MO*paper #6: De wereld buiten beeld in de media?

18
door Guy Poppe ? DE WERELD BUITEN BEELD IN DE MEDIA? nummer 6 – maart 2007 www.mo.be

description

MO*paper over buitenlandberichtgeving in de Belgische media

Transcript of MO*paper #6: De wereld buiten beeld in de media?

nummer 6 – maart 2007 [ De wereld buiten beeld in de media? ]

door Guy Poppe

?De WerelD Buiten BeelD

in De meDia?

nummer 6 – maart 2007www.mo.be

2

nummer 6 – maart 2007 [ De wereld buiten beeld in de media? ]

mO*papers is een serie analyses die uitgegeven wordt door Wereldmediahuis vzw. Elke paper brengt fundamentele informatie over een tendens die de globaliserende wereld bepaalt. MO*papers worden toegankelijk en diepgaand uitgewerkt. MO*papers worden niet in gedrukte vorm verspreid. Ze zijn gratis downloadbaar op www.mo.be. Bij het verschijnen van een nieuwe paper wordt een korte aankondiging gestuurd naar iedereen die zijn of haar e-mailadres bezorgt aan [email protected] (onderwerp: alert)

redactieraad mO*papers: Bart Bode (Broederlijk Delen), Gerrit De Vylder (Lessius Hogeschool Antwerpen), Ann Cassiman (Departement Sociale en Culturele Antropologie, KU Leuven), Nathalie Holvoet (Instituut voor Ontwikkelingsbeleid en -beheer Universiteit Antwerpen), Jan Vannoppen (Vredeseilanden), Rudy De Meyer (��.��.��), Bart Horemans (Pax Christi Vlaanderen), Catherine Vuylsteke (De Morgen), Gie Goris (MO*), Lieve De Meyer (eindredactie), Emiel Vervliet (hoofdredacteur).Guy Poppe is journalist bij de VRT. Hij heeft de voorbije dertig jaar vaak bericht over Afrika en heeft er in verscheidene landen reportagewerk gedaan.informatie: [email protected] of MO*paper, Vlasfabriekstraat ��, �060 BrusselSuggesties: [email protected]

Wereldmediahuis is ook uitgever van het maandblad MO* en van de mondiale nieuwssite www.mo.be (i.s.m. het nieuwsagentschap IPS-Vlaanderen). Overname van de teksten is toegestaan mits toestemming van auteur en uitgever.

nummer 6 – maart 2007 [ De wereld buiten beeld in de media? ]

[ inleiding ]

In 200� onderzochten Daniël Biltereyst en Stijn Joye in Televisiejournaals als venster op de wereld de buitenlandberichtgeving op VRT en VTM. Zij kwamen tot de verrassende en op het eerste gezicht verheugende vaststelling dat bijna 48 procent van de nieuwsitems op de VRT en 4� procent op VTM ‘buitenlanditems’ waren. Maar een meer diepgaande analyse leerde dat dit buitenland grotendeels beperkt bleef tot de buurlanden of tot de landen die geopolitieke, economische, militaire en/of diplomatieke macht bezitten. De voornaamste thema’s in de buitenlandberichtgeving waren Oorlog en Vrede (het was het jaar van de tweede Irakoorlog) en Criminaliteit. De derdewereldlanden kwamen uiterst zelden aan bod. Congo kreeg minder dan één procent ruimte, ondanks ons koloniale verleden en ondanks het feit dat in dat jaar geprobeerd werd op de as van de eerste ‘Afrikaanse wereldoorlog’ een begin van niet-oorlog op te bouwen.

Het grootste deel van de wereld blijft in onze berichtgeving dus buiten beeld. Guy Poppe is van mening dat het ooit anders was, in de jaren �960 en �970, toen de derdewereld beweging ontstond, UNCTAD wel een plaats op onze televisieschermen kreeg en er luidop werd gedroomd van een nieuwe mondiale informatieorde. De verklaring voor de wegkwijnende belangstelling voor wat iets verder weg gebeurt – in de media en dus bij het publiek, of andersom? – zoekt hij niet bij het vage begrip ‘tijdgeest’. De economische hoogconjunctuur en technologische innovaties voor beeldtransmissie verklaarden de uitgesproken belangstelling voor wat toen in de wereld omging. Dat is vandaag wel anders. De economische recessie deed volgens Poppe de westerse wereld op zichzelf terugplooien, met Fort Europa bij ons en isolationistische en hegemoniale tendensen in de VS als resultaat. De media zitten nu ingebakken in de cenakels van de economische en de politieke macht, ze brengen mengvormen van amusement en informatie.

Als iemand met dertig jaar media-ervaring een scherpe analyse maakt van zijn eigen werkomgeving, lijkt het ons in elk geval de moeite daar aandacht aan te schenken. Want “de media geven mee vorm aan de realiteit en hun impact gaat in stijgende lijn”, aldus Marc Hooghe en Stefaan Walgrave in Nieuws op televisie. Televisiejournaals als venster op de wereld. De analyse van Guy Poppe is geen evangelie, maar ze is wel een meer dan gewone mening. Poppe kijkt van binnenuit naar een omgeving met meer dan gemiddelde verantwoordelijkheid voor onze toekomst. In 2004 zei de Spaanse socioloog Manuel Castells in een interview met MO*: “De media hebben een fundamentele rol te spelen. Zij hebben de taak om de verschillende domeinen van de samenleving met elkaar in verband te brengen. Via de media krijgen de mensen informatie aangeboden en vormen ze zich een mening. De media zijn vandaag de ruimte waar de politiek zich afspeelt en waar de culturele en sociale veranderingen plaatsvinden. Communicatie is de kern van het politieke systeem. Maar de communicatiemedia zijn niet neutraal, ze worden bepaald door economische en politieke belangen.” Zeg niet dat MO* u niet verwittigd heeft.

4

nummer 6 – maart 2007 [ De wereld buiten beeld in de media? ]

OOrlOG Buiten BeelDZelden hebben we van een oorlog zo weinig afgeweten als van de eerste fase van de

oorlog in Congo, die duurde van september �996 tot mei �997. Er was weinig informatie over het aanvangsstadium van het conflict, toen het nog een plaatselijke opstand van Banyamulenge leek. Daarna volgden wat schaarse beelden, van de uit zijn as verrezen Laurent Kabila die de scharen toesprak in Goma en zijn kindsoldaten die met gloed-nieuwe rubberen laarzen aan de tocht door het Evenaarswoud begonnen. Kisangani viel in januari, Lubumbashi in maart en op die momenten stonden de internationale media de oprukkende troepen van Kabila’s AFDL op te wachten. Identiek scenario in Kinshasa, toen op �7 mei �997 Kabila’s kadogo’s zegevierend de Boulevard du 30 juin opgemarcheerd kwamen. De cirkel was rond. Maar we weten zo goed als niets van wat er tussendoor gebeurd is, hoe Kabila’s troepen en de Rwandese militairen die ze aan hun kant hadden, dat grote continent dat Congo is, doorgetrokken waren – een afstand vergelijkbaar met die tussen Parijs en Moskou. Er is meer bekend over Napoleons helletocht, bijna twee eeuwen vroeger, hoe zijn troepen zegezeker uit Parijs vertrokken en ten slotte voor de poorten van Moskou doodvroren in de ijskoude steppen.

We weten niet echt in welke mate Rwanda van bij het begin op het terrein bij de oorlog betrokken was en hoe Kabila vanuit zijn afzondering in Dar-es-Salaam op de proppen was gekomen, oorspronkelijk als woordvoerder. We hebben ook pas veel later vernomen hoe de AFDL tot stand gekomen was als een alliantie van vier tot dan zo goed als onbekende groeperingen en hoe Kabila een medestander een kopje kleiner had laten maken. Hoe de kampen met Rwandese vluchtelingen in Kivu bij nacht en ontij waren leeggemaakt, welke gevechten er plaatsgevonden hadden in het woud met de zich daar verschuilende Interahamwemilities, welke slachtpartijen er zich in het Congolese binnenland voorgedaan hadden en hoeveel honderdduizenden doden daarbij gevallen waren, geen onafhankelijke buitenstaander was erbij om daarover op een objectieve manier verslag uit te brengen. Een ding is zeker, op �7 mei �997 doken Kabila’s soldaten in Kinshasa op, maar niemand heeft nog precies in kaart gebracht hoe de tocht van enkele duizenden kilometers vanuit Kivu verlopen was. Er was wel eens een verhaal in de Franse krant Libération, van een journalist die in die periode een tijdje te voet rondgezworven had in een deel van het woud, maar dat was fragmentarisch en gaf hooguit een aanzet.

De oorlog in Congo heeft dan ook nooit echt de gemoederen kunnen beroeren, ook niet in België. De tijd dat la politique politicienne zaïroise de voorpagina van de Belgische kranten haalde, is al lang voorbij. Er is al sinds maart �990 geen Belgische minister meer in Congo geweest. Marc Eyskens, toen op Buitenlandse Zaken, ging erheen voor de ondertekening van een akkoord dat een plechtig einde moest maken aan de schuldencrisis die in het najaar van �988 ontstaan was. De Belgische politieke klasse zit feitelijk te wachten tot iemand definitief een streep trekt onder het Mobutu-tijdperk. De generatie journalisten die nog de onafhankelijkheid meegemaakt had en soms wat te veel inlevingsvermogen aan de dag legde voor de peripetieën van de Zaïrese politici (Kestergat in La Libre Belgique, Etienne Ugeux in Le Soir, Manu Ruys in De Standaard, Willy Straetmans in Het Laatste Nieuws, Walter Geerts op VRT-televisie) heeft baan geruimd voor een volgende generatie die de evenementen in Zaïre wat afstandelijker en kritischer bekijkt (Marie-France Cros in La Libre Belgique, Colette Braeckman in Le Soir, Axel Buyse in De Standaard, Walter Zinzen op televisie).

nummer 6 – maart 2007 [ De wereld buiten beeld in de media? ]

De hoofdverklaring waarom de oorlog in Congo zo weinig effect sorteerde en de publieke opinie niet echt kon wakker schudden, is te zoeken in structurele ontwikkelingen binnen de media. De belangrijkste daarvan is het dwingende karakter van de beeldcultuur. Wat tot diep in de jaren tachtig niet het geval was, geldt nu wel: televisie domineert het nieuwsaanbod. Het keerpunt was de eerste Golfoorlog in �99�, met op het wereldwijd te bekijken kabelnet CNN de rechtstreekse uitzending van de bombardementen op Bagdad. Door het gebruik van satellietverbindingen om beelden door te stralen, de mogelijkheid om beelden via het internet door te sturen, de beeldtelefoon, kortom de technologische ontwikkelingen waardoor zo goed als elk station kan beschikken over de infrastructuur om van onverschillig waar ter wereld rechtstreeks in de huiskamer te komen, is televisie uitgegroeid tot bij verre het snelste medium. Wie zit er nog te wachten op een krakend radioverslag of een bijdrage in de krant ’s anderendaags, als je alles live kunt zien vanuit je luie zetel thuis? In New York stonden de camera’s op �� september 200� na de inslag van het eerste toestel meteen te draaien, zodat we ons net op tijd, pilsje bij de hand, konden neervlijen voor het tweede vliegtuig tegen de WTC-toren aanvloog.

JOurnaliStiek Werk in COnGONog maar een dikke tien jaar geleden – in april �99� – was er vanuit Congo maar

geen telefoonverbinding met de redactie in Brussel tot stand te brengen. Uit arren moede las ik een verslag over de openingszitting van het proces, waar de verantwoordelijken voor het bloedbad op de campus van Lubumbashi terechtstonden, op een cassette in. Die gaf ik mee met iemand die ’s avonds de Sabenavlucht naar Brussel nam, zodat de radiobijdrage ’s anderendaags de ether in kon. Als je als buitenlands journalist dusdanige moeilijkheden ondervindt om je werk naar behoren te doen, wat moet het dan niet zijn voor de plaatselijke collega’s? Wie in het Zaïre van die tijd in de journalistiek stapte, moest inventief zijn. John Ngombua van radio Elikya, het katholieke radiostation van Kinshasa, wilde in december �996 mee naar Kisangani vliegen. Een uitstekende journalistieke reflex, want Kabila’s rebellen stonden voor de poorten van de stad en er was plaats op het vliegtuig dat staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking Moreels over en weer vloog. Maar jammer voor John nam het Belgische legertoestel geen Zaïrezen aan boord. We maakten de afspraak dat hij me bij mijn terugkeer in Kinshasa zou bellen. De ochtend nadien hing hij om halfzeven aan de lijn: een verslagje graag, dan kon hij dat nog in het ochtendnieuws stoppen.

Ook toen Zaïre al een tijd weer Congo heette, hadden journalisten het er nog altijd niet onder de markt. In de zomer van 200� sprak Fatou me aan. We waren met Moreels’ opvolger op Ontwikkelingssamenwerking, Eddy Boutmans, in Kikwit beland en ze moest het verslag maken voor de Congolese televisie. Ze had een opleiding van zes maanden achter de rug aan de Ecole du Journalisme in Kinshasa en was na afloop door haar redactie de brousse ingestuurd. Buiten een camera had ze niets, niet eens een loon die naam waardig. Hoe ze ooit haar verslag over Boutmans’ bezoek in Kinshasa op de buis kreeg, blijft me een raadsel. Toen ik een tijd later, bij een volgend bezoek aan Congo, contact met haar zocht, had ze de journalistiek laten vallen. Ze werkte als pompbediende in een benzinestation.

6

nummer 6 – maart 2007 [ De wereld buiten beeld in de media? ]

Soms sta je ervan te kijken hoe journalisten in Congo het hoofd boven water houden. Begin 200� ontmoetten we er enkele in Béni, in het uiterste noorden van Kivu. Net als wij waren ze in hoge mate geïnteresseerd in wat zich enkele tientallen kilometers noordelijker in Ituri voordeed. In de stad Bunya waren milities met elkaar slaags geraakt, met moordpartijen en een vluchtelingenstroom als gevolg. Het duurde nog enkele maanden voor de internationale pers die brandhaard ontdekte. Het viel me op hoe goed de collega’s in Béni op de hoogte waren en vooral hoe scherp en juist ze de situatie konden ontleden. Ze analyseerden het gebeuren allerminst alleen maar in etnische termen, zoals dat op een bijeenkomst van de société civile van Béni de dag voordien wel gebeurd was. Hoe ze hun verhaal uiteindelijk neerschreven in Le Millénaire en Les Coulisses, of hoe het klonk op de radio, heb ik nooit kunnen natrekken, maar vertel me sinds die ontmoeting geen kwaad woord meer over de journalisten in Béni.

Voor Congolese journalisten lijkt de tijd soms stil te zijn blijven staan, maar dat geldt bepaald niet voor wie in Congo voor westerse media werkt. Tegenwoordig maak je als radiojournalist overdag opnames in Kisangani, monteer je ze op de computer tijdens de terugvlucht naar Kinshasa en stuur je ze ’s avonds per telefoon, of om het goedkoop te houden via het internet, door naar de redactie in Brussel. De geluidskwaliteit doet nauwelijks onder voor studiowerk aan de Reyerslaan. Maar tegen televisie valt niet meer op te tornen. Daardoor is de cliché-uitdrukking van weleer nu uitgegroeid tot een adagium van de journalistiek: gebeurtenissen waarvan er geen beelden zijn, vormen geen nieuws. De oorlog in Congo is daarvan de sprekende illustratie. Een stuk van de wereld, zo groot als Europa, is onder de voet gelopen, maar door gebrek aan beeldmateriaal bleef de nieuwswaarde ervan beperkt.

Het conflict in Congo bleef overigens ook de jaren nadien die stelling kracht bijzetten. Door de gevechten tijdens de tweede fase van de oorlog, die in augustus �998 van start ging, en de catastrofale humanitaire situatie die daardoor ontstond, kwamen op minder dan vijf jaar tijd bijna vier miljoen mensen om het leven. Het Britse medische tijdschrift The Lancet heeft op basis van steekproeven de berekening gemaakt. Opnieuw was er door het uitblijven van beelden nauwelijks aandacht binnen de media én de politieke wereld én de publieke opinie voor wat ooit de eerste Afrikaanse wereldoorlog werd genoemd. Vergelijk dat met de heisa over de iets meer dan drieduizend doden die in september 200� gevallen zijn bij de terreuraanvallen op New York en Washington. Al moeten we toegeven dat we sindsdien in een escalatie van geweld zijn terechtgekomen, door de reactie van de Verenigde Staten – de oorlog die ze in Afghanistan en Irak opgestart hebben – en de manier waarop er in de islamwereld dan weer gereageerd is – met terreuraanslagen allerhande, van Irak en Pakistan over Indonesië en Saoedi-Arabië, tot in Egypte, Kenia, Marokko en Tunesië, om Londen en Madrid niet te vergeten. Daardoor is de impact van die terreuraanvallen op de internationale verhoudingen natuurlijk veel en veel groter dan die van de oorlog in het gebied van de Grote Meren.

Maar je ziet hoe de berichtgeving in cirkels ronddraait. Afrika wordt niet permanent gecoverd door de grote nieuwsmakers – de wereldwijde netten, type CNN en BBC World, en de persagentschappen – omdat het hoe langer hoe meer gemarginaliseerd geraakt is binnen de wereldeconomie. Daardoor zijn er geen beelden van wat er in grote delen van het continent gebeurt, tenzij sporadisch, bij overstromingen in Mozambique bijvoorbeeld of de opruiming van de islamitische rechtbanken in Somalië door het Ethiopische leger en bij de Franse interventie in Ituri. Met andere woorden, er zijn

7

nummer 6 – maart 2007 [ De wereld buiten beeld in de media? ]

alleen beelden van het soort spectaculaire gebeurtenissen dat het internationale mediacircus van de ene plek naar de andere laat verhuizen – als er tenminste geen oorlog tegen de Taliban te verslaan is of de val van Saddam Hoessein, waarvoor alles moet wijken en de rest van de wereld schijnbaar in een diepe slaap verzinkt.

Geen BeelDen, Geen nieuWSOmdat er nauwelijks beelden zijn, dringt Afrika dus zelden door tot de

hoofdpunten van het nieuws. Zo konden sommige gebeurtenissen haast onopgemerkt voorbijgaan. Eind 2002 kreeg de hongersnood in Ethiopië, twintig jaar na de vorige, Bob Geldof niet eens uit zijn stoel. Die dagen kwam er geen herhaling van Live Aid op tv. We moesten wachten tot de zomer van 200� voor de zanger Live 8 op touw zette. In Ethiopië trad het regime die dagen gewelddadig op tegen de oppositie, die de schertsverkiezingen aanklaagde die er gehouden waren. Maar dat was geen nieuws, want daarvan waren er geen beelden en van Geldofs concerten wel. Dezelfde redenering is toepasselijk voor de plundering van rijkdommen in Congo en Sierra Leone, die ondanks stevige internationale rapporten moeilijk op de internationale agenda komt. Te lastig om in beeld te brengen. Idem dito voor het vergeten conflict in de Westelijke Sahara, de laatste resten van het koloniale verleden op het continent, dat maar niet opgelost raakt. Niemand die zich daarover zorgen maakt. De wapenhandel floreert, kindsoldaten blijven ingelijfd en verkrachting kan uitgroeien tot een van de terreurwapens bij uitstek, maar ook over die fenomenen gebeurt de berichtgeving met oprispingen. ’s Anderendaags is het item alweer passé en van nazorg is nauwelijks sprake.

De allesoverheersende beeldcultuur is een evolutie binnen de mediawereld die het nieuwsaanbod en de nieuwsaanpak grondig beïnvloed heeft. Maar de dominantie van het beeld is hooguit het topje van de ijsberg. Ze heeft zich geënt op een reeks ontwikkelingen van economische en technologische aard, die zich buiten de media voorgedaan hebben. Die ontwikkelingen hebben nog veel grotere verschuivingen in het medialandschap teweeggebracht. Om het niet altijd over globalisering en commercialisering te hebben, vermeld ik hier tendensen als commodification (alles is koopwaar) en googlification, een neologisme waarmee we de impact van het internet proberen te vatten. Verder in deze paper komen we op deze tendensen terug. Deze trends gaan bovendien gepaard met maatschappelijke veranderingen, zoals een groeiende individualisering. Die combinatie van economische, technologische en sociaal-culturele factoren heeft de veranderingen binnen de journalistiek in een stroomversnelling gejaagd. Een van de meest opvallende karakteristieken van de huidige berichtgeving is de verslapte aandacht voor de rest van de wereld.

8

nummer 6 – maart 2007 [ De wereld buiten beeld in de media? ]

De tiJDGeeStDe uitleg voor een en ander is soms verrassend simpel: het is er de tijd niet naar om

met mensen en landen ver van ons bed bezig te zijn. De tijdgeest maakt dat het klokje thuis tikt zoals nergens anders en nooit tevoren. We wentelen ons in een poel van geneugten zoals de maatschappij ons die nooit eerder ter beschikking gesteld heeft en we zijn erop gebrand om die luxe voor ons te houden. Het klinkt wat te simpel.

Misschien moeten we proberen om het begrip tijdgeest wat beter te duiden. Waarom was er bijvoorbeeld in de jaren zestig, tot een flink eind in de jaren zeventig, zo’n betrokkenheid bij de wereld? In die periode zagen we ��.��.�� op gang komen. Wereldwinkels en Wereldscholen gingen van start. De oorlog in Vietnam lokte polemieken en betogingen uit. De revolutie op Cuba deed mensen warmlopen. De salsamuziek waaide de oceaan over. De opvolgers van witte merels als Mokuna en Bonga Bonga kwamen de voetbalploegen versterken. Reizigers naar Spanje hoefden niet langer een paspoort op zak te hebben. Chilenen die na de val van Allende hun land ontvluchtten, ontvingen we met open armen. De discussie op een internationaal forum als Unctad over buffervoorraden om de grondstoffenprijzen op de wereldmarkt gunstig te beïnvloeden, verhitte de gemoederen. Priester Jef Ulburghs ketende zich in Santiago vast aan de toegangspoort van de conferentie. De Europese Economische Gemeenschap zette met de landen die deel uitmaakten van de Conventie van Lomé het Stabexsysteem op, dat grondstoffenexporterende landen compenseerde voor prijsdalingen op de wereldmarkt.

Deze beperkte greep geeft aan hoe enorm de mentaliteitsverschuiving op enkele jaren tijd wel was. De wereld kwam in die jaren op ons af en we zetten ramen en deuren open om hem binnen te laten. De periode van de rantsoenzegels hadden we achter ons gelaten. De wederopbouw was zo goed als geklaard. De rijksmaatschappelijke zekerheid zorgde voor een vangnet dat het spookbeeld van een nieuwe grote depressie, zoals in de jaren dertig, naar middeleeuwse kasteelruïnes verbande. De wet-Detaeye bracht betaalbare woningen binnen ieders handbereik. Studiebeurzen zorgden ervoor dat er geen talent meer verloren ging. Vanaf �96� verbeterde de spreiding van de kandidaturen naar Antwerpen en Kortrijk de toegang tot het hoger onderwijs. Expo �8 schiep volledige werkgelegenheid, de laatste keer dat we zoiets meemaakten. Door de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal was de kans op een derde wereldoorlog op Europees grondgebied voortaan nihil. Europa stond in de startblokken voor een welvaartsavontuur waarvan het einde nu nog niet in zicht is. Isolationisme was voorgoed verleden tijd.

Op die manier geven we het vage begrip tijdgeest een economische definitie. De wereldeconomie zat in de jaren zestig in een expansieve fase. Europa en zeker België, met zijn open, op uitvoer gerichte economie, profiteerden daar voluit van. Het Wirtschaftswunder maakte van Duitsland de motor van de Europese economie. De Verenigde Staten, die zich als enige land ter wereld niets hoefden aan te trekken van een tekort op hun betalingsbalans, pompten miljarden dollars in het internationale financiële systeem om hun oorlogsinspanningen in Vietnam te financieren.

9

nummer 6 – maart 2007 [ De wereld buiten beeld in de media? ]

De PerS in een StrOOmverSnellinG Ook in de wereld van de media kwam er een hallucinante evolutie op gang. Aan het

begin van de jaren vijftig luisterden we op zaterdagavond nog met rode oortjes en de haartjes nat naar de telkens weer ergens in de melkweg wegdeemsterende stem van Jan Albert Goris, onze correspondent in Amerika, even later wenden we gauw aan de televisieloze maandagavonden, waren we jaloers op de Brusselaars die met een binnenhuisantenne erin slaagden om Rijsel te capteren en op 2� juli �969 beleefden we live de eerste Tourzege van Eddy Merckx en keken we ’s nachts naar de eerste landing op de maan.

The medium is the message. Marshall McLuhan was de eerste die het belang van de nieuwe technologieën inzag. De media, en vooral televisie dan, gingen voortaan de gang van zaken in de wereld niet alleen meer registreren maar ook mee regisseren. De spindoctors van vandaag, de Slangens en de Campbells, lagen nog in de wieg, maar die opdracht kregen ze met de papfles mee. Niet de televisie, die als een venster op de wereld fungeerde, verruimde de blik. De stijging van de welvaart maakte dat mensen andere horizonten gingen opzoeken. In de jaren dertig, de beginperiode van de congé payé, reisden hun ouders nog naar Blankenberge of Bouillon en de durvers naar Echternach of Rüdesheim en bekeken ze de wereld door de bril van de makers van het Pathé-journaal, dat ze voor de zaterdagfilm in de wijkbioscoop te zien kregen. Maar de eerste naoorlogse generatie trok resoluut de Pyreneeën en de Alpen over. De durvers lieten de Costa Brava en Venetië gauw achter zich voor een reis naar la petite côte in Senegal, het eiland Bali of de Macchu Picchu op de flanken van het Andesgebergte in Peru.

In de jaren zestig liepen dus enkele evoluties parallel die een uitgesproken belangstelling voor wat er in de wereld omging in de hand werkten. In de eerste plaats de economische hoogconjunctuur en de technologische innovaties voor beeldtransmissie. Door het begrip tijdgeest die economische invulling te geven, is een reeks ontwikkelingen uit de jaren zestig veel beter te begrijpen. We denken bijvoorbeeld aan de pleidooien en voorstellen uitgaande van Unesco voor een nieuwe informatieorde op wereldschaal die merkwaardig parallel liepen met de discussie over een nieuwe economische orde op wereldschaal, een initiatief als het derdewereldpersagentschap IPS (Inter Press Service), de opkomst van de derdewereldbeweging die in de katholieke zuil het traditionele missiewerk naar de achtergrond verdrong, de stichting van allerlei landencomités en solidariteitsgroepen, de invoering van ontwikkelingssamenwerking als vervangende legerdienst. Het Zuiden, ook al noemden we het nog niet zo, was definitief ontdekt en de berichtgeving erover volgde die trend op de voet.

Er viel ook heel wat te berichten. Vanaf de tweede helft van de jaren vijftig kregen de Afrikaanse kolonies een voor een hun onafhankelijkheid. Veel nieuwe lidstaten van de Verenigde Naties traden toe tot de beweging van niet-gebonden landen, die op het internationale forum een eigen koers wilde varen, tussen het westerse en het communistische blok in. Dat verrijkte onze woordenschat met nieuwe begrippen als de verklaring van Bandoeng, panafrikanisme, Afrikaans socialisme en Ujamaa. We waren al vertrouwd met de koppen van Roosevelt en Eisenhower, Stalin en Chroesjtsjov, Churchill en Anthony Eden, De Gaulle en Adenauer, die nu het gezelschap kregen van figuren uit het Zuiden van wie we de gezichten even moeiteloos herkenden, zoals Nasser en Pandit Nehru, Soekarno en Fidel Castro. Tegelijk incarneerden die

�0

nummer 6 – maart 2007 [ De wereld buiten beeld in de media? ]

personaliteiten vernieuwende ideeën, zoals het Arabisch nationalisme en geweldloos verzet, het tiersmondisme en de anti-Amerikaanse sociale revolutie, en gaven ze kleur aan het internationale politieke landschap.

Dat is tegenwoordig weg. Wie kent er nu bijvoorbeeld nog de naam van de eerste minister van India? Wie de zichzelf en vele anderen overlevende Castro gehoord heeft op de internationale conferentie tegen het racisme in Durban in september 200�, beseft dat Fidel nog wel een uurtje een hem goed gezind publiek kan boeien, maar dat zijn gevorderde leeftijd stilaan afbreuk doet aan zijn legendarische charisma en zijn toespraak laat lijken op een weliswaar geïnspireerde voorlezing van het Human Development Report – een interessant maar daarom niet echt enthousiasmerend document. (Castro zal zeker nog één keer het wereldnieuws halen, met name op het moment dat zijn dood media-event nummer één zal zijn.) Belangrijker nog, het Cubaanse maatschappijmodel is niet meer van die aard dat het de geestdrift van jongeren kan wekken, niet op het Caraïbische eiland zelf en evenmin nog ergens anders. Van de overal ter wereld nieuwe haarden van revolutie ontstekende Che Guevara is een grotendeels van zijn betekenis ontdane poster overgebleven, die bij een volgende opsmuk van de tienerkamer perfect inruilbaar is voor een exemplaar van Eminem.

eCOnOmiSChe laaGCOnJunCtuurHet gebrek aan mobiliserend ideeëngoed en persoonlijkheden met standing

verklaart natuurlijk niet waarom zowel de media als de beleidsorganen en de publieke opinie tegenwoordig minder wakker liggen van het Zuiden. Laten we opnieuw proberen om de huidige gang van zaken niet zomaar af te doen als een gevolg van de veranderde tijdgeest, maar een en ander te plaatsen binnen de economische context die nogal wat verschilt van die in de jaren zestig.

Aan het begin van de 2�ste eeuw zit de economie in een neerwaartse spiraal. Een tijd lang is met de e-economy, de nieuwe economie rond informatietechnologie, de illusie gekoesterd dat er een ongeziene boom in de maak was, maar die zeepbel is intussen doorgeprikt. We staan weer met onze twee voeten op de grond. We herinneren ons weer dat de periode dat de wereldwijde schuldencrisis de jonge tijgers van Zuidoost-Azië weer in hun nest liet kruipen, nog maar pas achter de rug ligt. Nog vers in het geheugen liggen de maanden dat de Argentijnen weer overgingen tot ruilhandel en dat ze zelfgemaakte bonnen – monopolygeld op de keper beschouwd – betrouwbaarder vonden dan de peso’s van hun centrale bank. In Duitsland en Frankrijk laten ze tegen Europese afspraken in het overheidstekort weer aantikken in de hoop daarmee de economische achteruitgang te kunnen bezweren.

Mede als gevolg daarvan plooit de westerse wereld op zichzelf terug. De verstrakking van het asielbeleid en de scherpere grenscontroles aan de buitengrens van

��

nummer 6 – maart 2007 [ De wereld buiten beeld in de media? ]

de Europese Unie – voor het eerst sinds de muur van Berlijn schieten ze aan die grens weer mensen dood, nu aan de overgang tussen Spanje en Marokko – de vraagtekens bij de multiculturele samenleving en de discriminatie van allochtonen illustreren hoe Europa zich tot een fort ombouwt. In tegenstelling tot de Chileense vluchtelingen in �97� moeten Afghaanse asielzoekers naar hun land terug, ook al vallen daar meer doden dan onder Pinochet in Chili. In de op het pan-Afrikaanse filmfestival van Ouagadougou in 1999 met de gouden hengst gelauwerde Belgisch-Congolese film Pièces d’identité draagt de Belgische politie-inspecteur de naam Jefke Schengen. Naïeve Congolese humor, die veel zegt over hoe Afrikanen naar Europa kijken.

In de Verenigde Staten is het isolationisme aan een succesrijke comeback toe. De VS valt Irak binnen zonder een resolutie van de VN af te wachten. Van het Internationale Strafhof willen de Amerikanen niet weten. De afspraken van Kyoto over een verminderde CO2-uitstoot komen ze niet na. Het ABM-verdrag tegen de verspreiding van draagraketten zeggen ze op. Dit is geen isolationisme meer zoals in de eerste helft van de twintigste eeuw. In die periode hielden de Verenigde Staten zich afzijdig. Nu treden ze meer op als cavalier seul: er alleen op afgaan, het karwei alleen afwerken, met minachting voor wie niet mee in de boot stapt en zeker voor de onmachtige internationale gemeenschap, zoals de VN die belichaamt. De Verenigde Staten bepalen welke landen de schurken zijn en hoe en wanneer je ze aanpakt. Die aanpak heeft bovendien het voordeel dat de verhoogde defensie-uitgaven de achteruitboerende Amerikaanse economie een shot geven, groot genoeg om de locomotief weer in beweging te krijgen.

Unctad is verworden tot een zichzelf overlevend orgaan. De echte discussies tussen het Noorden en het Zuiden spelen zich tegenwoordig af in de schoot van de Wereldhandelsorganisatie en gaan al lang niet meer over rechtvaardige grondstoffenprijzen of buffervoorraden. De sleutel voor het succes ligt in de verregaande liberalisering van de wereldhandel. Kapitaalstromen gaan van zuid naar noord. Afrika strijkt nog �% van alle directe investeringen op. De economische groei is er dermate traag dat de halvering van de armoede op het continent tegen 20�� – een millenniumdoelstelling van de VN – volgens cijfers van het ontwikkelingsprogramma van de VN UNDP pas in 2047 te bereiken valt. Met �2 jaar vertraging! De budgetten voor ontwikkelingssamenwerking hebben nooit de decennia geleden afgesproken 0,7% van het BBP gehaald. De armste landen, met uitzondering van Bangladesh en Haïti allemaal op het Afrikaanse continent, zijn uit de boot van de wereldeconomie gevallen. En wie gemarginaliseerd is, komt tegenwoordig niet meer aan de bak of op het scherm. De gouden jaren zijn voorbij.

Internationale solidariteit is van een tijdloos naar een tandeloos begrip geëvolueerd. De moeilijk te stoppen cyclus van tomeloos geweld in Congo, het tergend langzame vredesproces in Burundi, de democratiseringsfarce in Rwanda, de maar moeizaam te stuiten stroom van bloeddiamanten naar Antwerpen, de bevindingen en aanbevelingen van de Lumumbacommissie in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, weinig Belgen laten er hun slaap voor. Het is geen uniek Belgisch verschijnsel. We zien het niet zo gauw meer gebeuren dat zoals in �96� betogers op straat komen in een groot aantal hoofdsteden tegen de moord op Patrice Lumumba. Een jonge derdewereldleider, die op dat moment nog niets bewezen had en overigens door zijn vroegtijdige dood nooit de kans heeft gekregen om aan te tonen dat de verafgoding rond zijn persoon een correcte voedingsbodem had.

�2

nummer 6 – maart 2007 [ De wereld buiten beeld in de media? ]

alleS iS kOOPWaarDe globalisering omvat op haar manier de hele wereld, maar respecteert daarbij

geen eigenheid. In de jaren zestig verzetten de betogers voor antikapitalistische structuurhervormingen zich tegen de veralgemening van een verfoeide productiewijze, aan het begin van het derde millennium verwerpen de anti- en andersglobalisten de mondiale uitstraling van een economisch en cultureel waardepatroon. De verregaande stroomlijning als gevolg van de globalisering, de uitsluiting van grote groepen burgers en de minachting voor diversiteit zijn een doorn in het oog van de nieuwe wereldburgers, die van Seattle over Cancùn en Milaan tot Gleneagles hun overtuiging met woorden en daden onder de ogen van de wereldleiders brengen. Soms uit het verzet zich in de afwijzing van genetisch gemanipuleerde landbouw en la malbouffe of in de strijd tegen Cargill en McDonalds. In wezen horen die gevechten in hetzelfde rijtje thuis als de bekommernis om het behoud van de camembert en de roquefort, en binnenkort misschien de geuze, en het Franse verzoek voor een exception culturelle, een uitzondering op de regels van de vrije markt ter bescherming van de Franse film(industrie). Wat Frankrijk zo moeilijk bedongen krijgt, is voor Afrika helemaal een hopeloze zaak. In Senegal brengen Europese exporteurs diepgevroren kippen op de markt, die dankzij de Europese landbouwsubsidies half zoveel kosten als een ter plaatse gekweekte poulet bicyclette. Eten ze straks in Dakar kippenvlees uit de Kempen als er poulet nyassa op het menu staat?

De stroomlijning slaat op almaar meer goederen en diensten. Commodification is een sleutelbegrip in de moderne economische orde. De globalisering maakt van alles handelswaar. ��.��.�� zag zich genoodzaakt om twee jaar na elkaar de privatisering van drinkwater als jaarthema te kiezen. Binnen de Wereldhandelsorganisatie is het bon ton om voor te stellen dat de privatiseringsgolf ook over maatschappelijke domeinen als onderwijs, gezondheidszorg en het gevangeniswezen rolt. Commodification heeft na tweehonderd jaar Adam Smiths invisible hand vervangen als leidraad voor ongebreidelde economische ontwikkeling.

De PerS annO 2007 De trend om alles als koopwaar te beschouwen, heeft ook zijn invloed op de media.

Meer en meer zijn die een economische sector als een andere geworden. De media zijn big business. Het is hier niet de plaats om de tendens tot groeiende concentratie en collusie in de pers uit te diepen, maar zelfs een korte beschrijving van het medialandschap in Vlaanderen liegt er niet om. Het kleine aantal overblijvende krantengroepen, de vervlechting van sommige onder hen met het commerciële televisielandschap en de samenwerkingsverbanden van andere met de publieke omroep, de financiële en redactionele inbedding van de regionale televisiestations en de netwerkvorming bij de landelijke en andere grote particuliere radio’s, het zijn maar enkele treffende voorbeelden van hoe sterk de verscheidenheid binnen het medialandschap de voorbije jaren geleden heeft onder de voortschrijdende commercialisering.

��

nummer 6 – maart 2007 [ De wereld buiten beeld in de media? ]

Het lijkt al lang geleden dat ministers van Cultuur als Frans van Mechelen en Hugo Weckx het Vlaamse mediabeleid uitstippelden. Mediazaken ressorteren in de Vlaamse regering niet onder hun opvolger, Bert Anciaux, maar bij zijn vroegere buddy, Geert Bourgeois. Het was in de voorgaande regering nog gortiger, toen Dirk van Mechelen de bevoegdheid over media en economische zaken combineerde – het kon haast niet duidelijker.

De groeiende greep van de commercialisering is voelbaar op een redactie. De druk van de ratings, in de vorm van oplage-, luister- of kijkcijfers en de toegenomen concurrentie werken kwalijke fenomenen in de hand. Dat heeft zowel geleid tot de verwaarlozing van bronnencontrole en -analyse (“dat moeten we als eersten brengen, vóór de anderen”), als tot groeiende oppervlakkigheid (“geen moeilijke items, want geen tijd”) en zucht naar sensatie, door de beklemtoning van lekkere onderwerpen als misdaad en seks. Veel meer dan vroeger bepalen marketingstrategieën de budgetten, de werkwijze en het tijdsgebruik van journalisten. In de nieuwe top van de VRT zit op Leo Hellemans na bijvoorbeeld geen enkele figuur met journalistieke ervaring. Sommigen hebben alleen hun strepen verdiend in de marketing of aanverwante sectoren. Op de redacties gaat het er stukken hectischer aan toe. Door de fel toegenomen productie van nieuwsbulletins en de snel op elkaar volgende deadlines gaat het onvermijdelijk één welbepaalde kant op. Er blijft minder tijd over voor nieuwsgaring, verificatie en research. Items moeten almaar korter, zodat er automatisch minder aandacht is voor moeilijke onderwerpen en de aanpak sowieso oppervlakkiger is. De allround journalist ligt het best in de markt, maar zijn aanpak staat haaks op dossierkennis. Geld en tijd voor gedegen onderzoeksjournalistiek ontbreken.

De luisteraars, kijkers of lezers zijn de pineut. Zij krijgen minder uitgediepte en soms niet genoeg gecheckte verhalen op hun bord, begrijpen minder goed wat er in de wereld rondom hen omgaat en zien hun onveiligheidsgevoel versterkt. Het is een illusie om binnen deze context te blijven geloven in dragende principes als de ongebondenheid van de journalistiek, de kritische zin als hoogste norm, maatschappelijk engagement en de journalist als luis in de pels en ultieme bewaker van de democratie.

De allesomvattende commercialisering heeft niet alleen een impact op de structuur en de dagelijkse werking van de pers, ze beïnvloedt ook onderhuids de attitudes waarmee de media het nieuwsaanbod tegemoet treden. De westerse wereld, meer en meer behept met het economische en vanuit dat vooruitgangsstreven vooral om zichzelf bekommerd, heeft weinig aandacht voor het Zuiden, met zijn vergeten conflicten en problemen van armoede, honger en onderontwikkeling. De media nemen die visie over. In een maatschappij die zich opsluit in zichzelf en ramen en deuren dichtspijkert, fungeren ook zij als een geblindeerd venster op de wereld. Die wisselwerking is des te groter naarmate de pers dichter bij de bronnen van economische en politieke macht staat.

Het economische belang van de media is dus evident, maar ook hun afhankelijkheid van de politiek is zelden zo groot geweest. Dat fenomeen is niet nieuw. De scheidingslijn tussen journalistiek en politiek was vroeger ook vaak flinterdun of onbestaande. We hebben ze gekend, de volksvertegenwoordiger die elke dag als hoofdredacteur zijn vlijmende commentaren schreef, en de hoofdredacteur die tegelijk ambtenaar van het beknopt verslag in de kamer was. Definitief achter de rug is wel de ideologische ontzuiling. Een krant of weekblad is niet meer de spreekbuis van een

�4

nummer 6 – maart 2007 [ De wereld buiten beeld in de media? ]

politieke partij, vakbond of drukkingsgroep. Die tijd is voorbij. Maar ook al zijn redacties, ook op de openbare omroep, dan ontvoogd en geëmancipeerd geraakt, ze leven nog altijd voor een groot stuk uit de hand van politici en hun omgeving. Voor al of niet vermeende primeurs of scoops (“we moeten de concurrentie te slim af zijn”), voor snelle, vertrouwelijke informatie uit de eerste hand (“de deadline komt eraan, we moeten het verhaal hebben”) en voor buitenlandse reizen (“ons budget is te klein, dat kunnen we zelf niet betalen”). Een politicus lost, op voorspraak van zijn communicatiespecialist, wat, wanneer en aan wie het hem goed uitkomt. De journalist prijst zich gelukkig dat de goede contacten die hij opgebouwd heeft, nu en dan vruchten afwerpen. Ook de vermenging die van vroeger lijkt te dateren, zie je dezer dagen nog. Nog altijd treden journalisten als ghostwriter op voor een bevriend of verafgood politicus. De media zitten met andere woorden te dikwijls op de schoot van de politici om goed te zijn. Er is een symbiose tot stand gekomen die de noodzakelijke afstandelijkheid in de weg staat. De media zijn verstrengeld geraakt met de politieke en economische machtscentra. Ze zijn een deel van het establishment geworden.

Establishment, globalisering en verdunde diversiteit zijn begrippen die nauw met elkaar samenhangen. Dat geldt in de economie en dus ook in een belangrijke economische sector als de media. Wat hebben we de voorbije decennia niet zien verdwijnen aan bladen en tijdschriften, die elk op hun manier een verrijking van het informatieaanbod waren? De Nieuwe, De Nieuwe Maand, De Rode Vaan, Impact, Links, Markant, Rood, Toestanden, Vrijdag, De Zwijger, om nog te zwijgen van nieuwsbrieven van eigenzinnige pennenridders als Johan Anthierens en Marc Grammens. Wat overblijft, is wat de Amerikanen mainstream noemen. Als het erop aankomt staat die mainstream gelijk aan gezagsgetrouwheid en dat wreekt zich op een bepaald ogenblik. Dan krijg je het soort patriottische journalistiek zoals in de Verenigde Staten na de aanslagen van �� september 200� of embedded mediaoptreden zoals tijdens de oorlog in Irak. Dat zijn journalistieke praktijken die de verdediging van het regeringsbeleid tot eerste prioriteit verheffen, van informatie naar propaganda verglijden en waarbij kritische vraagstelling tot ontslag leidt.

Als de media zo structureel ingebakken zitten in de cenakels van de economische en de politieke macht, zoals heden ten dage het geval is, kun je niet verwachten dat ze afwijken van de gangbare praktijk om de regio’s in de periferie van de wereldeconomie, en vooral Afrika, als quantité négligeable te behandelen.

GOOGlifiCatiOn Een evolutie binnen de informatiemaatschappij die van groot belang is voor de

gang van zaken binnen de media, is met name de opkomst van het internet. Zoek-tochten naar informatie op het net, met behulp van krachtige zoekmachines als Google, zijn uitgegroeid tot een belangrijk hulpmiddel voor nieuwsredacties. Het zou al te gek zijn om een soort van beeldenstorm te beginnen tegen het gebruik van het internet. Er is trouwens al meer dan eens bewezen hoe aanvullend het internet werkt op de traditionele persorganen, de mainstream media. Dat gebeurde bijvoorbeeld in het najaar van 2004, ten tijde van de Amerikaanse presidentsverkiezingen. De eerste prognoses die

��

nummer 6 – maart 2007 [ De wereld buiten beeld in de media? ]

de networks achterhielden na hun afgang van vier jaar eerder – toen ze Al Gore voortijdig tot winnaar uitgeroepen hadden – werden toen op het internet gepubliceerd. Op het internet werd de vermaarde CBS-anchorman Dan Rather op zijn fouten gewezen en werd uit de doeken gedaan hoe zijn reportage over het verleden van George W. Bush, uitgezonden vlak voor zijn herverkiezing, op verkeerde informatie berustte.

Een van de belangrijkste eigenschappen van het internet is de gelijkwaardigheid van bronnen. Er bestaat geen hiërarchie, all information is equal. Dat kan zelfs leiden tot een diplomatiek incident, zoals in februari 200�, bij het bezoek van minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht aan Congo. In de persmap, die de journalisten in zijn gevolg van zijn departement in handen gestopt kregen, stak een biografie van president Kabila. Die maakte melding van ’s mans onduidelijke afkomst, nota bene dat zijn moeder mogelijk een Tutsi uit Rwanda was. Dat verhaal is ondertussen ontzenuwd als een loos gerucht in Erik Kennes’ biografie Essai biographique sur Laurent Désiré Kabila. Daarin doet de aan het Afrikamuseum in Tervuren verbonden wetenschapper netjes uit de doeken bij welke vrouwen de oude Kabila kinderen verwekt heeft. Wie Kennes kent, weet dat hij niet over een nacht ijs gaat. Joseph Kabila’s Tutsi-moeder behoort sinds de publicatie van zijn boek tot het rijk der fabelen. Maar natuurlijk zijn er nog oude artikelen te vinden, onder andere van Colette Braeckman van Le Soir, die gewag maken van het verhaal. Bij een speurtocht op het internet krijg je die net zo goed op je scherm als fragmenten uit Kennes’ boek, als je dat tenminste zomaar te voorschijn tovert. Het internet leert je niet dat die artikelen achterhaald zijn. Wie bijgevolg met kennis van zaken een biografie van president Kabila uit zijn computer wil laten rollen, moet weten waarover het gaat en genoeg dossierkennis in zijn mars hebben om zijn bronnen te kunnen evalueren. Journalisten kunnen dat vanwege tijdgebrek minder en minder. En kennelijk slaat de kwaal ook toe op het overbelaste departement van Buitenlandse Zaken.

De tieten van WenDyAll information is equal, all opinions are equal. De tendens die het internet in de hand

werkt om alle informatie als gelijkwaardig te beschouwen, sluit op de koop toe naadloos aan bij een andere maatschappelijke ontwikkeling, om namelijk alle zienswijzen op gelijke voet te plaatsen. De proliferatie van het gebruik van vox pops is daarvan een illustratie, het verschijnsel van BV’s-met-een-mening een andere. Tegenwoordig komt het erop aan op de een of andere manier bekendheid te verwerven, het maakt niet uit op welke manier. “Iedereen beroemd”, Dominique Derudderes film toont perfect hoe a star is born. Bekend of beroemd word je dezer dagen niet meer door je jaren in een vak of functie te bekwamen. Foute aanpak. Een voorbeeld van hoe je het wel aan boord legt, geeft ons Wendy van Wanten. Zij zette haar carrière als BV op de sporen door in een erotisch programma op een guitige manier de kijkers haar tieten te laten bewonderen. Daardoor kreeg ze achteraf de kans om een plaat op te nemen, optredens te boeken en, vanzelfsprekend, de blits te maken in de boekjes, waarna haar roem voldoende gevestigd was om geregeld over allerlei onderwerpen haar mening te kunnen spuien. En als de media hun interesse in haar beginnen te verliezen, verpakt ze haar zoektocht naar de ware Frans in een tv-programma.

�6

nummer 6 – maart 2007 [ De wereld buiten beeld in de media? ]

Beter nog is je te laten engageren voor een reality show op televisie. Kun je lustig wat rondneuken, als je maar zorgt dat de camera het in de gaten heeft. Is zo eenmaal je naam gevestigd, dan gaan alle deuren voor je open. Linten doorknippen, hippe boetieks openen, avonden verzorgen, een liedje zingen, een talkshow presenteren, leuk en goedbetaald werk bij de vleet, en ook als je niets te zeggen hebben, hangen ze aan je lippen. Betty, de slagersvrouw uit Izegem, heeft in de eerste Big Brother de toon gezet. Haar al bij al brave uitspattingen hebben haar voor eeuwig en altijd bijgezet in de galerij van BV’s. Dankzij een misschien niet eens echt ten uitvoer gebrachte blowjob laat ze het mediacircus naar haar pijpen dansen. Het zal haar worst wezen dat sommigen daar denigrerend over doen.

Mannen en vrouwen met de status van BV nemen in de mediamaatschappij van vandaag een almaar groeiende plaats in. Het is kwestie om zo gauw mogelijk te behoren tot de club van the Rich, the Bold and the Beautiful en in het echt even Mooi en Meedogenloos te zijn (of is het toch fake? de grens is flou, houden zo). Wie het ware leven als een soap beleeft, kan zoals de personages in het feuilleton om de zoveel tijd van net veranderen. De kassa blijft onverminderd rinkelen.

fun tv Waarover maken we ons druk: dat is toch allemaal entertainment en het stoort

niemand? Dat is niet helemaal waar! BV’s-met-een-mening dringen ook door in de informatieve programma’s, waar ze een lichte toets mogen aanbrengen bij de overdaad aan sérieux. Toen de VRT in 2004 voor haar verkiezingsuitzendingen panels samenstelde, haalde ze om de haverklap Robbe de Hert uit de kast. Met alle respect voor zijn verdiensten als cineast, de schat zat daar alleen maar voor zijn in onvervalst Antwerps opgediste oneliners, die een groot deel van de tijd geen bal met het gespreksthema te maken hadden. De jacht op onverschrokken meningen is geopend. Klinkt het niet, dan botst het. Liever geen specialisten met een afgewogen, genuanceerd standpunt. De kijkers zijn in de reeksen en de amusementsprogramma’s gewoon geraakt aan een goed uitgekiende format, de kijkcijfers zijn goed, dus trekken de marketingjongens die het voor het zeggen hebben, de lijn door tot in de nieuws- en duidingsuitzendingen. Houd stomvervelende politici daaruit weg, is de richtlijn. En als je ze toch moet opvoeren, bedenk dan een concept dat gekruid is met een flinke dosis amusementswaarde. Zowel bij de verkiezingen voor het federale parlement in 200� als bij die voor het Vlaamse parlement in 2004 mocht Luc Alloo op VRT-televisie, en op de radio, de gekste vragen afvuren op de politicus van de dag die hij in de praatstoel had zitten, niet gehinderd door veel kennis van zaken of deontologische beperkingen. Het was voortbouwen op ervaringen met goed van de tongriem en niet van humor gespeende politici, die in de Laatste Show hun opwachting mochten maken. Zo waren ze zeker dat het gesprek op een luchtige toon zou verlopen en hoefden ze niet bang te zijn dat in hun vak gepokt en gemazelde journalisten als Pharra de Aguirre of Kathleen Cools ze met lastige en pertinente vragen het bloed onder de nagels vandaan zouden halen.

�7

nummer 6 – maart 2007 [ De wereld buiten beeld in de media? ]

het leven zOalS het iSWie zichzelf zo koestert dat hij van zijn dorp, zijn wijk, of à la limite zijn huis, zijn

wereld maakt, kan gemakkelijk een adept worden van het soort televisie dat programma’s maakt van het leven zoals het is. Vandaag zijn het de Pfaffs en de Planckaerts die je hun gezinsleven mee laten beleven. Morgen kun jij aan de beurt zijn en trouwt je dochter of brengt ze een kind ter wereld met het oog op de dramatiek die dat teweegbrengt, niet zozeer in haar leven dan wel op de buis. Vroeger kwam door de televisie de wereld je huiskamer binnen, nu komen je woonkamer en je slaapkamer op televisie. Het is maar de vraag wanneer die vermenging van realiteit met fictie ook in de nieuwsuitzendingen toeslaat. We hebben daar al staaltjes van gekregen. Zo heeft het radionieuws het ooit bestaan om van de ontknoping in het feuilleton Dallas een nieuwsbericht te maken.

De verknochtheid aan wat vertrouwd is en de weerzin tegen wat onbekend is, hebben ook op een indirecte manier hun weerslag. Aangezien er thuis geen vreemde vogels over de vloer komen – hooguit een Poolse loodgieter of een Portugese metselaar op utilitair bezoek – bannen ze ook op televisie best alles waarmee je niet vertrouwd bent, van gekleurde medemensen en asielzoekers over migranten uit Noord-Afrika en andere moslims tot zwarte hongerlijders en aidspatiënten. Een arme sukkel uit Indonesië of Thailand kan op ons erbarmen en onze aalmoes rekenen als een vloedgolf hem van zijn nabestaanden en zijn bezittingen heeft beroofd, maar vraag alstublieft enkele maanden later niet om ook nog eens te storten voor zwarte Afrikanen die we met – god betere het – structurele hulp uit de armoede willen halen. “If you had a similar natural disaster to the tsunami in Africa three months from now, I don’t think you ‘d have the same media coverage or the same consequences, because it’s only maybe once a year that the Western public is willing to be moved by disasters on that level”, zo citeert het nieuwsagentschap Reuters in maart 200� een onderzoeker van het Deense Instituut voor Internationale Studies. De Pakistani die in het najaar 200� in Kasjmir te lijden hadden van een aardbeving, die zo’n 80.000 mensen het leven kostte, zijn het levende bewijs dat ook niet-Afrikanen in het schuitje van hun zwarte medemensen kunnen terechtkomen. Zo kwam er dat jaar vlak na Nieuwjaar op televisie een grote inzamelavond voor de slachtoffers van de tsunami in Zuidoost-Azië en vlak voor Kerstmis een informatieve sensibilisering van een uurtje voor Pakistan. Voor de honderden miljoenen mensen die onder de belachelijk lage armoedegrens van � dollar per dag zitten, is er zendtijd te koop in het reclameblok. We kijken naar reportages over de wederopbouw in Sri Lanka en hoe het Belgische leger daar met raad en daad de bevolking ter hulp gesneld is en niet naar hoe ��.��.�� in Burundi de société civile bijstaat om bij de verkiezingen een eigen systeem van monitoring op poten te zetten. Nog maar eens riepen redacties in de zomer van 200�, een half jaar na de tsunami, budgettaire beperkingen in om niet op nazorgreis naar Indonesië en Thailand te trekken. Die hype was immers alweer voorbij. Op dat moment waren de terreuraanslagen in Londen voorpaginanieuws en verdiende de bedreiging die er van de islam uitgaat, een prioritaire behandeling.

�8

nummer 6 – maart 2007 [ De wereld buiten beeld in de media? ]

BeSluit Maatschappelijke ontwikkelingen als commodification, googlification en andere

beïnvloeden indringend de gang van zaken in de media. Bovendien zien ze hun effect nog versterkt omdat ze gepaard gaan met patronen binnen de media zelf, zoals de vermenging van amusement met informatie en het in elkaar overvloeien van realiteit en fictie. Allemaal samen hebben die fenomenen, vooral in de audiovisuele media, een grote weerslag op de algemene programmering en de inhoud van het nieuwsaanbod. Stuk voor stuk maken ze het moeilijk om wat er gebeurt in een continent als Afrika voor berichtgeving in aanmerking te laten komen.

Een initiatief als de Nieuwe Informatie Orde, dat de volle steun geniet van Unesco, is nooit van de grond gekomen. Een persagentschap als IPS is de amechtige nakomeling, van wie de financiële levensvatbaarheid onzeker is. Al van bij de bron is de informatiestroom over het Zuiden gekanaliseerd. Pogingen om die informatiegaring anders aan te pakken, blijven in de marginaliteit steken, zoals het geval is voor Indymedia. Andere weten te overleven, zoals het maandblad Mo* dat zijn karretje vastgehaakt heeft aan een robuust persorgaan als Roularta, dat met het weekblad Knack een publicitaire goudmijn heeft. Onderzoeksjournalistiek is in Vlaanderen goeddeels uitbesteed aan het Fonds Pascal Decroos, op loffelijke uitzonderingen na als Hotel Utopia, Rudi Rotthiers ervaringen in Borgerhout, waarvoor hij van De Morgen de vrije hand kreeg. Het is een schande dat de media zelf nauwelijks geld vrijmaken voor dat soort journalistiek.

Die evolutie is zo diepgaand en zo structureel van aard dat het aartsmoeilijk is om tegen het tij in te roeien. Als redacties keuzes maken, gebeurt dat hoe langer hoe minder autonoom, ook al beseffen ze dat niet altijd. Wie heeft het niet beleefd in de journalistiek dat er op bezinnings- of denkdagen dure eden gezworen zijn over de benadering van buitenlands nieuws en ’s anderendaags iedereen weer als vanouds aan de slag gaat, alsof er niets gebeurd is? Niet alleen bij het maken van keuzes staat een redactie meer dan ooit onder invloed van een stel directe en indirecte mechanismen waarop ze minder en minder vat heeft. Ze krijgt het ook moeilijker om te beantwoorden aan universeel onderschreven good practices en moet zich afvragen hoe relevant haar producten nog zijn voor de kijker, luisteraar en lezer, die zich met behulp daarvan een weg baant door de groeiende informatiechaos.