde”. Er werd in militaire tijdschriften tot kort voor de 2de wereldoorlog beweerd dat de Belgen in Impde door de dorpelingen verraden werden omdat die hen hadden verteld dat er zich geen Duitsers in het dorp bevonden. Het vuurgevecht kostte, tussen 13u10 en 13u50, het leven aan ongeveer 30 Belgische soldaten die allen vielen in de omgeving waar later door jufrouw Orianne een klein monument werd geplaatst. Wie zich kon redden vluchtte via de gracht, de doorsteek onder de provinciale baan en opnieuw de gracht richting Slozen. De Duitsers, die de vluchtende Belgen achterna zaten drongen nu wel het dorp van Impde binnen. Generaal de Stein d’Altenstein stuurde vanuit Slozen een boodschapper naar de oostelijke kolonne van kolonel van Grasdorf, maar de cyclist in kwestie reed verloren en zou Van Grasdorf pas 2 uur later bereiken. Van Grasdorf, die intussen het vuurgevecht aan zijn rechterkant zelf had opgemerkt, liet hierop wel zijn artillerie in positie brengen, maar omdat men zelfs van op een “geschutsladder” niet kon zien waar vriend of vijand lag, besloot hij om zonder preciezere informatie niet tussenbeide te komen. Het 2e regiment jagers te paard van kolonel Jaminé had zich toen te Rossem moeten bevinden, maar was door de paniek van de Vliegende Maandag naar Malderen teruggetrokken. Tussen Rossem en de Imdekouter moesten zich de mannen van de rechtse centrale colonne, de 2e compagnie van het 2e bataljon van het 3e jagers te voet bevinden, maar die waren op de Kaaskantmolen blijven hangen. Doordat er zich daardoor tussen Rossem en de Imdekouter geen sterk aaneengesloten Belgisch front bevond was Ruquoy verplicht om dat deel van de centrale kolonne dat nog niet bij de gevechten in Impde betrokken was over een groter front te verspreiden. Over de weg van Slozen naar Rossem stuurde hij de 2e compagnie van het 1e bataljon en de 2e compagnie van het 2e bataljon van het 3e jagers te voet naar en voorbij Rossem. De 3e compagnie van het 1e bataljon en de artillerie liet hij tot halverwege deze weg oprukken. De 3e compagnie van het 3e bataljon liet hij positie kiezen op de provinciale baan tussen Slozen en Impde. Op de Imdekouter zelf bevonden zich de 4e compagnie van het 3e bataljon en het deel van de 4e compagnie van het 2e bataljon dat het na het gevecht in Impde niet op een lopen had gezet maar zich had gehergroepeerd. Het was de bedoeling dat ze snel versterking zouden krijgen van de 1e en de 2e compagnie van het 3e bataljon, maar die hadden het contact met de voorhoede verloren en zijn nooit tot in Impde geraakt. Om 14u05 vertoonden de Duitsers, die het kasteel Goethals en het erbij behorende park bezet hadden, zich ten westen van Impde. Ze werden door de Belgen in de Impdekouter, die spoedig versterking verwachtten, onder vuur genomen. Ook de 3e compagnie van het 3e bataljon op de provinciale baan tussen Slozen en Impde en de 1e compagnie van het 1e bataljon bij Rossem begonnen te schieten. Vooral de 1e compagnie van het 1e bataljon was daarbij zeer effectief. Door een bodemverhevenheid tussen Rossem, de Impdekouter en de bossen waarin de Duitsers zich schuil hielden, zag men echter de doelen niet. De eerste die onder Duitse kogels viel was Arthur Gerard, de commandant van de compagnie in de Impdekouter. Ze werden beschoten vanuit het zuidoosten en het zuidwesten door de Duitsers, maar vooral vanuit het westen door het 1ste bataljon van het eigen 3de jagers te voet. Het was onmogelijk om een estafette te sturen om de vergissing te melden, daarom werd aan de klaroenblazers bevolen om het signaal “staakt het vuren” te geven. Kort daarop waren alle klaroenblazers uitgeschakeld. De commandant van de compagnie langs de provinciale baan zou later toegeven dat hij het signaal wel had gehoord maar dat het zodanig slecht geblazen werd dat hij dacht dat het een list van de Duitsers was. Deze beschieting duurde tot 14u30. Maar net toen de overlevenden in de Impdekouter opgelucht adem haalden opende de artillerie op de weg tussen Slozen en Rossem het vuur. In Impde werd de kerk geraakt en werden een aantal huizen in brand geschoten, maar een groot deel van de obussen kwam op dezelfde eigen mensen in de Impdekouter terecht.

Page 79: naam in Arduin

79

Getuigenis van luitenant Kuborn, van de 4e compagnie van het 3

e bataljon : “Ik riep tot de

soldaten ‘Moed, onze artillerie is aan ‘t geven!’ Maar wat een ontgoocheling toen we beseften dat ze haar schoten op ons had gericht! Toen hebben we de mooie verbetenheid van onze schutters van de 4/III ineen zien schrompelen. Majoor Sweerts was de vroegere commandant van deze compagnie en ikzelf had als onderluitenant onder hem gediend. We kenden veel van de soldaten persoonlijk en velen kenden ons. Alleen daaraan is het volgens mij te danken dat er geen paniek ontstond. Het is bij hun oude commandant dat de soldaten vertroosting zochten. Overal was er geschreeuw te horen: ‘Majoor! Ik ben het, Doyen, ik heb een kogel in de rug gekregen! Majoor, majoor! Een ambulance! Ik ben gekwetst!’. Daarna kwamen er kreten van woede, en zelfs gevloek. Ze vermengden zich met het huiveringwekkend gekerm van de gewonden. Commandant Gerard mompelde stilletjes: ‘Moed, vrienden! Ik ben blij dat ze mij het eerst geraakt hebben!’. Majoor Sweerts riep: ‘Niet bewegen!’ En rechts en links, van man tot man, liet hij doorvertellen dat onze troepen zich vergisten. Het enerverend gefluit van de projectielen en, meer nog, het inslaan ervan, het exploderen van de schrapnells, dat alles vermengde zich met het gehuil van de mannen. Plots hoorden we iemand bijna wenend roepen: ‘En zeggen dat we ons door de Belgen laten afmaken!’ De majoor wilde een einde maken aan deze situatie en riep ‘opstaan!’ Hij hoopte aldus dat de artillerie ons zou herkennen. Allemaal richtten we ons gelijktijdig op en de soldaten volgden ons voorbeeld. Onmiddellijk werden we van voor en van opzij door snelvuur onder vuur genomen. En onze artillerie bleef ons haar lawines sturen.

Belgische soldaten brengen een gewonde collega weg

De commandant van de 3e compagnie van het 3e bataljon had toen de vergissing moeten inzien maar interpreteerde het rechtstaan en het zwaaien met de handen van de mannen in de Impdekouter als een sein tot terugtrekken. Bovendien begon men ook daar door verdwaalde Belgische splinterobussen verliezen te lijden. De helft van de compagnie vluchtte langs de provinciale baan richting Slozen en werd daar door kolonel Ruqoy persoonlijk gewapenderhand

Page 80: naam in Arduin

80

teruggejaagd. 50 anderen bereikten door het veld de Kaaskantmolen. In de Impdekouter bleven de doden en gewonden liggen. Tot 15u30 lieten de Duitsers van majoor von Paulin de Belgische batterijen hun gang gaan. Toen er, met uitzondering van de dode of stervende anderhalve compagnie in de Impdekouter, geen Belgen meer overbleven openden de Duitsers het vuur. De Belgische artillerie trok zich in chaos terug en liet daarbij drie kanonnen achter. Voor dit misdrijf werden een paar dagen later vier kanonniers door de krijgsraad tot 15 jaar dwangarbeid veroordeeld. Kolonel Ruquoy had opdracht gekregen om stand te houden op de linie van Kleine-Dries tot kilometerpaal 13,5 van de baan van Londerzeel naar Wolvertem-Boskant. De commandant van de linkerkolonne moest op de lijn Neerom-Nieuwenrode-Ipsvoorde stand houden. Verscheidene compagniën van het 3e jagers zaten door hun voorraad munitie heen. Omdat hij niet op hulp van de linkerkolonne kon rekenen doordat die zelf ten oosten van het kasteel aan het vechten was nam kolonel Ruquoy contact met generaal de Stein en drukte speciaal op het feit dat zijn troepen geen munitie meer hadden. De generaal en zijn staf te Slozen, kwamen tot het besluit dat de verkenning de door de generale staf gewenste inlichtingen had opgeleverd en besloot terug te trekken naar de zuikant van Londerzeel. Die aftocht werd gedekt door de afdeling artillerie die zich op de weg van Slozen naar Rossem bevond en die nu ook onder zwaar Duits vuur kwam te liggen. De terugtrekking werd ook gedekt door de bosjes die de streek overdekken en door twee compagniën van het 2e jagers te voet die door de linkerkolonne met dat doel naar Slozen waren gestuurd. Om 17 uur was bijna iedereen die er nog fysiek toe in staat was, terug in Londerzeel of op de Kaaskantmolen. De gewonden van de provinciale baan en de Slozenbaan werden naar het lazaret in het klooster van Londerzeel gebracht. Toen ook de Duitse kanonnen om 16 uur zwegen, lukte het inwoners van Rossem om een aantal gekwetsten van de Impdekouter naar de gemeenteschool van Rossem te evacueren. Ze moesten daar echter snel mee ophouden toen ze door de Duitsers onder vuur werden genomen. Kort daarna verlieten de Duitsers het kasteelpark. In het dorp Impde werden burgers en karren opgevorderd om de achtergebleven gekwetsten op te halen en naar het klooster van Impde te brengen. Wie zich nog kon verplaatsen werd echter krijgsgevangen genomen en via het ziekenhuis van Strombeek-Bever en Leuven naar Duitsland afgevoerd. Dat waren 30 soldaten, 1 korporaal en 3 onderofficieren van het 3de regiment jagers te voet, 3 militairen van andere eenheden en 8 burgers uit Impde en Rossem. Op het slagveld van Impde lieten die dag 5 officieren en 80 soldaten het leven; ruim honderd anderen werden ernstig gewond. Hoeveel er nadien nog aan hun verwondingen bezweken zijn, is niet precies geweten. In het lazaret te Londerzeel waren er dat minstens 17. De achtergelaten doden werden voorlopig in 2 massagraven op de Impdekouter begraven. Later zouden ze ontgraven, geïdentificeerd en herbegraven worden door het werk van jufrouw Orianne. Een eerste militaire onderzoekscomissie werd een paar dagen na de gebeurtenissen ingesteld en de tweede volgde een paar maanden na de wapenstilstand in 1919. Toch bleef het Belgische leger tot lang na de oorlog het eigen falen achter een verzonnen verhaal over het verraad van de inwoners van Impde wegsteken. Nergens wordt het 4e bataljon of het 6e jagers te voet vermeld in de verslagen van de slag bij Impde. Het valt dus te betwijfelen dat Jules rechtstreeks aan deze gevechten heeft deelgenomen, maar hij zal alvast in de omgeving geweest zijn. Op maandag 24 augustus moest het 3e jagers te voet te “Roosbrouck” hun rugzak laten keuren, daarmee bedoelt Louis natuurlijk Ruisbroek. Dat lezen we in een brief van Louis Delputte geschreven op zaterdag 29 augustus zonder plaatsnaam te vermelden. Louis vermoedde dat het er die dag warm aan toe ging gaan en inderdaad zij moesten de vijand uit het kasteel en de bossen van Hum gaan verjagen, Hum is volgens Louis een klein dorpje tegen Londerzeel gelegen. Ik vermoed door het bovenstaande dat “Hum” het plaatselijke dialect is voor Impde. Blijkbaar was zijn compagnie de tweede om er heen te trekken. Als de verkenners van de eerste compagnie in Hum aankwamen vroegen zij aan de bevolking of zij geen Duitsers gezien hadden en deze ontkenden. De soldaten rukten

Page 81: naam in Arduin

81

daardoor zonder schrik op, maar toen ze bij het bos kwamen werden ze langs alle zijden door de Duitsers beschoten en voelden zij zich door de bevolking bedrogen. Ze namen meteen een verdedigende positie in en ook de compagnie van Louis deed hetzelfde, maar omdat ze de Duitsers niet konden zien konden ze ook niet gericht schieten. Daarom moesten ze onder Duits vuur terugtrekken en Louis meldt dat er een tiental doden en veel gekwetsten in zijn compagnie zijn waaronder ook de commandant die volgens hem een zeer brave mens was. Onder de gekwetsten vermeldt Louis de luitenant, de adjudant, de 1e chef en twee sergeanten waardoor er in de compagnie geen leidinggevenden meer waren. Ook de Duitsers telden veel doden want toen zij terugtrokken uit het dorp begonnen de kanonnen het dorp te beschieten waarin de Duitsers verborgen zaten. De Duitsers moesten zich nadien ook terugtrekken. Volgens Louis zegden de mensen dat er geen Duitsers in het bos waren op aanstichten van de burgemeester die ook het kasteel bewoonde en die tegelijk ook senator was. Die had zich blijkbaar door de Duitsers laten omkopen en had de mensen verboden de soldaten inlichtingen te geven. Volgens Louis is de man daarvoor aangehouden.

Die maandag 24 augustus Om 6u in de morgen zijn de Duitse Uhlanen uit Ardooie-Koolskamp naar Lichtervelde vertrokken waar ze rond 8u25 de telefoon en telegraafdraden in het station doorsneden. Daarop trok de ongeveer 150 man sterke groep, bestaande uit ruiters en fietsers de stad Torhout binnen, dat moet na 10u40 geweest zijn want het station van Torhout telegrafeert om 10u40 nog dat een Duitse patrouille in Lichtervelde alle telefoon en telegraafverbindingen verbroken heeft (56). In het station gaat een aantal van hen, zoals gebruikelijk op zoek naar de stationskas in de hoop geld buit te maken. Zoals overal snijden ze ook de telefoon en telegraafdraden door en ze zagen zelfs een aantal palen om. De trein die van Brugge onderweg is naar Kortemark wordt door hen in Torhout staande gehouden en teruggestuurd. Nadien vernielen ze de spoorweg naar Brugge. De Britten konden het “réduit National” Antwerpen niet via zee bevoorraden omdat het neutrale Nederland de Westerschelde had afgesloten. De enige verbindingslijn met Antwerpen was dus over de weg van Oostende via Gent. Doordat de Duitsers toen al naar Rijsel oprukten was het twijfelachtig of die verbinding zou kunnen gehouden worden en bovendien zagen we hoger reeds dat de groep Uhlanen zo ver ten westen van de posities van het Belgische veldleger eveneens een ernstige bedreiging voor het totaal aflsluiten van de bevoorradingslijnen vormde. Tegenover die bedreiging hadden de Belgen alleen de groepering Clooten. Luitenant-generaal Henri Clooten werd op 22 augustus door minister de Broqueville benoemd tot militair gouverneur van het Belgisch grondgebied dat niet door de Duitsers of de geallieerden was bezet, dit was in de praktijk beperkt tot het gebied op de linkeroever van de Schelde. Zijn opdracht bestond erin het gebied te zuiveren van rondzwervende Duitse patrouilles en opnieuw rust te brengen en de orde te herstellen terwijl hij de toegang tot de linker Scheldeoever moest verdedigen. Waar mogelijk moesten er ook offensieve acties ondernomen worden in het vijandelijk gebied tussen Gent en Brussel en alle mogelijke inlichtingen over de vijandelijke troepen moesten doorgeseind worden naar het Groot Hoofdkwartier in Antwerpen. De strijdkrachten van Clootsen bestaan uit de burgerwachten van de niet-bezette gebieden die al dan niet opnieuw moeten worden georganiseerd samen met de burgerwachten die uit Brussel en andere steden zijn kunnen ontkomen. Verder zijn er ook de vrijwilligers en de gendarmen uit landelijke brigades en de eskadrons die met Clooten uit Brussel zijn meegekomen. Verder beschikt hij over vier kanonnen van 87 millimeter en twee auto-maitrailleurs. Tot na de val van Antwerpen zal de groepering Clooten verkenning uitvoeren en de strijd aanbinden met Duitse patrouilles en zelfs raids uitvoeren en waar nodig bruggen opblazen samen met speciale eenheden van het leger. Hij zal ook de aftocht van het veldleger naar de IJzer dekken.

Om de terreur te vergroten bombardeerde een Zeppelin in de nacht van maandag 24 op dinsdag 25 augustus Antwerpen. In fighting in Flanders geeft E.Alexander Powell daarover het volgende

Page 82: naam in Arduin

82

ooggetuigenverslag, dat duidelijk maakt welk een impact zoiets in die tijd op de mensen had. Men had toen immers nog totaal geen ervaring met bombardementen uit de lucht : Om elf minuten na een, in

de morgen van 25 augustus kwam te Antwerpen de dood uit de lucht. Iemand had een pak Engelse en Amerikaanse kranten naar mijn kamer in Hotel St. Antoine gestuurd en ik had de avond doorgebracht met ze te lezen. De klokken van de kathedraal hadden al één uur geluid toen ik het licht in mijn kamer uit deed en het venster opende. Toen ik dat deed werd mijn aandacht getrokken door een vreemd gezoem boven mij, zoiets als van een miljoen hommels. Ik leunde ver uit het venster, en terwijl ik dat deed werd een onbestemde massa langzaam duidelijker zichtbaar tegen de paarsrode hemel, ze leek op een grote zwarte sigaar. Ik ben niet goed in hoogte schatten, maar ik moet zeggen dat wanneer ik het voor het eerst zag het niet meer dan 300 meter boven mijn hoofd was en ik moet eraan herinneren dat mijn kamer op de bovenverdieping van het hotel was. Terwijl het dichterbij kwam werd het geluid dat mij eerst had doen denken aan een zwerm kwade bijen, luider tot het klonk als een auto met de motorkap open. Ondanks de duisternis was er geen twijfel dat dit een Duitse Zeppelin was. Terwijl ik keek beschreef iets dat leek op een vallende ster een boog door de lucht. Een ogenblik later volgde een geweldige oorverdovende ontploffing die het hotel op zijn fundamenten deed trillen, de muren van mijn kamer schokten en beefden rond mij, en voor een ademloos moment dacht ik dat het gebouw zou instorten. Misschien dertig seconden later kwam een volgende spetterende explosie, en nog een en nog een, tien in totaal, godzijdank een beetje verder verwijderd. Het was allemaal zo plots, zo totaal onverwacht dat het een flinke minuut moet geduurd hebben voor ik mij realiseerde dat het monstrueuze ding dat daarboven in de duisternis zweefde een van de bestuurbare luchtschepen was waarover we gelezen hadden en zoveel gepraat, en dat het de dood uit de lucht op de slapende stad liet regenen. Ik denk dat het blind instict was dat mij naar de deur deed lopen en de gang op met het idee om de straat op te gaan zonder daarbij na te denken en mij te realiseren dat er op straat geen bescherming was tegen Zeppelins. Maar voor ik twaalf passen deed had ik mijn zenuwen weer onder controle “Misschien is het wel geen Zeppelin” discusieerde ik met mezelf “Ik heb misschien gedroomd en hoe perfect belachelijk zal ik eruitzien als ik in mijn pyama naar beneden loop en uitvindt dat er niets gebeurd is. Ik zal tenminste teruggaan om wat kleren aan te trekken.”. Zogezegd zo gedaan. Geen brandweerman die inging op een nachtelijk alarm had vlugger zijn kleren aan. Terwijl ik door de gangen liep gingen kamerdeuren open en slaperige diplomaten en regeringsmedewerkers riepen me na om te vragen of de Duitsers de stad bombardeerden. “Ja dat doen ze” antwoordde ik zonder stoppen. Er was geen tijd om uit te leggen dat voor het eerst in de geschiedenis een stad uit de lucht gebombardeerd werd. (Nvdr dat was onjuist want Luik had als eerste een Zeppelin bombardement te verduren gekregen). Tegen de tijd dat we het dak van het hotel bereikten waren Belgisch geschut voor hoge hoek en machinegeweren de duisternis aan het doorsnijden met vlammetjes, de troepen in het garnizoen schoten erop los met geweren, en de gendarmes in de straat schoten wild met hun revolvers. Het lawaai was oorverdovend. Onwetend over de consternatie en verwarring die hij veroorzaakt had steeg de Zeppelin na het laten vallen van een laatste bom langzaam de hoogte in en verdween in de totale duisternis. De vernieling aangebracht door de Duitse projectielen was bijna ongelofelijk. De eerste bom die ik had zien vallen, raakte een gebouw in de Beursstraat, nauwelijks 200 meter in rechte lijn van mijn venster vandaan. Er was niet alleen een gat geslagen in het dak, zoals met een granaat van veldgeschut het geval zou zijn, maar de drie bovenste verdiepingen waren verpulverd, gedesintegreerd en kwamen naar beneden in een lawine van bakstenen en plaaster alsof een Titaan het met een voorhamer had geraakt. Een volgende bom raakte de publieke weegplaats die ongeveer zo groot is als Russell Square in Londen. Ze blies een gat in de kasseistenen straatbedekking groot genoeg om een paard in te begraven, een politieman op dienst aan de verste kant van het plein werd onmiddellijk gedood en een andere werd beide benen afgerukt. Maar dit was niet alles, zes mensen slapend in huizen die uitgaven op het plein werden in bed gedood en een twaalftal anderen waren min of meer ernstig gewond. Elk gebouw dat uitgaf op het plain was ofwel volledig of gedeeltelijk vernield, de stalen splinters van het projectiel scheurden zich een weg door de dikke bakstenen muren met hetzelfde gemak als een loden potloot door een stuk papier valt. Als resultaat van de geweldige ontbranding werden van ieder huis binnen honderd meter van het plein de ruiten gebroken. Op geen enkel slagveld had ik ooit zoiets verschrikkelijk gezien dat mij onwel maakte als toen ik een van de vernielde huizen binnen ging en mij een weg baande over hopen

Page 83: naam in Arduin

83

gevallen puin naar de kamer waar een jonge vrouw had geslapen. Ze was letterlijk in stukken geblazen. De vloer, de muren, het plafond waren overdekt met…, wel het volstaat om te zeggen dat de overblijfselen van de vrouw alleen met een schop zouden kunnen worden opgeruimd. Door dit te zeggen, ga ik niet door het lint. Ik heb aandacht besteed aan deze details, afschuwelijk als ze zijn, omdat ik thuis wil duidelijk maken dat de enige slachtoffers van deze luchtaanval op Antwerpen onschuldige burgers waren. Een andere bom trof het dak van een dokterswoning in de modieuze Schermersstraat, twee meiden dodend die in een kamer op de bovenste verdieping sliepen. Een bom viel in een tuin in de von Barystraat daarbij een man en zijn vrouw verschrikkelijk verwondend. Een klein kind werd gedood door een bom die een huis trof in de Justitiestraat. Een andere bom viel op de kazerne in de Falconstraat, daarbij een soldaat dodend en twee andere verwondend. Door een gelukkig toeval was het regiment dat ingekwartierd was in deze kazerne de vorige dag naar het front getrokken. Een vrouw die gewekt werd door de eerste ontploffing en uit haar venster leunde om te zien wat er gebeurde werd het hoofd afgeblazen. In het totaal werden 10 mensen gedood, zes onder hen waren vrouwen, en boven de veertig mensen werden gewond waarvan twee zo ernstig dat ze achteraf stierven. Er is weinig twijfel dat een opzettelijke poging werd gedaan om de koninklijke familie, de generale staf en de leden van de regering om te brengen met een bom die ontplofte binnen honderd meter van het koninklijk paleis waar de koning en koningin sliepen en een andere binnen tweehonderd meter van het stafhoofdkwartier en het hotel St. Antoine. Als resultaat van de voorzorgsmaatregelen die werden genomen, werd Antwerpen met zijn vierhonderdduizend inwoners zowat zo opgewekt om te wonen als een landelijk kerkhof op een regenachtige avond. Om acht uur werd ieder straatlicht uitgeschakeld, iedere winkel, restaurant en café sloot, ieder venster werd verduisterd. Als licht werd gezien door een venster na acht uur was de persoon die die kamer betrok in groot gevaar om gearesteerd te worden wegens signaal geven aan de vijand. Mijn kamer die zich op het derde verdiep van het hotel bevond was zo gericht dat zijn ramen niet vanaf de straatzijde konden gezien worden en daarom droeg ik niet zo’n zorg om de gordijnen dicht te doen als ik zou hebben moeten doen. De tweede nacht na de Zeppelin aanval kwam de hotelmanager mijn kamer binnen stormen “Snel mijnheer Powell” riep hij opgewonden “trek uw gordijn dicht. De waarnemers in de toren van de kathedraal hebben juist laten weten dat uw vensters verlicht zijn en de politie staat beneden om te weten wat dat betekent.”.

Op dinsdag 25 augustus begon het Belgische leger met een eerste flankaanval op de Duitse troepen vanuit de versterkte stelling Antwerpen, die zou tot de dag erop duren. Er werd een frontale aanval uitgevoerd tegen de Duitse linie’s te Merchtem-Leuven-Aarschot. De Belgische troepen slaagden erin om de vijandelijke voorposten terug te drijven, maar beschikten noch over de manschappen, noch over de middelen om het front te doorbreken. Integendeel zelfs, zij werden op sommige plaatsen in het defensief gedwongen. Bij de uitval waren ook eenheden van de 5e divisie betrokken, ondermeer het 1e linie op de westelijke oever van het kanaal van Willebroek, het 2e jagers te voet bij het kanaal van Willebroek. De 5e divisie had als opdracht om via Eppegem op te rukken en een detachement als dekking ten westen van het kanaal van Willebroek uit te sturen. Dat laatste had als opdracht om de vijand in zijn stellingen te Grimbergen en Wolvertem te houden. Majoor Burguet, de commandant van het 3e bataljon van het 3e linie kreeg opdracht om met zijn 2e en 3e compagnie naar Elewijt op te rukken tussen Weerdenhoek en Eppegem en dan de vijand in de flank aan te vallen. Dicht bij Eppegem werd hij door jagers te voet van de 5e divisie verwittigd dat het kasteel van ’t Steen sterk door de vijand verdedigd werd. Hij kreeg van majoor Lefebvre, van het 5e jagers te voet een versterking van 2 compagniën om bij de aanval te helpen. De aanval werd door hevig mitrailleur- en geweervuur tegengehouden en als de nacht viel kreeg majoor Lefebvre bevel om met zijn bataljon zuidwaarts te trekken. Hij vroeg dan ook zijn twee compagniën terug. In overeenstemming met het bevel had de 5e Divisie als dekking voor haar rechtervleugel op de westoever van het kanaal van Willebroek een detachement uitgestuurd onder leiding van generaal Coveliers. Dat detachement was samengesteld uit het 21e linie, het 2e jagers te paard en de artillerie van de 1e gemengde brigade. Dat detachement ontmoette tegenstand bij het aanvallen van de loopgraven van Limbosch en was ’s

Page 84: naam in Arduin

84

avonds niet verder dan het front Eversem-Den Heuvel. De rest van de divisie was om 8u30 te Hoxdonck verzameld en was traag opgerukt. Na de moorddadige verrassing te Impde de dag voordien doorzocht de voorhoede de minste schuilhoek langs de weg. Daardoor bereikte de 16e gemengde brigade slechts om 16u10 Eppegem. Ze kreeg bevel om Elewijt langs de westkant aan te vallen en de 1e Divisie bij te staan. Een deel moest langs de weg van Eppegem naar Elewijt aanvallen, het andere deel in de richting Houtem-Huinhoven. De voorhoede van het eerste deel was samengesteld uit twee compangiën van het 5e jagers te voet van majoor Lefebvre. Zoals hoger gezien voegde die groep zich bij het bataljon van het 3e linie door majoor Burguet aangevoerd. Het voorhoedebataljon dat in de richting Houtem-Huinhoven oprukte kon bij valavond Houtem bezetten. De troepen hadden bevel gekregen om bij valavond de stellingen die ze bereikt hadden te houden en daar te bivakeren. De Divisie’s moesten er ook voor zorgen in nauw contact met elkaar te blijven als ze wachtposten uitzetten.

Louis Lindemans uit Opwijk meldt in zijn dagboek dat die namiddag jagers verkenners (chasseurs éclaireurs) met veel bluf een verkenning doen langs de Broevinck.

Die dinsdag waren er, volgens “De geschiedenis van Zedelgem” van pastoor Ronse, Uhlanen te Zedelgem. Namelijk op “het Hooge veld” dat is het huidige Veldegem. Dat zien we bevestigd in “Vlaanderen Niemandsland 1914” waar we lezen dat Luitenant-kolonel Bloem van de gendarmerie van Bergen die pas uit Antwerpen in Oostende is aangekomen op 24 augustus wordt verwittigd dat Duitse patrouilles in de bossen rond Zedelgem zijn waargenomen. De Uhlanen zijn bij het krieken van de dag uit de bossen rond Zedelgem vertrokken want om 5u ’s morgens zijn ze reeds te Gistel waar ze doen zoals voorheen in Lichtervelde. Om 5u45 houden worden ze op de weg Torhout-Oostende opgehouden door de open staande Kalsijdebrug over het kanaal Nieuwpoort-Plassendale. De brug werd de avond voordien opgehaald en de sleutel voor alle zekerheid in het water gegooid. De Duitsers kunnen echter de brugwachter in een vlak bij de brug gelegen huis oppakken en dwingen hem onder bedreiging van een vuurwapen om de sleutel uit het water te vissen de de brug neer te laten. Daarop rijden ze meteen langs de Torhoutsesteenweg verder richting Oostende. Gendarmen van de brigades van Brugge en Bergen, versterkt met een aantal burgerwachten, samen zowat 85 man sterk, zijn met de auto naar de brug van Snaaskerke gestuurd. Ze komen echter te laat want de Duitsers zijn net het kanaal overgestoken. Ter hoogte van de Kromme Elleboog op ongeveer 700 meter van de brug, waar de baan een dubbel bocht maakt leggen de Belgen zich in hinderlaag in een korenveld, in de grachten en achter de muur van een paar huizen. De Duitsers komen naderbij maar doordat ze de gendarmen gezien hebben stijgen ze af en er start een hevig vuurgevecht. Na een half uur breken de Duitsers het gevecht af en rijden terug naar het kanaal toe. Vijf gendarmen sneuvelen en er zijn nog zes gewonden. Drie Duitsers worden gevangengenomen waarvan twee zwaargewonden een van hen overlijdt op 31 augustus in het militair hospitaal van Oostende, de andere gevangenen worden met de ferry Princesse Clémentine naar Duinkerken gebracht. De vijf gesneuvelde gendarmen worden op donderdag 27 augustus begraven na een begrafenisdienst in de Sint-Pieter-en-Pauluskerk te Oostende. De Duitse Kürassiere en Jäger rijden na het gevecht naar het zuiden om aansluiting te zoeken met hun regiment een deel trekt terug naar Torhout en een ander deel rijdt via Eernegem en Aartrijke naar Zedelgem. Daar passeren ze om 10u40 wat wordt bevestigd door Pastoor Ronse want volgens hem waren de Uhlanen rond het middaguur terug in Zedelgem met twee gekwetsten. De Duitsers rijden via het station van Zedelgem verder naar Ruddervoorde waar ze de twee gewonden achterlaten. Om 11.34 meldt Kortrijk dat de sluiswachter van Sin-Eloois-Vijve de doortocht noteert van honderdvijftig Duitsers. Om 15u is het Half-Bataljon Jagers te Voet van de burgerwacht van Gent voor het stadhuis verzameld. Majoor Carpentier bespreekt daar met burgemeester Braun en de commandant van de Gentse gendarmerie Carlier hoe de stad best kan worden verdedigd als generaal Clooten telefoneert om te vragen of de Jagers te Voet herbewapend zijn. Hij wil ze via Brugge naar

Page 85: naam in Arduin

85

Torhout sturen om de groep Duitse ruiters te onderscheppen die na het gevecht bij Snaaskerke in die richting zijn verdwenen. Om 18u30 vertrekt een speciale trein uit Gent naar Brugge. Daar worden ze opgewacht door burgemeester Visart de Bocarmé die hen eten laat bezorgen in de spoorwagons. Dan moeten ze wachten op het bevel om zich naar Torhout te begeven.

Een tragisch resultaat van de Belgische uitvallen uit Antwerpen was dat de Duitse woede zich opnieuw tegen de Belgische bevolking te Aarschot keerde. Aarschot werd volledig met de grond gelijk gemaakt. In Leuven panikeerde de 27e Landwehr Brigade bij het geluid van de beschieting door een Belgische batterij in Haacht. Hun bevelhebber, Von Manteuffel, gaf orders om de stad in brand te steken. Honderden huizen, de Sint Pieterskerk en de wereldberoemde bibliotheek en universiteit werden vernietigd. Er werd ook jacht gemaakt op burgers die de vlammen ontvluchtten, die werden gexecuteerd. De ganse regio van Mechelen, Leuven en Vilvoorde kreeg haar deel van de Duitse furie. Die dag werd er ook rond Doornik strijd geleverd. Die dinsdag was het 2e jagers te voet ingezet te Eppegem en volgens majoor SBH Henrotte nam ook het 3e jagers te voet aan die gevechten deel. ’s Avonds werd het 3e bataljon van het 2e jagers te voet naar de verbrande brug gestuurd, dit is een oord op 3 kilometer ten noorden van Vilvoorde op het kanaal van Willebroek. Daar is de enige brug die toelaat Grimbergen te bereiken. Ter plaatse stelden de jagers te voet vast dat de vijand zich op de westelijke oever van het kanaal had teruggetrokken. De nodige schikkingen werden genomen om vanaf dageraad de aanval in te zetten op dit punt van doorgang. Bij de verbrande brug stroomt het kanaal van zuid naar noord. Het oord, gegroepeerd rond de kerk, strekte zich uit op de westelijke oever. De Duitsers hadden zich hier genesteld in de huizen, van waaruit zij de brug van dichtbij onder vuur konden houden. De brug die gebouwd was op een smaller stuk van het kanaal, was een levis-brug, waarvan de bediening geschiedde vanaf de oever die door de vijand bezet werd. Tijdens de nacht, hadden de Duitsers ze half opgetrokken en op die manier elke doorgang onmogelijk gemaakt. De Duitsers legden ook enkele stukjes loopgraven aan langs het kanaal, onmiddellijk ten noorden van de brug. De 2e compagnie van het 3e bataljon (kapitein Hellin) lag op de oostelijke oever, recht tegenover de vijand. Het peleton waar korporaal Leon Trésignies deel van uitmaakte, onder bevel van 1e sergeant majoor Wéry, hield de doorgang onder vuur.

Volgens Louis Delputte merkte het 3e jagers te voet die dinsdag niks anders van de strijd dan de kanonnen die in de verte weerklonken. Dat lezen we eveneens in zijn brief van 29 augustus vanop onbekende plaats geschreven. De nacht brachten ze terug onder de blote hemel door in Londerzeel en toen Louis ’s morgens opstond kon hij bijna niet meer lopen omdat hij zo stijf was. Rond 6u in de morgen vertrokken ze terug in de richting van Mechelen. Rond 7u hoorden ze de eerste kanonschoten en geweerschoten en wisten daardoor dat de vijand niet ver meer verwijderd was. De vijand lag volgens Louis in een klein dorpje in het kasteel op niet meer dan 2u van hen verwijderd (zowat 10 kilometer). Terwijl de artillerie het dorp beschoot viel zijn compagnie het kasteel aan. Er zaten Duitse soldaten in het bos dat het kasteel omringde maar zij werden snel uitgeschakeld. Toen ze naar het kasteel oprukten vlogen de deuren en vensterluiken opeens open en begon het kogels te regenen zodat ze moesten terugtrekken. Erger was dat er nu machinegeweren op hen begonnen te schieten die de Duitsers in de huizen verborgen hadden en daardoor moesten ze het hazenpad kiezen.

Op woensdag 26 augustus bij dageraad werd er bevel gegeven het oprukken van de vorige dag te hernemen. Het 3e bataljon zou naar de westelijke oever gaan, de 2e compagnie zou de voorhoede vormen”. Aan het peleton van Wéry werd de eer gelaten om het kanaal over te steken. Maar hoe ? Als de brug eens zou omlaag gelaten worden ! Leon Trésignies gaf zich op als vrijwilliger om het kanaal over te zwemmen en de brug omlaag te laten. Hij gaf aan 1e sergeant majoor Wéry een stukje papier af

Page 86: naam in Arduin

86

met de woorden “Voor de mijnen mocht ik niet terug komen”. Meteen dook de moedige soldaat het kanaalwater in en bereikte de andere oever. Hij bediende het brugmechanisme, maar ze richtte zich meer en meer op : Trésignies, draaide in de verkeerde richting. Men riep en schreeuwde “naar de andere kant”. Dat wekte de aandacht van de Duitsers die meteen begonnen te schieten. Onder de stralen van de opgaande zon viel Trésignies onder de Duitse kogels.

De positie van de verbrande brug op 26 augustus 1914.

De 4 compagnie van het 3e bataljon van het 2e linie kon zich om 9u55 ontplooien bij de Steenvaart en de verbinding herstellen met het 5e jagers te voet. Het 5e jagers voerde een nutteloze aanval uit op het door water omgeven en sterk verdedigde kasteel ’t Steen. Het 5e jagers te voet had als opdracht Elewijt langs de westkant van het dorp bestormen met twee van zijn bataljons om de 1e Divisie over de Weerdebrug te helpen. Het 3e bataljon moest langs Houtem oprukken. De Duitse artillerie beschoot Eppegem heel hevig terwijl de aanval werd voorbereid. Het hoofdbataljon van het 5e jagers stormde uit het dorp en verjoeg de Duitsers uit het bosje op 500 meter ten oosten van het station. Toen het van daaruit wilde oprukken werd het door een Duitse tegenaanval in de rechterflank getroffen. De tussenkomst van het 3e bataljon van het 5e jagers kon de toestand niet stabiliseren en het regiment zakte dan af naar Eppegem waar een bataljon van het 6e jagers te voet de aftocht kwam dekken. Het 6e jagers wordt hier reeds als apparte eenheid vermeld alhoewel het pas op 7 september van het 3e jagers werd afgesplitst. (12). In opdracht van de koning werd om 11u20 door generaal de Selliers de Moranville bevel gegeven om terug te trekken naar de bescherming van de PFA, dit in afwachting van een gunstiger ogenblik om opnieuw op te rukken. De geallieerden wensten zich te reorganizeren en een defensieve houding aan te nemen en dan werd ook de aanval van het Belgische leger doelloos. De Duitsers bestormden het dorp en het kasteel van Eppegem en de jagers te voet weerstonden er dapper tot rond 15u in de namiddag. Omdat zij vreesden omsingeld te worden trokken zij zich terug naar Kampenhout, waar de 17e gemengde brigade de achterhoede van de 5e divisie vormde. Jules Vandoorn maakte die dag dus deel uit van de achterhoede. De troepen aan de Verbrande Brug waren

Page 87: naam in Arduin

87

op dat ogenblik nog hard aan het vechten, maar ook zij trokken zich na het bevel van de koning samen met alle andere troepen terug naar de PFA. De Duitsers getroostten zich zelfs niet de moeite om de terugtrekkende Belgen te achtervolgen. Die dinsdag bezetten de Duitsers ook de stad Mechelen. Ondanks het mislukken van de aanval op de Duitse verbindingslijnen, bond men toch na de aanval zes Vijandelijke Divisies ter plaatse. Het IVe Duitse legerkorps dat naar het zuiden was gezonden werd ter versterking teruggeroepen.

Te Brugge gaat er tijdens de nacht van 25 op 26 augustus veel tijd verloren met besprekingen tussen verschillende autoriteiten omdat volgens sommigen hiërarchie en regels ook in deze uitzonderlijke omstandigheden naar de letter gevolgd moeten worden. Daardoor kunnen de Jagers te Voet van de Gentse Burgerwacht pas om 3u30 ’s morgens vertrekken. Een trein brengt hen vanuit Brugge naar Loppem in het gezelschap van één compagnie Jagers en drie compagnies infanterie van de Brugse burgerwacht, het geheel vervoledigd met vijftig gendarmen onder bevel van commandant Frémault. Te Loppem worden drie groepen gevormd, een eerste volgt de baan Brugge-Torhout, een tweede de spoorweg en een derde de aardeweg ten oosten van de spoorweg die naar Rozeveldhoek tussen Zedelgem en Torhout loopt. De Duitsers hebben ondertussen hun kamp in de Pottebezemhoek te Torhout opgebroken en rijden via Lichtervelde terug. Op hun tocht naar Torhout vinden de mannen van majoor Carpentier de sporen van de Duitse aftocht, alle telegraafverbindingen zijn doorgesneden en daarnaast hebben ze ook geprobeerd de sporen te vernielen. Er wordt echter geen contact meer gemaakt. Gendarmen nemen te Ruddervoorde de twee gewonde Uhlanen gevangen. Verkenningen door de gendarmen en jagers-cyclisten wijzen uit dat de Duitsers verder trekken naar Pittem, Ardooie en Meulebeke. De missie wordt daarop op bevel van generaal Clooten stopgezet.

Op donderdag 27 augustus meldt Louis Lindemans dat er te Opwijk jagers te paard en jagers-verkenners aanwezig zijn, zonder de eenheid te specifiëren. Die donderdag trokken 300 Duitse soldaten, ruiters en wielrijders reeds door Anzegem in West-Vlaanderen, een verdere illustratie van de bedreiging van de verbindingslijnen met Antwerpen. Als afleidingsmaneuver liet Winston Churchill die donderdag een kleine drieduizend Britse marinesoldaten te Oostende ontschepen met als opdracht naar Antwerpen op te rukken. Daardoor trok Von Moltke een deel van het 7e Duitse leger uit Lotharingen terug om het tegen Antwerpen in te zetten. Ook een deel van de troepen die Maubeuge belegerden werd met dezelfde bedoeling teruggetrokken.

Op vrijdag 28 augustus was er een hevig bombardement op Mechelen, ook gekend als de slag van Haacht. Ook Heist-op-den-Berg werd hevig beschoten door de Duitse artillerie. Dit was het gevolg van de Belgische weigering om de forten van Walem en Sint-Kathelijne-Waver aan de Duitsers over te geven. Deze forten beschoten de Duitsers en ook het Belgische veldleger bood hevig weerstand. De Duitse cavalerie hield raids op Westmeerbeek, Booischoot en Aarschot. Daarbij werd geplunderd en werden gijzelaars genomen die naar Duitsland gedeporteerd werden.

Op zaterdag 29 augustus vatten de eenheden van het Britse expeditieleger post ten Noorden van Noyon.

Op zondag 30 augustus waren de forten van Walem, Sint-Kathelijne-Waver en Koningshooikt na drie dagen bombardementen ten dode opgeschreven. Ze konden hun rol van fort niet meer spelen, maar werden nu steunpunten om de vijand tegen te houden. In oktober zouden ze geëvacueerd worden waarna de Duitsers ze gebruikten als steunpunten.

Voor dinsdag 1 september meldt Louis Lindemans in zijn dagboek dat er Duitse en Belgische patrouilles door Opwijk trekken. Rond de middag zijn er gevechten tussen de Duitsers en

Page 88: naam in Arduin

88

Belgische jagers te paard. Volgens hem wordt er een Belg, de genaamde Alfred Savoye doodgeschoten en langs de weg begraven. Opzoekingswerk bij In Flanders field liet toe om te bevestigen dat de genaamde Jules Alfred Savoye brigadier bij het 2e jagers te paard oorspronkelijk te Peysegem werd begraven. Dit is een aanwijzing dat de 5e divisie op dat ogenblik in de streek van Opwijk aan de strijd deelnam.

Op woensdag 2 september werd Antwerpen ’s morgens overvlogen door een zeppelin die zeven bommen liet vallen op huizen die als hospitaal waren ingericht, 12 mensen werden gewond en er was zware schade. 3000 soldaten legden zich in een hinderlaag in een bos te Buggenhout, tussen Opwijk en Lebbeke, terwijl ze op versterkingen wachtten, ze werden verplaatst en moesten naar Mechelen en Londerzeel. Die woensdag schrijft Louis Delputte een brief uit Sauvegarde ten noord-westen van Willebroek en mogen we ervan uitgaan dat het 3e jagers te voet daar cantonnement had.

Op donderdag 3 september hebben te Deerlijk de eerste schermutselingen plaats tussen Duitse en Belgische geregelde troepen in de provincie West-Vlaanderen. Volgens pastoor Ronse komen op die dag te Zedelgem vluchtelingen aan uit Eppegem, Zemst en Mechelen. Zij krijgen onderdak in de gildenzalen van de gemeente. Felicien Vanhove vermeldt voor die dag dat er te Zarren vier lange treinen met opgeroepen Franse miliciens passeren. Die rijden via Zarren naar Duinkerken omdat de Duitsers reeds in Amiens zijn. Volgens majoor SBH Henrotte biedt een van de bataljons van het 3e jagers te voet opgesteld te Kapelle op den Bosch de ganse voormiddag van 3 september het hoofd aan veel talrijker vijandelijke troepen van alle wapens en brengt hen grote verliezen toe. Dit bataljon wordt door koning Albert I gefeliciteerd en op het dagorder van de 5e divisie vermeld. Welk bataljon wordt er echter niet bij vermeld.

Op vrijdag 4 september werden de bewoners van Lebbeke wakker door over en weer schieten tussen voorposten en de Duitsers. De verdedigers moesten zich terugplooien op de Schelde. Om 7 u trokken de Duitsers Lebbeke binnen en plunderden en bombardeerden naar hartelust. In de loop van de morgen kwam op het GHK een bericht binnen dat vanuit Aalst een grote Duitse troepenmacht op weg was naar Dendermonde. Om 8u40 gaf het GHK daarom bevel dat de 4e gemengde brigade van de 1e Divisie (17) op de trein moest stappen en uitstappen ter hoogte van het station Hamme-Moerzeke. De artillerie moest zich naar Hamme begeven. De 2e en 3e gemengde brigade moesten zich klaar houden om op te rukken. De 5e divisie moest zich naar de 4e sector van de PFA begeven in het zuidwesten, tussen de Schelde stroomafwaarts van Antwerpen en het kanaal van Willebroek. De 5e divisie had als opdracht de rechterflank van de troepen die Dendermonde aanvielen te bedreigen. Voor de tussenkomst van deze troepen waren de Duitsers echter reeds te Dendermonde. De vier eenheden vestingsinfanterie van generaal Warnant werden verpletterd door de grote kracht van het vijandelijke artilleriebombardement en langs alle kanten overrompeld. Ze moesten zich op de linkeroever van de Schelde terugtrekken zonder dat de brug kon worden opgeblazen. Dendermonde werd overgelaten aan de plunderende troepen van generaal von Boehm en nadien aan de brandstichtende pioniers van majoor von Sommerfeld. De Duitsers bezetten de stad met circa 20.000 man en namen ook de stations van Grembergen en Hamme-Moerzeke in. Dit was een ernstige bedreiging voor de 5e sector van de P.F.A. en voor het ganse Waasland. Het land van Waas vormde een opvangsstelling voor een eventuele terugtocht uit Antwerpen en was bovendien een belangrijke verbindingslijn voor een eventuele terugtocht naar de zee. Om 10.15 werd er geplunderd en werden er gijzelaars genomen te Dendermonde. Rond 15 u staken de Duitse pioniers de Ateliers de Construction en huizen te Dendermonde in brand. Rond 17 u liet een Duits commandant meer dan 135 gevangenen van gemeen recht vrij uit de gevangenis van Dendermonde.

Page 89: naam in Arduin

89

Geïsoleerde belgen proberen te verhinderen dat de Duitsers een brug herstellen, buitenwijken Dendermonde

De Duitsers poogden het Belgische GHK te misleiden met een schijnaanval in de 4e sector (Schelde-Kanaal van Willebroek) door de 12e Landwehr Brigade. Die dekte de rechterzijde van de naar Dendermonde oprukkende troepen. Deze eenheid zette zich in beweging vanuit Grimbergen over Beigem naar Londerzeel en Kapelle-op-den-Bos. Te Kapelle-op-den-Bos kwamen zij in botsing met een vooruitgeschoven bataljon van het 6e Jagers te Voet (18) dat zij achtervolgde tot in Tisselt, Breendonk en een plaats genaamd “de Wolf” waar zich de vooruitgeschoven Belgische Grote Wachten bevonden. Dit Bataljon Jagers verdedigde zich hevig en voerde nadien een systematische terugtocht uit en maakte tegelijk het schietveld vrij voor het fort van Breendonk en de schans van Letterheide zodat deze makkelijker zouden kunnen tussenkomen. De verdedigers van het fort en de schans namen onmiddellijk de goed zichtbare troepen van de 12e brigade van dichtbij onder vuur. Deze leed zo’n hevigte verliezen dat zij rond 16u30 met de achtervolging stopte en in wanorde week. Als naar gewoonte wreekten de Duitsers zich over deze bloedige nederlaag en staken het dorp Kapellen-op-den-Bos in brand.

Het onderstaande Uittreksel uit de ‘Revue de la Presse’ No 147, 4 augustus 1918 bevestigt dat de 5e divisie inderdaad in de omgeving vocht die dag. De 17e gemengde brigade ten zuid-oosten van Willebroek, de 16e ten Westen : 4 september 1914 door P.Hénusse, S.J. aalmoezenier van de 84e batterij

artillerie behorend tot de 16e gemengde brigade. Op vrijdag 4 September 1914 had de generale staf van de 5e divisie beslist een offensieve verkenning uit te voeren, vertrekkend van Willebroek in de richting van Lippeloo. Rond 7u in de morgen, vernamen we dat de Duitsers in groten getale te Breendonk aankwamen. Onmiddellijk stuurt commandant C. deze gegevens door naar de generale staf, die het zonder twijfel door zijn cavalerie laat controleren. Want het uur voor vertrek is al lang voorbij en we zijn daar nog steeds; de infanteristen wachten achter de barricades, de artilleristen lopen langs de stukken…Eindelijk, rond 10 uur komt toch het bevel om te vertrekken, alleen het doel is veranderd; we zullen oprukken over Sauvegarde en Pullaar, in plaats van Willebroek te verlaten langs het netwerk van prikkeldraad. En de kolonne verspreid zich… De 16e gemengde brigade (2e en 5e jagers te voet) rukt op over de brede weg die normaal uitgeeft op de fortenlinie; ze maakt zich rond 12u30 op om een verzamelplaats in te nemen, als opeens vier ontploffingen weergalmen en evenveel Schrapnell’s ontploffen vlak voor de artillerie, rond de commandant van de groep die zijn cyclist ziet vallen.

Page 90: naam in Arduin

90

Gekwetste mannen, zowel als paarden vallen neer of gaan ervandoor. De ontzetting is zo groot dat zich een licht probleem voordoet. Bijna onmiddellijk komt de uitleg : de vijand is bezig met een brutale aanval tegen Breendonk-Letterheide-Liezele;volgt een order voor de artillerie om de georganiseerde posities voor de verdediging van de genoemde sectoren met veel vertoon te gaan innemen. De 84e batterij had zijn sector begrensd door het kanaal van Willebroek en Breendonk; de 83e de sector begrepen tussen Breendonk en Letterheide; de 82e de sector Letterheide-Liezele… Rechtsomkeer… En op deze smalle weg, wordt het rechtsomkeer op een uitstekende manier uitgevoerd. Terwijl de batterijen rap hun posities innemen, trekken de commandanten niet minder vlug naar hun observatieposten. Die van de commandant van de 83e is prachtig. Op 9 meter hoogte tussen twee populieren werd een platform geplaatst, beschermd met een borstwering, een enorme ladder geeft er toegang toe; het geheel groot en sterk zoals het toekomt aan de imposante man die er zich moet van bedienen. Als hij er aankomt fluiten de kogels reeds van alle kanten en de grote schrapnells ontploffen boven de forten. Het is duidelijk dat de Duitsers vanaf dan de aanval forceren met massa’s en zonder voorafgaande voorbereiding door de artillerie.

Er was die 4e september ook een Duits offensief langs de oever van de Schelde op 27 km van Gent. De telefoon werd gesaboteerd, de bruggen werden bewaakt en de gemeentehuizen bezet.

Die vrijdag staat in het oorlogsdagboek van Felicien Vanhove uit Zarren dat er 2 treinen in Zarren voorbij komen met mannen, paarden en kanonnen allemaal uit de richting Duinkerken. Volgens hem waren het soldaten en materiaal die uit Namen hebben moeten vluchten. Dus blijkbaar zijn er ook een deel van de troepen van de 4e divisie via Duinkerken teruggekeerd. Via Gent zullen ze dan naar Antwerpen gespoord zijn. Dat stemt overeen met het feit dat andere bronnen vermelden dat de 4e divisie zich op zaterdag 5 september terug bij de 5 andere Belgische divisie’s in Antwerpen voegde.

Op zaterdag 5 september beval Majoor Von Sommerfeld de stad Dendermonde plat te branden, ook het burgerlijk ziekenhuis en de Begijnhofkerk uit de XVIde eeuw. Huizen werden geplunderd en inwoners naar Duitsland gedeporteerd. In Lebbeke en St.-Gillis werden 25 inwoners vermoord door het voorbijtrekkende Duitse leger. In de vroege morgen kwam een aanvalsdetachement van de 5e Divisie in samenwerking met een gepantserde trein in actie en zuiverde gans de streek van Breendonk tot Londerzeel van vijanden. Zij richtten terug een Grote Wacht in op een vooruitgeschoven post. Rond 12u werd er vernomen dat de troepen van generaal von Boehm zich hadden teruggetrokken uit de omgeving ten noorden van Dendermonde. Nadat zij de Scheldebrug opgeblazen hadden en in de stad vijf huizengroepen in brand hadden gestoken lieten ze slechts een achterhoede in de stad achter. Deze Duitse terugtrekking nam het gevaar voor een aanval op het Waasland weg. Na de reorganisatie van de Geallieerden bij de terugtocht uit Bergen hadden zij stelling genomen aan de Marne in afwachting van een beslissende confrontatie.

Op zondag 6 september startte de slag aan de Marne. De Duitsers hadden zo’n snelle vordering gemaakt dat zij tot over de Marne geraakten in Frankrijk. Een deel van hun troepen moesten zij echter in reserve houden om de Russen in bedwang te houden. In de daaropvolgende dagen probeerden de Duitsers een doorbrak af te dwingen door bijkomende versterkingen aan te voeren. Felicien Vanhove meldt ook dat die zondag mensen uit Zarren hun zoons en broers gaan bezoeken in Antwerpen. Niemand raakt er echter bij doordat men bezig is Antwerpen te belegeren. Die dag slaagde minister van oorlog Charles de Broqueville erin om de chef van de Generale Staf luitenant-generaal Antoine de Selliers de Moranville en zijn onderchef Louis de Ryckel elegant opzij te schuiven. De Selliers de Moranville was erg koningsgezind en werd vervangen door de trouwe kabinetschef van de Broqueville, Maximilien Wielemans. Dit was echter een compromis omdat Wielemans slechts onderchef werd en de post van Chef van de Generale Staf tijdelijk vacant bleef. Koning Albert liet

Page 91: naam in Arduin

91

zich tijdens de strijd bijstaan door zijn levenslange mentor luitenant-generaal Harry Jungbluth, 67 jaar oud en op rust. Diezelfde dag werd hij terug in actieve dienst geroepen om hoofd te worden van het militaire huis van de koning. Zijn tweede militaire adviseur was kapitein-commandant Emile Galet zijn 44 jaar oude ordonansofficier en vroegere medestudent van de militaire school. Volgens het dagboek van Louis Lindemans pogen de Duitsers die zondag vruchteloos een brug over de Schelde te slaan te Baasrode-Moerzeke. Omdat het gevaar voor een Duitse doorbraak daar geweken leek keerde de 6e Divisie vanuit het Waasland terug naar de rechteroever en ging te Hemiksem in kantonnement. Alleen de 1e Divisie (2e, 3e en 4e gemengde brigades) bleven voorlopig in het Waasland, ter versterking van de vestingstroepen van de 5e sector.

Op maandag 7 september vernam de Belgische Legerstaf dat Duitse eenheden, gelegerd rond Antwerpen, orders ontvingen om zich naar de Marne te begeven. Daardoor nam men de beslissing voor de Tweede Uitval die van 9 tot 13 september zou duren. De bedoeling van het Belgische GHK was naar het oosten op te rukken en de verbindingslijnen van de Duitsers onder druk te zetten. Omdat de vijand zijn verschansingen voortdurend versterkt had zou men proberen om de Duitse rechtervleugel te overrompelen. De uitval zou beginnen met de inname van Aarschot en de wegen over Demer en Dijle. Aarschot moest dienen als basis voor de verrassingsaanvallen die zouden gedaan worden op de lijn Leuven-Tienen om daar de Duitse verbindingslijnen te storen of te vernietigen. De aanval op Aarschot zou toevertrouwd worden aan de Cavaleriedivisie, versterkt met de 7e gemengde brigade, een groep artillerie en het bataljon genie van de 2e Divisie. Ondertussen zouden de 2e, de 6e en de 3e Divisie oprukken in voorbereiding van de verdere krijgsverrichtingen. De 5e Divisie zou op de vijandelijke linkervleugel aanvallen, met name door het bos van Buggenhout in te nemen en door aanvallende verkenningen die de aandacht van de vijand op de 4e sector moesten vestigen. In het land van Waas zou de 1e Divisie op dezelfde manier handelen om de Duitse troepen gelegen tussen de Schelde en de Dender aan zich te binden. De 4e Divisie die in Namen zwaar geleden had, was naar Kontich, Edegem en Oude-God gestuurd om gehergroepeerd te worden.

Die maandag worden de effectieven van het 6e jagers te voet geraporteerd in de dagorders van de 17e Gemengde Brigade : in totaal 1295 manschappen. Dit is ook de dag waarop het 6e jagers volgens de JMO van het 3e jagers werd afgesplitst, vandaar de vermelding van het aantal manschappen. Het 3e jagers bivakeerde volgens diezelfde dagorders te Puurs, iets verder ten noord-westen van Willebroek. De nieuwe bevelhebber van de 5e Divisie was sedert de zaterdag luitenant generaal Guiette en die heeft vermoedelijk meteen de splitsing van het 3e jagers officieel doorgevoerd.

Generaal Guiette

Page 92: naam in Arduin

92

Op dinsdag 8 september naderen volgens het dagboek van Felicien Vanhove de Duitsers reeds Gent. Volgens hem staat die dag in Torhout iedereen klaar om te vluchten. Volgens het dagboek van Louis Lindemans is er rond de middag een patrouille Belgische jagers te paard in Opwijk. Die dag zit het 3e jagers te voet te Sauvegarde ten noord-westen van Willebroek in “cantonnement abri”. “Le I rentree des A.P. Les munitions sont en complet les vivres de réserve sont au complet sauf à la 4/I ou il manque 50 rations”. Ook Jules Vandoorn vinden we die dag zeker in die omgeving terug omdat het 6e jagers net als het 3e ook deel uitmaakte van de 17e Gemengde Brigade.

Op woensdag 9 september begonnen de Duitsers zich aan de Marne terug te trekken. Het Belgisch leger begon op die woensdag met zijn tweede uitval buiten de stelling Antwerpen. Om 10u45 had de 5e Divisie het bos van Buggenhout ingenomen en had de 1e Divisie Dendermonde weer bezet. Terwijl de 7e gemengde brigade en de karabiniers wielrijders Aarschot veroverden rukte de 5e gemengde brigade voor Werchter op en verjoeg er om 17u de Duitse bataljons. Onmiddellijk lieten ze de vernielde bruggen over de Demer herstellen. De 3e Divisie maakte zich meester van de uitwegen op de Dijle te Muysen en Rymenam. Om 16u30 brak het 9e linie te Haacht de weerstand van een sterk verschanste vijand en sloeg kort daarop een tegenaanval bij het kasteel van Heiken af. Na de inname van Aarschot was de Cavalerie de Demer overgetrokken en had bevel gekregen te verzamelen te Kortrijk-Dutzel. De Cavalerie moest naar de Dijle oprukken boven Leuven en een voorhoede uitsturen langs de linkeroever van de rivier. Men moest ook verkenners naar Leuven, Tienen, Hougaarden, Jodoigne en Waver sturen met als belangrijkste doel te weten of Leuven door de vijand bezet was. Indien de Duitsers in Leuven waren dan moest de Cavalerie samenwerken met de 2e Divisie om ze eruit te verdrijven. Belangrijke versterkingen werden door de Duitsers naar Leuven gestuurd en de Belgische artillerie nam het station zwaar onder vuur. Een peleton jagers geraakte zelfs tot in Leuven, de spoorweg van Mechelen naar Leuven was een ogenblik opnieuw in Belgische handen. De Belgen bliezen de spoorweg tussen Leuven en Tienen op. Net als bij de Eerste Uitval, kon men geen doorbraak forceren. Toch, ondanks de zware verliezen, vielen de Belgische troepen keer op keer de Duitse stellingen aan. Volgens het dagboek van Louis Lindemans raken in Opwijk Belgische jagers te paard in een gevecht gewikkeld met Duitse Uhlanen die ze kunnen gevangen nemen. Die woensdag stapt het Uhlanen regiment nummer 11 in Vorst uit de trein. Ze hebben opdracht om op de lijn Tielt-Rijsel verkenningen uit te voeren tussen Oostende en Calais.

Op donderdag 10 september had de 5e Divisie opdracht gekregen om vanaf 7u naar de oostelijke oever van het kanaal van Willebroek te trekken en zich op de lijn Leest-Tisselt te verschansen. Ten westen van het kanaal zou een detachement alle wapens achterblijven onder leiding van generaal Coveliers. Dit detachement bestond uit het 1e linie, 2 companiën wielrijders, een eskadron van het 2e jagers te paard en de artillerie van de 1e gemengde brigade. Het nam bij het krieken van de dag stelling te Kapelle-op-den-Bos, Londerzeel en Steenhuffel van waaruit het oprukken van de rest van de divisie naar de oostelijke oever van het kanaal gedekt werd. Dan gingen deze troepen de spoorlijn tussen Kapelle-op-Den-Bos en Ramsdonck bezetten zodat zij in geval van nood konden meehelpen aan de verdediging van de 4e sector. Het grootste deel van de 5e Dvisie rukte op naar de aangewezen posities wanneer een bevel van het GHK aan luitenant-generaal Guiette opdracht gaf het op de lijn Humbeek-Expoel-Hoxdonck te brengen en er zich te verschansen. Op die plaats bivakkeerde de 5e Divisie in de nacht van 10 op 11 september. De 1e Divisie die uit het land van Waas kwam werd per spoorweg overgebracht van de streek van Overmeire naar Walhem en Sint Katelijne-Waver. Louis Lindemans meldt de ganse dag hevig geschut in de richting van Wolvertem, hij noemt dit de slag van Wijgmaal en Kesselloo. Die donderdag bereikt het Uhlanen regiment nummer 11 via Oudenaarde en Wortegem reeds Sint-Eloois Vijve.

Page 93: naam in Arduin

93

Op vrijdag 11 september beval het GHK de 5e en 1e Divisie het offensief te hernemen tussen het kanaal van Willebroek en de Leuvense vaart. De 3e Divisie moest naar Kampenhout oprukken, de 6e Divisie moest in de richting van Tildonk en Bueken oprukken, maar zijn 18e Gemengde Brigade moest aan het bruggenhoofd te Werchter blijven. De 2e Divisie moest ten zuid-westen van Wezemaal oprukken en de Cavalerie moest de linkervleugel dekken door de vijandelijke troepen tegen te houden of te vertragen terwijl ze vanuit Leuven oprukten. Bij de 5e Divisie moesten de 16e en 17e Gemengde Brigades elk een voorhoede ter sterkte van een regiment met mitrailleurs en artillerie van de Brigade laten oprukken. De voorhoede van de 16e Gemengede Brigade moest naar het front Katte-Meuterbosch, die van de 17e gemengde brigade moest op het front kasteel van Linter-Poort-Sempst oprukken. Bij de 16e gemengde brigade bereikten de jagers Bosch, doch zij konden die avond Katte-Meuterbosch niet meer innemen door de sterke verdediging vanuit het kasteel op de zuid-westrand. Wanneer om 17u15 generaal Guiette beval de aanval voort te zetten en te trachten het kasteel van Eppegem te bereiken, trok het 1e bataljon van het 2e jagers tot Kampenhout en botste daarna op een Duitse loopgraaf beschermd door een dichte haag van prikkeldraad. Het verjoeg de verdedigers en sloeg twee Duitse tegenaanvallen tijdens de nacht af. Het 2e bataljon van het 2e jagers ging naar Spilt bivakkeren, terwijl het 3e bataljon en het 5e jagers zich voor de nacht op de noordrand van Katte-Meuterbosch gingen vestigen.

Verder naar het Westen bleef de dreiging van de Duitse Uhlanen aanhouden en werden ondertussen de Belgische vrijwilligers opgeleid. Die vrijdag komen te Zedelgem volgens pastoor Ronse honderden vrijwilligers toe die op oefentocht zijn. ’s Avonds verongelukt een van die mannen doordat hij zich aan zijn eigen wapen kwetst. Ronse meldt verder dat die man te Zedelgem begraven werd onder het oog der Belgische vliegtuigen. Ook Duitse vliegtuigen en zelfs een zeppelin vliegen volgens hem rond omdat langs alle kanten de legers naar de zee trekken. (Nvdr, dit klopt waarschijnlijk, want toen was het zeker nog de gewoonte doden toch ongeveer een week op te baren voor de begrafenis, indien de verongelukte 6 dagen opgebaard bleef dan zou hij op 17 september begraven zijn, de echte trek naar zee begon vanaf 17 september .) Die dag hoort Felicien Vanhove vanuit Zarren schieten in de richting van Kortrijk. Die dag is het Uhlanen regiment nummer 11 te Desselgem en Hulste. Louis Lindemans meldt geschut van de slag van over de vaart (Wackerzeel-Hambosch).

Op zaterdag 12 september had de 5e Divisie als opdracht de vijand in haar sector gevestigd daar te houden. De 16e en 17e Gemengde Brigades gingen dan ook vastberaden het gevecht aan. Terwijl de 16e hevige gevechten leverde om een tegenaanval van de Duitsers af te weren nam de 17e gemengde brigade Weerde en het gehucht Den-Dries op schitterende wijze in(19). Jules Vandoorn nam zeker aan deze gevechten deel omdat ook het 6e jagers deel uitmaakte van de 17e gemengde brigade.

Page 94: naam in Arduin

94

Belgische infanterie voor de aanval bij Weerde (vermoedelijk dus jagers te voet)

’s Avonds werd het bevel gegeven om de 13e krachtige weerstand te bieden en zo tot de overwinning van de Marne bij te dragen door een maximum aan vijandelijke troepen aan zich te binden. De 6e Duitse D.I.R. had moeten tussenkomen, het IXe korps had twee dagen verloren in terugmars en zou de 13e eerst weer naar de Marne trekken waar het zou te laat komen. De 5e en 1e Divisie moesten zich zodanig opstellen dat ze de aanval van de vijand tegen de door hen bezette linies konden stoppen, de 3e, 6e, 2e en 4e Divisie moesten stellingen innemen ten noorden van de Dijle-Demer lijn met het doel iedere aanval van de tegenstander te stoppen. Uit de brief die Louis Delputte op 15 augustus uit Sauvegarde schreef leren we dat het 3e jagers op zaterdag 12 september de vijand moest gaan verjagen uit Zemst en Weerde tussen Mechelen en Leuven. Toen ze in Zemst aankwamen waren de Duitsers reeds vertrokken. Ook in Weerde was volgens Louis geen Duitser te zien want die hadden zich blijkbaar 800 meter teruggetrokken naar loopgraven in de bossen. Louis compagnie van het 3e jagers verschool zich achter een haag van waar ze gemakkelijk de vijand konden bespieden. ’s Avonds verlieten ze deze positie om in een huis te gaan slapen want doordat het slagregende was het geen weer op buiten te slapen. Ze waren volgens Louis die avond doornat.

Die dag komen volgens Felicien Vanhove 2 Uhlanen aan in Zarren. Het zijn soldaten van het Uhlanen regiment nummer 11 die over Ingelmunster, Izegem en Roeselare naar Staden gekomen zijn. Er breekt een gevecht uit met Belgische vrijwilligers. Om 15u die dag komen er 2 Uhlanen te paard aan en 1 per fiets en rond 15u30 een 300 tot 400. Die zijn woest om het eerdere gevecht en denken dat burgers op hen geschoten hebben. Gelukkig kan iemand hen ervan overtuigen dat het wel degelijk soldaten waren en Zarren wordt met rust gelaten. Volgens Louis Lindemans werd die dag de 2e Belgische divisie verslagen te Rotselaar en Wespelaar.

Op zondag 13 september begon de slag aan de Aisne en bevestigde Maarschalk Joffre officieel dat de slag aan de Marne gewonnen was. Doordat Duitse nederlaag aan de Marne nu een zekerheid was, werd de tweede uitval afgebroken en trokken de Belgen zich terug in de oude stellingen. De taak van

Page 95: naam in Arduin

95

het Belgische Veldleger was volbracht. De soldaten die de driehoek Brussel-Leuven-Mechelen heroverd hadden kwamen na vier dagen terug naar de PFA. De rol van het Belgische leger had erin bestaan onophoudelijk de Duitse verdedigingsmacht voor Antwerpen aan te vallen. De Duitsers werden gedwongen troepen van de Marne terug naar Antwerpen te sturen. Er wordt algemeen aangenomen dat de Belgische operatie zestigduizend Duitse soldaten vasthield in een Duits leger voor Antwerpen terwijl ze die beter hadden kunnen gebruiken aan de Marne. De slag aan de Marne werd gewonnen en de Duitsers werden daardoor tot aan de Aisne teruggeworpen. De Belgen hadden daar onrechtstreeks toe bijgedragen. De wegen en spoorwegen naar het noorden en noordoosten van Brussel zijn nog steeds in Belgische handen. Die zondag dag namen het 3e jagers te voet volgens de brief op 15 september door Louis Delputte geschreven hun positie langs de haag weer in, en dolven daar ook een loopgraaf om zich tegen de vijandelijke kogels te beschermen. Ze moesten zich echter terugtrekken door de obussen die op minder dan 20 en zelfs tot 5 meter van hen ontploften. Die avond zijn ze naar Sauvegarde bij Willebroek teruggekeerd. Toen er naamafroeping werd gehouden ontbraken er 9 man van zijn compagnie die gekwetst waren, volgens Louis waren er geen doden. Die zondag trekken volgens Felicien Vanhove Belgische vrijwilligers via Handzame naar Werken en vandaar naar de Zarrense broeken. Daar ontstaat een gevecht met de Duitse Uhlanen, die vluchten naar Klerken.

Vanaf maandag 14 september begonnen de Duitsers zich aan de Aisne in te graven. Volgens het dagboek van Louis Lindemans wordt die morgen de brug van Denderleeuw door de Belgen opgeblazen. In de namiddag waren er opnieuw 6 Belgische jagers te paard in Opwijk. Die dag ligt het 3e jagers te voet te Ruisbroek in “cantonnement abri”.

Op dinsdag 15 september eindigde de slag aan de Aisne in het nadeel van de Duitsers. Von Moltke werd tijdens die gevechten ontslagen en door von Falkenhayn vervangen. Vanaf die dinsdag groeven ook de Fransen zich aan de Aisne in. Daardoor was meteen de loopgravenstrijd geboren. Léon Trésignies van het 2e jagers te voet kwam op de dagorder van 15 september 1914 (20).

Die dinsdag schrijft Louis Delputte weer een brief vanuit Sauvegarde bij Willebroek waar ze volgens hem de 13e ’s avonds teruggekeerd zijn. We hebben hogerop reeds gezien wat Louis met het 3e jagers op de 12e en 13e had meegemaakt. Louis schrijft dat ze nog vol goede moed zijn zoals de eerste dag en dat ze hopen de Duitsers snel uit het dierbare België te verjagen omdat het schijnt dat ook de Fransen en de Englsen grote vooruitgang boeken. Hij vraagt zijn ouders een weinig geduld omdat hij dan naar Zwevegem zal terugkeren.

Op donderdag 17 september kwam zowel bij Joffre als bij Von Falkenhayn het idee op de vijand te verslaan door hem via zijn rechter, respectievelijk linkerflank te overvleugelen. Dit geleidelijk opschuiven naar het noord-westen viel voorlopig stil op dinsdag 6 oktober ten zuidoosten van La Basée. Het ging gepaard met raids van de Duitse cavalerie in het Noordfranse industriebekken en van daaruit ook in West-Vlaanderen. Die dag meldt Louis Lindemans in zijn dagboek dat er de ganse namiddag in Opwijk geschut te horen is in de richting van Dendermonde en dat duurt tot in de late avond. Volgens hem worden de Duitsers die dag tot in Opwijk teruggeslagen door het 5e jagers te voet. Het 3e jagers te voet heeft die dag cantonnement te Ramsdonk iets ten westen van Kapelle op den Bos.

Op vrijdag 18 september was er een artillerieduel te Dendermonde terwijl de Duitsers de stad probeerden in te nemen via het noorden. Zij moesten echter terugtrekken vanwege het Belgische mitrailleurvuur.

Page 96: naam in Arduin

96

Op zaterdag 19 september 1914 meldt Louis Lindemans in zijn dagboek dat het de ganse dag ongenadig regent.

Voor zondag 20 september vinden we in de dagorders “3e Ch à pied cantonnement abri a Willebroeck I/II/III”.

Op dinsdag 22 september wordt volgens Felicien Vanhove in Zarren de klas 1914 opgeroepen. Die dag vielen de Duitsers opnieuw de verdedigingslijn te Antwerpen aan, ditmaal op de lijn Walem-Lier, met de bedoeling om door te breken en naar Antwerpen op te rukken. Er zijn die dag ook hevige gevechten te Oudenaarde waar Duitse soldaten met de burgerwacht in een strijd verwikkeld geraken. De burgerwacht lijdt geen verliezen, de Duitsers hebben 3 doden, 7 gewonden en een pantserwagen verloren. De Belgen hernemen Zemst en de Duitsers worden bij Broechem verslagen. Louis Lindemans meldt in zijn dagboek dat er een schermutseling is tussen Duitse en Belgische patrouilles op de grens van Opwijk en Lebbeke.

Op woensdag 23 september 1914 heeft het 3e jagers te voet cantonnement te Willebroek.

Op donderdag 24 september vertrok het 3e jagers te voet volgens Louis Delputte uit Oppuurs (vlak bij het fort van Liezele) en kwam rond 12u30 in Hove aan. (Vermoedelijke Hove want dat is in de brief niet volledig leesbaar). Dat lezen we in zijn brief die hij op 29 september vanop onbekende plaats schreef. Daar ging Louis naar het station om een telegram naar zijn ouders te sturen maar men wilde geen telegram aanvaarden blijkbaar op bevel van de generaal. Nadat ze die avond moesten gaan slapen kwam er een bevel dat ze aanstonds moesten vertrekken naar Reti dat nog tien kilometer van Hemiksem gelegen is. Die donderdag reist Felicien Vanhove vanuit Zarren naar Gent en meldt dat vanaf Tielt de spoorweg wordt bewaakt. In Gent loopt het vol vrijwilligers en geoefende soldaten. Louis Lindemans meldt die dag dat er in Opwijk iedere dag een vliegtuig uit Antwerpen komt overgevlogen. Dit bewijst dat de Belgen dus ook gebruik maakten van luchtverkenning net zoals de Duitsers. In de nacht van 24 op 25 september werpt een Duitse Zeppelin 4 bommen op Oostende en 2 op Torhout, telkens met alleen stoffelijke schade.

Op vrijdag 25 september startte de derde uitval van de Belgen buiten de stelling Antwerpen. Tussen die vrijdag en zondag 27 september neemt de 5e divisie deel aan de derde en laatste uitval van het Belgische leger uit de vesting Antwerpen. Dat laatste kon ik besluiten uit aanwijzingen in het dagboek van Louis Lindemans. Hij maakt melding van de 5e Divisie zelf, en van zijn toekomstige bevelhebber, namelijk generaal Scheere. Op dat ogenblik stond de 5e Divisie nog onder het bevel van generaal Guiette. De 5e Divisie moest oprukken ten westen van het bos van Buggenhout. Louis Lindemans vermeld ook het 3e jagers te voet, het 5e jagers te voet, het 1e linie en het 21e linie die allemaal deel uitmaakten van de 5e Divisie. De noorkant van Opwijk waar Louis woonde werd als het ware gevangen tussen het Belgische leger (Lebbeke, Dendermonde, Buggenhout,…) en het Duitse leger (Opwijk, Merchtem,Asse,…). Voor vrijdag 25 september 1914 vermeldt Louis in zijn dagboek : “De 5e Divisie moet de Duitsers op haar rechtervleugel (tussen Dendermonde en Mechelen) aanvallen; de 2e cavalerie moet ze in de richting van Aalst op haar linkervleugel bestormen. Wij zitten er midden in,

God beware ons! In de dagorders voor die dag vinden we “3 Ch à P EM I, II, III à Ramsdonk. I Bivouac, II 3 compagnies en bivouac, 1 Cie Cantonne, III cantonnement abri”.

Op zaterdag 26 september ging het Belgische leger door met zijn 3e grote uitval uit Antwerpen, ditmaal richting Dendermonde en Aalst. Het was een misrekening want men werd met een intussen aanzienlijk versterkte Duitse legermacht geconfronteerd. De gevechten die op 26 en 27 september plaats hadden in Lebbeke, Opwijk, Buggenhout en Buggenhout-Opstal eindigden met

Page 97: naam in Arduin

97

de terugtrekking van de Belgische eenheden die hierop stellingen achter de verhoogde berm van de spoorlijn Mechelen-Dendermonde gingen innemen. Op 26 september 1914 schreef Louis Lindemans het volgende relaas van de gebeurtenissen te Opwijk : “Rond de middag trekken ongeveer 80 Duitsers door het dorp naar ’t Eeksken, waar de voorposten van de Belgen(Chasseurs) liggen. Aan het straatje achter het huis van Fr.De Keersmaeker (Eeksken), schieten Belgische jagers, in de bieten verscholen op een Duitser die getroffen wordt. 400 Belgen van het 3e Jagers te voet trekken door Buggenhout Bos en bezetten de Brabantse grens langs ’t Hof ten Houte, Neerveldestraat en Doodstraat. Ondertussen wordt er gestreden op Eeksken, Lebbeke, Opstal waar de Belgische jagers te voet tot het offensief overgaan. Belgische troepen bezetten het station van Peisegem, doorkruisen het Eeksken, en leggen loopgraven aan op Eeksken en Nijverseel tot aan de spoorweg naar Aalst. Rond 9u trekt een deel van het 1e Linie (Nvdr : eveneens 5e Divisie) uit de Ravenstraat naar ’t Hof ten Houte, en keert rond 11 uur terug naar Heizijde. ’s Avonds nadert een voorpost Belgische jagers te voet het station om dat te bezetten. Op tijd bermerken zij dat het station vol Duitsers zit. “Filons” , roept aanvoerder Cornu “ce sont des Allemands!”. Maar hij valt op datzelfde ogenblik getroffen in de bil neer, terwijl zijn makkers snel wegvluchten. De arme jongen blijft daar de ganse nacht liggen, in een veld bieten. Geburen (De Cock-De Donder) horen hem kermen maar niemand durft buiten komen. Die avond zijn de Duitsers volop in de aftocht. De Belgen zijn in Peisegem. Lebbeke is gans heroverd. Reeds in de namiddag toen de huizen van Eeksken nog brandden, trokken daar Vlaamssprekende troepen voorbij. Op Nijverseel (Hoeksken) vertellen meisjes aan onze soldaten dat op de grote baan de Duitsers hun paarden snel uitgespannen hebben en naar Asse vluchten terwijl ze hun kanonnen en munitiewagens achterlaten. De Belgsche soldaten stellen voor die te gaan halen, doch daar de nacht valt, stemt hun officier hierin niet toe. De ganse nacht, geschut en trompetgeschal. Belgen sneuvelen in Buggenhout bos en 3 Belgen (Vernimmen, Glas en …?) worden dodelijk getroffen op ’t Eeksken. Een Duitse officier ligt zwaar gekwetst aan ’t Hof ten Breen. In Buggenhout dorp logeren honderden Belgen : de ganse namiddag hebben zij gestreden. De Belgen bezetten Lebbeke. Ze hopen vooruit te trekken. Rond 10 u ontmoet burgemeester Dubois generaal Scheere, en verzoekt hem samen het ontbijt te nemen. Doch reeds om 11u moeten de Belgen achteruit trekken. De soldaten roepen tot wie het horen wil “Als wij achteruitgaan, vlucht dan allen. De Duiters naderen en zeker worden jullie allemaal vermoord”.

Volgens de brief die Louis Delputte op 29 september uit onbekende plaats schreef trok het 3e

jagers te voet die zaterdagmorgen te voet naar Duffel. De kolonne onder bevel van luitenant generaal Verbist van het 10e linie (4e Divisie) marcheerde die dag van Hamme naar Dendermonde. De bedoeling was via de grote weg naar Baardegem te trekken en de actie van de 5e divisie op het front Buggenhout-Opwijk te ondersteunen. Rond 13u10 deelde de 5e divisie hem mee dat ze niks voor zich had en dat 2 brigades verzameld zijn te Hoogelinde en Opstal. Hun opdracht is om van Hoogelinde en Opstal in Zuidelijke en Zuid-Oostelijke richting op te rukken om het succes van de dag te verzekeren. Om 17u krijgt hij bericht dat 3 bataljons en 3 brigades van de 5e divisie optrekken naar kilometerpaal 6 op de weg van Dendermonde naar Asse. De 5e divisie kan echter niet weerstaan aan de druk van de Duitsers ten westen van Buggenhout-bos en trekt zich terug van Opstal naar Hoogelinde, in de richting van Buggenhout.

Op zondag 27 september eindigde de derde uitval van de Belgen buiten de stelling Antwerpen. Ze werden die dag teruggedrongen door een nieuw Duits leger dat rond Antwerpen gevormd was onder het bevel van generaal Von Besler. De opdracht van Von Besler bestond erin Antwerpen op te ruimen en de rest van het land te bezetten. De versterkte plaats Antwerpen stond onder bevel van generaal Deguise. Door de bombardementen van Zeppelins moest vanaf die zondag alles verduisterd zijn. Die dag veroverden de Duitsers het niemandsland ten zuiden

Page 98: naam in Arduin

98

van de spoorlijn Mechelen-Dendermonde, inclusief het intussen bijna lege Steenhuffel. Aanvallen op de spoorlijn zelf konden voorlopig worden afgeslagen. Voor die zondag schrijft Louis Lindemans: “Geweervuur tussen de Duitsers en de Belgen van 7u tot 10u in de morgen. De Duitsers vallen aan van de Opwijkse grens (Neerveld). Rond 8u eerst komen zij in de Ravenstraat. Belgische kanonnen aan het bos beantwoorden het Duitse geschut rond 6u30, maar worden weldra tot zwijgen gebracht. Rond 7u30 wordt soldaat Cornu (van Cuesmes, 5e jagers), die de avond voordien gekwetst werd achter het station en de ganse nacht op het veld bleef liggen, totaal uitgeput door de Duitse brancardiers naar het pensionaat gebracht. Zichtbaar trekken de Belgische linies achteruit. Drie Belgen (Jos Steyaert van Evergem, Amedee Van de Kerckhove uit Moeskroen en Georges Henpoel uit Hautrive allen van het 5e jagers) en een dertigtal gekwetste Duitsers, de ene op draagberries en karren, andere lichtgekwetsten (aan handen voornamelijk) te voet, komen aan het Pensionaat. Rond 8u30 ’s avonds als de dokters reeds vertrokken waren, worden nog gekwetsten op 5 tot 6 karren aangevoerd. Tussen hen bevinden zich de Belgen : Arthur Therasie uit Watermaal, Gustave Burssens uit Heusden (die naar pruimtabak vraagt), en Alfons Daese uit de Pijlstraat in Gent (1e Linie). Deze laatste wordt op de kar zelf door mijn zoon Joseph en een kleine Duitser verbonden. De arme jongen, door mitrailleurkogels, zijdelings in de buik en de arm gewond was nog niet verbonden geworden, had veel bloed verloren en was volledig uitgeput. Terwijl al de anderen diezelfde avond nog naar Brussel moesten overgebracht worden, mocht Daese (na lang smeken) hier blijven. Hij zou zeker onderweg aan de hevige pijn bezweken zijn. Nu kan hij hier bij vrienden in vrede sterven ! Rond 11u ’s nachts komen nog toe op een kar : Louis Van Nuffel uit Buggenhout-Opstal (21e Linie) de dag voordien aan de schouder verwond; Raymond Nerinckx uit Ruisleden (21e linie); Joseph Gilmond uit Soignies, brancardier; Orwal Meunier uit Ellezelles, kapitein van het 1e artillerie, deze laatste niet gekwetst. Allen waren gevangen genomen te Lebbeke (Heizijde) in een kelder. Zij slapen hier een half uur en vertrekken in de nacht naar Brussel. De Belgen zijn teruggetrokken tot in Baasrode. In Londerzeel hebben zij het dorp verlaten en houden ’s avonds nog stand achter het station. Reeds ’s morgens hadden de Belgische officieren de laatste burgers aangemaand te vluchten (Jan Caluwaerts). “La 4e Division, sortant de Termonde, s’avançant par les 2 rives de la Dendre, fut vivement engagée”, zegt een officiëel rapport. « La 5e Division (Buggenhout, Londerzeel) ayant des craintes pour son flanc gauche, n’aborda l’ennemi qu’avec de faibles forces ». « C’est dommage » zei die avond een opperofficier te Gr. , “la 5e Division n’a pas bien donné”.

Kolonel Verbist ontving om 6 u orders van de 4e divisie om het detachement van kolonel Couturiaux op Aalst en Wieze te laten marcheren. Hij moest de troepen voor zich aanvallen en het detachement van de 5e divisie te Lebbeke moest ervoor zorgen dat de vijand tussen 2 vuren terecht kwam. De sectoren van de 5e en 4e divisie werden begrensd door de spoorweg Dendermonde – Opwijk – Merchtem. Om 7u20 kreeg hij de vraag van de 5e divisie om de troepen te Lebbeke af te lossen. Om 10u40 liet de 5e divisie (kolonel Berger van het 21e linie) hem weten dat zijn troepen die de boerderij Tervent bezetten en de boerderij op 400 meter ten noord-oosten van het station van Lebbeke zich terugtrokken op Buggenhout. Kapitein commandant Bogaerts meldt in zijn verslag voor die dag dat rond 10u de cavalerie van de 4e divisie meldde dat de 5e divisie een grote terugtrekking deed van Opstal naar Hoogelinden en zodoende de linkerflank van het 10e line bloot stelde.

Op maandag 28 september werd de algemene aanval op de vierde sector van de PFA, welke zich uitstrekte van het fort van Walem tot de Schelde, ingezet. Dit met het beschieten van de forten door het Duitse bezettingsleger van von Besler. De 1e en 2e divisie bevonden zich in de derde sector, Walhem-Lier, de 3e en 6e divisie bezetten de vierde sector(21) , Walhem-Schelde, de 4e divisie is in positie in de omgeving van Dendermonde-Schoonaarde, terwijl de 5e divisie de algemene reserve vormde. Daar de druk op de 3e sector heviger werd, werd de 5e Divisie naar Waarloos gestuurd, ter

Page 99: naam in Arduin

99

beschikking van generaal Deguise, die in deze sector reeds de 1e en 2e Divisie en de vesting-karabiniers onder zijn bevel had. Die dag werd de berm van de spoorweg Mechelen-Dendermonde door volgende legerafdelingen verdedigd: Sectie Kapelle-op-den-Bos - Londerzeel Station: cyclisten en speciale compagnies van de 3de legerafdeling (vooral het 2de Reg. Lansiers). Deze vervingen het 4de en 3de Regiment Jagers te Voet die opschoven richting Dendermonde. Achter deze 'lichte' troepen, tussen de spoorlijn en de forten van Breendonk en Liezele, was die dag ook het 12de Linieregiment aangekomen. Sectie Londerzeel Station - Malderen Lemmeken: het 2de Regiment Carabiniers (al op 26 september ter plaatse gekomen). Sectie Malderen Lemmeken - Malderen Station (Boeksheide): het 1ste Regiment Karabiniers (ter plaatse gekomen op 26 september). Sectie Malderen Station - Buggenhout Station: het 3de Regiment Jagers te Voet (dezelfde dag vanuit Londerzeel aangekomen). Sectie Buggenhout Station - Baasrode: de Grenadiers.

In de loop van de avond van 28 september werd de bewaking en verdediging van de spoorlijn - zowel ten westen als ten oosten van het station van Londerzeel - op last van de Generale Staf - zonder slag of stoot opgegeven. De commandanten van de troepen in kwestie, die wellicht onterecht van oordeel waren dat de berm een verdedigbare positie was, begrepen dat niet. Ze waren niet op de hoogte van het feit dat het opperbevel ondertussen besloten had om Antwerpen niet te verdedigen maar om het veldleger naar de IJzer te laten ontsnappen en daar bij de geallieerden in Noord-Frankrijk aansluiting te zoeken. De forten werden in staat geacht om lang genoeg stand te kunnen bieden om dit plan te laten lukken. In de nacht van 28 op 29 september werd de eerste Belgische verdedigingslinie nu gevormd door de "Grote Wachten" die bemand werden door de pelotons van de Carabiniers en van het 12de Linieregiment die zich ten noorden van de spoorlijn in het veld hadden ingegraven... Op dinsdag 29 september werd het 2e regiment jagers te paard gebruikt voor de verdediging van Antwerpen en kreeg het een stelling toegewezen voor de forten. De 5e Legerdivisie moest die dag zijn 1e Gemengde Brigade toevoegen aan de bemanning van het interval Tallaert - Kleine Nete om de 2e Legerdivisie op de linkerkant te verlengen. Generaal Dossin had de aan de Vestingcommandant gezegd dat het interval veel te uitgestrekt was voor één brigade. Generaal Deguise legde toen de noordelijke grens met de 1e Gemengde Brigade vast op de Grote Nete.

Op woensdag 30 september ondernamen de Duitsers een hevige aanval op het bruggenhoofd van Blaasveld dat op een 4 tal kilometer ten Oosten van Willebroek gelegen was. De voorposten van de Belgische troepenmacht moesten wijken voor de overmacht, vele doden op het slagveld achterlatend. Ook de Duitsers lieten op het grondgebied van Tisselt vele doden. Van Belgische zijde behoorden deze soldaten tot de 3e legerdivisie, 12e Linieregiment en 3e Jagers te voet. Die woensdag schreef Lord Asquith, de Britse eerste minister : “De Belgen zijn redelijk hun moreel kwijt en ze zijn in paniek bij het bombardement van Antwerpen dat juist begonnen is. Ze sturen hun archieven en schatten naar

hier en spreken ervan de regeringszetel naar Oostende te verplaatsen”. Door dit nieuws werd Churchill naar Antwerpen afgevaardigd om zich persoonlijk van de situatie te gaan vergewissen. De Britten hadden grote schrik dat de Duitsers bij een eventuele val van Antwerpen de Nederlandse neutraliteit aan hun laarzen zouden lappen en de diephaven van Antwerpen voor hun vloot zouden gaan gebruiken. Ze waren nooit vergeten wat Napoleon Bonaparte op het einde van zijn toespraak tot de Antwerpse hoogwaardigheidsbekleders zei op 19 juli 1803 “… Ik zal van Antwerpen een pistool

maken dat naar Engeland gericht is.”. In de nacht van woensdag 30 september op 1 oktober deden de Duitsers een vruchteloze poging om over de ondermijnde noodbrug van Dendermonde de linker Scheldeoever te bereiken. De 1e ontsteking werkte niet, maar de 2e deed brug en Duitsers de lucht in vliegen. Het was een prachtige nacht vol sterren steeds volgens het dagboek van Louis Lindemans. In

Page 100: naam in Arduin

100

revue 'La Grande Guerre' uitgegeven bij Opdebeeck Antwerpen in 1919 onder de titel « Episodes Divers » vond ik daarover het volgende verslag, hierbij uit het Frans vertaald :

« De 1e groep van het 4e artillerie stond onder het bevel van kapitein-commandant Tserstevens, en had zich onderscheiden in de gevechten nabij Aalst, meer bepaald te Wieze, Oudergem en Sint-Gillis. Op 28 september werd de groep naar Dendermonde gestuurd. De brug van Dendermonde was een zeer belangrijk punt. Het bestaande kunstwerk was voordien al vernield en een houten brug was gebouwd en ondermijnd geworden door een sectie van de genie die zich daar ophield, klaar om ze te doen ontploffen. Het 13e linie bezette de linker oever en de Duitsers bezetten de stad zelf, die gebouwd was op de tegenoverliggende oever. De Schelde scheidde dus de twee tegenstanders, deze anders zo vredige rivier, die door een streek bewoond door botenbouwers, vissers en tonnenmakers stroomt. Het was nog altijd een mooi hoekje van de aarde, een pitoresk landschap. Men moet er zich dus niet over verwonderen dat Dendermonde de zetel was van een beroemde schildersschool. Helaas schijnt deze tijd nu ver verwijderd. Sombere ruines rezen nu op langs de Schelde en de dood loerde van alle kanten. Vele jonge mensen stierven er als helden. De oevers waren omgevormd in diepe loopgraven, terwijl de huizen langs de stroom dienst deden als bunkers voor machinegeweren en kleine kanonnen. Wie zich onvoorzichtig bloot gaf, was verloren : onmiddellijk sloegen de kogels zonder medelijden in. Schildwachten bespioneerden de minste beweging van de vijand in de ruines van de uitgebrande stad, want het gevaar loerde langs alle kanten. Op ieder moment kon men zich aan een aanval verwachten. De vijand verschool zich in de kelders achter de verschroeide karkassen, die het uitzicht hadden van sinistere skeletten. De nacht op 1 oktober kwam zonder dat de bewaking van onze troepen een minuut stopte. Het weer was mooi en de sterren fonkelden aan het firmament. De Duitse artillerie had urenlang de Belgische positities met een ongekende hevigheid gebombardeerd. Dan was het schieten vertraagd en onze troepen ademden de frisse lucht van een relatieve kalmte. Opeens verwittigd een waakzame schildwacht zijn chef dat hij een donkere, dikke nog onpreciese massa in het maanlicht ziet vooruit komen, schijnbaar in de richting van de brug. Geen twijfel meer, de vijand probeert de doorgang over te steken. Op het alarmsignaal lopen infanteristen, mitrailleurbedieners en kannoniers naar hun posten en meteen breekt het onweer los. Onder bescherming van een fusillade vanop de rechter oever, verlaat een aanvalskolonne de hoofdstraat van Dendermonde. De eersten dragen matrassen waarmee ze pogen een ketting te vormen, de anderen volgen in gesloten rangen zonder enig bevel waardoor ze eerder de indruk geven van een bende dan een samengestelde troep. Ze zingen hun fameuze « Gloria Victoria » en lijken totaal dronken. Vanaf de eerste ontladingen van geweren heeft het artilleriestuk zijn personeel buiten gevecht, met uitzondering van ondertuitenant Hiemaux en de stuk overste, die met hun twee het vuur openen op de aanvallers. De mitrailleur komt ook in actie terwijl de soldaten van het 13e linie van heel nabij schieten op de Duitse troepen die er toch in slagen om op de brug te geraken. De genie officier die de brug ondermijnd had, was in het bezit van twee ontstekingen. Ziende dat de gevallen aanvallers onmiddellijk door andere vervangen worden en dat de vijand de rechter oever bedreigt, bedient deze dappere de electrische ontsteking. Ontzetting als geen ontploffing volgt ! De Duitsers bereiken reeds het uiteinde van de brug. Zonder zich daaraan te storen grijpt de officier de tweede ontsteking en meteen volgt een formidabele ontploffing die stukken van de brug, stukken mens, uitrustingsstukken de verte in slingert. Zodat ze overal in de stroom en op de Belgen terecht komen en de soldaten die er verborgen zitten met menselijke resten en bloed overdekt worden. Bij het zien van deze ramp stopt de rest van de kolonne geteroriseerd en verdwijnt dan in wandorde naar de stad terwijl grote vlammen zich van de pijlers van de brug die met petroleum waren ingesmeerd oprichten. »

Page 101: naam in Arduin

101

Dendermonde, brug vernield door de Belgen

Op donderdag 1 oktober begon de eigenlijke aanval op de versterkte stelling Antwerpen. De forten van Walem, Sint-Katelijne-Waver en Koningshooikt en de schansen van Dorpveld en Duffel boden hardnekkig weerstand. De Belgen trokken achteruit op de Nete waar overstromingen waren uitgevoerd. De eerste fortengordel van Antwerpen viel onder de overweldigende kracht van de Duitse artillerie. Vanaf die dag werd het Britse expeditieleger van de Aisne naar de kanaalzone overgebracht waar het dichter bij zijn bevoorradingsbases was, maar ook dichter bij huis in geval van een dringende evacuatie. Breendonk werd voor het eerst beschoten op 1 oktober door geschut opgesteld, 8 tot 9 km buiten bereik van zijn eigen artillerie. De val van Sint-Kathelijne-Waver en van Lier opende een bres die toeliet om Breendonk langs het oosten te omtrekken. Op 1, 6 en 8 oktober vielen er op het fort Breendonk alles samen 563 mortiergranaten van 305. Weyns, de bevelhebber van het fort werd dodelijk getroffen op zijn post. Die donderdag schrijft Louis Delputte vanuit Duffel naar zijn grootmoeder waardoor we weten dat het 3e jagers te voet die dag nog in Duffel gelegerd was.

Op vrijdag 2 oktober meldt Felicien Vanhove dat 2 treinen met vluchtelingen uit Antwerpen en omstreken in Zarren voorbij komen. Het was volgens hem de 3e dag dat men Antwerpen begon te beschieten. Door de grote kracht van de Duitse belegeringsartillerie en door de voortuigang van de Duitsers op het Belgische grondgebied, was er voor het militair commando niet veel hoop over, om effectief Antwerpen te kunnen verdedigen. Tijdens de avond van 2 oktober trok koning Albert het veldleger terug achter de Rupel-Nete linie, de forten aan hun lot overlatend. Volgens het dagboek van Louis Lindemans is die dag ook het for van Walem gevallen. De Britse minister van Marine Winston Churchill werd zoals hoger gezien namens de Engelse Regering naar Antwerpen gestuurd om de Belgen te overreden zo lang mogelijk stand te houden. Dat zal Engeland en Frankrijk gelegenheid geven in Noord Frankrijk een front te vormen tegen de Duitse opmars. Er is echter een probleem: er zijn geen Engelse of Franse troepen beschikbaar die de Belgen kunnen steunen. Tijdens zijn reis realiseert Churchill zich opeens dat hij als Minister van Marine de beschikking heeft over drie brigades (ongeveer 6.000 man in totaal) die hij op eigen initiatief laat overkomen. De 3e Royal Naval Brigade bestaat uit getrainde beroepsmariniers (deze bevonden zich al op het vasteland) maar de 1e en de 2e Royal Naval Brigade zijn samengesteld uit reservisten en vrijwilligers van de Marine. Er wordt

Page 102: naam in Arduin

102

voortdurend hevig gebombardeerd, vooral het fort van Breendonk en de bruggen over de Ruppel, Bornem, Kessel en het station van Duffel worden hevig beschoten. De redoute van Tallaert wordt die dag geëvacueerd. De 16e Gemengde Brigade van de 5e divisie en het eerste regiment Karabiniers weren hevige aanvallen af in de omgeving van Lier.

Op zaterdag 3 Oktober vertrok de Belgische regering uit Antwerpen naar Oostende. Diezelfde dag kwam Winston Churchill, de Eerste lord van de admiraliteit, te Antwerpen aan met 2000 mariniers met zware kanonnen. (22) (23). Volgens de ene bron werden de mariniers met bussen vanuit Duinkerken naar Gent getransporteerd, daar waar de andere bron aangeeft dat dit per trein gebeurde. We kunnen ervan uitgaan dat zeker de zware kanonnen via trein vervoerd werden. Voor het front van de 5e divisie is het kalm. Om 12.30u meldt de 1e Gemengde Brigade aan het Divisie Hoofdkwartier dat de Commandant van de Bataljons van de 1e Vestingscavalerie in stelling ten noorden van Lier "een sterke Duitse troepenbeweging vaststelt op zijn linkerzijde,ter hoogte van het kasteel van Nazareth". Dit eigenaardige bericht veroorzaakte een ogenblik van verslagenheid op het Hoofdkwartier. De vijandelijke troepen zouden,volgens de berichten, zeer talrijk zijn. Het kasteel van Nazareth is gelegen achter de stellingen van de Bataljons van de 1e Vestingscavalerie en van de 15e Batterij. Ondanks de twijfel en zonder op verdere bevestiging te wachten vraagt de Commandant van de 5e Legerdivisie onmiddellijk aan het Fort van Kessel om het vuur te openen. Hij vraagt hetzelfde aan de 15-cm batterij die opgesteld staat bij kilometerpaal vijf van de steenweg naar Antwerpen. Het bevel luidt : "maatregelen treffen om zonder uitstel te vuren in de sector: kasteel van Nazareth,Heibloem,Ravenstein". Tevens wordt aan de commandant van de 16e Gemengde Brigade bevel gegeven om zeer kordaat tussen te komen op de linkerzijde van de 1e Gemengde Brigade. Met alle middelen moet iedere aanval worden afgeslagen en de vijand moet in de Nete worden teruggedreven. Een officier van het Hoofdkwartier gaat ter plaatse en stelt vast dat de berichten over troepenbewegingen van de Duitsers vals waren. Om 21.30u vuren de Belgen opnieuw op de uitwegen van Kessel waar men de aanwezigheid van een vijandelijke batterij had opgemerkt. Ook in de nabijgelegen loopgraven wordt het vuur zonder enige noodzaak geopend. Zonder bevel opent de artillerie van het interval eveneens het vuur. In fort Kessel denkt men daarom dat er een aanval plaatsgrijpt en opent men ook het vuur. Met veel moeite kan men het vuren laten ophouden. Dit voorval is ongetwijfeld te wijten aan de zenuwachtigheid van de troepen. Daardoor laten ze echter het commando en de troepen in naburige intervallen geloven dat de aanval op het interval van de Twee Neten begonnen is. Daarom wordt de 5e Legerdivisie in staat van alarm gebracht. Rond 21u55 bereikte het nieuws van een Duitse aanval tegen het Fort van Kessel het Hoofdkwartier van de Vesting. Fort Kessel meldt dat het zwaar onder vuur werd genomen door kanonnen van gemiddeld kaliber. Generaal Deguise beveelt onmiddellijk aan Fort Broechem bijstand te verlenen en de 5e Legerdivisie krijgt opdracht om zijn artillerie samen te trekken aan zijn linkerkant. Enkele minuten voor middernacht belt Generaal Deguise met de Commandant van de 5e Legerdivisie om zich van de toestand te vergewissen. Hij vraagt of de bruggen van Lier opgeblazen zijn en dat wordt bevestigd. Tevens krijgt hij bevestiging dat alle uitwegen bewaakt worden en dat in de mate van de mogelijkheden de 5e divisie de verdediging van het gebied ten noordoosten van Lier zal opnemen. Er heerste op dat moment een bijna absolute kalmte voor de fronten van Duffel en Lier.

Op zondag 4 oktober rond middernacht kwam kolonel Tom Bridges te Antwerpen aan. Hij was de speciale gezant van de bevelhebber van het Britse expeditiecorps, veldmaarschalk Sir John French. Bridges was met zijn open Rolls Royce van het hoofdkwartier van French te Fère-en-Tardois (Aisne), naar Antwerpen gereden. Hij bracht het verbazingwekkende nieuws dat het Britse expeditiekorps zich van een zone rond Soissons zou verplaatsen naar de streek rond Rijsel. Dit zou hun bevoorradingslijnen verkorten en hen bovendien een snelle evacuatieroute bieden mochten de

Page 103: naam in Arduin

103

Duitsers te snel door België oprukken. De Britten wilden dat de Belgen Antwerpen tot elke prijs zouden behouden, in elk geval tot er versterkingen zouden opdagen. De verplaatsing van de 6 Britse divisies naar het Westen zou een gelijkaardige reactie uitlokken bij de Duitsers. Daardoor werd ook het oorlogsterrein ver ten westen van Antwerpen op de voorgrond geplaatst. Zoals we hogerop al gezien hebben liep Antwerpen dus gevaar om van zijn bondgenoten afgesneden te worden. Want de Duitsers waren al verder naar het westen getrokken en de Uhlanen waren al sedert eind augustus actief in West-Vlaanderen. De nog steeds vrije verbinding van Antwerpen met de kust werd daardoor alsmaar sterker bedreigd en dit hield het risico in dat de beloofde Frans-Britse versterkingen Antwerpen niet meer zouden kunnen bereieken. Daardoor zou het Belgische leger sneller opgesloten kunnen raken in de belegerde stad dan eerst was verwacht. Rond de middag ontving Generaal Guiette, de Commandant van de 5e Legerdivisie, verontrustende berichten over de toestand van de vestingstroepen rond Fort Kessel en het interval tussen de Twee Neten. Hij voelde dit als een bedreiging voor zijn linkerfront en nam onmiddellijk maatregelen. Om 13u kwam de 20e Gemengde Brigade ter versterking en aan een Bataljon 2e jagers te Voet van de 16e Gemengde Brigade geeft hij bevel om met mitrailleurs de dijk van de Kleine Nete tussen Lisp en Emblem te gaan bezetten.

Op maandag 5 oktober passeert volgens Felicien Vanhove een eskadron lansiers Zarren om in Esen logement te gaan zoeken. Die avond om 20u trekken 50 man van de burgerwacht op langs de spoorweg. Diezelfde dag komen de mannen van de 1e en de 2e Royal Naval Brigade in Duinkerken aan vanwaar ze per trein naar Antwerpen gebracht worden. Dit wordt bevestigd in het dagboek van Felicien Vanhove want die nacht passeren in Zarren 6 treinen uit de richting Duinkerken met Engelse soldaten van alle kleuren en naties. In alle gemeenten rond Zarren liggen volgens Felicien Belgische soldaten gelegerd. Volgens pastoor Ronse trekken vanaf maandag 5 oktober tot en met zondag 11 oktober vermoeide en ontmoedigde troepen door Zedelgem onder begeleiding van Engelse ruiterij en zeer laag vliegende vliegtuigen (24). In Antwerpen worden de Engelsen hartstochtelijk toegejuicht door de Belgen die hen als bevrijders zien. Vanuit Antwerpen marcheren ze naar het front waar ze achter de frontlijn hun posities innemen. Die dag probeerden Duitse verkenners bij Schoonaarde, twintig kilometer ten oosten van Gent de Schelde over te steken. Ze slaagden niet in hun opzet, maar de Belgen wisten dat ze het vlug opnieuw zouden proberen. Om drie uur die namiddag ontving de Belgische missie bij het Franse Groot Hoofdkwartier volgend rapport “…Acht Duitse cavaleriedivisie’s trachten de Franse linkerflank te omcirkelen… ondersteund door Landwehr-infanterie die de buitenwijken van Rijsel aanvalt.” Gedurende de nacht waren de Duitsers erin geslaagd om vaste voet te krijgen op de noordelijke oever van de Nete, ten westen van Lier. De Belgische infanterie, waaronder het 3e jagers te voet, kon de rivierdijk niet heroveren en had constant te lijden van het overweldigende Duitse artillerievuur dat de Belgische artillerie compleet buiten spel zette. De dijk van de Kleine Nete werd sinds de vorige dag van Lisp tot de vernielde brug van Emblem verdedigd door de Jagers te Voet,versterkt met zes mitrailleursecties van de 16e Gemengde Brigade. Die maandag graven de troepen loopgrachten aan de rand van de overstroomde gebieden en leggen verbindingen aan. Om 19u vraagt Generaal Guiette om de brug die de Duitsers ten zuiden van Lier opgetrokken hebben onder vuur te nemen. Een tegenaanval tijdens de nacht van 5 op 6 oktober slaagde er al evenmin in de Duitsers opnieuw over de rivier te jagen.

Page 104: naam in Arduin

104

Belgische infanterie in de loopgraven bij Antwerpen

Op dinsdag 6 oktober ontving men het nieuws dat de vijand drie posities rond Dendermonde, op zo’n dertig kilometer ten zuidwesten van Antwerpen, bombardeerde. Nog verder naar het westen, opnieuw ter hoogte van Schoonaarde, waren de Belgische verdedigers van de noordelijke oever teruggetrokken omdat ze onder kruisvuur waren komen te liggen. Verkenners rapporteerden dat de vijandelijke genie onderdelen voor de bouw van bruggen aanvoerde. De 4e divisie die in deze sector heel dun langs de oever uitgespreid was informeerde het hoofdkwartier dat het geen reserves meer had om in te zetten. Daarom werd beslist om de 6e divisie, die belast was met de verdediging van de perimeter van Antwerpen ter hoogte van Puurs en Bornem, de Schelde te laten oversteken. De bedoeling was dat ze naar het westen zou marcheren om de 4e divisie en de cavalerie te gaan versterken in de sector Dendermonde. De 6e divisie steekt te Temse de Schelde over. De Duitsers waren er ook in geslaagd om hun bruggenhoofd over de Nete te versterken met een paar kanonnen. Deze stukken, samen met een frontale beschieting, zaaiden verwarring onder de terugtrekkende verdedigers. Uit het koninkrijk gered door de zee weten we dat de 5e divisie in de loop van de namiddag totaal uitgeput door de rangen van de 2e divisie terugtrok. De 2e divisie had zich opgesteld in tweede lijn ten noordwesten van Lier. Die dag vermeldt Raoul Snoeck het 3e jagers te voet in zijn dagboek : “’s Middags duiken we in de loopgraven bij de kazerne van Kontich, waar we de aftocht van de 5e divisie dekken. De rest van de 3e jagers te voet trekt voorbij. Ze hebben de doortocht over de Nete bewaakt en vertellen dat ze driemaal een aanval hebben uitgevoerd met de bajonet op het

geweer om de vijand terug over de rivier te gooien. Zonder succes. “ Gedurende de nacht van 5 op 6 oktober en in de morgen van 6 oktober werden tegenaanvallen uitgevoerd met de bajonet, maar de verdedigingsmacht slaagde er niet in de toestand te stabiliseren. Volgens majoor SBH Henrotte verdedigde het 3e jagers te voet begin oktober op actieve wijze de belegerde stelling Antwerpen te Duffel en voor Lier.

Page 105: naam in Arduin

105

Deze foto met als onderschrift Belgische jagers in loopgraven te Duffel toont dus waarschijnlijk het 3e jagers

Daarmee hadden de Duitsers vaste voet binnen de verdedigingsgordel van Antwerpen. Churchill had zijn juist aangekomen marinefuseliers niet onmiddellijk in de strijd willen werpen en had ze opgesteld op een terugvalpositie drie kilometer achter de 2e divisie. Deze 2e divisie bevond zich ook op ruim 5 kilometer van de Nete en daarom werd het duidelijk dat de ganse buitenste verdedigingslijn van de PFA diende opgegeven te worden. Door deze terugtocht kunnen de beruchte zware Duitse belegeringsmortieren (de Dikke Bertha’s) naar voren worden gebracht waardoor Antwerpen binnen schootsbereik komt. Tegen de zware 420 mm granaten zijn de verouderde forten niet bestand; de val van Antwerpen is dan nog slechts een kwestie van tijd. Die dag werd Jules Declerck met het 24e linie van de 1e Divisietoe via de trein van Sint-Anneke(Antwerpen) via Sint-Niklaas en Gent terug naar Brugge gebracht. In die tijd was er nog geen tunnel in Antwerpen en er was een veerdienst van Antwerpen naar Sint-Anneke. De genie had bij Sint-Anneke een botenbrug gebouwd waarover de troepen de vesting Antwerpen konden verlaten.

Page 106: naam in Arduin

106

De botenbrug bij Sint-Anneke

Aan de Schelde zag het Noorder-wandelterras steeds zwart van volk dat te kijken stond naar den duitschen transatlantieker "Gneisenau", die in een militair hospitaal was herschapen. Men kon er de herstellende soldaten op ligstoelen uitgestrekt zien met wit- omwonden kwetsuren. Een telefoon draad ging van de boot over het terras om met de stad in verbinding te blijven. Maar hoe rampzalig was het uitzicht van den stroom! Heel die grootsche bocht kaaimuren, van Austruweel tot Hoboken, lag leeg van schepen. Al de kranen waren met hunne eenbaarlijke armen stadwaarts gekeerd en de kettingen wiegelden doelloos op den wind in de ijlte. Van de vlotbrug, aan den voet van het oude grijze Steen, vertrok een houten brug-op-schuiten naar den vlaamschen oever. Wij hadden er, den 5den September, aanzienlijke afdeelingen ruiterij zien overtrekken met een sleep van kanonnen, om Dendermonde op de Duitschers te heroveren en de verbindingslijn tusschen Antwerpen en de kust

vrij te houden. (Jozef Muls, de val van Antwerpen uitgegeven in 1918).

Diezelfde dinsdag nog werden door de compagnie van Jules Declerck reeds loopgraven gedolven aan de Breskens te Torhout. Volgens het koninkrijk gered door de zee werd om vier uur die namiddag in het koninklijk paleis te Antwerpen de verdedigingsraad bijeen geroepen om de situatie te beoordelen en nieuwe voorstellen te formuleren. Churchill woonde die vergadering bij. Er werd toen unaniem besloten dat gezien de belangrijkste verdedigingsgordel doorbroken was het veldleger nog dezelfde nacht de Schelde zou oversteken. Victor Deguise, de bevelhebber van de Versterkte Plaats vroeg om de secundaire vestinggordel rond de stad te houden de beschikking over tien garnizoensbataljons, de Britse Zeemachtdivisie en het gros van de 2e divisie. De 2e divisie had in vredestijd Antwerpen als garnizoensstad en kende dus goed de taktische situatie van de stad. De koning oordeelde dat dit een aanvaardbare oplossing was. De rechteroever werd nog niet opgegegeven en de verdediging werd toevertrouwd aan een gelijk aantal Britse en Belgische troepen. Meteen konden de meeste vermoeide divisie’s, de 1e, de 3e en de 5e de Schelde oversteken en gedekt door de 4e en de 6e even op adem komen in de relatieve veiligheid van de bocht aan de linkeroever van de rivier. Het Groot Hoofdwartier zou in de morgen naar Sint Niklaas worden verplaatst. Om acht uur ’s avonds werden de legerorders voor de volgende dag, 7 oktober uitgegeven. De 3e divisie zou de meest zuidelijke pontonbrug gebruiken ter hoogte van Rupelmonde. De 1e divisie zou oversteken via de vlotbrug bij Hemiksem terwijl de 5e divisie de pontonbrug zou gebruiken ter hoogte van Burcht.

Page 107: naam in Arduin

107

Maar in den nacht van 6 tot 7 October, terwijl de Duitschers de voorsteden van Antwerpen beschoten, trok gansch het voetvolk (het 3e Reg. Der Jagers te voet) uit het dorp weg en verscheidene inwoners, daartoe door de soldaten aangezet gingen op de vlucht. (Register kerkenraad ’S Gravenwezel)

In de loop van de avond van 6 oktober trok de 5e divisie via de pontonbrug ter hoogte van Burcht over de Schelde. Jules Vandoorn is die nacht dus samen met de rest van de 5e divisie over die pontonbrug de Schelde overgestoken. Ook de rest van het veldleger met uitzondering van de 2e divisie trok die avond over de Schelde terug. Diezelfde dinsdag en ook op woensdag 7 oktober gingen te Zeebrugge en Oostende nieuwe Britse cavaleriedivisies aan wal, met als opdracht front te vormen langs de Schelde om aldus de verbinding tussen het Noordfranse front en de vesting Antwerpen te verzekeren.

Op woensdag 7 oktober tegen 7uur in de morgen hadden de 1e, 3e en 5e divisie zonder noemenswaardige problemen hun kampement op de linkeroever van de Schelde bereikt. De 4e Divisie bevond zich te Moerzeke met afzonderlijke voorposten op de Schelde ten zuiden en oosten van Dendermonde. De 6e divisie had haar 18e brigade in de omgeving van Waasmunster en de 19e brigade ten zuiden van Zele. De 3e divisie (min de brigade Orth) bevond zich te Temse, Tielrode en Elversele. De 1e divisie (min de 2e gemengde brigade) en de brigade Orth bevonden zich te Basel, Haasdonk en Kruibeke, de 5e divisie, de 2e gemengde brigade en de infanterie van de 20e brigade bevonden zich te Burcht, Zwijndrecht en Melsele. De Cavalerie bevond zich op de Schelde bij Wetteren ten westen van de 4e en 6e divisie.

Stafkaart 1907, de pijl geeft de plaats van de pontonbrug te Burcht aan

Page 108: naam in Arduin

108

Volgens het dagboek van Louis Lindemans zijn de Duitsers die dag over de Nete en over de Schelde geraakt. Alleen de forten van Liezele en Breendonk houden nog stand, alle andere forten rond Antwerpen zijn gevallen. De tweede verdedigingslijn waarop nu was teruggetrokken, feitelijk de oude fortengordel ontworpen door Brialmont en bestaande uit de Forten 1 tot en met 8, bracht de perimeter van de versterkte plaats terug tot 17 kilometer. De fronten van de forten zelf werden verdedigd door het vestingsleger. De overblijvende tien kilometer intervallen tussen de forten werd bezet door de 2e divisie en de Britten. De koning ging ervan uit dat deze opstelling voldoende zou zijn in afwachting van de aankomst van de Frans-Britse troepen onder leiding van de Britse generaal-majoor Sir Henry Rawlinson. Men hoopte met de hulp van dat expeditiekorps naar de rechteroever te kunnen terugkeren en zelfs de buitenste fortengordel te kunnen heroveren. Daarom was de grootse bekommernis de beveiliging van de verbindingen met de kust. Indien Gent door de Duitsers bedreigd werd, zou elke hoop op versterkingen voor Antwerpen teniet gedaan worden. Rond 14u30 in de namiddag vertrok het koninklijk paar van het paleis op de Meir en reed, onder applaus en gejuich van de nog aanwezige bevolking langzaam naar de pontonbrug die bij het Steen was aangelegd. Anderhalf uur later waren zij in Sint Niklaas, na doorheen een chaos van vluchtelingen en doodvermoeide soldaten getrokken te zijn. De Duitsers waren tegen die tijd gesignaleerd ten noorden van de Schelde nabij Schoonaarde terwijl er ook gevechten waren in Dendermonde en Wetteren. Er waren ook berichten over een belangrijke Duitse cavalerie-eenheid die was waargenomen terwijl ze in noord-oostelijke richting van Rijsel naar Gent optrok. De vijand bedreigde dus de aanvoerlijnen van Oostende via Gent naar Antwerpen. De gemengde Belgische dekkingsmacht onder generaal Clooten, diende versterkt te worden met een deel van de 1e divisie en de rest zou per trein naar Oostende worden afgevoerd. De door de gevechten langs de Nete zwaar gehavende 5e divisie kon niet meer worden aanzien als een gevechtseenheid. Zij kreeg daarom het bevel naar het Westen te Marcheren via een route langs de Nederlandse grens. In de avond vertrokken de legerorders voor 8 oktober. Terwijl de 3e divisie zich naar Lokeren zou verplaatsen dienden de 4e en 6e divisie deze beweging vanuit het zuiden te dekken. Zij moesten van Dendermonde tot Berlare langs de noordelijke oever van de Schelde in positie blijven. Verder naar het westen zou de cavalerieafdeling de brug over de Schelde bij Wetteren vernielen. In de avond van 7 oktober vertrokken Churchill en Rawlinson via Brugge naar Oostende waar er voor Churchill een Britse torpedobootjager wachtte die hem naar Londen terug zou brengen. In de nacht van 7 op 8 oktober verscheen een groep van 8000 Uhlanen onder bevel van generaal Von der Hollen te Ieper en bracht er de nacht door. ’s Anderendaags werd deze groep door de Fransen in de streek van Hazebroek nagenoeg vernietigd. Dat was de enige nacht dat de Duitsers Ieper zouden bezetten. Tijdens diezelfde nacht werd door het Belgische opperbevel zonder medeweten van de koning aan de 4e divisie bevel gegeven naar het noorden in de richting van Waasmunster terug te trekken. De 6e divisie diende daarop een identiek maneuvre uit te voeren ditmaal in de richting van Lochristi. Dit betekende het einde van de hoop om de PFA te ontzetten.

Op 7 oktober schrijft Louis Delputte een brief naar zijn ouders waarin hij vermeld dat ze de ganse dag en nacht in Melsele lagen en dat ze waarschijnlijk morgen vertrekken naar St Niklaas en vandaar naar Gent. Dit volgt volgens Louis op de algemene terugtrekking van de troepen op de 6e. Volgens Louis zijn ze de ganse vorige week in de strijd geweest tot bij Duffel. Hij vermeldt dat de genie de dijken opblies waardoor de Nete meteen 2 tot 400 meter breed werd door de daaruit volgende overstromingen.

Page 109: naam in Arduin

109

Op donderdag 8 oktober 1914 om 8u stond de koning op en vertrok al een uur later naar Zelzate aan het kanaal Gent-Terneuzen. Volgens het dagboek van Louis Lindemans viel die dag het fort van Breendonk. De koning en de koningin werden ’s morgens gezien door Frans De Smedt terwijl ze door Zelzate trokken. Het Groot Hoofdkwartier was ondertussen van Sint-Niklaas naar Zelzate overgebracht. Kapitein-komandant Galet kwam daar te weten dat de 4e en 6e divisie zich terugtrokken van de Schelde. Onmiddellijk werden naar beide divisie’s officieren uitgestuurd met het bevel dat de 4e divisie haar terugtocht diende te stoppen en de lijn van de Durme moest houden. De 6e divisie moest de spoorlijn tussen Lokeren en Gent houden. Verkenners van de 4e divisie hadden ondertussen vastgesteld dat de zone tussen de Schelde en de Durme nog vrij van Duitsers was, dus een overhaaste terugtocht was onnodig geweest. In de namiddag arriveerde de Franse generaal Pau te Zelzate als speciale afgezant van de Franse opperbevelhebber bij de Belgische koning. Om drie uur in de namiddag ontmoette de koning in aanwezigheid van kolonel Wielemans en kapitein-komandant Galet generaal Pau. Pau had als opdracht de Belgen te overtuigen om snel naar de Franse grens te trekken in plaats van naar Brugge en Oostende. Joffre wilde dat ze dat liefst via de Leie zouden doen. Om 17u besliste generaal Deguise dat de Britse zeemachtdivisie en de Belgische 2e divisie van hun opdracht in Antwerpen ontlast waren en naar het Westen moesten vertrekken. Om 17u45 kreeg Rawlinson, die zijn hoofdkwartier reeds van Brugge naar Oostende had verplaatst, bevel de Belgische aftocht te dekken. De 5de Divisie (1ste,16de en 17de Gemengde Brigades alsook de 20ste Gemengde Brigade van de 6de Divisie en wat andere troepen) trok te voet via Vrasene/St.-Gillis-Waas/Stekene/Moerbeke en Wachtebeke naar Zelzate.

Page 110: naam in Arduin

110

Belgische soldaten op terugtocht door Lokeren

In Zelzate trok de ganse dag een ononderbroken stroom van legerkolonnes traag over de kanaalbrug naar het Westen. Naar het zuidoosten toe, op zo’n twintig kilometer afstand kon men het regelmatig gedonder van de artillerie horen. In de vroege avond passeerde eindelijk ook de 5e divisie, die van Antwerpen op weg was naar de kust via de noordelijke route. De 5e divisie ging kantonneren in Ertvelde, Assenede, Oosteeklo en Zelzate zelf. Volgens diverse getuigen was het een zeer vermoeiende mars, Jules Vandoorn heeft eraan deelgenomen en tegen de avond bevond hij zich in een van de bovenstaande gemeenten. De stations voor bevoorrading van de verschillende divisie’s zijn als volgt ingedeeld : 1e divisie te Steenbrugge, 2e divisie te Zelzate, 3e divisie te Eeklo, 4e dvisie te Waarschoot, 5e divisie te Maldegem, 6e divisie te Aalter, de Cavalerie te Hansbeke. Het 2e jagers te paard dat ook onderdeel was van de 5e divisie begeleidde een groep artillerie die zich naar Gent terugtrok. Het regiment nam deel aan krijgsverrichtingen ten zuiden van deze stad samen met de 4e gemengde Brigade , de brigade marinefuseliers van Ronarch en de Engelse 7e infanteriedivisie. De drie Britse Brigades kregen om 19u het bevel zich over de Schelde terug te trekken via de scheepsbrug bij Burcht. Ze zouden dan naar St. Niklaas marcheren waar de beloofde treinen gereed zouden staan. Sinds hun vertrek uit Engeland hadden ze nauwelijks rust gehad en sinds de vorige dag hadden ze, bijna zonder rust, eten en drinken meer dan 35 kilometer afgelegd. Als ze eindelijk het station binnenstrompelden stonden daar inderdaad vijf treinen gereed. Niemand had in deze chaos nog enig overzicht en als iedereen aanwezig leek werd het sein voor vertrek gegeven. Pas halverwege de reis bleek dat 1.500 mannen van de 1e Brigade niet aanwezig waren: de mannen van het Hawke - , Benbow - en Collingwood Bataljon ontbraken. Door een reeks misverstanden had commodore Wilfred Henderson, de commandant van de 1e Royal Naval Brigade, niet het bevel ontvangen dat hij onmiddellijk om 19.00 uur moest vertrekken. Het gevolg was dat deze drie bataljons, die op dat

Page 111: naam in Arduin

111

moment in de voorste linies lagen, pas om 22.00 uur afmarcheerden. Langs in lichterlaaie staande olietanks en onder voortdurende beschietingen zochten de mannen hun weg naar de Schelde waar de schipbrug bij Burcht inmiddels was opgeblazen. Met veel moeite werden ze met bootjes naar de overkant gebracht zonder dat er slachtoffers vielen.

In de ochtend van vrijdag 9 oktober kwam de 1e Royal Naval Brigade in St.-Niklaas aan en kreeg commodore Henderson te horen dat transport en bevoorrading voor zijn bataljons beschikbaar was in het verderop gelegen St.-Gillis-Waas. Opnieuw kwamen de afgematte mannen in beweging. Pas om 16.00 uur kwamen de laatsten daar aan. Sommigen liepen zelfs op kousenvoeten omdat ze tijdens rustpauzes hun laarzen uittrokken en hun voeten daarna zo opzwollen dat ze hun laarzen niet meer aan konden krijgen. Maar ook hier was opnieuw geen spoor te vinden van transport of bevoorrading. Op dat moment kwam ook het bericht binnen dat de spoorlijn was opgeblazen en dat de Duitsers oprukten in noordelijke richting. Henderson concludeerde dan dat de terugweg naar Gent volledig was afgesneden en dat de gevechtskracht van zijn troepen tot het absolute minimum was gedaald. Hij nam daarop de beslissing de Nederlandse grens over te steken. De overweging was dat men liever geïnterneerd was in Nederland dan dat men een smadelijk verblijf in krijgsgevangenschap in Duitsland moest ondergaan.

Het Belgisch leger op terugtocht na de val van Antwerpen

Die vrijdag vertrokken de koning en zijn gevolg vanuit Zelzate naar Eekloo en gaf het fort van Breendonk zich over. Om 10u45 galoppeerde koning Albert met zijn escorte Eekloo binnen. Reeds tijdens de tocht naar Eekloo was er zekerheid dat de 2e divisie uit Antwerpen was kunnen ontsnappen omdat enige stafofficieren soldaten met insignes van het 7e linieregiment, opmerkten op een trein terwijl het gezelschap voor een gesloten overweg wachtte. Te Eekloo hielden de koning en het opperbevel zich vooral bezig met het zoeken naar een plaats naar waar het ganse leger zou kunnen

Page 112: naam in Arduin

112

terugtrekken om te hergroeperen en reorganiseren. Men overwoog de regio Brugge-Zeebrugge, ofwel de kuststreek tussen Oostende en Nieuwpoort. Maar door allerhande redenen bleken die niet echt geschikt. Uiteindelijk was alleen de streek van Veurne ambacht nog geschikt. Ze was in oppervlakte grosso modo te vergelijken met die van de PFA. Ze was ook goed gelegen tussen de Franse versterkte plaats Duinkerken en het Britse bruggenhoofd in Oostende. Voor de middag kwamen er al berichten dat de groupement Clooten aan de zuidoostelijke buitenwijken van Gent door de Duitsers was aangevallen. Ook de Franse Marinefuseliers van Schout bij Nacht Ronarch maakten deel uit van deze groep. De laatste kolonnes van de 2e divisie kwamen rond de middag in Moerbeke aan en staken in de vroege avond eindelijk de kanaalbrug te Zelzate over. In de velden waren toen her en der nog achterblijvers van de 5e divisie die werden gewekt door het voorbijkomen van hun kameraden. De bruggen op het kanaal van Zelzate te Terdonck en Langerbrugge moesten door elementen van de 5e, 4e en 3e divisie worden bewaakt en hun vernieling moest worden voorbereid. ’s Avonds arriveerde de Britse 7e infanteriedivisie onder bevel van generaal Capper vanuit Oostende in Gent om de stad te helpen verdedigen. Om 15u30 gaf het Belgische GHK bevel tot een grootscheepse spoorwegoperatie. Er wordt bevel gegeven dat de bereden troepen van de diverse divisie’s morgenvroeg langs de gewone wegen verder trekken, terwijl de troepen te voet en de door honden getrokken zware mitrailleuses in de nacht van 9 op 10 per trein zullen vervoerd worden. Voor de verplaatsing van iedere divisie zijn 8 treinen voorzien. De 5e divisie zal de trein nemen te Zelzate en Assenede. De drie divisie’s bij Gent zouden gespreid langs de spoorlijn Gent-Oostende in opeenvolgende stations opstappen. De 3e dvisie te Drongen, de 6e divisie te Hansbeke en de 4e divisie te Aalter. Voor alle divisie’s betekende dit terug een lastige verplaatsing naar de stations waar ze moesten opstappen. Generaal De Witte was bezig met zijn divisie naar Kluizen over te brengen toen het GHK hem bevel gaf op de oostelijke oever van het zeekanaal Gent-Terneuzen te blijven. Zijn bevoorradingstreinen waren al sinds 8 oktober in Wondelgem gestationeerd. De cavalerie zal zich op de westelijke oever van het zeekanaal Gent-Terneuzen terugtrekken via Langerbrugge, generaal De Witte mag zelf bepalen wanneer hij het moment daartoe aangebroken vindt, maar moet wel vooraf het GHK verwittigen. De cavalerie zal zo de terugtocht van de 2e divisie op Eeklo te dekken. De 4e divisie zal de brug van Terdonk opblazen, de 2e divisie moest nog een dag in Zelzate blijven waarna de genie de brug over het kanaal moest opblazen. De cavalerie zal na zijn terugtocht hetzelfde doen in Langerbrugge. De 3e ,4e en 6e divisie zullen dus de lijn Gent-Brugge-Torhout gebruiken en daarom krijgt Generaal Dossin enkel de opdracht om het instappen van de manschappen van de 5e divisie in de stations van Zelzate en Assenede te beveiligen. Op die manier werd het ganse veldleger in een beweging van de regio Gent/Terneuzen overgebracht naar een zone ten westen van de lijn Oostende-Torhout. Volgens Felicien Vanhove trekken die vrijdag 9 oktober vele lege treinen Zarren voorbij in de richting van Kortemark en is fietsen tijdens die dag verboden. Die treinen zullen zeker gebruikt zijn voor het vervoeren van het veldleger. Men verwacht serieuse vertragingen,voornamelijk.bij Aalter, omdat een groot gedeelte van de 7e Britse divisie uit Oostende naar Gent spoorde. Andere delen van de 7e Britse Divisie en de 3e Britse cavaleriedivisie komen ook uit Oostende tot in de omgeving van Brugge. Om 16u was de verbinding Moerbeke-Stekene verbroken, het stationspersoneel trok er weg. In Wachtebeke gebeurde dat rond 16u30. Om 18u werd dan ook nog de brug over de Durme bij Lokeren opgeblazen.

Die vrijdag 9 oktober schrijft Louis Delputte een brief uit Ertvelde. Hij vertelt erin dat het 3e jagers vanuit Melsele tot Ertvelde geraakt is na een marsch van 45 tot 50 kilometer. Volgens hem waren ze zeer moe en konden velen bijna niet meer op hun voeten staan. Ze zijn die dag op rust om dan de volgende dag de marsch naar Oostende aan te vatten dat op 9 à 10 uren marcheren ligt. Hij weet wel niet waar ze nadien nog naartoe gaan.

Page 113: naam in Arduin

113

Op zaterdag 10 oktober 1914 vertrok de 5e divisie samen met de 20e Gemengde Brigade van de 6e Divisie met drie treinen uit Zelzate en met vijf uit Assenede. Drie van de treinen werden echter door vluchtelingen gebruikt. De bestemming voor de 5e divisie was Torhout en omgeving, dat ze via Eekloo en Brugge zouden proberen te bereiken. De treinen kwamen met vertraging binnen omdat ze in de vooravond op de lijn Ertvelde-Wondelgem stonden en wegens het naderen van de vijand over Sleidinge,Eeklo en via Boekhoute moesten worden aangevoerd. De eerste trein vertrok om 00.30 u. en werd door de andere gevolgd om de dertig minuten. Uit Zelzate stoomde uiteindelijk een trein weg met het 1e en 21e linie aan boord, zij werden van Zelzate naar Torhout gebracht. Het 2e en 5e Jagers te Voet werden van Assenede eveneens naar Torhout gebracht. Leo Jacques uit Werken raakte volgens eigen zeggen met het 5e jagers te voet per trein van uit Antwerpen in Torhout, wat een bevestiging is van deze reisroute. Het 3e Jagers te Voet vertrok eveneens vanuit Assenede naar Torhout, maar de bestemming werd uiteindelijk Lichtervelde. Van de troepen van de 6e divisie werd het 2e karabiniers van Assenede naar Kortemark gebracht en het 1e regiment vestingstroepen stapte om 3u in Assenede op en kwam om 9u in Torhout aan. Bij dageraad was het instappen practisch beëindigd zodat de 2e divisie die daarvoor dekking moest bieden van deze taak kon worden ontheven. Het 10e linie van kolonel Verbist vertrok om 1u30 vanuit zijn kantonnement te Sleydinge waar ze pas om 10u de vorige avond waren aangekomen naar Aalter. Om 10u stapte het 10e linie daar op de trein met bestemming Gistel waar ze om 13u aankwamen. Om 7u in de morgen vertrok de koning met zijn stafofficieren te paard vanuit Eekloo naar Oostende via Raverschoot en Brugge. De koningin volgde per auto via Adegem en om10u50 ontmoetten ze elkaar aan de Gentpoort te Brugge. In Brugge werden ze door de bevolking toegejuicht en tegen de middag bereikten ze dan Oostende. Volgens het koninkrijk gered door de zee lijkt het erop dat de beslissing om het Groot Hoofdkwartier naar Oostende te verplaatsen slechts op het laatste moment werd genomen. Want admiraal Ronarc’h schreef in zijn boek “Les fuseliers marins au combat” in de avond van 8 oktober : “…De generaal (Pau) voegt eraan

toe dat het Belgisch Groot Hoofdkwartier vandaag in Eecloo is en morgen in Brugge zal zijn…”. Oostende was echter een logische bestemming omdat de Belgische legervoorraden uit Antwerpen al naar Oostende waren overgebracht. Oostende was op dat ogenblik in feite een Britse stad geworden. De zeemachtdivisie die uit Antwerpen was ontkomen werd er terug naar Engeland ingescheept. In geval de Duitsers zouden doorbreken bij Gent voorzag de Britse admiraliteit drie oorlogsschepen naar Oostende te sturen om een evacuatie van de Britse bevoorradingsplaats te dekken. Naast de vijfduizend mariniers die ingescheept werden zou de Britse zeemacht nog twaalfduizend vijfhonderd Belgische rekruten en vrijwilligers aan boord nemen om naar Cherbourg te brengen. Ze hadden bovendien ook orders om de Belgische voorraden aan boord te nemen samen met de tienduizend gekwetsten die in de stad gebleven waren. In Londen was ondertussen beslist om de “ontzettingsmacht voor Antwerpen” die geen zin meer had om te dopen tot 4e korps en het een onderdeel te maken van het Britse Expeditiekorps onder Sir John French. Daardoor kwam Rawlinson plots onder het bevel van Sir John in Sint Omer in plaats van zijn orders rechtstreeks van Londen te ontvangen. Omdat zijn bevoorradingslijnen over Oostende liepen behield hij daar zijn hoofdkwartier in het terminus Hotel. Die zaterdagmorgen had Rawlinson een ontmoeting met Pau om de aftocht van de Belgen te bespreken en de manier waarop zij die zouden kunnen dekken. Generaal Joffre had het Belgisch Groot Hoofdkwartier het advies gegeven om vanuit Gent de Leie te volgen in de richting van Kortrijk en had beloofd deze route te beveiligen met de fuseliers marins en de Britse 7e divisie. De generalissimo raakte geïriteerd door het gebrek van actie van de Belgen op zijn “instructie”. Doordat koning Albert zijn troepen in een grote boog langs de Nederlandse grens en de kust liet terugtrekken ontnam hij Joffre een belangrijk deel van de Britse strijdkrachten die deze laatste in de streek van Rijsel wenste in te zetten. De reden was dat Rawlinson de aftocht van de Belgen naar Frankrijk moest dekken. Om 14u die namiddag had de koning te Oostende een ontmoetting met generaal Rawlinson en generaal Pau in het gezelschap van minister de Broqueville, kolonel Wielemans als onderchef van de Generale Staf, de luitenant-generaals Jungbluth en Hanoteau en ook kapitein-komandant Galet. De

Page 114: naam in Arduin

114

Drie laatsen maakten deel uit van het militaire huis van de koning. Op de vraag van de koning welke sector van het front het Belgische leger zou kunnen innemen na haar reorganisatie moest Pau antwoorden dat hij geen bevelen in die zin had ontvangen. Daaruit besloot de koning dat Joffre de oorlog zag als een pure strijd tussen Frankrijk en Duitsland waarbij alle troepen ondergeschikt waren aan de Franse zaak. Nadien wilde de koning de juiste situatie van de geallieerde troepen kennen om te weten welke veilige zone hij met zijn leger kon innemen. Hij twijfelde dus nog of Veurne ambacht ideaal daarvoor was. Pau stelde voor het Belgisch leger naar de driehoek Boulogne/Calais/Saint Omer te laten trekken. De Belgische basis zou daarbij naar Boulogne worden overgebracht. De koning had niet echt zin om het land te verlaten met zijn leger omdat dit grondwettellijk gevaarlijk kon worden en ook het voortbestaan van het land in gevaar kon brengen. Na de vergadering besloot de koning de operationele basis van Oostende naar Calais te verhuizen. Dat zou gedeeltelijk via de zee en gedeeltelijk via de weg gebeuren. De 2e divisie zou de volgende dag rechtstreeks van Zelzate naar Calais vertrekken per trein, maar ze had eerder in de legerorders opdracht gekregen haar paarden en rollend materieel naar de zone tussen Brugge en Oostende terug te trekken. Alle andere divisie’s moesten gewoon doorgaan met de grote spoorwegoperatie en paarden, artillerie en ander rollend materieel waren ook op weg naar het zuidwesten. Het 4e korps van Rawlinson groef zich die dag in rond Oostende. De Duitsers waren nog steeds niet opgedoken aan de oostelijke oever van het kanaal Gent-Terneuzen en generaal Clootens kreeg bevel om ter plaatse te blijven. Pau stuurde die avond een telegram naar Joffre waarin hij vermeldde dat het Belgische leger zich in de streek Torhout-Diksmuide-Oostende bevindt waar het uitrust. Die zaterdag 10 oktober 1914 viel de vesting Antwerpen in Duitse handen. Rond 18u komt het 3e Jagers te Voet samen met het 6e Jagers te Voet te Lichtervelde aan. Er zal nog heel wat tijd verloren zijn met het uitstappen, het opnieuw verzamelen van de Bataljons en Compagniën, en het geven van de nodige bevelen voor het overnachten van de soldaten. Volgens Felicien Vanhove is er in Zarren weer veel verkeer op de spoorweg. Er zijn geen reizigerstreinen, maar enkel treinen met soldaten die uit Antwerpen komen. Ze zitten of staan bovenop de wagons en roepen en schreeuwen. Volgens zijn dagboek is er zelfs een zekere mijnheer De Groote uit Houthulst bij als simpele soldaat, het zijn dus wel degelijk treinen met Belgische soldaten. Rond 16u die dag komen volgens Felicien in Zarren auto’s met bevoorrading voorbij want in de omtrek liggen vele soldaten gekampeerd. In Diksmuide liggen er volgens hem 8000. Verschillende soldaten komen thuis opzoeken daar ze er de kans toe hebben en in de omtrek zijn. Jules Vandoorn heeft ook van die gelegenheid gebruik gemaakt, dat weet ik door het verhaal van mijn grootmoeder. Van het station van Lichtervelde naar zijn ouderlijke huis in Wingene was het voor Jules Vandoorn 7,5 kilometer stappen of een voettocht van vermoedelijk anderhalf uur. We kunnen er van uitgaan dat hij die zaterdagavond niet meer te voet naar Zwevezele gestapt is want hij zal ten vroegste na 20u kunnen vertrekken zijn. Bovendien hadden ze de vorige nacht al bijna niet geslapen en heen en terug had hij een voettocht van 3u voor de boeg. Met een fiets kon hij er rapper zijn, maar het lijkt me weinig waarschijnlijk dat hij een legerfiets kon op de kop tikken omdat zij met de trein gekomen waren. Burgerfietsen waren allemaal opgeist aan het begin van de oorlog, dus lijkt het aannemelijk dat Jules de nacht in of rond Lichtervelde doorbracht samen met zijn compagnie of wat ervan overbleef.

Granville Fortesque logeerde rond die tijd in Oostende, helaas vermeldt hij geen exacte datum, maar hij schrijft in zijn “From Antwerp to the Yser” geschreven in 1915 het volgende : Het Belgische leger dat Antwerpen had geevacueerd was nog steeds de stad aan het binnen trekken. Artilleriecolonnes kletterden door de straten en de ganse dag lang hoorde ik de ongelijke tred van vermoeide infanterie. Ik volgde nauwkeurig alle indicaties en zag al gauw dat hier geen verdedigingsstelling zou ingericht worden. Ik was in Gent geweest met Mr H.E.Johnson, de Amerikaanse consul, die tijdelijk naar Oostende gekomen was en op de weg daarheen zag ik een Engelse divisie die uit Eekloo wegtrok en nog lange colonnes van Belgische troepen die vermoeid naar het Westen marcheerden.

Page 115: naam in Arduin

115

Op zondag 11 oktober in de vroege morgen zal Jules op pad geweest zijn van Lichtervelde naar zijn ouderlijke huis te Zwevezele den Hille. Vermoedelijk zal hij wel niet voor 7u in de morgen vertrokken zijn, daarom moet hij tussen 8u30 en 9u thuis aangekomen zijn. Het moet voor het ganse gezin een verrassing geweest zijn toen opeens de oudste broer op het erf van de kleine boerderij verscheen. Ze zullen geschrokken zijn van de staat waarin hij verkeerde en Jules zal in geuren en kleuren verteld hebben wat hij allemaal had meegemaakt. Mijn grootmoeder vertelde me ooit dat hij bij die gelegenheid zijn grote bajonet liet zien en dat die nog vol bloed kleefde. Volgens overlevering in de familie schijnt het dat Jules bij dat bezoek rusteloos alle kamers van het huis doorliep alsof hij een voorgevoel had dat hij niet zou terugkeren. Na twee maanden omzwervingen en ontberingen met slapen in open lucht en in schuren zal het voor Jules wel vreemd geweest zijn om weer in een normaal huis te komen. Gezien de povere staat van bevoorrading van het Belgische leger zal hij zeker de innerlijke mens versterkt hebben en wat extra mondvoorraad en verse kledij hebben ingeslagen. Die zondag nam hij definitief afscheid van zijn ouders, broers en zusters. Zijn ouders zullen hem met schrik in het hart hebben zien vertrekken, maar niemand van hen kon toen vermoeden dat ze elkaar nooit meer zouden terugzien. Hij zal ten hoogste tot en met het middageten thuis gebleven zijn, dus kunnen we ervan uitgaan dat hij tegen 14u ten laatste weer bij zijn kameraden in Lichtervelde was. Eveneens in de vroege morgen van die zondag 11 oktober 1914 vroeg minister de Broqueville aan de Franse ambassadeur of de Belgische regering zich zou mogen in Le Havre vestigen. Joffre reageerde woedend op het bericht van de Franse missie bij het Belgisch Groot Hoofdkwartier dat de Belgen op het punt stonden Frankrijk binnen te trekken en naar de sector Boulogne/Calais zouden trekken. Hij wilde dat ze zouden vasthouden aan zijn Leie concept en wilde hen naar Ieper/Poperinge doen trekken. Maar hij liet het aan generaal Foch over de uiteindelijke beslissing te nemen, rekening houdend met de plaatselijke situatie. Foch was de plaatsvervanger van Joffre voor de legers van het Noorden die zojuist was aangesteld. Rond de middag was er nog steeds verwarring rond de uiteindelijke bestemming van de troepen, maar het Belgische Groot Hoofdkwartier verwittigde Pau dat het leger zou verplaatst worden naar de de regio Boulogne/Calais/Sint Omer aanvangend op 12 oktober. Om 13u kreeg de 1e cavaleriedivisie opdracht om zich klaar te houden om van Gent naar de streek van Tielt te trekken en wellicht de volgende dag naar Roeselare. Dit om de mars van het leger naar het zuidwesten te dekken. Die zondag ondernam het 2e jagers te paard inderdaad de terugtocht naar Brugge. Een 2e cavaleriedivisie werd die dag gevormd gebaseerd op de groupement Clootens. Om 14u beval Joffre aan de Franse militaire missie bij het Belgisch Groot Hoofdkwartier om alle Belgische transporten naar Frankrijk te stoppen. Dit omdat de Compangie du Nord overbelast was door de aankomst van het Britse Expeditieleger, de Franse troepenbewegingen, het transport van de Belgische rekruten en het klaarmaken van de versterkte plaats Duinkerken. Daardoor werd de eerste trein met Belgische soldaten op weg naar Duinkerken in Veurne gestopt, dit was een deel van de 2e divisie. Om 14u20 werd dit bevel herroepen en moest de 1e cavaleriedivisie dichter bij Gent blijven om de wacht op te trekken achter het Schipdonkkanaal ten noorden van Deinze. De groepering Clooten diende langs het kanaal Gent-Terneuzen te blijven. In de streek van Deinze/Tielt was ondertussen de 2e cavaleriedivisie in volle oprichting. Deze werd samengesteld uit de “brigade de cavalerie indépendente” die was vrijgegeven door generaal Clooten en werd versterkt door ruiterij van de 1e divisie en andere eenheden, waaronder twee eskadrons vestinggidsen, drie eskadrons gendarmerie te paard, twee compagniën wielrijders, een groepering getrokken artillerie en diverse divisionele transporten. Om 14u30 stelde Foch als compromis voor dat de Belgen zich ten Zuiden van Duinkerken zouden verzamelen met deze stad als basis om uitgerust en gereorganiseerd te worden. Die dag voegden de te Oostende en Zeebrugge gelande Britse cavaleriedivisies zich te Gent bij de Franse marine-fuseliers van admiraal Ronarc’h. Ze kwamen daarbij een dag te laat, want Antwerpen was al gevallen. Deze Britse versterkingen trokken zich daarop terug over Tielt in de richting van Ieper. Rond 15u zijn de bereden troepen van de 5e Divisie van Oudenburg naar Diksmuide afgezakt. We hebben gezien dat die niet met de trein vanuit Antwerpen meegekomen

Page 116: naam in Arduin

116

waren, maar de aftocht langs de weg verderzetten (25). De taktische situatie was niet veranderd die dag omdat verschillende rapporten aantoonden dat de streek ten Westen van Gent en ten noorden van Ieper nog steeds vrij was van Duitse troepen. Vanuit het Oosten waren de Duitsers nog drie dagmarsen van de Belgische posities verwijderd. Het enige onmiddelijke gevaar dreigde vanuit de regio Hazebroek/Rijsel/Ieper, maar daar bevonden zich slechts lichte vijandelijke strijdkrachten. Om 17u40 werden de legerorders voor de volgende dag uitgegeven. De 1e divisie nabij Westende, de 3e in Nieuwpoort en de 4e in Gistel zouden ter plaatse blijven. De Belgische spoorwegen leverden die dag treinen om de 2e divisie uit Zelzate naar Brugge te transporteren, de volgende dag moest zij zich bij Veurne opstellen. De 6e divisie moest zich van Diksmuide naar het westen begeven en de bruggen over de IJzer bezetten tussen de Franse grens en de Lovaart. De 5e divisie moest zich van Torhout naar Diksmuide verplaatsen en de toegangen tot deze stad bewaken. Jules Declerck, oud-dorpsgenoot van Jules Vandoorn, zag bij de “Griete” op de steenweg van Torhout naar Ruddervoorde die zondag de eerste Engelse troepen. Het 24e linie (1e Divisie) van Jules Declerck trok van Torhout te voet naar Wijnendale, Beerst, Diksmuide, Kaaskerke (waar ze 10 minuten rust kregen) en dan verder naar Oudekapelle, Nieuwkapelle, Lo. Ze kwamen om 1u ’s nachts te Lo toe, een afstand van 32 kilometer achter zich latend. Als we ervan uitgaan dat ze aan een tempo van ongeveer 5 kilometer per uur marcheerden dan zijn ze rond 19u van zondagavond 11 oktober 1914 uit Torhout vertrokken. Dat kan kloppen met het tijdstip waarop de legerorders voor de volgende dag werden uitgegeven. Waarom het 24e linie los opereerde van de 1e Divisie waar het deel van uitmaakte is niet duidelijk. De rest van de 1e Divisie lag op dat ogenblik rond Westende gelegerd. Te Zarren is er op die zondag 11 oktober volgens Felicien Vanhove grote beweging op de spoorweg, geen reizigerstreinen maar de ganse nacht van zaterdag op zondag en de ganse zondag beweging. Zelfs een gepantserde trein komt voorbij. Engelsen houden de wacht aan de brug tussen Zarren en Werken en een 30-tal Engelse ruiters zijn te Werken op het dorp. Om 17u30 passeert een batterij Belgische kanonniers Zarren en ze blijven daar stil staan tot 21u. De ganse namiddag is er hevig kanonsgeschot in de richting van Rijsel.

Op maandag 12 oktober kwamen volgens Felicien Vanhove geen reizigerstreinen meer, het waren allemaal treinen met soldaten. Van 8u30 tot 11u30 passeren er zonder ophouden soldaten, piotten, karabiniers, lansiers, artillerie met kanonnen, mitrailleurs door honden getrokken en bevoorradingswagens. Leo Jacques trok met het 5e jagers te voet vanuit Torhout naar Esen en dan van Esen naar Beerst, van Beerst ging het naar Keiem waar ze achter de Ijzer post vatten. (26). We kunnen ervan uitgaan dat Felicien Vanhove tijdens de morgen van 12 oktober de troepen van de 5e Divisie heeft zien passeren. Uit het verhaal van Leo Jacques kunnen we afleiden dat zij vanuit Torhout en Lichtervelde via Kortemark, Handzame, Werken en Zarren naar Esen en Diksmuide toe trokken. Als we ervan uitgaan dat ze aan een tempo van 5 kilometer per uur stapten betekent dit dat de eerste onderdelen van de 5e Divisie rond 6u in de morgen Torhout en omgeving moet verlaten hebben om tegen 8u30 de 13 kilomter tot in Zarren te overbruggen. Het is mogelijk dat het 3e en 6e jagers te voet uit Lichtervelde naar Torhout getrokken zijn en vandaar samen met de rest van de divisie naar Kortemark. Een tweede mogelijkheid is dat ze van uit Lichtervelde via de Langenhoek en Kortemark Elle naar Kortermark trokken (De huidige weg van Lichtervelde naar Kortemark langs de spoorweg bestond toen nog niet). Te Kortemark zouden ze zich in dit laatste scenario bij de rest van de kolonnes van hun divisie gevoegd hebben. Vermoedelijk is de tocht te voet gemaakt, maar als we op Felicien Vanhove mogen betrouwen kan het even goed per trein gebeurd zijn. Feit is dat Jules Vandoorn die morgen op weg was van Lichtervelde naar Diksmuide en omgeving. Grosso modo moest daarbij een afstand van 27 kilometer worden overbrugd. Die maandag had de koning in Oostende een onderhoud met minister de Broqueville dit om een antwoord te formuleren op de reactie die president Poincaré gegeven had op de vraag van de Belgen om naar Frankrijk te mogen overkomen. Poincaré had in zijn telegram aan koning Albert geschreven “Ik verneem de beslissing die genomen is door de koninklijke regering. De regering van de republiek is er diep van onder de

Page 117: naam in Arduin

117

indruk en zal onmiddellijk de nodige maatregelen nemen om in Frankrijk het verblijf van Uwe

majesteit en zijn ministers te verzekeren”. In zijn dankwoord overeengekomen met de minister van oorlog schreef de koning “Ik ben diep ontroerd door de gastvrijheid die Frankrijk met grote

hartelijkheid wenst te geven aan de Belgische regering en voor de maatregelen…”. Door zijn eigen persoon niet te vermelden gaf de koning te kennen dat hij bij zijn soldaten wenste te blijven. De 2e cavaleriedivisie verliet die dag haar zuidelijke standplaats en vertrok naar het noorden om zich op te stellen achter wat was overgebleven van de groepering Clooten. De koning wilde daarmee vooraal de toegang tot Oostende en Nieuwpoort bewaken in plaats van te patrouilleren op de rechterflank van het veldleger. De koning nam waarschijnlijk aan dat dit de taak was van de 3e Cavaleriedivisie van Rawlinson, maar die was zich van Roeselare naar Ieper aan het terugtrekken en gaf daarbij de Belgische rechterflank bloot. Het 2e jagers te paard werd toegevoegd aan de nieuw opgerichte 2é Cavaleriedivisie. Die dag was luitenant-kolonel Colin de stafchef van generaal Pau of generaal Pau zelf met minister de Broqueville en kolonel Wielemans overeengekomen dat het Belgische leger zich zou concentreren in de regio Nieuwpoort/Diksmuide/Veurne en dat het klaar voor actie zou zijn binnen de 48 uur. Tijdens de morgen was het nieuws binnen gelopen dat de Fransen en de Britten een groot offensief voorbereidden. Terwijl de Fransen naar Rijsel zouden oprukken zou het Britse Expeditiekorps in beweging komen naar Kortrijk op de Leie. Daar zouden ze verbinding maken met het 4e korps van Rawlinson en … de Belgen. Joffre verwachtte dat de Belgen zouden oprukken naar het zuiden, de baan Ieper-Poperinge oversteken en naar de Leie doorstoten, dit was een afstand van dertig kilometer. Generaal Foch had een meer realistische kijk op de zaken en met de dreiging van de vijandelijke kolonnes die waren gesignaleerd op de weg van Gent naar Brugge en Tielt in het achterhoofd gaf hij volgende instructie aan Pau voor de ontplooing van de Belgen. “Onder bescherming van het korps van Rawalinson en de Belgische ruiterij zullen de vijf Belgische infanterieafdelingen die in staat zijn om te velde te trekken zich installeren op de lijn Roeselare-

Torhout-Oostende. Ze zullen daar morgenavond de dertiende zijn.“ De koning was allesbehalve gelukkig met deze plannen. De 2e cavaleriedivisie rapporteerde Duitse troepencolonnes van Zelzate tot Gent. De Duitsers waren dus net als de Belgen de Nederlandse grens aan het volgen. Verder naar het Zuiden, langs de Dender kon men door middel van vliegtuigverkenningen vaststellen dat de Duitse spoorwegtroepen bruggen aan het herstellen waren en laad en loskaaien aanlegden. Om 17u werd een nieuwe vergadering gehouden met de Frans-Britse vertegenwoordigers. De koning uitte zijn twijfels over de voorziene beweging in de richting van Kortrijk en stelde voor dat zijn leger zich zou ingraven langs de Ijzer. Er werd een compromis bereikt in de zin dat de 1e en 4e divisie met ondersteuning van de Fuseliers Marins van Ronarc’h een vooruitgeschoven positie zouden innemen op zowat twaalf kilometer ten oosten van de lijn Diksmuide-Oostende. De helft van de manschappen van het 24e Linie was tijdens de nachtmarsch achtergebleven en kwam pas in de morgen van 12 oktober te Lo aan. De rest van het regiment overnachtte in een brouwerij te Lo. Volgens Jules Declerck ging het van Lo dan dadelijk terug naar Eernegem, maar omdat de Duitsers snel naderden trokken ze weer terug op Koekelare, waar ze in het klooster sliepen. Op die manier was het 24e linie ook herenigd met de rest van de 1e Divisie. De 3e en 5e divisie zouden de vooruitgeschoven verdediging van de Ijzer beginnen te organiseren, terwijl de 2e divisie in Veurne zou blijven en de 6e divisie langs de IJzer tussen Roesbrugge en Lo. Het Groot Hoofdkwartier was die dag bezig in Oostende in te pakken met bestemming Nieuwpoort-bad. Volgens Felicien Vanhove passeert om 17u te Zarren een Engelse gepantserde trein met drie locomotieven en twee zware kanonnen erop richting Duinkerken. In de richting van Rijsel hoort men in Zarren de ganse dag de kanonnen bulderen. Er is ook grote beweging van voetgangers, auto’s en bussen met mensen die achter de soldaten aan gaan om er hun familie of kennissen te zoeken.

Op dinsdag 13 oktober om 7u verliet de Belgische regering Oostende aan boord van de mailboot Pieter de Coninck. Met uitzondering van de minister van oorlog waren alle leden van de regering en

Page 118: naam in Arduin

118

de ministers van staat samen met het corps diplomatique aan boord. Onder escorte van de Britse Marine was hun bestemming Le Havre. Met de “stad Antwerpen” volgden een half uur later rijksambtenaren van diverse departementen. Er was een zwaar overtrokken hemel waaruit ijskoude motregen naar beneden viel. Op het Groot Hoofdkwartier had men berichten ontvangen dat de laatste Belgische troepen de vorige avond Gent hadden verlaten en dat lange Duitse colonnes de stad naderden. Een formatie van zowat tienduizend Duitsers marcheerde van Zelzate naar Eekloo, de 2e cavaleriedivisie trok zich naar Brugge terug terwijl de 1e naar het zuiden in de richting van Roeselare galoppeerde. In de namiddag kwam een nieuwe Franse vertegenwoordiging onder leiding van kolonel Brécard aan op het Groot Hoofdkwartier in Nieuwpoort-bad. Ze namen daar manu-militari de burelen van de Belgische sectie operaties in en maakten daarmee duidelijk dat de directieven van de generalissimo zouden opgevolgd worden en niet bediscussiëerd. Tegen de tijd dat Galet daar aankwam was de steeds toegeeflijke Wielemans zo onder de indruk dat de Staf meteen orders opgemaakt had waarbij alle divisie’s de volgende dag een offensieve positie rond Torhout zouden innemen. Dat betekende zelfmoord, bovendien rapporteerde kapitein-komandant de Lannoy vanuit Roeselare dat het 4e korps van Rawlinson zich van Roeselare naar Ieper zou terugtrekken. Hij was de vorige dag benoemd als Belgische vertegenwoordiger bij de Britse troepen die in België opereerden. Dat sloeg in als een bom en de Franse officieren waren ziedend van woede. Onmiddellijk gingen Wielemans en Galet met een kaart van de voorziene operaties de koning raadplegen. Door Roeselare te verlaten en naar Ieper terug te trekken opende Rawlinson meteen een twintig kilometer brede bres tussen het Britse Expeditiekorps en de Belgische troepen die als rechterflank Kortemark hadden. De 5e, 3e en 2e Divisie kregen bevel om meteen positie’s op de IJzer voor te bereiden terwijl de 1e en 4e tegelijk doorgingen met het uitbouwen van de stellingen te Eernegem en Wijnendale. Daarbij kwamen de legerdivisie’s die zich nog ten westen van Torhout bevonden nu in een vooruitgeschoven positie terecht tegenover de Frans-Britse strijdkrachten. De koning wilde nu meer dan ooit dat alle eenheden die achter de Ijzer waren zich daar defensief zouden opstellen. Om 23u kregen de twee divisie’s die zich nog ten westen van Torhout bevonden opdracht om onmiddellijk een voorwaartse verdediging uit te bouwen. De vier andere moesten bruggenhoofden opzetten ten Oosten van de Ijzer en de overgangen over de rivier bewaken. De 1e cavaleriedivisie zou de nacht doorbrengen ten westen van Tielt en de 2e zou juist ten zuiden van Brugge ingekwartierd worden. Om 16u vertrok koningin Elisabeth van Oostende naar Nieuwpoort, daar kwam ze om 17u30 aan. Gedurende de nacht kreeg het opperbevel een beter zicht op de opmars van de vijand : een colonne van tweeduizend man was vanuit Eekloo op weg naar het westen terwijl achtduizend soldaten op weg waren van Gent naar Brugge. Een derde colonne had Deinze reeds bereikt. Volgens Luc Packo in Jabbeke 1914-1918 trokken vanaf Dinsdag 13 oktober rond 9u30 en dit voor drie volle dagen en nachten een groot aantal Belgische militairen door Jabbeke in de richting van de IJzer.

Op woensdag 14 oktober 1914 keerde kolonel Brécard om 10u naar het Groot Hoofdkwartier terug met een bericht van generaal Foch. Foch was akkoord dat de Belgen zich defensief zouden opstellen op de lijn Roeselare-Torhout-Oostende, maar hij vroeg dat zij nauw verbinding zouden houden met Ieper waar hij poogde samen met de Britten een bolwerk op te richten. De Belgen moesten een hardnekkige verdediging voeren en als ze moesten terugtrekken was de uiterste verdedigingspositie het Ieperleekanaal en haar verlenging naar het noorden. Kort daarop arriveerde een nota van Sir John French dat zijn troepen naar het oosten zouden oprukken. Hij verwachtte dat de Belgen op zijn linkerflank tussen Roeselare en Brugge zouden mee oprukken. De staf maakte meteen plannen voor een opmars met drie divisie’s in de richting van Tielt. De koning kon niet anders dan voldoen aan het verzoek van de veldmaarschalk omdat hij wilde dat bij een eventueel success tenminste Belgische troepen mee zouden oprukken door België. In de vroege namiddag kwam het bericht dat het 4e korps van Rawlinson een breed offensief in de richting van de Leie zou ontketenen. De Belgen gaven daarop schoortvoetend toe die te ondersteunen met een actie in de richting van Roeselare. In de loop

Page 119: naam in Arduin

119

van die dag kwam ook het bericht dat de Duitsers Oostende hadden ingenomen en dat betekende dat ook Zeebrugge in Duitse handen was. De Britten hadden de haveninstallatie’s niet willen vernielen omdat ze die hoopten snel terug te veroveren, maar dat zou hen duur te staan komen daar de Duisters beide havens meteen als duikboothavens zouden gaan gebruiken. Vanaf 13 oktober werd het leger heringedeeld en versterkt door integratie van mannen van de vestingtroepen en oorlogsvrijwilligers. Een Legerdivisie telde vanaf dan weer drie regimenten van elk drie bataljons met telkens vier compagnies. Elke compagnie telde ongeveer 250 soldaten. Door de grote verliezen werd het 6e jagers te voet op die dag terug volledig in het 3e jagers te voet geïntegreerd. Daarom werd Jules Vandoorn die woensdag overgeplaatst van de derde compagnie van het 4e bataljon naar de 4e compagnie van het 2e bataljon (27). Dat was het bataljon waarin hij origineel zijn legerdienst had gedaan. In het kader van deze reorganizatie werd Brancardier John Leysen naar het 3e jagers te voet gestuurd (28). Die dag waren ze nog bij Esen gelegerd waar ze loopgraven moesten delven en de dorpskern in staat van verdediging brengen. Het onderstaande maakt duidelijk waarom ze voor de dag erop bevel kregen om naar het bos van Houthulst te trekken. In de loop van de avond kreeg het Groot Hoofdwartier inlichtingen dat vier Duitse kolonnes van elk tienduizend man sterk aangekomen waren in Brugge, ten zuiden van Brugge, in Tielt en vijftien kilometer ten noordoosten van Kortrijk.

Een eenheid Duitse cyclisten bezette op 14 oktober 1914 Brugge

In From Antwerp to the Yser door Granville Fortesque in 1915 geschreven, het volgende ooggetuigenverslag van de bezetting van Brugge op 14 oktober 1914 : Ik vond de bewoners

geteroriseerd en vluchtend. “Ze zullen je doodschieten! Ze zullen je doodschieten ! De Duitsers zijn hier!” werd er geroepen. Hier was het bewijs dat de Duitsers er zeer goed in geslaagd waren om de schrik voor hun weerwraak in de harten van de simpele Belgische mensen in te prenten. Ik had een Amerikaanse vlag boven het windscherm van mijn auto geplaatst en vertrouwend op deze bescherming reed ik het centale plein van de oude stad op. Ik hield er halt voor het beroemde restaurant Panier d’Or. In kleine groepjes haastten vele stadsmensen zich over het plein op de vlucht voor de invaller. Vlug echter, gaf men er zich rekenschap van dat de Duitsers

Page 120: naam in Arduin

120

vredevol de stad binnen kwamen, het gepeupel verzekerend dat er hen niks zou gebeuren zolang zij geen vijandigheid toonden. Ik zag een detachement van zowat veertig cyclisten in feldgrau met lange geweren over hun schouders geslagen binnen rijden en bezit nemen van de stad. Zij waren niet het arrogante type Teutoons soldaat dat ik op andere slagvelden had gezien, over het algemeen leken het oudere meer gezette mannen. Allen waren aan het roken. Sommigen zogen diepe halen blauwe rook uit pijpen, terwijl anderen op lange zwarte sigaren puften. Hun eerste actie bij het binnentrekken van Brugge was de Engelse en Franse vlaggen die op het stadhuis wapperden naar beneden halen. Ze raakten de Belgische zwart, geel en rode vlaggen niet aan. Door een of andere militaire magie verschenen posters in vier talen, Duits, Frans, Vlaams en Waals plotseling op alle afsluitingen in de stad. Daarop viel te lezen dat Brugge nu een Duitse stad was en werd de inwoners gevraagd om strict de bevelen van hun nieuwe meesters op te volgen. Deze posters waren gesigneerd door generaal von Beseler. Tegen deze tijd had de voorhoede zich verspreid om posities in te nemen op al de verschillende straten die uit de stad weg leidden. Sommige van de stadsnotabelen werden als gijzelaar genomen. Ik was erg onder de indruk van de zakelijke manier waarmee de Duitse soldaten hun werk deden. Ik kende de taken van een voorhoede die een vijandelijke stad binnen trok en kon de moeilijkheid van een dergelijk maneuver apprecieren. Maar deze mannen gingen door met de taak op de systematische en grondige manier eigen aan de ganse Duitse militaire organisatie. Ik ging de stad rond met mijn auto zonder problemen of hinder, sommige soldaten groetten zelfs mijn Amerikaanse vlag. Ze poseerden zelfs voor hun foto en toonden in elk opzicht een heel vriendelijke geestesgesteldheid. Het is in de mode om de Duitse soldaat als een barbaar voor te stellen. Ik weet dat ze als klasse enkele onvergeeflijke dingen gedaan hebben in deze oorlog. Nochtans waren de individuele soldaten die ik ontmoette op verschillende gelegenheden verre van afschrikwekkende monsters. De troepen die Brugge binnen kwamen die namiddag waren allemaal van het rustige familievader type. Na een uur in de stad gedurende de Duitse bezetting keerde ik mijn wagen naar Oostende. Ik kon zonder vragen gaan, en op slechts een drietal kilometer buiten Brugge haalde ik de laatste treuzelaars van de vlug terugtrekkende Belgen in. Laat die avond was ik terug in Oostende.

De Duitsers waren dus duidelijk massaal op weg waren naar de kanaalkust. De Franse marinefuseliers waren toen nog opgesteld ten zuidwesten van Torhout wat hen in een zeer kwetsbare positie bracht. Ronarc’h vroeg daarom om ze daar weg te halen en op een lijn te brengen met de Belgische opstelling. De onderchef van de Staf, Wielemans, moest uiteindelijk toegeven dat alle troepen best stellingen zouden innemen langs de Ijzer en om 22u werden de orders voor de volgende dag met deze zienswijze uitgegeven. De 1e, 2e en 4e divisie zouden zich samen met de marine fuseliers terugtrekken achter de ijzer en de toegangen over deze rivier van Niewpoort tot Diksmuide klaarmaken voor de verdediging. De 5e en 6e divisie zouden zich ontplooien ten oosten van de rivier en ten zuiden van Diksmuide. De 5e divisie moest zich ten noorden van het bos van Houthulst opstellen. Naar het oosten toe zouden zij gedekt worden door de 1e cavaleriedivisie terwijl de 2e cavaleriedivisie ten zuiden van Oostende zou blijven opereren. De 3e divisie werd in reserve gehouden ten westen van Diksmuide. Er werd ook beslist het Groot Hoofdwartier naar Veurne te verplaatsen. Voor die woensdag 14 oktober meldt Felicien Vanhove uit Zarren dat er om 8u karabiniers voorbij komen. Na de middag zijn er 5000 Franse soldaten (waarschijnlijk de marinefuseliers van Ronarc’h) want hij zegt erbij dat het marinesoldaten zijn. Ze hebben mitrailleurs, kanonnen, artillerie, voorraadwagens, munitie en zelfs varkens en dode koeien mee. Sedert 15 dagen slapen volgens hem in Zarren soldaten in de huizen. De treinen staan van Veurne tot in Zarren de ene na de andere. Alle vijf minuten komt er een trein voorbij de ganse voornacht van die 14e oktober 1914. Volgens het boek van pastoor Ronse is die woensdag 14 oktober een dag vol schrik te Zedelgem. Aan Heidelberg biedt de Belgische achterhoede moedig weerstand, dan aan het slaghof, verder op de Heirweg en aan de Kroon (nabij de vroegere kazerne). Ook aan Zuidwege en op de Aartrijkse steenweg zijn er gevechten van de Belgische achterhoede met de Duitsers.

Page 121: naam in Arduin

121

Donderdag 15 oktober was opnieuw een koude natte herfstdag en volgens Felicien Vanhove was er vanaf 3u30 in de morgen weer veel beweging te Zarren . Bijna alle mannen vertrekken in de richting van Klerken. Het station van Zarren wordt gesloten en de laatste trein, waar iedereen op mag , komt voorbij. In oudstrijders getuigen over wereldoorlog 1914-1918 van Cyriel Buffel vond ik ook het getuigenis van David Jonckheere uit Aartrijke, hij werd geboren op 27 december 1901. Als 12 jarige maakte hij de intocht van de Duitsers mee en nadien was hij jarenlang op het dorp onderwijzer. : “Ook de laatste Belgische soldaat heb ik zien achteruit wijken. In de morgen van donderdag 15 oktober 1914. Het was nog geen 9u in de voormiddag en ik was al in het gemeentehuis. Uit de richting van de Bruggestraat kwam een Belgische lansier te paard in volle vaart aangestormd. Hij sprong van het paard af en bond het aan het traliewerk rond het kerkhof vast. Hij ging zich toen verbergen achter een grafzerk. Ik denk niet dat hij zou schieten, hij dacht waarschijnlijk dat hij reeds ingesloten was, maar toch is hij weer ontsnapt. In de winkel van de zusters Decorte werd vlug de deur opengetrokken. De dochter Martha, later mevrouw Camiel Biervliet, zag wat gebeurde. Ze keek de Bruggestraat in en riep de lansier toe “Er zijn nog geen Duitsers, vlucht!”. Ze hield de teugel van het paard vast. De Belgische lansier sprong op zijn paard en reed in volle galop weg, in de richting van Ichtegem. Later hebben we vernomen dat het paard geschoten werd in de nabijheid van de 3 zwaluwen. Maar de soldaat zelf heeft het IJzerleger kunnen vervoegen. De dag vooraf toen alle jonge mannen tussen 16 en 45 jaar de vlucht namen, hoorden wij zeggen dat de Duitsers reeds te Zedelgem waren. Ik woonde in de Torhoutstraat. Van moeder moest ik mijn vader, die veldwachter was, gaan verwittigen op het gemeentehuis. Hij moest naar huis komen om zijn veldwachtersuniform uit te trekken, en te ruilen tegen burgerkleren. Tijdens het naar huis terugkeren zag ik in de Torhoutstraat, op vijftig meter van de kerk, een Belgische automitrallieur bemand met drie soldaten (Bijvoegsel 16). Het wapen was op de kerk gericht en schietensklaar. Een van de soldaten zei “Ga maar rap naar huis, het is hier gevaarlijk”. Nog maar pas thuis zag ik die automitrailleur in volle vaart richting Torhout rijden. Dat moet rond 9u ’s morgens geweest zijn. Ik vermoed dat zij een achterwacht vormden. Enkele ogenblikken later waren daar de Duitsers die per fiets de kerk voorbij reden. Docht plots begon de Belgische artillerie te schieten vanuit Wijnendale – de Reiger (nvdr de 59e batterij, zie hieronder). Ruiten en gevel van de pastorij raakten beschadigd. Die beschieting duurde niet langer dan 10 minuten. Ondertussen stroomden de Duitsers het dorp binnen : ruiterij, artillerie en zo meer. Ze kwamen allemaal uit de richting Zuidwege en reden richting Eernegem, Ichtegem. Zo ging het de ganse dag door en ’s avonds begon de inkwartiering. Hier en daar werden burgers met wapens bedreigd, maar het bleef

daarbij. Van de gemeente eisten ze wijn en haver en dat werd geeist met doodsbedreiging.” Om 9u vertrok koning Albert van Nieuwpoort-bad naar Veurne. Een uur later vertrok de koningin van de Villa Crombez in Nieuwpoort-bad naar De Panne, waar het koninklijk paar logement had gekregen in de Villa Maskens. Dat was een sobere, bakstenen constructie in de duinen met zicht op zee op een kilometer van de Franse grens. Generaal Joffre gaf na zijn eerste telegram de vorige avond in de loop van de morgen voor de tweede keer zijn bezorgdheid te kennen over het feit dat er een bres was tussen de Belgen en de Engselsen. Hij zette er Foch toe aan de Belgische rechtervleugel te versterken om de linkervleugel van het Britse Expeditiekorps in Ieper niet te compromiteren. Daarom stuurde Foch de 87e en 89e teritoriale brigades, die het uitstappen van de Britten hadden gedekt, naar de zone ten noorden van Ieper achter de Ieperlee. Om 9u15 verneemt luitenant generaal Verbist dat de troepen van de 1e divisie zich terugtrekken en komt hij tot de conclusie dat ze om 9u40 te Ichtegem zullen zijn. Kolonel Couturiaux wordt verwittigd. De Duitse voorposten raakten te Jabbeke slaags met de Belgische achterhoede langs de Aartrijksesteenweg ter hoogte van de hoeve Aartrijksesteenweg 72. Toen de Belgen zich terugtrokken, zonden ze geregeld vier lansiers om te kijken hoever de Duitse doorbraak vorderde. Langs de Aartrijksesteenweg ter hoogte van de hoeve van Herman Willem hadden de Duitsers zich verscholen in de grachten tussen het hoge riet. Toen de Belgische lansiers dicht genoeg genaderd waren openden de Duitsers het vuur. Soldaat Emiel Baudoux uit Marchienne-au-pont die deel uitmaakte van de lichte lansiers werd door drie kogels getroffen. Dodelijk gekwetst viel hij van zijn paard. De drie andere lansiers bliezen op hun klaroen en vluchtten ijlings weg richting Aartrijke. Baudoux Emile Joseph was soldaat 2e klas van de klas 1911 en behoorde tot het 3e escadron

Page 122: naam in Arduin

122

van de 2e groep van het 3e lansiers. Hij werd oorspronkelijk op het gemeentelijk kerkhof te Jabbeke begraven. Vanaf 14 oktober was het 3e lansiers opgesteld in de achterhoede in de streek van Aartrijke. Het had als opdracht de vijand te vertragen op 15 oktober, terwijl de rest van zijn divisie naar de IJzer terugtrok. Om 9u40 opent de 59e batterij het vuur op een vijandelijke kolonne die door Aartrijke trekt, deze beschieting kwam ook ter sprake in het bovenstaande verhaal van David Jonckheere. Terzelfdertijd wordt generaal Verbist verwittigd dat een compagnie van het 8e linie naar Ichtegem wordt gebracht om de linkerflank te beschermen. Om 10u30, nadat hij een vijandelijke kolonne op marsch tussen Zuidwege en Aartrijke heeft laten beschieten, meent de commandant van het II/4A dat zijn taak volbracht is en hij laat de voortreinen van de affuiten aanbrengen. Deze inlichting wordt naar kolonel Couturiaux gestuurd en die geeft bevel dat de 59e batterij zijn plaats opnieuw moet innemen. Om 11u krijgt generaal Verbist bericht van kolonel Couturiaux dat een belangrijke colonne zich van Aartrijke naar Ichtegem begeeft en hij krijgt opdracht om de Oostelijke grens van het dorp te bezetten. Hij liet het peleton Gendarmerie de richting Ichtegem-Engel verkennen, en stuurde zijn adjudant-majoor om de situatie aan kolonel Couturiaux uit te leggen : “Om me naar de oostelijke grens van Ichtegem te begeven zal de beweging traag zijn gezien de verspreiding van het II en M/10 over een front van 1500 meter en ik loop het risico Ichtegem door de vijand bezet te zien want de verkenners die ik gestuurd heb verzekeren mij dat de gestuurde compagniën van het 8e linie het dorp niet bezetten.” Kolonel Couturiaux aanvaardt deze argumenten en geeft bevel om mijn troepen via de grote weg terug te trekken. Bij kilometerpaal 5 krijg ik het bevel om één compagnie op de weg Belhutte-Koekelare op te stellen op 500 meter ten noorden van de weg naar Diksmuide, een tweede compagnie op de 5800 meter lange aardeweg naar Koekelare die ten noorden ligt van de weg naar Diksmuide, en mijn twee andere compagniën met mitrailleurs aan de rand van het bos aan kilometerpaal 6400. De terugtrekking gebeurt daarna orderlijk, het 13/10 en 2 compagniën van het 8e nemen positie’s in aan beide zijden van de weg ter hoogte van de kilometerpaal 5800. Volgens Felicien Vanhove hoort men om 15u in Zarren de kanonnen bulderen te Torhout. Belgen en Duitsers vechten volgens Felicien in Ruddervoorde, de geweerschoten zijn duidelijk te horen. Vermoedelijk moet hij op die dag nogmaals in Torhout of omgeving geweest zijn, want geweerschoten in Ruddervoorde zijn zeker niet tot in Zarren te horen, ofwel moet er iemand over getuigd hebben. Belgische soldaten groeven gevechtsstellingen en loopgraven in de taaie poldergrond. De verwoesting van de bruggen over de IJzer en het kanaal IJzer-Ieper en het opblazen van kerktorens werd voorbereid. In de muren van de verspeid liggende boerderijen brachten de soldaten schietgaten aan. Ze waren uitgeput door de gevechten en de vele marsen en daar bovenop ook verkleumd en hongerig. De bevoorrading liep al dagen mank en iedereen was ontmoedigd. De soldaten van dit uitgedunde Belgische leger hadden veel weg van landlopers. Onderluitenant Raoul Snoeck noteert op 15 oktober “Verscheidene onder ons hebben geen schoenen meer. Zij dragen klompen of sloffen. Anderen die zich deze schoeisels niet konden aanschaffen, dragen plankjes, die zij met koorden aan hun voeten vastbinden. Velen hebben geen lange soldatenjas meer. Onze kleren zijn versleten, gescheurd. Geen linnen om ons te verversen. Niets om ons te dekken. Wat de kledingstukken betreft,

het is een verscheidenheid van petten en klederen van alle soorten, burgerlijke en militaire.” De marsch van de troepen van generaal Verbist wordt uitgevoerd via de aangegeven weg en het regiment komt om 16u30 te Stuyvekenskerke aan. De 5e en 6e divisie bevonden zich ten zuidoosten van Diksmuide bij het bos van Houthulst. De orders voor de 17e gemengde brigade voor de volgende dag luidden als volgt “QG borne 9 weg van Houthulst naar Merkem 15/10/1914 om 16u50 : Iedereen moet klaar zijn morgen de 16e om 3u in voorbereiding van een onmiddellijke opmars naar het westen. De 17e gemengde brigade moet om 6u zuidwaarts, ze zal de bruggen van Stadenreke bezetten en dan naar Jonckershove trekken, een tussenstop tussen Stadenreke en Vijfwege. Verzameling bij dageraad tussen de bornes 4 en 5 van de weg Poelkapelle-Klerken. De artillerie moet verkenningen uitvoeren ten oosten, zuid-oosten en zuiden van het bos van Houthulst om daar positie in te nemen. De 17e gemengde brigade gaat heel aandachtig in 1e lijn en de reserve blijft in het kasteel ten zuiden van het

Page 123: naam in Arduin

123

bos van Houthulst en de dichtste boerderijen. De 16e en 17e gemengde brigades bezetten de oostelijke grenzen van het bos van Houthulst met wachten tot in Stampkot, Stadenberg en Kaeyaerts Molen.

Muziek en klaroen zijn verboden”. In de namiddag informeerden de commandanten van de 5e en 6e divisie het opperbevel dat de mannen vermoeid waren en onmogelijk nog in staat zouden zijn enige offensieve actie te voeren. Kolonel Wielemans bevestigde nochtans de bevelen. In de avond verscheen een Duitse brigade ten noordoosten van de vooruitgeschoven positie van de 5e en 6e divisie. Daarop kregen ze van Wielemans het bevel zich toch maar over de Ieperlee terug te trekken. Daar zouden zij stellingen moeten bezetten vanaf Boezinge, waar de Franse territorialen de loopgraven bezetten tot Knokkebrug aan de Ijzer. Jules Vandoorn vinden we die donderdag met zijn medesoldaten van het 3e jagers te voet bij het bos van Houthulst. De adjudant majoor van generaal Verbist die naar het Q.G. te Pervijze gegaan was komt om 19u45 terug met het volgende order : “het

I zal zich te Beerst gaan installeren in verbinding met het 13e dat Keiem bezet, de rest van het 10e zal te

Stuyvekenskerke logeren”. Het 2e jagers te paard stak de Ijzer over en bivakeerde dan te Oostduinkerke. Met de avond wordt het volgens Felicien Vanhove stiller en verschijnen de eerste Duitse patrouilles in Zarren. Ze schieten op de verraste Belgische soldaten in de zoeklichten van hun auto’s. De Belgen vluchten op fietsen, geweren linnen en kleren achterlatend.

Na meer dan twee maanden strijd slaagde de Belgische legerleiding erin om tegen 15-16 oktober een goeie 70 à 75.000 man achter de IJzer te hergroeperen. Daaronder 52000 infanteristen en 5000 cavaleristen. (Sommige boeken geven aantallen tussen 65.000 en 83.000 man). Het leger beschikte in totaal over nog slechts 48 à 53.000 geweren. Ongeveer 6.000 Franse soldaten (marine fuseliers) kwamen ter versterking. Aan Duitse zijde stonden bij benadering misschien wel 100.000 infanteristen (enkele bronnen overdrijven en beweren zelfs 150.000), gesteund door 350 à 400 kanonnen waaronder heel zware kalibers. Aan de Duitse zijde werd een overweldigende overmacht aan mankracht en artillerie samengebracht voor Diksmuide en Ieper. Het 22e, 23e, 24e en 25e Reserve Korps, onderdeel van het 4e leger onder bevel van Albrecht von Wurttemberg, werden aangevoerd per trein. Het 6e Beierse Reserve Korps nam posities in ten zuid-oosten van Ieper. Het 3e Reserve Korps, dat sinds 15 october Oostende bezette, trok langs de kust naar Westende. De Duitsers wilden weer een tangbeweging uitvoeren met als rechtervleugel het 4e leger van Albrecht von Würtemberg versterkt met het bezettingsleger van Von Beseler. Die zouden doorbreken langs de kust ter hoogte van Nieuwpoort en Diksmuide, terwijl de linkervleugel vanuit Menen zou doorstoten naar Calais.

Het 39 kilometer lange Belgische front tussen Nieuwpoort en Boezinge werd in 6 sectoren ingedeeld. Een eerste linie strekte zich uit over Westende, Nieuwendamme, Sint-Pieterskapelle, Leke en Vladslo. De Tweede Divisie onder bevel van generaal Dossin bezette het front vanaf de Ijzermonding tot kilometerpaal 4 langs de rivier (Kilometer 0 is aan het Iepersas in Nieuwpoort). Er waren voorposten ten westen van Lombardsijde, ter hoogte van de Ketsbrug, en op de rechterflank een post in Mannekensvere voorbij de Uniebrug. Een bruggenhoofd ten noorden van Nieuwpoort diende het sluizencomplex te dekken. De Eerste Divisie onder bevel van generaal Baix stelde zich op vanaf Sint-Joris tot het midden van de ‘lus’ of ‘bocht’ van Tervate. Dit omvatte ook het bruggenhoofd van Schoorbakke dat verbinding hield met een voorpost in Schore. Zij bezette het front van kilometerpaal K4 tot aan kilometerpaal K10. De Vierde Divisie onder bevel van generaal Michel vatte post stroomopwaarts van Tervate tot de hoeve Torenhof (De Torre) ter hoogte van Oud-Stuyvekenskerke. Zij bezetten ook een bruggenhoofd bij de brug van Tervate en hielden van daar verbinding met hun voorposten in Keiem en Beerst. Deze divisie bezette het front van kilometerpaal K10 tot kilomterpaal K16, dat is nabij de huidige dodengang. De Brigade Franse ‘fuseliers marins’ van admiraal Ronarc’h verdedigde het bruggenhoofd Diksmuide, dat de spoorlijnen van Diksmuide naar Nieuwpoort en Veurne beschermde. Zij waren teruggetrokken uit Antwerpen via Gent. Delen van de Derde Divisie onder bevel van generaal-majoor Andringa waren eveneens in deze sector gevestigd. Die bestonden

Page 124: naam in Arduin

124

uit het 11e en 12de Linie en ook 2 groepen artillerie. Twee resterende brigades van de Derde Divisie hielden zich in Lampernisse als reserve klaar. De Marinefuseliers en de onderdelen van de derde divisie bezetten het front dus van kilometerpaal K16 tot kilometerpaal K20, de stad Diksmuide inbegrepen. De Vijfde Divisie onder bevel van generaal Guiette (14) waakte vanaf Sint-Jacobskapelle tot de plaats Drie Grachten aan het kanaal van Ieper naar de IJzer, nabij Noordschote. Deze divisie stond korte tijd voor het bruggenhoofd Luigem in. Deze divisie bezette dus het front van kilometerpaal K20 via Fort De Knocke tot Noordschote. De Zesde Divisie onder bevel van generaal Lantonnois van Rode werd ingezet tussen Merkem en Boezinge, in de linie van het Ieperlee kanaal en sloot daar bij het Franse front aan. Zij bezetten het front dus van de omgeving Noordschote tot Boezinge. De Eerste Cavaleriedivisie onder generaal De Witte hield zich op ten zuiden van het bos van Houthulst om de rechterflank van het leger te dekken. Zij werkte in de regio van Houthulst en Staden nauw samen met het Frans Cavaleriecorps van Generaal De Mitry. De Tweede Cavaleriedivisie onder bevel van generaal De Monge werd in de omgeving van Nieuwpoort in reserve gehouden. Het GHQ en koning Albert kozen als residentie Veurne, de regionale hoofdstad van de intensief bebouwde zone langs de noordelijke grens van Frankrijk, sinds eeuwen bekend als Veurne-Ambacht. Het overige deel van de 6 Belgische divisie’s nam defensieve positie’s in langs de IJzer. De Franse 87e territoriale divisie bevond zich bij Steenstrate en bezette daar de kanaallinie tot bij Ieper. Achter hen, terugtrekkend vanuit Roeselare, de Britse 7e divisie. Die geregelde Britse 7e divisie trok naar een positie rond Zonnebeke en Broodseinde.

Page 125: naam in Arduin

125

Page 126: naam in Arduin

126

De slag aan IJzer Het kenmerkende van het landschap tussen Nieuwpoort en Diksmuide is een tot 20 meter hoge duinengordel langs de kust en daarachter het vlakke land. De streek wordt doorkruist door een wirwar van waterlopen, afwateringskanalen en beken want dit is op de zee heroverd gebied, polder genoemd. Het waterniveau ligt er juist onder de oppervlakte, en wordt geregeld door de kanalen en een wijd verspreid systeem van sluizen en pompen. Het brandpunt van dit systeem is Nieuwpoort, waar de IJzer de zee ontmoet en waar verschillende belangrijke kanalen bij elkaar komen. Dit gebied met in het Noorden Nieuwpoort, in het Oosten de IJzer, in het Zuiden Diksmuide en in het Westen de spoorlijn Nieuwpoort-Diksmuide, wordt als het ware van Noord naar Zuid doorkruist door de Grote Beverdijkvaart die via het sluizencomplex te Nieuwpoort aansluit op de Noordvaart. Ten westen van de IJzer ligt nog een combinatie van waterlopen o.a. Reigersvliet en Beverdijkvaart, maar die zijn wel zonder verhoogde bermen. De Beverdijkvaart, verlengd door de Noordvaart, loopt opvallend evenwijdig met de IJzer en is op veel plaatsen zowat 10m breed. Tien kilometer verder naar het westen ligt het kanaal van Lo, dat een waardevolle tweede waterlinie vormt Het grootste gedeelte van Veurne-Ambacht of de streek achter de IJzer ligt bij vloed 2 à 3 m lager dan het zeepeil. De streek wordt via het sluizencomplex van Nieuwpoort (Ganzepoot) bij eb ontwaterd. Wanneer daarentegen bij vloed de sluizen geopend zouden worden, dan is het mogelijk de streek onder water te zetten. Het water afkomstig uit de heuvels rond Ieper kan via de IJzer vlot worden afgevoerd. De waterstand in de kanalen en de IJzer kan ook voldoende hoog gehouden worden om binnenscheepvaart mogelijk te houden. De IJzer, met een gemiddelde breedte van 20 meter heeft op beide oevers een dijk die 2 meter hoger is dan het omgevende landschap. Er zijn drie belangrijke bruggen over deze rivier : de Uniebrug in het Noorden tussen St-Joris en Mannekensvere, de brug te Schoorbakke die Pervijze met Schore verbindt juist ten Noorden van de bocht van Tervate, de brug ter hoogte van Tervate in het Zuidelijk deel van de gelijknamige bocht die een verbinding naar Keiem maakt. Alleen de IJzer vormt in de uiterst vlakke Westhoek een natuurlijke verdedigingslinie en heeft een linkeroever die bijna twee meter hoger ligt dan de rechteroever. Daar zouden verdedigers een relatieve veiligheid vinden. Ten Westen van de IJzer liep de spoorlijn van Diksmuide naar Nieuwpoort in die tijd praktisch over de ganse lengte op een verhoogde berm die gemiddeld 3 meter boven zeeniveau uitstak. Tegenwoordig is dit een fietspad geworden de “frontzate” genoemd. Door het doortastend oprukken van de Duitsers is die spoorwegberm uiteindelijk de voornaamste verdedigingslinie voor de Belgen geworden. De kleine hoogten van de IJzeroever en de spoorwegbedding gaven al een voordeel in zo een platte streek. De bezetters ervan konden verschillende kilometers ver kijken. De enige andere hoogten van betekenis waren de hoge duinen rond Lombardsijde, een kleine hoogte te Klerken bij Diksmuide, en de Vlaamse heuvels op verschillende kilometers naar het zuid-westen achter Ieper. De Belgen waren door het houden van die beddingen in een zeer sterke positie. De zwakke punten in hun front waren de bruggen over de IJzer en de bocht van Tervate. De rivier maakt daar een grote lus en in die bocht zouden de verdedigers van opzij onder vuur genomen kunnen worden. Jammer genoeg liep in 1914 in de bocht van Tervate ook de scheiding tussen de Eerste en Vierde Divisie. De gebrekkige coördinatie tussen beide bracht mee dat deze plaats de zwakke schakel in de verdediging werd. Diksmuide ligt zowat 18 kilometer ten zuiden van Nieuwpoort. Het was van grote betekenis omdat de stad een bruggenhoofd vormde op de oostelijke oever van de rivier. De stad behouden gaf de Belgen een startpunt mochten de geallieerden oprukken. Diksmuide was typisch voor West Vlaanderen, met een middeleeuws marktplein, waarop een prachtig 15e eeuws stadhuis en vele kerken. De strategische doelstelling van de Duitsers was de kanaalhavens veroveren om de ravitaillering aan troepen en materiaal uit Groot-Brittannië te beletten. Het tactische objectief was de IJzer over te steken te Nieuwpoort of Diksmuide of via de drie tussenliggende bruggen.

Page 127: naam in Arduin

127

Op vrijdag 16 oktober in de vroeg morgen stak de vijfde divisie het kanaal van Ieper naar de IJzer (Ieperlee) en de IJzer over. Ze deed dat zoals we hoger zagen op bevel van kolonel Wielemans samen met de zesde divisie die zich ten zuiden van het bos van Houthulst bevond. Ze betrok positie’s tussen Sint-Jacobskapelle en Drie Grachten nabij Noordschote. Deze nieuwe gang van zaken kwam overeen met de zienswijze van koning Albert. Hij was volgens zijn dagboek de mening toegedaan dat ‘Belgische soldaten goede verdedigers, maar slechte aanvallers waren’. Deze zienswijze zou door de feiten grotendeels bevestigd worden ! Die morgen bezocht de koning alle divisie hoofdkwartieren om iedereen erop te wijzen dat van terugtrekken geen sprake meer kon zijn en wie terugtrok zou ter plaatse worden ontslagen. Na talrijke gevechten rond Houthulst tussen Duitse, Franse en Belgische ruiterij begonnen de Duitsers met hun aanval op de IJzerstelling. De aanval begon met lichte schermutselingen voor Diksmuide. Die stad werd daarop dag en nacht beschoten en stond weldra in vuur en vlam. Diksmuide bleef in Belgische handen net zoals Nieuwpoort dat hetzelfde lot onderging. Het Frans-Belgische front liep tussen de zee en Diksmuide door de dorpen Beerst, Keiem, Leke, Sint Pieters Kapelle en Slijpe. Het volgde ongeveer de spoorlijn van Ieper naar Oostende (Ieper-Kortemark-Torhout-Oostende). De vijand begon de eerste aanval, slechts gesteund door batterijen van 150 mm, want hij had niet de tijd gehad de grote stukken aan te voeren die de forten van Antwerpen hadden vernield. Generaal Joffre die bezorgd was over de gevechtswaarde van het verzwakte Belgische leger vond dat het aan de Belgen was om de gemeenschappelijke bevoorradingsplaats Duinkerken te beschermen omdat ze er met hun rug naartoe stonden. Die morgen om 8u stuurde hij een paar telegrammen aan Foch om zijn bezorgdheid te uiten en stelde meteen voor om de beide territoriale brigades van de streek van Ieper naar de kust te verplaatsen en ook een actieve divisie naar het noorden te sturen. Deze laatste zou in Duinkerken beschikbaar zijn op 21 oktober. In werkelijkheid bleven de territorialen achter het Ieperleekanaal geconcentreerd terwijl de Belgische 5e en 6e divisie naar het noorden achter de Ijzer trokken. Die dag bracht Foch een bezoek aan Sir John French in Saint Omer en aan het Belgische Groot Hoofdkwartier in Veurne. Koning Albert maakte hem duidelijk dat het Belgische leger niet in staat was om aan enige offensieve actie deel te nemen en zette uiteen welke defensieve maatregelen getroffen waren om de IJzerstelling te houden. Hij vertelde Foch ook dat volgens hem de Duitsers zich klaarmaakten voor een grootscheepse aanval op de Belgische stellingen en dat de enige manier om daaraan te weerstaan het aanvoeren van versterkingen zou zijn. Joffre deelde tegen de middag mee dat de 42e divisie vanaf de 19e in Duinkerken zou ontschepen. De Duitse colonnes die op 15 oktober reeds de lijn Oostende-Roeselare bereikt hadden bleken zich op 16 oktober niet verplaatst te hebben. Enkel een lichte eenheid was tot Diksmuide doorgestoten waar ze door de marinefuseliers en twee Belgische eenheden werden teruggeslagen. In de loop van de dag zagen de Franse marinefuseliers, die de spoorweg bij Diksmuide bewaakten, plotseling een locomotief met drie wagons naderen uit de vijandelijke linies bij Zarren. Met grote snelheid ramde het treinstel een locomotief die nog in het station van Diksmuide was achtergebleven. Als gevolg van deze zware botsing ontspoorden en kantelden twee wagons met veel lawaai. Toen de wrakstukken doorzocht werden bleek het een onbemande locomotief te zijn waarin een nota gevonden werd waarin stond dat vijftig tot zestigduizend Duitsers in opmars waren naar het westen. Die vrijdag was de eerste dag dat onderluitenant Lucien Francois commandant was van het geniedetachement aan de sluizen van Nieuwpoort.

Op zaterdag 17 oktober begonnen de huizen te Diksmuide in te storten en stond alles in de stad in vuur en vlam, de bewoners waren gevlucht.. Het Belgische leger was versterkt met de Franse marinefuseliers van adminraal Ronarc’h in de omgeving van Diksmuide. De Franse marinefuseliers en een handvol troepen van de Belgische kolonel Meiser zouden wedijveren in durf en doorzettingsvermogen om de vijand te beletten de linie te doorbreken. Op 300 meter van de Duitsers installeerden de mariniers zich in loopgraven die 1,7 meter diep waren en nauwkeurig gedekt met bermen van de uitgegraven aarde. Met behulp van de kleine Belgische kanonnen werden de molens in

Page 128: naam in Arduin

128

de omtrek kapot geschoten omdat elke beweging van de wieken een teken gaf aan de vijand. Vanaf die zaterdag liet de aanvoer van Franse versterkingen toe de Duitse aanval tegen te houden. In de loop van die dag kwamen er afzonderlijke inlichtingen binnen van de Fransen en de Britten dat de Duitsers in Vlaanderen een nieuw 4e Leger in oprichting hadden dat als doel had op te marcheren tussen de kust en de Leie. Dat bevestigde de Belgische vrees en Foch die zich nu realiseerde dat binnenkort een belangrijke slag zou worden uitgevochten in het noorden, besliste dat de 42e infanteriedivisie naar de Belgische linkerflank zou gestuurd worden. Hij deelde ook mee dat hij zijn territorialen achter de Ieperlee zou versterken. Onze troepen vormden toch maar een tweede linie, want op die plaats werd de voorhoede gevormd door de Franse en Belgische cavalerie. Dit liet de Belgen toe hun 5e divisie over de Ijzer terug te trekken en in reserve te brengen in Lampernisse juist ten westen van Diksmuide. De tussenruimte ontstaan door het wegvallen van de 5e Divisie werd opgevuld door een brigade van de 6e Divisie. Jules Vandoorn vinden we dus vanaf 18 oktober in Lampernisse en omgeving terug. De twee resterende brigades van de 3e Belgische Divisie verplaatsen zich naar Avekapelle (in versterking van Admiraal Ronarc’h). Volgens pastoor Ronse trekken die zaterdag de ganse dag aaneengesloten Duitse kolonnes door Zedelgem op weg naar de IJzer.

Op zondag 18 oktober 1914 regende het onophoudelijk. Die morgen was koning Albert op inspectieronde in het bruggenhoofd te Diksmuide, dat verdedigd werd door de Franse marinefuseliers. In die eerste dagen wakkerde het bezoek van een groot en bleek officier in zwarte tuniek zonder rangtekens de moed aan : Koning Albert begreep door de ruwe handen die hij drukte dat deze uithoek van zijn koninkrijk met grote moed zou verdedigd worden. In de dorpen van “Bachten de Kupe” wemelde het van vluchtelingen en soldaten. Er was nauwelijks plaats om iedereen onderdak te bieden. Die zondag trokken volgens pastoor Ronse de ganse dag de Huzaren van de dood naar de IJzer op via Zedelgem. Het gevecht startte met een hevig bombardement langs de volledige Belgische linies van Nieuwpoort tot Fort de Knokke, gevolgd door Duitse infanterie die probeerde de voorste verdediging te doorbreken. Een eerste ernstig treffen vond plaats toen een groep Belgische cyclisten en lansiers te Sint Pieters Kapelle, iets ten oosten van Schorre, gebombardeerd werden. Na een hevig twee uur durend gevecht trok de Duitse infanterie de ruine’s van Sint Pieters Kapelle binnen. Om 9u diezelfde morgen maakte de Belgische 2e divisie het eerste contact met de aanvallende troepen van het 3e Reserve Korps juist ten oosten van Westende. De aanval hier dreigde een doorbraak te forceren, maar werd tot verbijstering van de Duitsers tot stilstand gebracht door hevige bombardementen van de Britse schepen die voor de Belgische kust lagen. Tijdens de nacht van de 17e op de 18e october had admiraal Hood, 3 monitoren, de HMS’s Severn, Humber and Mersey, naar de Belgische kust laten opstomen(29). De geschokte Duitsers trokken zich naar Oostende terug. De beschieting vanop zee veroorzaakt groot verlies aan manschappen en paarden. Tijdens de volgende dagen speelde de Royal Navy een sleutelrol in de strijd doordat zij de kuststrook constant onder vuur nam, dat veroorzaakte verliezen en verstoorde de Duitse operaties. Op de rechteroever van de IJzer vormden Lombardsijde, Mannekensvere, Schorre, Keiem, Beerst en Vladslo voortuigeschoven Belgische steunpunten. Verder in het binnenland en buiten het bereikt van de monitoren, kregen de dorpen Leke, Schore en Schoorbakke hun vuurdoop van de Duitse zware artillerie. Te Mannekensvere bood het Belgische 7e linie een ganse dag weerstand, maar ze werden gedwongen terug te trekken tijdens de avond. Naast Mannekensvere gingen die dag ook Schorre, Beerst en Vladslo verloren. De vooruitgeschoven posten van de 4e divisie te Keiem gingen verloren aan eenheden van de 6e Reserve Divisie, maar het 8e en 13e linie vielen aan en heroverden ze met de bajonet. De 6e divisie kreeg opdracht om de rangen te verdunnen terwijl ze verder zuidwaarts stand hielden om zo versterkingen te kunnen leveren te Keiem, en op andere plaatsen onder gelijkaardige bedreiging. De situatie werd hoe langer hoe zorgwekkender en de Duitsers dreigden de Belgische positie’s op de rechteroever van de IJzer ten noorden van Diksmuide te overspoelen. De 4e divisie hield haar laatste reserves ter beschikking om bij te springen bij de verdediging van de brug te Tervate,

Page 129: naam in Arduin

129

en de 3e divisie werd gevraagd de verdediging te Nieuwpoort te versterken. Op dat ogenblik kwamen de Fransen de Belgen bijstaan, zij losten de 6e divisie af aan de Ieperlee. Het front gehouden door de 40.000 effectieve manschappen van het Belgische veldleger was daarmee gereduceerd tot 28 kilometer. De 6e Divisie werd van Boesinge naar Lampernisse gestuurd en van daaruit naar Pervijze overgebracht met als opdracht de 4e Divisie te Tervate ondersteuning te geven. De 3e Divisie te Wulpen en de 5e Divisie te Oostkerke hadden als opdracht de 2e Divisie te Nieuwpoort en de marine-fusseliers te Diksmuide te ondersteunen. De gebeurtenissen lieten het opperbevel niet toe deze troepen lang werkloos te houden. Ten zuiden van Diksmuide was er veel beter nieuws. De rechtervleugel van Kortemark tot Roeselare werd stevig gehouden door de gecombineerde cavalerie van generaals de Witte en de Mitry. Op die dag bereikt de Franse cavalerie onder bevel van de Mitry Roeselare en Kortemark en hun uiterste linkervleugel die zich 6 weken voorheen nog te Noyon bevond, reikte tot Nieuwpoort. De Engelsen, eenmaal hun groepering voltooid, namen positie in het centrum en rechts, in de streek van de Lieie en ze bezetten Ieper. De Fransen waren een beetje overal verspreid, ze vormden grote weerstandsbataljons die langs alle zijden en op alle ogenblikken hun geallieerden ondersteunden, zodat de een de ander kon helpen.

Soldaten bij de monding van de IJzer te Nieuwpoort

Op maandag 19 oktober in de morgen deed het 7e linie te Mannekensvere een tegenaanval met de bajonet op het geweer, maar ze werden tot staan gebracht door de hevige en precieze beschieting. De Duitsers namen ook de dorpen Leke en Keiem in. Die dag werd volgens pastoor Ronse te Zedelgem de 76 jaar oude Joannes Floré door de Duitsers neergeschoten omdat de dove man de wieken van de molen van Lievens liet draaien. De Duitsers dachten dat hij signalen gaf naar de Belgen en zijn been werd door een kogel verbrijzeld. De man stierf aan zijn verwondingen. Steeds volgens Ronse schokten en beefden de huizen te Zedelgem onder het hevige geschut aan de IJzer en trokken er voortdurend Duitse troepen met allerhande moordtuig heen. Die dag verdubbelden de Duitsers hun inspanningen om de Belgen te verslaan en drongen vooruit langs de kust. Het dorp Schorre werd gezien als van bijzonder tactisch belang, omdat de

Page 130: naam in Arduin

130

boog in de rivier tussen Schoorbakke en Tervate van daaruit kon aangevallen worden in de flank. De zwakste schakel in de linie bevondt zich in de bocht van de rivier, tussen Schoorbakke en Tervaete. Het is daar dat de Duitsers wilden proberen haar te doorbreken. Te Lombardsijde verplichtten zij de Belgische voorposten om zich terug te trekken. Maar zij zouden vooral dubbel toeslaan rond Diksmuide dat zich vanaf dan in het midden van het front bevondt en een gevaarlijke saillant vormde. Als bruggenhoofd op de rechter-oever van de IJzer beheerste de stad de weg naar Duinkerke, net zoals Ieper de weg naar Calais beheerste. De Belgen hadden het grootste deel van hun troepen achter de spoorlijn Diksmuide-Nieuwpoort moeten terugtrekken en behielden slechts de artillerie en een elite-brigade onder bevel van Kolonel Meiser in de eerste linie. Deze brigade bezette Diksmuide, waar zij de brigade van 6000 Franse marinefuseliers aantrof die in meerderheid uit Bretoenen bestond. Foch had aan hun bevelhebber Ronarch gezegd “il faut tenir à tout prix, mais dans quatre jours vous serez relevés”. Ondanks de hevige aanvallen en helse beschietingen hielden Ronarch en zijn heldhaftige troepen 20 dagen stand. De Belgen planden ongelofelijk genoeg een tegenaanval om Keiem te heroveren en de druk op Lombardsijde te verminderen. Tactisch gezien gaf Keiem de vijand toegang tot de Tervatebrug en dat zou op termijn de Duitsers de kans geven de Belgen in de zogenaamde “bocht van Tervate” onder kruisvuur te nemen. In 1914 bevond de Tervatebrug zich 1000 meter stroomopwaarts ten opzichte van haar huidige ligging. Het Belgische opperbevel wilde de 5e divisie, samen met de Franse marinefuseliers via Vladslo en Beerst in noord-oostelijke richting naar Torhout laten oprukken. Ondertussen zou de brigade Meiser behorend tot de 3e divisie met 4000 infanteristen van de 11e en 12e linie-regimenten de marinefuseliers vervangen en het bruggenhoofd te Diksmuide houden. Op hetzelfde ogenblik zou de gecombineerde Belgische en Franse cavalerie een gedurfde uitval naar Torhout doen. Foch was niet enthousiast, daarom gaf de koning opdracht dat de marinefuseliers gesteund door de Belgische arteillerie een uitval zouden doen vanuit Diksmuide in de richting van Beerst, drie kilometer naar het noorden. Door hun dichtere uitgangspositie vertrokken de marinefuseliers als eersten en namen met een ruk Beerst en Vladslo in. Ze konden er echter geen stand houden omdat hun reserves uit Diksmuide moesten komen. Voorafgegaan door Algerijnse troepen volgde de 5e Belgische divisie de mariniers maar met als objectief Vladslo, drie kilometer ten zuidoosten van Beerst. De 1e Cavaleriedivisie zou de rechterflank dekken. Tegen 16u kwam er bericht van een luchtverkenning dat er verschillende Duitse kolonnes vanuit het oosten op weg waren naar Diksmuide. Tegen 16u30 hield de 17e gemengde brigade van generaal de Stein de noordkant van Vladslo en twee bataljons van de flankdekking vielen Bovenkerke aan. Om 18u namen de Marinefuseliers Beerst in. Op moreel vlak was het feit dat ze de Duitse slagorde voor zich zagen wijken een opsteker voor de dappere troepen van het 3e jagers van kolonel Ruquoy. Gelijktijdig kwamen de Belgische en Franse cavalerie tien kilometer ten oosten van Diksmuide onder vuur en vernam men in Veurne dat de Franse cavalerie verplicht was geweest Roeselare te evacueren. Te Roeselare en Torhout waren namelijk de 22e en 23e C.A.R. in versnelde marsch aangekomen, daarom waren de Fransen gedwongen geweest Handzame, Kortemark en Gits te verlaten. De Belgische generale staf was bovendien ook van mening dat de linie van de spoorweg Oostende-Ieper te lang was om doeltreffend verdedigd te worden. Deze alarmerende berichten brachten de koning ertoe zijn kleine aanvalsmacht terug over de Ijzer te roepen. Als gevolg van deze beweging, werd de cavalerie van generaal de Mitry, die Torhout bezette verplicht zich op Lo terug te plooien. In de duisternis en onder een regen die hen helemaal doorweekte, trokken de Franse marinefuseliers en de Belgische jagers terug de Brug te Diksmuide over. Ze waren diep teleurgesteld omdat zij moesten wijken terwijl zij zich als overwinnaars voelden. De brigade van Ronarc’h ging te Kaaskerke kantonneren en liet een deel van haar troepen als wacht op de linkeroever van de IJzer nabij Diksmuide achter. De 5e divisie trok naar Ookstkerke om te overnachten met als opdracht om ’s anderendaags met haar 17e Gemengde Brigade de dijk van

Page 131: naam in Arduin

131

de IJzer boven Diksmuide tot aan het fort van Knokke te bewaken. Jules Vandoorn is die dag met het 3e jagers te voet en de rest van de 5e Divisie van Diksmuide naar Vladslo opgerukt, maar tegen de avond waren zij samen met de Franse Marinefuseliers terug op de linkeroever van de IJzer en kantoneerde hij te Oostkerke. Met uitzondering van één bataljon ging het 3e jagers te voet in reserve. In het noorden, hadden Belgische piloten Duitse genietroepen bezig gezien met het bouwen van verdedigingsstellingen in het bruggenhoofd van St. Joris. Nieuwsgierige Veurnenaars worden door de beschietingen van de Britse Marine naar de kust gelokt. Jozef Gesquire getuigt daarvan in zijn dagboek : “19 Oktober. Het weer is overheerlijk. In de

namiddag wandelen vele Veurnenaars tot aan Koksijde waar men zo het schijnt, vanop de Hoge Blekker de beschieting van Nieuwpoort kan waarnemen. Inderdaad, schoon maar droevig schouwspel. Op de zee verschillende Engelse oorlogsschepen vanwaar om de beurt een helle vlam met rook omhuld opgaat, gevolgd door een kletterende losbranding. Ze schieten

kustwaarts over Nieuwpoort naar de Duitse stellingen”.

Op dinsdag 20 oktober vielen de Duitsers de laatste voorpost aan. Generaal von Besler beval met de 5e en 6e Reserve en de 4e Ersatz divisie een doorbraak te forceren tussen Mannekensvere en Schoorbakke. Samen met al hun artillerie, zouden zij tegenover de 5e, 6e en 9e linieregimenten komen te staan. Onder de overweldigende druk moest het 9e linie de versterkte positie van “Bamburg farm” juist ten oosten van het sluizencomplex van Nieuwpoort opgeven. Deze weerstandsstelling had de Duitse uitvallen de laatste twee dagen tegengehouden en eens ze verdwenen was richtte de Duitse artillerie haar volle kracht geleidelijk op de kanalen en op Lombardsijde. Langzaam aan begon het Belgische verzet ten oosten van de IJzer te verminderen. De zware 210 mm howitzers, die recent van Antwerpen hierheen waren gebracht, openden nu het vuur op de sector tussen St Joris en Schoorbakke. Grote waterfonteinen gingen de hoogte in als granaten in de IJzer vielen en mannen stierven bedolven onder meters puin als ze in de loopgraven vielen. De te Mannekensvere samengebrachte Duitse troepen rukten op. Ze werden ontelbare keren door gericht vuur uit Belgische lichte wapens teruggeslagen en Schoorbakke werd gehouden. De Duitsers veroverden wel Lombardsijde, maar nergens bereikten zij de IJzer. Diezelfde dag woedde een hevig gevecht rond Diksmuide. De Duitse 44e Divisie onder generaal von Dorrer heroverde Beerst opende van daar uit om 8u het vuur op de loopgraven die de stad omringden. Het bruggenhoofd werd nog steeds gehouden door de brigade onder kolonel Meiser, bestaande uit het 11e en 12e linie. Het 12e linie onder bevel van kolonel Jacques, dekte de drie grote toegangswegen vanuit Beerst, Esen en Woumen. Kolonel De Vleeschouwer had het bevel over de eenzeventig artilleriestukken van Meiser die de verdediging van de stad moesten steunen. Hij had ook de groep Pontus, drie groepen van de 3e Divisie en weldra nog twee groepen van de 5e Divisie die hij als versterking kreeg. Zes verzwakte compagniën van het 11e linie, samen met twee machinegeweersecties vormden Meisers enige reserve. De marinefuseliers hielden de loopgraven op de linkeroever van de rivier aan beide zijden van de weg naar Kaaskerke en de kust. Admiraal Ronarc’h had het station van Diksmuide ingericht als zijn hoofdkwartier. Juist aan de kant van de stad bij de brug, bood het dak van de Minoterie een goede uitkijkpost over de ruines . Links van hen, hielden eenheden van de 4e divisie, die ook de andere rivieroever bezetten het dorpje Oud Stuivekenskerke. In dit dorp hadden Belgische genietroepen de toren van de kerk versterkt, en zijn 30 meter hoogte zorgde voor een uitstekend zicht over de omgeving van de rivier. Rechts van de marinefuseliers lag het 3e jagers te voet. Die dag nam generaal Scheere het bevel van de 5e Divisie over van generaal Guiette. Tussen 9u en 10u in de morgen rukten de 43e en 44e Duitse divisie op achter een artilleriebarrage. Diksmuide werd snel tot ruines herleid, vele huizen werden tot de grond afgebrand. Een sterke wind wakkerde de vlammen aan in de nauwe straten, en het stadhuis en de kerken werden zwaar beschadigd. In de zone van de Handzamevaart tussen Diksmuide en Esen vonden kort na de middag de eerste gevechten plaats. Tegen 16u werd de Belgische positie in het bruggenhoofd onhoudbaar omdat de Duitsers de loopgravan rond de stad

Page 132: naam in Arduin

132

innamen. Gevechten van man tegen man werden geleverd terwijl het 11e linie, later aangevuld met marinefuseliers, deze loopgraven heroverde. Een tweede aanval volgde maar terug hield het 11e linie haar posities en het bruggenhoofd hield stand. De Duitsers hernamen dan het bombardement van de stad en in het duister gingen de petroleumtanks in de vlammen op, waardoor de horizon rood kleurde. Deze slachting ging door tijdens de twee daaropvolgende dagen. Kolonel Jacques was voor de tweede keer gewond en het commando van het bruggenhoofd werd gedelegeerd naar luitenenant-kolonel Sults. De Belgen sloegen de ontelbare infanterie aanvallen af en vochten loopgraaf per loopgraaf om de stad te behouden. Daarbij leden beide zijden zware verliezen. Duizenden Belgische soldaten zowel van de genie als infanteristen waren intussen druk in de weer met spade, houweel en rollen prikkeldraad. Aan de Grote Beverdijkvaart en de spoorweg Diksmuide-Nieuwpoort werden loopgraven gedolven of opgeworpen. Die dag bleef de 5e divisie met uitzondering van 4 bataljons in reserve.

Op woensdag 21 oktober kwam Generaal Joffre de koning opzoeken in het hoofdkwartier te Veurne. Joffre deelde mee dat de 42e divisie onder generaal Grossetti, die op de Marne gevochten had, op weg was naar Veurne. De Franse troepen ten noorden van Ieper zouden in het Detachement d’Armee de Belgique, onder bevel van generaal d’Urbal opgenomen worden. Door de opmars van de vijand langs de zuidelijke kant van het Plassendalekanaal en doorheen de polder van Nieuwendamme gaf generaal-majoor Daufresne, de bevelhebber van de 6e brigade van de 2e divisie, om 9u15 bevel tot de onderwaterzetting van de kreek van Nieuwendamme. De kreek van Nieuwendamme was de oude IJzerarm bij Nieuwpoort. De vijandelijke opmars bracht namelijk het bruggenhoofd van Nieuwpoort en de vijfbruggensteenweg onder een dodelijk kruisvuur wat tactisch gezien een onhoudbare situatie was. Omdat de officieren niet goed wisten hoe de onderwaterzetting te verwezenlijken werden ze geholpen door schipper Henri Geeraert. Een goed geregiseerd bombardement op Diksmuide liet de kerk en het belfort in vlammen opgaan en maakte ontelbare Belgische en Franse slachtoffers. Na het bombardement vielen grote groepen Duitse infanterie de stad aan. Ze rukten schouder aan schouder op in een stormloop die doorging ondanks de grote gaten die geslagen werden door de geweren en mitrailleurs van de marinefuseliers. Deze aanval werd opnieuw afgeslagen door de ondoordringbare linie van loopgraven en hernieuwde pogingen of het hervatten van het bombardement brachten geen soelaas. De zware batterijen van de Duitsers waren vakkundig gecamoufleerd achter het kasteel van de witte Toren, door de Franse staf het kasteel van Woumen genoemd. Evenmin lukte een poging via het oosten van de stad want de tijdig gewaarschuwde admiraal Ronarch stuurde meteen reserves die ondanks hun numerieke zwakheid de vijand deden terugtrekken. Dit uittreksel uit het dagboek van onderluitenant Raoul Snoeck geeft een beeld van de verschrikking van de slag aan de IJzer op woensdag 21 oktober 1914 : “Ik heb koorts, honger en dorst. een obus ontploft op twee meter van

ons infanterieputje. Mijn kamaeraad en ik blijven ongedeerd. De Duitsers vallen aan met verse troepen: honderduizend man ondersteund door tenminste vijfhonderd kanonnen. Wij daarentegen zijn niet eens met vijftigduizend., slecht uitgerust en maar gesteund door driehonderd kanonnen van 75 en twee dozijn houwitsers van 149. De vierduizend soldaten die de lijn Nieuwpoort-Pervijze verdedigen, behoren tot het 1ste, 2de en 22ste Linieregiment. We zijn geveld en dood van de honger. Wat levert het op Duitsers te doden? Voor elke vijand die we neerschieten, nemen drie anderen zijn plaats in. We doden zonder de vijand in aantal te zien afnemen. “Opgelet”, krijgen we te horen, “schiet niet zoveel, het zijn onze laatste kogels, besteed ze goed, we verwachten nieuwe uit Frankrijk”. We zijn uitgeput. men belooft ons hulp en de meest wilde geruchten worden verspreid, zoals: “De Fransen zijn daar!’ Onze compagnie moet oprukken. We gaan al dagen tot het uiterste. Onze vermoeidheid heeft al lang de grenzen van het menselijke overschreden. Plots hoor je gefluit, daarna kreten, elk grijpt zijn geweer en opent het vuur. Ondertussen veranderen die kreten in klaaglijk gehuil. De strijd herneemt in alle hevigheid. De toestand is kritiek, het Belgische leger wordt steeds kleiner en is aan zichzelf overgeleverd. We zijn hopeloos ontredderd en en hebben drie dagen niets meer gegeten of gedronken. De enkele beschuitjes die we krijgen worden bevochtigd met het vuil stinkende water uit

Page 133: naam in Arduin

133

de greppels. We slapen nabij gesneuvelde makkers en hebben de moed en de kracht niet om hen te begraven. Geen aflossing, geen bevoorrading mogelijk. Het water valt met bakken uit de hemel, een echte zondvloed! De loopgraven zijn als kanalen en onze handen staan stijf van de koude. De noorderwind blaast ons om de oren, je zou niet weten wat het ergst is: het gehuil van de wind of het gedonder van de artillerie. Er is niets te eten, we tandenknarsen en vermageren zienderogen. We hebben zelfs moeite om elkaar te herkennen. Het is onmogelijk de kuilen te verlaten. Of je hier nu miljonair bent of arme drommel, het blijft voor iedereen het zelfde... . Je moet er in berusten. Ondanks alles blijven we op post. De IJzer is onze laatste hoop. Het is overwinnen of sterven. We zijn geen mensen meer maar duivels in lompen, zwart van modder, zweet en regen, bebloed en ten einde adem. Net als de Duitsers offeren de hardnekkige Belgen liever alles op dan te moeten wijken. De hele dag is getekend door een hevig bombardement dat om middernacht begint, waarbij zowel het front als het achterland worden bestookt. Onophoudelijk schieten we naar believen, meedogenloos en moorddadig. De lijken stapelen zich op, de bodem is doorkerfd met schroot, de geweerlopen gloeien en alle dorpen in het rond staan in brand. Bloederige beelden van verschrikking, die op het netvlies van onze ogen zijn gebrand en ons de rest van het leven door het hoofd zullen blijven spoken. Makkers worden in de lucht geslingerd als waren het strohalmpjes. Ik zie hun afgerukte ledematen en

bloed, veel bloed over het slagveld vergoten. Overal liggen schedels verspreid, het is afschuwelijk.”

Terwijl in Diksmuide slechts twee brigades weerstand boden liep de linie ten noorden van de bocht in de IJzer groot gevaar. De Belgische reserves die de sector tussen Diksmuide en Nieuwpoort betrokken, begonnen uitgeput te raken. Gelukkig weerklonken ’s avonds te Veurne de tonen van een Franse fanfare die “La Sidi-Brahim” speelde. De fanfare was een voorhoede van de 42e Franse divisie onder het bevel van de populaire generaal Grosetti. Zonder tijd te verliezen bezette Grosetti opnieuw Lombardsijde en stootte door in de richting van Oostende, terwijl generaal de Mitry op zijn rechterflank zijn cavaleristen naar het bos van Houthulst leidde en Bikschote innam. De Duitsers vielen daardoor nog heviger aan in het centrum, op de linie door de Belgen gehouden. Ze namen Tervate, een klein dorp stroomafwaarts van Diksmuide in. Nu kon Diksmuide achterlangs ingenomen worden, want de vijand had een doorbraak in de IJzervallei geforceerd. Die dag bleven 3 bataljons van de 5e divisie in reserve. Rond 23u werd er begonnen met de uitvoering van de onderwaterzetting van de kreek van Nieuwendamme.

Vroeg in de morgen van donderdag 22 oktober werd bij de staf van het hoofdkwartier van de Duitse 6e Reserve Divisie opwindend nieuws gebracht : “We hebbende IJzer overgestoken!”. Het 1e en 2e battaljon van het 26e Reserve Infanterie Regiment waren onder dekking van de duisternis stilletjes de rivier overgestoken over een tijdelijke voetbrug in Tervate. Geen schot werd op hen afgevuurd en ze ontplooiden rap een grote troepenmacht in het bruggenhoofd dat ze veroverd hadden. De Belgen organiseerden verschillende tegenaanvallen in de loop van de dag, maar allemaal werden ze afgeslagen. Te Schoorbakke, juist ten noorden van deze bres in de linies, bleven de condities dezelfde als de vorige dag. Duitse aanvallen werden afgeslagen ondanks de sterke artilleriesteun die ze kregen. De Belgen heroverden die dag “Bamburg Farm”. Om 17u ontmoette koning Albert opnieuw de Franse generaals d’Urbal en Grosetti. Die twee hadden offensieve plannen en wensten dat de Belgen hen zouden volgen over de IJzer. De koning betwijfelde de uitvoerbaarheid van hun plannen en legde uit dat zijn uitgeputte troepen niet opnieuw in het veld konden gestuurd worden. Hij wilde daarentegen de bestaande posities laten versterken. De aanval van d’Urbal zou op drie assen verlopen, de eerste vanuit Ieper in de richting van Roeselare met drie Franse divisies gesteund door de Britse linkerflank die naar Kortrijk zou oprukken. De tweede as zou vertrekken in Diksmuide in de richting van Torhout met de marinefuseliers en de Belgische rechterflank. De derde as zou als startpunt Nieuwpoort hebben en naar Gistel trekken met de Franse 42ste divisie en de Belgische linkerflank. Toen de gedetailleerde orders voor de aanval op het Groot Hoofdkwartier toekwamen stuurde kolonel Wielemans kolonel Brécard naar d’Urbal om te verklaren dat de Belgen niet in staat zouden

Page 134: naam in Arduin

134

zijn gehoor te geven aan zijn verzoek. Bovendien wilden zij dat de 42e divisie naar het centrum van het front gestuurd zou worden in plaats van naar Nieuwpoort, maar Brécard kwam met lege handen terug. Volgens pastoor Ronse kwamen op donderdag 22 oktober de zusters van Keiem te Zedelgem om onderdak vragen. Voortdurend voerden trams en treinen te Zedelgem gekwetsten af en aan en daarboven draaiden geallieerde vliegtuigen rond. De legeroverheid trad ook streng op tegen deserteurs. Op 18, 19 en 22 oktober werden vier soldaten gefusilleerd, één in Nieuwkapelle, twee in Nieuwpoort en één in Pervijze. Het was kapelaan Cyriel Verschaeve die op 18 oktober een korporaal naar zijn executie te Nieuwkapelle begeleidde. Die donderdag bleef 1 bataljon van de 5e divisie in reserve. Tijdens de nacht van 22 op 23 oktober wordt de 17e gemengde brigade waartoe het 3e jagers te voet behoort afgelost door de 2e cavaleriedivisie. Ze hielden de wacht aan de IJzer ten zuiden van Diksmuide en werden die nacht richting Pervijze in reserve gebracht. Jules bracht de nacht dus door te Pervijze.

Op vrijdag 23 oktober om 2u in de morgen kreeg het Belgische leger bevel om de startlijn van de Franse 42e divisie te beschermen en de marinefuseliers samen met het Belgische detachement in Diksmuide moesten zich voor een offensief klaarmaken. Orders daartoe moesten ze echter afwachten van de kommandant van de 5e divisie. De rest van de troepen moest ter plaatse blijven tot de situatie in de bocht van Tervate duidelijk zou geworden zijn. De Duitsers namen vanuit hun bruggenhoofd bij Tervate Schoorbakke, Tervate, Stuivekenskerke en de Vicognehoeve in. De strijd ging door over het ganse front. De Duitsers vielen opnieuw aan te Nieuwpoort, Schoorbakke en Diksmuide en versterkten het kleine bruggenhoofd te Tervate. De laatste brug over de IJzer te Schoorbakke werd opgeblazen nadat het kleine bruggenhoofd er voor de Belgen onhoudbaar geworden was. De Belgen trokken zich terug achter de Noordvaart, Beverdijk, Reigersvliet en Oud-Stuivekenskerke. De Duitse 6e en 44e Divisie bevonden zich reeds op de linkeroever van de IJzer. Diksmuide lag nog steeds onder zwaar artillerievuur en kreeg eveneens twee infanterieaanvallen te verduren. De Fransen konden een stuk oprukken ter hoogt van Nieuwpoort. Diezelfde vrijdag bombardeerde een Royal Navy escader de Duitse positie’s in Oostende. Dit als gevolg van een niet successvolle aanvalspoging door een Duitse duikboot op de destroyers HMS Wildfire en HMS Myrmidon. Vanuit een Britse navy ballon te Koksijde, buiten het bereik van de Duitse beschietingen, werden deze operaties geleid. Laat in de avond verscheen kolonel Brécard op het Belgisch Groot Hoofdwartier met de mededeling dat d’Urbal had ingestemd met het eerdere Belgische verzoek. Grosetti zou bijgevolg met zijn 42e divisie steun komen geven bij Tervate. Een Brigade zou in Lombardsijde blijven en de rest met inbegrip van de artillerie van deze divisie zou diezelfde nacht nog naar Pervijze trekken dat tegenover de bocht van Tervate ligt. Een groot aantal Franse kanonnen van 120 millimeter en houwitsers van 155 millimeter werden ter beschikking gesteld van het Belgisch Groot Hoofdkwartier. 2 Bataljons van de 5e divisie bleven die dag in reserve.

Op zaterdag 24 oktober kort na middernacht vergezelde Kapitein-comandant Nuyten Grosetti per auto naar Pervijze. Anderhalve kilometer voor Pervijze draaiden ze juist nadat ze de oude A-vaart hadden gekruist naar het noorden en bereikten via de modderige toegangsweg de hoeve waar het hoofdwartier van de 1e Belgische divisie gevestigd was. Dat was rond 3u in de morgen van zaterdag 24 oktober. Op deze vogelsteenhoeve overlegde Grosetti met Nuyten en luitenant-generaal Baix over de bedenkelijke toestand bij de bocht van Tervate. Hij schatte dat hij slechts 4 bataljons en 6 batterijen naar het centrum zou kunnen sturen en wilde weten welke eenheden de Belgen zouden inzetten. Na overleg met Veurne werd toen toegestemd om de laatste reserve te laten meedoen met de aanval. Die laatste reserve bestond uit vier bataljons van de 2e divisie die uit Nieuwpoort waren teruggetrokken toen de 42e Franse divisie eraan kwam. De Belgische tegenstand verzwakte door uitputting van de troepen en gebrek aan munitie. De enige versterking die was aangekomen bestond uit de Franse 42e Divisie. Op die dag, werden 15 verschillende infanterieaanvallen uitgevoerd op Diksmuide. Het

Page 135: naam in Arduin

135

uitzonderlijk hevig bombardement herleidde de stad verder tot puin, maar de Belgen hielden stand. Om een flankaanval te vermijden stuurde admiraal Ronarch commandant Rabot naar Oud-Stuyvekenskerke om daar een verdedigingslinie naar het noorden in te richten. Maar de vijand was er reeds in geslaagd de Belgische divisies uit de IJzervallei achteruit te drijven. De Duitsers vielen aan tussen Pervijze en Ramskapelle om de Belgen van hun tweede verdedigingslijn op de spoorweg Diksmuide-Nieuwpoort te verdrijven. Die zaterdag namen de Duitsers ook Sint-Joris, Stuivekenskerke, Oud-Stuivekenskerke, Pervijze en Ramskapelle in. Met behulp van de Franse generaal Grosetti hielden de Belgen stand. Grosetti had op de 24e het volgende order ontvangen van d’Urbal : ”La ligne de l’Yser doit être maintenue ou rétablie à tout prix” . Grosetti stopte zijn mars op Oostende en stuurde de brigade Bazelaire naar Pervijze. De Duitsers lieten hevige beschietingen met schrapnel op de marcherende troepen neerkomen. “Open jullie regenschermen” riep Grosetti en aangemoedigd door deze woorden van hun overste openden de Fransen hun rugzakken en bedekten er hun hoofd mee. De moed van hun aanvoerder stimuleerde hun doorzettingsvermogen. Met misprijzen voor de mitrailleurbuien die de weg bestreken, installeerde Grosetti zich. Hij liet twee stoelen brengen, en gedurende een half uur dicteerde hij er zijn orders en ontving officieren die uitgestuurd waren om inlichtingen in te winnen. Pervijze werd terug ingenomen en op zijn beurt had commandant Rabot Ramskapelle terug ingenomen. In de bocht van Tervate brachten de Duitsers steeds meer manschappen en materiaal over de IJzer en de Belgen weken er steeds verder achteruit. Diksmuide, waar de Duitsers hoopten de beslissende slag te slaan, bleef ondanks zware infanterie- en artillerieaanvallen in geallieerde handen.

Op zondag 25 oktober werd de toestand te Diksmuide kritiek want de Duitsers bestookten de stad met hun beruchte 420 mm houwitsers of Dikker Bertha’s. Die dag woedde een zware herfststorm met hevige regenbuien. Het Belgisch leger trof voorbereidingen om zich achter de spoorwegberm Nieuwpoort - Diksmuide terug te trekken en het gebied tussen de spoorlijn en de IJzer te inunderen. Deze berm, die zich (toen) bij eb op ongeveer 3,5 meter boven zeeniveau bevond, bood een overzicht over het zo goed als volledig vlak terrein. Daar de spoorlijn in een rechte lijn verliep bestond er geen gevaar voor vijandelijk zijdelings vuur zoals dit wel het geval was in de bocht van Tervate. Gedurende enige tijd hadden de Belgische genietroepen innunderen als alternatieve en ietwat drastische manier van verdediging in ogenschouw genomen omdat ze alleen gepast was in dit laag liggende land. De hele streek werd doorsneden door kanalen en beken waardoor de mogelijkheid bestond om kunstmatig het waterpeil te verhogen en de velden te overstromen tot een diepte die het de Duitsers zou onmogelijk maken offensieve operaties uit te voeren. De Belgen hadden ook een deel van de rivieroevers in Antwerpen op deze manier onder water gezet en waren dus vertrouwd met deze methode van verdediging. De opdracht bestond erin de doorgangen die onder de spoorwegbedding Nieuwpoort-Diksmuide liepen af te dammen, en dan de hoofdsluizen op het kanalencomplex te Nieuwpoort te openen. Dit was een zeer ingewikkeld plan, omdat het afhing van het juiste getij, kracht en richting van de wind en de uitvoerbaarheid om de oude sluis te Veurne te openen. De sluizen in Nieuwpoort lagen in niemandsland en daarom besliste men om voor de onderwaterzetting gebruik te maken van het Veurnesas (ook Kattesas genoemd) gelegen op 900 meter van het sluizencomplex.. Dit laatste bestond uit twee poorten die constant open dienden gehouden te worden, een deel van ebbe waren de deuren vrij om te bewegen met het stijgen en dalen van het water. Aan de andere sluizen dienden de poorten en openingen manueel bediend te worden (ze zijn nu electrisch en automatisch). Er was volle maan op de 29e oktober : het was bekend dat dit de juiste getijden-condities zou creëren voor de operatie, dus werd de timing daarop afgestemd. De Duitse druk was zo hevig dat Foch voor een korte tijd dacht om gelijkaardige overstromingen te laten doorvoeren ten oosten van Duinkerke. Maar zo zouden de Belgen volledig geïsoleerd zijn geraakt. Uiteindelijk kon hij er door de Belgische minster van oorlog De Broqueville van overtuigd worden zijn plan uit te stellen. De Broqueville had gezegd

Page 136: naam in Arduin

136

dat de Belgen dan de wapens zouden moeten neerleggen en dat gaf blijkbaar de doorslag. Kapitein-kommandant Nuyten begon samen met sasmeester Karel Cogge te zoeken hoe zij voor de Belgische linies een overstroming zouden kunnen bewerkstelligen. Rond 16u in de namiddag werd Karel Cogge door kapitein-commandant Jamotte en kapitein Grégoire per auto afgehaald. Ze reden naar Wulpen naar het hoofdwartier van de 2e divisie om er met luitenant-generaal Dossin te overleggen. Vanuit Wulpen trok dit drietal naar Nieuwpoort. Door de hevige beschietingen moesten ze hun verdere verkenningstocht onderbreken en waren rond 19u30 weer in Veurne. Die dag vinden we in de dagorders van de 17e gemengde brigade voor het 3e jagers “Les 2 compagnies /3 ch sont retranchées a

l’Ouest de la Borne 16(Yser) ayant à leur droit des fusiliers Marins. Les 2 compagnies ont beaucoup

souffert et sont réduites”. Dezelfde avond trokken een 150-tal Duitsers bij verrassing Diksmuide binnen.

Op maandag 26 oktober was het weer nog even slecht als de zondag. Om 6u in de morgen vertrok Karel Cogge met kapitein-kommandant Jamotte naar Diksmuide voor de inspectie van de duikers onder de spoorwegberm. De vermoeide soldaten die de doorgangen onder de spoorweg moesten afsluiten deden dat met alle materiaal dat ter plaatse kon gevonden worden. Bij de Venepevaart hadden ze enkel maar een partij korenschoven van een nabijgelegen veld. Om de klus te klaren moesten ze dikwijls door het ijskoude, bruine water waden soms tot aan hun middel. Bij elke duiker waren ze ook hooguit op een paar honderd meter van de vijand.. De 150 Duitsers waren die morgen vanuit Diksmuide de IJzer overgestoken aan de Hoge Brug en zetten hun weg voort naar Kaaskerke, zij werden echter allen gevangen genomen of gedood. De Grote Beverdijk werd als verdedigingsstelling prijsgegeven door de troepen van de 1e en 2e Divisie. Ze trokken zich op een ongeordende manier terug en reorganiseerden zich ook niet opnieuw achter de spoorweg. Sommige eenheden werden zelfs in Veurne, acht kilometer ten westen van de spoorweg gerapporteerd. Gelukkig kon de situatie aan de spoorweg op de middag hersteld worden door een paar bataljons van de 42e Franse divisie weg te halen uit de sector Nieuwpoort en bij de spoorweg in te zetten. Ten westen van Pervijze arriveerden later op de dag het 6è Husards en het 8è Chasseurs als reserve regimenten voor generaal Grosetti. Een voor een zwegen de Belgische kanonnen want ze waren continu in gebruik geweest sinds de slag begonnen was. Van onderhoud was geen sprake meer geweest en het intensief gebruik eiste nu zijn tol aan de lopen en de affuiten. De aanvoer van munitie was onregelmatig en zonder georganiseerde en betrouwbare vuursteun zou de infanterie aan geen enkele hindernis kunnen stand houden, noch aan de IJzer noch aan de spoorwegberm, noch aan de Lovaart. De beide cavaleriedivisie’s waren nog steeds in reserve ten westen van de Lovaart en werden in hoogste staat van paraatheid gehouden met de paarden gezadeld en getuigd. Om 10u10 werd een brigade opgeroepen om dadelijk naar Veurne te galopperen om er het bruggenhoofd over de Lovaart te bezetten. Een bataljon wielrijders werd naar het bruggenhoofd bij Steenkerke gestuurd en de 2e cavaleriedivisie bleef in de buurt van het bruggenhoofd bij Lo. De Belgen werden versterkt met de Senegalese tirailleurs van het 4e Markokaans Bataljon onder commandant Frérejean en met het 1e Algerijns Bataljon onder commandant Brochot. De Belgische brigade Meiser werd te Diksmuide vervangen door twee Senegalese bataljons en één bataljon van de 5e Belgische Divisie. Dat zal een bataljon van het 1e linie regiment geweest zijn, want bij de val van Diksmuide op 10 november, werd een van de bataljons van het 1e linie gedecimeerd. Ook de rest van de 5e divisie was nog altijd in de omgeving van Diksmuide want die dag staat in de dagorders van de 17e gemengde brigade “3e Ch à

Pied Logé a Pervyze. Bivouac dans les tranchées”. Delen van de 1e en 2e Divisie trokken zich terug achter de spoorwegberm. Het 12e linie moest een hevige aanval ondergaan dicht bij de Handzamevaart, in de weiden die door een verre oorlogsherinnering de voorbestemde naam “Bloedput” dragen. De Belgen sloegen grote gaten in de Duitse linies door hun goed gerichte mitrailleurvuur en door hun kleine kanonnen die ze “Klakke-bussen” noemden. Om 18u in de avond bevestigde Joffre zijn akoord aan Foch om de overstroming rond Duinkerken op te schorten. Met

Page 137: naam in Arduin

137

deze beslissing was de bedreiging van een Franse overstroming in de Belgische achterhoede eindelijk van de baan. Zogauw het nieuws op het Belgisch Groot Hoofdkwartier bekend was gaf Wielemans aan kapitein Robert Thys, de adjunct van Jamotte, het bevel om door te gaan met de onderwaterzetting tussen de spoorweg en de IJzer. Tijdens de avond haalde Thys Cogge bij zijn huis op, maar de vrouw van Cogge stribbelde echter tegen omdat haar man een bronchitis had en al twee gevaarlijke tochten achter de rug had. Uiteindelijk ging hij toch mee nadat hij 200 frank beloofd werd en een ereteken voor bewezen diensten. De oude Sluiswachter was noodzakelijk om in het duister snel de weg te vinden naar het afgelegen Spaanse sas aan de westkant van Nieuwpoort. Om 23u blies François in het bijzijn van de Franse kolonel Gaudon de brug over het Veurne-sas op. Daarmee vervloog alle hoop op een snelle en betrouwbare onderwaterzetting via de overlaat van de brede Noordvaart. Maar met het oprukken van de Duitsers ten zuidoosten van Nieuwpoort was het Nieuwpoortse bruggenhoofd onhoudbaar geworden. Terwijl Thys en Cogge op weg waren vertrok koning Albert in het gezelschap van twee officieren naar Saint Omer om een bezoek te brengen aan Sir John French. Een Duitse doorbraak in de Belgische sector werd steeds dreigender. Terwijl de overstromingsoperaties doorgingen, bleef de Duitse druk stijgen. De Belgen werden gedwongen om uit St George’s over de Noordvaart terug te trekken, en ze namen posities in te Ramskappelle op de oever ten zuiden van Nieuwpoort. Deze terugtrekking werd bevolen om het stijgende water voor te zijn, want de laatste troepen die overstaken bewogen door tientallen centimeters diep water. Tegen die tijd waren de Belgische munitievoorraden uitgeput, de veldkanonnen waren aan hun laatste 100 schoten toe. Koning Albert werd door Foch geadviseerd om van de IJzer terug ter trekken, om een positie achter het kanaal Veurne-Ieper in te nemen maar hij weigerde dit te doen. Het is makkelijk om zijn redenen daarvoor te gaan raden, dat betekende namelijk het laatste deel Belgisch grondgebied opgeven en een zekere mislukking van de geplande overstromingen. Ondanks het stijgende water trokken de Duitsers Ramskapelle binnen. Ze drongen in de ruines van het dorp alleen maar om teruggedreven te worden door een gemengde Frans-Belgische bajonetaanval. Rond middernacht waren Cogge en Thys in Nieuwpoort bij de sluizen.

Op dinsdag 27 oktober om 2u30 in de morgen waren Cogge en Thys bij de Spaanse sluis. Die morgen liet men water binnenstromen langs het oude Veurne-sas(Spaanse sluis). Omdat ze de sluisdeuren niet konden vastmaken moesten de soldaten ze met de hand vasthouden en uiteindelijk werd de waterdruk zo groot dat ze moesten loslaten rond 3u45 in de morgen. Ze zouden moeten wachten om de deuren opnieuw te openen tot het volgende lage tij, waarmee de eerste poging mislukt was. Die dinsdag infiltreerde de Duitse infanterie tussen Stuivekenskerke en Oud-Stuivekenskerke. De Belgen versterkten tijdens de relatieve rust van die dag hun nieuwe stelling achter de spoorweg. Zelfs de Fransen trokken uit het geïsoleerde twee kilometer ten oosten van Pervijze gelegen Stuivekenskerke terug tot achter de spoorweg. Daardoor waren nu alle troepen achter en langs de spoorweg geconcentreerd vanaf Nieuwpoort tot bijna 2 kilometer ten zuiden van Pervijze. Vanaf dat punt slingerde de frontlijn langzaam opnieuw naar voor in de richting van de IJzer die ze bereikte bij kilometerpaal 16. In de dagorders van de 17e gemengde brigade lezen we over het 3e jagers te voet “expédie a 13 heures. Situation inchangé, le bombardement de la position continue moins violent que dans la journée d’hier. La 2/II se reforme difficilement, le cap est blessé et le s/lt Joris malade est

evacue sur La Panne. Le Lieut Bergé se donna beaucoup pour retrouver ses homes”. Die dag schrijft bovenstaande luitenant Bergé op een briefje “2/1 3 Ch j’ai retrouvé au nord de

Pervyze”. Geniesoldaten werkten ondertussen verder aan het afsluiten van de duikers en het opwerpen van een nooddijk aan de Koolhofvaart. Kort na 17u lieten de Belgen met behulp van 250kg toniet een bres slaan in de dijk die de Veurnevaart scheidde van de Noordvaart. Daardoor kon het water dat uit Duinkerken kwam de polder instromen. Dat was een drastische, maar ondoeltreffende oplossing die door Cogge was aangegeven en waarschijnlijk in opdracht van Jamotte werd uitgevoerd. Tijdens de nacht van 27 op 28 oktober lukte het om de sluispoorten open te houden

Page 138: naam in Arduin

138

Woensdag 28 oktober was een relatief rustige dag. Rond 6u15 gingen de steekdeuren open en stroomde het zeewater langzaam landinwaarts maar door de beperkte opening stroomde er te weinig water in de vlakte. Henri Gheeraert was gefrustreerd door het trage verloop van de onderwaterzetting. De schipper was ervan overtuigd dat de snelste weg om ze te realiseren het gebruik was van de overlaat van de Noordvaart. Hij kon met zijn joviale overtuigingskracht de bevelhebber van het geniebataljon in Nieuwpoort, kapitein-commandant Borlon, overtuigen dat het nu of nooit was. In de late avond sloop Borlon samen met Gheeraert en een groep soldaten naar de sluizen. Omdat de brug over de Veurnesluis vernield was moesten ze via de gesloten vloeddeuren van de sluis oversteken op weg naar de Noordvaart. Thys kwam rond 23 uur van Veurne naar Nieuwpoort om met zijn nieuw benoemde collega adjunct van kapitein-kommandant Jamotte, kapitein Fernand Humé, te praten. Hij was ontzet over de geïmproviseerde excursie van Borlon en Gheeraert. Voor onderluitenant François twee nachten eerder de brug over de Veurnesluis had opgeblazen hadden de laatste Franse troepen het ganse sluizencomplex prijsgegeven. Sindsdien wist niemand of de Duitsers al of niet de ganzepoot bezet hadden. De actie werd door toedoen van Thys afgeblazen omdat ze geen zin zou hebben moesten de Duitsers in het bezit zijn van de ganzepoot, zij zouden het water sneller kunnen afvoeren dan dat zij zouden kunnen onder water zetten.

Donderdag 29 oktober werd Diksmuide opnieuw langdurig bestookt. Om 16u gaf het opperbevel in Veurne toch toe om de overlaat van de Noordvaart te gebruiken omdat het resultaat van de overstroming tot nu toe heel mager was en er de dreiging was van een op handen zijnd Duits offensief. Ze zouden dit nu laten doen ondanks het risico op ontdekking door de vijand. Om 19u30 staken kapitein Umé en Gheeraert de smalle glibberige draaideuren van de Veurnesluis over en slopen in de richting van de overlaat. die ze meteen openden. Bij hoog tij om 21u stroomde 700.000 kubieke meter zeewater de vlakte in. Voor middernacht trok de ploeg terug naar de overlaat om de schuifdeuren terug neer te laten dit om het water in de polder te houden. Dit ritueel zou de volgende vier jaar geregeld herhaald worden.

Op vrijdag 30 oktober, zagen de Duitsers de grond gewoon onder zich wegzakken. De Noordvaart werd opnieuw tijdelijk geopend om van het hoge tij te profiteren. De strijd was geluwd gedurende drie dagen, maar laaide weer in volle hevigheid op vanaf 30 oktober. Die dag werden de Belgen die Ramskapelle verdedigden aangevallen door woeste en schreeuwende bendes Duitsers die de rangen sloten in het water dat reeds tot aan hun middel reikte. Zij werden in hun opmars gehinderd door het stijgende water. Wegen waren niet langer meer te onderscheiden van de grachten en weilanden en werden onbruikbaar voor alle voertuigen. De Belgen uitgeput en met uitgedunde rangen werden tot een terugtocht gedwongen en deze Duitse hordes bereikten de spoorweg. Het front was op die manier doorboord en de overstroming leek mislukt. Maar de vorige dag was het 32e Franse legerkorps van generaal Humbert als versterking aangekomen. Terwijl d’Urbal ze naar het Zuiden inzette, stormde de niet aflatende 42e divisie naar Ramskapelle en Grosetti zou nog maar eens de situatie rechtzetten. Hevige artilleriebeschietingen beletten de vijand om verder door te stoten. Franse infanteristen, zouaven, tirailleurs en jagers te voet, ondersteund door drie Belgische battaljons rukten op naar Ramskapelle. Bijna mislukte de aanval, maar de artillerie verdubbelde haar beschietingen. Zouaven en tirailleurs aangevuld met een bataljon van het 131e, gingen opnieuw in de aanval. Bij het vallen van de avond werd Ramskapelle ingenomen en de Duitsers werden met de bajonet op het geweer terug het water ingedreven. Humbert startte nu een verwoedde tegenaanval ten zuid-oosten van Diskmuide. Volgens majoor SBH Henrotte vecht het 3e jagers te voet tijdens de IJzerslag voor Nieuwkapelle en vooral voor Pervijze waar het hardnekkig aan de vijandelijke stormlopen weerstond. Op vrijdag 30 oktober werd het afgelost en ging samen met de ganse 5e divisie in reserve. Jules verdween dus even uit de onmiddelijke gevarenzone.

Page 139: naam in Arduin

139

Op zaterdag 31 oktober bezetten de Belgen terug Ramskapelle maar die dag vielen de Duitsers het dorp nog een keer aan. Ze werden tegengehouden door sterke Belgische tegenstand en de bijna onmogelijke condities waaronder ze moesten aanvallen. Als gevolg van deze mislukking, sloten de Duitsers hun offensieve operaties aan de IJzer af en vestigden hun aandacht op Ieper. De Belgen hielden nog steeds een stukje België. Die zaterdag bleef de ganse 5e divisie nog in reserve. We lezen in de orders voor de achterhoedediensten voor 1 November dat het divisie station en de achterhoedediensten voor de 5e divisie zich te Zuydcoote (Sanatorium) bevonden. Die zaterdag schrijft Louis Delputte een brief vanuit Vinkem waarin hij met genoegen verneemt dat de briefwisseling terug mogelijk is want hij had de dag voordien van een Lauwenaar gehoord dat die een brief van thuis ontvangen had. We vinden het 3e jagers die zaterdag dus in de omgeving van Vinkem terug. Louis vermeldt in zijn brief ook het bezoek van een zekere Maria en Martha die hij tijdens de terugtrekking moet gezien hebben. Blijkbaar moeten hij toen verteld hebben dat ze naar Frankrijk terugtrokken om te gaan uitrusten en nu zijn ze toch bij Diksmuide aan het vechten. Hij vertelt verder dat de Belgen samen met de Fransen de oever van de IJzer verdedigen en dat hij sedert het bezoek van Maria en Martha nog geen ogenblik rust gehad heeft. Dag en nacht zijn ze in de loopgraven, volgens hem houden ze zich overdag bezig met kaarten zolang de Duitsers dat niet met geweerschoten of kanonvuur storen. Het slechtste is volgens Louis het doorbrengen van de nacht onder de blote hemel. Dit is duidelijk afmattend voor de soldaten en bovendien moeten ze tegelijk nog altijd schrik hebben door de vijand te worden aangevallen. Louis verhaalt in zijn brief hoe ze op donderdag 29 oktober een omtrekkende beweging van de Duitsers konden afslaan door hevig op hen te schieten, hij beweert wel 400 kogels afgevuurd te hebben. Kort na deze laatste brief is Louis gesneuveld

Op zondag 1 november waren alle Duitsers opnieuw achter de rechteroever van de IJzer stroomafwaards van Diksmuide. Dit met uitzondering van de linkeroever van Tervate tot de huidige “Dodengang” en enkele kleine eilandjes midden de overstromingen van waaruit scherpschutters de Belgen het leven zouden zuur maken. De grote watervlakte strekte zich tussen Diksmuide en Nieuwpoort uit over 30 kilometer en had een breedte van 5 kilometer. Het Belgische veldleger dat de oorlog was ingegaan met een effectief van 118.000 man, telde na de slag aan de IJzer geen 50.000 valide manschappen meer en veel van zijn kanonnen waren ingevolge intensief gebruik niet langer meer operationeel. Die zondag kwam de 42e Franse divisie in verbinding met de marinefuseliers van admiraal Ronarch en in samenwerking met deze laatsten vielen ze het kasteel van Woumen aan. Maar het was te stevig versterkt en de poging moest worden opgegeven. Deze mislukking werd door de overstroming goedgemaakt. De kruispunten in Diksmuide waren tot puinhopen herschapen. Gedurende 8 volle dagen verhevigde het bombardement, zich vooral concentrerend op het kerkhof. Dezelfde woeste uitvallen tegen de Franse loopgraven bleven elkaar opvolgen en hernamen meteen zodra een poging mislukt was. Maar de Duitsers, die versterkingen kregen, besloten om 10.000 mannen op te offeren om Diksmuide in te nemen en de IJzer over te steken. Onder die formidable druk, bezweken onze eerste linie’s aan de kant van de weg naar Esen. Van daaruit trokken de secties in goede orde terug naar de stad en barikadeerden zich daar. Het lot van Diksmuide was echter reeds beslist. Steeds volgens het boek van pastoor Ronse werd boven Zedelgem op zondag 1 November 1914 een luchtgevecht geleverd tussen Duitse en geallieerde vliegtuigen. Tot de nacht van 1 op 2 November werden de sluisdeuren te Nieuwpoort nog viermaal open en dicht gedraaid. Een kleine groep soldaten zou dit de ganse oorlog door moeten volhouden om de vlakte onder water te houden. Volgens de dagorders bevond de generale staf van het hoofdkwartier van de 5e divisie zich te Alveringem.

Page 140: naam in Arduin

140

Op maandag 2 november bezetten de Belgische troepen opnieuw het sluizencomplex bij Nieuwpoort en dat zou tot het einde van de oorlog in geallieerde handen blijven. Dit was onontbeerlijk voor de Belgische overstromingen.

Een zicht op de IJzer bij Diksmuide

Met de verrassingsaaval en de inname van Diksmuide, op dinsdag 10 november, was de strijd in deze sector van het front zo goed als afgelopen. De vijand verscheen nu van alle kanten, rechts, links, vooraan, achteraan en zo werden de Marinefuseliers, Senegalezen en Belgen in de binnenstad opgesloten. Er werd gevochten met de bajonet, met vuistslagen, met stenen, met kruisen van het kerkhof. De Duitsers namen gevangenen die ze aan de oever van de IJzer samendreven. Tussen hen luitenant ter zee Sérieyx, ernstig gewond aan de schouder. Op een laffe manier dreven de Duitsers deze gevangenen naar de rivier toe, in de richting van de geallieerde loopgraven en staken zich weg achter de lichamen van de gevangenen. Ze droegen de luitenant ter zee op om de verdedigers aan te manen zich over te geven. « Y pensez vous?” antwoordt Sérieyx koeltjes « Ils sont dix mille vous

n’êtes qu’une poignée. Comment voulez vous qu’ils se rendent ? » . Een heldhaftige leugen, want dit kon in enkele seconden de dood betekenen van de luitenant. Opeens was er een fusillade op de rechterkant van de de vijandelijke linies, Sérieyx deed teken aan zijn mannen en gaf hun het voorbeeld door zich in de rivier te storten. Hij zwom met zijn gezonde arm en slaagde erin met enkele mariniers de andere oever te bereiken. Na twintig dagen onmenselijke volharding was het uur aangebroken dat de verdediging werd herleid tot een paar opflakkeringen. Daardoor zou dit stuk ruine en as van de stille kleine Vlaamse stad moeten opgegeven worden. Terwijl de klaroen het bevel tot terugtrekken blies, losten de koppigste vechters hun laatste kogels achter de rokende puinen van de barikades. Dan trokken zij naar de IJzer waar de admiraal zich spoedde om de bruggen te laten springen. De vijand raakte niet over de rivier en zou er niet over geraken gedurende de ganse oorlog. Door de overstroming kon Diksmuide zijn rol van bruggenhoofd niet langer vervullen, want achter haar strekte zich een watervlakte uit van 1,6 kilometer breed. Die was onoverbrugbaar voor het best uitgerustte leger. Er was geen enkel gevaar meer voor Duinkerken. De legers van kroonprins Ruprecht van Beieren en van Hertog Albert van

Page 141: naam in Arduin

141

Wurtemberg hadden vruchteloos meer dan 100.000 mannen in het gras van de weiden, het slijk van de moerassen en het met bloed doordrenkte water achtergelaten. Gedurende de volgende drie jaar werd over en weer geschoten en werden plaatselijke aanvallen uitgevoerd, meestal ter ontlasting van operaties elders aan het front, of gewoon om de mannen strijdvaardig en strijdlustig te houden. Pas in de zomer van 1917 zouden hier weer ernstige gevechten plaats hebben.

Koning Albert in Veurne met koning George van Engeland

Page 142: naam in Arduin

142

De lange wacht aan de IJzer

Leven aan het IJzerfront De soldaten maken kennis met de eerste Oorlogswinter en niettegenstaande de winter van 1914-1915 tamelijk zacht is, komen de eerste beproevingen hard aan bij de uitgeputte soldaten. De winter van 1914-15 met zijn regen en koude was voor hen verschrikkelijk (30). Er heerste voedseltekort en voor drinkbaar water moest men tot 125 meter diep boren dus werd er uit de grachten of sloten gedronken en daardoor leden vele soldaten aan kolieken of enteritis. Dit wordt geïllustreerd door de belevenissen van soldaat Arthur Bocklandt van het 8e linieregiment : “Midden in de nacht wordt in het alerte-

kantonnement van Rousdamme appel geblazen. De mannen moeten weer naar de eerste lijn, hinkend op ongeriefelijke galochen (schoenen met houten zolen) en holle blokken (klompen). Ze volgen de spoorlijn Diksmuide-Veurne. Al de seinen zijn gedoofd, de wachthuisjes verlaten, de barelen onbewaakt, het ganse verkeer ligt stil. Aan het station van Oostkerke slaan wij de weg in naar het kruispunt van paal 5. Ik word door een hevige buikkoliek aangegrepen en moet onderweg verscheidene malen de tol der verlossing betalen. Na die uren mars komen wij behouden in de loopgraven aan : de soldaten die niet van wacht zijn strekken zich uit op de slijkgrond en slapen in als

op een bed van donzige wol.” Een algemene vaccinatie voorkwam op het nippertje een tyfusepidemie. Gelukkig verbeterde de bevoorrading in de loop van de oorlog. Luizen, muizen en ratten waren massaal aanwezig en waren een echte plaag voor de soldaten. De strijd viel echter zo goed als stil omdat ook de Duitsers dezelfde problemen hadden. Met het mooie weer in het voorjaar van 1915 kwamen dan de vele muggen en vliegen opduiken.

Aanvankelijk bleef een regiment slechts 2 tot 4 weken in zijn toegewezen gebied. In de loop van de oorlog werd deze termijn opgevoerd tot verscheidene maanden. Binnen het regiment werd de dienst opgesplits in periodes van loopgraven in de eerste lijn, periodes van piket in tweede lijn en periodes van rust. De rustperiode die men doorbracht in de kantonnementen achter het front werd soms opgesplits in een aantal dagen ‘rust’ wat dagmarsen, oefeningen en inspecties betekende, en een aantal dagen ‘halve rust’ waarop de soldaten werken gingen uitvoeren. Tijdens de eerste oorlogsmaanden werd er vrijwel dagelijks of hoogstens om de twee dagen afgelost omdat de soldaten zeer vermoeid waren, het front lamentabel slecht en het werk zeer zwaar was. Op 19 November 1914 werd echter beslist de dienst op te splitsen in periodes van twee dagen. Dat bespaarde de soldaten een aantal lastige marsen. Ze verbleven gedurende 1 tot 2 dagen op wacht aan het front, hetzij in de 1e lijn of in voorposten. Gedurende een zelfde periode deden ze piket in de 2e lijn en even lang waren ze op rust (petit repos) of op halve rust. Deze cyclus herhaalde zich telkens totdat ze uiteindelijk grote rust kregen. Naarmate in 1915 de levensomstandigheden aan het front draaglijker werden door de vermindering van te leveren inspanningen en van het gevaar, werd een frontdienst van 3 of 4 dagen gebruikelijk. Na drie tot zes maanden dienst in een bepaalde sector verwijderde het volledige regiment zich een twintig kilometer van het front voor twee tot vier weken grote rust. De aflossing gebeurde meestal ‘s avonds en ’s nachts maar rond de middag begon de bedrijvigheid in de loopgraven en in de kantonnementen reeds toe te nemen. De soldaten die naar het front moesten sloegen de nodige voorraad in en ze liepen de winkeltjes en soldatenkantienen af op zoek naar margarine of reuzel. Het in orde brengen van de uitrusting en de het vullen van de ransel was een routinezaak maar de meegesleurde vracht werd wel alsmaar zwaarder. Die bevatte standaard een deken, een tentzeil, een reserverantsoen, een paar reservelaarzen, een zwaar geweer, munitie, een riem met bajonet, een linieschop, een eetketel en een veldfles. Voeg daarbij de persoonlijke bezittingen, reservekleren, eten, sigaretten, kaarsen, schrijf- en leesmateriaal en het wordt duidelijk dat de rugzak uitpuilde. Men moest proberen alles zodanig op te bergen dat het ongeschonden aankwam op de bestemming. Wanneer bij valavond het bevel “En tenue et dans les rangs” gegeven werd maakte iedereen zich zenuwachtig

Page 143: naam in Arduin

143

vertrekkensklaar. De kapotjas werd dichtgeknoopt, de lederen koppel vastgegespt met bajonet en schop links, de patroontas op de buik, en de drinkbus (gourde) rechts, de ransel werd op de rug getorst en met twee riempjes aan de koppel vastgehaakt. Als laatste grepen de soldaten hun geweer en werkten zich met hun ganse vracht door het deurtje van het kantonnement naar buiten. Op het pleintje voor het kantonnement kwam de compagnie in het gelid na heel wat geschreeuw “Allez, dépêchez vous!”. De sergeant hield appel en de luitenant hield een vluchtige schouwing van de manschappen waarna het bevel “l’arme à la bretelle, a gauche par quatre, en avant Marsch” weerklonk. De kolonne zette zich in beweging maar lang werd er niet in de maat gemarcheerd want de zware last op hun rug dwong iedereen te stappen zoals het hem het minst lastig scheen. De soldaten marcheerden in groep tot aan de gevaarlijke zone waar het netwerk van colonnewegen en verbindingsloopgraven hen naar de voorste linies zou brengen. In de Engelse sector legden de soldaten dit gedeelte van de tocht af met een tram maar die luxe hadden de Belgische soldaten niet daar was het op eigen kracht. In het begin ging alles vlot want de benen waren fris en men liep langs aangelegde wegen nog ver van het front, maar na een uurtje was de pret eraf doordat de ransel begon door te wegen en men zweette als een paard. Dan kwam het moeilijkste deel van de reis want op de gevaarlijke plaatsen begonnen de colonnewegen, door de soldaten zelf wel eens ‘modderdreven’ of ‘piottendreven’ genoemd. Het waren diep uitgegraven wegels, eigenlijk een soort greppels. Ze liepen langs de rand van een aangelegede weg of dwars door de velden. Op andere plaatsen waren geen ingegraven wegen maar uitsluitend lange zigzaggende ‘passerellelijnen’. Bij het begin van dit gedeelte was er altijd het nodige oponthoud omdat de groep zich moest opsplitsen, waarna de manschappen in ‘file indienne’ verder trokken. De colonnewegen waren zeer glad en slijkerig en men zag geen hand voor de ogen, daardoor ging geregeld iemand tegen de grond. De mannen waren nu afgemat en hun romp helde voorover onder het gewicht van hun rugzak, er werd geen woord meer gesproken. Men hoorde alleen af en toe een ingehouden gevloek als een voorganger uitgleed. Op het uur van de aflossing schoot de vijand lichtkogels af die de omgeving verlichtten en ook de vijandelijke artillerie vuurde salvo’s af. Als het geschut ver vuurde dan werden de soldaten door deze salvo’s alleen opgeschrikt en voor de lichtkogels bleven ze voor de veiligheid even gewoon stil staan. In de gevaarlijke sectoren moesten de soldaten herhaaldelijk dekking zoeken door zich plat op de grond te werpen. Op die manier verloren soldaten makkelijk het contact met de groep. Na nog een uur marcheren kwamen de mannen bij de derde linie met de ingang naar de verbindingsloopgraven. In de sector Nieuwpoort was men vanaf hier volstrekt veilig, in de andere sectoren waren de “boyaux” in plaats van ondergronds gewone bovengrondse opgebouwde loopgraven met af en toe een dwarsboog. Met een beetje geluk was men voor middernacht op zijn gevechtspositie. De oversten wisselden wat ervaringen uit, maakten inventaris van de laarzen en regenjassen en deelden ze uit aan de nieuw aangekomen soldaten. Na het opstellen van de wachtrol kregen de eerste schildwachten hun plaats toegewezen. De rest kroop doodvermoeid in de schuilplaatsen om wat te slapen.

In het voorjaar van 1915 kwam de bezetting van het Belgische front langzaam op dreef, het werd verdeeld in verschillende sectoren, die op hun beurt werden opgesplitst in ondersectoren. De ondersectoren bestonden uit een aantal secties. De sectie was het gebied dat door een regiment werd bezet. De meest noordelijk gelegen sector van het Belgische front was die van Nieuwpoort. De hoofdverdedigingslijn vertrok er aan de IJzermonding en liep in een boog oostwaarts om de stad heen, bleef ten westen van St.Georges en bereikte dan de spoorweg naar Diksmuide. Deze sector was algemeen genomen erg rustig. Het voornaamste doelwit van de Duitse artillerie was hier het sluizencomplex dat de sleutel vormde voor de overstroming van de IJzervlakte. De volgende sector meer naar het zuiden was die van Ramskapelle en dan volgde de sector Pervijze, in die twee sectoren vormde de spoorwegberm Nieuwpoort-Diksmuide de hoofdverdedgingslijn. Terwijl het aan de spoorwegberm zelf erg kalm bleef, werden langs beide zijden in het verdronken niemandsland voorposten ingericht. In de sector Ramskapelle probeerde men het front ten zuid-oosten van

Page 144: naam in Arduin

144

Nieuwpoort te verlengen. Aanvankelijk werden verschillende hoeven die boven het water uitstaken bezet en als voorpost ingericht. Deze boederijene met namen als “Het Groot Noordhuis”, “Ryckenhoek”, “Wolvenest”, “Grote Hemme” en “Oosthof” werden door meer dan een kilometer lange passerellenlijnen bereikbaar gemaakt. Naarmate het waterpeil daalde werden de verschillende voorposten verbonden door een aantal vooruitgeschoven linies die evenwijdig liepen met de spoorweg. In de sector Pervijze bestond de mogelijkheid niet om vooruitgeschoven linies aan te leggen. Daarom installeerde men er op de hoger gelegen plaatsen voorposten die langzaam werden versterkt door de bouw van schuilplaatsen en luisterposten op een kleine afstand rond het centrale gedeelte. Zo onstonden de ‘grote wachten’ van “de Blauwvoetbrug”, “Berkelhof”, “Schildersbrug”, “de weg naar Stuyvekenskerke en Oud-Stuyvekenskerke”. De eenheden met wachtdienst bevonden zich aanvankelijk in de loopgraven gebouwd tegen de spoorwegberm. Naarmate de voorposten georganiseerd werden, bezetten deze eenheden meer en meer deze voorposten. Ze werden er zelfs dikwijls gesteund door de eenheden van piket die normaal in de loopgraven van de 2e linie schuilden. In de sector Diksmuide boog de Belgische verdedigingslijn aan km 15 van de spoorwegberm naar het oosten toe en bereikte bij kilometerpaal 16 de IJzer. Daardoor liepen de Belgische en Duitse linies daar als in een focus samen. Door de bodemgesteldheid kon men hier de hoofdweerstandslijn niet in het terrein uitgraven maar moest men ze volledig in reliëf boven de grond opbouwen. In januari 1915 legden de soldaten van het 12e linie er een 800 meter lange verdedingslijn aan bestaande uit 120.000 zandzakjes. Voor deze hoofdstelling lag aan de oever van de Reigersvliet de grote wacht van Oud-Stuyvekenskerke. De Duitse hoofdverdedigingslijn volgde de linkeroever van de IJzer tot aan de monding van de Reigersvliet. Daar bevond zich een belangrijke Duitse stelling bij de oude petroleumtanks van de stad Diksmuide. Na herhaalde mislukte aanvallen probeerde men de tanks te bereiken door middel van loopgraven die een rondtrekkende beweging langs het oosten moesten maken. De gang die gegraven werd vanaf paal 16 langs de IJzerdijk kreeg al vlug de bijnaam “Dodengang”. Vanwegde de aanzienlijke verliezen besloot men het einde van de gang op te geven en in oktober 1915 veroorzaakte de genie er een dijkbreuk. Vanaf paal 16 waren de Belgische en Duitse soldaten in eerste linie voor een stuk slechts door de breedte van de IJzer van mekaar gescheiden. In de buurt van de stad Diksmuide beschikten de Duitsers over een andere dominerende positie “la minoterie”, een enorme blok beton van waarop Duitse scherpschutters en mitrailleurs de Belgische posities gemakkelijker onder vuur konden nemen. Verder zuidelijk was er opnieuw een zompig niemandsland van 400 à 500 meter breed tussen de twee legers. Op bepaalde plaatsen zowel ten noorden als ten zuiden van Diksmuide bevonden zich Belgische luisterposten op de rechteroever van de IJzer. De soldaten die er de wacht moesten optrekken, geraakten over de IJzer door middel van een klein vlot. De eenheden van wacht in de loopgraven bevonden zich in de “tranchées” aan de IJzerdijk of in de luisterposten. De troepen van piket werkten ’s nachts veelal aan de bij dag vernielde loopgraven en verschansingen. Met de overgang naar de sector Lo wijzigde het frontbeeld volledig. In deze sector hadden de overstromingen een waterplas veroorzaakt, die op sommige plaatsen tot drie meter diep was. De vijand werd door deze overstroming 1,5 tot 2 kilometer van de Ieperlee verwijderd gehouden. Voor de stelling van het Fort Knokke, aan de samenloop van IJzer en Ieperlee, was de overstroming uitzonderlijk zelfs drie kilometer breed. Van een zwaar uitgebouwde verdediging was in deze sector geen sprake. Alleen de eerste linie was grondig georganiseerd en aan de overzijde van de Ieperlee waren een drietal grote voorposten geïnstalleerd, de zogenaamde waterposten. De meest zuidelijke sector van het Belgische leger was de sector Steenstrate. Vanaf februari 1915 werd het Belgische front zuidwaarts met 2 kilometer verlengd tot 250 meter voor Steenstrate. Meer dan in de noordelijkde sectoren waren de stellingen in Steenstrate sterk in de diepte uitgebouwd. De eerste linie lag ten westen van de Ieperlee en bestond al zeer snel uit een parallel loopgravennet. De tranchée de combat en tranchée d’abri genaamd. Ook de tweede en derde linie werden reeds in de loop van 1915 volledig op punt gesteld. Veilig voor de vijand was men in Steenstrate in het geheel niet. Vooral op de beruchte voorposten “Drie Grachten” en “Maison du Passeur” aan de overzijde van de Ieperlee kreeg

Page 145: naam in Arduin

145

men het dagelijks hard te verduren. In mei 1916 werd de sector nogmaals met twee kilometer verlengd. Hij reikte dan reeds tot aan de Ieperboog. In November 1917 kwam aan de geallieerde uitval uit Ieper een einde. De zone met het nieuw veroverde gebied ten oosten van de Ieperlee werd opnieuw aan de Belgen overgelaten. De oude sector Steenstrate verviel toen voor twee meer vooruitgeschoven sectoren namelijk Merkem en Bikschote.

Bij het aflopen van de bewegingsoorlog eind 1914 liep het Belgische veldleger gekleed in een tot op de draad versleten samenraapsel van kledingsstukken, met broeken in ribfluweel en jassen en overjassen in alle soorten stoffen en kleuren. Het uniform moest dus dringend terug geuniformiseerd worden en daarom werd als tijdelijke oplossing het ijzer-uniform ingevoerd.

Het IJzer-uniform, een tijdelijke oplossing voor de periode van eind 1914 tot mei 1915

Page 146: naam in Arduin

146

Vanaf mei 1915 werd begonnen met het invoeren van het kaki uniform in het Belgische leger, het uniform model 1915. Eerst werden de eenheden van het veldleger (de fronteenheden) uitgerust met de nieuwe kledij en tegen 15 November 1915 droeg iedereen verplicht een kaki uniform alhoewel de oude blauwe kledij pas in 1919 uit het reglement geschrapt werd. In juni 1915 kregen de soldaten nieuwe tentzeilen. In december 1915 daagden de eerste Adrianhelmen met leeuwenkop op.

Het Belgische Uniform model 1915

Het Belgische leger bestond van augustus 1914 tot februari 1915 voor ongeveer 59% uit Vlamingen, zo’n 2% meer dan hun aandeel in de Belgische bevolking. Er dienden meer Vlamingen in de infanterie, terwijl de meer technisch geschoolde Walen dikwijls in de artillerie en de genie terecht kwamen. In de in het Frans georganiseerde administratie zaten er uiteraard meer Walen. Dat alles verklaart waarom 65% van de gesneuvelde soldaten tijdens de hele oorlog Vlamingen waren, in het jaar 1917 steeg dit percentage zelfs tot 70%. In Januari 1915 had het Belgische leger ongeveer 45000 soldaten aan het front. Van februari tot augustus 1915 werden er zo’n 34000 uit de opleidingscentra in Normandië naar het front gestuurd. Die opleidingscentra bevonden zich onder andere in Arromanches, Caen en Honfleur.

Een soldaat tweede klasse zoals Jules Vandoorn kreeg een soldij van 2,5 frank per week, wat neerkwam op 10 frank per maand. Een hulp-onderluitenant kreeg 350 frank per maand, een onderluitenant kreeg rond de 458 frank per maand en een hulpdokter noteerde in mei 1915 een maandsalaris van 481 frank. Diverse oorlogsvergoedingen waren in de lonen vervat zo kreeg een dokter in december 1914 een basisloon van 2500 frank met daar bovenop 500 frank vergoeding voor

Page 147: naam in Arduin

147

gedane studies, 500 frank voor het bezit van een medisch kabinet en acht frank per dag marsvergoeding, dat maakte 6380 frank per jaar of omgerekend 532 frank per maand. Ter vergelijking een dorpsonderwijzer had in die tijd een jaarinkomen van 2000 frank, wat neerkomt op 167 frank per maand. De Belgische overheid toonde zich van zijn kleinste kant doordat in de kantines die in de loop van de oorlog werden opgericht de tarieven aan de bazarkar lager waren voor de gegradueerden dan voor de soldaten. Een pot confituur koste in die tijd ongeveer 1 frank, een liter melk 20 centiem, een stuk vlees 60 centiem. Aan de bazarkar kostte een pot confituur voor een soldaat 0,75 frank, terwijl een onderofficieren maar 0,65 frank betaalde en een officier 0,45 frank. De officieren kregen dus bovenop hun veel hogere soldij en betere bevoorrading nog eens een prijsvoordeel van 40%. Zo moesten zij die het minste nood hadden bovendien ook het minste betalen…

We hebben gezien hoe het 3e jagers te voet op het einde van de IJzerslag bij Pervijze strijd leverde om nadien op vrijdag 30 oktober met de ganse 5e Divisie in reserve te gaan.

Op zondag 1 november 1914 was het hoofdkwartier van de 5e Divisie nog te Alveringem, maar tegen donderdag 5 November bevond het zich nog een 9-tal kilometer verder naar het Westen, namelijk te Wulveringem.

Op maandag 2 november 1914 trok het IIIe bataljon van het 3e jagers te voet via Isenberge naar Gyverinckhove.

Op dinsdag 3 november bevond het 3e jagers te voet zich te Stavele Sint Elooishoek. Dit wijst erop dat het 3e jagers te voet op 3 November nog altijd in reserve was want Stavele lag een heel eind van het front af. Dit piepkleine dorp bevind zich op zowat 10 kilometer van Alveringem vlakbij de Franse grens. Ze lagen in reserve op de rechteroever van de IJzer met tussen zich en de Duitsers de 1e lijn aan de Ieperlee.

Op zondag 8 november 1914 heeft de 17e gemengde brigade zijn kantonnement te Alveringem. Die zondag bevond Jules zich dus met de rest van zijn regiment te Alveringem.

Op maandag 9 november 1914 schrijft majoor Coquelles : “Oostkerke le 9/11/1914. Relève s’est fait rapidement et en bon ordere, aucun incident. Nuit absolument calme, pas un coup de fusil n’a été tiré

de nos positions. Le comdt du II occupant les tranchées au N.O. de la route à Oostkerke”. Daardoor weten we dat het IIe bataljon 3e jagers te voet, waar Jules deel van uitmaakte, die maandag de loopgraven ten noord-westen van de weg naar Oostekerke overnam van een andere eenheid en dat de aflossing rap en in goede orde gebeurde zonder enig incident. De nacht is ook kalm en er wordt geen enkel schot gelost vanuit hun posities. We leren uit dit bericht ook dat majoor Coquelles nu de bevelhebber van het 2e bataljon 3e jagers was, daar waar hij oorspronkelijk het bevel voerde over het opgeheven 6e jagers te voet.

Op maandag 30 November 1914 was Jules met zekerheid te Oostkerke. In de Cayennestraat bij het kerkhof is er een gedenksteen voor soldaat Gustave Prévost van het 3e regiment jagers te voet. Hij is op de gemeente gesneuveld op 30 November 1914. Volgens In Flanders Fields was Prévost Gustave Joseph soldaat 2e klasse van de klas 1912 bij het 3e jagers te voet 2e Bataljon, 2e Compagnie en werd hij oorspronkelijk begraven te Oostkerke (kerkhof graf nr 2169). Jules maakte ook deel uit van het 2e Bataljon, maar meer bepaald van de 4e compagnie. Hij was zeker met het ganse bataljon die dag te Oostkerke van piket omdat binnen het regiment de frontdienst per bataljon geregeld was en Oostkerke lag in de Piketzone van de sector Dikmuide. Oostkerke lag niet echt op de frontlijn, het lag veilig achter het zompig niemandsland van 400 tot 500 meter breed dat zich ten Zuiden van

Page 148: naam in Arduin

148

Diksmuide uitstrekte en achter de tot drie meter diepe en 1,5 tot 2 kilometer brede waterplas verder naar het Zuiden door de overstromingen veroorzaakt. Het zal dus een beschieting van de Duitse artillerie zijn die Gustave Joseph Prévost daar noodlottig is geworden.

Ook op zaterdag 5 december 1914 vinden we het 3e jagers te voet nog altijd in de omgeving van Oostkerke. In de dagorders vinden we “3e chasseurs à pied à Oostkerke”. Een deel van het regiment zat toen in de loopgraven ten noorden van Diksmuide (31), terwijl de rest in Oostkerke van piket was. John Leysen behoorde als verpleger tot het 3e jagers te voet en lag op 5 december in de loopgraven ten noorden van Diksmuide. Daar merkt hij aan den lijve dat het water aan het stijgen was omdat ze ’s morgens in hun schuilplaats wakker werden omdat hun benen in het ijskoude water lagen (32).

Op donderdag 10 December 1914 bevindt het 3e jagers te voet zich tussen Nieuwekapelle en St Jacobs Kapelle. Het IIIe bataljon ligt voor Nieuwekapelle, het Ie bataljon tussen de twee gemeenten in en Jules lag met het IIe bataljon voor St Jacobs Kapelle.

In de loopgraven te Sint Jacobskapelle

Page 149: naam in Arduin

149

Op maandag 21 December schrijft de ondertussen Luitenant kolonel geworden Coquels een verslag waarin hij meldt dat bij zijn 2e bataljon 3e jagers op het appel van 12u te Loo nog altijd 60 man ontbraken (33). Hij vraagt dat de gendarmerie van de gemengde brigades van de 5e Divisie opdracht krijgen om te patrouilleren om deze afwezige mannen te verplichten zich terug te melden. Dit illustreert de oorlogsmoeheid van de soldaten en ook het gebrek aan discipline die er toen nog altijd heerste. Men had ook geen haast om zich na een nacht aan het front terug bij zijn eenheid te voegen.

Op donderdag 24 December, de dag voor kerstmis, bevindt het 3e jagers te voet zich in kantonnement te Loo-Brugge. (34).

Op zondagavond 27 december 1914 heeft Jules met het IIe bataljon 3e jagers opdracht om werken uit te voeren aan de communicatieloopgraven die ze moeten opkuisen en uitdiepen. Rond 21u30 werd alarm geslagen en moest het bataljon de vuurlinie innemen. Er vielen echter slechts enkele schrapnels op de oever ter hoogte van kilometerpaal 20 van de IJzer (nvdr voor St Jacobs Kapelle) en de vijand deed geen verdere aanval. Tijdens de nacht van zondag op maandag werkte Jules verder aan de communicatieloopgraven. Ze kuisen ook de loopgraven aan de weg tussen de linies op en zijn er tegen 7u op maandagmorgen 28 december mee klaar. (35)

Op donderdag 31 December 1914 is het 3e jagers nog altijd te Loo gekantoneerd (36), maar nu op het platteland, dus vermoedelijk in schuren bij de boeren. Jules viert dus Nieuwjaar 1915 te Loo vermoedelijk in een schuur van een boerderij.

Het 3e jagers genoot samen met de ganse 5e divisie vanaf begin januari 1915 van grote rust (37). We kunnen ervan uitgaan dat de grote rust van de 5e divisie ook in de omgeving van Bray-Dunes (38) en Duinkerken werd doorgebracht. Jules had reeds de zware winterse beproeving in de vol water staande en slijkerige loopgraven doorgemaakt. Ondanks de zachte winter had hij miscchien al bevroren voeten gehad door de koude en natte van de winter van 1914. Honger en dorst waren reeds zijn metgezel geweest, want er heerste voedseltekort en watertekort. Zijn schamele soldij van 2,5 frank per week liet hem hoogstens toe om twee liter melk en twee stukken vlees per week te kopen. Dan hield hij nog genoeg over om ongeveer 5 glazen bier te betalen voor de twee dagen die hij per week niet aan het front doorbracht. We hebben gezien dat hij voor de oorlog graag een pint dronk, dus 5 glazen was voor hem zeker geen overvloed. Waarschijnlijk dronk hij door het heersende watertekort ook uit de sloten en beken en had hij daardoor buikloop. Zeker is dat hij ook een vaccinatie tegen tyfus gekregen heeft. Jules zal er als een schooier uitgezien hebben in zijn versleten en altijd natte en beslijkte kledij. Hij zal ook een navenante lichaamsgeur verspreid hebben gezien het totale gebrek aan hygiëne dat in die eerste oorlogsmaanden heerste. Jules zal ook niet gespaard zijn gebleven van de alomtegenwoordige luizen en vlooien Miscchien liep hij net als vele anderen ondertussen ook op klompen rond. Tijdens die grote rust hebben ze zich degelijk kunnen wassen en werd de versleten oude kledij door het voorlopige IJzeruniform vervangen. Bij dat bezoek aan de badinstelling behoorde uiteraard ook de verdeling van vers ondergoed en verse kousen. Een helm om het hoofd te beschermen kreeg Jules niet want die waren op dat ogenblik nog niet beschikbaar.

Op woensdag 10 februari 1915 was Jules reeds terug aan het front. (39)

Vanaf 14 februari 1915 nam de commandant van de 5e Divisie zijn intrek te Alveringem (38) , de 5e divisie loste de 6e af die met grote rust ging naar Bray-Dunes.

Tijdens de week van 1 maart 1915 was Jules te Alveringem aanwezig bij een inspectie van het 2e en 3e jagers te voet door koning Albert. De daarover gevonden aanwijzingen laten niet toe de juiste datum

Page 150: naam in Arduin

150

precies te bepalen(40). We weten wel dat deze inspectie gebeurde op maandag 1, dinsdag2, vrijdag 5 of zaterdag 6 maart 1915 (41). Bij die gelegenheid werden de nieuwe rekruten ingelijfd. Iedere dag sneuvelden bij Diksmuide enkele soldaten en daarom waren de rekruten zo belangrijk voor deze sterk uitgedunde regimenten. Er was een toespraak door de kolonel, vermoedelijk kolonel Rademakers van het 3e jagers of Kolonel Tollen van het 2e jagers. Ook koning Albert hield bij deze gelegenheid een redevoering. De nieuwe officieren werden die dag ingezworen met de eed “Je jure; obéisance au Roi,

fidelité à la constitution et protection au peuple Belge”. Deze plechtigheid te Alveringem werd ook rijkelijk opgeluisterd met militaire muziek.

In de nacht van maandag 22 op dinsdag 23 maart 1915 proberen de Belgen van de 3e divisie de Duitse stelling bij de petroleumtanks te veroveren. Dat mislukt, maar de loopgraaf die gegraven wordt doorheen de IJzerdijk om bij de petroleumtanks te komen is het embryo van de latere dodengang. Tegelijkertijd verovert het 3e jagers te voet daar een voorpost aan de overkant van de IJzer onder hevig vuur van de Duitse artillerie. De door de genie met lucht gevulde zakken, gebruikt om voor hen een vlotbrug over de IJzer te bouwen, worden echter vlug door granaten doorboord en de brug zinkt terwijl de soldaten er overheen willen lopen. Ze worden van verschillende kanten onder vuur genomen en veel doden en gewonden kunnen ze pas ’s nachts wegbrengen.

Overal loert het gevaar, ook in het kantonnement te Alveringem. Op 15 april 1915 om 9u45 heeft. een Duits vliegtuig een bom laten vallen op een veld ten westen van de Lovaart. De piloot had het blijkbaar gemunt op het kantonnement van een compagnie van het 2de Jagers te Voet. Er is gelukkig geen schade, de aanval veroorzaakt enkel een gat in de grond van amper 50 centimeter diameter en jaagt de omwonenden schrik aan.

Op 23 april 1915 bestookt de Duitse artillerie de volledige Belgische frontlijn tot bij Nieuwpoort. Veel slachtoffers vallen er niet maar de beschieting belemmert wel de aanvoer van versterkingen naar het Zuiden. Volgens Cyriel Verschaeve moeten de soldaten in staat van paraatheid op de hoeven blijven als eventuele versterking bij een nieuwe aanval. De generale staf van de 5e Divisie werkt een verdedigingsplan uit specifiek voor de sector Diksmuide. Bij alarm zal het hoofdkwartier zich op de hoeve Kleine Fockwerve langs de Lampernissesteenweg vestigen omdat. deze plaats dichter bij het front ligt langs een belangrijke verkeersader. Van daaruit zullen de bevelen telefonisch richting het front vertrekken. Ook het evacuatiesysteem voor gewonden wordt verder verfijnd. Een bijlage van deze plannen geeft een gedetailleerde overzicht van de effectieven die aanwezig waren in het kantonnement Alveringem. Op 29 april 1915 zijn er in het kantonnement 747 soldaten en onderofficieren en 105 officieren. Dit zijn hoofdzakelijk de bataljons op rust van de 5e Legerdivisie, eenheden van de gezondheidsdienst en de logistiek. Er zijn ook 737 paarden gestald in het kantonnement waarvan het grootste deel afkomstig is van de logistieke eenheden en dienst doet als trekpaard. Ook de gendarmerie heeft een hondertal paarden te Alveringem. Er zijn slechts 202 auto’s en ook deze zijn voor drie vierde te vinden bij de logistieke eenheden. Er zijn ook twee gepantserde wagens van de section auto-mitrailleuses. Het kantonnement Fortem is belangrijk want er is plaats voor 1240 manschappen en 143 officieren. Te Alveringem verblijven hoofdzakelijk artilleristen en manschappen van de colonne d’ambulance. In Fortem vinden we 942 paarden van de artillerie terug en dat illustreert dat ook deze sterk afhankelijk is van paardenkracht. Ze hebben echter ook een 150-tal auto’s ter beschikking.

Eind april 1915 proberen de Duitsers de voorpost van het 3e jagers aan de overkant van de IJzer op te ruimen, maar de aanval wordt door de Belgen afgeslagen en ze maken 150 krijgsgevangenen. Veel jagers te voet hebben als trofee pinhelmen, Duits geld en portefeuilles buitgemaakt. Maandenlang wordt in dit frontsegment ten noorden van Diksmuide hard gevochten op altijd weer dezelfde

Page 151: naam in Arduin

151

vierkante meters grond. Voor wat Jules Vandoorn betreft kunnen we alleen met zekerheid stellen dat hij aan die bloedige gevechten ten noorden van Diksmuide heeft deelgenomen.

Page 152: naam in Arduin

152

Gesneuveld voor het vaderland Begin mei 1915 had de 5e Divisie nog altijd kantonnement te Alveringem (42), dus ook het 3e jagers te voet zal nog altijd in die omgeving gelegerd geweest zijn. Iedere vier dagen trokken de soldaten vanuit Alveringem naar het front via de brug van Fortem. Fortem is een gehucht vlakbij Alveringem langs de Lo-vaart. Dat wordt ook bevestigd door de tien geboden van het tweede regiment jagers te voet dat net als het 3e jagers ook tot de 5e divisie behoorde (43).

Februari 1915, Belgische troepen op de weg naar het front

Er werd verzameld aan de rand van Alvergingem op de weg naar de Nieuwe Herberg. In het begin maakten de soldaten de verplaatsing naar het front met een muziekkorps op kop, doch deze praktijk liet men al rap achterweg en de mars verliep in de grootste stilte. De tocht ging van Alveringem over Fortem, Oudekapelle, Oude Bareel en Kaaskerke naar Diksmuide. Dat was een mars van ongeveer 15 kilometer. Een tweede mogelijke reisweg was voorbij de brug van Fortem richting Lampernisse en via Oostkerke naar Kaaskerke. De kerktoren van Lampernisse deed ten andere dienst als uitkijktoren voor het 5e regiment artillerie. Vanuit de piketzone te Oostkerke kon men ook rechtstreeks naar de omgeving van de dodengang via de huidige Lettenburgstraat en Dodengangstraat.

Op vrijdag 7 mei 1915 besloot het hoofdkwartier van de 5e Divisie een aanval uit te voeren op de rechteroever van de IJzer met de bedoeling er een bruggenhoofd uit te bouwen(44). Men zou aanvallen ter hoogte van kilometerpaal 16 (Dodengang) en de oversteek maken naar Beerstblote. Deze opdracht werd toevertrouwd aan het 3e regiment jagers te voet. De bedoeling was de Duitsers af te leiden van de voorziene geallieerde offensieven in Artois en in Champagne. Op onderstaande kaart vinden we de “Postes de Surveillance” PS1 en PS2 en ertussen het bruggenhoofd dat tijdens deze zware gevechten veroverd werd.

Page 153: naam in Arduin

153

Page 154: naam in Arduin

154

Luchtfoto 2007 van dezelfde omgeving

Op zondag 9 mei kreeg het 1e regiment jagers te voet van de 4e Divisie opdracht om tijdens de nacht een aanval uit te voeren op de Duitse stelling bij de petroleumtanks(45). Deze bevond zich op de linkeroever van de IJzer ongeveer op 700 meter ten noorden van kilometerpaal 16. Op 75 meter van het doel stopten de Duitse mitrailleurs de aanval omdat de voorafgaande Belgische artilleriebeschieting de Duitse lijnen niet genoeg getroffen had. Daardoor mislukte deze aanval over een onderwatergelopen terrein dat door diepe grachten doorsneden werd. Tijdens de volgende twee nachten zouden ze het opnieuw proberen, maar ondanks wat terreinwinst het doel niet bereiken. Volgens “de eerste wereldoorlog, koning Albert en zijn soldaten” werd het bruggenhoofd door het 3e jagers te voet veroverd tijdens de nacht van maandag 22 maart op dinsdag 23 maart 1915 tegelijk met een aanval door troepen van de 3e Divisie op de petroleumtanks. Eerst rees het vermoeden dat het hier gewoon om een vergissing van datum ging, maar omdat op zondag 9 mei de aanval op de petroleumtanks werd uitgevoerd door de 4e Divisie en het 3e jagers geen gebruik maakte van een vlotbrug op met lucht gevulde zakken kunnen we er van uitgaan dat dit twee verschillende aanvallen betrof. Er is met name bij de Duitse tegenaanvallen van eind april slechts sprake van een “voorpost” en niet van een bruggenhoofd. Dat is de reden waarom de twee feiten hier samen vermeld zijn. Het is echter wel vreemd dat in “de eerste wereldoorlog, koning Albert en zijn soldaten” de slag van Beertblote en de aanvallen van begin mei verder niet vermeld worden. Feit is dat de verovering van het bruggenhoofd met zekerheid plaats vond op 9 mei 1915. Uit het verslag dat reserveluitenant Leon Velge in 1935 over het gevecht van Beerst-Bloote schreef weten we dat de aanval werd uitgevoerd door de 3e en 4e compagnie van het 3e bataljon van het 3de jagers te voet. Volgens de bevelen van

Page 155: naam in Arduin

155

Majoor Gateau, de commandant van het 3e bataljon, was het tracé voor de overtocht door de commandant van de Pontonniers (Genie) vastgelegd en doorgegeven aan de commandanten van de 3e en 4e compagnie die op het terrein de nodige verkenningen deden. Twee huizen A en B zouden als steunpunt worden ingericht. Het 4e bataljon moest huis A aanvallen, eventueel bezettten en dit huis en de loopgraven ten noorden van de overstroming inrichten, de 3e compagnie moest huis B aanvallen en de loopgraven ten zuiden van de overstroming inrichten. Het moest een verrassingsaanval worden en daarom moest men zo vlug mogelijk proberen de uitgangspositie’s in te nemen zonder te schieten. Elke compagnie zou vergezeld worden van een compagnie pontonniers voor uitvoering van de technische werkzaamheden en het in staat van verdediging brengen van de huizen aan de oostelijke, noordelijke en zuidelijke kant, het graven van loopgraven en het bouwen van schuilplaatsen voor mannen en mitrailleuses. Een sectie Hotchkiss mitrailleurs onder bevel van een officier zal in steunpunt A geplaatst worden van zodra het ervoor zal klaargemaakt zijn, een tweede sectie zal naar steunpunt B gestuurd worden. Een telefoonpost zal elk van de compagniecommandanten ter beschikking gesteld worden met de bedoeling dat zij zo tijdens de aanval contact hielden met de bataljonscommandant. Als backup zullen ook berichtendragers uitgestuurd worden. In geval van een aanval tegen een van beide compagniën wilde de majoor onmiddellijk verwittigd worden om een artilleriebarage te kunnen beginnen. Er zouden 4 passerellen over de IJzer worden gelegd, twee op tonnen en twee vaste. Het werk aan de paserellen begon bij het vallen van de nacht, eerst werden er twee op tonnen gelegd en dan werden de twee vaste gebouwd. Per paserelle moesten 3 soldaten en een korporaal de wacht houden. De overtocht van de 3e en 4e compagnie en de peletons pontonniers begon zodra de paserelles op tonnen gelegd waren. Van zodra de 3e compagnie zijn loopgraven verliet breidde de 2e compagnie zijn front uit en bezette ook de loopgraven van de 3e compagnie. De 4e compagnie werd vervangen door de compagnie met piquet. De 1e en 2e compagnie die in de dijk zaten voorzagen elk een sectie onder leiding van energieke gegradeerden voor de onmiddellijk bewaking van de paserellen in hun sector gelegen. De 3e en 4e compagnie slaagden erin om een wankele verdediging op te werpen.

Op maandag 10 mei volgde eerste Duitse tegenaanval. Om 19u herbegon het bombardement geconcentreerd op de linkeroever, obussen vielen in de IJzer en op de paserellen. Rond 21u werd de aflossing verwacht, maar die kwam niet. Adjudant Knaepen riep “Vuur op 150 meter”, de soldaten tuurden door de donkere maanloze nacht maar zagen niks. Dan hoorden ze Knaepen schreeuwen “vuur op100 meter”, de mitrailleurs begonnen te schieten en de nacht werd door bliksemschichten verlicht. De Duitsers rukten nog altijd op en waren tot op 50 meter genaderd. Onder bevel van de luitenant werden er salvo’s afgevuurd en in het donker hoorden ze de Duitse gegradeerden roepen “Vorwärts, vorwärts!”. De soldaten vuurden tot hun geweren gloeiend heet waren en de artillerie begon een barrage op 300 meter voor hen met een uitstekende combinatie van brisant en lichtgranaten, daardoor wordt de Duitsers belet versterkingen aan te voeren. De Duitse barage viel op de linkeroever achter de Belgische soldaten maar was niet zo intens als de Belgische. Als ze nu en dan Duitse pinhelmen in de Duisternis zagen verschijnen kwam opeens ook de aflossing bestaande uit het 4e bataljon ter plaatse. Die verlengden de linie door in tirailleurstelling in het onkruid te gaan liggen. Vlyminxs één van de mannen van Knaepen legde uit dat ze door gebrek aan munitie het huis aan de Duitsers hadden moeten laten. Knaepen en de oudste van de Bodet’s waren gekwetst en Deryde was verdwenen, de anderen waren veilig. De commandant van de 2e compagnie gaf bevel aan Sergeant Warzée om met 6 mannen de boerderij te gaan verkennen. Er volgde een snel gevecht waarbij Vlyminxs en Malfait Warzée en zijn manschappen waren vooraf gegegaan. Een kogel van een Duitsers kwetste Warzée licht aan de schouder en een kogel van Vlyminxs brak de arm van de Duitser. De hoeve werd heroverd en 38 Duitsers gevangen genomen. Dokter De Smedt had gedurende 16uur onder vuur wonden gedesinfecteerd, gesneden, verbonden, gesteund, getroost…Even na 5 uur waren de troepen terug over de IJzer en van de Duitse kant werd niet meer

Page 156: naam in Arduin

156

geschoten, zelfs niet van op de Minotterie alhoewel die nog nooit zo’n mooi doelwit voorgeschoteld kreeg.

Op dinsdag 11 mei volgt de tweede Duitse tegenaanval. De morgen was kalm, maar de kalmte bleef niet duren. Vanaf de namiddag hervatte het bombardement met granaten van alle kalibers op het bruggenhoofd, de paserellen en de loopgraven op de linkeroever. De Duitse commandant was ongerust over de Belgische verovering omdat ze er scheen op te wijzen dat ze een aanval op Diksmuide planden. Om 20u30 ging kapitein Borlée met de eerste compagnie de mannen van kapitein Henrotte aflossen in het bruggenhoofd, zij hielden de noordelijke loopgraaf met het peleton Peeters links en het peleton Pattheuws met de kapitein rechts. Tijdens de nacht ging het bombardement in alle hevigheid door, de vijand beet zich vast op de paserellen en vernielde de noordelijke loopgraaf. De 1e compagnie leed hevige verliezen, zijn chef werd gedood. De maandag had een brandgranaat 30 mannen van deze eenheid getroffen terwijl ze in dichte kolonne de loopgraaf van de IJzer naderden. De Duitsers slopen in het duister naderbij, maar brancardier Botte die met een zak broden op de rug kwam aangelopen zag schaduwen in het donker en sloeg alarm. Er werd hevig geschoten in het duister. De 3e compagnie van luitenant Ramboux bezette de zuidelijke loopgraaf sedert 20u30. Het Peleton Declercq rechts, het peleton van sergeant Van Pelt in het centurm en het peleton Mys links samen met de mitrailleursectie van adjudant Pouille. In de voorste linie in boerderij B zat korporaal Abbat met de soldaten Memoine, Driessens, Etienne, Dejaeger, Lemaire, Lambinon, en Lebrun. Op deze zuidelijke loopgraaf zou de vijand zijn aanvalspoging met het 14e, 16e en 36e bataljon concentreren. Hoe zou het zwakke garnizoen van de zuidelijke loopgraaf met 140 geweren en 2 mitrailleurs die overmacht kunnen weerstaan ? De atmosferische omstandigheden werkten dan ook nog mee met de vijand want een mist dik als erwtensoep maakte de verdediging blind. Bij dageraad verlieten de aanvallende Duitse bataljons hun loopgraven met grenadiers voorop en fuseliers daarop volgend. Maar de 3e compagnie was op zijn hoede, de uitkijkposten, de gegradeerden, de commandant van de loopgraaf zelf, allemaal hoorden ze het verwarde geritsel van deze massa mannen die oprukten… Luitenant Remboux gaf snel bevel de bajonet op het geweer te steken en niet te vuren zonder zijn bevel. Op 50 meter afstand zagen ze opeens silhouetten verschijnen en dan werd bevel gegeven voluit te vuren. De vijand was verrast en een verschrikkelijke wanorde verspreidde zich door hun rangen. Het barragevuur van de Belgische artillerie dat erop volgde maakte de vernietiging af. Maar de Duitsers waren in boerderij B binnen gedrongen en een lijf aan lijf gevecht brak los. De Belgen vochten als leeuwen en weer bleven 20 meestal gekwetste Duitsers in Belgische handen achter. Van de dappere soldaten die de hoeve verdedigden waren Lemaire en Lebrun dood, Lemoine, Driessens, Etienne en Abat waren met bloed bedekt en Dejaegher en Lambimont waren verdwenen. De zon deed weldra de mist optrekken boven de 200 vijandelijke lijken. Na dit gevecht moest het Duitse 14e bataljon van het front teruggetrokken worden om het opnieuw samen te stellen. Rond de middag kwamen Duitse brancardiers met de witte vlag vragen of ze de gekwetsten en de lichamen van gedode officieren mochten komen ophalen. Ze kregen toelating op voorwaarde een bepaalde lijn niet te overschrijden, de gekwetsten voorbij deze lijn zouden door de Belgen worden meegenomen. Een Duitse brancardier kwam toch in de verboden zone en werd door luitenant Ramboux aangehouden. Dan kwam een Duitse aalmoezenier tussen, die was ook de verboden zone binnen gedrongen, als hem daarop gewezen werd trok hij zich terug. Als nieuwe parlementairen de brancardier kwamen opeisen stuitten ze op een Belgische weigering. De oorlog hernam en de doden zouden zonder begraafplaats blijven.

Van woensdag 12 tot woensdag 26 mei veroorzaakten de continue bombardementen zware verliezen. Iedere morgen vloog een Duits vliegtuig laag over de linie om het vuur te helpen richten. Tegen de zware Duitse artillerie konden de Belgen slechts veldkanonnen inzetten en bovendien dwong het gebrek aan munitie deze tot stilzwijgen, daardoor werd ook het moreel van de troepen aangetast. Voor

Page 157: naam in Arduin

157

de noordelijke loopgraaf hadden de Duitsers hun linie tot op 100 meter van de Belgische gebracht. Een kleine post met een mitrailleur was nog dichterbij zich in de dijk komen installeren. Vuurstoten van deze mitrailleuse vlogen langs de borstweringen en geselden de uitsparingen. Van een element van de loopgraaf naar een ander willen gaan was daarmee de dood in de ogen kijken. Vele Belgen die nog niet gewoon waren aan zo’n nabij gevecht werden neergeschoten. De Belgen slaagden er kort daarop in deze mitrailleurpost uit te schakelen en soldaat Louis bracht de mitrailleuse mee.

Op woensdag 26 mei en tijdens de nacht erop volgde de derde Duitse tegenaanval. De hitte was ondraagbaar en in de noordelijke loopgraaf die bezet werd door een peleton van de 1e compagnie en een sectie mitrailleurs was de aandacht wat verslapt. De bevelvoerende officier van de mitrailleurs die ook het bevel voert over element 3 van de loopgraaf dat tot bij de dijk liep, rustte in zijn schuilplaats en het grootste deel van de manschappen deed hetzelfde. Het was kalm en de hitte had de natuur en de mannen in zijn macht, maar dat was het uur door de vijand gekozen. Om 18u rukte een detachement van het 11e Bataljon van de 4e Ersatzdivisie op, dubbelgevouwen langs het water en gecamoufleerdop door het relief van de dijk en zonder enig geluid te maken. Voor de Belgische uitkijkposten het in de gaten hadden waren de Duitsers reeds bij hen. De mitrailleurschutters aarzelden als de Duitsers riepen “Kamerad, nicht schiesen !”. Even daarop sprongen de Duitsers over de Friese Ruiters reeds in de loopgraaf. Met enkele uitzonderingen die naar loopgraaf 2 waren kunnen vluchten vielen één officier en twintig soldaten van loopgraaf 3 in handen van de vijand. De Duitsers rukten nu op naar loopgraaf 2 maar werden van daaruit hevig beshoten. Men schoot op elkaar vanop enkele meters afstand. Andere Duitse detachementen kwamen in de loopgraaf voor de Belgen aan en rukten op met grote stalen platen voor zich. Het lot van de bezetters van boerderij A leek beslecht, in een pijl geplaatst hadden zij de vijand voor en achter zich…Maar luitenant Robyns die de post commandeerde was een ruwe kerel, eliteschutter en houder van talrijke schuttersprijzen. Vanaf het begin levert hij zich over aan een methodische slachtpartij, maar toch slagen de Duitsers erin om zich beschermd door hun stalen platen dichterbij te begeven. In de loopgraven op de linkeroever van de IJzer was het druk en werd er geschreeuwd “Alerte !...Les Boches attaquent…tous dans la tranchée de combat”. Van her en der werd meteen barragevuur afgeschoten. Kapitein van Egroo die het bevel had over de 1e compagnie, had wat van zijn eenheid reste verzameld om voor het te laat was de mannen die aan de overkant weerstand boden te hulp te snellen. Het was een moeilijke opdracht om 200 meter moerassig open veld doorsneden door met water gevulde grachten te overbruggen. Een enkele weg verbond de opeenvolgende paserellen. Met de kapitein op kop vertrok de 1e compagnie maar Van Egroo viel, de schedel door een kogel doorboord. Maar het elan was gegeven en zijn mannen bleven doorlopen, bereikten de loopgraaf en openden het vuur op de linie van stalen platen. Een groep slaagde er zelfs in om door te dringen in de loopgraaf die door de vijand was bezet. Om 19u15 was majoor Tassier die de kolonel aan het bevel van de ondersector verving van zijn gevechtspost in Kaaskerke komen aanlopen. Zijn imposante figuur richtte zich op aan de uitgang van de paserellen en zich niks aantrekkend van de ontbrandingen van de explosies, van het fluiten van de kogels en de ontploffingen die rondom hem gekwetsten en doden maakten leidde majoor Tassier persoonlijk het oprukken van de 4e compagnie van het 2e bataljon (De compagnie van Jules Vandoorn) en van de 4e compagnie van het 3e bataljon. Hier hebben we dus zekerheid dat Jules op 26 mei 1915 rond 19u15 aan deze tegenaanval deelnam. De klaroenen bliezen ten aanval. De 3e compagnie van het 3e bataljon had een peleton op de rechteroever in de zuidelijke loopgraaf en twee peletons op de linkeroever. Van op 600 meter zagen de soldaten op de linkeroever de lange en dunne rij van soldaten die de tegenaanval uitvoerden lopen, vallen, zich oprichten… De Duitse barrage sloeg in als hagel tijdens een onweer. Het 210mm geschut veroorzaakte een geraas als een exprestrein gevolgd door een verschrikkelijke ontbranding. De avond viel en plots riep Van Turnhout vanop de vuurlinie geleund “Ziet, de Duitschers ginder opkomen… een geheel bataillon”. Hij wees met de vinger naar het bebloemde veld tussen de

Page 158: naam in Arduin

158

Beerst-Bloote boerderij en de noordelijke loopgraaf. Maar het veld verdween reeds in de ontbrandingen en de rook doordat de Belgische artilleriewaarnemers de Duitsers al eerder gezien hebben. Een man van een andere compagnie was volgens Velge neergeschoten in de open passage achter hen. Ze haastten zich maar wisten niet goed hoe hem vast te nemen omdat zijn ingewanden uit zijn flanken hingen. Snel werd de man met een brancard naar de verbandpost gedragen. Korporaal De Munter was al gewond en dan was het de beurt aan Andries, Defontaine, de Faidherbe, Hendrickx, Malfait en Bracke… Door de tegenaanval van de Belgen kregen ze de overhand en met een snelle stormloop namen ze de loopgraaf in. De Duitsers die niet snel genoeg de armen omhoog staken werden tegen de wand genageld en zij die poogden te ontsnappen als aangeslagen wild werden neergeschoten voor ze zich in veiligheid konden brengen. De twee mitrailleurs die in handen van de vijand waren gevallen werden heroverd. Tegen 21u moesten alleen de dragers van de stalen platen nog worden uitgeschakeld. Om 22u15 opende de vijand opnieuw het vuur en de Belgen vroegen zich af of de Duitsers opnieuw wilden aanvallen maar zagen niemand aankomen. De stilte van de nacht nam vanaf dan langzaam de overhand op het krijgsgeweld. Het 3e bataljon had ernstige verliezen geleden want kapitein van Egroo en onderluitenant Debaisieux waren gedood, kapitein Henri en de onderluitenanten Leroy en Heusch waren gewond. De 1e compagnie had 43 mensen verloren, de 2e compagnie 8, de 3e compagnie 12 en de vierde compagnie 26. Bij het 2e bataljon dat rond kilometerpaal 17 van de IJzer en buiten het schootsveld van de artillerie gelegerd was hadden ze weinig geleden, maar bij de tegenaanval had de 4e compagnie waar Jules deel van uitmaakte 42 mannen verloren.

Op donderdag 27 mei werden de Belgische posities nog eens aan een verschrikkelijk bombardement onderworpen. Om 23u30 hoorde de compagnie van wacht in de noordelijke loopgraaf duidelijk de Duitse gegradeerden roepen “Vorwärts !... Vorwärts !”. Met een laatste inspanning verliet de vijand zijn loopgraven en werd meteen getracteerd op een gericht vuur van de Belgische mitrailleurs en geweren waardoor de aanval snel stilviel en werd afgeslagen. De gevangenen de vorige dag genomen bevestigden dat de Duitse troepen totaal gedemoraliseerd waren door deze bloedige aanvallen en dat de soldaten hun officieren niet meer volgden. De vijand die er niet in slaagde de Belgen op de linkeroever terug te werpen veranderde van taktiek en wilde het bruggenhoofd onhoudbaar maken door het dag en nacht met zijn talrijker en krachtiger artillerie te bestoken. Onder invloed van de zon van dat warm einde van de lente waren al die Duitse lijken verborgen in het lange gras beginnen opzwellen en vergiftigden de lucht Tijdens de dag blies de wind vanuit zee en joeg de lijkgeur naar de vijand toe, maar ’s avonds blies de landwind in de richting van de Belgen. Miljoenen dikke vleesvliegen verschenen, de beestjes warmden zich onbeweeglijk op de randen van de loopgraven in de zon. Maar bij de minste beweging zetten deze walgelijke diertjes zich met een imens gezoem in beweging. Iedere dag vielen 10 tot 12 mannen onder het Duitse bombardement en men wist niet meer waar men de doden moest laten. In het begin werden ze begraven op het kerkhof van Kaaskerke, maar de obussen van de vijand haalden de lijken boven. Dan begonnen de Belgen een kerkhof langs de weg naar Oudekapelle maar de obussen volgden. Dan werden de doden onder protest van de dorpelingen tot op het kerkhof van Alveringem gebracht. Finaal werd een stuk grond toegekend langs de weg die naar het verloren dorp Oeren leidde. Met het verdunnen van de rangen werden de karweien lastiger en de rustperiodes meer onwerkelijk. Wat aan gegradeerden restte bleef 16-17 uur na elkaar op wacht. ’s Avonds bij de aflossing liepen de mannen met zenuwen kapot van het bombardement geplooid onder hun tassen slapend verder tijdens de lange march naar Alveringem. Het was onbegrijpelijk dat ze nog de kracht hadden om hun doden met zich mee te slepen. Kolonel Rademaeckers vroeg aflossing voor zijn regiment, maar bleef ondertussen vechten. Door het 4 dagen op 8 in deze vleesmolen te zijn opgesloten brak de energie…

Page 159: naam in Arduin

159

Op woensdag 2 juni is korporaal Libois van wacht in de dodengang (46). Om 12u30 krijgen ze van de uitkijkpost te horen dat er een officier op ronde is. Kort daarop verschijnt kolonel Rademakers van het 3e jagers in de loopgraaf. De soldaten vinden het ongelofelijk dat die zwaarlijvige man niet reeds getroffen werd door de vijand en begrijpen totaal niet hoe hij tot hier is kunnen geraken. Volgens Libois was Rademakers een joviaal en moedig man.

Op donderdag 10 juni 1915 lezen we in de dagorders “Relève le 11 due SSN et des SSS”. (SSN=Sous Secteur Nord, SSS=Sous Secteur Sud). Generaal Wielemans is in functie nog altijd onderchef van de generale staf, maar vervult de rol van chef van de generale staf. In zijn bevelen voor 11 juni schrijft generaal Wielemans om 18u30 : “Aan de bevelhebbers van de legerdivisie’s en de cavaleriedivisie’s, bevel voor de dag van 11 juni : Tijdens de nacht van 9 op 10 juni heeft de vijandelijke artillerie de vooruitgeschoven loopgraven van Ryckenhoek gebombardeerd; het bruggenhoofd van de 5e D.A. Ze heeft ook heftig de linies van de 6e D.A. en de omliggende loopgraven beschoten gedurende de ganse nacht. Tijdens de dag is de vijandelijke artillerie erg actief geweest. Ze heeft bepaalde delen van het front van de 3e D.A. bij Nieuwekapelle beschoten. Heftig bombardement van de noordelijke ondersector van de 5 D.A. Onze artillerie heeft teruggeslagen op de vijandelijke batterijen en verschillende beschietingen op de Duitse positie’s uitgevoerd”. In het dagorder van de 5e divisie diezelfde dag om 20h15 opgemaakt lezen we “Belgisch front : geen enkele actie aan het Belgische front. De vijandelijke artillerie heeft de boerderij Groot Noordhuis, de omgeving van Pervyze, onze loopgraven in de omgeving van Borne 16 van de IJzer, ons bruggenhoofd van Diksmuide (noorden) en het dorp Nieuwekapelle gebombardeerd. De vijand heeft ook enkele projectielen afgevuurd op onze loopgraven langs het Ieperlee-kanaal”.

Op vrijdag 11 juni schrijft generaal Wielemans in zijn orders voor 12 juni “Tijdens de nacht van 10 op 11 juni bombardement met tussenpozen van het bruggenhoofd en de loopgraven van de ondersector noord van de 5e D.A. De artillerie van de 4e D.A. heeft arbeiders naar de boerderij Terstille gestuurd. Vandaag heeft de vijandelijke artillerie zich zeer actief getoond. Ze heeft heftig onze vooruitgeschoven posten en het bruggenhoofd van de 5e D.A. beschoten”. In de dagorders van de 5e divisie vinden we “De vijandelijke artillerie heeft heftig onze vooruitgeschoven posten en het bruggenhoofd van Diksmuide (noorden) beschoten”. In zijn oorlogsdagboek schrijft schoenmaker Felicien Vanhove op vrijdag 11 juni dat het een stille nacht was geweest van de 10e op de 11e . Ook op donderdag 10 en vrijdag 11 juni 1914 was volgens hem geen geschot te horen noch van ver noch nabij. Dit is totaal in tegenspraak met wat we in de dagorders vinden want het blijkt dat er zware artilleriebeschietingen waren. Dit dagboek toont dus aan dat menselijke herinneringen soms niet heel erg accuraat zijn en niet altijd toelaten om preciese historische feiten te controleren.

Op zaterdag 12 juni 1915 in volle middag trok kolonel Radmaeckers naar de noordelijke loopgraaf met een stapel zandzakken op de schouder net als een simpele soldaat met karweien. Zijn hoge en krachtige postuur kwam boven de miserabele borstwering die voor dwergen gemaakt leek. Er lag een gekwetste en de kolonel ging erop af en troostte hem. “Opgelet kolonel ze zullen u krijgen” kreunde de man, maar de kolonel luisterde niet en wandelde moedig zijn lot tegemoet. Liggend in de loopgraaf recht tegenover observeerde een man in grijs gekleed deze prachtige prooi en bereidde zich voor om toe te slaan. De kolonel zou de opening tussen loopgraven 1 en 2 oversteken, “Paff” klonk het schot en de reus zakte in elkaar met een kogel in het voorhoofd (44). Kolonel Maximilien Rademakers werd geboren te Maaseik op 31 mei 1864. Hij was Officier in de Leopoldsorde en de Kroonorde, drager van het St. Joris Kruis Rusland etc... De kolonel onderscheidde zich dapper in de gevechten van Halen in augustus 1914 en sneuvelde uiteindelijk als bevelhebber van het 3e jagers te voet (47).

Page 160: naam in Arduin

160

Soldaat Bauwens, brancardier Wademant en aalmoezenier Lehoucq snelden hun chef te hulp en sneuvelden ook ter plaatse. Het nieuws van de dood van de kolonel verspreidde zich in het ganse leger met een ongelofelijke snelheid. Koning Albert vernam het en kwam naar Alveringem waar hij meteen bevel gaf het regiment af te lossen. Die zaterdag lezen we in de orders van generaal Wielemans voor 13 juni : “Het 3e linie zal tot nader order ter beschikking gesteld worden van de commandant van de 5e D.A. om het 3e jagers af te lossen. De 13e zullen 3 bataljons van het 3e linie samen met de mitrailleuses van het regiment via buurtspoorweg tussen de Panne en Fortem vervoerd worden. Opstappen vanaf 9u. De twee bataljons van het 3e jagers te voet die op rust (repos) zijn zullen van Fortem naar de Panne vervoerd worden door de buurstpoorweg. Opstappen vanaf 13u. Op 15 juni zal de rest van het 3e linie met de buurtspoorweg van De Panne naar Fortem vervoerd worden. Opstappen vanaf 9u. De rest van het 3e jagers te voet zal met de buurstpoorwegen van Fortem naar De Panne vervoerd worden. Opstappen vanaf 15u. Morgen 13 juni zal de commandant van het 3e linie samen met de bataljonscommandanten en de adjudants-major zich zo vroeg mogelijk in de morgen op het hoofdkwartier van de 5e D.A. aanbieden om er instructies te ontvangen en te beginnen met de nodige verkenningen. De aflossing van de troepen van het 3e jagers te voet in de loopgraven en van piket zal gebeuren tijdens de nacht van 14 op 15 juni”. In het dagorder van de 5e divisie dat om

Page 161: naam in Arduin

161

20u30 wordt uitgegeven lezen we “Met groot spijt moet ik aan de divisie de dood van Luitenant-Kolonel A.E.M. Rademakers meedelen, door de vijand gedood in het bruggenhoofd ten noorden van Diksmuide. Ik groet met respect en emotie deze dappare kolonel die een constant voorbeeld was van moed, vaderlandsliefde en opofferingsgeest gevallen temidden van de zijnen op het ogenblik dat hij een gewonde troostte. De Duitse artillerie is vandaag actief geweest en heeft de hoeve Wolvennest beschoten en de loopgraven rond de borne 16 van de IJzer, onze post te Oud-Stuyvekenskerke, ons bruggenhoofd te Diksmuide (noord) ons front ten zuiden van deze stad, alsook de aglomeratie’s van Ramskapelle, Pervyze en Lampernisse”.

Vanaf zondag 13 juni 1915 loste het 3e linieregiment het 3e jagers te voet af bij het bruggenhoofd ten noorden van Diksmuide. Dat wordt bevestigd door het wedervaren van Germain Camiel Corneel Loncke (48) en Charles Vermeersch uit Ichtegem (49). Het getuigenis van Charles Vermeersch maakt duidelijk dat de man slecht geïnformeerd was over de toestand bij het 3e jagers en blijkbaar niet wist welke slachting zij hadden doorgemaakt(50). Het bovenstaande weerlegt zijn verhaal en verduidelijkt dat het 3e jagers helemaal niet weigerde de vaart over te steken zoals hij stelt, maar dat het bevel daartoe van hogerhand kwam… Die zondag gaf generaal Wielemans volgende orders voor 14 juni : “De vorige nacht zijn de bevolen verkenningen uitgevoerd. De staat van het zeer modderige terrein heeft de voortgang van de 4e D.A. naar de boerderij Terstille vertraagd niettegenstaande onze zware artillerie ze effeciënt behandeld had. Bij de 3e D.A. heeft een nieuwe loopgraaf tijdens de nacht gegraven ons tot kort bij Reigersvliet gebracht. De 5e D.A. is erin geslaagd om ten Zuiden van Diksmuide een bruggenhoofd te slaan dat aansluit bij dat van de 2e D.A. Deze laatste divisie heeft verkenningen uitgevoerd die erin geslaagd zijn een vijandelijk blockhaus te overrompelen, en de westelijke grens van het park van het kasteel van Woumen te verkennen. De 6e D.A. tenslotte heeft de Duitse loopgraven gebombardeerd. De artillerie heeft weinig gereageerd tijdens de nacht met uitzondering van de sector van de 3e D.A. waar ze Pervyze, Oud Stuyvekenskerke en de loopgraven ten zuid-oosten van de Roode-Poort heeft gebombardeerd. Deze morgen heeft de Duitse artillerie slechts weinig activiteit getoond : zwak bombardement van Ramskapelle, van de zuidelijke omgeving van Pervijze, van het noordelijke bruggenhoofd van de 5e D.A. en de centrale en zuidelijke sectoren van de 6e D.A. Voor het front van de 2e D.A. heeft de vijand geprobeerd om het blockhaus dat door ons de vorige nacht overrompeld werd te heroveren, hij is ervan weerhouden geworden door het vuur van de mitrailleuses. In de namiddag licht bombardement van de vooruitgeschoven posten van Ryckenhoek en de Blauwvoetbrug, van Pervijze en de vooruitgeschoven posten van de 3e D.A. alsook een deel van de sector van de 5e D.A., van Noordschote en van twee steunpunten van de 6e D.A. In het dagorder van de 5e divisie vinden we die dag het volgende “Het oversteken van de twee companiën van het III naar de oostelijke oever van de IJzer is de vorige nacht uitgevoerd in alle kalmte, ordelijkheid en precisie. De paserellen zijn rap geworpen door de mannen van de genie. Ik druk er mijn voldoening over uit aan de officieren en soldaten die deze operatie hebben uitgevoerd. De generale staf van het III regiment (nvdr 3e linie) en de twee compagnies mitrailleurs van het 3e linie logeren vanaf vandaag te Fortem. Bataljons I en II van dit regiment logeren vanaf vandaag te Alveringem. Bataljons IV en V van dit regiment logeren vanaf morgen te Alveringem. (Er staat in de Franse tekst “Los” wat ik vertaalde naar Bataljons). De generale staf van het regiment (met uitzondering van de commandant van de noordelijke ondersector), het Ie en IIIe bataljon van het 3e jagers logeren vanaf vandaag te Bray Dunes. Het IIe bataljon en het IVe en de twee compagnies mitrailleurs van dit regiment zullen vanaf 15 juni te Bray Dunes logeren. Morgen de 14e alossing van de eenheden in de loopgraven en van piket van de SSC (Sous Secteur Centre, infanterie en mitrailleuses). Morgen de 14e aflossing van de eenheden in de loopgraven en van piket in de noordelijke ondersector door het I en IIe bataljon van het 3e linie en door het personeel van de mitrailleuses van hetzelfde regiment. Daarom zullen volgende regels gevolgd worden : Geen enkele eenheid die moet afgelost worden kan zijn plaats verlaten zonder dat de vervangende eenheid ze heeft

Page 162: naam in Arduin

162

vervangen. De commandant van het 3e jagers zal de commandant van het 3e de gevraagde inlichtingen bezorgen over de richting te volgen door de aflossende eenheden (Colonnewegen). De verkenning van deze wegen zal morgenvroeg gebeuren door commandanten van de betreffende eenheden. Een officier per bataljon en een goed op de hoogte zijnde onderofficier per compagnie van alle af te lossen eenheden en een onderofficier van het af te lossen personeel van de mitrailleuses zullen zich morgen, op een uur overeen te komen door de commandanten van het 3e jagers en het 3e, naar het kruispunt van de wegen Fortem Lampernisse en Fortem Oudekapelle begeven. Zij zullen de eenheden van het 3e naar de plaats begeleiden die zij moeten bezetten. Ik dring aan op de noodzaak om de marschdiscipline te behouden. De commandanten van het 3e jagers en van het 3e zullen daarenboven overeenkomen in verband met alle details van de aflossing (Kogels in reserve aan de IJzer, levensmiddellen in reserve aan de IJzer en in de cantonnementen, granaten in reserve aan de IJzer, bengaals vuur aan de IJzer, schijven (disques) aan de IJzer, telefooninstallatie’s, aantal en bediening van de kanonnen van 58 en 57, boucliers, materiaal van de troepen in de loopgraven, materiaal van de mitrailleuses, enz…). De overname en het doorgeven van deze verschillende objecten zal met preciesie en zorg moeten gebeuren. Vanaf de 15e om 21u wordt de dienst van de artillerie als volgt geregeld : het 79e lost het 81e af als infanteriebatterij in de noordelijke ondersector. Het 90e blijft als infanterie batterij van de zuidelijke ondersector. Het 80e en 87e blijven op positie, het 86e en 89e zullen respectievelijk het 85e en 88e vervangen. Deze 4 batterijen staan tot de exclusieve beschikking van de commandant van de divisie artillerie. Belgisch front : Bombardement met tussenpozen van de Blauwvoetbrug, Ramskapelle en Pervijze, Oud Stuyvekenskerke, van onze loopgraven naar de boerderij Roode Poort en naar de brug van de spoorweg te Diksmuide, van de aglomeraties van Noorschoote en Lizerne. Onze vliegers signaleren vandaad geen enkele troepenbeweging op de wegen voor ons front.”. Vanaf 13u vertrokken het Ie en IIIe bataljon van het 3e jagers die op rust waren te Fortem met de tram richting de Panne.

Op maandag 14 juni 1915 was het IIe bataljon samen met het IVe en de twee compagnies mitrailleurs van het 3e jagers nog aan het front, maar ze bevonden zich niet meer in het bruggenhoofd op de oostelijke oever van de IJzer want daar waren ze tijdens de nacht van 12 op 13 juni reeds afgelost door twee compagniën van het 3e linie. Die maandag werden de eenheden in de loopgraven en van piket in de noordelijke ondersector door het Ie en IIe bataljon van het 3e linieregiment en door de mitrailleurs van deze divisie afgtelost. De bedoeling is dat de twee afgeloste bataljons van het 3e jagers vanaf 15 juni te Bray Dunes op rust zullen zijn. De rest van het 3e jagers vertrok die dag richting Fortem.

Op dinsdag 15 juni 1915 stapten het IIe en IVe bataljon en de twee compagniën mitrailleurs van het 3e jagers vanaf 15u te Fortem op de tram richting de Panne. Het IIe bataljon vertrok op rust zonder Jules Vandoorn…

Bij Beerstblote werden heel bloedige gevechten geleverd in de lente van 1915 en het 3e jagers te voet kreeg daar ruimschoots zijn aandeel in. Jules heeft ook aan deze hevige gevechten deelgenomen en heeft samen met de rest van zijn regiment de zenuwslopende bombardementen doorgemaakt. Uit het drama van de dodengang weten we dat de eerste en enige keer dat de 5e divisie dienst deed in de dodengang zich situeerde tussen 14 november 1917 en 23 maart 1918. Die bestond toen uit het 1e en 21e linie, het 2e en 5e jagers te voet en het 3e en 6e jagers te voet. Jules heeft dus nooit in de dodengang zelf gevochten maar hij heeft wel het ontstaan ervan van heel nabij meegemaakt. De verdediging van het bruggenhoofd en de twee luisterposten PS1 en PS2 ten noordoosten van Kaaskerke zijn Jules uiteindelijk fataal geworden. Zijn gedachtenisprentje vermeld vrijdag 11 juni 1915 als datum van overlijden. Origineel vermeldde de gesneuvelden-database van “In Flanders Fields” ook vrijdag 11 Juni 1915 als datum van overlijden. Ondertussen tonen zij echter maandag 14 juni als overlijdensdatum, dezelfde datum als op zijn grafsteen, het register van de militaire begraafplaats te De

Page 163: naam in Arduin

163

Panne, zijn militair dossier en het regimentsboek van het 3e jagers. Er rijst hier dus enige twijfel wat de juiste datum van overlijden betreft. Ik ga ervan uit dat de datum op zijn gedachtenisprentje de juiste is en dat hij tijdens de hevige bombardementen op vrijdag 11 juni de dood vond. Het is natuurlijk ook mogelijk dat Jules dodelijk getroffen werd tijdens de aflossing door het 3e linie op maandag 14 juni, maar dat lijkt me minder waarschijnlijk. Indien 14 juni de juiste datum is dan is dit dubbel tragisch want Jules zou die avond in veiligheid zijn te Alveringem. Over de juiste omstandigheden van zijn overlijden is verder ook niks geweten, ook in de militaire archieven is daarover niks terug te vinden. Voor wat het verhaal van mijn grootmoeder betreft in verband met de schrapnell (51) die midden de groep ontplofte waarin Jules stond te praten heb ik voor die 14 juni 1915 slechts één andere gesneuvelde gevonden van het 3e jagers te voet 2/4, namelijk Vanderwilde Jozef die werd eveneens eerst in Kaaskerke begraven en ligt twee graven van Jules af te De Panne, namelijk in graf N0196. Dan is er nog Van Daele Rene van het 3e jagers 3/2 die op dezelfde dag sneuvelde. Gewoon het feit dat ze alle drie op dezelfde dag sneuvelden laat niet toe te besluiten dat dit verhaal enige grond van waarheid bevat en dat zij samen de dood vonden. Meestal bevat de tekst van een gedachtenisprentje een grond van waarheid. Uit de tekst op het gedachtenisprentje van Jules kunnen we daarom opmaken dat hij onverschrokken was en deelnam aan de meer gewaagde uitvallen naar de vijand. We mogen er ook van uitgaan dat hij niet op slag dood was, maar stierf in de armen van een aalmoezenier…

Page 164: naam in Arduin

164

Deze foto van Jules werd waarschijnlijk genomen tijdens zijn legerdienst en werd gebruikt als herdenkingssteen

Page 165: naam in Arduin

165

De foto van Jules Vandoorn vooraan in het boek toont hem in het kaki-uniform model 1915. Doordat dit uniform pas vanaf mei 1915 werd ingevoerd moet deze foto genomen zijn kort voordat hij in Kaaskerke sneuvelde. Eerst dacht ik dat uit de linker bovenzak van zijn uniform zijn identiteitsplaatje naar buiten hing, maar door vergroting van de foto wordt zichtbaar dat het zo’n ouderwets stoffen schapulier is. Nadat ze gezegend waren werden deze dingen normaal aan een koordje rond de hals gedragen en de mensen geloofden dat ze dan beschermd werden door de heilige aan wie het was toegewijd. Dat Jules er zijn uniform mee heeft versierd wijst erop dat hij zich goed bewust was van het grote gevaar dat hij liep. De foto toont hem goed gevoed, fris gewassen en gekapt en is dus waarschijnlijk genomen tijdens een rustperiode begin mei. Een glimlach is er niet bij, met ernstige blik staart hij richting camera waardoor hij de ontberingen en doodsangsten verraad die hij reeds doorstaan heeft op het ogenblik dat de foto genomen werd.

De gesneuvelden werden volgens de mogelijkheden uit de loopgraven weggebracht door brancardiers, door kameraden of karweimannen. Brancardiers waren geen gevechtstroepen, geestelijken (broeders, paters, seminaristen) werden vaak de rol van brancardier toebedeeld (met rode kruisband om de linker arm). De taak van brancardier werd ook door niet geestelijken uitgevoerd, hoofdzakelijk waren dat leerkrachten (regenten, onderwijzers). Geestelijken en leerkrachten waren vrijgesteld van legerdienst en kregen een beperkte opleiding als brancardier. Priesters kregen echter meestal een taak als aalmoezenier. De geestelijken kon men aanvankelijk herkennen aan hun soutanes, maar met de komst van het kaki uniform in 1915 werden zij ook in uniform gestoken. Elke compagnie beschikte over twee brancardiers. Zij doorzochten de kleren van de lijken en verzamelden de identiteitsstukken in een speciaal linnen zakje dat werd verzegeld (o.a. militair zakboekje en “plaque d’identité”). Het verzegelde pakje werd afgeleverd aan het hoofd van de compagnie, vergezeld van enkele formulieren. Het vaststellen van het overlijden door het simpele stoppen van het hart was een taak van de bataljonsarts. De gesneuvelden werden achter de eerste of tweede verdedigingslijn begraven : op een gemeentelijke begraafplaats of in veldgraven. In de loop van de maanden ontstonden naast de gemeentelijke begraafplaatsen, al of niet bij een kerk, heel wat militaire begraafplaatsen. Er waren ook talrijke gewonden. Ze werden zo vlug mogelijk weggehaald en naar de achterhoede gebracht volgens een georganiseerde keten. Velen stierven aan hun verwondingen, onderweg of in een medische instelling : een hulppost of een verbandplaats, een infirmerie of een hospitaal. Die doden werden meestal in de nabijheid begraven, zo ontstonden grotere militaire begraafplaatsen. Met de stabilisatie van het front, vanaf 1915, kon het vervoer van doden beter georganiseerd worden. Met behulp van auto’s en karren werden doden en gewonden van het front opgehaald. De reeds gebruikte methode om nabij een hulppost (“poste de secours”) in de voorste linie een begraafplaats aan te leggen om overleden gewonden te begraven, werd uitgebreid. Op deze manier hoefden de doden niet langer in de nabijheid van de eerste lijn begraven te worden. Vanaf dan gaat men ook meestal kisten gebruiken. De kruisen bleven niet langer anoniem en werden voorzien van de naam, sterfdatum en de eenheid van betrokkene. De begraafplaats zelf werd opgedeeld in perken (aangeduid met een letter), terwijl de kruisen werden voorzien van een individueel nummer. Een militair kon aanspraak maken op een kerkelijke begrafenis ten laste van het korps waartoe hij behoorde. Makkers of streekgenoten probeerden de graven in stand te houden. Sommigen versierden ze zelfs met bloemen of zelfgemaakte of gevonden ornamenten.

De herberg “Lettenburg” bevond zich op het kruispunt van de weg naar Oostkerke met de grote baan tussen Diksmuide en Pervijze. Tijdens de oorlog was de herberg omgebouwd tot een primitieve verbandpost, waar verplegers de eerste zorgen toedienden aan gewonden die werden aangebracht van Oud Stuivekenskerke en van de Dodengang en omgeving. Daar stonden ook de ambulances klaar om de gewonden zo snel mogelijk naar een veldhospitaal te voeren. Het

Page 166: naam in Arduin

166

dichtsbijzijnde was het Sint Janshospitaal te Lampernisse, enkele kilometers verder weg van de gevarenzone.

Lettenburg – Kaaskerke, militaire begraafplaats. Bemerk de klaarstaande kisten tegen de muur

Vlakbij de herberg werd een militair kerkhof aangelegd voor de soldaten die reeds overleden aankwamen of die de eerste zorgen niet overleefden. Jules werd oorspronkelijk op deze begraafplaats te Kaaskerke begraven. .

Alfons Spiloes, geboren te Mechelen op 29 maart 1888 was hulpaalmoezenier 2e klas bij het 3de Regiment Jagers te Voet 2/E.M. Ook E.H. Lehoucq was hulpaalmoezenier bij het 3e jagers te voet 1/1, die sneuvelde als aalmoezenier toen hij de dodelijk getroffen kolonel Rademakers ter hulp wilde komen. Ik ga er van uit dat 2/E.M. staat voor 2e bataljon Etat Major, dus vermoedelijk was Spiloes de aalmoezenier van het bataljon waartoe Jules behoorde. Alfons Spiloes nam als vrijwilliger dienst in augustus 1914 en werd eerst gehecht aan de dienst der ziekentreinen. In september 1914 kwam hij als aalmoezenier aan het front. Hij was steeds in de bres, namelijk in de zeer gevaarlijke sector van Diksmuide. Vermoedelijk is het dus deze Alfons Spiloes die de oorspronkelijke begrafenis van Jules leidde. Hij werd op 21 maart 1916 te Ramskapelle door een granaatscherf gedood.

Page 167: naam in Arduin

167

Dit uittreksel uit het drama van de dodengang illustreert hoe het er in het begin van de oorlog in Lettenburg aan toeging : Wanneer Max Deauville op 16 november 1914 Lettenburg aandoet, heeft de

herberg nog geen noemenswaardige schade opgelopen. Toch vergeet het Duitse geschut deze streek niet. Deauville ziet hoe het gebied tot aan de spoorweg bezaaid is met granaatttrechters. Hij moet aan een schuimspaan denken. In de kelder, op wat stro, liggen gewonden te kreunen. Ze zijn de vorige nacht aangekomen. De verplegers huizen op de zolder. In de gelagkamer en de keuken zit het vol met soldaten. Vroeg in de morgen troepen ze bijeen buiten onder het afdak, kletsend en keuvelend. Het lijkt wel een markttafereel, mijmert Deauville. Tot hij op het glibberige plaveisel achter de herberg een lijk ziet liggen. Dit is een soldatenbegrafenis ! Het slachtoffer werd het hoofd afgerukt door een obus. Zijn lichaam is nog warm. De verscheurde, bebloede klederen verbergen een vermozeld lichaam. De jongen werd de hals afgesneden. Vlijmscherp. Van zijn hoofd blijft enkel een stukje kin met wat ros baardhaar over. Iemand tast in het licht van een lantaarn de klederen af. Hij vindt enkel wat kleine zaken. Zoals een brief van zijn vrouw…

Informatie verkrijgen over dorpsgenoten was niet evident voor militairen noch voor de in het bezette gebied achtergebleven familie. Heel wat mensen besteedden dan ook heel wat tijd en energie aan het zoeken naar informatie over een dierbare (via het Rode Kruis, via Nederland). Militairen aan het front correspondeerden vaak en druk met informatie over mededorpelingen. In het bezette gebied kon de Duitse afdeling van het Rode Kruis een helpende hand toesteken (Zentralkomitee der Deutschen Vereine vom Roten Kreuz). De eerste Rode-Kruis-Lijst (boekje) van Belgische “soldaten gesneuveld voor het vaderland” werd pas gepubliceerd in juli 1915. Vanaf dan verspreidt het comité Médical van

Page 168: naam in Arduin

168

het Rode Kruis in bezet België geregeld brochures met lijsten van ‘Belgische soldaten gestorven voor het Vaderland’. De familie Vandoorn moet dus via de allereerste brochure van het rode Kruis tijdens de zomer van 1915 reeds het overlijden van Jules vernomen hebben.

Het gedachtenisprentje van Jules werd te Wingene gedrukt bij H.Anseeuw-Devos en dateert vermoedelijk van de zomer 1915. De Duitsers lieten gedurende de oorlog zielmissen voor Belgische militairen en ook het verspreiden van bijgaande doodsberichten en gebedsprentjes toe. Zielmissen voor gesneuvelden werden in Vlaanderen door veel volk bijgewoond niet alleen als blijk van medeleven maar ook als mogelijkheid om nationale gevoelens tegen de gehate bezetter te uiten. Kortrijkenaar Marcel Loncke sneuvelde tijdens de aanvang van de IJzerslag op 19 oktober. Via een vriend ontving de familie in bezet België het slechte nieuws op 1 maart 1915. Op 16 maart werd te Kortrijk een plechtige lijkdienst gehouden voor de gesneuvelde. Op de lijkbaar werd een katafalk gezet (want Marcel lag begraven aan de brug van Schoorbakke). Een katafalk is een houten (lichte) kist in de vorm van een lijkkist, daarop werd een lijkkleed gelegd. De katafalk, in de proppensvolle kerk, was bedekt met de Belgische driekleur. Het is dus mogelijk dat ook voor Jules te Wingene of Zwevezele zo’n lijkdienst werd opgedragen tijdens de zomer van 1915…

Page 169: naam in Arduin

169

Vader Camiel Vandoorn ging tijdens de oorlog elke morgen naar buiten en staarde minuten lang naar het westen, richting IJzer, richting front…waar 30 kilometer verderop zijn gesneuvelde zoon begraven lag…

Page 170: naam in Arduin

170

Noten

(1)

Stamboom van Descheemaecker Aloisius : Kamiel Vandoorn werd op 1-11-1863 te Ruddervoorde geboren als zoon van Vandoorn David werkman, 47 jaar geboren te Lichtervelde en van Decnock Monica huishoudster geboren te Ruddervoorde. De getuigen waren Verhoye Charles secretaris 56 jaar en Verhoye Henricus brouwer 24 jaar. Vandoorn David kon niet tekenen wegens “onkunde”. Kamiel trouwde op 14-04-1887 met Descheemaecker Leonie en is overleden te Wingene als landsman op 22-2-1927 op 63 jarige leeftijd.

(2)

Stamboom van Descheemaecker Aloisius : Op donderdag 11 april 1912 moest Leonie Descheemaecker samen met haar zuster Julie (° 9/7/1869 te Ruddervoorde, + 22/10/1926 te Ruddervoorde), haar broer Henri (° 26/6/1871 te Ruddervoorde, +12/12/1951 te Ruddervoorde) en haar broer Richard (°3/9/1874 te Ruddervoorde, +21/3/1955 te Ruddervoorde) bij de notaris verschijnen voor de verdeling van de erfenis van haar vader Aloïs (°29/6/1831 te Ruddervoorde, smid, + 25/1/1906 te Ruddervoorde). Haar moeder Joanna Theresia Degrande (°25/2/1833 te Loppem,+3/11/1920 te Ruddervoorde) was op 11 februari 1866 met Aloïs gehuwd en is tot in 1911 in de op cijns gebouwde woning in de Bergenstraat blijven wonen en verkoopt die dan aan egenaar Constant Mortier. Ze trekt aan de overkant bij dochter Julie in. Aan de overkant van de straat had vader Aloïs Descheemaecker nog drie stukken bouwgrond gekocht omdat hij op eigen grond wilde wonen, in het kadaster zijn die bekend als Sectie I nummers 202c, 202e en 202f, twee stukken aan de Bergenstraat en een aan wat nu de Groenhovestraat is. Aan de kant Bergenstraat bouwde hij een tweewoonst met smidse. Leonie en haar moeder erfden die dag elk 500 frank, broer Henri kreeg de smidse, de meubelen en alle werktuig, zus Julie kreeg de oostwoonst van de tweewoonst en Richard kreeg het lot C een in opbouw zijnde woonhuis met aanhorigheden. Leonie heeft haar erfenis duidelijk meteen geïnvesteerd in een kleine boerderij op grondgebied Wingene. Daar trok ze ruim een jaar later, op 17 mei 1913 in met haar kroostrijke gezin. Jackie Verhoye situeert hun woonplaats in de Brugsesteenweg 43 te Wingene, maar volgens de stamboom van Aloisius Descheemaecker was dit in de huidige Lostraat op de grens met Zwevezele en Wingene. Vermoedelijk heette de straat in die tijd ook Brugsesteenweg ondanks dat het een kleine doodlopende zijstraat van de Brugsesteenweg was. Deze ligging stemt overeen met het feit dat mijn moeder het “boerderijtje” dicht tegen de Hille situeerde. Zij localiseerde het vanaf restaurant “La Vadrouille” het vroegere “De moorkens” in de tweede straat links richting den Hille. Op de oostelijke zijmuur van de kerk van Wingene is een arduinen plaat aangebracht als oorlogsmonument voor de gesneuvelden van beide wereldoorlogen en ook op het kerkhof is een monument met de namen van de gesneuvelden van de 1e wereldoorlog, waarvan een foto in de inleiding. Op die plaat aan de kerk en op het kerkhof is Jules naam verkeerdelijk gespeld als J.Vandoorne. Dit is een verder bewijs van het bovenstaande en dit alles toont aan dat zijn militair dossier klopt en dat hij wel degelijk bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog reeds van Ruddervoorde naar Wingene verhuisd was.

(3)

In dit werk wordt de toen gebruikte terminologie gevolgd en worden legerkorpsen divisie’s genoemd en divisie’s gemengde brigades.

(4)

Oudstrijders getuigen over wereldoorlog 1914-1918 : Jules Declerck uit Ruddervoorde was geboren op 18 juni 1893 en was dus drie jaar jonger dan Jules Vandoorn. Jules Declerck heeft aan de hand van een nauwkeurig bijgehouden dagboekje zich tijdens de eerste na-oorlogse jaren aan het schrijven gezet. Op die manier heeft hij zijn oorlogsbelevenissen bewaard.

(5)

Ons Wingene : Bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog was Baron van der Bruggen burgemeester van Wingene. Het schepencollege bestond uit Verkest Victor en Danneels August. De gemeenteraadsleden waren Vandewiele, Brouckaert, Vercoutere, Verkest Jozef, Notaris Persyn, Detavernier Aimé, Schepers Henri en Persyn Felix. De gemeentesecretaris was De Brabandere Henri (vader van eresecretaris De Brabandere Aimé). Veldwachter van Wingene was Fraeyman Felix (vader van Apotheker J.Fraeyman). Als pastoor had de Wingense St Amandsparochie E.H. Ludovicus Devos, die 32 jaar pastoor bleef tussen 2-4-1891 en 20-3-1923.

Page 171: naam in Arduin

171

(6)

De eerste wereldoorlog koning Albert en zijn soldaten : In een rapportje, opgesteld tijdens de nacht van 1 op 2 augustus op het hoofdkwartier, lezen we dat veel Belgische arbeiders onmiddellijk van hun werk op de velden in Frankrijk naar huis terug keren. Al had geen enkel officieel bevel die arbeiders bereikt, louter op basis van de krantenberichten en wat ze horen zeggen beslissen ze dat ook voor hen de tijd gekomen is. Ze keren nu in massa terug naar België. Zo gauw ze kunnen halen ze het uniform uit de zak en vanaf dan zijn ze weer soldaat.

(7)

’t Is oorlog pastoor : Die vrijdag is pastoor Denys te Rijsel : Te St.-Maurice op l’Arbrisseau, te Lille-Sud op Pont-de-Marcq en overal waar ik voet zet, verneem ik dat er steenbakkers met hun klas binnengeroepen zijn en dit verwekt een grote opschudding in de werkerswereld van onze Belgen, die te Rijsel en omstreken steenbakken.

(8)

’t Is oorlog pastoor : Op zaterdag 1 augustus 1914 is pastoor Denys te Sin-le-Noble op drie kwartier te voet van Douai : ’s Namiddags trek ik eerst naar de steenoven van de heer Lecompte. Ik loop een hele kudde steenbakkers in de bek, die met pak en zak naar Belgenland verhuizen om hun klas te vervoegen, zodat er volk ontbreekt om voort te werken.

(9)

De eerste wereldoorlog koning Albert en zijn soldaten : De “versterkte vredesvoet” wordt door de bevolking ernstig genomen en het binnenroepen van de soldaten gaat ongelofelijk vlot. De commandant van de 9e gemengde brigade te Sint-Truiden stuurt op 31 juli al een nota naar het hoofdkwartier waarin staat dat van de 100 opgeroepen reservisten er 98 door de poort zijn binnen gestapt. Uit alle kazernes bereiken gelijkaardige berichten het hoofdkwartier.

(10)

De eerste wereldoorlog koning Albert en zijn soldaten : De dagen van de mobilisatie begin augustus waren

regenachtig en koel. Uit De Volksstem weten we dat het op zaterdag 2 augustus 1914 mooi weer is “Schoon

weer, 19,5° wind noord-west”.

(11)

Solidra 9 september 1934 " Belgische Krijgsmacht - Emblemen en eervolle vermeldingen van de Eenheden, Commandant L.A. Lecleir": Het 6é Regiment Jagers te Voet werd in augustus 1914 gevormd door de splitsing van het 3é. Hierbij ontving het zijn vaandel op 6 augustus 1914 op de weg van Eghezee naar Namen. (bron : Solidra 9 september 1934)

(12)

7 september 1914 (JMO deel II/Blz 154): De commandant van de 5é L.A. geeft orders om het 6é Jagers te Voet te vormen met 2 bataljons.

(13)

Overleven in een grote oorlog : De derde dag (Nvdr dat moet 3 Augustus geweest zijn) werden ze om 7u gewekt met klaroengeschal. Iedereen moest uit de veren, zich vlug wassen en kleden en na het ontbijt verwachtte de kolonel ons op de binnekoer van het klooster. Hij las er een bericht voor dat algemene consternatie verwekte. Duitsland had aan de Belgische regering voor zijn troepen een vrije doortocht gevraagd. De Belgische regering wees in haar antwoord op de verbintenis neutraal te blijven in een oorlog onder de buurlanden. De regering had dus het Duitse verzoek afgewezen. Daarop verklaarde Duitsland ons de oorlog. ’s Avonds hingen op de binnenkoer plakkaten uit met de afbeeldingen van de diverse uniformen van het Duitse leger. Op al wie zo’n uniform droeg mochten we voortaan vuren.

Page 172: naam in Arduin

172

(14)

Het is opvallend dat de bevelhebbers van de 5e divisie aan het begin van de oorlog heel frequent wisselden. Luitenant-generaal Ruwet was bevelhebber van 1913 tot 5 september 1914, nauwelijks een maand na het begin van de Duitse inval. Luitenant-generaal Guiette van 5 september 1914 tot 20 oktober 1914, Luitenant-generaal Scheere van 20 oktober 1914 tot 5 januari 1915, luitenant-generaal Lechat van 5 januari 1915 tot 11 juni 1915, luitenant-generaal baron Rucquoy van 11 juni 1915 tot 6 januari 1917. We kunnen alleen vermoeden dat het opperbevel niet tevreden was over de prestatie’s van deze bevelhebbers gezien ze zo snel vervangen werden.

(15)

Er heerste ook totaal gebrek aan discipline. De soldaten groetten de officieren niet eens. Er is geen samenhang in de eenheden, de troepen zijn onvoldoende opgeleid en fysiek hebben ze weinig weerstand. Voor 15 kilometer hadden ze vijf uur nodig.

(16)

De 3e divisie die zelf geen jagers te voet had was begin augustus versterkt met de 15e Gemengde Brigade van de 4e divisie. De 15e gemengde brigade had twee regimenten jagers te voet, namelijk het 1e jagers te voet en het 4e jagers te voet. De actie bij Sart Tilman werd door het 1e jagers te voet uitgevoerd. (Met dank aan Rudy Dobbelaere [[email protected]])

(17)

Dagboek van Louis Lindemans : situeert de overtocht van de 1e en 6e Belgische divisie naar de linkeroever van de Schelde op zaterdag 5 september, dat was echter de vorige dag reeds gebeurd en als burger zal hij dat pas de volgende dag vernomen hebben.

(18)

Volgens een tweede bron was dit een bataljon van het 3e jagers te voet. Beide behoorden tot de 17e Gemengde Brigade. Dit lijkt onwaarschijnlijk omdat volgens het JMO het 6e jagers te voet slechts op 7 september werd afgesplits van het 3e jagers. De bataljons bedoeld voor het 6e jagers werden zeker al gebruikt in de strijd alhoewel ze nog niet afgesplits waren, vandaar misschien deze verwarring tussen 3e en 6e jagers.

(19)

Volgens majoor SBH Henrotte verovert het 3e jagers te voet op 11 en 12 september na hevige strijd Zemst, Den Dries en Weerde.

(20)

Trésignies Léon, caporal, 2e compagnie, 3e bataillon du 2e Chasseurs. Ce militaire s’est offert à son commandant pour traverser à la nage le canal de Willebroeck afin d’abaisser le tablier du pont qui devait se manœuvrer de la rive fortement occupée par l’adversaire. A été frappé mortellement pendant qu’il actionnait le mécanisme du pont. Sachant qu’il allait à la mort, le caporal Trésignies, avec un courage d’une simplicité héroïque, a écrit son nom sur un bout de papier qu’il remit à un sous-officier, puis partit pour ne plus revenir.Ce caporal honore son régiment, l’armée et la nation.

(21)

De eerste wereldoorlog koning Albert en zijn soldaten : Het groot hoofdkwartier stuurt met grote haast de eerste en tweede divisie naar de derde sector (Wallem-Lier). De derde en de zesde divisie blijven in vierde sector (Dijle-Schelde). De vierde divisie bevindt zich dicht bij Dendermonde en de vijfde divisie is voor het ogenblik in reserve.

Page 173: naam in Arduin

173

(22)

Oorlog in den Belgique : Felicien Vanhove meldt dat er in Zarren de ganse nacht van 2 op 3 oktober en ook gedurende de ganse dag van 3 oktober treinen met vluchtelingen en met de rekruten van de klas 1914 voorbij komen. Men brengt ze volgens hem richting Diksmuide of verder. Als die treinen terugkeren in Zarren brengen ze Engelse soldaten richting Gent, misschien waren dat wel de mariniers van Churchill.

(23)

Het koninkrijk gered door de zee : De Koninklijke Mariniers waren de enige Britse troepen die onmiddellijk beschikbaar waren om naar Antwerpen te sturen. Ze waren in Duinkerken gebivakeerd en werden in 82 Londense bussen via Eekloo naar Gent getransporteerd.

(24)

De geschiedenis van Zedelgem : Er worden te Zedelgem ondiepe loopgraven gegraven aan Heidelberg, het Slaghof, de Noordwandeling en de Kroon en ook aan de Aartrijkse steenweg.

(25)

’t Is oorlog pastoor : Op 12 oktober 1914 schrijft pastoor Denys het volgende in zijn oorlogsdagboek “Gisteren is de vijfde afdeling van ’t Belgisch leger, om drie uur in de namiddag van Oudenburg naar Diksmuide afgezakt, waar de paarden in de bilken gestoken werden. Vandaag zijn de troepen van Diksmuide naar Alveringem weggetrokken.

(26)

Oudstrijders getuigen over wereldoorlog 1914-1918 : Leo Jacques nam met het 5e jagers deel aan de slag bij Tervate, waar ze samen met het 2e jagers te voet werden ingezet om de Duitsers uit de bocht van Tervate te verdrijven.

(27)

Le 6ème Régiment de Chasseurs à Pied voit le jour lors de la mobilisation d'août 1914 par le dédoublement du 3ème Chasseurs en garnison à Tournai. Il reçoit son emblème le 6 août entre Namur et Eghezée. A la mi-octobre, suite à de lourdes pertes, le régiment est dissous et ses effectifs sont versés au 3ème Chasseurs.

(28)

De eerste wereldoorlog koning Albert en zijn soldaten : Brancardier John Leysen wordt naar een regiment jagers te voet gesturd. Ze liggen eerst bij Esen, waar ze loopgrachten delven en de dorpskern in staat van verdediging brengen. Daarna moeten ze een nacht naar het bos van Houthulst.

(29)

Deze schepen hadden een platte bodem en kleine diepgang, want ze waren origineel ontwikkeld voor de Braziliaanse marine die opereerde in het estuarium van de Amazone. Ze waren zwaar gepantserd en hadden twee kanonnen van 6-inch en twee 4.7-inch howitzers, met daar bovenop machinegeweren. Later, toen ze door torpedo’s werden aangevallen, werden ze niet vernield, omdat Duitse torpedo’s over het algemeen op een diepte van rond de 3,60 meter voeren. De monitoren hadden slechts een diepgang van 1,20 meter.

(30)

De pastoor van Dikkebus noteert heel regelmatig weergegevens in zijn oorlogsdagboek.: (22.XI.1914). Het vriest geweldig en het is bitter koud. Schrikkelijk voor de soldaten en zovele vluchtelingen. Vooral de grote regenval en de daaruit

Page 174: naam in Arduin

174

voortvloeiende hoge waterstand veroorzaakt veel moeilijkheden. Een drogen en warme zomer doet tijdelijk de eerste smarten vergeten, maar het koude najaarsweer kondigt een harde winter aan voor de jaarwisseling. (9.XII.1914) Zeer slecht weder, de soldaten die van de tranchées komen zijn afschuwelijk van de modder. Op sommige plaatsen staan de tranchées vol water. Ook de soldaten hebben bevrozene voeten van de koude en de natte. Wat zijn ze te beklagen.

(31)

Volgens majoor SBH Henrotte vocht het 3e jagers te voet achtereenvolgens in de volgende sectoren : Diksmuide, Pervijze, Boezinge, Huis van den Veerman, Merkem en Nieuwpoort.

(32)

De eerste wereldoorlog koning Albert en zijn soldaten : John Leysen, die op 5 December in de loopgraven ten noorden van Diksmuide zit, merkt dit aan den lijve. Hij en enkele soldaten slapen in een hok met als dak wat balken met aarde erop. Ze worden ’s morgens wakker omdat hun benen in het water liggen en dat is ijzig koud. Het vocht stijgt meer en meer in hun schuilplaats. Met hun eetlepels proberen ze snel een geultje voor de afwatering te graven, maar dat heeft amper effect. De soldaten proberen dan maar op hun hurken te zitten als enige manier om niet langer in het slijk te moeten liggen, want daar walgen ze van.

(33)

Archieven van het ex-CDH, dagorders van de 17e gemengde brigade 1914 : “Résultat de l’appel du 21/12/14 à 12 hes. 60 hommes sont ecnore absents au II. Je demande que des peletons de gendarmerie des brigades mixtes de la 5 D.A. soient chargés de faire des patrouilles pour faire rejoindre ces hommes. Loo le 21/12/14, le Lieutenant Colonel commandant Coquels.”

(34)

Archieven van het ex-CDH, dagorders van de 17e gemengde brigade 1914 : “25/12/14, 3 Ch à Pied cantonnement à Loo-Brugge”

(35)

Archieven van het ex-CDH, dagorders van de 17e gemengde brigade 1914 : “28/12/14, II/3 Ch rapport de 7h. Traveaux exectué de nettoyage et approfondement des boyeaux de communication. Nettoyage des tranchées au chemin de communication entre la ligne. Evénements de la nuit : vers 21h30 alerte. Le Bn occupe la ligne du feu. Quelques schrapnel tombant sur la rive a hauteur de B20 de l’Yser aucun attaque ne se produit”.

(36)

Archieven van het ex-CDH, dagorders van de 17e gemengde brigade 1914 : “31/12/14, 3 Ch à Pied cantonnement à Loo (Rural).

(37)

De Legerbode n°680, 14 december 1919 - De mitrailleurkelder : Soldaat Achilles DECLERCQ diende bij het 2e Jagers te Voet, 2e compagnie MG. Hij werd geboren te Bissegem op 04/04/1893 en sneuvelde te Diksmuide op 16/05/1915. Hij werd eerst begraven te Kaaskerke in graf 20, zijn graf is nu te vinden op de militaire begraafplaats van De Panne, blok N, graf 145. Zaterdag 13 Februari 1915. Bevel gekregen om rond middernacht de mitrailleurs der compagnie karabiniers aan de brug van Diksmuide af te lossen. Een afgevaardigde zal aan de halte van Kaaskerke wachten vanaf 23u30. Het was niet zonder een zekere bekommernis dat wij, mijne mannen en ik onze voorbereidesels eindigden. Toen zij ons kantonnement overlieten hadden de grenadiers-mitrailleurs ons iets van belang vermeld. Denk eens : je zult 25 meter van de Moffen zitten die, van uit de bloemmolen en de huizen van de oostelijke oever onze soldaten als konijnen neerschieten. Mijne L.A.(nvdr de 5e) was begin januari in rust gegaan en ging haar beurt doen in de beruchte sector van Diksmuide. De mitrailleurs begonnen de bezetting vierentwintig uur voor het voetvolk. Kommandant als gevechtspost hebt gij een kelder links van de weg tegen de brug. De mannen die de stukken van de brug bedienen slapen er ook.

Page 175: naam in Arduin

175

(38)

Alveringem in de grote oorlog : Vanaf 14 februari 1915 vertrekt de 6e Legerdivisie uit Alveringem naar Bray-Dunes op “grote rust”. De 5e komt hen aflossen en neemt ook de werken aan de Lovaart voor zijn rekening. De meisjesschool van Alveringem die dienst deed als verbandpost wordt eind januari 1915 opgegeven. De sectie hospitalisering moet namelijk plaats maken voor de installatie van het divisiehoofdkwartier. De commandant van de 5e Legerdivisie neemt hier in februari 1915 zijn intrek.

(39)

Archieven van het ex-CDH, dagorders van de 17e gemengde brigade 1914 : “10/2/1915 - Sous Secteur Nord 3 Ch à Pied. Nuit et jour un officier en permanence. Exercises d’alarme seront bien fréquent. Les unités doivent pouvoir occuper leurs emplacements de combat presque instantanément avec leur effectif”.

(40)

7 maart 1915 om 11u. Zoals het bij de begrafenis van een officier past worden verschillende maatregelen uitgevaardigd door de commandant van het cantonnement Tollen. Het lijk dat opgebaard ligt in het Godshuis, wordt opgehaald door een speciaal aangewezen eenheid. De kist wordt gedragen door 4 onderluitenanten van de 5e Legerdivisie. Hier wordt dus duidelijk de nadruk gelegd op de militaire status van de overleden onderluitenant Charles Amedee Beyaert. De muzikanten van het 2e regiment jagers te voet, de eenheid van Beyaert, moet de kist naar de kerk en nadien naar het kerkhof begeleiden. De begrafenis van een officier wordt dus tot in de puntjes voorbereid en voorzien van het gepaste ceremonieel. Dit ceremonieel wordt zelfs vastgeleged in een aantal militaire wetsartikelen. De begrafenis van een soldaat gebeurt op een veel meer bescheiden manier. Meestal worden verschillende gesneuvelden tegelijk ter aarde besteld. Het is dan ook opmerkelijk dat een militair graf wel in zekere zin unform te noemen valt. Iedereen krijgt een zwart houten kruis, waarop in witte letters de naam, voornaam, het regiment, de geboorteplaats en datum en de vermelding Armee Belge en Mort pour la patrie worden geschilderd. Wel is er een variatie qua vorm en versiersels. Deze variëren van eenheid tot eenheid en persoon tot persoon en hebben weinig met rang of stand te maken.

Nog geen twee weken later sneuvelde de commandant van het kantonnement waarvan hierboven sprake zelf, want kort na vrijdag 19 maart 1915 schreef een zekere zuster Livina geboren Staelens aan de genaamde Victor Staelens in een brief het volgende : “Op Alveringhem zijn nu tenminste 10.000 soldaten. 't Is zondag en buitengewoon schoon weder. Op 't hof hier staan wel 125 soldaten te zien naar de vliegmachienen die voorbijtrekken en pouf, paf, de schrappnells worden er naartoe gestuurd, erger dan den tik tak van een uurwerk. Om elf uren begroef men den kolonel van de 2e chasseurs te voet . Donderdag was hij geschoten in zijn knie, een sergeant liep hem halen. Nu heeft deze 6 dagen congé gekregen voor naar zijn vrouw te gaan en later eene decoratie. 't Is zijn tweede, hij heeft al eene verdiend in den Congo. De kolonel is vrijdag in de Panne gestorven en naar hier oververvoerd. Hier liggen misschien al wel 200 soldaten begraven. Overheden en doktoors hebben bloemen of kroonen op hun graf. Alveringhem zal een stad worden, zegt men, om de groote correspondentie en militaire zaken die hier verhandeld worden. De stoet was heel groot, kerkbaljuw met soldatenmuziekanten, Belgisch vaandel met rouwfloers en missedienaars, een schoone kroon, Aalmoezeniers, het lijk en wel 200 officieren, generaals enz., dan 't regiment van 't tweede jagers. Den weg wierd door gendarmen en soldaten met bajonet op 't geweer opengehouden, want of er soldaten en volk waren? Al de burgers moesten de kerk verlaten na de hoogmis, zij wierd vervuld door de officieren. Over 3 weken kwam de koning spectie houden voor de 2e en 3e chasseurs, op 3 minuten van hier aan 't einde van 't slagske, wij gingen allen zien. Aanspraak van den kolonel, redevoering van den koning, waardoor men schoon deed uitschijnen wat ons Belgen aan den Yzer gedaan hebben, eed der nieuwe officieren : Je jure ; obéissance au Roi, fidélité à la constitution et protection au peuple Belge. Muziek was niet te kort. Wat hebben wij nen goeden koning en eene brave koningin, zij komt hier ook soms. Mogen wij welhaast België, België van vroeger, wederzien.” De kolonel waarvan hierboven sprake is Firmin Tollen en die is gestorven op vrijdag 19 maart 1915. De begrafenis moet dus volgens bovenstaande beschrijving plaats gevonden hebben op zondag 21 maart 1915. Dat laat ons ook toe te bevestigen dat de inspectie van het 2e en 3e jagers door koning Albert te Alveringem moet gebeurd zijn omstreeks zondag 28 februari 1915. Een preciese datum kunnen wij uit bovenstaande verslagen niet bepalen, maar het geeft ons wel zekerheid dat het tijdens de week na 28 februari 1915 moet geweest zijn.

(41)

Alveringem in de grote oorlog : Op maandag 1, dinsdag 2, vrijdag 5 en zaterdag 6 maart 1915 worden in aanwezigheid van de koning de nieuwe rekruten ingelijfd. Dit gebeurt onder meer in Alveringem waar momenteel de 5e Legerdivisie verblijft.

Page 176: naam in Arduin

176

Voor het 1ste linieregiment en het 2de en 3de Jagers te Voet zijn de nieuwelingen van grote waarde. Er sneuvelen bij Diksmuide bijna dagelijks enkele soldaten. Voor de reeds sterk uitgedunde regimenten is dit telkens een zware klap.

(42)

Alveringem in de grote oorlog : Op 2 mei 1915 verschijnt er een officier van de Franse marine op het Hoofdkwartier van de 5e Legerdivisie. De man is gestuurd door het Groot Hoofdkwartier in Houtem en voert het bevel over een boot met een kanon van 160mm. De schuit wordt opgesteld in de Lovaart tussen Oeren en Fortem en krijgt als opdracht om Lange Max te bestoken en indien mogelijk het zwijgen op te leggen. Dit stuit op hevig verzet van de commandant van de 5e Legerdivisie. Hij vreest, niet onterecht, dat het kanon zal leiden tot represailles aan de Duitse kant en dat de bewoners van het kantonnement Fortem, groot gevaar zullen lopen. Op 6 mei laat het Groot Hoofdwartier weten dat de schuit zich moet staioneren aan de Millebrug dus ver weg van Fortem en eventuele omwonenden.

(43)

Frontleven 14/18 : Tous les quatre jours; tu iras A Dixmude, résolûment Le pont de Forthem franchiras Au port d’armes inpeccablement Jusqua Caeskerke, péniblement La deuxième ligne dépasseras Sans souci du bombardement Dans la tranchée, tu monteras La garde, immédiatement Sous les bombes tu resteras A ton poste stoïquement Tous les travaux effectueras Sans réchigner aucunement Des ‘patates’ n’abuseras pas C’est l’argent du gouvernement Après la relève tu feras, L’exercice au contaonnement Ne te plains pas, ça finira Dans quelques années certainement

(44)

De eerste wereldoorlog koning Albert en zijn soldaten : Om de aandacht van de Duitsers af te leiden van de voorzien geallieerde offensieven in Artois en Champagne besloot het hoofdkwartier van de Belgische 5e divisie op 7 mei 1915 ter hoogte van de Borne 16 (Dodengang) een aanval uit te voeren op de rechter IJzeroever (Beerstblote) en er een bruggenhoofd uit te bouwen. De opdracht werd toevertrouwd aan het 3e regiment jagers te voet. Op 9 mei slaagden ze erin er een wankele verdediging op te werpen. Gesteund door krachtig artillerievuur poogden Duitse infanterie-eenheden in de volgende weken met verwoede en herhaalde aanvallen de Belgische stelling in te nemen. De gevolgen voor beide kampen waren verschrikkelijk. Aan Belgische zijde vielen 998 slachtoffers waaronder 131 doden. Onder deze gesneuvelden luitenant-kolonel Maximilien Rademakers (12 juni 1915). Dodelijk getroffen door een Duitse kogel werd hij te hulp gekomen door soldaat Bauwens, aalmoezenier Lehoucq en brancardier Wademont. Ze moesten het eveneens met de dood bekopen. Aan de hoeve van J.Vanheule, Beerstblotestraat 8, waar in de omgeving de Slag van Beerstblote plaatsvond, is er een gedenkplaat aangebracht als hulde aan luitenant-kolonel Rademakers en zijn 3e en 6e regiment jagers te voet. (2e hoeve langs de Beerstblotestraat, met de grijze loodsen).

(45)

Vervaet Gustaaf werd geboren te Heusden 27 augustus 1894. Gustaaf en de andere soldaten van zijn regiment waren van 3 tot 21 maart 1915 aan het front in de ondersector Oostkerke. Dan volgden zeven dagen rust. Van 28 maart lagen ze in stelling in de ondersector Stuivekenskerke. Op 14 april werden ze daar afgelost. De soldaten kregen weer enkele dagen rust. En op 22 april was het 1e Regiment Jagers te Voet (4e Divisie) weer in de ondersector van Oostkerke aanwezig. In de nacht van 9 op 10 mei moest een groepering van drie compagnies (onder ook de 4e Compagnie met Gustaaf) een Duitse stelling (‘de Petroleumtanks’) aanvallen. Deze stelling bevond zich op de linkeroever van Ijzer ongeveer 700 meter ten noorden van mijlpaal 16. De aanval over een onderwater gelopen terrein dat door diepe grachten was ingesneden, mislukte. Op minder dan 75 meter van het doel stopten Duitse mitrailleurs de aanval. De voorafgaande Belgische artilleriebeschieting had de Duitse lijnen niet genoeg getroffen. In de nacht van 10 op 11 mei en nog een keer in de nacht van 11 op 12 mei voerden dezelfde eenheden (nu versterkt met pelotons van het 2e Bataljon) de aanval opnieuw uit. Ze boekten een beetje terreinwinst maar het eigenlijke doelwit kon niet veroverd worden. De stellingen die hier bereikt werden, lagen aan de basis van de stelling die later de tragische naam ‘Dodengang’ kreeg.

Page 177: naam in Arduin

177

(46)

Het drama van de dodengang : verslag van de wacht in de dodengang op 2 Juni 1915 geschreven door een zekere korporaal Libois “Om 12u30 signaleert de uitkijkpost dat er een officier op ronde is. We glimlachen allen. Het moet wel een grap zijn. Plots duikt aan de hoek van de loopgraaf kolonel Rademakers van het 3e jagers op (Enkele dagen later sneuvelde hij). Algemene consternatie ! Waar komt die uit ? Uit de grond of neergedaald uit de wolken. Het is gewoon niet mogelijk dat deze zwaarlijvige man niet vijftig keer getroffen is in de boyau. En toch ! Hij is er levend en wel ! Het is een joviaal en moedig iemand. Hij kijkt door de periscoop en vraagt of de Duitsers hem zullen vereren met een kogel. Werkelijk een fijne kerel !”.

(47)

De eerste wereldoorlog koning Albert en zijn soldaten : Midden juni worden de aalmoezenier en de kolonel van het regiment van John Leysen gedood. Sommige gewonden blijven soms drie tot vier dagen liggen omdat het te gevaarlijk is om ze weg te halen. Ook de doden blijven dagenlang liggen voor ze weggebracht worden. De gewonden weten dat elk uur noodgedwongen wachten hen dichter bij de dood brengt door infectie of bloedverlies. Zij klagen, wenen en roepen.

(48)

Germain Camiel Corneel Loncke werd geboren op 09 april 1893 te Izenberge. De ouders, Aloïs en Eugenie Deeren waren zelfstandigen en baatten een groot pand uit op de hoek van de Izenbergestraat en de Groenestraat. Daar waren een bakkerij, een herberg en ‘een winkel in koloniale waren’in gevestigd. Het was de bedoeling dat Germain zijn vader zou opvolgen als bakker. Maar eerst moest hij nog zijn legerdienst vervullen. Op 15 september 1913 meldde Germain zich aan in de kazerne van het 3de Linieregiment in Oostende. Hij kreeg het stamnummer 57899 en werd ingedeeld in de 4de Compagnie van het 5de Bataljon. Op 4 Augustus 1914 brak de oorlog uit, en al op 7 augustus groef het 3de Linieregiment loopgraven in Eliksem bij Tienen. Op 18 augustus kregen ze hier hun vuurdoop als ze de flanken van het 2de Linieregiment poogden te ondersteunen. Op 30 september werden ze in Duffel zwaar onder vuur genomen door Duitse 420mm kanonnen. Op 2 oktober trok het 3de zich vechtend terug. We vinden het 5de Bataljon van Germain Loncke tegen het einde van die maand terug in de IJzervallei bij Lampernisse en Wulpen. Op 22 april 1915 organiseerden de Duitsers hun beruchte gasaanvallen bij Steenstrate. Twee dagen later kwam het 3de Linieregiment achter het kanaal van Steenstrate de uitgedunde verdediging versterken. Pas op 10 of 12 mei werden ze vervangen door het 2de Linieregiment en kon het 3de op verdiende rust naar De Panne vertrekken. Hun volgende bestemming was de sector Diksmuide, meer bepaald de loopgraven tussen kilometerpalen 16 en 17.3. Hier had het 3e Regiment Jagers Te Voet op 11 en 12 mei op de rechteroever van de IJzer een bruggenhoofd en twee vooruitgeschoven posten (Postes de Surveillance 1 & 2 ) veroverd. Die posities beschermden de Dodengang aan de andere kant van de IJzer. De Duitsers stelden alles in het werk om de Belgen daar te verdrijven. Om deze voorposten werd dus hevig gestreden, maar de Duitsers zouden die posten nooit terug winnen. Vanaf 13 juni loste het 3de Linieregiment, met Germain, hier de Jagers Te Voet af. Ze zouden er blijven en standhouden tot begin juli. Daar die luisterposten op de rechteroever lagen, moesten de verdedigers ervan ’s nachts via bootjes naar de overkant varen. Tijdens één van deze missies, in de nacht van 30 juni op 1 juli 1915 liep het mis en raakte Germain zwaar gewond. Een ambulanceauto van de 5de Divisie voerde hem via de weg Dodengang-Oostkerke richting Lettenburg af, wellicht naar het legerhospitaal te Hoogstade. Maar al bij het begin van de rit overleed hij en zijn lichaam werd uitgeladen en begraven in Kaaskerke, in graf nr. 130. Pas op 8 november 1924 werd hij overgebracht naar de militaire begraafplaats van De Panne en herbegraven in graf nr. N 0060.

(49)

Oudstrijders getuigen over wereldoorlog 1914-1918 : Getuigenis van Charles Vermeersch uit Ichtegem : “Het was in april 1915. De Duitsers hadden Zuidschote en Boezinge ingenomen. Het 3e linie kreeg als opdracht de vooruitgeschoven Duitse posten de pas af te snijden. We hebben dit gedaan, maar ook veel manschappen verloren. Hier zijn 164 soldaten van het 3e linie gesneuveld. Hun namen staan op het standbeeld nabij de brug van Steenstrate. Het was zo dat na de Slag aan de IJzer, het 23ste linie was weggevallen en de nog overblijvende manschappen als soldaten van het 3e linie werden samengebracht.

Page 178: naam in Arduin

178

Ze zegden dat er toen 700 Duitsers werden krijgsgevangen genomen. Ik weet niet of dit juist is, maar ze werden afgevoerd langs de baan naar Veurne en verder naar het vliegveld van Houtem. En weet je wat we kregen als beloning voor dit moedig offensief ? We kregen drie weken Kaaskerke, omdat het 3e jagers te Voet weigerde de vaart over te steken.”

(50)

Volgens majoor SBH Henrotte veroverde en verdedigde het 3e jagers te voet in Mei-Juni 1915 te Beerst-Blote ten noorden van Diksmuide een bruggenhoofd op de oostelijke oever van de IJzer. Die strijd kostte aan 23 officieren waaronder Kolonel stafadjunct Raedemaeckers en 800 manschappen het leven.

(51)

De Legerbode n° 677, 23 november 1919 - De eerste Crapouillot : Brigadier Lignon Felicien Etienne Ghislain sneuvelde op 08/08/1916 en werd begraven te Westvleteren, graf 154. Huidige begraafplaats onbekend. Hij diende bij het 5é Artillerie, 5é batterij Mortier van Deuren. Na drie maanden verblijf voor Diksmuide was de soldaat gestaald: hij had alles beleefd, alles geleden… Van ons slechts op 15 tot 20 meter door de IJzer gescheiden, had de helse Germaan, die ons in het begin slecht gewapend wist en geen weerwraak vreesde op ons zijn duivelsachtige uitvindingen beproefd. Vanaf april 1915 ging er geen week voorbij zonder dat een nieuw moordtuig de reeds zo grote verliezen ons door de akelige meelfabriek veroorzaakt, vermeerderde. Eeerst waren het granaatgeweren van alle vormen en waarvan de minste splinter het koudvuur veroorzaakte; dan de “duiven”, gevleugelde granaten, de “pinhelmen”, de “emmers”, de bommen, de torpedo’s enz. Bij elke aflossing vertelden de bevrijde kameraden ontelbare bijzonderheden over hun vreselijke uitwerkingen. Wat de verdedigingsmiddellen betreft, deze bestonden uitsluitend uit fijn horende bespieders gelast de aankomst van de “duiven” met gefluit te melden. Men opende de ogen, bespeurde de zwarte meeuw, de doodsvogel die naar ons kwam gevlogen om steil neer te storten. En men verschool zich goed kome het uit.

(52)

Op deze begraafplaats liggen 3748 Belgische militairen begraven van de oorlog 1914-1918 waarvan 1240 (bijna 1/3) onbekend. Er zijn ook 11 Belgische graven van de oorlog 1940-1945 en 5 Franse graven van de oorlog 1914-1918. Hier werden de lichamen begraven van de militairen die sneuvelden tijdens de “lange wacht aan den IJzer” of die overleden in de militaire hospitalen « l’Océan » en « Cabour » te De Panne.

(53)

Vlaanderen Niemandsland 1914 : Vrijdag 31 juli 1914, de algemene mobilisatie wordt uitgeroepen…Het leger begint met het opkopen van paarden en wagens. De schoolvakantie staat voor de deur en onderwijzers en leerlingen kijken uit naar de prijsuitdelingen. Het zijn enkel de betere klassen die zich een echte vakantie kunnen veroorloven. N.v.d.r. : de schoolvakantie begon in die tijd duidelijk pas in augustus.

(54)

De Duitse inval in België 1914, Mobilisatie en verdedigingsplannen : Voor 1912 bestond er een regeling dat bij mobilisatie de verlofgangers niet opkwamen bij de korpsen, maar bij de mobilisatiedepots in het centrum van het land, waar men dan kleding en wapens uitgereikt zou krijgen. Deze opkomst moest op de 2e mobilisatiedag gebeuren, de 3e dag zou men naar de diverse korpsen reizen in de driehoek Brussel-Leuven-Mechelen. De in actieve dienst zijnde legeronderdelen zouden hier al op de 1e of 2e dag naar toe gaan. De Belgische regering wilde in 1912 deze regline veranderen. Men wilde de mobilisatiedepots verleggen naar de grootste garnizoenen. De toenmalige chef van de GS, generaal de Ceuninck, had bezwaar tegen deze verandering en schreef op 13 januari 1913 aan de regering : “Daar slechts één lichting onder de wapens is, is de mobilisatie onmogelijk indien zij niet is voorafgegaan door een periode van minstens twee dagen waarin één of twee lichtingen vooraf worden opgeroepen”. Men komt echter in eerste instantie tot een compromis : deels mobilisatie in de garnizoenen en deels in de depots. Op 27 februari 1913 schreef de Minister van Oorlog de Broqueville dat “mobiliser sur la frontière pour défendre les marches du pays” noodzakelijk was en daarom moest de mobilisatie in de garnizoenen gebeuren. Iedere divisie moest een concentratiezone hebben, zodanig dat men bijna ter plaatse in actie kon komen… De chef van de GS bleef bij zijn bezwaren tegen dit plan. Hij vond dat de vredescontingenten te klein waren en de garnizoenen

Page 179: naam in Arduin

179

te ongunstig gelegen en stelde voor de zaak op de schorten tot 15 december 1913…De Broqueville bepaalde op 8 december 1913 dat de infanterieregimenten door mobilisatie ter plaatse, dat wil zeggen in de garnizoenen, van 3 of 4 lichtingen op oorlogssterkte moesten worden gebracht en dat meteen daarna (op de 3e mobilisatiedag) de divisies zich moesten samenvoegen en wel als volgt : 1e Divisie in Asse, 2e Divisie in Leuven, 3e Divisie in Luik, 4e Divisie in Namen, 5e Divisie in Ath, 6e Divisie in Brussel en de Cavaleriedivisie in Ottignies… Vele troepen hadden hun nieuwe garnizoen nog niet betrokken. Het gevolg van dit alles was, dat eerder genoemde samentrekking van elke divisie op één punt alleen gebeurde door de 2e, 3e, 4e en 6e Divisie. De overige divisies bleven in de garnizoenen todat ze werden vervoerd naar een pas op het allerlaatste ogenblik vastgestelde concentratiestelling aan de rivier de Gete.

(55) De Duitse inval in België 1914, Mobilisatie en concentratie 1914 : 3 augustus: …Om 07:00 uur werd het Duitse ultimatum afgewezen en om 11:00 uur werd het bevel uitgevaardigd om op 4 augustus de 1e Divisie te Tienen, de 2e Divisie te Leuven, de 5e Divisie te Perwez en de 6e Divisie te Waver te verzamelen, en wel als volgt: op 4 augustus op versterkte vredesvoet en op 5 augustus op oorlogsvoet.

(56) In Vlaanderen Niemandsland 1914 wordt verkeerdelijk vermeld dat de Duitse Uhlanen op 23 augustus de stad Torhout binnen trokken, want dit is flagrant in tegenspraak met de telegrammen door generaal Clooten op 24 augustus ontvangen en die er ook bij vermeld worden: Telegram om 10:34 van Ardooie-Koolskamp: “Een groep van 110 ruiters en 31 cyclisten hebben om 6uur deze ochtend hun kamp opgebroken. In het station van Lichtervelde hebben ze de draden doorgesneden. Deze post antwoordt niet meer sedert 8:25 uur” Telegram om 10:40 van Torhout : “Duitse patrouille heeft alle telefoon en telegraafverbindingen in het station van Lichtervelde verbroken” Telegram om 10:50 van Nieuwpoort: “Diksmuide meldt dat de verbindingen met Roeselare onderbroken zijn. 150 uhlanen zijn gezien in de omgeving van Torhout waar ze de spoorweg naar Brugge vernield hebben en de trein van Brugge op weg naar Kortemark teruggestuurd hebben”. Voor 10:40 op 24 augustus konden de Duitsers dus niet in Torhout geweest zijn.

Lijst met afkortingen

PFA : Position Fortifié d’ Anvers

PFN : Position Fortifié de Namur

PFL : Position Fortifié de Liège

BEF : British Expeditionary Force

5DA : 5è Division d’Armée

RIR : Reserve Infanterie Regiment

SBH : Staf Brevet Houder

Page 180: naam in Arduin

180

Bijvoegsels

Bijvoegsel 1 : Grafstenen van Belgische militairen Onderaan op de grafsteen van Belgische militairen staan medailles afgebeeld, het spreekt voor zich dat dit een persoonlijk gegeven is en voor ieder verschillend. De onderstaande foto illustreert hoe die verschillende onderscheidingen eruit zien.

Het gaat meestal om volgende onderscheidingen: Orde van Leopold II (boven links op de foto) Bij K.B. 22 juni 1916 werd beslist dat voortaan alle onderofficieren, korporaals, brigadiers en soldaten die aan verwondingen opgelopen in het gevecht bezweken de Leopold II-orde met Palm en het Oorlogskruis zou toegekend worden. Oorlogskruis (boven rechts op de foto) Ingesteld op 25-10-1915 en toegekend voor daden van dapperheid, alsook voor langdurige frontdienst. Een tweede rij vertelt over de gesneuvelde onder andere dat hij eveneens werd onderscheiden met: V (onderaan links op de foto ) De Overwinningsmedaille werd ingesteld bij KB van 15-07-1919 en werd toegekend aan al wie dienst deed tussen 1 augustus 1914 & 11 november 1918.

Y (midden onderaan op de foto) De IJzermedaille werd toegekend aan militairen, zowel Belgen als bondgenoten die tussen 17 & 31 oktober 1914 in de gevechten aan de IJzer betrokken waren. Ze werd ingesteld bij KB van 18-10-1918 en werd ook bij KB van 05-02-1934 gewijzigd in het IJzerkruis. 14 (onderaan rechts op de foto) De Herinneringsmedaille werd ingesteld bij KB van 21-07-1919 en werd toegekend aan al wie dienst deed tussen 1 augustus 1914 & 11 november 1918.

Page 181: naam in Arduin

181

Bijvoegsel 2 : Militair dossier Jules Vandoorn

Stamnummer 127/52163 foto

Familienaam VANDOORN

Voornamen Jules

Graad/positie soldaat 2kl

nationaliteit B

indiensttreding 1910

Eenheid 3 Jagers te voet 2Bn 4Cie

geboorteplaats Ruddervoorde

geboortedatum 24/02/1889

adres Wingene gestalte

vader Camiel haarkleur

moeder Descheemaeker Léonie beroep

overleden/vermist te Kaaskerke doodsoorzaak gesneuveld

overleden/vermist op 14/06/1915 gekwetst te/op

dossiernummer 3453146 hospitalisatie te

1° begraafplaats militair kerkhof te Kaaskerke graf 89

plaats van herbegraving 05/06/1924 Gehergroepeerd militair kerkhof de Panne

gevangenen/geïnterneerd te

extra's ongehuwd 01/08/1914 Tegenwoordig bij 3 Jagers te voet 4Bn 3Cie

14/10/1914 Tegenwoordig bij 3 Jagers te voet 2Bn 4Cie

Kruis van Ridder in de Orde van Léopold II met palm 14/06/1915 Gesneuveld

Oorlogskruis met palm

Page 182: naam in Arduin

182

Bijvoegsel 3 : militie dossier Jules Vandoorn

Page 183: naam in Arduin

183

Voor de militieklas 1910 waren 48 jongemannen uit Ruddervoorde in de militieregisters ingeschreven. 26 onder hen werden vrijgesteld omdat ze een broer hadden die reeds dienst had

Page 184: naam in Arduin

184

gedaan en maar één zoon per gezin in dienst moest. 2 werden vrijgesteld omdat ze platvoeten hadden. 4 jongens werden vrijgesteld voor één jaar, waaronder één omdat hij “scheel” keek. 4 jongens werden verwezen naar de 2e keuring. 2 onder hen werden alsnog ingelijfd omdat ze niet verschenen op de 2e keuring en 1 nam vrijwillig dienst bij die 2e keuring. De vierde werd vrijgesteld voor één jaar omdat hij student filosofie was en dus waarschijnlijk aan het seminarie studeerde. 28 vrijgesteld op 48, betekent dat 58,3% van de Ruddervoordse jongens van de klas 1910 aan de legerdienst ontsnapte, slechts 31,3% werd onmiddellijk ingelijfd. De resterende 10,4% kreeg een vrijstelling voor één jaar.

Page 185: naam in Arduin

185

Bijvoegsel 4 : Belgische militiewetgeving Na de Onafhankelijkheidsverklaring in bleef het jonge België de militiewetgeving van het Koninkrijk der Nederlanden hanteren. Deze had uitdrukkelijk gesteld dat het leger voor het grootste deel uit vrijwilligers moest bestaan. De inwoners van de jonge natie voelden zich niet tot het leger aangetrokken en zodoende bleef de loting tot 1 December 1909 de bron van rekrutering. Bij de militiewet van 1817, artikel 60, werd bepaald dat alle jonge mannen aan de loting moesten deelnemen in het jaar dat ze 19 werden. In het negentiende levensjaar moesten de jonge mannen zich daarom laten registreren op het politiecommissariaat van hun woonplaats. Vanaf 1843 werden er vragen gesteld bij de te jeugdige leeftijd van de ‘conscrits’ , dit zorgde ervoor dat de leeftijd werd behouden maar dat ze pas 2 jaar later werden opgeroepen voor dienst. De wet van 8 mei 1847, met rechtskracht vanaf nieuwjaar 1848 bepaalde dat de jongelingen pas zouden worden opgeroepen in hun twintigste levensjaar. Jaarlijks maakte de krijgsmacht een tabel op met het aantal mannen dat nodig was om de regimenten op sterkte te houden. In februari werden de vrijwilligers en zij die uitstel voor één jaar hadden verkregen medisch gekeurd. Een tweede keuring werd gehouden eind maart waarbij de toekomstige soldaten al dan niet door de militaire overheid zouden aanvaard worden. Het tijdstip van de eerste zitting van de militieraad stond regelmatig ter discussie. In die periode van het jaar konden de wegen nog besneeuwd zijn wat het velen onmogelijk maakte om de hoofdplaats van het militiekanton te bereiken. Een wet uit 1847 voorzag dat de eerste zitting mocht samenvallen met de tweede. De vereisten om soldaat te worden waren in het reglement vastgelegd en betroffen de lichamelijke en geestelijke gezondheid en de lichaamslengte. Opvallend is dat sommige regimenten in bepaalde provincies niet rekruteerden, doch dit veranderde jaarlijks net als de garnzoensplaatsen. Regionale rekrutering bestond nog niet en alle eenheden waren gemengd, Vlamingen en Franstaligen dienden door elkaar. Alhoewel de Vlaamstaligen vanaf 1868 opleiding in hun moedertaal kregen zou het nog lang duren voor het Frans ophield de voertaal van het Belgische Leger te zijn. De militieklassen van 1909 tot 1914 dienden 15 maand. Bij de Elite-regimenten (Grenadiers, Karabiniers…) en bereden troepen (cavalerie, artillerie) dienden ze gemiddeld 3 à 6 maand langer. Vanaf 1870 was ook het verlof officieel vastgesteld, voor de klassen 1902 tot 1913 was dat vastgesteld op 15 dagen per jaar. Het betreffen hier puur theoretische cijfers, de echte diensttijd was in werkelijkheid korter. In politiek stabiele periodes werden soms volledige compagniën voor enkele weken, zelfs maanden, op verlof gestuurd. Deze maatregel werd enkel en alleen genomen met het doel te besparen op het defensiebudget.

Een eerste vereiste om soldaat te worden in het Belgische leger was een goede lichamelijke en geestelijke gezondheid. Het eerste criterium was de lichaamslengte die minimum 1,57 meter moest bedragen, een lengte die velen niet hadden. In de jaren 40 van de 19

de

eeuw werden ongeveer 25% vrijstellingen, waarvan 10% definitief, op deze basis toegekend. De eliteregimenten, zoals de Grenadiers, stelden hun eisen nog hoger. Een paar voorbeelden van minimum lichaamslengte door de eenheden vereist : -De Jagers te Voet & Karabiniers hadden robuuste mannen nodig. -De Grenadiers vroegen grote kerels van minimum 1.72 m. -De Jagers te Paard hadden behoefte aan lichte ruiters. -Voor de Kurassiers waren de beschikbare kurassen de maatstaaf.

Een vertaling uit de in het Frans opgestelde reglementen anno 1896: - De fysieke toelatingsvoorwaarden tot de Infanterie Men moet beschikken over gezonde ledematen, een stevige lichaamsbouw, een grote en vooruitspringende borstkas, lange en gelijk gebogen ribbenkast, brede schouders, een voldoende gespierd achterwerk, sterke nek en holle voeten. Een lengte hebben van Linie infanterie 1.55m en erboven Jagers te voet 1.55m idem Karabiniers 1.62m idem zonder de 1.68m te overschrijden Grenadiers 1.72m idem

Enkele gegevens: - In de jaren 1837 & 1838 bleken de Oost en West-Vlaamse rekruten over een klein gestalte te beschikken, terwijl de stad Antwerpen opmerkelijk veel grote mannen onder zijn inwoners telde. - In 1847 waren opmerkelijk veel kandidaat soldaten uit de stad Brussel te klein. De volkse schalksheid schreef dit toe aan de aanwezigheid van de toen bekende dwerg Simon Paap, die 20 jaar voordien in de hoofdstad had verbleven. - In 1846 & 1847 waren er in de provincies Oost en West-Vlaanderen veel “Hommes de Choix”, m.a.w. jongens groter dan 1,62 meter en dit ondanks de heersende hongersnood. - De militaire overheid stelde vast dat de Vlaamse wevers, de Limburgse landbouwers, de Henegouwse mijnwerkers en de arbeiders uit de grootindustrie dikwijls een zeer zwak gestel hadden - Het fysiek zwakste contingent werd in 1847 afgeleverd door de provincie Luik. - Luxemburg, Namen en Antwerpen zorgden voor stevige mannen. - Platvoeten werden voornamelijk vastgesteld bij Vlamingen en Limburgers. - Ingewandsbreuken kwamen voornamelijk voor in Henegouwen en Luik. Het zware werk in de industrie dat al op heel jeugdige leeftijd werd gedaan zal hier wel niet vreemd aan zijn. - Het kropgezwel leek een Luiks monopolie en huiduitslag en hoofdpijn was dan weer een aangelegdheid van de beide Vlaanders. - Misschien niet zo verwonderlijk maar over het algemeen was de landelijke bevolking gezonder dan de stedelijke.

Page 186: naam in Arduin

186

Bijvoegsel 5 : Uittreksels regimentsboeken 3e jagers te voet

Met dank aan de heer Roger Vranken van het Koninklijk Legermuseum te Brussel die mij de bovenstaande gescande uittreksels uit de regimentsboeken van het 3e jagers te voet toestuurde.

Page 187: naam in Arduin

187

Bijvoegsel 6 : Parlementair jaarboek 1913-1914 Uittreksel uit het parlementair jaarboek 1913-1914 bladzijde 564 tot 584, daar is het volgende terug te vinden over de samenstelling van het Belgische leger in 1914 :

Kamer van Volksvertegenwoordigers , documenten werkjaar 1913 - 1914 (Nr 162.) Vergadering van 10 Maart 1914. Begrooting van het Ministerie van Oorlog voor het dienstjaar 1914. (Begrooting, nr 4x.) Verslag namens de middenafdeeling uitgebracht door de Heer PIRMEZ. (De middenafdeeling, voorgezeten door den Heer Nerincx, bestond uit Heeren du Bus de Warnaffe, Trocklet, Gielen, Mechelynck, Pirmez en Van Cauwbergh.) Mijne heeren, Het ontwerp van begrooting voor het Ministerie van Oorlog dien jaar 1914, bedraagt :

1° Voor de gewone uitgaven .................... fr. 81,939,225

2° Voor de uitzonderlijke uitgaven ............ fr. 7,890,000

Te zamen ................................................. fr. 89,820,225

De kredieten, toegestaan voor 1913, bedroegen :

1° Voor de gewone uitgaven .................... fr. 69,404,495

2° Voor de uitzonderlijke uitgaven ............ fr. 8,636,651

Te zamen ................................................. fr. 78,041,146

In vergelijking met het vorig dienstjaar is er dus eene verhooging van 12,531,730 frank voor de gewone uitgaven en eene vermindering van 746,651 fr 82c voor de uitzonderlijke uitgaven, De geheele verhooging bedraagt bijgevolg 11,788,078 fr 18 c Gewone uitgaven. De voornaamste verhooging van de kredieten zijn de volgende : Hoofdstuk I. Art. 6. Jaarwedden van en de vergoedingen aan de officieren; soldij en bijgelden der troepen, 6,642,540 frank. Deze verhooging is vooral het gevolg van de legerhervorming; bovendien strekt zij tot aanvulling van het krediet, in 1913 toegestaan om eene vergoeding voor huisvesting aan de gehuwde militairen uit te keeren en tot bestrijding van de uitgaven van verschillende aard, zoals het toekennen van de vergoeding wegens raadpleging aan de militaire geneesheren en stagedoeners, het verhoogen van den loonstandaard van sommige burgerambtenaren van het geniekorps en het herinrichten van het kader der teekenaars. Hoofdstuk II. Art. 7. Voeding en kleeding der zieken; onderhoud der hospitalen, 390,000 frank. De verhooging is het gevolg van de toenemende duurte der levensmiddelen en van de grondstoffen, alsmede van de grootere legersterkte; zij behelst een tijdelijken last van 120,000 frank tot aankoop van materieel, ter beschikking te stellen van de geneeskundigen dienst in de kazernen. Hoofdstuk V. Art. 13. Burgerlijk personeel van de generale inspectie der artillerie en van de fabricatie-inrichtingen, 215,000 frank. De verhooging is het gevolg van de nieuwe inrichting der burgerkaders, afhangende van de diensten der artillerie. Art. 14. Materieel der artillerie en paardentuig der troepen van alle wapens, 1,271,470 frank. Deze verhooging wordt gewettigd, onder andere, door den grooteren voorraad patronen, den aankoop van oorlogspoeder en afstandsmeters voor mitrailleuses. Hoofdstuk VI. Art. 15. Materieel der genie, 518,200 frank Deze verhooging wordt veroorzaakt door het toenemen van de kosten van onderhoud der gebouwen door de bewoners ten gevolge van de uitbreiding der kazerneering en het betrekken van de nieuwe verdedigingswerken van Antwerpen. Hoofdstuk VII. Art. 16. Voeding der troepen. Voeder, 4,691,150 frank. Tot deze verhooging wordt aanleiding gegeven, in de eerste plaats, door de toepassing der nieuwe miliciewet en, vervolgens, door de stijging van den eenheidsprijs van het vleeschrantsoen (46 centiemen tegen 43 centiemen in 1913) en de voederwaren (de voederrantsoenen zijn onderscheidenlijk gebracht van 1 fr. 55 c. op 1 fr. 71 c.en van 1 fr. 51 c. tot 1 fr. 67 c.) Art. 17. Slapingdienst, 249,550 frank. Verhooging van de onderhoudskosten wegens de grootere legersterkte. Art. 19. Algemeen vervoer. Vervoermiddelen voor de troepen op marsch 250,000 frank. Deze verhooging is het gevolg van de toepassing der nieuwe militiewet, evenals van de kosten voor het inrichten van wagons tot het vervoeren van den legertrein. Uitzonderlijke uitgaven. De vermindering van het aangevraagde krediet voor uitzonderlijke uitgaven wordt verklaard door het feit, dat de mobilaire uitgaven voor eerste inrichting, ten gevolge van de herinrichting van het leger, op de buitengewone begrooting zijn uitgetrokken. De begrooting van oorlog draagt alleen den last van de eerste annuiteit (op de vijf en twintig die voorzien zijn) tot delging der sommen, welke aldus, binnen het tijsverloop van vijf jaar, ten laste van de buitengewone kredieten zullen gelegd worden. Antwoordende op eene vraag van de middenafdeeling, belast met het onderzoek van de begrooting van oorlog voor 1914, liet het oorlogsdepartement weten dat, wegens de herinrichting van het leger, op de begrooting werd uitgetrokken :

1° Wegens uitgaven betreffende den gewonen dienst ... fr 10,391,350

2° Wegens mobilaire uitgaven voor eerste inrichting ..... fr 7,840,000

Page 188: naam in Arduin

188

Te zamen .................................................. fr. 18,231,350

De Regeering deed op 4 Maart laatsleden, aan de middenafdeling het volgend amendement geworden : Amendement. Tweede sectie. Uitzonderlijke uitgaven. Hoofdstuk XI. Onderscheidene diensten Art. 27. Jaarsom tot en met 1938 te betalen uit hoofde der mobile uitgaven van eerste inrichting betreffende het leger en te bestemmenden dienst der leening aflosbaar in vijf en twintig jaar en gemachtigd koninklijk besluit van 2 februari 1914, 7,840,000 frank. Het krediet van 7,840,000 frank, uitgetrokken in artikel 27 van ontwerp der begrooting van oorlog voor 1914, dient als eerste annuiteit tot aflossing een kapitaal van 196 millioen frank, binnen een tijdsloop van vijf jaar te besteden aan uitgaven van eerste inrichting betreffende s'Lands verdediging. Deze uitgaven moeten bestreden worden door een buitengewone begrooting, doch er werd overeengekomen dat daartoe de gelden eene byzondere delging over vijf en twintig jaar, ten laste de gewone begrooting. (Zie de toelichting van voornoemd begrootings ontwerp, blz 11 en 12.) Te dien einde was de Regeering van plan, ieder jaar op de buitengewone begrooting in ontvangst te brengen, het bedrag van de annuiteit op de oorlogsbegrooting uit te trekken.. Thans gaat men anders te werk : gezegd jaarlijks krediet wordt besteed aan de terugbetaling van de leening. Men stelt voor, den tekst van artikel 27 in dien zin te wijzigen. Onderzoek in de afdeelingen. De begrooting van oorlog werd aangenomen : In de 1° afdeeling met 11 stemmen Ja, 3 neen en 1 onthouding. In de 2° afdeeling met 8 stemmen Ja, 10 neen en 3 onthoudingen. In de 3° afdeeling met 16 stemmen Ja, 10 neen. In de 4° afdeeling met 10 stemmen Ja, 10 neen. In de 5° afdeeling met 12 stemmen Ja, 1 neen. In de 6° afdeeling met 14 stemmen Ja, 3 neen. Te zamen : met 71 stemmen ja, 37 stemmen neen en 4 onthoudingen In de 3° afdeeling vroeg een lid waarom de stad Tongeren geen garnizoen bezat. In de 6° afdeeling vroeg een lid dat eene wet zou aangenomen worden tot regeling van de terugzending der militieplichtigen naar het vaderland. (In de begrooting van buitenlandsche zaken werd op deze vraag geantwoord.) In de middenafdeeling toont een lid zich bekommerd over het geval van een inval in de provincie Limburg. De middenafdeeling erkent de aanzienlijke verbeteringen welke in de inrichting van het leger werden gebracht. Wij hebben het van belang geacht, de nieuwe legerinrichting op voet van vrede uiteen te zetten. I. Samenstelling van het Veldleger. De verdediging van de onzijdigheid van België berust op een veldleger dat drie stellingen tot steunpunt heeft : Antwerpen, Luik en Namen. Het veldleger bestaat uit het algemeen hoofdkwartier, zes legerdivisies en een cavaleriedivisie. Het algemeen hoofdkwartier bestaat uit : Den bevelhebber van het leger; Het peloton telegraphisten van het algemeen hoofdkwartier; De vliegers-compagnie; De luchtvaart-compagnie; Een detachement gendarmerie; De legerdivisies zijn gevormd vanaf den vredestijd. Hare hoofdkwartieren zijn gevestigd : 1° legerdivisie : Gent; 2° legerdivisie : Antwerpen; 3° legerdivisie : Luik; 4° legerdivisie : Namen; 5° legerdivisie : Bergen; 6° legerdivisie : Brussel; Het veldleger bestaat daarbij nog uit eene cavaleriedivisie met hoofdkwartier te Brussel. De legerdivisie. De legerdivisie staat onder bevel van een luitenant-generaal. Zij bestaat uit : 1° Drie gemengde brigades; (De 3° en 4° legerdivisiën bestaan uit vier gemengde brigades.) 2° Een regiment cavalerie; 3° Een regiment artillerie; 4° Een bataljon genietroepen; 5° Eene afdeeling veldtelegraphisten; 6° Een divisie-vervoerkorps 1° De gemengde brigade bestaat uit : 2 regimenten infanterie, eene mitrailleurcompagnie, een groep veldartillerie en een peloton gendarmerie. Zij wordt aangevoerd door een generaal-majoor. In vredestijd bestaat er per brigade maar een regiment infanterie. Bij de mobielmaking wordt dit laatste in twee gesplitst om het tweede regiment van de brigade de vormen en daarbij de bestanddeelen te leveren tot de samenstelling van een regiment vestinginfanterie. Het

Page 189: naam in Arduin

189

eerste regiment wordt aangevoerd door een kolonel of een luitenant-kolonel, het tweede door een luitenant-kolonel. (Het vestingregiment wordt ook aangevoerd door een luitenant-kolonel.) Elke dezer regimenten telt 3 bataljons. (De bataljons der 13° brigade bestaan slechts uit drie compagnieën, maar de actieve compagnieën tellen vier pelotons. De twee regimenten van de 14° brigade tellen elk vier bataljons maar deze bestaan, evenals bij de 13° brigade, uit drie compagnieën en de actieve compagnieën uit vier pelotons.) De bataljons, behalve die van de 13° en 14° brigaden, bestaan uit vier compagnieën. De infanterie-compagnie (behalve de compagnieën van het 13° en 14° linie-regiment) is verdeeld in drie pelotons. Het peloton bestaat uit twee sectiën, de sectie uit twee escouades. Aan elke gemengde brigade is een mitrailleurcompagnie gehecht. Deze is verdeeld in in drie sectiën van twee stukken. Tot de compagnie behooren 12 patrooncaissons; de caissons en de stukken worden door honden getrokken. Bij elke gemengde brigade hoort ook een groep artillerie. Zij staat onder het bevel van een luitenant-kolonel of een majoor, en bestaat uit drie bereden batterijen. De batterij is verdeeld in twee afdeelingen. Iedere afdeeling bestaat uit 2 snelvurende kanonnen en 2 caissons. De batterij begrijpt daarenboven 8 caissons die een bevoorradingstrap uitmaken. Een groep artillerie bestaat dus uit 12 kanonnen en 36 caissons benevens een bagagewagen. In 't geheel bedraagt de gemengde brigade, in oorlogstijd, aan vechtende bestanddeelen, 150 officieren, 6928 manschappen, 502 paarden en 67 voertuigen. De 13° gemengde brigade telt 126 officieren, 5368 manschappen, 502 paarden en 67 voertuigen. De 14° gemengde brigade telt 158 officieren, 6942 manschappen, 506 paarden en 67 voertuigen. 2° Het regiment divisie-cavalerie wordt aangevoerd door een kolonel of luitenant-kolonel. Het bestaat uit twee groepen met twee eskadrons elk. Een majoor voert bevel over een groep. Een eskadron is samengesteld uit vier pelotons van twee sectiën elk. In vredestijd telt het eskadron 109 paarden, in oorlogstijd, 139. 3° Het regiment divisie-artillerie zal, wanneer het nieuwe materiaal zal aangeworven zijn, bestaan uit drie groepen van drie batterijen elk. Het regiment wordt aangevoerd door een kolonel of luitenant-kolonel. De eerste groep heeft dezelfde samenstelling als die der gemengde brigades. De tweede en derde groepen zijn gewapend, niet met kanonnen maar met veldhouwitsers. Het regiment bestaat daarbij, op oorlogsvoet, uit twee reservebatterijen bestemd om de verdedigingstellingen van bereden artillerie te voorzien. 4° Het bataljon divisie-genietroepen staat onder de bevelen van een majoor. Het bestaat uit een compagnie pioniers en eene compagnie pioniers-pontonniers. De pioniers-compagnie bestaat uit drie pelotons. Behalve hare draagbare werktuigen, voert zij op vier rijtuigen een reserve materieel mee. De compagnie pioniers-pontonniers omvat drie pelotons. Behalve de uitrusting van de pioniers-compagnie beschikt zij over vijftien byzondere voertuigen die een pontonafdeeling vormen. 5° De telegraafafdeling wordt aangevoerd door een luitenant; zij telt 47 manschappen en beschikt over vier telegraafwagens en een seinpost voor draadloze telegrafie. 6° Het divisie vervoerkorps vervangt de vroegere treindetachementen. Het verzekert het vervoer van de bagagen en de munitiereserven, de levenswaren, de werktuigen, de zieken, enz., en levert de paarden voor de voertuigen van de genie. Het korps bestaat uit vier afdeelingen : 1° De gevechtstrein; 2° De proviandtrein; 3° De bagagetrein; 4° De groote divisietrein. De gevechtstrein omvat vijf infanterie-munitiecolonnes waarvan eene met motorwagens, vijf artillerie-minitiecolonnes waarvan drie met motorwagens, een verplegingscolonne; een geniepark; een peloton kampeermaterieel. De proviandtrein omvat een slagerij met motorwagens, eene proviand colonne met motorwagens en eene bespannen colonne met proviand als reserve. De bagagetrein omvat een peloton bagage per gemengde brigade en een peloton bagage van het hoofdkwartier en de divisietroepen. De groote divisietrein omvat : Een park voor reserve motorwagens; Een peloton motorwagens tot approviandeering; Een post en paketdienst; Vier hospitaalafdeelingen; (Vijf bij de 3° en 4° legerdivisiëen.) Een verplegings- en draagbaar- colonne met motorwagens; Een detachement van de spoorwegcompagnie (bij voorkomend geval) Het personeel van het vervoerkorps bedraagt in zijn geheel ongeveer 100 officieren en 2250 menners of voerders, 1500 paarden en 500 tot 600 voertuigen waarvan 237 motorwagens. De cavaleriedivisie. De divisie legercavalerie wordt aangevoerd door een luitenant-generaal zij omvat : 1° Drie brigades cavalerie; 2° Een groep rijdende artillerie (snelvurende kanonnen van 5c7); 3° Een bataljon karabiniers wielrijders; 4° Een compagnie pioniers-pontonniers wielrijders; 5° Eene afdeeling veldtelegraphisten wielrijders; 6° Een divisie-vervoerkorps

Page 190: naam in Arduin

190

1° De cavaleriebrigade wordt aangevoerd door een kolonel of een luitenant-kolonel en is op dezelfde wijze samengesteld als het regiment-divisiecavalerie maar de getalsterkte der eskadrons is hooger. Op vredesvoet tellen ze 125 paarden, in oorlogstijd, 155. In vredestijd omvat het regiment een vijfde eskadron. Bij de mobiliteitsmaking vormt dit, na de vier eskadrons van het divisieregiment te hebben aangevuld, de cavalerie verdedigingsstelling Antwerpen. De cavalerie brigade omvat twee regimenten of vier groepen of acht eskadrons. 2° De groep rijdende artillerie staat onder de bevelen van een luitenant-kolonel of een majoor. Zij bestaat uit drie batterijen met vier kanonnen. De batterijen zijn ongeveer samengesteld zoals de bereden batterij bij de legerdivisiëen. Op vredesvoet bedraagt de batterij 92 paarden en op oorlogsvoet 162 voor de eerste en 156 voor de twee overige batterijen. Elke batterij heeft 8 artillerie-munitiecaissons en een cavaleriecaisson. 3° Het bataljon karabiniers wielrijders wordt aangevoerd door en majoor en bestaat uit drie compagniëen. Dezen zijn salengesteld zoals al de infanterie-compagniëen, maar op oorlogsvoet tellen zij elk slechts 151 manschappen, allen wielrijders. 4° De compagnie pioniers-pontonniers wielrijder is 3 officieren en 196 manschappen sterk, allen op rijwiel. Zij beschikt over 19 voertuigen waarvan 4 met pioniersmaterieel en 15 met bruggenmaterieel. 5° De afdeeling veldtelegraphisten wielrijder maakt ook steeds gebruik van rijwielen. Zij beschikt over een seinpost voor draadlooze telegraphie op motorwagen. 6° Het divisie-vervoerkorps omvat : een gevechtstrein, een proviandtrein, alsmede een bagagetrein en een grote divisietrein. De gevechtstrein bestaat uit een verplegingscolonne, een geniepark en eene munitiecolonne met motorwagens. De proviandtrein omvat eene slagerij met motorwagens en eene proviandcolonne met motorwagens. De bagagetrein en de groote divisietrein omvatten een peloton in vier sectiën verdeeld : eene sectie voor de bagage van het hoofdkwartier en de divisietroepen, de drie overige voor de bagage der drie cavaleriebrigades. 240 ruiters (niet door de eskadrons bereden gemaakt) vergezellen dezen trein. Het gezamelijk getal der voertuigen door het vervoerkorps van de cavaleriedivisie gebezigd bedraagt 128, waarvan 97 motorwagens. II. Vestingstroepen Deze troepen omvatten op vredesvoet : 1° Voor de verdedigingsstelling Antwerpen; 1° Een regiment bezettingsartillerie omvattende : 5 actieve bataljons met 4 compagniëen; 1 bataljon met 5 compagniëen van de 1° reserve. 2° Een regiment kustartillerie omvattende : 1 actief bataljon met 3 compagniëen; 1 bataljon met 3 compagniëen van de 1° reserve. 3° Eene brigade technische belegeringstroepen bestaande uit : A. Een regiment belegeringsartillerie omvattende : 4 actieve bataljons met 4 compagniëen; 1 belegeringspark; 1 reservebataljon met 4 compagniëen. B. Een regiment genietroepen omvattende : 2 actieve vestingbataljons; 4 vestingbataljons van de reserve; Het 1° actieve bataljon van het regiment genietroepen bestaat uit : 1 tweelingscompagnie pontonniers; 1 zoeklichtcompagnie. Het 2° actieve bataljon bestaat uit : 2 tweelingscompagniëen sapeurs-mineurs. Elk reservebataljon omvat : 4 reservecompagniëen sapeurs-mineurs 4° Een vestingsdienst omvattende : 9 geniecommando's 5° Bijzondere geniecompagnieën. De spoorwegcompagnie. De compagnie torpedisten. De telegraafcompagnie. De vliegerscompagnie. De luchtvaartcompagnie De eerste twee compagnieën blijven in oorlogstijd gehecht aan de verdedigingsstelling Antwerpen. De telegrafistencompagnie levert in oorlogstijd de bestanddeelen voor de verschillende hoogergemelde eenheden veldtelegrafisten en vormt daarbij eene compagnie bezettingstelegrafisten voor de verdedigingsstelling Antwerpen. De laatste twee compagnieën worden bij de mobilisatie gehecht aan het algemeen hoofdkwartier, zooals hooger werd vermeld. 2° Voor de verdedigingsstellingen Luik en Namen. 1° Vestingsartillerietroepen omvattende : Voor de verdedigingsstelling Luik; 12 actieve vestingscompagnieën; 4 reservecompagnieën; Voor de verdedigingsstelling Namen; 9 actieve vestingscompagnieën; 3 reservecompagnieën; De actieve compagnieën en de reservecompagnieën vormen bataljons (4 te Luik, 3 te Namen). 2° Een actief bataljon vestinggenietroepen (voor elke stelling) omvattende : 1 compagnie pontonniers;

Page 191: naam in Arduin

191

1 compagnie bezettings-telegrafisten en zoeklichten; 1 tweelingscompagnie sapeurs-mineurs. N.B. Bij de mobilisatie worden aan de verdedigingsstellingen aanheden infanterie, cavalerie en vestingsartillerie toegevoegd samengesteld uit de oudere klassen van de eenheden van het veldleger. De verdeeling van de eenheden over onze drie verdedigingsstellingen is van vertrouwelijke aard. Depots Er bestaat en depot voor elke legerdivisie en voor de cavaleriedivisie en een depot voor de zes regimenten divisiecavalerie. Bij de verdedigingsstellingen Luik en Namen bestaat een depot voor de technische troepen. Te Antwerpen bestaat een centraal depot voor de genie. Territoriale dienst. Hij omvat : 1° Territoriale commando's : Commando's der millitaire omschrijving; Provinciecommando's; Bezettingscommando's; 2° Territoriale inrichtingen : Inrichtingen van de intendentie; Inrichtingen van de geneeskundige dienst; Inrichtingen van de artillerie; 3° Administratietroepen omvattende zes compagnieën toebedeeld aan de millitaire omschrijvingen waarvan zij het nummer dragen. Ziehier de tabel vermeldende de standplaats der korpsen en inrichtingen van het leger op 10 maart 1914 : Tabel vermeldende de standplaats van de korpsen en inrichtingen van het leger op 10 maart 1914.

1° Legerdivisie H.K. Gent

2° G. B. Gent

3° G. B. Oostende

4° G.B. Brugge

2° Legerdivisie H.K. Antwerpen

5° G. B. Antwerpen

6° G. B. Antwerpen

7° G. B. Antwerpen

3° Legerdivisie H.K. Luik

9° G. B. Brussel

11° G. B. Hasselt

12° G. B. Luik

14° G.B. Luik

4° Legerdivisie H.K. Namen

8° G. B. Laken

10° G. B. Namen

13° G. B. Namen

15° G. B. Charleroi

5° Legerdivisie H.K. Bergen

1° G. B. Gent

16° G. B. Bergen

17° G. B. Doornik

6° Legerdivisie H.K. Brussel

18° G. B. Brussel

19° G. B. Brussel

20° G. B. Brussel

Cavalerie divisie H.K. Brussel

1° Brigade Brussel

2° Brigade Gent

(G. B. = Gemengde Brigade) Divisie depots : 1° Legerdivisie Dendermonde Sint Niklaas (3° en 4° Linie) 2° Legerdivisie Sint Bernard 3° Legerdivisie Luik Lier (11° en 12° Linie) 4° Legerdivisie Namen Diest (1° Jagers) 5° Legerdivisie Contich Dendermonde (1° Linie) 6° Legerdivisie Mechelen Cavaleriedivisie Beveren-Waas Divisiecavalerie Lier Magazijnen van levensmiddelen : 1° Legerdivisie Dendermonde 2° Legerdivisie Sint Bernard 3° Legerdivisie Lier 4° Legerdivisie Contich 5° Legerdivisie Contich 6° Legerdivisie Mechelen Cavaleriedivisie Beveren-Waas Divisiecavalerie Lier Divisieparken : 1° Legerdivisie Gent 2° Legerdivisie Mechelen 3° Legerdivisie Luik

Page 192: naam in Arduin

192

4° Legerdivisie Namen 5° Legerdivisie Dendermonde 6° Legerdivisie Brussel Cavaleriedivisie Brussel Infanterie De mitrailleur-compagnie bevindt zich bij den staf van het korps, behalve in het 10° linieregiment, waar zij te Namen gekazerneerd is. De vestingbataljons bevinden zich ook bij den staf van het korps; echter zijn gekazerneerd : De 1° compagnie van het VI° vestingbataljon van het 3° linieregiment te Ieper; De 3° compagnie van het VI° vestingbataljon van het 8° linieregiment te Vilvoorde; Het IV. vestingbataljon van het 10° linieregiment te Namen; De 4° compagnie van het VI° vestingbataljon van het 10° linieregiment te Leuven; De 1° compagnie van het VI° vestingbataljon van het 12° linieregiment te Verviers; De 2° compagnie van het IV° vestingbataljon van het 1° jagers te voet te Diest; De 3° compagnie van het VI° vestingbataljon van het 3° jagers te voet te Laken; Het VI° vestingbataljon van het 1° linieregiment te Gent; 1° Linieregiment (1° Gemengde Brigade, 5° Legerdivisie) Staf. Ath I° Bataljon Gent II° Bataljon Ath II° Bataljon Gent (kazerne nr. 2) Regimentsschool Dendermonde 2° Linieregiment (2° Gemengde Brigade, 1° Legerdivisie) Staf Gent (Leopoldskazerne) I° Bataljon Gent (Leopoldskazerne) II° Bataljon Gent (Leopoldskazerne) II° Bataljon Gent (Leopoldskazerne) Regimentsschool Kortrijk 3° Linieregiment (3° Gemengde Brigade, 1° Legerdivisie) Staf Oostende I° Bataljon Ieper II° Bataljon Oostende III° Bataljon Oostende Regimentsschool Ieper 4° Linieregiment (4° Gemengde Brigade, 1° Legerdivisie) Staf Brugge I° Bataljon Brugge II° Bataljon Brugge III° Bataljon Brugge Regimentsschool Meenen 5° Linieregiment (5° Gemengde Brigade, 2° Legerdivisie) Staf Antwerpen (Gasthuis (Sint-Joris'kazerne)) I° Bataljon Antwerpen (Gasthuis (Sint-Joris'kazerne)) II° Bataljon Antwerpen (Gasthuis (Sint-Joris'kazerne)) III° Bataljon Antwerpen (Gasthuis (Sint-Joris'kazerne)) Regimentsschool Oudenaarde 6° Linieregiment (6° Gemengde Brigade, 2° Legerdivisie) Staf Antwerpen (kazernen 7,8 en 8,9) I° Bataljon Antwerpen (kazernen 7,8 en 8,9) II° Bataljon Antwerpen (kazernen 7,8 en 8,9) III° Bataljon Antwerpen (kazernen 7,8 en 8,9) Regimentsschool Dendermonde 7° Linieregiment (7° Gemengde Brigade, 2° Legerdivisie) Staf Antwerpen (kazernen 8,9 en 10,11) I° Bataljon Antwerpen (kazernen 8,9 en 10,11) II° Bataljon Antwerpen (kazernen 8,9 en 10,11) III° Bataljon Antwerpen (kazernen 8,9 en 10,11) Regimentsschool Philippeville 8° Linieregiment (8° Gemengde Brigade, 4° Legerdivisie) Staf Antwerpen (Falcon) I° Bataljon Beverloo II° Bataljon Antwerpen (Falcon) III° Bataljon Vilvoorde Regimentsschool Mariembourg 9° Linieregiment (9° Gemengde Brigade, 3° Legerdivisie) Staf Brussel (Kasteeltje) I° Bataljon Brussel (Kasteeltje) II° Bataljon Brussel (Kasteeltje)

Page 193: naam in Arduin

193

III° Bataljon Brussel (Kasteeltje) Regimentsschool Hoei (Fort) 10° Linieregiment (10° Gemengde Brigade, 4° Legerdivisie) Staf Aarlen I° Bataljon Namen (Kazerne Marie-Henriette) II° Bataljon Namen (Kazerne Marie-Henriette) III° Bataljon Aarlen Regimentsschool Aarlen 11° Linieregiment (11° Gemengde Brigade, 3° Legerdivisie) Staf Hasselt I° Bataljon Hasselt II° Bataljon Hasselt III° Bataljon Hasselt Regimentsschool Leuven, later Tongeren 12° Linieregiment (12° Gemengde Brigade, 3° Legerdivisie) Staf Luik (Citadel) I° Bataljon Verviers II° Bataljon Luik (Citadel) III° Bataljon Luik (Citadel) Regimentsschool Verviers 13° Linieregiment (13° Gemengde Brigade, 4° Legerdivisie) Staf Namen (Forten) I° Bataljon Namen (Forten) II° Bataljon Namen (Forten) III° Bataljon Namen (Forten) Regimentsschool Dinant 14° Linieregiment (14° Gemengde Brigade, 3° Legerdivisie) Staf Luik (Forten) I° Bataljon Luik (Forten) II° Bataljon Luik (Forten) III° Bataljon Luik (Forten) Regimentsschool Leuven, later Tongeren 1° Regiment Jagers (15° Gemengde Brigade, 4° Legerdivisie) Staf Charleroi I° Bataljon Diest II° Bataljon Charleroi III° Bataljon Charleroi Regimentsschool Hoei 2° Regiment Jagers (16° Gemengde Brigade, 5° Legerdivisie) Staf Bergen I° Bataljon Bergen II° Bataljon Bergen III° Bataljon Bergen Regimentsschool Sint-Truiden 3° Regiment Jagers (17° Gemengde Brigade, 5° Legerdivisie) Staf Doornik I° Bataljon Doornik II° Bataljon Doornik III° Bataljon Laken Regimentsschool Meenen 4° Regiment Grenadiers (18° Gemengde Brigade, 6° Legerdivisie) Staf Brussel (kazerne Prins Albert) I° Bataljon Brussel (kazerne Prins Albert) II° Bataljon Brussel (kazerne Prins Albert) III° Bataljon Brussel (kazerne Prins Albert) Regimentsschool Nijvel 1° Regiment Karabiniers (19° Gemengde Brigade, 6° Legerdivisie) Staf Brussel (kazerne Prins Boudewijn) I° Bataljon Brussel (kazerne Prins Boudewijn) II° Bataljon Brussel (kazerne Prins Boudewijn) III° Bataljon Brussel (kazerne Prins Boudewijn) Regimentsschool Waver 2° Regiment Karabiniers (20° Gemengde Brigade, 6° Legerdivisie) Staf Brussel (kazerne Prins Boudewijn) I° Bataljon Brussel (kazerne Prins Boudewijn) II° Bataljon Brussel (kazerne Prins Boudewijn) III° Bataljon Brussel (kazerne Prins Boudewijn) Regimentsschool Bataljon wielrijders Vilvoorde Correctiekorps en byzonderkorps : Diest

Page 194: naam in Arduin

194

Cavalerie 1° Regiment Gidsen (Cavaleriedivisie, 1° Brigade) Staf Brussel (Kazerne Nr. 1) 1° Eskadron Brussel (Kazerne Nr. 1) 2° Eskadron Brussel (Kazerne Nr. 1) 3° Eskadron Brussel (Kazerne Nr. 1) 4° Eskadron Brussel (Kazerne Nr. 1) 5° Eskadron Brussel (Kazerne Nr. 1) 2° Regiment Gidsen (Cavaleriedivisie, 1° Brigade) Staf Brussel (Kazerne Nr. 2) 1° Eskadron Brussel (Kazerne Nr. 2) 2° Eskadron Brussel (Kazerne Nr. 2) 3° Eskadron Brussel (Kazerne Nr. 2) 4° Eskadron Brussel (Kazerne Nr. 2) 5° Eskadron Brussel (Kazerne Nr. 2) 1° Regiment Jagers (te paard) (6° Legerdivisie) Staf Doornik 1° Eskadron Doornik 2° Eskadron Doornik 3° Eskadron Doornik 4° Eskadron Doornik 2° Regiment Jagers (te paard) (5° Legerdivisie) Staf Bergen 1° Eskadron Bergen 2° Eskadron Bergen 3° Eskadron Bergen 4° Eskadron Bergen 1° Regiment Lansiers (4° Legerdivisie) Staf Namen 1° Eskadron Namen 2° Eskadron Namen 3° Eskadron Namen 4° Eskadron Namen 2° Regiment Lansiers (3° Legerdivisie) Staf Luik (Kazerne des Ecoliers) 1° Eskadron Luik (Kazerne des Ecoliers) 2° Eskadron Luik (Kazerne des Ecoliers) 3° Eskadron Luik (Kazerne des Ecoliers) 4° Eskadron Luik (Kazerne des Ecoliers) 3° Regiment Lansiers (1° Legerdivisie) Staf Brugge 1° Eskadron Brugge 2° Eskadron Brugge 3° Eskadron Brugge 4° Eskadron Brugge 4° Regiment Lansiers (Cavaleriedivisie, 2° Brigade) Staf Gent (kazerne nr. 4 en 5) 1° Eskadron Gent (kazerne nr. 4 en 5) 2° Eskadron Gent (kazerne nr. 4 en 5) 3° Eskadron Gent (kazerne nr. 4 en 5) 4° Eskadron Gent (kazerne nr. 4 en 5) 5° Eskadron Gent (kazerne nr. 4 en 5) 5° Regiment Lansiers (Cavaleriedivisie, 2° Brigade) Staf Mechelen 1° Eskadron Mechelen 2° Eskadron Mechelen 3° Eskadron Mechelen 4° Eskadron Mechelen 5° Eskadron Mechelen 4° Regiment Jagers (te paard) (Cavaleriedivisie, voorlopig 2° Brigade) Staf Leuven (St Martinus kazerne) 1° Eskadron Leuven (St Martinus kazerne) 2° Eskadron Leuven (St Martinus kazerne) 3° Eskadron Leuven (St Martinus kazerne) Staf 1° Eskadron 2° Eskadron 3° Eskadron 4° Eskadron Staf

Page 195: naam in Arduin

195

1° Eskadron 2° Eskadron 3° Eskadron 4° Eskadron 5° Eskadron Bereden artillerie (Op 15 december 1913 zullen enkel de eerste twee batterijen van al de bereden en rijdende artilleriegroepen bestaande; de derde batterij zal later gevormd worden.) A. Divisieregiment Batterijen : 1° Regiment artillerie Staf Gent I° groep , 10°, 11°, 12° Brasschaet 1° en 2° bereden (reserve) Gent 2° Regiment artillerie Staf Lier I° groep , 28°, 29°, 30° Lier II° groep , 31°, 32°, 33° Leuven (Sint Martinus kazerne) 3° en 4° bereden (reserve) Lier 3° Regiment artillerie Staf Luik (Chartreuse) I° groep , 49°, 50°, 51° Luik (Chartreuse) 5° en 6° bereden (reserve) Luik (Chartreuse) 4° Regiment artillerie Staf Thienen I° groep , 70°, 71°, 72° Thienen 7° en 8° bereden (reserve) Thienen 5° Regiment artillerie Staf Leuven (Kazerne Gerbe-de-Blé) I° groep, 88°, 89°, 90° Leuven (Kazerne Gerbe-de-Blé) 9° en 10° bereden (reserve) Leuven (Kazerne Gerbe-de-Blé) 6° Regiment artillerie Staf Brussel I° groep , 106°, 107°, 108° Brussel IV° groep , 4°, 5° en 6° rijdende batterij Mechelen 11° en 12° bereden (reserve) Brussel B. Groepen gemengde brigades Artillerie van de : 2° G.B. : 1°, 2°, 3° batterijen Gent (kazerne nr. 2) 3° G.B. : 4°, 5°, 6° batterijen Brasschaat 4° G.B. : 7°, 8°, 9° batterijen Brugge (Karthuizers en Poersmolen) 5° G.B. : 19°, 20°, 21° batterijen Antwerpen (Predikheeren) 6° G.B. : 22°, 23°, 24° batterijen Antwerpen (kazernen 11-12) 7° G.B. : 25°, 26°, 27° batterijen Antwerpen (Predikheeren) 11° G.B. : 37°, 38°, 39° batterijen Beverloo 12° G.B. : 40°, 41°, 42° batterijen Luik (Chartreuse) 9° G.B. : 43°, 44°, 45° batterijen Thienen 14° G.B. : 46°, 47°, 48° batterijen Luik (kazerne des Ecoliers) 8° G.B. : 58°, 59°, 60° batterijen Laken 15° G.B. : 61°, 62°, 63° batterijen Charleroi 10° G.B. : 64°, 65°, 66° batterijen Thienen 13° G.B. : 67°, 68°, 69° batterijen Namen 1° G.B. : 79°, 80°, 81° batterijen Oudenaarde 16° G.B. : 82°, 83°, 84° batterijen Bergen 17° G.B. : 85°, 86°, 87° batterijen Doornik 18° G.B. : 97°, 98°, 99° batterijen Brussel 19° G.B. : 100°, 101°, 102° batterijen Brussel 20° G.B. : 103°, 104°, 105° batterijen Brussel C. Rijdende groep van de cavalerie divisie 1°, 2° en 3° rijdende batterijen Tervueren Vestingsartillerie A. Verdedigingstelling Antwerpen Regiment bezettingsartillerie Staf Antwerpen

Page 196: naam in Arduin

196

1° actieve batterij Fort van Stabroeck 2° actieve batterij Fort van Ertbrand 3° actieve batterij Fort van Brasschaat 4° actieve batterij Fort van Schooten 5° actieve batterij Fort van s'Gravenwezel 6° actieve batterij Fort van Oeleghem 7° actieve batterij Fort van Broechem 8° actieve batterij Fort van Kessel 9° actieve batterij Fort van Lier 10° actieve batterij Fort van Koningshoyckt 11° actieve batterij Fort van Duffel 12° actieve batterij Fort van Ste-Kathelijne-Waver 13° actieve batterij Fort van Waalhem 14° actieve batterij Fort van Breendonck 15° actieve batterij Fort van Liezele 16° actieve batterij Fort van Bornhem 17° actieve batterij Fort van Steendorp 18° actieve batterij Fort van Haasdonck 19° actieve batterij Fort van Cruybeke 20° actieve batterij Fort van Zwijndrecht 21° reserve batterij Redoute van de 2° verdedigingslinie 22° reserve batterij Redoute van de 2° verdedigingslinie 23° reserve batterij Redoute van de 2° verdedigingslinie 24° reserve batterij Redoute van de 2° verdedigingslinie 25° reserve batterij Redoute van de 2° verdedigingslinie Regiment kustartillerie Staf Antwerpen 1° actieve batterij Fort van Berendrecht 2° actieve batterij Fort van St Philips 3° actieve batterij Fort van Ste-Marie 4°, 5° en 6° reservebatterijen Vlaamsch Hoofd Regiment belegeringsartillerie Staf Antwerpen 1° actieve batterij Fort van Cappellen 2° actieve batterij Fort nr. 2 3° actieve batterij Fort van Merxem 4° actieve batterij Fort van Merxem 5° actieve batterij Fort nr. 2 6° actieve batterij Fort nr. 2 7° actieve batterij Fort nr. 3 8° actieve batterij Fort nr. 3 9° actieve batterij Fort nr. 3 10° actieve batterij Fort nr. 4 11° actieve batterij Fort van Zwijndrecht 12° actieve batterij Fort van Zwijndrecht 13° actieve batterij Fort nr. 8 14° actieve batterij Fort nr. 8 15° actieve batterij Fort nr. 8 16° actieve batterij Fort nr. 8 17°, 18° en 19° reservebatterijen Fort nr. 1 20° reservebatterij Fort van Cruybeke B. Verdedigingstelling Luik 1° actieve batterij Fort van Barchon 2° actieve batterij Fort van Evegnée 3° actieve batterij Fort van Fléron 4° actieve batterij Fort van Chaudfontaine 5° actieve batterij Fort van Embourg 6° actieve batterij Fort van Boncelles 7° actieve batterij Fort van Flémalle 8° actieve batterij Fort van Lantin 9° actieve batterij Fort van Loncin 10° actieve batterij Fort van Liers 11° actieve batterij Fort van Pontisse 12° actieve batterij Fort van Hollogne 14°, 15° en 16° reservebatterijen Luik C. Verdedigingstelling Namen 1° actieve batterij Fort van Maizeret 2° actieve batterij Fort van Andoy 3° actieve batterij Fort van Dave

Page 197: naam in Arduin

197

4° actieve batterij Fort van St-Héribert 5° actieve batterij Fort van Malonne 6° actieve batterij Fort van Suarlée 7° actieve batterij Fort van Emines 8° actieve batterij Fort van Cognelée 9° actieve batterij Fort van Marchovelette 11° en 12° reservebatterijen Namen Genie Bataljon der genietroepen der 1° legerdivisie Antwerpen (Fort 7) Bataljon der genietroepen der 2° legerdivisie Antwerpen (Fort 5) Bataljon der genietroepen der 3° legerdivisie Luik Bataljon der genietroepen der 4° legerdivisie Namen Bataljon der genietroepen der 5° legerdivisie Antwerpen (Kazerne 8 - 9) Bataljon der genietroepen der 6° legerdivisie Antwerpen (Kazerne 8 - 9) Compagnie pioniers-pontonniers wielrijders (Cavaleriedivisie) Antwerpen (Kazerne 8 - 9) Regiment vestinggenie Staf Antwerpen (Fort 6) 1° actief bataljon - zoeklichten compagnie Antwerpen (Kazerne 5 - 6) - Pontonniers compagnie Antwerpen (VI-H) 2° actief bataljon Antwerpen (Fort 6) Reservebataljon Antwerpen (Fort 6) Bataljon genietroepen van de vesting Luik Luik (Chartreuse) Bataljon genietroepen van de vesting Namen Namen (Citadel) Compagnie telegrafisten Antwerpen (Fort 1) Compagnie vliegers Brasschaat Compagnie luchtvaarders Antwerpen (Kazerne 9 - 10) Compagnie torpedisten Antwerpen-Calloo (Fort De Perel) Spoorwegcompagnie Antwerpen (Kazerne 5 - 6) Depot der technische troepen V.S.A. Antwerpen Depot der technische troepen V.S.L. Luik Depot der technische troepen V.S.N. Namen Vervoerkorps 1° Legerdivisie Staf Gent 2°, 3° ,4° en 6° reservecompagnieën Gent 1° actieve compagnie Gent 3° actieve compagnie Gent 2° Legerdivisie Staf Mechelen 2°, 3°, 4° en 6° reservecompagnieën Mechelen 1° actieve compagnie Antwerpen 5° actieve compagnie Antwerpen 7° actieve compagnie Antwerpen 3° Legerdivisie Staf Luik 2°, 3°, 4°, 6° en 7° reservecomp. Luik 1° actieve compagnie Luik 5° actieve compagnie Luik 4° Legerdivisie Staf Namen 2°, 3°, 4°, 6° en 7° reservecomp. Namen 1° actieve compagnie Namen 5° actieve compagnie Namen 5° Legerdivisie Staf Dendermonde 2°, 3°, 4° en 6° reservecompagnieën Dendermonde 1° actieve compagnie Bergen 5° actieve compagnie Antwerpen 6° Legerdivisie Staf Brussel 2°, 3°, 4°, 6° en 7° reservecomp. Brussel 1° actieve compagnie Brussel 5° actieve compagnie Brussel Onderscheidene Staf van het leger Brussel Eerste militaire omschrijving Gent Tweede militaire omschrijving Antwerpen Derde militaire omschrijving Luik Vierde militaire omschrijving Namen

Page 198: naam in Arduin

198

Vijfde militaire omschrijving Bergen Zesde militaire omschrijving Brussel Algemene inspectie van de infanterie Algemene inspectie van de cavalerie Algemene inspectie van de artillerie Brussel Algemene inspectie van de genie Brussel Alg. inspectie van de intendentie diensten Brussel Alg. insp. van de geneeskundige diensten Brussel Bestuur van den dienst der paardenartsen Brussel Militair landkaart-instituut Brussel Centraal kledingmagazijn Antwerpen Wapenfabriek Luik Geschutgieterij Luik Vuurwerkschool Antwerpen Constructiearsenaal Antwerpen Remonte depot Brasschaat Inrichtingen van onderwijs Krijgsschool Brussel Militaire school Brussel School voor toepassing en volmaking voor de infanterie Kamp van Beverloo Cavalerieschool Ieper Artillerieschool Brasschaat Studentencompagnieën Antwerpen (5°) Brussel (9°) Gent (2°) Namen (13°) Verviers (12°) Luik (12°) Leuven (10°) Bergen (2° Jag) Studentenbatterij Luik (V.A.) Normaal turn- en schermschool Brussel (Etterbeek) Leergang van boschteelt Bouillon Kadettenschool Namen Pupillenschool Aalst Gendarmerie Staf : Brussel 1° groep : Gent Vlaanderen 2° groep : Brussel Brabant 3° groep : Luik Prov. Luik en Luxemburg 4° groep : Bergen Prov. Henegouwen en Namen 5° groep : Antwerpen Prov. Antwerpen en Limburg Depot : Brussel De quaestie van de bevordering der kapelmeesters wordt geregeld door een wetsontwerp dat staat ingediend te worden, evenals het ontwerpwijziging van het statuut van de geneesheren. De middenafdeeling wijdde hare aandacht aan den staat van uitvoering van de verdedigingswerken van Antwerpen. Thans is de toestand aldus : 1° Op den rechteroever. A. Eerste verdedigingslinie De bouwwerken van de tien nieuwe forten en de tien nieuwe redoutes zijn klaar. Blijven nog uit te voeren, enkel sommige werken tot voltooiing, met name het aanbrengen van de drijfkracht en de ventileeringstoestellen, het bouwen van de ringen in gewapend beton tot beschutting van de voortste pantsers. Deze voltooiingswerken dienen eveneens te worden uitgevoerd aan de forten van Stabroek en Sinte-Katelijne-Waver. De werken tot verandering van het fort van Schooten zijn voltooid; deze van de forten van Lier en Waalhem worden uitgevoerd. Het opstellen van de nieuwe pantserkoepels en de gepantserde uitkijk van al die werken is grootendeels klaar. In de loop van dit jaar zal alles klaar zijn. B. Tweede verdedigingslinie a) Vak tusschen fort 2 en de Schelde boven Antwerpen. De bouwwerken en de voltooiingswerken van de achttien nieuwe redoutes en van de zuiderbatterij moeten als geëindigd worden beschouwd. Alleen het hek rond de reoutes dient nog geplaatst. De werken tot verandering van forten 2 tot 7 zijn voltooid. Het opstellen van de nieuwe pantserkoepels van al die werken is afgelopen. b) Vak tusschen fort 2 en de Schelde beneden Antwerpen De 1° strook tusschen de baan van Berendrecht en saillant 8 worden uitgevoerd. De 3° strook tusschen de Bredapoort en fort 2 wordt eerlang in aanbesteding gelegd. De 2° strook tusschen saillant 8 en de Bredapoort en de 4° strook tusschen de Schelde beneden Antwerpen en de baan van Berendrecht liggen nog ter studie.

Page 199: naam in Arduin

199

2° Op den linkeroever A. 1° verdedigingslinie De werken tot opbouwen van een nieuw fort en twee nieuwe redoutes zijn voltooid. Enkel de voltooiingswerken vermeld voor de nieuwe forten van de 1° verdedigingslinie op den rechteroever moeten nog uitgevoerd worden. De werken tot verandering van het fort van Steendorp werden onlangs aanbesteed. Het opstellen van de pantserkoepels en gepantserde uitkijken van deze werken zal klaar zijn in den loop van dit jaar, behalve in het fort van Steendorp. B. 2° verdedigingslinie De werken tot wijziging van de forten van Zwijndrecht en van cruybeke moeten als voltooid beschouwd worden. Het fort Sinte-Marie kan nog gedurende vijf jaar behouden worden, de werken bestemd om het te vervangen zijn thans ontworpen. 3° Op den Nederschelde Daar een overeenkomst getroffen werd tusschen het departement van openbare werken en het departement van oorlog, betreffende de werken die kunnen aangenomen worden voor de verdediging der Nederschelde met het oog op de wijziging van den loop der Schelde, zoo zal een definitief ontwerp van de uit te voeren verdedigingswerken eerlang opgemaakt worden. Het valt te bemerken dat, tijdens de werken, de oude forten in staat van verdediging zullen blijven. De middenafdeeling hield zich bezig met de werving van de reserveofficieren. Uw verslaggever heeft zich bij de Regeering ingelicht over de maatregelen welke genomen werden om deze werving te bevorderen. Thans zijn er 310 reserve officieren; voor het leger gansch heringericht. Evenwel, om in het ontoerijkend getal officieren uit deze reeks te voorzien, werden byzondere maatregelen van mobilisatie, welke hier niet mogen bekend gemaakt worden, genomen. De reserveofficieren worden aangenomen : a) Onder de gepensionneerde officieren of daarmede gelijkgestelden; b) Onder de officieren en daarmede gelijkgestelden die, op hunnen aanvraag, ontlast werden van het ambt dat zijn in werkelijken dienst in het leger bekleedden; c) Onder de onderofficieren en vrjwilligers van beroep, die onder de wapens of met onbepaald verlof zijn. d) Onder de militievrijwilligers die voldaan hebben aan de voorwaarden, bepaald door de koninklijke besluiten van 15 September 1913 en 6 December 1913; e) Uitzonderlijk, onder de miliciens, voor zooveel er niet kon worden voorzien in het vereischte getal van reserveofficieren door middel van de voorgaande reeksen. Deze verschillende punten werden geregeld door de koninklijke besluiten van 15 september 1913 en van 6 december 1913. Mijne achtbare collega's zullen de teksten van deze besluiten vinden in het Belgisch Staatsblad en in het Journal militaire officiel. Ten einde de aanwerving te bevorderen heeft de Regeering aan de reserve-officieren de volgende voordeelen verzekerd : 1° Eene vergoeding van 300 frank voor uitrusting wordt toegekend aan de reserve-officieren of daarmede gelijkgestelden van het oogenblik dat zij benoemd worden tot den graad van onderluitenant; 2° Wanneer zij niet tegenwoordig zijn onder de wapens, kunnen zij bij voortduur, persoonlijk en kosteloos, verzorgd worden door de militaire geneesheren of aangestelden, daartoe door het departement van Oorlog aangewezen en de artsenijen op kosten van den Staat ontvangen, zoo zij er in toestemmen, ten bate van de Schatkist, eene som te storten gelijk aan die gestort door de officieren of door degenen die met hunnen graad en hun dienstouderdom in het leger zijn gelikgesteld; 3° Zij kunnen de eereteekenen ontvangen onder dezelfde voorwaarden als de officieren of gelijkgestelden van het werkelijk kader; 4° Benevens de jaarwedde die hun, krachtens artikel 5 der wet van 18 april 1905 wordt toegekend, ontvangen de reserve-officieren of gelijkgestelden van al de reeksen eene vergoeding gelijk aan de helft van de jaarwedde die zij ontvangen (vergoeding wegens kleeding) ter gelegenheid van hunne terugroeping. De bereden reserve-officieren die een rijpaard bezitten, zijn uit dien hoofde niet onderworpen aan de personeele belasting, zelfs, indien zij dit paard, als rijpaard buiten den militairen dienst gebruiken. De reserveofficieren zullen 50 t.h. vermindering genieten op de vervoerprijzen per spoorweg; hunne zonen kunnen tot de pupillenscholen toegelaten worden. De Regeering verwacht de beste uitslagen van deze verschillende maatregelen. Hoewel de dienst voor hen meer bezwaarlijk is dan voor de overige miliciens, was er geen gebrek aan aanvragen. Onder de militaire studenten, hebben uitstekende jongelingen gevraagd om als candidaat aangenomen te worden, en zij zagen af van het voordeel dat het byzonder regiem der hoogeschoolcompagnie oplevert. Verscheidene met onbepaald verlof zijnde soldaten, hebben gevraagd de proeven tot toelating in het reservekader te mogen ondergaan. De Minister heeft hun geantwoord, dat hij zou gelukkig zijn hen aan te nemen, mits zij zich in regel stellen met de voorwaarden door bovengenoemde koninklijke besluiten aangeduid. De middenafdeeling, die het verlangen uitdrukte het wervingstelsel der voor het leger noodig zijnde paarden te kennen en te vernemen of dit stelsel het noodig getal paarden verschaft en of de hoedanigheid dezer toerijkend, acht zich gelukkig de pogingen te erkennen, door de Regeering aangewend om, in den kortst mogelijken tijd, de onontbeerlijke effectieven te bekomen. Inderdaad, wat de rijpaarden betreft, wordt sedert eenige jaren de remonte voor de cavalerie of voor de artillerie verzekerd door aankoopen in Ierland. Dit jaar geschiedde dit eveneens, doch gezien de groote behoefte aan paarden, ter oorzake van de herinrichting van het leger, werden, daarenboven, aankopen gedaan in het land; het publiek werd daarvan verwittigd bijwege van het Belgisch Staatsblad. Eindelijk werd eene proefneming gedaan met 150 in de Argentijnsche Republiek aangekochte paarden. Over deze proefneming is het vooralsnog niet mogelijk uitspraken te doen. Daarbij dient gevoegd dat eene gemengde Commisie tot stand kwam, belast met het bestudeeren van de quaestie betreffende de fokking van het oorlogspaard in het land. Anderzijds, worden de trekpaarden voor de artillerie en den legertrein in het land aangekocht, namelijk op de paardenmarkten van Ciney en Neufchateau, evenals van de paardenkooplieden. Daar dit jaar de behoefte bijzonder belangrijk is, werd eene Commisie naar Ierland gezonden om er een zeker getal trekpaarden aan te koopen.

Page 200: naam in Arduin

200

Alles laat verhopen dat, dank aan die gezamelijke maatregelen, zonder te groote moeite de organieke paardeneffectieven zullen bereikt worden. Wat de hoedanigheid der paarden betreft, deze schenkt alle voldoening. De middenafdeeling stelde met genoegen vast dat de Minister van Oorlog belast had ieder jaar groote legeroefeningen te doen plaats hebben. Daar de diensttijd werd verkort, zijn deze legeroefeningen eene ontonbeerlijke aanvulling geworden voor de africhting der troepen. Men acht het van belang zich te vergewissen over de uitgaven veroorzaakt door de groote legeroefeningen. Die van 1913 hebben ongeveer 468,000 frank gekost. Antwoorden op vragen gesteld door de Middenafdeeling 1° Vraag. Welke zijn de voorwaarden van tusschenkomst der steden waar nieuwe ganizoenen zijn gevestigd. Antwoord : Stad Sint Nikolaas. 1° Levering van een terrein van minstens 3 hectaren, voor het bouwen eener infanteriekazerne, mits betaling, door den Staat, van de helft van dit terrein; 2° Betaling van een aandeel van 500,000 frank in de kosten voor het bouwen dezer kazerne; 3° Bezorging van perceelen grond die noodig zijn om de kazerne van de slachthuisstraat in artilleriekazerne te veranderen. De Staat is gehouden eene som van 60,000 frank terug te betalen, zijnde het aandeel, vroeger door de stad betaald in de kosten voor het bouwen der bestaande kazerne; 4° De stad is gehouden een exercitieplein van 25 hectaren ter beschikking van de militaire overheid te stellen. Stad Ath. 1° Zij moet ter beschikking van de militaire overheid stellen; a) Een geschikt terrein voor het bouwen van een infanteriekazerne, die een regiment, min een bataljon, moet herbergen; b) Een geschikt terrein bestemd voor het bouwen van een kazerne die een groep bereden artillerie moet herbergen; c) Een geschikt terrein van minstens 25 hectaren, moetende dienen als exercitieplein; 2° Betaling eener som van 500,000 frank in de kosten van de nieuwe gebouwen. Stad Sint Truiden 1° Bezorging van een terrein voor het bouwen eener infanteriekazerne. 2° Betaling van een aandeel van 500,000 frank in de kosten voor het bouwen dier kazerne; 3° Verbintenis een exercitieplein van minstens 50 hectaren te bezorgen. Vraag. Om welke redenen komen er geene nieuwe garnizoenen te Tongeren, Visé en Oudenaarde? Antwoord : Het vraagpunt betreffende de verdeeling der troepen en de legerdiensten in tijd van vrede hangt af van strategische omstandigheden die eigen zijn aan ons land en van omstandigheden die de mobielmaking betreffen. 2° Vraag. 1. Hoeveel ambtenaren van het departement van openbare werken zijn gehecht aan den dienst der militaire gebouwen? 2. Welk is het bedrag van de jaarwedde dezer ambtenaren? 3. Welk is het bedrag van de sommen uitgetrokken op de begrooting van openbare werken voor de militaire gebouwen? Antwoord. 1. Zeven ambtenaren van het departement van openbare werken, waaronder vijf bouwkundigen en twee conducteurs, zijn gehecht aan den dienst der militaire gebouwen. 2. Het geheel bedrag van de jaarwedde dezer ambtenaren is 29,500 frank. 3. De uitgave, uitgetrokken op de begrooting van openbare werken voor de militaire gebouwen, bereikt de som van 14,077,000 frank, welke onderverdeeld wordt als volgt : a) Artikel 6 van het ontwerp der gewone begrooting voor 1914 (leger en gendarmerie) 1,577,000 frank b) ‘ONLEESBAAR’ c) Artikel 11 van het ontwerp der buitengewone begrooting voor 1914 (gendarmerie), 2,300,000 frank 3° Vraag. Welk is voor ieder wapen, het getal officieren van elken graad, noodig voor de huidige inrichting van het leger? Welk is, voor ieder wapen, het huidig getal officieren van elken graad? Antwoord : Tabel aangevende, voor ieder wapen, het getal officieren, noodig voor de huidige inrichting van het leger.

Wapens Hoogere officieren Kapiteins Luitenants en onderluitenants

Te zamen voor elk wapen

Infanterie 205 725 1179 2109

Cavalerie 40 116 184 340

Artillerie 86 306 425 817

Genie 30 75 74 179

Totaal : 361 1222 1862 3445

Tabel aangevende, voor ieder wapen, het huidig getal officieren van elken graad.

Wapens Kolonels Lt. Kolonels Majoors Kapiteins Luitenants Ond. Luitenants

Infanterie 16 19 115 618 595 355

Cavalerie 8 7 19 96 139 37

Artillerie 14 10 42 201 162 84

Genie 4 7 14 76 44 2

Totalen : 42 43 190 991 940 478

Aanmerking : 4 kolonels der wapens doen thans dienst als majoor-generaal. Officieren buiten kader

Wapens Kapiteins-Commandanten Tweede kapiteins Luitenants en onder- luitenanten

Infanterie 28 14 19

Page 201: naam in Arduin

201

Cavalerie 2 2 6

Artillerie 7 4 6

Genie -- -- --

Totalen : 37 20 31

4° Vraag. Wanneer denkt de Regeering de acht kanonnen van 28, die zicht thans nog in Duitschland bevinden en sedert meer dan twee jaar door België werden betaald, naar ons land te doen komen? Antwoord : Ik ben van gevoelen dat deze vuurmonden, welke door de werkhuizen Krupp kunnen verzonden worden zoodra deze daartoe bevel zullen ontvangen, in België slechts kunnen aankomen wanneer de twee forten der Beneden-Schelde, waartoe zij bestemd zijn, in staat zullen zijn deze te ontvangen. 5° Vraag. 1. Met welke sommen in kapitaal stemt overeen de som van 7 millioen 840,000 frank uitgetrokken op artikel 27 (uitzonderlijke uitgaven)? 2. Welke sommen moeten worden aangerekend op het gezamelijk bedrag der voorziene uitgaven aangeduid in de algemeene toelichting van de financieele ontwerpen, gebracht op de gewone en buitengewone begrootingen voor 1914 of op de vroegere begrootingen? Antwoord. 1. De verklaring bevindt zich in de inleidende nota, betreffende artikel 27. 2. Onder voorbehoud van mogelijke amendementen op de begrooting van 1914, geeft onderstaand tabel de voorziene uitgaven gebracht op de begrooting voor de dienstjaren 1913 en 1914 wegens de herinrichting van het leger. Zij zijn volgens haren aard gerangschikt, naar het plan aangenomen in de algemeene toelichting van de financieele ontwerpen. (Kamerstuk nr. 290, vergadering van de Kamer der Volksvertegenwoordigers van 11 Juni 1913) 1° Gewone dienst

Begrooting van Oorlog Dienstjaar 1913

Begrooting van Oorlog Dienstjaar 1914

Jaarwedden, soldij en toebehooren 889,600 5,847,215

Gezondheidsdienst 250,000 250,000

Africhting van de troepen der genie -------- 254,000

Voeding der manschappen den der paarden 1,139,900 3,600,835

Onderhoud van de voorwerpen tot slaping -------- 200,000

Kosten van vervoer 200,000 239,300

Totaal 2,479,500 10,391,350

Totaal voor de dienstjaren 1913 en 1914 : 12,870,850 2° Uitgaven voor mobilaire goederen van eerste inrichting

a) Begrooting van Oorlog Dienstjaar 1913

a) Begrooting van Oorlog Dienstjaar 1914

Aankoop van paarden 1,337,600

Gezondheidsdienst 7,800,000

Totaal 1,337,600 7,840,000

Totaal voor de dienstjaren 1913 en 1914 : 9,177,600

b) Buitengewone begrooting Dienstjaar 1913

b) Buitengewone begrooting Dienstjaar 1914

Slapingsdienst 3,062,000 425,000

Kleeding der troepen 2,000,000 8,000,000

Mondvoorraad 850,000 1,840,000

Bewaping en uitrusting 2,000,000 2,800,000

Oorlogsmaterieel voor de genie en inrichting van polygonen

500,000 3,430,000

Legertrein met paardetuig 500,000 1,050,000

Materieel, ammunitie en paardetuig voor de veldartillerie

1,000,000 1,560,000

Aankoop van paarden 2,486,800

Totaal 9,912,000 21,592,400

Totaal voor de dienstjaren 1913 en 1914 : 31,504,400 3° Uitgaven voor onroerende goederen van eerste inrichting

Buitengewone begrooting Dienstjaar 1913

Buitengewone begrooting Dienstjaar 1914

Krijgsgebouwen en onderrichtingskampen 9,000,000 10,500,000

Page 202: naam in Arduin

202

Totaal voor de dienstjaren 1913 en 1914 : 19,500,000 6° Vraag. De dagbladen hebben aangekondigd dat er sprake was eene oorlogsmarine in te richten. De middenafdeeling verlangt te weten of dit het inzicht is van de regeering. Antwoord. De regeering is volstrekt tegen de inrichting van eene oorlogsmarine. Mijns inziens kan dergelijke inrichting niet worden gerechtvaardigd, noch voor de verdediging der kusten en rivieren, noch voor het behoud der betrekkingen van België met zijne kolonie. De regeering dunkt dat het een groote misslag en eene onnoodige geldverspilling zou zijn, het land tot het vestigen eener oorlogsmarine aan te zetten. De middenafdeeling neemt de begrooting van oorlog aan met 4 stemmen en 1 onthouding. Zij keurt het verslag goed. De verslaggever De voorzitter Maurice Pirmez E. Nerincx

Page 203: naam in Arduin

203

Bijvoegsel 7 : Alexander Heinrich Rudolph von Kluck (1846-1934)

Hij werd geboren te Munster op 20 Mei 1846. Hij ging heel jong in actieve militaire dienst gedurende de zevendaagse oorlog van 1866 en in 1870-71 de Frans Pruisische oorlog. Hij maakte cariere in het leger en werd inspecteur generaal van het 7e legerdistrict in 1913. Gedurende de eerste wereldoorlog had hij het bevel over het Duitse eerste leger. Hij was een agressief commandant, zijn ongeduld samen met een gebrek aan leiding van het opperbevel en effectieve Franse en Britse tegenaanvallen leidden tot het mislukken van het plan Von Schlieffen. Von Bulow, de bevelhebber van het 2e leger die geen gaten in het Duitse front wilde laten ontstaan, vroeg hem zijn opmars ten Zuiden en Oosten van Parijs verder te zetten in plaats van het geplande Noorden en Westen. Von Kluck’s rol in het plan was de extreme rechtervleugel van de Duitse strijdkrachten te bevelen in hun aanval op de linkerflank van het Franse leger en door Parijs in te sluiten een snel einde aan de oorlog te maken. Na Brussel ingenomen te hebben op 20 Augustus, was von Kluck bijna succesvol in het verslaan van Frankrijk. Zijn strijdkrachten werden op slechts ongeveer 21 kilometer van de Franse hoofdstad tijdens de eerste slag aan de Marne gestopt. Von Kluck werd zelf ernstig gewond aan het been in Maart 1915, en trok zich terug uit actieve dienst in Oktober 1916. Hij overleed op 19 oktober 1934.

Page 204: naam in Arduin

204

Bijvoegsel 8 : Karl von Bulow (1846-1921)

Hij werd geboren op 24 April 1846. De traditie van zijn vader en grootvader verder zettend was von Bulow al een veteraan van het Pruisische leger toen de oorlog werd verklaard in Augustus 1914. Hij was in actie geweest in de Oostenrijks-Pruisische oorlog van 1866 en in de Frans-Pruisische oorlog van 1870-71. Bij het begin van de eerste wereldoorlog kreeg hij het bevel over het Duitse 2e leger voor de invasie in België. Om ervoor te zorgen ook op 9 augustus 1914 de controle over het 1e en 3e leger. Deze regeling werd 8 dagen later opgegeven na ernstige discussies tussen von Bulow, die voorzichtig van natuur was, en de agressieve bevelhebber van het 1e leger von Kluck. Tijdens die eerste maand haalden von Bulows troepen groot succes door het innemen van Namen op 22-23 augustus en door het verslaan van de Franse generaal Lanrezac en zijn vijfde leger tijdens het gevecht om Charleroi van 23-24 augustus. Hij dreef Lanrezac’s troepen achteruit naar Guise-Saint Quentin op 29-30 augustus. Hij was een ietwat pessimistische bevelhebber, en daardoor weigerde von Bulow deze successen uit te buiten voor de eerste slag aan de Marne tenzij hij onmiddellijk steun kreeg van het 1e leger, dat zich in feite 50 kilometer ten westen van het tweede leger bevond. Hij gaf hij von Kluck bevel om naar hem toe te draaien, en stak ondertussen op 4 September de Marne over. De beslissing van von Bulow om de agressieve von Kluck bevel te geven om te draaien droeg er alleen toe bij de flanken van deze laatste bloot te stellen aan tegenaanvallen van de Fransen en de Britten op 6 September tijdens de slag aan de Marne. Als gevolg daarvan beval von Bulow op 9 september een terugtocht naar de Aisne uit angst voor een Franse doorbraak. Op vandaag wordt von Bulow algemeen verantwoordelijk geacht voor de Duitse nederlaag tijdens de eerste slag aan de Marne. Hij werd in januari 1915 tot veldmaarschalk gepromoveerd maar werd verplicht twee maanden later het front te verlaten na een hartaanval. Hij nam pensioen uit het leger in 1916. Karl von Bulow stierf in Berlijn op 31 augustus 1921.

Page 205: naam in Arduin

205

Bijvoegsel 9 : Max Klemens von Hausen (1846-1922)

Hij diende als legercommandant tijdens de invasie van België en Frankrijk gedurende de eerste stadia van de oorlog in 1914. Von Hausen ging bij het Saksische leger in 1866 en diende tegen Pruisen tijdens de Oostenrijks-Pruisische oorlog van 1866. Van 1871 tot 1874 was hij instructeur aan de Berlijnse militaire academie voor hij vanaf 1875 voor twaalf jaar op de generale staf diende. Hij was bevelhebber van het XII korps toen de eerste wereldoorlog begon en kreeg het bevel over het derde leger voor de invasie van België en Frankrijk in augustus 1914. Hij was verantwoordelijk voor de grote en controversiële vernieling in Reims begin september 1914. Toen von Bulow zijn tweede leger terugtrok na een geallieerde tegenaanval tijdens de eerste slag aan de Marne in September 1914 werd de flank van het 3e leger blootgesteld. Dit verplichtte von Hausen om op zijn beurt terug te trekken. Eens de Duitse terugtocht tot staan was gekomen op de Aisne werd von Hausen van het bevel ontheven en vervangen door Karl von Einem. Hij stierf in 1922.

Page 206: naam in Arduin

206

Bijvoegsel 10 : Telegram van M.Davignon

Brussel, 29 juli , 1914.

Mijnheer, De Belgische regering heeft besloten om het leger op versterkte vredesvoet te brengen. Deze stap mag op geen enkele manier verward worden met mobilisatie. Te wijten aan de kleine oppervlakte van haar grondgebied, bestaat België voor een zekere graad uit grensgebied. Het leger op normale vredesvoet bestaat slechts uit één klasse gewapende militie; op versterkte vredesvoet zullen haar legerdivisie ‘s en cavalerie divisie door het terugroepen van 3 klassen, effectieve eenheden van dezelfde kracht omvatten als deze van de korpsen permanent behouden in de grenszones van de aangrenzende landen. Deze informatie zal u toelaten te antwoorden op alle vragen die aan U gericht zouden kunnen worden.

M. Davignon, Belgische Minister van Buitenlandse Zaken aan alle Hoofden van Belgische missie ‘s in het buitenland. (Telegram.)

Page 207: naam in Arduin

207

Bijvoegsel 11 : Léon Trésignies Leon Trésignies werd op 15 juni 1906 ingelijfd als milicien van de provincie Brabant, 6e kanton, gemeente Bierges. Hij was arbeider bij de spoorwegen en op zijn twintigste moest hij naar de lottrekking. Hij trok het nummer 43 en werd daardoor voor de dienst aangeduid. (Toeval of niet ook Jules Vandoorn heeft op zijn militie dossier het nummer 43 staan en sneuvelde eveneens vroeg in de strijd). Op 16 November 1906, trok Leon voor het eerst door de poorten van de kazerne Guillaume te Bergen. Leon Trésignies was 1,60m groot, grijze ogen glinsterden met welwillende blik onder de in het oog springende wenkbrauwen; mooie kastanjebruine haren sierden een hoog voorhoofd. Een fijn blond snorretje sierde de bovenlip. Zoals iedereen van de 2e compagnie van het 3e bataljon, trok hij naar de vlakten van Nimy en Casteau om het edele beroep van de wapenen aan te leren. Op 16 juli 1909 ging hij met onbepaald verlof en hij huwde te Vorst in 1910. Hij woonde daar in de Driesstraat nummer 85. Na zijn huwelijk kreeg hij weldra een kind. Bij de mobilisatie is Trésignies bij de oudste militieklas die ingeschreven is op de controledocumenten voor de vorming van het veldleger. (De klas 1906 werd als reserve gezien voor het oorspronkelijke regiment en datgene dat ervan werd afgesplitst). Opgewekt vervoegt hij het magazijn van het 2e jagers te voet te Kontich.

Korporaal Léon Trésignies

Page 208: naam in Arduin

208

Bijvoegsel 12 : Het Duitse ultimatum Hieronder een afbeelding van de 1

e pagina van het Duitse ultimatum

Kaiserlich Deutsche Gesandtschaft in Belgien-Brüssel, den 2. August 1914. (Très Confidentiel.) Der Kaiserlichen Regierung liegen zuverlässige Nachrichten vor über den beabsichtigten Aufmarsch französischer Streitkräfte an der Maas-Strecke Givet Namur. Sie lassen keinen Zweifel iiber die Absicht Frankreichs, durch belgisches Gebiet gegen Deutschland vorzugehen. Die Kaiserliche Regierung kann sich der Besorgniss nicht erwehren, dass Belgien, trotz besten Willens, nicht im Stande sein wird, ohne Hülfe einen franzosischen Vormarsch mit so grosser Aussicht auf Erfolg abzuwehren, dass darin eine ausreichende Sicherheit gegen die Bedrohung Deutschlands gefunden werden kann. Es ist ein Gebot der Selbsterhaltung fur Deutschland, dem feindlichen Angriff zuvorzukommen. Mit dem grössten Bedauern würde es daher die Deutsche Regierung erfüllen, wenn Belgien einen Akt der Feindseligkeit gegen sich darin erblicken würde, dass die Massnahmen seiner Gegner Deutschland zwingen, zur Gegenwehr auch seinerseits belgisches Gebiet zu betreten. Um jede Missdeutung auszuschliessen, erklärt die Kaiserliche Regierung das Folgende: 1. Deutschland beabsichtigt keinerlei Feindseligkeiten gegen Belgien. Ist Belgien gewillt, in dem bevorstehenden Kriege, Deutschland gegenüber eine wohlwollende Neutralität einzunehmen, so verpflichtet sich die deutsche Regierung, beim Friedensschluss Besitzstand und Unabhangigkeit des Konigreichs in vollem Umfang zu garantieren. 2. Deutschland verpflichtet sich unter obiger Voraussetzung, das Gebiet des Königreichs wieder zu räumen, sobald der Friede geschlossen ist. 3. Bei einer freundschaftlicher Halturlg Belgiens ist Deutschland bereit im Einvernehmen mit den Koniglich Belgischen Behörden alle Bedürfnisse seiner Truppen gegen Barzahlung an zu kaufen und jeden Schaden zu ersetzen, der etwa durch deutsche Truppen verursacht werden könnte. 4. Sollte Belgien den deutschen Truppen feindlich entgegen treten, insbesondere ihre vorgehen durch Widerstand der Maas-Befestigungen oder durch Zerstörungen von Eisenbahnen, Strassen, Tunneln oder sonstigen Kunstbauten Schwierigkeiten bereiten, so wird Deutschland zu seinem Bedauern gezwungen sein, das königreich als Feind zu trachten. In diesem Falle würde Deutschland dem Königreich gegenüber keine Verpflichtungen übernehmen können, sondern müsste die spätere regelung des Verhältnisses beider Staaten zu einander der Entscheidung der Waffen überlassen. Die Kaiserliche Regierung gibt sich der bestimten Hoffnung hin, dass diese Eventualität nicht eintreten, und dass die königliche Belgische Regierung die geeigneten Massnahmen zu treffen wird, um zu verhinderen, dass Vorkommnisse,wie dievorstehend erwähnten, sich ereignen. In diesem Falle würden die freundschaftlichen Bande, die beide Nachbarstaaten verbinden, eine weitere und dauernde Festigung erfahren.

Page 209: naam in Arduin

209

Bijvoegsel 13 : Het Belgische antwoord op het Duitse ultimatum

Vertaling van het oorspronkelijk in het Frans opgestelde antwoord van de Belgische regering aan de heer von Bulow Saleske :

De Duitse Regering schreef in haar nota van 2 augustus dat volgens betrouwbare informatie Franse troepen de intentie hadden op te marcheren naar de Maas via Givet en Namen, en dat België niettegenstaande zijn beste intentie ‘s niet in staat zou zijn om zonder assistentie, een opmars van de Franse troepen tegen te houden.

De Duitse Regering voelde zich daarom geroepen om vooruit te lopen op deze aanval en het Belgische grondgebied te schenden. In deze omstandigheden, stelde Duitsland aan de Belgische Regering voor om tegenover haar een vriendschappelijke houding aan te nemen, en bood aan om bij het sluiten van vrede, de integriteit van het Koninkrijk en zijn bezittingen naar hun volledige omvang te garanderen. De nota voegde toe dat als België moeilijkheden in de weg legde bij het optrekken van de Duitse troepen, dat Duitsland dan gehouden zou zijn haar als een vijand te beschouwen, en de ultieme aanpassing van de relaties tussen de twee staten aan de wapens over te laten.

Deze nota heeft een diepe en pijnlijke indruk gemaakt op de Belgische Regering.

De intentie’s aan Frankrijk verweten door Duitsland zijn in tegenspraak met de formele bekendmaking aan ons gedaan op 1 augustus, in de naam van de Franse Regering.

Daarenboven, als in tegenstelling tot onze verwachting, de Belgische neutraliteit door Frankrijk zou worden geschonden, heeft België de intentie om haar internationale verplichtingen te vervullen en het Belgische leger zou de meest heftige weerstand bieden aan de invaller.

De verdragen van 1839, bevestigd door de verdragen van 1870 kiezen voor de onafhankelijkheid en neutraliteit van België onder garantie van de Grootmachten, en vermeldenswaardig, de Regering van zijne Majesteit de Koning van Pruisen.

België is altijd trouw geweest aan haar internationale verplichtingen, ze heeft haar taken in een geest van loyale afzijdigheid uitgevoerd, en ze heeft niets nagelaten om haar neutraliteit te behouden en respect daarvoor op te leggen.

De aanval op haar neutraliteit waarmee de Duitse Regering haar bedreigt is een flagrante overtreding van de internationale wetten. Geen enkel strategisch belang maakt zo een overtreding van de wet aanvaardbaar.

De Belgische Regering zou, als ze de voorstellen aan haar voorgelegd aanvaardde, de eer van de natie opofferen en hun plicht tegenover Europa verzaken.

Bewust van de rol die België meer dan tachtig jaar heeft gespeeld in de beschaving van de wereld, weigert zij aan te nemen dat de onafhankelijkheid van België alleen kan behouden blijven tegen de prijs van schending van haar neutraliteit.

Als die hoop wordt teleurgesteld is de Belgische Regering de vaste overtuiging toegedaan om zich , met alle middelen, te verzetten tegen iedere aanval op haar rechten.

Page 210: naam in Arduin

210

Bijvoegsel 14 : De Belgische identificatie plaatjes De “plaque d’identité” had een ovalen vorm en onder andere de naam en het regiment van de betrokken soldaat werden erin gegrift samen met zijn stamboeknummer, dit is het nummer van inschrijving in het register van het regiment of zelfstandig bataljon. Elke soldaat beschikte over één unieke “plaque”. De “plaque” kon niet in twee stukken worden gedeeld zoals de modellen die later in de 20e eeuw zouden gebruikt worden. Wanneer na het sterven de “plaque d’identité” werd verwijderd van de gesneuvelde kon men bij een latere opgraving (bijvoorbeeld van een massagraf) de identiteit niet meer nagaan. Het allereerste model werd aan een touwtje om de hals gedragen. Het tweede latere model werd met een kettinkje aan de pols bevestigd.

Het eerste model Belgische identiteitsplaatjes, met een koord rond de hals gedragen

Page 211: naam in Arduin

211

Bijvoegsel 15 : De val van Luik beschreven door generaal Leman

Dinsdag 11 tot zaterdag 15 augustus 1914

“Op de 11e begonnen de Duitsers ons te bombarderen met 7 en 10 centimeter kanonnen. Op de 12e en 13e brachten ze hun 21 centimeter kanonnen in actie. Maar het was niet voor de 14e dat zij hun hevigste vuur openden en begonnen met de vernietiging van de buitenste verdedigingswerken. Op die dag om 16u in de namiddag, kwam een Duitse officier tot binnen 200 meter van het fort met een signaalvlag in de hand; en kort daarop, begonnen de belegerende artilleristen, die hun afstand aangepast hadden, een verschrikkelijk vuur dat een aantal uren duurde. De batterij op de linker helling werd vernietigd, de vijand bleef maar doorschieten alleen met zijn 21 centimeter kanonnen. De derde fase van het bombardement begon om 5u in de morgen op de 15e, het vuren hield aan tot 2u in de namiddag. Granaten vernielden de koepel waaronder de generale staf zich schuil hield. Alle licht was uit door de kracht van de explosie, en de officieren liepen het risico op verstikking door de verschrikkelijke gassen die door de granaat werden afgegeven. Als het schieten ophield, voerde ik een inspectieronde uit op de buitenhellingen, die vond ik gereduceerd tot een hoop puin. Een paar minuten later werd het bombardement hervat. Het leek alsof alle Duitse batterijen samen salvo’s afvuurden. Niemand zal zich ooit een correct beeld kunnen vormen van hoe het in werkelijkheid was. Ik heb sindsdien geleerd dat als de grote belegeringskanonnen in actie kwamen zij op ons granaten van 1000 kilo afvuurden (bijna een ton), de explosieve kracht daarvan is groter dan wat dan ook gekend tot nu toe. Hun aankomst werd aangekondigd door een hoog gefluit en ze ontploften met een donderend gegrom, die wolken van puin, stenen en stof opwierp. Nadat wat tijd voorbij ging midden deze verschrikkingen, wilde ik naar mijn observatietoren teruggaan, maar ik was slechts een paar meter in de gallerij vooruit gekomen als een grote ontploffing zich voordeed, en ik werd met geweld tegen de grond gegooid. Ik kon opstaan, en ging door alleen om gestopt te worden door een verstikkende wolk van giftig gas. Het was een mengeling van het gas van een explosie en de rook van een vuur in de troepenkwartieren. We werden teruggedreven, half gestikt. Uit een spiongaatje kijkend, zag ik tot mijn verschrikking dat het fort gevallen was, hellingen en contra-hellingen waren een chaos van puin, terwijl grote vuurtongen uit de keel van het fort omhoog schoten. Mijn eerste en laatste gedachte was te proberen de rest van het garnizoen te redden, ik liep naar buiten om orders te geven en zag enkele soldaten die ik voor Belgische gendarmes hield. Ik riep hen en viel dan opnieuw. Giftige gassen schenen mijn keel in een wurggreep te houden. Toen ik bijkwam, zag ik mijn aide-de-camp, kapitein Collard over mij heen staan samen met een Duitse officier die mij een glas water aanbood. Ze zeiden me dat ik verward was geweest en dat de soldaten die ik voor Belgische gendarmes hield feitelijk de eerste groep Duitse soldaten waren die voet binnen het fort hadden gezet. Ter erkenning van onze moed, mocht ik van de Duitsers mijn sabel houden.

De brief van generaal Leman aan koning Albert I van België :

“Sire, na moedige strijd op 4,5 en 6 augustus, kwam ik tot het besluit dat de forten van Luik slechts een afstoppende rol konden spelen. Ik behield echter het militaire bestuur om de verdediging zoveel mogelijk te cöordineren, en om morele invloed op het garnizoen uit te oefenen. Uwe majesteit weet dat ik op 6 augustus op de middag in Fort Loncin was. U zal met spijt horen dat het fort gisteren om 17u20 werd opgeblazen, het grootste deel van het garnizoen onder het puin begravend. Dat ik bij die catastrofe het leven niet verloor is te danken aan mijn escorte : commandant Collard een lagere officier van de infanterie die spijtig genoeg sneuvelde, de rijkswachter Thevenin en mijn twee adjudanten Vanden Bosche en Jos Lecocq. Zij trokken mij uit een gevaarlijke positie waar ik dreigde te stikken door gas van het geexplodeerde poeder. Ik werd een loopgraaf in gedragen, waar een Duitse kapitein genoemd Guson mij te drinken gaf. Daarna werd ik gevangen genomen en naar Luik gebracht in een ambulance. Ik ben ervan overtuigd dat de eer van onze wapens behouden is. Ik heb noch de vesting noch de forten overgegeven. Ik verzoek Sire, met deze brief om mijn gebreken te vergeven. Ik ben fysiek kapot door de explosie van Loncin. In Duitsland naar waar ik gebracht wordt, zullen mijn gedachten zoals altijd bij België en de koning zijn. Ik zou gewillig mijn leven hebben gegeven om hen beter te dienen, maar de dood werd mij niet gegund. “

Page 212: naam in Arduin

212

Bijvoegsel 16 : De Belgische automitrailleurs

In “fighting in Flanders” geschreven door E.Alexander Powell vond ik wat volgt in verband met het soort automitrallieur dat door David Jonckheere ook te Aartrijke gezien werd : Alhoewel

zowel de Fransen als de Duitsers een aantal jaar geëperimenteerd hadden met gepantserde wagens van verschillende soorten waren de Belgen, die het onderwerp voordien nooit ernstig overwogen hadden, de eersten om te evolueren en een echt practisch voertuig van deze beschrijving in de strijd te sturen De eerste gepantserde wagens gebruikt door de Belgen werden gebouwd in de grote Minerva fabrieken te Antwerpen. Ze bestonden uit een circelvormige toren, hoog genoeg om alleen het hoofd en de schouders van de man die het machinegeweer bediende bloot te stellen. Ze waren gepantserd met staalplaten van 1,25 centimeter en gemonteerd op een gewoon auto chasis. Nabij Herentals werd prins Henri de Ligne dodelijk getroffen terwijl hij bezig was met een raid in de Duitse linies met de bedoeling om bruggen op te blazen. Naar aanleiding van zijn overlijden werd het duidelijk dat de bemanning van de “auto-mitrailleuses”, zoals de gepantserde wagens werden genoemd, onvoldoende beschermd waren. Om daar verbetering in te brengen werd toen een beweegbare stalen koepel met een opening voor de loop van een machinegeweer bovenop de toren gemonteerd. Deze grimmige voertuigen, die kogelvrij waren en zelfs bescherming boden tegen schrapnel, werden heel vlug een nachtmerrie voor de Duitsers. Ze werden bestuurd door de meest roekeloze racepiloten in België, ze waren bemand door eenheden van moedige jongeren en waren gewapend met machinegeweren die lood met een tempo van duizend schoten per minuut afvuurden. Deze forten op wielen zouden ongestoord de Duitse linies binnen dringen om een voorpost uit te schakelen of een cavalerie patrouille te vernietigen, een brug of tunnel of viaduct op te blazen en ze zouden terug in de Belgische linies zijn bijna voor de vijand zich realiseerde wat er gebeurd was. Ik was getuige van de koelbloedige durf van deze bestuurders tijdens de gevechten rond Mechelen. Terwijl ik op de berm van een spoorweg stond, keek ik naar de laatste Belgische troepen die zich onder hevig vuur terugtrokken. Op dat ogenblik scheurde een gepantserde wagen, met de smalle loop van zijn machinegeweer uit zijn toren stekend, mij voorbij aan een snelheid van zeker 80 kilomter per uur ondertussen spuwden ze een dodelijke regen van lood terwijl ze in de de oprukkende Duitse linies binnen drongen. Maar als ze binnen enkele honderden meters van de Duitse linies waren minderde de wagen vaart en stopte. Zijn brandstof was op. Onmiddellijk was iemand van de bemanning op straat en die begon onder dekking van het vuur van het machinegeweer de tank bij te vullen. Alhoewel kogels sporen van stof klopten in de wegverharding of afketsten op de stalen toren was hij niet gehaast. Ik, die de scène door mijn verrekijker gadesloeg, was zenuwachtiger dan hij. Dan als de tank gevuld was, konden ze de wagen niet in achteruit krijgen. Het was een groot voertuig en de smalle straat werd langs beide zijden door diepe grachten afgeboord, maar als bij mirakel kon de bestuurder rakelings de wagen omdraaien. Alhoewel tegen die tijd de Duitse schutters de afstand hadden ingeschat en schrapnel overal rond hen ontplofte was hij koelbloedig alsof hij een limousine in de vlakte van Picadilly aan het keren was. Terwijl de wagen recht trok voor zijn terugtrekking claxoneerden de Belgen met luid gekras naar de Duitsers terwijl ze vertrokken. Dit ging gepaard met een lading lood uit hun machinegeweer, terwijl ze richting Antwerpen raceten.

Page 213: naam in Arduin

213

Een Belgische gepantserde wagen die vuurt over een dijk nabij Boom

Een Belgische gepantserde wagen die in actie gaat nabij Gent, merk de barikade op de achtergrond

Page 214: naam in Arduin

214

Bijvoegsel 17 : Her-begraven van gesneuvelden na de oorlog Vrijwel onmiddellijk na de wapenstilstand werd men met het probleem van de duizenden gesneuvelden, gevallen in de Grote oorlog, geconfronteerd. Aan de ene kant was het zoeken naar de rustplaats van tal van soldaten, anderzijds kreeg men te maken met ontgravingen en her begravingen die aan elke controle ontsnapten.

In Februari 1919 schreef de militaire gouverneur van Oost-Vlaanderen in een omzendbrief naar de gemeentebesturen daarover : “Ik verneem dat de begraving ‘s plaats van de soldaten der verbondene legers die in ons land gesneuveld zijn in verscheidene gemeenten ontheiligd werden door de plaatselijke bevolking. Ik herinner Ue dat het de plicht is der gemeentebesturen van die feiten te beletten, en van alle noodige maatregelen te nemen omdat de graven der verbondene soldaten niet geschonden zouden zijn en de eenzelfigheid der dooden bewaard. Te dien einde moeten de gemeentebesturen de bovengemelde begraving ‘s plaatsen met palen en ijzerdraad doen afsluiten, de kruizen of andere gedenkteekens herstellen, en eene lijst opmaken en bewaren der begravene soldaten met alle mogelijke inlichtingen aangaande hunne eenzelfigheid”.

Bij koninklijk besluit van 18 December 1919 werden alle ontgravingen, overbrengingen en her- begravingen van tijdens de oorlog overleden Belgische of buitenlandse militairen en van burgers wiens overlijden in verband staat met de oorlogsverrichtingen verboden. Dit verbod gaat in op 15 november 1919 en geldt voor zes maanden.

De verspreid begraven Franse militairen worden gegroepeerd in militaire kerkhoven. Ook de Belgische regering ziet de gesneuvelden het liefst gegroepeerd in de frontstreek, maar laat tevens de mogelijkheid open tot overbrenging naar de woonplaats. Een “Bericht aan het publiek” gedateerd op 15 oktober 1920, vermeldt daarover : “Het nageslacht dient de beteekenis van den dood onzer helden niet te vergeten en het is gewis dat dit doel best zal bereikt worden met ze bijeen te laten rusten in volle gelijkheid, op de plaats zelf waar zij gevallen zijn voor deze heilige zaak. Diensvolgens rekent de Regeering er op dat de Belgische families het als hun plicht zullen aanzien hunne persoonlijke belangen op te offeren aan het algemeen belang en dat zij zullen begrijpen dat de gepaste begraafplaats van den soldaat het slagveld is dat hij met zijn bloed heeft gedrenkt”. Maar wie toch liever zijn gevallen verwant thuis begraaft, krijgt hiertoe de kans, dit onder de volgende voorwaarden : “De stoffelijke overblijfselen zouden aan de familie worden overgegeven in de dichtst bij de door de ouders gekozen begraafplaats gelegen spoorwegstatie; de ontgravingskosten, het kisten op gepaste wijze voor eene verre reis en het vervoer tot in die statie zouden ten laste vallen van den Staat, alle verdere onkosten zouden ten laste blijven der families”.

H.Carton de Wiard, eerste minister en tegelijk minister van Binnenlandse zaken, laat in een rondschrijven aan de gemeentebesturen weten dat zijn collega van Landsverdediging, “ter voldoening aan het verlangen uitgedrukt door talrijke familiën van militairen die op de front-kerkhoven begraven liggen, heeft beslists om met ingang van 1 maart 1921 al de gevraagde toelatingen tot ontgraving goed te keuren.”

Page 215: naam in Arduin

215

Bijvoegsel 18 : De Belgische regering in Le Havre Sainte-Adresse

v.l.n.r. Poullet, Hubert, Segers, Helleputte, Berryer, van de Vyvere, Vandervelde, Hymans, Brunet, Goblet d'Alviella, Carton de Wiart, de Broqueville, Renkin en Luitenant Generaal de Ceuninck.

Voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers : Frans SCHOLLAERT Voorzitter van de Senaat : Baron Paul de FAVEREAU Eerste Minister : 18.06.1911 - 16.01.1918 : Graaf Charles de BROQUEVILLE, 01.06.1918 - 21.11.1918 : Gérard COOREMAN Minister van Oorlog: 11.11.1912 - 17.02.1916 : Graaf Charles de BROQUEVILLE, 17.02.1916 - 04.08.1917 : Emile VANDERVELDE, 04.08.1917 - 21.11.1918 : Luitenant Generaal Baron de CEUNINCK

Minister van Justitie : 17.11.1918 - 21.11.1918 : Henry CARTON de WIART Minister van Buitenlandse Zaken : 02.05.1907 - 26.07.1915 : Burggraaf J. DAVIGNON, 26.07.1915 - 04.08.1917 : Baron BEYENS, 04.08.1917 - 01.01.1918 : Graaf Charles de BROQUEVILLE, 01.01.1918 -

28.08.1920 : Paul HYMANS

Secretaris-Generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Diplomatiek Adviseur van Koning

Albert I, Baron Léon van der ELST Minister van Binnenlandse Zaken : 05.09.1910 - 21.11.1918 : Paul BERRYER Minister van Financiën : 28.02.1914 - 21.11.1918 : Aloïs van de VYVERE Minister van Openbare Werken en Landbouw : 11.11.1912 - 21.11.1918 : Joris HELLEPUTTE Minister van Koloniën : 30.10.1908 - 21.11.1918 : Jules RENKIN Minister van Spoorwegen, Post, Telegrafie en Telefonie en Marine : 28.02.1914 - 21.11.1918 : P. SEGERS Minister van Nijverheid en Arbeid : 02.05.1907 - 21.11.1918 : A. HUBERT Minister van Kunst en Wetenschappen : 17.06.1911 - 21.11.1918 : Prosper POULLET Minister van Economische Zaken : 12.10.1917 - 01.01.1918 : Paul HYMANS, 01.01.1918 - 31.05.1918 : Prosper POULLET, 31.05.1918 - 21.11.1918 : Gérard COOREMAN

Page 216: naam in Arduin

216

Bijvoegsel 19 : De Belgische legerleiding

Overhandiging van de Grootkruisen van de Leopoldsorde aan de divisiecommandanten, Paleis te Brussel, 1919. v.l.n.r. Lt.Gen. Bernheim, Lt.Gen. Baron Jacques de Dixmude, Lt.Gen. Baron Rucquoy, Lt.Gen. Baron de Ceuninck, Lt.Gen. Biebuyck, Koning Albert I, Prins Leopold, Koningin Elisabeth, Lt.Gen. Baron Drubbel, Minister Delacroix, Minister Graaf de Broqueville, Minister Hubert, Minister Hymans, Lt.Gen. Gillain en Lt.Gen. Baron Michel du Faing

Opperbevelhebber : Z.M. Koning Albert I Adjudant Generaal, Chef van het Militair Huis van de Koning : Lt.Gen. JUNGBLUTH, Lt.Gen. Baron du ROY de BLICQUY Stafchef van het Leger : Lt.Gen. de SELLIERS de MORANVILLE tot 06.09. 1914, Lt.Gen. WIELEMANS van 06.09.1914 tot 05.01.1917, Lt.Gen. Baron RUCQUOY van 06.01.1917 tot 10.04.1918, Lt.Gen. GILLAIN van 11.04.1918 tot 23.02.1920 Onderstafchef: Lt.Gen. MAGLINSE Commandanten van het 1ste Legerdivisie : Lt.Gen. BAIX tot 05.01.1915, Lt.Gen. BERNHEIM van 05.01.1915 tot 04.10.1919 Commandanten van het 2de Legerdivisie : Lt.Gen. Baron DOSSIN de SAINT-GEORGES tot 05.01.1915, Lt.Gen. Baron DRUBBEL van 05.01.1915 tot 04.10.1919 Commandanten van het 3de Legerdivisie : Lt.Gen. Graaf LEMAN tot 15.08.1914, Lt.Gen. BERTRAND van 24.08.1914 tot 31.10.1914, Lt.Gen. JACQUET van 31.10.1914 tot 05.02.1916, Lt.Gen. Baron JACQUES de DIXMUDE van 05.02.1916 tot 04.10.1919 Commandanten van het 4de Legerdivisie : Lt.Gen. Baron MICHEL du FAING d'AIGREMONT Commandanten van het 5de Legerdivisie : Lt.Gen. RUWET tot 05.09.1914, Lt.Gen. GUIETTE van 05.09.1914 tot 20.10.1914, Lt.Gen. SCHEERE van 20.10.1914 tot 05.01.1915, Lt.Gen. LECHAT van 05.01.1915 tot 11.06.1915, Lt.Gen. Baron RUCQUOY van 11.06.1915 tot 06.01.1917, Lt.Gen. GILLAIN van 06.01.1917 tot 11.04.1918, Lt.Gen. Baron RUCQUOY van 11.04.1918 tot 04.10.1919 Commandanten van het 6de Legerdivisie : Lt.Gen. LANTONNOIS van RODE tot 05.01.1915, Lt.Gen. Baron de CEUNINCK van 05.01.1915 tot 04.08.1917, Lt.Gen. BIEBUYCK van 04.08.1917 tot 15.12.1919

Page 217: naam in Arduin

217

Commandanten van de Cavalerie : Lt.Gen. Baron de WITTE de HAELEN, commandant van het 1ste Divisie tot 05.01.1915, Inspecteur-Generaal van de Cavalerie van 05.01.1915 tot 12.08.1915, commandant van het Cavaleriekorps van 12.08.1915 tot 15.09.1915, commandant van het 2de Divisie van 15.08.1915 tot 31.01.1918, Lt.Gen. PROOST, comdt. van het 1ste Div. van 05.01.1915 tot 31.08.1918, Lt.Gen. de MONGÉ, Comdt van het 2de Div. van 12.10.1914 tot 15.09.1915, Lt.Gen. Baron BUFFIN de CHOSAL, comdt. van het 1ste Div. van 15.09.1915 tot 31.01.1918, Lt.Gen. DEBLAUWE, comdt. van het 1ste Div. van 31.08.1918 tot 12.10.1918, Lt. Gen. LEMERCIER, Comdt. van het 1ste Div. van 12.10.1918 tot 26.04.1919 Commandanten van de Openbare Weermacht (Belgisch Congo) : Lt.Gen. Baron TOMBEUR de TABORA van 23.02.1915 tot 19.09.1916, Kolonel Ridder HUGHÉ de MAHENGE tot 09.10.1917 De Gezondheidsdienst : Gen.Maj.Geneesheer Antoine DEPAGE Bewapening en Technische Diensten: Gen.Maj. Baron EMPAIN Verbindingsofficier van Koning Albert I : bij het Franse Hoofdkwartier : Lt.Gen. Baron de POSCH, bij het Britse Hoofdkwartier : Lt.Gen. Graaf de JONGHE d'ARDOYE

Page 218: naam in Arduin

218

Bijvoegsel 20 : Het Duitse bestuur in België Globaal gezien stond België tijdens de eerste wereldoorlog onder het gezag van het generaal-gouvernement te Brussel. Uitzondering hierop vormde het zogenaamde Etappengebiet, dat grosso modo Oost- en West-Vlaanderen tot aan de IJzer omvatte en onder de uitsluitende bevoegdheid van de militaire overheid viel. Binnen het Etappegebied was er nog de streek rond Brugge, dat als Operationsgebiet onder het toezicht stond van de Duitse marine. Het Duitse bestuur fungeerde quasi parallel met het Belgische bestuursapparaat, waarbij elke Belgische gezagsdrager een Duits equivalent kreeg. De grote uitzondering hierop vormden de gemeentelijke bestuursorganen. De burgemeester kreeg geen Duitse dubbelganger en de gemeenteraden en schepencolleges behielden het recht hun zittingen normaal te houden

Bijvoegsel 21 : Het weer bij het begin van de strijd

Hierbij een overzicht van de weersomstandigheden bij het begin van de strijd die ik uit het dagboek van Raoul Snoeck haalde. Dit geeft de indruk dat de hoogzomer en nazomer van 1914 nogal somber was op weersgebied. Nochtans was het in Juli heel goed begonnen als een van de warmste zomers in jaren : “ 4 augustus, gietende regen. 5 augustus mooi weer met zwarte wolken. 6 augustus lichte

regen. 7 augustus koud en pletsende regen. 8 augustus regen. 9 augustus regen met tussenpozen. 25 augustus jassen doordrenkt van de regen. 11 september regen en koud. 12 september het regent pijpenstelen. 18 september pletsende regen. 20 september regen. 8 october onweer. ”

Page 219: naam in Arduin

219

Bijvoegsel 22 : De slagorde van de 5e divisie augustus 1914 (* is effectief tussen 5 en 23 augustus 1914) :

5e Divisie

Bevelhebber Lt.-Gen. Ruwet

Stafchef Maj. Begrand

Divisie depots Kontich

Dendermonde (1e linie)

Magazijnen van

levensmiddellen Kontich

Divisieparken Dendermonde

Bevelhebbers Officieren Soldaten Hoofdkwartier

1e Gemengde Brigade Gen.-Maj. Coveliers 3 12* Gent

1 Linie Kol. Vinckier 32 2348 Ath

21 Linie Kol. Berger 29 1952 (Reserve)

5 Artillerie (79, 80, 81

batterij) Maj. Bernard

13 390 Oudenaarde

1 cie. MG. 3 68 Ath

16e Gemengde Brigade Gen.-Maj. Geerts 3 12* Bergen

2 Jagers te Voet Kol. Van Grasdorf 31 2366* Bergen

5 Jagers te Voet Lt.-Kol. Sults 30 1992* (Reserve)

5 Artillerie (82, 83, 84 batt.) Kapt.-Com. Reynaert 13 350 Bergen

16 cie. MG 3 70* Bergen

17e Gemengde Brigade

Gen.-Maj. Baron de

Stein d’Altenstein 3 12* Doornik

3 Jagers te Voet Kol. Ruquoy 34 2272* Doornik

6 Jagers te Voet Maj. Coquels 31 1860* (Reserve)

5 Artillerie (85, 86, 87 batt.) Maj. Weicherding 11 360* Doornik

17 cie. MG. 3 70* Doornik

Divisietroepen 2 Jagers te Paard

Kol. Jaminé

29 476* Bergen (Staf + 1e 2e, 3e en 4e

escadron)

5 Artillerie Kol. Philippron 14 362* Leuven kazerne Gerbe-de-Blé

5 Bataljon Genie Kapt.-Com. Rousseau 10 335* Antwerpen Kazernes 8-9

5 Vervoerkorps

Maj . Collins

46 1458* Dendermonde (Staf + 2e, 3e, 4e, 6e reserve compagnie, 1e actieve compagnie Bergen, 5e actieve compagnie Antwerpen

5 Sectie veldtelegrafie 1 58*

TOTAAL 342 16823

Page 220: naam in Arduin

220

Bijvoegsel 23 : hoe dit verhaal tot stand kwam Zoals in het voorwoord vermeld kwam ik mijn grootoom Jules Vandoorn eind 2002 op het spoor op de internetsite van het “In Flanders Fields” museum te Ieper. Veel meer dan de paar zaken die mijn grootmoeder mij ooit vertelde over haar oudste broer wist ik tot op dag ogenblik niet, ik kende zelfs zijn voornaam niet.

Doordat “In Flanders Fields” als woonplaats Ruddervoorde vermeldde wist ik instinctief dat ik de juiste man te pakken had. Want volgens mijn moeder woonden mijn overgrootouders indertijd in Ruddervoorde voor ze naar Wingene uitweken. Meteen wist ik ook dat mijn grootoom Jules Vandoorn heette. Volgens deze gegevens was Jules Soldaat 2e klas van de Militieklas 1910 en deed hij dienst bij het 3e Jagers te voet 2/4. Gezien de toenmalige samenstelling van een regiment (Bijvoegsel 1), duidt 2/4 op 2e bataljon/4e compagnie. Volgens “In Flanders Fields” was Jules gesneuveld op vrijdag 11 Juni 1915, en was zijn originele begraafplaats op de militaire begraafplaats te Kaaskerke (Militair kerkhof Graf 89). Deze sumiere gegevens wekten mijn nieuwsgierigheid en daarmee ben ik beginnen verder zoeken.

Ik trok tijdens de zomer van 2003 op goed geluk af naar Diksmuide, om de militaire begraafplaats te Kaaskerke te zoeken. Daar moest volgens de gegevens van “In Flanders Fields de originele begraafplaats van Jules zich bevinden. Ik vond ze niet en bij navraag in de IJzertoren bleek er echter te Kaaskerke geen militaire begraafplaats te bestaan. Aan de balie verwezen ze mij naar Keiem als de enige Belgische militaire begraafplaats dicht bij Diksmuide. Ik ging daar diezelfde voormiddag op goed geluk af naar zijn graf op zoek. Daar bleek hij natuurlijk onvindbaar mede omdat er tot mijn ergernis ter plaatse geen register van graven meer beschikbaar was. Noodgedwongen ben ik die dag dan via internet op zoek gegaan naar de registers van de Belgische militaire begraafplaatsen. Na wat zoekwerk vond ik zijn naam terug, in het register van de begraafplaats te De Panne, maar hij was ook hier verkeerd geschreven. Hij stond daar vermeld als “Van Doorn” Julius.

VAN DOORN Julius Sldt 3é Jagers te Voet 14-06-1915 N0194

Ik ben daarop de volgende dag meteen naar de Panne getrokken, maar daar is wel verwarring mogelijk omdat er twee militaire begraafplaatsen van de Belgen zijn in de Kerkstraat. Eén bevindt zich te Adinkerke-De Panne aan de linkerkant van de weg (als je van de E40 komt richting Plopsaland – ex De Meli). Een eind verderop is vlak naast een tramhalte aan de rechterkant van dezelfde weg de gewone begraafplaats van De Panne, maar in annex daarvan is ook een militaire begraafplaats (52). Het is daar dat ik het graf van mijn grootoom teruggevonden heb met behulp van het bovenstaande register, hij ligt effectief in graf N0194. Via zijn grafsteen kwam ik meteen ook te weten dat Jules op 24 februari 1890 te Ruddervoorde geboren werd en hij was op het ogenblik dat hij sneuvelde juist 25 jaar oud.

In “Het drama van de dodengang” vond ik kort na dit bezoek aan de Panne een bewijs dat er wel degelijk in Kaaskerke twee militaire begraafplaatsen zijn geweest. Namelijk Kaaskerke dorpskom wat een gemeentelijk kerkhof was waar 13 Belgische militairen begraven lagen en ook de begraafplaats bij de Oude Bareel (bij de verbandplaats). Dat was een militaire begraafplaats waar 361 Belgische en 1 Franse militair begraven lagen. Er is ook vermeld dat vanaf midden 1915 de stoffelijke resten van mannen die in of nabij de dodengang omkwamen overgebracht werden naar de grote militaire begraafplaats te Adinkerke. Jules Vandoorn moet dus een van de laatsten geweest zijn die bij de Oude Bareel een tijdelijke begraafplaats vonden. Na de oorlog werden ongeveer de helft van de Belgische lijken na tussenkomst van de familieleden gerepatrieerd naar de begraafplaats van de eigen gemeente.

Page 221: naam in Arduin

221

(Bijvoegsel 17) De overige lijken werden gegroepeerd, meestal op bestaande grotere militaire begraafplaatsen : De Panne, Adinkerke, Steenkerke, Oeren en Hoogstade. Daarnaast ontstonden ook nieuwe Belgische begraafplaatsen in Keiem, in Ramskapelle aan de spoorweg, in Houthulst aan de rand van het bos. De graven op de weide nabij café Lettenburg werden in 1924 naar de Panne overgebracht zoals dat van Georges Denis die in Gent geboren werd op 26 November 1890. Volgens zijn militair dossier is Jules Vandoorn inderdaad ook op 5 juni 1924 opnieuw begraven op het gehergroepeerd militair kerkhof te De Panne. Bovengenoemde Georges Denis sneuvelde een paar dagen voor hem, op 4 juni 1915.

In de militieregisters van het provinciaal archief van West-Vlaanderen vond ik op 16 maart 2004 zijn militiedossier terug in militieregister 1071, (Bijvoegsel 3). Ik wist van de web-site van “In Flanders Fields” dat hij van de militieklas 1910 was. In 1910 behoorde Ruddervoorde tot het 6e kanton en daardoor kon ik ter plaatse met hulp van de archiefmedewerkers bepalen dat ik hem in militieregister 1071 kon terugvinden.

Op dit militiedossier dat uit één enkel voorgedrukt enkelzijdig blad bestaat is als hoofding in het Frans gedrukt “Inscrits au tirage au sort” wat erop zou kunnen wijzen dat hij nog tot de lotelingen klassen behoorde. Dat lijkt aannemelijk, want de wet op de algemene enkelvoudige dienstplicht werd slechts door Leopold II op zijn sterfbed ondertekend en dat was begin December 1909. Meer waarschijnlijk is dat begin 1910 gewoon nog de oude formulieren verder gebruikt werden en er geen loting meer was zoals voorheen.

Ik ging zoeken op internet, om wat meer te weten te komen over het 3e jagers te voet en de rol die zij speelden tijdens de veldtocht in 1914. Ik verslond ook alle boeken die ik over de eerste wereldoorlog in de bibliotheek kon vinden en vond daar enkele waardevolle aanknopingspunten. Daardoor is het mogelijk geworden om in grote trekken de belevenissen van Jules Vandoorn te reconstrueren. Dit is beter gelukt naarmate er meer bronnen zijn met aanwijzingen ten aanzien van het regiment en het bataljon en vooral als die ook gedateerd zijn.

Een speciaal woord van dank aan Danny Wilssens en Adjudant Xavier Van Tilborg voor de snelheid en bereidwilligheid waarmee ze mij hun gegevens in verband met Jules Vandoorn opstuurden. Op 27 november 2005 kreeg ik van Danny Wilssens antwoord op de e-Mail die ik omtrent zijn stamboeknummer naar “In Flanders Fields” gestuurd had . Zo kwam ik te weten dat het stamboeknummer van Jules Vandoorn 127/52163 was. Een stamboeknummer werd op hun website niet vermeld, maar ik wist dat het boven de 50000 moest zijn door de stamboeknummers die ik bij leeftijdsgenoten zag. Op zijn aanraden nam ik nadien contact op met adjudant Xavier Van Tilborg bij de centrale dienst voor het stamboek. Op 30 November 2005 kreeg ik van adjudant Van Tilborg het militaire dossier van Jules toegestuurd in microsoft-excel formaat, (Bijvoegsel 2). Tot mijn teleurstelling staken er slechts weinig gegevens in en bovendien ook geen foto. Ik had gehoopt op een foto om toch minstens te zien hoe hij eruit zag, omdat er in mijn tak van de familie geen foto van Jules is overgebleven.

Bijzondere dank ook aan de heer Roger Vranken van het Koninklijk Legermuseum in Brussel. Die stuurde mij, na mijn vraag over de beschikbaarheid van de regimentsboeken, op 9 augustus 2006 per e-Mail de gescande uittreksels uit het regimentsboek van het 3e jagers te voet met betrekking tot Jules Vandoorn.

Nadat ik op dinsdag 4 juli 2006 had vastgesteld dat zijn naam niet voorkwam op het monument van de gesneuvelden achter de kerk van Ruddervoorde, trok ik op dinsdag 29 augustus 2006 naar

Page 222: naam in Arduin

222

Wingene omdat zijn militair dossier als woonplaats Wingene vermeldde. Daar is als monument voor de gesneuvelden van beide wereldoorlogen onder andere een arduinen plaat in de zijkant van de kerkmuur ingewerkt. Ik vond Jules op dit monument terug als J.Vandoorne. Dit bevestigde alleen zijn militair dossier dat hij bij het uitbreken van de oorlog reeds van Ruddervoorde naar Wingene verhuisd was.

Op 31 juli 2007 zag ik bij toeval dat de web-site van de heemkundige kring van Wingene was aangepast. Ik had ooit al de web-master aangeschreven maar nooit antwoord gekregen, daarom besloot ik nog eens mijn geluk te wagen. Vooral om hun om raad te vragen wat er in het gemeentelijk archief van Wingene te vinden zou kunnen zijn. Op 1 augustus kreeg ik al antwoord dat zij aan de leden zouden navraag doen. Via hen kwam ik in contact met Jackie Verhoye die een kleinzoon is van Aline Vandoorn een 9 jaar oudere zuster van mijn grootmoeder. Via Jackie kwam ik te weten waar mijn overgrootouders te Ruddervoorde en te Wingene woonden en wanneer zij naar Wingene verhuisden. Bovendien stuurde hij me ook een foto van hun gezin met een deel van de kinderen toe. Geschat naar de leeftijd van de jongste jongens, namelijk David geboren op 30 oktober 1909, Adhemar geboren op 31 oktober 1907 en Alidor geboren op 29 april 1906 vermoed ik dat die foto van 1915 of 1916 dateert. Het meisje vooraan helemaal links is mijn grootmoeder Helena Vandoorn. Helaas ontbreken hier een deel van de kinderen en gezien de vermoedelijke datering was Jules toen reeds gesneuveld.

Op paaszondag 23 april 2008 kreeg ik van mijn moeder de Stamboom van Descheemaecker Aloisius en Joanna Theresia Degrande te lezen, die is samengesteld door Jeannine Descheemaecker en de Layout verzorgd door Johanna Lahousse. Tot mijn grote verbazing kwam ik opeens oog in oog te staan met Jules Vandoorn. Eindelijk na 6 jaar zoekwerk kreeg ik een foto van de man te zien waarmee dit allemaal begonnen is. Bovendien zat er ook een afbeelding van de achterkant van zijn gedachtenisprentje in, dat werd gedrukt te Wingene. Het is voor mij een opluchting dat de man waarover ik zoveel opzoekingen heb gedaan eindelijk ook een gezicht heeft gekregen.

Op dinsdag 28 oktober 2008 ging ik naar het legermeuseum te Brussel om de archieven daar te raadplegen. Ik kon daar de archieven van het ex-CDH raadplegen die uit Rusland teruggekeerd zijn. Wat voor de weinige documenten van 1914 opvalt is het feit dat vele opgaven van effectieven en bevelen gewoon werden doorgegeven in potlood op een stuk papier geschreven dat uit een boek werd gerukt. Vele van deze kriebels zijn moeilijk leesbaar en zijn ook totaal niet meer in volgorde geclasseerd, soms is het ook onmogelijk uit te maken over welke eenheid het gaat. Bedroevend hoe dit bijgehouden is. De dagorders van de 5e divisie voor begin 1915 zijn in iets betere staat en zijn per dag in een aparte map geclaseerd. Dit bezoek heeft mij toegelaten wat meer informatie te vinden over het tijdstip van net na de mobilisatie en ook over het tijdstip waarop Jules Vandoorn sneuvelde. Ik kreeg een duidelijker zicht op de troepenbewegingen van het 3e jagers te voet in die periodes. Ook op de slag van Beerst-Bloote kreeg ik een duidelijker zicht.

Op 17 oktober 2009 publiceerde ik dit werk na herhaalde herlezingen en verbeteringen voor het eerst op het internet na uitwerken van mijn eigen website

In het voorjaar van 2014 deed ik een aantal verdere wijzigingen aan de hand van nieuw gevonden documentatie en documenten die naderhand op internet beschikbaar zijn geworden zoals militiedossiers en historische kranten. Ik heb ook een scan van de foto van Jules gedenksteen toegevoegd die kreeg ik in het het voorjaar van 2013 door Johan Vandoorn toegestuurd. Ook de brieven van een grootom van Inge Delputte lieten toe om verder de plaatsen te bepalen waar het 3e jagers te voet allemaal heen trok.

Page 223: naam in Arduin

223

Bibliografie

Jos Demarée, Oorlog in den Belgique – Het oorlogsdagboek van schoenmaker Felicien Vanhove uit Zarren 1914-1917, De Klaproos

Luc Devos, De eerste wereldoorlog, Davidsfonds Leuven

Siegfried Debaecke, Het drama van de dodengang, De Klaproos

Barbara Tuchman, De kanonnen van Augustus, De arbeiderspers Antwerpen-Amsterdam

Frontleven 14/18, Lannoo

Cyriel Buffel, Oudstrijders getuigen over wereldoorlog 1914-1918, Bib Zedelgem

Pastoor Ronse, De geschiedenis van Zedelgem

Luc Packo, Jabbeke 1914-1918

In de modderbrij van de IJzervallei, oorlogsdagboek 14-18 van onderluitenant Raoul Snoeck, Snoek-Ducajau&zoon

Overleven in een grote oorlog; herinneringen van een infanterist 1914-1918, De Krijger Erpe

Deckers’ dagboek 1914-1919, notities van een oorlogsvrijwilleger, Snoeck-Ducajau&zoon

Fighting in Flanders, E.Alexander Powel

From Antwerp to the Yser, Granville Fortesque

Paul Van Pul, Oktober 1914 – Het koninkrijk gered door de zee, De Krijger Erpe

Luc Vandeweyer, De eerste wereldoorlog koning Albert en zijn soldaten, De standaard

’t Is oorlog pastoor ! Het oorlogsdaboek van pastoor Edmond Denys uit Klerken – 1914, De klaproos

Alveringem in de Grote Oorlog, Willem Wackenier, De Klaproos

Belgian fronts, Internet

J.Vlamynck M.S.C., “Bijdragen tot de geschiedenis van Woumen Deel 1”, Internet

Dagboek van Louis Lindemans, Internet

Danny Wilssens, In Flanders Fields, Internet – [email protected]

Jackie Verhoye – [email protected]

Roger Vrancken – [email protected]

Xavier Van Tilborg – [email protected]

Brave little Belgium, http://www.belgianarmy.freeservers.com/home.htm

The great War in a different light, internet

Het Belgisch leger 1830 – 1914, Internet http://users.telenet.be/ABL1914/index.htm, Patrick De Wolf

Page 224: naam in Arduin

224

The Belgian Army 1914, Internet

Documents of world war I, Internet

Historische verkenning van de locatie van muziekclub 4AD, Kleine Dijk 57, Diksmuide en zijn nabije omgeving, Internet http://www.4ad.be/nl/club4ad/historische%20verkenning%204AD.pdf

Ars-Moriendi, Internet http://wwwars-moriendi.be/DE_EERSTE_WERELDOORLOG.HTM

Germain Camiel Corneel Loncke, Internet http://www.collegeveurne.be/inhoud/lzone/lesbestanden/geschiedenis/projectgesned/loncke.html

Jozef Muls, De Val van Antwerpen, Internet

De memoires van Luitenant-generaal Verbist van het 10e Linie, Internet : http://www.chambresamis.org/m5.html

Le siège d’Anvers en 1914 – “A Contich”, Internet, Opdebeeck Antwerpen 1919

Les operations autours d’Anvers, Opdebeeck Antwerpen 1919

Majoor SBH Henrotte, Legeronderdelen : 3e jagers te voet – zijne geschiedenis, Internet http://www.tenboome.webruimtehosting.net/guldenboek/Guldenboekprojecttotaal/legeronderdelen.htm

Uit het register der zittingen van den kerkenraad en van het kerkmeestersbureel van de kerk van de H.Catharina te ’s Gravenwezel, Internet http://www.dedrierozen.be/Tijdschrift/13jg%20-%204%20UIT%20HET%20REGISTER%20DER%20ZITTINGEN%20VAN%20DEN%20KERKENRAAD.pdf

Yser 1914 Amicale des anciens de l'Yser Tableau synoptique des principaus événements de la bataille de l'Yser Etabli par le major BEM Bost de la section historique de l'EMGA Stamboom van Descheemaecker Aloisius en Joanna Theresia Degrande – Jeannine Descheemaecker/Johanna Lahousse

Imago Mortis, beschouwingen rond gevallen Belgische militairen in de periode 1914-1918 – Paul De Vuyst, the Western Front Assosciation België

Roger Moelaert, Het Belgisch Leger in het Meetjesland, Internet http://www.wfa-belgië.be/artikels/meetjesland.pdf

Archieven van het ex CDH, documentatiecentrum legermuseum Brussel

3e Chasseurs à Pied: combat de Beerst-Bloote, mai 1915 in Bulletin Belge des Sciences Militaires, 1935 nummer 1 pagina 191, reserveluitenant Leon Velge (AZ-122 documentatiecentrum legermuseum Brussel)

De legerbode nr 666/667, 7/14 september 1919

De legerbode nr 668/669, 21/28 september 1919

De legerbode nr 673, 26 oktober 1919

De legerbode nr 676/677, 16/23 november 1919

De legerbode nr 680, 14 december 1919

A.Galland, Dendermonde 1914

Les Chasseurs à Pied, Internet : http://www.chasseurs-a-pied-belges.be/

Page 225: naam in Arduin

225

Solidra, 9 september 1934

JMO deel II

Ons Wingene, Internet : http://www.onswingene.be/

De Duitse inval in België 1914, Joop Peeters, Aspekt

Vlaanderen Niemandsland 1914, Patrick Goossens/Lieve Meiresonne, Davidsfonds Leuven

Le Patrimoine Cartographique de Wallonie http://patrimoine.met.wallonie.be/cartotheque/

Les Gares Belges d’autrefois, Guy Demeulder http://users.skynet.be/fa058639/bas.html#FO

ABL 1940, http://www.freewebs.com/abl1940/index.htm

Oostbrabant 1979-2, http://www.oostbrabant.org/Tijdschriften/Oostbrabant/1979-2/div1div6.html

Médecins de la grande guerre, http://www.1914-1918.be/soldat_tresignies.php

Brieven van nonkel Louis, Verzameling Inge Delputte

Johan Vandoorn - [email protected]

Verantwoording en bronvermelding

Bladzijde Bron

Voorpagina Monument gesneuvelden Wingene

3 Stamboom van Descheemaeker Aloisius

6 Monument gesneuvelden Wingene

7 Archief Danny Verhoye

8 Archief Danny Verhoye

10 Archief Jacky Verhoye

14 Het Belgisch Leger 1830-1914, Patrick De Wolf

15 Het Belgisch Leger 1830-1914, Patrick De Wolf

17 Het Belgisch Leger 1830-1914, Patrick De Wolf

18 Het Belgisch Leger 1830-1914, Patrick De Wolf

19 Het Belgisch Leger 1830-1914, Patrick De Wolf

20 Het Belgisch Leger 1830-1914, Patrick De Wolf

21 Het Belgisch Leger 1830-1914, Patrick De Wolf

22 Stamboom van Descheemaeker Aloisius

23 Wikepedia

27 Archief Danny Verhoye

32 Wikepedia

34 Wikepedia

39 Het Belgisch Leger 1830-1914, Patrick De Wolf

42 Le Patrimoine Cartographique de Wallonie

44 Le Patrimoine Cartographique de Wallonie

Page 226: naam in Arduin

226

45 Les Gares Belges d'autrefois

46 Het Belgisch Leger 1830-1914, Patrick De Wolf

47 Het Belgisch Leger 1830-1914, Patrick De Wolf

48 Les Gares Belges d'autrefois

49 Het Belgisch Leger 1830-1914, Patrick De Wolf

50 Het Belgisch Leger 1830-1914, Patrick De Wolf

52 Het Belgisch Leger 1830-1914, Patrick De Wolf

53 Het Belgisch Leger 1830-1914, Patrick De Wolf

54 Het Belgisch Leger 1830-1914, Patrick De Wolf

55 Het Belgisch Leger 1830-1914, Patrick De Wolf

57 Wikepedia

58 Archief Danny Verhoye

60 Het Belgisch Leger 1830-1914, Patrick De Wolf

61 Wikepedia

65 Fighting in Flanders E.Alexander Powel

66 Het Belgisch Leger 1830-1914, Patrick De Wolf

69 Het Belgisch Leger 1830-1914, Patrick De Wolf

71 Fighting in Flanders E.Alexander Powel (bewerkt door auteur)

72 Fighting in Flanders E.Alexander Powel

74 Wikepedia

75 Ars Moriendi

76 Het Belgisch Leger 1830-1914, Patrick De Wolf

79 Médecins de la grande guerre

86 Het Belgisch Leger 1830-1914, Patrick De Wolf

89 Fighting in Flanders E.Alexander Powel

91 Wikepedia

94 Fighting in Flanders E.Alexander Powel

101 Fighting in Flanders E.Alexander Powel

104 Fighting in Flanders E.Alexander Powel

105 Fighting in Flanders E.Alexander Powel

106 Het Belgisch Leger 1830-1914, Patrick De Wolf

107 Archief Danny Verhoye

109 Archief Danny Verhoye

110 Het Belgisch Leger in het Meetjesland

111 Fighting in Flanders E.Alexander Powel

119 Fighting in Flanders E.Alexander Powel

125 Archief Danny Verhoye

129 Brave little Belgium

140 Brave little Belgium

141 Brave little Belgium

145 ABL 1940

146 Ars Moriendi

148 De Legerbode n° 673, 26 oktober 1919

Page 227: naam in Arduin

227

152 From Antwerp to the Yser

153 Historische verkenning van de locatie van muziekclub 4AD

154 Archief Danny Verhoye

160 Imago Mortis

164 Archief Johan Vandoorn

166 Imago Mortis

167 Het Belgisch Leger 1830-1914, Patrick De Wolf

169 Stamboom van Descheemaeker Aloisius

180 Archief Danny Verhoye

182 Militieregister 1910 Ruddervoorde

183 Militieregister 1910 Ruddervoorde

186 Regimentsboek 3e jagers te voet

203 Wikepedia

204 Wikepedia

205 Wikepedia

207 Fighting in Flanders E.Alexander Powel

208 Documents of World War I

210 Het Belgisch Leger 1830-1914, Patrick De Wolf

213 Fighting in Flanders E.Alexander Powel

215 Ars Moriendi

216 Ars Moriendi